Hogeschool Gent 1748-1995 (sample pages)

Page 1

Gent

1995

1748

Hogeschool



Hogeschool GENT 1748 — 1995



———

Gent

1995

1748

Hogeschool



Voorwoord

7

INLEIDING

9

KRONIEK

23

appendix i

123 uit de duizenden…

219

appendix ii

HISTORIEK

269

NOTEN

293

BIBLIOGRAFIE

309

AFKORTINGEN

311



voorwoord

Omzien in verwondering. Naar aanleiding van de vijftiende verjaardag van de Hogeschool Gent past het om even terug te blikken. In verwondering over de enorme rijk­ dom van de voorgeschiedenis. Vandaar dit boek, dat we graag opdragen aan ieder die van ver of dichtbij betrokken is bij deze instelling. Weinigen staan er nog bij stil dat de geschiedenis van de HoGent al begint halfweg de achttiende eeuw, nog voor de Franse Revolutie dus. In 1748 wordt de voorloper van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten opgericht. Het is de start van een onderwijsbeweging die op het einde van de twin­ tigste en bij het begin van de eenentwintigste eeuw zal uitmonden in de grootste hogeschool van Vlaanderen, met dertien departementen, met voor het academiejaar 2009 – 2010 ruim 17.000 studenten en met meer dan 2000 personeelsleden. Dit boek volgt de grillige loop van de onderwijsgeschiedenis in dit land, de complexe uitbouw van diverse netten, de geleidelijke classificatie van opleidingen. Het plaatst die geschiedenis tegen de maatschappelijke achtergrond, waardoor een beeld wordt geschetst van de verstrengeling tussen onderwijs en samenleving. Een verstrengeling die ons inzicht geeft in de verdere evolutie van dat onderwijs. Binnen die evolutie duiken opmerkelijke figuren op, die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de verdere ontwikkeling van het onderwijs in Vlaanderen in het algemeen en de geleidelijke ontwikkeling naar een grote hogeschool als de Hogeschool Gent in het bijzonder. Chantal De Smet heeft daartoe met het nodige doorzettingsvermogen archieven doorploegd, mensen opgebeld en bezocht, een gedetailleerde chronologie opgesteld en verbanden gelegd. Er is ook gezocht naar passend

7


illustratiemateriaal, zodat dit boek niet alleen een schat aan informatie te bieden heeft, maar ook een prettig kijkboek geworden is. Het is duidelijk dat het werk niet af is. In dit boek wordt de totstand­ koming van de Hogeschool Gent belicht. Intussen is deze instelling 15 jaar jong. Het verhaal gaat dus door en vraagt om een vervolg. Hoe dat vervolg zal worden uitgetekend, zal de volgende jaren moeten blijken. Frans Verheeke Voorzitter

8

Bert Hoogewijs Algemeen directeur

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


Inleiding

Een klassieke geschiedenis schrijven van de dertien onderwijsinstellingen die in 1995 samen de Hogeschool Gent vormden, is een levenswerk of op zijn minst een werk van zéér lange adem. Daarvoor moet niet alleen het individuele verhaal van elke hogeschool getraceerd worden maar ook dat van de verschillende types onderwijs (technisch, economisch, agrarisch, paramedisch, sociaal, artistiek of pedagogisch) waartoe het behoort. Deze geschiedenissen moeten daarenboven gesitueerd worden binnen een netoverschrijdende historiek van het onderwijs in Oost-Vlaanderen, bij uitbreiding in België en – vanaf de overdracht van de onderwijsbevoegd­ heid – in Vlaanderen. Ten gronde ontbreken ons vandaag de bouwstenen om een dergelijk klassiek verhaal te brengen : de geschiedenis van het onderwijs is een quasi onontgonnen gebied waarvan slechts enkele onderdelen wat grondiger bestudeerd werden. Het verleden van de hier behandelde hogescholen is al even fragmentarisch ontgonnen. Vandaag is onderwijs een van de hoekstenen van onze samenleving. Daarom is het opvallend dat we amper stilstaan bij het vele pionierswerk dat de realisatie ervan vergde of bij de vele meanderende bewegingen die het maakte om dat evidente onderdeel van onze huidige maatschappij te worden. Hoewel mensen al altijd op een of andere wijze onderricht kregen en er ook al altijd een soort educatieve projecten bestond, is onderwijs als basisgegeven van een democratische maatschappij – een evident recht voor iedereen ! – zowel als onderwijs gevat in structuren en niveaus, relatief jong. Ook de betrokkenheid van de overheid is recent, haar dirigisme op dit vlak – via wetten en richtlijnen – nog recenter. Hoewel de Gentse universiteit al in 1817 gesticht werd, dateert de eerste Belgische organieke wet op het (lager) onderwijs pas van 24 maart 1842 – deze wet verplichtte elke gemeente minstens één (eventueel katholieke) lagere school te hebben. De leerplicht (voor alle kinderen van zes tot twaalf jaar) is pas in 1914 ingevoerd ! De Staat hield zich lange tijd afzijdig, zeker op die terreinen die gedu­ rende decennia onder de algemene noemer technisch onderwijs werden geklasseerd. Wel nam zij, net als de Gentse stedelijke overheid, en dit vanaf

9


1. De Wilde G.A., Geschiedenis onzer Academiën van Beeldende Kunsten, Leuven, Davidsfonds, 1941. 2. De oudst bekende academie is die van Vasari in Florence (1563). Later volgden onder meer Bologna(..) en Rome (1593). De Romeinse academie was het uitgangspunt voor de veel grootser opgezette Académie Royale de Peinture et de Scultpure die, in 1648 bescheiden begonnen, onder Lodewijk XVI (1661 – 1715) werd hervormd tot een gecentraliseerde overheidsinstelling. De Parijse Académie was het resultaat van pogingen om kunstenaars los te weken uit het gilde waarin zij met ambachtslieden waren verenigd. Sedert de renaissance trachtten beeldende kunstenaars hun eigen aanzien en dat van hun vak te verhogen ; hierbij voerden zij het argument aan, dat voor hun kunst intellectuele arbeid verricht moest worden. Een ambachtsman verrichtte slechts handwerk. En daarmee wilden zij niet over één kam geschoren worden. P. Knolle, Tekenacademies in de Noordelijke Nederlanden : de 17de en de 18de eeuw. In: De Lucaskrater. Van Gorcum, 1984, p. 19.

10

de tweede helft van de negentiende eeuw, een belangrijke rol op zich wat het normaalonderwijs betreft. Dit had te maken met de, soms latente maar ook soms virulente, strijd tussen – wat generaliserend gezegd – katholieken en vrijzinnigen die de Belgische samenleving kenmerkte. In die strijd werd de vorming van onderwijzers uiteraard als essentieel beschouwd. Maar bij het ontstaan en de vroege bloei van het technisch, economisch, agrarisch en artistiek onderwijs speelden individuen en privé-initiatieven een sleutelrol. De bewegingen van vrij versus openbaar initiatief, ja zelfs die tussen de Staat en de lokale overheden, zullen zich slechts langzaam ontwikkelen tot ze in de tweede helft van de twintigste eeuw beslecht worden en allemaal op­ gaan in één overheidsbestel. Vanaf dan is het de overheid die, zij het na over­ leg, de regels bepaalt. Wie door haar erkende opleidingen wenst aan te bie­ den of voor financiering in aanmerking wenst te komen, moet de door haar uitgevaardigde richtlijnen en wetten naleven. Hoewel de overheid slechts schoorvoetend tot participatie overging, neemt zij, eerst langzaam, maar na goed honderd jaar volledig het heft in handen. Dit geldt zowel voor het vrij confessioneel en het vrij niet-confessioneel als voor het officieel onderwijs. Om enigszins vorm te geven aan dit historische kluwen werd voor een kro­ niek geopteerd. Deze is wat ze zegt te zijn en geeft verslag van het parcours dat de dertien betrokken scholen van bij hun ontstaan tot 1 september 1995, datum waarop de Hogeschool Gent gevormd werd, doorliepen. Tevens werden de belangrijkste feiten van de instellingen die de Mercatorhogeschool van de provincie Oost-Vlaanderen vormden en die in 2001 fuseerde met de Hoge­ school Gent, er in opgenomen. Verwijzingen naar enkele gebeurtenissen die aan de rand van deze verhalen plaatsvonden, maar er op een of andere manier belangrijk voor zijn, krijgen in de kroniek ook een (summiere) plek. Door deze, zo veel als mogelijk door beeldmateriaal of getuigenissen geïl­ lustreerde feiten, na elkaar te zetten, wordt een ritme gecreëerd waarbij de groei van het onderwijs gaandeweg vorm krijgt. De in deze kroniek opgenomen feiten staan natuurlijk niet los van de algemene en politieke geschiedenis van de tijd waarin zij zich afspelen. In een appendix worden de belangrijkste historische feiten naast de tijds­ tabel van de betrokken onderwijsinstellingen geplaatst. Ook worden, in een ander appendix, de biografische gegevens opgenomen van 123 eminente alumni, bestuurders en lesgevers. Maar eerst een inleiding. In 1748 nam F.K. Marissal het initiatief om in de toen kleine, ommuurde stad Gent van start te gaan met een teken- en bouwkundige school. Marissals démarche schreef zich in zijn tijd in. Kenmerkend was toen dat de beoefenaar der kunstbedrijven (…) als individu los uit de massa (kwam te staan en dit), in sterk contrast met de Middeleeuwen, toen iedere ambachtsman binnen zijn beroepsgroepering werd gehouden 1. Door het oprichten van een dergelijke school moesten lokale ambachtslui niet langer scholing volgen aan de Académie des Beaux Arts in Parijs2 – iets wat Marissal zelf nog had gedaan- of aan een andere buitenlandse instelling.

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


3. Onder de leden van de Antwerpse Sint-Lucasgilde (1585 – 1586) bevinden zich ook 2 schoolmeesters, 3 krui­ deniers, 2 lakenverkopers, 1 fruitenier, 1 borstelmaker… Van Looij T., De Antwerpse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, in Lambrecht L ; Kunst in Cultuur. Overijse, In Ccitu, 1996. 4. In dezelfde periode worden nog kunstinstellingen opgericht in Kortrijk (1760), Oudenaarde en Aat (1773), Luik (1775), Ieper (1778) en Bergen (1781). 5. In 1778 telde de jongens­ school 76 leerlingen en de meisjesschool 80 leerlingen.

Hierdoor moesten de bouwheren niet langer een beroep doen op buiten­ landers of op landgenoten die in het buitenland gestudeerd hadden, maar konden zij een beroep doen op lokaal geschoolden. Het ontstaan van een dergelijke school valt samen met de doodsstrijd van de gilden. Hoewel ze pas onder Frans bewind werden afgeschaft, zullen ze tot dan blijven bestaan. Ze kenden hun grootste bloeiperiode tussen het begin van de veertiende en het einde van de zestiende eeuw en hadden toen een strikte reglementering, o.a. wat betreft wie er zich mocht inschrijven. Langzamerhand trad anarchie op, want waar in oorsprong alleen de schil­ ders (en andere beeldende kunstenaars) lid waren van de St.Lucasgilden, zal op het einde van de zestiende eeuw zowat iedereen er lid van kunnen worden3. Kunstenaars kregen er onvoldoende scholing maar ontsnapten niet aan de gilden, tenzij zij in het buitenland studeerden. Een manier om uit de impasse te geraken was de inrichting, naar Itali­ aans model, van een onafhankelijke onderwijsinstelling, de academie. In Antwerpen belastte het St.Lucasgilde zijn deken David Teniers de Jongere met een verzoek aan de vorst om zo’n school te mogen oprichten. In 1663 werd dit recht verleend bij machtigingsbrief van koning Filips IV. Enkele decennia later werd de oprichting van tekenscholen in andere steden niet langer een initiatief van de gilde, maar wel van individuen. Ook de Brusselse academie werd door enkele kunstenaars opgericht (1711). In Brugge waren het dan weer notabelen en artiesten die bij het stadsbestuur een rekest indienden om niet langer lid van de gilde te moeten zijn (1716). In Doornik bood beeldhouwer A.G. van Valenciennes zijn diensten aan de stad aan. Die begon onder zijn bestuur met een tekenschool (1757). In Mechelen was het een initiatief van J.W. Herreyns (1771) 4. De eerste schoolse opleidingen zijn dus tekenacademies. Het zijn veelal zondagsscholen waar ambachtslui leerden tekenen (en overigens ook lezen). Deze scholen worden pas later, veel later, kunstscholen. Hoewel een KB van 1829 het kunstonderwijs als enerzijds bijzonder onderwijs van de nuttige kunsten (architectuur) en anderzijds bijzonder onderwijs in de schone kunsten zou opsplitsen, stelde het Gentse stadsbestuur in 1840 de maatschappelijke relevantie van het kunstenaarschap nog steeds in vraag en schafte daarom de opleiding schilderkunst af. Deze werd als de personificatie van het artis­ tieke beschouwd. Op het ogenblik dat Marissal met zijn initiatief startte, bestonden er in Gent vier (officiële) scholen, armenscholen die in feite weeshuizen waren en door de stedelijke overheid werden opgericht. Op het einde van de achttiende eeuw was er de blauwe schole, een jon­ gensschool in de Barrestraat die in 1798 ongeveer veertig leerlingen telde en de meisjesschool aan het Hammeken, waar ongeveer vijftig meisjes leerden naaien, speldenwerk maken, lezen en schrijven – hoewel het niet zeker is of van dat laatste ook veel terechtkwam. Het stadsbestuur stichtte in 1627 verder de knegtjesschool omtrent het Rasphuys naast het Geerard Duivelsteen en de meiskensschole, in de Onderstraat 5. Hoewel al deze in­ stellingen ten laste van het stadbestuur opgericht waren, werden ze door

INLEIDING

11


6. De St. Gregoriusgilde, gesticht in 1633, wordt vanaf 1763 de Sint Cassaniusgilde. 7. De Jezuïeten verbleven vanaf 1591 in wat nu de Volder­ straat is. Het Hof te Veere werd door hen uitgebreid tot een enorm complex dat een college en klooster omvatte. In 1606 bouwden ze er de Sint-Lievenskerk die onder Frans bewind werd afgebro­ ken. Op die plek werd tussen 1819 en 1826 de aula van de RUG gebouwd. Het klooster werd in 1773 opgeheven. De kloostergebouwen, tussen 1623 en 1631 opgetrokken, werden vanaf 1817 voor een deel geïntegreerd in de neo­ classicistische gebouwen van de Rechtsfaculteit. De andere kloostergebouwen werden nadien o.a. gebruikt door de Raad van Vlaanderen, een burgerlijke rechtbank, als stadsschool Emiel Braun (1921 – 1996) en m.i.v. juni 2010 door de faculteit Rechts­ geleerdheid van Ugent. 8. Tijdens de 17de en de 18de eeuw was voor de Augus­ tijnen het middelbaar onderwijs in de Lage Landen het apostolaat bij uitstek. In 1609 richtten zij te Gent een Latijns College op dat tot aan de Franse Revolutie een toonaangevende school zou zijn. Op bevel van de Fransen moeten alle onderwijsac­ tiviteiten in 1795 worden stilgelegd. In 1803 wordt de zogenaamd Belgische Provin­ cie (de Zuidelijke Nederlan­ den en Noord-Frankrijk) door de Romeinse curie gesloten. 9. Smet R. & Vannecke A. m.m.v. Baeten E., Historiek van het technisch en beroepsonderwijs. 1830 – 1930. Garant, 2002, p. 95.

12

geestelijken bestuurd. De eventueel andere scholen waren privéscholen en vooral door rooms-katholieke zusters en broeders georganiseerd. Wie school wou houden of ambulante schoolmeester (de huisonderwijzer) wou zijn, moest overigens een proef afleggen bij de scholaster, lid van het schoolmeestersgilde 6 : deze proef hield hoofdzakelijk een professie van geloof in. Ook heel wat kloosterorden organiseerden een of andere vorm van onderwijs, dat vaak beperkt bleef tot het aanleren van de catechismus of voor de meisjes het kantklossen. Tot het einde van het ancien régime bestond nog niet wat nu als vrijheid van onderwijs wordt bestempeld : het idee ontstond pas in de slipstream van de Franse Revolutie. Lang was het zo dat wie geld had, lesgevers inhuurde om zijn kinderen thuis te onderwijzen. Soms werden ze wat later naar een van de zeldzame onderwijsplekken gestuurd. Meisjes leerden er goede manieren, een beetje Frans en (vrouwelijke) handenarbeid. Vele jongens gingen, zodra ze konden lezen, of naar het Jezuïetencollege 7 – in 1777 vervangen door het Koninklijk College – of naar het college van de Augustijnen8. De overige jongens, en die van minder gegoede ouders, leerden bij schoolmeesters de konst van brieven te schryven en de cours der wissels, de cijferskonste, den styl van boekhouden. Wie geen middelen had, moest werken en om te werken kon men even­ goed analfabeet zijn. Gedurende de hele negentiende eeuw zal het analfa­ betisme in Gent hoogtij vieren, bij de lotelingen was zowat de helft ongelet­ terd ! Waar scholing dan toch noodzakelijk was, kregen de arbeiders die tussen de bedrijven door in de werkplaats zelf, al dan niet bijgestaan door een beter onderlegde collega of meestergast. In de negentiende eeuw ontwikkelde zich echter een belangrijke sociale omwenteling : enerzijds de overgang van een agrarisch-ambachtelijke naar een industriële samenleving, en anderzijds de opkomst van de arbeiders­ beweging. De snel ontstane fabrieken hadden een groeiende behoefte aan geschoolde arbeiders. Aangezien een dergelijke scholing nergens gestruc­ tureerd werd aangeboden, was de enige oplossing om die in het bedrijf zelf te organiseren. Snel echter groeide de behoefte aan zulke opleidingen zo exponentieel dat het privé-initiatief ontoereikend was en de overheid steeds indringender op haar verantwoordelijkheid gewezen werd. Die overheid stelde zich eerst afwijzend op, zo verwoordde ene rijksinspecteur Kindt in 1868 de toen vigerende mentaliteit : na veel aarzelen en tasten heeft men erkend dat men nooit een stil kan leren in een school 9. Datzelfde jaar veran­ derde de regering radicaal van mening en bleek ook zij ervan overtuigd dat niet alleen de theoretische vakken maar ook de praktijkopleiding beter in de school onderwezen werd. Een eerste stap naar het (technisch) onderwijs dat wij vandaag kennen werd hiermee gezet. Men kan de scholen van toen natuurlijk niet vergelijken met wat wij vandaag onder school verstaan. Het ging in deze beginfase om instellingen die ’s avonds of tijdens het weekeinde lessen aanboden en waar het ver­ loop soms bijzonder groot was : on sent à peine le courage de dire au pauvre

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


10. Schepen Wagener, geciteerd door Steels M., Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent 1828 – 1914, Gent 1978, p. 145. 11. Van Crombrugghe Joseph (1770 – 1842). Onder het Hollandse regime stapte hij in de politiek en werd lid van de Provinciale Staten van OostVlaanderen en van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Wegens zijn engagement en juridisch inzicht benoemde koning Willem I hem tot bestuurder van het ministerie van binnenlandse zaken en in 1824 tot buitengewone staatsraad. In 1825 werd hij aangesteld als burgemeester van Gent, een functie die hij erg ter harte nam, zodanig zelfs dat hij het hem aangeboden gouverneurschap van Antwerpen weigerde. Na de onafhankelijkheid van België verzekerde hij de overgang van het bestuur en werd het boegbeeld van de veel besproken orangistische groep rond de Société des Amis de l’Ordre et du Repos Public van Hippolyte Metdepenningen. Onder zijn bewind (tussen 1825 en 1842) werden de werken aan het kanaal Gent-Terneuzen afgerond en werden nieuwe dokken gegraven. De opera, het justitiepaleis en de grote aula van de universiteit in de Volderstraat openden in die periode hun deuren, maar hij geniet vooral bekendheid door zijn inzet voor het gemeentelijk onderwijs. Naast ingrijpende veranderingen voor het lager onderwijs ging zijn aandacht ook naar het voortgezet onderwijs : zo werd in 1832 het stedelijk atheneum heringericht, terwijl ook de Stedelijke Normaalschool en de Nijverheidsschool onder zijn bestuur werden gebouwd. http://www. vcg.be/geschiedenis2.html 12. In 1842 stond voor het lager onderwijs 36.173 fr. op de Gentse begroting ingeschre­ ven tegenover 17.971 fr. in Antwerpen en 30.413 fr. in Brussel. www.liberaal­ archief.be

ouvrier qui a commencé à travailler à 5 heures du matin, qui a travaillé sans interruption jusqu’à 7 heures du soir : mettez-vous encore pendants deux heures sur les bancs d’une école pour qu’on vous apprenne à lire et à écrire 10. Hoewel toen amper sprake was van een basisopleiding, kunnen die lessen als een vorm van aanvullend onderwijs worden beschouwd, omdat ze zich vooral focusten op specifieke vormingen, nuttig voor het werk van de leerling zelf of noodzakelijk voor eventuele promotie. Van hoger onderwijs was, op de universiteit na, maar dat is een ander verhaal, nog geen sprake. Vandaag worden die instellingen als school erkend omdat zij de eerste aanwijzingen van een gestructureerd onderwijsaanbod vormen. Vanaf het ontstaan van die eerste scholen ontwikkelden zich twee grote bewegingen : enerzijds die van de overheid, die schoorvoetend het belang van het onderwijs voor de samenleving erkende, al hechtte zij vooral belang aan het lager onderwijs, en anderzijds die van individuen, die vanuit het beroepenveld waarin zij zich engageerden, met (specifieke) scholingen startten. Mee onder druk van een groeiend bewustzijn van de middenklasse, die ook voor haar kinderen een degelijke vorming eiste, zal de overheid vanaf het midden van de negentiende eeuw in scholing van de kinderen voorzien. In tegenstelling tot de Katholieke Partij, die van mening was dat het onder­ wijs beter in handen van kloosterordes of religieuzen bleef, wou de Liberale Partij dit onderwijs realiseren door een veralgemening van het aantal offi­ ciële scholen. Tussen 1878 en 1884 zal België rond het thema officiële versus katholieke scholen en de daarmee gepaard gaande subsidiëringmecha­ nismen en personeelspolitiek, een eerste schoolstrijd kennen. In Gent zal burgemeester Joseph Van Crombrugghe11 de onderwijsverbe­ teringen waarmee al onder Willem I gestart was, langzaam vorm geven. Hij voorzag in een vrij ruim budget voor onderwijs 12 – vooral dan voor het lager onderwijs – waardoor meer en grotere of beter uitgeruste lokalen in gebruik konden worden genomen en een betrekking als onderwijzer aantrekkelijk genoeg bleef om kwalitatief hoogstaand personeel in dienst te houden. Zo werden meer leerlingen bereikt en werd de schooluitval tegengegaan. Wie onderwijs belangrijk vindt en wil organiseren, moet beschikken over goed gevormde mensen en infrastructuur. Het laatste is met wat middelen en goede wil relatief eenvoudig te verwezenlijken, ook al neemt het soms wat tijd in beslag. Er wordt een (zij het maar al te dikwijls ongeschikt) bestaand gebouw gebruikt of een nieuw gebouwd – al mag dit toch niet té luxueus zijn (getuige de discussies in de Gentse gemeenteraad naar aanleiding van de bouw van de St. Andriesschool). Het eerste, gevormde mensen, is iets minder makkelijk te realiseren en neemt heel wat tijd in beslag, zeker als het ook mensen moeten zijn die degelijk onderwijs kunnen verstrekken. Dit verklaart, en dit gedurende praktisch de hele negentiende eeuw, de intense betrokkenheid van de (Gent­ se) overheid bij de organisatie van het normaalonderwijs. Die ontwikkeling ging met horten en stoten. Het zou tot 1882 duren vooraleer, voor de jon­ gens, een volwaardige officiële normaalschool van start ging. Tussen 1888

INLEIDING

13


en 1910 konden meisjes enkel les volgen in Brugge. Pas daarna begon de stad Gent met een eigen school. Naast die algemene vorming was er, dezelfde inspecteur Kindt ten spijt, vanuit het beroepenveld een steeds luidere roep om meer technisch onder­ legde werknemers. Een enkeling dan wel een groep nam het heft in handen. Belangrijke figuren zijn Willem I, Louis Van Houtte en Jan Wannijn. Ook de verenigde Belgische Brouwers speelden een cruciale rol. – Louis Van Houtte, ook internationaal een gerenommeerd tuinbouwer, was ervan overtuigd dat de ontwikkeling van de tuinbouw in onze stre­ ken geremd werd door een gebrek aan wetenschappelijke vorming van de kwekers. Hij koppelde een opleidingscentrum aan zijn in 1849 opge­ richte Institut Royal de Gendbrugge. Hij slaagde er ook in voor de vorming van zijn leerlingen subsidies van staatswege te ontvangen. Zijn project groeide uit tot de vermaarde Tuinbouwschool van Melle. – Omdat de Belgische brouwers ervan overtuigd waren dat een meer we­ tenschappelijke productiemethode de enige manier was om de concur­ rentie met buitenlandse brouwerijen aan te kunnen, startten ze in 1886 met een school. Later zouden ze naast de finesses van het brouwen en gisten ook andere specialismen binnen het onderwijs in de voedingswa­ ren of in de chemie aanbieden. Om nog performanter te zijn, hechtten zij in 1889 aan hun school een Wetenschappelijk Station. De opvolger van dit Station zal via een van de vele kronkelende bewegingen die de onderwijs­ geschiedenis kenmerken, in 1995 als onderdeel van het CTO (Centrum voor Technologisch Onderzoek) deel uitmaken van de Hogeschool Gent. – Omdat Jan Wannijn door de stedelijke onderwijsschepen gedwars­ boomd werd in zijn pedagogische aanpak en visie, besliste hij zelf aan de slag te gaan. Om eigen producten te kunnen exporteren – Gent voerde o.a. katoen en bloemen uit – of in het buitenland te kunnen werken, was kennis van vreemde talen noodzakelijk. Wannijn vond dat zich kunnen uitdrukken belangrijker was dan schrijven of de grammaticale regels kennen. Om vreemde talen aan te leren, gebruikte hij zijn voorstellingsmethode en huurde hij ook native speakers als lesgevers in. Hij meende daarenboven dat kunnen tellen en rekenen voor kleine ondernemers en zelfs voor han­ delaars onvoldoende was om hun zaak in goede banen te leiden of uit te breiden. Een basiskennis van boekhouding zou voor hen uitermate nut­ tig zijn. Om dit alles op toegankelijke wijze aan te bieden aan een groot publiek, startte hij in 1894 de Cercle Polyglotte de Gand – English Club, Commercial and Polyglot Institute dat al snel een ontzettend succes zou kennen – in 1910 telde het 2850 leerlingen – en in 1920 aan de basis zou liggen van het Provinciaal Handels- en Taalinstituut. Deze drie onderwijskernen verstrekten onderwijs dat verweven was met het beroepenveld zelf : ervaren vakspecialisten gaven er les, leerlingen wer­ den bij het arbeidsproces betrokken of baanden er zich een weg. Uitzondering op deze privé-initiatieven is de van overheidswege door Willem I gestichte School voor Kunsten en Ambachten, de latere Nijverheids-

14

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


school die onder haar plaatsnaam de Lindenlei in het Gentse collectieve geheugen staat geschreven. Oorspronkelijk werd de directie van de school toevertrouwd aan het College van Curatoren van de universiteit. Toch reser­ veerde de koning, die zijn Vlaanderen een industriële toekomst wenste te geven en er de ontplooiing van de nijverheid ondersteunde, van bij de stich­ ting plaats in het bestuur voor twee industriëlen. Zij zouden de link met het bedrijfsleven versterken. Deze instelling zal al snel een van de belangrijkste centra voor technisch onderwijs van het land worden en aan de basis liggen van de vorming van de Industriële Hogescholen BME (Bouw Mechanica Elek­ triciteit) en CTL (Chemie Textiel Landbouw).

13. Schepen Wagener, ontmoe­ digd door de jonge leeftijd waarop kinderen de school verlaten om op de fabriek of de handwerkschool aan de slag te gaan : meestal op 11 jaar, maar dikwijls ook op 10 of 9 jaar, zelfs op 8 en 7 jaar. Steels M., o.c., p. 174.

Het pionierswerk van burgemeester Joseph Van Crombrugghe inspireerde de stad Gent om verder te werken aan een sterk basisonderwijs om er alle kinderen te kunnen in opvangen : aussi longtemps qu’il n’en sera pas ainsi, l’émancipation matérielle et morale du peuple demeurera un vain rêve 13. Anders is het gesteld met het voortgezet, aanvullend, kunst, beroeps en of technisch onderwijs (we spreken nog niet van hoger onderwijs). Op dat vlak stellen we wat vreemde bewegingen vast, waarbij de stad aantrekt en ontwikkelt en dan, zij het op verschillende momenten, weer afstoot. De stelling dat dit afstoten dan wel afstaan – want ook die bewegingen zijn niet duidelijk – alleen om financiële redenen gebeurde, is misschien wat te kort door de bocht. Het zal ongetwijfeld ook te maken hebben met (veranderde) politieke visies en beleidsprioriteiten. – Zo werd de in 1825 door Willem I gestichte School voor Kunsten en Ambachten, waar overigens ook burgemeester van Crombrugghe een vurig voorstander van was, al in 1833 als school overgenomen door het Gentse stadsbestuur onder de naam école Industrielle/Nyverheidsschool. In 1849 stichtte het stadsbestuur daarenboven een Bijzondere school voor Tekenen en Weefkunde die in 1860 fuseerde met de Nijverheidsschool, die dan de naam Stadsnyverheidsschool kreeg. In 1898 werd de drie jaar eerder gestichte Stedelijke Handelsschool als handelsafdeling aan de Nijverheidsschool gehecht. De school, die verder een bloeiende ontwikkeling zou kennen en zowel voorbereidend (secundair en avondonderwijs) als hoger onderwijs zou aanbieden, zal in 1937 overgenomen worden door de Staat en van Stede­ lijke Hogere Nijverheidsschool, Rijkshogere Nijverheidsschool worden. – In 1835 overtuigde een onderzoekscommissie het stadsbestuur er ein­ delijk van dat Gent naast een universiteit, een industriële school, een atheneum en een tekenacademie ook een conservatorium moest heb­ ben. De stad richtte daarop het Conservatoire de Musique of Toonkundig Conservatorium op. Vierenveertig jaar later werd het conservatorium een rijksinstelling. – Na heel wat pogingen om het normaalonderwijs op de sporen te krijgen – o.a. door de erkenning van de particuliere meisjesnormaalschool van Thérèse Hofman (1849) – kwam er eindelijk wat schot in de zaak. In 1876 besloot de gemeenteraad aan de Belgische Staat een stuk grond in volle

INLEIDING

15


eigendom af te staan teneinde er een meisjesnormaalschool te bouwen. Op die grond, gelegen ten oosten van het Citadelpark, zou uiteindelijk de jongensnormaalschool (1880) een plek krijgen en in 1882 van start gaan (de nabijheid van de kazerne werd als iets té onaangepast beschouwd voor jonge dames). Geen probleem : hetzelfde jaar verkoopt (deze keer) de stad aan de Staat de bestaande stadsschool in de Academiestraat (gelegen naast de Academie) zodat die laatste er met een meisjesnor­ maalschool van start kon gaan. Maar de nationale politiek doorkruiste de gemeentelijke : bij KB van 10.9.1888 werd beslist dat de jongensnor­ maalschool van Brugge met die van Gent zou fuseren en de meisjesnor­ maalschool van Gent met die van Brugge. Wellicht zagen de jongens (en hun ouders) van West- en Oost-Vlaanderen er geen graten in om in (de soms verre stad) Gent te gaan studeren. Voor Gentse meisjes lag het anders. Slechts weinigen volgden les aan de Brugse Rijksnormaalschool. Het Gentse stadsbestuur had het moeilijk om vrouwelijk personeel aan te trekken en besliste in 1910 om zelf een normaalschool voor meisjes op te richten. Deze zal tot de fusie in 1995 als zelfstandige instelling blijven bestaan, de kleinste partner in het hele fusieverhaal. – De Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, die al in 1751 door de stad erkend werd, blijft tot 1995 een stedelijke instelling.

14. De wet van 7.7.1970 m.b.t. het hoger onderwijs stelde de conservatoria voor een ingrijpende verandering : om tot het hoger onderwijs toegelaten te worden, moet men houder zijn van een gehomologeerd diploma of gehomologeerd getuig­ schrift van hoger secundair onderwijs. Slechts een kleine minderheid van de studenten aan de conservatoria was in dit geval en de wet kwam dan ook hard aan. Een herstructu­ rering van het muziekonder­ wijs was onafwendbaar. De hervormingen zullen, aan de hand van het zogenaamd plan Matthys – Frank Matthys had in 1973 de Nederlandstalige conservatoria in de opstart van hun pedagogische oplei­ dingen begeleid – vanaf 1975 doorgevoerd worden.

16

Hoe en waarom bepaalde keuzes en bewegingen gemaakt werden, is niet eenduidig. Boeiend en leerrijk onderzoek zou het zijn om de diverse beweegredenen die aan de basis liggen van de beslissing tot houden of afstoten, te analyseren. Parallel met de ontplooiing van de diverse onderwijskernen, groeit de belangstelling van de overheid ten opzichte van dit onderwijs. Het gaat niet altijd om een duidelijk uitgetekende weg, maar wel om een weg. Het ministerie van Onderwijs ontstaat in 1930. Tot dan werden de onder­ wijsmateries bij het ministerie van Binnenlandse Zaken of bij de verschil­ lende technische ministeries (Landbouw, Gezondheid, Justitie, …) onderge­ bracht. In 1933 werd een eerste poging ondernomen om ook het technisch onderwijs hierbij te betrekken, wat leidde tot de vorming van een Dienst voor het Technisch Onderwijs en het opstellen van een codex voor dat onderwijs. Lang werden slechts drie niveaus binnen het onderwijs duidelijk om­ schreven : het lager of basisonderwijs, het onderwijs in athenea en colleges en het universitair onderwijs. Daarnaast waren er heel wat opleidingen (in het beroeps, technisch, handelsonderwijs en ander onderwijs) waarvan de structuren niet duidelijk omschreven waren. Hoewel scholen er wel degelijk zelf niveaus op kleefden, lijken die ons vandaag niet steeds evident. Neem het muziekonderwijs, dat zich pas in 1975 in de klassieke structuur van het hoger onderwijs invoegde. Vanaf dan werd van de studenten verwacht dat zij met vrucht het secundair onderwijs hadden voltooid. Voordien kon men zich al vanaf acht jaar aan de conservatoria inschrijven en het hele parcours doorlopen tot en met de finaliteit. Deze studenten konden dus al op zeer jonge leeftijd – 17, 18 jaar – de eerste en tweede prijs en de hogere diploma’s

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


15. Huysmans C. (1871 – 1968). Doctor in de Germaanse filologie van de Univer­ siteit Luik. Sloot zich op jonge leeftijd al aan bij de Belgische Werkliedenpartij (BWP). Leraar (1893 – 1897) en journalist. Secretaris van de Tweede Internationale (1905 – 1922 & 1939 – 1944). In die hoedanigheid verwierf hij grote bekendheid toen hij in 1917, samen met de neutrale Nederlandse en Scandinavi­ sche socialisten in Stockholm een conferentie trachtte te or­ ganiseren om met socialisten uit de beide strijdende kam­ pen een mogelijke vrede te bespreken. In eigen land was hij met de katholiek Frans Van Cauwelaert en de liberaal Louis Franck een van de drie kraaiende hanen die ijverden voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Als minister van Kunsten en Onderwijs (1925 – 1927 en in 1947 – 1949) heeft hij de weg kunnen vrijmaken voor de vernederlandsing. In 1945, hij was toen al 70, werd hij premier en negen jaar later (1954) voorzitter van de Ka­ mer. Hij is een van de weinige Belgische politici die meer dan 50 achtereenvolgende jaren lid was van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en het was zijn droom om als eerste eeuweling in het parlement te zitten. In 1965 werd hij echter, vanwege zijn hoge leeftijd, door de BSP van de kandidatenlijst geweerd. Koppig kwam hij op met een scheurlijst (De Socialist) die een verdienstelijk maar onvoldoende aantal stemmen behaalde. Huysmans werd minister van Staat in 1945.

behalen en zo hun opleiding (in wat toen het hoger muziekonderwijs werd genoemd) beëindigen14. In de negentiende eeuw en dit zeker tot de eerste helft van de twintigste eeuw, bestempelden technische scholen op goed geluk zelf sommige van hun opleidingen als hoger onderwijs. De ingevoerde differentiatie in studie­ aanbod had – om het voorbeeld van de Nijverheidsschool te nemen – ook te maken met de eigen schoolstructuur. Zo bestond er een onderscheid tussen het aanbod in het (overigens lang Franstalige) dagonderwijs en het aan­ bod in het (veelal Nederlandstalige) avondonderwijs. In het dagonderwijs, meestal gevolgd door zonen van de middenklasse, van fabrieksbazen of van kaderpersoneel, werd men voorbereid op een beroep als leidinggevende binnen een bedrijf. In het avondonderwijs vervolmaakten arbeiders zich tot ploegbazen, machinisten, meestergasten en specialiseerden bedienden zich in talen en boekhoudkundige competenties. Is het verwonderlijk dat de dagopleiding, gaandeweg zelf specialisaties en voortgezet onderwijs uitbrei­ dend, op een bepaald ogenblik met een hogere opleiding startte ? Dit proces was echter niet uniform en verschilde van regio tot regio, soms zelfs van instelling tot instelling. Daarenboven hadden die hogere opleidingen een verschillende structuur en varieerden ze in studieduur. Niet vreemd dat de overheid die gelijkaardige opleidingen gelijkwaardige structuren wou geven. De sfeer na de Tweede Wereldoorlog kenmerkte zich door de wederopbouw, de snel ontplooiende industrie en de al even snel ontwikkelende wetenschap. Er was een groeiend vertrouwen in de toekomst, niet het minst in de maak­ baarheid van die toekomst. Expo ’58, de eerste naoorlogse wereldtentoon­ stelling, werd het orgelpunt en het symbool van dat optimisme. In die sfeer groeiden en bloeiden in het begin van de jaren vijftig heel wat scholen. Ca­ mille Huysmans15 gaf, als minister van Onderwijs (en van Cultuur) een ware boost aan het technisch onderwijs. Hij benoemde Francis Cocquyt, directeur van wat toen het Hoger Rijksinstituut voor Technisch en Handelsonderwijs heette – de voormalige Nijverheidsschool-, tot zijn adviseur en belastte hem in 1947 met het uitwerken van de inplanting voor nieuwe technische scho­ len, al moet de term ‘technisch’ hier in de ruime zin worden geïnterpreteerd. Het is binnen dit algemene kader dat we in 1948 het ontstaan van het Rijkshoger Handelsinstituut voor Heren en Juffrouwen in Aalst, de Rijkszuivelschool en het Belgisch Houtinstituut, de Aalsterse Rijks­technische school (1955) en het Rijksinstituut voor Verpleegkunde Gent (1956) moeten situeren. Ook de stad Gent liet zich niet onbetuigd. Zo stichtte ze een Stedelijke School voor Kinderverzorgsters (1954) die later zou uitgroeien tot het Stedelijk Instituut voor Paramedische Beroepen, waaruit in 1971 het Stedelijk Hoger Instituut voor Paramedische Beroepen ontstond. Ze breidde het aanbod van de Stedelijke Normaalschool uit met een School voor Bewaarschoolonderwijzeressen (1953) en nam het initiatief om, als tegenpool voor de bestaande katholieke sociale leergangen – vergeten we de tweede Schoolstrijd (1950 – 1958) niet – met een Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën van start te gaan (1953).

INLEIDING

17


De provincie, die eerder weigerachtig was om als inrichtende macht voor onderwijs op te treden, besloot in 1951 alsnog de stap te doen en nam het Provinciaal Handels- en Taalinstituut over. Die vrije school, die zij weliswaar ruim financieel ondersteunde, werd tot dan bestuurd door de Belgische Vereniging voor Opleiding in het Beroepsonderwijs (BOVO). De multiplicatie betrof niet alleen de start van gloednieuwe instellingen maar werd ook bewerkstelligd door een vorm van schaalvermindering : zo ontstonden uit de Nijverheidsschool het van dan af onafhankelijke Belgische Textielinstituut (1947), de Bijzondere School voor Technisch ingenieurs (1948) en even later het Rijkshoger Scheikundig Instituut. Het in 1937 door enkele sociaal geïnspireerde Vlaamse rijksambtenaren en notabelen uit politieke kringen en zakenkringen gestichte Hooger Instituut voor Bestuurswetenschappen en Juridisch Practicum overschreed het OostVlaamse territorium. Deze instelling had als doel Vlaamsvoelende elemen­ ten ter beschikking te stellen van de leidende kringen en de Vlaamse bestuurs­ organen. Het is uiteraard pas na de oorlog dat dit instituut, dat tot 1991 zijn lessen uitsluitend ’s namiddags of ’s avonds aanbood, een hoge vlucht zou nemen. In 1995 zouden de opleidingen opgaan in de Hogeschool Gent. De meerderheid van deze na de Tweede Wereldoorlog ontstane scholen organiseerde oorspronkelijk een vorm van aanvullend secundair onder­ wijs. De instellingen die pretendeerden hoger onderwijs aan te bieden, deden dit binnen een pakket van één of twee jaar, uitzonderlijk (de tech­ nisch ingenieurs bijvoorbeeld) drie jaar. Voor de overheid (en in de ogen van de meerderheid van de bevolking) boden toen alleen de universi­ teiten hoger onderwijs aan. Meer doorgedreven specialisaties in de diverse professionele omgevingen vereisten echter, naast universitair gevormden, ook meer professioneel en meer praktisch opgeleide werknemers. Het studiepakket breidde daarenbo­ ven uit, het niveau van de opleiding intensifieerde. Ook zorgde een combina­ tie van verlenging van de leerplicht (vanaf 1953 tot vijftien jaar), de uitbrei­ ding van de actieradius van het Nationaal Studiefonds (zodat ook hogere opleidingen toegankelijker werden voor minder kapitaalkrachtigen) en de toepassing van het Schoolpact dat de tweede Schoolstrijd beslechtte (waarbij de inschrijvingsgelden in de secundaire scholen werden afgeschaft), voor een steeds grotere toestroom en een stijgende vraag naar hoger onderwijs. Al deze bewegingen samen zorgden voor een opwaardering van heel wat opleidingen, ook al gebeurde dat soms langzaam. Zeer langzaam. Zo zal het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen pas in 1967, en dit na jarenlang gelobby, gemachtigd worden het diploma van licentiaat in de handels- en consulaire wetenschappen af te leveren. In 1970 wordt het hoger onderwijs van het lange type. Ook de vertalers-tolken voerden een lange strijd en werden vanaf 1967 onderwijs van het korte, in 1968 onderwijs van het lange type. Soms was het de overheid die sturend optrad, zoals in 1977 toen ondanks protest van alumni en belangenverdedigers, de driejarige opleiding technisch ingenieur vervangen werd door een vierjarige opleiding industrieel ingenieur.

18

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


Langzaamaan zullen in alle studiegebieden hogere opleidingen ontstaan : het proces duurt tot 1989 wanneer ook het hoger kunstonderwijs een vol­ waardige plaats krijgt binnen het hoger onderwijsbestel en de jure onder­ wijs van het lange type wordt. Ondertussen werd in 1970 een eerste, uiterst belangrijke wet op het hoger onderwijs gestemd. Ook het hoger niet-universitair onderwijs kreeg een duidelijk omschreven plaats binnen de onderwijsstructuren en werd onder­ verdeeld in opleidingsvormen van het korte of van het lange type. Die wet bepaalde dat inrichtingen die hoger onderwijs van het lange type verstrekten niet langer secundair onderwijs mochten organiseren. De regels voor orga­ nisatie en structuur van het hoger onderwijs werden vastgelegd, net als de indeling in acht verschillende gebieden : het universitair onderwijs; het tech­ nisch, economisch, agrarisch, paramedisch en pedagogisch hoger onderwijs. Enkele jaren later (1977) vond een eerste grote rationalisatie (of fusie­ operatie) plaats, waarbij het aantal hogere technische scholen van 53 naar 23 werd herleid en afdelingen of scholen uit Aalst, Brugge en Vilvoorde naar Gent werden overgeheveld waar zij een plaats vonden in de ondertussen gevormde industriële hogescholen BME en CTL. In de jaren zeventig leefde heel wat sociaal ongenoegen en waren er vele spanningen. Het triomferende geloof in de toekomst, dat na de Tweede Wereldoorlog zulke grote mogelijkheden had gecreëerd, ebde langzaam weg. Mei ’68 was geen Belgisch verhaal, laat staan dat het een Vlaams verhaal zou zijn geweest, ook al bezetten Gentse kunstenaars, onder wie heel wat academiestudenten, de St. Pietersabdij. Het was een uitgesproken internationale beweging en werd een icoon, symbool van een tijdsgeest. Wel een Vlaams verhaal was de hele ontwikkeling rond Leuven Vlaams (1966) waarin universitaire en niet-universitaire studenten elkaar, wellicht voor het eerst, vonden. De eisen van de Leuvense actievoerders waren meer dan alleen maar taaleisen, zij hadden het fundamenteel over de be­ hoefte aan maatschappelijke hervormingen. Die bewegingen zullen in de jaren zeventig weerklinken in de acties tegen de geplande legerhervormin­ gen, tegen de ombouw van de opleiding technisch ingenieur naar indus­ trieel ingenieur en in de acties tegen de 10.000 ( frank inschrijvingsgeld). Maar ook in de scholen was er beroering : de Sociale School bijvoorbeeld zou zeer bewogen jaren kennen en net zoals in de Rijksnormaalschool werd er actie gevoerd en onder andere meer medezeggenschap geëist. De tijden waren roerig en rumoerig maar verzandden langzaam in gesudder. Ondertussen werd het Rijksonderwijs afgeschaft en stond de Vlaamse Gemeenschap haar bevoegdheid in deze af aan de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs ARGO (1984), die een gedecentraliseerd beleid voer­ de en al snel startte met een responsabilisering van de onderwijsinstellingen. Ook studenten maakten vanaf dan deel uit van de ARGO schoolbesturen. De middelen werden niet alleen beperkter, er werden ook stringentere eisen gesteld. Het toen overigens zeer vermaarde Hoger Architectuurinstituut De Bijloke, dat niet de vereiste honderd studenten in de eerste cyclus

INLEIDING

19


haalde, moest vanaf 1986 zijn opleidingsaanbod jaar na jaar afbouwen. Ook ADECHO, de Brusselse Administratieve en Economische Hogeschool – het vroegere Hooger Instituut voor Bestuurswetenschappen en Juridisch Practicum – vreesde voor een dergelijk scenario en fuseerde in 1991 met de Hogeschool voor Vertalers en Tolken. Samen vormden zij de Erasmus­ hogeschool, waarvan de opleiding bestuurswetenschappen enkele jaren later deel zou uitmaken van de Hogeschool Gent. In Gent kreeg de Sociale School, onder de nieuwe naam Stedelijk Hoger Instituut Sociale en Pedagogische Studiën er de bedreigde kortetype-oplei­ dingen van het Stedelijk Technisch Instituut Tweebruggen bij (1987). Pas vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw heeft de structuur van het hoger onderwijs, in enerzijds het universitair onderwijs en an­ derzijds het niet-universitair onderwijs, vorm gekregen. Het NUHO (nietuniversitair hoger onderwijs) kende opleidingen van het korte en het lange type. Zo ontstond de typische drieledige structuur die het Vlaamse onderwijs tot het begin van de eenentwintigste eeuw zou kenmerken. Internationaal was deze organisatievorm uniek en daardoor een handicap. De vele kleine hogescholen, toen kenmerkend voor het hoger onderwijs buiten de universiteit (HOBU zoals het in de jaren tachtig zou heten) hypo­ thekeerden de algemene ontwikkeling en de concurrentiepositie van het Vlaamse hoger onderwijs. Met hun vaak bescheiden aantal studenten, hun postsecundaire sfeer en hun beperkte middelen (op het vlak van finan­ ciën en personeel) waren zij niet in de mogelijkheid mee te gaan met de academical drift van de andere hogescholen waar onderzoek, dienstverle­ ning en internationalisering centraal stonden. In 1994 stemde het Vlaams parlement een decreet dat een fundamentele herschikking van het hoger onderwijslandschap tot gevolg had. Het meest zichtbare was de fusie van de bestaande 164 Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs buiten de universiteit in 29 hogescholen. De stad Gent en de ARGO beslisten tot de fusie van hun hoger onderwijs in één Vlaamse Autonome Hogeschool. Zo startte op 1 september 1995 de Hogeschool Gent. Ten slotte. Naast een tweede deel, dat later de geschiedenis van de Hogeschool Gent sinds 1995 zal schetsen, is elk van de vroegere onderwijsinstellingen eigen­ lijk een volwaardige studie meer dan waard. Voor enkele bestaan daar boeiende aanzetten toe zoals Erfgenamen van de English Club (1994), de publicatie naar aanleiding van 100 jaar Rijksnormaalschool Gent (1980), Marc Anseeuw’s Meesters in het Rijk der Tonen (1989), ReTouche, waar 250 jaar schilderkunst aan de KASK wordt onderzocht (2001) en 250 jaar Architecten Academie Gent van hetzelfde jaar. Vergeten we ook niet Stulens’ interessante verhaal Van Elsene naar Gent (2002), Strijpens’ 50 jaar Handelsschool in Aalst (2008) en de publicatie naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van Vesalius met de scherpe herinneringen van eredi­ recteur Dr. Hilda Proot-Cocquyt (2006) zomin als de masterproef van L. Van Crombrugge over het Stedelijke Instituut voor Sociale Studiën (2008).

20

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


Ook bestaan er interessante schetsen zoals Coppieters’ Het Hoger Rijksinstituut voor Technisch en Handelsonderwijs : een historische schets (1977), Dosogne’s 150 jaar Tuinbouwschool (1999) en gelegenheidspubli­ caties zoals 25 jaar HRITO Aalst (1980) en het Gedenkboek van de André Vander Stricht stichting over de Hogeschool voor Gistingsbedrijven (1987). De meeste van deze publicaties zijn echter fragmentarisch, soms wat hagiografisch en veelal verouderd, niet alleen wat hun aanpak, maar ook wat hun historische spanwijdte betreft. Zo is het enige echte referentie­ werk voor de geschiedenis van de Nijverheidsschool, toch wel een van de meest prestigieuze instellingen die aan de basis liggen van talrijke oplei­ dingen aan de Hogeschool Gent, de aanzet die adjunct-directeur Maurice Coppieters in 1977 schreef. Van bijzondere hulp waren Michel Steels’ Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent 1828 – 1914 (1978) en het standaardwerk van Robert Smet & André Vannecke m.m.v. Etienne Baeten, Historiek van het technisch en beroepsonderwijs 1830 – 1990 (2002). Binnen het onderwijs, en blijkbaar ook aan de Hogeschool Gent, wordt bij­ zonder slordig omgegaan met historisch erfgoed. In een zich daarenboven sterk ontwikkelende elektronische omgeving, is de vrees niet denkbeeldig dat er straks geen bronnen meer te vinden zullen zijn om historisch onder­ zoek op te baseren. Het is opvallend dat waar de informatiestroom zich logischerwijze zou moeten ontwikkelen, ze sinds de jaren zeventig en zeer zeker sinds het begin van de jaren negentig langzamerhand opdroogt. Met wat overblijft van het verleden wordt daarenboven bijzonder nonchalant omgegaan, aangezien het dikwijls als irrelevant of als te veel plaats inne­ mend wordt beschouwd. Soms wordt waardevol archiefmateriaal zelfs vernietigd of – en dit is geen anekdote – bij opruiming in een container gekieperd, waarbij misschien essentiële informatie over vorming van opleidingen of het verloop van en de keuze voor studietrajecten voor eeuwig verdwijnt. Nochtans is the past the course of the present as it is the course of the future. Hoe dichter we bij het heden komen, hoe diffuser de informatie wordt en hoe moeilijker een objectief relaas. Elkeen heeft zijn verhaal en wie 1995 en de jaren vooraf meemaakte, zal ongetwijfeld meer of andere of persoonlijkere of belangrijkere accenten leggen. De toegemeten tijd was echter bijzonder beperkt en doorspekt met hindernissen, het aantal lettertekens dwingend. In deze kroniek moest worden geknipt. Veront­ schuldiging aan allen die er onvoldoende hun eigen verhaal in terug­ vinden. Hun tijd komt nog. Chantal De Smet La Folie, Auflance, juni 2010

INLEIDING

21


Alles lernen, nichts vergessen! K. Liebknecht, Der Hauptfeind steht im eigenen Land, Flugblatt, Mai 1915


Kroniek

1748

In 1748 sticht Filip Karel Marissal (1698 –  1770) een tekenschool in zijn woning. In 1751 – jaar dat meestal als startjaar van de Academie wordt gebruikt omdat de stedelijke overheid ze dan ook als instel­ ling erkent – verkrijgt hij de toestemming om voor deze lessen de eerste ver­die­ping van de net afgeschafte schutters­gilde St. Antonius (St. Antoniuskaai) te gebruiken. De lessen worden door tien tot veertig kweekelingen gevolgd. Deze lokalen zijn voor de meeste inwoners té afgelegen zodat de gemeentelijke overheden dat­ zelfde jaar aan Marissal, die ondertussen de titel directeur gebruikt, de toestemming geven om de lessen te laten plaatsvinden in de zaal boven de vergaderkamer van de schepenen van gedeele. Deze verhuizing heeft als gevolg dat het leerlingenaantal tot meer dan 100 stijgt. In 1752 krijgt de instelling nog duidelijker vorm : voor de

eerste keer worden examens georganiseerd die nog diezelfde dag (14 maart) gevolgd worden door de bekendmaking van de uitslag en het uitreiken van de prijzen. In hetzelfde jaar tracht Marissal dames (juffrouwen) toe te laten tot de Academie : zijn bestuur volgt hem niet1. Het zal meer dan 150 jaar duren voor deze intentie gerealiseerd wordt ! Twee jaar later verkrijgt de Academie de protectie van regent Karel van Lorreinen. In januari 1755 wordt de Brugse Academie door brand getroffen. Omdat die eveneens in het stadhuis gevestigd is, vreest men dat in Gent wel eens hetzelfde zou kunnen gebeuren. Daarom besluit men om de ateliers in het Pakhuis op de Korenmarkt onder te brengen.

2

1

1748

KRONIEK

1748

fig. 1  Philippe Karel Marissal, stichter en eerste directeur van de Academie. fig. 2  De Koningsschieting van de St. Antoniusgilde door Engelbert van Siclers (1784). In 1751 krijgt Marissal van het Gentse stadsbestuur toestem­ ming om zijn tekenschool in het gebouw rechts van de mo­ len, het Hof van St. Antoon op den Lievengang, in te richten.

23


1770

Na het overlijden van Marissal wordt een nieuwe bestuursstructuur ingevoerd met een voorzitter, een vicevoorzitter, drie ere­ directeurs, twaalf dienende bewindhebbers (om de tucht tijdens de lessen te hand­ haven) en zes bewindhebbers-kunstenaars (die toezicht op het onderwijs uitoefenen). Er zijn er drie voor de bouwkunst en drie voor de andere kunsttakken. Verder is er een secretaris en een griffier-peningmees­ ter. Het onderwijs wordt gegeven door loontrekkende professoren. Schilder-etser Philippe Lambert Joseph Spruyt (1722 –  1801) wordt op 28 april 1770 professeur ende direkteur van d’academie der teeken en der schilderkunst. Organisatorisch zijn er eveneens veran­ deringen : de afdeling schone kunsten blijft in het Pakhuis, de afdeling architectuur ver­

huist naar de sodalité   2 in het Augustijnen­ klooster (nu in de Academiestraat) en de af­ deling tekenkunst verhuist naar het huis van de Sint-Michielsgilde. Deze gilde, de Confrérie voor de leden, vrienden en alle Belgische schermers, is een van de oudste schermclubs van het land – wie weet van de wereld  3. Op verzoek van Karel van Lotharingen zal keizerin Maria-Theresia haar bescher­ ming geven aan de Gentse Academie die vanaf 14 september 1771 de Koninklijke Academie van Teeken-, Schilder-, Beeldhouw- en Bouwkunst heet. Als in datzelfde jaar het bestuur wordt toevertrouwd aan de stad Gent, neemt haar structuur de vorm aan van een vereeniging. Haar werking wordt gefinancierd door een vriendenkring waartoe de kunstminnende elite van de stad behoort.

1772

In 1772 start de magistraat in Gent een ge­ neeskundeschool met als lesgever Dr. Pieter Damman, die leerling was van de Franse obstetricus André Levret (1703 – 1780), bekend voor zijn fundamentele verbetering van de forceps. In 1772 formuleert

chirurgijn-vroedmeester Jan-Bernard Jacobs (overleden in 1791), een voorstel aan de Kasselrij van Oudburg om voor leerling-vroedvrouwen een gelijkaardige, kosteloze cursus te organiseren.

1773

In 1773 publiceert de paus de bul of breve Dominicus Redemptor waarmee de Jezuïeten­orde wordt opgeheven. De keizer­ lijke overheid spant zich in om die pause­ lijke bul ook uit te voeren om de invloed van de kerk en de ultramontisten (die voor de godsdienst en de kerk een meer dominante

plaats in de politieke besluitvorming opeis­ ten) op de jeugd te beperken. Dertien koninklijke colleges worden ge­ opend met als doel burgers op te voeden die zowel voor Staat als kerk nuttig zullen zijn. Deze officiële instellingen worden meestal gehuisvest in van de Jezuïeten geconfisceerde

3

1748

5 4

24

1750

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1756


6

1750

KRONIEK

fig. 3  Hof van St. Antoon op de St. Antoniuskaai : omdat de leerlingen de lokalen wat te ver vinden om regelmatig de lessen te volgen, verhuist de Academie al snel naar het Stadhuis. fig. 4  Daignés, Monseigneur, mettre le sceau a vos bontés en plaçant vous-même vôtre nom a la tête d’un livre destiné a perpétuer dans l’académie le souvenir de ses premiers Bienfaiteurs, ce nom immortel si cher a la nation et respecté de tous les peuples, assurera a l’Académie la même immortalité qu’elle ne désire pour honorer à jamais le plus sage et le plus grand des Princes. Karel van Lorreinen beant­ woordt de bede van de Aca­ demie en zet zijn handteke­ ning op het eerste blad van wat het Gulden Boek van de Academie zal worden. fig. 5  In het Pakhuis, was het middenkantoor gevestigd voor ’t ontvangen der stedelijke rechten (oktrooi) ; in de ruime bovenzaal bestond van 1756 tot 1804 de teekenschool ; vervolgens werd er de genees­ kundige school ingericht, en in 1831 de stedelijke jongensschool. Toen dit gebouw in 1896 samen met de aanpalende huizen werd afgebroken, richtte men er het Posthotel op. (…) 4 fig. 6  Karel van Lorreinen, landvoogd van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk, zoals uitgebeeld in het Gulden Boek van de Academie.

25


gebouwen, zoals in Brussel, Antwerpen, Gent, Ieper, Kortrijk, Oudenaarde, Aalst, Halle, Roermond, Luxemburg, Nijvel, Marche en Herve. Zij hadden echter minder succes dan de resterende 43 vrije colleges (van Augustijnen, Oratoriërs, Recoletten, Dominicanen en Benedictijnen) die samen

3017 leerlingen telden tegenover slechts 852 leerlingen in de Staatsinstellingen. Het gebrek aan succes is mee te verklaren door het nieuwe onderwijsprogramma dat meer beïnvloed werd door de Aufklärung dan door de klassieke Ratio Studiorum wat voor de ouders een (te) nieuwe wending betekende.

1778

In 1778 hecht keizerin Maria-Theresia haar formele goedkeuring aan het bestaan van twee vroedvrouwenscholen (zie 1772) en be­ noemt respectievelijk Damman (Keure) en Jacobs (Oudburg) als betaalde professoren. De eerste onderwijst in het Gentse stadhuis terwijl Jacobs les geeft in het Kasselrijhuis, een huis in Renaissancestijl op de binnen­ plaats van het kasteel Gravensteen. De Oud­ burgse school of école Royale et Supérieure

d’Accouchements kent een denderend succes en honderden aspirant-vroedvrouwen volgen er les. Deze school verdwijnt met de inlijving van de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk in 1795. Weinig gegevens blijven bewaard van de vroedvrouwenschool van de Keure. De bekendste afgestudeerde is J. Kluyskens 5 die er in 1791 het diploma van vroedmeester behaalt.

1786

Academiedirecteur Spruyt beslist, wellicht ten gevolge van financiële moeilijkheden, om de klas levend model af te schaffen zodat de leerlingen voortaan naer het plaester oefenen.

1792

Een eerste salon wordt in België georgani­ seerd. Pieter Van Reyschoot (1738 – 1795), lesgever aan de Academie, is één van de initiatiefnemers.

1796

Voor de eerste keer wordt in de Gentse Aca­ demie een pronkzael ingericht. Naar Parijs’ model zullen er salons worden georgani­ seerd. Beeldhouwer Charles Van Poucke

7

26

(1786 – 1792) wordt er directeur 6 en een nieuwe bestuursvorm wordt uitgewerkt : een président, een vice-président, 12 directeurs ordinaires, 2 directeurs surnuméraires,

1770 – 1786

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 7  Philippe Spruyt volgt in 1770 Marissal op als direc­ teur van de KASK


3 directeurs-honoraires, 6 directeurs-artistes, 1 secrétaire en 1 trésorier-greffier. Ook wordt een aanvang genomen met de organisatie van buitengewone wedstrijden. Dit belet niet dat een verslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken eerder laatdunkend Artikel 22 van de Déclara­ tion des Droits de l’Homme et du Citoyen stelt dat l’instruction est le besoin de tous. La société doit favoriser de tout son pouvoir les progrès de la raison et mettre l’instruction à la portée de tous les citoyens. Het decreet van 27 Bru­ maire van het jaar III (17

1797

1799

is : Cette académie n’est pas ce qu’on entend ordi­nairement par ce nom, un corps de savants ou d’artistes qui travaillent en commun aux moyens qui puissent conduire au perfectionnement des sciences et des arts. Elle n’est proprement qu’une école de dessin.

november 1794) bepaalt dat La loi ne peut porter aucune atteinte au droit qu’ont les citoyens d’ouvrir les écoles particulières et libres sous la surveillance des autorités constituées. De onderwijswet van 3 Brumaire van het jaar IV (25 otober 1795) beslist dat een lagere school per kanton moet worden opgericht

en dat een door de depar­ tementale aangeduide jury van drie leden, onderwijs­ bevoegdheid verleent aan de primaire schoolmeesters. De onderwijzers die onder het toezicht staan van de muni­ cipale raad hebben recht op een kosteloze woning. De leerlingen betalen schoolgeld.

— Na de verovering van de Zuidelijke Neder­ landen door Napoleon in 1794 wordt Gent de hoofdstad van het departement Schelde en Leie. In elke departementshoofdstad wordt een école centrale opgericht met een biblio­ theek, een plantentuin, een natuurweten­ schappelijke collectie en instrumenten voor practica. In Gent krijgen de centrale school en de plantentuin een plek op de terreinen van de afgeschafte Baudelo-abdij aan de Ottogracht. De oorspronkelijke opzet van dergelijke plantentuinen is om aan plant­

kundigen, dokters en apothekers informa­ tie te verstrekken. Later wordt deze opzet verbreed zodat ook de kwekers er terecht­ kunnen voor nuttige informatie over cultu­ ren en cultuurmethodes. De initiatiefnemers van deze Hortus Gandavensis zijn Charles Van Hulthem 7 en Bernard Coppens  8.

— Ten gevolge van geldgebrek worden de lessen tijdelijk geschorst maar een nieuwe locatie biedt misschien wel uitkomst. In 1799 verhuist de Academie naar de Sint-

Margrietstraat in het voormalige klooster van de paters Augustijnen dat in 1738 gebouwd werd en door het buiten de wet stellen van de geestelijke orden genaast.

8

— De Leuvense universiteit, die al in 1425 als Studium Generale Lovaniense werd opgericht, wordt door de Franse Republiek afgeschaft.

1770

KRONIEK

fig. 8  In 1770 wordt de Academie, ten gevolge van plaatsgebrek in het Pakhuis, gereorganiseerd : de afdeling schone kunsten blijft in het Pakhuis, de afdeling archite­ ctuur verhuist naar de sodalité in het Augustijnenkloo­ ster en de afdeling tekenkunst verhuist naar het huis van de Sint-Michielsgilde.

27


10

11

9

28

1799

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1797

1799

fig. 9  Grondplan van een gedeelte van het Augustijnen­ klooster in de St. Margriet­ straat. Hier wordt voor het eerst de nieuwe straat (rue de l’Epée) aangeduid, die later de Academiestraat wordt.9 fig. 10  Napoleon, die in 1794 de Zuidelijke Neder­ landen verovert, wil in elke departementshoofdstad een école centrale met o.a. een plantentuin. In Gent krijgt de centrale school (en de plantentuin) een plek op de gronden van de afgeschafte abdij aan de Ottogracht : vue de l’orangerie, des serres chaudes et d’une partie du Jardin Botanique de la Ville de Gand. fig. 11  De Academie verhuist naar de St. Margrietstraat, in een vleugel van het genaaste klooster van de paters Augus­ tijnen (de horizontale bouw, rechts vooraan).


— In hetzelfde jaar wordt le Musée du Département de l’Escaut opgericht waarvan schil­ derijen en beelden, die tijdens de voorbije Oostenrijkse en Franse bezetting in beslag waren genomen, de kern vormen en zo de basis leggen voor het huidige Museum voor Schone Kunsten. De werken worden samen­ gebracht in de St. Pieterskerk die vanaf 1802 voor het publiek wordt opengesteld.

— In 1799 worden in Gent de eerste privéinitiatieven met betrekking tot het onder­ wijs in de muziek ontwikkeld : het betreft een solfègeklas van Charles Van Synghel en een academie van zang en instrument van J. Wauthy (of Wauthier).

1800

Door de Franse prefect, Gauillaume-Charles Faipoult 10 wordt de societé médicale (of geneeskundig genootschap) opgericht. Deze organisatie, waarvan Kluyskens secretaris

zal worden, richt als eerste consultaties in voor kosteloze koepokinenting.

1802

Nadat het oorspronkelijk geestelijke bestuur door de Franse bezetters vervangen wordt door een burgerlijk bestuur, heerst er complete chaos en komt de ziekenzorg in de Bijloke zo goed als volledig in verval. In 1802 verkrijgt Dr. Pierre Engelbert Wauters 11 van de prefect van het Schelde­ departement de terugkeer van de zusters Cisterciënzers. In 1807 zal de Prefect het bestuur aan de zusters ontnemen en over­ dragen aan kanunnik Triest. Hij zal het

Burgerlijk Hospitaal van Gent er opnieuw bovenop halen.

1803

— In 1802 hangt het voortbestaan van de Plantentuin aan een zijden draadje. Napo­ leon besluit, ten gevolge van het Concor­ daat12, de écoles centrales af te schaffen. In Gent zullen de Baudelo-gebouwen dienst doen als kazerne. Na een bezoek van Napo­ leon en Joséphine de Beauharnais aan Gent op 14 juli 1803 ziet men af van dit plan.

De wet die in maart 1803 gestemd wordt, voorziet in de uitbouw van geneeskundige scholen. Voortaan zullen vier diploma’s uit­ gereikt worden : doctor in de geneeskunde, doctor in de chirurgie, gezondheidsofficier en vroedvrouw. Ook in Gent komt er in 1805 een dergelijke school.

12

fig. 12  Napoleon en zijn echtgenote, Joséphine de Beauharnais, bezoeken Gent – en de Academie – op 14 juli 1802.

1802

KRONIEK

29


1804

De Plantentuin wordt overgedragen aan de stad Gent, die ook voor het onderhoud moet instaan. De tuin heeft op dat ogenblik een belangrijke plantencollectie en blijft ook

didactisch zeer waardevol. Er worden onder meer gratis openbare lessen plantkunde gegeven.

1805

De eerste Gentse muziekschool wordt op­ gericht door componist, violist en orgel­ bouwer Pierre-Jean De Volder (1767 – 1841). De lessen vinden plaats in de sodaliteit, het genaaste gebouwencomplex van de Jezuïeten in de Volderstraat. De zaal op de eerste verdieping werd ook voor de Franse revo­ lutie frequent als concertzaal gebruikt.

— In hetzelfde jaar wordt de École de Médecine, de Chirurgie et de Pharmacie plechtig ingehuldigd door de prefect (15 november). De theoretische lessen starten in oktober in het Pakhuis aan de Korenmarkt, terwijl het praktisch onder­ richt met ingang van december 1806 in de Bijloke plaatsvindt.

1806

— Onder het Franse bewind kunnen mu­ zikaal begaafde jongeren studeren aan het Parijse Conservatoire National de Musique et de Déclamation. Bij decreet van 3 maart wordt beslist dat het Conservatoire voor hen een gratis pensionaat ter beschikking zal stellen. — In juli 1806 vaardigt Napoleon een decreet uit dat bepaalt dat elk departe­ ment van het Keizerrijk een school moet oprichten voor praktijkgericht onderwijs in de geneeskunde. Deze scholen kunnen, voor wie zich wenst voor te bereiden op verdere medische studies, als een soort

pre-universitaire instellingen beschouwd worden. De Franse prefect richt dan ook in Gent een école élémentaire de médecine op, waar elkeen – ook burgers van andere de­ partementen en van nations étrangères – die dat wenst kosteloos kan worden opgeleid, zij het in eerste instantie tot gezondheids­ officier. Kandidaten, en dit zijn de enige beperkende voorwaarden, moeten min­ stens zestien jaar zijn en behoorlijk Frans kennen (wat niet verplichtend is voor de aspirant-vroedvrouwen). De école élémentaire start op 1 december 1806 en sluit haar deuren, na de inhuldiging van de Rijks­ universiteit Gent, op 9 oktober 1817.

— Op 10 oktober wordt de Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde opgericht door enkele hoveniers. Dat gebeurt in de herberg Au Jardin de Frascati, langs de

Coupure op de hoek van de Akkerstraat. De maatschappij organiseert voordrachten en tentoonstellingen : haar doelstelling is de leden te helpen bij het kweken van

1808

13

30

1808

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 13  Zicht op de Coupure vanaf de Contributiebrug. Naast de bomenrij links de Jardin de Frascati waar in 1808 de Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde wordt opgericht en waar al snel de eerste bloemen­ tentoonstellingen worden georganiseerd.


bloemen en planten. Als voorbeeld dienen de in Engeland gehouden tentoonstellingen waarbij de kwekers hun nieuwe planten aan het grote publiek tonen. Initiatiefnemer is tuinbouwer Frans Van Cassel (1745 – 1835) die al verscheidene keren deze Engelse tentoonstellingen heeft bezocht.

— De koepokinenting, die als privé-initia­ tief gestart was, wordt overgenomen door het Gentse Comité Central de Vaccine met dr. Wauters als voorzitter en Dr. Beyts als secretaris, functie die later door J. Kluyskens wordt opgenomen.

1809

De Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde, die een jaar daarvoor opgericht was, organiseert met Au Jardin de Frascati van 6 tot 9 februari een eerste tentoonstelling. Het is, hoewel met een oppervlakte van 48 m2 zeer bescheiden in opzet, de voor­ loper van de Gentse Floraliën. Er zijn 49 planten opgesteld die deelnemen aan een

wedstrijd voor de mooiste plant. Deze tentoonstelling kent een zodanig succes dat men besluit van nu af aan elk jaar een winter- en een zomertentoonstelling te houden. Al snel blijkt de Frascati-herberg te klein en wijkt men uit naar de sodaliteit aan de Korte Meer, waar in 1810 al 243 planten tentoongesteld worden.

1810

Napoleon en Marie-Louise bezoeken Gent op 17 mei 1810. Pierre-Joseph-Jacques Tiberghien, een van de directeurs van de Academie, bouwt in opdracht van de Société de Commerce de Gand een triomfboog : cet ARC est remarquable par la nouveauté de la pensée, par sa forme pyramidale, et par son

effet pittoresque ; la noble distribution de ses ornemens, la variété et l’harmonie entre les figures et les emblèmes placés des deux côtés, font que l’on n’y trouve point cette monotonie si insupportable dans les productions des Arts ; et les allégories ingénieuses dont il est enrichi, en font un véritable poème 13 .

1811

Het Musée du Département de l’Escaut, aanvankelijk ondergebracht in de lokalen van de gewezen Baudelo-abdij, verhuist in 1811 naar een zaal in de Stedelijke

Academie, gevestigd in het voormalige Augustijnen­klooster, en wordt opengesteld voor het publiek 14.

1812

Vanaf 1812 starten muzieklessen, op ini­ tiatief van de Société des Beaux Arts. Deze société groepeert de meest vooraanstaande Gentse musici, zoals Pierre Verheyen 15,

Joseph Mengal en Pierre-Jean De Volder. Deze laatste, wiens eigen muziekschool ondertussen was opgedoekt, wordt de eerste directeur. De nieuwe instelling gebruikt de

KRONIEK

31


zaal van de sodaliteit als concert- en oefen­ lokaal. Men organiseert er, naast de gewone lessen en concerten, compositiewedstrijden voor leerlingen en leraars. Hier wordt het ontluikende amateuristische verenigingsle­

ven gestimuleerd, al biedt het geen garantie voor een professionele muziekcarrière. Wie beroepsmuzikant wil worden, moet in Parijs studeren.

1813

In 1813 wordt in Antwerpen het eerste driejaarlijkse salon van de Schone Kunsten georganiseerd. Deze manifestatie zal om beurten gehouden worden in Antwerpen (door de Société d’Encouragement des

Beaux-Arts of Genootschap ter Aenmoediging der Konsten), in Brussel (door de Maatschappij ter Aenmoediging der Schoone Konsten) en in Gent (door de Schilder Akademie).

1815

Willem I voert een centralistisch onder­ wijsbeleid. Om het analfabetisme uit te roeien, sticht hij meer dan 400 lagere scholen en 7 athenea. Hij wordt protecteur van de Gentse Academie en verleent aan de Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde de titel

Koninklijke. Beide instellingen krijgen een financiële ondersteuning : de Academie via een jaarlijkse tussenkomst door de conseil municipal de Gand, de Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde bij middel van een jaarlijkse dotatie.

1816

Koning Willem I heropent de Leuvense universiteit als een Rijksuniversiteit die instaat voor het opleiden van leraren,

artsen en juristen en waar de katholieke godsdienst wordt uitgesloten 16.

1817

— De Universiteit Gent wordt plechtig geopend op 9 oktober 1817 en telt in het eerste jaar van haar bestaan 190 studenten en zestien professoren, van wie er negen uit het buitenland (Noord-Nederland en Duitsland) komen. Zij zijn verdeeld over vier faculteiten : Letteren, Rechten, Ge­ neeskunde en Wetenschappen en gebrui­ ken het Latijn als voertaal. Het initiatief tot de stichting van de rijksuniversiteiten

van Gent, Leuven en Luik neemt Koning Willem I teneinde de intellectuele achter­ stand van het zuiden van zijn Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, het latere België, weg te werken. Door het Gentse stadsbestuur worden verschillende gebou­ wen ter beschikking gesteld van de univer­ siteit : het Jezuïetenklooster tussen Korte Meer en Voldersstraat (voor de letteren en wijsbegeerte), de Baudelobibliotheek (voor

32

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


de rechten), de St. Elooikapel (voor weten­ schappen en anatomie), het Pakhuis (voor geneeskunde) en het burgerlijk ziekenhuis op de Bijloke (voor klinisch onderwijs). — Voor wat het onderwijs in de genees­ kunde betreft, kunnen de kandidaten zich aan de Gentse universiteit inschrijven nà het afleggen van een ingangsexamen. In feite houdt men qua diploma’s het Franse stelsel aan, want de academische graden zijn : doctor in de geneeskunde, doctor in de chirurgie, doctor in de verloskunde en

doctor in de farmacie. Met een wet sur la police de l’art de guérir applicable à tout le royaume van 12 maart 1818 zal de wet­ gever een groep practiciens d’ordre infé­ rieur in het leven roepen, met name stadsen plattelandschirurgen, vroedmeesters en -vrouwen, apothekers, oogartsen, tandartsen, drogisten en herboristen. Deze tweedelijnsgezondheidswerkers studeren dus niet aan de universiteit maar volgen lessen aan privé-scholen. In 1823 zal een aantal van deze instellingen door de overheid erkend worden.

1818

De muziekafdeling van de Gentse Société des Beaux Arts et de Littérature pleit bij het Gentse stadsbestuur voor het oprichten van een officiële muziekschool. Hoewel de vraag

positief onthaald wordt, duurt het nog enkele jaren vooraleer het project gerea­ liseerd wordt.

1820

In toepassing van het KB van 3 juni 1817 worden tussen 1817 en 1821 in de Zuidelijke Provinciën 13 rijkslagere scholen opgericht. Op 11 december 1819 bepaalt een KB de oprichting van eene school voor militaire en burgerkinderen in Gent waarbij het Rijk 3.000 gulden uittrekt voor de vereischte

reparatie en verdere onkosten ter behoorlijke inrigting van het schoolgebouw en woonhuis voor den onderwijzer en tevens een jaarlijks salaris van 600 gulden. Op 24 januari 1820 wordt hiervoor de Blauwe School in de Barrestraat aangeduid. Kort daarop volgt de aanstelling van Pieter Jonglas.

1821 In 1821 zijn acht primaire schoolmeesters, soms bij­ gestaan door een onder­ meester, actief in Gent. Ongeveer 18% van de leer­ lingen volgen er kosteloos onderwijs, de scholen zijn

dikwijls gemengd. De acht primaire schoolmeesters onderwijzen lezen, schrift, Vlaams, Frans en rekenen. Een viertal meesters onder­ wijzen ook geschiedenis en aardrijkskunde. Daarnaast zijn er nog vijf kostscholen (met samen

KRONIEK

216 leerlingen) waar leer­ stof van het secundair on­ derwijs, zoals bijvoorbeeld Latijn, onderwezen wordt. Ten slotte zijn er ook 28 particuliere school­ meesters.

33


1822

Willem I beslist de onderwijspolitiek van de Habsburgers verder te zetten en het on­ derwijs op alle niveaus te hervormen. Op het platteland organiseert de maatschap­ pij Tot Nut van ’t Algemeen zondaglessen, voordrachten en bibliotheken. Er worden 1500 basisscholen opgericht, 2000 (gedi­ plomeerde) onderwijzers komen in dienst en het aantal leerlingen stijgt van 150.000 naar 300.000. Tezelfdertijd worden zeven instellingen middelbaar onderwijs met de naam ‘atheneum’ opgericht in Antwerpen, Brugge, Brussel, Doornik, Luxemburg,

Maastricht en Namen. Ook wordt het be­ staan van de drie universi­teiten bevestigd en komen er zeevaartscholen in Antwerpen en Oostende. Het betreft officieel en neu­ traal, door de Staat georganiseerd onder­ wijs. In 1824 schaft de vorst de religieuze onderwijsinstellingen af, evenals de kleine seminaries en de katholieke colleges : het onderwijs wordt een Staatsmonopolie. Deze beslissing schandaliseert katholiek België en leidt tot het concordaat van 1827, waarbij o.a. de seminaries heropend worden.

1823

Bij besluit van 6 januari 1823 worden de eerste opleidingen voor vroedvrouw inge­ steld. Dit besluit, dat pas in 1959 volledig

wordt opgeheven, voorziet voor die oplei­ dingen in drie lesuren per week gedurende zes maanden, gespreid over twee jaar.

1824

Bij KB van 21 juli 1824 wordt voor OostVlaanderen in Gent een normale school opgericht. De koning verleent voor een periode van vijf jaar een jaarlijks bedrag van 800 gulden voor de organisatie van de normaalcursus, de provincie voegt er jaar­ lijks 1200 gulden aan toe. P. Jonglas wordt belast met het geven van deze normaal­

cursussen. Per jaar zijn er twee cursussen, telkens van 96 lesuren en aangeboden na de gewone schooltijden. Per cursus wor­ den ongeveer dertig studenten toegelaten, met de aanbeveling dat de cursisten, meestal onderwijzers die al een ambt vervullen, tweemaal een volledige cursus zouden volgen17.

1825

Bij KB (13 mei 1825) richt Willem I de School van Kunsten en Ambachten op. Deze instel­ ling moet beantwoorden aan de vraag van de industrie naar professioneel gevormd perso­ neel, zoals grafisch personeel voor de textiel­ sector, industrietak die door toedoen van de economische politiek van de koning weer op

volle toeren draait. Tevens komen er leer­ gangen in de scheikunde en werktuigbouw­ kunde met als doel de wisselwerking tussen industrie en hogeschool te bevorderen. De doelstellingen worden omschreven als aan de werkman een wetenschappelijk onderwijs geven dat hij in de werkplaats niet kan verkrij-

34

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


1827

gen… hem aldus trapsgewijze aan de dwingelandij van de sleur onttrekken, de economische waarde van zijn arbeid verhogen…18 De School voor Kunsten en Ambachten, die pas in 1827 van start zal gaan, mag worden beschouwd als de voorganger van de Techni­ sche Scholen die in 1835 aan de Faculteit van Wetenschappen worden toegevoegd, als de voorganger van de opleidingen industriële wetenschappen die zich in de negentiende en de twintigste eeuw verder ontwikkelen én als voorganger van meer technische rich­ tingen van de Academie (zoals fotografie en grafisch ontwerpen). Het oprichtingsbesluit spreekt van schei- en werktuigkunde toegepast aan de nuttige kunsten. De lessen vinden o.a. in het beluik van Sint-Agneete plaats 19. Dat het instituut nauw bij de nijverheid moet aansluiten blijkt ook uit de gekozen bestuursstructuur : de directie van de school

wordt toevertrouwd aan het College van Cu­ ratoren van de Gentse Universiteit, bij welke voor die school twee door het gouvernement te benoemen industriëlen zullen gevoegd worden.

— In de Academie wordt in de leslokalen gasverlichting geïnstalleerd. Deze vervangt de tot dan gebruikte kaarsen en olielampen.

voor Kunsten en Ambachten gaat, mede onder invloed van burgemeester Van Crombrugghe, van start met één lesgever, de heer Lemaire, die zowel meetkunde, perspectief als optica onderwijst.

— De in 1825 door Willem I gestichte School

1828

— Op 14 juni 1828 vaardigt Willem I een besluit uit waarmee athenea en colleges on­ der toezicht van de Staat komen. Colleges die hier weerstand tegen bieden gaan dicht. — Vanaf 1828 worden de Gentse scholen bestuurd door een commissie van toezicht

14

1827

— Ondanks het feit dat een ministerieel schrijven al in 1817 de gouverneur van Oost-Vlaanderen had gelast met de organi­ satie van een materniteit met geannexeerde vroedvrouwenschool ten dienste van de arme bevolking duurt het tot 1825 alvorens dergelijke school er ook komt. Dat gebeurt in de Hoveniersdreef, nu Kluyskensstraat. Deze eerste provinciale kraaminrichting, die op 15 april 1828 opent, telt 12 bedden en voorziet in logies voor de vroedvrouwen. De school beantwoordt aan de door de overheid opgestelde minimale opleidings­ voorwaarden voor vroedvrouw (KB van 5 januari 1825).

met de burgemeester als voorzitter, de schepen belast met onderwijs als onder­ voorzitter, en dertien leden. De commis­ sies besturen de scholen, stellen de begro­ ting op, doen voorstellen voor aankopen en aanstellingen, benoemingen en bevor­ deringen. fig. 14  Om naar de Lindenlei te gaan ging men tot over eenige jaren over de Oordeelbrug, vroeger Kuipbrug geheeten om de kuipgaten welke hier in de nabijheid stonden ; de weg tusschen deze brug en de Leibrug aan de Coupure heette butte de Cuppen. Het was aldaar dat eenige Zusters van ’t klooster van Sion tegen Oudenaarde, in de vijftiende eeuw zich kwamen vestigen, en in 1472 een klooster en kapel bouwden, onder den naam van priorij der H. Agnes. In 1783 door Jozef II afgeschaft, werd het klooster als nationaal goed verkocht. Schier al de kloostergebouwen werden in 1758 afgebroken en vervangen door andere gebouwen, zoals het bureel der domeinen en den entrepot. Tijdens het

KRONIEK

Hollandsch bestuur bouwde men er eene Rijkschool en in de lokalen er nevens werd de Stedelijke Nijverheidsschool gesticht in 1826  20. Zicht op de Coupure vanaf de achterzijde van een van de huizen op de Nederkouter. Getekend door P. Jh. Gauthier Stirum (1823).

35


— De in 1809 gestarte plantententoonstel­ ling kent een zodanig groot succes dat er in 1828 plaats moet worden gezocht voor een nieuwe tentoonstelling met deze keer wel 1200 planten. De stedelijke overheden stellen de Pacificatiezaal in het stadhuis ter beschikking. De Koninklijke Maatschappij

voor Landbouw en Plantkunde kende ech­ ter zo’n succes dat de door haar opgerichte Société Anonyme d’Horticulture et de Botanique de Gand in 1835 plannen maakt voor de bouw en de exploitatie van een eigen gebouw, het Casino.

1829

Het onderwijs in de academies wordt door een Koninklijk Besluit van 10 oktober 1829 opgesplitst in enerzijds het architectuuron­

derwijs dat als bijzonder onderwijs van de nuttige kunsten wordt geklasseerd en anderzijds het bijzonder onderwijs in de schone kunsten.

1830

Na de Belgische Omwenteling van augustus /september 1830 treft het Voorlopig Bewind een aantal maatregelen die het univer­ sitair onderwijs desorganiseren. Zo wordt het Latijn als voertaal vervangen door het Frans, worden de buitenlandse hoogleraren

ontslagen en verliest de Gentse universiteit twee faculteiten : die van Letteren en Wijs­ begeerte en die van Wetenschappen. De universiteit reageert onmiddellijk met de oprichting van vrije faculteiten.

1831 Op 17 februari 1831 keurde het Nationaal Congres een grondwet goed, die van België een parlementaire monarchie maakte en die ook voor het onderwijs bepaalde gevolgen had. (…) Art. 17 van de grondwet21 waarborgde de vrijheid van onderwijs. Deze bestond in het recht van elke persoon om onder­ wijs te geven zonder voor­ afgaande machtiging. Men onderscheidde in België het vrij onderwijs en het offi­ cieel onderwijs. Het eerste dankte zijn bestaan aan het privé initiatief. Het kon

door de Staat gesubsidieerd worden als het aan bepaalde voorwaarden voldeed. Het officieel onderwijs werd door de Staat, een provincieof een gemeentebestuur georganiseerd en werd vol­ ledig door deze openbare machten gefinancierd. De grondwetsbepaling Het openbaar onderwijs wordt verstrekt op kosten van de Staat en wordt geregeld bij wet gaf echter aanleiding tot verschillende interpre­ taties. De liberalen zagen hierin de toelating dat de Staat vrijelijk onder­ wijs kon inrichten. Voor de katholieken betekende

geregeld bij wet dat de uitvoerende macht zich slechts binnen een door het parlement omschreven kader kon bewegen. Sommigen interpreteerden geregeld bij wet zelfs nog enger in de zin van enkel en alleen als het privaat initiatief tekort schiet. Dit verschil in interpretatie leverde uiteraard stof voor Kamer­ debatten en politieke 22 strijd  .

fig. 15  Leopold I, eerste koning der Belgen, bezoekt de Academie op 13 januari 1832. Wellicht is hij die dag niet vergezeld van zijn echt­ genote Louise-Marie, gezien zij het Gulden Boek pas op 5 augustus 1834 ondertekent.

36

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


15

1829

KRONIEK

37


1833

— In dit jaar geeft Baron Coppens, uit Melle, opdracht aan L. Minard om een Huys van Plesantiën te bouwen, constructie die zich nog steeds op de huidige campus Melle van de Hogeschool Gent bevindt. In de loop van de geschiedenis krijgt het neoclassicistische bouwwerk, zoals vele historische monumenten, verscheidene namen, van Kasteel Coppens over Kasteel Zwaenhoek – naar het gehucht de Zwaen­ hoek – en Kasteel Piers de Raveschoot of Beernaerts – naar de verschillende eigenaars. Het interieur van de benedenverdieping omvat verscheidene salons in diverse neo­ stijlen, alle in verschillende hoofdtonen ge­ kleurd. De jachtkamer in Vlaams neorenais­ sance, de neo-Lodewijk XVI eetkamer 23 en het muzieksalon zijn typische voorbeelden van het amalgaam van het neoclassicisme. De bovenverdiepingen worden lang­ zaamaan ingericht als klaslokalen en ver­ liezen hun oorspronkelijke karakter. — In 1833 wordt de School van Kunsten en Ambachten, die oorspronkelijk gehecht was

1834

De Société (des Beaux Arts et de Littérature) hernieuwt aan het Gentse stadsbestuur haar verzoek om te voorzien in officieel muziekonderwijs.

1835

— Om het tekort aan Vlaamse machine­ tekenaars op te lossen – in de nochtans zeer bloeiende Gentse textielindustrie

17

16

38

aan de universiteit, overgenomen door het Gentse stadsbestuur als zelfstandige school. Gent betaalt van nu af aan de infrastructuur, maar om de kwaliteit te waarborgen behoudt de Staat de bevoegdheid over de aanstel­ lingen en blijven de wedden te zijner laste. De school, die van nu af aan de naam école Industrielle /Nijverheidsschool draagt, biedt zowel Frans- als Vlaamstalige leergangen : arbeiders, meestergasten en ambachtslui volgen de Nederlandstalige (veelal) avond­ cursussen, zonen van industriëlen en van het kaderpersoneel van de fabrieken en werkhui­ zen volgen de Franstalige dagcursussen. In hetzelfde jaar wordt aan de school een voorbereidende afdeling gehecht die twee of drie jaar duurt. De studieduur aan de Nijverheidsschool zelf bedraagt twee, later drie jaar. In het bestuur van de instelling zetelen twee industriëlen, de heren Huysmans-Kerremans en (katoenindustrieel) De Smet-de Naeyer. — Gent is de eerste stad in Vlaanderen die twee – kosteloze – meisjesscholen opricht.

waren de meestergasten en tekenaars veelal Engelsen of Duitsers – wordt in 1835 aan de Nijverheidsschool een leergang

1833

1832

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 16  Burgemeester Joseph Van Crombrugghe bezoekt de Academie op 2 januari 1829. fig. 17  Baron Coppens uit Melle geeft in 1833 opdracht aan architect L. Minard om voor hem een Huys van Plesantiën te bouwen in Melle. fig. 18  De Conservatoire de Musique of Toonkundig Conservatorium gaat in 1835 van start in de voormalige Con­ciërgerie van het Stadhuis. fig. 19  In de Troonzaal van het Stadhuis organiseert het Conservatorium vanaf maart 1836 concerten. Ook de Nijverheidsschool zal van deze indrukwekkende ruimte gebruik maken voor o.a. prijsuitreikingen.


machinetekenen toegevoegd. Ondertussen komen aan de universiteiten van Gent en Luik Bijzondere scholen voor ingenieurs. De leiding van de Nijverheidsschool wordt toevertrouwd aan een administratieve commissie onder voorzitterschap van de burgemeester. — In april 1835 bepleit een onderzoekscom­ missie bij het stadsbestuur dat Gent naast een universiteit, een industriële school, een atheneum en een tekenacademie ook een Conservatorium moet huisvesten. Het stadsbestuur besluit dan ook tot de oprich­ ting van een Conservatoire de Musique of Toonkundig Conservatorium. Martin-Joseph

Mengal wordt benoemd tot directeur, JanFrans Willems tot secretaris. Het cursus­ aanbod bestaat uit : notenleer, harmonie, compositie, zang, piano, viool, altviool, cello, fluit, hobo, klarinet, hoorn en fagot. Kandidaat-leerlingen moeten kunnen lezen en schrijven, slagen in een toelatings­ proef en minimum 10, maximum 20 jaar oud zijn. Het onderwijs is gratis en een aantal cursussen wordt afzonderlijk voor jongens en meisjes georganiseerd. Het onderwijs is (exclusief) in het Frans. Het Conservatorium wordt gehuisvest in de voormalige Conciërgerie 24 van het stadhuis, waar een twaalftal lokalen beschikbaar is.

1836

De beste leerlingen van het Conservatorium geven op 1 maart een concert in de Troon­ zaal van het stadhuis. Omdat de stadhuis­ concerten en de openbare wedstrijden op veel enthousiasme van het publiek kunnen

rekenen, beslist het bestuur om vanaf 1840 vier keer per jaar op zondagmorgen in dezelfde locatie een matinée musicale te organiseren. De toegangsprijs bedraagt 4 frank voor de 4 concerten.

1837

— Vijfhonderd vooraanstaande Gentenaars rijden op 28 september in de eerste stoom­ trein van de lijn Mechelen – Dendermonde – Gent door de Muinkmeersen het Zuid­ station binnen.

1837. Vanaf 1873 worden vijfjaarlijkse tentoonstellingen onder de naam Floraliën georganiseerd. De laatste van de bloemenen plantententoonstellingen in het Casino zal in 1908 plaatsvinden. De gebouwen worden later als legerhospitaal (1914 – 1918) gebruikt en rond 1930 gesloopt om plaats te maken voor de Veeartsenijschool van de Universiteit Gent naar een ontwerp van architect prof. A. Desmet 25.

— De eerste tentoonstelling van de Konink­ lijke Maatschappij voor Landbouw en Kruid­ kunde in het door de Société Anonyme d’Horticulture et de Botanique de Gand opgerichte Casino vindt plaats op 12 maart

18

1835

19

KRONIEK

1836

39


1839

Charles Louis Carels richt in 1839 een con­ structiewerkhuis op bij zijn bedrijf, waar al vroeg kleine stoommachines en polderge­ malen 26 worden gemaakt. Carels verschaft

de stad Gent de nodige middelen voor de aankoop van een terrein en de oprichting van een school voor metaalbewerking, school die later de Carelsschool zal worden.

1840

— Tijdens de Nederlandse periode wordt voor de eerste keer werk gemaakt van een degelijke beroepsopleiding voor onderwijzers en wordt er, naast de rijk­ slagere modelscholen die in verschillende steden bestaan, ook een rijkskweekschool in Lier opgericht. Na de Belgische onaf­ hankelijkheid wordt de Lierse instelling gesloten. Om zich als onderwijzer te vestigen is dan geen bijzondere beroeps­ vorming meer vereist. De kerkelijke overheid maakt hiervan gebruik om nieuwe scholen voor onderwijzers op te richten. Zo wordt in Gent al in oktober 1839 een aan het Klein-Seminarie van St.-Niklaas gehechte normaalschool op­ gericht. Ook gemeentelijke en provinciale instellingen leveren inspanningen om degelijk opgeleide leerkrachten te vormen. Zo organiseert de provincie Oost-Vlaan­ deren in 1840 voor het eerst zomercursus­ sen onder leiding van R. Willquet, hoofd­ onderwijzer van de vroegere rijkslagere school, en J.B. Courtmans, die in 1844 aan de opnieuw opgerichte normaalschool in Lier les zal geven. In de Gentse gemeen­ telijke scholen wordt ondertussen de vorming van onderwijzers toevertrouwd aan Pieter Jonglas.

— Vanaf 1840 worden beroepsscholen gesticht waarin het onderwijs minder theo­ retisch is dan in de nijverheidsscholen. De eerste was de école des Arts et Métiers in Doornik. Daarnaast bestonden ook be­ roepsopleidingen aan middelbare scholen, o.a. handelsopleidingen en nijverheids­ opleidingen (humanité ouvrière of humanité manuelle) die, na hun fusie in 1887, de moderne humaniora zal heten. Er zijn ook speciale beroepsscholen voor meisjes 28 van de gegoede burgerij en technische scholen. Weldra wordt het nijverheidsonderwijs zowel ’s avonds als overdag georganiseerd onder de naam technisch onderwijs. Binnen het voltijds secundair onderwijs ontstaan zo naast de humaniora twee parallelle onderwijsvormen : enerzijds het technisch, anderzijds het beroepsonderwijs.

20

40

1837

— Tussen de stad Gent en de Academie ontstaat een dispuut over de aanstelling van de leraars en hun verloning, waarbij beide partijen de verantwoordelijkheid doorschuiven. Uiteindelijk bereikt men in november een vergelijk : de Academie blijft een stedelijke instelling maar zal verder subsidies van de Belgische Staat ontvangen. Nog voor het einde van het fig. 20  De Gentsche Spoorhalle was eene der eerste in België. Op 28 september 1837 werd er met groote plechtigheid de eerste lijn, deze tusschen Gent en Dendermonde, door Koning Leopold I ingehuldigd. Over de feesten welke toen plaats grepen, geven de nieuwsbladen breedvoerige verslagen. Zeggen wij toch een woord van den dag zelven der inhuldiging. Van ’s morgens vroeg gaan de Gentenaars tot aan Melle, om het ijzeren gevaarte te zien voorbij stoomen. Overal zijn verhoogen opgetimmerd ; de soldaten staan van daar tot in Gent langsheen den ijzeren weg geplaatst. Aan de Statie is eene grote tent opgeslagen, waar de Koning met zijn gevolg zou plaats nemen ; gansch de stad is in feest. Om 4 ure van den

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

namiddag wordt het sein door het kanongebulder gegeven ; de trein is in ’t zicht. Om 4 ure komt hij de Statie binnen­ gestoomd onder de toejuichi­ ngen van het volk, het gedonder van het geschut en het schetteren van het muziek 27.


jaar neemt het gemeentebestuur overigens een ingrijpende beslissing : vanwege het weinige vertrouwen in de maatschappe­ lijke relevantie van het kunstenaarschap, wordt de opleiding schilderen afgeschaft. Tot 1914 wordt de schilderkunst niet langer als een zelfstandige discipline onderwezen, wat meteen ook betekent dat de toonaan­gevende kunstenaars van het

einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw die aan de Academie les volgen er officieel geen schilderles krijgen. Wel onder­wijst een aantal lesgevers het schilderen verder officieus binnen de instelling of in hun privé-atelier en komt er mettertijd een bijzondere – d.i. een aan­ vullende, geen zelfstandige – opleiding.

1841

Het Kunstgenootschap, dat in 1860 fusio­ neert met de Cercle littéraire tot Cercle artistique et litteraire 29, wordt opgericht. In tegenstelling tot de Academie, waar directeur Hendrik van der Haert de kostbare raad van Jean-Louis David 30 verspreidt en dus het academisme hoog in het vaan­

del draagt, steunt het Kunstgenootschap de romantiek. Van der Haert wordt in 1845 de eerste directeur unique waarbij het systeem van codirecteurschap wordt afgeschaft. Naast zondags- en zomer­lessen worden ook ochtentlijke dagleergangen georganiseerd.

1842

Bij katholieken en liberalen heersen verschil­ lende visies over de vorming van leerkrach­ ten. De katholieken wensen de invloed van de Staat hierop te beperken en zijn ervan overtuigd dat het door hen uitgebouwde net van normaalscholen de beste garantie biedt om onderwijzers, zowel voor het vrij als voor het officieel onderwijs, op te leiden. De liberalen menen dan weer dat de Staat het recht heeft onderwijzers te vormen. De eerste organieke wet op het lager onderwijs, de zogenaamde wet Nothomb van 23 september verplicht elke gemeente een lagere school op te richten. De gemeenten kunnen aan die verplichting voldoen door een vrije (katho­ lieke) school aan te nemen. De gemeenten

moeten zelf hun onderwijzend personeel aanstellen al krijgen ze daarvoor toelagen van Staat en provincie. Drie soorten opleidingen worden gepland : 1. twee rijksnormaalscholen worden on­ middellijk opgericht, een in Vlaanderen (Lier) en een in Wallonië (Nijvel) ; 2. aan een lagere hoofdschool per provin­ cie kunnen normaalcursussen worden gegeven. Deze lagere hoofdscholen, die in 1850 omgevormd worden tot middel­ bare scholen, hebben tot doel jongeren (vooral uit de steden) onderwijs aan te bieden dat op een niveau tussen lager en middelbaar onderwijs ligt ;

22

21

1837

KRONIEK

1841

fig. 21  De eerste tentoonstel­ ling van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde vindt op 12 maart 1837 plaats in de nieuwe Casino (aan de Coupure). fig. 22  Uitnodiging voor een van de prijsuitreikingen die de Nijverheidsschool in de Troonzaal van het Stadhuis organiseert.

41


1906

gegeven aan deze oproep waarvan het maatschappelijk nut door niemand kan worden verloochend. Oorspronkelijk worden de lessen beperkt tot het tekenen, wat vele reacties uitlokt : de vakken waarin een kunstenares kan schitteren, zijn hedendaags niet zeldzaam meer… Moet wat men noemt vrouwenkunst voorbehouden blijven aan de bevoorrechten die er eene voldoening in vinden voor hun nietsdoen …

Het aantal studenten stijgt zeer snel : van 19 leerlingen in het aanvangsjaar 1905 tot 174 leerlingen in 1917 80.

— Bij KB van 25 juni 1906 wordt de Hoge Raad voor het Technisch Onderwijs opge­ richt. De Raad geeft adviezen bij de vraag­ stukken die door de minister van Nijverheid en Arbeid worden voorgelegd met betrek­ king tot de inrichting en de uitbreiding van nijverheids-, beroeps-, handels-, en huishoudonderwijs.

rale en socialistische partij georganiseerde meeting plaats in lokaal Skating.

— Op 6 april vindt een grote manifestatie plaats ten voordele van de invoering van de leerplicht. In de optocht, die gevormd wordt op de Vrijdagmarkt, stappen tiental­ len verenigingen en zeven muziekkorpsen op. Na de betoging heeft een door de libe­

1907

— De English Club verhuist naar de Savaanstraat. — In 1907 wordt in Gent een Vereniging voor hooger onderwijs voor juffrouwen opgericht. In Gent bestaat namelijk nog geen middel­ baar onderwijs voor meisjes. Zij die univer­

59

72

— Een hulpfonds van de Associations des Anciens élèves de l’Institut Supérieur de Brasserie de Gand wordt opgericht, met de bedoeling de leden die tijdelijk zonder werk zitten te helpen.

— Gustave Francotte (1852 – 1925), minister van Arbeid en Nijverheid, woont de plech­ tige uitreiking van diploma’s en getuig­ schriften van de English Club bij. — Mevrouw Mathilde Stevens-Denijs, toe­ komstige schoonmoeder van Jan Wannijn, koopt een leegstaand gebouwencomplex in de Savaanstraat. Het gebouw staat op naam van haar dochter, Valentine Stevens, die in 1907 trouwt met Jan Wannijn. sitaire studies wensen te volgen, dienen zich in een Brusselse onderwijsinstelling in te schrijven. In oktober 1907 wordt met een eerste klas van de Latijnse afdeling van het middelbaar onderwijs gestart. De school ontwikkelt zich, met de steun van het stads­ bestuur, tot een volledig lyceum. Het lyceum,

fig. 59  Met dit geweven huldebetoon aan Pieter Vlaeminck, directeur gene­ raal van het Technisch onderwijs, toont de Nijver­ heidsschool de métier van haar textielopleidingen aan.

1900

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


1908

1909

dat door de Duitse bezetter als een haard van antigermanisme wordt beschouwd, wordt in 1917 gesloten. Na de Eerste Wereldoorlog wordt het lyceum een stedelijke instelling, na de Tweede Wereldoorlog zal het door de Staat overgenomen worden 81.

— De universitaire klinieken en poliklinie­ ken betrekken nieuwe lokalen, ontworpen door architect L. Cloquet 82, op het tuinter­ rein van het Bijlokehospitaal.

— Met het KB van 25 maart 1908 wordt een Dienst Beheer van het Nijverheids- en Beroepsonderwijs opgericht. Het is een aparte dienst binnen het ministerie van Nijverheid en Arbeid met als de taak toe­ zicht te houden op de boekhouding, het toekennen van de toelagen, de benoeming (in het rijksonderwijs) of de erkenning (in het gesubsidieerd onderwijs) van de leden van de beheerraden, de lesgevers, de uit­ voeringen van de beslissingen van de Hoge Raad voor het Technisch Onderwijs…

verzorging van de baby en het beroeps­ geheim). Het tweede besluit behandelt de beroepsuitoefening waarbij de hygiëne van de vroedvrouw, het materiaal waarover zij moet beschikken, alsook de praktijk­ regels, zoals t.a.v. de provinciale commis­ sie naar aanleiding van bijvoorbeeld een overlijden, werden opgenomen.

— Op 1 juli 1908 verschijnen twee nieuwe besluiten met betrekking tot de opleiding van vroedvrouwen. Het eerste bepaalt het programma van de examens (met vak­ ken als anatomie, fysiologie, toxicologie, gezond­heidsleer alsook plichtenleer,

— Florimond Van Duyse, van 1895 tot 1910 voorzitter van de bestuurlijke commissie van het Conservatorium, publiceert het laatste deel van zijn musicologisch stan­ daardwerk Het oude Nederlandse lied.

De administratie van het stedelijk onder­ wijs wordt in 1909 overgebracht van het stadhuis, waar het tot dan toe gehuisvest is, naar de Kleine Sikkel op de Nederpolder (in 1909 aangekocht voor 90.000 frank). In 1910 wordt er een pedagogische biblio­ theek met leeszaal voor het onderwijzend

personeel geopend. Deze bibliotheek ligt aan de basis van de oprichting van een stedelijke bibliotheek tijdens de Tweede Wereldoorlog.

60

1903

— Het moderne puntensysteem wordt in de KASK ingevoerd : 90% betekent een Eerste, 80% een Tweede prijs…

61

KRONIEK

1903

fig. 60  Studenten aan de Normaalschool van de Staat tijdens het schooljaar 1903 – 1904. Vijfde, zittend op de bank, Octaaf De Praetere (later directeur van het Jongensweeshuis). Vijfde op de 3de rij, Marcel Destan­ berg (later directeur Stedelijk Onderwijs Gent). fig. 61  Alfons Roegiers, directeur van de Normaal­ school.

73


62

1903

63

74

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1904


1910

— In 1910 telt België zowat 800 technische scholen terwijl er in 1884 nog maar 130 bestonden. Smet & Vannecke verklaren dat deze expansie een gevolg is van 83 : Economische factoren : – De tweede industriële revolutie die zich ten gevolge van het gebruik van nieuwe energiebronnen zoals elektriciteit (vanaf 1880) en aardoliederivaten (sinds 1885), ontwikkelde. Deze revolutie gaf ook aanzet tot het ontstaan van nieuwe industrieën (zoals het bedrijf dat Lieven Gevaert 84 in 1884 in Mortsel oprichtte). Door deze revolutie steeg de vraag naar geschoold personeel voor het lager en middenkader. In bijvoorbeeld de scheikundige en de elektronische nijverheid waren technisch geschoolde arbeidskrachten onmisbaar. – Ten gevolge van de toenemende indu­ strialisering verdwenen zelfstandige ambachts­lui en kleine nijveraars. De opleiding van leerjongens, die zij tot dan op zich namen, kwam hierdoor in het gedrang. Deze opleidingen worden voort­ aan in het technisch onderwijs opgenomen. Sociale factoren : Vanaf de jaren 80 van de negentiende eeuw begonnen de arbeiders zelf voor hun belangen en hun rechten op te komen. Dat gebeurde door middel van partijen (zoals de BWP die in 1885 werd gesticht) en vak­ bonden. Op sociaal gebied wordt ook een aantal belangrijke wetten gestemd, zoals op de vrouwen- en kinderarbeid (1889) 85, fig. 62  De Concertzaal van het Conservatorium wordt plechtig geopend. fig. 63  Een haperende deur met trillend glas in lood. Eén voet in de raadzaal en onmiddellijk dringt het tot elke bezoeker door : in dit interieur werd roemrijke geschiedenis geschilderd. Boven de toegangsdeur schitteren de insignes van de Orde van het Gulden Vlies en ernaast de deviezen van Karel de Stoute, Maximiliaan van Oostenrijk en Philips de Schone. Centraal op de achterwand tussen de wapenschilden van Vlaanderen en Gent, prijkt het blazoen van de familie van der Zickelen : drie zilveren sikkels met gouden handvat op keel. Weelderig bloeiend groen en veelkleurige siervogels verle-

het ouderdomspensioen (1900), de arbeids­ ongevallen (1902), de verplichte zondags­ rust (1905), verbod op mijnarbeid voor vrouwen en jongens onder 14 jaar (1911), verbod op nachtwerk voor vrouwen (1911), wet op de kinderbescherming (1912). — In 1910 bestaat 65% van het personeel van het Gentse stedelijk onderwijs uit vrouwen. Omdat slechts een klein aantal Gentse meisjes aan de rijksnormaalschool in Brugge studeert, heeft de stad Gent problemen bij de aanwerving van vrouwe­ lijke leerkrachten. Om die reden besluit de gemeenteraad op 4 oktober 1910 op voorstel van schepen Cambier 86 een stede­ lijke meisjesnormaalschool op te richten. Het schoolreglement voorziet voor Gentse leerlingen87 in kosteloos onderwijs – wat niet gebruikelijk is – alsook het wel gebrui­ kelijke (want in alle normaalscholen gehan­ teerde) internaat. Maar in de Stedelijke Normaalschool hebben de leerlingen ook de mogelijkheid extern te zijn. Na twee jaar studie ontvangen de leerlingen het diploma van bewaarschoolonderwijzer, na vier jaar dat van onderwijzeres. In de Casinostraat wordt een grote woning aangekocht voor de op te richten normaalschool. Tot 1911 worden de lessen in de Lagere Hoofdschool Voldersstraat gegeven. De heer E. Fecheyr, voorheen kantonnaal opziener (inspecteur) wordt de eerste directeur. Zijn opvolgers zullen, tot 1995, dames zijn. Dit is een vendigen de statige heraldieke luister en schenken aan het geheel een feestelijk, Boergondisch karakter. Boven de grote vergadertafel hangt een zware zesarmige kroonluchter die verdacht veel gemeen heeft met het eksemplaar dat Jan van Eyck in 1434 installeerde in de slaapkamer van Giovanni Arnolfini en Jeanne Cenami. Onder de brede schouwmantel en geflankeerd door twee vurige leeuwen, treffen we de Maagd van Gent aan, kunstig in reliëf gebracht op de smeedijzeren haardplaat. Op visite in the castle of their ancestors, staat iedere Amerikaanse Van Sickle erop zich in haar direkte nabijheid te laten fotograferen. Zeker nadat wij hem of haar, niet zonder trots, bovenaan de als Romeinse hoofdletters vermomde datum

KRONIEK

hebben aangewezen en laten ontcijferen. 1496 ! Dat dit tafereel met deze mooie jeugdige vrouw slechts vier jaar jonger is dan de ontdekking van Amerika door Christophorus Columbus, betekent dat hun roots hier als het ware vleselijk tastbaar aanwezig zijn. Dit beseffend worden ze meestal eventjes heel stil. Het ontbreekt ons op die momenten aan moed om hen in vertrouwen te nemen en te verklappen dat ongeveer alles in deze zaal – de twee 15 de eeuwse balken, die het plafond doorkruisen en uitmonden in vier gotische, eikenhouten kerkvaders-in-eennis, vormen de uitzondering – schijn is, een pseudo-historische spielerei. Op 15 april 1904 werd de raadzaal massaal door het publiek ontdekt 88.

75


64 a

65

76

1907

64 b

1907

fig. 64 a–b  Naast onderwijs in vreemde talen en handels­ onderwijs kan men in de English club op alle dagen en uren door de belanghebbenden te bepalen, ook andere vaar­ digheden – zo machienschrift – onder de knie krijgen. Voor leerlingen en studenten die best niet blootgesteld worden aan de gevaren van het leven der groote stad, voorziet de English Club ook een internaat, beter twee want jongelingen en juffrouwen worden geschei­ den opgevangen. fig. 65  In 1907 verhuist de English Club naar de Savaan­ straat.

1907

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


unicum in deze schoolgeschiedenissen, al is dit wellicht niet zo moeilijk te verklaren, aangezien het om een meisjesnormaalschool gaat. De opvolgsters zijn : mevrouw Devaere-Buysse, Georgette Vankenhove-De Wandel, Mevrouw Strobbe, Nora EpsteinsPieruccini, Els Picard-Jochem, Claudine Vuylsteke 89, Diane Bral en ten slotte Colberte Vanoudenhove 90. — Op 25 december vindt in de grote zaal van het Casino de prijsuitreiking van de English Club plaats in aanwezigheid van heel wat notabelen en van, zo meldt o.a. Le Bien Public, ongeveer 5000 toeschouwers. De school telt op dat ogenblik 2850 leerlingen.

1911

— De toelagen van stad, provincie en Staat voor de English Club lopen tijdens het schooljaar 1911 – 1912 op tot 17.275 frank. — Aan de KASK wordt een leergang vrouwenkunst opgericht waar meisjes vakken zoals borduurkunst en juweelkunst kunnen volgen. — Uit onvrede met de gebrekkige opleiding van toneelacteurs stichten Jan Oscar De 1911 – 1915 Het was in de maand van juni van het jaar 1911 dat het ingangsexamen, voor hen die de promotie onder­ wijzers 1911 – 1915 zouden vormen, plaats vond.

66

— In de KASK wordt elektrisch licht geïn­ stalleerd en wordt de bibliotheek met leeszaal ingericht. Het Academiegebouw wordt uitgebreid met een door architect Van Rysselberghe ontworpen vleugel. — De lessen graveerkunst aan de KASK worden tot een zelfstandig geheel uit­ gebreid. Charles De Cock (1879 – 1965) wordt als eerste gemachtigd om een leer­ gang over de werkwijze van de kunstgravure te geven. Die cursus kent vanaf de eerste jaren groot succes met leerlingen als Emile Claus en Jules De Bruycker.

Gruyter en Lodewijk Lievevrouw-Coopman de Gentse Toneelschool (12 maart 1911) die, zo wordt gezegd, op een veel hoger niveau staat dan het toenmalige Conser­ vatorium. De Gruyter blijft er actief tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, Lievevrouw-Coopman blijft beheerder tot in 1942. In 1959 wordt de toneelschool om financiële redenen opgedoekt.

De deelnemers uit het Gentse of zij die in de Gentse stadsscholen lager onderwijs hadden gevolgd, kenden elkaar reeds, daar de stad de voorbereidende lessen inrichtte tot deel­ name aan dat examen. Er

1907

KRONIEK

waren zeer veel deelnemers. Geteld heb ik ze niet, hoeveel precies kan ik dus niet zeggen, maar allen wisten dat, zelfs geslaagd, er een groot aantal toch niet zou toege­ laten worden, daar het

fig. 66  In 1907 betrekken de universitaire klinieken en poliklinieken nieuwe lokalen aan de Pasteurdreef (nu Pasteurlaan) op het tuinter­ rein van het Bijlokehospitaal. Zij zijn het werk van architect L. Cloquet.

77


aantal slaapplaatsen be­ perkt was. Voor de norma­ listen waren er in de lagere normaalschool negentig bedden, in de middelbare normaalschool dertig. Het internaat was ver­ plichtend en kostte vier­ honderd dertig goudfrank. In de meisjesnormaalschool te Brugge was de prijs vastgesteld op vierhonderd vijftig goudfrank. Nu, in 1980, komen die bedragen overeen met vijfenvijftig­ duizend veertig en zevenen­ vijftig duizend zeshonderd papierfrank (x 128 dus). Voor dat bedrag kregen we onderdak, voeding en onderwijs. Schoolgerief, boeken en kleding waren in de prijs vanzelfsprekend niet inbegrepen. Het gebeurde zeer zelden dat een in de examens niet geslaagde normalist zijn jaar mocht dubbelen. In onze promotie nochtans waren er drie aan wie het wel toegestaan werd, omdat zeer dichte familieleden onmid­ dellijk voor of tijdens de examens overleden waren. Daar er in 1911 voor de eerstejaars achtentwintig bedden vrij kwamen en drie studenten mochten over­ zitten, konden er van het groot aantal deelnemers aan het ingangsexamen slechts vijfentwintig toegela­ ten worden. Daar de laatst aangenomene van die vijfen­ twintig nog 82% behaald had

67

78

op het toelatingsexamen, stond men dat jaar werke­ lijk voor een prachtige selectie. Niet voor niets heeft onze promotie dan ook de bijnaam Het wonderjaar gekregen. Verdiend  ? [De auteur vermeldt de functies van een aantal oud-studenten  : zo Gaston Crommen, Gaston Vande Veegaete, Maurice Roelants, Raymond Herreman, Achilles Mussche, Germain Lefever, Leon Faelens, Georges Verbrugge, Georges Bekaert, Albert De Smet, Arthur Claes en hemzelf 91]. Welke vroegere of latere promotie kan zich op een dergelijke samenstelling beroepen  ? Redenen  ? De strenge se­ lectie bij het ingangs­ examen  ; het gering aantal vrije bedden  ; de onderlinge strijd tussen de Gentenaars om de stadsbeurzen (3 van 300 goudfrank  ; al de andere Gentenaars 100). Hoe verliep het leven in de normaalschool in die jaren  ? Ay, ay, ay  ! Een kazerne… met knappe officieren, door­ gaans met een zeer goed en menselijk karakter, maar waar de soldaten (de norma­ listen) tot het uiterste van de buitenwereld afge­

sneden waren. In een lange slaapzaal sliepen de stu­ denten van het eerste en tweede jaar samen, evenals die van het derde en het vierde jaar. De aspirantregenten hadden een afzon­ derlijke slaapzaal. De chambrettes van het eerste jaar waren afgeslo­ ten met een schuifgordijn, die van het tweede jaar met een deur. Bij de ingang van iedere zaal was er een afzonderlijke slaapplaats voor de inwonende surveil­ lanten. Om de week wissel­ den ze van slaapzaal. Om zes uur werden we gewekt door een knecht met een luide bel. We hadden een kwartier om ons te wassen en aan te kleden, om kwart over zes moesten we aanwezig zijn in de studiezaal. Telaatkomers werden gestraft. In de studiezaal werd er gewerkt tot zeven uur. Daarna naar de zolder om onze schoenen te poetsen en dan naar de refter. Aan de ingang moesten we wachten tot we met voldoende waren om plaats te nemen. Met tienen aan een tafel, vijf aan iedere kant. (…) Als de surveillant zijn hoed opzette, mochten we de eet­ zaal verlaten. Tot acht uur wandelden we op de speel­ plaats, in de gangen als het regende. Om acht uur begonnen de lessen. Iedere leraar had

fig. 67  In 1909 wordt de administratie van het stedelijk onderwijs van het stadhuis naar de Kleine Sikkel op de Nederpolder overgebracht.

1909

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


een vast lokaal. We moesten dus af en toe van lokaal verwisselen, maar telkens werd er aan de deur gewacht tot de leraar als eerste naar binnen ging. Iedere leraar had een bijnaam. Als hij vervangen werd of met pensioen ging, kreeg zijn vervanger of opvol­ ger dezelfde bijnaam. De directeur, de heer Roe­ giers, heette De Pot. In de studiezaal sprak hij ons iedere week toe, half in het Nederlands, half in het Frans. Zijn hoofdthema’s waren  : Als je buiten gaat, laat je niet door een werkmeisje vangen en, als er iets gebeurd was en men de dader niet kon vinden, Messieurs, je vous déclare la guerre. Middagmaal om half één. Meestal was het eten goed. Zij die het thuis het slechtst hadden, waren de klagers, maar ze wer­ den door de anderen op hun plaats gezet. Voor de controle op het verstrekte eten bestond er een klach­ tencommissie, beurtelings gevormd door de vier eer­ sten van ieder jaar. Als het eten werkelijk niet goed was – wat uiterst zelden gebeurde – werd er aan de tafels geroepen ‘de commissie’ en de vier leden mochten opstappen naar ‘den Bek’, zoals de econoom genoemd werd. (…).

68

Op zekere dag waren de vis, de aardappelen en de groenten werkelijk niet te vreten en het geroep op de commissie klonk buiten­ gewoon sterk. Zij die er moesten voor opdraaien werden echter afgesnauwd door de econoom en boven­ dien gestraft met de annu­ lering van een uitgangs­ dag. Dit deed het spel maar beginnen. In de studiezaal schreef Marcel de Caes­ maeker een brief over het gebeuren naar Het Laatste Nieuws en La Dernière heure, Gaston Vande Vee­ gaete deed hetzelfde naar Le Journal de Gand en Gaston Crom­ men naar Vooruit. De vier bladen namen de brieven op, met het gevolg dat er een inspecteur van het Minis­ terie op school verscheen om de zaak te onderzoeken. Uiteindelijk werden de straffen van de commissie­ leden kwijtgescholden en de Pot zei  : La guerre est terminée. (…) Gedurende de eindexamens van het derde jaar (1914) stormde plots, om zeven uur ’s morgens, de directeur de studiezaal binnen, stelde zich op voor de verzamel­ de studenten en zei luid en plechtig  : Messieurs… la guerre est déclarée, l’école est licenciée, allez faire vos malles et à ceux qui seront appelés sous les armes : défendez

1911

KRONIEK

bien notre chère patrie. We schreven  : 2 augustus. We stonden er verslagen bij. Naar de zolder, de koffers gevuld, om een stootkar en met de koffers naar huis of naar het station. Wat nu  ! Wachten, wachten en nog eens wachten. De normaalschool werd bezet door de Duitsers. Aan het hoofd stond von Hügel, de zoon van een veldmaar­ schalk aan het Russisch front. Voor ons was het internaat blijvend voorbij. Eerst begin december werden de twee hoogste jaren opgeroepen om verder te studeren. Nu ieder uur in hetzelfde lokaal. Het eerste en het tweede jaar werden niet opgeroepen  : al die studenten hebben een jaar verloren. Dat laatste jaar verliep treurig. De helft van de jongens van ons jaar waren gevlucht of werden opge­ roepen en ingelijfd bij het leger. We waren blij toen we op 14 augustus 1915 met veertienen het diploma verkregen. Achilles Mussche dankte in ons aller naam de heer directeur en de leraars… en we waren vrij. Drie jaar kazerneleven en een sukkelachtig laatste 92 jaar waren achter de rug  .

fig. 68  Reünie van oud studiemakkers (1886) van de Rijksnormaalschool op 17 september 1911.

79


1912

1913

— In 1912 wordt de taalwet van 1883 uit­ gebreid. Het verplichte minimum van twee vakken in het Nederlands, zoals wettelijk vastgelegd voor de rijksscholen, wordt nu uitgebreid naar alle instellingen van middel­baar onderwijs. Ook wordt deze

regel een voorwaarde voor de leerlingen om toegang te krijgen tot het hoger onderwijs.

— Oscar Van de Voorde, hoofdarchitect van de Wereldtentoonstelling in Gent, ontwerpt en realiseert er een paviljoen van de Gentse Academie.

— De stedelijke normaalschool wordt offi­cieel erkend door de Staat en krijgt als naam Aangenomen Stedelijke Normaalschool voor Onderwijzeressen.

— In het vooruitzicht van de Wereldten­ toonstelling wordt naar een nieuw gebouw uitgekeken voor de vijfjaarlijkse Floraliën. In het Citadelpark wordt een aangepaste tentoonstellingsruimte ingericht. Later (in de jaren 20) wordt die ruimte omgebouwd tot een wintervelodroom. In dit gebouw, eigendom van de stad Gent en gratis ter beschikking gesteld van de Koninklijke maatschappij, worden 13 edities van de Flo­ raliën gehouden en dit tot in 1990. Daarna verhuist de bloemententoonstelling naar Flanders Expo (Sint-Denijs-Westrem).

— Het lager onderwijs wordt verplicht gemaakt tot 12 jaar (wet Poullet 93). Na de derde graad van het lager onderwijs, op de leeftijd van 12 jaar dus, worden diverse onderwijstypes aangeboden. Deze types zijn ( feitelijk) afgestemd op specifieke bevolkingsgroepen : – de meeste kinderen uit de lagere klassen, zeker de meisjes, beëindigden hun opleiding in de vierde graad, of het zevende en achtste leerjaar van de lagere school. Aansluitend bij die vierde graad kan men nog wel een leraren­opleiding volgen of een opleiding in

een vakschool. (Op dat ogenblik bestond geen wezenlijk onderscheid tussen het tech­ nisch en het beroepsonderwijs). De tech­ nische scholen kennen nog een grote auto­ nomie zodat ze in staat zijn in te spelen op lokale economische noden. De instellingen voor technisch onderwijs ressorteren niet onder het ministerie van Wetenschappen en Kunsten, verantwoordelijk voor het middel­ baar onderwijs, maar onder de ministeries van Nijverheid, Arbeid en Landbouw. – kinderen uit de burgerij trekken eerder naar de voorbereidende afdelingen van een

— Het Institut Supérieur et école Professionnele de Brasserie wordt Institut Supérieur des Fermentations de Gand.

1914

69 a

80

— Aan de KASK wordt de les levend model, voor juffrouwen, op proef ingesteld.

1913

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


school voor middelbaar onderwijs waar het programma hen op voorbereidt. Twee schooltypes verstrekken dit type onderwijs : de humaniora, waarbij de klassieke dan wel de moderne humaniora gevolgd wordt met een studieduur van 7 jaar, en de middelbare school met een studieduur van 3 jaar. De afgestudeerden van de humaniorarichtin­ gen zijn voorbestemd voor hogere maat­ schappelijke functies terwijl de afgestudeer­ den van de middelbare scholen – kinderen uit de kleine burgerij of de middenstand – meestal terecht komen in lagere functies in administratie, financiën, handel 94. — De Nijverheidsschool, die sinds 1895 een grote groei kent, bestaat in 1914 uit drie scholen : – de lagere nijverheidsschool met vijf voor­ bereidende afdelingen die in verschillende stadscholen van Gent worden opgezet ; – de nijverheidsschool die technisch mid­ delbaar onderwijs (waaronder handels­ onderwijs) aanbiedt waar getuigschriften voor meestergast in de weef-, spin-, verf- en appreteerkunde worden afgeleverd alsook deze van stoker-machinist, elektricien, handelsbediende en tekenaar voor werk­ tuig- en bouwkunde ; – de hogere nijverheidsschool met hoger technisch onderwijs dat voornamelijk tot doel heeft het vormen van nijverheids­ hoofden, bureauoversten voor de nijver­ heidstakken en tekenaars voor weefsels.

69 b

1913

69 c

— Tijdens WO I gaan de muzieklessen in het KMC gewoon door – in 1918 zal er een recordaantal leerlingen van 1052 bereikt worden. In tegenstelling tot de Gentse uni­ versiteit blijft de school tijdens de Duitse bezetting een zuiver Franstalige instelling. — De Association des Anciens élèves de l’Institut Supérieur de Brasserie de Gand geeft verdienstelijke afgestudeerden een studiebeurs zodat ze stage kunnen lopen in het buitenland. — Tijdens de eerste maanden van de bezet­ ting worden de schoolgebouwen van de Normaalschool als lazaret ingericht. Tot eind december vinden de lessen plaats in de Botanische Tuin van de universiteit, de KASK en de Middelbare Staatsschool. Het personeel moet (29 december 1914) een verklaring ondertekenen van trouw aan de bezetter : Ik, ondergetekende, beloof hierbij in overeenstemming met de bepalingen van de Haagsche Conventie van 18 oktober 1907, mijn ambt nauwgezet en eerlijk te zullen waarnemen, niets te zullen doen en alles te zullen nalaten wat schadelijk kan zijn voor het Duitsch bestuur en het bezette Belgische gebied. — Ook de lokalen van de Tuinbouwschool, gelegen naast die van de Normaalschool, worden vanaf 7 november 1914 bezet of staan althans niet ter beschikking voor de

1913

KRONIEK

fig. 69 a–c  In 1913 vindt de Wereldtentoonstelling plaats in Gent. Oscar Van de Voorde, hoofd­ architect van de tentoonstel­ ling, ontwerpt en realiseert ook een Pavillon de l’Académie Royale des Beaux Arts.

81


leergangen ondanks een (vruchteloos) ver­ zoek om tussenkomst bij de burgemeester. Op 8 november hervatten de lessen met vijf leerlingen in het eerste en drie leer­ WERELDOORLOG I IN HET LOG­ BOEK VAN DE TUINBOUWSCHOOL 1914 23 Juli M.M. Collumbien en Burve­ nich geven herhalingslessen in de School. 29 Juli, 30 en 31 Juli Overgangsexamen. 3 Oogst Uitgangsexamen  : mondelings­ deel 4 Oogst Uitgangsexamen  : mondelings­ deel, vervolg en praktisch deel. 5 Oogst Uitgangsexamen  : praktisch deel. Gezien de tijdsomstan­ digheden voltrekt de jury heden al de bewerkingen van het examen en kent de diplo­ mas toe  ; de zitting wordt om 20.30 ure geschorst. 7 Oogst De beraamde zitting van het Conseil de perfectionnement heeft, ten gevolge van den oorlog, geen plaats. 1 September Het beraamd examen der hove­ niers heeft, ten gevolge van den oorlog, geen plaats. 6 October Het beraamd examen heeft, ten gevolge van den oorlog geen plaats.

70

82

lingen in het tweede studiejaar – geen in het derde. Op het einde van de oorlog (10 oktober 1918) hervatten de lessen voor 28 leerlingen 95.

12 October Het Duitsche leger neemt bezit van Gent. 15 October Bevel het Belgisch vaandel binnen te halen 7 November Een Cie jagers van Bruns­ wijk, 200 man sterk, komt in de lokalen der School liggen  : enkel de biblio­ theek en het laboratorium van scheikunde blijven ge­ spaard. 23 December De Duitsche jagers verlaten de school. 1915 17 Januari De School wordt door eene wacht der Duitsche Landstürm bezet. 18 en volgende dagen Beambten van de staf plaat­ sen een tweehondertal bed­ den in de school. 25 Januari 1915 en in het vervolg Duitsche troepen komen eenige dagen logeeren, vertrekken en worden vervolgens na een onbe­paald getal dagen door andere vervangen. Intus­ schen blijft de school standvastig door eene wacht bezet.

18 Maart 1915 Van dezen dag af, mogen de Bestuurder, zijne fami­ lieleden, de teeloversten en de werklieden de school niet meer binnen komen zon­ der voorzien te zijn van een “Ausweiss”, door den hoofdman van het 2de Bataillon der RekrutenBrigade afgeleverd. De School is het Rekrutendépôt geworden. 25 September 1915 Heeden ontvangen een depê­ che van de Heer DirecteurGeneraal van het Tuinbouw­ ambt meldende de tijdelijke verplaatsing naar de School van Vilvoorde van den heer R. Peemans, teeloverste bij de School van Gent. 11 October 1915 Dr. Bechtold, Regierungs­ Rat, Dienstoverste bij den Präsident der Zivilverwal­ tung für die Provinz Ostf­ landern, geeft mondelings de verzekering, dat de School door de troepen zal ontruimd worden bij het einde der maand of, ten laatste tegen 15 November en dat alsdan de leergangen mogen heringericht worden. 15 November De troepen hebben de School niet verlaten. Bericht hiervan wordt aan

1913

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 70  Het St. Pieters­ station naar een ontwerp van L. Cloquet, wordt gebouwd met de bedoeling de massale toeloop van het publiek voor de Wereldtentoonstelling op te vangen.


den H. Directeur – generaal gegeven. 1916 13 Januari 1916 Ten gevolge van een onbe­ kende oorzaak, verliezen de planten der multiplicatie­ serre hunne bladeren ofwel zijn gestorven. 14 Januari 1916 De planten der Crotonserre zijn ook aangetast. 15 Januari 1916 Veel planten in de Aroïdee­ ënserre zijn ziek. Het scheikundig onderzoek van het water in de besmet­ te serres gebruikt, duidt chloruren, sulfaten en kalkverbindingen aan, maar niet in hoogere verhouding dan bij het stadswater en dit van de niet besmette serres. 17 Januari 1916 Ingezien er een vuile reuk in de besmette serres heerscht, worden ze streng gereinigd. De doode planten worden verwijderd en eenige versche worden binnenge­ bracht. 19 Januari 1916 Het water der besmette ser­ res wordt uitgeschept en weggegoten. Onbezoedeld water wordt in de bakken gedaan. 20 Januari 1916 Het water van den bak der kweekserre is met eene laag vuilnis bedekt, dit verschijnsel wordt aan de

71

gisting toegeschreven en daarom wordt de bak uit­ geschept en ditmaal droog gelaten. 22 Januari 1916 De H. Directeur, in den uitgedroogden bak riekende, herkent lichtgasreuk. Hij doet den grond, tusschen de serre en den straatmuur gelegen, opdelven  : men ont­ waart even de gaslucht. Het bestuur van den gas­ dienst wordt verwittigd. 24 Januari 1916 Een beambte van den gas­ dienst komt een onderzoek doen en stelt ook het ont­ snappende gas vast. 25 Januari 1916 Een andere beambte van den gasdienst herhaalt het­ zelfde onderzoek en doet dezelfde bevestiging. 27 Januari De werklieden van den gas­ dienst vinden een grote lek in de moederbuis van de Tuinbouwlaan. De breuk wordt hersteld. 1 Februari 1916 Alle reuk is uit de kweek­ serre verdwenen. Versch ingebrachte planten lijden niet meer. 24 Februari 1916 De H.H. Leeraren beraad­ slagen met den H. Bestuur­ der over de middelen aan te wenden om de school te heropenen. 23 Maart 1916 De H.H. Leeraren beraadsla­ gen nogmaals over hetzelfde onderwerp. Het verslag de­

zer beraadslagingen zal aan den Heer Voorzitter van den Beheerraad der School over­ gemaakt worden. 29 Oogst 1916 De H. Bestuurder schrijft een brief aan den H. Bur­ gemeester der Stad Gent om hem te verzoeken de ont­ ruiming der school bij de Kriegsverwaltung te wil­ len bewerken, ofwel aan de School een behoorlijk lokaal te verschaffen. 7 September 1916 De H. Burgemeester antwoordt dat het college besloten heeft in zake van onze loka­ len niet tusschen te komen. 27 September 1916 De troepen verlaten de school, maar de Kriegs­ verwaltung houdt nog de lokalen bezet met bedden, tafels enz. 11 October 1916 Men begint bedden enz. weg te halen 14 October 1916 Heden worden, op bevel van het Bauambt, onze localen en het overblijvende mobilier voor reiniging en herstel­ ling aan het toezicht van de Administratie der Staatsge­ bouwen toevertrouwd. Met­ sers, schilders en schrijn­ werkers gaan aan het werken. 4 November 1916 Heden avond, is de School genoeg hersteld om te mogen verder gebruikt worden. 5 November 1916 Om 10,30 D.t. komt de Duitsche overheid van het

fig. 71  De Nijverheidsschool – École Industrielle (1827) en de Hoogere Nijverheids­ school – École Industrielle Supérieure (1914) starten een gemeenschappelijk Gulden Boek, Livre d’Or.

1914

KRONIEK

83


Bauambt de herstellingen nazien. Op de zelfde ure geeft Mr. Collumbien zijn eerste openbare voordracht over fruitboomteelt. De heer tuinbouwersconsulent Delbeke komt die les inspecteren. 7 November 1916 Heden, om 10 ure D.t. vergadert het college der leeraren om, onder voor­ zitterschap van den H. Bestuurder, over te gaan tot de ingangsexamens. SCHOOLJAAR 1916 – 1917 8 November 1916 Herneming der leergangen. Zijn aanwezig  : Leerlingen van het 1ste studiejaar 5, van het 2de studiejaar 3, van het 3de studiejaar 0. Tezamen 8 gewone leerlingen Verscheidene oudleerlingen zeggen dat zij zullen naar de School wederkomen, zodra zij een paspoort bekomen hebben. 9 November 1916 - Zijn aanwezig: Leerlingen van het 1ste studiejaar 6, van het 2de studiejaar 4 Tezamen 10 gewone leerlingen - De H. leeraar Van Lierde is afwezig, hij heeft verwittigd dat hij nog geen paspoort kon bekomen. 10 November 1916 - Hetzelfde getal leerlingen is aanwezig, doch een wordt ziek gedurende de les.

72 a

84

1914

- Mr Van Lierde is nog afwezig. 16 November 1916 Mr. Van Lierde nog afwezig zijnde, worden zijne les­ uren door Mr. Ronse nuttig ingenomen. Zijn aanwezig  : leerlingen van het 1ste studiejaar, 6 2de studiejaar 4, 3de studiejaar 1 Tezamen 11 gewone leerlingen. 18 November Mr Burvenich naar het pasbureel geroepen zijnde om 11 u, wordt door Mr Ronse vervangen. 23 November Mr Van Lierde is nog afwezig bij gebrek aan paspoort. 7 April 1917 Toegangsexamen voor 3 voor­ loopig toegelaten leerlin­ gen. 17 April 1917 - Herneming der leergangen - Mr. Burvenich is afwezig zonder kennisgeving - Een jongeling verlangt gewoon leerling te worden van het 1ste studiejaar, hij wordt voorlopig aanvaard. – Schoolbevolking op heden  : Gewone leerlingen van het ste de 1 studiejaar 10, 2 studiejaar 5, 3de studiejaar 2, Vrije leerling 1 Tezamen 18 leerlingen. 18 April 1917 Mr. Burvenich is afwezig zonder kennisgeving. 3 Mei 1917 - M.M. Van Eeckhaute en Van Lierde zijn afwezig  : alle

72 b

paspoorten zijn heden achter gehouden. - Verscheidene leerlingen zijn, om dezelfde reden, afwezig. 4 Mei 1917 M. Van Lierde is heden nog niet mogen naar Gent komen. 18 Mei M. Van Lierde is afwezig. 6 Juni 1917 M. Burvenich is afwezig met kennisgeving  : boedelbe­ schrijving van de nalaten­ schap zijns vaders. 19 Juni 1917 Mr. Burvenich is afwezig ter oorzake van onpasse­ lijkheid  ; deze is beves­ tigd door medicaal getuig­ schrift. 20 Juni 1917 Mr. Burvenich is voor dezelfde reden afwezig. 23 Juni 1917 Mr Burvenich, afwezig voor zelfde reden. 26 Juni 1916 Mr Burvenich, afwezig voor zelfde reden. 27 Juni 1917 Mr Burvenich, afwezig voor zelfde reden. 18 Juli 1917 Mr Burvenich is afwezig. 26 en 27 Juli 1917 Overgangsexamens  : de 13 candidaten ontvangen het getuigschrift. 30 en 31 Juli en 1 augustus 1917 Uitgangsexamens  : twee candidaten ontvangen het diploma met de melding grote onderscheiding.

1919

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 72 a–b  Zowel voor als na de eerste wereldoorlog – maar niet tijdens – publiceert de Nijverheidsschool de resultaten van alle leerlingen en studenten (na de oorlog heeft men het ook over hoger onderwijs) die dat schooljaar minstens 50% behalen.


3 en 4 september 1917 De examens der hoveniers hebben in de School plaats. SCHOOLJAAR 1917 – 1918 2 October 1917 Om 9 ure, vergadert het college der leeraren, onder voorzitterschap van den H. Bestuurder en gaat over tot de toegangsexamens. 3 October 1917 Om 9 uure vergadert het college de leeraren, onder voorzitterschap van den H. bestuurder, en gaat over tot de toegangsexamens. 4 October 1917 - Herneming der leergangen met hetzelfde programma der leervakken en lesuren van het voorgaande schooljaar. - Zijn aanwezig 1ste studie­ jaar, 8 Gewone leerlingen, 2de studiejaar 6 en 3de studiejaar 3 leerlingen. Tezamen 17 5 October 1917 - Zijn aanwezig  : gewone leerlingen van het 1ste studiejaar 9, van het 2de 6 en van het 3de studiejaar 3, tezamen 18 6 October 1917 - De heer leraar Burvenich is afwezig. 9 October 1917 - De heer leeraar Van Haute is afwezig - Gewone leerlingen van het 1ste studiejaar 10, van het 2de studiejaar 6 en van het 3de studiejaar 4 Tezamen 20

16 October 1917 - Zijn aanwezig, leerlingen van het 1ste studiejaar 11, 2de 6 en 3de 4, tezamen 21 30 0ctober 1917 - Mr. Collumbien is afwezig  : geroepen als getuige in eene gerechtelijke materie - Mr Van Hautte is afwezig  : door ziekelijkheid weer­ houden 1 November 1917 Wettelijke feestdag 2 November 1917 Gebruikelijke verlofdag 3 November 1917 Bij bevel van “Militärische Polizeischef” verlofdag ter gelegenheid van “Hündertjahrfeier der Universität Gent”. 5 November 1917 - Een nieuwe leerlingen voor het 1ste studiejaar wordt voorlopig aanvaard. - Schoolbevolking op heden  : leerlingen van het 1ste de de studie­ jaar 12, 2 6, 3 4 Tezamen 22 21 November 1917 Mr Van Eeckhaute is wegens onpasselijkheid afwezig. 24 November 1917 - De leerling Schaubroeck Marcel is wegens wangedrag voorlopig weggezonden. - De dagbladen bevatten eene verordening door dewelke alle scholen van het etappe­ gebied moeten sluiten, be­ halve eenige waaronder de onze niet vermeld is. 26 November 1917 - Wij doen de aanvraag bij de Civilverwältung om de

KRONIEK

leergangen te mogen voort­ zetten  : de chef voor de on­ derwijszaken, Dr. Hoffmann, zal een mondeling antwoord geven den 28sten  ; tot de 29sten moeten de leergangen geschorst blijven. - De leerlingen worden hier­ van verwittigd. 28 November 1917 Dr. Hoffmann geeft de toela­ ting om voorlopig de leer­ gangen voort te zetten in afwachting van een uitdruk­ kelijk bevel, welk door de Etappen Inspection zal ge­ geven worden  ; in alle geval mag er geen verwarming van de leerlocalen geschieden. 29 November 1917 - De leergangen zijn herno­ men. - Mr. Collumbien is afwezig, zonder verwittiging. 30 November 1917 Mr. Collumbien is afwezig. 1 December 1917 - Verscheidene nieuwe leer­ lingen voor het 1ste studie­ jaar worden voorlopig aan­ vaard. - Een leerling van het 1ste studiejaar, Verbelen Alf­ red, verlaat de School om naar de Universiteit over te gaan. 15 December Schoolbevolking op heden  : leerlingen van het 1ste de studiejaar 17, 2 studie­ jaar 6, 3de studiejaar 4. Tezamen 27 22 December 1917 Begin van het verlof van Kerstmis.

85


1918 2 Januari 1918 Verscheidene nieuwe leer­ lingen voor het 1ste studie­ jaar worden voorlopig aan­ vaard. 3 Januari 1918 - Herneming der leergangen - Schoolbevolking op heden. Leerlingen van het 1ste studiejaar 20, 2de studie­ jaar 7 en 3de studiejaar 4. Tezamen 31 4 Januari 1918 Mr. Van Eeckhaute is door een sneeuwstorm verhinderd naar Gent te komen. 5 Januari 1918 Mr Van Lierde kan voorlopig geen paspoort bekomen om naar Gent te reizen. 31 Januari 1918 Dr. Hoffman der Zivilver­ waktung zal naar de comman­ datuur van Sottegem schrij­ ven om aan Mr. Van Liedere het paspoort te bezorgen. 2 Februari 1918 Mr. Burvenich is afwezig voor handelszaken. 6 Februari 1918 Mr. Collumbien is, wegens onpasselijkheid, afwezig. 16 Februari 1918 Mr. Burvenich is afwezig 19 Februari 1918 Mr Collumbien is afwezig wegens ziekte 20 Februari 1918 Mr. Collumbien is afwezig wegens ziekte 21 Februari 1918 - Mr. Collumbien is afwezig wegens ziekte.

86

- Mr. Van Lierde zal binnen de twee maanden geen pas­ poort ontvangen om zijne lessen te komen geven. Mr. Ronse zal hem tijdelijk vervangen in de leergangen van de serrenbouw. 22 februari 1918 Mr. Collumbien is afwezig wegens ziekte. 26 Februari 1918 Heden ontvangen  : Dienst­ brief van 19 februari 1918, Ministerie van Landbouw en Openbare Diensten, Tuinbouwdienst, nr 13001, bij welken bevel gegeven wordt den grond der Lede­ ganckstraat aan de Hooge­ school96 af te staan, die er binnen de acht dagen na ontvangst van dit schrijven zal mogen over beschikken. 1 Maart 1918 Mr. Collumbien is afwezig  : is als getuige bij het gerecht geroepen. 20 Maart 1918 - Driemaandelijksch onder­ zoek - Alle paspoorten ingetrok­ ken zijnde, kan Mr. Van Eeckhaute naar Gent niet komen om zijne leergangen te geven. 21 tot 26 maart 1918 Vervolg van het driemaan­ delijksche onderzoek 27 maart 1918 [Onleesbaar] 28 Maart 1918 Toegangsexamen voor zeven voorlopig toegelaten leer­ lingen

9 April 1918 - Herneming der leergangen - De paspoorten ingetrok­ ken zijnde, kunnen M.M. Van Eeckhaute en Van Lierde, leeraren, en verscheidene leerlingen, die buiten de commandature wonen, naar Gent niet komen. 24 April 1918 Mr. Van Eeckhaute mag weder naar Gent komen en herneemt zijne lessen. 30 April 1918 De leerling Bohijn (1ste jaar) verlaat de school om zijn gewoon onderwijs in eene middelbare school te hernemen. 25 Juni 1918 Mr. Van Haute is, wegens ziekelijkheid, afwezig. 2 Juli 1918 Mr. Burvenich is afwezig 4 Juli 1918 Mr. Van Lierde, een pas­ poort bekomende hebben, zal weder zijne lessen kunnen geven. 10 Juli 1918 Om 6 ure ’s avonds, brief ontvangen wegens de Zivil­ verwaltüng, bevel inhoudend den 11 verlof te geven aan leerlingen en bedienden. 27 Juli 1918 - Verlofdag 16 Juli 1918 Bevel ontvangen ten spoe­ digste de bibliotheek en het klein laboratorium in de school te ontruimen. Met medehulp der leer­ lingen, beginnen wij, den zelfden dag nog, de ver­

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


huizing der bibliotheek. De volgende dagen, wordt dit werk voortgezet en de 19 is alles uit de boeken­ zaal en laboratorium in het huis der Bestuurders over­ gebracht. 25 Juli 1918 Overgangsexamen  : van 9 ure tot 2u  : schriftelijke proef. 26 Juli 1918 Overgangsexamen. Praktische proef  : ’s morgens, Boom­ teelt en Moesteelt (op den proeftuin), ’s namiddags, Bloementeelt in de serres der School. Nog 26 Juli 1918 Bevel ontvangen de woning van den poortier te ont­ ruimen. Op verzoek der Bestuurders, wordt acht dagen tijd ertoe gelaten. 27 Juli 1918 Overgangsexamen. Onderzoek in plantenbenaming. Om 12 ure uitreiking der getuig­ schriften. 29 Juli 1918 - Uitgangsexamen. - Van 9 ure m. tot 4,3 u/a, mondeling onderzoek. 30 Juli 1918 Van 9 u/m tot 6,30 u/a, praktisch onderzoek 31 Juli 1918 Van 9 u/m tot 11,30 u/m, voltrekking van het prak­ tisch onderzoek en uitrei­ king der diplomas. 2 September 1918 Het examen der hoveniers, op dezen dag te houden, heeft geen plaats bij

volstrekte afwezigheid van candidaten. 8 October 1918 Toegangsexamen. Negen can­ didaten worden aangenomen. 10 October 1918 - Herneming der leergangen. - Schoolbevolking op heden  : 3de Studiejaar 6 leerlingen, 2de studiejaar 11, 1ste studiejaar 11. Tezamen 28 17 October 1918 M.M. Van Eeckhaute en Goubau zijn afwezig. 19 October 1918 Mr. Burvenich is afwezig. 22 October 1918 - Ten gevolge van de krijgs­ bedrijvigheid in en omtrent de Stad, zijn maar enkele leerlingen aanwezig. - De leergangen zijn voor 8 dagen geschorst. 29 October 1918 Ten gevolge het gevaar van mannenopeisching, kunnen leeraren en leerlingen naar de School niet meer komen. 2 November 1918 Zware stukken ijzer van de opgeblazen bruggen van den spoorweg komen in onze hoven en kassen vallen. 10 November 1918 Dag der verlossing en van den wapenstilstand. 12 Februari 1919 - Heden worden de leergangen van onze School hernomen met volgende bevolking  : 3de studiejaar 6 gewone leerlingen, 2de studiejaar 6, 1ste studiejaar 6 en 2 candidaat leerlingen.

KRONIEK

Tezamen 20 - Mr. Collumbien is voor gerechtszaken afwezig 24 februari 1919 Mr. Goubau is door onpasse­ lijkheid verhinderd zijne les te geven 3 Maart 1919 Mr. Goubau is nog door onpasselijkheid verhinderd zijne les te geven 10 Maart 1919 Mr Burvenich is afwezig  ; voorgewende reden  : dringende familiezaken 25 Maart 1919 Mr. Burvenich is afwezig voor eene verkooping 26 Maart 1919 Mr. Burvenich is afwezig voor eene gerechtszaak 29 Maart 1919 Mr. Burvenich is afwezig  : 15 minuten voor 9 ure, is hij aan den portier komen zeggen dat hij zijne les niet kon geven omdat hij iets aan zijn hand had.

87


1915

Vanaf 10 september 1915 wordt het systeem van externen in de Normaalschool ingevoerd. (…) Ah  ! Nu we goed gezeten en je wat tijd hebt met de vakantie, ’k ga een keer wat vertellen over mijn schooltijd. Dat was op de Nijverheids­ school op de Lindenlei te Gent. Daar was het van te schrijven zonder fouten, zonder radio, televisie of andere mechanische of elektronische inlepeling, alles gereed geknabbeld. ’t Was daar al Frans wat de klok sloeg en wij zweet­ ten water en bloed om mee te kunnen. Maar moeilijk gaat ook. En in ’t tweede jaar was ’t ook al Engels en Duits. De directeur was mijnheer De Laere die ’t schoolrap­ port tekende met leesbare naam en een ingewikkelde krul, maar wij’n zagen hem maar om de drie maand met zijn secretaris en ’t tel­ bakje om vijffrankstukken in te stapelen voor ’t schoolgeld. En de meesters, ’k zie ze nog allemaal voor mijn ogen opstappen. De rekenmeester was mijn­ heer Van Laere, droog gelijk een hoorn maar hij leerde ons hoe je moet rekenen zonder te kort te bollen en hoe je bij ’t opmaken van

88

de jaarbalans de grote uit de kleine raapt, hoe je een annuïteitstafel opmaakt om schulden af te lossen en alles wat een handelsman moeten weten om ’t kraam recht te houden, eerlijk te blijven zelfs als hij een jaar moet werken met ver­ lies. (…) Hij sprak Frans met een Gentse tongval en als ’t moeilijk werd het plat Gents. Onze leraar boekhouden was Clemens Thiry, kandi­ daat-notaris uit de provin­ cie Luxemburg, een man die Frans sprak maar toch Gents verstond en ons de maandag begroette met  : En gij hebt een goede zondag gehad en gemaakt de wandeling van een kleermaker  ? Hij bedoelde een kleermakerswandeling om het nieuwe zondagspak te tonen tijdens het concert van de burgerwacht op de Paardekouter. Hij kende de binnensten van al de weve­ rijen en de spinnerijen van de stad en zei dat je moet rijden en ommezien om niet op de Koornmarkt97 te gera­ ken en niet zeggen gelijk de kloddeniers bij ’t niet betalen van een aanvaarde wissel, dat ’t gemakkelij­ ker is in de Moniteur98 te staan dan in de regen. Hij was lid van de Toezichtsraad

van een paar grote bedrij­ ven en leerde ons dat de balans moet kloppen met de Winst- en Verliesrekening. Zekere dag zei hij dat hij vrijmetselaar was en dat hij de gelovige mensen benijdde. ’k Verschoot me bijkans een bult maar dat sleet ach­ teraf. De leraar Engels was Jan Wannyn, een volksjongen van de Muidepoort die getrouwd was met de dochter van een rijke aannnemer van Denter­ gem. Hij had in Engeland gestudeerd en sprak Cockney zo vlot als een die geboren is in ’t hartje van Lon­ den waar ze de klokken van Westminster en van Big ben kunnen horen luiden. Hij was gekleed als een gentlemanboer uit de Victoriaanse tijd. De jongens noemden hem Jan de Zot, maar ze ’n wis­ ten ’t niet goed. Hij sprak Engels met een lichte tong­ val van de Muiderpoort maar zijn woordenschat was enig. Tijdens de eerste wereldoor­ log heeft hij mispikkeld bij ’t oprichten van een Vlaamse Hogeschool in ’t jaar 1916 en daarom heeft hij lelijk ’t kootje moeten blazen. Wat wilt ge  ? ’t Zijn d’hoogste bomen die meest wind van­ gen. In de tweede wereld­ oorlog heeft hij zich stil

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


gehouden en zei hij  : Ze gaan dat weer verliezen  ; zij ’n weten niet hoe sterk en taai de Engelsman is. (…) Hij was volksmens gebleven die vertelde over de kortwoners in Londen en de tijd van de zwarte sneeuw te Gent bij de spinners van vijftien frank te week, tegenover die uit de tijd van Lieven Bauwens, toen ze naar de mechanieke spinnerij in ’t Gravenkas­ teel trokken, de spinners met een hoge hoed. Je lacht. ’k Ziet. Je zijt bezig met mij moeilijk te geloven. Maar wie zou er niet luisteren naar zo een Gentse Engelsman  ? En dat deden wij. De laatste, om de ronde te sluiten, was Dr. Herman

1916

Smout, een volbloed Antwer­ penaar, vers van de Hoge­ school van Gent, leraar van Duits, een man met puntbaard à la president Fallières, filosofisch aan­ gelegd en die ons wegwijs liet worden in de lange, zware volzinnen van het Duits Handelswetboek, maar ook de spraakkunst van de beginnelingen opwarmde en tot de luiaards zei  : Morgen, morgen und nicht heute, sagen alle faulen Leute. Hij sprak vloeiend Nederlands, hoog Vlaams dat ze zeiden. (…) Ons eindexamen bij Dr Smout was een meevaller. Professor Bly, een Luxembur­ ger uit het Groot-Hertegdom, die Duits gaf aan de Univer­

— De voertaal in de stadsscholen moet Vlaams zijn bij uitzondering van twee meisjes­scholen (het Institut de Kerchove en de school der Voldersstraat) door hooge standen meest bezocht. Daar blijft de voertaal Fransch […] 100 — Het ministerie van Wetenschappen en Kunst stelt vast dat een groot aantal leerlingen aan de normaalscholen niet aan de vereisten voldoet om in de hogere afdeling te worden toegelaten of om het einddiploma te behalen. De afschaffing van het internaat wordt hiervoor verant­ woordelijk gesteld. In het najaar (8 sep­

siteit was voorzitter van de jury. Ik stap in en hij zegt  : Monsieur Pierre, asseyezvous, mettez-vous à l’aise et traduisez-moi  : Les bières claires sont les meilleu­ res. En ik zo rap of tellen  : Die hellen Biere sind die besten. Schön, zei de dikke Bly en ik had gedaan en hij wenste mij geluk omdat hij hoorde dat ik de uit­ gangen kende. En aan ’t deurgat stonden ze te wachten, de Smet de Naeyers, de Deejantiens, de Voortmans, allemaal met alzo een ei op uit vrees voor een buis. (…)99.

tember) schroeft men de maatregel terug en wordt het internaat weer de regel in de Staatsnormaalscholen. Uitzonderingen zijn slechts met mondjesmaat toegestaan. Zoals voor wie in de gemeente woont waar de school gevestigd is en dan nog op voor­ waarde dat de directie eerst oordeelt of de betrokkenen zich in uitzonderlijke omstandigheden bevinden die eene afwijking in hun voordeel rechtvaardigen. En dan nog dient elk geval het voorwerp uit te maken van een bijzonder onderzoek van uwentwege en gij zult geen vraag inwilligen, dan zoo het voor de ouders volstrekt onmogelijk is het kostgeld te betalen 101. Op 11 oktober 1916 stelt

KRONIEK

89


men vast dat op de 72 ingeschreven leerlin­ gen van de lagere normaalschool er 51 uit Gent of randgemeenten komen. De meesten dan nog uit arme families die, zeker gezien de belabberde tijden, het kostgeld niet kunnen betalen. — Met ingang van het schooljaar 1916 – 1917 wordt het Nederlands de voertaal aan de Tuinbouwschool. Toch blijft de correspon­ dentie die de school voert nog tot 1931 twee­ talig. Het eerste volledige Nederlandstalige verslag van een vergadering wordt pas op 19 februari 1932 geschreven. In de na-oorlogse

1917

— Op 3 november krijgen de scholen een dag verlof ter gelegenheid van de honderd­ ste verjaardag van de Universiteit. — In Brussel wordt, met medewerking van de brouwersverenigingen, een tijdelijke brouwerijschool opgericht. In 1921 wordt een kring van oud-leerlingen van deze instelling opgericht onder de naam P.E.G. (Promotion de l’école de Guerre) en erkend als afzonderlijke kring van de Associatie. — Van april tot de grote vakantie vinden de leergangen van de Normaalschool plaats in de Academie. Bij verordening van 12 mei beslist men dat de instelling volledig Nederlandstalig zal zijn vanaf het schooljaar 1917 – 1918.

90

jaren daalt het aantal buitenlandse studen­ ten drastisch, mede door het invoeren van het Nederlands als voertaal. — Op 23 oktober wordt aan de Ottogracht de Hoogeschool van de Arbeid opgericht met de bedoeling jongeren te ontrekken aan de verderfelijke invloed van het activisme waarmee ze dreigen besmet te raken in de English Club. Jan Wannijn, oprichter en directeur van de Club was een zeer bedrijvig Vlaams activist. Zo richtte hij in 1918 de Nationalistische Bond op die uitgesproken anti-belgicistisch was. — In 1917 wordt een Hogere Land- en Tuinbouwschool opgericht, gehecht aan de universiteit. Na drie jaar studies kan men daar een diploma van land- en tuinbouw­ ingenieur verwerven. Uiteindelijk komt in 1920 een Landbouwschool van de Staat tot stand, onafhankelijk van de universiteit. Van bij de oprichting van de Gentse Land­ bouwhogeschool is zij gemachtigd, naast het diploma van ingenieur-agronoom, koloniaal ingenieur agronoom, ingenieur in de tuinbouw, ingenieur van waters en bossen, ingenieur van landbouwgenie, ingenieur landbouwnijverheden of land­ bouwscheikundig ingenieur (alles na 4 jaar studie) ook het diploma van licentiaat in de landbouwwetenschappen af te leveren (na 2 jaar studie). Zo wordt voor de land­ bouw – tussen 1925 en 1948 – zij het met

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


1918

matig succes, naast een universitaire oplei­ ding, een hogere opleiding in de landbouw mogelijk. In 1934 zal de studieduur tot 3 jaar verhoogd worden en in 1937 wordt de

titel licentiaat omgevormd tot gegradu­ eerde. In 1948 wordt die graduaatopleiding definitief opgedoekt 102.

— Verwaltungschef Alexander Schaibl, de hoogste burgerlijke ambtenaar in het bezettingsbestuur, bevoegd voor Vlaande­ ren, verspreidt op 5 augustus een nota betreffende het Nederlands als voertaal in de middelbare onderwijsinstellingen.

— Elf november : Dag der verlossing en van den Wapenstilstand (aldus het Logboek van de Tuinbouwschool).

— In het Logboek van de Tuinbouwschool (26 februari 1918) wordt melding gemaakt van een schrijven van het ministerie van Landbouw en Openbare Diensten van 19 december 1917 waarbij de grond van de Ledeganckstraat, waar de Tuinbouwschool gevestigd is, acht dagen na ontvangst van het schrijven aan de universiteit moet worden afgestaan. Later wordt hier, mo­gelijkerwijze door de oorlogsont­ wikkelingen, niet meer op teruggekomen. Wel wordt – door wie is niet duidelijk – bevel gegeven om de bibliotheek en het klein laboratorium (16.7) en de woning van de portier (26.7.) te ontruimen, wat de vol­gende dagen ook gebeurt. De school zal verder, met horten en stoten, haar acti­viteiten voortzetten, die even staken en later weer ten volle ontplooien. De school blijft tot 1937 gehuisvest aan de Hofbouwlaan.

— Op 11 november komt directeur A. Roegiers – die in 1917 door de Duitse bezetter uit zijn ambt werd ontzet – weer in dienst aan het hoofd van de RNS. De regering beslist dat alle door het crisis­ bestuur genomen vorderingen, benoemin­ gen en bevorderingen als nietig en onbe­ staand beschouwd moeten worden. — In november 1918 wordt het Commercial and Polyglot Institute dat door het grote publiek vereenzelvigd wordt met de persoon van zijn stichter-directeur, Jan Wannijn, door een hitsige menigte geplunderd, verwoest en gedeeltelijk verbrand. Wannijn, de spilfiguur van de sterke anti-belgicistische organisatie de Nationalistenbond die binnen het Gents activisme een machtspositie verwierf en later bij verstek ter dood werd veroor­ deeld, vlucht naar Nederland. Ten gevolge van het financiële gewin dat hij geboekt zou hebben als activist worden zijn goe­ deren, zowel als deze van zijn gezin, verbeurd verklaard.

KRONIEK

91


ZONDAG 10 NOVEMBER 1918 De duitsche burgemeester Küntzer is vertrokken, het activistisch college is gevlucht. Nieuws  : de dienst­ doende burgemeester Anseele brengt het uit Brussel mede. De vijand heeft twee en ze­ ventig uren tijd, luidens een ultimatum om de voorwaarden van de wapenstilstand te aan­ vaarden of niet. (…) Eén uur des morgens. Maandag 11 nov. ’18 Overal gaan deuren en ven­ sters open in mijn straat. Er worden reeds vlaggen uitge­ hangen  ; de Vlaamsche Leeuw wordt gezongen  ; de marseil­ laise weerschalt met allerlei vreugdegeroep. 8 uur Nauwelijks is het dag of al­ les waait en wappert in drie­ kleur van België, Frankrijk en Engeland. Al de kerkeklok­ ken luiden triomf. Soldaten in kaki komen aan, gejubel begroet ze, tuilen worden hun toegestoken  ; volksvrou­ wen koopen aan rondleurders

1919

chrysanthemen af en hechten ze hun op de borst  ; kinderen wuiven met vaantjes, kleine, zelfs van twee en drie jaar klampen de voorbijgaande dap­ peren aan de beenen de knieën vast  ; honden en paarden loop­ en getooid met vaderlandsche en vreemde kleuren. (…) Woensdag 13 nov. ’18 Om tien uur ’s morgens ver­ trekken de koning, de konin­ gin en de kroonprins van ’t naaste dorp Mariakerke om aan het hoofd der troepen hun intrede te Gent te doen. Het ware onmogelijk de geest­ drift, en de verrukking van de bevolking te beschrijven. In alle straten verdringt zich de menigte, in alle open deuren staan, door alle vensters liggen, in alle dakgoten zitten er menschen. Op de voetpaden houden vele bloemen en te geven tuilen in de hand. Men noemt zulk een straatgedrang ‘op de hoofden kunnen gaan’. Autos komen aangereden, of­ ficieren te paard of per moto en boven al de zwarte hoeden wuiven blanke zakdoeken uit

— Op 22 januari worden de sleutels van het Commercial and Polyglot Institute opgeëist namens de Commandant de la Place de Gand : het gebouw wordt een kazerne. — De cursussen van de Brouwerijschool, tijdens de oorlog onderbroken, worden

92

en dit voor elke afzonder­ lijke groep die aankomt. De zeldzaam aanwezende Franschen zijn ’t voorwerp van buitengewone ovaties. Eindelijk ontstaat er een grootere opschudding onder de wachtenden. Muziekgeschal, de vorsten te paard. De koning en de prins in uniform, de koningin in bleek beige met een witten hoed op.(…) De volksverontwaardiging tegenover de activisten, heeft in de geesten ook zijn climax bereikt. Voor vele hunner woningen ligt het vensterglas aan scherven, ligt verbrand stroo en zee­ gras, met verwoedheid uit de bedden getrokken nevens stuk­ ken van meubels en geblutst, verschopt keukengerief. Bij het terugkeeren naar mijn straat, zie ik uit een aldus verwoesten winkel van een duitsche verwerij, uit den ingang zonder poort, wijven en kinderen komen met manden kolen, armvollen brandhout, ijzeren vaten en onbekende voorwerpen. Plunderaars aan het werk  !103.

herstart. Er wordt een erewandplaat inge­ huldigd voor leerlingen en oud-leerlingen gestorven voor het vaderland. — Ook na WO I blijft in de normaalschool het internaat de basis van het onderwijs­ systeem.

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


REGLEMENT INWENDIGE ORDE – INTERNAAT RIJKSNORMAALSCHOOL 1. De leerlingen mogen geene tijdschriften, noch an­ dere boeken, vreemd aan de normaalstudiën in de kostschool brengen, zonder de toestemming van den directeur. 2. Alle beschadigingen worden hersteld door de leerling, die ze veroor­ zaakt heeft met voorbe­ houd der toepassing eener straf, indien dit nodig geoordeeld wordt. 3. Bij zijne intrede in de normaalschool moet ieder leerling ten minste van de volgende voorwerpen voorzien worden  : – 6 linnen of katoenen hemden – 3 slaaphemden – 6 paar kousen of half­ kousen – 8 zakdoeken, waaronder 4 witte – 2 paar laarzen of botti­ nen – Een paar lederen pantof­ fels – Een zwart laken jas – Een zwart of donker­ kleurige winterjas – Een zwartlaken broek – Een zwartlaken ondervest – Twee stoffen broeken

1920

– – – –

Een stoffen ondervest Eene vest Een zwartvilten hoed Een paar winterhand­ schoenen – Een paar zomerhand­ schoenen – Een zak waarin men het te wasschen linnen bergt – Een zwarte of donkerkleu­ rige paraplu – 4 servetten en een ring – Borstels, kammen en een tandenborsteltje – Al deze voorwerpen zul­ len geteekend zijn met de beginletters van den naam en voornaam, of liever met den familienaam des leerlings met onuitwisch­ baren inkt voluit ge­ schreven. 4. Den eersten of den derden Zondag van iedere maand, op daartoe bepaalde uren, mogen de leerlingen het bezoek hunner ouders, voogden of andere leden van hunne familie ontvan­ gen. Geene andere perso­ nen mogen de leerlingen een bezoek brengen. 5. Op verlofdagen worden door de directeur bijzondere uitgangstoelatingen aan de leerlingen verleend. 6. De leerlingen gaan uit met hunne ouders of voog­ den. De directeur mag de

— Het Commercial and Polyglot Institute wordt onder sekwester geplaatst. De bestendige deputatie van de provincie

leerlingen veroorloven uit te gaan met de leden der familie of met andere eerbare personen, mits de uitdrukkelijke toelating der ouders of voogden. 7. Bij hunne terugkomst moeten de leerlingen vergezeld zijn door de personen met wie zij uitgegaan zijn. 8. Het staat het hoofd der school vrij de leerlingen wier gedrag en vlijt on­ berispelijk zijn, twee­ maal per maand op de verlofdagen alleen te laten uitgaan. 9. Er zijn jaarlijks drie vacanties  : De WINTERVACANTIE, beginnen­ de de dag voor Kerstmis en eindigende op 3 januari  ; De LENTEVACANTIE, beginnende ’s Woensdag voor Paschen en eindigende den derden Maan­ dag na Paschen  ; De ZOMERVACANTIE, begin­ nende de 14den Augustus en eindigende den eersten Maandag van October  ; de lessen worden hernomen ’s anderendaags, te 8 uren ’s morgens.

Oost-Vlaanderen beslist in zitting van 9 december 1921 tot de onteigening van de schoolgebouwen.

KRONIEK

93


Op 3 juli 1920 beslist men, op voorstel van Fernand Van Ackere en met toestem­ ming van gouverneur Maurice Lippens (1875 – 1956), een handelsschool op te richten. Het wordt, als Provinciaal Handels- en Taalinstituut, een vrije onder­ wijsinrichting met een onafhankelijke raad van bestuur maar onder toezicht en met de financiële steun van de provincie Oost-Vlaanderen 104. Op 1 november 1920 wordt ze door de Staat erkend. De school wordt provinciaal genoemd vanwege de uitgebreidheid van de rekrutering. Later, in 1927, richt de commissie van bestuur, onder impuls van Van Ackere, een v.z.w. VOBO, Belgische Vereniging ter Ontwikkeling van het Beroepsonderwijs op met het doel de school te doen groeien en met de uitdrukkelijke wens niet enkel aandacht te schenken aan de technische maar ook aan de algemene vorming. Het proefschooljaar, onder directeur Jules Tack, start op 3 november 1920 en telt in de dagschool 150 leerlingen, van wie 30 vrouwelijke. De avond- en zondagcursus­ sen, met lessen in de middelbare en hogere afdelingen, tellen van bij de aanvang zowat 750 leerlingen. Jules Tack bouwt het insti­ tuut uit met op elk niveau afdelingen talen, handel en secretariaat 105. — Oscar Van de Voorde wordt waarnemend directeur van de KASK en voert een aantal, al lang verwachte, programmahervormingen

94

door. De Academie wordt in vier afdelingen ingedeeld : – teken- en schilderkunst – beeldhouwkunst – bouwkunst – decoratieve kunsten — In Gent wordt, op voorstel van de besten­ dige deputatie en onder impuls van gouver­ neur Lippens, door de provincieraad als levende hulde voor de heldhaftigheid aan de strijders van WO I en om het tekort aan ver­ pleegkundigen op te vangen na de oorlog, de Provinciale Verpleegsterschool van OostVlaanderen opgericht. Die gaat in 1921 van start en is de eerste georganiseerde school voor verpleegkunde in de provincie. Zij levert na drie jaar studie diploma’s af van gasthuisverpleegster en huisbezoekster. De lessen werden toevertrouwd aan geneesheren. Voor de leiding en de praktische oefeningen werd beroep gedaan op een Engelse dame, de eerste directrice. Met haar leerlingen nam zij haar intrek in het Home voor Zieken­ verpleegsters bij het Sint-Pieters-station. Daarmede was in Oostvlaanderen de ernstige en degelijke opleiding voor verpleegsters van beroep definitief op gang gebracht. Voordien was er wel een leergang voor gezondheidsleer geweest in het raam van de provinciale normaalleergangen. Daar volgden dienstwillige en offervaardige dames ernstig een voorlichting die tot goed amateurisme voerde. Daarbuiten was er geen andere opleiding in

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


de provincie tenzij de overdracht van kundigheden van ervaren zusters op nieuwelingen, met bovendien de eisen vanwege elke dienstchef in het ziekenhuis voor zijn eigen personeel. Zoveel geneesheren, zoveel opvattingen en zoveel eigen methodes. Een algemene basis ontbrak  ; er was meer dril dan vorming  106. — In 1920 neemt minister van Justitie, Emile Vandervelde, het initiatief om een eerste Belgische school voor Maatschappe­ lijk Dienstbetoon op te richten in Brussel,

1921

— De wet Destrée verlengt de schoolplicht tot 14 jaar. — Vanaf 1921 (wet van 15 oktober en latere wetten van 25 juni 1927, 15 juli 1932 en 14 juli 1934) kunnen leerlingen (zowel van het secundair als het hoger niet-universitair onderwijs) die begaafd zijn maar uit minder­ vermogende gezinnen komen – van zowel secundair als niet-hoger universitair onder­ wijs – een financiële tussenkomst ontvangen van het Fonds der Meestbegaafden. De wet van 1921 verplicht de gemeenten met meer dan 20.000 inwoners een fonds op te richten

1922

— Van de Voorde wordt volwaardig di­ recteur van de KASK en zal dat tot 1935 blijven. Hij legt voornamelijk het accent op de sierkunsten ; voor de plastische kunsten heeft hij minder interesse.

73

de école centrale de service social. Het is een rijksschool, filosofisch neutraal en wordt bij KB van 31 oktober 1920 aan het ministerie van Justitie gehecht. Volgens hetzelfde KB wordt het een modelschool waar andere initiatieven een voorbeeld aan kunnen nemen. Tussen 1920 en 1922 worden acht nieuwe scholen opgericht waarvan het aantal, op grond van het KB van 10 augustus 1921, niet verder wordt uitgebreid tot in 1942. dat studietoelagen (geen studiebeurzen dus) aan de gegadigden verstrekt. Voor gemeen­ ten met minder dan 20.000 inwoners gebeurt dit per bestuurlijk arrondissement en onder de bevoegdheid van de bestendige deputatie. Om te kunnen genieten van een studietoe­ lage moet men voor een dubbel examen slagen : enerzijds een schriftelijke (opstel, rekenvraagstuk, psychotechnische proeven) anderzijds een mondelinge proef. Naast dit fonds stellen de gemeentes, pro­vincies en enkele privé-organisaties vormen van financiële ondersteuning ter beschikking van leerlingen en studenten. — Het Institut Supérieur de Fermentation de Gand krijgt er een Nederlandse naam bij : Hogeschool voor Gistingsbedrijven. — Op 22 april wordt een leerling- en oudleerlingenbond opgericht van de Provinciale

1920 – 1930

KRONIEK

fig. 73  Odile Bourdon (1876 – 1960) geeft vanaf de start en tot het einde in 1918 les aan de English Club. Van bij de oprichting van het Provinciaal Handels- en Taalinstituut (1920) is zij onder­ directrice, verantwoordelijk voor de meisjesafdeling.

95


Handelsschool. Deze organisatie heeft tot doel : – winstgevende betrekkingen te vinden voor haar leden en een plaatsingsdienst op te richten ; – bij te dragen tot de verstandelijke ontwikkeling van haar leden o.a. door de uitbouw van de schoolbibliotheek. De leden betalen een jaarlijkse bijdrage van

3 frank, inbegrepen een abonnement op het schooltijdschrift Moniteur.

1923

De crisis in de tuinbouw in de naoorlogse jaren – heel wat tuinbouwbedrijven gingen na de ellende van de oorlogsjaren teniet – resulteert in een sterke terugloop van het aantal leerlingen. Daarenboven probeert de directie van de Normaalschool opnieuw in het bezit te komen van de lokalen die sinds 1889 door de Tuinbouwschool worden ingenomen. De nieuwe directeur van de Tuinbouwschool, Robert Pauwels, spant

zich in voor het voortbestaan van de school en krijgt hierbij de steun van talrijke tuin­ bouwbedrijven en het stadsbestuur. Vruch­ teloos echter. Begin augustus 1923 wordt de Middelbare Tuinbouwschool in Gent afgeschaft en vervangen door avond- en zondaglessen. Valère Delbeke wordt in december 1923 belast met de leiding van deze nieuwe instelling.

1924

— Bij KB van 6 september 1924 wordt de opleiding van vroedvrouwen geregeld. Het betreft een tweejarige opleiding die men in een school of bij een dokter kan volgen. Na die opleiding moet men een examen afleg­ gen voor een, door de provinciale genees­ kundige commissie samengestelde, jury. Om te mogen deelnemen, moet men min­ stens 18 jaar zijn, het lager onderwijs volle­ dig hebben gevolgd en een getuigschrift van goed gedrag en zeden kunnen voorleggen. De opleiding die in de categorie C2 wordt vastgelegd (meisjesscholen van de lagere

graad) biedt twee aanvullende diploma’s : die van vroedvrouw-bezoekster en die van aangenomen vroedvrouw van de Staat. De laatste groep werkt binnen een bepaalde gemeente en wordt door het betrokken gemeentebestuur betaald.

— Onder impuls van Emiel Hullebroeck en Lode Mortelmans 107 wordt samen met Flor Alpaerts, Lode Monteyne en Lode Baekelmals de NAVEA, Nationale vereniging voor auteurs­ recht opgericht. De NAVEA is de voorloper van SABAM (dat in 1945 gesticht wordt).

— In het Gentse dagblad Le Bien Public verschijnt in december een reeks artikels waarin de anti-Belgische propaganda in de officiële normaalscholen wordt aange­ klaagd. Nous tenons à constater que l’école normale primaire ne semble pas atteinte

75 a

74

96

1920

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1920


de la gangrène séparatiste. Il s’agit des écoles pour régents (Etat) et de régentes (ville). Schepen d’Asseler reageert in La Flandre Libérale en klaagt naast het separatisme ook het, volgens hem, te lage niveau van het rijksonderwijs aan, zeker als men dat vergelijkt met de studies aan de stedelijke normaalschool. Dit doet bij hem de gedachte rijpen om het hele normaalonderwijs door de stad te laten organiseren : (…) Comparez je vous prie la formation tant scientifique que professionnelle des normalistes sortant de notre école communale pour instituteurs, et vous serez édifié. Vous serez persuadé combien l’absence d’une telle institution est une lacune, une faiblesse pour notre enseignement commu­ nal, surtout pour notre enseignement primaire qui est l’enseignement du peuple. (…) D’après les renseignements que j’ai pu obtenir, et que j’ai du prendre au moment où je me décidais de proposer au Conseil Communal la création d’une école normale de la ville, c’est un grande partie du personnel enseignant de l’École Normale de l’Etat qui est atteinte. Presque toutes les nominations qui ont été faites à l’École Normale de l’Etat sont des nominations manifestement activistes ; héritage d’une trentaine d’années de domination cléricale et surtout legs de Mr. Harmignie  108, dernier ministre des sciences et des arts ouvertement clérical ! (…)

75 b

Dit schrijven brengt een reactie teweeg van de minister van Kunst en Wetenschappen Nolf, waar d’Asseler – in eigen naam (zij dat het college van burgemeester en sche­ pen het schrijven aan de minister richt) op antwoordt. Dit lokt dan weer reacties uit van de directeur en de bestuurder van de RNS: Graag gunt de Staatsnormaalschool een voorrang aan de Stadsnormaalschool. Honneur aux dames. Echter te beweren dat in deze Stadsnormaalschool alles First class, best quality is, komt ons voor als een te groote neiging tot zelfoverschatting. Bescheidenheid blijft nog steeds de echte kroon der ware verdiensten. De Stadsnormaalschool zal wel, evenals de Staatsnormaalschool in hare ontwikkeling hoogten en laagten kennen. Leerlingen in sommige studiejaren onderscheiden zich in alle opzichten, die van andere studiejaren stijgen niet boven het middelmatige. Dat is altijd en overal zoo geweest. De hoofdzaak is, dat met ernst en toewijding bezield en bezielend werk wordt verricht om den besten uitslag mogelijk te bereiken. En, wat het activisme betreft : De koortsige opwinding die tijdens de quaestie aangaande het regelen van de Vlaamsche taal in het Hooger Onderwijs velen in het land en vooral te Gent alle bezinning scheen benomen te hebben, had ook de jeugd aangetast. De Normaalschool bleef hier evenmin als andere scholen onaangetast. (…) Het zeer nauwkeurig onderzoek, dat ik instelde bij mijn eerste

fig. 74  De commissie van bestuur van het in 1920 opge­ richte Provinciaal Handelsen Taalinstituut. Onderaan : Fernand Van Ackere, Albert Maertens en Jules Tack. fig. 75 a–c  De Provinciale Verpleegsterschool van OostVlaanderen wordt in 1920 opgericht als levende hulde aan de heldhaftigheid van de strijders van de Eerste Wereldoorlog.

1920

KRONIEK

97


92

93 a

118

1940

1940

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


De heer Voorzitter heeft er de ouders om verzocht geen te groot belang te hechten aan de financieele regelingen, verloren voor­ werpen en dergelijke dingen meer. (…) Aan de directie van de normaalschool werd de lijst overgemaakt van - De leden van het perso­ neel welke zich, na afwezig­ heid, aangemeld hebben om hun dienst te hervatten, met aanduiding van den datum van hun terugkeer, - De leden van het perso­ neel welke nog afwezig zijn Overeenkomstig een be­ slissing van het Comité der Secretarissen-Generaal zijn de leden van het personeel die gemobiliseerd werden en, na gevangen te zijn genomen, naar huis werden terug­ gestuurd, ertoe gemachtigd opnieuw in dienst te treden, op voorwaarde dat de betrok­ kenen een attest voorleggen, waaruit blijkt dat zij zich

1941

op het politiebureau van hun woonplaats hebben laten in­ schrijven. Daar sommige ge­ mobiliseerden hun militaire bezoldiging hebben ontvan­ gen alvorens naar huis te worden teruggezonden, is het volstrekt noodzakelijk door al de betrokkenen die reeds teruggekeerd zijn evenals door al degenen die later hun ambt zullen hervatten, een schriftelijke verklaring te doen afleggen, waarbij zij op hun eer zullen bevesti­ gen tot welken datum zij hun solde ontvangen. (…) Gedurende de vijandelijk­ heden zal er aan het per­ soneel noch weddeverhooging noch bevordering toegekend worden. De leerkrachten die ingevolge de omstandigheden zullen aangeduid worden om een hoogere betrekking waar te nemen dan die welke ze thans bekleden, zullen hunne huidige wedde blijven ge­ nieten. Hetzelfde geldt voor de leeraars in de algemeene

— De heer Voorzitter vestigt andermaal de aandacht van de leden van het onderwijzend en administratief personeel op de dringende noodzakelijkheid iedere uiting van politieken aard, onder welke vorm ook, uit de school te bannen. De beroepstucht der opvoeders eischt dat deze verplichting ten strengste wordt nageleefd. Alle ongepast gepraat, alle critiek van de nationale instellingen en de bezettende overheid moeten voor immer van

93 b

vakken, die belast zijn met een groter aantal lesuren dan hunne gewone opdracht er omvat. Wat den toestand betreft voor de lesgevers die bijkomende prestaties zouden te leveren hebben, deze zal het voorwerp zijn van een nieuw onderzoek. De forfaitaire vergoedin­ gen voor reis- en verblij­ kosten zijn afgeschaft  ; deze vergoedingen zullen uitbe­ taald worden per reis en volgens de van kracht zijnde voorschriften. Aangezien de verbindingen tusschen de steden van het land ten dele hersteld zijn, kan er voor de leden van het personeel geen enkele uitzondering meer gemaakt worden op de verplichting om op hun post te zijn  ; de toelatingen om te verblij­ ven buiten de gemeente, waar de inrichting gevestigd is, zullen aan een nieuw onder­ zoek onderworpen worden 134.

de hand geweerd. De leden van het personeel hoeven éénzelfde gedragslijn te volgen. In de leraarskamer moeten de gesprekken uitsluitend gaan over de schoolsche bezigheid en zaken die geen politiek karakter hebben. Elke commentaar omtrent oorlogsgebeurtenissen is verboden. De houding van de leeraars en studiemeesters moet in alle opzichten tactvol, correct en discreet zijn. Ook ten overstaan van de leerlingen, tijdens de lesuren en

1940

KRONIEK

fig. 92  Drôle de guerre of phony war (de periode tussen 3 september 1939 met de oorlogsverklaring aan de Duitsland – door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk – en 10 mei 1940 als de Duitsers in de aanval gaan) : soldaten verzamelen op de binnenplaats van de Nijverheidsschool. fig. 93 a–b  Op 23 en 24 mei 1940 worden in Gent, om de bezetter te hinderen, 33 brug­ gen opzettelijk vernield. Het normale leven komt lam te liggen. Hier de Slachthuisbrug (2a) en de Muidebrug (2b).

119


alvorens de klassen te beginnen of eindigen, is het verkeerd praatjes te houden die niet uitsluitend betrekking hebben tot de studie. Leeraars en leerlingen moeten onvoorwaardelijk en zonder tekortkoming luisteren naar hun plicht als schoolman (…), afgezien van alles wat niet exclusief tot de school hoort. De liefde tot onzen Vorst moet de drijfveer zijn van onze werkzaamheid in den dienst van ons Vaderland  135. — Op 1 oktober wordt de Duitse censuur verscherpt : de schoolhoofden worden voortaan persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de gebruikte schoolboeken. — De Duitse overheid laat op 8 november weten dat (ook dit jaar) op 11 november geen ceremonieën noch manifestaties mo­ gen plaatsvinden. Die dag zullen de open­ bare besturen normaal opengesteld zijn, zullen de scholen en winkels open blijven en alle bedrijven werken. Alle bevlagging wordt verboden. Evenmin kan toegelaten worden dat op de wapenstilstandsdag bloemen aan de gedenkteekens der strijders worden neergelegd. Er is op Allerheiligen en Allerzielen voldoende gelegenheid om de graven en gedenkteekens der strijders met bloemen te versieren. Voor de 15 den November (de Naamdag van de Koning) gelden dezelfde bepalingen als verleden jaar. Godsdienstplechtigheden,

94

120

inzonderheid het Te Deum, zijn veroorloofd. In de scholen mag vrijaf gegeven worden, terwijl manifestaties en openbare bevlagging niet zijn toegelaten. Het werk mag niet onderbroken worden. Het dragen van insignes is, zoals op 11 November verboden (…). Dank zij het in stand houden van ’s Konings Naamdag zal de Belgische bevolking haar Koning in een stille stemming kunnen herdenken. Mocht van deze toegeving misbruik worden gemaakt, dan zou in het vervolg iedere herdenking der nationale feestdagen streng moeten verboden worden(…). Het spreekt vanzelf dat de onderwijsinrichtingen van de Staat op 15 November zullen gesloten zijn  136. — De slechte gezondheidstoestand van de leerlingen van het RNS, ten gevolge van de onmogelijkheid van het economaat om voeding in voldoende mate te verzekeren, noopt de schoolleiding om de lentevakantie met 14 dagen te verlengen, de lessen licha­ melijke opvoeding aan te passen (21 april), het aantal lessen te verminderen, de duur ervan in te korten en zelfs de moeilijkheids­ graad ervan te verlagen (23 april). — Tijdens het schooljaar 1941 – 1942 is de winter buitengewoon hard. In november al wordt een aantal praktische oefeningen in de Tuinbouwschool afgelast, terwijl in februari daaropvolgend gemeld wordt dat ⅓ van de studenten afwezig is ten gevolge van groote gladheid.

fig. 94  Verlenging van den leertijd, 27 augustus 1941. Vrijstelling (van de leerplicht) wordt verleend, indien het gezinshoofd (…) het bewijs verschaft, dat zijn zoon of dochter aan den Leerplicht van het Lager Onderwijs voldaan heeft, regelmatig in een fabriek of werkhuis werkstellig is of een vaste bezigheid heeft gelijk gesteld met het werk in een handels- of nijverheids­ onderneming.

1941

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


1942

— Bij besluit van de secretarissen-generaal van 1 februari 1941 worden de zesde en zevende jaren van o.a. het Provinciaal

Handels- en Taalinstituut in Gent erkend als handelsonderwijs van de hogere graad (A6/A1).

— Twee derde van de gebouwen van de RNS wordt door de Duitse overheid bezet wat tot gevolg heeft dat vanaf maart 1942 de lagere dan wel de middelbare normaalschool afwis­ selend één week les en één week vrijaf heb­ ben. De week waarin de studenten geen les krijgen, moeten ze hun huistaken vervullen.

is gelegen. Op 24 september overlijdt Graaf Jozef de Hemptinne (° 1859), voorzitter van de Commissie van Toezicht137. Hoewel herhaaldelijk vergaderd wordt, geeft een eerste lezing van het logboek de naam van de nieuwe voorzitter niet prijs.

— Op 13 april meldt de secretaris-generaal van Openbaar Onderwijs dat een groep zieke kinderen, ondersteund door Winterhulp, gedurende de maand augustus in de lokalen van de normaalschool zal worden onder­ gebracht. Onderwijzend en administratief personeel moet zich vrijwillig belasten met de bewaking en de ontspanning van bedoelde kinderen. Hiervoor dient het personeel on­ derling een beurtstelsel op te maken waarbij iedereen een paar vakantiedagen opoffert. — In 1942 wordt het domein van de Tuinbouwschool uitgebreid met de gronden gelegen tussen de vijver en de Schelde, waar thans de boomgaard van de school Naar aanleiding van de rekwesten tot het bekomen van de gunst der uitzondering voorzien bij § 5 der verordening van 1 december 1941 betreffende het onderwijs der Joden, moeten de Jood-

— De voormalige meisjesschool, die naast het hoofdgebouw Lindenlei gelegen is, wordt ter beschikking gesteld van de Nijverheidsschool. — Vanaf 1942 wordt de titel van technisch ingenieur in de biochemie uitgereikt door de Brouwerijschool. — André Vander Stricht sticht samen met o.a. brouwer Aimé Meiresonne138 (1888 – 1966) en wetenschapper Prof. Lucien Massart de Stichting André Vander Stricht met als doel het steunen van bioche­ misch en fysiologisch onderzoek dat kan worden toegepast in de wereld van de brou­ werijen, mouterijen en voedingsbedrijven.

sche leerlingen, die aan de schoolplicht niet meer onderworpen zijn en de lessen volgen in de Rijksmiddelbare onderwijsinrichtingen en Koninklijke Athenea of in gelijkwaardige stede-

KRONIEK

lijke, provinciale of vrije instellingen, de school ten laatste de 15 Januari ’42 verlaten hebben. Er worden voor deze gevallen geen uitzonderingen toegestaan (…)139.

121


1943

— 3 februari : Op heden doet de geheime Politie, vergezeld van een Duitsch officier een onderzoek bij de studenten wat het dragen van politieke kentekens betreft en het lezen van dagbladen. MM. Roggen, leeraar en ’t Kint, student, moeten zich heden om 15 uur op de Kommandantur aanmelden. Ten gevolge hiervan wordt bij de studenten nogmaals aangedrongen zich te onthouden van alle politiek en het dragen van politieke kentekens. (…) 4 februari : Om 11.40 telefoneert me de geheime Politie uit Gent om te vragen sedert wanneer student J. Peeters afwezig is : sedert 13 november 1942. (…). 10 maart : bezoek Inspecteur Pasteels aangaande de schuilkelders. Alles is in orde behalve het volgende : er moeten altijd een paar banden in de kelder staan, 1 of 2 petroollampen, een paar scheppen en een pioche. Iemand dient aangeduid om bij elk bombardement gas, water en elektriciteit af te sluiten 140. — Bij het begin van het academiejaar nemen aan het HIB eerst acht, later nog eens drie, lesgevers ontslag. Onder hen Frans Amerijckx (1913 – 1998), Frans Loeckx (1902 – 1993), Maurice Spreutels (1908 – 1981). Zij zullen na de oorlog weer lesgeven en ook lid zijn van het Inrichtend Comité. Ook de latere Er is te eten, maar niet veel. Stiefvader Alfred, moeder Maria en Elza over­ leven op een karig rantsoen. Vooral de groenten uit de

122

bestuursdirecteur Raymond Teughels (1921 – 1987) en directeur Arnold Schillings (1896 – 1965) nemen ontslag. Ook studenten verlaten de cursussen. De directeur roept hiervoor verschillende redenen aan hoewel de werkelijke ondergrond (…), zowel bij de professoren als bij de studenten, in het ongenoegen (lag) met het politiek beleid van het HIB en meer bepaald van directeur Vanhacht   141 en sommige figuren van het Inrichtend Comité die de nieuwe levenshouding te ijverig toepasten. Professoren en studenten met een sterk patriottisch gevoelen konden zich met dergelijke houding niet verzoenen. Zij trokken er dus uit. Wat stond er hen anders te doen ?  142 — Wegens de steeds moeilijkere werk- en leefomstandigheden beslist het RNS geen les meer te geven op maandag- en zaterdag­ morgen : de stoffelijke en redelijke oorzaken daartoe ontsnappen aan onze invloed. Radicale maatregelen dienen onverwijld getroffen. Met den dag wordt de toestand van onze leerlingen meer en meer onhoudbaar ; wij aarzelen niet te zeggen dat hij voor een aantal onder hen zelfs onmenschelijk is, aldus de voorzitter aan de secretaris-generaal voor Openbaar Onderwijs.

moestuin houden hen over­ eind. Ze hebben een dozijn kippen en slachten die in het kolenhok. Dat doen ze spaarzaam. Alleen als er

weer wat kuikens zijn, gaat er een kip de pot in. Voorts spreken ze af en toe hun voorraad gepekelde haring aan. Door een wonderbaarlijk

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


grote vangst in de Noordzee is er plots overal haring te krijgen. Heel België laaft zich eraan. Gebakken, gerookt en opgelegd in veel zout redt de haast onuitput­ telijke massa haring veel landgenoten van de honger. Brood is ook redelijk makke­ lijk te krijgen, maar het kost twintig keer zoveel als in 1939. Boter is dertien keer zo duur, koffie negen keer. Aardappelen waren er een hele tijd niet, maar nu gelukkig weer wel. Ook de schillen worden gebruikt, je kunt er de vensters mee poetsen, dat bespaart op groene zeep. Ook zeep om je te wassen, Palmolive,

1944

is haast onbetaalbaar  : 25 frank voor een stuk dat voor de oorlog nauwelijks 1,25 frank kostte. Vlees is een rariteit  : een koteletje eens om de twee weken, als ze tenminste een boer vinden die er een redelijk bedrag voor vraagt. Alle boeren drijven handel in het zwart, ze verkopen hun waren aan schandalige prijzen. Als ze al melk willen geven, is die aangelengd met kalkwa­ ter en toch erg duur. Voor één appelsien betaalt men 20 frank, een pak chocolade gaat voor 350 frank en de prijs van een volledige hesp is 450 frank. Dat is de hal­ ve maandwedde van Edgard.(…)

— Het einde van de oorlogstijd : – Op 24 april meldt het hoofd van het mili­ tair bestuur dat de verplichte tewerkstelling in Duitsland uitgebreid wordt naar de jonge­ ren geboren in 1922, 1923 en 1924. Worden echter vrijgesteld: – alle leerkrachten (tot 30 juni 1944 of het einde van het schooljaar) ; – de studenten van de instellingen voor hoger onderwijs ; – de leerlingen van de normaalscholen, athenea, colleges en andere inrichtingen voor middelbaar onderwijs alsook de leer­ lingen van de scholen voor schone kunsten en de muziekscholen (eveneens tot het einde van het schooljaar) ; – de leerkrachten van de Vlaamse klassen

Het dagelijks bestaan onder de bezetter kent vele restricties. Ten eerste is er de avondklok, tussen negen uur ’s avonds en zes uur ’s ochtends kan niemand de straat op. Na het vallen van de duisternis moet al­ les donker zijn, er mag geen streepje licht te zien zijn. Abdunkeln tieren de nacht­ wachten als ze ergens eens lamp zien branden. Voorts is het verboden, ook overdag, om met auto’s of moto’s te rijden tenzij je een dokter bent. Een niemand mag de stad uit, behalve als men 143 op het land werkt  .

in de taalgrensgebieden en Groot-Brussel (die vrijgesteld worden tot 31 maart 1945). De in 1922, 1923 en 1924 geboren jongeren die opgeroepen worden moeten bewijzen tot een van voorgaande categorieën te behoren. — In alle gemeenten van 20.000 inwoners en meer wordt, en dit ten gevolge van het groeiend aantal bombardementen – zoals op Merelbeke 144 – het op een regelmatige wijze verstrekken van onderwijs geschorst. Ook wordt door de secretaris-generaal van Openbaar Onderwijs de verspreiding van de schoolgaande jeugd aanbevolen. Het onderwijzend personeel moet de leerlingen taken en huiswerk meegeven en met hen op geregelde tijdstippen korte bijeenkomsten

KRONIEK

123


beleggen in lokalen die door de ligging of het voorhanden zijn van degelijke schuilplaatsen, ernstige veiligheidswaarborgen bieden. Het personeel moet stand by blijven ten einde aan elke oproep gehoor te kunnen geven. Op woensdag 6 september 1944 komen de eerste Engelsche soldaten de school voorbij om 9.30. We zijn terug vrij. – Leve België  145. — Na de bevrijding : Eens de oorlog voorbij start de heropbouw. Het oorlogsgeweld heeft heel wat van het economisch patrimonium – spoor, wegen, bruggen, locomotieven, huizen, de handels­ vloot – beschadigd of vernield. De totale schade wordt op 35 miljard frank geschat. De regering activeert de heropbouw door bepaalde nijverheidssectoren te subsidië­ ren en de Verenigde Staten steunen dit met een European Recovery Programm naar de minister van Buitenlandse Zaken het Marshall-plan genoemd 146. Maar om dat geld te kunnen besteden werd een probleem gesteld nl. het tekort aan ingenieurs, technici en goed geschoolde arbeiders. Er waren immers sinds 1939 geen aanwervingen gebeurd, noch in de openbare noch in de privé-sector. De kaders van Bruggen en Wegen, de provinciale en gemeentelijke technische diensten, de Regie van Telegraaf en Telefoon, de maatschappijen voor openbaar vervoer, voor elektriciteit-, gas- en watervoorziening enz. waren sterk uitgedund. De oorlog had immers van ons land niet alleen

95

124

de tol geëist van ca. 9.000 militairen, maar ook van ca. 46.000 burgers en politieke gevangenen. Er waren helaas ook collaborateurs die na de bevrijding uit hun ambt werden ontzet. Al deze mensen moesten plots vervangen worden 147. Om een duidelijk beeld te krijgen van de problemen die zich voor het onderwijs stellen, installeert de regering bij RB op 10 december 1945 een parlementaire onder­ zoekscommissie die één jaar later (31 decem­ ber 1946)148 een voorstel moet voorleggen. Er waren namelijk nogal wat moeilijkheden, zeker voor het technisch en beroepsonder­ wijs. Enerzijds zijn de laboratoria verouderd of versleten en vanwege het algemene tekort is het beschikbare materiaal uiterst duur. Anderzijds is een groot deel van het perso­ neel niet langer ter beschikking (gesneuveld, gedeporteerd of naar de privé overgestapt). Ook blijkt duidelijk dat technologie een hoe langer hoe prominentere rol zal spelen waarbij hoogtechnisch opgeleiden een sleutelpositie innemen. — Op 26 september mogen de tijdens de Duitse bezetting verboden boeken opnieuw gebruikt worden in zooverre bedoeld boek niet kwetsend is voor het nationaal gevoel. — Op 6 december wordt beslist dat leerlin­ gen, ouder dan 16 jaar, die actieve sympa­ thie voor de bezetter hebben betoond (o.a. door het in uniform deelnemen aan mani­ festaties van organisaties van de Nieuwe

1943

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 95  Ook tijdens de oorlog gaan de lessen door. Hier de promotie 1943 van de Stedelijke Normaalschool voor Onderwijzeressen.


Orde, het reizen in het buitenland onder de bescherming van de bezetter, het verklikken van medestudenten of leerkrachten…) van de scholen kunnen worden verwijderd. Zij die, jonger dan 16, dezelfde sympathieën geuit hebben, mogen – zij het onder bijzon­ der waakzaam toezicht – op school blijven. Indien zij zich niet beteren, kunnen ook zij echter van de school verwijderd worden. De euforie is groot. Nu gaat het echt niet lang meer duren, lijkt het. Het zal tot na de zomer duren voor Brussel, Antwerpen, Hasselt en Leopoldsburg bevrijd worden. Intussen schrikken de weerstanders voor niets meer terug. De telefoonlijnen, elektrici­ teitskabels en gasaanslui­ tingen van door de Duitse troepen gebruikte gebouwen moeten het ontgelden. Er is sabotage alom. De Duit­ sers krijgen het benauwd,

1945

maar slaan afschrikwekkend terug. De repressie tegen al dan niet vermeende weer­ standers is nietsontziend, ze worden zonder veel rechtspraak gefusilleerd of in de (…) gevangenis gegooid149. Net als bij de Eerste Wereldoorlog wordt het pas in de nadagen van de be­ vrijding duidelijk in welke rampzalige toestand het land verkeert. Vijftienhonderd kilometer straten en wegen zijn onbruikbaar, meer dan

— Met de oorlog van 1940 – 1945 kreeg de opleiding tot verpleegsters gevoelige klappen. Meer ziekten, meer kwalen en meer ongediplomeerd personeel in de ziekenhuizen. Vandaar een sterke depreciatie van het beroep. Ontredderde jeugd, uiteengerukte families en overwoekerend egoïsme. Vandaar een pijnlijke vermindering van de edelmoedigheid en offervaardigheid. Van twee kanten uit aangevreten wordt de standing van de verpleegkunde onmiddellijk na de oorlog het voorwerp van een

96

In de Rijksnormaalscholen wordt, in onderling overleg door de leerkrachten en de studiemeesters, aan de studenten een waardecijfer voor burgerzin toegekend. Als het beoordelingscijfer onvoldoende is (minder dan 65%) dan mag de leerling niet aan de proefwerken deelnemen zodat hij ipso facto uitgesloten wordt. zeshonderd bruggen zijn op­ geblazen of ingestort. Het aantal slachtoffers, mili­ tairen zowel als burgers, is niet te tellen  : men schat het op zo’n veertigduizend. Twaalfduizend politieke ge­ vangenen werden weggevoerd, achtentwintigduizend joden werden gedeporteerd, waar­ van er slechts twaalfhonderd terugkomen uit de Duitse kampen. Intussen houden de woekerprijzen aan en is er nog steeds voedsel­ schaarste150.

nieuwe organieke regeling bij Regentbesluit van 11 juli 1945   151. Dit besluit (later gewijzigd door het KB van 6 december 1954) regelt de studies voor verpleegkundige. Ook worden de toelatingsvoorwaarden tot de driejarige opleiding bepaald : – minimum 18 jaar ; – een bewijs bezitten van goed zedelijk gedrag en burgertrouw (we komen net uit de oorlog !) ; – geslaagd zijn in een toelatingsexamen

fig. 96  Ziektemelding !

1945

KRONIEK

125


1946

(voor de verpleegkundige is dit kennis hebben van de stof van het lager middelbaar onderwijs, voor de vroedvrouw kennis hebben van de stof van het algemeen vormend middelbaar onderwijs) ; – (logischerwijze) in het bezit zijn van een goede gezondheid. Vroedvrouwen kunnen een aanvullend jaar voor vroedvrouw-sociaal-hygiëniste volgen, verpleegsters voor sociale hygiëne. Verpleegsters kunnen zich in het derde jaar

ook specialiseren in verpleegkundige voor krankzinnigen.

— Bij RB van 8 januari 1946 wordt het vak-, nijverheids- huishoud- en landbouwon­ derwijs afgescheiden van de ministeries van Economische Zaken, Middenstand en Landbouw. Ze worden geïntegreerd in het ministerie van Openbaar Onderwijs waar de in 1932 opgerichte Dienst van het Technisch Onderwijs nu uitsluitend door de minister van Onderwijs wordt beheerd. Bij RB van 30 september 1946 wordt deze dienst vervangen door de Algemene Directie van het Technisch Onderwijs die even­ waardig wordt aan de andere algemene directies van het departement (zoals van het basisonderwijs, het middelbaar on­ derwijs). Teneinde overleg te creëren met andere ministeries die belang stellen in het technisch en beroepsonderwijs wordt al in 1946 een Coördinatieraad opgericht die als doel heeft het onderwijs en de noodwen­ digheden van de economie op elkaar af te stemmen. Oorspronkelijk bestaat de raad

uit vijf leden 153 maar vanaf 1947 wordt deze uitgebreid tot 18 leden met vertegen­ woordigers van het provin­ciaal, gemeen­ telijk en vrij onderwijs en met telkens een vertegenwoordiger van de Economische Coördinatie en van de minister van Weder­ opbouw.

97

126

1945

— Op 12 oktober 1945 wordt aan de RNS de scoutsgroep De Wilde Eend opgericht. Dit initiatief, dat tijdens een eerste rekruterings­ ronde 83 leden oplevert, komt er omdat het ministerie van Openbaar Onderwijs van mening is dat jeugdgroeperingen een bijzonder heilzame werking hebben op de karaktervorming van de jongeren 152.

— Vanaf 1946 zal het paramedisch onder­ wijs, dat sinds Willem I (KB 16 januari 1823) onder toezicht van de provinciaal genees­ kundige commissies stond, onder de dubbele bevoegdheid vallen van het ministerie van Volksgezondheid en het Gezin en het ministerie van Onderwijs. Het eerste zal de studies (lessentabellen, leerplannen, examens, diploma’s) regelen en heeft een eigen inspectie voor de vakken die recht­ streeks onder de uitoefening van het beroep vallen. Het ministerie van Onderwijs wordt bevoegd voor de administratieve controle, de erkenning en de subsidiëring.

98

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1945


— De titel van verpleegster enerzijds en van maatschappelijk assistent anderzijds worden door de wet van 15 november 1946 wettelijk beschermde titels, wat betekent dat niemand deze titel mag dragen zonder in het bezit te zijn van het noodzakelijke diploma 154. — Aan de Rijkshogere Nijverheidsschool wordt een Rijkstechnische Normaalschool toegevoegd. — Het HIB start met een Handelsafdeling en wordt Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen (HIBH). 1946/1948 Deze zinnen zijn geenszins een opwelling van miserabi­ lisme indien ik herinnerin­ gen oproep van de moeilijke omstandigheden waarmee ik geconfronteerd werd toen ik de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten van Gent mocht vervoegen. Het is, integendeel, een getuige­ nis van de onbeschrijfelijke vreugde die ik er mocht ken­ nen ondanks mijn precaire financiële situatie ten ge­ volge van oorlogsperikelen. Om mijn ouders financieel te helpen, was ik op zes­ tienjarige leeftijd als decorateur werkzaam bij een grootwarenhuis. Maar

99

— Een rondzendbrief van 24 september 1945 behandelt De Aanwending in het Normaal­ onderwijs van de mechanische hulpmiddelen, d.i. kinema, epidiascoop, fonograaf en even­ tueel schoolradio. — Een Comité ter Verdeling van Fietsbanden wordt opgericht, zo meldt het Belgisch Staatsblad van 14 augustus en 29 september 1946. Dat bepaalt dat elke leraar die over geen ander vervoermiddel beschikt dan de fiets en dagelijks minstens 2,5 km moet afleggen, en in het bezit is van een attest van het gemeentebestuur van zijn of haar ge­ boorteplaats, prioriteitsbonnen kan aanvra­ gen voor 2 buitenbanden en 1 binnenband.

ik hoopte vurige artistieke scholing te mogen genieten zoals mijn vriend en stads­ genoot Roger Lippens. Hij spoorde mij aan hem te komen vervoegen op de Gentse Aca­ demie en kon er mijn ouders van overtuigen deze belang­ rijke beslissing te nemen. Ik werd bij de KASK in­ geschreven met drie maanden vertraging, maar voelde on­ middellijk dat ik op de ge­ schikte plaats was terecht­ gekomen. Al vlug kende ik welis­ waar enkele materiële han­ dicaps. Mijn karige middelen lieten mij slechts toe één kleurpotje te kopen voor de rest van het schooljaar. Ik koos voor zwart omdat

ik vond dat Frans Masereel daarmee voldoende had kunnen bewijzen. En als ik toe­ vallig kleur moest bezigen mocht ik dan mijn penseel insoppen in de potjes van mijn solidaire klasgenoten. Met mijn spaarcenten had ik ook een marterpenseel nr5 kunnen kopen. Deze was mijn enige materiële rijkdom en ik verzorgde zorgvuldig de haren ervan door ze, na gebruik, telkens in te sme­ ren en te wassen met bruine zeep. Totdat mijn vader het accidenteel gebruikte om een houten kandelaar te vernis­ sen. Mijn penseel overleefde deze operatie niet en ik moest mij verder tevreden stellen met een goedkope

fig. 97  Britten en Polen bevrijden Gent. Zij worden gevolgd door Amerikaanse en Canadese troepen die, zoals de soldaten van alle legers voor hen, dikwijls in scholen ingekwartierd worden. Hier Isi, een Canadees soldaat, op de binnenplaats van de Rijksnormaalschool. fig. 98  Leerlingen en onder­ wijzeres van de Oefenschool van de Normaalschool : de oorlog is eindelijk voorbij ! fig. 99  Geo Bontinck, hier geportretteerd door Jan Burssens, wordt directeur van de Academie.

1947

KRONIEK

127


Sarma imitatie waarvan de haren zo flexibel waren als de stekels van een stekel­ varken en dus onmogelijk een puntig uiteinde konden samenstellen. De getalenteerde en betreurde vriend, Roger Lippens, was ook eige­ naar van een passer en een trekpen die wij dan samen deelden. Noch hij, noch ik, konden ons een “kot” te Gent

1947

— Camille Huysmans, die op 20 maart 1947 minister van Openbaar Onder­wijs wordt in de regering P.H. Spaak, is ervan overtuigd dat de school niet alleen tot de verstandelijke maar ook tot de culturele ontwikkeling moet bijdragen. Hij wijzigt dan ook de naam van het ministerie van Openbaar Onderwijs in ministerie van Openbaar Onderwijs en Cultuur. Huysmans hecht ook een groot belang aan de ont­ wikkeling van het technisch onderwijs : drie elementen karakteriseren zijn beleid ter zake 156 : 1. Prioritair is zijn opzet om ordening en eenvormigheid te brengen in het technisch onderwijs o.a. door het uit­ vaardigen van referentietabellen voor afdelingen die leiden tot hetzelfde diploma. Ook wil hij in plaats van een quasi automatische subsidiëring van elke school een rationeler systeem uitwerken waarbij o.a. rekening gehouden wordt met de lokale inplanting en spreiding.

100

128

veroorloven en moesten ’s morgens vroeg en ’s avonds laat de trage boemeltrein gebruiken die Oostende toen met Gent verbond. Maar die kleine mate­ riële hindernissen konden ons enorm enthousiasme niet dempen, en, toen ik aan mijn leraar, Albert Vermeiren, mijn wens kenbaar maakte om een animatiefilm te verwezen­ lijken, aarzelde hij niet

1947

om voor mij een filmcamera in elkaar te knutselen… met een sigarendoos en speelgoed Meccanostukken. Dat waren de pioniers­ jaren. De Academie werd mijn paradijs en in deze kunst­ school kende ik maar een vrees  : de te lange vakantie­ periodes  ! Raoul Servais 155

2. Tussen 1947 en 1948 worden 24 rijkstech­ nische, land- en tuinbouw-, handels- en sociale scholen opgericht. Aan de meeste van deze instellingen wordt ook een internaat gehecht. Een van de 6 nieuwe Nederlandstalige scholen is het Belgisch Textielinstituut (later het Hoger Instituut voor Textiel en Kunststoffen). 3. De technische en beroepsscholen mo­ gen weliswaar leerlingen vanaf 12 jaar inschrijven maar mogen jongeren tussen 12 en 14 jaar geen eigenlijke beroeps­ opleiding verstrekken. In het avond­ onderwijs mag men zich pas vanaf 14 jaar inschrijven. Huysmans plant daarenboven een aantal Rijkstechnische normaalleergangen, die vooral ’s avonds en tijdens het weekeinde georganiseerd worden. Eind 1947 benoemt hij Francis Cocquyt, directeur van het Hoger Rijksinstituut voor Technisch en Handelsonderwijs (HRIT&HO),

101

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1947


102

1947

KRONIEK

fig. 100  Minister Camille Huysmans is ervan overtuigd dat de school niet alleen tot de verstandelijke maar ook tot de culturele ontwikkeling moet bijdragen. Hij wijzigt dan ook de naam van het ministerie van Openbaar Onderwijs in ministerie van Openbaar Onderwijs en Cultuur. De minister hecht ook bijzonder belang aan de ontwikkeling van het tech­ nisch onderwijs. Zo worden bijvoorbeeld onder zijn beleid (1947 – 1948), 24 rijkstech­ nische, land- en tuinbouw-, handels- en sociale scholen opgericht. fig. 101  Cursuslijst nr 31 – Engels II – Maandag en donderdag 7 ½ – 9u. Deze aanwezigheidslijst maakt onderdeel uit van het dossier dat leraar Engels Philiep Moulinas tijdens het schooljaar 1947 – 1948 bijhoudt. Hij geeft les in de Handels­ avond- en Zondagschool van het Provinciaal Handelsen Taalinstituut Gent. fig. 102  Francis Cocquyt, directeur van het Hoger Rijksinstituut voor Technisch en Handelsonderwijs wordt adviseur technisch onderwijs van Minister Huysmans.

129


tot adviseur en belast hem met het uit­ werken van de meest aangewezen inplan­ ting voor technische scholen. Huysmans richt ook een commissie op om de ratio­ nalisatie van het technisch onderwijs te bestuderen. De Gentse (textiel)industrieel Emile-Jean baron Braun (1879 – 1968), zoon van Emile Braun, de voormalige Gentse burgemeester, zit de commissie voor. — De textielafdelingen Weefkunde, Spinkunde en Textielveredeling van het Hoger Rijks­ instituut voor Technisch en Handelsonderwijs

1948

— Antoon Verplancke volgt Jules Tack op, die gedurende 23 jaar directeur was van het PHTI. — De Rijkszuivelschool wordt opgericht (RB 13 april 1948) en omvat een hogere technische afdeling A1 – technisch ingenieurs alsook een afdeling beroepsleergangen. De school wordt in 1955 uitgebreid met de afdelingen Landbouw, Landbouwchemie en Tropische en Subtropische Landbouw. De school, onder leiding van landbouw­ kundig ingenieur Jules De Baere, wordt onder­gebracht in de lokalen van de Rijkslandbouwschool aan de Coupure 158 en kan, althans in de beginjaren, ook een beroep doen op universitaire assistenten als les­ gevers. Na enkele jaren verhuist men van de Coupure naar de Onafhankelijkheids­ laan, nog later naar de Mussenstraat159.

103 a

130

worden ondergebracht in een afzonderlijk Belgisch Textielinstituut, waaraan in 1958 nog een afdeling Kunststoffen wordt toegevoegd (KB 31 december 1947). Ten dienste van de textielnijverheid wordt er ook een expertiseen documentatiecentrum aan verbonden157. — Oprichting van de Hogere Handels­ afdeling, categorie A6/1, gegradueerde in de handelswetenschappen, aan de HRITH. — Geo Bontinck wordt directeur van de KASK. De zuivelschool zelf had een agrarisch karakter, en de leergangen waren voorzien om twee jaar in beslag te nemen. Een en ander beïnvloedde het amalgaam van jonge mensen, nota bene uitsluitend van het manne­lijk geslacht dat zich kwam aanmelden. Bij sommigen onder ons was de studie uitgesteld of achterop geraakt door oorlogsomstandigheden. Bij anderen was de financiële toestand van dien aard, dat zoonlief geen studies van 4 of 5 jaar kon veroorloven, hoe hoog zijn intelligentie ook was. De gemiddelde leeftijd was hoger dan normaal. Naast de Rijkszuivelschool voorziet het­ zelfde Regentbesluit in de oprichting van het Belgisch Houtinstituut, dat echter al twee jaar later naar Brussel overgeplaatst wordt 160. — Aan de Bijzondere School voor Technische Ingenieurs (categorie A-1) en aan het

1948 – 1950

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


HRIT&HO (categorie B-1) wordt een afde­ ling voor Burgerlijke Bouwkunde opgericht die in 1951 het eerste diploma van bouw­ kundig technisch ingenieur en in 1952 het eerste diploma van bouwkundig technicus aflevert. In tegenstelling tot de academies en hogere instituten voor architectuur, die tot het kunstonderwijs behoren en in de vorming van de architecten het accent leggen op de ontwikkeling van het creatieve vermogen, besteedt men in deze opleiding meer aandacht aan materiaalstudie, constructieleer en technologie. De uitbouw van deze nieuwe studierichting is belangrijk omdat enerzijds het uitgebreide domein van de burgerlijke bouwkunde volledig buiten het bestek van de architectuurop­ leiding valt en anderzijds, parallel aan de grote vraag van de bouwsector tijdens deze periode van wederopbouw, nieuwe bouw­ materialen en technieken doorbreken. — Bij Regentbesluit van 13 april 1948 gaat in Aalst een Rijkshoger Handelsinstituut voor Heren en Juffrouwen van start. Het is de eerste gemengde handelsschool van Aalst en zal jarenlang de enige rijksschool van dat type in Vlaanderen zijn. Probleem voor de nieuwe instelling is wel­ iswaar een geschikt pand te vinden : het wor­ den de gebouwen in de Nieuwstraat 28. Deze zijn eind negentiende eeuw gebouwd door hophandelaar Leo Van Overstraeten. Na het overlijden van vader en zoon Van Overstrae­

103 b

ten wordt de familie Van Herreweghe, die een meubelzaak uitbaat in de Korte Zoutstraat, er eigenaar van. In januari 1950 verwerft de staat het eigendom, waar de school officieel van start gaat op 20 september 1948. Na talrijke aanpassingen is de handelsschool er tot 1960 ondergebracht. In de jaren 1980 – 1890 keert de handelsschool er terug. — In oktober al wordt in Aalst de studen­ tenbond Mercurius opgericht (voor de 58 leerlingen van het dagonderwijs en de 188 van het avondonderwijs). Deze heeft tot doel bij middel van een jaarlijks eigen feest en van film- en cabaretavonden en gezellige samenkomsten, een ware corporate identity te creëren. De studentenbond geeft ook steun aan reizen en voordrachtnamiddagen en reikt op de prijsuitreikingen medailles uit aan laureaten. — Aansluitend op het ontstaan van de Rijks­ zuivelschool wordt de ZSG (Zuivelstudenten­ groepering) opgericht. Tijdens het acade­ miejaar 1960 – 1961 wordt ze omgedoopt tot LILA (Landbouwindustrieën en Landbouw). Volgens stichter Hendrik Vandewoude ontstond de organisatie niet alleen vanuit de behoefte aan studentikoze ontspanning, en de aandrang tot contact met een vele decennia oude studententraditie maar ook uit een doelbewuste trend om de studies nauw te laten aansluiten op het toekomstige werkveld, in casu de zuivelwereld  161.

1948 – 1950

KRONIEK

fig. 103 a–b  Conferentiezaal en internaat van het Hoger Rijksinstituut voor Technisch en Handelsonderwijs.

131


1948 – 1950 De vraag kan gesteld worden waarom de basiswetgeving van het hele technische en het beroepsonderwijs pas tot stand kwam nadat deze voor het lager en middel­ baar onderwijs reeds meer dan een kwarteeuw bestond. Het lager onderwijs be­ schikte immers al over een basiswet in 1842 en het middelbaar onderwijs sinds

1949

— Vanaf 1949 start de Aalsterse Handels­ school met een Jaarboek waarin systematisch het personeel, de comités en de werkzaam­ heden van het vorige schooljaar worden opgenomen. Ook worden de algemene orga­ nisatie van de school, de uittreksels uit de re­ glementaire schikkingen, de studieresultaten en de uitgereikte diploma’s vermeld zowel als het aantal studenten die onmiddellijk na hun studies een betrekking vinden. Het Jaarboek illustreert de strategie van directeur Reychler om zijn instelling binnen de Aalsterse regio te verankeren. Voor­ aanstaanden uit de sociaal-economische, academische en politieke middens nemen plaats in de bestuurscommissie of in het beschermcomité. We vinden er o.a. beheer­ ders van de Glucoseries Réunies (M. Callebaut en R. Itschert), een gevolmachtigde van de Filature du Canal (M. De Maeseneer), directeuren van respectievelijk de Fabelta Fabrieken in Aalst (J. Hoefnagels) en de

104 a

132

1850. Een van de redenen daarvoor is ongetwijfeld de diversiteit van de ini­ tiatiefnemers  : particulie­ ren, provincies, gemeenten en, op kleinere schaal, de Staat. Een andere reden was de veelvuldigheid van ministeries die voor het technisch onderwijs bevoegd waren. Tenslotte was vanwe­ ge de inrichters veel vraag naar subsidiëring maar niet naar reglementering en het

technisch onderwijs was gehecht aan zijn vrijheid. Pas na de Tweede Wereld­ oorlog ging het technisch onderwijs een vaste plaats innemen binnen het Ministe­ rie van Openbaar Onderwijs. Door zijn expansie ging het van jaar tot jaar een groter deel van het budget opslorpen en ook dat noopte tot meer stringente regel­ geving en ordening162.

Bank van de Société Général de Belgique (P. Ghysbrecht, die voorzitter van de bestuurs­ commissie is tussen 1948 en 1953) alsook de voorzitter van het Verbond der Oostvlaamse Gieterijen, ook directeur van de Maatschappij Vulcain, O. Verhaegen. Deze laatste zal van bij het ontstaan en minstens tot 1968 actief betrokken zijn bij de activiteiten van het Beschermcomité. Ook RUG-professor Paul Ghysbrecht, burgemeester F. Blanc­ kaert, senator D. Van Bruggen en de volks­ vertegenwoordigers L. D’Haeseleer, R. Trim­ pont en A. Van Hoorick zijn, naast talrijke anderen, lid van een van beide organen. — Bij RB van 18 januari mogen rijksambte­ naren die twee jaar vast zijn aangesteld, een positieve beoordeling kregen en die de vijfjarige cursus HIBH met vrucht voltooien, aan het examen van bestuurssecretaris (1ste categorie) deelnemen en dit op dezelfde wijze als universitairen.

1950 – 1960

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


— Bij RB van 25 juli 1949 worden de twee af­ delingen van HIBH – handelswetenschappen en bestuurswetenschappen – in de categorie A5 opgenomen. Zij worden gemachtigd het diploma van licentiaat in de handels- en bestuurswetenschappen én handels- en financiële wetenschappen uit te reiken. Het diploma licentiaat bestuurswetenschappen mogen zij niet uitreiken. — De HRTH & HO wordt Rijkshogere Technische en Handelsschool. — Op initiatief van Rector N. Goormatigh (1890 – 1960) wordt aan de RUG een Sociale Dienst voor Studenten opgericht met als doel hulp te verschaffen aan studenten in financiële moeilijkheden via het toekennen van studiebeurzen, leningen en reducties, het zoeken naar aangepaste studentenjobs en het bemiddelen bij verhuur van studentenkamers. Een belangrijk aspect van de sociale dienstverlening vormde ongetwijfeld de oprichting van het restaurant De Brug  163. In 1953 zal verder een Dienst voor Studieadvies

1950

— De coördinatiecommissie van het Tech­ nisch- en Landbouwonderwijs, subcom­ missie Handelsonderwijs, formuleert in februari 1950 een voorstel tot normalisatie van het handelsonderwijs, waarbij de han­ delsberoepsschool (A6A3) vier jaar telt, de secundaire technische (A6A2) en de hogere handelsschool (A6A1) telkens twee jaar.

104 b

van start gaan. Het hoger niet-universitair onderwijs moet tot het begin van de jaren 90 wachten alvorens de middelen te krijgen die een gestructureerde sociale werking kunnen verzekeren. — Op 16 november wordt het Gravensteen bezet door 138 studenten (onder wie één studentin). Volgens de overlevering uit protest tegen de verhoging van de bierprijs en het feit dat politie zijn witte helmen zou vervangen door blauwe kepies, zodat ze moeilijker te onderscheiden waren van postbodes en taxichauffeurs. Deze bezet­ ting kan slechts na grote ontplooiing van middelen – brandladders, waterkanonnen, e.d. – opgeheven worden. Mede onder druk van de publieke opinie werd geen enkele student gerechtelijk vervolgd. Het univer­ sitaire Seniorenkonvent Ghendt  164 waar ondertussen ook een tiental hogescholen­ clubs actief deel van uitmaakt, herdenkt jaarlijks in november deze Slag om het Gravensteen tijdens de Gravensteenfeesten. — Tijdens het schooljaar 1950 – 1951 start het eerste jaar van het hogere (Aalsterse) technisch onderwijs A6/A1. Het wordt een tweejarige opleiding die zich richt tot leerlingen met een diploma secundair onderwijs. Ook wordt er een normaal­ afdeling opgericht.

fig. 104 a–b  De in 1948 opgerichte Rijkszuivelschool organiseert jaarlijks, en dit gedurende meer dan een decennium, een Zuivelweek. Een tentoonstelling, talrijke conferenties en andere activiteiten informeren de studenten zowel als andere geïnteresseerden over actuele thema’s en interessepunten.

1950 – 1960

KRONIEK

133


1951

— De houders van het diploma in de han­ delswetenschappen worden, ten gevolge van het KB van 3 juli, toegelaten tot de wervingsexamens voor ambtenaren van de eerste categorie van het rijkspersoneel. — Jeanne Van de Broeck wordt in 1951 – 1952 de eerste vrouwelijke student aan het HIBH.

1952

— De wet van 23 juli hervormt het normaal­ onderwijs en biedt een nieuwe structuur met drie niveaus : – normaalscholen voor bewaarschool­ onderwijzeressen, met 3 jaar studieduur ; – lagere normaalscholen met een studie­ duur van 4 jaar ; – middelbare normaalscholen met een studieduur van 2 jaar. Elke normaalschool moet daarenboven beschikken over een oefenschool. — Het KB van 28 februari 1952 regelt de studies van het sociaal onderwijs die onder de bevoegdheid vallen van de ministeries van Onderwijs en van Justitie. In dat KB wordt een Hogere Raad voor Onderwijs van Maatschappelijk Dienstbetoon, onder het ministerie van Justitie, ingesteld. In de Hoge Raad zetelen afgevaardigden van de mi­ nisteries van Volksgezondheid, Onderwijs, Arbeid en Sociale voorzorg. De minister van Onderwijs oefende controle uit en voorzag in subsidiëring. Justitie vormde de weten­ schappelijke en opvoedkundige inspectie.

105

134

1951

Zij is lerares en schrijft zich vermoedelijk in met de bedoeling aangesteld te kunnen worden in de hogere cyclus van het secun­ dair onderwijs. — In de schoot van de architectuurafdeling van de KASK start onder leiding van Robert Verbanck een opleiding Stedenbouw. Op dezelfde datum wordt via KB een Hoge Raad voor Maatschappelijk Dienstbetoon met adviserende bevoegdheid ingesteld voor beide ministeries. — Op 22 februari wordt, bij besluit van de provincieraad van 19 oktober 1951, een overeenkomst ondertekend door enerzijds provinciegouverneur Maurice Van den Boogaerde165, optredend voor de provincie en anderzijds Fernand baron Van Ackere en Antoon Verplancke, respectievelijk voorzitter en secretaris van de Belgische Vereniging voor Opleiding in het Beroepsonderwijs BOVO, waarbij het bestaande provinciale vrij insti­ tuut naar de provincie wordt overgeheveld. Het Provinciaal Hoger Technisch Instituut draagt nu niet langer alleen de naam provinciaal, maar wordt ook echt een provinciale instelling en is niet langer een vrije instelling. Twee belangrijke – en enkele bijkomende – redenen liggen aan de basis van deze opera­ tie. Blijkbaar waren er geruchten dat de A6/ A3 en de A6/A1 opleidingen bedreigd werden in hun voortbestaan. Ook was er het pro­

106

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1952


107 a

107 c

1953

1953

107 b

fig. 105  De Tuinbouwschool gaat op (niet nader omschre­ ven) uitstap naar Brussel : deftigheid en tucht wezen het wachtwoord. fig. 106  Op 6 december 1952 organiseert de Rijkshoger Technische en Handelsschool een Jubelfeest naar aanleiding van de 125 ste verjaardag van haar stichting. fig. 107 a–c  Een jaar al nà haar stichting start het Rijkshoger Handelsinstituut voor Heren en Juffrouwen met de uitgave van een Jaarboek waarin, voor betrokkenen zowel als voor buitenstaan­ ders, alle relevante informatie over het voorbije jaar van de school in terug te vinden is. Directeur Reychler geeft in het Jaarboek 1953 van de Aalsterse Handelsschool verslag van alle facetten

KRONIEK

1953

van het schoolleven van het voorbije jaar. Het bezoek van onderwijsminister Pierre Harmel, op 9 maart 1953, krijgt er een prominente plaats. Vanaf 1953 wordt het Jaarboek aangevuld door een Gedenkboek waarbij telkens een balans opgemaakt wordt van de vijf voorbije onderwijsjaren. Beschouwingen over het handelsonderwijs door directeur Reychler in het Gedenkboek 1948 – 1953.

135


bleem van de gebouwen. Het PHTI was actief in een gebouw waarvan het niet zelf maar waarvan de provincie eigenaar was : uitbrei­ ding was door het groeiend aantal leerlingen absoluut noodzakelijk maar onmogelijk, ook voor de provincie die bezwaarlijk tot ontei­ gening ten voordele van een vrije school kon overgaan. Verder werden de sociale lasten voor de werkgever steeds groter en een kop­ zorg voor de inrichtende macht waardoor de toekomst van het personeel gevaar liep. Ook de exploitatie en de uitrusting werden een groeiende last, zeker zonder de subsidies waar andere onderwijsinstellingen wel een beroep op konden doen. Overheveling is dus de enige oplossing, temeer omdat de provincie zelf gekozen heeft voor ondersteuning van het technisch onderwijs en zij het PHTI de voorbije jaren steeds gesteund heeft zonder een beroep te doen op de hogere overheid. Als volwaar­ dige provinciale instelling liggen de moge­ lijkheden echter voor het rapen.

1953

— Wegens de grote kwaliteitsverschillen tussen de leerlingen van het eerste jaar van de middelbare normaalschool – mede het gevolg van de té grote verschillen tussen de leerplannen van de voorafgaande onderwijs­ cycli – pleiten de lesgevers, bij het begin van het jaar 1952, zij het tevergeefs, voor het herinvoeren van het toelatingsexamen 166. — Directeur Schillings meldt het Inrichtend Comité van het HIBH dat afgestudeerden bestuurswetenschappen zullen mogen deel­ nemen aan het wervingsexamen van bureel­ hoofd bij de ASLK. Dit is geen wettelijke maar wel een de facto erkenning van de studies.

— De studies sociaal werk, die in 1933 bekroond werden met een diploma ge­ lijkgesteld met het middelbaar technisch onderwijs (het zogenaamde A2), worden in

— Aan het HIBH schrijft een tweede studente zich in : Evelyne De Smedt is de eerste vrou­ welijke student bestuurswetenschappen en zal gemeentesecretaris worden in Schelle­ belle. Volgens een zekere prof. Janssens had men haar niet mogen laten slagen voor logica omdat een vrouw niet logisch kan redeneren. Deze uitspraak belet niet dat ze de hoogste resultaten van haar jaar behaalde…

— Het nieuw verkozen gemeentebestuur dat aantreedt na de verkiezingen van 1952 richt zich onmiddellijk op de Gentse onder­ wijssituatie. Burgemeester Merchiers 167 weigert de contracten met de, door het

vorige gemeentebestuur, aangenomen scholen te vernieuwen en de vierentachtig vrije scholen die tussen 1947 en 1952 door de stad werden gesubsidieerd, vallen terug op een minimumsubsidie. Waar het CVP-

108 a

136

1952 opgetrokken tot het niveau van hoger technisch onderwijs (A1).

1953

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


college in 1949 nog tien miljoen frank liet inschrijven als steun aan het vrije net, zal dit tegen 1956 terugvallen tot zeshonderd­ duizend frank. Daar tegenover staat de renovatie en uitbreiding van het stedelijk onderwijsnet centraal. Omdat het vorige college in 1951 slechts een beperkt aan­ tal aanpassingswerken had goedgekeurd, dringt een inhaalbeweging zich op. Tussen 1953 en 1958 realiseert het Gentse college van Burgemeester en Schepenen, naast de noodzakelijke verbouwingswerken en de uitbouw van het lager onderwijsnet, onder meer de oprichting van een Stedelijke School voor Kinderverzorgsters en van het Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën als tegen­ hanger van de katholieke Sociale School aan het Sint-Annaplein. De Textielschool Henri Story  168 wordt geopend en de Stedelijke Kleding- en Huisvakschool, de Stedelijke Handelsschool voor Juffrouwen en de Stedelijke Jongensvakschool breiden gevoelig uit. Daarenboven wordt een Stedelijke Normaalschool voor Bewaarschoolonderwijzeressen opgericht omdat de studentinnen die tot dan in de Gentse Stedelijke Normaalschool een opleiding voor Fröbelonderwijs volg­ den, verplicht waren hun diploma via de centrale examencommissie te behalen. Zo zal de structuur van de Stedelijke Normaalschool voor Onderwijzeressen vanaf dan bestaan uit een voorbereidende afdeling – de oefenschool gevormd door het zevende leerjaar van de Lagere Hoofdschool voor

108 b

Meisjes in de Casinostraat – waarna een Normaalafdeling voor Bewaarschoolonderwijzeressen (3 jaar) dan wel een Normaal­ afdeling voor Lagere Onderwijzeressen kan worden gevolgd (4 jaar). — De wet van 1 juli 1953 geeft eindelijk een juridische basis aan de vele, bij KB opgerichte technische (rijks)scholen. Het bepaalt daarenboven het statuut van het personeel, de toelatingsvoorwaarden en het organiseren van examens. Ook wordt de categorie, inrichting, vestigingsplaats en duur van de studies van elke school bepaald. Deze wet voorziet ten slotte in de oprichting van een Hoge Raad voor het Technisch onderwijs. — De wet van 29 juli 1953, ook wel de wet Harmel  169 genoemd en de facto de eerste organieke wet van het technisch onderwijs, maakt een onderscheid tussen technisch en beroepsonderwijs en tussen de lagere en de hogere cyclus. De wet voorziet daaren­ boven in het bestaan van speciale scholen (voor andersvaliden), tijdelijke scholen, leergangen van hoger technisch en aanvul­ lend secundair beroepsonderwijs, en van het technisch normaalonderwijs met drie graden. Ze voorziet ook voor het eerst in avondleergangen op hoger niveau : de B1en de D-leergangen worden van het hoger secundair onderwijs naar het hoger onder­ wijs overgeheveld. De bepalingen van 1933

1953

KRONIEK

fig. 108 a–b  Het Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën wordt in 1953 gesticht en ondergebracht in de Beve­ landstraat. Oorspronkelijk zijn er twee lagere scholen gevestigd : een jongensen een meisjesschool. Op het ogenblik dat beiden samengevoegd worden tot een gemengde school kan het SISS een van de vleugels betrekken. In 1970 komt het volledige gebouw ter beschik­ king van de Sociale School.

137


m.b.t. het beleid worden aangepast, zo komt het de inrichtende macht toe om zelf een bestuurscommissie voor te stellen en die ter goedkeuring aan de minister voor te leggen. Overigens wordt ook de verplich­ ting afgeschaft om in elke commissie een vertegenwoordiger van de Staat te hebben. Door het groeiend aantal scholen was dit organisatorisch niet meer mogelijk. Ter vervanging van de alfanumerieke classificatie wordt een nieuwe structuur van het technisch onderwijs op punt gesteld. Zo komt er een opdeling tussen technisch (meer theoretisch) en beroeps­ onderwijs (meer praktisch gericht). — In 1953 nemen de schepen van Onderwijs, professor Armand Hacquaert  170 , de hoofd­ inspecteur van het stedelijk onderwijs Remi Feycher en Gustave Nicaise het initiatief tot oprichting van het Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën (SISS). In het jaarverslag van de Stad Gent over 1953 wordt deze oprichting als volgt gemotiveerd : Het diploma van sociale assistent biedt talrijke en zeer uiteenlopende toekomstmogelijkheden. Zowel in de openbare besturen en de parastatale instellingen als in de grote handels- en nijverheidsondernemingen en in de arbeidersorganisaties vinden de maatschappelijke assistenten een interessante werkkring, die hen tevens een menswaardig bestaan bezorgt (…) In een belangrijk nijverheids- en handelscentrum zoals Gent is een school voor Maatschappelijk Dienstbetoon on-

109 a

138

getwijfeld leefbaar, de oprichting er van is niet alleen volkomen gewettigd, maar moet zelfs als noodzakelijk beschouwd worden. (…) In de gehele provincie Oost-Vlaanderen bestaat geen enkele officiële school voor Maatschappelijk Dienstbetoon. De dichtst bijgelegen scholen zijn de Stedelijke scholen te Antwerpen en het Rijksinstituut voor Sociale Studiën te Kortrijk. Deze toestand heeft voor gevolg dat de leerlingen, die de Gentse agglomeratie bewonen en de studies van sociale assistent willen ondernemen, zich tijdrovende en zeer kost­bare verplaatsingen moeten getroosten. De oprichting van deze instelling moet ook gesitueerd worden binnen het kader van de schoolstrijd van de jaren vijftig en het versterken van het officieel onderwijs : Tussen 1953 en 1958 werden heel wat verbouwingswerken uitgevoerd en een groot aantal stedelijke scholen gesticht. Het is tijdens deze inhaalbeweging dat het Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën, als tegenhanger van de katholieke Sociale school werd opgericht 171. Het SISS wordt ondergebracht in de Be­ velandstraat. Oorspronkelijk waren er twee lagere scholen gevestigd : een jongensschool (op nummer 22), een meisjesschool (op num­ mer 24). Op het ogenblik dat beide samen­ gevoegd werden tot een gemengde school kon het SISS een van de vleugels betrekken. Directeur wordt Prof. Dr. Gerda De Bock. — De Aalsterse Handelsschool telt 633 leer­ lingen wat een verdubbeling van leerlingen/

1953

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


studenten in het dag- zowel als in het avond­ onderwijs betekent. — Bij KB van 6 juni wordt aan de Rijks­ middelbare Normaalschool een afdeling Lichamelijke Opvoeding gehecht met een studieduur van twee jaar. — Op 10 oktober viert het HIBH zijn vijftien­ jarig bestaan met o.a. een academische zit­ ting in het Paleis der Academiën in Brussel. 1953 In mijn studententijd had men het nooit over het Conservatorium maar over le conservatoire  ! Dat gaf een zekere standing aan dat instituut. Notenleer voor meisjes werd trouwens ge­ geven door een Franstalige dame, die slechts spora­ disch enkele woorden Vlaams gebruikte. Die kursus vormde weliswaar een uit­ zondering, maar de algemene mentaliteit bleef sterk doordrongen van de over­ tuiging dat het onmogelijk was een carrière te maken zonder de kennis van het Frans. Direkteur Toussaint de Sutter sprak graag zijn mondje Frans, dat stond goed, dat was bon-ton. En de juryleden beraadslaagden onderling in het Frans en distantieerden zich op die manier van de student, die Vlaams sprak.

109 b

Voorafgaandelijk aan deze zitting, gevolgd door een banket, wordt een afvaardiging van het instituut ontvangen door de erevoorzit­ ter en toenmalige premier Jan Van Houtte 172. Ook in de daaropvolgende dagen wordt feest gevierd : een concert door het Omroeporkest in de gebouwen van het NIR op het Flagey­ plein (6 oktober) en een studienamiddag voor jonge bedienden in de raadzaal van het Paleis voor Schone Kunsten met als thema Langs het kader naar een leidende functie.

Heel typisch was de strenge hiërarchie. Als Toussaint de Sutter de trap afschreed om naar huis te gaan, stonden alle toezich­ ters recht en groetten eer­ biedig. Hij resideerde als direkteur in zijn bureau, afgeschermd van de wereld. Kwam hij naar buiten of ging hij naar binnen, dan stond een surveillant klaar om de deur te openen en te sluiten. Elk onderhoud diende schriftelijk te worden aangevraagd. Dit alles lijkt nu exube­ rant, maar in die tijd was dat de normale, burgerlijke stijl. En het Conservatorium was een gerespecteerde en voorbeeldige burgerlijke in­ stelling. De uitreiking van de diploma’s gebeurde met begeleiding van het Conser­ vatoriumorkest. In kostuum, met das en handschoenen aan traden wij één na één naar voren om ons diploma te

1954

KRONIEK

ontvangen uit de handen van de schepen of de directeur. Vergeten handschoenen werden beschouwd als een zware in­ breuk op de etikette. (…) Muziek werd binnen het Conservatorium beschouwd als iets van het gevoel, iets dat zo uit de kompo­ nist vloeide. Dat kompneren ook iets met brains te maken had, beseften die romantici niet. Een echte komponist teerde op zijn momenten van inspiratie. Muziek schrijven was een ambachtelijke daad, met de pen en liefst onder begeleiding van het maan­ licht. Kortom, de komponist was een artiest. En dat werd gekultiveerd. Toussaint de Sutter schreef heel pompeuze romantische muziek en hij gedroeg zich daar­ naar. Ik zie hem nog steeds paraderen met zijn streep­ jesbroek, zijn jas voorzien van een enorme astrakan kraag en zijn wandelstok.

fig. 109 a–b  In 1953 wordt aan de Rijksmiddelbare Normaalschool een afdeling Lichamelijke Opvoeding gehecht. In 1954 start er een afdeling tekenen en handen­ arbeid, de latere afdeling plastische kunsten.

139


Dat was zijn uniform van komponist. Een effektief, dat straalde iets uit. Hij was het prototype van een ernstige gearriveerde kunste­ naar. Toen hij direkteur was, en ook nog onder Torck, werd Bartok bestempeld als onbespeelbaar. Dat had niets te maken met slechte wil, maar kwam doordat zij zo vastgeroest zaten in hun traditioneel systeem. (…)

1954

De direktie beschouwde het trouwens als haar morele plicht om de leerlingen, die haar waren toevertrouwd, te beschermen tegen de nefaste invloed van de moderne mu­ ziek. Een anekdote. Op een dag was ik naar de biblio­ theek gestapt om René Lei­ bowitz’ Introduction à la musique de douze sons te ontlenen. Het boek bleek bij de direkteur te zijn. Tous­ saint de Sutter wou nadruk­

— In 1954 wordt het Nationaal Studiefonds uitgebreid, waardoor – naast secundair onderwijs – ook hogere studies toeganke­ lijker worden voor minder gegoeden. Deze maatregel past in het optimistische geloof in de maakbaarheid van de maatschappij dat in de jaren 50 en 60 heerst. Ook het Schoolpact zal de democratisering van het onderwijs stimuleren o.a. door het afschaffen van het inschrijvingsgeld in de secundaire scholen. — Op 10 mei zet de Gentse gemeenteraad het licht op groen voor de oprichting van een Stedelijke School voor Kinderverzorgsters, die al snel Stedelijk Instituut voor Paramedicale Beroepen zal heten. De eerste directeur wordt Mevrouw Dr. Hilda Matthys-Colle (1919 – 2004), die ook een opdracht heeft als lesgeefster en belast wordt met het medisch onderzoek en de follow-up van de leerlingen. De eerste lokalen (twee klassen) bevinden zich in

110

140

1954

kelijk weten waarom ik in dat boek geïnteresseerd was en zei  : Volgens mijn geweten kan ik dat boek niet in het Conservatorium laten circuleren. Het is vergif. Ik mag het u niet geven, gij zoudt er de negatieve uitwerking van ondergaan. Wat wel een beetje naïef geredeneerd was, want een maand later had ik het boek zelf gekocht. Lucien Goethals173

de lagere school van de St.-Lievenspoort­ straat. — Op 5 april 1954 verwerft het SISS, via KB, zijn voorlopige erkenning (voor-erkenning). Hierdoor komt het een jaar na de oprichting voor subsidiëring in aanmerking. De defini­ tieve erkenning volgt pas op 2 januari 1957. Op 15 september start ook een prese­ lectiecursus op A2 niveau : dit voorberei­ dend jaar, waarvan de eindproef als toela­ tingsexamen dient tot de opleiding sociaal werk, biedt studenten die niet in het bezit zijn van een diploma middelbaar onderwijs de mogelijkheid alsnog de sociale studies aan te vatten. Dit voorbereidend jaar wordt in het academiejaar 1968 – 1969 afgeschaft. — De Rijkstuinbouwschool start in Vilvoorde met een tweetalige opleiding in het hoger technisch onderwijs in de afdelingen Tuinbouw en Tropische en subtropische landbouw.

111

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1955


— De RNS start de afdeling tekenen en handenarbeid, die later de afdeling pla­ stische kunsten zal worden. — Op 1 september wordt een Rijksmiddelbare oefenschool voor jongens aan de Rijksmiddelbare normaalschool gehecht. — Léon Torck (1903 – 1969) wordt directeur van het Conservatorium. TWEEDE SCHOOLSTRIJD Ten gevolge van een steeds stijgende toename van leer­ lingen voelden, begin van de jaren vijftig, voelden zowel het officieel onderwijs als het vrij (katholiek) onder­ wijs zich tekortgedaan. Het officieel onderwijs kende een structureel probleem omdat het minder scholen had dan het vrij onderwijs. Het vrij onderwijs kende een finan­ cieel probleem omdat het een hoger inschrijvingsgeld moest vragen dan het offici­ eel onderwijs  : het vrij middelbaar onderwijs werd niet gesubsidieerd. Op voorstel van minis­ ter van Openbaar Onderwijs van de homogene christendemocratische regeringen, Pierre Harmel, stemt de kamer een wet die aan de instellingen van het vrij onderwijs een jaarlijkse subsidie geeft. De regering is er namelijk van over­

112

— Lindenlei 14 het periodieke tijdschrift van de Rijkshogere Technische en Handelsschool en van het Belgisch Textielinstituut wordt in mei gelanceerd. Het is een ini­tia­ tief van de studenten van de Rijks­ho­gere Technische en Handelsschool, die van de toenmalige directeurs – de heren Cocquyt en Henzen – de toestemming kregen om het studentenblad te laten verschijnen.

tuigd dat – onder andere door de gestegen demografi­ sche druk, de grotere vraag naar geschoolde arbeiders en de democratisering van de samenleving – een expan­ sie van het onderwijs nood­ zakelijk is. Zij meent dat dit het beste kan door het vrij, het gemeentelijk en het provinciaal onderwijs van ruime middelen te geven en door het rijksonderwijs expansiemogelijkheden te bieden. De oppositie met socia­ listen, liberalen en commu­ nisten verzet zich tegen de financiële ondersteuning aan de vrije scholen en spreekt van buitensporige toelagen. Zij is daarenboven gekant tegen de zogenaamde gemengde commissies, samengesteld uit vertegenwoordigers van het vrij, het officieel gesub­ sidieerd en het rijkson­ derwijs. Deze commissies, opgericht in 1952, moeten onder andere advies ver­

strekken over de aanvragen tot oprichting van nieuwe rijksscholen. De oppositie beschouwt dit als een inmen­ ging van de Kerk in organi­ satie en de werking van het staatsonderwijs. Bij de verkiezingen van 1954 verliest de CVP de ab­ solute meerderheid  : socia­ listen en liberalen vormen voor de eerste keer in de Belgische geschiedenis een paarse regering. De nieuwe minister van Onderwijs, Leo Collard, gaat snel in de aanval. Hij ont­ slaat, teneinde de neutrali­ teit van het officieel onder­ wijs te waarborgen, meer dan honderd leerkrachten die er tewerkgesteld zijn maar aan katholieke instellingen afstudeerden. De wet Collard (27 juli 1955) vermindert daarenboven op drastische wijze de subsidies voor het vrij onderwijs. Ten slotte voorziet zijn in de moge­ lijkheid om op alle niveaus

fig. 110  In Aalst wordt in 1955 een Rijkstechnische School opgericht : amper vier jaar later worden een aantal opleidingen al erkend als bijzondere school voor ingenieurs. fig. 111  In 1954 start Linden­ lei 14 het studentenblad van he Hoger Rijksinstituut voor Technisch en Handels­ onderwijs. fig. 112  Ook in de jaren volgend op de oprichting wordt actief campagne gevoerd voor het nieuwe Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën.

1955

KRONIEK

141


– dus, en voor het eerst, ook in het kleuteronderwijs en lager onderwijs – rijks­ scholen op te richten en dit zonder de tussenkomst van de gemengde commissies. De christen-democratische beleidslui richten hierte­ gen een Comité voor Vrijheid en Democratie op waar alle grote organisaties uit de katholieke zuil in vertegen­ woordigd zijn. Het comité organiseert massademon­ straties tegen de regering, een petitieactie tegen de wet-Collard en een boycot van het schoolsparen. Om de belangen van het katholiek onderwijs beter te kunnen coördineren, wordt in 1957 een Nationaal Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (NSKO, voorloper van het huidige VSKO) ingericht. Ondanks de massale mobi­ lisatie van de katholieke bevolking en de uitgebreide media-aandacht voor deze tweede schoolstrijd, zijn de tegenstellingen een stuk minder uitgesproken dan tij­ dens de eerste schoolstrijd  : alle partijen erkennen zowel het bestaan van een neutraal officieel onderwijsnet als het recht op subsidiëring van het vrij onderwijs. Het conflict draait voornamelijk om de modaliteiten met name de vraag waar en hoeveel scholen de staat mag op­ richten en hoe uitgebreid de subsidies aan het vrij onderwijs zullen zijn.

142

Het conflict leidt in 1958 tot een christendemocrati­ sche verkiezingszege en be­ haalt een absolute meerder­ heid in de Senaat. Er komt een CVP-PSC minderheidsre­ gering die prioriteit geeft aan de verwezenlijking van een groot compromis rond het onderwijs zodat de tegen­ stellingen een definitieve oplossing krijgen. Omdat de drie partijen het eens zijn over de uitgangspunten, kan de katholieke regering, op 20 november een door de hen ondertekend akkoord presen­ teren  : het Schoolpact. De belangrijkste resoluties van het akkoord worden in wetteksten gegoten onder de naam Schoolpactwet en wordt op 29 mei 1959 bijna unaniem door het parlement gestemd. Centraal staat de eerbied voor de vrije keuze van de huisvader. Ouders moeten binnen redelijke afstand kunnen beschikken over een school van hun keuze. Bij KB van 14 maart 1960 wordt bepaald binnen welke afstand in een school naar de wens van de ouders moet voorzien worden, althans als een ge­ geven minimumaantal ouders daarom vragen. Is zulke vrije schoolkeuze niet aan­ wezig, dan heeft de Staat de plicht om ofwel een nieuwe rijksschool (of afdeling) te organiseren, ofwel een be­ staande confessionele school te subsidiëren, ofwel de kosten op zich te nemen voor

het vervoer naar de dichtst­ bijzijnde gewenste school. De bepaling uit de wetCollard dat het rijksonder­ wijs op alle onderwijsni­ veaus mag uitbreiden, wordt behouden. Anderzijds is de overheid ook verplicht, als daarmee de keuzevrijheid kan worden gegarandeerd, om vrije scholen te subsidië­ ren die aan de minimumleer­ lingennormen voldoen. Het vrij onderwijs kan vanaf dan dezelfde subsidieregels ge­ nieten als het gemeentelijk en provinciaal onderwijs. Er wordt van dan af ook gesproken van het vrij gesubsidieerd onderwijs en van het officieel gesubsi­ dieerd onderwijs. In het kader van de keuze­ vrijheid worden alle officië­ le scholen (zowel het rijks­ onderwijs als het officieel gesubsidieerd onderwijs) verplicht om alle leerlin­ gen (de facto de ouders) de keuze te geven tussen lessen in een erkende godsdienst of niet-confessionele zeden­ leer. Het aanbieden van die keuzemogelijkheid betekent niet dat een school effec­ tief neutraal is. Gemeente­ lijke en provinciale scholen mogen ondanks dit keuzeaan­ bod immers nog een expli­ ciet confessioneel karak­ ter hebben. De eigenlijke neutraliteit wordt gedefini­ eerd vanuit de opleiding van de leerkrachten. Een echt neutrale school is er een

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


waarvan minstens twee derde van het onderwijzend per­ soneel een diploma van een niet-confessionele onder­ wijsinstelling bezit. Daarom krijgen afgestudeerden van officiële scholen en univer­

1955

siteiten vanaf dan voorrang in het rijksonderwijs. Officieel was de schoolvrede hersteld, maar dit betekende niet dat de netten dichter bij elkaar werden

gebracht. De mogelijkheid tot oprichten van nieuwe scholen en afdelingen versterkte de onderlinge concurrentie174.

— De wet van 14 mei tot regeling van het kunstonderwijs voorziet in verschillende disciplines : muziek, schone kunsten, sier­ kunsten, architectuur en stedenbouw. Pas in 1961 (KB van 22 maart 1955) worden de verschillende niveaus bepaald : – hoger Kunstonderwijs (HKO) met volledig leerplan van de eerste, tweede en de derde graad ; – kunstsecundair onderwijs (KSO) met volledig leerplan met een lagere secundaire en een hogere secundaire cyclus ; – kunstonderwijs met beperkt leerplan (DKO) met een lagere en een hogere secundaire cyclus.

— In het Belgisch Staatsblad van 10 augus­ tus 1955 wordt de oprichting van een Rijkstechnische school in Aalst aangekondigd. De school start op 15 september met 55 leer­ lingen en zal al snel opleidingen technisch ingenieur organiseren, die in 1977 naar de IRH-CTL worden overgeheveld.

— Het KB van 13 januari 1955 verruimt de opdracht van de Hogere Afdeling van de zgn. Zuivelschool door de oprichting van nieuwe studierichtingen in de landbouw en in de scheikunde van de landbouwin­ dustrieën. Na een studieduur van drie jaar worden diploma’s uitgereikt van technisch ingenieur in de zuivel, in de scheikunde der landbouwindustrieën, in de landbouw en – België heeft nog altijd een kolonie – in de tropische en subtropische landbouw.

— Ontstaan aan het SHISS van de DDTclub (Dans Declamatie en Toneelclub) dat zich tot doel stelt ontspanningsavonden te organiseren voor sociale instellingen (bejaardenhuizen, weeshuizen, scholen uit Gent en omstreken) en ook – bijvoor­ beeld in 1957 – voor de buurtbewoners. Deze club blijft tot het midden van de jaren zestig bestaan.

— De Aalsterse handelsschool heeft steeds grote interesse voor sport getoond. In 1949 al behaalde de voetbalploeg de kampioens­ titel op het tornooi van de rijkstechnische scholen. In 1955 wordt de school tot laureaat uitgeroepen voor atletiek in de cate­ gorie –18.

KRONIEK

143


113 a

1955 – 1985

113 b

1955 – 1985

113 c

1955 – 1985

113 d

1955 – 1985

113 e

1955 – 1985

113 f

1955 – 1985

113 g

1955 – 1985

113 h

1955 – 1985

113 i

144

1955 – 1985

113 j

1955 – 1985

fig. 113 a–j  Veel scholen kampen met een schrijnend lokalentekort. Weinig scholen kennen echter het noma­ dische bestaan dat het para­ medisch onderwijs van de Stad Gent geleid heeft. In een periode van amper twintig jaar wordt het in meer dan tien verschillende locaties ondergebracht. Hier enkele van de toegangsdeuren – de zogenaamde poortjes – van door dit onderwijs (even) gebruikte gebouwen : Olm­ straat, Molenaarsstraat, Oude Houtlei, Koning Albertlaan, Kortrijksepoortstraat 267, Kortrijksepoortstraat 273, Geitstraat, Antonius Triest­ laan, Crevelstraat, Drongen­ steenweg …

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 114 a–c  Na de tweede wereldoorlog krijgt het technisch onderwijs een ware boost. Een aantal maatrege­ len bevorderen daarenboven de democratisering van het hoger onderwijs. Het Hoger Rijksinstituut voor Technisch en Handelsonderwijs, later Rijkshogere Technische en Handelsschool barst uit zijn voegen. Er is lokalengebrek en er is ruimtegebrek, niet alleen door het stijgend aantal studenten maar ook door het groeiend aantal tweewielers (waar op de Lindenlei geen plek voor is).


114 a

1955

114 b

114 c

KRONIEK

1955

1955

145


1956

— De benaming Stedelijk Instituut voor Paramedicale Beroepen wordt, op suggestie van hoofdinspecteur prof. dr. Marcel Bots, gewijzigd in Stedelijk Instituut voor Paramedische Beroepen. Een nieuwe afdeling, namelijk die van de vrouwelijke zieken­ oppasser, start er op 1 september. — Gezien de noodzakelijke revalidatie van de slachtoffers van de epidemie van poliomyelitis en de begeleiding van de jonge patiëntjes wordt voor hen een schooltje opgericht : eerst in het Burgerlijk Hospitaal aan de Pasteurlaan, vanaf april 1956 in een gedeelte van het nog in opbouw zijnde Gentse Academisch Ziekenhuis. — Op 5 augustus 1956 wordt Dr. Hilda Proot-Cocquyt175 aangesteld als directrice van het Rijksinstituut voor Verpleegkunde Gent dat op 10 oktober van hetzelfde jaar officieel van start gaat met 16 leerlingen. De school wordt gehuisvest op de terreinen van het Academisch Ziekenhuis en blijft een onafhankelijk instelling. Zeer tot ongenoe­ gen van de rector die liever een verpleeg­ opleiding verbonden aan de universiteit had gezien. Voor de administratieve wer­ king wordt een kantoor ter beschikking gesteld in de Rijkshogere Technische en Handelsschool aan de Lindenlei. De studies wor­ den geregeld door het RB van 11 juli 1945 en situeren zich aanvankelijk op het niveau van het aanvullend secundair beroepson­

115

146

derwijs (ASBO). De leerlingen zijn verplicht inwonend en moeten een uniform dragen. Ze hebben een werkuniform (witte schort) en een buitenuniform. Voor de vrouwen is dat een donkerblauw mantelpak, witte bloes, zwarte schoenen, kousen (met naad) en een hoedje. Voor de mannen – die zich pas enkele jaren later zullen inschrijven – wordt dit een blauwe blazer, grijze broek, wit hemd en uniformdas. Voor beiden is er een donkerblauwe loden jas, jagersmodel. — De normaalafdeling van het PHTI wordt afgeschaft. Tijdens het schooljaar 1954 – 1955 wordt een aantal vakken van het lager secundair naar het hoger secun­ dair onderwijs overgeheveld. Daardoor hebben de afgestudeerden van de normaal­ afdeling van het PHTI, die enkel bevoegd zijn voor lesopdrachten in de lager secun­ daire handelsscholen en in het beroepson­ derwijs, moeite om een (voltijdse) betrek­ king te vinden. — Op initiatief van onderdirecteur Maurits Coppieters starten de cultuurnamiddagen aan de Rijkshogere Technische en Handelsschool. Deze bieden aan alle geïnteresseerde studenten initiatie in verschillende kunst­ disciplines, door middel van bijvoorbeeld voordrachten. Auteur Johan Daisne en promotor van de eigentijdse kunst Karel Geirlandt (1919 – 1989) zowel als musico­ loog J. Dispa176 zijn er herhaaldelijk graag

1956

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 115  Onderdirecteur Maurits Coppieters neemt het initiatief om aan de Rijkshogere Technische en Handelsschool Cultuurna­ middagen in te richten. Karel Geirlandt (links) is er een van de graag geziene gasten. Coppieters leidt hem hier in.


1957

geziene gasten. Deze cultuurnamiddagen groeien drie jaar later (5 – 10 januari 1959) uit tot de Europaweek.

— Op 31 oktober wordt Gaudeamus, de studentenvereniging van de hogere techni­ sche afdeling van het PHTI opgericht.

— Het KB van 30 april 1957 voorziet in een algemene bescherming van de titels.

verpleegster wordt toegekend. Al deze opleidingen vallen onder het Bestuur van het Technisch Onderwijs, al zal de Inspectie van Volksgezondheid toezicht blijven uit­ oefenen op het deel van de opleiding dat een specifiek medisch karakter heeft, alsook op de stages. Het Rijksinstituut voor Verpleegkunde van Gent is een van de eerste veertien scholen die het nieuwe regime invoeren : – het niveau hoger technisch onderwijs van de eerste graad of A1 ; – de specialisatiemogelijkheden in het derde studiejaar : ziekenhuisverpleegster (hervormd), kinderverpleegster (nieuw), psychiatrisch verpleegster (hervormd), sociaal verpleegster (hervormd) en vroed­ vrouw (hervormd).

— Het KB van 21 mei geeft de houders van het diploma van gegradueerde in de han­ delswetenschappen van de A6/A1 en de B3/ B1 scholen, zoals het PHTI, toegang tot de Orde van Bedrijfsrevisoren. — Op korte tijd verschijnen vijf KB’s met betrekking tot het paramedisch onderwijs. Voor de geneeskunde is na WO II een nieuwe periode aangebroken177 die een andere geneeskundepraktijk met zich meebrengt. Vanaf dan maken ook verpleeg­ kundigen, kinesisten, diëtisten e.a. deel uit van een therapeutisch team, gevormd door mensen met verschillende kennis, kunde en opleiding. De KB’s die door de minister van Onderwijs, Leo Collard178, en de minister van Volksgezondheid, Edmond Leburton179, op 17 augustus 1957 onder­ tekend worden, actualiseren dit gegeven, althans wat de vorming van het verzorgend en verplegend personeel betreft. Zo worden er de brevetten van kinderverzorgster en verpleegassistent(e) en het diploma van verpleegaspirante in opgenomen. Ook wor­ den de voorwaarden bepaald waaronder het diploma van vroedvrouw, verpleger of

116

Onveranderd blijven het principe van het internaat en de regel dat studenten maxi­ mum 40 uur per week aan de slag mogen zijn. Ten slotte is er de heroprichting van de Hoge Raad voor het Verplegingswezen met zeven secties : verloskunde, algemene verzorging, verzorging van geesteszieken, medisch-sociale diensten, kinderverzor­ ging, fysische behandeling en diëtiek. De Raad adviseert beide ministers (van onder­ wijs en volksgezondheid).

1957

KRONIEK

fig. 116  Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën Gent, academiejaar 1957 – 1958. 1ste jaar. Zittend, 4 de van links, Gerda De Bock, directrice Bovenste rij, 1 ste van links Jo de Meyere (later acteur) en 4 de van rechts Paul Van Grembergen (later Minister van Cultuur).

147


— Ook de stedelijke instelling voor para­ medische beroepen laat zich niet onbe­ tuigd. Op aandringen van de verantwoor­ delijke professoren van de universitaire kliniek voor fysiotherapie beslist de in­ richtende macht tot oprichting van een afdeling kinesie, die de eerste afdeling hoger technisch onderwijs van de stad zal worden. Gezien de nood aan een degelijke vooropleiding voor dit hoger onderwijs, wordt eveneens een driejarige hogere secundaire technische afdeling verpleeg­ assistenten opgericht. — Door het KB van 8 oktober 1957 worden de vier leerjaren van de lagere normaal­ school gelijkgesteld met de hogere cyclus van het middelbaar onderwijs. De leer­stof van het laatste humaniorajaar wordt gespreid over het derde en het vierde jaar van de lagere normaalschool, zodat de andere helft van de tijd besteed kan worden aan de pedagogische en didacti­ sche vorming. De afgestudeerden van de normaalscholen ontvangen zo het getuig­ schrift van middelbaar onderwijs én een onderwijzersakte.

1958

— Op 22 april 1958 wordt een Fonds voor schoolgebouwen en gebouwen in school­ verband van het Rijk opgericht en later een gelijkaardig fonds voor provinciale en gemeentelijke schoolgebouwen.

117

148

— Het Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën, dat in 1954 de naam Stedelijk Instituut voor Sociale Studie kreeg, heet vanaf 1957 Stedelijk Instituut voor Sociale Studie Edward Anseele. De derde van de acht namen die de school tussen 1953 en 1995 zal dragen. Vrijwel zeker is dat het vooral de stad was die de aanzet gaf tot deze naamswijzigingen. De school had hierover wel iets te zeggen, toch lag de uiteindelijke beslissing bij de gemeenteraad wat soms aanleiding gaf tot onenigheid. De benaming van de school werd immers beschouwd als het uitgangsbord van de opleiding. Voor directie en leerkrachten was het dan ook van belang dat deze naam zo goed en beknopt mogelijk de studies weergaf. De reden tot deze naamsveranderingen werden hierdoor wel vaker gekarakteriseerd als ‘een gril van één of ander gemeenteraadslid’. Nochtans waren deze wijzigingen niet altijd onterecht 180. — Op 2 november houdt de BTIG of Bond van Bouwkundige Technische Ingenieurs en Technici uit de Rijkshogere Technische en Handelsschool in Gent haar eerste algemene vergadering in De Rode Hoed. — 1958 is voor de Aalsterse handelsschool een scharnierjaar. De door het schoolpact ontstane nieuwe mogelijkheden voor het rijksonderwijs én de naoorlogse baby­ boom beginnen ook resultaat te hebben. In 1958 keert de licht dalende tendens in

1957

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 117  Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën, aca­ demiejaar 1957 – 1958. 2de jaar. Zittend van links, 1 ste Gustaaf Nicaese, algemeen directeur Stedelijk Onderwijs Gent, lesgever ; 2 de Leopoldine (Polly) Van Dyck (later direc­ trice van de Sociale School), 4 de Gerda De Bock, directrice en 6 de Hein Picard, lesgever. fig. 118  Crea aan de Sociale School. fig. 119  Vanaf 1957 heet het Stedelijk Instituut voor Sociale Studiën het Stedelijk Instituut voor Sociale Studie Edward Anseele, naar de socialistische staatsman.


de schoolbevolking : tussen 1958 en 1962 verdubbelt het studentenaantal zowat (van 728 tot 1283).

— Een oud-studentenvereniging van de Handelsafdeling RHTH wordt opgericht.

— Het Belgisch Textielinstituut start met de vorming van technisch ingenieurs en technici in de kunststoffen. De nieuwe afdeling geeft aanleiding tot een naams­ wijziging van het instituut dat nu het Hoger Rijksinstituut voor Textiel en Kunststoffen wordt.

— Zoals elke zichzelf respecterende on­ derwijsinstelling heeft ook de SHISS een oud-studentenvereniging. Na een aantal eerdere pogingen, die het telkens slechts een paar jaar volhielden, ontstaat op 8 maart 1958 VEMAS (Vereniging voor Maatschappelijk Assistenten Oud -studenten van het SISS). Deze organisatie legt zich al snel toe op de organisatie van bijscholing en nascholing. Ook wordt elk jaar een VEMASprijs uitgereikt aan de meest verdienstelijke student(e). VEMAS ontwikkelt zich, voorna­ melijk in de jaren 60 en 70, tot een bloei­ ende vereniging.

— Het aanbod van het Provinciaal Hoger Instituut wordt uitgebreid met een afdeling Moderne Talen, categorie A6/A1.

— De Association des Anciens élèves de l’Institut Supérieur de Brasserie de Gand wordt bevorderd tot Koninklijke Maatschappij.

— Aan het RHIPB start een opleiding logo­ pedie, hoger technisch onderwijs van de eerste graad. De lessen worden gegeven in de Pasteurdreef 181 waar lokalen ter beschik­ king worden gesteld door de RUG.

HOE (RIJKS)NORMAAL WAREN DE ZESTIGER JAREN (1957 – 1959) (…) deze school in de Le­ deganckstraat leek gewoon een echo op de vele andere gevangenisachtige kubussen die ik reeds bezocht had en een hernieuwd bewijs van het gelijk dat architect Braem had toen hij zijn slogan België het lelijkste land van de wereld smeedde. Doch lelijkheid en afzichtelijk­ heid, dit uit besmette bek kalk en kak ademend bouwsel

118

bleek een pedagogische must  ; muren en vloeren en daken schreeuwden je het toe  : maakt het kort, jongen  ! Ik voel het nog, kippe­ vlezig, de blaas explosief schurend in de broek, het wachten op het naderend le­ rarenkorps. Er scholen naar het schijnt Dracula’s onder. Sterke vampierenreputatie bleek Houbeke te bezitten. Toen ik na mijn legerdienst (een maand te laat) in diens klas arriveerde, was ik aan de zwaarste schiftingsproe­

1957

119

KRONIEK

ven ontsnapt. Eén terreur­ dictee had de klas gehal­ veerd, handvollen mislukte universitairen die hier hun onderkomen hadden gezocht, vielen af. Zij zochten ver­ der hun heil dan maar in een turncarrière of vonden de taal van onze zuiderbuur plots aantrekkelijker dan hun eigen moedertaal. Spoe­ dig bleek deze cerberus een innemend man op voorwaarde dat je vooral voor taal­ kunde, voor letterkunde ook een stukje, de nodige inte­

1957

149


resse vertoonde. Enkele van mijn toekomstige collega’s probeerden hun diploma vei­ lig te stellen door dikke, liefst oude woordenboeken aan te dragen en anderen probeerden de cerberus koest te houden met het spuien van dialecteigenaardighe­ den die hij dan stante pede met de taaleigenaardigheden uit het Oudenaerde van de zeventiende eeuw vergeleek. Wat dat dialect betreft, we sukkelden allemaal op de een of andere manier met streek­ gebonden reflexen. Al naarge­ lang van de sympathie die de toenmalige leraar Nederlands voor zijn pupil koesterden noemde hij deze bij de enen fouten en bij de andere eigenaardigheden. Daarna werd het altijd weer een traag inpakken, een langzaam gesleep naar een of andere vleugel, en scherp voor mijn oog staat onze promotor geschiedenis. Cazier zat meestal. Wie van Michel Oukhow Het verbrande testament (Manteau) las, zal op bladzijde 114 ze­ ker Caziers biezonderste tic herkennen  : De verveling heeft een eigen cadans. Zo tekenden wij op dat tijdens een lesuur een ler aar honderdvijfentwig keer ‘niet waar’ had gezegd. Ik heb het ooit zelf eens aangestipt en ik geloof dat ik ongeveer het Oukhowetal der verveling bereikt heb. Maar hij was een vriendelijk en innemend

120

150

1958

man. Eigenlijk zou je de Johan Daisne uit Hoe schoon was mijn School nodig heb­ ben om al zijn pedagogische en zachtzinnige kwaliteiten op te sommen. Met het onder zijn dun snorretje veran­ kerde ironische trekje, was hij de incarnatie van de geschiedenis zelf. Zo stond hij met één been in de tijd en het andere in het verle­ den. Wat me bij hem altijd frappeerde, was zijn haast wekelijks geformuleerde zorg voor onze financiële toekomst. Hij maande ons telkens weer aan om het toch maar eens verder te proberen aan de universiteit. Als een licentiaat fin de carrière zijn centen telde, zou blij­ ken dat ie plusminus twee miljoen ballen méér in zijn spaarvarkentje had… Zo was het bij hem tel­ len geblazen, heldenfeiten op een rijtje, data op een rijtje (al bleek hij aller­ minst een datummaniak), de vele tientallen nietwaars in een kolommetje en tenslotte die twee miljoen over dertig leraarsjaren verspreid… (…) Keuzevak Frans koos ik, niet omdat ik Frans be­ ter dan Duits kende, maar Frans schotelde ons allerlei heerlijke culinaire gerech­ ten voor en wie zoals ik slecht Frans kende, kreeg met zekerheid een vijf en voldoende. De anderen kre­ gen onveranderlijk naar het schijnt een acht, maar het

121

belangrijkste bij de steeds gebronsde Descamps (twee­ lingbroer van president Gis­ card) bleef wel het complete vademecum van Franse geneug­ ten, de gestencile wijnkaar­ ten van la douce France en een rijkdom aan te bezoeken wetenswaardigheden dat alles in een cursus geperst van vele honderden (niet te ken­ nen) gehalveerde kwartovel­ len, kaartjes en reisroutes inclusief. Er was ook, doodvervelend voor cultuurmensen in het algemeen en toekomstige le­ raars Nederlands – Geschie­ denis in het bijzonder, dat gedonder in die turnzaal. Een vrij lijvig restant van de menssanaincorporesanome­ thode porde ons op onpeda­ gogische wijze aan en wilde ons in een handomdraai tot Tarzans en Olympische vedet­ ten transformeren. Wat gran­ dioos mislukte. (…) Aan die hoge, verre, in schildersateliers ge­ transformeerde zolders (die eeuwige doornen in het oog van de Pot) heb ik een goede vriend bewaard, Marcel Boon. Thans zelf directeur van de Rijkshoger Centrum voor Plastische Kunsten (Rhok) te Brussel, was hij toen een toegewijd adept van Octave Landuyt. Met Landuyt en Marcel trok ik op een dag naar het Bijlokemuseum. Met z’n drieën zouden we, in het kader van de nationale muse­ umpromotie, een museumbezoek

1958

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 120  De Koning verleent zijn bescherming aan de Association des Anciens élèves de l’Institut de Fermentation de Gand. fig. 121  Prof. Balsaert, verbonden aan het Textiel­ instituut, neemt in 1958 afscheid van het onderwijs. Noblesse oblige wordt het menu van het afscheids­ banket op textiele wijze verzorgd (gebatikt).


maken. Landuyt leverde de foto’s, Marcel de tulefijne tekenwebben en ik de gedich­ ten. Dit uniek exemplaar is ooit nog in New York beland, maar geprijsd werd het niet. Ouderwetse jurybulten hadden het van meetaf buiten compe­ titie geplaatst. Weer eens moest de normaalschooldirec­ tie met beschaamde kaken op zijn pupillen toezien. Weer eens bleek de oude retrodoos in de Ledeganck een explo­ sief vat van creativiteit die ver de grenzen van het normale leraarschap en dito opleiding overschreed. Tenslotte portretteer ik nog even de zachtzinnige godloochenaar, Bob Carlier. Verleden jaar zag ik hem voor het eerst terug, op het T.V.scherm, tijdens een debat. In zijn leren jasje, en in zijn overanderd vel. Hij kon als een schooljon­ gen bovenop een bank gaan zitten. Daar was zijn agora van waaruit hij zijn vragen formuleerde. Hij een jonge Socrates, maar zonder baard. Hij stak de lont van de twijfel aan onze honkvaste hersentjes, en bevestigde daarmee het enige onderwijs­

1959

beginsel dat 2000 jaar over­ eind is gebleven. Heeft de mensheid haar evolutie niet te danken aan het feit dat ze eeuw in eeuw uit, de ene na de andere zekerheid in de grond boorde  ? Zijn zedenleer was er geen van de hamer, ik denk aan Nietzsche  ; nee, ze was Popperiaans avant la letter, hij belichaamde voor mij de twijfel, sinds die tijd mijn enige religie. En de kennis die uit die twij­ fel groeide, honoreerde hij met een glimlach. Soms zijn er nog mensen die ons aan de mens doen geloven. En dan kwam het Einde. Ik wist, meer om mijn liefde tot Taal en Letteren dan om mijn gememoriseerde kennis ervan (na mijn legertijd was mijn geheugen een reusachti­ ge zeef geworden) en ontving ik de leraarsbul. Zie ons daar aanschuiven, in die endeldarmgang dicht bij de lederen deur. Tweede, laatste jaar. Het hart in de keel. Veertien van de veertig overlevenden, met adders van vraagtekens aan de borst. Zijn we geslaagd  ? Mijn god, hoe laat komt mijn naam op

— De eerste diploma’s van het nieuwe regi­ me, dat in de Normaalschool in 1957 – 1958 van start ging, worden uitgereikt. Er bestaan nu 6 richtingen binnen het regentaat : – moedertaal-geschiedenis;

122

– – – – –

dat elektronisch scorebord daar boven het stadium en tussen wiens politieke vleu­ gels moet ik straks vliegen wil ik een plaats in dat immense lerarenfirmament  ? De leren deur vleugelt dicht. De koperen knopen vlammen explosief op mijn netvlies. Ik voel bezwete handdrukken, klamme handen. Ik hoor oren suizen en verlaat voorgoed deze slechts door mannen bewoonde wereld, deze gigan­ tische oudstenen doos in de Ledeganckstraat. Wat, bouwt men daartegenover een glazen toren  ? Het horloge van SintPietersstation is nog rond. De schijf van het plein beweegt. Treinen gillen mij naar de zelfstandigheid toe. Dit schrijvend, rolt de zee haar avond binnen. Rust ik uit van het schoolrumoer. Pulseert Claudio Monteverdi tussen mijn eentonig, regel­ matig getik door. Hoe tover ik me opnieuw een kwarteeuw ouder, denk ik. Herwig Speliers182

moderne talen; wiskunde – economie; wetenschappen – aardrijkskunde; lichamelijke opvoeding; plastische kunsten.

1959

KRONIEK

fig. 122  De Europaweek.

151


152

123 a

1959

123 b

1959

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


— Bij KB van 1 juli 1959 wordt de afdeling bouwbedrijf, specialiteit openbare werken van de Middelbare en Hogere Technische scholen in Aalst erkend als bijzondere school voor technische ingenieurs. Zij wordt gemachtigd het diploma van tech­ nisch ingenieur, specialisatie openbare werken uit te reiken. — Al enkele jaren na het van start gaan van het Aalsterse Rijkshoger Handelsinstituut is uitbreiding aangewezen, zo niet noodzakelijk. Ook de toenmalige minister van Onderwijs, Pierre Harmel, is hier van overtuigd. Een oplossing wordt gevonden in de aankoop door de Staat van een uitge­ breid pand aan het Keizersplein, dat echter ingrijpende aanpassingen nodig heeft. Door de schoolstrijd worden deze plannen op de lange baan geschoven en is het nog tot 1959 wachten op de aanpassingswerken. — De opleiding A6/A1 Moderne Talen van het provinciaal instituut wordt omgebouwd in een opleiding Secretariaat – Moderne Talen. — Het Instituut van Bedrijfsrevisoren erkent retroactief, d.i. met ingang van de promotie 1955, de diploma’s van gegradueerde in de Handelswetenschappen afgeleverd door de Rijkshogere Technische en Handelsschool. — Op 1 september 1959 wordt in een over­ eenkomst tussen de minister van Onder­

124

1959

wijs enerzijds en de Société des Brasseurs pour l’Enseignement Professionel samen met het Inrichtend Comité voor de Gistingsbedrijven in Gent anderzijds, beslist dat de gesubsidieerde tweetalige instelling Hoger Instituut voor de Gistingsbedrijven/Institut Supérieur de Fermentation overgenomen wordt door de Staat. Deze overeenkomst wordt bekrachtigd per KB van 20 februari 1960, dat de overheveling van scholen met twee taalregimes bepaalt. Het Nederlands­ talige Hoger Instituut voor de Gistingsbedrijven beschikt over verschillende afdelin­ gen, die allen toegevoegd worden aan het Rijkshoger Scheikundig Instituut in Gent, namelijk : – de bijzondere school voor technische ingenieurs : technisch ingenieurs gistingsbe­ drijven, biochemie en molenaarbedrijf (A1) ; – een secundaire technische school (A2) ; – een middelbare avondvakschool (B6/B2). In hetzelfde KB wordt de benaming Rijkshoger Scheikundig Instituut vervangen door Rijkshoger Instituut voor Scheikunde en Voedingsindustrieën. Het Proefstation blijft bij deze overname onafhankelijk, hoewel het verder geves­ tigd blijft in de Bonifantenstraat – de plek wordt door studenten en personeel Le Lac genoemd 183, waar ook lessen door de nieuwe instelling worden aangeboden. De band tussen Proefstation, verder beheerd door de Brouwersvereniging, en de rijkson­ derwijsinstelling wordt gegarandeerd door

fig. 123 a–b  Aan het Rijkshoger Technisch en Handelsinstituut gaat men in 1959 van start met een jaarlijks terugkomende manifestatie : de Europaweek. Ook het Rijksinstituut voor Verpleegkunde neemt aan de manifestaties deel. Middels voordrachten, tentoon­stellingen, welspre­ kendheidtornooien en heel wat andere activiteiten wil men de Europese gedachte onder de studenten versprei­ den. Pater Pire’s Europa van het Hart, staat centraal in dit prille globaliserend denken. Van links naar rechts : (niet geïdentificeerd) spreker, Hilda Proot-Cocquyt, Maurits Coppieters, Pater Pire, Francis Cocquyt.

KRONIEK

Activiteiten tijdens de Europa­ week. fig. 124  Pater Pire, Nobel­ prijswinnaar, neemt het woord tijdens de Europaweek.

153


het hoofd van het proefstation – eerst professor Vermeylen, later professor Baetslé – dat ook een onderwijsopdracht aan de rijksinstelling vervult. Ook wil men twee afdelingen, binnen het Instituut voor de Gistingsbedrijven georganiseerd en eerder tot de parame­ dische wereld behorend, in het bijzonder de opleiding tot diëtist en de opleiding tot klinisch analist, overdragen aan het RHIPB. Deze operatie slaagt voor wat de afdeling dieetleer betreft. Wegens budgettaire pro­ blemen kan het niet gerealiseerd worden voor de afdeling klinisch analist. De over­ heveling van de afdeling dieetleer brengt overigens ook wel wat problemen met zich mee, zeker qua behuizing aangezien de lessen op verschillende locaties moeten gegeven worden : in de Pasteurdreef (voor de basislessen), in de dieetkeuken van het Academisch Ziekenhuis (voor de kookles­ sen) en in de laboratoria van de Lindenlei (voor de laboratoriumoefeningen). — Op 19 september 1959 start de drieja­ rige afdeling logopedie aan het HRIPB. Tot dan bestond alleen een opleidingscentrum in het Provinciaal Instituut in Brugge alsook avondcursussen voor spraaklera­ ren, georganiseerd door de Broeders van Liefde en bedoeld voor onderwijzers in het Buitengewoon Lager Onderwijs. In de aanvraag tot erkenning van de opleiding lezen we : deze ganse nieuwe specialiteit is

154

een voorbeeld van de nieuwe paramedische beroepen welke de snelle vooruitgang van de geneeskunde in het leven geroepen heeft. Het uitoefenen van dit beroep vergt veel geduld en een ware opofferingsgeest. Het is dus een typisch vrouwelijk beroep (…). Het oprichten van een afdeling logopedie in het Rijksinstituut voor Verpleegkunde te Gent, beantwoordt aan een sociale dringende nood­ zakelijkheid. Er bestond op dat ogenblik geen enkele officiële school die logopedis­ ten vormde hoewel talrijke betrekkingen, bij gemis aan degelijk gevormd personeel, sinds jaren open stonden184. — Het Stedelijk Instituut voor Sociale Studie E. Anseele wordt Stedelijk Instituut voor Sociale en Psycho-Pedagogische Studie (SISPPS), omdat de school, naast de oplei­ ding tot maatschappelijk assistent, twee nieuwe opleidingen aanbiedt, namelijk psychologisch en pedagogisch assistent. — In 1959 wordt aan de RHTH de eerste Europaweek ingericht, waar overigens ook het RHPB (soms ook Rijksinstituut voor Verpleegkunde genoemd) aan participeert. Het betreft een jaarlijks terugkerende manifestatie waar de Europese gedachte middels voordrachten, een welsprekend­ heidtornooi e.a. wordt verspreid. De Europa­week streeft een drievoudig doel na : aan jonge mensen een ruime voorlichting verstrekken over de Europese gedachte,

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


de economische integratie, de industriële toekomstkansen, … ; deze jonge mensen, door de organisatie van een welsprekend­ heidtornooi in Nederlands – Frans – Engels – Duits, de gelegenheid bieden ook hun ideeën over het nieuwe Europa te formu­ leren en ten slotte een Europese goede daad te stellen in het teken van Pater Pire’s Europa van het hart 185. Op het programma van 1959 worden, naast een academische zitting en een tentoonstelling over het (Europa)thema, o.a. volgende lezingen ge­ geven : Het probleem Europa (L.J. Martens), De Europese economische integratie (Ch. Billaert), Euromarkt en Vrijhandelszone (R. Noerens), Van Socrates tot Ruusbroec (M. Coppieters), Van Erasmus tot Sartre (J. Walravens), Na een wedervertoning van Sciuscia (1947) (J. Daisne), Onze goede daad voor het Europa van het Hart, F. De­ medts, Studentenpleidooi voor Europa. — Ter gelegenheid van de vijftigste ver­ jaardag van zijn stichting geeft het Koor van de Stedelijke Meisjesnormaalschool zijn eerste concert in aanwezigheid van de ministers van Onderwijs en Cultuur. Later behaalt het een tweede prijs – met felici­ Oktober 1959 De vergadering van experten bevestigt dat het recht van de vrouw om eender welke opleiding te volgen, ook de

125

taties van de jury – van een door de BRT georganiseerde wedstrijd, met felicitaties van koningin Fabiola en koning Boudewijn en toert o.a. in de streek van Poitiers. Daar treedt het niet alleen op maar verricht ook enkele visites pédagogiques. — Aan de universiteit heerst op het einde van de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig een ware bouwwoede. Zo wordt in 1959 de eerste steen gelegd van het complex Ledeganckstraat bestemd voor de kandidaturen in de wetenschap­ pen. Het rectoraat verhuist hetzelfde jaar van lokalen in de Voldersstraat naar het vroegere kantorencomplex van de Union Cotonnière 186 dat als administratief centrum van de universiteit heringericht wordt. Ook wordt in december 1960 de nieuwbouw van de Faculteit van de Let­ teren en de Wijsbegeerte in gebruik geno­ men, al snel de Blandijn genoemd 187. Vanaf 1959 is ook het Academisch Ziekenhuis (gedeeltelijk) operationeel : de Kliniek voor Kinderziekten en de Poliklinieken voor Neus-, Keel- en Oorziekten en voor Oogziekten zijn de eerste afdelingen die opengesteld worden.

technische en de beroeps­ vorming onaantastbaar is, en de uitvoering van het recht geleidelijk en inte­ graal moet verzekerd worden ondanks de complexiteit en

1960

KRONIEK

de variatie van de omstan­ digheden. Hoge Raad voor het Technisch Onderwijs

fig. 125  Vioolles aan het Conservatorium bij Henri/ Henry Gadeyne (1894 – 1965) die talrijke vooraanstaande solisten opleidde.

155


1960

1961

— In St. Niklaas wordt een rijkslagere normaalschool voor meisjes opgericht die samensmelt met de plaatselijke Rijksmid­ delbare school voor meisjes. Deze wordt omgevormd tot een lagere normaalschool. In KB van 23 juni 1960 wordt ook in een rijksinternaat (voor meisjes) voorzien. We zijn nog ver van co-instructie en het internaat wordt nog steeds als een

ideaal voor normalisten beschouwd ! In 1990 wordt deze onderwijsinstelling opgeheven en overgeheveld naar de RNS.

Het KB van 22 maart tekent de volgende niveaus voor het kunstonderwijs uit : – het hoger kunstonderwijs (HKO) van volledig leerplan van de eerste, de tweede en de derde graad ; – het secundair kunstonderwijs (KSO) met volledig leerplan, met lager secundair en hogere secundaire cyclus ; – het kunstonderwijs met beperkt leer­ plan (DKO) met lagere en hogere secun­ daire cyclus. Ook worden voor elke tak en cyclus de bestaande afdelingen weergegeven waarbij, althans voor de sierkunsten en de architec­ tuur/stedenbouw een overlapping met het technisch en beroepsonderwijs bestaat : – bouwkunde en urbanisme ; – monumentale kunsten (schilderkunst, beeldhouwkunst, glazenierkunst) ; – sierkunsten (schilderen, pottenbakken, emailleren, juweelmaker, versieren, decor­ ontwerpen) ; – meubelkunst ; – tapijt- en kunstweven.

Voor deze overlappingen moest een oplos­ sing gevonden worden, wat slechts zeer langzaam en voornamelijk door verdere specialisaties op verschillende niveaus zal gebeuren. De lestijden van de theoretische vakken duren vijftig minuten, met uitzondering van die in het onderwijs in de architec­ tuur (rondzendbrief 10 januari 1960). Met ingang van het schooljaar 1963 – 1964 wordt de lestijd van de praktische vakken ook teruggebracht op vijftig minuten. Indien de werkzaamheden in het atelier vergen dat de tijd besteed aan de praktische werken niet verminderd wordt, staat het de directeurs der inrichtingen vrij de mogelijkheid te overwegen, dat de leerlingen na de lesuren hun activiteit, zouden kunnen voortzetten onder toezicht van monitors. Het is van belang ervoor te waken dat de leraars werkelijk aanwezig zijn tijdens de regelmatige atelieruren 188.

126

156

— In het stedelijk onderwijs wordt de opleiding verpleegassistenten volgens het KB van 9 juli 1960 uitgebreid met een derde leerjaar, leidend tot het brevet van zieken­ huisverpleegster.

1960

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

127

1960


1962

1963

— Het KB van 14 november deelt de op­ leidingen in verschillende graden in : de opleiding handelswetenschappen wordt van de derde graad, technisch ingenieur en architect worden van de tweede graad, de overige opleidingen zijn van de eerste graad (voor zover ze niet het epitheton niet geklasseerd krijgen, zoals ‘binnenhuisarchi­ tectuur’ dat door de Stad Gent georgani­ seerd wordt). Een en ander brengt heel wat aanpassingen en heel wat beroering met zich mee zoals in de sociale scholen. Immers sinds 1952 werd de opleiding omwille van haar toelatingsvoorwaarden, programma en kwaliteit niet verbonden met een typische A2-opleiding, en bezat ze dus de juridische voorwaarden om in de tweede graad opgenomen te worden. Bovendien zou een graadverhoging een gunstig effect hebben op het statuut en het barema van de maatschappelijke assistenten, en onrechtstreeks op het niveau van de nieuwe kandidaten. Het zwaarder geworden programma, door de programmavernieuwing van 1962, werd door de sociale scholen als bijkomende reden aangewend om in de tweede graad te komen. Vanuit diverse hoeken werd hier dan ook op aangedrongen 189.

— Aan het Hoger Rijksinstituut voor Technisch Onderwijs – de vroegere Rijkstechni­ sche School – in Aalst (het HRITHO) wordt een afdeling A1 technisch ingenieur opge­ richt met opleidingen mechanica, elektri­ citeit en scheikunde.

— De wet van 3 juli 1963 bekrachtigt de taalregeling in ons land, dus ook in het onderwijs (met uitzondering van het universitair onderwijs). Ze legt de gren­ zen van de drie taalgebieden vast en stelt voorop dat de onderwijstaal de taal moet

zijn van het taalgebied waarin de school gelegen is.

128

— In het HRIPB in Gent wordt een nieuwe opleiding medisch secretariaat opgericht. De medische sector, in ’t bijzonder die van de specialisten, is na WO II in het papieren tijdperk beland. In grote ziekenhuizen (…) werden meer dan eens verpleegkundigen uit het team gedetacheerd om secretariaatswerk te doen en ellenlange rapporten te typen, een taak waarvoor zij niet opgeleid waren, terwijl de in aantal verminderde verplegenden, aan wie nu ook allerlei moderne technische handleidingen toevertrouwd werden, de overbelasting nabij waren 190. Hoewel deze opleiding wordt gegeven binnen een instelling van het paramedisch onderwijs, maakt ze volgens de onderwijs­ structuur deel uit van het economisch onderwijs.

— De RNS, waar de eerste vrouwelijke studenten zich dat jaar inschrijven, wordt met ingang van 1 september (KB 23 oktober

fig. 126  In de jaren zestig wordt de prijsuitreiking, want zo noemde men deze plechtigheid toen, van het Hoger Rijksinstituut voor Parame­dische Beroepen in de aula van de universiteit georganiseerd. fig. 127  Studeren aan het Hoger Rijksinstituut voor Paramedische Beroepen : 11 dames, 1 heer. fig. 128  Lindenlei 14 meldt fier het leerlingenaantal van de school.

1961

KRONIEK

157


1963) opgesplitst in twee autonome instel­ lingen (die beide een oefenschool hebben) : de rijksmiddelbare normaalschool en de rijkslagere normaalschool. Er wordt ook een nieuwe vormstructuur uitgewerkt met zes afdelingen die op hun beurt in subafdelingen worden ingedeeld op basis van het derde keuzevak : Nederlands – geschiedenis (keu­ zevakken : geschiedenis, Duits, zedenleer, economie) ; Frans – geschiedenis (keuzevak­ ken : Engels, Latijn – sterk, Latijn – zwak en zedenleer) ; Wiskunde – fysica (keuzevakken : scheikunde, zedenleer, economie), Weten­ schappen – aardrijkskunde (keuzevakken : fysica, economie, zedenleer), Lichamelijke opvoeding en Plastische kunsten. — De onderrichting van 30 juni 1963 met betrekking tot de pedagogische opleiding, de zogenaamde D-opleiding, die meestal tijdens het weekeinde wordt georganiseerd en door duizenden gevolgd wordt 191, bepaalt de toelatingsvoorwaarden : – 21 jaar zijn op 31 december van het lopende jaar ; – door een geneeskundige dienst geschikt verklaard worden ; – houder zijn van het diploma of brevet van hoger secundair technisch onderwijs of beroepsschool- of leergang. Voor prak­ tijkleraars volstaat een diploma of brevet van lager secundair technisch onderwijs of beroepsonderwijs als ze minimaal drie jaar nuttige ervaring hebben ;

158

– of geslaagd zijn in het eindexamen van het voorbereidend jaar (dit voor hen die geen volledig technisch onderwijs hadden gevolgd). — Met de steun van directeur Bontinck start Raoul Servais met een opleiding Animatiefilm aan de KASK. Het is de eerste school van deze aard op het Europese vasteland en zal in de daaropvolgende jaren model staan voor veel andere scholen. — Aan het PHTI wordt een afdeling Vertalers Tolken opgericht. — de opleidingen van de Rijkshogere Technische en Handelsschool in Gent, die verband houden met chemie (chemisch onderzoek), worden overgeheveld naar het Rijkshoger Instituut voor Chemie en Voedingsindustrieën. Na deze overheveling bestaat het hoger technisch onderwijs van de tweede graad (dus opleiding tot technisch ingenieur) er uit vier afdelingen, namelijk : – industriële chemie; – biochemische bedrijven; – gistingsbedrijven; – maalderij en veevoederbedrijven. Er wordt ook een vierde aanvullend jaar biochemie aangeboden. — Naar aanleiding van het vijfentwintigjarige bestaan van het HIBH wordt een gedenkboek gepubliceerd. In deze publicatie Aspecten van

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


129 a

1961

129 b

1961

129 c

1961

129 d

1961

fig. 129 a–d  Koning Boudewijn bezoekt op 5 oktober 1961 de Rijkshogere Technische en Handelsschool, spreekt met studenten en personeel, neemt een kijkje in de werkplaatsen en tekent het Gulden Boek. volgende pagina’s : fig. 130 a – c  De Aalsterse handelsschool betrekt in 1961 nieuwe lokalen in de Arbeids­ straat : ook studenten helpen mee met de (gedeeltelijke) verhuis uit de Keizerlijke plaats. fig. 131 a–b  Praktijkoefe­ ningen aan het Rijkshoger Handelsinstituut voor Heren en Juffrouwen in Aalst (al zou het ook in een andere handelsschool kunnen zijn).

KRONIEK

159


130 a

1961

130 b

130 c

160

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

1961

1961


1964

1965

de Europese Integratie verschijnen bijdragen van twintig professoren en oud-studenten. Senator Moureaux 192 dient met enkele col­ lega’s ondertussen een wetsvoorstel in opdat het HIBH en het Franstalige ISC de titel van

licentiaat bestuurswetenschappen kunnen toekennen 193. Dat wetsvoorstel strandt ten gevolge van de wet op de universitaire expansie én een plotse regeringswijziging.

— De Omnivalentiewet van 8 juni 1964, met als sluitstuk het maturiteitsexamen, verlaagt de drempel naar het hoger onderwijs en be­ paalde universiteitsfaculteiten. Ten gronde realiseert de wet de formele gelijkwaardig­ heid van de humaniora en de technische school als toegang tot universitaire opleidin­ gen. De toelating tot de universiteit gebeurt zo niet langer louter op basis van een di­ ploma maar wel op basis van een maturiteitsproef, die zowel door leerlingen uit het middelbaar als uit het technisch onderwijs kan worden afgelegd, op voorwaarde althans dat zij met vrucht de middelbare opleiding beëindigden en een gehomologeerd getuig­ schrift behaalden. Het maturiteitsexamen moet onmiddellijk na de eindexamens van het zesde jaar georganiseerd worden (of eventueel in een tweede zittijd tijdens de maand september).

— Het bestuur van het technisch onderwijs, dat tot dan onder verschillende ministeries ressorteert, wordt volledig – ook om het uit zijn isolement te halen – ondergebracht bij het ministerie van Openbaar Onderwijs.

— Bij de regeringsvorming van 28 juli 1965 wordt Cultuur afgescheiden van Onderwijs. Een Franstalige en een Vlaamse (Albert De Clerck 194) staatssecretaris worden belast met cultuur. Het kunstonderwijs valt onder hun bevoegdheid, uitgezonderd de St. Lucas­ scholen of andere afdelingen sierkunsten,

of kunstambachten, die bij het technisch onderwijs worden ondergebracht.

— Ten gevolge van het KB van 9 november 1964 dat een opleiding van gegradueerde in de logopedie uittekent, start het HRIPB met een afdeling logopedie. Deze kent een zodanig succes dat het eerste jaar prompt moet worden ontdubbeld. — In 1964 worden de centra van de VVS (Vereniging Vlaamse Studenten) – Leuven, Brussel, Gent en Antwerpen – uitgebreid met een vijfde centrum, het centrum NUHO (Niet-Universitair Hoger Onderwijs).

— Marcel Schepens wordt directeur van de Rijkslagere Normaalschool. Directeur Van Impe blijft tot zijn pensioen directeur van de Middelbare Normaalschool waar hij in

131 b

131 a

1962

1962

KRONIEK

161


1970 wordt opgevolgd door Maurice De Vogelaere. Vanaf 1971 neemt Marcel Sche­ pens de directie van beide scholen waar. — Een nieuw voorstel van senator Bascour 195 om aan het HIBH diploma’s van licentiaat bestuurswetenschappen uit te reiken, strandt op een negatief advies van de uni­ versiteiten, met uitzondering van de RUG. — Het Stedelijk instituut voor Paramedische beroepen organiseert, in nauwe samen­ werking met het eerste revalidatiecentrum voor fysiek en psychisch gehandicapten aan het AZ, een opleiding gegradueerde in de arbeidstherapie (mogelijk gemaakt door het KB van 16 april 1965). — De Gentse stedelijke SISS krijgt opnieuw een andere naam : het Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale Studie waarbij de bijvoeging hoger aanduidt dat het hier wel degelijk om hoger onderwijs gaat (cfr. KB 1962). — Ten gevolge van de sterk groeiende stu­ dentenpopulatie van de Stedelijke Normaalschool wordt gestart met een nieuwbouw op de plaats waar zich nu het Stedelijk Atheneum Wispelberg bevindt. De werkzaam­heden worden pas in 1999 voltooid. De huizen links en rechts van het oorspronkelijke Atheneum worden aangekocht, het linkse huis wordt verbouwd tot lokalen voor

opvoedsters, het huis rechts tot lokalen voor de middenschool. — In maart wordt het VASIPMB opgericht (Vereniging voor Afgestudeerden van het Stedelijke Instituut voor Paramedische Beroepen) dat in 1987 de naam Parapendix krijgt. Deze vereniging organiseert tot 1990 zeer veel druk bijgewoonde activitei­ ten: bals, culturele avonden en uitstappen (o.a. naar balletvoorstellingen van Béjart), reizen (Scandinavië, Egypte, Rome, Wenen en wandeltochten in de Ardennen), voor­ drachten en allerlei sportevenementen. Daarnaast richt de organisatie een sociale dienst op (1966) die verschillende machi­ nes (bv. fotokopieerapparaat, inbindtoe­ stel voor cursussen, …) voor de school aankoopt en studiebeurzen aan afgestu­ deerden verleent om hen in staat te stel­ len een studieverblijf in het buitenland (ten dele) te bekostigen. Het ledenblad Parapendix wordt vanaf 1967 verspreid. De vereniging organiseert diverse col­ loquia waar zowel studenten als profes­ sionelen veel interesse voor betonen. Een (uiterst beperkte) selectie : Behandelingsmethode van de scoliose (1971), Ongevallen bij kinderen en adolescenten (1978), Voet­bal en kinesitherapie (1978), De paramedicus in de psychiatrie (1980), Taping in sport (1981), Nieuwe inzichten in de behandeling van verworven wervelzuilafwijkingen (1984). fig. 132  Rondzendbrief T.O. x35. Dd. 31.1.1962 van het Bestuur van het Technisch Onderwijs. Algemene herklassering van de afdelingen van het technisch onderwijs met volledig leerplan. fig. 133  Omzendbrief van 3 augustus 1964 met betrek­ king tot de kleurenkeuze bij binnenschilderwerken. Brussel of ook het ministerie moeit zich met zowat alles … fig. 134  Het Rijkshoger instituut voor Scheikunde en voedingsindustrieën publiceert naar aanleiding van haar tachtigste verjaardag een Gedenkboek. De Koninklijke Oudstudentenbond van de Hogere School voor Gistings­ bedrijven sluit zich daar, als vijfenzeventigjarige, bij aan.

162

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


132

133

1962

1962

134

KRONIEK

1966

163


1966

— De Vereniging van de Technische Ingenieurs van het Rijksinstituut voor Scheikunde en Voedingsindustrieën in Gent wordt gesticht. Deze vereniging groepeert

technisch ingenieurs van zowel de voor­ malige Hogere School voor Gistingsbedrijven als van het Rijkshogerinstituut voor Scheikunde en Voedingsindustrieën.

— Het bisschoppelijk mandement van 13 mei 1966, dat de eis van de Vlaamse stu­ denten van KU Leuven voor de overheve­ ling van de Franstalige afdeling naar Wal­ lonië, zonder enig pardon verwerpt, wordt door heel wat studenten als autoritair en anti-Vlaams ervaren. Het is de start van de eis voor Leuven Vlaams. Een strijd die verder gaat dan het strikt nationalistische. In de nasleep van de studentenopstand raakte (…) de overhevelingspolitiek op de achtergrond ten voordele van de eisen voor een meer democratische maatschappij  196. Ook studenten uit het niet-universitair onderwijs nemen deel aan de acties rond Leuven Vlaams dat de volgende twee jaar de politieke agenda zal bepalen.

— Het Belgisch Textielinstituut wordt Belgisch Textiel- en Kunststoffeninstituut.

— In 1966 worden (bij Kb van 22 september 1966) de opleidingen ter verkrijging van het bijzonder diploma van hogere administra­ tieve studies gerangschikt als zijnde van de derde graad. Ook wordt het HIBH (KB van 14 december 1966) gemachtigd cursus­ sen te organiseren die leiden tot het aggre­ gaat voor het hoger secundair onderwijs. Deze opleiding is er enkel voor studenten en oud-studenten van de afdeling handels­ wetenschappen.

135

164

— In artikel 4 met betrekking tot het statuut van de leden van het admini­­stratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijks­­in­ richtingen onderwijs wordt de instelling, meer nog dan de taak, adequaat om­ schreven : De leden van het personeel moeten in alles de belangen van de Staat behartigen. Zij komen persoonlijk en nauwgezet de dienstverplichtingen na, die hun worden opgelegd. Zij voeren stipt de dienstorders uit en vervullen hun taak met vlijt en nauw­ gezetheid. Zonder voorafgaande toestemming mogen zij de uitoefening van hun ambt niet onderbreken. Hieraan gekoppeld wordt ook een be­oordelingssysteem uitgewerkt met het doel de wijze van dienen naar waarde te schatten en de Minister voor te lichten over de waarde, de geschiktheid, de ver­ diensten en de prestaties van de per­so­ neelsleden 197. De bemoeienissen van het centrale gezag gaan zeer ver, be­pa­ len de programma’s van en het leven op de instellingen. Op 6 mei verstuurt de directeur-generaal bijvoor­beeld naar de

1966

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 135  In 1965 wordt de Vereniging voor Afgestudeer­ den van het Stedelijk Instituut voor Paramedische Beroepen (VASIPMB) opgericht. De vereniging organiseert zowel druk bijgewoonde colloquia en voordrachten die bijscho­ ling als doel hebben, als reizen, sportevenementen, culturele bezoeken aller­ hande en bals … (kwestie van de kas ook wat te spijzen).


1967

instellingsverantwoordelijken een duide­ lijke waarschuwing : er zal niet geduld worden dat de (keuken)toestellen bescha-

digd worden ingevolge nalatigheden in het onderhoud …

— Senator Bascour vernieuwt – deze maal met succes – zijn al in 1965 geformuleerd wetsvoorstel en krijgt hierbij de steun van de parlementariërs A. Lagae (1920 – 1985) en M. Van Haegendoren : het HIBH wordt gemachtigd het diploma van licentiaat in de handelswetenschappen en consulaire wetenschappen af te leveren.

gische en didactische vorming. De nieuwe structuur wordt vanaf 1 september jaar na jaar ingevoerd.

— Met het KB van 20 juli wordt een poging ondernomen om alsnog het beroep van onderwijzer te herwaarderen want, een land dat goede onderwijzers heeft bezit een intellectueel kapitaal van uitzonderlijke waarde  198. Dit gebeurt bij middel van een geherstructu­ reerde opleiding bestaande uit twee cycli. In de eerste cyclus (met drie jaar studie) worden dezelfde vakken gegeven als in de hogere graad van het middelbaar onderwijs – al moet er ook een aanzienlijke tijd besteed worden aan de expressievakken. Tijdens de tweede cyclus (twee jaar studie), die tot het postsecundair onderwijs gerekend wordt, gaat de aandacht vooral naar de pedago­

1968

— Zowel in Wallonië als in Vlaanderen krijgen drie instellingen de toelating een afdeling licentiaat vertaler-tolken op te richten. In 1967 waren er al vier Fransta­ lige scholen die dergelijk onderwijs aan­

136

— Aan het PHTI ontstaat beroering onder de studenten, reden waarom ze op 4 april een noodkreet richten aan de minister en aan de provinciale overheid een petitie overhandigen. De brief aan de minister van Onderwijs, draagt de titel aanvraag voor de oprichting van een afdeling vertalers-tolken. De actie, georganiseerd door de studenten­ vereniging Gaudeamus op 19 april 1967, kent in het najaar – indirect dan wel direct – een positief resultaat : de graduaatopleiding vertaler-tolk wordt officieel erkend. — In 1967 krijgt het Stedelijk Hoger Insti­ tuut voor Sociale Studie een nieuwe naam : Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale Studie Edward Anseele (een variatie op de al in 1957 gegeven naam, gezien hier nu hoger aan toegevoegd wordt). boden, in Vlaanderen slechts één. In 1968 wordt de structuur van het Provinciaal Hoger Technisch Instituut gewijzigd : een hogere technische afdeling van de derde graad krijgt zo bestaansrecht naast de

1966

KRONIEK

fig. 136  Gentse studenten steunen de strijd om Leuven Vlaams die na het mande­ ment van de bisschoppen op 13 mei, in het brandpunt van de belangstelling staat. Zij trekken in oktober te voet van Gent naar Leuven. Links Guido Van Meir, rechts Chantal De Smet en Sus van Elzen.

165


137 a

137 b

166

1968

1968

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 137 a–b  Aan de Henley­ kaai verrijst een nieuw gebouwencomplex voor het provinciaal onderwijs. De architecten zijn Jan Tanghe en Francis Serck.


afdelingen van de eerste graad. De nieuwe afdeling krijgt de naam HIVET : het Hoger Instituut voor Vertalers – Tolken, in de wan­ delgangen al snel omgetoverd tot Yvette.

voegen. Het nooit voltooide gebouwen­ complex van 1960 – 1961 is werkelijk te klein zodat vlug noodpaviljoenen worden opgericht.

— Het HIBH beslist op 30 september 1968 om te verhuizen naar de gebouwen van het Rijkshoger Technisch Instituut voor Kern­ ergiebedrijven in de Koningsstraat 150 in Brussel.

— Gabriel Verschraegen wordt directeur van het KMC. Directeur van KASK wordt Pierre Vlerick, door sommigen omschreven als de directeur van de totale artistieke vrijheid  199.

— Het HRITHO Aalst telt meer dan 1500 studenten en de school barst uit haar Midden in de betogingen hield dr. Marcel Gryp­ donck, samen met een hand­ vol docenten en een 100-tal studenten het eerste jaar boven de dopvont. De toen­ malige directeur verwel­ komde zijn eerste studen­ ten met een citaat uit La Divina Commedia van Dante Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt  ! Dat sierde namelijk de poort naar de hel. Edoch  ! Zijn bedoelingen waren nobel  : hij wou ons behoeden voor leegloperij en broekver­ slijterij en hij wou ons duidelijk maken dat de studie vertaler/tolk geen makkie zou zijn. De man had nogal wat psychologische en didactische inzichten en hij wou die daarin kwijt. Een hel is het duidelijk niet geworden(…).

— De Sint-Pietersabdij wordt, in de nasleep van mei 1968, door kunstenaars bezet.

In die tijd – 1968 – werd er uiteraard betoogd en gestaakt… maar aan het HIVET werd er niet tegen iets ge­ staakt maar voor iets. Wij staakten toen om meer lessen te krijgen. Hoe kwam dat  ? Wel, op een gegeven ogenblik waren er te weinig docenten Spaans, zodat wij gedurende een paar maanden bijna geen Spaans kregen. Gevolg  : meer Spaans  ! Olé  ! Maar dan wel op zaterdag  ! Voilà het modulair onderwijs was uit­ gevonden… Tot slot wil ik aantonen hoe de geschiedenis soms wordt rond gemaakt  : In ’68 hield men van re­ volutionaire, vernieuwende ideeën, zoals het idee om in de licentiejaren een taal­ bad van een paar maanden te nemen aan een buitenlandse instelling. Toen wij in de

KRONIEK

licenties aankwamen, was daarvan geen sprake meer wegens te duur en teveel administratieve obstakels (…). Twee decennia later klaarde de hemel en met de Erasmus-uitwisselingspro­ gramma’s konden studenten naar alle EU-landen zonder enig probleem en met subsi­ dies. Je ziet het… het was al aanwezig in de kern  ! Dat was de eerste cirkel. In ’68 begon men een tolkenschool met een di­ rectie (…), een handvol docenten (…) en een 100tal studenten… maar zonder enig gebouw  ! Toen begon een trek- en verhuistocht van het ene gebouw naar het andere, van de Oranje­ berg naar het Bisdomplein, de Seminariestraat, de Brusselse­ poortstraat en de Meersstraat tot vandaag, de

167


Groot-Brittaniëlaan. Dat is een alinea vol en ik sla dan nog een paar omwegen over. Merkwaardig genoeg werd ook hier de cirkel rond gemaakt, want helemaal in

1969

het begin werden lessen georganiseerd in de refter van het provinciegebouw en in de toenmalige verpleeg­ stersschool, met als adres Nonnemeersstraat en dat

— Minister Piet Vermeylen 201 maakt in een rondzendbrief van 24 november met betrekking tot co-educatie en co-instructie zijn beslissing bekend dat het rijksonder­ wijs met ingang van 1 september 1970 volledig gemengd moet zijn. — Aan de Voskenslaan wordt gestart met bouwwerken voor een nieuwe campus voor het hoger rijksonderwijs. — Het provinciaal onderwijs start met de verhuizing van haar lokalen in de Savaan­ straat naar het nieuwe gebouwencomplex aan de Henleykaai. — In het kader van de modernisering van het leerplan beslist het HIBH op 4 juli 1969 om een cursus informatieverwerking in te lassen in zowel de bestuurs- als in de handelswetenschappen. De cursus wordt onderverdeeld in twee vakken : informatica enerzijds, computerkunde anderzijds. — Tijdens het schooljaar 1969 – 1970 wordt aan het HRITHO Aalst een afdeling Indu­ striële wetenschappen opgericht.

138

168

is het gebouw waar wij nu staan en waar nu opnieuw lessen gegeven worden van het departement vertaalkun­ de. Ook hier is de cirkel weer rond… 200.

— Een voorbereidend jaar wordt toe­ gevoegd aan het Stedelijk Instituut voor Paramedische Beroepen : jongeren die om verschillende redenen het getuigschrift hoger secundair onderwijs niet behaalden, kunnen aan het instituut een grondige voor­ bereiding krijgen om deel te nemen aan een van staatswege ingesteld voorexamen dat geslaagde studenten toegang verleent tot het Paramedisch Hoger Onderwijs. — Vanaf het academiejaar 1969 – 1970 gonst het van de geruchten over de mogelijke her­ vorming van de opleiding technisch ingeni­ eur. De waarde van het diploma Tech.ing. stond op de helling. Deze studierichting zou uitdoven. De waarden van dit diploma zou in openbare besturen herleid worden tot gegradueerde. Een nieuwe richting A1 met een opleiding tot Industrieel Ingenieur zou volledig voldoen aan de Europese normen. Hoewel deze hervorming pas in 1977 van start gaat, beslissen de industriële ingenieurs in spe alvast actie te ondernemen : de voornaamste gebeurtenis van dit jaar was ongetwijfeld de bezetting van het St. Pietersstation door de studenten Tech.ing. De vertrekhal werd in een mum van tijd bezet. Deuren gebarricadeerd,

1969

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 138  Het provinciaal onderwijs start met de ver­ huizing van haar lokalen in de Savaanstraat naar het nieuwe complex aan de Henleykaai.


met kettingen en sloten. Enkele vaten bieren werden aangesloten. De codex kwam tevoorschijn. Kiel, petje en lint werden omgedaan en de cantus werd ingezet. Echter mooie liedjes duren niet lang. Aan de eerste tempus kwam de rijkswacht met overvalwagens het stationsplein bezetten. In gevechtskledij en met groot geweld werden de glazen deuren verbrijzeld. Onder schot werden we in rijen geplaatst. (…). We werden gedeporteerd naar de kazerne van Nazareth. (…) De vele honderden werden één voor één aan een kruisverhoor onderworpen. Vervolgens werden we één voor één vrijgelaten en mochten we te voet naar Gent terug. De laatsten werden pas de volgende morgen vrijgelaten. De financiële kater komt altijd nadien. De pv’s en de schadeloosstelling aan de NMBS waren zo hoog dat de kaap van het miljoen [€ 25.000] werd overschreden. Gerechtelijke vervolgingen waren niet uit te sluiten. De rest van het academiejaar werden vele fuiven georganiseerd om de schulden te betalen 202. — In maart 1969 organiseert de VVS over het onderwijs en de structuren van de universiteit een congres dat in de vier Vlaamse universiteitssteden tegelijk liep. Het was tijdens deze dagen dat in Gent, naar aanleiding van het verbod op het vertonen van documentatiemateriaal bij een debat over pornografie, een antiautoritaire studentenopstand losbarstte 203. Het verbod is de aanleiding tot de bezet­ ting van de Blandijnberg en diverse acties

waarbij de eisen van de studenten kenbaar worden gemaakt : verzet tegen de autoritaire gezagsstructuren, pleidooi voor nieuwe onderwijsmethodes, eis voor maatschappe­ lijk relevante opleidingen (vakken, program­ ma’s). Deze contestatie vormde, zeker aan de universiteit, de aanzet tot het democrati­ seren van de universitaire beheersorganen alsook voor talrijke onderwijshervormingen die aan de RUG in de daaropvolgende jaren vorm zullen krijgen204. — Op 26 juni wordt aan de RNS een docu­ mentatiecentrum voor actuele geschie­ denis, het Centrum August Vermeylen 205, officieel geopend. — Proka (Promotoren Koninklijke Acade­ mie) start zijn werking. De eerste activiteit, in samenwerking met de Vrienden van het Museum voor Hedendaagse Kunst, is een tentoonstelling van zeefdrukken van Andy Warhol. Omdat de Vrienden niet zelf over een lokaal beschikken worden regelmatig rond actuele thema’s avonden georgani­ seerd in de Zwarte Zaal  206 van de Academie. PROKA zal een baanbrekende rol innemen in het Gentse culturele leven en niet alleen op het vlak van de beeldende kunsten. Op het ogenblik dat het Gentse culturele leven noch internationaal noch echt professio­ neel gericht is, brengt Proka talloze interna­ tionale producties op het vlak van muziek (vooral jazz), podiumkunsten (de legendari­

139

1970

KRONIEK

fig. 139  Groepsfoto van het personeel van het Hoger Rijksinstituut voor Technisch Onderwijs Aalst. Schooljaar 1961 – 1962.

169


1970

sche Dodenklas van Tadeusz Kantor 207 of de producties van Franz Marijnen208), film (de Duras-reeks, door de Franse schrijfster 209 zelf bijgewoond) … Dit project realiseren met al bij al bescheiden middelen in een op dat ogenblik nog erg provincialistisch

gerichte stad, is zonder enige twijfel de bijzondere verdienste geweest van Pierre Vlerick, directeur van de KASK en van de respectievelijke voorzitters van de vzw, de kunstverzamelaar dr. Matthijs en professor Hein Picard.

— Het land wordt opgedeeld in drie taal­ gebieden met elk een eigen Cultuurraad : de culturele autonomie is een feit.

– – – – – – – –

— Door de wet van 7 juli 1970 wordt de algemene structuur van het hoger onderwijs, met uitzondering van het universitair onder­ wijs, ingedeeld in opleidingsvormen van het korte type en van het lange type. Het korte type bestaat uit één cyclus, het lange type uit twee cycli. Een cyclus is een geheel van op­ leidingen over minstens twee jaar gespreid. Deze wet bepaalt ook dat inrichtingen die hoger onderwijs van het lange type verstrek­ ken vanaf september 1975 geen secundair onderwijs meer mogen organiseren. Waar tot eind jaren zestig het univer­ sitair onderwijs ei zo na als enige vorm van hoger onderwijs beschouwd werd – zo spreken omzendbrieven van het middelbaar en normaalonderwijs of het technisch onderwijs – wordt nu een duidelijke opsplitsing gemaakt tussen het voorschools, lager, secundair en hoger onderwijs. Dit laatste wordt in acht verschillende gebieden onder­ verdeeld, namelijk :

140

170

universitair onderwijs; technisch hoger onderwijs; economisch hoger onderwijs; agrarisch hoger onderwijs; paramedisch hoger onderwijs; sociaal hoger onderwijs; artistiek hoger onderwijs; pedagogisch hoger onderwijs.

— In navolging van de wet van 7 juli worden de opleidingen van het HIBH ingedeeld in de categorie hoger onderwijs van het lange type met volledig leerplan (HOLTVL) en zijn van universitair niveau. Daarom kunnen, gekoppeld aan de wet van 3 maart 1970 en het KB van 29 juni 1970, vanaf dan volgende graden toegekend worden : – kandidaat in de bestuurswetenschappen met drie jaar opleiding; – licentiaat in de bestuurswetenschappen met twee jaar opleiding 210. — Volgens dezelfde wet van 7 juli 1970 komt het technisch onderwijs volledig onder de bevoegdheid van het onderwijsdepartement. Dit betekent onder meer dat :

fig. 140  Hoe in het school­ tijdschrift 69 VOLT (van het Hoger Rijksinstituut voor Technisch Onderwijs Aalst) het schrijnend lokalengebrek gehekeld wordt.

1970

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


– de scholen voor maatschappelijk dienst­ betoon vanaf nu alleen onder de bevoegd­ heid van de minister van Onderwijs vallen en niet langer van twee ministeries afhan­ kelijk zijn. Wel blijft, via de betrokken Hoge Raad, inspraak van Justitie bestaan; – de hogere instituten voor architectuur en stedenbouw, de St. Lucasscholen en het RITCS onder de bevoegdheid van de minister van Onderwijs blijven. Het kunst­ onderwijs – het onderwijs in de muziek, de beeldende kunsten en de Studio Herman Teirlinck – valt, zoals al in 1965 beslist, onder de bevoegdheid van de minister van Cultuur (en dus van Vlaanderen). Gezien de verschil­ lende bevoegde ministers en de nieuwe wetgeving op het hoger onderwijs wordt de monoliete KASK opgesplitst in enerzijds de KASK en anderzijds het Stedelijk Hoger Instituut voor Architectuur en Stedenbouw. De afdelingen van de Academie, die tot dan tot het Hoger Kunstonderwijs gere­ kend werden, worden nu administratief en programmatisch aangepast aan de officiële normen van subsidieerbaarheid. Voortaan wordt aan de KASK een diploma van Hoger Niet Universitair Onderwijs uit­gereikt (vroeger werd alleen aan de architecten een diploma uitgereikt). Het avondonderwijs, of onderwijs voor sociaal­culturele promotie dan wel deeltijds kunstonderwijs (DKO), reikt verder een getuigschrift uit.

141

Pierre Vlerick blijft directeur van KASK, René Bruynseraede wordt directeur van het SHIAS. Zij blijven directeur van de aan hun instelling verbonden opleidingen DKO. — Aan de stedelijke normaalschool schrijft de eerste mannelijke student, Arsène Snoeck, zich in. Het reglement bepaalde dat de studentinnen de ene week een roze, de andere een blauwe schort moesten dragen, iets wat Snoeck pertinent weigert te doen. — Aan het KMC start een pedagogische afdeling. Het bezit van een pedagogisch getuigschrift is immers vereist om in aanmerking te komen voor het ambt van lesgever aan een instelling van secundair muziekonderwijs. Aan de KASK komt pas in 1995 een lerarenopleiding. Vroegere afgestudeerden die in het onderwijs actief wensten te zijn, volgden de zogenaamde D-cursus die vanaf 1963 georganiseerd werd aan de Lindenlei. — Het SHISS bewoont nu beide vleugels (nummer 22 en nummer 24) van de Beveland­straat en zal er tot 1995 gevestigd blijven. Men start er een tweejarige onder­ wijzersopleiding : de Psycho-Pedagogische Afdeling. Oprichtster Gerda De Bock wordt titularis van de cursus Wetgeving op de Jeugdbescherming aan de Gentse univer­ siteit 211 en verlaat de instelling. Leopoldina Van Dyck vervangt haar.

fig. 141  De Slag om het Gravensteen (1949) wordt jaar­ lijks herdacht : ook studenten van het niet-universitair onderwijs nemen er aan deel.

1970

KRONIEK

171


De raden van bestuur bestaan uit : – twee stemgerechtigde leden verkozen onder de studenten van de scholen die onder de bevoegdheid van de raad van bestuur vallen ; – drie stemgerechtigde leden verkozen door de alumni en de ouders van de kies­ gerechtigde studenten ; – de tweede groep coöpteert, samen met het instellingshoofd, vijf stemgerechtigde leden uit de sociale, economische en cultu­ rele milieus ; – de twee laatste groepen coöpteren op hun beurt vier stemgerechtigde leden uit de pedagogische colleges van de betrokken onderwijsinstellingen. — Het Hoger Rijksinstituut voor Parame­ dische Beroepen – Vesalius (HRIPB) wordt Hoger Economisch en Paramedisch Instituut van het Gemeenschapsonderwijs (HEPIGO). Binnen het HEPIGO bestaat zowel een lokale raad (verantwoordelijk voor het aanvullend secundair beroepsonderwijs met vestigings­ plaatsen in Gent, Oostende en Ronse – waar een Franstalige sectie krachtens de taalwet­ geving van 1963 aanwezig is) als een raad van bestuur. Deze raad staat onder het voor­ zitterschap van prof. dr. Frank Comhaire van het UZGent en bestuurt het hoger onderwijs met de afdelingen verpleegkunde Gent, zie­ kenhuisverpleegkunde en soins hospitaliers in Ronse, de afdeling voeding en dieetkunde, de afdeling logopedie en audiologie en de

162

196

afdeling medisch secretariaat. Herman Claeys 246 wordt eerst onderdirecteur en hetzelfde jaar directeur van de instelling. De overgang van het onderwijs naar de gemeenschappen betekent voor het parame­ disch onderwijs een aanzienlijke verbetering aangezien het tot dan onder twee ministeries viel en niet alleen de diploma’s ondertekend moesten worden door het ministerie van Volksgezondheid, maar ook de stageplaat­ sen erdoor moesten worden goedgekeurd. — De Hogere Handelsschool in Aalst krijgt een nieuwe benaming : Hoger Economisch en Pedagogisch Instituut van het Gemeenschapsonderwijs. Alle leergangen krijgen een driejarige structuur en worden zo van het korte type. Naast het regentaat handel (geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs) wordt het Economisch Hoger Onderwijs van het korte type er in drie richtingen gesplitst : – bedrijfsmanagement met keuzerich­ tingen : accountancy-fiscaliteit ; expeditie, distributie en transport ; financie- en ver­ zekeringswezen ; – secretariaatsmanagement : met secreta­ riaat-talen en zakelijk vertalen en tolken ; – toegepaste informatica. In alle opleidingen staan de stagepraktijken centraal : onderwijs en industrie werken steeds intenser samen. Guido Van Laere 247 wordt directeur en zal daarna het eerste

fig. 162  Jean Dujardin. Oudstudent van de Nijverheids­ school en eredocent van het Hoger Architectuurinstituut. Hoofdinspecteur van het Gents stedelijk onderwijs (1980 – 1986), stadssecre­ taris (1986 – 2000) en docent admini­stratief recht aan de VUB (1990 – 2007). Hier als deelnemer aan een welspre­ kendheidtornooi in het kader van de door de Nijverheids­ school georganiseerde Europaweek.

1987

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


departementshoofd van – HOHAN – Aalst binnen de Hogeschool Gent worden. — Sinds directeur Valère Verstrynghe een graduaat Landschaps- en tuinarchitectuur oprichtte aan de Tuinbouwschool draagt de school de naam Hoger Rijksinstituut voor Tuinbouw. Deze naam wordt in 1988 aange­ past als directeur Guy Maes 248, mee op vraag van de beroepssector die ook een minder wetenschappelijke afdeling (dan die van de ingenieurs) noodzakelijk acht voor het be­ roepsveld, met een graduaat Land- en Tuinbouw start. De instelling heet vanaf nu Hoger Instituut voor Landbouw en Tuinbouw (HILT). In dezelfde periode groeit in alle gele­ dingen de aandacht voor het milieuonder­ wijs en wordt het hoger beroepssecundair onderwijs verder ontwikkeld in Melle.

1989

jaar actieve William Verheughe als directeur. Verheughe’s adjunct-directeurs waren Edgard Van de Gehuchte, voormalig docent biolo­ gie en tot de fusie met CTL directeur van de Zuivel­school (1977 – 1985), Ir. Paul Cottenie 250 (1985 – 1987) en G. Aelterman (1987 – 1988). — Op 27 mei 1988 viert ADECHO zijn vijftigste verjaardag met een plechtige academische zitting in het auditorium van de Generale Bank van België in Brussel met prins Albert als eregast. — Het Conservatorium start met de restau­ ratie van de Grote Sikkel (hoek Biezekapel­ straat en Hoogpoort).

— Guy Aelterman 249, sinds 1984 als hoog­ leraar aan de Industriële Hogeschool – CTL verbonden, vervangt de meer dan twintig

— Op 5 mei 1988 beslist het college van burgemeester en schepenen van de stad Gent de principiële goedkeuring van de restauratie en de functionele aanpassing van de dertiende-eeuwse ziekenzaal van de Bijloke tot concertzaal.

— Het zogenoemde mammoetdecreet van 5 juli klasseert het hoger kunstonderwijs als onderwijs van het lange type zonder dat dit echter enig effect heeft op de structuur. Lesprogramma’s, sanctie van de studiën, statuut van het personeel en andere blijven voorlopig ongewijzigd. Het is het onderwijsdecreet IV van 28 april 1993 dat de sanctie van de studiën zal regelen waarbij met ingang van het

academiejaar 1994 – 1995 de opleidingen in twee cycli worden opgedeeld : kandida­ turen en meestergraad. Vanaf dan krijgen studenten een volwaardig diploma lange type, wat overigens kwaad bloed zet bij wie met een (quasi) identiek lesparcours voordien slechts een diploma van de tweede graad behaalde. De assimilatie van beide diploma’s wordt door de wet­ gever uitgesloten.

163

1988

KRONIEK

fig. 163  Op 27 mei 1988 viert ADECHO zijn vijftigste verjaardag met een plechtige academische zitting in het auditorium van de Generale Bank van België te Brussel. Directeur Alfons Roeck in gezelschap van prins Albert, de eregast.

197


Het statuut van het personeel zal pas met het Hogescholendecreet van 13 juli 1994 geregeld worden. — Arthur Van Overberghe 251 wordt, na een jaar als adjunct gefungeerd te hebben, directeur van de BME. Hij wordt in 1991 door Leon Devreese opgevolgd. Chantal De Smet 252 wordt directeur van de KASK. Zij is de eerste niet-kunstenaar die er dit ambt opneemt en de eerste vrou­ welijke directeur binnen het hoger kunst­ onderwijs in Vlaanderen.

1990

— Het onderwijsdecreet II van 31 juli 1990, ook Lentedecreet genoemd, schaft het matu­ riteitsgetuigschrift af. Een getuigschrift van hoger secundair onderwijs volstaat als toe­ lating tot alle vormen van hoger onderwijs. — Na de oprichting van de ARGO wordt met het Lentedecreet de Vlaamse Onderwijsraad, VLOR, opgericht. De organisatie volgt de polsslag van ons onderwijs, adviseert de overheid en bouwt mee aan het onderwijs van morgen. Het is ook de strategische adviesraad voor het beleidsdomein Onderwijs en Vorming. Wat het hoger onderwijs betreft, worden de bestaande raden afgeschaft en onderge­ bracht in de nieuwe Raad Hoger Onderwijs. De VLOR is belast met studie, overleg en advies in opdracht van de decreetgever. De raad heeft een zeer ruime samenstelling want alle denkbare partners zijn erin be­

164

198

— De Eenheidsstructuur wordt in alle secundaire scholen in Vlaanderen van kracht (wet van 1 september 1989 bekrachtigd door het Lentedecreet van 31 juli 1990). Deze eenheidsstructuur heeft enkele uiterlijke kenmerken van het VSO overgenomen 253, maar het aandeel gemeen­schappelijke vorming wordt er sterk ingekrompen, zodat het principe van de uitgestelde studiekeuze – een essentieel kenmerk van het VSO – feite­lijk verlaten wordt. trokken : inrichtende machten, werkgevers, werknemers, ouders, deskundigen van het onderwijsdepartement, de universiteiten en hogescholen, … De VLOR is in de eerste plaats een adviesraad die de beleidsplannen van de overheid beoordeelt en zelf voorstel­ len doet over het Vlaamse onderwijsbeleid. De raad hanteert onderwijskundige, peda­ gogische en maatschappelijke criteria. Hij toetst of voorstellen van de overheid wen­ selijk, haalbaar en aanvaardbaar zijn voor de onderwijswereld (instellingen en gebrui­ kers) en de samenleving. — Krachtens artikel V van het Onderwijs­ decreet II kan vanaf 1 september 1990 worden gestart met een Vlaams kunston­ derwijs (DKO – KSO – HKO) dat integraal onder de bevoegdheid van het onderwijs­ departement van de Vlaamse Gemeen­

1988

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 164  Robert Vandeputte, Prins Albert en Walter Van Gerven op de plechtige academische zitting naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van ADECHO.


schap komt en dus losgekoppeld wordt van het beleidsterrein van de minister van Cultuur waar het sinds 1965 onder­ gebracht was. — Tussen ADECHO en ARGO worden onderhandelingen gevoerd over integratie in de ARGO. Op 29 augustus 1990 wordt door de inrichtende macht een consensus bereikt om de integratie te realiseren 254.

1991

Fiscaliteit ; Openbare Administratie ; Expeditie ; Verzekeringen ; – Graduaat SecretariaatsmanagementTalen met keuzerichtingen : Bedrijfstolk, Bedrijfsvertaler, Secretariaat-Talen. Paramedisch Onderwijs – Graduaat Ziekenhuisverpleging ; – Graduaat Sociale Verpleging.

— In het kader van de Europeanisering van het onderwijs wordt in 1990 een herstructu­ rering van het provinciaal hoger onderwijs van het korte type doorgevoerd dat vanaf dan de volgende structuur zal kennen : Economisch Onderwijs – Graduaat Bedrijfsmanagement met keuzerichtingen : Bedrijfsmanagement ; Boekhouden-Accountancy ; Boekhouden-

— Het besluit van 8 mei 1990 voert een grondige herstructurering door in het normaalonderwijs : per net/provincie kan, tenzij het leerlingenaantal aan de mini­ mumnormen beantwoordt, in de toekomst slechts één normaalschool blijven bestaan. Zo kan de Gentse stedelijke normaalschool met een leerlingenpopulatie die onder de minimumnorm ligt, verder werken, maar moet de Rijksnormaalschool in St. Niklaas worden afgeschaft.

— Onder impuls van rector prof. dr. Leon De Meyer worden in 1991 enkele overeen­ komsten afgesloten tussen enerzijds de Universiteit Gent en anderzijds de Indu­ striële Hogescholen BME en CTL, het KMC en de KASK. Deze overeenkomsten passen binnen de bepalingen die werden opgenomen in het decreet betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap van 12 juni 1991. De memorie van toelichting stelt dat : op tal van domeinen (…) samenwerkingsovereenkomsten mogelijk (zijn) met andere instel-

lingen, onder meer met de instellingen van het hoger onderwijs van het lange type. Deze samenwerking kan verschillende vormen aannemen zoals het gezamenlijk aanwenden van de sociale voorzieningen voor de studenten, het ter beschikkingstellen van wetenschappelijke en andere infrastructuur voor gezamenlijk projectmatig onderzoek, het gezamenlijk tewerkstellen van onderwijzend of wetenschappelijk personeel, het creëren van bruggen tussen de twee soorten onderwijstypes, … Verder bepaalt dit decreet ook dat het Universitair Centrum Antwerpen en de

165

fig. 165  Op 2 oktober 1989 wordt het academiejaar 1989 – 1990 van de IHRBME plechtig geopend in de Gotische Zaal van het Brugse stadhuis. Na een verwelkom­ ing door adjunct-directeur P. Ampe en een openingstoe­ spraak door burgemeester F. Van Acker, neemt de rector van de VUB het woord. Rector Locufier’s rede draagt de titel Universiteit-Industriële Hogeschool : één strijd. Ook A. Van Overberghe, directeur van de hogeschool en P. Steen­ haut, voorzitter van de ARGO nemen het woord. Tijdens de academische zitting wordt een samenwerkingsakkoord met de Hogeschool Eindhoven en met de Hogeschool Utrecht plechtig ondertekend.

1989

KRONIEK

199


Gentse universiteit omgevormd worden tot openbare instellingen met rechts­ persoonlijkheid. Naast een aantal bestuur­ lijke hervormingen wordt ook een ingrij­ pende naamsverandering doorgevoerd : de Rijksuniversiteit Gent (RUG) wordt Universiteit Gent (UGent). — De Erasmushogeschool wordt gevormd door een fusie van de Administratieve en Economische Hogeschool met de Hogeschool voor Vertalers en Tolken. De nieuwe entiteit wordt ondergebracht in de ARGO. Directeur Herman Vermeylen van de Hogeschool voor Vertalers en Tolken wordt hoofd van de nieuwe hogeschool en wordt bij­ gestaan door twee adjunct-directeurs : Jos Terwecoren 255 voor Bestuurs- en Handelswetenschappen en Willy Bultereys voor de Vertalers en Tolken. De Erasmushogeschool beslist geen avondcursussen eerste kandidatuur meer te organiseren en het avondprogramma jaar na jaar af te bouwen. Het instituut, dat sinds zijn ontstaan een zuivere avondschool was, zal zo binnen vijf jaar volledig om­ gevormd worden tot een dagschool.

1992

200

— Op 23 oktober 1992 overhandigt de Ambtelijke Commissie, opgericht bij artikel 33 van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeen­ schap, haar rapport aan minister van Onder­

— Op 30 juni 1991 studeren de laatste studenten architectuur af aan het Hoger Architectuurinstituut De Bijloke. De afde­ ling binnenhuisarchitectuur blijft verder bestaan als een niet-geklasseerde afdeling en zal, na de invoering van het hogescho­ lendecreet van 31 juli 1994, een driejarige opleiding Interieurvormgeving van het korte type worden, nu professionele bachelor. Bij de vorming van de Hogeschool Gent zal zij opgaan in het departement Architectuur, Audiovisuele en Beeldende Kunst Academie. De afdeling Stedenbouw wordt onderge­ bracht in het onderwijs voor sociale pro­ motie (avond – en weekendonderwijs). — In de Academie wordt de afdeling Fotografie-Film gesplitst in twee autonome afdelingen Fotografie enerzijds, Film ander­ zijds. De afdeling Toegepaste grafiek wordt in drie afzonderlijke entiteiten opgedeeld : Grafische Vormgeving, Driedimensionale vormgeving en Mode- en Textielontwerp. — Indus 40 ste jg, nr 2 van december 1991 kondigt aan dat in de afdeling Marketing concrete initiatieven uitgewerkt worden om aan het Erasmus-programma deel te nemen. wijs Luc Van den Bossche256. De commissie stelt een binair systeem binnen het hoger onderwijs voorop, waarbij studenten vanaf dan ofwel aan de universiteit ofwel aan één soort hogeschool zouden studeren en er niet

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


langer een versplinterd onderwijsaanbod is. Deze commissie, samengesteld uit onder­ wijsexperts 257, stelt hiervoor een schaalver­ groting binnen het hoger onderwijs buiten de universiteit voor. Die schaalvergroting zal zich op twee niveaus moeten ontwikkelen : op het niveau van de inrichtende machten, waarbij fusie tussen het officieel en het ge­ subsidieerd onderwijs wordt vooropgesteld, en op het niveau van de opleidingen, waar er normen voor opleidingen moeten komen zodat deze die de normen niet halen niet langer gefinancierd worden. In zijn beleidsnota pleit de minister daarenboven voor een beheersing van het aanbod. De Ambtelijke Commissie formuleert ook adviezen betreffende de financiering van de instellingen die een grotere auto­ nomie en verantwoordelijkheid moeten krijgen. Zo ziet zij de financiering forfai­ tair (waarbij de overheid niet langer als derde betaler fungeert), globaal (personeel en werking, exclusief de investeringen) en objectief (rekening houdend met het aan­ tal studenten en met de kostprijs van de opleiding). De uitgetekende enveloppen­ financiering wordt als een herschikking van de middelen omschreven, niet als een besparingsoperatie. Het rapport, dat zowel het personeels­ statuut, het beleid en het bestuur als de problematiek van de infrastructuur, de controle door de overheid en de kwaliteits­ controle behandelt, betekent een radicale

166

1990

167

breuk met het verleden. De erin vervatte elementen vormen de basis voor het de­ creet van 1994. — In 1992 lanceert minister Van den Bossche, in afwachting van een definitieve regeling, experimenten met betrekking tot de sociale voorzieningen in het niet-univer­ sitair hoger onderwijs. Hierbij reageert hij op de verzuchtingen van het niet-universi­ tair onderwijs, dat de ongelijke behande­ ling tussen universiteiten (voor welke de sociale middelen al op 3 augustus 1960 bij wet geregeld waren) en het HOBU al jaren aan de kaak stelt en het advies van de SERV van 10 juni 1991 258, dat de noodzaak van een gelijkwaardige behandeling van de studenten van de drie sectoren (universiteiten, HOLT en HOKT) o.m. inzake sociale voorzieningen vooropstelt. De experimenten die in verschillende regio’s ontwikkeld wor­ den, groeperen noodgedwongen niet alle studenten, ook ten gevolge van de dan be­ perkte beschikbare middelen. Wel vormen hun verschillende innoverende werkwijzen, zoals de eventuele netoverschrijdende aan­ pak, de basis van een definitieve wettelijke regeling van de sociale voorzieningen voor alle studenten van het HOBU. Het Regionaal Netwerk Gent (RNG) – Student in Gent, dat op 10 juli opgericht wordt, is één van die netoverschrijdende experi­ menten en groepeert twaalf hogescholen die samen 12.000 studenten vertegenwoor­

1990

KRONIEK

fig. 166  Bibliotheekgids Hogeschool voor Vertalers en Tolken. fig. 167  Leden van de Vereniging voor afgestudeer­ den van de Stedelijke Institu­ ten voor Paramedische Beroe­ pen halen herinneringen op in Het boek der Verganghene Jaeren (1965 – 1990).

201


168

1991

fig. 168  Onder impuls van rector Prof. dr. Leon de Meyer worden in 1991 door de Universiteit Gent samen­ werkingsovereenkomsten afgesloten met de Industriële Hogescholen BME en CTL alsook met het Koninklijk Conservatorium en de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten.

202

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


digen, twee van het Gemeenschapsonder­ wijs, twee van het stedelijke net, twee van het provinciale net en zes instellingen van het vrij onderwijs 259. Ze worden door twee afgevaardigden per deelgroep (vertegen­ woordigers van de inrichtende macht(en), en van de studenten) vertegenwoordigd in de raad van bestuur die voorgezeten wordt door Paul Van Hauwermeiren. Bij opmaak van een inventaris van de bestaande sociale voorzieningen in de participerende instellingen wordt vast­ gesteld dat : – er in alle instellingen in meer of mindere mate tekorten zijn op het vlak van de soci­ ale voorzieningen ; – er een grote heterogeniteit in de be­ staande sociale voorzieningen bestaat, afhankelijk van het studiegebied, de organiserende inrichtende macht, het onderwijsniveau, de aard van onderwijs­ opleiding, de vestigingsplaats binnen de agglomeratie, … – een groot gedeelte van de sociale voor­ zieningen gefinancierd wordt met midde­ len die hiervoor niet aangewezen zijn (o.a. werkingstoelage of opbrengsten cafetaria). Het RNG ontwikkelt zowel een sterke centrale werking betreffende huisvesting, sport en cultuur, juridisch advies als een decentrale werking, namelijk in de instel­ lingen zelf. In het kader van dit laatste kunnen aan de hogescholen zogenaamde trekkingsrechten (tot 3000 frank of € 75

169

per student) toegekend worden. Met deze trekkingsrechten kunnen de instellingen eigen initiatieven ontwikkelen op het vlak van de pedagogische en de psychosociale begeleiding en de sociale diensten 260. De Universiteit Gent wordt in een principeak­ koord bevoorrecht samenwerkingspartner. Het RNG zal twee academiejaren actief zijn. — Op 28 april 1992 wordt het officiële einde van ADECHO door de algemene vergadering beslist. — De studentenraad van de Provinciale Hogeschool voor Vertalers en Tolken klaagt het nijpende lokalentekort aan : op 25 november organiseert de raad een staking (en betoging) voor meer ruimte en betere tolkapparatuur. — Fernand Vanderheeren, die sinds 1980 directeur was van het Stedelijk Hoger Instituut Paramedische Beroepen, volgt Trees Duym op als directeur van het Stedelijk Hoger Instituut Sociale en Pedagogische Studiën in Gent. Hij verhuist de pedago­ gische opleidingen vanuit de Tweebruggen­ straat en bestuurt beide instellingen. — Het deeltijdse kunstonderwijs, een aparte instelling onder dezelfde directie als het hoger onderwijs, wordt volledig afge­ splitst van KASK en HAISG onder de naam Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten.

1990

KRONIEK

fig. 169  Het provinciaal onderwijs heeft steeds bijzonder belang gehecht aan het organiseren van sportmanifestaties voor haar leerlingen / studenten. Ook het HIVET laat zich in deze niet onbetuigd  !

203


(…) Hier ligt het uitgangs­ punt van mijn streven naar schaalvergroting in het HOBU. De term schaalvergroting wordt in het huidige onder­ wijsbeleid zeer vaak ge­ bruikt, soms zelf misbruikt. Wil men over schaalvergro­ ting kunnen spreken, op een verantwoorde en geloofwaar­ dige wijze, dan moet er uit­ gegaan worden van een visie. Deze visie moet vertrekken vanuit het definiëren van het eindproduct, het resultaat dat men wenst te bereiken. Het bekomen van dit re­ sultaat is slechts moge­ lijk wanneer ook de direct betrokkenen de visie kennen en gemotiveerd zijn om aan verandering te werken. Hoe duidelijker de visie en de mogelijke gevolgen van de verandering zijn hoe groter de kans op slagen is. Op dit ogenblik wordt er intensief gewerkt aan de opbouw van een duidelijke visie over schaalvergroting. De eindfase is nog niet bereikt en u mag hier dan ook geen ‘afgewerkt eind­ product’ van mij verwachten. Vertrekkende vanuit een visie op lange termijn is het duidelijk dat er nieuwe relaties moeten ontstaan tussen de verschillende vormen van hoger onderwijs in Vlaanderen. Het univer­ sitaire, het hoger onderwijs

170

204

van het lange en het korte type en ook het hoger onder­ wijs voor sociale promotie kunnen niet blijven bestaan als geïsoleerde entiteiten die vooral zichzelf in stand willen houden. Elk van deze onderwijs­ niveaus heeft een eigenheid die zich vertaalt in het programma, de eindtermen, het beroepsprofiel, de onder­ wijsvorm en de studentenpo­ pulatie. Deze eigenheden moeten er­ kend en herkend worden zodat we kunnen ophouden met te investeren in concurentie­ systemen en in overlappingen die alleen maar onduidelijk­ heid veroorzaken. Een multidisciplinaire en niveau – overschrijdende schaalvergroting moeten kun­ nen leiden tot het verbreken van isolement en kan al­ leen maar bijdragen tot een uitwisseling die ook nieuwe perspectieven kan openen. Het kan een verruiming zijn die wellicht van een onbe­ kende, misschien zelfs onge­ naakbare buur een nabije en aanspreekbare collega maakt. Om een degelijk hoger onderwijs te realiseren is een regionale centralisa­ tie noodzakelijk. Het groot aantal instellingen in het hoger onderwijs geeft een versnippering aan midde­ len en mogelijkheden. Het is, gezien de studentenpo­ pulatie, niet echt noodza­ kelijk dat men om de hoek

de gewenste opleiding hoger onderwijs kan vinden. Schaalvergroting moet be­ tekenen dat de middelen efficiënter en rationeler kunnen beheerd worden. Het spreekt voor zich dat een aantal ondersteunende taken voor een grotere gemeenschap kunnen georganiseerd worden en daardoor minder kosten. De vrijgekomen mankracht kan aanleiding geven tot de introductie van nieuwe op­ drachten en taken. Hier lig­ gen zeker mogelijkheden om een degelijk middenkader te creëren dat in managementop­ drachten wordt ingeschakeld. Een concentratie van de opleidingen zal een sta­ biliserend effect hebben naar de financiële middelen en het personeelsbestand. Bij multidisciplinaire en niveauoverschrijdende schaalvergroting zal er een kans bestaan dat opleidin­ gen mekaar “ondersteunen”. Hierdoor kunnen tijdelijke malaises opgevangen worden zonder dat er ingrijpende wijzigingen moeten gebeuren. Vanuit deze visie moet een actieplan uitgewerkt worden dat toelaat op bewuste, sys­ tematische en doelgerichte wijze de schaalvergroting te realiseren. (…) Luc Van den Bossche Opening academie­ jaar Industriële Hogescholen B.M.E. en C.T.L. 1 oktober 1992 Internationaal Congrescentrum Gent

fig. 170  De Industriële Hogescholen BME en CTL organiseren een gemeen­ schappelijke plechtige ope­ ning van hun academiejaar.

1992

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


1993

Omdat het besef toeneemt dat samenwer­ king niet alleen onafwendbaar is maar ook ten gronde voor allen samen een meer­ waarde kan betekenen, starten de directies van de Oost-Vlaamse hogescholen in 1993 met een regelmatig overleg onder de naam HOGO (Hoger Onderwijs Gemeenschaps­ onderwijs). Vanaf februari 1994 wordt overigens intensief samengewerkt en nagedacht over een mogelijke schaalvergroting. Ook de raden van bestuur en de pedago­ gische colleges, waarvan de voorzitters regelmatig overleg plegen, worden in deze denkoefening betrokken. Samenwerking gebeurt op dat ogenblik alleen vanuit de eigen autonomie, aangezien wettelijke bepalingen fusies quasi onmogelijk maken – tenzij met verlies van middelen – en al helemaal geen netoverschrijdende fusies toelaten. De samenwerking bestaat bij middel van een overlegkoepel die geza­ menlijke initiatieven initieert en organi­ seert waarbij een aantal demarches op elkaar worden afgestemd. Duidelijk voor de buitenwereld zichtbaar is bijvoorbeeld de gemeenschappelijk gehouden plechtige opening van het academiejaar. Op de hoogte van de ministeriële plan­ nen om tot een herschikking binnen het hoger onderwijs over te gaan en op basis van heel wat (wilde) geruchten, ageren her en der studenten en personeel. Bij de opening van het academiejaar op 5 oktober uiten personeelsleden van BME

en CTL hun ongenoegen : zij vrezen voor een groeiende invloed van de politiek binnen de structuren van de geplande nieuwe instelling, stellen zich vragen met betrekking tot hun statuut en maken zich grote zorgen over een mogelijke uitbrei­ ding van de werklast (en een inkrimping van vakantieperiodes). Studenten van vooral BME reageren dan weer tegen de mogelijk bestaande plannen om het officieel hoger onderwijs in twee hogescholen onder te brengen waarbij de bestaande BME-opleidingen over beide instellingen gespreid zouden worden. Ongeveer 800 studenten stellen op 14 oktober 1993 de vermeende politisering van de nieuwe hogescholen aan de kaak en eisen meer inspraak binnen de nieuw te vormen bestuursorganen. Ook elders in het land wordt her en der gereageerd : zo komen de regenten onder andere in Antwerpen, Heverlee en Leuven op straat tegen een vermeende herziening (inkrimping) van hun onderwijsbevoegd­ heid en wordt op 29 november in Hasselt de vergadering van de Limburgse Provin­ cieraad enkele uren lamgelegd (waarbij het zelfs tot een confrontatie met de politie komt) omdat personeel en studenten zich verzetten tegen de dan mogelijkerwijze geplande fusie van het provinciaal onder­ wijs en het gemeenschapsonderwijs.

KRONIEK

205


1994

— Een eerste ontwerp van decreet op het hoger onderwijs wordt in maart 1994 van de tafel geveegd door de Vlaamse Liberalen en Democraten (VLD), die niet bereid zijn de noodzakelijke tweederdemeerderheid te leveren voor een aanpassing van het bijzon­ der decreet op de ARGO dat een decreet op het hoger onderwijs voorafgaat. Struikel­ blokken zijn onder andere de minimum­ bevolkingsnormen van scholen binnen een gegeven gemeente, het niet verplichten van netwerkoverschrijdende samenwerking en enkele politieke benoemingen van topfunc­ ties aan de nieuwe hogescholen. Uiteraard is de sfeer van weerstand, die sinds 1993 en ook nog in 1994 bij grote groepen per­ soneel en studenten aanhoudt, een vrucht­ bare bodem voor dit verzet. — Uiteindelijk worden enkele (politieke) ak­ koorden bereikt en zal het decreet op het Ho­ ger Onderwijs buiten Universiteit van 13 juni 1994 tot gevolg hebben dat de 164 Vlaamse instellingen voor hoger onderwijs buiten universiteit tot 29 hogescholen fuseren 261. In Oost-Vlaanderen zijn zowel de stad Gent als de ARGO bereid één Vlaamse Auto­ nome Hogeschool te vormen. De stad Gent vertrekt bij deze onderhandelingen vanuit een eerder ongunstige positie. In 1994 telt haar hoger onderwijs 1723 studenten 262 terwijl er, om decretaal in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld infrastructuursub­ sidies, minimaal 2000 studenten vereist zijn.

206

Ook heeft de stad Gent een ruim maar eerder verouderd gebouwenbestand en heeft ze, in het hoger onderwijs, een surplus van 36 per­ soneelsleden. Die zijn weliswaar benoemd door de gemeenteraad maar niet gesubsidi­ eerd door de Vlaamse Gemeenschap. Toch kan de stad Gent in de nieuwe hogeschool enkele opleidingen inbrengen – audiovisuele en beeldende kunsten, interieurvormgeving, sociaal-agogisch werk, kinesie- en ergo­ therapie – die het Gemeenschapsonderwijs niet aanbiedt en die de nieuwe Vlaamse Autonome Hogeschool tot de meest volledige van de Vlaamse Gemeenschap kunnen doen uitgroeien. De fusie wordt vanaf het najaar 1994 voorbereid door een aantal werkgroe­ pen van de inrichtende machten en uit­ein­ delijk slaagt de stad Gent erin een vergelijk uit de brand te slepen dat, voornamelijk wat de gebouwen en het personeel betreft, voor beide partijen aanvaardbaar is. — Vanaf november 1994 voegen de directies van de stedelijke hogescholen zich bij de betrokken ARGO-directies 263 zonder daartoe expliciet mandaat te hebben gekregen van hun respec­tievelijke overkoepelende inrichtende machten, maar vanuit de bezorgdheid voor de korte implementatieperiode van de HOBU-decreten en vanuit een gevoel van betrokkenheid bij de voorbereiding en uitbouw van de VAH hebben zij initiatieven genomen, visies ontwikkeld, voorstellen geformuleerd en inventariseringen doorgevoerd die de

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


opstart en de uitbouw van de VAH mogelijk moeten maken en ondersteunen 264. Verschillende technische werkgroepen gaan van start, waar elke instelling haar specialisten naar afvaardigt, zoals internationalisering (op 30 november), pr-beleid (op 5 december), financiën (op 7 februari 1995) alsook sociale voorzieningen infrastructuur, inwendig reglement, personeelsadministratie, inschrijvingsgelden, … In het voorjaar van 1995 wordt Exploot, een gezamenlijke pu­blicatie van alle betrokken hogescholen waar al hun studierichtingen in vermeld worden, bij 30.000 potentiële studenten over Vlaanderen verspreid. De directies formuleren ook suggesties voor een naam en komen op 8 december 1994 tot het gemeenschappelijke voorstel Hogeschool Gent in plaats van het eerder gelanceerde Plateau – Hogeschool OostVlaanderen.

Van de HOBU-instellingen wordt verwacht dat zij elk een vzw oprichten die paritair (personeel – studenten) bestuurd wordt en dat zij de sociale middelen zullen beheren waar elke vzw volgens het aantal studenten van de onderwijsinstelling recht op heeft, namelijk 3000 frank [€ 75] per student. In de optiek verder netoverschrij­ dend te kunnen werken, start in OostVlaanderen een netoverschrijdende koepel, de vzw SOVOREG, waar de stedelijke onder­ wijsinstellingen en de instellingen van het Gemeenschapsonderwijs lid van worden. Parallel worden gesprekken met het pro­ vinciaal en het vrij onderwijs gecontinueerd om de netoverschrijdende aanpak uit te breiden. Deze pogingen stranden.

— Gekoppeld aan het einde van de experi­ menten sociale voorzieningen die in 1992 gelanceerd werden, zoals het Regionaal Netwerk Gent, wordt in 1994 een eerste (ernstige) inhaalbeweging voor alle studen­ ten van het niet-universitair hoger onder­ wijs in het hogescholendecreet opgenomen.

— Jos Terwecoren en Colberte Van Auden­ hove worden aangesteld als waarnemend directeur van respectievelijk de Erasmushogeschool en het Stedelijk Hoger Pedagogisch Instituut. Beiden zullen in de Hogeschool Gent vooraanstaande functies vervullen.

(…) Wat de roeping van het hoger onderwijs betreft kan men zich niet beperken tot de slogan  : Napoleon is dood, leve Van den Bossche  ! Einde

— De proefhoeve in Merelbeke wordt verlaten en voor de eerste maal worden de velden in Bottelare bewerkt 265.

van het centralisme, deregu­ lering brengt alle heil. Wat het hedendaags ho­ ger onderwijs betreft, heb ik tot mijn spijt moeten

KRONIEK

vaststellen dat het bon ton is spreken over on­ derwijsmanagement dat al te vaak wordt herleid tot het uitzoeken van optimale

207


organisatie in communica­ tiekanalen  ; tot het verho­ gen van studentenaantallen, responsabilisering van de beheersorganen, doorspekt met de termen kwaliteits­ verbetering tegen betaalba­ re prijzen. M.a.w. het doel wordt voor de overheid zeer vaak beperkt tot budgetbe­ heersing. Ik zou er iets willen aan toevoegen. Een belangrijke en zeker toekomstige taak voor de raad van bestuur van deze hogeschool, lijkt mij de verantwoordelijkheid inzake beheer en wijzing van de leercultuur en persoonlijk­ heidsvorming. De huidige samenleving met zijn niet gelokaliseerde angst, met sedert de recessie opge­ pepte prestatiedrang en concurrentie is de leidraad voor een te kortzichtig on­ derwijsbeleid dat enkel tot egocentrisme en bescherming van het individuele be­ lang leidt. De toekomstige beleidsdragers en docenten van de hogeschool moeten zich terdege vergewissen van de onderwijskundige meerwaarde die wij allen verwachten van een multi­ disciplinaire gefuseerde hogeschool. Ikzelf en veel van mijn collega’s leerkrachten en directieleden behoren tot de verwende generatie van 60  ; de voorbereiding van de flower-power en de bossen

208

die tot in de hemel groei­ den. Het budget van onder­ wijs was onuitputtelijk, steeds nieuwe scholen, splitsingen en afdelingen rezen uit de grond. Voor velen is en zal dit onder­ wijsbeleid van de hogescho­ len een breuk betekenen, die we tot op heden voor ons konden uitschuiven. Wij zijn echter geen voor­ standers van een kind met badwaterevolutie. De zeven hogescholen266 zijn historische opvolgers van prestigieuse instel­ lingen. De industriële hogescholen BME en CTL zijn marktleiders in de wereld van de industriële ingeni­ eurs. De traditionele waar­ den waarvoor deze scholen thans staan moeten voort­ gezet worden op een nieuw forum. Het is in te spreken van een razendsnelle veran­ derende maatschappij en dit is zeker zo op technisch en cognitief terrein. Daarnaast wordt onze toekomst bepaald door een reeks universele maatschap­ pelijke of persoonlijke waarden, die een wezen­ lijk onderdeel vormen van de persoonlijkheidsvorming en eveneens moeten geleerd worden. Niet in het minst in het hoger onderwijs. Creativiteit, ethisch denken, verantwoordelijk­ heidszin, aanpassingsvermo­ gen, m.a.w. leerdoelstel­ lingen die in de sfeer van

de persoonlijkheid thuisho­ ren zullen maatschappelijk meer en meer worden gewaar­ deerd. Ook de nijverheid onderkent thans deze kwali­ teiten als functioneel voor het bedrijfsleven. Geleerd­ heid alleen volstaat niet langer om sociaal te kun­ nen functioneren. Wij zijn voorstander van een ethisch en sociaal gestuurd intel­ lectualisme. Indien deze hogeschool het zal maken, zal dit het gevolg zijn van een verstandig verande­ ringsbeheer van alle perso­ neelsleden. Dit impliceert het inzetten van het com­ plete kapitaal aan mense­ lijke mogelijkheden en de zekerheden van onze tradi­ tionele waarden. Zij die de nieuwe taken enkel afmeten aan de voor­ bij geleverde inspanningen of berusten op de voorbije status en titels of verwor­ ven voorrechten zullen het conservatieve beeld in het hoger onderwijs versterken, maar zeker niet bijdragen tot de kwalitatieve uit­ straling van een moderne hogeschool. De beleidsmatige revolu­ tie zit hem niet alleen in nieuwe functies en taken of het nieuwe personeelskader. De leraar wordt niet be­ ter door de gratie van zijn nieuwe lectorentitel en de docent wordt niet geniaal in een nieuwe personeels­ formatie. De minister noemt

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


dit alles een afwachtende houding die vlug zal worden afgestraft en wij hebben dit begrepen. In Oost-Vlaanderen zijn docenten en beleidsverant­ woordelijken van de zeven hogescholen van het gemeen­ schapsonderwijs de initi­ ële fase van de fusie reeds voorbij. Op het ogenblik dat wij de indruk had­ den dat zelfs de minister de moede armen liet zak­ ken werd in Gent beslist er iets van te maken. Hoe het

1995

decreet Van den Bossche het ook mocht vergaan. Van­ daar o.a. deze gezamenlijke opening als teken van onze vaste wil tot samenwerking. Mij valt geachte stu­ denten, collega’s, leer­ krachten, dames en heren, het bijzonder genoegen te beurt het academiejaar min één plechtig voor geopend te verklaren. In Aalst, Gent en Melle. Ik wens de studenten en de docenten en alle collega’s een prettige en nuttige werksfeer in hun

— Hoewel overtuigd van de noodzaak tot fusie en ook loyaal in de samenwerking, uiten de directies van de stedelijke onder­ wijsinstellingen hun bezorgdheid over de stijl van de fusiegesprekken die overwe­ gend gedomineerd worden door de ARGObedrijfscultuur. De directies schrijven op 13 februari : een niet onaanzienlijk aantal spanningen resulteren wellicht uit het feit dat het stedelijk onderwijs pas in een latere fase bij de nu lopende besprekingen betrokken werd, dit is het gevolg van een stedelijke beleidsvisie geweest waarvoor nu of in de toekomst, bezwaarlijk, nog gevolgen kunnen gedragen worden en toch ervaren wij onszelf niet alleen numeriek maar ook kwalitatief als tweederangs. Dit is geen goeie start : alle personeelsleden moeten zich volwaardige personeelsleden van de nieuwe hogeschool kunnen voelen en er ook hun tot op nu be-

171

respectieve hogescholen  : small and beautiful en in de hogescholen van Oost-Vlaanderen  : big and succesful. Guy Maes Directeur Tuin­ bouwschool Melle Plechtige ope­ ning academiejaar 1994 – 1995 5 oktober 1994 Congreszaal I.C.C. Gent

staande bedrijfscultuur, weze het ten dele, in kunnen herkennen. — De fusie tussen gemeenschapsonderwijs en stedelijk onderwijs komt in gevaar door een meningsverschil over de voorzitter van de raad van bestuur van de te vormen hogeschool : zowel de stedelijke overheid als de ARGO eist die functie op. Personeel en studenten van het stedelijk onderwijs panikeren enigszins. Geen fusie betekent een gevaar op afbouw van het hoger ste­ delijk onderwijs, gezien het onvoldoende aantal studenten en de te beperkte stede­ lijke middelen om zonder subsidies zijn hoger onderwijs op kwaliteitsvolle manier in stand te houden. De patstelling houdt enkele dagen aan, waarna de ARGO beslist te forceren en vooropstelt dat, akkoord of niet, de onderwijsinstellingen van het

fig. 171  De Koninklijke Oud-studentenbond van de Hogere School voor Gistings­ bedrijven en van de afdelingen Brouwerij & Gistingsbedrijven en Biotechnologie van de Industriële Hogeschool van het Gemeenschapsonderwijs CTL publiceert een (tweetalig) Gedenkboek ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de vereniging.

1994

KRONIEK

209


gemeenschapsonderwijs vanaf 19 maart tot een fusie overgaan. Op 14 maart hebben afgevaardigden van studenten en personeel een onderhoud met Fientje Moerman 267, schepen van Onder­ wijs, die bij haar standpunt blijft. Op 15 maart lichten de actievoerders daarover de pers in. Paul De Vylder, lesgever aan de KASK, reageert tijdens de persconferentie op het standpunt van de aanwezige schepen dat voor het personeel en de studenten des­ noods een kabouter voorzitter kan worden op voorwaarde althans dat de fusie door­ gaat. De volgende dag trekken studenten en personeel naar Peter Steenhaut, voorzitter van de centrale raad van de ARGO, en naar Luc Van den Bossche, minister van Onder­ wijs. Onderweg van de een naar de andere kruisen ze in het Warandepark de eerste minister, Jean-Luc Dehaene, bij wie ze hun hart luchten. Een laatste brief van het personeel en de studenten van de stede­ lijke hogescholen stelt het scherp : Zoals u weet is het Griekse woord voor struikelblok : skandalon, een woord met een niet mis te verstane etymologische scherpte. Skandalon of, zoals wij dat noemen, schandaal, zou het inderdaad zijn, moest onze eigen inrichtende macht zich omkeren tot destructieve macht. Daarom vragen wij u, deze keer persoonlijk, Mevrouw de Schepen, of het vasthouden aan het door u geambieerde mandaat dergelijk ongeloofwaardig resultaat zou mogen opleveren. Daarom vragen wij u, deze keer

172

210

1994

persoonlijk, Mijnheer de Burgemeester, of de compromissen eigen aan een coalitiepolitiek, zover zouden kunnen leiden, dat zij datgene wat zij geacht worden te besturen en te beschermen, onherroepelijk zouden vernietigen. Dezelfde dag trekken de studenten in optocht door de stad met afbeeldingen en beelden van kabouters en sneeuwwitjes of zelf zo verkleed. Op de trappen van het stadhuis verklaart schepen Moerman dat er een vergelijk gevonden is. Voorzitter van de Hogeschool Gent wordt de onafhankelijke voormalige schepen, Frans Verheeke 268, ondervoorzitter wordt mevrouw Moer­ man. Het personeel schrijft nog dezelfde dag een dankbrief aan de beslissingnemers en meldt dat ze de Orde van de Kabouter (opricht) waarvan wij beslissen u erekabouter te maken (Mevrouw Moerman wordt, uiteraard, uw en ons Sneeuwwitje). We willen ook in de komende jaren (…) deze traditie – samen met u – in ere houden 269. Wat uiteraard niet gebeurde ! Het Oost-Vlaams Provinciaal Hoger Onderwijs wordt verenigd in één instel­ ling, de Mercator Hogeschool. Paul Van Hauwermeiren 270, toenmalig directeur van het Provinciaal Instituut voor Vertalers en Tolken, wordt er algemeen directeur. Deze hogeschool zal in 2001 fuseren met de Hogeschool Gent. — De Autonome Hogeschool Gent wordt een fusie van twaalf instellingen : zeven ARGO-

fig. 172  De velden van de proefhoeve in Bottelare worden in 1994 voor de eerste maal bewerkt. fig. 173  Bij de (kortston­ dige) fusieperikelen, aanvang maart 1995, nemen de direc­ ties van de dertien betrokken hogescholen een gemeen­ schappelijk standpunt in. Zij vragen hun inrichtende machten (ARGO en de Stad Gent) om zonder verwijl het samenwerkingsverband dat tot de vorming van de Hoge­ school Gent moet leiden, te bekrachtigen. fig. 174  Studenten en personeel van de vijf stede­ lijke instellingen hoger onderwijs maken zich zorgen dat de voorziene fusie niet zou plaatsvinden.

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

fig. 175 a–b  Op 17 maart wordt het geschil beslecht en de fusie van de instellingen van het hoger onderwijs van de ARGO en de Stad Gent beslist. De krant De Gentenaar van de volgende dag, maakt hier melding van alsook van de ludieke actie die de stu­denten voerden om hun standpunt bekend te maken aan de Gentse politiekers. Na (goede) afloop richten studenten en personeel samen de (efemere) Orde van de Kabouter op.


173

175 a

1995

174

1995

175 b

KRONIEK

1995

1995

211


hogescholen en vijf stedelijke. Er worden elf departementen gevormd. Zij volgen, ge­ trouw aan de filosofie van het decreet, niet de grenzen van de voormalige instellingen, wel die van de opleidingen die ze aanbie­ den. Zo is de fusie niet alleen een structu­ rele operatie maar ook een inhoudelijke. Twee departementen zijn een quasi exac­ te kopie van de voormalige hogescholen : – Het departement Bedrijfskunde HOHAN 271 Aalst, dat de opleidingen overneemt van het Hoger Economisch en Pedagogisch Instituut van het Gemeenschapsonderwijs. Hier wordt wel de scheiding tussen secundair onderwijs en hoger onderwijs voltrokken. Om aan de behoeften van de studenten tegemoet te komen, worden bepaalde afdelingen naar de Welvaartstraat verhuisd 272. – Het departement Muziek en Dramatische Kunst Conservatorium Gent, dat alle op­ leidingen overneemt van het voormalige Koninklijk Muziekconservatorium van het Gemeenschapsonderwijs. Het departement Architectuur, Audiovisuele en Beeldende Kunst Academie Gent wordt gevormd door de voormalige Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en het Stedelijk Hoger Architectuurinstituut De Bijloke, waarvan de opleidingen al in september 1994 onder één directie kwa­ men. De opleiding Stedenbouw wordt overgeheveld naar het Centrum voor Volwassenvorming van het Gemeenschapsonderwijs (CVO), De Avondschool 273.

212

Het departement Industriële Wetenschappen BME-CTL wordt gevormd door alle opleidingen van het lange type (opleidingen van twee cycli) van de voormalige Indu­ striële Hogescholen van het Gemeenschapsonderwijs BME en CTL. Ook wordt de eerste cyclus industriële wetenschappen, zoals die in Brugge en in Aalst worden aangeboden, in dit departement opgenomen. Het departement Technologie BME-CTL neemt op zijn beurt de opleidingen van het korte type van beide voormalige scholen over, met uitzondering van de opleidingen uit het studiegebied Handelswetenschappen en Bedrijfskunde, die ondergebracht worden in het departement Bedrijfskunde BME. Binnen het departement Technologie worden ook de opleidingen van één cyclus van de CTL op het grondgebied Aalst op­genomen. Het departement Biotechnologische wetenschappen, Landschapsbeheer en Landbouw wordt een fusie van de opleiding landschaps- en tuinarchitectuur, van de opleiding landbouw- en biotechnologie (één cyclus) van het Hoger Instituut voor Land- en Tuinbouw van het Gemeenschapsonderwijs en de opleidingen van het lange type bio­ techniek van CTL in Gent en Vilvoorde. Een splitsing tussen secundair en hoger onderwijs gebeurt binnen het HILT pas in 1995. Dan gaat het hoger onderwijs, voor een deel nog steeds in Melle, op in de Hogeschool Gent en begint het secundair onderwijs een autonoom bestaan als KTA

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


Tuinbouwschool Melle, een school die ook instaat voor het beheer van het domein. Het KTA, dat overigens de onvoorstelbaar rijke archieven van de Tuinbouwschool erfde, organiseert tuinbouwonderwijs voor jongeren van 12 tot 19 jaar. Het departement Lerarenopleiding wordt een fusie van opleidingen die door het stede­ lijk onderwijs en door het rijksonderwijs worden aangeboden. Alleen aan het stedelijk onderwijs, in het bijzonder aan het Stedelijk Hoger Instituut voor Pedagogische en Sociale Studie Eduard Anseele, worden opleidingen Technisch-Technologische opvoeding aange­ boden, hoewel de opleiding Kleding er in afbouw is. De opleidingen Kleuterleid(st) er en Onderwijzer(es) zijn gemeenschappe­ lijk en moeten dus in elkaar schuiven. Alle andere opleidingen – (regentaat) Algemene Vakken, Lichamelijke Opvoeding, Muzikale Vorming en Plastische Kunsten – worden alleen binnen het Hoger Instituut voor Pedagogisch en Sociaal Hoger Onderwijs van het Gemeenschapsonderwijs onderwezen. Ook het departement Sociaal-Agogisch Werk is een fusie van voorgaande onder­ wijsinstellingen, meer bepaald van oplei­ dingen die in beide netten onderwezen werden en die tot hetzelfde, door decreet omschreven studiegebied behoren : het sociaal werk aan het Stedelijk Hoger Instituut voor Pedagogische en Sociale Studie Eduard Anseele en de orthopedagogie aan de Normaalschool.

Blijven het departement Gezondheid Vesalius en het Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde over. Het departement Gezondheid Vesalius is een fusie van opleidingen van het voormalige Hoger Economisch en Paramedisch Instituut van het Gemeenschapsonderwijs met vesti­ gingen in Gent en Ronse, het Stedelijk Hoger Instituut voor Paramedische Beroepen, het Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale studie. Vesalius biedt onderwijs in logopedie en audiologie, laboratorium- en voedingstechnologie en secretariaatsbeheer (medisch secretariaat). Enkel dit departement biedt kinderverpleegkunde. Het stedelijk onder­ wijs organiseert van zijn kant als enige opleidingen in de fysische behandelingen. Het is vanzelfsprekend dat die diverse bestaande opleidingen blijven bestaan en dat de opleidingen sociale verpleegkunde en ziekenhuisverpleegkunde, die door beide netten aangeboden worden, er fuseren. Ook de opleiding ziekenhuisverpleegkunde/ soins hospitaliers in Ronse wordt in deze eerste fase van het fusieplan opgenomen. Aangezien de decreetgever echter bepaalde dat vestigingsplaatsen met minder dan tweehonderd studenten vanaf het acade­ miejaar 1999 – 2000 moeten worden afge­ schaft, wordt het Nederlandstalig hoger onderwijs in Ronse afgebouwd en verdwijnt de bloeiende Franstalige sectie in de mist 274. De dertiende hogeschool die aan de fusie deelneemt, is de Erasmushogeschool van

KRONIEK

213


het Gemeenschapsonderwijs uit Brussel. Zij vormt twee departementen binnen de nieuwe hogeschool : het departement Han­ delswetenschappen en Bestuurskunde en het departement Toegepaste Taalkunde. Op 25 augustus 1995 ondertekenen de Vlaamse Autonome Hogescholen van Brussel en Gent een protocol waarbij de fusie met de Erasmushogeschool geregeld wordt 275. Tijdens het academiejaar 1995 – 1996 zal aan de Hogeschool Gent gestart worden met beide eerste kandidaturen Handels­ wetenschappen en Bestuurskunde. Onder­ tussen zullen de tweede, derde en vierde studiejaren verder in Brussel worden inge­ richt. Ondertussen blijven de tweede, derde en vierde studiejaren doorlopen in Brussel, maar worden ze tegelijk afgebouwd. Gert Fabré 276 wordt er als exitmanager aan­ gesteld. De opleidingen Vertalers Tolken blijven binnen de VAH Brussel, die de naam Erasmushogeschool zal dragen en gevormd wordt door twaalf instellingen waarbij vier verschillende machten betrokken zijn. Op 31 mei 1995 ondertekenen Fientje Moer­ man, schepen van de Stad Gent en Peter Steenhaut 277, voorzitter van de ARGO, het In de marge, iets over pioniers Opvallend is het vast te stellen dat de geschiede­ nis van het onderwijs, ook

214

oprichtingsprotocol van de Hogeschool Gent, een openbare instelling met rechts­ persoonlijkheid (en dus onafhankelijk van onder­wijsnetten), in de Pacificatiezaal van het Gentse Stadhuis in aanwezigheid van talrijke prominenten en personeelsleden. Dr. ir. Guy Aelterman, tot dan directeur van CTL, wordt algemeen directeur van de nieuwe instelling. De raad van bestuur wordt samen­ gesteld op 30 mei uit 23 leden, onder voorzit­ terschap van dr. Frans Verheeke. De ARGO en de stad Gent duiden er twaalf aan 278 en het personeel (waarvan tachtig procent zijn of haar stem uitbracht) verkiest er acht. Drie leden worden verkozen door de studen­ ten (van wie slechts twintig procent deelnam aan de verkiezingen die in volle blok- en examen­periode georganiseerd werden). De nieuwe onderwijsinstelling wordt van overheidswege gefinancierd met 1,8 miljard frank [€ 45 miljoen] en telt 9000 studenten en 1500 personeelsleden. Zij biedt niet minder dan negentig opleidingen aan, waardoor zij de grootste Vlaamse Autonome Hogeschool wordt en in Vlaanderen de hogeschool met het grootste onderwijsaanbod. En zo begint op 1 september 1995 een nieuw verhaal !

van ons onderwijs een terra incognita is. En zoals veel onbekende gebieden is het bij ontdekking rijk, ver­ rassend en zelfs wonder­ baarlijk.

De ontwikkeling van het onderwijs is een net zo fantastische tocht als de ontdekking van onbekende continenten. Wat bezielde mannen als

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


Marissal, Van Houtte, Van den Hulle – die de eerste alarmkreet namens de brou­ wers slaakte – of Wannijn om in hun tijd met een school te beginnen? En, wat maakte dat zij koppig ver­ der gingen? Wat bezielde Fernand Van Ackere, Robert Vandepitte of André Van der Stricht, om zich, als buitenstaan­ ders toch, en los van hun dagelijkse besognes, zo onvoorwaardelijk voor een school in te zetten, en niet zo maar voor even maar wel zo lang zij leefden? En natuurlijk, ze werden ervoor betaald, maar al die scholen zouden niet geweest zijn wat zij zijn zonder de onbaatzuchtige inzet van hun personeel, hierin voor­ gegaan door directeurs als bijvoorbeeld Francis Coc­ quyt, Jean Delvin of Hen­ drik Reychler. En dit deden ze in omstandigheden, die wij ons nauwelijks kunnen voorstellen – zonder lopend water, zonder centrale ver­ warming, zonder elektrici­ teit, zonder informatie- of communicatietechnologie. Onderwijs is vandaag zo vanzelfsprekend geworden dat we nog amper stil staan bij al dat pionierswerk door mannen verricht. Maar, de vrouwen dan? In het Oost-Vlaams of­ ficiële onderwijs, waar­

176

over het hier gaat, zijn vrouwen steeds aanwezig geweest, zij het in den be­ ginne enkel als leerling of leerkracht in de normaal­ opleidingen. Zodra het om een gestructureerd aanbod ging, werden de meisjes of juffrouwen in afzonder­ lijke onderwijsinstellingen ondergebracht. In de nor­ maalscholen is het gemengd onderwijs slechts laat ingevoerd: in 1963 voor de (regenten in de) Rijksnor­ maalschool, in 1970 voor de Stedelijke Normaalschool. Meisjes konden zich vanaf 1863 aan de Nijverheid­ school inschrijven, in een uiteraard afzonderlijke richting: de bijzondere afdeling voor juffrouwen bij de teken- en schilders­ klassen. Het parallelle aanbod in de kunsten tus­ sen de Nijverheidsschool en de Academie is niet steeds 279 eenduidig  , maar werd in het begin van de twintig­ ste eeuw afgeschaft, waar­ door wellicht kan verklaard worden waarom het pas in 1905 is dat de vrouwen aan de Academie les mochten volgen. In 1911 werd er ook een cursus vrouwenkunsten georganiseerd, waar o.a. borduur- en juweelkunsten op het programma stonden. Ondertussen mochten meisjes aan de Nijverheids­ school vanaf 1888 de cursus elektriciteit volgen (tij­ dens de daglessen, avon­

midden jaren ’60

KRONIEK

dlessen waren voor hen ver­ boden). Wellicht werd dit de opening om er langza­ merhand toegang te krijgen tot alle opleidingen, al zal de aard van het onder­ wijs zelf en de plaats van de vrouwen in de maatschap­ pij er pas vanaf de tweede helft van de twintigste eeuw tot een consistenter vrouwelijke participatie leiden. Hierbij moet enigs­ zins onderscheid gemaakt worden voor het handelson­ derwijs, al kan ook dit té voortvarend zijn: bij de oprichting van de Aalsterse Rijkshoger Handelsinstituut voor Heren en Juffrouwen werd nog fier het gemengd karakter benadrukt en een historisch overzicht meldt dat het jarenlange de enige rijksschool van dat type in Vlaanderen zal zijn 280. In 1931 werd aan de KASK een eerste hoogeren gemen­ genden leergang voor de schilderkunst opgericht, pad dat al lang geëffend was aan het Conservatorium, al heeft dat wellicht ook te maken met het individu­ eler karakter van het daar verstrekte onderwijs. Maar ook Wannijn’s English Club was oorspronkelijk gemengd, al had dat meer te maken met het feit dat hij bij de start onderwijs voor volwassenen aanbood. Van zodra het om een gestructu­ reerd onderwijsaanbod ging en zeker wanneer in 1920

fig. 1976  Johan Daisne met drie van zijn directrices van de Stedelijke Normaalschool: de dames Vankenhove-De Wandel, Epsteins-Pieruccini en Devaere-Buysse.

215


het Provinciaal Handelsen Taalinstituut van start gaat, is er van gemengde instelling al lang geen sprake meer. Alle na WO II gestichte hogescholen waren van meet af aan gemengd, wat ove­ rigens niet wil zeggen dat ook de studentenpopulatie er gelijkwaardig verdeeld was of dat het lerarenkorps er een evenwichtig karakter vertoonde. De geesten waren er toen nog niet naar: toen in 1952 een tweede stu­ dentin zich aan het HIBH inschreef, meende ene Prof. Janssens nog dat vrouwen, gezien ze niet logisch kun­ nen denken, niet konden 281 slagen voor logica  . Het is ook in het normaal­ onderwijs dat we de eerste vrouwelijke lesgevers vin­ den, waaronder Thérèse Hof­ man die in 1844 aangesteld werd als ondermeesteres en in 1849 een particuliere meisjesschool – weliswaar ondersteund door het ge­ meentebestuur en erkend door de Staat – stichtte. In 1857 werden Joséphine Persyn en Elisa Vits de eerste vrouwelijke pianore­ petitoren aan het KMC. Ook in het handelsonderwijs, zoals gesticht door Jan Wannijn, speelden vrouwen een rol: Flavie Doorne, Ju­ liette Thijs, Marie Derycke gaven er les, zijn echtge­ note Valentine Stevens was

216

directrice van de meisjes­ afdeling. Odile Bourdon (1876 – 1960) stond Wannijn bij en werd vanaf de op­ richting van het Provinci­ aal Handels- en Taalinsti­ tuut belast met de directie van de meisjes. Zij werd er opgevolgd door Hélène De Clercq, later Yvonne Sudan. En ook de Provinciale Ver­ pleegsterschool van OostVlaanderen was meestal in handen van een vrouwelijke directie, al is dit kenmer­ kend voor de verzorgings­ sector. Het is allemaal niet zo vanzelfsprekend: we von­ den geen vrouwelijke on­ derdirecteurs, laat staan directeurs in de Nijver­ heidsschool (ook niet in de Handelsafdeling), geen aan de Tuinbouwschool, geen enkele aan het Con­ servatorium, geen aan de Rijksnormaalschool (ook niet na minister Vermey­ lens richtlijnen van 1969 m.b.t. coëducatie) wel aan de Stedelijke Normaalschool waar, met uitzondering van de eerste directeur ene heer Feycher, alle direc­ ties dames waren. We vinden ze wel terug in de typisch zachte sectoren: het pa­ ramedisch onderwijs van het Rijk met stichtster en jarenlange bezielster Dr. Hilda Proot-Cocquyt, zowel als aan de gelijkwaardige instelling binnen het ste­ delijk net met het tandem

Dr. Hilda Matthys-Colle en Nadia Hublé-Vankenhove, het sociaal onderwijs met stichtster Gerda De Bock en haar opvolgster Leopol­ dina Van Dyck en later nog Trees Duym. Schrijver dezes werd overigens, in 1989, de eerste vrouwelijke direc­ teur van een instelling voor hoger kunstonderwijs (de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten) en was er ook de eerste die geen kunstenaar was! Vandaag telt de Hogeschool Gent 17.155 studenten waar­ onder 50,6% vrouwelijke studenten en 2.308 per­ soneelsleden waarvan 54% vrouwen.

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


177 a

177 b

1995

1995

KRONIEK

fig. 177  De Hogeschool Gent gaat van start.

217


218


appendix i  123 uit de duizenden…

Bij het raadplegen van de vele docu­ menten, boeken en andere bronnen werd telkens de naam, en eventueel de biografische informatie, geno­ teerd van alumni, bestuurders, lesgevers : geschiedenis (is ook) de optelsom van levens van mensen (W. Benjamin). Deze gegevens werden, na bijko­ mende informatie en/of na contact met betrokkenen (of hun familie), bijgesteld en verfijnd. Elk gesprek, elke nieuw geraad­ pleegde bron, leverde weer namen. Waarna de zoektocht herbegon. Uiteindelijk werd de teller stil­ gezet op 493. Te veel om (integraal) op te nemen in een appendix.

school, maar staan tot vandaag (symbool) voor de brede waaier aan opleidingen die de Hoge­ school Gent aanbiedt. – Op de link www.hogent.be/­ over_hogent/historiek/­hogent 17481995.cfm wordt alle andere vergaarde informatie opgenomen, ook de soms wat uitgebreidere van een aantal bestuurders wier summiere gegevens in voetnoot in de chronologie zelf werden opgenomen.

Daarom, een beweging in twee tijden : – In deze appendix wordt een selec­ tie gemaakt van 123 onder hen. Weliswaar een toevallig cijfer, maar ook een cijfer dat de aanzet kan geven tot een vervolg (1234 bijvoorbeeld). Tegelijkertijd bieden deze 123 overleden alumni, bestuurders en/of lesgevers een representatief staal van alumni, bestuurders, lesgevers. Zij zijn niet alleen representatief voor hun (hoge)

219


Baekeland, Leo Hendrik (1863 – 1944), weten­ schapper Uitvinder van het bakeliet, een goedkope veelzijdige stof – de eerste commerciële kunststof ooit gemaakt – waarvan de officiële naam polyoxybenzylmethyleenglycolanhydride is maar die naar hem genoemd wordt en waarvoor hij op 7 december 1909 een patent ontvangt. Phenolic, een van de an­ dere kunststoffen uitgevon­ den door Baekeland, die in 1989 naar de Verenigde Staten emigreert, ligt aan Baertsoen, Albert (1866 – 1922), beeldend kunstenaar Baertsoen is vooral bekend voor zijn Gentse stadsge­ zichten, rivieren en kanalen bij mistig weer en onder de sneeuw. Hij stelt overal in Europa tentoon en behaalt verschillende onderschei­ dingen in zowel binnen- als buitenland, zoals gouden Baur, Frank (1887 – 1969), hoogleraar Bauer werkt als parle­ mentair redacteur en bij de Belgische Boerenbond (1904 – 1907). Hij studeert daarna Germaanse filolo­ gie aan de KUL en Thomis­ tische Wijsbegeerte aan het Theologisch Seminarie in Mechelen. Hij publiceert over Rodenbach, is auteur van verschillende publi­ caties over Guido Gezelle en medestichter van het

220

de basis van het Gentse bedrijf Vynckier. Voor het patent op Velox-fotopapier ontvangt Baekeland van Kodak de toen fabuleuze som van $750.000. In 1939 verkoopt hij de General Bakelite Company en leeft voortaan als een soort kluizenaar, geobse­ deerd door het ontwikkelen van een tropische tuin op zijn landgoed in Florida. Baekeland volgt lessen aan het KA (Ottogracht) en avondlessen aan de Nijverheidsschool. Omstreeks 1886 onderwijst hij enkele uren natuur- en scheikunde aan de RNS, deelopdracht

die hij combineert met een assistentschap aan de RUG (vermoedelijk 1885 – 1889). Hij promoveert er als doctor in de wetenschappen (1884). De Hogeschool Gent participeert sinds 2005 aan het risicokapitaalfonds Baekeland II, samen met Universiteit Gent, Gimv, Fortis Private Equity, Arteveldehogeschool, Hogeschool West-Vlaanderen, KBC Private Equity, Volksvermogen en Ethias.

medailles in Dresden, in het Salon van Parijs (1900) en in München (1901). In 1894 sticht hij met James Ensor, Henri Permeke, Franz Charlet en Emile Spilliaert de Cercle des Beaux-Arts d’Ostende, dat twee salons organiseert. In 1919 wordt hij lid van de Koninklijke Academie van België. In 1972 organiseert het Museum voor Schone

Kunsten – Gent een retro­ spectieve van zijn werk. Baertsoen studeert aan de KASK (m.i.v. 1882), waar hij les krijgt van onder meer Jean Delvin, en (1888 – 1889) aan de Academie Roll in Parijs.

Gezellegenootschap. Hij verzorgt ook een Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden (9 vol. 1939 – 1956). In 1966 krijgt hij de Prijs voor Letterkunde van de Vlaamse provincies voor zijn hele oeuvre. Doctor Letteren en Wijsbegeerte KUL (1920). Leraar (1920 – 1928) aan de KA van Oostende en Gent en (1923 – 1928) aan de RNS. Docent (1927) en hoogleraar (1930 – 1957) aan de RUG. Hij is korte tijd decaan van

de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte en waarnemend rector van de RUG (1939 – 1940). Frank Baur is ook senator voor de CVP (1946 – 1954).

appendix i

De Leo Baekelandstraat in Gent is een zijstraat van de Kortrijksesteenweg.

De Gentse Albert Baert­ soenkaai verbindt de Cou­ pure met de Bijlokekaai.

De Frank Baurstraat is een zijstraat van de Gentse Noendries.


Billiet, Valère (1913 – 1945), wetenschapper Doctor in de wis- en na­ tuurkunde (RUG, 1924), specialisatie kristalkunde. Omdat hij op een bepaald ogenblik geen univer­ sitaire opdracht meer heeft, onderbreekt hij zijn laboratoriumonderzoeken en aanvaardt interims in het secundair onderwijs (in Tongeren en Aalst). Hij Bontinck, Geo (1903 – 1999), architect, directeur Bontinck is een van de meest markante persoon­ lijkheden van de Gentse interbellumarchitectuur en drukt tijdens de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog een persoon­ lijke stempel op het Gentse stadsgezicht. Bekend zijn o.a. het EGW-gebouw aan het Graaf van Vlaande­

178

Bots, Marcel (1925 – 1995), hoofdinspecteur Secretaris (1951) en onder­ voorzitter van het Willems­ fonds (1961). Voorzitter van het Julius Vuylstekefonds dat hij nieuw leven inblaast en van de raad van bestuur van het Liberaal Archief (1981 – 1995). Marcel Bots is Licentiaat (1948) en doctor in de

start aan de RUG met een Laboratorium voor Röntgenanalyse (1932) en wordt in 1941, op basis van zijn wetenschappelijke exper­ tise (c-stralen), als docent benoemd aan de Faculteit Geneeskunde van de RUG. Hij is directeur van het Belgisch Comité voor het Onderzoek van Kleien (Co­ BEA) en verbonden aan het Centrum voor Gezwelziekten. Deze functies neemt

hij ook waar tijdens zijn onderwijsopdracht aan de RNS (1933 – 1945). Kort voor de bevrijding (in augustus ’44) wordt Billiet, die een actief weer­ stander is, gearresteerd en in mei 1945 door de SS neergeschoten terwijl hij medegevangenen tracht te redden bij het zinken van de Cap Arcona 282 in Lübeck.

renplein (het Zuid), dat nu dienst doet als Stedelijke Bibliotheek, alsook de flatgebouwen Anseele, Van Beveren en Nachez langs de Watersportbaan. Voor de gemeente Zelzate ontwerpt hij nieuwe urbanisatie­ plannen en realiseert de daarmee gepaard gaande nieuwe sociale nuts­ infrastructuur, zoals het gemeentehuis van Zelzate. Hij tekent, samen met zijn zoon Dirk, voor het ICC,

het Feest- en Floraliapaleis met casino en velodroom in het Citadelpark en voor het Complex van de watervoorzieningdienst op de Gentse Kattenberg. Bontinck, die aan de KASK studeerde, is er les­gever en directeur (1945 –  1968). Onder zijn impuls komt o.a. de af­deling Animatiefilm (1963) tot stand.

Germaanse filologie(1952) RUG. Vertaler op de Generale Staf van het leger (1949), studiemeester, dan leraar Nederlands, ten slotte lesgever zedenleer aan het KA Gent en lesgever filosofie aan het SHISS. Van 1957 tot 1960 is hij hoogleraar aan de Universiteit van Elisabethstad (Lubumbashi). Hoofdinspecteur

stedelijk onderwijs Gent (1960 – 1980) en deeltijds docent Historische en Vergelijkende Pedagogiek en Belgische en Vergelijkende Schoolwetgeving aan de ULB-VUB (1964 – 1980). Marcel Bots is auteur van talrijke wijsgerige, pedagogische en historische publicaties.

de Vlaamse Schouwburg Gent (1917 – 1921) en aan de Brusselse Muntschouwburg (1922 – 1925). Tot het begin van de Tweede

Wereldoorlog ontwik­ kelt zij een internationale carrière met optredens in de Opéra Comique Parijs (1925) en – op uitnodiging

179

Bovy, Malvina (Vina) (1900 – 1983), zangeres Bovy is verbonden aan het Operagezelschap van

123 UIT DE DUIZENDEN…

221


deren van chevaletstukken, vooral van landschappen in de omgeving van zijn villa in Sint-Lambrechts-Wolu­ we. Deze villa wordt een ontmoetingsplaats voor vrienden, onder wie Emile Verhaeren en Stefan Zweig. In 1921 is Montald me­ deoprichter van de groep L’art monumental, die een decoratieve monumentale en met de architectuur verbonden kunst voorstaat. Het opmerkelijkste project

van de groep is de decoratie van de halfcirkelvormige noordelijke en zuide­ lijke gaanderijen van het gebouwencomplex in het Jubelpark. Montald is (1934) lid van de Koninklijke Academie van België. Terwijl hij overdag lessen decoratief schilderen volgt aan de Nijverheidschool, is Montald vanaf 1874 ingeschreven voor de avondcursussen aan de KASK. Hij

wint er de Grote Prijs en krijgt een studiebeurs van de stad Gent. Montald heeft aanzienlijke invloed als docent aan de KASK Brussel (1896 – 1902) : René Magritte, Paul Delvaux en Edgard Tytgat zijn enkele van zijn leerlingen.

Mussche, Achilles (1896 – 1974), auteur

met een romantische gloed. Het werk wordt bekroond met de A. Beernaertprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie en de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie. Ook zijn later werk getuigt van dit sociaal engagement : zoals Aan de voet van het Belfort (1950), dat handelt over het harde leven van de Vlaamse textielarbeiders, of Gedenksteen voor Rosa (1961), een geromanti­ seerde biografie van Rosa Luxemburg. Hij schrijft essays en studies alsook leerboeken voor taal- en literatuuronderwijs. Mus­ sche is voorzitter van het Vermeylenfonds, van de

Vereniging van Vlaamse letterkundigen, van de Raadgevende Culturele Commissie van Omroep Oost-Vlaanderen en lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Alles aan de RNS : onderwijzer (1915), regent (1928), akte van normaalschoolleraar (1930), leraar (1928 – 1948) en waarnemend directeur (april – juni 1948). Nadien Rijksinspecteur voor het Normaalonderwijs (1948 – 1956).

voor het ontwerp van het kantoor van de Vlaamse en onafhankelijke verze­ keringsmaatschappij De Noordstar aan de GrootBrittanniëlaan in Gent, een van zijn belangrijkste rea­ lisaties. Het gebouw, waar­ van een deel al in 1933 in gebruik wordt genomen en dat nu gebruikt wordt door de Hogeschool Gent, blijkt in 1970 definitief te klein en met weinig respect voor het

originele ontwerp, worden twee bouwlagen bovenop het bestaande gebouw gezet. In 1986 wordt een interessante nieuwbouw door H. De Smet, H. Baert en J. Pattyn toegevoegd. Neerman studeert architectuur aan de KASK (1917 – 1919) Antwerpen, later (1919 – 1924) aan de KASK, waar hij afstudeert als bouwkundige.

Is al op zijn veertiende aan de slag als bediende. Na een toelatingsexamen volgt hij – dankzij grote opoffe­ ringen van zijn familie – de lessen van de onderwij­ zersopleiding aan de RNS (1911 – 1915). Tijdens zijn studieperiode raakt hij ge­ fascineerd door de Neder­ landse, Duitse, Franse en Engelse literatuur en door het boeddhisme. Hij debu­ teert en wordt bekend met De twee vaderlanden (1927), humanitair-expressionis­ tische poëzie vol sociale bewogenheid en doorspekt Neerman, Marc(el) (1900 – 1944), architect In de jaren 1924 – 1929 is hij bijna uitsluitend in SintNiklaas werkzaam, waar hij als eerste de Art Deco introduceert en zijn eerste woningen realiseert. Hij is er, voor diverse opdracht­ gevers, actief als ontwerper van woningen, winkelpuien en -inrichtingen. In 1931 wordt hij geselecteerd

246

appendix i

Het Constant Montaldplein ligt tussen Wolterslaan en Jan Delvinlaan in Gent.

De Achilles Mussche straat bevindt zich tussen de Gentse Kortrijksesteenweg en de De Pintelaan.


Ondereet, Karel (1804 – 1868), declamator Legt zich aanvankelijk toe op het boekbinden, maar beoefent van jongs af aan het declameren waar hij in uitblinkt. Ondereet wordt in verschillende wedstrij­ den bekroond. Ook treedt hij op als toneelspeler in Pauli, Adolphe (1820 – 1895), architect Pauli geeft als stadsbouw­ meester (1856 – 1867), als lesgever aan de KASK en als hoogleraar (1861 – 1890) aan de RUG mee vorm aan het Gent van de negentiende eeuw. In 1861 schrijft de Commissie der Burgerlijke Godshuizen een wedstrijd uit voor het ontwerpen van het Rusthuis Lousbergs waarbij het project van ingenieur-architect Pauli als winnaar uit de bus komt. Tot zijn bekendste realisaties behoren verder

201

Peeters, Flor (1903 – 1986), musicus Geeft jaarlijks master­classes in o.a. de Verenigde Staten van Amerika en verzorgt tijdens zijn uitgebreide tournees over de hele we­ reld ruim 1200 orgelrecitals. Zijn omvangrijke oeuvre (o.m. orkest- en kamer­ muziek, liederen) omvat Permeke, Constant (1886 – 1952), beeldend kunstenaar.

de Gentse maatschappij de Fonteinisten waarna hij in 1840 een nieuwe toneel­ maatschappij – Broedermin en Taalijver – sticht. Bewust van zijn succes als toneelspeler, schrijft hij zelf meer dan twintig to­ neelstukken, die vandaag echter niet meer gesmaakt worden. Hij schrijft ook

een aantal liederen, waar­ van een aantal op muziek zijn gezet. Ondereet wordt erkend als een van de beste toneelspelers van zijn tijd en wordt als zodanig in 1860 als lesgever declamatie aan het KMC aangesteld.

het neogotische Bijlokehospitaal (1864 – 1880), nu departement KASK, en het Instituut der Wetenschappen van de RUG (Rozier en Plateaustraat, 1883 – 1890). Ook de voormalige jon­ gensschool op het Kramersplein, de voormalige Nijverheidsschool op de Lindenlei (1857) en het Guislaingesticht (1851), die qua stijl nauw bij het Lousbergsgesticht aan­ sluiten, realiseert hij. Net als zijn meester Roelandt, en zijn leerling Van Rys­ selberghe, is Pauli een exponent van het neotradi­ tionalisme (vooral van het

neoclassicisme). Dit belet niet dat hij het gebruik van nieuwe materialen (op dat ogenblik vooral gietijzer) genegen is en dat hij van mening is dat de architecturale vormen de mogelijkheden van deze nieuwe materialen moeten benutten. Adolphe Pauli studeert architectuur aan de RUG onder L. Roelandt en bekwaamt zich verder in München. Zijn benoeming tot leraar aan de KASK in 1850 is het begin van een succesvolle carrière.

belangrijke composities voor orgel- en koorwerken. Aanvankelijk componerend in het symfonische klank- en vormideaal komt hij, onder invloed van de Nederlandse polyfonisten en van de Gregoriaanse muziek, tot een meer lineaire, karakte­ ristieke orgelstijl. Studeert aan het Lem­ mensinstituut waar hij

in 1923 orgelleraar wordt. Hij is ook organist aan de Sint-Romboutska­ thedraal. Orgelleraar aan het KMC (1931 – 1948) in Tilburg (1935 – 1948) en aan het KMC Antwerpen (1948 – 1968), waar hij tussen 1952 tot 1968 ook directeur is.

Sluit zich omstreeks 1909 aan bij de kunstenaars­ kolonie van St.-MartensLatem en wordt er opge­

nomen in de tweede groep, die het Vlaams expressio­ nisme vormgeeft. Verblijft vervolgens (1912 – 1914)

123 UIT DE DUIZENDEN…

247


in Oostende. In 1914, gemobiliseerd en zwaar gewond bij de verdediging van Antwerpen, wordt Permeke naar Engeland geëvacueerd. Daar werkt hij omstreeks 1916 zijn nieuwe stijl uit. Na WO I vestigt hij zich achter­ eenvolgens in Antwerpen, Oostende, Vyvey (Zwitser­ land) en in De Vier Winden in Jabbeke. Hij beeldhouwt ononderbroken vanaf 1936 en wordt de centrale figuur van de avant-gardebewe­ gingen Sélection, L’ Art Vivant en Kunst van Heden. In 1934 krijgt hij inter­ nationale erkenning o.a. via zijn deelname aan de Biënnale van Venetië. In dezelfde stad vertegen­ woordigt hij België op de XV e internationale ten­

toonstelling in 1926, met zijn vrienden Frits Van den Berghe en Gust De Smet. Lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten Permeke wordt be­ schouwd als de leidende kunstenaar van het expres­ sionisme in Vlaanderen, al valt zijn oeuvre moeilijk systematisch te ordenen. Het hoogtepunt van zijn loopbaan wordt tussen 1920 en 1930 gelegd, al be­ reikt zijn carrière een top in 1947 – 48 met de retro­ spectieve tentoonstelling van zijn werk in de Musée National d’Art Moderne in Parijs. Zijn landhuis (waar hij met zijn gezin vanaf 1930 woont) met ateliers in Jabbeke wordt door de

provincie West-Vlaanderen aangekocht en als Provinciaal Museum Constant Permeke ingericht. Permeke volgt les aan de KASK Brugge (1903 – 1906). Verblijft in 1906 voor zijn militaire dienstplicht in Gent en laat zich daar inschrijven aan de KASK, waar hij les volgt bij Delvin. Hij sluit er vriendschap met Frits Van den Berghe, Gustaaf De Smet, Leon De Smet en de criticus Paul Gustaaf Van Hecke. In december 1945 wordt hij benoemd tot directeur van het Nationaal Hoger Instituut en de KASK Antwerpen, als opvolger van Isidore Opsomer, maar hij neemt er al in oktober 1946 ontslag.

consequent volgehouden vrijzinnig humanistische levenshouding. Picard is hoogleraar statistiek aan de RUG en geeft in die hoedanigheid gedurende 15 jaar duiding bij de verkiezingsuitslagen op de openbare omroep. Licentiaat wetenschappen en geaggregeerde, groep der wiskundige wetenschappen (1948), licentiaat in de

economische wetenschappen (1952), doctor in de economische wetenschappen (1958) RUG. Assistent (53), docent (1959) en (1964) gewoon hoogleraar RUG. Van 1972 – 1976 is hij de eerste vicerector van het Limburgs Universitair Centrum. Picard is tijdens de startjaren lesgever aan het SHISS en voorzitter van de vzw Proka.

Huwt in 1939 met Fedor Epsteins, een Letse jood die midden de jaren dertig aan de RUG biologie studeerde. Tijdens hun (gedwongen) verblijf in Riga aan het

begin van WO II, verdwijnt hij in het concentratie­ kamp Carskatis.296

Picard-Jochem, Els, zie : Jochem, Els Picard, Hein (1925 – 1988), hoogleraar Aan Hein Picard wordt in 1989 de eerste Prijs Vrijzinnig Humanisme toegekend. Deze prijs, in 1988 in het leven geroepen door het toenmalige Humanistisch Verbond (nu HVV), wordt om de twee jaar uitgereikt aan een persoon of orga­ nisatie, die getuigt van een Pierrucini, Nora (1916 – 1990), directrice Onderwijzeres en licentiaat Opvoedkunde. Directrice Stedelijke Normaalschool (1960 – 1978).

248

appendix i


Portaels, Jean-François (1818 – 1895), kunstschilder Na een verblijf in Parijs (1841 – 1842) behaalt hij de Prijs van Rome. Met de opbrengst van die prijs reist hij in de landen rond de Middellandse Zee, in Centraal- en NoordEuropa. Na deze reizen wordt hij, als opvolger van de schielijk overleden H. Van der Haert, aange­ steld als directeur van de KASK (1847). Hij blijft dit echter slechts luttele tijd en vestigt zich al snel weer in Brussel (1850) waar hij

de functie van zijn schoon­ vader F. Navez, directeur van de KASK Brussel, ambieert. Gezien hij daar eerst niet in slaagt – hij zal pas in 1878 directeur van de KASK Brussel worden – start hij een privéschool, die een belangrijke rol zal spelen in de ontwikkeling van de Belgische kunst. Portaels is zeer pro­ ductief, hij realiseert met simpele gratie decoratieve schilderijen (kerk van SintJacob-op-Coudenberg), Bijbelse en genretaferelen, portretten van ambtenaren en van vertegenwoordigers

van de moderne wereld en Oriëntaalse scènes. Zijn niet onaanzienlijke plaats in de Belgische kunstge­ schiedenis is voornamelijk te wijten aan de invloed die hij op andere kunste­ naars heeft, bijvoorbeeld op de schilders E. Agnees­ sens en T. van Rysselberghe en de architect Licot. Portaels studeert aan de KASK Brussel, waar directeur François Navez hem als persoonlijke leerling begeleidt. Is directeur van de KASK (1847 – 1850).

niet afwerken. Hij wordt studiemeester aan de KA van Aalst en Deurne (1936) en bekwaamt zich onder­ tussen in de stenodactylo­ grafie. In 1945 wordt hij aange­ steld en benoemd tot leraar aan de Rijkshogere Technische en Handelsschool in Gent. In 1947 wordt hij

beheerder van het Belgisch Textielinstituut. In 1948 krijgt hij een voorlopige, in 1949 een vaste benoeming als directeur van de Rijkshogere Handelsschool in Aalst. Hij zal deze functie tot op zijn pensioen in 1973 uitoefenen en een bijzondere stempel op de school drukken.

hij zijn stempel op de stad drukt. Ten behoeve van de pas opgerichte universiteit realiseert hij tussen 1820 en 1826 zijn eerste belangrijke bouwwerk : de Aula Academica met de aansluitende faculteitsvleugels. In 1835 bouwt hij het (verdwenen) Casino aan de Coupure. Belangrijke andere rea­ lisaties zijn : het Gentse Justitiepaleis (1836 – 1846), de nieuwe balzaal van La Concorde aan de Kouter

(1844) en het Stedelijk Stapelplein of Koninklijk Stapelhuis voor de Vrije Wederuitvoer (1844). Roelandt werkt even­ eens als zelfstandig ontwer­ per (o.m. voor het altaar in de Sint-Michielskerk) en re­ aliseert ook in andere Bel­ gische steden talloze pro­ jecten zoals het stadhuis van Ninove, de neoklassieke gevel van het stadhuis van Aalst (1825 – 1830), de St.Aldegonde kerk in Deurle

Ray, Jean, zie : De Kremer, Raymond Reychler, Hendrik (1912 – 1995), directeur Ondanks moeilijke jeugd­ jaren wil hij het maken en studeert, in bijzonder moeilijke omstandigheden, consulaire en handelswe­ tenschappen. Om familiale redenen kan hij zijn in 1934 aangevatte doctoraat Roelandt, Lodewijk (Louis) (1786 – 1864), architect Gaat na zijn opleiding aan de KASK in Parijs studeren (1809) bij de beroemde architecten van keizer Napoleon, Charles Percier (1764 – 1838) en Pierre Fontaine (1762 – 1853). Hij wordt er toegelaten tot de école Spéciale d’Architecture. In 1818 wordt Roelandt benoemd tot stadsarchi­ tect van Gent, waardoor

202

123 UIT DE DUIZENDEN…

249


(1829), de Onze-LieveVrouwkerk in Sint-Niklaas (1844), de kerk en de academische zaal van het Klein Seminarie in SintTruiden (1843 – 1846) en de kerktoren van O.L.V. van Sint-Truiden (1847 – 1853).

In 1851 bekroont hij het Gentse Belfort met een nieuwe gietijzeren spits die echter later weer moet worden afgebroken…. Louis Roelandt is student en later docent aan de KASK en aan de RUG. Hij is actief

in tal van culturele verenigingen.

Roelants, Maurice (1895 – 1966), auteur

vrij voor de psychologische roman. Samen met Gerard Walschap (1898 – 1989) zet hij zich af tegen de alleenheerschappij van de boerenroman met zijn regionalistische en weinig realistische aard. Hij streeft naar een bredere kunstop­ vatting waarbij het mense­ lijk wezen en zijn geeste­ lijke, morele en sociale situatie centraal staan. Zijn Het leven dat wij droomden (1931) wordt verfilmd door Robbe de Hert. Roelants ontvangt o.a. de driejaarlijkse Staatsprijs voor proza (1930) en

de Staatsprijs voor poëzie (1950). Onderwijzer RNS (1915), al werkt hij slechts enkele jaren als onderwijzer (SintJans-Molenbeek), waarna hij ambtenaar wordt bij het ministerie van Justitie. In 1922 wordt hij journalist. Van 1954 tot 1963 is hij conservator van het kasteel van Gaasbeek. Roelants is eveneens voorzitter van de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen en lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.

veer 12.000 films, welke hij doorgaans van ironische kritiek voorziet. Naast zijn carrière als filmrecensent en programmamaker is hij o.m. tien jaar voorzitter van het Filmfestival van Brussel. Sinds 2008 bekroont de Jo Röpcke Award, toegekend door de redactie van Knack

Focus, elk jaar iemand die een verdienstelijke, crea­ tieve bijdrage levert aan de Vlaamse film. Röpcke is docent aan het SHISS en aan het RITS, waarvan hij tussen 1991 en 1993 directeur is.

land (in Leipzig studeert hij een tijdje bij Felix Mendels­ sohn – Bartholdy en in Berlijn gaat hij Meyerbeer opzoeken), Wenen, Praag, Rome en Napels. Na zijn terugkeer ontwikkelt hij een succesvolle carrière. Zo her­ denkt hij de vijfentwintigste verjaardag van de kroning

van Leopold I (1856) met de cantate L’union fait la force en levert hij in 1859 een can­ tate voor de inhuldiging van de Congreskolom in Brussel. Deze gelegenheidscantate voor twee koren en harmo­ nieorkest wordt door zowat 2500 koristen en instrumen­ talisten uitgevoerd.

Samen met o.a. Richard Minne sticht hij het tijd­ schrift Het Fonteintje. Later is hij eveneens medeoprich­ ter van Forum en van het Nieuw Vlaams Tijdschrift en redacteur van Elseviers Weekblad. Hoewel hij met poëzie debuteert, neemt hij vooral als romanschrijver een belangrijke plaats in de Vlaamse letterkunde in. Met zijn roman Komen en gaan (1927) en de novelle De jazzspeler (1928) maakt hij in Vlaanderen de weg Röpcke, Jo (1928 – 2007), filmrecensent Röpcke werkt bijna dertig jaar (1962 – 1991) als sa­ mensteller en presentator van Première, een televi­ sieprogramma van de BRT over filmactualiteit. Hij ziet in die periode onge­ Samuel, Adolphe (1824 – 1898), musicus

203

250

Volgt lessen aan het KMC Luik en aan het KMC Brus­ sel bij François-Joseph Fétis. Behaalt in 1845 de Prijs van Rome met La vendetta. De hierop aansluitende studie­ reis brengt hem naar Duits­

appendix i

Het Louis Roelandtplein bevindt zich in de woon­ buurt Steenakker en ligt tussen de Zwijnaardse­ steenweg en het UZ Gent.


Tot hij in 1860 wordt benoemd tot professor harmonie, is hij aan het KMC Brussel jarenlang repetitor voor de noten­ leer- en de pianoklas. Om wat bij te verdienen, levert hij als muziekjournalist bijdragen voor verschil­ lende bladen : zo is hij, in tegenstelling tot de meeste critici, enthousiast over de Engelse première van Ber­ lioz’ Benvenuto Cellini (juni 1853) wat tot een jarenlan­ ge vriendschap leidt.

In 1865 neemt Samuel het initiatief om, naar het voorbeeld van de Concerts populaires de musique classique, door Jules Pasdeloup in 1861 in Parijs gesticht, met eigen orkest een con­ certreeks aan te bieden met de opzet élever le niveau musical et intellectuel du peuple en étendre le goût de la bonne musique. De algemene repetities worden voor het publiek toeganke­ lijk gemaakt en een groot deel van de plaatsen wordt

voorbestemd voor studen­ ten, arbeiders en militairen. Samuel’s benoeming in 1871 tot directeur van het KMC verplicht hem om afscheid te nemen van de Concerts populaires. In Gent tilt hij de conservatoriumconcerten op een hoger niveau. Vooral zijn Wagneruitvoeringen maken een grote indruk.

Servaes, Albert (1883 – 1966), beeldend kunstenaar

religieus mens, die in zijn kunst liefst de verkende paden verlaat. De drama­ tiek en de wrangheid die zijn werken kenmerkt, wordt benadrukt door het gebruik van donker coloriet en de dikke lijnen, waarmee hij zijn figuren gestalte geeft. De Roomskatholieke Kerk en veel van zijn tijdgenoten ergeren zich aan de rauwe werke­

lijkheid die hij weergeeft. De kruisweg die hij schil­ dert (nu bewaard in de Abdij Koningshoeven van Berkel-Enschot) is hiervan een voorbeeld. Vanwege zijn sympathieën voor de Duitse cultuurpolitiek tij­ dens WO II vlucht hij na de oorlog naar Zwitserland. Student KASK (1901 –  1902).

Decaan faculteit In­ genieurswetenschappen (1979 – 1982) en rector van de VUB (1982 – 1986). Adviseur bij Euratom, voorzitter van de VLIR (1983 – 1985) en van het NFWO (1985 – 1986), lid van het bureau van het IWONL, lid van het technisch comité van de Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, vice­ voorzitter van het IMEC en voorzitter van het Comité voor Wetenschapsbeleid en van het IVVO. Doctor honoris causa van de Humboldt Universität Berlijn (1985), visiting

professor Louisiana State University, het MIT Cam­ bridge en de universiteiten van Stanford en Chicago (1986 – 1987). Steenhaut is een pionier op het destijds grotendeels onontgonnen terrein van de internationale universi­ taire ontwikkelingssamen­ werking. Burgerlijk Elektrotechnisch Ingenieur, RUG, 1955. Master of Science in Electrical Engineering & Doctor of Philosophy in Physics, Louisiana State University, USA. Deeltijds lesgever HIBH.

Servaes behoort tot de eerste Latemse School en wordt beschouwd als een van de eerste Belgische expressionisten. In 1905 trekt hij naar Sint-Martens-Latem waar hij zich in een houten keet vestigt. Hij is een diepSteenhaut, Oscar (1933 – 2007), rector faculteit VUB Na een kort verblijf als ingenieur bij Sabena en een opdracht als lesgever elektronica aan het Rijkshoger Technisch Instituut voor Kernenergie in Brussel, wordt hij in 1970 docent aan de VUB. Hij wordt er titularis van een omvang­ rijke onderwijsopdracht, verspreid over de faculteiten Ingenieurswetenschappen, Wetenschappen, Economi­ sche, Sociale en Politieke Wetenschappen en Letteren en Wijsbegeerte.

123 UIT DE DUIZENDEN…

De Adolf Samuelstraat ligt aan het Frans Tochpark in Gentbrugge.

251


Tack, Jules (1882 – 1972), directeur Van 1905 tot 1910 directeur in de Vrije Lagere Aanneembare School in de Korte Krevelstraat (Gent) en van 1910 tot 1920 directeur van de Braeckmanschool in

St.-Amandsberg. Tack zal vanaf 1911 op verzoek van de bonden der vrije nering­ doeners, overal in Vlaan­ deren opleidingen geven in modern boekhouden. In 1912 zal de uitgeverij Snoeck-Ducaju deze nieuwe methode voor boekhouden

en prijsberekening in boek­ vorm onder de handelaars verspreiden – voor het eerst in het Nederlands. Directeur Provinciaal Handels- en Taalinstituut (1920 – 1948).

Pleintje, FC De Kampioenen, Wittekerke, Aspe, Grappa, …) net als in boekverfilmin­ gen (Maria Spermalie van Herman Teirlinck – 1979, Menuet van L.P. Boon – 1982, Mira of de teleurgang van de waterhoek naar Stijn Streuvels – 1971, Het verdriet van België van Hugo Claus – 1994). Haar ware interesse ligt echter bij het theater. Zo

acteert zij bij het Gents Theater Vertikaal, het Mechels Miniatuurtheater en het Antwerps Raamtheater en is ze actief als lerares dictie, voordracht en toneel. Jenny Tanghe studeert dramatische kunst aan de Studio Herman Teirlinck (toen nog Studio van het Nationaal Toneel) en aan het KMC.

(1988 – 1991). Gemeente­ raadslid (1977 – 2004) en burgemeester Wichelen (1982 – 2004). Volksvertegenwoordiger (1991 – 1995), lid Vlaamse Raad/Vlaams volksverte­ genwoordiger (1992 – 2000). Hij stapt van de CVP over

naar de NCD (Nieuwe Christen-Democraten) en belandt zo, later, in de VLD. Licentiaat consulaire wetenschappen Erasmus Hogeschool, Brussel ; licentiaat handels- en financiële wetenschappen ADECHO (1975).

front en van de Communis­ tische Partij. In 1945 wordt hij benoemd tot hoofdbiblio­ thecaris en vervolgens tot directeur van de Gentse Openbare Stadsbibliotheek, een opdracht die hij tot 1977 zal vervullen. In 1967 wordt hij lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en lid van de Association des écrivains Belges. Als Johan Daisne debu­teert hij in 1935 met de dicht­bundel Verzen, later

Het einde van de zomer (1940). Daisne is vooral bekend als romancier. Hoogtepun­ ten van zijn oeuvre zijn De trap van steen en wolken (1942), De man die zijn haar kort liet knippen (1947) en De trein der traagheid (1950). Met deze romans in­ troduceert hij het magisch realisme in de Nederlands­ talige literatuur, naar het voorbeeld van het Duitse Magischer Realismus. Johan Daisne is ook actief op journalistiek vlak

205

Tanghe, Jenny (1927 – 2009), actrice Tanghe verwerft grote bekendheid door haar televisiewerk : zoals Moeder Cent, in de BRT-serie Wij, heren van Zichem (1969), gebaseerd op het boek van Ernest Claes. Zij vertolkt ook belangrijke rollen in an­ dere series (De collega’s, Het Taylor, John (1949 – 2004), politicus Bankbediende, kaderlid, auditeur Rekenhof. Kabi­ netschef gemeenschaps­ minister van Huisvesting (1988 – 1991) en adjunct-ka­ binetschef Openbaar Ambt Thiery, Herman (1912 – 1978), pseudoniem Daisne Johan, auteur Thiery studeert Slavische talen en promoveert in 1936 tot doctor in de han­ delswetenschappen. Gedurende de acht­ tiendaagse veldtocht bij de Duitse inval (mei 1940) is hij verbindingsofficier. Na de capitulatie van het Bel­ gisch leger verblijft hij in Carcassonne. Hij wordt lid van weerstandsorganisatie, het Onafhankelijkheids­

252

appendix i


en schrijft hoorspelen, filmscenario’s en enkele toneelstukken. Film is voor hem uiterst belangrijk : hij schrijft een viertalig Filmografisch lexicon der wereldliteratuur in drie delen (1971, 1975, 1978) dat door som­ migen als zijn levenswerk wordt beschouwd. Zijn romans worden ver­ filmd: De man die zijn haar kort liet knippen door André Delvaux met Senne Rouffaer in de hoofdrol (1965) en De trein der traagheid, even­ eens door Delvaux (1968). Johan Daisne publiceert in verschillende tijdschrif­

ten en is van enkele maga­ zines medeoprichter, zoals van Klaverdrie (1937 – 1948), Werk en het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Hij is eveneens redacteur bij het socialis­ tisch dagblad Vooruit. Daisne ontvangt o.a. de August Beernaert prijs (1951) voor De man die zijn haar kort liet knippen, de Letterkundige Prijs der Stad Gent (1954) voor Het kruidaan-de-balk en de Vlaamse Staatsprijs 1946 voor Het Zwaard van Tristan en in 1960 voor De neusvleugel der muze. Hij is jurylid en (eenmaal) voorzitter van

de Belgische Wereldfes­ tivals van de film (1947, 1949, 1958). Van 1936 tot 1961 is hij deeltijds leraar Duits aan de Stedelijke Normaalschool voor Onderwijzeressen. Hij is eveneens een geapprecieerde deelnemer aan de Cultuurnamiddagen van de Nijverheidsschool.

Thiery, Leo Michel (1877 – 1950), directeur

ons. Michel Thiery wordt er de eerste conservator. Op 29 oktober 1924 wordt het Schoolmuseum officieel geopend met de onderwijs­ collectie van Cambier 297, de verzameling opgezette dieren van professor Victor Willems, de zeewierenver­ zameling van professor Mac Leod én de persoon­ lijke verzameling stenen, fossielen en gedroogde planten van Leo Michel Thiery. Het terrein rond het museum wordt inge­

richt als de eerste publieke heemtuin van België en Ne­ derland. De naam Schoolmuseum geeft aan dat het museum bedoeld is voor het onderwijs. Onder Leo Michel Thiery groeit het uit tot een natuureducatief en cultureel centrum298. Als onderwijzer (1897) afgestudeerd aan de RNS en zijn hele leven werkzaam in het Gentse Stedelijk Onderwijs

Thiery voelt zich sterk aan­ getrokken tot de natuurwe­ tenschappen en wordt vrije leerling van Jules Mac Leod. Op 16 oktober 1922 beslist de Gentse gemeenteraad om in de oude vakschool voor letterzetters, gelegen in het Berouw, een museum op te richten met als taak propager parmi la jeunesse le goût des sciences naturelles et des saines occupatiTop, Kamiel (1923 – 1945), auteur Kamiel Top is regent Ger­ maanse talen RNS (1945) en wordt tijdens WO II door de bezetter aange­ houden. Hij overlijdt in het concentratiekamp Flossen­ burg. Hij publiceert twee dichtbundels en een studie over jazzmuziek verschijnt postuum.

De Johan Daisnestraat ligt in het verlengde van de Wispelbergstraat in Gent. Daar bevindt zich de Stede­ lijke Normaalschool voor Onderwijzeressen waar hij 25 jaar les geeft.

Kamiel Top dood en begraven in Germanië zonder kruis. Bij de sletten en de raven, bij de puinen en het gruis. Ziek zijn bij het avonddalen, van het ondergaande rood. Met de boeven en vandalen, met het water en het brood. En de zon nooit meer zien klimmen, als de kleur van kloppend bloed. Slechts de kapo’s en de schimmen, slechts de ovens en hun gloed. Bij de sletten en de raven, ver van moeder en van huis. Kamiel Top dood en begraven, in Germanië zonder kruis. Mark Braet 299

123 UIT DE DUIZENDEN…

253


Torajiro, Kojima (1881 – 1929), beeldend kunstenaar

studeren, eerst in Parijs en een jaar later aan de KASK. Onder leiding van direc­ teur Delvin wordt hij er in het luminisme opgeleid en in contact gebracht met Emile Claus, die geregeld de KASK bezoekt. Ook na zijn terugkeer in Japan (1912) blijft hij tentoonstellen in het Franse Salon en wordt hij lid van de Salon de la Societé Nationale. Op vraag van Magosaburo Ohara zal hij vanaf 1920 nog meer­

maals Europa bezoeken om er Westerse kunst aan te kopen. Zo brengt hij werken van o.a. Claus, Delvin, Monet, Matisse, Marquet en Rodin naar Japan. Deze werken vormen het hart van de collectie van het Ohara Museum of Art in Kurashiki, het eerste museum voor moderne Westerse kunst in Japan, dat in 1930 geopend wordt. Ook Kojima’s eigen werk wordt er getoond.

Torck is actief in het Gentse muziekleven en dit zo­ wel binnen als buiten het Conservatorium : zo is hij leraar aan diverse Gentse stadsscholen en leidt hij de muziekacademie in

Gentbrugge. Hij is zeer so­ ciaal bewogen en verzorgt volksconcerten met het mannenkoor De Marxkring en de Harmonie Vooruit. Hij studeert aan het KMC waar hij eerste prijzen behaalt in notenleer (1920), kamermuziek (1923), harmonieleer (1926) en fuga

(1930) en wat later wordt hij er docent piano, harmonie en notenleer. In 1933 behaalt hij de Prijs Mathieu. In 1954 (tot 1968) volgt hij Jules Toussaint de Sutter op als directeur. Nagenoeg al zijn manuscripten bevinden zich in de BGc.

Toussaint de Sutter, Jules (1889 – 1959)

zie : de Sutter, Jules Toussaint

Tytgadt, Lodewijk (1841 – 1918), directeur

van een klas decoratieve kunst die de start betekent van de bloeiende afdeling sierkunsten. Hij is een van de initiatiefnemers van de fusie tussen het Kunstgenootschap en de Cercle Artistique. Hij liet eene sympathieke herinnering aan allen die hem kenden. De leerlingen door hem gevormd, verlieten hem met de vaste overtui-

ging dat de Kunst altijd op het teekenen moet steunen, en dat ze in alles gewetensvol hoeft te zijn. Tytgadt ijvert voor de bouw van een nieuw Mu­ seum voor Schone Kunsten en zal er tot zijn overlijden voorzitter van blijven. Directeur KASK (1892 –  1902).

pen van Onderwijs Stad Gent (1999 – 2001) en van Bevolking en Protocol en ambtenaar van de Burger­ lijke Stand (2007 – 2008). Voorzitter OCMW Gent (2001 – 2007).

Rita Uyttendaele studeert verpleegkunde aan het RHIPMB en werkt 32 jaar als verpleegster. Zij is lector Verpleegkunde aan het departement Vesalius van de Hogeschool Gent.

Studeerde (1901) aan de kunstschool van Tokyo waar hij definitief afstapt van de klassieke Japanse kunst en voor de impres­ sionistische beeldentaal kiest. Gesponsord door Magosaburo Ohara, een in kunst geïnteresseerde za­ kenman, zal Kojima vanaf 1910 twee jaar in Europa Torck, Leon (1903 – 1969), directeur

206

Verblijft na zijn academie­ opleiding in Gent enkele jaren in Parijs (onder andere in het atelier van Cabanel) en in Italië. In 1869 wordt Tytgadt lesgever aan de Wetterse tekenschool en het daaropvolgende jaar aan de KASK. Hij ligt aan de basis Uyttendaele, Rita (1944 – 2008), politica

207

254

VLD-Gemeenteraadslid Gent (1994 – 2008), voorzit­ ter afvalintercommunale IVAGO (1998 – 2001). Sche­

appendix i


Van Ackere, Fernand (1878 – 1958), industrieel Hij is voornamelijk bekend als voorman van de chris­ telijke middenstandsbewe­ ging. Van Ackere (creëert) in Gent en omstreken een netwerk van sociale werken ten behoeve van de mid­ denstand. Tot begin jaren vijftig behoudt hij de onbe­ twiste leiding over de vele initiatieven. In 1920 sticht hij, samen met priester Leo Joos en met als secreta­ ris Camiel Struyvelt, een Provinciaal Middenstandssecretariaat (PMS) waar zelfstandigen terechtkun­ nen voor juridisch advies en boekhoudkundige en fiscale consultaties. Uit dit PMS ontstaat na de Tweede Wereldoorlog het Sociaal en Fiscaal Middenstandssecretariaat (SFM), een volwaardige sociale dienst voor werkgevers. In 1923 wordt de verzekerings­ maatschappij Onderlinge Middenstandsverzekering Van den Berghe, Frits (1883 – 1939), kunst­ schilder. Hoewel vandaag algemeen erkend als een meester van het Vlaamse Expressi­ onisme en een fantastisch surrealisme, bracht hij aanvankelijk fijngevoelige impressionistische werken met opvallend symbo­ listische inslag. In 1906 sluit hij in SintMartens-Latem, waar hij sinds 1902 woont, vriend­ schap met Albert Ser­ vaes, Gustaaf De Smet en Constant Permeke. Tijdens

(OMV) opgericht, die in 1932 wordt omgedoopt tot Belgische Verzekering voor de Middenstand (BVM). Naast de BVM participeert Van Ackere vanaf 1926 in de Brusselse verzeke­ ringsmaatschappij L’Avenir Familiale,hij is er voorzitter van de RvB (1939 – 1948). Van Ackere neemt deel aan de oprichting van de Gentse Bank van Handel en Nijverheid en sticht in 1923 de coöperatieve kredietkas voor midden­ standers, Burgerkrediet. Die wordt in 1928 omgevormd tot een NV, de Algemene Middenstandsbank, later Algemene Burgersbank (ABK/1931) en Algemeen Beroepskrediet (ABK/1937) genoemd. Van 1936 tot zijn overlijden is hij voorzitter van de Hoge Raad van de Middenstand en van 1936 tot 1948 voorzitter van het Internationaal Instituut van de Middenstand (IIM). Van Ackere, industri­ eel ingenieur van oplei­

ding (1905), is katholiek volksvertegenwoordiger (1921 – 1936) en senator (1936 – 1946). Voor zijn al­ gemene verdiensten wordt hem in 1951 de titel van baron verleend. Hij spant zich in voor het technisch en beroeps­ onderwijs, zit in de Hoge Raad van het Technisch Onderwijs en de Nationale Commissie van Ambachten en de Kunstnijverheid. Hij blijft tot aan zijn dood veel interesse tonen voor het Provinciaal Handels- en Taalinstituut in Gent, niet verwonderlijk aangezien hij een van de initiatiefne­ mers is bij de oprichting in 1920. Van Ackere is ook en ondervoorzitter van de Commissie van bestuur van het RT&H (1950 – 1952) en voorzitter van de studiecommissie van het Nijverheidscomité voor het Beroeps- en Technisch Onderwijs (1949 – 1950).

WO I, als hij met De Smet in Amsterdam, Blaricum en Laren verblijft, zal zijn expressionisme volledig tot ontwikkeling komen. Tijdens een verblijf bij Permeke in Oostende (1922) stellen hij en De Smet vast dat zij – hoewel ze tijdens de Eerste We­ reldoorlog in verschillende landen verblijven – een gelijkaardige expressionis­ tische stijlevolutie heb­ ben doorgemaakt. Enkele maanden later vestigt hij zich aan de Leie (eerst in Bachte-Maria-Leerne, daarna in de Malpertuis-

villa in Afsnee) waar hij zijn expressionistisch hoogtepunt bereikt. Na de ineenstorting van de Brusselse kunstwereld in 1928 wordt hij – en dit tot zijn overlijden – vast illustrator bij het Gentse socialistische dagblad Vooruit. Intussen is zijn harde expressionistische stijl uitgegroeid tot een fantastisch surrealisme, waarbij hij irreële droom­ beelden en groteske hal­ lucinaties in vaak een op­ merkelijk kleurengamma suggereert. Hij verzoent de vitaliteit en de sensualiteit

123 UIT DE DUIZENDEN…

255


van het expressionisme met de inventieve methode van het surrealisme. Van den Berghe studeert aan de KASK en is wellicht (1896 – 1897) ook leerling tekenen aan de Nijverheidsschool. Hij geniet al enige naambekendheid wanneer hij in 1907 leraar wordt

in de afdeling tekenkunst van de KASK en er het vak techniek van de schilderkunst doceert (tot de Eerste Wereldoorlog). Zijn cursus Techniek herneemt hij pas in 1939. Wel wordt hij al in 1933 lid van de toezichtcommissie van de KASK. Hij blijft levenslang lid van

Kunst en Kennis, de vereniging van leerlingen en oudleerlingen van de KASK.

Vandenberghe (Vandenberg), Philippe (1952 – 2009), kunstschilder

downs, zijn tragiek en zijn vragen, maar ook het ge­ vecht met de materie en de betekenis van de beeldtaal die erin besloten ligt. Deze strijd voert hij onafgebro­ ken en consequent, zonder enige toegeving te doen aan welke kritiek ook. Het werk van Vanden­ berg geniet internationale belangstelling met tentoon­ stellingen in Amsterdam, Washington, New York, Bologna, Madrid, Tokio, Wenen en Straatsburg. Werk van hem bevindt zich in SMAK Gent, M_HKa Ant­

werpen, Mu.Zee Oostende, in buitenlandse musea en in de vele openbare collecties. In 1999 organiseert het MUHKA een overzichtsten­ toonstelling van zijn werk. Hij is de eerste Artist in Residence in het Museum Schone Kunsten Gent (2008). Studeert schilderkunst (1976) en is docent KASK (2000 – 2002), gastdocent aan diverse academies. Hij is ook actief met workshops plastische kunsten in psychiatrische instellingen.

raad van de Nationale Bank. In diezelfde periode neemt hij nog tal van andere man­ daten waar, onder andere bij de nieuw opgerichte Nationale Investeringsmaatschappij (1962). In 1971 wordt hij gouverneur van de Nationale Bank. Hij is een overtuigd voorstander van de Europese monetaire integratie en wordt (1974) voorzitter van het Comité van Centrale-Bankpresidenten van de Europese Ge­ meenschap en van het dan opgerichte Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking. Tot 1978 blijft hij actief als hoogleraar aan de KUL en als voorzitter van het

Herdiscontering en Waarborginstituut. In 1981 wordt hij minister van Financiën in de regering Mark Eyskens. Docent (1933), gewoon hoogleraar (1936 – 1978) KUL en zelfstandig advocaat (1930 – 1940). Naast lid van de raad van bestuur van de Katholieke Universiteit Brussel en de Vlaamse Uitgeversmaatschappij, is hij vanaf 1958 intens betrokken bij de ontwikkeling van het HIBH. In 1998 wordt te zijner ere door het departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde de Leerstoel em.prof.dr. Robert Vande­ putte ingesteld. Titularissen ervan zijn Alfons Verplaetse,

Het oeuvre van Philippe Vandenberg toont een con­ sequent volgehouden dé­ marche om door te dringen in de mogelijkheden van de schilderkunst (als vehikel); en om zowel emotionele als intellectuele spanningen naar buiten te brengen op een picturaal verantwoorde en persoonlijke manier. Voor Vandenberg is schil­ deren de exponent van het leven zelf met zijn ups en Vandeputte, Robert (1908 – 1997), gouverneur Nationale Bank Vandeputte start zijn loop­ baan (1940) als algemeen secretaris van de Belgische Vereniging van Banken. In 1943 aanvaardt hij een tijdelijk benoeming als directielid van de Nationale Bank en van de Emissiebank (Brussel) en neemt actief deel aan de voorbereiding van de naoorlogse geldher­ vorming. Na de bevrijding gaat Vandeputte aan de slag als gedelegeerd beheerder en later als voorzitter van de NMKN. Van 1954 tot 1971 is hij lid van de regenten­

256

appendix i

De Frits Van Den Berghe­ laan in Deinze bevindt zich tussen Leemse­steenweg en Damstraat.


gouverneur van de Nationale Bank van België (1998), Karel Van Miert, minister van Staat (1999), Gerard Mortier, artistiek directeur van de Salzburger Festspiele (2000),

Etienne Davignon, voorzitter van de Generale Maatschappij van België (2001), Herman Verwilst, voorzitter van het directiecomité van Fortis (2002), Luc Van den Bossche,

gedelegeerd bestuurder van BIAC (2003) en Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken (2008).

Vander Kerken, André (1915 – 1992), directeur

voor militaire admini­ strateurs. Vander Kerken wordt de eerste voltijdse directeur van het HIBH (1968 – 1981). Onder zijn directie wor­ den ingrijpende innovaties ingevoerd. Zo wordt het HIBH in 1970 gemachtigd om de titels van kandidaat

en licentiaat in de be­ stuurswetenschappen uit te reiken. Onder zijn leiding verhuist de school naar de Trierstraat. Na zijn pensi­ oen – en dit tot zijn overlij­ den – blijft Vander Kerken lid van het organiserend comité van het HIBH.

Vander Stricht is de drijvende kracht achter de Brouwerijschool : zelf verklaart hij dat hij slechts twee passies heeft, Chinees porselein en l’Institut de Fermentation. In 1942 sticht hij samen met onder anderen Aimé Meiresonne en Lucien Mas­ sart de Stichting André Vander Stricht met als doel het steunen van biochemisch en fysiologisch onderzoek dat toegepast kan worden in brouwerijen, mouterijen en voedingsbedrijven. De Stichting dommelt wat in – mede door spanningen met de CBM, een conglomeraat van brouwers en mouters – tot in 1971 Vander Stricht

zelf een nieuw elan aan zijn Stichting geeft. Ook het Proefstation, verbonden aan de Brouwerijschool, krijgt dan een nieuwe impuls, door de ruimere financiële mid­ delen. Na de ontbinding van de SBEP (Société des Bras­ seurs pour l’Enseignement Professionel) wordt in een bijzondere algemene verga­ dering (2003) de integratie van de Stichting binnen de Koning Boudewijnstichting beslist. Het Fonds André Vander Stricht steunt biochemisch onderzoek en reikt een driejaarlijkse prijs uit aan jonge onderzoekers. Vander Stricht is ook lid van de bestuurscommissie van het IHR-CTL.

die opleiding met succes afrondt, ontvangt hij drie opeenvolgende jaren reis­ beurzen van het stadsbe­ stuur, het provinciebestuur en de administratie van Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van het ministerie van Bin­

nenlandse Zaken. Deze beurzen geven hem de mogelijkheid om door Frankrijk, Italië, Duitsland en Engeland te reizen en in Wenen de werken van Otto Wagner, de stichter van de Wiener Secession te leren kennen.

Als doctor in de Wijs­ begeerte en Letteren, klassieke filologie bouwt hij oorspronkelijk een car­ rière uit in het secundair onderwijs en is hij deel­ tijds docent aan de school Vander Stricht, André (1900 – 1973), brouwer Studeert voor burgerlijk in­ genieur (1921) en volgt een voortgezette opleiding aan het Institut de Fermentation (1922). Aansluitend maakt hij studiereizen (Duitsland, Bohemen, Oostenrijk) waarbij hij de technieken leert voor het ontwikkelen van bieren met lage gisting. Hij wordt bewindvoerder van de brouwerij Excelsior die vooral onder de naam l’Etoile – de Ster bekend wordt en het resultaat is van een fusie van d’Ieteren (het familiebedrijf) met de brouwerij Versavels. Excelsior wordt in 1975 gesloten.

208

Van de Voorde, Oscar (1871 – 1938), architect Na het vak antiek hoofd aan de KASK gevolgd te hebben (1887) zet Van de Voorde er zijn vorming verder in de afdeling bouwkunde (1889 – 1894). Omdat hij

209

123 UIT DE DUIZENDEN…

257


Later neemt hij deel aan talrijke internationale ten­ toonstellingen : in Brussel (1897 en 1910), Gent (1899 en 1913), Turijn (1902), Milaan (1906) en Parijs (1911 en 1925). Van de Voorde maakt vooral naam als hoofdar­ chitect van de Gentse Wereldtentoonstelling (1913), een functie waarin hij al in 1909 wordt aangesteld. Hij tekent de indeling van het terrein, bepaalt de plaats van de verschillende afde­ lingen en paviljoenen en ontwerpt zelf de belangrijk­ ste gebouwen. Voor Perzië, Italië, Nederland en Spanje ontwerpt hij paviljoenen in stijlen die specifiek zijn voor die landen. Voor deze

realisaties wordt Van de Voorde geprezen : hij slaagt er namelijk in een geheel te creëren dat aan de Wereld­ tentoonstelling een feeste­ lijk karakter geeft. Hoewel hij een gedegen kennis van de historische stijlen bezit, ontwerpt hij ook modernistische gebouwen. Van de Voorde wordt in 1894 laureaat van de prijs voor architectuur KASK. In 1898 wordt hij er benoemd tot leraar in het eerste jaar bouwkunde. In 1904 wordt hij de eerste titularis van de cursus Bouwkunde toegepast aan de versieringskunst waarin de integratie van de toegepaste kunsten in de architectuur wordt onder-

wezen. Na het vertrek van Delvin in 1920 wordt hij plaatsvervangend directeur van de KASK en in 1922 directeur, wat hij tot zijn pensioen (1935) blijft. Als directeur voert hij hervormingen door die model hebben gestaan voor het hele kunstonderwijs. Hij is de pleitbezorger van de eenheid der kunsten, het samengaan van de toegepaste en schone kunsten en de bouwkunst. Van de Voorde sticht in 1895 samen met enkele vrienden de kunstkring Kunst en Kennis voor leerlingen en oudleerlingen van de Academie. Ruim veertig jaar blijft hij de stuwende kracht achter en voorzitter van de kring.

Van de Wiele, Jef (1903 – 1979), politicus

de belangrijkste culturele collaborerende organisa­ tie in Vlaanderen. Na de Duitse inval in de SovjetUnie in 1941 propageert hij Vlaamse deelname in de Waffen-SS om aan het Oostfront te strijden. Als de geallieerden in augustus 1944 de Belgische grens bereiken, roept Van de Wiele de leden van DeVlag op om naar Duitsland te vluchten. Samen met an­ dere collaborateurs wordt hij lid van de Landsleiding, een soort nationaal-socia­ listische Vlaamse regering in ballingschap. Na de Duitse capitulatie (mei

1945) wordt Van de Wiele aanvankelijk ongemoeid gelaten. In december 1945 wordt hij echter door een Belgische rechtbank ter dood veroordeeld. In november 1946 wordt het vonnis omgezet in levens­ lange gevangenisstraf. In 1963 wordt hij vrijgelaten en gaat hij werken voor de vertaaldienst van een Duitse fabriek. Later leeft hij in Nederland en op la­ tere leeftijd keert hij naar België terug. Regent Germaanse talen aan de RNS (1923), doctor in de Germaanse filologie KUL (1936).

broer van dichter Karel Van de Woestijne (1878 – 1929) en kunstschilder Mau­ rice Van de Woestijne (1885 – 1943). Hij vestigt zich in 1900 samen met zijn

broer Karel in Sint-Mar­ tens-Latem. Verschillende bezoeken aan de beroemde tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven in Brugge van 1902, beïnvloe­

In 1936 wordt Van de Wiele hoofdredacteur van DeVlag, blad van de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft, kort­ weg DeVlag genoemd. Daarnaast treedt hij op als organisator van de VlaamsDuitse Cultuurdagen waar Duitse en Vlaamse DeVlagleden culturele informatie uitwisselen. Van de Wiele is voorstander van Vlaamse opname in het Derde Rijk en is een overtuigd antise­ miet. Tijdens het eerste jaar van de bezetting is DeVlag Van de Woestijne, Gustave (1881 –1947), beeldend kunstenaar Vertegenwoordiger van de eerste Latemse school,

258

appendix i


den zijn stijl sterk. Dit zien we vooral in zijn talrijke portretten. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog woont hij (tot 1921) in Wales. Van de Woestijne is een introvert en religieus geïn­ spireerde kunstenaar. Zijn vroege werk, beïnvloed door de Prerafaëlieten, is eerder symbolisch van inslag. Na zijn terugkeer uit

Groot-Brittannië evolueert zijn stijl naar een eigen vorm van expressionisme met vervormingen en figuren met sterk geaccen­ tueerde trekken. In 1979 verschijnt postuum het ontroerende boek : Karel en ik – Herinneringen. In 2010 organiseert het Museum voor Schone Kun­ sten in Gent een boeiende

retrospectieve tentoon­ stelling van het werk van Gustave Van de Woestijne. Van de Woestijne krijgt zijn opleiding aan de KASK. Vanaf 1925 wordt hij docent in Antwerpen, daarna in Ter Kameren (Brussel). Later wordt hij directeur van de Academie voor Schone Kunsten Mechelen.

Van Duyse, Florimond (1843 – 1910), musicus

en Jan Frans Willems. Zelf creëert hij operettes, suites voor orkest, koormuziek, cantates, liederen. Hij pu­ bliceert ook musicologische standaardwerken die grote faam genieten, zoals Het oude Nederlandsche Lied, een driedelig werk met 474 wereldlijke, 240 godsdien­ stige liederen en De melodie van het Nederlandsche lied en haar rytmische vormen. Van Duyse promoveert tot doctor in de rechten aan de RUG (1870) en wordt in

1876 krijgsauditeur, eerst in Antwerpen, later in Bergen en ten slotte in Gent. Hij volgt vanaf zijn zevende privéonderwijs viool en later ook les bij Karel Miry aan het KMC waar hij in 1861 een eerste prijs harmonieleer behaalt. Rond 1866 is hij in de conservatoriumcommissie verantwoordelijk voor de bibliotheek die hij tot een volwaardige muziekbibliotheek wil uitbouwen.

Katholieke Scouts (VVKS), een functie waarin hij wordt opgevolgd door zijn ad­ junct, Maurits Coppieters. In 1952 neemt hij, sa­ men met Max Lamberty, het initiatief tot de oprichting van de Stichting Lodewijk de Raet die tot op vandaag vorming ontwikkelen, organiseren en begeleiden als haar kerntaak vooropstelt. Actief in de Vlaamse beweging, is hij (1955 – 1967) voorzitter van het Koördinatiekomitee

Taalregeling Hoger Onderwijs. Senator (1986 – 1975), tweede ondervoorzitter (1972 – 1973) van de Cultuurraad van de Nederlandse Cultuurgemeenschap en lid van de raadgevende inter­ parlementaire Beneluxraad (1968 – 1974). Maurits Van Haegen­ doren is lesgever HIBH van 1974 tot 1983.

Algemeen voorzitter van het Willemsfonds (1937 – 1951) en gemeenteraadslid Gent (1938 – 1952). Hij publiceert

schoolboeken, bloemlezin­ gen en bijdragen van histori­ sche en pedagogische aard. Hij ijvert voor de verbete­

Van Duyses betekenis ligt in zijn musicologische studies van oud-Nederlandse volks­ liederen. Gedurende zijn hele leven bestudeert hij het Nederlandse lied in al zijn vormen : de Souterliedekens, het Antwerps liedboek, de Geuzenliederen, het Gruuthuse-handschrift en de eigentijdse compilaties van onder meer Edmond de Coussemaker, Jan Bols

211

Van Haegendoren, Maurits (1903 – 1994), politicus Doctor in klassieke filolo­ gie, doctor in de geschie­ denis (KUL). Archivaris (1928) en conservator (1952 – 1968) bij het Algemeen Rijksarchief waar hij enige tijd waarnemend algemeen rijksarchivaris is. Hij is actief in de scouts­ beweging en verbondscom­ missaris (1933 – 1948) van het Vlaams Verbond van Van Hauwaert, Oscar (1868 – 1961), directeur

123 UIT DE DUIZENDEN…

259


212

ring van het literatuuron­ derwijs en voor de bekend­ making van de Vlaamse cultuur in Wallonië. In 1904 is hij medestichter van de Vlaamse Gids. Hij wordt bekroond met de gouden medaille van de Koninklijke Vlaamse Academie en de De

Keyn-prijs van de Konink­ lijke Academie van België. Van Hauwaert is geaggregeerd leraar in de Germaanse filologie van de école Normale Superieure de Liège (1890) en wordt met lesopdrachten belast in Tienen (1892), Chimay (1892 – 1896),

het KA Gent (1896 – 1919) en de RNS (1915 – 1919). Hij is ook prefect in Oostende (1919 – 1923), inspecteur van het middelbaar onderwijs (1923 – 1924) en directeur van de RNS (1924 – 1930).

Van Houtte, Louis Benoit (1810 – 1876), tuinbouw­ kundige, botanicus

vestigt zich in 1839 aan de Dries in Gentbrugge. Onder zijn deskundige leiding groeit zijn daar ingepland tuinbouwbedrijf gestaag : in 1870 beslaat het een oppervlakte van ongeveer veertien hectare en telt het, naast talrijke bedrijfsge­ bouwen, tientallen ser­ res en honderden koude kassen, waarin planten uit de hele wereld worden ondergebracht. In 1845 verschijnt het eerste num­ mer van Flores des Serres et des Jardins de l’Europe dat (tot 1883) in maandelijkse afleveringen met gekleurde afbeeldingen verschijnt. Van Houttes naam is in heel Europa bekend, hij wordt Le prince des horticulteurs du XIX e siècle genoemd. Al snel komt Van Houtte tot de vaststelling dat de ontwikkeling van de tuinbouw geremd wordt door gebrek aan weten­ schappelijke vorming van de kwekers wat hem er toe aanzet op zijn bedrijfster­

rein een tuinbouwschool op te richten. Hij realiseert dit mede dankzij de steun van Charles Rogier, minister van Binnenlandse Zaken. Bij KB van 30 april 1849 wordt het Institut Royal d’Horticulture de Gendbrugge opgericht en gesubsidieerd voor een peri­ ode van twaalf jaar en voor minimum 24 leerlingen. De school is, samen met de in hetzelfde jaar opgerichte school in Vilvoorde, een van de eerste tuinbouwscholen in België. Nationaal en inter­ nationaal geniet de school grote vermaardheid, in die mate zelfs dat leerlingen vanuit heel Europa (in 1865 zelfs iemand uit Australië) er zich inschrijven. Van 1854 tot 1856 is Van Houtte burgemeester van Gentbrugge. Drie jaar na zijn overlijden wordt, op 17 augustus 1879, in de Van Houttestraat in Gent­ brugge, een standbeeld (Paul De Vigne) aan hem opgedragen, ingehuldigd.

de KASK. Hij wordt er een van de gangmakers van de legendarische Zwarte Zaal (PROKA). Daarnaast schrijft hij in Het Laatste Nieuws en verzorgt hij ook acht jaar lang televisieuitzendingen voor het

Humanistisch Verbond. In 1971 wordt hij provin­ cieraadslid voor de PVV. Hoewel hij binnen zijn par­ tij enigszins als een dwars­ ligger beschouwd wordt, wordt hij vanaf 1977 ge­ meenteraadslid en in 1983

Van Houtte studeert aan de école Superieure de Commerce in Parijs en wordt eerst tewerkgesteld als bankbediende in ClermontFerrand. In Brussel neemt hij in 1830 als vrijwilliger deel aan de Belgische Omwenteling van 1830. Hij wordt ambtenaar op het ministerie van Financiën, tijdens het regentschap van Surlet de Chokier. In 1833 geeft hij L’horticulteur Belge uit, het eerste geïllustreer­ de tijdschrift in België over bloementeelt. Op vraag van orchideeënkweker Parthon de Von, consul van Frank­ rijk in Oostende, van het bestuur van de Plantentuin in Brussel en van Koning Leopold I, vertrekt hij in 1834 op expeditie naar Bra­ zilië om onbekende planten te zoeken. Van 1836 tot 1838 is hij directeur van de Plantentuin in Brussel. Hij Van Hove, André (1937 – 2001), politicus Op 34-jarige leeftijd wordt Van Hove inspecteur moraal in Oost- en WestVlaanderen en doceert hij theatergeschiedenis aan

260

appendix i


schepen van Onderwijs in Gent. Onder zijn bestuur moet het Stedelijke Hoger Architectuurinstituut (1986) gesloten worden omdat het niet de minimumschoolbe­

volkingsnormen haalt. Na zijn mandaat als schepen wordt Van Hove OCMWvoorzitter. Hij beëindigt zijn actieve loopbaan als conservator van het Gentse

Museum voor Volkskunde, het huidige Huis van Alijn. Regent letterkunde RNS, vrij student kunstgeschie­ denis.

van Huffel, Albert (1877 – 1935), architect

invloed op zijn werk. Van 1912 tot 1920 is hij artistiek directeur in het Brusselse bedrijf Céline Dangotte. Vanaf 1921 tot aan zijn dood in 1935 werkt hij aan zijn magnum opus : de Nationale Basiliek van het Heilig Hart in Koekelberg. Hij studeert vanaf 1890 aan de Nijverheidsschool

in Gent en daarna aan de KASK. Volgt ook lessen botanica en architectuur aan de RUG. Vanaf 1914 is hij docent van de cursus ornament aan de KASK. In 1926 wordt hij door Henry Van de Velde aangesteld als leraar aan het pas opgerichte Institut Supérieur des Arts Décoratifs in Brussel.

de bestuurscommissie van de KASK (1805) en is hij lid van de commissie die gelast is met de inventarisatie van de museumwerken die in de St. Pietersabdij verzameld zijn (1809). In hetzelfde jaar wordt hij voorzitter van de pas gestichte Société des Arts en in 1810 bewaarder (directeur) van het museum. Zijn beleid wordt

echter nogal wat bekriti­ seerd. Petrus van Huffel studeert (1784 – 1788) aan de KASK waarna hij enkele jaren in Mechelen en in Parijs verblijft. Hij wordt in 1814 aangesteld als tijdelijk lesgever en in 1819 als directeur van de KASK. Hij is ook gemeenteraadslid in Gent.

Albert van Huffel oefent tussen 1896 en 1912 ver­ schillende ambachten uit. Hij is schilder, decorateur, meubelmaker, metselaar en glazenier. De groep Kunst en Kennis heeft, tussen 1895 en 1904, een belangrijke van Huffel, Petrus (1769 – 1844), directeur Van Huffel die naast kunstenaar ook katoen­ nijveraar 300 is, vestigt zich definitief in Gent in 1803 en zal er snel een prominente plaats verwerven in het ar­ tistieke leven. Zo wordt hij aangesteld als een van de artistieke raadgevers van

213

Vankenhove-De Wandel, Georgette

zie : De Wandel, Georgette

Van Monckhoven, Désiré (1834 – 1882), natuurweten­ schapper, fotograaf

photographie sur Collodion, in 1856 gevolgd door Traité général de photographie, dat een standaardwerk zal worden. Vanaf 1860 gaat zijn aandacht vooral naar de fotografische optiek, wat uitmondt in de bouw van zijn dialytische vergroter, waar hij in 1863 een patent op neemt. Vanaf zijn verblijf in Wenen, waar hij van 1867 tot 1870 een fotostudio

Al vroeg blijkt zijn uitzon­ derlijke begaafdheid voor de wetenschappen : op 16 jaar schrijft hij een Handboek der Scheikunde, in 1852 gevolgd door Elementen der Fysica. In die periode krijgt hij ook belangstelling voor de fo­ tografie : in 1855 publiceert hij in Parijs een Traité de

214

123 UIT DE DUIZENDEN…

heeft met E. Rabending (1862 – 1929), maakt hij in heel Europa naam. Groten in de optische en fotogra­ fiewereld zoals Dallmeyer, Steinheil, Voigtlander vragen zijn advies. Na zijn terugkeer in Gent richt hij een fabriekje voor fotopapier op dat zeer succesrijk wordt. In 1879 slaagt hij erin om de gevoeligheid van broom­ zilvergelatineplaten op te

261


drijven, waardoor hij zijn fabriek kan uitbreiden met een productie-eenheid voor emulsies. Hij is de eerste in België die deze droge foto­ grafische platen industrieel produceert.

Van Monckhoven volgt les aan de Nijverheidsschool en schrijft zich in 1857 in aan de RUG, waar hij in 1862 de graad van doctor in de Natuurwetenschappen behaalt.

In de Désiré Van Monck­ hovenstraat in Gent bevindt zich de stedelijke basisschool Désiré Van Monckhoven.

Van Nerum, Charles (1805 – 1885), pedagoog

van het basisonderwijs (1842). In zijn werk Opinion relative à l’organisation de l’instruction publique (1850) pleit hij voor de oprichting van een Hogere Raad voor het Openbaar Onderwijs. Daarnaast publiceert hij enkele schoolboeken, voornamelijk voor het aanleren van de tweede taal. Bij de start van de RNS krijgt hij van het ministerie van Binnenlandse Zaken de opdracht een bibliotheek samen te stellen voor de normaalleergangen. Zijn

voorstel behelst de aan­ koop van 400 in Nederland uitgegeven werken (wat niet bijzonder geappreci­ eerd wordt). Van Nerum studeert voor onderwijzer in Haarlem. Hij wordt eerst hoofdonderwijzer van een kosteloze school in Dendermonde (1826) en dan (1832) van de Pakhuisschool in Gent. Hij is de eerste directeur van de RNS (1861 – 1868), een opdracht die hij combineert met een lesopdracht en met de directie van de Pakhuisschool.

Omer Van Puyvelde is ook de stichter van Liederavonden voor het volk, tweewekelijkse bijeen­ komsten in Gent met een gelijkaardige opzet als die van de Vlaamse nationale zangfeesten, namelijk het volk te leren met geestdrift en kunstzin zijn eigen liede­ ren te zingen. Hij schrijft verschillende orgel- en pianocomposities, liederen en koorwerken. Van hem zijn ook Gloria, een kerstoratorium voor solostemmen, koor en orkest, Vlaamsche Rapsodie voor orkest en Dramatische ouverture voor symfonisch

orkest. Daarnaast schrijft hij zestien Gezellewerken, zowel voor koor als voor zang en piano. Eerste prijzen notenleer (1933), orgel (1933), contrapunt (1937) en fuga (1938) aan het KMC. In 1949 wordt hij directeur van de Muziekacademie Ledeberg, dat na zijn overlijden zijn naam zal dragen. Voor de lessen die hij er geeft, schrijft hij een tiendelige cursus Theoretische en praktische methode in notenleer. In 1960 wordt hij lesgever notenleer en in 1966 lesgever harmonie aan het KMC.

Net als zijn leermees­ ter Adolf Pauli, heeft hij als stadsbouwmeester

(1879 – 1916) een belang­ rijke architecturale stem­ pel op Gent gedrukt. Maar

In 1838 verschijnt zijn eerste boek Essai sur l’instruction primaire et en particulier sur les écoles gratuites de Gand waarin hij verschillende leermethodes analyseert. Ook stelt hij talrijke verslagen op, onder andere ter attentie van de commission directrices des écoles gratuites communales de Gand met betrekking tot het onderwijs van het Frans (1837 – 1839) en de situatie Van Puyvelde, Omer (1912 – 1980), musicus Zijn eerste muzieklessen krijgt hij van zijn broer Remi en van Prudens Van Duyse. Na het vroegtijdig overlijden van zijn broer, vervangt hij hem als dorpsorganist in Eksaarde (1927 – 1933). Later wordt hij organist in Geraardsber­ gen (1933 – 1935) en koster van de Onze-Lieve-Vrouw Sint-Pieterskerk in Gent. In 1939 sticht Van Puyvelde het succesvolle en met prijzen overladen kamerkoor Crescendo, dat hij tot 1958 leidt. Van Rysselberghe, Charles (1850 – 1920), architect

262

appendix i


liefst 22 Gentse stadsscho­ len staan op zijn naam. Vele hiervan zijn ondertus­ sen verdwenen. Een van de meest monumentale en bekende schoolgebou­ wen is de Andriesschool in de Antonius Triestlaan (1881 – 1883), waarvan gemeenteraadsleden meenden dat het veel te mooi was voor een school.

Behalve een groot aantal schoolgebouwen ontwerpt hij ook de gietijzeren kiosk in het Citadelpark (1885) en het merkwaardige ovaalvormige complex van sociale woningen (de eerste werkersapparte­ menten) De Cirk, in de Ze­ brastraat (1907 – 1908)301. Zijn belangrijkste verwe­ zenlijking in Gent is echter

het Museum voor Schone Kunsten (1898 – 1904). Van Rysselberghe heeft een uitgesproken voorkeur voor het neoclassicisme of de Vlaamse neorenaissan­ ce, waarin hij ook elemen­ ten uit de barok weet te integreren. Charles Van Rysselberghe is afgestudeerd aan de KASK.

Van Rysselberghe, Octave (1855 – 1929), architect

Adolphe Pauli les volgt. Pauli leidt hem op in de neoklassieke traditie, geïnspireerd op de Ita­ liaanse renaissance. De praktische opleiding krijgt hij van Joseph Poelaert, wiens assistent hij is bij de bouw van het Brusselse Justitiepaleis. Van Ryssel­

berghe is ook architect van het art nouveau Hotel Otlet (1894 – 1898), waarvoor Henry van de Velde het interieur ontwerpt. Bekend zijn het Grand Hôtel Bellevue in Westende (met een kromlijnig plan) en de Koninklijke Sterrenwacht in Ukkel.

het resultaat van reizen naar Marokko (1882 – 1888), ontwikkelt Van Ryssel­ berghe een nieuwe per­ soonlijke stijl. Als hij Un dimanche après-midi à l’île de La Grande Jatte van Georges Seurat ziet, ontdekt hij het pointil­ lisme dat vanaf 1887 zijn werk zal beïnvloeden en een reeks opmerkelijke neo-impressionistische portretten, landschappen en marines zal opleveren. Op het eind van de jaren 1890 bereikt zijn neo-im­ pressionistische techniek een climax, waarna die stijl eerst meer ontspannen (1903) en later (1910) volledig verlaten wordt. Vanaf 1904 trek Van Rysselberghe zich terug aan de Middellandse Zee. Op het einde van zijn leven maakt hij enkele opmer­

kelijke beeldhouwwerken, zoals de bronzen Kop van André Gide302. Veel van zijn werken behoren nog steeds tot privécollecties en kunnen slechts zelden door het publiek gezien worden. Eén van deze zeldzame gelegenheden biedt de overzichtstentoonstelling Theo Van Rysselberghe in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel (2006) en later in het Gemeentemuseum Den Haag. Hij krijgt zijn eerste artistieke vorming aan de KASK en stapt in 1879 over naar de Brusselse Academie voor Schone Kunsten.

Hij is de jongere broer van stadsarchitect Charles Van Rysselberghe en de oudere broer van Theo Van Rys­ selberghe. Studeert aan de KASK, waar hij onder andere bij Van Rysselberghe, Theo (1862 – 1926) kunstschilder Theo Van Rysselberghe is een van de medestichters van de kunstenaarsgroep Les XX, een groep jonge ra­ dicale artiesten die rebel­ leert tegen het verouderde academisme en de heer­ sende artistieke normen. Andere bekende leden van Les XX zijn James Ensor, Willy Finch, Fernand Khnopff, Félicien Rops, en later Auguste Rodin en Paul Signac. Ook Jean Delvin is even lid. Door zijn lidmaatschap van deze kunstenaarsgroep, komt van Rysselberghe in contact met verschillende andere radicale kunste­ naars, zoals de Amerikaan James McNeill Whistler. Na zeer succesvolle oriën­talistische werken,

123 UIT DE DUIZENDEN…

263


van Waterschoot, John (1920 – 2000), senator Na de Tweede Wereldoorlog werkt hij als beginnend economisch redacteur voor De Nieuwe Standaard en studeert met een beurs van de Rockefeller-stichting aan de Colombia-universiteit in New York. Daarna werkt hij voor de bedrijfs­ raad textiel en kleding, de Economische Raad voor Vlaanderen en (1959) het nieuw opgerichte Planbureau. Hij behaalt een docto­ raat in de economie en ont­ popt zich tot een pionier in Verbanck, Georges (Geo) (1881 – 1961), beeldhouwer Werkt eerst bij een meu­ belmaker en nadien in het atelier van beeldhouwer Aloïs De Beule. In 1909 ontvangt hij een tweede prijs in de Prijs van Rome voor beeldhouwkunst. Verbanck realiseert diverse monumenten en werkt vaak samen met architect Valen­ Verbanck, Robert (1911 – 2003), stedenbouw­ kundige Verbanck start in 1950 in de schoot van de architectuur­ afdeling van de KASK met een opleiding stedenbouw. Hij adviseert verschillende gemeenten waaronder Ronse, Deinze, Gentbrugge, Lembeke op stedenbouw­ kundig vlak en is betrokken bij de opmaak van ver­ scheidene gewestplannen. Robert Verbanck staat aan de wieg van de eerste versie

264

de econometrie. Hij wordt de eerste titularis van de leerstoel econometrie aan de KUL en is verbonden aan het kabinet van premier Gaston Eyskens. van Waterschoot wordt de officieuze econoom van het Nationaal Christelijk Middenstandsverbond (NCMV), dat hem in 1971 voordraagt voor coöptatie als senator. Tien jaar later verlaat hij het parlement en wordt hij voorzitter van de BVVO, de Beroepsvereniging der Verzekeringsondernemingen. Hij is ook voorzitter van het Instituut voor Textiel

en Confectie (ITCB) en van het Koninklijk Instituut der Eliten van de Arbeid. Zijn levenslange passie en belangstelling voor ufo’s (Unidentified Flying Objects) start in 1954 : het fenomeen ufo moet volgens hem grondig bestudeerd worden en hij pleit voor het recht van iedere geïnteres­ seerde om zich over ufo’s te informeren. In 1991 wordt van Wa­ terschoot in de adelstand verheven tot baron. Hij is lesgever HIBH van 1947 tot 1982.

tin Vaerwyck, bijvoorbeeld aan het Justitiepaleis van Dendermonde. Hij realiseert veel portretbustes, pen­ ningen, grafmonumenten en gedenkplaten. Zijn werk munt uit door klassieke zui­ verheid, harmonisch lijnen­ spel en een sterke zin voor stilte en verinnerlijking. Aan de KASK volgt hij les bij onder anderen Jean Delvin. Aan de Brusselse

Academie krijgt hij onderricht van Charles Van der Stappen. Van 1911 tot 1927 is Verbanck leraar beeldhouwkunst aan de Dendermondse Academie en van 1925 tot 1941 lesgever sierkunst, houtsnijkunst en beeldhouwkunst aan de KASK.

van het Gentse structuurplan (het zogenaamde ROS). Hij is medeoprichter van de Bond van Vlaamse Stedenbouwkundigen, waarvan hij een tijd voorzitter is. Verder is hij lid van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. De Werkgroep Robert Verbanck is samengesteld uit (oud-)docenten aan de afdeling Stedenbouw aan het SHIAS : E. Lagrou (so­ cioloog, stedenbouwkun­ dige), J. Mornie (architect, stedenbouwkundige), H.

Rosseau (architect, steden­ bouwkundige), W. Verbanck (geograaf, planoloog) en H. Verstraete (architect, stedenbouwkundige). Deze groep buigt zich over ste­ denbouwkundige proble­ men en publiceert : Robert Verbanck of het onrustig zoeken naar een betere maatschappij en een passende architectuur, stedenbouw en monumentenzorg (2007).

appendix i

De Geo Verbancklaan bevindt zich in St. DenijsWestrem (Gent).


Verdegem, Jozef (1897 – 1957), beeldend kunstenaar Verdegem werkt eerst als decoratieschilder. Als oorlogsvrijwilliger raakt hij gewond tijdens de Eerste Wereldoorlog en wordt hij tijdelijk naar GrootBrittannië geëvacueerd. Na zijn terugkeer naar het front wordt hij opgenomen in de Section Artistique van de frontschilders. Tussen 1922 tot 1929 verblijft hij Verschraegen, Gabriël (1919 – 1981), musicus Geniet als organist een internationale faam. Hij is stichter en bezieler van het Gents orgelcentrum dat

geregeld in Parijs waar hij kennis­maakt met onder meer Maurice de Vlaeminck en Henri Matisse. Hij is er ook zeer productief als et­ ser en schilder en neemt er aan talrijke tentoonstellin­ gen deel. In 1929 keert hij terug naar Gent en intro­ duceert er een verfijnd ex­ pressionisme, ondersteund door een grote technische beheersing en een grote spontaneïteit. Hij volgt lessen aan de KASK bij onder meer

Georges Minne, Frits Van den Berghe en Jean Delvin. Wordt er in 1932 leraar stilleven, later leraar schetsen en levend model om in 1941 de schilderklas levend model te leiden. Hij geeft tot 1944 les aan de KASK en wordt dan, door het college van burgemeester en schepenen, voorlopig geschorst op basis van het feit dat hij tijdens de oorlog promoveerd is. Op deze voorlopige schorsing is niet meer teruggekomen.

tot op heden een bloeiende concertvereniging is. Gabriël Verschraegen studeert aan het Lemmensinstituut in Mechelen en aan het KMC. In 1944 wordt hij benoemd tot organist-

titularis aan de St-Baafskathedraal in Gent en in 1950 wordt hij docent orgel aan het KMC. Hij is directeur van de Muziekacademie Lokeren (1962 – 1968) en van het KMC (1968 – 1981).

punt en fuga (1929). Later studeert zij viool aan de école Normale de Musique in Parijs en harmonie met Na­ dia Boulanger en Jacques de la Presle (1888 – 1969). Mu­ zikale analyse studeert ze bij Paul Dukas. Ten gevolge van onherstelbare spierschade wordt zij verplicht de viool op te geven waarna ze zich uitsluitend aan de compo­

sitie wijdt. In 1942 ontvangt zij de Emile Mathieu prijs voor haar Sonate voor Hoorn en Piano. Haar werk bevat composities voor orkest, kamerensemble, koor en or­ kest en ook enkele liederen. Van 1945 tot haar tragisch overlijden (bij een treinontsporing) is zij lesgeefster harmonie aan het KMC.

figuratie verborgen wordt tussen kleurvlakken en slingerplantaardigheden. Met dit soort patchworkopbouw slaagt Pierre Vlerick erin om een perfect evenwicht te bereiken tussen figuratie en abstractie. Pierre Vlerick ontvangt verschillende prijzen en beurzen, onder andere als gastleraar aan Fine Arts

School in Boston (1963) en neemt deel aan diverse ten­ toonstellingen in binnen- en buitenland, zo aan de Biën­ nales van Venetië (1964) en van Sao Paulo (1969). Aan de KASK doorloopt hij verschillende richtingen, waarna hij (1947 – 1948) in Parijs aan de Académie de la Grande Chaumière studeert. Van 1961 tot 1968 is

215

Vignery, (Jeanne Emilie Virginie) Jane (1913 – 74), componist Vignery komt uit een zeer muzikale familie (zowel moeder als grootvader componeert) en start bij­ gevolg ook vroeg met haar muzikale opleiding aan het KMC : muziektheorie (1925), harmonie (1927), contra­ Vlerick, Pierre (1923 – 1999), beeldend kunstenaar De etsen en litho’s van Pier­ re Vlerick worden geken­ merkt door een uitermate geraffineerde lijnvoering waardoor een etherische werking ontstaat. Veel van zijn offset-litho’s hoogt hij op met pastel, zodat de

123 UIT DE DUIZENDEN…

265


216

hij lesgever aan de afdeling etskunst van de KASK en van 1968 tot 1988 directeur. De door hem geprogrammeerde buitenschoolse activiteiten maken van de Zwarte Zaal een absoluut

ijkpunt in het Vlaamse culturele leven. Voor het eerst is een cultureel centrum actief binnen het kunstonderwijs en biedt het studenten en buitenstaanders een internationaal forum

voor vormvernieuwing aan, zowel op het vlak van de beeldende en audiovisuele kunsten als op dat van de podiumkunsten.

Wannyn (Wannijn), Jan (1867 – 1949), directeur

tioneert Wannyn zijn talen, eerst in Duitsland en dan in Engeland : hij maakt er ken­ nis met een nieuwe peda­ gogische methode om talen te onderwijzen (ontwikkeld door de Fransman François Gouin303), die hij als voorstellingsmethode in Vlaande­ ren zal introduceren. Na zijn terugkeer uit Engeland geeft hij Engels aan de Nijverheidsschool. Volgend op het verbod van schepen van Onderwijs, Remi De Ridder, om de voorstellingsmethode als pedagogische aanpak te gebruiken, start hij op 14 oktober 1894 met privéles­ sen waar later de English Club uit voorkomt. Die English Club ligt aan de basis van het provinciaal (hoger) onderwijs. Tijdens de Eerste We­ reldoorlog werkt Wannyn nauw samen met de

bezetter met als doel de centralistische Belgische Staat te verzwakken. Hij is lid van de Gouwraad OostVlaanderen en voorzitter van het Propagandacomité. In 1918 richt hij daaren­ boven een Nationalistische Bond op die alle activis­ tische activiteiten moet coördineren. Hij vlucht op het einde van de oorlog naar Nederland en wordt er in 1921 bij verstek veroor­ deeld tot de doodstraf. In Rotterdam is hij eerst correspondent bij een scheepswerf, daarna leraar Franse, Duitse en Engelse handelscorrespondentie. Zijn zoon dokter Johannes Wannyn (1908 – 2007), is schepen (1959 – 1965) en later burgemeester van Nevele (1965 – 1977). Van 1965 tot 1974 zit hij voor de Volksunie in de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

een productief novelle­ schrijver, maar zijn naam zal vooral bekend blijven als de uitvinder/bedenker van het toerisme in ZuidOost-Vlaanderen. In het begin van de twinigste eeuw klaagt hij al de pollutie van de Schelde aan en komt hij op voor milieubescherming en ecologisch evenwicht. De Stichting Omer Wattez die in 1975 wordt

opgericht, stelt zich de integrale bescherming van de Vlaamse Ardennen als doel. Na zijn studies aan de RNS wordt hij hulp­ onderwijzer bij zijn oom (in Schorisse), hoofdonderwijzer in Heurne (1879), leraar Nederlands, later Germaanse talen aan het KA Doornik (1883) en aan het KA Antwerpen (1907). Het uitbreken van de oorlog

Jan Wannyn is leerling aan de stadsnormaalschool in de Onderstraat, waar hij in 1886 het onderwijzersdi­ ploma behaalt. Hij sticht er de Juliuszonen, een Vlaams­ gezinde studentenkring. Hij is medestichter (1880) van het Taalverbond, waar hij tot 1894 lid van is. Na zijn opleiding geeft hij les in een lagere school in de Donkersteeg, een opdracht die hij na twee jaar op­ geeft om zijn opleiding te hervatten : in 1889 behaalt hij aan de RNS het diploma van regent, geaggregeerde lager middelbaar onderwijs Duits en in 1892 de aggre­ gatie Engels. Ondertussen wordt hij in 1888 lid en in 1892 secretaris van het Willemsfonds. Na zijn opleiding perfec­ Wattez, Omer (1857 – 1935), auteur In 1898 is hij een van de grondleggers van het Algemeen Nederlands Verbond. Hij schrijft wellicht als eerste over de Vlaamse letterkunde in Le Figaro en wordt in 1913 werkend lid van de Koninklijke Vlaamse Academie. Omer Wattez is vertaler van Germaanse sagen en

266

appendix i


in 1914 dwingt hem uit te wijken naar Parijs. Daar sticht hij, samen met de secretaris van minister

Poullet, de Belgische school met leergangen door middel van briefwisseling voor officieren en soldaten.

Achtduizend soldaten volgen de lessen.

Willems, Jan-Frans (1793 – 1846), auteur

standig op te stellen inzake taal, letterkunde en ge­ schiedenis. In het nieuwe België (1830) wordt hij als ambtenaar overgeplaatst naar Eeklo (waarschijnlijk vanwege zijn orangistische sympathieën). In 1835 wordt hij echter in ere hersteld en benoemd tot Ontvanger der Registratie, ditmaal in Gent, waar hij ook de eerste secretaris van het KMC wordt. Hoewel Willems na 1830 de Belgische Staat aanvaardt, blijft hij actief werken aan een culturele eenheid met Nederland. Zo geeft hij de doorslag in de zogenaamde spel­ lingoorlog (bevestigd op het Grote Taalcongres van 1841), waardoor de taaleenheid van Vlaan­ deren en Nederland een feit wordt. De nieuwe spelling die in 1844 van

kracht wordt, draagt zijn naam : de Willems-spelling. In 1835 wordt hij lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Als enig Nederlandstalig lid probeert hij er de Vlaamse literatuur en poëzie een plaats te geven en dit tegen de heersende verfransings­ politiek van de Belgische regering in. Willems slaagt erin de toenmalige bescheiden Vlaamse initi­ atieven te coördineren en bepaalt zo in niet geringe mate de evolutie van de Vlaamse Beweging in het jonge België. In 1830 wordt hij doctor honoris causa Wijsbegeerte en Letteren aan de KUL.

Jan-Frans Willems start zijn loopbaan als nota­ risklerk in Antwerpen. In die periode publiceert hij pamfletten en historische geschriften. In 1819 wordt hij lid van de Maatschappij der Nederlandse Letter­ kunde in Leiden. In 1821 wordt hij Ontvanger der Registratie voor Antwerpen. In 1826 wordt hij aanvaard als lid van de Commissie tot uitgave van de oude vaderlandse kronijken en in 1827 van de Commissie voor de Rerum belgicarum scriptores. Dankzij de actieve poli­ tiek ter bevordering van het Nederlands in Vlaanderen onder het bestuur van ko­ ning Willem I kan Jan-Frans Willems carrière maken. Als Zuid-Nederlander heeft hij de moed zich zelf­

217

123 UIT DE DUIZENDEN…

De Jan-Frans Willemsstraat is een zijstraat van de Gentse Citadellaan.

267


268


appendix ii  HISTORIEK

Dit appendix situeert de gebeurte­ nissen die de verschillende (hoge) scholen, in de loop van hun ge­ schiedenis, meemaakten en die hen vormden in een ruimere, nationale en internationale context. Dit overzicht is verre van exhaus­ tief en zou met duizenden andere elementen en evenementen kunnen worden aangevuld. Het geeft, al dan niet belangrijke, elementen van enkele kleine en grote gebeurtenissen die mee een tijdgeest vormgeven.

269


1748 De Oostenrijkers besturen Vlaanderen. Als landvoogd verte­ genwoordigt Karel van Lorreinen (1712 – 1780) Keizerin Maria-Theresia, van 1741 tot 1744 en van 1749 tot 1780. Marissal sticht een tekenschool. Hij start de lessen in zijn woning.

1750 In de vreedzame tijd vanaf 1740, onder de voorspoedige regering van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia, kent Gent voor het eerst sinds de mid­ deleeuwen weer een sterke heropbloei. Met de krach­ tige steun van de stedelijke en de centrale overheden richten ondernemende kooplui manufacturen op. In 1750 verschijnen de eerste suikerraffinaderijen, echte fabrieken die volko­ men buiten het kader van de ambachtsgilden werken. Zij luiden het tijdperk in van de kapitalistische nij­ verheid. Een dominerende plaats gaan mettertijd de kantoenbaronnen innemen met hun spinnerijen, ble­ kerijen, ververijen, drukke­ rijen voor katoenstoffen304.

1751 De Coupure wordt gegra­ ven. Dit kanaal moet de Gentse binnenhavens verbinden met de Brugse vaart.

270

Marissal krijgt de toestemming om de lessen op de eerste verdieping van de afgeschafte schuttersgilde op de St. Antoniuskaai te laten plaatsvinden.

1753 De academielessen vinden plaats in de vergaderkamer van de schepenen van de Gedeele in het stadhuis.

1755 De Academie, die in het Brugse stadhuis onderwijst, moet na een brand verhuizen naar het Stapelhuis op de Korenmarkt.

1771 Vanaf 14 augustus wordt de Academie de Koninklijke Academie van Teeken-, Schilder-, Beeldhouw- en Bouwkunst en ze komt onder bescherming van Keizerin Maria-Theresia.

1772 De magistraat in Gent start een geneeskundeschool.

1773

bestaan van twee vroedvrouwenscholen, die van de Keure en die van Oudburg.

1780 Jozef II, de keizer-koster, volgt zijn moeder Maria Theresia op. Christina, aartshertogin van Oostenrijk en haar gemaal Albert, hertog van Saksen-Teschen305, worden de nieuwe landvoogden.

1797 Napoleon verovert de Zui­ delijke Nederlanden. Gent wordt de hoofd­ stad van het departement Schelde en Leie.

In 1783 vindt de eerste ­vlucht plaats met een he­ teluchtballon, die naar de uitvinders – de gebroeders Montgolfier – Montgolfière wordt genoemd.

1786

1798

1783

De klas naar levend model wordt afgeschaft.

1795 Ten gevolge van de ont­ wikkeling van de Gentse (textiel)industrie streven de Gentenaars naar een verbinding met de zee. De Schelde wordt vrijge­ maakt.

In Gent wordt het Schil­ dersgilde ontbonden.

De wet Le Chapelier voert de vrijheid van ondernemen in. Zij verbiedt coalities en corporaties die de toegang tot een beroep belemmeren. De facto ontbindt ze de gil­ den. De wet zal pas in 1866 worden afgeschaft.

De Keizerin geeft haar for­ mele goedkeuring aan het

Voor het eerst wordt aan de Gentse Academie een pronk­ zael ingericht.

In Gent wordt, zoals in elke departementale hoofdstad, een école centrale opgericht (op de terreinen van de afgeschafte Baudelo-abdij aan de Ottogracht). Een bibliotheek, een plantentuin, een natuurwetenschappelijke collectie en instrumenten voor practica zijn er ter beschikking.

De Jezuïetenorde wordt opgeheven.

1778

1796

appendix ii

Volksopstanden breken uit onder de naam Boeren­ krijg : de verzetslui zijn fel gekant tegen de Revolutie en de gevolgen die deze heeft voor de Kerk.

1799 Op 24 december 1799 wordt Napoleon eerste consul voor het leven. De Academie verhuist naar de Sint-Margrietstraat in het voormalig klooster van de paters Augustijnen. In Gent worden de eerste privé-initiatieven met betrekking tot het onderwijs in de muziek ontwikkeld.


1801 De katholieke kerk herwint haar vrijheid met het Con­ cordaat van Napoleon met de katholieke kerk.

1802 De collectie van het in 1799 opgerichte Musée de l’Escaut wordt in de St. Pie­ terskerk opengesteld voor het publiek.

1804 Napoleon wordt op 18 mei Keizer der Fransen en voert centralistische hervormin­ gen door.

1805 De eerste Gentse muziekschool wordt opgericht door componist, violist en orgelbouwer Pierre-Jean De Volder.

1806 In elk departement van het Keizerrijk moet een school m.b.t. het praktijkgericht onderwijs in de geneeskun­ de voorhanden zijn. Een école élèmentaire de médecine gaat op 1 december 1806 van start (en wordt gesloten bij de start van de Gentse universiteit op 9 oktober 1987).

1808 De Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde

wordt opgericht in herberg Au Jardin de Frascati.

1809 De Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde organiseert (van 6 tot 9 februari) haar eerste ten­ toonstelling.

Willem I wordt protecteur van de Gentse Academie.

1817 In de Troonzaal van het Gentse stadhuis vindt op 9 oktober de officiële ope­ ning van de Gentse univer­ siteit plaats.

1811

1818

De Société des Beaux Arts, die de meest vooraanstaande Gentse musici groepeert, start met muzieklessen.

De stad Gent schenkt, krachtens de onderwijswet van 25 september 1819, haar bibliotheek en haar planten­ tuin aan de universiteit.

1814 Napoleon wordt verslagen en gaat in ballingschap op Elba. In juli wordt de Neder­ landse koning Willem I, namens de geallieerden, gouverneur van onze gewesten. In het Verdrag van Chaumont (9 maart 1814) wordt de oprichting van een Royaume des Pays Bas vastgelegd.

1815 Het Congres van Wenen bekrachtigt, na de val van Napoleon (in Waterloo), de koninklijke waardig­ heid van Willem I over de noordelijke en de zuidelijke Nederlanden. Willem I verleent aan de Maatschappij voor Land­ bouw en Kruidkunde de titel Koninklijke.

1821 Gent wordt de eerste stad op het Europese vasteland met geïntegreerde katoenonder­ nemingen. Dit zijn bedrijven die drukkerij, spinnerij en weverij groeperen.

1822 De Algemeene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de Volksvlijt (later de Generale Maatschappij) wordt opgericht door Willem I. Willem I bekrachtigt bij KB de plannen voor de uitbreiding van de Gentse haven, dit is het graven van een kanaal tussen Gent en Terneuzen.

1823 De op 15 september uitgevaardigde wet op de

HISTORIEK

bestuurstaal treedt in voege in Antwerpen, Limburg, en Oost- en West-Vlaanderen. Hierdoor wordt het gebruik van de landstaal in de Vlaamse provincies wet­ telijk geregeld. Het is de ambitie van de koning om deze bestuur­staal ook in de andere provincies op te leggen. Verzet rijst van de, tijdens de Oostenrijkse periode verfranste, bur­ gerij en adel. Adolphe Quetelet306 (1796 –  1874), doctor in de weten­ schappen aan de Gentse universiteit, stelt aan de minister van Openbaar On­ derwijs, A.R. Falck, voor om in Brussel een Sterrenwacht op te richten. Een eerste besluit (van 6 januari 1823) met betrekking tot de opleiding tot vroedvrouwen, dat tot het midden van de twintigste eeuw van kracht zal blijven, wordt gepubliceerd.

1824 Bij KB van 21 juli 1824 wordt in Gent, voor de provincie Oost-Vlaanderen, een normale school opgericht. Het betreft een vorm van bijscholingscursussen voor onderwijzers.

1825 De koning raakt in conflict met de rooms-katholieke kerk : hij laat in de zuide­ lijke provincies tientallen klein seminaries sluiten en richt ter vervanging het

271


Collegium Philosophicum in Leuven op. De School voor Kunsten en Ambachten wordt opgericht bij KB van 13 mei 1825. In de praktijk gaat de school pas in 1827 open.

1826 Joseph Nicephore Niepce maakt de eerste foto op een geasfalteerde plaat. Hij heeft hiervoor, bij helder zonlicht, een belichtingstijd van maar liefst 8 uur nodig.

1827 De zestiende-eeuwse Sasse­ vaart, die sinds de sluiting van de Schelde (na de Vrede van Münster, 1648) lang­ zaam aan het verzanden is, wordt opnieuw uitgegra­ ven. Ze wordt rechtgetrok­ ken en vanaf Sas van Gent in Nederland verplaatst naar Terneuzen. De aanleg van dit kanaal biedt Gent een uitweg naar de zee. In de Academie wordt de gasverlichting geïnstalleerd.

1829 In de Hoveniersdreef wordt op 15 april 1828 een materniteit met geannexeerde vroedvrouwenschool, ten dienste van de arme bevolking, opgericht.

1830 Op 25 augustus 1830 wordt in de Brusselse

272

Munt de opera De Stomme van Portici van de Franse toondichter Daniel Auber (1782 – 1871) opgevoerd. De opera die de vaderlands­ liefde van de Napolitanen tijdens hun bezetting door Spanje vertelt, lokt een op­ stand uit bij de Franstalige burgerij. Die wordt gevolgd door volksschermutselingen. Het regeringsleger reageert laks. Vanaf de volgende dag wordt de weerstand georga­ niseerd. Na gevechten her en der verliezen legertroe­ pen de controle en worden uit de zuidelijke provincies verdreven. De burgerwacht neemt de macht over. Het Voorlopig Bewind roept op 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid van de Zuidelijke Nederlanden uit onder de naam België. Het Nationaal Congres beslist dat België een ko­ ninkrijk wordt. De Generale Maatschappij doorstaat zonder al te veel problemen de omwenteling van 1830. De maatschappij wordt als Société Générale de Belgique marktleider op het vlak van spaarwezen.

1831 De grondwet wordt op 7 februari door het Nationaal Congres goedgekeurd. Op 21 juli legt de door het Nationaal Congres gekozen koning, Leopold I van Saksen-Coburg, de eed af. Hij wordt de eerste koning van België.

1833 In Brussel starten de eerste klassieke meteorologische waarnemingen in België. De Engelse dichter en denker Samuel Taylor Coleridge (1772 – 1834) gebruikt voor het eerst de term scientist. Hij gebruikt de term als tegenhanger van artist. Het nu nog populaire Antwerpse bolleke is een creatie van cafébaas Johan­ nes Vervliet van de afspan­ ning de Plaisanten Hof. Het bedrijf komt, na het overlijden van Vervloet, in handen van Carolus De Koninck. De School voor Kunsten en Ambachten, die oorspronkelijk gehecht is aan de universiteit, wordt overgenomen door het Gentse stadsbestuur. Ze draagt vanaf dan de naam école Industrielle / Nyver­ heidsschool. Baron Coppens geeft aan L. Minard de opdracht in Melle een huys van plesantiën te bouwen.

1834 In Brussel gaat op 20 no­ vember de Université Libre de Bruxelles van start.

1835 Op 5 mei rijdt de eerste trein (met drie wagons) op het vasteland. De tocht gaat van Brussel naar Mechelen.

appendix ii

De Conservatoire de Musique of het Toonkundig Conservato­ rium wordt door het stadsbestuur opgericht en gehuisvest in de voormalige portierswoning van het stadhuis. Aan de Nijverheidsschool wordt een leergang machinetekenen opgericht.

1837 Het eerste treinstation van Gent, het Zuidstation, wordt, samen met de spoorlijn Gent-Mechelen, ingehuldigd op 28 septem­ ber. Het station wordt in 1929 afgebroken. Vanaf 1837 worden door de Société Anonyme d’Horticulture et de Botanique de Gand vijfjaarlijkse tentoonstellingen, onder de naam Floraliën, georga­ niseerd. Samuel Morse demon­ streert op 2 september zijn elektromagnetische telegraaf. Louis Daguerre ontwikkelt de Daguerrotype, een voor­ loper van de fotografie.

1838 Hendrik Conscience publi­ ceert De Leeuw van Vlaanderen.

1839 Officiële uitvinding van de fotografie.


1840 De Belgische instrumen­ tenmaker Adolphe Sax (1814 – 1894) ontwikkelt een nieuw blaasinstru­ ment, de saxofoon. Het wordt gepatenteerd in 1846. Bij beslissing van de gemeenteraad wordt de aan de Academie gegeven opleiding schilderkunst afgeschaft.

1841 Karel-Lodewijk Ledeganck vertaalt het Burgerlijk Wet­ boek in het Nederlands.

1842 Eerste organieke wet op het (basis)onderwijs wordt op 24 maart gestemd.

1843 Een arbeider op vier is een kind. Arbeiders werken 12 uur en meer per dag. Sinds de onafhankelijk­ heid kan België niet langer gebruikmaken van de Nederlandse waterwegen. Een alternatief transport is noodzakelijk. Van staatswege wordt voor een dekkend spoor­ wegnetwerk geopteerd. Twee assen worden ontwik­ keld : de Noord-Zuidlijn (verbinding NederlandFrankrijk), de Oost-Westlijn (tussen Oostende en het Rijnland). Ze kruisen elkaar in Mechelen.

In 1843 wordt de Duitse grens bereikt. Op 21 juli gaat de Zoo in Antwerpen open.

1844 Samuel Morse verstuurt op 23 mei zijn eerste telegram via de elektrische telegraaf. Thérèse Hofman krijgt van het stadsbestuur de opdracht om normaallessen voor ondermeesteressen en vrouwelijke assistenten te organiseren.

1845 In het dagblad New York Evening Mirror verschijnt op 29 januari The Raven van Edgar Allan Poe.

1846 Eerste volkstelling in België : – Er zijn 4.337.196 inwo­ ners, van wie 2.163.523 mannen en 2.173.673 vrouwen. – Meer dan de helft van hen werkt in de land­ bouw. – In de mijnbouw, de me­ tallurgie en andere be­ drijven werken 678.240 mensen. Op 14 juni wordt in Brussel de Liberale Partij opge­ richt. Het is de oudste politieke partij van België. Ze ontstaat als reactie op de katholieke hegemonie in de Belgische politiek.

1847 De Association libérale et constitutionnelle wint de verkiezingen. Voor het eerst wordt een homogeen libe­ raal kabinet gevormd. Van aan het Gentse Zuid vertrekt vanaf 1847 een tramway américain, de paardentram. Er zijn twee lijnen : de ene naar de Vlasmarkt en van daar naar de Dampoort, de andere langs de Kouter naar het gerechtshof. Een tweede tramknoop­ punt wordt later de Koren­ markt.

1848 Ten gevolge van o.a. op­ eenvolgende misoogsten ontwikkelt zich vanaf 1845 een economische crisis. In Vlaanderen, waar minstens een half miljoen mensen getroffen wordt door de teloorgang van de vlasin­ dustrie, is het effect catas­ trofaal. Ook de koolzaad­ oogst wordt getroffen door een harde winter. En een aardappelziekte vernietigt 90% van de oogst. Ten slotte ontwikkelt zich zeer snel een tyfusepidemie. Op 25 januari publiceert Karl Marx – die van 1845 tot 1848 in België zal ver­ blijven – samen met Frie­ drich Engels in Brussel het Communistisch Manifest.

1849 In Gent overlijden 2224 mensen ten gevolge van een

HISTORIEK

cholera-epidemie. De epidemie wordt in de hand gewerkt door erbarmelijke hygiënische omstandigheden. De eerste Belgische post­ zegel verschijnt. Oprichting in het bedrijf van Louis-Benoit Van Houtte van het Institut Royal d’Horticulture de Gendbrugge. Het wordt een van de eerste tuinbouwscholen van het continent. Thérèse Hofman richt een particuliere meisjesnormaalschool op die door een MB van 31 augustus door de staat zal worden erkend.

1850 Organieke wet op het middelbaar onderwijs (1850).

1851 Van mei tot oktober loopt in het Londense Hyde Park de eerste wereldtentoon­ stelling. Ze vindt plaats in het speciaal daarvoor ontworpen Crystal Palace. De tentoonstelling telt 6 miljoen bezoekers en biedt plaats aan 17.000 deel­ nemers uit de hele wereld. Oprichting van het Willems­fonds.

1852 In de poësisklas van het Gentse Atheneum aan de Ottogracht wordt door leer­ lingen van J.F.J. Hermans

273


de Vlaamse studentenkring ’t Zal wel Gaan opgericht. J. Vuylsteke, V. Van Wilden en I. Haemelinck zijn de initiatiefnemers.

1853 Levi Strauss wordt Ameri­ kaans staatsburger en start in San Francisco met een kledingfabriek.

1854 De totale bevolking van België bedraagt 4.584.932 inwoners. Gent telt 108.000 inwoners en 730 hectare bebouwing binnen de omtrek. De in 1849 naar Frans model opgerichte école Spéciale de dessin industriel et de tissage gaat van start.

1855 De Academieleerlingen stichten het kunstlievend genootschap Met moed en volharding.

1857 Hoewel de industrie zich tussen 1851 en1857 op spectaculaire wijze ont­ wikkelt, wordt ze in 1857 getroffen door een eerste grote economische crisis307. De Broederlijke Wevers en de Maatschappij der Noodlijdende Broeders (spinners) worden opgericht. Het zijn de eerste vakbonden – in de

274

moderne betekenis van het woord. Zij organiseren het arbeidersverzet dat tussen 1957 en 1861 uitbreekt als reactie op de crisis in de textielsector. Het Van Crombrugghe-ge­ nootschap wordt opgericht. Adolphe Pauli krijgt van het stadsbestuur de opdracht voor de Nijverheidsschool een nieuwbouw te ontwerpen op de gronden van het voormalige St. Agneeteklooster.

1859 Vanaf 1859 wordt in het Bijlokeziekenhuis ook een lekenbestuurder aange­ steld. Op het strand van Oost­ ende worden badpakken verboden : in het nabijgele­ gen Mariakerke worden ze toegestaan.

1860 Na 1860 kent Gent een spectaculaire groei. Die wordt in de hand gewerkt door een steeds intensieve­ re industriële ontwikkeling. De afschaffing van de octrooirechten308 biedt de kans om grachten en wal­ len aan de stadsgrenzen te dempen en te hergebrui­ ken : zo kan de opgesloten stad uit haar keurslijf breken. Symbool hiervoor is de uitbouw van de Rabotwijk : de aanleg van de Begijn­ hoflaan en de Blaisantvest geven het startsein.

De école Spéciale de dessin industriel et de tissage fuseert met de Nijverheidsschool.

1863 Bij besluit van de gemeenteraad van 7 november wordt aan de Nijverheidsschool een bijzondere afdeling voor juffrouwen bij de teken- en schilderklassen gevoegd.

1865 Troonsbestijging Leopold II. Oprichting van de Alge­ mene Spaar- en Lijfrente­ kas, een openbare instel­ ling met twee belangrijke taken : het verbeteren van de materiële situatie van de sparende kleine man en het aantrekken van zo veel mogelijk slapend kapitaal teneinde het in de econo­ mie te herbeleggen.

1866 België telt 4.872.833 inwo­ ners. Meer dan de helft van de bevolking is analfabeet. Ruim 880.000 vrouwen zijn actief op de arbeids­ markt, van wie 82% arbeid­ sters.

1870 Tijdens de verkiezingen van juni lijden de liberalen een grote nederlaag. In de kamer verliezen zij 7 zetels, de katholieken winnen er 9.

appendix ii

Op 4 maart wordt de wet op de temporaliën van de eredienst gestemd. Alle erkende godsdiensten worden op gelijke wijze behandeld en op dezelfde wijze gesubsidieerd.

1871 De strijd voor de werkdag van 10 uur gaat van start met stakingen in Verviers, Gent en Antwerpen. De koning machtigt het Conservatorium het predicaat Koninklijk te gebruiken.

1872 In de Rabotwijk wordt een goederenstation gebouwd.

1873 De Eerste Taalwet regelt de taalkwestie in de straf­ rechtspleging in Vlaan­ deren. Het Nederlands wordt de voertaal, hoewel pleidooien en strafvorde­ ringen ook in het Frans toegelaten zijn.

1874 Ten gevolge van de ont­ wikkeling van de nieuwe Rabotwijk en de aanleg van directe verbindings­ wegen tussen de stad en de nieuwe wijk kunnen de begijnen niet langer in het St. Elisabethbegijnhof verblijven. Het nieuw begijnhof van St. Amandsberg wordt voor hen gebouwd.


De Tuinbouwschool wordt overgeheveld naar de Kruid­ tuin op de Steendam.

1877 Stemmen bij verkiezingen wordt geheim.

1878 De Tweede taalwet, ook de wet De Laet genoemd, is de wet op bestuurszaken geldig voor Vlaanderen en Brussel. Berichten van rijksamb­ tenaren aan het publiek moeten voortaan in het Nederlands of tweetalig zijn. In hun corresponden­ tie met gemeentebesturen of personen moeten ze in principe het Nederlands gebruiken, tenzij die laats­ ten dat anders wensen. Professor Pauli ontwerpt de plannen voor een nieuw ziekenhuis op de Bijlokesite.

1879 De eerste schoolstrijd barst los en zal het land vijf jaar in haar ban houden. In 1879 installeren de Belgische telegraafdien­ sten een telefoonlijn in het parlement. Hetzelfde jaar dienen verschillende privéondernemers een aan­ vraag in voor de exploitatie van telefoonnetwerken in verschillende Belgische steden. Oprichting van de Cercle Artistique et Littéraire –

de Kunst en Letterkring (CRAL). Het Conservatorium wordt overgenomen door de Belgische staat.

1880 Als gevolg van de eerste schoolstrijd worden de diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan verbro­ ken. Edmond De Vigne en Edouard Zollikoffer leggen aan het Gentse stadsbe­ stuur een plan voor dat hun naam draagt. Het heeft een dubbele doelstelling. Enerzijds het aanleggen van een rechtstreekse verbinding tussen Zuidsta­ tion en stadscentrum en anderzijds het saneren van de wijken rond de Neder­ schelde. Voor de eerste keer worden aan een Belgische universi­ teit vrouwelijke studenten aanvaard. Marie Destrée, Emma Leclercq (1851 – 1933) en Marie Popelin (1846 – 1913) schrijven zich in aan de ULB. Oprichting van de Gentse Rijksnormaalschool (voor jongens). De particuliere meisjesnormaalschool, die door Thérèse Hofman is opgericht in 1849, door de stad ondersteund en door de staat erkend, wordt nu overgenomen door de staat.

1882 Sidonie Verhulst (1859 – 1906) wordt als eerste vrouw ingeschreven aan de Universiteit Gent. De Brusselse Emma Leclercq, die al een kandidaatsdiploma in de natuurwetenschappen van de ULB op zak heeft, is de eerste die er het einddi­ ploma behaalt. Tussen 1882 en 1930 zullen 522 meisjes (van wie 105 buitenlanders en 148 vrije studenten) les volgen aan de Gentse universiteit. Meisjes worden op proef toegelaten in de cursus elektriciteit van de Nijverheidsschool. Op 2 november worden de lokalen in de Ledeganckstraat in gebruik genomen door de jongensnormaalschool.

1883 De Derde taalwet wordt van kracht. Deze wet verbiedt het uitsluitend in het Frans te onderwijzen in de, in Vlaanderen gelegen, mid­ delbare scholen.

1884 De eerste verkiezingen na de schoolstrijd straf­ fen de liberalen af en zijn een klinkende overwin­ ning voor de katholieken. Slechts 2 van de 29 libe­rale kamerleden worden herkozen. De homogene katho­ lieke regering schroeft de

HISTORIEK

liberale onderwijsmaatre­ gelen terug.

1885 De Wereldtentoonstel­ ling wordt in Antwerpen gehouden. Stichting van de Belgi­ sche Werkliedenpartij in het café Le Cygne, Grote Markt, Brussel.

1886 Stichting van de Société des Brasseurs Belges. Stichting van de école Profes­ sionnelle de Brasserie de la Soci­ été des Brasseurs Belges, later de Officiële School voor Brouwerij en Maalderij van België.

1887 Opening van de école Profes­ sionnelle de Brasserie de la Société des Brasseurs Belges, in de Heilige Geeststraat, 3.

1888 Marie Popelin309, doctor in de rechten, wordt de toe­ gang tot het beroep ontzegd door de Brusselse balie. Het Hof van Beroep en het Hof van Cassatie bevestigen deze weigering op basis van biologische argumenten. James Ensor schildert de Intrede van Christus in Brussel. De in 1880 door de staat overgenomen meisjesnormaalschool wordt opgeheven, zij fuseert met die van Brugge.

275


en worden in Bierset twee zendmasten van het leger opgeblazen. De vier belang­ rijkste leden van de CCC worden op 16 december 1985 door de gerechtelijke politie in Namen gearres­ teerd.

De Wereldvrouwencon­ ferentie van Nairobi vindt plaats van 15 tot 26 juli.

De eerste Apple Macintoshcomputer kan worden gekocht.

Officiële inhuldiging van het gebouwencomplex aan de Henleykaai (13 april).

Rijksscholen en Rijksscholengroepen worden staatsdiensten met afzonderlijk beheer. Erkenning van het CTO door het Ministerie van Volksgezondheid en het Gezin voor alle analyse van bier en van de grondstoffen voor de bereiding van bier. ADECHO start op 1 oktober met dagonderwijs.

1985 Op 13 juli 1985 wordt Live Aid, een zestien uur durend internationaal benefietcon­ cert, georganiseerd voor Ethiopië, waar hongers­ nood heerst. Er treedt een groot aantal vooraan­ staande artiesten op en het gehele evenement omvat gelijktijdige optredens in Philadephia (VS), Londen (UK) en andere, kleinere locaties. De organisatie is in handen van Bob Geldof en Midge Ure. Het evenement wordt in veel landen rechtstreeks uitgezonden en groeit uit tot een van de grootste mediaspektakels. In 1986 wordt Bob Geldof doctor honoris causa van de Uni­ versiteit Gent.

290

HIVET wordt een afzonderlijke instelling onder de naam provinciale Hogeschool voor Vertalers en Tolken.

1986 Ontploffing (26 april) van een van de vier reactoren van de kerncentrale van Tsjernobyl (Oekraïne, toen nog Sovjet-Unie). Meer dan vierduizend mensen komen om het leven. Vermoedelijk miljoenen mensen dragen de gevolgen van de vrijge­ komen straling. Eerste week van de Hedendaagse Muziek.

1987 Op 15 juni keurt de Euro­ pese Commissie het Erasmusprogramma goed. Het Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale Studie Edward Anseele fuseert met de Stedelijke Technische Normaalschool tot het Stedelijk Hoger Instituut voor Pedagogische en Sociale Studie Edward Anseele.

1988 Een nieuwe grondwetswij­ ziging geeft de gewesten en gemeenschappen meer autonomie en financiële vrijheid. De Gemeenschap-

pen krijgen meer bevoegd­ heden, waaronder onder­ wijs. De Gewesten krijgen onder andere vervoer en openbare werken. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest krijgt een Raad en een Regering. De parlementsverkiezingen zorgen voor grote verschui­ vingen binnen de politieke wereld : alle grote partijen verliezen zetels, de winst gaat in Vlaanderen naar het Vlaams Blok en in Wallonië naar Ecolo. Oprichting van de Vlaamse Onderwijsraad VLOR. Oprichting van de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs. De ARGO wordt bevoegd voor het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap. De Aalsterse handelsschool krijgt een nieuwe benaming : Hoger Economisch en Pedagogisch Instituut van het Gemeenschapsonderwijs. Het Hoger Rijksinstituut voor Tuinbouw wordt uitgebreid met de afdeling Land- en Tuinbouw en wordt aldus het Hoger Instituut voor Land- en Tuinbouw (HILT). Het HRIPB wordt Hoger Economisch en Paramedisch Instituut van het Gemeen­ schapsonderwijs (HEPIGO).

1989 In 1989 begint het Oostblok uiteen te vallen. Symbolisch is de val van de Berlijnse Muur. Op de avond van

appendix ii

9 november worden de poorten in de muur, onder luid gejuich, opengezet. Velen vertrekken naar het Westen. Het Verdrag inzake de rechten van het kind is gebaseerd op de Univer­ sele verklaring van de rechten van de mens. Het wordt aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november en wordt, na ratificatie door 20 lidstaten, van kracht op 2 september 1990. Het wordt meestal het Kinderrechtenverdrag genoemd. Op 1 februari zendt VTM voor het eerst uit. Oprichting van de afdelingen Biotechnologie en Brouwerij & Gistingsbedrijven van het korte type.

1990 Op 2 augustus vallen de Iraakse troepen Koeweit binnen en annexeren het op 8 augustus. De Veilig­ heidsraad van de Verenig­ de Naties verwerpt deze annexatie. De Verenigde Staten beslissen daarop troepen naar het Golfge­ bied te sturen en worden gesteund door verschil­ lende Westerse democra­ tieën. Op 16 januari start de operatie Desert Storm, ter bevrijding van Koeweit. Er zijn luchtaanvallen op Irak. Op 11 april wordt een wapenstilstand over­ eengekomen tussen Irak en de geallieerden.


Hoewel de Kamer op 29 maart het wetsvoorstel Herman-MichielsensLallemand goedkeurt, waardoor abortus onder bepaalde voorwaarden niet langer strafbaar is, weigert koning Boudewijn de wet te ondertekenen. De vorst wordt, volgens artikel 82 van de grondwet, in de on­ mogelijkheid van regeren verklaard. De wet wordt in naam van het Belgische volk afgekondigd door de ministers die in een minis­ terraad verenigd zijn. Op 5 april keuren de verenigde kamers het herstel van de grondwettelijke machten van de koning goed. Op 19 januari treedt de wet die de burgerlijke meerder­ jarigheid tot 18 jaar ver­ laagt in werking. Hierdoor worden 422.000 jongeren tussen 18 en 21 jaar offici­ eel meerderjarig. De Raad van State ver­ nietigt het besluit van de Vlaamse Executieve waarbij in het secundair onderwijs een eenheidstype zou worden ingevoerd. De maturiteitsproef wordt met Onderwijsdecreet II van 31 juli afgeschaft. Nelson Mandela wordt, na ruim 27 jaar gevan­ genschap, op 11 februari vrijgelaten uit de Vorsterge­ vangenis in Zuid-Afrika. De eerste webpagina wordt op 13 november opgesteld. De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) wordt geïnstalleerd.

De Industriële Hogescholen van het Rijk worden Industriële Hogescholen van het Gemeenschapsonderwijs.

Op 30 juni studeren de laatste studenten architectuur af aan het Hoger Architectuurin­ stituut De Bijloke.

1991

1992

Het Verdrag van Maastricht, dat tijdens het Nederlands voorzitterschap in decem­ ber 1991 wordt afgesloten, wordt door alle lidstaten van de Europese Unie be­ krachtigd.

Het RNG, Regionaal Netwerk Gent, een netoverschrijdend experiment voor sociale voorzieningen, gaat van start en ontwikkelt gedurende twee academiejaren een sociale werking bij de studenten van de betrokken instellingen.

Als gevolg van het uiteen­ vallen van de socialistische federatie Joegoslavië in Slovenië, Kroatië en rompJoegoslavië (Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Servië en Macedonië) ont­ wikkelt zich een hele reeks van gewapende conflicten. Een hevige burgeroorlog woedt tot het einde van de jaren negentig in Kroatië, Bosnië en Herzegovina en Servië. Dirk Frimout wordt de eer­ ste Belgische ruimtevaar­ der aan boord van de Space Shuttle Atlantis. De Universiteit Gent sluit samenwerkingsovereenkomsten met de industriële hogescholen BME en CTL, de Academie en het Conservatorium. Op 1 oktober wordt de Administratieve en Economische Hogeschool, ADECHO, opgenomen in het Gemeenschapsonderwijs. Samen met de Hogeschool voor Vertalers en Tolken vormen zij een nieuwe hogeschool, de Erasmushoge­ school.

Het deeltijds kunstonderwijs wordt afgesplitst van KASK en HAIB onder de naam Stedelijke Academie voor Beeldende Kunsten.

1993 Op 14 juli wordt de Belgi­ sche staat een volwaardige federale staat. Het proces van de Belgische staats­ hervorming dat in 1970 startte, wordt afgewerkt met een vierde grondwets­ wijziging : de Gemeen­ schappen en Gewesten krijgen al hun bevoegdhe­ den toegewezen. De eerste zin van het eerste artikel van de grondwet wijzigt van België is ingedeeld in provincies naar België is een federale Staat, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten. Op 9 augustus legt prins Albert, als Albert II der Belgen, de koninklijke eed af voor de verenigde kamers, nadat zijn broer Boudewijn op 31 augustus onverwachts is overleden.

HISTORIEK

Op 1 november treedt het Verdrag van Maastricht in werking : het is de officiële oprichting van de Europese Unie. Op 22 maart brengt Intel de eerste Pentium-chip (80586) uit. De directies van de OostVlaamse ARGO-hogescholen overleggen gestructureerd en regelmatig onder de naam HOGO – Hoger Onderwijs Gemeenschapsonderwijs.

1994 België krijgt een federale wet op de Openbaarheid van Bestuur (11 april). In april wordt de leider van het Afrikaans Nationaal Congres (ANC), de ex-ver­ oordeelde en ex-banneling Nelson Mandela, na (de eerste) algemene verkie­ zingen, de eerste zwarte president van Zuid-Afrika. De vzw SOVOREG, de – gedeeltelijke – opvolger van het RNG, ontwikkelt een sociale werking voor de hogeschoolstudenten van de ARGO en het stedelijk onderwijs. KASK en HAIB enerzijds en stedelijke Sociale School en Hoger Instituut voor Paramedische Beroepen anderzijds, komen telkens onder één directie. De proefvelden in Bottelare worden voor het eerst bewerkt.

291


1995 Op 1 januari wordt de provincie Brabant, langs de taalgrens opgedeeld in de provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant. BelgiÍ telt nu tien provincies. Op 4 september begint in Peking de vierde wereld­ conferentie voor vrouwen met 4750 afgevaardigden uit 181 landen. Vorming van de Mercator Hogeschool die het Provinciaal Oost-Vlaams hoger onderwijs groepeert. Op 1 september 1995 start de autonome Hogeschool Gent.

292

appendix ii


Noten

1. De Wilde, G.A. Dr., o.c., citeert Van de Vivere (Historie en inrichtinge der Koninklijke Academie van Gend, Gend 1794) en stelt dat de academie van den beginne af toegankelijk was voor meisjes, welke op een afzonderlijke plaats achter den meester plaats namen. Dit in tegenstelling tot andere bron­ nen en het verdere verloop van de geschiedenis waarbij meisjes wel aan de Nijverheidsschool maar niet aan de Academie terecht konden voor teken- en andere kunstlessen. De eerste meisjes konden er pas officieel les volgen in 1905 ! 2. Sodalité – sodaliteit : katholieke vereniging van leken. 3. Op de webstek van de Gilde staat : Alhoewel de officiële stichtingsdatum van de Gentse SintMichielsgilde 1613 is, werd in de negentiende eeuw heel dikwijls verwezen naar de datum 1042 voor veronderstelde deelname aan de kruistochten. Ook zou de aartshertogin Isabella een Gulden Vlies gegeven hebben aan de Michellisten als dank voor bewezen diensten bij het beleg van Oostende in 1604. Onze gewesten maakten toen immers deel uit van het Spaanse koninkrijk, op dat ogenblik ter plaatste vertegenwoordigd door de landvoogden Albrecht en Isabella. http:// www.confrerie.be/ 4. Beschrijving van GENT door G. Celis, Priester, Gent, druk­ kerij J. Vander Schelden, Onderstraat 20 s.d. (waar­ schijnlijk 1909) [Geschiedkun­ dige Heruitgeverij, 1998]. 5. Kluyskens Jozef (1771 – 1843) wordt in 1804 door de Fran­ sen tot hoogleraar aan de École centrale de médecine du département de l’Escaut in Gent benoemd. In 1817 wordt hij, ondanks het feit dat hij geen universitair is, maar de beginselen van zijn vak bij chirurgijn-barbier Jan Miele leerde, tot hoogleraar en in 1829 tot gewoon hoogleraar in de geneeskunde benoemd aan de Gentse universiteit. In de jaren 1830 – 1831 en 1839 – 1840 is hij rector van de RUG. In 1841 wordt hem het emeritaat

verleend en wordt hij lid van de in dat jaar opgerichte Academie voor Geneeskunde. 6. Charles Van Poucke zal tevens conservator van de pronkzael worden. De minister bekrachtigt de beslissing van het Schelde-departement : geen enkele wet stelt bijzondere conservators aan van de bovenvermelde kabinetten (…). Uit het stilzwijgen van de wetgever op dat gebied is dus af te leiden dat de leraars van die onderscheiden afdelingen ook de conservator moeten zijn van de objecten en instrumenten die noodzakelijk zijn voor hun vak. Van Kalck M., De Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België. Twee eeuwen geschiedenis. Lannoo, Dexia, 2003. 7. Van Hulthem Charles (Karel) (1764 – 1832). In 1796 brengt hij boeken, schilderijen en kunstwerken uit de toen opge­ heven kloosters samen en richt hij het Museum voor Schone Kunsten op (in de kerk van de Sint-Pietersabdij) evenals de Kruidtuin en de Bibliotheek van de Centrale School (in de Baudeloabdij). In de literatuur zal hij bekend blijven voor het naar hem genoemde Hulthemse handschrift, een Middelneder­ landse verzameling manuscrip­ ten, dat hij in 1811 koopt van een Brusselse notaris. 8. Coppens Bernard (1756 – 1801) wordt de eerste directeur van de Plantentuin, die op 19 juli 1797 opengaat. Hij koopt een deel van de plantencollectie van de abdij van Ename. Amateur-plantenkwekers en bevriende tuiniers zorgen voor de opbouw van de collectie. De Plantentuin in Parijs schenkt talrijke warme kasplanten, evenals de eerste dahlia’s. 9. Grondplan opgemaakt door de administratie van het Scheldedepartement, 1° Floréal 5 (20 april 1797). 10. Faipoult Guillaume-Charles (1752 – 1817). Hoewel van adel­ lijke afkomst (hij is chevalier de Maisoncelles) wordt hij lid van de Jacobijnen en secretarisgeneraal van het ministerie van Binnenlandse Zaken (1792). Na het overlijden van Robespierre wordt hij gedurende enkele maanden minister, later gevol­

machtigd minister in Genua (1795) waar hij, met de steun van Napoleon, plannen ontwik­ kelt die leiden tot de onderwer­ ping van de republiek. Na de 18 e Brumaire wordt hij prefect van het Scheldedepartement dat hij tot 1809 leidt. Daarna wordt hij (tot 1813) minister van Finan­ ciën in de Spaanse regering van Joseph Bonaparte. De val van het keizerrijk luidt het einde van zijn carrière in. 11. Wauters Pierre E. (1745 – 1840) wordt voor zijn wetenschap­ pelijk werk erg geloofd door Guislain. 12. Door het Concordaat van 15 juli1801tussen Napoleon (namens de Franse regering) en paus Pius VII erkent de paus de Franse Republiek, die van haar kant het katholicisme bevestigt als godsdienst van de meerder­ heid (en niet, zoals het Vaticaan het wenst, als staatsgodsdienst). Het Concordaat voorziet o.a. in het herstel van de vrijheid van eredienst en in een bezoldiging van de katholieke geestelijkheid door de staat en dit in ruil voor de tijdens de Revolutie genatio­ naliseerde en verkochte kerke­ lijke bezittingen. De afschaffing van de écoles centrales past in een herziening van de staats­ structuren. 13. Description de l’Arc de Triomphe érigé par la Société de Commerce de Gand. Gand l’Imprimerie de P.F. de Goesin-Verhaeghe, rue Hautport, n° 229, Janvier 1811. 14. In de loop van de negentiende eeuw groeit de collectie aan, zowel door aanwinsten uit de jaarlijkse Concours van de Academie en aankopen door de stad op de driejaarlijkse Salons, als door giften en legaten van kunstenaars en verzamelaars. www.mskgent.be. 15. Verheyen Pierre-Emmanuel, Pieter-Emanuel, Pierre of Pieter (1750 – 1819), musicus, briefwisselende lid van het koninglyk nederlandsch institut van konsten en wetenschappen, (…), is eenen uytmuntenden toonkundigen en toonkonstoeffenaer geweest, die vele muziekstukken, welke de kenteekens van een groot vernuft en konstvollen smaeck draegen, verscheyde missen en andere kerk-muziek-stukken heeft gemaekt, welke van tyd tot tyd in

onze kerken uytgevoert worden. In : byvoegsel aan de nieuwe Gentse uytgaeve van 1829 door D.J. Vanderhaeghen van het oorsprongelyk werk van De historie van Belgis van Marcus van Vaernewyck, met eene beknopte beschryvingslyst der beroemdste Gentenaers. 16. In 1834 zullen de bisschoppen als reactie op deze universi­ teit, een katholieke universi­ teit oprichten in Mechelen. Aangezien de eerste Belgische wet op het hoger onderwijs de Leuvense Rijksuniversiteit zoals die geconcipieerd werd door de Nederlandse vorst af­ schaft, verhuist de Katholieke universiteit uit Mechelen in 1835 weer naar Leuven. 17. Bij KB van 31 mei 1816 wordt een kweekschool opgericht in Haarlem en in Lier. In tegenstel­ ling tot de normale scholen voorzagen die in dagonderwijs. De kweekschool van Lier zal in 1830 gesloten worden. 18. Lemaître D., De geschiedenis van de Nijverheidsschool van Gent. 50 jaar TSO Nijverheidsschool, 1999, p. 4. 19. Vroeger was er een klooster (vestiging van de kloosterzus­ ters in 1434) dat na de ophef­ fing (1783) onder meer dienst deed als een Werkhuis van Liefdadigheid. Dit was in feite een tuchthuis waar bedelaars en vagebonden opgesloten werden om te werken. 20. Beschrijving van GENT door G. Celis, o.c.. De schrijver voegt er aan toe : Alhoewel in den beginne van weinig aantrok, wordt deze school hedendaags – rond 1909 – wel gevolgd en geeft zeer goede uitslagen. 21. Artikel 24 geworden na de laatste grondwetswijziging. 22. Smet R. & Vannecke A., Historiek van het technisch en beroepsonderwijs 1830 – 1990, Antwerpen-Apeldoorn, Garant, 2002, pp. 65-66. 23. Thans lerarenkamer van het KTA Melle. 24. De voormalige conciërgerie van de keure – op de hoek van de Hoogpoort en de Stadhuis­ steeg – werd in het begin van de achttiende eeuw gebouwd en stond toen bekend als Groote Conciërgerie. Tijdens het Franse bewind werd in dit gebouw het

293


centraal politiebureau geïnstal­ leerd alsook een bureau voor de militaire logementen. In 1847 vond het collegium medicum een plek op de tweede verdie­ ping. Na de verhuizing van de muziekschool (1876) werden de lokalen in gebruik genomen door de werkrechtersraad. Van Tyghem F., Het stadhuis van Gent. Brussel, Paleis der Aca­ demiën, 1978, p. 206. 25. Het laatste gedeelte van het oude Casinogebouw zal pas in 1956 gesloopt worden. 26. Een gemaal is een inrichting om water van een lager naar een hoger niveau te brengen. Het brengt of houdt water in een peilgebied op een bepaald peil. Naast gemalen voor watersys­ temen onderscheiden we ook rioolgemalen. 27. Naar Prosper Claeys, Beschrijving van GENT door G. Celis, o.c. 28. Bijvoorbeeld de École Professionnelle pour Jeunes Filles ( financieel ondersteund door J. Bischoffsheim wiens naam de school vandaag draagt) in Brussel (1865) en École Professionnelle pour Jeunes Filles te Antwerpen (1873). 29. Cercle royal artistique et litté­ raire. De CRAL ontstaat in 1879 door de fusie van de Société littéraire en het Kunst- en Letter­ kundig Genootschap. Gesticht onder de benaming Cercle artistique et littéraire (CAL), mag de vereniging na haar honderdjarig bestaan het predicaat Koninklijk (Royal) aan haar naam toevoe­ gen. Oorspronkelijk is de Cercle gevestigd aan de Sint-Jansvest. Vanaf 1921, na de stichting van een N.V. L’Emulation artistique, neemt de Cercle zijn intrek in het voormalige huis de Ghel­ linck de Walle aan de Recolet­ tenlei. Het gebouw is voorzien van een groot auditorium (dat ook uitgeeft op Onderbergen) waarvan andere, meestal Frans­ talige verenigingen, eveneens gebruikmaken. Ook de école des Hautes Etudes wordt er onderge­ bracht nadat hun aanvankelijke zetel aan de Koornlei onder de Sint-Michielsbrug in de jaren 1890 wordt verkocht. De CRAL was (en is) een van de meest bedrijvige Franstalige literaire en artistieke verenigingen in

294

Gent. Een jaar na de stichting telt de toenmalige CAL 440 leden. Ondanks hoogten en laagten nam het ledenaantal gestaag toe. Vermeldenswaardig is dat vrouwen vanaf het begin zowel bij de activiteiten als bij het bestuur betrokken werden. www.literair.gent.be 30. David Jacques-Louis (1748 –  1825). Hij ontwikkelt het neoclassicisme, gebaseerd op de an­ tieke kunst en een scherpe reac­ tie tegen de rococo, tijdens zijn verblijf in Rome (1775 – 1781). Zijn oeuvre wordt gekenmerkt door de klassieke, standbeel­ dachtige figuren, symmetrie, sobere kleuren, spaarzame lichteffecten en strakke lijnen. Van 1799 tot 1815 is hij in dienst van Napoleon, wiens (helden) daden hij schildert. David leeft na 1815 in ballingschap in Brus­ sel, waar hij overlijdt. 31. Bosmans – Hermans A., Uit de voorgeschiedenis van de Rijksnormaalschool te Gent. In : 100 jaar Rijksnormaalschool 1880 – 1980, Exprom vzw Gent, 1980, p. 17. 32. Steels M., o.c., p. 348. 33. Lemaître D., o.c. p. 4. 34. Hetzelfde jaar wordt ook de Tuinbouwschool van Vilvoorde opgericht. 35. Rogier Charles (1800 – 1885) is een van de grondleggers van de Belgische staat. Afkomstig uit Frankrijk, vestigt hij zich als advocaat in Luik. Bij de eerste Brusselse rellen van 1830 bezet hij met 300 gewa­ pende Luikenaars het stad­ huis. In oktober maakt hij deel uit van het Voorlopig Bewind. Amper twee maanden later zetelt hij in het Nationaal Congres. Een jaar later wordt hij gouverneur van Antwerpen en volksvertegenwoordiger voor het leven. Hij is eerste minis­ ter (1932 – 1834, 1847 – 1852 en 1857 – 1868), tevens minis­ ter van Binnenlandse Zaken (1832 – 1834, 1840 – 1841, 1847 – 1852, 1857 – 1867). On­ der zijn initiatief wordt de eer­ ste spoorlijn op het Europese vaste­land aangelegd tussen Mechelen en Brussel en wordt de Scheldetol ongedaan ge­ maakt. In 1868 wordt Charles Rogier benoemd tot minister van Staat.

36. Tussen 1849 – 1850 en 1858 –  1859 waren er 88 leerlingen ingeschreven, van wie 20% buitenlanders. 37. Frère-Orban Walthère (1812 –  1896), Belgisch liberaal politi­ cus die zijn stempel drukt op het begin van het onafhanke­ lijke België. Walthère Frère, zoals zijn echte naam luidt, studeert in Parijs en Luik, waar hij zich als advocaat vestigt. Hij huwt de dochter van de Luikse industrieel Orban (1779 – 1846), wiens naam hij aan de zijne koppelt. Hij is eerste minister (1868 – 1870 & 1878 – 1884) en minister van Financiën (1848 – 1852 & 1857 – 1870). Hij behoort tot de doctrinaire strekking van het liberalisme en verzet zich heftig tegen de pro­ gressieve liberalen die ijveren voor het algemeen stemrecht. Onder zijn tweede premier­ schap voert hij in 1878 de se­ cularisering van het onderwijs door, wat leidt tot de eerste schooloorlog. In 1861 wordt Walthère Frère-Orban benoemd tot minister van Staat. 38. In 1849 bedraagt het percent behoeftigen nog 35,5% en in 1850 32%. Pas in 1851 daalt het tot 17,9%. Steels M., o.c., p. 42. 39. Steels M., o.c., p. 43. 40. Overigens het eerste Hoger Handelsinstituut in ons land (1852). 41. Het Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan wordt in 1852 opgericht door o.a. Ju­ lius Vuylsteke en verplaatst kort na de stichting zijn actieradius van het Gentse atheneum naar de universiteit en het Gentse hoger onderwijs. Opgericht onder de leuze Klauwaard en Geus is het sinds de oprich­ ting een progressieve, sterk Vlaamsvoelende, en vrijzinnige vereniging, die een voorname rol speelt in de verneder­ landsing van het onderwijs. ’t Zal Wel Gaan speelt ook een rol tijdens de twee wereldoorlogen, de Spaanse burgeroorlog, de Koningskwestie en mei ’68. 42. Het Willemsfonds, genoemd naar Jan Frans Willems, is een Vlaamse culturele organisatie, in 1851 opgericht ter verdedi­ ging van de Nederlandse taal. Dit doet het door het Vlaamse volkslied te verspreiden,

HOGESCHOOL GENT 1748—1995

taalkundige wedstrijden te organiseren en betaalbare Nederlandstalige boeken uit te geven. Daarnaast richt het ook nog algemene bibliotheken op. 43. http://www.vcg.be/ 44. de Kerchove de Denterghem graaf Charles (1819 – 1882) neemt de leiding van de Liberale Associatie in handen die, onder leiding van zijn vader Constant, de gemeen­ teraadsverkiezingen in 1854 heeft verloren en wordt burgemeester van Gent (1857 – 1881), provincieraads­ lid voor Oost-Vlaanderen en senator voor de liberale partij. Onder zijn burgemeesterschap wordt het stadsonderwijs in Gent gevoelig uitgebreid en het Gentse Zuid heringericht. In 1870 – 1871 koopt hij de gronden van de voormalige Gentse citadel aan, die na de val van Napoleon was gesloopt. Op deze gronden wordt het Citadelpark aangelegd. 45. http://www.kunst.sintlucas. wenk.be/. Tot het academie­ jaar 1977 – 1978 wordt het St. Lucas-onderwijs als technisch onderwijs A1A7 geklasseerd. Het daaropvolgende jaar zal het van het ministerie van Nationale Opvoeding naar het ministerie van Nederlandse Cultuur worden overgeheveld en geklasseerd als hoger kunst­ onderwijs van de tweede graad. 46. Woeste Charles Frédéric Augus­ te, graaf (1837 – 1922). Als ad­ vocaat verbonden aan de balie van Brussel, waar hij stafhou­ der van de Orde van Advocaten aan het Hof van Cassatie is. Hij speelt een zeer belangrijke rol in de Katholieke Partij. In 1869 richt hij, als reactie op het toenemende antiklerikalisme van de liberalen, het Verbond van Katholieke Kringen op. In 1921 wordt dit omgedoopt in de Katholieke Unie van arbeiders, burgers, middenstanders en landbouwers. Woeste is gedu­ rende zijn politieke loopbaan lid van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers voor het arrondissement Aalst, waar hij samen met Graaf Bobbe­ jaan Honoré (1846 – 1933) in aanvaring komt met priester Adolf Daens. In het parlement verweert hij zich sterk tegen het


opkomende sociale staatsinter­ ventionisme van de christen­ democraten. Woeste is onder andere Belgisch minister van Justitie in 1884. In 1891 wordt hij minister van Staat. 47. Steels M., o.c., p. 200. 48. De de Vigne’s vormen een ar­ tistieke familie. Vader Pierre of Pieter de Vigne is beeldhouwer, net als broer Paul (1843 – 1901). Emma (1850 – 1898) en haar zusters Louise en Malvina richten zich op het schilderen. 49. Laurent François (1810 – 1887). Behaalt het diploma van doctor in de rechten in Luik (1832) en wordt (1834) aan de RUG benoemd als hoogleraar bur­ gerlijk recht. In 1864 wordt hij gemeenteraadslid en besteedt al snel veel aandacht aan de onderwijsproblematiek. Hij introduceert het schoolsparen (1866 – 1867), dat spoedig in an­ dere gemeenten overgenomen wordt. Hij sticht de Maatschappij Callier (1867), met als doel orde en spaarzaamheid onder de arbeiders te verspreiden en aan adultenscholen gekoppelde maatschappijen voor jonge arbeiders. Op zijn initiatief wordt eveneens (1872) de Kring Tot Aanmoediging van het Lager Onderwijs opgericht die beur­ zen verleent aan ouders wier kinderen na hun twaalfde nog de school bezoeken. Hoewel hij van 1872 tot 1884 geen gemeen­ teraadslid is, blijft hij lid van de schoolcommissie. Een aan hem opgedragen standbeeld door Jules Van Biesbroeck, wordt op 17 november 1908 op het Gent­ se Laurentplein ingehuldigd. 50. Wagener Auguste (1829 – 1896). Behaalt in Bonn een doctoraat in de klassieke filologie (1849) en wordt in Luik doctor in de wijsbegeerte en letteren. In 1850 verwerft hij de Belgische nationaliteit. Hij wordt als docent (1850), later hoogle­ raar (1858) en buitengewoon hoogleraar (1862) wijsbegeerte aangesteld aan de RUG. In 1852 wordt hij door de regering belast met een wetenschap­ pelijke opdracht in Griekenland en Klein-Azië. In 1863 wordt hij gemeenteraadslid en schepen van onderwijs. Dit ambt zal hij tot 1877 uitoefenen, jaar waarin hij belast wordt met de functie

van administrateur-inspecteur van de RUG. Van 1882 tot 1886 zetelt hij ook als volksvertegen­ woordiger. 51. Steels M., o.c. p. 176. Tevens geeft hij de volgende informa­ tie : In 1873 waren er in Gent 2474 herbergen voor 128.414 inwoners of één herberg op 52 inwoners (mannen, vrouwen en kinderen samen). 52. Destanberg Napoleon (1829 –  1875). Professioneel actief in de pers – als journalist en als re­ dacteur en uitgever van liberale kiesbladen-, ligt zijn passie in de volkscultuur, vooral in het volkstoneel. In 1848 wordt hij lid van de rederijkerskamer De Fonteine, waar hij zijn eerste successen als acteur boekt. In 1854 wordt in de Minardschouwburg zijn eerste grote toneelstuk opgevoerd. In 1853 sluit hij zich aan bij het pas opgerichte Nationaal Tooneel van Antwerpen, dat in heel Vlaanderen acteurs en regis­ seurs ronselt. Hij doet er zijn eerste ervaring als regisseur op, maar verlegt zijn toneelac­ tiviteiten na vijf jaar weer naar Gent, waar hij in 1865 samen met Edmond Hendrickx het Nationaal Tooneel van OostVlaanderen opricht. Hij schrijft onder meer kindergedichten en school­zangen, waarvan een flink gedeelte door zijn vriend Karel Miry op muziek wordt gezet, en meer dan honderd toneelstukken. Velen maken gebruik van zijn diensten als gelegenheidsdichter, bewon­ deren hem om zijn scherpe pen als journalist of genieten van zijn milde volkshumor. Na het overlijden van de eigenaar wordt het beleid van De Stad Gent radicaal gewijzigd : doc­ trinair liberalisme vervangt het progressistische en zowel de Vlaamsgezinde als de volkse artikels van Destanberg worden niet langer gepubliceerd. Hij raakt verbitterd en glijdt af naar de armoede. 53. Steels M., o.c., p. 163. 54. Van Gheluw Leo (1837 – 1914). Inspecteur van de muziek­ scholen van België en van 1871 tot 1900 directeur van de Brugse Muziekschool (die vanaf 17 oktober 1874 de titel Muziekconservatorium draagt.

In 1895 sticht hij in Brugge de Vereniging der Concerten van het Muziekconservatorium waar hij vooral werken van eigen bodem programmeert. Als componist laat hij zich gelden met cantaten, liederen, ouvertures, en didactisch werk zoals de Lieder-solfège. Hij start zijn studies aan het KMC pas op 19-jarige leeftijd maar maakt zulke snelle vorderingen, dat hij in 1863 al waardig geacht wordt om aan de Prijs van Rome deel te nemen. 55. De Maere d’Aertrycke Baron August, beter bekend als August de Maere-Limnander (1826 – 1900), is schepen van Openbare Werken in Gent (1857 – 1866) en volksvertegen­ woordiger (1866 – 1870). De Maere-Limnander ontwerpt plannen voor de verbinding van Gent (en later Brugge) met de Noordzee en wordt beschouwd als de vader van de haven van Zeebrugge. 56. Vuylsteke Julius (1836 – 1903) sticht het Taalminnend studenten­­­genootschap ’t Zal Wel Gaan [zie 1852]. Als liberaal po­ liticus speelt hij een belangrijke rol in de Vlaamse Beweging en ijvert hij voor culturele samenwerking met Nederland. Vuylsteke is voorzitter van het Willemsfonds. Na zijn politieke carrière gaat zijn aandacht vooral naar de geschiedenis van Vlaanderen. Zijn gedichten worden gebundeld in Zwijgende liefde (1860) en Uit het studentenleven en andere gedichten (1868). Samen met zijn poli­ tieke essays worden ze postuum verzameld in Klauwaard en Geus (1905). 57. Gernsheim Friedrich (1839 – 1916). Componist, dirigent en pianist. Vanaf zijn eerste publieke optreden als concertpianist (1850) toert hij. Gedurende de jaren 1855 – 1860 verblijft hij in Parijs, waar hij contact heeft met Gioac­ chino Rossini, Édouard Lalo en Camille Saint-Saëns. Hij wordt dirigent in Saarbrücken, is mu­ zikaal directeur van de Philharmonie Rotterdam (1874 – 1890), lesgever aan de Stern Akadamie in Berlijn en (vanaf 1897) aan de Hochschule der Kunste. Hij is een zeer vruchtbare componist

NOTEN

van vooral orkest- en kamer­ muziek en van liederen. 58. Steels M., o.c., p. 179. 59. Op 13 september 1873 dient juffrouw Hofman ontslag in als directrice van de betalende meisjesschool Korte Dagsteeg. Schepen Wagener wijst op de grote verdiensten van juffrouw Hofman en stelt voor haar een gouden medaille te verlenen. Steel M., o.c. p. 141. 60. Steels, o.c., p. 175 61. Proot-Cocquyt H., La société littéraire a pour objet le développement du goût de la littérature, la constitution d’une bibliothèque, la création de leçons de français gratuites et de séances d’improvisation et l’organisation de cours, notamment de droit. Proot-Cocquyt H., Evolution d’un Cercle d’Agrément 1879 – 1989, Koninklijke Kunst- en Letterkundige Kring – Cercle Royal Artistique et Littéraire, s.n., p. 7. 62. Scribe Fernand (1851 – 1913). Behaalt weliswaar een inge­ nieursdiploma maar is nooit actief in de industrie. Zijn hele leven staat in het teken van de beeldende kunst. Hij is leerling aan de Academie van Gent (met de status van liefhebberdilettant 1873 – 1875), daarna privéleerling in de ateliers van J.F. Portaels en A. Cluysenaer in Brussel en ook enige tijd stu­ dent van de Parijse Académie Julian. Scribe schildert vooral landschappen en stadsgezicht­ en en ook enkele portretten. Hij is lid van het Kunstgenootschap in Gent en na de fusie ervan met de Société Littéraire de Gand, bestuurslid van de CRAL. Hij speelt vanaf 1883 een sleutelrol in de organisatie van de Gentse Salons. Scribe is initiatiefnemer voor de stichting van de vriendenkring van het Gentse museum (1897) en legt een grote collectie oude en eigentijdse kunst aan. Bij legaat komen heel wat werken uit zijn collectie in het Museum voor Schone Kunsten van Gent terecht. 63. De regering vond een meisjes­ normaalschool in de nabijheid van de kazerne niet echt aangewezen. 64. Quel est le nombre des maisons louées par les demoiselles Bou-

295


(1992 – 1998). Minister-vicepre­ sident (1995 – 1998). Federaal minister van Binnenlandse Zaken (1998), Volksgezondheid (1999) en Ambtenarenzaken (1999 – 2003). In 2003 stapt hij uit de politiek en wordt gede­ legeerd bestuurder van BIAC. Van den Bossche is vanaf 27 mei 2003 voorzitter van de Associ­ atie Universiteit Gent (AUGent). Doctor honoris causa van de University Kiev (1997) en van de Universiteit Gent (2004). 257. Georges Monard, secretarisgeneraal van het departement Onderwijs ; Louis Van Buyten, directeur generaal van de Administratie Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek ; Alfons Smets, inspecteurgeneraal Hoger Onderwijs ; Jan Adé, bestuursdirecteur Hoger Onderwijs buiten de Universiteit ; Henri Duqué, dienst begroting ; Sylvia Herinckx, bestuursdirecteur Algemeen Beheer van het Personeel van de Onderwijsinstellingen ; Bert Hoogewijs, beheerder Universiteit Gent ; Gaby Hostens, directeur-generaal Administra- tie Secundair Onderwijs ; Walter Nonneman, hoogleraar UFSIA ; Staf Peeters, psycholoog ; Marc Vansteenkiste, pedagoog ; Ann Verhaegen, bestuurssecretaris Administratie Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek ; Nadine Van Haecke, bestuurssecretaris Administratie Hoger Onderwijs en Weten- schappelijk Onderzoek ; Werner Soetens, adjunct-kabinetschef en waarnemer voor de minister. 258. N.a.v. het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de hogescholen. De SERV (SociaalEconomische Raad van Vlaanderen) is het overleg- en adviesorgaan van de Vlaamse sociale partners en functi­ oneert ook als strategische adviesraad (SAR) voor materies die nauw verband houden met het sociaaleconomisch overleg. Alle ontwerpdecreten met een sociaaleconomische dimensie moeten voor advies voorgelegd worden aan de SERV. 259. Participerende instellingen aan het RNG. Voor het Gemeen­ schapsonderwijs : de Industriële Hogescholen BME en CTL. Voor het Provinciaal Onderwijs :

304

wordt er een voorlopige keet de Provinciale Hogeschool Incofin c.v.s.o. (sinds 1992). gezet die alvast functioneler voor Vertalers en Tolken en het Voorzitter raad van bestuur en is dan de aanwezige, vervallen Provinciaal Instituut voor Hoger bestuurscollege Hogeschool boerderij. Onderwijs. Voor het vrij onder­ Gent (sinds juni 1995). wijs : de Katholieke Industriële 266. Guy Maes spreekt hier van de 269. Brief van 17 maart gericht Hogeschool Oost-Vlaanderen, zeven ARGO-instellingen die aan Mevrouw F. Moerman, het Katholiek Vormingscentrum samen met de vijf instellingen en de heren G. Aelterman (de voor Maatschappelijk werk – hoger onderwijs van de Stad toekomstige eerste algemeen Sociale Hogeschool, het Hoger Gent de Hogeschool Gent directeur van de Hogeschool), Instituut Sint-Lieven, de Gesubzullen vormen in 1995. Frank Beke (burgemeester), sidieerde Vrije Normaalschool 267. Moerman Fientje (1958), J.L. Dehaene (eerste minister), Onze-Lieve-Vrouw-Visitatie, het licentiaat in de rechten G. Dewilde (hoofd van het Crombeeninstituut – Normaal(UGent 1981) & master of laws tot Selor omgevormde Vast school, het Hoger Instituut voor Harvard Law School (1982). Wervingssecretariaat, voordien Paramedische Beroepen SintAdvocate in New York en Brus­ getipt als voorzitter van de ho­ Vincentius. Voor het stedelijk sel (1982 – 1984). Redactrice geschool), P. Steenhaut, L. Van onderwijs : de Koninklijke Economie en Financiën voor den Bossche, J. Van den Brande Academie voor Schone Kunsten De Standaard (1984 – 1985). (ondervoorzitter ARGO). en het Stedelijk Hoger Instituut Woordvoerster van de Euro­ 270. Van Hauwermeiren Paul (1936). voor Pedagogische en Sociale pese liberalen in het Europese Doctor in de Germaanse filolo­ Studie Edward Anseele. Parlement (1985 – 1991), gie (1972). Docent Nederlands 260. In deze trekkingsrechten zit ook hoofdadviseur in de Europese (1969 – 1976) en hoogleraar de financiële bijdrage vervat van liberale fractie (1991 – 1995). (1976 – 1985) aan het HIVET ; elke HOBU-instelling zelf, ten Gemeenteraadslid (1988 – 1995) hoogleraar (1985 – 1987) en belope van 750 frank (€ 18,7). en schepen van Onderwijs in directeur (1987 – 1995) aan het Hiervoor en hierover wordt Gent (1995 – 1999). Federaal PHVT. Algemeen directeur Mer­ een begroting en een rekening volksvertegenwoordiger cator Hogeschool (1995 – 2001). voorgelegd aan het beheersco­ (1999 – 2003) en minister van 271. Naar een vroegere naam : mité van het RNG, dat deze ele­ Economie, Energie, Buiten­ Hogere Handelsschool met menten geïntegreerd in de eigen landse Handel en Wetenschaps­ normaalafdelingen. begroting en rekening verwerkt. beleid (2003 – 2004). Viceminis­ 272. Het gebouw in de Nieuwstraat, 261. Het betreft een operatie waar­ ter-president van de Vlaamse de wieg van de Handelsschool, bij 134 scholen met onderwijs regering en Vlaams minister wordt op 1 oktober 1996 defini­ van één cyclus (en 54.979 van Economie, Ondernemen, tief gesloten in afwachting van studenten) en vijftig instel­ Innovatie, Wetenschap en Bui­ een koper. lingen met onderwijs van twee tenlandse Handel (2004 – 2007). 273. Vanaf het academiejaar 2004 –  cycli (en 29.566 studenten) zijn Vlaams parlementslid (sinds 2005 wordt de opleiding betrokken. Vijf hogescholen 2008). Lid van het partijbureau Stedenbouw omgevormd tot zullen verder onafhankelijk van de PVV, later VLD (1991 – ). een masteropleiding aan het fungeren, twee instellingen Secretaris-generaal van de VLD departement INWE. bouwen af. (1999 – 2003). 274. Claeys H., in : 50 jaar Hoger on262. De ARGO-instellingen tellen 268. Verheeke Frans (1934), Doctor derwijs in de Gezondheidszorg, samen 7592 studenten. in de rechten en licentiaat in de o.c., p. 71. 263. Directies ARGO : Guy Aelter­ criminologie (RUG 1957). Al­ 275. Eerste algemeen directeur van man (CTL), Herman Claeys gemeen directeur (m.i.v.1962), de Erasmushogeschool wordt (Vesalius), Leon De Vreese voorzitter directiecomité (m.i.v. Frank Roos (1943). Ingenieur (BME), Johan Huys (Conser­ 1981), directeur-generaal voor de scheikunde en voor de vatorium), Guy Maes (HILT), (m.i.v. 1994) en voorzitter raad landbouwindustrieën (1967), Guido Vanlaere (Hohan Aalst), van bestuur (1998 – 2004) van aggregaat HSO (1969) RUG. Willy Vermeersch (waarne­ VDK-Spaarbank. Lid raad van Leraar Hoger Rijksinstituut mend directeur HIPSOGO). bestuur (m.i.v. 1980) en voorzit­ voor de Landbouwindustrieën Stedelijk onderwijs : Chantal ter (m.i.v. 1998) van de nv Volks­ Gent (1967 – 1977), docent De Smet (KASK en HAISG), vermogen. Lid directiecomité HRI-CTL (1977 – 1984), hoog­ Fernand Vanderheeren (m.i.v. 1975), ondervoorzitter leraar en hoofd onderwijseen­ (SHIPMB en SHIPSS), Colberte (1992 – 1996) en voorzitter heid landbouwindustrieën Van Audenhove (waarnemend (1996 – 1999) van de Belgische (1984 – 1989), detachering directeur SHPI). spaarbankenverenging BSV. Lid ARGO (1989 – 1991). Directeur 264. Brief dd. 8.12.1994 aan de dames van de raad van bestuur van de RITCS, hogeschool voor en heren van de Inrichtende Universiteit Gent (1977 – 2003). audiovisuele communicatie Machten van de Hogescholen die Lid van de raad van bestuur van Brussel (1991 – 1995), alge­ zullen opgaan in de toekomstige Sidmar (1979 – 2002). Schepen meen directeur en hoogleraar Autonome Hogeschool Oostvan de Haven, Economische Ex­ Erasmushogeschool Brussel Vlaanderen. pansie, Tewerkstelling en Infor­ (1995 – 2007). 265. In afwachting van een nieuw­ matica Stad Gent (1983 – 1989). 276. Fabré Gert (1942). Doctor in bouw in de Diepestraat (2001) Voorzitter raad van bestuur de Rechten, RUG. Van 1968 tot

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


1976 werkt hij bij het International Institute for Cotton. Tot 1981 ambtenaar, o.a. op de Juridische Dienst van het ministerie van Nationale Opvoeding. Per 1 september 1981 assistent aan de ADECHO. Per 1 oktober 1983 hoofd van het Studiebureau. Per 1 oktober 1995 hoogleraar aan de Hogeschool Gent. 277. Steenhaut Peter (1944). Licen­ tiaat opvoedkunde RUG. Nati­ onaal secretaris (1971 – 1972) en adjunct-algemeen secretaris ACOD onderwijs (1972 – 1981) en tijdens deze periode lid van de Nationale Raad voor het Rijksonderwijs, de Hoge Raad voor het Buitengewoon Onder­ wijs en de Hoge Raad van het Hoger Pedagogisch onderwijs. Algemeen secretaris ACOD en secretaris van de Vlaamse Intergewestelijke van de ACOD (1981 – 1989), vice-voorzitter ACOD (1988) en tijdens deze periode lid van het Nationaal Bureau van het ABVV en van het Bureau van de Vlaamse Intergewestelijke ABVV. Lid van de Sociaal Economische Raad van Vlaanderen, later Gewes­ telijke Economische Raad voor Vlaanderen. Lid van de raad van bestuur van de BRT (later BRTN en VRT). Voorzitter Autonome Raad voor het Gemeenschapsonder­ wijs ARGO en afgevaardigde bestuurder Raad van het Ge­ meenschapsonderwijs (2003) en gedurende deze periode lid van de Vlaamse Onderwijsraad VLOR en het Vast Bureau. Lesgever hoger pedagogisch onderwijs RNS (1966 – 1971). Lid raad van bestuur van de Hogeschool Gent (1995 – 2003). Titeldragend sectorhoofd Per­ soneelszaken Hogeschool Gent (1995 – 2003). 278. Tijdens de periode van het eerste mandaat van de raad van bestuur worden er negen vertegenwoordigers aange­ duid door de centrale raad van de ARGO en drie door de Stad Gent. (…) Vanaf het tweede mandaat worden zeven ver­ tegenwoordigers aangeduid door de ARGO en twee door de Stad Gent. Oprichtingsprotocol art. 5. 279. Al ging het binnen de Nijver­ heidsschool in het begin meer

om toegepaste kunsten, genre oorspronkelijk bestaande uit kunstambachten. een studiereis naar Rome, die 280. 25 jaar HRITO Aalst (1980). in 1663 in Frankrijk wordt 281. Stulens J., o.c., p. 84. ingesteld en later door andere 282. Aan het einde van de Tweede landen overgenomen is. Zij Wereldoorlog worden de Cap bestaat in de disciplines ar­ Arcona, de Thielbek en de Athen, chitectuur, beeldhouwkunst, als transportschip gebruikt compositie, grafiek en schil­ voor gevangenen van het derkunst. Vanaf 1832 wordt concentratiekamp Neueneen Belgische Prix de Rome gamme (nabij Hamburg) die in uitgereikt door de Belgische de week van 18 tot 26 april aan regering. Er zijn wedstrijden boord van de schepen worden voor kunstschilders, grafici, gebracht. In het totaal zijn er beeldhouwers en architecten zowat 7500 gevangenen. Britse (in principe komt elke disci­ vliegtuigen bombarderen de pline om de drie jaar aan bod) schepen net nadat zij uitvaren. en – los daarvan – voor musici. Heel wat passagiers komen om 289. Door Leopold II wordt in 1885 door verbranding. Zij die van de aan de Antwerpse Acade­ zinkende schepen weten te ont­ mie voor Schone Kunsten snappen, worden doodgescho­ een uniek Nationaal Hoger ten vanaf schepen die SS’ers instituut voor bouwkunde en komen opvissen. Gevangenen schone kunsten (NHISK) opge­ die de oever weten te bereiken, richt. Het is een postgraduaat­ worden door SS-patrouilles opleiding waarvan de struc­ doodgeschoten. In totaal tuur gebaseerd is op de Parijse komen ruim 7000 gevangenen école des Beaux Arts. Dit om het leven. Circa 350 mensen Institut Supérieur des Beaux overleven de ramp. Arts is een rijksinstelling, daar 283. De methode Dupuis (1830) waar de KASK Antwerpen breekt radicaal met de kopieer­ een stedelijke instelling is. Er methode, zoals het traditionele wordt een toelatingsexamen tekenen naar plaat, en stelt ingericht, dat wordt afge­ het tekenen naar de natuur nomen door een commissie voorop. Door middel van het benoemd door de minister bestuderen van geometrische van Landbouw, Nijverheid grondvormen moeten leerlin­ en Openbare Werken. Het gen het natuurtekenen onder professorenkorps wordt door de knie krijgen. de koning benoemd. In 1995 284. Van Ussel Jos (1918 – 1976) is wordt het Hoger Instituut als doctor in de geschiedenis voor Schone Kunsten (HISK) verbonden aan de RUG. In een onafhankelijke instelling. 1962 publiceert hij, samen met Het HISK organiseert de post­ Jaap Kruithof, Jeugd voor de hogeschoolvorming op het muur, een enquête die zij het gebied van de beeldende kunst jaar daarvoor onder studenten en richt zich tot de afgestu­ organiseren. Dit onderzoek deerden van de acht Vlaamse wordt tevens verwerkt in hogescholen waar hoger een tv-programma van het kunstonderwijs gegeven wordt Humanistisch Verbond dat veel en tot jonge kunstenaars uit commotie veroorzaakt. In 1970 binnen- en buitenland. verschijnt zijn Afscheid van de Het biedt zo’n vijfendertig seksualiteit waarin hij breekt jonge beeldende kunstenaars met de enggeestige benadering een eigen atelier waar zij – los van de seksualiteit. van vaste studieprogramma’s 285 Indus, 34° jaargang, N°3, maart – zelfstandig hun werk kunnen 1987. ontwikkelen in een professio­ 286 Informatie bezorgd door Me­ neel klimaat waar ze deskundi­ vrouw Dr. Hilda Proot-Cocquyt. ge stimulansen en adviserende 287 http://www.archeonet. begeleiding krijgen. be/?p=9884 290. Vanacker D., Bruyne, Cami288. De Prix de Rome (Prijs van lius, Ludovicus, Achilles, de, Rome) is een prestigieuze hoogleraar en Vlaams-liberaal aanmoedigingsprijs voor jonge politicus, Koninklijke Acade­ kunstenaars en architecten, miën van België, Nationaal

NOTEN

Biografisch Woordenboek, Brussel, 1987. 291. Bij Delvin’s overlijden, ver­ klaart zijn vriend, Emiel Claus, Gent is de stad der bloemen en der Kunstschilders ; onze kunsthof had een oppassend en geleerd hovenier… Die hovenier was Jan Delvin. De Smet J., St. Martens-Latem en de Kunst aan de Leie, 1870 – 1970, Tielt, 2000. 292. Flanders Technology Inter­ national (F.T.I.) is in de jaren tachtig en negentig een twee­ jaarlijkse technologiebeurs, opgezet door de Vlaamse regering. Het is ook de naam van de vzw die de beurs orga­ niseert. Die vzw organiseert vandaag, op vraag van de Vlaamse overheid, een groot deel van de wetenschapspo­ pularisatie in Vlaanderen, met het doe-centrum Technopolis als bekendste component. 293. De naam komt van Nicola Sabbattini, 16de-eeuws Itali­ aans architect en ingenieur, die een boek schreef over theater- en decorbouw. 294. In deze gezelschappen, soort studiekringen, bespreken de leerkrachten pedagogische problemen en ondersteunen ze elkaar in o.a. het gebruik van Nederlandse taalboekjes. In 1829 zijn zestien van dergelijke onderwijzersgezelschappen actief in Oost-Vlaanderen. 295. http://www.dbnl.org/ 296. Je sterft niet van verdriet. Brievan van Liefde en Dood. De Keyzer L., De Standaard, 8 mei 1998. 297. Cambier, Félix (1854 – 1934). Ingenieur, hoofdredacteur en directeur van Journal de Gand. Schepen van Onderwijs van Gent(1909 – 1913) en parle­ mentslid. 298 Onder het beheer van R. Verstraele wordt het School­ museum gereorganiseerd en overgebracht naar een deel van de St. Pietersabdij. De naam wordt Schoolmuseum Michel Thiery. In de jaren tachtig wordt het oorspronkelijke mu­ seum in het Berouw – nadat de KASK er enkele jaren schildersen beeldhouwateliers en twee theorielokalen had – gereno­ veerd, terwijl de plantentuin volledig wordt gereconstrueerd (en op 26 juni 1987 opengesteld

305


voor publiek). In 2003 wordt een nieuwe naamsverandering doorgevoerd : het schoolmu­ seum heet voortaan De wereld van Kina : het huis en de hortus Michel Thiery krijgt de naam De wereld van Kina : de Tuin. Kina staat voor Kind en Natuur. 299. Braet M., Achttien stappen in de storm, De Nieuwe Tijd, Antwer­ pen 1950. 300. Het bedrijf van Huffel is gevestigd aan de Oude Vest, zijn atelier bevindt zich in zijn woonhuis De Pelikaan in de Sint-Katelijnestraat. Het bedrijf van van Huffel zal uitgroeien tot de katoen­ spinnerij Desmet-Guéquier. In de gebouwen van deze onderneming is het MIAT, een historisch museum dat de geschiedenis van de textiel­ nijverheid en de industriële samenleving belicht, vandaag gevestigd. 301. De Cirk wordt in 2002 aange­ kocht door de Stichting LiedtsMeesen en met respect voor de oorspronkelijke architectuur gerenoveerd. Het resultaat is een moderne site met 72 wo­ ningen, een multifunctionele ontmoetings- en receptie­ ruimte, 5 conferentiezalen en 750 m2 tentoonstellingsruimte. Dit alles ligt rond een ovaalvor­ mig wateroppervlak dat in nauwelijks 24 uur plaatsmaakt voor een tijdelijke evene­ mentenruimte. De Stichting Liedts-Meesen beoogt met het project een combinatie van huisvesting, cultuur en economie en wil aantonen dat een combinatie van deze drie activiteiten haalbaar en ver­ rijkend kan zijn. 302. Zijn echtgenote Maria, ook la Petite Dame genoemd, houdt van 1918 tot 1951 een schaduwdagboek bij over Gide, wiens leven ze van zeer nabij volgt. Zie Van Rysselberghe M. Je ne sais si nous avons dit d’impérissables choses. Une anthologie des Cahiers de la Petite Dame, Gallimard, 2006. 303. Gouin François, Essai sur une réforme des méthodes d’enseignement. Exposé d’une nouvelle méthode linguistique. L’art d’enseigner et d’étudier les langues, 1894. 304. www.gent.be

306

305. Albert van Saksen-Teschen (1888) om toegang tot het be­ Duitsland en behaalt aan de (1738 – 1822) is ook bekend roep van advocaat aan de balie London Hospital het diploma als kunstverzamelaar. Zijn van Brussel. Het Hof van Beroep van verpleegster. In 1906 keert collectie is, in zijn voormalige verwerpt haar verzoek op basis ze terug naar Brussel, eerst als residentie het Albertina in van biologische en sociale argu­ hoofdverpleegster van het HeelWenen, ook vandaag nog te be­ menten : les exigences et les sujékundig Instituut, twee jaar later zoeken. De collectie bestaat uit tions de la maternité, l’éducation als hoofd van de verpleegsters­ meer dan 60.000 tekeningen que la femme doit à ses enfants, school van het medisch insti­ en één miljoen afbeeldingen, la direction de son ménage et tuut Berkendaal. Bij de intocht waaronder Dürer’s Haas en du foyer confiés à ses soins, la van het Duitse leger wordt de Biddende handen. placent dans des conditions peu school gebruikt als hospitaal 306. Quételet Adolphe (1796 – 1874) conciliables avec les devoirs de van het Rode Kruis. Al snel astronoom, wiskundige, la profession d’avocat et ne lui wordt het ook een opvangcen­ statisticus en socioloog. donnent ni les loisirs, ni la force, trum voor Engelse en Franse Doctor in de wiskunde aan ni les aptitudes nécessaires aux soldaten die terug willen naar de Universiteit Gent (1819). luttes et aux fatigues du barhun divisie, en voor Belgen die Ini­tiatiefnemer en eerste direc­ reau. (Procureur-generaal Van zich via Nederland bij het leger teur van de Koninklijke Ster­ Schoor ). De zaak Popelin krijgt willen voegen. Edith Cavell renwacht van België. Quételet grote bekendheid. wordt een belangrijke schakel die pionierswerk verricht in de In 1892 sticht Popelin, met, in de ontsnappingsroute die studie van meteoren, is ook be­ onder anderen, Isala Van Diest van Noord-Frankrijk, via Brus­ kend vanwege zijn introductie – de eerste Belgische vrouwe­ sel, naar Nederland leidt. Het van de body mass index (ook lijke arts – de Ligue Belge du netwerk wordt (waarschijnlijk) Queteletindex genoemd). Hij Droit des Femmes (Belgische verraden. In het totaal 66 is een van de bezielers van de Liga voor Vrouwenrechten). leden worden aangehouden, Université Libre de Bruxelles en In 1905 sticht zij de Belgi­ onder wie Cavell. De Duitsers gedurende veertig jaar secre­ sche afdeling van de Conseil gebruiken het proces om drie taris van de Académie royale International des Femmes, de doodstraffen uit te spreken. des Sciences, des Lettres et des nog altijd bestaande Nationale Cavell wordt op 12 oktober Beaux-Arts de Belgique. Vrouwenraad. 1915 terechtgesteld. De twee 307. De conjunctuurbarometer 310. Depage Antoine (1862 – 1925), andere doodvonnissen worden van de Belgische economie pionier van de Belgische later omgezet in levenslange stagneert dat jaar op het peil heelkunde en professor aan de dwangarbeid. Cavell’s dood van 1856. In 1858 daalt hij met ULB. Zijn echtgenote, Marie veroorzaakt heel wat internati­ 2,4 punten. Pas in 1859 kan het Picard, die tijdens de scheeps­ onale verontwaardiging. niveau van 1856 overschreden ramp van de Lusitania (1915) 312. Sinds 1998 is het een bijaf­ worden. Het daaropvolgende op tragische wijze om het le­ deling van het Jan Palfijn­ jaar lijkt de economische ven komt, is gedurende 22 jaar ziekenhuis. bedrijvigheid opnieuw aan te zijn efficiëntste en scherpzin­ 313. Fredericq Paul (1850 – 1920). knopen met het expansieritme nigste medewerkster. Hij is Hoogleraar Nederlandse litera­ van de eerste helft van de jaren één van de stichters en de eer­ tuur en Belgische geschiedenis vijftig. Maar in 1861 en 1862 ste Algemene Secretaris van aan de RUG (1883). Hij is actief blijkt dat deze verwachting niet de Internationale Vereniging in de liberale vleugel van de bewaarheid wordt. Vanaf 1863 van Heelkunde (1902 – 1912) Vlaamse Beweging (o.a. het Wil­ is de inzinking, die sinds 1857 en sticht in 1907 de eerste ver­ lemsfonds) en lid van de Gentse de economische activiteit ver­ pleegstersschool, waarvan hij gemeenteraad (1891 – 1895). traagt, voorgoed overwonnen. de directie toevertrouwt aan Hoofdredacteur van het liberale Scholliers M., Het Katoenbedrijf Edith Cavell. Gedurende WO I tijdschrift Het Volksbelang en A. Voortman en de secessieoorwordt Depage aangewezen als oprichter van Hooger Onderwijs log, Tijdschrift voor Nieuwste hoofdgeneesheer van het zie­ voor het Volk (1894) waarmee Geschiedenis, VI, 1975. kenhuis l’Océan in De Panne hij de opleidingskloof tussen de 308. Het octrooirecht was een (2000 bedden). In 1923 werkt verschillende klassen tracht te belasting op goederen die in hij, in samenwerking met de overbruggen. Fredericq is een en uit de stad werden gevoerd. universiteit, aan de stichting belangrijk voorvechter van het Dit veronderstelde strikte van de dienst voor radiumthe­ Nederlandstalig onderwijs. Zijn stadsgrenzen en hield de oude rapie in het Brugmannzieken­ verzet tegen de bezetter leidt poorten en omwallingen – die huis. In 1924 neemt dit project tijdens WO I tot deportatie. al lang geen rol meer speelden een belangrijke wending : Na de oorlog wordt hij (1919) voor de verdediging van de de toekomstige dienst voor rector van de RUG maar geeft stad – in functie. tumoren vormt de voorloper al na enkele weken ontslag, 309. Popelin Marie (1846 – 1913). van het huidige Jules Bordet ontgoocheld door agressieve Juriste. Begint op 37-jarige leef­ Instituut. anti-Vlaamse reacties. tijd met rechtenstudies aan de 311. Cavell Edith (1865 – 1915). 314. Pirenne Henri (1862 – 1935). ULB. Als (eerste afgestudeerde) Verblijft in een Brussels Pirenne geldt als een van de vrouwelijke juriste verzoekt zij pensio­naat, in Zwitserland en grootste Belgische geschied­

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


kundigen. Hij wordt na zijn Paul Spaak, met wie ze vier 321. Van de Velde Henry (1863 –  dat de economie opnieuw kan studies aan de Universiteit kinderen krijgt, o.a. politicus 1957). Wordt samen met Victor aangezwengeld worden door Luik aangesteld als professor en regeringsleider Paul-Henri Horta beschouwd als een van overheidsinitiatieven op het middeleeuwse geschiedenis Spaak en scenarioschrijver de belangrijkste vertegenwoor­ vlak van infrastructuurwer­ aan de RUG. Zijn magnum Charles Spaak. Tijdens WO I is digers van de art nouveau. Van ken (aanleggen van wegen, opus is de Histoire de la zij actief als sociaal assistente de Velde studeert schilder­ bouwen van huizen,…) en Belgique (1899 – 1932, 7 delen). en wordt ze lid van de BWP. In kunst aan de Antwerpse de daarmee samen horende Hij wordt ook bekend voor de 1921 wordt ze verkozen als ge­ academie en bij Carolusstijging van de koopkracht. zogenaamde Pirenne-thesis meenteraadslid in Sint-Gillis. Duran in Parijs. Hij schildert Deze economische leer wil die in zijn postuum (1937) Datzelfde jaar wordt ze ge­ in neo-impressionistische stijl bovendien goedkope leningen verschenen Mahomet et Charcoöpteerd senator en de eerste en wordt in 1889 lid van de bevorderen zodat ook op lemagne verdedigd wordt. Zijn vrouw in de Belgische Senaat. kunstenaarsgroep Les XX. die basis een economische stelling is dat de komst van Zij blijft gecoöpteerd senator Vanaf 1892 verlaat hij de aanzwengeling mogelijk is. de islam de culturele eenheid tot op 85-jarige leeftijd. schilderkunst en legt zich toe In de BWP is er nogal wat te­ van de gebieden rondom de 318. Het Dawesplan wordt ver­ op de toegepaste kunsten en op genstand tegenover het Plan, Middellandse zee vernietigde noemd naar het Dawescomité architectuur, met onder meer dat door een aantal linkse waardoor een verplaatsing van dat onder voorzitterschap de bouw van zijn eigen woning militanten als een verwerping het culturele zwaartepunt naar stond van de Amerikaanse in Ukkel (huis Bloemenwerf). van de klassenstrijd wordt de meer noordelijk gelegen politicus Charles G. Dawes Van de Velde wordt beïnvloed beschouwd. delen van Europa plaats­ (1865 – 1951). Het was een po­ door de Engelse Arts-and 323. De regering zorgt niet alleen vond. Deze meer noordelijke ging van de geallieerden om na craftsbeweging en is een van de voor de redding van de spaar­ delen worden beschouwd als WO I oorlogsherstelbetalingen eerste architecten en meubel­ centen, maar houdt ook de de erflaters van de antieke af te dwingen van Duitsland. ontwerpers die in een abstracte opvolger van de falende bank beschaving. Het Dawescomité bestond uit stijl met gebogen lijnen werken. boven de doopvont, de Kre­ 315. Braun baron Emile (1849 –  vertegenwoordigers van België, Van de Velde verzet zich tegen dietbank. Nieuw is dat daarbij 1927). Voor de start van zijn Frankrijk, Engeland, Italië en het kopiëren van historische een aantal maatregelen wordt politieke loopbaan is hij de Verenigde Staten en had stijlen en kiest resoluut voor genomen om het roekeloze hoofdingenieur van de Stad als opdracht een oplossing te een originele (in de zin van gedrag van de bankiers defini­ Gent (1879 – 1895). Braun is vinden die Duitsland er toe oorspronkelijke) vormgeving. tief te voorkomen… provincieraadslid voor Oostzou bewegen over te gaan tot Rond de eeuwwisseling krijgt 324. Die verkiezingen zorgen voor Vlaanderen (1891 – 1898), herstelbetalingen ter waarde Henry Van de Velde een aantal heel wat spanningen. In Ant­ burgemeester van Gent van 132 miljard goudmark. opdrachten in Duitsland, on­ werpen worden twee socialis­ (1895 – 1921) en volksvertegen­ Het plan werd zowel door de der andere voor het Folkwang­ tische propagandisten tijdens woordiger (1900 – 1925) voor Duitsers als door de geallieer­ museum in Hagen en het Nietz­ een plaktocht vermoord : dit de Unitaire Liberale Partij. Als den geaccepteerd en trad in schehuis in Weimar. Hij wordt leidt tot een staking van de populaire figuur krijgt hij de werking in september 1924. bovendien de grondlegger dokwerkers. Een week later bijnaam Miele Zoetekoek. Al snel bleek dat Duitsland van de Kunstgewerbeschule gaan zij opnieuw in staking, 316. Lilar barones Suzanne, de enorme jaarlijkse betaling en de academie in Weimar, de ditmaal rond economische geboren als Suzanne Verbist niet kon volhouden. Duitsland voorloper van het Bauhaus dat eisen. Hun oproep wordt (1901 – 1992). Lilar is de eerste staakte uiteindelijk na 5 jaar door Walter Gropius verder gevolgd door de diamantbe­ vrouwelijke student aan de de herstelbetalingen wegens uitgebouwd zou worden in werkers en slaat over naar Gentse rechtsfaculteit en grote negatieve gevolgen voor Dessau. In 1925 wordt hij be­ Luik. Bij FN-Herstal is er een (1926) de eerste vrouwelijke de nationale economie en noemd aan het Hoger Instituut eerste grote bedrijfsbezetting advocaat, ingeschreven aan de geldontwaarding. voor Kunstgeschiedenis en in de syndicale geschiedenis. Antwerpse balie. Zij is vooral 319. Nolf Pierre (1873 – 1953). Hij Oudheidkunde (HIKO) van De stakingsacties stuiten op bekend als schrijfster van es­ studeert geneeskunde aan de de RUG, waar hij van 1926 tot repressie, wat de acties enkel says, romans en toneelstukken Luikse Universiteit (1896) en 1936 bouwkunst en toegepaste verder doet uitbreiden. On­ in het Frans. In Vlaanderen is wordt in 1922 minister van kunsten doceert. In 1933 krijgt danks oproepen om de kalmte van haar Une enfance gantoise Kunsten en Wetenschappen. hij daar de opdracht om de te bewaren, komt het tot een (1976) bekend. In 1956 wordt Naambekendheid verwerft hij universiteitsbibliotheek te succesvolle algemene staking. zij verkozen tot de Académie voornamelijk met de wet-Nolf ontwerpen. Van de Velde is In sectoren waar gevaarlijke of royale de langue et de littéra­ betreffende de gedeeltelijke eveneens betrokken bij de zware arbeid wordt geleverd, ture françaises de Belgique. vernederlandsing van de RUG bouw van het UZGent. Hij is komt een arbeidsduurvermin­ Voor haar litterair oeuvre krijgt die in 1923 van kracht wordt. ook de ontwerper van het logo dering tot 40 uur per week. De Lilar in 1976 de erfelijke titel 320. Uit een parlementaire vraag en van de Belgische Spoorwegen : lonen stijgen met zeven à acht van barones. antwoord vernemen we dat deze de beroemde letter “B” in een procent. Het principe van het 317. Spaak Marie geboren Janson école anno 1980 onrechtstreeks liggende ellips. minimumloon wordt inge­ Marie (1873 – 1960). Haar nog steeds gesubsidieerd wordt 322. Het Plan van de Arbeid, al voerd. Met de wet van 27 juni vader, Paul Janson, is een door het ministerie van Natiosnel Plan De Man genoemd komt er voor het eerst betaalde van de leidende figuren van nale Opvoeding en Nederlandse naar zijn opsteller, wordt op vakantie. de progressieve vleugel van Cultuur: de Industriële Hogehet kerstcongres van 1933 325. Vandervelde Emile (1866 –  de liberale beweging. Haar school CTL huurt immers een van de BWP gelanceerd. Het 1938). Vandervelde stelt in broer Paul-Emile zal eerste deel van het gebouw en houdt de plan steunt op de ideeën 1894, het jaar waarin hij aan minister worden. Janson huwt école mee in leven. INDUS, 28 van Keynes. Hierbij wordt zijn parlementaire loop­ met advocaat en schrijver Jaargang, n° 4, juni 1981. vertrokken van de premisse baan begint, het Charter van

NOTEN

307


Quaregnon op, de ideologische welijke parlementariërs drin­ grondslag van het Belgische gen aan om de wet unaniem te socialisme. laten goedkeuren, maar dat is Hij behoort tot de voornaamste net iets te veel gevraagd. Zowel politieke leiders van België. Hij in Kamer als Senaat stemmen wordt veelal omschreven als de drie mannen tegen. patron van de BWP, waarvan hij 328. In Grâce-Berleur, bij Luik, in 1933 voorzitter wordt. Vanaf worden op 30 juli vier betogers 1914 is hij minister van Staat. In gedood door de rijkswacht. de Nationale – Unie regeringen 329. De wet beoogt een verhoging van 1918 tot 1921 is hij minister van de fiscale druk met zeven van Justitie. Hij zorgt voor een miljard, besparingen in lands­ Huishuurwet, een Wet betrefverdediging en onderwijs en de fende het Gebruik van Alcohol, controle op de werkloosheids­ en bewerkstelligt een hervor­ uitkering en het pensioenstel­ ming van het gevangeniswezen. sel voor sommige ambtenaren. In 1919 introduceert hij met de 330. Marguerite De Riemaeckerliberaal Paul Hymans en de ka­ Legot en wordt later (1971 – tholiek Charles de Broqueville 1977) ook schepen in Brussel het algemeen stemrecht (één zijn en (1974) de eerste vrou­ man, één stem). In het eerste welijke minister van Staat. Rooms-Rode kabinet, PoulletVandervelde (1925 – 1927) is hij verantwoordelijk voor Buitenlandse Zaken. Tussen 1936 en 1937 is hij minister van Volksgezondheid. Vandervelde is doctor in de rechten en in de sociale- en politieke wetenschappen en hoogleraar aan de ULB (m.i.v. 1895). 326. Van Acker Achille (Achiel) (1898 – 1975). Opgegroeid in een gezin met twaalf kinderen moet hij vanaf zijn zesde zijn vader helpen bij het mandenvlechten. Hij verlaat de school aan 10 jaar, maar blijft een verwoed lezer. Dit brengt hem o.a. in contact met de socialistische beweging. Hij wordt al snel gemeente­ raadslid in Brugge (1926) en volksvertegenwoordiger (1927). Na WO II bouwt Van Acker een indrukwekkende politieke loopbaan uit. Hij wordt o.a. vier maal premier en ook minister van Arbeid en Sociale Voorzorg, van Volksgezondheid, van Ver­ keerswezen en van Steenkool. Van 1961 tot 1974 is hij voorzit­ ter van de Kamer van Volks­ vertegenwoordigers. Hij wordt benoemd tot minister van Staat op 23 december 1958. Van Acker is doctor honoris causa van de universiteit van Rijsel. 327. Op 27 maart 1948 wordt ook aan de vrouwen enkelvoudig stemrecht voor de parlemen­ taire verkiezingen toegekend. De (uiteraard schaarse) vrou­

308

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


Bibliografie

– Anseeuw M., Meesters in het Rijk der Tonen. Het Koninklijk Muziekconservatorium Gent en het Nieuwe Klankschap. Koninklijk Muziekconservato­ rium Gent – Muzikon – KASKG – Proka, 1989 – Art J., De Nil B., Jacobs M., [red.], Een mens leeft niet van brood alleen. Bouwstenen voor een culturele arbeidersgeschiedenis (1800 – 1940). Gent, AMSAB, 2005 – Beke C. (opgetekend door I. Renson), Mijn Gent, Manteau/ Standaard Uitgeverij, 2006 – Bergmans O., Notice historique sur l’école industrielle de Gand. Gand, 1903 – Blondeel K., Vrouwelijke schilders in Gent (1880 – 1914). Een socio-historische studie. Scrip­ tie voorgelegd aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van licentiaat in de geschiedenis. Universiteit Gent, Academie­ jaar 2002 – 2003 – Bosschem J.[ed.], 250 jaar Architecten. Academie Gent, Hogeschool Gent, 2001 – Bots M., Beschouwingen rond het schoolpact. Vlaams Gids, 1970, pp. 30-37 – Capiteyn A., Decavele J., Van Coile C., Vanderlinden H., Gentse torens achter rook van schoorstenen. Gent in de periode 1860 – 1895. Tentoonstel­ ling Museum Arnold Vander Haeghen, 1983. Gent, Dienst voor Kulturele Zaken, 1983 – Carson P., Danhieux G., Gent, een stad van alle tijden. StoryScientia, 1972 – Cassiman A., Drieskens B., De wereld verlaten. Uit het geheugen van de Bijloke. Gent Cultuurstad vzw. 2002 – Celis G., Beschrijving van Gent. Gent, drukkerij J. Vanderschel­ den, s.n. Geschiedkundige Heruitgeverij, 1998 – Coppieters M., Het hoger Rijksinstituut voor Technisch en Handelsonderwijs: een historische schets. INDUS, 24e jaargang, nummer 3, maart 1977 – Deelstra H., De fermentatiescheikunde in België als voorloper van de biochemie (1890 – 1900)

– –

– – – –

http://historiek.kvcv.be/Artike­ len/Fermantiescheikunde.pdf De Clerck K., Chronologisch overzicht van de Belgische onderwijsgeschiedenis, 1930 –  1990. Centrum Studie van de Historische Pedagogie, Gent, 1991 De Clerck K.[ed.], Kroniek van de strijd voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Beveren-Antwerpen, Uitgeverij Orion, 1980 – Gent, Archief R.U.G., 1985 Deneckere G., 1900. België op het breukvlak van twee eeuwen. Tielt, Lannoo, 2006 De Smet F., L’Académie Royale des Beaux Arts La Ville de Gand. 175 e anniversaire de sa fondation et exposition jubilaire juillet-août 1926, Gand, Impri­ merie Vyncke, 1926 Destanberg D., Geschiedenis van het Volksonderwijs te Gent 1770 – 1842. Gent, Drukkerij Jules Duvivier, 1901Gent, Geschiedkundige Heruit­ geverij, 2001 Deweerdt D. – Hublé-Van­ kenhove N., Buiten de uren. Buiten de muren. Zeventig jaar om- en naschoolse werken van het Stedelijk Onderwijs te Gent 1927 – 1997. vzw. De Vrienden van het Historisch Archief van het Stedelijk Onderwijs Gent, 1997 De Wilde G.A., Geschiedenis onzer Academiën van Beeldende Kunsten. Leuven, Davidsfonds, 1941 Dosogne J., 150 jaar Tuinbouwschool Melle. Melle, 1999 Dumont G.-H., Histoire de la Belgique. Des origines à 1830. Bruxelles, Edition le Cri, 2005 Dumont G.-H., Histoire de la Belgique. De 1830 à nos jours. Bruxelles, Edition le Cri, 2005 Evenepoel S., Van meester tot master. De geschiedenis van een departementshuis. Departe­ ment Vertaalkunde, Hoge­ school Gent, s.d. Fris V., Wandelingen door Gent voor Schoolgebruik. Promenades Scolaires à travers Gand. Gent, Uitgeversfirma I.Vanderpoorten, s.n. Gent, Geschiedkundige Heruitgeve­ rij, 2003 Gaus H. [ed.], Politiek Biografisch Lexicon. Belgische Ministers en Staatssecretaris-

– – –

– –

– –

sen 1960 – 1980, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 1989 Goossens M., Ontstaan en groei van het Vlaams Parlement, 1970 – 1995. Brussel/Kapellen, Vlaams Parlement / Uitgeverij Pelckmans, 1995 Heyrman P., Voor eigen winkel. Honderd jaar middenstand en middenstandsbeweging in OostVlaanderen. Uitgave Provincie­ bestuur Oost-Vlaanderen, 1991 Henkens B., Honderd jaar middelbaar onderwijs: van humaniora naar ASO. https:// lirias.HuBrussel.be Henkens B., Vertegenwoordiging of voorhoede? De Vereniging van Vlaamse studenten 1938 – 1977, BEG-CHTP, n° 8, 2001 Hunin J., Het Enfant Terrible. Camille Huysmans (1871 – 1968). Meulenhoff (1999). Lagast N., Studieverlenging is van alle tijden. I_mag, april 2008 Lekens L., Decavele J., Het Campo Santo in 131 levensverhalen. Gent, Gent Cultuurstad v.z.w., 2001 Lemaître D., De geschiedenis van de Nijverheidsschool van Gent. 50 jaar TSO Nijverheidsschool, 1999 Lambrecht L., Kunst in Cultuur. Overijse, In Ccitu, 1996 Loveling V., Oorlogsdagboeken 1914 – 1918. Een vrouw vertelt over haar Eerste Wereldoorlog. Meulenhof/Manteau, 2005 Maes H., De stichtingen van koning Willem I in België 1815 – 1830. INDUS, 24e jaar­ gang, nummer 3, maart 1977 Mabille X., Histoire politique de la Belgique. Bruxelles, Editions du CRISP, 1987 Mussen M., Libellus memorialis. De geschiedenis van de Kliniek voor Fysiotherapie en Orthopedie. UZ Gent, Univer­ siteit Gent, faculteit Genees­ kunde en Gezondheidweten­ schappen, s.n. Oosterlinck S., KTA Lindenlei. Op bezoek bij de oudste technische school van Vlaanderen. http://www.tienstiens.org/ book/export/html/2451 Proot H., Het Gentse conservatorium, het verhaal van een Middeleeuws gebouw en een hedendaagse instelling. Specia­ lisatiecursus toeristische gids, 2004

– Proot – Cocquyt H., Evolution d’un Cercle d’Agrément 1879 – 1989. Koninklijke Kunsten Letterkundige Kring – Cercle Royal Artistique et Littéraire, s.n., s.d. – Smet R. & Vannecke A. m.m.v. Baeten E., Historiek van het technisch en beroepsonderwijs. 1830 – 1990, Garant 2002 – Steels M., Geschiedenis van het stedelijk onderwijs te Gent 1828 – 1914. Gent, 1978 – Strecker W., Antwerpse geschiedenis. Kroniek 6 & 7. http:// www.strecker.be Beeld en document – Strijpens H., 50 jaar Handelsschool in Aalst, s.n., s.d. – Stulens J., Van Elsene naar Gent. De Geschiedenis van een Hogeschool. Hogeschool Gent, Departement Handelsweten­ schappen en Bestuurskunde, Roularta Books, 2002 – Thiery M. [ed], Gent: 300 jaar Geneeskunde. Uitgave faculteit Geneeskunde RUG en UZG, 1990 – Van Bellingen S. [ed.], ReTouche. 250 jaar schilders van de Koninklijke Academie van de Hogeschool Gent. La Renais­ sance du Livre, Dexia, 2001 – Van Crombrugge L., Het sociaal hoger onderwijs te Gent. Over de ontwikkelingen van de opleiding sociaal werk aan het Stedelijk Instituut voor Sociale Studi (S.I.S.S.). Masterproef voorgelegd aan de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, 2008 – Van den Bossche L., 35 jaar Stedelijk Hoger Instituut voor Sociale Studie Edward Anseele Gent, S.H.I.S.S. Cahier, 1989, nr. 3 – Van der Kamp M. [ed.], De Lucas krater. Historie en analyse van en meningen over het beeldend kunstonderwijs aan de kunstacademies in Nederland. Assen, Academie Minerva Press – Van Gorcum, 1984 – Vanhaesebrouck K., Schouwburgleven en culturele collaboratie in Gent tijdens de Tweede Wereldoorlog. Verhandeling tot het verkrijgen van de graad van Gediplomeerde in de Gespecialiseerde Studie Thea­ terwetenschap, Academiejaar: 2000 – 2001, UIA – Van Looij T., Een Eeuw Nationaal Hoger Instituut voor

309


Schone Kunsten te Antwerpen 1885 – 1985. NHISK, 1985 – Van Molle L., Het Wit-Gele kruis 1937 – 2007. Een boek, twee geschiedenissen. http://kadoc. kuleuven.be/nl/actua/flashes/ wgk-vanmolle.htm – Vanthilt M., Edgard – Het verhaal van mijn vader. Meulen­ hoff/Manteau, 2009 – Vercheval-Vervoort J. [ed.], Des Femmes dans l’Histoire en Belgique, depuis 1830. Editions Luc Pire, 2006 – Bulletin van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur / Ministerie van Onderwijs, 1964 – 1984 – Koninklijke Academie van Schone Kunsten Gent. De Bestuurders 1751 – 1935. s.d., s.l. – Mémorial – Gedenkboek. Brouwersvereniging voor Beroepsonderwijs; Hogere School voor Gistingsbedrijven te Gent; Rijkshogerinstituut voor Scheikunde en Voedingsindustrieën. s.n., s.l., 1966 – Feestbundel Provinciaal Instituut voor Verpleegkunde 1921 – 1971, Provincie OostVlaanderen 1971 – Jubelfeesten 1973. Gent, Hoger Rijksinstituut voor Textiel en Kunststoffen. – Feestbundel Provinciaal Handels- en Taalinstituut Gent, 1952 – 1977. Provincie OostVlaanderen, 1977 – Ludiek tot keihard. Studenten voor demokratizering. Akademiejaar ’78 – ’79. [ foto’s. Patrick Alliët, Lieve Colruyt, Titus Ramaeckers, Luc van den Berg. Teksten: Lieve Colruyt, Ron Hermans, André Rubbens, Stef Debusschere]. Berchem, EPO, 1980 – 100 jaar Rijksnormaalschool Gent, 1880 – 1980. Exprom vzw – Culturele sociale verenging Gent, 1980 – 25 jaar HRITO Aalst. Aalst, 1980 – 25 jaar Stedelijke Instituten voor Paramedisch Onderwijs. Gent, V.A.S.I.P.M.B., 1981 – Gedenkboek – Mémorial. André Vander Stricht stichting, Hogeschool voor Gistingsbedrijven te Gent thans Industriële Hogeschool van het Rijk, C.T.L., 1987 – 1751 – 1988, Van Marissal tot Vlerick.Gent, Stad Gent, 1988

310

– Het Boek der Verganghene Jaeren 1965 – 1990. 25 jaar Verenging voor Afgestudeerden van de Ste­ delijke Instituten voor Parame­ dische Beroepen. V.A.S.I.P.M.B. en Parappendix, 1990 – 175 Jaar Universiteit Gent – Ghent University 1817 – 1992. Een verhaal in beeld. A story in Pictures. Universiteit Gent, Stichting Mens en Kultuur, 1992 – Gedenkboek – Mémorial, Koninklijke Oud-Studentenbond van de Hogere School voor Gistingsbedrijven en van de afdeling Brouwerij en Gistingsbedrijven en Biotechnologie van de Industriële Hogeschool van het Gemeenschapsonderwijs CTL te Gent v.z.w., 1994 – Erfgenamen van de English Club. Gent, 1994 – 1898 – School – Conservatorium – Hogeschool – 1998. Traditie en vernieuwing. Koninklijke Vlaams Conservatorium Antwerpen. Antwerpen, Hogeschool Antwerpen, De­ partement dramatische kunst, muziek en dans, 1998 – LiLa Lustrumboek 55 jaar. s.n., 2003 – Op zoek naar muzikaal erfgoed tussen Belfort en Sint-Baafs. De Gentse conservatoriumbibliotheek. Tien componisten in profiel. Mechelen, Festival van Vlaanderen, 2005 – Wie is wie in Vlaanderen 2003 – 2005. Biografische Ency­ clopedie. Lexycom, s.d. – 1956 – 2006. 50 jaar Hoger onderwijs in de gezondheidszorg. Academische zitting, 2 december 2006.Hogeschool Gent, Departement Gezond­ heidszorg Vesalius, 2006 – Leef-ruimte. Een halve eeuw opleiding stedenbouw. Cultuurca­ hiers van de Hogeschool Gent XI, 2007 – De geschiedenis van de Technologiecampus KaHo Sint-Lieven. Een korte beschrijving van de evolutie op de locatie in Gent van 1534 tot 2010. http://www. kahosl.be/site/index.php?p=/ nl/page/2053/geschiedenistechnologiecampus/ – – – – –

www.confrerie.be www.liberaalarchief.be www.gent.be www.literair.gent.be www.vcg.be

HOGESCHOOL GENT 1748—1995


Gebruikte afkortingen ADECHO ARGO ASBO ASO AZ BGc BME BRT BUG BSO BWP COO CRAL CTL CTO CVO CVP DKO HaBe HAI

HIB HILT HIVET HOBU HOHAN HORIHAN HKO HPI HRIPB HRIT HRITCS HRIT & HO HRITHO IHR – BME IHR - CTL KA KASK KB KMC KMKG KSO KTA KUL LILA

Administratieve en Economische Hogeschool Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs Aanvullend Secundair Beroepsonderwijs Algemeen Secundair Onderwijs Academisch Ziekenhuis Bibliotheek Conservatorium Gent (België Gent Conservatorium) Industriële Hogeschool van het Rijk – Bouw Mechanica Elektriciteit - Gent Belgische Radio Televisie, later BRTN Bibliotheek Universiteit Gent Beroepssecundair Onderwijs Belgische Werkliedenpartij Centrum voor Openbare Onderstand Cercle Artistique et Littéraire Gent Industriële Hogeschool van het Rijk – Chemie Textiel Landbouw Gent Centrum voor Technologisch Onderzoek Centrum voor Volwassenvorming van het Gemeenschaps­ onderwijs Christelijke Volkspartij Deeltijds Kunstonderwijs Departement Handels- en Bestuurswetenschappen, Hogeschool Gent Hoger Architectuurinstituut Gent, later SHIAS (Stedelijk Hoger Instituut voor Architectuur en Stedenbouw, Hoger Architectuurinstituut Stad Gent) dan Hoger Architectuur­ instituut De Bijloke Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen (en Juridisch Practicum), vanaf 1946 Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen (HIBH) Hoger Rijksinstituut voor Landbouw Hoger Instituut voor Vertalers en Tolken Hoger Onderwijs Buiten de Universiteit Hogere Handelsschool met Normaalafdelingen Aalst Hoger Rijksinstituut voor Handel en Administratie met Normaalafdeling (Aalst) Hoger kunstonderwijs Hoger Pedagogisch Instituut (van de Stad Gent) Hoger Rijksinstituut voor Paramedische Beroepen Hoger Rijksinstituut voor Tuinbouw Hoger Rijksinstituut voor Cultuurspreiding Hoger Rijksinstituut voor Technisch & Handelsonderwijs Hoger Rijksinstituut voor Technisch Onderwijs (Aalst) Industriële Hogeschool van het Rijk – Bouw Mechanica Elektriciteit Industriële Hogeschool van het Rijk – Chemie Textiel Landbouw Koninklijk Atheneum + stadsnaam Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent. Voor andere koninklijke academies wordt de stadsnaam toegevoegd. Koninklijk Besluit Koninklijk Muziekconservatorium Gent. Voor andere koninklijke conservatoria wordt de stadsnaam toegevoegd. Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis Kunstsecundair Onderwijs Koninklijk Technisch Atheneum + stadsnaam Katholieke Universiteit Leuven ook KU Leuven Landbouwindustrieën en Landbouw voorheen ZSG Zuivelstudentengroepering

NCMV NIR NMBS NMKN NUHO NV PIHO PHTI PHVT PROKA PVV RB RHIPB RHTH

Nationaal Christelijk Middenstandsverbond (nu UNIZO) Nationaal Instituut voor Radio-omroep Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid Niet Universitair Hoger Onderwijs Naamloze Vennootschap Provinciaal Instituut voor Hoger Onderwijs Provinciaal Handels- en Taalinstituut Provinciale Hogeschool voor Vertalers en Tolken Promotoren Koninklijke Academie Partij voor Vrijheid en Vooruitgang Regentbesluit Rijkshoger Instituut voor Paramedische Beroepen Rijkshoger Technische en Handelsschool, voorheen HRIT & HO RLTO Rijksleergangen voor Technisch Onderwijs RNG Regionaal Netwerk Gent RMS Rijksmiddelbareschool RNS Rijksnormaalschool Gent. Voor andere Rijksnormaalscholen wordt de stadsnaam toegevoegd. RUG Rijksuniversiteit Gent later Universiteit Gent (UGent ook UG) RVA Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening RvB Raad van Bestuur (beheer) SAG Stadsarchief Gent SERV Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen SHIA Stedelijk Hoger Instituut voor Architectuur en Steden­ bouw, Hoger Architectuurinstituut Stad Gent SHIPB Stedelijk Hoger Instituut voor Paramedische Beroepen SIPB Stedelijk Instituut voor Paramedische Beroepen SHISS Stedelijke Hoger Instituut voor Sociale Studies SISS Stedelijk Instituut Sociale Studiën SOVOREG Sociale Voorzieningen Regio Gent SSIPB Stedelijk Secundair Instituut voor Paramedische Beroepen SSKI Stedelijk Secundair Kunstinstituut STAM Stadsmuseum Gent TSO Technisch Secundair Onderwijs UZ Universitair Ziekenhuis VAH Vlaamse Autonome Hogeschool VLD Vlaamse Liberalen en Democraten VLOR Vlaamse onderwijsraad VOBO Belgische Vereniging ter Ontwikkeling van het Beroeps­ onderwijs VRT Vlaamse Radio Televisie VSO Vernieuwd secundair onderwijs VVS Vlaamse Vereniging van Studenten VUB Vrije Universiteit Brussel WO I – WO II Eerste Wereldoorlog en Tweede Wereldoorlog ZSG Zuivelstudentengroep, later LILA

311



HOGESCHOOL GENT

Alfabetische intekenlijst

Raad van bestuur

Bestuurscollege

Verheeke Frans (voorzitter)

Verheeke Frans (voorzitter) Pype Patrick (ondervoorzitter) Hoogewijs Bert (algemeen directeur) Landuyt Jan Terwecoren Jos Cottenie Paul (commisaris coördinator)

Vertegenwoordigers inrichtende machten Walgraeve David (ondervoorzitter) Bracke Marie-Rose Coddens Rudy De Maeyer Jan De Soete Geert Hertog Peter Pype Patrick Vandenabeele Peter Vercamer Alexander Vertegenwoordigers SERV Buysse Marc Geirnaerdt Wim Kooyman Mil Vertegenwoordigers Personeel Bernard Anita De Baets Danny De Temmerman Wim Debersaques Filip Goyvaerts Jean-Claude Teirlinck Maaike Vanleerberghe Patricia Vermeiren Hildegard Vertegenwoordigers studenten Dekeyzer Marie- Laure Thiry Elke Walcarius Thijs Algemeen directeur Bert Hoogewijs Commissaris van de Vlaamse regering Paul Cottenie

Erebestuurder Aelterman Guy Albrecht Dirk Claeys Herman De Cocker Lucas De Ridder Jef Hertveldt Luc Macharis André Moerman Fientje Peeters Christophe Semey Thierry Steenhaut Peter

Met speciale dank aan Bea Perriëns

Bosschem Johan Caron Martine Cocuyt Mie De Boever Chris De Clercq Jean-Jacques De Leemans Kristof De Schepper Dirk De Vlieghe Hyacintha De Vos Daniella De Vos Lieve Debrulle Regis Desimpelaere Pascal Eemans Willy Godyns Rita Goethals Christine Huvenne Martine Ketelers Chantal L’Ecluse Veronique Lammens Etienne Leliaert Stephane Lievens Kristien Mayer-Falk Isola Meirsman Arnold Nollet Jos Persyn Johan Raman Yvan Ruysschaert Philippe Schelstraete Jan Segers Stijn Simoens Luc Steelandt Patrick Stuyven Els ’T Hooft Wim Van Acker Elf Van den Abbeele Gerard Van den Abbeele Gilbert Van den Bulcke Magda Van der Speeten Edith Van Hecke Dirk Van Hee Paul Van Heule Kathleen Van Wezemael Anne-Marie Vanhaelst Marc Verhaege Johan Verschooris Marc Verstraeten Monique Walgraeve Maurice Weyler Maarten Willems Kris Willems Steven


Herkomst illustraties Volgens nummering: Amsab – Instituut voor Sociale Geschiedenis : 100 Archief van de Provincie OostVlaanderen : 75 b–c, 102, 137 a–b, 138, 144, 160, 169 Gulden Boek Koninklijke Academie voor Schone Kunsten – Stads­ archief Gent – fotografie S. Calle : 4, 6, 12, 15, 16, 69 c Liberaal archief : 179, 197, 207 Privé-verzamelingen : 29, 83, 110, 111, 128, 134, 135, 136 [© J. Vande­velde], 145, 158, 167, 173, 174, 175 a, 175 b, 187, 189 ­– Privé-verzameling Colruyt L. : 148, 151 a–b, 152 a–b [GEF], 187, 189 ­– Privé-verzameling Desmet T. : 217 [© T. Desmet] – Privé-verzameling Familie Paulus : 84, 90, 97 – Privé-verzameling Familie Proot : 101 Stadsarchief Gent – fotografie S. Calle : 5, 8, 9, 11, 13, 14, 18, 19, 20, 21, 22, 27, 28, 31, 32, 34, 35, 36, 39, 41 a–b, 42, 43 [Ch. D’Hoy], 44 [E.Sacré], 49, 53 [Ch. D’Hoy], 54 a, 54 b–c [E. Sacré], 55, 62, 63 [Ch. D’Hoy], 65, 66 [P. Saelens], 67, 69 a–b, 70, 77, 93 a–b, 181, 182, 186, 198, 199, 200, 201, 213 STAM (Stadsmuseum Gent) : 2 Universiteitsbibliotheek Gent : 10, 40 Verzameling de School van Toen : kaft (voorzijde), 60, 68, 76, 81, 86, 87, 94, 95, 112, 113 a–j, 116, 117, 118, 176, 190 Verzameling KTA- Melle [© L. Monsaert] : 25, 30 a–b, 37 a–b, 78, 79, 96, 105 Verzameling(en) Hogeschool Gent : – Dienst Communicatie en Cul­ tuur : 47, 48, 56, 58, 88 a–b,92, 103 a–b, 104 a–b, 108 a, 114 a–c, 115, 122, 123 a–b, 124, 126, 127, 129 b–d, 141, 147 a–b, 155, 162, 171, 172, 177 a–b [© L. Monsaert], 183, 184 en [© K. Buyse]: 3, 17, 24, 75 a, 89, 108 b, 119, 147 c, 157, 185, 191, 193, 202, 211, 212, 214, 215 – Departement Bedrijfskunde Aalst: 107 a–c, 130, 131a–b – Departement Conservatorium: 38, 125, 149, 188, 194, 196, 203, kaft (achterzijde) – Departement Handelsweten­ schappen en Bestuurskunde: 163, 164

– Departement Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Gent: 1, 7, 26, 57, 143 [© D. Roeland] en [© L. Monsaert]: 99, 142, 178, 195, 206, 209 – Departement Lerarenopleiding Ledeganck: 45, 50, 51, 61, 91 a–b, 98, 109a–b, 153 a–j, 192 – Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen: 59, 71, 72 a–b, 82, 88 c, 106, 121, 129 a, 156, 165 – Departement Vertaalkunde: 80 a–b, 150 a–b, 166


Colofon Deze publicatie verschijnt naar aanleiding van het vijftienjarige bestaan van de Hogeschool Gent (1995 – 2010).

Voor de realisatie van dit project kon ik rekenen op de hulp en/of de steun van velen. Mijn bijzondere dank aan:

Opzoeking, tekst, keuze fotografie: Chantal De Smet Taaladvies: Cyr De Rycke, Merel De Smet, Bea Perriëns Coördinatie: Johan Persyn Advies: Hendrik Defoort, Guy Misotten

Guy Aelterman, Jan Anckaer, Johan Bots, Veerle Bultereys (en de School van Toen), Kristien Buyse, Storm Calle (en de Beeldbank van het Stadsarchief Gent), Angélique Campens (partner in bookcrime), André Capiteyn (en het personeel van het Stadsarchief Gent – De Zwarte Doos), Herman Claeys, Lieve Colruyt, Philippe De­ bergh (en het Archief Dienst Burger­ zaken van de Stad Gent), Chris De Boever, Myriam De Bruyne, Ellen Debucquoy, Caroline Decadt, Nico De Doncker, Hendrik Defoort (en de Universiteitsbibliotheek Gent), Willem Degreef, Marijke De Keyser, Martine Demets, Marleen De Moor, Jozef De Ridder, Luc Derycke, Jan De Smet (en het KTA Melle), Tania Desmet, Roger De Vos, Wim De Temmerman, Wout Devuyst (en het STAM), Guy Ghyssels, Gerrit Goossens (en de Bibliotheek van het Federaal Parlement), Geert Haesaert, Herman Hanssens, Nadia Hublé – Vankenhove, Bert Hooge­ wijs, Elienne Langendries (en het Universiteitsarchief van de UGent), Danièle Lemaître (en het KTA Gent), Guy Maes, Johan Martens, Jaak Maertens, Guy Misotten, Luk Monsaert, Elise en Jean-Louis Nicolas, Anthony Quintelier, Luc Pareyn (en het Liberaal Archief), Bob en Odette Paulus, Bea Perriëns, Johan Persyn, Inge Picard, Jo Poppe, Hilda ProotCocquyt, Raoul Servais, Marijke Tembuyzer, Ana Torfs, Elf Vanacker, Paul Van Assche, Colberte Vanoudenhove, Katrien Vandemarliere (en de medewerkers van het Vlaams Architectuur­ instituut), Gerard Van den Abeele, Gilbert Van den Abeele, Phillip Van den Bossche, Fernand Vander­ heeren, Karin Vandermeersch (en het Archief van de Provincie Oost-Vlaanderen), Jacques Vander Stricht (en de Stichting André Vander Stricht), Martin Vanhaese­ broeck, Edgard Vanhaverbeke, Hubert Van Hoorde, A.C. van Weel, Frans Verheeke, Lieve Verschrae­ gen, Ann Vervaeke, Claudine Vuylsteke, Pascale Welvaert

Vormgeving cover: Luc Derycke & Jeroen Wille, Studio Luc Derycke Vormgeving binnenwerk: Jeroen Wille, Studio Luc Derycke Beeldbewerking: Ellen Debucquoy en Bart Hebben, Studio Luc Derycke Druk: Lannoo, Tielt ISBN 9789080982109 EAN 9789080982109 De uitgever heeft ernaar gestreefd, voor het in druk gaan van dit boek, alle rechten op de illustraties te bepalen volgens de wettelijke bepalingen. Als er nog mensen zijn die menen rechten te moeten doen gelden, kunnen ze zich wenden tot : De Hogeschool Gent Dienst Communicatie en Cultuur Kortrijksesteenweg 14 B–9000 Gent.

(en het AMSAB), Jeanmarie Werrebrouck (en SOVOREG), Maarten Weyler (en de leden van de stafvergadering van het departement Conservatorium), Jeroen Wille alsook de velen met wie ik sprak, belde en correspondeerde om bij­ komende biografische informatie (over henzelf, een familielid of een collega) te bekomen. Ook aan mijn vrienden (die ik een wijle veronachtzaamde) en mijn dochter Merel: een welgemeende en warme dankuwelmerci.



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.