Zorgwijzer 79

Page 1

Zorgwijzer verschijnt acht keer per jaar | Jg. 10, nr. 79 | november 2018 | ISSN 2034 - 211 x | Zorgnet-Icuro, Guimardstraat 1, 1040 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P 902010

ZORG WIJZER

79 | Magazine | november 2018

THEMANUMMER ARTSEN

Philippe Vandekerckhove

“Onze rol is niet om dingen aan te klagen, maar om hulp te bieden.”

14 Nieuwe ziekenhuiswet: “Vlaanderen bepaalt mee het tempo van de uitvoering.” 20 1 Netwerken | novemberGGZ: 2018 “Elke organisatie functioneert het best als een schakel.” 22 Digitale gegevensuitwisseling tussen huisartsen, woonzorgcentra en ziekenhuizen.


79

03

Editoriaal

04

Korte berichten

06

Interview met prof. dr. Philippe Vandekerckhove, gedelegeerd bestuurder Rode Kruis-Vlaanderen

12

EHBP: Eerste Hulp Bij Psychische problemen

14

Nieuwe ziekenhuiswet verwacht tegen eind 2018

16

Dubbelinterview directeur en hoofdarts

Redactie & coördinatie: Zorgnet-Icuro (Lieve Dhaene, Mieke Vasseur) i.s.m. Zorgcommunicatie.be (Filip Decruynaere)

18

Een hooggespecialiseerde setting voor topchirurgie

Vormgeving: www.dotplus.be

20

Dr. Jeroen Decoster over netwerken GGZ

Fotografie: Jan Locus, Peter De Schryver, Johan Martens

22

© Zorgnet-Icuro Guimardstraat 1, 1040 Brussel, tel. 02-511 80 08. www.zorgneticuro.be

eCTS: zorgcontinuïteit huisartsen, woonzorgcentra en ziekenhuizen krijgt vorm

24

Samenwerking Nederlandstalige en Franstalige wachtdiensten in Brussel

Het volgende nummer van Zorgwijzer verschijnt in de week van 11 december 2018.

26

Jaarverslag 2017 federale ombudsdienst "Rechten van de patiënt"

28

Wat als een ASO maar 48 uur per week zou werken?

30

WMTY in de kijker: stress verminderen maakt écht het verschil in AZ Lokeren

Colofon Zorgwijzer is het magazine van Zorgnet-Icuro. Zorgwijzer verschijnt acht keer per jaar. ISSN 2034 - 211 x

V.U.: Margot Cloet Guimardstraat 1, 1040 Brussel Voor advertenties in Zorgwijzer, stuur een mailtje naar communicatie@zorgneticuro.be. We bezorgen je graag onze tarieven. Wil je Zorgwijzer toegestuurd krijgen of ontvang je liever enkel de elektronische leesversie, stuur dan een berichtje naar: evelien.deleeneer@zorgneticuro.be

zorgwijzer | 2


In hetzelfde schuitje Terwijl ziekenhuisartsen een steeds prominentere rol opnemen in de uitbouw van de ziekenhuisnetwerken en psychiaters zich actief engageren in de verdere ontplooiing van de netwerken geestelijke gezondheidszorg, zijn veel huisartsen volop betrokken bij het vormgeven van de eerstelijnszones. Bedrijvigheid alom in de gezondheidszorg, met een niet te onderschatten rol voor de artsen. Op het terrein hebben de ziekenhuizen en de artsen-specialisten al een hele weg afgelegd richting de nieuwe organisatie in netwerken. Het Vlaamse en federale regeerakkoord maakten duidelijk dat de toekomst van de ziekenhuizen bij de netwerken ligt. Vandaag horen we vooral de verzuchting dat de federale overheid achterop hinkt en de Vlaamse overheid te snel wil gaan. Een goede afstemming blijft noodzakelijk, ook wat timing betreft. Als alles loopt zoals voorzien, dan hebben we tegen eind dit jaar een nieuwe federale ziekenhuiswet. Het wetsontwerp staat op de agenda van de Commissie Volksgezondheid. Wordt de wet gestemd, dan hebben artsen en ziekenhuizen – eindelijk – een wettelijk kader om op voort te bouwen. Idealiter had ook de ziekenhuis­ financiering al lang bijgestuurd moeten zijn om de uitbouw van de netwerken alle kansen te geven; je kan als overheid immers niet om ‘samenwerking’ blijven vragen en daarvoor niet de aangepaste financiering voorzien. Zowel de ziekenhuizen als de artsen hebben trouwens nood aan een financieel kader dat stabiliteit garandeert tijdens de komende cruciale jaren van verandering. Niemand durft

3 | november 2018

blind te springen als het erop aankomt. Ook de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg moeten gegarandeerd blijven. Maar we kiezen opnieuw voor de weg vooruit. We nemen samen verantwoordelijkheid op. Dat geldt voor de artsen en voor de ziekenhuizen. We zitten in hetzelfde schuitje. De tijd van snuffelen en verkennen is met de nieuwe ziekenhuiswet voorbij. Het komt er nu op aan om binnen de mogelijkheden het concept van de netwerken operationeel te maken. Dat zal heel wat overleg en change­ management vergen, met aandacht voor alle actoren, met hun wensen, ambities en onzekerheden. Op veel plaatsen verloopt die noodzakelijke samenwerking tussen artsen en ziekenhuizen vrij goed. Elke verandering schuurt en piept bij momenten, maar over de grote lijnen van de richting die ze uit moeten, zijn de actoren het vaak eens. Hoe groter het wederzijdse vertrouwen tussen alle partijen, hoe sterker elk ziekenhuisnetwerk zal staan. Een patstelling is voor niemand goed. Ongeveer alle ziekenhuisnetwerken hebben zich ondertussen geëngageerd om op uitnodiging van Vlaams minister Vandeurzen een regionaal zorgstrategisch plan te ontwikkelen. Die plannen zijn ontzettend belangrijk. Niet alleen om de zorg binnen de ziekenhuisnetwerken goed af te stemmen, maar op korte of middellange termijn ook voor een goede afstemming met de eerstelijnszones en de netwerken geestelijke gezondheidszorg.

EDITORIAAL

De uitdaging waarvoor we staan is gigantisch. De noodzakelijke ondersteuning vanuit de federale overheid laat soms te wensen over. (Nogmaals: waar blijft die grondige hervorming van de financiering waar alle experten al 20 jaar op aandringen?) Maar we moeten vooruit. Samen. Artsen en ziekenhuizen. Eerste, tweede en derde lijn. Er is geen andere weg als het ons menens is met de goede, toegankelijke en efficiënte zorg die we voor alle patiënten voor ogen hebben. Margot Cloet Gedelegeerd bestuurder


HEALTHNEST BY MSD Steun voor innovatieve en impactvolle gezondheidswijsheid-ideeën In oktober werd HealthNest by MSD gelanceerd. Dat gebeurde met een call for ideas. HealthNest by MSD is de opvolger van de Well Done - MSD Health Literacy Awards. HealthNest by MSD wil de gezondheidswijsheid in België verbeteren door innovatieve en impactvolle ideeën te steunen en te begeleiden. In België circuleren veel interessante projecten rond gezondheidswijsheid, maar het blijft een uitdaging om ze in de praktijk te brengen en schaalbaar te maken. Als incubator wil HealthNest by

MSD de ideeën verder vertalen naar een sterk businessplan en de realisatie in de praktijk ondersteunen. Met dit initiatief wil MSD, en alle partners van HealthNest by MSD, de aandacht vestigen van de belangrijkste stakeholders in de Belgische gezondheidssector op ideeën die de gezondheidswijsheid van de bevolking kunnen verbeteren. Kandidaten met een sterk idee rond gezondheidswijsheid, dat aan de wedstrijdvoorwaarden voldoet, kunnen hun

voorstel via een online platform indienen. Alle geïnteresseerden kunnen online stemmen voor hun favoriete project. Negen finalisten pitchen hun voorstel bij de jury, die uiteindelijk drie ideeën kiest. De bedenkers van die drie ideeën winnen een coachingprogramma. Tijdens de coaching wordt een stevig businessplan opgesteld, om de slaagkansen van het project te vergroten. Daarnaast krijgt het project visibiliteit bij de verschillende stakeholders in de Belgische gezondheidszorg en wordt ook de implementatie begeleid.

VOEDSELVERLIES METEN: IK DOE MEE! Van 17 tot 25 november 2018 Het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin daagt zorgorganisaties uit om zoveel mogelijk hun voedselverlies te meten tijdens de Europese week van de Afvalvermindering, van 17 tot 25 november.

handvaten aanreiken. Op de vernieuwde website vind je meetsjablonen, documentatie en de mogelijkheid om voedselverlies te registreren.

Een jaar geleden lanceerde het Departement WVG de oproep voor de eerste keer, en nu opnieuw. Op die manier kunnen voorzieningen die vorig jaar hun voedselverlies gemeten hebben een nieuw ijkpunt vastleggen en het resultaat van uitgevoerde acties zien. Voor wie nog niet gemeten heeft, is de periode het ideale moment om een startpunt vast te leggen.

Wil je deelnemen? Schrijf je dan snel in op www.departementwvg.be/voedselverlies. Er geldt één voorwaarde: je gaat het engagement aan om tegen voedselverlies te strijden (heb je dat nog niet gedaan, vul dan de engagementsverklaring in).

Het is de bedoeling om een week lang, tussen 17 en 25 november, het voedselverlies in je organisatie te meten. De intensiteit bepaal je zelf door:

Inschrijven?

Deze voorziening behaalde een accreditatie. Proficiat aan alle medewerkers die dat samen realiseerden!

Na inschrijving krijg je toegang tot de vernieuwde omgeving. Op die manier kan je de meting concreet voorbereiden en stilstaan bij de volgende vragen/elementen: volledige organisatie vs. een deel van de organisatie, hoeveel detail, welke maaltijd, productiehoeveelheid …

… te meten voor heel je organisatie of beperkt in een aantal afdelingen/teams … enkel het middagmaal te meten of alle maaltijden van de dag … al je voedselverlies in een afvalbak te gooien of te sorteren Kortom, er is voor ieder wat wils. Net als vorig jaar wil het Departement WVG enkel

Medisch Centrum St.-Jozef in Bilzen steekt als een van de eerste psychiatrische ziekenhuizen de felbegeerde NIAZ-accreditatie op zak!

zorgwijzer | 4


STUDIEDAG

HET ABC VAN LEVENSEINDEZORG IN WOONZORGCENTRA WAT EN HOE IN DE PRAKTIJK 5 februari 2019, Leuven PROGRAMMA Goede levenseindezorg in een woonzorgcentrum is complex en vraagt een deskundige en zorgzame begeleiding. Dat impliceert voor de zorgverleners heel wat kennis en vaardigheden over het wettelijk kader, de klinische praktijk, het omgaan met ethische, psycho-sociale en existentiële vragen… Zorgnet-Icuro wil op deze studiedag de deelnemers op een toegankelijke en praktijkgerichte wijze vertrouwd maken met basisbegrippen uit de vroegtijdige zorgplanning, palliatieve zorg en levenseindezorg. We schetsen het juridische en ethische kader en stellen een aantal good practices voor. De deelnemers worden ook grondig geïnformeerd over essentiële documenten en bestaande vormingsinitiatieven op het vlak van vroegtijdige zorgplanning, palliatieve zorg en levenseindezorg. We bieden toegankelijk presentatiemateriaal aan, zodat de deelnemers nadien die informatie vlot en gemakkelijk kunnen gebruiken voor verdere interne vorming in hun eigen woonzorgcentra. De studiedag is bedoeld voor iedereen die in woonzorgcentra mee verantwoordelijk is voor het vormgeven van de levenseinde­ zorg: directies, leden van raden van bestuur, CRA’s, verpleegkundigen, hoofden bewonerszorg, referentiepersonen palliatieve zorg, ethisch referenten, begeleiders vroegtijdige zorgplanning, pastores ...

Waar en wanneer Dinsdag 5 februari 2019 Van 9u15 tot 16u15 Provinciehuis Vlaams-Brabant, Provincieplein 1, Leuven

Kostprijs - leden van Zorgnet-Icuro: 80 euro - niet-leden: 120 euro

Inschrijven www.zorgneticuro.be > onze opleidingen

5 | november 2018

Voormiddag: het ABC van levenseindezorg in woonzorgcentra Voorzitter: dr. Marc Geboers, directeur algemene ziekenhuizen Zorgnet-Icuro 09u15 - 09u45

Onthaal

09u45 - 10u00 Welkom Margot Cloet, gedelegeerd bestuurder Zorgnet-Icuro 10u00 - 10u15

Levenseindezorg – introductie op het thema

10u15 - 10u45 Intentieverklaring vroegtijdige zorgplanning, palliatieve zorg, en levenseindezorg (regelgeving o.a. woonzorgdecreet) Patrick Vyncke, directeur ouderenzorg Zorgnet-Icuro 10u45 - 11u15 Medische beslissingen over het levenseinde Prof. Chris Gastmans, hoogleraar KU Leuven & stafmedewerker Zorgnet-Icuro 11u15 - 11u30

Pauze

11u30 - 12u00 Elementaire begrippen uit de levenseindezorg Prof. Yvonne Denier, stafmedewerker Zorgnet-Icuro & hoofddocent KU Leuven 12u00 - 12u30

ettelijk kader patiëntenrechten, palliatieve zorg en euthanasie W Dr. Gert Huysmans, voorzitter Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen

12u30 - 12u45

Round-up

12u45 - 13u45

Lunch

Namiddag: levenseindezorg in woonzorgcentra: wat en hoe in de praktijk? Voorzitter: Patrick Vyncke, directeur ouderenzorg Zorgnet-Icuro 13u45 - 14u00

Introductie

14u00 - 15u00 Good practices levenseindezorg: drie getuigenissen uit de praktijk Dr. Jo Lisaerde, coördinerend en raadgevend arts De Wingerd Leuven Ken Wagner, algemeen directeur wzc Sint-Vincentius Avelgem Betty Herbots, directeur bewonerszorg wzc Floordam Melsbroek 15u00 - 15u30 Ethisch overleg inzake vroegtijdige zorgplanning, palliatieve zorg en levenseindezorg: een praktijkvoorbeeld Chris Van Beersel, Zusters van Berlaar 15u30 - 16u00 Kwaliteitseisenkader levenseindezorg woonzorgcentra Bernadette Van den Heuvel, raadgever kabinet minister Jo Vandeurzen 16u00 - 16u15

Round-up


PROF. DR. PHILIPPE VANDEKERCKHOVE, GEDELEGEERD BESTUURDER RODE KRUIS-VLAANDEREN

“Met empathie alleen kom je nergens” Wie is Philippe Vandekerckhove Prof. dr. Philippe Vandekerckhove behaalde zijn MD/PhD diploma als klinisch bioloog aan UZ Leuven. Hij volgde een opleiding management aan INSEAD en aan Harvard Business School. Hij is al meer dan 14 jaar gedelegeerd bestuurder van het Rode Kruis-Vlaanderen. Hij is ook deeltijds docent aan de Faculteit Geneeskunde van de KU Leuven. Het Rode Kruis-Vlaanderen is actief op uiteenlopende domeinen, waaronder de gezondheidszorg. De jongste jaren investeert de organisatie meer en meer in onderzoek. Evidence-based werken is een must, zegt gedelegeerd bestuurder prof. dr. Philippe Vandekerckhove. Wij zochten hem op in de hoofdzetel in Mechelen voor een gesprek over onderzoek, QALY’s, communicatie, hr, vrijwilligers, migratie en zoveel meer. De opdrachten van het Rode Kruis zijn heel breed: van hulp bij evenementen en opleidingen eerste hulp, over niet-dringend ziekenvervoer, onderzoek en bloedvoorziening, tot en met sociale activiteiten, de opvang van asielzoekers, voedselhulp in Zuid-Soedan en bijstand na de aardbeving in Indonesië. Is dat brede spectrum een kracht van het Rode Kruis of – door een gebrek aan focus – veeleer een zwakte? Philippe Vandekerckhove: Beide zijn waar. Ons portfolio van activiteiten is inderdaad heel divers. Het grote nadeel daarvan is de communicatie. Iedereen kent het Rode Kruis. Onze naambekendheid is zelfs groter dan die van Coca-Cola. Maar als je mensen vraagt wat het Rode Kruis doet, dan krijg je een grote variatie aan antwoorden, afhankelijk van de eigen ervaringen. Sommige mensen geven bloed, andere zijn al eens geholpen door

vrijwilligers op een festival, nog anderen kennen ons als een van de organisaties in het consortium 1212. Dat zorgt voor een diffuus beeld. Tegelijk hebben we door al die activiteiten doorheen de jaren een enorme expertise opgebouwd. Dat is onze kracht. Maar in een tijd waarin fondsenwerving aan belang toeneemt en overheidssteun minder evident wordt, groeit het belang van heldere communicatie. Dat is dus een aandachtspunt voor het Rode Kruis vandaag. Mensen moeten het nut van onze organisatie beseffen en gezien de veelheid aan activiteiten is dat niet altijd gemakkelijk te communiceren. Hoe zou u de rol van het Rode Kruis in de Belgische gezondheidszorg omschrijven? Wereldwijd zijn er 191 Rode Kruisverenigingen. We zijn in bijna elk land aanwezig. Maar onze rol varieert sterk. In armere landen neemt het Rode Kruis opdrachten op die bij ons door de overheid gebeuren, zoals de ziekenhuiszorg. Het Rode Kruis doet telkens die zaken die (nog) niet door anderen gebeuren. Zodra er een structureel antwoord is op een nood, dan steekt het Rode Kruis daarin geen energie meer. In ons land ondersteunen we op het gebied van gezondheidszorg vooral de pre-hospitaalzorg. Met eerstehulpopleidingen leren we de bevolking vaardigheden aan. We organiseren niet-dringend ziekenhuisvervoer en zorgen voor bloedvoorziening. Als de context verandert, passen wij onze werking aan. Zo merken we een toenemend probleem van eenzaamheid bij minder mobiele oudere mensen zonder mantelzorger. Om daaraan iets te doen, heroriënteren wij de inzet van onze vrijwilligers. Hoe kijkt het Rode Kruis naar alle huidige veranderingen in de gezondheidszorg? Hebt u daar een uitgesproken mening over? Wij spreken ons niet uit over structuren, wel over prioriteiten en de toeganke-

lijkheid. We voeren daar ook onderzoek naar. Dat is nodig. De mogelijkheden in de gezondheidszorg zijn vandaag groter dan we kunnen betalen. We moeten dus keuzes maken. Waarop gaan we die keuzes baseren? Meer en meer landen, waaronder ook België, experimenteren met het concept van QALY’s: quality-adjusted life year. Daarbij berekent men hoeveel extra gezonde levensjaren een bepaalde beslissing of actie aan een mensenleven toevoegt. Dat is een economische factor die de effectiviteit van het beleid meet. In België wordt doorgaans een norm van 50.000 euro voor een QALY als aanvaardbaar beschouwd. Het Rode Kruis heeft in het buitenland projecten van 8 euro per QALY, bijvoorbeeld het aanleren van eerste hulp. In een ander land kost het voorzien van een ambulance met een vrijwilliger 10 euro per QALY. Omgekeerd zijn we soms wettelijk verplicht om een activiteit uit te voeren van meer dan 1 miljoen euro per QALY. Om hiv-besmetting te voorkomen moeten we in sommige gevallen bijvoorbeeld twee testen doen, terwijl die tweede test eigenlijk maar één keer om de zoveel jaar zijn nut bewijst. Is dat dan een goede investering? Er is altijd een logica die je kan verdedigen. Ondertussen neemt de schaarste toe en groeien de (technologische) mogelijkheden. We moeten daarover een rationeel debat voeren met oog voor alle voor- en nadelen. Het rare is dat we voor die hele dure activiteiten subsidies krijgen, terwijl we voor die veel goedkopere acties waarmee we veel meer mensen kunnen helpen, zelf de middelen bijeen moeten zoeken. Dat zou eigenlijk omgekeerd moeten zijn. Overigens kan je alle beleid in QALY’s uitdrukken. Ook voor ontwikkelingsbeleid, verkeer, milieu, landbouw ... Een mooi voorbeeld is het onderzoek naar preventie van zelfmoord op de Golden Gate Bridge in San Francisco. Wie van die brug springt, is 100% zeker dood. Een vangnet aan die

zorgwijzer | 6


gigantische brug hangen, kost 50 miljoen dollar. Dat is een hoog bedrag. Maar onderzoek wijst uit dat je die investering kan vertalen naar een QALY van 5 tot 7 euro, wat erg laag is. Door het aanbrengen van dat vangnet kan je meer QALY’s realiseren dan met sommige geneesmiddelen. Of nog een voorbeeld: je kan perfect berekenen hoeveel QALY’s het zou opleveren als we alle dieselbussen zouden vervangen door elektrische. Het Rode Kruis staat voor een rationeel beleid, gebaseerd op feiten, niet op emoties. Dat kan vreemd klinken voor een organisatie die heel empathisch is. Die empathie bepaalt onze visie, maar met goede intenties alleen kom je er niet. Je moet effectief werken. Een softe doelstelling betekent niet dat je voor een softe werking staat. Ken je het boek Factfulness van Hans Rosling? Hij toont feilloos aan hoe verkeerd ons beeld van de werkelijkheid soms is.

Evidence based QALY’s bieden ongetwijfeld een goede leidraad, maar kunnen ze als enig criterium gelden bij het maken van beleidskeuzes? We mogen niet simplificeren. Er is nog meer onderzoek nodig. Dat is een van de redenen waarom het Rode Kruis-Vlaanderen investeert in een Centrum voor Evidence-Based Practice. Eigenlijk is dat niet onze taak, maar iemand moet het doen. We zijn allemaal gewonnen voor evidence-based policy, maar wat we vandaag zien, is eerder policy based evi­ dence seeking. In plaats van het beleid te baseren op wetenschappelijke gronden, worden vandaag vaak argumenten gezocht om beleidskeuzes te verantwoorden. Het Rode Kruis-Vlaanderen is, naast die in de Verenigde Staten, de enige Rode Kruisvereniging die zo hard werkt op weten­ schappelijke basis. Tradities en veronderstellingen zijn geen goed fundament

7 | november 2018


“Het Rode Kruis staat voor een rationeel beleid, gebaseerd op feiten, niet op emoties. Empathie bepaalt onze visie, maar met goede intenties alleen kom je er niet.”

om je beleid op te baseren. Wereldwijd gaat jaarlijks 40 tot 50 miljard euro in de internationale hulpsector om. Dan mag je toch al eens vragen stellen bij de effectiviteit van wat we doen. Onderzoek naar bloedvoorziening lijkt me nog evident voor het Rode Kruis, maar u voert bijvoorbeeld ook onderzoek naar hoe we eenzaamheid bij ouderen kunnen bestrijden? Natuurlijk! Onze actie Spring eens binnen wil vrijwilligers motiveren om een eenzame oudere te bezoeken. We hebben 14.000 vrijwilligers, maar hun tijd is beperkt. We willen hen dan ook zo effectief mogelijk inzetten. We zouden vrijwilligers één bezoek aan huis per week kunnen laten doen. Daalt daarmee het eenzaamheidsgevoel? Of kunnen we misschien beter twee Skype-­ gesprekken per week voeren? Wat is daarvan het effect? Hoe kunnen we met onze beperkte middelen een maximale impact hebben? Dat is de cruciale vraag die we telkens stellen. Daarom investeren we ook in e-learning. Wat mensen thuis kunnen leren, hoeven onze vrijwilligers op het veld niet meer te doen. Zij kunnen dan al hun tijd steken in oefenen met poppen en in real life. We voeren wetenschappelijk onderzoek op vier domeinen: twee op humanitair vlak en twee voor de Dienst voor het Bloed. Humanitair onderzoek gaat over onderricht van eerste hulp en over eerste hulp in de praktijk, bijvoorbeeld bij rampen. Voor de bloedvoorziening voeren we onderzoek naar donorschap en naar de aanmaak van bloedplaatjes. Daarover bestaat nog relatief weinig onderzoek, en dan vrijwel alleen van firma’s die betrokken partij zijn. Wij verrichten daarop onafhankelijk onderzoek. Het Rode Kruis-Vlaanderen is ook betrokken bij de ontwikkeling van een instrument voor Eerste Hulp Bij Psychische problemen?

Dat gebeurt op initiatief van Vlaams minister Jo Vandeurzen en in samenwerking met Zorgnet-Icuro en andere partners. Het Rode Kruis heeft veel ervaring in eerstehulponderricht. Psychisch lijden krijgt terecht meer en meer aandacht. Er bestaan al veel goede initiatieven, zoals de Zelfmoordlijn, maar die zijn versnipperd. De bedoeling is dat we overkoepelend een lessenpakket ontwikkelen waarvan iedereen gebruik kan maken. Hoe komt het eigenlijk dat het Rode Kruis-Vlaanderen zo hard inzet op onderzoek? Ik ben zelf actief geweest als arts, onderzoeker en klinisch directeur in het UZ Leuven. Toen men mij vroeg om directeur van de Dienst voor het Bloed te worden bij het Rode Kruis-Vlaanderen, sloot dat perfect aan bij mijn achtergrond. Een jaar later werd mijn collega-directeur Wim Coumans van de dienst Humanitaire zaken kabinetschef. Ik heb toen beide diensten opgenomen en ben de principes van evi­ dence-based medicine en gezondheidseconomie ook beginnen toepassen op andere gebieden. Dat leek mij logisch, maar het bleek heel nieuw te zijn. Een van de grote uitdagingen voor de hulpverleningssector is daarom ook de human resources. Hoe kunnen we de juiste profielen aantrekken? Hoe overtuigen we wetenschappers om in onze sector aan de slag te gaan, terwijl ze meer kunnen verdienen in de farmaceutische sector? Intern is er ook nog wat weerstand tegen die verwetenschappelijking. Veel mensen uit de humanitaire sector voelen zich er niet 100% comfortabel bij. Ik begrijp dat ook. Maar we evolueren in de goede richting. We hebben alle medewerkers een basiscursus statistiek laten volgen en bespreken samen op regelmatige basis wetenschappelijke artikelen. Talent én communicatie: dat zijn de twee grote uitdagingen voor het Rode

Kruis-Vlaanderen. Elke keer dat we erin slagen een talentrijk iemand binnen te brengen, zie je de dingen snel evolueren. Het talent van mensen maakt het verschil, met strategie alleen kom je er niet.

Vrijwilligers Afgelopen zomer voerde het Rode Kruis een actie met golfkarretjes aan zee en er was ook een campagne om jongeren te overtuigen om bloeddonor te worden. Is het moeilijk om altijd aan voldoende bloed te komen? De zomer is altijd de moeilijkste periode: het mooie weer, de vakantie, de reizen, het WK Voetbal … Dat heeft een impact. In het algemeen zien we elk jaar een percentage donoren uitvallen door verschillende redenen: ziekte, leeftijd, mindere mobiliteit … We zoeken dus continu nieuwe donoren om onze basisvoorziening op peil te houden, ook al daalt het volume dat we nodig hebben. In Vlaanderen kennen we gelukkig een goede donortraditie. Vaak gaat de traditie over van ouders op kinderen. We hebben ook een uitgebreid netwerk van donorcentra. En toch: 70% van de mensen heeft ooit in zijn leven bloed nodig, terwijl maar 3% van de mensen bloed geeft. Maar we doen beter dan andere landen en dat moeten we koesteren. In juni reageerde u op een artikel in The Economist waarin gepleit werd om mensen te betalen om plasma te doneren. U bent daarvan geen voorstander. Als voorzitter van de European Blood Alliance, de koepel van bloedbanken in de Europese Unie, beschik ik over heel wat informatie. In België is het wettelijk verboden om te betalen voor bloedgiften, maar dat is niet overal zo. In sommige landen is er een ‘kostencompensatie’. Waarover gaat het echter in essentie? We voeren in Europa plasma in uit de Verenigde Staten. Daar worden donors wél betaald. In België kunnen we in 60% van het benodigde plas-

zorgwijzer | 8


ma zelf voorzien en we streven in overleg met de overheid de komende jaren naar 5% extra per jaar. Andere Europese landen voeren veel meer in. De vraag naar plasma stijgt bovendien wereldwijd door nieuwe medische toepassingen en door ontwikkelingslanden die aan een inhaalbeweging bezig zijn. Elk land, zeker de rijkere landen, zou ernaar moeten streven zelfvoorzienend te zijn. Betalen voor bloed- of plasmadonatie is geen goede piste. Dat is geen louter economische transactie. Mensen doen het uit burgerzin. Met enige inspanning lukt het op die manier. Why fix it, if it ain’t broken? Als je begint met betalen, dan maak je er een economische transactie van en dan zullen mensen doneren omdat ze geld nodig hebben. Er bestaat daarover voldoende onderzoek. Neem het voorbeeld van de kindercrèche die het beu was dat sommige ouders vijf minuten te laat kwamen. De kinderverzorgster moest dan elke keer langer blijven, wat niet prettig is. Daarom besliste men op een bepaald moment om wie te laat kwam, een toeslag te laten betalen. Met als doel iedereen op tijd te doen komen. Het draaide anders uit: omdat de mensen het gevoel hadden dat ze hun te-laat-zijn konden afkopen, kwamen ze nog later. Betalen maakt de bloedbanksector in de VS kapot. In Vlaanderen hebben we nooit problemen gehad met de bloedveiligheid, ook niet in de beginjaren van hiv. In de VS zijn toen tienduizenden mensen besmet. Die hoge kwaliteit hebben wij te danken aan ons veilig, vrijwillig en conservatief beleid. U bent ook geen voorstander om vrijwilligers te vergoeden. Toen vorig jaar sprake was van de wet op bijklussen, kroop u in de pen. Het ging toen vooral over de verwarring die gecreĂŤerd werd door onduidelijke

9 | november 2018


Het Rode Kruis wil hulp bieden en neutraal zijn. Als we het ergens niet mee eens zijn, dan brengen we dat niet in de pers, maar spreken we rechtstreeks de minister aan.

communicatie. In de pers had men het over vrijwilligers, terwijl het eigenlijk om ‘semi-agorale arbeid’ ging – zo luidt de officiële term. Een vrijwillig brandweerman is helemaal geen vrijwilliger. Een vrijwilliger is iemand die niet betaald wordt voor zijn tijd en inzet; vrijwillige brandweerlui worden wel vergoed, ook voor hun wachttijd. Het onbelast bijklussen sloeg bijvoorbeeld op trainers van jeugdploegen, van wie nu het statuut verbeterd is. Onze vrijwilligers vallen daar niet onder, en dat willen we ook zo houden. De intrinsieke waarde van het vrijwilligerswerk mag niet verloren gaan. Veel zorgvoorzieningen ervaren dat het moeilijker wordt om goede vrijwilligers te vinden. Het Rode Kruis ook? Het Rode Kruis-Vlaanderen telt 14.000 vrijwilligers, tegenover 1.400 personeelsleden. Wij ervaren niet dat het moeilijker is om jonge mensen te motiveren, maar ze binden zich niet meer voor langere per­ iodes. De bereidheid voor vrijwilligerswerk is groot, maar jongeren veranderen sneller van omgeving. De jonggepensioneerden zijn ook een dankbare groep. De zorgbibs van het Rode Kruis zijn misschien niet overal zo bekend, maar wij hebben er ondertussen 350 en elke maand komen erbij. Ons motto is Een boek, een bezoek. Het gaat over méér dan het loutere boek: het gaat om contact, een babbel, een moment dat de eenzaamheid doorbreekt. Die zorgbibs zijn de sterkste groeier wat onze vrijwilligerswerving betreft. We werken er doelbewust aan, in de strijd tegen de eenzaamheid.

De overheid helpen Het Rode Kruis-Vlaanderen is ook actief in de opvang van asielzoekers. Hoe krijgt die betrokkenheid vandaag vorm? Dat is een moeilijk punt. Migratie is bij ons en in vele andere landen hét domi-

nante politieke thema. De angst voor het vreemde zien we overal opduiken. Het is een complex onderwerp. Het Rode Kruis wil hulp bieden en neutraal zijn. Als we het ergens niet mee eens zijn, dan brengen we dat niet in de pers, maar spreken we rechtstreeks de minister aan. Als je openlijk een kant kiest, kan je moeilijker hulp bieden aan mensen in nood. We hebben een draagvlak nodig in de samenleving. In Zweden heeft men enkele jaren veel migranten toegelaten, maar de samenleving heeft die niet geabsorbeerd, wat duidelijk bleek uit de jongste verkiezingsuitslag. Het is noodzakelijk om een balans te vinden. Maar wij gaan met het Rode Kruis niet mee in een wij-zij-denken. Wij willen menswaardige hulp bieden binnen het kader van de Belgische overheid. Dat kader is overigens niet slecht. Het beleid is niet onmenselijk en er zit continuïteit in. Wat nieuw is, is de minder serene communicatie. Dat zet onnodig extra druk op de problematiek. De sociale media versterken dat nog. Ook hier pleit ik voor een evidence-based benadering. Neem de cijfers erbij en je merkt al snel dat de perceptie ver staat van de werkelijkheid. Er is geen asiel­ crisis, maar een crisis van het beleid. De Europese Unie heeft het lastig. De unie heeft indertijd voor de vlucht vooruit gekozen. Een eenheidsmunt introduceren zonder een gedeeld monetair beleid. Open grenzen maken zonder een gedeeld beleid. De gevolgen zien we vandaag. Als het Rode Kruis het niet eens is met het gevoerde beleid, dan spreekt u de minister – of de staatssecretaris – rechtstreeks aan. Is dat al vaak gebeurd de jongste tijd? Onze activiteiten zijn zo divers dat we continu in contact staan met tien tot vijftien ministers van de Vlaamse en de federale regering. Ook principiële beleidskeuzes kaarten we aan. Maar onze positie is dui-

delijk: het Rode Kruis is géén NGO, wij zijn er om de overheid te helpen. Elke Rode Kruisafdeling wordt opgericht door het Internationale Rode Kruis in Genève in samenwerking met de betrokken overheid. Onze opdracht is om de overheid te helpen en tegelijk onze onafhankelijkheid te bewaren. Als helper van de overheid hebben we regelmatig overleg. Alleen als beleidsbeslissingen in zouden gaan tegen de Conventie van Genève over het internationaal humanitair recht, zullen we openlijk reageren. Maar we zijn daarin erg terughoudend. Onze vrijwilligers stellen ons daarover ook soms vragen, en terecht. Maar het Rode Kruis voert een duidelijke strategie: wij willen er zijn en er blijven. Stel dat we ergens een politiek gevangene kunnen bezoeken die slecht behandeld wordt. Dan zouden we dat kunnen aanklagen en in de media brengen, met als gevolg dat we dan niet meer binnen mogen in de gevangenis en dat de gevangene geen bezoek meer krijgt. Wij weten uit ervaring hoe belangrijk het voor gevangenen is om iemand te zien en om een brief of een pakje te krijgen en mee te kunnen geven. Dat primeert voor ons. Daarom doen we niet altijd iets met de informatie die we hebben. Sommige mensen maken zich daarover boos, maar het is een balans die we zoeken. We werken vooral achter de schermen. Het Internationale Rode Kruis heeft bijvoorbeeld een kritisch rapport geschreven over de gevangenen in Guantanamo en dat bezorgd aan de Amerikaanse overheid. Dat rapport is later gelekt in de pers, maar zelf brengt het Rode Kruis die zaken niet in de openbaarheid. Tegelijk is het goed dat andere organisaties de mistoestanden wél openlijk aanklagen. We vullen elkaar aan, we spelen een andere rol. Onze rol is niet om dingen aan te klagen, maar om hulp te bieden. Ook al levert ons dat af en toe kritiek op.

zorgwijzer | 10


EEN KWESTIE VAN TIJD OVER LANGDURIGE ZORG IN DE PSYCHIATRISCHE KLINIEK

‘De psychiatrie’ staat onder druk. Regelmatig wordt de sector in één adem met ‘dwang’ en ‘drang’ genoemd, de patiënten heten schuldig te zijn voor hun eigen miserie en dan is er nog de roep om opvang korter te maken en het aantal bedden af te bouwen. Maar wie weet hoe het er écht aan toegaat?

Boterham met een calmant Twee jaar lang sprokkelden de auteurs bij patiënten, dokters en verplegers uit de langdurige zorg van Psychiatrisch Centrum Bethanië verhalen, impressies,

11 | november 2018

getuigenissen, anekdotes, foto’s en kunstwerken bij elkaar. Allemaal te lezen en te bekijken in het boek Een kwestie van tijd. Over langdurige zorg in de psychiatrische kliniek. Het boek biedt een unieke inkijk in het leven in de langdurige zorg. Het bevat verhalen over de gelukkigste mens ter wereld, Highway to Hell van AC/DC, een boterham met een calmant en de aandrang om ’s nachts mosselen te maken. Maar je leest ook bijdragen van schrijvers als Arnon Grunberg, Luuk Gruwez, Dirk De Wachter en enkele striptekenaars die er al dan niet een tijdje kwamen rondhangen.

Uitgeverij EPO, 2018 350 pagina's 29,90 euro


VROEGTIJDIGE HERKENNING LEIDT TOT BETERE HULP

EHBP - Eerste Hulp Bij Psychische problemen

Gorik Kaesemans: “Net zoals een EHBO-opleiding mensen niet opleidt tot chirurgen of tot artsen die een diagnose kunnen stellen, zo blijft ook de ambitie van de EHBP-opleiding realistisch”

zorgwijzer | 12


“Als mensen psychische problemen herkennen, zullen ze minder vooroordelen hebben, wat tot minder stigma zal leiden en tot een grotere bereidheid om hulp te bieden op een goede, vaardige manier.”

Komt er na de EHBO-opleiding binnenkort ook een EHBP-opleiding voor Eerste Hulp Bij Psychische problemen? Op vraag van minister Jo Vandeurzen bestuderen alle betrokken actoren de mogelijkheden. Gorik Kaesemans, stafmedewerker GGZ bij Zorgnet-Icuro, leidt de stuurgroep.

Partners in het EHBP-project De stuurgroep van het project is samengesteld uit vertegenwoordigers van de zorggebruikers (pa­ tiënten- en familieverenigingen), de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG), de Federatie Diensten Geestelijke Gezondheid (FDGG), het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP), het Vlaams Instituut Gezond Leven, het Vlaamse Kenniscentrum Eetexpert, het Vlaams expertisecentrum voor alcohol, illegale drugs, psycho­ actieve medicatie, gokken en gamen (VAD) en Zorgnet-Icuro. Ook Rode Kruis-Vlaanderen en het Centrum voor Volwassen Onderwijs – Sociale School Heverlee zijn partners. “Het idee van een opleiding Eerste Hulp Bij Psychische problemen bestaat al langer”, vertelt Gorik Kaesemans. “De suggestie werd onder meer al in 2015 geopperd tijdens het voortraject van het congres Open Minds. Ondertussen hebben we dat plan verder onderzocht. Het idee krijgt steun uit politieke hoek, zowel bij meerderheid als oppositie. Minister Vandeurzen heeft alle betrokken actoren samengebracht. Het enthousiasme in de sector is groot.” “In een eerste stap hebben we de context, de doelstellingen en de doelgroepen in kaart gebracht. Daaruit kwamen vijf cruciale vragen naar voren.

13 | november 2018

–– Wat zijn de prioritaire doelgroepen? –– Welke leerdoelen schuiven we naar voren? –– Welke thema’s en inhouden moeten dan ter sprake komen? –– In welke mate komen bestaande (buitenlandse) instrumenten daaraan tegemoet? –– En in welke mate zijn die instrumenten evidence-based onderbouwd?” “We zijn niet over één nacht ijs gegaan. Een twintigtal partners heeft een soortgelijke cursus gevolgd in Nederland. Daar zaten heel wat positieve elementen in, maar ook een aantal dingen waarbij we ons inhoudelijk en vanuit wetenschappelijke hoek vragen kunnen stellen. We onderzoeken hoe we op die uitdagingen een antwoord kunnen bieden om een goed evidence-based pakket te maken. Niet omdat wat we zelf doen per se beter is, maar wel omdat we een correcte onderbouwing heel belangrijk vinden net als een goede adaptatie naar Vlaamse context. Bij de Vlaamse projectpartners is trouwens heel wat expertise voorhanden die we optimaal willen integreren. Het Rode Kruis-Vlaanderen zet daar mee zijn schouders onder met zijn Centrum voor Evidence-Based Practice en zijn jarenlange ervaring in het geven van EHBO-opleidingen.”

Brede doelgroep “De doelgroep voor een EHBP-opleiding is eigenlijk heel breed. Iedereen zou zo’n opleiding moeten volgen, zoals iedereen ook baat heeft bij een opleiding EHBO. Net zoals een EHBO-opleiding mensen niet opleidt tot chirurgen of tot artsen die een diagnose kunnen stellen, zo blijft ook de ambitie van de EHBP-opleiding realistisch en beperkt. We willen vooral dat mensen iemand met psychische nood kunnen geruststellen, ondersteunen en doorverwijzen. Als iemand erg gespannen

of in paniek is, kan je naar hem toestappen en op een gepaste manier vragen hoe het met hem gaat. Goed luisteren is ook een vaardigheid die je kan aanleren. Ten slotte kan je beginnende support geven: je maakt de persoon wegwijs of helpt hem om meer gestructureerde hulp te zoeken.” “Hoewel de EHBP-opleiding voor iedereen bedoeld is, zien we als prioritaire doelgroepen die mensen die vanuit hun rol of maatschappelijke functie meer kans hebben om in contact te komen met mensen met een psychische nood. Denk aan maatschappelijk werkers, opbouwwerkers, loketbedienden bij het OCMW, ambulanciers, politiemensen, gezinswerkers ... Een andere doelgroep vormen mensen die dichtbij een patiënt staan: de partner, de familie en de directe context. Als we de gezondheidswijsheid bij die mensen kunnen verhogen met een EHBP-opleiding, dan is onze missie geslaagd. Als mensen psychische problemen herkennen, zullen ze minder vooroordelen hebben, wat tot minder stigma zal leiden en tot een grotere bereidheid om hulp te bieden op een goede, vaardige manier. De EHBP-opleiding die we voor ogen hebben, vergroot dus zowel de basiskennis als de basisvaardigheden.” “Uit gesprekken met de klankbordgroep en uit een online bevraging kwamen ook de huisartsen als prioritaire doelgroep naar voren. Huisartsen signaleren dat ze best wat meer kennis en informatie over GGZ-problemen kunnen gebruiken. Eigenlijk zou dat ook in het curriculum van de artsen opgenomen moeten worden, want een van de eerste tips van een EHBP-opleiding als je merkt dat iemand hulp nodig heeft, is om erover te praten en hem te adviseren even bij de huisarts langs te gaan. De huisarts speelt met andere woorden een cruciale rol in de eerste lijn en is een belangrijke partner in elk EHBP-programma.”


NIEUWE ZIEKENHUISWET VERWACHT TEGEN EIND 2018

“Artsen participeren op alle niveaus”

Komt de langverwachte nieuwe ziekenhuiswet er dan toch voor eind 2018? Prof. Tom Balthazar, stafmedewerker gezondheidsrecht bij Zorgnet-Icuro, heeft er goede hoop op. Dan is er eindelijk een wettelijk kader voor de ziekenhuisnetwerken die overal ontstaan. Al is de kous daarmee nog niet af. Er moeten immers nog uitvoeringsbesluiten volgen en ook Vlaanderen heeft via de erkenningsnormen nog een belangrijke vinger in de pap te brokken. “Het ontwerp van de wijziging op de ziekenhuiswet is op 20 juli goedgekeurd door de ministerraad”, zegt Tom Balthazar. “In de nieuwe wet worden alle ziekenhuizen verplicht om deel uit te maken van een loco­ regionaal ziekenhuisnetwerk. Dat houdt ook in dat geen enkel ziekenhuis uitgesloten mag worden. De wet legt ook enkele basisregels vast. Zo komt er verplicht een rechtspersoon boven de ziekenhuizen, die op zich onafhankelijke organisaties blijven. Voorts geeft de wet een kader voor de verdeling van de zorgopdrachten en de afspraken met de referentieziekenhuizen. Die verdeling en die afspraken moeten in overleg met alle artsen gebeuren. In de eerste plaats gaat het dan over klinische samenwerking. Wat, waar en met wie: het is mee aan de artsen om daarover te beslissen.” “Alle ziekenhuizen beseffen dat het in ieders belang is om zoveel mogelijk in consensus te beslissen. Toch zullen onvermijdelijk ook moeilijke knopen moeten worden doorgehakt. Het valt niet uit te sluiten dat sommige beslissingen voor bepaalde artsen moeilijk verteerbaar zullen zijn. Je kan simpelweg niet alle diensten in vijf ziekenhuizen van één netwerk blijven aanbieden. Dat worden nog moeilijke onderhandelingen.”

“De aangepaste ziekenhuiswet legt ook de krijtlijnen vast van de participatie van de artsen in de netwerken. Zo moet de raad van bestuur van een netwerk minstens uit één derde mensen met een ‘expertise in de gezondheidszorg’ bestaan. Minimum één van hen moet een arts zijn, die geen deel uitmaakt van een van de ziekenhuizen van het netwerk. Dat lijkt me een goede zaak. Die raad van bestuur zal immers ook keuzes moeten durven maken waarmee niet alle artsen gelukkig zijn. Een niet-betrokken arts is in die context een meer objectieve gesprekspartner en bestuurslid.”

Medische netwerkraad “Naast de raad van bestuur komt er een medische netwerkraad: een medische raad op netwerkniveau. De afzonderlijke medische raden kunnen, als ze dat willen, zelfs eigen bevoegdheden afstaan of ‘overhevelen’ naar de medische netwerk­ raad. Die nieuwe raad heeft overigens enkele belangrijke adviesbevoegdheden, bijvoorbeeld bij de aanstelling van een netwerkhoofdarts en bij de verdeling van de zorgopdrachten.” “Nieuw is het consensusmodel. Dat bepaalt dat de raad van bestuur en de medische netwerkraad drie maanden moeten zoeken naar een consensus. Lukt dat uiteindelijk toch niet, dan volgt een vrij zware procedure. Dat baart Zorgnet-Icuro wat zorgen. Want de materies waarover de medische netwerkraad mogelijk een verzwaard advies kan uitspreken, zijn sterk uitgebreid. Een verzwaard advies is er als twee derde van de medische raad zich verzet tegen een voorstel van de raad van bestuur van het netwerk. Van de achttien adviesbevoegdheden van de

‘gewone’ medische raad waren er maar zes die in aanmerking kwamen voor een verzwaard advies. In de medische netwerkraad kan een verzwaard advies voor zestien van de achttien bevoegdheden. Bijvoorbeeld voor de aanstelling van een individuele arts, voor de verbouwingen in het ziekenhuis en voor alle overeenkomsten met derden. Zorgnet-Icuro is een groot voorstander van overleg en het streven naar consensus, maar ziet ook het gevaar van een moeilijke besluitvorming of zelfs een juridisering die verlammend kan werken.”

Timing “Het ontwerp van wijziging op de ziekenhuiswet moet nog worden besproken in de parlementaire commissie. Dat gebeurt allicht in november. In principe kunnen dan nog wijzigingen aangebracht worden. Het doel is om tegen eind dit jaar de nieuwe wet definitief gestemd te krijgen.” “De ziekenhuiswet is federaal, maar de normen voor erkenning en de beslissing over de erkenning zijn gemeenschapsbevoegdheden. Vlaanderen bepaalt dus mee het tempo van de uitvoering van de ziekenhuiswet. In de wandelgangen wordt eind 2020 naar voren geschoven als datum waarop de hele netwerkstructuur met alles erop en eraan actief moet zijn, inclusief raad van bestuur, medische netwerkraad en een netwerkhoofdarts.” “Ook andere elementen zijn met de ziekenhuiswet nog niet helemaal duidelijk. Veel zal immers nog in uitvoeringsbesluiten moeten worden gegoten. Vooral het verdelen van de zorgopdrachten in locoregionale en supraregionale opdrachten wordt daarbij nog erg belangrijk.”

zorgwijzer | 14


“De ziekenhuiswet is federaal, maar de normen voor erkenning en de beslissing over de erkenning zijn gemeenschapsbevoegdheden. Vlaanderen bepaalt dus mee het tempo van de uitvoering van de ziekenhuiswet.”

Prof. Tom Balthazar: “Alle ziekenhuizen beseffen dat het in ieders belang is om zoveel mogelijk in consensus te beslissen. Toch zullen onvermijdelijk ook moeilijke knopen moeten worden doorgehakt.”

15 | november 2018


DUBBELINTERVIEW DIRECTEUR-HOOFDARTS

“De beste netwerken groeien door samenwerking tussen professionals”

Dr. Joost Baert en dr. Christine Cuyt zijn respectievelijk algemeen directeur en hoofdarts van AZ Klina. Beiden hechten veel belang aan transparantie, dialoog en een gestructureerd overleg met de artsen. Ook wat de netwerken betreft. Al is dat met de aanslepende onduidelijkheid lang niet eenvoudig. “Het potentieel van de netwerken is groot, maar we moeten oppassen dat we ons doel niet voorbijschieten. Rationaliseren ja, maar uiteindelijk moet dat tot betere zorg leiden.” “Ik heb me indertijd vrij impulsief kandidaat gesteld om voorzitter te worden van de medische raad”, blikt dr. Christine Cuyt terug. Ze werkte sinds 1998 als anesthesiste op de dienst Anesthesie ­– Intensieve Zorgen in AZ Klina. In 2006 trad ze toe tot de medische raad, in 2012 werd ze verkozen tot voorzitter ervan. “We maakten een moeilijke periode door. Er was een impasse tussen de medische raad enerzijds en de raad van bestuur en de directie anderzijds. Om daaruit te geraken, was een verandering aan de top noodzakelijk. In de medische raad voelde niemand zich geroepen. Daarom heb ik mij kandidaat gesteld, niet goed beseffend wat ik me op de hals haalde. Artsen hadden weinig inspraak, het beleid was top-down. Door overleg hebben we dat beleid kunnen keren. Vandaag zijn de artsen betrokken in de strategie van het ziekenhuis en worden beslissingen voor investeringen samen genomen. Dat loopt goed, dankzij wederzijds vertrouwen en grote transparantie. In die moeilijke periode heb ik ontdekt dat management mij ligt. Ik ben dan ook ingegaan op de vraag om hoofdarts te worden.” “Dankzij de transparantie is het ziekenhuis de voorbije jaren veel dynamischer en performanter geworden”, beaamt dr. Joost

Baert, uroloog en kinderuroloog. In 2007 werd hij benoemd tot interim-hoofdarts, iets later tot hoofdarts. In die functie was hij ook bestuurder van de Vlaamse Vereniging van Hoofdartsen en speelde hij een belangrijke rol bij de ontwikkeling van VIP² - de Vlaamse kwaliteitsindicatoren. “De verstandhouding tussen hoofdarts, medische raad, directie en raad van bestuur is prima. In de crisis die we doormaakten, lag de kiem voor een nieuwe vorm van governance. Ik noem de hoofdarts vaak ‘een scheidsrechter zonder fluit’. Elke hoofdarts krijgt de credibiliteit die hij of zij verdient.”

Vrijheid blijheid Good governance in een ziekenhuis is al complex, maar hoe moet dat in een ziekenhuisnetwerk? Dr. Baert: “De netwerken hebben zich tot vandaag ontwikkeld onder het motto ‘vrijheid blijheid’. Er is geen wettelijk kader. Bovendien heeft de zesde staatshervorming geleid tot een onhoudbare spreidstand in besluitvorming. Er is dringend een rationalisatie nodig. Dat merk je op elk domein. Neem het thema kwaliteit: de federale minister is bevoegd voor het concept pay for quality, maar de Vlaamse minister is evenzeer bevoegd voor het kwaliteitsbeleid in de zorginstellingen. Zo werkt dat niet.” “Minister De Block heeft nog geen federale wet klaar die de netwerken erkent, maar ondertussen roept Vlaams minister Vandeurzen de tentatieve netwerken al op voor pilootprojecten rond het zorg­ strategisch plan. Ook dat is op zijn minst bizar”, zegt dr. Cuyt. “Momenteel zijn de netwerken vooral bezig met hun architectuur en hoogspecialistische zorg, wat niet de doelstelling was van de organieke wet die er nog niet is.”

“Onze ervaring in AZ Klina leert dat samen­werken ook een kwestie van cultuur is”, zegt dr. Baert. Onderzoek toont aan dat de beste netwerken groeien door samenwerking tussen professionals. Zo is bijvoorbeeld het Iridium-kankernetwerk groot geworden. Tussen de ziekenhuizen zijn grote cultuurverschillen. Vertrouwen moet van onderuit kunnen groeien en dat vergt tijd. Binnen Helix (AZ Klina Brasschaat, UZA Edegem, AZ Monica Antwerpen, AZ Sint Jozef Malle en AZ Rivierenland Rumst en Bornem) zijn er reeds een aantal mooie voorbeelden van nieuwe samenwerkingsinitiatieven. Maar hoe beheer je die? In ons netwerk bestaan al diverse organen: een coördinatiecomité, een strategisch comité en een CEO-overleg. Maar voor de echte transitie naar gezamenlijke governance is het wachten op de federale wet. Er blijven veel onduidelijkheden. En er zijn veel ingrijpende veranderingen in het zorglandschap: de hervorming van de eerste lijn, de ziekenhuisnetwerken en de Vlaamse zorgstrategische planning, de laagvariabele zorg, de centralisatie van zeldzame aandoeningen … We moeten oppassen dat we ons doel niet voorbijschieten. Rationaliseren ja, maar uiteindelijk moet dat tot betere zorg leiden. De situatie in Antwerpen zal er niet eenvoudiger op worden. Vandaag zijn er twee netwerken en elk netwerk zal zijn eigen zorgstrategisch plan moeten maken. Gezien de belangrijke overlapping van de eerstelijnszones in een grootstedelijke context, zullen eerstelijnszones met twee zorgstrategische plannen moeten werken. Logisch is dat allemaal niet. Ik mis af en toe wat politieke moed. De historiek speelt natuurlijk mee, maar ‘vrijheid blijheid’ is niet altijd de beste optie. Als we daadwerkelijk vanuit de noden vertrekken, dan moet de overheid meer sturend optreden.”

zorgwijzer | 16


Transparantie “De medische raden en de hoofdartsen worden betrokken bij de ontwikkeling van de netwerken”, zegt dr. Cuyt. “Maar ze verlangen duidelijkheid en transparantie.”

“De hoofdarts is een scheidsrechter zonder fluit.”

Dr. Christine Cuyt en dr. Joost Baert, AZ Klina: “Tussen de zieken­ huizen zijn er grote cultuurverschillen. Vertrouwen moet van onderuit kunnen groeien en dat vergt tijd.”

Vlaams Instituut voor de Kwaliteit van Zorg Dr. Joost Baert is voorzitter van het in november 2017 opgerichte Vlaams Instituut voor de Kwaliteit van Zorg (VIKZ). “Het instituut is uniek omdat het zowel de algemene ziekenhuizen, de geestelijke gezondheidszorg, de ouderenzorg en de eerste lijn ondersteunt. Ons doel is om kwaliteitsstandaarden te bepalen en faciliterend te werken. In die zin ligt het VIKZ in het verlengde van de VIP²-projecten. Nu hebben we een beheersovereenkomst, binnenkort werven we stafmedewerkers

17 | november 2018

aan en kunnen we operationeel worden. Het VIKZ is Vlaams, maar stemt goed af met het federale niveau. Onze ambities zijn groot, maar de middelen beperkt. Vandaag zijn er nog grote verschillen tussen de vier grote sectoren, maar het doel is om het kwaliteitsbeleid goed af te stemmen. Transparantie is de rode draad doorheen alles wat we doen. Kwaliteit, performantie en beleid: die drie elementen zijn voor mij onscheidbaar en dat zal zich ook vertalen in onze aanpak.”

“Het potentieel is groot”, vindt dr. Baert. “Maar het plaatje is ruimer: met een goede ziekenhuiswet en een nieuwe ziekenhuis­ financiering. Zolang het Budget Financiële Middelen blijft wat het is, zal samenwerking in netwerken lastig blijven. We hebben ook nood aan een statuut voor een netwerkarts. Nu ontbreekt het kader, maar dat kan potentieel bieden. Wat kan en mag een netwerkarts? Hoe wordt hij benoemd? Hoe is de verhouding tussen een netwerkarts en een van de hoofdartsen in het netwerk? Dat moet allemaal nog uitgeklaard worden.” “Voorlopig zoekt elk ziekenhuis eigen oplossingen, bijvoorbeeld via het statuut van toegelaten geneesheer. We roeien met de riemen die we hebben, maar dat is verre van ideaal. Iedereen zit in een soort van afwachtingsmodus. Zelfs bestaande samenwerkingen dreigen verlamd te geraken door de onduidelijkheid. We blijven op onze honger zitten voor een wettelijk kader”, besluit dr. Cuyt.


“Een hooggespecialiseerde setting voor topchirurgie”

Een focused factory of focused clinic koppelt efficiëntie aan een sterke dienstverlening en een hoge kwaliteit van zorg. De oogkliniek van AZ Monica bestaat ondertussen 25 jaar, maar ook voor andere specialismen wordt nagedacht om het concept van de focused clinic in te voeren. Afgevaardigd bestuurder Geert Smits en diensthoofd-­ oogarts dr. Catherine Goossen vertellen er meer over. “We geven de voorkeur aan de term focu­ sed clinic en niet focused factory”, opent Geert Smits. “In de Verenigde Staten bestaat het concept al veel langer, maar ook in Nederland hebben we enkele succesvolle voorbeelden bezocht. Een focused clinic verhoogt de efficiëntie door de variabiliteit te beperken. Dat kan door de pathologie af te grenzen en voor die pathologie duidelijke en consistente zorgpaden te ontwikkelen. Dat leidt tot meer voorspelbare zorg. Risicovolle patiënten passen niet in het concept van een focused clinic. De uiteindelijke drijfveer is efficiëntie.” “Naast efficiëntie biedt het concept ook een betere dienstverlening aan patiënten. De voorspelbaarheid maakt de communicatie en het geven van informatie gemakkelijker. Ook wat de praktische afspraken betreft: we beginnen om 10 uur en om 15 uur kan je naar huis. De patiënten ervaren zo een hogere kwaliteit en service. We kunnen ook eenvoudiger het voor- en het natraject incalculeren. Dat versterkt de toegankelijkheid en de opvolging, onder meer met digitale tools.”

Dr. Catherine Goossen en afgevaardigd bestuurder Geert Smits van AZ Monica: “Ons doel is om een hooggespecialiseerde setting te maken voor topchirurgie door topteams die ook heel complexe operaties uitvoeren.”

“Ook de kwaliteit van de zorg gaat erop vooruit. We meten outcome-indicatoren en de perceptie van de patiënt over de kwaliteit. Die feedback is voor ons en voor de chirurgen erg belangrijk. Het laat ons toe om te analyseren wat nog beter kan. In Nederland wordt aan benchmarking gedaan, zodat er een gezonde concurrentie ontstaat en de kwaliteit steeds beter wordt.”

zorgwijzer | 18


DR. CATHERINE GOOSSEN

“Focused clinics stimuleren de ontwikkeling van subspecialisaties bij de chirurgen. Elke chirurg heeft zijn specifieke vaardigheden. Het is nergens voor nodig dat elke oogchirurg zich specialiseert in cataractoperaties. Integendeel, kwaliteit vereist een zekere massa of volume.”

Voorspelbaarheid cruciaal “De oogkliniek in AZ Monica is een mooi voorbeeld van een focused clinic. We zijn een relatief klein ziekenhuis met 466 bedden, maar uniek is dat we een aantal grote diensten uitgebouwd hebben: de oogkliniek, orthopedie en maxillo-faciale heelkunde. Door het hoge volume kunnen we binnen die diensten subspecialiseren en de juiste patiënten aantrekken voor een focused clinic. Ook zorgstrategisch is dat een goede zaak. Op de site in Deurne brengen we alle specialiteiten onder, samen met de spoedgevallendienst. Op de site Antwerpen kunnen we ons in de toekomst meer oriënteren op focused clinics met electieve, goed planbare ingrepen.” “Voorspelbaarheid is cruciaal. Op een ziekenhuissite met een spoedgevallendienst is dat niet evident, omdat je veel acute en subacute patiënten aantrekt. Daarom kiezen we voor een ruimtelijke scheiding. De oogkliniek is historisch in Deurne ontstaan, maar we denken na over een fo­ cused clinic orthopedie in Antwerpen, los van de spoedgevallendienst, alleen voor de planbare ingrepen. Een orthopedisch chirurg in de focused clinic weet dat hij op dat moment niet ‘gestoord’ zal worden door spoedgevallen, want die blijven we behandelen in het gewone operatiekwartier op de site Deurne.” “Soms leeft het idee dat een focused clinic een excuus is om alleen de gemakkelijke ingrepen te doen die geld opbrengen. Dat is een misvatting. Ons doel is om een hooggespecialiseerde setting te creëren voor topchirurgie door topteams die ook heel complexe operaties uitvoeren. Het zou goed zijn als de overheid de ruimte creëert en incentives biedt voor focused clinics. De financiering van de laagvariabele zorg kan een trigger zijn om efficiënt met de middelen om te gaan en meerwaarde te creëren. Het concept is er. In de oogkliniek werkt het prima, voor orthopedie en maxillo-faciale heelkunde zitten we in de onderzoeksfase. Ook de ziekenhuisnetwerken kunnen de ontwikkeling van focused clinics een duwtje in de rug geven. Zodra er een zeker volume is, zijn er opportuniteiten.”

19 | november 2018

De oogkliniek als focused clinic Dr. Catherine Goossen werkt in de oogkliniek van AZ Monica. “De oogkliniek is 25 jaar geleden opgericht door twee oogartsen als een autonome unit in het ziekenhuis, met een eigen operatiekwartier, polikliniek en daghospitaal. En met eigen personeel, zowel verpleegkundigen als administratieve krachten. Die pioniers haalden de mosterd in de Verenigde Staten. Een jaar later waren ze al met vijf oogartsen, na tien jaar met twaalf, vandaag zijn we met veertien. We doen alle operaties en gespecialiseerde raadplegingen. Elke arts heeft zijn of haar subspecialisme: cataract, netvlies, oogleden, traanwegen... Niemand doet al die dingen. We verwijzen voortdurend patiënten naar elkaar door. Het voordeel is dat we samen alle subspecialismen aanbieden en elke patiënt kunnen helpen, we hoeven maar zelden patiënten naar een universitair centrum te verwijzen.” “Artsen die bij ons willen werken, weten dat ze zich moeten subspecialiseren en dat we pathologie delen. Financieel is er onderlinge solidariteit. Verder is de afspraak dat elke arts chirurgische activiteiten uitsluitend in de oogkliniek van AZ Monica uitvoert. Geen chirurgie in de privépraktijk ernaast dus. Om de kwaliteit en de veiligheid te verhogen, is bij elke operatie een anesthesist aanwezig. Ook voor plaatselijke verdoving. We werken verder nauw samen met de diensten radiologie, anatomo-pathologie, neurologie, endocrinologie en de spoedgevallendienst. We zijn er ook voor complexe ingrepen en doen ook wachtdiensten. In het weekend komt de oogarts van wacht om 11 uur en om 18 uur naar het ziekenhuis om oogheelkundige spoedgevallen te zien. Voor dringende zaken komen we uiteraard onmiddellijk.” “Naast de oogkliniek in het ziekenhuis hebben we acht satellietpraktijken in het noordoosten van Antwerpen, waar we basisraadplegingen doen. De veertien oogartsen werken daaraan mee. We dragen samen ook alle investeringen.” “Het resultaat is een hoge patiënttevredenheid. Ons administratief en verpleegkundig personeel is zo gespecialiseerd en vertrouwd met oogheelkunde dat ze zowat elke vraag van een patiënt kunnen beantwoorden. Ze zijn perfect op de hoogte en kennen de noden van de patiënten. Een patiënt die voor een operatie naar het daghospitaal komt, wordt door een verpleegkundige ontvangen. Hij/zij brengt de patiënt naar het operatiekwartier, doet de voorbereiding, blijft erbij tijdens de operatie, doet de nazorg, brengt de patiënt terug naar zijn kamer, waarna die naar huis vertrekt. Pas dan gaat de verpleegkundige naar een volgende patiënt. Die individuele begeleiding stellen patiënten enorm op prijs.”

Goed geïntegreerd “Wij stellen in de oogkliniek 50 personeelsleden tewerk en doen 5.000 ingrepen en 25.000 raadplegingen per jaar. Ons personeel en de artsen zijn erg toegewijd. In het ziekenhuis hebben we een autonoom statuut: we zijn een vennootschap en kopen zelf alle materiaal aan. Het administratief personeel is werknemer van de vennootschap van de artsen. Dat betekent dat we snel beslissingen kunnen nemen. Eén keer per maand komt de staf samen.” “We zijn overigens goed geïntegreerd in het ziekenhuis. Er is nooit een strijd geweest. We volgen de ziekenhuisbarema’s, leven de kwaliteitsnormen na en hebben regelmatig een arts in de medische raad. Ikzelf neem deel aan de diensthoofden­ vergadering en heb geregeld overleg met de ziekenhuisdirectie. De directie staat van in het prille begin achter dit model.” “Wie een focused clinic wil starten, moet weten waaraan hij begint. Er komen soms artsen en directies van andere ziekenhuizen op bezoek met de intentie om ook een focused oogkliniek te starten. We merken dan vaak hoe elke partij hoort wat hij wil horen. De directies zijn erg geïnteresseerd in de grote volumes, terwijl voor de artsen de autonomie als muziek in de oren klinkt. Maar uiteindelijk maakt een focused clinic maar kans op slagen als iedereen er helemaal instapt. Artsen moeten bereid zijn te subspecialiseren en vooral pathologie die buiten hun subspecialisme valt onderling door te verwijzen. In een focused clinic is het geheel meer dan de som van de delen."


DR. JEROEN DECOSTER OVER NETWERKEN GGZ

“Geef medische raad een rol op netwerkniveau”

Sinds 1 oktober heeft UPC Sint-Kamillus een nieuwe hoofdarts: dr. Jeroen Decoster. Hij omarmt de vernieuwingsbeweging en pleit voor een betere afstemming van de zorg in de netwerken en een actievere rol daarin van de artsen. Ook de financiering van de psychiaters moet in de toekomst op een andere manier geregeld worden, stelt hij. Dr. Jeroen Decoster was tot voor kort psychiater in UZ Leuven campus Gasthuisberg. Hij maakte er deel uit van het mobiel crisisteam en de spoedinterventie EPSI (Eenheid voor Psychiatrische Spoed Interventie). “Ik heb er geleerd hoe noodzakelijk een goede afstemming van de zorg in de regio is. Geestelijke gezondheidszorg heeft veel partners. Iedereen doet zijn best, maar afzonderlijk spelen we elk maar een tijdelijke rol in het verhaal van de patiënt. De dag nadien klopt de patiënt bij een andere zorgverlener aan. In die zin zijn we soms nog te veel eilandjes. Dat blijkt vooral in crisismomenten”, zegt dr. Decoster. “Maar ook bij planbare zorgvragen lukt het soms niet, door te weinig coördinatie. Ik ben ervan overtuigd dat we door een betere afstemming een deel van de spoedeisende zorg kunnen vermijden.” “Ik heb me zelf kandidaat gesteld voor de functie van hoofdarts in UPC Sint-Kamillus in Bierbeek. Toch heb ik getwijfeld. Ik ben nog relatief jong en laat iets moois achter. In Gasthuisberg was het werk nog niet af. Ik heb de ambitie om in UPC Sint-Kamillus de veranderingen mee vorm te geven en in goede banen te leiden. Ik wil vooruit. De mensen op het werkveld zijn gemotiveerd. Ik wil hen niet afremmen, maar stimuleren en hindernissen wegwerken. Ik geloof niet in revoluties, maar wil mijn steentje bijdragen aan een goede evolutie.”

Voorstanders en sceptici “Omdat ik nog maar net gestart ben, is het nog wat vroeg om de grote uitdagingen te benoemen. Ik heb in Bierbeek al veel enthousiaste mensen ontmoet. Ze volgen duidelijk het verhaal van de herstelvisie en de vermaatschappelijking. Ik wil de context en de mensen eerst nog iets beter leren kennen om daarna samen te zoeken naar onze beste plek in het netwerk. Elke organisatie functioneert immers het best als een schakel in het ruimere netwerk, niet als eilandje. Het traject vóór, tijdens en na een opname moet perfect afgestemd zijn.” “Bij elke verandering heb je voorstanders en sceptici”, zegt dr. Decoster. “Dat is bij de artsen niet anders. Sommigen staan inhoudelijk 100% achter de evoluties, anderen zijn meer argwanend. Ik geloof in de kracht van betrokkenheid. Daaraan hebben we in het verleden misschien te weinig aandacht besteed. Bovendien is er geen vast kader om artsen te laten deelnemen. De veranderingen worden vooral gemanaged vanuit de directies. De medische raad kan daar nochtans een mooie rol spelen. Het is immers de gedeelde opdracht van de hoofdarts en de medische raad om de kwaliteit van de zorg te garanderen en om de artsen te laten samenwerken. Dat moeten we nu ook op netwerkniveau realiseren, maar daarvoor is voorlopig weinig ruimte. Veel hangt in de praktijk af van het ziekenhuis

en de netwerkpartners zelf. Ik herinner me een toespraak van voormalig directeur-generaal Christiaan Decoster van de FOD Volksgezondheid, waarin hij suggereerde om per netwerk een medisch comité op te richten. Daar is verder niet veel mee gebeurd. Het is me ook nog niet helemaal duidelijk hoe zo’n medisch adviesorgaan zou worden samengesteld en functioneren. Maar ik kan me voorstellen dat sommige ziekenhuizen argwanend staan tegenover een instantie die ‘blokkerend’ zou kunnen optreden. Toch geloof ik in het concept van een medisch adviesorgaan op netwerkniveau, net wegens de noodzakelijke betrokkenheid van artsen. Zo’n orgaan zou ertoe bijdragen om de medische zorg beter op elkaar af te stemmen en op één lijn te komen.” Groeit die afstemming van de medische zorg ondertussen ook niet vanuit de praktijk, bijvoorbeeld door het samen ontwikkelen van zorgpaden? “Jazeker”, bevestigt dr. Decoster. “Er beweegt heel wat op het terrein, vooral op zorginhoudelijk vlak. Maar vroeg of laat komen er ook vragen bij die op ziekenhuisniveau de afzonderlijke medische raden moeten passeren. Afstemming op voorhand, binnen een te ontwikkelen gemeenschappelijke visie en overzicht over alle lopende bewegingen, lijkt me dan zeer zinvol. Op zich is dat allemaal aan het groeien, maar het vergt ook een sterkere structurele inbedding.”

Het is de gedeelde opdracht van de hoofdarts en de medische raad om de kwaliteit van de zorg te garanderen en om de artsen te laten samenwerken. zorgwijzer | 20


Naar een financiering met 4 pijlers Er is de jongste maanden heel wat te doen geweest over de positie en de honorering van de psychiaters in de mobiele teams. Daarover is onlangs een raamakkoord bereikt. Dr. Jeroen Decoster pleit ondertussen voor een totaal nieuwe financiering. “Over het takenpakket van die psychiaters is er weinig discussie, maar zowel de psychiaters als de ziekenhuisdirecties hadden een oplossing gevraagd voor de honoraria van de artsen in de mobiele teams. Het afbouwen van residentiële bedden heeft een impact op het inkomen van psychiaters. Recent is een tijdelijk akkoord bereikt. Men heeft als het ware twee jaar tijd gekocht om dat verder uit te werken. Ik vind dat een goede zaak. Het is alleen jammer dat dat compromis zo lang op zich heeft laten wachten.” “In een ziekenhuiscontext krijgt een psychiater een ‘toezichthonorarium’. Dat geeft de arts veel vrijheid, maar het biedt weinig transparantie. Ik heb drie jaar geleden al gepleit voor een meer gedifferentieerde manier van vergoeding, meer gekoppeld aan het takenpakket. Zolang dat niet gebeurt, hebben psychiaters er alle baat bij om patiënten residentieel te blijven opnemen. De financiering drijft hen in die richting. En hoewel ziekenhuizen via artikel 107 middelen inzetten om de zorg te vermaatschappelijken, moeten de bedden nog altijd 80% bezet zijn, want ook hun financiering hangt ervan af.”

Cappuccino “Mijn voorstel omvat een financiering op basis van vier pijlers: als manager van een dienst, als manager op casusniveau, voor individuele patiëntencontacten en op basis van kwaliteits­ parameters. Dat model sluit vrij dicht aan bij het zogenaamde cappuccinomodel. Daarin is een beperkt deel van het inkomen niet afhankelijk van het aantal patiënten. Ik heb dat model indertijd uitgewerkt met een aantal simulaties. Het is een nieuw ‘verdienmodel’, waarbij het niet meer uitmaakt waar een patiënt zorg krijgt: in een ziekenhuisbed of door een mobiel team. Als een arts zijn patiënt kan volgen over alle plekken heen – residentieel, in dagkliniek, ambulant of mobiel – zal dat leiden tot een hogere patiënttevredenheid. Ik ben met dat voorstel de boer opgegaan en kreeg goede reacties. Maar er kwam ook felle tegenkanting. Het voorstel werd bewust en onterecht geframed als een ‘ambtenaren­model’, terwijl het daar net tegenin gaat. Ik blijf achter dit alternatieve model staan. Alleen duurt het soms even voor de geesten rijp zijn.”

21 | november 2018

Dr. Jeroen Decoster: “Bij elke verandering heb je voorstanders en sceptici. Dat is bij de artsen niet anders.”


ZORGCONTINUÏTEIT HUISARTSEN, WOONZORGCENTRA EN ZIEKENHUIZEN KRIJGT VORM

eTCS – elektronische Transmurale Communicatie en Samenwerking Het Platform Functionele Binding Gent-­ Deinze werkt aan een betere digitale gegevensuitwisseling tussen huisartsen, woonzorgcentra en ziekenhuizen. De continuïteit in kwaliteit van zorg voor de bewoner staat centraal. Na een inloopperiode wordt eTCS – elektronische Transmurale Communicatie en Samenwerking – met de steun van de Vlaamse overheid binnenkort uitgerold in 30 woonzorgcentra, vijf ziekenhuizen en bij een groot aantal huisartsen. Ilde Bevernaege, beleidsverantwoordelijke ouderenzorg en kwaliteit bij de groep Zorg-Saam, en covoorzitter van de stuurgroep van het platform, geeft duiding. “Ons verhaal begint al in 2006, toen ziekenhuizen en woonzorgcentra in de regio de handen in elkaar sloegen voor het Platform Functionele Binding Gent-Deinze. Dat platform wou een gemeenschappelijk antwoord geven op nieuwe wetgeving. Enerzijds was er toen de RVT-normering die bepaalde dat elk woonzorgcentrum een ‘functionele binding’ moest hebben met een geriatrische dienst en een palliatieve eenheid van een ziekenhuis. Anderzijds moesten de geriatrische afdelingen hun deskundigheid ter beschikking stellen met het oog op meer continuïteit voor en na de ziekenhuisopname.” “Het platform werkt goed en bestaat vandaag uit vijf ziekenhuizen (de vier Gentse ziekenhuizen en het AZ Sint-Vincentius in Deinze) en 61 woonzorgcentra. Samen vertegenwoordigen de woonzorgcentra 6.599 bedden. We werken op basis van vertegenwoordiging. Er zijn ook drie afgevaardigden van CRAGT (CRA’s van Gent) en een geriater toegetreden. De woonzorgcentra en de ziekenhuizen in het platform hebben zich ertoe verbonden om financieel bij te dragen en deel te nemen aan het meerjarenplan. Een nieuw meerjarenplan 20192021 is in voorbereiding. We organiseren ook twee keer per jaar een symposium.”

Kwaliteit en continuïteit “Naast een gemeenschappelijk antwoord op wetgeving ligt de focus van meet af aan op wat we gezamenlijk kunnen doen voor een betere ouderenzorg. Een van de

Ilde Bevernaege: “De meerwaarde van eTCS is dat alle gegevens uit de verschillende dossiers automatisch worden overgenomen en gedeeld op een gestandaardiseerde, eenvormige manier.”

zorgwijzer | 22


thema’s is de optimalisatie van de continuïteit van zorg. Een goede informatieoverdracht bij opname in het ziekenhuis is cruciaal, maar in de praktijk blijkt dat het doorgeven van essentiële informatie over de bewoner niet evident is. Daarom zijn we het project eTCS gestart.”

fiche geïntegreerd in één digitaal document (de transferfiche) en doorgestuurd naar het ziekenhuis. Zowel de afdeling als de arts krijgt alle relevante informatie om de geriatrische patiënt holistisch en integraal te benaderen. Dat bevordert de kwaliteit en de continuïteit van de zorg.”

“Het initiatief eTCS kadert tegelijk in de projecten die in 2016 werden ontwikkeld door het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid voor meer automatisering in de woonzorgcentra. Specifiek gaat het om twee digitale uitwisselingen die samen één ketting vormen. Het vertrekpunt is het elektronisch medisch dossier bij de huisarts, dat op een veilige, gestructureerde, uniforme en gestandaardiseerde wijze medische informatie doorstuurt naar het elektronisch bewonersdossier in het woonzorgcentrum. Het woonzorgcentrum draagt op zijn beurt informatie over naar het elektronisch pa­ tiëntendossier in het ziekenhuis.”

Technische obstakels

“Het idee is eenvoudig. Als een bewoner wordt opgenomen in het ziekenhuis, dan moeten belangrijke medische gegevens en zorggegevens overgedragen worden: medische voorgeschiedenis en diagnoses, eventuele allergieën, de cognitieve en functionele toestand, beslissingen over het levenseinde, de medicatiefiche, reden van opname... De meerwaarde van eTCS is dat alle gegevens uit de verschillende dossiers automatisch worden overgenomen en gedeeld op een gestandaardiseerde, eenvormige manier. De huisarts die een bewoner naar het ziekenhuis verwijst, kan met een eenvoudige muisklik de medische gegevens genereren uit het elektronisch medisch dossier in een digitaal document (de liaisonfiche). Hij kan dat eventueel aanvullen en doorsturen naar het bewonersdossier in het woonzorgcentrum. Het woonzorgcentrum kan de liaisonfiche als pdf consulteren. Dat kan een grote meerwaarde betekenen voor o.a. de huisarts van wacht die zo over de meest recente medische informatie beschikt. Bij een opname van een bewoner in het ziekenhuis worden de noodzakelijke zorggegevens en zorgafspraken uit het elektronisch bewonersdossier automatisch gegenereerd. Die gegevens worden samen met de liaison­

23 | november 2018

“Het klinkt evident, maar dat is het niet. In de pilootprojecten stootten we op heel wat technische obstakels. An sich is het niet zo moeilijk om gegevens te delen, maar de hele flow vlot laten verlopen, is minder vanzelfsprekend. Vandaag lukt het in de pilootprojecten waaraan vijf woonzorgcentra en de vijf ziekenhuizen deelnemen om de transferfiche door te sturen naar het ziekenhuis. We willen eTCS nu geleidelijk aan verder uitrollen samen met 30 geïnteresseerde woonzorgcentra in het Platform Functionele Binding Gent-Deinze.” “We kunnen trouwens rekenen op een goede samenwerking met het consortium van de overheid, dat ons verder ondersteunt. Dat is nodig, want het gaat om (betalende) software die nog niet alle softwareleveranciers aanbieden. Het is belangrijk dat die leveranciers de 30 woonzorgcentra die nu instappen, heel goed technisch voorbereiden. Maar veel staat of valt ook met een goede manier van invullen en bijhouden van elk dossier bij de huisarts en in het woonzorgcentrum. Als er geen input is of die input staat niet op de juiste plaats, dan wordt er ook niets uitgewisseld. Daarom voorzien we in samenwerking met Trans­EL (Transmurale communicatie tussen zorgverleners en zorgorganisaties in de eerste en tweede lijn. De doelstellingen zijn: Het gebruik van eGezondheidsdiensten bij de eerste- en tweedelijnsactoren vergroten & De multidisciplinaire samenwerking tussen eerste- en tweedelijnsactoren te verbeteren door de gegevensuitwisseling van gezondheidsgegevens te bevorderen.) opleidingen voor alle betrokkenen en een sensibiliseringscampagne om iedereen te stimuleren om de gegevens in te vullen en door te sturen. Want iedereen heeft er uiteindelijk belang bij, in de eerste plaats de bewoner”, besluit Ilde Bevernaege.

HUISARTS DR. JAN VAN ELSEN

“Komaf maken met papieren dossiers”

Dr. Jan Van Elsen is huisarts in Gent en werkt als CRA in wzc De Refuge. “Als lid van de CRA-verenigingen CRAGT in Gent en Crategeus op Vlaams niveau, droom ik er al langer van om komaf te maken met alle papieren dossiers. De recente invoering van de GDPR-wetgeving over de bescherming van de privacy en het beheer van gegevens, maakt de digitalisering nog urgenter. De samenwerking in het Platform Functionele Binding Gent-Deinze kan een boost geven en voor een versnelling zorgen. Daarom werken we er heel graag aan mee.” “We moeten nog twee belangrijke stappen zetten. Ten eerste moeten de deel­ nemende woonzorgcentra het elektronisch zorgdossier op punt stellen en goede afspraken maken met de ziekenhuizen om alle gegevens op de juiste plek te krijgen. Ten tweede is er nog heel wat opleiding nodig: in eerste instantie van de CRA’s en het personeel in de woonzorgcentra. De CRA’s kunnen die kennis vervolgens via de LOK-groepen verspreiden over de huisartsen.” “De automatisering bij de huisartsen is de jongste jaren fel verbeterd. Zeker bij de jongere generaties en in de groepspraktijken, maar ook bij de wat oudere generaties. Mijn generatie heeft dat allemaal moeten leren, maar we willen echt af van de papieren dossiers. We zijn gemotiveerd, alleen moeten we nog obstakels overwinnen, vooral softwarematig. Er zijn ook financiële drempels. Maar als wij met eTCS kunnen aantonen dat het wérkt, dan is dat toch een hele stap vooruit.”


PRIJS VOOR DE VLAAMSE EN BRUSSELSE HUISARTS

Samenwerking Nederlandstalige en Franstalige wachtdiensten in Brussel Dit jaar kende Domus Medica de Prijs voor de Vlaamse en Brusselse Huisarts toe aan de Brusselse huisartsen dr. Jo Butaye en dr. Annemie Deleenheer voor hun inspanningen voor een samenwerking tussen de Nederlandstalige en de Franstalige wachtdiensten in Brussel. “Een goede zaak voor zowel de patiënten als de huisartsen”, klinkt het overtuigd.

Dr. Jo Butaye: “De situatie in Brussel was moeilijk. Er zijn weinig Nederlandstalige huisartsen, waardoor we relatief veel wachten moesten doen. Tegelijk zagen we tijdens die wachten maar weinig patiënten. Dat was ook vervelend voor de huisartsen in opleiding (HAIO), die verplicht wachten op zich moesten nemen, maar soms maar één of twee patiënten zagen. De voor de hand liggende oplossing was een samenwerking met de Franstalige huisartsen. Omdat er onder hen maar weinig tweetaligen zijn, moet er sowieso ook altijd een Nederlandstalige van wacht zijn. Dat heeft allemaal veel voeten in de aarde gehad, maar uiteindelijk is het gelukt en is de samenwerking van de wachtdiensten een feit. Ik heb me hard ingezet om de oudere collega’s mee te krijgen, want het waren vooral de jongeren die pro samenwerking waren.”

Dr. Annemie Deleenheer: “Voor de patiënt is de situatie eenduidiger en dus laagdrempeliger; zo is er vandaag nog maar één telefoonnummer voor de huisartsenwachtdienst.”

Dr. Annemie Deleenheer: “Onze collega’s hebben ons voor deze prijs genomineerd. Dat is een teken van waardering. De samenwerking met de Franstaligen was jarenlang een delicaat thema. Ook voor de politieke instanties trouwens. Maar sedert 1 oktober 2016 organiseren we de wachtdiensten gezamenlijk. Dat gebeurt op vrijwillige basis, wat in het begin voor wat kinderziekten heeft gezorgd. Maar vandaag loopt het goed. Dankzij de samenwerking zien we tijdens de wachten meer patiënten. Er is een eerlijk forfaitair uurloon, er is een taxidienst en alles verloopt veilig en comfortabel. Bovendien leren we onze Franstalige collega’s beter kennen. Wie weet kunnen we in de toekomst ook op andere vlakken samenwerken. Uiteindelijk worden we op het terrein met dezelfde uitdagingen geconfronteerd. Als Nederlandstalige huisartsen hebben we hier alleen bij te winnen, want we zijn met zeer weinig. Maar ook de Franstalige

collega’s zijn vragende partij voor meer samenwerking. En voor de patiënt is de situatie eenduidiger en dus laagdrempeliger; zo is er vandaag nog maar één telefoonnummer voor de wachtdienst.”

Versnipperd beleid “De situatie in Brussel is heel apart”, zegt dr. Deleenheer. “Het beleid is versnipperd over de Vlaamse Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap en de Brusselse Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Soms is dat positief, vaak ook heel complex. Er zijn bijvoorbeeld twee vaccin-netten voor de distributie van vaccins. Preventiecampagnes beperken zich vaak tot één gemeenschap. Maar in de praktijk zijn de grenzen minder strikt. Of er ook een verschillende cultuur heerst tussen de Nederlandstalige en de Franstalige huisartsen? Ach, we hebben allebei onze eigen karaktertrekken, maar ik zie niets onoverkomelijks. We hebben onze specifieke aanpak, maar respecteren elkaar.” Wat Franstaligen en Nederlandstaligen alvast niet scheidt, is de leefomgeving in Brussel. En die is niet zo goed. Dr. Butaye was een van de bijna honderd vooral Brusselse artsen die vorig jaar in De Standaard het beleid opriepen om dringend maatregelen te nemen voor een betere luchtkwaliteit. De oproep blijft vandaag actueel. Dr. Butaye: “Tot tien jaar geleden stonden we daar te weinig bij stil, maar meer en meer studies bevestigen de nefaste invloed van de slechte luchtkwaliteit. Als huisartsen is het onze rol om een signaal te geven. Het wordt meer en meer een maatschappelijk thema, maar de druk moet van de samenleving komen. Maar er is hoop. De Brusselse ministers voor Gezondheid hebben in juli een beleidsplan gepresenteerd waarin ze elke beleidsmaatregel willen toetsen op vlak van gezondheidszorg. Dat is nodig, want in Brussel wonen relatief veel kwetsbare mensen die het ook financieel moeilijk hebben. In Brussel heeft 36,4% van de mensen geen vaste huisarts, in Vlaanderens schommelt dat cijfer rond de 10%.”

zorgwijzer | 24


Wijkgezondheidscentrum en groepspraktijk Dr. Jo Butaye werkt al 40 jaar als huisarts in Anderlecht-Kuregem en is altijd sterk geëngageerd geweest in de Brusselse Huisartsenkring, de LOK-kwaliteitsgroepen (een groep van collega’s, artsen of apothekers-biologen, die hun medische praktijkvoering delen en kritisch beoordelen om de zorgkwaliteit te verbeteren), de navormingsactiviteiten en de opleiding van huisartsen. Vandaag werkt hij in het wijkgezondheidscentrum Medikuregem. “De oprichting van het wijkgezondheidscentrum kwam er op vraag van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Aanvankelijk waren er veel twijfels. We hadden vooral schrik voor misbruik en onnodige consulten. Het tegendeel is gebleken. Ik ben blij dat ik samen met mijn collega’s die stap heb gezet. Het is veel beter verlopen dan we vooraf gedacht hadden. Vandaag werken we hier met dertig mensen. Patiënten shoppen minder tussen huisartsen en wij hebben een beter zicht op wat ze doen. Omdat we met een forfaitair systeem werken, zijn we als huisarts vrijer om onze rol goed te spelen. Medikuregem ligt in een heel kwetsbaar gebied. 21% van de mensen in de regio stelt een artsenbezoek uit om financiële redenen. Er is onderconsumptie door de Brusselse bevolking. Zowel de Socialistische Mutualiteiten als de diensten van minister De Block hebben recent een grondige audit van de wijkgezondheidscentra gedaan. We hebben daaraan meegewerkt en zijn er heel goed uitgekomen. We werken coherent en interdisciplinair samen onder één dak. Dat is een groot voordeel voor de patiënten, maar ook voor de artsen en het personeel.” Dr. Annemie Deleenheer startte haar loopbaan als HAIO bij dr. Renier in Sint-Jans-Molenbeek. Na haar opleiding vormden ze samen een associatie en werd dr. Deleenheer op haar beurt praktijkopleider voor HAIO’s. Vandaag telt de praktijk drie huisartsen. “Ik vind dat een goed getal: elk kan zijn weg uitstippelen in een vrij comfortabele context. De vakantieperiodes en de wachtdiensten zijn te combineren. Op termijn komt er misschien nog een vierde collega bij.” De Prijs van de Vlaamse en Brusselse Huisarts ervaren beiden als een bekroning voor hun inzet voor gemeenschappelijke wachtdiensten met de Franstalige collega’s in Brussel in vzw Garde Bruxelloise Brusselse Wachtdienst (GBBW).

25 | november 2018

Dr. Jo Butaye: “Aanvankelijk waren er veel twijfels over de op­ richting van een wijkgezondheidscentrum. We hadden vooral schrik voor misbruik en onnodige consulten. Het tegendeel is gebleken.


JAARVERSLAG 2017 FEDERALE OMBUDSDIENST “RECHTEN VAN DE PATIËNT”

“Goede communicatie kan veel klachten voorkomen” De federale ombudsdienst ”Rechten van de patiënt”, een cel binnen het Directoraat-generaal Gezondheidszorg van de FOD Volksgezondheid, publiceerde zijn jaarverslag 2017. Wij keken het rapport even in en klopten aan bij Marie-Noëlle Verhaegen, diensthoofd, met enkele vragen. “Het aantal klachten stijgt jaar na jaar en komt in 2017 voor het eerst boven de 1.000 uit”, zegt Marie-Noëlle Verhaegen. “De stijging wijst niet per se op een lagere tevredenheid bij de mensen of op meer incidenten, maar veeleer op een betere bekendheid en toegankelijkheid van de federale ombudsdienst. Steeds meer mensen kennen de patiëntenrechten en weten welke mogelijkheden er zijn als zich een probleem voordoet.” “Elk ziekenhuis heeft een eigen ombudsdienst, wat betekent dat de federale ombudsdienst zich uitsluitend buigt over de sectoren buiten het ziekenhuis. Het klopt dat het voor patiënten niet altijd evident is om de juiste ombudsdienst of de juiste instantie te vinden. Ook de Orde van Geneesheren en de ziekenfondsen hebben bijvoorbeeld een bevoegdheid om klachten van patiënten te behandelen. In die zin hebben wij ook de opdracht om mensen wegwijs te maken als ze een klacht of een vraag hebben. Ook met brochures en op onze website www.patientrights.be zetten we mensen op de goede weg.” Opvallend veel klachten – bijna 40%! – bij de federale ombudsdienst gaan over tandartsen. “Daarvoor zijn verschillende verklaringen”, zegt Marie-Noëlle Verhaegen. “Om te beginnen zijn er heel veel tandartsen en de meeste mensen gaan ook geregeld op tandartsenbezoek. Tandartsingrepen zijn bovendien vaak duur en worden niet altijd volledig terugbetaald door de ziekenfondsen. De financiële impact is daarom dikwijls groot en de ontgoocheling is des te sterker als de ingreep niet

het verwachte resultaat geeft. Bovendien bestaan er voor klachten over tandartsen weinig organen; er bestaat geen Orde van de Tandartsen, zoals die wel bestaat voor de artsen.”

Beter communiceren Het jaarverslag van de federale ombudsdienst geeft ook enkele aanbevelingen. Zo pleit het rapport voor specifieke opleidingen in communicatie voor de beroepsbeoefenaars. “Veel vragen en klachten zijn terug te brengen tot een gebrek aan (goede) communicatie. Zowat elk recht in de Wet op de Patiëntenrechten heeft met communicatie te maken. Goede communicatie kan veel klachten voorkomen. Transparantie is vandaag de norm. Vandaar onze aanbeveling om zowel in de initiële als in de voortgezette opleidingen voor zorgprofessionals meer aandacht te besteden aan goede communicatie. In 2017, bij het 15-jarig bestaan van de Wet op de Patiëntenrechten, hebben we een symposium over communicatie georganiseerd om goede praktijken te delen en te stimuleren.” De toegang tot het eigen patiëntendossier vormt een nieuwe uitdaging voor de na­ leving van de Wet op de Patiëntenrechten. In zijn jaarverslag wijst de federale ombudsdienst op de noodzaak van afspraken over een minimale inhoud van het dossier en een bewaartermijn. “Wij pleiten hiervoor al enkele jaren”, zegt Marie-Noëlle Verhaegen. “Het ontbreken van duidelijkheid over wat er minimaal in een patiëntendossier moet staan, kan tot discussie leiden, bijvoorbeeld als een patiënt specifieke informatie zoekt in zijn dossier en die niet vindt. Wat het bijhouden van dossiers betreft, is er alleen een deontologische verplichting die bepaalt dat artsen hun dossiers dertig jaar moeten bijhouden; voor de andere zorgberoepen ontbreken afspraken. Het ontwerp van wet van minister De Block inzake de kwaliteitsvolle

praktijkvoering in de gezondheidszorg dat momenteel voorligt bij de Raad van State, komt tegemoet aan die vragen; dat is een positieve evolutie.” Een ander teer punt is de notie ‘gegevens met betrekking tot derden’. “Die notie roept vragen op. Het gaat om gegevens over derden die in het patiëntendossier staan, maar die niet voor de patiënt bestemd zijn. Heeft de wetgever het over gegevens ‘toevertrouwd door een derde’ met betrekking tot de situatie van een patiënt die hem nabij is? Moet er dan in het dossier een afscheiding zijn tussen enerzijds de toevertrouwde gegevens die nuttig of noodzakelijk voor de patiënt kunnen zijn om zijn gezondheidstoestand te begrijpen, en anderzijds de identiteit van de persoon die die gegevens ter sprake bracht? Of bedoelde de wetgever veeleer gegevens ‘over een derde’ die een bepaalde relatie heeft met de zorg voor de patiënt, bijvoorbeeld een ouder die betrokken wordt in de familietherapie van de patiënt? Wat ons betreft kan de Luxemburgse wet van 24 juli 2014 als inspiratiebron dienen. Die wet stelt dat gegevens toevertrouwd door derden niet aan de patiënt mogen worden doorgegeven als ze niet slaan op de zorg noch op de continuïteit van de zorg. Gegevens met een persoonlijk karakter over derden mogen nooit vrijgegeven worden. Hoe dan ook, in een context van eHealth en gegevensdeling tussen professionals, zal er voorzichtig omgesprongen moeten worden met gegevens van derden.” De invoering van de Personal Health Viewer (PHV) is ook al niet zonder risico’s. “De PHV is op zich een goede zaak, maar creëert ook verwachtingen. Mensen denken soms dat ze met de PHV toegang krijgen tot alle informatie over hun gezondheid van alle artsen die ze ooit geconsulteerd hebben. Dat is op dit moment nog lang niet het geval. Ziekenhuizen, ziekenhuisdiensten en artsen stellen op dat online portaal niet alle gegevens ter

zorgwijzer | 26


beschikking van de patiënt. Soms door technische redenen, soms omdat we nog in een overgangsperiode zitten. Maar ook de vrijheid van de beroepsbeoefenaar speelt mee bij de keuze van wat hij deelt. Wat gevoelige gegevens betreft, is er ook nog altijd de ‘therapeutische uitzondering’. In elk geval zou het verschaffen van heldere en duidelijke informatie over het systeem aan patiënten en beroepsbeoefenaars helpen het wederzijdse vertrouwen te versterken.”

Lof en waardering Het jaarverslag van de federale ombudsdienst heeft tot slot een woord van lof en waardering voor de ombudsdiensten in de ziekenhuizen en de overlegplatformen geestelijke gezondheidszorg. Tegelijk wijst het rapport op het gebrek aan vorming, aan richtlijnen en op de fragiliteit van de onafhankelijkheid. “Ombudsdiensten hebben tal van functies: ze bieden een luisterend oor voor mensen die lijden, ontevreden zijn of zich onbegrepen voelen. Ze wijzen de patiënt de weg om een antwoord op zijn vragen en verzuchtingen te krijgen. Vaak slagen ze er ook in om klachten te voorkomen en spelen ze een bemiddelende rol. Uiteindelijk helpen de ombudsdiensten de kwaliteit van de zorg steeds beter te maken, via aanbevelingen. Toch zien we dat ombudsdiensten nog te vaak moeten functioneren in omstandigheden die verre van ideaal zijn. Het volgen van een opleiding zou de kwaliteit van hun dienstverlening kunnen verbeteren. Ook de onafhankelijkheid van de ombudsdienst is niet altijd optimaal gevrijwaard. We pleiten niet voor een heel nieuw systeem, maar voor een versterking en een uitbreiding van het bestaande aanbod en de ontwikkeling van goede praktijken en richtlijnen. Het gebrek aan specifieke ombudsdiensten in de ambulante sector en vooral voor de woonzorgcentra is ook een aandachtspunt”, besluit Marie-Noëlle Verhaegen. Het jaarverslag is terug te vinden op de web­ site van de federale ombudsdienst “Rechten van de patiënt”: www.health.belgium.be/nl/de-federale-­ ombudsdienst-rechten-van-de-patient

27 | november 2018

Marie-Noëlle Verhaegen: “Het ontbreken van duidelijkheid over wat er minimaal in een patiëntendossier moet staan, kan tot discussie leiden.”


WAT ALS EEN ASO MAAR 48 UUR PER WEEK ZOU WERKEN?

Getuigenis van een studentenoefening “Ik was een beetje verbaasd toen jullie mij contacteerden. Zindert dat nu nog na? Het was voor mij gewoon het zoveelste groepswerk”, lacht Sien De Corte. Afgelopen juni hield de 25-jarige huisarts-in-opleiding (HAIO) een betoog tijdens een debatavond aan de Gentse geneeskundefaculteit. De laatstejaarsstudenten brachten er hun ultieme voorstel voor de hervorming van de gezondheidszorg. Onder andere prof. em. Huisartsgeneeskunde dr. Jan De Maeseneer, Domus Medica-voorzitter dr. Roel Van Giel en Margot Cloet, gedelegeerd bestuurder van Zorgnet-Icuro, tekenden present. “Als dochter van een huisdokter en CLBarts, valt de appel niet ver van de boom”, steekt Sien De Corte van wal. “Sinds juni heb ik mijn diploma geneeskunde op zak. Ik startte net de driejarige opleiding tot huisarts en draai nu mee als HAIO in een groepspraktijk.” “Wat als jij het voor het zeggen had in de gezondheidszorg? Met die vraag moesten wij als laatstejaarsstudenten geneeskunde aan de slag. Er werden uiteenlopende voorstellen gedaan: van EHBO-onderwijs op de lagere school en de co-locatie van de huisartsenwachtpost en spoedafdeling, tot de rekrutering van basisartsen als zaalarts op diverse ziekenhuisdiensten. Wij stelden de invoering van een 48-urige werkweek voor arts-specialisten in opleiding (ASO’s) voor.

Opting-out

Sien De Corte: “De opleiding van onze artsen is goed, maar aan de werkdruk mag iets veranderen.”

“Wettelijk is de wekelijkse arbeidsduur voor artsen, artsen-in-opleiding en studenten-stagiairs vastgelegd op max. 48 uur. Daarnaast is er de mogelijkheid tot opting-out: het tot 12 uur per week bijkomend presteren in het kader van wachtdiensten. De absolute maximale arbeidsduur bedraagt dus 60 uur per week. In het onderzoek voor haar masterproef stelde Nele Van Dievoort (2015) vast dat ASO’s gemiddeld 55 tot 60 uur per week werken, en dat opting-out heel frequent voorkomt. De Vlaamse Universiteiten en

Hogescholen Raad spreekt in zijn rapport van 2013 zelfs van werkweken van gemiddeld 60 tot 80 uur. In ons voorstel wilden we daar paal en perk aan stellen.” “We moesten onze visie in een korte presentatie uiteenzetten. In een eerste ronde kwamen alle groepen aan bod, waarna de studenten mochten stemmen voor hun favoriete ideeën. Het onze bleek populair en we stootten door naar de tweede ronde. Daar hielden enkele tenoren van de Vlaamse gezondheidszorg ons voorstel tegen het licht. Ik was onder de indruk van de aanwezigen, ja. Je legt niet elke dag verantwoording af tegenover het kopstuk van Zorgnet-Icuro!”

Nadelen voor de ASO en de patiënt “Eerst schetsten we de actuele situatie en formuleerden we kritiek, waar mogelijk wetenschappelijk onderbouwd.” “Aan de huidige werkdruk zijn heel wat nadelen verbonden, niet alleen voor de ASO, maar ook voor de patiënt en de gezondheidszorg in het algemeen. Neem nu de opleidingskwaliteit. Uit de jaarlijkse bevraging van de Vereniging voor Arts-Specialisten in Opleiding (VASO) blijkt dat één op twee ASO’s – en dat percentage blijft gelijk doorheen de jaren – akkoord is met de stelling: Ik leer al doende, maar heb door de zware werkdruk weinig energie over voor zelfstudie. Dat vind ik opvallend en bedenkelijk.” “We namen ook het psychosociaal welzijn van de ASO onder de loep. De hoge werkdruk gaat gepaard met negatieve spanning, slaaptekort... Shifts van 24 uur en meer verhogen de kans op burn-out. Nele Van Dievoort stelde vast dat bijna één op drie ASO’s risico loopt op burn-out. Bijna één op tien had er effectief een! Dat aandeel is groot ten opzichte van artsen en verpleegkundigen.” “En laten we ook de patiënt niet vergeten. Slaaptekort maakt artsen minder handvaardig. Geef mij maar een alerte chirurg!

zorgwijzer | 28


Vermoeidheidsgerelateerde depressie en frustratie kunnen leiden tot een gebrek aan empathie voor de patiënt… Depressieve ASO’s zouden ook zesmaal meer medicatiefouten maken.”

Oplossingen op macro-, meso- en microniveau “We concretiseerden ook onze visie op verschillende beleidsniveaus. Op macrovlak stellen we een budgetverhoging voor om een hogere bestaffing en een ‘gecentraliseerde persoonsgebonden financiering’ te bekostigen. Als je ASO’s minder uren laat werken, heb je meer mensen nodig om hetzelfde werk te doen. Er zullen dus maatregelen nodig zijn om meer studenten toe te laten tot een specialisatie. Momenteel werkt de overheid aan een gecentraliseerde persoonsvolgende financiering van ASO’s, naar analogie met de HAIO’s. Wij worden niet betaald door onze opleider, maar door een centrale vzw. Dat maakt ons onafhankelijker. Als degene die je betaalt ook je begeleider is, kan dat soms delicaat zijn. Een ASO kan bij een dispuut over zijn opleidings- of werkomstandigheden enkel terecht bij wie zijn opleiding beoordeelt en zijn latere werkgever zou kunnen worden. Passen voor de opting-out doe je niet ongestraft – dat is althans de perceptie…” “Op mesoniveau pleiten we voor een andere arbeidsorganisatie: flexibele en voorspelbare werktijden, respect voor de maximale arbeidsduur en betere admini­ stratieve ondersteuning. Ook ploegen­ arbeid is een idee. Nu zijn shiften van 24 uur geen uitzondering. Waarom verdelen we die niet over meerdere artsen?” “Op microniveau moeten we naar een mentaliteitswijziging streven. Uitputting is géén teken van toewijding. Het houdt risico’s in. Volgens mij kloppen ASO’s, ondanks vermoeidheid, ontieglijk veel uren omdat de sociale en de werkdruk zo hoog zijn, omdat ze een goede beoordeling willen… Ik denk dat zij en hun opleiders zich minder bewust zijn van de risico’s.”

29 | november 2018

“Uitputting is geen teken van toewijding, maar een onacceptabel risico” Kritiek ontkrachten “We moesten ook de kritische tegenwerp­ ingen weerleggen. Over de opleidingskwaliteit bijvoorbeeld: hebben ASO’s die minder werken niet minder leerkansen? Misschien, maar met meer tijd voor zelfstudie en reflectie kan de ASO meer uit elke leerkans halen. En over patiëntveiligheid: als ASO’s elkaar frequenter aflossen, moet er meer overdracht van patiënten gebeuren. Is dat niet nadelig voor de zorgcontinuïteit? Misschien, maar een andere arts kijkt met een andere, open blik naar die patiënt. Zo wordt inadequate zorg mogelijk sneller bijgestuurd.”

Niet bewust “Ik begon onze presentatie met de woorden: Sommigen onder jullie starten over enkele maanden als arts-specialist. Ik niet en dat beklaag ik me niet! Ik zou het ritme van een ASO-bestaan niet aankunnen, je sociaal leven schiet erbij in. Onlangs kwam ik een medestudente tegen. Ze gaat voor pediatrie en had er net een werkweek van 80 uur opzitten. 'Het is wel zwaar...', zei ze. En of! Ik zou dat niet volhouden. Als HAIO werk ik zo’n 40 uur per week. Heel wat medestudenten met wie ik deze presentatie heb gemaakt, hebben voor een specialistische opleiding gekozen. Het voorstel om iets rond die 48-urige werkweek te doen, kwam van hen." “Stond ik hier eerder bij stil? Ja en nee. Ik ben tijdens mijn stages wel een paar uitgebluste ASO’s tegengekomen, maar de meesten zijn toch vooral gepassioneerd en gemotiveerd. Je houdt het anders niet vol. Ik was wel verrast door de burn-outpercentages die uit onderzoek naar voor komen. Wie werkzaam is in de gezondheidszorg, verwaarloost soms de zorg voor zichzelf. Ik ben beducht voor een burn-out.

Mijn stagebegeleidster heeft me op het hart gedrukt om tijdens mijn opleiding en verdere loopbaan mijn vrije tijd goed te benutten en er voldoende energie uit te halen. Maar wie 80 uur per week werkt, heeft weinig tijd over om zijn batterijen op te laden…”

Solidariteit en officiële vertegenwoordiging “Niet alleen wij pleiten voor verandering. Dit jaar voegde de Orde der artsen twee nieuwe ‘geboden’ toe aan zijn Code van Medische Deontologie: De arts heeft aan­ dacht en zorg voor zijn eigen gezondheid en De arts streeft naar een evenwicht tussen zijn beroepsactiviteit en zijn privéleven. Een duidelijk signaal, lijkt mij.” “Margot Cloet stelde zich vragen bij het kostenplaatje van ons voorstel. Volgens het groenboek van minister De Block zijn investeringen in onze scholing verantwoord omdat een goede opleiding van artsen uiteindelijk de financiële stabiliteit van de verplichte ziekteverzekering ten goede komt... Ik meen dat de financiering van ASO’s ook samenhangt met de ziekenhuisfinanciering. Artsen staan een deel van hun loon af aan het ziekenhuis. Het ziekenhuis is financieel afhankelijk van de prestaties van hun artsen. Dat creëert een incentive om meer prestaties te doen en te laten verrichten door hun ASO’s. Ik denk dat een gezonde ziekenhuisfinanciering tot een 48-urige werkweek kan bijdragen (en omgekeerd). “Ik geloof dat het werkregime een reële spanningsbron is voor ASO’s en een terechte bezorgdheid van hun omgeving. Toen we aan deze opdracht werkten, dacht ik: hieraan verandert nooit iets. Toch hoop ik dat de bal aan het rollen gaat…”


What Matters To You: 11 projecten in de kijker Op 6 juni 2018 nam Vlaanderen voor de tweede keer deel aan de internationale What Matters To You-dag. Meer dan 80 organisaties hebben één of meerdere initiatieven gemeld. Daaruit selecteerde Zorgnet-Icuro elf projecten. Elke zesde van de maand zetten we gedurende één maand één project in de kijker, en dat tot de volgende WMTY-dag op 6 juni 2019.

Stress verminderen maakt écht het verschil in AZ Lokeren AZL-band toert in het ziekenhuis

Op www.whatmatterstoyou.be en de Facebookpagina vind je een uitgebreider verslag, foto's en filmpjes. Van 6 oktober tot 5 november staat AZ Lokeren in de spotlights met als thema Stress verminderen maakt écht het verschil. In een klein en familiaal ziekenhuis zoals het AZ Lokeren is persoonlijk contact erg belangrijk. Daardoor voelen patiënten zich gewaardeerd. De zorgverleners werken dagelijks aan verschillende projecten om de patiënten gerust te stellen en hen op hun gemak te laten voelen. Zo ervaren de patiënten minder angst en stress waardoor hun herstel vlotter verloopt. Er zijn drie projecten die met stressvermindering te maken hebben: • Kiwanis-popjes op de kinderafdeling: de verpleegkundigen gebruiken al een tijdje een poppetje waarmee de arts en de verpleegkundige het kind voorbereiden op wat er komt. Met dat poppetje kunnen kinderen ook hun ervaringen

tonen aan de hulpverleners. Op die manier heeft het kind minder angst voor de behandeling. • Kalender voor de geriatrische pa­tiënt: elke week wordt er in de kamers een nieuwe weekkalender omhoog gehangen met informatie die belangrijk is voor de oudere patiënt: het seizoen, de belangrijkste feestdagen, de dag van ontslag... Zo voelt de patiënt zich rustiger en minder verward, wat leidt tot minder spanning. De kalender wordt in A3-formaat afgedrukt en opgemaakt in grote lettertypes. • Huiselijkheid chemokamers: de chemo­ kamers zijn voorzien van comfortabele zetels, lectuur, muziek... Het fotobehang geeft de patiënt een gevoel van rust. Dankzij die elementen ervaren patiënten minder het ziekenhuisgevoel en meer het huiselijke. Dat doet de spanning dalen en reduceert de stress voor de behandeling.

Op 6 juni wou het verzorgend personeel nog eens extra aandacht besteden aan de kleine dingen die belangrijk zijn voor een patiënt. Het is algemeen geweten dat muziek helend en ontspannend werkt. Vijf muzikanten, die allemaal in het AZ Lokeren werken, gaven een optreden op elke afdeling van het ziekenhuis. Het AZL-bandje bestond uit vroedvrouw Cindy Bastiaen, geriatrisch verpleegkundigen Hilde Bracke en Inge Vyncke, sociaal verpleegkundige Sylvie De Groote en Amy Neyt van het dagziekenhuis. Ze waren zeer enthousiast, zowel in de aanloop naar het event als tijdens hun ronde door het ziekenhuis. Ze brachten een gevarieerd aanbod van liedjes, aangepast aan de afdeling. Op de kinderafdeling zongen ze liedjes van o.a. K3, op de kraamafdeling brachten ze slaapliedjes, terwijl op de geriatrie ABBA, Samantha en Neil Diamond aan bod kwamen. Gedurende twee uur trok de AZL-band al zingend door het ziekenhuis om iedereen te vermaken met hun liedjes en zo stress te verminderen. Ook zij vonden het erg leuk om te doen, vooral omdat patiënten en bezoekers zo enthousiast reageerden, meezongen, zwaaiden en bij momenten zelfs heel emotioneel werden. Het optreden werd door iedereen gesmaakt, het was een groot succes. “Het is maanden geleden dat ik nog zo’n glimlach gezien heb op het gezicht van mijn vader”, liet de dochter van een geriatrische patiënt weten. Een mooie reactie.

zorgwijzer | 30


31 | november 2018



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.