Td corrigé A - Examen corrige pdf

A - Examen corrige

un système non initialisé (étape, conditions initiales...). 5.4.2 Méthode de recherche des causes de dysfonctionnement. Exercice d'application: LANGAGE LADDER (à CONTACT) CONVERGENCE (OU). Diagramme en échelle Programme LADDER. Programmer les étapes en langage (ladder) : Déterminer les équations ...




part of the document




aalgeerkwab - aalpuit
aalkast  aalkaar
aalkorf – aalkub, aalskruik, fuik, kubbe
aalkwab  aalmoeder, kwabaal, magaal, puitaal
aalgeerkuub  aalkorf
aalgeerkwab – aalmoeder, aalpuit, puitaal
aalkast  aalkaar
aalkorf  fuik, kubbe
aalkwab  aalmoeder, kwabaal, magaal, puitaal
aal met spitse bek  nebaal, nebbeling
aalmoeder – aalkwab(be), kwabaal, puitaal
aalmoes – gave, gift, gunst, karitaat, liefdegave, schenking, toegift
aalmoezenier  veldprediker
aalmoezen vragen  bedelen, bietsen, schooien
aalmootje  gebakje, taartje
aalpad  kwabaal
aalpieper  donderaal
aalpuit - aalkwab
aalreep  aalsnoer
aal salamander  amphiuma
aalschaar  aal, aalfuik, aalgeer, elger, aalsteek, aalsteker. aalvork
aalscholver  carbo, rotgans, schollevaar, waterraaf
aalskruik  aalkorf
aalsnoer  aalreep
aalsoort  aalpoet, anguillidae, congeraal, congridae, donderaal, kataal, kongeraal, meeraal, murenen, sidderaal
aalsteker  aalgeer, aalschaar, aalvork, elger
aalsvel - aalshuid
aalt  aal, drek, gier, mestvocht
aaltjesziekte, veroorzakers van  nemastoda
aaltolletje  aatjenal
aalvanger  aalreep, elger
aalventer - aalboer
aalvis - platbot
aalvisje  montee
aalvork  aalgeer, aalschaar, aalsteker, elger
aalvormig zeedier  lamprei
aalijzer - elger
aam  vochtmaat, wijnmaat
aambeien  hemor(h)oiden
aanbaggeren  aanslijken
aambeeld  aanbeeld, gehoorbeentje, smeedblok.
aambeeld, klein - haarspit
aamborstig  amechtig, astmatisch, kortademig.
aamborstigheid  astma, kortademigheid
aamt  geitenziekte, koeienziekte, schapenziekte
aan  aangekomen, aangesloten, achtervoegsel, langs
aan alle kanten  rondom voorzetsel
aanbaffen  aanblaffen, toe(snauwen)
aanbaggeren - aanslijken, aanstrijken
aanbakken – aanhechten, kleven, koeken, vastbakken
aan belasting onderhevig  belastbaar, belastingplichtig
aanbakken - aanhechten, koeken, vastbakken, vasthechten
aanbassen  aanblaffen
aanbedene – beminde, geliefde, idool, oogappel
aanbeeld - blok, gehoorbeentje, incus, smeenblok, tas
aanbeeldje - haarspit
aanbehoren  (toe)behoren
aanbelanden  terechtkomen
aanbelang - belangrijk
aanbelangen  aangaan, betreffen
aanbellen  schellen
aanbedene  beminde, idool
aanbeeld  blok, gehoorbeentje, incus, smeedblok, tas,
aanbeeldje  haarspit
aanbehoren  (toe) behoren
aanbelanden  terechtkomen
aanbelang  belang.
aanbelangen  aangaan, betreffen
aan belasting onderhevig  belastbaar, belastingplichtig
aanbellen  schellen
aanbenen – aanstappen, doorstappen, snellopen, snelwandelen, voortstappen.
aanbesteden  opdragen, prijsopgeven
aanbesteding – beschrijving, handeling, inschrijvinglevering, opdracht, werk
aanbetrouwen  toevertrouwen
aanbeuren – aangeven, opbeuren
aanbevelen  aanprijzen, aanraden, adviseren, consulteren, raden, toevertrouwen
aanbevelenswaardig  dienstig, raadzaam
aanbevelenswaardige – allah, god, jezus
aanbeveling  advies, compliment,raad, recommandatie, bekoorlijk, lieftallig, nominatie, recommandatie, referentie, tip, voordracht, voorspraak, wenk
aanbiddelijk  adorabel, bekoorlijk, lieftallig
aanbidden  adoreren, beminnen, dienen, dwepen, idoleren, verafgoden, vereren, verheerlijken
aanbidder  amant, bewonderaar, fan, minnaar, vereerder
aanbidding  adoratie, eerbetoon, idolatrie, verering
aanbieden  bieden, geven, indienen, offeren, opleveren, overhandigen, presenteren, reiken, schenken, serveren, toedienen, tonen, trakterenverhuren, verkopen, vertonen, voorschotelen, voortzetten, weggeven, wegschenken, wijden
aanbieden aan huis - colporteren
aanbieder - vertegenwoordiger
aanbieder aan huis - colporteur
aanbieding  aanbod, advertentiebod, gave, offerte, presentatie
aanbieding aan huis - colportage
aanbikken – (aan)blessen, schalmen
aanbinden  aandoen, aanknopen, aanvaarden, beginnen, onderbinden, vastbinden, vastmaken
aanbinder - scheerhout
aanblaffen – aanbassen, aankeffen, bedreigen, toesnauwen
aanblazen  aansteken, aanwakkeren, bezielen, inspireren, opwekken
aanblazing – bezieling, ingeving, inspiratie
aanbleken  aanlichten
aanblessen  aanbikken, aanpikken
aanblijven - bijblijven
aanblik  aandacht, aangezicht, aanzien, achting, aspect, facet, gezicht, kijk, regard, uiterlijk, voorkomen
aanblikken – aanstaren, aanzien, tegenstralen
aanbod  aanbieding, bod, offerte, propoost, propositie
aanboeten  aanleggen, opstoken
aanbonzen  botsen
aan boord  a.b.
aanboorden  aanklampen, benaderen, naasten
aan boord gaan – embarkeren, inschepen
aanboren – ontmoeten, ontsluiten, openen, opsteken, vinden
aanbouw  cultuur, kweek, teelt, verbouw(ing)
aanbouw aan huis  balkon, erker, garage, patio, serre, veranda
aanbouwen – aanmaken, bebouwen, bijbouwen, telen, verbouwen
aanbraak  aanbreken
aanbranden - vastbakken
aanbrandsel  korst
aanbreien  plaatsen, toevoegen
aanbreken – aansnijden, aanvangen, beginnen, dagen, krieken, openmaken
aanbreken van de dag  dagen, dageraad, krieken, lichten
aanbrengen – aandragen, aangeven, aanleggen, aanvoeren, aanklagen, aanslepen, apporteren, berokkenen, bevestigen, bijdragen, defereren, fineren, installeren, klikken, leggen, melden, opslaan, plaatsen, rapporteren, toevoegen, veranderen, verklikken, verraden, verschaffen, werven, wijzigen
aanbrengen van andere melodie op klokkenspel  versteken
aanbrengen van nieuw loopvlak op band  coveren
aanbrenger – aanklager, deferent, klikspaan, sycofant, ver(klikker), verrader
aanbrengst  aanbreng, verraad.
aanbrieven  overbrengen, overbrieven
aanbruisen  naderen
aanbulderen  naderen, toebrullen
aanbijten  verlokken
aandacht – aanblik, acht, attentie, bekijks, belangstelling, gehoor, interesse, notitie, regard, studie, zorg
aandachtig  attent, diligent, ernstig, nauwlettend, ongewoon, oplettend, opmerkzaam, rijpelijk, zorgvuldig
aandachtig kijken  ogen, turen
aandacht streepje  zinteken
aandacht vestigen  attenderen, signaleren
aandammen  aanvullen, ophogen
aan de andere kant  daarentegen, echter, evenwel, tegenover
aan bank in bewaring gegeven geld  deposito
aan de beneden zijde  basaal
aan de beterende hand  genezend, herstellend, reconvalescent
aan de binnenkant – intern, inwendig
aan de buikzijde  ventraal
aan de buitenkant – extern, perifeer, uitwendig
aan de dag leggen  attenderen, manifesteren
aan de degen rijgen - doorsteken
aan de dood voorafgaand  premortaal
aan de drank  drankzuchtig
aan de drank zijn – pimpelen, zuipen
aandeel  actie, bijdrage, contingent, deel, effect, kwantum, lot, part, partij, participatie,port, portie, quotum, rantsoen, schare,waardepapier, (winst)uitkering
aandeelbewijs  actie, effect
aandeel hebben in iets  participatie
aandeelhouder  actionair, actionaris, deelgenoot, participant, vennoot
aandeel in de kosten van dijkonderhoud - hoefslag
aandeel in de opbrengst  royalty, royaltie
aandeel in de winst  dividend, tantième
aandeel in dijkonderhoud  hoefslag
aandeel van een toneel schrijver  rol
aan de ene kant - enerzijds
aan de gang  gaande
aan de gang zijn – arbeiden, bezig, doende, lopen, werken
aan de gestorven ziel gewijd  D.M.(S
aan de hand - gaande
aan de kant – langs, marginaal, terzijde
aan de kant doen  afschaffen, opdoeken
aan de ketting leggen - ketenen
aan de klok trekken - luiden
aan de kop  vooraan
aan de kop staan - eerste
aan de maat – flink, stevig
aan de man brengen – slijten, verkopen
aan de Midden-Rijn wonende - Ripuarisch
aandenken  gedachtenis, herinnering, heugenis, souvenir aan de onderkant – basaal, onderaan
aan de orde – actueel
aan de orde zijnde - actueel
aan de prijs - duur
aan de riem doen - aanlijnen
aan de rugzijde  dorsaal.
aan de soort eigen - soortelijk
aan de staart  achteraan
aan de top  akro
aan de uier trekken – melken
aan de voet van - onderaan
aan deze zijde van de Alpen  cisalpijns
aan de zijde van - naast
aan de zwier gaan - pierewaaien
aandelen, uitgifte van  emissie
aandiening - nmelding
aandiepen  aanloden
aan diggelen - gebroken
aandikken  aankleden, aanvetten, chargeren, overdrijven, verzwaren
aandoen – aanbinden, aandossen, aangorden. aanranden, aantasten, aansteken, aantrekken, aanzetten, (be)kleden, berokkenen, bezoeken, ontroeren, schokken, treffen, veroorzaken, voordoen
aandoening – aanval, affectie, emotie, gevoel, hartstocht, kwaal, ontroering, ontsteking, reactie, reuma, smart, ziekte
aandoening van een grote zenuw  heupjicht, ischias.
aandoening van gewrichten  reumatiek
aandoening van het middenrif  hik
aandoenlijk  gevoelig, pathos, pathos, ontroerd, roerend, sentimenteel, teer, treffend, week, zielig
aandoenlijkheid  gemoed
aandossen  aandoen, aantrekken, kleden
aandraaien  aanzetten, aansmeren, vastklemmen, vastdraaien, vastmaken, vastschroeven, wijsmaken
aandragen  aanbrengen, aanvoeren, aansjouwen, bekommeren, berichten, heendragen, verklikken, verraden
aandrager  opperman, verklikker
aandrang  aanmaning, aansporing, afraden, bewegingdrang, dringen, druk, fut, impuls, instigatie, klem, lust, nadruk, nijd, nijging, pressie, prikkel, stuw(en), stuwing, uitroepen
aandrang van bloed naar een orgaan - congestie
aandrift – aansporing, begeerte, beweging, bezieling, drang, drift, elan, energie, fut, geestdrift, beweging, ijver, impuls, instinct, libido, lust, neiging, nijd, opwekking, opwelling, prikkel, roeping, stimulans, verlangen, vuur
aandrift, dierlijke  instinkt
aandrift van het ogenblik  impuls
aandrijfmachine  motor
aandrijven  aanjagen, aanporren, aansporen, aanstoken, aanvuren, aanzetten, hitsen, ophitsen, opruien, opstoken, presseren, talonneren
aandrijver  animator, motor. stimulator
aandrijving – aansporing, instigatie, rad, riem, snaar, wiel
aandrijving van een schip - schroef
aandrijving van een stoommachine  stoomketel
aandrijvend  impulsief
aandringen  aansporen, aanstuwen, aantonen, drukken, insisteren, knellen, manen, nopen, pramen, wijzen
aandringer tot betalen - maner
aandrukken - hechten, plakken, vastmaken
aanduiden – aangeven, aantonen, aanwijzen, betekenen, designeren, index, markeren, omschrijven, openbaren, refereren , teken, uitdrukken, wijzen, zinspelen
aanduiding  aanwijzing, distignatie, index, indicatie, markering, merk, naam, stempel, symbool, symptoom, teken, titel
aanduiding in de scheikunde  arsenicum, bismut, xenon
aanduiding  indicatie, merk, naam, stempel, teken,
aanduiding op schepen  sch (Scheveningen), UK, (Urk), vl (Vlaardingen), ijm,(IJmuiden), KW,(Katwijk), Br, (Bruinisse)
aanduiding op telegrammen  r.p., t.c., t.r.
aanduiding van tegengesteldheid  in, on
aanduiding van waterpeil  raai, kribbe, A.P.
aanduiding van het miljoenenvoud  mega.
aanduiding voor schepen  m.s., s.s.
aandurven  lef, moed, ondernemen, tarten, wagen
aanduwen  vastduwen, voortduwen
aandweilen  schoonmaken
aaneen  achtereen, aldoor, onafgebroken, ongescheiden, opvolgend, samenhangend, vast, verbonden
aaneenaan  voortdurend
aaneenbrengen  verenigen
aaneendriegen  samenrijgen
aaneengeschakeld  geregeld, nevengeschikt, samenhangend, sluitend, verbonden
aaneengeschakelde rij  reeks, rits, serie
aaneengesloten  compact, hecht, vast
aaneengesloten kamers  suite
aaneengesloten rij  gelid
aaneengroeien  vastgroeien
aaneenhaken  koppelen, verenigen
aaneenhechten – lassen, lijmen, naaien, nieten, plakken, solderen, verbinden, verenigen
aaneen hechting van twee stukken  las
aan één kant  eenzijdig
aaneenklevende massa  klont.
aan een koeken  klonteren, samenplakken
aan een rijgen  resemen, risten, vastmaken, verenigen
aaneenschakeling  keten, reeks, rij, rits, serie
aaneenschakeling van gelijksoortige voorwerpen  keten, ketting
aaneenschakeling van ogenblikken  tijd
aaneensluiten – verbinden, verenigen
aaneensluitende reeks  serie
aaneensluiting van fabrieken  trust.
aaneensluiting van 3 landen  Benelux
aaneensluiting van 10 landen  E.E.G.
aaneen stoten  uitdenken, verstaan, verzinnen
aaneen stuk - geheel
aan één stuk door – constant, continu, onafgebroken, ononderbroken, steeds, voortdurend
aaneenvast  voortdurend
aaneenvoegen – lassen, verbinden
aan elkaar  aaneen, tezamen
aan elkaar verbonden - aaneen
aanerven  (over)erven
aanflansen - aanlappen
aanflitsen  aanfloepen, branden, ontsteken
aanfloepen  aanflitsen, (ont)branden, ontsteken
aanfluiten  bespotten, toefluiten
aanfluiting – afgang, bespotting, mislukking, schande, spot
aanfok – kweek, kweken, opkweek
aanfokken – aantelen, kweken, opfokken, opkweken, vermeerderen
aangaan  aanbelangen, aanvaarden, beginnen, betreffen, bezoeken, ondernemen, ontbranden, ontgroenenn, ontmoeten, raken, regarderen, sluiten, tieren, treffen, vallen, veroorzaken
aangaande  betreffende, inzake, nopens, omtrent, over, rakende, wegens
aangaande de sterren  astraal
aangapen  aankijken, aanstaren
aangebedene  beminde, geliefde
aangeboden geschenk – cadeau, presentje
aangeboren  congenitaal, eigen, erfelijk, genuin, gegeven, infuus, ingeschapen, ingeworteld, naïef, natuurlijk
aangeboren gave  aanleg, genie, knobbel, natuurlijk, talent
aangeboren gave voor muziek  muzikaliteit
aangeboren geschiktheid  predispositie
aangeboren kaalheid  depilatie
aangeboren zenuwzwakte  neuropathie
aangeboren zwakzinnigheid  oligofrenie
aangebouwde serre  veranda, waranda.
aangebracht - aangegeven
aangebrand  boos, kwaad, nijdig, toornig, vastgebakken
aangebreide kousen  armelui, armen
aangedaan – aangegrepen, bewogen, dingsig, droevig, geraakt, geroerd, geschokt, getroffen, ontdaan, ontroerd
aangedikt – opgeklopt, overdreven
aangeërfd goed  allodium
aangegeven  aangebracht, belazerd, verraden
aangegoten - passend
aangegrepen - aangedaan
aangehaald  geciteerd, vermeld
aangehaald werk (afk.)  a.w., o.c.
aangehaalde passage  citaat
aangehaalde plaats  l.c.
aangehecht  adnaat
aangehouden (muz.)  tenuto
aangehoudene  arrestant, gearresteerde
aangehuwd – aangetrouwd, aanverwant
aangeklaagde  beschuldigde, verdachte
aangekomene - arrive
aangeladen  aangeschoten, bezopen, dronken, lazarus, teut
aangelegen  (aan)grenzend, belendend
aangelegenheid  affaire, belang, beslommering, besogne, geval, gewicht, hoofdzaak, kwestie, zaak
aangenaam – aantrekkelijk, aardig, agreabel, behaaglijk, blij, charmant, fideel, fijn, genoeglijk, genotrijk, gerieflijk, geschikt, geurig, gewenst, gezellig, goed, heerlijk, kneuterig, lekker, leutig, leuk, lief(lijk), lieftallig, mooi, ooglijk, plezierig, prettig, smakelijk, stralend, suaviteit, veilig, weldadig, welgevallig, welkom, zalig, zoet
aangenaam bezig houden - amuseren
aangenaam gelegen  welgelegen
aangenaam heet - warm
aangenaam klinkend  melodieus, welluidend
aangenaam koele wind - zéfi(e), zefier
aangenaam om te lezen  leesbaar
aangenaam plezierig - plezant
aangenaam riekende bloem  kamperfoelie
aangenaam van ligging  welgelegen, riant
aangenaam van smaak  heerlijk, lekker, verrukkelijk, zoet
aangenaam warm - zoel
aangename geur  aroma, balsem, odeur, parfum
aangename gewaarwording  genot, genieting
aangename ontvangst - welkom
aangename rust – gemak, kalmte
aangename streek - lustoord
aangename temperatuur  warm
aangename tijdsbesteding  lezen, spel, sport
aangename verpozing  relax
aan gene zijde  ultra
aan gene zijde van de Alpen  transalpijns
aangenomen  accept, accoord, adoptief, gesteld, verondersteld
aangenomen houding  pose, stand
aangenomen kind  pleegdochter, pleegkind, pleegzoon
aangenomen maat  eenheid
aangenomen naam - pseudoniem
aangenomen onderstelling - hypothese
aangenomen waterpeil  (N) A.P.
aangenomen worden  passeren
aan gepeupel eigen  plebejisch
aangeplakte kennisgeving  plakkaat
aangepunt houtje  pin, (tent)haring
aangeraakt – aangeroerd, aangestipt, touche
aangeraden  geadviseerd, geraden
aangerichte tafel - dis
aangeroerd - aangeraakt
aangeschoten – aangeladen, dronken, geraakt, gewond, teut, tipsy, zat
aangeslagen  beschadigd, boos, gehavend, geraakt, kwaad, nijdig, onthutst, ontmoedigd, verslagen, versuft, uitgeput
aangeslibd – aangespoeld, alluviaal, divuviaal
aangeslibd eiland  alluvie, kwelder, (riet)gors, schor, tombolo
aangeslibd land  alluvie, alluvium, (riet)gors, kwelder, schor(re)
aangeslibd nes  gors
aangespen – aandoen, bevestigen, gespen, klaarmaken, omdoen, toerusten, uitrusten, vastbinden, wapenen
aangesteld  benoemd
aangesteld beschermer - voogd
aangestoken  aangetast, besmet, geïnfecteerd, ontvlamt
aangestorven  geërfd
aangetast  aangevreten, verweerd
aangetekend  genoteerd, recommandé
aangetekende kennis - notitie
aangetroffen - gevonden
aangetrouwd – aangehuwd, behuwd, geparenteerd, vermaagschapt, verwant,
aangetrouwd familielid  schoondochter, schoonmoeder, schoonvader, schoonzoon, schoonzuster, zwager
aangeven  aanduiden, aangifte, aanreiken, bekendmaken, bepalen, langen, melden, overgeven, reiken, tikken, verraden, wijzen
aangevallene - slachtoffer
aangeven – aanbeuren, aanbrengen, aanreiken, aanstippen, aanwijzen, afbakenen, bekendmaken, denonceren, langen, markeren, melden, omschrijven, overreiken, reiken, tikken, toereiken, traceren, verraden, wijzen,
aangeven van de tonen  solfegiëren, solmi(s)eren
aangever - verrader
aangeving – aangifte, verraad
aangevoerd argument  allegatie
aangevoerde stelling  allegatie
aangevreten - mottig
aangevuld – voldaan
aangewassen grond  gors, kardoes, kwelder, schor, nes
aangewezen  geschikt, aangeduid
aangewit  dronken
aangewonnen goed  comparatum
aangezet  gekruid, gewet, verbonden
aangezicht  facie, bakkes, gelaat, mond, smoelwerk, snuit, toet, tronie
aangezicht (Barg.) - porem
aangezichtskramp  tic
aangezichtsverlamming  prosoplegia
aangezien  daar, derwijl, doordat, nu, omdat, terwijl, vermits
aangieten  begieten, besproeien
aangifte  declaratie, kennisgeving, opgave, verklaring
aangieten  begieten, besproeien
aangifte ingekomen goederen  inklaring.
aangluipen – beloeren, valskijken
aangluren – bekijken, loeren
aan God, de Opperste en Grootste  D ,O, M,
aan God gewijde  anathema
aangooien  toewerpen
aangorden  beginnen, bevestigen, klaarmaken, omdoen, toerusten, uitrusten, vastbinden, wapenen
aangrenzend  aanpalend, adjacent, belendend, naburig
aangrenzend land - buurland, nabuur
aangrijpen – aannemen, aanpakken, aanpikken, aantasten, aanvallen, aanvatten, beetpakken, beroeren, ontroeren, pakken, treffen, vastgrijpen
aangrijpend  aandoenlijk, navrant, (ont)roerend, pakkend, treffend
aangrijpende gebeurtenis – drama, scene tragedie, treurspel
aangroei  aanwas, toename, uitbreiding
aangroeien  aanhechting, aanhopen, aanwassen, toenemen, uitbreiden, versterken, wassen
aangroeisel  incrementum, uitwas.
aangroei werende verf  antifouling
aan gruzels - stuk
aanhaalster - stoeipoes
aanhaken – aanpikken, enteren, hechten, pen, samenvoegen, vastmaken
aanhalen  aaien, aanrijgen, aantrekken, allegeren, bellegeren, citeren, flemen, liefkozen, strelen, strengen, vleien
aanhalig – liefdoend, vleiend, vleierig
aanhalig en aantrekkelijk meisje  stoeipoes
aanhaling  allegaat, allegatie, citaat, streling
aanhaling uit een geschrift  allegaat, citaat
aanhang – fractie, gevolg, helpers, partij, sekte, sleep, volgeling
aanhangbriefje  label
aanhangen – aankleven, belijden, beminnen, bevestigen, geloven, hechten, toevoegen, volgen, vastplakken, vastkleven, vastkoppelen, vastzetten, vergezellen,
aanhangend  aanklevend, adherent
aanhanger  acoliet, adept, apostel, bewonderaar, discipel, fan, helper, leerling, medestander, supporter, trawant, volgeling, voorstander
aanhanger der Stuarts  Tory.
aanhanger van afzonderingspolitiek  isolationist
aanhanger van Arius  Ariaan
aanhanger van atoomtheorie  atomist
aanhanger van bepaalde kunstrichting  realist.
aanhanger van Christian Science  scientist
aanhanger van Gomaris  Gomarist.
aanhanger van het realisme - realist
aanhanger van de Islam  Islamiet
aanhanger van koningshuis  monarchist
aanhanger van noodwendigheidleer  determinist
aanhanger van Oranje  orangist
aanhanger van persoonlijke God  theïst.
aanhanger van sekte  anabaptist, Ariaan, baptist, chiliaast, collegiant, mennoniet, mormoon, sektaris, sektariër, gomarist
aanhanger van Vlaamse beweging  flamingant
aanhanger van voetbalclub  supporter
aanhanger van yogaleer  yogi
aanhangig  onafgedaan, onbeslist
aanhangig maken – aanbrengen, aankaarten,
aanhangigheid  litispendentie
aanhangig maken  aanbrengen, aankaarten
aanhangingskracht  adhesie
aanhangsel  addendum, appendix, bijlage, bijvoegsel, supplement, toevoegsel
aanhangsels  addenda
aanhangsel bij lagere dieren  tentakel
aanhangsel bij neteldieren  tastdraad
Aanhangsel Koran  soenna
aanhangsel (muz.)  coda
aanhangsels - addenda
aanhangwagen – bijwagen, oplegger, tender, trailer, trekker
aanhankelijk  gehecht, (toe)genegen, trouw, verknocht
aanhankelijkheid  trouw
aanharken – aanklauwen, bijeenharken
aanhebben van kleding – dragen,
aanhechtbriefje  duplicaat, etiket, label, plakadres
aanhechten – aanbakken, aanlappen, aanvoegen, samenvoegen, vastmaken, verbinden
aanhechting – aangroeiing, annexatie, appositie
aanhef  aanvang, begin, introïtus, inzet, preambule, start
aanheffen – aanvangen, beginnen, starten
aanhef (Muz.)  intonatie
aanhef van een brief  L.S., B. L.
aanhef van een rede  exordium
aanhef van studentenlied  lo
aanheften  aanhechten
aanhelen - aanaarden
aan het boveneinde - bovenaan
aan het branden brengen – aanmaken, aansteken
aan het einde – achter, achteraan, laatst,
aan het hart gaan - spijten
aan het hoofd van de rij – koploper, voorop
aan het licht brengen – aan(tonen)
aan het oog onttrekken – maskeren, verbergen
aan het roer staan - sturen
aan het slot  s.f., if
aan het werk – bezet,bezig, doend, druk
aanhitsen  aanschenden, aanvuren, ophitsen, opjagen, opruien, (op)stoken, opzetten
aanhitser – instigator, ophitser, (op)stoker,
aanhitsing  alle, hop, hup, instigatie, kom, toe, tsa, vooruit
aanhoorder  luisteraar, toehoorder
aanhopen – aangroeien, toegroeien, toenemen
aanhoren - beluisteren, luisteren, opletten, toehoren, verhoren, waarnemen
aanhorig  behorend
aanhoud  kalk, rustplaats
aanhoudelijk – steeds, voortdurend
aanhouden  aansturen, arresteren, behouden, doorgaan, drammen, duren, gestadig, gevangennemen, opbrengen, oppakken, stoppen, tegenhouden, uitstellen, vatten, volharden, volhouden, voortbranden, voortduren, voortzetten
aanhoudend – aldoor, altijd, altijddurend, altoos, constant, continu, continuo, eeuwig, gedurig, gestaag, gestadig, onafgebroken, onophoudelijk, ostinato, staag, steeds, telkens, voortdurend
aanhouder – doorbijter, doorzetter. volhouder,
aanhouding  arrestatie, uitstel
aanhouding door politie - arrest
aanhoudingsteken  (muz.), fermate
aanhuwen  vermaagschappen
aan iedereen vertellen – rondbazuinen, rondkletsen
aanjaagpomp  booster
aanjagen – aandrijven, aanhitsen, aanrijden, aansporen, aanstoken, aanvuren, aanzetten, drijven, veroorzaken, voortdrijven
aanjagen van schrik  beangstigen, intimideren
aanjagend  opwindend
aanjager – booster, compressor, waaier, zuigerpomp,
aanjuichen – bejubelen, toejuichen
aankaarten - aansnijden
aankalken  aantekenen, beboeten, opschrijven
aankanten  verzetten, tegenkanten
aankeffen – aanblaffen
aankerven  aantekenen
aankijken – aanblikken, aangapen, aangluren, aanturen, aanzien, afwachten, overdenken, verdenken
aanklacht  aantijging, accusatie, beschuldiging, betichting, denunciatie, requisitoir
aanklagen  accuseren, bek - endmaken, beschuldigen, betichten, verklikken, vervolgen
aanklager – aanbrenger, beschuldiger
aanklampen  aanhangen, aborderen, accosteren, attacheren, benaderen, enteren, praaien, vasthaken, vastkleven, vastmaken, vastpakken
aanklauwen - aanharken
aankleden  aandoen, inrichten, stofferen, uitdossen, uitrusten
aankleding - stoffage
aankleven  aanhangen, attacheren, plakken, vasthechten, vastkleven, vastmaken
aanklevingskracht - adhesie
aanknagen  aantasten
aanknopen – aanbinden, aanpappen, aanvangen, aaneenschakelen, beginnen, entameren, toevoegen, vastknopen, vastmaken, verbinden
aanknopen bij - inhaken
aanknoping - vasthechting
aankoeken  vastzetten
aankomeling  aspirant, beginneling, beginner, jongeman, nieuweling, halfwas
aankomen  aanlanden, aanraken, arriveren, belanden, bereiken, betasten, bezoeken, finishen, grenzen, groeien, herstellen, naderen, neerkomen, raken, stranden, terechtkomen, toenemen, treffen, verdikken, verkrijgen, verschijnen
aankomen drijven - aanspoelen
aankomend  aanstaand, halfvolwassen, jong, opgroeiend, toekomstig
aankomend arbeider  halfwas
aankomend schepeling  (bij) zeuntje
aankomende hulp  halfwas
aankomende schepeling  (bij)zeuntje
aan komen drijven - aanspoelen
aankomen van vliegtuigen - landen
aankomst – aantocht, beëindiging, bestemming, einde, finish, nadering
aankomstlijn – eindstreep, finish, meet
aankomstruimte - hal
aankondigen – aandienen, aanzeggen, adverteren, annonceren, bekendmaken, bieden, melden, omroepen, profeteren, voorspellen, voorzeggen
aankondiger – heraut, inleider, omroeper, voorloper, voorspeller
aankondiging  aanzegging, advertentie, annonce, annunciatie, bekendmaking, convocatie, kennisgeving, profetie, voorspelling
aankondiging van het angelus  pardoenen
aankoop – aangekochte, aanschaf, aanschaffing, afname
aankoopsom –aankoopbedrag, (koop)prijs
aankopen - aanschafen, werven, verwerven
aankoppelen  inschakelen, vastmaken, verbinden
aankoteren  aanporren, aankweken, aanteelt, bevorderen, cultiveren, ontwikkelen, opleiden, oppoken, telen, versterken
aankrammen – nieten, vastmaken
aankruisen – aanduiden, merken
aankuieren – lopen, stappen, wandelen
aankweek  cultuur, teelt, verbinden
aankweken  aanteelt, aantelen, bevorderen, cultiveren, (op)fokken, opleiden, voeden
aankweken van zijderupsen  zijdeteelt
aankwispelen – aaien, strelen, vleien
aanlachen – bekoren, toelachen
aanlanden  (aan)belanden, aanslibben, aborderen, terechtkomen
aanlappen  aansmeren
aan lager wal - verlopen
aan land gaan  debarkeren, ontschepen
aanlanden – aankomen, aanslibben, bezoeken, terechtkomen
aanlandig  landwaarts
aanlanger  handje
aanlappen – aanflansen, aanhechten, aansmeren
aanlassen - aanzetten, toevoegem, vastmaken
aanleg  aard, begaafdheid, geschiktheid, bouw, erfelijkheid, gave, genie, instantie, karakter, karaktertrek, kiem, natuur, neiging, oogmerk, talent, toeleg
aanleg van nature  dispositie, gave, karakter, talent
aanleg hebbend  aangelegd.
aanleggen – aanboeten, aanbrengen, aanstellen, inlaten, maken, meren, mikken, pauzeren, pleisteren, richten, stoppen, verdunnen, vastmaken
aanleggen aan de kade - meren
aanleggen (het........)  mikken, rooi
aanleggen (jur.)  eiser
aanleggen met geweer - richten
aanleggen van loopgraven  sapperen
aanleggen van schepen - afmeren
aanlegkosten  steigergeld, walgeld
aanleglasten  steigergeld
aanlegplaats  embarcadère, haven, hoofd, ka, kaai, kade, pier, steiger, stelling, wal
aanlegsteiger  landingsplaats
aanleidende oorzaak  aanleiding
aanleiding  aanstichting, beweegreden, drijfveer,
gelegenheid, grond, motief, oorzaak, reden
aanlengen  verdunnen
aanlenging - verdunning
aanleren -onderwijzen
aanleunend  proclitisch
aanleuning  proclisis
aanlevering - bezorging
aanlichten  aanbleken, aanbreken, beginnen
aanligbed  divan
aanliggend  (aan) grenzend, belendend
aanlijmen  aanpraten, bevestigen, oploop, toeloop, vasthechten, vastmaken, verbinden
aanloden  aandiepen
aanlokkelijk – aanminning, aantrekkelijk, begeerlijk, bekoorlijk, betoverend, bevallig, engageant, lokkig, verleidelijk, verlokkelijk
aanlokken  begeren, bekoren, aantrekken
aanlokkend  engageant, lokkig
aanloop  begin, bestormingbezoek, inleiding, instuif, oploop, raam, taster, toeloop, visite, voorbereiding
aanloop tot vertrek  start
aanloop van gasten - bezoek
aanlopen – belopen, bezoeken, binnenvaren, duren, kleuren, starten, versnellen
aanlijmen  aanpraten, bevestigen, vasthechten, verbinden
aanmaak  fabricage, productie, vervaardiging
aanmaakhout  kachelhout
aanmaken – aanbouwen, bereiden, fabriceren, gereedmaken, klaarmaken, ontsteken, produceren, toebereiden, vervaardigen
aanmaken van sla - fatigeren
aanmanen  aansporen, opwekken, raden, sommeren
aanmaning  aansporing, geschrift, herinnering, protest, sommatie, verzoek, verwittiging
aanmars - aantocht
aanmatigend  arrogant, brutaal, driest, eigendunkelijk, eigengerechtigd, eigengereid, eigenmachtig, hoogmoedig, insolent, laatdunkend,vermoedig, opretentieus, trots, vermetel, verwaand, waanwijs
aanmatigende eis  pretentie
aanmatige verwaandheid - arrogantie
aanmatiging  arrogantie, eigendunk, hoogmoed,
laatdunkendheid, pedanterie, praats, pretentie, trots, usurpatie, waan
aanmelden  aandienen, aankondigen, bekendmaken, inschrijven, opgeven
aanmelding - aandiening
aanmengen – aanroeren, toebereiden
aanmeren - vastleggen
aanmerken  afkeuren, noteren, remarqueren
aanmerkelijk  aanzienlijk, belangrijk, considerabel, fiks, flink, fors, geducht, groot, sterk, zeer
aanmerking – afkeuring, annotatie, bedenking, glosse, kritiek, noot, opmerking, opmerkzaamheid, tegenwerking
aanmerkingen maken - vitten
aanmeten  maat nemen, aanmatigen
aanminnig  aanlokkelijk, aantrekkelijk, aanvallig, beeldig, bekoorlijk, beminnelijk, bevallig, innemend, knap, lief, liefelijk, lieflijk, lieftallig, mooi
aanminnig (muz.)  venuste
aanminnigheid  douceur
aanmodderen – aanrommelen, knoeien, prutsen
aanmoedigen  aansporen, aanvuren, aanwakkeren, aanzetten, animeren, bemoedigen, encourageren, inspireren, opwekken, opzetten opzwepen, prikkelen, stijven, stimuleren, stoepen, supporteren
aanmoediger – animator, fan, supporter,
aanmoediging – aansporing, beloning, couragement, encouragement, hup, opwekking, prijs, toevoegen, versterken
aanmonding  embouchure
aanmonsteren  aanwerven, enroleren, dienstnemen, werven
aannaaien  bedotten, bedriegen,beduvelen, vasthechten,
wijsmaken
aannagelen – hechten, spijkeren, vastzetten
aannemeling  proseliet
aannemelijk  acceptabel, admissibel, bevattelijk, billijk, gegelooflijk, geldig, geloofwaardig, plausibel, redelijk, valabel, waarschijnlijk
aannemelijkheid  plausibiliteit
aannemen  aanpakken, aangrijpen, aanpakken, aanvaarden, aanvatten, accepteren, achten, adopteren, affiliëren, beginnen, beweren, erbarmen, geloven, nemen, onderstellen, ontfermen, ontvangen, overnemen, stellen, supponeren, toelaten, toetasten, veronderstellen
aannemen van kinderen - adopteren
aannemen v. e. lichaamstand  pose, poseren
aannemer  bouwer
aannemersfirma - bouwbedrijf
aanneming  adop(ta)tie, geloof
aanneming van een kind  adoptatie, affilatie
aan oog onttrekken  maskeren
aanpak – begin, tactiek, beleid, nethode, , aanvatten, behandelen, nemen, overnemen
aanpakken – aangrijpen, aannemen, beginnen, behandelen, (in)grijpen, ontvangen, (be)straffen, toetasten (aan)vatten
aanpakkertje  pannenlap
aanpalen  aangrenzen
aanpalend  aangrenzend, belendend
aanpappen – aanknopen
aanpassen – aansluiten, aarden, accommoderen, adapteren, assimileren, bijstellen, gewennen, regelen, richten, schikken, voegen, wennen
aanpassing  accommodatie, adaptatie, assimilatie
aanpassingsvermogen  accommodatievermogen
aanpikken – aanblessen, aangrijpen, aanhaken
aanplakbiljet  affiche, plakkaat, poster
aanplakbord - reclamebord
aanplakken – aankleven, afficheren, lijmen
aanplakzuil - reclamezuil
aanplant  cultuur, kebon (Ind.), kweek, plantage, teelt
aanplanten – cultiveren, kwaken, telen, vermeerderen, vernieuwen
aanplanting – cultuur, kweek
aanporren – aandrijven, aansporen, aanvuren, aanstoten, aanzetten, manen, opwekken, talonneren
aanpoten – aanpakken, doorwerken
aanpraten  suggereren
aanpresenteren - aanbieden
aanprijzen  aanbevelen, aanraden, loven, ophemelen, progageren, recommanderen
aanprijzing  aanbeveling, advertentie, reclame, recommandatie
aanpunten – (aan)scherpen, slijpen
aanraden  aanbevelen, aanprijzen, adviseren, beroeren, recommanderen
aanraken  aankomen, aanroeren, aanvoelen, beroeren, (be)tasten, (be)voelen, toucheren
aanraking – aai, betasting, contact, duw, klopje, kneep, omgang, relatie, streling, tast, tik, touché, voeling
aanraken  opruimen, schoonmaken
aanrakken - opruimen, schoonmaken
aanranden – aanvallen, belagen, benadelen, benaderen, krenken, onteren, overvallen, schaden, schenden
aanrander  belager, eerrover, overvaller, schender
aanranding – aanslag, eerroof, inbreuk, schennis, overval
aanrecht – gootsteen, rechtbank
aanrechten  opdienen, opdissen, werkblad, werkplaat
aanrechtkamer  pantry
aanrechttafel - dressoir
aanreiken – aangeven, afgeven, bezorgen, langen, opgeven, (over)geven, overhandigen, overreiken, reiken, schenken, toesteken
aanrekenen – (ver)wijten
aanrichten  berokkenen, stichten, veroorzaken
aanrijden – aanjagen, africhten, botsen, rammen
aanrijding  botsing, ongeluk
aanrijgen – aanhalen, aanrissen, aanritsen, enfileren, vastmaken, vastsnoeren
aanrijpen – groeien, ontwikkelen
aanrit  charge
aanritsen  rijgen
aanroep  halt, hallo, hela, hé, ho, stop, werda
aanroepen – bezweren, bidden
aanroepen van schepen  praaien
aanroeping  appel, invocatie
aanroeping der goden  epiclese, gebed, invocatie.
aanroepingen  litanie
aanroeren – aanmengen, aanraken, aanstippen, gewagen, melden, raken, reppen, treffen, vermelden
aanroering  aandoening
aanrommelen – klooien, klungelen, knoeien, (aan)modderen,otteren, prutsen,
aanrukken  aansnellen, brengen, naderen
aanrijding  botsing, ongeluk
aanrijgen  enfileren
aan de rugzijde  dorsaal
aanschaf  investering, koop
aanschaffen  aankopen, (in)kopen, verwerven, voorzien
aanschaffer - kopr
aanschaffing - aankoop
aanschellen  aanbellen, bellen
aanschenden  aanhitsen, aanranden, aantasten, bestoken, opstoken
aanscherpen – aanpunten, aanwettenslijpen
aanschieten – aansteken, aantrekken, raken, toesnellen, treffen
aanschijn  aangezicht, gelaat, gezicht, uiterlijk
aanschijnen  beschijnen, bestralen, verlichten
aanschouw  overweging
aanschouwbaar - zichtbaar
aanschouwelijk  duidelijk, levendig, openlijk, ostensief, schilderachtig, visueel, zichtbaar
aanschouwen  aanzien, aanstaren, bewonderen, (be)zien, bekijken, aankijken, gadeslaan,opmerken, opnemen, gadeslaan, waarnemen
aanschouwer – kijker, toeschouwer
aanschrappen - merken
aanschrijden – naderen, voortgaan
aanschrijven  achten, bevelen, noteren, opdragen, oproepen,opschrijven, optekenen, schatten, toerekenen
aanschrijving  bevel, brief, convocatie, geschrift, mededeling, oproep
aanschroeven - vastmaken
aanschuieren - schoonmaken
aanschuiven – aantreffen, bijzitten
aansjokken - aansukkelen
aansjorren – aantrekken, vastbinden, vastmaken, vastsjorren, verbinden
aansjouwen - aandragen
aanslaan  aanvaarden, bekeuren, groeten, axideren, salueren, schatten, starten, taxeren, treffen, vastspijkeren, waarderen
aanslaander  likrol
aanslaan van een hond – blaffen
aanslaan van een motor - starten
aanslag – aanranding, aanval, acciacamento. belastingschuld, bezinksel, doodslag, geklots, korst, mikken, misdaad, moordpoging, neerslag, overval, plan, raid, schatting, taxatie, toeleg, geklots, touché
aanslag op metalen  roest.
aanslag op planten  meeldauw
aanslag van pianist  toucher.
aanslag van een vlam  roet
aanslagregister  kohier.
aanslepen  aanbrengen, aanzeulen
aansleuren - slepen
aanslibben – aanspoelen,
aanslibbing – aanwas, gors, hop, nes, schors, wad, zie aangeslibd land
aanslijken  aanbaggeren
aanslijpen  scherpen
aanslingeren - starten
aansluiten – aanpassen, doorgaan
aansluitend - later
aansluiting – contact, lidmaatschap, verbinding, vereniging, voortzetting
aansluitdoos voor een stop  stekker
aansluiting aan hogere religieuze orde  aggregatie
aansmeren – aandraaien, aanmakelen, opsolferen, vastleggen, verkopen
aansnellen - aanrukken
aansnijden  aanbreken, aankaarten, beginnen, entameren
aanspannen – bevestigen, samenspannen, vastmaken, verenigen
aanspoelen – aanslibben, (aan)stranden,
aanspoeling  aanslibbing, slib
aansporen – aanjagen, aandrijven, aandringen, aanmanen, aanmoedigen, aanporren, aanvuren, aanzetten, animeren, drijven, inspireren, instigeren, manen, motiveren, nopen, opporren, opjagen, opjutten,opporren, opruien, opwekken, opzwepen, porren, pressen, prikkelen, pushen, stimuleren, talonneren
aansporing – aandrift, adhortatie, alla, allo, hup, instagnatie, oproep, opwekking, prikkel, stimulans, stimulus, toe, tsa
aanspraak  claim, eis, gezelschap, omgang, optie, pretentie, recht, rechtsgrond, rede, vordering
aanspraak maken op iets – bedingen, claimen, eisen, pretenderen, reclameren, vorderen
aanspraak maker  pretendent
aansprakelijk  gehouden, responsabel, schuldig, verantwoordelijk, verbonden
aanspreekbaar - toegankelijk
aanspreeknaam van een papegaai  lorre
aanspreektitel – amice, dominee, eerwaarde, excellentie, majesteit, meneer, mevrouw, mijnheer, pastoor, rabbi, sire, ue(d), ZE,
aanspreektitel van een joods geestelijke  rabbi
aanspreken  aanbreken, aborderen, accosteren, betitelen, entameren, manen, preconiseren
aanspreken met jij  tutoyeren.
aanspreker – aanzegger, doodbidder, kraai, lijkbidder, nodiger
aanspreking  excellentie, juffrouw, majesteit, meneer, mevrouw, Sire, eerwaarde, eminentie
aansporing  aandrang, prikkel, stimulans.
aanstaan  aandringen, aanhouden, behagen, bevallen, draaien, lijken, openstaan
aanstaand – (aan)komend, eerstkomende, toekomnd
aanstaande  a.s., E.K., E.V., beminde, dichtbij, fiancé(e), galant, in spe, komende, nabij, toekomstig, verloofde
aanstaand zijn - komen
aanstalte  preparatief
aanstalten  begin, toebereidselen, voorbereidingen.
aanstappen – aanbenen, opschieten
aanstaren – aanblikken, aangapen, aanschouwen, aanturen, bekijken, bewonderen
ansteekkoord - lont
aanstekelijk  besmettelijk
aanstekelijke ziekte - epidemie
aansteken  aandoen, aanschieten, allumeren, besmetten, infecteren, ontsteken, opsteken
aansteker  lighter
aanstellen - aanwijzen, benoemen, overdrijven, posteren
aansteker  lighter
aanstellen – aanleggen, aanwijzen, benoemen, inrichten, installeren, overdrijven, plaatsen, posteren
aansteller  komediant, kwast, lastgever, malloot, poseur, stimulant, uitslover
aanstellerig  gemaakt, gekunsteld
aanstellerig – bekakt, gemaakt, kleinzerig, nuffig, verdreven
aanstellerig meisje - nuf
aanstellerig mens  gekkerd, malloot
aanstellerij  aanstelleritis, affectatie, bluf, cabotinage, frats, gemaaktheid, komedie, kuur, mallotigheid, pose, scherts, snobisme, vertoon
aanstelling  benoeming, installering, nominatie
aanstelster – nuf
aansterken – beteren, herstellen
aansterven  erven
aanstevenen - aanzeilen
aanstichter - veroorzaker
aanstichter  bewerker, (lat)auctor, muiter, opruier, provo, raddraaier
aanstichting  initiatief
aanstippen  aangeven, aanroeren, aanstrepen, aanvoeren, aanwijzen, afstrepen, pointeren, toucheren, vermelden
aanstoken – aandrijven, aanjagen, aanvuren, aanwakkeren, aanzetten, fomenteren, ophitsen, opruien, opstoken, verergeren
aanstoker  aanhitser, aanzetter, muiter, ophitser, opruier, opstoker, raddraaier, agitator
aanstoker tot oproer – muiter, raddraaier
aanstonds – aldra, alras, binnenkort, dadelijk, direct, dra, eerlang, gauw, meteen, onverwijld, ras, spoedig, straks, temee, temet, terstond, weldra, zo
aanstoot  ergernis, ontstemming, schandaal
aanstoot geven of nemen - choqueren, ergeren, onzedelijk, shockeren
aanstoot gevend - ergerniswekkend, indecent, onbetamelijk, ondegelijk, onfatsoenlijk, onzedelijk
aanstoppen - opvullen
aanstotelijk  choquant, ergerlijk, kwetsend, onbehoorlijk, onbetamelijk, onzedelijk, scandaleus, schandalig, schandaleus, shocking, stuitend
aanstoten – botsen, porren, proosten
aanstotend  aangrenzend, aanpalend
aanstrepen – aanstippen, merken, tekenen, turven
aanstrijken – dichtsmeren, toevoegen
aanstuiven - aanstormen
aan stukken - gebroken
aanstuwen - aandringen
aantal – dosis, getal, gros, hoeveelheid, kwartet, menigte, partij, quantum, reeks, stel, tal, veelheid
aantal apostelen  twaalf
aantal behaalde punten  score
aantal gedrukte boeken - oplage
aantal huizen -blok
aantal mensen – koppel, paar
aantal militairen – troep, eenheid
aantal schepen - vloot
aantal slipjachthonden - meute
aantal stuks vee - kudde
aantal te drukken exemplaren – editie, oplage
aantal aantal van drie - trio
aantal van een uitgave - oplage
aantal van twaalf - dozijn
aantal vogels – vlucht, zwerm
aantal zangers - koor
aanstoot geven of nemen choqueren, ergeren, ergerniswekkend, indecent, ondegelijk, onfatsoenlijk, onzedelijk, ontstemmen, shockeren
aanstoot verwekken  shockeren
aanstotelijk  choquant, ergernis, ergerlijk, kwetsend, onbehoorlijk, onbetamelijk, onzedelijk, shocking, scandaleus, stuitend,
aanstoten  porren
aanstotend  aangrenzend, aanpalend
aanstrepen  merken, tekenen
aanstrijken  bedekken, toevoegen
aantal  dosis, gros, hoeveelheid, kwantum, menigte, partij, portie, quantum, stel, tal, verschot
aantal apostelen  twaalf.
aantal balen koffie  (frans) filièere.
aantal behaalde punten  score
aantal bijeen horende voorwerpen  stel
aantal bij elkaar behorende zaken  groep, klasse, paar, set, stel, verzameling
aantal bij elkaar gebonden voorwerpen  bundel, pak
aantal monsters  monsterboek, staalboek, staalkaart, stalenboek
aantal op elkaar geplaatste voorwerpen  stapel
aantal pagina's  katern.
aantal stemgerechtigde  quorum
aantal te drukken exemplaren  druk, editie, oplaag, oplage
aantal trillingen  frekwentie, frequentie.
aantal van 8 of 10 schoven  stuik
aantal vellen papier  rien
aantal voertuigen  file, colonne, wagenpark
aantal voertuigen getrokken door een ander  trein
aantal voorwerpen  bundel, pak, stel
aantal, wat het  betreft  numeriek
aantasten – aandoen, aangrijpen, aanknagen, aanschenden, aanvallen, aanvatten, aanvreten, bekladden, belasteren, beschadigen, corroderen, wegbijten,
aantasting  aanval, corrosie, inbreuk, uitval
antasting door vocht – bederf, roest, rotting, weer
aanteelt – aanfok, vermeerdering
aantekenboekje  agenda, memoriaal, notitieboekje, zakboekje
aantekenboek van vracht  consigne
aantekenen  boeken, noteren, ondertrouwen, opschrijven, registreren
aantekening  afkeuring, annotatie, krabbel, noot, nota, notitie, notulen, ondertrouw, punt, registratie, voetnoot
aantekening op telegrammen - rp
aantekening van behaalde punten  score
aantekeningen - notulen
aantekeningen maken – noteren, notuleen
aantelen – (aan)fokken, (aan)kweken, vermeerderen, verwekken
aantijgen  aanwrijven, betichten, beschuldige,n, verwijten
aantijging  beschuldiging, betichting, insinuatie, laster verwijt
aantikken – (aan)raken, groeten
aantocht – aankomst, aanmars, nadering
aantonen  aanduiden, aanwijzen, aanzien, bewijzen, blijken, demonstreren, staven, uitwijzen
aantonend  indicatief
aantonende wijs - indicatief
aantoonbaar – bewijsbaar, zichtbaar
aantreden – bijeenkomen, naderen, ontmoeten, verzamelen
aantreffen  vinden, ontmoeten, tegenkomen
aantrekkelijk  aanlokkelijk, aanminnig - appetijtelijk, attractief, begeerlijk, bekoorlijk, boeiend, charmant, flink, gevoelig, goed, innemend, knap, leuk, mooi, ooglijk, riant, smakelijk
aantrekkelijk meisje - stoeipoes
aantrekkelijkheid – attrctie, charme, luister, opschik
aantrekken  aandoen, aandossen, aanhalen, aanlokken, aanschieten, aanschuiven, aansjorren, aanzetten, bekoren, dichten, toedoen
aantrekking – bekoring, adhesie, attractie, cohesie
aantrekkingskracht  adhesie, sexappeal
aantrekkingskracht op het andere geslacht  sexappeal
aantrekkingskracht van deeltjes van een stof  cohesie, coherentie
aanturen – aankijken, aanstaren
aan twee zijden tegelijk - bilateraal
aantijgen  aanwrijven, beschuldigen
aanvaardbaar – aannemelijk, acceptabel, allouabel, billijk, redelijk
aanvaard – erkend, geaccepteerd, ingeburgerd
aanvaarden – aangaan, aanminnig, aannemen, accepteren, erkennen, krijgen, ondernemen, ontvangen, slikken, toelaten
aanvaarding - aditio, agrement
aanvaarding van een nalatenschap  aditio
aanval  aandoening, aanslag, aantasting, anvechting, acces, agressie, amok, attaque, charge, insult, offensief, overval, raid, stormloop, strijd, tacle, vlaag
aanvallen – aangrijpen, aanranden, aantasten, aanvallen, aanvechten, ageren, beklagen, bestoken, bestrijden, overrompelen, plempen, tackelen
aanvallend - offensief
aanval van bewusteloosheid  stuip
aanval van hartzwakte  collaps
aanval van razernij (Ind.) - amok
aanvallen  aanranden, aangrijpen, aantasten, attaqueren, belagen, bestoken, bestormen, bestrijden, chargeren, incrimineren, overvallen, plempen, rampokken
aanvallend  agressief, offensief
aanvaller  agressor, belager
aanvaller (voetbal) - spits
aanvallig  aanminnig, bekoorlijk, bevallig, innemend, lief(tallig), lieflijk, vrijpostig
aanvalsdrift - agressie
aanvalsfase  bestorming
aanvalsmiddel  angel, wapen
aanvalswapen - tank
aanval van razernij - amok
aanvang  aanhef,afreis, begin, kiem, oorsprong, start
aanvangen – aanheffen, beginnen, ingaan, ondernemen, starten
aanvanger  beginneling
aanvankelijk  eerst, oorspronkelijk
aanvangsletter  initiaal
aanvangspunt – beginpunt, start
aanvangsstadium  begin
aanvaren – binnenlopen, botsen, raken, overvaren, rammen
aanvaring – botsing, conflict, discussie, ongeluk,
aanvatten – aangrijpen, aannemen, aanpakken, tpakken, aantasten, bebeginnen, starten
aanvattertje  pannenlap
aanvechtbaar – betwistbaar, discutabel
aanvechten – aanvallen, bestrijden
aanvechting  aandrift, begeerte, bekoring, bestrijding, lust, neiging, verleiding, verzoeking
aanvegen – aanschuieren, reinigen, schoonmaken
aanverstorven  geërfd
aanverwant  aangehuwd, bijeenhorend, eigen, familie (lid), (ver)maag(schap)
aanverwantschap  adfinitas, zwagerschap
aanverwanten van moederszijde  Cognaten, Spillemagen
aanvetten - aandikken
aanvoegen  verbinden
aanvoegende wijs  conjunctief, subjunctief
aanvoegsel  appendix, nawoord, supplement
aanvoelen – aanraken, begrijpen
aanvoeling  advectie, intuïtie
aanvoer  advectie, leiding, pijp, toevoer
aanvoerbuis - pijp
aanvoeren  aanbrengen, adstrueren, bevelvoeren, besturen, commanderen, hoofd, leiden, staven, toevoeren
aanvoerder  baas, belhamel, bevelhebber, captain, chef, commandant, doge, dux, hetman, hoofd, hoofdman, landsheer, leider, overman, overste
aanvoerder der Argonauten  Jason
aanvoerder der Kozakken  hetman
aanvoerder van Italiaanse huursoldaten  condottieren
aanvoeren ( jur) - sustineren
aanvoerder (Indon)  panglima
aanvoeren – aanbrengen, aandragen, adstrueren, besturen, beweren, leiden, leveren, staven, sustineren, toevoeren
aanvoering  bevel, commando, leiding, opperbevel
aan voorbij zien - negeren
aanvraag  verzoek
aanvraagbiljet - formulier
aanvragen – bestellen, verzoeken
aanvreten  aantasten, verweren. uitbijten
aanvreting – arrosie, vraat
aanvriezen  aanbakken
aanvullen – aandammen, completeren, plempen, suppleren, toevoegen, vermeerderen, vervolledigen
aanvullen van de dakbedekking  lateren
aanvullend  additief, additioneel, bijkomend, complement, supplementair, suppletoir, toevoeging, toevoegsel
aanvullend deel  complement
aanvullend (recht)  regelend
aanvulling - amplificatie, bijlage, bijvoegsel, suppletie, toevoegsel, vervollediging
aanvulling tot 90°  complement
aanvulling tot 180°  supplement
aanvulling van paarden  remonte
aanvulsel  supplement
aanvuren – aanblazen, aandrijven, aanhitsen, aanjagen, aanmoedigen, aanporren, aansporen, aanstoken, aanwakkeren, aanzetten, bemoedigen, hitsen, ophitsen, opjutten, oppeppen, toejuichen
aanvijzen  wijsmaken
aanwakkeren – aanblazen, aanbollen (van wind ), aanmoedigen, aansporen, aanstoken, aanvuren, aanzetten, activeren, hevigen , opwekken, toenemen, verhevigen,
aan wal gaan - ontschepen
aan wal uitgaan - passagieren
aanwas – aangroei, aanslibbing, accessie, accres, groei, gezwel, schor, toename, toeneming, vergroting vermeerdering
aanwassen – groeien, ophopen, uitbreiden, vermeerderen
aanwenden  appliceren, besteden, gebruiken, inpenderen, toepassen
aanwending  gebruik, nut
aanwennen - aanpassen
aanwensel  gewoonte, hebbelijkheid, tic, tik
aanwerven  enroleren, rekruteren, ronselen, winnen
aanwerving – colportage, ronseling
aanwenner - ronselaar
aanwetten – scherpen
aanwezig – erbij, present, tegenwoordig, voorhanden
aanwezige – getuige, kijker, toeschouwer
aanwezige goederen  voorraad, stock
aanwezige hoeveelheid  voorraad
aanwezige mensen – bezoek, gasten, publiek, toeschouwers
aanwezigheid  bijzijn, presentie, tegenwoordigheid
aanwezigheid elders  alibi
aanwezigheid van gas, ziekelijke  pneumatose
aan wie een brief gericht is  geadresseerde
aanwijs  inlichting, tip
aanwijsbaar - aantoonbaar
aanwijsstok – roede, staaf
aanwijzen  aanduiden, aangeven, aanstippen, aantonen, bestemmen, demonstreren, doelen, duiden, dulden, indiceren, individualiseren, kenschetsen, toewijzen, tonen
aanwijzend  deïktisch
aanwijzend voornaamwoord  dat, datgene, degene, deze, dergelijke, die, diegene, dit, gene, gindse, zelf, zodanig, zulk
aanwijzer  exponent (wisk), index, indicateur, indicator, mantisse (logaritmen)
aanwijzing – aanduiding, advies, assignatie, bekendmaking, hint, indicatie, indicie, instructie, passage, raad, spoor, teken, tip, wenk
aanwijzing op brief  aantekenen, per adres, p.a. expresse, p.e, spoed, vertrouwelijk
aanwijzing van gebreken  aanmerking, kritiek
aanwinnen – toenemen, veroveren, verwekken, verwerven
aanwinning – toeneming, verwerving
aanwinst  acquest, conquest, gewin, inschrijving, nieuws, verwerving
aanwippen – aanlopen, bezoeken
aanwonende  aangelande
aanwrijving  aantijging, beschuldiging
aan zee - az
aan zee gelegen  pontijns
aanzeggen – aankondigen, bekendmaken, bevelen, gelasten, mededelen, verklaren, voorzeggen
aanzegging  annunciatie (lat), bericht, bevel, intimatie, mededeling, notificatie, verklaring, voorspelling
aanzegging door deurwaarder  exploit
aanzeilen - aanstevenen
aanzet  begin, impuls, inzet, prikkel, start, stimulans
aanzetknop – schakelaar, startknop
aanzetknop in de auto - starter
aanzetriem – strijkriem, wetleer, wetriem
aanzetsel  aangroeisel, aanzetstuk, bezinksel, droesem, grondsop, ketelsteen, moer, neerslag, nok, verlengstuk
aanzetstuk  verlengsel (stuk)
aanzetten – aandoen, aandraaien, aandrijven, aanjagen, aanmoedigen, aanporren, aansporen, aanstoken, aantrekken, aanvuren, accentueren, animeren, beginnen, dwingen, enten, hitsen, inschakelen, nopen, opjuinen, ophitsen, opmonteren, opruien, opstoken, opzetten, opzwepen, poken, pramen, prikkelen, prikken, scherpen, slijpen, starten, talonneren, wetten
aanzettend  ophitsend, opwekkend
aanzetter – aanstoker, ophitser, opstoker, opruier, opzetter, slijper
aanzeulen - aanslepen
aanzicht  gelaat, gezicht, schouwspel, voorkomen
aanzien - aanblik(ken), aankijken, aanschouwen, aantonen, aanzicht, achting, aspect, bekijken,beoordelen, beschouwen, bezien, dulden, eer, ere, gewicht, gezicht, heerlijkheid, hoogheid, invloed, luister, ontwerp, opzicht, overwegen, overwicht, positie, prestige, proberen, rang, regard, respect, roem, schouwen, staat, standing, tel, toezien, voorkomen
aanzienlijk – aanmerkelijk, achtbaar, behoorlijk, belangrijk, deftig, doorluchtig, edel, eerwaardig, fiks, geacht, geducht, groot, machtig, notabel, respectabel, sterk, stevig, verheven, veel, voornaam
aanzienlijke - edele
aanzienlijke burgers - notabelen
aanzienlijke daling van economische activiteiten – impasse, recessie, slump
aanzienlijke hoeveelheid – veel,
aanzienlijken  beaumonde, notabelen, optimaten
aanzijn  bestaan, leven, tegenwoordigheid
aanzitten - tafelen
aanzoek  bede, liefdesverklaring, verzoek, vraag,
aanzoeken – benaderen, solliciteren, vragen
aanzoeker  aspirant, vrijer
aanzuiveren  bijpassen, nabetalen, vereffenen, verifiëren
aanzwellen  aanzetten, groeien, toenemen, wassen
aanzwellend  crescendo, sforzando
aap  zie apensoort
aapje  bidelot
aapmens  pithecanthropos
aap zonder staart -gibbon
aar  ader, bloeiwijze, halm, spica, tros
aar van de maïs  maïskolf
aar van de eenslachtige bloem  katje
aard  aanleg, eigenschap, gestel, gesteldheid, hoedanigheid, inborst, innerlijk, karakter, karaktertrek, kwaliteit, natuur, ras, soort, trant, staat, temperament, wezen, wezenheid
aardakker  (eetbare) knolwortel
aardappelen rapen  rooien
aardappel  afkoker, bintje, drieling, eigenheimer, legger, patat, pieper, pimpernel, poter, puree, rode star, toffel
aardappelgerecht – patat, puree
aardappelkever  colorado (kever)
aardappelmoes - puree
aardappelproduct – chips, frites, patat
aardappelrooiersverlamming  knieverlamming
aardappelschiller - jassen
aardappelschurft - pok
aardappelstokje – patat, friet
aardappel (soort)  afkoker, alpha, bevelander, biltstar, bintje, blauwpitter, doré, eersteling, eigenheimer, futore, glimmer, libertas, malta, negenweker, noordeling, patat, rotje, pieper, record, voran, ijsselster
aardappelvergif  solanine
aardappelziekte  ringvuur, topbont
aardbaan  ecliptica
aardbeiboom  arbutus
aardbeikleurig  fraise
aardbeisoort  elista, glasa, gorella, regina, volla
aardbeispinazie  besmelde
aardbeving  aardschok, aardstoot, aardtrilling, (Ind) lindoe
aardbeving betreffende  seismisch, seismologisch
aardbevingcentrum  aardbevingshaard, epicentrum, hypocentrum
aardbevingshaard  hypocentrum
aardbevingcentrum  epicentrum
aardbevingkunde betreffende - seismologisch
aardbevingkundige  seismoloog
aardbevingshaard  hypocentrum
aardbevingsmeter  seismograaf
aardbevingsleer  seismologie
aardbevingen leer der  seismologie
aardbevingen, centrum van  epicentrum
aardbevingshaard  hypocentrum
aardbeving, plaats waar grote..........heeft plaatsgevonden 
3 Fez (1755),
4 Idoe (1930),
5 Assam (1897/1950), Chili (1960), Cutch (1819),
Jeddo (1739) ,Maine (1812), Quetta (1953), Quito (1797),
Tango (1927), Tukai (1948 ),
6 Alaska (1899/1964), Kansoe (1932 ), Meknes (1755), Mexico
(1962), Oaxaca (1965), Quetta (1935), Skopje, (1963),
Taiwan (1966),
7 Dousadj (1962), Marokko (1960),Messina (1908),
Villach (1348)
8 Aleoeten (1946/1957), Calabrië (1783), Kursunlu (1915),
Lissabon (1755), Sankiroe (1896),
9 MinoQuari (1891),
10 Conception (1835), Valparaiso (1822),
12 Orleansville (1954)
aardbewoner  kosmopoliet, mens, wereldburger
aardbodem - aardrijk
aardbol  globe, (aard)kloot, wereld(bol)
aardbij  anthrena
aardbuil  truffel
aarde – aardrijk, bodem, grond, humus, land, modder, planeet, tellus, terra, wereld, zandgrond
aarde donker – pikdonker, stikdonker, zwart
aardegoed  aardewerk
aarden  eigenen, gedijen, groeien, inburgeren, tieren, wennen
aarden dam  wal
aarden kruik  alcarraza, pot, pul, tul, urn, urne
aarden pot  kruik, urn
aarden vaas - kruik
aarden vuurpot  test
aarden wal – dijk, rideau
aardeten  geofagie
aardeter  geofaag
aardeweg  veldweg
aardewerk – aardegoed, gres, keramiek, kruik, plateel, porselein, pot, urn, servies, serviesgoed, terrecotta, vaas, vaatwerk
aardewerk uit Engeland  Wedgwood
aardewerk uit Italië  majolica
aardewerk, soort  faience
aardewind  gangspil, kaapstaander
aardgal  duizendguldenkruid
aardgas – brongas, butaan, ethaan, heptaan, hexaan, isobutaan, methaan, moerasgas, octaan, pentaan, propaan
aardgasmaatschappij  N.A.M.
aardgeest – aardmannetje, alf, ariel, dwerg, eunjer, gnoom, kabouter, reus, tellus, wezen
aardgeesten - alven
aardgeest in Noorwegen  trol
aardgeul  grep, greppel, kielspit, vore
aardgewas – aardappelen, bieten, knollen, radijs, rammenas, wortelen
aardglooiing  glacis
aardgoed  lompen, vodden, zandgoed
aardgordel – gebied, luchtstreek, subtropen, tropen, zone
aardhars  aardpek, asfalt, bergpek, bitumen, resiniet, retiniet
aardheuvel  hil, stelle, terp, vliedberg, wierde, woerd
aardhond  das, terriër
aardhoogte – berg, dam, dijk, duin,heuvel, stelle, stele, stelling, terp
aardig – aangenaam, aanvallig, aangenaam, allerliefst, bekoorlijk, beminnelijk, genoeglijk, plezierig, doddig, energiek, enig, fijn, fijntjes, flink, fors, fraai, geestig, geschikt, grappig, genoeglijk, gezellig, goed, hartelijk, hups, kluchtig, knus, koddig, leuk, lief, lieflijk, loos, moppig, nogal, opgewekt, prettig, redelijk, relatief, schattig, snoezig, tamelijk, vermalelijk, vriendelijk, vrij
aardigaard  zonderling
aardig en braaf – zoet
aardig en gul - mild
aardig en leuk - mooi
aardigheid  bak, gein, gekheid, genoegen, genot, geschenk, grap, grol, jen, jolijt, jool, klucht, leut, lol, lust, mop, plezier, present, pret, scherts, schik, smoes, zin
aardigheidje – attentie, cadeautje, geschenkje, grapje, geintje, kleinigheid, kwinkslag, lolletje, pleziertje, pretje, presentje,
aardigjes – liefjes, nogal, tamelijk
aardig vinden - mogen
aardkern  barysfeer, magma
aardklont - kluit
aardkluit – kommel, plag, pol, tors,
aardknobbel - hoogte
aardkorst – bodem, lithosfeer, sial, steenschaal
aardkrekel  veenmol
aardkuil - put
aardkunde  geologie
aard(leer)kundige  geoloog
aardlicht  maan
aardman  aardgeest, alf, dwerg, gnoom, kabouter, kobold
aardmantel  sima
aardmeetkunde  geodesie
aardmeetkundige  geodeet
aardmest - mot
aardmetaal, zeldzaam  samarium
aardmeter – geometer
aardmolm  humus
aardmos  wolfsklauw
aardmuis  aardaker, veldmuis
aardmijt  aardspinnetje, gelukspinnetje
aardnoot  aardakker, aardnoot(je), apennoot, grondnoot, katjang, pinda, olienoot
aardnotenolie  arachide
aardolie  nafta, petroleum, siester
aardoliepomp  jaknikker
aardolieproduct – benzine, benzol
aardopening  bres, krater, ponor, put
aardophoping  terras
aardoppervlak - aardbodem
aardpeer  knol, raap, topinamboer,
aardpek  aardhars, asfalt, bitumen, mineraal, teer
aardperiode  carboon, eoceen, trias,
aardplooi  synclinaal, anticlinaal
aardrijk – aardbodem, aarde, mensdom, wereld
aardrijkskunde – geografie, topografie
aardrijkskundig  geografisch
aardrijkskundige  geograaf
aardrijkskundige aanduiding  N.B.,O L, WL, Z.B.
Aardrijkskundige plaats in de bijbel  Endor, Pniël, Ur
Aardrol - wals
aardrook  duivenkervel
aardrotatie  aswenteling
aards – ondermaans, profaan, sterfelijk, tellurisch, terrestrisch, tijdelijk, vergankelijk, werelds, wereldlijk
aardschok – (aard)beving
aards bestaan van de mens  karma
aardsateliet  capsule, kunstmaan, maan, spoetnik
aardsbisschop - prelaat
aardse kijker  verrekijker
aardslak  arion, limax
aardse slijk  geld, pesunia, poen
aardslang  jormungadr, migardslang
aardsoort  klei, leen, löss, oer, oker, roodaarde, veen, zand, : zie grondsoort
aardsoort, als kleurstof  oker, omber, siena
aardslijk  geld, pecunia
aards paradijs  lusthof
aardspin  atypus
aardster  geaster
aardtor - loopkever
aardval  aardstorting
aardvarken - miereneter
aardveil  hondsdraf
aardverf  omber
aardvorming  geogenie
aardwas  ozokeriet
aardwind  dommekracht, gangspil, kaapstander,
aardwinde  akkerwinde, woelmuis
aardworm  made, pier, regenworm, teek, wurm
aardzalf  zinkzalf
aardzwaluw  oeverzwaluw
Aargau  hoofdstad van, Aarau
Aarlanderveens  boers, eenvoudig, lomp
aars  anus, podex
aarsdarm  veteinde
aarsgat  anus
aarsworm  spoelworm
aartsabt  archimandriet
aartsbisdom Nederlands  Utrecht
aartsbisschop  (lat) A (rchi), E(piscopus), metropoliet, mgr, primaat
aartsbisschoppelijk  metropolitaans
aartsbisschop van Canterbury - Anseimus, Becket, Odo
aartsbisschop van Utrecht  Jansen, Schaepman, Snickers, Odo, Wetering, Zwijsen
aartconservatief - reactionair
aartsdom - oliedom, uilig
aartsengel  Azraäl, Azrafil, Gabriël, Lucifer, Michaël, Rafaël, Uriël
aartsgierig - brandgierig
aartsketter - heresiarch
aartsleugenaar - leugentap
aartspriester in de Griekse kerk - hiërarch
aartsvader - Abraham. Izaak, Jakob, patriarch, stamvader
aartsvaderlijk - patriarchaal
aartsvitter  hypercriticus
aartsvrek  harpagon
aar van de maïs  maïskolf
aarzelen  dralen, dubben, huiveren, ruggelen, schromen, talmen, temen, toeven, treuzelen, twijfelen, wankelen, weifelen
aarzelend  besluiteloos, huiverig, onvast, onzeker, talmend, twijfelmoedig, weifelachtig, weifelend
aarzeling  draling,huivering, schroom, twijfel, weifeling
aas  aaskaart, kadaver, kreng, lokmiddel, lokspijs, lijk, prooi, voedsel
aasbloem  paddenbloem, stinkbloem
aasdier  hyena
aas geven – voeden, voederen, voeren
aaskever  doodgraver, krengtor
aasnetje  bunnetje
aastor – aaskever, doodgraver, grafmaker, kever, krengtor
aasvlieg - bromvlieg
aasvogel  deugniet, galgenbrok, gier, schelm
aaszak doen  knoeien
aat  oot, vloghaver
aatje  kuilnet
ababbel  oorvijg, oplawaai
abaca(sp.)  manillahennep
abacus  buffet, dekplaat, speeltafel, telraam
abactis  secretaris
abaliënatie  vervreemding
abalone - zeeoor
abandon  afstand, overgave
abattoir  slachthuis
abbreviatie  afkorting
abc  alfabet, beginselen, letterlijst,
abc staten  Argentinië, Brazilië, Chili
abces  buil, etterbuil, (etter)gezwel, poliep, steenpuist, uitwas, verzwering, zweer
Abchazië  hoofdstad van, Soechoemi
abdicatie  afstand
abdij  convent, klooster, sticht
abdij met eigen grondgebied  abdijnullius
abdij, hoofd van een  abdis, abt
abdomen  buik
abeel  peppel, (zilver)populier
abel  bekwaam, capabel, deskundig, ervaren, handig, knap, mooi, verheven
abel spel  Esmoreit, Gloriant, Lancelo(e)t
aberratie  afdwaling, afwijking
Abessinië  Ethiopië
Abessijnse titel  Negus, Ras
abfarad - abf
abhorreren  verafschuwen, verfoeien
abichiet  afanese
abiose  schijndood
abject  doortrapt, gemeen, gewetenloos, infaam, laag, slecht, verachtelijk, verwerpelijk, verworpen,
abjectie  laagheid, verwerping
ablatie  detritie, loslating, losmaking, verwijdering, wegneming
ablativus - abl
ablutie  afwassing
abnormaal  afwijkend, apart, dwaas, gek, inept, kolderiek, lijp, maf, mal, ongewoon, onnatuurlijk, pervers, vreemd, zonderling, zot
abnormaal groot mens  reus
abnormale groei  acromegalie
abnormaliteit  afwijking, anomatie
aboleren  afschaffen, intrekken, opheffen, uitdelgen
abom  atoombom
abominabel  afschuwelijk
abominatie  gruwel
abondantie  overvloed
abonnee (é)  abonnement, geabonneerde, inschrijver, intekenaar, klant, koper, lezer
aborderen – aanklampen, aanspreken
abortus  miskraam, vruchtafdrijving
abortus provocatus  vruchtafdrijving
abracadabra – geklets, gepraat, toverformule, toverspreuk, wartaal
Abra, hoofdstad van  Bangued
abrasio  curettage
abri  afdak, haltehuisje, schuilplaats, wachthuisje
abrikoosperzik - nectarine
abrogeren - opheffen
abrupt – afgebroken, hortend, ineens, onverwachts, opeens, pardoes, plots, plotseling, plotsklaps, subiet
abrupte luchttrilling  knal
Abruzzen top in de  Maiellal
absent  abs, afwezig, elders, uit, verstrooid, weg
absentie  afwezigheid, verstek
abside  absis, koornis
absint  likeur
absis  koornis, abside
absolute heerschappij  autocratie, dictatuur, tirannie
absolute heerser  autocraat, dictator, tiran
absolutie  gena, genade, pardon vergeving, vergiffenis
absoluut  abs, alleszins, beslist, geheid, onbeperkt, ongetwijfeld, onvermengd, pertinent, puur, stellig, totaal, vast, volkomen, volledig, volslagen, volstrekt, zeker, zuiver
absolveren  vrijspreken, voleinden
absorberen  bezighouden, inzuigen, opnemen, opslorpen, verzwelven
absorberende stof  absorbens
absorptie  opslorping
abstinent  ingetogen, matig
abstract  afgetrokken, geestelijk, losgemaakt, ongerijmd onstoffelijk, onvatbaar, onzinnig, verstrooid
abstruus – gewrongen, gezocht, duister
absurd – belachelijk, bespottelijkdol, dwaas, gek, idioot, mal, ongerijmd, onnozel, o0nverstandig, onzinnig, zin(ne)loos, zot
abt  (klooster)overste, prelaat, prior
abt, van of door een  abbatiaal
abuis – dwaling, erratum, feil, fout, lapsus, misgreep, misser, misslag, misvatting, vergissing,verkeerd,
abulie  wilsverlies
ab urbe condita - auc
abusief  mis, onjuist, vergissing, verkeerd
abusivelijk – fout, mis, verkeerd
a.c.  a.p.
Academie  acad, hogeschool, universiteit
academische faculteit  economie, filosofie, geneeskunde, interfaculteit, letteren, rechtsgeleerdheid, theologie, wijsbegeerte
academische graad van lage  baccalaureaat
academische plantentuin  hortus
academische plantentuin, directeur van een  hortulanus
academische titel  Dr, Dra, Drs, Ds, Ir, Prof, Mr,
acajouhars  fenoplast
acceleratie  versnelling
accelereren – optrekken, versnellen
accent  klemtoon, nadruk, taalklank, thesis(muz.), tongval
accentueren  beklemtonen, benadrukken
accepi - acc
acceptabel  aannemelijk, aanvaardbaar, redelijk
acceptatie - aanneming
accepteren  aannemen, aanvaarden, dulden, erkennen, pikken
aceracee  aak, acer, ahorn, esdoorn
acces – toegang, toestemming
accessie – toetreding
accessoir - toegevoegd
accessorisch  bijkomstig
accident – ongeluk, ongeval, toeval,
accidentiën  emolumenten
accijns  belasting, heffing, impost, tol
acclimatiseren  (ge) wennen
accolade – haakje, omarming, rekenteken
accommodatie  aanpassing, comfort, toepassing, uitrusting, verandering
accompagneren  begeleiden
accoord  bestand, entente, ok, oke, overeenkomst, overeenstemming, schikking, verdrag, vergelijk, (zie akkoord),
accordeon – (trek)harmonica, trekorgel
accordeonsoort  concertina
accosteren – aanklampen, aanspreken
accountant  rekenkundige
accres  aangroei, toename, toeneming
accu – accumulator, batterij
accu(mulator) , onderdeel  accukast, bodemrib, isolatieschot, pool(stift), slikruimte, vuldop
accumulatie  opeenhoping
accuraat  nauwgezet, nauwkeurig, net, oplettend, precies, puntelijk, stipt, strikt, zorgvuldig
accuratesse  nauwgezetheid, stiptheid,
accusalef  vierde naamval
accusatief - acc
accuseren  aanklagen, beschuldigen
aceracee  aak, acer, ahorn, esdoorn
aceton  azijngeest, propanon
acetyleen  ethyn
acetylsalicylzuur  acetosal, asperine
ach  eilaas, helaas, laas, weeklacht, weer
Achensee, stad aan de  Pertisau
Acheron  onderwereld
achilea  bertram
achromatisch  kleurloos
acht  aandacht, aanmerking, attentie, eilaas, helaas, oplettendheid, weeklacht, zorg
achtarm  inktvis, kandelaar, octopus, poliep
achtarmig zeedier – inktvis, kraak
achtarmige inktvis  octopus
achtbaar – aanzienlijk, deftig, eerbaar, eerbiedwaardig, eerwaardig, eerzaam, geacht, gezien, respectabel, waardig
acht dagen  octaaf
achteloos – liederlijk, nalatig, nonchalant, onachtzaam, onoplettend, onverschillig, slordig, zorgeloos
achteloosheid - nonchalance
achteloos (muz.)  negligente
achteloos werken  slonzen
achten  aanzien, eren, hoogachten, hoogschatten, kennen, menen, oordelen, rekenen, respecteren, roemen, tellen, vereren, waarderen
achtenswaardig – achtbaar, eerbiedwaardig, eerzaam, honorabel, respectabel
achtenswaardigheid  respectabiliteit
achter  na, antiek, verouderd
achteraan toegevoegd  paragogisch
achteraf – afgelegen, p.f. (post factum), later, naderhand, nadien, toen
achteraf betalen - nabetalen
achteraf bezien  aposteriori
achter afsluiting van een vuurmond  kulas
achterbaks – arglistig, gemeen, geniepig,gluiperig, heimelijk, slinks, sluw, steels, stiekem, tersluiks, vals, verborgen, verholen
achterbakse  stille, stiekemerd, rus
achterban – basis, volgelingen
achterblijver  kwar
achterborststuk  metathorax
achterbout van een varken  ham
achterbrug  ashuis
achterbuurt – armenbuurt, armenwijk, gribus, krottenwijk, slop, slums, volksbuurt
achterdak van een schip  paviljoen
achterdeel van een koeienstal  boes, groep
achterdeel van een schip  spiegel
achterdeel van een vuurmond  kulas
achterdek  plecht
achter de vodden zitten  presseren
achterdocht  argwaan, verdenking, wantrouwen
achterdochtig  argwanend, ergdenkend, wantrouwig, wantrouwend
achterdoek  fond
achtereen - aaneen
achtereen voorgaande  cursorisch
achter elkaar  aaneen
achterelkaar gebonden boten  sleep
achtergang  buikloop, stoelgang
achtergebleven - thuis
achtergebleven modder  slib
achtergrond – afkomst, basis, beweegreden,decor, fond, oorzaak, verleden
achterhalen – inhalen, ontdekken, ophalen, verhalen, vinden
achterhals  nek
achterhar  broekbalk
achterhersenen  metencefalon
achterhoede – defensie, verdediging
achterhoek, andere naam voor  Graafschap
achterhoek, plaats in de  Doetinchem, Winterswijk, Zutphen
achterhoek, riviertje in de  Berkel
achterhoofd  occiput
achterhoudend  geheimzinnig
achterhouding  reservatie
achterhout  eemter
achterhuisje  klapmuts
AchterIndië, land in,  Birma, Cambodja, Maleisië, Siam, Thailand, Vietnam
AchterIndië, stad in  Bangkok, Cholon, Hanoi, Rangoon, Saigon, Singapore, Vientiane
AchterIndië, volk in 
2 Li, So, Tu, Wa
3 Kha, Man, Moi, Mou, Tho
4 Brau, Chin, Garo, Joru, Khmi, Lahu, Laua, Lisu, Lolo, Miao,
Moso, Naga, Paii, Radi, Sjan, Suoy, Thai
5 Chema, Jarai, Karen, Khasi, Khmer, Khumi, Mikir, Mnong,
Muong, Pnong, Sakai, Tcham
6 Bahwar, Mantra, Mishmi, Selung,,Semang, Stieng,
7 Akhibit, Chiutse, Djakudu, Miaotse, Palaung, Tippera
8 Burmanen
10 Annamieten
achterkamertje op schip  roef
achterkant – ommezijde, rugzijde
achterklap  eerroof, geklets, kletspraat, kwaadsprekerij, laster(praat), lastering, praatjes, roddel
achterkwartier  achterbout
achterlaten - droppendumpen
achterleen - naleen
achterliggen  achterstaan, verliezen
achterlijf van een insect  abdomen
achterlijk  achter, debiel, dom, gek, idioot, hoofdig, kleinsteeds, nalatig, onnozel, stompzinnig, zwakhoofdig, zwakzinnig
achterlijke  oligofreen
achterlijk mens  crétin, debiel
achtermad  etgroen, nagras
achterna  achteraf, alsnog, dan, later, naderhand, nadien
achternaam  ba, familienaam, van
achternagaan  controleren, volgen
achternazetting - vervolging
achterna zitten – najagen, vervolgen
achternoen  namiddag
achterop raken - lossen
achterover - ruggelings
achterover kantelen  supineren
achterplecht  campagne
achterraad  consulta
achterschip  hek
achterschot van een wagen  krat
achterspeler  back, verdediger
achterstand  schuld, verschil
achterste  aars, bil, billen, bips, derrière, gat, kont, krent, kul, laatste, minste, zitvlak
achterste deel - staart
achterste deel van de hals  nek
achterste deel van een vuurmond  kula, kulas
achterste deel van het verhemelte  raak
achterste gaffelzeil op een driemaster  bezaan
achtersteven van een schip  spiegel
achterstevoren  averechts, omgekeerd, ruggelings, verkeerd
achterstuk van altaar  retabel
achterstuk van een rund  lumme
achtertalie  inhaaltalie
achteruit  achterwaarts, bergaf, overstuur, ruggelings, rugwaarts, terug, vervallen
achteruitgaan  aftakelen, geerten, interen, tanen, terugdeinzen, (terug)wijken, verminderen
achteruitgaand  regressief
achteruitgang  achterdeur, afneming, bederf, decadentie,
inzinking, recessie, teruggang, terugslag, terugval, verloop, verval, verzwakking
achteruitgang van de economie - recessie
achteruit kijken - terugblikken
achteruitwijken – deinzen, retireren, teruggaan
achteruitzetten - verstoten
achtervoegsel 
2 de, er, es, ig, in
3 aar, dom, (r)ik, nis, tje
4 aard, baar, isch, lijk, loos, ster, wijze, zaam
5 affix, ling(s), schap
6 achtig, suffix
8 paragoge,
achtervolgen – nalopen, narennen
achtervolger - belager
achtervolging - jacht
achtervolgingswaan  paranoia
achterwaarts  achteruit, ruggelings, rugwaarts, terug
achterwaartse gronddekking  parados
achterwand - rugwand
achterwand van een altaar  retabel
achterwege laten  sparen
achterwerk - aars, bil, billen, bips, derrière, gat, kont, zitvlak
achterzetsel  postpositie
achterzijde  revers, rug, verso
achterzijde van mens, dier of boek  rug
achterzijde van een munt - revers
acht geven  letten, opletten, tellen
achthoek  octogoon
achthoekig  octogonaal, octangulair, octogonisch
achting – aanblik, aanzien, decrediteren, eer, eerbied, egard, estime, ere, ontzag, regard, respect, reputatie, tel, waardering
achting bewijzen  eren
achtkant - octogoon
Achtkarspelen, plaats in  Augustinusga, Buitenpost, Drogeham, Kloostertille, Surhuisterveen, Twijzel
achtpotig dier  spin
achtregelige strofe  stanza
achtste hemel  Ogdoas
achtstemmig muziekstuk  octet, octetto
achtste teken in de dierenriem  Scorpio, schorpioen
achttal  octade
achttonig  octotonisch
achtvlak  octaëder
achtvormig koekje  krakeling
Achtzaligheden, een der  Bladel, Duizel, Eersel, Hulsel, Knegsel, Netersel, Reusel, Steensel
aciditeit  zuurgraad
acme  crisis
acne – (vet)puistje
acognosie  geneesmiddelenleer
aquisiteur - werver
acquit  kwitantie, ontvangstbewijs
acribie  nauwgezetheid, precisie
acrobaat – artiest, jongleur, potsenmaker, koorddanser, krachtmens, kunstenmaker, tuimelaar
acrobatensprong - salto
acrobatische toer van een piloot  looping
act – sketch, voordracht
acta  handeling
acta sanctorum - a(a)ss
acte  diploma, oorkonde, papier
acte dagvaarding  exploot
acteren - toneelspelen
acteur  filmspeler, komediant, sharge, speler, toneelspeler, tonelist, treurspeler
actie  aandeel, beweging, bezigheid, campagne, daad, handeling, streven, werkkring, werkzaamheid
actie bij arbeid - handeling
actie voeren  ageren, agiteren, drijven, optreden
actief – arbeidzaam, bedrijvig, bezig, doende, druk, handelend, ijverig, kwiek, levendig, naarstig, nijver, noest, onledig, ondernemend, productief, snel, toegewijd, vlug, vlijtig, werkend, werkzaam
actief maken - activeren
actief persoon -activeling
actiehandelaar  actionaris
actieradius  bereik
actieve koolstof  norit
actieve natuurbeginsel (Chin.)  yang
actieve zuurstof  ozon
activeren  aanvuren, aanwakkeren, opvoeren, versterken
actie voeren  ageren, agiteren
actinoliet  straalsteen
actionaris  aandeelhouder, deelnemer
activa – bezit, contanten
activeren – aanvuren, aanwakkeren
activiteit - werkzaamheid
activiteitsmeter  geigerteller
actrice – filmster, toneelspeelster
actualiter  inderdaad, werkelijk
actualiteit – nieuws, werkelijkheid
actueel  belangrijk, bestaand, contemporain, hedendaags, nieuw, nieuw, onmiddellijk, recent, werkelijk, werkzaam
actum  gedaan, verhandeld
actum et supra - aus
acute huidziekte  herpes
acute keelontsteking  kroep
acuut – direct, dringend, halsoverkop, hevig, ineens, meteen, noodzakelijk, onmiddelijk, onverwacht, opeens, plotseling, plots, scherp, snel, spits, spoedeisend, spoedig, subiet, urgent
adequaat  gepast, overeenstemmend
Adam, oudNoorse  Ask
adagio (muz.)  langzaam, bedaard
Adamiet  naaktloper
adamskostuum – naakt, naaktheid, bloot, blootje
adamsonia  apenbroodboom, baobab
adaptatie  aanpassing
adapteren - aanpassen
adaptie  aanpassing, bewerking
adat  gewoonterecht, overlevering, traditie
ad calendas graecas  onbepaald
addenda  aanhangsels, bijlagen, bijvoegsels, toevoegsels
addendum  aanhangsel, bijlage, toevoegsel
adderkruid - adelaarsvaren, penningkruid, pijlkruid, salomonszegel
adder  Aspis, gifslang, reptiel, serpent, slang, Vispara
adderen  bijvoegen, optellen, verbinden
adderkruid  adelaarsveren, penningkruid, pijlkruid, salomonszegel
addersoort  bitis, vipera
addertong  slangenbeet, ophioglossum
addertonggewas  addertong, botrychium, maanvaren
addictie  toewijzing, toezegging
additie  bijeenvoeging, optelling, toevoeging
additioneel – bijgevoegd, toegevoegd
adduceren  aanvoeren, bijbrengen
adductie  toevoering
adé  ade ,adie, adieu, adios, aju, ajuus, goedendag, groet, saluut, tabee, vaarwel, vale
adel  goedheid, karakter, nobiliteit, nobility, noblesse, ridderschap, stand
adelaar – aadler, aar, arend, eagle, veldteken
adelaarsblik - arendsblik
adelbeziën  aalbessen
adelborst  assaut, cadet
adelborst, aanspreektitel van  jonker
adelborstenfeest  assaut
adeldom  noblesse, zuiverheid
adelen  veredelen
adellijk – edel, nobel, verheven, voornaam
adellijk burger  patriciër
adelijk embleem - wapen
adellijk goed (fr)  seigneurie
adelijk huis - state
adellijk persoon in Japan  daimino
adellijk voorvoegsel  de, tot, von, van
edelijke - edele
adelijke bezitting - state
adelijke dame – barones, freule, gravin
adellijke grootgrondbezitter  bojaar
adellijke heer  seigneur
adelijke heren - edelen
adellijke hofstede  state, stins
adelijke jonkvrouw – freule, gravin
adellijke Pool of Rus  knees
adellijke titel op Java  raden, ad(h)ipati
adellijke titel –
3 don
4 lord, pair
5 baron, donna, edele, prins, graaf, prins, vorst
6 freule, gravin, hertog, jonker, ridder
7 barones, markies, prinses
8 hertogin, jonkheer, seigneur
9 burggraaf, jonkvrouw, markgraaf, markiezin
adellijke titel, Engels  baronet, duke, earl, knight, lord, viscount
adellijke titel, Frans  comte, duc, marquis, pair, prince, vicomte
adellijke titel, Italiaans  cavaliere, conte, duca, maschese
adellijke titel, Javaans  adipatie, Mas, Pangerang, Raden (Ajoe),
adellijke titel, Scan.  Jari
adellijke titel, Spaans  caballero, conde, grande, hidalgo
adellijke aanduiding  von
adellijke heer  seigneur
adellijke titel  baron, burggraaf, freule, graaf, hertog, jonkheer, jonkvrouw, markies, prins, ridder
adellijke titel , Engelse  baronet, duke, earl, knight, lord, viscount
adellijke titel, Franse  comte, duc, marquis, pair, prince, vicomte
adellijke titel, Italiaans  cavaliere, conte, duca, marchese
adellijke titel, Javaans  mas
adellijke titel, Spaanse  caballero, conde, grande, hidalgo
adellijke vrouw  edeldame
adellijke weduwe  douairière
adellijke woning in Friesland  state, stins
adellijke  nobiles
adelstand  noblesse
adelvis  houting
adem  asem, levenslucht, lucht, pneuma, stoom, spiritus, zucht
adembenemend – luisterrijk, mooi, oogstrelend, prachtig, schitterend
adembuis  trachee
adem, buiten  buitenadem
ademen – asemen, ademhalen
ademhalen  ademen, asemen, inademen, inhaleren,
respireren
ademhaling  inademing, respiratie
ademhalingsapparaat – snorkel, snuiver
ademhalingsbuis  trachee
ademhalingsmeter  spirometer
ademhalingsopening  ademgat
ademhalingsopening bij insecten  sigma, trachee
ademhalingsorgaan  kieuw, long
ademhalingsremmer  antimycene, cyanide, oligomycene
ademhalingsstoring  acapnie, asfyxie, dengue
ademhalingstoestel  respirator
ademhalingswerktuig  kieuw, long, respirator, stigma
ademloos  doods
ademluchtmeter  spirometer
ademnood  benauwdheid, dyspnoë
adempauze - respijt
ademproef – ademtest, blaasproef
ademstilstand – apnoë
ademtocht – snik, spritus
ademvocht - condens
ademwortel  pneumatofoor
adenosinetrifosfaat  ATP
adenosinedifosfaat - adp
adept  aanhanger, acoliet, belijder, discipel, ingewijde, leerling, organist, trawant, volgeling
adequaat – afdiend, gepasteschikt, , juist, passend, voldoende
ader  aar, arterie, bladnerf, bloedbuis, bloedvat, buis, ertsgang, nerf, oorsprong, vena, veine, vlam
adergezwel  aneurysma
ader in het lichaam - bloedbuis
ader in marmer  vlam
aderlating  flebotomie, lating, venasectie, verlies
aderlijk  veneus
aderontsteking  flebitis
aderslag  palpitatie
aderspatten  varices
aderverkalking  arteriosclerose
aderverstopping - embolie
adhaerent  aanhanger, voorstander
adhesie  aankleving, instemming, steun, toetreding
ad hoc  daartoe
adiantum  venushaar
adieu  adé, adi, adios, ajuus, gegroet, saluut, tabee, vaarwel, tabee, vale
ad interim  a.i., tussentijds, voorlopig, waarnemend
adios - aju
adipositas  vetzucht
adje  agent
adjectief  adj, bijvoeglijk
adjudantonderofficier  adj, stip
adjudiceren  gunnen, toekennen, toewijzen
adjunct – adj, vervanger
adjusteren  vereffenen, ijken
ad majorem Dei glotiam - amdg
administrateur  manager
administrateur op schepen  purser
administratie - adm., beheer
administratie troepen  AT
administratief hulpmiddel – calculator, computer, gum, inkt, papier, pen, potlood, rekenmachine, typemachine
administratieve en rechtelijke beslissing - arb
administreren – beheren, besturen, boeken, toedienen, vastleggen, waarnemen
admiraal  vlootvoogd
admiraalschip - vlaggenschip
admiraal van Alexander de Grote  Nearchus
admiraalvlinder  atalanta
Admiraliteitseilanden, een der  Manus
Admiraliteitseilanden, hoofdstad der - Lorengau
Admiraliteitseilanden, luchthaven op de  Momote
admiratie  bewondering
admissie  toelating, toestemming, vergunning, verlof
admissibel  aannemelijk, aanvankelijk, ontvankelijk
admitteren  aannemen, toelaten
adolescent – jongeling, jongen, jongeman
adonis – fat, kooltje-vuur, narcissus, pronker
adoniseren  mooi maken, opschikken
adopteren  aannemen, adrogatio
adoptie aanneming, adrogatio
adoratie  aanbidding, verering
adorabel  aanbiddelijk, beminnelijk
adoratie  aanbidding, eerbetoon, hulde, idolatie, verering
adoreren – vereren, verheerlijken
adouceren  temperen, verzachten, wegnemen
adrem  bijdehand, dienstig, geestig, gepast, gevat, gewiekst, handig, prompt, raak, slagvaardig, slim, snedig
adrem antwoorden  riposteren
adrenocorticotroophormoon  ACTH
adres – bestemming, brief, domicilie, opschrift, petitie, rekest, schrijven, sedes, verzoek, verzoekschrift, vestiging, woonplaats, woonstee, zetel
adrescijfer - postcode
adreskaartje  etiket, label
adressenschrijver  adressant
adresseermachine  adressograaf
adret  flink, parmantig, wakker
Adrianopel  Edirne
Adriatische zee, haven aan de  Ancona, Bari, Brindisi,, Dubrovnik, Dürres, Kotor, Ryeka, Split, Triëst, Venetië
Adriatische zee, schiereiland in de  Istrië
adsorberende stof  absorbent
adsorptie  binding
adsringerend  samentrekkend
adstructie  staving, toelichting
adstrueren - hardmaken
adulaar  maansteen
adult - volwassen
advent  nadering
adventiefkrater - bocca
adventieve planten  potloodplanten
adverbiaal  bijwoordelijk
advertentie  aankondiging, aanbieding, adv.,annonce, bekendmaking, mededeling, reclame,
advertentiecolporteur  acquisiteur
adverteren – aankondigen, annonceren, bekendmaken
advies  aanbeveling, bericht, kennisgeving, mededeling, mening, oordeel, punt, raad,richtlijn, tip, wenk
adviescollege - raad
advies geven – aanraden, adviseren, helpen, raden,
adviesinstelling  R.v.R., S.E.R.
advies inwinnen - consulteren
adviesprijs - richtprijs
adviseren – aanbevelen, (aan)raden, aantekenen
adviseur – consulent, econoom, moderator, raadgever,
raadsheer, raadsman, voorlichter
advocaat  adv, alligatorpeer, drank, jurist, mr., pleiter, raadsheer, raadsman, strafpleiter, verdediger
advocatenheerschappij  robinocratie
advocatenstand - balie
advocatie  advocateur, balie
ad vocem - av
Adzjaristan , hoofdstad van  Batoemi
Aegirs vrouw  Ran, Rana
aeon  eeuwigheid
aequaal  evenredig, gelijk
aequator  evenaar, linie
aequiseksualiteit  gelijkslachtigheid
aera  jaartelling, tijdperk
aërodroom – luchthaven, vlieghaven, vliegveld
aërodrome control - adc
aërometer - luchtmeter
aëronaut – luchtschipper
aetherische olie (uit vruchten, bloemen enz.)  essence
af  afgelopen, afgemaakt, fini, gedaan, gereed, klaar, onberispelijk, op, out, perfect, verricht, versleten, volledig, volmaakt, voltooid, uit
afbaarsen  afhandelen, bespreken
afbakenen  aangeven, afgrenzen, afperken, begrenzen, demarkeren, jalonneren, lokaliseren, markeren, ongrenzen, omlijnen, traceren
afbakening – afzetting, delineatie, demarcatie, heining, hek, locatie, omleining, schutting, vangrail
afbakeningslijn  demarcatielijn
afbassen  toesnauwen, wegjagen
afbatteren  afranselen
afbeelden – beschrijven, figureren, konterfeiten, projecteren, portretteren, schilderen, tekenen, uitbeelden, weergeven
afbeelding  afb, afdruk, fig. beeld, beeltenis, dia, diorama, ets, foto, illustratie, konterfeitsel, miniatuur, panorama, plaat, portret, prent, statie, tekening, tafereel, totem, wergave
afbeelding in de R .K. kerk  statie
afbeelding in koper - ets
afbeelding op bankbiljet - snip
afbeelding van Christus  icon, icoon, ikoon
afbeelding van de klanken  fonotisme
afbeelding van een dier  totem
afbekken  afgrauwen, afsnauwen
afbestellen  afzeggen, annuleren, cancelen, contramanderen
afbestelling  annulatie, afzegging
afbetalen – delgen, voldoen,
afbetaling  huurkoop
afbeuken - ranselen
afbeulen  uitputten
afbeulend - afmattend
afbidden - afsmeken
afbieden - afdingen
afbietsen - afzetten
afbinding (med.) - legatuur, ligatuur
afbijten – kluiven, knauwen, verweren, verwijderen, weghouden, wegnemen
afbinden  afsterven, losbinden, losmaken, toebinden
afbikken - pellen
afblaffen - afsnauwen
afbluffen – overbluffen, overtroeven
afboeking - afschrijving
afboenen – schrobben, reinigen, schoonmaken
afborstelen – afschuieren, afschuren
afbouw  ontginning (van een mijn )
afbouwhamer  pikhamer
afbraak  destructie, ontleding, puin(hoop), rommel, ruïne, slechting, sloop
afbraak, doorgaande  diaftoresse
afbraakproduct van zetmeel  dextri(e)nen
afbraak van steen - puin
afbranden - schroeien
afbranden van een gerecht  flamberen
afbreken – afkammen, destrueren, kritiseren, omverhalen, plukken, ruïneren, scheiden, slechten, slopen, vernielen
afbreker – demonteren, sloper
afbrekingsteken  divisie, streepje
afbreuk – belediging, derogatie, nadeel, schade, verlies
afbrokkelen – afknagen, kruimelen, moeren, scherven
afbuigen – afslaan, draaien,
afbuiging  deflectie, deflexie
afdak  abri, carport, loggia, luif, luifel, overkapping
afdakking  plongée
afdalen – afgaan, afkomen, omlaaggaan, opstappen
afdaling bij skiën  slalom
afdaling op aarde  avatara
afdamming in rivier  stuw
afdanken – afwijzen, afschaffen, casseren, ontslaan, opzeggen, wegdoen, weggooien, wegsturen
afdeinzen  terugwijken
afdekken - beschermen
afdekker  koudslachter, vilder
afdekking van een gevel  fronton
afdekverf – lak, vernis
afdeling  afd., sect.,branche, bureau, bureel, catagotie, classis, compartiment, couplet, district, divisie, eenheid, eskader, escuade, eskadron, filiaal, gedeelte, groep, hoofdstuk, instantie, kader, klas, klasse, onderdeel, passage, patrouille, peloton, ploeg, rayon, rot, rubriek, sectie, sector, segment, soort, strofe, tak, troep, vak, vendel, zone, zijlinie
afdeling aan een academie  faculteit
afdeling artillerie  batterij
afdeling (dagblad of periodiek)  artikel, kolom, rubriek,
afdeling der geschiedenis  tijdperk
afdeling in trein  compartiment, coupé
afdeling kozakken  sotnia
afdeling militairen  bataljon, compagnie, divisie, eskader, escouade, peloton,
afdeling op administratief gebied  bureel, district, kanton, provincie
afdeling politie  brigade, patrouille, post, wacht
afdeling Romeinse ruiters  turma
afdeling ruiters  kornet
afdeling soldaten  bataljon, compagnie, divisie, escouade, eskadron, groep, peloton, piket, regiment, sectie
afdeling tanks  eskadron
afdeling van arrondissement  kanton
afdeling van artillerie - batterij
afdeling van het tertiair  neogeen
afdeling van honderd man  centurie
afdeling van legioen  cohort
afdeling van Romeins legioen  cohorte
afdeling van universiteit  faculteit
afdeling van de Jura  Lias, Dogger, Malm
afdeling van de marine  Marva
afdeling van een boek – bladzijde, hoofdstuk, pagina, paragraaf
afdeling van de Trias  Bontzandsteen
afdeling van een dichtstuk  zang, strofe, couplet
afdeling van een hoofdstuk – alinea, paragraaf
afdeling van een kantoor - kamer
afdeling van een koeienmaag  boek, leb, netmaag, pens
afdeling van een krant - voorpagina
afdeling van een legioen  cohorte
afdeling van een school - klas(se)
afdeling van een tijdperk - kolom, rubriek, voorpagina
afdeling van een tijdschrift  kolom, rubriek, voorpagina
afdeling van het carboon  Dinantien, Namurien, Westphalien, Stephanien
afdeling van het kwartair  Holoceen
afdeling van het Perm  Rotliegendes, Zechstein
afdeling van het tartiair  Eoceen, mioceen, Neogeen, Piloceen, Oligoceen, Paleoceen, Paleogeen
afdelven - afgraven
afdichten – sluiten, stoppen
afdiepen – afloden, peilen
afdingen  aanmerken, afbieden, afhandelen, afleggen, afpingelen, afrekenen, bedingen, beknibbelen, beslissen, gispen, onderbieden, pingelen, solveren, uittrekken, volbrengen, wegnemen
afdinger - knibbelaar
afdoen – afgorden, afnemen, beslissen, betalen, poetsen, solveren, uitwerken, volbrengen, voldoen, wegnemen
afdoend  apodictisch, beproefd, beslis(t)send, definitief, degelijk, doorslaand, genoeg, grondig, indringend, klemmend, peremptoir, pertinent, probaat, radicaal, stringent, voldoende, zat
afdoende – beslissend, bondig, genoeg, voldoende
afdoener - dooddoener
afdoening – afhandeling, betaling, kwijting, schikking
afdoppen - pellen
afdraaien - afsluiten
afdragen – afgeven, verslijten
afdragen van kleding - slijten
afdreiger - chanteur
afdreiging  chantage
afdrijven - verwaaien
afdrijving – abortus, drift
afdrogen – afwissen, drogen, droogmaken, slaan
afdroogdoek - theedoek
afdruipen – sijpelen, vertrekken, weggaan
druppelsgewijs – lekken, sijpelen
afdruk – afbeelding, afgietsel, beeltenis, copy, doorslag, exemplaar, foto, gravure, kopie, moet, moulage, overdruk, plaat, positief, prent, print, replica, reproductie, spoor, stempel, stencil, vorm
afdrukeenheid - printer
afdruk in koper - ets
afdrukken - printen
afdrukmachine – camera, printer
afdruksel – prent, print
afdruk van een wiel - spoor
afdruk van foto  positief
afdruk van iemands gelaat  masker, portret
afdruppelen  lekken
afdwalen  divageren, verdolen, uitweiden
afdwalen van het onderwerp  divageren
afdwaling  aberratie, deviatie, divagatie, verdoling
afdwingen  extorqueren
af ebben  wegvloeien
af en toe  bijwijlen, soms, temet
affabel  minzaam
affaire  aangelegenheid, casus, geval, kwestie, nering, rechtszaak, relatie, story, toestand, transactie, winkel, zaak
affect  aandoening, hartstocht, warmte
affectie  genegenheid, gunst, liefde
affector  zintuig
afferent  aanvoerend, toevoerend
affiche  aanplakbiljet, biljet, plakkaat, poster, raambiljet
affinage  loutering, zuivering
affineren  louteren, zuiveren
affiniteit  afkomst, geneigdheid, maagschap, overeenkomst, samenhang, verbondenheid, verwantschap
affiniteit hebbend tot zuur  acidofiel
affirmatie  bekrachtiging, bevestiging, toezegging
aflikte  droefheid, hartzeer
affodillelie  beenbreuk, daglelie
affolen  kwellen
affreus – afgrijselijk, afschuwelijk, afstotend, akelig, eng, lelijk, naar, ijselijk, vreselijk
affront  belediging, hoon, insult, smaad
affronteren - krenken
affuit van scheepskanon  rampaard
afgaan – afdalen, aflaten, afnemen, deinzen, ebben, falen, mislukken, ontbranden, ontploffen, springen, vertrekken, weggaan, zakken
afgaand  dalend
afgaan op - naderen
afgaande op - naar
afgang – aftocht, blamage, diarree, helling, mislukking, misser, nederlaag, ontlasting, sof, stoelgang, talud
afgappen - ontstelenwegnemen
afgebakende ruimte - arena, baan, bed, perk, strijdperk, zone
afgebakende ruimte in tuin - perk
afgebakende weg  tracé, zône
afgebroken – abrupt, gesloopt, kapot, stuk,
afgebroken stuk – brok, homp
afgebroken tak - tappel
afgebroken takje - sprokkel
afgedaan  actum, afgehandeldafgewerkt, basta, genoeg, verhandeld, voorbij, verkocht, volmaakt, uitgemaakt
afgedamd water in Zeeland  Sloe
afgedraaid – afgemat, bekaf, doodmoe, kapot, moe, op, uitgeput, versleten
afgedrukt vel  schoonvel
afgedruppelde vloeistof  lekwater
afgedwaald  verloren
afgegraven voon - turf
afgehandeld – gedaan, klaar
afgehouwenstam – sliet, tronk
afgekeurd - ongeschikt
afgeknotte boomstam  stronk, tronk
afgekondigd besluit  edict, plakkaat, verordening
afgekorte handtekening  paraaf
afgeladen – mudvol, overvol, propvol, stampvol, stomdronken, vol
afgelasten  afcommanderen, afzeggen, uitstellen, verdagen
afgeleefd  decrepitus, kaduuk, op, oud, seniel, uitgeput, versleten
afgeleefd mens - wrak
afgelegde verklaring  getuigenis
afgelegde weg  route, traject
afgelegen  alleen, eenzaam, stil, ver, verre, verlaten, verwijderd
afgelegen plaats  gat, negorij, uithoek
afgelegen standplaats  buitenpost
afgelegen plaatsje – gat, negorij, uithoek
afgeleid  afkomstig, deductief, verstrooid
afgeleid van  afkomstig
afgeleid woord – afleidingover
afgeleid van een naamwoord  denominatief
afgeleide  afleiding, deductieve, derivaat
afgeleide chemische stof  derivaat
afgeleide stof - derivaat
afgelopen – af, basta, bekeken, fini, gebeurd, geëindigd, geleden, jongstleden, klaar, over, uit, verstreken, voorbij, vorig
afgelopen met - vergaan
afgelopen uit - basta
afgemaakt  af, gereed, klaar, voltooid
afgemat – afgedraaid, afgepeigerd, afgesloofd, afgetobd, afgepeigerd, doodmoe, gaar, krachteloos, moe, moede, teut, uitgeput, vermoeid
afgemeten  afgepast, bedaagd, bedachtzaam, bepaald, deftig, gemaakt, genoeg, krenterig, nauwkeurig, stijf(jes), strak, stram, voldoende
afgemeten hoeveelheid  dosis, portie, rantsoen
afgemeten voorschrift - maatregel
afgepaalde plaats - renbaan
afgepaalde ruimte in tuin - perk
afgepaald stuk grond - kamp
afgepast  afgemeten, nauwkeurig, precies, stipt
afgepaste hoeveelheid - dosis, portie, rantsoen
afgepeigerd – afgemat, doodmoe, doodop, uitgeteld
afgeperkt stuk land  woerd, woord
afgeperkte ruimte – arena, bed, perk, ren, renbaan, tuin
afgeperkte ruimte voor vee  kraal, paddock, weide
afgeperkte ruimte van tuin  bed, border, perk
afgeplat bolvormig  sferoïdaal
afgeplatte bol  steroïde
afgericht  bedreven, beleerd, gedrild, geoefend, kundig, slim
afgerond  beëindigd, globaal, klaar
afgeschaft - vervallen
afgescheiden  alleen, apart, los, separaat
afgescheiden bevolkingsgroep  kaste
afgescheiden groep  club, kliek, kongsi(e),sekte
afgescheiden slaapvertrekje  alkoof, bedstee
afgescheiden zitgedeelte  loge, baignoire(e)
afgescheidenen  secretisten
afgescheurde lap  flard, slet, vod
afgeschoten stuk land  gaarde, hof, tuin
afgeschoten zit gelegenheid  loge
afgeschoten worden - afgaan
afgeschutte ruimte  tassing
afgesloofd – afgemat, uitgeput
afgesloten  beëindigd, dicht, geïsoleerd, rond, toe
afgeslotenheid - isolement
afgesloten maatschappelijke kring  club, coterie, kaste, society, stand
afgesloten ruimte  afdelingcel, hok, kast, tuin, vak
afgesloten stadswijk  getto
afgesloten stand – kaste, society
afgesloten stuk land - tuin
afgesloten zitplaats in theater  balkon, loge
afgesneden halm op akker - stoppel
afgesnede hout - spaan
afgesneden stuk  afsnijdsel
afgesneden stuk gras  plag, zode
afgesnede stuk vis - moot
afgesneden takje  stek
afgespleten deel  schibbe
afgesproken - bepaald
afgesproken bijeenkomst  rendez-vous
afgestelde bom - tijdbom
afgestampt  geheel, overvol, tjokvo, ltotaal
afgestoken gras – plag(ge), graszode
afgestompt  blassé, bot, murw, lusteloos, onverschillig
afgestorven  dood, overleden, wijlen
afgestorvene  dode, overledene
afgestoten (muz.)  staccato
afgestroopte huid  balg, bont, scalp, vel
afgestroopte huid met haar  scalp
afgetakeld  aftands, afgetobd, seniel, versleten
afgetekende aslijn - trace
afgetobd - afgemat, afgesloofd, moe(de), uitgeput, versleten,
afgetobde vrouw  sloof
afgetrapt - versleten
afgetrokken  abstract, algemeen, verdiept, verstrooid
afgetrokken begrip  abstractie
afgetrokken hoofdhuid  scalp
afgevaardigde  deputaat, député, gedelegeerde, gedeputeerde, gezant, kamerlid, lasthebber, legaat, parlementariër, senator, volksvertegenwoordiger
afgevallen - vervallen
afgevallen vrucht - rapeling
afgevallene  apostaat, renegaat
afgeven  afkeuren, afleveren, afstaan, bezorgen, deponeren, overdragen, overhandigen, schimpen, verspreiden
afgeven op - schimpen
afgevoerd  geroyeerd, geschrapt
afgevoerde afvalstoffen uit het lichaam  egesta
afgewerkt – afgedaan, gereed, klaar, voltooid
afgewerkte mout uit een brouwerij  bostel
afgewezen na examen  gezakt, gestraald
afgezaagd  banaal, flauw, geijkt, humorloos, melig, overbekend, oud, plat, saai, vervelend, zouteloos
afgezaagde uitdrukking  gemeenplaats, platitude
afgezaagde wijs – deun, melodie
afgezakte grond  kalf
afgezant  afgevaardigde, ambassadeur, apostel, attaché, bode, consul, gezant
afgezet - bekocht
afgezonderd  afzonderlijk, apart, alleen, eenzaam, geïsoleerd, isolaat, los, separaat, stil, solitair
afgezonderd vertrek in een huis van bewaring  cel, pistole
afgezonderde ruimte in een kerk  kapel, koor, nis
Afghanistan, berg in  Khyber
Afghanistan, hoofdstad van  Kaboel
Afghanistan, munt in  afghani, pul
Afghanistan, muziekinstrument uit  daïra, dambura, dhol, naji, rabab, ritchak, tabla, tula, tumbur, zurma
Afghanistan, rivier in  HawRoed, Hilmend, Kaboel, Kurzan
Afghanistan, stad in  Gardiz, Herat, Kaboel, Kandabar
Afghanistan, taal in  Pasjto
Afghanistan, vlakte in  Registan, Toeran
Afghanistan, volksgroep in  Afghanen, Beloetsjen, Hazara, Heszreh, Kafirs, Kozakken, Kirgiezen, Noeristani, Oesbeken, Pasjtoe, Pathanen, Tadzjiken, Toerkmenen
afgietsel – afdruk, beeld, infusie, matrijs, moulage, replica, vorm
afgietseldiertje  infusiediertje, wimperdiertje
afgietsel maken van  moulleren
afgietvorm  mal, matrijs
afgiftebewijs  biljet, bon, ce(d)el, kaart(je), reçu
afglans  afschijnsel, straling, weerkaatsing
afglijden - schampen
afglijdend schot - schampschot
afgluren – afkijken, afneuzen
afgod – idool, totem
afgod der Assyriërs en Foeniciërs  Molog, Moloch
afgod der Filistijnen - Dagon, Kamos
afgod der heidense Saksers  Irmin
afgod der Kanaänieten  Baäl, Beël, Bel
afgod van de Assyriërs  Anamelech, Nisroch
afgod van de chinezen  Fohi
afgod van de Feniciërs  Moloch
afgodendienaar  filister, heiden
afgodendienst  idolatrie
afgodentempel - pagode
afgoderij  idolatrie
afgodisch – dwepend, idolaat
afgodisch beeld  idool
afgodisch dier  totem
afgodisch vereerd voorwerp  fetisj
afgodsbeeld  idool, iko(o)n, pagode
afgodslang  boa, constrictor, koningsslang
afgodstempel  abaton, klentang, pagode, pantheon
afgooien - afwerken
afgorden  afdoen, losgespen
afgraven – afdelven, slichten
afgrenzen  afbakenen, begrenzen, demarkeren
afgrenzen van tekening - rand
afgrijselijk  affreus, afschuw(elijk), akelig, bar, erg, geschil, gruwelijk, horribel, ijselijk, lelijk, monsterlijk, ontzettend, verschrikkelijk, vreselijk, walgelijk, weerzin,
afgrijzen  afkeer, afschuw, gruwel, haten, nijd, twist, walgen, walg(ing), weerzin
afgrissen – afkapen, ontnemen
afgrond  abyssos, bergkloof, canon, diepte, kloof, ondergang, ravijn, slonde
afgunst  animositeit, broodnijd, haat, hak, kift, jaloersheid, jaloezie, kift, naijver, nijd, wangunst, wrok
afgunstig  jaloers, naijverig, nijdig
afgunstig zijn  benijden
afhaken - stoppen
afhakken – afslaan, kappen
afhalen -ophalen
afhalen van boontjes  repen
afhaler  klaploper, triplijn
afhandelen – afdoen, perargeren, regelen
afhandig maken – afkapen, afnemen, afpikken, ontfutselen
afhangeling  vazal
afhangend deel  kwab, lel, sleep,slip
afhangend deel van een jas -slip
afhangend stuk - end
afhangend stuk ijs  pegel
afhangend velletje  lel
afhangende druipsteen  stalactiet
afhangende punt – slip, tip,
afhankelijk  gebonden, ondergeschikt, onderworpen, onvrij, verbonden, dependent
afhankelijkheid  dependentie
afharden van beton of natuursteen  boncharden, bosseren, grotten, splitsen, stokken
afhechtsel aan kleding  trens
afhouden – beeindigen, beletten, intomen, mijden, pareren, verdedigen, weren
afhoudig  minachtend
afhouwen – afhakken, afslaan
afhuren - charteren
afjakkeren - uitputten
afjatten – afkapen, gappen, pikken, stelen
afkalven  afbrokkelen
afkammen – afbreken, afkraken, bekritiseren, katten, neerhalen
afkapen – afgrissen, afjatten, gappen, pikken,ontnemen, ont(stelen)
afkappen – afslaan, beeindigen, stoppen
afkappingsteken  apostrof
afkeer  afgrijzen, afschuw, antipathie, aversie, geschil, griezel, gruwel, haat, hekel, nijd, onwil, renonce, tegenzin, walging, weerzin, wrok
afkeer gevoelen - walgen
afkeer hebben – balen, haten, walgen
afkeer of weerzin - walging
afkeer van al wat nieuw is  neofobie
afkeer van het huwelijk  misogamie
afkeer wekkend – afgrijselijk, tegenzin, walgelijk weerzin
afkeren  afwenden
afkerig  avers, beu, bevreesd, gekant, moe, sober, stug, stuurs, tegen, wars, weerspannig, weerzinnig, zat
afkerig van arbeid - lui
afkerig van iets – beu, moe, warszat
afketsen van een kogel  ricocheren
afkeuren  berispen, laken, misprijzen, veroordelen, verwijten
afkeurende opmerking  aanmerking, verwijt
afkeurenswaardig  berispelijk, blamabel, lelijk, kwalijk, laakbaar
afkeuren – aanklagen, aanmerken, afgeven, berispen, gispen, laken, misprijzen, veroordelen, verwerpen, verwijten, wreken
afkeurende opmerking - anmerkingverwijt
afkeurenswaardig – lelijk, kwalijk, laakbaar
afkeuring – aanmerking, berisping, blaam, ba(h), condemnatie, desaprobatie, improbatie, laak, laking, oordeel, opspraak, reprobatie, smet, veroordeling, verwerping, verwijt, wrevel
afkijken – afgluren, afneuzen, afzien, spieken
afkitten – dichten, stoppen
afkloenen  ontwarren
afkluiven - afbijten
afknagen  afbrokkelen, eroderen, wegvreten
afknagen van een bot - kluiven
afknaging  erosie
afknotten  tronqueren
afknotten van bomen - snoeien
afkoelen  afkoeling, bedaren, douche, kalmeren, refrigereren, temperen
afkomen – afdalen, dalen
afkomst  afstammeling, afstamming, begin, bron, geboorte, herkomst, kiem, komaf, nest, oorsprong, origine, stam(boom), origine
afkomstig  originair
afkomstig uit Parma  Parmezaans
afkomstig uit Portugal  Portugees
afkomstig van - stammen
afkomstig van binnen  endogeen
afkomstig van buiten  exogeen
afkondigen – afroepen, bekendmaken, decreteren, decreet. mededelen, proclameren, promulgeren, publiceren, uitvaardigen
afkondiging  gebod, dagorder, decreet, proclamatie, promulgatie
afkondiging van huwelijk  ban
afkooksel – extract, treksel
afkooksel van gerst  orgeade
afkoopbaar  losbaar
afkoopgeld  losgeld
afkoopsom – losprijs, rantsoen
afkopen  lossen, lozen, vrijkopen
afkorten  abbreviëren, bekorten, rabatteren
afkorting  abbreviatie, abbreviatuur, acroniem, breviatuur, detractie
afkortingen 
aan boord, ab
aan-en afvoertroepen, aat
aangehaalde plaats, ic
aangehaald werk, aw, oc
aanhef van een brief - bl, ls
aan het eind, if, sf
aan God de opperste en de grootste, dom
aangehaald werk, aw
aankomend ak
aanstaande, as
aan zee, az
aartsbisschop, ae
abfarad, abt
ablativus, abl
absent, abs
absoluut, abs
ab urbe condita, auc
academie, acad
academiae rector, ar
academische graad ongeveer
overeenkomende met doctor in de letteren, am
accepi, acc
accusatief, acc
achternamen, ba
acta sanctorum, a(a)ss
actum ut supra, aus
adenosinedifosfaat, adp
adenosinetrifosfaat, atp
adenosinemonofosfaat, amp
ad interim, ai
adjectief, adj
adjudant, adj
adjunct, adj
ad majorem Del gloriam, amdg
administratie, adm
administratieve en rechterlijke beslissing, arb
advocaat, adv
ad vocem, av
aerodrome control, adc
afbeelding, atb, fig
afdeling, afd, sect
afleiding, atl
aflevering, atl
afnemend in sterkte, dim
afsluiting, cad
aftreksel, extr
afwezigheid van alle schuld, avas
aldaar, ib (id)
algemeen beschaafd Nederlands, abn
algemene bank Nederland, abn
algemeen burgerlijk pensioenfonds, abp
algemene handelsvoorwaarden, ahv
algemene kinderbijslag wet, akw
algemene kunstzijde unie, aku
algemene maatregel van bestuur, ambv
algemene maatregel van rijksbestuur, amvrb
algemene maatschappij voor jongeren, amvj
algemene Nederlandse wielrijdersbond, anwb
algemene ouderdoms wet, aow
algemene politieverordening, apv
algemene voorschriften, av
alhier, ev
alinea, al
all correct, ok
alleen God de eer, sdg
allen van dat slag, tg
alles inbegrepen, ai
alles ter meerdere ere Gods, oa(m)dg
als aan ommezijde, ur
als aantekening, pn
als altijd, us
als boven, ab
als daar zijn, adz
als ereblijk, he
als God het wil, dv
als het overige gelijk is, cp
als het ware, ahw
als ik mij niet vergis, nl
als op ommezijde, ur
als steeds, us
alstublieft, a.u.b., s.v.p.
als voren, av
aluminium, al
ambtelijk, qq
ambtshalve, eo, ep, ro
amica manu (op een adres), am
ammoniumnitraat, an
ampère, amp
ampèreuur, ah
amplitude modulatie, m
Amsterdam Rotterdam bank, amro
Amsterdams peil, ap
anno, ao
anno ante Christum, aac
anno Christi, ac
anno currente, ac
anni currentis, ac
anno domini, ad
anno futuro, af
anno mundi, am
anno passato, ap
anno sancto, as
ante meridiem, am
antimoon, sb
antirevolutionair(e partij), ar(p)
antwoord betaald, rp
appellant, app
arbeidsovereenkomst algemene, cao
archi episcopus, ae
argentum, ag
argon, ar
arrest, arr
arrondissement, arr
arrondissementsrechtbank, arb
arseen, arsenicum, as
artikel, art
artium magister, am
assistentresident, ar
astatium, at
astronomische eenheid, ae
atmosfeer, atm
atmosfeer absoluut, ata
atmosfeer overdruk, ato
atmosferen, atm
audio frequent, af
augustijn, oesa
augustijn, aug, cic
auteursrechtbelangen, autbel
automatische halve overwegbomen, ahob
baccalaureus artium, ba
bakboord, bb
bank of nova scotia, the, bns
bank voor handel en scheepvaart, bhs
bank voor internationale handel, bih
bares(se), bar
barium, ba
baron, barones, bar
basso continuo, bc
Bataafse petroleum maatschappij, bp(m), shell
beata Maria virgo, bmv
beata virgo (de zaligemaagd Maria), bv
bedienaar van het goddelijk woord, vdm
bedrijfschap, bedrsch,
bedrijfseconoom be
bedrijfsvereniging, bv
begeleiding, ace
behoudens bekrachtiging, sr
behoudens de eer, sh
behoudens rekenfouten, sec
behoudens de titel(s), s(s)t(t)
behoudens vergissingen, se
behoudens de verschuldigde eer, st
behoudens de verschuldigde eretitel, stdeb
belasting op de toegevoegde waarde, btw
Belgische socialistische partij, psb
beneden, ben, inf
benedictijn, osb
bene vale (in brieven), bv
benevole lector, bi
beoordelaar, rec
bepallng(en), bep(n)
beperkt, lim
beroep administratieve beschikkingen, bab
beroepscommissie, ercie
beroepshalve, ef
beryllium, be
bescherming bevolking, bb
beslissing, besl
beslissingen in belastingzaken, bnb
besloten vennootschap, bv
besloten vennootschap (eng), pty
besluit, besl
bestuurswetenschappen, bestw
betaald, bet
betaling bij levering, cod
bezigheden buitenshuis hebbende, bbhh
bid en werk, oel
bid voor ons, opn
binnenlandse bestuur, bb
binnenlandse strijdkrachten, bs
bismut, bi
bladzijde, blz, fo
blijkens de akten, ta
boek der koningen, reg
boerenleenbank, rabo
bolivar, bolv
bonae memoriae (achterpersoonsnamen), bm
bond van architecten, bna
bono cum Deo, bcd
bouwkundig Ingenieur (achtereenpersoonsnaam), bi
bouwrecht, bouwr
bovengenoemde, sup
bovenste dode punt, bdp
brevet van militaire administrateur, bma
brief aan de galaten, gal
brief aan de thessalonicenzen, thess
brief aan timotheus, tim
british broadcasting corporation, bbc
broeder, br, fr
bromium, br
bruto, br(t), bto
bruto registerton, brt
buiten dienst, bd
buiten dienst (du), ad
buitengewoon lager onderwijs, blo
bureau voor Industriële eigendom, bie
bureau voor
muziekauteursrecht, buma
burgemeester, burg
burgemeester en wethouders, b & w
burgerlijk, burg
burgerlijke openbare werken, bow
burgerlijke stand, bs
burgerlijk wetboek, bw, cc
bij afwezigheid, ba
bij bevel, bb
bij dat woord, av
bij de stukken, aa
bij geen gehoor, bgg
bij gelegenheid, po
bljlage(n), bijl(n)
bij tussentijd, ai
bij volmacht, pp
bijvoorbeeld, bv, ec, eg, pe(x), vc, vg
bijzonder, bijz
cadmium, cd
calcium, ca
californium, cf
calorie, cal
candela, cd
candidaat, cand
candidaat in de godgeleerdheid, candmin, thc
candidaat in de medicijnen, medcand
candidaat in het heilige leraarsambt, smc
candidaat in de theologie, thc
candidatus, cand
candidatus ministerie, candmin
cantica (in de bijbel), cant
caput, cap
cargadoor, carg
cash on delivery, cod
cassatie, cass
casu quo, cq
cent(s), ct(s)
centenaar, ctr
centiare, ca
centigram, cg
centiliter, cl
centimeter, cm
centimetergramsecunde, cgs
centraal antennesysteem, cas
centraal bureau voor de statistiek, cbs
centraal medisch tuchtcollege, cmt
centrale organisatie beroepsgoederenvervoer,cob
centrale raad van beroep, crvb
centraal station, cs
centrale verwarming, cv
centweight, cwt
cerium, ce
certificaat, cert
cetera, cet
chef-staf, cs
chloor, cl
christelijk jongemannen verbond, cjmv
christelijke jonge vrouwen federatie, cjvf
christelijk historische unie, chu
christelijk nationaal vakverbond, cnv
Christus, XP
chroom, cr
circa, ca
circulaire, circ
citato loco, citloc. cl
civiel bouwkundig ingenieur, cbi
civiel ingenieur, ci
cobalt, co
codex, cod
codices, cod
cognossement, bi
collationering, tc
collatis, coll
collectieve arbeidsovereenkomst, cao
college van beroep voor het bedrijfsleven, cbb
college van bestuur, cvb
colossenzen, col
commandant veldleger, cv
commanditaire ven nootschap, cv
commissaris van de koningin, cdk
communistische partij Nederland, cpn
compagnie, co(mp). cie
compagnon, co(mp)
confer(atur), conf
confer, cf
conform, cfm
congregationes santis simi redemptori, cssr
consul, cons
conto mio, cm
coöperatieve centrale boerenleenbank, bib
coöperatieve vereniging, cv
Corinthiërs, cor
corps diplomatique, cd
cosinus, cos
cost freight, cf
coupon, coup
courant, c(r)t
crediet en depositokas, cdk
crescendo, cresc
crisis controle dienst, ccd
cum annexis, ca
cum expensis, cex
cum laude, cl
cum notis, cn
cum sociis, cs
cum suis, cs
cuprum, cu
curator, cur
curium, cm
currente mense, cm
currentis mensis, cm
daaraanvolgend, dav
daarentegen, det
daar ter plaatse, dtp'
daartoe aangewezen (benoemd), ahd
da capo, dc
dagelijks, dag
dagelijks bestuur, db
dal segno, ds
daterend, dat
daterend van, dd
datief, dat
dat is, di, ie
dat wil zeggen, cad, dwz, ie
datum, dat
deadweight, dw
debet, deb
debent, deb
decagram, dcg
decaliter, dcl
decameter, dam
decastère, das
december, dec
decibel, db
decigram, dg
deciliter, dl
decimeter, dm
declinatie, decl
de dato, dd
deel, dl
deelwoord, dw
de goedgunstige lezer heil, lbs
de heer, dhr
de helft van het opgegevene, ss
Dei gratia, dg
de jongste, jr
dekagram, dag
dekaliter, dal
dekameter, dam
dekastère, das
de laatste dag van de maand, uit
deleatur, del
de lezer(es) heil, ls
delineavit, del
de onbekende, nn
Deo optimo maximo, dom
de oudste, sr
Deo volente, dv
departement, dep(t)
derde naamval, dat
dergelijke, derg, dgl
der lopende maand, mc
des voormiddags, am, vm
deutscher industrienorm, din
Deuteronomium, deut
deutsches reichs-gebrauchsmuster, drgm
de volgende, sq
de voorafgaande, pr
de zalige maagd Maria, bmv
dezelfde, id, it
dezelfde hoeveelheid als boven, a(m)
deze niet alleen, ka
dezer maand, dm
dezes jaars, dj
dichloor diphenyltr chloorethaan, ddt
die ge kent, gn
dienaar, dien
dienaar van het woord, vdm
dienstdoende, dd
dienstvaardig, dv
dienstwillig, dw
dimethylteraftalaat, dmt
diminuendo, dim
directeurgeneraal, dirg
directoraatgeneraal, dirgin
disconto, disc
displaced person, dp
dispositie, disp
dissertatie, di ss
district, distr
dit is, di
dito, do
dividend, div
doctor, dr
doctoranda, dra
doctorandus, drs
doctor in de beide rechten, dju, jud
doctor in de filosofie, drphil
doctor in de geneeskunde, dm
doctor in de god geleerdheid, drth(eol)
doctor in de medicijnen, dm, meddr
doctor in de rechten, drmr
doctor in de theologie, drth(eol)
doctor juris utriusque, dju
doctor medicinae, dm
doctor philosophiae, drphil
doctor theologiae, drth(eol)
dominee, ds
dominicanen, cf, op
dominus, ds
door de daad zelve, if
doorgaande bas, bc
door geweld gedwongen, vc
door Gods genade, dg
door kernenergie voort bewogen schip, ns
doorluchtige hoogheid, dh
door middel van een vriend(in), pa
door inschrijvershand, ma
door vriendenhand (bezorgd), am
dozijn, dz
duikboot, U-boot
Duitse socialistische partij, spd
dyne, n
eb, lw
economische politierechter, epolr
edel, ed
edelachtbaar, ea
edelgestreng, edgestr
edelgrootachtbaar, ega
edelgrootmogend, egm
edelhoogachtbaar, eha
edelmogende heren, eemmhh
edidit, ed
éditeur, ed
editio, ed
een brief uit het nieuwe testament, hebr
eenheid van ruimtehoek, sr
eenmaal daags, sdd
eershalve, hc
eerste hulp bij ongelukken, ehbo
eerste kamer, ek
eerste kwartier, ek
eerstgenoemde, eg
eerstkomende, ek
eerstvolgende, ev
eerwaarde, eerw, rev
eerwaarde heer, rd
eerwaarde vader, rp
eerwaardig ambt, rm
effectieve paardenkracht, ep
eigen beweging, eb
eigenhandig, mmp
eigenhandige aflevering verlangd, mp
eigenlijk, eig
het einde kroont het werk, fco
einsteinium, es
elektrocardiogram, eeg
elektroëncefalogram, eeg
elektromagnetische eenheid, eme
elektromotorische kracht, emk
elektrostatische eenheid, ose
elektrotechnisch ingenieur, ei
eminentie, em
emeritus, em
en allen samen, etq
en andere(n), ea,
en dergelijke, ed
en meer anderen, ema
engelse bachelor of arts (laagste acad.
graad in de literaire faculteit), ba
engels handelsgewicht van 50 kg, cwt
engels ons, oz
enigszins sterk, pf
enkelvoud, enk, sing
enkelvoudige kamer, enkk
en meer van die soort, ed
en omstreken, eo
en personne, ep
en soortgelijke, ed
entrepot, entr
en vele anderen, eva
en ville, ev
en volgende, ev
enzovoort, enz, etc
errore exepto, ee
esquire, esq
et cetera, enz, etc
e tutti quanti, etq
Europese economische gemeenschap, eeg
Europese gemeenschap voor kolen en staal, egks
evangelische omroep, eo
evenredige vertegenwoordiging, ev
eventueel, ev(t)
evenzo, id, it
excellentie, exc
exclusief, excl
exempli causa, ec
exempli gratia, eg
exodus, exod
ex officio, eo, exoff
exprès payé, xp
ex professo, ep
extract, extr
extractum, extr
ex voto, ev
faire suivre, fs
favente summo numine, fsn
februari, febr
fecit, fec
federatie, fed
ferrum, fe
fiat insertio, fi
figuur, fig
figuurlijk, fig
finis coronet opus, fco
firma, fa
first national city bank, fncb
fles, fl
florijn, fl
folio, fo
formula Intemationalis, fi
fortissimo, ft
fosfor, p
francium, fr
franco, fos, fr
frank, fr
frater, fr
free alongside ship, fas
free on board, fob
free on rail, for
free overside ship, fos
frequentie modulatie, fm
fungerend, fg
fijn zilver, fz
gallium, ga
gangbaar, ct
geankerd, ga
gebenedijde maagd Maria, bmv
gebiedende wijs, imp
gebonden, geb, leg
geboren, geb
gebroeders, gebr
gebruik bekend, ue, un
geciteerd werk, oe
gecollationeerd, coll
gedaan en bieden, gb
gedaan en laten, gl
gedeeltelijke aansprakelijkheid, ga
gedenk te sterven, mm
gedeputeerde staten, gedst, gs
gegeven door, dd
geheel de uwe, t(à)t
geheime staatspolitie in het nationaal
socialistische Duitsland gestapo
geheime staatspolitie in Rusland, g(e)poe
gehuwd, geh
gemeenschappelijk administratiekantoor, gak
gemeentelijke geneeskundige dienst, ggd
gemeentewerken, gw
gemeubileerd, gem
generale bas, be
genesis, gen
genitief, gen
geografische mijl, gm
georganiseerd overleg, go
gepensioneerd, gep
gerequireerd, gereq
gescheiden, geseh
getekend, get, sign
getrouwd, geh
getuige, get
gewestelijk arbeids bureau, gab
gewijzigde aansprakelijkheid, ga
gewijzigd ontwerp van wet, gontw
gezang, gez
gezusters, gez
gloriosae memoriae, gm
Gode alleen zij de eer, sdg
Gode zij dank, dg
Gode zij de hoogste lof, lpd
Gode zij lof, ld
Gode zij lof en het volkheil, dsp
goed dooreen gemengd, bm
goede middenkwaliteit, faq
den goedgunstige lezer heil, lbs
goed voor, gv
goudgulden, ggld
gouvernementsbesluit, b
gouverneurgeneraal, gg
gram, g
gramcentimeter, ge
gramcentimeterseconde, gcs
grammolecule, mol
gratis, pd
Greenwichtijd, gt
grenswaarde, lim
grondkamer, grk
grondwet, gw
groot, gr
grootste gemene deler, gd
grosso modo, grm
gulden, fl, gl(d)
gunstig antwoord wordt verwacht, gawv
gymnasiaal, gym
gymnasium, gym
gymnastiek, gym
haar bezigheden buitenshuis hebbende, hbbhh
haar edele, hed
haars inziens, hl
haastiger, accel
hafnium, hf
handelingen, hand
handels en effecten bank, heb
handschrift, cod, hs, ms
handschriften, cod, hss, mss
handvol, man
hare doorluchtigheid, hd
hare hoogheid, hh
hare koninklijke hoogheid, hkh
hare keizerlijke en koninklijke hoogheid, hkkm
hare koninklijke hoogheden, hhkkhh
hare koninklijke majesteit, hkm
hare koninklijke majesteiten, hhkkmm
hare majesteit, hm
hare majesteiten, hhmm
hebreeuwen, hebr
Hebreeuws, hebr
hectare, ha
hectogram, hg
hectoliter, hl
hectometer, hm
heeft het getekend, del
heeft het ontworpen, inv
heeft uitgegeven, ed
heemraadschep, hschap
heen en weer, vv
heer, hr
Heilig Avondmaal, HA
heilige, st
heilige, dienst, hd
heilige maagd, bv
heilige maagd Maria, bmv
heilige roomse rijk, hrr, sri
heilige schrift, hs
de heiligen, hh
hefnerkaars, hk
helium, he
heren de, hh
hertz, hz
hervormd, herv
hetgeen betekent, qe
hetgeen ik getuig, qt
hetgeen te bewijzen was, qed
hetgeen te doen was, qef
het heilige jaar, as
het volgende, s(e)q
het worde ingelast, ti
hetzelfde, id, it
hic situs, hs
hier ligt begraven, hs
hier te lande, htl
hiertoe afgevaardigd, ahd
hoc anno, ha
hoc est, he
hoc loco, hl
hoc loco sepultus, est, hlse
hoc sensu, hs
hoc tempore, ht
hof van justitie der europese gemeenschap, hvjeg
hoge raad, hr
hogere burgerschool, hbs
hoger onderwijs, ho
Hollandse bankunie, hbu
honoris causa, he
hoofd der school, hds
hoofdkwartier, qg
hoofdstuk, cap
hoogduits, h(g)d
hoogedelgeboren, geb
hoogedelgestreng, heg(estr)
hoogfrequent, hf
hooggeboren, hgeb
hoogheemraadschap, hhsehap
hoogheid, hh
hoogleraar, hoogl, prof
hooggeleerde, hooggel
Hooglied het, cat
hoogstdeszelfs, hd
hoogstdezelve, hd
hoogwater, hw
hoogwelgeboren, hwgeb, hwg
hora locoque sonsueto, hlqe
horse power, hp
hun edelachtbaren, hea
hun edele, hed
hun edelgrootachtbaren, hega
hunne koninklijke hoogheden, hhkkhh
hunne koninklijke majesteiten, hhkkmm
hunne majesteiten, hhmm
huns inziens, hi
huius anni, ha
hydrargyrum, hg
hij groet u zeer, spd
hij heeft het gemaakt, fee
hij heeft het gegeven, ddt
hij heeft het gegraveerd, sc
hij heeft het geschilderd, pinx
hij heeft het geschreven, ser
hij heeft het getekend, dil
hij heeft het gezien, vt
hij heeft het ontworpen, inv
hij heeft het uitgegeven, ed
hij heeft het zelf gemaakt, if
hij ruste in vrede, rip
ibidem, ib(id)
idem, id
id est, ie
ik heb ontvangen, ace
ik kwam, zag en overwon, vvv
imperatief, imp
imperator, imp
imperator rex, ir
imprimatur, impr
inbegrepen, incl
in bezit van, ibv
in buitengewone dienst, ibd
in casu, ic
incidenteel, inc
inclusief, incl
in de naam van Christus, icn
in de naam van Jezus, ini
in de naam Gods of des Heren, ind
in de stad, ev
in deze zin, hs
in dit geval, ic
in dit jaar, ha
in dit teken (zult gij overwinnen), ihs (v)
indium, ind
in één woord, iew
in eigen persoon, ep
infanterie, inf
infinitief, inf
infra, inf
geheime zitting, igz
in gelijke delen, paeq
ingenieur, ing, ir
ingesloten, incl, pc
in het aangehaalde werk, opcit
in het afgelopen jaar, ap
in het algemeen, iha
in het bijzonder, ihb
in het gebied of land der ongelovigen, ipi
in het gegeven geval, cq
in het genoemde jaar, da
in het heilige jaar (jubeljaar), as
in het jaar, anno, ao
in het jaar (sedert de schepping der wereld), am
in het jaar der christelijke tijdrekening, ac
in het jaar onzes Heren, ad
in het jaar voor Christus' geboorte, aac
in het komende jaar, af
in het lopende jaar, ac
in het volgend jaar, af
in hoc salus, ihs
in hoc signo, ihs
in hoedanigheid ven, qq
in hope, is
inleiding, inl
inlichting, inl
in loco, il
in margine, im
in memoriam, im
in naam ven de heilige drie-eenheid, inst
in nomine Del, ind
in nomine Domini, ind
in nomine Jesu, ini
in nomine sanctae trinitatis, inst
in partibus infedelium, ipv
in (eigen) persoon, ep
in plaats van, ip(l)v
in plaats van het zegel, ls
insgelijks, id, it
inspecteur, insp
inspectie, insp
instant, inst
interest, int
internationaal, int
internationaal een hedenstelsel, sl
internationaal standaard boeknummer, isbn
intransitief, intr
intrest, int
invenit, inv
in verband met, ivrn
in voce, iv
in waarheid, iv, iw
in welk teken, cq
inzonderheid, inz
ionium, io
iridium, ir
isonicotinezuur hydrazide, inh
Israëlitisch, isr
is schuldig, deb
item, it
iuris utriusque doctor, jud
jaargang, j(r)g
Jacobus, jac
Januari, jan
Jeremia, jer
Jesaja, jes
Jesus hominum salvator, ihs
Jesus horator sanctorum, ihs
Jesus nazarenus rex judaeorum, inri
Jezus, ihs
Jezus Christus, ic
Jezus van Nazareth, inri
Johannes, joh
jongstleden, jl
jonkheer, jhr
jonkvrouw, jkvw
juncto, jr
kamer van koophandel, KvK
kanaalpeil, kp
kandidaat, cand,
kand kandidaat in de theologie, cm
kantongerecht, ktg
kantonrechter, ktr
kapitein, kapt
kapucijn, omc
karaat, kar, kt
kardinaal, em
karmeliet, oc
kasassociatie, ka
katholieke radio omroep, kro
katholieke volkspartij, kvp
keizer, imp
keizer en koning, ir
keizerlijkkoninklijk, kk
keizerlijke majesteit, km
kennisgeving ontvangst, pc
kilocalorie, kcal
kilogram, kg
kilogram kracht, kgf
kilogrammeter, kgm
kilohertz, khz
kiloliter, kl
kilometer, km.
kilovolt, kv
kilovoltampère, kva
kilowatt, kw .
kilowattuur, kwh
klasse, kl
kleinste gemene veelvoud, kgv
knight of the garther, kg
knokploeg, kp
kobalt, co
kombinatie van reclasseringsinstellingen, kri
de koning der joden, inri
koning en keizer, ri
koninklijk, kon
koninklijk besluit, kb
koninklijke bibliotheek, kb
koninklijke hoogheid, ar, kh
koninklijke luchtvaart maatschappij, KLM
koninklijke majesteit, rm
koninklijke marine, km
koninklijk nederlands
meteorologisch instituut, KNMI
koninklijke militaire academie, KMA
koninklijke nederlandse automobiel club, knac
koninklijke nederlandse toeristenbond, anwb
koninklijke nederlandse uitgeversbond, knub
koninklijke nederlandse voetbalbond, knvb
koper, cu
koperskeus, kk
korting, rat
kortzicht, kz
kronen, kr
kroon, kr
krijgsgevangene (eng), pw
krypton, kr
kubieke, kub
kunstmatige bevruchting, ki
kwik, hg
laagfrequent, lf
laagste academische graad in Engeland, ba
laagwater, lw
laatste kwartier, lk
laatstgenoemde, lg
laatstleden, ll
laatste wil, test
laboratorium, lab
lage druk, ld
lager onderwijs, lo
landbouwhogeschool, lhs
landbouwkundig ingenieur, li
langspeelplaat, lp
Latijn(s), lat
laus deo, ld
laus deo salus, ldsp
laus plurima deo, lpd
lawrentium, lw
lector benevole, lb
lectori benevole salutem, lbs
lectori salutem, ls
lege artis, la
leger des heils, dh, sa
leger van de Indonesische republiek, tni
let wel, lw, nb
de lezer heil, ls
liber regum, reg
libra, lb
licenciaat, lic
lichamelijke opvoeding, lo
licht jaar, lj
limited, ltd
locoburgemeester, lb
loco citato, lc
loco laudato, l(oc)l(aud)
loco sigilli, ls
logarit(h)me, l(o)g
lokale sterrentijd, lst
lood, pb
der lopende maand, cm, inst
Lucas, Luc
luchtkussenvoertuig, lkv
lugdunum batavorum, Ib
luitenant, I(ui)t
lumen, lm
luthers, luth
lux, lx
lysergzuurdiethylamide, lsd
lijst, tab
maalpeil, mp
maanstand, ek, lk, nm, vm
maatschappij, mij
mac, mc
madame, mad, mme
mademoiselle, mlle
magister artium, ma
magnesium, mg
majoor, maj
mandaat, mand
mandatum, mand
mandatum sine clausula, msc
mangaan, mn
manu auctoris, ma
manu mea propria, mmp
manuscript, hs, m
manuscripten, mss
manu proprio, mp
Marcus, Marc
marechaussee, mp
master, mr
mate van intelligentie, Iq
matig, mod
matig sterk, mf
matig zacht, mp
Mattheus, Matth
maximaal, max
maximum, max
meer uitgebreid lager onderwijs, mulo
meervoud, mv, pl(ur)
meervoudige kamer, meervk
meester in beide rechten, dju, jud
meester in de rechten, mr
meester in de (vrije) kunsten, ma(l)
medicinae doctor, md
megacalorie, mcal
megadyne, mdn
megahertz, mhz
megaton, mt .
mejuffrouw, mej, mlle
member of parliament, mp
memento mori, mm
memorie van antwoord, mva
memorie van toelichting, mvt
men vergelijke, conf
men zie, vid
messieurs, mss, mm
met aankleve van dien, ca
met aantekeningen, en
met alle waardering, maw
met allen die erbij behoren, etq
met andere woorden, maw
met behoud van eer, sh
met behoud van titel, sh( et)t
met behoud van eer en wedde, sh(et)s
met bekende bestemming, mbb
met bestemming, mb
met betrekking tot, mbt
met bijlagen, ca
met dank, md
met deelneming, md
met de hand des schrijvers, ma
met de kosten, cex
met de linkerhand, sm
met de nodig. veranderingen, mm
met de zijnen, cs
met dien verstande, mdv
met een bijzondere bode, pexpr
meterton, mt
met gebruik van, mgv
met gelukwens, mg, pf
met gelijke delen, paeq
met Gods genade, bed
met Gods wil, df, dv, vd
met halve stem, mv
met hartelijke dank, mhd
met hartelijke deelneming, mhd
met hartelijke gelukwens, mhg
met hartelijke groet, mhg
met hun allen, etq
met inbegrip van, incl
met inbegrip van kosten voor overlading, fos
met inbegrip van vervoerskosten
tot op de boot, fob
met ingang van, miv
met kennisgeving, mk(g)
met medewerking van, mmv
met name, mn
met mijn eigen hand, mmp
met noot van, mntv
met onderschrift, mo
met rouwbeklag, md. mf. pc
met toestemming, ec
met veel kracht, ffz
met verlof gezegd, svv
met volledige titel, pt
met voorbehoud van mbv
eventuele vergissingen, se
met het nodige voor behoud, rr
met zijn deel of lotgenoten, cs
mevrouw, mevr, mme, mrs
mezzo forte, mf
mezzo piano, mp
mezzo voce, mv
microfarad, mf
middelbaar onderwijs, mo
middelbaar technische school, mts
middelbare eb, me
middelbare leeftijd, ml
middelbare meisjesschool, mms
middelbare rivierstand, mr
middelbare vloed, mv
middeleeuwen, me
middeleuropese tijd, met
militair, mil
militaire politie, mp
militaire willemsorde, mwo
militair gezag, mg
milliampère, ma(mp)
millibar, mb
milligram, mg
milliliter, mi
millimeter, mm
minderbroeder, ofm
minister, min
ministerie, min
minuut, min
mio conto, mc
mister, mr
mistress, mrs
moet geschrapt worden, del
moet zijn, mz
molybdeen, mo
monseigneur, mgr
motorschip, ms
motortorpedoboot, mtb
mutatis mutandis, mm
muziek, muz
mijlpaal, mp
mijne heren, mmhh
mijnheer, mh, mr
mijn rekening, cm, mc
mijns inziens, mi
na aftrek van onkosten, nto
naamloze vennootschap, nv
naamloze vennootschap (Duits), ag
naamloze vennootschap (Engels), ltd
naamloze vennootschap (Frans), sa
naar aanleiding van, nav
naar de nieuwe stijl, stn
naar de oude stijl, stv
naar de regel der kunst, la
naar ik meen, mi
naar mijn bescheiden mening, nmbm
naar mijn mening, mi, nmm
naar onze mening, nom, oi
naastkomend, ev
na Christus, nchr, pc
nader overeen te komen, notk
na de stichting van Rome, pre
na een jaar, pa
namelijk, nl
namiddag, nm
nanofarad, nf
naschrift, ns, ps
nationaal Indonesisch leger, tni
nationaal jongeren verbond, njv
nationaalsocialistische beweging, nsb
nationale maatschappij der
Belgische spoorwegen, nmbs
nationale militie, natmil
nationaliteiten van
vliegtuigen voor Nederland, ph
natrium, na
natriumbromide, nabr
natriumchloride, nacl
natriumfluoride, naf
natriumhydride, nah
natriumhydroxide, naoh
natuurkundig ingenieur, ni
nauwkeurig Amsterdams peil, nap
na vergelijking, coll
nazenden, fs
Nederduits, nd
Nederland, ndl, ned, nl
nederlands, ned, ndl
nederlandse christelijke radio (reis) vereniging, ncrv
nederlandse courant, nc
nederlandse credietbank, ncb
nederlandse handelmaatschappij, nhm
nederlands hervormd, nh
NederlandsIndisch, ni
Nederlands.Indië, nl
nederlandse jeugdgemeenschap, njg
nederlandse middenstandsbank, nmb
nederlands onderwijzers genootschap, nog
nederlands Oost-Indisch leger, knil, noil
nederlandse overzeebank, nob
nederlands verbond van vakverenigingen, nvv
nederlandse norm, nen
nederlands normalisatie instituut nni
nederlandse werkelijke schuld, nws
nederlandse spoorwegen, ns
nederlandse wielrijdersbond, nwb
netto, nto
netto uitgeleverd gewicht, nug
new english dictionary, ned
niet afzonderlijk genoemd, nag
niet genoemd, ng, nn
niet ontvankelijk, no
niet parkeren, np
niet toegestaan, nl, nt
nieuw amsterdams peil, nap
nieuw verbond, nt, nv
nieuwe maan, nm
nieuwe rekening, nr
nieuwe regel, al, nr
nieuwe still, ns
nieuwe testament, nt, nv
nomen nescio, nn
nominaal, nom
non actief, bd, na
non licet, nl
non liquet, nl
non nominandus, nn
noord atlantische verdragsorganisatie, nato, navo
NoordBrabant, nb(r)
noorderbreedte, nb(r)
noorderlengte, nl
NoordHollend, nh
noordoost, no
noordnoordoost, nno
noordnoordwest, nnw
Noordoostpolder, nop
noordwest, nw
noordZuidHollandsetramweg maatschappij, nzhtm
noot, nt
normaal hoogwater, nhw
normaal laagwater, nlw
normaal lage rivierstand, nlr
normaal profiel, np
normaal waterpeil, nap
nostro conto, nc
nota bene, nb
noot van wijziging, nvw
notetur nomen, nn
numeri, num
numero, no
nummer, nr, no
obligatie, ob (l)
octrooi, octr
of dergelijke, od
officier van justitie, okt
om afscheid te nemen, oatn, ppc
om bezoek af te leggen, pfv
om godswil, pd
om het uur een lepel, shc
omnia act majorem Dei gloriam, oamdg
om niet te vergeten, pm
omroeporganisatie, avro, cvk,
eo, ikon, kro, ncrv, nos, tros, vara, voo, vpro
onbepaalde volmacht, msc
onder andere(n), oa
onder bescherming van het Opperwezen, fsn
onder dat woord, s(h)v
onder de rubriek, sr
onder gebruikelijk voorbehoud, ogv
onder goddelijke bescherming, spd
onder het nodige voorbehoud, rr
onder leiding van, olv
onder meer, om
onderofficier, oo
onder omslag, pc
onder voorbehoud, rr
onder wie, ow
onderwijs, kunsten en wetenschappen, okw
ongehuwde man, om
ongehuwde vrouw, ov
ongeveer, ca, ong, pm
ontheemde, dp
ontvangen (op wissels), acc
ontwerp van wet, ovw
onvoorbereid, et
onvoorziene omstandig heden voorbehouden, oov
onze lieve vrouwe, olv
onze rekening, nc
onzes inziens, oi
onzijdig, onz
oorlogswinst, ow
oorspronkelijk regeringsontwerp, oro
oosterlengte, ol
Oost Indisch, oi
OostIndische Compagnie, oic
Oost-Indisch leger, oil
OostIndië, oi
op blad, fo
op dat woord, iv
op de aangehaalde plaats, lc, ll, taa
op de dag, dd
op de eerste zijde van een blad, ra
op de keerzijde, vo
op de laatste dag (der maand), ult
op de rand, im
op de voorzijde van een blad, ro
op dezelfde bladzijde, ib(id)
op dezelfde plaats, b(id)
op deze plaats ligt begraven, hlse
op één snaar, uc
openbaar ministerie, om
openbare werken, ow
openbaring, openb
opere citato, opcit
op erewoord (retour), oe(r)
opgenomen geld, og
opgewekt, viv
op het ogenblik, ht
op het woord, voc
op last van, po, pp
opmerking, opm
op mijn rekening, cm
op order van, po, pp
oppervlakte, opp
opus, op
op zicht, avoz
ora pro nobis, opn
oranje pecco, op
orde der augustijnen, oesa
orde der capucijnen, ome
orde der carmelieten, oearm
orde carmelitarum, oearm
orde der cisterciënsers, socist
orde der dominicanen, op
orde eremitarum sancté augustini, oesa
ordo fratum minorum, ofm
orde der jezuïeten, sj
orde der minderbroeders, ofm
ordo minorum capucinorum, omc
orde der norbertijnen, opraem
orde der ongeschoeide carmelleten, ocd
ordo praedicatorum, op
ordo praemonstraten sium, opraem
orde der predikheren, op
ordo sancti benedicti, osb
organisatie, org
organisatie der verenigde naties, uno, vn
oude stijl, os
oude testament, ot, ov
oude verbond, ot, ov
oudste de, sr
overeenkomst(en), ov(n)
overige het, cet
overleden, ob
oversteekplaats voor voetgangers, vop
Overijssel, ov
paardenkracht, hp, pk
paardenkrachtuur, pkh
paardenkracht van het indicateurvermogen, ipk
pachtkamer, pk
pacifistisch socialistische partij, psp
padvinder, pv
Palestijnse gewapendeorganisatie, plo
pagina, blz, pag
palladium, pd
paragraaf, par
par ami of amie, pc
par exemple, pax, bv
par expresse, pexpr
par faveur, pf
par procuration, pp
partibus aequalibus, paeq
partijgenoot, pg
partij van de arbeid, pvda
pastoor, par
pater patriae, pp
pater prior, pp
paters van het aller heiligste sacrament, sss
patres conscripti, pc
paus en bisschop, pp
penclub, pen
penningmeester, penm, thes
pennyweight, dwt
per adres, co, pa
percent, pct
per dag, pd
per doos, pd
per duizend, pm
per expressum, pexpr
perfectum, pert
per honderd, pct
periodiek geneeskundig onderzoek, pgo
per jaar, pj
perkament, prk
permanente commissie, pc
per mille, pm
per occasionem, pocc
per omgaande, po
per order, po
per persoon per dag, pppd
personenvennootschap met
beperkte aansprakelijkheid, pvba
persoon, pers
persoonlijk, pers
per procurationem, pp
per stuk, pst
per ijlbode, pexpr
pfennig, pt
philosophiae doctor, phildr
piae memoriae, pm
plano pianissimo, ppp
picofarad, pf
pièze, pz
pint, pp
plaats, pl
plaatsvervangend, plv .
platina, pt
plattelandsbibliotheek centrale, pbc
pleno titulo, pt
plumbum, pb
plus minus, pm
pluralis, pl
plutonium, pu
politieke recherche, pr
politierechter, polr
polyvinylchloride, pvc
pond, pd, Ib
pond sterling, pst
populus romanus, pr
porto betaald, pp
post annum, pa
posterijen, telegrafie, telefoon, ptt
post meridiem, pm
postrekening, prk
post romam conditam, pre
postscriptum, ps
post trinitatis, pt
post urbem conditam, puc
pour connaissance, pc
pour condoléance, pc
pour faire visité, pfv
pour féliciter, pf
pour mille, pm
pour prendre congé, ppc
pour remercier, pr
poste restante, pr
praecedens, pr
praefectus, praef
praemissio praemit tendis, pp
praemissio titulo, pt
praesens, praes
praesente, praes
praeteritum, praet
predikant, ds, vdm
prediker, pred
predikheer, op
preferent, pr(ef)
president, pres
priester, pr
primo, po
procesverbaal, pv
procureur, proc
pro Deo, pd
produktschap, prodsch
pro memoria, pm
professional, prof.
professor, prof
promethium, prm
pro mille, pm
propaedeutisch, prop
propriété assurée, pa
proponent, prop
pro tempore, pt
protestants, prot
protestantse godsdienst: pg
protocol, prot
provinciale bibliotheek centrale, pbc
provinciaal elektriciteit bedrijf, peb
provinciale staten, provst
provinciale waterstaat, pw
prijs + vracht, cf
psalm, ps
pseudo, ps
pseudoniem, ps
publieke werken, pw
quaeritur, qto, quaer
quaestio, quest
qualitate qua, quat
quantum placet, qp
quantum satis, qs
quantum sufficit, qs
quantum vis, qv
quarter général, qg
quarto, qto
quinta essentia, qe
quod attestor, qa
quod Deus bene vertat, qdbv
quod orat demonstrandum, qed
quod erat faciendum, qed
quod est, qe
quod felix faustumque sit, qffqs
quod (bonum) felix, faustumque sit, q(b)ffqs
quod vide, qv
raad van arbeid, rva
raad van beroep, rvb
raad voor de kinderbescherming, rvdk
raaklijn, tg
rabat, rab
radicalen, rad
radium, ra
rapporteur, rapp
ratione officii, ro
recensent, ree
rechten inbegrepen, ri
rechterbladzijde, ro, to
rechtercommissaris, re
rechtsgeleerde, ictus
rechtsoverweging, ro
rechtspraak, rspr
reconventie, rec
rectificatie, rect
rector magnificus, ar
redacteur, red
redactie, red
redemptorist, cssr
red onze zielen, sos
referent, ref
regelmatig, regelm
regeringsreglement, rr
regeringsvoorlichtingsdienst, rvd
regia majestas, rm
regiae majestatis, rm
regiment, reg
regiment infanterie, ri
regiment veldartillerie, rva .
regimentscommandant, rct
regius, reg
reglement, regl
regula, reg
rekeneenheid, re
rekwestrant, rekw
relatief, relat
réponse favorable s´il rfsvp
réponse payée, rp
Republique Française, RF
requiescat in pace, rip
requirant, req
reservatis reservandis, rr
resolutie, res
respectievelijk, resp
responde, resp
respondeatur, resp
res publica, resp
reverende domine, rd
reverendi ministerie candidatus, rmc
reverendus dominus, rd, rev
reverendus pater, rp
rex imperator, ri
ridder van de kousenband, kg
rinforzando, rf
roemrijke nagedachtenis, gm
roepia, rp
Romaans, rom
romanum imperium, ri
romanorum imperator semper augustus, risa
Romeinen, rom
romeinse keizerrijk, ir, ri
romeinse rijk, ri
romeinse volk, pr
romeinse volk en senaat, spqr
roomskatholiek, rk
royal air force, raf
rubidium, rb
rudimentair, rud
ruimtelijke ordening, ruo
Russisch, Russ
rust in vrede, rip
ruthenium, ru
rijdende artillerie, ra
rijksarbeidsbureau, rab
rijks geschiedkundige publikatiën, rgp
rijksgrens, rg
rijksgrond, rg
rijksjongerenintemaat, rji
rijkshogere burgerschool, rhbs
rijkskweekschool, rks
rijksmerk, rm
rijksnormaallessen, ml
rijksnormaalschool, ms
rijksopvoedingsgesticht, rog
rijkspostspaarbank, rps
rijksverzekeringsdienst, rvd
rijksvoorlichtingsdienst, rvd
rijkswaterstaat, rw
rijksweg, rw
rijkswerkinrichting, rwi
sacer ordo cisterciensis, socist
sacra scriptura, ss
sacri ministerii candidatus, smc
sacri romani imperii, sri
saint, st
salutem plurimam dicit, spd
salva ratificatione, sr
salva venia, sv
salvation army, sa, idh
salvis titulis, sstt
salvo errore calculi, sec
salvo errore et omissione, seeto
salvo titulo, sstt
salvo titulo debito, sstt
salvo honore et titulo, shett
salvo honore, sh
sa majesté, sm
sanctae of sacrae theologiae doctor, std
sanctus, st
sarekat islam, si
sa sainteté, ss
save our souls, sos
scheiding van tafel en bed, stb
scheikundig technologisch ingenieur, ti
school voor reserveofficieren, sro
schrijve, schr
schrijver, schr
science fiction, sf
scripsit, ser
scilicet, sc
sculpsit, sc
scandium, sc
secans, sec
seconde, sec
sectie, sect
section, sect
sedert de schepping der wereld, aoc
sedert de stichting ven Rome, auc
selenium, se
senaat, sen
senaat de, en het volk van Rome, spqr
senator, sen
senatus populusque romanus, spqr
senior, sen, sr
september, sept
servi beatissimae Mariae virginis, sbmv
sequens, s(e)q
sequentes, sq
shilling, sh
sieur, sr
signatuur, sign
signetur, sign
silicium, si
s´il vous plait, svp
sine anno, sa
sine loco et anno, slea
singularis, sing
sinistra, sin
sint, st
sinte, ste
sinus, si
sit venia verbo, sw
sla spoedig om, vp, vs
sociaal democratische arbeiderspartij, sdap
sociaal economische raad, ser
sociaalpedagogisch onderwijs, spo
socialistische (federatieve) sovjet republiek, s(f)sr
societatis Jesu, sj
soclété anonyme belge d'exploitation de la
navigation aérienne, sabena
société des nations, sn
societus mariae, sm
soli Deo gloria, sdg
son altesse, sa
son altesse eminentissime, sae
son altesse impériale, sai
son altesse royale, sar
son éminence of son excellence, se
soortelijk gewicht, sg
South Africa, sn
spoorwegeenheid, ppm
spreker, spr
spreuken, spr
staatkundig gereformeerde partij, sgp
staatkundig politiek bestuur, gpoe
staatsblad, stb(l)
staatscommissie, stcie
staatscourant, stc(r)t
staatskasboek, sbb
staatspolitie in sovjet Rusland, gpoe
staatsspoorwegen, ss
stamboek, sb
stamp, ter
stannum, sn
statengeneraal, stg(en)
steenkoolenergieëenheid. ske
stibium, sb
stilb, sb
stili novi, stn
stili veteris, s(t)v
stof die fijn verdeeld als insectendodend
middel gebruikt wordt, ddt
stoomschip, ss
strafwetboek, sw
strontium, sr
student in de medicijnen, medstud
student in de theologie, ths
sturm abteilung, sa
stuiver. st
stuurboord, sb
sub finem, sf
sub voce, sv
superior, sup
supra, sup
synchroon, sync
syndicaat, synd
syndicus, synd
synode, syn
tabel, tab
tabula, tab
tamelijk sterk, mf
tamelijk zacht, mp
tangens, tg
tantalium, ta
tantième, tant
tasto solo, ts
tbc, tb
technetium, tc
technische academie, ta
technische hogeschool, th
te dezer plaatse, hl
te dien eind, tde
te gelegener tijd, tgt
tegen, vs
tegen elk aannemelijk bod, teab
tegen het eind, sf
tegenover, to
tegen rembours, cod
tegenwoordig, ht
te gewoner tijd en plaats, hlqc
tegoed, tg
telastelegging, til
telefoon, tel
telefoon intercommunaal, telinterc
telegraafagentschap, telag
telegraaf restant, tr
telegramadres, teladr
télégraphie sans fil, tsf
telegraphic transfer, tt
televisie, tv
tellurium, te
temperatuur, temp
ten aanzien van, tav
ten algemenen nutte, tan
ten bate van, tbv
ten bedrage van, ad, tbv
ten behoeve van, tbv
ten einde, te
ten gunste van, tgv
ten honderd, pct, th
ten laatste, tl
ten name van, tnv
ten opzichte van, tov, qua
ten overstaan van, tov
tentara nasional Indonesia, tni
tentara repoebliek Indonesia, ri
ten tijde, tt
tenuto, ten
ten uwent, tu
ter aangehaalde plaatse, citloc, cl, tap
ter attentie van, tav
ter beschikkingstelling van de regering, tbr
ter beschikking (van), tb (v)
ter bevordering van, tbv
terbium, tb
ter gedachtenis, im
ter gelegenheid van, tgv
ter herinnering, pm
termijn, term
ter nagedachtenis, im
ter ordonnantie, terord
ter plaatse, il, tp
ter terechtzitting, ttrz
terugstootloze vuurmond, tlv
ter waarde van, twv
ter zake, tz
ter zake van, tzv
ter zee, tz
testamentum, test
testantibus actis, ta
testis, test
te voren, tv
te weten, tw
te zelfder plaatse, sl, tzp
ter zelfder tijd, tzt
te zijner tijd, tzt
thallium, tl
theologiae candidatus, thc
theologiae doctor, thdr
theologiae studiosus, ths
thesaurier, thes
thorium, th
thullium, tm
tidningarnas telegram byrd, tt
tin, sn
titaan, ti
tinanium, ti
titel, tit
titel van een prins, dh
titulair, tit
titulus, tit
titus, tit
tobias, tob
toehoorders, tthh
toenemend in sterkte, cresc
toets alleen, ts
tornus, torn
tot afscheid, ppc, ta
tot en met, tem
tot meerdere ere Gods. amdg
tot nut van 't algemeen, tnvta
tot rouwbeklag, pc
totus tuus, tt
touring trophy, tt
tout à tol, tàt
tout à vous, tàv
trillend, trem
trimester, trim
tuberculose, tb(e)
tutti quanti, td
tijdschrift, per, ts
u edele, ued
uit aller naam, uan
uitgave, ed
uitgebreid lager nijverheidsonderwijs, ulno
uitgebreid lager onderwijs, ulo
uitgever, ed
uitgesloten aansprakelijkheid, ua
uit gunst, pf
uit het hoofd, ec
uitsluitend, excl
uitspraak, uitspr
uittreksel, extr
uitvoeringsbeschikking, uitvbesch
uitvoeringsbesluit, uitvbesl
uitvoeringsorgaan, uitvorg
uitwendig gebruik, ue
ultimo, uit
una corda, ue
unie der socialistische sovjetrepublieken, ussr
unie van vrouwelijke vrijwilligers, uw
united kingdom, uk
united nations organisation, uno
united nations recovery, unrra
united states, us(a), vs(a)
universele auteursrecht conventie, uac
universiteitsbibliotheek, ub
unterseeboot, uboot
uranium, ur
urbis conditae, ue
ut infra, ui
utriusque juris doctor, ujd
ut supra, us
uwe hoogheid, ua
uwe koninklijke hoogheid, var
uw rekening, cv, vc
vaarwel, bv
vacature, vac
vader des vaderlands, pp
vaderlandloze, dp
valuta, val
vanaf, va
vanaf dit teken, ds
van boven, vb
van bureau, vb
van de bouw der stad Rome af, auc
van de maand, hm
van de schrijver, vds
van dit jaar, ha, vdj
van goede getuige voorzien, vggv
van harte, ea
van het, ac
van het rijk, sri
van het volgend jaar, af
van huls, vh
van het vorige jaar, ap
van huls tot huls, vhth
van kantoor, vk
van links naar rechts, vlnr
van moderne gemakken voorzien, vvmg
van onderen, vo
van rechts naar links, vml
van zeer goeden huize, vzgh
veni, vidi, vici, vvv
vennootschap onder firma, vof
vennootschap op aandelen (It), spa
vennootschapsbelasting, vpb
verbi causa, vc
verbi divini minister, vdm
verbi gratia, vg
verbinding, verb
verbum, verb
verdachte, verd
verder in het boek, inf
verenigd koninkrijk engeland, uk
verenigde naties, vn, un
verenigde staten van amerika, us(a), verst, vs(a)
vereniging voor administratief recht, var
vereniging van arbeiders radio amateurs, vara
vereniging in oprichting, vio
vereniging onder firma, vof
vereniging voor vreemdelingenverkeer, vvv
vereniging zonder winstbejag, vzw
vergadering, verg
vergeleken zijnde, coll
vergelijk, conf, verg
(men) vergelijk(e), vgl
verkoperskeus, vk
verleden tijd, perf
verordening, vo
vers, vs
verschenen, versch
verschillende, versch
verslaggever, ref, rep
versus, vs
vertaal, vert
vertaler, vert
vertaling, vert
vertatur, vert
verte, vert
verticale opstijging, vto
vervolgens, vv
verzekerd eigendom, pa
verzocht en verzekerd, verzverz
verzoeke vriendelijk gunstig antwoord, rfsvp
verzoeke terugzending, spr, svr
vetras testamentum, vt
vetus testamentum, vettest
vi coactus, vc
vicaris generaal, vg
vice versa, vv
vicepresident, vp
vide, vid
videatur, vid
videlicet, vdt
vidit, vt
vierkante meter, vm
Vlaams, vi
Vlaamse oud-strijdersbond, vos
Vlaamse toeristenbond, vtb
Vlaams nationaal verbond, vnv
vlaer en kol, venk
vliegtuigbouwkundig ingenieur, vi
vloed, hw
voce, voc
voet, ft
voetgangersoversteek plaats, vop
voorzitter, pr, vz
vostro conto, vc
volgende, sq, vlg
volgens, vlg
volgens anderen, va
volgens de acte, ta .
volgens gelofte, ev
volgens hem, zi
volgens mij, mi
volgens voorschrift, la
volkenbond, sn
volksuniversiteit, vu
volle maan, vm
voltampère, va
voltcoulomb, ve
volti preste, vp
volti subito, vs
volume, vol
voor Christus, vc(hr)
voor dag en nacht, vden
voor de tussentijd, ai
voor de vuist, et
voorgaande, pr
voorheen, vh
voor het, vh
voor het ogenblik, he
voor kennisgeving aangenomen, vka
voorlopig, pt
voorlopig genoteerd, voorlgen
voorlopig verslag, vv
voormalig, voorm
voormiddag, am, vm
voornaamwoord, vnw
voornamelijk, vnl
voornaamste, voorn
voornoemd, voorn
voor onze jaartelling, ao(m)
voorrede, praef
voorschriften op de velddienst, vv
voor vernietiging vatbaar, vvv
voorvoegsel, voorv
voorwaardelijk, voorw
voorwaardelijke invrijheidstelling, vi
voorwaardelijke veroordeling, w
voor wat betreft, vwb
voorwerp, voorw
voorzetsel, voorz
voorzien van alle gemakken, vvag
voorzien van moderne gemakken, vvmg
voorzitter, voorz
voor zover mogelijk, vzm
vorige, ll
de vorige, sup
vorige koers, vk
vorige week, vw
vorig jaar, vj
vorig slot, vsl
vostro conto, vc
votre altesse, va
votre altesse royale, var
vrachtvrij aan boord, tob
vrouwelijk, fem, vr(l)
vrije universiteit, vu
vrij langs boord, tas, vlb
vrij van beschadigdheid, vvb
vrij van boord, fss, wb
vrijwillige ouderdomsverzekering, vov
vrijzinnig democraat, vd
vrijzinnig protestantse radio omroep, vpro
vijfde boek van Mozes, deut
waarnemend, ai, fg, w(n)d
waaronder, wo
wagon, fos
was getekend, wg
wat betekent, qe
watercloset, wc
waterpaardenkracht, wpk
waterschap, watsch
wat ik getuig, qa
wat te bewijzen is, qed
wattuur, wh
weduwe, wed
weduwen en wezen, wenw
weerafdeling, wa
wegstervend, mor
weinig gebruikelijk, wg
welwillende lezer, bi, lb
werk, op
werktuigkundig ingenieur, wi
westerlengte, wl
WestIndië, wi
wet algemene bepalingen, wetab
wetboek, cod, wetb
wetboek van burgerlijke rechtsvordering, brv, rv, wbr
wetboek van koophandel, wvk
wet op de rechterlijke organisatie, wetrc
wetboek van strafrecht, cp, sr, wvs(tr)
wetboek van straf vordering, (wv)sv
te weten, vdt
wettelijke aansprakelijkheid, wa
windrichting, nno, nnw, no, nw, ono, ozo, wnw, wzw, zo, zw, zzo, zzw
winterpeil, wp
wisselwaarde, val
woordenboek, wdb
ytterbium, yb
ijzer, fe
zachter, pp
zag zich gaarne geplaatst, zzgg
zaliger gedachtenis, bm, zg
zeer fijn, pp
zeer luid, ff
zeer sterk, ff
zeer zacht, pp(p)
zie aldaar, za
zie ommezijde, zoz
zilver, ag
zink, zn
zirkonium, zr
zoals beneden, ui
zoals de akten getuigen, ta
zoek op het woord, av, lv
zogenaamd, zg
zogezegd, qd
zo God het wil, dv
zo goed als nieuw, zgan
zomerpeil, zp
zonder goede getuigen, zgg
zonder hoofdelijke stemming, zhs
zonder jaartal, sa, zj
zonder kinderen, zk
zonder kosten, zk
zonder plaats en jaartal, slea
zonder titel, st
zonder volledige titel, zvt
zoon, zn
zoveel als nodig is, qs
zoveel als 't u belieft, qp(l)
zoveel als u wilt, ql
Zuid-Afrikaanse vennootschapsvorm, pty
zuiderbreedte, zb
zuidoos(ten), zo
zuidzuidoost(en), zzo
zuidwest(en), zw
zuidzuidwest(en), zzw
zuster, sr, zr
zijn bezigheden buitenshuis hebben de, zbbhh
zijn eerwaarde, ze
zijn hoogedelgestrenge, zheg
zijn hooggeleerde, zh
zijn schuldig, deb
zijne doorluchtige hoogheid, zdb
zijne doorluchtigheid, zd
zijne edelheld, ze
zijne eminentie, se, zem
zijne excellentie, zex
zijne heiligheid, ss, zh
zijne hoogheid, zh
zijne hoogwaardige excellentie, zhex
zijne keizerlijke en koninklijke majesteit, zkkm
zijne koninklijke hoogheid, zkh
zijne majesteit, zm
zijner majesteits, zrms
zijn. inziens, zi
afkorting op een visitekaartje  p.c., p.f., p.r., p.f.v.
afkorting in advertenties  b.b.h.h.,o.e.r.,z.g.a.n.
Afkorting in Rome  S P Q.R.
Afkorting op brieven  L.S.,P.S., Ued., a.a.t.t., hg, m.h.,s.s.t.t., t.a.t., t.t.,
afkorting bij coöperaties  UA
afkorting op het kruis  I.N.R.I.
afkorting op recepten  d.a
afkorting op telegrammen  r.p., t.c., t.r.
afkorting op wissels  l.z.
afkorting van internationale associatie voor luchtransport - IAIA
afkorting van Jozef  Jef
afkorting van staarten  couperen
afkorting van tubeluminescant  T.L.
afkorting van een ontheemde  d.p.
afkorting van een Portugese munt  rs
afkorting voor jaartal  A(nno), D(omini)
afkortingsteken  apostrof
afkrabben  afschrabben, afschrapen, afschrappen, rateren, regratteren
afkrabsel  raturen, schraapsel
afkraken  afkammen
afkijken - spieken
aflaat  absolutie, indulgentie, kwijtschelding, strafontheffing, toegevendheid, vergiffenis
afladen  afnemen, afpakken, lossen, ontladen, volstoppen, uitnemen, volladen
aflader - bevrachter
aflakker  berisping, bestraffing, standje, uitbrander
aflandig  zeewaarts
aflappen  zemen
aflasten  afcommanderen
aflaten – afgaan, afgorden, afleggen, aflopen, aftappen, afzeggen, ontspannen, ophouden, remitteren, spuien, stoppen, toestaan, uittrekken, verlaten, verminderen
afleggen  afdanken, afdoen, aflaten, uitdoen,
afleggen van een afstand  reis
afleggen van een lijk  reeuwen
aflegger – oplichter, spion, verkenner
afleiden  deduceren, deriveren, hinderen, storen
afleidende middelen  derivatie
afleiding  afl., afwisseling, amusement, bedrijvigheid, deductie, derivaat, divertissement, ontspanning, verstrooiing, vertier
afleiden van woorden  etymologie
afleidkunde  etymologie, woordafleiding
afleren – afwennen, ontwennen
afleveren  afgeven, bestellen, bezorgen, brengen, leveren, produceren
aflevering - afl., deel, episode, hoofdstuk
aflevering in handen  (telegram), m. p. (manupropria)
aflevering van een tijdschrift  fascikel
aflezen  bezweren
aflijvig worden  overlijden, sterven
afloeren  begluren, bespieden
afloop – besluit, eind(e), end, helling, ontknoping, resultaat, slot, uitkomst, uitslag, verloop
aflopen – aflaten, einden, glooien, spuien
aflopen der zee  eb
aflopen met - vergaan
aflopend – neergaand, schuin
aflossen – afkopen, betalen, verbeurten, verwisselen
aflossing van lening door staat  amortisatie
aflossing van rente  annuïteit
aflossingswedstrijd  estafette, koppelrit
aflijvig worden - overlijden, sterven
afluisterapparaat - babyfoon
afmaken – afslachten, beëindigen, besluiten, doden, kelen, slachten, uitputten, uitroeien, vermoeien, vermoorden, voltooien, wurgen
afmars  afrit, afreis, aftocht, terugtocht, vlucht, vertrek
afmarcheren - inrukken
afmatten  aftobben, knauwen, matten, travailleren, uitputten, vermoeien
afmattend  afbeulend, drukkend, enerverend, uitputtend, vermoeiend
afmatting  maceratie, uitputting, vermoeidheid
afmeren - tuien
afmeten - passen
afmeting  breedte, dikte, dimensie, diepte, formaat, grootte, hoogte, kaliber, lengte, maat, omtrek, omvang, proportie
afmijnen - bieden
afmijning - afbod
afname – aankoop, afzet, mindering, omzet, verkoop, vermindering,
afneembaar  amovibel, wasbaar
afneemdoek  potdoek
afneemster - cliente
afneemster van goederen - koopster
afnemen  achteruitgaan, afdoen, afgaan, afladen, afpakken, afsassen, bedaren, couperen, dalen, ebben, kopen, krimpen, luwen, minderen, stellen, ontnemen, opkopen, slabakken, tanen, teruglopen, verlopen, verminderen, verslaan, versmelten, vervallen, verwijderen, wegebben, wegnemen
afnemend (muz)  calando, decrescendo, degressief, diminuendo
afnemend getij - ebbe
afnemend in dikte  taps
afnemend in gewicht – afvallen, vermageren
afnemend in snelheid (muz.) rallentando
afnemend in sterkte - dim
afnemende maan  l.k.(laatste kwartier)
afnemen van waren - kopen
afnemer  cliënt, consument, klant, koper
afneming  decrescentie, degressie
afneuzen  afgluren, (af)kijken, spieken
afnokken  beëindigen, inrukken, ophouden, stoppen, vertrekken, weggaan
afonie  geluidloosheid, heesheid, stemloosheid, stilte, stomheid
aforisme  sententie, spreuk
afpakken  afladen, afnemen, afpikken, afschutten, begrenzen, ontnemen
afpalen  afbakenen, afperken, afzetten, begrenzen
afpaling – begrenzing, grens
afpassen – (af)meten, toebedelen, toewijzen
afpelen  ontharen
afpellen – doppen, ontmantelen, schillen
afperken – afbakenen,afpalen, afschutten, afsluiten, omgorden
afpersen  chanteren, extorsie, knevelen
afperser – misdadiger, uitzuiger
afpersing  chantage, extorsie, knevelarij
afpeuteren - afpulken
afpijnigen - martelen
afpikken – fkapen, afpakken, gappen
afpingelen  afdingen
afpoeieren – afranselen, afschepen, wegbonjouren
afpraten  afbrengen, besluiten, bespreken, regelen, vaststellen
afpulken - afpeuteren
afpunten - tippen
afraden  ontraden
afranselen – aftuigen, aftuigen, toetakelen
afranseling - rammeling
afraspen - afvijlen
afrastering  haag, heg, hek, hor, omheining, raster, schutting, traliewerk
afreis  aanvang, afmars, afvaart, sterven, vertrek
afreizen – gaan, vertrekken, weggaan, wegtrekken
afrekenen – afdoen, betalen, resconteren, verdisconteren, vereffenen, verrekenen, voldoen
afrekening  betaling, rescontre, vereffening, voldoening
afremmen – dempen, inhouden, matigen, stoppen, tegengaan, tegenhouden, temperen, verzwakken
afremmer  reductor, vertrager
africhten – beleren, dresseren, drillen, leren, trainen
africhten van dieren – dresseren, temmen
africhter  dompteur, dresseur, temmer, trainer
africhter van paarden  dresseur, pikeur
africhter van wilde dieren - dompteur
africhting  dressuur, opleiding, training
afrij - helling
afrijden - dresseren
Afrikaan  Bantoe, Bosjesman, Ethiopiër, Hamiet,
Hottentot, Kaffer, Kongolees, Moor, neger, Nigeriaan,
Niloot, Pygmee, Zoeloe, zie ook bij land in Afrika
Afrika, ontdekker van  Baker, Barth, Bruce, Burton, Caillë, Clepperton, Denham, Grant, Lander, Livingstone, Park, Speke, Stanley
Afrikaans bier  pombe
Afrikaans brood  kisra
Afrikaans gebergte  Ahaggar, Atlas, Drakenberg, Etbai, Kameroenberg, Karisimbi, Kenia, Kibo, Kilimanjaro, Meru, Natal, Pare, Sinai, Virunga
Afrikaans dier 
4 gnoe, meru,
5 hyena, leeuw, lemur, okapi, zebra
6 fennik,
7 baviaan, giraffe, gorilla, klipdas, olifant,
8 antilope, civetkat, nijlpaard,
9 neushoorn,
10 aardvarken, chimpansee
Afrikaans dorp - kraak
Afrikaans gebouw  kia
Afrikaans land 
4 Mali, Togo, Ngana,
5 Gabon, Ghana, Kenia, Kongo, Libië, Niger
6 Angola, Egypte, Gambia, Guinea, Malawi,
Ngwana, Ruanda, Soedan, Tsjaad, Zambia
7 Algerije, Eritrea, Lesotho, Liberia, Marokko,
Nigeria, Oeganda, Senegal, Somalië, Tunesië
8 Ethiopië, Kameroen, Rhodesië, Tanzania, Zanzibar
Boeroendi, Botswana, Ivoorkust, Malagasië
10 Mauritanië, Mozambique, OpperVolta, Somaliland,
ZuidAfrika
Afrikaans lastdier - kameel
Afrikaans mahonie  sapeli
Afrikaans meer  Albert, Edward, Kiwoe, Njasa, Rudolf, Tana, Tanganjika, Tsjaad, Victoriameer
Afrikaans muziekinstrument  balafo, sansa, sanza, zanza
Afrikaans nationaal park  Garamba, Kruger
Afrikaans volk 
2 Ga
3 Efe, Ewe, Foi, Ibo, Ila, Kru, Tiv, Vai, Yao
4 Agau, Akka, Ambo, Auin, Auni, Bali, Bara, Bari,Baya,
Bena, Bini, Bira, Bobo, Efik, Gogo, Gini, Hehe, Hima, Kham, Kuba, Kung, Lala, Lobi, Luba, Luba, Madi, Nama, Teda, Tehi, Teke, Wute, Xosa, Yaka
5 Bafia, Bamum, Banda, Barea, Basua, Batwa, Benda,
Bongo, Bosso, Bouba, Bouka, Congo, Dinka, Diula, Falli,
Fulbe, Galla, Ganda, Habbe, Hausa, Hukwe, Jaluo, Kamba,
Kondo ,Kredj, Lakka, Lamba, Lango, Lemba, Luena,
Lunda, Makue, Massai, Mboum, Mende, Mongo, Moren,
Mossi, Musgu, Nandi, Nguni, Noeër, Nyoro, Pende,
Peula, Ponde, Rotse, Rundi, Safua, Serer, Shona, Songe,
Sotho, Swazi, Tenne, Tigre, Tikar, Tonga, Tussi, Venda,
Wemba, Wolof, Zande
6 Acholi, Aniwak, Baboua, Bouala, Douroa, Foelbe, Gielli,
Heikum, Herero, Hoetoe, Ibibio, Kaonde, Kikuyu, Kololo,
Korana, Kotoki, Kpelle, Kuwama, Latuka, Mandja,
Marghi, Masai, Mbundu, Myanje, Pangwe, Sleugh, Somali,
Sukuma, Tatoga, Tetela, Thonga, Tibboe, Toeboe, Tofoke,
Vandau, Yoruba
7 Amharen, BaBinga, Baggara, Balante, Bambara,
Bantoes, Batsjua, Berbers, Danakil, Dzjagga, Griguas,
Gurunsi, Kanembu, Kanoeri, Kindiga, Koundou, Makonde,
Malinke, Merina`s, Ndebele, Ndorobo, Niloten, Sandawe,
Sennaga, Shilluk, Soninke, Suaheli, Tchamba, Toeareg,
Tsjokwe, Turkana, Yaoende, Youcoun, Zoeloes
8 BeniAmar, Betsileo, Bisjarin, Griekwa`s,
Guanchen, Hadendoa, Kababisj, Kanembou,
Kimbundu ,Manwato, Ngangela, Njamwezi,
Pygmeeën, Sjilloek, Tamberma
9 Arabieren, Bamboetti Bechuanen, Kaffitsjo,
Kavirondo, Mangbetou, Njatoeroe
10 Sakkalaven, Soedanezen, Toncouleur
11 Khoinasiden,
12 Bosjesmannen, Hottentotten
Afrikaans woord voor oogst  oest
Afrikaanse – motabol, negerin
Afrikaanse berg - Atlas, Drakenberg, Kameroen, Kenya, Kilimanjaro, Natal, pare
Afrikaanse boom 
4 ahee, akee, baku, bito, etua, kola), moli, odum, olax,
5 abaru, bumbo, njava, odoom, omoli, siris, tenio
7 assegai, kalabar, kurkeik,
8 bakubito, oliepalm, steeneik,
9 kapokboom,
10 koffieboom, zilverboom
14 leverworstboom
Afrikaanse christenen  Kopten
Afrikaanse drank  skokiaan
Afrikaanse droge woestijnwind  samoen, samum, simoen
Afrikaanse eenheidstaal  Haussa, Swahili
Afrikaanse eik  turtosa
Afrikaanse eilandengroep  Aldabra, Ascession, Comoren, Madagascar, Madeira, Pemba, Sokotra, Zanzibar, zie: eiland bij Afrika
Afrikaanse havenstad  Akkra, Algiers, Dakar, DaresSalaam, Durban, Freetown, Ibo, Kaapstad, Lagos, Mombasa, Oran, Rabat, Suez, Tanger, Tripolis, Tunis
Afrikaanse helm  topi
Afrikaanse heuvel  kop
Afrikaanse hoofdman  Kaid
Afrikaanse Hoofdstad -
4 Lomo
5 Akkra, Gangi, Dakar, Kairo, Lagos, Praia, Rabat, Tunis,
Zomba
6 Bamako, Bissau, Kigali, Niamey
7 Abidjan, Algiers, Jaoendé, Kampala, Konakry,
Loeanda, Loesaka, Maseroe, Mbanane, Nairobi
8 Bathurst, Benghasi, Freetown, Khartoem,
Kinshasa, Monrovia, Pretoria, Tripolis, Victoria,
Windhoek
9 Dzjiboeti, Gaberones, Salisbury
10 DaresSalaam, Libreville, Mogadiscio,
Tananarive, Wagadoegoe
11 Brazzaville, Noeakschott
12 Boejoemboera
Afrikaanse Hottentot  Nama
Afrikaanse hut  kraal
Afrikaanse jacht  safari
Afrikaanse kaap  Agulhas, Blanco, Delgado, Frio, Ghir, Hafun, Lopez, Palmas, Verde
Afrikaanse keizer  Negus
Afrikaanse kolonie  Angola, Ceuta, Ifni, Mauritius, Réunion
Afrikaanse lynx  caracal
Afrikaanse mol - taol
Afrikaanse munt - rand
Afrikaanse neger - kaffer
Afrikaanse ooievaar  maraboe
Afrikaanse Organisatie  O.A.E.
Afrikaanse palm  raffia
Afrikaanse pantersoort  luipaard
Afrikaanse papegaai - jako, luipaard
Afrikaanse plaats  zie plaats in Afrika
Afrikaanse rivier 
3 ob, Nijl, Nun,
4 Aoek, Athi, Geba, Liba, Tana, Vaal,
5 Beira, Binue, Bomoe, Chobe, Kongo, Niger, Shari,
Sjari, Sokat, Volta
6 Atbara, Gambia, Gioeba, Joliba, Lamani, Loerio,
Sabalu, Sanaga, Ubangi
7 Bihoewe, Calabar, Koeanza, Koenene, Limpopo,
Luabala, Senegal, Zambezi
8 Aroewami, Koebango, Okowanga
Afrikaanse slaaf  bellak
Afrikaanse slang  boa, elaps, mamba, schaapsteker
Afrikaanse stam  Bantoe, Bapindi, Batonga, Berber, Boni, Edo, Haussa, Herero, Jao, Luganda. Nuba, Swahili, Sara, Wabena, Zoeloe
Afrikaanse stamvader - cham
Afrikaanse taal  Bantoe, Berber, Haussa, Hausa, Herero, Lunganda, Swahili, Zoeloe
Afrikaanse titel  sidi
Afrikaanse vlieg  Kivus, tseetsee
Afrikaanse vos  caome, asse, fennec
Afrikaanse vrucht  terfa
Afrikaanse waterval  Victoria
Afrikaanse wind  harmattan
Afrikaanse woestijn  lgidi, Kalahari, Kalchari, Namib, Sahara,
Afrikaanse zoutvlakte  sebcha, sebka
Afrikaantje  tagetes
afrijten  losscheuren
afristen - rippen
afrit – afmars, afrij, afweg, helling, stoep, talud, vertrek
afrocaliet  tyroliet
afro  Cubaanse dans  conga
Afrodite  Venus
afroep  opvraag
afroepen – afkondigen, evoceren
afroeper van de Mohammedaanse gebedsuren  Moëddzin
afromen  vloten
afrossen – afbeuken, afboenen, afranselen, buffelen, priegelen, puimen, roskammen, slaan, touwen,
afrijten  losscheuren
afschaafsel  krul
afschaduwing  sciagrafie
afschaffen  aboleren, afdanken, annuleren, beëindigen, elimineren, opdoeken, opheffen, opruimen, supprimeren, wegdoen
afschaffer  abolitoinist, abstinent, geheelonthouder
afschaffing  abolitie, abrogatie, suppressie
afschampen - ketsen
afschatten - beoordelen
afschaven – dunnen, frezen
afscheid  congé, ontslag, vertrek
afscheiden  afzetten, afzonderen, losmaken, onttrekken, separeren, verwijderen
afscheiding  excretie, grens, haag, heg, hek, hor, heining, landhek, muur, omheining, scheiding, scheuring, schutting, secessie, secretie, separatie, slijm, sloot, wand
afscheiding in de Ned. Herv. kerk - doleantie
afscheiding van hout - hekwerk
afscheiding van steen - muur
afscheiding van tuin - haag
afscheiding voor water - wal
afscheidelijk  separabel
afscheidingsproduct  hormoon, secreet,
afscheidingsstoffen  secreta
afscheidnemen  dag zeggen, groeten, vertrekken
afscheidsdiner  galgenmaal
afscheidsgroet  adi, adieu, adios, aju, ajuus, saluut, tabee, vaarwel, vale
afscheidsmaal  galgenmaal
afschermen  pareren
afscheuring  abscessie, avulsie
afschieten - werpen
afschijn  glans
afschijnsel – afstraling, beeld, glans, weerkaatsing
afschilderen – afbeelden, afmaken
afschilferen  bladderen
afschrabben  krabben, schrapen
afschrapen - afkrabben
afschrappen – afkrabben, krassen
afschrift  apograaf, copy, doorslag, duplicaat, grosse, kopie, minuut, transcript
afschrift, authentiek  van een vonnis  grosse
afschrijfgeld  kopieloon
afschrijfnaald  traceerijzer
afschrijven – afboeken, kopiëren, spieken
afschrijving – afboeking, plagiaat
afschrik  fobie, vrees
afschrikken - terugdeinzen
afschuieren  afborstelen
afschuimlepel  schuimspaan
afschuiven  betalen, onttrekken, wegschuiven
afschuren  borstelen, loswerken, reinigen, schrooien, verliezen, wegnemen
afschutsel  beschot
afschutten – afpalen, afperken, afscheiden, afsluiten, afweren, afzetten, afzonderen, omheinen
afschutting  beschot, haag, heg, heining, muur, scherm, schutting
afschuting van steen - muur
afschutting van tuin – haag, heg, heining, sloot
afschuw – afgrijzen, afkeer, afkeur, aversie, erg, gruwel, haat, hekel, hels, horreur, rot, onguur, walg(ing), weerzin, ijselijk,
afschuwelijk  abominabel, affreus, afgrijselijk, afzichtelijk, afzichtig, erg, execrabel, fiels, gruwelijk, horribel, ijselijk, ijzig, lelijk, monsterlijk, monsterachtig, odieus, ongehoord, onguur, rot, verfoeilijk, verschrikkelijk, vreselijk, walgelijk, weerzinwekkend
afschuwelijkheid  atrociteit
afschuwelijk persoon  aterling
afschuw hebben - haten
afschuw of hekel – walging
afschuwwekkend  gruwelijk, vreselijk
afschijn - glans
afschijnsel - beeld, weerkaatsing
afslaan  afhakken, afhouwen, afkappen, afwerpen, bedanken, terugdrijven, verjagen, verkopen, verminderen, verweren, wegspoelen, weigeren, weren, zwenken
afslachten - afmaken
afslachting  bloedbad
afslag  abrasie, korting, mindering, rabat, remissie, remissie, verkoping, veiling, verkoop, vermindering
afslagbank  visbank
afslagdraad  opwinder
afslager - roeper
afslagplaats bij golf  tee
afslag van een autoweg - afrit
afslanken – afvallen, bezuinigen, lijnen, vermageren
afslechten  bedaren
afslijten  afdragen
afslijting  ablatie, abrasie, afsmelting, erosie, slijtage, usuur
afslijting door water  erosie, abrasie, corrasie
afslijting in water  attritie
afslijting van land  erosie
afsloven  uitputten
afsluitboom - spoorboom
afsluitdeur van een gegraven dok  bateauporte
afsluiten – afdichten, afdraaien, afperken, afschermen, afsnijden, afzonderen, contracteren, dekken, dichtdoen, dichtmaken, occluderen, shutten, sperren, toestoppen
afsluiten van flessen – afdoppen, kurken
afsluiten van haven door vijandelijke marine  blokkade
afsluitend universitair examen  doctoraal
afsluitende troepenlijn  kordon, front
afsluiter – deksel, deur, klep, kraan, portier, schuif, stop, tap
afsluiter aan poort – schuif, vergrendeling
afsluiter van fes – dop, kurk
afsluitmechanisme – grendel, schuif
afsluiting – afzetting, blokkade, capsule, dam, deksel, deur, dijk, dop, grendel, haag, heg, heining, hek, hor, isolatie, klep, knip, kraan, kurk, lid, obstructie, obturatie, occlusie, poort, prop, reclusie, schuif, schutting, slot, spanjolet, spon, stop, tap, tralie, ventiel, versperring, voltooiing, zegel
afsluiting verwijderen  openen
afsluitingsmateriaal  pakking
afsluitingsvuur  spervuur
afsluiting van de rekening  saldering
afsluiting van een fles – dop, kurk
afsluiting van een kist - deksel
afsluiting van een kransslagader  hartinfarct
afsluiting van een lening  negotiatie
afsluiting van een deel van muziekstuk  cadens, coda
afsluiting van een kransslagader - hartinfarct
afsluiting van een tuin – hek, poort
afsluiting van een terrein  tourniquet
afsluiting van water - dijk
afsluiting voor vliegen – clamboe, hor
afsluitmiddel  dop, kurk, spon
afslijten - afdragen
afslijting -ablatieabrasie, afsmelting
afsmeken - afbidden
afsmelting van gletsjerijs  ablatie
afsnauwen - afblaffen
afsnede – moot, plak
afsnijden  afdraaien, afsluiten, afsnijden, afzonderen, bekorten, besnoeien, couperen, maaien, motsen, snoeien, versperren
afsnijden van struiken - snoeien
afsnijding  amputatie, coupure, segment
afsnijdsel van papier – rijfels, snippers
afsnoepen – ontfutselen
afspannen  losmaken, ontspannen, uitspannen
afspanning  herberg, uitspanning
afspeelapparaat - video
afspelen  gebeuren, plaatsvinden, uitspelen
afspiegeling  resonans, spiegelbeeld
afsplitsing – separatie, tak,
afspoeling - wassing
afsponsen - afvegen
afspraak – akkoord, agrement, akkoord, convernant, overeenkomst, pact, rendezvous, verdrag
afspraak herroepen  afgelasten, aflasten, afzeggen, annuleren
afspraak van bedrijven over prijzen  bod, kartel, offerte
afspreken – bedingen, beloven, overeenkomen, stipuleren, uitpraten
afspringen – ketsen, toespringen, wegspringen
afspringend vuurdeeltje  vonk
afstaan  afgeven, cederen, geven, laten, offeren, opofferen, overdoen, schenken
afstaan van gaven - offeren
afstammeling  aver, descendent, dochter, kind, kroost, loot, nageslacht, nakomeling, nazaat, oir, oor, spruit, telg, zoon
afstammeling van een Chinees  peranakan
afstammeling van Europeaan in de tropen geboren  creool, mulat
afstammeling van Ezau  Edomiet
afstammeling van Ismaël  Ismaëliet
afstammeling van Israël  Israëliet
afstammeling van Kaïn  Keniet
afstammeling van Levi  Leviet
afstammeling van Lot  Moabiet
afstammeling van Mohammed  koreisjieten
afstammeling van Nederlanders in New York  knickerbocker
afstammeling van negerslaven  (Sur.) creool, kreool
afstammeling van een neger en een Indiaanse  zambo
afstammeling van Odin  Ase
afstammeling van Sem  Semiet
afstammelingen – nazaten, kroost
afstammelingverwantschap  filiatie
afstammen - ontspruiten
afstamming  afkomst, descentie, filiatie, komaf geboorte, derivatie, geboorte, geneologie, geslacht, komaf, nakomelingschap
afstammingsleer  darwinisme, evolutieleer
afstand  abandon, abdicatie, bereik, cessie, distantie, draagwijdte, gaping, kloof, lengte, mijl, ne, nostadie, overgave, ruimte, traject, ver(te), verwijdering, wijdte
afstand bepalen - meten
afstand der lijnen - arcering
afstand doen van  abandonneren, abdiceren, afstaan, afzien, cederen, distantieren, renonceren, wijken, zwichten
afstand doen van de troon  abdiceren
afstand, grote  rek
afstand nemen  distantiëren
afstand op zee  kabellengte, knoop, mijl, zeemijl
afstand per uur  snelheid, tempo, vaart
afstand tussen twee punten  spanwijdte
afstand tussen twee punten van een cirkel  koorde, middellijn, spanwijdte
afstand tussen twee tijdsmomenten - tijds(duur)
afstand van de nulmeridiaan naar het oosten  O.L.
afstand van de nulmeridiaan naar het westen  W.L.
afstand van rechten  alineatie
afstand van troon - abdicatie
afstandskromme  horicirkel, hypercirkel
afstandsmaat – duim, g.m., (geografische mijl), (Kilo)meter, knoop, (Chin)li, meter, mijl, stadie, yard, voet
afstandsmaat op zee – kabellengte, knoop, mijl, zeemijl
afstandsmars - vierdaagse
afstandsmeter  cyclometer, diastimeter, distantiemeter, taxameter, telemeter
afstappen - afdalen
afsteek  contrast, verschil
afsteken - opvallen
afstel  opgeven, stoppen
afstelling - regeling
afstemscherpte  selectiviteit
afsterven – afbinden, dood, doodgaan, overlijden, sneuvelen, vergaan, wegkwijnen
afsterving van vlees  koudvuur
afsterving van weefsel  necrose
afstippelen - punteren
afstootijzer  stootmes
afstoppen – blokkeren, opvullen, tegenhouden
afstotelijk – afschuwelijk, afstotend, lelijk, repugnant
afstoten – afdanken, afketsen, opdoeken, opgeven
afstotend – affreus, akelig, lelijk, ongehoord, rebutant, ijselijk
afstotend antwoord - rebuut
afstraffen  kastijden, plunderen, ranselen, tuchtigen, villen
afstraffing  berisping, kastijding, klap, poeier, rammel, represensie, slaag, tuchtiging
afstraling – afschijnsel, glans, reverberatie, weerglans
afstreek (muz)  tiré
afstrepen – aanstippen,
afstropen  ecorcheren, plunderen, rispen, strippen, villen
afstrijkstok - strekel
afstuiten  botsen, ketsen, schampen
afstuit  weeromstuit
aftakelen – aftuigen, achteruitgaan, kalen, verouderen, verslijten, verzwakken
aftakelend - aftands
aftakeling – slijtage, verval
aftakken – afsplitsen, knotten
aftakking  shunt
aftands  afgetakeld, afgetobd, aftakelend, oud, ouderwets, rot, seniel, versleten
aftands schaap - mok
aftappen – aflaten, uitputten
aftasten – peilen, polsen, scannen, voelen
aftaster - scanner
aftekenen – ontwerpen, traceren
aftekening bij een dier  bles, col, sok, witbeen, witvoet
aftekening bij een paard - bles
af te leggen weg  etappe, parcours, route
afteren  vergaan, vermageren, wegvreten
aftobben – afmatten, uitputten
aftocht – afgang, afmars, retirade, retraite, terugtocht, vertrek, wegtrekken
aftoppen - punten
aftreden – opstappen, terugtreden
aftreden (van een kabinet)  decessie, demissionair
aftreding  exitus
aftrek  attractie, detractie, interesse, korting, minus, rabat, reductie, tarra, (ver)mindering, vraag
aftrekken  abstraheren, decompteren, korten, rabatten, rebatteren, verminderen
aftrekking – minus, sabstractie
aftrekkingsteken  minteken
aftreksel  bouillon, extr., essense, extract, infusie, marmite, tinctuur
aftreksel van distillatie  essence
aftreksel van hennep  hee, hede, marihuana
aftreksel van kruiden  drop, elixer, elixir, extract, tinctuur
aftreksel van mout  wort
aftreksel van rundvlees  bovril, bouillon
aftreksel van zoethout  drop
aftrekspier  abductor
aftrek van betaling -korting
aftuigen – aftakelen, onttakelen, toetakelen
afturven  controleren, ranselen, tellen
afvaardigen  delegeren, deputeren, machtigen , sturen, zenden
afvaardiging  delegatie, deputatie, fractie, vertegenwoordiging
afvaart – afreis, vertrek
afval  apostasie, ampas, barrel, bik, bocht, bolster, detritus, hede, hee, huisvuil, kaf, kort, ontrouw, ontuig, overblijfsel, puin, rommel, schroot, slak, snoeisel, tuig, uitschot, vermindering, vuilnis
afvalbak - vuilnisvat
afvaleter  saprofaag
afval van bijenkorf  bijtsel
afval van diamant  boort
afval van fruit – kroet, stek
afval van geloof  apostasie
afval van graan - kaf
afval van hennep  hee, hede, lok, snuit
afval van hooi - ort
afval van hout  krul, rap, spaan, spaander, zaagsel
afval van ijzer (metaal)  schroot, vijlsel
afval van metselwerk  bik, puin
afval van natuurzijde  bourette
afval van polijsten  polijstsel
afval van riet - ort
afval van staal  scraps
afval van steen  bik, puin
afval van steenkool  sintel, slak
afval van stro – ort, rijveling
afval van suiker - melasse
afval van suikerbieten - pulp
afval van suikerriet  ampas
afval van vlas  burp, hee, hede, lokken, scheven, snuit, spijt
afvalhoop  belt, stort, vaalt
afvallen – afslanken, losgaan, lijnen, renegeren, tegenvallen, vermageren
afvallig  ontrouw
afvallig christen  mammeluk
afvallige  apostaat, geloofsverzaker, ketter, ontrouwe, renegaat, verrader, verzaker
afvalligheid  apostasie
afvalplant  saprofiet
afvalstof van weefsel  kooloxide, melkzuur, ureum
afvaren  vertrekken
afvegen – aflappen, afnemen, reinigen, sponzen, wissen
afvijlen - raspen
afvillen  ontvellen, stropen
afvinken – aanduiden, merken
afvlakken – effenen, nivelleren
afvliegen  omlaag vliegen, starten, wegvliegen
afvloeien - druipen
afvloeiing van personeel  ontslag
afvoer – aalgoot, buis, goot, riool, sifon, suatie, uitloop, uitwatering, verlaat
afvoerbak  gootsteen, wasbak, wastafel
afvoerbuis  cloaca, debiet, goot, kanaal, laak loospijp, riool, spui, riolering, sloot, transport
afvoeren  lozen
afvoeren als lid  royeren
afvoeren naar water – lozen, spuien
afvoerend  deferens, laxatief
afvoergeultje  rillmark
afvoering  abductie, egestie, expulsie
afvoerkanaal van de traanklier  traanbuis
afvoerkanaal voor vuil – buis, goot, gracht, riool
afvoermiddel  laxans
afvoerpijp - stortpijp
afvoersloot – laak, zeeg
afvoerstelsel – riool, riolering
afvoer van water - lozing
afvoerventilator – blower, exhauster
afvoervermogen - capaciteit
afvoerwals - rekcilinder
afvuren – lanceren, lossen, schieten, uiten, uitspreken, wegschieten, werpen,
afwaarts  neer, neerwaarts, neder, omlaag, terneer
afwaarts hellende rijbaan  afrit
afwachten – aankijken, aanzien, afzien, verbeiden, verwachten
afwas  vaat
afwasautomaat – vaatwasmachine, vaatwasser
afwasbak  teil
afwasborstel - vaatkwast
afwasmachine - vaatwasser
afwassen  afnemen, reinigen, schoonmaken, spoelen, zuiveren
afwassing  ablutie
afwateren  lozen
afwatering  afvoer, beek, drainage, lee, riolering, rivier, sloot, spui, stroom, (water)lozing, wetering , zijp
afwateringsinstallatie  gemaal, pomp, spui
afwateringskanaal – greppel, rijt, sloot
afweer  defensie, tegenstand, verdediging, verweer, weerstand
afweerbeweging  reflex
afweermiddel – amulet, degen, paraplu, paraplue, parasol, schild, stok, wapen
afweermiddel tegen zon en regen - paraplu, parasol
afweerstoffen  aleinen
afweg  afrit, zijpad, zijweg
afwegen – doseren, dubben, wikken
afwenden  afslaan, afweren, afkeren, bezweren, keren, pareren, schutten, tegenhouden, vermijden, weren
afwenden van gevaar  bezweren
afwennen  afleggen, afleren, ontwennen, spenen
afweren – afkeren, afwenden, afwijzen, beletten, keren, pareren, schutten, tegenhouden, verdedigen
afwerken  voltooien
afwerken van metselwerk - voegen
afwerker van muren - voeger
afwerking – apprêt, elaboratie, finish, voltooiing,
afwerpen  afgooien, afstorten, loslaten, neergooien, renderen
afwezig  absent, elders, mankerend, manko, uit, verstrooid, vertrokken, weg, zoek
afwezigheid - absentie, afzijn, distractie, verstek, verstrooidheid
afwezigheid, ongeoorloofde  desertie
afwezigheid van alle schuld - avas
afwezigheid van dorst  adepsie
afwezigheid van eetlust  anorexie
afwezigheid van geluid  rust, stilte
afwezigheid van geslachtsdrift  anafrodisie
afwezigheid van gezag  anarchie
afwezigheid van ledematen  amalie
afwezigheid van muzikaal gehoor  amusie
afwezigheid van ondervinding  apirie, onervarenheid
afwezigheid van een orgaan  agenesie
afwezigheid van pijngevoel  analgesie
afwezigheid van het regenboogvlies  aniridie
afwijken - schelen
afwijken, schuins  afg(i)eren
afwijkend  abnormaal, buitennissig, derogatoir, ongewoon, uiteenlopend, verkeerd, verschillend
afwijkende groep - sekte
afwijkende speelwijze - variant
afwijkende vorm  variant
afwijking  aberratie, anomalie, deviatie, dwaling, écart, perversie, variant, variatie, verschil
afwijking van de kompasnaald  declinatie
afwijking van de regel – anomaal, anomatie
afwijking van het oog  astigmatisme
afwijzen – afdanken, afslaan, afweren, passeren, refuseren, repudiëren, veroordelen, verwerpen, wijgeren
afwijzing  blauwtje, refutatie, repuls(ie), weigering
afwijzing aanzoek  blauwtje
afwikkeling van zaken  liquidatie
afwimpelen – afslaan, afwijzen, weigeren
afwisselen  alterneren, variëren
afwisselend  alternatief, beurtelings, gevarieerd, veranderlijk, vlottend
afwisselend van kleur - bont
afwisseling – afleiding, schakering, varieteit, variatie, verscheidenheid, vertier
afwissen – (af)drogen, reinigen, schoonvegen
afwrijven - stubben
afzagen - bekorten
afzakken – dalen, glijden, neergaan
afzakkertje  borrel, neutje, pikketanis, slaapmutsje
afzeggen – afbestellen, annuleren, bedanken, herroepen, opzeggen, wegdoen
afzenden – expedierenversturen, verzenden
afzending - verzending
afzet – afname, debiet, omzet, verkoop
afzetbaar  revocabel
afzetgebied  markt, rayon, regio
afzetsel  aanslag, bezinksel, loot, scheut, spruit, stek, strook, telg
afzetten  aanslibben, afbietsen, afdoen, afnemen, afscheiden, afschutten, amputeren, bedriegen, demoveren, flessen, foppen, knijpen, misleiden, neppen, omranden, ontslaan, oplichten, plukken, removeren, stilzetten, tillen, uitdraaien
afzettend  zuiverend
afzetter – bedrieger, nepper, oplichter
afzetterij  bedrog, flessentrekkerij, nep, oplichterij, stroperij
afzetting – afbakening, afrastering, amputatie, balustrade, heining, hek, kordon, remotie, sediment
afzettingsgesteente  anhyriet, antraciet, amaril, asbest, basalt, basaltine, bruinkool, dolomiet, fylliet, gips, glimmer, gneis, gravel, hoornsteen, ijzersteen, kalksteen, kiezel, kiezelguhr, klei, kleischalies, klappersteen, koraalkalk, krijt, kwartsiet, leem, leisteen, löss, marmer, mergel, muntsteen, rolsteen, riviersteen, steenkool, steenzout, sediment, sideriet, turf, vuursteen, zand, zandsteen
afzetting van weiland - schrikdraad
afzet van waren - debiet
afzichtelijk – afschuwelijk, lelijk, gedrochtelijk, monsterachtig, monsterlijk, onooglijk,
afzichtelijk wezen  gedrocht
afzien – afkijken, afwachten, lijden, neerkijken, opgeven
afzien van – afstaan, afstellen, opgeven, prijsgeven
afzijdig  naast, neutraal, onpartijdig
afzijn  absentie, afwezigheid
afzonderen  afscheiden, individualiseren, isoleren, scheiden, schiften, segregeren, separeren, uitscheiden, verwijderen, weggaan
afzonderlijk staande toren  campanile
afzonderlijke bepaling  clausule
afzonderlijke zinsnede - clausule
afzondering  apartheid, isolatie, isolement, retraite, scheiding, segregatie
afzonderlijk  afgezonderd, alleen, apart, gescheiden, individueel, los, particulier, privatim, separaat, solitair
afzuiger – exhauster, wasemkap
afzuigkap – dampkap, ventilator, wasemkap
afzwakken – kwijnen, tanen, vervagen
afzwenken – afslaan, afzwaaien
afzweren – abjureren, opgeven
afzwering  abjuratie, abrenuntiatie
aga  bevelhebber, heer
agaat – git
agaatappel  korpendu
agaatslak  achatina
agaatsteen  git
agaatvariariëteit  sardonyx
aggregatietoestand  gas, vloeistof
agaceren  irriteren, prikkelen
agame - hagedis
agami - trompetvogel
agape – liefdemaal, vriendenmaal
agavacea - agave, sanseviera
agavasap - pulque
agavavezel  sisal
agenda  aantekenboekje, dagboek, dagorde, dagwijzer, kalender, lijst, notitieboek, zakboekje, zakkalender
agenderen – boeken, inschrijven, noteren
agens  ijs, kracht, medium, oorzaak, separaat, solitair
agent  dealer, diender, gelastigde, gendarme, gezant, juut, klabak, lasthebber, politie, reizeger, rechercheur, rus, smeris, spion, tuut, verkoper, vertegenwoordiger, wetsdienaar, wout, zaakgelastigde
agent van politie  bink, bobby, diender, flik, klabak, smeris, tuut, veldwachter
agentschap – agentuur, dealer, depot, filiaal, kantoor
agentuur  vertegenwoordiging
ageren – aanvallen, agiteren, handelen, kampen, optreden, strijden, vechten, werken
agger  naspui
agglomeraat  agglutineren, opeenhoping, samenklontering
agglutineren  samenklonteren
aggregatietoestand - gas, vloeistof
aggraviatie  verergering, verzwaring
aggregatie  aaneenvoeging, opneming,
agio  opgeld
agiotage  (beurs)speculatie, beursspel
agioteur  speculant, geldwisselaar
agitant  onrust
agitatie  beroerte, gisting, onrust, opruiing, opwinding, spanning, sensatie
agitator  demagoog, onruststoker, opruier,
roervink, volksmenner, volksmisleider, woelgeest,
(stromend)water, wind, golven
agiteren – ageren, verontrusten
agnaten  bloedverwanten, zwaardmagen
agnitie  echtverklaring, erkenning
agon - wedstrijd
agonie  doodsstrijd, zieltoging
agora - plaats
agorafobie  pleinvrees
agrafe  haak, kram spang
Agram  Zagreb
agraricacea  agaricus, amanita, champignon, lepiota, parasolzwam
agrariër – akkerbouwer, akkerman, boer, farmer, kweker, landbouwer, landman, tuinder, veehouder
agrarisch  landbouwkundig, landelijk, rustiek,
plattelands
agrarische maand  bloeimaand, grasmaand, herfstmaand, hooimaand, lentemaand, louwmaand, oogstmaand, slachtmaand, sprokkelmaand, wijnmaand, wintermaand, zomermaand
agrement  aanvaarding, boordsel, lint
agressie  aanranding, aanval, aanvalsdrift, geweld
agressief  aanvallend, opstandig, wild
agressieve hartstocht - aanval
agressor  aanvaller, bedreiger
agricultuur  akkerbouw, landbouw
agrimona  boelkenskruid, leverkruid
agronomie  landbouwkundig, uitroep
ahorn  aak, eik, esdoorn
Ahwei, hoofdstad van  Howei
Ai - aai, luiaard, luierik, uitroep
aidedecamp  (generaal)adjudant
aigrette  pluim, reigerkuif
aileron  vleugelklep
aimabel  aardig, beminnelijk, leuk, lief, vriendelijk, vrolijk
air  houding, melodie, pose, schijn, stand, trots, uiterlijk, voorkomen, wijs
airco - ventilatie
Aisne, hoofdstad van het departement  Laon
Aitholië  hoofdstad van  Missolongie
aizoacea  lithope, sesuvium
ajour  bij, opengewerkt
aju  adè, adie, adieu, adios, ajuus, gegroet, saluut, tabee, vaarwel, vale
ajuin  domkop, ui
ajuus - vaarwel
akant  acanthus, berenklauw
akelig – affreus, afstotend, bar, belabberdberoerd, ellendig, eng, erg, guur, lam, lamlendig, lammenadig, lelijk, luguber, miserabel, naar, naargeestig, onaangenaam, ongehoord, onguur, onwijs, rot, somber, ziekelijk, wee
akeligheid – naarheid, narigheid
akelig meisje  kreng, mispunt, nest, nuf, trut,
akelig mens  ellendeling, engerd, être, miesgasser, mispunt, naarling
akelige jongen  (snert, snot)aap, bengel, nozem, rekel, snotneus
akeling - secreet
aker  eikel, (put)emmer(tje), ketel, kit, pan, puts, wateremmer
akker  bouwland, enk, erf, es, grond, korenland, land, stoppelveld, veld
akkerbewerker  egger, landbouwer, maaier, ploeger
akkerbouw  agricultuur, landbouw, veldarbeid
akkerbouwgewas  gerst, graan, haver, koren, mais, millet, rogge, rijst, tarwe, yam, vlas
akkerdistel  stekel
akkeren  eggen, ploegen
akkergewas - gerst, graan, haver, koren, mais, millet, rogge, rijst, tarwe, yam, vlas
akkergronden - enk
akkerland – grond, veld
akkermaalshout  hakhout
akkerman  agrariër, boer, landbouwer, landman
akkermannetje  kwikstaart
akkermuis - veldmuis
akkerpaardenstaart  eunjer, heermoes
akkers - landerijen
akkerscheiding – grens, sloot
akkervederdistel  bezempje
akkervrucht  noot, raap, radijs
akkerwinde – aardwinde, binde
akkevietje  boodschap, geval(letje), karwei(tje), kleinigheid, werk(je)
akkolade  omarming
akon  zijdekapok
akkoord – aangenomen, afspraak, bestand, deal, entente, fiat, goed, harmonie, juist, kits, o.k., oké, okido, overeenkomst, overeenstemming, pact, regeling, schikking, samenklank, toegestaan, toegestemd, toestemming, verbond, vergelijk
akkoord  juist, precies krek, toegestemd, verdrag
akoestiek  geluidsleer
akon  zijdekapok
akoniet  monnikskap, wolfswortel
al kort geleden - alreeds
aks  aaks, akst, bijl, hakbijl, strijdbijl
akte  attest, bescheid, bewijsstuk, brevet, bul, daad, diploma, document, exploot, handeling, oorkonde, polis
akte – attest, bedrijf, bewijsstuk, brevet, bul, contract, deel, diploma, document, geschift, minuut, oorkonde, patent, scéne, stuk, polis, wissel
akte van verzekering  polis
aktief  bezig, handelend, snel, vlug, werkend
al  aai, alles, bereids, gans, gedurig, geheel, hoewel, luiaard, ofschoon, reeds
alaan  voortdurend
Alabama, stad in  Anniston, Bessemer, Birmingham, Ensley, Fairfield, Gadsden, Montgomery
Alagoas, hoofdstad van  Maceio
a la minute – accuut, dadelijk, direct, gelijk, meteen, nu, onmiddelijk, snel, spoedig, subiet, terstond, vlug
alant - berenklauw
alarm  bel, beveiliging, brandmelding, consternatie, fluit, hoorn, kanon, klok, noodkreet, noodsein, noodsignaal, ontsteltenis, onrust, opschudding, paniek, rumoer, s.o.s., signaal, sirene, tumult, waarschuwing
alarmapparaat  bel, claxon, fluit, hoorn, kanon, klok, noodklok, schel, sirene, stormklok, zoemer
alarmeren  alarminstallatie, bijeenroepen, omroepen, roepen, samenroepen, verontrusten, waarschuwen, wekken
alarmerend – zorgbarend, zorgwekkend
alarmfase - periode
alarmklok  kreet, noodklok, stormklok, toeter
alarmsein – s.o.s.
alarmsignaal – kreet, sirene,toeter
alarmtoestel  bel, fluit, klok, schel, sirene
Alaska, bevolkingsgroep in  Aleoeten, Eskimo`s, Indianen
Alaska, gletsjer in  Malaspinagletsjer
Alaska, hoofdstad van  Juneau
Alaska, waar beroemd door werd  Goldrush
alastrim  amaas, (kaffer)pokken, variola
Alava, hoofdstad van  Victoria
Albanese bevolkingsgroep  Gegen, Ghegs, Tosken
Albanese erfelijke goederen  ciftsliks
Albanese hoofdstad  Tirana
Albanese koning  Zog(oe )
Albanese militaire leengoederen  spahiliks
Albanese munt  frans, lek, quintar
Albanese politicus  Hodzja
Albanese rivier  Bojana, Drin, Seman, Shkumbin, Vijose
Albanese stad  Durres, Elbasan, Korçe, Scufari, Shköder, Tirana, Tirane, Vlore
Albanese taal  Gegisch, Shqip, Toskisch
Albanese voorvaderen  Illyriërs
Albanese vorst  mbret
Albanië  Shqiprija
albast – blank, licht, wit
albasten knikker  allebas, alikas, basje, bastaard
albatros - stormvogel
albe  koorhemd, mishemd, miskleed
albedil  bedilal, bemoeial
albekoord  lingel
Alberta, hoofdstad van  Edmonton
albertusdaalder  patacon
albezielingsleer  panpsychisme
albino - kakkerlak, pigmentlozewitling, witteling
albino bunzing - fret
albino-vorm van bunzing - fret
Albion - Engeland, Schotland
album – fotoboek, kaartenboek, plakboek, platenatlas, platenboek, verzamelboek
alcahueta - koppelaarster
alcahuete - souteneur
alcaloïde uit de braaknoot - brucine
alchimist - goudmaker
alcoholische drank -
3 ale, gin, rum, sec, wijn
4 arak, bier, mate, pils, port
5 cider, jajem, klare, vieux, wodka
6 absint, borrel, cognac, kummel, likeur, malaga, sherry, whisky
7 aquavit, campari, citroen, genever, jenever, kandeel, madeira
8 advocaat, anisette, armagnac, bockbier, bordeaux, vermouth
9 bourgogne, brandewijn, champagne, beaujolais
alcoholische drank uit rijst - arak, sake, saki
alcoholische dranken - spiritualia, spiritualiën, spirituosa
alcoholische mengdrank - cocktail
alcoholische vloeistof – bier, brandewijn, drank, jenever whisky, wodka
alcoholische warme drank - punch
alcoholische warmwaterdrank - grog
alcoholisme - drankzucht
alcoholist - drinker, dronkaard, dronkeman, zuiper
alcoholtester - blaaspijpje
alcoholvrije drank -
3 sap
5 cacao, punch, ranja, tonic, water
6 grappa, koffie,
7 gazeuse
8 appelsap, limonade,
9 bessensap, bronwater, frisdrank, grenadine, karnemelk, sodawater
10 spuitwater, tomatensap
11 vruchtensap
13 mineraalwater
14 sinaasappelsap
alcyone - ijsvogel
aldaar – daarzo, ginderginds, ib, ibid, ibidem
Aldabra-eilanden, een der - Aldabra, Assumptium, Astove
al dente – gaar, klaar
aldoor - aaneen, aanhoudend, altijd, altoos, constant, gedurig, gestaag, gestadig, steeds, voortdurend
aldra – aanstonds, algauw, alras, gauw, spoedig, snel, vlug , weldra
aldus - alzo, dus, ergo, evenzeer, ita, zo, zodoende, zozeer
al dwalende - dolend
ale - aal, bier, drank, eel
aleatoir - onzeker, wisselvallig
aleer - alvorens, eertijds, voor(dat), voorheen
alert – attent, bijdehand, gevat, kien, levendig, oplettend, rad, snedig, uitgeslapen, vlug, waakzaam, wakker
alevel - echter, evenwelk, niettemin, ook, toch
alf – berggeest, natuurgeest
alfa - begin, eerste, start
alfabet – abc, letterreeks
alfabetisch register - index, klapper
algauw – aldra, alras, haastig, ras, spoedig
alge – wier, zeegras
algebra – meetkunde, rekenkunde, stelkunde, wiskunde
algeheel - compleet, finaal, gans, ineen, integraal, totaal, volkomen, volledig
algehele bewusteloosheid - coma, flauwte
algehele heesheid - afonie, schor
algehele indruk – impressie,
algehele ontmoediging - demoralisatie, demotivatie
algehele opschudding - alarm, paniek, rel
algehele verandering - ommekeer, omwenteling, peripetie
algehele verwarring - consternatie, ontreddering, paniek
algemeen - alledaags, alles, dienstig, gangbaar, gewoon, onbepaald, openbaar, ordinair, universeel
algemeen bekend - beroemd, berucht, notoir, openbaar, vermaard
algemeen gangbaar - geijkt
algemeen gelach – hilariteit, lol, pret
algemeen voorschrift - canon, norm, zede
algemene angst - paniek, zenuwen
algemene bekensheid - publiciteit, openbaarheid
algemene loonsverhoging - loonronde, opslag
algemene maatschappij voor jongeren - amvj
algemene mislukking  debâcle
Algemene Nederlandse Wielrijders Bond - anwb
algemene ouderdomswet - aow
algemene plotselinge angst  paniek
algemene politie verordening - apv
algemene ramp - catastrofe
algemene regel - norm
algemene repetitie - generale
algemene toejuiching – applaus, ovatie
algemene vergadering  assemblée
algemene voorschriften  a.v.
algemene volksziekte - pandemie
algemene ziekte  epidemie
algen - wier
Algerije, hoofdstad van  Algiers
Algerijns bergmassief  Aures
Algerijns gewicht  roti
Algerijns militair district  Wilchaya
Algerijns moeras  sjott
Algerijns schip  xebec
Algerijns staatsman  Ben BellaBoumediene
Algerijns zoutmoeras  sepkah
Algerijnse bom  knalerwt, smijtbom
Algerijnse dans - cancan
Algerijnse Fransman - piednoir
Algerijnse munt  centime, dinar, franc
Algerijnse rivier  Draa, Sjelif, Soumman
Algerijnse schrijver  Feraoun
Algerijnse stad  Akboe, Algiers, Annaba, Batwa, Besjar, Constantine, Daia, Gdjeh, Mesra, Oran, Reggone, Setif, Sig
Algiers, wijk van  Agha, Belcoert, Kasbah, Koeba
algoderij  pantheïsme
alhaast  (al)dra, spoedig, weldra
alhage  legering
alheid  god(heid), heelal
al het volk - iedereen
alhier  al, aldaar, e.v., hier, hoewel, hoezeer, ofschoon
alhoewel  al, hoewel, hoezeer, ofschoon
alias  anders, bijgenaamd, bijnaam
alibi – bewijs, excuus, onschuld, reden
alibido  onlust
aliënatie  afstand, verpanding, vervreemding
alignement - rooilijn, kreukel
alikruik  kreukel, krukel
alimentaire intoxicatie  voedselvergiftiging
alimentatie – betaling, levensonderhoud, toelage, verzorging, voeding
alimeter  hoogtemeter
alismatacee - elisma, pijlkruid, waterweegbree
alinea - al
alizariën  kraprood, meekrap
alizariën in alcohol  alizarol
alk - duiker
alkali  loogkruid, loogzout
alkaliciteit - caesium, kalium lithium natrium, rubidium
alkalivergiftiging  alkalos(e)(is)
alkalimetaal - caesium, kalium, lithium, natrium, rubidium
alkaloïde uit de braaknoot  brucine
alkoof – bedstee, tussenkamertje, (slaap)vertrek
al kort geleden  alreeds
alla  hup, komaan, vooruit
allaniet  orthiet
allanietvariëteit  cerien
allebei  alle beiden, twee, samen, tezamen
allebet  almaar, telkens
alle bewoordingen - tekst
al correct - ok
alledaags  algemeen, banaal, gangbaar, gemeen, gewoon(tjes), normaal, onbeduidend, ordinair, plat, saai, triviaal
alledaags gezegde  banaliteit, cliché, gemeenplaats
alledaagse gang - sleur
alledag - dagelijks
alle dokumenten samen - dossier, stukken
allee – avenue, dreef, komaan, laan, vooruit, wandelweg,
alleen – afgescheiden, afgezonderd, afzonderlijk, apart, eenzaam, enig, enkel, louter, maar, mono, slechts, solitair, solo, verlaten, uitsluitend, zuiver
alleen bestaand – enig, solist, uniek
alleen chocolade - puur
alleen gelaten - verlaten
alleen God de eer - sdg
alleenhandel  monopolie
alleenhandel van de staat  regie
alleenheerschappij  absolutisme, autocratie, cesarisme, dictatuur, dispotisme, monarchie, monocratie, pantocratie, soevereiniteit
alleenheerser  autocraat, despoot, dictator, dwingeland, keizer, monarch, monocraat, soeverein, tiran
alleen in zijn soort – enig, uitzonderlijk, uniek
alleen maar  slechts
alleenheid  eenzaamheid
alleen in zijn soort  enig, uniek
alleen optreden - dolo
alleenrecht – monopolie, patent
alleenrecht voor publicatie  copyright, kopierecht
alleens - eveneens, idem
alleenspel  mono, solo, soli
alleenspraak  monoloog
alleen staande klokkentoren  campanile
alleenverkoop  agentschap, monopolie, octrooi
alleenzang  solo
alleen zijn  eenzaamheid staand – enkel, ongetrouwd
allebei  beiden, samen
allegaar  allemaal
allegaartje  kliek, mengelmoes, mengeling, mengsel, potpourri, ratatouille, van alles, varia
allegaat  aanhalig
allegatie – levendigvlug, vrolijk
allegorie  leenspreuk, zinspreuk
allegorisch  zinnebeeldig
allegretto (muz)  levendig, licht, opgeruimd, vlug
allegro (muz)  levendig, snel
allelomorf  alleel
allemaal – allegaar, alleman, alle(n), alles, elkeen, ieder (een), tezamen
allemachtig – akelig, bar, bliksems, buitenmatig, donders, drommels, duivel, enorm, erg, geweldig, intens, mirekels, ontiegelijk, sterk, uiterst, verrekt, vreselijk, waanzinnig, zeer
alleman  elk, ieder(een)
alle mensen op de wereld - mensdom
allen  allemaal, altegaar, altegader, altezamen, elk(een), ieder(een)
allen aanwezig - voltallig
allen van dat slag - tg
allengs  gaandeweg, geleidelijk, gestaag, langzaam aan, langzamerhand, lieverlede, mettertijd, stilaan, temee, temet
allengs langzamer wordend  rit, ritardando
allengs ophouden - aflaten
allenthalve - geheel
allen van dat slag  t.q.
alleraardigst – beeldig, enig, overaardig, schattig,
allerbest – excellent, fraai, goed, mooi, opperbest, patent, puik, superbest,
allereerst – vooraan, vooraf,
allergie  atopie
allergische ziekte  hooikoorts
allerhande  allerlei, bont, van alles, varia, verschillende
allerijl, in  haastig, snel, vlug
allerlei  allerhande, bont, diverse, gemengd, mengelmoes, mixtum, van alles, varia
allerlei dor elkaar - gemengd
allerlei kleuren - bont
allerlei prullen - prullaria
allerlei voorwerpen van papier  papeterie
allerliefst – aangenaam, aardig, aimabel, beeldig, beminnelijk, enig, leuk, schattig , snoezig, verrukkelijk
allerliefst en fraai -mooi
allerminst – geenszins, niets
allerwegen  alom, overal
alles  al, algemeen, allemaal, altegader, altezamen, geheel, som, totaal, totaliteit, volkomen
allesbehalve – allerminst, geenszins
alles bijeen  totaal
alles bij elkaar – algeheel, complex, ensemble, totaal, al, geheel, samenstel
alles door elkaar  allegaartje, mengsel,raapsel, rommel, samen(raapsel), troep
alleseter – omnivoor, veelvraat
alles geleerd hebbende - volleerd
alles inbegrepen – ai, inclusief
allesomvattend – alin, geheel, universeel, volledig
alles overziende blik - arendsblik
alles ter meerdere ere van God  O.A.M.D.G.
alles tezamen – allemaal, geheel
alles verbruiken - opmaken
alles verloren – blut, rut
alleszins  absoluut, geheel, helemaal, volkomen
alle twee – allebei, beide(n)
alle weggebruikers samen - verkeer
allezeilen bijzetten - volharden
alle zwemmende dieren  nekton
alliage  alligatie, allooi, amalgaan, brons, legering, mengsel, monel
alliantie  band, federatie, bondgenootschap, bond, liga, unie, verbond
allicht – makkelijk, natuurlijk, uiteraard
Allien, hoofdstad van het dep.  Moulins
alliëren  samensmelten, verbinden
alligatie  legering, vermenging
alligator  kaaiman, krokodil
alliteratie  beginrijm, stafrijn
allocatie  toewijzing
allocutie  toespraak
allodium  erfgoed, zonneleen
allochtoon - medelander
allogeen - vreemd
aloëbitter  aloïne
alom  overal
alomtegenwoordigheid  omnipresentie
allonge – blad, vel
allons  komaan, toemaar, vooruit
allooi  alliage, alligatie, gehalte, genre, kaliber, legering, niceau, slag, soort, waarde
allooi van munten  gehalte, lega
allotriofagie  pica
allround  compleet, geheel, handig, kundig, totaal, ervaren, vakbekwaam, veelzijdig
alterrainbike – fiets, rijwiel
allure  gang, houding, manieren, stijl
allusie  toespeling, zinspeling
alluviaal  aangeslibd
allylalcohol  propanol
alm – alpenweide, bergweide
almaar – aldoor, altijd, constant, gedurig, immer, onophoudelijk, permanent, staag, stadig, steeds, telkens, uitentreuren, voortdurend
almacht  alvermogen, omnipotentie
almachtig  omnipotent
almagregiet  zinkosiet
almanak  annuarium, dagwijzer, jaarboek, kalender
alme(d)e  eveneens, evenzeer, idem, insgelijks, ook, tevens
almeteen  direct, opeens
almogendheid - oppermacht
aloëbitter - aloïne
aloësoort - agave
aloïne  aloëbitter
alom  allerwegen, altijd, overal
alom bekend - algemeen, notoir, publiek
alom geroemd – algemeen, publiek
alom heersende mening  volkswil, wereldopinie
alomtegenwoordig  omnipresent
alomtegenwoordigheid  omnipresentie, ubiquiteit
alopecie  haaruitval
alp  berg
alpaca – kunstwol, sergen
alpenbeklimmer  alpinist
alpenbewoner  Oostenrijker, Zwitser
alpenbloem  edelweis(s)
alpenherdershut -sennhut
alpen, deel der  Allgäu
Alpendier 
4 gems
6 marmot
8 steenbok
9 alpenbeer, alpenkauw, muurloper, sneeuwuil
10 alpenkraai, lammergier, sneeuwhaas, sneeuwhoen, sneeuwmuis
11 gletsjervlo
12 alpenhagedis, vuurvogeltje
13 alpenheggemus, apollovlinder
14 alpenspitsmuis
15 alpengierzwaluw, alpensalamander
gletsjervlinder, hooggebergtemijt
alpen, een der  Bernins, Jungfrau, Matterhorn, Mercantour, Ortier, Pelioux, Rheinwaldhorn, Tödi
alpenhuis  chalet, sennhut
alpenhut - chalet
alpenkraai  steenraaf
alpenmeer –
8 Comomeer, Idromeer, Iseomeer, Maanmeer, Ortameer,
9 Ammermeer, Attermeer, Bielermeer,Bodenmeer, Chiemmeer, Gardameer, Traunmeer, Walenmeer,
10 Bielermeer
11 Walchenmeer, Wörthermeer
alpenmuts  alpino(pet)
alpenpas 
5 Balme, Furka, Loibi, Phyra
6 Albula, Berner, Flüela, Jaufen, Julier, Predil, Susten, Tauern,
7 Arlberg, Bernina, Brenner, Fernpas, Grimsel,
Oberalp, Ofenpas, Plöcken, Simplon, Splügen,
8 Gerlopas, Präbickl
9 Lukmanier, Semmering
10 Karawanken, Katschberg, Umbrailpas
12 Rottenmanner, Seefelderpas,
13 Grossglockner
alpenrivier  Po, Rhône, Rijn
alpenroos - steenroos
alpenstok - bergstok
alpentop 
3 Dom
4 Tödi
5 Adula, Eiger, Mönch
6 Ortles, Titlis
7 Ankogel, Berninz, Lyskamm, Pelioux,
8 Adamello, Alphübel, Balmhorn, Jungfrau, Wildhorn
9 Argentera, Breithorn, Hausstock, Marmolada, Weisshorn
10 Blümlisalp, Dammastock, Diablerets, Düssistock,
Fluchshorn, Matterhorn, Mercantour, Presanella,
Sustenhorn, Wetterhorn, Wildspitze
11 Bietschhorn, Rosengarten, Schreckhorn, Wildstrubel
alpentunnel 
5 Pyhon, Tenda
6 Albula, Frejus, Githard, Ricken, Tauern
7 Arlberg, Simplon
8 Gotthard, Lötschen
10 Karawanken
alpenuitrustingsstuk  bergschoen, houweel, ijshaak, ijshouweel, karabijhaak, klimspoor, muurhaak,
alpenweide  alm
alpenzang  jodelen
alpesdeHautProvence, hoofdstad van het dep.  Digne
AlpesMaritimes, hoofdstad van het dep.  Nice
alpha  aanvang, begin
alphabet  a.b.c.
alphabetisch register  klapper
alphinisme  bergsport
alpino – baret, mutsje
alras – aanstonds, aldra, binnenkort, dra, gauw, ras, snel, spoedig, temet, vlug, weldra,
alrede - bereids
alreeds  al, bereids, reeds, toen
alruin  mandragora(wortel), wichelares,
als – daarbij, gelijk, (Eng) if, indien, ingeval, mits, qua, wanneer, zo, zoals
als boven  a.b.
als aan ommezijde - ur
als aantekening - pn
als altijd - us
als bij toverslag – ineens, onverwachts, opeens, plots
als bijzaak - terloops
als borg geven - belenen
als boven - ab
als brandstof verbruiken  verstoken
als daar zijn - adz
als dan – daarna, nog, toen
als een dictator  dictatoriaal
als en dwaas - dwaselijk
als een harp  (h)arpeggio
als een kwal - kwallig
als een opschepper – poenig,
als een standbeeld  statuesk
als een sul - sullig
als een vriend - amicaal
alsem  absint, alst, bitter(kruid), koortskruid
als ereblijk - hc
als gast bijwonen  hospiteren
als gast verblijven  logeren
als God het wil  Deo Volente (D.V.)
als het moet - desnoods
als het overige gelijk is - cp
als het ware  ahw, quasi, kwasi, vrijwel
als het zeer doet - pijnlijk
als ik me niet vergis - nf
als in een roman  romanesk
als laatste  tenslotte
als maar – aldoor, altijd, constant, permanent, steeds, voortdurend
alsmede – alsook, benevens, daarenboven, evenals, eveneens, insgelijks, ook, tevens
als nog  nog, erbij
alsof  kwasi, quasi, schijnbaar
als onder  a.o.
als onderpand nemen - belenen
als ook – alsmede, benevens, evenals, eveneens, tevens
als op ommezijde - ur
als schapenvoeder gekweekt kruid  pimpernel
als spook rondwaren - spoken
als steeds - us
aluminium - all
alst -alsem
alstoniet  bromliet
alstroemeria  Incalelie
alstublieft  a.u.b., gaarne, s.v.p.
als van ivoor - elpen
als voren  a.v., dito, hetzelfde, u.a.
als vuur lichtend - vurig
als waar erkennen - toegeven
als zodanig  qua talis
alt  altviool, zangstem, zangeres
altaar  offerplaats, offertafel, outer
altaarblad  retabel
altaarboek  missaal
altaarbrood, gewijd  antidoron, corporaal
altaardienaar  akoliet, diaken
altaardoek  antependium, dwaal, corporaal
altaarhemel  baldakijn
altaar hof  koor
altaar kast  tabernakel
altaarkelk  ciborie, ciborium
altaarlessenaar  ambo
altaarnis  absis, koornis
altaarschilderij  retabel
altaarstuk  retabel
al te ambitieus mens - streber
altegaarder  allen, alles, gezamenlijk, samen, tezamen
altemaal - iedereen
altemet  misschien, mogelijk, ook, soms
alterabel – mutabel, onbestendigvariabel, veranderlijk, wisselend,
alteratie  ontsteltenis, ontvoering
alternatie  afwisseling, ruiling, wisseling
alternatief  keus, keuze, voorrecht
altesamen  allen, alles altegaar, gezamenlijk, samen
alteveren – variatie, varieren, veranderen
althans – altijd, altoos, immer, namelijk, tenminste, toch, welteverstaan
altijd – aanhoudend, aldoor, almaar, althans, altoos, constant,
eeuwig, gedurig, geregeld, immer, permanent, semper, steeds, steevast, voorgoed, voortdurend
altijd bezige vrouw - balie
altijd door  aanhoudend, alaan, almaar, permanent, staag, steeds, voortdurend
altijddurend  aanhoudend, blijvend, eeuwig, eeuwigdurend, eindeloos, oneindig, immer, oneindig, voortdurend
altijd groene boom  alkanna, ceder, den, hulst, laurier, naaldboom, spas
altijd groene eik - steeneik
altijd groene heester – hulst, mirt(e)
altijd groene plant  hulst, laurier, oleander, rosmarijn, rozemarijn
altijd groene struik - maretak
altijd maar door - alaan, staag
altijd thuis zitten - hokken
altist – altzangeres, violist
altoos – aanhoudend, aldoor, altijd, bestendig, constant, eeuwig, gestaag, gestadig, immer, konstant, onophoudelijk, permanent, perpetueel, staag, steeds, telkens, voortdurend
altoos durend  eeuwig, oneindig, permanent
altruïsme  onbaatzuchtigheid, naastenliefde
aluin  dubbelzout, scheersteen
aluinsteen  aluniet
aluminium  al, legering, metaal
aluminiumdruk  algrafie
aluminiumerts  bauxiet
aluminiumlegering  aldal, alpax, aludur, alumag, aluman, alusil, ardal, magnalium
alumnaat  kostschool
alumnus  kwekeling, leerling, student
aluniet  aluinsteen
Alvader  Odin, Opperwezen, Wodan
alvast  al, reeds, voorlopig, voorshands
alvanaar  alver
alvast  voorlopig, voorshands
alveolaar  blaasvormig
alver  karper, moertje, nesteling, panharing, roofkarper
alvermogen  almacht, omnipotentie
alvermogend - oppermachtig
alvleesklier  pancreas
alvleesklier ontsteking  pancreatitis
alvorens  aleer, eer(dat), voor (dat), voorlopig, vroeger
alweder  alweer, andermaals, nogmaals, opnieuw, overnieuw, telkens, weer, wederom
alwetend - machtig
alweter - waanwijze
alweterig  pedant
alwijsheid  pansofie
alziend oog  God alzijdig  allround, universeel
alzo  aldus, daar, dus, evenzo, mitsdien, omdat, toen, zoals, zodanig, zodoende, zozeer
am  min, zoogmoeder
amabile (muz)  lieflijk, teder, teer, zoet
amalgaam  legering, mengsel, versmelting
amalgeren  legeren, samensmelten
amandel in de keelholte  tonsil(la)
amandelbrood – marsepeinamandelen en rozijnen - studentehaver
amandelkoekje – makron, makaron
amandelmelk - orgeade
amandelpers - orgeade, spijs
amant - geliefde, minnaar, vrijer
amarant - purperkleur
amaril - polijststeen, slijppoeder, schuurpoeder, smergel
amateur - dillettant, leek, hobbyist, liefhebber
amateurfoto - kiekje
amateuristisch - onervaren
amazone - kunstrijdster, paardrijdster, ruiter
ambacht – ambacht, ambt, baan, bedrijf, beroep, handwerk, métier, stiel, vak, werk
ambachtelijk – deskundig, kundig, vakkundig
ambachtsheerlijkheid - baronie
ambachtsman – aanbouwer, bouwvakker, glasblazer, goud-zilversmid, handwerksman, meubelmaker, monteur werkman
ambassade - gezantschap
ambassadeur – afgezant, gezant
amber - barnsteen
ambiance - omgeving
ambiëren - streven
ambitie – animo, aspiratie, eerzucht, lust, toewijding, ijver, werklust
ambitieus – eerzuchtig, ijverig
Ambonees - zuidmolukker
ambrozijn - godenspijs
ambt - ambacht, baan, bediening, beroep, betrekking, dienst, emplooi, functie, job, officie, positie, post, professie, stiel, vak, werkkring
ambt van apostel - apostolaat
ambtelijke goedkeuring - ratificatie
ambtelijke inschrijving - regidtratie
ambtelijke loopbaan - carrière
ambtelijke mededeling – bericht, brievenmail
ambtelijke onderzoek - inspectie
ambtelijke verslag - protocol
ambtelijke waarnemer - ijker
ambtenaar - administrateur, commies, functionaris,
klerk, notaris, ijker
ambtenaar aan een gezandschap - attaché, consul
ambtenaar aan het kadaster - landmeter
ambtgenoot - collega, confrater
ambt of baan - functie
ambtsaanvaarding - intrede
ambtsbroeder - collega, confrater
ambtsgebied - departement, district, kanton, rayon, ressort, perfectuur
ambtsgewaad - ornaat, robe, stola, toga
ambtshalve - e.o., e.p., r.o.
ambtsrust - emeritaat, pensioen
ambtsstaf - roede
ambtsteken – insigne, keten
ambtstooi – ornaat, toga
ambtswoning van de Amerikaanse president - Witte huis
ambtswoning van conciërge - conciërgerie
ambtswoning van de Franse president - Elysée
ambtswoning van geestelijke - pastorie
ambtswoning van Italiaanse president - Quirinaal
ambtswoning van koning - paleis
ambtswoning van de paus - Vaticaan
Ambten en beroepen, mannelijk -
3 abt, kok, nar
4 arts, beul, bode, boer, chef, gids, ober, paus, smid, tolk, ijker
5 agent, asman, baron, cadet, clown, drost, deken, etser, graaf, heier, imker, jager, kaker, kaper, klerk, lader, lakei, loods, loper, maler, meier, pater, pedel, prins, prior, rabbi, reder, spion, teIer, tsaar, vorst, waard, waker, wever, kruier, krijger, Kuiper, kweker, lapper, lasser, lector, leeman, leraar,
looier, losser, majoor, melker, melter, menner, metser,
monnik, pakker, perser, picolo, pikeur, piloot, ponser, porder,
preses, purser, rabbijn, rector, regent, schout, seiner, slager,
sloper, slijper, slijter, snijder, stoker, stuwer, tagrijn, temmer,
typist, venter, vilder, visser, voeger, weiman, zaaier, zanger,
zeeman, zetter
7 analis,t anatoom, arbiter, artiest, attaché, bankier, barbier,
bassist, beambte, bewaker, bioloog, broeder, brouwer, cellist, chefkok, chirurg, cineast, coupeur, coureur, curator, danseur,
dentist, dichter, dienaar, diender, diëtist, dominee, draaier,
drogist, drukker, drummer, ebenist, econoom, etaleur, firmant,
fourier, fraiser, friseur, fysicus, graveur, grimeur, grutter,
harpist, heibaas, hoboïst, hoekman, inkope,r kassier, kellner, koerier, kolonel, kommies, koopman, lampist, lansier, leurder, lijfarts,
manager, markies, masseur, matroos, medicus, meester, monarch, monteur, musicus, notaris, nuntius, oculis, olieman, oogarts, oorarts, opkoper, opmaker, overman, overste, pachter, pastoor, patroon, pianist, piccolo, planter, plotter, pompier, portier, pouller, prefect, prelaat, premier, rechter, recruut, ruwaard, schepen, scheper, senator, sjouwer, soldaat, spinner, spoeler, spuiter, stemmer, steward storter stroper strijker student tamboer tolbaas trainer, trimmer, tsarina, tuinder, tuinier, tuinman twijnder, uroloog, veearts, veeboer, veerman, vennoot, vicaris, violist, voerman, voorman, wachter, walbaas, werkman, witkiel, wijsgeer, ijscoman, zetbaas, zetboer, zoöloog
8 aannemer, acrobaat, actuaris, admiraal, adviseur, advocaat, afslager, agrariër, agronoom, akkerman, arbeider, bediende, behanger, bezorger, bisschop, bloemist, bootsman, botanist, breeuwer, burelist, chasseur, chemicus, corveeër, crasseur, criticus, croupier, dagloner, dirigent, dompteur, douanier, edelsmid, elerboer, embaleur, essayist, etnoloog, figurant, filmster, filoloog, filosoof, fluitist, grafboer, gendarme, generaa,l geograaf, gitarist, goudsmid, graficus, griffier, grossier, hoefsmid, hofmeier, hoornist, horloger, hotelier, hovenier, huidarts, huisarts, huisbaas, humorist, imitator, inpakker, jongleur juwelier, kaasboer, kamerlid, kanunnik, kapelaan, kapitein, kleiboer, koetsier, koksmaat, kolenman, kynoloog, laborant, légumier, Iinguist, lijfwacht, makelaar, marinier, melkboer, militair, minister, molenaar, muzikant, officier, omroeper, opleider, oppasser, opperman, opticien, opvoeder, opziener, organist, orgelman, pedagoog, pedoloog, perschef, postbode, pompgast, priester, promotor, prozaïst, puinbaas, quaestor, raadslid, raadsman, reiziger, repelaar, reporter, resident, rijknecht, schilder, schipper, schrijver, scribent, sergeant, siersmid, slachter, soigneur, speurder, stuurman, suppoost, taanbaas, tailleur, tandarts, taxateur, tekenaar, theoloog, tonelist, toreador, uitgever, vedelaar veekoper, veembaas, veenbaas, veenboer, verkoper, vertaler, viskoper, vocalist, wijnkopor, zakenman, zeerover
9 adelborst, alchimist, ambtenaar, antiquair, apotheker, architect, astroloog, astronoom, baanveger, baggelaar, baggeraar, baggerman, bankloper, barkeeper, beheerder, besteller, blokmaker, bookmaker, botanicus, bottelier, brigadier, cameraman, camioneur, cargadoor, catecheet, chauffeur, chirurgijn, componist, concierge, confiseur, conrector, corrector, costumier, couturier, dakdekker, detective, diplomaat, directeur, dokwerker, donkeyman, dramaturg, dijkwerker, etnograaf, executeur, exporteur, fabrikant, facturist, farmaceut, financier, fotograaf, fysioloog, gasfitter, genealoog, germanist, glazenier, grafoloog, handelaar, importeur, ingenieur, internist,kaaskoper, kaasmaker, kamerheer, kanonnier, kardinaal, kastelein, kerkvoogd, kolenboer, komediant, koppelaar, korporaal, kroegbaas, kwekeling, landdrost, landmeter, leidekker, literator, luitenant, lijkdrager, lijnslager, machinist, marconist, metselaar, minstreel, mosselman, mijnwerker, mytholoog, navigator, neuroloog, ombudsman, ontvanger, ontwerper, operateur, opzichter, ouderling, pakknecht, patholoog, patissier, paukenist, pelsjager, ploegbaas, politicus, preceptor, predikant, preekheer, president, procureur, professor, publiclst, puddelaar, pijpfitter, raadsheer, radioloog, rayonchef, recensent, redakteur,, regisseur, rentenier, skileraar, slotvoogd, socioloog, souffleur, speculant, spuitgast, stadvoogd, stoofsmid, stukadoor, stuwadoor, technicus, therapeut, timmerman, tollenaar, topograaf, trancheur, treinchef, t.v.-monteur, typograaf, uitdeuker, uitdrager, uitvinder, vakleraar, valkenier, veedrijver, veefokker, veehoeder, veehouder, verhuizer, verpleger, verzinker, voddenman, waarnemer, wachtsman, wegwerker, wethouder, winkelier, wolverver, zeilmaker, zendeling, zenuwarts
10 aanspreker, aardwerker, academicus, accountant, archivaris, assuradeur, badmeester, bandleider, bankwerker, beenhouwer,
beiaardier, bestuurder, beugvisser, beursagent, bevrachter, biersteker, biertapper, blikslager, boekbinder, boekhouder, bollandist, bontwerker, boomkweker, bootwerker, boswachter, brandwacht, buffetchef, caféhouder, cabaretier, calculator, calligraaf, cardioloog, cartograaf, cavalerist, chemigraaf, collecteur, colporteur, commandant, commandeur, conducteur, controleur, courantier, dansleraar, declamator, decorateur, detaillist, diamantair, dierenarts, discjockey, doodbidder, doodgraver, entomoloog, evangelist, examinator, expediteur, ezeldrijver, filatelist, filmacteur, filmspeler, gaardenier, geestelijke, geneesheer, glasblazer, goochelaar, goudzoeker,
gouverneur, graveerder, handelsman, handwerker, handzetter, harpoenier, harpspeler, herbergier, historicus, hofmeester hoofdagent hoogleraar, houthakker, houtvester, huisdokter, huisknecht, inspecteur, journalist, kachelsmid, karabinier, kerkleraar, kermisgast, keuterboer, kinderarts, kippenboer, kleerkoper, kleermaker, klepperman, klokkenist, klokluider, kluizenaar, koddebeier, koorzanger, kostwinner, kruidenier,
kuilvisser, kwakzalver, lakenkoper, lakenwever, landbouwer, lansknecht, leerlooier, leertouwer, Iibrettist, liftjongen, logopedist,
loodgieter, loopjongen, lorrenboer, maarschalk, magistraat, magnetiseur, marskramer, mecanicien, medewerker, melkslijter, modelmaker, nachtwaker, oberkelner, observator, obstetrist, ondernemer, onderwijzer, ovenbouwer, paleograaf, palfrenier, papyroloog, ponstypist, psychiater, psycholoog, pijpenmaker, quizmaster, rangeerder, reisleider, reparateur, rietdekker, ritmeester, robbejager, roerganger, scheepskok, schoolarts, secretaris, sjouwerman, slagwerker, smokkelaar, sorteerder, specialist, spekslager, speleoloog, stalhouder, staljongen, stalknecht, stenograaf, strowerker, stukwerker, tabaksboer, technoloog, telefonist, thaumaturg, thesaurier, tok houder tolgaarder, toonzetter, touwslager, trompetter, troubadour, tuinjongen, turfsteker, tijdopnemer, uitvoerder, varensgast, veengraver, verdediger, verhuurder, veterinair, vetsmelter, vice-consul, vliegenier, vlootvoogd, voetballer, voorganger, voorzanger, voorzitter, vuilsnisman, waarzegger, wafelbakker, wagenmaker, waterklerk, wegenwacht, wielrenner, winkelchef, ijzergieter, zielzorger, zilversmid, zoutzieder, zeepzieder, zwingelaar.
11 aardkundige, aartsdiaken, aartshertog, acquisiteur, ambassadeur, auctionaris, autobewaker, automonteur, autospuiter, baakmeester, baanwachter, bankbeambte, beeldhouwer, betonwerker, beulsknecht, bevelhebber, bezembinder, bierbrouwer, biochemicus, bloemkweker, blokwachter, boekdrukker, bomenrooier, bouwkundige, brancardier, broodbakker, broodventer, brugwachter, buikspreker, burgervader, chiropodist, clichémaker, commentato,r commissaris, confiturier, conservator, dameskapper, dansmeester, dekofficier, depothouder, dermatoloog, deurwaarder, eekschiller, ekwilibrist, electricien, fruitkweker, gareelmaker, garderobier, geweermaker, gezaghebber, godgeleerde, groenteboer, grondwerker, gynaecoloog, haarsnijder, haringkaker, heelkundige, heelmeester, heilgymnast, herenkapper, hofprediker, hotelhouder, hotelkruier, huidenkoper, huismeester, hutbediende, hypnotiseur, illustrator, impressario, industrieel, informateur, instructeur, kaapvaarder, kamprechter, kastenmaker, kerkdienaar, kermisklant, ketelbikker, ketelboeter, ketellapper, keurmeester, keursoldaat, kistenmaker, kolendrager, kolonisator, koorddanser, koperslager, leermeester, lexicograaf, lijstenmaker, magazijnchef, magnetiseur, mandenmaker, mattenmaker, metereoloog, meubelmaker, missionaris, modelbouwer, motordrijver, motorrenner, nageljongen, onderwijzer, operazanger, orgelbouwer , ornothiloog, orthodepist, paardenkoper, parelduiker, parelvisser, parlevinker, persattaché, pianoleraar, plaatsnijder, plaatwerker, postmeester, preparateur, propagandist, programmeur, pijpenlooier, raffinadeur, rechercheur, rentmeester, rozenkweker,
satijnwerker, scheepsarts, schildwacht, schoenmaker, schoolhoofd, schoonmaker seinwachter slotenmaker snelschrijver stalmeester standbouwer standwerker steenbakker steenhouwer stoffeerder straatmaker, straatveger, taalkundige, tafelwerker, tapijtwever, tegelbakker, tegelzetter, telegrafist, theeplanter, touwslager, translateur, turftrapper, valsemunter, varensgezel, vatenwasser, veldwachter, vellenkoper, venduhouder, vervrachter, verzekeraar, vioolbouwer, vioolspeler, vlasspinner, vleeshouwer, vrachtrijder, vrouwenarts, waagmeester, wafelbakker, waterschout, watervitter, weerkundige, wegenbouwer, werkmeester, wildstroper, zaalwachter, zeekapitein
12 aalmoezenier, accordeonist, armverzorger, bacterioloog,
bakkersgezel, balletdanser, bankbediende, banketbakker, beachermheer, boekverkoper, boerenknecht, boetprediker, bollenkweker, bordenwasser, borstelmaker, bovenmeester, , brandweerman, brillenmaker, burgemeester, caricaturist, conférencier, constructeur, dactylograaf, degenslikker, dierentemmer, distillateur, duivenmelker, fietsenmaker, flessenmaker, floormanager, functionaris, garagehouder, gedeputeerde, geldschieter, gemeentebode, gerechtsbode, gezagvoerder, gildemeester, gildepatroon, glazenwasser, grenswachter, handarbeider, handelsagent, handwerksman, haringpakker, havenmeester, helderziende, horlogemaker, hotelportier, huisbediende, huiseigenaar, huisschilder, incasseerder, installateur, jagermeester, kamerdienaar, kantoorklerk, kapelmeester, kapittelheer, kareelbakker, karikaturist, karrevoerder, kassenbouwer, kippenfokker, klarinettist, , koudslachter, kraandrijver, kunstschilder, landarbeider, letterzetter, lichtmatroos, likeurstoker, livreiknecht, lijkschouwer, messenslijper, metaalgieter, meteropnemer, muziekleraar, mijningenieur, nachtportier, neurochirurg, notarisklerk, orgeldraaier, orkestleider, paleontoloog, parkeerwacht, pasteibakker, pensionhouder, pianostemmer, polderjongen, politieagent, pompbediende, poolreizeger, pottenbakker, propagandist ,pruikenmaker, raadadviseur, radiomonteur, klokkenmaker, klompenmaker, koraalvisser, kornetblazer referendaris, restaurateur, theumatoloog, röntgenoloog, rubbertapper, rijksadvocaat, schaapherder, schade-expert, scharensliep, scheepsagent, scheepsklerk, scheikundige, schillenboer, schoenlapper, schrijnwerker, sigarenmaker, sluiswachter, snelschrijver, sneltekenaar, spuitmeester, stadhuisbode, stafofficier, steendrukker, stempelmaker, straatventer, straatzanger, strandjutter, strandvonder, stratenmaker, stuntvlieger, taalgeleerde, tabakskerver, torpedomaker, touroperator, tulpenkweker, turfschipper, uurwerkmaker, veehandelaar, veenarbeider, veerschipper, veldprediker, vendumeester, verificateur, verlofhouder, verslaggever, vice-admiraal, vishandelaar, vlagofficier, vrederachter, vrachtrijder, wagenmeester, wijnhandelaar
13 aan~eelhouder aardappelboer aartsbisschop autohandelaar
bakkersknecht, balletmeester, bankdirekteur, bedrijfsleider, betaalmeester, beursbediende, beurtschipper, boedelmeester, boekhandelaar, bonthandelaar, brillendokter, brillenslijper, broodbezorger, cabaretzanger, cinematograaf, commissionair, concertzanger, confectionair, correspondent, diamantslijper, diamantwerker, diamantzetter, douanebeambte, filiaalhouder, filmoperateur, filmproducent, flessenblazer, fotohandelaar,
garde-officier, geneeskundige, groentekweker, havenarbeider, hellebaardier, historiograaf, hoofdarbeider, hoofdofficier, huisbewaarder, huisjesmelker, hulpbesteller, jachtopziener, jeneverstoker, kaashandelaar, kabinetwerker, kantinehouder, kantonrechter, kaperkapitein, keldermeester, kinderrechter, koffieplanter, krantenjongen, krullenjongen, kunstschilder, ladingmeester, leeuwentemmer, letterkundige, liedjeszanger, lommerdhouder, lompengaarder, lompenkoopman, machinezetter, magazijnknecht, manufacturier, meesterknecht, mededirecteur, mederedacteur, melkhandelaar, metaaldraaier, middenstander, modeontwerper, muziekmeester, oliehandelaar, onderofficier, opvoedkundige, orkestmeester, paardenslager, pakhuisknecht,
pensionhouder, persfotograaf, pillendraaier, postbestelIer, postdirekteur, psychometrist, pijpenopsteker, radio-omroeper, ruimtevaarder, rijksambtenaar, salonbediende, schapenfokker,
schapenhouder, scharenslijper scheepsbouwer, scheepsexpert, scherprechter, schoenpoetser, schoolmeester, schout-bij-nacht, schriftkenner, slagersjongen, sponsenduiker, sponsenvisser,
stadsadvocaat, stoelenmatter, straatkoopman, tabaksplanter, tamboer-majoor, tandtechniker, taxichauffeur, tekstschrijver, tuinarchitect, turfschipper, vaartschipper, varkensfokker, verkeersagent, verloskundige, vice-president, voddenkoopman,
vuurwerkmaker, wederverkoper, zaakwaarnemer
14 aapjeskoetsier, adjunct-commies, administrateur, armenverzorger, autoverhuurder, beursspeculant, bibliothecaris, binnenschipper, bioscoophouder, boerenarbeider, boodschaploper, boterhandelaar, buffetbediende, concertmeester, consul-generaal, diamantslijper, electromonteur, filmverhuurder, frescoschilder,
fruithandelaar, fysiotherapeut, garnalenvisser, geconmitteerde, generaal-majoor, graanhandelaar, grondspeculant, groothandelaar, handelsattaché, hoofdambtenaar, hoofdredacteur, huisonderwijzer, hypotheekgever, hypotheeknemer, kleinhandelaar, kolenhandelaar, kunsthandelaar, legerpredikant, legioensoldaat, linnenjuffrouw, logementhouder, magazijnmeester, melkcontroleur, metaalbewerker, onderdirecteur, onderluitenant, oudheidkundige, paardenkoopman, pakhuismeester, parlementarier, pluimveehouder, postcommandant, putjesschepper, rodlohandelaar, rodiotechnicus, rechtsgeleerde, rijksaccountant, rijksarchivaris, rijschoolhouder, scheidsrechter, schriftkundige, schoolopziener, sergeant-majoor, sierkunstenaar, sluikhandelaar, soldaat-kommies, sportredacteur, straatmuzikant, tabaksmakelaar, terrazzowerker, toonkunstenaar, trambestuurder, tramconducteur, veilingmeester,
15 aardrijkskundige, advocaat-fiscaal, bouwvakarbeider, concessiehouder, detailhandelaar, diamantbewerker,
dierenhandelaar, effectenmakelaar, equipagemeester, gerechtsdienaar, geschiedkundige, geslachtkundige ,handelsbediende, handelsreiziger, harmonicaspeler, hoofdconducteur, hoofdinspecteur, hoofdonderwijzer, hypotheekhouder, instrumentalist, instrumentmaker, kamerverhuurder, kantoorbediende, kapitein-ter-zee,
kleinkunstenaar, kloosterbroeder, korpscommandant, kroniekschrijver, kunsthistoricus, landbouwkundige,
legercommandant logementhouder luitenant -ter-zee magazijnbediende, neurasthenicus, obligatiehouder, portretschilder, produktieleider, raadpensionaris, reclameschilder, reclametekenaar, rijwielhandelaar, scheepskapitein, spoorwegbeambte, straathandelaar, tabakshandelaar, tabaksimporteur, tandheelkundige, textielarbeider, treinconducteur, tuinbouwkundige, tussenhandelaar, varkensslachter, vicaris-generaal, woninginrichter, ziekenverpleger, zuivelconsulent
16 adjunct-directeur, admiraal-generaal, advocaat-generaal, auditeur-militair, brievenbesteller, ceremoniemeester, fietsenbewaarder, electrotechnicus, evangeliedienaar, fabrieksarbeider, geluidstechnicus, geschiedschrijver, grootindustriee,l horoscooptrekker, huwelijksmakelaar, kapitein-adjudant, kapitein-generaal, kostschoolhouder, lantaarnopsteker, lantarenopsteker, loco-burgemeester, logementhouder, luitenant-kolonel, ondercommissaris, opperbevelhebber, oppergezaghebber,
plaatscommandant, procuratiehouder, rijwielhersteller, scenarioschrijver, scheepstimmerman, schoolinspecteur, schoorsteenveger, sectie-commandant, sigarenfabrikant, staatssecretaris, theaterldirecteur ,victualie-meester, vuurtorenwachter
17 assistent-resident, bestuursambtenaar, bestuursassistent,
bloembollenkweker, brigadecommandant, cavalerie-officier, çlirecteur-generaal, divisiecommandant, gemeenteambtenaar, gemeenteontvanger, gevangenbewaarder, kapitein-ingenieur, kapitein-luitenant, lanbouwingenieur, lanbouwconsulent,
landschapschilder, luitenant-adjudant, luitenant-admiraal, luitenant-generaal, noordpoolreiziger, opperwachtmeester, ordonnansofficier, politie-inspecteur, procureur-generaal, scheepsbevrachter, tuinbouwconsulent, veeteeltconsulent, vertegenwoordiger, verzekeringsagent
18 adjunct-commissaris, artillerieofficier, aspirant-controleur, assistent-apotheker, belastingconsulent, boodschappenjongen, catechiseermeester, evangelieprediker, gemeentearchivaris,
gemeentesecretaris, gouverneur-generaal, hypotheekbewaarder, inspecteur-generaal, karikatuurtekenaar, luitenant-ingenieur, politiecommissaris, rechter-commissaris, scheepsbouwkundige, secretaris-generaal, substituut-griffier, substituut-officier
19 apothekersassistent, bataljonscommandant, binnenhuisarchitect, commies-verificateur, commissaris-generaal, compagniecommandant, districtscommandant, gezantschapsattaché, ontdekkingsreiziger, regimentscommandant, substituut-procureur
20 begrafenisondernemer, boordwerktuigkundige, districtscommissaris, garnizoenscommandant, handelscorrespondent, oorlogscorrespondent, voordrachtkunstenaar, waterstaatsingenieur
21 adjudant-onderofficie, adjunct-administrateur
22 gezantschapssecretaris, gouvernementsambtenaar, scheepswerktuigkundige, volksvertegenwoordiger
23 kapitein-kwartiermeester
24 luitenant-kwartiermeester
26 arrondissements-commissaris
29 arrondissements-schoolopziener
ambten en beroepen, Vrl
3 non, min
4 hoer, meid
5 baker, minne
6 agente, boerin, kokkin, pilote, zuster
7 actrice, artiste, barones, cheffin, docente, hofdam, hospita, juriste, kapster, lerares, modiste, pakster, porster, prinses, priores, typiste, waardin
8 acrobate, advocate, analiste, breister, cassière, celliste, coupeuse, danseres, danseuse, dentiste, dienares, dietiste, dokteres, drogiste, elnologe, filmster, firmante, geograve, harpiste, herderin, juffrouw,
kamenier, kelnerin, koningin, kookster, kopiiste, manicure, naaister, ouvreuse, pedagoge, pedicure, pianiste, ponseuse, serveuse, spinster, studente, theologe, violiste, voedster, wasvrouw, werkster, zangeres
9 adviseuse, astrologe, astronome, ballerina, bureliste, caissière,
coiffeuse, dichteres, dirigente, fluitiste, fotografe, gitariste, grafologe, huisvrouw, kookvrouw, koopvrouw, kostvrouw, laborante, mannequin, markiezin, molenarin, mosselwijf, neurologe, organiste, radiologe, sociologo, soubrette
spoelster, stripster, strijkster, tailleuse, tekenares, vocaliste, wijkzuster
10 ambtenares, arbeidster, architecte, bewaakster, calligrafe, cardiologe, chauffeuse, componiste, costumiière, dienstbode, directrice, dramaturge, fabrikante, facturiste, inkoopster, interniste, keu kenmeid, komediante, koorzuster, kwekelinge, lokettiste, melkrneisje, omroepster, predikante, psychologe, publiciste, raadsvrouw, regisseuse, schilderes, schrijfster, scriptgirl, souffleuse, stenografe, stewardess, strijkvrouw, vroedvrouw, zendelinge
11 colportrice, conductrice, controleuse, danslerares, decoratrice,
detailliste, filmactrice, gouvernante, inspectrice, journaliste, kamermeisje, kasteleinse, logopediste, metereologe, ontwerpster, pianolerares, ponstypiste, redactrice, serveerster, telefoniste, uitgeefster, verkoopster, vertaalster, waarzegster
12 ambassadrice, archivaresse, bacteriologe, bellenmeisje,
boekhoudster, bontwerkster, caféhoudster, chansonniere, chiropodiste, dameskapster, declamatrice, dienstmeisje, ekwilibriste, examinatrice, groentevrouw, handwerkster, heilgymnaste, huishoudster, huisnaaister, informatrice,
instructrice, juwelierster, kaartlegster, kamenierster, kantwerkster, keukenmeisje, kindermeisje, linnenmeisje, onderwijzeres, orhopediste, pompnaaister, rheumatologe, scheldsvrouw,
secretaresse, steno-typiste, verdedigster, verpleegster, vlasspinster
13 ateliermeisje, beeldhouwster, bloemenmeisje, hotelhoudster, illustratrice, keukenprinses, koorddanseres, koppelaarster, marketenster, operazangeres, persfotografe, pottenbakster, propagandiste, taillewerkster, verloskundige
14 balletdanseres, beschermvrouwe buffetjuffrouw, correspondente, fabrieksmeisje, herbergierster, hoedenmaakster, huisbewaarster, kinderjuffrouw, kleuterleidster, kloosterzuster, koffiejuffrouw, linnenjuffrouw, marktkoopvrouw, nettenboetster, pensionhoudster, schoonmaakster, toiletjuffrouw, verkeersagente, winkeljuffrouw
15 administratrice, concertzangeres, costuumnaaister, filiaalhoudster, kleuterleidster, pensionhoudster, speldenwerkster, verslaggeefster, wijkverpleegster
16 blbllotheoaresse, instrumentaliste, kamerverhuurster
17 garderobejuffrouw
18 fabrieksarbeidster
19 belastingconsulente.vertegenwoordigster
20 apothekersassistente binnenhuisarchitecte
21 voordrachtkunstenares
22 schoonheidsspecialiste
24 bewaarschoolonderwijzeres
ambulance - ziekenauto
ambulant - lpoend
amechtig - hijgend, kortademig
amen - slotwoord
amendement – motie, voorstel
amenderen - veranderen, verbeteren, corrigeren, wijzigen
amer - houtskool
Amerika - U.S.A.
Amerikaan - Yankee
Amerikaans café - saloon
Amerikaans dier  bizon, sjerk, coyotte, jaguar, kariboe, los, opossum, poema, pronghorn, skunk, stinkdier, wasbeer, wasdier, wyandotte, zakmuis,(rat),
Amerikaans echtscheidingsplaats  Reno
Amerikaans gerecht  hamburger
Amerikaans gebouw  wolkenkrabber
Amerikaans gewicht  cental
Amerikaans hazardspel - bingo
Amerikaans knaagdier  zakmuis
Amerikaans land  zie: land in Amerika
Amerikaans landgoed  ranch(o)
Amerikaans meer  Athabaska, Bovenmeer, Eriemeer, Michiganmeer, Winnipegmeer
Amerikaans politiehoofd  sheriff
Amerikaans rendier  Kariboe
Amerikaans reuzengebouw - wolkenkrabber
Amerikaans roofdier  los
Amerikaans ruimtevaartuig  Gemini
Amerikaans ultra rechts genootschap  K.K.K.
Amerikaans voetbal  soccor
Amerikaans volkslied  Yankee doodle
Amerikaans worden  veramerikaniseren
Amerikaanse badplaats  Miami
Amerikaanse boer  farmer, racher
Amerikaanse boswachter  forester, ranger
Amerikaanse buffel - bizon
Amerikaanse burgeroorlog  secessieoorlog
Amerikaanse cactus  nopal
Amerikaanse cederboom  sequoia
Amerikaanse componist  Barber, Berlin, Bernstein, Cadman, Cage, Carpentier, Copland, Corvell, Diamond, Gershwin, Goldmark, Ives, Janssen, Kern, Menotti, Yyes,
Amerikaanse dans  cakewalk, charleston, foxtrot, madison, rag, rock, shimmy, twist
Amerikaanse echtscheidingsplaats - Reno
Amerikaanse filmmaatschappij  M.G.M.
Amerikaanse filmprijs  Oscar
Amerikaanse Föhnwind  chinook
Amerikaanse geheime dienst  CIA
Amerikaanse goudmunt - eagle
Amerikaanse grasvlakte  pampa, prairie
Amerikaanse havenstad  Boston, Houston, Newhaven, New Orleans, Norfolk, Oakland, Seattle, Washington
Amerikaanse hoeve - rancho
Amerikaanse houtsnip  tjerk, tureluur
Amerikaanse inboorling  Eskimo, Indiaan
Amerikaanse inlichtingendienst  C.I.A., F.B.I.
Amerikaanse kip  wuandotte
Amerikaanse klarinettist  Goodman
Amerikaanse leeuw  Poema
Amerikaanse literator 
3 Poe
4 Agee, Buck, Otis, Shaw, West, Wouk
5 Cablemanegehouder, marechaussee marktkoopman, Corso,
Crane, Frost, Harte, James, Jones, Lewis, Morre, Paine,
Pound, Riley, Twain
6 Barlow, Cabell, Capote, Cookes, Cooper, Harris,
Irving, Lanier, Mailer, Miller, Norris, Wilder
7 Aldrick, Baldwin, Dreiser, Emerson, Wallace,
Whitman
8 Faulkner, Melville, Mitchell, Sinclair, Turnbull
9 Hemingway, Steinbeck,
Amerikaanse luchtvaartmaatschappij  EAL, P.A.A., P.A.N.A.M., WAL
Amerikaanse ministerie van defensie  Pentagon
Amerikaanse munt  eagle, dime, dollar, quarter
Amerikaanse natuurkundige  Bell, Edison
Amerikaanse oude cultuur  Inkas, Mayas, Pueblos, Quichuas, Tolteken
Amerikaanse paardenfokker - ranchero
Amerikaanse prairiewolf  coyote
Amerikaanse president –
4 Adam, Ford, Polk, Taft
5 Adams, Grant, Hayes, Nixon, Tyler
6 Carter, Hoover, Kinley, Monroe, Pierce, Tayler,
Truman, Wilson
7 Harding, Jackson, Johnson, Kennedy, Lincoln,
Madison
8 Buchanan, Coolidge, Fillmore, Garfield, Harrison
9 Cleveland, Jefferson,, Rooseveld,
10 Eisenhouwer, Washington,
Amerikaanse reuzenboom – mammoetboom
Amerikaanse rivier  Alabama, Arkansas, Brazos, Colorado, Columbia, Gila, Hudson, Humboldt, Mississippi, Missouri, Ohio, Pecos, Sabine, Sacramento, Saskatchewan,Savannah, Susquehanna, Tennesse, Yellowstone,Yukon
Amerikaanse satelliet – Telstar
Amerikaanse schilder  Chase, Ernst, Fuller, Hickos, Homer,
Hunt, Innes, Melchers, Morau, Mosler, Mount, Robinson, Sargent, Wood
Amerikaanse schrijver  Albee, Capote, Erskine Faulkner, Hemingway, Keller, Miller, O`Neill, Poe, Sinclair, Steinbeck, Thunder, Twan, Williams
Amerikaanse sekte  quakers, Mormonen
Amerikaanse staat – Alabama, Alaska, Arizona, Arkansas,
Californië, Colorado, Connecticut, Delaware, Georgia, Hawaii,
Idaho, Indiana, Kansas, Kentucky, Louisiana, Maine, Maryland, MassaMchusetts, ichigan, Minnesota, Missesippi, Missouri, Montana, Nebraska, Nevada, New York, NewHampshire, North Dakota, Noth Carolina, Ohio,Oklahoma, Oregon,Pennsylvania, Rhode Island, South Carolina, South Dakota, Tennessee, Vermont, Virginia, Washington, West Virginia, Wisconsin, Wyoming
Amerikaanse staatsman  Eisenhower (Ike), Franklin, Johnson, Kennedy, Lincoln, Roosevelt, Truman, Washington, Wilson
Amerikaanse stad - zie stad in Amerika
Amerikaanse stank - vato
Amerikaanse statisticus  Gallup
Amerikaanse stapdans  foxtrot
Amerikaanse tijger  jaguar
Amerikaanse uitvinder Edison, Lewis, Morse,
Amerikaanse universiteit  Berkeleij, Columbia, Cornell, Harvard, Princetown, Stanford, Wisconsin, Yale
Amerikaanse vallenzetter - trapper
Amerikaanse veeboer  Blandero, farmer, rancher
Amerikaanse veefokkerij - ranch
Amerikaanse veeknecht  cowboy
Amerikaanse vis  amia, lepodorteus
Amerikaanse vogel  kalkoen, kolibrie
Amerikaanse voorstander van integratie - King, Meredith
Amerikaanse wolf - coyote
Amerikaanse zender  N.B.C.
amerij - ogenblik
amethist, groene  chrisopaan, praseoliet, prasinide
ametrie  wanverhouding
ameubelement - meubilair
amfibie  (boom)  (buidel) kikker, kikvors, olm, pad, pipa, salamander, vroedmeesterpad, watersalamander
amfigeen  tweeslachtig
amfie  dubbel, rond, rondom
amfioen  opium
amfoor – bak, kan, kruik, vat
amfora - kan
ami - vriend
amiant  asbest, steenvlees
amicaal – bevriend, eigen, hartelijk, vriendschappelijk
amica manu (op een adres ) - am
amice – gabber, gezel, kameraad, kornuit, maat, makker, vriend
amict  humoraal
amidozwavelzuur  sulfamidezuur
aminobenzeen  aniline
amminecomplex  amoniakaat
ammonia  vliegop
ammoniak  vlugzout
ammoniakverbinding – amine, amonia
ammoniakzout  salmiak
ammonium - chloor
ammoniumcarbonaat  vlugzout
ammoniumchloride  salmiak
ammoniumnitraat - an
ammoniumsulfaat  sulfa
amnesie  geheugenverlies
amnestie  kwijtschelding
amnion  lamsvlees, vruchtvlees
amoebe  slijmdiertje
amoebesoort  dubia, proteus
amok  nijd, opschudding, razernij, woede
amoniazijnzuur  glycine
Amor  Cupido, Eros
amoreel  immoreel, slecht, verdorven, zedeloos
amorf  log, vormloos
Amoristische godheid  Dagan, Dagon
amortiseren  delgen
amotie  afbraak, ontslag, sloop
amorveren  ontvreemden, ontzetten, slopen
amourette  liefdesavontuur, minnarij
amoveren - slopen
ampel  breed(voerig), omstandig,overvloedig, uitgebreid, wijd(lopig)
amper – bijna, eventjes, krap, moeilijk, nauwelijks, node, pas zuur, schraag, ternauwernood
ampère  amp.
ampèreseconde  coulomb
ampère-uur - ah
ampex - band
amplitude modulatie - am
ampul  buisje, flesje, flacon, kruik(je), schenkkan (netje)
amputatie van een arm  brachiotomie
amputeren  afzetten, couperen
Amrum, badplaats op  Nabel, Norddorf, Wittdün
Amsterdam - mokum
Amsterdam, gebouw in  RAI
Amsterdam, plein in  Dam
Amsterdam-Rotterdam Bank - amro
Amsterdam, straat in  Amstel, Singel, Spui,
Amsterdam, wijk in  Dapperbuurt, Jordaan, Kattenburg, Pijp, Wittenburg
Amsterdams peil  A.P.
Amsterdamse school, schilder behorende tot de  Alebé, Breitner, Israëls, Karsten, Witsen
amulet  afweermiddel, fetisj, mascotte, talisman, totem
amusant  geestig, geinig, genoeglijk, grappig, lollig, onderhoudend, plezierig, vermakelijk
amusant kort verhaal - anekdote
amusement  afleiding, lol, ontspanning, pret, recreatie, tijdverdrijf, vermaak, vertier, verstrooiing, vertier, verzet
amusementsbedrijf – showbusiness
amuseren  vermaken
amyl  zetmeel
amylaicohol  pentanol
anabaptist  wederdoper
anacardiacee  azijnboom, cotinus, rhus, sumac
anachoreet  asceet, heremiet, kluizenaar
anacrotie  hefpols
anaemie  bloedarmoede
anaesthesie  gevoelloosheid
anafrodisie  frigiditeit
anagallis  guichelheil
anagram  letterkeer, wisselwoord, woordwisseling
analist(e)  laborant(e), onderzoeker, scheikundige
analogie  overeenkomst, overeenstemming
analoog – overeenstemmend, soortgelijk
analyse – onderzoek, ontleding
ananasbes  duindoorn, kattedoorn
ananasvezels, weefsel van  pinas
anapest  versvoet
anarchie  chaos, jamboel, regeringloosheid, rotzooi, wanorde
anasarka  huidasterzucht
Anatolië, stad in  Adama
anatomie  ontleedkunde
anatto  orleaan
Andalusië, oude naam van  Baetica
Andalusië, provincie in  Almeria, Cadex, Cordoba, Granada, Huelva, Jaen, Malaga, Sevilla
andalusiet  macle
Andalusische muziek, vorm van  carceleras, copla, martinete, polo, saetas, seguiriya, solea
Andalusische zigeunerdans  flamenco
andante (muz)  langzaam, rustig
ander - nieuw
andere naam – alias, pseudoniem, schuilnaam
andere naam voor Adrianopel Ipsala
andere naam voor Amsterdam  Mokum
andere naam voor Apollo  Delius, Phoebus
andere naam voor Artemis  Diana
andere naam voor Aurora  Eos
andere naam voor Beieren  Bavaria
andere naam voor Bretagne  Armorica
andere naam voor Constantinopel  Istanboel
andere naam voor Cupido  Amor, Eros
andere naam voor Danzig  Gdansk
andere naam voor Demeter  Ceres
andere naam voor Edom  Ezau
andere naam voor Eindhoven  Lichtstad
andere naam voor Engeland  Albion, Brittannia
andere naam voor Ethiopië  Abessinië
andere naam voor Ezau  Edom
andere naam voor Frankrijk  Gallië
andere naam voor Griekenland  Hellas
andere naam voor Göteborg  Gothenburg
andere naam voor Hellespont  Bosporus, Dardanellen
andere naam voor Heracles  Hercules
andere naam voor Hongaar  Magyaar
andere naam voor Ierland  Eire, Erin
andere naam voor India  Hindoestan
andere naam voor Israël  Palestina
andere naam voor Istanboel  Byzantium, Constantinopel
andere naam voor Leeuwarden – Ljouwert
andere naam voor Malta  Milette
andere naam voor NieuwGuinea  Irian
andere naam voor Noach  Noë
andere naam voor Odin  Wodan, Alvader
andere naam voor papegaai - lorre
andere naam voor Parijs  lichtstad
andere naam voor Perzië Iran
andere naam voor Siam  Thailand
andere naam voor Spanje en Portugal  Iberië
andere naam voor Sneek  Snits
andere naam voor Texel  Tessel
andere naam voor Thailand  Siam
andere naam voor Turken  Osmanen, Ottomanen
andere naam voor Twente  Tubantia
andere naam voor Zwitserland  Helvetië
anderen overtreffen - uitmunten
andere vorm  mutatie, variant
andere zijde – keerzijde, overkant, overzijde
anderhalve gulden - daalder
andermaal – anderwerf, bis, nog, nogeens, nogmaals, opnieuw, wederom, weerom, weer
andermaal) – herhaaldelijk, telkens
anders – alias, aliter anderszins, apart, bijzonder, different, gewoonlijk, origineel, verschillend, veranderd, verscheiden
andersdenkende  dissident
anders genaamd – alias
anders gezegd  alias, oftewel
anders kleden – omkleden, verkleden
anders maken - veranderen
andersom – daarentegen, omgekeerd, (in)tegendeel, tegen (over), tegenovergesteld,
Andes, Indianen wonend in de  Andinen
Andes, top in de  Aconcagua, Antisana, Cayambe, Chimborazo, Choco, Colon, Cotopaxi, Cristobal, Huascaran, Huila, Illampu, Ilimani, Sajama, Sangay
Andes, vulkaan in de  Antisana
andoorn  stachys
Andorra, hoogwaardigheidsbekleder in  enrahonador, syndicus, viguler
Andreaskruis  sautoir
androfilie  mannenliefde
androgynie  tweeslachtigheid
androïde  robot
Andromieden  Biediden
andijvie, wilde  askruid
anekdote – mop, grap
anekdotisch verhaal met zedenleer  apoloog
anemie  bloedarmoede
anemoscoop  windvaan
anerosie  frigiditeit
aneta  persbureau
aneurine  thiamine
angel  haak, kafnaald, slangentong, steekorgaan, stekel, weerhaak, vishaak,
angelroede  hengel
angelustorentje  juffertje
angina  benauwdheid, keelziekte
angiopasmus  vaatkramp
angiospermen  bedektzadigen
angitis  vasculitis
Anglesey, hoofdstad van  Llangefni
Angola, bevolkingsgroep in  Bakongo, Mboendoe
Angolees district  Bié
Angolese enclave  Cabinda
Angolese haven  Luanda
Angolese hoofdstad  Luanda
Angolese hoogvlakte  planalto
Angolese munt  angolaz
Angolese stad  Benguela
Angora  Ankara
angorageit  Mohairgeit
angoraweefsel  mohair
angst  bangheid, benauwdheid, , bibberatie, fobie, kommer, ongerust, onrust, ontsteltenis, peine,penarie, rats, schrik, schroom, vrees, zorg
angst, jonge of lichte - angostura
angst aanjagen - beangstigen
angstaanjagend – angstwekkend, eng, griezelig
angstaanjagend geluid  gebrul, gehuil
angstdroom - nachtmerrie
angstgevend – bevreesd, ongerust
angstig  bang, beangst, bedeesd, beducht, benauwd, bevreesd, bleu, blo (de), huiverig, kleinhartig, onrustig, panisch, schuw, schril, scrupuleus, verlegen, verschrikt, vervaard, zenuachtig
angstkreet – gil, noodkreet
angstvallig – beangst, behoedzaam, bedeesd, nauwgezet, precies, pietluttig, schroom, scrupuleus, stipt, voorzichtig, zorgvuldig
angstverwekkend droombeeld – fantoom, nachtmerrie
angst voelen - vrezen
angst voor afgesloten ruimten  claustrofobie
angst voor dieren  zoöfobie
angst voor eenzaamheid  monofobie
angst voor grote hoogte  acrofobie
angst voor menigte  ochlofobie
angst voor onweer  astrofobie
angst voor open ruimte  agorafobie, pleinvrees
angst voor vreemden – scenofobie, xenofobie
angst voor vuur  pyrofobie
angst voor water  hydrofobie, watervrees
angstwekkend  griezelig, gruwelijk, luguber, schromelijk, ijzig, zorgelijk
angstwekkend droombeeld  fantoom, nachtmerrie
anguantibo  beermaki
angulair  hoekig
Angus, hoofdstad van  Forfar
aniani  rijstmesje
anijsmelk - melkdrank
anima – levensgeest, ziel
animaal  dierlijk
animeren  aanmoedigen, aansporen, opwekken, verlevendigen, stuwen
animato  (muz.) levendig, opgewekt, vrolijk
animator  aanmoediger, doorzetter, gangmaker, stuwer
animo  bezieling, elan, fut, geest (drift), lust, trek, ijver, zin, lust
animeermeisje - barmeisje
animeren – aanmoedigen, opwekken, stuwen
animo – ambitie, bezieldheid, bezieling, drift, elan, enthousiasme, fut, geest(drift), interesse, kooplust, levendigheid, liefhebberij, lust, opgewektheid, puf, trek, vraag, ijver, zin
animo om te kopen  kooplust
animositeit – afgunst, naijver, vijandigheid, wedijver
animos (muz.)  bezield, levendig
animus  bezieling, geest, wilsstreven
anjelier  angier, anjer
anjelierachtige plant  anjelier, duizendschoon, silene
anjer  filet
anjerachtige sierplant - prikneus
Anjou, hoofdstad van  Angers
ank – kolk, plas
Ankara  Angora
anker – dreg, haak, weerhaak
ankerage – ankeren, havengeld, meren
ankerdeel 
2 as,
3 arm, kom,
4 blad, hals, hand, harp, neut, ring, stok,
5 borst, druif, kruis, lepel, vloei
7 roering, schacht,
8 schouder,
ankeren - meren
ankergat  kluisgat
ankergerei  grondtakel
ankerhand  ankerblad, vloei, wem
ankerkabel  tros
anker met ankersleutel  schootanker
ankeriet - bruinspaat
ankerkabel - tros
ankerplaats – baai, kust, rede, ree
ankerpunt  wem
ankersleutel  schotel
ankersteek - klens
ankertouw  greling, kabel, kabelaring, kabelaring, kabellarga, tros, tui
anker van een motor - rotor
ankervoering  billboard
anklet  kous, sok
ankylostomiasis  mijnwormziekte
annabergriet  nikkelbloem
annalen  jaarboek (en), kroniek
annalist  geschiedschrijver, jaarboekschrijver
annex  aangrenzend, belendend, bijhorend, naast
annexatie  aanhechting, inlijving, grenscorrectie
anni currentis - ac
annihilatie  vernietiging, nietigverklaring
anno - ao
anno ante Christi - ac
anno domini - ad
anno futuro - af
anno mundi - am
annonacea  annona, cananga, monodora, xylopia
annonce  aanbieding, aankondiging, advertentie, bekendmaking, bericht, bod, mededeling
anno passato - ap
anno sancto -as
annotatie  aantekening, noot
annueel  jaarlijks
annuleren – afbestellen, afzeggen, intrekken, herroepen, vernietigen
anodiseren  eloxeren
anomatie  abnormaliteit, afwijking
anoniem  naamloos, onbekend, ongetekend, n.n.
anonymus  N.N. (Nomen Nescio)
anode – electrode, pluspool
anomalie  afwijking, onregelmatigheid
aniniem – naamloos, onbekend, ongetekend
anonieme telefonist - hijger
anorak - parka
ansicht  prentbriefkaart
ansjovis achtige vis  arenvis, melet
antagonisme  tegenstreving, tegenwerking
Antarctica - Zuidpool
antarctis  zuidpoolgebied, antarctica
Antarctica, deel van  Grahamsland, Victorialand
Antarctica, dier levend in  bultrug, krabeter, pinguïn, potvis, stormvogel, vinvis, weddelzeehond, zeeluipaard, zeeolifant, zuidpoolkip
Antarctica, plant groeiend in  azorella, empetrum, lichanen, mossen, nothofagus
ante – kolom, pilaar, hoekpijler, voor, wandpilaster, zuil
ante meridien - am
antenne – ontvangdraad, radiomast, spriet, tastspriet, tentakel, voelhoorn, voelspriet
antenne, deel van  dipool, director
antennevoedingslijn  feeder
anterieur  ouder, voorafgaand
anthologie  bloemlezing
anthrax  miltvuur, negenoog
anti  antirevolutionair, contra, (er)tegen(over), versus
antibioticum  actidion, bacitracine, circuline, kanamycine, mystatine, peniciline, perimycine, pyromycine, streptomycine, tetracycline
antichambre  voorvertrek, wachtkamer
anticiperen  vooruitlopen
anticycloon  maximum
anticlimax - domper
anticonceptiemiddel – condoom, pil, spiraal
antidepressivum  iproniazide, imipramine
antidiabeticum  insuline
antidotum  tegengif
antiek – achter, klassiek, oud, ouderwets
antieke kist  bahut
antieke monsterlijke wezens  harpijen
antieken  Klassieken, Grieken, Romeinen
antifebrine  aceetanilide
Antilibanon, top in de  Hermon
Antillen een der 
3 Cat,
4 Cuba, Saba,
5 Aruba, Haïti, Nevis, Pinos,
6 Caicos, Tobago, Tortua,
7 Anegada, Antiqua, Bahama´s, Barmuda, Bonaire, Curaçao, Grenada, Jamaica, Watling
8 Anguilla, Barbados, Dominica, Sombrero, Trinidad,
9 Mariguana
10 Blanguilla, Guadeloupe, Hispanolia, Martinique
Antilliaans snaarinstrument  benta
Antilliaanse mengtaal  Papiamento
Antilliaanse woning  carbet
antilope soort 
4 gems, gnoe, kama, oryx, pala, tora
5 addex, beisa, bongo, konri, leche, nyala, oribi, saiga, sasin
6 bosbok, chiroe, dikdik, duiker, impala, koedoe, leluch, nylgau, orongo,
7 algazel, blesbok, gazelle, gemsbok, kongoni, rietbok,
8 blauwbok, bontebok, spiesbok, springbok, waterbok,
9 bosduiker, duikerbok, pronghorn, vierhoorn,
10 hartebeest, sitatoenga,
11 bergrietbok, waterkoedoe
12 bastergembok, docasgazelle, klipspringer, reuzenduiker, roanantilope,
13 geelrugduiker, paardantilope,
14 gaffelantilope, izabelantilope, moerasantilope,
antilope – gazelle, koedoe
antilope in Afrika  koedoe
antimoniet  spiesglans, stibniet
antimoon  sb, stibium
antimoonglans  antimoniet
antimoonoker  servantiet
antipathie – afgrijzen, afkeer, aversie, hekel
antipode  tegenvoeter
Antipoden  eilanden, ontdekker van de  Waterhouse
antirevolutionair  a.r.
anti revolutionair politicus  Colijn, Kuyper
anti roestmiddel - tectyl
antisepticum  boorwater, jodium, jodoform,
antiseptisch  bederf werend
antiseptische stof  fenol, formol, jodium, jodoform (ine), sublimaat
antislingervin  stabilisator
antitankwapen – bazooka, raket
antithese  tegenstelling
antithetisch  tegenstellend
Antoniuskruis  Taukruis
Antoniusvuur  ergotine, (gordel)roos, karbonkel, lupus
antraciet  vlamkool
antraconiet  stinksteen
antrax  miltvuur, negenoog
antrofaag  kannibaal, menseneter
antropofagie  kanibalisme
antropologie - menskunde
antropomorf  mensvormig
Antwerpen  Anvers, Sinjorenstad
Antwerpen , randgemeente van  Berchem, Borcherhout, Brasschaat, Burcht, Deurne, Edegem, Ekeren, Hoboken, Mersem, Mortsel, Schoten, Wilrijk
Antwerpse school, schilder behorende tot de  Aertsen, Brouwer, Bruegel, Feit, Gassel, Floris, Jordaens, Key, Matsys, Massijs, Patinier, Rombouts, Rubens, Seghers, Teniers, Verhaecht
Antwerpen, straat in  Akerrui, Hopland, Laar, Meir, Osylei, Rosier
Antwerpen, wijk in  Kiel, Luchtbal
Antwerpenaar  Sinjoor
antwoord  bescheid, commentaar, ja, nee, oplossing, reactie, repliek, respons, sjoechem, uitsluitsel, wederwoord, weerklank,
antwoord betaald  R.P.
antwoord op repliek  dupliek
antwoord snedig  repartie
antwoordspel - quis
antwoorden  reageren, repliceren, responderen, terugzeggen
antwoorden op  reciproceren
anura  kikvors, pad
anus  aars
anijsbeschuitbol  bestel
aorta  bloedvat, slagader
apache  Indiaan, straatrover
Apachenleider  Geronimo
apart – abnormaal, afgescheiden, afgezonderd, anders, afzonderlijk, alleen, bijzonder, curieus, exclusief, geïsoleerd, gesepareerd, los, raar, separaat, speciaal, terzijde, typisch, uitzonderlijk, uniek, verfijnd, wonderlijk, zeldzaam
aparte brief - expresse
apartheid – afzondering, rariteit
apartje  extraatje, onderhoud, voordeeltje
apathisch  indolent, loom, lusteloos, onverschillig
apatiet  kalksoort, mineraal
apatride  D.P. stateloze, vluchteling
apekool – beuzelpraat, flauwekul, klets, larie onzin, kolder, nonsens
Apeldoorn, gebouw in  Loo
apen –
3 lar, sim
4 bono, doek, dril, lori, maki, saki, titi
5 dongo, magot, monki,oenka, patas
6 anubis, apella, brando, bonobo, bosaap, caraya, choras,
gelada, gibbon, hoelok, kwatta, makaak, makako, miriki,
mormon, nisnas, nissas, oekari, ooraap, rolaap, simpei,
vosaap, wolaap, wouwou
7 baviaan, brulaap, capparo, faunaap, gorilla, guereza, hoedaap,
hoelman, kalakie, koekang, kuifaap, langoor, mandril,
meerkat, mensaap, neusaap, oeakari, saimiri, siamang,
spinaap, tamarin, toepaja, wanakal
8 aloeatta, baardaap, dianaaap, hondsaap, kesikesi, kroonaap,
mangabey, marimoda, marmoset, moormaki, nibander,
resusaap, slankaap, wanderoe
9 bobbejaan, bosduivel, huzaaraap, javaanaap, knaagmaki,
satansaap, zijdeaapje
10 beermakaak, chimpansee, duivelsaap, kapucijnaap,
klapperaap, kuifmakaak, lampongaap, leeuwaapje,
monkimonki, moormakaak, orangoetan, slapstaart, slingeraap,
smalstaart, witkopsaki
11 laponderaap, moortamarinsnortamarin, witneussaki
12 dwergsiamang, kapucijneraap, zilvergibbon
13 grijpstaartaap, mantelbaviaan, withandgibbon,
apenbroodboom  baobab
apenkop – belhamel, bengel, doerak, kwajongen, ondeugd, rakker, rekel, schavuit, vlegel, vlerk
apenootje  aardnoot, grondnoot, katjang, olienootje, pinda
apensoort –
aloeatta, anubis, apella, ayeaye, baardaap, baardsaki, baviaan, beermakaak, bobbejaan, bonobo, bosduivel, breedneusaap, brulaap, capparo, capucijneraap, caraya, chimpansee, choras, doek, doeroecoeli, dongo, doodskopaap, dril, duivelaap, dwergaap, dwergsiamang, franjeaap, galago, gelada, gibbon, gorilla, guereza, hoedaap, hoelman, hoelok, hondaap, hondsaap, hondskopaap, imbau, javaanaap, kalakie, kapucijnaap, kapucijnerraap, kesikesi, klauwaap, kroonaap, kuifaap, kwatta, kuifmakaak, kuxio, langoer, laponderaap, lar, leeuwaap, leeuwaapje, lori, lorie, magot, makaak, mandril, mangakey, mantelbaviaan, marimona, marmoset, meerkat, mensaap, miriki, monkimonki, moormakaak, moortamarin, mormon, nachtaap, neusaap, nibander, nissas, oeistiti, oekari, oenka, oewa, ooraap, oormaki, orangoetan, patas, penseelaap, penseelaap(je), pinchéaapje, pongo, quereza, resusaap, resusaapje, rhesusaap, ringstaartmaki, rolaap, ruikaapje, saimiri, saki, sapajou, satanaap, siamang, sim, simpei, slankaap, slapstaart, slingeraap, smalneusaap, snortamarin, spinaap, springaapje, stankaap, stompneusaap, strepenlori, tamarin, titi, vosaap, wanakel, wanderoe, wauwau, witkopaap, witkopsaki, witneussaki, wolaap, zilvergibbon, zijdeaap, zijdeaapje
Apennijnen, deel van de  Amiate
Apennijnen, pas in de  Abetone, Corno, Giogo, Muraglione, Poretta, Rionero, Scalone, Scheggia
Apennijnen, top van de  Alburno, Amaro, Cervati, Cinone, Miletto, Montalto, Pollino, Sirino
aperig  begerig, belast, gretig
aperij  gekheid, klucht, larie, mallepraat, navolging mallepraat, onzin, zotheid
aperitief – bittertje, middagborrel
apert  beslist, duidelijk, evident, helder, kennelijk, klaar, notoir, onmisbaar, onmiskenbaar
apex  top
apezat - stomdronken
apicultuur  bijenteelt
apk-keuring - autotest
aplomb  klem, nadruk, beslistheid, zekerheid, zelfvertrouwen
apocrief  onaannemelijk, ongeloofwaardig
apocrief geschrift  Henoch, Judith, Tobia(s)
apocynacea  maagdenpalm, nerium, oleander, vinca
apodictisch  onomstotelijk, vast
apoenzym  feron
apograaf  kopie
apokalyps  openbaring
apologeet, christelijk  Arestides, Aristion, Origines
apologie  verdediging, verweer(schrift)
apoplexie  beroerte, toeval
aporrhegma  ptomaïne
apostaat  afvallige, geloofsverzaker,
apostel – afgezant, discipel, Godsgezant, jongere, leerling
apostel een der twaalf apostelen  Andreas, Bartholomeus, Jacobus, Johannes, Judas, Lebbes, Levi, Matheus, Nathaniël, Petrus, Philippus, Simon, Thomas,
apostolaat  apostelschap, missie, zending
apostrof  afkappingsteken, weglatingsteken
apotheek, symbool van een  gaper
apotheker  drogist, farmaceut, pillendraaier
apothekerswaren  officinalia
apotheose  slottoneel, vergoddelijkking, verheerlijking, vergoding
apparaat – accu, afwasmachine, automaat, boiler, brandblusser, computer, diepvriezer, fax, geiser, generator, hijstoestel, instrument, koelkast, kooktoestel, luidspreker, machine, microfoon, middel, mixer, nietmachine, printer, projector, recorder, rekenmachine, semafoon, stofzuiger, telefoon, telegraaf, televisie, telex, toestel, tuner, ijskast, vaatwasser, versterker, wasmachine
apparaat met beeldscherm - computer
apparaat om haar te drogen  Föhn
apparaat om notenbalken te trekken  radiaal
apparaat voor het opsporen van onderwaterdoelen  asdic, sonar
apparaat voor het vermenigvuldigen van schrift  hectograaf
apparaat voor pasteuriseren en steriliseren  sterilisatietoestel
apparaten - apparatuur
appartement – etagewoning, flat, (huur)kamer, vertrek, woning
appel  aagt, oogbol, pupil, renet, vrucht
appèl  beroep, verzamelsein
appelbes  aronia
appel achtige plant  kwee, lijsterbes, meidoorn, haagdoorn, mispel, peer
appelbol - appelgebak
appelboom  appelaar
appeldrank – cider, most
appelgebak  appelflap, beignet
appellant - app
appelsoort  aagt bellefleur, calville, citroenappel, coks, goud(reinet), granny, jonathan, kalvijn, kersappel, laxton, lombart, morgendrift, notarisappel, pippeling, reinet, renet, seedling, sterappel, wasappel, winston, yellow
appelwijn  cider, most
appendix  aanhangsel, toevoegsel, vulslurf
apennis  pancarta
appetijt  eetlust, honger, trek
appetijtelijk – aangenaam, fijn, heerlijk, lekker, smakelijk,
applaudisseren - klappen
applaus  bijval, geklap, ovatie
applicatie  toepassing, toewijding, ijver
applicatiewerk - appliqué
apporteren  aanbrengen, halen
appositie  aanhechten, bijstellen, opleggen, toevoegen
appreciatie  instemming, schatting, voorkeur, waardering
appreciëren  beoordelen, instemmen, schatten, waarderen
april  grasmaand
aprilgebruik – foppen
a priorie – vooraf, vooruit
apsis - welving
Apulië, provincie in  Bari, Brindisi, Foggia, Lecce, Tarento
apriori  a.p.
aqua  water
aqua vitae  brandewijn, levenswater
aquamarijn  zeegroen
aquarel  waterverfschilderij
aquarium  vissenbak
aquariumvis  Badis, Barbus Botia, Cobitis, Copeina, Danio, Fundulus, Gambusia, Guppy, Hemiodus, Kempvis, Loricaria, Maanvis, Oryzias, Poecillia, Rasbora, Rivilus
Aquarius  Waterman
aquifoliacee  hulst, ilex
ar  arre, arrenslee, slee, slede, ijsstoel
ar  gram, toornig
ara  papegaai
arabesk  bloemmotief, kronkeling, slingering, versieringsmotief
Arabier  Bedoeïen, Jemeniet, Moriaan, Moslim, Moslem, Saraceen
Arabier in Spanje  Saraceen
Arabisch bevelhebber – emir, emier
Arabisch erekleed  chila
Arabisch gedicht  kasida
Arabisch hoofd - emir
Arabisch hoofd van een stam  sheik, sjeik
Arabisch infanteriesoldaat  asker
Arabisch ruiterfeest  fantasia
Arabisch ruitersoldaat  spahi
Arabisch schiereiland  Sinaï
Arabisch snaarinstrument  mandoline, tambur
Arabisch stamhoofd  sjeik
Arabisch tentendorp  douar, doear
Arabisch versterkt kamp - Zariba
Arabische bedelmonnik  fakir
Arabische bedevaartplaats  Mekka
Arabische bevelhebber  emir, emier
Arabische boer  fella(h)
Arabische bron  ain
Arabische dichter  Asja, sja´ir
Arabische dienaar  abd
Arabische gedichtenverzameling  mo´allakat
Arabische goden  Djinn
Arabische gom - gummi
Arabische gomhars  wierook
Arabische gom, hoofdbestanddeel in  arabine
Arabische groet  salaam, salam, selam
Arabische infanteiesoldaat - asker
Arabische koffie  mokka, saki
Arabische liga, lidstaat van de  Algerije, Egypte, Irak, Jemen, Jordanië, Koeweit, Libië, Marokko, SaoediArabië, Soedan, Syrië, Tunesië, VAR
Arabische likeur  araq
Arabische mantel  abaja,
Arabische (over)mantel  boernoes
Arabische nimf  houri, hoeri
Arabische plaats  zie: plaats in Arabië
Arabische priestertitel  aboena
Arabische profeet - mohammed
Arabische stam  Asir, Irad
Arabische rechter  kadi
Arabische ruiter  spahi
Arabische schriftgeleerde  oelama
Arabische sluier  haik
Arabische staat  Arabië, Bahrein, Jemen, Katar, Koeweit, Muskat, Oman, SaoediArabië
Arabische stad  Aden, Medina, Mekka, zie ook: stad in SaoediArabië
Arabische titel  bei, emir, emier, imam, kalief, kadi, sultan, ras
Arabische vlag  alam
Arabische vorst  emir, emier
Arabische wereld ten westen van Egypte  Maghteb
Arabische windhond  sloegi
Arabische wijk in Tunis  Medina
Arabische woestijn  Dahna
Arabische woestijnrivier  Wadi
aracee  acorus, aronskelk, arum, callus, kalmoes
Aragon, hoofdstad van  Zaragoza
Aragon, provincie in  Huesca, Teruel, Zaragoza
Arak – palmwijn, rijstdrank
Aramese stormgod  Hadad
Araneilanden, een der  Arammore, Inisheer, Inishmaan, Inishmore
arbeid  bezigheid, energie, inspanning, karwei, moeite, taak, trafiek, werk(zaamheid)
arbeid na bepaalde tijd  overwerk
arbeidend  bezig, bezet, inspannend, moeite, onledig, taak onledig, werkend
arbeider – arbeidsman, daggelder, dagloner, koelie, loonslaaf, medewerker, proletariër, werker, werkkracht, werkman, werknemer
arbeider, geschoolde  stielman
arbeider in brouwerij  borrelaar, bottelaar, brouwer
arbeider in metaalfabriek  draaier, frezer, pletter
arbeider in steenfabriek  tichelaar
arbeider in mijn  kompel
arbeidersklasse  arbeidersstand
Arbeiderspartij  C.P.N., P v d A., S.D.A.P.
arbeidsbemiddelaar  placeur
arbeidsbureau  arbeidsbeurs
arbeidsconflict - staking
arbeidsduur - werktijd
arbeidsloon - werkloon
arbeidslust  energie
arbeidsman - arbeider
arbeidsmethode  werkwijze
arbeidsongeschikt  invalide
arbeidsongeschiktheid  invaliditeit
arbeidsruimte  atelier, fabriek, kantoor, werkplaats
arbeidsovereenkomst  arbeidscontract
arbeidsreserve  werkeloosheid
arbeidsruimte voor TV - studio
arbeidsschuw – lui, werkschuw
arbeidster  werkbij, werkmier, werkster, werkvrouw
arbeidsterrein  arbeidsveld
arbeidstijd  werkdag
arbeidsvermogen  energie, p.k.
arbeid verrichten - werken
arbeidsverzuim - verlet
arbeidzaam  actief, bedrijvig, bezig, ijverig, naarstig, nijver(ig), noest, onledig, vlijtig, werklustig, werkzam
arbeidzaamheid – nijverheid, vlijt, ijver
arbiter  bemiddelaar, goeman, kamprechter, referee, scheidsman, scheidsrechter, umpire, waardeerder
arbitrair  eigenmachtig, scheidsrechterlijk, willekeurig
arbitrium - mening
arc  boog
arcade  boog, gewelf, galerij, gaanderij
arcadisch  naïef, herderlijk, idyllisch, landelijk
arcanum  geheim, pillen, poeiers, smeersels, verborgenheid
arceren - schaduwen
archi episcopus - ae
archief  dossierprotocol
archiefstukken  record
archief van films - cinematheek
archief van grammofoonplaten  discotheek
archiefambtenaar - archivaris, archivist
archiefstukken  archivalia
archiefwetenschap  archivistiek
archipel  eilandengroep, eilandenrijk, eilandenzee
architect  bouwer, bouwheer, bouwkundige, bouwmeester, ontwerper
Architecten -
2 Ry
3 Gau, Key, May, Osy, Oud, Vau,
4 Abbé, Abel, Bähr, Holl, Kent, Korb Lora, Nash, Novi, Nüll, Paul, Post, Rohe, Sens, Wren
5 Abadi, Abely, Allom Barry Bazel Bruyn Busch
Buzzi, Clark, Cotte, Crike, Dance, Dudok, Eigil,
Elmes, Gandy, Gibbs, Gilly, Horta, Husly, Inani,
Jones, Karmi, Kreis, Lebas, Locci, Louis, March, Marot, l'Orme, Porta, Seitz, Selva, Serre, Sinan,
Soane, Staal, Stern, Steu,r Sturm, Turah, Vinci, Vlugt, Werft, Witte, Wolft, Wyatt, Zwart
6 Alessi, Baybar, Beauce, Bérain, Balat, Bonatz, Campen, Costas, Oebret, Oonoso, Oughet, Eftner, Endell Eseler Floris, Frizzi, Giotto, Hansen, Hesius, Husayn, Inwood, Jardin, Juvara, Keyzer, Klenze, Kosaka, Lassus, Lemuet, Lescot, Lisböa, Lurago,
Majano, Morris, Neutra, Pankok, Pigage, Pisano, Rivius, Romano, Semper, Serlio, Sironi, Smirke, Solari, Spazzo, Starov, Tessin, Thorpe, Thynne, Vallée, Vasari, Vignon, Wagner, Welsch, Wright
7 Alberti, Aigardi, Babiska, Bahrens, Berlage, Bemini, Bullant, Cagnola, Candela, Carlone, Coducci, Cortona, Cronaca, Cuypers, Davioud, Effmann, Eigtved, Ferstel, Filari,t Fischer, Frison,i Gabriel, Galile,i Garnier, Gemard, Giorgio, Gontard, Gropius, Guarine, Guimard, Herrera, Hittorf, Iktinos, Imhotep, Kasakov, KIengei, Knöffel, Laurana, Leblond, Lenötre, Maderna, Mansar,t O'Gorman, Olbrich, Omodeo, Orcagna, Pannin,i Percier, Peruzzi, Poelzig, Pollack, Raimond, Rinaldi, Schlaun, Schmidt, Steindl,
Tibaldi, Vignola, Vriendt, Walpole, Yoshida,
8 Ammanati, Antelam,i Blondeel, Boffrand, Campbell, Canonica, Chalgrin, Chambers, Chiaveri, Claudius, Daedalus, Dollmann, Dubroecq, Duintjer, Eesteren, Ensinger, Eosander, Fernkorn, Fontaine, Giocondo, Guépière, Halsbach, Hamilton, Hauberat, Hoffmann, Kromhou,t Langhaus, Lepautre, Lombardi, Longhena, Mayekawa, Niemeyer, Obbergen, Perrault, Piranesi, Playfair, Rainaldi, Ricchini, Rietveld, Roelandt, Saarinen, Sakakura, Sandvall, Sangallo, Scamozz,i Schinkel, Schlüter, Sebenico, Soufflot, Stubbins, Sullevan, Tessenow, Thornton, Trezzini, Vanbrugh, Viscardi, Zuccalli
9 Abu Muslim, Altdorfer, Borromin,i Brunsberg, Camporese, Cockerell, Corbusie,r Cuvilliés, Ducerceau, Fayd'herbe, Franquart, Friedhoff, Harsdorff, Lemercie,r Lissitzky, Noremberg,
Oppenordt, Outshoorn, Pictorius, Poelaerts, Quarenghi, Rastrelli, Riedinger, Rodriquez, Sansovino, Simonetti, Steinbach, Vernukken, Vitruvius, Wyatville, Yoshizaka
10 Abd el Malik, Adelcrantz, Bindesböll, Bonsignore, Fioravanti, Fiorentino, Herrnogenes, Keldermans, Kropholler, Krubsacius, Marchionni, Mertinelli, Meissonier, Mendelsohn, Michelozzo, Munggenast, Piermarin,i Pöppelmann, Prandtauer, Rossellino, Sanmichel,i Stethaimer, Vanvitelli, Villanueva,
Zimmermann
11 Hildebrandt, Holzmeister, Jensen, Klint, Kornhäusels,
Waghemakere, Weinbrenner, Brunellesch,i Churriguerra, Demontferand, Gobbertingen, Knobelsdortf, Steenwinckel,
ViolletIeDuc
13 Amenophis Hapu,, BayesitDsjami, Dientzenhofer, Erdmannsdortf, Riemerschmidt
architect onder de knaagdieren  bever
architect van paleis van Versailles  Mansart
architectonisch  bouwkundig
architectonisch siermotief  liseen
architectuur  bouwkunde, bouwstijl
architraaf  dekbalk, kroonlijstbalk
archivaris - beheerder
archont in Athene  Draco
arctische vogel  alk, eidereend, meeuw, ijseend, giervalk, pinguin, sneeuwhoen, sneeuwuil
arctisch zoogdier  Alaskabeer, beer, butskop, klapmuts, lemming, muskusos, narwal, poolhaas, poolvos, rendier, stinkrob, veelvraat, walrus, walvis, wolf, zadelrob
ardante (muz.)  vurig
arduin  hardsteen
are – bunder, vlaktemaat
areaal  gebied, oppervlakte
areka  pinang, betelpalm
aren - suikerpalm
arena  kampplaats, sportterein, stadion, strijdperk, worstelperk
arend  adelaar, aar, aquila, bateleur, harpij
arenduil – oehoe, ooruil
aren lezen  pungelen, schrobben, zanten
arenmengproduct  sago
arenvis – meet, melet
areometer - vochtmeter
Ares  Mars
arg  achterbaks, boos, doortrapt, kwaad, listig, slecht, slim, sluw, verbolgen
argas  teek
argeloos  innocent, kinderlijk, naïef, onnozel, onschuldig, simpel
argeloosheid - eenvoud
argeloos meisje  ingénu
argentiet  zilverglans
Argentijns auteur  Alberdi, Funes, Galvez, Gandara, Guiraldes, Larreta, Lopez, Marmol, Ocantos
Argentijns eiland  Vuurland
Argentijns kaartspel  canasta
Argentijnse bevolkingsgroep  Gallegos, Gaucos, Gringos, Ona, Yaghan
Argentijnse componist  Castro, Gilardi, Paz
Argentijnse dans - tango
Argentijnse dichter  Andrade, Balarce, Godoy, Ledesma, Lugones, Marechel, Molini
Argentijnse kleurling  gaucho
Argentijnse maat  durra, malacta
Argentijnse munt  centavo, peso
Argentijnse provincie  Chaco, Chubut, Formosa, Mendoza
Argentijnse rivier  Chica, Chubut, Deseado, Panama, Salado, Teuco
Argentijnse stad  Cordoba, Mendoza, Rosario, Santiago, Tucumon
Argentijnse stuwdam  Chocon
Argentijnse vlakte  Monte, pampa
Argentijnse zuidwestenwind  pampero
argentobismutiet  matildiet
argentum - ag
argilliet  kleilei
arglist  bedrog, list
arglistig – achterbaks, bedrieglijk, boosaardig, doortrapt, duivels, gemeen, intrigant, laag, listig, min, slinks, sluik, sluw, stiekem, snood, stiekem, vals, venijnig
arglistig bedreigen - belagen
arglistig bedreiger - belager
arglistigheid  malice
argon - ar
Argonautenleider  Jason
Argos, eerste koning van  Inachus
argot  bargoens, dieventaal, slang
argument  betoog, bewijs, grond, motief, overweging, reden
argumentatie - bewijsvoering
arg vrij  onschuldig
argwaan  achterdocht, inbeelding, suspicie, verdenking, vermoeden, wantrouwen
argwanen - vermoeden
argwanend - wantrouwend
aria  gezang, lied, solozang, zangstuk
aria, kleine  arietta
Ariaans ketter  Aetios
Ariège, hoofdstad van  Foix
Aril - ardgeest
Aries  Ran
Arische taal  Germaans, Grieks, Keltisch, Latijn, Perzisch, Sanskriet, Slavisch, Zend
aristocraat  edelman
aristolochiacee  Asurum, mansoor, pijpbloem, pijpenkop
ark – schuit, woonboot, woonschip
arkbouwer  Noach, Noë
arkel – erker, uitbouw
arkeneel - zolderkamer
arm – armoedig, behoeftig, beklagenswaardig, berooid, bezitloos, blut, brodeloos, ellendig, haveloos, karig, misdeeld, nooddruftig, noodlijdend, onbemiddeld, ongegoed, onvermogend, platzak, pover, schamel, schunnig, sjofel, sober
arm aan sappen  droog
armadil  gordeldier
armageddon  reuzenstrijd
armband -bracelet
armbestuur van een kerkgenootschap  diaconie
armblaker  girandola
armborst  kruisboog
armdoek  brassard
arm, deel van de  ellepijp, handwortel, middenhand, opperarmbeen, schouderblad, sleutelbeen, spaakbeen, vingerkootjes
armdraagband - mitella
arme – bedeelde, behoeftige, bezitloze
arme drommel – bedelaar, kalis, schlemiel, schooier, stakker(d), sukkelsul, vagebond, zielepoot
armee – leger, krijgsmacht, strijdmacht, weermacht
Armeense stadhouder  marzban
Armenië, bergtop in  Aragats, Ararat
Armenië, bewoners van  Koerden
Armenië, hoofdstad van  Jerevan
Armenië, laagvlakte in  Arasdal
Armenië, meer in  Sevanmeer
Armenië, stad in  Erevan, Erzurum, Kars
arme kerel – bedelaar, sloeber, stakker, stumper,
armelijk – behoeftig, bekrompen, kaal, kommervolschamel, sjofel
armelijk en kaal - sjofel
armelijke woonruimte – hut, kot, krot, stolk
armelui – misdeelde, pauper, sjofelaar
armenbus – schamelblok
armenbuurt – achterbuurt, slop, steeg
armen en benen - ledematen
armen helpen  bedélen
armenschool - diaconie
armenverzorger - diaken
armenwijk – achterbuurt, sloppenijk, slum
armenzorg – bedeling, diaconie, steun
armer worden - verarmen
arme sloeber - stakker
arme sukkel – stakker, stumper
armetierig – armzalig, kaal, kwijnnd, luizig, miezerig, pover, sjofel
arme ziel – stakker, sukkel, totelaar
armhartig  kleinmoedig, bekrompen
armholte - oksel
arm in arm - gearmd
arminiaan  remonstrant
armkandelar - kandelaber
arm korf  kabas
armlastig – behoeftig, bezitloos, noodlijdend
armlastigheid  behoeftigheid, mendiciteit
armluchter – kandelaar, kandelaber
arm mens - arme
arm van een lamoen  Haam, traam
arm van een pomp - zwengel
arm van geest - simpel
arm worden - verarmen, interen, verpauperen
armoe  arm, armoede, behoefte, dalles, ellende, gebrek, kommer, krimp, merode, nood, noodruft, onvermogen, schamelheid, tekort
armoede - behoefte, dalles, ellende, gebrek, gemis, kommer, krimp, merode, nood,
armoedig  arm, armelijk, armzalig, behoeftig, berooid, eenvoudig, haveloos, kaal karig, luizig, nooddruftig, pover, schabberig, schamel, schavottig, schraal, schunnig, sjofel, shabby, slordig, todderig, vervallen
armoedig huisje  hut, krot, stulp
armoedige buurt – achterbuurt, gribus, slop
armoedige hut - cabane, krot, stulp
armoedige steeg  gribus, slop
armoedige straat  steeg, slop
armoedige woning  hut, krot, stulp
armoedzaaier - neet
armoriaal  wapenboek
armpotigen  branchiopoda
armslag – bewegingsvrijheid, ruimte
armspier  biceps
armsteun - leuning
armstoel  fauteuil, leunstoel
armzalig – armetierig, armoedig, behoeftig, behulpelijk, berooid, ellendig, erbarmelijk, futiel, gering, kommervol, luizig, machteloos, mager, miserabel, nietig, ongelukkig, pover, schamel, schraal, schunnig, zwak
armzalige steeg - slop
armzalige woning – hut, kot,krot
armzalig verblijf - hut
aroma – essence, geur, reuk, smaak
aroma van wijn  boeket, bouquet
aromatisch aftreksel  essence
aromatisch middel  kaneel, maggi, saffraan, soja, vanille
aromatisch zeeppreparaat  opodeldoc
aromatische koolwaterstof  areen
aromatische plant – anijs, munt
aromatische saus  soja
aromatische stof  kaneel, vanille
aromatische verbinding  aromaat
aronskelk  arum
aronskelk achtige waterplant  kalmoes
arotum  stikstof
arrangement  bewerking, muziekzetting, regeling, schikking, vergelijk, zetting
arrangeren – inrichtenordenen, regelen, schikken
arren – sleden, sleetjerijden
arrenslee – ar, tikker
arrest  arr., aanhouding, beslag, gijzeling, hechtenis, opsluiting, uitspraak, vonnis
arrestant  gevangene, verdachte
arrestatie  aanhouding, gevangenneming
arresteren  aanhouden, inrekenen
arrig  guur, ruw
arriv - aangekomene
arriveren  aan(komen), bereiken
arrogant  aanmatigend, hautain, hooghartig, hoogmoedig, ingebeeld, laatdunkend, pretentieus, trots, verwaand, vrijmoediglijk, vrijpostig, waanwijs
arrondissement  arr., district kreits, rechtsgebiedressort,
arrondissementbank - arb
arroseren - besproeien
arrosie - aanvreting
arseenijzer  lollingiet
arceen, arcenicum - ad
arseenkies  mispickel
arseentrioxide  arsenik, gifmeel, rattenkruid
arseentrisulfide  auripigment
arsenaal – collectie, depot, magazijn, tuighuis, verzameling, wapenopslag
arsenicum  as, arseen, rattengif
arsenomelaan  sartoniet
arsenopyriet  mispickel
artemisia  alsem
Artemis  Diana, Phoebe
arterie  slagader, aorta
arteriosclerose  aderverkalking
Artes Liberalis  aritmetica, astronomie, artimetica, dialect, dialectiek, (logica), grammatica, geometrie (meetkunde), musica (muziek), retoriek (rhetorica)
arthritis urica  jicht
articulaat  holpijp, lidrus, paardenstaart, schaafstro
articulatie  uitspraak
artiest – acrobaat, acteur, auteur, beeldhouwer, clown, dichter, etser, jongleur, kunstenaar, muzikant, poëet, schilder, schrijver, toneelspeler
artieste - kenstenares
artiestenclub  bent
artificieel  kunstig, kunstmatig
artikel  art, ding, essay, goed, (koop)waar, lidwoord, punt, onderdeel, opstel, stuk, voorwerp, zaak
artikelen – goederen, waar
artikel gebruikt bij kaasbereiding - leb
artikel van de wet - term
artillerie  geschut
artillerie afd.  batterij
artilleriewerktuig  ballista, bazooka, blijde, bombarde, evenhoog, geschut, houwitser, kanon, kartouw, katapult, kruisreket, lepelblijde, mortier, oestel, petarde, raket, ribaudeken, slang, slingerblijde, springaal, stormram, vuurmond, vuurstuk
artillerist  kanonnier
Artis  dierentuin, zoo
artisticiteit  kunstvaardigheid
artistiek  fraai, aardig, kunstvkunstzinnig, smaakvol, stijlvol
artistiek caf chantant  cabaret
artistiek vermaak – cabaret, film, muziek, opera, operette, toneel
artistieke poen  snob
artritis  gewrichtsontsteking
artium magister - am
arts  chirurg, dokter, esculaap, geneesheer, heelkundige, huisarts, internist, medicus
arts voor inwendige ziekten  internist
artsenij  obat (Ind)
artsenijbereider  apotheker, farmaceut
artsenijbereidkunde  farmacie
artsenijwinkel  apotheek, drogist, drogisterij
Aruba, hoofdstad van  Oranjestad
Aruba, streek op  Ajo
Aru eilanden, hoofdplaats van de  Dobo
as  axis, middellijn, naaf, overblijfsel, spil
as  verbrandingsproduct
as, van een kaapstander - spilkoning
as van kribben  raai
as van verbrand wier  kelp, aszout
asa foedita  duivelsdrek
asbelt  ashoop, vaalt, vuilnishoop
asbest  amiant, steenvlas
asbest, bruine  amosiet
asbest cementlei – eterniet, martiniet
asbestproduct  derniet
asbestziekte  asbestose
afblok  lager
asblond  lichtblond
asbus  lijkurn, urn
asceet  boeteling, kluizenaar, (geheel)onthouder
asceluchtet op een pilaar  pilaarheilige, Simon
ascement  eterniet
Ascension, hoofdstad van  Georgetown
ascese  oefening, onthouding
ascilinder  axon
ascites  buikwaterzucht
Asdag  Aswoensdag
asdic  sonar
asemmer  huisvuilemmer, vuilnisbak, vuilnisemmer
asem – levenslucht,
Asem  adem
Asen  Balder, Donar, Loki, Odin, Thor
asemen - ademhalen
Asen, vrouwelijke  Asinnen
Asen, woonplaats der  Asgard
asepsis  ontsmetting
asfalt – aardhars, aardpek, bitumen, pek, steenpek, teer, wegdek
asfalteren - bestraten
asgericht  axiaal
ashoop  belt, vaalt
asiel  dierenpension, onderdak, toevluchtsoord, vrijplaats,
askar - rammelkar
askeet (Ind.)  jogi, yogi
askese (Ind.)  joga, yoga
askleur - grauw
askruik – lijkbus, urne, urn
aslijn - trace
asman  vuilnisman
Asmogendheid  Duitsland, Italië
as of stang - spil
asociaal  onaangepast, sauvage
aspect  aanblik, aanzicht, aanzien, facet, gezicht(punt), kant, voorkomen
aspect van een probleem - facet, kant
asperge  sperge, sperzie
asperifoliën  boraginaceeën
asphalt  bitumen, steenpek, asfalt
aspirant  aanstaand, aanzoeker, beginneling, leerling, toekomstig
aspirantlid - naviet
aspirantofficier  cadet
aspirantofficier bij bereden wapens  kornet
aspirant reserve officier - vaandrig
aspiratie – ambitie, eerzucht, inademing, streving, verlangen
aspirator  luchtzuiger, zuigmachine
aspireren - dingen
aspirine  geneesmiddel
aspotje - urn
aspul - urn
aspunt  naaf, pool
assegaai  harpoen, lans, sagaai, speer, spies,
Assam, hoofdstad van  Shilong
asseptich  bederfwerend, klemvrij, ontsmet, steriel
assem  tamarinde
assai (muz.)  zeer, veelar
assepoester  cinderella, verschoppelingetje
assertie  bevestiging, bewering, verzekering
assessor  bijzitter
assimilatie  gelijkmaking, aanpassing
assimileren  aanpassen, gelijkmaken, gelijkstellen, opslorpen
assistent  helper, hulp, medewerker
assistente - helpster
assistentie  bijstand, hulp, medewerking, steun
assisteren  bijstaan, helpen, meewerken, ondersteunen, terzijdestaan
associatie  aaneensluiting, verbinding, vereniging
associé  compagnon, vennoot
assonant  klinker, vocaal
assonantie  klinkerrijm, halfrijm
assonerend  klinkend
assorteren - bijeenzoeken
assortiment  keuze, soort, sortering, voorraad
asspons  hoornkiezelspons
assumeren  toevoegen
assuradeur - verzekeraar
assurantie  verzekering
assurantiefirma  verzekeringsmaatschappij
assurantieovereenkomst verzekeringscontract
Assyrië, hoofdstad van  Ninevé
Assyrische Goden  Assus, Mardoch, Merodach, Mylitta
Assyrische vorst(in)  Adadnarari, Asarhaddon, Assurbanipal, Hammoerapi, Hoesoema, Irissoen, Salmanasser, Samistroded, Samisiadad, Sanherib, Sargon, Semiramis, Tiglatpileser
ast – droogoven - droogstoof, droogvloer, eest
astatisch  onbestendig, onstandvastig, onverstandig, onzeker, wankelbaar
astatium  At
aster – sterrenbloem, wilgaster, zulte
asterisk  sterretje, verwijzingsteken
asteroïde  planeetje
astmatisch  aamborstig, kortademig
astraal - hemels
astrakan  bont
astrant  brutaal, driest, onbeschroomd, vrijpostig
astringent – wrang, zuur
astrologie  sterrenwichelarij
astronautiek - ruimtevaart
astronomie  sterrenkunde, mensa
astronomisch – enorm, groot, sterrenkundig
astronomisch apparaat  kijker, octant, radioscoop sextant, telescoop
astronomisch instrument  astrolabium
astronomisch verschijnsel  corona, halo
astronomisch werktuig - octant
astronomische eenheid  lichtjaar
astronomische eenheid van lengte  A E
astronomische plaatsbepaling  sterbestek
Asturië, hoofdstad van  Oviedo
Asurn - canope
asvaalt – asbelt, belt, vuilnishoop
asvaas  urn
as van een fiets - naaf
as van kribben - raai
as van zeewier  kelp
aswenteling  draaiing, rotatie
aswippen  tremmen
Aswoensdag  kruisjesdag
asyl  toevluchtsoord, vrijplaats, wijkplaats
asymmetriefout  coma
asymmetrisch  onevenredig
atalanta  nummervlinder
ataman  hetman
atap (Ind.)  dakbedekking
atappalm - nopa
ataxie  onzekerheid, wanorde
atelier  studio, werkkamer, werkplaats, werkvertrek
ateliermeisje – modinette, naaistertje
aterling  deugniet, onmens, naarling, onverlaat, snoodaard
Atheens staatsman  Alcibiades, Cimon, Pericles, Themistokles
Atheens wetgever  Draco, Salon
Atheens wijsgeer  Epicurus, Plato, Draco, Socrates, Solon
Atheense belastingontvanger  apodect
Atheense gerechtsplaats  areopagus
Atheense haven  Piraeus
Atheense held  Theseus
atheïsme  godloochening, ongeloof
atheïst  goddeloze, Godloochenaar, goddeloze, vrijdenker, humanist
Athene  Alea
Athene (godin)  Minerva, Pallas
atheroma  vaatcyste
Atjeh, bevolkingsgroep in  Alassers
Atjeh, deel van  Alaslanden, Gajolanden, Takengeun
Atjeh, eiland bij  Breueh, Nasi, Simeulue, Weh
Atjeh, haven in  Langsa, Sigle
Atjeh, wapen in  klewang
atjuus  adee, gegroet
atlant  pilaar, steunpilaar, telamoon
Atlantische Oceaan, eiland in de  Annobow, Antillen, Ascension, Azoren, Bahama`s, Bermuda, Bouvet, Bouvetoya, Gough, Hebrieden, IJsland, Madeira, Principe, Shetlands
atlas  gebergte, halswervel, kaartenboek, verzamelboek
atleet – atletiekbeoefenaar, sportman
atleet in de oudheid  beroepsworstelaar, vuistvechter
atletiekschoen  spike
atletiekwedstrijd – discuswerpen, hardlopen, hoogspringen, hordelopen, kogelstoten, tienkamp, verspringen, vijfkamp,
atletisch  gespierd
atmosfeer  atm., dampkring, lucht, sfeer
atmosfeer absoluut - ata
atmosfeer overdruk - ato
atmosferisch verschijnsel  hagel, mist, noorderlicht, onweer, regen, regenboog, sneeuw, storm, wind
atmosferische neerslag  hagel, regen, sneeuw, ijzel
atmosferische storing – bliksem, onweer, regen
atol  koraaleiland
atonie  lichaamszwakte, verslapping
atoom  ion, molecule, zonnestofje
atoombom – kernbom, kernwapen
atoomdeeltje  elektron, kern, neutron, proton
atoomenergie - kernenergie
atoomgeleerde - kernfysicus
atoomgroep  ion, molecule
atoomkern  nuclide
atoomkerndeeltje - neutron
atoom, positief geladen  anode
atoom, negatief geladen  katode
atoomsplijter  kosmotron
atoomsplitsing  kerndeling, kernsplitsing
atopiet  romeiët
atrium  hartboezem, voorhof, voorzaal
atrociteit – gruwel, wreedheid
atrofie  uittering
atrsfiëring  wegkwijnen
atropine  verdovingsmiddel
attaché  gezant
attaque  aanval, apoplexie, beroerte
attent – aandachtig, alert, behulpzaam, galant, hoffelijk, oplettend, opmerkzaam, voorkomend, vriendelijk, waakzaam, wakker, kien, zorgvuldig
attentie  aandacht, aardigheidje, acht, presentje, zorg
attent nzijn - opletten
attest  getuigenis, getuigschrift, testimonium, uitspraak, verklaring
attestatie  getuigschrift
attestatie de morte  overlijdensakte
attestatie de vita  levensbewijsschrift
attilla  huzarenbuis
attisch  fijn, geestrijk, geestig, vernuftig, zinrijk
attractie  aantrekkelijkheid, aantrekkingskracht, charme, vermaak
attractief – aangenaam, aanlokkelijk, aantrekkelijk, begeerlijk, boeiend, charmant
attraperen  betrappen
attribuut  bepaling, eigenschap, gereedschap, kenmerk, kenteken, zinnebeeld
attribuut van Amor  boog, pijl
attribuut van cupido  boog, pijl, toorts
attribuut van een Nar - marot, (zots)kap
attribuut van Neptunus  drietand
attribuut van Prikkebeen  vangnetje
attribuut van een heilige  adelaar, anker, appel, banier, beker, bijenkorf, bijl, bisschopsstaf, boek, boog, buidel, demon, dolk, doodshoofd, duif, engel, fakkel, glas, goudsmidhamer, haan, hamer, hellebaard, helleveeg, hert, hoefijzer, kaars, krans, kroon, kruik, lam, lamp, lelie, mes, orgel, paard, palm, pestbuil, scepter, schelp, schil, schip, schoenen, speer, spijker, staf, ster, tas, vlam, zalfpot, zandloper, zwaard
attribuut voor gymoefeniongen –brug, paard, rekstok, wandek
aubade  hulde, morgenzang, muziekhulde, ochtendhulde
aubergine  eierplant, terong
auctie  veiling
aucuba  sierstuk
audio frequent - af
audion  diode
audiëntie  gehoorverlening, rechtszitting
auditie  proefvoordracht, rechtsgebied
auditeren  toehoren
auditorium  aula, gehoorzaal, publiek
augur  vogelwichelaar, waarzegger
augustus  oogstmaand
augustijn  aug., cic.,cicero twaalfpuntsletter
augustijn (geestelijke)  O.E.S.A.
aula  gehoorzaal
aureool  lichtkrans, nimbus, stralenkrans, stralenkroon
aurikel  sleutelbloem
auripigment  operment
Aurora  Eos, morgenrood
auspiciën  bescherming, leiding, toezicht
ausputzer - verdediger
austraal  zuidelijk
Australië  Zuidland
Australië, hoofdstad van  Canberra
Australië, ontdekker van  Cook, Jansz(oon), Tasman
Australië, oorspronkelijke bewoner van  aborigine
Australisch dier  buidelrat, buidelwolf, dingo, emoe, kangoeroe, koala, merinoschaap, mierenegel opossum, springhaas, vogelbekdier, wombat
Australisch eiland  Bathurst, Tagoela, Tasmanië
Australisch meer  Eyremeer
Australisch werphout  boemerang
Australische bedwelmende drank  kara
Australische grassoort  piripiri
Australische hond  dingo
Australische literator  Bedford, Brennan, Collins, Dennis, Field, Gordon, Harpur, Stephens, Stone
Australische mijl  naut
Australische munt  penny, pond, pound, shilling
Australische peper  kava, kawa
Australische plaats  zie: plaats in Australië
Australische prachtvink - amadine
Australische rat  hapolotis
Australische rivier  Hawkesburry, Hunter, Murray
Australische staat  Queensland, Tasmanië, Victoria
Australische stad  Adelaide, Auckland, Augusta, Brisbane, Canberra, Cooktown, Darwin, Derby, Hobart, Melbourne, Newcastle, Perth, Sydney
Australische struik  borgalow, mallee
Australische struisvogel  emoe
Australische vogel  arara, cookaburra, crake, emoe, kasuaris, lori, paradijsvogel, prieelvogel
Australische wildernis  scrub
Australische woestijn  Gobi
Austro-Aziatische taal - Annam, Cham, Khmer, Mon, Munda, Muong, Sèmang, Sakai
Autaar  altaar
autarchie  zelfregering
autarkie  zelfgenoegzaamheid
auteur – literator, maker, romancier, schrijver
auteur 
2 As (N),
3 Ade (A), Arp (O), Bay (B), Bom (B), Fry (E), Lee (A), Lee (E), May (D), Mok (N), Nin (A), Poo (A), Roy (F), Top (B), Vos (N,) Wit (N),
4 Aaes (B), Adam (B), Aead (E), Aenn (0), Aeve (N), Aften (N), Agee (A,) Aice (A), Aixt (N), Aken (B), Albe (B), Amyot (F) Amis(E,) Anet (F), Aoth (0), Aoy (F), Ayck (B), Bage (E), Bahr (0),Baie (FB), Baif (F), Bayo (S), Beek (F), Benn (0) Blei (0), Bles (N), Bijns (N), Blok (A), Bock (B), Boer (N), Böll (D), Bonn (N), Boon (B), Bost (F), Brom (N), Buck (A), Cain (A), Cats (N), Char (F), Chot (B), Dahl (E), Dene (B), Doft (B), Eges (N), Eich (0), Endt (N), Fast (A), Feen (N), Flex (D), Ford (E), Fort (F), Gaine (E), Gala (S), Gans (N), Gary (F), Geel (N), Gide (F), Goes (0), Gogh (N), Guth (F), Haan (N), Habe (0), Hall (A), Hart (A), Heine (0), Heym (0), Huch (0), Hugo (F), Ikor (F), Inga (A), Jacob (F), Jahn (0), Jans (B), Jens (0), Jong (N), Keet (N), Kelk(N), Kemp (N), Kool (N), Laet (B,) Lamb (E), Last (N), Leek (N) Leip (0), Lenz (0), Löns (0), Loos (A), Marx (0), Mill (E), Mont (B), Mooy (N), Moro (N), Muis (N), Nash (A), Paap (N), Paul (A), Perk (N ), Sachs (0), Saki (E), Sand (F), Shaw (A), Shaw (E), Sina (N), Sion (B), Smit (N), Snow (E) Spire (F), Stijl (N), Tate (A), Uris (A), Veen (N), Vian (F), Vuyk (N), Wain(A), Webb (E),West (E,) Wolf (D), Wouk (A), Zech (0), Zoet (N), Zola (F),
5 Aamon (B), Adams (A), Adine (B), Aerts (B), Aevis (N), Ailke (D), Aiken (A), Albee (A), Alain (F), Allen (A), Anema (N), Anski (A), Alsop (A), Amiel(F), André (B) ,Ansel (B), Arber (E), Auden (E), Balde (0), Barr (A), Barth (0), Barry (A), Baum (0), Bloch (F), Bloem (N ), Boeye (B,) Bóhme (0), Balen (N), Bates (E), Bazin (F), Beach (A), Beers (N), Beets (N), Bedel.(F), Benda (F), Benet (A), Berge (N), Bergh (N), Billy (F), Borel (N), Bosch (B), Bosco (F), Bowen (E), Braak (N), Braun (B), Breen (N), Brero, Brink (N), Bruin (N), Busch (0), Butor (F), Buyle (B,) Byron (E), Calet (F), Camus (F), Canna (N), Carco (F), Claes (B), Claus (C),Cohen (N), Coole (B), Corso (A), Costa (N), Crane (A), Daems (B), Dabit (F), David (B), Defoe (E), Deken (N), Diest (N), Donne (E), Doorn (N), Doren (A), Doyle (E), Drost (N), Dumas (F), Druon (F,) Duyse (B), Duras (F), Eliot (E), Erens (N), Ernst (0), Esser (N), Feber (N), Feith (N), Linze (B), Flake (0), Flers (F), Fran k , (N), Frank (0), Frost (A) , Geest (N), Geuns (N), Ghéon (F), Gibbs (E), Gijsen (B,) Gijsen (N,) Giono (F), Gogol (A), Goris (B), Gorki (A), Graaf (N), Gracq (F), Graft (N), Grass (0),Green (E), Green (F), Grey (A), Grimm (0), Groot (N), Gulik(N), Halbe (0), Hardy (B), Hauft (0), Hayes (A), Hecht (A), Hecke (B),Heelu (N), Hémon (F,) Hesse (0),Hooft (N), Hurst (A), Jahnn (0), Jarry (F), Joyce (E,) Jones (A), Jouve (F), Kalma (N), Keats (E), Kenis (B), Keuls (N), Kirst (0), Kloos (, N), Kuyle (N), Laey (B), Lampo (B), Laudy (N), Leeuw (N), Lenau (0), Lewis (E), Linde (N), Logue (E), Looy (N), Louys (F), Lowry (E), Melis (B), Mens (N), Milne (E), Minne (B), Moens (B), Moore (A), Morus (E), Nahon (B), Neaft (N), Neill(E), Nizan (F), Noyes (E), Nuver (N), O'Hara (A), Orczy (E), Péguy (F), Pepys (E), Péret (F), Polet (N), Ponge (F), Pound (A), Powys (E), Prins (N), Puget (F), Queen (A), Raabe (D), Ramon (B), Revis (N), Rike (D), Sabbe (B), Sachs (D), Sachs (F), Sagan (F), Scott (E), Serge (0), Sharp (E), Shute (E), Simon (F), Smith (A), Smits (B), Snick (B), Sorge (D), Aafjes (N), Spire (F), Spark (E), Steen (E), Steen (N), Stehr (0), Stein (A), Stijns (B), Stone (A), Stoke (N), Stone (A), Storm (0), Stort (N), Stoke (N), Stout (A),Swift (E), Thans (B), Thiry (B), Thoma (0), Tügel (0), Twain (A,) Ubink (N), Unruh (0), Vaats (E), Velde (B), Viola (N), Vidal (A), Voght (B), Vondel (N), Vooys (N), Waals (N), Walch (N), Waugh (E), Weiss (0), Wells (E), Wilde (B), Wilde (E), Wilma (N), Wolfe (A), Wolft (N), Woolt (E) Woude (N), Young (E), Zweig (0),
6 Aafjes (N), Achard (F), Adamov (F), Algren (A), Allcot (A), Alphen (N), Ameide (N), Andres (N), Antink (N), Aragon (F), Arland (F), Arnaud (F), Artaud (F), Asimov (A), Austen (E), Austin (A), Azorin (S), Backer (B), Baerle (N), Bailly (B), Bakker (N), Balzac (F), Barker (E), Barrie (E), Blaman (N ), Bomans (N), Barham (N), Barker (E), Barnes (A), Becher(D), Bedier (F), Begeer (N), Beider (B), Bekker (N), Belloc (E), Bellow (A), Benoït (F), Becher(D), Berson (B), Bertin (B), Blaman (N) ,Blunck (0), Bodart (B), Bodman (0), Bodson (B,) Boeken (N), Bolsée (B), Bomans (N), Booven (N), Boumal (B), Brandt (N), Brecht (0), Brontë (E), Brulez (B), Brusse (N),Bunyan (E), Buysse (B), Breton (F), Bröger (0), Bronne (B), Brontë (E), Capote (A), Carême (B), Cather (A), Cayrol (F), Céline (F), Chenoy (B), Clercq (B,) Cneudt (B), Coenen (N), Collem (N), Cooper (A), Coster (B), Coster (N), Coward (E), Cowley (A), Cremer (N), Cronin (E), Daisne (B), Daudet (F), Debrot (N), Decker (N), Dekker (N), Demers (B), Desnos (F), Deubel (F), Döblin (0), Donker (N), Drouet (F) ,Dubois (N), Eberle (0), Eewijk (N), Eggink (N), Ehrler (0) ,Eluard (F), Emants (N), Espina (S), Estang (F), Everts (N), Fargue (F), Ferder (A), Fonson (B), Forbes (A), Fouqué (0),France (F), Fuller (E), Gaiser (0), Gascar (F), Gavere (B), George (0), Gevers (B), Geyter (B), Godden (E), Goethe (0), Goffin (B), Gogolj (R), Gooien (N), Gorter (N), Goudge (E), Gravel (F), Grauls (B), Graves (E), Goethe (0), Goffin (B), Gogolj (R), Goudge (E), Gooien (N), Grauls (B), Gravel (F), Greene (E), Griese (0), Guitry (F), Haasse (N), Hallen (B), Harris (E), Hattum (N), Haulot (B), Havank (N), Haulot (B), Havank (N), Hebbel (0), Helman (N), Herder (0), Helman (N), Hensen (B), Herder (0) ,Hersey (A), Hertog (N), Hilton (E), Hoddis (0), Hofdijk (N), Hopman (N), Houtte (N), Huchel (0), Hughes (A), Hughes (E), Hulzen (N), Hussem (N), Huxley (E) ,Ibanez (S), Irving (E), Kaiser (0), Kasack (0), Kempis (N), Kinker (N), Kleist (0), Koenen (N), Koning (N), Koster (N), Kramer (N), Lannoy (N), Le Fort (0), Leroux (F), Leiris (F), Leroux (N), Leroux (B), Lersch (0), London (A), Loerke (0), Lowell (A), Ludwig (0), Luiken (N), Luther (0), Mailer (A), Mander (N), Mandes (N), Marest (B), Meijere (B),Meyere (N), Merill (A), Merken (N), Meyere (N), Miegel (0), Miller(A), Milosz (F), Milton (E), Millay(A), Mockei (B), Morand (F), Morgan (E), Mörike (0), Morris (A), Mulder (N), Musset (F), Nescio (N, )Neveux (F), Nimier (F), Nijhoft (N), O 'Neill (A), Ossian (E), Oudaen (N) ,Pacine (F), Pagnol (F), Pascal (F), Périer (B), Perret (F), Persyn (B), Ponten (0), Porter (A), Postma (N), Poulet (B), Powell (E), Proost (N), Proust (F), Putman (B), Ransom (A), Raynal (F), Reboux (F), Renard (F), Reuter (0), Revius (N), Ridder (B), Ridwit (B), Rinser (0), Ritter (N), Roblès (B), Rogghé (B), Rooses (B), Runyon (A), Ruskin (E), Rutten (N), Rutten (B),, Salmon (F), Samsam (E), Sartre (F), Sauwen (B), Sayers (E), Schaaf (N), Scholz (0), Schoup (B), Seidel (0), Simons (B),Simons (N), Smeken (N), Spark (E), Spring (E), Squire (E), Sterne (E), Storm (0), Stort (N), Stramm (0), Styron (A), Swarth (N), Swerts (B), Stijns (B), Swerts (B), Symons (E), Thelen (0), Thiess (0), Thillo(B,) Thiry (B), Thomas (E) ,Toller (0), Toulet (F), Trakl (0), Troost (N), Troyat (F), Twain (A), Tzara (F), Ulfers (N), Updike (A), Vaats (E), Valéry (F), Vedrès (F), Verwey (N), Vialar (F), Villon (F), Virrès (B), Viruly (N), Visser (N), Vitrac (F), Vivier (B), Vloten (N), Voeten (N), Vondel (N), Voorde (B), Vorden (N), Vroman (N), Wadman (N), Walden (B), Walser (0) ,Warden (B), Warner (E), Warren (A), Wartel (0), Wessem (N), Wielen (N), Wilbur (A), Wilder (A), Wilson (A), Wilson (E), Winsor (A), Wright (A),Wumkes (N), Woolt (E), Young (E), Zweig (0),
7 Abellio (F), Alberti (S), Andreus (N), Angenot (B), Anouilh (F), Arrabal (S), Asselijn (N), Baillon (B), Balchin (E), Baldwin (A), Barlach (D), Beckett (E), Bellamy (N), Bemanos (F), Bennett (E), Berghen (B), Bernard (F), Bernier (B), Bernlef (N), Bertram (D), Besnard (N), Bibesco (F), Binding (D), Blondin (F), Blunden (E), Blijstra (N), Boileau (F), Bosboom (N), Bourbon (N), Bourdet (F), Boutens (N), Bredero (N), Brolsma (N), Brouwer (N), Bruggen (N), Brugman (N), Bruning (N), Buckinx (B), ampert (N), Carlyle (E), Carossa (D), Ces bron (F), Chamson (F), Chauser (E), Cheyney (E), Claudel (N), Closson (B), Cocteau (F), Colette (F), Cordier (B), Corsari (N), Cozzens (A), Cremers (N), Datheen (N), Decorte (B), Delbeke (B), Demedts (B), Dèr Mouw (N), Deyssel (N), Dickens (E), Diderot (F), Dijkstra (N), Domisse (N), Doncker (B), D'Orbaix (B), Douglas (A), Douglas (E), Dreiser (A), Duhamel (F), Durrell (E), Durtain (F), Duykers (B), Eckeren (N), Eeckels (B), Eekhout(N), Eerbeek (N), Egidius (N), Elskamp (B), Engelke (D), Erasmus (N), Erskine (A), Fallada (D), Farrell (A), Farrère (F,) Firbank (E), Flecker (E), Fleming (E), Follain (F), Forster (E), Fouchet (F), Frenaud (F), Gadenne (F), Gallico (A), Garnett (E), GaskeIl (E), Gauchez (B), Gautier (F), Gazelle (B),Gehalte (N), Gellert (D), Géraldy (F), Gezelle (B), Golding (E), Grönloh (N), Guiette (B), Guillén (S), Günther (D), Gutkind (D), Gijselen (B), Hammond (E), Haspels (N), Heeroma (N), Hellens (B), Hermans (N), Hesseis (N), Hofstra (N), Hoornik (N), Housman (E), Houwink (N), Huygens (N), Jaarsma (N), Jacobse (N), Janssen (N), Jarrell (A), Jeffers (A), Jiménez (S), Johnson (D), Jonkman (N), Kästner (D), Kerouac (A), Kipling (E), Koopman (N), Lardner (A), Laurent (F), Leblanc (F), Leeuwen (N), Lehmann (E), Lehmann (N), Lehmann (D), Lemmers (B), Lennart (N), Leopold (N), Lessing (D),Lessing (E), Loosjes (N), Lubeley (N), Malraux (F), Marsman (N), Matthijs (B), Maugham (E), Mauriac (F), Meester (N), Mendels (N), Michaux (F), Mitford (E), Molière (F), Mombert (D), Moortel (B), Morriën (N), Mussche (N), Mijnssen (N), Nichols (E),, Noordzij (N), Nossack (D), Novalis (D), Oltmans (N), Orléans (F), Patchen (A), Paulhan (F), Pauwels (B), Pauwels (N), Peisson (F), Peleman (B), Penninc (B), Penning (N), Philips (N), Pierson (N), Pourrat (F), Prévert (F), Prévost (F), Proumen (B), Queneau (F), Querido (N), Radecki (D), Regnier (F), Reninca (B), Reuling (B), Reverdy (F), Rexroth (A), Richter (D), Rivière (F), Robaski (N), Robbers (N), Roberts (A), Rodenko (N), Rolland (F), Romains (F), Rombach (D), Rostand (F), Roussel (F), Roussin (F), Salomon (D), Saroyan (A), Sassoon (E), Schagen (N), Schaper(D), Schmidt (B), Schmidt (D), Schmitz (N), Schurer (N), Ségalen (F), Seghers (B), Seghers (D), Seghers (F), Serrure (N), Séverin (B), Shapiro (A), Shelley (E) , Simenon (B), Sitwell (E), Sleeckx (B), Sluiter (N), Smeding (N), Spender (E), Spinoza (N), Stadier (D), Stevens (A), Strauss (D), Stroman (N), Stucken (D), Sybesma (N), Tardieu (F), Tharaud (F), Thomson (N), Thoreau (A), Thurber (A), Thijssen (N), Tolkien (E), Tollens (N), Toistoi (R), Triolet (F), Vansina (B), Vanzype (B), Vasalis (N), Veltheim (N), Vercors (F), Verhees (B), Verhoog (N), Vermaat (N), Vestdijk (N), Vildrac (F), Vosmaer (N), Wagener (N), Wallace (A), Walpole (E), Whitman (E), Willems (B), Wolkers (N), Wybenga (N), Zielens (B),
8 Aletrino (N), Andersch (D), Anderson (A), Barbusse (F), Bataille (F), Beauvoir (F), Beerboom (E), Belcampo (N), Belpaire (N), Benjamin (D), Bergmann (N), Bergmans (B), Bernagie (N), Betjeman (E), Bernanos (F), Bierbaum (D), Blackmur (A), Blanchot (F), Boendale (E), Bogaerts (B), Bonnefoy (F), Bontekoe (N),Borchert (D), Bordeaux (F), Bordewijk (N), Bousquet (F), Britting (D), Brittain (E), Browning (E),Bruneiair (B), Buddingh (N), Burniaux (B), Burssens (B), CaidweIl (A), Capadose (N), Cendrars (F), Chandler (A), Christie (E), Connelly (A), Connolly (B), Conrardy (B), Cornette (B), Couperus (N), Croisset (F), Cummings (A), Deschner (D), Dorgelès (F), Dullaert (N), Edschmid (D), Eeckhout (N), Eemlandt (N), Elsschot (B), Emmanuel (F), Engelman (N), Etiemble (F), Everaert (B, Faulkner (A), Fielding (E, Flaubert (F), Flouquet (B), Fombeure (F), Fontaine (F), Fonteyne (B), Forester (E), Francken (B), Genevoix (F), Ghistele (8), Gilliams (B), Ginsberg (A), Glesener (8,) Gomperts (N), Goncourt (F), Goossens (8), Gossaert (N,) Goudsmit (N), Greshoff (N), Guéhenno (F), Guilloux (F), Haantjes (N), Hadewych (N), Havelaar (N), Herreman (B), Herzberg (N,) Hochhuth (D,) Hoekstra (N), Horemans (B), Houghton (E), Houwaert (B,) Huizinga (N), Hulleman (N), Jonathan (N), Kamphuis (N), Larguier (F), Lartéguy (F,) Laurents (A), Lawrence (E), Léautaud (F), Leopoldt (N), Lodeizen (N), Lokhorst (N), Loveling (N), Lucebert (N), Macauley (E), Macleish (A), MacNeice (E), Mac, Orlan (F), Maerlant (N), MeMlie (A), Michener (A), Michiels (B), Mitchell (A), Montagne (B), Monteyne (B), Netscher (N), Nouvalis (D), Perrault (F), Plievier (D), Plisnier (B), Poesjkin (R), Prokosch (A), Rabelais (F), Radiguet (F), Rathenau (D), Rattigan (E), Remarque (D), Riemsdijk (N), Robinson (A), Roelants (B), Roelvink (N), Rousseau (F), Rukeyser (A), Ruysbeek (8), Rijnsdorp (N), Sabatini (E), Salacrou (F), Salinger (A), Salomons (N), Sandburg (A), Sandberg (N), Sarraute (F), Scharten (N), Schetter (N), Schendel (N), Schepens (B), Schepers (N), Schiller (D), Schimmel (N), Schlegel (N), Schnurre (D), Schotman (N), Schreurs (N), Schröder (D), Schrijver (N), Schwartz (A), Sedgwick (A), Sherriff (E), Sherwood (A), Sierksma (N), Sillitoe (E), Sinclair (A), Snieders (B), Soupault (F), Spieghel (N), Spingern (A), Stendhal (F), Straeten (B), Swinbum (E), Tamminga (N), Tazelaar (N), Tennyson (E), Tersteeg (N), Theunisz (N), Tousseul (B), Tsjechov (R), Tuinstra (N), Vailland (F), Vanhaute (B), Veldheer (N), Verbeeck (B), Verhuist (B), Verlaine (F,) Verriest (B), Vilmorin (F) ,Violette (B), Visscher (Roemer) (N), Vlemminx (N,) Vostaert (B), Vriamont (B), Walgrave (B), Walschap (B), Wedekind (D), Wiechert (D), Williams (A), Woestijne (B) ,Woolcott (A), Wijdeveld (N), Wijngaert (B), Zangwill (E),
9 Aldington (E), Allingham (E), Audiberti (F), Avermaete (B), Beerblock (B), Benavente (S), Bilderdijk (N), Binnendijk (N), Borchardt (D), Bosschère (B), Bourgeois (B), Brabander (N), Breevoort (N), Bromfield (A), Bruneiair (B), Burroughs(A), Cervantes (S), Champagne (B), Charteris (E), Coleridge (E), Coornhert (N), Corneille (F), Courtmans (B), Ehrenburg (R), Eigenhuis (N), Engelberg (B), Fabricius (N), Fontainas (B), Fraigneau (F), Gerritson (N), Giraudoux (F), Gironella (S), Goldsmith (E), Goytisolo (B), Guillevic (F), Gutteling (N), Haersolte (N), Hasebroek (N), Hauptmann (0), Haushofer (0), Hawthorne (E), Heemskerk (N), Hemingway (A), Hernandez (S), Heijermans (N), Holthusen (0), Iependaal (N), Ietswaart (N), Indestege (B,) Indesteye (B), Isherwood (A), Jeurissen (B), Klikspaan (N), Klopstock (0), Knuvelder (N), Koetsveld (N), Kollontaj (R), Labberton (N), Langendijk (N), Ledeganek (B), Llewellyn (E), Macdonald (E) ,Mackenzie (E), Mansfield (E), Masefield (E), Mennekens (B), Monsarrat (E), Montaigne (F), Multatuli (N), Nietzsche (0), Noordstar (N), Nooteboom (N), Paaltjens (N), Panhuysen (N), Pasternak (R), Poortinga (N), Potgieter (N), Priestley (E), Pritchett (E), Rochefort (F), Rodenbach (B), Rodenburg (N), Roothaert (N), Ruusbroec (B),
Santayana (S), Schaeffer (0), Schickele (0), Schneider (0), Schürmann (0), Snellaert (B), Speenhoff (N), Steinbeck (A),
Sternheim (0), Streuvels (B), Teirlinck (B), Thackeray (E), Troelstra (N), Tucholsky (0), Tumerelle (B), Vanhoutte (B), Vercammen (B), Verhaeren (B), Verhoeven (N), Verknocke (B), Vermeylen (B), Vertommen (B), Vinkenoog (N), Vuylsteke (B), Walravens (B), Wilderode (B), Wodehouse (E), Wolfskehl (0), Zetterman (B), Zuckmayer (0),
10 Achterberg (N) Asselbergs (N) Baekelmans (B) Bastiaanse (F) Baudelaire (F) Beversluis (N) Billetdoux (F) Camphuysen (N), Carmiggelt (N), Cauwelaert (B), Chesterton (E), Chevalier (F), Coenraadts (N), Conscience (B), Drinkwater (E), Dupierreux (B), Eschenbach (0), Fitzgerald (A), Fokkertsma (N), Franquinet (N), Galsworthy (E), Ghelderode (B), Groeningen (N), Groenevelt (N), Hemeldonek (B), Hildebrand (N), Holsbergen (N), Hoogenbemt (B), Jonckheere (B), Leendertsz (N), Lodensteyn (N), Longfellow (E), Molkenboer (N), Neufvilles (F), Peyrefitte (F), Reddingius (N), Richardson (E), Rietbergen (N), Ringelnatz (0), Roosbroeck (B), Schelt jens (N), Schierbeek (N), Schnitzler (0), Schouteden (B), Schwitters (N), Slauerhoff (N), Stuiveling (N), Swinnerton (E), Tarkington (A), Timmermans (B), Toergenjev (R,) Vandeputte (B), Verbruggen (B), Vermandere (B),Vermeersch (B), Verschaeve (B), Verschoren (B), Wassermaan (0), Weisenborn (0), Wordsworth (E), Zoetrnulder (N)
11 Abercrombie (E), Apollinaire (F), Basschaerde (N), Beaudelaire (F), Bergengruen (0), Crommelynck (B), Oautzenberg (B), Donkersloot (N), Eichendorff (0), Eysselstein (N),. Hagelstange (0), Hammenecker (B), Hasenclever (0), Hauleville (B), Herckenrath (B), Herreweghen (B), Huelsenbeck (0), Klinkenberg (N), Kneppelhout (N), Langendonck(N) ,Longerskaey (B), Maeterlinck (B), Montesquieu (F), Montherlant (F), Morgenstern (0), Münchhausen (0), Scheepmaker (N),
Schuitmaker (N), Shakespeare (E), Spierenburg (N), Stavenhagen (0), Supervielle (F), Wagenvoorde (N), Westerlinck (B), Wolfenstein (0), Zeldenthuis (N)
12 Enzensberger (0), Ferlinghetti (A), Feuchtwangler (0),
Haverschmidt (N), Hegenscheidt (B), Helderenberg (B), Hergesheimer (A), Kalderkerken (B), Schevichaven (N), Schlumberger (F), Vandercammen (B)
13 Chateaubriand (F), Droogenbroeck (B), Feuchtwangler (0), Heissenbüttel (0), Kuitenbrouwer (N),
14 Grimmelshausen (0), Hildegaarsberg (N),
auteursbaten  royalty
auteursrecht  copyright, kopijrecht
auteursrechtsbelangen - autbel
auteur van Faust  Goethe, Marlowe
auteur van Hamlet  Shakespeare
auteur van Hooglied  Salomo
auteur van imitatio christi  van Kempen, â Kempis
authentiek  betrouwbaar, echt, geloofwaardig,
authochtoon  inheems, origineel
auto – automobiel, limousine, wagen
autoantenne - spriet
autobaan – rijksweg, snelweg
autobestuen – chaufferen, rijden
autobestuurder  chauffeur
autobewaker - parkeerwacht
autobiografie - memoires
autobox – autostalling, garage
autobus - autocar, reiswagen
autoclaxon – hoorn, toeter
autocraat  alleenheerser, despoot, dictator, tsaar
autocratie  alleenheerschappij
autocratisch  eigenmachtig
autodeur - portier
autogordel - draagband
autogram  handtekening, signatuur
autohandelaar van vast merk - dealer
autoherstelplaats - garage
autohoorn - claxon
autohotel  motel
autohulp - wegenwacht
autoinspectie  revisie
autokenteken -
Afghanistan: AFG, Albanië: AL, Alderney: GBA, Algerije: DZ,
Amerika, Verenigde Staten van : USA , Andorra: AND, Argentinië: RA, Australië: AUS, Bahamaeilanden: BS, Bahrein: BRN, Barbados: BDS, Birma: BUR, Boeroendi: RU, Botswana: RB, Brazilië: BR, Brits Honduras: BH, Brunei: BRU, Bulgarije: BG, Canada: CON, Centraal Afrikaanse Republiek: RCA, Chili: RCH, China: RC, Colombia: CO, Costa Rica: CR, Cyprus: CY, Dahomey: DY, Denemarken: OK, Dominica: WO, Dominicaanse Republiek: DOM , Ecuador: EC, Egypte: ET, Ethiopië: ETH, Fiji: FJI, Filippijnen: PI, Finland: SF, Gambia: WAG, Ghana: GH, Gibraltar: GBZ, Grenada: WG, Griekenland: GR, GrootBrittanië en NoordIerland: GB, Guatemala: GCA, Guernsey: GBG, Guyana: BRG, Hongkong: HK, Ierland: IRL, India: INO, Irak: IRQ, Iran: IR, Isle of Man: GBM, Israël: IL, Ivoorkust: Cl, Jamaica: JA, Jersey: GBJ, Joegoslavië: YU, Jordanië: HKJ, Kenia: EAK, Koeweit: KWT, Korea: ROK, Laos: LAO, Lesotho: LS, Libanon: RL, Liberia: LB, Libië: LT, Liechtenstein: FL, Madagascar: RM., Malawi: MW, Mali: RMM, Marokko: MA, Mauretanië: RIM, Mauritius: MS, Mexico: MEX, Monaco: MC, Nederland: NL, Nederlandse Antillen: NA , Nicaragua: NIC, NieuwZeeland: NZ, Niger: NlG, Nigeria: WAN, Oeganda: EAU, PAK Panama: PA , Paraguay: PY, Peru: PE, Polen: PL, Rhodesië: RSR , Rwanda: RWA, Sabah en Labuan: CNB, San Marino: RSM , SaoediArabië: AS, Sarawak: SK, Senegal: SN, Seychellen: SY, Sierra Leone: WAL, Singapore: SGP, Sint Lucia: WL, Sint Vincent: WV , Soedan: SUO, Somalia: SP, SowjetUnie: SU, Sri Lanka: CL, Suriname: SME, Swaziland: SO, Syrië: SYR, Tanzania: EAT, Togo: TG, Trinidad en Tobago: TT T, Sjechoslovakije: CS, Tunesië: TN, Turkije: TR, Venezuela: YV, Vietnam: VN, West Samoa: WS, IJsland: IS, Zaïre: ZR, Zanzibar: EAZ , ZuidAfrika: ZA , ZuidJemen: AON, Zwitserland, CH
Autolamp – achterlicht, bermlicht, koplamp, mistlamp, stoplicht
autolift - hefbrug
automatiek - eethuis
automatisch mens  robot
automatisch pistool - colt
automatisch wapen – bren, sten, stengun
automatische grammofoon  jukebox
automatische grondstamper  kikker
automatische halve overwegbomen - ahob
automatische piano  pianola, pianofoon
automerken –
Abarth, Alfa Romeo, Austin, Autobianchi, Auto Union, Bently, B.M.W., Cadilac, Buick, Chevrolet, Chrysler, Citroën, Daf, Daffodil, Daimler, DKW, Dodge, Ferrari, Fiat, Ford, Ghia, Glas, Goggomobil, Hillman, Humber, Innocenti, Isar, Iso, Rivolta, Isuzu, Jaquar, Lancia, Lotus, Matra, Bonnet, Mazda, Mercedes, Mercury, M.G., Morgen, NSU, Oldsmobile, Opel, Panhard, Peugeot, Plymouth, Pontiac, Porche, Rambler, Renault, Rolls Royce, Rily, Rover, Saab, Scaldia, Simca, Singer, Skoda, Studebaker, Sumbeam, Toyota, Trabant, Triumph, v.d.Plas, Vauxhall, Volga, Volkswagen, Volvo, V.W., Wartburg, Wolseley
auto met 2 deuren aan beide zijden  sedan
automobilist – bestuurder, weggebruiker, wegpiraat
autonomie  zelfbestuur
autonoom – onafhankelijk, zelfstandig
autonoom deel van de staat  gemeente, provincie
autonummer - kenteken
auto-onderdelen -
3 rem
4 accu, band, klep, lamp, tank,
5 lager, motor, motor, rotor, stuur
6 bobine, bougie, carter, doseur, drijfas, dynamo, krukas, vering, vooras, zuiger
7 chassis, gasklep, handrem, knalpot, koplamp, starter, vlotter,
8 achteras, bermlamp ,bladveer, cardanas, cilinder, dimlicht, fuseepen, klepveer, nokkenas, oliepomp, radiator, schijfrem, sproeier, venturie, zuigbuis
9 aanzuiger, chokeklep, debrayage, defroster, drijfstang, koppeling, kroonwiel, overdrive, pompkamer, remschoen, satelliet, schakelas, stoplich,t veerstrop, N vliegwiel, waterpomp, zuigerpen
10 achterbrug, achterwie,l carburator, gangwissel, inlaatklep, klepstoter, koppakking, pignonwiel, remleiding, remtrommel, spoorstang, startmotor, trommelrem, ventilator, verdeelkap, verstuiver, zuigerveer
11 benzinepomp, benzinetank, cilinderkop, condesator, contactpunt, onderbreker, ondercarte,r remcilinder, schakelvork, schokbreker, stoterstang, synchromess,
uitlaatklep
12 achterashuis, cilinderblok, geluiddemper, starterkrans, torsievering, vlotterkamer, vlotternaald,
13 differentieel, kleppendeksel, kleptuimelaar, oliedrukmeter,
onderbrekeras, satelietenas, waterpomphuis
14 compressieveer, kruiskoppeling, krukastandwiel,
ventilatorriem
15 acceleratiepomp, cardankoppeling, distributiekast,
kleptuimelaars, koppelingsplaat, oliedrukventiel,
onderbrekershuis, onderbrekerpunt, schakeltandwiel,
versnellingsbak
16 compressieruimte, inlaatspruitstuk, klepstoterdeksel,
nokkenastandwiel
17 differentieelhuis, uitlaatspruitstuk, veiligheidsgordel,
18 blokkeerinrichting
autopark - wagenpark
autopaspoort  carnet
autopech  panne
autoped  step
autopetten  steppen
autopsie  lijkschouwing
autorenner  coureur
autoreparateur - monteur
autorijder - chauffeur
autorisatie  machtiging, volmachtiging
autorit – relly, tocht
autoritair - eigenmachtig
autoriteit  achting, gezag, deskundige, macht
autoscherm - spoiler
autosuggestie  zelfsuggestie
autostalling - box, carport, garage
autostrada  autobaan
autotoeter  claxon
autotomie - zelfverminking
autotrekken - slepen
autovijzel  cric, krik
autoweg – snelweg
autowerkplaats - garage
autovoorasscharnier - fusee
aval  wisselborgtocht
avantage - voordeel
avance – contact, koersstijging, toenadering, vordering
avantgarde  voorhoede
avé  groet, heil
aveelzaad  (winter)raapzaad
avegaar  boor, egger, effer, houtboor, krukboor
avenue  (zuidned.) lei, laan, allee, toegangsweg
avenue te Antwerpen - lei
aver – afstammeling, kind, nazaat, nakomeling, nakroost, oir
averano, bruine - hamerling
averechts  fout, omgekeerd, onjuist, verkeerd
averij – beschadiging, pech, schade, zeeschade
averijregeling - dispache
Averijron, hoofdstad van - Rodez
avers - keerzijde
aversie  afkeer, afschuw, hekel, tegenzin
aviateur  piloot, vlieger, vliegenier
aviatiek  luchtvaart, vliegwezen
avicultura  vogelteelt
aviso (Sp.)  jacht, jachtkruiser
avitaminose  vitaminen gebrek
avitaminose aandoening - Pellegra, scheurbuik
avond  hesperus
avondappel - taptoe
avondblad – krant
avondeten – avondmaal, maaltijd, souper
avondgebed  vesper
avondjapon - baojurk
avondkleding  gala, rok, smoking
avondklok  angelusklokje, curfew
Avondland  Europa, Hesperia, Occident, Westen
avondmaal  diner, souper
avondmaalsbrood  hostie
avondmantel  sortie
avondmuziek  serenade
avondpartij  raout, soiree
avondparty aan het hof  raout
avondsignaal  taptoe
avondster  Venus
avondstond  avonduur
avondvlinder  sfinx
avondzang  serenade
avonturen – riskeren, wagen
avontuur – belevenis, ervaring, lotgeval, ondervinding, perikel, wedervaren
avontuurlijk - gewaagd, ondernemend, romanesk
avontuurlijk student  vagant
avonturier  gelukzoeker
awierig - levendig, vlug
axioma  postulaat  stelling
axminster  tapijt
azen  loeren, streven, uitkijken, zoeken
azen op – spinzen, willen
Azerbeidsjan, hoofdstad van - Bakoe
Aziaat  Arabier, Armeniër, Birmaan, Chinees, Hindoe, Indiër, Irakees, Javaan, Japanner, Jordaniër, Koreaan, Maleier, Mongool, Pers, Siamees, Syriër, Tartaar, Tibetaan, Turk, Vietnamees
Aziatisch bosgebied - taiga
Aziatisch dier - angorageit, antilope, argalischaap, Jakhals, kameel, leeuw, lemming, poolhas, poolvos, rendier, tapir, ijsbeer
Aziatisch gebergte  Alai, Altai, Altainnoeroe, Ararat, Demawend, Elbroer, Hermon, Himalaya, Karakoroem, Kaukasus, Kazbek, Koengoer, Libanon, Makaloe, Pamir, Sehend, Semeroe, Tarbagatai, Taurus, Tien-Sjau, Zagros
Aziatisch herdersvolk  Koerden
Aziatisch Hoogland - Dekan
Aziatisch (e) eiland(en)groep - Andamanen, Ceylon, Djawa, Filippijnen, Formosa, Hainan, Honsjoe, Kalimantan, Koerillen, Luzon, Nikobaren, Palawan, Sulawesi, Sumatera
Aziatisch eilandenrijk - Japan
Aziatisch gewicht - tael
Aziatisch land  Afghanistan, Arabië, Birma, Bhutan, Cambodja, Ceylon, China, Filippijnen, Hongkong, India, Indonesië, Irak, Iran, Israël, Japan, Jemen, Jordanië, Katar, Koeweit, Korea, Laos, Libanon, Macau, Maladieven, Maleisië, Maskat, Mongolië, Nepal, Oman, Pakistan, Perzië, Saoedi-Arabië, Siberië, Sikkim, Singapore, Syrië, Thailand, Tibet, Turkije, Vietnam, zie: land in Azië
Aziatisch schiereiland  Arabië, Korea, Liaotoeng, Malakka, Maleisië, Sinaï
Aziatisch volkstype - Aino, Arabier, Chinees, Brahmaan, Javaan, Jood, Papoea, Pers, Tartaar, Turk, Mongool, Madoerees,
Aziatische antilope - chiroe
Aziatische draagstoel  palankijn
Aziatische godsdienst - Boeddhisme, Brahmanisme, Confucianisme, Hindoeïsme, Islam, Shintoïsme, Taoïsme
Aziatische havenstad  Abadan, Bangkok, Bombay, Calcutta, Hongkong, Haifong, Harphong, Karachi, Macao, Madras, Poesan, Rangoon, Singapore, Sjanghai, Wladiwostok
Aziatische herdersvolk - Koerden
Aziatische hoofdstad  Ankara, Jakarta, Hanoi, Manilla, Peking, Saigon, Singapore, Teheran, Tokio, zie: Hoofdstad van Aziatisch:
Aziatische hoogvlakte - toeran
Aziatische lynx  caracal
Aziatische steppenlynx  caracal
Aziatische rivier  Amoedarjan, Amoer, Araks, Ares, Atrek, Emba, Eufraat, Ganges, Hwang-ho, Indus, Jana, Jangtsekiang, Jenissei, Kolyma, Lena, Mekong, Me-nam, Narbada, Ob, Oeral, Salween, Tarim, Tas, Tigris, Tsjoe, : zie: rivier in Azië
Aziatisch(e ) volks (groep) -
2 Ho,
3 Lao, Moi, Mon, Yao
4 Aëta, Ahom, Aino, Gond, Lolo, Miao, Moso, Shan, Sikh, Thai, oda
5 Dajak, Khmer, Lasen, Luren, Munda, Muong, Oloot, Sakai,
Senoi, Sindh, Sofan, Toula ,Tsjam, Wedda,
6 Araren, Bataks, Bihars, Koehoe, Mingat, Persen, Russen,
Sarten, Semang, Talisj, Tamils, Tdjong
7 Droezen, Gilenen, Heroseh, Indiden, Kasjmeri, Koerden, Osmanen, Osseten, Punjabi, Toradja
8 Boerjaten, Chinezen, Giljaten, Jakoeten, Kaschgai, Koreanen, Mongolen, Oezbeken, Ostjaken, Torgoten
9 Armeniërs, Japanners, Mantsjoes, Samojeden, Siberiden,
Tadzjiken, Tibetanen
10 Bachtiaren, Maronieten, Singalezen, Toerkmenen
Aziatische waterlelie  lotus
Aziatische woestijn  Gobi
Aziatische zee - Beringzee
Aziatische ziekte  cholera, lepra, malaria, pest
azijn  acetum, edik, eek
azijnaaltje - stijfselaaltje
azijnachtig - zerp
azijnboom  fluweelboom
azijngeest  aceton
azijnmeter  acetonmeter
azijnsaus  marinade
azijnzuurmeter  acetonmeter
azijnzuurzout  acetaat
azimut  toppunt, shock
azolla  waterkroos
Azoren, een der - Corvo, Fayal, Flores, Pico, Terceira
Azoren, hoofdstad der - Angra
Azoren, ontdekker van de - Cabral
azotum  stikgas, stikstof
Aztekenleider - Ltzoatl, Montecuzoma, Tizoc, Tlacae
Aztekenschool - Calmecac,
Aztekentaal - Nahuatl
Aztekenwoning - calpolli
azuur  hemelsblauw, hemelsgewelf, lazuur

B
baadje – hemdje, jasje
baai  wol, gelukje, inham, tabak
baai  tabakssoort
baai  bocht, boezem, kreek, inham, zeearm
baaierd - wanboel, wanorde
baai in Alaska  Bristol, Glacier, Smits
baai in Amerika - Barnegat, Blanco, Chesapeake, Descanso, Fishing, Keewanaw, La Paz, Matagorda, Monica, Monterey, Raleigh, Saginaw
Baai in Australië - Anson, Beagle, Boucaut, Broken, Brunswick, Carnot, Celedon, Collier, Diemen, Discovery, Doubtful, Encounter, Flinderd, Fowler, Hervey, Jurien, lacepede, Limmen, Melville, Newcastle, Portland, Radstock, Rivoli, Roebuck, Scorpion, Shark, Shelburn, Spencer, Tor, Upstart, Van lethbridge, Wide
baai in Aziatisch Rusland - Anadyr, Diep, Gishiga, Kamtschatka, Koschak, Nabil, Natalie, Uda, Uka, Yama, Yana
baai in Canada - Bonavista, Browne, Burnett, Christie, Croker, Daly, Dease, Denmark, Fortune, Freshfield,Fundy, Glace, Home, Griper, James, Keith, Kogaluk, Kovik, Mal, Merchant, Mings, Miramichi, Mire, Mosquito, Ommaney, Pelly, Placentia, Ross, Satellite, South Elliot, Spence, Trepassey, Ungave, Waddington, Walker
baai in California - Asuncion, Blanco, Monica
baai in Chili - Ancud, Chonorades, Corcovado, Cucao, Manzano, Penas, Tarn
baai in China - Bias, Hangchow,Hiatu, Mirs, Tonkin,
Wenchon
baai in Denemarken - Hjelms, Kalö, Kjoge, Venö, Laholm, Sejrö
baai in Engeland - Caernarvon, Cardigan, Bridlington, Morecambe, PegweIl, Swansea
baai in Frankrijk - Aude, Fos, Fréjus, Juan, Uon
Baai in Griekenland - Argolis, Kalloni, Kassandra, Klompo, Korinthos, Lakonia, Orphani, Patrai, Petalia, Piraeus, Saloniki, Singitikos, Strimonikos
baai in Ierland - Ballinskelligs,Clew, Dingle, Donegal, Dundalk, Dundrum, Dublin, Gweebarra, Kilkieran, Killala, Mal, Mannin
baai in Itallë - Manfredonia, Napels, Neapoli, Policastro, Salerno, Tarente, Trieste
baai in Japan - Aniva, Ise, Matsu, Sagami, Shari, Tokyo, Toyama, Wakasa
baai in Mexico - Chetumal, Magdalena, Mexico, Taltemba
baai in Nieuw Zeeland - Golden, Hicks, Karamea,Plenty, Tasman
baai in Noorwegen - Bokn, Folden, Oslo, Salten
baai in Rusland - Archangel Koema, Kirova, Mezen, Onega, Petsjora, Taganrog
baai in Schotland - Broad, Luce
baai in Spanje - Algericas, Malaga, Valencia
baai in Tunis - Gabes
baai in Verenigde Staten – Apalachee, Chesapeake, Florida, Keewanaw, Matagorda
baaizout - keukenzout
baak  baken, boei, jalon, joon, zeemerk
baal  jutezak, maalzak
baaldag - snipperdag
baal van boombast  seroen
Baäl  Bel, Beël
baal van jute - jutezak
baan – ambacht, ambt, beroep, betrekking, circuit, dienst, emplooi, job, koers, officie, pad, parcours, positie, post, ronde, route, stiel, tra, vak, weg
baan voor rolschaatsen  rink
baanbreker – pionier, voortrekken
baander – baangast, touwslager
baanderen - rondlopen
baanderheer  baanrots
baanderij  touwslagerij
baangast - baander
baanloos - werkeloos
baanloper - lokeend, lokvink
baan of ambt - functie
baan papier - strook
baanronde  dubbel, lap, omloop
baanronde inhalen - lappen
baanruimer – baanveger, schoonmaker
baanstroper – baan(rover), struikrover
baantje - betrekking, job, werkkring
baantje (gemakkelijk)  sinecure
baantjesjager - streber
baanvak  traject
baan voor atletiek - sintelbaan
baan voor balspel – kaatsbaan, tra
baan voor rolschaatsen - rink
baar  berrie, brancard, contant, disselboom, draagbaar, draagbed, golf, katafalk, nieuweling, staaf, watergolf, zandrug, zuiver
baar  bloot, naakt, onbedekt, onverhuld
baar (Ind.) nieuweling
baarblijkelijk - kennelijk, klaarblijkelijk
baard - braam
baardbrandertje - neuswarmertje
baardgroeisel - haar
baardje  napoleon, sik
baardkoekoek  trappist
baardscheerder - barbier, kapper
baardwalvis - bultrug, noordkaper, vinvis
baar geld  cash, contanten, kasgeld, poen
baarkleed  lijkkleed, pelder, wade
baarlijk - klinkklaar
baarmoeder - uterus
baarmoederbloeding - menstruatie
baarmoedercatarh - endometritis
baarmoederring - pessarium
baarmoederspiegel - metroscoop
baarsvis  baars, blauwbaars, cichlide, cobia, holmes, hors, inktvis, knorhaan, lintvis, lipvis, makreel, nanderbaars, mojarra, mul, papegaaivis, pieterman, pos, snoekbaars, schuttersvis, stekelbaars, sterrenkijker, sul, telescoopvis, tonijn, zeebarbeel, zeebrasem
baas – aanvoerder, bestuurder, broodheer, chef, directeur, eigenaar, hoofd, leider, meester, opzichter, ouwe, patroon, principaal, superieur, voorman, werkgever, werkmeester
baasachtig  bazig
baasje – mannetje, ventje
baat – belang, gewin, heul, nut, profijt, voordeel, winst
baatzucht  egoïsme, eigenbaat, inhaligheid, zelfzucht
babbe  borstlap, kwijldoekje, slabbetje
babbel  bek, klep, kletskop, kletskous, kwebbel, mond, muil, praatje, praats, smoel, snater, tater, wauwel
babbelaar – kakelaar, keuvelaar, kletser, kletskous, kokinje, kussentje, kwebbel, polkabrok, praatal, prater, rammel, ratel, spekje, stroopbal, tater, ulevel, veelprater
babbelaarster  dille, flapuit, kalle, klappei, klapster, kletskop, kwebbel, lameer
babbelachtig  praatziek
babbelarij  gebabbel, gekakel, gesnap
babbelen – brommen, keuvelen, klappen, kleppen, kletsen, kniezen, kouten, kwebbelen, leuteren, praten, rallen, ratelen, rellen, spreken, tateren, teuten, zeuren, zwammen
babbelkous – kakel, klessebes, klepper, kletser, kletskous, kletsmajoor, kwekker, ratel
babbeltje – gesprek, kout, praatje
babbeltjes - praats
babbelwijf - klappei
babbelziek - spraakzaam
babi - dikzak, (mest)varken
baboe – kindermeid, oppas
babok - domoor, lomperd
baby  kindje, kleintje, peuter, uk, wiegenkind, zuigeling
babyartikel  babybox, fopspeen, kribbe, looprek, luier, rammelaar,speen, wieg
babybedje  kribbe, wieg
babybox  looprek
babydoek  luier
babydoll – nachthemd, pyama
babyfoon - intercom
babyoogjes - bosliefje
babysit - oppas, wiegenwacht
babysitten - oppassen
babytafel - commode
babyvoeding – kindermeel, melk
Babylonische ballingschap - galoeth
Babylonische god  Anoë, Ea, Enki, Enlil, Isjtar, Nammol, Ninmach, Sin. Sjamasj
Babylonische held - Adapa
Babylonische koning - Hammoerabi, Naboenid, Nabopolasser, Nebucadnezer
Babylonische titel - gaon
baccarat  hazardspel, kaartspel
bacchanaal  asotte, braspartij, drinkgelach, orgie, uitspatting, zwelgpartij
bacil – bacterie, microbe, ziektekiem
back  achterspeler, verdediger
back-up – afdruk, kopie
bacon  ham, hesp, schink, (ontbijt)spek
baconvarken - zouter
bacove  banaan, pisang
bacterie  bacil, kok, spiril, ziektekiem
bacterie die zonder zuurstof niet leven kan  acrobie
bacteriedoder - bacteriofaag
bacteriënziekte - bacteriose
bacterie op voedingsbodem brengen  enten
bacterievrij  ontsmet, steriel
bacterievrije wondbehandeling  asepon
bad  indompeling, indoping, kuip, verfrissing
badak (Ind.)  neushoorn, rhinoceros
badbenodigdheid – badschuim, handdoek, shampoo, spons, washandje
badbroek - zwembroek
badbaden  douchen, mandiën, rondspartelen, wassen, zwemmen,
badderen - poedelen
badding - balk
baden – douchen, poedelen, zwemmen
bader – badgast, zwemmer
badgast - bader
badge – button, speldje
badgelegenheid  badhuis, wed, zwembad
badhuis - sauna
badinage  kortswijl, scherts
badine – rotting, wandelstok
badineren  gekscheren, schertsen,
badinrichting – badhuis, sauna
badinrichting der Romeinen - Thermen, badhuis
badjas  badmantel
badkleding – bikini, monokini, zwempak
badknecht - balneator
badkuip  baignoire
badmaagd - balneatrix
badminton - poona
badpak  bikini
badplaats in België Blankenberge, Heist, Knokke, Ostende, Spa
badplaats in de Ardennen - Spa
badplaats in Duitsland  Ems, Ilmenau, Travemunde
badplaats in Engeland - Torquay
badplaats in Frankrijk  Biarritz, Deauville, Cannes, Menton, Nice, Pau
badplaats in Italië  Alassio, Como, Lido, Merano, Portofirot, Rimini, San Remo
badplaats in Nederland  Bakkum, Bergen, Domburg, Egmond, Katwijk, Noordwijk, Petten, Scheveningen, Westcapelle, Zandvoort
badplaats in Tessino - Lugano
badplaats in Tirol - Meran
badplaats in Zweden  Haverdal, Pitea,
badplaats bij Venetië – Lido
badstof - frotté
badtas - zwemtas
baf  klap, slag
baffen  slaan
bagage  barang(Ind.), colly, goed, koffer, pakkage, reisgoed, tas, valies
bagagebiljet  recu, vrachtbrief
bagagedrager - carrier
bagagedrager op vliegveld - kruier
bagageplaats in schip  ruim
bagagerek op een auto  imperiaal
bagageriem - snelbinder
bagagetas - reistas
bagasse - ampas
bagatel  akkefietje,beetje, beuzeling, kleinigheid, krats, wissewasje
bagge  big, draagmand, edelsteen
bagger – blubber, derrie, drek, modder, prut, slatslijk, slijk, smurrie
baggeraar – dieper, veenarbeider, veentrekker
baggeren – blubberen, modderen, ploeteren, prutten, slatten, slikken, uitdiepen
baggermachine  baggermolen, moddermolen, zuiger
baggerman – modderaar, modderman, prutter
baggermolen - moddermolen
baggerschuit - hopper
baggerturf  baggelaar
baggervaartuig - hopper
Baghdadbuil - Aleppobeul
bagno  galeistraf
Bahamaeilanden  Abaco, Andros, Bahama, Bimini, Cat, Eleuthera, Exuma, Mayaguena, Wating
Bahamaeilanden, hoofdstad der - Nassau
Bahia, eiland behorende tot de, archipel - Barbareta, Elena, Guanaja, Morat, Roatan, Utila
Bahia, hoofdstad van - Roatan, Salvador
Bahrein, eiland behorende tot - Moeharrat, Sitra
Bahrein, hoofdstad van - Manama
baie - erg, zeer
Baillonnella - Minusops
baisse  prijsdaling
baissespeculant - baissier, contramineur
bajes  bak, cachot, cel, gevang, gevangenis, lik, nor, petoet
bajesklant - gevangene
bajonet  geweersabel, geweerdolk, stootwapen
bajonetlampvoet - swanfitting
bajonetplant - sansevieria
bak  bajes, beun, cachot, cel, gevang, gevangenis grap, kot, kaar, kuip, lastschuit, lik, mop, nap, nor, petoet, plantenhuispoets, reservoir, rugkorf, teil, viskaar
bakaarde - terra cotta
bakbeest  gevaarte, kolos, monster
bakboord - linkerzijde, stuurboord
bakelman  klappereend
bakeliet - kunsthars
baken  baak, boei, breel, gids, joon, kunstlicht, lichtbron uiterton, wegwijzer
bakenstok  jalon, joon
baker – kraamhulp, kraamvrouw, kraamverzorgster, nurse
bakermat  geboorteplaats, ontstaan, oorsprong, wieg
bakerpraatje – babbel, verzinsel
bakerton  breel
bakfiets - transportfiets
bakgerei  pan
bakhuis - bakkeet
bakinrichting – grill, magnetron, oven
bakje - nap, kommetjeschoteltje
bakkebaard  tochtlat
bakkebaarden - favoris
bakkeet  bakhuis, ovenhuis, poffertjeskraam
bakkeleien  plukharen, vechten
bakken – braden, frituren, sjezen, stralen, zakken
bakker - broodslijter
bakkersgereedschap - broodkar, (brood)kneder, deegrol
bakkerskar – bakkerkswagen, broodkar
bakkerstor  kakkerlak
bakkes – aangezicht, bek, facie, gelaat, gezicht, mond, ponem, smoel(werk), toet, tronie
bakkruid - pijpbloem, sleutelbloem
bakmengsel – beslag, deeg
bak met aarde - terrarium
bak met deksel - doos
bakmiddel – beslag, deeg, gist
bak of cel – bajesgevang, petoet
bak of mop - grap
bak om te wassen - tobbe
bak om vis te bewaren  beun, kaar
bak onder waterkraan - gootsteen
bakoven – bakplaats, bakruimte
bakplaats  oven
bakschuit  ponton
baksel  banket, beschuit, cake, gebakje, koek, oliebol, taart, wafel
baksel van beslag en olie - oliebol
baksel van deeg - brood
baksjisji (Turks)  fooi, geldgeschenk
bakslagerij - vechtpartij
bakslede koets
baksteen  brik, kareel, klinker, mop, tichelsteen
bakn van papier - doos
bakvis – grietje, hittepetit, nest, tiener
bak voor de afwas - teil
bak voor reptielen - terrarium
bakvorm – blik, ketel
bakwaarde  bakaard
bal  danspartij, knikker, prop,
bal - boos, driftig
balans  eindrekening, evenwicht, hefboom, weeghefboom, weegschaal, wip
balans van een ophaalbrug - wip
balatum - viltzeil
bal bij het doel - voorzet
baldadig  brooddronken, brutaal, onbeleefd, roekeloos, wild, uitgelaten
baldadige jongen - belhamel, deugniet, nozem, rakker, rekel, vlegel
baldakijn  choepa, draaghemel, overkapping, overspanning, troonhemel
balderen - baltsen, bulderen, razan, tieren
Balearen, een der  Cabrera, Formentera, Ibiza, Malloca, Minorca, Pityusen
Balearen, monument op de - navetas, talayoten
balein  walvisbaard
balen – kotsen, walgen
balenger - baliekluiver
baleniet  kunstbalein
balg  bast, buik, huid, maag, scalp, vel
balgentreder - orgeltrapper
Bali, berg op - Tabanan
Bali, vulkaan op - Batur
balie  advocatenstand, bak, balustrade, bar, hekwerk, kuip, leuning, mandteil, tob, tobbe, receptie, rechtbank, toonbank
baliekluiver  balenger, leegloper, nietsnut, niksnut, sjap
Balinees heiligdom - meru, paru
Balinees rund - banteng
Balinees weefsel - ikat
baljaren  ravotten, schreeuwen, stoeien, tieren
baljurk - avondjapon
baljuw  drossaard, drost, landdrost, landrechter, meier, schout
balk  badding, bint, draag, faas, gording, keper, kesp, korbeel, paal, schoor, slof, spant, stijl, stut
balk (herald)  faas
balk van een hooiberg  laan
balk van een kozijn  dorpel
Balkan, berg op de - Botev
Balkanstaat  Albanië, Bulgarije, Griekenland, Hongarije, Joegoslavië, Kroatië, Roemenië, Servie
balken – iaen, roepen
balken, waarop men de zolderbalken legt - rooster
balkenbrij - kwet
balkhaak - duivelsklauw
balk in dak - spant
balk in dakstoel - hanebalk
balklep  kogelklep
balk of bint - keper
balkon – balustrade, loggia, platform, uitbouw, uitstek, veranda
balk tegen sluisdeur - tempel
balk van een hooiberg - laan
balkwerk  gebint(e)
ballade - danslied, romance, romantisch gedicht
balladevorm - piedi, ripresa
ballast - lading, verzwaring, vracht
ballaster  bats, schop
balleganter - herrieschopper, zwetser
Balleny-eilenden, een der - Buckle, Sturge, Young
balleeina - danseres
ballet  dans , toneeldans, zie choreografie
balletdanser  ballerino
balletdanseres  ballerina
balletje drek van een geit - keutel
balletje meel - knoedel
balletje papier  prop, prul
balletsprong - cabriole
balletrokje - tutu
ballettenontwerp(st)er - choreograaf
balling - galoet, golah, paria, uitgestotene, uitgeworpene, verbannene, verstotene
ballingschap  exil, exilium
ballon - luchtbol
ballonbouwer - Blanchard, Mongolfier
ballonvaart - luchtreis
ballorig  gemelijk, ontevreden, onwillig, recalcitrant, weerbarstig, weerspannig
balloteren - stemmen
ballpoint - balpen, kogelpen
ballroom - danszaal
balorig – dwars, kittelorig, onwillig, wrevelig
bal papier - prop
balpartij – danspartij
balpen - kogelpen
balschoen  dansschoen
balsem  crème, nardus, olie, pasta, smeersel, zalf
balsemen – smeren, zalven
balsem tegen reumatiek  opodeldoc(h)
balsemiek - welriekend
balsemkruid - watermunt
bal van garen  kluwen
balspel  badminton, balspel, bandy, base-ball, basketbal, beugelen, biljarten, boccia, bowling, cricket, croquet, golf, grensbal, handbal, hockey, honkbal, kaatsen, kastie, kegelen, kolf, korfbal, lawntennis, microkorfbal, minigolf, muurbal, pelote, pluimbal,polo, pushbal, rugby, slagbal, slingerbal, soccer, softbal, squash, tafeltennis, tafelvoetbal, tennis, veldbal, voetbal, volleybal, waterpolo, zaalhandbal, zaalvoetbal
balspel, term uit het - ace, set
balspel beoefenen - kegelen
balspel met bal en pluim - badminton
ba lspel met bereden spelers - polo
ba lspel met met keu - biljarten
ba lspel met racket - tennis
ba lspel met stick - hockey
balspel op het ijs  curling
balspel op veld - voetbal
balsturig  grillig, halsstarrig, koppig, rebels, ongezeglijk, eigenzinnig, weerspannig
Baltisch land - Estland, Koerland, Letland, Litouwen, Lijfland
Baltisch volk - Letten, Litouwers, Pruisen
Baltische taal - Lets, Litouws, Oostptuisisch
Baltische zee - Oostzee
Baltsen - balderen
baluster  stijl
balustrade  afzetting, balie, heining, hek, hekwerk, leuning, reling
balvanger  bilmoquet
bal van opgewonden garen - kluwen
balzaal  dancing, redoute
balzak - scrotum
bamboche  marionet
bambocheren - pierewaaien
bambocheur - nietsnut, pierewaaier
bamboe - palmriet
bamboebeer  panda
bamboe visnet  ( Ind. ) sero
ban  afkondiging, anathema, bekoring, betovering, bezwering, exil, interdict, straf, uitsluitingvloek
ban  podesta, satraap, stadhouder, landvoogd
ban, gebied onder een - banaat, mark
banaal  afgezaagd, alledaags, goedkoop, gewoon, onbeduidend, ordinair, plat, platvloers, triviaal, vulgair
banaan  bacove, pisang
banaan achtige plant  Abaco
bananeneter - toerako
bananenvlieg - drosophilla
band – belegsel, binding, ceintuur, dansorkest, galon, gordel, hoepel, kluister, koord, kordon, ligament, lint, muziekkorps, relatie, riem, ring, samenhand, sjerp, snoer, strook, tape, verbinding, verbintenis, zwachtel
Banda-eilanden, hoofdstad der - Bandaneira
bandafdruk - spoor
bandage - verband, windsel, zwachtel
banddeel - ventiel
bandelier – draagband, schouderband, wapenriem
bandeloos  onbeteugeld, ongeremd, onbeteugeld, ongetemperd, onordelijk, schouw, teugelloos, tomeloos, verwilderd, vrijgevochten, wild
bandelotte - oorhanger
bandenstelsel van leer – halster
banderol – lansvaantje, spreukband
banden van een nieuw loopvlak voorzien - coveren
bandiet  boef, dief, fielt, gangster, misdadiger, rover, schurk, schavuit, struikrover
bandietenwezen  banditisme
bandje - orkestje
bandje om een sigaar - banderol
band om het middel - gordelriem
band om te plakken - tape
band om tonnen - hoepel
bandopnameapparaat  bandrecorder,dictafoon, taperecorder,
bandrecorder - tapedeck
band ter versiering - sjerp
band van stof - lint
banen  effenen, stroken, tippelen, slenteren
bang  angstig, angstvallig, beangst, bedeesd, beducht, beklemd, benard, benauwd, benard, benepen, bevreesd, bezorgd, bleu, blo(de), blohartig, huiverig, kopschuw, laf, lafhartig, ongerust, pages, schichtig, schrikachtig, schuchtig, schuw, timide, vervaard
bang voor vreemden - eenkennig, verlegen
bang worden  versagen
Bangai-eilander, een der - Banggai, Bangkulu, Labobo, Peleng
bangelijk – angstig, angstvalligbevreesd, bioharig, blo, blode, lafhartig, schrikachtig
bangerd – bangerik, bloodaard, lafaard
bangerik – lafaard, lafbek
bangheid  angst, bevreesdheid, lafheid, schroom, vrees,
bang maken - dreigen
bang mens – bangerd, lafaard
bang voor vreemden  eenkennig, schuw, verlegen
Bangladesh, bevolkingsgroep in - Bihari´s
Bangladesh, hoofdstad van - Dacca
Bangladesh, provincie van - Choelna, Dacca, Rajsjahi
Bangladesh, stad in - Barisal, Silhat
bang zijn - vrezen
baniaanboom  waringin
banier  driekleur, dundoek, gonfalon, vaan(del), vlagstandaard, wimpel
banieren en vlaggen, kennis van - banistiek
banjaar - baaierd
banjer - druktemaker
banjeren - zwerven
bank – geldinstelling, rif
bankbeambte  loper
banken buiten het Texelse zeegat - Haaksgronden
bankbiljet – banknoot, flap, geeltje, groentje, joetje, lap, meier, papiergeld, riks, rug, tientje, vijfje
bankbiljetten  bankpapier, papiergeld
bankbiljet van honderd gulden - snip
bankbiljet van tien gulden - joetje
bankdebacle  krach
bankemployé  kassier
bankerd - bastaard
banket – baksel, gastmaal, feestmaaal, gebak, koek, taart
banketbakker - Confiseur, confiturier, patissier
banketbakkers artikel - gebak
banketbakkers ijs - roomijs
banketbakkers winkel - confiserie
banketbakkerij  patisserie
banketletter - boterletter
bankgeld – banco
bankhouder - bankier
bankier  bankhouder, financier, geldhandelaar, geldschieter, leenheer,
bank in Nederland  ABN, AMRO, HBU, Heldring, Mees MBZ, NOB, Labouchére, Patijn, Pierson, Rabobank, Ribank, Slavenburg, Staalbank, Strausbank, Vermeer
bankje – schemel, taboeret
bankkluis - safe
bankloper - bediende
banknoot  bankbiljet
bankovervaller – bandiet, misdadiger,
bankroet  failliet, blut, over de kop
bankschroef – klem
Banks-eilanden, een der - Gaua
bankterm - banco, credit, debet, rente, saldo
bank van lening - lommerd, pand(jes)huis
bankwerker – draaier, frezer, koperslager, kotteraar,
banneling - balling
bannen – bezweren, uitwijzen, verjagen
banst  tondel
Bantoeneger - kaffer
Bantoetaal - Bemba, Cewa, Ganda, Kamba, Kikoejoe Lozi, Ndebele, Nyanja, Ruanda, Shona, Sotho, Swahili Tswana, Xhosa, Zoeloe
Bantoevolk - Akwa, Amba, Ambo, Amoe, Bemba, Bena, Boenda, Bondei, Dwala, Emboe, Fan, Fang, Fipa, Ganda, Gisoe, Gogo, Gwere, Ha, Haja, Hehe, Herero, Himba, Hoetoe, Jaka, Jao, Ua, Kamba, Karanga, Kongo, Jasa, Kigu, Kikoejoe, Konjo, Lamba, Limba, Loeba, Loenda, Lozi, Lwena, Makoealomwe, Makonde, Malawi, Mbere, Mboendoe, Mboko, Meroe, Namba, Ndebele, Ngala, Ngangela, Ngoni, Njamkore, Njamwezi, Njawanda, Njika, Njoekoesa, Njoro, Nyanja, Okavango, Sjambala, Orambo, Pamue, Pokomo, Roendi, Ruanda, Saga, Toemboeka Tora, Sjangana, Sjewa, Sjokwe, Soekoema, Songo, Sotho, Swazi, Taita, Tanga, Tchaga, Terta, Tonga, Tsonga, Tswana Venda, Xhosa, Xosa, Zinza, Zoeloes
banvloek  anathema, interdict
beobab  apenbroodboom
Baptist - doper
baptisteterrum  doopkapel
bar  akelig, cru, ellendig, eng, erg, ernstig, geducht, (on)guur, honds, lam, naar, onguur, tapperij, vreeslijk, vreselijk
bar – bodega, buffet, café, bodega, disco, drankhuis, dranklokaal, nachtclub, tapkast
barak  hok, keet, loods, noodgebouw, schuur, tent, veldhospitaal
barang - bagage
barathandel  ruilhandel
barbaar – kanibaal, monster, onbeschaafdeonmens, vandaal, vernieler, wilde, woesteling, wreedaard
barbaars – cru, medodenloos, onbarmhartig, onbeschaafd, onmenselijk, ruw, smakeloos, wild, woest, wreed
Barbados, hoofdstad van - Bridgetown
barbeel - barm, berf
barbier  coiffeur, figaro, friseur, haarsnijder, herenkapper, kapper, scheerbaas, scheerder
barbieren  scheren
barboks - scherts
barbot  riviergrondel, smeerling
barcarolle  gondellied
barchent  barachaan, barka(a)n, bombazijn,
bard  dichter, minnezanger, minstreel, rapsode, troubadour, zanger, volksdichter, volkszanger
bareel – slagboom, spoorboom, tolhek
barema - loonschaal
baren – bevallen, teweegbrengen, veroorzaker, voortbrengen
bar en boos - akelig
baret  alpino, bonnet, muts, soldatenmuts, zeskant
barg - hooiberg
barge  snik, trekschuit
bargoens  argot, cant, dieventaal, geheimtaal, jargon, koeterwaals, slang
bargoens voor honderd gulden  meier
bargoens voor rijksdaalder  knaak
bargoens voor tien gulden  joetje
bargoens voor vijf en twintig gulden  geeltje
bariet  zwaarspaat
baring - bevalling, partus
Barium  Ba
bariummanganaat - barietgroen
bariumsulfaat - bariet
bark - driemaster
barkas – motorboot, sloep
barkeeper – barman, buffethouder
Barlow, ziekte van - zuigelingenscheurbuik
barm - baardvis, barbeel
barmen - branden
barmhartig  genadig, goedertieren, lankmoedig, meedogend, menslievend, mild
barmhartigheid  genade, mededogen
Barmsijsje  paapje, steenbarm
barnsteen  amber,electron, hars
barnsteenolie - succinol
bar of buffet – tapkast
bar of cafe - kroeg
barok  bizar, grillig, grotesk, onregelmatig, overladen, zonderling
barometer  aneroïde, weerglas
barometer zonder kwik  aneroide
baron – burchtheer, edelman, kasteelheer, vrijheer
barones - edelvrouw
barrage  herkansing, spervuur, stuwdam, versperring
barreel  slagboom, spoorboom, tolhek
barrel  afval, bende, doordraaier, dronkaard, fust, ploert, rommel, rotzooi, uitschot
barrevoetbroeder  franciscaan
barrevoets – blootsvoets, ongeschoeid
barricade – barrière, hek, slagboom, versperring
barrière – barricade, hek, slagboom, obstakel, tolboom, versperring
barrière stad  Ath
bars – bruusk, nors, onvriendelijk, ruw, streng, stuurs, terugstotend
bars en bits - stug
barse portier  cerberus
barst  bres, breuk, fractuur, gaping, keen, kloof, knak, knik, ruptuur, scheur, spleet
barsten – bezwijken, breken, scheuren, splijten, springen, uiteenspatten
barsten in de huid - kloven
barstoel - kruk
barst of kier - spleet
barysfeer  aardkern
bascule  brugbalans
bas - kardoes
basaal - beneden
basaalcellencarcinoom - bassalioom
bascule - balans, weegschaal
base  alkali, loog
baseball - honkbal
Basedow, ziekte van - Hypertyreoïde, thyreotoxicose
basement – fundering, sokkel, voetstuk
baseren  funderen, gronden, grondvesten, stammen, steunen
Basilan, hoofdstad van - Isabela
basilicum - balsemkruid, koningskruid
basiliek  kerk, dom. kathedraal
basinstrument – basbazuin, contrabas
basis  beginsel, fundament, fundering, grondslag, grondvest, brondvlak, ondergrond, onderkant, vloer, voetstuk
basis voor pensioen - pensioengrondslag
basisch - alkalisch
basislid bij insekt - scapus
basketbalterm - pivot
Baskische dans - fandango
Baskische hoofdstad - Guernica
Baskische provincie - Alava, Guipuzkoa, Viscaya
Baskisch spel  pelote
Baskische trommel  pandero
basofyle leukocyt - basocyt
Baskische wetten - fueros
basklok  bourdon
bassnaar - bourdon
bassaangans - Jan van Gent
bassen – blaffen, snauwen
bassin  bekken, zwembad, meer, kom, waterbekken
bassin voor vissen – aquarium, vijver
bassist - basspeler
bassnaar  bourdon
basson  fagot
bast  balg, bolster, boomschors, buitenlaag, korst, lichaam, lijf, pel, pens, romp, schil, schors, vel
basta  afgedaan, afgelopen, einde, fini, beeindigd, genoeg, uit
bastaard  hybride.
bastaarddier  muildier, muilezel
bastaardering - hybridisatie
bastaardmuur - guichelheil
bastaardspin - hooiwagen
bastaardsterkte - heterosis
bastaarduitgang  age, aat, elen, eren, ier, ment, teit
bastaardvloek  jakkes, jandorie, jesses, nondeju, parbleu, sakkerloot, sakkerment, verdorie
bastion  bolwerk, citadel, fort, lunet, rastel, schans, sterkte, vesting
bastuba  bombardon
bast van een boom - schors
basviool  knieviool, violoncel
bat  racket, slaghout
Bataaf  Germaan
bataljonsvlag - banier, vaandel
Batanes, een der - Batan, Itabayat
Batanes, hoofdstad van - Basco
bate  nut, rente, voordeel
bateleur - buitelarend
bate van interest - rentewinst
baten – activa, helpen, nutten, opbrengst
baten van boedel – activa, rentewinst
bathymetriche lijn - dieptelijn
batig – lonend, nuttigvoordelig
batig saldo – opbrengst, winst
batig slot - boni, saldo
batist  cambric, lijnwaad
batnet - kruisnet, totebel
bâton (fr) – chocoladestaafje, dirigeerstok,
batraaf - rakker, rekel
bats – ballaster, hoogmoedig, overmoedig, panschop, schep, schop, spa, trots
batterij  accu, geschutsschans
bauwen - galmen
bavaria  Beieren
bavet – slab, slabbetje
baviaan  amubis, hondskopaap, kuifmakaak, mandril, mantelaap, mensaap, papio
Bavo, feestdag van St. - Bamis
bazaangans - Jan van Gent
bazaar  bazar, fancyfair, magazijn, marktplein, winkel, shop, verkoping, warenhuis
bazaltsoort - basaniet
bazaltsteenslag  split
bazalaar - revelaar
bazel – kletspraat, larie, onzin
bazelen  beuzelen, dazen, fantaseren, kletsen, leuteren, meieren, raaskallen, revelen, wauwelen, zwammen
bazig – boosaardig, pinnig
bazige vrouw – haai, haaibaai, helleveeg, ka, kenau
bazin  meesteres
bazuin  hoorn, schuiftrompet, trompet, trombone, tuba,
beaarden - begraven
beaarding - begrafenis
beaat - verheerlijkt
beademen - reanimeren
beambte  employé, functionaris, klerk
beamen – bevestigen, goedkeuren, instemmen
beangst  angstig, angstvallig, bang, benauwd, bevreesd, schuw, vreesachtig
beangstigend - benauwend
beantwoorden - voldoen
beantwoorden met tegenbewijzen  weerleggen
beantwoording  responsie
bearbeiden - bewerken
beast - bestoven
beatificatie  zaligverklaring
beau - fat
beauty  beauté, schoonheid
beboeten – bekeuren, straffen
bebording  dakbeschot, beplanking
bebouwd – gecultiveerd, ontgonnen
bebouwd deel van een dorp  kom
bebouwd oppervlak  areaal
bebouwen – betelen, exploiteren, ontginnen
bebouwing der grond - cultuur
bebouwingsleer  planologie
becijferen  berekenen, calculeren, nagaan, uitrekenen, voorrekenen
bed  bedstede, brits, kazemat, kooi, kribbe, ledikant, leger(stede), lits-jumeaux, perk, rustplaats, slaapplaats, sponde, tuinvak
bed in trein  couchette
bed in een rivier  kil
bedaagd  oud, bejaard, weloverdacht
bedaagde dame  matrone
bedaard – adagio, beheerst, bezadigd, bezonken, bezonnen, flegmatiek, geduldig, gematigd, gerust, gezapig, goedmoeds, ingetogen, kalm, koel, koeolbloedig, lakoniek, onbewogen, overwogen, rustig, stagig, stil, vredig, weloverwogen, zacht, zoetjes
bedaardheid – gemak, kalmte
bedacht – opzettelijk, overwogen, verzonnen, voorbereid
bedacht zijn  voorbereid
bedachtzaam  behoedzaam, bezonnen, kalm, omzichtig, rustig, voorzichtig, weloverwogen
bedaking  dak, dakwerk
bedanken – afslaan, afzeggen, dankzeggen, ontslaan, ontslag, opzeggen, weigering
bedanking  ontslag, weigering
bedankt  merci
bedaren – afnemen, apaiseren, kalmeren, luwen, ontspannen, stelpen, stillen, sussen, temperen, terechtkomen
bedbehangsel  draperie
bed bloemen - tuinperk
beddengoed  deken, laken, onderdeken,sloop sprei,
beddengoed afnemen - afhalen
beddek – deken, sprei
beddenpan - bedwarmer, ondersteek
beddenwarmer – echtgenoot(e), kruik,
beddenzak – bulster, matras, onderbed
bedding - bed, bodem, bodemlaag, zaat, zelling
bede  gebed, verzoek, vraag
bedeelde - arme, behoeftige
bedeesd  angstvallig, beangst, bedremmeld, bedrukt, beschroomd, bleu, blo, eenkennig, schroomvallig, schuchter, sip, schuw, timide, verlegen
bedeesdheid  schroom
bedegar - hondsrozenspons
bedehuis  dom, godshuis, kapel, kerk, moskee, synagoge, tempel
bedekken – aanstrijken, bekleden, beleggen, beschermen, lamineren, overdekken, verdoezelen, verbloemen, vervloeren
bedekking  dak,dek, deken, kap, kleed
bedekking van een gebouw  dak, kap, leidak, riet
bedekking van een luikopening  merkel, scheerstok
bedekking van een vogel  pluimage, veren
bedeklokje  angelus
bedekt  bewolkt, clandestien, gemaskerd, heimelijk, ironisch, steels, stiekem, tersluiks, verbloemd, vérborgen, verholen, verstolen,
bedekt bloeiend  cryptogaam
bedekt zadigen - angiospermen, cryptogamen
bedekte aanduiding  toespeling
bedekte aantijging - insinuatie
bedekte mededeling - wenk
bedekte scherts - spot
bedekte spot  ironie
bedekte toespeling  insinuatie
bedekt met stof - stoffig
bedelaar - bietser, dakloze, dalver, kalis, landloper, profiteur, schooier, topper
bedelaar in Napels  lazzarone
bedelarij - gebedel
bedelbeurs - francy-fair
bedelen – bidden, bietsen, dalven, klaplopen, manzen, schooien, toppen, vragen
bedelgebied van monniken  termijn
bedeling - armenzorg
bedelkruid - bosrank
bedelmonnik  derwisj, dominicaan, fakir, franciscaan, kapucijn, karmeliet, serviet
bedelmonniken, orde van - Servieten
bedelorde - dominicanen, franciscanen, hiëronymianen, jezuïeten, karmelieten, miniemen, servieten, teutoniërs
bedeltje - charivari
bedelven  bedekken, ondergooien, overstelpen
bedelvrouw  bedelares
bedenk - overweeg
bedenkelijk  erg, gevaarlijk, lastig, moeilijk, onzeker, precair, schromelijk, zorgelijk
bedenken – beramen, fantaseren, smeden, ontwerpen, uitbroeden, uitdenken, uitpeinzen, uitvinden, verzinnen
bedenker – fantast, ontwerper
bedenking – aanmerking, bezwaar, maar, opwerping, overdenking, overweging, reflectie, tegenwerping
bedenksel  fantasie, idee, verzinsel, vondst
bedeplaats – kapel, kerk
bederf  achteruitgang, kwaal, ondergang, ontaarding, ontbinding, rotting, sepsis, verderf, verrotting, verval
bederf in graan – leng, molm
bederf tegengaan  conserveren,verduurzamen
bederfwerend  antiseptisch,ontsmet
bederfwerend apparaat - diepvriezer, ijskast, vrieskast
bederfwerend middel  alcohol, creosoot, koelkast, ijskast, vriezer, zout
bederfwerende vloeistof  carbolineum
bederfwerende verfstof  carbolineum, taan
bederven – beschadigenondermijnen, ontbinden, rotten, ruïneren, slopen, stagneren, verbruien, verderven, vergaan, verknallen, verknoeien, verpesten, verprutsen, verrotten, verstoren, verwennen
bedervend  adellijk
bedestond  bidstond, biduur
bedevaart  pelgrimage
bedevaart naar Mekka - hadj
bedevaartganger  pelgrim
bedevaartplaats pelgrimsoord
bedevaartplaats  Banneux, Beauraing, Benares, Bethlehem, Brielle, Brugge, Chartres, Dokkum, Fatima, Halle, Jeruzalem, Kevelaar, Lisieux, Lourdes, Mariazell, Medina, Mekka, Nazareth, Rome, Santiago
bedevaart aan de Niers - Kevelaar
bedevaart van muzelman  hadj
bedgenoot – bijslaapje, partner,
bedfles - urinaal
bedienaar des woord  dominee, predikant, priester
bedienaar van maxhines - machinist
bediend - stervend
bediende – bankloper, bode, butler, dienaar, employé, groom, hulp, klerk, knecht, lakei, ober, oppas, page, pedel, valet
bediende  (Eng.) groom
bediende - (Ind.) oppas
bediende aan het hof  nestellakei
bediende in café – kelner, ober
bediende in wijnkelder – bottelier
bedienen – gerieven, helpen, serveren
bediening  ambt, betrekking, dienst, service
bedieningsgeld - baksjisj, fooi, tip
bedieningsknop – druktoets, schakelaar
bedijen - uitzetten
bedijken – inpolderen
bedijkt land - polder
bedilgeest - albedil, bedilal, bediller
bedillen - bekritiseren, vitten
bediller  vitter, bemoeial
bedilzucht – betweterij, vitlust
bedilzuchtig – laakziek, vitterij
beding  conditié, convenant, overeenkomst, voorbehoud, voorwaarde
bedingen – afdingen, afspreken, bepalen, conditioneren, eisen, verwerven
bedisselen  beredderen, gladmaken, regelen
bedissen - opduikelen, stelen, verdienen
bedjasje - slaapjak
bedkleding – babydoll, pon, hansop, nachthemd, nachtpon, pyama
bedkleed – sprei
bedkussen  peluw
bedlinnen – laken, sloop
bedoeken - doubleren
bedoeld - bemeend
bedoelen – beogen, menen , voorhebben, willen
bedoeling  doel, intentie, oogmerk, opzet, strekking, tendens
bedoening  drukte, gedoe, omslag
bedoïnenstam - Anaze, Aneze
bedomen - beslaan, bewasemen
bedompt  benauwd, dompig, duf, muf, onfris, vuns
bedomptheid - mufheid
bedonderd - beroerd, lam, verbaasd
bedonderen - bedriegen,misleiden
bedorven  adellijk, beurs, corrupt, goor, ontaard, oneetbaar, pervers, rottig, slecht, vaats, verbruid, vergald, (ver)rot, vertroeteld, vervallen, verwend, vuil, wrak
bedot - verschalkt
bedotten – aannaaien, beetnemen, bedriegen, beduvelen, foppen, misleiden, neppen, verlakken,vernachelen, verraden, verschalken
bedotting  delusie
bedovertrek – hoes, tijk
bedpo - ondersteek
bedrag  beloop, (geld)som, inzet, kwantiteit, som(ma), summa, tantum, tarief
bedrag aan geld - geldsom
bedrag dat een perceel aan huur kan opbrengen  huurwaarde
bedrag der belasting  aanslag
bedrag van aankoop - prijs
bedrag waarmee de koopprijs verhoogd wordt  opgeld
bedragen - belopen
bedreigen – aanblaffen, belagen,intimideren, molesteren
bedreigend - grimmig
bedreiger - aanvaller, belager
bedreiging – gevaar, onheil
bedreiging tegen het leven - levensgevaar
bedremmeld – angstvallig, bedeesd, beduusd, beschroomd,
beteuterd, bleu, eenkennig, onthutsts, chroomvallig, schuchter, sip, timide, verlegen
bedreven – afgericht, behendig, bekwaam, capabel, deskundig, doorkneed, ervaren, geoefend, geroutineerd, gezwind, handig, klaar, knap, kundig, kunstig, vaardig, vakbekwaam, vakkundig, waardig, vlug
bedreven musicus  virtuoos
bedrevenheid  ervaring, handigheid, kundigheid, routine, techniek, vaardigheid, vakmanschap
bedreven raken - leren
bedreven zijn – kennen
bedriegen – aannaaien, afzetten, bedotten, beliegen, beduvelen, bezwendelen, foppen, frauderen, kuipen, kullen, misleiden, neppen, oplichten, seibelen, smokkelen, zwendelen
bedrieger – afzetter, bedotter, dief, flessentrekker, fraudeur, guit, knoeier, kwakzalver, leperd, linkerd, leugenaar, misleider, oplichter, paloeter, schurk, sjacheraar, snees, oplichter, valsaard, zwendelaar
bedriegerij - bedrog, fopperij, fraude, leugen, misleiding, nep, zwendel
bedrieglijk – arglistig, frauduleus, illusoir, doleus, corrupt, gemeen, geslepen, leugenachtig, listig, loos, los, misleidend, ogenschijnlijk, oneerlijk, pseudo, slinks, vals
bedrieglijk beeld  drogbeeld, schijn
bedrieglijk slim - leep
bedrieglijk voorkomen  schijn
bedrieglijke namaak  pastiche
bedrieglijke redenering  drogreden, sofisme
bedrieglijke samenheuling - conclusie
bedrijf (toneel)  actie, taf(e)reel
bedrijf (Grieks drama)  climax, expositie, intrige, kathersis, peripetie
bedrijf  akte, ambacht, bank, beroep, boerderij, compagnie, daad, fa., fabriek, firma, fokkerij, garage, gedoe, handeling, handelszaak, handwerk, kwekerij, N.V., nering, onderneming, restaurant, stiel, supermarkt, toko, toneelwerk, vennootschap, werkzaamheid, zaak
bedrijfsconcentratie – fusie, trust
bedrijfsdrukte - bezettingsgraad
bedrijfshuishoudkunde  economie
bedrijfsleer  technologie
bedrijfsleider  directeur, gerant, manager
bedrijfsleiding - management
bedrijfspand - zakenpand
bedrijfsrestaurant - kantine
bedrijfsruimte – fabriek, smederij
bedrijfsstuk - akte
bedrijfstak – bouwsector, horeka, industrie, landbouw, scheepsbouw, tuinbouw, veeteelt, visserij, wegenbouw
bedrijfster  daderes
bedrijfsvorm – bv, cv, nv
bedrijven – begaan, doen, plegen, uitoefenen, uitrichten, uitwerken, verrichten
bedrijvend - actief
bedrijvende vorm  actief, activum
bedrijver  dader, pleger, schuldige
bedrijver van sluikhandel  smokkelaar
bedrijvig  actief, arbeidzaam, bezig, druk, ijverig, levendig, nijver, onledig, werkzaam
bedrijvigheid  activiteit, afleiding, bezigheid, drukte, ijver, nijverheid, vertier
bedreivig vrouwtje - hittepetit
bedrillen  beschikken, besturen, ringeloren
bedroefd – akelig, bedrukt, droef, droevig, drol, naargeestig, neerslachtig, rouwig, treurig, triest, troosteloos, verdrietig
bedroefdheld  droefenis verdriet
bedroefd zijn - treuren
bedroeven  verdrieten
bedroevend  armzalig, deerlijk, ergerlijk, hartverscheurend, jammerlijk, navrant, slecht, teléurstellend, treurig, triest, verdrietig
bedrog – afzetterij, arglist, bedriegerij, farce, fopperij, fraude, geknoei, humbug, knoeiboel, knoeierij, kuiperij, laag, leugen, malversatie, misleiding, nep, oneerlijkheid, onwaarheid, oplichterij, oplichting, part, seibel, streek, strik, teleurstelling, zwendel
bedrogen - misleid
bedrogene  dupe
bedrogen man - cocu, hoorndrager
bedrog in administratie - fraude
bedrog of nep - zwendel
bedruipen - arroseren, bedroppelen
bedrog plegen  bedriegen, beduvelen, knoeien, liegen, malverseren, neppen, oplichten, verduisteren, zwendelen
bedrukt  bedroefd, beklemd, bekommerd, benard, benauwd, bezorgd, droef, gedeprimeerd, gedrukt, miezerig, moedeloos, neerslachtig, sip, somber, stil, terneergeslagen, treurig, triest, zwaarmoedig
bedrukt en niet gevouwen  plano
bedrukt katoen - indienne, sits
bedruktheid - terneergeslagen
bedrukte stof  imprimé
bedrust - slaap
bedste(d)e – alkoof, ledikant, sponde
bedstro - asperula
beducht  angstig, bang, vervaard
beducht zijn  vrezen
beduiden - aanwijzen, betekenen, tonen
beduidend  aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, erg, hevig, zeer
beduimeld  slordig, smerig, smoezelig, vies, vuil
beduimeling - vlek
beduusd – bedremmeld, beteuterd, verlegen, verslagen
beduveld - flauw, gek, mal
beduvelen – aannaaien, bedotten, bedriegen
bed van een rivier - kil
bed voor bloemen - bloemperk
bed vulling  dons, kapok, schuimrubber, stro, veren, zeegras
bedwang  beheersing, gezag, macht, onderwerping, overwicht
bedwants - wandluis, weegluis
bedwarmer - kruik
bedwelmd - beneveld, beteuterd, onmachtig, verdoofd, versuft
bedwelmen – benevelen, verdoven
bedwelmend middel  alcohol, atropine, cocaïne, drug, ether, hasjiesj, heroïne, LSD, marihuana, mescaline, morfine, opium, soma, tabak
bedwelmende drank – alcohol, oemis, mede, mee
bedwelming  beneveling, flauwte, narcose, roes, trance, zwijmel
bedwingen – beheersen, beteugelen, intomen, temmen, tomen, inbinden, innemen, intomen, onderdrukken, ophalen, regeren
bedwinger – onderdrukker, overwinnaar
bedwonden - getemd
bedzweer - decubitus
beëdigd - gezworen
beëdigd tussenhandelaar  makelaar
beëdigde gerechtelijke verklaring  affidavit
beefachtig – beverig, rillerig
beefesp - ratelpopulier
beeftea - vleesbouillon
beeftoon  tremolo
beëindigd – afgerond, afgesloten, afhouden, afnokken, volbracht
beëindigen  afmaken, afschaffen, besluiten, inhouden, intomen, opheffen, ophouden, stoppen, uitscheiden, volbrengen,voltooien
beek – grift, kreek, laak, spreng , stroom, vliet, water, wetering
beekforel - schotzalm
beek in Limburg  Geleen, Geul, Gulp, Niers Roer,
beekje  kreek, riviertje, spreng, stroom, vliet
beek- en vijvernimfen - hyaden
beeld – afgietsel, afschijnsel, beeltenis, begrip, buste, gelijkenis, ikoon, illusie, imago, kolos, konterfeitsel, nabootsing, portret, projectiesculptuur, torso, troop, voorstelling, weergave
beeld als schoorzuil - kariatide
beeldbeschrijving  iconografie
beeldbuis - tv, teevee, televisie
beeldend  plastisch
beeldend kunstenaar  beeldhouwer, etser, schilder, tekenaar
beeldendienst - idolatrie
bee1denstormer  iconoclast
beelddoek - scherm
beeldenstormers - iconoclasten
beeldenstrijd - iconoclasme
beelderig - mooi, prachtigsnoeperig, snoezig
beeldglas - spiegel
beeldhouwer - sculpteur
beeldhouwers -
3 Arp, Wijk, Zijl
4 Beki, Boos, Eyek, Gaul, Krop, Rude, Saly, Veen, Zürn
5 Begas, Bolle, Cione ,Degas, Dietz, Egell, Ernst, Esser,
Grard, Husly, Juste, Kolbe, Manzu, Minne, Moore,
Musea, Pajou, Pilon, Porta, Puget, Rodin, Rosso, Stoss,
Vinei, Vulea, Witte
6 Bandel, Boyens, Calder, Canova, Chabot, Derain,
Dongen, Donner, Dubois, Dughet, Floris, Gillet, Goujon,
Haller, Hodler, Houdon, Keyze,r Leplaie, Leyden, Lisböa,
Marcks, Marini, Mataré, Miller, Obrist, Omodeo,
Pisano, Puvrez, Robbia ,Sluter, Straub, Syrin, Wagner,
Zauner,
7 Alessii, Aigardi, Bartach, Barrias, Belling, Bronner,
Cellini, Chagall, Chaudet, Coustau, Damier, Delvaux,
EI Greco, Filaret, Flaxman, Gauguin, Gerhard, Günther,
Jespers, Lardera, Lehmann, Lemoyne, Madema, Maitani,
Meunier, Orcagna, Phidias, Picasso, Quercia, Reichel,
Richier, Schadow, Schubin, Stappen, Trippel, Vischer,
Zandkine,
8 Ammanati, Antelami, Boccione, Boulogne, Brancuse,
Carstens, Cosmaten, Coyzevox, Desnoyer, Dubroecq,
Falconet, Ghiberti, Girardon, Gonzales, Kirchner,
Kollwitz, Lambeaux, Lipchitz, Longhena, Lysippus,
Michetti, Minguzzi, Montanés, Ollivier, Permoser,
Schröder, Tassaert, Tuaillon, Verhuist, Wezelaar
9 Beauneven, Bourdelle, Corbusier, Dannecker, Dieussart,
Donatello, Faydherbe, Géricault, Lamoureux, Lehmbruck,
Leochares, Malevitsj, Multscher, Pasiteles, Quellinus,
Raedecker, Rietschel, Sansovino, Schilling, Verhaghen
10 Andriessen, Antanianus, Appollonus, Archipenko,
Bandinelli, Bartholomé, Blumenthal, Bouchardon,
Feichtmayr, Giacometti, Hildebrand, Keldermans,
Leinbergen, Michelozzo, Modigliani, Pollaiuoli,
Prandtauer, Praxiteles, Settignano, Verrocchio,
Wenckebach
11 Münstermann, Polykleitos, Schwantaler, horwaldsen,
Troebetzkoi
12 Brunelleschi, Churriguerra, Michelangelo,
Sonnenschein, Verschaffeit
13 Duchamp,Villon, Mendes da Costa, Messerschmidt,
Mino da Fiesole
15 Riemenschneider
beeldhouwkunst - sculptuur
beeldhouwster – buste, monument, relief, sculptuur,
beeldhouwwerk - sculptuur
bee1dhouwwerk  borstbeeld, buste, monument, reliëf, sculptuur, standbeeld, statue
beeldig – aanminnig, allerliefst, mooi, prachtig, schattig, snoeperig, snoezig, verrukkelijk
beeld in was  wasfiguur
beeldje - pronkjestatuette
beeldje op een grafmonument - gisant
beeldje van terracotta - tanagra
beeldmerk – logo, vignet
beeldomroep - t.v., televisie
beeldpaar - koppel
beeldpuzzel - rebus
beeldraadsel - rebus
beeldregistratie - opname
beeldroman - strip
beeldscherm - monitor
beeldschoon - ideaal, schitterend
beeldschoon meisje  Galatea, nimf
beeldschrift  spijkerschrift, hiëroglief, rune
beeldsprakig - figuurlijk, overdrachtelijk
beeldsteen - agalmatoliet, pyrofyliet, speksteen
beeldstormer - iconoclast
beeldstrook - strip
beeldtelegrafie - fax
beeldtelegram - belinogram
beeldvereerders  iconodulen
beeldverhaal  comic, stri, tekenverhaal
beeld van Andriessen  Bootwerker
beeld van drogist  gaper
beeld van moeder der smarten  Piëta
beeld van Rodin  Donker, Hellepoort
beeld van terzijde – profiel, zijaanzicht
beeldvormig door een lens  astigmatisme
beeld zonder ledematen  tors(o)
beeldzijde (munt)  avers
beeltenis  afbeelding, afdruk, beeld, effigie, foto, portret, prent, tekening
Beëlzebub  opperduivel, satan
beemd – dreef, landschap, veld, waterlandweiland
beemdgras - poa
been  bot, knekel, knok, knook, pikkel, poot, rib, schink, stomp
been-atrofie - osteolyse
beenbescherming - kous
beenbeschrijving - osteologie
beenbreek - affodillelie
beenbreuk - fractuur
been, deel van een  bekken, darmbeen, dijbeen, enkel, heiligbeen, hielbeen, jukbeen, kuitbeen, middenvoetsbeen, neusbeen, schaambeen, scheenbeen, slaapbeen, voetkootjes, voetwortelbeenderen, zitbeen
been van het oog in schedel  traanbeen
beenderen  botten, gebeente, geraamte, graat, karkas, knoken, ossa, skelet
beenderenleer  oxologie
beendergestel - gebeente, geraamte, skelet
beenderhuisje - knekelhuis
beenderinhoud  merg
beenderlijm  gelatine
beenderolie - beenteer
beendervet  merg
beendor - (brood)mager
beeneter - cariës
beenfractuur - breuk
beengezwel - osteoma
beenhouwer – slager, slachter
beenmergontsteking - osteomyelitis
beenontsteking - ost(e)itis
beenpuntje op een snavel  eitand
beenspecie  merg
beentje lichten – beetnemen, tackelen
beentje op snavel - eitand
beentje voor de hond - kluifje
been van het gelaat - kaak
beenverharding - osteosclerose
beenverlenging  stelt
beenverweking - osteomalacie
beenvis  aal, ansjovis, baars, blei, bliek, bot, brasem, forel, geep, giebel, goudvis, griet, grondel, haring, heilbot, hors, kabeljauw, karper, klimvis, knorhaan, leng, maanvis, makreel, meerval, meun, paling, pieterman, pos, puitaal, sardine, schelvis, schol, snelt, snoek, snoep, spiering, sprot, stokvis, tarbot, tink, tong, tonijn, voorn, wijting, witvis, zalm, zeelt
beenvlies  periost
beenvliesontsteking - periostitis
beenweefselontsteking - ostitis
beenwindsel  putter
beenwoekering - overbeen, overtroef
beer  baribal, bruin, dikzak, grizzly, helarotos, panda, poolbeer, schut, stut, ijsbeer, varken, wasbeer, zwijn
beer (zwijn)  barg, var, berg
beer - fecaliën, feces
beermaki - angwatibo
beermarter - bintoeroeng
beerput - stapelput
beerrupsvlinder - beeruil
beersem - kwajongen, vlegel
beest – bruut, dier, onmens, vogel , woesteling
beestachtig  bestiaal, bruut, dierlijk, gemeen, laag, onmenselijk, woest, wreed
beesten – dieren,
beestenboel – beesterij, bende, cirsus, herrie, rommel, troep, wanorde
beestendrek  gier, mest
beestenspel – keet, menagerie
beestenstal  jamboel, keet, smeerboel
beestenvoer  slobber, spurrie
beesterij - beestenboel
beestig – dierlijk
beestmens – barbaar, beul, bruut
beet – gevangen, hap, knauw, tuk
beethebben – foppen, neppen
beetje – bagatel, iet, iets, ietwat, enig, frutje, grein, ietsje, ietwat, kleinigheid, lutteI, mondjevol, pietsie, piezeltje, schijntje, stukje, tikje, tikkeltje, wat, weinig, zier
beetje bijziende  kippig
beetje voor beetje – allengs, lieverlede
beetnemen  bedotten, bedriegen, belazeren, beseibelen, foppen, liegen, misleiden, neppen, oplichten, vangen, verlakken, vernaggelen
beetpakken – aangrijpen, nemen, grijpen, vastgrijpen, vatten
beetwortel  biet, kroot, suikerbiet, voederbiet
beetwortelmoes - pulp
bef – halsdoek, hom, hemdsboord, jabot, kraag
befaamd  bekend, beroemd, fameus, legendarisch, vermaard
befman - dominee, geestelijke, predikant
begaafd  geniaal, knap, talentvol
begaafd iemand  , fenomeen, genie
begaafd met vernuft  geniaal
begaafdheid – aanleg, gave, kennis, talent, vermogen, verstand
begaan – bedrijven, betreden, plegen,
begaanbaar - toegankelijk
begane grond  aarde, bodem, gelijkvloers
begaving - beroerte, flauwte, stuipen, toevallen
begeerd – gevraagdgewild, willig
begeerlijk – aantrekkelijk, verleidelijk, verlokkend
begeerlijkheid - concupiscentie
begeerte – aandrift, bevlieging, dorst, drang, drift, graagte, honger, lust, meug, neiging, trek, verlangen, wens, wil, zin, zinnigheid, zucht
begeestering - bezieling, geestdrift
begeestigd – bezield
begeleiden  accompagneren, chaperonneren, coachen, convooieren, escorteren, geleiden, konvooieren, opleiden, toezien, vergezellen
begeleidend  concomitant
begeleider  chaperon, coach, gezel, gids, hulpverlener, mentor, metgezel, satelliet, trawant
begeleider bij sport- coach, ploegleider
begeleider van olifanten  kornak
begeleider van promovendus  paranimf
begeleiding  escorte, konvooi, opvang,
begeren – aanlokken, chaperon, dorsten, hunkeren, lusten, reikhalzen, smachten, smoren, snakken, talen, verlangen, vlammen, verwachten, wensen, willen
begerig  belust, eerzuchtig, graag, gaarne, gretig, grif, gulzig, happig, hebberig, hebzuchtig, hongerig, inhalig, schrokkerig, smachtend, tuk, vinnig
begerige ijver – graagte
begerigheid – eerzucht, gretigheid, hebzucht, vaardig, verlangen
begerig naar eer  eergierig, eerzuchtig, roem
begerig naar drank - dorstig
begerig naar kennis - weetgierig
begerig naar spijs - hongerig
begerig zijnde - belust
begeven – begaan naar, bezwijken, breken, uitvallen
begieren - bemesten
begieten  arrogeren, besproeien
begiftigde - donataris
begiftigen  doteren
begiftiger - donateur, gever, schenker, weldoener
begijn – begarde, kwezel, lekenzuster
begin  aanhef, aanleiding, aanloop, aanpak, aanstalte, aanvang, aanzet, afkomst, alpha, dageraad, ingang, inleiding, nulpunt, oorsprong, opening, start, vertrek
begin der Mohammedaanse tijdrekening  hedsjra, hegira, hidzra
begin herfst  nazomer
begin maken  aanstalten maken
begin van de ochtend  dageraad, eos, ochtendgloren
begin van organisch wezen  eicel
begin van toom  ontstemming
begin van voetbalwedstrijd  aftrap
beginformule van kerkgebeden  oremus
beginletter - initiaal, paraaf
beginletters van een naam - monogram
beginletters  paraaf
beginletterrijm - alliteratie, stafrijm
beginletters in een handschrift - initiaal, miniatuur
beginlijn - meet
beginneling – aankomeling, aanvanger, aspirant, debutant, leerling, nieuweling
beginnen  aanbinden, aangaan, aangorden, aanheffen, aanknopen, aanpakken, aanrijden, aansnijden, aanvangen, aanvatten, aanzetten, ingaan, starten
beginnen met iets - openen
beginner – debutant, nieuweling
beginpunt  aanvangspunt, beginstreep, meet, start, startpunt, stelregel
beginrijm - alliteratie
beginsel  basis, bron, grondregel, grondslag, kern, kiem, oorsprong, principe, stelling, uitgangspunt
beginsel betreffend  elementair, principieel
beginselleer - theorie
beginsel van een blad  knop
beginsel van een partij - programma
beginsel van nieuw organisme  eicel, kiem
beginsel doorvoerend  consequent
beginselvast - principieel
beginstreep – beginpunt, meet, schreef, start
begin van alle wijsheid - abc
begin van dag – dageraad, morgen, morgenstond, ochtend, vroegte
begin van herfst - nazomer
begin van toorn - ontstemming
beginweefsel  meristeem
begluren - beloeren, bespieden
begonia - scheefblad
begoocheling  hallucinatie, hersenschim, illusie, misleiding, waan, zinsbedrog
begraafplaats  graf, hunebed, kerkhof, rustplaats, dodenakker, necropolis
begraafplaats van veroordeelden  Gehenna
begrafenis - beaarding, inhumatie, uitvaart
begrafenisdienaar  aanspreker, aanzegger, dodbidder, huilebalk, kraai
begrafenisplechtigheid - aboute
begraven – beaarden, putten
begrensd – beknopt, bepaald, beperkt, eindig, gelimiteerd, kort,
begrensd gebied - plek
begrensde tijdsruimte - bestek, eeuw, periode, termijn
begrenzen  afbakenen, afgrenzen, afpalen, bepalen, beperken, omlijnen
begrenzing  afpaling, grens, kader, limiet, omrastering, perk, vlak
begrepen - gesnapt
begrijpelijk - bevoordelen, bevorderen, patroneren, verstaanbaar, wiedes
begrijpen – aanpakken, bevatten, doorgronden, doorhebben, doorzien, indenken, inzien, snappen, vatten, verstaan, vatten, voelen, weten
begrip  apprehensie, beeld, benul, besef, bevatting, conceptie, denkbeeld, doorzicht, gevoelo, idee, inzicht, notie, ratio, rede, sjoege, verstand
begrip hebben - kennen
begripsbepaling - definitie
begrip uit bezettingsjaren - NSB
begrip uit Chinese filosofie  tao
begrip uit de meetkunde - bol, cirkel, congruentie, cosinus, cotangens, driehoek, hoek, kegel, kubus, ruit, sinus, tangens, veelhoek, vierkant,
begrip uit scheikunde  base, evenwichtsconstante, loog, reactie, zout, zuur,
begripsleer  ideologie
begroeid - ruig
begroeid duin - nol, nolle
begroeid met haar  behaard, harig, ruig
begroeide akkergrens – reen, rein
begroeien - bewassen
begroeiing op bomen  boommos
begroeten  ontvangen, salueren, saluut, toezwaaien, verwelkomen
begroeting  groetenis, salutatie, salutatio
begroten – beramen, berekenen, ramen, schatten, taxeren, verevenen, waarderen
begroting  beraming, budget, raming, schatting
begunstigen  bevoordelen, zegenen
begunstiger – beschermer, bevorderaar, donateur
begunstiging - donatie
begunstiging van familie  nepotisme
beha - bustehouder
behaaglijk  aangenaam, agreabel, bevallig, confortabel, echt, fijn, gemakkelijk, gezellig, knus, koket, leuk, plezierig, prettig, tevreden, welgevallig
behaaglijkaangenaam  gezellig
behaaglijk vertrouwd - knus
behaaglijke rust en kalmte  gemak
behaaglijkheid - tierig
behaagziek  aanhalig, coquet, fijn, koket, ijdel
behaagziek doen - miauderen
behaagzieke vrouw - pronkster
behaagzucht  koketterie
behaaglijke rust en kalmte - gemak
behaalde punten – score, stand, uitslag
behaard – borstelig, harig, ruig
behaarde dierenhuid – pels, vacht
behaarde vrucht - kiwi, kruisbes, perzik
behagen – aanstaan, bekoren, believen, bevallen, gelieven, genoegen, goeddunken, koketteren, plezieren, vleien, welbehagen, welgevallen
behakken - kanten
behalen – presteren, winnen
behalve  behoudens, benevens, buiten, naast, ook, tenzij, uitgezonderd
behandelen – aanpakken, afdoen, bejegenen, bewerken, hanteren, trakteren, verzorgen
behandeling – aanpak, therapie
behandeling met warme baden  thermotherapie
behandeling van verkrommingen  orthopedie
behandeling waarbij men waakt tegen microben  asepsis
behangen – draperen, tapisseren
behanger – tappisseerder, tapissier
behangersborstel  vladder
behangerslinnen  tengeldoek
behangsel - tapisserie
beharing - haargroei
behartigen – waarnemen, verzorgen
behartiging van zijn plicht - plichtsbetrachting
beheer  administratie,beleid, bestel, bestuur, bewind, bewindvoering, gestie, gezag, leiding, management, regering, regie, staatsbestel, toezicht, zorg
beheerder – bestuurder, bewindvoerder, curator, hoofd, houder, opzichter, regent, rentmeester, toezichthouder
beheerder van boerderij  halfer, pachter
beheerder van de onderwereld - Hades
beheerder van een boekerij (bibliotheek)  bibliothecaris
beheerder van een trust  trustee
beheerder van een wijnkelder  keldermeester, sommelier
beheerder van failiete boedel - curator
beheerder van geldelijke zaken – administrateur, financier
beheerder van gelden - financier
beheerder van goederen en geld  curator
beheerder van kerkelijke goederen  kerkrentmeester, kerkvoogd
beheerder van land – baron, landvoogd, president
beheerder van universiteit  curator
beheerder van wijnkelder - keldermeester
beheersen - bedwingen, controleren, inhouden, kennen, kunnen, regeren
beheerser  gebieder, heer, meester, vorst
beheerser van Algiers (1600 - 1830) – dei
beheersing – controlegreep, kalmte
beheerst – bedaard, ingehouden, kalm, rustig, zeker
beheersdheid – kalmte, zust
beheksen  betoveren
behelpen – redden, stellen
behelzen –bevatten, inhouden, impliceren. omvatten
behendig  aardig, bedreven, bekwaam, gezwind, handig, klaar, listig vaardig, vlug
behendigheid – handigheid, vaardigheid
behenolie - benolie, koringaolie
behept  onderhevig
beheren - administreren, besturen, leiden
behoed - beschermd
behoeden – behouden, beschermen, bewaken, bewaren, dekken, sauveren, vrijwaren
behoeder - beschermerredder
behoeding - preservatie
behoedzaam – angstvallig, bedachtzaam, omzichtig, spaarzaam, voorzichtig
behoedzaamheid - bedachzaam, omzichtigheid, voorzichtigheid
behoefte – aandrang, animo, armoede drang, drijfveer, gebrek, gemis, nadorst, nood, noodruft, onderhoud, penarie, tekort, verlangen, vraag
behoefte aan drank – dorst, dorstig
behoefte aan eten - honger
behoeftig  arm, armoedig, armelijk, armzalig, brodeloos, haveloos, indigent, misdeeld, nooddruftig, noodlijdend, pover, schamel, sjofel
behoeftige – arme, pauper
behoeftige omstandigheden  armoe, armoede
behoeftigheid - armoede
behoeftig mens – arme, bedelaar, schooier
behoeven – eisen, moeten,vereisen, vragen
behoorlijk – aanzienlijk, betamelijk, bruikbaarfair, fatsoenlijk, fiks, gepast, geschikt, goed, juist, kies, net, netjes, nogal, ordentelijk, passend, redelijk, tamelijk, terecht, toonbaar, voegzaam, voldoende, vrij, vrijgoed, welvoeglijk
behoorlijk georganiseerd - geregeld
behoorlijk stevig - flink
behoorlijke schikking - orde
behoort aan een fiets - bel, rem
behoort bij een snelle vliet - oever
behoren  betamen, dienen, horen,moeten, passen
behorende bij - annex
behorend tot een groep - lid, element, groepslid
behorende tot geestelijkheid  klerikaal
behorende tot Griekse of Romeinse oudheid  klassiek
behorende tot een vreemd volk - allofiel
behorende tot niet blanke ras – indo, kleurling, mulat, neger
behorende tot oude kunst - klassiek
behoen oeten - dienen
behoud – bewaring, conservatie, redding
behouden  behoeden, bewaren, conserveren gered, gezond, heelhuids, houden, ongedeerd, redden, safe, zeker
behoudend – conservatief, rechts
behoudens  behalve, buiten, mits, salma, voorbehouden, uitgezonderd
behoudens bekrachtiging - s.r.
behoudens de eer  s.h, (salvo honore)
behoudenis - instandhouding, redding, safe
behoudens de rekenfouten  s.e.c., (salvo errore calculi)
behoudens de titel  s.t. (salvo tituto)
behoudens gezind - conservatief
behoudens vergissingen  e. e. (errore excepto)
behoudens vergissingen en weglatingen  s.e.e.o. (salvo errore et omissione)
behoudens weglatingen  s.o. (salvis, om issis)
behouder - redder
behoudzucht  consorvatisme
behoudzuchtig  consorvatief
behuild - bekreten, betraand
behuizing - bungalow, flat, huis, villa, woning
behuizing van dieren - hok, hol,kooi, kot, leger, mand, nest, ren, stal, voliere
behuizing van vogels - nest, ren, til, volière
behulpelijk – armoedig, armzalig, schamel
behulpzaam - attent, dienend, dienstvaardig, gedienstig, hulpvaardig, vriendelijk
behulpzaam zijn  dienen, helpen
behuwd - aangetrouwd
behuwdbroeder  zwager
behuwdvader  schoonvader
bei - bes
beiaard  carillon, klokkenspel
beiaardier - carillonnist, klokkenist
beide – allebei, samen
beiden - allebei, beiden, tweetal
beier - aalbes, kruisbes
beierd - gelagkamer
beieren – kleppen, klingelen, luiden
Beieren - Bavaria
Beieren, deel van - Franken(land), Schwaben
Beieren, hoofdstad van - Munchen
Beierse politieke partij - C.S.U.
Beieren politicus - Straus
beignet - appelgebak
beijveren - streven
beïnvloeden – bewerken, influenceren
beitel - guts
beitelen – hakken, houwen
beitel, deel van een - arend, blad, borst, hals, hecht, heft,
houder, kraag, snede, vouw
beitel, met een - afhakken, bikken
beitel, holle - guds, guts
beitel, soort - burijn
beitel zonder handvat -
beits - verf
bejaard – bedaagd, hoogbedaagd, oud
bejaarde - oude
bejaardengeneeskunde  geriatrie
bejaarde gezelschapsdame - duenne
bejaard iemand – grijsaard, ouderling, oudje
bejag - winststreven
bejammeren  betreuren
bejegenen  behandelen
bejegening – dreiging, onthaal
bejubelen - toejuichen
bek – babbel, klep, mond, muil, neb, smoel, snater,snavel, sneb, tater, waffel
bekaaid - beduusd, misdeeld, slecht, verlegen
bekaf – afgemat, doodmoe, doodop, op, uitgeput, uitgeteld
bekakt – aanstellerig, arrogant, gemaakt
bekampen  bestrijden, bevechten
bekant – bijkans, bijna, haast, ongeveer, vrijwel, zowat
bekeerder - apostel
bekeerling  convertiet, renegaat, neofiet, proseliet
bekeken – afgelopen, gezien
bekend  befaamd, beroemd, berucht, bewust, gekend, kenbaar, gerenommeerd, kennelijk, openbaar, publiek, ruchtbaar, vermaard, vertrouwd
bekend architect  Oud, Dudok., Vriend, Berlage, Corbusier
bekend comité - N.O.C.
bekend congrescentrum - RAI
bekend Engels stadje  Eton, Oxford, Stratford
bekend door oliebronnen - Bakoe
bekend feit - gegeven
bekend Frans schrijver - Verne
bekend Italiaans geslacht  Este, Forza, Borgia, Medici
bekend gebouw  RAI, Tower, Eifeltoren, Ridderzaal
bekend koekje - sprits
bekend maken  aankondigen, adverteren, annonceren
bekend Nederlands kasteel - Loevestein
bekend Noors schrijver - Ibsen
bekend onderdeel van een uurwerk - echappement
bekend oeroud gebied in Italië - Etruria
bekend persbureau - Aneta, A.N.P., Reuter, Tass
bekend roofdier – beer, leeuw, panter, tijger
bekend sagenboek  Edda
bekend schaaldier - oester
bekend type zeilboot - B. M.
bekend verondersteld - gegeven
bekend zijn met - weten
bekende  connectie, kennis, relatie, vriend
bekende badplaats  Ems, Spa, Nice, Bergen, Ostende, Brighton, Noordwijk, Zandvoort, Scheveningen, Katwijk, .Domburg
bekend zijn met  weten ,
bekende diamant  Betty, Braganza, cullinan, Excelsior, Hope, Jonker. Jubilee, Nassak, orloff, Regent, Sancy, Victoria
bekend feit  gegeven
Bekende dichter - Dante, Goethe, Hooft
bekende Engelse ridderorde  kousenband
bekende feiten  data, gegevens
bekende Italiaanse sterrenkundige - Galilei
bekende motorraces  T.T.
bekende naam bij Zwolle - Katerveer
bekende oorlogsuitvinding – atoombom, radar
bekende opera  Aida, Faust, Fidelio, Carmen, Lohengrin, Oberon, Othello, Parsifal, Rigoletto, Tosca, Tannhauser, Zauberflote
bekende operafiguur  Aida; Carmen, Figaro
bekende planeet  aarde, Jupiter, Mars, Mercurius, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus
bekende profeet  Elia, Daniel, Jesaja, Jeremia, Jona, Micha, Nahum, Hosea, Obadja,
bekende sageverzameling  Edda
bekende schaker  Aljechin, Botwinnik, Donner, Euwe, Fischer, Larson, Petrosian Tal
bekende schilder  Appel, Bosch, Durer, Goya, Hals, Holstein, Manet, Maris, Miro, Monet, Rembrandt,Rubens, Titiaan
bekende schrijver (dichter)  Andersen, Bocaccio, Balzac, Byron, Cervantes, Dante, Dickens, Dumas, Goethe, Heine, Hooft, Homerus, Ibsen, May, Molière, Poe, Racine, Rostand, Shakespeare, Sinclair, Tagore,Twain. Verne, Vondel, Voltaire, Zola
bekende spaarpot - varken
bekende vaarweg bij Denemarken  Sont
bekende vaarweg bij Turkije  Bosporus
bekende vaarweg in MiddenOosten  Suezkanaal
bekende vaarweg tussen Noord en Zuid Amerika  Panamakanaal
bekende voetbalclub - Ajax, AZ, Feyenoord, PSV, Roda-JC
bekende vogel – spreeuw, zwaluw
bekende volksleider – mao, Tito
bekende vrucht - aardbei
bekende zevis - kabeljouw
bekende Zweed  Nobel, Hamarskjold
bekendheid – ervaring, faam, kennis, naam, publiciteit, reputatie, roem, vermaardheid, wetenschap
bekendmaken – aandienen, aanklagen, aankondigen, aanzeggen, adverteren, afkondigen, annonceren, berichten, meedelen, melden, openbaren, opgeven, uitroepen
bekendmaking  aankondiging, advertentie, afkondiging, annonce, bericht, kennisgeving, mededeling, notificatie, order, publicatie, verkondigen
bekendmaking – aankondiging, aanwijzing, advertentie, afkondiging, annonce, bericht, mare, openbaring , plakkaat, publicatie,
bekendmaking in het leger  dagorder
bekend met verstand - kennis
bekennen  belijden, bemerken, bespeuren, biechten, erkennen, opbiechten, toegeven
bekentenis  belijdenis, biecht, erkenning, confessie, confiteor
bekentenis van schuld - biecht, confessie, schuldbelijdenis
beker  bokaal, cup, kelk, kom, kop, kroes, mok, nap, pint
beker zonder voet  tumbler
bekeren  kerstenen, ompraten, overhalen
bekertje - napje
bekervrucht - besanjelier
bekerwedstrijd - cupmatch
bekeuren –beboeten, verbaliseren
bekeuring boete, bon, geldstraf, procesverbaal
bekeuring voor belastingontduiking - calange
bekijken – aanschouwen, aanstaren, aanzien, beoordelen
bewonderen, bezichtigen, gadeslaan, bezien,monsteren, opnemen, opserveren, waarnemen
bekijks - aandacht
bekijven - berispen
bekken  bassin, cimbaal, gong, kijven, pelvis, snauwen,
bekken, deel van het - darmbeen, heiligbeen, heupgewricht, heupkom, promontorium, schaambeen, staartbeen, zitbeen
bekkeneel  doodshoofd, hersenpan
bekkenmeting - pelvimetrie
bekkenist  bekkenslager
bekkenslager - bakkenist, omroeper
beklaagde - beschuldigde, verdachte
bekladden – aantasten, belasteren, bemorsen, besmeuren, bevlekken, bevuilen, zwartmaken
beklag  klacht, reclame
beklagenswaardig  armzalig, deernis, deerniswekkend,
droevig, stumperig, triest, zielig
beklagenswaardige  arme, stakker, stumperd, zielenpoot
beklag indienen - klagen
beklauteren  beklimmen
bekleden  bedekken, beschieten, beschoeien, bestaan, bezetten, innemen, omkleden, overdekken, overtrekken, stofferen, voeren, vullen
bekleding  beslag, deklaag, omhulsel, stoffage, tapisserie
bekleding van boom  bast, schors
bekledingsbuis - boorbuis, casing
bekledingsstof – gobelin, leer, skai, trijp
bekleed – gestoffeerd, omgeven, omhuld,
bekleedsel  beschot, schot
bekleedsel van wanden  behang, betimmering, granol, schrootjes, tapisserie, tegel,
beklemd  bang, bedrukt, benauwd, benepen, bevreemd, bevreesd, vast, vastgeklemd
beklemmend - benauwend
beklemde lettergreep - arsis
beklemmen - benauwen, prangen
beklemming – benauwdheid, benauwing, klem, knel
beklemtonen  accentueren, benadrukken
beklemtoning  accentuatie, emfase
beklemtoonde lettergreep  arsis
beklijven  gedijen
beklonken - afgevallen, vermagerd, vast
bekloppen - percuteren
bekneld – beklemd, benauwd, vast, vastgeklemd
beknellen - drukken
beknelling - knijp
beknibbelaar – afdinger, dinger, pingelaar
beknibbelen  afdingen (op), bekorten, bezuinigen, tornen
beknopt – begrensd, bondig, klein, kort, summier, verkort
beknopt overzicht  resumé. excerpt, uittreksel
beknopte inhoudsopgave van oorkonde - regest
beknopte dictionaire  handwoordenboek
beknopte handleiding  gids, leidraad, vademecum
beknot  beperkt
beknotten  beperken, fnuiken, inperken, verkleinen
bekoelen – bedaren, verminderen
bek of kwebbel - mond
bekokstoven - bekonkelen
bekomen  krijgen, ontvangen, verkrijgen, verwerven
bekommerd – bedrukt, bezorgd, ongerust, zorgelijk
bekommerd zijn - vrezen
bekommering - bezordheid, zorg
bekommernis - onrust, zorg
bekomst  verzadiging
bekonkelen - bekokstoven
bekoorlijk – aanbiddelijk, aanlokkend, aanminnig, aantrekkelijk, aanvallig, ardig, bevallig, charmant, genoeglijk, gracieus, innemend, leuk, lief, lief(e)lijk, lieftallig, minnelijk, mooi, nogal, prettig, riant, schoon, verlokkelijk
behoorlijk oord  Dorado, Elyseum, lusthof
bekoorlijk tafereeltje  idylle
bekoorlijk verleidster – Circe
bekoorlijke eigenschap - charme
bekoorlijkheid  charme, gratie
bekopen – betalen, boeten, ontgelden
bekoren – behagen, chanteren, charmeren, lokken, verlakken, verleiden, verzoeken
bekoring - aantrekking, ban, betovering, verleiding, verzoeking
bekorten – afkorten, afsnijden, afzagen, beperken, inperken
bekostigen - betalen
bekrachtigen  bevestigen, bezegelen, ratificeren, sanctioneren, staven, versterken, wettigen
bekrachtiging  affirmatie, corroboratie, goedkeuring, ratificatie, sanctie, staving, wettiging
bekrimpen – besnoeien, bezuinigen
bekritiseren – afkammen, beoordelen
bekrompen armelijk, (be)nauw(d), benepen, beperkt, burgerlijk, dom, duf, eenzijdig, eng, enggeestig, enghartig, halsstarrig, karig, klef, kleingeestig, kleinmoedig, klein(zielig), kortzichtig, krap, krenterig, krap, mesquin, nauw, saai, steil
bekrompen burgerlijk iemand - filister
bekrompen wijsheid - dom
bekronen - primeren
bekroning  prijs
bekroning (bouwkundig)  kapiteel
bek van een muis - snuit
bekvechten - bestrijden, kiften, kijven, ruziën, twisten
bekwaam  abel, bedreven, behendig, bruikbaar, capabel, competent, doorkneed, ervaren, geschikt, geschoold, goed, habiel, handig, handvaardig, knap, kundig, nuchter, onderlegd, vaardig
bekwaamheid  capaciteit, geschiktheid, kunde, kundigheid, kundigheid, vaardigheid, vakkundig, vermogen
bekwaam maken – studeren, oefenen
bekwaam mens - deskundig
bekwamen – oefenen, studeren
bekwaming - studie
bekziekte  pip
bel  blaasje, bloemtros, bobbel, gong, klok, knop, oorhanger, schel, zoemer,
belabberd  akelig, beroerd, ellendig, eng, lam, miserabel, naar, ontdaan, rottig, slecht, vervelend
belabben - belasteren, kwaadspreken
belachelijk  absurd, bespottelijk, bezopen, dwaas, gek, idioot, kolderiek, krankzinnig, lachwekkend, onzinnig, potsierkijk, ridicuul
belachelijk iets  klucht
belachelijk maken  (be)spotten, honen, ironiseren, ridiculiseren, persifleren
belachelijk mens  risèe
beladen – belast(en), bepakken, bezwaard, bezwaren, laden
belagen – aanranden, aanvallen, bedreigen, overvallen
belager – aanrander, aanvaller, achtervolger, bedreiger, overvaller, vervolger, vijand
belanden  stranden, terechtkomen, verzeilen
belang  baat, betekenis, ernst, gewicht, gewin, nut, participatieprofijt, portee, voordeel, waarde, zaak
belangeloos – gratis, kosteloos, onbaatzuchtig, vrijwillig
belangende - aangaande, betreffende
belangengemeenschap - kongsi, trust
belanghebbend - betrokken, gegadigd
belangrijk – aanmerkelijk, aanzienlijk, beduidend, geding, gewichtig, groot, notabel, veel, verhevèn, voornaam, waardevol, wichtig, zwaarwegend
belangrijk gedeelte van een orkest - slagwerk
belangrijk landbouwproduct - graan
belangrijk papier  bul, diploma document, rapport, tentamenbriefje
belangrijk persoon bij wedstrijden - starter
belangrijk persoon  VIP
belangrijk stuk bij het schaakspel - dame
belangrijke belangrijke gebeurtenis – evenement, mijlpaal
operaster - primadonna
belangrijke rechthoek bij voetbal - doel
belangrijke staat in Zuid-Amerika - Chili
belangrijke uitvinding uit de 15e eeuw - boekdrukkunst
belangrijke verandering - doorbraak
belangrijke voedingsstof - eiwit, vet
belangrijke wedstrijd – klassieker, topper
belangrijkheid - prioriteit, urgentie, voorrang
belangrijkste - hoofdzaak
belangstellende - gegadigde
belangstelling  aandacht,deelneming, gading, interesse, liefhebberij, meeleven
belangstelling verdienend - belangstellend, interessant
belangwekkend  boeiend, curieus, interessant, spannend
belast – beladen, bezwaard
belasten – (be)laden, bepakken, bevrachten, bezwaren, debiteren, onereren
belasteren – aantasten, bekladden, bekletsen. belabben, belakken, beledigen, beroddelen, kwaadspreken
belastering - laster, roddel
belasting  aanslag, accijns, census, cijns, bezetting, druk, fiscus, last, leges, schatting, taks, tol
belasting-aanslagregister - kohier
belastingambtenaar  commies, inspecteur, ontvanger, verificateur
belastingbandje - banderol
belastingbiljet - aanslag, broodbrief
belastingdienst - fiscus
belastingen  onera
belastinginner (hist)  tollenaar
belastingheffer  fiscus
belasting op gebruik van een weg  tol
belastingrechter - accijnsrechter
belastingregister - aanslagrgister, kohier
belastingterm  aanslag
belasting vrij - onbelast
belatafeld - gek, idioot, mal
belazerd – belabberd, beroerd, betoeterd, ellendig, mal, miserabel
belazeren - beetnemen
belboei  signaalboei
belderom - gildos, slachtbeest
beldrukker - belknop
beledigd – gekrenkt,geraakt
beledigde - gelaedeerde
beledigen - affronteren, grieven, hekelen, honen, krenken, kwetsen, onteren, prikken, smaden, steken, vernederen, uitschakelen, wonden
beledigend – gegriefd, grievend, honend, krenkend, kwetsend, smadelijk, smadend
beledigende spot - schimp
beledigende toespeling - insinuatie
belediging – afbreuk, affront, grief, hoon, injuriw, insult, insultatie, offensie, smaad
beleefd – beschaafd, civiel, correct, galant, gehoorzaam, heus, hoffelijk, hoofs, hups, net, netjes, opgewekt, poliet, voorkomend, welgemanierd, wellevend
beleefdheid  egard
beleefdheidsbetuiging  buiging, compliment, groet, revérence, reverentie
beleefdheidsformule - geacht
beleefdheidsfrase  alsjeblieft, a.u.b., s.v.p.
beleefdheidsregels  etiketten
beleenbank - lommerd, pandjeshuis
beleerd – afgericht,gedresseerd
beleg  belegering, blokkade, insluiting, omsingeling
belegd geld  deposito
belegen  oud
belegeraar - aanvaller
belegeren – aanvallen, omsingelen
belegering  beleg, bezetting, blokkade, insluiting, omsingeling
beleggen  bedekken, bijeenroepen, seizen, vastsjorren
belegger – financier, geldschieter
beleghout - fineer
belegsel  beslag, galon, garnituur, passement
belegstuk – bewijsstuk, karvielnagel, klamp, kruisklamp
belegsel  passement
beleid – beheer, beraad, bestuur, overleg, prudentie, strategie, tact, takt, tactiek,
beleidvol - omzichtig
belemmerd in ademhaling  benauwd
belemmerd in zijn uiting  geremd
belemmeren  beletten, dwarsbomen, hinderen, inprediëren, obstrueren, ophouden, remmen, storen, stremmen, tegenhouden, verhinderen, verstoren, vertragen, voorkomen, weerstaan
belemmerend – hinderlijk, lastig, storend
belemmering – belet(sel), blokkade, handicap, hindernis, hindering, hinderpaal, horde, impediment, obstakel, rem, remming, slagboom, stoornis, storing, struikelblok, tegenstand, verhindering, versperring, weerstand
belemmering van scheepvaart  plaat, wrak, zandbank
belemmering voor het verkeer  barricade, slag(boom), spoorboom, tol
belendend – aangelegen,aangrenzend, aanpalend, naastgelegen, naburig
belenen – verpanden
belening - verpanding
beleren – africhten, leraren, opleiden
belet – belemmering, verhindering
beletsel – belemmering, bezwaar, hindernis, hinderpaal, klip, rem, scheidsmuur, staketsel, stoornis, struikelblok, verhindering, verlet
beletten  belemmeren, schutten, storen, stuiten, tegenhouden, terughouden, verhinderen, verhoeden, verstoren, verijdelen, voorkomen weerhouden
beletten te spelen - obstructie
beleven  doorbrengen, doormaken, ervaren, meemaken, ondergaan, ondervinden
belevenis  avontuur, beleving, emotie, ervaring, lotgeval, ondervinding
belevenis tijdens slapen - dromen
beleving - ervaring
belezen – bezweren, overreden
belezer - bezweerder, duivelbanner
Belgen  Vlamingen, Walen, Waloniërs
belgeluid - tingeling
België, stad in - zie Belgische stad
België, streek in - Fagne
Belgisch bergland - Ardennen
Belgisch woord voor adres  woonzit
Belgisch woord voor binnenplaats  koor
Belgisch woord voor gelagkamer  verbruikzaal
Belgisch woord voor fietsenstalling  velorust
Belgisch woord voor identiteitsbewijs 
eenzelvigheidskaart
Belgisch woord voor tramhalte  stilstand
Belgische architect (bouwmeester) -
4 Poot, Suys
5 Balat, Braem, Dewir, Geefs, Grard, Horta,
Hoste, Minne, Payeu
6 Bastin, Blomme, Cantré, Faiken, Faulte, Floris,
Hankar, Hesius, Ledoux, Roulin, Stijnen
7 Bonduel, Devigne, Dillens, Guimard, Meunier,
Simonis, Winders
8 Aquillon, Brunfaut, Eggericx, Huyssens,
Montoyer, Poelaert
9 Appelmans, Bourgeois, Coeberger, Faid`Herbe
10 Anneessens, Dessauvage, Godecharle
Belgische badplaats  Blankenberge, Bredene, Heist, Knokke, Koksijde, Oostende, Spa
Belgische beeldhouwer -
4 Bury, Meyt, Mone, Pans, Poot
5 Aebly. Dries, Dupon, Geefs, Grard, Minne, Vonck
6 Borman, Caille, Cantré, Colijns, D´Haese, Hanrez,
Kreitz, Leplae, Macken, Puvrez, Roulin, Verlee
7 Bonduel, Delcour, Delvaux, Devigne, Gentils,
Ghysels, Holmens, Jespers, Gentils, Ghysels,
Holmens, Jespers, Kerricx, Meunier, Permeke,
Verjans, Wouters
8 Anthoons, Boulogne, Courtois, Lambeaux,
Quellieu, Rombeaux, Rousseau
9 Dubroeucq, Duquesnoy, Faid-Herba, uellinus, Strebelle, Willequet
10 Dervichian, Godecharle, Verbruggen
Belgische biersoort  faro, lambiek, postel, seef
Belgische chansonnier  Brel
Belgische bevolkingsgroep - Vlamen, Walen
Belgische grensplaats  Essen, Eysden, Hamont, Kanne, Kessenich, Neerharen, Wuustwezol, Zelzate, Poppel
Belgische gehucht met Kunstmatige waterval  Coo
Belgische grensplaats – Essen, Eysden, Hamont, Kanne, Kessenrich, Koewacht, Neerharen, Overslag, Poppel, Ternaaien, Veldwezel, Wuustwezel, Zelzate
Belgische industrieplaats - Luik
Belgische kiezelzandsten - gres
Belgische koning  Boudewijn, Leopold
Belgische koningin  Astrid, Fabiola
Belgische krant  Gazet
Belgische luchtvaartmaatschappij  Sabena
Belgische munt - belga, centiem, centime
Belgische musicus -
4 Gorr, Miry, Poot
5 Absil, Brehy, Denijn, Dufay, Fetis, Hamal,
Isaac, Lekeu, Louel, Rasse, Tinel, Ysaye
6 Albert, Benoit, Blockx, Brumel, Cornet,
Fiocco, Franck, Gilson, Gossec, Gretry, Grisar,
Jongen, Legley, Quinet, Schmit, Vreuls
7 Bayens, Bernier, Broeckx, Busnois, Candael,
Ciconia, Compère, Delvaaux, Duvosel,
Gevaert, Gombert, Josquin, Lemmens,
Marsick, Obrecht, Peeters, Waelput, Wambach
8 Agricola, Alpaerts, Binchois, Brassart,
Defossez, Devreese, Grumiaux, Keurvels,
Loeillet, Lunssens, Mesdagh, Ockeghem,
P elemans, Veremans
9 Antheneus, Meulemans
10 Froidebise, Mortelmans, Sternefeld
11 Chevreuille, Hullebroeck
Belgische omroep  BRT, NSR, RTB
Belgische plaats  zie: plaats in België
Belgische patat - patros
Belgische platteschotel  moniteur
Belgische politicus - Eyskens, Huysmans, Spaak
Belgische prinses  Paola
Belgische provincie 
4 Luik
5 Liège, Namen, Namur
7 Brabant, Hainaut, Limburg
9 Antwerpen, Luxemburg
10 Henegouwen, Luxembourg, Vlaanderen
Belgisch(e) rivier(tje) 
4 Amel, Dyle, Gabe, Geer, Gete, Hene, Herk,
Leie, Maas, Nete, Salm, IJzer
5 Demer, Durme, Helle, Jeker, Lesse, Meuse
6 Dender, Hoëgne, Lhomme, Ourthe, Sambre
7 Amblève, Gileppe, Hoyoux, Schelde
8 Hermeton
Belgische schilder(es) -
3 Art, Cox, Fijt
4 Boel, Bril, Cocq, Lens, Leys, Moro,
5 Artan, Artot, Bouts, Claus, David, Ensor,
Fabry, Minne, Navez, Peire, Vinck
6 Benson, Bonnet, Campin, Coxcie, Dasnoy,
Dudant, Gassel, Mesens, Metsijs, Oleffe,
Rubens, Tytgat, Verlat, Verwee, Vogels,
Vrancx, Wiertz
7 Aertsen, Brouwer, Breugel, Delvaux, Gallait
Garemijn, Jespers, Landuyt, Lombard, Malfait,
Memlinc, Meunier, Mortier, Permeke,
Pourbus, Provost, Seghers, Servaes, Sneyers,
Snijders. Stevens, Teniers, Wappers, Wolvens
8 Badseleer, Blondeel, Defrance, Flemalle,
Gossaert, Horemans, Jordaens, Laermans,
Magritte, Odevaere, Patinier, Quelliieu,
Rombouts
9 Evenepoel, Ommeganch, Quellinus,
Verhaghen, Verschoot
10 Bellegambe, Beuckelaer, Siberechts
Belgische staatskrant - moniteur
Belgische Stad -
3 Aat, Mol, Spa
4 Bree, Geel, Genk, Gent, Luik, Mons, Peer, Visé
5 Arlon, Damme, Gilly, Halle, Namen, Ronse
6 Bergen, Brugge, Dinant, Leuven, Lommel
7 Ardenne, Brussel, Doornik, Hasselt, Kortrijk,
Maaseik
8 Bastogne, Kapellen, Mechelen, Turnhout
9 Anrwerpen
Belgische streek - Ardennen, Condroz, Haspengouw, Kempen, Lotharingen, Maasland, Marlahne, Voerstreek
Belgische taal - Vlaams, Waals
Belgische volkslied - Brabantçonne
Belgische wielrenner  Merckx
belhamel  aanvoerder, boef, deugniet, galgenbrok,
leider, ondeugd, raddraaier, rakker, rekel, roervink, snotaap, vlegel
belichamen - concretiseren
belichaming  incarnatie, materialisatie, personificatie
belichten  beschijnen toelichten, verduidelijken, verlichten
belichting - lichtval
beliegen - bedriegen
believen – behagen, goeddunken, behagen, lusten, moeten, mogen, verkiezen, welbehagen, wens(en)
belijden  aanhangen, bekennen, biechten, erkennen, uiten
belijdend  confessioneel, kerkelijk
belijdenis - biecht, confessie
belijder- confessor
belijder van de Islam  Islamiet, Moslim, Mohammedaan
belijder van de Mozes' leer  Israëliet
belijnd  gelinieerd
belijning - liniatuur, liniéring
belladonna - antropine, doodkruid, wolfkers
bellen – ringelen, rinkelen, schellen, seinen, telefoneren, tingelen, zoemen
bellentrekker - afluider
belletje - klingel
belletristisch - lit(t)erair
belligerent  oorlogvoerend
beloeren – aangluipen, begluren, bespieden
belofte – eed, erewoord, gelofte, getuigenis, parool, promesse, promissie, toezegging, woord
bel of schel - klingel
beloken - gesloten
belommeren - beschaduwen
belonen – betalen, bezoldigen, honoreren, recompenseren, renumeratie, remunereren, retributie, vergelden, vergoeden
beloning  fooi, honorarium, loon, premie, prijs, recompensie, remuneratie
beloofde land  Eldorado, hemel, Kanaän, Utopia
beloop  gang, glooiing, helling, loop, model, ontwikkeling, proces, richting, strekking, vorm
be1oven  garaderen, toezeggen, verzekeren, voorspellen, zweren
belroos - erysipeles
belt – afvalhoop, ashoop, asvaalt, berg, heuvel, hoogte, mesthoop, mestvaalt, vaalt, vuilnishoop, zeeengte
beluchten - aëreren
beluisteren – aanhoren, onderzoeken
belust  begerig, branderig, happig, loerend, tuk, verlangend, verlekkerd, verzot
belustheid - trek, zin
belust maken op iets - lokken
belust op iets - verlangend
bel van een kerk - klok
belvedère  uitzichttoren
Belzebub – opperduivel, satan
bemachtigen – aftrochelen, veroveren
bemalen - beschilderen
bemanning (schip/vliegtuig)  crew, equipage
bemanning, lid van de - bootsman, ketelbinkie, keteljongen, kok, mschinist, matroos, olieman, schipper, stoker, stuurman
bemantelen  verbergen, verbloemen, vergoelijken
bemer - lokvogel, pestvogel
bemerkbaar - perceptibel, waarneembaar
bemerken – aanhoren, bekennen, bespeuren, constateren,
gewaarworden, luisteren, merken, ontdekken, ontwaren, opletten, opvallen, speuren, verhoren, voelen, waarnemen, zien
bemesten – begieren
bemiddelaar  arbiter, goeman, makelaar, , ombudsmanmediateur, vertalerkoppelaar, Parakleet, scheidsman, tolk, tussenpersoon, vertaler
bemiddeld  gefortuneerd, gegoed, rijk, vermogend, welgesteld
bemiddelen - beslechten, bijleggen, intermediëren
bemiddeling  arbitrage, intermediair, interpositie, meditatie, schakel, tussenkomst
bemiddelingsbureau voor werkkrachten  arbeidsbeurs
bemind  dier(baar), geliefd, geliefkoosd, gewild, gezien, lief bemind persoon  aangebedene, beminde, lieveling,
beminde – aangebedene, aanstaande, geliefde, liefste, lieverd, uitverkorene, verloofde, vrijster
beminde van Zeus  Alcmene, Antiope, Danae, Dionne, Europa, Ganymedes, Io, Leda, Leto, Maia, Metis, Semele
beminnaar - aanbidder, amateur, liefhebber,
beminne1ijk  adorabel, aimabel, allerliefst, innemend, lief, liefelijk, lieftallig, minzaam, vriendelijk
beminnen – aanhangen, liefhebben, lieven
bemoedigen  aansporen, opbeuren, sterken, troosten
bemoedigend - opbeurend
bemoediging  aansporing, knikje, opbeuring, opwekking, troost
bemoeial  albedil, bedilal
bemoeien – inlaten, inmengen
bemoeienis – competentie, zorg
bemoeilijken  hinderen, remmen, tegenwerken
bemoeilijking - belemmering, hinder, last, rem
bemoeiziek mens - bemoeial
bemoeizuchtig - bedilziek
bemorsen - bekladden, besmetten, bevuilen,bezoedelen, smetten
bemost - mossig
ben  bun, kaar, korf, mand, rugkorf, vismand
benaarstiging - vlijt, ijver
benadeelde persoon  laesus
benadelen – aanranden, duperen, hinderen, krenken, schaden
benaderbaar - mak
benaderen  aanklampen, naasten, polsen
benadering - approximatie
benadrukken – accentueren, beklemtonen
benaming  naam, naamgeving, nomen, predikaat, term, titel
benaming van de Heilige Maagd  Madonna
benaming van een bioscoop  odeon, cinema, cineac
benaming van een boek  titel
benaming van een deelstaat in Indonesië  Negara
benaming voor geld – daalder, geeltje, joetje, knaak, meier, pop, riks, spie
benaming voor gezicht – facie, snoet, snuit, toet, tronie
vormen  halogeen
benard – bang, bedrukt, benauw, benepen, hachelijk, moeilijk, netelig, verlegen, zorgwekkend
benarde toestand  nood
benauwd  angstig, angstwekkend, bang, bedompt, beducht, beklemd, bekneld, bekrompen, benard, benepen, beperkt, bevreesd, broeierig, drukkend, duf, eng, griezelig, hachelijk, huiverig, klein, knellend, krap, loom, muf, pufferig, vuns, zwoel
benauwdheid – ademnood, angst, beklemming, klem, knel, nood, penarie, rats, schrik, vrees, worg, zorg
benauwen  beangstigen beklemmen, drukken, hinderen, knellen, kwellen, nijpen
benauwend – benard, drukkend, beangstigend, beklemmend, eng, griezelig, naar, stikheet
benauwende angst - perairie
benauwing – beklemming, knelling, oppressie
bende – beestenboel, chaos, gang, groep, hoop, horde, jamboel, kabaal, keet, lawaai, massa, ordeloosheid, pan, puinhoop, rataplan, reut, rommel(tje), rot, rotzooi, struip, troep, veel, zooitje), zwerm, zwijnenstal
bende jachthonden - meute
bende misdadigers - maffia
bendeleider  boss, condottiere, gangster,
bendeoorlog - guerrilla
beneden – basaal, gelijkvloers, infra, lager, omlaag, onder(in), parterre
beneden armbeen - ellepijp, spaakbeen
beneden verdieping - bel-etage, parterre
benedenwindse eilanden, een der - Aruba, Bonaire, Curaçao
benedenwindse zijde  lij
beneden deel van ingezette edelsteen  kulas
beneden gevel  pui
beneden het oppervlak -diep
beneden het peil – gemeen, laag, min
benedenkaak - kinnebak
benedenkant  ondereind, onderkant, onderzij(de)
beneden peil - knudde
benedenrug – lende, stuit
benedenverdieping - parterre
benedenwindse zijde  lij
benedenzijde - onderkant
benedictuskruid  nagelkruid
Benedictijnenorde - O.S.B.
benedijen  loven, prijzen,.verheerlijken, zegenen
benee - onderaan
benen  kuierlatten, lopen, rennen, snellen, stappen, snellen, stelten
benen of doorlopen - stappen
benepen  band, beangst, beklemd, bekrompen, benard, benauwd, bourgeois, eng, enggeestig, frikkerig, kleindenkend, kleingeestig, kleinmoedig, kleinzielig, sip
beneveld – bedwelmd, dronken, duf, en, naast, ook, verdoofd, versuft
benevens  alsmede, alsook, daarenboven, evenals, met, tevens,
benevolentie  welwillendheid, toegenegenheid, gunst
bemoeiziek mens - bemoeial
bengel  bink, deugniet, guit, klepel, klokje, kwajongen, kwant, ondeugd, rakker, rekel, schalk, schavuit, schelm, schobbejak, snaak, snotjongen, snotneus, stouterd, straatjongen, vlegel, vlerk
bengelen – schommelen, slingeren, zwabberen
bengel van een klok - klepel
benieuwd – nieuwsgierig
benieuwen - verwachten
benig  bottig, knokig, schonkig
benijdbaar  begerenswaardig
benijden - misgunnen
benijdenswaardig  begeerlijk
benjamin – jongste, junior
bennetje  korfje, mandje
benodigd - nodig
benodigd gereedschap – alaam, gerei
benodigdheden  accessoires, attributen, gerei
benodigdheid voor de landbouw  combine, dorsmachine, eg, ploeg, sikkel, strekel, tractor, zeis
benoemd - aangesteld
benoemen  aanstellen, nomineren, verkiezen,
benoeming  aanstelling, nominatie
ben of korf - mand
bent  bunt, club, genootschap, hennep, vereniging
benteng  sterkte, vesting
bentgras - bunt, smele
benul  begrip, besef, bevatting, bewustheid, doorzicht, idee, inzicht, notie, verstand
benut  gebruikt
benutten – gebruiken, uitbaten, uitbuiten, waarnemen
benzine  gasoline, peut, super
benzineblik – drum, jerrycan
benzine innemen – laden, tanken
benzinestation – pomp, tankstation
benzofuraan - Cumaro(o)n
benzonitril - fenylcyanide
benzylalcohol - fenylcarbinol
beoefenaar  amateur, liefhebber
beoefenaar van de aardkunde  geoloog
beoefenaar van de aardrijkskunde  geograaf
beoefenaar van de bodemkunde  pedoloog
beoefenaar van de dierkunde  zoöloog, bioloog
beoefenaar van de Duitse taalkunde  germanist
beoefenaar van de Engelse taalkunde - anglicist
beoefenaar van de Franse taaikunde  romanist
beoefenaar van de geslachtsrekenkunde  genealoog
beoefenaar van de godgeleerdheid  theoloog
beoefenaar van de grottenkunde  speleoloog
beoefenaar van de kunsten  artiest, kunstenaar
beoefenaar van de kunstnijverheid  pottenbakker, wever
beoefenaar van de natuurkunde  fysicus
beoefenaar van de oosterse talen  oriëntalist
beoefenaar van de plantkunde  bioloog
beoefenaar van de pollenanalyse palynoloog
beoefenaar van de rechtswetenschap  jurist
beoefenaar van de scheikunde chemicus
beoefenaar van de sociologische aardrijkskunde  sociograaf
beoefenaar van de taalwetenschap  linguïst
beoefenaar van de weerkunde  meteoroloog
beoefenaar van de welsprekendheid  rector,redenaar, rederijker
beoefenaar van de wetenschap der politiek  politicoloog
beoefenaar van de Noordeuropese taal en letterkunde  Scandinavist
beoefenaar van de wetenschap der samenleving  socioloog
beoefenaar van de wetenschap der staathuishoudkunde  econoom
beoefenaar van de wetenschap der relief vormen  geomorfoloog
beoefenaar van de zielgeneeskunde  psychiater, psycholoog
beoefenaarster van de kunstnijverheid  kantwerkster, pottenbakster
beoefenen  praktiseren
beoefening van de natuurkunde  fysica
beoefening van de plant  en dierkunde  biologie
beoefening van de scheikunde  chemie
beoefening van de staathuishoudkunde  economie
beoefening van de taalwetenschap - linguistiek, taalkunde
beoefening van de welsprekendheid  retorica, retoriek
beoefening van de wetenschap der samenleving  sociologie
beoefening van de zielkunde  psychologie
beogen  bedoelen, intenderen, nastreven, pogen, streven
beoogd - gewenst
beoordelaar  censor, criticus, keurder, keurmeester, recensent
beoordelen – aanzien, begunstigen, bekritiseren, bekijken, bezien, keuren, kritiseren, recenseren, schatten, schouwen, waarderen
beoordelen door jury - jureren
beoordelend  kritisch
beoordeling  bespreking, keuring, kritiek, oordeel, rapport, recensie
beoordelingscommissie - jury
bepaald – afgelast, afgemeten, afgesproken, begrensd, beperkt, beslist, bestemd, gegeven, omschreven, precies, stellig, uitdrukkelijk, uitgesprokenvastgesteld, volstrekt, zeker
bepaald aankondigend voornaamwoord  dezelfde
bepaald aantal  anker, dozijn, gros, octet, trio, vim
bepaald bedrag - budget
bepaald kwantum  iet
bepaald leencontract - antichresis
bepaald sein - S.O.S.
bepaald soort horloge - remontoir
bepaald soort klimaat - landklimaat, zeeklimaat
bepaald soort koe - blaarkop, bontkop, lakenvelder
bepaald soort soldaten – grenadiers, jagers
bepaald teken  signaal
beoefenaar van de wetenschap van de samenleving - socioloog
bepaald tijdsverloop  kwartier, minuut, stond, uur,
bepaald weefsel  fluweel, kant, katoen, laken, linnen, moiré, rips, tijk, trijp
bepaalde dag  datum
bepaalde dienst bij de spoorwegen  tractie
bepaalde figuur – ovaal, rechthoekig, rond, vierkant
bepaalde functie bij de marine  seiner, kanonnier
bepaalde functionaris ten stadhuize  bode
bepaalde hoeveelheid  aantal, snees, tal, tiental, twintigtal
bepaalde inentstof  serum
bepaalde inzinking  dijkval
bepaalde kaart  aas, boer, nel, heer, troef, vrouw
bepaalde klank  toon
bepaalde kunstinrichting  klassiek, naturalisme, expressionisme
bepaalde luchtstroming in de tropische luchtstreek  moesson, passaat
bepaalde plek – ergens, plek
bepaalde politieke richting  A.R.  C.H.U , K.v.P., P.v.d A., P.S.P., V.V.D., P.P R.
bepaalde rechten  leges
bepaalde resten  kliekje, peukje
bepaalde richting uit - linksaf, rechtsaf, rechtuit
bepaalde ruimte  bestek
bepaalde Rus  kozak
bepaalde schikking  rangorde
bepaalde speelkaart  aas, nel, boer, heer, joker, troef, vrouw
bepaalde stadsdienst - G.R., R.E.T., S.R.
bepaalde stand  adel, edelen
bepaalde steen  git
bepaalde stof - laken, tijk
bepaalde tijd - termijn
bepaalde vierhoek - ruit
bepaalde viool  Amati, Cremona, Stradivarius
bepaalde voorstelling van de dood  zeisman
bepaalde vorm van Handelsonderneming - BV, CV, firma, NV.
bepaald. wedren van paarden  omnium
bepaalde wet  AO.W., A.W.W., W.W. armen, hinder, bijstands
bepaalde wijk in de residentie  marlot
bepaalde winkel  supermarkt, groentewinkel,
hoedenwinkel, juwelierswinkel, manifacturenzaak
bepaalde zelfbewerking - reven
bepaalde zwemslag  crawl, rugslag, schoolslag, vlinderslag
bepaaldelijk - inzonderheid, juist, stellig, uitdrukkelijk, vooral
bepaaldheid - juistheid, stelligheid
bepakken – belasten, beladen, bezwaren
bepakking voor op reis – bagage
bepakt  beladen, opgetuigd, belast, bezakt, bevracht
bepalen – bedingen, beperken, regelen, stellen, vaststellen, vesten, voorschrijven
bepalen van de maat  meten, meting
bepaling – attribuut, definitie, dekreet, irade, oekaze, order, vaststelling, wet, zinsdeel
bepaling van alcoholgehalte in het bloed  bloedproef
bepalingaankondigend  determinatief
bepalingaankondigend voornaamwoord  degene, dergelijke, dezelfde, diegene, dusdanig, zodanig, zulke
bepaling van aantal  telling
bepaling van het gehalte - tritage
bepaling van hoeveelheid  dosering
bepaling van de muntwaarde  evaluatie
bepaling van soortelijk gewicht van vloeistoffen  areometrie
bepeinzen  mediteren, overdenken
beperken - begrenzen, beknotten,bepalen, besnoeien, bezuinigen, inkrimpen, limiteren, matigen,rantsoeneren, reduceren, restringeren, temperen, verkleinen, volstaan
beperken van rechten  beknotten
beperken tot - volstaan
beperking  afsluiting, reductie, restrictie, vermindering, voorbehoud
beperkt  begrensd, beknopt, beknot, bekrompen, benauwd, bepaald, dom, eindig, gering, kort, matig, relatief, verkleind, verkort, verminderd
beperkt gebied - reservaat
beperktheid - geringheid, kleinheid, limietnietigheid
beperkt van duuur - eindig
beperkt van ruimte – benauwd, eng, krap, nauw
beperkt van verstand  debiel, dom, knullig, stom, stupide, sullig
bepimpeld - dronken, teut, tipsy
beplante laan in Spanje  ramblas
beplante toegangsweg  oprijlaan
beplante weg  allee, dreef, laan
beplanting – beschot, plantage
bepleiten - verdedigen
bepoederen - inpoeieren
beppe - grootmoeder
bepraten – overhalen, overreden
beproefd – afdoend, degelijk, deugdelijk, echt, getest, goed, natuurlijk, onderzocht, probaat, trouw
beproeven  examineren, ondernemen, pogen, proberen; testen, toetsen, trachten, uitproberen
beproeving – bezoeking, kruis, loutering, onderzoek, plaag, poging, proef, test, toets
beraad  beleid, bespreking, conferentie, overleg,
overweging
beraadslagen – bespreken, confereren, delibereren, overleggen, raadplegen, redeneren, vergaderen
beraadslaging  deliberatie, overleg
beraamd - voorgenomen
beraamd plan - opzet
beraden - bedachtzaam, besluitvaardig, bezinnen, bezonnen, overdenken, overleggen
beramen  bedenken, begroten, ontwerpen, opvatten, opzetten, plannen, schatten, smeden, voorbereider
beramer - smeder
beraming – begroting, ontwerp, opzet
berberidacee - berberis, epimedium, mahonia, zuurbes
Berbers alfabet - tifinagh
Berberstammen - masmoeda, sjileuh
Berbervesting - agadir, igherm
berceau - booggang, prieel, wieg
berdache bij de Mohava-Indianen - alyha
beredderen – bedisselen, beschikkenordenen, regelen, schikken
bereddering – bestel, drukte
bereden - geoefend, mak
bereden kapitein  ritmeester
bereden legeronderdeel  cavalerie, ruiterij
bereden man  ruiter
bereden soldaat  cavalerist, dragonder, huzaar
bereden vrouw  amazone
bereid – afgewerkt, genegen, gereed, gewillig, gezind, klaar, klaargemaakt, paraat, slagvaardig, vaardig, willig
bereide huid  abortief, Ieder, leer, nappa, perkament, zeem
bereide huid met haar – bont
bereide opium  madat, tjandoe
bereide rugvinnen van heilbot  raf
bereide schapenhuid  zeem (leder)
bereide spijs  diner, menu
bereide vis – filet, rolmops, stokvis
bereiden  klaarmaken
bereider van mout  melter
bereider van spijzen  kok
bereidheid - willigheid
bereiding der metalen uit ertsen  metallurgie
bereidingsvoorschrift - recept
bereidingswijze van vlees – bakken, braden, grillen, grilleren, koken, roosteren
bereids  al (reeds), reeds
bereid tot - genegen
bereidvaardig - gedwee, gewillig
bereidwillig – behulpzaam, gedienstig, gewillig, meegaand, volgzaam, vriendelijk
bereik  actieradius, omvang, reikwijdte, werkingssfeer
resultaat, succes
bereikbaar - haalbschiktaar
bereiken –aanko0men, arriveren, halen, treffen
bereikte - resultaat
berekend – capabel, geleep, slim, sluw, uitgekiend, uitgekookt, uitgerekend
berekenen  becijferen, begroten, calculeren, meten, opmaken, overwegen, overzien, tellen, timen, uitcijferen, uitwerken, vaststellen
berekenend – doortrapt, sluw, uitgekookt
berekening  becijfering, calculatie, overslag, som
berekening van kosten  calculatie
beren  bemesten, borgen, mesten, schreeuwen, tieren
berenbijter - bullebak
berengeluid – brommen, grommen
berenklauw - alant
berenmuts  kolbak
berensoort - baribal, brilbeer, grizzlybeer, holenbeer, koala, kraagbeer, lippenbeer, wasbeer, ijsbeer
berenoor - aurikel
berg  aardhoogte, alp, belt, heuvel, hoeveelheid, hoogte, hoop, kam, massa, menigte, piek stapel, tas, top, verheffing, verhevenheid, verhoging
berg (Turks)  dagh
bergaf - achteruit
bergafwaarts - slechter
berg der dichters  Parnassus
berg, heilige - Kailasa, Olympus, Sinaï, Sion
berg in Afrika  Atlas, Elgon, Kameroen, Drakenberg, Kibo, Kenya, Kollo, Kilimanjaro, Meru, Nairobi, Natal, Windhoek
berg in Albanië  Amfissa,Timeristos, Tomorica
berg in Amerika  Aconcagua, Cachi, Cayambe, Chimborazo, Chiripo, Chiriqui, Coropuna, Cotopaxi, Huascaran, Hula, Ilampu, Illimani, Lanin, Logan Popocatepeti, Robson, Ruiz, Sajama, Tajumuico, Tronador, Waddington
berg in Armenië  Ararat, Ida
berg in Australië  Bruce, Cradle, Garnet, Hann, Isa, Ise, Magnet, Morgan, Mulligan, Murchison, Musgrave, Newman, Ord, Ziel
berg in Azië – Akdag, Annapura, Apo, Ararat, Azuma, Bazardjoezi, Elbroes, Everest, Fudsji, Haku, Hermon, Kazbek, Kirisjima, Nilgiri, Ramon, Semeru, Tabor
berg in Bolivia  Andes, Cusco, lllampu, lllimani, Sajama, Sorata
berg in Bulgarije  Bolev, Joemroektsjal, Perelik, Vitosja, Witosa
berg in Canada  Columbia, Doomerak, Gold, Laurens, Logan, Mackenzie, Rockies, Robson, Shickshock
berg in Chili  Aconcagua
berg in Costarika - Blanco, Chirippo
berg in de Kaukasus  Elbroez,Kazbek
berg in Engeland  Snowdon
berg in Equador  Antisana, Cayambe, Chimborazo, Cotopaxi, Pinchincha
berg in Europa – Adamallo, Catria, Dagstein, Dinara, Durmitor, Eiger, Etna, Helikon, Jungfrau, Komovi, Matterhorn, Montblanc, Olympus, Ossa, Pasnassos, Pelat, Pilatus, Pollino, Rigi, Rothorn, Smolikas, Stella, Stockhorn, Tatra, Velino, Ventoux, Vesuvius, Vitosa, Weishorn, Zugspitze
berg in Frankrijk  Aubrac, Delvoux, Mont Blanc, Mont Dorè, Pelat, Puy de Dome,Ventoux
berg in Griekenland  Athos, Heilkon, Octa, Olonos, Olympus, Parnassus, Parnon, Smolika, Taygetos, Zyria
berg in Indonesië  Api, Lawu, Merapi, Semeru, Slamat
berg in Israël  Hermon, Olijfberg, Sion, Tabor
berg in Italië  Adamello, Bernhard, Catria, Etna, Pollina, Stella, Velina, Vesuvius
berg in Japan  Foedsji, Fudjijama, Granjoe, Hakoe, Komaga, Tate
berg in Jeruzalem - Sion
berg in Joegoslavie  Dinara, Doermitor, Lowtjen, Troglav,Velebit
Berg in Kaukasus - Bazardjoezi,Elbroez, Kazbek, Teloebos
berg in Nederland  Braamberg, Dietserberg, Friezenberg, Galgenberg, Gelsenberg, Grebbeberg, Haarlerberg, Herikerberg, Holterberg, Imbosch, Montferland, Paalberg, Stompert, Tankenberg, Torenberg, Vaalserberg, Woldberg, Zijpenberg
berg in Nepal  Everest
berg in NieuwZeeland  Ruapehu
berg in Noorwegen  Bôrgefjel,Gausta, Kjolen, Sogne, Snohetta, Svartis, Telemark
berg in Oostenrijk  Arlberg, Brenner, Dachstein, Eisenhut, Pfânder, Zitterklapfen, Zug
berg in Palestina  Sion, Tabor
berg in Syrië  Hermon
berg in Turkije  Akdag, Ararat, Ida, Olympus
berg in Zweden  Akka, Erstberg, Kebnekaise, Sutitelma, Taberg
berg in Zwitserland  Eiger, Finsteraarhorn, Jungfrau, Matterhorn, Pilatus, Rigi, Rothorn, Stockhorn, Weisshorn
berg op Ceylon  Adamspiek
berg op Java  Bromo, Kendeng, Kelud, Lawu, Merabu, Merapi, Salak, Slamet, Semeru, Sumbing, Wajang, Willis,
berg op Troje en op Kreta – Ida
berg op Mindanao  Apo
berg op de Philippijnen  Apo, Pulog, Mayon
berg op Sicilië - Amaro, Etna
berg op Sumatra - Dempo, Leuser, marapi
berg uit de bijbel  Ararat, Horeb, Moria, Nebo, Sinaï, Thabor
bergahorn - esdoorn
Bergamo, inwoner van - Bergamask
bergbeklimmer  alpinist
bergbeschrijving  orografie
bergbewoner - monticool
bergblauw - ultramarijn
bergbruin - omber
bergcol - pas
bergdoorgang – engte, pas
bergduivel - moloch
bergen – stouwen, stuwen
berge - rommel, wanorde
bergengte  pas
bergre - leunstoel
berggeel  oker
berggeest - alf, gnoom, kobold, oreade
berggeit  gems
berggids  sherpa,
berghol  spelonk
berghuisje  chalet
berghut - sennhut
bergijs  firn, gletsjer
berging  berghok, garage, hok, kast, la, opslagruimte
berging in huis - zolder
bergingsauto - kraanwagen, takelwagen
bergingsgeld - bergloon
berging voor rommel - schuur
bergkam - arête
bergketen  Alleghenies, Alpen, Andes, Apennijnen, Appalachen, Balkan, Dolomieten, Jura, Karpaten, Libanon, 0eral, Pyreneeën, Rotsgebergte, Tatra
bergketen in Syrië - Libanon
bergketen in Zuid-Amerika - Andes
bergketen (sp) - Pena, Sierra
bergkloof  afgrond, canyon, canon, ravijn
bergkristal – dragoniet, iris, kwarts
bergland (Ar.)- Adrar, oostenrijk
bergmeubel - kast
bergnimf  oreade
bergovergang – col, pas
bergpad - pas
bergpas - bergengte, col, défilé, engte, nek
bergpas van Alpen naar Apennijnen - Altare
bergpas in Griekenland  Thermopylae
bergpas uit de bijbel  Adummim
bergpek  aardhars, asfalt
bergplaats  bak, beurs, blik, buidel, depot, doos, etui, hangar, hok, kas, kassa, kast, kist, kluis, koelcel, koffer, la, lade(kast), loket, loods, magazijn, mand, portefeuille, safe, schuur, stelling, tas, trommel, valies, vat, zak
bergplaats bij boerderij  schuur
bergplaats in een meubel - la
bergplaats in huis – kelder,zolder
bergplaats op een auto  imperiaal
bergplaats voor textiel  linnenkast
bergplaats voor eieren  eierrek
bergplaats voor geld  bank, brandkast, kassa, kas, kluis, safe
bergplaats voor groente - kist
bergplaats voor voertuigen  garage, parkeerterrein, remise
bergplant- edelweiss
bergpuin  morene
bergpunt - piek
bergruimte - kast, kist, ladekast
bergrug  kam
bergrug uit de bijbel  Karmel
bergschaap  alpaca, lama, mouflon
Bergschot - Hooglander
bergspits - piek
bergspleet  kloof, ravijn
bergsport - alpinisme, skiën
bergsportvereniging - alpenclub
bergstok  alpenstok
bergtop - piek
bergijsveld - gletsjer
bergtalk - vetaarde
bergtop in de AntiLibanon  Hermon
bergtop in de Kaukasus  Elbroes
bergtop op Kreta  Ida
bergtop in Zwitserland  Eiger, Pilatus
bergtrechter  doline
bergvesting in Messenië - Ira
bergvink  keep
bergvlakte  plateau
bergvlakte (Skand.)  fjeld
bergvlas  amiant, asbest
bergwas - git
bergweide  alm
bergwording  orogenese
bergzolder – den, vliering
bericht – advies, bekendmaking, bescheid, boodschap, depêche, informatie, inlichting, kennisgeving, laak, mare, mededeling, melding, nieuws, onderricht, rapport, telegram, tijding, verhaal, verslag
berichten – mededelen, meedelen, melden, rapporteren, refereren, relateren, vermelden, verwittigen
bericht geven - telegraferen
berichtgever  aankondiger, bode, boodschapper, correspondent, journalistmelder, ordonnans, reporter, telegraaf
berijder van een auto – chauffeur
berijder van een olifant – kornak
berijder van een paard - ruiter
bereidster van een paard - amazone
beril  smaragd, aquamarijn
beriliumoxyde - Beo, berilaarde
berilvariëteit - Goudberil, heliodoor
bering - blok, kussen
berispelijk  laakbaar
berispen – afkeuren, bekijven, corrigeren, doorhalen, flamberen, foppen, gispen, kapittelen, knorren, laken, moneren, terechtwijzen,vermanen, verwijten
berispend op een fout wijzen  verwijten
berisping  afkeuring, blaam, reprimande, roffel, schrobberingstandje, terechtwijzing, uitbrander, vermaning
berk - betula
berkachtige - alnus, betula, berk, carpinus, els, haagbeuk, hazelaar, papierberk, zilverberk
berkachtigen - betulaceeen
berkelium - Bk
berkenbos - betuletum
berkenhouten - berken
berkenkamfer - betuline
berkhoen  korhoen
berkoen - dwarsbalk, stut
Berlijns zilver  alfenide, alpaca,
berm – glooiing, straatkant, talud, wegkant, wegrand
Bermuda´s, een der - Bermuda, Somerset
Bermuda´s, hoofdstad der - Hamilton
beroemd  befaamd, bekend, doorluchtig, gerenomeerd, fameus, gevierd, roemrijk, roemrucht, vermaard
beroemd actrice - diva
beroemd Amerikaans filosoof  Emerson
beroemd arts  Koch
beroemd beeldhouwer  Moore, Rodin, Zadkine
beroemd componist - Mozart, Verdi
beroemd dirigent  Bemstein, Karajan, Toscanini, Walter, Haitink
beroemd Frans scheikundige - Pasteur, Curie
beroemd Italiaans schilder - Titiaan, Rafael
beroemd Moors gebouw - Alhambra
beroemd musicus of toonkunstenaar  maestro
beroemd Nederlands geleerde - Erasmus, Donders, Lorentz
beroemd Nederlandse schilder - Mauve, Maris, Steen, Rembrandt, Vermeer
beroemd oceaanvlieger - Lindbergh
beroemd redenaar - Brugman, Cicero
beroemd vioolbouwer - Amati, Stradivarius
beroemd werk van Shakespeare - Hamlet
beroemde actrice  diva
beroemde diamant  Braganza, Cullinan, Excelsior Hope, Jonker, Jubilee, Kohinoor, Nassak, Pigott, Sancy, Regent, Victoria
beroemde Franse dichters en romanschrijvers - Camus, Hugo, Sartre, Zola
beroemde Indonesische koning - Asoka
beroemde kerk - Notre Dame, Madeleine
beroemde koning uit de geschiedenis vm Indië  Asoka
beroemde minnaar  Casanova, Don Juan
beroemde opera - Aida, Tosca
beroemde persoon  celebriteit
beroemde Phoenicische havenstad  Sidon
beroemde stad in het oude Griekenland  Thebe
beroemde waterval in Amerika  Niagara
beroemde waterval in Belgje Co
beroemde waterval in Zwitserland  Schaffhausen
beroemde Zweed  Nobel
beroemdheid – diva, faam, naam, roem, ster, vermaardheid
beroep  ambacht, ambt, job, metier, positie, professie stiel, vak, werkkring
beroep  appèl
beroepen, mannelijke 
3 abt, kok, nar
4 arts, beul, bode, boer, chef, gids, ijker, ober, paus, smid, tolk
5 agent, asman, baker, baron, cadet, clown, drost, deken, etser, graaf, heier, heler, imker, jager, kaker, kaper, klerk, lader,
lakei, loods, koper, maler, pa- ter, pedel, prins, prior, rabbi,
reder, spion, teler, tsaar, vorst, waard, waker, wever, zever
6 acteur, auteur, badman, bakker, berger, binder, blazer,
bouwer, braker, butler, censor, cipier, co- deur, codist. consul,
cowboy, danser, diaken, do- cent, dokter, dorser, douane, drager, drijver, dui-ker, expert, filmer, fitter, fokker, frezer, gasman, gerant, gezant, gieter, graver, heraut, herder, hof -nar, hopman, hospes, iemker, jockey, jurist, jutter, kapper, keizer, kelner, knecht, komiek, kompel, koning, koster, kramer, kruier, krijger, kuiper, kweker, lapper, lasser, lector, leeman, leraar, looier, losser, majoor, melker, melter, menner, metser, monnik, pakker, perser, picolo, pikeur, piloot, ponser, porder, preses, purser, rabbijn, rec- tor, regent, schout, seiner, slager, sloper, slijper, slijter, snijder, stoker, stuwer, tagrijn, tailor, tem- mer, typist, venter, verver, vilder, visser, voeger, volder, weiman, witter, zaaier, zanger, zetter, zee- man, zetter
7 analist, anatoom, arbiter, artiest, attaché, ban- kier, barbier, bassist, beambte, bewaker, bioloog, broeder, brouwer, cellist, chefkok, chirurg, cine- ast, commies, coupeur, coureur, curator, danseur, dentist, dichter, dienaar, diender, diëtist, dominee, draaier, drogist, drukker, drummer, ebenist, eco-noom, etaleur, firmant, fourier, fraiser, friseur, fy- sicus, graveur, grimeur, grutter, harpist, heibaas, hoboïst, hoekman, inkoper, kassier, kellner, koe-rier, kolonel, koopman, lampist, lansier, leurder,
lijfarts, manager, markies, masseur, matroos, me- dicus, meester, monarch, monteur, musicus, nota- ris, nuntius, oculist, olieman, oogarts, oorarts, op- koper, opmaker, overman, overste, pachter, pas- toor, patroon, pianist, piccolo, planter, plotter, poelier, pompier, portier, poulier, prefect, prelaat, premier, rechter, rekruut, ruwaard, schepen, sche- per, senator, sjouwer, soldaat, spinner, spoeler, spuiter, stemmer, steward, storter, stroper, stri- ker, student, tamboer, tolbaas, trainer, trimmer,
tsarina, tuinder, tuinman, tuinier, twijnder, uro- loog, veearts, veeboer, veerman, vennoot, vicaris, violist, voerman, voorman, wachter, walbaas, werkman, witkiel, wijsgeer, ijscoman, zetbaas,
zetboer, zoöloog
8 aannemer, acrobaat, actuaris, admiraal, advi- seur, advocaat, afslager, agrariër, agronoom, ak- kerman, arbeider, bediende, behanger, bezorger, bisschop, bloemist, bootsman, botanist, breeuwer, burelist, chasseur, chemicus, corveeër, crasseur, criticus, croupier, dagloner, diëtiste, dirigent, dompteur, douanier, edelsmid, eierboer, emba- leur, essayist, etnoloog, figurant, filmster, filo- soof, fluitist, grafboer, gendarme, generaal, geo- graaf, gitarist, goudsmid, graficus, griffier, gros- sier, hoefsmid, hofmeier, hoornist, horloger, ho- telier, hovenier, huidarts, huisarts, huisbaas, hu- morist, imitator, inpakker, jongleur, juwelier, kaasboer, kamerlid, kanunnik, kapelaan, kapitein,
kleiboer, koetsier, koksmaat, kolenman, kyno- loog, laborant, legumier, linguist, lijfwacht, makelaar, marinier, melkboer, militair, minister, mo lenaar, muzikant, naaister, officier, olieboer, om- roeper, opleider, oppasser, opperman, opticien, op- voeder, organist, orgelman, pedagoog, pedicure, pedoloog, perschef, postbode, pompgast, priester, promotor, prozaïst, puinbaas, quaestor, raadslid, raadsman, reisgids, reiziger, repelaar, reporter, re- sident, rijknecht, schilder, schipper, schrijver, scri bent, sergeant, siersmid, slachter, spinster, soig neur, speurder, stuurman, suppoost, taanbaas, tail- leur, tandarts, taxateur, tekenaar, uitgever, theo- loog, tonelist, toreador, uitgever, vedelaar, veeko- per, veembaas, veenbaas, veenboer, veerbaas, ver- koper, vertaler, viskoper, vocalist, werkster, wijn- koper, zakenman, zeerover
9 adelborst, alchimist, ambtenaar, antiquair, apo theker, architect, astroloog, astronoom, baanveger, baggelaar, baggeraar, baggerman, bankloper, bar- keeper, beheerder, besteller, blokmaker, bookma ker, botanicus, bottelier, brigadier, cameraman, ca- mioneur, cargadoor, catecheet, chauffeur, chirur- gijn, componist, conciërge, confiseur, conrector, corrector, costumier, couturier, dakdekker, detecti- ve, diplomaat, directeur, dokwerker, donkeyman, dramaturg, dijkwerker, etnograaf, executeur, ex- porteur, fabrikant, facturist, farmaceut, financier, fotograaf, fysioloog, gasfitter, genealoog, germa- nist, glazenier, grafoloog, handelaar, importeur, ingenieur, internist, kaaskoper, kaasmaker, kamer- heer, kamermeid, kanonnier, kardinaal, kastelein, kerkvoogd, kolenboer, komediant, koppelaar, kor poraal, kroegbaas, kwekeling, landdrost, landme- ter, leidekker, literator, luitenant, lijkdrager, lijn- slager, machinist, marconist, metselaar, minstreel, mijnwerker, modinette, mosselman, mytholoog, navigator, neuroloog, ombudsman, ontvanger, ont- werper, operateur, opzichter, ouderling, pakknecht, parlevinker, patholoog, patissier, paukenist, pedde- laar, pelsjager, ploegbaas, politicus, preceptor, pre- dikant, preekheer, president, procureur, professor, pijpfitter, raadsheer, radioloog, rayonchef, recen- sent, redakteur, regisseur, rentenier, skileraar, slotvoogd, socioloog, souffleur, speculant, spuitgast, stadsbode, stadsvoogd, stoofsmid, stukadoor, stuwadoor, technicus, therapeut, timmerman, tollenaar, topograaf, typograaf, trancheur, treinchef, uitdeuker, uitdrager, uitvinder, vakleraar, valkenier, veedrijver, veefokker, veehoeder, verhuizer, verpleger, verzinker, voddenman, waarnemer,
wachtsman, waterschout, wegwerker, wethouder, winkelier, wolverver, zeilmaker, zendeling, zenuwarts
10 aanspreker, aardwerker, academicus, accountant, archivaris, assuradeur, badmeester, bandleider, bankwerker, beenhouwer, beiaardier, bestuurder, beugvisser, beursagent, bevrachter, biersteker, biertapper, blikslager, boekbinder, boekhouder, bollandist, bontwerker, boomkweker, bootwerker, boswachter, brandwacht, buffetchef, caféhouder, cabaretier, calculator, calligraaf, cardioloog, cavalerist, chemigraaf, collecteur, colporteur, commandant, commandeur, conducteur, controleur, courantier, dansleraar, declamateur, decorateur, detaillist,
diamantair, dienstbode, dierenarts, discjockey, doodbidder, doodgraver, entomoloog, evangelist, examinator, expediteur, ezeldrijver, filatelist, filmacteur, filmspeler, gaardenier, geestelijke, geneesheer, glasblazer, goochelaar, goudzoeker,
gouverneur, graveerder, handelsman, handwerker, handzetter, harpoenier, harpspeler, herbergier, historicus, hofmeester, hoofdagent, hoogleraar, houthakker, houtvester, huisdokter, huisknecht, inspecteur, journalist, kachelsmid, karabinier, kerkleraar, kermisgast, keuterboer, kinderarts, kippenboer, kleerkoper, kleermaker, klepperman, klokkenist, klokluider, kluizenaar, koddebeier, koorzanger, kostwinner, kruidenier, kuilvisser, kwakzalver, lakenkoper, lakenwever, landbouwer, lansknecht, leerlooier, leertouwer, librettist, liftjongen, logopedist, loodgieter, loopjongen, lorrenboer, maarschalk, magistraat, magnetiseur, marskramer, mecanicien, medewerker, melkslijter, modelmaker, nachtwaker, oberkelner, observator, obstetrist, olieslager, ondernemer, onderwijzer, ovenbouwer, paleograaf, palfrenier, papyroloog, ponstypist, psychiater, psycholoog, pijpenmaker, quizmaster, rangeerder, reisleider, reparateur,
rietdekker, ritmeester, robbenjager, roerganger, scheepskok, scheepskok, schoolarts, secretaris, sjouwerman, slagwerker, smokkelaar, sorteerder, specialist, spekslager, speleoloog, stalhouder, staljongen, stalknecht, stenograaf, striptease,
strodekker, strowerker, stukwerker, tabaksboer, technoloog, telefonist, thaumaturg, thesaurier, tokohouder, tolgaarder, toonzetter, touwslager, trompetter, troubadour, tuinjongen, turfsteker, tijdopnemer, uitvoerder, varensgast, veengraver, verdediger, verhuurder, veterinair, vetsmelter, vice-consul, vliegenier, vlootvoogd, voetballer, voorganger, voorzanger, voorzitter, vroedvrouw, vuilnisman, waarzegger, afelbakker, wagenmaker, waterklerk, wegenwacht, wielrenner, winkelchef, ijzergieter, zeepzieder, zielzorger, zilversmid, zoutzieder, zwingelaar
11 aardkundige, aartsdiaken, aartshertog, acquisiteur, mbassadeur, auctionaris, autobewaker, automonteur, autospuiter, baakmeester, baanwachter, bankbeambte, beeldhouwer, betonwerker, beulsknecht, bevelhebber, bezembinder, bierbrouwer, biochemicus, bloemkweker, blokwachter, boekdrukker, bomenrooier, bouwkundige, brancardier, broodbakker, broodventer, brugwachter, buikspreker, burgervader, chiropodist, clichémaker, commentator, commissaris, confiturier, conservator,
dameskapper, dansmeester, dekofficier, depothouder, dermatoloog, deurwaarder, eekschiller, elektricien, fruitkweker, gareelmaker, garderobier, geweermaker, gezaghebber, godgeleerde, groenteboer, grondwerker, gynaecoloog, haarsnijder, haringkaker, heelkundige, heelmeester, heilgymnast, herenkapper, hofprediker, hotelhouder, hotelkruier, huidenkoper, huismeester,
hutbediende, hypnotiseur, illustrator, impresario, industrieel, informateur, instructeur, kaapvaarder, kamprechter, kastenmaker, kerkdienaar, kermisklant, ketelbikker, ketelboeter, ketellapper, keurmeester, keursoldaat, kistenmaker, kolendrager, kolonisator, koordanser, koperslager, knopengieter, leermeester, lexicograaf, lijstenmaker, magazijn-chef, magnetiseur, mandenmaker, mattenmaker, meteoroloog, meubelmaker, missionaris, modelbouwer, motordrijver, motorrenner, nageljongen, onderwijzer, operazanger, orgelbouwer, ormithiloog, orthopedist, paardenkoper, parelduiker, parelvisser, parlevinker, persattaché, pianoleraar, plaat-snijder, plaatwerker, postmeester, preparateur, propagandist, programmeur, pijpenlooier, raffinadeur, echercheur, rentmeester, rozenkweker, satijnwerker, scheepsarts, schildwacht, schoenmaker, schoolhoofd, schoonmaker, seinwachter, sloten-maker, snelschrijver, stalmeester, standbouwer, strandwerker, steenbakker, steenhouwer, stoffeer-der, straatmaker, straatveger, taalkundige, tafelwer-ker, tapijtwever, tegelbakker, tegelzetter, telegra-fist, theeplanter, touwslager, translateur, turftrapper
valsemunter, varensgezel, vatenwasser, veldwach-ter, vellenkoper, venduhouder, vervrachter, verzekeraar, vioolbouwer, vioolspeler, vlasspinner, vleeshouder, vrachtrijder, vrouwenarts, waagmees-ter, wafelbakker, waterschout, watervitter, weerkundige, wegenbouwer, werkmeester, wildstroper, zaalwachter, zeekapitein
12 aalmoezenier, accordeonist, armenverzorger, bacterioloog, bakkersgezel, balletdanser, bankbediende, banketbakker, beschermheer, boekverko-per, boerenknecht, boetprediker, bollenkweker, bordenwasser, borstelmaker, brandmeester, brandweerman, brillenmaker, burgemeester, cari-caturist, conferencier, constructeur, dactylograaf, degenslikker, dierentemmer, distillateur, duiven-melker, fietsenmaker, flessenmaker, floormana-ger, functionaris, garagehouder, gedeputeerde, geldschieter, gemeentebode, gerechtsbode, gezagvoerder, gildemeester, gildepatroon, glazenwas-ser, grenswachter, handarbeider, handelsagent, handwerksman, haringpakker, havenmeester, hel-derziende, horlogemaker, hotelportier, huisbediende, huiseigenaar, huisschilder, incasseerder, installateur, jagermeester, kamerdienaar, kantoor-klerk, kapelmeester, kapittelheer, kareelbakker, karikaturist, karrevoerder, kassenbouwer, kippenfokker, klarinettist, klokkenmaker, klom-penmaker, koraalvisser, kornetblazer, koudslach-ter, kraandrijver, kunstschilder, landarbeider, let-terzetter, lichtmatroos, lijkschouwer, manegehou-der, marechaussee, marktkoopman, marktmeester, messenslijper, metaalgieter, meteropnemer, mu-ziekleraar, mijningenieur, nachtportier, neurochi-rurg, notarisklerk, orgeldraaier, orkestleider, pale-ontoloog, pannenbakker, parkeerwacht, pasteima-ker, pensionhouder, pianostemmer, polderjongen, politieagent, pompbediende, poolreiziger, potten-bakker, propagandist, pruikenmaker, raadadvi-seur, radiomonteur, referendaris, restaurateur, thaumatoloog, röntgenoloog, rubbertapper, rijks-advocaat, schaapherder, schade-expert, scharen-sliep, scheepsagent, scheepsklerk, scheikundige, schillenboer, schoenlapper, schrijnwerker, siga-renmaker, sluiswachter, snelschrijver, snelteke-naar, spuitmeester, stadhuisbode, stafofficier,steendrukker, stempelmaker, straatzanger, strand-jutter, strandvonder, stratenmaker, stuntvlieger, taalgeleerde, tabakskerver, touroperator, tulpen-kweker, turfschipper, uurwerkmaker, veehande-laar, veerschipper, veldprediker, vendumeester, verificateur, verlofhouder, verslaggever, vece-ad-miraal, vishandelaar, vlagofficier, vrederechter, vrachtrijder, wagenmeester, wijnhandelaar
13 aandeelhouder, aardappelboer, aartsbisschop,
autohandelaar, bakkersknecht, balletmeester, bankdirecteur, bedrijfsleider, betaalmeester, beursbediende, beurtschipper, boedelmeester, boekhandelaar, bonthandelaar, brillendokter, bril-lenslijper, broodbezorger, cabaretzanger, cinema-tograaf, commissionaris, concertzanger, confectio-nair, correspondent, correspondent, diamantslijper, diamantwerker, diamantzetter, douanebeambte, fi-liaalhouder, filmoperateur, filmproducent, flessen-blazer, fotohandelaar, garde-officier, geneeskun-dige,groentekweker, havenarbeider, hellebaardier, historiograaf, hoofdarbeider, hoofdofficier, huisbe-waarder, huisjesmelker, hulpbesteller, jachtopzie-ner, jeneverstoker, kaashandelaar, kabinetwerker, kantinehouder, kantonrechter, kaperkapitein, kel-dermeester, kinderrechter, koffieplanter, krantenjongen, krullenjonen, kunstschilder, ladingmeester, leeuwentemmer, letterkundige, liedjeszanger, lom-merdhouder, lompengaarder, lompenkoopman, machinezetter, magazijnknecht, manufacturier, meesterknecht, mededirecteur, mederedacteur, melkhandelaar, metaaldraaier, middenstander, modeontwerper, muziekmeester, oliehandelaar, onder-officier, opvoedkundige, orkestmeester, paarden-slager, pakhuisknecht, pensionhouder, persfotograaf, pillendraaier, postbesteller, postdirecteur, psychometrist, pijpenopsteker, radio-omroeper, ruimtevaarder, rijksambtenaar, salonbediende, schapenfokker, schapenhouder, scharenslijper, scheepsbouwer, scheepsexpert, scherprechter, schoenpoetser, schoolmeester, schout-bij-nacht, schriftkenner, slagersjongen, sponsenduiker, spon-senvisser, stadsadvocaat, stoelenmatter, straat-koopman, tabaksplanter, tamboer-majoor, land-techniker, taxichauffeur, tekstschrijver, tuinarchi-tect, turfschipper, vaartschipper, varkensfokker, verkeersagent, verloskundige, vice-president, vod-denkoopman, vuurwerkmaker, wederverkoper,
zaakwaarnemer
14 aapjeskoetsier, adjunct-commies, administra-teur, armenverzorger, autoverhuurder, beursspecu-lant, bibliothecairs, binnenschipper, bioscoophou- der, boerenarbeider, boodschaploper, boterhande-laar, buffetbediende, concertmeester, consul-gene-raal, diamantslijper, elektromonteur, filmverhuur-der, frescoschilder, fruithandelaar, fysiotherapeut, garnalenvisser, gecommitteerde, generaal-majoor, graanhandelaar, grondspeculant, groothandelaar, handelsattaché, hoofdambtenaar, hoofdredacteur, huisonderwijzer, hypotheekgever, hypotheekne-mer, kleinhandelaar, kolenhandelaar, kunsthande-laar, legerpredikant, legioensoldaat, linnenjuffrouw, logementhouder, magazijnmeester, melkcontro-leur, metaalbewerker, onderdirecteur, onderluite-nant, oudheidkundige, paardenkoopman, pakhuis-meester, parlementariër, pluimveehouder, postcommandant, putjesschepper, radiohandelaar, rechtsgeleerde, rijksaccountant, rijksarchivaris, rijschoolhouder, scheidsrechter, schriftkundige, schoolopziener, sergeant-majoor, sierkunstenaar, sluikhandelaar, soldaat-commies, sportredacteur, straatmuzikant, tabaksmakelaar, terrazzowerker, toonkunstenaar, trambestuurder, tramconducteur, veilingmeester
15 aardrijkskundige, advocaat-fiscaal, bouwvakarbeider, concessiehouder, detailhandelaar, dia-mantbewerker, dierenhandelaar, effectenmake- laar, equipagemeester, gerechtsdienaar, geschied-kundige, geslachtkundige, handelsbediende, har-monicaspeler, hoofdconducteur, hoofdinspecteur, hoofdonderwijzer, hypotheekhouder, instrumen-talist, instrumentmaker, kamerverhuurder, kapi-tein-ter-zee, kleinkunstenaar, kloosterbroeder, korpscommandant, kroniekschrijver, kunsthisto-ricus, landbouwkundige, legercommandant, loge-menthouder, luitenant-ter-zee, magazijnbediende, obligatiehouder, portretschilder, productieleider, raadspensionaris, reclameschilder, reclameteke-naar, rijwielhandelaar, scheepskapitein, spoor-wegbeambte, straathandelaar, tabakshandelaar, tabaksimporteur, tandheelkundige, textielarbei-der, treinconducteur, tuinbouwkundige, tussen-handelaar, varkensslachter, vicaris-generaal, woninginrichter, ziekenverpleger, zuivelconsulent
16 adjunct-directeur, admiraal-generaal, advocaat generaal, auditeur-militair, brievenbesteller, cere-moniemeester, fietsenbewaarder, elektrotechnicus, evangeliedienaar, fabrieksarbeider, geluidstech-nicus, geschiedschrijver, grootindustrieel, horos-cooptrekker, huwelijksmakelaar, kapitein-adju-dant, kapitein-generaal, kostschoolhouder, lantarenopsteker, loco-burgemeester, logementhouder, luitenant-kolonel, ondercommissaris, opperbevel-hebber, oppergezaghebber, plaatscommandant, procuratiehouder, rijwielhersteller, scenario-schrijver, scheepstimmerman, schoolinspecteur, schoorsteenveger, sectie-commandant, sigaretten-fabrikant, staatssecretaris, theaterdirecteur, victu-alie-meester, vuurtorenwachter
17 assistent-resident, bestuursambtenaar, bestuursassistente, bloembollenkweker, brigade-commandant, cavalerie-officier, directeur-gene-raal, divisiecommandant, gemeenteambtenaar, ge-meenteontvanger, gevangenbewaarder, kapitein-ingenieur, kapitein-luitenant, landbouwingenieur, landbouwconsulent, landschapschilder, luitenant-adjudant, luitenant-admiraal, luitenant-generaal, noordpoolreiziger, opperwachtmeester, ordonnans officier, politie-inspecteur, procureur-generaal, scheepsbevrachter, tuinbouwconsulent, veeteelt-consulent, vertegenwoordiger, verzekeringsagent
18 adjunct-commissaris, artillerieofficier, aspirant-controleur, assistent-apotheker, belastingconsulent, oodschappenjongen, catechiseermeester, evange-lieprediker, gemeentearchivaris, gemeentesecreta- ris, gouverneurgeneraal, hypotheekbewaarder, in-specteurgeneraal, karikatuurtekenaar, luitenant ingenieur, politiecommissaris, rechtercommissa-ris, scheepsbouwkundige, secretarisgeneraal, sub-stituutgriffier, substituutofficier
19 apothekersassistent, bataljonscommandant, bin-nenhuisarchitect, commiesverificateur, commis-sarisgeneraal, compagniecommandant, districts-commandant, gezantschapsattaché, ontdekkings- reiziger, regimentscommandant, substituut-procu- reur
20 begrafenisondernemer, boordwerktuigkundige, districtscommissaris, garnizoenscommandant, handelscorrespondent, oorlogscorrespondent, voordrachtskunstenaar, waterstaatsingenieur
21 adjudantonderofficier, adjunctadministrateur
22 gezantschapssecretaris, gouvernementsambte-naar, scheepswerktuigkundige, volksvertegenwoor-diger
23 kapiteinkwartiermeester
24 luitenantkwartiermeester
26 arrondissements-commissaris,
29 arrondissements-schoolopziener
beroepen, vrouwelijke-
3 non, min
4 hoer, meid
5 baker, minne
6 agente, boerin, kokkin, pilote, zuster
7 actrice, barones, cheffin, docente, hofdame, hospita, juriste, kapster, lerares, modiste, pakster, porster, prinses, priores, typiste, waardin
8 acrobate, advocate, analiste, artieste, breister, cassière, celliste, coupeuse, danseres, danseuse, dentiste, dienares, diëtiste, dokteres, drogiste, etnologe, filmster, firmante, geograve, harpiste, herderin, juffrouw, kamenier, kelnerin, koningin, kookster, kopiiste, manicure, naaister, ouvreuse, pedagoge, pedicure, pianiste, ponseuse, serveuse, spinster, studente, theologe, violiste, voedster, wasvrouw, werkster, zangeres
9 adviseuse, astrologe, astronome, ballerina, bureliste, caissière, coiffeuse, dichteres, dirigente, fluitiste, fotografe, gitariste, grafologe, huisvrouw, kookvrouw, koopvrouw, kostvrouw, laborante, mannequin, markiezin, molenarin, mosselwijf, neurologe, organiste, radiologe, sociologe, soubrette, spoelster stripster strijkster tailleuse tekenares vocaliste wijkzuster
10 ambtenares, arbeidster, architecte, bewaakster, calligrafe, cardiologe, chauffeuse, componiste, costumière, dienstbode, directrice, dramaturge, fabrikante, facturiste, inkoopster, interniste, keukenmeid, komediante, koorzuster, kweke-linge, lokettiste, melkmeisje, omroepster, predi-kante, psychologe, publiciste, raadsvrouw, regisseuse, schilderes, schrijfster, scriptgirl, souffleuse, stenografe, stewardess, strijkvrouw, vroedvrouw, zendelinge
11 colportrice, conductrice, controleuse, dans-lerares, decoratrice, detailliste, filmactrice, gou- vernante, inspectrice, journaliste, kamermeisje, kasteleinse, logopediste, metereologe, ontwerp-ster, pianolerares, ponstypiste, redactrice, ser-veerster, telefoniste, uitgeefster, verkoopster, vertaalster, waarzegster
12 ambassadrice, archivaresse, bacteriologe, bel-lenmeisje, boekhoudster, bontwerkster, caféhoud- ster, chansonnière, chiropodiste, dameskapster, declamatrice, dienstmeisje, ekwilibriste, exami-natrice, groentevrouw, handwerkster, heilgym-naste, huishoudster, huisnaaister, informatrice,
instructrice, juwelierster, kaartlegster, kamenier-ster, kantwerkster, keukenmeisje, kindermeisje, linnenmeisje, onderwijzeres, orthopediste, pornpnaaister, reumatologe, scheidsvrouw, secretaresse, stenotypiste, verdedigster, ver-pleegster, vlasspinster
13 ateliermeisje, beeldhouwster, bloemenmeisje, hotelhoudster, illustratrice, keukenprinses, koorddanseres, koppelaarster, marketentster, operazangeres, persfotografe, pottenbakster, propagandiste, taillewerkster, verloskundig,
14 balletdanseres, beschermvrouwe, buffetjuf-frouw , correspondente, fabrieksmeisje, herber-gierster, hoedenmaakster, huisbewaarster, kinderjuffrouw, kleuterleidster, kloosterzuster, koffiejuffrouw, linnenjuffrouw, marktkoopvrouw, nettenboetster, pensionhoudster, schoonmaakster, toiletjuffrouw, verkeersagente, winkeljuffrouw,
15 administratrice, concertzangeres, costuum-naaister, filiaalhoudster, kleuterleidster, pension-houdster, speldenwerkster, verslaggeefster, wijkverpleegster
16 bibliothecaresse, instrumentaliste kamerverhuurster
17 garderobejuffrouw
18 fabrieksarbeidster
19 belastingconsulente, vertegenwoordigster
20 apothekersassistente, binnenhuisarchitecte
21 voordrachtkunstenares
22 schoonheidsspecialiste
24 bewaarschoolonderwijzeres
beroepen - convoceren
beroeps - prof
beroepsdanser in danshuizen  gigolo
beroepsgenoot - collega
beroepshalve - e.p.
beroepskleding  livrei, overall, uniform
beroepspaardrijder  jockey
beroepsspeler  professional
beroepstaal - (vak)jargon
beroepsverenigig - vakbond
beroerd  akelig, belabberd, ellendig, erg, hopeloos, lam, lammenadig, lamlendig, lui, misselijk, miserabel, naar, onpasselijk, onwillig, slecht, treurig, vervelend
beroerdigheid - ellende, misère, narigheid
beroeren - aanraken, aangrijpen, ontstellen, verontrusten
beroering – deining, emotie, onrust, ontsteltenis, opwinding, rel, rep, roerte, tumult
beroerling - ellendeling, etre, mispunt, naarling
beroerte  apoplexie, attaque, onrust, verlamming
berokkenen – aandoen, veroorzaken
beroofd  berold, bestolen, platzak, verstoken
berooid  arm(oedig), armzalig, blut, haveloos, ledig, platzak
berooid persoon - kalis, schooier, vagebont
berouw  bezinning, droefheid, deemoed, inkeer, leedwezen, schuldbesef, spijt, wroeging
berouwen  spijten
berouw gevoelen - inkeren
berouw hebben - spijten
berouwvol - boetvaardig
berouwvolle belijdenis - biecht
beroven – bestelen, ontnemen, ontstelen, plukken, plunderen, uitkleden
beroving – plundering, privatie
beroving van nationaliteit  denaturalisatie
berrie  baar, burie, disselboom, draagbaar, hooiraam, katafalk, lamoen
berst – barst, scheur(tje), spleet
bersten - (vaneen)splijten
berucht- bekend
berucht gangster  Al Capone, Dillinger, Lamothe, Landru
berucht uit de 80jarige oorlog  Alva
berucht moordenaar  Landru
berucht Romeinse keizer  Nero
berucht staatsman  Franco, Hitler, Napoleon, Stalin
beruchte buurt - gribus
beruchte verleider  Casanova, Don Juan
beruchte ziekte  cholera, kanker, lepra, pest, pokken, polio, t.b.c., tering, tumor
berusten – baseren, schikken, steunen, verblijven
berustend  geduldig, gedwee, gelaten, lijdzaam, passief, stoïsch
berusten in - neerleggen
berusting  fatalisme, gelatenheid,overgave, resignatie
beryllium  Be
bes  bei, bezie
besant – medaille, penning
beschaafd – beleefd, correct, fatsoenlijk, fijn, keurig, net, ontwikkeld, poliet, (wel)gemanierd, welopgevoed, wellevend
beschaafde man - heer
beschaafde vrouw  dame
beschaafdheid – beleefdheid, fatsoen
beschaafd persoon - aristocraat
beschaamdheid - confusie
beschadigd – aangeslagen, defekt, gehavend, gescheurd, kaduuk, kapot, ongaaf, stuk, vervallen
beschadigd schip  wrak
beschadigen – aantasten, bederven, havenen, krenken, misvormen, schenden, scheuren, teisteren, toetakelen, verknoeien, vernielen
beschadiging  averij, deuk, gat, kras, molest, schade
beschadiging aan schepen - averij
beschamend – genant, vernederend
beschaming - schande
beschaven  civiliseren, cultiveren, gladmaken, humaniseren, ontwikkelen, polijsten, verlichten, vormen
beschaving  civilisatie, cultuur, kultuur, techniek
bescheid  antwoord, bericht, (bewijs)stuk, inlichting, uitleg
bescheiden – bedeesd, eenvoudig, eerbaar, gering, ingetogen, kuis, matig, modest, nederig, ongunstig, onopvallend, sober, voorzichtig, zedig
bescheiden  beknorren, berispen,
bescheidenheid eenvoud, discretie, modestie,
bescheid geven - antwoorden
beschenden  belasteren
bescheren  toebedelen
beschermbeeld  schutsbeeld, palladium
beschermd – behoed, beschut, geborgen, safe, veilig
beschermd gebied  domein, reservaat
beschermd jachtgebied - revier
beschermeling(e) - protégé(e)
beschermende huisgoden  penaten, laren
beschermeling  protégé
beschermen  afdekken, bedekken, behoeden, beschutten, beveiligen, bewaken, bewaren, patroneren, protegeren, verdedigen
beschermend geleidster - chaperonne
beschermende kleuraanpassing  mimicry, schutkleur,
beschermer – begunstiger, (be)hoeder, borg, patroon, schutsheer, toeverlaat
beschermer (bevorderaar)  voorstander
beschermers van een vorst  garde, lijfwacht
beschermgeest  genius, patroon, peri, goeroe
beschermheer  patroon, protector, schutspatroon
beschermheerschap  patrocinium, patronaat, patronage
beschermheilige  schutspatroon, schutsheer, schutsvrouw
beschermheilige van Ierland  Patrick
bescherming – beschutting, beveiliging, bewaring, geleide, hoede, protectie, schutsel, steun, toeverlaat
bescherming burgerbevolking - bb
beschermingsplaat - asbalans
bescherming tegen de wind  rietmat
bescherming van staatshoofd – garde, lijfwacht
beschermvrouwe  patrones, protectrice
beschermwal - brandmuur, contregarde
beschieten - afsluiten, bekleden, betekenen, opleveren, vorderen
beschieting - kanonnade
beschijnen – verlichten
beschik - bestel, regeling
beschikbaar  disponibel, vacant, voorhanden, vrij
beschikbaar aantal – bestand, collectie
beschikken  beslissen, besluiten, besturen, bezorgen, disponeren, inwilligen, ordenen, regelen
beschikking – arrest, besluit, bestel, bestemming, destinatie, doel, lot, maatregel, noodlot, ordening, regeling, wil
beschilderen – bemalen, kleuren, decoreren, verven
beschimmeld - beschaamd, bleek, onfris, oud, verlegen
beschimpen – smaden, smalen, (be)spotten, honen, uitjoelen, uitjouwen, (uit)schelden
beschimper - smaler
beschimping – belediging, hoon, spot
beschoeing – damwant, schot, wand
beschonken – bezopen, dronken, lazarus, onbekwaam, teut, toeter, zat,
beschoren  toebedeeld
beschot  afscheiding, afschutting, lambrisering, paneel, schutting
beschouwelijk  bespiegelend
beschouwen - aanzien, beoordelen, considereren, keuren, observeren, overwegen
beschouwend  contemplatief
beschouwer - waarnemer
beschouwing – contemplatie, denkbeeld, denkwijze, terugblik
beschrijven - afbeelden
beschrijvend - descriptief
beschrijver van volken - etnograaf
beschrijving - schets, signalement, tekst, verhaal
beschrijving van bibliotheken - bibliothecografie
beschrijving van de aarde  geografie
beschrijving van de aardlagen  stratigrafie
beschrijving van een boek - bibliografie
beschrijving van eigen leven  autobiografie
beschrijving van gesteenten  petrografie
beschrijving van heiligenleven  hagiografie
beschrijving van het heelal - kosmografie
beschrijving van het oor  otografie
beschrijving van iemands leven  biografie
beschrijving van iemands uiterlijk  signalement
beschrijving van insecten  entomografie
beschrijving van volksgroepen  sociografie
beschrijving van de sterrenhemel  uranografie
beschroomd – bang, bedeesd, bedremmeld, bleu, blo(de), eenkennig, laf(hartig), schroomvallig, schuchter, schuw, sip, timide, verlegen
beschroomdheid  bedeesdheid, blohartigheid, bloheid, verlegen(heid)
beschroomd mens - bloodaard
beschuitbol  bestel
beschuitbus - trommel
beschuitgelei - honingzoet
beschuldigde - beklaagde, verdachte
beschuldigen – aanklagen, belasten, betichten, crimineren
beschuldiger  aanklager
beschuldiging  aanklacht, aantijging, inculpatie, tenlastelegging, verwijt
beschut  aegide, afgeschermd, beschermd, beveiligd, geborgen, gevrijwaard, luw, veilig, windvrij
beschut tegen de wind – luwte, windvrij
beschutte ligplaats van schepen  opper
beschutten – beschermen, beveiligen
beschutting  abri, atap, bescherming, beveiliging, dak, dek, deken, luwte, mat, rietmat, scherm, schild, schuil
beschutting zoeken - schuilen
besef  begrip, benul, bewustzijn, bezinning, denkbeeld, doorzicht, gevoel, idee, inzicht, kennis, notie, verstand
beseffen – achten, begrijpen, blijken, inzien, onderkennenrealiseren, vatten, weten
beseffend - bewust
besef van de juistheid van iets  erkentenis
besef van eigen eer  eergevoel
besef van het bestaan  erkentenis
beseffeloos  bewusteloos
besje – bestemoer, grootmoeder
besjoemelen – manipuleren, neppen
beslaan  bedekken, bekleden, kanten, tengelen
beslag  arrest, bekleding, belegsel, deeg, hoefijzr
beslag op schepen  embargo
beslagleggen - accapareren, sekwestreren
beslaglegger - arrestant
beslaglegging  arrest, confiscatie, embargo
beslaglegging op gebied - annexeren
beslagnagel  hoefspijker
beslechten  beslissen, vereffenen
beslissen – afdoen, besluiten, decideren, oordelen, uitmaken, uitwijzen
beslissend  afdoende, apodictisch, decisoir, definitief, genoeg
beslissend antwoord  uitsluitsel
beslissend kenmerk  criterium
beslissend ogenblik  keerpunt
beslissend stadium - crisis
beslissende extra partij  barrage
beslissende rit bij wielrennen  belle
beslissing  besluit, conclusie, decisie, oplossing, uitspraak
beslist  absoluut, afdoend, apert, bepaald, besloten, doortastend, duidelijk, echt, gedecideerd, gewis, ongetwijfeld, onmiskenbaar, ontegenzeglijk, onversaagd, perse, pertinent, stellig, uitdrukkelijk, uitgemaakt, uitgesproken, vastberaden, volstrekt, waarachtig, waarlijk, welbewust, werkelijk, wilskrachtig, wis, zeker
beslist en stellig – waarlijk ,zeker
beslistheid  aplomb, stelligheid, zekerheid
beslommering  besogne, bezigheid, moeite, omslag, soesa, rompslomp, zorg
besloten – beslist,
besloten erf rondom boerenwoning  heem
besloten gezelschap  club, corps, krans(je), kring, soos,
besloten vereniging  club, corps, sociëteit, soos
besluit  afloop, beslissing, conclusie, decisie, decreet, edict, eind(e), end, irade, maatregel, oekaze, order, resolutie, slot, slotsom, vaststelling, voornemen, wet
besluit van de sultan  irade
besluit van de tsaar  oekaze
besluit van een geschrift  narede
besluit van een vergadering  motie, resolutie
besluiteloos  aarzelend , irresoluut, onzeker, talmend, twijfelend, wankelmoedig, weifelend
besluiteloos mens  twijfelaar
besluiteloosheid  onzekerheid, twijfel
besluiten  afmaken, beëindigen, beslissen, beschikken, besussen, concluderen, decideren, uitmaken, vaststellen, voltooien, voornemen,
besluitvaardig  doortastend, resoluut, vastberaden
besmelde - aardbeispinazie
besmeren  bemorsen, bevuilen, bezoedelen, boteren
besmeren met pek - asepsis,bepekken
besmet – aangestoken, bevlekt, geïnfecteerd, gevlekt, onrein, verboden
besmettelijk  aanstekelig, aanstekelijk, bezoedelend, contagieus, infectieus
besmettelijke kinderziekte  kinkhoest, mazelen, rode hond
besmettelijke veeziekte - boutvuur, miltvuur, (mond en) klauwzeer, koepok
besmettelijke ziekte  alastrim, cholera, epidemie, favus, influenza, lepra, longontsteking, pest, pokken, roodvonk, schurft, t.b.c. tering, tyfus, tuberculose
besmettelijke ziekte van het hoofd - favus, kletskop
besmetten  aansteken, bemorsen, bevlekken, bevuilen, bezoedelen, infecteren, verontreinigen
besmetting  contagie, infectie
besmettingsangst - bacterievrees
besmeurd – bezoedeld, zwart
besmeuren - bezoedelen
besmuikt - geniepig, verdoken
besnaard  gevoelig
besnaard toetsinstrument (18e) eeuw  clavecimbel, klavechord
besnijdenis - circumcisie
besnijder  mohel
besnoeien  afsnijden, bekrimpen, beperken,bezuinigen, inkorten, knippen
besogne  aangelegenheid, beslommering, zaak,
besognes - rompslomp
bespannen voertuig  calèche, huifkar, karos, koets, landauer, ossenwagen
besparen – overhouden, uitsparen, uitzuinigen
bespat  besmeurd
bespat met slijk – bemodderd, beslikt, beslijkt, besmeurd
bespeuren – bekennen, bemerken, merken, ontdekken, ontwaren, opmerken, waarnemen
bespieden – afloeren, begluren, beloeren, bespioneren, gadeslaan, observeren, schouwen, spioneren, waarnemen
bespieder – gluurder, observator, spion, waarnemer
bespieding – observatie, spionage
bespiegelen  contempleren,mediteren, overdenken
bespiegeling  aanschouwing, beschouwing, contemplatie, mediteren, overpeinzing
bespiegeling  meditatie
bespioneren - bespieden
bespoedigen  verhaasten, versnellen
bespot persoon - risee
bespottelijk  absurd, belachelijk, dol, dwaas, eigenaardig, gek, idioot, krankzinnig, lachwekkend, mal, ridicuul, vreemd, zot
bespottelijk iets  paskwil, pasquinade
bespottelijk nadoen - parodiëren
bespotten – aanfluiten, honen, aanfluiten, uitlachen
bespotting – aanfluiting, caricatuur, hoon, ludificatie, parodie, paskwil, risee, smaad, spot(prent)
bespraakt - eloquent, welsprekend
bespreken - bediscussere, beraadslagen, bestellen, recenseren, vermaken, verzeggen
bespreking  conferentie, congres, kritiek, overleg, palaver, recensie, vergadering, verhandeling
bespreking van en boek - beoordeling, kritiek, resensie
besprenkelen - bevochtigen
besproeide vruchtbare vlakte in Spanje  huerta, vega
besproeien – aangieten, arroseren, begieten, bespuiten, bevloeien, bewateren, irrigeren
besproeiing - irrigatie
besproken - bewust
bespuiten - besproeien
bespijkering - spijkerhuid
bessen afstropen - rissen
bessen (bruin )  mispel
bessendrank - cassis
bessen (groen)  kruisbes
bessenjenever - rood
bessen (rood)  niet giftig: aalbes, bergvlier, berendruif, dakkruid, framboos, hondrood, hulst, meelbes, taxus, veenbes
giftig, bitterzoet, boksdoorn, heggenrank, lelietjesvandalen, lijsterbes, peperboompje, slangenwortel
bessenvlinder - harlekijn
bessen (wit)  mistletoe, sneeuwbes
bessen (zwart)  niet giftig: bosbraam, jeneverbes, klimop, krentenboompje kruidvlier, liguster, rijsbes, sleedoorn, vogelkers, wegedoorn, vlier, vuilboom, zoetekers, giftig: eenbes, kraaiheide, salomonszegel, wolfkers, zevenboom
best – betrouwbaar, braaf, eminent, excellent, flink, goed(ig), lekker, leuk, nut(tig), puik, prima, rechtschapen, solide, uitnemend, uitstekend, uitmuntend, voordeel, wonderwel
bestaan – aanzijn, dasein, durven, kostwinning, leven, omvatten, wezen, wagen, zijn
bestaanbaar  mogelijk
bestaand  aanwezig, actueel, concreet, echt, innig, levend, reëel, vast, voorkomend, waar, werkelijk, zijnde
bestand kunnen bieden - resistent
bestaande op zichzelf - autonoom, integraal
bestaande toestand  status quo
bestaande uit reeksen - serieel
bestaansmiddelen - inkomen, loon, salaris, soldij, wedde
bestand  akkoord, conventie, entente, opgewassen, overeenkomst, resistent, schikking, traktaat, verdrag, vergelijk, wapenstilstand
bestaansreden - zin
bestaat - is
bestand – accoord, opgewassen, overeenkomst, sterk, verdrag, vergelijk
bestand kunnen bieden - resistent
bestand tegen water  waterproef
bestanddeel  element, ingrediënt, onderdeel
bestanddeel van aardolie - petroleum
bestanddeel van bloed  bloedwei, hemoglobine,plasma
bestanddeel van buskruit  salpeter
bestanddeel van deeg  gist, meelbloem
bestanddeel van het ei - dooier, eiwit
bestanddeel van het lichaam - bloed
bestanddeel van een kaars - stearine
bestanddeel van een klokhuis - blees
bestanddeel van koffie  coffeïne
bestanddeel van het lichaam - arm, been, bloed,
bestanddeel van lucht  neon, argon helium, stikstof, koolzuur(gas), zuurstof
bestanddeel van melk – eiwit, room, vet
bestanddeel van een cel  cellulose cytoplasma, protoplasma
bestanddeel van een kaars  stearine
bestanddeel van een klokhuis – blees, vruchtenpit
bestanddeel van een lucifer – fosfor, hout
bestanddeel van een sediment  fractie, korrel, partikel
bestanddeel van een stollingsgesteente  fenokrist, kristal
bestanddeel van het lichaam  (kraak)been, bloed, merg, specie, proteïne
bestanddeel van melk en kaas  eiwit, lebenzym, room, vet
bestanddeel van oliën  oline
bestanddeel van petroleum  pentaan
bestanddeel van stoomtrein  tender
bestanddeel van teer  xylol
bestanddeel van urine  xanthine
bestanddeel van voedsel  eiwit, vet zetmeel
bestanddeel van vet - stearine
beste – eersterangs, bloem, elite, keur, puik
besteden  aanwenden, gebruiken, consumeren, opmaken, spenderen, uitgeven
besteding - gebruik, uitgaaf, uitgave, verbruik
besteedbaar inkomen - koopkracht
besteedster - verhuurster, vroegpreek
besteend rijshoofd  nol, nolle
besteekband - kapitaalbandje
bestek – bouwplan, couvert, eetgerei, kader, lepel, mes, omvang, plan, ruimte, schets, soeplepel, tafelgerei, tekening, tijdruimte, vismes, vork
bestekamer  closet, cour, gemak, toilet, w.c.,
beste kwaliteit - puik
besteker - botenbaas
bestekkoepel - astrodome
bestel  beheer, beschikking, bestuur, drukte, leiding, regeling, opzet, orde, ordening, regime, schikking, verordning
bestelen – beroven ontroven
bestelfiets - bakfiets
bestellen – aanvragen, bezorgen ontbieden, regelen, thuisbezorgen,
besteller – bezorger, (post)bode
bestelling  lastgeving, leiding, opdracht, order, (ver)koop
bestelloon - port(o)
bestelvrachtfiets - carrier
bestemd – bepaald, geschikt
bestemmen  aanwijzen, bepalen, beschikken
bestemming – aankomst, adres, destinatie, doel, einddoel, fatum, lot, noodlot, roeping
bestemoer - besje, grootmoeder, oma
bestempelen  brandmerken, kwalificeren
bestendig  almaar, blijvend, constant, duurzaam, stabiel, standvastig, steeds, steevast, strak, onveranderlijkheid, onwrikbaar, pal, regelmatig, stijf, vast, voortdurend
bestendigheid - stabiliteit
best en fijn – puik
beste prestatie - record
bestevaer - grootvader, opa
bestevenen - bezeilen, koersen
bestiaal  beestachtig
bestialiteit - sodomie
bestiarium  dierenboek
bestieren - besturen, leiden
best mogelijk - optimaal
bestoft - stoffig
bestolen – beroofd
bestoken – aanvallen, beschieten
bestorming – aanloop, overstelpen, run, stormloop
bestorming van een stadsmuur met behulp van ladders - escalade
bestoven - stoffig
bestraffen – berispen
bestraffing - berisping
bestraling  irradiatie
bestraten  asfalteren, plaveien, verharden
bestrating - asfalt, beton, klinkers, plaveisel, steen
bestratingsmateriaal  asfalt, beton, kinderhoofdjes, klinkers, steen
bestrijdbaar - discutabel
bestrijden  aanvallen, bekampen, betwisten, opponeren, tegengaan, tegenwerpen
bestrijder  antagonist, opponent, tegenpartij, tegenstander
bestrijding - aanvechting
bestrijdingsmethode - therapie
bestrijdingsmiddel - pesticide
bestrijken - rapen
bestrijkend - rasant
bestuderen - doornemen
bestudeerd - gemaakt, onnatuurlijk
bestuiving - polinatie, pollinisatie
bestuiving door insecten  entomogamie
bestuiving door slakken  malacogamie
bestuiving door vleermuizen  chiropterogamie
bestuiving door vogels  ornithografie
besturen – aanvoeren, begaan, beheren, dirigeren, heersen, leiden, regelen, regeren, tomen,
besturend college  raad
besturing - beheren, dirigeren, leiden, regelen,regeren
bestuur  beheer, beleid, bestel, bewind, college, directie, gouvernement, heerschappij,leiding, moderamen, opperleiding, overheersing, overheid, regering, regime(nt), staatsbestel
bestuurbare slee – bob, bobslee
bestuur van beurs - beurscommité
bestuur van classis  moderamen
bestuur van genootschap  comité
bestuur van klooster  prioraat
bestuur van land  kabinet, ministerie, regering, regime,
bestuur van studentencorps  collegium,senaat
bestuur van universiteit  curatorium, presidium, senaat
bestuur van een staat - regering, regiem
bestuurder – baas, beheerder, bewindvoerder, chauffeur, directeur, dirigent, functionaris, gouverneur, leider, manager, minister, moderateur, overste, rector, regeerder, regent, resident, senator, voerder, voerman, voogd
bestuurder van een gilde  olderman
bestuurder van een klooster  abdis, abt, overste, prior, priores
bestuurder van een polder - dijkgraaf
bestuurder van een stoomwerktuig - machinist
bestuurder van een vliegtuig  piloot
bestuurder van Israël - Richter
bestuurder van Venetië  doge
bestuurdersruimte – cabine, cockpit
bestuurlijk - administratief
bestuurlijk gewest - departement
bestuursambtenaar  baljuw, drost, gezaghebber, ruwaard, schout
bestuurscollege  directie, gemeenteraad, presidium, raad, senaat
bestuursfunctie - penningmeester, praeses, scriba, secretaris, voorzitter
bestuurslichaam  college, directorium, raad, senaat
bestuurslid van een gemeente - wethouder
bestuurster  regentes
bestuur van een genootschap - comite
bestuur van een staat – regering, regime
bestuur van universiteit - senaat
bestuurswerkzaamheid - gouvernementsdienst
bestwil - belang
betaalbaar - payabel
betaalbaar bij een bank - bankabel
betaalbewijs – bon, factuur, kwitantienota, rekening
betaalbon – bewijs, rekening
betaalbriefje – bon, chequemandaat
betaald  voldaan
betaaldag - pree
betaald bedrag - prijs
betaald antwoord  r.p.
betaald sportman  prof(essional)
betaald zetten  inpeperen, vergelden wreken,
betaalde danser in dancing  gigolo
betaalde som – overdracht, uitkering
betaaldienst – bank, giro
betaald minnaar - gigolo
betaalkantoor  kas
betaalkrachtig - solvabel, solvent
betaalloket - kassa
betaalmiddel  cheque, geld, munt
betaalpas met pincode – chipknip, pinpas
betaalplaats  kassa
betaalstaat - loonlijst
betaalt men bij Burgerlijke Stand  leges
betalen – afdoen, afrekenen, bekostigen, belonen, besjolmen, bloeden, boeten, dokken, kwijten, lonen, overdragen, schokken, schuiven, storten, uitgeven, uitkeren, vereffenen, vergelden, verrekenen, voldoen
betalen per bank - overmaken
betaling – afdoening, afrekening, geldoverdracht, girering, storting, uitkering, vergelding, voldoening
betaling bij ontvangst  rembours
betaling met gesloten beurs - clearing
betaling uit vergissing - indebitum
betaling vragen  manen, aanmanen
betalingsaanwijzing  assignatie
betalingsbewijs  bon, kwitantie, nota, reçu
betalingsmethode - bankgiro, giro, postwissel
betalingstermijn - paayement
betalingsuitstel – indult, krediet
betalingsvermogen - solvabiliteit
betalingswijze  bank, betalkaart, cheque, giro, kontant
betamelijk  behoorlijk, decent, eerlijk, fatsoenlijk, gepast, keurig, kies, netjes, oorbaar, passend, rechtgeaard, voeglijk, voegzaam
betamen  behoren, erkennen, horen, passen, toestaan, voegen
betamelijkheid – decentie, gepastheid, fatsoen
betasten – aankomen, aanraken, bevoelen, palperen
betaster – voeler
betasting - aanraking
bete  hap(je), beet
bête  dom, naïef, onnozel, schaapachtig
betegelen - oplaveien
betekenen - beduiden
betekening  exploot
betekenis  belang, draagwijdte, gewicht, inhoud, invloed, nut, omvang, portée, waarde, zin
betekenisaanduiding  significatie
betekenis van - relevant
betekenis van geen - irrelevant
betekenisleer  semantiek, semiotiek, signific
betel  pinang, sirih
betelen – bebouwen, telen
betelnoot - arekanoot, pinang
betelpalm - areca, pinang
beter – betrouwbaargeheeld, genezen, hersteld, opgeknapt, superieur
beter dan nooit - laat
beter wetend  eigenwijs
beter worden  herstellen, genezen
beteren – aansterken, genezen, helen, herstellen
beterend  convalescent
betering - genezing, herstel, schadeloosstelling
beterschap  herstel, verbetering
beteugelen  betomen, bedwingen, breidelen, inhouden, intomen, onderdrukken, ringeloren, temmen, tomen
beteuterd  bedremmeld, beduusd, bedwelmdm benepen, onthutst, sip, sippig, verlegen, verwezen
betichten – beschuldigen, verwijten
betichting – aanklacht, verwijt
betiel - plateel
betijen - begaan
betimmering - lambrisering
betingeld - bezeten, verzot
bêtise  blunder, domheid, enormiteit, onnozelheid, stommiteit
betitelen - aanspreken, noemen, tituleren
betiteling  B. l. Dr., Mr, Dra., Drs., Ir., Mr., Prof., W. I:, Z.D., Z D H., Z E., Z.em., Z.Exc., Z.H., Z.H.E., Z.H.E.G., Z.H.G., Z.K.H., Z.K.M. Z.M.
betittelaar - vitter
betjah - fietstaxi
betjoegd  betjoecht, betjoekt, geslepen, leep, listig, slim
betjoend  betoverd
betoel  inderdaad, waarlijk,werkelijk
betoeterd - sip, verdwaasd
betogen  argumenteren, beweren, demonstreren, oreren, redeneren, spreken, uiten
betoger  demonstrant, manifestant, protestant, provo
betoging  demonstratie, manifestatie, optocht
betomen  beheersen, beteugelen, breidelen, inhouden, intomen
betonen  accentueren beklemtonen, benadrukken, bewijzen, blijkgeven, kronen
betonnen balk - kesp
betonnen zinkbak – caisson, zinkstuk
betoningsstelsel - bebakening
betontimmerman - bekister
betoog  argument(atie), bewijs(voering), manifest, opstel, pleidooi, rede(natie), redenering, redevoering, relaas, sermoen, verhandeling, vertoog
betooggrond - argument
betoogtrant  redenering
betoon  betoning, bewijs, blijk
betoonde lettergreep in een versvoet  arsis
betoon van trouw - hulde
betoverd  betjoend
betoveren  beheksen, bekoren, bezeren, biologeren, boeien, enchanteren, fascineren, verrukken
betoverend  fascinerend, magisch, poëtisch, verrukkelijk
betovering  ban, bekoring, bezwering, fascinatie, verrukking
betraand - behuild
betrachten - behartigen, bijhouden, nakomen, naleven,
oefenen, opvolgen, vervullen, volbrengen
betrachting - meditatie, overdenking
betrappen  attraperen, snappen, overlopen, overrompelen, overvallen, pakken, snorren, verrassen
betrapt – gesnapt, verrast
betreden – begaan, belopen, binnengaan, ingaan, intreden, klimmen, opgaan
betreffen  aangaan, belangen, ontmoeten, raken, regarderen
betreffend – bewust, nopens
betreffende  aangaande, inzake, nopens, omtrent, t.a.v., wegens, w.b.
betreffende de koophandel  mercantiel,
betreffende de ritus  ritueel
betreffende de zeevaart  maritiem
betreffende het gehalte  kwalitatief
betrekkelijk – relatief, tamelijk
betrekkelijk klein of gering  beperkt
betrekkelijk voornaamwoord  dat, die, dewelke, hetgeen, hetwelk, relativum, wat, welke, wie, wiens, wier
betrekkelijke zwaarte van stoffen  s.g.
betrekkelijkheid - relativiteit
betrekking  ambt, baan, connectie, contact, dienst, emplooi, job, officie, post, positie, relatie, verband, verhouding, werkkring
betrekking hebben op  aangaan, betreffen, reageren
betrekking hebbend op de gehoorswaarneming  auditief
betrekking hebbend op de gezichts waarneming  visueel
betrekking hebbend op bestaan  existentieel
betreuren  bejammeren, bewenen, regretteren, spijten
betreurenswaardig – deplorabel, erg, jammer(lijk)
betrokken  bewolkt, bleek, flets, somber, pips, treurig
betrouwbaar – authentiek, best, beter, braaf, degelijk, deugdzaam, eerlijk, fair, fijn, geloofwaardig, geschikt, goed, leuk, onkreukbaar, oprecht, rechtgeaard, rechtschapen, rechtvaardig, safe, tof
betten  bevochtigen, deppen, natten, soppen
betuigde eerbied - knieval
betuigen – betomen, bewijzen, verklaren, verzekeren
betuiging  blijk, uiting
betuiging van eer  eerbetoon
betuiging van eerbied  knieval
betuiging van erkentelijkheid  bedankbrief, dankbetuiging,
betuiging van genegenheid – kus, omhelzing
dankbrief, dankwoord
betuiging van genegenheid  kus, omhelzing, zoen
betuin - schaars
betuining - heg, omheining
betuttelaar - muggenzifter, vitter
Betuwe, stad in de - Tiel
Betuwse vrucht - kers
betweter  eigenwijs, frik, waanwijze, wijsneus
betweterig - beter weten, bedillerig, eigenwijs, waanwijs, wetend
betweterij - bedilzucht
betwist - litigieus, omstreden
betwistbaar – aanvechtbaar, discutabel, kwestieus, twijfelachtig
betwistelaar - contestabel
betwisten  bestrijden, contesteren, ontzeggen, tegenspreken
beu – afkerig, blasé, moe, (spuug)zat
beu, iets - zijn - blasé, moe
beug  vistuig
beugel – handvat, klem, knip, pothaak, sluitschalm
beugelhoorn - klaroen
beugel van een emmer - hengsel
beugvis - kabeljauw, schelvis
beukenboom - beukelaar, koek
beukelaar - rondas
beuken – bonken, bonzen, braken, meppen, hameren, rammeien, rammen, slaan, stompen,
beukennoot - beukel
beukhamer - beuker
beukpaal  ram
beul – folteraar, hangman, onmens, scherprechter, wreedaard
beulen - aftuigen, doodwerken, mishandelen, sloven, zwoegen
beun  (vis)kaar, vliering, vlonder , zoldering
beunhaas  brekebeen, charlatan, dilettant, falsaris, knoeier, kreukelaar, kwakzalver, leek, onbevoegde, onderkruiper, ondeskundige, prutser, roffelaar
beunhazen - knoeien
beuren  innen, lichten, ontvangen, (op)heffen, (op)tillen
beuren van geld - innen
beurs  aangestoken, bedorven, blamot, buidel, buikziek, geldbuidel, geldtas, geldzak, overrijp, portefeuille, portemonnee, stipendiumweek, studiefonds, week
beursagent - makelaar
beursbelasting - beurszegel
beurs en zacht – overrijp, zacht
beursgokker  speculant
beursje - zakje
beursjeskruid - herderstasje
beursklok  beursbengel
beursprijs  koers
beursspel - agiotage
beursspeler  agioteur, jobber, speculant
beursstudent  beneficiarius, bursaal
beursterm  account, agio, banco, G.B., G.L., koers, pari(teit), tape, wissel
beurs voor de graanhandel - korenbeurs
beurstikker - koerstelegraaf
beurt - dienst, rangorde, taak
beurtelings  afwisselend, alternatief, keer-om-keer, roulerend
beurtschipper  pontschipper, veerman
beurtzang  antifoon, canon, leis, tegenzang,
beurzensnijder - dief, oplichter, zakkenroller
beuzel – geklets, kletspraat, larie, leugen, onwaarheid
beuzelaar  futselaar, talmer, sukkel
beuzelachtig  kinderachtig, onbeduidend
beuzelarij – len, bagatel, kletsen, krikkemik, larie, nesterij, nietigheid
beuzelen – bazetalmen, frutselen, haarkloven, keffen, huichelen, peuteren, pietlutten, raaskallen, raffelen, suilen, treuzelen, tutten
beuzeling  bagatel, futiliteit, larie, leugen, lor, nesterij, wissewas
beuzelpraat  larie
bevaarbaar - navigabel
bevallen - aanstaan, accoucheren, baren, behagen, bekoren, kramen, lijken,
bevallig  aanminnig, aantrekkelijk, aardig, abel, bekoorlijk, charmant, elegant, gracieus, gratieus, grazioso, innemend, knap, levendig, lief, lief(e)lijk, lieftallig, mooi, nuver,prettig, sierlijk, vleiend,
bevallig (muz)  gentile, graziose
bevalligheid - bekoorlijkheid, charme elegantie, élégance, gratie, lieflijkhid, sierlijkheid
bevalling  accouchement, baren, baring, geboorte, partus, verlossing
bevangen – aangaan, beklemd, benauwd, kortademig, overmeesterd, schuchter, verlegen
bevanging - schrik
bevaren matroos - paai, pikbroek
bevattelijk  begrijpelijk, duidelijk, geleerd, intelligent, knap, pienter, slim, snugger
bevatten  begrijpen, behelzen, hebben, (in)houden, snappen, omsluiten, (om)vatten
bevatting  begrip, benul, conceptie, idee, inhoud, verstand
bevattingsvermogen – begrip, intellect, verstand
bevechten – bekampen,bestrijden, veroveren
bevedering - verenkleed
beveiligd - beschut
beveiligen – aarden, beschermen, beschutten, borgen, preserveren, versterken, waarborgen
beveiliging  alarm, bescherming, beschutting, bewaking, borg, dekking, hek, radar, schut
beveiliging van een spoorwegovergang - ahob, aki, spoor(bomen)
bevel – aanvoering, commandement, commando, decreet, doe, eruit, ga, gebod, halt, ho, hu, koest, kommando, last, lastgeving, oekaze, opdracht, opgelet, order, sta, sommatie, stil, stop, voort, vort, vuur
bevel (Eng.) - hands up
bevel aan een hond – af, opport, koest, lig, volg
bevelen – aanzeggen, commanderen, gebieden, geboden, gelasten, opdragen, ordonneren, sommeren, verordenen
bevelend - imperatief
bevelhebber – admiraal, aga chef, chief, commandant, commandeur, dux, emi(e)r, hoofdman, officier, overste, veldheer
bevelhebber over duizend - chiliarch
bevelom te shieten - vuur
bevelschrift  edict, lastbrief, mandement, oekaze, order, ordonnantie
bevelschrift tot betalen  mandaat
bevelschrift van de sultan  irade
bevelschrift van de tsaar  oekaze
bevel om te schieten - vuur
bevel tot opstappen - eruit
bevelsuitvaardiging - decreet
bevel van een schildwacht - sta, werda
bevelvoeren - commanderen, bevelen, gebieden
bevelvoering - commando, leiding
bevel vooraf - waarschuwingscommando
beven  bibberen, huiveren, popelen, schudden, sidderen, tremor, (t)rillen, vibreren
bevend  (muz.) tremolo, vibrato
bever (Lat.)  Castor (fiter)
bever - triller
beverbont - bbiberette
bevergeil - castoreum
beverhaar  vult, kastoor
beverig – beefachtig, trillerig, vibrerend
bevernel - pimpernel, pimpinella, sorbenkruid
beverrat – moerasbever, nutria
bevervilt - kastoor
bevestigd - vast
bevestigen – aangorden, aanhangen, aanspannen, affirmeren, beamen, bekrachtigen, bezegelen, confirmeren, fixeren, hechten, klampen, monteren, plakken, singelen, solderen, staven, vasthechten, vastmaken, versterken, verzegelen, verzekeren, waarmaken
bevestigend - affirmatief, assertoir, toestemmend
bevestiging  affirmatie, assertie, bekrachtigen, erkenning, ja, jawel, jazeker, knik, sanctie, staving, wel, zeker
bevestiging in een ambt  installatie
bevestigingsmiddel  anker, band, bout, gesp, gom, haak, keten, ketting, klinknagel, knoop, knijper, kram, lijn, moer, nagel, niet, pen, pin, pol, paperclip, punaise, schroef, snoer, spang, spijker, touw, veter
bevestigingsvoet - fels
bevinden - ervaren
bevindt zich langs de spoorbaan  seinpaal, spoorboom
bevinding - conclusie, slotsom
beving  aardschok, rilling, siddering, trilling, vibrato, vibratie
bevitten – bebabbelen, bedillen
bevlekken – bekladden, besmetten, besmeuren, bevuilen, ontreinigenvuilmaken
bevlekt - besmet
bevlieging  bui, caprice, begeerte, drift, frats, gril, inval, kuur, manie, nuk, opwelling, rage, scheut, vlaag
bevloeide rijstvlakte  sawah, sawa
bevloeide vlakte in Spanje  huerta, vega
bevloeien – besproeien, bewateren, irrigeren, onderlopen
bevloeiing  drenking, irrigatie
bevloering - klankier
bevochtigen  benatten, besproeien, betten, deppen, dopen, druppelen, gieten, humecteren, invochten
bevochtigen met lapje - betten
bevoegd  bekwaam, competent, erkend, gediplomeerd, gemachtigd, gerechtigd
bevoegdheid – competentie,recht
bevoegdheidsschema - kruiskaart
bevoegd persoon - kenner
bevoelen  aanraken, betasten, tasten
bevolking  populatie
bevolkingscentrum  city, metropool, plaats, stad
bevolkingsgroep - etnie
bevolkingsgroep in India  kaste
bevolkingsklasse  stand
bevolkingsleer - demografie
bevolkt - volkrijk
bevoogding  paternalisme
bevooroordeeld  gepreoccupeerd, partijdig, subjectief, vooringenomen
bevoorraden - provianderen, ravitailleren
bevoorradingsofficier - foerier, fourier
bevoorrecht  preferent
bevoorrechten - privilegiëren
bevorderaar  begunstiger, beschermer, manager, promotor, voorstander, ijveraar
bevorderd worden – overgaan, promoveren
bevorderen  begunstigen, dienen, promoveren, ijveren, verhogen, voorstaan, vooruithelpen
bevordering - begunstiging, promotie, stimulering, stijging, verhoging
bevordering van een zachte dood  euthanasie
bevorderlijk - goed, gunstig
bevorderlijk zijn - baten, helpen
bevorens  (al)eer, tevoren, vooraf, voordat , vroeger
bevrachten – laden, belasten, stuadoren
bevrachter – aflader, afscheper, cargadoor, expediteur, lader, reder, stuwadoor, verscheper
bevrachting  charter, lading, last
bevredigd  content, klaar, tevreden, voldaan, verzadigd, zat
bevredigen  pacificeren, stellen, stillen, tevredenstemmen, vergenoegen, verzoenen, voldoen
bevredigend – lonend, tevredenstellend, voldoend, voldoeninggevend
bevrediger - pacificateur, pacificator, vredestichter
bevrediging  voldoening, satisfactie
bevreemd - verbaasd, verrast, verwonderd
bevreemden - verbazen
bevreemdend - raar, vreemd, zonderling
bevreemd, zeer - stupéfait
bevreemding  verbazingverwondering
bevreesd – afkerig, angstgevend, angstig, bang, bangelijk, beangst, beducht, beklemd, benauwd, biberachtig, bunzig, kleinhartigkopschuw, schuw, timide, versaagdvervaard
bevreesd maken - intimideren
bevreesdheid – angst, bangheid
bevriend - amicaal
bevriend meisje - vriendin
bevriezing - congelatie
bevrijd  gered, ontzet, verlost
bevrijden – ontbinden, ontketenen, ontwarren, ontzetten, verlossen, vrijmaken
bevrijder  redder, verlosser
bevrijding  delivrance, liberalisatie, ontzet, ontzetting, redding, relevatie, verlossing, vrijmaking,
bevroeden  begrijpen, bevatten, denlen, geloven, inzien, menen, vermoeden, verwachten
bevroeding - begrip, inzicht, vermoeden
bevroren - steenkoud
bevroren afdruipend water  pegel, ijspegel, ijstap
bevroren dauw  rijm, rijp, ijzel
bevroren neerslag – hagel, ijzel
bevroren plek in de grond  hal
bevroren regen  ijzel
bevroren water  hagel, pegel, rijm, rijp, sneeuw, ijs, ijsbloemen, ijskegel
bevrucht – gedekt, gepaard, zwanger
bevruchting - conceptie, fecundatie, fertilisatie, ontvangenis
bévue - bok, flater, misslag
bevuilen – bekladden, bemorsen, besmeren, bevlekken, bezoedelen, ontreinigen, tateren, vuilmaken
bevuild – modderig, vies
bewaarder – bewaker, cipier, conservator, wachter
bewaarder van gevangenen - cipier
bewaarder van in beslag genomen goederen  sequester,
sekwester
bewaarengel - engelbewaarder
bewaargeving - depot
bewaargeving van geld  deposito
bewaarheiden - affirmeren, bevestigen, staven, vervullen, waarmaken
bewaarplaats – archief, baal, bak, bureau, depot, doos, dossier, kast, kist, kluis, koelcel, koffer, la, lade, magazijn, mand, pot, reservoir, safe, spaarpot, trommel, urn, vat, ijskast, zak
bewaarplaats van papier - doos
bewaarplaats voor afval  asemmer, vuilnisbak
bewaarplaats voor bescheiden  archief, dossier
bewaarplaats voor de laatste as  urn, columbarium
bewaarplaats voor drukletters  letterkast
bewaarplaats voor geld - bank, beurs, brandkast, kas, kluis, kous, pot, safe, spaarpot
bewaarplaats voor geschriften  archief
bewaarplaats voor goederen  depot, entrepot, magazijn, stapelplaats
bewaarplaats voor graan  silo
bewaarplaats voor kinderen  crèche, kindergarten
bewaarplaats voor kleren -
bewaarplaats voor kunstwerken  museum
bewaarplaats voor levensmiddelen  garderobe, kleerkast ijskast, diepvries
bewaa rplaats voor olie tank
bewaarplaats voor vleeswaren - diepvries(kast), frigidaire, koelkast
bewaarplaats voor vis  kaar, beun, bun
bewaarplaats voor zuigelingen - crèche
bewaarschool - kleuterschool
bewaarstelling - consignatie
bewaken  behoeden, beschermen, hoeden, nagaan, survailleren, toezien, wachten, wachthouden
bewaker – agent, bewaarder, cipier, conciërge, hoeder, leidsman, nachtwacht, oppasser, opzichter, ordonnans, suppoost, wacht, wachter, wachtsman, waker
bewaker van strijdperk - krijtbewaarder
bewaker van tol  tolbaas, tollenaar
bewaker van vroeger verkeersobstakel  tolbaas
bewaking  beveiliging, garde, hoede, oppas, opzicht, surveillance, toezicht, wacht
bewapenen - uitrusten
bewaren  (be)hoeden, behouden, beschermen, conserveren, handhaven, opbergen, opsparen, overhouden, toezien, verzorgen
bewaring – behoud, bescherming, conservatie, gijzeling, hechtenis, preservatie
bewassen - begroeien
bewateren  besproeien, bevloeien, irrigeren
beweeg - drukte
beweegbaar - los, mobiel, roerend, verplaatsbaar
beweegbaarheid - mobiliteit
beweegbare beugel - hengsel
beweegbare pop  marionet
beweegbare verbinding - scharnier
beweeggrond  motief, reden, roersel
beweeglijk – agiel, druk, kwiek, levendig, los mobiel, onrustig, roerig, verplaatsbaar, vlug, vrij, week, woelig
beweeglijkheid, mobiliteit
beweeglijk in bed - woelig
beweeglijk kind  draaitol
beweegreden  drijfveer, grond, motief, motivering, overweging, ratio
beweerschrift - memorie
bewegelijk - los, mobiel
bewegen – dansen, deinen, draaien, motiveren, popelen, roeren, overhalen, overreden, schudden, stampen,trillen, zwaaien, zwermen, zwieren
bewegende beelden – film
bewegende lucht - stormwind
bewegen tot - drijven
beweging  aandrang, aandrift, actie, bombarie, buiging, circulatie, daling, deining, draai, drukte, gang, gebaar, getier, heffing, lawaai, loop, mobiliteit, mouvement, onrust, ontroering, ophef,oploop, opschudding, roering, rumoer, sprong, stroming, stroom, trilling, vaart, val, vertier, werking, zwaai
beweging in de rondte  rotatie
beweging van - kinetisch
beweging in de richting van zeker voorwerp - heen, naar
beweging om een as  rotatie, toer, wenteling
beweging van een vloeistof  vloeiing, stroming
beweging van water  deining, stroming, stroom
bewegingen maken  gebaren
bewegingloos  dood, immobiel, lam, roerloos, star, stil, stijf, vast
bewegingsleer - kinetiek
bewegingsorgaan van een vis  vin
bewegingsstoring - ballisme
bewegingsvrijheid  armslag
beweid grasland - etland
bewenen - betreuren
beweren – aannemen, aanvoeren, betogen, pretenderen, stellen, sustineren, volhouden, verdedigen, voorgeven, vorderen, zeggen
bewering - mening, stelling, theorie, uitdrukking, uitspraak
bewerkelijk – arbeidsintensief, ingewikkeld
bewerken - bearbeiden, behandelen, beïnvloeden, eggen, fijnmaken, gladmaken, herzien, ompraten, opereren, overhalen, ploegen, snijden, teweegbrengen, veroorzaken
bewerken van een muziekstuk - arrangeren
bewerken van land – bemesten, bouwen, eggen, kultiveren, ploegen, schoffelen, spitten, zaaien
bewerken van vlas – hekelen, repelenroten,
bewerken van voedsel  bakken, braden, inmaken, koken, stoven, stomen, roken, wekken,
bewerker van kwaad  aanstichter,dader,
bewerking  adaptatie, operatie, parafrase, versie
bewerking  (muz.) arrangement, zetting
bewerking van melk  karnen
bewerking van muziek voor een orkest  orkestratie
bewerkstelligen  maken, uitvoeren, wrochten
bewerkt  besneden, geciseleerd
bewerkt achterstuk van een altaar  retabel
bewerkt een schoenmaker - le(d)er
bewerkt stuk hout  lat, plank
bewerkte huid  leder, leer, perkament
bewerkte huid met haar - bont
bewerkte vuursteen - silex
bewieroken  prijzen
bewijs  alibi, argument, betoon, biljet, blijk, bon, getuigenis, legitimatie, oorkonde, peoef, teken
bewijsgrond  argument
bewijsje - snu(i)fje
bewijsstuk  akte, attest, bon, bul, cedel, ceel, diploma, document, geschrift, polis, reçu
bewijsstuk van benoeming  geloofsbrief
bewijsstuk van opslag - ce(d)el
bewijs uit het ongerijmde  apagogie
bewijs van achting  eer, egards
bewijs van afwezigheid - alibi
bewijs van bekwaamheid  brevet, diploma, licentie, proef
bewijs van beleefdheid  groet
bewijs van betaling  bon, kwitantie, nota, reçu
bewijs van deelgenootschap  aandeel
bewijs van eer  eerbetoon
bewijs van eerbetoon  aubade, hulde, knieval, krans, lint, saluut, serenade
bewijs van eerbied  buiging, eerbetoon, knieval
bewijs van elders zijn  alibi
bewijs van identificatie - legitimatie
bewijs van kooprecht – bon, overeenkomst
bewijs van lidmaatschap  attestatie, oorkonde
bewijs van nationaliteit  paspoort
bewijs van nietaanwezigheid  alibi
bewijs van onderpand  lommerdbriefje
bewijs van onschuld - alibi
bewijs van ontvangst - bon, reci(e)f, kwitantie
bewijs van opslag  ceel, cedel
bewijsalibi van slagen voor een examen diploma
bewijs van smaak - proeve
bewijs van te mogen passeren  pas, paspoort, visum
bewijs van verdriet  snik, traan, zucht
bewijs van verering  eerbetoon
bewijs van voorkeursrecht  claim
bewijsvoering – argumentatie, betoog, redenering, trant
bewijzen  aantonen, betonen, betuigen, waarmaken
bewijzen aanvoeren - adstrueren, staven
bewind - beheer, bestuur, directie, gezag, leiding, regering, regiem
bewilligen – toestemmen, vergunnen
bewimpelen - verbloemen, verhelen
bewind - beheer, bestuur, gezag, junta, leiding, macht, regering, regine
bewind van anderen  gezag,
bewind van drie mannen  directoire,triumviraat
bewind van tien mannen  decemviraat
bewindhebber  bestuurder, gezagsdrager, regent
bewindsel - omslag
bewindsman  beheerder, magistraat, minister, president, regeerder, regent, staatsman,
bewindvoerder - bestuurder, leider, bevelvoerder
bewindvoering – beheer, bestuur
bewogen  aangedaan, geroerd, ontroerd
bewogen  (muz.) agitato
bewogenheid - emotie, ontroering
bewolkt – bedekt, betrokken, grijs, nevelachtig, somber
bewonderaar – aanbidder, fan, minnaar, supporter
bewonderen – aanbidden, aanschouwen, aanstaren, bekijken, bezien,
bewondering  admiratie, eerbied, respect
bewonderingswaardig - mooi, schitterend, voortreffelijk
bewoner  inboorling, ingezetene, burger, inwoner
bewoner van Afrika  Bantoe, Berber, Boer, Bosjesman, Hottentot, Kaffer, Moor, Neger, Zoeloe
bewoner van Baltische republiek Est, Let, Litauer,
Litouwer
bewoner van België  Waal, Vlaming
bewoner van Borneo  Daja, Dajakker
bewoner van Celebes  Toradja
bewoner van Centraal Afrika  neger
bewoner van Ceylon - Singalees
bewoner van Duitsland  Beier, Germaan, Hes, Pruis, Saks(er)
bewoner van Eire  Ier
bewoner van Frankrijk  Breton, Gascogner, Parisien, Provençaal
bewoner van Groenland  Eskimo
bewoner van grote plaats  stedeling
bewoner van India  Dravida
bewoner van KleinAzië  Armeniër, Osmaan, Ottomaan, Turk
bewoner van Kreta  Kretenzer
bewoner van Lombok  Sasak
bewoner van Madrid - Madrileen
bewoner van Majorca - Majorcaan
bewoner van Malta  Maltezer
bewoner van Mauritani - moor
bewoner van Monaco  Monegask
bewoner van Nederland  zie bij streek in....
bewoner van Nederlands eiland  Marker, Vlielander, Terschellinger
bewoner van NieuwZeeland  Maori
bewoner van NoordEuropa  Est, Fin, Lap, Let, Litouwer, Noor, Zweed
bewoner van Noordpoolgebied - Eskimo
bewoner van ons werelddeel  Europeaan
bewoner van OostEuropa  Bulgaar, Hongaar, Kozak, Pool, Roemeen, Rus, Slaviër,Tsjech
bewoner van oudNederland  Bataaf, Germaan, Kaninefaat, Saks
bewoner van Peru  Peruviaan
bewoner van Perzië  Pers
bewoner van SovjetUnie  Armeen, Georgiër, Ingerier, Kabardijn, Kareliër, Kirgies, Kozak, Maimuk, Moldavië, Tataar,
bewoner van Sumatra  Batak, Batakker
bewoner van Turkije  Turk, Osmaan, Armeniër, Ottomaan
bewoner van Venezuela  Venezolaan
bewoner van ZuidEuropa  Griek, Albanees, Italiaan, Portugees, Spanjaard
bewoner van Z. W. Celebes  Makassaar
bewoners - volk
bewoners van de Philippijnen  Negrito
bewoner van de Pyreneeën  Bask
bewoner van de U.S.S.R.  Armeniër, Est, Georgiër, Kozak, Let, Litauer, Litouwer, Oekraïner, Rus, Samojeed, Siberiër,
bewoners van de wereld - bevolking
bewoner van een onzer provincies Drent, Fries, Zeeuw, Stichtenaar
bewoner van een stad  stedeling, poorter
bewoner van een werelddeel  Afrikaan, Amerikaan, Australiër, Aziaat Europeaan
bewoner van een deel van Oost-Europa - Kozak
bewoner van het land van de sprookjes van 1001 nacht - Arabier
bewoonbaar  herbergzaam, logeabel
bewoording  term, uitdrukking
bewust  bekend, beseffend, besproken, doordrongen, expres, moedwillig, opzettelijk, weloverwogen, wetend
bewust onderscheidingsvermogen  kennis
bewusteloos - onmachtig
bewusteloosheid  coma, flauwte, onmacht, syncope
bewustheid - benul, besef, notie
bewust streven - wil
bewustwording - inzichtprecarist
bewustzijn  besef, bezinninggevoel, kennis, verstandweten
bewustzijn veranderende middelen  amfioen, ether, hasjiesj, heroïne, L.S.D, marihuana, mescaline, morfine, opium
bewustzijnsverlaging - amentie
bezaagde balk - badding
bezaaid met - bedekt
bezadigd - bedaard, gematigd, gemoedelijk, gezapig, goedig, ingetogen, kalm, nuchter, rustig, rijp,
bezadigdheid – gezapigheid, kalmte rust
bezakken - inklinken
bezaksel – bezinksel
bezat - bezopen
bezeerd - geblesseerd
bezegelen  bekrachtigen bevestigen
bezegelend woord  eed, gelofte, amen
bezem - veger
bezemen  kuisen , reinigen, schoonmaken, schrobben, vegen
bezemkruid  brem
bezempje - akkerdistel
bezemvlas - studentenkruid, zomercypres
bezeren  kwetsen
bezet  arbeidend, bevrucht, bezig, druk, gebonden, geoccupeerd, gevuld, ingenomen, onledig, verhinderd
bezet - hypotheek, legaat
bezeten  dol, driftig, duivels, dwaas, gek, idioot, krankzinnig, kwaad
bezetene - gek, idioot, krankzinnige, maniak, woesteling
bezetenheid – demotie, frenesie, koorts, manie, obsessie
bezetten - bekleden, innemen, veroveren
bezetten van huizen – kraken
bezetter – onderdrukker, overheerser
bezetting – belegering, benauwdheld, garnizoen, overheersing
bezichtigen - beschouwen, bezien
bezichtiging  inspectie, rondleiding, schouw
bezie  bes
bezield – begeestigd, bezeten, geïnspireerd, levend(ig), treffend, vurig
bezieldheid – animo, elan, geestdrift
bezielen – aanblazen, animeren, inspireren, stimuleren
bezielend  gloed
bezieler - animator
bezieling  animo, begeestering, elan, geestdrift, gloed, impuls, inspiratie, lust, neiging, verrukking, vuur
bezien – aanschouwen, aanzien, bekijken, beoordelen, bewonderen, bezichtigen, overwegen, proberen, schouwen
bezienswaardigheid in Den Haag  Gevangenpoort, Madurodam, Vredespaleis
bezig  actief, arbeidend, bedrijvig, bezet, doende, druk, geoccupeerd, nijver, onledig, vlijtig, werkende, werkzaam
bezigen – gebruiken, hanteren, uitoefenen
beziging - gebruik
bezigheid  arbeid, beslommering, besogne, emplooi, hobby, liefhebberij, occupatie, verrichting, werk
bezigheid in vrije tijd – hobby
bezighouden – absorberen, afleiden
bezig met arbeid - werkende
bezig zijnde - bezet
bezijden  langs, naast, nevens, opzij
bezijden de waarheid  onwaar, onjuist, gelogen
bezinksel – aanzetsel, daal, dik, drab(be), droes(em), gest, grondsop, heffe, moer, moes, residu, run, sediment, slib, zetsel
bezinksel in een aftreksel  dik, koffiedik
bezinnen – beraden, mediteren, nadenken, overdenken, overwegen
bezinning – beraad, berouw, besef, bewustzijn, bezonnenheid, ernst, inkeer, kalmte, meditatie, overleg, overweging, possessie, reflectie, rust, spijt
bezit – activa, bezitting, eigendom, geld, goed, goederen, have, kraak, leen, vermogen
bezit dat men niet in eigendom heeft  leen
bezit van aardse goederen  rijkdom
bezit van een boer  akker, grond, land, vee, wel, weide
bezitloos - arm
bezitloos arbeider - proletariër
bezitloze  arme, armoedzaaier, have-not, proletariër
bezittelijk voornaamwoord  haar, hare, hun, je, jouw, jullie, mijn, ons, onze, uw, zijn
bezitten - hebben
bezittende klasse  adel, rijken, bourgeoisie
bezitter  eigenaar, heer, houder
bezitster  eigenares
bezitting  eigendom, goed, have, kolonie, landgoed, spul
bezitting waarop herendiensten rusten  vroon
bezittingen - activa, goederen, have, spullen
bezit van een boer – akker, land, vee
bezocht – gekweld, beproefd, getroffen
bezoedeld - besmeurd
bezoedelen  besmetten, besmeuren, bevlekken, bevuilen,
bezwadderen, bezwalken
bezoedeling – blaam, smet
bezoek  aanloop, eters, gasten, visitatie, visite, volk
bezoeken – aandoen, aankomen, aanlopen, aanwippen
bezoeker  gast, logé, visite
bezoekers – gasten, publiek, volk
bezoeking  beproeving, ongeluk, onheil, plaag, ramp
bezoldigen - belonen
bezoldiging  gage, honorarium, loon, salariëring, salaris, soldij, traktement, wedde
bezoldiging van soldaten - soldij
bezoldiging van zeelieden - gage
bezonken - bedaard, overlegd, rustig, weloverdacht
bezonnen  bedachtzaam, beraden, ernstig, overwogen, serieus, voorzichtig, welberaden, wijs
bezonnenheid  bezinning, ernst
bezonning - isolatie
bezopen – beschonken, dronken, dwaas, idioot, stomdronkem, tipsy, zat
bezorgd  bang, bedrukt, bezwaard, ongerust
bezorgdheid - (be)kommer(nis), onrust, vrees
bezorgen – aanreiken, afgeven, afleveren, bestellen, brengen, leveren , sturen, toevoeren, verschaffen, verstrekken, wegbrengen
bezorger  besteller, koerier, leverancier, postbode,
bezorging – aanlevering, bestelling, leverantie, levering, verstrekking
bezuiden  zuidwaarts
bezuinigen – afslanken, bekrimpen , beperken, beknibbelen,
besnoeien, besparen, miniseren, ombuigen, uitsparen
bezuren - ontgelden
bezwaar  bedenking, beletsel, gravamen, grief, klaagschrift, last, maar, moeilijkheid, moeite, nadeel, objectie, opwerking , protest, reclame, strubbeling, tegenwerping
bezwaar (Lat)  gravamen
bezwaar indienen  reclameren
bezwaar maken  tegenwerpen
bezwaard  beangstigd, bedrukt, bekommerd, beladen, belast, bezorgd, drukkend
bezwaarlijk – kwalijk, lastig, moeilijk, moeilijk, moeitevol, nauw(elijks), problematisch
bezwaar maken – protesteren, reclameren
bezwaarschrift  doleantie, reclame, reclamatie
bezwadderen - belasteren
bezwangerd - doortrokken, overtogen
bezwaren  beladen, belasten, bepakken, onera, onereren
bezwaren indienen - doleren, reclameren
bezwarend  drukkend, lastig, onereus, ongunstig
bezwaring met een last - belasting, tol
bezweerder - (duivel)banner
bezweet – domig, klam
bezwendelen - bedriegen
bezweren  aanroepen, afwenden, belezen, betoveren, exorciseren, overreden, verzekeren, voorkomen
bezwering  ban, betovering, eed, gelofte
bezweringsformule  ban
bezwijken  barsten, breken, onderdoen, sterven, succumberen, zwichten
bezwijmen - flauwvallen
bezwijming  flauwte, onmacht, toeval
bezworen verklaring  eed
Bhoetan, hoofdstad van - Thimboe
Bhoetan, stad in - Paro
Bhoetan, taal in - Dzongkha, Sarsjapkha
biappen - liften
bibber - koorts
bibberaar - triller
bibberachtig - angstig, bevreesd, huiverachtig, huiverend, rillerig, vreesachtig
bibberatie - angst, huivering, koorts, rilling, vrees
bibberen  beven, huiveren, sidderen, (t)rillen
bibberig – beverig, onvast, trillerig, wankel
bibelot  galanterie, snuisterij,
bibliotheek  boekerij, leeszaal, librije
biceps - armspier
bid(t)  (lat.) ora, oremus
bidbank - knielbank
biddeman - bedelaar
bidden – aanroepen, bedelen, danken, nodigen, prijzen, smeken, verzoeken, vragen
bid en werk  ora et labora
biddende figuur  orans
biddende vrouwenfiguur  orans, orante
bidder  aanspreker, kraai
bidelot - aapje
bidet  zitbad, wasbekken
bidmachine - gebedsmolen
bidnis in Moskee - mihrab
bidon - veldfles
bidonville - krottenwijk
bidplaats - kapel, kerk, moskee, overal, tempel
bidsnoer  paternoster, rosarium, rozenkrans
bidstoel - knielbank
bidstond - bedestond
bidvertrek - oratorium
bieboer  bijenboer, imker
biecht  bekentenis, belijdenis, betekenis, confessie, penitentie
biechten  bekennen, belijden
biechteling  biechtkind, boeteling, penitent
biechtgeld  biechtpenning
biechtvader – pastoor, priester
biechtzegel  biechtgeheim
bieden – aankomdigen, marchanderen, toekeren, toesteken, wensen, zeggen
bieding  bod
biedt zich aan  b.z.a.
biel  dwarsligger
bief  biefstuk
biefstuk - steak
biefstuk van de haas - tournedos
biek - paard, varken
biel – dwarslegger
bier  aal, ale, donker, ee1, fator, gerstenat, lager, lambiek, pils, pilsener, seef, stout
bierbereiden - brouwen
bierbezinksel - dik, droesem, moer
bierdraf  bostel
bierfabriek - brouwerij
bierfles – pul, pijpje
biergist  gijl
bierglas – pint, pul
bierhuis  café, estaminet, herberg, knijp, kroeg, staminé, taveerne
bierkan  botte, pul
biermerk  Amstel, Grolsch, Heineken, Oranjeboom, Z.H.B.,
bierschenken - tappen
bierschuim - kraag
biersoort  aal, ale, donker, faro, lager, pils, seef, seve
biertapperij  bierhuis
bierton  biervat, fust,
biervat - rondeel
bies – galon, trens, schelf, scirpus
bieslook - graslook
biest – colostrum, zog
biet  beetwortel, boemanknol, kroot, pee, peen, suikerbiet, wortel
bietebouw  boeman, bullebak, kinderspook, nachtmerrie
bietenafval - pulp
bietenziekte  hartrot
bietsen  bedelen, jatten, klaplopen, (in)pikken, stelen, vragen
bietser – bedelaar, klaploper, parasiet, profiteur
bietsijsje - grassijsje
biezebras - lisdodde
biezen mand  ben, kalebas
big  bagge, biggen, keu, recruut, varken(tje)
bignoniacee - catalpa, prachtrank, trompetbloem
biggel  kiezelsteen
biggelen – stromen, vloeien
biggelzand  kiezelzand
bignonia - trompetbloem
bigot  kwezelachtig
bij  ad, dar, hommel, honingbij, ieme, imk, imme, wolbij
bij  met, nabij, tijdens
bij afslag verkopen  mijnen
bij afwisseling - beurtelings
bij aldien - indien, ingeval
bijartikel - afvalproduct, bijproduct
bijbal - epididymitis
bijbank - succursaal, succursale
bijbehorend - aanhorig, annex
bijbehorend gebouw - dependance
bijbehorende zaken  accessoires,
bijbel  biblia, H.S., Schrift
bijbelboek 
3 Job,
4 Amos, Ezra, Joel, Jona, Ruth,
5 Ester, Hosea, Jonas, Jozua, Judas, Lucas,
Micha, Nahum, Titus
6 Daniël, Esther, Exodus, Haggai, Jesaja, Marcus,
Numeri, Obadja, Petrus, Samuël
7 Filemon, Galaten, Genesis, Habakuk, Jacobus,
Jeremia, Nehemia, Psalmen, Sefanja,
8 Efeziërs, Ezechiël, Hebreeën, Hooglied,
Johannes, Koningen, Maleachi,
Mattheus, Prediker, Romeinen,
9 Kronieken, Leviticus, Richteren, Timotheus,
Zacharias
10 Korinthiërs, Openbaring,
11 Filippenzen, Handelingen, Kolossenzen,
13 Deuteronomium, Klaagliederen,
16 Thessalonicenzen
bijbeldeel  0.T., N.T., Brieven, Evangeliën
bijbelen - kaartspelen
bijbelhandschrift - codex
bijbelkenner  exegeet, schriftgeleerde, biblist
bijbelkennis  biblistiek, bijbelvastheid
bijbelplaats  tekst, vers
bijbelse figuren 
2 Ada, Ai, Ar, Er, No, Og, Ou, So, Ur, Uz
3 Abi, Ada, Age, Asa, Bel, Ben, Bul, Buz, Cos, Dan, Dor, Efa, Ela, Eva, Evi, Gad, Goa, Gob, Gog, Gur, Ham, Hen, Hor, Hur, Ion, Job, Kir, Kis, Koa, Kun, Lea, Lod, Lot, Lud, Luz, Mep, Nijl, Nob, Nod, Nol, Nun, Ono, Puil, Pul, Put, Ram, Rei, Saf, Sem, Sen, Sin, Soa, Suf, Sur, Tob, Toï, Uri, Zif, Zin, Ziv, Ziz, Zuf, Zur
4 Abba, Abel, Abia, Abib, Adam, Adar, Adna, Afek, Afra, Agag, Agur, Ahia, Ahio, Ajja, Akko, Amma, Ammi, Amon, Amos, Amoz, Aner, Anna, Arad, Aram, Arje, Asaf, Aser, Aisa Aven, Avva, Azal, Baäl, Beer, Bela, Beor, Beia, Boaz, Buzi, Cham, Dina, Dodo, Doëg, Duma, Dura, Ebal, Ebed, Eden, Edom, Efaï, Egla, Ehud, Elam, Elia, Elim, Eloï, Elon, Elul, Enak, Enan, Enos, Esau, Esek, Etam, Ezau, Ezer, Ezra, Gaäl, Gadi, Gath, Gaza, Geba, Gera, Gilo, Hefa, Hena, Heth, Hiël, Hira, Hoba, Hosa, Husa, Iddo, Irad, Isaï, Ivva, Izak, Jaär, Jaël, Jafo, Jaïr, Jake, Jedo, Jehu, Jeüs, Joab, Joas, Joël, Jona, Jood, Juda, Juta, Kaïn, Kana, Kore, Laël, Laïs, Levi, Loïs, Maon, Mara, Meni, Mesa, Moab, Moré, Musi, Myra, Nain, Nebo, Obal, Obed, Oded, Ofel, Ofir, Ofra, Ohad ,Omri, Onan, Oreb, Orpa, Peor, Pers, Pura, Rafa, Rafu, Rama, Reba, Rehu, Rome, Ruma, Ruth, Salu, Sara, Saul, Seba, Seïr, Seja, Sene, Seth, Silo, Sion ,Sira, Sobi, Suah, Susa, Tema, Tohu, Ufaz,Ulai, Uria, Uzal, Uzza, Zela, Zera, Zeus, Ziba, Zoan, Zoar, Zora
5 Aäron, Abana, Abdon, Abïam, Abida, Abiël, Abihu, Abner, Abram, Absai, Achab, Achan, Achar, Achaz, Achis, Achor, Achsa, Adaja, Adama, Addan, Addon, Adnah, Aenon, Afiah, Ahava, Ahïam, Ahira, Ahoah, Ajath, Akkad, Amana, Amasa, Ammon, Amnon, Amram, Anaja, Anath, Annas, Araba, Argob, Ariël, Arius, Amon, Aroër, Arpad, Aruma, Arvad, Asaël, Asaja, Asdod, Asera, Asima, Assir, Assur, Assus, Attaï, Aviet, Azeka, Azmon, Azuba, Azzur, Baäla, Baäna, Babel, Baëna, Baësa, Balak, Barak, Basan, Beëri, Behon, Berea, Bered, Besor, Bezek, Bezer, Bikri, Bilha, Birsa, Bozez, Bozra, Bukki, Chlos, Chloö, Creta, Cyrus, Dagon, David, Debir, Dedan, Demas, Derbe, Dibou, Dibri, Dikla, Dimon, Ebzan, Edri, Efron, Eglon, Ekron, Elasa, Elath, Eldad, Eliab, Eliam, Elias, Elihu, Elisa, Elkos, Eloth, Emiet, Endor, Erech, EskoI, Ethan, Farao, Felix, Funon, Gajus, Gareb, Gasmu, Gebal, Gebim, Gedor, Gerar, Gesem, Gesur, Gezer, Glach, Glbea, Glhon, Glmzo, Golan, Gomez, Goaen, Gozan, Griek, Habor, Hadad, Hadar, Hadid, Hagar, Halah, Haman, Hanan, Hanes, Hanna, Hanun, Harad, Haron, Harod, Haruz, Hasra, Hazer, Hazor, Habel, Heber, Heter, Hegai, Helam, Helba, Helek, Helem, Helon, Heman, Hemor, Hiram, Hobab, Hodia, Hodsi, Hofni, Hofra, Hogla, Hoham, Holon, Horam, Horeb, Horma, Hosea, Hulda, Huram, Husai, Lezer, Immer, Indië, Isaäk, Ittai, Jabal, Jabes, Jabez, Jabin, Jabné, Jafia, Jahaz, Jahza, Jakob, Jamin, Jareb, Jason, Javan, Jebus, Jefta, Jeiël, Jered, Jeria, Jesse ,Jesua ,Jetur, Jezer, Jezus, Jimla, Jimna, Jisvi, Jitra, Jobab, Jodin, Joppe, Joram, Joses, Josia, Jotba, Jozef, Jozua ,Jubal, Judas, Judéa, Julia, Jutta, Kades, Kaleb, Kalme, Kalno, Kamon, Kamos, Karmi, Kebar, Kedar, Kedes, Kedma, Kenan, Kenaz, Kewan, Kezia, Kidon, Kison, Kores, Kozbi, Krith, Kusch, Kutha ,Laban, Lasea, Lechi, Lesem, Libna, Libni, Libye, Linus, Lucas, Lyrië, Lydda, Lydia, Machi, Madai, Madon, Magog, Mahli, Malta, Mamre, Maoch, Maria, Massa, Matri, Meara, Medad, Meden, Mebië, Merab, Merom, Meroz, Micha, Milka, Millo, Minni, Mizpa, Modin, Moria, Mozes, Mysië, Naäma, Nabal, Nadab, Nahas, Nahor, Nahum, Naomi, Necho, Neria, Negeb, Niger, Nimsi, Nisan, Noach, Nobah, Nogah, Oboth, Ohola, Orion, Oman, Othni, Palti, Paran, Pekah, Pekod, Peleg, Perez, Perge, Petra, Phebe, Pisga, Pison, Pniël, Pnuël, Rabba, Raema, Rahab, Rebob, Rekem, Rezef, Rezin, Rezon, Rhode, Ribla, Rizpa, Rogel, Ruben, Rufus, Sabta, Safan, Safat, Safir, Salem, Salim, Samir, Samma, Samos, Sarai, Saron, Sceva, Scyth, Sebat, Sebna, Sechu, Seïra, Semer, Senir, Sesai, Sibma, Sidon, Sifra, Sihon, Sihor, Silas, Silla, Simea, Simeï, Simon, Sinaï, Sisak, Sitna, Sobab, Socho, Sodom, Sorek, Suhiet, Sumer, Sunem, Sudan, Syrië, Tabor, Tamar, Tebez, Tekoa, Teman, Terah, Teres, Thola, Tibni, Timna, Timon, Tiras, Tirza, Titus, Tobia, Tofel, Troas, Tubal, Tyrus, Uriël, Uzzia, Zadok, Zenas, Zered, Zibja, Zilla, Zilpa, Zimri, Zofar, Zohar
6 Abarim, Abidan, Abiram, Abisag, Abisaï, Abital, Achaje, Achbor, Achsaf, Achzib, Adalja, Adleël, Adonia, Adoram, Adriël, Aeneas, Afarsa, Agabus, Ahazia, Ahikam, Ahilud, Ahiman, Ahiram, Ahitub, Ajalon, Amalek, Amarja, Amasia, Amazia, Ammiel, Apphia, Aquila, Arabië, Ararat, Arauma, Azetas, Arioch, Arkiet, Armoab, Armoni, Asjjéra, Asnath, Athene, Atthaï. Avviet, Azalia, Azalja, Azaria, Azarja, Azazel, Azriel, Baälis, Bamoth, Baruch, Belial, Banaja,, Ben-oni, Beroth, Betach, Bethel, Bidkar, Bigtan, Bildad, Bileam, Binnui, Bislam, Bochim, Buziet, Carpus, Cephas, Chesed, Chezib, Chonja, Chuzas, Clauda, Cuidus, Cyprus, Cyrene, Daniël, Daniet, Darius, Dathan, Debora, Delaja, Delila, Dodava, Dorcas, Dothan, Efraïm, Efrath, Eglaïm, Eleale, Elifaz, Elisua, Elizur, Eljada, Elkana, Elymas, Emmaus, Engedi, Epheze, Estaol, Esther, Eunice, Euodia, Festus, Gadiet, Galaat, Gallim, Gallio, Gaziet, Gohazi, Gersom, Gerson, Gibeon, Gideom, Gideon, Gibboa, Gilead, Gilgal, Gudgod, Hadlai, Haëzel, Haggai, Hamath, Hanani, Harhas, Hauran, Havila, Hazaël, Hebron, Heldai, Henoch, Hermas, Hermes, Hermon, Hesbon, Heviet, Hexion, Hezion, Hilkia, Hillel, Hinnom, Hizkia, Horiet, Hosaja, Idumea, Ikabod, Ismaël, Israel, Italië, Iturea, Izebel, Jabbok, Jachin, Jaddua, Jaëzer, Jafeth, Jaairus, Jannes, Janoch, Jarach, Jattir, Jedaja, Jedida, Jehlël, Jehudi, Jenima, Jemuël, Jeruël, Jerusa, Jesaja, Jether, Jethro, Jibhar, Jigeal, Jisbak, Jizhar, Joahaz ,Jojada, Joktan, Joséba, Jotham, Juchal, Judith, Julius, Junias, Justus, Kattor, Kahath, Kanaän, Kareah, Karkor, Karmel, Kedron, Kefira, Kehath, Kehila, Kenath, Keniet, Ketura, Kidron, Kileab, Kilmad, Kimham, Kisleu, Kittim, Klopas, Kohath, Kolaja, Korach, Kusaja, Lachis, Lachmi, Lamech, Lebona, Lemuël, Leviet, Loammi, Lucius, Ludiet, Luhith, Lysias, Lydiër, Lystra, Maächa, Machir, Mahath, Halham, Halkia, Mammon, Manaëh, Manoah, Marcus, Maresa, Maroth, Martha, Mattan, Meduba, Melite, Merari, Meriba, Mesach, Mesech, Michal, Midian, Migdol, Mogron, Milete, Milkom, Mirjam, Misaël, Mnason, Moséra, Musiet, Naäman, Naboth, Nachon, Najoth, Nathan, Nereus, Nergal, Netofa, Nibhaz, Nimrim, Nimrod, Ninevé, Noadja, Noamon, Nympha, Obadja, Ochran, Paddan, Paphos, Parpar, Pashur, Patava, Patmos, Patiël Paulus, Pedaja Peleth, Penuël, Persis, Pethor, Petrus, Pichol, Piream, Pithom, Plethi, Pontus, Prisca, Pudens, Putiël, Rachab, Rachel, Ramoth, Rechab, Refaim, Rehuël, Rhodus, Rimmon, Rithma, Rompha, Saänan, Salcha ,Salisa, Sallum, Salman, Salmon, Salomé, Salomo, Samgar, Sammua, Samuël, Sardes, Sargon, Saulus, Schavé, Scheba, Semaja, Seraja, Sesach, Sethur, Sichar, Sichem, Siddim, Siloah, Siloam, Simcon, Simson, Sineab, Sinear, Siniet, Sirjon, Sisera, Sikhri, Sittim, Smyrna, Sobach, Syrtis, Tabbat, Tabeal, Tabeël, Tadmor, Talmai ,Tammuz, Tarsis ,Tarsus, Tartak, Tebeth, Thomas, Tideal, Tifsah, Tigris, Timens, Tofeth, Uzriël, Vasthi, Zalmon, Zanoah, Zeboïm, Zeloot, Zereda ,Zeruja, Zichri, Zifiet, Ziklag, Zippor, Zuriet
7 Abaddon, Abiasaf, Ablëze,r Abigaïl, Abilene, Abinoam, Abraham, Absalom, Adoraïm, Adullam, Adummim, Agagiet, Agrippa, Ahiëzer, Ahimaäz, Ahinoam, Ahohiet, Aholiab, Alpheüs, Amittai, Amiihud, Ammihur, Amoriet, Amrafel, Ananias, Andreas, Andipas, Apelles, Apollos, Artemas, Artemis, Asafiet, Aseriet, Askelon, Askenaz, Aspenaz, Astarte, Ataroth, Athalia ,Athalja, Attalia, Azrikam, Baälath, Baäl, gad, Babylon, Bahurim, Baladan, Bazluth, Beëroth, Benammi, Benhail, Beracha, Bernice, Berseba, Bethkar, Bethsan, Bethuël, Blastus ,Borasan, Bozkath, Candace ,Chaldea, Chelbon, Chereth, Chiljon, Choresa ,Cilicië, Claudia, Clemens, Colosse, Crispus, Damaris, Danjaän, Diblaim ,Didymus, Dizahab, Efratha, Elamiet, Eleazar, Elhanan, Eliezer, Elifele, Elisama ,Eliseba, Eljakim ,Eljasaf, Ellasar, EIparan, Elzafan, Emakiet, Ensemes, Erastus, Estemoa, Esthaol, Ethanim, Ethbaäl, Eubulus, Eufraat, Fereziet, Gabriël, Galatië, Galilea, Gathiet, Gattiet, Gedalja, Gemalli, Gemarja, Gerizim, Gibliet, Gideoni, Girriet, Goliath, Gomorra, Habakuk, Hachila ,Hadassa, Hadoram, Hadrach, Haggith, Hammath, Hamutal, Hananja, Harbona, Hasabja, Hathach, Henadad, Herodes, Hethiet, Hethlon, Iconium, lezriet, Lllyrië, Ithamar, Jabniël, Jacobus, Jaïriet, Jambres, Jarmuth, Jedidja, Jeremia, Jericho, Jeroham, Jezanja, Jibleam, Jizreël, Joaddam, Jogbeha, Johanan, Johanna, Jojakim, Jonadab, Jordaan, Josafat, Josifja, Jotbath, Jozabad ,Jozadak Kadmiël, Kajafas, Kenaäna, Kenanja, Kerioth, Kirmoab, Kithron, Kleopas, Kuschan, Lazarus, Letusiet, Libanon, Libniet, Lodebar, Machlon, Madmena, Magadan, Magdala, Mahliet, Makkeda, Malchus, Malluch, Manasse, Mattana, Matchan, Mefaäth, Megiddo, Memphis, Memokan, Menahem, Messias, Meüniet, Michaël, Michaja, Michnus, Minnith, Mizraïm, Moabiet, Naftali, Nahalal, Nehemia, Nicanor, Nisroch, Oholiba, Olympas, Othniël, Parthen, Parvaïm, Pathros, Pedazur, Pekahia, Pelatja, Pennina, Perazim, Pethuël, Phanuël, Phlegon, Phoenix, Phrygië, Pilatus, Pinehas, Pisidië, Pontius, Potifar Publius, Puteeër, Peteoli, Pyrrhus, Quartus, Raamses, Rafidim, Rakkath, Rameses, Rebekka, Refaiet, Remalia, Rhegium, Rogelim, Ruchama, Sabeeër, Sadrach, Sahalim, Sakkuth, Salamis, Salmone, Samaria, Sarepta, Sarexer, Sarfath, Schebam, Sefarad ,Selemja, Semarja ,Sibraïm, Sifmoth, Simeath, Simëiet, Sopater, Stachys, Sukkiet, Sukkoth, Suzanna, Taänach, Tabeëra, Tabitha, Tekoïet, Telabib, Theudas, Timnata, Tirhaka, Tisbiet, Togarma ,Urbanus, Zacheüs, Zalmona, Zalmuna, Zarfath, Zebadja, Zebaoth, Zebulon, Zedekia, Zefanja, Zefatha, Zippora, Zoutzee
8 Aäroniet, Abednego, AbelMaïm, Abialbon, Ablchail, Abinadab, Abisalom, Abjathar, Achaïcus, Achmetha, Adoniram, Ahinadab, Ahuzzath, Akeldama, Ammoniet, Amramiet, Anathoth, Apollyon, Arameeër, Arvadiet, Asdodiet, Asnapper, Assuriet, Assyriër, Astaroth, Astoreth, Augustus, Azarjahu, Azmareth, BaälMeon, BaälPeor, Barabbas, BarJezus, Barnabas, Bathseba, Beërelim, Belsazar, Benhadad, Benjamin, Berechja, Berothai, Bethanië, Bethaven, Bethbara, Betheden, Bethseda, Bathmeon, Bathpeor, Bethsaan, Bezaleël, Bithynië, Caesarea, Chesalon, Chonanja, Chorazim, Claudius, Corinthe, Crescens, Damaskus, Dedaniet, Drusilla, El-berith, EIbethel, Elifelet, Elisafat, Elizafan, Elkosiet, Elnathan, Elontabor, Eneglaïm, EnGannim, EnMispat ,EnRimmon, Epaphras, Epenetus, Epheziër Esthemoa Eutychus Ezrahiet Filistea Filistijn, Gabbatha, Gadpoort, Galilees, Gamaliël, Genubath, Gesuriet, Giloniet ,Gitthaim, Golgotha, Hachalja, Hanameël, Haraziet, Haroseth, Hazeroth, Hebreeër, Hefsibah, Hemaniet, Herodias, Herodion, Hiddekel, Horonaim, Horoniet, Immanuël, Isboseth, Iskariot, Jaäzanja ,Jahaziël, Jebusiet, Jecholia, Jechonja, Jeduthun, Jehizkia, Jerimoth, Jeroboam, Jigdalja, Jithream, Jochebed, Johannes, Jojachin, Jonathan, Josabath, Kalebiet, Karkemis, Kedariet, Kedemoth, Keniziet, KirHeres, Kittiërs, Kuschiet, Laodicea, Lehabiet, Libertijn, Lysanias, Maächath, Maäseja, Machpela, Machseja, Mahalath, Mahanaïm, Maleachi, Malkisua, Mattanja, Mattheus, Matthias, Meaqoren, Mehujael, Mejarkon, Merariet, Merodach, Mesullam, Minjamin, Mitylene, Moseroth, Nahaliël, Nahesson, Nazareth, Neapolis, Nebajoth, Nehustan, Nethanja, Nicolaus, Nineviet, Obededon, Olijfberg, Onesimus, Parmenas, Patrobas, Pergammum, Phenicië, Philemon, Philetus, Philippi, Phygelus, Pibezeth, Pirathon, Plejaden, Potifera, Rehabeam, Rehoboth, Rubeniet, Sanherib, Sapphira, Secundus, Seleucië, Selomith, Selumiël, Senassar, Sidonïër, Siloniet, Silvanus, Stoïcijns, Syntyche, Syracuse, Temaniet, Thaddeüs, Thathnai, Thyatira, Tiberias, Tiberius, Tryphena, Tryphosa, Tychicus, Tyrannus, Vispoort, Waizatha, Zacharia ,Zacharja, Zebedeüs, Zecharja, Zemariet, Zoheleth
9 Abiëzriet, Abimelech, Achitofel, Ahasveros, Alexander, Amalekiet, Amminadab, Ampliatus, Antiochië, Appollonia, Archelaüs, Archippus, Areopagus, Arfachsad, Arpachsad, Arimathea, Aschuriet, Asdodisch, Aserpoort, BaälHamon, BaälHazor, BaëlTamar, BaëlSefon, BaälZebub, Baälejuda, Baracheel, Barbillai, Barsabbas, Bartimeus, Bechorath, Beëlzebub, Beltsazar, Benhinnom, Bethabara, Bethanath, Betharbel, Betheliet, Bethgamul, Beth.haram, BethHeked, Bethhoron, Bethkerem, Bethlemen, Bethmillo, Bethminra, Bethphage, Bethrehob, Bethsaïda, Bethsemes Bethsitta, Boanerges, Bronpoort, Chaldeeër, Cornelius, Cretenzer, Cyreneeër, Decapolis, Demetrius ,Dionysius, Dioscuren, Efraimiet, Efrathiet, Elimelech, Elisabeth, Curaquilo, Farizeeër, Cadarenen, Gathhefer, Gerasenen, Gersoniet, Gibeoniet, Gileadiet, Girgasiet, Hadadezer, Hagarenen, Hamathiet, Hasabneja, Hazarenon, Herodiaan, Hookpoort, Husathiet, Hymenaeüs, Ismaëliet, Issaschar, Jerubbaäl, Jeschurun, Jizhariet, Judapoort, Kadmoniet ,Kafdoriet, Kanäniet, Kapernaum, Karmeliet, Kasluhiet, Kehathiet, Kenchreae, Kerithiet, Kittieten, Korachiet ,LachaiRoi, Lappidoth, Leviathan, Levipoort, Loruchama, Mahanedan, Manessiet, Mattithjan, Mazzaroth, Merathaim, Mercurius, Methusaël, Midianiet, Morastiet, Mordechai, Naftaliet, Narcissus, Nathanaël, Nazarener, Nazoreeër, Nethaneël, Nicodemus, Nicolaiet, Nicopolis, Oostpoort, Pamphilië, PerezUzza, Philippus, Phrygisch, Priscilla, Prochorus, Ptolemaïs, Quirinius, Rechabiet, Sanballat, Schelfzee ,Sealthiël, Sefarvaim, Sefarviet, Sesbazzar, Silbechai, Sibboleth, Sidonisch, Sosipater, Sosthenes, Stephanes, Stephanus, Tachpenes,Tertullus, Timotheus, Trophimus ,TubalKain, Zacharias, Zuidpoort
10 AbelMehola, AbelSittim, Achimelech, Adonibezek, Adonizedek, Adullamiet, Beërothiet, Bethcherem, Bethhaëzel, Bethmaëcha, Bethsemiet, Bloedakker, Cappadodië, Chaldeeuws ,Chinnereth, Corinthiër, Cyreneïsch, Damaskener, Diotrephes, Ebedmelech, Ebenhaëzer, Efes-Dammim, Esarhaddon, Fortunatus, Gethsemane, Habazzimja, Hammothdor, Harmagedon, Hermogenes, Hiërapolis, Jeberechja, Jerachmeël, Jozefpoort, Koningsdal, Methusalah, Migdaleder, Mithredath, Naämathiet, Nebusazban, Noordpoort, Paddanaram, Philologus, Rubenpoort, Sadduceëër, Salmaneser, Samaritaan, Samothrace, Tachpanhes, Theophilus, Wachtpoort, Waterpoort, Wilgenbeek, Zamzummiet, Zerubbabel, Zuiderland
11 Abelmizraïm, Adrammelech, Adramyttium, Anethothiet ,Aristarchus, Aristobulus, Arthahsasta, AtrothSofan, Baälperazim, Babylonisch, Benabinadab, Benjaminiet, Bileamsloon, Dalmanoetha, Davidsdozen, Edomlotisch, Efraïmpoort, Epicurëïsch, Gennesareth, HadadRimmon, Hazarmaveth, Jaäreoregim, Jedduthniet, Jerubbêseth, KadesBarnea, Kedorlaomer, Kirhareseth, Kirjatharba ,Kirjathbaäl, Mesechtubal, Mesillemoth, Mesopotamië, Mesullemeth, Moabietisch, Nathanmelech, Nebuzaradan, Nechelamiet, Netofathiet, Onesiphorus, Pihachiroth ,Pirathoniet, Ramathlechi, Ramathmispa, Regemmelech, Simeonpoort, Slangenbron, Tekoretisch, Trachonitis
12 Ammonietisch, Bakoventoren, Bartholomeus, Bethhalachmi, Bethjesimoth, Bethlehemiet, Epaphroditus, Evilmerodach, Geruthkimham, HazorHadatta, Jerahmeëliet, Kerenhappuch, Kibrothtaäva ,Kirjathsefer, Lithostrotos, Moresethgath, Naftalipoort, Nebudkadnezar, Nebukadrezar, Paardenpoor,t Philadelphila, Phililpenzer, Roofgebergte, Schaapspoort, Sunamietisch, Thessalonica, Timnathheres, Timnathserah, Zebulonpoort
13 Benjaminpoort,Gevangenpoort, Hananeeëltoren, Hazeronthamar, Kanaänietisch, Karmelietisch, Kirjathjearim, Micianietisch, Misrefothmaïm, NaveldesLands, Nergalsarezer, Schearjaschlub, Scheldelplaat, Schervenpoort, Sukkothbenoth, Sulamietisch, Terebinteldal,
14 Abelbethmaächa, Bethdiblathaïm, fundamentpoort, Issacharpoort, Jegar sahadutha, Jizreilietisch ,KirjathHuzroth, Midianietisch, Ramathaïmzofim, Tiglathpileser,
15 Asterothkarnaïm, Berodachbaladan, Schorpioenenpas, Syrophenicische, Tilgathpilneser, ZafnathPaäneach,
16 ScharieKirjathaïm ,Thessalonicenzer,
17 Beerothbenejaakan, Kuschanrischataïm,
19 MahlerSchalalchazbar, Waarzeggersterebint
bijbels vaartuig  ark
bijbelse held  Gideon, Simson
bijbelse hogepriester  Eli
bijbelse hoofdstad  Jeruzalem, Samaria
bijbelse koning - David, Saul
bijbelse leiders  profeten, richteren
bijbelse munt  bekah, drachme gera, kikkar, manen, sikkel, stater, talent,
bijbelse plaats  Achor, Aduilam, Afek, Al, Aja, Ajalon, Anathoth, Aratat, Arnon, Asdod, Askelon, Astharoth, Basan, Bazan, Berseba, Bethaniê, Bethiehem, Bethsaîda, Caesarea, Colosse, Dan, Dothan, Ebal, Eden, Efreze, Efratha, Ekron, Elath, Endor, Erech, Galatië, Galilea, Gath, Gaza, Gebal, Gerar, Gerizim, Gethsemane, Gibeâ, Gibeon, Gihon, Gilead, Gilgal, Golgotha, Gomorra, Gosen, Hazor, Hebron, Hermon, Jabbok, Jabes, Jericho, Jeruzalem, Jizreël, Joppe, Jafo, Jaffa, Jordaan, Kades, Kaparnaûm, Karmel, Kidron, Lachis, Machpela, Mizpa, Nazareth, Paddan, Peor, Ribia, Samaria, Saron, Scheba, Seïr, Smal, Horeb, Sinear, Sodom, Sunem, Taânach, Tarsus, Thabor, Thekoa, Thessalonica, Tiberias, Tirza, Tofet, Ur, Uz, Zion
bijbelse reus  Enak, Goliath
bijbelse vrijstad  Bezer, Gol, Hebron, Kades, Ramoth, Sichem,
bijbelterm - tekst
bijbeluitleg  anagoge, exegese
bijbeluitlegger - exegeet
bijbelverering - bibliolatrie
bijbelverklaring  exegese
bijbelvertaling  itala, pessjitto, vulgaat
bijbelwoord - tekst
bijbenadering – approximatief,globaal, grofweg
bijbetalen  supleren, bijpassen
bijbetaling  toeslag
bijblad  bijvoegsel, inlegvel, supplement
bijblijven - aanblijven
bijbol - klister
bijbouwen - aanbouwen
bijbrassen  bijdraaien
bijbreien - meerderen
bijbrengen – aandammen, leren
bij dag - daags, overdag
bij dat woord  a.v.
bij de geboorte  nataal
bij de hand - adrem, behendig, brutaal, gehaaid, gevat, gewiekst, handig, kien, leep, levendig, link, pienter, plat, schrander, slim, snugger, uitgeslapen, vigilant, vlug, waakzaam, wakker
bijdehands - linker
bijdehante vrouw  feeks, xantippe, wijf
bij de pinken – knap, pienter, snugger
bij de tijd - pienter
bij de vleet – genoeg, talloos, zat
bijdicht - episode
bijdoen - aanvullen, toevoegen
bijdrage – aandeel, artikel, contributie, donatie, gave, geschenk, gift, opstel, som, subsidie
bijdragen – aanbrengen, geven, helpen, medewerken, steunen,
bij eb droogvallend. grond – kwelder, plaat, schor, wad
bijeen – saam, samen, tegader, tezamen
bijeen behorend geheel - collectie, klasse, set, span, stel,
bijeen behorend stel - span
bijeen behorende voorwerpen  garnituur, set, stel
bijeen behorende schepen  vloot
bijeenbrengen  lezen, opzamelen, vergaderen, verzamelen
bijeengaren – rapen, verzamelen
bijeengeveegd stof - veegsel
bijeenharken - aanharken
bijeenhorend geheel – collectie, klasse, set, stel,
bijeenhorend stel - span
bijeenkomen – aantreden, vergaderen
bijeenkomst - conferentie, congres, feest, meeting, rally, receptie, rendez-vous, reünie, samenzijn, seance, treffen, vergadering
bijeenkomst, sektarische - conventikel
bijeenkomst op hogeschool - academie-vergadering, faculteitsvergadering
bijeenkomst van cowboys  rodeo
bijeenkomst van geliefden  rendez-vous
bijeenrapen - verzamelen
bijeenroepen – alarmeren, beleggen, convoceren, optrommelen, samenbrengen, verzamelen
bijeenroeping - convocatie
bijeen schikken - groeperen, opmaken
bijeentellen - adderen
bijeenvoegen - koppelen, lijmen, mengen, mixen, pakken, paren, summeren
bijeenvoeging - suminatie
bijeenzoeken – assorteren, schikken
bij elkaar  opeen, saam, samen, tezamen
bij elkaar behorend vaatwerk  servies
bij elkaar behorende voorwerpen  garnituur
bijenboer - iemker
bijenbijter - libel
bijengift - apitoxine
bijenhuif  bijenkorf, bijenkap
bijenhouder – bijker, iemker, imker, ymker
bijenkoningin  moer
bijenkorf - stok
bijen product  honing, raat, was
bijensoort - anthocopa, behangersbij, graafbij, groefbij, honingbij, houtbij
bijenteelt  apicultuur
bijenziekte - bijenroer, roerziekte, vuilbroed
bijenzwerm  imme
bijfiguur - figurant
bijgaand – bijgevoegd, ingesloten
bijgat  lom
bijgebouw  annex, appendance, dependance, paviljoen
bij gedeelten - deels, partieel, deelsgewijs
bijgedachte  bijbedoeling
bijgeloof  superstitie
bijgeluid  piepen, ruis, schal
bijgeluid van een radio - ruis
bijgenaamd - alias
bij gelegenheid  p. ooc.
bij geval – indien, misschien, soms(tijds), toevallig
bijgeven - naspelen
bijgevoegd stuk  bijlage
bijgevolg – alzo, daarom, derhalve, dus, ergo, uiteraard
bijhangsel  aanhangsel
bij het volk geliefd - populair
bijhouden - betrachten
bij iets doen  mengen, (toe)voegen
bijkans – bekant bijna, haast, nagenoeg, ongeveer, schier, vrijwel, zowat
bijkantoor – agentschap, filiaal
bijkelk - epicalyx
bijker  bijenhouder, iemker, ijmker
bijkeuken - kooknis
bijknippen - trimmen
bijknippen van haa r - punten
bijkoetsier - palfrenier
bijkomen – herademen, inhalen, kastijden, ontwaken, straffen
bijkomend  aanvullend, accessoir, accidenteel, additief, additioneel, extra
bijkomende ziekte  complicatie
bijkoming - herleving
bijkomstig - accidenteel
bijkomstige bate  emolument
bijkomstigheden  imponderabilia
bijl  (a)aks, dissel
bijlaan  zijlaan
bijlage  aanhangsel, aanvulling, addenda, bijvoegsel, inseraat, supplement
bijlage achter in een boek  addenda
bijldrager (in Rome)  lictor
bijleggen - beslechten, bijdoen, goedmaken, vereffenen, uitpraten
bijlegger – bladwijzer, leeswijzer
bijlegging  beslechting, schikking, vereffening
bijlhout - walaba
bijlhouwer - timmerman
bijliggend - bijgaand, ingesloten
bijligger - bijschip
bijlmes  kapmes
bijl met twee sneden - labrys
bijloop  aanhang, gevolg
bijloper  hulp, klaploper, leerjongen, leerling, loopjongen
bijlslag - hak
bijlsteen - nephriet
bijmaag - netmaag
bij machte - capabel
bijnaam – paraselena, spotnaam, toenaam
bijna – amper, bekant, bijkans, bijster, haast, nagenoeg, omtrent, ongeveer, practisch, schier, temee, temet, vrijwel, welhaast, zowat
bijna altijd - meestal, voornamelijk
bijna bloot - topless
bijna dood - halfdood
bijna gehuwde vrouw - bruid
bijna loodrecht  steil
bijna niets – kleinigheid, nauwelijks, weinig
bijna nooit  schaars, sporadisch, zelden, zeldzaam
bijna rakend  rakelings
bijnaam - alias, epitheton, pseudoniem, spotnaam, toenaam
bijnaam van Aphrodite  Pontia
bijnaam van Apollo - Paean
bijnaam voor Artemis  Delia
bijnaam voor Athene  Palias
bijnaam van Brits soldaat - Tommy
bijnaam van Duitse keizer Frederik 1  Barbarossa
bijnaam van De Ruyter  Bestevaar, bestevaer
bijnaam van Diana  Cynthia
bijnaam van een Brits soldaat  Tommy
bijnaam van een Londenaar  cockney
bijnaam van een olifant  jumbo
bijnaam van Eisenhouwer  ike
bijnaam van Ezau  Edom
bijnaam van Hecate  Trivia
bijnaam van Helius - Titan
bijnaam van Jakob  Israël
bijnaam van kantoorbediende - pennelikker
bijnaam van universiteit - Alma, Mater
bij name - nominatimbij opslag verkopen - mijnen
bijna zwartekers - kriek
bijou - parel
bijpassen – aanzuiveren, bijbetalen, suppleren
bijplaneet  maan, satelliet, trawant, wachter
bijproduct van gasfabriek  cokes, teer
bijprijs - premie
bij raming – globaal, ongeveer
bijrijder - meerijder
bijrivier - zie zijrivier
bijscherm - cyma
bijscherpen - afpennen
bijschildklier - epitheellichaampje
bijschip - bijlegger, bijligger
bijslaap – bedgenoot, coitus
bijslaapster - bedgenote, concubine
bijslag - extra, toegift, toemaat
bijslaper - bedgenoot
bijsmaak - smaakje
bijspeler - figurant
bijspringen - helpen, (onder)steunen
bijspijkeren - bijbetalen, goedmaken, herstellen, inhalen, opknappen
bijstaan  assisteren, helpen, secunderen, sterken, (onder)steunen, stijven
bijstand  assistentie, heul, hulp, (onder)steuning, raad, steun, uitkering
bijstellen - aanpassen
bijstelling  appositie
bij stemming toeslaan  voteren
bijster - bijzonder, erg, kwijt, onbestendig, zeer, zoek
bijstorting - suppletie
bijt  gat, lom opening, wak
bijtak - waterloot
bijtak van bergketen  uitloper
bijten  branden, happen, kluiven, knabbelen, knagen
bijtend  bits, bitter, caustisch, cynisch, grievend, invretend, kwetsend, prikkelend, scherp, stokend, stotend, vinnig
bijtend middel  soda, natron, vitriool, loogzout
bijtende oplossing  loog
bijtende opmerking  sneer
bijtende stof - natron, soda, vitriool
bijter - tand
bijterig - agressief
bij tijden - soms
bijtijds  tijdig, op tijd, vroeg, vroegtijdig
bijt in ijs – gat, wak
bijtitel - ondertitel
bijtmug  muskiet, mosquito, steekmug
bij toeval - onvoorzien
bijtoon – boventoon, ondertoon
bijtorgaan  gebit, kies, tand
bij tussen tijd  a.i. (ad interim)
bij uitzondering - zelden
bijval – adhesie, applaus, acclamatie, goedkeuring, instemming, steun, succes, toejuiching, waardering
bijvallen - instemmen
bijvalletje - buitenkansje
bijverdienste – snabbel, schnabbel
bijverdiensten  accidentiën, emolumenten
bij vergissing - abusievelijk
bijvoegen - aanvullen, adderen, toevoegen, (ver)meerderen
bijvoegend  additief
bijvoeglijk - adjectivisch
bijvoeglijk naamwoord - adjectief
bijvoegsel  aanhangsel, aanvulsel, addenda, appendix, bijblad, bijlage, supplement
bij volmacht  p.p., p.o.
bij voorbaat - provisoir
bij voorbeeld  bv., bijv., e..e., e.g., p.e., p, ex, zoals
bij voorkeur – gaarne, graag, liefst, liever
bij voortduring – aldoor, almaar, nog, steeds, voortdurend
bij vordering vaststellen - reglementeren
bijvrouw van Abraham - Hagar
bijweg - zijpad
bijwagen – aanhangwagen, oplegger
bijwerken  herstellen, restaureren, retoucheren
bijwerking van een foto  retouche
bijwezen - tegenwoordigheid
bijwijlen – ongeregeld, soms, temet
bijwinkel - filiaal
bijwonen  beleven, meemaken
bijwoner - getuige
bijwoord 
2 af, al, bij, er, na, nu, om, te, zo
3 aan, dan, dra, dus, erg, hoe, mee, met, nee, nog, nou, ook,
pas, tel, toe, ver, wat, weg, wel
4 alom, alzo, best, bijna, daar, door, eens, eraf, erbij, ergo, erin,
erna, erom, erop, even, heel, heen, hier, idem, item, lest,
mede, meer, nabij, neen, neer, niet, noch, node, ooit, open,
soms, toch, toen, vaak, veel, waar, weer, zeer, zoal
5 alaan, aldra, aldus, alias, almee, alras, alree, alsnu, altijd,
beter, bijeen, boven, danig, doods, edoch, eerst, enfin, eraan,
ereis, ermee, ertoe, eruit, ervan, ginds, heden, immer, jawel,
juist, later, matig, meest, minst, neder, nogal, nooit, opeen,
reeds, temee, temet, terug, thans, thuis, veraf, weder, zelfs,
zover, zowat, zowel
6 aaneen, achter, aldaar, aldoor, alevel, algauw, alhier, alleen,
almede, alsdan, alsnog, altoos, alvast, alweer, anders, bijkans,
binnen, buitern daarbij, daarin, daarna, daarom, daarop,
daarzo, dusver, echter, eerder, elders, erdoor, ergens, ermede,
ernaar, eropin, eropna, erover, ervoor, evenzo, gehel, genoeg,
gereed, ginder, gister, hieraf, hierbij, hierin, hierna, hierom,
hierop, hierzo, hoogst, ietwat, immers, kortom, laatst, liefst,
liever, meteen, minder, morgen, nadien, nimmer, omhoog,
omlaag, overal, rondom, steeds, straks, tevens, uiteen, vaneen,
veruit, vooraf, vooral, voorin, voorop, voorts, vrijwel, waarbij,
waarin, waarna, weerom, waarop, waarzo, weerom, weinig,
weldra, weleer, zoeven, zolang, zoveel, zowaar, zozeer, zuinig
7 allicht, alreeds, althans, alweder, beneden, bereids, bezijden,
bovenal, bovenmin, bovenop, daaraan, daarmee, daarnet,
daartoe, daaruit, daarvan, dadelijk, dermate, derwijze,
destijds, deswege, dichtbij, dikwerf, dikwijls, datmaal,
dooreen, eenmaal, eerlang, eertijds, effenaf, effenop, erlangs,
ernaast, eronder, eropaan, eropuit, ertegen, evenmin,
evenwel, hieraan, hiermee, hiertoe, hooguit, meestal,
namelijk, neffens, nergens, onderaf, onderin, onderom,
onderop, onlangs, opnieuw, overeen, slechts, somtijds,
tamelijk, tegader, tegelijk, tegenin, tegenop, telkens, terdege,
terecht, teneer, tevoren, uiterst, vandaan, vandaar, vandoor,
vanhier, vanwaar, vanzelf, veeleer, vooraan, vooruit, waaraan,
waarmee, waartoe, waaruit, waarvan, wanneer, waretje,
wederom, weleens, zoverre
8 achteraf, achterna, achterom, achterop, almeteen, andersom,
bijzonder, binnenin, bovenaan, bovenuit, buitenaf, buitenom,
buitenop, daardoor, daareven, daarheen, daarmede, darnaar,
daarover, daarvoor, derhalve, desnoods, dikmaals, doorheen,
effenaan, eindelijk, erachter, ertussen, eveneens, evengoed,
evenzeer, gisteren, helemaal, hierdoor, hierheen, hiermede,
hiernaar, hierover, hiervoor, intussen, inwaarts, middenin,
minstens, nagenoeg, nogtans, nogmaals, onderaan, onderuit,
onderweg, onderwijl, ongeveer, overheen, tegenaan, terloops,
terneder, trouwens, tussenin, uwerzijds, vanonder, veelmeer,
veeltijds, verderop, verreweg, voorover, voortaan, waardoor,
waarheen, waarmede, waarnaar, waarover, waarvoor,
warempel, wellicht, zodoende
9 achteraan, achteruit, andermaal, bovendien, daarboven,
daarginds, daarjuist, daarlangs, daarnaast, daaronder,
daartegen, derwaarts, desgelijks, doorgaans, enigzins,
ertegenop, ervandoor, geenszins, hierboven, hierlangs,
hiertegen, inderdaad, inmiddels, insgelijks, meesttijds,
menigmaal, misschien, naderhand, nauwelijks, niettemis,
onderdoor, overigens, overnieuw, tenminste, tussenuit,
uitermate, vanachter, vanbinnen, vanbuiten, vooreerst,
waarboven, waarlangs, waarnaast, waaronder, waartegen,
weliswaar, wonderwel
10 achterover, anderszins, buitendien, buitenover, daarachter,
daarbinnen, darbuiten, daarginder, daarnevens, daaromheen,
daartussen, desondanks, enigermate, erdoorheen, ertegenaan,
ertussenin, hierachter, hierbinnen, hierbuiten, hieromheen,
hiertussen, hoegenaamd, merendeels, metterdad, normaliter,
onderlangs, toentertijds, tussendoor, tussentijds, vervolgens,
vooralsnmog, waarachter, waarbinnen, waarbuiten,
waarnevens, waaromheen, waartussen
11 daarbeneden, daarenboven, daarentegen, daaromtrent,
daarvandaan, eergisteren, eronderdoor, ertegenover,
hierbeneden, hieromtrent, hiervandaan, integendeel,
metterhaast, middelerwijl, ondertussen, tussenbeide,
waaromtrent
12 allesbehalve, buitengewoon, daarbenevens, desgevorderd,
desniettemin, ertussendoor, hierbenevens, tegelijkertijd,
tegenwoordig, waardorheen
13 daaronderdoor, daaropvolgend, daartegenover, dienaangaande,
hiertegenover, ondersteboven, waaronderdoor, waartegenover
14 daaraanvolgend, daartussendoor, desalniettemin,
dientengevolge
bijwoordelijk - adverbaal
bijwoord van beweging  af
bijwoord van graad  al, bijna, erg, meer, schier, te, uiterst, veel, zeer
bijwoord van modaliteit  beslist, denkelijk, geenszins, graag, misschien, mogelijk, ongetwijfeld, stellig, toch
bijwoord van plaats  daar, er, ergens, ginds, hier, hiernaast, nergens, te
bijwoord van reden  bijgevolg, daarom, derhalve, dientengevolge, dus, hierom
bijwoord van tijd  altijd, dan, eindelijk, gisteren, laatst, later, nog, nooit, nu, ooit, soms, straks, tegelijk, telkens, toen, vaak, vandaag
bijwijlen  ongeregeld, soms, somwijlen, somwijls, temet
bij wijze van gunst - precario
bijzaken - allotria
bijzakken - bedaren, bijkomen
bijzettafeltje  bijzetje, mini, piedestal, stommeknecht
bijzetten - toevoegen
bij zich doen komen  halen, ontbieden
bijziende  kippig, kortzichtig, myoop
bijziendheid  myopie
bijzig - onstuimig, tochtig, winderig
bijzit - concubine, maîtresse
bijzijn  aanwezigheid, presentie, tegenwoordigheid
bijzitter  assessor
bijzon  parhelium
bijzonder  afzonderlijk, anders, apart, bovenmate, buitengewoon, eigen, eigenaardig, enorm, exclusief, extra, geweldig, intens, intiem, inzonderheid, markant, merkwaardig, noemenswaard, ongewoon, onwijs, opmerkelijk, particulier, privaat, privé, raar, singulier, speciaal, supra, uiterst, uitzonderlijk, vooral, vreemd, wonderlijk, zeer, zeldzaam
bijzonder aantrekkelijk - riant
bijzonder begaafd  geniaal
bijzonder begaafd iemand - fenomeen, genie
bijzonder begaafd man  genie
bijzonder goed – prima, uitmuntend, uitnemend, uitstekend
bijzonder goed uitkomend - markant
bijzonderheid  detail, eigenaardigheid, finesse, inzonderheid, selectheid, specialiteit
bijzonder hoge mate – extreem, zeer
bijzonder lief  bloemzoet
bijzonder mooi meisje  beeld, beeldje, engel
bijzonder pauselijk gezant - ablegaat
bijzonder uitkomend - markant
bijzonder zuur  inzuur
bijzondere beloning – premie
bijzondere kleding - livrei
bijzondere taalles - dictee
bik  houweel, laadkraan, steenafval, steengruis, steenslag,
bikhamer - kaphamer
bikkel - koot, kootbeentje, pikhouweel, stuiter, stoere knaap
bikkelbal  stuiter, speelbal
bikkelen – eten, koten, zwoegen
bikker - pooier
bil – dijspier, hesp
bilateraal  tweezijdig
bilbord  ankervoering
bilharziosis - schistosomiasis
bilinguïsme  tweetaligheid
biljarten  stoten, queuën
biljartspel met zakken – snooker
biljartstok  keu
biljartterm  acquit, bricole, carambole,libre, massé, nastoot, trekstoot
biljet – affiche, afgiftebewijs, bewijs, briefje, formulier, kaartje, lap
biljetje - kaartje
biljet van inschrijving - aannemingsbiljet
billenkoek – slaag
billentikker – pandjesjas, slipjas
billijk  betamelijk, goed, goedkoop, handelbaar, juist, mak, oorbaar, rechtmatig, rechtvaardig, redelijk, recht, schappelijk, schikkelijk, terecht, verstandig
billijken - goedkeuren
billijkheid - rechtvaardigheid, redelijkheid
bilnaad - perineum
bilzenkruid - hyoscyamus, malkruid
binair  dubbel, paarsgewijs, tweedelig, tweeledig, tweevoudig
bindbies - raffia
binde - akkerwinde
bindeenheid - katern
binden – knevelen, snoeren, strikken, vastmaken, verbinden
bindend  dwingend, gebiedend, imperatief
bindend meel  maizena, sago
bindend voorschrift  richtlijn
bindende grondregels  statuten
bindende regel - wet
bindhout of bindlat  klamp
binding  (gevoels)band
bindlaag  rand
bindlat  klamp
bindmateriaal – bandijzer, paktouw, plakband, raffia
bindmiddel – asfalt, cement, bloem, garen, kit, koord, kunsthars, lasso, lijm, maïzena, riem, sago, singel, touw
bindmiddel voor cement - gips
bindplaat  strip
bindstuk - klamp
bindvlies van het oog  conjunctiva
bindweefselgezwel - fibroma
bindweefselvlies  fascia, fascie
bindweefselzakje dat het hart omsluit  pericard, pericardium, hartzakje
bindwijze - oblong
bindzool  sandaal
bineren - verdubbelen
bink – beenkap, botterik, broekspijp, gozer, knoeier, knol, knul, lomperd, macho, man, politieagent, stuk, vent, vlegel
binnen  in, inter, intern, rijk, thuis
binnenaanzicht - interieur
binnenbekleding  voering
binnenbekleedsel  voering
binnenbeursje - horlogezakje
binnenbrengen - inhalen
binnen de cellen  intercellulair
binnendijk - dromer, slaper
binnendijkse kolk - wiel
binnendringen  inbreken
binnengaan – betreden, ingaan, inkomen, intreden, intrekken
binnengoed van sigaar  bosje, inleg
binnenhalen  oogsten, inhalen, inpalmen
binnenhalen van gewas  oogsten
binnenhandvlakte - palm
binnen het bedrijf - intern
binnenhof  (Spa) patio, (Vla) koer
binnenhuis  interieur
binnenin –ntern
binnenjaloezie  store
binnenjongen - huisknecht
binnenkleding - voering
binnenkomen - inkomen, invallen
binnenkomst  entree, inkomst, intre(de)e
binnenkoorts  sluipkoorts
binnenkort – aanstonds, alras, dra, eerdaags, eerlang, gauw, ras, spoedig, strakjes, straks, weldra, welhaast,
binnen korte tijd  alras, binnenkort, dra, gauw, ras, snel, spoedig, vlug
binnenkring van een gemeente  kom
binnenlands - nationaal
binnenlandsbestuur  b. b.
binnenlandse strijdkrachten - bs
binnenleiding  introductie
binnenloop – deur, poort
binnenoor - doolhof
binnen perken houden - inhouden
binnenplaats  cour (koer), patio
binnenplaneet  Mercurius, Venus
binnenplein - slotplein
binnenschip  aak, bok, duwboot, eiker, kaag, kraag, kraak, lichter, poon, praam, snik, tjalk
binnenshuis - indoor (E), intern
binnensmonds  dof, mompelend, onduidelijk, onverstaanbaar
binnensmonds zeggen  murmelen mompelen
binnensmonds zingen  neuriën
binnensport  badminton, basketbal, zaalsport
binnenstad  centrum, city, kern
binnenste - centrum, gemoed, geweten, hart, innerlijk, inwendige, kern, merg, pit
binnenstebuiten - omgekeerd
binnenste deel  kern, merg, pit
binnenste der aarde  aardkern, magma
binnenste van bot  merg
binnenste van brood  kruim
binnenste van sigaar  inleg
binnenste van een vrucht - pit
binnenste van zaak  kern
binnenstof - voering
binnentalud van een vesting  escarpe
binnentreden – ingaan, inschrijden
binnentrekken – binnenhalen, inhalen, inhaleren
binnenvaartuig  aak, hengst, rijnaak, steilsteven
binnenvaren - invaren
binnenvlakte van de hand – palm
binnenvoeren van schepen – loodsen
binnenwaarts - inwaarts
binnenwater – boezem, kanaal, meer, plas, riviertocht, sloot, vaart, ven
binnenwater in heide - ven
binnenwerk - interrieur
binnenzee in Europa  Kaspischezee, IJsselmeer, Zuiderzee
binocle  verrekijker, toneelkijker,
bint  balk, dwarsbalk, keper, paal, spant
biogene sedimenten - biolieten
biograaf  levensbeschrijver
biografie - levensbeschrijving
bio-industrie – veebedrijf, veeteelt
biologeren - hypnotiseren, suggereren
biologie  levensleer
biologisch - natuurlijk
biologisch afbreekbaar - biogradabel
bioscoop  bios, cinema, chineac, filmtheater, kino, theater
biosfeer, deel van de - biocyclus, biotoop
biplane  tweedekker
Birmaanse munt  kjat, pjas
Birmaanse staat  Sjan
bips – achterste, derriere, gat, kont,
bis  andermaal, herhalen, nogmaals, opnieuw, tweemaal, wederom, weer, weerom
bisam  muskus
biscuit - kaakje, wafel
bisdom  diocees, diocese, episcopaat, sticht
bisdom in missiegebied  vicariaat
biseksueel - amfogeen
bisette - boerenkant
biskwie - koekje
Bismarckarchipel, district van de - Manus
Bismarckbruin - fenylbruin, vesuvine
bismut  Bi
bismutkoperloodsulfide - Aciculiet, patriniet
bismutoker - bismiet
bismutsulfotelluride - borniet, tetradymiet
Bissagoseilanden, een van de - Bolama
bison  buffel
bisschop – kerkvoogd, prelaat
bisschop der Goten  Ufilas, Wulfila
bisschoppelijk schrijven  mandement
bisschoppelijke brief  mandement
bisschoppelijke waardigheid  episcopaat
bisschopshoed  mijter, mitra
bisschopsmijter - infula
bisschopsmouw - gigotmouw, hammouw
bisschopmuts  olijfslak
bisschopsstaf  kromstaf
bisschopszetel - diocees, katheder
bissectrice  deellijn, bisectrix
bisseren  herhalen
bistouri - operatiemes, scalpel
bistro – eethuis, restaurant
bit  gebit, mondstuk
bit en leidsel  toom
bits  bijtend, chagrijnig, hekelig, kattig, kortaf, kribbig, narrig, nors, nijdig, onvriendelijk, pikant, pinnig, scherp, snar,snauwachtig, snibbig, spits, stekelig, stug, venijnig, vinnig, wrevelig
bits spreken - blaffen, grauwen, snauwen
bits toespreken – afsnauwen, blaffen
bitsheid – scherpheid, vinnighei
bits woord - snak
bitter bijtend, elixer, grievend, kroppig, scherp, smartelijk, wrevelig,
bitteraarde  magnesia
bittere afgunst  nijd, haat, wrok
bittere haat  wrok
bitteren - borrelen
bitternoot - pecannoot
bittere plant  alsem
bittere smart - alsem
bittere spot  hoon, sarcasme
bittere stof  alsem, amara, gal
bitteraarde - magnesia, magnesiumoxyde
bitterappel  kolowint
bitterheid  alsem, gal, rancune, wrevel, wrok,
bitterhout  kwassiehout
bitterkalk  dolomiet
bitterkers - sterkes, tuinkers
bitterkoekje  makaron
bitterkruid – alsem, amarel
bitterlijk - deerlijk, erg, hevig
bitter medicijn – kina, kinine
bitterplant - cichorei
bitterstof - acorine
bitterstoffen - amara
bittertje - aperitief, borrel
bitter vocht  alsem, azijn, elixer, gal
bittervoorn - ruis
bitterzoet - afdrank
bitterzout - Epsonzout
bitumen  aardolie, aardpek, asfalt, bergteer
bitumineus  harsachtig
bitumineus hout  ligniet
bivalent  tweewaardig
bit van een paard – mondstuk
bivak – legerkamp, loegerplaats, nachtleger,
bizar  barok, buitennissig, gek, grillig, grotesk, nukkig, vreemd, wonderlijk, zonderling
bizon  buftel, bultos, oeros, wisent
b-kruit - boniet
blaadje - foliolum
blaadje hout  fineer
blaadje metaal  lamel(le)
blaadje papier  ceel, vel
blaadje van bloemkroon  petaal
blaag – kind, kwajongen, rakker, rekel, snotjongen, snotneus, vlegel, wijsneus
blaak - pips, wit(jes), walm
blaam  afkeuring, brandmerk, berisping, laak, schande, smet, verwijt, vlek
blaar  blaasje, bel, blein, bles, bobbel, bulla, huidblaas, klein, knobbel, knol, kol, opzwelling, puist
blaarkop - koe
blaar of buil - bobbel
blaartje - peukel
blaartrekkende boterbloem  eppe
blaartrekkend gas  lewisiet
blaartrekkend middel - garve
blaartrekkend poeder  cantharide
blaarvormig compartiment tegen scheepswand - bilster, bulge
blaas – bobbel, bladder, luchtbelvesica
blaasachtige zwelling van huid  blaar
blaascatarh - cystitis
blaasgezwel  cyste
blaashoorn  kornet
blaasinstrument 
3 sax
4 hobo, tuba
5 aulos, bugel, fagot, fluit, hoorn, orgel
6 bazuin, cornet, kornet, piston, toeter
7 bariton, clarino, klaroen, ocarina, piccolo, trompet
8 aërofoon, althoorn, bashoorn, klarinet, saxhoorn,
saxofoon, schalmei, trombone
9 accordeon, blokfluit, bombardon, doedelzak, harmonica,
harmonium
10 alpenhoorn
11 bassethoorn
blaasinstrument voor joodse godsdienstoefening  sjofar
blaasje  bel, blaar
blaasje met, bedekt - papuleus
blaasjeskruid - lentibulariacee, urtricularia
blaasjesuitslag - herpes
blaasjes van een vloeistof - schuim
blaaskaak  bluffer, branie, karabas, opschepper, opsnijder, pocher, praalhans, snoever
blaaskaken - opsnijden, snoeven
blaaskaking - bluf
blaasontsteking - cystitis
blaasproef - ademtest
blaasspiegel - cytoscoop
blaassteek - punctie
blaassteen  graveel
blaastoestel - balg
blaasvocht - urine
blaasworm  fin, vin
blaasworm, aan.... lijdend  garstig, gortig vinnig
blabla – geklets, gezwam
blac-out – stoornis, vergissing
blad  blz.,ceel, courant, dagblad, folio,kaart krant, kroniek, orgaan, pag(ina), papier, periodiek, schro, schrooi, tijdschrift, vel
bladaarde  humus, teelaarde
bladader  nerf
bladaderen - nervatuur
bladbegin  knop
bladder – blaas, verfblaasje
bladerdeegpasteitje - bouchée
bladeren van bomen - groen, lover, loof
bladerdek  bladeren, gebladerte, lommer, loof, lover
bladerloos - kaal
bladergroen  chlorofyl, chloroplast
bladgroente  andijvie, boerenkool, kool, namenia, postelein, prei, sla, snijbiet, spinazie, spitskool, spruitkool, veldsla, witlof
bladhoning - honingdauw
bladkant - marge
bladkers - goudhaan
bladkoper - latoen
bladlitteken - bladmerk
bladlood - loodfoelie
bladmaag  boekmaag, boekpens
bladmetaal  blik, foelie, folie, latoen
bladmoes - mesofiel, parenchyn
bladmos - barbula
bladnerf  ader
blad papier  vel
bladplant - sla
bladrozet - rosula
bladschijf - lamina
bladspringer - cicade
bladsteel - periolus
bladstil  windstil
bladteken  custos, custode
bladtin - staniol, staminool, zilverpapier
bladtin bij spiegels  foelie
blad van de N.V.S.H.  Sextant
blad van de Telegraaf  Telekleur
blad van de paardenbloem  molsla
blad van een atlas  kaart
blad van een boek - pagina
blad van roeiriem - peddel
bladvet van varken  reuzel
bladvezel van agave  sisal
bladvogel - iora
bladvorm  ei, drietallig, gaafrandig, gaal, gekarteld, gelobd, geschulpt, getand, geveerd, gezaagd, hand, handdelig, handlobbig, handnervig, handspletig,handvormig, lancet, naald, pijl, randig, ruit, schild, spatel, speer, veerdelig, veerlobbig, veernervig, veerspletig
bladvormige versiering  acant, akant, acanthus
bladwijzer - boekenlegger, index, leeswijzer
bladziekte - roest
bladzijde  pagina
bladzijde waarop titel is afgedrukt  titelpagina
blaffen  aanslaan, bassen, dassen, heffen, keffen, snauwen
blaffer - hond, opschepper, pistool, revolver, schieter, vuurwapen
blafhert - muntjak
blaken – branden, gloeien, grootspraak, lef, smeulend, stralend
blakend  brandend, groeiend, vurig, smeulend, stralend
blaker – kaarsdrager, kaarsenstandaard, kandelaar
blakeren – branden, roosteren, schroeien, smeulen, zengen
blakstil - bladstil, vlak, windstil
blamabel - afkeurenswaard(ig), berispelijk, laakbaar
blamage – afgang, oneer, schande, smet
blameren - berispen, laken
blamot - beurs, gekneusd
blanc fixe - barietwit
blanceren - beitsen, (glad)schaven
blanco – leeg, onbedrukt, onbeschreven, oningevuld, open(gelaten), wit
blanc-seing - blanket
blank  bleek, blinkend, helder, maagdelijk, onbeschreven, onbevlekt, ongeverfd, rein, rijmloos, smetteloos, spiegelend, wit
blanke (Ind.) - blanda
blanke - bleekgezicht
blanke haremdienares  odalisk
blanke lak - vernis
blank en schoon - rein
blanketsel  (Ind.) bedak
blankheid - reinheid
blaren - balken, blaten, bulken, loeien, schreeuwen
blarenbijter - glazenmaker, libelle
blaren of bulken - blaten
blas – flets, zacht
blasé  beu, moe, vermoeid, zat
blastoporus - oermond
blastula - kiemblaas
blaten - blaren, bleren, bulken, loeien, mekkeren, schreeuwen
blauw  (l)azuur, bleu
blauwachtig - blauwig
blauwbaard  wreedaard, vrouwenbeul
blauwbekken - kleumen
blauwbes - bosbes, klokkebei
blauwbloem - korenbloem
blauwboekje  pamflet, vlugschrift
blauwdruk - cyanotypie, ijzerdruk
blauwe kleur-of verfstof - blauwsel
blauwe werkkiel – blouse, hes
blauwen  opdoemen
blauwgas  waterglas
blauw glazuur  email, smalt
blauwgroen - cyaan
blauwhout - vampèchehout
blauwkiel - arbeider, sjouwerman
blauwkopmees - pimpelmees
blauwkous  savante
blauwolie - aniline
blauwpieper - (hegge)mus
blauwschuit - scheurbuik
blauwspecht - boomklever
blauwtje – afwijzing, carbon(papier)
blauwvalk - boomvalk, kiekendief, sperwer,stiervalk
blauwvinger – Zwollenaar
blauwvoet - kwastelvalk, steenvalk, stormvogel, zeemeeuw
blauwwit metaal – lood, tin
blauwzucht  cyanose
blauwziekte - cyanose
blauwe boerenkiel  hes
blauwe boon - kogel
blauwe kleur  ultramarijn
blauwe kleurstof  anilineblauw, azuur, blauwsel, indigo, indogotine, lakmoes, ultramarijn
blauwe meer der Russen  Aral
blauwe regen  glycine
blauwe steen  arduinsteen, azuursteen, lazuur
blauwe verfstof  indigo, lakmoes, ultramarijn
blauwe vleesvlieg  dol
blauwe vlinder  blauwtje
blauwe werkkiel  blouse, overall
blauwen - opdoemen
blazen – puffen, schieten, toeten, toeteren, schuifelen, waaien
blazen op hoorns  getoet
blazen van de wind  waaien
blazer  fluiter, hoorn, jasje, sportjas, toeter(aar), pocher,
blazoen  banier, devies, embleem, emblema, kenspreuk, leuze, motto, vaandel, veldteken, wapen(schild)
bleek – betrokken, blank, flauw, flets, geeps, grasveld, iel, lichtgrauw, kleurloos, lusteloos, mager, mat, ongezond, ontkleurd, pips, vaal, wit, witjes, ziekelijk,
bleek en mager - zwak
bleekgeel  chamois, flets, geeps, vaal
bleekgezicht  blanke
bleekgroen - celadon
bleekmiddel  chloorkalk, soda, waterstofperoxyde
bleekpoeder  chloor(kalk)
bleekrood  saumon
bleekzucht  anemie, bloedarmoede,chlorose, clorox,
blees  kafje, rietpluim
blei - bliek, witvis
blein  bel, blaar, draaiziekte
bleinenbijter - glazenwasser, waternimf
bleken – cloren, ontkleuren
bleker – wasbaas, wasman
blekhol - hel
blèren - blaten, brullen, huilen, krijsen, schreeuwen
bles – blaar, haarlok, kol, paard,
blèren of loeien - blaten
blesseren – kwetsen, verwonden, wonden
blessuur – breuk, kwetsuur, letsel, wonde
bletten - pletten
bleu – angstig, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, lichtblauw, pips, schuchter, sip, timide, verlegen, zachtblauw
bliek  blei, sprot, witvis
blieven – lusten, moeten, willen
blij - gelukkig, happy, heuglijk, ingenomen, jolig, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, tevreden, uitgelaten, verblijd, vergenoegd, verheugd, vrolijk, welgemoed
blijde - opgewekt
blijde boodschap  evangelie, verkondiging
blijdschap – blijheid, genoegen, vreugde
blij en jolig - vrolijk
blijft er na brand over - as, sintels, verbrandingsproduct
blijft er na het kaasmaken van de melk over - wei
blijf staan – halt, ho, stop
blijgeestig  hartelijk, joviaal, levenslustig, opgeruimd,
opgewekt, verheugd, vrolijk
blijheid  blijdschap, blijgeestigheid, geestigheid, levenslust, opgewektheid, vrolijkheid
blijk  betoon, betuiging, bewijs, proef, teken
blijkbaar – apert, blijkend, duidelijk, evident, kenbaar, kennelijk, klaar, merkelijk, ogenschijnlijk
blijken – aantonen, beseffen
blijkens  volgens
blijkens de akten – t.a.
blijkens het voorafgaande  derhalve, dus, ergo
blijk van aandacht  attentie
blijk van erkentelijkheid – dank, dankbaarheid
blijk van verering - ereblijk
blijk van vroegere aanwezigheid  spoor
blijk van waardering  beloning
blijmaken – plezieren, verblijden,
blijmoedig  opgeruimd, opgetogen, opgewekt, vrolijk
blijspel  klucht, komedie, treurspel
blijven – standhouden, toeven, voortbestaan
blijven aandringen  persisteren, perseveren, volharden, volhouden
blijvend  bestendig, definitief, duurzaam, immer, passend, permanent, stabiel, standhoudend, stationair, voorgoed
blijven hangen – lijmen, plakken
blijven plakken - kleven
blijven slapen – logeren, overnachten
blijven steken  haperen, ophoudenstokken, stoppen
blijven zitten - doubleren
blijvende haargolf  permanent
blijvende ziekte  kwaal
blik  bladmetaal
blik – aanzien, bakvorm, bladmetaal, inzicht, kijk, lonk, ogentaal, oog, oogopslag, plaatijzer, uitzicht
blikgroente - conserven
blikje - tinnetje
blikken  glinsteren, kijken, lonken, ogen, zien
blikken doos  bus, trommel
blikken eetgerei  gamel, (mess)tin
bliksem - hemelvuur, weerlicht
bliksem zonder donder  weerlicht
bliksemen  flikkeren, lichten, onweren, schitteren, weerlichten
bliksemflits  schicht, bliksemschicht
blikseming - schittering, straling
bliksems  duivels, erg, geweldig, zeer
bliksemschicht  flits, straal
bliksemstraal - deugniet, flits, lammeling, schicht
blikvanger - lokkertje
blikveld - gezichtsveld
blind  gesloten, hol, leeg, loos, rolluik, vals, (venster)luik
blindaas - steekvlieg
blind dier  mol
blindedarm - appendix, coecum
blindedarmontsteking - appendicitis
blindelings - klakkeloos, lukraak, onbezonnen
blinde god der duisternis  Hodur,
blinde in het kaartspel  dummy
blinde insecteneter - mol
blinde passagier  verstekeling
blinde plek  scotoom
blinde schacht  neerbraak
blimderen - pantseren
blinde steeg  keerweer
blindenschrift  brailleschrift
blindheid - ablepsie
blinde vink - paupiette
blinde woede – amok, razernij
blind gemaakt - verblind
blindkap - oogklep
blind voor het raam - luik
blink  glans, glanzend, gloed, schittering
blinken  glanzen, glimmen, gloren, schitteren, stralen
blinkend  blank, fel, hel, glanzend, schitterend
blinkend helder  proper
blinkend schoon  kraakwit,
blister - bulge
blits – hip, modern, modieus
blizzard  barber, boeran, buran, sneeuwjacht, sneeuwstorm
blo – angstig, bangelijk, bedeesd, beschroomd, laf, vreesachtig
blocnote - schrijfboekje
blode – angstig, bangelijk, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, flauwhartig, laf, lafhartig, schuchter, versagen, vreesachtig
bloed – levenssap, sanguis
bloedaandrang - congestie
bloedader – vat, vene
bloedaftapping - aderlating
bloedappel - sinaasappel
bloedarmoede  anemie, bleekzucht
bloedbaar - blein
bloedbad  hekatombe, massacre, massaker, moordpartij, slachting
bloed, bestanddeel van het - erytrocyt, hemoglobine, leukocyt, lymfocyt, trombociet
bloedbeuling  bloedworst
bloedbraken  hematemesis
bloedbruiloft - St. Bartholemeusnacht
bloedbuis  (slag)ader, arterie, vene
bloeddiarree  dysenterie
bloeddoop - marteldood
bloeddorst - moordlust
bloeddorstig  barbaars, moorddadig, wreed
bloeddrukmeter - tensiemeter
bloeddrukperiode - diastole, systole
bloedverhoging - hypertensie
bloeddrukverlaging  hypotensis
bloedeigen  verwant
bloedeloos  armetierig, slap
bloedeloosheid - anemie
bloederwit  fibrinogeen
bloedgetuige  martelaar
bloedgever  donor
bloedhoesten - h(a=emoptoë
bloedhond - woekeraar
bloedhout - campêchehout, vuilboom
bloedig - fel, geweldig, hard, moorddadig
bloeding - h(a)emorr(h)agie
bloedje - schaap
bloedjong - pril
bloedkanker - leuk(a)emie
bloedkleurstof  hemoglobine, heem
bloedkruid - addertong, drakenbloed, duizendknoop, herderstas, knoopgras, pimpernel, sorbenkruid, varkensgras, zuring
bloedkruik - morel
bloedlichaampje, rood - erythrocyt
bloedlichaampje, wit - leukocyt
bloedneus - epistaxis
bloedoverbrenging - cryptogamen, transfusie
bloedparasiet  trypanosoom
bloedparasiet bij dieren - piroplasma
bloedplaatje  trombocyt
bloedplasma, bestanddeel van het - bicarbonaat, calcium, chloride, fosfaat, kalium, magnesium, natrium, sulfaat
bloedprop  embolus
bloedrijk  apoplectisch, sanguineus
bloedrood  hoogrood, scharlakenrood
bloedschande  incest
bloedschending - incestueus
bloedschennis  incest
bloedserum  bloedwei
bloedspuwing - h(a)emoptoë
bloedsteen – hematiet, sardis
bloedstelpend - adstringerend, styptich
bloedstelpend middel  aluin, gaas, tampon, verband
bloedstelping  hemostase
bloedstolling  trombose
bloedstolsel  fibrine
bloedstuwing  congestie
bloedsuiker - glucose
bloeduitstorting  hematoom
bloedvaatgezwel - hemangioma
bloedvat  ader, aorta, arterie, slagader, vene
bloedvatverstopping  embolie, trombose
bloedverdunning - hydremie
bloedvergieten – afslachten, doden, moorden, oorlog
bloedvergiftiging  py(a)emie, sepsis, septik(la)emie, uremie
bloedverwant  aanhorige, broer, broeder, cognatus, familie, moeder, nabestaande, neef, nicht, oma, oom, opa, tante, vader, verwant, zuster
bloedverwanten - familie
bloedverwanten in opgaande lijn  ascendenten
bloedverwanten van moederszijde cognaten, spillemagen
bloedverwanten van vaderszijde  agnaten
bloedverwantschap  parentage
bloedvin  bloedzweer
bloedvlekziekte - purpura
bloedvloeistof - lymfe
bloedvormend geneesmiddel - hematogeen
bloedvorming - hemopoiese
bloedwater  sera
bloedwateren - hemaeturie, hematurie
bloedwei  plasma, serum
bloedwet - militiewet
bloedwraak  vendetta
bloedwreker  Goël
bloedziekte  anemie, hemofilie, leuk(a)emie, polycytemie, trombopemie
bloedzuiger - mug, teek, vampier, vlo, wandluis, woekeraar
bloedzuiverend middel  sarsaparilla
bloedzweer - steenpuist
bloedzweten  hematohydrosis
bloei  fleur, hausse, kracht, ontplooiing, opgang, opleving, tier, voorspoed, welvaart
bloeien  floreren, pronken
bloeiend  fleurig, florisantfris, gezond, tierig
bloeihormoon - florigeen
bloeikolf  spadix
bloeimaand  mei
bloeischede  spahta
bloeitijd  voorspoed
bloei van riet - pluis
bloeiwijze 
3 aar,
4 cyma, kolf, tros, tuil
5 conus, katje, kegel, pluim, speer, spica
6 bloem, aartje, korfje, scherm, sikkel, spadix, spatha, waaier
7 amentum, anthela, bloesem, hoofdje, schicht, schroef,
umbella
8 aarpluim, corumbus, panicula
9 bijscherm, bloeikolf, bloemkoek, bloemkorf,
capitulum, cincinnus, dichasium, drepanium, rhipidium
11 schijnscherm, schijnkrans
12 bloemhoofdje, pleiochasium
bloem  elite, flos, keur, meel, puik
bloemen, bomen, gewassen, heesters en planten
2 es, ui
3 aak, aat, alg, asp, bes, den, eik, els, esp, hei, hop, iep, ive, lis, mos, olm, oot, pee, poa, pijn, rus, sal, sla, tijm, zea
4 acer, aira, alfa, aloë, ammi, anijs, arum, arve, asam, bent, berk, beta, beuk, bles, biet, boon, brem, brya, bunt, coix, cora, anex, eppe, erwt, espe, esua, flox, geum, gort, gras, helm, herk, ilex, iris, juin, kemp, kers, klis, klit, kool, knol, kwee, lens, look, lork, mais, mast, mede, mier, mirt, munt, muur, olijf, palm, peen, peul, prei, raai, raap, reie, rhus, riet, roos, rosa, ruit, ruta, rijst, sawo, sida, sium, slee, sona, spar, teil, thijm, tulp, uchi, ulex, vlas, wede, weit, wier, wilg, wouw, zwam
5 abeel, abies, abrus, abusa, acant, acioa, adoxa, agati, agave, ahorn, ajuga, ajuin, akant, alant, alnus, alsem, amoon, anjer, anoda, apera, apios, apium, appel, aster, avena, azima, balsa, batis, betel, biota, boldo, braam, braya, briza, buxus, calla, canna, carex, carum, carya, ceder, cicer, cocos, coula, cycas, dadel, dicer, delia, dille, dolik, doorn, draba, dreps, druif ,duist, emmer, erica, evene, fagus, ficus, fomes, fungi, gagea, gagel, genst, gerst, gilia, glaux, gouwe, hakea, halfa, haver, heide, herik, hosta, hulst, hysop, inula, karwij, keker, kleef, komijn, krent, kroos, kroot, kweek, kwets, lappa, larix, latuw, lavas, ledum, lelie, lemna, liaan, linde, linum, linze, lotus, macis, madia, majer, malus, malva, melde, miere, morel, morus, murik, nagel, netel, nonea, obero, orego, oryza, oxera, panax, paris, patig, patik, pavia, pekea, peper, phlox, picea, pilea, pinus, pioen, piont, pirus, pisum, plomp, polei, popel, pruim, pyrus, radijs, raket, ramee, rameh, ramie, rheum, rhoeo, ribes, rogge, rotan, rozijn, rubia, rubus, rumex, sabal, sabia, salie, salix, sawoe, sodum, senne, sereh, sesam, sisal, smeel, smele, soria, spart, spelt, stipa, sumak, tabak, tajer, tamus, tarwe, taxus, thuja, tilia, trapa, tsuga, tunic, typha, ulmus, varen, vicia, vinca, viola, viool, vitis, vlier, wikke, winde, zegge, zulte
6 aalbes, abobra, acacia, aceras, achras, acorus, actaea, adenia, adonis, akebia, akelei, alaria, alisma, allium, alruin, althea, alyxia amarel, amyris, ananas, andira, anemia, annona, arabis, arenga, annona, arabis, amica, aronia, arundo, asarum, atropa, aucuba, augurk, axyris, azalea, azolla, bacove, baeria, bamboe, banaan, bassia, bataat, bauera, bellis, betula, bidens, bifora, blakea, bletia, blitum, blumea, boleet, bombax, borago, bosbes, bovist, bromus, brunel, bunias, bunium, bijvoet, cactus, cakile, caltha, carapa, cassia, cedrus, cersis, chlora, cicuta, cipres, clivia, cnicus, cobaea, conium, cordia, cornus, cosmea, cosmos, cotula, crambe, crepis, crocus, cynara, cypres, dahlia, daphne, datura, daucus, diodia, distel, dobera, dophei, dragon, dravik, ebinus, ebulum, echium, eenbes, eiloof, elegia, elisma, elodea, elsbes, elymus, emilia, eracum, fatsia, filago, fiorin, foelie, fresia, funkia, galega, gallum, gember, gierst, gifbes, ginkgo, hedera, heemst, hengel, hennep, holcus, holpijp, hotela, huriki, hydnum, hyssop, iberis, isatus, jasmijn, juncus, kalmia, kaneel, karwei, katoen, kennep, kerria, kerrie, kervel, klaver, klimop, klokje, kochia, krodde, lamium, lariks, laurus, lidrus, lilium, lolium, lupine, luzuta, lycium, malope, maluwe, meloen, melica, mellea, mentha, mibora, mierik, milium, millet, mimosa, mispel, molsla, montia, mycelis, myrica, narcis, nardus, nepeta, nerium, neslia, nonnea, nuphar, obione, ocimum, ononis, ophrys, opilia, orchis, orlaya, orobus, ostrya, owenia, ozouga, pandan, papaya, pappel, parkia, payena, pekden, pentas ,peplis, peppel, persea, perzik, pessem, phleum, picris, piment, pirola, pistia, pituri, pitrus, porama, portea, possem, pothos, premna ,prinus, protea, prunus, psamma, ptelea, pteris, pyrola, radula ,rahmeh, randia, raphia, rengas, reseda, restio, rhapis, rotala, royena, rudgea, ruppia, rijsbes, sagina, salade, salvia, sapium, schima, scilla, secale, selago, semele, sering, seseli, shorea, sicyos, siepel, silaum, silene, simaba, sjalot, sorbus, sparre, spirea, stekel, sticta, striga, styrax, suaeda, tapura, tecoma, thymus, tolpis, tomaat, toorts, tragus, trebol, tulipa, urtica, venkel, viscum, vulpia, witbol, witlof, wortel, zeesla, zinnia, zuring
7 abronia, acinete, aeonium, aethusa, affodil, afzelia, akoniet, alfrank, algoede, alkanna, alonsoa, aloysia, althaea, alyssum, amandel, amaniet, amanita, amarant, amorpha, anchusa, andoorn, andoren, andijvie, anemone, anemoon, anethum, apeboom, arctium, armeria, arnebia, asimina, asperge, astilbe, attalea ,aurikel, averuit, baetris, ballota, ballote, bambusa, banksia, barosma, basella, bedstro, begonia, bennoot ,bergpijn, bernage, bertram, betonie, blighia, blysmus, boletus, bomarez, boreava, boronia, bosrank, brummel, bryonia, butomus, calluna, camelia, campsis, carduus, carlina ,catyota, cascara, catalpa, celosia, chayote, cascare, catalpa, celosia, chloris, circaea, cirsium, citroen, cladium, clarkia, clethra, colutea, comarum, corylus, corypha, cotinus, crupina, cucumis, cumimum, cuphaea, ciscuta, cyclaam, cyclame, cydonia ,cynodon, cyperus, cytisus, daklook, dambeer, daslook ,deutzia, oorwas, doperwt ,douglas, drosera, elatine, elfrank, ereprijs, erodium, esdoorn, esparto, euterpe, festuca, ficaria, fopzwam, freesla, fuchsia, lumaria, galnoot, geaster, genista, geonoma, glycine, godetia, goejave, gomboom, granaat, gunnera, haageik, halesia ,halisum, hanekam, hazesla, hemlock, heulbol, holzaad, hordeum, hyacint, ipomoea, isoëtes, jasione, juglans, kalebas, kalmoes, kamgras, kamille, kardoen, katalpa, kickxia, klapbes, klapper, knautia, kropaar, kwassie, lactula, lagurus, lakboom, lactuca, lagurus, lamsoor, lappula, lapsana, latirus, laurier, leersia, lepotes, liatris, linarra, linnaea, liparis, listera, lobelia, lucerne, lunaria, lupinus, luzerne, lychnis, lycopus, lijnzaad, lythrum, maankop, mahonia, malaxis, malrove, mansoor, maretak, meekrap, meelbes, melissa, melisse, meratia, mimulus, modiola, moerbei, molboon, molinia, monarad, morille, mosroos, mosterd, motillo, moscari, muskaat, muursla, myagrum, myrrhis, negundo, nemesia, neottia, nigella, nigelle, onoclea, opuntia, osmunda, othonna, ouratea, ourisia, pachira, paeonia, pagamea, pangium, panicum, papaver, paprika, papyrus, pavetta, pavonia, peganum, pellaea, pentace, peponia, perilla, persica, petunia, phlomis, pimelea, pimenta, plataan, pluchea, pompoen, populus, potalia, prangos, prepusa, primula, procris, pronker, pijlriet, pijnboom, pijpboom, pijpekop, quercus, radiola, radulae, rajania, ramenas, ramonda, rapaena, raphanus, ravenea, rebutia, rhamnus, ribzaad, ricinus, rinorea, robinia, romneya, torippa, roselle, roupala, rubinia, ruellia, rumulea, russula, rutidea, sabicea, salacia, salsola, samanea, samolus, sanikel, saphout, sapkelk, scandix, schinus, schotia, scirpus, sechium, sekgras, selderij, selinum, senecio, sequoia, sesanum setaria, shortia, silybum, sinapis, skimmia, sleebes, sloanea, sloetia, slofhak, solanum, sonchus, sophora, sorghum, spiraea, sporkel, spurrie, stachys, stemona ,sturmia, succisa, suikerij, synnema ,syringa, tagetes, taluama, talinum, talipot, tamarix, telekia, tellima, thesium, thlaspi, tillaea, torilis, triodia, truffel, ulmaria, vanille, veenbes, veldiep, veldsla, verbena, vetblad, vetmuur, violier, vogelia, vuurpijl, walnoot, walstro, waspalm, wederik, weigela, wingerd, witblad, witboom, wolffia, wolgras, wijnruit, wijnstok, zebrina, zeebies, zeegras, zeekool, zeepijn, zenobia, zostera, zuurbes
8 aardaker, aardbuil, aardnoot, aardpeer, aardrook, aardster, aardtong, abrikoos, abutilon, acalypha, acanthus, achillea, aconitum, adiantum, aegilops, aesculus, afrikaan, agrarius, ageratum, agrostis, akkersla, albizzia, alliaria, allionia ,alpenbes, alpensla, amarella, ambrosia, ammobium, namirta, angelica, anjelier, anthemis, antiaris, appelbes, arenaria, arenpalm, argemone, artisjok, asperugo, asperula, aspidium, athyrium, atriplex, aubrieta, azorella, azijnboom, barbarea, basilima, bauhinia, begijntje, bekermos, bentgras, berberis, berenoor, bergamot, bergenia, berglook, bergroos, bergvlas, bernagie, berteroa, berzelia, bevernel, bieslook, blauwbes, blechnum, blimbing, bocconia, boekweit, bolderik, boltonia, borassus, bosdruif, bossalie, bowlesia, braambes, brassiea, bremraap, brodiaea, bromelia, brongras, brunella, buddleja, buksboom, buntgras, calenthe, calepina, camelina, cannebis, cansjera, cantarel, capsella, capsicum, caragena, carmadon, carpinus, castanea, caucalis, cenchrus, cerinthe, ceterach, chrysant, cicendia, cichorei, clematis, colchium, collomia, collybia, conifeer, coprinus, crabboom, crassula, crithmum, cutandia, cyclamen, dactylis, dagbloem, daglelie, dalkruid, danthus, dicentra, dielytra, dipsacus, dodonaea, dolappel, dolkruid, dopheide, driebast, drieblad, duinriet, echenops, edelweis, eenkoorn, egelskop, eikvaren, eleusine, empetrum, endymion, engbloem, eranthis, eremurus, erigeron, erophila, eryngium, erysimum, euonymus, eupteris, evonymus, falcaria, farsetia, fragaria, framboos, frangula, fraxinus, galigaan, galtonia, gamander, ganzerik, gardenia, gaudinia, geastrum, geelster, gentiaan, gentiana, geranium, gladiool, glaucium, glechoma, gloxinia, glyceria, gomplant, goodyera, goudlork, goudveil, graskers, graskool, gratiola, guizotia, gynerium, haagbeuk, hanepoot, hardgras, harlekijn, hazelaar, heelbeen, heermoes, helenium, helmgras, hepatica, hesperis, heuchera, hibiscus, hippuris, hoefblad, hondsbes, hooigeur, hosackia, hottonia, hulsloof, huislook, hypecoum, hyssopus, imperata, inktboom, inktzwam, isnardia, isolesis, jasminum, kadsura, kamerden, kamvaren, kastanje, klaproos, knoflook, knopbies, knotwilg, koekruid, koeleria, koolraap, koolzaad, korensla, korstmos, kromhals, kruisbes, krulzoom, kweepeer, laburnum, laccaria, lampsana, lathraea, lathyrus, lavatera, lavendel, legousia, leonurus, lepidium, lepturus, leucojum, levermos, lidsteng, liergras, liesgras, liguster, limonium, lisdodde, lonicera, luawigia, lycopsis, lygodium, macleaya, magnolia, majoraan , majorana, marentak, margriet,
mariscus, martynia, mauritia ,medicago, meibloem, meelboom, meidoorn, melkeppe, melkwied, melkzwam, merremia, mespilus, moenchia, moeslook, monsonia, morielje, myosotis, myosurus, naaldaar, nassella, nicandra, noteboom, nymphaea, oenanthe, oleander, oliepalm, olijfboom, olijfwilg, opopanax, orbignya, orchidee, origanum, oroxylum, ossetong ,otophora, palisota, paliurus, palmboom, pandorea, parinari, paspalum, patrinia ,pekanjer, pekbloem, pereboom, perelaar, pereskia, pericome, phacelia, phalaris, pholiota, phormium, physalis, piekgras, pilkruid, pilvaren pilzegge, pistacia, plantago, platanus, platzaad, pluimiep, plumbago, plumeria, poelruit, polygata, polymnia, poncyrus, pongamia, populier, poterium, prikneus, prunella, psiadium, psilotum, ptilotus, puibloem, pulegium, pijlkruid, pijpbloem, pijpjelak, pijpkruid, raaigras, raapzaad, rabarber, rammenas, ranonkel, rapunzel, rasamala, ratanhia, ratelaar, reukgras, reynosia ,rhodiola, ridolfia, riempjes, rietgras, roemeria, roodbeen, rosmarijn, rotskers, rotswilg, rozelaar, russelia, ruwkruid, rijstgras, sabbatia ,saffloer, saffraan, sagopalm, salvinia, sambucus ,sanicula, santalum, santorie, sapindus, satuerja, saurauia, sauropus, saururus, scabiosa, scaevola, scharlei, scheelaa, scherlei, schimmel, schismus, schizaea, schoenus, scolopia, scolymus, scopolia, selderie, serjania, sesbania, sesleria, sidalcea ,sierkers, silphium, slaapbol, slijkgras, smyrnium, sojaboon, solidago, sorbaria, spartina, spartium, spergula, spigelia, spinacia, spinazie, stamroos, steeleik, steeliep, steeneik, steranijs, sterkers, stofzaad, stokroos, syzygium, tabebuia, tacsonia, talkboom, tamarisk, tandzaad, taxodium, teenhout, teutrium, thrincia, tigridia, timothee, torkruid, tribulus, trilgras, trisetum, triticum, tritonia, trollius, troskers, tuberoos, tuinboon, tuinkers, turgenia, turmerie, turritis, tweebast, vaccaria, valkruid, veldbies, veldkers, verfbrem, veronica, vetkruid, vetplant, viburnum, viltroos, viscaria, voetblad, vlotgras, vogellijm, vossebes, vuilboom, vijgeboom, warkruid, wasbloem, weegbree, weigelia, windhalm, windroos, wistaria, wolkruid, xanthium, ijzerhard, zaagblad, zandkool, zandmuur, zeeaster, zeekraal, zeeraket, zegeltje, zoethout, zomereik, zoethout, zoutgras, zuurling
9 aardappel, aardeikel, addermoes, addertong, affodille, agaatroos, agonandra, agrimonia, agropyton, ailanthus, akkerkers, akkerkool, akkermunt, akkerrood, akkerroos, allocarya, alpengras, alpenroos, amaryllis, amberboom, ammadenia, ammochloa, ammophila, amsinckia, amygdalus, anacyclus, anagallis, ananasbes, anaphalis, andrachne, andromeda, angelonia, anthurium, anthylis, appelboom, aquilegia, araucaria ,armoracia, arnoseris, aronskelk, aronsstaf, artemisia, asclepias, asparagus, asplenium, astrantia, aubergine, avicennia, baardgras, balsamina, balsemien, basilicum, beekpunge, beemdgras, beenbreek, behennoot, bellardia, bereklauw, beukvaren, biesvaren,
biezenkop, blaaswier, blauwgras, bloemkool, bloemriet, boksdoorn, bonekruid, boomvaren, bosliefje, boterkarn, brilkruid, bupleurum, calamintha, calendula, campanula, cantharel, capucijner, cardamine, carthamus, catabrosa, ceanothus, centaurea, centaurie, cerastium, cicerbita, cichorium, cineraria, citrullus, claytonia, colchicum, commelina, conringia, coreopsis, coronaria, coronilla, coronopus, corydalis, crataegus, cucubalus, cucurbita, cupressus, cynanchum, cynosurus, cypergras, cyrtonium, dadelpalm, dagschone, danthonia, dauwnetel, dictamnus, diervilla, digitalis, digitaria, diospyros, diplachne, doddegras, doornzaad, doronicum, dovenetel, drakenkop, duifkruid, duikelaar, duindoorn, dwerggras, dwergspar, dwergvlas, ecballium, echinaria, edelweiss, elaeagnus, elytrigis, emerkoorn, epilobium, epimedium, epipactis, equisetum, erythraea, erythrina, euchlaena, euclidium, euphoribia, euphrasia, ezelsoren, agopyrum, forsythia, frankeinia, fijnstraal, galanthus, galeopsis, galinsoga, ganzerik, ganzevoet, gemshoren, geweiboom, gipskruid, gladiolus, glaskruid, glidkruid, goudhaver, graslelie, grevillea, grindelia, grondster, grijskruid, haagdoorn, haagwinde, haynaldia, azelatuw, hazelnoot, hedypnois, hedysarum, eelkruid, heggemuur, eggerank, helmbloem, helmkruid, hemelboom, hemizonia, heracleum, herminium, herniaria, hertshooi, hertsmunt, hieracium, hippophaë, holosteum, holwortel, honckenya, ondsdraf, hondstand, ondstong, hoornblad, hopklaver, ortensia, huttentut, hydrangea, hypiricum, hypholoma, impatiens, jezusgras, odenkers, judasboom, juniperus, karadebol, kalanchoë, kalfsvoet, kalketrip, kamerpalm, kanteloep, kersappel, kerseboom, kerstroos, kerstster, knarkruid, knikbloem, kniphofia, knipherik, knopkruid, koeienoog, kogelboom, kokospalm, komkommer, komijnzaad, koornroos, koriander ,kornoelje, kortsteel, kraagroos, kraailook, kraanhals, kransspar, kringzwam, kruidkers, kruipbrem, kruipwilg, lactarius, lagoseris, lamarckia, lavendula, lederboom, leeuwebek, leontodon, lepelblad, lepelboom, lepigonum, lespedeza, libanotis, lidcactus, ligustrum, limosella ,lobularia, longkruid ,loodkruid, loogkruid, lotosboom, lijsterbes, maanvaren, magnifera, malachium, malcolmia, mannagras, marjolein, marrublum, mutthiola, melitolus, melkkruid, mentzelia, microcala, minuartia, mirabilis, mistletoe, moeraseik, moffenpijp, monolepis, monotropa, muizenoor, mulgedium, muurbloem muurpeper muurvaren, myricaria, naaldboom, narcissus, neophila, nephelium, nestvaren, nevelgras, nevelzwam, nicotiana, nieskruid, niesvaren, nimfkruid, odontites, oenethera ,ogenklaar, okkernoot, onopordum, oreopanax, orobrance, ortgiesia, oryzopsis, osmanthus, oxyanthus, oxybaphus, oxycoccus, oxylobium, oxymitria, oxystigma, paasbloem, paaslelie, palaquium, palmlelie, parelgras, parelzaad, parnassia, passerina, pasteraak, pastinaak, pastinaca, potiëntia, paullinia, paulownia, pellionia, peltandra, penstemon, peperboom, peperkers, pepermunt, peperomia, periploca, Pernettya, persoonia, petasites, pharbitis, phaseolus, pholiurus, phyllitis, piluparia, pimpernel, pioenroos, pluimboom, pluimgras, pedolepis, polygonum, polypogon, polyporus, popelboom, portulaca, postelein, prestonia, prinsepia, pronkboon, pronkerwt, pteridium, pulicaria, pijlwortel, pyrethrum, radijskool, rafflesia, ramischia, rapistrum, rauwolfia, reaumuria, regenboom, rehmannia, restrepia, rhabarber, rhamnella, rhipsalis, rhodanthe, richardia, rodgersia, roegneria, rolklaver, rosientje, rosularia, roystonea, rozemarijn, rozetblad, rucbeckia, saccharum, sagoplant, salvadora, santolina, sapodilla, saponaria, sassafras, savelboom, saxifraga, scabieuse, schoberia, schrebera, schijngras, scleropoa, senebiera, serratula, sevenboom, sherardia, sideritis, sierappel, sitkaspar, slangekop, sleedoorn, sleedoren, sleepruim, slijkgroen, smilacina, sneeuwbal, sneeuwbes, soldaatje, spathodea, spruitjes, stalkaars, stalkruid, steelzaad ,steenbeuk, steenkers, steenroos, steenruit, steenthijm stekelbes, stenactis, stephania, stereulia, stinkblad, stinkboom, stinkroos, stinkzwam, strobloem, struikhei, stuifzwam, styphelia, subularia, succulent, symphonia, symphytum, symplocos, syngonium, taguaboom, tamarinde, tanacetum, taraxacum, tarwegras, taxusboom, teesdalia, thujopsis, tongvaren, tormentil, tripolium, treurbeuk, treurwilg, trifolium, tripmadam, triteleia, tuberaria, tuinmelde, tulpeboom, tweekoorn, uiversbek, valeriaan, vedergras, veenpluis, veldgerst, veldsalie, ventenata, venushaar, verbascum, verbesina, viltkruid, lambloem, vlasdolik, vlaskruid, vlieszaad, vlotvaren, voerbloem, vogelkers, vogelmelk, vossenbes, vuurbloem, vuurdoorn, wakholder, waterbies, watereppe, waterkers, watermunt, watermuur, waternoot, waterpest, wegdistel, wegedoorn, whitlavia, wintereik, wolfskers, wolfsmelk, wolfspoot, wollegras, wolverlei, wormkruid, ijzerkruid, ijzervaren, zandanjer, zandbloem, zandhaver, zandraket, zeedistel, zeepkruid, zeevenkel, zeezuring, zenegroen, zevenblad, zevenster, zilverden, zonnedauw, zoutkruid, zwavelkop, zwenkgras, zijdeplant
10 aardappel, aarddistel, acajouboom, achtermeel, aegopodium, agapantnus, agrostemma, akeleiruit, akkerkruid, akkerwinde, alangalang, alchimella, alopecurus, alpenaster, amaranthus, amelanchier, amethystea, anacamptis, ananaskers, anacardium, anastatica, antennaria, anthericum, anthocerus, anthriscus, armilliria, ascomyceet, asphodelus, aspidistra, asteriscus, astragalus, bazielkruid, beemdhaver, beetwortel, bekerplant, belladonna, berendruif, berenklauw, bergdrank, bezemkruid, biscutella, bitterling, bitternoot, bitterzoet, blaasvaren, blauwbloem, boerenkers, boerenkool, bonenkruid, bosaardbei, bosandoorn, bosanemoon, boshyacint, boswalstro, boswederik, boterbloem, botrychium, brandnetel, breukkruid, bijenorchis, calliopsis, calystegia, catananche, catapodium, centaurium, champignon, chimaphila, chondrilla, chorispora, cladanthus, cochlearia, coriandrum, corrigiola, cortadoris, crypthanta, cymbopogon, delphinium, diplotaxis, darwintulp, donderblad ,dooierzwam, doornappel, douglasden, draaibloem, driedistel, droogbloem, druifkruid, dryopteris, dubbelkelk, dubbelloof, duinroosje, duivelskop, dwergbloem, eendekroos, egelantier, eleocharis, eragrostis, eremopyrum, eriophorum, erucastrum, esparcette, essenkruid, eupatorium fakkelgras fioringras foeniculum gaillardia, gaffeltand, ganzebloem, gastridium, geelhartje, geelwortel, geitebaard, genistella, gierstgras, globularia, gnaphalium, goudsbloem, goudscherm, grasklokje, greppelrus, gymnadenia, gypsophila, haakdistel, halianthus, hangsilene, hartgespan, hauwklaver, hazepootje, hazestaart, heggewikke, heggewinde, heidekruid, heksenmelk, helianthus, heliotroop, helipterum, helleboru,s helminthia ,hemlockden, hibacypres, hierochloë, hokjespeul, holodiscus, hondskruid, honingzwam, hoornbloem, hyacinthus, hoyscyamus, illecebrum, immortelle, indigofera, jeneverbes, jobstranen, kaneelroos, kappertjes, kartelblad, kattedoorn, kikkerbeet, kleefkruid, knoopkruid, kogelbloem, kollebloem, korenbloem, kraaiheide, kranssalie, kromstaart, kroonkruid, kroosvaren, kruidnagel, kruipvaren, kruisdoorn, kruiskruid, kruizemunt, kwetspruim, leeuwenbek, leeuwetand, lepionurus, levensboom, leverkruid, levisticum, liefdegras, littorella, lontarpalm, lophantus, lycoperdon, lycopodium, lysimachia, maagdepalm, mactotomia, madeliefje, matricaria, mattenbies, natteuccia, meconopsis, melampyrum, melandrium, melkdistel, meloenboom, menyanthes, metroxylon, miscanthus, moehringia, moeraskers, monnikskap, ontbretia, morgenster, muurdravik moricandia ,naaktvaren, naaldvaren, nagelbloem, nagelkruid, narthecium, nasturtium, nymphoides, oeverkruid, oeverzegge, ogentroost, omphalodes, onobrychis, ophiopagon, oplismenus, ornithopus, otacanthus, oxydendrum, paardeboom, paardegras, pachyveria paddebloem, paddekruid, pampasgras, papenbloem, papenkruid, papierberk, parelkruid, parietaria, parochetus, paronychia, parthenium, patersonia, passiflora, pakwegerst, pelliciera, pennisetum, pentstemon, peperkruid, perzikboom, pestwortel, peterselie, peucedanum, peulvruch,t phagangium, phragmites, phytolacca, pimentboom, pimpernoot, pimpinella, pinangboom, pinguicula, piorieroos, platanthera, platycarya, platycodon, pluimvaren, pluimzegge, polemonium, polycarpon, polycnemum, polypodium, pompebloem, potentilla, prachtrank, prachtriet, prenanthes, priemkruid, pronkwinde, pruikeboom, pruimeboom, pruimelaar, pseudosasa, pterocarya, pulmonaria, pulsatilla, purperwilg, puschkinia, pyracantha, raffiapalm, ranunculus, rapistrum, ratelabeel, reigersbek, rendiermos, rhinantus, rhodotypos, rhynchosia, ridderzwam, rietorchia, rimpelroos, ringboleet, roggebloem, rosmarinus, rotscactus, rozenmelde, rubberboom, ruigklokje, rupsenboom, rupsklaver, sagittaria, salicornia, salieplant, salpichroa, sandelboom, sarcanthus, sarcocolla, sarracenia, sarradelle, sauromatum, sauvagesia, sawomanila, schaafgras, schaafstro, schapenoor, scheefkelk, scheerling, schefflera, scherpgras, schietwilg, schildzaad ,schinopsis, schisandra, schotkruid, schubkruid, schubvaren, schuimblad, schijnraket, scindapsus, scorpiurus, scorzonera, semecarpus, senestruik, serradelle, setcreasia, shepherdia, sieglingia, siepenhout, sisymbrium, slaapkruid ,slaaplelie, slangeblad, slangelook, slootveren, smeerkruid, snavelbies, sneeuwroem, sneeuwwilg, soldanella, sparganium, sparreboom, specularia, speenkruid, spekwortel, spilanthes, splitbloem, spoorbloem, sporkeboom, sporkehout, springzaad, spruitkool, steenahorn, steenbloem, steenbraam, steenbreek, steendoorn, steendoren, steennetel, steenvaren, steenviool, stekelbrem, stekelnoot, stekelzaad, stekelzwam, steppegras, sterremuur, sterrenmos, stinkbloem, stinknetel, storaxboom, straatgras, stratiotes, streepzaad, strelitzia, strombosia ,struisgras, struisriet, suikerbiet, suikerriet, suikermais, suikerpalm, thalictrum, torenkruid, tragopogon, trientalis, triglochin, trigonella, tropaeolum, trosdravik, trosnarcis, tulpenboom, tijgerbloem, tijgerlelie, vaderplant, vederkruid, veenworte,l veldzuring, vingergras, vinkenzaad, vogelwikke, vroegeling, vroeghaver, waterlelie, waternavel, waterpeper, waterpunge, weide kruid, wolfsklauw, wonderboom, wondklaver, zeeviolier, zilverspar, zilverwilg, zonnebloem, zonnekroon, zuilcactus, zwaluwtong, zwartkoren, zwartsteel
11 aardamandel, aardbeiboom, achterbloem, adderwortel, afgodskruid, akkerdistel, akkerdravik, akkerklaver, akkerklokje, akkerscherm, alpenklokje, amandelboom, amandelwilg, anthoxantum, antirrhinum, arabidopsis, arundinaria, asphodeline, bazielkruid, besanjelier, biggenkruid, blizenkruid, bingelkruid, bitterkruid, blaassilene, blackstonia, bloedgierst, borstelbies, borstelgras, bosvogeltje, braamstruik, brassicella, bulbocodium, buphthalmum, calandrinia, calceolaria, callitriche, calycanthus, centunculus, chaenomeles, cheiranthus, chelidonium, henopodium, chionanthus, citroengras, clinopodium, convallaria, convolvulus, corispernum, cornucopiae, cotoneaster, crucianella, cryptomeria, cynoglossum, cypripedium, cystopteris, amastbloem, eschampsia, descurainia, dessertblad, dodecatheon, donderkruid, dotterbloem, duivekervel duizendblad dwergmispel, echinochloa, echiondorus, eigenheimer, engelwortel, erythronium, espartogras, filipendula, fluitekruid, fritillaria, galeobdolon, gaspeldoorn, genadekruid, giersmelde, gleditschia, glycyrrhiza, goudenregen, guichelheil, guldenroede, gymnocladus, handjesgras, hemelroosje, havikskruid, heksenkruid, heleocharis, helichrysum, helleborine, haverwortel, hennepnetel, hoenderbeet, hydrocharis, hydrocotyle, hypochoeris, incarvillea, indigobloem, ionopsidium, ivoordistel, kafferlelie, kaimastruik, kanariegras, kanariekers, kanariezaad, kankerbloem, karmozijnbes, kattendoorn, kattenkruid, kattestaart, kentranthus, keverorchis, knolamaniet, kogeldistel, kompasplant, kruisdistel, kuifhyacint, kweldergras, leeuwentand, lenteklokje, leycesteria, limoenkruid, liquidambar, longenkruid, loroglossum, maagdenpalm, maianthemum, mantelanjer, mariadistel, mariahartje, maskerbloem, menispermum, mercurialis, mexicaantje, moederkruid, moederplant, moerasvaren, mosbloempje, mottenkruid, muizengerst, muizestaart, muskuskruid, nachtorchis, nachtschade, nachtsilene, negergierst, nephrolepis, nootmuskaat, oranjebloem, orleaanboom, orthocarpus, paardebloem, paardeklauw, paardengras, pachyphytum, pachypodium, pachyrhizus, pachysandra, palmboompje, palmyrapalm, papierbloem, parapluboom, parasolboom, parelgierst, parnaskruid, passiebloem, patrijskruid, pedicularis, pelargonium, penningblad, perzikkruid, phegopteris, pieterselie, platycerium, pluimakelei, pluimakolei, pluimgierst, polygonatum, polystichum, potamogeton, prachtappel, prachtkaars, pruikenboom, pseudolarix, pseudotsuga, puccinellia, purperwinde, rattenkruit, reigerbloem, retinispora, reuzenlelie, rhagadiolus, ridderspoor, ringelwikke, rododendron, rouwviolier, rozelaurier, rubberplant, rupsenkruid, sanguinaria, sanguisorba, sansevieria, sapotilboom, sarcocaulon, sawoemanila, chaamkruid, schaduwgras, schapengras, scheefbloem, schelwortel, schermbloem, scherpkruid, schizanthus, schorseneer, schroefboom, schroefpalm schubwortel, schuimkruid, sciadopitys, scleranthus, sclerochloa, scutellaria, selaginella, sempervivum, seringeboom, sierasperge, sikkelkruid, sinaasappel, slangebloem, slangekruid, smeerwortel, sophiekruid, speerdistel, speerwortel, spergularia, sporkenhout, steenklaver, stekeldoorn, stekeldoren, stekelvaren, sterhyacint, sterrekroos, sterrekruid, stoelenbies, strandkruid, stranvaesia, streepvaren, strophantus, struikheide, struikwinde, struisvaren, suikerahorn, suikernetel, tambourissa, tandjesgras, tasjeskruid, tazatnarnis, teunisbloem, theeboompje, thelesperma, thelypodium, thysselinum, topineamber, trompetboom, utricularia, varkensgras, varkenskers, vingerplant, vleugelnoot, vliegenzwam, vogelgierst, vogelnestje, vogelpootje, vossestaart, vrouwenhaar, waardenhout, waterklaver, waterstruik, weidekervel, weymouthpijn, wiedemannia, wintergroen, wonderbloem, wrangwortel, wijfjesvaren, xanthoceras, zilverhaver, zomerklokje, zonneroosje, zwaardvaren, zwanenbloem, zwavelkopje
12 aardkastanje, abrikozeboom, affodillelie, akkerbedstro, akkerereprijs, akkerkamille, alstroemeria, anacampseros, apenhoutboom, aristolochia, baillonklokje, barbarakruid, bergsteentijm, berkenboleet, bessenstruik, blaadjeheide, blazenkruid, boerenjasmijn, bokkenorchis, borstelkrans, brachypodium, bruidssluier, callistephus, centranthus, cephalanthus, cephalotaxus, chaerofolium, chamagrostis, chimonanthus, citroenkruid, coeloglossum, corallophira, corynephorus, dennenorchis, droogbloeier, druifhyacint, duivenkervel, duizendknoop, echinopsilon, fonteinkruid, heelblaadje, heesterpioen, helianthemum, heliotropium, helosciadium, hennepvreter, herderstasje, herfstsering, herfsttijloos, hirschfeldia, holoschoenus, honingklaver, hoornpapaver, jacobsladder, januariplant, judaspenning, kaasjeskruid, karnperfoelie, kandelaartje, keizerskroon, kievitsbloem, klavervreter, klaverzuring koelreuteria, koningskaars ,koningsvaren, koraalstruik, koraalwortel, krabbescheer, kwispelgerst, lambertsnoot, lampionplant, leeuwenklauw, leontopodium, limnanthemum, liriodendron, lithospermum, mammoethboom, mangelwortel, moerascypres, moerasklokje, moerasscherm, mottenkoning, muggenorchis, muriophyllum, haaldekervel, muggenorchis, myriophyllum, naaldenkoker, nachtviolier, olifantsgras, ooievaarsbek, ophioglossum, ornithogalum, paardenbloem, paardestaart, pachystroma, pantoffeltje, pedicellaria, penningkruid, peperboompje, pinksterroos, pistacheboom, pluimasperge, pluimhyacint, poppenorchis, populierboom, prachtklokje, prachtspirea, profeetplant provenceroos, psorospermum, purperklokje, purperdistel, pijlkruidkers, pijpestrootje, radermachera, randjesbloem, raphanistrum, reuzencactus, rhododendron, rhynchospora, robertskruid, rozegeranium, rozenkransje, sabadelkruid , salpoglossis, satansboleet, schapedistel, schapekervel, schapeklaver, schapenbloem, schapezuring, scharenkruid, scheuchzeria, schorrekruid, schubkamille, schijfkamille, schijnspurrie, scrofelkruid, schrophularia ,serpentslook, siegesbeckia, sikkelklaver, sisyrinchium, slakkeklaver, slangenkruid ,slangewortel, sleutelbloem, snavelruppia, sneeuwklokje, sphenopholis, standelkruid, steenviolier, stekelaugurk, stenophragma, stenotaphrum, stippelvaren, straalscherm, tamariskboom, timotheegras, tradescantia, trichophorum, trompetbloem, tuingeranium, tuintjesgras, valerianella, vincetoxicum, vlooienkruid wateraardbei waterkaarden, waterviolier, weichselboom, wespenorchis, weverskaardje, wilgenroosje, winterjasmijn, wrattenkruid, xanthorrhiza, zandblauwtje, zannichellia, zantedeschia, zeepostelein, zilverdistel, zilverschoon
13 aardbeiklaver, adelaarsvaren, akkerhanevoet, lternanthera, arrhenatherum, bastaardsenne, blaasjeskruid, borstelscherm, bougainvillea, bruinnetteken ,calamogrostis, cardaminopsis, cephalanthera, ceratophyllum, chaenorrhinum, haerophyllum, chaemzecyparis, christusdoorn, chrysanthemum, dennenmoorder, dieffenbachia, dimorphotheca, draad gentiaan, dracocephalum, drieurenbloem, duizendschoon, chinosperhum ,flamingoplant, heiligenbloem, ndigoboompje, kanneboenders, kentrophyllum, klaverboompje, naapjeskruid, koekoeksbloem, kruisjesplant, lampenpoetse,r lavendelheide, kroosjespruim, lepeltjesheide, lepeltjesdief, meloenboompje, mierikswortel, moerasandijvie, moerbezieboom, nuehlenbergia, muskusplantje, aaldenkervel, orleaanstruik, papiermoerbei, parentucellia, pinksterbloem, pinksterlelie, pinksternakel, piptochaetium, prachtlobelia, provincieroos, psittacanthus, ratelpopulier, reizigersboom, reuzenkalebas ,reuzenpapaver, ietzwenkgras, salomonszegel, schorrenkruid, schroeforchis, schijnhazelaar schijnviooltje, scolopendrium, intjansbloem, sintjanskruid, seringestruik, slangenwortel, specerijstruik, spiegelklokje, spiraalruppia, steenrotskers, stekelboompje, strandkamille, strandviolier, streptocarpus, strophostyles, stijfselbloem, suikeresdoorn, tamarindeboom, toverhazelaar, rachyspermum, varkenskervel, vergeet meniet, liegenorchis vrouwenmantel, vuurwerkplant, waterdrieblad, atergentiaan, waterhanepoot, waterranonkel, waterweegbree, interakoniet, zanddoddegras, zandroerkruid,
14 duinreigersbek, hondstarwegras, ooievaarsbloem, paardkastanje, pantoffelbloem, papegaaiekruid, apunzelklokje, saffraancrocus, sappanhoutboom, scharnierbloem, scharnierplant, schildpadbloem, slangkomkommer, sneeuwvlokboom, stinkganzevoet,
15 sinaasappelboom, tuinridderspoor
bloembed – border, perk, rabat
bloembegin  knop
bloembolgewas  anemoon, borliris, gladiool, hyacint, krokus, lelie, narcis, ranonkel, sneeuwklokje, tulp, vogelmelk, sneeuwklokje
bloembekleedsel - periant
bloembiesachtigen - juncaceeën
bloembodem - torus
bloembollencentrum  Keukenhof
bloembollenkweker - bollenbaas
bloembos  boeket, ruiker, tuil
bloem, deel van een -
4 kelk, stijl
5 kroon, ovula, steel, torus
6 bijkelk, discus, pollen, sepaal, stylus, tepaal
7 athere, loculus, avarium, stamper, stempel,
stengel
8 bloemdek, epicalex, gynofoor, helmknop,
kelkblad, perianth, staminum, stigmata
9 gynaecium, helmdraad, kroonblad, meeldraad,
nectarium, pastillum, stuifmeel
10 androecium, hypanthium, pedicellus
11 honingklier, staminodium
12 receptacullum, zaadbeginsel
14 vruchtbeginsel
bloemencorso - optocht
bloemendek  perigonium
bloemendekblad - tepaal
bloem der onsterfelijkheid  amarat
bloemdieren  anthozoa
bloemdragend - bloeiend
bloemenetend - anthofaag
bloemenfeest  Floralia
bloemenhandelaar - bloemist
bloemenhof  siertuin
bloemenhouder - vaas
bloemenkluwen - glomerumus
bloemenminnend - anthofiel
bloemenoptocht - corso
bloemenpoeder - stuifmeel
bloemenrand  border
bloemenring - krans
bloemenslinger  festoen, guirlande
bloementafel  jardinière
bloemententoonstelling - floriade
bloementooi  bloesem
bloemenvaas kostbare  jardinière
bloemengodin  Flora
bloemetje - boeket
bloemfeest - floralia
bloemgarnering - corsage
bloemgestel - aar, katje, inflorescentie, tros
bloemig - bebloemd, bloemrijk, droog, kruimig, melig
bloem in de weide - boterbloem, pinksterbloem
bloemist – florist, kweker, bloemenhandelaar
bloemisterij - kwekerij
bloemknop  albastrum
bloemkoek - caenanthium, hypanthodium
bloemkoolziekte  boren, klemhart, schift, waterziek
bloemkroon  corolla
bloemkroonblad  petaal
bloemkoolneus - rinofyma
bloemkroonachtig - petaloïd
bloemkweker  bloemist
bloemlezing  analecta, anthologie, chrestomathie
bloemmotief  arabesk
bloemornament  feston
bloemperk in een tuin – bed, rabat
bloempje - madelief, viooltje
bloemplant - anthofyta
bloemriet - canne
bloemrijk – beeldend, polyanthisch
bloemrijk feest - corso
bloemruiker - boeket
bloemschede - spata
bloemsierkunst, (Jap.) - ikebana
bloemslingers  guirlandes
bloemstuk  boeket, corsage, krans, ruiker
bloemsijsje - barnsijs
bloemsoort - buisbloem, lipbloem, muilbloem, steelschaalbloem, sterbloem, vlinderbloem, windbloem
bloemtros  bel
bloemtuil  ruiker
bloemvak  perk
bloem van meel - donst
bloem van roggemeel  mik
bloemvormig ornament  fleuron
bloemzoet - lief, vriendelijk
bloesem dragen - bloeien
bloesem van zekere vruchtboom  perenbloesem, kersenbloesem, appelbloesem, pruimenbloesem
blohartig  bang, beschroomd, laf(hartig)
bloheid  lafheid, schuchterheid
blok – complex, figuur, katrol, klos, offerblok, patroon, stronk, stuk, tronk
blok (scheepsterm)  katrol
blok (fig.)  last, lastpost
blok aan een paardenbeen - bengel
blok dat twee palen bijeen houdt  ezelshoofd
blok, deel van een - nagel, neut, wang, wartel
blokdruk - xylografie
blok hout - klomp
blokhuis - citadel
blokje – klos, klont
blokje brandstof - briket
blok kalksteen - clint
blok staal - bram
blok turf  briket
blokkade  afsluiting, beleg(ering), belemmering, blokkering, hindernis, insluiting
blokkadebreker  runner
blokken  afsluiten, blokkeren, sloven, studeren, vossen, zwoegen
blokkeren - afsluiten, caleren, stremmen, verhinderen
blokkering  blokkade
blokkeringscondensator - sperring
blokleem - keileem
blokmaker - chemigraaf, clichémaker
blok om te hijsen - katrol
blokschoen - klomp
blokwalsen - blooming
blokwerk - fluitregister
blond - licht
blond meisje  blondine, blondje
bloodaard  bangerd, lafaard
bloot – adamskostuum, baar, blik, eenvoudig, enkel, kaal, naakt, onbedekt, ongekleed, ongewapend, ontkleed, open, poedelnaakt
blootleggen - ontdekken, onthullen, openbaren
blootgelegd  openbaar
blootstellen - riskeren
blootsvoets – barrevoets, ongeschoeid
blos  fleur, kleur, tint
bloterik - naaktloper, nudist
blouse – kiel, shirt
blouson - windjak
blouwel - hennepbraak
blowen - roken
blozen  bleken, kleuren
blubber – bagger, derrie, dras, modder, prut, slib, slijk
blubberen – baggeren, modderen
blubberig - modderig
bluf – branie, durf, gepoch, grootspraak, humbug, moed, opschepperij, pocherij, poeha, pompa, praal(zucht), poeha, renommage, snoeverij, vertoon, zwetserij
bluffen  geuren, grootspreken, pochen, opscheppen, opsnijden, pralen, snoeven
bluffer  blaaskaak, blageur, branie, dikdoener, grootspreker, keker, opschepper, opsnijder, pocher, poen, praler, proleet, zwetser,
blufferig - pocherig, snoeverig, protserig
blunder – betise, bok, domheid, enormiteit, flater, fout, miskleun, poedel, stommiteit
blusmiddel – schuim, stikstof, water, zand
bluspot - doofpot
blussen  doven, uitmaken
blusser - brandweerman
blut – arm, berooid, gust, kaal, platzak, rut
bluts  braam, buil, deuk, kneuzing, kwetsuur
blutsen – kneuzen, kwetsen
boa – bontsjaal, halsbont, koningsslang, slang, verenbont
bob  slee, thuisbrenger
bobbekop  bullebak, dikkop, dwarskop, waterhoofd
bobbel  bal, bel, blaar, blaas, buil, buit, bult, gezwel, oneffenheid, pukkel, zwelling
bobbelig - hobbelig
bobbeltje – bultje, puistje, pukkel
bobbeltjesstof  everglaze
bobben - bobsleeen
bobberd  dikkop, dikzak, lomperd
bobberen - poperen
bobby - politieagent
bobine – inductie(klos)
bobijn - klos, spoel
bobo – kopstuk, voorman
bobslee rijden  bobben
bocconia - macleaya
bochel - bult, bultenaar, kyfose
bochelen - ranselen
bocht  afval, baai, boog, buiging, draai, kink, knik, kromming, kronkel, meander, wending, uitschot,
bochtig  kronkelig, tortueus
bochtig deel - meander
bochtige kronkelende streep  ader
bochtige weg  kronkelpad
bod  aanbieding, aanbod, kooppoging, offerte
bod, een-doen - bieden
bodder - assepoester, sloof, werkezel
bode  afgezant, agent, bediende, berichtgever, besteller, boodschapper, brenger, dienstmeisje, facteur, gezant, koerier, lakei, loper, nuntius, overbrenger, pedel, postbezorger, vrachtrijder, werkster
bode der goden  Hermes, Iris, Mercurius
bode van een academie  pedel
bodega  bar, wijnhuis, wijnkelder, wijnlokaal
bodem  aarde, basis, bedding, grond, grondvlak, onderkant, schip, vloer
bodemademhaling - aëratie
bodemafzetting  sediment, sedimentatie
bodemhorizont  (ijzer)oerlaag, loodzand
bodeminzinking  depressie, ponor, slenk
bodeminzinking in Azië  Dode Zee, Toerfan
bodemkunde  pedologie
bodemkundige  pedoloog
bodemlaag – aardkorst, bedding
bodemopening – gat, put
bodemprofiel  podzol, tsjernozom
bodemrijzing bijhoudend  antecedent
bodemsoort - podsol, podzal
bodemverschijnsel  inspoeling, profielvorming, uitspoeling, verhitting, verwering
bodemvlak - grondvlak
bodemvloeiing - solifluctie
bodemvorming - pedogenese
bodemziekte - boutvuur, klem, miltvuur
bodes der goden - Iris
bod op een veiling - inzet
body – corpus, lichaam, lijf
bodyguard – bewaker, lijfwacht
Boeddha, leer van - boeddhisme, dharma
Boeddha, neef en leerling van - Ananda
Boeddhisme, soort - hinajana, mahajana, theravada
Boeddhisme, stichter van het - Boeddha
Boeddhistisch begrip  Nirwana, Nirvana
Boeddhistische bedelmonnik  bhiksjoe
Boeddhistische canonieke boeken - santri
Boeddhistische concentratie - samadhi
Boeddhistisch dogma - karma
Boeddhistische geestelijke - bonze
Boeddhistische gemeenschap - sangha
Boeddhistisch geschrift  Soetra
Boeddhistisch heiligdom  stoepa
Boeddhistische heilige  Bodhisattva
Boeddhistische heilige stad  Lhasa
Boeddhistisch ideaaltoestand - Nirvana
Boeddhistische kerk  tera
Boeddhistische kuisheid - ahimsa
Boeddhistische kwade geest  Mara
Boeddhistische leek - spasaka
Boeddhistische literatuur - gatha
Boeddhistische meditatie  samadhi
Boeddhistische moeder  Maya
Boeddhistische monnik - arkat, bo, bonze, bhiksjoe, lama, sthavira, thera
Boeddhistische monnikenorde - Sangha
Boeddhistisch monument - dagob(a)
Boeddhistisch monument op Java  Djago, Dsjago
Boeddhistisch nieuwjaar  Thet
Boeddhistisch oerprincipe - brahman
Boeddhistische onsterfelijkheld  Nirvana, Nirwana
Boeddhistische school - sjinto, tantra, tendai, tientai, vinaja, yoga, zen
Boeddhistisch stadium - kalpa, nirvana
Boeddhistische taal  pali
Boeddhistische tempel  pagode
Boeddhistische tempel op Java  Boroboedoer
Boeddhistische titel  Mahatma
Boeddhistische tucht - vinaja
Boeddhistische weg naar de ideale toestand - yoga
Boeddhistische wet - dharma
Boeddhistische zaligheidstoestand - nirvana
boedel  erfenis, huisraad, inventais, legaat, meubilair, nalatenschap, vermogen
boedelbeschrijving  inventaris
boedelkamer  weeskamer
boedellijst - ce(d)el
boedelrechter  curator
boef  bandiet, belhamel, boosdoener, deugniet, misdadiger, rakker, schavuit, schelm, schurk, snoodaard, straatjongen, vagebont
boefje  deugniet, rakker, schelmpje, stouterd, straatbengel
boeg – neus, steven
boegbeeld - schegbeeld
boegen - koersen, varen, zeilen
boegspriet  kluifhout
boeg van een schip - punt
boei  baak, baken, bank, breel, joon, halsijzer, keten, kluister, prang, ton
boei aan een net  joon
boeien - fascineren, interessant, ketenen, knevelen, vastbinden
boeiend – interessant, onderhoudendpakkend, spannend
boeilicht - holmeslicht
boek  band, bundel, encyclopedie, foliant, geschrift, lectuur, naslagwerk, novelle, roman, turf, volume, woordenboek
boek Hebr.  sefer
boek dat geslachtswapens beschrijft  armoriaal
boek der getallen  Numeri
boek der Mohammedanen  Koran
boek der liederen  sje-ting
boek der oorkonden - sjoe-ting
boek der riten  li-tji
boek der veranderingen  i-tjing
boek met kaarten  atlas
boek met lege bladen - album
boek met reisgegevens  baedeker, reisgids
boek over de Britse adel  debrett
boek , groot  foliant
boek voor verzamelingen  album
boek van groot formaat  folio
boekaankondiging - bespreking, recensie
boekachtig - stijf
boekanier  filibuster, kaper, piraat, vrijbuiter, zeerover
boekband - omslag
boekbandversiering - kapitaalbandje
boekbeoordeling - bespreking, recensie
boekbeschrijver  bibliograaf
boekbeschrijving - bibliografie
boekbespreker - referent
boekbespreking  recensie, kritiek
boekbewaarder - bibliothecaris
boekbindersleer - kunstleer
boekbinderslinnen - bougram, buckram
boekbinderstempel  filet
boekbindersterm  folio, katern, kwarto, oblong,octavo
boekbinderswerktuig  dunmes
boekdeel  band, boekwerk, tomus, volume
boekdrukkersfamilie  Plantijn, Elsevier, Blaeu
boekdrukker - typograaf
boekdrukkerswerktuig - ferlet
boekdrukkunst  typografie
boekel - haarkrul
boeken  aantekenen, bespreken, debiteren, inschrijven, noteren, optekenen, turven
boekenafschrijver - kopiist
boekenbeschrijver - bibliograaf
boekenbezit  bibliotheek
boekenclub - lezerskring
boekengek – biliofiel, bibliomaan
boekenkamer - boekerij
boekenkennis - bibliognosie
boekenlegger  lees en bladwijzer
boekenlijst - catalogus
boekenmens - kamergeleerde
boekenplank - regaal
boekenschrijver - auteur
boekenstandaard - lessenaar
boeken ter verstrooiing - ontspanningslectuur
boeken uitleenbedrijf - stuiversbibliotheek
boekenverzameling - bibliotheek
boekenvriend  bibliofiel
boekenwurm - student
boekenzot - bibliomaan
boekerij  bibliotheek, leeszaal
boeket – bloemstuk, bos, ruiker, toef, tuil, wijngeur
boekformaat  duodecimo, folio, kwarto, oblong, octavo,
sextesimo
boekhouder - klerk
boekhoudkundige  accountant
boekhoudplan - rekeningstelsel
boekhoudterm  balans, bank, budget, calculatie, credit, debet, deficit, giro, kas, kasgeld, kruispost, post, rente, saldo
boeking – inschrijving, registratie
boekje papier - katern
boekmaag  bladmaag boekpens, omasus
boekmerk - ex-libris
boek met gedichten - bundel
boek met landkaarten - atlas
boeknaam  titel
boekomslag – coverstofomslag, kaft
boekonderdeel  band, katern
boekstaven  opschrijven, noteren
boekteken - ex-libris
boek ter beoordeling - recensie-exemplaar
boek van de schrijver - auteursexemplaar
boek van groot formaat - foliant
boek van Mohammed - koran
boekverhaal  roman
boekverzameling  bibliotheek
boek voor verzamelingen - album
boekweit breken - grutten
boekweitgort - grutten
boekweitkruid - zwaluwtong
boekweitvergiftiging - fagopyrie
boekwerk  boekdeel, bundel, foliant, novelle, paperback, roman, volume
boel  herrie, hoop, inboedel, massa, ordeloosheid, reut, rommel, troep, veel, wanorde, zooi, zwik
boelage - overspel
boeldag - veiling, verkoopdag
boel die overhoop is - bende, rommel
boeleerder - minnaar
boeleerster - hoer, prostituee
boelen – hokken, samenwonen
boeleren – hokken, samenwonen
boelig  rommelig, wanordelijk
boelhuis – veiling, verkoophuis
boelkenskruid - agrimona, koninginnekruid, leverkruid
boelmansvorke - waterboelkenskruid
boeltje – rommel(tje), zwikje
boeman  bietebauw, bullebak, spook
boemel - stoptrein
boemelaar - bamser, fuifnummer, kroegloper, losbol, pierewaaier
boemelen – bambrocheren, brassen, dweilen, pierewaaien, wallebakken, zwieren
boemeltrein  stoptrein
boemerang - werphout
boender – borstel, luiwagen, schuier
boenen  kuisen, rossen, poetsen, reinigen, schoonmaken, schrobben, verdrijven, wassen, wegjagen, wrijven
boenmiddel - poeder, was, zeep
Boeotië, hoofdstad van - Thebe
Boeotië, stad in - Tanagra
boer  agrariër, akkerman, buitenman, heikneuter, kaffer, kinkel, landbouwer, landman, lomperd, oprisping, plattelander, veehouder
boer, kleine - keuter
boer (Arab.)  fellah
boer (ind.)  tani
boer (Rusl.)  koelak
boer in U.S.A.  farmer
boer met kleinbedrijf  keuter
boerachtig - boers
boerderij – bedoening, farm, gedoe, heemstede, hoeve, hofstede, ranch, State (Fries), stee, zate
boerderij, deel van een - boenhok, dars, deel, hooivak, karnhuis, karnmolen, koehuis, melkkelder, schuur, stal, voorhuis, wisch
boerderij in Amerika - farm
boerderij in Friesland - state
boerderij in Z.Am.  hacienda
boerderijtype - hoeve, langgeveltype, los-hoes, stelp, stolp
boeren – landvolk, oprispen
boerenaal  paling, aal
boerenbedrieger - kwakzalver
boerenbende - troep
boerenbezit – landgoed, zate
boerenboon - tuinboon
boerenbuis - kiel
boerendans  villanelle
boerendochter - deern(e)
boerendozijn  dertien
boerendracht - kiel
boerenerf – brink, heem
boerenfluit - schalmei,
boerenhofstede  havezaat, bisette
boerenhufter – botterik, kaffer, kinkel, lomperd, lomperik, pummel
boerenkant - bisette
boerenkers - herik
boerenkiel  hes
boerenkinkel  kinkel, lomperd, loebas, pummel
boerenknecht - boever, (Sp.) peon
boerenleenbank - Rabo, Raiffeisenbank
boerennachtegaal - (hegge)mus
boerenopstand (van 1358 in Frank rijk)  Jacquerie
boerenplaag - akkerdistel
boerenpummel - kinkel
boerentrien – totebel, troela, trut
boerenvlegel - kinkel, pummel
boerenwafel  wentelteefje
boerenwerktuig  eg(ge), gaffel, hark, hooivork, karn, kouter, nek, pikkel, ploeg, riek, sikkel, vlegel, vork, wan, zeis
boerenwoning  heem, hoeve, hofstee, boerderij, havezaat
boerenzwaluw - zwaalf
boerinnenkostuum in Oostenrijk en Zuid-Duitsland - dirndl
boer met klein bedrijf - keuter
Boeroendi, bevolkingsgroep in - Hutu, Toetsi, Twa
boerig  boers
boers – boerachtig, boerig, dorps, grof, landelijk, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaamd, plat, plomp, ruraal, rustiek, smakeloos,
boerschap  buurt, gehucht
boerse lompe vrouw - trien
boers en grof - lomp
boersheid - lompheid, platheid, ruwheid
boers en grof - lomp
boersheid - platheid
boert  gein, grol, kortswijl, leut, luim, scherts, snakerij
boerten - gekscheren, jokken, mallen, schertsen
boertig  burlesque, grappig, guitig, kluchtig, komisch, luimig, olijk, oubollig, snaaks
boertige nabootsing - parodie
boertigheid - scherts
boertje - plattelander
boesman - bosjesman
boet  schuur, loodsje, vuurtoren
boete – bekeuring, bon, geldstraf, penaal, pene, penetentie, poena, poene, straf
boetedoend kluizenaar  fakier, fakir
boetedoening  penitentie
boetedoening van 40 dagen - quadrageen
boetedrank - poenitet
boetekleed - cilicium
boeteling  bekeerling, penitent
boeten  aanleggen, bekopen, betalen, bevredigen, bezuren, genezen, goed, helen, herstellen, lappen, lessen, lijden, maken, ontgelden, ontsteken, repareren, voldoen
boetende bedelmonnik - fakir
boethuis - boede
boetiek – modewinkel, winkel
boetprofeet - Jeremia, Jona
boetseerdeeg - plasticine
boetseerhoutje - ébauchoir
boetseerkunst  plastiek
boetseerstokje - mirette
boetseerwerktuig - mirette
boetseren – modelleren, vormen
boetvaardig  berouwvol, ootmoedig
boetvaardige zondares  Magdalena
boevenbende  gang, dieventroep
boeventaal - bargoens
boeventuig - penose
boevenwagen  gevangeniswagen
boever - boerenknecht
boeverig - schelmenstreek
boezelaar  eva, schort, sloof, voorschoot
boezem  atrium, borst(en), buste, gemoed, golf, (in)borst, inham, watercomplex
boezemvriend  belami, intimus, kameraad
boezeroen – kiel, overhemd, shirt
boezeroen van wol  onderbaadje
bof  buitenkansje, geluk, klap, meevaller, plons, slag, stoot, toeval, tref(fer)
boffen – treffen, zwijnen
boffer  geluksvogel, mazzelaar
bofkont – geluksvogel, mazzelaar
bogaard - boomgaard
bogen – bluffen, pochen, pralen, pronken, roemen, schitteren
bogengaanderij  arcade
bogger - fielt, smeerlap, sodomiet
Boheemse berg - Jeseniky, Snezka
Boheems gebergte - Kirkonôse, Sumara
Boheems glas - kaliglas, kalkkristal
Boheems musicus - Benda
Boheemmse dans - polka
Boheemse nationale dans  polka
Boheemse zomerschoen  opank
Bohemen, rivier in - Berounka, Bilina, Labe, Ohoe, Sazara, Tepla, Vltava
Bohémien  artiest, zwerver
Bohol, hoofdstad van - Tagbilaran
bok  blunder, domkop, ezel, flater, fout, geit, lomperd, misslag, sik, stommiteit, takel, vergissing
bok van huiswerk  dirkkraan
bokaal  beker, kelk, ro(e)mer, wijnglas, wisselbeker
bokkalf  kitsbok
bokken - pruilen
bokkenpoot - teerkwast
bokkerig - humeurig, knorrig, kregel, nors
bokkensprongen – capriolen, luchtsprongen
bokkever - boktor
bokkig  nors, koppig, ritsig, stuurs, tochtig, hardnekkig, tegendraads
bok of blunder – flater
bok of sik - geit
boks – duw, stoot
boksbaard - salzafij
boksbeugel - kneukelijzer
boksbom - lupine, waterdrieblad
boksen – knokken, pugileren, vechten, vuistvechten
bokser – pugilist, vuistvechter
boksstoot – linkse, rechtse, swing
boksterm  bantam-, clinch, counter, blokken, clinch, counter, directe, groggy, hoekstoot, nastoot, halfzwaar-,licht-, midden-veder-, welter-, zwaargewicht, hoek, k.o., linkse, opstoot, punch, rechtse, ring, ronde, stoot, uppercut
boksvoet - duivel, Pan, sater
bokswedstrijd voor het kampioenschap  titelgevecht
boktor - acrocinus, bokkever, clytus, macrotoma
bol – cilindervormig, convex, globe, hoofd, kogelvormig, opgezet, pafferig, sfeer, zaaddoos
bol gedeelte van een fles  buik
bolder - duikereend
bolderik - brileend
bola – lasso, werpkoord
bolgewas - bieslookeslook, hyacint, knoflook, krokus, look, narcis, sjalot, sneeuwklokjesneeuwroem, tulp, ui
bolhoed – garibaldi, pothoed
bolhol - concaaf, convex
bolide - vuurbal
Boliviaanse berg - llampu, llimani, Musurata, Ollaqué, Sajama, Tacora
Boliviaanse hoofdstad - Sucre
Boliviaanse letterkundige -
4 Diaz, Lara
5 Fabre, Finot, Pinto
6 Echazu, Freyre, Geurra, Tamayo
7 Aquirre, Alarcon, Cerruto, Coimbra, Gerruto, Jimenez, Mendoza, Mercado, Ramallo, Torrico
8 Bedregal, Cespedes, Reynolds
Boliviaans meer - Poöpomeer, Titicacameer
Boliviaanse munt  boliviano, centavo, peso
Boliviaanse munt, oude - sueldo
Boliviaanse rivier - Beni, Irénez, Mamoré, Potosi
Boliviaanse vallei - yunga
bolkap  kalot
bolknak - sigaar
bolknop  bijbol, klister
bolkwast - pompon
bolleboos  kei, kraan, uitblinker
bollebuisje  poffertje
bollen - zwellen
bollepraat - larie, nonsens, onzin
boller worden  opzetten, zwellen
bolletje - kadet
bolletje papier - propje
bolletreeboom - balata
bollig - tochtig
bol maken  bomberen, rondzetten, welven
boloferiet - hedenbergier
bolplant - tulp
bolrond  convex
bol staan - uitpuilen
bolstaande plooi - pof
bolster  bast, buitenschil, bulster, dop, kaf, korst, omhulsel, pel, palie, peluw, schil, sloester
bolus  billen, gebak, kleiaarde, strooppil, zegelaarde
bolvorm – kogelvorm
bolvormig  bol, convex, rond, sferisch
bolvormig dak  koepel
bolvormig lichaam - knop
bolvormig omhulsel  ballon
bolvormig voorwerp  bal, knikker, stuiter
bolvormige koek - oliebol
bolvormige opwelving  dome
bolvormige uitwas - knobbel
bolvormige verharding of verhevenheid  knobbel
bolvormige versiering - ponpon
bolwerk  bastion, burcht, fort, lunet, ravalijn, rondeel, schans, vesting, versterking
bnolwerken - klaarspelen
bolwerksgordijn - courtine
bol wol – kluwen, knot
bolwolk - globule
bom - projectiel, raket
bomaanval - bombardement, luchtaanval
bombarde  bromwerk in orgels, steengeschut
bombarderen – aanvallen, beschieten
bombardeerschip - bombarda, bombarder
bombarie  beweging, bombast, drukte, getier, gezwets, grootspraak, klink, klank, lawaai, misbaar, ophef, poeha, spektakel, vertoon
bombast – bombarie, gezwollen, hol, kletskoek, larie, nonsens, retoriek, woordenpraal
bombastisch - gezwollen, hoogdravend
bombaxachtige - adansonia, cerbo, durio, pachira
bombazijn - pilou
bomberen - bollen, buigen, rondzetten
bom die niet ontploft - blindganger
bomen – keuvelen, kletsen, redekavelen
bomen inkorten – toppen
bomen kappen – vellen
bomen omhakken – kappen, vellen
bomentuin  park
bomen veredelen - enten
bomgat  galmgat, spongat
bommel - spon
bommerd - kanjer, kokker(d)
bomvol - eivol, gortvol, propvol, stampvol
bomvrij gewelf  cazamat, kazemat, poterne, schuilkelder
bon – afgiftebewijs, bekeuring, bewijs, cedel, ceel, kwitantie, nota, prent, reçu, teken
bonaf - goed af
bonafide - eerlijk
Bonaire, hoofdplaats van - Kralendijk
bonbon - lekkernij, praline, rumboon
bonbonschaaltje - bonbonnière
bond  alliantie, club, federatie, genootschap, liga, genootschap, organisatie, unie, verbond, verdrag, vereniging
bond van handelssteden  Hanze, Hansa
bond van samenwerkende verenigingen  federatie
bondboek - Pentateuch, O.T.
bondel - spon
bondgenoot  alliance, alliantie, geallieerde, helper, medestander, statenbond
bondgenootschap  alliantie, stater bond
bondgenootschappelijk  federaal
bondgenoten - geallieerden
bondig  afdoende, beknopt, concies, deugdelijk, duurzaam, essentieel, essentioneel, kernachtig , kort, kortaf, krachtig, lapide, pittig, stringent, summier, zakelijk
bondskist - ark
bondsvolk - Israël
bonen afhalen - repen
bonenkruid  keule, keune kruin
bonensoort - duivelbonen, paardebonen, pronkbonen, pronkers, pronksnijbonen, slabonen, spekbonen, (spek)snijbonen, sperziebonen, stam(sla)bonen, stok(sla)bonen, tuinbonen, veldbonen
bonenstaak – slungel, klimstok
bonenziekte - roest
bonetvis - boniet
bong - fuik
bongel – knuppel
bonhomie  jovialiteit
bonificatie  schadeloosstelling, vergoeding
bongerd - boomgaard
bonheur - salonkastje
bonhomie - jovialiteit
bonhomme - goedzak
bonificatie - vergoeding
bonis  gegoed, toeslag, welgesteld
bonje - herrie, ruzie
bonjour – gegroet, goededag
bonk  been, bonk, bot, kerel, klont, kluif, knol, knook, lomperd, schonk, stuk
bonkaarde - bonksel
bonken – kloppen, rammeien, stompen
bonker – jekker, overjas, zeemansjas, veenarbeider
bonket - banket, bolket, bonker, stuiter
bon-mot - kwinkslag
bonne – dienstmeisje, kinderjuffrouw, kindermeisje, nurse
bonnet - muts
bon of factuur - nota
bons  dreun, klop, partijleider, plof, schok, slag, smak, val
bont – afwisselend, allerlei, boa, fleurig, gemengd, gevlekt, kleurig, kleurrijk, luchtig, pelterij, pelswerk, polychroom, veelkleurig
bo0nt en blauw slaan - aftuigen
bont van Amer. bunzing  skunk
bontjas – pels(jas)
bonte kraai - schierroek
bonte maki - vari
bonte piet - scholekster
bonten muts  kapoets, karpoets,
bontjas  pels
bontkoperwerk - borniet
bontmanteltje - palatine
bondmuts - sjapka
bontsjaal – boa, stola
bontsoort 
3 boa, lam, mol, vos
4 kalf, mink, seal, vair
5 bever, bisam, iltis, konijn, nerts, otter, sabel, skunk,
yemen
6 marter, mouton, murmel, nutria, ocelot, veulen
7 bunzing, genotte, hamster, krimmer, opossum, zeehond
8 antiloop, astrakan, beverlam, eekhoorn, exotique,
hermelijn, karakool, kolinsky, sealskin
9 biberette, chevrette, mongoline, persianer,
petit-gris, whitecoat, zilvervos
10 chinchilla
11 breitschwanz, seal-electric
bon-vivant - losbol, pretmaker
bontwerk  boa, pelterij, skunk, vos
bontwinkel - pelleterie
bonus  gratificatie, extraatje, korting, premie, toegift, winstuitkering
bonzen – beuken, dreunen, kloppen
boodschap  bericht, brief, inkoop, kennisgeving, mare, mededeling, melding, message, opdracht, tijding, taak, telegram
boodschappen - berichten, melden, overbrengen
boodschappen doen - winkelen
boodschappentas  karbies
boodschapper  bode, expresse, Hermes,koerier, kruier, ordenans, profeet, Messias, verkondiger
boodschapster - koerierster
boog  arc, arcus, armborst, curve, erepoort, gewelf, kromming, overspanning, poort, uitspansel, wapen
boogbal - lob
boog of welving - ronding
boog van een gewelf  toog
booggang  berceau, pergola
booggewelf  arcade
boogschutter  Sagittarius
boogsprong - courbette
boogtrommel  timpaan
boogveld - timpaan
boogvenster  boograam
boogvormige doorgang  poort
boogzaag  amputatie zaag, spanzaag
bookmaker  totalisator
boom  balk, mast, paal, zie bomen
boom - gezwel, hause, koersstijging, poliep, uitwas
boom op Java  rasamala
boom met luchtwortels  waringin
boom uit Amerika en Z. Azië  tamarinde
boom uit Syrië  ceder
boom uit de Libanon  ceder
boom voor pijlengif  upasboom
boomachtige struik - heester
boomarm gebied - savanne
boombast  schors, schinde
boombeschrijver - dendrograaf
boombeschrijving  dendrografie
boombewoner - arboricool
boomgaard  bogerd, bogaard, bongerd
boomhagedis – basilisk, leguaan
boomkant  boskant
boomklever - blauwspecht, brabander, spechtmees
boomkruiper - klampvogel
boomkunde  dendrologie
boomknoest  boomkwast, knoop,
boomkwekerij - pépinière
boomloos landschap - steppe
boomloot  ent
boomloze hoogvlakte (Skand.)  Fjeld
boomloze vlakte  poesta, steppe
boomloze vlakte in Z. Amerika  liano, pampa, poesta, steppe
boommeter  dendrometer
boom met sterk riekende bloemen - linde
boommiereneter  tamandoea
boomnimf  (hama)dryade
boompollen  A. P.
boomschacht - blok
boomscheut – ent, loot, lot, poot, spruit, tak
boomschors  bast, eek
boomslag - paardenpoot
boomstam  balk, mast, paal, schacht
boomstek - telg
boomstomp – hach, stobbe, stronk
boomstronk  knar, stobbe, tronk
boomtak  branke, ent, rijs
boomtop - kruin
boomvalk - bailler
boomveil - klimop
boomveller - houthakker
boomvrucht  beukennoot, denappel, eikel, kastanje, noot
boom waarvan pijlengif wordt gemaakt - upasboom
boomweefsel  bast, floëem, hout, kurk, schors, xyleem
boomwol  kapok, katoen
boomwortel - stronk
boomzij - bombazijn
boon - peul
boonerwt - dopboon
boonvormige klier  nier
boor  avegaar, borium, fret, egger, effer
booras  boorspil
boorbeitel - bit
boorbuis - casing
boord - col, kant, kraag, oever, omtrek, rand, richel, wal, zoom
boorden - (om)zomen
boordevol - eivol
boordjournaal - logboek
boordsel - agrement, fabbala, franje, galon, garneersel, koord, lint, paspel, passement, passepoil, tres
boordsel aan de rand van zeil  lijk
boordtelegraaf - navigator
boord van een overhemd - manchet
boord van kleding – rand
booreiland - platvorm
boorgruis  boorsel
boorijzer  dril, boor, drilboor
boorinstallatie, deel van een - boortafel, kelly, kroontafel, slikpomp, slikseperator, sliktank, spoelkop, takelblok , toren
boorkever - tikker
boor met dwarsstang  avegaar
boor met holle cilinder  puls
boorschapdier - paalworm, steenboorder
boorspil - booras
boorstaal  boorijzer
boort - diamantafval
boortoren - pyloon
boor voor grote gaten  centerboor
boorworm  paalworm
boorzuur - sassoline
boorzuur, zoet van - boraat
boos – aangebrand, aangeslagen, arg, dol, duivels, gebelgd, gebeten, geergerd, gepikeerd, geprikkeld, geraakt, gevaarlijk, giftig, gramstorig, grimmig, hellig, kregel, kwaad, misnoegd, nors, nijdig, onstuimig, ontstemd, sacherijnig, slecht, snauwachtig, snood, toornig, verbolgen, verdorven, verstoord, vreeswekkend, woedend, woest, wrevelig, zondig
boosaardig – arglistig - boos, gemeen, geniepig, hatelijk, kwaad, kwaadaardig, kwaadwillig, malicieus, nijdig, snood, stug, venijnig, vijandig, verderfelijk, verdorven
boosaardig en pinnig - venijnig
boosaardigheid - venijn
boosaardig plezier  leedvermaak
boosaardige aanval  aanranding
boosaardige vrouw  carogne, feeks, furie, heks, helleveeg, karonje, megera prij, tang, xantippe
boosaardige watergeest  nix, nixe
boos, hard man  Nabal
boosdoener  boef, booswicht, dief, galgenbrok, inbreker, misdadiger, onverlaat, schavuit, schelm, schurk, snoodaard, zondaar
boosheid  gramschap, grimmigheid, kwaadheid, nijd, ontstemming, onverlaat, schurk, slechtheid, snoodaard, toom, verdorvenheid, woede
boos maken – indisponeren, irriteren, pesten, plagen
boos van opzet - arglistig
booswicht – boosdoener, bram, deugniet, guit, misdadiger, onverlaat, prikkelen, schurk, snoodaard
boos wijf - feeks, prij, tang, xantippe
boot  aak, ark, bark, boeier, botter, coaster, fregat, galjoen, giek, gondel, jacht, jol, jonk, kaan, kano, kogge, korvet, kotter, kruiser, logger, monitor, m.s., praam, prauw, punter, roeiboot, schip, schuit, sleper, sloep, s.s.,stomer, tanker, trawler, tjalk, tjotter, trawler, vlet, zie vaartuigen
bootafhouder - luiaard, lijntrekker, uitsteller
boot der Argonauten  argo
bootje  kano, sloep
bootsen - naäpen, nadoen
bootsgezel - matroos, varensgezel
bootsman – reepgast, schepeling, varensgezel
boot van bosnegers - korjaal
bootwerker - dokwerker
bora - valwind
bora, kleine - borino
Bora Bora, hoofdstad van - Vaitape
boraginacee - borago, echium, heliotroop, hondstong, lappula, ossentong, parelzaad, scherpkruid, wasbloem
borat  brat, sajet(garen), stopsajet,
boraxzuur  boorzuur
bord – plank, eetschotel
bordeauxwijn - medoc
bordeel – erocentrum, hoerhuis, ontuchthuis, sexhuis
bordenwasser  casseroller
border  bloembed, perk, rabat, rand, zoom
borderel  ceel, lijst, staat
bordes  estrade, laadvloer, opstap, palier, palter, platvorm, pui, stoep, stoepportaal, stijger, vloertje
bordes in station - perron
bord eten - maal
bordnet  planknet, schrobnet
bordpapier  karton
bordspel - dammen, go, gobang, halma, schaak, scrabble, stratego
borduren – handwerken, naaldwerken, opsmukken, overdrijven, stikken
borduurgaas  stramien
borduurketting - cantille
borduuroefening  merklap
borduursel  tres, passement, verdichtsel, versiersel
borduurtechniek - festonneren
borduurwerk  broderie, merklap
boreaal  arctisch, noordelijk
boren – drillen, pulsen, steken
borg  cautie, cavant, garant, garantie, (onder)pand, sponsor, waarborg , zekerheid
borg blijven  caveren, instaan, responderen
borgen – beren, beveiligen, krediet geven, lenen
borgpen - contrapen
borgsom – cautie, onderpand
borgstaan - instaan
borgsteller - borger
borgstelling - verpanding
borgtekening op wissel  aval
borgtocht  aval, cautie, impegno, onderpand, waarborg(som)
boring - kaliber
Borneo - Kalimantan, Sarawak
Borneo, deel van - Brunei, Kalimantan, Sabah, Sarawak
Borneo, rivier op - Barito, Busang, Kajan, Kapuas, Makahan, Murung
Borneo , stad op - zie stad op Borneo
Borneo, sultanaat op - Brunei
Borneo, volk op - Bajao, Dajaks
born  bron, bronwater
bornen  opborrelen, opwellen
borocalciet - bechiliet
boronatrocalciet - ulexiet
bornput  welput
bornwater  bronwater
borrel – afzakkertje, aperatief, drupje, glaasje, jenever, klare, kleintje, neut, oorlam, opkikkertjesnaps
borrelen  babbelen, bitteren, bobbelen, drinken, nippen, opwellen
borrelpraat  dronkemanspraat, kletspraat, onzin
borreltje - (Mal.) - pait
borst - boezem, gezel, jongeman, maat, thorax
borstbeeld  buste, torso
borstbeen – rib, sternum
borstbescherming (schermen)  plastron
borstel  boender, kwast, lola, ragebol, schuier, stoffer, veger
borstelen - bakkeleien, rossen, schoonmaken, schuieren, strubben, vechten
borstelgordeldier - peludo
borstelgras  nardus
borstelig  behaard, hang, ruig(harig), ruig, rul, ruw, stekelig
borstelig zoogdier  egel, ever, stekelvarken
borstelworm - aardworm, regenworm, zeepiet
borsten - boezem
borsthanger - pendentief
borstharnas  kuras, pantser
borsthoedje - zuigglas
borstkas – ribbenkast, thorax
borstkind - baby, boreling, zuigeling
borstklierontsteking - mastitis
borstklier van een kalf  zwezerik
borstklontjes  kandij
borstpijn  sternalgie
borstplaat  kurasplaat
borstrok – hemdrok, kamizool, wolletje
borstspeldje  broche, doekspeld
borststem - falset
borststuk  plastron
borst, van de... nemen  spenen
borstvlies  pleura
borstvliesontsteking  pleuritis, pleuresie
borstwering  balustrade, epaulement, leuning, parapet, rand, tinne, trans, verschansing, weergang
bos  bos, bundel, buidel, foreest, geboomte, kuif, loo, pak, pluk, ris, tas, toef, tros, tuil, woud
bos aanwas  boomgroei
bosantilope - bongo
bosbeheerder - houtvester
bosbes - blauwbes, klokkebei, kraakbes, rijsbes, veenbes, vossebes, waterbes
bos bloemen – boeket, ruiker
bosbloem  anemoon, speenkruid
bosdruif - heggenrank
bosduif - houtduif, ringduif, woudduif
bosduivel - mandril
bosgang  tra
bosgewas  bosbes, varen
bosgod  faun(us), pan, sater, satyr
bosgod met herdersfluit - Pan
bosgodin - nimf
bos haar - dos
bos in samenstelling - Lo(o)
bosje - kluwentje, knot
bosje haar – dot, krul, lok, plukje, staart, vlecht
bosje haar in de nek - staart
bosje planten - pol
bosje reigerveren  eigrette, aigrette
bosje rijshout - gard
bosjes - struweel
bosje samenhangende planten  pol
bosje stro - strowis
bosje wol - knot
boskat  serval
boskant  rand, zoom
boskever - schallebijter
bos landschap (in NoordZ.) Amerika  savanne
bosmens - chimpansee, orang-oetang
bos met dicht struikgewas - jungle, maquis, oerwoud
bosneger in Suriname  marron
bosnimf  bosgodin, Betty , diade
bosproduct  hout, rotan, rottan, rubber
bos met dicht struikgewas  jungle, maquis, oerwoud
bosrietzanger - wilgensijsje
bos rijshout - wiep
bosruiter - snip
bosseerder - collectant
bosseren - boucharderen, spitsen
bos van rijshout  griend
bostel - (bier)draf, spoeling
bostijloos - sleutelbloem
bosvink  kwaker
bos vlasstengels - boot
bosvogel  ekster, gaai, houtduif, houtsnip, specht
bosvrucht - nraam
boswachter – houtvester, koddebeier, schut, vorster
boswachterij - houtvesterij
bosweide – laar, savanne
boswinde - kamperfoelie
boszanger  fitis, fluiter, tjiftjaf
bot – afgestompt, been, geraamte, gebeente, grof, hardleers, knekel, knook, kortaf, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, ongemanierd, onscherp, onvriendelijk, ploertig, plomp, rib, stomp, tactloos, uitspruitsel, wervel, zuur
bot  been, dom, knekel, knook, lomp, onbehouwen, plomp, stomp
botanicus  plantkundige
botaf - beslist, kortaf, plompverloren, plompweg
botanie  plantkunde
botanische tuin - hortus
botenbaas - besteker
botenbergplaats  boothuis
boterazijnzuur - Propionzuur
boterbloem  hanevoeten, hanepoten, veldbloem
boterbloemachtige waterplant  dotterbloem
boterbrief - belastingbiljet, rekening
boterbriefje - trouwakte
boteren  besmeren, gedijen, gelukken, karnen, klikken, slagen, vlotten
boterham - broodmaaltijd, brugge, keg, sandwichsnee, stuit
boterhambeleg - (appel)stroop, chocopasta, ei, gelei, honing, jam, kaas, leverkaas, leverpastei, marmelade, omelet, pindakaas, suiker, vlees, worst
boterhammenzak - knik
boterham met roggebrood en kaas  housnip
boterkuip  karn (ton), boterton
boterletter - banketletter
boter maken - karnen
botermaker  karner
botermelk - karnemelk
boterolie  bakolie
boterstof - butyrine
boterton  karn, karnton
botheid  domheid, stommiteit
bothol - watervenkel
botridie - fyllidium
botrioliet - datoliet
bots  schok, slag, stoot, weerstuit
botsen  aanbonzen, aanrijden, aanvaren, klotsen, rammen, stoten, stuiten,
botsing – aanrijding, collisie, conflict, crash, gevecht, ongeluk, oorlog, schok, stoot, strijd, (verkeers)ongeluk
botsing der meningen  conflict
botsing met schepen - aanvaring
Botswana, bevolkingsgroep in - Bakgatla, Bakwena, Bamalete, Bamangwato, Bangwaketse, Barolong, Batawana, Batlokwa
Botswana, eerste president van - Khama
Botswana, hoofdstad van - Gaberones
botte - bierkan
botte gewoonte - sleur
bottel - fles
bottelarij - wijnmakerij
bottelier – hofmeester, keldermeester, wijnmaker
Botteloef - loefboom
botten - uitspruiten
botte ontkenning - nee
botten – beenderen, knoppen, weerkaatsen
botterik  bink, boer, botmuil, domkop, domoor, hufter, kinkel, loeres, loer, lomperd, stommeling, stommerd, stompzinnige
bottig – schonkig
bottine - rijglaars
bottleneck  flessenhals, knelpunt
botvieren  inwilligen, uitleven
bot voor de hond - kluif
botweg  kortweg, onverholen, onvoorziens, plomp, resoluut, ruw
boucharderen - bosseren, grotten, spitsen, stokken
boud  dapper, driest, ferm, flink, gedurfd, heldhaftig, koen, moedig, onversaagd, onvervaard, sterk, stoer, (stout)moedig, term
bouderen  mokken, pruilen
boudweg - onbevreesd, ronduit, stout, zomaar
bougie – vonker, vonkbrug
bouillon – aftreksel, aspic, consommé, vleesextract, vleesnat
bouillon van schapenvlees - weernat
boulangeriet - jamesoniet, plumosiet
bourdon  basenaar, luidklok
bourgognewijn  brouilly, chablis, Chambertin, Beaujolais, chenas, Chassagno, fleurie, fuissé, juliènas, Mâcon, Meursault, morgon, Montrachet, Pommard, pouilly, vergisson
bout – ham, kluif, nagel, pen, pin, plug, schroef, staaf (ijzer), spie, stang, strijkijzer, poot, vogelgebraad
boutade  gril, saillie, uitval
boutig - aanvallig, mollig
bouton - sierknop
boutschutter - eendenjager
bouw  bahoe, constructie, frame, geraamte, gestel, hol, maaksel, net, oogst, opbouw, structuur, welving
bouwaarde - humus
bouwakker - enk
bouwakker waarop men producten voor eigen gebruik teelt  kostgrond
bouwbaas - uitvoerder
bouwdeel - element
bouwen  bewerken, construeren, kweken, maken, oprichten, samenstellen, stichten, vesten, vestigen, zetten
bouwer  aannemer, architect, constructeur, maker, oprichter, ploeger, stichter
bouwer van labyrint  Daedalus
bouwerij - boerderij, bouwbedrijf, landbouw
bouwfeest - oogstfeest
bouwheer van het heelal - Schepper
bouwkarton  bouwplaat
bouwkundig - architectonisch
bouwkundig Ingenieur  b.i.
bouwkundig ontwerper - architect
bouwkundige  aannemer, architect
bouwkunstig  architectonisch
bouwland  akker, dries, eng, enk, es, ink, kouter, plantage
bouwland bij een dorp - enk
bouwlieden - metselaars, timmerlui
bouwman - boer, landman
bouwmateriaal  baksteen, beton, board, cement, hout, kalk, mortel, specie, steen, tegel, tras
bouwmeester  architect
bouwmeester onder de dieren - bever
bouwmeester van labyrint - Daedalus
bouworde  bouwstijl, model, stijl, wijze
bouwplaats - boerderij
bouwplaats voor schepen  helling, werf
bouwplan  bestek
bouwschets - trace
bouwsel als eerbewijs - erepost
bouwsteen  tuf, tufsteen
bouwsteen van een molecuul - atoom
bouwsteiger  stellage, stelling
bouwstijl  architectuur, barok, classicisme, dorisch, got(h)iek, ionisch, korinthisch, renaissance , rococo, romaans
bouwstof(fen)  materiaal
bouwterrein voor schepen - werf
bouwvakarbeider  betonwerker, heier, metselaar, opperman, schilder, stukadoor, tegelzetter, timmerman
bouwval – krot, puinhoop, ruïne
bouwvallig  caduc, gammel, kaduuk, vervallen, wankel, wrak
bouwvallig huis - krot
bouwvallig worden  vervallen
bouwwerk  burcht, blok, dom, flat, fort, gebouw, huis, kasteel, kerk, molen, opstal, paleis, tempel, toren, slot
bouwwerk (Boedd.)  Stoepa
bouwwerk in Parijs  Eifeltoren, Elysée, Louvre
bouwwerk in Perganum  altaar
bouwwerk in Rome  Colosseum, Kapitool, Pantheon
bouwwerk op Java  Boroboedoer
bouwwerk te Haliarnassus in KleinAzië  Mausoleum
bouwwijze - baksteenconstructie, vakwerkconstructie
boven  hoger, over, super, supra
bovenaan – eerst, op, super
bovenaards – goddelijk, hemels, zalig
bovenaardse wezens  engelen, geesten, goden, godheid, duivels, fee
bovenal – vooral, voornamelijk
boven alle klassen  groots
bovenarm – opperarm
bovenarmbeen - schonk
bovenarmspier  biceps
bovendek - dekbed
bovenbeen - dijbeen
bovenblad - dekblad
bovendek - overloop
boven de werkelijkheid verheffen - idealiseren
bovendien - buitendien, daarenboven, nog, ook, overigens, tevens, verder, voorts, wijders, zowel
bovengei - nokgordijn
bovengemeld - vorenstaand
bovengewaad (Jap.)  kimono
bovengrens - plafond
boven het normale  extra
bovenkaak  maxille
bovenkant - hoofd
bovenkleren - overgoed
bovenkruiszeil - grietje
bovenlaag - top
bovenlaag van een weg  wegdek, slijtlaag
bovenlangs - over
bovenleiding - catena
bovenlicht - abat-jour, waaier
bovenlijf  tors(o)
bovenlipversiering  snor
bovenmate – bar, buitengewoon, enorm, erg, extreem, heel, intens, mateloos, reuze, super,uiterst, zeer
bovenmatig  buitengewoon, bijzonder, enorm, extravagant, extreem, mateloos, uitbundig, uitermate, zeer
bovenmenselijk wezen - god
bovennatuurlijk  metafysisch; transcedent
bovenraam - lunet
bovenrand van een gebouw – kanteel, tinne, trans
bovenst - opperst
bovenstaand - bovenvermeld, eerder, hoger
bovenste deel  dak, kap, kop, kroon, kruin, nok, spits, top(punt)
bovenste deel van kasteelmuren  tinnen, transen, kantelen
bovendien  nog, ook, tevens, eveneens, daarenboven, voorts
bovenste dakrand – nok
bovenste deel – kroon, kruin, top
bovenste deel van een huis - kap
bovenste deel van een kasteelmuur - kanteel, tinne
bovenste deel van een klomp  roof
bovenste deel van een rots - punt
bovenste deel van een zuil  kapiteel
bovenste deel van de bil van een rund  biefstuk
bovenste eind - toppunt
bovenste galerij  scheilinkje
bovenste halswervel  atlas
bovenstem - discant, falset, kopstem
bovenste maagopening  cardia
bovenste molensteen - loper
bovenste sliblaag in de wadden - blets
bovenste verdiping - zolder
bovenstuk van versierde gevel  fries
bovenverdieping - etage
bovenvlak van borstwering - plongé
bovenstuk van kleding - lijf
bovenvlak van raamkozijn - afzaat
Bovenwindse eilanden, een der - Anttigua, Barmuda, Bominica, Guadeloupe, Martinique, Nevis, Saba
bovenwindse zijde  loef, loever (t)
bovenzijde van een briljant - bezeel
bovenzijde van een penning  obvers
bovenzinnelijk - metafysisch, transcedent,
boven zitplaats op voertuig  imperiaal
box – autostallinggarage, loophek, postbus
boy – joch, jongen, huisbediende, knaap, knul
boycot – embargo, sanctie, uitsluiting
boycotten – buitensluiten, verhinderen, weren
boze  duivel, kwade, kwaaie, satan, slechte
boze bedoeling - arglist
boze geest  a(h)riman, alf, cacodemon, demo(o)n, djinn, duivel, eunjer, genius, satan, spook, pontianak, troli
boze kabouter  kobold
boze man  boeman, Nabal
boze oog  malocchio
boze opzet  arglist
boze vrouw  harpij, helleveeg, ka, ogresse, Xantippe
boze woudgeest - pontianak
braad - schar
braadijzer  braadstaaf, grill, rooster, spit
braadoven - grill
braadpan  casserole, kastrol
braadrooster - grill
braadslee - braadschotel
braaf – betrouwbaar, dapper, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, eerbaar, eerzaam, fatsoenlijk, gehoorzaam, goed, integer, lief, net, nuttig, oppassend, rechtschapen, solide, suf, welgeaard, zedelijk, zoet
braafheid  flinkheid, deugd, goedheid
braai  braadstuk, kuit
braak  afbraak, inbraak, doorbraak, dijkbreuk, kolk, ledig, nutteloos, onbebouwd, ongebruikt, onnut, onontgonnen, wiel, woest
braakliggende akker – braakland, dries
braakmiddel - emeticum, vomitief
braaknoot - kraanoog
braaksel - overgeefsel
braakstok  zwingel
braam  baard, braambes, braamstruik, braamvis, doornstruik, zeebrasem, zelfkant
braambes  brummel
braam op snede van een mes - graat
braamvis - koningsvis, zeebrasem
Brabant, hoofdstad van - Brussel, Bruxelles
Brabantse heideland  Kempen
Brabantse minnezanger - Ademet
Brabantse mirt  gagel, pos, possem, post
Brabants riviertje - Beerse, Diese, Dommel,
Brabants veenland  Peel
brabbeltaal  galimatias, jargon, onzin, patoiswartaal
bracelet  armband, handboei
braden – bakken, grillen, roosteren
braden door middel van straalwarmte - grilleren
braderie - winkelweek
brageren - geuren, pronken
Brahma (Jap). - Bonten
Brahmaanse ascese - Yoga
Brahmaanse commentaren - bhasjya
Brahmaanse filosofie - darsjawa
Brahmaanse godheid - Brahma, deva, Sjiva, Visjnod
Brahmaanse heilige formules - mantra
Brahmaanse mystieke beschouwing - bhakti
Brahmaans inzicht - djnawa
Brahmaanse rite - poedja
Brahmaans rijdier - vahana
Brahmaanse verering - poedja
Brahmaanse verlossing - moksja
Brahmaanse voorschriften - soetra
brahmaanse ziel - atman
brahmapriester  brahmaan
brainwave – idee, inval
braiseren - smoren
brak - deugniet, jachthond, rakker, zilt, zout(ig)
brak water  brijn
brakel - bengel, deugniet
braken – kotsen, opbrengen, overgeven, spugen, spuwen, uitwerpen, vomeren, vomitus
braken van hennep - blouwelen
Brakna, hoofdstad van - Aleg
brallen  bluffen, pochen, pronken, snoeven
braller - pocher, snoever
bram - druktemaker
bramarbas - grootspreker, snoever
bramzeil van de bezaammast - grietje
brancard  (draag)baar, draagbed, burrie
branche - afdeling, tak, vak
brand  fik, gloed, vlak, vlam, vlammenzeevuur(zee)
Brandaris  vuurtoren
brandbaar gas uit de grond  aardgas, acetyleen, brongas, moerasgas
brandbaar koord  lont
brandbaar lint  lont
brandbare aardolie - nafta
brandbare zwarte stof  pek
brandbalie  brandemmer, slagputs
brandblaas  karbonkel
brandblusapparaat  extincteur, poederblusser, schuimblusser, schuimkanon, waterkanon,
brandbrazem - zwartstaart
brandbuil  antrax
branden – aanflitsen, aanfloepen, blake(re)n, fikken, gloeien, (in)bijten, laaien, schroeien, snerpen, stralen, vlammen, vonken, (ver)zengen
brandend – gloeiend, heet, vurig
brandend gevoel in de maag  pyrosis
branden zonder vlam - smeulen
brander –distilateur, pit, stoker, vlambek, vuurschip
branderig – belust, gezwollen, koortsig, ontstoken, vurig
branderij - stokerij
brandewijn  aquavit, kirsch, sake, saki,
brandewijndraf - droesem
brandewijn met stukjes goudblad  guldenwater
brandewijn met suiker  flip
brandewijn, Turks - raki
brandgang – laar, tra
brandglas  loep, vergrootglas
brandhaard - vuur
branding – golfbeweging, golfslag
brandingsgolf - breker
brandje – fik, vuurtje
brandkast  kluis, safe
brandkastenmerk  Lips
brandklok – noodklok
brandkluis - safe
brandmeester – bevelvoerder, spuitmeester
brandmerk  blaam, smet, stigma, vlek
brandnetel - tingel
brandpunt  centrum, focus, middelpunt
brandschilderen - emaileren
brandschoon  helder, kraakhelder, onbevlekt, rein
brandspuit – poederblusser, schuimblusser, waterkanon
brandspuitwagen – bluseenheid, autospuit
brandstapel  helsel, houtmijt, mutsaard
brandstichter  empressomaan, pyromaan
brandstichting - pyromanie
brandstof  aardgas, antraciet, benzine, briket, bruinkool, cokes, gas, hout, kerosine, kolen, olie, papier, petroleum, steenkool, stookolie, turf
brandstof innemen  tanken
brandstofopslagplaats  olietank, reservoir, tank, vat
brandstof uit veen - turf
brandverf  email, smalt
brandvrije kluis  safe
brandweergebouw - kazerne
brandweerman – bevelvoerder, blusser, pompbediende, spuitgast
brandy - brandewijn, cognac
branie  banjer, blaaskaak, bluf, bluffer, drukte(schopper), durfal, geurmaker, lef, opschepper, opsnijder, pocher, poen, praler, snoever, waaghals
branieschopper  banjer, druktemaker, lefgozer, opschepper, uitslover
bras – hijstouw, rommel, tuig, trijs
brasem  blei, bliek
braspartij  bacchanaal, drinkgelag, gelag, orgie, slemppartij
brassard - armdoek
brassen  boemelen, dweilen, fuiven, slempen, smullen, zwelgen, zwieren
brasser – doordraaier, drinkebroer,drinker, slemper, smuller, zwelger
brassière -bustehouder
brat  borat, sajet(garen)
bravade - grootspraak
brave borst - sul
braveren - trotseren
bravo - goed, mooi, uitstekend
bravoure  bravoer, dapperheid, durf, lef, moed, schwung
bravourestukje – stunt, truc
Braziliaanse auteur - Assis
Braziliaanse berg - Itatiara, Orgaos
Braziliaanse dans  samba
Braziliaanse dichter - Abreu, Alves, Dias
Braziliaanse gouden munt - peça
Braziliaanse halfbloed - Caboclo
Braziliaanse haven - Bahia, Belem, Manaos, Natal, Permambuco, Recife, Rio, Santos, Vitoria
Braziliaanse hoofdstad - Brasilia
Braziliaanse hoogvlakte - chapada, taboleira
Braziliaanse Indianenstam - Arara, Pariri
Braziliaanse rivier - Amazone, Apa, Igquaçu
Braziliaanse schrijver - Assis
Braziliaanse staat - Ba(h)ia
Braziliaanse stad - Bagé, Bauru, Belem, Marajo, Monaus, Recife, Salvador
Braziliaanse vis - arapaima
break – brik, interval, pauze
brede band  sjerp
brede band (Ind) - bale-bale
brede broekklep - lats
brede gang  hal
brede gleuf - groeve
brede grove latten  raster
brede hakbeitel - snik
brede hoge vaas  pul
brede laan  allee, avenue, boulevard
brede landweg  dreef
brede moerassige riviermonding  liman
brede opening  poort
brede roeispaan - pagaai
brede sjaal  stola
brede sloot  lee, tocht, wetering
brede straat  allee, avenue, boulevard
brede waterloop – graaf, rivier, sloot
brede weg – allee, dreef, laan
brede weg met bomen - laan
breed  ampel, groot, largetto, (muz)largo, omvangrijk , ruim(denkend), uitvoerig, wijd,
breed beeld  cinemascoop
breed en hoog  ruim
breed en uitvoerig - ruim
breed geschouderd - stoer
breedhouder - tempel
breed kort zwaard  klewang, kortelas
breedsprakig - breedvoerig
breed zoet water  (Ind.) kali, kanaal, rivier
breedneuzige aap  brulaap, leeuwaap, slingeraap
breedscheermachine - warpmolen
breedsprakig  breedvoerig, diffuus, langdradig, praatziek, prolix, wijdlopig
breedte – baan, latitude, latitudo
breedtecirkel  keerkring, parallel, poolcirkel
breeduit - uitvoerig
breedvoerig  ampel, gedetailleerd, omstandig, uitgebreid, uitvoerig
breedvoerig praten  bomen, uitweiden
breed water - meer
breekbaar  broos, bros, fragiel, frêle, te(d)er, zwak
breekbaar en broos - zwak
breekbaarheid  fragiliteit
breekhamer – moker, vuist
breekijzer – koevoet, sloopbeitel
breel – boei, joon
breeuwen – herstellen, kalefateren
breeuwhamer - klauwer
breeuwijzer - kalfaatijzer
breiartikel  borat, brat, (brei)naald, katoen, pen, sajet, wol
breidel  beperking, bit, censuur, gareel, halsgordel, juk, leidsel, teugel, toom
breidelen  beteugelen, intomen
breidelloos - tomeloos
breien – handwerken, knopen, vlechten
breigaren - sajet
brein  computer, denkvermogen, geest, hersens, verstand
breinaald - pen, priem
breinloos - dom, krankzinnig, onverstandig, stom
breipen - breinaal
breiterm  toer
brekebeen  beunhaas, knoeier, pijpkruid, stumper, sukkelaar
breken  barsten, begeven, bezwijken, brokkelen, knakken, knikken, kraken, stukslaan, zwikken
breker – golf, roller
breking (licht)  deviatie, refractie
brem  bezemkruid, pekel, zout
Bremergroen - bergklauw
bremaapachtigen - orobranchaceën
brempaap - paapje
brengen  (aan)dragen, aanrukken, aanzetten, afleveren, bezorgen, deponeren, drijven, dringen, voeren
brengen tot - nopen
brenger  bode, drager
bres  barst, breuk, doorbraak, gaping, gat, lek, opening, scheur, stormgat
bretel – broekophouder, draagband, galg
Bretagne, rivier in - Blavet, Scorff
Bretonse doedelzak - biniou
Bretonse haven - Brest
Bretonse vissershaven - Lorient, St.Malo
Bretons godsdienstig feest - pardon
Bretons grafmonument  dolmen
breuk  barst, bres, fractuur, hernia, knak, knik, kwetsuur,opening, ruptuur, scheur
breukig - bros
breukband  bandage
breuk in de aardkorst  druklaas
breuk in weefsels  ladder, scheur, winkelhaak
breukkruid - sanikel
brevet  akte, diploma, getuigenis, getuigschrift, oorkonde, referentie, testimonium, vergunning
breviarium  brevier
brevier  breviarium, getijdenboek
breviter  kortweg
bridgeterm  bieden, bod, down, harten, klaver, manche, robber, ruiten, schoppen, slem, sans, troef
brief  akte, couvert, epistel, missive, oorkonde, schrijven
briefaanhef  H.H., l.s., m.h.
briefgeld - port
briefhouder - ordner
briefje - memo
briefje met uitdaging tot duel - kartel
brief in zakelijke trant  missive
briefje van armbestuur - borgbriefje
briefje voor geneesmiddel - recept
briefkoord - lias
briefkosten  port, porto, verzendkosten
briefomslag  couvert, envelop(pe)
briefopener  vouwbeen
briefopschrift - aanhef
briefordner  map, legger, dossier
briefvracht  porto, port, verzendkosten
briefwisseling  correspondentie, post
briefwisseling tussen zaken - handelscorrespondentie
briek  angstig, dreigend, gevaarlijk, krom, raar, scheef
bries  wind(je), zeilwind
briesen –brullen, pruisen, razen, schreeuwen, tekeergaan
brieven - post
brievenbesteller  facteur, koerier, (post)bode, postillon,
brievenbus - postbus
brievenordner - biblioraft
brievenpost  mail
brievensnoer  lias
brieventas – aktetas, map, portefeuille
brigadier - brigges
brij  pap, kwak ,pudding, puree, vla
brijachtige massa - trot
brijig - troeterig
brij van aardappelen  puree
brij van bieten – pulp
brij van vruchten - moes
brijn – pekel, zout
brijzel - kruimel
brik - baksten
briket van kolengruis - fom
bril  fok, lorgnet, lorgnon, montuur, neusklem
brilduiker - knob
brileend - bolder
briljant - diamant, geniaal glansrijk, glanzend, prachtig, schitterend, uitnemend
briljante leerling - bolleboos
brillantine – haarcreme, haarvet
brillenglas - lens
brillenmaker - opticien
brilleren - schitteren
bril met handvat  lorgnon
brilleren  schitteren, uitmuntend
brilslang  cobra, lepelslang, naga, naja
brilslang als god in Hindoestan vereerd - naja
brink – boerenerf, dorpcentrum, dorpsplein, plein, markt
brio - levendigheid
brionie - heggenrank
Brit  Engelsman
Brits  Engels, Iers, Schots, Welsh
brits  bed, legerstede, nachtleger, rustbank, slaapplaats
Brits eiland - Arran, Sark
Brits eiland in de Straat van Bab-el-Mandeb - Perim
Brits eiland in West-Indië - Dominica
Britse eilandengroep - Orkaden
Britse Gemenebest, lidstaat van het -
2 U,K,
5 Ghana, India, Kenia, Malta
6 Canada, Ceylon, Cypres, Gambia, Malawi,
Tobago, Zambia
7 Jamaica, Lesotho, Nigeria, Oeganda
8 Barbados, Botswana, Maleisië, Tanzania,
Trinidad
9 Australië, Mauritius, Singapore
11 Sierra Leone
12 Nieuw-Zeeland
Britse havenstad in Azië  Aden
Brits-Indisch lengtemaat - cubit
Brits kolenstation - Perim
Britse kolonie -
6 Brunei, Cayman
7 Aldabra, Antiqua, Bahama´s, Bermuda,
Granada
8 Dominica, Farquhan, Pitcaim
9 Ascension, Gibraltar
10 Montserrat, Seychellen
Britse koning, legendarisch - Lear
Britse marine  navy, R. N.
Britse vesting  Gibraltar
Britse zeemansdans - horlepijp
brocceli - bloemkool
broche – sieraad, (sier)speld
brocheren - innaaien
brochette - roosterpen
brochure  boekje, folder, vlugschrift
broddelaar – knoeier, prutser
broddelen – kliederen, knoeien, klungelen, morsen, prutsen
broddelaar  knoeier, prutser
brodeloos  arm, behoeftig, failliet, haveloos, pover, werkeloos
brodig - bloemig, kruimig
broed  broedsel
broedbak  kas
broeden  broeien, kweken, peinzen, telen, uitdenken
broeder  fra, frater, br., fr., diakoon, kloosterling, verpleger
broedergemeente - Hernhutters
broeder van Abel  Kain, Seth
broeder van Abraham  Nahor
broeder van Agamemnon  Menelaos
broeder van Atreus  Thyestes
broeder van Castor  Pollux
broeder van Elektra  Orestes
broeder van Eris - Ares, Mars
broeder van Europa - Kadmos
broeder van Hebe  Ares
broeder van Hector  Paris, Troilus, Polydorus
broeder van Helle  Phrixus
broeder van Kain  Abel
broeder van Mozes  Aäron
broeder van Romulus  Remus
broeder van Selene  Helius
broeder van Willem van Oranje  Adolf, Hendrik, Jan, Lodewijk
broederschap – genootschap, gilde
broederskind - neef, nicht
broedkip - klokhen
broedmachine - broeder, couveuse
broedpest - vuilbroed
broedplaats  horst, nest
broedse hen - kloek
broedsel  kweek, nest, toom
broedziek - broeds
broeibak – eenruiter, kas, kweekruimte, oranjerie
broeien  branden, brieden, muiken
broeiend  zwoel
broeierig – broeis, drukkend, zwoel
broeihuis  kas, serre, trekkas, warenhuis
broeikas - eenruit, oranjerie, plantenhuis, serre, stookhuis, warenhuis
broeinest – haard, kweekplaats
broeiraam - eenruit
broeisel - broed
broek - boks, pantalon,
broek - drasland, moeras, waterland
broekachtig - moerassig
broekbalk - achterhar, penbalk
broekdraagband  bretel, galg
broekekster  gaai, meerkol
broekenman – dreumesm, jochie
broekgalg  draagband, bretel
broekig - moerassig
broekje - jongentje, ventje
broekklep  lats
broekland  veen, moeras
broekopening - gulp
broekophouder – bretel, galg
broer van vader of moeder - oom
broes  trechter, schuim, sprinkler, sproeikop
brok – bonk, deel, fragment, gedeelte, homp, klomp, klont, klonter, kluit, mok, mop, pompel, stuk
brok aarde – kluit
brokje – klontje, stukje
brokkelen  breken, kruimelen, vallen
brokkelig – bro(o)s, kruimelig
brokkel - brooddronken, hovaardig
brokkelvloer - mozaïekvloer
brokken steen - puin
broksgewijs  fragmentarisch
brok steen - basaltblok
brokstuk  brok, deel, fragment, gedeelte
brokstukken – afval, puin, schroot
brok vis - moot
brol - bocht, rommel
bromargyriet - bromiet
brombeer  brompot, druiloor, iezegrim, knorrepot, mopperaar, neetoor, nurks, nijdas
bromfiets  brommer, plof, snorfiets
bromijzer  crembalum
bromkever  mestkever
bromium  broom, Br.
brommel - braam
brommen – babbelen, gonzen, grommen, kniezen, knorren, mopperen, morren, snorren, straf uitzitten, zitten
brommer  brombas, bromfiets, brompijp, bromvlieg, moped, motorfiets, solex, standje, uitbrander
brommerig  knorrig, korzelig, ontevreden, pruttelig, wrevelig,
brommig - knorrig
brompijjp - brommer
brompot – brombeer, iezegrim, knorrepot, mopperaar, nors, neetoor, nurks, nijdas
bromvlieg – brommer, dol, vleesvlieg
bron – afkomst, beginselfontein, herkomst, oorsprong, oorzaak, origine, spreng, wel, zegsman
bronforel - beekridder
brongas – aardgas, moerasgas
brongebied van Tigris en Eufraat - Armenië
bronmaagd  Salmacis
bronnenleer  pegiatrie
bronnimf  najade
bron op de Helicon - Hengstebron
bronsachtige zeevis - meun
bronsperiode  bronstijd
bronst - paardrift, paartijd, paringsdrift
bronstig – broeds, hengstig, krols, loops, ruizig, tochtig
bronstijd – bronsperiode, paartijd
bron van licht – lamp, zon
bronwater – welwater
bronzen – maffen, slapen
brood – casino, kost, kuch, mik, stol
broodbeleg  gelei, ham, honing, jam, kaas, koek, lever, leverkaas, leverworst, pasta, pindakaas, smeerkaas, spek, stroop, suiker, vlees, worst
broodbreking - avondmaal
broodbrief - belastingbiljet
brooddief - beunhaas, knoeier
brooddronken  baldadig, dartel, uitgelaten
broodheer – baas, werkgever
broodje – kadet(je), punt, slofje, stoet, stuit, timp
broodje met krenten - deuvekater
broodkast – spinde, provisiekast
broodje knakworst – hotdog
broodkar – bakkerskar
provisiekast - spinde
broodkorf  broodmand, paander, panier
broodmaaltijd - lunch
broodmand  ben, broodkorf, paander, panier
broodmeel - bloem
brood met vlees en ei  uitsmijter
broodnijd - afgunst, jaloezie
broodnodig  dringend, noodzakelijk, perse
broodpap – panade, pent
broodslijter  bakker
broodsmeersel – boter, jam, pasta, pindakaas,
broodsoorten – amandelbrood, boekweitbrood, boerenbruin, bolletje, bruinbrood, deuvekater, duivekater, kadet, kerstbrood, krentenbrood, krentenmik, kropbrood, kummelbrood, luxebrood, maanzaadbrood, melkbrood, paasbrood, puntje, rogebrood, tarwebrood, stokbrood, tarwe, tijgerbrood, vloerbrood, vogelbrood, volkorenbrood, wegge, witbrood, zuurbrood
broodsuiker  melis
broodtrog  moel
brood van waterdeeg - waterbrood
brood, voor het gebakken is - deeg
brood voor kerstmis - kerststol
broodwinner – bonnet, kostwinner
broodwortel  cassave, maniok
broodzak – eetzak, knapzak
broodziekte - leng
broom - bromium
broomverfdruk - pigmogravure
broomvergiftiging - bromisme
broomzuurresten - bromaat
broomzuurzout - bromaat
broos  breekbaar, bros,cothurn, delicaat, fragiel, frêle, iel, mager, onvast, sprakerig, teer, tenger, zwak
broos en breekbaar - zwak
broosheid  breekbaarheid, zwakheid
bros  breekbaar, brokkelig, croquant, droog, knappend, knapperig, spreu, teer
bros licht baksel - beschuit
bros metaal – mangaan
brossen - verzuimen
bros tarwe gebak - beschuit
brouille  onenigheid, onmin
brouillon  klad, ontwerp, schema
brousse – wildernis
brouwen – bereiden, stichten
brouwersterm  beslaan, bottelen, brouwen, eesten, filtreren, gerstwassen, hoofdvergisting, hoppen, kiemen, koelen, koken, legeren, malen, mouten, navergisting, ontkiemen, roosteren, rijpen, tappen,wegen, weken
brouwerij product - bier, mout, wort
brouwfris - bottelvers
brouwsel - bier, gerstenat
brug – verbinding, vonder, watermerk
brug, hoge stenen - heul, hoele
brug over een weg  viaduct
brug, soort - aquaduct, baileybrug, balkbrug, basculebrug, boogbrug, cantileverbrug, draaibrug, gierbrug, hangbrug, hefbrug, kraanbrug, ophaalbrug, rolbrug, schipbrug, spoorbrug, staafboogbrug, vakwerkbrug, viaduct, wipbrug
brugbalans  bascule
brugdek, gemakkelijk verplaatsbaar - bart
brugdrager - ponton
bruggenhoofd  walhoofd
bruggenlegger - pontonnier
bruggeman  brugwachter
bruggetje – loopplank, til, vlonder, vondel, vlonder
brughagedis - hatteria, tuatera
brugkanaal - aquaduct
brug over een weg - viaduct
brugschuit  ponton
brugspier - buiger
brugsteun - pijler
brugwachter - bruggeman
brui  slag, stoot
bruid - vrouw
bruid (Hebr.)  Kalle
bruidegom - man
bruidegomscostuum - trouwpak
bruidsjonker – page, paranimf
bruidspenning - spelde(n)geld
bruidsschat – bruidsgift, dos, uitzet
bruikbaar  bekwaam, degelijk, dienstig, gepast, geschikt, goed, nuttig, praktisch
bruikbaarheid - nut, utiliteit
bruiklening - commodaat
bruiloft – huwelijk, trouwerij, trouwfeest, trouwpartij
bruiloftsdicht  epi(h)alamium
bruiloftsdrank  hipocras, hippocras
bruiloftslied  epistalaan, epi(h)alamium
bruin  tanig
bruinachtige stof verkregen uit run - taan
bruinachtige vernislak - schellak
bruinachtige verfstof – sepia, taan
bruinbank - zonnebank
bruin braden onder voortdurend keren - sauteren
bruin plekje  sproet
bruine asbest - amosiet
bruine beuk - bloedbeuk
bruine bodemhorizont  (ijzer)oerlaag, koffiebank
bruine frisdrank - cola
bruine ijzersteen  limoniet
bruine kleurstof  omber, umber
bruine koek - taaitaai
bruine stof uit eikenschors  taan
bruine verfstof  sepia, taan bruine
bruine zeevis - meun
bruine zwaluw - oeverzwaluw
waterverf  sepia
bruingebraden spijzen - frituur
bruingeel - tanig
bruingeel worden - tanen
bruingele verfstof - taan
bruinhardhout - wacapou
bruinkleurig - tanig
bruinkool - lignet
bruinkoolcokes, poedervormig - grude
bruinkool producerend land - Australië, Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Joegoslavië, Polen, Rusland, Slowakije, Tsjechië
bruinkoolwas - montaanwas
bruinlooderts - saturniet
bruinoogje - gaasvlieg
bruinrood  terracotta
bruinrood beeldje  tanagra, terracotta
bruinspaat - ankerriet
bruinsteen - glasblazerszeep, mangaan
bruinverbrand  tanig, gebronsd
bruinvis  tuimelaar
bruinijzererts - goethiet
bruis – schuim
bruisen - borrelen, schuimen
bruisend -petulant, spitant, swingend, wervelend
bruistig - opvliegend, ruw, wild
bruit - geluid, geruis
brulboei - zeeboei
brullen – briesen, bulken, bulderen, loeien gieren, schateren, schreeuwen, tekeergaan, trompen
brulzieke koe - jachter
brummel  braambes
brunchen - eten
bruneren - bruinen
bruskeren  beledigen, kwetsen, stoten
Brusselaar - kiekenfretter
Brussels bier  faro, lambiek
Brussel, deel van - Anderlecht, Auderghem, Elsene, Evere, Etterbeek, Forest, Ganshoren, lxelles, Jotte. Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Schaerbeek, Uccle, Ukkel, Vorst
Brussels lof  witlof
Brussels mengbier - faro
brut - droog
brutaal – aanmatigend, astrant, bijdehand, driest, grof, hevig, honds, impertinent, insolent, krachtig, lastig, luchtig, onbehoorlijk, onbeleefd, onbeschaamd, onbescheiden, onbeschoft, ondeugend, onhebbelijk, overmoedig, ruw, stout, stoutmoedig, strabant, vermetel, verwaand, vrijmoedig, vrijpostig
brutaalweg - astrant
brutale jongen - batraaf, lomperd, rakker, rekel, vlegel
brutaliseren  schofferen
brutaliteit  gotspe, impertinentie, lompheid, onbeschoftheid, onhebbelijkheid
bruto  br., bt., bto. , onzuiver, vuil
bruto min tarra - netto
brutowinst - bijdrage, contributie, opbrengst
bruusk  eensklaps, grof, kortaf, nors, onverhoeds, (plots)eling
bruut  beest(achtig), gewelddadig, hard,onverlaat, ruw, woesteling, wreedaard
bruutheid – geweld, ruwheid
brij - pap
brijachtige spijs - pent
brijn - pekel
brijzel - kiezel, kruimel
brylcream - pommade
bubbelbad – whirlpool
bubbelen – borrelen
buddy – helper
buddyseat - zitting
bubinga - kevazingo
budget  bedrag, begroting
budgetteren –begroten, gerekenen, vaststellen
buffel  anoa, anoeang, arni, bison, butalis, jak, karbouw, kauprey, lomperd, syncerus, pamaroe, stomme(ling), os, vlegel, wisent
buffelen – bunkeren, schransen, schrokken, zwelgen
buffel in Tibet – yak
bu8ffen - steunen
buffer – bumper, schokbreker, (stoot)kussen
buffertank - expansievat
buffet – bar, dressoir, schenkbank, tapkast, toog, toonbank
buffethouder – barkeeper
buffet in cafe – bar tapkast
buffet voor sterke dranken  bar, tapkast
bugel – signaalhoorn
buggy – zelfbouwauto
bühne – podium, toneel
bui  bevlieging, caprice, frats, gril, humeur, kuur, luim, neerslag, nuk, opwelling, regenvlaag, stemming, vlaag
buidel  beurs, doedel, geldzak, tas, zak
buidelbeer - koala
buideldier  (boom)kangoeroe, buidelbeer, buideldas, buidelduivel, buideleekhoorn, buidelmarter,
buidelmiereneter, buidelmol, buidelmuis, buidelrat,
buidelspitsmuis, buidelspringmuis, buidelwolf, dwergbuidelrat, honingmuis, kangoeroe, kangoeroerat, koeskoes, opossum, reuzekangoeroe, spitsbuidelrat, suikereekhoorn, voskoeskoes, waterbuidelrat, wombat, yapok
buidelmuis - tafa
buidelrat  opossum
buidel voor geld - geldzak
buigbaar  buigzaam, flexibel, plooibaar, soepel
buigen – bukken, knikken, krommen, nijgen
buigen door de knieën – hurken
buiger - rugspier
buiging  diffractie, flexie, knik, kromming, nik, reverence, verdraaiing, wijziging
buigtangetje  ravebek
buigzaam – flexibel, gedwee, inschikkelijk, lenig, plooibaar, rank, smeu, soepel, slap, taai
buigzaam dun hout – spaan, twijg
buigzaam gewas  riet
buigzaamheid – lenigheid, souplesse
buigzaam maar pezig - taai
buigzaam wandelstokje - badine
buigzame hoed - panama
buigzame paal  sliet
buigzame tak  rijs, twijg
buiig  ongestadig, onbestendigd, onstuimig, onvast, regenachtig, veranderlijk
buik  abdomen, hara, melis, onderlijf, pens, wam
buikband - centuur, gordel, riem, singel
buikdienaar - gulzigaard, lekkerbek
buikig  corpulent, dik, gezet, zwaarlijvig
buikig flesj - ampul
buikje  embonpoint
buikklier - alvleesklier
buikkramp - koliek
buikloop  diarree, loslijvigheid
buikopening - harakiri, laxering, punctie
buikriem – gordel, singel
buikriem van een paard  singel
buikschild - plastron
buiksnede - laparotomie
buikspeekselklier - alvleesklier, pancreas
buikspreker  gastriloog, ventriloquist
buikvlies - peritoneum
buikvliesontsteking  peritonitis
buikwaterzucht - ascetes
buikwind - veest
buikzuiverend - purgorent
buikzuivering - purgatie
buil – bobbel, bult, bundel, buts, gezwel, puist, tumor, zakje, zwelling
bui of frats – gril, kuur
buis  ader, cilinder, kanaal,kiel, koker, lamp, leiding, pijp, riool, tunnelkoker
buis aan de dakgoot  afvoerpijp, regenpijp
buis met schaalverdeling  buret
buis om urine af te tappen  cat(h)eter
buis van een tabakspijp  roer
buisje  ampul, dispenserpijpje, pipet, tube
buisje met injectievloeistof  ampul
buis of pijp - leiding
buisje om wonden open te houden  canule
buisje van buigzaam metaal  tube
buiskool  kropkool
buiskwal  zeeblaas
buister - beddenzak, strozak, tijk
buis van een pomp - daal
buis van Eustachius - oortrompet
buisverbinding - nippel
buis voorafwatering - afvoer
buisvormig ingewand  darm
buiszwam - boleet, eekhoorntjesbrood
buit – poet, prooi, prijs, roofgoed, vangst
buit (Eng.) - spoil
buitelen  duikelen, rollebollen, tuimelen
buiteling  bankroet, duikeling, koprol, salto, smak, tuimel, tuimeling, val
buiten  behalve, extern, uitgezonderd, zonder
buiten  landgoed, landhuis villa
buiten adem  amechtig
buitenbeentje - bastaard
buitencafé - uitspanning
bui8ten de lijn – out, uit
buiten de perken  buitensporig, extravagant, overdreven
buiten de wet gestelde (Eng.)  outlaw
buitendien  bovendien, daarenboven, nog, ook, tevens, verder, voorts
buiten dienst  b.d., inactief, non-actief , passief
buitendokter - dorpsarts
buiten proporties  abnormaal, buitensporig
buiten zomerzonnescherm  markies,store
buitendijks aangeslibd land  gors, hem, kaag, koog, nes, kwelder, schor, wad
buitendijks grasland - borzing
buitendijkse grond – nes, koog, kwelder, uiterland, uiterwaard, wad
buitengemeen – bijzonder, danig, ongemeen, uitermate, zeldzaam, zeer
buiten gevaar - veilig
buitengewone blijheid  uitgelatenheid
buitengewone toelage – bonus, gratificatie, premie
buitengewoon  bovenmatig, bijzonder, enorm, extra, extrsvagant, kras, mateloos, merkwaardig, mirakel, onalledaags, ongemeen, overmatig, reuze, speciaal, uitbundend, uitermate, uitbundig, verbazend, wonderlijk, zeldzaam
buitengewoon begaafd  geniaal
buitengewoon dividend  bonus
buitengewoon groot - enorm
buitengewoon spannend  adembenemend
buitengewoon streng  draconisch
buitengras - gors
buitenhaven  rede, ree
buitenhuis – bungalow, landhuis, villa, zomerverblijf
buiten iemands weten – achterbaks, stiekem
buitenissig  afwijkend, bizar, excentriek, raar, vreemd, zonderling
buitenkansje  bof, fortuin, geluk, meevaller, toeval, tref(fer), voordeel
buitenkant – buitenzijde, exterieur, omtrek, periferie, rand, uiterlijk
buitenkant van fruit – schil, pel
buiten kennis - bewusteloos, onbekwaam, onmachtig
buitenkeuken  kombof
buitenlaag  bast, bolster, korst, kurklaag, schil, schors,
buitenlaag van brood - korst
buitenlander  vreemdeling
buitenlands  vreemde, vreemd, uitheems
buitenlandse munt  zie vreemde munt
buitenlandse titel  don, lord, sir
buitenleven  landleven
buitenlijn  omtrek
buitenman  boer, dorpeling, landman
buitenmate – akelig, bar, deerlijk, enorm, erg, heel, hoogst, intern, onwijs, sterk, uiterst, vreselijk, zeer
buitenmatig – enord, gigantisch, immens, kolossaal, ontzaglijk
buitenmens – plattelander
buitenmodel - afwijkend
buitenmuur  façade, gevel, pui
buitenpartij  picknick
buitenplaneet  Jupiter, Mars, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus
buitenpost - uitwacht
buitenrand – grenskant, periferie, rand, velg,
buitenrand van een wiel  velg
buitenschil  bast, bolster
buitenshuis wonend  extern
buitenspel  offside
buitenspelers - vleugels
buitenspiegeltje  spion
buitensporig – bar, erg, extravagant, extreem, losbandig, onmatig, onredelijk, onzinnig, overdadig, overdreven, overmatig, tomeloos, uiterst, verbazend, verregaand, zeer
buitensporigheid  enormiteit, exes, losbandigheid, overdrijving, uiterste
buitensporige voorstelling van iets  overdrijving
buitensporigheden  excessen, strapatsen
buitenstaander – derde, leek, outlaw, outsider
buitenste bast – bolster, schors
buitenste borstwering  glacis
buitenste deel  rand
buitenste deel der grote hersenen  schors, hersenschors
buitenste laag van de atmosfeer  exosfeer
buitenste laag van bomen – bast, schil, schos
buitenste rand – korst, omtrek
buitenverblijf  buitenhuis, landgoed, villa, zomerhuis
buitenwal om een stad  singel
buitenwesten - bewusteloos
buiten wonend  extern
buitenwoning - landhuis
buitenzijde  buitenkant, exterieur, uiterlijk, uitwendig
buitenzitje op dak - terras
buiten-zonnescherm - store
buitmaken – kapen, prederen
buitzoeker - avonturier
buizennet - riolering
buizerd – hanenschop, muizerd
buizig - angstig, bevreesd, brommerig, ruw, verstoord
bukken – buigen, stuipen
buks  (jacht)geweer, bosboom, palmboompje
bul  acte, dikkerd, dikzak, diploma, document, lomperd, lor, oorkonde, os, stier, vod
bulachtig - lomp, stuurs
bulderaar  bulderbast
bulderbast  bulderaar
bulderen – brullen, daveren, lieien, razen, schreeuwen, tieren
buldog - bulhond
buldozer - graafmachine
Bulgaarse badplaats  Albena, Boergas Verna
Bulgaarse berg - Jel-Tepe, Moes-als, Perelik, Sjoetka, Vitosja, Witosa
Bulgaarse hoofdstad  Sofia
Bulgaarse ketterse sekte - Bogomielen
Bulgaarse maat  kune, lekha, oka
Bulgaarse munt  lev, leva, stotinka
Bulgaarse nationale vergadering -sobranje
Bulgaarse pruimengenever  riha, rika
Bulgaarse rivier - Arda, Isker, Kamptsjija, Lom, Mantsa, Ogost, Osma, Stroema, Toendsja
Bulgaarse schrijver - Beron
Bulgaarse stad - Boergas, Pernik, Plewen, Plovdiv, Roese, Varna
Bulgaarse tsaar - Boril
bulge - blister
bulhond - rekel
bulk – massa, stortgoed
bulken – blaren, blaten, brullen, huilen, loeien, roepen, schreeuwen
bullebak - bietebauw, boeman, dwarskop, tiran
bullebijter - nijdas
bullen – spulletjes
bullepees - pezerik
bulletin - dagbericht
bullig - tochtig
bulpezerik - lisdodde
bulsum - korteling
bult  bobbel, bochel, buil, gezwel, huidzwelling, knobbel, nol, oneffenheid, pokkel, puist, stuit, tumor, verdikking, verhevenheid, zwelling
bultachtig - gebocheld, oneffen
bulten - knobbels
bult in een weiland - nol, nolle
bultenaar  bochel, gebochelde, krates
bultig – gebocheld, hobbelig
bultje - bobbel
bultos  bizon, buffel, zebu
bultrund  zeboe, zebu
bultzak  strozak, strobed
bumper  buffer, stootbalk, schokbreker, stootkussen
bun  ben, beun, korf, kaar, mand
bundel – boek, bos, buil, bussel, dot,knot, pak(ket), ris, schoof, tas, toef, tros
bundel bloemen – bos, boeket, tuil
bundel brandhout - poorter
bundel garen  knot, streng
bundel geconcentreerd licht - lazerstraal
bundel graanhalmen  garf, gave
bundel grashalmen  garf, garve, schoof
bundel haar - streng
bundel korenhalmen – garf, garve
bundel aaneengeregen papier  lias
bundel rijshout  fascine
bundel stro – schoof
bundel stukken - dossier
bundel twijgen  gard,roe(de)
bundel vlasstengels - boot
bundel vruchten – tros
bundel vuurpijlen  girande
bundelen – trossen, uniëren,verenigen
bundeltje – donk, dot, vlok, wis
bundeltje haar – dot, lok
bundeltje vlas – wiek
bundel wol – knot, streng
bunder  ha., hectare
bungalow – buitenhuis, landhuis, zomerhuis
bungelen – schommelen, slingeren
bunker – fort, kazemat, kolenruim, schuilkelder, schuilplaats
bunkeren – schranzen
bun of korf - mand
bunzing  fret, mud, skunk, stinkmarter, ulk
buran  boeran, blizzard, sneeuwstorm
burcht  bolwerk, borg, citadel, kasteel, slot, sterkte, veste
toevluchtsoord, veste, vesting
burchtheer – baron, kasteekheer, slotheer
burcht in Troje - pergama
Burchten, kastelen en ruïnes in de Achterhoek  Kiefskamp,
bij Apeldoorn  Het Loo, Cannenburgh
bij Baarn  Groeneveld
bij Bakkeveen  Slotplaats
bij Barneveld  Schaffelaar
bij Bergen op Zoom  Mattemburgh
in de Betuwe (0)  Doornenburg
bij Breda  Anneville, Bouvigne
bij Breukelen  Nijenrode
bij Delden  Twikkel
bij Diepenheim  Warmelo
bij Doesburg  Bingerden
bij Domburg  Westhove
bij Driebergen  Sterkenburg
bij Dwingeloo  Oldengaarde
bij Ede  Hoekelum
ten zuiden van Eindhoven - Heeze
in Gaasterland  Kippenburg
bij Geertruidenberg  Dussen
in het Gooi  Groeneveld, Muiderslot
bij Gorkum  Loevestein
bij Gulpen  Neubourg
bij Haerst  Arnichem
bij Hedel  Ammersooien
bij Heemskerk  Assumburg, Marquette
bij Heemstede  Groenendaal
te 'sHeerenberg  Bergh
bij Heerlen  Rivieren
bij Heino  Alerdinck
bij Helmond  Croy
ten zuiden van 'sHertogenbosch  Heeswijk
bij Hoensbroek  Amstenrade
bij Hoonhorst  Aalshorst
bij Houten  Heemstede
bij Jelsum  Dekemastate
bij Lage Vuursche  Drakensteyn, Pijnenburg
in het Land van Maas en Waal  Batenburg, Hernen
bij Leek  Nienoord
bij Leersum  Broekhuizen
bij Leidschendam  Duivenvoorde
bij Lisse  d'Ever, Keukenhof
bij Lochem  Ampsen .
bij Maastricht  Borgharen, Eisden, Kanne, Mheer
bij Marssum  Poptaslot
te Medemblik  Radboud
bij Meppel  Havixshorst
bij Middelstum  Ewsum
bij Midwolda  Ennemaborg
in NoordLimburg  Weil
bij Nuis  Coendersborg
bij Nijkerk  Olden Aller, Salentein
bij Nijmegen  Wiechen
bij Oegstgeest  Oud Poelgeest
bij Oenkerk  Heemstrastate
bij Oisterwijk  Nemelaer
bij Olst  Hoenlo
bij Ommen  Rechteren
bij Oosterhesselen  De Klencke
bij Oud kerk  Staniastate
bij Renkum  Doorwerth
bij Roermond  Hillenraad, Hom
bij Santpoort  Brederode
bij Sassenheim  Teylingen
op SchouwenDuiveland - Moermont
bij Sittard  Stein
bij Slochteren  Fraeylemaborg
bij Tiel  Soelen
bij Tietjerk  Vijversburg
bij Tubbergen  Eeshof
bij Uithuizen  Menkemaborg
bij Utrecht  De Haar, Zuilen, Rhijnauwen
bij Velp  Biljoen, Rozendaal
bij bij Vollenhove  Vleuten  Haarzuilens
Toutenburg
bij Voorschoten  Duivenvoorde
bij Vught  Zwijnsbergen
aan de Waal  Doddendael
aan Waal en Maas  Loevestein
op Walcheren  Ter Hooge
bij Wedde  Wedderburcht
in het Westland - Staelduyn
aan de IJssel  Middachten
bij Zuid laren  Laarwoud
bij Zutphen  Voorstonden, Vorden
bij Zwagerveen - Fogelsanghstate
burcht in Friesland  stins
burchtheer  baron, kasteelheer, kastelein, slotheer
burcht of slot - kasteel
burcht op Bali - poeri
burchttype - motte-et-bayle, ronding, slotsteen, stienhûs, stins
burchtvoogd - slotheer
bureau – bureel, buro, kantoor, secretarie, secretaire, schrijftafel, werkkamer, werktafel
bureau van een commissaris - commissariaat
bureau van een gezantschap  kanselarij
bureau voor administratie  secretarie
bureau voor muziekauteursrecht  Buma
bereel – bureau, kantoor, schrijftafel
buren – naaste, omwoners
burg  citadel, burcht, kasteel, slot, veste
burgemeester  maire, burg., starost
burgemeester (Eng.)  mayor
burgemeester (Sp.)  alcalde
burgemeester in de middeleeuwen en onder het fascisme (It.)  podesta
burger  bourgeois, ingezetene, onderdaan, poorter, square,
burgerdeugd - civisme
burgerlijk – bekrompen, bourgeois, civiel, eerbaar, fatsoenlijk, gewoon, netjes, square
burgerlijk Wetboek  B.W.
burgerleger - militie
burgeroorlog - guerrilla
burgerrecht - indigenaat
burgerstand - bourgeoisie
burgerij – bourgeoisie, gemeente
burggraaf  vicomte, visc(ount)
burijn  graveernaald, stift, ponsoen
burlesk  grappig, kluchtig, koddig
burin - buurvtouw
Burmese munt  kyat, pjas
Burma, hoofdstad van - Rangoon
Burma, rivier in - Awa, Irrawaddy, Sanlwin, Sittong
Burma, stad in - Akyab, Ava, Bassein, Mandalai, Mulmay
Burmese volksgroep - Karen, Mon, Pjoe, Thai
burrie  berrie, brancard, draagbaar, lamoen
burijn - Graveernaald, stift
bus – autocar, blik, doos, fonds, koker, trommel
bus met schroot en kogeltjes  kartets
busboom - buksboom, taxisboom
bush-bush – jungle, oerwoud, rimboe, woldernis
bushel  bs.
bussel - bos, bundel
business –handel, zaak, zaken
buskruit – pulver, trotyl, dynamiet , springstof
buste  boezem, borst(beeld), paspop
bustehouder  b.h., bra(ssière), beha
bus voor kolen - kolenkit
butaan - butagas
butler  bediende, dienaar, huisbediende, huisknecht, lakei, valet
butoor  lomperd, roerdomp
buts  bluts, bult, deuk
butsen - uitdeuken
butskop - stormvis
button – badge, tekstplaatje
butylalcohol - butanol
buur  buurman, naast wonende
buurland van Israël  Moab
buurman  buur, nabuur
buurschap - buurt, gehucht, kwartier, nabijheid
buurt  gehucht, kwartier, ongeving, omstreken, stadsdeel, werf, wijk
buurt aan de Regge  Eerde
buurt bij Gelders Laren  Eksel
buurt bij Gramsbergen  Ane
buurt in Amsterdam  Jordaan, Kattenburg, Pijp
buurt in Rotterdam  Charlois, Katendrecht
buurt onder Borger  Ees
buurt onder Diemen  Sniep
buurten - bezoeken
buurtschap – dorpje, gehucht , vlek, werf, wijk
buurtspoorweg  lokaalspoor
buurvrouw – burin, naastwonende
buut  doel, mikpunt, oogmerk, wit
Byzanthisme - haarkloverij, ogendienaar
Byzantijns  kruiperij, Oost-Romeins, slaafs
Byzantijnse keizer(in) -
3 Leo, Zoë
5 Fokas, Irene, Izaak
6 Manuel, Zenoon
7 Alexios, Ariadne, Eudoxia, Michaël, Romanus
8 Arkadios, Johannes, Justinus, Konstans,
Leontios, Prokopia, Theodora, Tiberius
9 Alexander, Bascleios, Marcianus, Mauritius,
Nikeforos, Theofilos
10 Anastasios, Andronikos, Filippikos, Herakleios,
Konstantijn, Staurakios, Theodosios,
Theodosius
11 Justinianus
Byzantijns roei-oorlogsschip - dromone
Buzzer – zoemer

C

cab  aapje, rijtuig, taxi
cabaal - intrige, samenvatting
caballero  heer, ridder, ruiter
cabaret  kleinkunst, tingeltangel, vermaak
cabaretier – artiest, komiek, liedjeszanger
cabine  cockpit, hokje, kajuit, kleedhokje, scheepshut
cabotage - kustvaart
cabriolet - slee
cacao - chocolade
cacaobonenvet  cacaoboter
cacaoproduct - chocolade
cacheren - afdekken, bedekken, verbergen, verhelen
cachectisch - vervalen, wegterend
cachet – distinctie, kenmerk, klasse, signet, stijl
cachot  bajes, bak, cel, gevang, gevangenis, kerker, lik, nor, petoet
cachotkamertje - cel
cactussoort - carnegiea, cereus, epiphyllum, fakkeldistel, lobivia, nopalea, opuntia, pereskia, rebutia, rhipsalis
cadans  maat, ritme, toonval
cadaver  dode, kreng, lijk
cadeau  donatie, gave, geschenk, gift, kado, presentje, schenking, surprise
cadeau doen - geven
cadena  cadenza, solo, solopassage
cadet bij de marine  adelborst
cadmium  Cd
caduc  bouwvallig
Caesar  Augustus, Caligula, Nero
Caesium  Cs
caesuur  insnede, rust
café  bar, bierhuis, bodega, herberg, huis, koffiehuis, konditorei, kroeg, pub, soos, staminee, taphuis, tapperij, tingeltangel, wijnhuis
café-bediende  kelner, ober
cafébezoeker - stamgast
café- buffet, bar, tapkast
café-chantant - cabaret
caféhouder – kroegbaas, waard
cafetaria – eethuis, snackbar, snelbuffet
cagoliet - speksteen
cahier – register, schoolschrift, schrift, schrijfboek
caissière - kashoudster
caisson - zinkbak, zinkstuk
caissonziekte - duikersziekte, kronkel
Calabrië, provincie in - Catanzaro, Cosenza
calamiteit  catastrofe, onheil, ramp
calcificatie - verkalking
calcium  Ca, carbid
calciumcarbonaat - calciet
calciumcarbuur - carbid
calcium hydrade - hydroliet
calciumsulfaat - gips
calculatie  berekening
calculeren – begroten, becijferen, berekenen
calculus - rekensteen
Californië, berg in - Whitney
Californië, hoofdstad van - Sacramento
calumet - vredespijp
calgon  natriummetafosfaat
calomnie - kwaadsprekerij
calorie  cal.
Cambodja, inwoner van - Khmer
Cambodja, stad in - Phnom-Pen
Cambodjaanse munt  cent, plaster, riel
Cambodjaanse rivier - Mekong
cambrereren - buigen, ronden, welven
camcorder – filmaparaat, videocamera
camee – gemme, siersteen
camera  filmapparaat, fototoestel, kiekkast
Cameroen, hoofdstad van - Yarundé
Cameroen, rivier in - Logone. Sanaga
camouflage  mimicry, onzichtbaarmaking
campagne  actie, veldtocht, werkseizoen
campagne voeren  ageren
Campanië, provincie in - Avillino, Benevento, Caserta, Salermo
camper – kampeerauto, reiswagen
camping - zomerverblijf
Canadees eiland - Baffin, Ellesmere, Newfoundland, Vancouver, Victoria
Canadees eiland bij Groenland - Disko
Canadees hert - wapiti
Canadees meer  Eriemeer, Huronmeer
Canadees schiereiland - Gaspé
Canadese baai - Foxbekken, Hudsonbaai. Jamesbaai
Canadese berg - Elias, Logan
Canadese delfstof - asbest, gips, goud, koper, lood, nikkel, potas, zilver, zink, zout
Canadese munt  cent, dollar
Canadese plaats  zie plaats in Canada
Canadese provincie  Alberta, Manitoba, Newfoundland, Ontario, Quebec, Saskatschewan, Yukon
Canadese rivier - Albany, Athabasca, Columbia, Fraser, Koksoak, Mackenzie, Manitoba, Nelson, Saskatchewan. Severn, Yukon
Canadese stad - zie stad in Canada
canaille  gepeupel, grauw, janhagel, plebs, schuim
canailleus  dierlijk, ordinair
canapé – ligbank, rustbed, sofa
canard - eend, fopperij
Canarisch eilanden, een der  Ferro, Fuerteventura, Gomera Hierro, Lazarote, Palma, Tenerife
Canarisch eilanden, oorspronkelijke bewoners van - Guanchen
cancelen – anuleren, intrekken, schrappen, terughalen
cancer  kreeft
candidatenlijst - nominatie
candiet - spinel
canabacee - Canabis, hennep, hop, humulus
canabis - hasjiesj, hennep
canon – afgrond, bergkloof, beurtzang, kettingzang, kloof, maatstaf, regel, richtsnoer, rivierdal, rotsdal, voorschrift, wet, zangstuk
canonieke wet  kerkwet
canope - asurn, lijkvaas
cant - dieventaal, jargon
cantharel - dooierzwam
caoutchouc - balata, gummi, rubber
caoutchouc, gevulkaniseerde - eboniet
cantate  zangstuk
cantarel  hanenkam
cantinière  marketenter
cantor  voorzanger
canvas - zeildoek
canyon  canon, dal, ravijn
cap - ruiterpet
capabel  abel, bedreven, bekwaam, deskundig ervaren, ervaren, knap, kundig, vaardig
capaciteit  bekwaamheid, geschiktheid kracht, kundigheid, vermogen
cape – caban, pelerine
cape, Zuid-Amerikaans - poncho
capillaire vaten - haarvaten
capillairmicroscoop - angioscoop
capitulatie  overgave
caprice  bevlieging bui, gril, kuur, nuk
capricomus  steenbok
caprifoliacee - kamperfoelie, lonicera, sneeuwbal, sneeuwbes, vlier, weigelia
capriool – bokkensprong, luchtsprong
capucijners - raasdonders
capsule – ampul, dop, dopje, tube, omhulsel
capsule op fles - dop
captain  aanvoerder, hoofdman, kapitein, leider
capuce  kap, monnikskap
capouchon – hoofdkap, kap
caput - chapiter, deel, hoofdstuk, kapittel, kop
caputmortuum  dodekop
caracal  steppelynx, zwartoor
caravan – kampeerwagen, reiswagen, woonwagen
Caribische dans - calypso
carbid  calciumcarbid
carbidgas  acetyleen
carbol - koolteer
carbolineren  teren
carbolzuur  carbol, fenol, phenol
carbo medicinalis - norit
carbonaat - koolzuurzout
carburator  vergasser
cardanische ophanging - vardanusring
cardiogram – hartfilm
cardioloog - hartchirurg
carga - laadbrief
cargadoor  bevrachter, stuwadoor, stuwer
cargo  carga, vrachtschip
Caribische dans - calypso
caricatuur  cartoon, spotbeeld,spotprent
carillon  beiaard, klokkenspel, misschel
carillonspeler - beiaardier
caritas - liefde
carnaval  vastenavond(feest), volksvermaak
carnavalstad - Oeteldonk
carnet  notitieboekje, autopaspoort, zakboekje
carnivoor  vleeseter
Carolinen, een der - Babelthuap, Jap., Ponape, Truk
Carolinen, product van de - taro
carport – afdak, autostalling, overkapping
carré  kwadraat, vierkant
carrier  gevechtswagen, vliegdekschip
carrière  levensloop, loopbaan, succes, sukses
carrièrejager - streber
carrosserie - koetswerk
carrosseriemodel  limousine, sedan
carrousel  mallemolen, draaimolen, zweefmolen
Carthaags ontdekkingsreiziger  Hanno
Carthaags veldheer  Hannibal
Carthago - Punië
cartonist, beroemd -
4 Bosc, Mose, Siné
5 Effel, Giles, Grosz, Heine, Kubin, Vicky, Weisz, Yrrah
6 Addams, Bellus, Chaval, Depond, Dubout, Osborn,
Partch, Peynet, Schaap, Searle
7 Feiffer, Lejeune, Thusber
8 Cymmings
9 Feininger, Reinhardt, Steinberg
cartoon - tekenfilm
cartouche-klok - Cartel
casco  (scheeps)romp
cash - contant
casino – clubgebouwgokhuis, speelbank, speelhol
cassave - mandioca, maniok, Tapioca, Yuca
casseren  afdanken, innen, ontzetten, vernietigen
cassette  kistje, sierdoos
cassis – bessendrank, limonade
Castiliaanse held  cid
Castillië, provincie van - Avilla, Burgos, Cuenca, Logrono, Madrid, Santander, Segovia, Soria, Toledo
Castillië, stad in - Burgos, Madrid
Castillië, wijn uit - rioja
Castor en Pollux  Dioscuren
castor-olie - ricinusolie, wonderolie
castoreum - bevergeil
castreren – lubben, ontmannen, ruinen
casualiteit  toevalligheid
casuaris  emoe, emve
casueel  toevallig
casus  geval, naamval, toeval, zaak
catacombe – gang, gewelf, groeve
catalepsie - katatonie
catalogus  boekenlijst, register
cataract  staar, waterval
catachu - cachou, gambir
catamaran - dubbelboot
catastrofaal – ellendig, fataal
catastrofe  ramp, onheil, calamiteit
catechismus  leerboek
categorie  afdeling, genre, groep, klasse, soort
catenen  bijbelverklaringen
catharsis  loutering, zuivering
causaal  oorzakelijk, redengevend
causatief - actitief
causerie  lezing, praatje, voordracht
cautie  borgtocht, borgstelling, zekerheidstelling
cavalerie  ruiterij, paardenvolk, tankafdeling
cavalerieafdeling  eskadron, brigade
cavalerieregiment  Boreel, Alexander
cavalerist – dragonder, huzaar, kurassier, lansier, ritmeester, ruiter, ulaan
cavernoom - vaatgezwel
cedel – bewijsstuk, bon, ceel, declaratie, geleidebiljet, lastgeving, recu
ceder - pijn
caderen – afstaan, overlaten
cederkamfer - cedrol
ceel – bewijsstuk, declaratiedoopakte, geleidebiljet, lastgeving, lijst
ceintuur - band, buikband, gordel, riem, siergordel, singel
ceintuurbaan - ringweg, rondweg
centuursluiting - gesp
cel  bajes, bak, cachot, gevangenis, hok kamertje, kerker, kluis, kot, lik, nor, petoet, uk
cel - cello, violoncel
celblaas - thylle
celdeeltje  chloroplast, chromoplast, kern, leukoplast, nucleus
celdraad - hyfe
Celebes - Sulawesi
Celebes, bewoner van - Buginees, Gerontalees, Makasaar, Minahaser, Toradja
Celebes, deel van - Bone, Boni
Celebes, dier op - anoa, koeskoes, papuase
Celebes, kaap op - api
Celebes, provinciehoofdstad op - Kendari, Makasar, Palu
celebreren – gedenken, vieren
celibaat  agamie ongehuwd, vrijgezel
celibatair - vrijgezel
celkern  nucleus
celleer  cytologie
cellenbouwsel - raat
cello  cel,violoncel
cellobespeler - cellist
cel of nor - bajes
celstof  cellulose, cytoplasma, oerstof, protoplasma
celstraf – hechtenis
celwacht - cipier
cement  mortel, specie, tras
cementinjectie - cementatie
cementmastiek - houtcement
cement met kalk - mortel
cement met marmer  terrazzo
cementsoort - alboliet
censor  beoordelaar, criticus, opzichter, recensent, zedenmeester
census  belasting, cijns, volkstelling
cent  ct, duit, spie
centaur  kentaur, paardmens, Nessus, Cheiron
Centaurus, ster uit het sterrenbeeld - Hadar
centenaar  ctr, kwintaal, quintaal
centerback  spil
centiliter  cl.
centimeter – duimstok, meetlat
Centraal Amerikaanse republiek  Guatemala, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama
Centraal Amerikaanse republiek, hoofdstad van de - Bangui
Centraal Amerikaanse republiek, berg in de - Bongo, Yade
Centraai Bureau voor de Statistiek  C.B.S.
centrale – hoofdkantoor, hoofdpost
centrale antenne-inrichting - cai
centrale figuur - spil
centreren – richten
centrifugaal  middelpuntvliedend
centrifugaalreiniger - Centri-cleaner
centrifuge – droger, wasdroger
centrifugeren, producten - centrifugaat
centripetaal  middelpuntzoekend
centrum – binnenste, city, hart, kern, knooppunt, kom, middelpunt, midden, stadskern
centrum van de geldhandel  Walstreet
centrum van een brand  vuurhaard
centrum van een dorp - kom
centrum van Londen  City
centrumvliedend - centrifugaal
centrumzoekend - centripetaal
centurium - fernium
centweight (afk)  CWT
Ceram - Maluku
ceramiek  pottenbakkerskunst
ceraliet  hoornsteen
cerberus  deurwachter, helhond, portier
cercle - club
cerebine - frenosine
ceremonie  plechtigheid, rite, ritus, wijding
ceremonieel – protocol, rituaal
ceremonieel in het diplomatieke verkeer  protocol, etiquette
Ceres  Demeter
Cerise – kerskleurig, kersrood
cerium  ce
certificaat  attest, bewijsstuk, cert
cerunen - oorwas
cessie  afstand, overdracht
cesuur  diëresis, insnede, rust in vers, snede, versnede
Ceylonesche munt  anna, rupee
Ceylon, berg op - Adamspeik, Pdurutalagala
Ceylon, bewoners van - Singalezen, Tamils, Wedda´s
Ceylon, dier op - axisher, mongoe, rambahert, waterbuffel
Ceylon, hoofdstad van - Colombo
chagrijn - verdriet
chagrijnig  bits, gemelijk, humeurig, korzelig, kwaad, nurks, ontevreden, saggerijnig, wrevelig, zeurig, zurig, zuur
chaise-longue - ligstoel, ziekenstoel
chalcedon, soort - sarder
Chaldeeuwse stad  Ur
chalet – alpenhuisje, alpenhut, berghuis
chalmersiet - cubaniet
chambree  dormtoir, slaapzaal
chambrette  slaapkamertje
chamois  bleekgeel, crème, gemskleurig
champagne (Du)  sekt
champignon  kampernoelje
change. (Eng.)  ruil, verandering, wisseling
chanson – lied, zangstuk
chansonnier - zanger
chantage  afdreiging, afpersing,
chanteren - afpersen
chanteur - afdreiger
chaos – anarchie, baaierd; bende, hekseketel, jamboel, ontreddering, ordeloosheid, paniek, puin(hoop), rommel, troep, verwarring, wanorde, warboel, warklomp, zooi
chaotisch  ongeordend, ongeregeld, ordeloos, rommelig, warrig, verward, wanordelijk
chaperon  begeleider, chapeau
chaperonneren  begeleiden
chapiter  hoofdstuk, punt, zaak
charade - raadsel
charge  aanrit, aanval, actie
chargeren – aanvallen, belasten, laden, overdrijven, ridiculiseren
charlatan - kwakzalver, praalhans, windbuil
charlatanerie - bluf, kwakzalverij, pocherij, snoeverij
charmant  attractief, bekoorlijk, genoeglijk, gezellig, innemend
charmeren - bekoren
charter – handvest, oorkonde
charterboek - cartularium
charteren - afhuren
chasseur  bolhoed, jager, loopjongen
chaufferen – autorijden, rijden
chauffeur – autorijder, bestuurder, stuurman
chauvinist – patriot
checken – controleren, vergelijken
cheerio - prosit
chef – aanvoerder, baas, hoofd, leider, manager, meerdere, meester, opzichter, ouwe, patroon, principaalsuperieur, voorman, werkgever
cheffin - meesteres
chef-huisknecht - butler
chefkok  hoofvergelijkendkok
chefmonteur  hoofdmonteur
chemica - scheikundige
chemie  scheikunde
chemicus - scheikundige
chemisch  scheikundig
chemisch begrip  evenwichtsconstante, reactie, verbinding
chemisch element  zie elementen
chemisch product  asfalt, kunstmest, medicament plastic
chemische afweerstof - biocide
chemische verbinding - amide, azine, bordie, ester, imine, inosite, leucine, purine, reagens, zout, zuur
chemische verbinding van metaal en zuurstof  oxide, roest
chemische stoffen  base, eiwit, enzym, ester, zout, zuur
chemische verwering - corrosie
chemise - hemd
chenopodiacee - atriplex, bassia, beta, ganzenvoet, melde, obione, schorrenkruid, spinazie
chequekaart - betaalpas
Chermes - Adelges
cherubs - engel, hemeling
chevelure - haardos
chic  deftig, elegant, exclusief, keurig, netjes, ongemeen, smaakvol, zwierig
chicaneren  intrigeren, vitten, zaniken, zeuren
chic en sierlijk - zwierig
chief  aanvoerder, captain, hoofdman, opperhoofd, stamhoofd
Chileense boomsoort - Apeboom
Chileense munt  centavo, peso
Chileense politicus - Allende
Chileense provincie - Arauca, Aysen, Bio-Bio, Chiloë, O´Higgens, Santiago, Valparaiso
Chileense rivier - Bio-Bio, Bueno
Chileense stad - Angol, Concepcion, Santiago, Valdivia, Valparaiso
Chileense woestijn - Atacama
Chileense haven - Antofagasta, Corral. Iquique, Tocopilla
Chili, berg in - Llullaillaco, Maipo, Tinguiririca, Tronador
Chili, bewoner van - Araukan
Chili, eiland behorende bij - Chiloë, Paaseiland, Vuurland
Chili, gebergte in - Cordillera
Chili, hoofdstad van - Santiago
Chili, oorspronkelijke bewoners van - Araukanen
Chiliasme - millenarisme
Chilisalpeter - natriumnitraat
Chilopoda - duizendpoten
chimpansee  jokko, mensaap, pan
Chinees  (Ind) Kee, Ke, Keh
Chinees ambtenaar  mandarijn
Chinees blaasinstrument  cheng, tsjeng
Chinees bronzen vaatwerk - li, sjia
Chinese eiland  Formosa, Hai-nan, Taiwan
Chinees edelgesteente  jade
Chinees filosofisch begrip - Jang, jin, tao
Chinees gedicht - sji
Chinees gerecht  bami, loempia, saté
Chinese gewicht  mas, taël
Chinees hondenras – chowchow, pekinees
Chinees hoogland - Tibet
Chinees in Indonesië - kee
Chinees kanton - Nanking
Chinees kerkje - temila
Chinees kunstvoorwerp - chinoiserie
Chinees lakwerk - coromandel
Chinees meer - Pojang,Tongting
Chinees schip – draak, jonk, sampan
Chinees woord voor revolutie - ko-ming
Chinees wijnvat - lei
Chinees zelfverdedigingssysteem - Kempo
Chinees zoutmeer - Nor
Chinese afstandsmaat - li, tsjan
Chinese bloem - tijgerlelie
Chinese boek der liederen  sjeking
Chinees boek der oorkonden  sjoeking
Chinese cycloon - taifoen
Chinese deegwaar - mie
Chinese dynastie - Han, Joean, Mantsjoe, Ming, Sjang Soeng, Tang, Tsjing, Tsjow
Chinese edele  mandarijn
Chinese god - Hopo, Howtoe, Sjanti
Chinese haven - Amoy, Foetsjou, Kanton, Luta, Sjanghai, Suatou, Tiëntsin, Tsjingtau
Chinese hoofdstad - Peking
Chinese hoogvlakte - Sjansi, Sjensi
Chinese keizer - Kanghi
Chinese klei - Kaolien
Chinese koning - Woe
Chinese kool - spitskool
Chinese leer  confucianisme, Taoïsme
Chinese legpuzzel - Tangram
Chinese lengtemaat - li, pu, yin
Chinese macaroni - bami
Chinese marskramer  klontong
Chinese Moslim - Hoei
Chinese munt  candareen, fen, Juan, li, liang, minpiao, taël, tsjiau, yen
Chinese naam voor Boeddha - Fo
Chinese plaats  zie plaats in China
Chinese politicus - Mao, Mau
Chinese pot (met drie afdelingen)  li
Chinese provincie - Anhui, Honan, Hopei, Kansoe, Kirin, Peking, Sjansi, Tibet
Chinese revolutiebond - Kwomintang
Chinese riten - li
Chinese rivier - Erawadi, H(w)aiho, Hoang-ho, Jangtsekiang, Leaoko, Min, Pei-ho, Salwen, Sitjiang, Soengari, Tarim
Chinese roos  camelia
Chinese schriftteken  karakter
Chinese speksteen - Agalmatoliet, Pagodiet
Chinese spel  mahjong
Chinese spijs  bami, loempia, mi
Chinese stad - Aigoen, Aksoe, Canton, Changsha, Changchun, Chentu, Chunking, Harbin, Ining, Kanton, Kunming, Laha, Lanchow, Luta, Moekden, Nanchang, Nanking, Peking, Shanghai, Shenyang, Siam, Sjanghai, Taijuan, Tientsin, Tsingtao, Tsangtao, Tsjentoe, Tsoenking, Woehan, Wijhan
Chinese tempel  pagode
Chinese titel - wang
Chinese vaartuig  draak, jonk, sampan
Chinese vermecelli - mihoen
Chinese wetten - fa
Chinese winkel  toko
Chinese wijsgeer  Confucius, Laotse, Moti, Toeng
Chinese wijsgerige boeken - Lietse, Motse
Chinese woestijn – Gobi
Chinese wortel - ginseng
Chinezen kenner - sinoloog
Chinezerij - haarkloverij, (muggen)zifterij
chiroe - orongo
chiropodist  voetverzorger
chirurg – heelkundige, heelmeester, wondarts
chirurgie  heelkunde
chirurgisch hechtmateriaal - Catgut
chirurgisch instrument  scalpel, snepper, trepaan
chirurgisch mes  bistouri, lancet, laatmes
chirurgische ingreep  operatie
chirurgijn (vroeger)  heelmeester, scheepsdokter
Chloë - Demeter
chloor – blekwater, cl.
chloorkalk  bleekpoeder
chloornatrium - keukenzout
chloren - bleken
chlorofyl  bladgroen
chocolade - cacao
chocoladebonbon - praline
chocolademengmachine - conche
chocoladepoeder - cacao
chocolaatje met rum  rumboon
chocoladestaafje  bâton, biskwietje, bandje (van een onderscheiding)
cholerisch - driftig, heftig, opvliegend
chorda dorsalis - notochorda
Choreografische beweging - Ballabile, balloné, batterie, battement, cabriole
christelijk feest  Allerheiligen, Allerzielen, Aswoensdag, Driekoningen, Hemelvaart, Kerstmis, Pasen, Pinksteren, Septuagesima
christelijk genootschap – katholiek, protestants
christelijk symbool  kruis, vis, brood, kelk, lam, slang, Ichthus
christelijke naastenliefde  caritas
christelijke partij  A, R.P., C.H.U., G. P. V., K.V.P.,
S. G. P. CDA
christelijke sekte  Kopten
christenmeisje  sjikse
christenprediker op Groenland  Egede
Christmas Island, oude naam van - Moni
Christus als Zaligmaker - soter
Christusbeeld  crucifix, ikon, ikoon, kruisbeeld, piëta
Christusmonogram  IHS, PX
Christuspalm - mollekruid
chroma - kleur
chromochloriet - Kämmereriet
chromesomengarnituur - caryotype
chromespinel - picotiet
chronisch  slepend, voortdurend
chronische loodvergiftiging  saturnisme
chronische ziekte - kanker, reuma, tuberculose
chronogram  jaartalvers
chronometer - stopwatch
chroom (scheik.)  Cr.
Chroomglimmer - fuchiet
chroomoker - anageniet
chroomijzersteen - chromiet
Chummeer, plaats aan het - Prien
Chur - Coire
chylus - chijl
cicero - Augustijn
cicerone  geleider, gids, loods, wegwijzer
cichoreiwortel - bitterpeen
Sicilië, stad in - Adama
cider  appelwijn
cigarillo - sigaar
cijfer  getal, nummer
cijferaar – rekenaar, teller
cijfercombinatie - getal
cijferen  rekenen, tellen
cijferlijst – puntenlijst, rapport
cijfer op rapport – punt
cijferslot – codeslot, cijferslot
cijfervorm - getal
cijns  belasting, schatting, tol
cilinder  buis,bus, klos, koker, pijp, rol, rolsteen, staaf, zuigerbus
cilinderhoed - klaphoed
cilindervormig stuk hout  stok
cilindrisch – rolvormig, rond
cimbaal  bekken
cinderella  assepoester
cineac – filmtheater
cineast – folmmaker, filmer
cineclub - filmliga
cinema – bioskoop, filmtheater
cipier  bewaker, celwacht, oppasser, provoost, wachter
circa  ca., ongeveer, omstreeks, omtrent, schatting
Circe - tovernimf
Circe, eiland van - Aea, Aia
circuit  baan, parcours, piste, renbaan, rondweg
circuit voor auto’s – racebaan
circulaire - rondschrijven
circulatie – kringloop, omloop, roulatie
circulatiepomp – accelerator
circuleren - doorstromen
circus – beestenboel, paardespel
circusartiest  acrobaat, clown, dompteur, jongleur, koorddanser, temmer
circusbaan - piste
circuskunst - acrobatentoer
cirkel  kring, ring, ronde
cirkelen - ronddraaien
cirkel om de aarde  equator, keerkring, meridiaan, parallel
cirkelgang  kringloop
cirkelgedeelte  boog, kwadrant, sector
cirkeling - ronddraaiing
cirkelomtrek - periferie
cirkel op de globe - equator, keerkring, meridiaan
cirkelsector  kwadrant
cirkeltrekker - passer
cirkelvlak - segment
cirkelvormig  bol, rond
cirkelvormig raam  roosvenster
cirkelvormig verkeersplein  rotonde
cirkelvormige bedekking - kraag
cirrus  vederwolk
citaat  aanhaling
citadel  bastion, blokhuis, burcht, fort, kasteel, vesting
citadel (Arab.)  Kasba
citadel van Athene - Skropolis
citeren  aanhalen, dagvaarden
citerpen  cier
cito  gezwind, ras, snel, vlug
citroen  lemoen, limoen
citroen achtige plant  appelsien, grapefruit, mandarijn, oranjeboom, pompelmoes, sinaasappel
citroenjenever - schilletje
citroenkruid  melis, melisse
citroenlimonade  kwast
citrusvrucht - citroen, grapefruit, mandarijn, pompelmoer, sinaasappel
civetkat, soort van - bintoerong, faraokat, fossa, genetkat, ichneumon, koesimanse, koffierat, linsang, loewak, mangoeste, meerkat, moesang, soerikste, stokstaart
city – binnenstad, (zaken)centrum, hart
citybag – handko0ffer
civiel  beleefd, billijk, burgerlijk, hoffelijk, schappelijk, wellevend
civiel ingenieur  c.i.
civilisatie  beschaving
civiliseren  beschaven, verrichten
claim  aanspraak, eis, optie, recht, vordering
claimen – beweren, eisen, vorderen
clairvoyant  helderziend
clan  sibbe, (familie)stam
clandestien  geheim, heimelijk, tersluiks, verborgen, verholen, verstolen
clandestiene taxichauffeur  snorder
classeur - ord(e)ner
clausuur  afsluiting, ezelsoor
clavus - eksteroog, likdoorn
claxon  hoorn, signaalhoorn, sirene, toeter
claxonneren - toeteren
clean – netjes, rein, schoon, zindelijk
clement – genadig, goedertieren, vergevingsgezind, welwillend, zacht
clementie  genade, goedertierenheid, welwillendheid
cliché – drukplaat
clichématig – afgezaagd, geijkt, saai
cliënt  afnemer, klant, koper
cliënte  afneemster
climax – hoogtepunt, opklimming
clinometer  hellingmeter
clinorombisch - monoclien
clinch – handgemeen
clip – klem, papierklem, sierspeld
clip voor de was – knijper
clochard – dakloze, pauper, schooier
closet  bestekamer, gemak, toilet, w.c.,
clown – dwaas, geinmaker, grapjas, grollenmaker, guit, hansworst, harlekijn, komiek, leukerd, nar, olijkerd, paljas, pias, pierrot, potsenmaker, zot
clownachtig - clonesk
club  bent, bond, circle, clan, coterie, genootschap, gezelschap, groep, kliek, kring, societeit, soos, unie, vereniging
clubgebouw – casino, kantine, soos
clubgenoot – lidmaat, medelid
clubhuis - jeugdcentrum
club van schilders  bent, generatie, kring , school
clubwedstrijd - match
cluster – concentratie, groep
clysma - lavement
coach  oefenmeester, trainer
coachen - begeleiden
coalitie  alliantie, bloc, unie, verbond
coaster – kuster, kustvaarder, zeeschip
cobra  brilslang, naga, naja
cochenille cactus  nopal
cockpit - stuurcabine
cocon van een vlinder – pop
cocktail – drankje
cocktailschudder - shaker
coco - papegaai
code  merk, wet, wetboek
codeur  codist
codist  codeur
coherent  samenhangend
coiffeur – barbier, haarknipper, kapper
coiffeuse - kapster
coiffure  kapsel
coïncidentie  samenloop
coïtus  bijslaap
coke – cocaine, drug
col  boord, (berg)pas, kraag,
colbert - herenjasje
collaps - shock
collationeren - checken
collectant - inzamelaar
collecte  inzameling, verzameling
collecteren - bosseren, inzamelen, verzamelen
collectie – arsenaal, verzameling
collectief  gezamenlijk
collectieve arbeidsovereenkomst  c.a.o.
collectieve boerderij  commune, kibboets, kolchoze
collectieve leefvorm - commune
collega – ambtsbroeder, ambtgenoot, broeder, confrater, confrère, gezel, medewerker, vakgenoot
college – bestuur, bestuurslichaam, club, gremium, instantie, kamer, les, raad
college van de dijkgraaf - heemraad
collegezitting - sessie
collier  halssnoer, ketting, karkant, snoer
collineair - coaxaal
collo  baal, doos, kist, pak, stukgoed
colloïdale oplossing - emulsie, sol
Collorado, hoofdstad van - Denver
Colombiaanse munt  centavo, peso
colon  karteldarm
colonnade  kolom, pilaar, zuilenrij
colonne – reeks, rij
colporteren – aanbieden, venten, verkopen
colporteur – venter
colt - revolverr
Columbia, district van -
4 Meta
5 Cauca, Cesar, Choco, Huila, Sucre
6 Arauca, Boyaca, Caldas, Narino, Tolima, Vaupes
7 Bolivar, Caqueta, Cordoba, Guainia, Quindio, Vichada
8 Amazonas, Putumayo
9 Antioquia, Atlantico, Magdalena, Santander
12 Gundinamarca
Columbia, rivier in - Caqueta, Cauca, Guainia, Guaviara, Magdalena, Meta, Putumayo, Vaupes, Vichada
Columbia, stad in -
4 Cali, Meta
5 Mocoa, Neira, Pasto, Tunja
6 Arauca, Bogota, Cucula, Ibaqué, Quibdo
7 Armenia, Leticia, Pereira, Popayan
8 Manzales, Medellin, Monteria, Riohacha
9 Cartagena, Florencia, Manizales, Sincelejo
10 Valledupar
11 Bucaramanga
12 Barranquila
13 Villacicencio
columbiet - niobiet
column – kolom, rubriek stukje
coma  bewusteloosheid, lichtkrans(nevel) massa, slaapziekte, toeval,
combattant  krijger, militair, strijder, vechter
combinatie  duo, samenvoeging, trio, vereniging
combinatie van twee letters - Bigram
combinatie van zakenlieden  syndicaat
combinatiewagen - combi, stationcar
combine – complot, maaidorser
combineren – samenspelen, samenvoegen, verenigen
combo – band, groep
comeback – rentree, terugkeer, terugkomst
comnestibles - delicatessen
comfort  gemak, gerief
comfortabel – aangenaam, gemakkelijk, geriefelijk
comic – beeldverhaal, strip
coming man - aanvoerderleider
comité  comiteit, commissie
commandant - bevelhebber
commanderen  bevelen, bevelvoeren,gebieden, gelasten,
commanditaire genootschap  c.v., commandite
Commanditaire vennoot - commanditaris
commando – aanvoering, bevel, ga, gebod, gezag, halt, ho, leuding,mars, opdracht, order, rust, sta, voorwaarts, vuur
commando totschieten - vuur
comme il faut - in orde, netjes
commensaal  kostganger
commentaar - opheldering, toelichting, uitleg, verklaring
commercie – handel, koophandel
commercieel - zakelijk
commies  ambtenaar, douanier, grensbeambte, kantoorbediende, klerk, schrijver
commiesbrood - kuch
commissaris  gelastigde, gevolmachtigde, politiechef
commissaris bij draverijen - goeman
commissie – bedrag, boodschap, comité, comiteit, delegatie, inkomen, jury, lastgeving, loon, opdracht, provisie
commissiegever - committant
commissie ter beoordeling  jury
commissionair  boodschaploper, pakjesdrager
committent – mandant, mandator, principaal
commode  latafel
communauteit  genootschap, gemeenschap
communitatie - mededeling
communicatiemiddel  brief, e-mail, fax, krant, media, pers, post, radar, radio, sateoiet, taal, telefoon, telegraaf, televisie, telex
communistisch dictator  Stalin
communistische partij  C. P. N.
communistische wijsgeer  Engels, Lenin, Mao, Marx, Trotsky
communiteit  convent, gemeenschap, maatschappij, samenleving
commutatie omkering, verwisseling
commuun – afzijdig, algemeen
Comores-archipel, eiland toto de - Anjouan
Comores-archipel, hoofdstad van de - Moroni
compact  dicht, dik, hard, hecht, massief, opeen, samengepakt , sterk, stevig, vast
compactie  inzinking, samenpakking, volumevermindering
compagnie – bedrijf, cie., handelsvereniging, vennootschap
compagnon –associe, co., comp., (deel)genoot, firmant, gezel, medelid, medewerker, metgezel, partner, vennoot
compagnons  cie.
comparatief  vergelijkend
comparatief van goed  beter
comparatief van veel  meer
comparatief van weinig  minder
compartiment  afdeling, coupé, vak
compassie  medelijden
compatibel  verenigbaar
compendium  handboek, samenvatting, schets
compenseren - vereffenen
compère - helper, kornuit, snaak
competent  bekwaam, bevoegd, gerechtigd, geschikt, goed, kundig
competitie  mededinging, wedijver
compleet – afgerond, (al)geheel, heel,helemaal, ongeschonden,onverkort, totaal, volmaakt, voltooid, volledig, voltallig
complement  aanvulling, alexine, goedkeuring
complement van heren - dames
complet - kostuum
completeren – aanvullen, bijvoegen
complex – geheel, ingewikkeld, moeilijk, samengesteld, syndroom
complex van symptomen, kenmerkend – syndroom
complexie – aard, karakter, natuur
compliciteit  medeplichtigheid
compliment – aanbeveling, groet, lof, plichtpleging, pluim
complimenteren – eren, loven, prijzen
complimenteus  hoffelijk, vleiend, vormelijk
complot – combine, intrige, samenzwering
complotteren – intregeren
component - bestanddeel
componeren – construeren, ineen samenstellen, maken, opbouwen, scheppen, toonzetten, voegen
componist – muziekmaker, toondichter, toonzetter
componisten -
3 Abt, Bax, Cui, Egk, Fry, Fux, Gay, Hol, Kox, Leo, Nin, Suk, Tye
4 Adam, Arel, Arne, Bach, Bali, Beek, Berg, Blow,
Böhm, Bull, Buus, Byrd, Cage, Ciry, Cook, Duni, Egge, Fall,
Foss, Frid, Gade, Haas, Hába, Hays, Herz, Ives, Kern, Kunc, Lalo,
Lévy, Lind, Lyon, Miry, Monn, Neri,
Nigg, Nono, Nuno, Orft, Paër, Peri, Poot, Siep, Toch, Vlad, Vogl,
Wolf
5 Abaco, Absil, Akses, Alain, Alnar, Amati, André, Arató, Arlen,
Auber, Aulin, Auric, Ayala, Benda, Berio, Bizet, Bloch, Boïto, Bossi, Boyce, Bruch, Cesti, Chapi, Cilea, Cohan, Croce, Dadey,
Danon, Danzi, David, Dufay, Dukas, Durey, Elgar, Engel, Erkel, Erkin, Fasch, Fauré, Festa, Fétis, Field, Filtz, Flnck, Franz, Friml, Fuchs, Gilse, Gomes, Gould, Graun, Grieg, Handl, Handy, Hasse, Hauer, Haydn, Hegar, Henze, Hervé, Hille, Hubay, Huber, Issac, Jacob, Jarre, Kagel, Kerll, Klebe, Koven, Kuula, Landi, Lavry, Lehár, Lekeu, Lesur, Liszt, Locke, Iully, Méhul, Migot, Milan, Monte, Nardi, Neete, Novák, Olsen, Orgad, Parry, Peiko, Pepys, Perle, Plaza, Ponce, Ponse, Pijper, Ravel, Reger, Rossi, Rudol, Sachs, Sarti, Satie, Schat, Selle, Soler, Sousa, Spohr, Suter, Tinel, Valen, Verdi, Vives, Wayne, Weber, Weill, Wilms, Wolpe, Zeïra
6 Albert, Alfano, Alfvén, Alzedo, Anerio, Bailey, Banduz,
Barber, Barker, Bartók, Battle, Benoit, Berlin, Bjarne, Boulez, Bowles, Braham, Brahms, Breton, Bruhns, Burney, Busoni, Campra, Caplet, Carter, Chavez, Chopin, Chueca, Ciompi, Clarke, Cramer, Czerny, Dancla, Daquin, Delage, Delius, Dopper, Dragoi, Dreher, Duparc, Dussek, Dvorák, Eccard, Eisler, Elsner, Escher, Farkas, Fibich, Flotow, Franck, Gallus, Garcia, Gilson, Glebow, Gliëre, Glinka, Gossec, Gounod, Grandi, Greene, Grétry, Halévy, Hallén, Händel, Hanson, Harris, Hartog, Heller, Hérold, Hiller, Hubeau, Hummel, Hünten, Isamit, Jensen, Jongen, Jordan,
Kadosa, Kenton, Kienzl, Kleven, Kodály, Koetew, Konltz,
Konjus, Koppe,l Krause, Krenek, Kuhnou, Kullak, Lajtha,
Landré, Lanner, Lecocq, Lecuna, Ligeti, Ljadow, Lübeck,
Mahler, Mälzel, Marais, Marini, Martin, Melger, Meresi, Merulo, Mompou, Morley, Mouret, Mozart, Muffat, Müller, Nanino, Nivers, Pacius, Partos, Perosi, Peuerl, Pierné, Pipkow, Pleyel, Quantz, Rabaud, Radnai, Rameau, Rechid, Rivier, Robbes, Samara, Schenk, Schütz, Schuyt, Seiber, Skroup, Straus, Szanto, Thomas, Tomasi, Tunder, Turina, Varèse, Vecchi, Veress, Vlotta, Viotti, Vitali, Vogler, Wagner, Walton, Xyndas, Zagwijn, Zeiler, Zelter, Zillig, Zumaya, Zweers
7 Albeniz, Alberdi, Alberti, Alcorta, Allende, Antheil,
Arenski, Badings, Barraud, Bellini, Berlioz, Berwald, Borodin, Britten, Busnois, Butting, Cabezon, Caccini, Caldara, CaselIa, Cavalli, Ciconia, Copland, Corelli, Creston, Delibes, Delvaux, Desmond, Deutsch, Distler, Dowland, Dresden, Ducasse, Durante, Duruflé, Escobar, Farnaby, Fischer, Forsite, Förster, Fortner, Galindo, Genzmer, Gibbons, Gilmore, Gombert, Graener, Grovlez, Haszler, Herbert, Holmboe, Hristie, Hucbald, Humfrey, Ireland, Janácek, Jaubert, Jelinek, Jemnitz, Joachim, Johnson ,Jolivet, Kajanus, Karajew, Ketting, Kjerulf, Knipper, Kodalli, Kolberg, Krieger, Lachner, Lambert, Landini, Ländler, Leclair, Lemmens, Lesueur, Litolff, Madema, Magnard, Marpurg, Martini, Martinu, Medtner, Menotti, Mertens, Milhaud, Moliero, Moncayo, Montero, Moralès, Nardini, Nicolai, Nielsen, Nowikow, Obrecht, Ockegem, Paumann, Pedrell, Peeters, Pepping, Petyrek, Pistoia, Porpora, Poulenc, Puccini, Pugnani, Purcell, Rathaus, Rebikow, Redford, Reinken, Reutter, Richter, Ricieri, Ricordi, Rodgers, Romberg, Rossini, Roussel, Rozycki, Sauguet, Scheidt, Schlick, Schmidt, Schmitt, Schoeck, Schuman, Serocki, Sibelius, Sinding, Smetana Soriano, Sowerby, Stamitz, Strausz ,Tanéjew, Tansman, Tartini, Thomson, Tippett, Torelli, Traëtta, Umlauff, Vivaldi, Walther, Xenakls, Youmans, Zarlino
8 Agricola, Albinoni, Aljabjew, Alpaerts ,Arcadelt, Assafjew, Barbieri, Barraine, Baudrier, Benatzky, Berkeley, Billings ,Binchois ,Bonporti, Borkovec, Boskovic, Bruckner, Burkhard, Catalani, Chabrier, Chailley, Chausson, Cimarosa ,Clementi, Couperin, Dalayrac, Dalcroze, Dandrieu, Delannoy, Diaconus, Draeseke, Erlebach, Flothuis, Françaix, Gabrieli, Gershwin, Gesualdo, Giordano, oudimel, Granados, Graupner, Guarneri, Gullmant, Halftter, Hanslick, Harsanyi, Hartmann, Heppener, Honegger, Jacchini, Johanson, Jommelli, Karminski, Kilpinen, Kjellsby, Koechlin, Korngold, Kreutzer, Lambelet, Langlais, Lavranga, Legrenzi, Leoninus, Lindeman, Loeillet, Lortzing, Loyacano, Machault, Madetoja, Marcello, Marchand, Marenzio, Martinet, Mascagni, Massenet, Messiaen, Monsigny, Nordraak, Osiander, Paganini, Palester, Palmgren, Panufnik, Pasquini, Petrassi, Pfitzner, Philidor, Piccinni, Pizzetti, Reinecke, Respighi, Riisager, Ruyneman, Sacchini, Schibler, Schobert, Schreker, Schubert, Schumann, Sessions, Sjaporin, Sjebalin, Skrjabin, Söderman, Spontini, Stanford, Sullivan, Svendsen, Thalberg, Veracini, Verhuist, Wagenaar, Warlamow, Willaert, Zinzadse, Zumsteeg
9 Ammerbaeh, Animuccia, Balakirew, Banchieri, Beethoven, Berggreen ,Bernstein, Boiëldieu, Bononcini, Bourgeois, Buxtehude, Carissimi, Cavazzoni, Cherubini, Contreras, Cornelius, Diaghilew, Donizetti, Dunstable, Dutilleux, Ellington, Engelmann, Farinelli, Felderhof, Fernandez, Fitelberg, Francoeur, Froberger, Geminiani, Ginastera, Glareanus, Glazoenow, Gruenberg, Hallström, Henkemans ,Heuberger, Hindemith, Hofhaymer, Holzbauer, Hopkinson, Ingegneri, Jannequin ,Järnefelt, Kalomiris, Karlowicz, Kondracki, Leibowitz, Ljapoenow, Locatelli, Luzzaschi, Macdowell, Malipiero, Marschner, Mattheson, Merikanto, Meyerbeer, Millöcker, Moechatow, oniuszko, Moscheles, Moskowski, Noskowski, Offenbach, Pachelbel, Paisiello, Peragallo, Pergolesi, Prokofjew, Rangström, Reichardt, Rosenberg, Scarlatti, Schönberg, Slavenski, Stradella, Sweelinck, Templeton ,Titelouze, Vermeulen, Vicentino, Voormolen, Wagenseil
10 Alexandrow ,Carmichael, Chrennikow ,Desormière, Destouches, Dreyschock, Hellendael, Hurlebusch, Ingenhoven, Kabalewski, Kalinnikow, Liebermann, Manfredini, Mengelberg, Mercadente, Metastasio, Mihalovici, Mjaskowski, Moerradeli, Monteverdi , Mortelmans, Nepomuceno, Paderewski, Palestrina, Planquette, Ponchielli, Praetorius, Rawsthorne, Rubinstein, Samazeuilh, Sammartini, Scharwenka, Schooleman, Skalkottas, Strategier, Strawinski ,Tsjerepnin, Vieuxtemps, Wladigerow, Zimmermann,
11 Bortnjanski, Castiglioni, Charpentier, Chevreuille, Clerembault, Diepenbroek, Doromsgaard, Dzersjinsky, Frescobaldi, Grillparzer, Humperdinck, Kalkbrenner, Leoncavello, Lutoslawski, Moessorgski, Rachmaninow, Rosenmüller, Schjelderup, Stockhausen, Szymanowski, Tromboncino, Tsjaikowski
12 Dallapiccola, Dargomyzjski, Gretsjaninow, Maklakiewicz
13 Hammerschmidt, Hüttenbrenner, Sjostakowitsj
14 Chatsjatoerjan, Sjtsjerbatsjew
componist uit de Baroktijd  Bach, Handel, Vivaldi
componist uit de romantiek  Brahms, Grieg, Liszt Mendelssohn, Schubert, Schumann, Tsjaikowsky
componist uit de Weense school  Beethoven, Haydn, Mozart, Schubert
componist van Aida  Verdi
componist van Carmen  Bizet
componist van Freischutz  Weber
componist van marsen  Sousa
componist van operettes  Lehar
componist van Peer Gynt  Grieg
componist van Preciosa - Weber
componist van Troubadour  Verdi
componist van walsen  Strauss
componistenfamilie  Andriessen, Bach
composiet -
4 klis
5 alant, aster, zulte
6 dahlia, distel
7 kamille
8 afrikaan, anthemis, cichorei, hoefblad, margriet, tandzaad
9 strobloem, viltkruid, wormkruid
10 droogbloem, korenbloem, kruiskruid, leverkruid,
madeliefje, zonnebloem
11 havikskruid
compositeur - componist
compositie – mars, melodie, muziekstuk, opbouw, ordening, samenstelling, schikking,sonate, structuur, toonzetting, werk
compositie, kleine - brunette
compositum  allegaartje
compost – afvalmest, mengmest, mestaarde, teelaarde
compôte  moes, tutti-frutti, vruchtenmoes
compregensis - intensie
compressie  persing, samendrukking, verdichting
compressor - perspomp
comprimeren  bedwingen, samenpersen
compromis  schikking, vergelijk
compromitteren - schaden
comptabel  rekenplichtig
comptabiliteit  rekenplichtigheid
compulsie – dwang, invloed, pressie
computer  brein, rekenmachine
computergeheugen - beitel
computerkraker – dief, hacker, inbreker
computerkunde – informatica, wetenschap
computerprogramma - software
computerprogrammeertaal - fortram
computertaal - cobol
conatie  streving
concaaf  hol, holrond
concentratie  aandacht, bundeling, oplossing, samentrekking, vereniging
concentratie vereffening  osmose
concentreren – verenigen, verzamelen
concept  begrip, gedachte, idee, ontwerp, plan, schema, schets
conceptie  begrip, bevatting, idee, ontvangenis, plan
concern – bedrijf, onderneming
concert – muziekstuk, taptoe, uitvoering
concerteren - spelen
concert voor één solist - rectical
concert voor twee solo instrumenten  dubbelconcert
concert voor drie solo instrumenten  tripelconcert
concertgebouw  hall, odeon
concertmeester – dirigent, eider
concessie – vergunning
concierge  claviger, deurwachter, poortwachter, portier, pedel
coccies – bondig, kort
concilie  kerkvergadering, synode
concilieplaats  Bazel, Constanz, Konstantinopel, Lateranen, Lyon, Nicea, Rome, Trente, Vaticaan
conclusie  advies, beslissing, besluit, dingtaal, gevolgtrekking, slotsom
concordaat  overeenstemming, verdrag
concordant  overeenstemmend
concordantie – overeenstemming, register
concordia  eendracht, eensgezindheld
concours – wedstrijd
concourshindernis – haag, hek, sloot
concreet  bestaand, duidelijk, stoffelijk, voorstelbaar, werkelijk
concrete uitwerking- invulling
concrete zaken  realia
concrement  samengroeisel
concrement in de nieren  niersteen
concretiseren – doen, invullen, vormgeven
concubine - bijzit
concurrent  mededinger, rivaal
concurrentie – mededinging, strijd
concureren – strijd
condens – wasem, waterdamp
condensator – condensor
condenseren - neerslaan
conditie  beding, eis, voorwaarde
conditiekartel – conventie
conditietraining – jogging, hardlopen
condoom - kapotje
condor – andesgier, gier, koningsgier
conductie  geleiding, overdraging
confectie - kleding
confectiewinkel  kledingmagazijn, kledingzaak
conferencier – artiest, humorist
conferentie  bijeenkomst, causerie, toespraak, vergadering
confereren - beraadslagen, overleggen, vergaderen
confessie - biecht
confessioneel  belijdend, kerkelijk
confident  vertrouweling
confidentieel  intiem, vertrouwelijk
confituur - jam
conflict  botsing, meningsverschil, onenigheid, onmin, ruzie, strijd, tweespalt, twist, verdeeldheid, woorden
conform – analoog, gelijk, gelijkluidend, overeenkomstig, overeenstemmend, volgens
confrater  ambtgenoot, broeder, collega, (mede)broeder, kennis, relatie, vakgenoot
confrère – ambtgenoot
confrontatie – ontmoeten, treffen
confucianisme, begrip uit het - al-onder-de-hemel, t’ien-sjia, hemel-t’ien, hemels mandaat- t’ien-ming, mandaat-ming, medemenselijkheid-ren, natuurlijk gegevene-sing, vertrouwen-sjin, wellevendheid-li, wijsheid-sjê
confucianisme, erecode van het - boesjido
confucianisme, klassieken van het - I-tjing, Li-tsji,
Sje-tjing, Sjoe-tjing, Tsj’oen-tsj’ioe
Confucius, biograaf van - Lwenjoe
confutatie  weerlegging
confuus  beschaamd, verward, warrig
congé  afscheid, ontslag
Congo, hoofdstad van - Kinshasa
Congo, munteenheid in - likuta, makuta,segni, zaïre
Congo, provincie van - Badundu, Kassai, Katanga, Kivu, Shaba
congres  bijeenkomst, samenkomst, vergadering
congresgebouw  R.A.I.
conifeer 
2 ijf
3 den, pijn
4 arve, lork, spar
5 abies, boom ceder, larix, pecea, pinus, taxis, thuja
6 cedrus, cypres, lariks, zeepijn
7 douglas, pijnboom
8 bergpijn, mastboom
9 sevenboom, zilverden
10 jeneverbes
13 jeneverstruik
conisch  kegelvormig, taps
conjectuur  gissing, vermoeden,
connaisseur - kenner
connectie  betrehhingkennis, relatie, samenhang, verband
connossement  laadbrief
conrector  mederector
consciëntie  geweten, bewustzijn
coneciëntieus  gewetensvol, nauwgezet, stipt, precies
consecratie - heiliging, inzegening, wijding
consent  toestemming, vergunning
conservatie  behoudhoudend, bewaring
conservatief  (Eng.) tory, behoudend
conservator – beheerder, bewaarder
conserveerstof - beits
conserven – blikgroente voedsel
conserveren  (be)houden, bewaren, inblikken, inmaken
conserveren, methode van - konfijten
considerabel  aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, flink, fors, geduchtgewichtig, groot, sterk, stevig
consideratie  inschikkelijkheid, overweging, toegeeflijkheid
consciëntie - geweten
consigne – dienstorder, opdracht, wachtwoord
consistent  dicht, duurzaam, samenhangendvast
console – dragsteen, kraagsteen
consommé – bouillon, soep
consorten – aanhang, medestanders
consortium - syndicaat
constant  aanhoudend, almaar, bestendig, continu, gestaag, gestadig, onbuigzaam, onveranderlijk, standvastig, steeds, voortdurend
constant getal van grootte der wrijving - wrijvingscoëfficiënt
constateren – bemerken, bevestigen, vaststellen, waarnemen
consternatie  alarm, ellende, ontsteltenis, opschudding, verslagenheid
constipatie  verstopping
constitutie  aanleg, aard, gestel, grondwet
constructie  bouw, frame, geraamte, inrichting, maaksel, makelij, opbouw, samenstelling, woordschikking
constructief – bruikbaar, nuttig, opbouwend , positief,
constructief speelgoed - mecano
construeren - afleiden, bouwen, ineenzetten, maken, samenstellen
consul – afgezant, diplomaat
consulent  adviseur, raadgever
consulteren  raadplegen
consument  afnemer, gebruiker, klant, koper, verbruiker
consumeren – eten, gebruiken, nuttigen, verbruiken
consummeren  volbrengen, voltooien
consumptie  gelag, verbruik, vertering
consumptiegeld - vertering
contact  aanraking, verbinding, voeling
contactstop - stekker
container – bak, houder, laadbak, laadkist, thermospot
contant  baar, cash, kas
contante middelen  kas
contanten - kas, kasgeld
contant geld  specie, kas
conté - tekenkrijt
contemplatie  beschouwing
contemplatief  beschouwend, beschouwelijk
content – bevredigd, tevreden, tevree, vergenoegd, voldaan,
conterfeitsel  afbeelding, beeltenis, portret
contestabel  betwistbaar
context  omgeving, samenhang, redeverband, zinsverband
contigu - aangrenzend
continent  vasteland
continentaal plat - shelf
continentie  ingetogenheid, kuisheid, matiging, onthouding
continu – aanhoudend, aldoor, constant, onafgebroken, steeds, onophoudelijk, voortdurend
continuatie  voortduring, voortzetting
continueren - voortgaan
conto  rekening
contour  omtrek, omtreklijn
contra  anti, tegen, versus
contrabande  smokkelwaar
contract  overeenkomst, verbintenis, verdrag
contractant – partij
contracteren - werven
contractie  samentrekking
contract vab aankoop - koopakte
contradans  anglaise, écossaise
contramerk  sortie
contraprestatie  tegenprestatie
contraremonstrant  Gomarist
contrast – tegenstelling, verschil
contrasteren - afsteken
contrastimulisme - rasorisme
contrecoup - ongeluk, ramp, tegenslag, tegenspoed, terugstoot
contrei – omgeving, omstreken, streek
contreien – gewest, landstreek
contributie  bijdrage
controle – beheersing, inspectie, toetsing, toezicht
controlemerk op munten - klop
controleren  checken, inspecteren, nagaan, nakijken, natrekken, nazien, toetsen, vergelijken, verifiëren
controleur - keurmeester
controverse – geschil, pennenstrijd, twistpunt
contusie - kneuzing
conus  kegel
convalecentie - herstel
convectieketel - convector
convenabel - betamend, geschikt, passend, voegzaam
convenant - afspraak, beding, overeenkomst
conveniënt - inschikkelijk
convent – abdij, klooster , vergadering
conventie  assemblée, overeenkomst, verdrag, vergadering
convers - lekenbroeder
conversatie – gesprek
conversatiezaal - longroom
converseren - praten
copieus – rijkelijk
copuleren - paren
convex  bolrond
convocatie  samenroeping, bijeenroeping
convoloulacee - akkerwinde, haagwinde, zeewinde
convulsief - krampachtig
Cookeilanden, een van de - Aitoetaki, Atiu, Mangaia, Rarotonga
Cookeilanden, hoofdstad van de - Avaroea
copiëren  namaken
copieus - overvloedig, rijk(elijk)
cordiaal  hartelijk, hartsterkend
corduroy – manchester, ribflueel
cornea - hoornvlies
corner  hoek, hoekschop, hoekslag
cornflakes - maisvlokken
Cornwall, hoofdstad van - Bodmin
Coromandel, stad in - Madras
corporatie - gilde
corps - vereniging
corps diplomatique  cd
corpulent  dik, , gebuiktgezet, vet, vlezig, zwaarlijvig
corpulentie - gezetheid
corpus  lichaam
correct – behoorlijk, beleefd, fatsoenlijk, foutloos, goed, juist, keurig, nauwkeurig, net(jes), perfect, pront, wellevend, zuiver
correctie  herstel, terechtwijzing, verandering, verbetering
corrector  revisor
correspondent – agent
correspondentie - fanmail
correspondentievriend  penvriend
corrigeren – amenderen, berispen, bestraffen, herstellen, nakijken, nazien, veranderen, verbeteren
corrosie – aantasting, roest, uitbijting
corrosief - invretend
corrupt  bedorven, bedrieglijk, omgekocht, omkoopbaar, rot, slecht, verdorven
corruptie  bedorvenheid, omkoping, vervalsing
corsage - versiersel
corselet - rijglijf
corset - rijglijf
Corsica, berg op - Cinto, Rotondo
Corsica, hoofdstad van - Ajaccio
Corsica, oude naam van - Cyrmes, Kyrmos
corso – defile, hoofdstraat, optocht, stoet, wandelplaats
corvee – herendienst, karwei, werk
cosinus  cos.
cosmetisch artikel – borstel, creme, haarborstel, haarlak, lippenstiftlipstick, mascara nagellak, parfum, poeder, rouge, shampo,
Costa Blanca, badplaats aan de - Altea, Benidorm, Calpe, Cullera, Denia, Gandia, Javea, Oliva
Costa Brava, badplaats aan de - Blanes, Palamos, Tossa
Costa del Sol, badplaats aan de - Estepona, Fuengirola, Marbella, Torremolinos
Costaricaanse munt  centimo, Colón
Costa Rica, stad in - Limon
Costa Rica, vulkaan in - Irazu
costumière  (kostuum)naaister
costuum  pak
cosy  theemuts
coteren - merken
coterie  kliek, kransje
cotoneaster  dwergmispel
cottreilapparaat - electrofilter
coucheermachine - coater
couchette - bed, kooi
coulant - gedienstig, gemakkelijk, schappelijk, soepel, tegemoetkomend, toegeeflijk, toegevend
coulisse – achtergrong, scherm, toneeldecor
coulomb, een - ampèreseconde
counter – tegenaanval, tegenstoot
coup - handgrap, overrompeling, overval, slag, staatsgreep, verrassing
coupe – haarsnit, model, pasvorm, snede, snit, schaal
coupé  afdeling, compartiment, treinwagon
couperen – afsnijden, kortstaarten, voorkomen
coupeur - kleermaker
couplet  refrein, strofe, vers
coupon - lap, plaatsbewijs, rentebewijs
cour - hof
courage  moed
courant  blad, dagblad, gangbaar, gazat, krant, nieuwsblad
courantenjongen  ako
courantenwereld  pers
coureur  autorenner, motorrennen, renner, wielrenner
courtage  makelaarsloon, provisie
courtisane - hetaere
courtoisie  hoffelijkheld
couture  modevorm
couvert bestek, briefomslag, eetgerei, enveloppe
couverture  deksel, omslag
covenant (Eng.)  verdrag, overeenkomst
couver – voorpagina
couveuse - broedmachine
cowboy – veedrijver, veehoeder
cowboyattribuut  lasso
cowboyfeest  rodeo
cowboyfilm - western
coyote - prairiewolf
crack (Eng.) – expert, kraan, meester, topsporter, uitblinker
cracker – biscuit, biskwie
craniostenose - stenocefalie
crashen - neerstorten
crassulacee - hemelsleutel, huislook, mosbloempje, muurpeper, vetplant
crapaud  leuningstoel
crapule  gemeen, gespuis, janhagel
cravate - das
crawl - zwemslag
crazy  dol, gek, mal, zot
creatie  modeontwerp ontwerp, schepping
creativiteit  scheppingsvermogen, voortplantingsvermogen
creatuur  schepsel
crèche  kinderbewaarplaats
crediet  pof, tegoed
crediteuren  borgen, lenen, poffen
crediteur  schuldeiser
credo  geloof, geloofsbelijdenis
creëren  aanstellen, benoemen, instellen, maken, ontwerpen, scheppen, voortbrengen, vormen, wrochten
crematie  lijkverbranding, verassing
crème  balsem, chamois, fondant, pasta, room, schuim, smeersel, zalf
crèmekleurig  ecru
cremeren – verassen, verbranden
creoline  ontsmettingsmiddel, steenkolenteer
creool  kleurling
crêpe  papier, stof
creperen  doodgaan, omkomen (van ellende), sterven
crescendo  aanzwellend, cresc
cretin- ezel
crew - personeel
cri gil, kreet, roep
criant  erg, bar, schreeuwend, uitermate
cricketterm  bails, bat, batsman, century, inning, out, pitch, run, stumps, wicket
crime  ellende, kwelling, misdaad, narigheid, ramp
crimen  misdaad
criminaliteit - misdaad, misdadigheid, strafbaarheid
crimineel – bar, enorm, gaaf, geweldig, misdadig(er), eindeloos, onwijs, super, uniek, subliem, zeer
crinoline  hoepelrok
crisis – depressie, hoogtepunt, keerpunt, recessie, slapte, wending
crispiet - sageniet
criterium  maatstaf, norm, omloop, richtsnoer, toets
criticaster  lastpost, muggenzifter, vitter, zeurpiet
criticus  beoordelaar, censor, recensent
croquant  breekbaar, bros
croquet  balspel, hamerspel, voorgerecht
crocidisme - carfologie
cross  veldloop, veldwedstrijd
crosscountry – terreinrit, verdrit
crossen – pezen racen scheuren, sjezen
crown  kroon, shilling
cru  bar, barbaars, erg, grof, hard, honds, onkies, ruw, scherp, wreed, onbeschaamd, onbewimpeld, ongezouten, onverbloemd
cruciaal – belangrijk, bepalend, beslissend
crucifeer -
4 kool, wede
5 radijs, raket
6 bunias
7 mosterd, violier
8 raapsteel, rammenas, veldkers
9 akkerkers, huttentut, kruidkers, lepelblad, muurbloem
12 herderstasje
13 mierikswortel
crucifix  kruisbeeld
cruise – bootreis, zeereis, zeetocht
crux - kruis, moeilijkheid, struikelblok
cryptie  grafkelder
cryptogram - woordraadsel
csardas  dans
Cubaans insectenetend zoogdier -almiqui
Cubaans moeras - cienagas
Cubaans muziekinstrument - claves
Cubaans product  rum, suiker, tabak
Cubaans revolutionair  Guevara
Cubaans schiereiland - Zapata
Cubaanse berg - Potzerillo, Torquino
Cubaanse dans  habanera
Cubaanse dictator  Castro
Cubaanse haven - Cienfuegos, Havanna
Cubaanse hoofdstad  Habana, Havanna
Cubaanse munt  centavo, peso
Cubaanse politicus  Batista, Castro, Dorticos
Cubaanse provincie - Camaguey, Mantanzas, Oriente
Cubaanse tabak  Havan(n)a
Cubaanse trommel - bongo
culminatie  summum, toppunt
cultiveren  aanbouwen, aankweken, bebouwen, beschaven, bouwen, maken, ontwikkelen, vormen
culture - plantage
cultus  eredienst, godsdienstliturgie, verering
cultuur  aanplanting, beschaving, kweek, techniek, teelt, verbouw
cultuurgewas  soja
cultuurperiode  Barok, Expressionisme, Gotiek, Impressionisme, Renaissance, Rococo, Romantiek
cultuurvariëteit - cultivar
cultuurstijl – barok
Cumberland, hoofdstad van - Carlisle
Cum laude - eervol
cumulatie  opeenhoping samenvoeging
cumulatief  opeenhopend, samenvoegend
cumuleren - opeenhopen, opstapelen, samengaan, samenvoegen
cumulus  stapelwolk
cup – beker, bustehouder, kom, trofee, wedstrijdbeker
cupmatch  bekerwedstrijd
cupiditeit  begeerlijkheid gelddorst
Cupido  Amor, Eros, liefdesgod
cupressacee - cypres, jeneverbes, levensboom, thuja
curabel  geneeslijk, heelbaar
Curaçao, baai van - Caracasbaai
Curaçao, hoofdstad van - Willemstad
Curaçao, stad op - Emmastad
Curaçaose, citrussoort - lahara
curatele  kortwieken, toezicht, voogdij
curator  beheerder, toezichthouder
curieus  aantrekkelijk, apart, eigenaardig, interessant, merkwaardig, opvallig, typisch, vreemd, wonderlijk
cursief  scheef, schuin
cursiefje  krantenartikeltje
cursieve letter - italiek
cursist - leerling, schoolganger
cursus  leergang, lestijd, onderricht, schooljaar
curve  boog, kromme, kromming, welving
custard - pudding, poeder, vla
custodia  sacramentshuisje, tabernakel
custos  concierge, huisbewaarder
cutter – snijkop
cuvette  kleurfilter, spoelbakje
cyaanwaterstof  blauwzuur
Cycladen, een van de -
3 Kea
4 Keos, Syra, Tsia
5 Giura, Mikra, Naxia, Naxos, Paros, Syros, Tenos, Thera
6 Amurgo, Andros, Gyaros, Sifnos
7 Mykonos, Oliaros, Serifos, Sifenos, Sikinos, Thermia
8 Santorin
9 Antiparos
Cycladen, hoofdstad van de - Hermoupolis
cycloïde  radlijn, roltrek
cycloon  Baguios, hurricane, orkaan, storm, taifoen, tyfoon, willy-willy, wervelstorm, wervelwind
cycloop  eenoog
cyclus  keten, kringloop, omloop, periode, reeks, serie, tijdkring
cynicus - misantroop, Timon
cynisch – bitter, ongevoelig, pijnlijk, stuitend, sarcastisch, wrang
cynische wijsgeer  Diogenes
cynisme – bitterheid, sarcasme, wrangheid
cyperacee - cypergras, galigaan, scirpus, steenbles, veenbies, veenpluis, wollegras, zegge
cypres - Cupressacee
Cyprus, berg op - Olympus, Troödus
Cyprus, hoofdstad van - Nikosia
Cyprus, oude naam van - Alassia
Cyprus, stad op - Famagusta, Larnaka, Limassol
Cyprus, schiereiland van - Karpas
Cypriotische munt  mils
Cyrenaica, hoofdstad van - Bengasi
cyste – gezwel

D

daad – actie, feit, handeling, prestatie, verrichting
daad van het bidden  gebed
daad van geeuwen - geeuw
daad van geven  gift
daad van lenen -lening
daad van roof - roverij
daad van stelen - diefstal
daad van strafbaar feit  misdaad, overtreding
daadkracht  effect, energie, fut
daadloos - passief
daadwerkelijk  feitelijk, metterdaad, werkelijk
daags  dagelijks, gewoon, overdag, per dag
daai - diamant, knikker
daal  bezinksel, neerslag, pompbuis
daaps – doof, gek
daar  aangezien, dewijl, er, ginder, ginds, omdat, terwijl, vermits
daaraan toevoegend  plus
daaraanvolgend  daarna, d.a.v.
daarbij – als, daarenboven, plus, samen, tegelijk, tevens, zowel
daarenboven – alsmede, benevens, bovendien, buitendien, daarbij, nog, ook, verder
daarentegen  andersom, omgekeerd, d.e.t, integendeel
daareven  juist, net, zoeven, zojuist, zonet, zopas
daargelegen - ginds
daarginds  ginder
daarheen – derwaarts, ginds
daarjuist - zonet
daar lopen de kippen in - ren
daarna – alsdan, daaropvolgend, dan, later, nadat, naderhand, nadien, toen, verder, vervolgens, voorts
daarnaast - daarnevens
daarnet – zoeven, zostraks
daarnevens - bovendien, daarnaast, ook, tevens
daarom  aangezien, bijgevolg, derhalve, des, desondanks, deswege, dies, dus, mitsdien, vandaar, wegens,
daaromtrent  daarover
daarop  daarna, toen, vervolgens
daaropvolgend – daarna
daartoe  daarom, (Lat) ergo
daas  gek, kletsmeier, onnozel, onwijs, steekvlieg, verdwaasd, versuft, warhoofd
dabben - stampen
dactylograaf - typist
dactylografie  typen
dactylologie  vingertaal
dadaïst  Aragon, Ball, Cocteau, Picabia,Tzara
dadelijk  aanstonds, direkt, fluks, illico, meteen, onmiddellijk, rap, snel, spoedig, straks, strakjes, subiet, temee, temet, terstond, voorts, zo
dadelijk (Lat.)  illico
dader  bedrijver, delinquent, pleger, schuldige, uitvoerder, zondaar
daderes - bedrijfster
dading  schikking, transactie, vergelijk
dag – daglicht, etmaal, (ge)groet, tabee, tijdseenheid, tijdperk, voegijzer
dag (Franse kalender)  decade, duodi, nonidi, octidi, primidi, quartidi, quintidi, septidi, sextidi, tridi
dag aanduiding – datum, eergisteren, gisteren, morgen, overmorgen, vandaag
dagbericht  bulletin
dagblad  blad, courant, gazet, krant, nieuwsblad, periodiek, persorgaan
dagblad in Nederland  Algemeen Dagblad, De Volkskrant, De Waarheid, Haagse Courant, Het Parool, Het Vaderland, Het Vrije Volk, Handelsblad, N. R. C., Telegraaf, Trouw
dagbladschrijver – journalist, reporter
dagbladwezen  pers, krantenwereld
dagblindheid  nyctalopie
dagbloem - haagwinde, purperwinde, tijgerlelie
dagboek  agenda, diarium, handboek, journaal, krant, koopmansboek, kroniek, journaal, memoriaal, register
dag des Heren  oordeelsdag
dagdief  luiaard, lilak, leegloper, luiwammes, lijntrekker
dagdieven - lijntrekken, luieren, nietsdoen, verluieren
dagdienstbode  dagmeisje
dagdromer - fantast
dagelijks – alledag, daags, dag, geregeld, regelmatig, voortdurend
dagelijks bestuur - d.b.
dagelijks bestuur van een classis  moderamen
dagelijks brood  eten, voedsel
dagelijks gebruikt filtertje  theezeefje
dagelijks voedsel – brood, eten
dagelijks werk - dagtaak
dagelijkse drank – koffie, thee
dagelijkse gast  dagblad, krant, zon
dagelijkse lectuur - krant
dag en nacht  altijd, etmaal
dag en nachtevening  equinox
dagen  gloren, dagvaarden, dag worden
dager  eiser
dageraad  Aurora, begin, dag worden , krieken, morgenstond, ochtend, voorbode
dageraadsgedicht - albe, aube
dag in het verleden  (eer)gisteren
dagge  dolk, ponjaard, voegijzer
daggelder  dagloner
dag gesternte  zon
daghit  dagmeisje
daghuur  dagloon
daghuurders plaatsje  keuterboerderij, keuterij
dag in, dag uit – contenue, voortdurend
dag in het verleden – (eer)gisteren
daging  dagen, dagvaarding
daglicht  zonlicht
dagloner – arbeider, koelie, los werkman
dagmaat - deim(a)t
dagmars  etappe
dagmeisje – daghit, dienstbode
dagorde  agenda
dagorder – afkondiging, bevel
dagregister  dagboek, manuaal
dagreis - etappe
dagroofvogel – giet, havik, wauw
dagslaper  geitenmelker, nachtzwaluw
dagster  morgenster, Orion, zon
dagtekenen  dateren
dagtekening  datering, datum
dagtoorts  zon
daguil - steenuil
dagvaarden – citeren, dagen, oproepen
dagvaardigen  sommeren
dagvaarding  citatie, daging, exploot, oproep, sommatie
dag van onheil  doemdag, ongeluksdag, pechdag
dag van toorn  dies, irae
dagverhaal  journaal
dagvlieg  eendagsvlieg, haft
dagvlinders  admiraal, argusvlinder, atalanta, blauwtje, blauwneusje, citroenvlinder, dagpauwoog, dikkopje, distelvlinder, heivlinder, hesoeridae, kapel, knollenwitje, koninginnenpage, koningsmantel, koolwitje, lycaenidae, non, nummervlinder, nymphalinae, oranjetipvlinder, page, papillionidae, parelmoervlinder, pieridae, satyrinae, schoenlapper, vuurvreter, witje, zandoogje
dag voor vandaag - gisteren
dagvorstin - zon
dagwaak  reveille, wektrommel
dag waarop geen beurs wordt gehouden - beursvacantie
dag waarop er mis is - misdag
dagwijdte  doorgangsruimte
dagwijzer  agenda, almanak, kalender
dag worden - dagen, dageraad, gloren, krieken
dagzijde van een muuropening  kantelaaf
dagzijde van een voorgevel  buitenkant
dahliasoort - bizarre, deca, hart, pompette
Dahomey, bevolkingsgroep in - Adja, Aizo, Bariba, Fon, Joroeba, Peuhl, Somba
Dahomey, haven in - Cotonou
Dahomey, hoofdstad van - Porto-Novo
Dahomey, stad in - Abomey, Kotonoe, Ouidah
Daidalos, schepping van - Labyrint
Daidalos, zoon van - Ikaros
daim  hertenleer
daimino (Jap.)  edelman, grootgrondbezitter
Dajak; s, activiteit van de - koppensnellen
dak  bedekking, beschutting, dek, kap, overdekking
dakbalk  bint, hanenbalk, spant
dakbedekking – asfalt, atap(Ind.), dakpan, glas, golfijzer, lei, lood, mastiek, net, pan, riet, stro, zink
dakbedekking voor schuren - golfplaat
dak, deel van een - bebording, beschieting, dakschild, dakvlak, gebint, goot, gording, hoekkeper, kap, kil(leper), nok (lijn), panlat, schotwerk, spant
dakdekker – pannelegger, rietdekker
dakgebint – hanenbalk, kapspant, spant
dakgoot - regenafvoer
dakhaas  kat, (lapjes)kat, poes
dakkamer - mansarde
dakkapel  arkel, dagvlinder, dakkoekoek, erker, koekoek, zolderlicht
daklat – panlat
daklei - schalie
daklook  huislook
dakloze – bedelaar, clochard, thuisloze, zwerver
dakoversteking - afdak
dakpan – tichel, vorst
dakraampje  koekoek
dakrand  goot, nok, vorst
dakruiter  koepel
daksoort - lessenaarsdak, platdak, schilddak, sheddak, tentdak, zaagdak, zadeldak
dakspan – beverstaart, hanenbalk, kapgebint
dakspant - hanenbalk, kapgebint
dakspar - keper, spoor
daksteun - hanenbalk
dakstoel – kapspant
dakterras – daktuin
dak van een huis - kap
dakverblijf - terras
dakvorm  lessenaardak, mansardedak, schilddak, sheddak, tentdak, torendak, zaagdak, zadeldak
dakvormige overkoepeling  roef
dal  canyon, canon, del, diepte, doline, inzinking, ketel, laagte, vallei
dalen  afnemen, afzakken, landen, neergaan, neerkomen, omlaaggaan, teruglopen, vallen, verminderen, (weg)zakken
dal bij Dusseldorf waarin een fossiel menselijk skelet werd gevonden - Neanderdal
dalend – afgaand, neergaand
dalen in water - zinken
dalgedeelte waarover geen water meer stroomt  torso, torras
dal in de duinen  del, duinpan
dal in een eertijds vergletsjerd gebied  trogdal
dal in een woestijngebied  wadi, aroyo
dal in Limburg  Geuldal, Maasdal
dal in Thessalië  Tempe
dal in Zwitserland  Engadin
dal tussen de duinen - del
daling - afdaling, helling, regressie, vermindering
daling van koersen  baisse, krach
dalkruid  salomonszegel
dalles  armoede
(alles of) dalles  niets
Dalmatisch zeeschip - liburne
Dalmatische eilanden, een van de -
3 Krk, Pag, Rab, Vis
4 Brac, Cres, Hvar
5 Mjlet
7 Korcila, Lastovo
dalopvulling  aggradatie, alluvium
daltonisme - kleurenblindheid
dalven – bedelen, zwerven
dalver - zwerver
dalveren  bedelen, schooieren, slenteren, zwerven
dalvorm  canon, kloof, trogdal, vallei
dam – afsluiting, dijk, keerdam, stuw, stuwdam, waterkering
damast - tafellinnen
dam om de stroom van een rivier te breken  stroombreker
dam om de stroom van een rivier te leiden  krib
damar  hars
dambezie - jeneverbes
dame  lady, madame, mevrouw, tafeldame, vrouw
dame die een der schone kunsten beoefent - kunstenares
dame die niet ten dans wordt gevraagd  muurbloem(pje)
dame du palais  hofdame
dame van gemengd bloed  (Ind..) nonna
damesblad - Eva, Libel, Margriet, Viva
damesdracht - Boa, japon, rok, voile, zie ook kledingstukken
dameshalsbont - boa
dameshalsdoekje  tissu
dameshoed  chasseur, kapothoedje, toque
dameshondje -
4 Ruby
8 Blenheim, maltezer, pinscher
9 brabançon, dwergkees, pekingees
10 chichauhuam, pomoranian
11 dwergpoedel, leeuwhondje, schippertee
13 dwergépaneul, dwergpinscher, vlinderhondje
14 dwergschnauzer
damesjakje  bolero, spencer
damesjapon  robe
damesjas - mantel
dameskamer  boudoir
dameskapster  coiffeuse
dameskleding – beha, boa, japon, rok,slip, toilet
dameskostuum – mantelpak(je)
dameskous  nylon
damesmantel, met bont afgezet - pellies
damesmantel, wijde - swagger
damesmanteltje  bolero, topper
damesmodekleermaker - couturier
damesmutsje  paresseuse, toque
damesonderbroekje - slipje
damesondergoed – directoire, lingerie
damespaard  hakkenei, telganger
damesparasol  ombrelle
damesschoen  flat, opank, pump
damesschoen met hoge hak - pump
damesschoudermantel - pelerine
damestasje - reticule
damestrui - jumper
damestrui met vest - twinset
dame te paard - amazone
damherten - dama
damhertleer - daim
damiaatjes  kerkklokjes
dam in het water - lee, stuw, waterkering
dam in zee – golfbreker, hoofd, strekdam, pier
dammen  damspelen
dammer  damspeler
damp - mist, nevel, rook, smook, smoor, stoom, waas, walm, wasem
dampafzuiger - wasemkap
dampbad – sauna, stoombad
dampbron  famarole, solfatare
dampen  misten, roken, smoken, smoren, stomen, uitwasemen, walmen, (uit)wasemen
dampig – dijzig, heiig, kortademig, mistig, nevelig, vochtig, wasemig, wazig
dampkap - afzuigkap
dampkring  atmosfeer, ether, luchtlaag, luchtruim, sfeer
dampkring, laag in de - exosfeer, ionosfeer, mesosfeer, stratopauze, stratosfeer, thermosfeer, tropopauze, troposfeer
dampkring, samenstellend deel van de - argon, dadon, helium, jodium, koolzuur, krypton, neon, ozon, stikstof, waterstof, zuurstof
dampkringbeschrijving - aërografie
damklank - vloedplank
dampost  post
dampvormig element - gas
damspel, onderdeel van het - bord, schijf
damspeler - dammer
damspelvariant - salta
damsteen  damschijf
damstuk  bord dam, steen, schijf
damterm  bord, dam, damslag, meerslag, remise, ruit, schijf, slaan, slag, steen, verlies, winst, zet
damwand – beschot, beschoeiing
dan - behalve, daarna, eventueel, evenwel, immers, judograad, toch, vervolgens, voorts
Danaërs  Araiven
dancing – balzaal, dansgelegenheid, danszaal, nachtclub
dandy  fat, heertje, modegek, modejonker, pronker, saletjonker
danig  bar, deerlijk, degelijk, duchtig, ernstig, flink, geducht, erg, ernstig, fel, flink, grondig, hevig, nogal, terdege, zeer
dank  erkentelijkheid, erkentenis, neiging, waardering, zin
dank betuigen - danken
dankbaar  erkentelijk, lonend, verplicht
dankbaarheid  erkentelijkheid
danken - bedanken, dankzeggen
dankgebed  dankzegging, gratias
dank je - bedankt, merci
danklied  Te Deum, hymne, lofzang
dankstond  bidstond, dankdag
dankzeggen – danken, bedanken
dankzegging  dankbetuiging
dansen 
3 fox, ole, rag, rei, tap
4 giba, hula, hula, jive, jota, kolo, reel, step
5 bayon, bebop, blues, conga, galop, gigue, hoela, house,
mambo, polka, ratza, rumba, salsa, samba, swing, tango, twist,
valse
6 ballet, bolero, boston, branle, cancan, gitana, menuet, carole,
ductia, gitana, horra(h), oberik, pavane, shimmy, tandak,
trepak, valeta, zambra
7 agarrao, beguine, bourree, calipso, ciacona, csardas, foxtrot,
furlana, galoppe, gavotte, lambada, ländler, mazurka,
moresca, musette, onestep, polacca, ragtime, reidans, rondeel,
sardana, slowfox, szardas, tapdans, twostep, zorongo
8 anglaise, bamboula, buikdans, cakewalk, chaconne, cotillon,
courante, eierdans, estampie, fandango, flamenco, habanera,
horlepijp, hulahula, lanciers, paardans, padovana, polianka,
rigaudon, ringdans, slowstep, solodans, stapdans, stijldans,
tourdion, vuurdans
9 allemande, arabesque, chachacha, dodendans, écossaise,
elfendans, espagnola, farandole, feestdans, francaise,
gaillarde, galoppade, honkytonk, jitterbug, kalamaika,
krakowiak, krijgsdans, kringdans, lentedans, madrilena,
malaguena, naaktdans, offerdans, pasdadeux, pasadoble,
passapied, polonaise, quadrille, quickstep, romanesca,
rondedans, sarabande, sevillana, siciliano, vitusdans, stantipes,
volksdans, wapendans, zapateado
10 apachedans, balletdans, bergamasca, bergerette, boerendans,
bruidsdans, charleston, contradans, fakkeldans, fieteldans,
figuurdns, hoelahoela, hokeypokey, huilygully, huppeldans,
maskerdans, polonaises, saltarello, sauterelle, seguidilla,
sicilioenne, skotsetrye, tarantella, tempeldans, toneeldans,
tyrolienne, villanella, waaierdans, wienerwals, zwaaddans
11 bergemasque, blackbottom, bloemendans, klompendans,
lambethwalk, pasdequatre, passacaglia, passacaille,
rheinlander, rockandroll, slingerdans, squaredance,
stokkendans, varsovienne, zevensprong
12 boogiewoogie, kozakkendans
13 schrikkeldans
dans bij de wijnoogst - epilenios
dans, Braziliaanse - mattchine, maxixe
dans, Caribische - calypso
dans, Poolse - krakoviak, mazurka
dans, Tsjechische - polka, redowa
dansant (Fr.)  dansend
dansavond  soirée
dansavondje aan huis - sauterie
dansen – huppelen, swingen, twisten, walsen,zwieren
dansend bewegen - dribbelen
dansend naderen - aandansen
dansen in de openlucht  reien
dansen in de paartijd  balderen
dansen van dieren  balderen
danser  ballerino, danseur, twister
danseres  ballerina
danseur - danser
danseuse  (beroeps)danseres
dansfeest  bal
dansgelegenheid – balzaal, dancing, danszaal, disco(theek)
dansgenoot – partner
danshuis  alcazar, danslokaal
dansinrichting  dancing, dansschool
dansinstituut  balletschool
dansklepper  castagnet
danskunst - ballet
danslied - ballade, ballata
dansmeester ( ZuidNed.)  fat, pronk
dansmeisje  ballerina, danseres, geisha
dansmeisje op Bali - legongs
dansmuziek - ragtime
dansontwerp - bozzetta
dans op schaatsen - ijsdans
dansorkest - band
danspartij  bal, soirée
danspartner - danseur
danspas  broise, cabriole, chat(te), step
dansschoen  balschoen
danstent – dancing, disco,
dansvloer - plankier
danswoede  Sint-Veitsdans, Sint- Vitusdans, tarantisme
danszaal  balroom, balzaal, dancing
Dante’s dochter - Antonia
Dante's geboorteplaats  Florence
Dante's geliefde  Beatrice
Dante's leermeester - Giotto
Dante's rustplaats  Ravenna
Dante's vrouw - Gemma
Dante's werk - Conzaniere, Commedia, Convivio, Rime
Dante's zoon - Jacopo, Piero
Danzig - Gdansk
dapper  boud, driest, ferm, fier, funk, heldhaftig , kloek, koelbloedig, koen, kordaat, kranig, krijgshaftig, manhaftig, (man)moedlg, mannelijk, onbeducht, onbevreesd, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, stoer, stout(moedig), terdege, wakker
dapperheid - courage, onversaagdheid
dapper krijgsman - held
dapper man  held
dapper en stoer - flink
dappere vrouw  kenau, heldin
dapperheid  bravoer, bravoure, courage, flinkheid, kloekheid, koenheid, kordaatheid, kranigheid, moed, moedigheid
dar  bij
Dardanellen  Hellespont
darg  veengrond
darm  ingewand, spijsverteringskanaal
darm met vlees en kruiden gevuld  rolpens
darmaandoening  colitis, enteritis
darmaanhangsel  appendix, blindedarm
darmafsluiting - ileus
darmcatarre  enteritis, darmontsteking
darmkramp  darmvernauwing, koliek
darmkronkel - darmkinte, volvulus
darmlymfe - chylus
darmontsteking - enteritis
darmparasiet - lintworm
darmpek - meconium
darmpijn - koliek
darmscheil - mesenterium
darmspoeling  clysma, klisteer, lavement
darmspuiting - lavement
darmwindzucht - meteorisme
darmziekte  appendicitis, buikloop dysenterie
darren  dolen, rondlopen, sarren, tarten, wachten, zeure, zwerven
dartel  hups, jolig, kalverachtig, kriel, levendig, levenslustig, loszinnig, monter, ongebonden, opgeruimd, opgewekt, sexy, speels, springerig, stoeiziek, tierig, uitgelaten, vrolijk, welig, wellustig, wierig, woelig, wuft, wulps
dartelen  huppelen, ronddansen, rondspringen, spotlust, springen, stoeien
dartelheid  joligheid, lasciviteit, levendigheid, opgeruimdheid, speelsheid,spotlust, uitgelatenheid, wulpsheid
das  cache-nez, (Eng tie), halsdoek, roofdier, shawl, sjaal, stropdas, vlinderdasje, zelfbinder
dashboard  instrumentenbord
dasein  bestaan, existentie
dashond  taks, teckel
dassensoort - ratel, teledoe
dasymeter  luchtdichtheidsmeter
dat  zoiets, zulks
data  datums, feiten, gegevens
dateren  dagtekenen
datering – dagtekening,
datgene - hetgeen
dat is - d.i.,i.e.
dat is te dol – absurd, bespottelijk, gek, dwaas, onzinnig
datje  aanmerking
dato  heden, nu, vandaag
datum  dagtekening, dat, tijdstip
datumboek - agenda
datum van geboorte  geboortedatum, geboortedag, verjaardag
datum van kroning  kroningsdag
datum van sterven  sterfdag
datum van trouwen  trouwdag
datum van verjaren  verjaardag
datum van vertrek  vertrekdag
datumwijzer - kalender
dat waar iemand bijzonder in is - fort
dat waarmee een levend wezen wordt aangeduid - naam
dat wat een mens doet handelen - reden
dat is te zeggen  althans
dat zij zo  amen
dauphin  kroonprins
dauw  mist, morgennevel, nevel, ochtendnevel, rijm, rijp, stoom, waterdamp
dauwdruppel - parel
dauwel - doetje, treuzel
dauwelen  aarzelen, stoeien, treuzelen
dauwig - mistig
dauwnetel - hennepnetel
dauwpier  regenworm
dauwworm  eczeem, gezichtsuitslag, regenworm
daver  schok,schudding, trilling
daveren  bulderen, denderen, drenzen, dreunen, schudden, trillen
daverend – prachtig
averende grap - dijenkletser
daviaan – mijnlamp, veiligheidslamp
dazen  bazelen, doordrammen, doorpraten, kletsen, leuteren, ijlen, zwammen, zwetsen
dazig - onnozel
de aandacht spannend – boeiend
de aandacht trekken – opvallen
de aanwezige mensen – publiek
de aarde – bol, globe
de adel – adeldom, edelen
deadline – tijdslimiet
deadwight (Eng.) – draagvermogen
de afbeelding van een dier – totem
de afwas – vaat
deal – overeenkomst, transactie
dealen - handelen
dealer  agent, agentschap, filiaalhouder,vertegenwoordiger
de algehele inzet – pot
de allerliefste - minnaar
de alleroudste tijd – oertijd
de andere kant op – andersom
de baas spelen – bazen
de baas spelende – bazig
debacle – fiasco, ineenstorting, mislukking, ondergang, ramp, sof, val
debacle van de bank  krach
de balans opmaken – afwegen, overegen
de bal trappen - schieten
debarkatie  ontscheping, landing
debarkement  discussie, polemiek, redetwist
debarkeren - ontschepen
debat - discussie, dispuut, gedachtewisseling, redekaveling, redetwist, woordenwisseling
debatteren  discussiëren, polemiseren, redetwisten, twisten
debauche (Fr.)  uitspatting, losbandigheid
de beest uithangen - klieren
de begane grond - aarde
de beginselen betreffende - elementair
de benen nemen - vluchten
de beroemdste stad der oudheid - Rome
debet  tegoed, schuld(ig), verschuldigd
de betrekkelijke zwaarte der stoffen - s.g.
de bewoners van en land – bevolking, volk
debiel - achterlijk, sloom, zwakzinnig
debiel kind  mongooltje
debiet - afzet, opbrengst, productie, watervoering
de bijzonderheden - finesse
debitant - slijter, verkoper
debiteren - opdissen, verkopen, vertellen
debiteur - schuldenaar
de blinde god der duisternis - Hodur
de bloemengodin - flora
deblokkeren - ontzetten, opheffen, vrijgeven, vrijmaken
de bodes der goden - Iris
de boeg richten naar - aanboegen
de boze - duivel
de brassen aanhalen - aanbrassen
debrayeren  ontkoppelen
de breedte van een hand – handbreed
de buitenlijn - omtrek
debutant - beginneling, eersteling, nieuweling
debuteren  beginnen
debuut - intrede
deca  tienmaal
decaan – deken
decade - tiental
decadent - blasé, gedegenereerd, krachteloos, ontaard, passief, verworden, willoos, wuft
decadentie - achteruitgang, inzinking, ontaarding, passiviteit, verval, willoosheid
decaliter  dl.
decameter  dam
decamperen  afbreken, opbreken, vertrekken
decanaat  gebied, waardigheid
decanteren  afgieten, klaren
decastére  das, (10m3)
december - wintermaand
decemvir  tienman
decent  betamelijkheid, eerbaarheid, fatsoenlijk, keurig, kuis, net, netjes, welgemanierdheid, welvoeglijk, zedig
decentralisatie  (ver)spreiding
deceptie  ontgoocheling, tegenvaller, teleurstelling
decharge  kwijting, ontheffing, opheffing, vrijspreking
dechargeren  ontheffen, ontlasten, vrijspreken
deci  tiende
decibel  d. b
decideren - beslissen, besluiten, ombrengen
decigram  d. g.
deciliter - maatje
decimaal - tiendelig
decimeter  d. m.
decisie  beslissing, besluit, uitspraak
decisief  afdoend, beslissend, stellig
declamatie - voordracht
declamator  voordrachtskunstenaar, voordrager
declamatorische zang  recitatief
declameren – opzeggen, reciteren, voordragen
declaratie - aangifte, (liefdes)verklaring, opgave, rekening
declareren  aangeven, opgeven
declinatie  afwijking, afwijzing, verbuiging
declineren  afwijken, afwijzen, kleineren, verbuigen
decoderen  ontcijferen
decor – achtergrond, background, coulise, omgeving
decorateur  toneelbouwer, toneelontwerper, toneelschilder
decoratie – lintje, ordeteken, versiering
decoratie in België  oorlogskruis
decoratie in Engeland  V.C. (Victoria Cross), M.B.E. (Member of the British Empire)
decoratie in Frankrijk  M. M. (Mëdaille
Militaire), L. d. H. (Legion d'Honneur)
decoratie in Nederland  M. W. 0. (Militaire Willemsorde)
decoratie in de U.S.A.  D. S. C. (Distinquished Service Cross)
decoratief  versierend
decoratietechniek - barbotine
decoratieve versiering  ornament
decorateur  toneelbouwer, toneelschilder, toneelontwerper
decoreren – beschilderen, edelen, eren, opsieren, verlenen, versieren
decorum  stijl, waardigheid, welvoeglijkheid
decoupage  verknipping
decreet – afkondiging, besluit, bevel, edict, irade, oekaze, ukase, raadsbesluit, verordening
decrescendo  afnemend, verminderend
decreteren  afkondigen, besluiten, uitvaardigen, verordenen
de dag na heden - morgen
de daad van het kiezen - keus
de daad van het lenen – lening
de daad volvoeren - begaan
de dageraad - krieken
de dag van heden - nu, vandaag
de dag hierna - morgen
de dag voor heden - gisteren
dedaigneus (Fr.)  geringschattend, minachtend, vernederend
dedain  minachting
de dans ontspringen – vluchten
de dato  d.d., gedagtekend
deder - huttentut
de deur uit - weg
dedicatie  opdracht, toewijding
de diepte bepalen – peilen
de doop toedienend - dopen
de drie schikgodinnen - nornen
deduceren  afleiden, beslissen, besluiten, concluderen
deductie  afleiding, conclusie
deductief  afleidend, besluitend, concluderend
de dunk hebben - menen
de edelen - adeldom
de een of ander - iemand
de eerste industriestad in Japan - Osaka
de eerste mens - Adam
de eerste moeder - Eva
de eerste vlieger - Ivarus
deeg  bakmengsel, meelmengsel, pasta
deegachtig – klef, tets
deegbak - trog
deegbal  knoedel
deeg dooreenwerken – kneden
deegkneder - meesterknecht
deeg knijpen – kneden
deegroller - rolstok
deeg van klei en water – paat
deeg voor pannenkoeken - beslag
deeg voor pasteikorsten – korstdeeg
deegwaar - mie
deel  aandeel, brok, dorsvloer, episode, erf, fractie, fragment, gedeelte, helft, lid, part, plank, portie, quotum, rantsoen, stalvloer, stuk
deelarbeid - partime
deelbaar – splitsbaar
deelgenoot  co., compagnon, kameraad, maat, lid, partner, vennoot
deelhebber - participant, vennoot
deel hout - plank
deellijn  bissectrice
deelname – deelneming, participatie
deelnemen – meedoen
deelnemend – medelijdend
deelnemer – kandidaad, medewerker
deelnemer aan damspel – dammer
deelnemer aan debat – debatter
deelnemer aan een reünie - reünist
deelnemer aan snelheidswedstrijd  coureur, racer, stayer,
deelnemer aan zeker spel - bridger, dammer, kaarter, schaker
deelneming  condolance, interesse, medeleven, medelijden, rouwbeklag
deelpunt  splitsingspunt
deels  gedeeltelijk, half, partieel
deelstaat (Mal.) - negara
deelteken  trema
deeltijdwerker - parttime
deeltje – fractie, partikel, stukje
deeltjesversneller  bevatron, comsmotron, cyclotron
deelwoord  participium
deemoed  berouw, eenvoud, nederigheid, onderworpenhwid, ootmoed
deemoedig  berouwvol, nederig, onderdanig, ootmoedig, soumis
deel uitmaken - behoren
deel van Amerika  Argentinië, Brazilië, Canada, Chili, Columbia, Ecuador, Mexico Panama, Paraguay, Peru,
Uruguay, U. S. A., Venezuela,
deel van Argentinië  Chaco, Cordova, Corientes, Estero, Formosa, Mendosa, Pampa, Patagonië, Salta, Santiago
deel van Australië  Tasmanië, Queensland, Victoria
deel van Azië  Anam, Arabië, Armenië, Birma, Ceylon, China, Dekan, India, Indonesië, Irak, Iran, Israël, Japan, Jordanië, Korea, Laos, Pakistan, Siam, Siberië, Tibet, Turkije, Vietnam
deel van België  Antwerpen, Ardennen, Borinage, Brabant, Henegouwen, Kempen, Limburg, Lotharingen, Luik, Namen, Vlaanderen, Wallonië
deel van Boedapest  Boeda, Pest
deel van BritsIndië (voormalig)  Assam, Burma, Orissa
deel van Canada  Alberta, Labrador, Manitoba, Newfoundland, Ontario, Quebec
deel van Celebes  Boni, Posso
deel van Cookeilanden  Atiu, Aitutali, Mangaia, Rarotonga
deel van Denemarken  Aerö, Als, Falster, Funen, Fyn, Jutland, Langeland, Lolland, Mön, Odense, Sjaelland, Sealand
deel van Drenthe  Ellertsveld, Hondsrug, Noordenveld, Oostermoer
deel van Duitsland  Baden, Beieren, Brandenburg, Breisgau, Eifel, Harz, Hessen, Holstein, Lüneburgerheide, Pruisen, Rijnland, Saksen, Mecklenburg, Munsterland, Oostfriesland, Ruhrgebied, Saarland, Sleeswijk, Thüringen, Westfalen, Württemberg
deel van Egypte - Nijldelta, Sinaï
deel van Engeland  Cornwall, Essex, Hampshire, Kent, Midlands, Sussex, Wales, Yorkshire
deel van Europa  Alpen, Apulië, Balkan, Bretagne, Eire,
Iberië, Jutland, Karinthië, Kaukasus, Kola, Krim, Lapland, Normandië Oekraïne, Polen, Povlakte, Rivièra, Spanje,
Zweden
deel van Frankrijk  Auvergne, Bretagne, Bourgogne, Causses, Champagne, Dauphine, Elzas, Gascogne, Guyenne, Languedoc, Lotharingen, Medoc, Midi, Normandië, Picardië, Provence, Rivièra, Savoye, TouraineVogezen, Vendee
deel van Friesland  Ameland, Bildt, Gaasterland, Haskerland, Lemsterland, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Terschelling, VIieland, Weststellingwerf, Wonseradeel, Zevenwouden
deel van Gelderland  Achterhoek, Betuwe, Bommelerwaard, Graafschap, Liemers, Lijmers, Montferland, Nederbetuwe, Overbetuwe, Tielerwaard, Veluwezoom, Veluwe, Veluwemeer
deel van Griekenland  Arcadia, Argolis, Attica, Boeotië, Cycladin, Elis, Enos, Epirus, Euboea, Magnesië, Peleponnesus, Sparta, Sporaden, Thessalië
deel van GrootBrittannië  Engeland, Schotland, Wales, zie: ook deel van Engeland
deel van Holland  zie: deel van NoordHolland en: deel van ZuidHolland
deel van Hongarije  Alföd, Békes, Bihar, Nograd, Pest,, Sopron, Tolna, Vas
deel van India  Assam, Bangka, Bengalen, Bihar, Billiton, Birma, Bombay, Borneo, Celebes, Ceram, Dekan, Flores, Halmahera, Hyderabad, Kashmir, Kerala, Lombok, Madras, Molukken, Nepal, Orissa, Punjab, Timor, Soemba, Sumatra
deel van IndoChina  Laos, Thailand, Vietnam
deel van Indonesië  Ambon, Bali, Bangka, Borneo, Buru, Ceram, Flores, Halmahera, Java, Lombok, Molukken, Soemba, Soembawa, Sumatra, Timor
deel van Istanboel  Pera
deel van Italië  Apenijnen, Apulië, Calabrië, Campanië, Emilia, Elba, Lombardije, Piemond, Sardinië, Sicilië, Toscane, Trente, Umbrië, Venetië
deel van Japan  Hokkaido, Honsjoe, Kioesjoe, Sjikokoe
deel van Java  Kedoe, Priangan
deel van Joegoslavië  Bosnië, Dalmatië, Herzegowina Istrië, Kroatië, Montenegro, Servië, Slavonië, Slovenië,
deel van Konstantinopel  Pera
deel van Limburg  Geuldal, Maasdal, Mijnstreek, Peel
deel van Londen  Chelsea, City, Eastend, Soho, Westend
deel van klassiek Griekenland  Attica, Doris, Elis, Sparta
deel van midden Amerika - Cuba, Guatemala, Honduras, Nicaraqua, Panama
deel van Nederland  Betuwe, Drente, Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Noordoostpolder, Overijssel, Peel, Twente, Utrecht, Veluwe, Zeeland, Zuid-Holland,
deel van NieuwGuinea  Vogelkop
deel van NoordAfrika  Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Sahara, Tunesië
deel van NoordAmerika  Alaska, Canada, Labrador,
V. S.,
deel van NoordBrabant  Baronie, Biesbosch, Kempen, Langstraat, Meijerij, Peel
deel van NoordEuropa  Denemarken, Finland,Lapland, Noorwegen, IJsland, Zweden
deel van NoordHolland  Beemster, Gooi, Haarlemmermeerpolder, Kennemerland, Langedijk, Purmer, Schermer, Streek, Texel Waterland, Wieringermeerpolder, Wormer, Zaanstreek
deel van Noorwegen  Bergen, Haloga-land, Hamar, Hordaland, Nordland, Stavanger, Telemark, Tröndelag
deel van OostAzië  Japan, Korea, Philippijnen, Taiwan (Formosa)Vietnam,
deel van Oostenrijk  Burgenland, Karinthië, Salzburg, Stiermarken, Tirol, Vorarlberg
deel van OostEuropa  Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litauen, Polen, Roemenië, Rusland
deel van OudGriekenland  Attica, Doris, Elis, Sparta
deel van Overijssel  Salland, Twente
deel van Pakistan  Bengalen, Punjab, Sind
deel van Palestina  Galilea, Judea, Samaria
deel van Polen  Galicië, Silezië
deel van Portugal  Alentejo, Algarvië, Beira
deel van Roemenië  Dobruja, Transsylvanië, Walachije
deel van Rotterdam  Blijdorp, Charlois, Crooswijk, Hillegersberg, Katendrecht, Kralingen, Lombardijen, Ommoord, Overschie, Prins Alexanderpolder, Schiebroek, Spangen, Wittedorp, lJselmonde, Zuidwijk
deel van Rusland  Karelië, Kaukasus, Kazakstan, Krim, Oekraïne, Oeral
deel van Soedan  Darfoer, Gezira, Kordofan, Nubië, Soedd
deel van SowjetUnie  zie deel van Rusland
deel van Spanje  Andalusië, Aragon, Asturië, Avilla, Baskenland, Castilië, Catalonië, Galicië, Granada, Kastillië, Leon, Murcia, Navarra, Taragone
deel van Sumatra  Atjeh, Deli
deel van Suriname  Brokopondo, Commewijne, Coronie, Marowijne, Nickerie, Saramacca
deel van tabak - nicotine
deel van tafelbestek  lepel, mes, vork
deel van Texel  Eierland, Slufter
deel van Tsjechoslowakije  Bohemen, Moravië, Slowakije
deel van Turkije  Armenië
deel van Utrecht  Eemland, Gooi, Sticht
deel van Vietnam  Annam
deel van VoorIndië  Assam, Dekam, Goa, zie ook deel van India
deel van vroeger IJsselmeer  Flevoland, Markerwaard,
N. O .P., Wieringermeerpolder
deel van Zeeland  Beveland, Duiveland, Filipsland, Schouwen, Tholen, Walcheren
deel van ZuidAfrika  Betsjoeanaland, Kaapprovincie, Natal, Oranjevrijstaat, Transvaal
deel van ZuidAmerika  Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guyana, Paraguay, Panama, Peru, Suriname, Uruguay, Venezuela
deel van ZuidHolland  Beierland , Delfland, Goeree, Rozenburg, Overflakkee, Putten, Rijnland, Voorne, Westland, IJselmonde
deel van Zweden  Blekinge, Dalarna, Gotland, Jämtland, Lapland, Medelpad, Norland, Schonen, Skane, Smaland, Svealand, Uppland
deel van Zwitserland  Aargau, Appenzell, Baselland, Bern, Bribourg, Engadin, Fribourg, Glarus, kanton, Luzern, Mittelland, Schwijz, Ticino, Tessin, Thurgau, Uri, Vaud, Waadt, Wallis
deel van de aalfuik  kub, kubbe
deel van de aarde  Afrika, Amerika, Australië, Azië, Europa, pool, subtropen, tropen, zone
deel van de aarde tussen de keerkringen - tropen
deel van Afrika - Angola, Algerië, Egypte, Ethiopie, Eritrea, Gabon, Ghana, Guinea, Goudkust, Gambia, Ifni, Ivoorkust, Kenia, Kameroen, Libye, Liberia, Mali, Marokko, Madagaskar, Natal, Niger, Nigeria, Nubië, Oeganda, Rhodesië, Sahara, Senegal, Sierra Leone, Sahara, Soedan, Tanganjika, Togo, Transvaal, Tunesië, Volta, Zanzibar, ZuidAfrika
deel van de aardkorst - aardlaag
deel van de arm  biceps, bovenarm, elleboog, ellepijp,
hand, onderarm, pols, spaakbaan
deel van de beenderen  merg, specie
deel van de bijbel  bijbelboek, evangelie, N.T., O.T., Pentateuch, psalmen, testament
deel van de bloementuin  bed, border, gazon, pad, perk
deel van de boerderij - achterhuis, afdak, deel, erf, hok, hooimijt, koestal, loods, paardenstal, stal, schuur, voorhuis
deel van de boom  bast, blad, kroon, kruin, lover, schors, spint, stam, tak, twijg, wortel
deel van de borst - tepel
deel van de borstkas  borstbeen, rib, ruggengraat
deel van de brouwerij  beslagkuip, brouwketel, eestoven, filter, gistkuip, hopzeef, kiemtrommel, legtank, moutkuip, moutsilo, silo, wachttank, weekkuip, wortketel
deel van de buik - darmen, lever, maag, milt, navel
deel van de cursus  semester, trimester
deel van de dampkring  argon, ionosfeer, ozon, ozonosfeer, troposfeer
deel van de dierenwereld  amfibieën, geleedpotigen, reptielen, tweeslachtigen, vissen, vogels, weekdieren, zoogdieren
deel van de eetwaren  aardappel, boter, brood, gevogelte, groente, margarine, vet, vis, vlees, wild
deel van de gamelan  kendang
deel van de gasmeter  rotameter
deel van de geneeskunde - chirurgie, orthopedie
deel van de hals  adamsappel, atlas, halsslagader, halswervel, keel, nek, strot
deel van de hals - adamsappel, halswervel, keel, nek, strot
deel van de hand - duim, middelvinger, muis, palm, pink, ringvinger, wijsvinger
deel van de haven  aanlegsteiger, dam, damwand, kade, kraan, loods, steiger
deel van de helm - kam, kinriem, riem
deel van de heraldiek  kleur, kwartier, schild
deel van de ingewanden  darm, lever, maag, milt
deel van de kaak - kaakholte
deel van de keel – huig, keelholte, strot
deel van de keuken  aanrecht, fornuis, gasstel, gootsteen, kast, koelkast, kraan, pannenrek
deel van de kleding  boord, knoop, kraag, mouw, naad, pand, pijp, revers, voering, zoom
deel van de kop van hond  snoet
deel van de match - ronde, speelhelft
deel van de meeldraad  helmbindsel, helmdraad, helmhok, helmknop, stuifmeel, pollen
deel van de melk  room
deel van de mond  gebit, gehemelte, huig, kies, lip, tand, tong, tongriem, verhemelte
deel van de nek  hals, nekwervel, strot
deel van de onderbuik  kruis, lies
deel van de opbrengst  tiende, B.T.W.
deel van de Peleponnesus  Elis
deel van de politie  agent, agente, brigade, brigadier, commissaris, hoofdcommissaris, recherche, rechercheur
deel van de rechtbank – balie, griffie, parket, raadskamer
deel van de r.k. kerk - koor, oksaal
deel van de romp  borst, borstbeen, heup, buik, rib, rug,
sleutelbeen, schouderblad, wervel
deel van de romp van lastdieren - kroep
deel van de slokdarm van vogels  krop
deel van de strijdkrachten  artillerie, A. T., bataljon, compagnie, K. L., divisie, genie, landmacht, legerafdeling, luchtmacht, marine, regiment, veldleger,
deel van de telefoon  draaischijf, druktoets, haak, hoorn, kiesschijf, snoer
deel van de telegraaf  seinsleutel, sleutel
deel van de toren  draaitrap, haan, kruis, spits, torenvenster, trans, wenteltrap, windwijzer
deel van de tram  achterbalkon, balkon, looppad, lus, staanplaats, treeplank, voorbalkon, zitplaats
deel van de trap  laaf, leuning, trede, tree
deal van de tuigage  gei, giek, ra, steng, want, zeil
deel van de uitgave  band, bd., deel
deel van de Verenigde Arabische Republiek  Egypte, Jemen
deel van de Verenigde Staten  Nevada, zie Amerikaanse staat
deel van de verkoop  kavel, kaveling
deel van de wagen  as, band, dak, motor, rem, wiel
deel van de wandelstok  knop
deel van de wedstrijd  game, helft, rondo, rust, set, speeltijd
deel van de week  dag, etmaal, dinsdag, donderdag, maandag, vrijdag, weekend, woensdag, zaterdag, zondag
deel van de weg  berm, middenberm, rijbaan, talud, wegas
deel van de wereld  Afrika, Amerika, Antarctica, Australië, Azië, continent, Europa
deel van de wereldbevolking  Afrikaners, Arabieren, Aziaten, Chinezen, Eskimo's, Europeanen, Indiërs, Indianen, Japanners, Javanen, Joden, Maleiers, Mongolen, Turken
deel van de zonneweg  aphelium, apogeum, perigeum
deel van een altaar  retabel, tabernakel
deel van een arrondissement  kanton
deel van een artikel  sub
deel van een atoom - elektron, neutron, nucleon, proton
deel van een auto – aandrijfas, accu, achterband, achterbank, achterbumper, achterlamp, achterlicht, achteruit, achterwiel, antenne, autonummer, autosleutel, as, automaat, bagageruimte, band, benzinepomp, benzinetank, bermlamp, benzinemeter, bermlicht, bobine, bougie, bumper, carburateur, cardanas, carrosserie, chassis, choke, claxon, clignoteur, contactpunt, contactsleutel, dak, dashboard, differentieel, dimlicht, fusee(pen), gashandel, gaspedaal, grill, handgreep, handrem, hoorn, kap, kilometerteller, kleppenhuis, klokje, knaldempe, knalpot, koetswerk, kofferdeksel, koplamp, koppeling, laadbak, laadklep, lager(bus), lagerhuis, lamp, luchtband, luchtfilter, mistlamp, motorblok, motor(kap), nokkenas, nummerplaat, oliedrukmeter, oliekoeler, oliepeilstok, rem, parkeerlamp, peilstok, pook, portier, raam, radiator, radio, reflector, rempedal, remschoen, rezervewiel, richtingaanwijzer, ruitenwisser, schokbreker, schokdemper, schuifdak, sleepoog, sneeuwketting, snelheidsmeter, spaakwiel, spatbord, spatlap, spoiler, stadslicht, starter, startknop, startmotor, stoel, stoplamp, stoplicht, stuurkolom, stuur(slot), stuurwiel, tank, toeter, treeplank, trekhaak, uitlaat, veiligheidsgordel, ventilator, versnellingsbak, vliegwiel, voetren, voorband, voorbank, voorbumper, vooruit, voorwiel(lager), waterpomp, wiel(dop), wiellager, zuiger
deel van een autobus  afstap
deel van een baan bij zeilwedstrijden - rak
deel van een baggermolen  noria
deel van een bakkerij  oven
deel van een balans  gewicht, lastarm, mes
deel van een batterij  cel, pool
deel van een begroting  post
deel van een beitel  aar, faas
deel van een berg  flank, helling, piek, top, voet
deel van een bijenkorf  raat, vlieggat
deel van een biljartkeu - Pomerans
deel van een blaasinstrument - klep, lob, mondstuk, piston, ventiel
deel van een blad  ader, bladschijf, bladsteel, nerf
deel van een bladzijde  alinea, kantlijn, marge, regel
deel van een bloem  blad, bloembodem, bloemdek, buis, bijkelk, bijkroon, keel, kelk, kelkblad, kroon, kroonblad, meeldraad, stamper, steel, stempel, stengel, stijl, schutblad, vruchtbeginsel, zoom
deel van een boek  band, blad, bladzij, kaft, katern, omslag, pagina, rug, schutblad
deel van een bokking  graat, hom, kuit
deel van een bokswedstrijd - ronde
deel van een boorinstallatie  boorgat, boortoren, bordes, kroonblok, leibuis, spoelingspomp, spoelkop, zuigbuis
deel van een bouwwerk  architraaf, beuk, boog, fiaal, fries, fronton, impost, kroonlijst, latei, liseen, risaliet, schalk, tafelement, travee, zwik
deel van een breuk  breukstreep, decimaalteken, deeltal, deler, noemer, teller
deel van een breukband - pelote
deel van een breviergebed - metten
deel van een bril  arm, been, glas, montuur, poot, rand
deel van een broedmachine  kunstmoeder
deel van een broek  band, pijp, knie, knoop, sluiting
deel van een brug  balustrade, leuning, overspanning, pijler, wegdek
deel van een camera  diafragma, filter, geelfilter, lens, sluiter, statief, zoeker
deel van een cel  chromosoom, kern, protoplasma
deel van een celkern  gen
deal van een cirkel  diameter, graad, koorde, middellijn, middelpunt, omtrek, periferie, radiaal, sector, segment, straal
deel van een concertzaal - podium
deel van een costuum - jas, pantalon
deel van een coupon - talon
deel van een dag  avond, avonduur, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, nanacht, namiddag, n.m., nanoen, noen, ochtend, seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag, vm
deel van een decimale breuk  decimaalteken, periode
deel van een deur  beslag, grendel, klink, knip, knop, paneel, post, scharnier, slot, stijl, vleugel
deel van een dijk  aarde, bazaltsteen, glooiing, keileem, kruin, talud, voet, zinkstuk
deel van een dobber  sim
deel van een dorp  brink, dijk, hoofdstraat, huis, kerk, kern, kom, laan, markt, plein, school, steeg, stoep, straat, voorstraat, wijk
deel van een driehoek  basis, bissectrice, hoek, hoogtelijn, hoogtepunt, hypotenusa, loodlijn, rechthoekszijde, tophoek, zwaartelijn, zwaartepunt, zijde
deel van een drukpers  degel, frisket, timpaan, verschet
deel van een dynamo - anker, koolborstel, veldwikkeling
deel van een effect  coupon, mantel, talon
deel van een ei  dooier, dop, eigeel, eiwit, schaal
deel van een erfenis  legaat
deel van een etmaal - a.m., avond, avonduur, dag, kwartier, middag, middernacht, minuut, morgen, morgenstond, nacht, namiddag, n.m., nanacht, nanoen, noen, ochtend, p.m., seconde, stond, ure, uur, vooravond, voormiddag
deel van een evenredigheid  reden, term
deel van een fiets – achteras, achterband, achterlicht, achterspatbord, achtervork, achterwiel, as, bagagedrager, balhoofd, band, bandenpomp, bel, binnenband, buitenband, buddyseat, dameszadel, dynamo, fietsband, fietsbel, fietsketting, fietslamp, fietspomp, fietsslot, fietstas, fietsstuur, fietszadel, frame, handrem, hulpmotor, jasbeschermer, kabelslot, kamrad, ketting, kettingkast, kettingwiel, kinderzitje, koplamp, lamp, lantaarn(haak), luchtband, naaf, pedaal(rubber), pomphouder, reflector, rem(blok), remkabel, remnaaf, remstang, rokzadel, snelbinder, spaak, spatbord, spatlap, spatscherm, stang, stuur(tas), tandwiel, terugtraprem, trapper, trommelrem, velglint, velg(rem), versnelling, voetrem, voorlamp, voorspatbord, voorvork, voorwiel, vork, wiel, zadel(pen), zadeltas

deel van een fles  buik, hals, kurk, nek, ziel
deel van een fornuis  afdekplaatje, asla, brander, deksel, oven, pijp, ring, rooster, spaarbrander
deel van een fototoestel  diafragma, filter, lens, sluiter, statief, zoeker
deel van een gebouw - dak, etage, kamer, kelder, keuken, sousterrain, verdieping, zolder
deel van een fuik  ink, kub
deel van een geheel  element, gedeelte, lid, onderdeel, part, stuk
deel van een geschrift  deel alinea, blad, bladzijde, hoofdstuk, pagina, paragraaf, regel
deel van een geschut - affuit, broek, kulas
deel van een gevel  aandak, deur, erker, kozijn, pui, raam
deel van een gewei - tak
deel van een gletsjer  eindmorene, gletsjerspleet, gletsjertafel, middenmorene, morene, zijmorene
deel van een graad  minuut, seconde
deel van een haard  asla deur, haardkuil, haardplaat, vulklep
deel van een ham - hesp
deel van een hand  duim, muis, palm, pink, vinger
deel van een hefboom  lastarm
deel van een hengel  dobber, haak, lood, molen, reel, sim, snoer
deel van een heuvel  helling, top, voet
deel van een hijswerktuig  kabel, katrol, takel
deel van een hoed  bol, rand
deel van een hondenkop  bek, oog, oor, snoet, snuit, tong
deel van een hoofdstuk  alinea, letter, paragraaf, vers, woord
deel van een horloge  anker, band, batterij, glas, kas, knop, plaat, radertje, raadje, veer, wijzer,
deel van een hotel  badkamer, balzaal, eetzaal, hal, kamer, keuken, lounge, receptie, restaurant
deel van een huis  appartement, badkamer, dak, deur, douchecel, eetzaal, erker, etage, gang, gevel, goot, hal, kamer, kap, kelder, keuken, koekoek, muur, nok, pannen, portaal, pui, raam, receptie, restaurant, serre, suite, toilet, trap, venster, verdieping, woonkamer,zolder, zolderraam
deel van een hunebed  kei, zwerfsteen
deel van een hijswerktuig - giek, takel
deel van een instrument  pedaal, piston, snaar, toets, ventiel
deel van een japon  lijf, lijfje, kraag, lapel, mouw, omslag, pand, rever, sleep, voering
deal van een jas  achterpand, kraag, lapel, mouw, pand, rever, voering, voorpand
deel van een kaart  areaal, lengende, kaartvak, meridiaan, evenaar, linie, equator
deel van een kabel - streng
deel van een kachel  asla, deur, mantel, plaat, pijp, rooster, vulklep
deel van een kalender - blad, dag, maand, schild, week
deel van een camera - cassette, diafragma, draagriem, filter, flitslicht, lens, sluiter, tas
deel van een kampeeruitrusting  bed, deken, grondzeil, haring, tent
deel van een kanon  affuit, loop
deel van een kast  deur, Ia, lade, plank, slot
kanteel, steen, trans
deel van een kegel  grondvlak, mantel, top
deel van een kerk  bank, beuk, kansel, koor, oksaal, schip, steunbeer, toren
deel van een ketel  deksel, fluit, handvat, tuit
deel van een ketting  kraal, ring, schakel, schalm, slot
del deel van een kippenhok  nachthok, ren, roest, stok
deel van een klarinet  beker, klep, mondstuk, tussenstuk van een kinderschedel - fontanel
deel van een kledingstuk  boord, kraag, mouw, pand, plastron, pijp, rok voering, voorklep
deel van een klok  gewicht, klepel, slinger, veer, wijzerplaat,
deel van een klooster  boekerij, calefactorium, cel, dormter, dormitorium, eetzaal, hospitium, kruisgang, refectorium, refter, scriptorium
deel van een knie - knieschijf
deel van een koeienmaag  boekmaag, lebmaag, netmaag, pens
deel van een komeet  kern, staart
deel van een kompas  naald, roos, windstreek
deel van een koolplant blad, bloem steel, stronk,wortel
deel van een korenhalm  aar, graan, steel
deel van een kostuum  broek, colbert, jas, pantalon, vest,
deel van een kous  boord, hiel, kuit, naad, teen, voet
deel van een kozijn - afzaat, kalf
deel van een krant  advertentie artikel, bijvoegsel, kolom, pagina, rubriek
deel van een krantenpagina  artikel, cursief(je), kolom, kop, rubriek
deel van een krater  bodem, keel, pijp
deel van een kruisweg  statie
deel van een kuilnet - aatje
deel van een ladder  sport, stijl, trede, tree
deel van een lamp  bol(lamp), brander,fitting, gloeidraad, voet
deel van een land  arrondissement, country, dorp, gemeente, graafschap, kanton, kreis, provincie, stad, streek
deel van een lening  tranche
deel van een lijn  lijnstuk, segment
deel van een liturgiesch gewaad - maanipel
deel van een machine  as, kruk, krukas, lager, pal, tandwiel, vliegwiel
deel van een mantel  bontrand, capuchon, kraag, mouw, puntmuts, zoom
deel van een mast  ra, steng
deel van een mes  hecht, heft, lemmet,punt, rug, snede
deel van een meubel  arm, bekleding, blad, la, leuning, poot, veer, zitting
deel van een mijn  galeri,j gang, schacht
deel van een mijn  deksel, lading, slagpijp, slagpin
deel van een minuut  seconde
deel van een mis - canon, gloria, graduale, tractus
deel van een misgewaad  albe, amict, humeraal, manipel, singel, stola, stool
deel van een missiegewaad - gordel
deel van van molecuul  atoom, ion
deel van een molen  as, kap, klapspaan, maalwerk, molensteen, rad, roede, taflement, trechter, treem, tremel,vang, wiek, wiel, zeil
deel van een motor  bougie, brandstofpomp, carburateur, cilinder, klep, knalpot, krukas, lager, magneet, nokkenas, ontsteking, rotor, tuimelaar, verdeler, verstuiver, zuiger
deel van een muntpers - aanlanger, handje
deel van een muziekstuk  allegro, andante, argo, cadens, lento, menuet, partij, presto, rondo, scherzo
deel van een obligatie  talon
deel van een oorlogsschip  kanon, mitrailleur, periscoop, raket, torpedo
deel van een oorlogsvloot  duikboot, eskader, fregat, kanonneerboot, kruiser, mijnenveger, smaldeel
deel van een orkest  blazers, dirigent, slagwerk, strijkers
deel van een ouderwets geweer  laadstok, loop
deel van een paddestoel  buisje, hoed, knol, lamel, manchet, mycelium, plaatje, ring, schede, schubben, stekel, steel, zwamdraad
deel van een pagina  alinea, kolom, letter, woord, zin
deel van een papierfabriek - papiermolen
deel van een paraplu  balein, scherm
deel van een periode  fase
deel van een pers  blok, cylinder, degel, inktrol, letterraam, matrijs, ram
deel van een peulvrucht  boon, dop, erwt, vlies
deel van een piano  hamer, kast, klep, pedaal, snaar, tangent, toets, toetsenbord
deel van een plant  blad, bloem, knoop, knop, oksel, steel, stengel, wortel
deel van een ploeg  kouter, rister, schaar, snede, staart
deel van een pomp  bek, gek, hefboom, mik, pompbuis, tuit, uitloper, zuigbuis, zuiger, zwengel
deel van een priesterlijk gewaad  albe, amict, bonnet, huneraal, kazuifel, manipel, parament, schouderdoek, singel, stola, toga, toog
deel van een pijp - dop, kop, roer, steel
deel van een radio installatie  antenne, ontvanger, zendapparatuur, zender, zendmast
deel van een reeks - term
deel van een regiment  bataljon, compagnie, peleton
deel van een rekenkundige bewerking  aftrekking, deeltal, deler, deling, optelling, produkt, quotient, rest, som, vermenigvuldiging, verschil
deel van een rem  blok, pedaal, remkabel, remolie, remschoen, remschijf, remsegment
deel van een rijsttafel  ketjap, kroepoek, rijst, sambal, saté, trassi
deel van en ring  briljant, diamant, goud, parel, saffier, steen, zilver
deel van een rivier  bedding, benedenloop, bocht, bovenloop, krib, linkeroever, meander, middenloop, monding, oever, rechteroever, strekdam, stroombed, stroomdraad, stroomversnelling, waterval, winterbed, zomerbed
deel van een roeiboot  boeg, docht, dol, kiel, riem, roeipen
deel van een roos  blad, bottel, doorn, steel, stekel
deel van een rund  biefstuk, lendestuk, riblap, rollade, rolpens
deel van een samenhangend geheel  gedeelte
deel van een schedel  achterhoofdsbeen, fontanel, slaapbeen, voorhoofdsbeen
deel van een schietschijf  roos
deel van een schip  anker, achterdek, achteronder, bak, bakboord, bezaan, boeg, boegbeeld, boom, bram, bramra, breefok, brug, bootsanker, bunker, campagne, davit, dek, dolboord, fok, fokkenmast, fokra, gaffel, gangspil, geerde, giek, halfdek, hel, hennegat, hospitaal, hut, kaartenkamer, kombuis, kajuit, kampagne, katander, kiel, kimkiel, kluisgat, kluiver, kompas, kooi, kraaienest, laadboom, lenspomp, lij, loglijn, luik, lijzeil, loopplank, marszeil, mess, misthoorn, nok, onderlijk, pantry, patrijspoort, peddel, piek, ra, reling, riem, roef, roeipen, roer, scheg, schoot, sloep, spant, stagzeil, steven, spuigaten, stuurboord, stuurjuk, stuurpen, stuurrad, stuwblok, takel, talie, tros, topreep, tuig, tuigage, uitkijk, valreep, vlotdek, voetlijk, voorlijk, vooronder, want, werpanker, wimpel, windas, zegen, zeerecht, zeil, ziekenboeg, zog, zwabber
deel van een schoen - contrefort, hak, hielstuk, neus, riem, veter
deel van een school  bank, bord, gang, gymnastiekzaal, hal, klas, leraarskamer, lokaal
deel van een schoorsteen  pijp, rookgat, rookkanaal
deel van een schouwburg  balcon, brandgang, decor, doek, fauteuil, foyer, garderobe, loge, orkestbak, parket, parterre, rang, stalles, toneel, vestiaire
deel van een schriftletter  ligatuur, neerhaal, ophaal, stok
deel van een schrijfmachine - tabulator, toets, wagen
deel van een skelet  been, bot, elleplip, jukbeen, koot, rib, schedel, schenkel, wervel
deel van een sleutel  baard, lip, pijp, ring, schacht
deel van een slot  kruk, schoothuis, sleutel, sleutelplaat, slotplaat, tuimelaar
deel van het slot  binnenplaats, brug, gracht, kanteel, kelder, muur, poort, toren, vertrek
deel van een sluis  deur, kolk, rinket
deel van een sluisdeur  achterhar, broekbalk, taats, tempel
deel van een japon - sleep
deel van een sonate  adagio, allegro, andante, finale, menuet, rondo, scherzo
deel van een speelpot  inleg
deel van een spier  pees
deel van een spoorbaan  baan, vak, trajekt, rails, biels
deel van een spoortrein  loc, locomotief, tender, wagon
deel van een spoorweg  baanvak, biels, rails, traject
deel van een staande want  pardoen, perdoen
deel van een staat  dorp, gemeente, gewest, provincie, stad, streek
deel van een stad - buurt, centrum, kom. laan, plein, steeg, straat, wijk
deel van een stadswijk  buurt
deel van een stamper  stempel, stigma, stijl, vruchtbeginsel
deel van een stengel  geleding, knoop, knop, lid
deel van een stoel  armsteun, bekleding, leuning, poot, zitting
deel van een stoep  balustrade, bordes, leuning, trede, tree
deel van stoomketel  mangat,vlampijp
deel van een stoommachine  ketel, regulator
deel van een stoomtrein  loc, tender
deel van een strijkinstrument  bodem, hals, kam, klankkast, sleutel, snaar, sordino, strijkstok, toets,
deel van een strijkstok  haar, hout, punt, slof, talon
deel van een strik  knoop, lus
deel van een stuk  akte, bedrijf, scène
deel van een syllogisme  conclusie, premisse
deel van een tabel  kolom
deel van een takel  gijnblok, talie
deel van een tang  arm, bek
deel van een tennispartij  game, set
deel van een toneelstuk  akte, bedrijf, rei, scène
deel van een touw  tamp, streng, vezel
deel van een trein  bagagenet, buffer, coupé, locomotief, noodrem, portier, rijtuig
deel van een trompet  mondstuk, piston, ventiel
deel van een tros - tamp
deel van een tuin  bed, gazon, grasveld, perk, priëel
deel van een uitlaat  achterpijp, knalpot, pijp, spruitstuk, voorpijp
deel van een uurwerk  ambre, anker, balans, gewicht, glas, hamer, kast, ketting, knop, minuutwijzer, naald, palrad, pendule, plaat, rad, secondewijzer slinger, slagveer, slagwerk, snek, slagveer, spiraalveer, trommel, uurwijzer, veer, wijzer
deel van een varken  haas, ham, hesp, kotelet, staart, spek, vlees
deel van een vat  duig, hoepel, spongat, sponning
deel van een verhaal  clou, climax, epiloog, episode, hoofdstuk, inleiding, ontknoping, proloog
deel van een vertrek  deur, erker, muur, plafond, punt, raam, vensterbank, vloer, zolder
deel van een vesting  bastion, escarpe, kanteel, muur, poort, ravelijn, rideau, rondeel, tinne, toren, wal
deel van een vestingwal  bastion
deel van een vinger  gewricht, koot, lid, nagel, top
deel van een viool  bodem, hals, kam, klankbord, krul, snaar, sleutel, sordino, stok, toets
deel van een vis  kieuw, kop, staart, schubbe, vin
deel van een visnet  inkel, keel, kub, vleugel
deel van een vlag  baan, veld, wimpel
deel van een vliegtuig  beuk, buik, cabine, cockpit, hoogteroer, instrumentenbord, motor, neus, remklep, romp, staart, staartvlak, vleugel
deel van een vloot  eskader, smaldeel
deel van een voet  enkel, hak, hiel, teen, wreef, zool
deel van een vork  tand, steel
deel van een vrachtwagen  bak, cabine, huif, laadbak, oplegger
deel van een vrucht  klokhuis, part, pit, schil, steel, vruchtvlees
deel van een vulkaan  caldeira, eruptiekanaal, kegel, krater, mantel
deel van een vuurwapen  haan, kolf, loop, magazijn, trekker, vizier
deel van een wapenrusting  geweer, harnas, helm, koppel, lans, musket, patroontas, schild, speer, vuurroer
deel van een wapenschild  kwartier
deel van een wasinrichting  blekerij, drogerij, stomerij, strijkerij, wasserij
deel van een wasmachine  trommel, wringer
deel van een weefsel  cel, draad, inslag, neg, schering, zelfkant
deel van een weegtoestel  arm, as, balk, evenaar, gewicht, hefboom, juk, last, naald, opstap, schaal, wijzer
deel van een werkwoord  stam, uitgang
deel van een wervelkolom  atlas, heiligbeen, stuit, wervel
deel van een wet - artikel
deel van een wiel  as, band, naaf, spaak, velg
deel van een wijk  buurt, straat, weg
deel van een windas  draaispil, handspaak
deel van een windmolen  vang, wieken, zeil
deel van een winkel  etalage, kassa, rekken, standaards, toonbank
deel van een woestijn  bajada, duin, oase, plaja, zoutmeer
deel van een woonhuis  appartement, badkamer, douchecel, erker, etage, gang, hal, kamer, kelder, keuken, meterkast, slaapkamer, werkkast, zolder
deel van een woord  foneem, letter, lettergreep, stam, syllabe
deel van een wortel  haarwortel, knol
deel van een zaag  handvat, spanraam, tand
deel van een zeeschip  brug, dek, lounge, promenadedek, ruim
deel van een zeil - rif
deel van een zeilboot  bakstag, bazaan, begijnenra, beretand, berghout, bezaan, boegspriet, bolder, dirk, fok, fokkemast, fokval, gaffeltopzeil, grootbramzeil, helmstok, kop, kiel, klik, kluiver, koekoek, kluisgat, kruismast, kluiver, kluiverval, kluiverleider, lij, mastkoker, nokval, roer, roerhengsel, scheg, schoot, stag, stagfok, stagzeil, stampstok, stamstag, val, vlieger, voorscheg, voorsteven, want, zetboord, zeilval, zwaard
deel van een zendstation  antenne,microfoon
deel van een zin  bepaling, bijwoord, bijzin, gezegde, hoofdzin, leesteken, onderwerp, voorwerp, woord, zinsdeel, zinsnede
deel van een zuil  kapiteel
deel van een zwaard  blad, gevest, greep, heft, kling, lemmet, lemmer
deel van het ambtsgewaad  bef, stool
deel van het bed deken, kussen, laken, matras, peluw, sloop, spiraal, sprei
deel van het been  dij, enkel, kuit, kuitbeen, knie, scheen, scheenbeen, teen, voet, wreef
deel van het bestek  lepel, mes, vork
deel van het biljart  bal, band, keu, krijt, laken, lei
deel van het circus  piste, tribune
deel van het correspondentiemateriaal  ballpen, balpen, ballpoint, bloknoot, blocnote, carbon, envelop, papier, pen,, potlood, schrijfmachine, vulpen
deel van het dak  balk, bedekking, bint, dakpan, gebint, goot, hanenbalk, kapel, kapgebint, kapspant, koekoek, leer, lijst, moerbalk, nok, raam, ruiter, spant, stoel, terras, tuin, venster, vorst
deel van het dal  dalbodem, dalwand, glooiing, talud, terras
deel van het damspel  bord, damschijf, damsteen
deel van het delfstoffenrijk  bauxiet, erts, gas, goud, koper, olie, steenkool, tin, zilver, kwikzilver
deel van het dierenlichaam  bek, hoef, klauw, kop, muil, poot, romp, snavel, staart, vleugel
deel van het gebit  brug, gehemelteplaat, hoektand, kies, kroon, melktand, oogtand, tand, verstandskies, vulling
deel van het gehemelte  huig, kaak, uvula, wervel
deel van het gelaat  gelaat, jukbeen, kaak, kin, koon, lip, mond, neus, neusvleugel, oog, ooglid, oor, slaap, voorhoofd, wang, wenkbrauw, wimper
deel van het geraamte  been, bekken, bot, rib, schede,l wervel
deel van het geweer  grendel, haan, kolf, korrel, loop, magazijn, trekker, tromp, vizier
deel van het gezicht  zie: deel van gelaat
deel van het gezichtsorgaan  hoornvlies, iris, lens, netvlies, oogbal, pupil
deel van het hart  hartenbloed, hartklepje, hartspier, hartkuil, linkerboezem, linkerkamer, rechterkamer
deel van het hekwerk  deurtje, draad, gaas, opening, paal, poort, post, raster, reling, spijl
deel van het hoofd  gebit, gelaat, haar, kaak, kin, kruin, lip, mond, neus, oog, oor, schedel, slaap, wang, wenkbrauw, wimper
deel van het hooggebergte - dal, del, top, keten, piek, ravijn, rots, spits, steilte, vlakte, waterval
deel van het inwendig oor  aambeeld, doolhof, hamer, slakkenhuis, stijgbeugel, trommelvlies
deel van het jaar  dag, herfst, jaargetijde, kwartaal, lente, maand, najaar, nazomer, seizoen, semester, trimester, voorjaar, voorzomer, week, winter, zomer
deel van het leger  artillerie, bataljon, brigade, commando, compagnie, divisie, genie, groep, infanterie, kavalerie, kompagnie, korps, landmacht, legerkorps, luchtmacht, marine, militie, peleton, regiment, sectie, stoottroepen
deel van het lichaam  arm, been,borst, bovenarm, bovenlijf, buik, hals, hand, hart, heup, hoofd, keel, leest, lendenen, lever, maag, milt, nek, oksel, onderlijf, rug, slokdarm, stuit, torso, voet
deel van het middenoor aambeeld, kamer, stijgbeugel, trommelvlies, voorhof
deel van het onderlichaam  been, bil, dij, enkel, hiel, knie, kruis, kuit, lies, scheenbeen, teen, voet
deel van het oog  corona, hoornvlies, iris, lens, lid, netvlies, oogbal, ooglid, retina, traanklier, wenkbrauw, wimper
deel van het oor  aambeeld, doolhof, hamer, lel, oorbuis, oorlel, schelp, slakkenhuis, stijgbeugel, trommelvlies
deel van het orgel  klavier, manuaal, pedaal, positief, pijp, register, speeltafel, zwelkast
deel van het parlement  afgevaardigde, fractie, gekozene, kamer, lid, partij, senaat
deel van het pentateuch – Deuteronomium, Exodus, Genesis, Leviticus, Numeri
deel van het reglement  art., artikel, clausule, paragraaf
deel van het reukorgaan  neusbeen, neusgat, neuspunt, neusvleugel, tussenschot
deel van het roer  blad, klik, roerpen, schacht
deel van het scheepstuig  ra, want, tuigage
deel van het schoeisel  hak, hiel, neus, punt, riem, veter, zool
deel van het schooljaar  semester, trimester
deel van het spijsverteringskanaal  darm, maag, slokdarm
deel van het station  hal, loket, perron, restauratie, wachtkamer
deel van het theater  deur, foyer, loge, podium, toneel, zaal
deel van het theeservies  kopje, lepel, lepelvaasje, melkkan, schoteltje, suikerpot, theepot
deel van het toneeldecor  coulisse
deel van hetuitwendig oor  lel, schelp
deel van het tuig  broek, gareel, halter, hoofdstel, leidsel deel van hetvistuig  dobber, fuik, haak, hengel, leefnet, schepnet, sim, snoer
deal van het voertuig  as, band, chassis, cilinder, klep, krukas, lager, motor, rem, ruit, stuur, vliegwiel, wiel, zuiger deel van het vogelkleed  pen, pluimage, veer
deel van het weefgetouw  palei, paleibalk, paleiriem, plei, polei
deel van het zeiltuig  dirk, fok, mast, schoot, stag, steng, val
deel van het zonnestelsel  aarde, maan, planeten, planetoïden, sterren, sterrenbeelden
deemoed – berouw, eenvoud, nederigheid, ootmoed
deemoedig – eenvoudig, nederig, onderdanig, onderworpen, ootmoedig
deemoedigheid - nederigheid
Deens amtshoofdstad -
4 Ribe, Soro
5 Arhus, Ronne, Vejle
6 Abenra, Alborg, Odense, Roskilde
8 Hillerot, Nykobing, Roskilde
10 Ringkobing
Deens Eiland  Aerö, Amager, Anholt, Bornholm, Falster, Funen, Langeland, Lolland, Mön, Saltholm, Samsô, Seeland, Sjaelland
Deens fysicus  Bohr
Deens historicus - Arup
Deense munt – kroon, ore
Deens paard - draveros
Deens parlement  folketing
Deens schiereiland  Amager, Jutland
Deens schrijver  Andersen
Deens theoloog  Kierkegaard
Deense hond - dog
Deense drank  aquavit
Deense haven  Aarhuus, Esbjerg, Kopenhagen
Deense hoofdstad - Kobenhavn, Kopenhagen
Deense koning -
3 Dan
4 Erik, Gorm, Knut, Olaf, Sven
5 Johan, Niels
6 Herald
7 Godfred
8 Frederik, Waldemar
10 Christiaan
11 Christoffel
Deense Luchtvaartmaatschappij - Danair
Deense munt  krone, kroon, öre
Deense plaats  zie plaats in Denemarken
Deense Provincie - amt
Deense schilder - Agger
Deense schrijver - Dons
Deense sprookjesverteller - Andersen
Deense stad - Aalborg, Aarhus, Esbjerg, Kopenhage, Odense, Ribe
Deense vlag - Danebrog
deerlijk  bedroevend, danig, ellendig, erg, geducht, jammerlijk, schrijnend, zeer
deerlijk verzwakt - uitgeput
deern  dochter, hier, meid, meisje, mokkel
deerne  meid, sloerie
deernis  bewogenheid, ellende, erbarmen, erbarming, mededogen, medeleven, medelijden, ontferming, ontroering
deerniswaardig  beklagenswaardig, zielig
deerniswekkend  ellendig, erbarmelijk, jammerlijk, piteus, zielig
de facto  feitelijk, werkelijk
defaitisme  moedeloosheld
defaitistisch  mismoedig, moedeloos, vertrouwenloos
defect  beschadigd, beschadiging, caduc, feil, gebrek, gebroken, kaduuk, kapot, mankement, ondeugdelijk, onklaar, storing, stuk
defectief  gebrekkig, ontbrekend, onvolledig
defensie  afweer, verdediging, verweer, weermacht
defensief  afwerend verdedigend, verwerend,
defensief verband  NATO, NAVO, SEATO, ZOAVO, Warschaupact
deferentie  achting, eerbied, onderscheiding
deferentitis - funicullitis
deficiëntie-ziekte - avitaminose
deficit  gemis, kastekort, manco, tekort
defilé  bergpas, corso, optocht, parade
definiëren  bepalen, omlijnen, omschrijven
definitie  begripsbepaling, bepaling, omschrijving
begripsomschrijving
definitief  afdoende, blijvend, finaal, positief,uiteindelijk, vast, voorgoed, zeker
definitief zijn - vaststaan
definitieve regeling - beslag
deflatie  waardevermeerdering
deformeren  vervormen, misvormen
deformatie  misvorming, vervorming
defraudant (Fr.)  bedrieger, belastingontduiker, smokkelaar
deftig  aanzienlijk, afgemeten, chic, eerwaardig, gegoed, gekleed, honorabel, officieel, parmantig, plechtig, pompeus, prat, sjiek, statelijk, statig, stijf, voornaam, waardig
deftig, geleerd - doctoraal
deftig woord voor reeds  alreeds. alrede
deftig en fier - parmantig
degtig kleed - gewaad
deftig kostuum - smoking
deftige dame  douairière, freule, matrone, vrouwe
deftige danspartij  galabal
deftige tijdsbepaling  stond, stonde. ure
deftige vrouw  dame
deftige wijk in Londen  Mayfair
deftigheid  graviteit, plechtstatigheid, statie
de geboorte betreffend - nataal
degelijk  betrouwbaar, beproefd, braaf, bruikbaar, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, duurzaam, eerlijk, fidel, funk, gedegen, geducht, goed, grondig, hecht, keurig, rondig, solide, stevig, terdege, tof, waarlijk
degelijk voedsel - erwtensoep, hutspot, snert, stamppot, winterkost
degelijkheid  gedegenheid, hechtheid, soliditeit, sterkte
degelijke kennis - kunde
degelijk en goed - prima
degelpers – drukpers
degen  fleuret, floret, rapier, sabel, schermwapen, zwaard
degeneratie – achteruitstelling, ontaarding, terugzetting, verlaging, verval
degenereren  ontaarden, verwilderen
degenhanger  bandelier
degenstok - wapenstok
degenvis - pijlstaartrog
de gewoonte hebben  plegen
de grondbeginselen omvattende  elementair
de grote hoop  gros
de grote massa - publiek
de grote wereld  monde, society
de hand lezen - waarzeggen
de helft - half
de hielen lichten - vluchten
de hoogste waarde - maximum
de jongere  jr. junior
de jure  rechtens
de knop aan horloge  remontoir
de lezer heil  l.s.
de mensen  men
de moed benemen  ontmoedigen
de naam betreffende  nominaal
de onbekende  n.n.
de Oost  Indië
de openbare mening  men
de oudere  senior, sr.
de vijf boeken van Mozes  Pentateuch
degoutant - onsmakelijk, walgelijk
degradatie  achteruitgang, achteruitstelling, terugstelling, terugzetting, verlaging
degraderen  achteruitstellen, terugstelllen, terugzetten, verlagen
degoût (Fr.)  afkeer, walging
dagoûtant - afschuwelijk, onsmakelijk, walgelijk
degressie  afneming, daling
degressief  afnemend, dalend
Dei Gratia  D. G.
dehydreren - draineren
dein - stijfkop
deinen  golven, kabbelen, wiegelen
deinen van water - kabbelen
deiner - stijfkop
deining  beroering , beweging, drukte, golfbeweging, golving, onrust, opschudding, remous, rolling, rumoer, wiegeling, zeegang
deinoor - stijfkop
deinzen  afgaan, teruggaan, weggaan, wijken
deinzing - aftocht, terugwijking
dejeuner (Fr.)  koffiemaal, lunch, ontbijt
dejeuneetje  ontbijtstel
de jongere – junior
de juiste maat - passend
dejure - rechtens
dek  bedekking, deken, kleed, laken, plaid, scheepsvloer, sneeuwdek, sneeuwkleed, sprei, wade
de kat uit de boom kijken - wachten
dek van verschillende lapjes  bedelaarsdeken, lappendeken
dekbalk  architraaf, sloof
dekbed  bovenbed
dekblad – plaat, schutblad
de keerkringslanden - tropen
deken  decaan, decanus, doyen, hoofd(man), oudste, overman, overste, priester, tienman
deken – beschutting, dek, dekkleed, plaid
dekenvlag - flab
deken, wollen - plaid, sarg(i)e, serge
dekgroen - chromaatgroen
dekken – afsluiten, bedekken, behoeden, beschermen, beschutten, bevruchten, goedmaken, verbergen, vergoeden, waarborgen
dekking  bedekking, bescherming, beveiliging, bevruchting terreinverheffing, zekerheid
dekkleed  deken, kleed, plaid, sprei, wagenzeil
dekkleed op bed - sprei
dekknecht  runner
deklaag  bovenlaeg
de klankladder zingen - solfeggiëren, solmiseren
de klemtoon leggen - accentueren
dekmantel  façade, masker, mom, schijn, voorwendsel
dek op bed - deken
dek op matras – laken
dekplaat - zerk
dekriet  dakbedekking, glui, glei
dekschild  vleugelschild
deksel – afsluiter, afsluiting, klap, klep, lid, sluiting
deksel boven de onrust in een uurwerk  kalot
deksel of klep - luik
deksels  bliksems, drommels, duivels, verdomd, verduiveld
dekstier – springbul
dekbed - bovenbed
dekblad - bovenblad, schutblad
dekstuk – dak
de kuierlatten nemen - vluchten
dek van verschillende lapjes - lappendeken
dekverf  menie
de kunst van waarzeggen - mantiek
de kunst van Klein-Azie - Levant
dekwerk  blindering
del  corrosiedal, dal, duinvallei, flap, flard, kuil, laagte, lellebel, slet, slons, vallei, vod
de landingsplaats van Noach - Ararat
de laatse wedstrijd - finale
Delaware, hoofdstad van - Dover
delegatie  afvaardiging, commissie, deputatie, opdracht, overdracht
delegeren  afvaardigen, deputeren, overdragen
delen – doorhakken, halveren, rekenen, scheiden, splijten, splitsen, verdelen
delen van een gebouw –
2 wc
3 bak, bel, cel, dak, gek, hal, hek, hor, juk, kap, lei, nis nok, pan,
pui
4 ante, beer, beun, bint, boog, bril, coer, deel, deur, gang, goot,
kaaf, kalf, klos, knip, knop, koer, kram, kruk, lift, luif, luik,
muur, plat, raam, ruit, spil, stijl, toog, trap, wand, nwerf, wulf,
zaal, zuil
5 afdak, balie, blind, front, gevel, haard, kamer, klink, kluis,
kolom, kozijn, latei, loket, ogief, ozing, patio, pijler, roede,
salon, schel, serre, spant, spion, stoep, suite, tinne, toren, trans,
trede, vloer, vorst, zitje
6 aandak, arcade, atrium, balkon, bidcel, bordes, bureau, daklat,
daklei, dakpan, dakpijp, deklat, dorpel, entree, estrik, facade,
galerij, gebint, gewelf, kelder, keuken, kopel, koplat, legger,
leipan, loggia, lokaal, luifel, mantel, nokpan, omloop, paneel,
panlat, pilaar, schoor, schouw, sokkel, terras, toilet, washok,
zijgang, zijmuur, zijraam, zijwand, zolder
7 badding, balzaal, beerput, console, dakbalk, dakdeel, dakgoot,
dakleer, dakplat, dakraam, dakriet, dakstro, daktuin, dakwerk,
dekbalk, deklijst, drekput, drempel, eethoek, eethuis, eetzaal,
estrade, galmgat, gangpad, gording, kabinet, kanteel, klinket,
klopper, knikpan, koekoekkookhok, koornis, koplag, kopvoeg,
latrine, legbalk, leuning, meander, mozaiek, nokbalk,
opkamer, optrede, pinakel, plafond, planket, plavuis, portaal,
portiek, privaat, puiraam, raamhor, roldeur, rollaag, rolluik,
schacht, schrank, sleutel, stempel, strodak, tamboer, timpaan,
topring, topvoeg, tribune, uitbouw, valdeur, valluoik, venster,
veranda, vertrek, vleugel, voorhal, voorpui, washuis, zijkamer,
zitbank, zithoek
8 badkamer, balklaag, bedaking, bijkeuken, boeideel, dakkapel dakspant, danszaal, dekplaat, deurlijst, deurpost, deurraam,
deurslot, deurstijl, eetkamer, entresol, gaanderij, gangdeur,
gangmuur, gangtrap, geveldak, gevelto, glasdeur, glaswerk,
hoekraam, hoekzuil, ijskelder, jaloezie, kapiteel, kapspant,
klapraam, kolenhok, kopsteen, lantaarn, leiendak, lijstwerk,
mansarde, nooddeur, ornament, overloop, parterre, pilaster,
plankier, raamijzer, regenpijp, spiltrap, spoelhok, staldeur,
stutbalk, tochtlat, topgevel, trapdeurm trapluik, vliering,
voetstuk, voordeur, voorhuis, voormuur, voorraam, voorzaal,
vorstpan, vouwdeur, zijgalerij, zijpilaar, zitkamer
9 bebording, bekapping, belvedere, bijvertrek, bintanker,
bodekamer, boogspant, bovendeur, bovenruit, bovenzaal,
branddeur, grandtrap, dakgebint, dakterras, deurklink,
deurkozijn, dragbalk, draairaam, draaitrap, dwarsbalk,
eetkeuken, garderobe, gevellijst, gevelmuur, hanenbalk,
hoekkamer, hoekpijler, hoeksteen, huisanker, huiskamer,
inrijpoost, kamerdeur, kantsteen, kapgebint, kapgewelf,
keldergat, kluisdeur, koepeldak, kruisboog, leerkamer,
leeskamer, luifeldak, lunchroom, muuranker, muurpijler,
muurplaat, ogiefboog, onderbalk, onderdeur, ondermuur,
onderzaal, openhaard, pannendak, piedestal, plaveisel,
schoorlat, schuifhek, slaapzaal, sluitbalk, spanjolet, spanplaat,
spijskamer, spoelhuis, spouwijzer, spouwmuur, theesalon,
tochtdeur, torenhaan, torenmuur, torentrap, trapgevel,
traptrede, troonzaal, tuinkamer, vestibule, vloerbalk,
vloerbint, vloerdeel, voorgevel, voorkamer, werkkamer,
wijnkelder, woonkamer, zijportiek, zijvenster, zijvleugel,
zoldering
10 achterdeur, achterhuis, achtermuur, achterraam, achterwand,
auditorium, balkondeur, balustrade, bergzolder, bestekamer,
betonvloer, bierkelder, buitendeur, bovengevel, bovenlicht,
innendeur, binnenluik, binnenmuur, booggewelf, bordestrap
bovengevel, bovenlicht, buitendeur, buitenmuur, buitentrap,
buitenwand, dakbeschot, dakvenster, deurbeslag, deurdorpel,
diensttrap, gehoorzaal, gevelsteen, gewelfboog, grondpijler,
hoekgebint, hoekpilaar, hooizolder, kelderluik, kelderraam,
keldertrap, keukendeur, kleerkamer, koepelraam, koetspoort,
kookplaats, kozijnanker, lichtkoker, livingroom, monnikskap,
ondervloer, paneeldeur, pilaarvoet, pronkkamer, raamdorpel,
ridderzaal, rookkanaal, schoorijzer, schoorzuil, schuifdeur,
schuifluik, schuifraam, schuurdeur, slaapkamer, souterain,
speelkamer, spouwanker, steensmuur, straatdeur, tegelvloer,
torenspits, torentrans, tourniquet, traliedeur, tuimelraam,
tussendeur, tussenmuur, tussenwand, verdieping, vloerplaat,
vloerplank, vloersteen, vloertegel, voorgalerij, wachtkamer,
wandelgang, wenteltrap, woonkeuken, zolderbalk, zolderdeur,
zolderluik, zoldertrap, zuilengang
11 achtergevel, achterkamer, achterpoort, antichambre,
appartement, balkonkamer, benedenraam, benedenruit,
benedenzaal, bibliotheek, binnenkamer, binnenkozijn,
binnenpoort, borstwering, bovendorpel, dakgeraamte,
deurdrempel, deurgrendel, deurklopper, fruitkelder,
gehoorkamer, gewelfanker, hoekvenster, kelderkamer,
keldervloer, keukenvloer, kinderkamer, kolenkelder,
kruisgebint, kruisgewelf, langsligger, leervertrek, liftschacht,
linnenkamer, logeerkamer, mansardedak, meidenkamer,
onderdorpel, parketvloer, rookvertrek, scheidsmuur,
schoorsteen, schraagbalk, schrijfkamer, slingertrap,
spiegeldeur, spiegelruit, spiegelzaal, spoelkeuken,
spreekkamer, steunpilaar, stookplaats, tichelsteen, tichelvloer,
toegangshek, trappenhuis, trapportaal, vensterbank,
vensterglas, vensterluik, vensterruit, visitekamer, vloerligger,
watercloset, waterplaats, woonvertrek, zolderkamer
12 achtergalerij, achterkeuken, klokkenstoel, klokkentoren
delen van een legering  gehalte, karaat
delen van een lichaam  leden, ledematen, organen
delen van een vliegtuig –
4 buik, deur, neus, romp, wiel
5 motor
6 cabine, kajuit, staart
7 aileron, cockpit, remklep, schroef, vleugel, wielrem
8 heklicht, hekmotor, laadruim, neuswiel, stuurhut
9 dashboard, machmeter, onderstel, parachute, propeller,
stermotor, stijgmeter, valscherm
10 bagageruim, drukcabine, hoogteroer, middenstuk, schaalpomp, slaapstoel, sleepschijf, staartstuk, staartvlak, staartwiel,
stuurkabel, stuurkolom, vleugelrib, vleugeltip, windscherm
11 aanloopwiel, middenmotor, motorgondel, neusvleugel,
nooduitgang, radiokompas, radiopeiler, schietstoel, staartlicht,
straalmotor, stuurcabine, vleugelklep, vluchtmeter
12 draagschroef, draagvleugel, luchtschroef, radarantenne,
schroefmotor, springscherm, stuurknuppel, toerenteller
13 bakboordlicht, bakboordmotor, brandstoftank, debarkeertrap,
landingslicht, linkervleugel, richtingroer, spleetvleugel,
stuurautomaat
14 landingsgestel, rechtervleugel, zuurstofmasker
15 stuurboordlicht, stuurboordmotor, stuurinrichting
delen van het lichaam –
2 dij, zij
3 arm,bil, bot, kin, lid, lip, nek, oog, oor rib, rug
4 ader, been, buik, darm, duim, hals, hand hart, heup, hiel, huid,
iris, kaak, keel, kies, klep, knie, kuit, long, maag, milt, mond,
neus, nier, pees, pink, pols, romp, tand, teen, tong, voet, wang
5 aorta, atlas, blaas, bloed, borst, enkel, gebit, hoofd, klier,
lende, lever, nagel, oksel, pupi, slaap, spier, strot, stuit, tepel,
zenuw
6 bekken, biceps, bijnier, boezem, dijbeen, gelaat, ooglid,
orgaan, skelet, vinger, wervel, wimper
7 draaier, ellepijp, galbuis, jukbeen, knokkel, pijpbeen, schedel
zitbeen, zitvlak
8 beenmerg, bloedvat, borstkas, bovenarm, bovenlip, eierstok,
elleboog, galblaas, geraamte, gewricht, hartwand, hersenen,
heupbeen, hielbeen, hoektand, hypofyse, kniepees, liesband,
longader, longkwab, luchtpijp, meniscus, netvlies, onderarm,
oogspier, oogzenuw, prostaat, schouder, slagader, slokdarm,
stemband, tandbeen, tongbeen, tongriem, vetklier, zeefbeen,
zwezerik
9 benvlies, bindvlies, binnenoor, borstbeen, borstwand,
bovenbeen, bovenkaak, buikholte, buikspier, buikvlies,
darmklier, endeldarm, gehemelte, haarzakje, hartkamer,
hartspier, hersenpan, hoornlaag, kaakholte, kauwspier,
keelholte, knieschijf, kraakbeen, middenoor, middenrif,
nekwervel, neusholte, onderkaak, oorschelp, opperhuid,
poortader, slaapkwab, slijmvlies, talgklier, tongspier,
traanbuis, wenkbrauw, wiggebeen, wijsvinger, zeefplaat
10 adamsappel, baarmoeder, bijniermerg, borstholte, borstspier,
borstvlies, dekweefsel, deltaspier, gehoorgang, halswervel,
handwortel, heiligbeen, hersenstam, hoornvlies, neusschelp,
nierbekken, ribbenkast, ringvinger, ruggenmerg, schaambeen,
schedeldak, scheenbeen, hartspier, sprongbeen, staatbeen,
tranklier, urineblaas, vetweefsel, voetwortel, zweetklier,
wervelkanaal
11 beenweefsel, bindweefsel, gehoorzenuw, kronkeldarm,
navelstreng, neusamandel, neusvleugel, ruggengraad,
schildklier, sleutelbeen, strotklepje, vaatstelsel, wervelkolom
12 achillespees, alvleesklier, bekkengordel, bijnierschors,
hersenschors, longslagader, lymfestelsel, maagdenvlies,
middelvinger, opperarmbeen, schouderblad, trommelvlies,
voorhofstrap,


delf  gracht, greppel, sloot
delfinium  ridderspoor
delfplaats  groeve, mijn
delfster - graafster
delfstof – aardolie, bauxiet, edelsteen, erts, gips, git, gneis, goud, grafiet, koln, kopererts, lei, mergel, metaal, mica, mineraal, nefriet, tin, uraan, ijzer, zwavel
delfstof die metaal bevat - erts
delfstofhoudend - mineraal
delfstof van Banka  tin
delfstofkunde  mineralogie
delfstofkundige  mineraloog
Delftenaar - kalfschieter
Delfts aardewerk  plateel
Delftse plateelsoort - clapmut
delfwerk - graafwerk
delgen  afbetalen, aflossen, tenietdoen
delging  afbetaling, aflossing, vereffening
delging van een schuld  amortisatie
delgingsfonds - amortisatiefonds
delguit - dele
Deli, stad in - Medan
deliberatie  beraadslaging, overleg, weegschaal
delibereren  afwegen, beraadslagen, overleggen
delicaat  broos, fijn, gevoelig, hachelijk, heerlijk, kies, lekker, moeilijk, netelig, te(d)er, zwak
delicatesse  fijnheid, kiesheid, lekkernij, tederheid
de lichtste kleur - wit
delicieus  déli, (over)heerlijk, kostelijk, verrukkelijk
delict  misdaad, misdrijf, misstap, overtreding, vergrijp
delimitatie  afbakening, grensbepaling
delimiteren  afbakenen, begrenzen
delineatie  afbakening, grondtekening, omlijning, plan, schets, tekening
deling  deelsom, divisie, halvering, scheiding, verdeling
delingsuitkomst  quotient
delinquent  boosdoener, dader, misdadiger, overtreder, schuldige
delireren  ijlen
delirium - razernij, waanzin, ijlkoorts
delirium tremens  dronkemans waanzin
delling  glooiing, kuil, laagte, put
del of slet - sloerie
deloyaal – onoprecht, ontrouw
delta - rivierarm
delte - hooizolder
delven  graven, (uit)spitten, woelen, wroeten
delver  graver, spitter
de maat opnemen - opmeten
demagnetiseren - relegatie, verbanning
demagogie  volksbedrog, volksverleiding
de man die de kosten mag dragen - Sijmen
demagogie - volksbedrog, volksmisleiding
demagoog  tiran, volksbedrieger, volksmenner
demarcatie  afbakening, grensscheiding
demarcatielijn  grenslijn, scheidingslijn
demarche  poging, stap
demarkeren  afbakenen, delimiteren, ontsnappen
demarreren  uitlopen, versnellen
demarkeren  ontmaskeren
demaskeren - ontmaskeren
demee  temet
de mensen - publiek
de mensenmoordenaar onder de paddenstoelen - amaniet
dement – afgetakeld, zwakzinnig
dementie – aftakeling
dementeren  logenstraffen, ontkennen, tegensproken
dementi – loochenen, logenstraffing, loochening
demi – herenjas, overjas
de mindere - minor
demimondaine - Courtisane
demissie  ontslag
demissionair  aftredend
democratie  volksregering
de moed benemen - ontmoedigen
de moed hebben - durven
de moeite waard - lonend
demon  belzebub, droes, duivel, duivelskind, geest, monster, nikker, satan, slechtaard, spook
demonie - bezetenheid
demonisch  diabolisch, duivels, sardonisch, satanisch
demonisch wezen  sirene
demonstrant  betoger
demonstratie – betoging, show
demonstratief  aantonend
demonstreren  aantonen, aanwijzen, betogen
demontabel - uitneembaar
demontage  ontmanteling
demonteren – ontmantelen, slopen
demoraliseren  afstompen, ontmoedigen
dempen  afzwakken, bedwingen, dichtgooien, dichtmaken, onderdrukken, plompen, temperen, volgooien, uitmaken, volstorten
dempen van licht - dimmen
dempen van vuur - smoren
demper – dimmer, (muz) sordino
demper bij muziekinstrument  sordino, sourdine
dempingsvlak - stabilo
dempig - aamborstig
den  bergvloer, bergzolder, dorsvloer, spar
de naam betreffende - nominaal
denappel  pijnappel
denarius (Rom.)  zilvermunt
denderen – daveren, dreunen, schokken, rammelen, trappelen
denderend  geweldig, heerlijk, knal, prachtig
Denemarken, eiland behorende tot -
3 Als, fyn
4 Aerö, Fanö, Manä, Moën, mors, Romö
5 Alsen, Funen, Laëso
6 Amager, Anholt
7 Faeroër, Falster, Laaland, Lolland, Seeland
8 Bornholm
9 Groenland,Langeland, Slaelland
Denemarken, stad in - Aarhus, Kopenhagen, Odense
dengue - knokkelkoorts
denigreren  geringschatten, zwartmaken
de nieuwe volkenbond - UNO, VN
denk - mening
denkbaar – mogelijk, voorstelbaar
denkbeeld  begrip, beschouwing, besef, dunk, gedachte, idee, inval, mening, notie, opvatting, voorstelling
denkbeeldig – fictief, ideëel, illusoir, ingebeeld, imaginair, visionair, verzonnen
denkbeeldig gebied  sfeer
denkbeeldig land  Lilliput, Luilekkerland, Utopia
denkbeeldig spook - boeman
denkbeeldige cirkel om de aarde  equator, evenaar, keerkring, linie, meridiaan, parallel, poolcirkel
denkbeeldige lijn  equator, evenaar, grens, meridiaan, r.g.
denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde diepte  isobaat
denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde hoogte  contour, hoogtelijn, isohypse
denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde luchtdruk  isobaar
denkbeeldige lijn over plaatsen met dezelfde temperatuur  isotherm
denkbeeldige lijn over plaatsen met even grote afwijking van de kompasnaald  isogoon
denkbeeldige lijn over plaatsen met even grote versnelling van de zwaartekracht  isogamme
denkbeeldige lijn over plaatsen waarbinnen eenzelfde taalverschijnsel voorkomt  isoglosso
denkbeeldige spil  aardas
denkbeeldige staat  Utopia
denkelijk  misschien, mogelijk, waarschijnlijk, wellicht
denken  menen, mijmeren, oordelen, peinzen, piekeren, vermenen, vermoeden
denken aan - herinneren
denken over – nadenken, zinnen
denker  filosoof, geleerde, intellektueel, wijsgeer, wijsgerige
denkleer  logica, redeleer
denkrichting - stroming
denksport  dammen, kaarten, puzzelen, schaken
denkstoornis - dwaling
denkvermogen  brein, doorzicht, intellekt, intelligentie, inzicht, logos, ratio, rede, verstand
denkverlegenheid  aporie
denkwijze  mentaliteit, opvatting, richting
denkwijze in een bepaalde periode - tijdgeest
den lezer heil  (Lat.) L.S.
dennenboom  den, naaldboom, pijnboom
dennenbos  naaldbos, pijnbos
denneolie - kienolie
dennepaal  perkoen, perkoenpaal
denonceren  aangeven, kennisgeven, verklikken
densimeter  dichtheidsmeter
densiteit  dichtheid
dentaal  tandletter
dentist  tandarts, tandheelkundige
denudatie  blootlegging, ontbloting
den voor kerstfeest - kerstboom
de oudere – major, senior
de oudste brieven hebben - voorrang
departement  Dep., Dept.,gewest, ministerie, provincie
departementshoofd (Fr.)  prefect
departitie  omslag, overslag
depêche (Fr.)  bericht, mededeling, telegram
dependance  bijgebouw, filiaal
dependentie  afhankelijkheid
de plaat poetsen - vluchten
deplorabel  betreurenswaardig, jammerlijk
depletie - lediging
deponent – bewaargever
deponeren  neerleggen, neerzetten, overleggen, plaatsen
deportatie  relegatie, verbanning
deportatie naar overzeese gebiedsdelen  relegatie
deportatieoord  bagno, concentratiekamp, strafkolonie
deporteren  wegvoeren
depositie  getuigenis, verklaring
deposito  inleg
depot – agentschap, arsenaal, bergplaats, bergruimte, bewaring, filiaal, magazijn, opslagplaats
depot van legergoederen - dump
depotwinkel - filiaal
deppen  betten
depreciatie  waardevermindering, geringschatting
depressie  bekken, crisis, gedruktheid, inzinking, kommer, melancholie, onderdruk, storing, zwaarmoedigheid
depressief  neerslachtig
depressieverschijnsel  barometerdaling, bewolking, mist, regen, storm
deprimeren  neerdrukken, ontmoedigen
deputaat  afgevaardigde
deputatie  afvaardiging, delegatie
deputeren  afvaardigen, delegeren
deraillement  ontsporing
derailleren  hinderen, ontsporen, storen
derangeren  hinderen, storen, ontrieven
derde  buitenstaander
derde jaargetij - herfst
derde letter van het Griekse alfabet  gamma
derde maag - bladmaag, boekmaag, boekpens
derde naamval  datief, dativus
derdepartij in een strijkkwartet - alt
derde planeet van ons zonnestelsel  aarde
derde prijs  brons
derde stand  bourgeois, bourgeoïs, burgerij, poorters
derde toon van de toonladder  mi
derde zoon van Jacob en Lea  Levi
derdepart  derdedeel
deren – beletten, hinderen, kwaaddoen, kwetsen, schaden
dergelijk  dusdanig, overeenkomstig, zodanig, zoiets, zulk
dergelijk voorwerp - zoiets
derhalve – bijgevolg, daarom, des, dies, dus, ergo, vandaar, zo
de rit uitzitten - volharden
derivaat  afgeleide, afleiding
derivaat van aardolie  benzine
derrivaat van petroleum - vaseline
derma - huid
dermate  dusdanig, zo, zodanig, zulks
dermatologie  huidgeneeskunde
dermatoloog  huidarts
dernier  laatste
de ronde doen - omlopen
derrie – bagger, blubber, darg, darink, drek, modder, slik, veen, vuil
derrière  achterste, achterwerk, billen, kont, zitvlak
dertien – boerendozijn, ongeluksgetal
dertien regelig gedicht  rondeel
dertienavond  driekoningen, Epifanie
dertiger - volwassene
dertig hectoliter  last
derven  missen, ontberen, verliezen
derving  gebrek, gemis, ontbering, tekort
derving van rente  renteverlies
derwaarts – daarheen, ginds
derwijze  zo, zodanig, zozeer
derwisj  (bedel)monnik
des – daarom, derhalvedus, ergo
desa  kampongzie dessa
desalniettemin  toch, evenwel, nochtans
desastreus  heilloos, noodlottig, rampspoedig, rampzalig vernietigend
desavoueren  wraken, loochenen
Descartes. Beroems werk van - Geometrie
descendentie  afstamming
descendentieleer  afstammingsleer
des duivels - hels
desem  gist, zuurdeeg
deserteren  drossen, overlopen, weglopen
deserteur - glipper, overloper, wegloper
desesperen  wanhopen
desgelijks  dito, (even)zo, idem, id
desideratum  wens, verlangen
de sigaar zijn - pineut
desillusie  ontgoocheling, tegenvaller, teleurstelling
desinfecteren  ontsmetten
desinfecterend middel  alcohol, formaline, jodium, lysol, paraform, sublimaat
desinfecterend mondwater  odol
desintegratie  splitsing
desintegreren  splitsen, uiteenvallen
deskundig  abel, bedreven, bekwaam, capabel, ervaren, expert, kenner, onderlegd, specialist
deskundig onderzoek  expertise
deskundig raadgever - consulent
deskundige – autoriteit, expert, kenner, specialist
deskundige arbeider - vakman
deskundige inzake bacteriën  bacterioloog
des namiddags - p.m.
desniettegenstaande  desniettemin, echter, evenwel, maar, toch
desnoods – eventueel
desolaat  droevig, evenzogoed, failliet, ontrederd, troosteloos, verlaten, weliswaar, woest
desondanks  echter, evenwel, niettemin, nochtans, toch
desorde – verwarring, wanorde
desorder  wanorde, verwarring
desorganisatie  ontbinding
desperaat  hopeloos, radeloos, wanhopig
desperado  waaghals, wanhopige
despoot  alleenheerser, dictator, diktator, dwingeland, gebieder, heerser, machthebber, onderdrukkeroverheerser, tiran
despotisme  alleenheerschappij, dictatuur, dwingelandij
dessa  kampong
dessert  gebak, fruit, kaas, nagerecht, naspijs, pudding, toetje, toespijs, vla
dessertvrucht  ananas, meloen peer, perzik, druif, pruim, noot.
dessin  ontwerp, patroon, tekening
dessin van kleine ruitjes - pepita
de sterren betreffende - astraal
destijds – indertijd, toen, toenmaals, toentertijd, voorheenvroeger
destilleerkolf – kolffles, retort
distileren - stoken
destinatie  beschikking, bestemming, doel, lot
destroyer  torpedobootjager
destructie  vernietiging, verwoesting
destructief  vernietigend, verwoestend
deswege – daarom, vandaar
detail  bijzonderheid, finesse, onderdeel
detailhandel  kleinhandel
detailprijs  kleinhandelprijs
detective – onderzoeker, rechercheur, rus, speurder, stille
detective, nodig voor - combinatievermogen, deductievermogen
detentie  opsluiting, hechtenis, gevangenisstraf
determinatie  bepaling, besluit, vaststelling
determineren  bepalen, v bestemmen, aststellen
detestabel  afschuwelijk, verfoeilijk
de toekomst voorspellen - waarzeggen
detonatie – explosie, ontploffing
detoneren – exploderen, ontploffen
detriment  nadeel, schade
detritie - ablatie
deugd  braafheid, eerlijkheid, goedheid, zedigheid
deugdelijk – bondig, braaf, degelijk, gegrond, geldig, gezond, goed, grondig, krachtig, probaat, solide, werkelijk
deugdzaam – betrouwbaar, braaf, degelijk, eerbaar, eerzaam, geschikt, goed,oppassend, rechtgeaard, rechtschapen, zedelijk
deugdzaamheid  braafheid, deugdelijkheid
deugniet – aap, apenkop, belhamel, bengel, boef, booswichtbrak, doerak, galgebrok, guit, kwajongen, losbol, ondeugd, prul, rabauw, raddraaier, rakker, rekel, schalk, schavuit, schelm, schobbejak, stouterd, vlegel, vlerk
deuk  bluts, buil, bult, buts, indruksel, instulping, knak
deuken  butsen, inbuigen, knauwen
deun  lied(je), melodie, tune, wijs(je)
deun  armoedig, gierig, inhalig
deunen - klinken
deunheid - gieribheid, karigheid
deuntje - air, liedje, wijsje
deur – afsluiting, binnenloop, doorgang, entree, ingang, toegang, poort, uitgang, uitloop, val
deurbeslag  grendel, hengsel, plaatwerk, slot
deurgat - deuropening
deurgrendel - knip
deurhanger – knier, scharnier
deurik - pin, stop
deurknop  klink, kruk, kunk
deurlijst - stijl
deurmat - voetveeg
deurnis  portaal
deuropening  deurgat
deur-of muurvlak - paneel
deurtje is sluisdeur - rinket
deurpost  stijl
deurraampje klinket, loket
deurschel - gel
deursluiting – klink, knop, kruk, slot
deurstijl  deurpost
deurtelefoon - parlofoon
deurwaardersexploit - assignatie
deurvlak  paneel
deurwachter  concierge, janitor, portier
deur aan de achterkant  achterdeur
deur aan de voorkant  voordeur
deur aan de zijkant  zijdeur
deurtje in grote deur  klinket
deur van een auto  portier
deurvlak - paneel
deurwachter – concierge, portier
deutel – pin, plug
deuterium, kern van - deut(er)on
deuzig - duizelig
devaluatie  ontwaarding, waardevermindering
deveine  ongeluk, strop, tegenspoed, wanbof
deviatie  afwijking, koersverandering
devies  blazoen, emblema, kernspreuk, lemma, leus, leuze, lijfspreuk, motto, parool, spreuk, trefwoord, wachtwoord, zin(spreuk )
devies van infanterie  nulli cedo
deviezen - valuta
Devoon, etages van het - Eifelien, Emsien, Famennien, Frasnien, Givetien
De voorste zijn - eerste
devoot  godvruchtig, kwezel, pieus, toegewijd, vroom
devotie  godsvrucht, piëteit, vroomheid
de vroege mogenuren - morgenstond
de weg wijzen - leiden
de wijk nemen - vluchten
dewijl  daar, omdat
de zak geven - ontslaan
deze keer – dit maal
dezelfde – eigenste, enerlei, idem, id., item, it.
deze niet alleen - k.a.
deze of gene - niemand
dezer dagen – binnenkort, eerdaags, laatst, onlangs
dezer maand  d.m.
dezes jaars  d.j.
de ziel - geest
dia – diapositief, lichtbeeld
diabetes  suikerziekte
diabolisch  duivels, hels, sardonisch, satanisch
diacones - liefdezuster
diaconie - armenzorg
diacoon - verplager
diadeem – haarsieraad, haartooisel, hoofdtooi, kroon, sieraad
diafragma - middenrif
diagonaal  hoekpuntslijn
diagonaal weefsel  keper
diagram  grafiek, schema
diaken - armenverzorger
diakonie - armenverzorging
dialekt – ideoom, spraak, streektaal, tongval, volkstaal
dialektiek  denkleer, logica, redeneerkunde
dialektleer - dialectologie
dialekt Nederlands - Achterhoeks, Betuws, Brabants, Drents, Flakkees, Gronings, Overijssels, Saksisch, Stadfries, Stellingswerfs, Twents, Utrechts, Veluws, Westfries, Twents, Zeeuws, Zuid-Limburgs
dialoog  discussie, gesprek, samenspraak, tweespraak, tweegesprek
diamant – adamant, briljantnaat,
diamantafval  boort
diamant, beroemde - Adamant, Cullinan, Excelsior, Grootmogol, Koh-i-noor, Orlow, Regent, Shah
diamantbewerker  klover, splijter
diamantleverancier - Angola, Brazilië, Ghana, Ivoorkust, Kongo, Liberia, Tanzania, Venezuela, Zuid-Afrika
diameter - doorsnede, middellijn
diamantleverancier, een der voornaamste - Ghana, Kongo, Zuid-Afrika
diamantslijping - briolet
diamantslijpschijf - cadran
diamantslijpsel - boort
diameter – doorsnede, middenlijn
Diana  Artemis
diarree  buikloop
diarium - dagboek, journaal
diaspora  verstrooiing
dicht  (af)gesloten, compact, consistent, massief, ongeopend, opeen, toe, vol
dichtader - inspiratie
dichtbij – na, naast, nabij, naburignader
dichtbij (Du.) - nah
dichtbij (Eng.) - near
dicht bij elkaar  ineen, knus, opeen, samengepakt
dicht bij elkaar liggende rails  smalspoor
dichtdoen – luiken, sluiten
dicht ineen  gecomprimeerd, kompres
dicht oerwoud  broesse, jungle, rimboe, selva
dicht oerwoud in Z. Amerika  selva
dicht struikgewas  maquis
dichte menigte – drom, troep, zwerm
dichte mist  smog
dichte rook  smook, walm
dichten - dichtdoen, rijmen, sluiten, sperren, stoppen, verzinnen
dichten van een sloot - dempen
dichten van naden - breeuwen, kalfaten
dichter  bard, kunstenaar, nader, poëet, rapsodie, rijmer, troubadour, verzenmaker, zanger
dichter - zie auteur
dichterbij – juister, korter, nabij, nader(bij)
dichter bijeen - aanschikken
dichterbij komen  benaderen, inhalen, naderen, nadering, naken
dichterlijk - gevoelig, poëtisch
dichterlijk woord voor laat  spa
dichterlijk woord voor schaduw  schauw
dichte rook - fog, smog, smook, walm
dichterzanger  bard, chansonnier, minstreel, troubadour
dichte wollen stof – leden, vilt
dicht gaan – sluiten, toegaan
dicht gekruld haar - kroeshaar
dichtgesinterd aardewerk  gres
dichtgooien - dempen
dichtheid – densiteit, hechtheid, samenhangend
dichtheidsmeter  densimeter
dicht ineen – compact, vast
dicht ineen duwen - proppen
dichting van weefsels  stop
dichtkunst  poëtica, poëzie
dichtkunst (leer der)  poëtica, poëtiek, versleer
dicht lakken - verzegelen
dichtmaat – metrum
dicht maken – afsluiten, dichten, sluiten, stoppen
dichtmaken der naden - breeuwen, kalfaten
dicht oeroud - broesse, jungle, rimboe, selva
dicht op elkaar - opeen, opeengepakt
dichtregel – versregel
dichtsmeren - strijken
dichtsoort - elegie, epode, epos, lyriekode
dichtstbijzijnde  naast
dichtstuk – ballade, gedicht, rijm, triolet, vers
dichttrekken - toehalen
dichtvorm  epos, lied, sonnet, stanza, vers
dictaat – klapper, speloefening
dictator - alleenheerser, despoot, dwingeland,
machthebber, overheerser, tiran
dictatoriaal - eigenmachtig
dictatorschap - dictatuur
dictatuur  alleenheerschappij, dwingelandij, tirannie
dictee - taaloefening
dicteermachine  dictafoon
dicteren – opgeven, voorzeggen
dictie  voordracht, zegging
dictionaire  woordenboek
didactiek - leerzaam, onderwijs
didactisch  leerzaam, onderwijzend
die aan de beurt is - e.v.
die aandrijft - aandrijver
die alles durft – durfal, held
die daar ginds  gene
die de werken van Mozart genummerd heeft  Köchel
dieet  eetregel, leefregel, leefwijze, regiem
dieet houden – kuren, lijnen
dief  bandiet, bedrieger, boosdoener, gapper, inbreker, indringer, jatter, kleptomaan, ladelichter, misdadiger, oplichter, piraat, plunderar, rover, schelm, steler
dief in een hotel  hotelrat
diefjesmaat  handlanger, heler, mededader, medeplichtige
diefstal  roof, (in)braak, plunderingroverij, vergrijp,
diehard  fanatiekeling
die leuk is - leukerd
die maant - maner
dienaar  bediende, butler, getrouwe, hulpje, knecht, lakei, onderdaan, page, serviteur
dienaar aan het hof - lakei, opperstelmeester, stalmeester
dienaar van het Woord - dominee, pastoor, predikant, priester,
dienares – dienster, dienstmeisje, gedienstige
dienares der goden – Iris
dienblad - theeblad
diender  agent, bink, klabak, koddebeier, politieagent, smeris, tuut, veldwachter
dienen  behoren, moeten, vereren
dienend – behulpzaam, dienstbaar
dienst  ambt, baan, bediening, betrekking, corvee, emplooi, functie, officie, plaats, post, service
dienstbaar  dienend, nuttig, ondergeschikt, werkzaam
dienstbaarheid - slavernij
dienstbaar man  horige, laat
dienstbeeïndiging - ontslag
dienstbetoon  hulpbetoon
dienstbetekking - ambt
dienstbode – dienstmaagd, dienster, helpster, hit, hulp, keukenmeid, maagd, meid, linnenmeid, werkster
dienstbrief - missive, zendbrief
dienstdoende – actief, d.d. bedienend
dienster – dienares, dienstbode, helpster, hulp
dienstgeheim  ambtsgeheim
dienstig  geraden, geraden, geschikt, nuttig, oorbaar, raadzaam
dienstig zijn - strekken
dienstkleding  ambtskleding, apenpak, livrei, overall, tenue, toga, uniform
dienstklopper – dienstdoener, uitslover
dienstkring – ambtsgebied, rayon
dienstloon - huur
dienstmaagd – dienstbode, meid
dienstmeisje  bode, bonne, daghit, hit, werkster
dienstorder  consigne, instructie, voorschrift
dienstregeling - spoorboekje
dienstreis van een ambtenaar - tournee
dienstvaardig – gewillig, behulpzaam,beleefd, bereidwillig, dv., gedienstig, goedwillig, hoffelijk, hulpvaardig, nederig, onderdanig
dienstverband  engagement, verbintenis
dienstvoorschrift  instructie
dienstwerk  ambtswerk, beroepswerkzaamheden
dienstwillig  gedwee, gedienstig, gewillig, dw., onderdanig
dienstwoning  ambtswoning
dienst zonder loon  corvee
dient bij broodbereiding  deeg, gist, meel, oven
die omhoog klimt - klimmer
dient om iets fijn te maken  rasp
dientengevolge - daardoor
dient ter reiniging  soda, zeep
diep  geul, grondig, hevig, indringend, innig, intens, intiem, kanaal, laag, teder, vaargeul, vaarwater, vaart, ver, water
diep bedroefd – gebroken, desolaat, kapot, onttroostbaar
diep blauw  hemelsblauw
diep dal  ketel, keteldal
diepdruktechniek - rotogravure
diepen - baggeren, loden, uithalen
diep erosiedal  canon
diep gevoeld - intens
diep ongelukkig - rampzalig
diep rivierdal  canon, kloof, canyon
diepe afkeer – haat, minachting
diepe buiging - revérence
diepe coma - carus
diepe geul  greb, greppel, vore
diepe kuil  kolk, put
diepen - uitgraven
dieper - baggeraar
diepe rivierbedding  canon
diepe schaal  kom
diepe schotel  bak, nap, schaal
diepe slaap  lethargie, sopor
diepe snede – glop, jaap
diepe voor  greb, grebbe, greppel
diepe waterkolk – waal, wiel
diepe wrok – haat, vete
diepgaand  grondig, intensief, secuur
diepgangsmerk - Plemsol-merk
diepingrijpend - radicaal
diepliggend - hol
dieplood – peillood,
diepte – afgrond, bodem, dal, gat, geul, kuil, laagte, perspectief, put, vallei
diepte bepalen  loden, peilen
dieptebepaling  peiling
diepte in water  kolk
diepte maat – vaam, vadem
diepte, met-tekenen - perspectieftekenen
dieptemeter - bathymeter,bathometer
diepte opnemen – loden, peilen
diepte tussen bergen - vallei
diepte tussen zandbanken  mui
diepte van een schip  diepgang
dieptegesteente  bathaliet, graniet
dieptelijnen  isobaten
dieptemaat  vaam, vadem
dieptemeter - bathometer
diepte opnemen - loden, peilen
dieptepsycholoog  Adler, Freud, Jung
diepte tussen zandbanken - mui
diep verdorven - goddeloos
diep verdriet - smart
diepvries – vrieskast, vrieskist
diepzee betreffend  abyssaal, pelagisch
diepzeedieren - businga, eupaguri, euplectella, kiezelsponzen, umbellula, zeelelies
diepzeevaartuig, naam van een - Aluminant, Alvin, Archimede, Asherah, Deep-queest, Deepstar, Kuroshio, Star, Trieste
diepzinnig  diepdenkend, peinzend
dier – beest, schepsel
dierage - gedierte
dier dat soms een stekelige bal lijkt - egel, stekelvarken
dier met gladde huid  aal, pier, slang, worm
dier met korte slurf  tapir
dier met krulstaart - varken
dier met lange nek – giraf, giraffe
dier met slurf  olifant
dier met uitwendig skelet  schaaldier
dier met zes poten - tor
dierbaar  bemind, geliefd, gevoelig, hartelijk, innig, lief, vroom
dierbaarste bezit  oogappel
dierenarts – paardenarts, veearts, veterinair
dierenbeen - pook
diereneten – voeder, voer
dierengeluid – balken, be, blaffen, blaten, blazen, boe, briesen, brommen, brullen, bulken, fluiten, geblaf, grommen, huilen, ia, janken, hinnikken, kakelen, keffen, kirren, knorren, koeren, krijsen, kwaken, loeien, mauwen, mekkerenmiauwen, piepen, sissen, spinnen, tjerpen, waf, woef, zingen
diergaarde  dierenpark, warande, zoo
dierkunde  zoölogie
dierkundige  zoöloog
dierlijk  animaal, beestachtig, bestiaal, onmenselijk, zinnelijk
dierlijke aandrift - instinkt
dierlijk lichaamsdeel  bek, hoef, hoorn, horen, kieuw, klauw, kop, muil, neb, poot, slurf, snavel, snuit, staart, teen, vin, vlerk, vleugel, voet
dierlijk liefkozen - likken
dierlijk product  bont, ei, leer, melk, vlees, wol
dierlijk steekwapen - angel
dierlijk vet – ongel, reuzel, smeer, smout,
dierlijk voedsel  aardappelen, aas, bieten, gras, haksel, haver, hooi, knollen, pulp, maïs, mengvoer, spoeling, vlees, voer, zaad
diersoort 
6 vissen, vogels, wormen
7 aaltjes, kwallen, slakken, spinnen, sponzen
8 insecten, kreeften
9 oerdieren, reptielen
10 amfibieën, armpotigen, inktvissen, ringwormen,
weekdieren, zoogdieren
11 eencelligen, holtedieren, mosdiertjes
12 bloedzuigers, schaaldieren
13 geleedpotigen, radardiertjes, zweepdiertjes
14 sporendeeltjes, stekelhuidigen
diersoorten waartoe kwallen behoren - neteldieren
dieren - vee
dierenarts  veearts, veterinair
dierenboek  bestiarium
dierenepos  Reinaert
dierenfabelschrijver  La Fontaine, Aesopus
dierengelaat  snoet, snuit
dierengeluid  bèi blaffen, blaten, boe, geblaf, geblaat, gekakel, gekir, ia, kakelen, kraaien, kirren, piep, waf, woef
dierengezicht - snoet, snuit
dierenhaar  manen, vacht, wol
dierenhuid  pels, vacht
dierenkam - roskam
dierenmond  bek, muil, snavel
dierenpark – diergaarde, dierentuin
dierenplaag - veepest
dierenren – kooi, loop
dierenriem  zodiak
dierenriem, teken van de -
3 Leo, Ram
5 Aries, leeuw, Libra, maagd, stier, Virgo
6 Cancer, Gemini, Kreeft, Pisces, Taurus, vissen
7 Scorpio
8 Aquarius, Scorpius, steenbok, tweeling, Waterman
10 schorpioen, weegschaal
11 Capricornus, Sagitarius
12 boogschutter
dierenrijk  fauna
dierenspoor - piste
dierensymbool  duif, lam
dierentemmer – dompteur, dresseur
dierentemster – dompteuse, dresseuse
dierentuin  Artis, Blijdorp, Burger, Noorder, Ouwehands
dieren uit de fantasiewereld  draak, eenhoorn, griffioen, weerwolf, zeeslang
dieren uit sagen - draak, griffioen, eenhoorn, weerwolf
dierenverblijfplaats  asiel, box, hok, hol, kennel, koeienstal, kooi, kot, leger, mand, nest, ren, schaapskooi, stal, til
dierenverhaal - fabel
dierenvet  ongel, reuzel, smout, talk
dierenvleeseter  zoöfaag
dierenvleeseters  zoöfagen
dierenvoeder – aas, gras, haver, hooi, pulp, spoeling, voer
dierenvrees  zoöfobie
dierenvriend  zoöfiel
dierenwereld  fauna
dierenwoning  zie dierenverblijfplaats
dierenziekte – aamt, droes, kolder, pip, roer, scherp, snot
dier in een web - spin
diersoort – insect, reptiel
diertje met lange poten - hooiwagen
dier met vochtig verdedigingsmiddel - bunzing, lama, mier
dies  daarom, derhalve, des, ergo, zodoende
dies  dag
dies natalis  stichtingsdag
diesel – dieseltrein, motor
dieselmotorvoertuig - autorail
die spelletjes doet - speler
diets  duidelijk, wijs
diets maken - wijsmaken
Diets  Nederlands, Hollands, MiddelNederlands
dievegge - steelster
dieven  gappen, jatten, kapen, plunderen, roven, stelen
dievenlantaarntje - slonsje
dieventaal  argot, bargoens, cant, jargon, slang
dieventroep - dievenbende
dieventronie  dievengezicht
dievenvolk - tuig
dievenwagen  celwagen, gevangenwagen
die voor niets deugd - niksnut
diezig - nevelig
different  anders, onderscheiden, verschillend
differentiatie  onderscheid, verscheidenheid, verschil,
differentie  verschil
difficiel  lastig, moeilijk (te voldoen)
difficulteit - moeilijkheid, zwarigheid
diffidentie - wantrouwen
diffractie  buiging
diffuus  duister, verspreid, verstrooid, wijdlopig
difterie  slijmvliesontsteking
diftong  tweeklank
digestie  spijsvertering
diggel  scherf, stuk
digitalis  vingerhoedskruid
dignitaris  (hoog)waardigheidsbekleder
digniteit - ereambt, waardigheid
digressie  afwijking, omhaal, uitweiding
dij – bovenbeen, ham
dijbeen – bovenbeen, femus
dijen  groeien, uitzetten, tieren, zwellen
dijk – aardhoogte, afsluiting, dam, dromer, slaper, wal, waterkering, zeewering, waker
dijk aan zee  waker
dijk achter waker  dromer, slaper
dijkbeheerder  dijkgraaf
dijkbelasting - hoefslag
dijkbescherming - krammat
dijkbestuur - heemraad
dijkbreuk  doorbraak, opening
dijkdeel  glooiing, helling, kruin, voet
dijkgraaf  heemraad, schout
dijkhelling  glooiing
dijkje, smal en laag - kaag, kaaldijk
dijklasten - dijkgeld
dijkonderhoud  hoefslag
dijk om een gors - kaag
dijk, onderkant van het binnenbeloop van een - hiel
dijksoort - bandijk, dromer, schaardijk, slaper
dijk zonder uiterwaarden  schaardijk
dijk zonder voorland  kaaldijk, schoorwal
dijkschot  dijkbelasting
dijkschouw  dijkcontrole
dijkval - afbrokkeling, afkalving , dijkverzakking,
dijk van een rivier - bandijk, rivierdijk
dijspier  bil
dijzig  dampig, heiig, mistig, nevelig, wazig
dik – bezinksel, corpulent, doorvoed, gebonden, gevuld, gezet, gezwollen, lijvig, log, mollig, omvangrijk, opgeblazen, paff(er)ig, plomp, ruim, vet, vlezig, weldoorvoed, zwaarlijvig
dikbek - appelvink
dikbloedig - flegmatisch
dik boek  pil, foliant
dikbuikig - corpulent, gezet
dikbuikig glas - angster
dikbuikig jeneverflesje - bobbel
dik buikje  embonpoint
dikdoener – bluffer, grootdoener, opsnijder, patser, pocher, poen, poehamaker, praalhans, snoever
dik eind touw (zeew.)  dag
dik en breed – vet
dik en gezet - vlezig
dik en log – lijvig
dik en lui – vadsig
dik en sterk - stevig
dik en zwaar  log
dik opgebracht - pasteus
dik persoon – papzak, pafzak
dik stuk hout  paal
dik stuk boom - stam
dik touw – kabel, tros
dik van vruchtensap  gelei
dik van zure melk  hot
dikdoen  bluffen, opscheppen
dikdoener  poen, prol, protser
dikdoenerig  poenig
dikhuid - olifant
dikhuidig  gevoelloos, koud, onbeschaamd, ongevoelig
dikhuidig dier - neushoorn, nijlpaard, olifant, rinoceros, tapir
diknek - rijkaard
dikke aal  lebaal
dikke boomtak - spinze
dikke boterham  homp, pil
dikke brijachtige stof - prut
dikke brok - bonk
dikke damp  kwalm, smook, walm
dikke halsdas  bouffante
dikke darm - colon
dikke homp brood  pil
dikke huid  olifantshuid
dikke jas – duffel, ulster
dikke kabel - tros
dikke kleverige vloeistof  lijm, siroop, stroop, teer
dikke korte jas - jekker
dikke laag sneeuw - pak
dikke likeur - creme
dikke naald  pook
dikke olieachtige stof  balsem
dikke overjas  duffel, jekker, ulster, winterjas
dikke paling  lebaal
dikke pap  brij, gelei, moes, prol
dikke rook – blaak, walm
dikke sigaar - bolknak
dikke stok  knuppel, knots, ploertendoder
dikke stopnaald - pook
dikke tak - stok
dikke topzware stok - stok
dikke trui  sweater
dikke verstikkende rook - walm
dikke vette rook - smook
dikke vla - brij
dikke vloeibare hars - balsem
dikke vrouw  machol, mafkoe, mokkel
dikke wollen stof - duffel
dikke zalf  pasta
dikke zoen – pakkerd, smakkerd
dikke zwarte vloeistof  asfalt, pek, teer
dikkerd  beer, bul, dikzak, gofferd, papzak, vetzak
dikke rook – blaak, walm
dikker worden - aankomen
dik kooksel - brij
dikkop – bobberd, distelsoort, donderpad, dwarskop, kikkervisje, tarwevariëteit, vlindersoort
dikmaals  dikwijls
diktator  alleenheerser, despoot, dwingeland, tiran
diktatuur  alleenheerschappij despotisme, dwingelandij, tirannie
dikte  corpulentie, densiteit, dichtheid, dikheid, gezetheid, omvang, stevigheidvetheid, zwelling
diktemeter (van spiegelglas)  pachometer
diktongig - onverstaanbaar
dikvloeiende zoete massa  melasse
dikwerf  dikwijls, meestal, menigmaal, vaak
dikwijls  dikwerf, doorgaans, gedurig, geregeld, gewoonlijk, herhaaldelijk, meermalen, meestal, meestentijd, menigmaal, telkens, vaak, veel(al), veelvuldig
dik worden - stremmen
dikzak  beer, bobber, bul, dikkerd, gofferd, pafferd, papzak
dilemma – keuze, tweestrijd
dilettant  amateur, charlatan, knoeier, stuntel, stuntelaar
dilettantisme  amateurisme
diligence  postwagen, reiswagen
diligent  naarstig, toegewijd, vlijtig, werkzaam, ijverig,
dille – meisje, steelhuis
dille, olie uit - anetolie
diluvium  pleistoceen, zondvloed
dimensie  afmeting
dimentylbenzol - xylol
diminuendo (muz.)  afnemend
diminutief  verkleinwoord
dimmen  dempen (van licht)
dimmer - demper
diner – avondmaak, banket, dis, feestmaaltijd, maal, middagmaal
dineren  eten, middageten, tafelen
ding  artikel, gebeurtenis, meisje, object, voorwerp, zaak
ding zonder waarde - lor, prul, vod
dingen  afdingen, ambiëren, aspireren, beknibbelen, marchanderen, solliciteren, streven, wedijveren
dingen naar een ambt  kandidatuur
dingen naar een betrekking  solliciteren
dinger naar een betrekking  aspirant, kandidaat, gegadigde, sollicitant
dingetjes - prullaria
dingsig  aangedaan, droevig, gemelijk, ontstemd, verdrietig
dingspel  rechtsgebied
dingtaal  pleidooi
ding van een dag - eendagsvlieg
dinosaurus -
9 iguanodon, trachodon
10 diplodocus, saurischia
11 stegosaurus, triceratops
12 ankylosaurus, camptosaurus, omithischia
13 brachiosaorus, compsognathus, ornitholestes, tyrannosaurus
diocees  bisdom
diode - radiolamp
Dionysesfeest - anthesteriën
dioptaas  kopersmaragd
diopter  doorziener, kijkspleet, vizier
diorama  kijkkast
dioriet - groensteen
Dioscuren  Castor, Pollux
diploma  acte, akte, bewijsstuk, brevet, bul, document, oorkonde
diplomaat – ambassadeur, attache, consul, gezant, onderhandelaar, staatsman
diplomatie - tact
diplomatiek  behoedzaam, handig, omzichtig, slim, tactvol
doplomatiek ambtenaar - ambassadeur, attaché, gezant
diplomatiek stuk  nota
Diplopoda, miljoenpoten - Glomeris, Julus, Poltdesmus
dippen - indopen
dipsacacee - dipsacus, duifkruid, kaardebol, knautia
dipsomanie  drankzucht
diptiek  tweeluik
direct  aanstonds, dadelijk, illico, ineens, meteen, ogenblikkelijk, omgaand, onmiddellijk, onverwijld, prompt, rechtstreeks, regelrecht, spoedig, strakjes, straks, subiet, temee, terstond
directe aanleiding  oorzaak
directe betaling - contant
directe kerndeling - amitose
directeur  baas, bestuurder, dirk, leider, ondernemer, president, rector
directeurschap - directoraat
directeur van een gymnasium - rector
directeur van een moskee - panghoeloe
directie  bestuur, bewind, leiding, opperleiding, opzicht, richting, toezicht
directiekeet  bouwkeet
direct op televisie - live
directoraat  directeurschap
dirigeerstokje  baguette, baton, maatstok
dirigent – aanvoerder, bestuurder, kapelmeester, koorleider, orkestleider, leider, orkestleider
dirigeren  besturen, leiden, richten, zenden
dirk – directeur, piekenval
dis – feestdiner, maal, tafel
discipel  apostel, leerling, navolger, volgeling
discipel van Christus - apostel
disciplinair  krijgstuchtelijk
discipline  boetegeest, gehoorzaamheid, (krijgs)tucht, orde, zelftuchtiging
disiplineren - tuchtigen
disco – danstent, nachtclub
discontinu  onderbroken
discontinuïteit - onderbrokenheid
discotheek  bewaarplaats
discount - supermarkt
discours  gesprek, onderhoud, rede
discreet  bescheiden, geheim, kies,onopvallend, recht
discus  (werp)schijf
discussie – aanvaring, debat, diskussie, dispuut, gedachtewisseling, gesprek, redekaveling, redetwist
discussiëren - debatteren
disgenoot  meeëter, tafelgenoot, tafelvriend
disharmonie  onenigheid, tweedracht, vriendschapsbreuk, wanklank
diskette – floppy, floppydisk
diskwalificatie  ongeschiktverklaring, uitsluiting
dislocatie (dislokatie)  decentralisatie, onderbreking, ontwrichting, verandering (in ligging), spreiding, storing, verplaatsing
disloceren  (dislokeren), verleggen, verplaatsen, verrekken, verzwikken
disorde  wanorde
dispache  averijregeling
disparaat  ongelijk, verschillend
disparaatheid  ongelijkheid
dispensatie  ontheffing, vrijstelling
displezier  last, spijt, verdriet
disponeren  beschikken, regelen
disponibel  beschikbaar
dispositie  aanleg, beschikking, disp., gemoedsstemming, gesteldheid, lust, neiging vatbaarheid
disproportie  wanverhouding
disputant - twistvoerder
disputatie  redetwist
disputeren - twisten
dispuut  debat, redetwist
dissel – baars, disselboom, dwarsbijl, lamoen, trekboom
disselboom  baar, berrie, inspan, lamoen
disselboomwagen - mallejan
disselhamer  marteel
disselraam - lamoen
disselwagen  beugelsjes, gig
dissertatie  proefschrift, verhandeling
dissident  andersdenkende, scheurmaker
dissonant  wanklank
distantie  afstand, verte, verwijdering
distel  dauwdistel, doornzaad, dostelkruid, onkruid
distelen - dwarsdrijven, harrewarren, stribbelen, tegenwerken, vitten
distelgewas  kardoen
distelig - netelig, weerbarstig
distelsoort - dikkop
distelvink  barnsijs, frater, kanarie, kneu, putter, sijsje
distillateur  brander, stoker
distilleerder - brander, distillateur, stoker
distilleerderij - stokerij
distilleerkolf - alambiek, pelikaan, retort
distinctie  beschaving, onderscheiding, standing
distinctief  onderscheidingsteken, rangteken
distorsie  draaiing, verstuiking,verwarring
distract  afgetrokken, verstrooid
distractie  afgetrokkenheid, verstrooidheid
distribueren  ronddelen, uitdelen, verdelen
distributie  bedeling, verdeling, uitdeling
district  afdeling, ambtsgebied, distr., gebied, kieskring, kreits, rayon, ressort
districthoofd op Java  wedana, wedano
dit  zulks
dit is  d.i, i.e.
dito  eender, evenzo, gelijk, hetzelfde, idem
diva  ster, star
divagatie  afdwaling, onzin, uitweiding
divageren  afdwalen, bazelen, temen, uitweiden
divan – ligbank, rustbed, sofa
divergent  strijdig, uiteenlopend
divergentie  strijdigheid
divers - allebei, gevarieerd, strijdig, uiteenlopend, verschillend
diversen  allerhande, allerlei, gevarieerde, varia, van alles, verschillende
diverteren  vermaken, verlustigen
divertissement  ontspanning, vermaak
dividatie - traktatie
dividend – rente, uitkering, winstaandeel
divinatie  voorspellingsgave
diviniteit  goddelijkheid
divisie - afdeling, koppelteken
divisiecommandant  generaal
dizzy - duizelig
djati  teak
djimat - amulet, talisman
dobbelaar  gokker, rijfelaar, speler
dobbelen – rijfelen, teerlingen
dobbelhuis - speelhol
dobbelspel  duizenden, gokspel, gooien, hazard, honderden, knobbele, passedies, poker, tiktak, triktrak
dobbelsteen  alea, lot, teerling
dobbelterm  beker, steen, ogen
dobber  drijver, sim, vistuig
dobberen – spelevaren, vlotten, zwalken, zweven
dobberen op het water - drijven
dobbertje - ophouder, vlotlijn
docent  hoogleraar, lector, leerkracht, leermeester, leraar, meester, onderwijzer
docente – leares, leerkracht, onderwijzeres
decent op middelbare school  leraar
decent op universiteit  lector
doceren –instrueren leren, lesgeven, onderrichten, onderwijzen
doch  echter, evenwel, maar
docht - roeibank
dochter – kind, meisje
dochtergezwel - metastase
dochter van - zie familie betrekkingen
dochters zoon - kleinkind
dociel  gedwee, leerzaam, mak
dociliteit - meegaandheid
doctor  dr.
doctor in beide rechten  d.j.u.
doctor in de medicijnen  dm
doctoraal - deftig, geleerd
doctoraat  graad
doctorandus  drs
doctoreren  promoveren
doctrine  leer, leerstelling, wetenschap
document  akte, bescheid, bewijsstuk, bul, diploma, geschrift, oorkonde, stuk, volmacht
documenteren  bewijzen, staven
dodder  huttentut, radijs
dodderig - doddig, slaperig, suffig
doddig  aardig, enig, lief, mollig, schattig, snoezig
dode  gestorvene, lijk, overledene
dode meander  hoefijzermeer
dode rivierarm  strang
dode stad - Vere
dode taal  Gotisch, Grieks, Latijn, Sanskriet, Tochaars
dodecaëder  twaalfvlak
dodelijk – fataal, letaal, noodlottig, vernietigend, zeer
dodelijk vermoeid - uitgeput
dodelijke stof - vergif
doden  afmaken, elimineren, kelen, neerschieten, nekken, ombrengen, ontzielen, slachten, vellen, verdelgen, vermoorden, vernietigen
dodenakker  begraafplaats, kerkhof
dodenbezwering - necromantie
dodendag - Allerzielen
dodendal  stikvallei
dodenfeest bij de Papoea´s - bis
dodenhuisje - morgue
dodenlijst  dodenmars, necrologie, treurmars
dodenmars  treurmars
dodenmis  requiem
dodenrijk - Hades, onderwereld, sjeool, tartarus
dodenstad  begraafplaats, kerkhof, necropolis
dodenverblijf  Erebus, Hades, hel, hemel, onderwereld, Orcus, Tartarus, vagevuur, Walhalla
dodenzang  nenia
doder – keler, moordenaar, slachter
dodo  doedoe, walgvogel
dodijnen - wiegen
doeal  factotum
doedel - buidel, dot, lisdodde
doedelen - fluiten
doedelzak  loure, moezel, zakpijp
doedelzakspeler  pijper
doedelzak , soort middeleeuwse  estive
doedelzak , uit Auvergne  cabretta
doedoe - dodo, walgvogel
doe-het-zelver – hobbyist, knutselaar, zelfdoener
doek  gordijn, draperie, lap, linnen, omslag, projectiescherm, scherm, schilderij, toneelgordijn, vlag, weefsel, zeil
doekje tegen het bloeden – smoes, verzinsel, uitvlucht
doek ter versiering  draperie, drapering
doek van linnen - zeil
doek voor schilderij  linnen
doekje onder de kin  bef
doekje, open - applaus
doel  bedoeling, bestemming, buut, eindpunt, goal, ideaal, mikpunt, oogmerk, richtpunt, roos, schietschijfstreven, wil
doelbewust - trefzeker
doeleinden  idealen, bestemmingen
doelen - beogen, mikken, munten, scoren, streven, zinspelen
doelen op – mikken, ogen, slaan
doelloos – lukraak, nutteloos, zinloos
doelloos lopen  slenteren
doelman  doelwachter, keeper, goalie
doelmatig  efficiënt, geschikt, nuttig, praktisch
doelpaal – staak, stol
doelpunt – goal, mikpunt, treffer
doelpunt, een - maken - scoren
doelschop - doeltrap
doelstand  score
doelstelling – plan, streven
doelstreep – doellijn, schreef
doeltreffend – efficiënt, effectief, nuttig, raak
doelverdediger  doelman, goalie, keeper
doelwit – mikpunt, roos, schietschijf
doem  oordeel, veroordeel, vloek, vonnis
doemen - veroordelen
doen – bedrijven, maken, plegen, presteren, uitvoeren, verrichten
doen achteruitgaan - interen
doen alsof – acteren, fingeren, huichelen, spelen, veinzen, voorwenden
doenbaar - mogelijk, uitvoerbaar
doen beseffen – doordringen, begrijpen
doen bijeenkomen – convoceren, samenroepen, verzamelen
doen binnengaan  binnenlaten, inlaten
doen blijken – (be)tonen, bewijzen
doen doen  aanzetten
doen drinken  drenken
doen en laten - gedrag
doen gaan - sturen
doen geloven - wijsmaken
doen genieten - bekoren
doen groeien  kweken, ontwikkelen, telen
doen kantelen  kenteren
doen lijden  martelen, pijnigen
doen losbarsten - ontketenen
doen mislukken – omverwerpen, verijdelen, voorkomen
doen omslaan - kantelen
doen ontploffen – exploderen, ontploffen
doen ontstaan – genereren, kweken, telen, opwekken, verwerken
doen ophouden – stelpen, stoppen
doen opstijgen - oplaten
doen splijten - kloven
doen sterven  doden
doen stikken  smoren
doen stollen - stremmen
doen uitkomen  betonen
doen vallen - omverwerpen
doen vermoeden - suggereren
doen verrijzen - opwerpen
doen verachten - beloven
doen waaien  blazen
doen walgen - afstoten
doen wegvloeien - lozen
doen wentelen - ronddraaien
doen weten – kennen, waarnemen
doen zien - openbaren, tonen
doende  actief, bezig, onledig, werkzaam
doeniet - baliekluiver, lanterfanter, leegloper, luiaard, luierik, luilak, luiwammes, ledigganger, nietsnut, uitvreter
doening  bezigheid, herberg, hoeve, nering, winkel
doenlijk  mogelijk, te doen, uitvoerbaar
doerak  fielt, gewetenloze, loeder, schurk
does  kardoes, poedel, sproeier, suf
doetje - sufferd
doezel  dommel, doezelaar, dutje,
doezelaar  zeemleerrol
doezelen  dommelen, slapen, sluimeren, soezen, suffen, vervagen
doezelig  suf, vaag
dof  flets, gedempt, glansloos, lusteloos, mat, onverschillig, passief, wazig
dof dreunen - rommelen
dof van geest  duf, lethargisch, suf
doffe onverschilligheid  lethargie
doffer  duif
doffe slag  bons, dreun, klap, plof
doffe smak – bons, plof
dof geluid – gestommel, plof, poef
dof maken – matten, ontglanzen
doft  roeibank
dofweg  rusteloos, onverschillig
doge  hoofdbestuurder
doggensoort -
5 boxer
7 buldog, mastiff
8 mopshond
10 Leonberger, Rottweiler
11 bulmastiff
14 Newfoundlander
dogger  kabeljauwvisser, vistuig
dogma  geloofsartikel, leer, leerstuk, leerstelling, stelregel
dogmatisch  leerstellig, orthodox, precies, rechtzinnig, star, steil
dok  dakpanstrowis, strowis, stropop
dok, getrokken door grote sleepboot - zeesleep
dokken – betalen, schuiven
doksaal - kosten, maken, verrichten
dokter  arts, geneesheer, heelkundigehuisarts, medicus
dokter, Hongaarse - kwakzalver
dokteren – prutsen, sleutelen
dokterspraktijk, bepaalde - armenpraktijk
doktersvoorschrift  recept
dokwerker  bootwerker, havenarbeider
dol  bromvlieg, vleesvlieg, spitsmuis
dol – roeipen
dol  absurd, bezeten, crazy, dolgezellig, dolprettig, doorgedraaid, driest, dwaas, fanatiek, furieus,gek, geschift, idioot, kolderig, krankzinnig, lachwekkend, mal, onbesuisd, onbezonnen, onzinnig, razend, roeiklamp, tierend, tureluurs, uitgelaten, uitzinnig, wild, waanzinnig, woedend, woest, zinnelooszot
dolaard  doler, vagebond, zwerver
dolage - ronddwaling
dolappel  doornappel
dolbes - bitterzoet, elfrank
dolce  zacht, liefelijk
doldraaien - flippen
doldriest  gejaagd, gewaagd, onbezonnen,
wild
doldriftig – bezeten, onbesuisd
doldwaze - maniak
dole  kauw, kraai, torenkraai
doleantie  afscheiding, bezwaren, beklagen, dwalwn,
dolen  darren, doleren, dwalen, landlopen, loslopen, ronddwalen, rondzwervenwaren, zwalken, zwerven,
dolendo (muz.)  weemoedig
dol en driest – wild
doler – dwaler, zwerver
doleus- bedrieglijk
dolfijn  butskop, flipper, tandwalvis tuimelaar,
dolfijnsoort - beloega, bruinvis, butskop, gramper, griend, grindewal, narwal, noordkaper, rondkop, orka, tuimelaar, zwaardvis
dolfijn, witte - beloega
dolfijn, zwarte - griend
dolfijnenbad  dolfinarium
dolfijnen  wiegen, wiegelen
dolheid  frenesie, krankzinnigheid, rage, razernij, waanzin, zotheid
dolik  hondsdravikpaardenbloem, raaigras, zaaigras, zwartkoren
doline - dal
doling  dwaling, verkeerdheid
dolk  dag(ge), ponjaard, pook, stiletto
dolkmes (Ind.) – rentjong, kris
dolkoppig - onbesuisd, wild, woest, razend
dolkruid  bilzenkruid, bitterkruid, doodkruid, malkruid, nachtschade, walschot
dolle - gek
dolle kervel - pijpkruid, waterscheerling
dolle waanzin  frenesie, furie
dolleman  gek, razende, wilde, ijlhoofd
dollemanspraat  gekkenpraat
dollen – gekscheren , ravotten, stoeien
dolle streek - pots
dolletjes  zalig
dolomiet  bitterkalk
Dolomieten, bergtop in de - Antelao, Marmolada
doloos - opzettelijk
dol op  verzot
dolwortel  eenbes, waterscheerling
dol zijn op - verzot
dolzinnig  dwaas, gek, onbekookt, onbesuisd, onbezonnen, onzinnig, rabiaat
dolzinnigheden doen - kolderen
dom – achterlijk, basiliek, bedehuis, bekrompen, bête, bot, debiel, dwaas, ezelachtig,godshuis, hardleers, hersenloos, hoofdkerk, imbeciel, kathedraal, kerk(gebouw), koepel, leeghoofdig, onbenullig, ongeleerd, ongeletterd, onnozel, onontwikkeld, onverstandig, onwetend, onwijs, schaapachtig, stom, stompzinnig, stupide, suf, uilig, zot
dom vroom  bigot
domein  bezit, gebied, erf, estate, landgebied, landgoed, rechtsgebied, state, streek, terrein, territorium, zone
domheer  kanunnik
domheid  bêtise, blunder, bok, enormiteit, flater, onnozelheid, onverstand, stommiteit
domheid begaan - blunderen
domicilie  huis, verblijf, woning, woonplaats, woonstede
domig - bezweet
dominant  overheersend
dominatie - overheersing
domina  vrouwelijke predikant, da.
dominee – predikant, voorganger, zielenherder
domineese  domineevrouw
dominees woning - pastorie
domineren - overheersen
dominicaan  predikheer
Dominicaanse munt  centavo, peso
Dominicaanse Republiek - Haïti
Dominicaanse Republiek, oorspronkelijke bewoner van de - Ciguayo, Taino
dominion  Australië, Canada, Nieuw  Zeeland
dominion in N. Amerika  Canada
dominospel – legspel, matadorspel
domkerk – kathedraal, kloosterkerk
domkop – botterik, ezel(skop), ezelsoor, ezelsveulen, kever, oen, slaapkop, stumper, sufferd, sukkel, sul,
domme fout  blunder, bok, flater, mosslag
domme goedzak  sul
domme jongen – domoor, kalf
dommekracht  aardwind, hefboom, kelderwind, krik, takel, vijzel, wind
domme kunstechter - Midas
domme vrouw  gans, tut, trien
dommel  doezel, dut, halfslaap, soes
dommelen – doezelen, slapen
dommelend - sluimerig
dommelig  slaperig, soezig, suf
dom mens – domoor, stomkop, stommeling, stommerd
dommerd - domoor, lomperd
dommerik  domoor, hals, lummel, oen, onbenul, sukkel, sul
domme streek – stommiteit, stupiditeit
domme vroomheid - bigoterie
domme vrouw – gans, trien, lut
dom onwetend - onwijs
domoor – domkop, dommerik, eend, ezel, ezelsveulen, gans, kever, klungel, koe, oen, os, rund, schapenkop, stoffel, stommeling, stommerd, sufferd, sul, uil, uilskuiken, weetniet
domp – hefboom, lisdodde
dompelaar - duiker
dompelen  dopen, ondergaan
dompeling - indoping
dompeling in water - doop
dompen  omslaan, uitdoven
domper – anticlimax, duisterling, kaarsendoveruitdover,
dompig  bedompt, duf, mistig, muf, somber
dompteur  africhter, temmer
dompteuse  africhtster, temster,
domstad  Utrecht
don – heer
donaat - gever
donateur – begiftiger, begunstiger, schenker
donatie – gave, gift, schenking
donderaal  aalpieper, meerpoet, modderkruiper, weeraal, weervis
donderbaard - huislook
donderbeestje - thripsen
donderbeitel  duivelsvinger, lijnxsteen, pijlsteen
donderbui  onweersbui, stortvloed
donderen - onweren, rommelen, zaniken, zeuren
dondergod  Donar, Thor
donderjagen  mieren, opspelen, razen, tieren, uitvaren, zaniken, zeuren
donderkop  cumulonimbus, stapelwolk
donderkopje - kikkervisje
donderpad  dikkop, kikkervisje
donders  beroerd, buitengewoon, zeer
donderslag – donderknal, onweer
dondersteen  deugniet, lammeling
doneren - schenken
Don Juan  ladykiller, verleider
donk  bundeltje, moeras, moer, strobundel, zandhoogte
donker  duister, obscuur, sinister, somber, zwart
donker bier  Münchener, oud-bruin, stout
donkerblauwe verfstof  indigo
donkerbruin  tanig
donkerbruine aardsoort  omber
denkerbruine pikante vloeistof  soma
donkerbruingrijs  taupe
donker Engels bier - stout
donker paard - moor
donkerrode houtsoort - meranti
donker rood - purper
donkere harde houtsoort - palissander
donkerharige - brunette
donkere kamer - doka
donkere kers - kriek
donkere spaanse wijn - tint
donkere vorm - schaduw
donkerkleurige Filippijn  negrito
donkerte - duisternis
donor – bloedgever, gever, schenker
dons  gevederte, nesthaar, veren, vlos
donsgans - eidergans
donzig – donsachtig, pluimig
donzig propje - dot
dood – bewegingloos, gestorven, kapot, koud, levenloos, ontslapen, ontzield, overgang, overleden, sterfgeval, verscheiden, versterf,wijlen, ziellos
dood, de - veroorzakend - dodelijk, lethaal
dood, ten gevolge van elektrische stroom - elektrocutie
doodaf - op, uitgeput
doodbidder  kraai, aanspreker
doodbloeden - uitsterven
dood dier  kadaver, kreng
dooddoener - argument
doodeter - leegloper, nietsnut, opvreter
doodgaan – creperen, ontslapen, overlijden, sterven, sterfte
doodgewoon - kortweg
doodgoed mens – hals, sukkel, stumper, sul
doodgraver - aanspreker, kraai
doodkalm  lakoniek
doodkopaapje - kapucijnaap
doodkoud  onverschillig
doodkruid - belladonna, nachtschade, wolfskers
doodlaken - doodskleed
doodleuk – gemoedereerd, kalmweg
doodlichaam – kadaver, lijk
doodlopen - stranden
doodlopend slop  impasse
doodlopend straatje  slop
doodlopende rivierarm  hank
doodlopende weg  slop, keer
doodmoe – afgedraaid, afgemat, afgepeigerd, bekaf, doodop, uitgeput
doodop – afgepeigerd, bekaf, doodmoe, oververmoeid, uitgemergeld, uitgeput, uitgeteld
doodrijp  overrijp
doods  akelig, eenzaam, kil, naar, saai, stil, somber, verlaten, vervelend, uitgestorven
doodsadvertentie  overlijdensadvertentie
doodsakte  overlijdensakte
doodsbang zijn - beven
doodsbed  sterfbed
doodsbeen  knekel
doodsbleek – krijtwit, lijkwit
doodsengel - Asraël, Sammaël
doodsgevaar  levensgevaar
doodshoofd  schedel, bekkeneel
doodskleed  doodsgewaad, lijkkleed, lijkwade
doodsslaap - sterven
doodslag – aanslag, misdaad, moord
doodslag met voorbedachte rade - moord
doodslag plegen - moorden
doodslag pleger - moordenaar
doodskleur  lijkkleur
doodsnood  stervensnood
doodsschuim - reeuw
doodsstrijd  agonie
doodsuur  stervensuur
doodwerken - beulen
doodszweet  reeuw
doodzwijgen  negeren
doof – daaps, hardhorig, slechthorend
doofhoedje  domper
doofpot – vergeetboek, vuurpot
dooie - saaierd
dooien van sneeuw - smelten
dooie piet - droogpruim
dooier  eigeel
dooierzwam - peperling
dooievisjesvreter  saaierd
doolgang
doolhof  dwaaltuin, labirint, labyrint, warnest, wirwar
doom  mist, wasem
doon  klam, vochtig
doop  dompeling, doopsel, naamgeving, saus
doopakte - ceel
doopattest  doopbewijs
doopattestatie  doopceel
doopbekken  vont
doopbeurt  doopdienst
doopboek - doopregister
doopgetuige – meter, peter, peet, peetoom
doopheffer  peter, peet
doophefster  peettante
doopkapel - baptisterium
doopleerling - catechumeen
doopmoeder  meter, meet, peettante
doopnaam  voornaam
doopregister  doopboek
doopsel - doop
doopsel toedienen - dopen
doopsgezindte  baptist, menist, mennoniet
doopsgezinde kerkdienst - vermaning
doopvader  peter, peet, peetoom
doopvont - baptisterium
door  dooier
door – ingevolge, met, middels, per, tengevolgevanwege ,via, wegens
door afzender betaald  franco
door afzetting - sedimentair
doorbakken - gaar
door behoefe vereist - nodig
door bezonnenheid gekenmerkt  ernstig
doorbijter - aanhouder
door blazen leegmaken  uitblazen
doorboete uitwissen - beteren
doorboord blokje ijzer met inwendig schroefdraad - moer
doorboren – doorsteken, perforeren, priemen, speten
doorboring - perforatie
doorbraak – breuk, bres, dijkbreuk, gat, opening
doorbrengen – beleven, besteden, opmaken, passeren, slijten, verdoen, verkwisten
doorbuigen – knikken, meegeven, zwiepen
door de bank genomen – gemiddeld, gewoonlijk
door de daad zelf  ipso facto
door de huid heen - percutaan
door de lever afgescheiden vocht - gal
door de Mohammedanen verwachte verlosser - Mahdi
door de mond  oraal
door de neus gesproken  nasaal
door de stroming gevormd bed - zelling
door de wind gevormd  duin
door de zee gevormde steile wand  klif, krijtrots
door een rivier gevormd dal  canon, canyon, kloof
door elkaar genomen  dooreen, doorsnee, gemiddeld, globaal, ondereen
door elkaar halen - verwarren
door elkaar halen van uitdrukkingen - contamineren
door geen enkel getal deelbaar  priem
door geweld gedwongen  v.c. (vicoactus)
door grenzen bepaalde ruimte  plaats
door hartzeer gekweld worden kniezen, piekeren
door het ijs gevormde afzetting morene, drumlin
door klieren afgescheiden stof  hormoon
door kou opgezwollen ledemaat  winterhand, wintervinger, wintervoet, winterteen
door land ingesloten water  meer, plas, ven
door levende wezens uitgedreven lucht  adem, asem, wasem
door lever afgescheiden vocht - gal
door middel van  d.m.v., met, middels, per, via
door middel van gesproken woord  mondeling
door Mohammedanen verwachte verlosser - Mahdi
door moordrazernij bevangen  mataglap (lnd.)
door nalatenschap gekregen iets  erfdeel, erfenis, erfgoed, erfstuk
door nalatenschap verkrijgen  erven
door operatie  operatief
door schrijvers hand  (Lat) m.a.
door smeltwater gevormde afzetting  esker, kame
door strijd verwerven  veroveren
door toverkracht  magisch
door twee deelbaar  even
door vreemd land omsloten gebied  enclave
door vriendenhand bezorgd  n.m.
door vulkaan uitgeworpen gesteente  lava, magma
door vuur verwoeste stad  Gomorra, Sodom
door water omgeven land  eiland
door waterstromen gevormd  fluviatiel
doorboorde stop  tap
doorboren  doorsteken, perforeren, priemen
doorboring  perforatie
doorbraak  gat, barst, bres, breuk, opening, scheur, verandering
doorbrengen  beleven, besteden, opmaken, passeren, slijten, verkwisten
doorbuigen  meegeven
doordacht – gedegen, verstandig
doordat – aangezien, omdat
doordien  daar, omdat
doordraaien  opmaken, verkwisten
doordraaier – barrel, brasser, lichtmis, losbol, opmaker, patser, verkwister, zwierbol
doordraven - raaskallen
doordrenkt - nat
doordrijven – doorzetten, forceren
doordrijven tot het uiterste  extremisme
doordrijver – doorzetter, extremist, fanaticus, volhouder
doordringbaar  permeabel, penetrabel
doordringbaarheid  penetrabiliteit
doordringen  infiltreren, penetreren
doordringend  penetrant
doordringing - penetratie
doordrongen  bewust, overtuigd, zeker
doordruk  doorslag, duplicaat, kopie
doorduwer - streber
dooreen  chaotisch, gemiddeld, ondereen, overhoop, verward
dooreen werken - kneden, mengen
dooreen gekneed mengsel  deeg
dooreen gestampt eten  stamppot
dooreen gestampte kost  ratjetoe, ratatouille, ratatoelje
dooreen gevlochten letters  monogram
dooreen mengeling  mengsel, warreling
dooreen mengen – klutsen, mengelen, (om)roeren
dooreen schudden – hussen, hutsen
dooreenwarreling  wirwar
dooreenwarren - warrelen
dooreenwerken van stoffen  kneden, mengen, mixen
door elkaar – dooreen, overhoopverward
door elkaar bewegen – krielenkrioelen, wemelen
door elkaar genomen – dooreen, doorsnee, gemiddeld, globaal
door elkaar halen - poespassen
door en door – helemaal, puur
door en door lui - lui
door en door nat - kletsnat
doorgaan  aanhouden, aansluiten, doorlopen, geschieden, opengaan, verdergaan, vervolgen, voortduren, voortgaan, voortzetten
doorgaand – continu, opgaand
doorgaans  altijd, dikwijls, gemeenlijk, geregeld, gewoonlijk, meestal, meestentijds, vaak, veelal
doorgaan voor - gelden
doorgang – deur, doortochtgat, pas, passage, poort, tunnel
doorgang onder water - tunnel
doorgangsgevangenis - amigo, baaierd
doorgang tussen twee rijen  gangpad, looppad
doorgang van zon of ster door de meridiaan - culminatie
doorgangshuis  passantenhuis
doorgeefkast  doorschuifkast
doorgeefluik - loket
doorgestikte deken - dekbed
door getallen uitgedrukt - numeriek
doorgewinterd  doorgefourneerd, ervaren, geslepen, routine, slim, overtuigd, routineus, uitgeslapen
doorgewinterd persoon  rot, routiné, slimmerd
doorgieter  trechter
doorgroeid - perfolaat
doorgronden  begrijpen, doorhebben, doorzien, doorhebben, peilen, ramen
doorgronder - kenner
doorhakken – delen, kerven, klieven, scheiden, splitsen, splijten
doorhalen  berispen, doorstrepen, royeren, schrappen
doorhaling - obliteratie, radiatie, rature, ratuur, schreef
doorhebben – begrijpen, doorgrondn, doorzien, verstaan
doorkijken - snuffelen
doorklieven - splijten
doorkneed – bedreven, bekwaam, doortrapt, ervaren, geroutineerd
doorjagen  doorbrengen, doorlappen, opmaken, verkwisten
doorklinkende toon - orgelpunt
doorkomen - passeren
doorkruisen  bereizen, bezeilen dwarsbomen, tegenwerken
doorlaat  passage, sluis, tol
doorlaatbaar  permeabel
doorlatend – permeabel, sijpelen
doorlekkend water  lekwater
doorleven  meemaken
doorlichting van lichaamsdelen  radioscopie
doorliggen - decubitus
doorloop – gang, steeg
doorlopen – doorgaan, moeven
doorlopen van een zin van de ene in de andere versregel - enjambement
doorlopend – aanhoudend, steeds, voortdurend
doorlopende huurovereenkomst - erfpacht
doorlopende order - legerorder
doorloper - schaats
doorluchtig  aanzienlijk, beroemd, edel, illuster, roemrijk, voornaam, verheven
doormaken – meemaken
doormengen - doorslaan
doorn  stekel
doornachtige plant  akant
door middel van - met, middels, per, via
doormidden hakken - kerven
doormidden snijden - halveren
door moordzucht verblind - mataglap
door nalatenschap verkrijgen - erven
doornat – drijfnat, druipend, druipnat, kletsnat, verregend
doornemen  bestuderen, lezen, nazien
doornhaai  speerhaai
doornig – lastig, netelig, stekelig
doornkruiper - bastaardnachtegaal
doornig  stekelig
doorpraten – dazen
doorreis - doortocht
doorroeren – doorslaan, mengen
door roof ontnemen - beroven
doorsluiper - griel
doornstruik  gaspeldoorn
door ondervinding geleerde - ervaring
door optelling ontstaan getal - som
doorschijnend  diafaan, dun, helder, ijl, iel, luchtig, transparant
doorschijnend papier - pergamijn
doorschijnende steen  glas, kristal
doorschijnende veldspaat - maansteen
doorschouwd  ontmaskerd
doorschrappen – doorhalen, royeren
doorschrijfpapier - carbon
doorslaan – bekennen, overdrijvenponsen, slippen, voortgaan
doorslaand  afdoende, voldoende
doorslag – afdruk, afschrift, doordruk, drevel, kopie, overwicht, pons, vergiettest
doorslaggevend  beslissend , cruciaal, overwegend
doorslagpapier - carbon
doorsmeerder – monteur, olieman
doorsnede  diameter, kaliber, middellijn, snijvlak
doorsnede van hout  mal
doorsnee  gemiddeld
doorsnijden – kerven, zagen
doorsnijding - intersectie
doorsteken  priemen
doorspekken - larderen
doorspelen - sluizen
doorstaan – dulden, meemaken, ondergaan, toelaten, uithouden, verdragenverduren
doorstappen – aanbenen, doorlopen, stevelen
doorsteken - lensen
doorstrepen - doorhalen
doorstroomopening in waterkering - overlaat
door strijd verwerven - veroveren
doorsturen - verwijzen
doortastend – beslist, energiek, ferm, flink, grondig, kordaat, krachtig, stoer, terdege, voortvarend
doortocht  doorgang, passage
doortocht verlenend document  vrijbrief
doortochtgeld  tol
doortocht op een berg - pas
door toverkracht - magisch
doortrapt  arg, arglistig, gemeen, geraffineerd, geslepen, gewiekst, doorkneed, kwaad, leep, link, listig, olijk, panurgisch, plat, slecht, slim, sluw, uitgeslapen, vals
doortrapte schavuit  panurge
doortrapte schurk - fielt
doortraptheid  gemeenheid, geslepenheid, slimheid, sluwheid, uitgeslapenheid
doortrek - passage
doortrekken – passeren, wegspoelen
door twee deelbaar - even
doorvaart  kanaal, passage, sluis, vlie
doorvoed – dik, welgevoed
doorvoelen - doorzoeken
doorvoer  transito
doorvoerbrief  geleidebrief
doorvoerhandel  transito, transitohandel, transitoverkeer
doorvoer van goederen - transito
door vreemdland ingesloten - enclave
doorwaadbare plaats  voorde, voord(e), wad, wed
doorwaternat – drijfnat, kletsnat
door water omgeven land - eiland
doorweekt  dras, drassig, druipnat, drijfnat, nat
doorweekte grond - dras
doorwerken - aanpoten
doorwoelen - wroeten
doorwrocht  degelijk, doordacht, grondig
doorzagen - zeuren
doorzenden  doorsturen
doorzetten – doordrijven, volharden
doorzetter – aanhouder, animator, doordrijver
doorzettingsvermogen  volhardingsvermogen, volhardendheid
doorzeuren - drammen
doorzicht  begrip, benul, besef, bevatting, inzicht, notie, perspectief, verstand
doorzichtig  duidelijk, glashelder, ijl, helder, transparant
doorzichtig weefsel  gaas, tule, voile
doorzichtige afscheiding  glas, mica, raam, ruit, venster
doorzichtige stof  cellofaan, glas, mica, plastic, plexiglas
doorzichtkundig - perspectivisch
doorzien  begrijpen, doorgronden, doorhebben, inzien, nalezen, narekenen, overlezen, rediveren, snappen,
doorzoeken  doorvoelen, fouilleren, onderzoeken, visiteren
doorzoeken van een land  exploreren
doorzoeking van een onbekend gebied  exploratie
doorzouten - gepekeld
doos  bak, bus, karton, koker, trommel
doosbarometer - aneroïde-barometer
doosje voor de bril – etui, koker
doosvrucht  capsule, hauw, kokervrucht, peul
doosvrucht (Ind.)  kardemom
dooswaterpas  doosniveau, libel, luchtbelwaterpas
dop  afsluiting, bast, bol(ster), capsule, eierdop, kurk, omhulsel, pel, schaal, schil, stop
dop van een biervat - spondop, sponschroef
dop van biljartkeu  pomerans
dop van bladlood  capsule
dop van een noot - schil
dope – drug, bijmengsel
dopen – bevochtigen, dompelen, kerstenen
doper  baptist, doopsgezinde, mennis, wederdoper
doperwt – dopper, peul
dopheide  erica
dopje van bladtin  capsule
doppen – betten, pellen, ontmantelen, schillen
dopper - doperwt
dor – bleek, droog, flets, furgaal, saai, schraal, onvruchtbaar, verdroogd, verwelkt, waterarm
dorade - goudmakreel
dor duin  kling
dor hout  sprokkelhout
dorade  goudmakreel
dorado  eden ,eldorado, goudland, lusthof
doren  stekel
dorheid - droogte, schraalte
dormeuse  ligstoel, oorknop, slaapstoel
dormitief  slaapmiddel
dorp – desa, gat, gehucht, gemeente, plaats, vlek
dorp (drie letters)  Ane, Ens, Epe, Erm, Erp, Est, Nes, Oss, Son
dorp (Ind.) - desa, dessa, kampong
dorp aan de Maas - Asselt, Bezel, Eisden, Itteren, Maaseik, Wessem
dorp aan het IJsselmeer  Andijk, Bunschoten, Edam, Elburg, Hindelopen, Katwoude, Makkum, Monnickendam, Nijkerk, Putten, Spakenburg, Stavoren, Volendam, Warder, Workum
dorp bij Gelders Laren  Eksel
dorp in Achterhoek  Aalten, Beek, Bredevoort, Borculo, Didam, Eibergen, Geesteren, Gelsclaar, Groenlo, 'sHeerenberg, Hengelo, Hummelo, Lichtenvoorde, Neede, Ruurlo, Steenderen, Terborg, Varseveld, Vorden, Zeddam, Zelhem
dorp in de Betuwe - Hien, Ooy, Zetten
dorp in Brabant - Aalst, Alfen, Beek, Dongen, Erp, Gtilze, Goirle, Nispen, Oss, Rips, Rijen, Uden
dorp in de N.O.P.  Biddinghuizen, Dronten, Ens, Espel, Emmeloord, Lelystad, Swifterband, Ketelhaven
dorp in Drenthe  Beilen, Borger, Diever, Eelde, Gieten, Norg, Odoorn, Paterswolde, Rolde, Ruinen, Schoonoord, Sleen, Smilde, Veenhuizen, Zuidlaren Zuidwolde, Zweeloo
dorp in Friesland  Akkrum, Bakhuizen, Balk, Bergum, Blija, Bolsward, Donderbroek, Dronrijp, Franeker, Gaast, Grouw, Hindelopen, Kollum, Lemmer, Makkum, Noordwolde, Oldeboorn, Pingjum, Sloten, Stiens, Tzum, Tijnje, Wyckel, Wierum, Wolvega, IJls
dorp in Gelderland  Barneveld, Beek, Beekbergen,
Bruchem, Brummen, Culemborg, Deil, Doomspijk, Druten, Ede, Elburg, Elspeet, Elst, Emst, Epe, Geldermalsen, Groesboek, Heelsum, Heerde, Heest, Kerkwijk, Kesteren, Laren, Lienden, Loenen, Lunteren, Neede, Nunspeet, Ochten, Oosterbeek, Putten, Rumpt, Tiel, Vaassen, Velp, Voorst, Voorthuizen, Wehl, Wisch, Zetten
dorp in Groningen  Baflo, Beerta, Bierum, Ezinge, Godlinze, Grijpskerk, Haren, Heiligerlee, Leek, Leens, Marum, Meeden, Nieuwwolda, Nuis, Roodeschool, Scheemda, Slochteren, Uithuizen, Ulrum, Warffum, Wilp, Winsum, Zuidbroek, Zuidhorn, Zoutkamp
dorp in Limburg  Amby, Beek, Born, Echt, Eisden, Epen, Gulpen, Heel, Horn, Linne, Maasbracht, Margraten, Meersen,
Mook, Neer, Nuth, Slenaken, Sittard, Stein, Susteren,
Tegelen, Vaals, Venray, Weert, Wijlre
dorp in de Lijmers - Didam, Duiven, Lathum, Weel
dorp in NoordBrabant  Aalst, Almkerk, Andel, Boxtel, Chaam, Deurne, Dongen, Geertruidenberg, Geldrop, Gemert, Gilze, Goirle, Helmond, Kaatsheuvel, Klundert, Kuyk, Moerdijk, Oss, Ravenstein, Roosendaal, Rijen, Son, Sprang, Steenbergen, Uden, Vught, Waalwijk, Werkendam, Willemstad, Woensdrecht, Zevenbergen
dorp in NoordHolland  Andijk, Bennebroek, Blaricum, Bussum, Castricum, Graft, Heemskerk, Heiloo, Hoofddorp, Huizen, Ilpendam, Jisp, Krommenie, Laren, Limmen, Muiden, Naarden, Obdam, Ouderkerk, Overveen, Petten, Purmerend, Santpoort, Schagen, Twisk, Uitgeest, Weesp, Wormer, Zwaag, Zijpe
dorp in Overijssel  Ane, Blokzijl, Boekelo, Borne, Dedemsvaart, Diepenheim, Diepenveen, Enter, Goor, Gramsbergen, Haaksbergen, Hasselt, Hardenberg, Heino, Holten, Hulst, Markelo, Olst, Ommen, Raalte, Rijssen, Staphorst, Tubbergen, Vollenhove, Vriezenveen, Vroomshoop, Wijhe, Zwartsluis
dorp in Utrecht  Baarn, Abcoude, Benschop, Bunschoten, Breukelen, Doom, Loenen, Driebergen, Harmelen, Houten, Leersum, Linschoten, Lopik, Maarn, Maarsbergen, Maarsen, Maartensdijk, Montfoort, Odijk, Renswoude, Soest, Spakenburg, Vinkeveen, Vreeswijk, Wilnis, Woudenberg, IJsselstein, Zeist
dorp in Zeeland  Aardenburg, Abeele, Axel, Bath, Biervliet, Breskens, Bruinisse, Cadzand, Colijnsplaat, Domburg, Goes, Haamstede, Hansweert, Hoek, Huist, Koewacht, Kortgene, Kruiningen, Nisse, Oostburg, Renesse, Ritthem, Sluis, Stavenisse, Tholen, Veere, Waarde, Wemeldinge, Westkapelle, Zaamslag, Zierikzee
dorp in ZuidHolland  Aarlanderveen, Berkel, Bodegraven, Boskoop, Brielle, Dirksland, Goudswaard, Hillegom, Leiderdorp, Lisse, Middelharnis, Naaldwijk, Nieuwkoop, Oegstgeest, Ooltgensplaat, Oostvoorne, Ouddorp, Piershil, Poeldijk, Poortugaal, Puttershoek, Reeuwijk, Rhoon, Rijnsaterwoude, Sassenheim, Sommelsdijk, Stolwijk, Strijen, Vilet, Voorhout, Warmond, Woerden, Woubrugge
dorp op de Veluwe  Beekbergen, Eerbeek, Ede, Elspeet, Epe, Ermelo, Emst, Garderen, Harskamp, Hoenderloo, Kootwijk, Loenen, Nunspeet, Otterlo, Schaarsbergen, Stroe, Uddel, Vaassen, Vierhouten, Wekerom
dorpachtig - dorps
dorp bij Gelders Laren - Eksel
dorpeling  dorpsbewoner
dorpelwachter  deurwachter
Dorpje bij Eindhoven - Son
dorpje ten zuiden van Venlo - Steil, Tegelen
dorp op Java - desa
dorp tegenover Velp - Lathum
dorp van kaffers - kraal
dorpscentrum - brink, kom
dorpsgemeenschap op Java - desa, dessa, kampong
dorpshoofd op Java - Loera(h)
dorpel  drempel
dorpeling – buitenman, plattelander
dorper - dorpsbewoner
dorpje – buurtschap, gehucht
dorps – landelijk, plattelands
dorpsbewoner - dorper
dorpsgemeente op Java - desa
dorpskern – brink, centrum, kom
dorpsplein  brink, laar, markt
dorpsplein met kramen - markt
dorpspleintje  dries
dorpsweide - meent
dorp van Kaffers - kraal
dorre heuvel - kling
dorre maand - maart
dorre plant - hei
dorre vlakte  steppe, toendra, woestijn
dorren  verdrogen, verdorren
dorsdeel  dorsvloer
dorsen – stampen, vlegelen, ontzaden
dorsgereedschap – dorsmachine, vlegel,
dorst  begeerte, lust, verlangen
dorst, hevige - anadipsie
dorsten  begeren, haken, hunkeren, smachten, verlangen
dorst hebbend – dorstig
dorstig - smachtend
dorst lessen – drinken, laven
dorst of trek - lust
dorst stillen – drinken, laven, lessen
dorsvis  lom
dorsvloer – (dors)deel, neer
dorswerktuig – machine, vlegel
dortoir - dormter, slaapzaal
dor worden - verdrogen
dos  bruidsschat, dres, gewaad, kleed, kleding, opsmuk, ornaat, plechtgewaad, tenue
doseren – afwegen, bepalen (hoeveelheid), verdelen
dosering  gift, verdeling
dosis  hoeveelheid, kwantum, portie
dosis bepalen  doseren
dossen – kleden, opschikken, opsieren, versieren
dossier - strafblad
dot  bos(je), bundeltje, haarwrong, kilt, klis, kluit, knot, pluk, schat, snoes, toef, wrong, zuigspeen
dotatie  begiftiging, gave, schenking
dot bloemen - bos
dot haar – klit, pluk, wrong
doteren  begiftigen, geven, schenken
dotje  schat, snoes
dotje papier - propje
dotskop  domkop, lomperd, lummel
dotterbloem - plomp
dottig - snoezig
dot wol - knot
douane – grenspolitie, grenswacht, tolbeambte, tolwacht
douanebeambte  commies, douanier, kommies
douanehuisje  tolkantoor
douanier – grensbeambte, tolbeambte, commies
doublé – geelkoper, namaakgoudschijngoud
double  dubbelganger
doubleren  omzeilen, verdubbelen, voeren
doubleren, een jas - voeren
doubleren, een kaap - omzeilen
doubleur  zittenblijver
douceur  extraatje, fooi, tip
douche – regenbad, sproeibad, stortbad
douchebad - lavet
douchen - baden
doven  blussen, dempen, lessen, smoren, uitdoen, uitgaan
dovenetel - hoenderbeet, hondsnetel
douw – duw, por
down  mineur, mismoedig, moedeloos, neerslachtig, ontmoedigd, terneergeslagen
dozijn  twaalftal, dz.
dozijndichter  prulpoëet
dra  aanstondsalras, binnenkort, eerdaags, eerlang, gauw, ras, snel, spoedig, terstond, vlug, weldra, wekhaast
draad  garen, samenhang, snaar, snoer, spinsel, verband
draad in kabel  ader
draad van spinnenweb  rag
draad van overbrenging van prikkels  zenuw
draadbericht  telegram, telex
draadhalm - dwerggras
draadje – pluisje, vezel
draadkam – streler
draadklos - haspel
draadloos - ongebonden
draadloze  radio
draadloze omroep  radio
draadloze telefonie  radio
draadnagel - spijker
draadspoelen - opwinden
draadtang - kniptang
draad van metaal - snaar
draadversperring - prikkeldraad
draadvorm - aaltje
draadvormig metaal  ijzerdraad
draadweefsel - mycelium
draadwieren - conferven
draadworm  aaltje, haarworm, spoelworm
draadwormen - nematode
draadwormziekte - filariasis
draagbaar  baar, berrie, brancard, portable tandoe
draagbaar draaiorgel - lier
draagbaar orgel - portatief, regaal
draagbaar toestel - portable
draagbalk  keper, kesp, latei, legger, ligger, steunbalk, toog
draagband – autogordel, bandelier, bretel, degenriem, galg, gordel, koppel, singel, zeel
draagband over de borst - sjerp
draagband voor arm  mitella
draagband voor broek – bretel, galg
draagbare afschutting  scherm
draagbare lamp - looplamp
draagbare poppenkast  ronzebons
draagbare radio  portable, transistor, walkman
draagbed - baar, brancard
draagbeugel – handvat, hengsel, oor
draagdoek  brassard, mitella
draagdoek (lnd.)  slendang
draagezel - schraag
draaghemel – baldakijn, pergola
draaghout – juk
draagklamp - kasdoes
draagkorf - hot, kiep
draagkracht  draagvermogen
draagkrachtig  vermogend
draagkrachtmeter  forometer
draaglijk  duldbaar, houdbaar, matig, tamelijk, vrijwel
draagloon (Ind.)  pikolgeld
draagmand – bagge, ben, korf
draagpenning  draagmedaille
draagriem bandelier, disselriem, hang, singel, zeel
draagsjerp  slendang
draagspeld  insigne
draagsteen  console, karyatide
draagstoel  palankijn, sedan, tandoe
draagstuk  latei
draagt men aan de voeten - klomp, kous, laars, pantoffel, sandaal, schoen, sok
draagtoestel – baar, draagbaar
draagvat  emmer, kit
draagverband  mitella
draagvermogen  draagkracht, tonnage
draagvlak - vleugel
draagvleugelboot - hydrofoil
draagwijdte  afstand, belang, betekenis, invloed, portee, strekking
draagzeel - draagband
draai  bocht, keer, kink, kolk, kronkel, omkering, ommekeer, omwenteling, rotatie, toer, wending, wenteling, zwenk(ing), zwier
draai om de oren  dril, lel
draaibaar - wendbaar
draaibaar onderstel onder spoorwagen of vrachtauto  truck
draaibare aardbol - globe
draaibare haak - wartel
draaibare koppeling  scharnier
draaibare rails - wissel
draaibare roeipen  dol
draaibare schalm - wartel
draaibare verbinding  scharnier
draaibeitel  slechtbeitel
draai bij het dansen - pirouette
draaiboek  scenario
draaibout - tap
draaien  keren, kronkelen, malen, omkeren, roeren, roteren, walen, wenden, wentelen, wringen, zwenken,
draaiend  roterend
draaiend persen  wringen
draaiend voorwerp – rotor
draaiende schoorsteenkap  gek
draaien in bed - woelen
draaien van water - kolken
draaier – bankwerker, veinzer, zwengel
draaierig - duizelig, misselijk, wee
draaierig worden - duizelen
draihaak - wartel
draaihals - mierenjager
draai in de weg - bocht
draaiinrichting  scharnier
draaiing – bocht, duizeling, kering, rotatie, torsie, wending
draaikever - schrijverke, schrijvertje
draaikolk  kolk, maalstroom, neer, ras, wiel, wieling
draaikruis  draaihaspel, kruisrad, tourniquet
draaikruk – slinger, zwengel
draaimolen  carrousel, mallemolen, zweefmolen
draaiorgel  lier, pierement
draaipunt - keerpunt
draairoede  spanjolet
draaischijf  pottenbakkersschijf
draaispiegel  psyche
draaispil  windas
draaisprong  pirouette, salto
draaistang  as, spil
draaistel - bogie
draalstroom  kolk, maalstroom
draaistorm - cycloon, wervelstorm
draaitafel - grammofoon
draaitrap  wenteltrap
draaiziekte - blein
draak – gedrocht, lastigerd, melodrama, monster, ondier
draak van een mens - mispunt
draal - wartel
drab – bezinksel, droesem, grondsop, moer, prut
drabbe – droesem, grondsop
drabbig - modderig, troebel
drab van koffie – koffiedik, prut
dracht – kledij, kleding, kostuum, pak, zwangerschap
drachtig  etterend, neurend, zwanger
drachtige koe  kalfkoe
dracht van militairen - uniform
draconisch  strong
draden - afhalen
draden aftrekken - repen
draden losmaken - rafelen
draden maken  spinnen
draden verwerken  weven
draderig  stokkerig, vezelig
dradig deeltje  vezel
dragaat - duindoren
draf  gang, loop, spurt
draf of gang - loop
drafsport – draverij, paardensport
draf van een paard – galop, trot
dragee  pil, tablet
dragelijk  houdbaar, matig
dragen  aanhebben, brengen, dulden, etteren, gebruiken, lijden, ondersteunen, opnemen, sjouwen, steunen, tillen, torsen, uitstaan, verdragen, verduren, zeulen, zweren
drager  atlas, brenger, overbrenger, pijler
drager van erfelijke eigenschappen  gen
dragline – graafmachine, sleepschop, sleepgraver, trekgraver
dragon – sabelkwast, slangenkruid, keizersalade
dragonder  cavalerist, huzaar, manwijf, ruiter
dragoniet  bergkristal
draineerbuis (Zuidn.)  kannenbuis
drakenkruid - bloedkruid, pimpernel
dralen  aarzelen, leuteren, talmen, temen, temporiseren, treuzelen, wachten, weifelen
dralend – temerig
draler – onzekere, treuzelaar, weifelaar
draling - aarzeling
drama  toneelspel, toneelstuk, tragedie, treurspel
drama van Bredero  Angeniet, Griane, Lucelle, Moortje
drama van Euripides  Alcestis, Helena, Heracliden, Hippolytue, Iphigenia, Medea, Orestes, Phaedra
drama van Goethe  Faust
drama van Hooft  Baeto
drama van Ibsen  Brand, De wilde eend, Gynt, Nora, Peer Spoken,
drama van Shakespeare  Cymbeline (kimbelijn), Coriolanus, Hamlet, Macbeth, Othello
drama van Sophocles  Aias, Antigone, Electra, Oedipus
drama van Vondel  van Aemstel Gijsbrecht, Jeptha, Lucifer, Palamedes
dramafoon  draadmagnetofoon
dramatiek  toneelkunst
dramatisch - tragisch
dramatisch toonstuk - oratorium
dramaturg - Albee, Beckett, Fry, Goethe, Heyermans, Hochhuth, Ibsen, Lonesco, Miller, Osborne, Pinter, Racine, Schiller, Shakespeare, Shaw, Strinberg, Vondel, Whesker
toneeldichter, toneelkenner, toneelschrijver
drammen – aanhouden, dwingen, (door) zeuren
drammer – zanik, zeur
dsrammerig - zeurderig
drang  aandrang, aandrift, begeerte, behoefte, druk, hartstocht, impuls, neiging, opwelling, pressie, rage, stuwing
drangknier  spiraalscharnier
drangwater  kwelwater
drank –
3 ale, bok, eel, gin, kir, mee, rum, sap, sec, wijn
4 anijs, arak, baai, bier, bowl, cola, faro, flip, grog, Kava, Kawa,
leut, mate, mede, melk, most, pait, pils, port, sake, seef, sect,
soda, thee, tint, whip
5 alant, cacao, cider, fosco, julep, klare, kwast, lager, medoc,
mokka, negus, punch, ranja, salep, slemp, snaps, split, stout,
tinto, tonic, twist, vieux, water, whist, wodka
6 absint,bitter, blonde, borrel, brandy, cassis, chicha, cognac,
elixer, koemis, koffie, kummel, likeur, madera, malaga,
meiwijn, moezel, nrctar, porter, rijnwijn, scotch, sherry,
sorbet, toewak, whisky,
7 alcohol, biertje, chianti, citroen, clairet, cobbler, curacau,
gazeuze, ijswater, jenever, kandeel, kinawijn, koemelk,
lambiek, landwijn, melkwijn, moutwijn, paeale, palmwijn,
persico, piepzak, portwijn, sangria, tequila, tokayer, vermout,
wijngrog, yoghurt
8 advocaat, alsemwijn, anijsmelk, anisette, appelsap, appelwijn,
bergerac, bloedwijn, bockbier, bordeaux, bouillon, chocomel,
cocacola, cocktail, dadelwijn, falerner, limonade, muscatel,
pilsener, putwater, rataffia, riesling, sagomelk, spawater,
tafelwijn, vermouth
9 alantswijn, alsembier, anijswatr, appelmost, berkenwijn,
bessensap, brandewijn, bronwater, champagne, chocolade,
dropwater, duinwater, fladdderak, gemberwijn, gerstenat,
grenadine,karnemelk, kokosmelk, moezelwijn, morgenwijn,
ondermelk, perenmost, pompwater, sodawater, tafelbier,
taptemelk, triplesec, vollemelk, vuurwater
10 anijslikeur, ceylonthee, citroensap, citroentje, drinkwater,
druivensap, geitenmelk, gemberbier, gemberthee, gerstebier,
godendrank, hoestdrank, kruidenwijn, minnedrank,
moedermelk, patersbier, portelbier, regenwater, rijstewater,
salepdrank, schilletje, spuitwater, toverdramk
11 amandelmelk, benedictine, bitterwater, condensmelk,
drakenbloed, karwijlikeur, klappermelk, scharrebier,
suikerwater, vanillemelk, vruchtensap, vruchtenwijn
12 bisschopswijn, boerenkoffie, bourgognewijn, bruidstranen,
citroenpunch, citroenwater, filterkoffie, graanjenever,
kirschwasser, kloosterbier, leidingwater, oranjebitter,
verloflikeur
13 bessenjenever, boerenjongens, boerenkandeel, boerenmeisjes,
chocolademelk, citroenlikeur, gedistileerd, kruidenbitter,
mineraalwater, rijdtbrandewijn
drankbestrijder - geheelonthouder
drank bij kraambezoek,  kandeel
drank der Goden  nectar
drank der oude Germanen  mee, mede
drank op graanbasis  arak, bier, gin, jenever
drank op oudjaar  punch, slemp
drank uit cognac etc., bereid met heet water, suiker en citroen - grog
drank uit druivensap  wijn
drank uit mout en hop  bier
drank uit sap van het suikerriet (melasse)  rum
drank uit vruchten  vruchtenwijn, tweedrank
drank van in melk gekookte bladeren  salle
drankgelegenheid – bar, herberg, kroeg
drankkast - bar
drankhuis – bar, herberg, kroeg, saloon (Am.), pub (Eng.), tapperij, taveerne, wijnhuis
drankkoeler - ijsemmer
dranklokaal  bar, café, herberg, kroeg, tapperij, taveerne
drankoffer - lebatie
drankorgel – drinkebroer, dronkaard
dranksalon  bar
drankvat  dronkaard, plengoffervaas
drankverkoper - slijter
drankwagen  dronkaard
drankwinkel  slijterij
drankzucht  alcoholisme, dipsomanie, potomanie
drapeau (Fr.)  vaandel, vlag
drapenier - lakenbereider
draperen  behangen, omhangen, plooien, schikken
draperie aan vensters, hemelbed, enz.  lambrekijn
dras – blubber, doorweekt, modder, moeras(achtig) , nattig, slijk
draskolk  poel
drasland - moer
drassig  moerassig, slijkerig, week, zacht
drassig grasland  dries
drassig land – broek, dries, marsgrond, mieland, moer, moeras, veen
drassige riviermond  lagune, liman
drastisch  doortastend, krachtig, snelwerkend, streng
draven – haasten, hardlopen, hollen, lopen, rennen, snellen, stiefelen
draver – loper, renner
draverij  harddraverij, koers, paardensport, rensport
draverijkar – sulky
draverik - drep
Dravidivolk in India - Bhil
Dravidiche taal - Kanarees
draw - remise
drecht - kreek
dreef  allee, beemd, laan, landouw, landweg, streek, wandellaan, warande
dreef met bomen - laan
dreg – vishaak, werpanker
dreggen - opvissen
dreigement - bedreiging
dreigen – gevaarlopen, muiken
dreigend – briek, imminent, nakend, onheilspellend, veeg
dreigend kijken - blikken
dreigend vooruitzicht  gevaar, onheil
dreiging – gevaar, risico
drein - zeurkous
dreinen  drenzen, jengelen, mieren, mokken, pesten, plagen, temen, treiteren, zaniken, zeuren
dreinerig kind - drens
drek  aal(t), bagger, beer, derrie, faeces, gier, mest, modder, prut, slik, slijk, vuiligheid, vuilnis
drekbraking - darmjicht, misairere
drekgoot - riool
drekstof - beer, pootaarde
drel  del, lap, leur, vod
drempel – dorpel, ondiepte, verhoging
drenken - wateren
drenkgebit  kauwgebit, watertoom
drenkplaats  wed
drens – zeurder, zeurkous
drentelen – flaneren, kuieren, slenteren, trappelen
Drenthe, bestuurlijke eenheid in - kerspel
Drenthe, gemeenschappelijke grond in - marke
Drenthe, grootste gemeente in - Emmen
Drenthe, heuvelrug in - Hondsrug
Drenthe, hoofdstad van - Assen
Drenthe, plaats in -
3 Een, Elp
4 Anlo, Anne, Eext, Elim, Norg
5 Assen, Dalen, Eelde, Emmen, Erica, Exloo, Peize, Roden,
Sleen, Vries
6 Beilen, Buinen, Diever, Gieten, Meppel, Odoorn, Ruinen,
Smilde, Valthe, Wijster
7 Havelte, Vledder, Zweelo
8 Coevorden, Hoogeveen
Drenthe, riviertje in - Beilerstroom, Drostendiep, Eelderdiep, Hunze, Peizerdiep, Reest
Drenthe, sportgebeuren in - TT
Drenthe, vliegveld in - Eelde
Drenthe, wat men vindt in - hei, hunebed, rust
Drents dorp  zie dorp in Drenthe
Drents rechtscollege - etstoel
Drents vliegveld  Eelde
Drentse grote schuurdeur - baander, Bansde(u)r, banser
Drentse hoofdvaart - Smildevaart
Drents oud gebied - dingspel, dingspil
drenzen  donderjagen, dreinen, jengelen, plagen, treiteren, zaniken, zeuren
drenzerig - narrig
dresseren  africhten, afrijden, drillen, temmen
dressoir - buffet
dressuur  africhting, dierentemmer, opmaking,
dreumes – broekeman, hummel, kind, kleuter, peuter, puk, uk
dreun  bons, klap, klop, lel, mep, opdoffer, oplawaai,pats, poeier, schok, slag, smak, val, watjekouw
dreunen  bonzen, daveren, denderen, schokken, smakken
dreunend geluid  donder
dreunend schokken  denderen
dreunende klap  bons
dreutel – kleuter, neutel
drevel  doorslag, drijver, drijfijzer, pin, pons, stempel, zethamer
drevelen – ponsen
dribbelaar - pingelaar
drie, in voorvoegsels  tri
drieblad - koortskruid
driebladige kromme - trefolium
drie boeken in één - trilogie
drie dagen  triduüm
driedelig gebed – angelus
driedelig grijs - kostuum
drieëenheid – triniteit
driegen - hechten
drie maanden  kwartaal
drie noten met tijdswaarde van 2of 4 noten  triool
drie opeenvolgende nummers in de loterij  terne
driedeling - trisectie
driedistel - carlina
drieeenheid  triniteit
driegodendom - tritheïsme
driefasenpunt  tripelpunt
drieheid - tribadie
driehoek - triangel, triangulum
driehoekig  trigonaal, triangulair
driehoekig bouwsel, behorende bij de gotische stijl – frontaal
driehoekig bovenstuk van een gevel  fronton, timpaan
driehoekig slaginstrument  triangel
driehoekig versiersel  tronton
driehoekig voorzeil - fok
driehoeksmeetkunde  trigonometrie, triangulatie
driehoeks zenuw - trigeminus
driejarige koe - twinter
driejarige ree – rekke
driekamp - triatlon
driekantig zeil - druil, kluiver
driekantig vrouwenhalsdoekje - ficgu
driekantige draagdoek - mitella
drieklankdicht  triolet
driekleur – dundoek, tricolore, vlag
driekleurig  tricolor
driekleurig viooltje  pensee
Driekoningen  Epifanie
Driekoningen, naam van een der - Balthazar, Casper, Melchior
driekoppige helhond  Cerberus
driekroon  tiaar, tiara
driekwart baksteen - drieklezoor
drieledig gebed  Angelus
drieluik  triptiek
drieman - triumvir
driemanschap  triarchie, triumviraat
driemaster – bark, klipper
drie opeenvolgende nummers in de loterij - terne
driepoot – schamel, statief, treeft
driepuntig raken - osculeren
drieregelige strofe  terzet, terzine
drieriemige lasso - bola
dries  erf, plein, schapenwei, wel, wei(de), weiland, werf
driest – aanmatigend, astrant, brutaal, dapper, dol, dwaas, gedurfd, koen, krankzinnig, mal, moedig, onbesuisd, onbevreesd, onbezonnen, overmoedig, roekeloos, stout(moedig), vermetel, vrijmoedig, vrijpostig
driestal  driepoot, schoenmakerszetel
driestemmige compositie voor soloinstrumenten  trio
driestemmig zangstuk - terzet
driestheid  vermetelheid, (over)moed
drietal  trio, trits, triade
drietal goden - triade
drietallig  triadisch
drietand – gaffel, tridens
drietenige loopvogel  emoe, kasuaris, nandoe
drietenige luiaard  ai
drietenige struisvogel  emoe, emeu, nandoe, nandu
drievlak - trieder
drievoet – staander, statief, treeft, tripode, voerstuk
drievoud  triplo
drievoudig  driestal, tripel, triple(x)
drievoudigheid - tripliciteit
drievoudige kroon  tiara
driewielige transportfiets - bakfiets, carrier
driezijdig  trilateraal
driezijdig geslepen glas  prisma
drift – aandrift, afdrijving, begeerte, drang, dlied, haast, hartstocht, haast, hartstocht, heftig, hitte, instinct, jacht, kudde, neiging, onbesuisd, ongeduld, opvliegend, opwinding, passie, razernij, toorn, troep, verve, vurig, woede
driftig  cholerisch, gramstorig, haastig, hartstochtelijk, heetgebakerdheethoofdig, heftig, hitsig, ijverig, jachtig, kregelig, nijdig, onbeheerst, onbesuisd, onstuimig, opgewonden opvliegend, prikkelbaar, rabiaat, vurig, woedend
driftig maken - opinden
driftig (muz.)  tocoso
driftig worden – opstuiven
driftkop - heethoofd
driftsneeuw  dwarrelsneeuw, jachtsneeuw
drijfhout - vlothout
drijfijzer  drevel
drijfjacht  hetze, jachtpartijklopjacht, razzia
drijfkracht – energie, motor
drijfkracht voortbrengende machine  energie, motor
drijflichaam - ponton
drijfnat  doorweekt, kletsnat
drijfnet  drijfwant
drijfrad  turbine
drijftil  krag(ge), ladde, rietzodde,
drijftonnetje – breel
drijfveer – aanleiding, beweegreden, grond, motief, oorzaak, prikkel, reden, ressort, roersel, stimulans
drijfwiel  vliegwiel
drijfzand  loopzand, welzand
drijven – aanjagen, brengen, opjagen, stuwen, vlotten, zwemmen
drijvend eilandje  drijftil, krag, ladde, rietzodde
drijvend hotel – botel
drijvend naderen – aandrijven, aanspoelen
drijvend zeewier  sargasso
drijvende houten palen - vlot
drijvende kracht  bezieler, motor, promotor
drijvende organismen in zeewater  plankton
drijvende schotsen  drijfijs
drijvende watervaren  azolla
drijver - doordrijver, drevel, dweper, fanaticus, opjager, ponton, sas, streber, zethamer
drijver om te vissen - dobber
dril  boorijzer, dressuur, drilboor, lil, vleesnat
drilboor - fiedel
drilbout  schroefbout
drillen  africhten, beven, boren, dresseren, schudden, trillen
driller - africhter, exercitiemeester
drilmeester  africhter, instructeur
dringen – drommen, drukken, duwen, nopen, pressen, wellen
dringend  acuut, broodnodig, expresse, haastig, nodig, noodzakelijk, pressant, spoed, spoedeisend, urgent
dringend (muz)  prestamente
dringend nodig - hoognodig
dringend verzoek  bede, instantie, smeekbede
dringende behoefte - nood
dringende maanbrief - brandbrief
dringende mensenmenigte  drom, gedrang, massa
dringende noodzaak  urgentie
dringende oproep tot hulp  noodsein
drinkbaar vocht  drank
drinkbak  kroes, kom, mok
drinkbakje  kom, kopje, mok, nap
drinkbeker – bak, bokaal, berkenmeier, kelk, kom, kop, kroes, mok, nap
drinkbeker, groot - hanap
drinkebroer  drankorgel, kroegloper, nathals, slampamper, zuiper
drinken – borrelen, innemen, laven, pimpelen, pinten, pooien, slobberen, slurpen, zuipen, zwelgen
drinken geven  drenken, laven
drinker – alcoholist, brasser, dronkaard, pimpelaar, pinter, slemper, zuiper
drinkfles - bidon
drinkgelag  braspartij, gelag, orgie, slemperij, zwelgpartij
drinkgeld  fooi, tip
drinkgelegenheid  bar, café, kroeg, restauratie, salon, staminee, taveerne, theehuis
drinkgerei  beker, bokaal, glas, kelk, kom, kop(je), kroes, mok, nap, pint, pul, ro(e)mer
drinkkolk voor vee  dobbe
drinkkom - nap
drinkkroes  drinkbeker
drinkplaats  wed
drinkpartij  drinkgelag
drinkschaal  nap, tazza
drinktrog  drinkbak
droef – bedrukt, droevig, mismoedig, mistroostig, neerslachtig, smartelijk, somber, tragisch, treurig, triest, verdrietig,
droefenis  bedroeving, droefheidleed, treurigheid, verdriet
droefgeestig  bedroefd, droef, melancholiek, mistroostig, morose, naargeestig, neerslachtig, pessimistisch, somber, treurig, zwaarmoedig
droefgeestige muziek  elegie, nocturne, requiem, treurmars
droefheid  affectie, berouw, leed, ongeluk, pijn, rouw, smart, treurigheid, verdriet
droes  bezinksel, demon, duivel, nikker, Satan, paardenziekte, zaksel
droesem  bezinksel, dik, drab, droes, grondsop, heffe, moer, residu, zaksel
droevig – aangedaan, bedroefd, droef, ellendig, erbarmelijk, mistroostig, naar(geestig), somber, tragisch, triest, (muz) triste, treurig, verdrietig
droevige gebeurtennis  catastrofe, ongeluk, ongeval, ramp
droevige muziek  elegie, mineur
droevige toestand - behuiling
droevigheid - treurigheid
droevig zijn - treuren
drogbeeld  fata morgana, schijn
droge – droogkomiekdroogstoppel, oever, zandbank
droge aarde  mul, pulver, rul
droge biscuit - cracker
droge grasvlakte  llano, pampa, steppe, poesta
droge halmen  stro
droge kleurstof - pastel
droge korte hoest  kuch
droge koude wind – mistral
droge landstreek - woestijn
droge rivierbedding  dalbodem, wadi
droge ronde biscuit - Mariakaakje
droge sloot  greppel
droge turfstof – molm
droge wijn - sec
droge wind om de Middellandse Zee  Sirocco, khamsin
drogredenaar  sofist
drogredenen  sofisme
drogen – afwissen, droogmaken, eesten
drogende olie - hennepolie, lijnolie, oiticicaolie, papaverolie, perillaolie, saffloerolie, sojaolie, zonnebloemolie
droger - centrifuge
drogist - apotheker
drogisterij, symbool van de - gaper
drollenvanger - pofbroek
drom  hoop, massa, menigte, mensenmassameute, zwerm
dromedaris  mehari
dromen – mijmeren, peinzen, slapen, suffen, verbeelden
dromer  binnendijk, fantast, druiloor, slaper, sufferd
dromerig – lodderig, slaperig, sloom, suf, verstrooid
dromerig muziekstuk  rêverie
dromerij  begoocheling, hersenschim, mijmering, rêveri
drommel – drevel, duivel
drommels - deksels, verduiveld, zeer
drommen - dringen
dronk  slok, teug, toost
dronkaard  alcoholist, drinkebroer, drankorgel, nathals, zatlap, zuiper, zuiplap
dronkelap  dronkaard, zuiper, zuiplap
dronkemanspraat  gelal
dronkemanswaanzin  delirium
dronken – aangeschoten, beneveld, beschonken, bezopen, buis, laveloos, lazarus, lorum, onbekwaam, starnakel, teut, tipsy, zat
dronken vrouw  bacchante
dronkenschap  beschonkenheid, bezopenheid, roes, zatheid
droog  dor, dry, flegmatiek, saai, sec, vervelend, vochtvrij, waterarm, waterloos
droogbloeier - herfsttijloos
droogdoek – handdoek, theedoek
droogdraad - waslijn
droog en afgezaagd - saai
droog en bros – spreu
droog en dor – aride, schraal
droog en verlept - verdord
droog gras  hooi
droog hoesten - kuchen
drooginrichting – ast, eest, oven, wasdroger
droogkap - haardroger
droog koekje  biscuit, biskwie
droogkomiek - droge
drooglap - zeemlap
drooglat – strijk
droogleggen – bemalen, droogmaken
drooglijn – waslijn
droogmaken – (af)drogen, bemalen, droogleggen
droogmakerij – polder
droogmalen – droogleggen, ontwateren
droogmolen - wasmolen
droog rijstveld  ladang
droog (van wijn)  sec
drooginrichting  ast, eest
droogleggen  draineren, droogmaken, droogmalen
drooglegger van Schermer en Beemster  Leeghwater
drooglijn  waslijn
droogmaken - drogen, inpolderen, leegmalen
droogmakerij  polder, Schermer, Beemster, Wormer, Purmer, Haarlemmermeer
droogmiddel  siccatief
droogoven  ast eest, stoof
droogplaats  ast, eest, oven
droogplaats voor mout  eest
droogplaats veer tabak  schuur, zweethuis
droog ijstveld - ladang
droogschuur - logie
droogstaande  gust
droogstempel  reliëfstempel
droogstof - siccatief
droogstoof - ast
droogte - dorheid
droogtrommel - wasdroger
droogvallend land  wad
droogvloer  ast, deel, eest
droogwater  soda
droogweg  onaandoenlijk
droogweide - bleek
droogworden - dorren
droogzolder  eest
droom  hersenschim, ideaal, illusie, visioen, waan
droombeeld  chimaera, fantasie, fantoom, hersenschim, ideaal, illusie, schim, toverbeeld, utopie, visioen, waan
droomtoestand  schemertoestand, trance
droop - wrang
drop  snoep
drop – druppel(tje), spat, traan
dropje  griot, katje
droppen – druppelen, lekken, parachuteren
drossaard  baljuw, drost
drossen – deserteren, weglopen
drost  baljuw, drossaard, hofmeester, schout
drudebvoet - pentagram
drug – dope, hasj, narcoticum, stuff
druif - zonderling
druil - kostwinner
druilen - sluimeren, soezen, suffen, talmen, zeuren
druilerig  buiig, lusteloos, miezerig, neerslachtig, regenachtig, slaperig, slof
druiloor – brombeerdromer slaper, suffer, zeur
druipbad – douche
druipen – afvloeien, druppe(le)n, lekken, zijpen
druipend – doornat, lekkend
druiper - gonorroe
druipnat  doornat, doorweekt, druipoog, kletsnat, leepoog, verregend
druipneus - snotneus
druipoog - leepoog
druipsteen  leksteen, pistolet, stalactiet, stalagmiet
druipsteenkegel  stalactiet, stalagmiet
druivelaar  wijnstok
druivenbloed  druivensap, wijn
druivenbloem  torkruid
druivenboom – struik, wijnstok
druivengod - Bacches, Dionysos
druivenras - Coltman, Frankenthaler, Muscat, Royal
druivensteen - botry(olie)t
druivensap - agrest, most, racemus
druivensuiker  dextrose, glucose
druiventros - krap
druiventrossen dunnen  krenten
druiventuin - wijngaard
druk – aandrang, bazig, bedrijvig, beweeglijk, bezet, bezig, drang, dwang, editie, levendig, luidruchtig, oplaag, oplage, onledig, pressie, roerig, rumoerig, rusteloos, spanning, uitgave, wild, woelig
druk aan het werk – bezig
druk (van lucht)  atmosfeer
druk babbelen – kakelen, ratelen
druk doende – bezig
drukdoenerij – branie, kapsones
drukke beweging - rep
druk gepraat  gerel, roezemoes
druk met behulp van cilinders  rotatiedruk
druk met behulp van fotografie  offset
druk praten – kakelen, kletsen, oreren, ratelen
druk uitoefenen  pressen
druk uitoefening  pressie
druk voor blinden  braille
druk zwammen  dazen
drukfout  drukfeil, erratum, misstelling, zetfout
drukfouten, lijst van - errata
drukken – aandringen, aansporen, aanzetten, dringen, duwen, klemmen, knellen, nijpenonera, persen, spannen
drukken van landkaarten  typometrie
drukkend – afmattend, benauwd, broeierig, gespannen, hinderlijk, klemmend, knellend, kwellend, laks, loom, onereus
drukkend dooreen mengen - kneden
drukkend heet  broeierig, zwoel
drukkend warm – bedompt, benauwd, zwoel
drukkend wrijven - schuren
drukkende dienstbaarheid zonder staatsrechterlijke of burgerlijke rechten  slavernij
drukkende lasten  onera
drukker  boekdrukker, graficus, offsetdrukker, plaatdrukker, textieldrukker, typograaf, zelfdrukker
drukkersfeest - Koppermaandag
drukkersgeslacht  Blaeuw, Elsevier, Plantijn
druk kind - robbedoes
drukking  presse
drukking van de dampkring  atmosfeer, atm.
drukletter  atlas, baskerville, bembo, bodoni, canon, cheops, corvinus, egmond, falstaff, futura, garamond, gill, libra, lutetia, memphis, mercator, nobel, plantijn romein, romulus, times, univers
drukletter, oude - bastarda
drukmachine – drukpers, pers
drukmeter  barometer, manometer
drukpers  degelpers, drukmachinerotatiepers
drukplaat - stereotype
drukprocédé - diepdruk, hoogdruk, offsetdruk, vlakdruk, zeefdruk
drukregelaar - reduceerventiel
drukstempel - cliche
drukte  ambras, beweging, bombarie, branie, deining, gedoe, gedrang, getier, gewoel, heibel, heisa, herrie kabaal, kapsones, keet, koet, lawaai, leven, omslag, onthaal, onrust, ophef, opwinding, poerem, poeha, poespas, praats, soesa, spats, stampei, stennis, tamtam,tumult, vertier, volte
druktechniek – diepdruk, hoogdruk, offset, rotatie, steendruk, zeefdruk
drukte maken – herrieschoppen, protsen, razen, tieren
druktemaker  banjer, bram, branie(schopper), kwast, lefgozer, lefschopper, opschepper, patser, praatjesmaker, raasbol
drukte om niets - gedoe, poeha
drukte op straat  verkeer
drukteschopper – levenmaker
druk uitoefenen – aanzetten, pressen, prikkelen
drukuitoefening – pressie
druk van een boek – editie, oplage, uitgave
druk van kwik - milibar
drukverband - kompres
drukversiering – vignet
drukvorm  cliché, matrijs, stiep, stype
drukwerk  biljet, folder. formulier, imprimé, prospectus
drum – benzineblik, trom, (jazz)trommel
drummen – dringen, drommen, duwen, trommelen
drumband  slagwerkorkest
drummer  dromer, piekeraar, slagwerker, steunbeer, trommelaar
drumstel – trommelstel
drum voor olie - olievat
druppel  drop, drup, parel, spat, spetter, traan
druppelen – druipen, lekken, regenen, spatten
druppelen van bladeren – guttatie
druppel oogvocht - traan
druppels (recepten)  gtt.
druppelsgewijs nat houden - bedruppelen
druppels, neervallen - afdruipen, afdruppelen
druppeltje vet op vloeistof  oog
drups  vruchtenzuurtjes
dry  droog, sec
dryade  boomnimf, bosnimf
dualisme  tweeheidsleer
dubbel  binair, duplo, duplex, paarsgewijs, tweemaal, tweevoudig
dubbel  (Lat) bi, (Eng) twin
dubbel (muz.)  doppio
dubbelbol - biconvex
dubbelboot - catamaran
dubbeldagen - Kerstmis, Pasen, Pinksteren,
dubbel exemplaar  afschrift, doorslag, doublet, duplicaat, duplo, kopie
dubbel huwelijk  biandrie, bigamie
dubbel laag water - agger
dubbel tweetallig - biconjugaat
dubbel zien  diplopie
dubbele damschijf - dam
dubbele fiets  tandem
dubbele kamer  suite
dubbele kegel - diabolo
dubbele kijker  binocle, binoculair
dubbele knoop - strik
dubbele mastworp - hielingsteek
dubbele muur - spouwmuur
dubbele piaster  dubloen
dubbele punt  colon
dubbele rij turf - aanstort
dubbele schaakzet - rokade
dubbele schijf  dam
dubbele standaard - bimetallisme
dubbele verrekijker  jumelles
dubbele uitdrukking - pleonasme
dubbele zet  rochado
dubbelbol van lenzen  biconvex
dubbelganger – double, evenbeeld
dubbelhartig  geveinsd, vals, verradelijk
dubbelheid - dualisme, tweevoudigheid
dubbelhol van lenzen  biconcaaf
dubbelklank  ui, ai, ei. oi, tweeklank
dubbelkoolzure soda - natriumbicarbonaat
dubbelkoolzuurzout - bicarnbonade
dubbelpotig - bipolair
dubbelstuk - dubloen
dubbeltalig - bilinguaal
dubbelwaardig - ambivalent, binominaal
dubbel wigvormig kristal - bisfenoid
dubbelzout - aluin, aluminium, kalium, sulfaat
dubbeltje  beisje
dubbeltaligheid  bilinguïsme
dubbelvorm  doublet
dubbelwaardig  ambivalent
dubbelwaardigheid  ambivalentie
dubbelwandige flacon  thermosfles
dubbelweefsel - tetra
dubbelzang - duet
dubbelzinnigheid  ambigu, amphibool, equivogue, tweeledigheid, woordspelling
dubbelzout  aluin, aluminium, carbonaat, kaliumsulfaat,
dubben  aarzelen, mijmeren, piekeren, soezen twijfelen, weifelen,
dubieus  onzeker, twijfelachtig
dubio – tweestrijd, twijfel
ducdalf -meerstoel
duchten – schromen, rezen
duchtig – danig, doortastend, energiek, erg, funk, geducht, grondig, kloek, krachtig, stevig, terdege, zeer
duel – tweegevecht, tweekamp, tweestrijd
duet – dubbelzang, tweezang
duf  bedompt, bekrompen, benauwd, beneveld, dompig, muf, onfris, lusteloos, saai, schimmelachtig, sloom,vochtig, vuns(ig)
duffel – jas, winterjas
dufheid - dorheid, saaiheid, sufheid
duidelijk  apart, apert, beslist, blijkbaar, doorzichtig, evident, glashelder, helder, kennelijk, klaar, onmisbaar, sprekend, tastbaar, uitdrukkelijk, verstaanbaarzichtbaar, zonneklaar
duidelijk en helder - zuiver
duidelijkheid - evidentie, helderheid, klaarheid, klaarte, ondubbelzinnigheid
duidelijk maken – beduiden, toelichten, tonen, uitleggen, verklaren, wijsmaken
duidelijk omschrijven  definiëren, bepalen, vaststellen
duidelijk spreken  articuleren
duidelijk waarneembaar - merkbaar, zichtbaar
duidelijk zichtbaar  helder, open(lijk)
duidelijke gelijkenis  evenbeeld
duiden – aanwijzen, uitleggen, verklaren, zinspelen
duidt grens aan - R.G.
duidt een heilige aan - Sint, St.
duidt een voorwaarde aan - als, indien, zo
duif  doffer, duiver, draaier, hoornkapucijn, kropduif, non, pagadet, pauwstaart, smient, tortel, tuimelaar
duif met kuifje - kapduif
duikboot  onderzeeër
duikelen – buitelen, rollen, tuimelen
duikeling – salto, tuimeling
duiker  alk, dodo, dompelaar, fuut, kikvorsman, pinguïn, rioolkolk, zeekoet, zinker
duikereend – bolder, lom
duikergerei  snorkel
duikerpak  scafander, skafander
duikvogel – eend, fuut, dodaars
duikziekte - caissonziekte
duim  duimelot, har, inch, muurhaak
duimafdruk  vingerafdruk
duimeling  duimelot, haakring
duimelot  duimeling
duimendraaien – lanterfanter, luieren, lummelen, nietsdoen, niksen
duimspijker  punaise
duimstok – maatstok, meetlat
duim van een hengsel - har, her, herre
duin – aardhoogte, nol, hoogte, zandbergzandheuvel
duinbes - wegedoorn
duinen - zeewering
duinensoort - barchanen, barkhanen, dwarsduinen, kamduinen, lengteduinen, paraboolduinen, sikkelduin, streepduinen
duin in de Sahara - seif
duingras - helm
duinpan - duinvallei
duinputter - sneeuwgors
duinreep - kweek
duimsoort  barchaam, dwarsduin, lengteduin, sikkelduin, paraboolduin
duinvallei  del, duinpan
duist - kaf, scholm, vossenstaart
duister  abstruus, donker, geheim(zinnig), ingewikkeld, nebuleus, obscuur, onbegrijpelijk, onduidelijk, schemerig, sinister, somber, stikdonkerzwart
duister deel van een etmaal  avond, nacht
duister en verward geheel  labyrint
duister geheel - labyrint
duistere taal  bargoens, jargon, koeterwaals
duistere zaak  enigma, mysterie, raadsel, vraag
duisterling - domper, obscurant
duisternis - bijgeloof, donkerte, nacht, obscuriteit, schemering
duister probleem - raadsel
duit – cent, geld, munt
duitblad - centeblad, kikkerbeet, kikkerkruid
duiten – geld, pegulanten, pingping
duitendief – geldwolf, gierigaard
duitenpletterij - geldmakerij
Duits acteur  Moissi
Duits betaalmiddel  D.M., R.M., mark, pfenning
Duits automerk – Audi, BMW, DKW, Goggo, MercedesBenz, NSU, Opel, Porsche, Volkswagen
Duitse componist 
3 Egk
4 Ahle, Bach, Berg
5 Haydn, Lehar, Liszt, Reger, Weill
6 Brahms, Händel, Mozart, Schütz
7 Strauss
8 Schubert, Schumann
9 Beethoven,
10 Mendelssohn
Duits dichter  Goethe, Heine, Schiller
Duits eiland -
5 Juist, Rügen
6 Borkum, Mellum
7 Baltrum, Fehmarn
8 Bornholm, Langeoog
9 Norderney
10 Spiekeroog, Wangerooge
Duits filosoof  Kant, Schopenhauer
Duits gebergte  Harz, Eifel, Taunus, Hunsbrück, Odenwald, Spessart
Duits Industriegebied  Ruhrgebied
Duits kaartspel  skat
Duits koningshuis  Habsburg, Hohenzollern
Duits lansier - Ulaan
Duits lidwoord  das, der, die, eine, ein
Duits schilder  Cranach, Dürer, Holbein, Klee, Klimt, Leibl, Marc, Menzel, Thoma
Duits vorstendom  Palts
Duits wijsgeer - Fink, Hegel
Duits wiskundige  Euler, Gauss
Duits zilverstuk - Thaler
Duitse architectenschool - Bauhaus
Duitse auteur -
4 Boie, Böll, Brod, Eich, Lenz, Mann
5 Busch, Grass, Heine, Hesse, Kafka, Rilke, Weiss
6 Andres, Bernus, Brecht, Frisch, George, Goethe, Mörike,
Werfe
7 Athaus, Lessing, Plevier, Richter
8 Schiller
Duitse badplaats  Ems, llmenau, Travemünde
Duitse champagne  sekt
Duitse dans in driekwart maat  allemande
Duitse geheime politie - gestapo
Duitse grensplaats - Elten
Duitse havenstad  Bremen, Cuxhaven, Emden, Ems, Kiel, Hamburg
Duitse hoofdstad  Berlijn
Duitse huzaar  ulaan
Duitse Industriestad  Essen, Duisburg, Solingen
Duitse jaarbeurs - messe
Duitse kanselier (W.)  Brandt, Adenauer, Kiesinger
Duitse kleuterschool - Kindergarten
Duitse munt - Groschen, Heller, Mark
Duitse N.V.  A.G.
Duitse politieke partij - CDU, CSU, FDP, KPD, NPD, SED, SPD
Duitse rivier  zie rivier in Duitsland
Duitse schilder - Direr
Duitse staat -
3 BRD, DDR
5 Baden
6 Bremen, Hessen
7 Beieren, Hamburg
8 Saarland
11 Neder-Saksen, Würtenberg
12 Rijnland-Paltz
15 Sleeswijk-Holstein
17 Noordrijn-Westfalen
Duitse stad door de Romeinen gesticht - Aken
Duitse universiteitsstad -
4 Bonn, Jena, Kiel
5 Halle,
6 Berlijn, Bochum, Keulen,
7 Dresden, Hamburg, Konstanz, Leipzig, Marburg,
München, Münster, Rostock,
8 Dortmund, Freuburg,
9 Frankfort, Göttingen, Tübbingen
10 Greifswald, Heidelberg, Neurenberg, Regensburg,
Saarbrücken,
Duitse wijn  Moezel, Rijnwijn
Duitse zilveren munt, oude - Taler
Duitser  Beier, Boche, Germaan, Hes, mof, Pruis, Sakser
Duitsland - Germanië
Duitsland, stad in -
3 Ems, Ulm
4 Aken, Bonn, Diez, Gera, Jena, Kiel
5 Hagen, Herne, Kleef, Mainz, Neuss, Tabar, Trier, Worms
6 Berlijn, Bochum, Bremen, Erfurt, Kassel, Keulen, Lübeck,
Minden
7 Bamberg, Bottrop, Dresden, Hamburg, Koblenz, Krefeld,
Leipzig, Mulheim, München, Münster, Postdam, Rostock
8 Augsburg, Brunswijk, Dortmund, Duisburg, Freiburg,
Hannover, Mannheim, Solingen, Würtzburg
9 Bieleveld, Darmstadt, Flensburg, Frankfurt, Göttingen,
Karlsruhe, Offenbach, Oldenburg, Osnabrück, Remscheid,
Stuttgart, Wiesbaden, Wuppertal
10 Baden-Baden, Dusseldorf, Heidelberg, Leverkusen,
Neurenberg, Oberhausen, Regensburg, Salzgitter
11 Bremerhaven, Saarbrücken, Wanne-Eickel
12 Ludwigshafen
13 Gelsenkirchen, Wilhelmshaven
14 Recklingshausen
15 Münchengladbach
duiveboon - tuinboon
duivekater  kerstbrood
duivenkervel  aardrook
duivel  asmodee, beëlzebub, beëlzebul, belial, boze, demo(o)n, droes, ikker, Lucifer mefisto, satan
duivelaanbidder - Jezidi
duivelarij  afgoderij, arglistig, demonisch, diabolisch, exorcisme, gezanik, gezeur, hels, last, woedend,
duivelbanner - belezer, bezweerder
duivelbanning  exorcisme
duivelin - helleveeg
duivels  arglistig, boos, deksels, demonisch, diabolisch, hels, satanisch, vervloekt, woedend
duivelsbeet - smeerwortel
duivelsboon - smeerwortel
duivelsdienaar  satanskind
duivelsdozijn - dertien
duivelsgeweld - spektakel
duivelskers  heggenrank
duivelsklauw - berenklauw, valeriaan
duivelskunst  hekserij magie, tovenarij, toverkunst
duivelskunstenaar – tovenaar
duivels mens – demon, satan
duivelsnaaigaren - warkruid
duivelsrog - zeeduivel
duivelsstok - lisdodde
duivelstoejager - schabul
duivelvis  hozebek, hazenmond, zeeduivel
duivengeluid – kirren, koeren
duivenhok  til
duivenhouder  duivenmelker
duivenras 
6 tortel
7 bosduif, carneau, kipduif, kropper, nonduif, nonneke
8 hagenaar, houtduif, kropduif, krulduif, lachduif, postduif,
rotsduif, papegaaiduif, tandduif, kropduif, trekduif, valkenet,
wratduif
9 grondduif, holenduif, kraagduif, kroonduif, kruidduif,
manenduif, meeuwduif, raadsheer, steenduif, treurduif,
tuimelaar,
10 muskaatduif, pauwstaart, vluchtduif, waaierduif
11 trommelduif
13 cardolinaduif
duivenslag - knip
duiventil – duivenhok
duivenverblijfplaats – til
duiver – doffer
duizelen  dooreen draaien
duizelig – deuzig, draaierig, onwel, zweverig
duizelig worden – doezelen, dutten, zwijmelen
duizeling – draaiing, draaierigheid
duizelingwekkend - enorm
duizelkruid - wolverlei
duizend (Fran.)  mille
duizend (Tu) - bin
duizend duizend - miljoen
duizend elektrische eenheden  kW
duizendgraan - breukkruid, dwergvlas
duizend gram - kilo
duizendguldenkruid - aardgal. Santorie
duizend jaar  millennium, miliade
duizend liter  k.l., ton
duizend meter – kilometer
duizend miljoen - miljard
duizendpoten - Chilopoda
duizend stère  kilostère
duizendtal - chiliade
duizend volt  k.v.
duizend watt – k.w.
duizendpotig insekt  duizendpoot, scolopander, veelpoot
duizendjarige periode  chiliade, millennium
duizendste deel van een gram  milligram
duizendste deel van een meter  millimeter
Dulcinea  beminde, geliefde (van Don Quichot)
dukdalf  meerstoel, meerpaal
dul - boos
duldbaar – draaglijk, tolerabel
duldeloos - ondraaglijk
dulden  accepteren, dragen, gedogen, lijden, doorstaan, ondergaan, toelaten, toestaan, tolereren, velen, verdragen, verduren
duldzaam – verdraagzaam
dullen – lisdodde
dump – depot
dumpen - neerwerpen
dun  doorschijnend, iel, luchtig, mager, min, schraal, schriel, slank, smal, ijl
dun baksel – wafel
dun beslag – temper
dun (bij dranken) - waterig
dun bindgaren  raffia
dun blad gesteente - lei
dun blad hout  fineer
dun blad metaal  folie, lamelle, lamel
dun blad tin  staniol, staniool
dun buigzaam hout  spaan
dun en schel - schril
dun en schriel – smal
dun en slank - rank
dun en slap neerhangend iets  sliert
dun en vlak - plat
dundoek – banier, driekleur, spandoek, vlag
dun doorzichtig weefsel - organdie
dun gebak  ouwel
dun gepaneerd vlees – schnitsel
dun geplet metaal - blik
dun gesleten plek in weefsel – glee
dungesneden vis of vlees - filet
dun gestold laagje op een vloeistof  vliesje
dun gezaaid - schaars
dun huidje  vlies
dunk - denkbeeld, gedachte, idee, mening, oordeel, opinie
dun katoenen weefsel - mul
dunken – geloven
dun koord - snoer
dun kwastje  penseel
dun laagje hout - fineer
dun mesje  lancet
dun metaal - blik
dun metalen pennetje  stift
dun metalen plaatje - lamel, lamelle
dun opgerold wafeltje  oblie, oublie
dun pannekoekje  flensje
dun plaatje  lamel
dun plaatje aan vissenhuid  schub
dun plaatstaal  stort, blik
dun plakje aardappel - chips
dun plat gebak – ouwel, wafel
dun plat stuk  snee, snede
dun schijfje  flenter
dun staafje potlood  stift
dun stuk hout - lat, spaan
dun takje – rijs, roe, roede, teen, wijg
dun touw  lijn
dun touw om slag te spannen  talreep
dun uitgeslagen metaal  folie, foelie
dun van klei gebakken steen - tegel
dun weefsel  gaas, organdie
dun bladig gesteente  lei
dundoek  banier, driedoek, vlag
dunk  denkbeeld, idee, oordeel, opinie, zienswijze
dunne balk – ellen, treef
dunne draad – garen
dunne gesleten plek  glee
dunne grashalm - spriet
dunne houtreep  spaander
dunne ijskorst op de weg  ijzel
dunne laag olieverf - frottis
dunne lange hoofddoek - sluier
dunne lap vlees  biefstuk osselap, runderlap
dunne lat – rachel, tengel
dunnen – schaven
dunne overjas – demi
dunne plank  lat, plint
dunne reep – strook
dunne rietsoort – pitriet
dunner worden – afslanken, vermageren
dunne schijf - plaat, plak
dunne schroefboor - fret
dunne slijtplek  glee, ril
dunne spijker  nagel
dunne steen - tegel
dunne stof – gaas, hair, lustre, mohair, tule
dunne stok  staak
dunne strohalm  strootje
dunne taille  wespentaille
dunne tak  twijg
dunne twijg  rank, teen
dunne van klei gebakken steen  tegel
dunne wandelstok  badine
dunne wandsteen – tegel
dunne weefselplek – sleet
dunne zode – schol
duo – combinatie, koppel, paar, span, stel, tweetal, tweezit, twee, twin
dupe  bedrogene, benadeelde
duperen - misleiden
duplex  dubbel, tweevoudig
duplicaat  afschrift, doordruk, doorslag, kopie
dupliceren - kopieren
duplo  tweevoud
dur (muz.)  majeur
durabel  blijvend, duurzaam
dure delfstof – goud
dure geurstof - parfum
duren  aanhouden, blijven, voortbestaan, voortgaan
durend - blijvend, permanent
durende vijandschap – vete
durf – bluf, branie, bravoure, heldenmoed, kloekheid, lef, moed, stoutheid, waagstuk
durfal  branie, lefgozer, lefmaker, waaghals, wager
durfniet  lafaard, lafbek
durven  riskeren, verstouten, wagen
dus  aldus, alzo bijgevolg, daarom, derhalve, des, ergo, ita, uiteraard, zo
dusdanig – dergelijk, dermate, zodanig, zulk
duster – huisgewaad, ochtendjas
dutje – hazenslaapje, siësta, slaapje, sluimering, tukje, uiltje
dutten – slapen, sluimeren, soezen, suffen
dutter – slaer, sluimeraar
duümviraat  tweemanschap
duur  expensief, kostbaar, onvoordelig, periode, prijzig, termijn,tijd
duurder worden – oplopen
duur en prijzig – peperig
duur glaswerk – kristal
duur kleed – pers
duur soort bont – nerts
duur soort kwarts - onyx
duur van dag en nacht  etmaal
duur van eb en vloed  getij, tij
duur van een cursus  semester, trimester
duur van tijd - poos
duurzaam  bestendig, blijvend, consistent, degelijk, hecht, houdbaar, kostbaar, permanent, solide, stabiel, sterk, stevig
duurzaam maken – consolideren
duurzaam en sterk - stevig
duurzaamheid – consolidatie, sterkte
duurzaam kalkgesteente - marmer
duvelen - kwellen
duw – opduvel, opstopper, por, stomp, stoot, zet
duwen – dringen, drukken, persen
duwtje - tikje
dwaalgeest  ketter
dwaalleer  heresie, heterodoxie, ketterij
dwaalster  planeet
dwaaltuin - doolhof, labyrinth
dwaalzin - verbinding
dwaas  absurd, bespottelijk, bezeten, bezopen, clown, daas, dol, dom, gek, geschift, grillig, idioot, inept, krankzinnig, kwibus, mal, malloot, mesjogge, nar, onverstandig, onwijs, onzinnig, paljas, pias, potsierlijk, raar, rare, redeloos, suf, uitzinnig, waanzinnig, wonderlijk, zot
dwaas gepraat – gekkenpraat, geklets, kletspraat, nonsens, onzin
dwaasheid – apekool, gekheid, kletskoek, kolder, larie, malligheid, onverstandonzin, waanzin, zotheid
dwaas mens  malloot
dwaas verhaal  aardigheid, grol, kolder
dwaasheid  absurditeit, allotria, (apen)kool, gekheid, gekkigheid, idiotie, idioterie, kiets (koek), larie, malligheid, onzin
dwalen  dolen, falen, fout gaan, ronddolen, vergissen, waren, zwalken, zwerven
dwaling  abuis, afwijking, doleantie, error, ketterij, misgreep, misser, misstap, paralogie, vergissing, waan
dwang  druk, geweld, juk, moet, nood, noodzaak, pressie, terreur, tucht
dwangarbeid  (ind) krakal
dwangarbeid in Siberië  katorga
dwanggedachte  ideefixe, obsessie, waandenkbeeld
dwanggezag - despotisme, tirannie
dwangmaatregel - sanctie
dwangmiddel  sanctie
dwangsom - astreinte
dwang van onstandigheden - noodzaak
dwangvoorstelling  obsessie
dwarrelen  draaien, fladderen, kolken, zweven
dwarrelsneeuw  driftsneeuw
dwars – balorig, eigenzinnig, haaks, halsstarrig, koppig, loodrecht, ongezeglijk, onhandelbaar, overhoeks, recalcitrant, scheef, stijfhoofdig, transversaal, weerbarstig
dwarsbalk  bint, faas, gording, korteling, kruisarm, ligger,moerbalk, pui, raveling
dwarsbalk in steiger  korteling
dwarsbalk op wapenschild - faas
dwarsbenige kraakbeenvis  rog
dwarsbekvis  (doorn)haai, rog, zeevos
dwarsbeuk van een kerk  transept
dwarsboom - sluithaak
dwarsbomen  belemmeren, benadelen, doorkruisen, hinderen, tegenwerken
dwarsbijl - dissel
dwarsdraad - inslag
dwarsdrijven  tegenwerken, tegenspreken
dwarsdrijverij  obstructie
dwarsfluit - fijfel
dwarsgang  zijgang
dwarsheid - koppigheid
dwarshout – gording, kalf, ra, schei, schemel, spant
dwarshout van een schip  ra, spant
dwarsklamp  zaling
dwarskop - bobbekop, bullebak, dikkop
dwarskijker - spion, verklikker, zeurpiet
dwarslat - schei
dwarslat in ladder  sport
dwarsligger  biels, biel, rebel, slipper, stijfkop
dwarslijn  sneu, travers
dwarslopen - doorkruisen, traverseren
dwarsmast - ra
dwars op de nerf  (van hout) kops
dwarspand van een kerk - transept
dwarsregel in een kozijn - kalf
dwarsscheepse bank in een boot - docht, doft
dwarssnede vertonend - kops
dwarsstang  travers
dwarsstuk - keep
dwarsstuk op kop van heipaal  kesp
dwarsverbinding  travers (traverse)
dwarswal  travers, (traverse)
dwarsvleugel van een kruiskerk  transept
dwarswegen  zijpaden
dwarszitten  hinderen, plagen, sarren, treiteren
dwaze gewoonte  manie
dwaze man  kwibus, malle, mallerd, malloot
dwaze praat – apekool, dazen, gekheid, kolder, zottenpraat, zotten klap
dwaze streek - domheid
dwaze vertoning  klucht, komedie
dwaze verzotheid - rage
dweepachtig  romanesk
dweepziek  fanatiek
dweepziek Engels patriot - jingo
zweepziek ijveraar - zeloot
dweepzucht  fanatisme, geestdrijverij
dweil – dronkaard, dronkelap, dronkeman, sloerie, straatmeid, voetveeg, zwabber
dweilen - boemelen
dweper – drijver, fanaticus, fanatiekeling, geestdrijver
dwerg – aardgeest, aardmannetje, gnoom, kabouter, kobold, lilliputter, pygmee, trol, uk
dwergbuffel  anoba
dwerggras  draadhalm
dwerggroei - cretinisme, nanisme, nanosomia
dwerggroei met snelle veroudering - progeria
dwerghaan - krielhaan
dwerghert - kantijl
dwerghoen  krielhoen, krielkip
dwergkokospalm - syagrus
dwergstaat  Andorra, Liechtenstein
dwergvalk - merliet
dwingeland  autocraat, despoot, despotisme, dictator, onderdrukker, tiran dwingelandij  tirannie
dwingen – aanzetten, drammen, forceren, noodzaken, nopen, pressen
dwingend  compusief, gebiedend, noodzakelijk, nopend, urgent
dwingend verlangen – eisen
dwingwrig huilen - jengelen
dynamiek  bewogenheid, gedrevenheid, kracht, stuwkracht, vaart
dynamiet – nitroglycerine, springstof
dynamisch – levendig, veerkrachtig,
dynamo – electromotor, generator
dynast  heerser, vorst
dynastie  vorstenhuis
dyne  krachtseenheid, dn.
dysenterie  darmontsteking, bloeddiarree

E

Eagle (Eng.) – adelaar, goudmunt
earl (Eng.)  graaf
eb  laagwater, l.w., ebbe, getij, tij
ebbe - getijde
ebben  achteruitgaan, aflopen, afnemen, teruglopen, terugvloeien, wegvloeien
ebdeur - sluisdeur
eb en vloed  tij, getijde, getij
eboniet  caoutchouc
ecarté  kaartspel
ecarteren  vermijden, verwijderen
ecce (Lat.)  zie
ecclesiastes  prediker (het bijbel boek)
echec – fiasco, mislukking, nederlaag, schaak, tegenslag
echo  nagalm, naklank, weergalm, weerklank
echoapparaat - sonar
echokelder  galmkelder
echt  authentiek, bestaand, geheid, heerlijk, heus, huwelijk, inderdaad, legitiem, officieel, onvervalst, oprecht, origineel, raszuiver, realistisch, reëel, trouwpartij, verbintenis, waarachtig, waar(lijk), werkelijk, wettig, wezemlijk, zeker, zuiver
echte zanger  fitis, kardinaal, karekiet, kneu, kwikstaart, liervogel spotvogel, tapuit, tjiftjaf
echtbreker - overspelige
echtbreuk  ontrouw, overspel, slippertje
echtelijk  conjugaal, huiselijk, huwelijks
echteloos – ongehuwd, vrijgezel
echten – trouwen, wettigen
echter  alevel, desondanks, doch, edoch, evenwel, maar, niettemin, nochtans, toch
echte Fries - stamfries
echtgareel - huwelijksband
echtgebeurd – historisch, waar
echtgenoot – bruidegom, e(e)ga, ga(de), gemaal, getrouwde, levensgezel, man, partner, wederhelft
echtgenote  eega, ga, gade, gemalin, getrouwde, vrouw, wederhelft, wijf
echtgenote van  zie: vrouw van ...
echtheid  authenticiteit, onvervalstheid, oprechtheid, ongeveinsdheid, waarheid
echtheidsonderzoek  verificatie, controle
echtheidsverklaring - legitimatie
echtkoets  bruidsbed, huwelijksbed
echt Nederlands beroep - matroos
echtscheiding – ontrouw, overspel
echtscheidingplaats in VS.  Reno
echtverbintenis  echt, huwelijk
echtvereniging  agnitie, bruiloft, huwelijk
echtverklaring  agnitie, legalisatie
éclat  opzien, glans, luister
eclatant  inslaand, klinkend, opzienbarend, schitterend
eclips  ondergang, verduistering
eclipseren  verdonkeren, verduisteren, verdwijnen
ecliptica - aardbaan, zonneweg
economie  staathuishoudkunde, zuinigheid
economisch  spaarzaam, zuinig
Economische commissie voor Afrika - ESA
Economische commissie voor Europa - ECE
Economische commissie voor Latijns Amerika - ECLA
Economische commissie der VN - ECA, ECAF, ECE, ECLA
Economische en Sociale raad der VN - Ecosoc
economische onafhankelijkheid  autarkie
economisch driespan - benelux
ecrin  juwelenkistje
ecru  crèmekleurig, ongebleekt, roomgeel, ruw, touwkleurig
Ecuador deel van - Costa, Oriënte, Sierra
Ecuador, provincie van -
4 Loja, Napo
5 Canar
6 Azuaya, Carchie, Guayas, Manabi
7 Bolivar, Pastaza
8 Cotapaxi, Inbabura
9 Pichincha
10 Chimborazo, Esmaraldas, Tungarahua
Ecuador, provinciehoofdstad in -
4 Loja Puyo, Tena
5 Macas, Quito
6 Ambato, Cuenza, Ibarra, Tulcan, Zamora
7 Azoguez, Machale
8 Babohoyo, Guaranda, Riobamba
9 Guayaquil, Latacunga
10 Esmeraldas, Portoviejo
Ecuadoriaanse munt  centavo, sucre
eczeem – (huid)uitslag
eczeem bij paarden - mok, rasp
Edda, onderdeel van de - Grottasongr, Havamal, Hyndlujod, Rigsthula, Voluspa
edder  uier
edel - adelijk, doorluchtig, eel, edelwaardig, goed, grootmoedighoogstaand, nobel, ridderlijk,statig, verheven, voornaam
edelaardig – edelmoedig, grootmoedignobel
edelachtbare - e.a.
edeldame - douairière
edel dier – eland, hert, paard, ros
edelaardig  grootmoedig, nobel
edele – aanzienlijke, adelijke, edelman, ridder,
edele aard - adel
edelen - aanzienlijken, adelijken, adelstand
edele vogel  arend, valk
edelgas  argon, helium, krypton, neon, xenon
edelgesteente – diamant, smaragd
edelgesteente in een vingerring - bag
edelgranaat - almandien
edelgraniet - almandin
edelheid – adel, uitmuntendheid, voortreffelijkheid
edeling  edele
edelknaap - hofjonker, page
edellieden - adelstand
edelman  aristocraat, baron, bruggraaf, edele, edeling, graaf, hertog, hildalgo (Sp.), jonkheer, markies, pair, prins, ridder, vicomte
edelman te paard - ridder
edelmarter  boommarter
edelmetaal  goud, platina, zilver
edelmetaal (Fr)  or
edelmoedig  edel, edelaardig, genereus, groothartig, grootmoedig, gul, lankmoedigmild, menslievend, nobel, onbekrompen, vrijmoedig
edelmoedigheid  adel, generositeit, goedertierenheid, mildheid, noblesse
edelsmid – zilver-, goudsmid
edelsmid, beroemde - begeer, Bulle, Celini, Faberge, Lalique, Lebrun, Lutma, Mores, Vianen
edelsmidwerktuig - bouwel, burijn, steke
edelstenen 
3 git
4 brik, daai, erts, jade, kies, onyx, zand
5 agaat, amber, bagge, beril, beril, camee, gemma, gneis, grind,
grint, magma, opaal, parel, pumex, robijn, rubis, silex
6 adamas, akmiet, albast, amaril, arduin, asbest, aug iet,
bariet, basalt, bazalt, bismut, carbon, eoliet, gagaat,
gravel, jaspis, juweel, kareel, katoog ,koraal, kwarts, marmer, orion, plasma, prasem, pyriet, sardis, spinal, topaas,
ulviet, zarbat
7 adamant, adulaar, almagra, aluniet, ametist, amirant,
aniniet, apatiet, asteria, bauxiet, camaieu, carneol,
carrara, citrien, diabaas, diamant, dioriet, girasol,
glimmer, grafiet, granaat ,graniet, granito, grauwak,
graveel, greskei ,hyacint, hyaliet, jadeïet, kalktuf,
koralijn, kristal, krijttuf, leuciet, mangaan, nefriet,
neoliet, oxaliet, perelle, peridot, pikriet, porfier,
pycniet, saffier, sinopel, smaragd, uroliet, wolfram,
ijssteen, zeoliet, zirkoon
8 aeroliet, alboliet, alfenide, allagiet, almandin, amethist,
baccarat, basaniet, bdellium, beresiet, boraciet,
braggiet, briljant, brillant, cabochon, carneool,
ceratiet, chamotte, chloriet, cornalijn, corneool,
datoliet, dendriet, diopsiet, dioptaas, doleriet,
dolomiet, electron ,esmeraud, essoniet, eterniet,
euforiet, gadsteel, galsteen, graniver, haarkies,
hamatiet, isjoliet, karneool, kornelijn, lateriet,
lavaglas, lazuriet, leisteen, leksteen, majolica,
megaliet, melaniet, nomoliet, pagodiet, peperine,
rijnsteen, sanidien, saponiet, sardonix, seleniet,
sideriet, silicium, spongiet, steatiet, trachiet, tufsteen,
turkoois, zeeagaat, zeeberil
9 amazoniet, antraciet, aquamarijn, aromaliet, baikeliet,
barnsteen, belemniet, bengaliet, cacheloog, calcidoon,
carbonium, chalcedon, dinasteen, dragoniet, drakoniet,
edelopaal, flintglas, galactiet, gangsteen, garneriet,
glassteen, goudsteen, granuliet, hardsteen, hessoniet,
inktsteen, kalksteen, karbonkel, kattegoud, kuitsteen,
kwartsiet, maansteen, malachiet, melksteen, meteoriet,
naltroilet niersteen, paapsteen, psaroliet, puimsteen,
rhodoniet, roodsteen, speksteen, steenvlas, steenzout,
stersteen, tandsteen, theraliet, toermalijn, tungsteen,
vuursteen, waalsteen, wratsteen, ijselsteen, ijzersteen,
zandsteen, zeepsteen, zeilsteen
10 aluinsteen, anthraciet, antimonium, asicteriet,
automaliet, azuursteen, band jaspis, basaltglas,
beeldsteen, blaassteen, blauwsteen, bloedsteen,
bronsinter, bruinspaat, bruinsteen, chrisoliet,
chrisoliet, dianasteen, druipsteen, gadoliniet,
heliotroop, helsesteen, hoornsteen, karsteniet,
klinksteen, luchtsteen, marcassiet, nevelsteen,
nikkelkies, paarlopaal palagonlet, paragoniet,
pepersteen, rooskwarts, smaragdiet, spiesglans,
stalactiet, stalagmiet, stangsteen, topasoliet,
sponssteen, waterspaat, zonnesteen
11 bergkristal, bloedkoraal, chrysoberyl chrysopraas
edelsteen in ring  bag, bagge
edelsteenkunde  gemmologie
edelsteen met ingesneden figuur - gemma, intaglio
edelvalk - vogel
edelvrouw  barones, douarière, freule, gravin, groothertogin, hertogin, jonkvrouw, markiezin, prinses
eden – eldorado, lusthof, lustoordparadijs
Ederna - Adrianopel
edict  besluit; bevelschrift, kennisgevingplakkaat, verdrag, verordening
edik  azijn, eek
editeren  publiceren, uitgeven
editie  druk, oplage, uitgave,
edoch – echter, evenwel, maar
Edom  Ezau
educatie – opvoeding, scholing
educatief  opvoedend
eed – belofte, bezwering, gelofte, verklaring
eedbreuk - meineed
eedgenoot  bondgenoot, samenzweerder
eedverbond  compromis, eedgenootschap
eega  echtgenote, echtgenoot, ga, gade, gemaal, gemalin, getrouwde, levensgezel, man, vrouw , wederhelft
eek  azijn, edik, eik, eikenschors, looistof, run
eekhoorn – eekkatte, eker, pluimstaart
eekhoornmarmot  tamias
eekhoornsoort - alpenmarmot, klapperrat, soeslik, ziesel
eel  ale, bier
eelt  callas, huidverharding, weer, zwil
eeltachtige uitwas  likdoorn, wrat
eenakter - toneelspel
eeltachtige verharding  wrat
eeltpotige - alpaca, dromedaris, guanaco, kameel, lama, vicugna
een andere mening - oneens
een andere vorm geven  deformeren omvormen, reformeren, vervormen
een appel en een ei - weinig
een bad nemen - baden
een bedevaart doen - dienen
een beetje – deels, enigermate, enigszins, iet, iets, ietwat, luttel, pietsje, wat, weinig
een beetje dronken – aangeschoten, tipsy
een beetje scheel  loens
een bepaalde richting uit – achteruit, linksaf, rechtdoor, rechtsaf
eenbes - dolwortel, panskruid, wolfsbes
een besluit nemen - beslissen
een bestelling bezorgen – afloeveren
een boek openen – opslaan
een boel - veel
een bultige kameel - dromedaris
eencellige - radiolarie, schaaldier(tje)
eencelligen -
5 algae, algen
6 wieren
7 ciliate
8 protozoa, sporozoa
9 bacteriën, protisten , rhizopoda, sardonica
10 flagellata, schizophyta, slijmzwammen
12 mastigophoia
13 sporendiertjes, wortelpotigen, zweepdiertjes
17 afgietseldiertjes
eencellig diertje - amoebe, zeevonk
eencellig organisme - bacil, bacterie
eend - bergeend, brilduiker, domoor, goele, klappereend, krakeend, krust, oeverzegge, roepertje, roodkop, stommeling, taling, woerd
eend, kleine - taling
eendachtig - dom
eendachtige vogel - eend, gans, meerkoet, zwaan
één dag durend  efemeer
eendagsvlieg - efemeried, haft, oeveraas
een dag voor heden - gisteren
eendekker - monoplaan
eendekroos - eendemoes, lemma, puirek
eendekroos achtigen - lemnaceeëen
eendelig werkpak - overall
eendendoder - visarend
eendengeluid – kwaken, snateren
eendenkooihouder - kooiker
eendensoort -
6 smient, taling ijseend
7 casarca, nijlgans, zaagbek, zee-eend
8 Balieend, bergeend, booteend, duikeend, huiseend,
kromeend, kuifeend, nonnetje, slobeend
9 Andesgans, dwerggans, eidereend, krooneend,
kwakertje, pronkeend, pijlstaart, tafeleend
10 brilduiker, Pekingeend, Rouaaneend, toppereend,
witoogeend
11 hoendergans, Orinocogans
12 wintertaling
16 stekelstaarteend
eender  dito, egaal evenzo, gelijk, hetzelfde, idem, ongeweizigd, onveranderd
een der Antillen  Aruba, Bonaire, Cuba, Curaçao, Jamaica, Saba
een der Apostelen  Andreas, Filippus, Jacobus, Johannes, Judas, Nathanaël, Petrus, Simon, Thomas
een der Azoren  Fayal
een der Bahama’s  Acklin, Cat, Watling
een der Balearen  Ibiza, Mallorca, Minorca
een der Banda eilanden  Al
een der Canarische eilanden  Palma, Hierro
een der Cycladen  Delos, Milos, Naxos, Paros, Thira
een der Deense eilanden  Bornholm, Funen, Mön, Samsö, Lolland,
een der eilanden van de Dodekanesos  Leros, Jaros
een der Fidzji eilanden  Ngau
een der Filippijnen  Luzon, Mindoro, Mindanao
een der Furiën  Megara
een der Gorgonen  Euryale, Madusa, Stheno
een der grote Antillen  Cuba, Jamaica
een der Hebriden  Barra, Lewis, Ulst
een der kegelsneden - ellips
een der lonische eilanden  Korfoe, Zante
een der Japanse eilanden  Hokkaido, Hondo, Kioesjoe, Sjikokoe
een der kleine Antillen  Aruba, Bonaire, Curaçao
een der Koerillen  ltoeroen, Oeroep
een der Lakkadiven  Amini, Kalpeni
een der Liparische eilanden  Alicudi, Salina, Stromboli
een der Lofoten  Andöy, Langö
een der Molukken  Ambon, Buru, Ceram, Halmahera
een der muzen Calliope Clio, Erato, Euterpe, Melpomene, Polyhymnia, Terpsichore, Thalia, Urania
een der nieuwe Hebriden  Epi, Tana
een der Nornen  Oerd, Skoeld, Verandi
een der Oostzeeeilanden  Bornholm, Gotland, Öland, Sarema
een der Orkaden  Hoy, Sanday
een der Parcen  Atropos, Clotho, Lachesis
een der Pityusen  Formentera, Ibiza
een der Rioekioe eilanden  Okinawa
een der Salomon eilanden  Boeka, Malaita
een der Shetlandeilanden  Foula, Unst, Yell
een der Sporaden  Chios, Kos, Samos
een der stichters van Rome  Remus, Romulus
een der Tanimbareilanden  Larat
een der twaalf kleine profeten  Amos, Hosea, Jona, Micha, Nahum, Obadja
een der Waddeneilanden  Ameland, Rottum, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Vlieland
een der Walkyren  Brunhilde
een der wetboeken  B.W., W.v.S.
een der zinnen  gehoor, gevoel, gezicht, reuk, smaak, tast
een deurvlak - paneel
een diepe afkeer voelen - walgen
een door grenzen bepaalde plaats  ruimte
een door hoge bergen ingesloten dal  dal, ketel
een door land omsloten water meer, plas, poel, ven
een dosis bepalen - doseren
een duik nemen - duiken
een duistere zaak - raadsel
een dutje doen - dutten
een einde nemen – ophouden, stoppen
een en ander  enig, e.e.a.
een elk  ieder(een)
een enkele - eentje
een enkele keer  eens, eenmaal
een enkele maal  eens, soms, weleens
een fase hebbend – eenfasig
een ferme indruk makend – kranig, stoer
een flinke man  kerel, vent
een gat maken – boren, graven
een gedaante geven  formeren, vormen
een geheel vormend  aaneen, samen
een geloofsbelijdenis aanhangend  belijdend, confessioneel, kerkelijk
een geluid geven - klateren
een gemeenschappelijk middelpunt hebbend - concentrisch
een gesprek aanknopen  aanpappen
een gesprek voeren - converseren
een geur waarnemen - ruiken
een geweldige jager  Nimrod
een halm - lintgras
een hecht geheel  eenheid
een heel volk treffend  nationaal
eenheid – gelijkheid, harmonie, unie, uniformiteit unit, vereniging
een heildronk uitbrengen - toosten
een hekel hebben aan - haten
een heleboel  massa
een hele Piet  held, kei
een hoeveelheid bepalen - doseren
een hoeveelheid werk  taak
een huis zetten - bouwen
een ieder  elk, elkeen, ieder, iedereen
een in het kaartspel  aas
een inzinking hebben - instorten
een kamp betrekken – kamperen
één keer – eenmaal, eens,, ereis, weleens
een keus maken – (uit)kiezen
een klap geven - slaan
een klein bedrag – prikjesnars
een klein beetje  flinter, iets, pietsie, snufje, vleugje
een klein gedicht  distichon, limmerik, rijmpje, versje
een klin gedichtje – rijmpje, versje
een kleinigheid - akkevietje, bagatel, krats, schijntje, snars
een knal geven – knallen
een knoop leggen - knopen
een koning van Israël  David, Salomon, Saul
een kristal  monokristal
een lyrische dichtsoort  elegie, ode
een maal aanrichten – dekken
een maaltijd gebruiken – lunchen
een massa – veel
een meevaller hebben – boffen
een mes aanzetten – scherpen, slijpen
een met achttien nullen  triljoen
een met negen nullen  biljoen
èèn met twaalf nullen  biljoen
èèn met zes nullen  miljoen
een moment  even, ogenblik, tel
een mooi praatje  smoes, uitvlucht, verzinsel
een naad losmaken – tornen
een naam geven – benoemen, betitelen,dopen, noemen,
een mooie jongen  Adonis
een norm voorschrijvend - normatief
een nors man  Nabal, nurks
een nummer trekken  loten
een of ander  iemand
een ogenblik  even, eventjes, minuut, moment, tel
een omweg maken - omlopen
een oog betreffende  monoculair
een oordeel vellen – (be)oordelen
een opdracht herroepen  algelasten, intrekken
een ovatie geven – klappen
een pakkerd geven - kussen
een plantenleven leiden – vegeteren
een pleidooi houden - pleiten
een poosje – amerij, even
een prooi zoeken - azen
een regel woorden - zin
een slag om de arm houden – voorzichtig
een slag slaan – gissen, reden
een sloot volstorten – dempen
een snufje - snuifje
een stel kleren  kostuum, pak
een stuk of wat  paar
een teugje drinken - nippen
een tochtje maken  toeren
een van de veda's  Atharva, Rig, Sama, Yajur
een van zin  eenparig
een vent van niets - flut
een vereiste – nodig
een veter strikken - knopen
een waan hebben - wanen
en warme maaltijd gebruiken – dineren
een weg banen - doordringen
een weinig – beetje, enigzins, even, iet, iets, ietwat, lichtelijk, snars, zier
een weinig loom -lomig
een weinig nat  vochtig
een weinig scheel  loens
een weinig tijd  even, moment, tel
een weinig voos - voosachtig
een weinig warm  lauw
een wenk geven - wenken
een worden  integreren
een worm  emelt
een zekere – ene, iemand
een zet geven - duwen
eencellig dier  foraminifeer, infusiediertje, pantoffeldiertje, radiolarie, trypanosoom, zeevonk
eencellig organisme  bacil, bacterie
eend  goeie, goeleken, smient, taling, woerd
eendagsvliegen  efemeriden
eendekker  monoplane
eendracht  concordia, eensgezindheid, harmonie, samenwerking unitas, unie
eendrachtig  eenparig, eensgezind, harmonieus, unaniem
eendvogel - krak(eend)
een enkele keer - eenmaal, eens
eenheid  element, gelijkheid, harmonie, monade, unie, unitas, uniteit
eenheid van absolute druk - ata
eenheid van arbeid  erg, energie
eenheid van arbeidsvermogen - h.p., p.k., paardekracht
eenheid van belichtingssterkte - lux
eenheid van capaciteit  Farad
eenheid van diamantgewicht - karaat, krt
eenheid van dopoolmoment - debye
eenheid van druk  atm(osfeer), bar, dyne, pascal, piëeze, torr
eenheid van elektrisch potentieel - volt
eenheid van elektrische arbeid  joule, kWh., kilowattuur
eenheid van elektrische capaciteit  farad
eenheid van elektrische lading - coulomb
eenheid van elektrische spanning  volt
eenheid van elektrische stroomsterkte  ampère, amp., bit
eenheid van elektrisch vermogen Watt
eenheid van elektrische veldmeter - voltmeter
eenheid van elektrische weerstand  ohm
eenheid van energie  Btu, cal(orie), erg,, h.p, p.k., (Eng)
eenheid van filmgevoeligheid  Din, Asa
eenheid van frequentie  Hz., Hertz
eenheid van gas spanning  atm., atmosfeer
eenheid van geluid  decibel, db., foon
eenheid van gewicht  gram, kilo, ons, pond, ton
eenheid van goudgehalte  karaat
eenheid van helderheid van lichtbron  stilb
eenheid van kracht  dune, dn., Kgf, Newton, pdl, poundal
eenheid van lengte  angstrom, ft, inch, lichtjaar, meter, mile, mijl, yard
eenheid van lichtsterkte  candela, kaars, lumen
eenheid van lichtstroom  lumen
eenheid van luchtdruk  atmosfeer,milibaar
eenheid van luminatie - blondel
eenheid van maat  cm, el, elle, km, meter, mm
eenheid van magnetische flux - voltsec.
eenheid van magnetische veldsterkte  gauss
eenheid van meten van lichtsterkte  kaars, candela
eenheid van massa - gamma, karaat, kilogram, kg, lb, sh.t.n., ton
eenheid van oppervlakte - acre, are
eenheid van oppervlakte in de atoomfysica - barn
eenheid van overerving - gen
eenheid van snelheid - kmh, knoop
eenheid van spanning of druk  atmosfeer, atm. bar, volt
eenheid van stroom - ampère
eenheid van temperatuur  graad
eenheid van transmissiesnelheid - baud, bit
eenheid van tijd - sec,
eenheid van verlichtingssterkte  blondel, lux
eenheid van vermogen  hp, p.k., watt
eenheid van volume - barrel, gallon, liter, stère, UKgal, USgal, wisse
eenheid van warmte  gramcalorie
eenheid van weerstand - Ohm
eenheid van wezen  identiteit
eenheid van zelfinductie  henry
eenheidstaal  A.B.N., Esperanto, Ido, koinè
eenheidstaal in Afrika  Haussa, Suohili, Swahili
eenheidstaal in de Middeleeuwen  Latijn
eenheidstaal in India  Engels, Hindi
eenheidstaal in Indonesië  Bahasa, Maleis
eenheidstaal in Z. Amerika  Papiamento
eenhoevig zoogdier  ezel, okapi, paard, rendier, ros, zebra
eenhoofdig  monarchaal
eenhoorn  narwal, neushoorn, rinoceros, unicum
eenhoornvis  narwal
eenjarig - annaal
eenjarig dier - enter
eenjarig gewas  boekweit
eenjarig groenvoeder gewas - serradella
eenjarig (huis)dier  enter
eenjarig kalf  hokkeling, pink
eenjarig plantje  erica, hennep, kroos, veronica
eenjarige planten - annuellen
eenjarig rund - hokkeling, pink
eenjarige stier - pinkstier
eenjarig vrouwelijk rund - hokkeling
eenkennig – bleu, schuw, timide, verlegen
eenklank - monuftong, unisono
eenkleurig  effen, egaal, monochroom, uni
eenlettergrepig woord  monosyllabe
eenling  alleenstaande, eenzaat, enkeling, individu, mens, persoon
eenlopig - ongehuwd, vrijgezel
eenmaal  eens, ereis, ooit, toen, vroeger
eenmaal daags, op recepten - s.d.d.
eenmaal de baan voor een racer ronde
eenmaster  botter
eenmiddelpuntig  concentrisch
eenoog  cycloop
eenoogkreeft - cyslops
eenoor  sul
eenparig  eendrachtig, eensgezind, eenstemmig, gelijk gelijkmatig, gestadig, matig, unaniem
eenpersoonsroeiboot  sculler, skif
eenpolige magneet - monopool
eens  akkoord, eendrachtig, eenmaal, ereis, eris, indertijd, ooit, toen, vroeger, weleens
eens zo veel  dubbel, dubbelop
eensgezind  eendrachtig, eenparig, harmonisch, saamhorig, solidair, unaniem, uniteit
eensgezindheid  concordia, eendracht, eenheid, harmonie, unanimiteit, unaniem, uniteit
eensklaps – bruusk, ineens, opeens, pardoes, onverhoeds, onverwachts, plotsklaps, plotseling
eenslachtig - diklien
eensluidend  gelijkluidend
eensnarig muziekinstrument  monochord(ium)
eenspannig wagentje  cabriole, gig,
eens te meer – andermaal, alweer, nogmaals, opnieuw, wederom
eenstemmig  consonant, eendrachtig, eenparig, eensgezind, unaniem, unisono
eenstemmig  (muz) unisona
eenstemmig gezang  monodie
eenstemmig muziekstuk - aria, solo
eenstemmige kerkgezangen  gregoriaans
eentonig  eenzelvig, monotoon, saai, vervelend
eentonige opsomming  litanie
eentonige manier van opzeggen  dreunen
eentonige melodie - dreun
eentonige versmaat  dreun
eentonigheid - monotonie
eenvoetig vers  monometer
eenvormig  gelijkvormig, uniform
eenvormig maken  uniformeren
eenvoud  argeloosheid, bescheidenheid, naïviteit, natuurlijk, ongekunsteldheid, simpelheid, simpliciteit, onnozelheid, oprechtheid
eenvoudig – armoedig, bescheiden, gemoedelijk, gering, gewoon, gewoonweg, karig, kortweg, makkelijk, matig, naïef, natuurlijk, ongekunsteld, onnozel, onopgesmukt, oprecht, plat, primitief, simpel, sober
eenvoudig (rnuz)  rustic(and)o
eenvoudig gebouw  barak
eenvoudig gedicht  rijm
eenvoudig hotel  herberg, logement
eenvoudig huisje  hut, krot, stulp
eenvoudig hulpmiddeltje  ezelsbrug (getje)
eenvoudig instrument om de hoogte der zon te meten - zering
eenvoudige hanglamp - pendel
eenvoudige herberg  estaminet
eenvoudige tijdmeter  zonnewijzer
eenvoudige zangwijze - dun
eenvoudigste element  waterstof
eenvoudigste koolwaterstof  methaan
eenvoudigste oxide  water
eenwaardig – monovalent, uniform
eenwerf - eenmaal, eens
eenworden - integreren
eenwording  integratie
eenzaadlobbig  lelie, monocotyl
eenzaadlobbige plant  abaca, agave ajuin, aloë, ananas, aronskelk, asperge, bamboe, banaan, bios, canna, clivia, crocus, dravik, ezelskop, gember, gerst, gladiool, haver, kroos, lelie, lis, look, maïs, narcis, palm, pandaan, pijlkruid, prol, riet, rogge, rus, rust, saffraan, suikerriet, tarwe, weegbree, zeegras, zegge
eenzaam  afgelegen, afgezonderd, alleen, doods, enkel, geïsoleerd, isolaat, onbezocht, ongehuwd, solitair, verlaten
eenzaam gelegen  afgelegen, geïsoleerd
eenzaamheid  isolement, verlatenheid
eenzelfde  dergelijk
eenzelvig  afgezonderd, bekrompen, gelijk, gesloten, ingekeerd, introvert, partijdig, stil, stug, unilateraal
eenzelvig mens - eenling
eenzinnigheid - univociteit
eenzijdig - bekrompen, partijdig, unilateraal
eenzijdig bedrukt papier  piano
eer  aanzien, achting, aleer, alvorens, burgerlijkeerzaam, egards, ere, faam, glorie, hulde, lof, naam, praal, prestige, regard, roem, voor, voordat, vroeger, waardig, zedelijk
eer aandoen - eren
eerbaar – bescheiden, braaf, decent, fatsoenlijk, goed, kies, kuis, modest, not, preuts, rein, solide, zedelijk, zedig
eerbaarheid  fatsoen, kuisheid, zedigheid
eerbetoon  aanbidding, defilé, eer, egards, groet, hormat, hulde, hildiging, verering
eerbewijs - aubade, defilé, eerbetoon, egard, groet, hulde, knieval, respect, serenade, verering, waardering
eerbied  achting, bewondering, egard, hoogachting, ontzag, respect, reverentie, verering, vrees
eerbied afdwingend  eerbiedwaardig
eerbied jegens overledenen  piëteit
eerbied voor zichzelf  zelfrespect
eerbiedig – respectvol, waardig
eerbiedigen  ontzien, respecteren , sparen
eerbiedige nagedachtenis - piëteit
eerbiediging  ontzag, respect, eerbiedsbetuiging  egard eerbiedwaardig  achtbaar, respectabel, venerabel
eerdaags  dra, eerlang, binnenkort, spoedig, weldra
eerdat – alvorens, voordat
eerder  liever, eer, eerst, eertijds, liever, tevoren, veeleer, voorheen, vroeger, vroegtijdig
eerder in de tijd – verleden, voorheer, vroeger
eerdief - lasteraar
eergevoel  ponteneur, trots, zelfrespect
eergierigheid  ambitie, eerzuchtig
eerherstel  rehabilitatie
eer ik het vergeet - apropos
eerkrenking  belediging, kwetsing
eerlang – aanstonds, binnenkort, dra, eerdaags, ras, spoedig, weldra, welhaast
eerlijk  betrouwbaar, echt, fair, gemeend, gepast, goed, loyaal, oprecht, openhartig, rechtschapen, rechtvaardig, ronduit, waar(achtig)
eerlijkheid – deugd, trouw, probiteit, rechtschapenheid, waarheid
eerloos  gemeen, gewetenloos, ignobel, infaam, karakterloos, laag, laaghartig, onedel, oneervol, schandelijk, snood, veil
eerloosheid  infamie, laagheid, schanddaad
eermetaal  medaille, onderscheiding, ridderorde
eer of achting – aanzien
eer of lof - glorie
eerroof – aanranding, achtyerklap, diffamatie, smaad, laster
eerrovend – schandelijk
eerrover - aanrander
eershalve  h.c., honorair
eerst  aanvankelijk, eerder, primair, primo, vooraan, vooraf, voordat, vooreerst, vroeger
eerste – alfa, prima, primus, princeps,vooraf, voorste
eerste aanzet - opmaat
eerstdaags  binnenkort, ras, weldra
eerste aardperiode van het secundaire tijdperk - tiras
eerste afdruk  druk, drukproef, proef, proefdruk
eerste afschrift  grosse
eerste begin - inzet, kiem, opmaat
eerste beginselen - initia, rudiment
eerste beginselen betreffende  elementair
eerste bericht  primeur
eerste bewoner der Filippijnen  Negrito
eerste bewoner van Amerika  Indiaan
eerste bidstond  prime
eerste bijbelboek  Gen(esis)
eerste bod op een veiling - inzet
eerste dag van de maand  (Lat) calendae
eerste deel van breviergebed - metten
eerste deel van een mis - prefatie
eerste deel van een rivier - bovenloop
eerste der bisschoppen  Paus
eerste distillatieproduct - voorloop
eerste gebruik - primeur
eerste grasboter - schaapjesboter
eerste grondwet  magna charta
eerste haar van jonge dieren  nesthaar
eerste hogepriester  Aäron
eerste hulp bij ongelukken - ehbo
eerste Indiëvaarder  Houtman, Linschoten
eerste industriestad in Japan  Osaka
eerste jaargetijde - lente
eerste jaars - groen, noviet
Eerste Kamer  Senaat
Eerste Kamer, Deense  Landsting
Eerste Kamerlid  senator
eerste keer - p.v.
eerste kelner - ober
eerste koemelk na kalven  biest
eerste koning der joden  Saul
eerste koning van Nederland  Willem
eerste korte etappe - proloog
eerste letter Griekse alfabet  alfa, alpha
eerste letter Hebreeuwse alfabet  aleph, alef
eerste letter van iemands verschillende namen  initiaal
eerste lettergreep van een volgende bladzijde  custode, custos
eersteling - primeur
eerste maandag na Driekoningen  koppermaandag
eerste mens  Adam
eerste mens, oude-Noorse - Ask
eerste melk na het kalven - biest, colostrum
eerste mens  primaat
eerste minister  kanselier, premier
eerste minister van sultan - vizier
eerste model - prototype
eerste naamval  nominatief
eerste noot van da toonladder  C, do, ut,
eerste onderwerp - apropos
eerste openbaarmaking van nieuws  primeur
eerste optreden - debuut
eerste opvoering  première
eerste post op de rekening van een advocaat - retenue
eerste predikatie  entreerede
eerste prijs - goud
eerste prijs-behaler op school - primus
eersterangs - beste, exelent
eerste redevoering  maidenspeech
eerste reis van schip  maidentrip
eerste ruimtevaarder  Gagarin
eerste slag bij ennis - service
eerste slachtoffer van een broedermoord  Abel
eerste staatsdienaar  minister
eerste staatsmacht na de bevrijding  m.g.
eerste stadium van groei in een eicel - blastula
eerste stoot die een beweging meedeelt - impuls, initiatief
eerste taken van dierenriem  Ram
eerste thema van fuga  dux
eerste toneelspeelster - primadonna
eerste type - prototype
eerste verdieping - belètage
eerste verweerschrift  repliek
eerste vijf bijbelboeken  Pentateuch
eerste vlieger  Icarus
eerste voorstelling  première
eerste vrouw  Eva
eerste vrucht - eersteling
eerste werk van schrijver  debuut
eerste zangeres aan een opera  primadonna
eerste zondag na Pasen  quasimodo
eerstejaars  groen, noviet
eerstgeborene – eersteling, Kaïn, oudste, primogenitus
eerstgeboorterecht  primogenituur
eerstgeboren zoon van Jakob  Edom, Ezau, Jacob
eerstgenoemde  e.g.
eerstkomende - aanstaand, a.s., e.k.
eerstvolgende  a.s., e.k., e.v.
eertijds – aleer, olim, verleden, voorheen, vroeger, weleer
eertijds bekend schaker – Aljechim, Capablanca, Euwe, Morpgy, Olland, Reti
eertijds justitieambtenaar - baljuw
eertijds Oosterse vorst - Mogol
eervergeten – eerloos, verdorven
eervergetenheid - eerloosheid, gewetenloosheid, laagheid, schaamteloosheid
eervol – eerlijk, honorabel, loffelijk, lofwaardig, roemvol
eerwaarde  r.d., r.p.
eerwaarde grijsaard  aartsvader, nestor
Eerwaarde Heer  R.D.
Eerwaarde Vader  R.P.
eerwaardig - achtbaar
eerwaardig ambt  R. M.
eerzaam – achtbaar, braaf, deugdzaam, duf,eerbaar fatsoenlijk, goed, lust, netjes, verlangen, ijver
eerzucht  ambitie, aspiratie, verlangen, ijver
eerzuchtig  ambitieus, eergierig
eerzuchtig mens - intrigant, streber, strever
eest  ast, droogoven, oven
eesten – drogen
eet – trek, honger
eetbaar – gaar, rijp
eetbare knol  aardappel, biet, kroot, pieper, raap, radijs, rammenas
eetbare hartschelp – kokhaan, kokkel
eetbare kweekplant - asperge
eetbare paddestoel  aardbuil, berkenboleet, brons champignon, cantharel, distelpleutotus, dooierzwam, eekhoorntjesbrood, gele ridderzwam, gele stekelzwam, gepeperde melkzwam, geschubde inktzwam, goudgele koraalzwam, grote paarse ridderzwam, koraalzwam, hanakam, honingzwam, hoorn van overvloed, inktzwam, keizerszwam, morielje, nevelzwam, paarlamaniet, parasolzam, ridderzwam, ruwe groene Russula, truffel, weide-champignon, weidekringzwam
eetbare plant - venkel
eetbare schijnvrucht  kwee
eetbare slak  alikruik, caracole, karakol
eetbare stengel  asperge, kaarde
eetbare wortel  aardwortrel, biet, gember, pee, peen, schorsoneer
eetbare zeeslak  alikruik
eetbare zwam  cantharel, champignon, eekhoorntjesbrood, eikhaas, morille
eetgelegenheid – bistro, brasserie, cafetaria, eethuis, gaarkeuken, kantine, mensa, restaurant, restauratie, snackbar
eetgelegenheid voor militairen  mess
eetgelegenheid voor studenten  mensa
eetgerei  bestek, bord, couvert, fruitmesje, kom, kop, lepel, mes, pan, schaal, servet, servies(goed), soeplepel, vork
eetgerei veer militairen - messtin, mesting
eethuis  automatiek, bistro, cafetaria, ordinairs, restaurant, spijshuis
eetketeltje  gamel
eetklaar maken – bakken, koken
eetklaar maken met stoom - stomen
eetklaar maken op een grill - grillen
eetkraam  warong
eetlust  appetijt, eet, graagheidhonger, lust, trek, zin
eetlustgebrek  anorexie
eetlust, onverzadigbare - acorie
eetlust opwekkend middel - amara, aperitief, bitter, gentiaan, kalmoes, specerij
eetpartij – eterij
eetpauze – schaft(tijd)
eetregel - dieet
eetschema  dieet, regiem
eettafel – dis
eetvertrek – eetzaal
eetvoorschrift - dieet
eetwaar  eten, kost, voeding, voedsel
eetwolf - gulzigaard, slokop, veelvraat
eetzaal  cenakel, grillroom, lunchroom, mess, refectorium, refter, restauratie, restaurant
eetzaal in klooster  refter
eetzaal op een schip  messroom
eetzak – broodzak, knapzak
eeuw  era, periode, tijdperk
eeuwfeest  centenarium
eeuwig – aanhoudend, altijd(durend), altoos, eindeloos, immer, levenslang, oneindig, onsterfelijk, steeds, tijdloos, voorgoed
eeuwigdurend - altijddurend
eeuwige stad  Rome
eeuwigheid  aeoon, eindeloosheid, eon, hiernamaals
efemeris - dagboek, journaal
effect – aandeel(bewijs), gevolg, indruk, invloed, pandbrief, resultaat, uitwerking, waardepapier
effectief – doelmatig, doeltreffend, raak, werkelijk, wezenlijk
effen - egaal, eventjes, gelijk(matig), glad, onbewogen, ongerimpeld, plat, plooiloos, uitgestreken, vlak
effenen - aplaneren, banen, egaliseren, gelijkmaken, gladmaken, slechten, vlakken
effenheid - gladheid, vlakte
effening - gelijkmaking
effen streek land - vlakte
effentjes - eventjes
effer - avegaar
afficiteit - doelmatig, doeltreffend
egaal - eender, effen, emerlei, gelijk, gelijkmatig, glad, plat, plooiloos, vlak
egalisatie - vereffening
egalisator - gelijkmaker
egaliseren - (ver)effenen, gelijkmakenvlakmaken
egard - achting, beleefdheid, eerbied, ontzag, respect, voorkomendheid
Egeïsche Zee, eilandengroep in de - Cycladen, Sporaden
egel – arbeidsrol, kaardrol
egel, soort - spitsrat
egelantier - bottelroos, rozelaar
egelgras - beenbreek
egelskop - duiker, sparganium
egelvis koglvis
egelworm - leverbot
egelwormziekte - distomatose
egger - landbewerker
eggerig - stroef
ego - ik
egoïsme - baatzucht, zelfzucht
egotripper - egoist
Egypte, oude naam voor - Kemat, Kemi
Egypte, oude Arabische naam voor - Misr
Egypte, oude Hebreeuwse naam voor - Masor, Mitsraim
Egypte, oude oud Perzische naam voor -Moedraja
Egyptisch beeldschrift - hiëroglief
Egyptisch dodenverblijf - amente, amenti
Egyptisch grafmonument - mastaba, mastebe, pyramide, piramide
Egyptisch schiereiland - Sinaï
Egyptisch zeilvaartuig - faloek
Egyptische Bedoeïnenstam - Ababda, Bisjarin
Egyptische berg - Galala, Sinai
Egyptische christenen - Kopten
Egyptische dodengod - Osiris, Serapis
Egyptische farao -
3 Aha, Eje
4 Pepi, Teti
5 Antef, Horus, Menes, Necho, Wadji, Oenas
6 Amasis, Amosis, Apriës, Cheops, Djoser, Narmer, Ramses,
Sethos
7 hefren, Merenré, Sahoeré, Sanacht, Sjabaka, Sjesonk,
Snofroe
8 Achnaton, Haremheb, Oeserkaf, Setnekat
9 Amenemhet, Amenhotep, Merenptah, Montemhet,
Mycerinus, Sesostris
10 Thoetmoses, Thoetmosis
11 Mentoehotep, ToetankAmon
12 Psammetichus
Egyptische godheid -
2 Ra, Re
3 Bes, Geb
4 Amon, Apep; Apis, Apof, Aton, Hapi, Isis, Nioe, Noet, Ptah,
Seth, Thot
5 Ammon, Atoem, Chons, Horus, Nioet
6 Anubis, Hathor, Neftys, Osiris
7 Chonosoe
Egyptische godin - Bast(et), Isis, Sachmet, Sechmet
Egyptische grafheuvel - pyramide
Egyptische grafkelder - mastaba
Egyptische graftempel - serdab
Egyptische havenstad - Port Said, Suez
Egyptische heerser - Farao
Egyptische heiligenplant - lotus
Egyptische hoofdstad - Caïro, Kairo
Egyptische koning - Farao, Foroek, Pharao
Ramses
Egyptische landbouwer - fellah
Egyptische legeraanvoerder - Sirdar
Egyptische maangod - Chons
Egyptische munt - piaster, pond
Egyptische mythische slang - Apep, Apofis
Egyptische oase - Baharijeh, Siwa
Egyptische onderkoning - Jozef, khedive
Egyptische oogziekte - trachoom
Egyptische politicus - Naguib, Nasser, Sadat
Egyptische reigergod - Bennoe
Egyptische rivier - Nijl
Egyptische ruitersoldaat - mamm(m)eluk
Egyptische rijksgod - Horus, Re
Egyptische slager - belloh
Egyptische soldaat van de ruitermilitie - mammaluk
Egyptische staatsman - Naguib, Nasser, Sadat
Egyptische stad - Alexandrië, Aswan, Edfoe, Esneh, Idfoe, Isna, Kairo, Mansoera, PortSaid, Suez, Tanta
Egyptische stier - apis
Egyptische taal - Arabisch, Koptisch
Egyptische urn - canope
Egyptische vijgeboom - sycomoor
Egyptische vogel - ibis, nijlgans
Egyptische volkszanger - antari
Egyptische waterlelie - lotus
Egyptische wind - khamsin
Egyptische zonnegod - Ammon, Aton, Atum, Chepre, Osiris, Ra, Re
Egyptische zonnestad - Heliopolis, ioenoe, On
Egyptische zuidenwind - chamsin
ei - kern, kiem, oorsprong, ovum
ei, deel van een  dooier, dop, (ei)wit, kiemschijf, schaal, vlies
eiafscheiding - ovulatie
eiber - ooievaar, uiver
eiberbek - moeraslis, naaldekerver
eidebaar - eiber, ooievaar, uiver
eierboompje - sneeuwbes
eidooier - eigeel
eierdop - dop, schaal
eierengerecht - omelet, roerei, spiegelei
eierkoek - eiergebak
eierkolen - briketten
eierkunde - oölogie
eierkundige - oöloog
eierleggend - ovipaar
eierlevendbarend - ovovivipaar
eierlijst - echinus
eiermengsel – struif
eierpannenkoek - omelet
eierplant - aubergine
eierschaal - dop
eiersteen - kuitsteen, oöliet
eierstok - ovarium
eierveiling - eiermijn
eiervreter - keeltandslang
eigeel - dooier
eigen – aangeboren, aanverwant, allodiaal, amikaal, (bloed)verwant, gemeenzaam, gewend, intiem, persoonlijk, privé, vertrouw(d)elijk
eigenaar – baas, bezitter, gelande, houder, ingeland
eigenaar van een stuk land - (aan)gelande
eigenaar van onroerend goed - geërfde
eigenaar van onroerend goed In polder of
waterschap - ingeland
eigenaardig - bijzonder, curieus, merkwaardig, ongewoon, opmerkelijk, raar, vreemd, wonderlijk, zonderling, zonderling
eigenaardig persoon - type
eigenaar van een plantage – planter
eigenaar worden - koper
eigen baas – vrij
eigenbaat - eigenbelang, zelfzucht
eigenbelang - egoïstme,eigenbaat
eigenbelang zoeker - egoïst
eigenbezit – igendom, goed
eigendom - bezit, bezitting, domein, dominium, have, octrooi, vermogen
eigendomsdelict - diefstal, ontvreemding, verduistering
eigendom zijn - toebehoren
eigendunk - arrogantie, eigengereid, eigenwaan, hoogmoed, trots, verwaandheid
eigendunkelijk - arbitrair
eigenen - toeeigenen
eigen erfgoed - allodium
eigenhandig geschreven - handtekening, naamtekening, olografisch, paraaf, parafering, signatuur
eigenhandig schrift - autogram
eigenlijk - echt, feitelijk, reëel, waar(lijk), welbeschouwdwezenlijk
eigenlijke waarde – merite
eigenlof - autoritair
eigenmachtig - autocratisch, autoritair, dictetoriaal, willekeurig
eigenmachtig persoon - autocraat
eigen risico - franchisme
eigen rijtuig - equipage
eigenschap - aard, gave, hoedanigheid, karaktertrek, kenmerk, trek
eigenschap bij roken – inhaleren, trekken
eigenschap van een berustend mens - gelaten
eigenschap van kippen - leg
eigenschap van rubber - rek
eigenschap van voedsel - voedzaam
eigenste – dezelfde
eigentijds - contemporain, modern
eigen vrij erfgoed - allodium
eigenwaan - arrogantie, eigendunk, hoogmoed, trots
eigenwaarde - zelfrespect
eigenwijs - betweterig, curieus, eigenaardig, halsstarrig, hardleers, koppig, ongehoorzaam, ongezeglijk,ontoegeeflijk, pedant, waanwijs
eigenwijsheid - koppigheid
eigenwijs iemand - betweter
eigen woning - thuis
eigenzinnig – balsturig, dwars, grillig, halsstarrig, koppig, nukkig, obstinat, ongezeglijk,onhandelbaar ruw, weerspannig, wild
eigenzinnigheid – gril, koppigheid, luim
eigenzinnig mens - stuijfkop
eigenzucht – egoisme
eik - eek
eikel - aker
eikelontsteking - balanitis
eikenbast – eek, rinde
eikenhakhout  akkermaalshout, kreupelhout
eikenhout van schors ontdoen  eken
eiken paal  perkoen
eiken schiller  eker
eiken schillen  eken
eikenschors  eek, run
eiker - eikel
eilaas  ach, eilaci, helaas
eiland - eil, ile, insula
eilandenrijk - Japan
eiland, in samenstellingen - oog
eiland bekend door zijn aardappelen - Malta
eiland bekend uit de geschiedenis  Elba, Corsica, St. Helena, NovaZembla
eiland bekend uit de geschiedenis van Napoleon - Corsica, Elba
eiland bij Afrika  Ascension, Azoren, Bourbon, Brava, Comoros, Dezerte, Djerba, Fogo, Fuertaventura, Gomara, Grande, Hierro, Lanzarote, Madagas©kar, Madeira, Maio, Malagasië., Mauritius, Palms, Pemba, Reünion, Sal, Seychelles, St. Helena, Socotra, Tenerife, Zanzibar
eiland bij Alaska  Adak, Afognak Amchitka, Atka, Attu, Kiska, Kodiak, Nunivak, Pribilov, Riska, Tanaka, Unimak
eiland bij Alexandrië  Pharus
eiland bij China  Hainan, Formosa
eiland bij Boedapest - Csepel
eiland bij Denemarken  Aerö, Alsen, Amager, Bornholm, Falster, Funen, Lolland, Mön, Samsö, Seeland
eiland bij Duitsland  Borkum, Helgoland, Norderney, Rugen
eiland bij Engeland  Alderney, Anglasey, Coli, Eddystone, Eigg, Farne, Guernsey, Ierland, Jersey, Lundy, Man, Rhum, Sark, Scilly, Shetland, Tiree, Walny, Wight
eiland bij Estland  Oesel, Sarema
eiland bij Finland  Aaland
eiland bij Frankrijk  Glénans Groix, Guernsey Jersey, Noirmoutier, Oléron, Ré Yeu,
eiland bij Friesland  Ameland, Griend, Schiermonnikoog Terschelling, Vlieland
eiland bij Groningen  Borkum, Rottum, Rottumeroog, Rottumerplaat
eiland bij Halmahera  Kajoa, Ternate
eiland bij Italië  Corsica, Elba, Malta
eiland bij Japan  Decima
eiland bij Kreta  Gaudos
eiland bij Malta  Cozumel Gozo,
eiland bij NieuwGuinea  Aru, Ega, Aeli, Japen
eiland bij NoordHolland  Texel, Tessel
eiland bij Schotland  Arran, Barra, Burray, Bute, Canna, Coll, Colonsay Eday, Eigg, Hoy, Islay, Jura, Lewis, Muck, Mull, Rhum, Rousay, Sanday, Shapinsay, Staffa, Stronsay, Tiree, Westray
eiland bij Sicilië  Alicudi, Egadi, Filicudi, Levanzo, Lipari, Marettimo, Panarea, Salina, Stromboli, Ustica, Vulcano
eiland bij Sumatra  Nias
eiland bij Timor  Alor, Roti, Wetar
eiland bij Venetië  Lido
eiland bij Zweden  Öland, Gotland
eiland der Azoren  Fayal
eiland der Bahama 's  Acklin, Cat, Watling
eiland der Balearen  Cabrera, Conejera, Dragonera Formentera, Ibiza, Mallorca, Menorca
eiland der Cycladen  Antiparos, Delos, Folegandros, Herakleia, Karos, Kimolos, Los, Milos, Naxos, Paros, Rineia, Thira
eiland der Filippijnen  Catanduanes, Cebu, Luzon, Leyte, Mindoro, Mindanao, Negros, Panay, Samar
eiland der Grote Antillen  Cuba, Hispaniola Jamaica,
eiland der Hebriden  Barra, Lewis, Ulst
eiland der Koerillen  ltoeroep, Oeroep
eiland der Lakkadiven  Amini, Kalpeni
eiland der Lofoten  Andö, Langö
eiland der Molukken  Ambon, Batjan, Buru, Ceram, Halmahera, Obi, Morotai
eiland der Nieuwe Hebriden  Epi, Tana
eiland der Orkaden  Burray, Hoy, Sanday, Stronsay
eiland der Pityusen  Formentera, Ibiza
eiland der Sporaden  Chios, Kos, Samos
eiland in de Adriatische Zee  Bratsj Hwar, Bua, Eso, Lagosta, Lastrovo, Mijet, Wis,
eiland in de Aegeïschezee - Amorgos, Cycladen, Dodecanese, Mutilene, Nicaria, Rhodos, Santorin, Sporaden
eiland in de Atlantische Oceaan  Ascension, Fuertaventura, Gomera, Hierro, Lanzarote, Madeira, Palma, Tenerife ,IJsland
eiland in de Barentszee  Kolgoejef, NovaZembla
eiland in de Caribische Zee  Aruba, Blanquilla, Bonaire, Cuba, Curaçao, Hispaniola, Jamaica, Margarita, Mona, Saba, Saona,
eiland in de Charente  Réi
eiland in de Chinese Zee  Formosa, Liehtao, Penghoe
eiland in de golf van Venetië  Lido
eiland in de Egeïsche zee - Chios, Delos, Lemnos, Lesbos
eiland in de Griekse Archipel  Antikythira, Dia, Elafonisos Kreta, Kythira, Parapola
eiland in de Ierse Zee  Man, Lambay
eiland in de Indische Oceaan  Ceylon, Kokoseiland Madagaskar, Pemba, Sokotra, Zanzibar
eiland in de lonische Zee  Kefallinia, Korfu, Levkas, Paxos, Strotades, Zante, Zakynthos
eiland in de Middellandse Zee  Capri, Corsica, Cyprus, Elba, Kandia, Lipari, Kreta, Malta, Mallorca, Sardinië, Sicilië
eiland in de Nijl  Bije, Philae
eiland in de Oostzee  Bornholm, Chioema, Gotland, Oland, Önd, Osel, Rügen, Sarema, Scheer
eiland in de Rode Zee  Kamaran, Perim
eiland in de Stille Oceaan  Bikini, Eniwatok, Guam, Hawai, Kauai, Kusaie, Lanai, Majuro, Majura, Marakei, Maui Mangareva, Mani, Molokai, Mili, Nauru, Oahu, Paaseiland, Palmyra, Pinaki, Rimatara, Tahiti, Tarawa, Wake
eiland in de straat Bab el Mandeb  Perim
eiland in de straat van Korea  Quolpart
eiland in de straat van Makassar Tarakan
eiland in de Waddenzee  Griend (zie ook één der Waddeneilanden
eiland in de zee van Ochotsk  Sachalin
eiland in het hoge noorden  IJsland
eiland in het Kattegat  Anholt, Laesö
eiland in Europa  Eire, Erin, Ierland
eiland in Indonesië  Ai, Ambon, Babar, Bali, Banka, Batjan, Batoe, Billiton, Borneo, Buru, Celebes, Ceram, Flores, Halmahera, Irian, Java, Lombok, Madura, Ngawi, Nias, Obi, Onrust, Roti, Seram, Sewu,, Sula, Sumba, Sumatra, Sumbawa, Tidore, Timor
Eiland in Insulinde - Ambon, Bali, Banka, Borneo, Celebes, Java, Lombok, Madoera, Roti, Sumatra,
Ternata, Timor
eiland in Japan  Decima, Hondo Hokkaido, Kioesjoe, Kosilma Okoesjiri, Osjima, Sjikokoe, Sado,
eiland in WestIndië  Aruba, Bonaire, Curaçao Saba
eiland in ZuidHolland  Tiengemeten
eiland ten oosten van de Molukken  Goeam
eiland van de Dodekanesos  Leros
eiland van de Filippijnen  Bohol, Burias, Catanduanes, Cebu, Dinagat, Leyte, Luzon, Masbate, Mindoro, Mindanao, Negros, Panay, Samar, Tablas
eiland van de grote Antillen  Cuba, Haïti, Jamaica, Portorico
eiland voor de Engelse kust  Man, Lundy, Tresco, Wight
eiland voor New-York - Ellis eiland
eilandengroep - Archipel
eilandengroep  Antillen, Azoren, Balearen, Bermuden Cycladen, Dodekanesos, Faer Oer, Far Or, Filippijnen, Gezelschapseilanden, Hawaï, Hebriden, Japan, Molukken, Orkaden, Sporaden
Eilandengroep aan de westkust van Borneo - Karimata
eilandengroep bij Borneo  Karimata
eilandengroep bij Indonesië  Aroe
Eilandengroep bij Iran - Aroe, Ega
eilandengroep bij NieuwGuinea  Aroe, Aru, Ega, Kai, Mapia
eilandengroep bij de Noorse kust  Lofoten
eilandengroep bij Japan  Koerilen
eilandengroep bij Schotland  Hebriden, Orkaden, Shetland
eilandengroep in de Aegeïsche Zee  Cycladen, Sporaden
eilandengroep in de Atlantische Oceaan  Azoren, Bahama, Bermuda, Faeröer,
eilandengroep in de Grote Oceaan  Galapagos, Hawai, Hawaii, Micronesië, Molanesie, Polynesië
eilandengroep in de Indische Oceaan  Amiranten, Andamanen, Comoren, Indonesië, Lakkadiven, Malediven, Nicobaren, Seychellen
eilandengroep in de Middellandse Zee  Balearen, Cycladen, Pityusen, Sporaden
eilandengroep in de Noordelijke ijszee  Spitsbergen
eilandengroep in de Stille Oceaan  zie Grote Oceaan
eilandengroep ten oosten van Borneo  Sula
eilanden, eender grootste
4 Cuba, Java
5 Honda, Lusan
6 Borneo
7 Celebes, Sumatra
8 Sulawesi
10 Baffinland, Kalimantan, Madagaskar
11 Nieuw-Guinea
12 New-Foundland, Nieuw-Zeeland
13 Ellesmereland
15 Groot-Brittannië
eilandenrijk  Archipel, Insulinde, Japan
eileider -oviduct, tuba
eileiderontsteking - salpingitis
eiloof  klimop
eind  afloop, besluit, doel, oogmerk, slot, staart
eind dik touw waarmee men iemand afstraft  laars
eind hout  lat, stok
eind katoen  lont
eind touw  dreumel, gei, koord, reep, tul
eindbestemming  doel
einddoel - bestemming
einde  afloop, besluit, exitus, finale, inish, omega, slot, staart, uiterste, uitkomst, uitslag, uitgang, voleinding
einde van de affaire - afloop
einde van de dag  avond
einde van de nacht  ochtend, ochtendstond
einde van de oorlog  vrede, wapenstilstand
einde van een gebed  amen
einde van een rede - slotwoord
einde van een reis  aankomst, bestemming
einde van een spier - pees
eind van een touw - tamp
einde van een triller - climax
einde van een tros of van een touw van het staande want  tamp
einde van een vliegtocht  landing
einde van het leven - dood
eindelijk  enfin, tenslotte
eindelings hout  kopshout
eindeloos  eeuwig, heerlijk, mateloos, oeverloos, onafzienbaar, onbegrensd, onmeetbaar, oneindig
eindeloosheid - infiniteit, oneindigheid
eindeloze dorre vlakte  poesta, steppe, toendra
eindeloze redevoering  filibuster
einden – aflopen, besluiten
einder  horizon, kim
eind hout - lat, stok
eindig - beperkt, vergankelijk
eindigen  einden, ophouden, sluiten, stoppen, uitscheiden, voltooien
eindigheid  finaliteit, vergankelijkheid
eindje – end, peukje, rest, stompje, stukje, tamp, tip
eindje lijn met een kous erin  reier
eindje touw  dreumel
eind katoen - lont
eindletter  slotletter
eindpaal - doel, finish
eindpunt - doel, finish, limiet, rostrum, streep
eindsnede van het brood - timp
eindstadium  telofase
eindstreep – finish
eindstrijd – finale, slotwedstrijd
eind touw - dreumel, gei, koord, reep, tamp, tui
einduitkomst  som, slotsom
eindwedstrijd – finale
eindweegs – ver
eins – hengsel
einze - hengsel
Eire  Erin, Ierland
eirond  ellips, ovaal
eis – aanspraak, claim, conditie, pretentie, verlangen, vordering, voorwaarde, vraag, wens
eisen – bedingen, claimen, requireren, vergen, verlangen, vorderen, wensen, willen
eiser – dager, impretrant, klager, maner, pretendent, reclamant, rekwitant
eiser in een burgerlijk geding - actor
eitje  neet
eitjes van kikkers - dril, rit
eivol  bomvol, boordevol, propvol, smoorvol, stikvol, tjokvol
eivormig  eirond, ellips, ovaal
eivormige gele vrucht - citroen
eivormige kromme  ellips
eiwit  albumine, albuminoide, DNA, globuline, prolamine, proteïne, RNA
eiwit achtige stof  protoplasma
eiwit achtige stof in het bloed - globine
eiwit in spierweefsel - actine
eiwit in urine - albuminurie
eiwitpreparaat  gelatine
eiwitstof  albumine, legumine, proteine
eiwitstof in peulvruchten  aleuron, legumine
eiwit vergingen – albuminaten
eken - ontschorsen
ekster – aakster, babbelkous
eksteroog  clavus, likdoorn
elaeagnacee - duindoorn, olijfwilg, zilverwilg
elan – aandrift, aanloop, animo, bezieldheid, bezieling, energie, enthousiasme, geestdrift, geestkracht, gloed, ijver, opwelling, stuwkracht, verve, vuur
eland - rendier
eland soort - moose
elasticiteit  rek, rekbaarheid, rekband, spankracht, veerkracht
elastiek  caoutchouc, gummi, rekband, rekker, rubber
elastisch – rekbaar, veerkrachtig,verend
elastisch broekje - stepin
elastische stof - lustre
elateriet  aardpek, asfalt
elaterometer  elasticiteitsmeter
elatineachtige - elatinaceeen
elder – melkklier, uier
elders – absent, afwezigweg
elders aanwezig zijn geweest  alibi
elders poten - verpoten
eldorado  dorado, eden, paradijs
electie  keus, keuze, keur, verkiezing
elector  keurvorst, kiezer
electoraat  kiezers(volk)
elefantiasis - filariasis
élégance - gratie
elegant  aanvallig, bevallig, chic, gracieus, levendig, sierlijk, smaakvol, zwierig
elegantie  bevalligheid, chic, gratie, sierlijkheid, zwier
elegie  klaaglied, klaagzang, treurdicht, treurzang
elegisch  klagend, klagelijk, weemoedig
electra - stroom
elektriciteit  electrastroom
elektriciteitsdraad  snoer
electrisch betalen - chippen
elektrisch geladen deeltje – anion, ion
electrisch mengtoestel - mixer
elektrisch muziekinstrument - trautonium
elektrisch orgaan bevattend dier  sidderaal
elektrisch seintoestel  telegraaf
electrisch steekcontact - stekker
elektrisch verschijnsel  elmsvuur, elmusvuur
elektrische cel  accu
elektrische centrale  krachtstation
elektrische eenheid  ampère, coulomb, KW, ohm, volt, Watt
elektrische geleiding  kabel, snoer
elektrische haardroger  föhn
elektrische lading van een atoombom - kernlading
elektrische schakelinrichting - relais
elektrische spanning – volt, voltage
elektrische stoel  electrocutor
elektrocutie  terdoodbrenging
elektrode  anode, kathode, lasmetaal
elektromagnetische triller  zoemer
electromonteur - electricien
elektromotorische kracht  E. M. K.
elektron - barnsteen
elektronenbuis – binode, tetrode, triode,
elektronenstraalindicator - afstemoog, radioöog
elektronisch brein  computer
electronisch tekenapparaat - plotter
electronische portemonnee - chipknip
elektrotechnisch ingenieur  e.i.
elementen –
3 tin
4 boor, goud, ijzer kwik, lood, neon, zink
5 atoom, argon, broom, fluor, koper, uraan, xenon
6 arseen, barium, bismut, borium, cerium, cesium, chloor,
chroom, erbium, fosfor, helium, indium, ionium, jodium,
kalium, kobalt, nikkel, osnium, radium, seleen, titaan, zilver, zwavel
7 cadmium, calcium, gallium, hafnium, holmium, iridium,
krypton, lantaan, lithium, mangaan, natrium, niobium, platina,
rhenium, rhodium, tantaal, telluur, terbium, thorium, thulium,
uranium, yttrium, zirkoon
8 actinium, europium, koolstof, lanthaan, lutetium, polonium,
rubidium, samarium, scandium, selenium, silicium, stikstof,
thalium, titanium, vanadium, wolfraam, zuurstof
9 alumunium, arsenicum, beryllium, germanium, magnesium,
molibdeen, neodymium, palladium, plutonium, ruthenium strontium,
tantalium, tellurium, waterstof, ytterbium, zirkonium
10 antimonium, dysprosium, gadolinium, kwikzilver,
wolframium
element met radioactieve eigenschappen  radium, uranium
elementair bestanddeel van organisme  cel, vezel
elementair deeltje  baryon, elektron, foton, lepton, meson, negaton, neutron, nucleus, proton
elementair deeltje met twee neutronen  bineutron elementair leerboek - abecedarium
elementair stofdeeltje  atoom, proton
elevatie  hoogte, opheffing, verheffing
elevator - elevatorium, graansilo (Amer.), graanzuiger, zandzuiger
élève  leerling, pupil, scholier
eleveren  opheffen, ophogen ,verheffen
elfenkoning  Oberon
elfenkoningin  Titania
elf - natuurgeest
elfenbankje - zwam
elft  engerling, fint, kwatworm,
elfrank - bitterzoet
elfsteden, een der Friese - Bolsward, Dokkum, Franeker, Harlingen, Hindelopen,Leeuwarden, Sneek, Sloten, Stavoren, Workum, Ijlst
elftal – ploeg, team
elfurenbloem  vogelmelk
elger  aalgeer, aalijzer, aalschaar, aalsteker, aalvork
elgjeshout - bitterzoet
elideren  uitlaten, uitstoten
eliminatie  afstoting, verwijdering, wegwerking
elimineren  doden, uitschakelen, verwijderen, wegwerken
elite – beste, bloem, garde, kader, keur, keurbende, keurgroep, keurkorps, kern, puik, selectie
elitegroep  keurbende, keurkorps
elixer – aftreksel, angostura, bitter, extract
elk  eenieder, elkeen, ieder, iedereen, iegelijk
elk deel van een boekwerk  tom, tomus
elk der getallen van een reeks behoren  term
elk jaar  annueel, jaarlijks
elk mens – allen, ieder(een), elkeen
elk uur een lepel  o.h.c.
elk wat wils  quodlibet
elkaar  elkander, malkander, mekaar, onderling, wederkerig
elkaar beschermen - dekken
elkaar naderend  convergent
elkander  elkaar, mekaar
elke dag  dagelijks
elke doortocht belettend  ondoordringbaar
elke keer - telkens
elke maand  maandelijks, mensueel
elke week  wekelijks
elkeen  allen allemaal, ieder, iedereen, elk,
elleboogsbeen - ellepijp
ellende – armoede, deernis, gevaar, jammer, kommer, merode, misère, narigheid, nood, nooddruft, ongelijk, onheil, ontbering, penarie, ramp, rampspoed, wanhoop
ellendeling  beroerling, ellendige, fielt, schurk, secreet
ellendig  akelig, (arm)etierig, armzalig, bar, beroerd, deerlijk, eng, erbarmelijk, lam(lendig), miserabel, misselijk, naar, noodlottig, onaangenaam, onaanzienlijk, ongelukkig, onguur, ontdaan, rampzalig, slecht, treurig
ellendig verblijf  hok, hut, kot, krot
ellendig vertrek - kot
ellendige woning  krot
ellenstok – maatstok, meetlat
ellepijp - tuba
ellerling - elrits
ellips – eirond, eivorm, ovaal
elliptisch  eirond, ovaal
elocutie  spreektrant, welbespraaktheid
eloge  lofrede, lofschrift, lof(spraak)
elp  elpenbeen, ivoor, tandbeen
elpen - ivoren
elpenbeen  olifantstand, ivoor
els  priem
El Salvadoriaanse munt  centavo, Colón
El Salvador, rivier in - Rio Lempa
El Salvador, vulkaan in - Izalco
elsbessenboom  haagappelboom
elvenschot - ischias, jicht
elver  glasaaltje
elycium  hemel, paradijs
Elzasser wijn - Muscat, Riesling, Silvaner
elzenbus - havik
email  brandverf, glazuur, smalt, tandglazuur
emaillak - enamel
emailleerprocédé - champlevé, cloisonné
emailleren - glazuren
emanciperen  ontheffen, vrijmaken, vrijstellen
emballage  blik, doos, kanaster, knaster, kist, krat, mand, vat, verpakking
emballeren – inpakken, verpakken
embargo  beslag
embarkeren - inschepen
embleem  insigne, logo, onderscheidingsteken, speldje, symbool, vignet, zinnebeeld
embleem op dokters auto - esculaap
emblema  blazoen, devies, kenspreuk, leuze, motto
embouchure - aanmonding
embrasure  muuropening, schietgat
embryo - kiem
emelt – hamel, larve, made, muggenlarve
emerald  smaragd
emeritaat  ambtsrust
emeritus  em, emer.
emersie  uittreding
emigrant – landverhuizer, uitgewekene
emigreren - uitwijken
eminent – best, buitengewoon, byzonder, edel, excellent, illuster, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, voortreffelijk
eminentie  em.
emissie  straling, uitgave, uitgifte, uitstorting, uitzending
emitteren - uitstralen
emmer  aker, amiraal, kit, puts
emmeren  zaniken, zeuren
emmertje - aker, kit
emmer van zeildoek - amiraal
emmes - fijn, leuk, prettig
emoe  casuaris, kasuaris, loopvogel, struisvogel
Emol  es
emotie  aandoening, belevenis, beroering, bewogenheid, gevoel, ontroering
emotieloos - hard, koud, ongevoelig
emotivol – fel, hevig, vurig
emotioneel  aandoenlijk, bewogen, ontroerend
empirie  ervaring
emplooi  ambt, baan, betrekking, bezigheid, dienst, job, occupatie, officie, werk
employé  arbeider, beambte, bediende, betrekking, klerk, werknemer
employé van een radiostation  omroeper
exploreren  aanwenden, gebruiken
empt - mier
emulatie  naijver, wedijver
en – benevens, bovendien, plus, tevens
en  (Eng.) and, (Fr.) et
en andere  e.a., meer
en avant  voorwaarts
en dergelijke  e.d., soortgelijk
en enige andere  e.e.a.
en meer andere  e.m.a.
en meer van die soort  e.d.
en omstreken  e.o.
en soortgelijke  e.d.
en wel  e.w.
enakskind  kolos, reus, titan
encadreren  inlijsten, omlijsten, omsluiten
enclave - tussengebied
enclitisch voor der  er
enclitisch voor hij  ie
encyclopedie - naslagwerk
Encyclopedist - Buffon, Diderot, Rousseau, Turgot, Voltaire
eind  afloop, besluit, eind, slot
end – afloop, besluit
endeldarm - rectum
endeldarmspiegel - rectoscoop
endeling - nazwerm
endemie - volksziekte
endemisch - inheems
enden - eindigen
en de rest - (fr,etc.
en dergelijke - e.d.
endogamie  inteelt
ene  iemand, zekere
energie – aandrift, arbeid, daadkracht, drijfkracht, fut, geestdrift, geest(kracht), inspanning, kiem, levenslust, lust, nadruk, pit, vermogen, veerkracht, vuur, werkkracht, werklustwil
energiebron  (aard)gas, atoom, benzine, kolen, olie, stroom, waterkracht
energiebron der toekomst  atoom(kern)
energiek  ferm, flink, kernachtig, kloek, kordaat, krachtig, kras, kwiek, levendig, levenslustig, ondernemend, pittig, rap, snedig, sterk, stevig, straf, vitaal, volhardend, vurig, wilskrachtig
energieloos - mat, moe, moede
energumeen - bezetene, woes
enfant cherie - lieveling
enfant terrible - flapuit
enerhande - dezelfde, hetzelfde, gelijksoortig
enerlei  identiek
enerveren  afmatten, ontzenuwen
enerverend – afmattend, opwindend, sensationeel, spannend, vermoeiend
enfin  eindelijk, kortom, welnu
eng  akelig, affreus, bar, bekrompen, belabberd, benauwd, benepen, benard, benauwd, enk, griezelig, krap, lam, naar, nauw(sluitend), onguur
engagement  verbintenis, verloving
engel  angelos, angelus, bode, cherub, geest, gezant, hartendief, hemelgeest, lieveling, serafijn
engel  Cherubijn, Gabriël, Michaël, Rafaël, Seraf, Serafijn, Uriël
engelachtig  angeliek
Engeland  Albion, Brittannië, UK
engelbewaarder - beschermengel
engelenbak - schellinkje
engelenleer - angelologie
Engels  Brits
Engels admiraal uit de 17e eeuw  Drake, Blake, Monk, Nelson
Engels automerk  A.C., AstonMartin, Bentley, Bristol, Daimler, Hillman, Humber, Jaguar, BMC, MG, Morgan, Morris, Riley, Rolls Royce, Rover, Singer, Triumph, Wolseley
Engels bier  ale, eel, stout
Engels café  pub
Engels chauvinist - jingo
Engels dialect - Anglisch
Engels dominion  Canada
Engels drinklied - glee
Engels eiland  Anglesey, Guernsey, Hebriden, Jersey, Lewis, Man, Mull, Orkaden, Scilly, Shetlands, Skeye, Wight
Engels gewicht - dram, grain, ounce, pound, scrupel, stone
Engelsgezind - anglofiel
Engels graafschap - Cornwall, Devon, Essex, Kent, Lancashire, Shire, Suffolk, Surrey, Sussex, Yorkshire
Engels grafmonument - dolmen
Engels gras - armeria
Engels handelsgewicht - cwt
Engels huurrijtuig - cab
EngelsIndische matroos  laskaar
Engels kamgaren - moreen
Engels komponist  Clarke, Elgar, Britten, Ireland, Purcell
Engels koningshuis  Lancaster, Plantagenet, Stuart, Tudor, Hannover, Windsor
Engels koninklijk verblijf  Windsor
Engels kroos - kerspruim
Engels landhuisje  cottage
Engelsman - brit
Engels muntstuk - shilling
Engels orkestleider  Silvester
Engels parlement - Lagerhuis
Engels rood - colcotar, oxiderood
Engels rijknechtje  groom
Engels rijtuig  cab, hansom
Engels staatsman  Attlee, Baldwin, Bevin, Chamberlain, Churchill, Cromwell, Disraëli, Eden, Gladstone, Grey, Heath, Home, Kitchener , Peel, Pitt, Wilson
Engels stadje  Eton, Oxford
Engels telwoord - eleven, one, seventeen, two
Engels toetsinstrument - virbunaal
Engels veldheer  Kitchener, Montgomery, Marlborough, Wellington,
Engels voegwoord  and, if, or,
Engels volksliedje - carol
Engels vorstengeslacht in de 18e eeuw  Tudor
Engels wetsontwerp - bill
Engels zilver  pleet
Engelse academische titel  D.C.L., D.P.H., B.A., B.D., D.D., M.A., M.B., LI.D., Ph.D.
Engelse adellijke titel  baronet, Dame ,duke, earl, lord, pair, prince, sir
Engelse admiraal  Blake, Drake, Monk, Nelson
Engelse advocaat - barrister, solicitor
Engelse appel  aagt
Engelse architect -
3 Fry
4 Adam, Kent, Wren
5 Dance,
6 Coates, Gibbes, Gibbet, Morris
7 Matthew
8 Campbell
Engelse auteur -
3 Fry
4 More, Pope, Shaw, Snow
5 Auden, Barns, Blake, Byron, Defoe, Eliot, Keats, Lewis,
Scott, Swift, Wells, Wilde, Woolf, Yeats
6 Austen, Brontë, Conrad, Dryden, Kelly, Milton, Morris,
Pinter, Thomas
7 Beckett, Dickens, Murdoch, Osborne, Shelley
8 Browning, Tennyson
9 Priestley Thackeray
10 Galsworthy
11 Shakespear
Engelse autobus - trolly
Engelse baai - firth
Engelse badplaats  Margate, Brighton, Bournemouth, Eastbourne
Engelse beeldhouwer  Bird, Flaxman, Moore
Engelse biersoort - ale, stout
Engelse chauvinist - jingo
Engelse componist -
3 Bax
4 Arne, Bate, Blow, Bull, Byrd
5 Boyce, Elgar, Holst
6 Delius, Morley, Walton
7 Britten, Dowland, Purcell
8 Sullivan
9 Dunstable
Engelse conservatief  Tory
Engelse county -
4 Kent
5 Devon, Essex
6 Dorset, Durham, London, Surrey, Sussex
7 Norfolk, Rutland, Suffolk
8 Cheshire, Cornwall, Somerset
9 Gerkshire, Hampshire, Wiltshire, Yorkshire
10 Cumberland, Derbyshire, Huntingdon, Lancashire,
Shropshire
11 Oxfordshire
12 Bedfordshire, Lincolnshire, Warwickshire, Westmoreland
13 Herefordshire, Hertfordshire, Sfaffordshire
14 Cambridgeshire, Leicestershire, Nordhumberland,
Worcestershire
15 Buckinghamshire, Gloucestershir, Nottinghamshire
16 Northamptonshire
Engelse dame - lady
Engelse dans - jig, reel
Engelse deurwaarder - bailiff
Engelse dialect - Anglisch
Engelse dichter  Donne, Elliot, Keats, Shelley
Engelse dieptemaat  fathom
Engelse drank - whip
Engelse duim  inch
Engelse econoom  Law, Locke, Malthus, Mill, Ricardo, Smith, Steuart, Webb
Engelse edelman  baronet, peer, pair
Engelse fabrieksstad  Leeds, Liverpool, Manchester, Sheffield
Engelse geestelijke  dean, father, reverend
Engelse geschiedkundige  Toynbee
Engelse gewichtsmaat  lb., oz., dram, ounce, pound, quarter, stone
Engelse gouden munt - angel
Engelse graad - B.A.
Engelse graaf  earl
Engelse graafschap - country, zie verder Engelse Country
Engelse handelsmaat - cran
Engelse handelsterm  limited, ltd
Engelse haven 
3 Ayr, Rye
4 Hul
5 Dover
6 London
7 Bristol, Cardiff, Harwich, Margate
8 Kingston, Plymouth, Southend, Weymouth
9 Fishguard, Liverpool, Tynemouth
10 Folkestone, Portsmouth
11 Southampton
Engelse herdershond - bobtail
Engelse herenboer  yeoman
Engelse hofridder - pair, peer
Engelse hoofdstad - Londen, London
Engelse hoorn  althobo, bugel
Engelse industristad - Leeds, Liverpool, Manchester, Oldham, Sheffield
Engelse inhoudsmaat  barrel, bushel, gallon
Engelse jenever  gin
Engelse kleine Antillen  Nevis
Engelse knaap - boyEngelse Kolonie - Gibraltar, Hongkong
Engelse kostschool  Eton
Engelse kroonappel  aagt
Engelse kubieke voet - cuft
Engelse lengtemaat - chain, fathom, foot, furlonginch, inch, line, mile, pole, yard
Engelse liberaal  Whig
Engelse literatuur, kenner van de - anglist
Engelse luchtmacht  R.A.F.
Engelse maat  aume, bushel, duim, foot, gallon, inch, mile, ounce, pinte, pole, pound, stone, yard
Engelse mevrouw - lady
Engelse munt  crown, florin, fourpensce, guinea, guinje, halfcrown, pence, penny, pond (pound), Sh. (shilling) sixpence, sovereign, threepence, twopence
Engelse natuurkundige - Dalton
Engelse N.V.  Ltd.
Engelse omroeporganisatie (afk.)  B.B.C. (British Broadcasting Corporation)
Engelse ontdekkingsreiziger  Cook, Drake, Hudson, Raleigh, Ross
Engelse oppervlaktemaat  acre, hide
Engelse paardensportplaats - Ascot, Epson, Ipswich
Engelse politieagent  bobby, copper
Engelse premier  Attlee, Chamberlain, Churchill,
Douglas Home, Eden, Heath, Macmillan, Wilson
Engelse publieke school - Eton, Rugby, Harrow, Sandhurst
Engelse raaigras - lolium
Engelse regering  Downingstreet, Whitehall
Engelse renbaan  Ascot, lpswich, Epsom
Engelse ridderorde  kousenband, KG
Engelse rijknecht  groom
Engelse rivier 
1 Ain, Cam, Dee, Esk, Exe, Nen, Taf, Taw, Ure, Usk, Wye,
Yeo
4 Arun, Avon, Buse, Dane, Dart, Dove, Dyfi, Eden, Glen, Hull,
Idle, Lark, Nene, Nidd, Ouse, Tees, Tern, Test, Tone, Towy,
Tyne, Wear, Yare
5 Beult, Clwyd, Colne, Cothi, Fowey, Neath, Stour, Taifi,
Tamar, Trent
6 Calder, Coquet, Riggle, Rother, Thames, Wharfe, Witham
7 Derwent, Irthing, Waveney, Welland
Engelse schilder 
1 Cox,
2 Bird, Nash
5 Acher, Bacon, Blake, Brown, Jones, Kitai, Lewis
6 Girtin, Turner
7 HGentryogarth, Philips
8 Hilliard, Reynolds
9 Constable, Nicholson
10 Sutherland
11 Gainsborough
Engelse socialistische partij  Labour
Engelse soldaten  tommies, (tommy)
Engelse soldaat in de boerenoorlog - rooinek
Engelse staatsman  Balfour, Chamberlain, Churchill, Cromwell, Disraëli, Gladstone, Wilson
Engelse staatsobligaties  consols
Engelse stad -
3 Ely, Rye
4 Eton, Hull, York
5 Corby, Derby, Dover, Epson, Leeds, Lewes, Truro
6 Boston, Dundee, Durham, Exeter, Kendal, London,
Oakham, Oxford
7 Bedford, Bristol, Cardiff, Chester, Glasgow, Grimsby,
Ipswich, Norwich, Preston, Reading, Taunton, Warwick,
Windsor
8 Aberdeen, Beverley, Brighton, Carlisle, Coventry,
Falmouth, Hereford, Hertford, Plymouth, Sleaford,
Stafford
9 Aylesbury, Blackpool, Cambridge, Guildford, Inverness,
Leicester, Liverpool, Maidstone, Newcastle, Sheffield,
Wakefield, Worcester
10 Birmingham, Chelmsford, Chichester, Dorchester,
Edinburgh, Gloucester, Huntingdon, Manchester,
Nottingham, Portsmouth, Shrewbury, Southampton,
Trowbridge
11 Northampton
13 Northallerton
Engelse stalknecht - groom
Engelse sterke drank  gin
Engelse stuiver  penny
Engelse taxi  cab
Engelse titel  baron, baronet, duchess, duke ,earl, esquire, king, knight, lady, lord, marquis, mylord, noble, pair, peer,
queen, sir, sire, viscount
Engelse toneelschrijver - Fry
Engelse universiteitsstad  Cambridge, Oxford,
Nottingham, Eton
Engelse veenlandschap - fen, moor
Engelse vlaktemaat - acre
Engelse voorname stand  gentry
Engelse wijsgeer  Hobbes, Locke Russell, Spencer, Whitehead,
Engelse wiskundige  Bole, Cayley, Clifford, Newton, Whitehead
Engelse zanger - crooner
Engelse zangeres - lady-crooner
Engelse zeerover – Drake, morgan
Engelse ziekte  rachitis
Engelse zwaardlelie  erezwaard, gladiolus
engelwortel - angelica
engeltje  cherub, cherubijn
engelzoet - eikvaren
engen - vernauwen
eng en benauwd -
eng en klein – smal
engerd – draak, griezel, mispunt, naarling, spook
engerling  elft, emelt, kwatworm, larve, made
enggeestig – bekrompen, benepen, enghartig
enghartig  bekrompen, benepen, enggeestig, laf
eng netjes – perfect, precies
en-groshandel - grossierderij
engte  bergpascol, krapte, nauwte, pas, smalte, versmalling, zeestraat
enig  aardig, alleen, doddig, heerlijk, knus, kostelijk, leuk, lief, lollig, merkiwaardig, ongeevenaard, onvergetelijk, prachtig, uniek, uitzonderlijk
enig in zijn soort  unicum
enig persoon - uniek
enig tijdverschil - wijl
eniglijk - alleen, slechts, uitsluitend
enige  enkele, paar, sommige
enige stukken geschut  batterij
enige tijd  poos
enigermate  enigszins, ietwat
enigma  mysterie, puzzel, raadsel
enigszins  enigermate iets, ietwat, lichtelijk, tamelijk, wat
enigzins bedorven – muf, onfris
enigszins breed  larghetto, largetto
enigzins dof - mattig
enigszins koud  koel
enigzins mat - lomig
enigszins scheel  loens
enigszins snel  allegretto
enigszins statig  (muz) largetto
enigzins verkleind - beperkt
enigszins vochtig en koud  klam
enigszins warm  lauw
enigszins zuurachtig  rins
enk – akker(grond), bouwland, es, eng,
enkel  alleen, eenvoudig, eenzaam, louter, maar, mono, slechts, solitair, solo, voetgewricht zuiver
enkel en alleen – exclusief, uitsluitend
enkele  enige, paar, sommige, weinige
enkele bijeen behorende voorwerpen  set, stel
enkele hoofdstukken  capita (selecta)
enkele klinker  monoftong
enkele maal - soms
enkele stukken geschut  batterij
enkele wissel  sola
enkele zwanen bij elkaar  zwanendrift
enkelen  enigen, sommigen, weinigen
enkeling  eenling, eenzaam, individu
enkelknollen - malleolus
enkelspel  singel, solo
enkelvoud  simplex, singularis
enkelvoudig katoen – tule
enkelvoudig woord  simplicia
enkelvoudige echt - monogamie
enkelvoudige klank  toon
enkelvoudige stof  element
en niet - noch
en of - stellig, ongetwijfeld, zeker
en omstreken - e. o.
en ook – alsmede, tevens
enorm  bovenmatig, fantastischgeweldig, grandioos, groot, groots, immens, kolossaal, massaal, ongekend, ontzaglijk, prachtig, reusachtig, uitzinnig, vervaarlijk
enorm goed - super
enormiteit  bêtise, blunder, domheid, flater, stommiteit
enorm van afmeting – groots
enorm van omvang - groot
enquête  getuigenverhoor, onderzoek, steekproef
enquêtebureau  Nipo
enquêtes houden - enquêteren, onderzoeken
enroleren  aanwerven
ensemble  gezelschap, muziekstuk, samenspel
ensemble van acht personen  octet
ensemble van drie personen  trio
ensemble van twee personen  duo
ensemble van vier personen  kwartet
ensemble van vijf personen  kwintet, quintet
ensemble van zes personen  sextet
ensemble van zeven personen – septet
ent – boomscheut, loot, lot, rijs, spruit, stek, tak, teen, twijg, uitloper
entameren  aanbreken, aansnijden
enten  copuleren, griffelen, kroonenten, oculeren, spleetenten, stekken, veredelen
entente  akkoord, bestand, overeenkomst, schikking, verdrag, vergelijk
enter  kalf, veulen
enteren  aanhaken, aanhouden, aanklampen
entergerei  enterbijl, enterhaak
entering  abordage
ebtertainer - artiest
enthousiasme  animo, bezieldheid, bezieling, elan, geestdrift, ijver, vervoering, vuur
enthousiast - vurig
enthousiast bewonderaar  fan
enthousiast voorstander - ijveraar
enting  oculatie
ent of loot – scheut
entmethode - Copuleren, driehoeksenten, kroonenten,
oculeren, zoogenten
entomologie - insectenkunde
entourage  omgeving
entree – binnenkomst, deur, ingang, intrede, introductie, toegang, voorgerecht, voorspel, voorspijs
entreebiljet  kaart
entreegelden  recette
entrepot  entr., opslagplaats, pakhuis
entresol - insteekkamer
entrijs - griffel
entstof - sera, serum, vaccin
enveloppe - brief, couvert, omhulsel, omslag
envers - keerzijde
en volgende - e. v.
en wel - namelijk
enzovoort - enz., etcetera
enzym - ferment, giststof
enzym uit de maag, gebruikt bij het kaasbereiden - leb
Eos  Aurora
epaulet  nestel, schouderbelegsel, tres
epicurist  gastronoom, gourmand, lekkerbek
epidemie – plaag, volksziekte
epidemische ziekte - past
epidermis  opperhuid
Epifanie  Driekoningen, Dertienavond
epigoon  navolger
epigram  opschrift, puntdicht
epigrammatisch gedicht - priamel
epilatie - ontharing
epilepsie, soort - petit-mal
epileren - ontharen
epiloog  narede, naspel, slotrede, slotwoord
epineus  lastig, netelig
episch dichtstuk  ballade, epos, romance
episch lyrische compositie  oratorium
episch lyrische gedicht - ballade, epos, heldendicht, romance
episcopaat  bisdom
episcopus  bisschop
episch-dramatische compositie - oratorium, passion
episode – periode, tijdperk
episode in het studentenleven  groentijd
episode in opera - recitatief
epistel  (zend)brief
epode – slotstrofe, slotvers
epos  Epopee, gedicht, heldendicht, illias, liliade, Odyssee
eppe  juffrouwmerk, peterselie, selderij, selderie
Equador, hoofdstad van - Quito
equatie  gelijkmaking, verevening, vergelijking
equator  evenaar, evennachtslijn, linie
equilibrist - jongleur, koorddanser
equipage  uitrusting, materiaal, reistoerusting
equipe  groep, ploeg, team
equisetacee - heermoes, holpijp, lidrus, paardenstaart, schaafstro
er  daar
er goed uitzien  ogen
er is  eens, een keer, ooit
er vandoor gaan  drossen
era  eeuw, periode, tijdperk, tijdvak
eraan geven – opgeven
eraan voegen – aanhangen
eraf - losgeraakt
erbarmelijk  armzalig, jammerlijk, droevig, ellendig, gebrekkig, jammerlijk, lamentabel, ongelukkigrampzalig, treurig, zielig
erbarmen  deernis, genade, gene, mededogen, medelijden ontferming, vergeving, vergiffenis,
erbarming – genade, medelijden, piëta
erbij – aanwezig, alsnog, gesnapt
erbium  Er.
er boverop – genezen, hersteld
erdoor jagen - verbrassen
ere  eer, lof, prijs, roem
ereambt - digniteit, waardigheid
ereboog  arc, erepoort, praalboog
eredegen – erewapen, sierwapen
eredienst – cultus, kerkdienst
ere gedenkpenning  medaille
ere gedenkteken  standbeeld
eredicht - lofdicht, ode
ereis  eenmaal, eens, eris
ereketen - ereketting
erekruis - grootkruis
eremetaal – brons, medaille, ridderkruis, ridderorde
eremiet - kluizenaar
eren  achten, eerbewijzen, hoogachten, loven, prijzen, respecteren, roemen
erenaam van personen  titel
erenaam voor stamvader  aartsvader
erenaam voor universiteit  alma mater
erepalm - palmtak
eren en loven – prijzen
erepalm – palmtak, zegeteken
erepenning - medaille
ereplaats – erezetel
erepoort – boog
ereprijs - veronica
ereschot - salvo, saluut
ereteken  insigne, krans, lint, (lauwer)krans, medaille, orde, onderscheiding, rozet, speld, trofee, zegeteken
eretitel - erenaam, predikaat
eretitel in Spanje en Italië  don
eretitel van een staatsdienaar en een aanzienlijk persoon in Turkije  efendi
erewacht - garde
erewapen - eredegen
erewoord – belofte, parool
erewijn - dronk, feestdronk
erezetel – ereplaats, troon
erf  domein, dries, gebied, grond, heem, heim, hof, terrein, territorium, werf, zone
erfdeel  legaat, versterf, versterving
erfdienstbaarheid  servituut
erfelijk – aangeboren, hereditair, vererfbaar
erfelijke factor  gen
erfelijkheid  herediteit
erfelijkheidsbeeld - genotype
erfelijkheidsdrager  gen
erfelijkheidsleer  genetica , genetiek
erfenis  boedel, erflating, hereditair, legaat, nalatenschap
vererving
erfenis, door een - krijgen - beërven, erven
erfenis geven - legateren, nalaten
erfenis krijgen  erven
erfgenaam – erve, legator, oir
erfgift - legaat
erfgoed – allodium, familiebezit
erfheer  erfman, leenman, vazal
erflater  legator, testateur
erflating - erfenis
erfmaking  legaat
erf met bloemen – tuin
erfoom - suikeroom
erfopvolging - successie
erfopvolgingsrecht der jongeren – minoraat
erfpachtsom - canon
erfprins - kroonprins
erfscheider – rooimeester
erfstelling – legaat
erfstuk – familiebezit
erftante - suikertante
erfvolk - Israël
erg – afschuwelijk, bar, bedenkelijk, beduidend, beroerd, boos, cru, danig, deerlijk, ernstig, fel, geducht, grenzeloos, gruwelijk, hevig, honds, hopeloos, intens, schandalig, schandelijk, schrikbarend, slim, sterk, tel, verregaand, vreselijk, zeer
erg boor - hels
erg dom  indom, oerdom, oliedom, stom
erg druk met mensen  eivol
erg dun middel  wespentaille
erg duur – kostbaar
erg en danig - zeer
ergeren - ontstemmen, prikkelen
erg gauw – snel, spoedig
erg gesteld  gebrand
erg gierig – vrekkig
erg goed – prima, puik, uitnemend
erg hard werken – zwoegen
erg hebben in – bemerken
erg hevig - fel
erg klein – minimaal, minuscuul
erg knap  geleerd, geniaal
erg kwaad – duvels, duivels, laaiend, woedend
erg lekker – heerlijk, smakelijk
erg mager  benig
erg mooi  beeldig, prachtig, schitterend
erg netjes – nauwkeurig
erg onwetend  oerdom, oerstom, oliedom, stom
erg slank – mager, panlat
erg slordig  ontoonbaar
erg veel - legio
erg vies - smerig
erge tegenvaller  klap, slag, sof
ergens aangaan – aanlanden, belanden
ergens anders  elders
ergens mee eens zijn  voorstemmen
ergens over inzitten – tobber
ergens plaatsen – deponaren, neerleggen
ergens tegen gekant – afkerig
ergens tegen leunen
ergens terechtkomen  (aan)belanden
ergeren – grieven, hinderen, kwetsen, ontstemmen, prikkelen
ergerlijk  aanstotelijk, bedroevend, genant, hemeltergendhinderlijk, odieus, schandalig, stuitend,
ergernis  aanstoot, irritatie, ontstemming, prikkeling, schandaal, spijt
ergernis gevend – aanstotelijk, irritant
ergernis verwekken – shockeren
ergernis wekkend – irritant, stuitend
ergo – aldus, alzo, bijgevolg, derhalve, des, dies, dus
er goed uitzien – ogen, welgedaan
ergste - uiterste
erica  boomheide, dopheide, struikheide
ericaceae - abortus, azalea, bosbes, calluna, dopheide, erica, rododendron, vaccinium, veenbes, vossenbes
er iemand in laten lopen – bedotten, neppen
Erin  Eire, Ierland
er in begrepen - impliciet
erinyen  furiën
erinyen een der - Alecto
erisappel - twistappel
erkend – aanvaard, bevoegd, gediplomeerd, gewaardeerd, officieel, onbetwist, wettig,
erkennen - accepteren, bekennen, huldigen, inzien, passen, recognosceren, toegeven, toestemmen
erkenning  agnitie, bekentenis, bevestiging, recognitie, waardering
erkenning van een gepleegde handeling  bekentenis
erkentelijk  dankbaar, verplicht
erkentelijkheid  dank, dankbaarheid, erkentenis
erkentenis  besef, dank
erker – aanbouw, arkel, dakkapel, hoekbalkon, uitbouw
er komen - treden
ermee zittend – opgescheept
erna – achter, nadien
ernaast – mis, nevens
ernaast schieten – afzwaaier, mis
er niet aankomen – afblijven
er niet voor – na, tegen
ernst – belang, bezinning, bezonnenheid, inkeer, menens, oprechtheid, werkelijkheid
ernstig  bar, bezonnen, danig, erg, gemeend, gevaarlijk, heveg, ongewoon, oprecht, serieus, stemmig, streng, waardig, zorgvuldig, zwaar
ernstig misdrijf - halsmisdaad
ernstig (muz.)  grave, serioso
ernstig vergrijp  halsmisdaad
ernstig verzoek  gebed
ernstig wijden aan  verdiepen
ernstige ingewandsstoornis  darmbreuk
ernstige situatie - crisis
ernstige ziekte  kanker, lepra
er omheen - rondom
er omheen draaien – aarzelen, twijfelen
er onderdoorgaan – bezwijken
er opaankomen – spannen
erop aansluitend – daarna
erop staan – aandringen
erop toezien – behoeden, waken
Eros  Amor, Cupido
eroscentrum – bordeel, sexclub
erosie – afknaging, afslijting, uitholling, verwering
erosiedal  canon, canyon kloof
erosief agens  ijs, water
erotiek – seksualiteit, sex
erotisch geschrift - eroticum
erpel  woerd
erraticum  zwerfsteen
erratum  abuis, drukfout, feil, fout, vergissing
erreur  dwaling, vergissing
ersatz  surrogaat
ertegen – anti, gekant
ertegen grenzend  aangelegen, belendend
ertoedoen - uitmaken
erts  delfstof
erts - aluminium, goud, lood, nikkel, uraan, ijzer, zilver, zink
ertsafval - slak
ertsgang  ader
ertsgeaver - mineur
ertslaag  ader
ertsonderzoek  docimasie
ertszuivering - lotie
eruditie  geleerdheid
eruit zetten – verdrijven, verwijderen
eruptie  uitbarsting
eruptiegesteente  as, lava, tufsteen
ervandoor – heen, weg, zoek
ervandoor gaan – drossen, pleite, vluchten, weggaan, weglopen
ervan uitgaan – geloven, stellen, vertrouwen
ervaren  abel, bedreven, bekwaam, beleven, bevinden, capabel, deskundig, doorkneed, gehard, geoefend, geroutineerd, horen, knap, kundig, levenswijs, meemaken, ondervinden, proeven, vernemen, wijs
ervarenheid – kennis, kundigheid, routine
ervaren leidsman  mentor
ervaren persoon  expert, rot, vakman
ervaren zeeman  zeebonk, zeerob
ervarenheid - bedrevenheid ,bekwaamheid, kennis
ervaring – avontuur, bedrevenheid, belevenis, beleving, empirie, experiëntie, ondervinding, routine
ervaringsleer  empirisme, empirie
erve – erfgenaam, heem
ervoor houden - aannemen, menen, veronderstellen
er weven - zijn
erwt  kapucijner, keker, raasdonder, schokker
erwtenpeul - sluim
erwtensoep  snert
erwtensoort - arvense, doperwt, dopper, kapucijner, peul, sativum, schokker, spliterwt
erwtenteller – schraper, vrek, zeur
erwtpikkertje - grasmus
es  akker, bouwland, eng, enk, veld
escapade  slippertje, uitstapje
escorte  begeleiding, geleide
escorteren  begeleiden
escosijnse steen  arduin, hardsteen
esdoorn  aak, acer, ahorn
esdoornmachtigen - aceraceeën
eskader – smaldeel, vlooteenheid
Eskimo – Groenlander, Inoek, Kalalek
eskimoboot  kajak, oemiak
eskimohond  husky
eskimohut  iglo
eskimoland  Groenland
Eskimopriester, Sjamanitische - angekok
eskimovaartuig  kajak
Eskimo´s godin der - Sedwo
Eskimo´s jachtbuit der - Kariboe, Walrus, walvis, ijsbeer, zeerob
Eskimo´s magische kracht bij de - sila
Eskimo´s medicijnman der - Angakok
eslook - sjalot
esmerald  smaragd
esp  peppel, populier, ratelaar
espenboom – ratelaar
Esperanto - kunsttaal
Esperanto, samensteller van het - Zamenof
esplanade  exercitieplein, plein, voorplein, vlakte, wandelplein
espressobar - koffiebar
esprit  geest, genie, pit, vernuft
esquire  esq.
essaai - karaat, onderzoek, toets
essaai gewicht  karaat
ersaaieerkunst - docimasie
essay  artikel, opstel, proeve, stuk, verhandeling
essayeur  keurmeester, toetser
esseling - alver
essence  aftreksel, aroma
essence uit iriswortel  iron
essentie  hoofdzaak, kern ,wezen
essentieel  elementair, wezenlijk, zakelijk
estafette  ijlbode, koerier, renbode, wedloop, wisselloop
estate  landgoed, state
Estisch epos - Kalevipoëg
Estische auteur - Gailit, Kotta, Mälk, Raud, Rummo, Semper, Suits
Estische dichteres - Koidula, Under
Estische hoofdstad - Tallinn
Estische rivier - Ema, Narva, Parnu, Pjarnoe
Estische stad - Dorpat, Narva, Tallinn, Tartoe
Estische universiteitsstad  Dorpat
Estland, eiland behorende bij - Dago, Hiiumaa, Moon, Muhumaa, Osel, Saaremaa, Vormsi
estrade – houtgraniet, optred, uitstek
estrade in synagoge - alomemor, biona
estrik  plavuis, vloertegel
etablissement  café, herberg, hotel, nederzetting, stichting, vestiging
etage  verdieping, woonlaag
etagegang - galerij
etagère  pronkkastje
etagewoning – appartement, flat, maisonnette
etalage  pronkkast, toonkast, uitstalkast, uitstalling, vitrine
etaleren  uitstallen
etalageverzorger – etaleur
etaleren – uitstallen
etalon - proefgewicht
etang  hof, lagune, strandmeer, zoutmoor
etappe  dagafstand, dagmars, mars, rit, traject
et cetera  etc., enzovoort, enz.
eten  bikken, bikkesement,dineren, hap, kliek, kluiven, knauwen, kost, maal, maaltijd, nuttigen, schaftn, smikkelen, spijs, voeder, voeding, voedsel, voer
etenbereider  kok
etenbereidster  keukenprinses, kokkin
eten geven – voeren
eten met een lepel – lepelen
eten van paddestoelen  mycofagie
eten van rauw vlees  omofagie
etensbakje - gamel
etensbord  teljoor
etenskast – provisiekast, schapraai, spinde
etensketel  gamel
etenskunst - gastronomie
etensrest  kliek, kliekje, prak
etensresten – tafelafval
etenstrek – eetlust
etenswaar in peulen – erwten
etenswaar van meel – brood
etenswaren –
2 ei, ijs
3 brij, kip, lof, mie, pap, sla, vla
4 bami, cake, gort, kaak, koek, moes, meel, rats, rijst, sate, soep,
spijs, timp,zult
5 puree, rosti, todti, vlaai, wafel, worst
6 augurk, frites, gehakt, koekje, kroket, omelet, ragout, salade,
salami, saucijs
7 beignet, biscuit, cracker, erwtjes, flensjes, goulash, grutten,
hutspot, kaviaar, kotelet, loempia, pudding, ravioli, reebout,
rollade, rolmops, slaatje, slavink, tapioka, wijnsoep, yochurt
8 beschuit, biefstuk, biersoep, bloempap, boterham, bouillon,
bracceli, broodpap, eiersoepfrikandel, froufrou, gadogado,
klapstuk, kroepoek, lamsbout, macaroni, preisoep, ratjetoe,
rijstebrij, rijstepap, sagosoep, sandwich, stamppot, uiensoep
9 appelmoes, aubergine, balkenbrij, biscuitje, bitterbal, ,
entrecote, gortenbrij, gortepap, griesmeel, kruudmoes,
leverkaas, mayonaise, nogataart, ossentong, pindakaas,
spaghetti
10 beschuitje, blindevink, cacaoboter, cornflakes, erwtensoep,
fricandeau, huzarensla, kalfsvlees, lunchworst, minestrone,
nasigorang, pannenkoek, piccalilly, poffertjes, roggebrood,
vermecelli
11 schapenbout
etentje - maal
eter  gast, logé, tafelgast
eterij – maaltijd, spijs
eters – bezoek, bezoekers
eter van lekkernijen  snoeper
eterniet  asbestcementlei
etgras  etgroen, etgroede, nagras
etgroen - nagras, nasnede
ether - dampkring, hemel(ruim), luchtruim
etherische olie  amandelolie, anijsolie, bergamotolie, cederhoutolie, citroenolie, citronellaolie, dennenaaldenolie, eucalyptusolie, kajapoetolie, kaneelolie, kruidnagelolie, lavendelolie, lemongrasolie, neroliolie, pommeransolie, rozenolie, sandelhoutolie, sassefrasolie, thijmolie, valeriaan, wintergroenolie, ylang-ylang-olie
ethica  zedenleer
Ethiopië  Abessinië
Ethiopiër  Agau, Amhar, Galla, Sjankala, Sjono, Somali, Tigré
Ethiopisch kerkelijk leider - aboena
Ethiopisch meer - Abaimeer, Stefaniemeer, Tanameer, Zwaimeer
Ethiopische bevolkingsgroep - Afar, Amhara, Danakli, Falasja, Galla, Oromo, Sjankalla, Somali
Ethiopische bisschop  aboena
Ethiopische munt  besa, cent, dollar
Ethiopische oude taal - Ge´ez
Ethiopische provincie - Eritrea, Harar, Ogadin, Tigre, Wollo
Ethiopische rivier - Abai, Atbara, Awasj, Baro
Ethiopische stad - Adwa, Asmara, Dessye, Diredawa, Gondar, Harar
ethisch  moreel, zedelijk, zedenkundig
ethylalcohol - ethanol
ethylchloride - chloorethaan
ethyleen - etheen
ethyleenimime - aziridine
ethyn - acetyleen
etiket – adreskaartbriefje, label, plakker
etmaal  dag
etnologie  volkenkunde
Etrusken, god(in) der - Fufluns, Menria, Sethlanes, Turms, Uni
Etrusken, hoofdgod der - Tinia
Etrusken, kolonie der - Bologna, Milaan
Etrusken, stad der - Caere, Populonia, Tarquinia, Vetulonia, Vulci
Etruskische priester-koning - lucimoon
ets – afdruk, gravure, prent, wandversiering
etsdruk - envelage
etsen  graveren, griffen
etser – artiest, graveerder,graveur
ettelijke  enige, enkele, meerdere, menige, vele, verscheidene, verschillende
etter – mispunt, naarling, pus, wondvocht
etterachtig - pyïde
etterbuil - steenpuist
etteren - ulcereren, zaniken, zweren
etterend - purulent
etterende wond - zweer
ettergezwel – abces, zweer
etterende ontsteking aan de vingers – fijt
etterling - naarling
ettervergiftiging - pyaemie
ettervormend - pyogeen
ettervorming - impetigo
etude  oefening
etui  foedraal, hoes, huis, hulsel, koker, omhulsel, omslag, schede, tas, zakdoosje
etui voor naaigerei - menagère
Etzel - Attila
eubiotiek - levenskunst
eucalyptol - cineool
Eudisten, stichter van de congregatie der - Eudes
eufemistisch  verbloemend, verschonend, verzachtend
Eufraat - Firat, Frat
Eufraat, varende schepen op de - kelleks
eumeniden - Alecto, Megaera, Tisifone, wraakgodinnen
eunjer  geest, heks, magiër, spook, tovenaar
Eurazische taal - Ainoes, Giljaaks, Japans, Koreaans
Eurodaalder - ecu
Europa  avondland
Europaan 
3 Est, Fin, Ier, Lap, Let, Rus
4 Balt, Bask, Belg, Brit, Deen, Kelt, Noor, Pool, Serf, Waal
5 Fries, Griek, Schot, Zweed
6 Kroaat, Tsjech
7 Bulgaar, Duitser, Hongaar, Roemeen, Servier, Slowaak,
Vlaming,, Zwitser
8 Albanees, Fransman, IJslander, Italiaan, Litouwer, Monagask,
9 Andorrees, Cretenzer, Engelsman, Hollander, Portugees,
Spanjaard
10 Macedoniër, Joegoslaaf,
11 Nederlander, Oostenrijker, Luxenburger
12 Scandinaviër
15 Liechtensteiner
Europeaan, oude - Galliër,Kelt, Romein, Viking
Europees automerk  Audi, B.M.W., Citroën, Daf, Fiat, Lancia, Mercedes, M.G., Morris, Opel, Peugeot, Renault, Saab, Simca, Skoda, Volvo, Trabant Triumf, V.W.
Europees gebergte -
4 Harz, Jura
5 Alpen, Eifel, Oeral
6 Taunus
7 Sierra, Vogezen
8 Ardennen, Karpaten, Karpaten, Kaukasus
9 Apennijnen , Pyreneeën
10 Dolomieten
14 Pindus gebergte
19 Cantabrisch gebergte
Europees Groothertogdom - Luxenburg
Europees koninkrijk 
6 België, Zweden
7 Holland,
8 Engeland
9 Nederland
10 Denemarken, Noorwegen
Europees land 
4 Eire, Erin
5 Polen, Wales
6 België, Italië, Monaco, Spanje, Zweden
7 Albanië, Andorra, Estland, Finland ,Ierland, Letland,
Rusland
8 Bulgarije, Engeland, Frankrijk, Hongarije, Litouwen, Portugal,
Roemenië
9 Duitsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk,
Schotland
10 Brittannië, Denemarken
11 Griekenland, Joegoslavië
13 Liechtenstein
15 Tsjecho-Slowakije
Europees landje – Andorra, Liechtenstein, Monaco, San Marino
Europees Meer, grootste - Ladogameer
Europees orgaan  EEG, Euratom, EKSG, WEU
Europees prinsdom  Liechtenstein, Monaco
Europees schiereiland  Calabrië, Iberië, Istrië, Italië, Jutland, Kassandra, Kola, Krim, Normandië, Peloponnesus, Scandinavië, Sithonia
Europese berg - Elbroes, Jamantau, Maladetta, Mt.Blanc, Olympus
Europese betalingsunie - EBU
Europese bizon  wisent
Europese Defensie gemeenschap - EDG
Europese Economische Gemeenschap  EEG, Euromarkt
Europese Economische Samenwerking, - Organisatie voor - OEES
Europese Gemeenschap voor Atoomenergie - Euratom
Europese Gemeenschap voor kolen en staal - EGKS
Europese havenstad  Alicante, Amsterdam, Antwerpen, Archangelsk, Bergen, Bilbao, Bordeaux, Bremen, Brest, Gdansk, Genua, Gotenburg, Hamburg, Hammerfest, Helsinki, Kiel, Kopenhagen, Londen, Lqbeck, Malaga, Malmö, Marseille, Nantes, Odessa, Oslo, Reval, Rotterdam, Saloniki, Triest, Tromsö, Vlissingen
Europese hoofdstad 
4 Oslo, Rome
5 Parijs, Praag, Sofia, Vaduz, Wenen
6 Athene, Berlijn, Dublin, Londen, Madrid, Monaco, Moskou,
Tirana
7 Andorra, Brussel, Valetta
8 Belgrado, Helsinki, Lissabon, Warschau
9 Amsterdam, Boedapest, Boekarest, Luxemburg, Reijkjavik,
San Marino, Stockholm
10 Kopenhagen
Europese Kaap - Noordkaap
Europese Monetaire overeenkomst - EMO
Europese organisatie  EEG, EVA, EGKS, Euratom,
Euromarkt
Europese organisatievoor ruimtevaart - ELDO, ESRO
Europese rivier 
2 Po
3 Don, Oka, Arno, Rijn
4 Duro, Ebro, Elbe, Kama, Maas, Saar, Taag
5 Desna, Dnepr, Donau, Dvina, Loire, Memel, Oeral,
Rohne, Seine, Wolga
6 Dnestr, Donets, Glommen, Theems, Theiss
7 Garohne, Schelde
8 Petsjora, Weichsel
Europese staat -
4 U.S.S.R.
5 Malta, Polen
6 België, Italië, Monaco, Turkije, IJsland, Zweden
7 Albanië, Andorra, Estland, Finland, Ierland, Letland,
Litouwen, Rusland
8 Bulgarije, Engeland, Frankrijk, Hongarije, Portugal,
Roemenië
9 Duitsland, Gibraltar, Luxemburg, Noorwegen,
Oostenrijk, San Marino, Schotland
10 Denemarken
11 Griekenland, Joegoslavië, Zwitserland
12 Vaticaanstad
13 Liechtenstein
15 Tsjecho-Slowakije
Europese taal 
4 Iers, Laps, Fins, Mari
5 Deens, Duits, Frans, Fries, Noors, Pools, Turks, Waals, Welsh
6 Abchaz, Engels, Grieks, Spaans, Zweeds
7 Armeens, Bretons, Estisch, Kalmijks, Kirgies,
Litouws, Vlaams, Wogoels, IJslands
8 Albanees, Altaisch, Baskisch, Bulgaars, Gaelisch,
Hongaars, Lettisch, Roemeens, Russisch, Servisch,
Sloveens, Wotjaaks
9 Georgisch, Italiaans, Karelisch, Kroatisch, Oostjaaks,
Portugees, Samojeeds
10 Nederlands, Tsjechisch
11 Mordwinisch
Europese Vrijhandelsassociatie  EVA, EFTA
Europese vulkaan  Etna, Stromboli, Vesuvius
Europese wijk van Istanboel  Pera
Europium  Eu
euvel  fout, gebrek, kwaad, kwaal, mankement, misstand, ondeugd, ziekte
eva  boezelaar, schort
evacuatie – ontruiming
evacueren - ontruimen
evaluatie  koersberekening
evangelie  Mattheus, Markus, Johannes, Lukas
evangeliedienaar  dominee, missionaris, predikant
evangelieprediker  apostel, missionaris, zendeling
evangelieprediker  Bonifatius, Ludger, Servatius, Willebrord
evangelieverkondiger  zendeling
evangelisatie  bekering (tot het evangelie)
evangeliesator – dominee, missionaris, prediker, zendeling
evangelische raden  armoede, gehoorzaamheid, (discipline) zuiverheid, (celibaat)
evangelist – prediker, voorganger
evangelisten  Johannes, Lukas, (Lucas), Marcus (Markus), Mattheüs, Thomas
evaporatie  uitwaseming, verdamping
evasie  ontsnapping, ontwijking, uitvlucht, voorwendsel
even  deelbaar, gelijk, kiet, kort(stondig), moment(je), nauw(elljks), ogenblik(kelijk), poosje, tel, zo
even (roulette)  pair
even aanlopen - aanwippen
even aantal  paar
even lang durend  isochroon
evenaar  equator, evennachtslijn, linie
evenals – alsmede, alsook, benevens, eveneens, evenzo, gelijk, ook, tevens, zoals, zomede
evenaren – gelijken, opwegen
even binnenwippen – aangaan, bezoeken
eveneens  almede, almee, alsmede, evenals, evenzeer, idem, insgelijk, ook, tevens, zowel
evenement  feit, gebeurtenis, gusar, onheil, voorval
evengoed  evenzeer
evenhoevigen - Pecora
evenhoevig zoogdier - alpaca, antiloop, bok, buffel, dromedaris, gazelle, geit, gems, giraf, gnoe, hert, kameel, lama, nijlpaard, os, rendier, rund, schaap, steenbok, varken
evening-dress - avondtoilet, gala, rok
even in getal - paar
evenknie - partuur
evenmatig  evenredig, gelijkmatig, harmonisch, proportioneel
evenmatig deel van schaalverdeling  graad, minuut
evenmens  medemens, naaste
evenmin - zomin
evennaaste  medemens
evennachtslijn  evenaar, equator, linie
evenen - vlakmaken
evenredig  aequaal, navenant, proportioneel
evenredig aandeel  rata, rato, quotum
evenredig deel als cijns - tiend
evenredige vertegenwoordiging  E.V.
evenredigheid – gelijkheid, proportie, proportionaliteit, rate, rato
eventjes - amper, effentjes, kort, ogenblikje, ternauwernood
eventualiteit  gebeurlijkheid, kans, mogelijkheid
eventueel – desnoods, ev., gebeurlijk, mogelijk, potentieel, voorkomend
evenveel  gelijk
evenwel  alevel, desondanksdoch, echter, maar, niettemin, nochtans
evenwicht  balans, equilibrium, stabiliteit, schaal, wip
evenwicht betreffend - statisch
evenwichtig – gelijkmatig, harmonieus, rustig, stabiel
evenwichtigheid – stabiliteit
evenwichtskunstenaar - jongleur
evenwichtsleer - stabilometrie, statica
evenwijdig  parallel
evenzeer  aldus, alsmee, alzo, eveneens, evengoed, ook, tevens, zowel
evenzo – alzo, eender, desgelijks, dito, evenals, gelijk, id., idem, item, it., netzo, ook
ever  varken, zwijn
evident  apert, duidelijk, klaarblijkelijk, logisch, zonneklaar
evidentie – duidelijkheid, onomstotelijk
evocatie  oproeping
evocatief - suggestief
evoceren  oproepen
evolueren - zwenken
evolutie  groei, ontwikkeling, wending, zwenking
ex – gewezen, uit, voorbij, voormalig
ex aequo  gelijkelijk
ex eiland - Marken, Schokland, Urk, Wieringen
ex keizerin  Soraya
ex koning  Boris, Faroek, Michael, Peter, Umberto
ex koningin van Spanje  Ena
exact – correct, juist, nauwgezet, nauwkeurig, precies, stipt
exaltatie  geestvervoering, opgewondenheid, overspanning
examen  ondervraging, onderzoek, proef, test
examencommissie - jury
examen missen  afgaan, bakken, stralen, zakken
examinandus  kandidaat
executeren  uitvoeren
executie - voltrekking, uitvoering
executiemiddel - galg, guillotine, vuurpeloton
exegese - Bijbelverklaring, uitlegkunde
exegetisch  uitlegkundig, uitleggend
excellent  eminent, patent, prima, uitnemend. uitmuntend. uitstekend, voortreffelijk
excellentie  Exc., Minister
exelleren - uitblinken, uitmunten
exemplaar  druk, ex., stuk
exemplaren  ex.
excentriek – buitenissig, grillig, ongewoon, raar, vreemd, zonderling
exceptie  uitzondering
excerpt  uittreksel
exces  buitensporigheid, uitspatting
exchange  wissel, handelsbeurs
excitatie - opwindin
exclamatie  uitroep
exclusie  chic, excl., uitsluiting, wering
exclusief  afgesloten, apart, bijzonder, chic, elitair, kliekgeest, ongemeen, uitsluitend
excommunicatie  ban
excretie  afscheiding, uitscheiding
excursie – reis, uitstapje
excuseer me – pardon
excuus – smoes, uitvlucht, verweer, voorwendsel
executeren – voltrekken
ex-eiland - Marken, Schokland, Urk
exemplaar - afdruk
exerceren  oefenen
exercitie  oefening
exercitieplein  esplanade
exercitieterm  halt, mars, rechtsomke
exercitieplaein - esplanade
exhalatie - uitwaseming
exil  verbanning
existeren  bestaan ,(er)zijn
exit – uitgang, uitweg
exhortatie - aanmaning, opwekking
ex-koningin - Ena
exodus  uittocht
exorbitant  buitensporig
exostosis - osteoma
exotisch  uitheems
exotische danseres - Bajadère
expander – trekveer
expansie - uitzetting
expediteur – vervoerder, verzender
expeditie – krijgstocht, verzending
expeditie van de Oost-Indische Compagnie - hongitocht
experiment – probeersel, proef, proefneming
expert  deskundige, ingeweide, kenner, specialist, zaakkundige
expiratie  uitademing
expireren  uitademen
explicatie  uitleg, verklaring
exploderen  detoneren, klappen, knallen, ontploffen, ploffen, uitbarsten
exploitatie - uitbarsting
explosie  dreun, klap, knal, ontploffing, uitbarsting
explosieve stof - zie springstof
export  uitvoer
exportatie - uitzetting
exporteren  uitvoeren
exposé - openlegging, overzicht, uiteenzetting
exposeren  showen, tentoonstellen
expositie  show, ontvouwing, tentoonstelling
expositieruimte - stand
expres  moedwillig, opzettelijk, sneltrein
ex-president van Amerika - Adams, Arthur, Buchanan, Buren van, Cleveland, Coolidge, Eisenhower, Fillmone, Garfield, Grant, Harding, Harrison, Hayes, Hoover, Jackson, Jefferson, Johnson, Kennedy, Lincoln, Madison, McKinley, Nixon, Pierce, Raylor, Rooseveld, Taft, Truman, Washington, Wilson
expresse – ijlbode, boodschapper
expressetrein  T.E.E.
expressie  uitdrukking
expressief  (muz.) espressivo
expressionistische schilder  Cézanne, Gauguin, Klee, Kandinsky, Kokoschka , Marc, Munch
expulsie - uitdrijving, uitzetting, verjaging
extase  opgetogenheid, verrukking, vreugde
exterieur  buitenkant, uiterlijk, uitwendig
extern  uitwendiguitwonend
extra – bijkomend, bijzonder, buitengewoon, ongemeen, plus, supra, toe, uitermate
extra arbeid  overwerk
extra dividend  bonus
extra heet  gloeiend
extra heet gemaakte vlam  steekvlam
extra heffing  bijslag, toeslag
extra loon  bonus, gratificatie, premie, toelage
extra nummer  toegift
extra partij  barrage
extra prijs  premie
extra speelkaart - joker
extra uitkering  bonus, gratificatie, meevaller, tantième, toelage, toeslag
extra werk - overwerk
extraatje  bonus, douceur, fooi, meevaller
extract  afkooksel, aftreksel, eli, xer extr., uittreksel
extract van mout - wort
extract van pepermuntolie  menthol
extraheren - uittrekken
extreem – bovenmatig, mateloos, uiterst
extremist - radicaal
extremiteit  ledemaat, uiteinde, uiterste
extrusie - uitdrijving, uitpersing
Ezau  Edom
ezel – domkop, domoor, grauw, langoor, lomperd, muildier, onager, sufferd, sukkel, uilskuiken
ezelachtig - debiel, dom, onnozel, stom, stompzinnig
ezelachtig dier  zebra
ezeldrijver in Spanje - arriero
ezelgiraffe  okapi
ezelsbrug – hulpmiddel
ezelsgeluid – balken
ezelskop - domkop
ezelskopachtigen - sparganiaceeën
ezelskruid - kattendoorn
ezelsmelk - engbloem
ezelsoor – kreuk, vouw, smeerwortel
ezelsvel  perkament , trommelvel
ezelsveulen  domoor, stommeling

F

fa - muzieknoot
faal – gebrek, fout, misslag, vergissing
faam – bekendheid, beroemdheid, eer, glorie, naam, roem, renommee, reputatie, roep, vermaardheid
faas – balk, dwarsbalk
fabel – kletspraat, leugen, mythe, sage, verdichtsel, verzinsel
fabelachtig  fabuleus, ongelooflijk, ongeloofwaardig, onwaarschijnlijk, wonderlijk
fabelachtig dier  basilisk, cherub, chimaera, draak, eenhoorn, griffioen, kentaur, minotaurus, phoenix, rokvogel, rok, sfinx, sirene, unicorn,
fabelachtig land - eldorado
fabelachtige rijke koning  Croesus
fabelachtige vogel  feniks, rok, rokvogel
fabelachtige vogel (Ind.)  garoeda
fabelachtig wezen - centaur, chimaera, engel, fee, feniks, griffioen, heks, kabouter, kobolt, leviathan, meermin, minataurus, phoenix, reus, sirene, zeeslang
fabelbundel  Esopet
fabeldichter  Aesopus, Cats, Esopus, Gellert, Gleim, Krylov, La Fontaine, Lessing, Vroman
fabeldichter , Nederlandse  Bilderdijk, Cats, Poirters, Vondel
fabeldier - draak, eenhoorn
fabeldwerg  aardmannetje, kabouter, pigmee, pygmee
fabelland  Lilliput
fabelleer  godenleer, mythe, mythologie
fabeltje - sprookje
fabelverzameling  Esopet
fabricage – aanmaak, vervaardiging
fabricatie - productie
fabriceren - bewerken, maken, vervaardigen
fabriceren van bier - brouwen
fabriceren van drank - stoken
fabriceren van melkproducten  zuivelbereiding
fabriek van bierbereiding  brouwerij
fabriek van geestrijke dranken  likeurstokerij
fabriek van olie  olieslagerij
fabriek voor stroom  centrale
fabriek voor suiker  raffinaderij
fabriek van textielwaren  weverij
fabriek voor bereiding van kernenergie  reactor, kernreactor
fabriek waar gedistilleerd wordt  stokerij
fabriek waar melk wordt bereid  melkfabriek zuivelfabriek
fabriek waar olie uit zaden wordt geperst  olieslagerij
fabrieksdracht  overal
fabriekskostuum  confectie
fabrieksmeisje  arbeidster
fabrieksstad in België  Gent, Luik
fabrieksstad in Duitsland  Dortmund, Duisburg, Dusseldorf, Essen, Keulen, Oberhausen
fabrieksstad in Engeland  Leeds, Liverpool, Manchester, Sheffield
fabrieksstad in Frankrijk  Briey, Lille, Nancy,
fabrieksstad in Michigan  Detroit
fabrieksstad in USA.  Chicago, Cincinnati, Detroit
fabriekswerker  arbeider
fabriekswezen – industrie, nijverheid
fabrikaat – maaksel, makelij, product
fabrikant  industrieel, maker, ondernemer, producent
fabrikant waar olie uit zaden wordt geperst - olieslagerij
fabulant  babbelaar, sprookjesverteller
fabuleus  fabelachtig, ongelooflijk, wonderlijk
façade  voorgevel
face – (aan)gezicht, smoel, tronie, voorzijde,
facet  aanblik, aspekt, aspect, kant, slijpvlak
facie – aangezicht, gelaat, gezicht, ponem, porem, tronie
faciel  gemakkelijk, inschikkelijk
faciliteit  gemak, inschikkelijkheid, tegemoetkoming
facimilé-uitgave - reprint
facta - daden, feiten, gebeurtenissen
facteur – bode, postbode
factisch - feitelijk
factor element, oorzaak
factuur – nota, rekening
faculteit  eigenschap, kwaliteit, vermogen zie ook: academische faculteit
fade - flauw, slap, zouteloos
faecaliën - beer
fagacee - beuk, eik, fagus, guércus
fagot - basson
Fahrenheit  F
Faiaken, woonplaats der - Scheria
failliet  bankroet, overdekop
failliet gaan, het - deconfiture, failleren
failliet man  bankroetier
faillissement  bankroet
faillicement, strafbaar - bankbreuk
fair  behoorlijk, betamelijk, betrouwbaar, billijk, eerlijk, fatsoenlijk, integer, juist, keurig, loyaal, net, oprecht, passend, rechtschapen, schappelijk, sportief
fait - daad, feit
fake - bedrog
fakkel  flambouw, toorts
fakkeldistel  cactus, nopal
fakkeldrager  toortsdrager
faktor - deel, element, omstandigheid
faktuur - rekening
falanx  kootje (van vinger of teen), slagorde, schare
falen – afgaan, dwalen, feilen, haperen, mislukken, missen, ontbreken, tekortschieten
faliekant  fout, mis, verkeerd
Falklandeilanden, hoofdstad van de - Staley
Falklandeilanden, ontdekker van de - Davis
fallus - penis
falsaris  knoeier, oplichter
falset  fausset, kopstem
falsificatie  vervalsing
falsiteit - onoprechtheid, vervalsing
fameus – befaamd, beroemd, kolossaal, uitermate, uitstekend;vermaard
familiaar  gemeenzaam, ongedwongen, vertrouwelijk
familiariteit - gemeenzaamheid, vertrouwelijkheid, vrijpostigheid
familie  bloedverwanten, geslacht, gezin, huisgezin, huishouden, sibbe, stam, verwanten,
familie van gifmengers  Borgia
familiebegunstiging  nepotisme
familiebetrekking - bloedverwantschap
familiebezit - erfgoed, erfstuk
familiegroep – clan, gezin
BROER VAN
Aäron - Mozes
Abinadab - Jonathan, Malkisua
Abraham - Nahor
Absalom - Amnon
Achaios - loon
Agamemnon - Menelaüs
Ahazia - Joram
Artemis - Apollo
Asaël - Joab
Baruch - Seraja
Cambyses - Smerdis
Cham - Jafeth, Sem
Cepheus - Phineus
Danaüs - Aegyptus
David - Samma, Nethaneël
Efraïm - Manasse
Elihoref - Ahia
Eliséba - Nahesson
Gallio - Seneca
Gelo - Hiero
Germanicus - Claudius
Goliath - Lachmi
Hector - Aesacus
Jacobus - Johannes
Jacobus de Kleine - Joses, Jozef
Jafeth - Cham, Sem
Jakob - Esau
Jerahmeël - Ram
Joab - Abisaï, Asaël
Joahaz - Mattanja
Johannes - Jacobus
Jonathan - Abinadab, Malkisua
Joram - Ahazia
Judas de Makkabeeër - Eleazar
Jakob - Edom
Kaleb - Othniël
Lachmi - Goliath
Lysimachus - Menelaüs
Malilsua - Abinadab, Jonathan
Manasse - Efraïm
Maria en Martha - Lazarus
Mattanja - Joahaz
Medea - Absyrtus
Menelaüs - Agamemnon, Lysimachus
Mirjam - Aäron, Mozes
Mozes - Aäron
Nehor -Abraham
Nehemia - Hanani
Nethaneël - David
Numitor - Amulius
Othniël - Kaleb
Peleg - Joktan
Peleus - Telamon
Perez - Zera
Rebekka - Laban
Sem - Cham, Jafeth
Seneca - Gallio
Thanatos - Hypnos
Zera - Perez
Zeruja - David
DOCHTER VAN
Absalom - Maächa, Tamar
Achab en Izebel - Athalia
Achelous - Callirhoë
Acrisius - Danaë
Adonis - Beroë
Aeetes - Medea
Aeneas - Llia
Aeolus - Alcyone, Canace, Melanippe
Agamemnon - Electra, Ifigeneia
Agaue - Cadmus, Kadmos
Agenor - Europa
Agrippa - Agrippina
Aeolus - Alkyone
Alcinous - Nausikaa
Aleos - Auge
Alkaios - Anaxo
Althames - Helle
Amphion - Labda
Antolykos - Anticlea
Ares - Harmonia, Peuthesilea
Aristobulus - Herodias
Asopus - Aegina
Astyages - Mandane
Atheense - Philomela
Atlas - Alcyone, Asterope, Electra, Kalypso, Maia, Merope,
Bethuël - Rebekka
Bollerophon - Laodamia
Cadmus - Agaue, Ino, Semele
Caesar - Julia
Cecrops - Aglaurus, Pandrosus
Cepheus - Andromeda
Ceres - Kore, Persephone
Chiron - Ocyrhoe
Chryses - Chryseis
Cinyras - Myrrha
Cronos - Demeter
Cronus - Hera, Hestia
Cyrus - Atossa
David - Tamar
Demeter - Cora , Proserpine
Daedalion - Chione
Dryops - Dryope
Ellam - Bathseba
Elnathan - Nehusta
Epimetheus en Pandora - Pyrrha
Erechtheus - Orithyia, Procis
Eris - Ate
Ethbaäl - Izebel
Europe - Amyone
Erysichton - Mestra
Haran - Milka
Hasdrubal - Sophonisba
Helios - Heliaden
Helius - Circe, Pasiphae
Herodias - Salomé
Herodes Agrippa I - Bernice, Drusilla
Hippodamas - Perimele
Hyperion - Eos
lanus - Caneus
lardanus - Omphale
lasus - Atalante
Icarius - Penelope
Inachus, 1o
Iphis - Euadne
Ismaël - Mahalath
Jakob en Lea - Dina
Jeremia - Hamutal
Jerimoth - Mahalath
Jethro - Zippora
Job - Jemima, Kerenhappuch, Kezia
Jochebed - Mirjam
Jupiter - Minerva
Kadmos - Agaue, Ino
Kaleb - Achsa
Katreus - Aerepe
Kerkyon - Alope
Kranaos - Atthis
Laban - Lea, Rachel
Lamech - Naäma
Latinus - Lavinia
Laomedon - Hesione
Lea - Dina
Leto - Artemis
Ligdus - iphis
Lycaon - Callisto
Lycomedes - Deidamia
Menelaus, - Hormlone
Metabus - Camilla
Miletus - Syblis
Mimitor - Rhea Silvia
Minos - Ariadne, Phaedra
Mohammed - Fatoma
Nereus - Amphitrite, Galatea, Thetis
Nycteus - Antiope
Oceanus - Hyaden (mv.), Pleione
Oedipus - Antigone
Oeneus - Deianira
Oeranos - Basileia
Orchamus - Leucothoë
Oxathres - Amastris
Oxyartes - Rhoxane
Pasiphaë - Ariadne
Pellas - Peliaden
Peneus - Daphne
Periboia - Aura
Phorcys - Gorgonen
Pittheus - Aithra
Polibos - Alkinoë
Priamus - Cassandra, Creusa, llione, Laodice, Polyxena
Ptolemaeus VI Philometer - Cleopatra
Rhea - Hera
Salmoneus - Tyro
Salomo - Tafath
Saturnus - Juno
Saul - Merab, Michal
Scipi - Comelia
Servius - Tullia
Tantalus - Niobe
Thestius - Leda
Thoas - Hypsipyle
Tiresias - Manto
Tyndereus - Clytaem(n)estra
Uranus - Thea, Tethys
Uriel - Michaja
Zerubbabel - Selomith
Zeus - Artemis, Astiraea, Ate, Athena, Dike, Hebe, Helena, Horae, Musae, Pallas, Persephone
MAN VAN
Abigail - David, Nabal
Abital - David
Ada - Lamech
Anat - Baal
Athalia - Joram
Bathseba - David, Uria
Dobora - Lappidoth
Drusilla - Felix
Elisabeth - Zacharias
Erifyle - Amfiaraos
Hanna - Elkanz
Hulda, de profetes - Sallum
Jerusa - Uzzia
Jochebed - Amram
Johanna - Chuzas
Joseba - Jojada
Klytaimnestra - Agamemnon
Mahalath - Esau, Rehabeam
Maria - Jozef
Merab - Adriël
Michal - David, Palti
Milka - Nahor
Naomi - Elimelech
Oholibama - Esau
Peninna - Elkana
Priscilla - Aquila
Rebekka - Isaäk
Ruth - Machlon
Salomé - Philippus
Sapphira - Ananias
Suzanne - Jojakim
ZiIIa - Lamech
Zippora - Mozes
MOEDER VAN
Abel - Eva
Abia van Juda - Michaja
Abisaï - Zeruja
Adonia - Haggith
Alkmene - Anaxo
Amasa - Abigail
Amfion - Antiope
Amnon - Antinoam
Andromeda - Cassiopea
Ariadne - Pasiphaë
Asaël - Zeruja
Astyanax - Andromache
Ate - Eris
Benjamin - Rachel
Bethuël - Milka
Dan - Bilha
Eliëzer - Zippora
Elimelech - Naomi
Gad - Zilpa
Gerson - Zippora
Herodes Agrlppa I - Berenice
Ifigeneia - Klytaimnestra
Ismaël - Hoger
Issaschar - Lea
Jabal - Ada
Joab - Zeruja
Joahaz - Hamutal
Joas van Juda - Zibja
Johannes de Doper - Elisabeth
Jojachin - Nehusta
Jotham - Jerusa
Jozef - Rachel
Jubal - Ada
Juda - Lea
Kileab - Abigail
Levi - Lea
Machlon - Naomi
Marcus - Maria
Mattanja - Hamutal
Meleager - Althaea
Mohammed - Amina
Mozes - Jochebed
Nattali - Bilha
Oedipus - locaste
Pentheus - Agaue
Perez - Tamar
Rehabeam - Naäma
Romulus en Remus - llia
Ruben - Lea
Salomé - Herodias
Samuël - Hanna
Sefatja - Abital
Simeon - Lea
Tebah - Reüma
Timotheüs - Eunice
Zebulon - Lea
Zerah - Tamar
Zethos - Antiope
VADER VAN
Aäron - Amram
Abas - Lynceus
Abel - Adam
Abia - Jerobeam, Rehabeam
Abihu - Aäron
Abinadab - Isaï, Saul
Abira - Eliab, Hiël
Abner - Ner
Abraham - Terah
Absalom - David
Absyrtus - Aeëtes
Acastus - Pelias
Achab - Omri
Achis - Maoch
Achsa - Kaleb
Acrisius - Abas
Aeacus - Zeus
Aegaeon - Kronus
Aeneas - Auchises
Aerope - Katreus
Agamemnon - Atreus
Agaue - Kadmos
Aeolus - Hippotes
Ahasveros - Darius
Ahazia - Achab
Ahikam - Safan
Ahimaäz - Zadok
Aigeus - Pandion
Àigina - Asopus
Alcmaeon - Amphiaraus
Alkinoë - Polybos
Alkyone - Aeolus
Amasa - Jether
Amfion - Zeus
Amminadab - Ram
Amnon - David
Amphictyon - Deucalion
Amphitryon - Alcaeus
Androgeos - Minos
Anna, de profetes - Phanuël
Antlilochus - Nestor
Antipater - Jason
Aram - Sem
Arcas - Zeus
Ardonis - Cinyras
Ares - Zeus
Ariadne - Minos
Arpachsad - Sem
Asa - Abia
Asnath - Potifera
Assurbanipal - Esarhaddon
Astyages - Cyaxares
Astyanax - Hector
Ate - Zeus
Atlas - lapetus
Azaria - Amazia
Azarja - Oded
Baësa - Ahia
Barak - Abinoam
Baruch - Neria
Bathseba - Eliam
Belsazar - Nabonid
Benaja - Jojada
Benhadad 111- Hazaël
Benjamin - Jakob
Bethuël - Nahor
Boaz - Salmon
Cacus -Vulcanus
Cadmus - Agenoz
Calchas - Thestor
Caligula - Germanicus
Cambysus 11 - Cyrus
Capaneus - Hipponoüs
Cassander - Antipater
Cephalos - Hermes
Cham - Noach
Chiljon - Elimelech
Cimon - Miltiades
Cinyras - Apollo
Clisthenes - Megacles
Commodus - Marcus
Creon - Menoecoeus
Cyrus 11 - Cambyses
Daedalus - Hesperus
Dan - Jakob
Danaus - Belus
Dardanus - Zeus
Darius I - Hystaspes
David - Isaï
Demophon - Thecus
Deucalion - Prometheus
Domitianus - Vespasianus
Efraïm - Jozef
Efron - Zohar
Ela -Baësa, Kaleb
Eleazar - Aäron
Elhanan - Dodo, Jaïr
Eliab - Isaï
Eliëzer - Mozes
Elihoref - Sisa
Elisa - Safat
Eljasaf - Rehuël
Epimetheus - lapetus
Erechtheus - Hephaestus
Esarhaddon - Sanherib
Esau - Isaäk
Esbaäl - Saul
Euander - Hermes
EvilMerodach - Nebukadnezar
Gad - Jakob
Gamaliël - Pedazur
Gedalja - Ahikam
Gemarja - Safan
Genubath - Hadad
Germanicus - Drusus
Gersom - Mozes
Gerson - Levi
Giganten - Gaea
Gilead - Machir
Gomer - Jafeth
Hades - Cronus
Haemon - Creon
Hannibal - Hamilcar
Haran - Terah
Hassahja - Kemuël
Heber - Selah
Hector - Andromache
Hellus - Hyperion
Hephaestus - Zeus
Hermes - Zeus
Herodes Agrippa I - Aristobulus
Herodes de Grote - Antipater
Hezron - Perez, Ruben
Hippias - Pisistratus
Hippolytes - Theseus
Hizkia - Achan
Hobab - Jethro
Hofni - Eli
Hosea - Ela
Hyperion - Uranus
lason - Aeson
Icarus - Daedalus
Ifigeneia - Agamemnon
Ilium - Tros
Inachus - Oceanus
Ion - Xuthus
Iphides - Amphitryon
Ismaël - Abraham, Nethanja
Ithamar - Aäron
Itys - Tereus
Jaäsiël - Abner
Jaäzanja - Safan
Jabal - Lamech
Jacobus - Alpheüs, Zebedeus
Jacobus de jongere - Alpheüs
Jaël - Pedaja
Jafia - David
Jaïr - Manasse
Jakob - Isaäk
Jason - Aeson
Jefta - Gilead.
Jehu - Hanani, Nimsi
Jemima - Job
Jeremia - Hilkia
Jerimoth - David
Jerobeam I - Nebat
Jesaja - Amoz
Jesua - Jozadak
Jetur - Ismaël
Jisvi - Saul
Jithream - David
Joahaz - Jehu, Joram, Josia
Joas - Ahazia
Joël - Pethuël
Johannes - Zebedeüs
Jojachim - Jojakim
Jojakim - Josia
Jenadab - Rechab
Jonathan - Saul
Joram - Toi
Jesafat - Asa
Josia - Amon
Jotham - Gideon, Uzzia
Jozua - Nun
Jubal - Lamech
Judas Iskariot - Simon
Judas Makkabaeus - Mattathias
Kaleb - Jefunne
Kehath - Levi
Kemuël - Nahor
Kenan - Enos
Kerenhappuch - Job
Kileab - David
Kimham - Barzillai
Kis - Abiël
Laban - Bethuël
Laertes - Arcisius
Laïtus - Labdacus
Lamech - Methusaël
Laocoon - Antenor
Laomedon - lIus
Lea - Laban
Levi, de tollenaar - Alpheüs
Lot - Haran
Macareus - Helius
Machaoon - Asclepius
Machir - Manasse
Machlon - Elimelech
Mahalath - Ismaël, Jerimoth
Manasse - Hizkia, Jozef
Mattathias - Johannes
Medea - Aeetes
Mefiboseth - Jonathan, Saul
Meleager - Oeneus
Melicertes - Ino
Memnon - Eoos
Merab - Saul
Methusalah - Henoch
Michaja - Uriël
Michel - Saul
Milka - Haran
Minos - Zeus
Mirjam - Amram
Mordechai - Jaïr
Mozes - Amram
Naäma - Lamech
Nadab - Aäron
Naftali - Jakob
Nahath - Rehuël
Nahor - Terah
Narcissus - Cephisus
Nebukadnezar - Nabopolassar
Nehusta - Elnathan
Neria - Machseja
Nero - Agrippina
Nestor - Neleus
Nethaneël - Isaï
Nicanor - Patroklus
Nisus - Pandion
Numenius - Antiochus
Oceanus - Uranus
Odysseus - Laërtes
Oidipus - Laïus
On - Peleth
Opheltes - Lycurgus
Orestes - Agamemnon
Orpheus - Oleager
Palamedes - Nauplius
Pallas - Euander
Palti - Laïs
Pan - Hermes
Pandarus - Lycaon
Parthenopaeus - Atalante
Pashur - Malkia
Pedaja - Jojachin, Paros
Pekah - Remalia
Pekahia - Menahem
Peleus - Aeacus
Pelides - Peleus
Pelops - Tantalus
Periander - Cypselus
Pericles - Xanthippus
Periphetes - Hephaestus
Perses - Perseus
Perseus - Zeus
Pethahja - Mesezabeël
Petrus - Johannes, Jona
Phaethon - Helius
Pharnaces - Mithradates
Phrixus - Athamas
Pieus - Saturnus
Pinehas - Eleazar, Eli
Pisistratus - Nestor
Plato - Ariston
Polydorus - Cadmus
Polyphemus - Oedipus
Poseidon - Agenoor, Cronus
Prometheus - lapetus
Pua - Issaschar
Pyrrhus - Achilles
Rachel - Laban
Rebekka - Bethuël
Samma - Age
Samuël - Elkana
Sarpedon - Zeus
Saul - Kis
Seba - Kusch
Sefatja - David
Segub - Hiël
Selah - Arpachsad
Sem - Noach
Semaja - Delaja
Seth - Adam
Sichem - Hemor
Simson - Manoach
Sobab - David
Sobi - Nahas
Sopater - Pyrrhus
Sthenelus - Capaneus
Tafath - Salomo
Tantalus - Zeus
Tebah - Nahor
Telemachus - Odysseus
Telephus - Heracles
Teman - Elifaz
Thaumes - Pontus
Theseus - Aegeus
Thota - Pua
Timotheus - Conon
Tithonus - Laomedon
Tola - Issaschar
TubalKain - Lamech
Tumus - Daunus
Tydeus - Oineus
Ulysses - Laertes
Uz - Aram, Nahor
Uzza - Abinadab
Uzzië - Kehath
Xerxes - Darius
Zacharia - Iddo
Zadok - Ahitub
Zebulon - Jakob
Zedekia - Josia
Zelafead - Hefer
Zephyrus - Astraeus
Zerubbabel - Pedaja
Zetes - Boreas
Zethos - Zeus
Zippora - Jethro
VROUW VAN
Abraham - Hagar, Ketura, Sara(i)
Achab - Izebel
Adrlël - Merab
Agamemnon - Klytaimnestra
Ananias - Sapphira
Aquila - Prisc(iII)a
Athamas - Ino
Baäl - Anat, Astarte
BenAbinadab - Tafath
Bragi - Idun
David - Abigail, Abital, Ahinoam, Bathseba, Haggith, Michal
Deukalion - Pyrrha
Elimelech - Naomi
Elkana - Hanna, Peninna
Esau - Ma, Mahalath, Oholibama
Felix - Drusilla
Hades - Persephone
Hosea - Gomer
Isaäk - Rebekka
Jakob - Bilha, Lea, Rachel
Joram van Juda - Athalia
Jozef - Asnath
Jojakim - Nehusta, Suzanna
Lamech - Ada, Zilla
Lappidoth - Dobora
Loki - Sigyn
Machlon - Ruth
Minos - Pasiphaë
Mozes - Zippora
Nabal - Abigail
Nahor - Milka, Reüma
Palti - Michal
Philémon - Apphia
Rehabeam - Mahalath
Sallum - Hulda
Salomo - Naäma
Saul - Ahinoam
Socrates - Xanthippe
Tereus - Aedon
Tobias - Hanna
Tyndareas - Leda
Ulysses - Penelope
Uria - Bathseba
Uzzia - Jerusa
Zacharias - Elisabeth
Zebedeus - Salomé
Zeus - Hera, Leto
ZOON VAN
Aäron - Abihum, Eleazar,
Ithamar - Nadab
Abas - Acrisius
Abia - Asa
Abiël - Kis
Abinadab - Eleazar, Uzza
Abinoam - Barak
Abner - Jaäsiël
Abraham - Isaäk, Ismaël
Achab - Ahazia, Joram
Achaz - Hizkia
Achilles - Pyrrhus
Achitofel - Eliam
Ada - Jabal, Jubal
Adam en Eva - Abel, Kaïn, Seth
Adlai - Safat
Aeacus - Peleus
Aeëtes - Absyrtus
Aegeus - Aegides, Theseus
Aeneas - Ascanius, lulus
Aeolus - Aeolides, Salmoneus, Sisyphus
Aeson - Jason
Agamemnon - Orestes
Agaue - Pentheus
Age - Samma
Agenor - Cadmus
Agrippina - Nero
Ahia - Baësa
Ahikam - Gedalja
Ahitub - Zadok
Alexander Balas - Antiochus
Alpheüs - Jacobus
Amazia - Azaria
Amatheon - Bias
Amminadab - Nahesson
Amon - Josia
Amoz - Jesaja
Amphiaraus - Alcmaeon
Amphitryon - Iphicles
Anath - Samgar
Auchises - Aeneas
Antenor - Laocoon
Antiochus - Numenius
Antiope - Amfion, Zeus
Antipater - Cassander
Aphareus - Idas
Apollo - Anius, Cinyras
Aram - Uz
Arcisius - Laertes
Ares - Tereus, Thestius
Ariston - Plato
Arpachsad - Selah
Asa - Josafat
Asclepius - Machaoon
Astraeus - Zephyrus
Atalante - Parthenopaeus
Athamas - Phrixus
Atreus - Agamemnon, Menelaus, Plisthenes
Baësa - Els
Barzillai - Kimham
Belus - Aegyptus, Danaus
Benjamin - Rafa
Bethuël - Laban
Bor - Odin, Ve, Vili
Boreas - Zetes
Buri en Bestla - Bor, Bur
Cadmus - Polydorus
Cambysus I - Cyrus
Capaneus - Sthenelus
Cephisus - Narcissus
Cidyppe - Biton, Cleobis
Cinyras - Adonis
Conon - Timotheus
Creon - Haemon
Creusa - Ion
Cronus - Hades, Poseidon
Cyaxares - Artyages
Cypselus - Periander
Cyrus 11 - Cambyses
Daedalus - Icarus
Darius - Xerxes
Darius I en Atossa - Ahasveros
Daunus - Turnus
David - Absalom, Adonia, Amnon, Daniël, Jafia, Jerimoth, Jithream, Kileab, Nathan, Sammua, Sefatja, Sobab
Deucalion - Amphictyon, Hellen
Dodo - Elhanan
Drusus - Germanicus
Ela - Hosea
Eleazar - Pinehas
El - Hofni, Pinehas
Eliab - Abiram
Elifaz - Teman
Elimelech en Naomi - Chiljon, Machlon
EIiseba - Abihu
Enos - Kenan
Eoos - Memnon
Erebus - Aither
Esarhaddon - Assurbanipal
Esau en Basmath - Rehuël
Euander - Pallas
Gaea - Antaios, Gigant, Titys
Gemalja - Michaja
Germanicus - Caligula
Gideon - Abimelek, Jotham
Gilead - Jefta
Hadad - Genubath
Hadoram - Joktan
Hamilcar - Hannibal
Hamutal - Joahaz, Mattanja
Hanani - Jehu
Haran - Lot
Hazaël - Benhadad
Heber - Joktan
Hector - Astyanax
Hefer - Zelafead
Hekabe - Antifus
Helius - Macareus, Phaethon
Hemor - Sichem
Henoch - Methusalah
Hephaestus - Erechtheus, Periphetes
Heracles - Hyllus, Telephus
Hermes - Cephalos, Daphrus, Euander, Pan
Herodes de Grote - Archelaüs, Aristobulus
Hesperus - Ceyx, Daedalus
Hezron - Ram
Hiël - Abiram, Segub
Hilkia - Jeremia
Hipponoüs - Capaneus
Hippotes - Aeolus
Hizkia - Manasse
Hyperion - Helius, Titan
Hystaspes - Darius
Lapetus - Atlas, Epimetheus, Prometheus
Iddo - Zacharia
lIus - Laomedon
Immer - Paschur
Ino - Melicertes
Inti en Mamaquilla - Illapa
1zaäk - Jakob
1sai - Abinadab, David, Eliab, Nethaneël, Samma
Ismaël - Jetur
Issaschar - Pua, Tola
Izaak en Rebekka - Ezau, Jakob
Jaäre  Oregim, Elhanan
Jafeth - Gomer
Jaïr - Elhanan
Jacob en Bilha - Dan, Naftali
Jakob en Lea - Juda(s), Ruben, Simeon, Zebulon
Jakob en Rachel - Benjamin, Jozef
Jakob en Zilpa - Aser, Gad
Jason - Antipater
Jefunner - Kaleb
Jehu - Joahaz
Jerobeam I - Abia, Nadab
Jerubbaäl Gideon - Abimelech
Jesua - Jojakim
Jether - Amasa
Joahaz - Joas
Johannes Hyrcanus - Jannai
Jojachim - Pedaja
Jojada - Benaja
Jojakim - Jojachin
Joktan - Jobab, Hadoram
Jonathan - Mefiboseth
Joram - Joahaz .
Josafat - Joram
Josia - Joahaz, Jojakim, Zedekia
Josia van Juda - Sallum
Jozadak - Jesua
Jozef - Efraïm, Manasse
Judas de Galileeër - Jacobus, Simon
Kaleb - Ela
Kehath - Uzziël
Kemuël - Hassahja
Kis - Saul
Kleopas - Simeon
Kodros - Androkles
Kretheus - Aiaon
Kronos - Aegaeon
Kusch - Seba
Labdacus - Laius
Laërtes - Odysseus
Laïs - Palti
Laïus - Oedipus
Lamech en Ada - Jabal, Jubal,
Tubal  Kaïn
Laomedon - Tithonus
Levi - Gerson, Kehath
Lot - Amnon
Lycaon - Pandarus
Lycurgus - Opheltes
Lyriceus - Abas
Machir - Gilead
Machseja - Neria
Manasse - Jaïr, Machir
Manes - Atys
Manoah - Simson
Maoch - Achis
Marcus - Commodus
Megacies - Clisthenes
Menahem - Pekahia
Menoecoeus - Creon
Mesezabeël - Pethahja
Methusaël - Lamech
Michaja - Abia
Micipsa - Adherbal
Miltiades - Cimon
Minos - Androgeos
Mithradates - Pharnaces
Mozes en Zippora - Eliëzer, Gersom
Nabonid - Belsazar
Nabopolassar - Nebukadnezar
Nahas - Sobi
Nahor - Kemuël, Tebah, Uz
Nahor en Milka - Bethuël
Nauplius - Palamedes
Nebat - Jerobeam
Neleus - Nestor
Ner - Abner
Neria - Baruch, Seraja
Nestor - Antlilochus, Pisistratus
Nethanja - Ismaël
Nimsi - Jehu
Noach - Cham, Jafeth, Sem
Nun - Jozua
Nyx - Aither
Oceanus - Inachus
Oded - Azarja
Odin - Hodur, Wali
Odysseus - Ausoon, Telemachus
Oeager - Orpheus
Oedipus - Polyphemus
Oeneus - Meleager
Oicles - Amphiaraus
Oineus - Tydeus
Omri - Achab
Onias 11 - Simon
Pandion - Aigeus, Nisus
Paros - Pedaja
Pashur - Nethaneël
Patroklus - Nicanor
Pedaja - Jaël, Zerubbabel
Pedazur - Gamaliël
Peleth - On
Peleus - Pelides
Pellas - Acastus
Pelops - Alcathous, Atreus, Thyestes
Perez - Hezron
Perseus - Alcaeus, Perses
Pethuël - Joël
Philémon en Apphia - Archippus
Pinehas - Ikabod
Pisistratus - Hippias
Pontus - Thaumas
Poseidon - Agenor, Amycus, Antaeus, Belos, Cercyon, Eumolpus, Nauplius, Neleurs, Pelias, Triton
Priamus - Aesacus, Antifus, Deiphobus, Hector, Helenus, Paris
Prometheus - Deucalion
Pua - Thola
Pyrrhus - Sopater
Rachel - Benjamin, Jozef
Rehabeam - Abia, Semarja
Rehabeam en Maächa - Selomith
Rehuël - Nahath, Samma
Remalia - Pekah
Ruben - Hezron
Safan - Ahikam, Gemarja, Jaäzanja
Salmon - Boaz
Salomo en Naäma - Rehabeam
Sanherib - Esarhaddon, Sarezer Saturnus - Pieus
Saul - Abinadab, Esbaäl, Jisri, Jonathan, Malkisua, Mefiboseth
Seleucus IV Philopator - Demetrius
Sem - Aram, Arpachsad
Semaja - Delaja
Septimius - Severus, Caracalla
Simon de Makkabeeër - Johannes, Hyrcanus
Simon van Cyrene - Alexander, Rufus
Sirach - Jezus
Sisa - Elihozef
Sthenelus - Eurystheus
Strophius - Pylades
Tamar - Perez, Zerah
Tantalus - Pelops
Taunus - Latinus
Telamon - Alax
Telephus - Cyparissus
Terah - Abraham, Haran, Nahor
Tereus - Itys
Thecus - Demophoon
Theiodamas - Hylas
Theseus - Hippolytes
Thestor - Calchas
Thyestes - Aegisthus
TiglathPileser111 - Salmanasser
Timosthenes - Theagenes
Toi - Joram
Toü van Hamath - Hadoram
Tros - Ganymedes, Ilium
Tydeus - Didmeder
Uranus - Hyperion. Oceanus
Uzzia - Jotham
Vespasianus - Domitianus
Vulcanus - Cacus
Wodan - Thor
Xanthippus - Pericles
Xuthus - Ion
Zadok - Ahimaäz
Zebedeüs - Jacobus, Johannes
Zeruja - Abisaï, Asaël, Joab
Zeus - Aeacus, Amfion, Arcas, Ares. Dardanus, Endymion, Epaphus, Hephaestus, Hermes, lacchus, Minos, Perseus, Pirithous, Rhadamanthus, Sarpedon, Tantalus, Zethos
Zibja - Joas
Zohar - Efron
ZUSTER VAN
Aäron - Mirjam
Agaue - Semele
Antigone - Ismene
David - Abigail, Zeruja
Hippolyte - Antilope
Laban - Rebekka
Lazarus - Maria, Martha
Lea - Rachel
Levi - Dina
Maria - Martha
Martha - Maria
Mozes - Mirjam
Nahesson - Eliséba
Ohola - Oholiba
Oholiba - Ohola
Pygmalion - Dido
Rachel - Lea
Ruben - Dina
Semele - Agaue
Tryphéna - Tryphosa
Tryphosa - Tryphéna
TubalKaïn - Naäma
Zebulon - Dina
familiebezit  erfgoed, erfstuk, majoraat
familie der halfapen - lori
familieembleem  wapen
familiegroep – clan, gezin
familie in een huis - huisgezin
familielid – bloedverwant, broeder, broer, dochter, grootmoeder, grootvader, kind, kleindochter, kleinkind, kleinzoon, ma(ma), man, moe(der), moeke, neef, nicht, oma, opa, opoe, pa(pa), schoonbroer, schoonmama, schoonmoeder, schoonvader, schoonzoon, tante, va(der), zoon, zus(ter), zwager
familieregering - aligarchie
familiestam - clan
familieteken  wapen
famulus - amanuensis, dienaar
fan – aanbidder, aanhanger, aanmoediger, bewonderaar, liefhebber, luchtververser, suporter, ventilator, waaier
fanaal  kunstlicht, scheepslichtseinlicht, vuurbaken
fanaticus  dweper, geestdrijver, zeloot
fanatiek  bezeten, dol, dweepziek, ijverig
fanatiekeling – dweper, fanaat
fanatisme  dweepzucht, zelotisme
fancy fair  bazaar
fanfare  harmonie
fanfare instrument – bastuba, cornet, hoorn, saxofoon, schuiftrompet, trombone, trompet, tuba
fanfare op de jachthoorns - hal(l)ali
fandangovariatie - granadine, malaguena, murciana, rondena
fanfaron - opschepper, pocher, prater
fantaseren  bazelen, bedenken, liegen, verbeelden, verzinnen, ijlen
fantasie  bedenksel, droombeeld, hersenschim, improvisatie, verbeelding
fantasieletter - smoretletter
fantasie op een volkswijsje  rapsodie
fantasieën  bedenksels
fantask – grillig
fantast – dagdromer, dromer, grotesk, huichelaar, ideaal, leugenaar,
fantastisch  enorm, geweldig, groots, grotesk, ongelooflijk, uitstekend, wonderlijk
fantoom  droombeeld, geest, schim, spook
farao, vader van de - Re
faraorat - civetkat
farce  grap, klucht
farceren - vullen
farceur  grappenmaker
farizeeër, een van de - Ostaro, Sando, stromo, Sydero, Vago
farm – boerderij, hoeve, state, veeboerderij
farmaceut – apotheker
farmer – boer
faro - mengbier
Faroër, stad op de - Thorshavn
Faroër, volksvertegenwoordiging op de - lagting
fascinatie  betovering
fascistenleider - Mussolini
fase – maanstand, stadium, stand, schijngestalte, trap
fat – adonis, dandy, heertje, kwast, modegek, modejonker, modepop, saletjonker
fataal  dodelijk, funest, noodlottig, onzalig, rampzalig, rampspoedig, ruïneus, verderfelijk
fatallworden - nekken
fataliteit - noodlot, ongelijk, onheil, ramp
fata morgana  drogbeeld, droombeeld, goochelbeeld, illusie, luchtspiegeling, utopie, visioen
fatigeren - afmatten, uitputten, vermoeien
fatsen – spijbelen
fatserig – poenig
fatsoen – betamelijk, decentie, eer, gemanierdheid, manieren, model, moraal, stijl, voorkomen, vorm, waardigheid
fatsoeneerder  bewerker, vormer
fatsoeneren - bijwerken, modelleren
fatsoenlijk – behoorlijk, braaf, burgerlijk, decent, degelijk, eerbaar, eerzaam, fair, gemanierd, gepast, goed, hebbelijk, keurig, kies, kuis, net(jes), ordentelijk, preuts, passend, schappelijk, vormelijk, welgemanierd, welvoeglijk
fatterig – kwasterig
fatum  bestemming, lot, noodlot
faun  bosgod, sater, satyr, veldgod
fauna – dierenrijk, dierenwereld
fauteuil – armstoel, leuningstoel, leunstoel, slaapstoel, stoel,
faveur - (be)gunst(iging), gunstbewijs
faveurtje - buitenkansje
favorabel  voordelig, gunstig
favoriet  bemind, geliefkoosd, gunsteling, idool, lieveling, pupil
fazantachtige vogel - patrijs
fazantenhaan – kok, woerhaan
fazantenhen - woerhen
fazantensoort - argusfazant, bosfazant, diamantfazant, goudfazant, koningsfazant, monal, saterhoen, tragopan, zilverfazant
fabriel - koortsig
februari  sprokkelmaand
faecaliën - beer
federatie  bond, liga, verbond
fedum – leen
fee – tovernimf, tovergodin
feeënland uit Arthursage  Avalon
feeërie  sprookjestoneel
feeëriek  betoverend, sprookjesachtig, toverachtig
feeks  dragonder, driedekker, furie, harpij, heks, helleveeg kol, kreng, prij, tang, serpent, spin, tang, wijf, Xantippe
feeling  gevoel
feest  festiviteit, festijn, (Spaans) fiësta, fuif, hoogtij, party, viering
feestartikel – fluit, lampion, masker, roltong, slinger, toeter, serpentine, vlag
feestavond – gala, soirée
feestdagen - fasti
feestdag der ambachtslieden (voorheen)  koppermaandag
feestdag, christelijke - Epifanie, heiligendag, Hemelvaart, Kerstmis, nieuwjaar, Pasen, Pinksteren, Sacramentsdag
feestdans - polonaise
feestdiner  banket, diner, dis, feestmaal, gastmaal
feestdos  gala, jacquet, robe, rok, smoking
feestdrank  sekt, champagne, wijn
feestdronk  toast, toost, heildronk
feestelijk - opgewekt, plechtig, vrolijk
feestelijk gebeuren  geboorte, bruiloft, verjaardag, verloving
feestelijkheid – slemppartij
feestelijk iets gedenken – vieren
feestelijk kleden - dossen
feestelijk onthaal – huldiging, tractatie
feestelijk onthalen  tracteren, fêteren
feestelijk ontvangen – inhalen
feestelijk ronddansen - hossen
feestelijk versieren met rijen vlaggen  pavoiseren
feestelijke gelegenheid – instuif, jubileum, trouwen,, verjaardag, verloving
feestelijke herdenking - jubileum,lustrum, viering
feestelijke kleding  dos, gala
feestelijke verlichting  illuminatie, lampions, vetpotjes
feestelijke wapenschouw – parade
feesten – fuiven, huldigen
feestgever - traktant
feestgewaad  balkostuum, gala
feestje – fuif, partijtje
feestmaal - banket, diner, dis, festijn, maaltijd
feestmaal (Indon,)  slametan
feestnacht der heksen  heksensabbath, walpurgisnacht
feestneus – fuifnummer
feestpapier - serpentine
feestrede - panegyriek
feestruimte – balzaal, danszaal
feestspel - stoelendans
feesttenue  gala, rok, smoking
feest ter ere van Bacchus  bacchanaal, orgie
feest van de Germanen op de kortste dag  joelfeest
feest van een huwelijk – bruiloft, trouwfeest
feestvarken - jubilaris
feestverlichting - illuminatie, lampion
feestvieren – feesten, fuiven
feestvierder  feestganger, gast
Fehmarn, plaats op - Borg
feil  abuis, defect, erratum, faal, fout, gebrek, misser, misslag, tekortkoming, vergissing
feilbaar - onvolmaakt, zondig
feilen - falen, mistasten, tekortschieten
feilloos - juist, zuiver
feit  evenement, daad, daadwerkelijk, evenement, factum, gebeurtenis, geval, handeling, voorval
feitel - slabbetje
feitelijk – daadwerkelijk, de facto, eigenlijk, inderdaad, letterlijk, reëel, sic, vrijwel, waarlijk, welbeschouwd, werkelijk, wezenlijk, zakelijk
feiten - data
feitelijkheden  realia
feitenkennis  realia
fel  blinkend, bloedig, danig, erg, fervent, flink, gebeten, hanig, heftig, hel, hevig, hooglopend, intens, kittig, kwiek, levendig, nijdig, opvliegend, pinnig, pittig, scherp, sterk, onstuimig, verbeten, verwoed, virulent, vinnig, vurig
fel en giftig - venijnig
felheid – hevigheid, krasheid, vinnigheid
fel kijkend - hel
fel naar iets streven – najagen
fel paard – arabier
fel pijn doen - snerpen
fel plagen  negeren, sarren, tarten, tergen
felle straal – bliksem(schicht)
felicitatie  gelukwens, heilwens
feliciteren - gelukwensen
fellow  gezel, genoot, makker
fellowtraveller  medereiziger, meeloper, metgezel
felonie  leenbreuk, ontrouw
felrode bloem - papaver
femel  hennep, huichelaar, kwezel
femel (aar)  begijn, devoot, kwezel(aar), schijnheilige,
femelaar - kwezel, pezewever, zeurkous
femelen - beuzelen, fluisteren, huichelen, kwezelen, smoezen, zaniken
femelkont - zanik
femelkous  teut, treuzel, zeur
feminien  vrouwelijk, fem.
feministe - blauwkous
Fenicische godheid - Anat, Asjera, Baäl, Dagon, El, Esjmoen, Gad, Resjef, Tinnit
Fenicische godin van de maan  Astarte
Fenicische stad - Akko, Arvad, Beiroet, Byblus, Sidon, Tyrus
fenomeen  genie, verschijnsel
fenomenaal – groots, weergaloos
fenylmethylether - anisool
feodalisme  leenstelsel, leenroerigheid
ferm – boud, dapper, doortastend, fier, fiks, flink, kloek, kordaat, kranig, moedig, onversaagd, onverschrokken, onvervaard, standvastig, stavast, sterk, stevig, stoer, stoutmoedig, streng, trots
ferment  enzym, giststof, leb, pepsine, trypsine, trypsase
fermium  fm
ferm van karakter - stavast
ferrum  fe
ferryboot  pont, veerboot, veer(pont)
fertiel  vruchtbaar
fervent  fel, geestdriftig, hevig, vurig, ijverig
festijn – feest, feestmaal, feestmaaltijd
festival – muziekfeest, volksfeest
festiviteit - viering
festoen – bloemenkrans, feston, guirlande
fêteren  vieren, onthalen
fetisj  amulet, talisman
feuilleton  vervolgverhaal
feuilleton met plaatjes - strip, tekenstrip
feut  aankomeling, eerstejaars, groen, noviet
fiaal - pinakel
fiacre  aapje, huurkoets
fiaker – huurrijtuig
fiale - pinakel
fiasco  echec, flop, mislukking, sof
fiat  akkoord, goedkeuring, instemming, oké, toestemming, verlof
fiber – borgmoer, katoenvezel
fiche - speelmerkje
fictief  denkbeeldig, verdicht
ficus - vijgenboom
fideel – gemoedelijk, gezellig, joviaal, leuk, loyaal, lustig, opgeruimd, prettig, tof, trouw, trouwhartig, vrolijk
fiedel - viool
fides - geloof, trouw
fiducie - geloof, vertrouwen
Fidzji-eilanden, berg op de - Victoria
Fidzji-eilanden, bewoners der - Melanesiërs
Fidzji-eilanden, een van de - Koro, Taveuni, Vanua-Levu, Viti-Levu
Fidzji-eilanden, hoofdstad der - Soewa
Fidzji-eilanden, ontdekker der - Tasman
Fidzji-eilanden, vliegveld op de - Nandi
fiedel  viool
fiedelaar  violist, strijker
fiedelen  strijken, krassen, zagen
fielt  bandiet, doerak, gladakker, onverlaat, patser, ploert, poen, schavuit, schelm, schoft, schurk, valsaard
fier – dapper, ferm, flink, groots, hoogmoedig, hooghartig, hoogmoedig, hovaardig, kloek, moedig, onvervaard, overmoedig, overzedig, parmant(ig), prat, preuts, statig, stoer, trots, vrijmoedig, zelfbewust
fier en trots – parmantig
fier en vrij - frank
fierheid – trots(heid)
fieselemie – gelaat, gezicht, tronie
fiets  bicyclette, rijwiel, tandem, tweewieler, velo
fietsband - pneu
fietsen – karren, pedaleren, peddelen, wielrijden
fietsenbergplaats – stalling
fietser – peddelaar, wielrijder
fiets met hulpmotor – bromfiets, brommer, snorfiets
fietsonderdeel  band, bel, ketting, lamp, rem, slot, spaak, stuur, trapper, velg, wiel
fietspad – rijwielpad
fietsraam – frame
fietstas – sacoche
fietstaxi – betjah
fiets voor twee personen - tandem
figaro – barbier, scheerbaas
figurant – bijfiguur, stomme
figuren uit het kerstverhaal  Engelen, Herders, Jezus, Jozef, Koningen, Maria, Wijzen
figurendans  ballet, cadrille, cotillon
figureren – afbeelden, uitbeelden
figuur  afbeelding, cirkel, ellips, fig., gedaante, gestalte, hoek, karakter, lichaam, ovaal, postuur, ruit, taille, vierhoek, voorstelling, vorm
figuurdans - ballet
figuur uit camera obscura  Keesje, Kegge, Nurks, Stastok
figuur uit Dickens  Micawber, Nelly, Oliver, Pickwick
figuur uit dierenverhalen  Bruintje, Isegrim, Nobel, Reinaerd
figuur uit Shakespeare  Brutus, Caesar, Desdemona, Hamlet, Jago, Julia, Lear Macbeth, Macduff, Oberon, Ophelia, Othello, Portia, Puck, Richard, Romeo, Shylock, Titania,
figuur uit de fabels  Reintje
figuur uit de Franse revolutie  Danton, Marat, Robespierre
figuur uit de gelaarsde kat  Carabas
figuur uit de Griekse mythologie  Apollo, Bacchus, Charon, Eos, Hera, Leda, Zeus
figuur uit de Ilias  Achilles, Ajax, Diomedes, Hector, Helena, Patroklus, Priamus
figuur uit de Lehengrin  Elsa
figuur uit de Max Havelaar  Droogstoppel
figuur uit de sage van de Hellespont  Hero, Leander
figuur uit de tachtigjarige oorlog  Adolf, Alva, Bergen, Ogmond, Hoorne, Jan, Leicester, Lodewijk, Lumey, Maurits, Montigny, Oldebarnevelt, Parma, Philip, Requesens, Spinola, Willem
figuur uit de Zauberflöte  Betty, Caspers
figuur uit het boek Esther  Haman
figuur uit het boek Genesis  Abel, Adam, Eva, Kain,
figuur uit het kaartspel  aas, boer, harten, heer, klaver, nel, ruiten, schoppen,vrouw
figuur uit het stierengevecht  matador, picador
figuur uit het werk van Goethe  Egmond, Faust, Gretchen, Mefistofeles, Werther
figuur uit het werk van Jules Verne  Nemo, Fogg, Passepartout
figuur uit het werk van Karl May  Winnetou
figuur van drie noten  triool
figuurlijk  metafoor, verdrachtelijk, oneigenlijk
figuurlijk waar men in zijn schik is - knolentuin
figuurlijke plaats van herkomst  bron
figuurlijke plaats waar men in zijn schik is –
knollentuin
figuurlijke uitdrukking  metafoor, troop
figuur of taille - leest
figuurraadsel - rebus
figuurzaag  fineerzaag, spanzaagje
fijn – aangenaam, behaaglijk, beschaafd, betrouwbaar, broos, degelijk, delicaat, fideel, frele, geschikt, gevoelig, gezellig, goed, heerlijk jofel, kies, lekker, leuk, lustig, mieters, prachtig, prettig, puik, reuze, smakelijk, subtiel, teer, tof, uitsteken, verrukkelijkvoortreffelijk, vroom
fijn aardewerk – faïence, plateel, posselein
fijn baksel – gebak
fijn (barg.)  emmes, jofel, tot
fijn beleid  takt
fijn bewerkt  geciseleerd, besneden
fijn boomwol  knoop
fijn borduurgaas  stramien
fijn broodje  deuvekater, duvekater
fijn draadwerk  filigrein
fijn drijfijs  kis
fijn eikenhout - wagenshot
fijn en best – puik
fijn en helder – zuiver
fijn en slank – rank
fijn en zacht doek – batist
fijn gaas - lamfer
fijn garen weefsel  tule
fijn gebak  taart, vlaai
fijn gebakje  moorkop, roomsoes, taartje, wafel
fijn gehakt vlees - galantine
fijn gehakte groente – haksel, moes
fijn gekookte vruchten - moes
fijn gekorven tabak  shag
fijn gemalen eikeschors - run
fijn gemalen schelpen - grit
fijn gemalen tufsteen - tras
fijn geslepen glas  kristal
fijn gesneden eikenschors - run
fijn gestampt eten - prak, puree
fijn gevederte  dons
fijn gevoel  takt, beleid
fijn geweven stof - floers, sluier
fijn glaswerk - kristal
fijn goud  stofgoud
fijn goud-en zilverwerk – filigraan
fijn gras – gazon
fijn gruis - poeder
fijn handborduurwerk – broderie
fijn helder wit marmer - albast
fijn huidmondje van plantenblad  stoma
fijn in zijn soort  prima
fijn kalfsleder - boxcalf
fijn kant van zijde  blonde
fijn koolstof  roet
fijn lijnwaad  batist
fijn linnen - byssus
fijn maïsmeel - maizena
fijn maken  malen, pletten, verpulveren, vijzelen
fijn Marokkaans leer  saffiaan
fijn meel  bloem
fijn naaien - stippelen
fijn opengewerkt weefsel  kant
fijn perkament  abortief, velijn
fijn poeder - meel, pulver
fijn spinsel – zijde
fijn trekje – finesse, subtiliteit
fijn van gehoor - gehorig
fijn van smaak – heerlijk, lekker
fijn weefsel – kant, rag, tissue, tule
fijn zakdoekje – pochet
fijn zijden weefsel - chiffon
fijne aardmest - mot
fijne bespotting – persiflage
fijne biefstuk - haas
fijne bijzonderheid  detail, finesse
fijne drank  cognac, champagne, nectar
fijne eetwaren  comestibles
fijne geestigheid - esprit
fijne geur  aroma
fijne kam  netenkam
fijne kant - frivolité
fijne kookkunst - gastronomie
fijne kunstgeep - finesse
fijne leersoort  marokijn, nappa, suède
fijne lichte geur – aroma
fijne massa – stof
fijne molm - mul
fijne naald  kantnaald
fijne neus  flair
fijne polijstaarde  tripel
fijne regen  motregen , stofregen
fijne scherts - humor
fijne sigaar  Havanna
fijne slijpsteen  wetsteen
fijne snuiftabak  makuba
fijne soort asbest  amiant
fijne spot – ironie, persiflage
fijne steentjes - grind
fijne stof – kant, neteldoek, poeder, poeier, pulver, tule, zijde
fijne tabak - shag
fijne veren  dons
fijne verf  lak
fijne vijl - zoetvijl
fijne vis  forel, zalm
fijne wollenstof - tibet
fijne zijden kant - blonde
fijner maken  veredelen
fijngehakt stro – haksel
fijngehakt veevoer – kort, mais
fijngehakt vlees – galatine, tartaar
fijngekookte vruchten  moes
fijngemaakt  gemalen, geplet, gestampt, verpulverd
fijngemaakte aardappels – prak, puree
fijngemaakt eten  prak, puree
fijngemalen eikenbas – looi
fijngemalen graan – gries, meel
fijngevoelig – kies
fijngewreven voedsel  puree
fijnheid  broosheld, finesse, politoersubtiliteit
fijnigheid - kneep, list
fijnkorrelig graniet  porfier
fijnkorrelig sneeuw - firn
fijnmaken  malen, kraken,pletten, raspen, schaven, slijpen, verpulveren, vijzelen
fijnmaken met een mes – snijden
fijnmaken van aardappelen - prakken
fijnmaken van eten – stampen
fijnmaken van groente – hakken, snijden
fijnmalen - verbrokkelen
fijnproever - epicurist, gastronoom, gourmand, kenner, lekkerbek
fijnraspen tot snuif - raperen
fijnslijpen - savonneren
fijnsnijden – kerven, versplinteren
fijnste grier - donst
fijnste in zijn soort  prima
fijnste soort schildpad  karet
fijnste veren - dons
fijnste van het meel  bloem
fijnste veren  dons
fijnstoten - stampen
fijntjes - aardig, keurig, netjes, schoontjes, slim, suptiel
fijnwrijven – malen, poederen
fijt – omloop, panaritium, paronchia, zweer, zwering
fik  brand, vuur
fikken – branden, vlammen
fikkie - vuurtje
fiks – behoorlijk, fel, ferm, flink, funk, gezond, kloek, krachtig, potig, standvastig, stevig, vlug
fiksen - klaarspelen
filament  helmdraad
filantroop  mensenvriend
filantropisch  liefdadig, weldadig
file  rij, queue, stoet
filet  netwerk
filiaal – agentschap, bijkantoor, bijwinkel, dependance, depot(winkel)
filiaalbank  bijbank, succursale
filiaalhouder - agent, factoor
filigraan  draadwerk, goud, zilverdraadwerk
filigram  watermerk
Filippinostam - Bicol, Vicol
Filippijnen, bewoners van de - Aëta, Apayo, Filippino, Masbate, Mindanao, Mindoro, Palawan
Filippijnen, een van de - Basilan, Bohol, Burias, Cebu, Jolo, Leyte, Luzon, Masbate, Mindanao, Mindoro, Negros, Palavan, Panay, Samar, Tablas
Filippijnen, hoofdstad van de - Manilla
Filippijnen, oorspronkelijke bewoners van de - Negrito’s
Filippijnen, provincie van de - Capiz
Filippijnen, stad op de - Aparri, Bacalod, Basilan, Boac
Cebu, Davao, Llo-ilo, Luzon, Manilla, Mindanao, Rizal,
Zamboanga
Filippijnen, taal van de - Bikol, Cebuano, Llokano,
Pampango, Pangasinam, Tagalog
Filippijnen, vulkaan op de - Apo
Filippijnentrog - Mindanaotrog
Filippijnse afgod - Dagon
film  rolprent, vlies
filmacteur – filmspeler
filmapparaat – camera, filmtoestel
filmbeeld - shot
filmberoemdheid  diva, star. ster
filmcamera - filmtoestel
filmdoek - projectiedoek, projectiescherm
filmdraaier  operateur
filmen - opnemen
filmer – cineast, filmmaker
filmer in Italië  Felline, (de) Sica
filmer in Nederland  Fernhout, Haanstra, Rademaker
filmer in Zweden  Bergman
filmgrootheid  diva, ster
filmheldin – diva
filmhuis - bioscoop
filmkeuring  censuur
filmkunst - cinematografie
filmkunstenaar  cineast , filmer, regisseur
filmleider – regisseur
filmliga – cineclub
filmmaniak – filmfan
filmmanuscript – draaiboek
filmmedewerker – acteur, cameraman, decorbouwer, producer, regisseur
filmmedewerkster - actrice
filmondernemer  producer
filmonderneming  M.G.M., R.K.O., Rank
filmopname - shot
filmprijs  Oscar
filmprojectie  cinerama, cinemascope
filmpubliek - bioscoopbezoek
filmregisseur - cineast
filmsamenstelling - montage
filmscenario  draaiboek
filmscherm - beelddoek filmspeler - acteur, actrice, filmster
filmtheater – bios(coop), cineac, cinema
filmtoestel - camera, projector
filmvertoning - bioscoopvoorstelling, cinemavoorstelling
filomeel  nachtegaal
filorel - floretzijde
filosofie  bedoeling, beschouwing, leer, opvatting,
filosofie, onderdeel der - kosmologie, vmetafysica,
psychologie, zijnleer
filosofisch stelsel  fenomenologie, kantianisme,
nihilisme, personalisme, platonisme, rationalisme
filosoof  denker, wijsgeer, Emerson, Kant, Plato
filosoof, klassieke -
4 Zeno
5 Philo, Plato
6 Seneca, Thales
7 Gorgias, Phyrron
8 Epikurus, Plotinus, Sokrates
9 Epiktetus, Panaitios, Xenofanes
10 Anaxagoras, Anaximenes, Chrysippus, Demokritus,
Empedokles, Heraklitus, Parmenides, Protagoras
11 Aristoteles, Poseidonius
12 anaximandros
filosoof, middeleeuws -
5 Bacon, Böhme, Bruno, Dante
6 Ficino, Ockham, Scotus, Suarez
7 Abélard, Eckhart, Erasmus, Scottus
8 Averroës, Boéthuis
9 Lombardus, Montaigne
10 Augustinus, Maimonides
11 Bonaventura
12 Macchiavelli
filosoof, modern -
4 Hume, Kant, Marx, Mill, Vico
5 Bayle, Comte, Dewey, Hegel, Locke, Wolff
6 Fichte, Herder, Hobbes, Klages, Krause, Newton,
Pascal, Satre, Turgot
7 Diderot, Geulinx, Jaspers, Herbart, Leibniz,
Novalis, Spinoza
8 Berkeley, Gassendi, Rousswau, Voltaire
9 Deswcartes, Heidegger, Nietzsche, Schelling
10 Maledranch
11 Kierkegaard, Montesquieu, Shaftesbury
12 Schoppenhauer
14 Schleiermacher
filosofische richting - epicurisme, existentialisme,
idealisme, patristiek, scholastiek, stoa
filter - vergiet, zeef, zift, zijg, zuiveraar
filterdoek - klens
filtering  schifting, zifting, zeving
filter van fijn gaas - zeef
filtreerdoek  doorzijgdoek
filtreren  coleren, doorsijpelen, doorzijgen, klenzen, zeven, zijgen, zuiveren
filtrum - minnedrank
finaal  algeheel, definitief, geheel, helemaal, totaal, uiteindelijk, volkomen
finale  einde, eindstrijd, eindwedstrijd, slot, slotstuk
financiëel - geldelijk
financiële instelling – bank, postbank, spaarkas
financiële kern  giro
financiële straf  boete, geldboete, pene
financiële term  aandeel, accept, agio, adi, beurs, coupon, credit, debet, dis-agio, disconto, dividend, effect, interest, kapitaal, koers, lening, obligatie, obligo, rente, scrip, talon, tape, uso, wissel
financiële transactie  betaling, lening
financiën – geld(middelen), geldwezen
financier  bankier, belegger, geldschieter, lener
fineer – beleghout, opleghout, plakhout, plakkage
fineerzaag - figuurzaag
finesse – bijzonderheid, detail
fingeren  verdichten, verzinnen, voorwenden
fini – gedaan, uit
finish – aankomst, afwerking, einde, eindpunt, eindstreep, eindlijn, meet, slot
Finistère, hoofdplaats van - Quimper
finito – afgelopen, geeindigd, uit
Finland  Suorni
Fins bad – sauna, stoombad
Fins epos - Kalevala
Fins heldendicht  Kalewala
Fins heteluchtbad  sauna
Fins meer  Enare, Insoimeer, Kenele, Kerni Näsi, Oulumeer, Sairnameer
Fins muziekinstrument - kantele
Fins-Oergrische taal -
4 Fins
7 Estisch, Ostjaks, Wogoels, Wotjaks
8 Hongaars, Laplands, Lijflands, Zyriaans
9 Mordwiens, Samojeeds
14 Tsjerremissch
Fins parlement - Eduskunta
Finse beeldhouwer - Cainberg, Leppänen, Mantynen,
Tapper
Finse berg - Tunturi, Haltiotunturi
Finse componist  Pacius, Roika, Sibelius
Finse haven  Abu, Helsinki, Kokkola, Kotka, Tornio,
Turku, Vasa
Finse hoofdstad  Helsinki
Finse luchtvaartmaatschappij - Finn-air, Kar-air
Finse munt  finmark, rnarkka, penni
Finse politicus – Kekkonen, Oulo, Pori, Espoo
Finse provincie  Hämi, Kemi, Kuopio, Lappi
Mikkeli, Wasa
Finse rivier - Lijoki, Kymioki, Oulujoki, Tenojoki,
Vuoksi
Finse rotseilandjes voor de kust - Skären
Finse schilder - Brenner, Edelfelt, Enckell. Finnberg,
Kallela, Lehtinen, Melanen, Myntt, Vanni
Finse schrijver  Aho, Canth, Järnefelt, Haarla, Jotuni,
Kallas, Kiwi, Leino, Pekkanen, Sillanpää, Talvio, Walrati
Finse stad 
3 Abo, Eno
5 Lahti, Turku, Vaasa
6 Kuopio
7 Tampéra
8 Helsinki
Finse taal  Oegrisch
Finse waterval - Pyhäkoshi
fint  elft list, schijnbeweging, schijnstoot
fiool  flacon, flesje, pinakel
fiorituur  roller, triller
firma  bedrijf, fa., handelsnaam, N.V. ,onderneming, vennootschap, zaak
firmament  gewelf, hemel, hemelgewelf, sterrenhemel, uitspansel, zwerk
firmant  compagnon, co, deelgenoot, maat, medevennoot, ondernemer, vennoot
firnbekken - firnveld, kaar, navitenis
Firuzabad - Ghur
fiscus  belasting, schatkiet, staatskas
fissuur  barst, scheur, spleet
fistel - pijpzweer
fit  dartel, fris, gezond, levenslustig, monter, onvermoeid, opgewekt, priem, uitgerust
fitnesscentrum - sportschool
fitsel  zweer
fitting - lamphouder
fixeerzout - hypo
fjord  baai, haf, inham
flabberen - fladderen, flapperen, klapperen, wapperen
flacon – ampul, fiool, fles, karaf, odeurflesje, sierfles
flaconneur  flessentrekker
fladderen – dwarrelen, flabberen, flapperen, vliegen, wapperen
flagel - zweephaar
flagellant  geselaar
flagellatie  geseling
flagrant  overduidelijk, tastbaar, zonneklaar
flair – gevatheid, handigheid, slag, vaardigheid, zwier
flakkeren van vlammen  laaien
flambard - flaphoed
flambé  gevlamd
flamberen  beriepen, roosten, zengen
flambouw  fakkel, toorts
flamenco-variatie - alegrias, bulerias, farucca, soleares,
zambra, zapateado
flamingant  Vlaamsgezinde
flanelletje - hemd
flaneren  drentelen, lopen, rondelenteren, slenteren, wandelen
flaneur – slenteraar, wandelaar
flank  kant, vleugel, zij(de)
flankeur  tirailleur vleugelman,
flansen  neersmijten, werpen
flap – klapdeksel, kwast, lel, schop, slag
flaphoed – flambard
flapje – bankbiljet
flapkan – drinkkan
flaporen - zeiloren
flappen  klappen, slaan
flapper  bakvis, fladder, flapkan, ganzenvanger, klapzoen
flapperen  flabberen, fladderen, wapperen
flapuit – kletskop, kletskous
flard  flenter, flodder, lap, pompel, rafel, reep, slenter, slet, slons, snipper, tod, vod
flard stof - lap
flat – appartement, container, etage, woning,
flatbouw - hoogbouw
flater  bévue, blunder, bok, enormiteit, figuur, fout,
misgreep, miskleun,misslag, stommiteit, vergissing
flatteus  flatterend, vleiend
flatulentie - meteorismus
flauw – afgezaagd, bleek, futloos, geesteloos, kinderachtig, krachteloos, laf, mat, melig, misselijk, nietszeggend, onaardig, ongezouten, plat, slap, smakeloos, twijfelachtig, verwaterd, vaag, wee, zouteloos, zouteloos, zwak
Flauwe kost - liflafjes
flauw geluid  kik
flauw schijnsel  glimp
flauwekul - apekool, gezwets, kiete, kletskoek, kletspraat, larie(koek), nonsens, onzin, shit, wartaal
flauw en slapjes – zwakjes
flauwe praat – kletspraat, liflafje, onzin, rut
flauwerd - labbekak, lafbek, melkmuil
flauwe wind - briesje, labberkoelte
flauw gebogen balk - krommer
flauwgrappig - melig, zouteloos
flauwhartig – blode, lafhartig, moedeloos, wee
flauw keelgeluid – kik
flauw of zwak - vaagjes
flauw praatje – smoesje
flauw praten - kletsen
flauw schijnsel - glimp
flauwte  bezwijming, collaps, onmacht, onvermogen, slapte, toeval, zwijm
flauwtjes - zwakjes
flauwvallen  bezwijmen
flebotomus - Leishmaniosis
fleer  klap, slag, straatmeid
flegma - kalmte, onverstoorbaarheid
flegmatiek  bedaard, (dood)leuk, droog, kalm, koel,
lakoniek, rustig,
flegmatische tekens - Kreeft, Schorpioen, Vissen
flemen – aanhalen, flikflooien, mooipraten, pluimstrijken, strooplikken, vleien
flemer – flikflooier, mooiprater, pluimstrijker, strooplikker, vleier
flens  kraag, oorveeg, pannekoekje, radkrans, randkraag
flensje – pannenkoekje, vadde
flenter  fard, lap, reep
flep - hoofpdoek
fleren - lanterfanten, rondslenteren
fles  fiool, flacon, karaf, kolf, stoop, urinaal
flesafsluiting  dop, fliptop, kroonkurk, kurk, mandfles, prop, stop, top
fles om iets warm te houden  thermosfles
flesje  ampul, fiool, flacon
flesje voor bewaring van zekere vloeistoffen  ampul
fles, grote dikbuikige - dame-jeanne, demijohn
flesje wijn van een vijfde liter  kalkoen (tje)
flessen – afzetten, neppen, oplichten
flessengeld  statiegeld, staangeld
flessenhals - bottle-neck, knelpunt
flessentrekker – bedrieger, nepper, oplichter, zwendelaar
flessentrekkerij - zwendel
flesvormig hout - kegel
flessen vullen – tappen
flets – betrokken, bleek, bloedeloos, dof, dol, dor, mat, ongezond, ontkleurd, pips, vaal, verlept, verschoten, witjes
flets en mager – ijl, iel, teer
flets en verdroogd - verlept
fleur  bloei, blos, kleur, verkleurd, vrolijkheid
fleuret – schermdegen, vignet
fleurig  bloeiend, fris, gezond, luchtig, opgewekt, pittig, plezierig, tierig, vrolijk, welig
flexibel - buigzaam, lenig, veranderlijk
flexuur - buiging, kromming
flier – violier
flierefluiter – losbol, luiaard, nietsnut
flik - chocolaatje
flikflooien  flemen, kruipen, strelen, vleien
flikflooier – flemer, pluimstrijker
flikflooierij - vleierij
flikken - lappen, verstellen
flikkeren – flonkeren, glanzen, gloren, pinken, stralen, tintelen, vlammen
flikkering – fonkeling, glimp, schittering, tinteling
flink  adret, best, boud, danig, dapper, dartel, degelijk, doortastend, duchtig, energiek, erg, fel, ferm, fier, fiks, fors, geducht, gezond, grondig, hups, kloek, koen, kordaat, krachtig, kranig, kras, kwiek, levendig, mans, moedig, opgewekt, pittig, potig, rap, solide, standvastig, sterk, stevig, stoer, terdege, tof, vast, vief, vurig, welgebouwd
flink duur – prijzig
flink en lang – rijzig
flink en leuk - aardig
flink en sterk – fier, fors, potig, stoer
flink gevorderd – ver
flink knorrig – nors, stuurs
flink mens  held, kerel, vent
flink uit de kluiten gewassen  potig
flink van postuur – fors, groot, kloek, kloekbebouwd
flink voorkomen - postuur
flink voor zijn leeftijd - kras
flink werken – aanpakken, aanpoten, sjouwen
flinkheid – braafheid, dapperheid, fermiteit, koenheid, kranigheid, krasheid, moedigheidsterkte, stoerheid
flinkweg  kordaat
flinke – knaap
flinke hap - mondvol
flinke man  held, kerel, vent
flinke slok - scheut
flinke vent - bram
flinke vrouw  kenau
flint – veldkei, vuursteen
flintertjes  flentertje, sneetje (dun)
flip – mislukkig
flipperkast - trekkast
flirt  hofmakerij, vrijerij
flirten - sjansen
flistertje – flentertje, dun sneetje
flits  glimp, pijl, schicht, straal, weerlicht
flitsen – tjoepen
flobert - geweer
flodder  flard, patroon, slons, veenbagger
flodderig - slordig
flodderen – lobberen, lubberen
floers – rouwsluier, sluier, waas
flok - wollegras
flokken - klapwieken
flonkeren – flikkeren, glanzen, glimmen, pinkelen, schitteren, stralen, tintelen
flonkering - glans
floodlight  spreidlicht
flop – tegenvaller
flop of debacle – fiasco
floppen – mislukken
floppy - diskette
flora  plantenwereld
Florentijns dichter  Dante
Florentijns paleis  Uffizi, Pitti
Florentijnse familie  Medici
Florentijnse munt  florijn
floreren  bloeien, gedijen, pronken, tieren
floret - schermdegen
Florida, badplaats in - Beach, Miami, Palm
Florida, eilandengroep bij - Bahama´s
Florida, haven in - Fermandina, Jacksonville, Pensacola, Tampa
Florida, hoofdstad van - Tallahassa
florijn – goudmunt, gulden, f., fl.
florissant  bloeiend, prachtig
florist - bloemist
flous  smoesje, uitvlucht
flouw  snippennet
fluim  kwal, kwalster, mispunt, rochel, speeksel
fluimen opgeven – kwalsteren
fluisteren – femelen, mompelen, prevelen, veziken
fluit  blokfluit, dwarsfluit, ocarina, piccolo, veldfluit, wijnglas
fluiteend – smeent, smient
fluiten – pijpen, loeien, schuifelen, sijfelen
fluiten gaan - vluchten
fluithaas - pika
fluitketel - waterketel
fluitklep - molla
fluit, kleine - flageolet
fluit met negen teengaten  ocarina
fluitspeler - pijper
fluitist - fluitspeler
fluitje  piccolo
fluks  dadelijk, gezwind, haastig, meteen, rap, ras, snel, terstond, vlug, zoeven, (zo)juist
fluor  f.
fluoriet - vloeispaat
flus  daareven, straks
flut – onbenullig, onbetekenend
fluweel  chiffon, paan, sameet, velours
fluweel met zeer lang haar – fulp
flueelachtige stof - pluche
fluweelachtig trijp - moquette
fluweelachtig weefsel - Alaska-flueel
fluweelbedekking  trijp
fluweelgras - hazenstaart
fluweelkoord  chenille
fluweelsoort - cordelet, felp, fulp, paan, sameet, velours
fluweeltjes - afrikanen
fluweelzwarte granaatsoort  melaniet
fluwelen damesmutsje - toque
fluwijn  (steen)marter, kussensloop
fnuiken  beknotten, kortwieken, verijdelen
fnuikend – verderfelijk
fobie  afkeer, afschuw, angst, vrees
focus  brandpunt, haard
foedraal  doos, etui, hoes, holster, huls, kas, koker, (mes)schede, tas
foef  (Ind.) akal, handigheid, kneep, kunst, list, loopje, streek, stunt, truc, uitvlucht
foelie  bladmetaal, macis, muskaat, zilverpapier
Foenicische god  Astarte, Baäl, Bel, Bendis, Dagon, Moloch, Opis, Tanit, Usoes
Foenicische koning - Hiram
Foenicische stad - Arvad, Beiroet, Byblos, Djebail, Sidon, Tripoli, Tyrus
foerage  leeftocht, voeder, voedsel, voorraad
foeragemeester - foerier
foerageren - bevoorraden, voederen, voeren
foet - feut, groen, noviet
foeteren  knorren, mopperen, razen, schelden, treiteren, uitvaren, vloeken
foetor - stank
foetsie – verdwenen, weg, zoek
foetus - groen, noviet
foezel - schrobnet
fok  bril, kluiver, (ra)zeil, teelt
fokken  kweken, telen
fokker – kweker
fokker van vee - veeboer
fokmethode - kruising, teelt
foks - fuchsia
fok van een schip - zeil
folder  brochure, drukwerk, pamflet, prospectus, reclsmebladvouwblad
folklore  volkskunde, volkswetenschap
folterbank  pijnbank
folteren  kwellen, martelen, pijnigen
foltering  kwelling, marteling, pijniging, tortuur
foltertuig  gala, gesel, knoet, kruis, martelpaal, plei, palei, polei, pijnbank, rad, zweep
folie - bladmetaal
folter – pijnbank
folteraar – beul, kweller, martelaar, pijniger
folteren – kwellen, martelen, mishandelen, plagen, pijnigen, teisteren
foltering – kwelling, marteling, pijniging, radbraken
foltertuig – gesel, pijnbank, zweep
fond – achtergrond, belegging, grond, kapitaal
fonds - kapitaal
fondsenmarkt - effectenbeurs
foneem  klankteken
fonkelen  glanzen, gloeien, schitteren, scintilleren,
fonkelend – parelend, sprankelen, stralen, tintelen
fonkeling – flikkering, schittering, tinteling, twinkeling
fonkelnieuw  (spik)splinternieuw
fontanel - bregma
fontein - bron, wel, springbron
fonteinkruidachtigen - potamogetonaceeën
fooi  aalmoes, baksjis, beloning, douceur, drinkgeld, geschenk, gift, tip, tipgeld, verval, steekpenning
fooi geven  tippen
fooi voor dienstboden  verval
fooienpot  tronk
fop – speen
fopbericht in de krant - canard
foppen – bedotten, beetnemen, misleiden, neppen, verlakken, verschalken
fopper - kullebroer
fopperij – bedriegerij, bedrog, canard, kullage
fopspeen – tutter, zuigspeen
force - geweld, kracht
force majeur  nooddwang, overmacht
forceps  verlostang
forceren – doordrijven, dwingen, verbreken
foreest – bos, woud
forellensoort - bleekforel, regenboogforel, schotje, schotzalm, zeeforel
formaat  afmeting, grootte, inhoud, kaliber, kwarto, maat, octavo, vorm
formaat (boek)  duodecimo, kwarto, octavo
formaat van 11 bij 16 cm - kabinetformaat
formateur  samensteller, vormer
formatie - echelon, linie, oerband, schepping, vorming
formatie uit het primaire tijdperk - perm
formeel  juridisch, plechtig, vormelijk
Formentera, heuvel op - Mola
formeren – opstellen, samenstellen, scheppen, uitmaken, vormen
formering - vorming
formidabel  enorm, geducht, geweldig, groots, vreselijk
Formosa  Taiwan
formule voor europium  Eu.
formule voor goud  au.
formule voor selenium  Se.
formule voor tin  sn
formuleren - verwoorden
formuleren in een bepaling - clausuleren
formulering – redactie
formulier – biljet, invulbiljet, lijst
fornuis – keukenkachel, kookkachel
fors  flink, groot, hevig, kloek, krachtig, sterk, stevig, struis, zwaar
fors gebouwd man – atleet, reus
forse Amerikaanse kip – wyandotte
forse beweging - swing
forse dikkerd - kamerolifant
forsen flink – stoer
forsie - geweld
fort  bastion, bolwerk, bunker, burcht, citadel, sterkte, vesting
forte (muz.)  luid, sterk
fortificatie - versterking, vestingwerk
fortuin  bof, buitenkansje, fatum, geluk, geval, kapitaal, lot, mazzel, noodlot, rijkdom, schat, tref, voorspoed, vermogen, weelde
Fortuin - Fortuna
fortuinlijk - gelukkig, voorspoedig
fortuintje - buitenkansje, gelukje, meevaller, tref
fortuinzoeker  avonturier, gelukzoeker, profiteur
forum  markt, panel, plein, vergadering, verzameling
fosfaat - kunstmest
fosforigzuur, zout van - fosfiet
fossiel  afdruk, ammoniet, overblijfsel, versteend
fossiel dier  ammokiet, brontosaurus dinosaurus, mastodont
fossiel hout  kienhout
fossiele aardhars  barnsteen, hars, kopal, retiniet
fossiele hars - barnsteen, kopal,
fossiele keileem  tilliet
fossiele paraffine  aardwas, ozokeriet
fossiele vis - pteraspis
fossielenkenner  paleontoloog
fossielenkennis  paleontologie
foto – afbeelding, afdruk, beeltenis, kiek(je), opname, plaat(je), portret, prent, print, shot
fotoalbum – fotoboek
fotoapparaat - camera
foto op glas  dia, diapositief
fotogeen - lichtgevend
fotograferen – kieken, knippen
fotograferen van hemellichamen  astrofotografie
fotografie op glas  verrotypie
fotografie op ijzer  ferrotypie
fotografie op wasdoek - panorypie
fotografisch materiaal - camera, geelfilter, lichtmeter, rolfilm
fotografische drukplaat  cliché
fotografische vloeistof - ontwikkelaar
fototoestel  camera
fouilleren - doorzoeken
foule - menigte, volkshoop
fourneren – leveren, verschaffen
fournisseur  leverancier
fout  abuis, bêtise, blunder, bok, errata, erratum, euvel, faal, feil, flater, gebrek, lapsus, leemte, mis(ser), misslag, misstap, onjuist(heid), overtredingvergissing, verkeerd
fout begaan - vergissen
fouten signaleren - detecteren
foute waarneming - illusie
fout gaan - stuklopen
fouten/van.... ontdaan  gecorrigeerd, verbeterd
foutief – fout, mis, onjuist, vrkeerd
foutloos – correct, goed, juist, onberispelijk, perfect
foyer – koffiekamer, lobby, voorhal, wandelzaal
fra  broeder, frate(r)
fraai – aardig, abel, fijn, geestig, knap, mooi, netjes, prachtig, proper, riant, schoon, sierlijk, welgevormd
fraai gebouw  kasteel, paleis
fraaie kleding  dos, gala, tenue
fraaie letteren - belletrie
fraaie rode verfstof  eosine
fraaie stof – kamelot
fraaie witte bloem – lelie
fractie – deel, partij
fractuur  barst, beenbreuk, breuk
fragiel  breekbaar, bro(o)s, teer, zwak
fragment  brok (stuk), deel, gedeelte, part, passage, perikoop, stuk
fragmentarisch  broksgewijs
frak - herenjas, rok
frambozentong - roodvonk
frame  bouw, constructie, draagraam, geraamte, fietsraam, kader, montuur, omlijsting, raamwerk
franciscaanse kloosteroverste - gardiaan
franciscaner - minnebroeder, Minoriet
franco – kosteloos, portvrij, (vracht)vrij. fr.
franco aan boord leveren - boordvrij
franco aan wal  f.a.g.
francofiel - fransgezind, gallofiel
franje  beuzelpraat, boordsel, garnering, kwast, opsiering
franjeaap - guereza, mbega
frank  fier, open (hartig), onbeschroomd, onomwonden, rondborstig, vlot, vrij, vrijmoedig
Franken, nationale wapen der - francisca
Frankrijk  (afk.) R.F., Gallia, Gallië
Frankrijk, hoofdstad van - Paris, Parijs
Frans-Afrikaanse cavalerist - Spahi
Frans-Afrikaanse infanterist - Turco, Zouaaf
Frans architect 
3 Gau, Lod
5 Ballu, Duban, Ragon
6 Eiffel, Garnier, Lassus, Lebrun, Lescot, Lurcat, Perret, Prouvé
7 Blondel, Delorme, Gabriel, Guimard, Mansart, Maymont
8 Soufflot
9 Corbusier
Frans astronoom - Lyot
Frans auteur -
4 Anet, Fort, Gide, Hugo, Labé, Loti, Sand, Zola
5 Arcos, Camus, Carco, Dabit, Genet, Gracq, Green,
Jarry, Scève, Simon
6 Allain, Allais, Balzac, Barres, Becket, Daudet,
France, Sammes, Moreas, Pagnol, Pascal, Racine,
Samain, Sartre, Valery
7 Bourget, Claudel, Duhamel, Gautier, Lonwsco,
Malraux, Mauriac, Molière, Rimbaud, Rolland,
Romains, Roussin
8 Bernanos, Malherbe, Mallarmé, Rabelais, Rousseau, Stendhal,
Verlaine, Voltaire
9 Corneille, Lamartine
10 Baudelaire
13 Chataubriand
Frans automerk - Citroën, Renault
Frans bacterioloog  Pasteur
Frans beeldhouwer  Rodin, Mailol
Frans bevelhebber  Foch, Joifre, Pétain
Frans blijspeldichter  Corneillo, Molière, Racine
Frans broedje - croissamt
Frans cafetaria  bistro
Frans componist -
3 Huë,
4 Beck, Indy, Lalo
5 Alain, Alkan, Bizet, Dukas, Fauré
6 Blavet, Boulez, Daquin, Gounod, Lecorq,
Rameau
7 Berlioz, Debussy, Milhaud, Poulenc, Roussel
8 Arcadelt, Couperin, Goudimel, Honegger,
Janequin, Leolinus, Massanet, Messiaen
9 Causteaux, Dutilleux, Offenbach, Perotinus
Frans departement 
3 Ain, Lot, Var
4 Aube, Aude, Cher, Euze, Gard, Gers, Jura,
Nord, Oise, Orne, Tarn
5 Aisne, Corse, Doubs, Drôme, Indre, lsère, Loire,
Marne, Meuse, Seine, Somme, Yonne
6 Allier, Ariège, Cantal, Creuse, Landes, Loiret,
Lozére, Manche, Nièvre, Sarthe, Savoie,
Vendée, Vienne, Vosges
7 Ardèche, Averyon, Bas-Rhin, Belfort, Caspers,
Corrèze, Côte-d´Or, Essonne, Gironde, Herault,
Mayenne, Moselle
8 Ardennes, Calvados, Charente, Dordogne, Haut- Rhin,
Morbihan, Val-d´Oise, Vaucluse, Yvelines
9 Finistère, Puy-de-Dôme
10 Deux-Sèvres, Eure-et Loir, Haute-Loire, Haute- Marne
Haute-Saône, Loir-et-Cher
11 BassesAlpes, CotesduNord, LotetGaronne,
HautesAlpes, HauteSavoie, HauteVienne, PasdeCalais
12 HauteGaronne, HautsdeSeine, IndreetLoire,
SaôneetLoire, SeineetMarne, SeineSt.Denis
13 lIIeetVilaine, SeineMaritime, TarnetGaronne
14 AlpesMaritimes, Basses Pyrénées, BouchesduRhône,
HautesPyrénées
15 LoireAtantique
16 MeurtheetMoselle, CharenteMaritime
18 PyrénéesOrientales
Franse departementale hoofdstad -
3 Gap, Pau
4 Agen, Albi, Auch, Caen, Dyon, Evry, Foix,
Laon, Lyon, Metz, Nice, St.-Lo
5 Arras, BIois, Digne, Laval, Mâcon, Melum,
Mende, Nancy, Nimes, Niort, Paris, Rodez,
Rouen, Rijsel, Tours
6 Amiens, Angers, Annecy, Cohors, Colmar,
Epinal, Evreux, Guéret, Nantes, Nevers, Privas,
Tarbes, Troyes, Rennes, Vannes, Vesoul
7 Ajaccio, Alençon, Auxerre, Avignon, Belfort,
Bobigny, Bourges, Crétreil, Limoges, Moulins,
Orléans, Quimper, Valence
8 Aurillac, BarleDuc, Beauvais, Besançon,
Bordeaux, Chambéry, Chartres, Chaumont,
Grenoble, Mézières, Nanterre, Pontoise
9 Angoulême, Marseille, Montauban, Perigueux,
Perpignan, St.Etienne
10 Carcassone, Draguignan, Strasbourg, Versailles
11 Montpellier
12 Chateauroux, MontdeMarsau
13 BourgenBresse, LonsIaSaurnier
15 ChalonssurMarne, ClermontFerrand
Frans dialect - patois
Frans dierenarts en Immunoloog - Ramon
Frans district  arrondissement, departement, kanton
Frans dorp - Eze.
Frans eiland - Aix, Belielle, Chausey, Corsica,
Croisie, Oléron, Quessant, Ré, Riou, Yeu
Frans filmacteur  Gabin
Frans filosoof - sartre
Frans fluitist  Rampal
Frans frontsoldaat  poilu
Frans gebergte - Cevennes, Vogezen
Frans gewest  departement
Fransgezinde Belg - franskiljon
Fransgezinde Vlaming - leliaard
Frans Guyana, hoofdstad van - Cayenne
Frans Guyana, ontdekker van - Columbus, Pinzon, Raleigh
Frans Guyana, rivier in - Approuague, Maroni, Oyapoc, Sinnamary
Frans kaartspel - Baccarat, bezique
Frans kerstlied  Noël
Frans koningshuis  Bourbon, Capet, Orléans, Valois
Frans letterkundige  Taine
Frans lidwoord  la, le, les, un, une
Frans medicusastroloog  Nostradamus
Frans museum - Louvre
Frans natuurkundige  Ampère, Curie, Coulomb, Lavoisier, Reaumur
Frans operettecomponist  Offenbach
Frans overzees departement - Guadeloupe, Guyana, Martinique, Réunion
Frans persoonlijk voornaamwoord  il, je, tu, ils, elle, elles, nous, vous
Frans Polynesië, hoofdstad van - Papeete
Frans Polynesië, een der eilanden van - Huahine, Moorea, Raivavae, Rapa, Rimatara, Ruruti, Tehaa, Tubuai
Frans politicus - Briand, Colbert, Danton, De Gaulle, Marat, Mazarin, Maribeau, Richelieu, Robespierre
Frans porselein  Sèvres
Frans president  Fauré, Coty, Pompidou
Frans protestant  Hugenoot
Frans republikein  Girondijn, Jacobijn
Frans revolutionair  Danton, Marat, Robespierre
Frans scheikundige  Pasteur
Frans schiereiland - Bretagne, Cotentin, Vendée
Frans schilder  David, Degas, Greuze, Manet, Monet, Picasso, Vernet, Watteau, Renoir, Bouch, Cézanne, Daumier, Gauguin, Lautrec, Matisse, Rouault, Dufy, Corot, Léger, Caspers
Frans schrijfster  Colette, Sand, Sagan
Frans schrijver  Balzac, Becket, Camus, Duhamel, Dumas, Flaubert, France, Gide, Goncourt, Hugo, Loti, Mauriac, Maurois, Molière, Proust, Racine, Rimbaud, Rolland, Rousseau, Stendhal, Racine, Sartre, Valery, Verne, Voltaire, Zola
Frans somaliland, bewoners van - Afar, Issa´s
Frans somaliland, hoofdstad van - D(z)jibouti
Frans soldaat  poilu
Frans sprekende Belg  Waal
Frans symbool – Marianne
Frans tafeltje - etagere
Frans telwoord 
2 un
3 dix, six
4 cent, cinq, deux, huit, neuf, onze, sept
5 douze, mille, trois, quatro vingt
6 quatre, quinze, treize
8 quatorze
Frans vennootschap  s.a.
Frans voegwoord  et, mais, ni, ou, si
Frans volkslied - Marseillaise
Frans wiskundige  Poincaré
Franse alleenstaande bouwschuur - mas
Franse baai - calanque
Franse bacterioloog - Pasteur
Franse badplaats  Biarritz, Cannes, Deauville, Menton Nice, Nue, Pau, Sète
Franse beeldhouwer -
4 Rude
5 Biard, César, Dalou, Pajou, Pilon, Lurcat, Perret,
Prouvé
6 Goujou, Houdon, Mercié, Prieur, Stahly
7 Condier, Coustou Delahay, Despiau, Fremiet,
Maillol, Meunier, Nicolas, Pigalle, Ricjier
8 Carpeaux, Guillain, Sarrazin, Tremblay
Franse berg - Donon, Pelat, Pelvoux
Franse blauwbaard  Landru
Franse brandewijn - cognac
Franse brouwerij – brasserie franse buldog - bulletje
Franse burgemeester  maire
Franse buurtschap - Brou
Franse chansonnier  Aznavour, Brassens, Brel, Chevalier
Franse chirurg - Anel
Franse componist  Adam, Berlioz, Bizet, Gounod, Lully, Massenet, Ravel, Rameau
Franse daalder - ecu
Franse dans – badinerie, bourrée, carmagnole, farandole, gavotte, gigue, menuet, passepied, quadrille, rondeau, sarabande, tourdion
Franse dans in tweekwartsmaat - gavotte
Franse departementale hoofdstad -
3 Gap, Pau
4 Agen, Albi, Auch, Caen, Dyon, Evry, Foix, Laon, Lyon, Metz,
Nice, St.-Lo
5 Arras, BIois, Digne, Laval, Mâcon, Melum,
Mende, Nancy, Nimes, Niort, Paris, Rodez,
Rouen, Rijsel, Tours
6 Amiens, Angers, Annecy, Cahors, Colmar,
Epinal, Evreux, Guéret, Nantes, Nevers, Privas,
Tarbes, Troyes, Rennes, Vannes, Vesoul
7 Ajaccio, Alençon, Auxerre, Avignon, Belfort, Bobigny,
Bourges, Créteil, Limoges, Moulins, Orléans, Quimper,
Valence
8 Aurillac, BarIeDuc, Beauvais, Besançon,
Bordeaux, Chambéry, Chartres, Chaumont,
Grenoble, Mézières, Nanterre, Pontoise
9 Angoulême, Marseille, Montauban, Perigueux,
Perpignan, St.Etienne
10 Carcassone, Draguignan: Strasbourg, Versailles
11 Montpellier
12 Chateauroux, MontdeMarsau
13 BourgenBresse, LonsIaSaurnier
15 ChâlonssurMarne, ClermontFerrand
Franse dialect - Patois
Franse dichter - Char, Fabre
Franse dynastie - Capet
Franse figuurdans  cotillon
Franse geestelijke  abbé
Franse geleerde uit de 19e eeuw - Pasteur, Taine
Franse gemeente - Acq
Franse grondbelasting - taille
Franse havenstad  Bordeau, Brest, Calvi, Duinkerken, Le Havre, Marseille, Nantes, Rouaan, Toulon
Franse hoeve - bastide
Franse infanterist in Noord-Afrika - zoeaaf, zouaaf
Franse inhoudsmaat - aime, broc, feuillette, piece, queue, tonneau
Franse kaap aan de kanaalkust - Antifer
Franse kaassoort  Boursin, Brie, Camembert, Célérikaas, Chèvres, gervais, gruère, roquefort
Franse keizer - Louis, Napoleon
Franse kledingontwerper - couturier
Franse klaver  luzerne
Franse kolonie - Comoren, Guadeloupe, Guyana, Martinique, Miquelon, Réunion
Franse koningsnaam  Charles, Henri, Lodewijk, Louis, Philippe
Franse koninklijke standaard  onflamme
Franse kroningsstad  Reims
Franse kroonprins(es) - Dauphin(e)
Franse landstreek - Beauce, Berry
Franse lelie - francisca
Franse likeur  bénédictine, cointreau, ricard
Franse likeurwijn - peneau
Franse literatuurhistoricus  Taine
Franse luchtvaartmaatschappij - Air France,
Air-Inter
Franse maat  mètre, toise
Franse matrozendans  matelotte
Franse meubelstijl - régence
Franse militaire academie  St. Cyr
Franse munt  franc, blanc, centime, dizaine, ecu,
livre, napoleon, sol, sou
Franse museum - Louvre
Franse N.V. - S.A.
Franse oorlogshaven  Toulon, Cherbourg
Franse partij tijdens revolutie  Jakobijnen, Girondijnen
Franse porseleinplaats - Lomoges
Franse protestant in de 16e en 17e Eeuw  Hugenoot
Franse rechtbank  assise
Franse republiek - Marianne
Franse revolutionaire menigte - sans-culottes
Franse revolutionaire partij - Girondijnen, Jacobijnen
Franse revolutionair in de 18e eeuw - Danton, Marat
Franse rijksvaan  orifamme
Franse rivier 
2 Aa
3 Ain, Don, Lay, Loy, Lot, Orb, Tet, Var, Yll, Yon
4 Agly, Aire, Anon, Arve, Aube, Aude, Aune, Cher,
Cure, Drac, Epte, Gard, Gers, Guil, Hers, Isle, Loir,
Loue, Odet, Oise, Orja, Orné, Save, Sere, Tech,
Vire
5 Adour, Agout, Aisne, Ancre, Aulne, Buech, Clain,
Doubs, Douze, Dropt, Indre, Isere, Loire, Madon,
Marne, Meuse, Neste, Ognon, Oudon, Ourca,
Rance, Rhone, Saone, Savre, Seine, Sevre, Somme,
Suzan, Vanne, Viaur, Yonne
6 Allier, Anglin, Argens, Ariege, Auines, Authie,
Blavet, Bleone, Bresle, Bruche, Canche, Chiers,
Creuse, Dionne, Jabron, Saison, Sambre, Sarthe,
Scheer, Scorff, Sendre, Sioule, Tardes, Vendee,
Verdon, Vezere, Vienne
7 Celunne, Durance, Garonne, Gimonne, Gironde,
Gourbie, Mayenne, Moselle, Truyere, Vilzine
8 Alloncon, Auvezere, Boulogne, Boutonne,
Charente, Couesnon, Dordogne, Gartempe,
Herault, Vidourie
Franse scheikundige - Pasteur
Franse schilder -
4 Agar, Alix, Bloc, Dufy, Gris, Gros, Lami
5 Corot, Degas, David, Leger, Manet, Monet
6 Bonnat, Braque, Buffet, Clouet, Cousin, Damien,
Derain, Estere, Gérard, Greuze, Guérin, Ingres,
Lehman, Serpan, Renoir, Vernet
7 Bazaine, Boucher, Cézanne, Chardin, Courbet,
Couture, Fouquet, Lorrain, Matisse, Picabra,
Picasso, Poussin, Watteau
8 Fautrier, Flandrin, Fréminet, Pissaro
9 Delacroix, Géricault
Franse schuimwijn - Ay
Franse spreektaal - seilaise
Franse stad -
3 Dax
4 Dole, Lens
5 Arles, Brest, Douai, Lille, Reims, Sedan
6 Cannes, Menton, Monaco, Rennes, Toulon
7 Etienne, Lorient
8 Mulhouse
9 Dunkerque
10 Marseille, Thionville
12 Valenciennes
Zie ook Franse departementale hoofdstad
Franse straatjongen  gamin
Franse streek - Beaujolais, Bigorre, Blayais, Bourgondië
Franse tapijtenplaats - Aubusson
Franse tekenaar - Doré
Franse theoloog - Allix, Favre
Franse vechtsport - savate
Franse veiligheidsdienst - DST
Franse veldheer - Foch
Franse vissershaven - Bayonne, Boulogne, Dieppe
Franse vlag  tricolore
Franse vlaktemaat - acre, arpent
Franse volksdans - gavotte
Franse voorstad - banlieu
Franse vrouwenmoordenaar - Landru
Franse wijn - Beaujolais, Bordeaux, Bourgogne, Champagne, Hermitage, Languedoc, Medoc, paillet, Pinard, Pomerol, Rôhnewijn, saumur
Franse zeehaven - Bordeaux, Brest, Duinkerken, Le Havre, Marseille, Nantes, Toulon
Fransgezinde  francofiel
Fransgezinde Vlaming  franskiljon
frappant  markant, opvallend, sprekend, treffend
frapperen - opvallen, raken, treffen
frase  uitspraak, spreekwijs, volzin, zin
fraseur  praatjesmaker
frater  fra, (klooster)broeder, lekenbroeder, ordebroeder,
frats – aanstellerij, bui, caprice, gril, grimas, kunst, kuur, nuk
frats of bui - kuur
fraude – bedriegerij, bedrog, geknoei, malversatie, nepperij, ontduiking, oplichterij, oplichting, smokkelarij, valsheid, zwendel
fraude plegen - frauderen
frauderen - bedriegen, oplichten, smokkelen, zwendelen
fraudeur - zwendelaar
frauduleuze handeling  malversatie
freak – zonderling
fregat - volschip
frêle  breekbaar, broos, fijn, fragiel, iel, mager, te(d)er, tenger
frenetiek  bezeten, dol, furieus, razend
frequent  frekwent, herhaaldelijk, vaak, veelvuldig
frequentie  menigvuldigheid
frequentiemodulatie  FM
fret – boor, bunzing, schroefboor
fretboor – krukboor, schroefboor
fretkast – fossa
freule – jonkvrouw
fricandeau - kalfsvlees
Friché - wrijving
frictie - schuring, wrijving
friemelen - peuteren, prutsen, triefelen
Fries dorp  zie: dorp in Friesland
Fries eiland - Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling, Vlieland
Fries evenement  Elfstedentocht
Fries heldendichter - Bernlef
Fries herenhuis  stins
Fries landgoed  state
Fries meer - Bergummermeer, Fluessen, Heegermeer, Leijen, Morra, Nannewied, Pikmeer, Slotermeer, Sneekermeer, Tjeukemeer
Fries voor grootmoeder - beppe
Fries voor grootvader - pake
Fries voor moeder  mem
Fries voor vader  heit
Friese adelijke woning - stins
Friese auteur - Brolsma, Brouwer, Dijkstra, Folkertsma, Halbertsma, Japiks, Jonkman, Kalma, Lenige, Riemersma, Schurer, Tamminga, Troelstra, Wadman
Friese buurtschap - hammerke, hamrik, hemrik
Friese gemeente -
10 Haskerland, Heerenveen
11 Dantumadeel, Ferweradeel, Gaasterland,
Lemsterland, Wonseradeel
12 Baarderadeel, Doniawerstal, Kollummerland,
Utingeradeel
13 Achtkarspelen, Franekeradeel, Idaarderadeel,
Menaldumadeel
14 Smallingerland
15 Hennaarderadeel, Leeuwarderadeel,
Oostdongeradeel, Westdongereadeel
16 Oostellingwerf, Tietjerksteradeel, Weststellingwerf
Friese hofstede  state, stins
Friese hoofdstad - Leeuwarden, Ljouwert
Friese jongensnaam  Abe, Anne, Sietze, Sjoerd, Tiemen, Oege, Onno, Wijtze
Friese kast - Keeft, Kevie
Friese kleileemwand - klift
Friese koning - Buba, Radboud
Friese moeder - mem
Friese rivier - Boorn(e), Linde, Tjonger
Friese schoutambacht - grieten
Friese sport - kaatsen
Friese stad - Bolsward, Dokkum, Franeker, Harlingen, Hindelopen, Leeuwarden, Sneek, Sloten, Stavoren, Workum, IJlst
Friese vader - heit
Friese streek  Bildt, Greidhoek, Gaasterland, Zevenwouden
Friese vlaktemaat - pondemaat
Friese vluchtheuvel  terp
Friese voornaam  Abe, Age, Bouke, Gerben, Jelle, Oege, Onno, Okke, Sjoerd, Sietske, Sietze Sjouke, Wietze, Wijtze
Friese woning - stins
Friesland, apostel van - Bonifatius, Wilfrid, Willebrord
Friesland, water in - Boorn(e), Ee, Luts, Tjonger
friet - patat
frigidaire - diepvries, koelkast, ijskast
frik - leraar, onderwijzer, schoolmeester
frikkerig - benepen, kleingeestig, schoolmeesterachtig
fris – bloeiend, fit, fleurig, gezond, helder, jeugdig, jong, kil, koel, koud, levenslustig, luchtig, nieuwopen, onbedorven, opgewekt, pril, verkwikkend, vers, vitaal, zuiver frisdrank – cola, limonade, ranja
friseur - barbier, coiffeur, haarsnijder, kapper
friseuse - coiffeuse, kapster
frisheid – helderheid, jeugd, kilte, koelte
fris zuur  rins
friseertang  krultang
frisjes  kil, koel, koud
frisse groente  komkommer, sla, salade
frisse wind  bries, koeltje
fris snoepgoed - ijsje
frisuur - kapsel
frit – glazuur
frites – patat
frituren – bakken
frituurpan – friteuse
fritvlieg - korenvlieg
frivoliteit  lichtzinnigheid, mondaniteit, wereldsheid, wuftheid
frivool  lichtzinnig, mondain, werelds, wuft, wulps
fröbelen - knutselen
frommel - dot, kreukel, prop
frommelen – frunniken, kreukelen
fronderen – mokken
frondeur - opposant
frons  plooi, rimpel
fronsel – plooi, rimpel
front  gevechtslinie, slagorde, voorkant, voorvlak, voorzijde
frontje - halfhemdje
frotteren - inwrijven
fronton  timpaan
frontsoldaat (Frans)  poilu
froufrou - biscuit
fructose - laevulose
frugaal  karig, schraal, sober
fruit 
3 bes, vijg
4 kers, ooft, peer
5 appel, braam, druif, morel, pruim
6 banaan, meloen, perzik, tomaat
7 amandel, citroen, walnoot
8 abrikoos, framboos, kruisbes, kweepeer, mandarijn
9 hazelnoot
10 grapefruit, rozenbottel
11 sinaasappel
fruiten – bakken
fruitmand – ben, hoenderik
fruitenier – wesp
fruit oogsten - plukken
fruitprodukt  appelmoes, gelei, jam, marmelade, moes
fruitvlieg – Drosophila
frul - nietigheid
frunnik - los, peuter, prul
frunniken – frommelen, frutselen, peuteren
frutje – beetje, kleinigheid
frutselaar – knoeier, prutser
frutselen – frunniken, knoeien
Frygië, koning van - Gordius, Midas
Frygiërs, god van de - Attis, Atys
frijnen - boucharderen
ftisis - t.b.c., tering
Fuegiërs - Alakaloef, Chono, Yaghan
fuga, korte - fughetta
fuif - feest, partij
fuifnummer  bamser, boemelaar, doordraaier, feestneus, lolmaker, losbol, lichtmis, nachtbraker, roué, verkwister
fuif of partij - instuif
fuik – aalkorf, kubbe, kulo, net, sero, visnet
fuik, deel van - inkeling, keel, kub
fuiven – feesten, feestvieren, ruien
fulguriet - dondersteen
fulminaat - knalkwik, kwikzout
fulmineren  foeteren, razen, schelden, tieren, uitvaren
fumaria - duivekervel
fumarioidee - duivenkervel, helmbloem, holwortel
fumigatie - beroking
functie  ambt, baan, dienst, hoedanigheid, lob, post, taak, werkkring
functionaris - beambte
fundament  basis, fundering, grondmuur, grondslag, grondvest, onderbouw, pijler
fundamenteel – grondig
fundatie – fundering, voetstuk
funderen – baseren, gronden, grondvesten, stichten, vesten
fundering  basement, basis, fundament, fundatie, grondslag, onderbouw
Funen - Fyn
funest  fataal, heilloos, noodlottig, onzalig, rampspoedig, rampzalig, verderfelijk, verwoestend
fungerend  fg, dienstdoend
fungibel - vervangbaar
fungus  paddestoel, schimmel, zwam
furie  feeks, heks, helleveeg, prij, razernij, serpent, tang, toorn, woede, wraakgodin
furiën  Alecto, Erinyen, Megaera, Megera, Tisiphone
furieus  dol, razend, toornig, uitzinnig, woedend, woest
furore  bijval, opgang
furunkel  bloedvin, steenpuist
fuselier  infanterist
fuseren  samengaan, samensmelten, samenvallen
fusie  gieting: (ineen)smelting, samengang
fust – barrel, bierton, ton, vat, verpakking
fut – aandrift, animo, daadkracht, energie, kracht, moed, pit, puf, spirit, sterkte, trek, vuur, werkkracht, werklust
futiel  armzalig, nietig
futiliteit  beuzeling, kleinigheid, nietigheid, onbelangrijkheid
futloos  flauw, inert, krachteloos, lamlendig, lusteloos, slap, sloom, wee, willos, zwak
futloos mens – beuzelaar, slappeling
futselaar – beuzelaar, knoeier
futselen - friemelen
fuut - aalduiker, dodaars, duiker, duikvogel, hagelzakje, kroonduiker, zandreiger
Fyn, hoofdstad van - Odense
Fyn, stad op - Assens, Bogense, Faborg, Kerteminde, Middelfart, Nyborg, Svendborg
fysica  natuurkunde
fysicus  natuurkundige
fysiek – lichamenlijk, lijfelijk
Fysiocraten, grondlegger van - Quesnay
fysiologische bewegingsleer - kinesie, kinesiologie
fysiologisch ras - biotype
fysionomie – gelaat, uiterlijk, voorkomen
fysiotherapeut – masseur

G

ga  echtgenoot, echtgenote, gade, gemaal, gemalin, man, verdwijn, vrouw
gaaf  foutloos, geheel, goed, (ge)heel, gezond, intact, maagdelijk ongerept, ongeschonden, onverlet, perfect, rein, volledig, volmaakt, zuiver
gaafheid - ongeschondenheid, volledigheid
gaai  doelvogel, meerkol, mikvogel, spotvogel
gaal  galle, glee, onstuimig, ruw, slijtplek
gaan  lopen, marcheren, verdwijnen, vertrekken, voortbewegen, vooruitkomen
gaan begrijpen - dagen
gaan bewonen – betrekken, intekken
gaand – indringend
gaande - bezig
gaanderij  galerij, tribune, zuilengang
gaandeweg  allengs, altermet, langzaamaan, langzamerhand
gaan langs – passeren
gaan liggen – bedaren, luwen
gaan naar – begeven, bezoeken
gaan wandelen – kuieren, lopen
gaan zien - bezoeken
gaap  geeuw
gaapbeen - tongbeen
gaapstok - luiaard, sufferd
gaar  afgemat, bereid, beu, eetbaar, gekookt, gestoofd; moe, vermoeid
gaar maken  braden, garen, koken
gaard  hof, hortus, lusthof, park, tuin
gaarde - tuin, hof, hortus, lusthof, park
gaardenier  hovenier, tuinman, tuinier
gaarder – ontvanger, rentmeester
gar en korstig maken - braden
gaarkeuken - ganeum, ordinaris, spijshuis
gaar maken – braden, koken
gaarne – alstublieftbegerig, bereidwillig, graag, gretig
gaarne lerend  leergierig, weetgierig
gaarne willen doen - bereid
gaarte – gaarheid
gaas - vlechtwerk
gaasachtig weefsel  grenadine, tule
gaasdoek - kamerdoek
gaasstrook  tampon
Gaasterland, kunstvorm in - klif
gaat aan de kost vooraf  baat
gaat aan het scheren vooraf – inzepen
gaat heen - voort
gaatje  perforatie
gaatje in de huid - potie
gaatjesdragers - foraminiferen, krijtdiertjes
gaatjeskaas – rijzer
gaatjes maken - perforeren
gaatjeszwam - buiszwam
gaat niet door  veto
gabaar - lichter, modderschuit, praam
gabber  kameraad, deelgenootkerel, kornuit, maat, makker, deelgenoot, vent
gabbertaal - dieventaal
Gabon, bevolkingsgroep in - Bakalai, Bakota, Bateke, Mpangwe, Oeroengoe
Gabon, hoofdstad van - Libreville
Gabon, inwoner van - Gaboener, Gabonees
Gabon, rivier in - Ogowe
gade  eega, echtgenoot, echtgenote, gemaal, gemalin, levensgezel, man, vrouw, wederhelft
gade van Aegir  Ran, Rana
gade van Amphion  Niobe
gade van Baäl  Astarte
gade van Balder  Nanna, Idoena
gade van Claudius  Agrippina, Messalina
gade van Freyr  Gerda
gade van Hector  Andromache
gade van Hercules  Deianira
gade van Jupiter  Juno
gade van Menelaos  Helena
gade van Orfeus  Eurydice
gade van Osiris  Isis
gade van Othello  Desdemona
gade van Peleus  Tethis
gade van Poseidon  Amphitrite
gade van Saturnus  Rhea
gade van Tyndareos  Leda
gade van Uranus  Gaea
gade van Zeus  Hera
gadeloos - ongeëvenaard, onschatbaar, weergaloos
gederen - verzamelen
gadeslaan – aanschouwen, bekijken, bemerken, beschouwen, bespeuren, bespieden, observeren, opmerken, waarnemen
gading  belangstelling, genoegen, lust, zin
gadolinium  gd
gaffel  drietand, riek, stramp, vork
gaffelanker  tuinanker
gaffelantilope - pronghorn
gaffelhert - gaffeler
faffelkruid - boelmansvorken
gaffelsteng  gipskruid
gaffel voor hooi - hooivork
gaffelvormige splitsring  bifurcatie
gaffelvormige stutpaal  mik
gaffelvormige tak - stramp
gaffelzeil - achterschoenerzeil, bezaan, brikzeil, grootbarkzeil, voorbarkzeil, voorschoenerzeil
gaga - rijstveld
gagaat - git
gage  bezoldiging, honorarium, inkomen loon, salaris, scheepsloon, soldij, traktement, verdienste, wedde
gagea - geelster
gagel – kreupelhout, luiskruid, mirt, pos, posse, possem tandvlees, verhemelte, vlooienkruid
gagement - soldij
gaggelen - kwaken, snateren
gage of salaris - loon
gajes – geboefte, gepeupel, janhagel, rapalje, schuim, tuig, uitvaagsel, volk
gal – bitterheidflegma, kwal
gala – avondkleding, feestdos, feestgewaad, feesttenue, hofbalhoffeest, plechtgewaad, statie, staatsiekleding
galabal - hofbal
galachtig - gemelijk, gramstorig, knorrig, somber
galactiet  melkjaspis, melksteen
galakoets – statiekoets
galakostuum  rok, smoking, statiegewaad
galant – aanstaande, amant, beleefd, heus, hoffelijk, hoofs, minnaar, ridderlijk, voorkomend, vrijer
galante man  charmeur, cavalier
galante wereld  demimonde
galanterie  hoffelijkheid, liefdesavontuur, snuisterij, urbaniteit
galantheid - Courtoisie
Galapagos-eilanden, een van de - Albermarle, Baltra, Chatam, Fernandina, Isabela
galapak - staatsiekleding
galappel - galnoot
galblaasontsteking - Cholecystitis
galei  galjoot, roeischip, roeivaartuigtrireem
galei met vier rijen roeiers boven elkaar - quadrireem
galei uit de vijftiende eeuw - galeas, galias
galei vormig schip - brigantijn
galeniet - loodglans
galerij – etagegang, gaanderij, loggia, mijngang, omloop, tribune, veranda, zuilengang
galerij aan een huis - veranda
galerij in kerk  doxaal, kraak, oksaal
galerij om een gebouw – omgang, omloop
galettezijde - galettame
galgangontsteking - cholangitis
galg  bretel, draagband, grendel, ophanging
galgenaas – boosdoener, rakker, schurk
galgenbrok  deugniet, rakker, rekel, schelm
galgenmaal - afscheidsetentje
galgroen - bilivordine
galkruid - genadekruid
galle  gaal
galletje - broodje
gallig - brommerig, vitterig
Gallische god - Borvo
Gallische priester - Druïde
Gallisch volk - Carnuten, Insubriërs
gallium  ga
galm  geluid, klank, naklank, resonantie, toon, (klank)weerkaatsing
galmbord  klankbord
galmei  kalamijn
galmeisteen - kalamijnsteen
galmen – luiden, resoneren, schallen, schreeuwen, weerklinken
galmgat - bomgat
galnoot  galappel
galon - belegsel, goudboordsel, passement, trens, versiersel
galop  canter, dans, gang, ren, springloop
galopperen - rennen
galsteenziekte - cholelitihiasis
galstoornis - acholurie
galvaniseren - electriseren, opwekken, prikkelen
galvormend diertje - aaltje, galmug, galwesp, mijt, vaderdiertje
galzucht  melancholie
galzuur – cholzuur
gamba - knieviool
Gambia, bevolkingsgroep in - Foelbe, Joles, Mandingo, Sarahoelis, Wolof
Gambia, hoofdstad van - Banjul, Bathurst
Gambia, munteenheid in - dalasy
Gambiereilanden, een van de - Mangareva
Gambiereilanden, hoofdstad van de – Rikitea
gamel – eetketel, etensblik, keteltje
Gamélan, citer in de - tjelempang
Gamélan, compositie van de - gending, tembang
Gamélan, gongslag in de - gong-ageng
Gamélan, instrument van de -
4 alus, gade
5 ketuk, luang, rebab, saron
6 bonang, gender, kempul, kenong, ketjer, peking, sindèn,
suling, tjaruk
7 gambang, gending, kendang, renteng
8 gerongan, ketipung, ketjiter, klendang
9 gong-ageng, tjlempung
10 tjelempang
Gamélan, kernmelodie van de - balungan
Gamélan, leidend instrument van de - gending, klendang
Gamélan, toonschaal van de - pelog, slendra
Gamélanspeler - nyaga
gamma  scala, toonladder
gammavlinder - pistooltje
gammel  lusteloos, oud, vervallen, wrak, ziekelijk
gander – ganzerik, gent
gang – allure, beloop, galop, kanaal, loop, loopgraaf, pace, proces, rit, schacht, snelheid, spoed, stap, tocht, tred, tunnel, vaart, verloop
gang (lopen)  corridor, galop, loop, stap, tred
gang (leiding)  buis, doorloop, kanaal, riool, tunnel, weg
gangbaar  algemeen, courant, gebruikelijk, geldig, gewild, gewoon
gangbaarheid  geldigheid, koers
gangbare dracht - mode
gangboord  halfdek, waring
ganglion  peesknoop, zenuwknoop
ganglioom  gezwel (van zenuwcellen)
gangmaken - pacen
gangmaker – animator, motor, pacemaker, promotor, propagandist, ijveraar, propagandiststimulator, stuwer
gangmaker bij wielrennen – stayer
gang of draf – loop
gang of pas – trede
gang of snelheid – vaart, tempo
gang onder de grond - tunnel
gangreen  koudvuur, versterf
gangspil  aardwind, kaapstander, windas
gangster  bandiet, bendeleider, bendelid, misdadiger
gangtapijt – loper
gangtrap - opgang
gang van een mol – mollengang, rit
gang van een paard – draf, galop, tel, trot
gang van paarden - draf
gang van zaken  beloop, toedracht, verloop
gangwiel  vliegwiel
gangwissel - transmissie
gannef - dief, schelm
gans – domoor, gander, ganzerik, ganzenkieken, geheel, gent, helemaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt
gans die Niels Holgerson droeg  Akka
gansachtige vogel  brandgans, rotgans
ganzebloem  margriet
ganzenbloem, gele - goudsbloem
ganzenboer  tolker
ganzegat - broekje
ganzenjager  tolker
ganzensoort - brandgans, kolgans, ne-ne, rietgans, rotgans, sneeuwgans
ganzenvanger - flapper
ganzenvet - smout
ganzekruid  muur, scheefkruid
ganzerik  gander, gent, mannetjesgans, zilverschoon
ganzentong - herderstasje
gapen  geeuwen
gapende wond  jaap
gaper – geeuwer, moriaan
gaperig – geeuwerig, slaperig, suf
gaperschelp - mya
gaping  barst, bres, gat, hiaat, holte, interval, kloof, lacune, leegte, leemte, opening, scheur
gappen – afpakken, dieven, graaien, jatten, kapen, ontvreemden, pikken, roven, stelen, wegpakken,
gapper – dief, rover, steler
gaps  handvol
garage  autostalling, box
garanderen – beloven, verzekeren, waarborgen
garant  borg, waarborg
garant staan  garanderen, waarborgen
garantie  borg, borgstelling, borgtocht, onderpand, verzekering, vrijwaring, waarborg, zekerheid
garantiebedrag – waarborgsom
garant staan – borg, garanderen, waarborgen
garçon - kelner, ober
gard  roe, roede, stok
garde  elite, erewacht, kluster, keurbende, keurtroep, kluster, lijfwacht, stoottroep, wacht
gardenier - tuinier
garderobe – kleding, kleerkast, kleerkamer, kleren, uitzet, vestiaire
gardist - dtrijder
gareel  band, breidel, dwang, greel, halsgordel, halsjuk, juk, lemoen, pressie, trektuig, tuig
garen – bijeen, draad, lezen, sparen, verzamelen
garen, grondstof voor - jute, katoen, wol
garenfabriek - spinnerij
garenklos – spindel, haspel, winde
garenklosje – cops, spoel, spindel
garensoort - breigaren, filamentgaren, jaspé, Kamgaren, naaigaren, rayongaren, strijkgaren, tapijtgaren, vezelgaren, weefgaren
garenspil  spoel
garenweefsel - tule
garenwiel  spoelwiel
garenwinder  haspel
garf  garve, (koren)schoof
garibaldihoed - bolhoed
garnaal  (lnd.) oedang
garnaalsoort - steurgarnaal, steurkrab
garnalennet - saaien
garneerknoop  sierknoop
garneersel – agrement, belegsel, boordsel, oplegsel, opmaak, versierselzoom
garneersuiker  poedersuiker
garneren – omzomen, opmaken, versieren, uitmonsteren
garnering – franje, versiering, versiersel
garnering van bloemen  corsage
garnering van draden  franje, tres
garnier  grenier
garnituur – belegsel, keuze, set, sortiment, stel
garnizoen - legerplaats
garstig  galsterig, gortig, misselijk, vinnig, rans, ranzig, walgelijk
garstigheid - gortigheid
garve – garf, schoof
gas - aardgas, argon, brandstof, edelgas, helium, neon, koolzuur, lichtgas, lucht, ozon, radon, stikstof, waterstof. zuurstof
gas in buislampen  neon
gas met scherpe giftige geur  chloor
gasbrander  komfoor, bunsenbrander, pit
gasexplosie  gasontploffing
gashouder – gastank, gazometer
gasketel  gasreservoir
gasklep  smoorklop
gaskool  retortegrafiet
gaslucht – gasreuk
gasmengsel – butaan, propaan
gaspeldoorn - doornstruik, ginster, steekbrem
gasolie - dieselolie
gasoline  benzine
gasontploffing - gasexplosie
gasreuk  gaslucht
gassoort – aardgas, acetyleen, butagas, propaangas
gasstel - kooktoestel
gast  bezoeker, eter, gezel, logé, invité visite, genodigde, slaper, snaak, snuiter, tafelgenoot, vreemde
gastank - gashouder
gasten – bezoek(ers), visite
gastenlokker  runner
gastenpater – hospitarius
gastheer – hospes, traktant
gasthuis hofje, hospitaal, ziekenhuis
gasthof - logement
gastmaal  banket, diner, feestdiner, regaal
gast of lege - meeeter
gastplant  epifyt
gastriloog  buikspreker
gastritis  maagontsteking
gastrologie  gastronomie
gastronoom  gourmand, lekkerbek, smulpaap
gastvrij  gul, herbergzaam
gastvrijheid  hospitaliteit
gasverdichter  condensor, compressor
gasvormig element  argon, helium, krypton, neon, waterstof, xenon
gaswet, opsteller van - Avogadro, Boyle, Dalton
gat – bijt, bres, diepte, doorbraak, dorp, gaping, gehucht, kuil, leegte, leemte, lek, negorij, opening, put, uithoek, uitholling, uitweg, wak, zitvlak
gat in de muur - bres
gat in een kous  knol
gat in een weg  del
gat in het ijs  bijt, wak
gatenbak - vergiettest
gaten in ijzer slaan  ponsen
gaten maken – boren, hakken
gatenplant - Monstera
gatenplateel  vergiet
gatenteil – vergiet
gauw – aanstonds, alras, binnenkort, dra, ijlings, meteen, rap, ras, schielijk, snel, spoedig, vlug, vort, weldra, ijlings
gauwdief - deugniet, guit, schelm, schurk, snaak
gauw te breken – breekbaar
gauw verslijtend - sleets
gauwerd - sluwaard
gauw kwaad  driftig, opvliegend
gauwheid  behendigheid, slimheid, vlugheid
gauwigheid  inderhaast
gave  aalmoes, aanbieding, aanleg, begaafdheid, bijdrage, cadeau, donatie, dotatie, eigenschap, genie, geschenk, charisma, gift, offer, present, schenking, talent, vermogen
gave aan arme  aalmoes, gift
gave aan de goden  offer
gave van het woord  elokwentie, welsprekendheld
gaviaal  snavelkrokodil
ga weg – verdwijn
gazelle - antilope
gazellensoort - gerenuk, impala, springbok
gazen scherm  hor
gazen vrouwenmuts - cornet, kornet
gazen weefsel  tule
gazet  courant, dagblad, krant, nieuwsblad
gazeuse - limonade
gazon  grasveld, perk
gazongewas - gras
Gdansk, oude naam van - Danzig
geaardheid - complexie, natuur
geabonneerde - abonnee
geaccepteerd – aangenomen, aanvaard
geacht – aanzienlijk, gezien
geaderd – aderig
geaderd gesteente - marmer
geadopteerd  aangenomen
geadviseerd  aangeraden, geraden
geaffecteerd  aanstellerig, gekunsteld, gemaakt, gezocht
geagiteerd  onrustig, opgewonden, zenuwachtig
geaggregeerd  toegevoegd
gealiëneerd  waanzinnig
gealimenteerde  armlastige, bedeelde
geallieerden  bondgenoten
gealtereerd  ontroerd
geanimeerd  levendig, opgewekt, vrolijk
geankerd  ga
geaspireerd  aangeblazen
geassumeerd  toegevoegd
geassureerd  verzekerd
geavanceerd  bevorderd, gevorderd, nieuwst, vooruitstrevend
gebaand gedeelte grond  weg, pad
gebaar – beweging, geste, gesticulatie, manuaal, minne, wenk
gebaarmaking - mimiek
gebabbel  gekal, gekakel, gekeuvel, geklets, gepraat, getater, gezeur, kletspraat, praats
gebak  allumet, baksel, banket, beignet, biscuit, bolus, cake, eierkoek, evenveeltje, kantoek, koek, lekkernij, moorkop, oliebol, polonaise, roero, roomsoes, soes, speculaas, sprits, taaitaai, taart, taartje, tompoes, tulband, vla, wafel
gebak uit amandelen en suiker  noga
gebak in bladerdeeg - banket, rissole
gebakken aardappelen – frites, patat
gebakken aardewerk  keramiek
gebakken bouwsteen - brik
gebakken ei – omelet, spiegelei
gebakken ei met brood en vleeswaren – uitsmijter
gebakken karamel – ulevel
gabakken kransje - koekje
gebakken steen  baksteen, kareel, klinker, tegel, tichelsteen
gebakken vloertegel  estrik, plavuis
gebalde hand  vuist
gebalder - geraas
gebalk  ia
gebalsemd stoffelijk overschot  mummie
gebaren  gesticuleren
gebaren maken  gesticuleren
gebarenkunde  pantomimiek
gebarenkunst  mimiek
gebarenspel  gesticulatie, mime, mimiek, pantomime
gebarenspelers - mimen
gebarentaal - mimiek
gebarentaci  mimiek
gebarsten – gebroken, rap, stuk
gebaseerd  gegrond
gebazel  geklets, gewauwel, gezeur, gezanik, prietpraat, wartaal
gebbe – ruitwagen, slaghaam
gebed  angelus, avemarij bede, paternoster, smeekbede, smeking, vesper
gebedel - geschooi
gebeden, vroege  metten
gebedenboek  breviarium, brevier, kerkboek, rubicella
gebedenhuisje - bidkapel
gebedenkamer - bidcel
gebedsmantel - tallieth
gebedsriemen  tefillin
gebed opzeggen – bidden, danken
gebedsruimte - kapel
gebed van de Moslim - Namaz
gebeente  beenderen, bot, geraamte, graat, karkas, knook, rib, skelet, wervel
gebeier  gebengel, geklep, gelui
gebelgd  boos, gebeten, gepikeerdkwaad, ontstemd, toornig, verbolgen, verstoord
gebenedijing - heiliging, wijding, zegening
gebergte  Alpen, Andes, Apennijnen, Eifel, Himalaya, Harz, Ida, Karpaten - Kaukasus, Libanon, Oeral
gebergte in Afrika – Adamawa, Atlas, Bongo, Mitumba
gebergte in Amerika  Andes, Alleghenies Apalachen
gebergte in Arabië  Sinaï
gebergte in Azië  Altai, Himalaya, Karakorum, Libanon
gebergte in Duitsland.  Eifel, Harz,Taunus, Hunsrük, Zevengebergte
gebergte in Europa  Alpen, Ardennen, Apennijnen, Balkan, Dolomieten, Eifel, Grampian, Harz, Hunsruck, Jura, Karpaten, Karst, Kaukasus, Oeral, Parnon, Pindus, Pyreneeën, Taygetos, Taunus, Vogezen
gebergte in Griekenland  Pindus
gebergte in Italië  Apennijnen
gebergte in middenAzië  Pamir
gebergte in middenEuropa  Alpen, Karpaten, Sudeten, Tatra
gebergte in Rusland  Oeral, Kaukasus
gebergte in Spanje  Sierra
gebergte in Turkije  Taurus
gebergte in de Sahara - Ahagger, Hogar
gebergte in de Sudeten  Tatra
gebergte in het middenOosten  Libanon
gebergte in Zuid-Amerika - Andes
gebergte op Kreta  Ida
gebergtebeschrijver  orograaf
gebergtebeschrijving  orografie
gebergte-etage - alpiene-etage, coliene-etage,
montane-etagenivale-etage, subalpiene-etage
gebergtekunde - orognosie, orologie
gebergtevorming  orogenese, plooiing
gebeten  boos, fel, gebelgd, kwaad, nijdig, toornig, verbitterd, verbolgen, vergramd, verstoord, woedend
gebeuk - gebons, gestoot
gebeurd – afgelopen, gedaan, voorbij
gebeuren – overkomen, voorkomen, wedervaren
gebeurlijk  eventueel, ev., mogelijk
gebeurlijkheid  mogelijkheid
gebeurtenis  belevenis, evenement, feit, gebeuren, geval, tefereel, voorval
gebeurtenissen – daden, feiten
gebied - district, domein, erf, gewest, gezag, grondgebied, kreits, land, landschap, macht, rayon, regio, ressort, rijk, staat, streek, terrein, territorium, veld, zone
gebied begroeid met rietplanten  gors, rietland
gebied dat onder de ban staat - banaat
gebied in Midden-Oosten - Afghanistan, Arabië, Armenië, Egypte, Irak, Iran, Israël, Jordanië, Koeweit, Libanon, Turkije
gebied in Oceanië  Samoa
gebied in oorspronkelijke staat  reservaat
gebied in ZuidAfrika  Natal
gebied met gelijke invoerrechten  tolgebied
gebied met bepaalde flora - bioom
gebied met bepaalde flora en fauna - bioom
gebied met een oppervlakte gelijk aan een zesde van al het vaste land - U.S.S.R
gebied of streek – zone
gebied om grote stad  banlieue
gebied op de grens. van Brabant en Limburg – Peel
gebied op Sumatra – Deli
gebied van een baron - baronie
gebied van een Markies  markizaat, marktgraafschap
gebied van een Meier  meierij
gebied van een Temeie  areaal
gebieden  bevelen, bevelvoeren, commanderen, gelasten, heersen, noemen, offeren, opdragen, ordenen (toe)wijden, verplichten, vorderen
gebiedend  dwingend, imperieus, noodzakelijk
gebiedende wijs  imperatief
gebieder  bevelhebber, gezaghebber, heer, heerser, hoofd, koning, leider, leidsman, machthebber, meester, vorst, imperator
gebiedsdeel  staatsgebied
gebijt  geknabbel
gebimbam  beieren, gebeier, klokgelui
gebint  balkwerk, dakspant, spant, dakstoel
gebit – dentuur, mondstuk
gebit, deel van het - hoektand, kies, maalkies, snijtand, tand
gebit en leidsel  toom
gebitverzorger - tandarts
geblaas - gepoch, gesnoef
gebladerte  groen, lommer, loof, lover
gebladerte van eiken  eikenloof
geblakerd – verbrand
geblèr - gehuil
geblesseerd  bezeerd, gekwetst, geraakt, getroffen, gewond
geblokkeerd - afgesloten, ingesloten, omsingeld, vast
gebluf  gesnoef, gepoch
gebocheld  bultig
gebocheld iemand  bochel, bultenaar
gebochelde  krates
gebod  bevel, last, opdracht, order, regel, voorschrift, verordening, wet
gebod  drink, eet, ga, kom, sta, weg
gebod voor militairen  commando, dienstbevel
geboefte  gajes, gebroed, gespuis, geteisem, schoft, schorem, schuim, triefel, tuig
geboeid  geketend
gebogen  gekromd, gewelfd, krom, rond
gebogenbalk - krommer
gebogen been – rib
gebogen blaashoorn – bugel, kornet, piston
gebogen handvat - hengsel
gebogen dolkmes – rentjong
gebogen draadje - kram
gebogen hoorn  bugel, kornet, piston
gebogen houding - gebukt
gebogen lijn  curve, haal, kromme, krul, parabool, spiraal
gebogen neus – arendsneus
gebogen priem - els
gebogen stuk hout van een scheepsromp  ribbe, spant, rib
gebogen vlak van kegel  mantel
gebogen werpknots – boemerang
gebogen zoldering - gewelf
gebogen zwaard  sabel
gebonden  (muz.) legato
gebonden – afhankelijk, bezet, onvrij, vast
gebondenheid - gehechtheid
gebons  geklop, gebeuk, gestoot
geboomte  boomgewas, bos, foreest, Loo, woud
geboorte  afkomst, afstamming, baring, bevalling, komaf, rang, stand, wording
geboortebeperking - anticonceptie
geboortecijfer  nataliteit, nativiteit
geboortedag  verjaardag
geboorteland - vaderland
geboorte voorafgaand  prénataal
geboorteplaats van Abraham  Ur
geboorteplaats van Adenauer  Keulen
geboorteplaats van Alexander  Pella
geboorteplaats van Andersen  Odense
geboorteplaats van Apollo  Delos
geboorteplaats van Aristoteles  Stagira
geboorteplaats van Aurelius en Artemis  Rome
geboorteplaats van Bach  Eisenach
geboorteplaats van Baden Powell  London
geboorteplaats van Beethoven  Bonn
geboorteplaats van Boeddha  Kapilavestoe
geboorteplaats van Brahms  Hamburg
geboorteplaats van Brederode  Amsterdam
geboorteplaats van Caspers  Lahaye
geboorteplaats van Chroetsjow  Kalinowka
geboorteplaats van Columbus  Genua
geboorteplaats van Goethe  Frankfurt
geboorteplaats van Van Gogh  Zundert
geboorteplaats van Haydn  Rohrau
geboorteplaats van Heine  Keulen
geboorteplaats van Jezus  Bethlehem
geboorteplaats van Mendelssohn  Hamburg
geboorteplaats van Mohammed  Mekka
geboorteplaats van Mozart  Salzburg
geboorteplaats van Napoleon  Ajaccio
geboorteplaats van Piet Heyn  Delfshaven
geboorteplaats van Rembrandt  Leiden
geboorteplaats van Rossini  Pesaro
geboorteplaats van Samuel  Rama
geboorteplaats van schepen - dok, scheepswerf
geboorteplaats van Schubert  Lichtenthal
geboorteplaats van Timmermans  Lier
geboorteplaats van Tsjaikowski  Wotkingk
geboorteplaats van Vondel  Keulen
geboorteplaats van Wagner  Leipzig
geboorteplaats van Willem de Zwijger  Dillenburg
geboortesteen  agaat, amethist, beryl, diamant, granaat, jaspis, opaal, robijn, saffier, sardonyx, smaragd, topaas, turkoois
geboortestreek  vaderland
geboortig  afkomstig
geborduurde rand - feston
geborduurde zware zijden stof  brocaat, brokaat
geboren – ontstaan, voortgekomen
geborene  kind, kroost, telg
geborgen – beschutveilig, zeker
geborneerd - bekrompen, kleingeestig, kortzichtig
gebouw  barak, bouwwerk, dom, fabriek, huis, kantoor, kasteel, kathedraal, kazerne, kerk, loods, opstal, perceeltoren, toren, woning
gebouw met ketels - ketelhuis
gebouw in Amsterdam  RAI, Beurs. Paleis, C.S., Munt
gebouw voor besmettelijke ziekte - barak
gebouw in Granada  Alhambra
gebouw in Leningrad  Hermitage
gebouw in Londen  Tower
gebouw in Madrid  Prado, Escoriaal
gebouw in Moskou  Kremlin
gebouw in Parijs  Eifeltoren, Elysée, Louvre, Odeon, Sorbonne
gebouw in Rome  Pantheon, Colosseum
gebouw in Rotterdam  Euromast
gebouw in Toledo  Alcazar, Alhambra
gebouw in Washington  Capitool
gebouw van volksvertegenwoordiging  parlement
gebouw voor boeken  bibliotheek
gebouw voor dressuur  circus
gebouw voor kunst – museum, theater, odeon
gebouw voor kunstwedstrijden  odeon
gebouw voor officiële weging - waag
gebouw voor paardrijden  manége
gebouw veer quarantaine  barak
gebouw voor sport  stadion, sporthal
gebouw voor toneelvoorstellingen  theater, schouwburg
gebouw voor vee - stal
gebouw voor wedstrijden op kunstgebied - Odeon
gebouw waar van overheidswege goederen gewogen worden - waag
gebraad – kotelet, wildbraad
gebrabbel - wartaal
gebraden ribstuk  kotelet, karbonade
gebral – geklets, gesnoef, gezwets
gebrand gips  pleister
gebrand linnen  tondel, tonder
gebrande gerst - mout
gebrande klei - chamotte
gebrande suiker  buisman, karamel, koffiestroop
gebreid damesjasje - cardigan
gebreide visfuik  kub
gebrek  armoede, behoefte, defect, deficientie, derving, euvel, faal, fout, gemis, kommer, krapte, krimp, kwaal, leemte, manco, mangel, mankement, nood, nooddruft, ondeugd, ontbering, schaarste, tekort(koming)
gebrek aan eetlust - anorecie
gebrek aan goede wil  onwil
gebrek aan moed - lafheid
gebrek aan ondervinding  aporie
gebrek aan regen  droogte
gebrek aan ruimte  plaatsgebrek
gebrek aan vitamine C  scheurbuik, scorbuut
gebrek aan wind - blak
gebrekkelijk  gebrekkig
gebrekkig  defectief, gehandicapt, halfbakken, hulpbehoevend, hulpeloos, invalide, mank, misdeeld, mismaakt, ondeugdelijk, onvolkomen, onvolledig, primitief, slecht, stuntelig, zwak
gebrekkige - invalide
gebrekkig lopen  strompelen, hompelen, mank
gebrekkig praten - brabbelen, stotteren
gebrocheerde stof - broché
gebroddel  knoeiwerk
gebroed - broeisel, geboefte, gespuis
gebroederlijk - samen
gebroeders  Gebr.
gebroken  defect, kapot, stuk
gebroken eens gegeven woord  woordbreuk
gebreken gerst  gries
gebroken getal  breuk
gebroken glas  scherven
gebroken graan – gries, grut
gebroken iemand  geslagene
gebroken plaats - breuk
gebroken praten  haspelen, stamelen, stotteren
gebroken taal  kromtaal
gebroken steen – puin, steenslag
gebroken waar - brekage
gebrom  gegrom, gemopper, gesnor
gebruik – adat, besteding, geplogenheid, gewoonte, mos(mores), manier, regel, traditie, usance, zede, zwang
gebruik in kerk  ceremonie
gebruik in kleding  mode
gebruik van listen  trucage
gebruik van zinnebeelden  allegorie, allegorisme
gebruikelijk  gangbaar, gewoon, habitueel, in, normaal, normaliter, traditioneelo, usueel
gebruiken - aanwenden, consumeren, bezigen, benutten, cons eten, hanteren, innemen, mores, nemen, nuttigen, toepassen, verorberen
gebruiker  consument
gebruiker van rookwaren  roker, smoker
gebruikmaken van twee draden - bifilair
gebruiksgoed  kleding, machine
gebruiksvoorwerp  mes
gebruikt  benut
gebruikt bij het melken  melkemmer
gebruikt de bakker – bakvorm, bloem, boter, deeg, gist, meel, suiker
gebruikt de boer  eg, karn, ploeg
gebruikt de goudsmid - ank
gebruikt de hengelaar  aas, dobber, hengel, werpmolen
gebuikt de kunstschilder  ezel, kwast, mes, palet, penseel,
gebruikt de naaister  garen, naaimachine, naald, rijggaren, spelden
gebruikt de schilder  kwast, ladder, lijnolie, olie, plamuur, roller, stopverf, terpentine, verf
gebruikt de schoenmaker  els, ijzergaren, leer, leest, schoensmeer
gebruikt de timmerman - hamer
gebruikt de turner  bok, brug, mat, rek, rekstok, ringen, toestel, wandrek
gebruikte Hugo de Groot om te ontsnappen - kist
gebruik van meer woorden dan nodig - pleonasme
gebruind - tanig
gebuikt - corpulent, dik, lijvig
gebukt – gebogen, gekromd, voorover
geburen - buren, buurlieden, buurlui
geburin - buurvrouw
gecacheteerd – vergezeld
gecamoufleerd - verkapt
gecastreerd paard - ruin
gecastreerd rund - os
gecastreerd schaap - hamel, weer
gecastreerd varken – barg, borg
gecastreerde bok – hamel
gecastreerde haan - kapoen
gecastreerde harembewaker  eunuch
gecastreerde kip - kapoen, poularde
gecharmeerd  bekoord, gevleid
geciviliseerd  beschaafd
gecombineerd – samen, verenigd
gecommitteerde  gevolmachtigde, lasthebber
gecompliceerd  ingewikkeld
geconcentreerd – gebundeld, sterk
geconcentreerde lichtstraal  laser
gecondenseerd  neergeslagen, ingedikt, verdicht
gecondenseerde damp - dauw
geconfijte schil van een citroen  sukade
geconfijte vruchten - confitures
geconfijte wortelstok van een Ind. Plant  gember, sucade
geconfirmeerd  bevestigd
geconjugeerd  toegevoegd
geconserveerd  ingeblikt, verduurzaamd
geconsferneerd - onthutst, ontsteld, verbaasd
geconsterneerd  onthutst, ontsteld, verbaasd
gecontinueerd  vervolgd, voortgezet
gecostumeerd feest  maskerade
gecultiveerd  beschaafd, ontwikkeld, verfijnd, verzorgd
gedaagde - gedagvaarde
gedaan – afgehandeld, afgelopen, gebeurd, geëindigd, gereed, klaar, uit, verhandeld, verricht, voorbij
gedaan en laten – g.l.
gedaan geven - ontslaan
gedaante  figuur, geest, gestalte, lichaam, postuur, schijn, schim, spook, voorkomen, vorm
gedaante geven  formeren, maniëren, vormen
gedaante onder wit laken - spook
gedaanteverandering  metamorfose, transfiguratie, transformatie
gedaantevorming  anamorfose
gedaas – geleuter, rimram, zotteklap
gedachte  beschouwing, denkbeeld, dunk, gepeins, gevoelen, idee, inval, mening, nadenken, notie, oordeel, overlegging, overweging, plan, vermoeden, oetstoots, vvoornemen, zienswijze
gedachteloos  achteloos, onberaden, onbezonnen, onbewust, onnadenkend, suf
gedachteloos gebruik  sleur
gedachteloos zijn - suffen
gedachtenbeeld - droombeeld, fantasie, hersenschim
gedachten in slaap  droom
gedachtenis  aandenken, commemoratie, herdenking, herinnering, souvenir
gedachtelezen  clairvoyance, telepathie
gedachtelezer  telepaat
gedachteloop  gedachtegang
gedachtestelsel - gnostiek
gedachtewisseling  debat, discussie, dispuut
gedagtekend geschrift - cognossement, connossement
gedarmte – ingewanden
gedagvaarde - gedaagde
gedateerd  d.d., van
gedaver – gedender, gedreun, lawaai
gedecideerd  beslist, ferm, flink, vastbesloten
gedecimeerd  uitgedund
gedecolleteerd  gedurfd, gewaagd
gedecoreerd – geridderd
gedeeld – gesplitst
gedeeld door - deling
gedeeld door twee - gehalveerd
gedeelte  afdeling, brok, deel, fragment, helft, kwart, paragraaf, part, partij, segment, stuk, viertel
gedeelte der kleurenleer  epoptica
gedeelte van de mis  canon
gedeelte van de Spaanse hoogvlakte  Morena
gedeelte van een aandeel – certificaat
gedeelte van een boek - paragraaf
gedeelte van het aangezicht - kin, lip, mond, neus, oog(lid), wang, wenkbrauw, wimper
gedeelte van premie dat men terugkrijgt bij verval van verzekering  restorno
gedeelte van....  zie deel van
gedeeltelijk  deels, demi, half, kwart, onvolkomen, onvolledig, partiaal, partieel, semi
gedeeltelijk van bewegingen beroofd  lam, verlamd
gedeeltelijke breuk – barst, knak, knik, scheur
gedeeltelijke verduistering van de maan  (maan)eclips
gedeeltelijke vergoeding  tegemoetkoming
gedegen  beproefd, degelijk, doordacht, ontaard, onvermengd, zuiver
gedegenheid  degelijkheid
gedekt - bevruchtbeschut
gedekte staatsschuld - consola
gedekte tafel  dis
gedelegeerde  afgevaardigde, gevolmachtigde
gedelgd worden - delging
gedempt  dof, mat, onderdrukt, wazig, zacht
gedender – gedaver,
gedenkboek - memorandum
gedenken - vieren
gedenknaald  obelisk
gedenkpenning  kroonmunt, medaille, medalje
gedenkplaat  plaquette
gedenkschriften  memoires
gedenksteen - gedenkteken
gedenkteken  cenotaaf, gedenksteen, memoriaal, monument, naald, obelisk, steen
gedenkuitgave  album
gedenkwaardig  memorabel
gedenkwaardigheden - memorabilia
gedenkzuil  obelisk
gedeporteerde - banneling
gedeputeerd  afgevaardigd
gedeputeerde  afgevaardigde
Gedeputeerde Staten  G.S
gedetermineerd  vastgelegd
gedetineerd  gevangen
gedetineerde  gevangene
gedicht – ballade, cantate, dicht(stuk), epos, kwatrijn, lied, ode, rijm, sonnet, strofe, vers, zang
gedicht, eenvoudig - rijm
gedicht van Gorter  Mei, Pan
gedichtenboek - bundel
gedichtencyclus van Perk  Mathilde
gedichtenverzameling  bundel
gedichtje – rijmpje, versje
gedienstig  bereidwillig, coulant, dienstwillig, hulpvaardig, inschikkelijk, voorkomend
gedienstige  dienares, dienstbode, dienster, dienstmeisje, huishoudster, meid
gedienstigheid - behulpzaamheid, dienstvaardigheid, dienstwilligheid
gedierte - dierage
gedijen – aarden, floreren, groeien, tieren, sarden, wassen
geding - geschil, procedure, proces, rechtszaak, zaak
geding voeren  procederen
geding voerend  procederend
geding voerende partij  litigant
gedissel  gekibbel, gestribbel
gedistileerde steenkool – cokes
gedistingeerd - deftig
gedoe – bedoeling, bedrijf, drukte, geduvel, gezanik, last, leven, nering, omhaal, omslag, opschudding, soesa, toestand
gedoente - drukte
gedogen  dulden, toelaten, toestaan, uithouden, verdragen, verduren, vergunnen
gedol – gestoei
gedoofd – uit
gedorste halmen  stro
gedraaf  draven, gehol, geren, geloop
gedraaide vorm - torsie
gedraal - getalm
gedrag  conduite, handelwijze, houding, levenswijze, optreden, stijl, wandel
gedragen  sostenuto, statig
gedragen  (muz.) portando
gedragen als een kind - kinds
gedragen tempo  (muz.) sostenuto
gedraging  gewoonte, houding, manier
gedragingen - handelswijze
gedragsleer - enthologie
gedragslijn  code, fatsoen, grondregel, houding, instructie, mode, moraal, norm, regel, zede
gedragspatroon  handelingen, manieren, optreden
gedragspsychologie  behaviorisme
gedragsregel  fatsoen, mode,moraal, norm, zede
gedrang  drukte, gewoel, menigte, volte
gedrenkt in vloeistof  nat
gedresseerd  afgericht, beleerd, gedrild, geoefend, getemd
gedreun – bons, bons
gedreven – gebosseleerd, bezield, gehaast
gedrild - afgericht
gedrocht  draak, gnoom, misbaksel, monster, ondier, spook, wanschepsel
gedrochtelijk  mismaakt, misvormd, monstrueus, monsterachtig, wanschapen, wanstaltig
gedrochtelijk wezen - monster
gedrocht op Kreta - Minotaurus
gedrongen  compact, klein, kort
gedrongen van postuur - kort
gedroogd bisonvlees - pemmekan, pemmikan
gedroogd gras  hooi
gedroogd vlees van de kokosnoot  copra
gedroogd zeewier - agar-agar
gedroogde bladeren verzameling  herbarium
gedroogde bloemstengels  saffraan
gedroogde druiven  krenten, rozijnen
gedroogde gerstekiemen - mout
gedroogde halmen  stro
gedroogde kabeljauw  klipvis, leug, stokvis
gedroogde melksappen en hars van de bolletrieboom  balata
gedroogde palmbladeren  kadjang
gedroogde pruim - pruimedant, prunel
gedroogde vis  bokking, stokvis
gedroogde vogelmest  guano
gedroogde vruchten - tuttifrutti
gedroogde zoden van veenachtige heidegrond  schadde
gedroom  gesuf
gedorste halmen - stro
gedruis  gerommel, herrie, keet, lawaai, leven, opschudding, rumoer, tumult
gedrukt  bedrukt, neerslachtig, sip, somber
gedrukt bericht – bulletin
gedrukt boek - kapitalon
gedrukt geschrift - pamflet
gedrukte plaat  ets, litho, prent
geducht  behoorlijk, bijzonder, danig, deerlijk, degelijk, flink, gevreesd, geweldig, grondig, hevig, intens, kloek, ontzaglijk, respectabel, schromelijk, sinister, terdege, vervaarlijk, vreselijk, zeer
geduld  berusting,gelatenheid, kalmte, lankmoedigheid, lijdzaamheid, patiëntie rust, volharding
geduldspelletje - patience
geduld vergende bezigheid  wachten
geduldig – bedaard, duldzaam, gedwee, gelaten, kalm, lankmoedig, lijdelijk, lijdzaam, onderworpen, rustig, toegevend, wee
geduldwerk  legkaart, peuterwerk, puzzel
gedupeerd  bedrogen, beetgenomen, gefopt
gedupeerde  benadeelde, bedrogene, slachtoffer,
geduren  standhouden, voortduren
gedurende – over, staande, tijdens
gedurende de dag  daags, overdag
gedurende korte tijd  even
gedurfd – driest, ferm, gewaagd, koen, moedig, overmoedig, stout, vermetel
gedurfd modern - hip
gedurig  aanhoudend, aldoor, almaar, constant, dikwijls, gestaag, gestadig, herhaald, onophoudelijk, permanent, riskant, staag, steeds, telkens, vaak, vermetel, voortdurend
geduvel – gedoe, gelazer, gezanik, herrie
gedwaal  gedool
gedwee – berustend, buigzaam, dienstwillig, docie, geduldig, gehoorzaam, gelaten, gewillig, gezeglijk, handelbaar, handzaam, mak, makkelijk, meegaand, onderdanig, onderworpen, slaafs, tam, volgzaam, zoet
gedweeheid  handzaamheid, makheid, onderdanigheid, onderworpenheid, slaafsheid, tamheid, volgzaam(heid)
gedweep - geestdrijverij
gedwongen - gekunsteld, gemaakt, genoodzaakt, gezocht, kunstmatig, node, onnatuurlijk, onwillig stijf, verplicht
gedwongen afzondering  celstraf, quarantaine
gedwongen keuze  alternatief
gedwongen verblijf van schepen of goederen – quarantaine
gedwongen worden – moeten, verplicht
gedwongen zijn  moeten
geëerd - geacht
geëindigd  afgelopen, basta, fini, over, uit
geef acht – attentie, opgelet
geefachtig  gul, mild
geel  geluw
geel aardhars - retiniet
geel worden – gelen, vergeeld
geelachtig paard  bleekvos
geelachtig wit - izabel
geelachtig wit stenen goed  faience, roomgoed
geelachtige delfstof  zwavel
geelachtige faience  roomgoed
geelborstje - spotvogel
geelbruinig  tanig
geelgors - haverkneu
geelhars  gummi
geelhout  fisethout, fustiekhout
geelkop - zeearend
geelkoper – double, latoen, messing, tombak
geelkruid  reseda, wouw
geel-oranje kleurstof - carotine
geelrode verfstof  orleaan
geelster - Gagea
geeltje - dukaat, geld, goudstuk
Geelvinkbaai, eiland in de - Japèn, Noemfoor, Schouteneiland
geelwit  isabel, izabel
geelwitte hars - sandrak
geelwortel  kurkuma
geelijzersteen - goethiet
geelzucht  cholomie, geling, icterus
geëmigreerde Chinees - sing(h)ke, ke
geen – niemand, niets
geen aangename vrouw  feeks, prij, tang, Xantippe
geen aardse goederen bezittend - arm, berooid
geen adem meer krijgen - stikken
geen anderen navolgend  oorspronkelijk, origineel
geen deskundige  leek
geen eigendom - leen
geen enkel ding - niets
geen enkel mens  niemand
geen enkele uitgezonderd  alle, allen, elk, elkeen, ieder, iedereen
geen enkele zaak – niets
geen geld meer – platzak, rut
geen geluid doorlatend – geluiddicht
geen geluk – pech, strop, tegenvaller
geen gevoel - pijnloos
geen gezag erkennend  anarchist
geen god erkennend  atheïst
geen hand uitsteken  luieren, toekijken
geen kennis bezitten - dom, ignorant, onwetend
geen knappe kop  domoor, ezel, knuppel
geen koper – kijker
geen korte – lange
geen krimp geven - volharden
geen kunst  kitsch
geen melk gevend - gust
geen mens  niemand
geen notie nemen  negeren
geen nut opleverend  braak, nutteloos,onnut
geen overdaad - eenvoud
geen overheid erkennend persoon  anarchist provo
geen spaan - niets
geen succes - echec, pech, strop
geenszins - allesbehalve
geen tijd hebbend  bezet, druk
geen uitstel kunnende lijden  dringend, gewenst, hoognodig, urgent
geen uitzondering  alle, allemaal, allen, alles, elk, elke, leder, elkeen, iedereen, iedere
geen vakman  leek, dilettant
geen van beiden - niemand
geen vocht bevattend  droog, dor, uitgedroogd
geen vruchten dragend – gust
geen vuile - schone
geen werkelijkheid  droom, fantasie, verbeelding
geen zedelijke verantwoordelijkheid kennende  gewetenloos
geen zeeman – landrot
geen zin hebben – lusteloos, passen
geëngageerd  betrokken, verloofd
geer – kiel, strook
geërfde - ingeland
geërgerd - geraakt
geest – animo, brein, demon, duivel, elf, energie, engel, esprit, fantoom, gedaante, genie, humor, pit, satan, schim, sfeer, schim, spirit, spook, vernuft, verschijning, wezen,
ziel
geest van azijn  aceton
geest van salmiak  ammonia
geest van wijn  spiritus
geest van zout  zoutzuur
geestachtig - kernachtig
geestdrift  aandrift, animo, bezieling, elan, energie, enthousiasme, lust, spirit, trek, verve, vuur, ijver, zin
geestdriftig  enthousiast, bezield
geestdriftig  (muz.) spirituoso
geestdriftig slotwoord - peroratie
geestdrijver  dweper, fanaticus, zeloot
geestdrijverij - dweepzucht
geesteloos - flauw, insipide
geestelijk  clericaal, godsdienstig, klerikaal, mentaal, onstoffelijk, psychisch, spiritueel, onstoffelijk
geestelijk adviseur  moderator
geestelijk en wereldlijk hoofd van de Boeddhisten in Tibet - Dalai Lama
geestelijk gewaad  habijt, pij
geestelijk hoofd in Arabië – imam, iman
geestelijk hoofd in Atjeh  imeum
geestelijk leider van een klooster - overste, proost
geestelijk lied  gezang, hymne, koraal, psalm
geestelijk overwicht - invloed
geestelijk plaatsvervanger  vicaris
geestelijk verzorger – dominee, priester, provisor
geestelijk volmaakt - heilig
geestelijk wezen  engel
geestelijke  abbé, abt, acoliet, bisschop, broeder, clericus, curé, deken, diaken, dominee, ds, em., eminentie, frater, imam, kanunnik, kapelaan, kardinaal, monnik, non, ordebroeder, pastoor, pater, paus, pope, prelaat, prior, predikant, priester, rabbi, rabbijn, reverend, vicaris, voorganger
geestelijke (vr.)  abdis, non, zuster
geestelijke die de leiding heeft van een klooster  overste
geestelijke die de mis opdraagt  celebrant
geestelijke die preekt  dominee, predikheer
geestelijke herleving  opwekking, reveil
geestelijke hoogwaardigheidsbekleder  bisschop, kardinaal, paus, prelaat, prior, vicaris
geestelijke in het leger – aalmoezenier, veldprediker
geestelijke leraar - herder
geestelijke liefde  platonisme
geestelijke orde  congregatie
geestelijke raadgever - moderator, proost
geestelijke ridderorde  Johannieter. Tempelier
geestelijke schakering  modaliteit
geestelijke stroming  sekte
geestelijke titel  dominee, ds., eminentie, em., monseigneur mgr.
geestelijke vereniging – orde
geestelijke zuster - non
geestelijken van domkerk  kapittel
geestelijkheid  clerus, spiritualiteit
geesteloos - flau
geesten  elfen, spoken, genieën
geestenbanner  bezweerder, exorcist
geestengeloof  bijgeloof, spiritisme
geestenleer - spiritisme
geestenoproeper  medium, psychosant
geestenuitbanning  exorcisme
geestenuur - middernacht
geestenverering  animisme
geesten verschijning  fantasmagorie
geestesgesteldheid  mentaliteit, stemming
geesteshouding  denkwijze,mentaliteit
geestesziek  dwaas, gek, krankzinnig
geesteszieke  idioot, krankzinnige, psychopaat
geestesziekte - neurose, psychose, schizofrenie, waanzin
geestesziekte in de tropen  tropenkolder
geestgrond afgraven - afgeesten
geestig  adrem, fraai, gevat grappig, leuk, komisch, kostelijk, luimig, moppig, pittig, snedig, spits, spiritueel, zinrijk
geestig en leuk - aardig
geestig gezegde - bon-mot, kwinkslag
geestige kritiek - boutade
geestige tekening  cartoon, spotprent
geestige uitval  boutade
geestige woordspeling  calembour
geestige zet  inval, saillie
geestigheid – aardigheid, esprit, grappigheid, humor, mop
geestkracht  elan, energie, pit, spirit, wil, wilskracht
geestkrachtig - energiek, wilskrachtig
geestkracht tonend – ferm, kloek, moed
geestrijk  spiritueel, spiritueus, vernuftig
geestrijk vocht  alcohol
geestrijke drank  arak, cognac, jenever, rum, wodka, wijn
geestrijkheid  spiritualiteit, vernuft, vernuftigheid
geestverrukking  exaltatie, extase, geestvervoering, trance
geestverschijning  fantoom, schim, spook
geestvervoering  extase, trance, verrukking
geestverwant - congeniaal
geeuw  gaap
geeuwen – gapen
geeuwer – gaper
geeuwerig - gaperig
geëxalteerd  overdreven, overspannen
gefantaseerd verhaal  fabel, legends, mythe, parabel, sage, sprookje
gefeliciteerd – proviciat
gefemel - geteem
gefigureerd  versierd
gefingeerd  verdicht, verzonnen
Gefjon, schepping van - Sjaellond
gefleem – geflikflooi, gevlei
geflonker – schittering
gefopt - verschalkt
geforceerd  gedwongen, gemaakt, gewild, onnatuurlijk
geforceerde kopstem  falset
geforceerde opening  bres
gefortuneerd  rijk, vermogend
gefortuneerd iemand  rijkaard, miljardair, miljonair
gefrankeerd tot aan de plaats van bestemming – PB
gefundeerd – gegrond, stellig
gegaan  heen, vertrokken, weg
gegadigde  belanghebbende, dinger, kandidaat, reflectant, sollicitant
gegarandeerd – stellig, zeker
gegarandeerd minimumloon  garantieloon
gegeneerd  gehinderd, timide, verlegen
gegeneerdheid  gêne, verlegenheid
gegeten kunnende worden - eetbaar, gaar, rijp
gegeven  dat, dosis, geschonken, hoeveelheid, onderwerp, thema
gegeven hoeveelheid - dosis
gegevens - data, feiten
gegevens omtrent de persoon – personalia
gegil – gekrijs, geschreeuwlawaai
gegist druivensap - wijn
gegist melkgerecht  yoghurt
gegist vruchtensap  cider
gegiste drank  cider
gegiste drank in Guinee - bili
geglaceerde amandel - dragee
geglansd leer  glacé
geglazuurd aardewerk  gleiswerk, majolica
gegoed  bemiddeld, binnen, gezeten, rijk, vermogend, welgesteld, welvarend
gegolfd – geplooid, gewaterd
gegolfd streepje boven letter  tilde
gegolfde lijn  tremblé
gegoten asfalt  mastiek
gegraasde boter - grasboter
gegraveerde prent  ets
gegraven gat  put, kuil
gegraven graf - groeve
gegraven water – doorvaart, gracht, kanaal, sloot
gegraven waterkom - vijver
gegrepen  gepakt
gegriefd – beledigd, verbitterd, wrevelig
gegroefd  gecanneleerd
gegroet  adé, adi adieu, adio, ave, bonjour, dag, houdoe, salve, saluut, tabé, vaarwel
gegrom – gebrom, geknor
gegrond  degelijk, deugdelijk, gefundeerd,geldig, juist
gegrond zijn op - stoelen
gehaaid – bijdehand, geslepen, gewiekst, handig, slim, uitgekookt
gehaaide vrouw - haaibaai, heibei
gehaakt kleedje  antimakassar
gehaast  gedreven, gejaagd, gepresseerd, haastig, jachtig, koortsachtig, naarstig
gehakkel  gestamel, gestotter
gehakketak  geharrewar, gekibbel, onenigheid, ruzie
gehakt vlees  met
gehaktbal  frikadel
gehakte biefstuk - tartaar
gehakte opening in het ijs  bijt
gehalmd gewas - gras
gehalte  allooi, hoedanigheid, inhoud, kaliber, kwaliteit, legering, niveau, peil, percentage, waarde
gehaltebepaling bij munten  essaai
gehalte betreffend - kwalitatief
gehalte eenheid van goud – allooi, karaat
gehalte teken – keurmerk
gehalveerd - gedeeld
gehamerd  (muz.) martellato
gehandicapt  belemmerd, gebrekkig, gehinderd, verminkt
gehandicapte - invalide
gehannes  geknoei, gemier, gepeuter
gehard – gestaald, spartaans
geharrewar  gekibbel, geruzie, gesol, verwarring
gehaspel  gebrabbel, geharrewar, geknoei, gekrakeel, gekijf, gemorrel, getwist
gehavend – aangeslagenbeschadigd, ontredderd
gehecht  gebonden, trouw, vast, verknocht
gehechtheid -
gehecht zijn  hangen aan
gehechtheid  gebondenheid, trouw, verknochtheid, vriendschap
geheel  alles, compleet, finaal, gaaf, gans, heel, helemaal, integraal, ongeschonden, rond, som, totaal, volkomen, volledig, volmaakt, volslagen, volstrkt, voltallig
geheel bedekt met - vol
geheeld - beter
geheel der inzetten bij weddenschappen – pool
geheel der liefdegevoelens – erotiek
geheel der menselijke kennis - wetenschap
geheel de uwe  t.a.t., t.a.v., t.t
geheel en al  absoluut, compleet, finaal, gans, helemaal, letterlijk, radicaal, totaal, totaliter, volkomen
geheel en al instemmen – beamen
geheel goed - gaaf
geheel gevuld  vol
geheel nazien – reviseren
geheel onderworpen - slaafs
geheel overgegeven  verslaafd
geheel stuk - kapot
geheel van bouwlanden  enk
geheel van gedragsregels  protocol
geheel van de verwanten  sibbe
geheel van streek  ontdaan , ontsteld
geheel van woorden - tekst
geheel verbruikt  leeg, op, uitgeput
geheel verbruikt worden  opgaan
geheel verwoestend  vernietigend
geheel volk betreffende – nationaal
geheel voltooien - voleinden
geheel vormend – aaneen
geheel vullen - volmaken
geheelonthouder  afschaffer
geheid – absoluut, onwrikbaar, vast, zeker
geheiligd  gewijd, sacraal
geheim – discreet, duister, heimelijk, mysterie, secreet,
geheim agent  spion, stille
geheim betreffende landszaken  staatsgeheim
geheim bordeel - knip
geheim geneesmiddel  arcanum
geheim genootschap  Camorra, Carbonair, Fenians, Illuminaten, K.K.K, Kikoejoe, Maffia, Maumau, Rozenkruisers, Tempelieren, Vrijmetselaars, Waldenzen
geheim genootschap, Iers - Fenians
geheim genootschap Italiaans  Camorra, Carbonari, Maffia
geheim genootschap van misdadigers in Napels  camorra
geheim genootschap, Macedonisch - Komitadsji
geheim genootschap, Melanesisch - Sukwe
geheim genootschap, Oost-Afrikaans - Mau-Mau
geheim genootschap, West-Afrikaans - Bundo, Poro
geheim pad - sluippad
geheim verbond  complot, kongsi
geheimbewaarder  vertrouweling
geheime akte  contrelettre
geheime bode – emissario, spion, verkenner, verspieder
geheime leer - Kabbala
geheime politie  Gestapo. Gepeoe
geheime staatspolitie  B.V.B., C.I.A. ,G.P.O.U., Ocra, Ovra, S.S., PIDE, Gestapo
geheime vijandschap - rancunegeheimen  arcana
geheimbouden  verbergon, verzwijgen
geheimhouding - discretie, secretesse
geheimleer  kabbala, mystiek
geheimenis - arcanum
geheimschrift  code, cryptografie, rune
geheimschrijver  secretaris
geheimtaal  argot, bargoens, boeventaal, dieventaal, jargon
geheim verbond - complot
geheimzinnig  duister, mystiek mysterieus, raadselachtig, vreemd
gehele ommekeer  revolutie, omwenteling, verandering
gehele verandering – ommekeer
gehele verkoop - omzet
gehemelte  palatum, raak, verhemelte, velum
gehemelteletter - palataal
Gehenna  hel, hellepoel
Geheten - genaamd
geheugen  gedachtenis, heugenis, memorie, mneme
geheugenis  gedachtenis, geheugen, herinnering
geheugenleer  memoniek
geheugenloos - vergeetachtig
geheugensteun  agenda, ezelsbrug
geheugenstoornis - paramnesie
geheugenverlies  amnesie
geheugenzwakte  mnemasthenie
gehinderd  belemmerd, gegeneerd, gehandicapt
gehol - gedraaf
gehoor  aandacht, auditorium, publiek, weerklank
gehoor, door- kenbaar - acustich, akoestisch, akustich
gehoor, het- betreffende - auditief
gehoorapparaat  audiofoon, otofoon
gehoorbeentje  aanbeeld, hamer, stijgbeugel, zadel
gehoorcurve  audiogram
gehoorgestoord – doof
gehoor geven - volgen
gehoorkunde  audiologie
gehoormeter  akoe(sti)mester
gehooronderzoek - auscultatie
gehooronderzoeken - ausculteren
gehoororganen  oren
gehoorverlening  audiëntie
gehoorzaal  auditorium, aula
gehoorzaam  braaf, beleefd, gedwee, gezeglijk, onderdanig, oppassend, suf, volgzaam, willig, zoet
gehoorzaamheid  discipline, subordinatie, obediëntie, tucht
gehoorzamen - luisteren, naleven, obediéren, volgen,
gehouden – verbonden, verplicht
gehucht  buurtschap, dorp, gat, negorij, plek, uithoek, vlek
gehucht bij Steenwijk - Eze
gehucht (Eng.)  hamlet
gehuicheld – onoprecht
gehuil – gebler, gejank, misbaar
gehuisvest – wonend
gehumeurd – geluimd, gemutst, gestemd
gehuurde sluipmoordenaar  bravo, pistolero
gehuurde sjouwer  koelie, kruier
gehuwd  getrouwd
gehuwde - getrouwde
gehuwd paar  echtelieden, echtpaar
gei  takel, scheepstouw, touw
geijkte uitdrukking – cliche, gezegde, spreekwoord, zegswijze
geil  dartel, heet, host, vet, weelderig, wellustig, wulps
geiman  kraandrijver
geïmiteerd  nagedaan, nagemaakt, onecht
geïmporteerd  ingevoerd
gein – aardigheid, gekheid, grap, humor, leukheid, lol, oele, plezier, pret, scherts, snakerij
geinig – amusant, grappig, leuk, lollig
geinmaker – clown, lolbroek, pleziermaker
geintje – aardigheidje, grapje, lolletje
geiser – springbron
geisoleerd – afgesloten, apart
geit - bok, met(te), sik
geitantilope - gems, kambing-oetan. sneeuwgeit
geit, soort van - markhoorn, sakin, steenbok, thar, toer
geitenbok - sik
geitenbaard - sik
geitenbond – chevrette
geitengeluid - mekkeren
geitenhaar - mohair
geitenkaas - chevron
geitenleer - chevreau, corduaan
geitensoort - alpensteenbok, bezoargeit, huisgeit,
geitenziekte - aamt
gejaagd – doldriest, gehaast, haastig, jachtig, koortsachtig, nerveus, ongeduldig, onrustig, zenuwachtig
gejaagdheid - onrust, spoed
gejammer – lamentatie, misbaar
gejank – gehuil
gejen – geterg
gejoel – getier, geroep, rumoer
gejuich - cheer, hoera
gek - absurd, bespottelijk, bezeten, crazy, daas, dwaas, geschift, getikt, idioot, knots, koddig, krankzinnig, kwast, kwibus, lijperd, maf, mal, malloot, mesjokke, ongewoon - onwijs, onzinnig, raar, vreemd, waanzinnig, zot
gekakel – babbelarij, gebabbel, gekwebbel, gekwetter
gekanaliseerd riviertje in Friesland - Ee
gekanker – basvetting
gekant – ertegen
gekanteld – omgevallen
gekarteld - ingekeept
gekend - bekend, openbaar, publiek
gekend wordende - bekend
gekeperd linnen weefsel - dril
gekeperde stof – kamelot, oriëntaal, serge
gekeperd weefsel - dril, pilo,serge
gekeperd weefsel van strijkwol en katoen – napolitaine
gekerm - gesteun
geketend - geboeid, gekluisterd, vastgeklonken
gekheid – aardigheid, aperij, boert,dwaasheid, frats, grap, grol, gein, kolder, leut, lol,malligheidoele, onzin, scherts, sottise, zotheid, zotternij
gekheid maken – dollen, schertsen
gekibbel – bisbilles, gehakketak, geharrewar, kijvage
gekietel – gekriebel
gekijf – drukte, getier, krakeel, lawaai, ruzie, tweedracht, twist
gekkemanswerk – dwaasheid
gekkenpraat – larie, nonsens
gekken - boerten, schertsen
gekkengetal - elf
gekkenpraat – larie, nonsens, onzin, zotteklap
gekkerd – malle, malloot
gekke vent – dwaas, kwibus, malloot
gekko – hagedis, reptiel, tokeh
geklaag – gelamenteer, misbaar
gekladder – geknoei
geklap - applaus
gekleed - deftig, zondags
geklemd – beknel
geklep - gebeier
geklets – beuzel, gebabbel, gebazel, gebral, gekwebbel, geleuter, gepraat, gewauwel, gezeur, gezwam, larie, onzin, praterij
gekleurd - getint
gekleurde kwast - troetel
gekleurde plaat - prent
gekleurd weefsel – batik
geklieder – geknoei
geklier - gezeur
geklonterde melk – ruiting
geklop – gebons
geklopt touwwerk – pluis
geklots – aanslag
gekluisterd – geketend
geklungel - geknoei
geklutste eieren - struif, roerei
gek mens – dwaas, malle, malloot
gekneed mengsel - deeg
geknoei - bedrog, fraude, geklungel, gemodder, gemors,
gepruts, gezanik, zwendel
geknor – gegrom
gekocht – aangeschaft, overgenomen
gekochte voorraad - inslag
gekonkel – mikmak, intrige, konkelarij, kuiperij
gekooktemeelkost – troet
gekookt - gaar, gezoden
gekookt fruit – gelei
gekookt mengsel van lijnolie, pijpaarde en loodwit - plamuur
gekookt sap van vruchten - gelei
gekookt vruchtensap - rob
gekookte rijst - nasi
gekostumeerd – verkleed
gekostumeerd feest - maskerade
gekozene - elect, uitverkorene
gekraak – lawaai
gekraak laten horen – kraken
gekrab – gekriebel
gekrengt – beledigd, gepikeerd, verdrietig
gekreukt – verfrommeld
gekreun - gekerm, gesteun, gejammer
gekriebel - gekietel, gekrab, gestreel, jeuk
gekriewel - krevel
gekrioel – gewemel, gewoel
gekristalliseerde suiker – kandij
gekroesd weefsel – crepe
gekromd – gebukt
gekroond hoofd – vorst
gekruid - pikant
gekruide drank - kandeel
gekruid broodje - bestel
gekruid nat – saus
gekruiste vis – muil
gekrulde zuring - koeleek
gekscheerder - grappenmaker
gekscheren - boerten, dollen, jokken, railleren, schertsen
gekscherend - lachenderwijs
gekskolf - marot, zotskolf
gekte - waanzin
gekunsteld - gemaakt, gezocht, kostbaar, onecht, onnatuurlijk, onnatuurlijk, precieus, vals
gekunsteldheid – affectatie
gekwaak - gekwek
gekwartierd - ecartelé
gekwebbel - geklets
gekwek - gekwaak
gekwetst - beledigd, geblesseerd, geraakt, gewond, verstoord
gekwetste - gewonde
gekwetter - gekakel, gesnap, gesnater
gekwezel – gefemel
gelaafd - verkwikt
gelaagd gesteente - gneis
gelaagdheid - stratificatie
gelaat - (aan)gezicht, aanschijn, bakkes, facie, mine, ponem, smoel, snoek, snoet, snuit, toet, tronie
gelaat van een dier - bek, snoet, snuit
gelaatkunde - fysiognomie, proposologie
gelaatkundige – fysionomist
gelaatsafdruk - masker
gelaatskleur - bleek, blos, teint, teint
gelaatspoeder – blanketsel, rouge
gelaatsschildering - grime, portret
gelaatsuitdrukking - mime, mimiek
gelaatsversiering - baard, bakkebaard, knevel, snor, sik
gelach - geschater, hilariteit, vrolijkhid
geladen – affectief
geladen admosfeer - spanning
geladen atoom - ion
gelag - braspartij, lot, orgie, vertering
gelaghouder - herbergier, kastelein, kroegbaas, waard
gelachkamer - beierd
gelamenteer - gejammer, geklaag, geweeklaag
gelande - landeigenaar
gelang – mate
gelast - verbonden
gelasten – aanzeggen, bevelen, commanderengebieden, opdragen, opgeven, ordonneren, verordenen
gelaster – kwaadsprekerij
gelastigde - agent
gelaten - berustend, geduldig, gedwee, geresigneerd, getroost, lijdzaam, onderworpen, passief, rustig, stoicijns
gelatenheid - bedaardheid, berusting, geduld, kalmte, lijdzaamheid, passiviteit, resignatie
gelatine – beenderlijm, lil
gelauwerd - bekroond, versierd
gelazer - geduvel
geld – betaalmiddel, financiën, kapitaal kas, munt, pingping, poen, poet, spie, ruilmiddel, vermogen,
geldafperser – afzetter, chanteur
geldafpersing – chantage, knevelarij
geldbakje van straatmuzikant - mans
geldbedrag – som
geldbeheerder – bankier
geldbergplaats – beurs, buidel, kluis, safe
geldbeurs – knip, portemonnee
geldbriefje - boljet
geldbuidel - beurs, portemonnee
geld bulten omloop stellen -demonetiseren
geldelijk – financieel
geldelijke ondersteuning – donatie, subsidie, toelage
geldduivel - mammoon
geldelijke ondersteuning - subsidie, toelage
geldelijke straf - boete, poene
geldelijk vermogen - fortuin
geldelijke verplichting - obligo
geldelijk voordeel – gewin, winst
gelden - kosten, (mee)tellen
Gelderland, deel van - Achterhoek, Betuwe,
Bommelerwaard, Liemers, Lijmers, Montferland, Veluwe
Gelderse beek - Berkel, Slinge(rbeek)
Gelderse gemeente -
3 Ede, Epe
4 Eist, Tiel, Wehl
5 Bergh, Didam, Gendt, Hedel, Neede, Vuren, Wamel,
Wisch
6 Aalten, Arnhem, Bemmel, Brakel, Druten, Elburg,
Ermelo, Hattem, Heerde, Lochem, Maurik, Nijkerk,
Putten, Renkum, Rheden, Rossum, Voorst, Vorden,
Wijchen
7 Angerlo, Borculo, Brummen, Echteld, Gorssel,
Groenlo, Haatten, Hengelo, Heteren, Huissen, Lienden,
Nijmegen, Zutphen
8 Doesburg, Eibergen, Ubbergen, Zevenaar
9 Apeldoorn, Barneveld, Culemborg, Dinxperlo,
Dodewaard, Groesbeek, Harderwijk, Maasdriel,
Millingen, Oldebroek, Pannerden
10 Doetinchem, Gendringen, Wageningen,
Winterswijk, Zaltbommel
11 Westervoort
12 Geldermalsen, Heerewaarden, Scherpenzeel
13 HummeloKeppel, Lichtenvoorde
Gelderse hoofdstad - Arnhem
Gelderse plaats -
4 Ewijk, Ulft, Velp
5 Driel, Eefde, Uddel
6 Dieren, Ruurlo
7 Barchem, Dreumel, Leeuwen, Vaassen
8 Nunspeet
Gelders vliegveld - Terlet, Teuge
geldgier – hebzucht
gelddaren - sparen
geldgod - Mammon, Plutus
geldhandel - bankbedrijf
geldhandelaar - bankier, financier
geldheffing - belasting
geld huishouding - maatschappij
geldig – aannemelijk, deugdelijk, gangbaargegrond, juist, valabel, wettig
geldigverklaring - validatie
geld inbrengen - deposito, inleggen
geld in kas – baar, cash, contanten
geld inleggen – lappen, zetten
geld innen – opsteken
geld instelling - bank
geldinzameling – collecte
geldkast – kluis
geldkistje – cassette
geldknip - beugel
geldkoning - financier
geldlade - kassa
geldlening met schip als onderpand - bodemerij
geldmiddelen - financiën, kapitaal
geldnemer – lener
geldnood - penarie
geldomloop – circulatie
geld ontvangen – beuren, incasseren, innen
geldontwaarding - devaluatie, inflatie
geld ophalen - incasseren
geld opmaken - interen, uitgeven, verteren
geld opsparen – potten
geld opzij leggen – sparen
geld overmaken – gireren, remitteren
geldschaaltje - muntwaag
geldschieter - actionair, actionist, belegger, financier, lener
geld slaan - munten
geldsom - bedrag, kapitaal
geldsom die betaald moet worden  somma, waarde
geldspeler  gokker, speculant
geld steken in aandelen – speculeren
geldstelsel - valuta
geldstraf – bekeuring, boete, pene, poene
geldstuk  cent, daalder, dubbeltje, duit, euro, gulden, knaak, munt, oortje, penning, pop, riks, schelling, sou
geldstuk (fr) - sou
geldtas – beurs, buidel
geldswaarde – bedrag, valuta
geldwaarde (Eng.) - P.,St.
geldswaardig papier  aandeel, bankbiljet, betaalcheque, cheque, effect, fonds, obligatie, stuk, wissel
geldtransactie – koop
geld voor het stallen - stalgeld
geldvoorraad  kas
geld weggeven - doneren, schenken
geldwezen - financiën
geldwisselaar  agioteur
geldwolf – gierigaard, gortenteller
geldzak - beurs, buidel
geldzending  remise
geldzuchtige - goudduivel
gele aardsoort  oker
gele bladkleurstof – xantofyl
gele ganzebloem - strobloem
gele granaat  topasoliet
gele harsachtige kleurstof - morine
gele kleurstof in meekrap - xanthine
gele koorts, overbrenger van het virus - Aëdes
gele licht brandbare stof  zwavel
gele loofvogel  lopertje
gele narcis – paaslelie
gele paardebloem - hengel
gele plantenkleurstoffen - flavonen
gele plomp  kruik
Gele rivier - Hwang(h)o
Gele zee - Hwang-hai
gele vaseline met terpentijn - kloosterbalsem
geleden  afgelopen, her, passé, voorbij
gelederen - kring
geleding – gelid, lidsegment
geleed  apocyt(isch), gearticuleerd, samengesteld
geleed dier – insect, krab, kreeft, spin
geleedpotige - arthropoda
geleedpotig dier  duizendpoot, insekt, krab, kever, kreeft, spin, tor
geleend geld – lening
geleend goed - leen
geleerd  bekwaam, deskundig, erudiet, geletterd, knap, kundig, onderlegd, onderwezen, prifessoraal, savant, wijs
geleerde - professor
geleerde Hindo - Pandit
geleerde uit Rotterdam afkomstig  Erasmus
geleerde vrouw  blauwkous, savante
geleerdheid  eruditie, kennis, kundigheid, wijsheid
gelegen - gesitueerd
gelegen komend – opportuun, welkom
gelegen zijn aan  belenden
gelegenheid  aanleiding, kans, mogelijkheid, occasie, stade
gelegenheid geven - aflaten
gelegenheid tot overnachten  herberg, hotel, jeugdherberg, logies, motel
gelegenheid tot verblijf  logies
gelegenheidskleding  avondtoillet, gala, jacquet, rok, smoking
gelegenheidskoopje  occasion
gelegenheidskostuum – rok, smoking
gele granaat - topasoliet
gelei  jam, lil, vruchtenmoes
geleiachtig afval – dril, lil
geleiachtige benzine  napalm
geleiachtige massa - dril
geleiachtige stof  gel, gelatine
geleiboom - leider
geleidebuis van leer of zeildoek  mamiering
geleide – bescherming, escorte, gids
geleide economie  dirigisme
geleidebiljet  ceel, cedel, permit
geleidebuis van leer - mamiering
geleidelijk  allengs, geordend, geregeld, getemporiseerd, langzaam, langzaamaan, ordelijk, regelmatig, rustig
geleidelijk zich ontwikkelen - evolueren
geleidelijke ontwikkeling  evolutie, groei
geleiden  begeleiden, escorteren, flankeren, leiden, vergezellen, voeren
geleider  cicerone, conductor, gids, loods
geleider – chaperon, cipier
geleider van olifant  kornak
geleider van pakpaard - batman
geleider van toeristen  gids, cicerone
geleidster van een jonge dame  chaperonne
geleigeest - beschermengel
gelest  gestild
geletterd - erudiet, geleerd, knap, kundig, wijs
geletterde  lettré, literator
geletterdheid - alfabetisme, eruditie
geleuter – geduvel, geklets gemier, gepeuter, gezanik, gezeur, gezwam, kletspraat, mallepraat
geleverd door een koe - melk, zuivel
geleverd door een olifant - ivoor
geleverd door een schaap - wol
geleverd door het land - graan, voedsel
gelid - file, geleding, geslacht, rij, ris
geliefd  begeerd, bemind, dierbaar, getapt, favoriet, geliefkoosd, gezien, lief, populair
geliefde – aanbedene, amant, belle, beminde, favoriet, liefje, maitresse, minnaar, minnares, uitverkorene, vlam
geliefde van Abelard  Heloïse
geliefde van geliefde van Aeneas  Lavinia
geliefde van Alexander de Grote  Thaïs
geliefde van Antonius  Cleopatra
geliefde van Bob  Daphne
geliefde van Cupido  Psyche
geliefde van Dante  Beatrice
geliefde van Daphnis  Chloë
geliefde van Heloïse  Abelard
geliefde van Isolde  Tristan
geliefde van Jacques Perk  Mathilde
geliefde van Jupiter  Latona
geliefde van Julius Caesar  Cleopatra
geliefde van Pericles  Aspasia
geliefde van Petrarca  Laura
geliefde van Pyramus  Thisbe
geliefde van Romeo  Julia
geliefde van Rougeleaa  Bettina
geliefde van Theseus  Ariadne
geliefde van Tristan  Isolde
geliefde van Zeus  Aegina, Antiope, Demeter, Dione, lo, Leto, Loda, Maera, Maia, Metis Semele, Themis,
geliefhebber  amateurisme, dilettantisme
geliefkoos – gevlei
geliefkoosd – bemind, geliefd
geliefkoosd onderwerp  stokpaardje
gelieven - behagengoedvinden, willen
gelig - vergeeld
gelijk – conform, eender, eenparig, eenzelvig, effen, egaal, enerlei, equaal, evenals, evenveel, evenzo, glad, hetzelfde, identiek, onbeslist, ongewijzigd, onveranderd, parallel, pari, plat, rechtstreeks, uniform, vlak, zoals
gelijk  kiet (quitte), onbeslist
gelijk  intussen, ondertussen, onderwijl, simultaan, tegelijk
gelijk aan - evenals, identiek, synoniem
gelijk aan minimale waarde  à pari
gelijk blijven – bijbenen
gelijk doen - meteen
gelijk en cilindervormig  rolrond
gelijk en gelijkvormig - congruent
gelijk gekleed  uniform
gelijk in uiterlijk  uniform, evenbeeld
gelijk op  samsam
gelijk spel – onbeslist, remise
gelijk van vorm  isomorf
gelijke  collega. evenknie genoot, gezel, maat
gelijke betekenis hebbend  synoniem
gelijke kleding  uniform, tenue
gelijken  evenaren, pares, stroken
gelijkenis  beeld, evenbeeld, model, overeenkomst, parabel, vergelijking
gelijkerwijze  evenals, evenzo, zoals
gelijkgeaard  eendrachtig, homogeen
gelijkgeaardheid  eendrachtigheid, homogeniteit
gelijkgerechtigheid - pariteit
gelijkgezind  eensgezind, unaniem, verwant
gelijkheid  eenheid, identiteit, overeenkomst, pariteit, uniformiteit
gelijkin aantal - even
gelijkheid in afmeting  isometrie
gelijk in uiterlijk - evenbeeld
gelijkheid van klank - isofonie, rijm
gelijkheid van klinker  assonantie
gelijkheid voor voortplantingscellen  isogamie
gelijkhoekig – isogonisch, isogoon
gelijkkleurig  egaal
gelijkklinken - stemmen
gelijkklinkend – homofoon
gelijklijkend – eender, overeen
gelijkluidend – eensluidend, homoloog, overeenkomend
gelijkluidend doch met verschillende betekenis - homoniem
gelijkmaken  assimileren, effenen, egaliseren, nivelleren, vlakmaken
gelijkmaker  egalisator
gelijkmaking  assimilatie, effening, egalisatie, nivellering, vereffening
gelijkmatig  eenparig, effen, egaal, evenwichtig, gelijkmoedig, glad, vlak, vloeiend
gelijkmatige algemene loonsverhoging  loonrondo
gelijkmatigheid – egaliteit, enerleiglad, vlak
gelijkmiddelpuntig  concentrisch
gelijkmoedig  geduldig, kalm, onverstoorbaar, stoïcijns,
gelijknamig – gelijkluidend, homoloog
gelijkslachtig  homogeen
gelijkstaan met - evenaren
gelijksoortig  soortgelijk
gelijkstelling - emancipatie
gelijktijdig  contemporain, contemporair, gelijk, simultaan, tegelijkertijd, tevens
gelijktijdig optreden van verschijnselen  synchronisme
gelijktijdig optreden van verschillende maatsoorten  polymetriek
gelijktijdig rijp zijn - homogaam
gelijk van vorm - isomorf
gelijkvleugelig insekt  bladluis, cicade, kermes, luis, platluis, termiet, wandluis
gelijkvloers  begane beneden, grond, parterre
gelijkvloerse verdieping - parterre
gelijkvormig  eenvormig, conform, congruent, isomorf, uniform
gelijkvormigheid  conformiteit, conformisme, uniformiteit
gelijkwaardig  adequaat, equivalent, identiek
gelijkwaardig zijn  pariteit
gelijkwaardige  equivalent, evenknie
gelijnd – gelinieerd
gelimiteerd – begrensd
gelinieerd - gelijnd
geling - geelzucht, icterus
gelinieerd  belijnd
gelofelijk  aannemelijk
gelofte  belofte, bezwering, eed, getuigenis, votum
geloften  vota
geloftesteen – votiefsteen
gelogen - onwaar
geloken  dicht, toe
geloof – confessie, blijk, fiducie, gezindte, godsdienst, leer, mening, overtuiging, religie, vertrouwen
geloof aan één God  monotheïsme
geloof aan mirakelen  wondergeloof
geloof aan onmiddellijk van de Godheid uitgaande openbaringen  supernaturalisme
geloof dat geen geloof mogelijk is  agnosticisme, scepsis
geloof in de toekomst  chiliasme, optimisme
geloof in duizendjarig rijk  chiliasme
geloof in geen God  atheïsme
geloof in geesten  spiritisme, bijgeloof
geloof in meer dan een God – polytheïsme
geloof in mirakelen - wondergeloof
geloof in wetenschap  sciëntisme
geloof verlaten  afvallen
geloofbaar  aannemelijk, croyabel
gelooflijk - aannemelijk
geloofsafval  apostasie
geloofsafvallige  apostaat, ketter, renegaat
geloofsartikel - dogma
geloofsbelijdenis  confessio, credo
geloofsbelijdenis aanhangend - confessioneel
geloofsbrief - accreditief
geloofsbrieven  credentialen
geloofsgemeenschap – gemeente, sekte
geloofsgetuige - martelaar, martelares
geloofsleer  catechismus, dogmatiek, religie
geloofsleerling  catechumeen , catechumenaat
geloofsonderricht  catechisatie
geloofsonderzoek - inquisitie
geloofsonderzoeker - inquisiteur
geloofspartij - sekte
geloofspunt  dogma
geloofsrechtbank  inquisitie
geloofsrechter  inquisiteur
geloofsregel - canon
geloofsverdediger  apologeet
geloofsverdediging  apologie
geloofsverdeler  scheurmaker
geloofsverdeling  scheuring, schisma
geloofsverklaring - belijdenis
geloofsverkondiger - apostel, missioonaris, prediker, zendeling
geloofsverkondiging - predikatie, prediking, preek, sermoen
geloofsverzaker  afvallige, ketter, mam(m)elijk, renegaat
geloofsverzaking - apostasie
geloofwaardig – authentiek, aannemelijk, betrouwbaar, controleerbaar, plausibel, waarachtig
gelooide huid  bazaan, leer, leder
gelooid schapenvel - bezaan
geloop  gedraaf, geren, lopen
geloven - aannemen, denken, dunken,menen, oordelen, vertrouwen
gelovig - godsdienstig, religieus, vroom
gelp - tierig
Gelre  Gelderland
geltharing  hommer
gelui  gebeier
geluid  beng, bons, gerucht, gil, herrie, kabaal, kik, klank, klap, klop, klots, knal, kreet, lawaai, muziek, rumoer, stem, tik, toon
geluid bij onweer - donder
geluid om aandacht te trekken  pst
geluid van baby  blèren, kraaien
geluid van bazuin  schallen, toeten
geluid van beer  brommen, grommen
geluid van bij  gonzen, zoemen
geluid van blaren  geritsel, ritselen
geluid van brekend glas  gerinkel, rinkelen
geluid van buffel  blazen, bulken, snuiven
geluid van duiven  gekir, gekoer, kirren, koeren
geluid van eenden - snateren
geluid van everzwijn  knorren
geluid van ezel  ia, balken, gebalk
geluid van gans  gak
geluid van gewonde  kermen, kreunen, steunen
geluid van golven  geklots, klotsen
geluid van grote trompet  bazuingeschal
geluid van hart  bonzen, slaan
geluid van hert  brommen, reutelen, schreeuwen
geluid van hommel  blozen, brommen, hommelen
geluid van hond, jakhals, hyena  bassen, blaffen, grommen, janken, keffen
geluid van houtvuur  knetteren, suizen
geluid van huiskrekel  krekelen, krieken
geluid van jonge vogel  piepen
geluid van kat  blazen, gespin, m(i)auwen, ronken, spinnen
geluid van kikker  kwaken, kwekken, rikkikken
geluid van kippen - kakelen
geluid van klok  slaan, tikken
geluid van koe  bulken, loeien
geluid van konijn  piepen
geluid van krekel  kriepen, piepen, ritselen, (t)sjirpen, zingen
geluid van krokodil  jammeren
geluid van leeuw  briesen, briezen, brullen, grollen
geluid van meikever  gonzen, ronken, zoemen
geluid van mug  dommelen, gonzen, zingen
geluid van muis  knagen, piepen, ritselen
geluid van olifant  beren, trompetten
geluid van paard  briesen, hinniken, proesten, snuiven
geluid van poes - spinnen
geluid van ratelslang  ratelen
geluid van rinoceros  beren
geluid van schaap, geit  blaten, blèren, mekk(er)en
geluid van slang  biezen, bissen, sissen, ratelen, sijfelen
geluid van slot  klik
geluid van stier  brullen, knorren
geluid van tijger  brullen, knorren
geluid van uil  gekras, krassen
geluid van vallend voorwerp  bons, dreun, klap, plons
geluid van vallende druppel  pats, pets
geluid van varken  knorren
geluid van vlammen  geknetter, geloei, knetteren, loeien
geluid van vleermuis  piepen
geluid van vliegen  gonzen, ronken
geluid van vogel  zingen
geluid van vos  blaffen, janken, keffen
geluid van vuurwerk  knallen, knetteren, ploffen
geluid van water  kabbelen, klotsen, murmelen ruisen
geluid van wind  blazen, bulderen, fluiten, gieren, loeien, ruisen, suizen, zoeven
geluid van wolf  huilen
geluid van zwijn  gieren, knorren, knuffen, snorken
geluid waarnemen  horen
geluidbreker  demper, geluiddemper
geluiddemper  geluidbreker, sordino, sourdine
geluidkunde  akoestiek
geluidkundig  akoestisch
geluidloos – onhoorbaar, stil
geluidloosheid - stilte
geluid makend insekt  krekel
geluid makend voorwerp  rommelpot
geluid voortbrengend  geluidgevend
geluidwerend maken – isoleren
geluidwerend materiaal - isolatie
geluidsband- tape
geluidsleer  acustica, akoestiek
geluidsmaat  decibel
geluidsoverbrenging – telefoon
geluidsregistratie - opname
geluidsversterker  megafoon
geluidswagen - omroepwagen
geluidsweerkaatsing – echo, galm
geluimd – gehumeurd, gestemd
geluk  bof, buitenkansje, fortuin, heil, mazzel, meevaller, secces, tref, veine, voorspoed, welzaart, welzijn, zaligheid
geluk hebben  boffen, treffen
geluk aanbrengend voorwerp  amulet, mascotte, talisman, totem
geluk ermee – proficiat
geluk hebben – boffen, sloffen, treffen
gelukje  bof, fortuin, kans, meevaller, toeval, tref, treffer, veine
gelukken - beteren
gelukkig  blij, fortuinlijk, gezegend, happy, tevreden, voorspoedig, zalig
gelukkig toeval  bof, fortuin, kans, mazzel, meevaller, tref, treffer
geluksgodin  Fortuna
gelukspoppetje  mascotte, nénette
geluksspel – hazard,kansspel loterij
geluksvogel – boffer, bofkont
gelukt  geslaagd
gelukwens  felicitatie, heilwens
gelukwensen - complimenteren, feliciteren
gelukzalige  hemeling
gelukzoeker  avonturier
geluw  geel, geelachtig
gemaakt – aanstellerig, afgemeten, geaffecteerd, gedwongen, gehuicheld, gekunsteld, gespeeld, gezocht, geveinsd, onecht, onnatuurlijk, vervaardigd, voorgewend
gemaakte bloemen – kunstbloemen
gemaakt deftig - parmantig
gemaaktheid – aanstellerij, affectatie, gekunsteldheid
gemaal  echtgenoot, e(e)ga, ga(de), man, molen, pomp
gemaal van Frigga  Odin
gemaal van Tethys  Okeanos
gemachtigd - bevoegd
gemachtigde  afgevaardigde, bevoegde, gedelegeerde, lasthebber, mandataris, zaakgelastigde
gemagnetiseerde schijf - floppydisk
gemak  bedaardheid, bestekamer, comfort, gerief(lijk), kalmte, komfort, privaat, rust, stilletjes, toilet, wc
gemak (Fr) - aise
gemakkelijk  behaaglijk, comfortabel, eenvoudig, faciel, gerieflijk, gesmeerd, grif, handzaam, kalm, licht, rustig, simpel, vlot
gemakkelijk baantje  sinecure
gemakkelijk breekbaar  broos, bros, teer
gemakkelijk glijdend – glad, glibberig
gemakkelijk te begrijpen  bevattelijk
gemakkelijke stoel  club, fauteuil, leunstoel, sta-op stoel
gemakzuchtig  laks, lui, (ge)makkelijk
gemalen biefstuk - tartaar
gemalen eikenschors  run
gemalen graan  meel
gemalen koren - tarwemeel, gerstemeel
gemalen polijstaarde  tripelpoeder
gemalen rode, dakpannen - gravel
gemalen schelpen  grit
gemalen tabak - snuif
gemalen tufsteen  tras
gemalen vlees - gehakt
gemalin  echtgenote, eega, gade,, vrouw
gemalin van ...  zie gade van
gemanierd - welopgevoed
gemanierde vrouw  dame
gemanierdheid – beleefdheid, fatsoen, manieren
gemankeerd - mislukt
gemar - gedraal, getalm
gemarkeerd  (muz.) marcato
gemartel – gepijnig
gemaskerd – bedekt, vermomd, verborgen
gemaskerd bal – maskerade, redoute
gemaskerd feest - maskerade
gemarmerd glas  marbriet
gemaskerd bal  bal masqué, maskerade, redoute
gematigd  (muz.) adagio, andante, moderato
gematigd  bedaard, bezadigd, getemperdkalm, maathoudend, moderaat, tamelijk, verzacht
gematigdheid  matiging, moderatie
gemeen  abject, achterbaks, algemeen, arglistig, gedrieglijk, doorsnee, doortrapt, eniepig, gangbaar, gewoon heimelijk, ignobel, infaam, kwaadwillig, laag, laaghartig, min, minderwaardig, obsceen, onedel, oneerlijk, onguur, onoprecht, ploertig, slecht, smerig, snood, unfair, vals, veil, venijnig, vuig, vulgair, wreed, zedeloos
gemeen mens – bedrieger, doerak, fielt, gemenerik, loeder, ploert, schoft, schurk, valsaard, wreedaard, zwendelaar
gemeend  bedoeld, eerlijk, ernstig, oprecht, serieus
gemeendheid - ernst
gemeenheid  kwaad, laaghartigheid, laagheid, valsheid, vuigheid, vuilheid
gemeen lachen - grijnszen
gemeenlijk  doorgaans, gewoonlijk, meestal, normaal
gemeenplaats  alledaags
gemeenschap - betrekking, civitas, communiteit, contact, convent, maatschappij, omgang, samenleving, verbinding, verkeer, verstandhouding, volk
gemeenschappelijk  collectief, communaal, overeenkomstig, samen, tezamen, verwant
gemeenschappelijk bezit - communiteit
gemeenschappelijk bouwland  es, enk, eng
gemeenschappelijk gedachtenismaal  agape
gemeenschappelijk weiland  groenland, made, meent, mient
gemeenschappelijk zingen  samenzang
gemeenschappelijke grond - meent, mient
gemeenschappelijke markt  E.E.G., Euromarkt
gemeenschappelijke slaapzaal dortoir
gemeenschappelijke tafel bij de marine - gamelle
gemeenschappelijke weide - meent
gemeenschappelijke werkzaamheid coördinatie, samenwerking
gemeen sujet - doerak
gemeente – burgerij, dorp, plaats, stad,
gemeente aan de rand van een grote stad  randgemeente, voorstad
gemeente bestuur – gemeenteraad, stadsraad,
gemeente in Belgisch Limburg  Bocholt, Eksel
gemeente in de Achterhoek  Aalten, Groenlo
gemeente in de provincie Antwerpen  Meerle
gemeente in Drenthe  Dalen, Emmen, Norg
gemeente in Gelderland  Didam, Ede, Elst, Epe, Neede
gemeente in Groningen  Eenrum, Warfum
gemeente in Limburg  Elsloo, Haelen, Weert
gemeente in NoordBrabant  Asten, Bladel, Erp, Gemert, Goirle, Megen
gemeente in NoordHolland  Bloemendaal, Edam
gemeente in provincie Luik - Ans
gemeente in Utrecht  Baarn, Soest, Zeist
gemeente in ZuidHolland  Arkel, Puttershoek, Strijen, Vianen
gemeentehuis  mairie, raadhuis, stadhuis,
gemeentelijk – municipaal, stedelijk,
gemeentelijk register  BS
gemeentelijke geneeskundige dienst  G.G.D.
gemeentepils  leidingwater
gemeenteweide  meent
gemeentezang – koraal
gemeen volk – gajes, geboefte, gebroed, gespuis, schorem, tuig
gemeenzaam – amicaal, eigen, familiaar, gemoedelijk, vertrouwelijk
gemeenzaam woord voor plezier  gein, leut, lol
gemeenzame aanduiding van een familielid  pipa
gemeier – gezanik, gezeur
gemêleerd  gemengd, gemixt, grijzend
gemelijk  aalwaardig, alwallig, knorrig, landerig, lomig, misnoegd, narrig, nurks, wrevelig
gemelijk mens  brompot, kniesoor, kwel, nijdas, nurk, sar
gemelijkheid  landerigheid
gemelijk zijn – huilen, narren, plagen, sarren
gemene kerel - aterling, doerak, fielt, loeder, ploert, pooier, schurk, smeerlao, smiecht
gemenebest  republica
Gemene best, deel van het Britse -
5 Ghana, India, Kenya, Malta, Nauru, Sabah
6 Canada, India, Cyprus, Gambia, Guyana, Malawi,
Malaya, Nguana, Tobago, Uganda, Zambia
7 Jemaica, Lesotho, Nigeria, Sarawak
8 Barbados, Botswana, Malaysia, Trinidad, Zanzibar
9 Australië, Mauritius, Singapore, West-Samoa
10 Tanganyika
12 Nieuw-Zeeland
gemenerik – fielt, onterik, snoodaard, valsaard, valserik, vuilak
gemene streek – gemenigheid
gemene vent – fielt, poen, schurk
gemene vrouw - furie, helleveeg, karonje, sloerie
gemene weide - meent
gemengd  aangelengd, bont, dooreen, gemeleerd, onzuiver, verdund
gemengd eten  kliek, prak, stamppot
gemengd ras - halfbloed
gemengd veevoer – haksel, kortvoer
gemengde drank - cocktail
gemengde hoeveelheid  melange, mengsel
gemengde meststof  compost
gemengde orgelstem – tertiaan
gemengde pijptabak - mixture
gemenigheid  gemeenheid
gemerkt  aangezien, naardien, wijl
gemeste gesneden haan  kapoen
gemeste hoen - poularde
gemetseld rookkanaal  schoorsteen
gemetselde oeverkant – beer, kaai, kade, wal
gemetselde voet van een vloerbalk  stiep
gemeubileerd  gem.
gemiddeld  alledaags circa, dooreengenomen, doorsnee, gewoon, normaal
gemiddeld inkomen - modaal
gemiddelde  moyenne
gemiddelde vaart  kruissnelheid
gemiddelde weersgesteldheid - klimaat
gemier  geknoei, geleuter, gepeuter, gepruts, gewriemel, gezanik, gezeur
gemieter  geduvel, gemier, gezanik
gemijmer – pepeins
gemini  tweelingen
gemis  armoe, behoefte, defect, derving, gebrek, krimp, lacune, leegte, leemte, manco, nood, ontbering, tekort(koming), verlies
gemis aan het nodige – gebrek, kommer
gemixt  dooreen, gemêleerd, gemengd
gemixt meel – beslag, deeg
gemixte soorten  melange
gemme - camee
gemodder  gebagger, gebroddel, geknoei, gepruts, geschipper, getob
gemodelleerd - modele
gemoed  binnenste, boezem, inborst, drift, gestemd, gevoeligheid, gezind, innerlijk, stemming
gemoedelijk – bezadigd, familiair, fideel, gemeenzaam, gezapig, gezellig, goedhartig, goedmoedig, handelbaarlos, vlot, vriendelijk, zachtaardig
gemoedereerd – doodleuk, kalmweg, vanzelfsprekend
gemoedsaandoening  emotie, ontroering
gemoedsaard  inborst, karakter, temperament
gemoedsbeweging  emotie
gemoedsgesteldheid  bui,ernst, humeur, luim, stemming, vrolijkheid
gemoedsrust - zielenrust
gemoedsstemming  dispositie, droefheid, ernst, humeur, instelling, melancholie, vrolijk
gemok – bouderie
gemopper – gebrom
gemor – gebrom, gemompel, gezanik
gemors - geknoei
gemotoriseerde kraan  dragline
gems  berggeit, klipgeit, steengeit
gemsachtige - gocel, kambing-oetan, sneeuwgeit
gemsbok - passan
gemsbuffel – anoa
gemskleurig – chamois
gemul – gruis
gemunt – geslagen
gemunt geld  specie
gemurmel  gemompel, geprevel
gemutst  gehumeurd, geluimd
gemzenleer  chamois, kamoes
genaakbaar  benaderbaar, toelaatbaar
genaakbaar - toegankelijk
genaamd  alias, geheten, getiteld
genade - amnestie, barmhartigheid, clementie, deernis, erbarmen, gena, goedertierenheid, gratie, gunst(bewijs), medelijden, pardon, vergeving, vergiflenis
genadegave - charisma
genadekruid - galkruid
genadeloos  onbarmhartig, onverbiddelijk, wreed
genademiddel  prediking, sacrament
genadeoord  bedevaartplaats
genadereis  bedevaart
genade schenken  pardonneren, vergeven
genadeslag – nekschot
genadeslag geven – afmaken, doden, neerslaannekken
genadig  barmhartig, clement, goedertieren, goed(gunstig), mild, vergevingsgezind
genaken  naderen, naken
genan  genant, genante, naamgenoot
genant – beschamend, ergerlijk, hinderlijk, lastig
gendarme  agent, marechaussee, rijkswacht, veldwachter
gene  die, gindse
gêne  schaamte, schroom, verlegenheid
genealogie  geslachtskennis, geslachtsrekenkunde, stamboom
genealoog  stamboomkundige
geneesbaar - curabel, heelbaar
geneesheer  arts, chirurg, dermatoloog, dokter, esculaap, internist, medicus, specialist
geneesheer der goden  Meichior, Paenan
geneesheer van zielezieken  psychiater
geneeskrachtig kruid - gentiaan, kamille, lavendel, papaver, salie, standelkruid, valeriaan, valkruid
geneeskrachtige bron bij Jeruzalem  Bethesda
geneeskrachtige drank  salep
geneeskrachtige modder  fango
geneeskrachtige planten -
2 ui
3 eik, els, hop, tijm
4 brem, munt, noot, wilg
5 alant,alsem, gouwe, haver, komijn, kweek, salep, salie, vlier,
6 alruin, bijvoet, bosbes, distel, dragon, heemst, kervel, klaver,
tijloos, toorts, venkel
7 bosrank, camelia, daslook, ereprijs, kalmoes, kwendel,
kamille, malrove, melisse, papaver, selderij, wederik
8 berglook, cichorei, gamander, gentiaan, hoefblad, knoflook,
lavendel, valkruid, vossebes, weegbree, zeealsem
9 beekpunge, doodkruid, dovenetel, fenegriek, haagwinde,
hertshooi, hondsdraf, koriander, lepelblad, maankruid,
pepermunt, sleedoorn, valeriaan, vogelkers, wolverlei,
zandzegge
10 belladonna, bilzekruid, bitterzoet, brandnetel, doornappel,
hartgespan, heggenrank, jeneverbes, kattedoorn, kruiskruid,
ogentroost, wolfsklauw
11 duivekervel, duivelsbeet, genadekruid, guichelheil,
laurierkers, nachtschade, ridderspoor, varkensgras
12 haasjeskruid, herderstasje, herfsttijloos, honingklaver,
kamperfoelie, penningkruid, peperboompje
13 vrouwenmantel, waterdrieblad
geneeskunde  heelkunst, medicijnen, therapie
geneeskunde, richting in de - anatomie, bacteriologie, chemotherapie, cytopathologie, diagnostiek, geriatrie, gerontologie, neurologie, oogheelkunde, pediatrie, psychiatrie, virologie
geneeskunde van de spraakorganen  toniatrie
geneeskundig - medisch
geneeskundige  arts, dokter, geneesheer, medicus, m.d. therapeut
geneeskundige, beroemd - Boerhaave, Galenus, Harvey, Koch, Paracelsus, Pasteur, Vesalius, Virchow
geneeskundige inrichting  hospitaal, kliniek, ziekenhuis
geneeskunst  geneeskunde, therapie
geneesleer  therapie
geneesmethode  kuur, lavement, massage, operatie, remedie, therapie
geneesmiddel  anti bioticum, artsenij, aspirine, capsule, dragee, drankje, kamille, kervel, kinabast, kinine, kruid, lavement, medicament, medicijn, penicilline, pil, poeder, remedie, salep, serum, tablet, therapie, zetpil
geneesmiddel  (lnd.) obat
geneesmiddel tegen alle kwalen  panacee
geneesmiddel tegen giftige beet  triakel
geneesmiddel regen malaria - araleën
geneesmiddelen  sera
geneesmiddelenbriefje - recept
geneesmiddelenleer  acognosie
geneesmiddelen, natuurlijke - drogerijen
geneesmiddelenwinkel  apotheek
geneesproces  kuur, remedie
geneeswijze  allopathie, homeopathie, kuur, therapie
genegen  bereid, geneigd, gereed, gewillig, therapie, toegedaan, (wel)gezind, welwillend
genegenheid  affectie, drift, liefde, lust, min, neiging, trek, tendens, vriendschap, wil
genegenheid opwekkend – innemend
genegen iets te doen - bereid
geneigd  bereid, genegen, gereed, gezind, gezond, neigend, willig
geneigdheid  aandrift, neiging, tendens, wil
geneigd tot veel babbelen - babbelachtig, praatgraag
geneigd tot verzet - opstandig, rebels
generaal  algemeen gen., veldheer
generaalsbewind - junta
generale staf  GS
generaliseen - veralgemenen
generalisatie  algemeen making
Generaliteitslanden, een der - Brabant, Limburg, Opper-Gelderland, Vlaanderen
generatie  geslacht, voortplanting
generatief  geslachtelijk
generatiewisseling - metagenesis
generator  dynamo
generen – hinderen, schamen
genereren  telen, verwekken
genereus  edel, edelmoedig, goedertieren, grootmoedig, mild, onbekrompen
generositeit - edelmoedigheid
genese  ontstaan, wording
genesis – ontstaan
genet – paard, rijpaard
genetica  erfelijkheidsleer
geneugte  genieting, genoegen, genot, vermaak, vreugde, wellust
genezen – beter(en), gezond, helen, herstellen, opgeknapt, verhelpen
genezen  beter, cureren, hersteld, heel
genezend  curatief
genezing – herstel(ling), regeneratie, reconvalescentie, recuperatie
geniaal  begaafd, briljant, knap, talentvol, talorijk, uitzonderlijk, vernuftig
geniaal mens - genie
genialiteit  vernuft, vindingrijkheid
genie  aanleg, esprit, fenomeen, gave
genie-officier - genist
geniesoldaat  genist, mineur, pontonnier
geniep - geheim, heimelijk, stiekem, verborgen
geniepig  achterbaks, boosaardig, gemeen, gluiperig, heimelijk, insidieus, slinks, sluw, steels, stiekem, vals
genieten – ontvangen, snoepen
genieten wederverkopers - rabat
genieting  geneugte, genot, genucht, leut, vreugde
genist - geniesoldaat
genius  beschermengel, beschermgeest, geleigeest
genocide  rassenmoord, soortmoord
genodigde  gast, gevraagde, introducé, invité
genoeg  afdoende, afgedaan, afgemeten, basta, halt, plenty, stop, toereikend, voldoende, zat, zeer
genoegdoening  boete, eerherstel, excuus, revanche, satisfactie, vendetta, wraak
genoegdoening voor verloren wedstrijd  revanche
genoegen – behagen, bevrediging, gading, geneugte, genot, gerief, lol, leut, liefhebberij, lust, plezier, pret, schik, tevredenheid, verlustiging, vermaak, voldoening, vreugde, welbehagen, welgevallen, wellust, zin
genoeg en uit – basta
genoeg gekookt – gaar
genoeg hebben – rondkomen
genoeg hebben van - balen
genoeglijk  aangenaam, aardig, amusant, bekoorlijk, charmant, gezellig, knus, leuk, plezierig, prettig, vriendelijk, vrolijk
genoeglijke bezigheid  hobby
genoeglijke stemming - schik
genoegzaam  krachtig, nagenoeg, overtuigend, toereikend, voldoende
genoemd  gemeld, vermeld
genoot  compagnon, doelgenoot, gelijke, gezel, kameraad, makker, metgezel, vennoot
genootschap – bent, bond, broederschapclub, compagnie, maatschappij, orde, organisatie, sekte, sociëteit, unie, (ver)bond, vereniging
genoodzaakt - verplicht
genot – bezit, blijdschap, geneugte, genieting, genoegen, gerief, lust, plezier, pret, smaak, verrukking, vreugde, welbehagen, wellust, zaligheid
genot achteraf beleven – nagenieten
genotartikel - tabak
genoteerd – aangetekend, gen., opgeschreven
genotleer – hedonisme
genotloos - blase
genotmiddel 
2 ijs
3 wijn
4 hasj, thee
5 cacao, drank, opium, snoep, snuif, tabak
6 bonbon, koffie, sigaar
7 alcohol, cocaïne, sigaret, snoepje, specerij
8 hasjiesj, nicotine
genotrijk - aangenaam
genotziek  hedonistisch, wellustig, wulps, zinnelijk
genotzucht - epicurisme
genre  allooi, manier, ras, slag, smaak, soort, stijl, trant, wijze
genst – heidebrem
genster - vonk
gent  gander, gans, ganzerik
Gent, gilde huis in - St. Jorishof, Toreke
Gent, monument in - Belfort, Gravensteen, Lakenhalle, Mammelokker, Prinsenhof, Rabat
Gent, oude gevangenis in - Mammelokker
Gent, oude haven van – Graslei
gentiaan – alpenplant
gentiaanachtigen – Gentianaceeën
gentianacee - bittering, duizendguldenkruid
gentleman  edelman, heer, seigneur
genuanceerd van klank  klankrijk, melodieus
Genuees  Columbus
genuïen  aangeboren, echt
genuïteit  echtheid
genurk  gebrom, gekijf, geknor
genus  geslacht, soort
geoccupeerd  bezet, bezig
geodeet  landmeter
geodesie  landmeetkunde
geoefend – afgericht, bedreven, ervaren, geroutineerd, geschoold, getraind
geoefend in de cijferkunst  rekenkundig
geoefend op de jacht  bejaagd
geofaag  aardeter
geogenie  aardwording
geograaf  aardrijkskundige
geografie  aardrijkskunde
geografisch  aardrijkskundig
geografische aanduiding  N.B., O.L., W.L., Z.B.
geografische breedte  latitude
geografische breedtecirkel  parallel
geografische lengte  longitude
geografische lengtecirkel  meridiaan
geografische ligging  topografie
geografische mijl  g.m.
geografische naam  toponiem
geografische naamkunde  toponymie
geografische plaatsbepaling - breedtegraad, lengtegraad
geografische tekening  (land)kaart
geologie  aardkunde
geologisch  aardkundig
geologisch proces - abrasie, erosie, sedimentatie, verwering
geologisch tijdperk  Algonkium, Alluvium, Cambrium, Carboon, Devoon, Diluvium, Jura, Kambrium, Krijt, Mioceen, Neozoïcum, Oligoceen, Perm, Pleistoceen, Plioceen, Quartair (Holoceen), Secondair, Tertiair (Eoceen),Trias, IJsperiode, Ijstijd
geologisch tijdperk, huidig - quartair
geologische formatie  eoceen, krijt, trias
geologische hulpwetenschap  mineralogie, petrologie, sedimentologie, stratigrafie,
geologisch verschijnsel - boudinage
geoloog - aardkundige
geometrie  meetkunde
geometrisch  meetkundig
geometrische verhouding  cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens
geomorfologie  landschapkunde
geomorfologische eenheid  landschap
geoorloofd – gepermitteerd,oorbaar, toegelaten, toegestaan, toelaatbaar
geopend – openstaand
geordend - geregeld
geordende lijst  index, rooster, tabel
geordende overeenkomst – schikking
geordende zeemacht – marine, vloot
Georgië, hoofdstad van - Tbilisi
Georgië, oorspronkelijke bewoners van - Colchii, Iberii
Georgië, rivier in - Rion
Georgië, stad in - Batoemi, Koetaisi, Tsiatoera
Georgië, steppe in - Karajas, Sjiraki
geoutilleerd – uitgerust
geoxideerd – roestig
gepaard - gehuwd
gepaardhoevige  ezel, koe, varken
gepakt  gegrepen
gepantserde legerafdeling  pantserdivisie
gepapt dicht gordijnweefsel  lancaster
gepard  jachtluipaard
gepareld  parelvormig
geparenteerd  verwant (schapt)
gepassioneerd  hartstochtelijk
gepast  adequaat, behoorlijk, betamelijk, bruikbaar, eerlijk, fatsoenlijk, geschikt, gevoeglijk, juist, keurig, net, oirbaar, oorbaar, passend, schikkelijk, sortabel, voegzaam
gepast betalen - passen
gepastheid  betamelijkheid, keurigheid, netheid, oorbaarheid, voegzaamheid
gepeild  geraaid
gepeilde diepte  loding
gepeins  denkbeeld, denken, gedachte, gemijmer
gepekeld - gezouten
gepelde gerst  gort
gepelde rijst  beras, bras, nasi
gepen  geschrijf
gepensioneerd – rustend
gepensioneerde - oudgediende
gepeperd  bijtend, hartig, heet, pikant, sterk, stekelig
geperforeerd  doorboord
gepermitteerd  geoorloofd, toegestaan, veroorloofd
geperst hout - triplex
geperste haarstof  vilt
geperst hout – triplex
geperst kolengruis - briket
gepetrifieerd  versteend
gepeupel  canaille, gajes, gemeen, gepeupel, gespuis, grauw, heffe, janhagel, plebs, rapaille, schorem, schorriemorrie, schuim, tuig
gepeuter – geknoei, geleuter, gemier
gepieker – getob
gepiept – gedaan, klaar
gepijnig - gemartel
gepikeerd  beledigd, boos, gebelgd, gekrenkt, geraakt, kwaad, ontstemd
gepikeerdheid - geraaktheid
geplaag  gesar, geterg, getreiter
geplaatst  ondergebracht, neergezet
geplaveide weg  straat
gepleegde handeling - daad
geplekt – bont
geplet koper - latoen
geplet en vertind dun metaal  blik
geploeter  gesjouw, getob, gezwoeg
geplogenheid - gebruik, gewoonte
geplooid – gegolfd, plisse
geplooid oplegsel  ruche
geplooide bef  jabot
geplooide dameshalskraag  frees
geplooide huid  leer, leder
geplooide kraag – lob, lub
geplooide leren zak – balg
geplooide muts - kaper
geplooide zoom  falbala
geplukt  kaal
gepoch  bluf, gesnoef, gezwets, grootspraak, opschepperij, snoeverij
gepofte mais - popcorn
gepolitoerd  gepolijst
geposeerd  aanstellerig, bedaard, bezadigd, gemaakt
gepraal  gepronk, pralerij, pronkerij
gepraat  gebabbel, geklets, gesnap, praterij
geprepareerd waspapier  stencil
geprepareerde huid  leder, leer
geprezen – geroemd, gevierd, gezegend
gepriegel  gepeuter
geprikkeld  boos, geraakt, humeurig, kregel, kriebelig, nerveus, nijdig, opgewonden, opvliegendwrevelig
gepromoveerd persoon  doctor, dr
gepronk  gepraal, pralerij
geprotesteerd (handel)  geweigerd
gepruil  bouderie, gemok
gepruts  geknoei, gemier, gemodder
gepruttel  gemopper, gemor
geps  gaps
gepuf  grootspraak
gepunt  puntig, scherp, spits
gepunte stok - prikkel
gepurperd  purperkleurig
geraaid  gepeild
geraakt – aangedaan, aangeschoten, aangeslagen, beledigd, boos, gebelgd, geblesseerd, geergerd. gekwetst, gepikeerd, getroffen, gewond, raak, verstoord
geraaktheid  boosheid, ergernis, gekwetstheid, gepikeerdheid, touche, verstoordheid
geraamte  beenderen, gebeente, bot, bouw, constructie, frame, graat, karkas, knook, rib, scharminkel, schema, skelet, wervel
geraamte van het hoofd  bekkeneel, doodshoofd, schedel
geraamte van hout - latwerk
geraas  drukte, gebalder, gerucht, gesnor, getier, heibel, herrie, kabaal, keet, lawaai, leven, opschudding, rumoer, tumult
geraas en getier - stampei
geraaskal  gebral, gezwets
geradbraakt  afgemat, doodmoe, doodop, kapot, uitgeput,
geraden  aangeraden, dienstig, geadviseerd, raadzaam, wenselijk
gerafelde naad  torn
geraffineerd  doorkneed, doortrapt, gezuiverd, listig, sluw, verfijnd
geraffineerde houding  raffinement
geraffineerde vouwvamp
gerak – gerei, gerief
geraken – komen, terechtkomen
gerammel - geratel
geranium - ooievaarsbek, pelargonium
gérant  beheerder, zaakeider, zetbaas
geraspte snuiftabak  rapé
geratel – gerammel, lawaai
gerecht  billijk, correct, hot, juist, rechtbank, raad, rechtvaardig, vierschaar, wettig
gerecht 
3 pap, vla
4 moes, saté, soep, spijs
5 haché, purée, salmi, snert
6 fondue, muesli, omelet, pastei, ragout, reerug, salade, salami
7 beignet, compote, hutspot, pudding, reebout, schotel,
soubise, soufflé, vissoep, zalmsla
8 biefstuk, bouillon, flensjes, fleurons, niertjes, rissoles,
rijstebrij, rijstepap, stamppot, tournedo, uiensoep,
vispastei, zuurkool
9 hamburger, haringsla, pasteitje, uitsmijter
10 croquetten, erwtensoep, huzarensla, linzensoep, watergruwel
11 aardappelen, groentesoep, hors d´oeuvre, kalfsoester,
pannekoeken, plumpudding, trommelkoek, vogelnestje
12 jachtschotel
13 wentelteefjes
gerecht van fijn gekookte groente  moes
gerecht van fijn vlees en deeg  pastei
gerechtelijk  justieel, justitieel, rechtelijk
gerechtelijk ambtenaar - officier
gerechtelijk bevel  injunctie
gerechtelijk toewijzen - addiceren
gerechtelijk vooronderzoek - perquisitie
gerechtelijk vooronderzoek in militaire strafzaken - informatiën
gerechtelijke aanmaning  sommatie
gerechtelijke actie  procedure
gerechtelijke bekrachtiging  homologatie
gerechtelijke bekrachtiging van een akkoord  hornologatie
gerechtelijke beslaglegging  sequestratie
gerechtelijke ontzegeling - resignatie
gerechtelijke uitspraak  oordeel, vonnis
gerechtig - billijkerwijs, rechtvaardig
gerechtigd  bevoegd, competent
gerechtigheid  recht,rechtvaardigheid
gerechtsbode  deurwaarder
gerechtsdienaar  agent, beul, diender
gerechtshof  rechtbank
gerechtshof in Drenthe tot eind 18e eeuw  etstoel
gerechtshof in Oud-Athene - Areopagus
gerechtskosten - vacatiekosten
gerechtsoefening - rechtspleging
gerechtsplaats bij Jeruzalem  Golgotha
gerechtsplaats in Athene - Areopagus
gerechtsplaats in Twente  Dingspelberg
gerechtsschrijver  griffier
gerechtszaak  (Ind.) perkara, proces
gerechtvaardigd – billijk, gegrond, juist, terecht
gerecht van verschillende groenten – jardinière
gerecht met uien en vlees – hachee
gered  behouden, bevrijd, ongedeerd, safe, veilig, verlost
geredelijk  bereidwillig, gemakkelijk, graag, grif, licht, pront
gereed  af, afgewerkt, bereid, contant, grif, klaar, paraat, ready, ree, slagvaardigvaardig, volbracht, voltooid
gereedgemaakt – afgewerkt, bereid, klaar
gereed maken – klaarmaken, prepareren
gereedschap - alaan, aks, beitel, bij, boor, drevel, drijver els, gerei, graveerijzer, hak, hamer, instrument, kaarde, mes, nijptang, spaan, tang, tuig, vijl, werktuig, zaag, zie ook werktuigen
gereformeerde - Calvinist, Doleerder
gereed tot handelen  bereid, paraat, vaardig
gereed uit te trekken  beweegbaar, marsvaardig, mobiel
gereedschap  gerei, tuig
gereedschap om emmers te dragen  juk
gereedschap om oven mee uit te krabben – loet
gereedschap om te vegen – stoffer, veger
gereedschap om zeis te scherpen  strekel
gereedschap van tekenaar  winkelhaak
gereedschap van timmerman – hamer, schaaf
gereedschap voor de tuin – hark
gereedschap voor de tuin – hark
gereed zijn – bereid, klaar
gereformeerd  hervormd
gereformeerd geloof  calvinisme
geregeld – altijd, behoorlijk, dagelijks, dikwijls, doorgaans, geordend, meestal, ordelijk, regelmatig, regulair,steeds, steevast, telkens, vaak, vast
geregeld bezighouden – oefenen
geregeld volgen - nalopen
geregelde toestand - orde, regel, regelmaat
geregelde volgorde  beurt
gerei – gereedschap, tuig
gerekend worden tot  behoren
gerekt  lang, langdradig, tenuto, uitvoerig, wijdlopend
gerekte vorm hebbend  langwerpig
geremd  belemmerd
geren  gedraaf, geloop, rennnen
gerenommeerd – bekend, beroemd, vermaard
gerenommeerdheid  vermaardheid
gereserveerd  besproken, terughoudend
geresigneerd – gelaten
geresolveerd – kordaat, resoluut
gerezen gedeelte van de aardkost - horst
gergel  glee
geriatrie  ouderdomszorg
geribbeld  geribd
geribd brood – wegge
geribde stof - rips
gericht op de ander  altruïstisch
gericht op zichzelf  egocentrisch
gerief  accommodatie, comfort, gemak, genoegen, genot, gerei, nut, plezier, voordeel
gerieflijk  comfortabel, gemakkelijk, genoeglijk
geriefelijkheid – gemak
gerieven – bedienen
gerij – wagen
gerimpeld – geplooid, schrompelig
gering – armzalig, bescheiden, iel, karig, klein, laag, luttel, matig, min, miniem, nietig, onaanzienlijk, onbeduidend, pover, schaars, schril, weinig
gering bezit  armoe, armoede
geringe hoeveelheid  beetje, greintje, iets, ietwat, luttel, schijntje, wat
geringe warmtegraad bezittend  koud, lauw
geringer – kleiner, minder , zwakker
geringheid  nietigheid
gering in aantal - weinig
geringschatten  minachten
geringschattend - dedaigneus, schamper
geringschatting  dedaindepreciatie, minachting
geringst – minst
geringste – kleinste, minste
gering van kracht – slap, zwak
gering verschil - miniem
Germaan  Bataaf, Batavier, Teutoon Saks
Germaans godengeslacht  Asen, Wanen
Germaans feest - midwinterfeest, joelfeest
Germaans heidens winterfeest  joelfeest
Germaans letterteken  rune
Germaans volk  Denen, Duitsers, Engelsen, Nederlanders, Noren, Zweden
Germaans volk in ZuidDuitsland  Alamannen
Germaanse aarde  Midgard
Germaanse afgod - Irmin
Germaanse bewaakster van onderwereld  Hel(a)
Germaanse boze geest - belewitte, Holda, Pertha
Germaanse goden - Asen
Germaanse Godheid  Aegir, Balder, Bragi, Donar, Forseti,
Freyr, Geirrod, Hermod, Hoenir, Ing, Kvasir, Loki, Lodur, Lytir, Magni, Niord, Od, Odin, Skold, Thor, Tiw(az), Tyr, Vali, Vé,Vidar, Vili, Wodan
Germaanse godin  Edda, Erna, Freya, Frigg, Frigga,
Geijon, Gerd, Hel, Hela, Iduna, Laga, Manna, Ran, Rana, Sif
Germaanse godin van de eeuwige jeugd - Iduna
Germaanse godin van de lente - Ostara
Germaanse godin van de onderwereld - Hela
Germaanse godin van de zee - Ran
Germaanse heldenfiguur - Hilde
Germaanse hemel  Asgaard, Walhalla
Germaanse koning  Odoaker
Germaanse korte speer - framer
Germaanse landstreek - Gou(w)
Germaanse lotgodinnen  Nornen, Skuld Urd,Werdandi,
Germaanse luchtgeest - sylfe
Germaanse natuurgeesten  alven, elfen
Germaanse oergod - Tuisto
Germaanse onderwereld  Niftheim, Helheim
Germaanse oppergod  Odin, Wodan
Germaanse reus - Berserik
Germaanse sagen  Edda
Germaanse sagenfiguur - Beowulf, Emenarik, Gudrun
Germaanse schikgodinnen  Norne
Germaanse taal  Deens, Duits, Engels, Fries, Gotisch, IJslands, Nederlands, Noors, IJslands, Zweeds
Germaanse tweelinggoden - Alcis
Germaanse volksstam - Cherusken, Fosi, Gauten
Germaanse wereld  Midgaard
Germaanse zeegod  Aegir, Eiger
Germaanse zeegodin  Ran, Rana
germanium  ge
geminatie  broeien, ontkieming
germineren  ontkiemen, ontspruiten
geroddel – praarje
geroemd – geprezen, gevierd
geroep  geschreeuw
geroerd  aangedaan, getroffen, ontroerd
geronnen  gestold, gestremd
gerookte aal  paling
gerookte haring – bokking
gerookte vis – bokking, paling
gerookt spek – bacon
gerookt visje - sprot
geroosterd brood  toast, toost, tosti
geroosterd vlees  saté
geroutineerd  bedreven, geoefend, doorkneed, ervaren, geoefend, vaardig
gerst, gepelde - gort
gerstenat  ale, aal, bier, pils
gerucht  geraas, mare, nieuws, opzien, praatje, rel, roddel, tijding
geruchtmakend - fameus, opvallend
geruime tijd durende  lang, langdurig
geruis  lawaai
geruisloos – onhoorbaar
geruite stof - tartaan
gerust  bedaard, kalm, rustig, tevreden, vredig, zeker
gerustheid – onbekommerd, onbezorgdheid, zorgeloosheid
geruststellen  rassureren
geruststellend – rassurant
geruwde dekendtof – molton
gerwe - duizendblad
gesar  geplaag, geterg, getreiter
geschakeerd - genuanceerd
geschal – geschetter
geschapen - aangeboren
geschapen wezen – schepsel
geschat – globaal
geschater - gelach
gescheiden - apart, uiteen, los, seperaat
gescheiden van elkaar – vaneen
gescheld - geschimp
geschenk – aardigheid, cadeau, fooi, gave, gift, gratificatie, persent, surprise, xenie
geschetter – geschal, gesnater
gescheurd – beschadigdkapot, stuk, vernield
gescheurde lap - flard
geschiedboeken – annalen
geschieden – gebeuren, voorvallen
geschiedenis - gebeurtenis, historie, storietoedracht, verhaal, voorval
geschiedenisverhaal - kroniek
geschiedkundig - historisch
geschiedkundig tijdperk - Middeleeuwen
geschiedkundige - historicus
geschiedkundige wereldbeschouwing - historisme
geschiedschrijver - analist, historicus, historiograag
geschiedschrijving - historiografie
geschiedzang - historielied
geschift - dwaas, dol, gek, gestoord, getikt
geschikt - aangenaam, bekwaam, betrouwbaar, braaf, bruikbaar, capabel, convenabel, dienstig, fijn, gepast, goed, handzaam, jofel, oorbaar, opportuun, passend, sortabel, reeel
geschiktheid - aanleg, bekwaamheid, bruikbaarheid, handigheid, opportuniteit, talent
geschikt maken tot - predisponeren
geschikt voor bebouwing - bouwrijp
geschikt voor consumptie - consumabel, eetbaar
geschikt zijn - dienen
geschil – afkeer, afschuw, geding, geschil, kijf, kwestie, onenigheid, onmin, pleit, probleem, redetwist, ruzie, strijd, tweedracht, twist, vete, woorden
geschilpunt  kwestie, (Ind.) perkara, ruzie, twist
geschimp – gesmaal
geschokt – aangedaan, onpasselijk, overstuur
geschimmeld  schimmelkleurig
geschonden - beschadigd, gekwetst, kapot, ongaaf
geschonken - gegeven
geschonken door  d.d.
geschooi – bedelarij, gebedel
geschoold  bekwaam, geoefend, getraind, opgeleid
geschoren schapenvel  ploot
geschrapt – afgevoerd, schoongemaakt
geschreeuw  gegil, geroep, misbaar
geschreeuwde leuze  yell, slogan
geschreven - schriftelijk
geschreven stuk  brief, document, epistel, manuscript, oorkonde, tekst
geschrift  bijbel, boek, handschrift, koran, opstel, pamflet, scriptie, tekst, werk
geschrijf – gepen
geschroeid worden - roosteren
geschrokken  onthutst, opgeschrikt, verschrikt
geschubd - ecaillé
geschulpte zoom  falbala
geschut – artillerie, bas, bazooka, houwitser, kanon, kartouw, mitrailleur, mortier, vuurmond
geschutbedding - remas
geschutkelder - kazemat
geschutlaag op schip  batterij
geschut, middeleeuws - ballist
geschut, Romeins - ballista
geschutserie  batterij
geschuttoren op een oorlogsschip – barbette
geschuurd rotan - manou
gesel  karwats, knoet, kwispel, plaag, ramp, roe, roede, tuchtroede, zweep
gesel Gods  Attila
geselaar - flagellant
geselbroeder  flagellant
geselecteerd - uitgelezen
geselen  hekelen, kastijden, lijfstraf
geseling  flagellatie
geselmonnik  flagellant, geselbroeder, ranselaar
geselwerktuig - knoet, zweep
gesepareerd  afzonderlijk, gescheiden
geserreerd  beknopt, gedrongen, kort
gesigneerd – getekend
gesitueerd - gelegen
gesjochten  desolaat, gefopt, geruïneerd
gesjouw - geploeter
geslaaf  getob
geslaagd – gelukt, succesvol
geslaagde voor examen  abituriënt
geslacht – afstamming, familie, generatie, genus, huis, kunne, linie, lijn, ras, sekse, stam, tak
geslachtloos  aseksueel
geslachtelijk - generatief, seksueel, sexueel
geslachtsbastaard - bigenerisch
geslachtsboom  geslachtslijst, geslachtsregister, pedigree, stamboom
geslachtscellen - gameten
geslachtsdeel - genitalie, penis, schaamdeel, scrotum
geslachtsdrift - libido
geslachtsgemeenschap  bijslaap, coïtus, paring
geslachtsklieren - gonaden
geslachtskoel  frigide
geslachtskoelheid  frigiditeit
geslachtskunde  genealogie
geslachtskundige  genealoog
geslachtsleven  seksualiteit
geslachtslijst  genealogie, geslachtsregister, pedigree, stamboom
geslachtsnaam  achternaam, familienaam
geslachtsregister  genealogie, geslachtslijst, pedigree, stamboom
geslachtsrekenkunde - genealogie
geslacht van kuikens bepaler  sekser
geslacht van paddestoelen  boleet
geslachtsverkeer - coïtus
geslachtswisseling  generatiewisseling, metagenesis
geslachtsziekte - lues
geslagen teken van een munt  klop
gesleep - gezeul
geslemp  gebras
geslepen  aangezet, betjoegd, betjoecht, betjoekt, doortrapt, gahaaid, goochem, link, listig, loos, scherp, slim, sluw, uitgekookt
geslepen diamant - briljant
geslepen glas - bril, kristal, lens, oculair
geslepen glas van bril - lens
geslepen glee  bril, objectief lens, oculair
geslepenheid - list
geslepen kerel  boef, rat
geslepen persoon - slimmerik
geslepen scherp van beitel  faas
geslepen vlak van edelsteen  facet
geslepenheid  list, sluwheid
gesleten plek in weefsel  glee, sleet
gesleufd – sulcaat
gesloof - gewurm
gesloten  dicht, geheimzinnig, geloken, introvert, toe, verboden, zwijgzaam
gesloten – dicht, toe, verboden, zwijgzaam
gesloten aanval - charge
geloten auto  limousine, sedan
gesloten baan - circuit
gesloten boek  geheim, mysterie, raadsel
gesloten glazen veranda  loggia
gesloten groep - corps
gesloten hand – knuist, vuist
gesloten hoekbalkon  erker
gesloten huurrijtuig  vigilante
gesloten kring  cirkel, clan, kaste, kongsie, korps
gesloten kromme lijn - cirkelkring
gesloten luxe auto waarin de bestuurdersplaats van de passagiersruimte gescheiden is  limousine
gesloten stand  kaste
gesloten tijd - spertijd
gesloten van aard  introvert
gesloten veranda  loggia
gesloten vistijd  schoontijd
gesloten voor anderen  besloten
gesloten waranda – serre
gesmaal – geschimp
gesmeerd – gemakkelijk, vlot, voorspoedig
gesmokkel – smokkelarij
gesmolten asfalt - mastiek
gesmolten gesteente  lava, magma
gesmolten vet  reuzel
gesmolten witte suiker  kokanje, kokinje
gesmoord  onderdrukt
gesmoord lachen - giechelen
gesnap  achterklap, gebabbel, gekwebbel, gepraat, getater, lasterpraat
gesnapt – begrepen,betrapt
gesnater – geschetter, gekwetter
gesneden – gecastreerd, gecoupeerd, gesteriliseerd, ontmand
gesneden druksteen  litho
gesneden edelsteen  camée, gemma, gemme
gesneden eikenschors  run
gesneden haan  kapoen
gesneden hengst  ruin
gesneden ram – hamel, weer
gesneden stenen – gemmen, glypten
gesneden stier  os
gesneden tabak - shag
gesneden varken - schram
gesneden vlees - poulet
gesnedene  eunuch, ontmande
gesnoef – gebluf, gebral, gepoch, gezwets, opschepperij, pocherij
gesnor – gebrom, geraas, gesnoef, gezwets
gesol – geharrewar
gesorteerde koekjes - allerhande
gesp  agrafe, beugel, riemsluiting, ringbeugel, sluiting, spang
gesphaak  span, agrafe
gespan  koppel, paar, span
gespannen – drukkend, glad, heftig, nerveus, onrustig, star, stijf, strak, verbeten
gespannenheid  spanning, tensie
gespeeld - gemaakt
gespekt  rijk, welvoorzien
gespen – aangorden, vastmaken
gesphaak - agrafe, spang
gespierd – gestaald, krachtig, musculeus, pezig, potig, sterk,
gespierd mens  atleet
gespitste mond  toet
gespleten  gesplitst, schizofreen, vaneen
gespleten bovenlip  hazenlip
gespleten van geest  schizofreen
gesplitst - gedeeld
gesponnen draad – garen, koord, touw
gesponnen vezels – draad
gespreid - wijd
gesprek  bespreking, colloquium, conferentie, conversatie, dialoog, discussie, discours, kout, onderhoud, overleg, praatje, redenering, ronde-tafelconferentie
gesprek aanknopen - aanpappen
gesproken  parlando
gesproken brief – fonopost, lezing
gesproken inleiding  proloog
gesproken nawoord  epiloog
gesproken voordracht  causerie, college, lezing, oratie, praatje, rede, speech, toast, toespraak
gesproken woord  causerie, lezing, toespraak
gespuis  crapule, gajus, geboefte, gebroed, gepeupel, grauw, janhagel, Jan Rap, ontuig, rapalje, tuig, uitschot
gest - bezinksel
gestaag  aanhoudend, aldoor, constant, gestadig, steeds, voortdurend
gestaald - atletischgehard, gespierd
gestaarte aap - javaan
gestadig – aanhoudend, aldoor, altoos, constant, (ge)staag, onophoudelijk, regelmatig, steeds, staag, voortdurend
gestadig aanvallen  bestoken
gestadiglijk  gestadig, voortdurend
gestalte – figuur, gedaante, leest, postuur, statuur, tailevorm
gestalte der maan  e.k., l.k., n.m., v.m.
gestalte geven – scheppen, vormen
gestamel – gestotter
gestand doen - nakomen
geste – gebaar, handgebaar
gesteente  amaril, apliet, arduin, basalt, breccie, diabaas, diamant, diatomiet, dolomiet, eoliet, gabbro, gneis, graniet, granofier, granuliet, kalk, kalksteen, kwarts, kwartsiet, lei, marmer, opaal, posfier, purpersteen, radiolariet, ryoliet, tufsteen
gesteente - grafsteen, grafzerk, tombe
gesteente dat oplosingsverschijnselen vertoont  dolomiet, kalksteen
gesteente door afzetting in water ontstaan  sediment
gesteente door stolling ontstaan  bazalt, graniet, porfier
gesteente gevormd door planten of dieren - bioliet
gesteente waarin erts voorkomt  moedergesteente
gesteentekunde  lithologie, petrologie
gestel  aard, bouw, constitutie, geaardheid, inborst, karakter, natuur, raamwerk, samenstel
gesteld  aangenomen , verondersteld
gesteldheid  aard, circumstantie, complexie, conditie, état, houding, instelling, mentaliteit, omstandigheid, situatie, staat, stand, stemming, emperament, toestand
gesteldheid van de lucht  weer, klimaat
gestemd  gehumeurd, geluimd
gestemdheid - ernst, gemoed, luim, sfeer, stemming
gestempeld plat stuk metaal  munt, penning, plaquette
gestempelde metalen plaat  munt, plaquette, penning
gesteriliseerd  onvruchtbaar, steriel
gesterkt - getroost
gesternte - sterrenbeeld, uitspansel
gesteun  gekerm, gekreun
gesteven front van overhemd  plastron
gesticht  gesterkt, getroost, instelling, instituut, inrichting stichting, tevreden, tuchthuis,
gestichtsbewoner  provenier
gesticulatie  gebarenspel
gesticuleren  gebaren
gestie  ambtsuitoefening, beheer, daad, verrichting, werkzaamheid
gestild  bedaard, geblust, gelest
gestoei – gedartel, gedol
gestoelte  katheder, kerkbank, zetel, zitbank
gestoffeerd - bekleed
gestoffeerde rustbank  divan, sofa
gestold dierlijk vet  ongel
gestold lijmachtig vocht  gom
gestold sap  gelei
gestold vet  smout
gestold vleesnat  dril, gelei, lil
gestolde suiker op een stokje  lolly
gestolen buit - poet
gestolen goed kopen  helen
gestoofde uien met vlees – hachee
gestoomde koffie – cappuccino
gestoord – getikt, geschift
gestoorde spijsvertering – indigestie
gestoot – gebons
gestort bedrag - storting
gestorven  dood, ontslapen, overleden, wijlen
gestorvene – dode, overledene
gestorvene zonder testament – intestaat
gestotter - gestamel
gestrand schip - wrak
gestrande goederen – wrakgoed
gestreel - gekriebel
gestreept  gearceerd
gestreept zijn - striatie
gestreepte ezel  zebra
gestrekt  lang, uitgerekt
gestremd - prollig
gestremde melk  runsel, wrongel
gestreng – hard, onverbiddelijk, rigoureus, scherp, straf, streng, strong
gestrengheid – ernst, onverbiddelijkheid, strengheid
gestudeerde vrouw  blauwkous, dra, savante
gesuf  gedroom, gepeins
gesuikerde ooftmoes  jam,marmelade
gesuikerde warme wijn  negus
gesyncopeerde muziek  ragtime
getailleerd - nauwsluitend
getakte horens  gewei
getal  aantal, cijfer, hoeveelheid, nummer, tal
getal, onmeetbaar - pi
getal tussen nul en een  breuk, fractie
getallen in volgorde opnoemen  tellen
getallenleer - cijferkunst, rekenkunde
getalm  gedraal, getreuzel
getalmerk  cijfer, no, nr
getalsmatig - nummeriek
getalvers - jaardicht
getalvorm - breuk
getand muurwerk  kanteel
getand werktuig  greep, hark, riek, vork
getand wiel  kamrad, rad, tandrad, tandwiel
getande muurrand – kanteel
getande uitwas van vogels - kam
getapt  geliefd, populair
getater – gebabbel, gesnap
geteem – gezemel, gezeur
geteerd dekkleed  presenning
geteerd garen tot bekleding der kabels  lording
geteisem  falderappes, schorrie morrie, schuim, uitschot, uitvaagsel
getekend – gesigneerd, gevlekt
getekend plan - schets
getekend verhaal  strip
getekende mop  cartoon
getemd  bedwongen, gedresseerd, handelbaar, mak, koest, tam
getemde jachtvogel  hagerd
getemperd  gedempt, gematigd, matig, (ver)zacht, verzwakt
geterg  gejen, geplaag, gesar, getreiter
getest  beproefd, onderzocht, probaat
geteut  getalm getreuzel
getier – drukte, gejoel, gekijf, geraas, heibel, kabaal, lawaai, leven, misbaar, rumoer, ruzie
getier en geraas - stampei
getij  eb, tij, vloed
getijdenboek van priester  brevier
getikt  dwaas, getroebleerd, gek, geschift, gestoord, idioot, onwijs
getimmerde steiger  stellage
getint - gekleurd
getintel  geflonker
getiteld  genaamd
getob – gemodder, geploeter, gezwoeg, moeite, zorg
getogen  grootgebracht, opgegroeid, opgevoed
getokkeld  (muz.) pizzicato
getorst  gedraaid, gewrongen
getouw  gareel, weefgetouw
getraind - geoefend
getralied hok  kooi
getraliede voederbak - ruif
getreiter  gejen, geplaag, gesar, geterg, pesterij
getreuzel – getalm, geteut
getroffen – aangedaan, aangeschoten, bewogen, geraakt, geroerd, gewond, ontroerd, raak, touche
getroffene  geblesseerde, gewonde, slachtoffer
getrokken koperdraad – rekdraad
getrokken lijn - streep
getrokken door paard met bellen - ar
getrokken streep  haal
getrokken voertuig  ar, koets, slee, sleep, slede, wagen
getrokken wissel  traite
getroost – gelaten, gesterkt
getrouw  gehecht, loyaal, nauwgezet, stipt, trouw
getrouwd - gehuwd
getrouwden - echtgenoot, echtgenote, eega, gehuwden, man, vrouw
getrouwe  aanhanger, dienaar, satelliet, trawant, volgeling
getrouwelijk  nauwgezet, nauwkeurig, stipt
getrouwheid - betrouwbaarheid, loyaliteit, nauwkeurigheid
getto - jodenwijk
getuige  deponent, get.
getuige bij duel – secondant
getuigen - verklaren
getuigende van goedheid  gastvrij, goedgeefs
getuigende van weinig nadenken  ondoordacht
getuigenis  attest, bewijs, belofte, brevet, diploma, eed, gelofte, getuigschrift, kenmerk, oorkonde, referentie, testimonium, verklaring
getuigschrift – akte, attest, attestatie, brevet, certificaat, diploma, einddiploma, oorkonde, referentie, testimonium
getweeën - samen, tezamen
getwijnd garen  sajet
getwist – stribbeling, geruzie
getij - eb, vloed
getijdenboek - brevier
getijverschijnsel - agger, naspui
geul – diep(te), gleuf, goot, greppel, groef, kanaal, kil, ril, sleuf, vaargeul, vore, wetering
geul in het strand  slenk
geul of slootje - greppel
geul voor afvoer  afvoerkanaal, riool
geur  aroma, aroom, boeket, lucht, odeur, parfum, reuk
geurballetje  kamfer
geuren – opscheppen, pronken, rieken, ruiken, snoeven
geurig  aromatisch, odorant, welriekend
geurig gewas - lavendel
geurig zaad  anijs, komijn
geurige bolbloem  narcis
geurige citrusvrucht  mandarijn
geurige drank  mokka, thee
geurige kruiden  foelie, kaneel, lavendel, rosemarijn, specerij, thijm, vanille
geurige plant  kamperfoelie, lavendel, reseda
geurige tabaksoort – manilla
geurigheid – aroma,
geurmaker  bluffer, branieschopper, opschepper, poen, pocher, snoever, opsnijder
geurstof  parfum
geurstof leverend oosters gewas  nardus
geurstof uit kruidnagelen – eugenol
geurtje – luchje
geurwater – parfum
geurzakje - sachet
geus - calvinist, protestant, vaan
geuzenleider - Lumey
geuzenlied  Wilhelmus
gevaar - bedreiging, ellende, nood, onheil, onraad, perikel, risico
gevaar lopen  dreigen
gevaar voor schade  risico
gevaar voor voertuigen  slippen
gevaarlijk – bedenkelijk, gewaagd, hachelijk, kritiek, link, netelig, onveilig, periculeus, riskant, roekeloos, verraderlijk, zorgelijk
gevaarlijk dier  adder, kaaiman, krokodil, leeuw, panterpoema, roofdier, schorpioen, slang, tijger
gevaarlijk en leep – link
gevaarlijke kans  risico
gevaarlijke oogziekte  staar
gevaarlijke plek in het ijs  wak
gevaarlijke plek op zee  mui
gevaarlijke prestatie – stunt, waagstuk
gevaarlijke sprong  salto
gevaarlijke stunt – waagstuk
gevaarlijke vis – haai
gevaarlijk kruipend dier – slang
gevaarlijk spul – gif
gevaarloos – veilig
gevaar lopen – dreigen, riskeren
gevaarte  bakbeest, kolos
gevaccineerd  ingeënt
gevader  doopvader, peet, peetoom, peter
geval – akkevietje, casus, feit, gebeurtenis, gesteltenis, lot, omstandigheid, toeval, voorval, zaak
geval in nood – noodgeval, noodzaak
gevallen  gebeuren
gevallen engel  Belial, demoon, duivel, Lucifer, Satan
gevalletje  akkevietje, karweitje, klusje
gevang – cel, bajes, nor, petoet
gevangen  captif, gedetineerd, onvrij
gevangenbewaarder  cipier
gevangene  arrestant
gevangenis  bagno, bajes, bak, bonenhotel, cachot, cel, gevang, kast, kerker, lik, nor, pensionaat, petoet, tuchthuis
gevangenis  (Frans) bagno
gevangenishok - cel
gevangenis in Madrid - Carabanchel
gevangenis in U. S. A. – Sing Sing
gevangeniskamer – pistole
gevangenis ondergronds - kerker
gevangenis, oude - rasphuis
gevangenisstraf  cellulair
gevangenisstraf vervangend  subsidiair
gevangenis te Gent – rasphuis
gevangenis voor galeislaven - bagno
gevangennemen  arresteren, inrekenen, opbrengen, pakken
gevangenneming  arrestatie, hechtenis, inrekening
gevangenschap  celstraf, detentie, opsluiting
gevangenwagen  arrestantenwagen, boevenwagen
gevangenzetten  detineren
gevangenzetting - gijzeling
gevarieerd  afwisselend, gemêleerd, verschillend, wisselend
gevarieerde voorraad  assortiment
gevat  adrem, bijdehand, geestig, gewiekst,handig, intelligent, pienter, raak, schrander, slagvaardig, slim, snedig, spits
gevatheid – flair, snedigheld, slagvaardigheid, slimheid
gevecht – botsing, duel, handgemeen, kamp, krijg, slag, strijd, treffen, worsteling
gevecht op grote schaal – treffen
gevechtseenheid - divisie
gevechtsformatie – slagorde
gevechtsklaar - mobiel
gevechtslinie  front, frontlijn
gevechtsplaats  front, slagveld
gevechtstas  pukkel, ransel
gevechtsvliegtuig  fighter, jager, Mig, Mirage, Phantom, Starfighter
gevecht tussen twee legers - veldslag
gevechtswagen  tank
gevederd dier  vogel
gevederte  dons, pluimage
geveins - veinzerij
geveinsd  gehuicheld, gluiperig, hypocriet, huichelachtig, onoprecht, vals, voorgewend
geveinsd mens - valsaard
geveinsde  huichelaar
geveinsde flauwte  katzwijm
geveinsdheid - huichelarij
gevel – facade, neus, pui, voorkant, voormuur
geveldriehoek  timpaan, tympaan
gevelornament - makelaar, oelebord
gevelsoort - halsgevel, lijstgevel, puntgevel, trapgevel
gevelsteen - puisteen
geveltoerist  glazenwasser, inbreker
geven – aanbieden, aanreiken, afstaan, bijdragen, betalen, leveren, overhandigen, schenken, toebrengen, toedienen, trakteren, uitgeven, verschaffen, verstrekken
geven om  talen
gevensgezind - goedgeefs, mild
gever – donor, schenker
geverfde stof – doek, linnen
geverfd tafereel - schilderij
gevergeerd  gestreept
geverseerd  bedreven, behendig
gever van bloed - donor
gevest – greep, wapenhandvat
gevestigd  onveranderlijk, vast, vaststaand, woonachtig
gevestigd zijn – wonen, zetelen
gevierd  geprezen, geroemd, populair
gevierd man – held, lion, vedette
gevierde zangeres  diva
gevlamd – flambe, moiré, gewaterd
gevlamd ijzer - moor
gevlamd weefsel – chiné
gevlei – gefleem, geliefkoos
gevlekt  besmet, bont, gespikkeld, getekend, veelkleurig
gevlekt van kleur - bont
gevlekte koe  bonte
gevlekte tijger - luipaard
gevlerkt  gevleugeld
gevleugeld paard  Pegasus
gevleugelde termiet (witte mier)  larong
gevlochten band  snoer
gevlochten bloemenring  krans
gevlochten draad  gaas, koord, prikkeldraad, snoer
gevlochten haar – vlecht
gevlochten haarbos - streng
gevlochten samenstel  netwerk
gevlochten snoer  koord
gevlochten visfuik  kub
gevlogen  verdwenen, vertrokken, weg
gevoegd bij  annex, adjunct
gevoeglijk  betamelijk, gepast
gevoeglijkheid  betamelijkheid, gepastheid
gevoegzaam  dienstig, inschikkelijk
gevoel  aanraking, begrip, besef, emotie, gemoed, gewaarwording, honger, intuïtie, moeheid, pijn, sentiment, stemming, tact, tast(zin), waarneming, wellust
gevoel (of tastzin) betreffende  haptisch
gevoel van afkeer  antipathie, haat, hekel, walg(ing), weerzin
gevoel van bewondering  eerbied
gevoel van eenheid - saamhorigheidsgevoel
gevoel van eerbied  piëteit, verering, vroomheid
gevoel van eigenwaarde - egotisme
gevoel van genegenheid  sympathie
gevoel van welbehagen  euforie, geluk
gevoel voor wijze van optreden  tact
gevoelen  beseffen, gemoedsbeweging, mening, oordeel, opinie
gevoelig  aandoenlijk, dierbaar, innig, kies, kwetsbaar, netelig, pijnlijk, sensibel, sentimenteel, te(d)er, vatbaar, week
gevoelig raken met de voet  trap, trappen
gevoelig samendrukken  knijpen
gevoelig verlies - aderlating
gevoelig verslaan  inmaken ,schoppen, slaan, stompen
gevoeligheid  aandoenlijkheid, geraaktheid, prikkelbaarheid, sensibiliteit, tederheid,
gevoeligheid voor bepaalde stof  allergie
gevoelloos  apatisch, flegmatiek, frigide, harteloos, levenloosonaandoenlijk, torpide, verdoofd
gevoelloosheid  anesthesie, frigiditeit, hardvochtigheid, harteloosheid, lethargie onaandoenlijkheid
gevoelloos mens – wreedaard
gevoel van afkeer – haat, hekel, walging, weerzin
gevoelvol  innig, teder
gevolleerd  dof, gedempt, omfloerst, wazig
gevolg  aanhang, effect, karavaan, konsekwentie, nasleep, oorzaak, partij, resultaat, sleep, staart,stoet, uitkomst, uitslag, uitvloeisel, uitwerking
gevolgen nagaan - nadenken
gevolg van aantijging  smet
gevolg van hard werken – eelt, vermoeidheid
gevolg van overtreding  berouw, boete
gevolg van vuur  as, roet, rook
gevolgaanduidend  consecutief
gevolgtrekking  besluit, conclusie, slotsom
gevolmachtigd - accreditief
gevolmachtigd minister  plenipotentiaris
gevolmachtigde  consul, gezant, lasthebber, legaat, mandataris, resident
gevolmachtigde van een regering - consul, gezant, legaat, resident
gevolmachtigde van een vereniging  penningmeester, secretaris, voorzitter
gevonden  aangetroffen, ontdekt, terecht
gevonden kind – vondeling
gevorderd - ver
gevorkte tak - strampel
gevormd  ontstaan, ontwikkeld, volgroeid
gevouwen bedrukt vel papier – katern
gevouwen doek - kompres
gevraagd  begeerd, gewild, gewenst, gezocht, vereist
gevreesd  geducht
gevrijwaard - beschut
gevulcaniseerde rubber - eboniet, gummi, rubber
gevuld – bezet, corpulent, dik, gefarceerd, gevleesd, gezet, mollig, rond, vol
gevuld gebak  pastei
gevuld gevogelte - opor (Ind.)
gevuld maar slap - voos
gevuld pannekoekje  loempia
gewaad  dos, habijt, japon, jurk, kleding(stuk), kleed, ornaat, overkleed, robe, tenue, toga, tooi
gewaagd - bevreemdend, dubbelzinnig, gedurfd, gevaarlijk, hachelijk, pikant, riskant, roekeloos, stout
gewaagdheid  pikanterie
gewaand  ingebeeld, illusoir, pseudo, vermeend
gewaarmerkt stuk  akte
gewaarworden  bemerken, beseffen, bespeuren, ervaren, gevoelen, horen, inzien, merken, ontdekken, proeven, ruiken, vermenen, voelen, zien
gewaarwording  aandoening, emotie, gevoel, prikkel, sensatie
gewag  melding , uiting, vermelding
gewag maken - vermelden
gewagen – aanroeren, melden
gewalst vloerijzer  bandijzer
gewand  hijsblok, katrolblok
gewapend beton  cementijzer
gewapend dienaar - staffier
gewapend geleide  convooi, escorte
gewapend ijzerdraad - pinnekesdraad, prikkeldraad
gewapende bende  horde, rot
gewapende macht – leger, politie
gewapende ruiter – ulaan
gewapende schutter  klovenier
gewas  aloë, boom, gerst, graan, gras, haver, heester, hei, klaver, knol, koren, mais, plant, riet, rogge, spelt, struik, tarwe, vlas, zie verder bloemen en bomen
gewas in Middellandse Zee gebied  alkan(n)a
gewas. op de droge grond  hei, heide
gewas verzorgen  wieden
gewaterd  gegolfd, gevlamd, moiré
gewaterde zijden stof  tabijn
gewatteerde kap  theemuts
gewauwel – gebazel, geklets, gezeur, prietpraat, wartaal
geweeklaag  gejammer, gelamenteer, gewen, gejeremieer
geween - misbaar
geweer  bren, garrand, gun, karabijn, mauser, sten(gun), uzi, vuurwapen
geweerbandelier  geweerriem
geweer met korte loop  karabijn
geweer met lange loop  eendenroer
geweerdolk  bajonet
geweerhaan – trekker
geweerkogel – patroon
geweerkorrels - hagel
geweer, oud - (haak)bus
geweerrek – ratelier
geweerriem – kordon
geweest – voorbij, voormalig
gewei  hertehorens
geweidragend dier  edelhort, eland, hert, ree, rendier
geweld  dwang, hevigheid, kabaal, keet, kracht, lawaai, leven, macht, onstuimigheid, rumoer, tirannie
gewelddadig – agressief, bruut, hevig, ruw, violent
gewelddadige aanmatiging  ingreep
geweldenaar  dwingeland, kei, overheerser, reus. tiran
geweldig  enorm, fantastiesch, formidabel, geducht, grandioos, groot, groots, heftig, hevig, immens, kolossaal, krachtig, machtig, massaal, moorddadig, ontzaglijk, reusachtig, reuze, sterk, vervaarlijk, zeer
geweldig en groot - massaal
geweldig jager  Nimrod, Orion
geweldig van omvang - groot
geweldige bijval – furore
geweldige stroom - vloed
geweldloosheid - pacifisme
geweldmaker  herrieschopper, levenmaker, rumoermaker,
geweldpleger  terrorist
geweldpleging – moord, terreur
gewelf - arcade, boog, firmament, uitspansel, verwulf
gewelfconstructie van hout – kapgewelf
gewelfd been - rig
gewelfde doorgang  arcade, boog, poort
gewelfde zoldering - boog
gewelf, soort - arcade, kloostergewelf, kruisgewelf, ribgewelf, stergewelf, tonggewelf, waaiergewelf
gewelfvlak in een kerk - travee
gewemel  gekrioel, gemier, gewoel,
gewend – aangepast, eigen, gewoon, vertrouwd
gewend aan – gewoon
gewennen  aanpassen, aarden, acclimatiseren
gewenning - acclimatisatie
gewenst – begeerd, gevraagd, goed, in votis, nodig, verlangd, wenselijk
gewervelde dieren  vertebraten
gewervelde dieren, soort van de - amfibieën, reptielen, vissen, vogels, zoogdieren
gewest – district, gebied, landstreek, streek, gouw, kanton, oord, provincie, regio,
gewestelijk  dialectisch, provinciaal, regionaal
gewestelijke taal  dialect, tongval
geweten – binnenste, consciëntie, gewissen
gewetenloos – eerloos, onterend
gewetensangst  wroeging
gewetensbezwaar  scrupule
gewetensknaging  onderzoek, wroeging
gewetenskwestie  gewetenszaak
gewetensonderzoek - inquisitie
gewetensvol  consciëntieus, scrupuleus
gewettigd  gerechtvaardigd, oké, ok., toegestaan
geweven band  lint
geweven borduursel  tres
geweven hechting - stiksel
geweven katoen  sanel
geweven stof  doek, laken, linnen, lint, madras, orleans, weefsel, zijde
geweven tapijt  kelim
geweven wandtapijt – gobelin
geweven wollen stof - tweed
gewezen  ex, oud, vroeger, voormalig
gewicht 
2 cg, dg, gr, hg., kg, mg
3 ons, ton
4 gram, kilo, last, lood, pond
5 grein, pikol
6 belang, karaat, waarde
7 zwaarte
8 decagram, decigram, hectogram, kilogram, milligram
9 centenaar, hectogram
gewicht - belang , kaliber, steen, waarde, zwaarte
gewicht, eenheid van - newton
gewicht der verpakking  tarra
gewicht en munt in China  tael
gewicht in Indonesië, China en Japan  kati
gewicht controleren  ijken, nameten, nawegen
gewicht van de inhoud  netto
gewicht van de inhoud plus de verpakking  brute
gewicht van een stof vergeleken bij water  s.g
gewicht van 40 Russische ponden – pud
gewicht van verpakking - tarra
gewicht voor edelgesteente  mark
gewichtig  aanzienlijk, belangrijk, important, relevant, voornaam, waardevol, zwaar
gewichtig feit  evenement, gebeurtenis
gewichtige gebeurtenis voor een vorst - kroning
gewichtige uitspraak  orakel
gewichtje - grein
gewichtsaftrek - tarra
gewichtseenheid  gram, grein, karaat, kt.
gewichtseenheid voor edelstenen - caraat, karaat
gewichtsklasse (boksen)  bantam, midden, vlieg, welter, zwaar
gewichtskorting  tarra
gewichtsmaat van diamanten en parels  karaat
gewichtsmerk  ijk
gewiekst  bijdehand, doortrapt, goochem, gehaaid, gevat, glad, goochem, handig, kien, leep, link, pienter, slim, sluw, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen
gewiekstheid - sluwheid
gewiekst persoon - goochemerd, handigerd, linkmichiel, slimmerd, slimmerik
gewiggel  gewik
gewijd  geheiligd, gezegend, heilig, plechtig, sacraal
gewijd lied  hymne, psalm
gewijd water  wijwater
gewijde gave  offer
gewijde handeling  ritus, sacrament
gewijde zalfolie  chrisma
gewijde zang - canticum
gewijsde  beslissing, vonnis
gewijzigd  veranderd
gewijzigde speelwijze  variant, variatie
gewild  begeerd, bemind, gangbaar, geforceerd, gemaakt, gevraagd, gezocht
gewillig  bereid, gaarne, gedwee, graag, gehoorzaam, genegen, gezeglijk, goedwillig, graag, inschikkelijk, tam, volgzaam, willig
gewilligheid  bereidheid, gedweeheid, volgzaamheid, willigheid
gewin  aanwinst, baat, belang, inkomen, opbrengst, profijt, voordeel, winst
gewinnen  erlangen, krijgen, telen, verwekken, verwerven, winnen
gewis  beslist, betrouwbaar ,ongetwijfeld, pertinent, stellig, vast, waar, waarlijk, werkelijk, wis, zeker
gewoel  drukte, gedrang, gekrioel, gewemel, leven, onrust
gewond – aangeschoten, geblesseerd, gekwetst, geraakt, getroffen
gewonde – gekwetste, slachtoffer
gewonden verpleegster - zuster
gewonden verpleger – broeder
gewone gang - sleur
gewoon  algemeen, alledaags, banaal, eenvoudig, gangbaar, gebruikelijk, gemeen, gemiddeld, gewend, gewoonweg, normaal ongekunsteld, ordinair, plat, regelmatig, sober
gewoon hoogleraar - ordinariaat
gewoon lettertype  romein
gewoon zijn  plegen
gewoonheid  alledaagsheid, platheid
gewoonlijk  anders, dikwijls, doorgaans, gemeenlijk, habitueel, meest, meestal, normaal, normaliter, vaak, veelal
gewoon maken – gewennen, wennen
gewoonte  aanwensel, adat, ethiek, gebruik, manie(r), mode, mos, regel, sleur, traditie, usance, zede, zwang
gewoonte der moraal - zede
gewoonte hebben – plegen
gewoont gang - sleur
gewoontegebruiken  mores
gewoonte in het maatschappelijk leven - gebruik
gewoontemisdadiger  recidivist
gewoonterecht  adat
gewoontjes  alledaags, middelmatig, ordinair
gewoonweg – ronduit
gewoon worden - wennen
gewricht  elleboog, enkel, era, gelid, heup, kaak, knie, lid,
pols, schouder, vinger
gewricht aan de voet - enkel
gewricht aan het been - knie
gewrichtsaandoening – reuma(tiek), jicht, omalgie, voetbalknie
gewrichtsdeel - band, kapsel, kom, kop
gewrichtsknobbel - kneukel
gewrichtsslijm - synovia
gewrichtsontsteking  artritis
gewrichtspijn  arthralgie, reuma
gewrichtssoort - amfiartrose, draaigewricht, kogelgewricht, preudartrose, scharniergewricht, schuifgewricht, schijngewricht
gewrichtsstijfheid- ankylose
gewrichtsverstijving - ankylose
gewrongen - obstruus
gewrongen vorm  torsie
gewurm  gesloof, getob
gezaagd stuk hout  plank, lat
gezag  autoriteit, beheer, bewind, commando, heerschappij, invloed, macht, overheid, overwicht, regering, respect
gezag uitoefenen  besturen, heersen, regelen, regeren
gezag hebbend  autoritair, toonaangevend
gezag hebbend woord  bevel, commando, gebod, opdracht
gezaghebber  gezagdrager, bestuursambtenaar
gezagsdrager – autoriteit, gezaghebber
gezagsgebied – ressort
gezag uitoefenen – besturen, heersen, leiden, regeren
gezagvoerder  admiraal, commandant, commodore, generaal, kapitein, schipper
gezakt  afgewezen, gestraald
gezakte op de K. M. A.  asymptoot
gezamenlijk  altegader, altezamen, saam, samen, tegaar, tegader, tezamen, vereend, verenigd
gezamenlijk schot - salvo
gezamenlijk werk - coöperatie
gezamenlijk werk van een kunstenaar  oeuvre
gezamenlijke apparaten  apparatuur
gezamenlijke bedienden  personeel
gezamenlijke beenderen - geraamte
gezamenlijke bloedverwanten  familie, magen, maagschap
gezamenlijke burgers - burgerij
gezamenlijke dagbladen - pers
gezamenlijke edellieden  adel, adelstand
gezamenlijke hoeveelheid – alles
gezamenlijke inzet - pot
gezamenlijke leiders van een vereniging  bestuur
gezamenlijke ministers  kabinet, regering
gezamenlijke musici  orkest
gezamenlijke personen uit een gemeenschappelijke
stamvader ontsproten  familie, geslacht, sibbe, stam
gezamenlijke redacteuren van een blad – redactie
gezamenlijke spieren  spierstelsel
gezamenlijke toetsen  klavier, tastateur
gezamenlijke vee  veestapel
gezang  air, aria, cantate, canto, duet, lied, psalm, vers
gezangenboek der R. K. Liturgie  antifonarium, cantatorium
gezanik  gedoe, geduvel, geknoei, geleuter gemier, gemor, geteem, gezemel, gezeur
gezant  afgevaardigde, ambassadeur, attaché, bode, diplomaat, gedeputeerde, legaat, nuntius
gezant van de paus  nuntius
gezantschap  ambassade, legatie
gezapig  bedaard, bezadigd, gemoedelijk, goedig, kalm, rustig
gezapig man  goedzak, goeierd
gezapigheid  bezadigdheid
gezegde  aforisme, leus, leuze, praedicaat, predikaat, spreekwoord, spreuk, uitdrukking, uiting, uitlating, zegswijze
gezegelde oorkonde - bul
gezegend  gebenedijd, geloofd, gelukkig, geprezen, gewijd, zegenrijk
gezegend brood - eulogie
gezeglijk  gedwee, gehoorzaam, gewillig, inschikkelijk, onderworpen, verbiedelijk, volgzaam
gezel  (be)geleider, chaperon, collega, compagnon, consort, gast, gelijke, genoot, handwerksman, jonkman, kameraad, knecht, kornuit, kwant, leerling, maat, makker, medestander, metgezel, reisgenoot, snuiter, vent, vriend
gezellig  aangenaam, aardig, behaaglijk, conversabel, enig, fijn, gemoedelijk, genoeglijk, intiem, knus, leuk, lief, lustig, onderhoudend, plezierig, prettig, sociaal, tof
gezellig breedvoerig praten – bomen
gezellig druk – geanimeerd
gezellig en leuk – aardig
gezellig gesprek - conversatie
gezellig prater – causeur, keuvelaar
gezellig samenzijn  onderons (je)
gezellig thuis – huiselijk
gezellig verkeer - omgang
gezellige bijeenkomst - kransje
gezelligheid  behaaglijkheid, gemoedelijkheid, knusheid
gezelligheidscentrum  bar, café, club, kroeg, sociëteit, soos
gezelschap – club, compagnie, corps, ensemble, groep, kring, samenzijn, soos, team, troep, vereniging
gezelschapsdans -
4 beat, jive, wals
5 bebob, galop, gigue, mambo, polka, rumba, samba,
swing, tango, twist
6 boston, branle, menuet, pavane, shimmy
7 calypso, foxtrot, gavotte, mazurka, morisca, musette,
onestep, ragtine, slowfox, twostep
8 cakewalk, chaconne, cotillon, machiche, rigaudon
9 allemande, cha-cha-cha, jitterbug, passepied, quadrille,
quickstep, sarabande
10 bassedanse, charleston
gezelschapsdans, 18e-eeuwse - quadrille
gezelschap kunstenaars  bent gezelschap
kunstenaars uit de 17e eeuw  Muiderkring
gezelschapsspel  bingo, bridge, canasta, dammen, dobbelen, domino, ganzenbord, halma, hazard, kaarten, kienen, lotto, monopoly, pokeren, roulette, schaken, scrabble, sjoelen, skat, triktrak
gezelschapszaal  salet, salon
gezemel – geteem, gezanik, gezeur, semmel
gezet  corpulent, dik, geregeld, gevuld, log, regelmatig,, vastgesteld, vet, zwaargebouwd, zwaar(lijvig)
gezeten – binnen, gegoed, in bonus, rijk, welgesteld, zittend
gezet en zwaar – corpulent, log, vlezig
gezetheid – corpulentie, dikte, embonpoint
gezette man  dikkerd, dikzak, vetzak
gezeul - gesleep
gezeur  gebabbel, gedoe, geklets, geleuter, gemier, geteem, gewauwel, gezanik, gezemel
gezicht  aanblik, aangezicht, aanzien, aspect, bakkes, blik, facie(s), fado, gelaat, panorama, smoel, snoet, snufferd, snuit, toet, tronie, uitzicht, visioen
gezicht (Barg.)ponem, porem
gezicht op iets  aanblik, blik, kijk, panorama, uitzicht, vue,
gezichtkunde  optica, optiek
gezichtkundig  optisch
gezichtkundige – opticien
gezichtsas - oogas
gezichtsbedrog  pseudopsie,visioen,
gezichtseinder  einder, horizont, horizon, kim
gezichtskring  sfeer
gezichtsleer  optiek
gezichtslijn - collimatielijn
gezichtsmeter - optometer
gezichtsorgaan  oog
gezichtsorgaan van geleedpotigen  facetoog
gezichtspijpen - figuranten
gezichtspunt – aspect, oogpunt, standpunt
gezichtssluier – voile
gezichtsvermogen - zien
gezichtszwakte - athopie
gezien – bemind, geacht, populair
gezin  familie, huishouden, huishouding
gezind – bereid, (toe)genegen, geneigd
gezindheid  denkwijze, geloofsovertuiging, geneigdheid, gevoelen, mentaliteit, neiging, stemming
gezindte  kerk, kerkgenootschap, sekte
gezind zijn – neigen
gezinslid - huisgenoot
gezocht  abstruus, gekunsteld, gemaakt, gewild, verzonnen
gezoden  gekookt
gezond  behouden, deugdelijk, fleurig, fit, flink, fris, gaaf, genezen, heilzaam, hersteld, kloek, levenslustig, stevig, tierig, valide, welgedaan, welvarend
gezond maken  genezen, helen, saneren
gezond verstand  rede
gezonde kleur - rood
gezondene  bode, gezant
gezondheid  proost, sanitas, santé, welzijn
gezondheid betreffende  sanitair, hygiënisch
gezondheidsdienst  G.G.D.
gezondheidsinrichting  bio, herstellingsoord, sanatorium
gezondheidsleer  hygiëne, macrobiotiek
gezondheidstoestand – salubriteit
gezondheidswens – proost, prosit, sante
gezond maken - helen, genezen, saneren
gezond making – herstelling, sanering
gezond verstand - rede
gezongen  (muz.) cantate
gezongen gedicht - lied
gezouten  gekruid, gepekeld, kras, pikant
gezouten kabeljauw  zoutevis
gezouten spek  bacon
gezouten steurkuit  kaviaar
gezouten varkenskluifjes – bors
gezouten vlees - pekelvlees
gezouten water  pekel
gezuiverd  gedestilleerd, geraffineerd, rein, schoon
gezuiverd asfalt van Trinidad  goudron
gezuiverde olie  petroleum
gezuiverde talk  stearine
gezusters  gez.
gezwam – blabla, geklets, geleuter, gezwets,
gezwatel  gegons, geruis
gezwel  abces, adenoma, blastoom, buil, bult, cyste, glioom, kanker, neoplasma, poliep, puist, tumor, wrat, zwelling
gezwel aan koeienpoot - egelsvoet, mokpoot
gezwel aan pootgewricht  galspat
gezwel, goedaardig - fibroom
gezwel op bladen, planten  gal
gezwets – flauwekul, gebral, gepoch, gezwam, grootspraak
gezwind  cito, fluks, rap, ras, snel, spoedig, (muz~)presto, vaardig, vlot, vlug
gezwindheid – rapiditeit, snelheid, spoed
gezwoeg  getob, geploeter, geürm, gewurm
gezwollen  bombast(isch), dik, hoogdravend, opgeblazen, opgezet, retorisch, uitgedijd,
gezwollen taal  bombast
gezwollenheid  pathos, hoogdravendheid
gezworen gelofte – beëdigd, eed
gezworen vijand – aardsvijand deoodsvijand
Ghanese bevolkingsgroep - Akan, Ewe, Mosi
Ghanese boom - boabab
Ghanese haven - Takoradi
Ghanese hoofdstad - Accra
Ghanese munt  penny, pond
Ghanese politicus - Nkroemah
Ghanese rivier - Bia, Volta
Ghanese stad - Koforidua, Kumasi, Legon, Obuasi, Sekendi, Takoradi, Tamale, Wijnneba
Ghanese taal - Akan, Fanti, Ga, Twi
gibbonsoort - imbou, lar, oewa, siamang, wau-wau
gibbus - bochel
gids  baken, begeleider, cicerone, geleider, guide, leider, leidraad, leidsman, leidster, leidsvrouw, loods, mentor, raadsman, reisleider, rondleider, voorganger, wegwijzer
gids langs de weg - baken
gids te water  loods
giechelen  giebelen
giek – gig, sloep
gier  aal, aalt, beestendrek, condor, drek, ier, mestvocht, gil
gieren  fluiten, giechelen, gillen, joelen, schaterlachen, schreeuwen
gierig  begerig, gretig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, karig, krenterig, parcimonieus, schraperig, schriel, vrekkig, zuinig
gierigaard  duitendief, erwtenteller, geldwolf, gortenteller, harpagon, knar, krent, potter, schraper, schriep, vrek
gierigheid  erwtentellerij, geldzucht, hebzucht, krenterigheid, parcimonia, schrielheid, vrekkigheid
giering  gierslag, zwenking
gierkabel  dwarskabel, gierketting
giersoort  aasgier, condor, koningsgier, lammergier, monniksgier
gierst  dari, durha, koren, millet, millies, milo, sorghum, mil
giertij  gierstroom, springtij
gierzwaluw – salangaan, scheer
gietbui  plensbui, stortregen
gieteling  geus, merel
gietemmer - gieter
gieten – bevochtigen, plenzen, regenen, schenken, sproeien, stromen, uitschenken
gieter  sproeier, gietemmer
gietijzer  goteling
gietkegel – trechter
gietmodel - vorm
gietvorm – mal, matrijs, model
gif  gift, laster, roddel, venijn, vergift
gifgas – mosterdgas
gif in tabak - nicotine
gifplant  bilzekruid
gifslang  adder, cobra, naga
gifstof die in het bijzonder het zenuwweefsel aantast  neurotoxine
gift  aalmoes, bijdrage, cadeau, donatie, gave, geschenk, legaat, liefdegave, offer, schenking, venijn
gift aan arme  aalmoes
giftig  boos, hatelijk, nijdig, sarcastisch, scherp, venijnig
giftig en fel – veninig
giftig gas - kolendamp
giftige opmerking  hatelijkheid, sneer, steek
giftige paddestoel  amaniet, braakrussula, panteramaniet satansboleet, vliegenzwam
giftige plant - monnikskap, nachtschade
giftige slang - adder
giftige stof  arcenicum, blauwzuur, ricine
gig  cabriolet, disselwagen, giek
gigant – kolos, reus
gigantisch – groots, reusachtig, titanisch
gigantisme - reuzengroei
gijl  biergist, schuim
gijn – hijstouw, scheepstouw, takel
gijzeling – arrest, terreurdaad
gil  kreet, roep, schreeuw, uitroep
Gilbert-and- Ellice-eilanden, deel van de - Ellice-eilanden, Gilbert-eilanden, Line-eilanden, Phoenix-eilanden
Gilbert-and- Ellice-eilanden, een van de - Aranuka, Birnie, Canton, Christmas-island, Enderbury, Fanning, Gardner, Hull, Maraki, Marawa, Monouti, Ocean-island, Phoenix, Sydney, Tamana, Tarawa
gilde  ambachtsvereniging, broederschap, corporatie, genootschap, hanze, vakgenoten
gildebode  gildeknecht
gildebroeder - collega, vakgenoot
gildedeken  overman
gildeheilige  patroon
gildehoofd  deken
gildekleed  lijkkleed
gildeproef  meesterstuk
Gilgamesj-epos, figuur uit het - Agga, Enkidoe, Gilgamesj, Isjtar, Oetnapisjtim
gilet – vest
gillen – krijsen, schreeuwen
gillend – schreeuwend
gillen van het lachen – brullen, gieren
ginder - daar
ginds  daar, ginder
gindse – gene
ginst – heidebrem
gips - witkalk
gipskalk - pleister, stuc
gipskruid  bruidssluier, gypsophila
gipsmarmer  albast
gipsmeel - pleister
gipspleister  stuc
gipsy  gitano, zigeuner (in)
giraffe, familielid van de - ocapie, okapie
girerern – overmaken, overschrijven, storten
girering - storting
giro – betaaldienstoverdracht, overschrijving
gis  bijdehand,handig, pienter, raming, schatting , scherpzinnig, slim, uitgeslapen
gispen  afkeuren, geselen, hekelen, laken, verwijten
gisping  verwijt
gissen  onderstellen, raden, ramen, rooien, schatten, vermoeden
gissing  conjectuur, hypothese, raming, rooi
gist – bakmiddel, desem, droesem, grondsop
gistbestanddeel - bios
gisten  broeien, fermenteren, opbruisen, schuimen
gisting  fermentatie, gijl, zymose
gistmiddel  desem, ferment, zuurdeeg
giststof – enzym, ferment, leb
gistzwam  kaam, kaamsel, kaan
git  agaat, agaatsteen, bergwas, kraal, zwart
gitaarachtig instrument  banjo, mandoline, ukelele
gitaarspeler – gitarist
gitana – waarzegster, zigeunerin
gitano - zigeuner
gitarist  gitaarspeler
gitarist, beroemd – Segovia
gitsteen – agaat
gitzwart - pikzwart
glaasje  borrel, neut
gaasje sterke drank – borrel
glacé - handschoen
glaciale accumulatievorm  drumlin, keileem, morene
glaciale erosie  exaratie
glaciale erosievorm  bultrots,trogdal
glaciale nis  cirque, kaar
glaciale tijd  Günz, ijstijd, Mindel, Pleistoceen, Riss, Wüim
glaciatie  ijstijd, vergletsjering
glad  effen, egaal, gelijk(matig), gespannen, glibberig, haarloos, ongekreukt, ongerimpeld, plat, plooiloos, pluis, slim, sluw, smeu, uitgestreken, vlak, vlot, vlug
gladaf - gladweg, rondweg
glad afhangend  sluik
gladakker - field, leperd, schurk
glad dier  aal, paling, slang, pier, worm
glad katoenfluweel (In het bijzonder voor werkkleding)  manchester
glad maken  effenen, egaliseren, glanzen, planeren, poetsen, polijsten, schaven, schuren, strijken, vijlen
gladakker  fielt, knol, leperd, schurk, smeerlap
gladde band – slick
bladden - polijsten
gladde onbewogen oppervlakte  waterspiegel
gladharig hondje  dwergpincher, teckel
gladde satijnen stof – atlas
gladde stijve stof – taf
glad en vlak - strak
gladheid – politoer
glad maken – effenen, egaliseren, mangelen, polijsten, raspen, strijken
gladmaken met rasp - vijlen
glad neerhangend - sluik
gladiator (Rom.)  kampvechter, laquearius, murmillo, retiarius, zwaardvechter
glad tricot – jersey
gladuit - ronduit
gladweg - ronduit, totaal, volstrekt
glamour – glans, glitter
glans – blink, brille, fonkering, glamour, glimp, glinster, gloed, gloor, glorie, helderheid, luister, numbus, politoer, praal, pracht, roem, schijnsel, schittering, (uit)straling
glans en glorie - luister
glans van genoegen  glunder
glans verliezen  tanen
glanshout - likhout, wrijfhout
glanskool  antraciet
glanslak  vernis
glansloos  dof
glansmachine  kalander
glansmiddel  lak, politoer, vernis, was
glansperiode  bloeitijd
glanspers - mangel
glanspunt - clou
glansrijk  glorieus, luisterrijk, prachtig, roemrijk, schitterend
glansschub vis  huso, sterlet, steur
glansverf  lak
glansvogel – jacamar
glanszijde - satijn
glanzen  blinken, flikkeren, flonkeren, glimmen, gloren, satineren, schitteren, stralen, tintelen,vlammen
glanzend – blinkend, briljant
glanzend maken – poetsen, polijsten
glanzen van laken - appreteren
glanzend maken van garen – lustreren
glanzend schijnen – glimmen, gloren
glanzend wrijven  boenen
glanzende zijde  satijn
glanzig – blinkend
glanzing – tinteling, twinkeling
glas  fluit, kelk, pint, roemer, romer, ruit
glas bier – pint, tapje
glas jenever – borrel, oorlam
glas koude koffie met cognac – mazagran
glas licht bier - pilsje
glas met ijs, vruchtjes en slagroom – sorbet
glas sterke drank – borrel, neut
glas zonder voet  tumbler
glasaal - lintaal
glasaaltje – etver
glasaardedeksel - aludel
glasachtig  email, glazig, hyalien, vitreus
glasachtig korund - pachee
glasachtig mineraal  hyaliet, mica
glasachtige massa - glazuur
glasblazerswerktuig - bolstok
glasdruk  hyalografie
glasgarnaal - steurkrab
glasgordijn  vitrage
glashard - zakelijk
glashelder  doorzichtig, duidelijk, klaar, zonneklaar
glasinstrument  verrofoon
glas jenever - borrel, schrapmannetje
glasklok - stolp
glas koffie met suiker - mazagran
glasopaal  hyaliet
glaspapier – cellofaan
glasplaat – ruit
glasruit - vensterruit
glasschilder  glazenier
glassoort  stras
glassteen  hyaliet
glauberzout – natriumsulfaat
glazen bak – schaal
glazen blad – plaat, ruit
glazen bolletje  knikker, kraal, stuiter
glazen buisje  pipet
glazen chemische buis – buret
glazen deksel - stolp
glazen kap op een dak  bovenlicht, daklicht, lantaarn
glazen kast - vitrine
glazen klok  stolp
glazen knikker - kraal, stuiter
glazen korf met platte bodem – erlenmeijer
glazen kweekhuis - kas
glazenmaker – libelle
glazenmakers beitel - loodmes
glazen omhulsel  fles
glazen proefbuisje  pipet
glazen uitbouw  erker
glazen vat – flas
glazen veranda - serre
glazen verpakkingsmiddel – fles
glazen visbakje - kom
glazen voorwerp  fles, glas, pot, vaas
glazen uitstalkast – vitrine
glazen vullen - tappen
glazen zuigbuisje – pipet
glazenier - glasschilder
glazenier, Nederlandse - Boermeester, Campendonk, Colette, Eyck, Hofman, Nicolas, Prikker, Toorop, Weyand
glazig - glasachtig
glazuren – gleizen, verglazen
glazuur email, tandemail, verglaassel
glee  gaal, gergel, gleuf, kroos, sleet, slijtplek
glei - dekriet
gleis  pottenbakkersklei
gletsjer  ijsveld, ijsrivier
gletsjer afsmelting  ablatie
gletsjerbanden  ogiven
gletsjerbreuk  ijsval
gletsjerkunde  glaciologie
gletsjerpuin  eindmorene, middenmorene, morene, zijmorene
gletsjerrand - morene
gletsjerspleet  crevasse ,
gletsjer, smeltwater van de - gletsjermelk
gleuf  geul, glee, greppel, groef, groeve, inkeping, insnijding, keep, kerf, kier, reet, richel, rits, sleuf, sponning, spleet, split, uitholling, vore, wetering
gleuf van een schuifraam - sponning
glibberig - glad, schampig, slibberig, slijmerig, vetachtig
glibberig dier  aal, kikker, paling, pier, slak, slang, worm
glibberig persoon  gladjanus
slibberige vis - paling
glijbaan  roetsjbaan, sullebaan
glijden – afzakken, glissen, roetsjen, schuiven, schuren, slippen, sullen
glijden door de lucht - zweven
glijdend  (muz~) glissando
glijdende sneeuw - lawine
glijder  spirant
glijdop  glijspijker
glijvliegen - zweven
glijvliegtuig – zweetvliegtuig
glij-ijzer – loper, schaats
glijvoertuig – slee, slede
glimlach – grijns
glimlachen - smuilen
glimmen  blinken, flonkeren, glanzen, gloeien, gloren, schitterenspiegelen, stralen, vunzen
glimmend kunstaas – blinker
glimmend maken - poetsen
glimmer – kattengoud, mica
glimmer of kachelglas - mica
glimmersoort - biotiet
glimp  flikkering, glans, gloed, schijn(sel), sprank(je), vleug, vonk
glimworm - lichtkever
glimworm, mannetje van de - vuurvliegjes
glinster  glans, sprank, schittering, vonk
glinsteren – blinken, schitteren, tintelen, twinkelen
glinsteren van de ogen - gloriën
glinsterend - blinkend
glinsterend aardewerk  gleiwerk
glinsterend zwart – gitzwart
glinstering – glans, schittering, tintel(ing)
glint – heining, latwerk
glioomsoort - astrocytoom, ependynoom, glioblastoma, medulloblastoom, multiforme, oligodendroglioom
glip – kerving, kier, reet, scheur, snede, spleet, split
glippen - uitglijden
glippertje  escapade, slippertje, uitstapje
glissen - glijden
glissando (muz.) – glijdend
glit – loodoxide
glitter – glamour, schittering
globaal  afgerond, doorsnee, gemiddeld, geschat, ongeveer, ruwweg
globe - aardbol, bol, wereldbol
globebloem - trollius
gloed  bezieling, blink, elan, geestdrift, glans, glimp, gloor, hitte, kracht, reflectie, schittering, verve, vlam, vuur(glans), warmte
gloednieuw – fonkelnieuw
gloed ontberend  kil
gloeien  blaken, blinken, branden, fonkelen, glimmen, gloren, schitteren, schijnen, uitstralen, vlammen
gloeiend – ardente, blakend, heet, heftig, verhit, vlammend, vurig
gloeiend deeltje - vonk
gloeiende kolom gas  vlam
gloeiende massa  lava
gloeispaan –hamerslag
gloeiworm - lichtkever
glooien  afhellen, aflopen
glooiend - schuin
glooiing  beloop, berm, helling, talud, verloop
gloor - glans, gloed, schijnsel
glop – glans, gloed, schijnsel
gloren  blinken, dagen, flikkeren, glanzen, glimmen, krieken, schitteren, stralen
glorie  aanzien, aureool, eer, ere, faam, glans, hulde, lof, luister, nimbus, praal, pracht, roem
gloriëren  pralen, roemen
gloriekroon  erekroon
glorierijk  heerlijk, roemrijk, verheerlijkt
glorieus  glansrijk, luisterrijk, roemrijk, trots
glorificatie  verheerlijking
gloriool  stralenkrans
glossé  glos, kanttekening
glottis – stemspleet
Gloucester, oorspronkelijke naam van - Glevun
glucocol - lijmzoet
glucose  dextrose, druivensuiker
glucogeenstapelziekte – thesaurismus
glui - dekriet
gluipen  loeren
gluiperd  huichelaar, leperd, stiekemerd, valsaard
gluiperig  achterbaks, geveinsd, hypocriet, huichelachtig, onecht, stiekum, vals
gluiperig kijken - loeren
glunder – blakend, glanzig, helder, opgewekt, tevreden, vrolijk
glunderen – stralen
glunderend – blij
gluren – koekeloeren, loeren, spieden, turen
glutaeus - bilspier
glutine  beenderlijm
glutineus  lijmerig
gluurder  bespieder, kijker, loerder, spieder, voyeur
gluurster - loerster
glijboot – hydroplaan
gniffelen – gnuiven, grinneken
gnoe  antiloop
gnome - zedenleer
gnoom  aardgeest, aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter
gnosis  inzicht, kennis
gnuiven - gniffelen
goal – doelpunt, treffer
goalie - keeper
goalkeeper  doelverdediger, keeper
goallat  doellat
goalpaal  doelpaal
gobelin – wandkleed, wandtapijt
God  Aangeroepene, Opperwezen, Schepper
God  (Lat.) deus, Jahweh, Jehova
God alleen zij eer  s.d.g.
God der Indianen - Noncomala
God met bokkenpoten  Pan, sater
God met twee gezichten - Janus
God van de akkers  Conus, Faunus, Vervactor
God van de Babyloniërs  Baäl
God van de begeerte  Pathos
God van de bescherming van de staat  Polias
God van de besmetting  Sterculius
God van de bevrijding van zorgen  Aequitas, Lydios
God van de bijbel  Elohim, Jehova, JHWH
God van de bliksem  Jupiter
God van de bloedige dood  Ker
God van de dapperheid  Vitrus
God van de dichtkunst  Apollo,Braga, Bragi
God van de dieven  Hermes
God van de donder  Donar, Jupiter, Thor
God van de dood  Anubus, Caeculus, Mors, Thanatus Uller
God van de dood  Ind. Myth. - Jama
God van de droom  Morpheus
God van de duisternis  (Gr.) Ahriman, Erebus, Zoroaster
God van de eed en trouw  War
God van de eeuwigheid  Aeternitas
God van de geboorte  Pelumnus
God van de geneeskunde  Aesculaplus, Esculaap
God van de geploegde akkers  Obarator
God van de grenzen  Terminus
God van de handel  Hermes, Mercurius
God van de haven.  Portunus
God van de hekeling en spot  Momus
God van de herders  Ruminus
God van de herfst  Vertumnus
God van de Hindoes  Brahma, Indra
God van de honger  Fames
God van de hoop  Spes
God van de Indianen  Manitou, Noncomala
God van de jaargetijden  Freyer
God van de jonggehuwde mannen  Subigus
God van de kinderen  Fascines
God van de koophandel  Hermes, Mercurius
God van de landbouw  Saturnus
God van de liefde  Amor, Cupido, Eros
God van de muzen  Apollo
God van de noordenwind  Boreas
God van de noordoostenwind  Kaikias
God van de onderwereld  Dis, Oreus, Pluto,
God van de onoverwinnelijkheid  Invictus
God van de oorlog, wijsheid en kracht  Ares, Mars, Tyr
God van de oostenwind  Eurus, Vuturnus
God van de overwinning  Victor
God van de regen  Pluvius
God van de rijkdom - Plutus, Xanthos
God van de rivieren  Asopus, Enipeus, Peneus, Rhesos, Xanthos
God van de scheiding van ziel en lichaam  Viduus
God van de scherts  Liber, Locus
God van de schone kunsten  Apollo
God van de schrik  Pavor, Phobos
God van de slaap  Hypnos ,Morfeus
God van de slaven  Portunus
God van de spot  Momus
God van de steden  Promachos
God van de stilzwijgendheid  Horos, Widar
God van de storm  Njord, Typhon
God van de stroom  Inachos, Tiburtus
God van de trouw  Fides, Var
God van de tuinbouw  Priapus
God van de tijd  Janus
God van de uitvindingen  Hermes
God van de veeteelt  Pales, Priapus
God van de veiligheid  Securitas
God van de velden  Picus
God van de vernietiging  Loki
God van de wateren  Neptunus, Njord, Poseidon
God van de wederliefde - Anteros
God van de welvaart van de staat  Salus
God van de westenwind  Zephyrus, Zephuros
God van de wind  Aeolus
God van de wijn  Bacchus, Dionysos
God van de woede  Furor
God van de wouden  Picus
God van de zang, snarenspel en schone kunsten - Apollo
God van de zee  Aegir, Egir, Glaucus, Neptunus, Njord, Ocoanos, Poseidon
God van de zuidenwind  Africus Auster, Notus,
God van de zuidoostenwind  Eurus
God van de zuidwestenwind  Libs
God van het begin en einde  Janus
God van het bestraffen van misdaden  Ultor
God van het bos - Sater
God van het dodenrijk  Hades, Pluto
God van het eggen  Occator
God van het huwelijk - Hymen
God van het kwaad  Ahriman
God van het metaal bewerken  Vulcanus
God van het onweer  Hadad
God van het spreken  Fabulius
God van het uitrusten tijdens de tocht  Qulies
God van het vee  Faunus
God van het veld - Sater
God van het vuur  Hephaistos, Vulcanus
goddelijk  heerlijk, hemels, schoon, verheven, verrukkelijk, zalig
goddeloos  gruwelijk, heilloos, misdadig, ongodsdienstig, onheilig, schandelijk, slecht, zedeloos, zondig
goddeloosheid  Atheïsme, inpieteit, boosheid ongodsdienstigheid, verdorvenheid
goddeloos mens - atheïst
goddeloze  atheïst, ongelovige
goddelijke openbaring - orakel
goddelijkheid - diviniteit
Gode allen zij de eer - S. D. G.
Gode zij dank  dg
Gode zij de hoogste 1of  L. P.O.
Gode zij lof  Ld.
Gode zij lof en het volk heil  L.D.S.P.
goden  asen, penaten
godendienst - afgodsdienst
godendrank  nectar
godenleer  fabelleer, mythologie
godenspijs - ambrosia, ambrozijn
godenverhaal - mythe
godgeleerdheid  theologie
godenverblijf  Asga(a)rd, Helicon, Hemel, Olympus, Parnassus, Walhalla
godgeklaagd  ergerlijk, schandelijk
godgeleerd  theologiach
godgeleerde  theoloog
godgeleerdheid  theologie
Godgewijd - heilig
Godgewijde vrouw - begijn, non
Godgezind - godsdienstig, vroom
Godheid - Aegir, Apollo, Amor, Ares, Ate, Eos, Eolus, Eros, Donar, Loki, Odin, Frigga, Ra, Ran, Saturnus, Wodan
Godheid  Opperwezen
Godheid  (Hebreeuws) Ja(h)we
Godheid - demon
Godheid met bokspoten  Pan, Sater
Godheid van de Hindoes  Brahma
Godheid van de Indiërs - Indra
godin  Ate, Artemis, Astarte. Aurora, Bellona, Ceres, Demeter, Diana, Eris, Flora, Fortuna, Gea, Gerda, Hera, Hestia, Iduna Irene, Iris, Isis, Laga, Nemesis, Ran, Venus, Vesta
Godin van de aarde  Gea
Godin van de akkers  Dea
Godin van de Amazonen  Otrera
Godin van de angst  Angerona
Godin van de armoede  Penia
Godin van de bestrijding van kwaden  Angitia
Godin van de blindheid  Orbona
Godin van de bloemen  Flora, Ohioris
Godin van de bronnen en rivieren  Najade
Godin van de dag  Homers
Godin van de dageraad  Eos, Aurora, Themis
Godin van de dapperheid  Minerva
Godin van de duistere nacht  Leto
Godin van de eendracht  Concordia
Godin van de eeuwige jeugd  Hebe, Iduna, Juventa
Godin van de gemakkelijke geboorte  Numeria
Godin van de genezing  Panakeis
Godin van de gerechtigheid  Astrea, Justitia, Themis
Godin van de gezondheid  Hygiea
Godin van de groeikracht  Marcia
Godin van de herlevende natuur  Ostara
Godin van de hulp op woelige zee  Leukothea
Godin van de jacht  Artemis, Diana
Godin van de jeugd  Hobo
Godin van de kinderen  Cunia
Godin van de krijgshaft  Indra
Godin van de kuisheid  Pudicitia
Godin van de lagere rang - nimf
Godin van de landbouw  Ceres, Demeter
Godin van de lastdieren  Epona
Godin van de lente  Flora, Ostara
Godin van de liefde  Aphrodite, Venus
Godin van de lieflijkheid  Bettina
Godin van de maan  Astarte, Luna, Selene
Godin van de muzen  Melete, Mneme
Godin van de natuurkracht  lris
Godin van de onderwereld - Cora, Hela, Persefone
Godin van de onsterfelijkheid  Ida
Godin van de oorlog - Bellona
Godin van de opwekking der liefde  Stimula
Godin van de overreding  Suada
Godin van de overvloed  Abundantia, Consivia
Godin van de overwinning  Nike. Victoria
Godin van de paarden  Epona, Hippia
Godin van de plantengroei  Chloris, Flora
Godin van de razernij  Lyssa
Godin van de regenboog  Iris
Godin van de rijstcultuur - (Dewi) Sri
Godin van de rust  Hesychia
Godin van de scheepvaart  Nehalennia
Godin van de schoonheid  Gerda
Godin van de spinsters  Berchta
Godin van de Syriërs  Astarte
Godin van de toorn  Ira
Godin van de toverij  Hecate
Godin van de trouw  Fides
Godin van de tuin en het ooft  Pomona
Godin van de tweedracht  Eris
Godin van de twist  Eris
Godin van de tijdwisseling  Dike, Eirene, Eunomia
Godin van de verblinding  Apate,Ate
Godin van de vergetelheid  Lethe
Godin van de vermoeidheid  Fessonia
Godin van de verzoening  Virplace
Godin van de vindingrijkheid  Minerva
Godin van de vrede  Forsete, Irene
Godin van de vreugde  Laetitia
Godin van de vrijheid  Feronia
Godin van de vruchtbaarheid  Nerthus , Rhenia
Godin van de wellust  Volupia
Godin van de wieg  Cunina
Godin van de wijsheid  Athene, Minerva
Godin van de wolken  Nephele
Godin van de wraak  Ate, Nemesis
Godin van de wrekende gerechtigheid - Nemesis
Godin van de zee  Ino, Ran, Rana
Godin van de zogende moeders Edulia
Godin van de zorg  Cura
Godin van het bedrog  Apate
Godin van het beginnende jaar  Anna
Godin van het berouw  Metameleia
Godin van het geheugen  Mnomosyne
Godin van het geluk  Fortuna
Godin van het gerucht  Faam, Fama, Pheme
Godin van het graan  Ceres ,Demeter
Godin van het huiselijk geluk  Vesta
Godin van het huwelijk - Hera, Holda, Holle, Juno
Godin van het lot  Fortuna
Godin van het medelijden  Misericordia
Godin van het noodlot  Moïra
Godin van het ongelijk  Cassandra
Godin van het onheil  Ate
Godin van het recht  Astraea, Themis
Godin van het schaakspel  Caïssa
Godin van het vuur - Megera, Vesta
Godin van het zinnelijk genot  Libentia, Vulgivaga
Godin van tuin en erf  Pomona
Godinnen van de jaargetijden - horen
Godlof  l. d.
godloochenaar  atheïst, ongelovige
godloochening  atheïsme
godsakker - begraafplaats, kerkhof
godsbode - engel
godsdienst  animisme, boeddhisme, christendom, confucianisme, cultus, dynamisme, geloof, hindoeïsme, islam, jodendom, leer, NH, P.G., religie, ritus, R.K., shintoïsme, taoïsme
godsdienst  Islam, N.H., R. K., P.G.,
godsdienst in VoorIndië  Brahmanisme
godsdienstig  devoot, geestelijk, gelovig, religieus, vroom
godsdienstig feest der Turken  balram
godsdienstig gebouw  abdij, kapel, kerk, klooster, synagoge, tempel
godsdienstig gebruik – besnijdenis, rite
godsdienstig gezang – motet
godsdienstig lied - psalm
godsdienstig offermaal (Arab.)  sedekah
godsdienstig vragenboek  catechismus
godsdienstige gebruiken - ritus
godsdienstige groep  kaste, kerk, sekte
godsdienstige - vrome
godsdienstige handeling  bidden, cultus, gebed, liturgie, magie, rite, ritueel, ritus
godsdienstige groep - sekte
godsdienstige herleving  Réveil
godsdienstige leerrede  preek, predikatie, sermoen
godsdienstige overdenking  meditatie
godsdienstige richting  confessie, gezindte, kerk, sekte
godsdienstige scheiding  schisma
godsdienstige sekte uit de middeleeuwen  Atbigenzen, Waldenzen
godsdienstige toespraak  allocutie, predikatie, preek, sermoen
godsdienstijver  geloofsijver
godsdienstleraar  dominee, geestelijke, pastoor, predikant, priester, rabbi, rabbijn, rebbe
godsdienstloos - neutraal
godsdienstoefening  adventsdienst, dienst, (Isr.) seider, mis,
godsdienstonderwijs  catechese, catechisatie, lering
godsdienstonderwijzer - (Ind.) goeroe
godsdienstplechtigheid  eredienst, liturgie
godsdienstschool van de Islam  madrasah
godsdienstzaak  geloofszaak
godsdienstzin  godsdienstigheid
godsgebouw  godshuis, kerk, tempel, liefdadigheidsgesticht
godsgericht  orakel, ordale
godsgetuige  martelaar
Godsgezant  apostel, engel, profeet
godshuis  armenhuis, basiliek, bedehuis , dom, kathedraal, kerk, tempel
godslastering  blasfemie, vloek
godslasterlijk - blasfemisch, liederlijk
Godsman  apostel, Godsgezant, heilige, profeet
godsoordeel (middeleeuwen)  vuurproef, waterproef
godsoordeel - ordale
Godsregering  theocratie
godsspraak  Epifanie, openbaring, orakel, profetie
godsstad - Jeruzalem
godsverzaking - godloochening
godsvloek - Kainsteken
godsvrucht  devotie, godsvrees, godvrezendheid, vroomheid
godvergeten - goddeloos, gruwelijk, snood
godverloochenaar - afvallige, geloofsverzaker
godvrezend - gelovig, godvruchtig, religieus, vroom
godvruchtig  devoot, pieus, vroom
godvruchtige oefening  novene
godzalig  godvruchtig, vroom
goed – bagage, behoorlijk, bekwaam, bene, best, betamelijk, beter, betrouwbaar, billijk, braaf, bruikbaar, bezit, degelijk, deugdelijk, deugdzaam, edel, eerbaar, eerlijk, eerzaam, eminent, flink, fair, fijn, gaaf, genadig, geschikt, gewenst, gezond, gunstig, have, heerlijk, heilzaam, juist, kleding, koopwaar, leuk, nobel, oprecht, passend, puik, recht, rechtschapen, schitterend, textiel, tof, uitstekend, voortreffelijk, wel
goed  bezit, goederen, have
goed (Barg.)  emmes
goed  garderobe, kleding, kleren
goed algemeen gebruik  gewoonte, mos, zede
goed bedacht – bekeken
goed begrijpen – beseffen, snappen, vatten
goed bekend – eigen, vertrouwd
goed beklant  druk
goed doordacht  weloverwogen
goed door elkaar gemengd  b.m.
goed er uit zien – ogen
goed gekookt  gaar
goed gelegen – welgelegen
goed geslepen - scherp
goed gewicht  ggw
goed gezouten  hartig, pittig
goed groeiende  welig
goed helpen - weldoen
goed helpend  afdoend, beproefd, deugdelijk, probaat
goed hoorbaar – luid, overluid
goed ingelicht  geïnformeerd, welingelicht
goed kunnende koken  g. k. k.
goed nadenken - bezinnen
goed op de hoogte  welingelicht
goed oplettend  opmerkzaam
goed oppassen – deugen
goed oppassend – braaf
goed passend - aangegoten
goed redenaar  Brugman, Cicero, Guldenmond
goed schoon – keurig, net, proper
goed schot  treffer
goed snijdend  scherp
goed spreker  orator, redenaar
goed staan  kleden
goed stevig – sterk
goed te lezen – duidelijk, leesbaar
goed verneembaar – hardop, luid
goed verstaanbaar – helder, duidelijk
goed verzorgd – netjes
goed voor kleding - stof
goed waarneembaar  hoorbaar, verstaanbaar, zichtbaar
goed waarvan iemand het vruchtgebruik bezit  loon
goed zo  bravo
goedaardig  benigne, braaf, goedhartig, goedig, goedmoedig, ongevaarlijk, vriendelijk
goedaardig gezwel - angioma, angioom
goedaardige hond - lobbes
goedaardige spot  ironie
goedbloed - goedzak, lobbes, sukkel, sul
goeddoen - weldoen
goeddunken – believen, welbehagen
goede afloop - welslagen
goede bekendheid  faam, naam, reputatie, roep
goede daad  weldaad
goede eigenschap  deugd
goede geest  engel, Ormazd, patroon
goede gezindheid - gundtig
goede grond  teelaarde
goede grond voor bloembollen  geest
goede hoedanigheid  merite
goede hoop – kans
goede kennis – amice
goede kwaliteit – tof
goede luim - humor
goede manieren  bon ton, fatsoen
goede mannen  arbiters, scheidsrechters
goede naam  faam, reputatie
goede naam in geldzaken - krediet
goede talenkenner  polyglot, tolk
goede trouw  eerlijkheid, integriteit, probaatheid, rechtschapenheid
goede uitslag  succes
goede verstandhouding  harmonie
goedang (End.)  pakhuis, provisiekamer
goedbloed  goedzak, lobbes, sukkel, sul
goeddoen  weldoen
goedendag  adé, adi, aju, bonjour, daag, dag, hallo, knots, vaarwel
goedendag - knots
goedendag zeggen – groeten
goed en fijn – puk
goed en fraai – mooi
goed en grondig – terdege
goed en terecht – juist
goed en zuiver - rein
Goedereede, plaats op - Ouddorp, Stellendam
goederen  artikelen, bezit, bezittingen, gerei, have, huisraad, koopwaar, spullen, stoffen, waar, waren
goederen boven op een schip  deklast
goederen opslaan  bergen, opbergen
goederen opslagplaats  depot, loods, pakhuis, veem
goederenverkeer- handel
goedertieren  barmhartig, clement, genadig, genereus, goedgunstig, lankmoedig, mild, welgezind, welwillend, zachtmoedig
goedertierenheid  genade, gratie
goedgebouwd  welgevormd, krachtig
goedgeefs  gul, mild, milddadig, royaal, scheutig, vrijgevig
goedgeefsheid – gulheid, milddadigheid, mildheid, royaliteit
goedgehumeurd  opgeruimd, opgewekt, vrolijk
goedgekeurd – toegestaan
goedgekleed - pront
goedgelovig  lichtgelovig, naïef, onnozel, orthodox
goedgemutst – opgewekt, vrolijk
goedgevig  gul, royaal, vrijgevig
goedgevormd - mooi, schoon
goedgezind  weldenkend, welnemend, welwillend
goedgunstig  genegen, minzaam, welwillend
goedhartig  braaf, gemoedelijk, goedaardig, goedig, gul, vriendelijk, zachtaardig
goedhartige, domme man - sukkel, sul
goedhartigheid  bonhomie, braafheid, jovialiteit welwillendheid
goedheid  braafheid, deugd, gunst, rechtschapenheid
goedheilig man – sint, sinterklaas, sintnicolaas
goedig – bezadigd, gezapig, goedaardig, goedhartig, goedmoedig, zachtaardig, inschikkelijk, kalm, lankmoedig, liefderijk, sullig, toegeeflijk, vriendelijkheid
goedig mens - sul
goedige en domme man  sukkel, sul, goeierd
goedje  kleren, meubels, spul
goedkeuren  accepteren, beamen, billijken, gouteren, gunnen, instemmen, inwilligen, ratificeren, sanctioneren, toelaten, toestaan, toestemmen
goedkeurend  instemmend, toestemmend
goed- of afkeurende uitspraak - oordeel
goedkeuring  approbatie, bekrachtiging, bijval, fiat, homologatie, instemming, ratificatie, sanctie, toestemming, waardering
goedkeuringsstem - suffrage
goedkoop  billijk, bon-marché, plat, voordelig
goedkoopboekje - pocket
goedkope mutsekant  langet
goedkope schouwburgrang - engelenbak, schellinkje
goedkope rang  engelenbak, schellinkje
goedmaken  bestrijden, dekken, goedpraten, herstellen, verbeteren, vergoeden
goedmaking  vergoeding
goedmoedig  goedaardig, gemoedelijk, goedig, onergdenkend, trouwhartig, welwillend
goedmoedigheid  bonhomie, gemoedelijkheid, goedigheid, jovialiteit
goedreiniger  bleker
goedrond  openhartig, oprecht, rondborstig
goedschiks  behoorlijk, betamelijk, gewillig
goedsmoeds  bedaard, opgeruimd, opgewekt, welgemoed
goedspreken  waarborgen
goedvinden  goedkeuren, toelaten, toestaan, toestemmen, welbehagen
goedwillig  dienstvaardig. gewillig
goedzak – goedbloed, goeierd, lobbes, sul
goeierd  goedbloed, goedzak, lobbes, sukkel, sul
Goël  Heiland, losser, Verlosser, wreker,
goelijk  goedaardig, lief, vriendelijk
goeman – arbiter, bemiddelaar, commissaris, scheidsrechter
goendoe - anakhré
goeni  gonje, jute
goenoeng (Ind.)  berg, bergland
goesting  lust, smaak, trek, zin
goffer  dikkerd, dikzak
gok  kans, pari, risico, schatting, waagstuk, weddenschap
gokhuis - casino
gokken – riskeren, schatten, speculeren, wagen, wedden
gokker – ibbelaar, dspeculant, speler
gokmachine - trekkast
gokspel – dobbelspel, hazard, kaarten, loterij, lotto, poker, roulette, saturnus, totalisator, toto
golf  baai, baar, gulp, guts, inham, roller, zeeboezem, zwalp
golfbaan - links
golfbeweging  trilling, triller, deining, branding, omslaan
golfbreker  dam, hoofd, pier, strandhoofd, strekdam
golfbroek - plus-fours
golflijn  tremblé
golfslag - deining, rolling
golfspel, term uit het - bogey, brassy, bunker, caddy, club, course, drive, eagle, green, handicap, hole, iron, link, mashie, putter, spoon, stick, stroke, tee
golfstok – brassy, club
golfterm – green, hole, par, putt, putter, stick, tee,
golfterrein  course, golflinks, greens, links
Goliath - reus
golven  deinen, gulpen, plooien, stromen,zwalpen
golvende lok haar - krul
golving – deining, fluctuatie, ondulatie, plooi, schommeling, undulatie
gom - gum,kit, kit, lijm, plak, plaksel, stuf, vlakgom
gomachtige stof  lak
gomboom  eucalyptus, sapium
gomelastiek  caoutchouc, gummi, rubber, stuf
gomhars  amoniakgom, bdellium, duivelsdrek, guttegom, mirre, opium, wierook
gomlak  schellak
gommen – kleven, lijmen, (op)plakken, rederen, stuffen, uitvegen
gondel – cabine, schuitje
gondelier  gondelroeier
gondellied  barcarolle
gondelroeier  gondelier, gondeliere
gondelschipper - gondelier
gondelstad  Venetië
gondelwedstrijd – regatta
gonfalon - banier
gong  klankbekken
gong bij drumstel - bekken
goniometrie  hookmeetkunde
goniometrische term  cosecans, cosinus, cotangens, secans, sinus, tangens
gonje – jute, zakkengoed
gonzen  brommen, malen, zeuren, zoemen
gonzend  brommend, malend,snorrend
gonzer - snorrepot
goochelaar - illusionist, kunstenmaker, prestidigitateur
goochelen - toveren
goochelkunst – magie, toverij
goochelnummer - act
goochem  arg, behendig, betjoegd, bijdehand, geslepen, gevat, gewiekst, handig, leep, link, listig, pienter, slim, sluw, schrander, spitsvondig, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen
goocheme jongen  linkmichel, linkmichiel, slimmerik
goochemerd  leperd, slimmerd
gooi – duw, slag, smeet, worp
gooien – keilen, kogelen, slingeren, smakken, smijten, werpen
gooien of smijten – kwakken
gooier – smijter, werper
Gooilander  Gooier
Goois dorp  Blaricum, Bussum, Hilversum Huizen, Laren, Naarden
goor – bedorven, grauw, groezelig, modderig, morsig, ongewassen, onfris, smerig, smoezelig, vaal, vies, vuil
goot  afvoerbuis, afvoerkanaal , dakrand, geul, greppel, pijp, regenafvoer, rioolbuis
gootgat  afgietsel, spoelwater
gootnat - spoelwater
gootpijp  afvoerbuis
goot in de rundveestal - groep, grup
gootsteen – aanrecht, lavet
gootvormig, groef op een zuil  cannelure
gordel  band, buikriem, ceintuur, draagband, krans, kring, lasso,lijfband, riem, singel, sjerp, snoer
gordel (Jap.) - obi
gordelbeurs - beugeltas
gordeldier - armadil, armadillo, pantserdiertatoe
gordelriem - (degen)koppel
gordelroos - zoster
gordel van bloemen – krans
gordel van een trekdier - gareel
gordel van sterren  melkweg
gordel van zijde of andere stof  sjerp
gordel zonder sluiting  stepin
gordelroos  huidontsteking
gordelvormig sneeuwgebied  sneeuwgordel
gordijn  courtine, doek, (Fr) rideau, store, vitrage, voorhang, voorhangsel
gordijn van gaas  klamboe, muskietennet
gordijnband of koord  embrasse
gordijnpreek  bedsermoen
gordijnroede – rail
gordijnstof - tarlatan
gordijnstok  roe, roede
gordijnwieltje  runner
gording – balk, bint, dwarsbalk, dwarshout, rib, spant, spier
gore lucht - stank
gorgel  hals, keel, strottenhoofd
gorgelen - spoelen
Gorgonen  Medusa, Euryale, Stheno
Gorgonen, vader van de - Phorcys
gorgonisch  ijzingwekkend
gorig - onzindelijk, smerig
gorilla - lijfwacht
gorilla  mensaap, pongo
gors – aanslibbing, kardoes, kwelder, nes, schor, zandplaat
gorsachtige vogel  cirigors, ortolaan, rietgors
gortig  bont, garstig, grof, smerig, vinnig, vuil
gortenbrij - gortenpap
gortenteller  duitendief, erwtenteller, geldwolf, gierigsard, knar, krent, vrek
gortenpap  gortebrij
gorter - pelmolenaar
Gorter, werk van - Mei, Pan
gorterij – pelmolen
gortgerecht – watergruwel
gortig – garstig, grof, ongans, smerig, vuil
gortrijst - emer
gortworst - beuling
goteling  geus, gietijzer
Gotisch siermotief  hogel
Gotische letter  fractuur
Gotische lettersoort  blak
Gotische spitsboog  ogief
Gotische stijl - ogivaalstijl, spitsbogenstijl
Goto Eilanden, een der - Foekoesjima
goud  Au, Aurum
goud  (Fr.) or
goudarend  steenarend
goudboordsel – galon, tres
gouddraad  cantille
goudduivel  geldzucht
goudemail - cloisonné
gouden boordsel - galon, tres
gouden dollarstuk  eagle
gouden kalf  mammon
gouden pond sterling  sovereign
gouden munt  dukaat, eagle, florlijn
gouden ring van Odin  Draupnir
gouden vaatwerk  (R.K.) monstrans
goudenregen  linzeboom
goudforel - bergmeerforel
goudgehalte van munten  allooi
goudgewicht - karaat
goudgulden  Ggld.
goudhaantje  elzenhaantje, goudsbloemvogel
goudhaas - acouchi, agoeti, paka
goudkleurig  dorré, verguld
goudklomp - pepite
Goudland  Eldorado, Ofir
goudmaken - alchemie, alchimi, alchimisterij
goudmaker  alchemist, alchimist
goudmakreel  dorade
goudmerel  gouw, wielewaal
goudmunt - albertijn, dukaat, eagle, florijn, goudgulden, napoleon, nobel
goud of zilverboordsel - tres
goudpluvier – diek, wilster
goudrenonkel  boterbloem
goudsbloem  calendula
goudschuim  goudglit
goedsmid – juwelier
goudstaaf  baar
goudsteen - chrysoliet
goudstuk van 10 dollar  eagle
goudtoets - essaai
goudvis - dorade
goudvogel  wielewaal
goudwolf - jakhals
goudwortel  gouwe, vrek, jakhals
goudzoeker  alchimist, avonturier, (Am.) digger, fortuinzoeker
goudzwavel - antimoonsulfide
gougnotte - lesbienne
gouvernante  duenna (Sp), huisonderwijzeres landvoogdes
gouvernement  bestuur, provincie, regering
gouverneur  bestuurder, landvoogd, nabob
GouverneurGeneraal - G.G., onderkoning
GouverneurGeneraal  (Ned. Gesch.) Alting, Both, Brouwer, Carpentier, Coen, Daendels, Fock, Heutz, ldenburg, Loudon, Maetsuyker, Mossel, Pahud, Rochussen, Valckenier, Wiese
gouw  gewest, goudmerel, landstreek, pad, provincie, sloot, streek, water, weg, watering, wielewaal
gouwe  goudwortel, schelkruid, speenkruid
gozer – kerel, vent
graad  hoogte, mate, orde rang, stadium, titel, trap, waardigheid
graad van een breedtecirkel – lengtegraad
graaf – earl, edelman, landsheer
graafijzer - houweel
graafmachine  dragline, excavateur, Jan-Allemachtig
graaf met bepaalde titel – paltsgraaf
Graaf van Holland  Aernout, Dirk, Floris, Jan, Willem
Graafschap - landschap
Graafschap in Engeland  Essex, Kent, Leicester, York, Norfolk, Sussex
Graafschap in de middeleeuwen  Bentheim, Brabant,
Graafster – delfster, spitster
Graaf van Monte Christo  Dantes
Graaf van Vlaanderen  Arnuif, Boudewijn, Clito, Guido(guy), Robert, Robrecht, Clito, Dampierre
Gelre, Holland , Zutphen
graafwerk – delfwerk, drondwerk, spitwerk
graafwerktuig 
3 spa
5 schop, spade
6 grader, grijper
7 houweel, scraper
8 dragline, hefschop
9 bulldozer, graafwiel, hooglepel
10 excavateur
graafwesp  bijenwolf, harkwesp, keverdoder, rupsendoder, spinnendoder
graag  begerig, gaarne, gewillig, gretig, grif, gulzig, happig, hongerig, tuk
graagheid – begeerte, eetlust
graag spelende - speels
graagte  appetijt, begeerte, gretigheid, honger, lust, trek, zin
graag thuis zijn – huiselijk
graaien – gappen, grabbelen, grissen, ratsen, struinen, wegkapen
graal - schaal
graan  gerst, haver, koren, maïs, rijst, rogge, tarwe
graanafval  kaf, stro
graanbeurs - korenbeurs
graanbewerker  molenaar
graanhulzen – zemelen
graankorrel – graantje, grein
graanelevator - graanzuiger
graanmarkt - korenbeurs
graanpakhuis  silo
graanschuur – korenschuur
graansilo - graanpakhuis
graansoort  boekweit, gerat, gerst, gierst, haver, koren, maïs, rogge, rijst, spelt, tarwe, weit
graantje  korrel, borrel
graantjespikker  drinkebroer, nathals
graantrechter  treem, tremel
graan uit de halm halen – dorsen
graan voor nasigorang - rijst
graanworm  korenbijter, korenbout
graanzeef  harp
graanziekte - dwergroest, kalfjesbruin, kroonroest, meeldauw, moederkoren, oogvlekkenziekte, sneeuwschimmel, steenbrand, stuifbrand
graanzolder – pezel, pijzel
graanzuiger  elevator
graasde boter - grasboter
graasvlakte - weiland
graat  beentje, gebeente, geraamte
graatachtig  gratig, kraakbenig, week
grabbelen - graaien
grabbelton  tombola
gracelijk  aanvallig, bevallig, gracieus, sierlijk
gracht  kanaal, kade, singel, vaarwater, veste
gracht in Amsterdam  Egelantiersgracht, Elandsgracht,
Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht, Rozengracht, Singel
gracht om de stad  singel
gracieus  bekoorlijk, bevallig, elegant, gracelijk, hoffelijk, innemend, lieflijk, sierlijk
graderen - frijnen
gradueel  trapsgewijs, opklimmend
graf – grafkuil, groeve, kuil, mausoleum, pyramide, rustplaats, tombe
graf der farao´s  piramide
graf van zwerfkeien  hunebed
grafdelver  doodgraver
grafelijk verzoek om geld  bede
grafgebouw  mausoleum
grafheuvel  terp, tumulus
graficus - zie schilders, drukker, grafici, letterzetter, tekenaars, zetter
grafiek  diagram, prentkunst
grafisch product  boek, druk, drukwerk, ets
grafisch teken - cedille
grafisch vakman  drukker, zetter
grafische afdruk  ets, litho
grafische voorstelling  curve, diagram, grafiek, schema
grafische voorstelling van aardbevingen  seismogram
grafische voorstelling van hartslag – cardiogram
grafiet - potlood
grafkelder  crypte, crypt
graflied – dirge
grafmonument – pyramide, tomge
grafmonument in Bretagne en Engeland  dolmen
grafnaald - obelisk
grafologie - handschriftkunde
grafschrift  epitaaf, epitatis, epitafium, R.l.P.
grafsteen  epitafium, grafmonument, tombe, zerk
grafteken - mastaba, piramide, sarcofaag, steen, stele, stoepa, tomge
graftempel in Peru  huaca
graftombe – mausoleum, praalgraf
grafvaas – urn
graf van grote stenen - hunnebed
gragzerk - tombe
grafzuil – obelisk, stele
gram  beu, boos, kwaad, toornig, verbolgen, verstoord
gram - eenheid van gewicht, gr.
grammaire  spraakkunst
grammatica  grammaire, spraakkunst, syntaxis, taalkunde
gramaticaal - grammatisch
grammaticale term  achtervoegsel, affix, bijwoord, bijzin, casus, enkelvoud, foneem, meervoud, naamval, naamwoord, nomen, persoon, prefix, pronomen, suffix, telwoord, tijd, tussenwerpsel, verbuiging, voegwoord, voornaamwoord, voorvoegsel, voorzetsel, werkwoord, wijs, woord, zin
grammatische figuur  apocope, syncope
grammofoon – draaitafel, fonograaf, pathefoon, platenspeler, pick-up
grammofoonplaat  L.P., E.P.,plaat, schijf, single
grammofoonplatenautomaat - jukebox
gramschap – boosheid, toorn, verstoordheid, woede, wrevel
gramstorig  boos, grimmig, korzelig, kregel, kwaad, nijdig, toornig
granaat – edelsteen, kartets, obus, patroon, projectiel
granaatkartets - schrapnel
granaatsteen  melaniet
grande - rijksgrote
grandioos – enorm, geweldig, groots, heerlijk, magistraal, monumentaal, prachtig, schitterend, weids
granen maaien - oogsten
graniet – hardsteen, natuursteenporfier
granietkiezel  macadam
granietputje  kociolki, oricango
granito - kunststeen
granietribbel  tafoni
granietsoort – Poptrfier, Rapakivi
granietvariatie  dioriet, porfier
granuleus  korrelig
grap  aardigheid, anekdote, bak, farce, geestigheid, gein, jolie, grol, jen, joke, klucht, kwinkslag, leut, mop, narrenpots, paskwil, poets, scherts, snakerij, streek, ui
grapefruit - pompelmoes
grapjas  bouffon, clown, grappenmaker, hansworst, harlekijn, komiek, leukerd, lolbroek, malloot, nar, paljas, pleziermaker, potsemaker, schalk
grapje – aardigheidje,geintje, lolletje
grapjes maken  dollen, mallen
grappenmaker  clown, farceur, geinig, grapjas, guit, hansworst, komiek, kwant, leukerd, lolbroek, luimig, malloot, nar, olijkerd, paljas, pias, pirewiet, potser, scaramouche, schalk, snaak
grappig  aardig, amusant, boertig, dwaas, geestig, geinig, guitig, humoristisch, idioot, jofel, kluchtig, koddig, komisch, lachwekkend, leuk, leutig, luimig, mal, moppig, olijk, potsig, schalks, schelms, snaaks, uiig, vermakelijk, vrolijk
grappig  (muz.) scherzando
grappig deuntje - mopje
grappig verhaal  anekdote, boerde
grappigheid  boert, geestigheid, gein, luim, snakerij
gras - alang-alang
grasachtig onkruid – duist
gras afeten door koeien – grazen
grasbewerking - maaien
grasbloem - aartje, madelief, spicula
gras dat na het maaien opschiet  etgras,, etgroen, nagras
grasgewas  pitrus,zegge
grasgewas aan de oever  bies, riet
grasgans – rietgans
grasgewas – zegge
grasgrond – veld, wei(de)
grashalm – raai, spriet
grasjonker - groenvink
grasknarper – kwartelkoning
gras korten - maaien
graskramp  kopziekte, krampziekte
grasland - anger, beemd, dries, greide, groenland, made, mars, meent, meers, wei, weiland, weide, wel
grasland aan water  beemd
grasland (drassig)  dries
grasland (maaiveld)  made
grasland tot akkerland maken - scheuren
grasland (gemeensch.)  meent, mient
grasland (Vlaams)  mars, meers
graslook  bieslook
grasmaaier - hannekemaaier
grasmaand – april
grasmachine – maaie
grasmat - voerbalveld
grasmus  braamfluiter, fitis, erwtenpikker, koewachter, tjiftjaf, tuinfluiter, zwartkop
graspeen  graswortel
grasperk  gazon
graspieper  akkerleeuwerik, veldleeuwerik
grasplant  allangalang, bamboe, dravik, gerst, gierst, haver, helm, maïs, riet, rijst, rogge, sorgho, suikerriet, tarwe, kweek, spelt, spits, vossenstaart
graspol – aardkluit, plag
graspreek  hagepreek
grassoort –
3 oot, pee, poa, zea
4 aira, alfa, bent, bunt, coix, helm, mais, raai, riet, rijst,
teff
5 avena, briza, dolik, dravik, dreps, duist, emmer, evene, gerst, halfa, haver, kweek, oryza, rogge, sereh, smeel,
smele, spart, spelt, tarwe, zegge
6 bamboe, bromus, dravik, fiorin, gierst, holcus, lolium,
melica, milium, phleum, secala, sparte, witbol
7 bambusa, festuca, hordeum, kamgras, kropaar, lagurus,
molinia, panicum, pijlriet, sekgras, slofhak, sorghum
8 agrostis, alfagras, bentgras, buntgras, dactylis, duinriet,
eenkoorn, glyceria, hanepoot, hardgras, hooigeur,
imperata, liesgras, paspalum, phalaris, piekgras, pilzegge,
raaigras, reukgras, rietgras, rijstgras, sesleria, slikgras,
slijkgras, spartina, timothee, trilgras, triciticum, vlotgras
9 agropyton, ammophila, beemdgras, blauwgras,
cynosurus, cypergras, doddegras, elytrigia, emerkoorn,
mannagras, nevelgras, pampagras, panikgras, parelgras,
roegneria, saccharum, schijngras, slijkzegge, tarwegras,
tweekoorn, vedergras, vlasdolk, zwenkgras
10 alangalang, alopecurus, cortadoria, cymbopogon,
fioringras, gierstgras, hazenstaart, jobstranen, kruipertje,
liefdegras, oplismenus, paardegras, pampasgras,
pennisetum, phragmites, prachtriet, pseudosasa,
schapegras, scherpgras, slangegras, steppegras,
straatgras, struisgras, struisriet, suikerriet
11 anthoxantum, arundinaria, citroengras, deschampsia,
espartogras, kanariegras, kanariezaad, kweldergras,
muizengerst, negergierst, parelgierst, pluimgierst,
puccinellia, schaduwgras, scherpkruid, spartelgras
12 corynephorus, olifantsgras, stenotaphrum, timotheegras
13 arrhenatherum, calamogrostis, pijpestrootje,
rietzwenkgras, vossenstaart, zanddoddegras
14 beemdlangbloem, hondstarwegras
15 borstelveergras
grassoort in Spanje  esparto, halfagras
grassoort in weilanden  raaigras
grasspier – grasspriet
grasstengel – halm, smeel
grassteppe  llano, pampa, poesta, savannah
grassteppe in Hongarije  poesta
grasstuk – plag, pol, zode
grastapijt  graskleed, grasmat, grasveld
grastetanie  graskramp, kopziekte
grasveld  bleek, gazon, wei(de)
grasvlakte  pampa, poesta, prairie, savanne, steppe, wei(land)
grasvlakte in Brazilië  campo
grasvlakte in Ecuador  paramos
grasvlakte in NoordAmerika  prairie
grasvlakte in ZuidAmerika  Llano, pampa
grasvlakte met groepjes bomen  savanne
graszode  groes, plag, pol
gratias  dankzegging
gratie  bevalligheid, charme, elegantie, genade, goedgunstigheid, goedertierenheid, gunst, kwijtschelding, zwier
Gratiën  Aglaja, Euphrosyne, Thalia
gratieus  zie: gracieus
gratificatie  bonus, geschenk, premie, tantieme, toelage
gratig - graatachtig
gratis  cadeau, kosteloos, pro deo, p.d., te geef, vrij
gratuit (Fr.)  ongegrond, ongemotiveerd, onverplicht
grauw  donkergrijs, gemeen, gepeupel, gespuis, goor, grijs, groezelig, janhagel, plebs, schuim, snauw, tuig, vaal
vaalwit, vaalzwart
grauw gesteente  amaril
grauwe erwt  kapucijner, keker, raasdonder
grauwe peulerwt - keker
grauwe peulvrucht – capucijner
grauwe rotssteen - basalt
grauwe staar - cataract
grauwe zusters - Klarissen
grauwbruin  dofbruin, vaalbruin
grauwen – snauwen
grauwgeel  kaki
grauwtje  ezel, grauwschildering
grauwvink - ringmus
gravamen (Lat.)  bezwaar, zwarigheid
grave (muz)  ernstig, plechtig
graveel  blaassteen, niersteen
graveerder  etser, graveur, plaatsnijder
graveernaald  burijn, ponsoen
graveersel - prent
graveerstift  graveernaald
graveerwerk - niëllo
graven  delven, spitten
graver  grondwerker, delver , mineur, sappeur, spitter
graveren – etsen, griffen, kerven, krassen
graveur  etser, graceerder, plaatsnijder
graviditeit  zwangerschap
gravin – edelvrouw, landsvrouw
gravimeter aërometer, zwaartemeter
gravinnenkruid - hertshoornweegbree, varkenskers
Gravin (Eng.)  Countess
Gravin (Fr.)  comtesse
Gravin van Holland  Ada, Jacoba, Margaretha
gravitatie  aantrekkingskracht, zwaartekracht
graviteit  deftigheid, plechtstatigheid
gravure  ets, koperdruk, plaat, prent, zegelstempel
grawitz-tumor - hypermefroma
grazen  weiden
grazig  grasrijk
grazioso (muz)  bevallig, liefelijk, zacht
grebbe  greppel, sloot, vore
greel – gareel, halsjuk
Greenwichtijd  G.T.
greep  gevest, grip, handigheid, handvat, handvol, heft, hengsel, houvast, knop, kruk, mestvork, oor, steel, stool, vaardigheid
greep van een degen  gevest
greid  grasland, weiland
greidboer - veehouder
greidgrond - wei(land)
greidplaats  boerenplaats
grein  beetje, gewichtje, korrel, korrel, schijntje, zier
greinachtig - greinig. korrelachtig, korrelig
greineren – korrelen
greinig – korrelig
greintje – ziertje
grellen - visafval
grenadier – infanterist, keursoldaat, soldaat
grenadine - vruchtenlimonade
grendel – klink, knip, slot, schuif, schuifbout, sluitijzer
grendelen - sluiten
grenier  garnier
grenenboom - den, pijnboom
grens – afbakening, afpaling, afscheiding, einde, eindpunt, kant, kust, limiet, lijn, maat, rand, scheiding, scheidslijn, uiterste
grensbeambte  commies, douane, douanier, grenswacht,
grensboom  maal, slagboom
grenscontrole  douane, douanedienst, grenswacht
grensdocument – paspoort, visum
grensganger  grensarbeider
grensgebied tussen twee flora´s – biochore
grendgeld - tol
grensgewest – grensstreek, mark
grenskantoor - douanepost
grensland  mark, randgebied
grenslijn – grenslinie, limiet, omtrek, rading, schreef, zijde
grenslinie – grenslijn
grens met douane - grenspost
grensoppervlak - horisfeer
grenspaal – cippus, landpaal, scheipaal
grenspolitie - douane
grensrivier van Europa en Azië  Oeral
grensrivier van Italië en Gallië  Rubicon
grensscheiding  demarcatielijn, demarkatie, laak, wetering
grenssloot  laak
grensteken  boom, paal, steen
grensstreek – grensgebied
grens van heesters - heg
grenswaarde  lim., limiet
grenswacht  douanier, kommies
grenswachter - commies, douanebeambte
grenzeloos  bar, eindeloos, erg, mateloos, oeverloos, onbegrensd, onbeperkt, geul, , onmetelijk, ontzettend
grenzen - belanden, naderen, palen
grenzen aan – palen
grenzend - aangelegen
greppel  aardgeul, geul, goot, grep, groef, groeve, slootje, voor, vore, watergang
greppel in het hoogveen  raai
greppelrus - mothaar, paddengras
gres  kiezelzandsteen
gresbuis  rioolbuis
gretig  begerig, belust, gaarne, graag, grif, gulzig, happig, hongerig, schrokkerig, tuk
gretig verlangen  azen, smachten
gretigheid  aviditeit, begeerte, begerigheid, graagte, gulzigheid
gribus  achterbuurt, bouwval, keet
griebels  fratsen, grimassen, kunsten, rillingen
grief  belediging, bezwaar, ergernis, klacht, krenking, kwelling, leed, smart, verdriet
Grieken (bij Humerus)  Danaërs
Griekenland  Hellas
Grieks  Helleens
Grieks achtervoegsel  algie, archie, fiel fobie, geen, grafie, iatrie, kratie, logie, loog,, manie, pathie
Grieks alfabet  alpha, bèta, chi, delta, epsilon, èta gamma,, jota, kappa, lambda, mu, nu, omega, omikron, phi, psi, rho, thèta, xi, sigma, tau, upsilon, zeta
Grieks bestuurder  geront, archont
Grieks beeldhouwer  Doidalses, Eubolides, Eufranoz, Feidias, Leochares, Lysippos, Myron, Praxiteles, Skopas, Timotheos
Grieks blaasinstrument  aulos, kithara panfluit, schalmei, subs, syrinx
Grieks blijspeldichter - Aristofanes, Eupolis, Kratinos, Menander
Grieks bovenkleed - Chitoon
Grieks bruiloftslied - Epihalamion
Grieks Concertgebouw  Odeon
Grieks danslied - hyposchema
Grieks dialect - Aiolisch, Archaisch, Attisch, Boiotisch, Dorisch, Eleisch, Ionisch, Koinê, Lesbisch
Grieks dichter  Anacreon, Homerus, Pindarus ,Sappho
Grieks district - nomos
Grieks eiland 
3 Ios, Kea, Kos
4 Nios, Oxia, Simi
5 Chios, Delos, Hydra, Korfu, Kreta, Milos, Laros, Lesbos,
axos, Samos, Syros, Thera, Tinos, Vidos, Zante
6 Aegina, Amorgo, Andros, Euboia, Fleves, Ikaria, Ithaca,
Ithaki, Kastos, Korfoe, Lesbos, Lesvos, Leukas, imnos,
Megalo, Patmos, Piperi, Schiza, Skyros, Thasos, hodos,
Valexa, yioura
7 Arkoudi, Athokos, Kalamos, Kerkyra, Kythira, ythnos,
Pelagos, Petalas, Spetsai
8 Serirhos, Skiathos
9 Alonnisos, Antimilos, Antipaxos, Falkonera, Patroklos,
Periatera, Psasthoura, Sapientza, Skaopelos, Velopoula,
Zakynthos
10 Elafonisos, Kefallina, Samothrake, Skantzoura,
Skyropoula
Grieks fabeldichter  Esopus
Grieks fabeldier - griffioen
Grieks feest in de oudheid - Apat(o)uria, Ch(l)oia
Grieks geneesheer  Galenas, Hippocrates
Grieks gebergte  Athos
Grieks gerechtshof  Areopagus
Grieks geschiedschrijver - Eforos, Herodotus, Thoukydides, Xenofon
Grieks grensland - Albanië, Bulgarije, Joegoslavië, Turkije
Grieks heilig dier - stier
Grieks heldendicht  epos, Ilias, Proteus, Poseidon
Grieks infanterist - peltast
Grieks kapmantel - Birrus
Grieks kledingstuk - chiton, chlamys, Himation, peplos, petasos
Grieks landschap  Arcadia, Attica, Beotië, Elis, Epirus, Thessalie
Grieks lied ter ere van Apollo - paian
Grieks lied ter ere van Doinysos - dithyrambe
Grieks loflied - enkomion, epinokos
Grieks mannenvertrek - androon
Grieks muziekinstrument - aulos, hydraulis, kithara, lyra, syrinx
Grieks onderklees - chiton
Grieks schiereiland - Chalkidike, Pelion, Peloponnesos
Grieks schilder - Apelles, Apollodoros, Eufranor, Mikon, Nikias, Parrasios, Pausias, Polygnotos, Protogenes, Zeuxis
Grieks snaarinstrument  kithara, lier, lyra
Grieks soldaat  hopliet, peltast
Grieks spreekgestoelte - ambo, bema
Grieks treurdicht - threnos
Grieks treurspeldichter  Aeschylus, Casperius,Thespis, Sophocles, Euripides
Grieks veldheer  Epaminondas, Miltiades, Themistocles
Grieks voorvoegsel  akro, amfi, an, ana, anti, apo archeo, auto, baro, biblio, bio, chrono, crypto, demo, di, dia, en, epi, fono, foto, geo, helio, hemi, hexa, holo, homo, hydro, hypo, iso, kata, kilo, kosmo, kyno, leuko, litho, makro, meso, meta, mikro, mono, necro, neo, neuro, ochlo, on, ortho, paleo, pan, para, patho, penta, peri, petro, poly, proto, pyro, steno, syn,
tele, theo, thoxi, zoö
Grieks voorzetsel - epi
Grieks wiskundige - Eudoxis
Grieks wollen vrouwenkleed - peplos
Grieks zinnebeeld van de vruchtbaarheid - fallos
Griekse aanvoerder voor Troje - Agamemnon
Griekse berg - Athos
Griekse berg aan Apollo en de Muzen gewijd - Helikon, Parnas(sus)
Griekse beroepszanger - aoidos
Griekse bevolkingsgroep - Joerochen, Wlachen
Griekse bode der goden - Iris
Griekse bouwstijl - Dorisch, Korintisch, Lonisch,
Griekse bruidschat - proika
Griekse bijbelvertaling - septuaginta
Griekse dichter(es) - Alkaios, Alkman, Anaxillas,
Archilochos, Batoon, Hesiodos, Hipponax, Homeros, Korinna, Pindaros, Sapfo, Simonides, Theognis, Tyrtaios
Griekse dictator  Hipparchus, Hipplas, Metaxas, Pattakos, Papadopoulos
Griekse eilandengroep  Dodekanesos, Milo
Griekse fabeldichter - Esopus
Griekse geldswaarde  talent
Griekse geschiedschrijver  Herodotus
Griekse gezelschapsdame - hetaere
Griekse God  Apollo, Ares, Artemis, Ate, Athene, Bia, Dionysos, Eros, Gaea, Hades, Hebe, Hera, Pan, Poseidon, Tyche, Zeus
Griekse God van het dodenrijk - Hades
Griekse godin  Artemis, Ate, Athene, Demeter, Eris, Hebe, Hera, Irene, Iris, Tethys
Griekse godin van de dageraad - Eos
Griekse halfgod  Herakles, Heros, Hercules, Prometheus
Griekse halfgoden - heroën
Griekse harp  magadis
Griekse haven - Patras, Pireüs, Saloniki, Volos
Griekse held van Troje  Achilles, Ajax, Patroclos
Griekse heraut - Stentor
Griekse hoofdstad - Athene
Griekse koning over het eiland Erythia met drie lichamen  (myth.) Geryon
Griekse koningin der goden - Hera
Griekse koorleider - choreeg
Griekse krijgsgod - Ares
Griekse krijgsman uit Thebe  Epaminondaa
Griekse laars - kothurn
Griekse lengtemaat  palmos, piki, stadie
Griekse letter -
2 fi, mu, nu, pi, ro, xi
3 chi, eta, ksi, phi, psi, rho, tau
4 alfa, beta, iota, jota, zeta
5 alpha, delta, gamma, kappa, laba, omega, sigma, theta
6 lambda
7 epsilon, omikron, upsilon
Griekse lier  kithara, phorminx
Griekse lierdichter  Arion, Orpheus, Pindarus
Griekse maat, oude - choes, kotyle
Griekse mantel  pallium
Griekse markt  agora
Griekse munt  drachme, lepton, obool, stater
Griekse muntwaarde  talent
Griekse mythologische vorst - Ceyx
Griekse naam voor Amer  Eros
Griekse naam voor Ceres  Demeter
Griekse naam voor Diana  Artemis
Griekse naam voor Hercules  Heracles, Herakles
Griekse naam voor Juno  Hera
Griekse naam voor Jupiter  Zeus
Griekse naam voor Mars  Ares
Griekse naam voor Mercurius  Hermes
Griekse naam veer Minerva  Athene
Griekse naam voor Neptunus  Poseidon
Griekse naam voor Pluto  Hades
Griekse naam voor Venus  Aphrodite
Griekse nimf - Calypso
Griekse omgangstaal - koinè
Griekse onheilsgodin en godin van de blinde drift  Ate
Griekse oorlogsgod  Ares
Griekse oppergod  Zeus
Griekse orakelplaats  Delphi
Griekse pasmunt  obool
Griekse patrijs - steenhoen
Griekse politieke club - hetaerie
Griekse raad - boule
Griekse redenaar  Aft(h)onos, Aichinis, Antifon, Demosthenes, Hyperides, Isokrates, Lysias
Griekse rivier -
4 Aoos, Arta
5 Axios, Euros, Ladon
6 Evinos, Kourou, Louros, Mornos, Nestos, Pinios, Pirros
7 Acheron, Aggitis, Enipeus, Euratas, Strymon, Thyamis
8 Acheloos, Aliakmon, Alpheios, Filiouri, Gallikos,
Selinous
11 Kalamntari, Monglenitsa
Griekse schilder  Apelles, Zeuxis
Griekse stad  Aigai, Argos, Arta, Athene, Bolos, Chalkis, Chios, Drama, Edessa, Enos, Kalamai, Korinthe, Nauplia, Patrai, Pyrgos, Saloniki, Serrai, Sparta, Thebe, Thessalinica, Veria, Xanthi
Griekse stad met orakel - Delphi, Dodone
Griekse stad-staat in de oudheid - Athene, Sparta, Thebe Griekse tiran - Hippias, Kyselos, Peisistratos, Periander,
Polykrates
Griekse tragediedichter - Aischylos, Euripides, Sofokles
Griekse vaas  amfoor, amfora
Griekse vaasvorm - kylix
Griekse vampier - lamia
Griekse veldheer  Miltiades, Themistocles
Griekse vertaling van het O.T.  septuaginta
Griekse vilten muts - 0pilas
Griekse wachter  filax
Griekse waterkruik - hydria
Griekse waterslang - hydra
Griekse wijsgeer  Aristoteles, Epicurus, Plato, Pythagoras, Socrates, Thales, Solon, Zeno
Griekse wijsgerige school - Eleaten
Griekse witte wijn  Samos
Griekse woonkamer  megaron
Griekse zanger  rapsode
Griekse zeegod  Poseidon, Proteus, Triton
Griekse zeenimf – Galatea
Griekse zoete wijn - samos
Griekse zonnegod - Helios
grien - huilebalk
griend  hoephout, rijshout, rijswaard, waard
griendhout  hoephout, rijshout, teen
griendland  hoepland
grienebalk  huilebalk
grienen  huilen, jammeren, janken, pruilen
griep – influenza
griepen – pesten, treiteren, zeuren
gries  kiezelzand, meisje, gruis, snol
griesmeelproduct - macaroni, spaghetti, vermecelli
griet  grutto, meisje
grietensoort - scharretong, schurftvis, tarbot
grietenij – schoutambacht
grietje – bakvis, topzeil
grieven  beledigen, ergeren, hinderen, krenken, kwellen, kwetsen, plagen, pijnigen, steken, treffen, (ver)wonden
grievend  beledigend, bitter, bijtend, grof, krenkend, kwetsend, pijnlijk, sarcastisch, scherp, stekend,
grievende belediging  hoon, smaad
grieze – meisje, snol
griezel  afkeer, engerd, gruizel gruwel, kriezel
griezelen – gruwen, huiveren, rillen, ijzen
griezelfilm – horrorfilm, thriller
griezelig  eng, grillig, huiverig, huiveringwekkend, ijzig, koud, macaber, onguur, sinister
griezelig mens  engerd
griezelverhaal  spookverhaal, thriller
grif – begerig, gaarne, glad, graag, graveernaald, gretig, vaardig, vlot(weg), vlug, volmondig
griffel  entlot, entrijs, entrijchlorophyls, grift, stift
griffelen - enten
griffen  etsen, graveren, inkrassen
griffioen  fabeldier, griffion, grijpvogel, lammergier, leeuwarend, smous
grif – kanaal, vaart, watergang
grifnesje  entmesje
grifweg - moeiteloos, vlot
grein – knorrepot
grijnen - grienen
grijns – glimlach, grimas
grijnslach  spotlach
grijnzaard  grommer, knorrepot
grijnzen – grinniken, huilen, lachen,
grijnzend  sardonisch, spotlachend
grijnzend lachen – grinniken
grijpachtig - begerig
grijpbaar - bereikbaar, tastbaar
grijpen  (aan)pakken, beetpakken, krijgen, nemen, pakken, snappen, vangen, vatten
grijpen naar – reiken
grijper - vanger
grijper (grondgraafmachine) – excavateur
grijprtje - pakkertje
grijpvogel  griffioen, krakeend, lammergier
grijs  aloud, bar, donkerwit, grauw, groezelig, lichtblauw, overoud, oud, schier, vaal
grijsaard - bejaarde, nestor, oude
grijsachtig geel  beige
grijsachtig metaal - kobalt
grijsbont  grauwgevlekt
grijs en bejaard - oud
grijsgrauw  vaalgrauw
grijsgroene kleur – reseda, zegroen
grijsheid - ouderdom
grijskruid - knoflookkruid, kruiskruid
grijs of flets - vaal
grijs worden – poliose
grijze ijnkorrelige zandsteen - molasse
grijze kleur  asgrauw grauw,
gril  bevlieging, bui, caprice, frats, inval, kuur, luim, nuk, rilling, opwelling, willekeur
grill - braadrooster
grillen - griezelen, huiveren, rillen
grilleren  braden, roosteren
grillerig - grillig, huiverig, nukkig, rillerig
grillig – balsturig, barok, bizar, buitensporig, capricieus, (muz.) capriccio, eigenzinnig, exentriek, grotesk, huiverig, humeurig, korzelig, lastig, luimig, moeilijk, netelig, nukkig, onbestendig, ongedurig, ongestadig, onregelmatig, onstabiel, onvoorzien, ruw, veranderlijk, wonderlijk, willekeurig, wispelturig, wisselvallig, wispelturig, wuft, zonderling
grillig behandelen  gesol, sollen
grillig van stijl  barok, bizar, grotesk, rococo
grillig van vorm - grotesk
grilligheid  bizarrerie, kuur, luimigheid, nuk, nukkigheid, wisselvalligheid
grilling  huivering, rilling
gril of frats - kuur
grilziek - lastig, nukkig
grim  grimmigheid, onvriendelijk, toorn, woede
grimas  frats, gezicht, grijns, kuur
grimassen  geveinsdheid, kunstenmakerij, onoprechtheid
grimbek - knorrepot
grime  opmaak
grimeersel - schmink
grimeren  opmaken, sminken
grimeur - toneelkapper
grimmig  boos, nors, onguur, onvriendelijk, toornig, (muz.) torso, verbitterd, verbolgen, verhard, verontwaardigd, vertoornd, woedend, vreeswekkend, wrevelig
grimmigheid  boosheid, norsheid, toorn, verbolgenheid, woede, wreveligheid
grind (grint)  kiezel, rolstenen, steengruis
grind-en zandrug - oos
grindhoop in wegbermen - kits
grindewal  dolfijn
grindzand - gus
grinniken – gniffelen, grijnzen, lachen, meesmuilen
griotje – dropje
grip - houvast
grissen  graaien, jatten, pakken, weggrijpen, wegroven
grit – grutto
groef  geul, gleuf, greppel, inoeping, inkerving, kerf, kloof, kuil, plooi, put, reef, ril, rimpel, rits, sleuf, sloot, uitholling, voeg, voor, vore
groef in de huid - rimpel
groef in een zuil  cannelure
groefbidder – aanspreker
groeftaster – pick-up
groei  aanwas, evolutie, ontwikkeling, tier, toeneming, toename, uitbouw, uitbreiding, uitspruitsel, was(dom)
groeien – aangrijpen, aanwassen, aanzwellen, dijen, gedijen, opkomen, opschieten, ontwikkelen, tieren, toenemen, wassen
groeihormoon – somatotropine
groeiloos – onvruchtbaar
groeimiddel – gier, mest, kunstmest
groeimiddel toedienen – bemesten, gieren
groeistadium  embryonaal
groeistoffen - auxinen
groeizaam  fertiel, vet, voedzaam, vruchtbaar, welig, wulps
groen (wapenkunde)  sinopel
groen  foet, nieuweling, noviet, onervaren, onrijp, pril, vers
Groen (Herald.) - sinopel
groenaarde - seladoniet
groenachtig blauw - pauwblauw
groenbedrijf  groenboerderij, veehouderij
groenblijvende heester - taxus
groenblindheid  deuteranopsie
groenboer  veehouder, groentekweker, warmoezenier
groene edelsteen – beril , smaragd
groene eiland - Ierland
groene haring  panharing
groene heester – hulst, taxus
groene lipbloemige plant – rozemarijn
groene naaldboom - lariks
groene sierplant  oleander
groene staar – glaucoma
groene tafel - biljart
groene zijde – linkerzijde
groene zuidvrucht - kiwi
groenheid  frisheid, linksheid, onervarenheid, wrangheid
Groenland, bergtop op - nunatak
Groenland, hoofdstad van - Godthab
Groenland, ontdekker van - Gunnbjörn
Groenland, stad op - Etah, Ivigtut, Umanak,
Groenlander  Eskimo
Groenlands vaartuig  kajak
groenling  groenvink, kneu, knuit
groensel - uitspruitsel
groensteen  dioriet
groente 
2 ui
3 lof, sla
4 biet, boon, erwt, knol, kool, look, moes, peen, peul, prei,
raap
5 kroot, linze, radijs, taugé, ijssla,
6 augurk, dunsel, kervel, molsla, salade, sjalot, snijsla,
sperge, tomaat, witlof, wortel, zuring
7 andijvie, asperges, bindsla, doperwt, kardoen, kropsla,
paprika, pluksla, ramenas, selderij, slaboon, snijbiet,
snijboon, snijkool, snijmoes, veldsla, warmoes
8 artisjok, botersla, brocceli, koolraap, koolrabi, rabarber,
rammenas, spinazie, rodekool, selderie, slabonen,
snijbonen, spekboon, spinazie, spruitje, sterkers,
stoofsla, tuinboon, zuurkool
9 aubergine, bloemkool, cantharel, doperwten, flageolet,
kapucijner, komkommer, moeskruid, pastenaak,
patiëntia, postelein, pronkboon, raapsteel, radijskool,
spitskool, spruitjes, wittekool
10 boerenkool, champignon, groenekool, capucijners,
peterselie, raapstelen, savoyekool, spruitkool,
suikermais, winterbiet, winterpeen
11 bladselderij, knolselderij, savooiekool, schorseneer,
sperzieboon, topinamboer
12 bleekselderij, schorseneren, slierasperge, winterwortel
14 prinsessenboon
15 herfstknolletje
groenteboer - groenteman
groente en vleesextract  maggi
groentekweker  berkoos, tuinder, warmoezenier
groentesoep  julienne, potage
groentetuin  moestuin
groente voor de soep – selderie
greentijd  novitiaat
groentje  fout, nieuweling, noviet
groenvink - groenling
groenvoedergewas  serradella
groenwerk - vendure
groep  afdeling, club, complex, fondament, gezelschap, klasse, kliek, koor, kring, kudde, partij, ploeg, reeks, stel, team, troep, verzameling
groepen – samenscholen
groeperen - rangschikken
groep agenten - politie
groep bijeen wonende dieren  kolonie
groep bij elkaar behorende voorwerpen – set, stel
groep bijen  zwerm
groep cijfers achter de komma van een logaritme – mantisse
groep coureurs - renstal
groep deskundigen – braintrust, forum
groep dichters omstreeks 1950  experimentelen
groep duiven  vlucht
groep eilanden  archipel, eilandengroep
groep ganzen  koppel
groep hemellichamen  melkweg, spiraalnevel
groep herten  roedel
groep honden  meute
groep kippen  toom
groep klanken  woord
groep kunstenaars  bent, generatie, kring, school
groep kunstenaars uit de 17e eeuw  Muiderkring
groep. leerlingen  klas, school
groep met opdracht  comité, commissie
groep muzikanten – korps, orkest
groep samenlevende personen – commune
groep samenwerkers - ploeg, team
groep schapen  kudde
groep schrijvers aan het eind der 19e. eeuw  Tachtigers
groep spelers  group, elftal, equipe, team
groep sporters - team
groep sterren  stelsel, sterrenbeeld
groep uitgelezenen  elite
groep van drie  trias
groep van drie noten  triool
groep van verfstoffen - eosine
groep van vier noten  quartole
groep van vijf noten  quintool
groep verwante families van planten en dieren  orde
groep verwante geslachten  familie
groep verwante ordes  klasse
groep verwante soorten  genus, geslacht
groep verwante variëteiten  soort, species
groep verwanten  familie, geslacht
groep vissen  school
groep woorden - woordgroep, zin
groep zangers  koor
groep zwanen bij elkaar  zwanendrift
groepstaal - argot, bargoens, slang
groes - dries
groet  adé, adie, adieu, aju(us), ave, begroeting, beleefdheidsbetuiging, bonjour, dag, eerbetoon, eerbewijs, gedag, glimlach, goedendag, hallo, handdruk, knik, morgrn, nik, salu(u)t, salve, tabé, vaarwel, welkom, zwaai
groeten – aanslaan, gedag zeggen, knikken, nijgen, salueren, wuiven
groeten bij aankomst  begroeten, verwelkomen
groeten bij afscheid – uitzwaaien, vaarwelzeggen
groeten met de hand - zwaaien
groeten door een militair  salueren
groet tijdens carnaval - alaaf
groeve – gleuf, graf, greppel, kuil, sponning, vore
groeven - graveren, ingriffen
groezelig  beduimeld, bestoven, goor, grijs, grauw, morsig, onfris, onzindelijk, smoezelig, vaal, vuil
groezig  dof, goor, grijs, morsig, onfris, smoezelig, vaal, vuilgrauw
grof  boers, bruusk, brutaal, cru, dik, gortig, groot, hard, honds, log, lomp, onbehouwen, onbeschoft, ongemanierd,
onverbloemd, ordinair, ploertig, plomp, ruig, ruw, schromelijk, zwaar
grof aardewerk - diggel
grof bedrog  boerenbedrog
grof been - schonk
grof behaard  ruig, ruwharig
grof boezeroengoed – nassau
grof en boers - lomp
grof gebouwd  bonkig, krachtig, plompstevig, zwaar
grof geschut  kanon, houwitser, overmacht
grofheid - bruuskheid, forsheid, kloekheid, lompheid, ruwheid, onbeschaafdheid, onbeschoftheid, platheid, platitude, plompheid
grof hennepweefsel – canvas
grof kolensoort – cokes
grofkorrelig gesteente - notiet
grofkorrelige sneeuw – firn
grof laken – want
grof lijnwaad – drol
grof linnen - jute
grof mens  lomperd, plomperd
grof puin - brik
grofschilder  huisschilder, verver
grof stuk brood  homp
grof stuk geschut - houwitser, kanon
grofte - dikte, zwaarte
grof vuil - afval
grof weefsel  canvas, jutestramien, tweed
grofweg - onnauwkeurig
grof wild - hert, moeflon, ree, zwijn
grofzinnelijk  dierlijk
grog - kwast
grol  aardigheid, boert, gekheid, grap, gril, mop, poets, ui
grollen  grommen, knorren, morren, pruttelen
grollen maken  schertsen
grollenmaker - clown, grapjas, grappenmaker, humorist, komiek, lolbroek, moppentapper, pias
grollig - grappig, snaaks
grombaard  oudgediende, veteraan
grommen  brommen, knorren, pruttelen,
grommig  gemelijk, knorrig
grompot  brompot, grol, knorrepot, nurks
grond  aarde, akker, basis, beweegreden, bodem, drijfveer, erf, erve, fond, fundament, land, motief, oorzaak, raison, reden, veld, vloer
grond aanwinnen - inpolderen
grond bij een huis  erf
grond die erts bevat  ader
grond langs de zee  strand
grond om boerderij  erf, erve
grond ophogen  aanaarden
grond tot behandelen  reden
grond tussen dijk en rivier  oeverwal, uiterwaard
grond van weinig waarde  onland
grond voor vermoeden  indicium
grondaanwinning  inpoldering, kolonisatie
grondbalk  kesp
grondbedrag  basisbedrag
grondbeeld  model, prototype
grondbedekking  kleed, loper, tapijt
grondbeginsel  dogma, element, fundament, kiem, principe, richtsnoer, stelregel
grondbeginsel betreffend  elementair, fundamenteel, principieel
grondbeschrijving  kadaster
grondbeschrijvend  kadastraal
grondbewerking  eggen, gieren, mesten, ploegen
grondbezit  eigendom
grondbezitter – landheer
grondbezitter van een polder - ingeland
grondbezit van vazal  leen
grondbezitting - landerijen
grondboor  puls
grondconstructie - postulaat
grondel - dikkopje
gronddenkbeeld  grondgedachte
grondduiker- sifon
grondeenheid  monade
grondeigendom  grondbezit
grondeigendom van de staat  domein
grondeigenschap - axioma
grondeloos  bodemloos, ongegrond, onpeilbaar
gronden  baseren, funderen, grondverven, grondvesten, stichten, vesten
grond en goed - terdege
gronden op - baseren
gronderig - troebel
grondgebied  areaal, erf, land, rechtsgebied, rijk, staat, streek, terrein, territoir, territorium, tuin
grondgebruiker  boer
grondgedachte  basis, beginsel, principe, thema
grondgetal - zestig
grondhoek – basishoek
grondhoogte – terp
grondhuur - erfpacht
grondig – afdoend, danig, degelijk, deugdelijk, diep, diepgaand, flink, fundamenteel, gedegen, geducht, indringend, ingrijpend, innig, radicaal, solide, stevig, terdege, troebel, uitentreuren, weldoordacht
grondig  grondlegging, stichting
gronding - grondlegging
grondlaag  fundament, onderlaag, precoat, residu, substraat
grondlaag met grondwater  kwelm
grond langs de weg – berm
grond langs de zee - strand
grondlasten  grondbelasting
grondleen - bordelagium
grondlegger  oprichter, stichter
grondlegger van de bacteriologie  Pasteur
grondlegger van de biochemie  Liebig
grondlegger van de elektriciteitsleer  Maxwell
grondlegger van de psychoanalyse  Fraud
grondlegger van de spectroscopie  Huggins
grondlegger van het Esperanto – Zamennof
grondlegging - gronding
grondlijn (wisk.)  basis
grondlijn – fundament, grondslag, grondvlak
grondlijster – pitta
grondmist - nevel
grondnoot  aardnoot, apenoot, katjang, olienoot, pinda
grondnotenolie - arachisolie
grondpand - hypotheek
grondpein - kweek(gras)
grondplan  grondtekening, ontwerp, plattegrond
grondplant - lilmos
grondprobleem  kernprobleem
grondregel  axioma, basis, beginsel, norm, principe, programma, statuut, stelregel
grondregister - kadaster
grondrente - cijnsrecht
grondschaaf - horletoet
grondschuiver - bulldozer
grondslag  axioma, basis, beginsel, fundament, fundering, grondvest, handvest
grondslag leggen  baseren, funderen, grondvesten
grondslag van een dijk  zaat, zate
grondslag van muntstelsel  standaard
grondsoort  geest, grint, hei, hoogveen, kalk, keileem, klei, laagveen, leem, löss, mergel, moer, molm, oer, tuinaarde, veen, zand, zandsteen, zavel, zeeklei
grondsop  bezinksel, drab, droesem, heffe, moer, residu, zetsel
grondsteen  fundamant, hoeksteen
grondstelling  axioma, postulaat, principe, stelregel
grondstof  element, erts, materiaal, materie, specie, stoffage
grondstof van asfalt - bitumen
grondstof voor aluminium  bauxiet
grondstof voor beton - cement
grondstof voor bier  gerst, gist, hop, mout
grondstof voor brood – beslag, bloem, deeg, gist, graan, koren, meel
grondstof voor brouwerij  hop, mout
grondstof voor buskruit  houtskool, salpeter, zwavel
grondstof voor linnen - vlas
grondstof voor metaalbereiding - erts
grondstof voor pap  melk
grondstof voor papier  cellulose, hout, lompen
grondstof voor pannekoeken  beslag
grondstof voor pottenbakkers  gleis, klei, leem
grondstof voor superfosfaat - calciumfosfaat, fosforiet
grondstof voor tennisbaan  gravel
grondstof voor textiel – garen, katoen
grondstof voor touw  hennep, sisal, vlas
grondstof voor macaroni, vermicelli etc. - hardgries
grondstof voor zeepbereiding  loog
grondstuk – voetstuk
grondtaal  begintaal, Germaans, Gotisch, Grieks, Latijn, oertaal grondtekening - plattegrond
grondtekst - origineel
grondtoon  a, do, prime, tonica, ut
grondtrek - hoofdlijn
grond tussen dijk en rivier - uiterwaard
grond verbetering – melioratie
grondvernis – slijplak
grondverven - gronden
grondverwering  erosie
grondverzetmachine  bulldozer
grondvest  basis, fundament, grondslag, principe
grondvesten  baseren, funderen, gronden, stichten
grondvester - grondlegger, stichter
grondvester van da U.S.S.R.  Lenin
grondvlak  basis, bodem, bodemvlak, steunvlak, vloer
grond voor tuinbouw - teelaarde
grondvorm  model, type, voorbeeld, vorm
grondwaarheid  axioma
grondwals - aardrol
grondwater  kwelwater, welwater, zakwater
grondwater betreffende  freatisch
grondweefsel van planten – parenchym
grondwerker - graver
grondwet  constitutie
grondwettelijk  constitutioneel, grondwettig
grondwoord  stamwoord
grondzee  stortzee
grondzuil  steunpilaar
Gronings bier  kluin
Gronings eiland  Rottum, Rottumeroog, Rottumerplaat
Gronings gebouw  Martinitoren
Gronings gewest  Fivelingo, Hogeland, Hunzingo, Oldambt, Reiderland, Westerkwartier, Westerwolde
Gronings hoog dorp  wierd(e)
Gronings vliegveld  Eelde
Gronings water - Boterdiep, Damsterdiep, Reitdiep
Groningse edelen (middeleeuwen) - redger
Groningse haven - Delfzijl, Zoutkamp
Groningse munt (17e eeuw) - flebbe
Groningse plaats -
4 Leek
5 Bedum, Haren, Marum, Ulrum
6 Beerta, Winsum
7 Delfzijl, Veendam, Warffum
8 Hoogkerk, Midwolda, Scheemda, Zoutkamp
9 Groningen, Grijpskerk, Hoogezand, Loppersum,
Muntendam, Onstwedde, Sappemeer, Uithuizen, Zuidhoorn
10 Appingedam, Grootegast, Noordwolde, Slochteren,
Vlagtwedde, Wildervank, Winschoten
11 Roodeschool, Stadskanaal
12 Bellingwolde, Musselkanaal, Nieuweschans
Groningse streek - Duurswold, Fivelingo, Goorecht,
Hunsingo, Oldambt, Westerkwartier, Westerwolde
groom  livreibediende, rijknecht, stalknecht
groot  aanmerkelijk, aanzienlijk, belangrijk, breed, enorm, fiks, geweldig, groots, kloek, kolossaal, lang, machtig, macro, mega, omvangrijk, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, volwassen, voornaam, voortreffelijk, uitgebreid, uitgestrekt, uitstekend, wijd
groot aantal – boel, massa, menigte, hoop, legio, veel, verzameling
groot applaus - ovatie
groot bedrag – miljoen, kapitaal, ton
groot bezit – gezondheid, rijkdom, schat
groot bierglas - pul
groot bioloog - Darwin, Carell, Mendel
groot boek - foliant
groot brengen – opfokken, opkweken, opvoeden
Groot-Brittanië – Engeland, Schotland
groot dichter  Dante, Goethe, Homerus, Shakespeare
groot dik boek – pil, foliant
groot dik stuk - homp
groot diner – banket
groot drinkglas - bokaal
groot drukletter  regaal
groot eiland  Eire, Erin, Groenland ,Ierland
groot en breed – ruim
groot en gerekt – lang
groot en ruim – breed
groot en sterk – flink, stevig, stoer
groot en stevig – fors, lijvig
groot en zwaar  grof, groot, lomp, lijvig
groot en zwaar persoon - gofferd
groot exemplaar  kanjer, knots
groot feest  gala, partij
groot figuur  held, reus
groot formaat papier – folio
groot gat in een kous - knol
groot gebergte  Alpen, Andes, Oeral
groot gebouw  burcht, dom, flat, hal, kasteel, kathedraal, kerk, schouwburg, stadion, theater, toren, wolkenkrabber
groot gebouw in Amsterdam  R.A.l.
groot gebouw voor sport – stadion
groot gebrek - gemis
groot geoloog – Lamarck
groot getal – legio, menigte, veel
groot geval – gevaarte
groot gevecht - veldslag
groot gasveld – weide
groot glas – bel, kelk
groot hert – eland, rendier
groot huis  kasteel, slot, villa
groot in aantal – legio, talrijk
groot inlands hert - edelhert
groot jager – Nimrod
groot kapitaal – fortuin
groot kussen - peluw
groot land - Australië, V. S., U. S. A., China, India, Rusland
groot lichaam - kolos
groot logement – hotel
groot nlokaal - zaal
groot maken - verheffen
groot man uit de geschiedenis  Alexander, Caesar, Erasmus, Hannibal, Napoleon
groot mens  enak, genie, held, kei, reus
groot muziekfeest - festival
groot natuurkundige  Einstein, Newton
groot ongeluk  catastrofe, onheil, ramp
groot onheil  calamiteit, catastrofe, ramp
groot opgezet - ambitieus
groot opzien  sensatie
groot papierformaat – folio
groot plat stuk hout - plaat
groot plein  esplanade
groot pretpark - lunapark
groot projectiel  raket, torpedo
groot schaakmeester  Aljechin, Bogoljubov, Botwinnik, Bronstein, Capablanca, Euwe, Fischer, Lasker, Morphy, Petrosian, Smislov, Spasski, Steinitz, Tal
groot scheikundige  Laplace, Oparin
groot schietwapen – kanon
groot soort augurk – komkommer
groot soort hagedis - krokodil
groot soort letter  hoofdletter, kanon, kapitaal, regaal
groot soort walvis – ork, orka
grootsoort sportterrein - stadion
groot sterrenkundige  Kepler, Tycho
groot strijkinstrument  bas, contrabas
groot stuk – bonk, brok, homp, klomp, klont, mop
groot stuk boter – klont
groot stuk vis – moot
groot treknet - wade
groot uitvinder  Edison, Marconi
groot vaartuig – prauw
groot vee - runderen
groot verlies  debâcle, ramp, slag
groot vertrek  aula, hal, zaal
groot vinvoetig dier - walrus
groot visnet – schrobnet, wade, zegen
groot volkscentrum - stad
groot voorstellen  opsnijden, opscheppen, overdrijven
groot voorwerp – gevaartejoekel, kanjer
groot vuur – brand
groot warenhuis - bazaar
groot water  meer, oceaan, zee
groot waterdier  narwal, nijlpaard, walrus, walvis
groot wezen  reus
groot wijnglas  roemer, romer
groot wijnvat  toelast
groot winkelbedrijf – supermarkt, warenhuis
groot wiskundige  Boole, Euclides, Euler, Frege, Gauss
groot worden – groeien
groot zeedier – walrus, walvis
groot zeezoogdier – orka, walvis
groot zeilschip – fregat, galjoen
groot zoogdier - neushoorn
groot, zwaar boek  turf
grootdoener – dikdoener, opschepper, pocher
groot grondbezitter - bojaar
groothandelaar – grossier
groot hans – bluffer, pocher
groothartig - edelmoedig, grootmoedig
groothartigheid - edelmoedigheid, grootmoedigheid, hoogheid
grootheidswaan - megalomanie
groothertogdom - Luxemburg
grootbrengen  opkweken, opvoeden
grootgebracht  getogen, opgevoed
groothandelaar  grossier
groothartig  edel, edelmoediglankmoedig
groothartigheid  edelmoedigheid, hoogheid grootmoedigheid
grootheid  adel, hoogheid, luister
grootheidswaanzin  megalomanie
groothertogdom  Luxemburg
grootje  grootmoeder , oma, opoe
grootkanselier  opperzegelbewaarder
grootkruis  erekruis, ridderteken
grootmaken  verheerlijken, verheffen
grootmoeder  beppe, besje, bestemoer grootje, oma, opoe
grootmoedig  aardig, edel(moedig), genereus, nobel, onbaatzuchtig, onzelfzuchtig
grootmoedigheid  edelmoedigheid, noblesse
grootmogol - Lenk, Timoer
grootouder – oma, opa, opoe
grootpoothoender - hamerhoen, maleo
groots – edel, enorm, fier, grandioos, heerlijk, hooghartig, immens, indrukwekkend, (muz.), kolossaal, luisterrijk, machtig, maëstuoso, magistraal, massaal, meesterlijk, monumentaal, ontzaglijk, prachtig, roemrijk,reusachtig, ruim, schitterend, trots, verheven, weids
grootscheeps - weids
groots van afmetingen  enorm, gigantisch, kolossaal,
monumentaal
grootse prestatie  topprestatie
grootsheid  indrukwekkendheid, pracht, verwaandheid, fierheid, trots, hoogmoed
grootspraak  blague, bluf, bombarie, branie, lef, ophef, opschepperij, overdrijving, pocherij, poeha, praal, snoeverij, vertoon, poeha, poeha
grootsprakig  snoevend, zwetsend
grootspreekster – pochster, snoefster
grootspreken  bluffen, overdrijven, pochen, snoeven
grootspreker  bluffer, opschepper, opsnijder, overdrijven, pocher, praalhans, snoever, windbuil, zwetsen
grootsprekerij – renommage, snoeftaal
grootst – gewichtigstmeest, uiterstvoornaamst
grootste deel  leeuwendeel
grootste diamant - Culliman
grootste diersoort  bruinvis, olifant, potvis, walvis
grootste eiland der Antillen  Cuba
grootste gedeelte - grotendeels
grootste gemene deler  G.G.D.
grootste hoeveelheid - maximaal
grootste hoogte  culminatie, top, zenith
grootste klier - lever
grootste klok in klokkentoren  bourdon
grootste rivier van Afrika  Nijl
grootste rivier van Europa  Wolga
grootste rivier van Java  Solo
grootste rivier van Rusland  Wolga
grootste rivier van ZuidAmerika  Amazone
grootste schiereiland van Noord Amerika  Labrador
grootste soort hert  eland
grootste stad van Nebraska  Omaha
grootste strijkinstrument  (contra)bas
grootste vaart  topsnelheid
grootte  afmeting, breedte, formaat, getal, inhoud, kaliber, lengte, maat, omvang, sterkte, volume
grootte bepalen - meten
groottemeter  megameter
grootvader  opa, grootpapa
grootvader van Abraham  Nahor
grootvader van David  Obed
grootvader van Kanaän  Noach, Noë
grootvader van Salomo  Isaï
grootvee  runderen
grootzeil van de achterste mast van een viermastbark - Jigger
gros  aantal, meerderheid, meesten, merendeel, tal
grosse - agschrift
grossierderij  groothandel
grosso mode  (afk.) gr .m. , ruwweg
grot  hol, holte, spelonk, uitholling
grot in Noord-Spanje – Altamira
grote aal - lebaal
grote aanvangsletter  hoofdletter, initiaal
grote aap  baviaan, gorilla,, mandril, orang-oetang
grote adelaar  koningsarend
grote afkeer  haat, hekel, walging
grote afstand  verte
grote auto  camion (Belg.), slee, truck
grote auto voor verhuizingen  verhuiswagen, tapissière
grote beginletter  hoofdletter, initiaal
grote Beer - Hellewagen
grote Beer , een van de sterren van de - Alcor, Alioth, Benetnach, Dubhe, Megrez, Merak, Mizar, Phecda
grote beker  bokaal, roemer
grote beroemdheid - superster
grote bijl  aks
grote bijval  furore
grote binnenplaats – plein
grote blauwepruim - pruimedant
grote boerderij  farm
grote boor  avegaar, egger, effer
grote borst - boezem
grote boterbloem  egelkolen
grote braadpan – kastrol, kasserol
grote brede schop – schoep
grote broeikas - serre
grote deurnis  portaal
grote dichter - Dante, Goethe
grote dolk - kortelas
grote domheid  blunder, enormiteit, flater, stommiteit
grote domoor - uil
grote draagmand  bagge
grote drinkbeker – bokaal, kelk
grote drukletter  kapitaal, regaal, sabon
grote eetkamer - eetzaal
grote Europese rivier  Don, Donau, Rijn, Wolga
grote figuur  reus
grote fles - bottel
grote gehoorzaal  aula, auditorium
grote geldsom - kapitaal
grote gemeente  stad
grote gier uit de Andes  condor
grote golf  roller
grote grasvlakte  campo, llano, pampa, poesta, prairie, steppe, toendra
grote groep hoefdieren - kudde
grote groep insecten - zwerm
grote groep mensen - drom, massa, menigte
grote groep wielrenners – peloton
grote hagedis - varaan
grote halsdoek  labaar
grote hamer  moker, slegel, slegge
grote hoeveelheid  boel, berg, bom, drom, hoop, legio, massa, menigte, overvloed, smak, stapel, stortvloed, tal, veel, wolk, zee
grote hoeveelheid geld  fortuin, kapitaal, schat
grote hoeveelheid hooi  hooiberg, hooimijt
grote hoeveelheid mensen  menigte, schare
grote hoeveelheid schepen  vloot
grote hoeveelheid vissen – school
grote hoeveelheid zand – berg
grote hofstede – havezaat, havezate
Grote Hond, een van de sterren van de - Hondsster, Sirius
grote hoop - gros
grote houten hamer  slag, slegge, slei
grote houten zeilboot - klipper
grote huizenmassa - blok, flatgebouw, huurkazerne
grote kamer – salon, zaal
grote kan  kit
grote katuil - ransuil
grote kerk  basiliek, dom, kathedraal
grote knikker – bonket, stuiter
grote knol – koolraap, rammenas
grote kogel met ontplofbare lading - bom, raket
grote kuip – bad, tobbe
grote kwint  dominant
grote landmassa – continent, vasteland
grote lange vis – zaagbaars
grote lepel sleef
grote lettersoort  kanon, kapitaal, regaal
grote loods  hangar
grote loopvogel – struisvogel
grote man – kolos, reus
grote massa  drom(men), hoop, horde, massa, menigte, meute, troep
grote meneer - banjer, banjerheer
grote menigte  bande, boel, drom, heleboel, hoop, leger, massa, troep, vleet, zee, zwerm
grote menigte krijgsvolk  leger, legioen
grote menigte sterren  starrenbeeld
grote menigte vogels  zwerm
grote meteoor  bolide
grote mier  brek
grote mislukking  catastrofe, debacle
grote modderkruiper  meerpoet, donderaal
grote moedige vogel  adelaar, havik, valk
grote mogendheid  China, Rusland, USA, USSR, VS. Engeland, Frankrijk, Italië, Duitsland, Japan
grote motorsloep – barkas
grote muziekuitvoering - taptoe
grote naaldboom - ceder
grote oceaan, eiland in de -
3 Yap
4 Wake
5 Baker, Efate, Flink, Goeam
6 Anatom, Bikini, Jaluit, Jarvis, Kadvak, Malden, Ponape,
Saipan, Tahiti
7 Baranof, Fanning, Howland, Matador, Norfolk, Palmyra
8 Eniwetok, Johnston, Pitcairn, Wrangell
9 Guadelupe
10 Paaseiland, Tongalaboe
grote oceaan, eilandengroep in de -
7 Fidzji´s, Midways
8 Aleoeten, Hebriden, Koerilen, ,Marianen, Sporaden
9 Carolinen, Galapagos, Louisiaden, Melanesië,
Polynesië,
Rioe-Kioes, Tokelaoes
10 Filippijnen, Micronesië, Toeametoes
16 Bismarck-archipel
grote oceaan, trog in de -
7 Yaptrog
9 Bonintrog, Japantrog, Palautrog, Tongatrog
10 Mexcotrog
11 Atacamatrog, Kermadetrog,
12 Acapulcotrog, Aloetentrog, Koerillentrog,
Marianentrog, Rioekioetrog
16 Bougainvilletrog
grote onderneming  concern, kartel, trust
grote opeenhoping - aandrang
grote ontplofbare kogel  dumdum, granaat, bom
grote opgang  furore
grote overdekte ruimte – hal
grote personenauto – stationcar
grote piano - vleugel
grote plaats  metropool, stad
grote platte boot – aak
grote platte mand - wan
grote puts - amiraal
grote ramp  catastrofe
grote reistas - koffer
grote rivier  Amazone, Don, Donau, Ganges, Indus, Maas, Mekong, Nijl, Mississippi Rijn, Taag, Tsjaad, Waal, Wolga,
Zambezi
grote rivier in Afrika  Kongo, Niger, Nijl, Senegal
grote rivier in Amerika  Amazone, Mississippi
grote rivier in Azië  Ganges, Indus, Hoangho, Jangtsekiang, Lena, Mekong, Ob
grote rivier in Duitsland  Elbe, Oder, Rijn, Wezer
grote rivier in Engeland  Theems
grote rivier in Frankrijk  Garonne, Loire, Rhône, Seine
grote rivier in Italië  Po, Tiber
grote rivier in Nederland  Maas, Rijn, Waal
grote rivier in Rusland  Wolga
grote roeiboot – aak, barkas, pinas, sloep
grote ronde cake – tulband
grote ronde vrucht – pompoer
grote roofvogel – adelaar, condor
grote sardien  pelser
grote schare mensen - menigte
grote schep  ballaster, bats
grote sinaasappel  Jaffa
grote sjaal - omslag
grote slachting  hecatombe
grote slee  ar, arre
grote sloep  barkas
grote smidshamer  voorhamer
grote spijker  draadnageltaats
grote stad in Afrika  Alexandrië, Caïro
grote stad in Amerika  Boston, Chicago, NewYork, Washington
grote stad in Australië  Melbourne, Sydney
grote stad in Azië  Bombay, Calcutta, Peking
grote stad in België  Antwerpen, Brussel
grote stad in Duitsland  Aken, Berlijn, Dortmund, Essen, Frankfurt, Hamburg,, Hannover, Keulen, München, Wupperthal
grote stad in Engeland  Birmingham, Leeds, Londen, Manchester, Sheffield, Southampton
grote stad in Italië  Genua, Milaan, Napels, Rome, Venetië
grote stad in Nederland  Amsterdam, Rotterdam, 'sGravenhage
grote stad in Oostenrijk  Wenen
grote stad in Rusland  Leningrad, Moskou
grote stad in Spanje  Barcelona, Madrid
grote steen  kei
grote steenmassa  klip, rots
grote stoep  bordes, trottoir
grote tas  karbies
grote terts – majeur
grote teug - gulp
grote tobbe - balie
grote toeloop  run, rush
grote troep - karavaan
grote trom in een Moskee - bedoek
grote tuin  hof, park, paviljoen
grote tuin in stad - park
grote verkeersweg  autobaan, rijksweg, snelweg, verkeersader
grote verwondering - verbazing
grote verzameling huizen  stad
grote verzameling sterren  sterrenhemel
grote viervoeter  kameel, olifant
grote vijgenboom  waringin
grote vis – kanjer, tarbot
grote vlerkpauw  karakor, korekore
grote vlieg - brems, bremze, horzel
grote vloot  armada
grote vogelkooi - voliere
grote vrucht  ananas, kalebas, kokosnoot, meloen, pornpoen, suikermeloen
grote waadvogel  flamingo
grote warmte  hitte
grote waskuip – tobbe
grote waterbak - tank
grote waterplas op de heide  slat, ven
grote watervlakte  zee
grote weide  meers
grote wereldzee - oceaan
grote werkplaats  fabriek
grote wesp - horzel
grote wezel  hermelijn
grote wielerronde - toer
grote winkelzaak  bazaar, bazar, magazijn, supermarkt
grote woede – razernij
grote woestijn – sahara
grote zaak – supermarkt, warenhuis
grote zaal – aula, hal
grote zak van grof linnen  baal
grote zandvlakte – woestijn
grote zee – oceaan
grote zeebewoner - walvis
grote zeef  teems
grote zeef voor graan  harp
grote zeekreeft  langoest
grote zeevis – goudmakreel, ork
grote zeevogel - albatros
grote zilveren munt  knaak, rijksdaalder, riks
grote zure kers (rode)  griotte
grote zwaardwalvis – ork
grote zware hamer - moker
grote zware persoon - dikzak, goffer, gofferd
grote zwemvogel - pelikaan
grotelijk - erg, hevig, zeer
grotendeels - voornamelijk
groter  meerder
groter worden - groeien
grotesk  barok, bizar, fantastisch, grillig, potsierlijk, raar, vreemd, vreemdsoortig, wonderlijk, zonderling
grotonderzoek - speleologie
grotonderzoeker  speleoloog
grotsalamander  olm
grotwerk van schepen - rocaille
grove  ruwe
grove den - green, pijnboom
grove doek - dweil
grove fout  blunder, bok, flater
grove geweven stof - jute
grove kerel – bonk, knoet
grove laster - smaad
grove lat – raster
grove schoen - barrel
grove stof – jute, tweed
grove straatsteen - kassei
grove tarwe  spelt
grove vijl – basterd vijl, rasp
grove wollen stof  aba, pilo, trijp, tweed, stamijn
grovelijk  erg, schromelijk, zwaar
grovigheid - lompheid, ruwheid
gruis  brokje, gries, korreltje, mortel stukje, poeder, puin, serpeling, zandje
gruit - gagel
gruizel – griezel, scherf
grut  gort, gruis, kinderen, kleingoed, kriel, ontuig, uitschot
grutboer - grutter
grutten - gorst, griesmeel
grutter  grutmolenaar, kruidenier
grutterswinkel - grutterij
grutto  griet, grit, marel
gruwbaar  afschrikwekkend, afgrijselijk, ontzettend, vreselijk
gruwel  afgrijzen, afkeer, afschuw, atrisiteit, hekel, horreur, huivering, tegenzin, weerzin walging, wanbedrijf
gruwelijk – afgrijselijk, afschuwwekkend, ontzettend, vreselijk
gruwen – griezelen, huiveren, ijzen, walgen
gruwzaam  afschuwwekkend, afschuwelijk, verschrikkelijk
Guadalcanal, hoofdstad van - Honiara
Guam, hoofdstad van - Agana
Guatemala, berg in - Agua, Fuego, Tajumalco
Guatemala, bevolkingsgroep in - Ladino´s
Guatemala, luchtvaart mij. van - Avizteca
Guatemala, munt van  centavo, quetzal
Guatemala, oorspronkelijke bewoner van - Maya
Guatemala, politicus in - Armas, Barrios, Cabrera, Carrera, Fuentos
Guatemala, stad in - Coban. Guatemala, Quetzaltenango, Zacapa
Guatemala, vulkaan in - Tacana, Tajamulco
gueridon (Fr.)  siertafeltje
guichel  gekheid, goochelarij, grimas, oog bedrog, toverij, toverwerk
guichet (Fr.)  deurraampje, loket
guide (Fr.)  geleide, gids, vleugelman, wegwijzer
guillotine  valbijl
Guinee, bevolkingsgroep in - Foelbe, Kossi, Malinké, Soussou
Guinee, drank in - bili
Guinee, hoofdstad van - Conakry
Guinee, munteenheid in - Cauri, sily
Guinee, politicus in - Touré
Guinee, schiereiland van - Kaloem
Guinee, stad in - Dalaba, Kankan, Hindia, Mamoe
Guinees biggetje – cavia, marmot
guirlande - bloemslinger, festoen
guit – bengel, clown, deugniet, grappenmaker, kwant, kwant, leperd, nar, olijkerd, pagadder, platje, rakker, schalk, schavuit, schelm, slimmerd, snaak, vlegel
guitachtig  schalkachtig, schelmachtig
guitig  grappig, boertig, koddig , luimig, olijk, onschuldig, schalks, schelms, snaaks
guitigheid - ondeugd
guitstuk  guitenstreek, jongensstreek
gul  cordiaal, gastvrij, goedgeefs, goedhartig, hartelijk, joviaal, kwistig, liefdadig, mild, onbekrompen, rijkelijk, royaal, vrijgevig, warm
gulden  florijn, fl., pegel, pegulant, piek, pietermanpop
guldenteken  fl.
gulden maand - maart
gulden mysterie - Maria-boodschap
gulhartig  gastvrij, hartelijk, joviaal, oprecht, openhartig
gulhartigheid  gastvrijheid, mildheid, vrijgevigheid
gulheid – kwistigheid
gul in het onthalen – gastvrij
gulp – broeksplitgolf, plens, slok, zwalp
gulpen - golven, gutsen, slokken, stromen, zwelgen
gulp in broek - split
gulzand  stuifzand, welzand
gulzig  begerig, graag, gretig, inhalig, onmatig, overdadig, schrokkerig, vraatzuchtig
gulp - sluiting, split, straal, stroom
gulp water  zwalp
gulpen  golven, gutsen, zwelgen
gulzigaard  hebberd, schrok, schrokop, slokkerd, slokop, veelvraat, vraat, vreter, zwelgerd
gulzig eten – buffelen, schranzen, slokken, vreten
gulzige eetster – vreetster
gulzige eter – slokker, schranzer, slokop, vraat, vreter
gulzigheid - vraatzucht
gum  gom, stuf, vlakgom
gummi  caoutchouc, elastiek, gom, rubber
gummiartikelen – perservativa
gummidop op zuigfles - speen
gummidruk - offsetdruk
gimmimelksap van een sapotilleboom - chicle
gummistok – knuppel, wapenstok
gunnen  laten, toestaan, toewijzen, verlenen
gunst – affectie, benefice, benevolente, genegenheid, genade, goedheid, gratie, pre, voordeel, voorkeur, voorrecht
gunsteling  favoriet, lieveling, troetelkind
gunstgodin - Eumenide, wraakgodin
gunstenjager  naloper, strooplikker
gunstig  batig, bevorderlijk, dienstig, genadig, innemend, nuttig, optimaal, positief, voordelig, voorspoedig, welgezind
gunstig en fraai - mooi
gunstig gezind  genegen, toegedaan, welwillend
gunstig gezind zijn - aanlachten, toelachen
gunstig toeval – geluk
gunstig verlopen - meevallen
gunstige bekendheid  faam, naam, roem, roep
gunstige aanbeveling  recommandatie
gunstige eigenschappen  voordelen
gunstige indruk maken  ogen
gunstige toestand - gelegenheid
gunstigst  optimaal
gunstrijk - goedgunstig
gure noordwestenwind  mistral
gust  blut, droogstaand, leeg, lens, mager, onbevrucht, schraal, vaar,
guts  plens, golf, holbeitel, steekbeitel, zwalp
gutsen – gooien, gulpen, neerstromen, plenzen, regenen
gutta - druppel
guttapercha  balata, gummi, rubber
guur  akelig, bar, kil, koud, naar, onaangenaam, ongenadig, schraal, snijdend, winderig, wreed
guur en droog – schraal
guurte – kilte
guur weer - herfstweer
Guyana, berg in - Roraima
Guyana, hoofdstad van - Georgetown
Guyana, rivier in - Berbice, Coeyouni, Demarara, Essequibo, Mazerorni
gymnaste - turnster
Gymnastiek - turnen
gymnastiek toestel  bok, brug, halter, ladder, paard, rek, rekstok, ringen, trampoline, trapeze, wandrek
gymnastiekwerktuig – halter, klimtouw
gy.nastische oefeningen - turnen
gyneacecum - harem
gynaecoloog  vrouwenarts
Györ - Raab
gyratie  draaiing
gyromantie  waarzeggerij

H
haag  heg, heining, omheining
haagberk - zilverberk
haagbezie - braam
haagbloem  winde
haagbos  doornstruik, struikgewas
haagboterbloem - speenkruid
haagdoorn  meidoorn
haageik  steeneik
haagloper  spijbelaar
haagmus - bastaardnachtegaal
Haags romanschrijver  Couperus,
Haagse meester - Allebé, Artz, Bisschop, Blommera, Bosboom, Gabriel, Israëls, Jongkind, Maris, Mauve, Mesdag, Neuhuys, Poggenbeek, Roelofs
haagspel – rederijkersfeest
haagstruik - liguster
haagvors  boomkikvors
haai  bijdehand, roofvis, schrokop
haaiachtige - aalhaai, doornhaai, hamerhaai, haringhaai, hondshaai, isuridae, neushaai, reuzehaai, ruwehaai, sphyrnidaeste, gostoma, triakidae, voshaai, zaaghaai, zebrahaai
haaibaaj – kenau, manwijf
haaiensoort - alopias
haaienvel – segrijn
haaiig - pinnig
haailuis - remoza
haairog - spitsmuil
haak  agrafe, angel, gesp, klauwier, kram, sluitbeugel, spang, zandplaat
haak aan een roer - roerhaak
haak met drie omgebogen tanden  krauwel
haak met ring - palter
haak met veer  musketon
haakfiguur - accolade
haakje - haakpen, krasje, schrapje
haakjes  insluitingsteken
haaknaald – haakpen
haak of hang – kram
haakring - duimeling
haaks  dwars, rechthoekig
haaksleutel  loper, slothaak
haakspijker – klauwier
haaksteek – losse, vaste
haaks zetten – zweien
haak ter bevestiging - gesp
haakvormig voorwerp  klauw
haakwal – spit, strandhaak
haal  dor, droog, kras, lijn, overtoom, pennenstreek, ruk, streep trek, uithaal
haalbaar – bereikbaar, uitvoerbaar
haal met de tong – lik
haal of kras – streep
haal over de huid – krab
haaltje - trekje
haam  achter schenkel, gareel, halsjuk, knieboog, trektuig, voorschoft
haan – cantecleer, hoender, mannetjeskip
haan, gecastreerde - kapoen
haan van een geweer - trekker
haantje de voorste  belhamel
haantje op de toren - weerhaan
haar  dos, heidegrond, lanugo, manen, pels, pruik, vacht
haar afsnijden – scheren
haar borstelen – kappen
haar kammen - kappen
haar onder de neus  moustache, snor
haar op de opperhuid van planten  trichoom
haar van dieren  manen, pels, wol
haar van een haas  rool
haar van een paard  manen
haar van een schaap – wol
haarband - anadeem
haarbos – dot, knot, krul, kuif, lok, vlecht
haarbos bij paarden - manen
haarbosje aan de onderlip  sik
haarbosje voor het oor  tochtlat
haarbos met vlecht – streng
haarbos op voorhoofd - kuif
haarbundel  krul, lok
haard  broeinest, centrum, convector, kachel, schouw, stookplaats, vuurbron, vuurplaats
haarddeel  haardkuil
haardijzer – pook, rakel, vuurijzer
haardos baard, bakkebaard, pruik, sik, snor, toupet
haardos aan kin – baard
haardos onder de neus – snor
haardot - knoedel
haardracht  kapsel, krul, pony, pruik, tres, vlecht, wrong
haardroog apparaat – droogkap, föhn
haarfijn – precies
haargroei – lok, sik, baard
haardstede - stookplaats, vuurplaats, woonplaats
haarfijn  minutieus, nauwkeurig, precies, procleus
haargolven  onduleren
haargolving  ondulatie
haargras - aira
haargroei  baard, beharing, lok, sik, snor
haarkleur  asblond, blond, bruin, donkerblond, grijs, platina, rood, ros, rossig, wit, zwart
haarkleuring  spoeling
haarkloven  harrewarren, muggenziften, uitpluizen, vitten
haarklover  muggenzifter, sofist, vitter
haarkloverij  beuzelarij, byzantinisme, casuïstiek, chicane, muggenzifterij, sofisme
haarknipmachine  tondeuse
haarknipper - coiffeur, kapper
haarknoedel – chignon, knoet, wrong
haarkrans bij een konijn - rozet
haarkrul  boekel, lok
haarkruller - krultang
haarkuif  aigrette
haarkunstenaar - stylist
Haarlemmerhout, van hem staat een beeld in de - Hildebrand
Haarlems voetbalelftal  Edo
Haarlemse meester - Berkheijde, Bouts, Brouwer, Claez, Codde, Duck, Dusart, Freck, Hals, Heda, Leyster, Palamedesz, Pot, Ruysdael
haarlint – strik
haarlok - haarkrul
haarloos - glad, kaal, onbehaard
haarmiddel - brillantine, haarlak, pommade
haarmos - vedermos
haarmuts  berenmuts
haarolie  brillantine
haar onder de neus – knevel, snor
haaropmaken - kappen
haarpijn  kater
haarplakmiddel  brillantine
haarplukken  harrewarren, twisten
haarrook – heidedamp, veendamp
haarsieraad  diadeem
haarsnijden - knippen
haarsnijder  barbier, coiffeur, friseur, kapper, scheerbaas
haarsnijmachine – tondeuse
haarsnit - coupe
haarsnoer – haarband, tres, vlecht, wrong
haarspeld - schuifspeld
haarstreng  tres, vlecht, wrong
haarstuk – postische, pruik
haarstukje - touoet
haartangetje – pincet
haartje - pluisje
haartooi - coiffure, kapsel
haartrimmen – scheren
haaruitval  alopecia, kaalheid, psilosis, rui
haar van sommige dieren - manen, wol
haarvat – capillair
haar verliezen - kalen
haarversiering  diadeem, spang
haarversteviging – hairspray
haarverzorger  coiffeur, kapper
haarvlecht – klis, streng, tres, wrong
haarvogel - buulbuul
haarwasmiddel  shampoo
haarwassen  shamponeren
haarwater  lotion
haarwerker  posticheur, pruikenmaker
haarworm  draadworm, huidziekte, trichine
haarwrong  chignon, dot, knoedel, knot, kondee, streng, toet
haarzalf  pommade
haarzeef - teems
haas  langoor, lendestuk, moer, rammelaar, voedster
haasje  dupe
haassoort - fluithaas, moer, pika, rammelaar, voedster
Haas, ster uit het sterrenbeeld de - Arneb
haast  bijkans, bijna, gezwindheid, ongeduld, schier, spoed, spoedig, weldra
haasten - draven, jachten, jagen, opdrijven, opschieten, rennen, reppen, snellen, spoeden, voortmaken
haast hebbend  gejaagd, gehaast, gepresseerd
haast maken  opschieten, reppen
haastig  driftig, dringend, gehaast, ijlings, jachtig, opvliegend, overijld, rap, schielijk, snel, spoedeisend, vlot, voorbarig, vlug, weldra
haastig (muz)  precipitando, presto, tosto
haastig aanbrengen – flansen
haastige beet – snak
haastig en vlug – snel, vlot
haastig hapje - snack
haastigheid - drift, haast, overijling
haastig wegkomen – ritsen
haast of spoed - ijl
haasvreter - angsthaas, bangerik, bloodaard, wezel
haat – afgrijzen, afgunst, afkeer, afschuwhekel, nijd, odium, pik, rancune, vete, vijandschap, walg, wrok
haatcampagne - hetze
haatdragend  onverzoenlijk, rancuneus, vijandig, wrokkig
haatgevoel – rancune
haat opwekkend - hatelijk
haatster - vijandin
habiel  bedreven bekwaam, vaardig
habijt  gewaad, kleed, monnikskleed, opperkleed, ordekleed, pij, toga,
habiliteit  bedrevenheid, bekwaamheid, handelingsbevoegdheid, vaardigheid
habitué  klant, kroeglopen, stamgast
habitueel  aangewend, gemeenzaam, gewoonlijk
habitus  gedaante, gedrag, houding, manieren
Habsburgse huis, lid van het - Albrecht, Ferdinant, Frederik, Karel, Leopold, Maria, Maximiliaan, Rudolf
hach – waagstuk
hachee - vleesgerecht
hachelijk  benard, benauwd, delicaat, epineus, gevaarlijk, gewaagd, kritiek, lastig, moeilijk, netelig, ongewis, penibel, precair, pijnlijk, veeg
hachelijke kans  gevaar, risico
hachelijke onderneming  waagstuk, risico
hachelijke situatie  dreiging, gevaar, nood, risico
hachelijke toestand  gevaar, nood, penarie, perikel
hachje  jantje lichaam, leven, matroos, waaghals
haciëda - farm
Hades  Dis, onderwereld, Orcus
haemomanie - bloedroes, bloedwaan
haf  baai, fjord, inham, kreek, kustmeer, strandmeer
hafachtig zoutmeer  etang
hafnium  hf
haft  eendagsvlieg, oeveraas
hagedisachtige 
4 teju, worm
5 agame, gekko, skink,
6 agamen, iguana, tokkeh, sauria, varaan, waraan
7 lacerta, leguaan, tjitjak
8 basilisk, daggekko, kameleon
9 hazelworm, heloderma
10 dinosaurus, steengekko
11 gilamonster, muurhagedis
12 brontosaurus, franjevinger, komodovaraan,
ruïnehagedis
13 ijzerslangetje, gigantosaurus
hagedis der oude wereld – agame
hagel – ijskorrel
hagelwit - spierwit
Haiman, hoofdstad van – Hoihow
hairstylist - kapper
Haïti, eiland behorende tot - Tortuga
Haïti, eiland waarop - is gelegen - Hispaniola
Haïti, hoofdstad van - Port-au-Prince
Haïti, munteenheid op - gourde
Haïti, rivier op - Artibonite
Haïti, stad op - Gonaives, Jacmel, Jeremie, Port-au- Prince, Port-de-Paix, Saint-Marc
Haïti, zeldzaam zoogdier, voorkomend op - agouta
Haitiche munt  gourde
hak  afgunst, bijlslag, haat, hiel, houw(eel), kerf, nijd, pikhouweel, slag, snede, wrok
hakbaar  oogstbaar
hakbeitel  hakguts
hakbijl  (a)aks
hakbos - eikelhakhout, kreupelhout
haken – haperen, naaldvak, naaldwerken, reikhalzen, smachten, snakken, strikken, talen, vasthechten, verlangen
hakenkruis  swastika
haker  gierzwaluw
hakerig - lastig, netelig
hakgereedschap – bijl
hakhout - schaarhoutstrubben
hakkebord  cimbaal, fries, zimbalon
hakkelaar  stamelaar, stotteraar
hakkelen  haperen, inkepen, insnijden, stamelen,stotteren
hakken – delen, fijnmaken, rooien, houwen, kappen, sabelen, slaan, vellen, vitten
hakkenei  telganger, damespaard
hakkepoffer – motorbootje
hakketakken – krakelen, vitten
hakken van eenzijdige groeven, in natuursteen - frijnen
hakmes  heep, hiep, kapmes, (Mal. Parang), wiedmes
haksel - kort
hakselmachine - hakselaar
hakwerktuig  aks, bijl, kapmes
hal  portaal, portiek, vestibule
halen  afhalen, apporteren, bereiken, ontbieden, ophalen, trekken, verkrijgen, verschaffen
half  deels, demi, gedeeltelijk, medio, semi
half (muz)  mezzo
halfaap -
4 lori, maki vari
5 indri, katta, lemur, potto
6 adapis, aye-aye, galago, ooraap, sifaka, vosaap
7 katmaki, koekang, oormaki, toepaja, wolmaki
8 babaketo, beermaki, busbagy, muismaki
9 spookdier
10 angwantibo, kobaltmaki, spookaapje, vingerdier
13 boomspitsmuis
half ambtelijk  officieus, onofficieel, semi-officieel
half dozijn  zes
half vrouw, half vis  sirene, zeemeermin
half wol, half katoen  satinet
halfagras - espartogras
halfbakken  gebrekig, halfgaar, halfslachtig, stumperig
halfbloed  cabocio, creool, grikna, halfkaste, indo, kee, kleurling, mesties, mulat, sinjo, zambo
halfbloed van Chinees - maliko
halfbloed van blanke en zwarte - mulat
halfbolvormig. overwelving van een gebouw – koepel
halfbroer - stiefbroer
halfcirkelvormige boog in Romaanse stijl  rondboog
halfdek  gangboord
halfdonker  schemer(ing )
halfdoorlaatbaar  semipermeabel
halfdoorschijnend marmer - albast
halfdoorzichtig glas  opaline
halfdrogende olie  raapolie
halfdronken - beschonken, tipsy
halfduister - schemer
halfedelsteen  agaat, amethist, chalcedoon, jaspis, onyx, opaal, topaas
halfedelgesteente  agaat, amethist, chalcrdon, granaat, jaspis, kwarts, nalijn, onyx, opaal, turkois Zie ook edelgesteente
halfezel  dzjiggetai, ghor-khar, kiang, koelan, onager
halfgaar  gek, halfzachtuitgeput
halfgekamd wollen garen  sajet
halfgod - Heracles, Heros, Prometheus, sater
halfgoden der Gothen - anses
halfgoud  semilor, similor, tornbak
halfhemdje  frontje)
halfhoevige - cacia, mara
halfhoge kolbak  talpa
halfjaar  semester
halfjaarlijkse wind  moesson, passaat
halfjarig - semestraal, semestrieel
halfjarige stier - pinkbul
halfjonker  page
halfhatoen - satinet
halfmaan  e.k, l.k, raagbol
half mens, half paard - centaur
half mens, half stier - minotaurus
half mens, half vis - zeemeermin
halfrond  hemisfeer
halfrond snijmes sikkel
halfrondvormig  ovaal
halfrijm - assonantie, klinkerrijm
half slapen – dommelen, dutten, soezen
halfschaduw  penumbra
halfslaap – doezel, dommel
halfslachtig  weifelend, halfhartig
halfslachtigheid  onzekerheld, weifeling
half stuk – deel, helft
halftime - pauze, rust
halftint - nuance, schakering, tussentint
halfvasten  Laetare
halfvette melk - halvamel
halfverheven - bas-reliëf
halfvlak  hemiëder
halfvleugeligen - luizen, wantsen
halfvloeibaar kooksel – brij, gelei, pudding, pap, vla
halfvloeibare stof – stroop
halfvolwassen - aankomend
halfvrije  horige, laat, lijfeigenen, slaaf, slavin
halfwarm  lauw
halfwas  leerling, melkmuil, puber
halfwas knecht op steenhoven - schabul
halfweg – halverwege
halfwijs - kinds
halfwind – dwarswind
halfwollen stof – flanel
halfwollen stofsoort - molton
halfzacht  dwaas, halfgaar, mallotig
halfzijde - floret
halfzijde stof  satijn, satinet
halfzijdige verlamming - hemiplegi
half zingend, halfsprekend  recitando, recitatief
halfzoete Spaanse wijs  xeres(wijn), sherry
halfzuster - stiefzuster
halide -
6 haliet
7 boleïet, kalomel, sylviet
8 cryoliet, fluoriet, rinneïet
9 atacamiet
10 carnalliet, ralstoniet
11 cerargyniet
12 tachyhydriet, terlinguaïet
halleluja - hallal, lofkreet, lofzang
halletoren –belford
hallo – aanroep, goedendag, uitroep
hallucinatie  zinsbegoocheling
halm - aar, korenaar, spriet, stengel
halmen van gedorst koren  stro
halo  maankring, zonnekring
halogeen - broom, chloor, fluor, jodium
haloragacee - myriophyllum, vederkruid
hals  cervix, domkop, goedbloed,gorgel, keel, kluns, kraag, nek, onnozele, stakker, stumper, sufferd, sukkel, sul
halsband - halsriem
hals, deel van de - keel, nek, strottenhoofd
hals over kop  abrupt, acuut, ineens, onverwacht, opeens, pardoes, plots, plotseling, subiet
halsbandzwijn - pekari
halsbedekking  boa, boord, col, das, kraag, shawl, sjaal
halsheugel voor vee  kelf, kennef
halsbont  boa, vos
halsboord  col, kol, kraag
halsbrekende sprong  salto
halsdas - bouffante
halsdoek – bef, das, fichu , labaar, shawl, sjaal, stola
halsdoek in driekantige vorm  fichu
halsdoekje - tissu
halsgezwel  krop, struma
halsgordel  breidel, gareel, greel
halshout voor vee  klaaf
halsijzer – boei, pang
halsjuk  gareel, haam
halsketting  collier, snoer
halskraag – boord, col, lub
halskwab  kossem, wam
halskwab van runderen – kossem
halslap - bef
halsoverkop – acuut, ineens, onverwacht, pardoes, plots, plotseling
halsrecht  terechtstelling
halsrechter – beul
halsrechtplaats  schavot
halsriem – halsband, halster
halsriem voor paarden  halster
halssieraad - karlant, parelsnoer
halsslap  bef
halssnoer  collier, karkant, ketting
halsstarrig – bekrompen, eigenzinnig, wars, hardnekkig, hoofdig, koppig, obstinaat, onbuigzaam, stroef, stug, stijfhoofdig, vasthoudend
halsstarrigheid  koppigheid
halsstarrig mens - stijfkop
halsstraf – doodstraf
halster – halsriem, hoofdriem, hoofdstel, paardentuig
halswervel  atlas, draaier
halt – genoeg, ho, hu, sta, stop, stopteken, werda
halte  abri, stopplaats, wachtlokaaltje
halteplaats  station, stopplaats
halter – handstaaf, hefgewicht
halt houden – remmen, stoppen
hal van een huis - portaal
halve aardbol  halfrond, hemisfeer
halve bikini - monokini
halve boog - hemicyclus
halve cent - detje
halve cirkel - halrond
halve delen  helften
halve eindstrijd - demifinale
halve gare  onnozele, onwijze
halve gek – jool
halve kilo - pond
halve koets  coupé
halve maan  e.k., l.k.
halve maansbeen - oslunatum
halve maanvormig bolwerk – ravelijn
halve maanvormig snijmes – sikkel
halvern - delen
halve toonafstand  chroma
halverwege – halfweg, medio, midden
halzerig - onnozel, stumperig
ham  achterbout, bacon, bil, dij, hesp, schink
hamamelidacee - amberboom, hamamelis, toverhazelaar
hamamelis  toverhazelaar
Hamarsfeest – purimfeest
Hamei – slagboom, sluitboom
hameibrug - wipbrug
hamel – emelt, muggenlare, schaap, veram
hamer  beuker, marteel, moker, sleg, slegel, slegge, slei, vuist
hamer van Thor  Mjollnir
hamer voor kolfspel - kliek
hameren  slaan , spijkeren, timmeren
hamertje in een piano – tangent
hamster - korenwolf
hamsteren - inslaan
hamsterhaas -pika
hand – jat,knuist
hand, deel van de - duim, erwtebeen, kootje, maanbeen, muis, palm, pink, vinger
hand in bepaalde vorm houdend  knuist, vuist
hand van een anker – wem
handbeugel - boei
handbeweging - gebaar, manueel
handboei - bracelet, kluister, knevel
handboeien  paternoster
handboek – dagboek, leidraad, manuaal, naslagwerk, vademecum, zakboek
handboek voor de eredienst  agenda, liturgie, rituaal
handboord  manchet
handbril – lorgnon
handdoek – droogdoek
handdynamo - knijpkat
handel  business, greep, handvat, hefboom, koopwaar, kramerij, kruk, negotie, nering, (Eng.) omzet, trade, transactie, verkoop, zaken, zwengel
handel (Barg.) - massematten
handel betreffende - mercantiel
handel en wandel - gedrag
handel in aandelen - actiehandel
handel in geestelijke goederen  simonie
handel met ongeoorloofde winst  woekerhandel
handelaar – businessman, dealer, handelsman, koopman, kramer, markkt(koopman), negotiant, opkoper, venter verkoper, winkelier, zakenman
handelaar aan huis - venter
handelaar in antiek  antiquair
handelaar in bier - bottelaar, bottelier
handelaar in bloemen  bloemist
handelaar in edelstenen, goud en zilver  juwelier
handelaar in geslacht gevogelte – poelier
handelaar in gevogelte – poelier
handelaar in huizen - makelaar
handelaar in linnen en wollen stoffen  manufacturier
handelaar in oude boeken – antiquaar
handelaar in runderen - veekoper
handelaar in tweedehands goed - uitdrager
handelbaar – billijk, gedwee, gemoedelijk, getemd, gewillig, inschikkelijk, mak, makkelijk, rechtvaardig, redelijk, rustig, tam, verstandig,
handeldrijven  negotiëren
handelen – ageren, optreden, verkopen, volgen,
handelen naar voorbeeld  navolgen, navolging
handelend - actief
handelend optreden  ageren
handelend persoon – subject
handel en wandel – gedrag, leven
handeling  act, actie, feit, daad, gedrag, operatie, proces, verrichting, verslag, werking, zaak
handeling in schaakspel  zetten, slaan
handeling op een boerderij - bemesten, dorsen, eggen, hooien, karnen, maaien, melken, mesten, oogsten, opladen ploegen, zaaien
handelingen  akta acta
handel in lompen - voddenhandel
handelwijze  gedrag, gedraging(en)
handelsagent  facteur, factoor
handelsartikelen  handel, koopwaar
handelsbetrekking  relatie
handelsbeurs  exchange
handelsbevoegd - habiel
handelsbevoegdheid – habiliteit
handelscentrum - beurs
handelscombinatie  b.v.,c.v.,fa, firma, n.v., trust, vennootschap
handelscrisis  baisse, depressie, krach
handelsexpositie – beurs, show
handelsfirma  handelshuis
handelsgebouw  beurs
handelsgebruik  usance, usantie
handelsgeest  handelsaanleg
handelsgenoot - associé
handelsgewas  koolzaad, vlas
handelsgewicht – netto, rabat, tarra
handelsgewicht op Java  pikol, pikoel
handels god  Hermes, Mercurius
handelsgoederen  handel, waren
handelshuis  firma, kantoor, verzendhuis, zaak
handelskantoor - factorij
handelsmachtiging  licentie, octrooi
handelsman – handelaarkoopman, venter, zakenman
handelsmonopolie  alleenverkooprecht
handelsmonopolie van de staat  regie
handelsnaam  firma
handelsnaam voor cocosvezels - coir
handelsnaijver  mededinging, concurrentie
handelsonderneming  cie, concern, cooperatie, fa., firma, maatschappij, N.V. , zaak
handelspapier  accept, ceel, cheque, cognossement, promesse, wissel
handels pas  ferman
handelsplaats – beurs, markt
handelsreiziger – agent, vertegenwoordiger
handelsscheepvaart – koopvaardij
handelsstad - koopsrad
handelsterm  aval, baisse, b.r.o. bruto, credit, debet, factuur, franco, f.o.b., gedaan, hausse, koop, korting, laten, loco, netto, n.t.o., petto, rabat, reductie, tarra, toonder, trust
handelstrein – karavaan
handelsvaartuig - kraak
handelsverdrag  traktaat
handelsverkeer - commercie
handelsvertegenwoordiger  agent, agentuur, dealer, handelsreiziger
handelsvloot  koopvaardijvloot
handelsvoorwaarde op beurs - beurscondities
handelsvoorwerp  artikel, goed, waar
handelsvorm – b.v.,firma, holding, n.v.
handelswaar – koopwaar
handelszaak  b.v. Comp.., firma, N.V., ondernemer, zaak
handeltje - deal
handelwijzen - gedraging, manipulatie
handenarbeid  huisvlijt, slöjd
handentaal – chirologie
handen verheffen – opsteken
handenverzorgster - manicure
handgebaar  geste, manuaal
handgeklap  applaus, ovatie
handgeld – jatmoos, steekpenning
handgemeen  gevecht, handtastelijkheid, slaags
handgeweven tapijt – kelim
handgewricht - pols
handgreep  behendigheid, beugel, greep, handigheid, handvat, heft, hengsel, klink, knop, kruk, kunstgreep, manipulatie, oor, steel,
handgreep van een degen  gevest
handhaven  persisteren, uithouden, verdedigen, volharden, volhouden, voorstaan
handhaver van de wet  politie, wetsdienaar
handhaving  instandhouding
handicap  belemmering, hindernis, hinderpaal, rem
handicappen  benadelen, belemmeren, hinderen
handig  adrem, bedreven, behendig, bekwaam, diplomatiek, gehaaid, gevat, gewiekst, goochem, handzaam, handvaardig, kien, kunstig, listig, pienter, schrander, slim, snedig, tactisch, vaardig, vlug, uitgekookt, uitgerekend
handig en geslepen - listig
handige verrichting  foef, kunstgreep, truc
handigheid  bedrevenheid, behendigheid, flair, foef, hanteerbaarheld, kneep, kunst, tact, truc, vaardigheld
handigheidje - foefje
handig werken - manipuleren
handijzer  breekijzer, handboei
handjicht  chiragra, handeuvel
handkar  handwagen
handklavier - manuaal
handkoffer – karbies
handlamp – zaklantaarn
handlanger  confrère, consort, heler, helper, medeplichtige, mededader, satelliet, trawant
handleiding  compendium, gids, handboek, leerboek, leidrand, toets, vademecum
handlijnkunde - chiromantie
handlijnwaarzeggerij  chiromantie
handlood – peillood
handmaaier – sikkel, zeis
handmitrailleur  sten(gun)
handmolen  kweern
handomdraai  ommezien, wip
handoplegging  inzegening, wijding
handpalm  muis
handpenning  godspenning, handgeld
handpersplaat  degel
handpersraam  frisket
handregenscherm - paraplu
handreiker - compère
handschermpje  waaier
handschoen  glacé
handschoen zonder vingers  mitaine, mof, want
handschoenenleer  nappa
handschrift  autograaf, codex, geschrift, hs, kopij, manuscript, ms.
handschriften – hss,mss
handschrift van de schrijver zelf  autograaf
handschrift voor de drukker  kopij, manuscript
handschriftkunde  codicologie, grafologie, paleografie
handschriftkundige  codicoloog, grafoloog, paleograaf
hand. off (Eng)  afblijven
handspraak – vingertaal, windboom
handtas  karbies, reticule
handtastelijk  handgemeen, vechtend
handtekening  autogram, paraaf, signatuur
handtekening plaatsen - signeren
handtrommel - tamboerijn, tamtam
handvaardig – bekwaam, handig
hand van een anker - wem
handvat  beugel, draagbeugel, gesp, gevest, greep. handel, handgreep, hengsel, heft, klink, knop, kruk, manette, oor, steel
handvatsel – heft, oor, steel
handvat aan een deur – klink
handvat aan een geweer - kolf
handvat aan een hark  steel
handvat aan een kan  oor
handvat aan een tas  beugel, greep
handvat van een degen  gevest
handvat van een sabel – sabelgevest
handvat van een zwaard – greep
handveger - stoffer
handverzorger  manicurist, chiropodist
handverzorging  manicure, chiropodie
handverzorgster - manicure
handvest  charter, grondslag, keur, oorkonde, pact, privilege, stuk
handvleugelig zoogdier  vleermuis
handvol  gaps, greep, haffel, plok, pluk, toef
handvol haren - haarbos
handvuurwapen  geweer, karabijn, pistool, revolver, sten
handwagen - handkar
handwarmer  mof
handweefstof  gordijnstof
handweefwerk Ind.) - ikat
handwerk  ambacht, bedrijf, beroep, metier, stiel, vak
handwerken  borduren breien, haken, knippen, knopen, mazen, merken, naaien, punnikenrijgen, stoppen
handwerkmand - naaimand
handwerksgezel - knecht
handwerksman  ambachtsman, gezel, werkman Zie ook ambten en beroepen
handwerktechniek - filet, frivolité
handwerkster - arbeidster, naaister
handwerk vrouwelijk - appliceren, borduren, breien, frivolité, haken, kantklossen, knippen, macramé, naaien, patchwork
handwijzer  wegwijzer
handzaam  gedwee, gemakkelijk, geschikt, gunstig, handelbaar, handig, nuttig. praktisch, volgzaam
handzaamheid - gedweeheid
handzegel – signet
hanenbalk – dakbalk, dakgebint, daksteun
hanengekraai – kukeleku
hanengeluid – gekraai, kraaien
hanenkam – cantharel, dooierzwam
hanenpoot - schoorpaal
hang  kram, neiging, rek, trek, verlangen, visokerij
hangar  loods
hangbroek - dauwel, druil
hangebast - galgenbrok, hangop
hangend - onbeslist
hangende  gedurende, onafgedaan, onbeslist, tijdens
hang- en sluitwerk - dagschoot, fits, grendel, hengsel, knop, kruk, paumelle, scharnier, slot, taatspot
hangel – vuurijzer
hangen – treuzelen
hangende luchter - luster
hanger – bandelotte, medaillon
hanger van edelstenen - pendeloque
hangerig  druilig, lamlendig, lusteloos
hangkamer  insteek
hanglamp – pendel
hanglip – pruillip
hangman - beul
hangnestvogel  troepiaal
hang of haak - kram
hangsieraad - breloque
hangt men gordijnen aan op - roe
Han-hai - Gobi
hanig – fel, geil, kijfachtig, vinnig, wulps
hank – kolk, kreek, plas
hansop – kinderpyama, nachtgewaad, nachtkledingpiama,
hansworst  clown, grappenmaker, harlekijn, nar, paljas, pias, pierrot, polichinel, potsenmaker, scaramouche
hansworst van het Franse toneel - Pierrot
hanteren  aanwenden, behandelen, beoefenen, bezigen, gebruiken, verplaatsen, uitoefenen
Hanzestad -
5 Memel, Reval, Stolp, Wisby
6 Berlijn, Bremen, Brugge, Danzig, Kammin, Kampen,
Keulen, Krakau, Kyritz, Londen, Lübeck, Windau,
Zwolle
7 Breslau, Hamburg, Kolberg, Munster, Rostok, Stettin
8 Brunswijk, Deventer, Dortmund, Duisburg, Hanover,
Prenziau,
Warchau
9 Amsterdam, Antwerpen, Dordrecht, Enkhuizen, Frankfort
10 Braunsberg
11 Maagdenburg
13 Koningsbergen
hap  beet, bete, kliekje, knauw, mondvol, snak, snap, stuk
haper  scheurtje, winkelhaak
haperen – dralen, falen, haken, hakkelen, hokken, horten, mankeren, ontbreken, schorten, steken, stokken, vastzitten
haperend – stoterig
hapje – bijgerecht, mondjevol, snack
happen – bijten, snakken
happig  begerig, belust, graag, gragig, gretig, tuk, verlangend
happy  blij, gelukkig
har – duim, knier, scharnier
harakiri  zelfmoord
hard  cru, emotieloos, fel genadeloos, geplaveid, hardvochtig, harteloos, hevig, krachtig, luid, moeilijk, sterk, onbarmhartig, onbewogen, onbuigzaam, ongenadig, ongevoelig, onzacht, rigide, smartelijk, snel, sneu, snood, straf, streng, stijf, stug, verhard, wreed
hard (muz)  forte, fortissimo
hard arbeiden – ezelen
harddraver – loper
harddraverij – drafsport
harddraverskar – sulky
harddrug - lsd
hard en niet vloeiend  stotend
hard en star - streng
hard gebakken steen - klinker
hard geloop  gedraaf, geren
hard geluid  bons, detonatie, klap, knal, ontploffing
hard gesteente – agaat, amaril, arduin, basalt, diamant, dioriet graniet, marmer rots, silex
hard glanzend staal – chroom
hard gooien – kegelen, kogelen
hard groen gesteente  dioriet
hard hollen – racen
hard ijzer - staal
hard klinkend  luid
hard lachen  schateren
hard leren – blokken, sloven, zwoegen
hard lopen  draven, hollen, rennen snellen, spurten
hard maken – harden
hard metaal – korund, staal, stelliet widia, wolfram
hard niezen  proesten
hard, nors man (bijb.)  Nabal
hard omhulsel – korst
hard regenen – gieten, hozen, plenzen
hard rijden  races, pezen, rennen, rossen, sprinten, spurten, vliegen
hard schot - spetter
hard schreeuwen  blèren, gillen, krijsen
hard slaan  beuken, dreunen, meppen, mokeren, stompen
hard stoten - rammen
hard studeren  blokken, ploeteren, vossen, zweten, zwoegen
hard trappen – raggen
hard trappen op de vloer – stampen
hard vallen - smakken
hard vet – ongel, talg, talk
hard voorwerp  kei, steen
hard vulkanisch gesteente – basalt
hard waaien - stormen
hard werken – beulen, blokken, ezelen, pezen, ploeteren, sappelen, slaven, sloven,stompen, zwoegen
hard werkende vrouw - sloof
hard woord  grauw, snauw
hard worden van vet – stollen
hard zoenen – smakken
hard zwart gesteente - graniet
harde beet  knauw
harde blauwgrijze steensoort - arduin, bazalt
harde buitenkent  bast, bolster, korst, schil
harde delfstof  git, kolen, steenkool, erts
harde droge oppervlakte  korst
harde duw  opstopper, por, stomp
harde handbezem – boender
harde houtplek – knoest
harde kalksteen – arduin
harde klap – dreun, mep, poeierram, stomp, stoot
harde koolstengel  stronk
harde kreet – gil
harde kunsthars – bakeliet
harde kus - smakker
harde loop  ren, draf, geren
harde muurbedekking – granol
harde neerslag - stortregen
harde oppervlak  korst, schil
harde pees  zeen
harde plek in hout  knoest, kwast
harde plof – smak
harde popmuziek – rock
harde regen – gietbui, hoosbuistortbui, wolkbreuk
harde roep - gil
harde rubber  eboniet
harde schil - bast
harde slaapplaats  brits, krib
harde slag  dreun, klap, pets, plof
harde slag op hoge bal - smash
harde smeer  talk
harde steensoort – bazalt, silex, vuursteen
harde stengel van kool  stronk
harde stof  eboniet, diamant, staal, ijzer
harde stomp - pug
harde val  smak, plot
harde veldsport - rugby
harde werkelijkheid – realiteit
harde werker – ploeteraarstomper, zwoeger
harde wind  orkaan, storm
harde woorden  grauwen, snauwen
harde zwarte stof – eboniet, git
harden  fineren, hardmaken, oefenen, stalen, trainen, uithouden, verduren, volhouden
harden van ijzer - stalen
hardhandig – ruw, wreed
hardheid – rigueur, strengheid
hardheid van de grond door vorst  hal
hardhoofdig  bot, koppig, stuthoofdig
hardhorend  doof, ongezeglijk
hardhorendheid, seniele - presbyacusis
hardhorig  doof
hardhuidig - ongevoelig
hardleers  bot, dom, eigenwijs, koppig
hardlijvigheid  constipatie, obstipatie, verstopping
hardlopen  draven, hollen, racen, rennen, sjezen, snellen, spurten
hardloper – atleet, renbode, renner,sneller, sprinter, spurter
hardloper, schoenen van een - spikes
hardnekkig – bokkig, eigenwijs, halsstarrig, koppig, obstinaat, onbuigzaam, onverzettelijk, star, stug, stuurs, volhoudend, weerbarstig
hardnekkig zwijgen  mutisme, stomheid
hard, nors man - Nabal
hardop  luid, luide, luidop, overluid
hardop en hel - luid
hardrijder – renner, sprinter, stayer, wielrenner
hardsteen – arduin, graniet
hardvochtig  gevoelloos, meedogenloos, onaandoenlijk, ongenadig, ongevoelig, ruw, streng, wreed, wreedachtig
hardvochtigheid  wreedheid, ongevoeligheid
hardvochtig mens - wreedaard
Hare Doorluchtige Hoogheld  S. A. E.
Hare Hoogheid  H.H., SA.
Hare Keizerlijke Hoogheld  S.A.l.
Hare Koninklijke Hoogheid  H.K.H.
Hare Majesteit  H.M., S.M.
harem - serail
harembewaker  eunuch
haremwachter - eunuch
haremslavin  odalisk (e)
haren  haardos, scherpen, verharen
haren uittrekken - epileren
haren zeef  teems
harig  behaard, borstelig, draderig, ongeschoren, onstuimig, ruig, ruw
harige gal op rozelaar - bedeg(u)argal
harig oppervlak - ruigte
harig sieraad bij mannen  baard, bakkebaard, sik, snor
haringachtige  ansjovis, elft, fint, houting, maraena, meerforel, meivis, sardine, spiering, sprot, vlagzalm, zalm
haring – zeebanket, zeevis
haringachtig visje – sardine, sprot
haringbuis  kwee
haring, conserveren van - kaken
haring, gerookte of gestoomde - bokking
haringingewand  gel
haringmaat - kantje
haring met augurk - rolmops
haringnet  vleet
haringolie  haringtraan
haringpen  speet
haringtraan  haringolie
haringvaart - nering
haringvaatje - kantje
haringvis  clupea
hark – raak, rakel, reek, riek, rijf
harken – reken, rijven
harkerig – houterig, stijf
hark met beugel - rijf
harlekijn  clown, grapjas, hansworst, nar, paljas, pias, pierrot, potsenmaker
harmel – hermelijn
harmonica – accordeon, trekorgel
harmonie – eendracht, eenheid, samenklank, samenspel
harmonieleer  harmoniek
harmoniëren – klikken, overeenstemmen, samenklinken, stroken
harmonieus  overeenstemmend, welluidend
harmonisch – evenredig, overeenstemmend, welluidend
harmonisch bijeengeschaarde figuren  groep
harmonium  huisorgel, kamerorgel
harnas  anime, kuras, pantser, rusting, wapenrusting
harnas, Grieks - Thorax
harnas, leren - lorica
harnas, onderdeel van een - kinstuk, knieplaat, okselschijf, salerde, schelp
harnas rijgen – collecteren
harp - graanzeef
harp door de wind bespeeld  eolusharp
harpij  feeks, heks, kol, prij
Harpij - Aello, Kelaino, Oikypete, Podarge
harpist - harpspeler
harpoen  aalschaar, lens, spies, spiets, werpspies
harpoenier - walvisjager
harpspeler  David, harpist
harre - scharnier
harrewarren  kibbelen, krakelen, ruziën, steggelen, twisten
hars  amber, barnsteen, kopal, mirre, resine, resiniet
harsachtig - bitumineus, harsig, resineus
harsachtige stof  lak
harsalcohol – resinol
harsoplossing - balsem
harssoort  amber, ambriet, benzoë, brandhars, damar, duivedrek, hireine, kopal, mastiek, mirre nardus, pijnhars, sandarak, storax
harsspiritus – pinoline
harst - lendestuk
hars voor strijkstok  colofonium
harszalf - balsem
harszure metaalverbinding - resinaat
hart – city, cor, binnenste, innerlijk, kern, merg, middelpunt, pit
hartaanval  apoplexie, attaque, beroerte, hartaandoening, hartinfarct, infarct
hartbrekend  deerniswaardig, treffend
hartdefect  acardie
hartebeest - antilope, kama, kongoni, konzi, lelwel, tora
harteblad - zaadlob
hartendief  engel, lieveling, schat
hartegel - zandbal, zeeklit
hartelap - gunsteling, lieveling
hartelijk  aardig, amicaal, cordiaal, diep dierbaar, gevoelig, gul, innig, lief, ongeveinsd, opbeurend, openhartig, oprecht, spontaan, teder, vriendelijk, warmhartig, welgemeend, warm, zacht
hartelijk onthaal - warm
hartelijk ontvangst - onthaal
hartelijkheid  cordialiteit, innigheid, warmte
harteloos  gevoelloos, hard, hardvochtig, koud, ongevoelig, onmeedogend, wreed
harteloosheid  gevoelloosheid, koudheid, onverschilligheld
hartendief – engel, lieveling, schat
hartenklop – pulsatie
hartenleed – hartzeer
hartenwens - ideaal
hartgrondig – innig, oprecht
hartig  flink, gepeperd, gezouten, krachtig, kruidig, pittig, stevig, zout
hartroerend – aandoenlijk, treffend
hartige versiering - borrelgarnituur, fondu
hartkamer  ventrikel
hartklep  aortaklep
hartklepontsteking - endocarditis
hartklopping - palpitatie
hartknaging - wroeging
hartkramp - stenocardie
hartkwaal - endocarditis
hartlast - bombarie, drukte
hartontsteking - endocarditis
hartpunctie - cardiocentese
hartroerend  aandoenlijk, treffend
hartsamentrekking  systole
hartschelp, eetbare - kokkel
hartslagmeter  cardiograaf
hartspecialist  cardioloog
hartspierontsteking – myocarditis
hartstikke gek – knetter
hartstikke leuk - gaaf
hartstimulator - pacemaker
hartstocht  affect, begeerte, bezieling, drang, drift, lustpassie, minnevuur, onstuimigheid, passie, vuur
hartstochtelijk (muz)  appassionato
hartstochtelijk  ardent, bezield, driftig, geestdriftig, gepassioneerd, heftig, hevig, innig, onstuimig, passionato, pathetisch, verwoed, vurig, warmbloedig, ijverig
hartstochtelijke liefhebber van muziek  melomaan
hartstochtelijkheid  bezieling, passie, pathos, patos, vurigheid
hartvergroting - hypertrofie
hartverheffend - edel
hartverscheurend  jammerlijk, navrant, ontzettend, smartelijk
hartversterking  borrel, bemoediging, oorlam
hartvlies - endocardium
hartvormig sieraad  medaillon
hartzakje - pericardium
hartzeer – droefheid, grief, hartenleedkwel, leed, smart, verdriet, zielenpijn
Harzgebergte, een der toppen in het - Andreasberg, Auerberg, Brocken
Harzgebergte, plaats in het - Blankenburg, Goslar, Ilsenburg, Thale
hasj - stuff
Hasmonieën - Makkabeeën
haspel – draadklos, garenwinder, sukkel, tourniquet, windas, winder, wuit
haspelaar – knoeier, tobber
haspelarij  gekibbel, moeite
haspelen - stuntelen
haspelwerk  gebroddel, getob, gewurm, knoeiwerk
hassebassen - harrewarren, kibbelen, zaniken, zeuren
hatelijk – boosaardig, cynisch, giftig, nijdig, odieus, onhebbelijk, sarcastisch, schamper, scherp, stekelig, verfoeilijk, vijandig
hatelijk iets  odiosum (odiosa)
hatelijke campagne  hetze
hatelijke opmerking  insinuatie, sneer, steek
hartelijkheden – odiosa
hatelijkheid – sneer
hatelijk persoon – nijdas, nurk
haten – verafschuwen, verfoeien
hausse  koersstijging, prijsstijging, rage
haussier  beursspeculant, speculant
hautain  arrogant, hooghartig
hautbois  hobo, schalmei
have  bezit, bezitting, eigendom, goed, goederen, possessie
have en goed - bezit
haveloos  arm, armoedig, berooid, kaal, onooglijk, onverzorgd, schamel, schunnig, shabby, sjofel, slons, slordig, vellig, vervallen, verwaarloosd, verwilderd
haveloos bezit - armoe(de)
haveloos persoon – schooier, slodder
haveloze vent - badraaf
haveloze vrouw – slons
haven – losplaats, wijkplaats
haven aan de Adriatische zee - Fiuma, Pola, Rimini, Triëst
haven aan de Atlantische Oceaan  Dakar, Lissabon
haven aan de Egeïsche zee - Enos
haven aan de Middellandse Zee  Genua, Marseille, Ostia, Port Said
haven aan de Noordzee  Antwerpen, Londen, Rotterdam, Vlissingen
haven aan de Oostzee  Gdansk, Kiel, Leningrad, Riga, Rostock, Tallin, Wismar
haven aan de Rode Zee  Djeddah, Sue,
haven aan de Zwarte Zee  Odessa
haven in Afrika  Algiers, Dakar, Oran, Rabat, Suez, Tanger
haven in Arabië  Aden
haven in België  Antwerpen, Gent
haven in Brazilië - Bahia, Belem, Natal, Para, Pelotas, Rio, Santos
haven in Chili - Arica, Lota, Tome
haven in China – Amoy, Macao, Kanton, Nanking, Ningpo
haven in Deli - Belawan
haven in Duitsland  Bremen, Cuxhaven, Emden, Hamburg, Kiel
haven in Engeland  Bristol, Dover, Harwich, Hull, Liverpool, Londen, Southampton
haven in Frankrijk  Bordeaux, Brest, Calais, Dieppe, Le Havre, Marseille, Straatsburg, Toulon
haven in Irak  Basra
haven in de Levant - echelle
haven in Marokko  Rabat
haven in Mexico  Sisal
haven in Nederland  Amsterdam, Delfzijl, Rotterdam, Vlissingen
haven in Nigeria  Lagos
haven in Noorwegen  Bergen, Oslo, Stavanger, Trondheim
haven in Scandinavië - Bergen, Gotenburg, Hammerfest, Malmö, Oslo, Stavanger
haven in OostFriesland  Emden
haven in Verre Oosten - Hongkong, Macao, Singapore
haven in Yucaytan - Sisal
haven op Sumatra  Sabang
havenarbeider  bootwerker, dokwerker, lader, losser, stuwadoor, stuwer
havendam – hoofd, pier
havendam in Italië  molo
havendam in zee  hoofd, pier
havenen  beschadigen, ontredderen, toetakelen
havengeld – ankerage, liggeld
havenhoofd – pier, waterdam
havenmuur - wal
havenstoomboot – tender
havenwerker - bootwerker
havenwerktuig  bok, elevator, kraan
haver – aat, avena, oot
haverdop  haverkaf
havergort - grutten
haverklap  beuzeling, kleinigheid
haverzak  meuzel
havezaat - hoeve
havezate  ridderhofstede
havik – patrijsvogel
havikskruid - hieracium
haviksnest - horst
haviksoort - sperwer
Hawaï-eilanden, een der - Hawaï, Kaholawan, Kauai, Lanai, Maui, Molokai, Niihai, Oahu
Hawaï-eilanden, hoofdstad der - Honoloeloe
Hawaï-eilanden, vulkaan op de - Haleakala, Kilaea, Mauna-Kea, Mauna-Loa
hazard  geluk, gok, kans, toeval
hazardeus  gewaagd, hachelijk, onzeker
hazardspel  dobbelen, dobbelspel, kansspel, poker, roulette
hazegrauw - schemerig
hazelaar - lambertsnoot
hazalip - cheiloschisis
hazelnoot struik – hazelaar
hazelworm – blindslang
hazelwortel - mansoor
hazenbrood - tulgras, veldbies
hazendistel  melkdistel
hazengras - duizendblad
hazengrauw – schemerig
hazenhart - bangerd
hazenleger  polk
hazenoog - lagofthalmus
hazenoor – doorwas
hazenpad – vlucht
hazenslaap – dutje, tik
hazenspoor - prent
hazenverblijf  leger
hazenpootje - trifolium
hazenprent  hanenspoor, spoor
hazenslaapje - dutje, tukje
hazenwortel  mansoor
hazewind - whippet
headline  kopregel, krantenkop
heat  manche, race, serie
hebbelijk  behoorlijk, beleefd, fatsoenlijk,
hebbelijkheid  aanwensel, gewoonte, manie, tic
hebben  begeren, bevatten, bezitten, dulden, eisen, gevoelen, houden, mogen, inhouden, ondervinden, toestaan, vertrouwen, wensen
hebben van aandeel in iets – participatie
hebberd – gulzigaard
hebberig  begerig, gierig, hebzuchtig, inhalig, vrekkig
hebbig - bits
Hebe – Juventus
hebernakel  winterknop
Hebreeën - Israëlieten
Hebreeuws  Hebr., Ivriet
Hebreeuws dialect  Aramees
Hebreeuws muziekteken  sela
Hebreeuwse bibliotheek in Amsterdam  Rosenthaliana
Hebreeuwse inhoudsmaat - bath
Hebreeuwse lengtemaat - ammah
Hebreeuwse letter -
2 he, pe
3 bet, jod, kaf, kof, mem, sin, taw, tet, waw
4 ajin, alef, chet, noen, resj, sjim
5 dalet, gimel, lamed, tsada, zajin
6 samech
Hebreeuwse munt - sikkel
Hebreeuwse vechter - dajan
Hebreeuwse voorganger - chazan, chazen
Hebriden, een van de -
4 Iona, Jura, Kuck, Skye
5 Barra, Islay
6 Pabbay
7 Eriskay, Oronsay, Rockall, Sandray, Shiants
8 Berneray, Colonsay, Mingulay, Vatersay
9 Benbecula, treshnish
Hebriden, taal der - Gaelisch
hebzucht – begerigheid, gierigheid, hebberigheid, inhaligheid, vrekkigheid
hebzuchtig  begeriggierig, hebberig, inhalig, vrekkig
hebzuchtig mens – geldwolf
hebzuchtig of gierig - vrekkig
hebzuchtige – vraat, vrek
hebzuchtige vrouw - vamp
hecatombe  bloedbad, slachting
hecht  aaneengesloten, compact, degelijk, dicht, duurzaam, greep, onverbrekelijk, pal, solide, stevig, vast
hechten – aandrukken, aanhaken, bevestigen, kleven, krammen, lassen, lijmen, nieten, plakken, rijgen, trouwen, vastmaken
hecht en sterk - stevig
hecht geheel  eenheid
hechten met nagels - klinken
hechtenis  arrest, bewaring, celstraf, detentie, opsluiting, straf, vrijheidsstraf
hechtheid  compactheid, consistentie, dichtheid, duurzaamheid, stevigheid, soliditeit, stevigheid, vastheid
hechtlat - spalk
hechtmiddel  gom, kram, lijm, nagel, niet, plak (sel), schroef, soldeersel, speld, spijker
hechtnagel  kram
hechtpennetje  niet (je)
hechtplant - klimop
hechtpleister  leukoplast
hecht samenhangend geheel - eenheid
hechtspijkertje  punaise
hechtijzer - punteerijzer
hectare  bunder, ha.
hectogram  hg. , ons
hectoliter  hl. , mud
hectometer  hm.
hede – hennepafval, vlasafval
heden  dato, momenteel, nou, nu, tegenwoordig, thans, vandaag
hedenavond  vanavond
hedendaags  contemporain, huidig, modern, recent, tegenwoordig, thans
hedendaags nieuws - actueel
hedenmiddag  vanmiddag
hedenmorgen  vanmorgen
hedennacht  vannacht
Hedera helix - klimop
hederik - (knop)herik, krodde
hee  hennepafval, vlasafval
heef  gebbe, zuurdeeg
heefsel - zuurdeeg
heeft het gegraveerd - sculpsit
heeft het gemaakt - fecit
heeft het geschilderd - pinxit
heeft het geschreven - scripsit
heeft het getekend - dilineavit
heeft het ontworpen - invenit
heeft het uitgegeven – edidit
heek - srokvis
heel  compleet, effen, erg, gaaf, geheel, groot, intact, onbeschadigd, ongebroken, ongedeerd, ongerept, ongeschonden, volkomen, volledig, zeer
heel begaafd  geniaal, intelligent
heel dun  fijn, fragiel, ragfijn
heel flink – kranig
heel gauw – meteen, snel, subietvlug
heel goed – best, uitnemend
heel goed doen – presteren
heel goed gedaan – prestatie
heel groot – enorm
heel hard regenen – plenzen, stromen
heel klein  nietig
heel klein stukje  kriezel, piezel, snipper, splinter
heel mooi – beeldig, fraai
heel onbeleefd  bot, grof, lomp, onbehouwen
heel onverwachts komen - inwaaien
heel oud  stokoud, vergrijsd
heel sterk - oersterk
heel streng  rigoureus
heel veel  boel, hoop, massa, menigte, talloos
heel wat - boel, hoop, massa, menigte
heel wat keren  dikwijls, vaak
heel weinig – pietsie, schijntje
heelal  al, kosmos, oneindigheidschepping, universum
heelal, het- betreffend - kosmisch, universeel
heelalbeschrijving  kosmografie
heelbaar  geneeslijk, herstelbaar
heelbeen - holosteum
heelhuids  behouden, ongedeerd, onverlet
heelkunde  chirurgie
heelkundig  chirurgisch
heelkundig instrument - snepper
heelkundige – arts, chirurg, dokter
heelkundige ingreep - operatie
heelkundige bewerking  massage
heelkunst - geneeskunde
heelmeester  chirurg (ijn), wondheler
heelmiddel - pleister
heem  erf, erve, heim, hof, huis
heemdeur  staldeur
heemhond  hofhond
heemraadschap  polder, waterschap
Heemskinderen  Adelaert, Reinout, Ritsaert, Writsaert
heemst – althaea
heemstede - boerderij
heemstwortel, afkooksel van de - althaeastroop
heen  gegaan, regge, verdwenen, vertrokken, voorbij, weg, zeebies
heendragen - wegdragen
heen en terug – retour, vice versa, v.v.
heen en weer  retour, v.v.
heen en weer bewegen – rammelen, schommelenwiebelen
heen en weer gegooi  gesol
heen en weer lopen – ijsberen
heen en weer reizen – pendelen
heen en weer trekken - sollen
heen en weer trekkend  ambulant, nomadisch
heengaan  afscheid, opduvelen, sterven, verdwijnen, verscheiden, vertrekken, weggaan, weglopen
heentrekken  wegreizen, wegtrekken
heen vliegen  wegsnellen, wegvliegen
heep  (snoei)mes
heer  aga, caballero, gebieder, gentleman, hr, koning, leger, lord, man, manspersoon, meester, menigte, monsieur, signor, sir, sahib, senor, toean, vorst
heer (Eng.) - Gentleman, Lord, Sir
heer (Fr.) - monsieur, seigneur
heer (Kaartspel - Koning
heer (Sp.) – caballero, senor, signor
heer (Turks) - aga
heerbaan  hoofdverbindingsweg
heerd - haard
heerlijk  aangenaam, briljant, brillant, delicaat, denderend, enig, excellent, fijn, glorieus, goddelijk, grandioos, groots, hemels, ideaal, jofel, koninklijk, kostelijk, lekker, luisterrijk, magnifiek, meesterlijk, mieters, mooi,plezierig, prachtig, prettig, reuze, roemrijk, schitterend, schoon, smakelijk, super, uniek, verrukkelijk, voortreffelijk, zalig
heerlijk en fraai – mooi
heerlijk smakend  exquis, delicieus
heerlijk verblijf  Eden, Eldorado, Dorado, hemel, paradijs
heerlijkheid – aanzien, glans, glorie, grootsheid, lekkers, luister, pracht, schittering, verhevenheid, zaligheid
heerlijkheid bij Breda  Baarle
heerlijkheidsrechten  regalia
heerlijk maal – festijn
heerlijk smakend – lekker, verrukkelijk
heermoes - robol
heeroom  pastoor
heerschaar  leger, legerschaar, legioen, legerbende, menigte, oorlogsmacht
heerschap - manspersoon
heerschappij  autoriteit, beheer, bestuur, directie, gebied, gezag, macht, regering, regiment, rijk
heerschappij der ambtenaren - bureaucratie, burokratie
heerschappij van vreemdelingen - heterarchie, xenocratie
heerschappij voeren  besturen, heersen, regeren
heersen  besturen, domineren, gebieden, regeren
heersend  algemeen
heersende besmettelijke ziekte  epidemie
heersende volksziekte  endemie
heerser - archont, despoot, dictator, farao, gebieder, geront, imperator, inca, keizer, koning, landsheer, machthebber, monarch, perator, regeerder, tiran, tsaar, vorst
heerser uit de historie  Alva, Attila, Barbarossa, Caesar, Carlemagne, Hannibal, Hitler, Mussolini, Napoleon, Nero, Stalin
heerser over Egypte  Farao, Pharao
heerser over Rusland  tsaar
heersersblik  adelaarsblik
heersersstaf - Scepter
heerszuchtig - tiraniek
heerszuchtig iemand  despoot, dwingeland, pasja, potentaat, tiran
heerszuchtig persoon - dragonder
heertje  dandy, fat, jonker, saletjonker
heervaart  krijgstocht
hees  klankloos, rauw, schor
heesheid - afonie
heester  berberis, bosbes, braamstruik, brem, egelantier, eiloof, gagel, genst, ginst, gewas, jeneverstruik, kamperfoelie, klimop, kruisbes, lavendel, liguster, magnolia, mirte, plant, rozelaar, sering, slee, struik, taxis, struikroos, veil
heesterachtig gewas – bamboe, ginst
heesterachtige naaldboom - taxus
heester met bessen - klapbes, kruisbes
heestertje  lavendel
heet  brandend, gepeperd, gloeiend, heet, hevig, hitsig, kokend, verhit, warm, ziedend,
heet(Mal.) - pedis
heetgebakerd  driftig, kortaangebonden, ongeduldig, opvliegend
heetheid - hitte, warmte
heethoofd – driftkop
heethoofdig  driftig, onbezonnen, onstuimig, opvliegend, voortvaardig, vurig
heethoofdigheid – drift
heet maken – verhitten, warmen
heetwaterbad - caldarium
heetwatertoestel  boiler, geiser
heet zeepsop - broei
Hefaistos - Vulcanus
hef  bezinksel, droesem, grondsop, heffe, uitvaagsel
hefboom – domp, handel, hevel, koevoet, machtarm, zwengel
hefboom voor voetbediening – pedaal
hefbrug – autolift, ophaalbrug
heffe - bezinksel, droesem, gepeupel, gist, grauw, grondsop, schuim
heffen – beuren, hijsen, innen, opbeuren, opleggen, oplichten, optillen, retribueren
heffing – accijns, (in)vordering, inning, leges, recognitie, retributie
heffing van belastingen - aanslag
heffing voor schepen - bakengeld
hefgewicht  halter
hefhaak – platine
hefijzer - koevoet
hefnerkaars  hk.
hefnet  kruisnet, totebel
hefschroefvliegtuig  helikopter
heft  greep, handvat
heftang - elevatorium
heftig cholerisch, driftig, fel, furioso(muz.), gespannen, geweldig, hevig, hooglopend, onstuimig, scherp, verbeten, verbitterd, virulent, vurig, wild
heftige beroering - oproer
heftig branden  laaien, loeien
heftig dispuut  polemiek
heftig gebarend  gesticulerend
heftig prediker - Boanerges
heftig verlangen  haken, smachten, snakken
heftig begeren – hunkeren, snakken
heftige democraat - Jacobijn
heftige drang  rage
heftige gemoedsbeweging  affect, emotie
heftige neiging – drift, woede
heftige strafrede  filippica
heftige uitbarsting  paroxisme
heftige uiting - drift
heftige vervolging – pogrom
heftiger maken - tergen
heftruck  hefwagen
hefwagen – bok, katrol, kraan, lier, takel
hefwerktuig  autocrick, bok, dommekracht, haspel, her, hijstoestel, katrol, kelderwind, koevoet, kraan, lier, lift, takel, vijzel
hefwerktuig voor auto’s - krik
heg  afheining, afscheiding, afschutting, afsluiting, haag, heining, omheining, omtuining, scheiding, tuinhaag
hegemonie – heerschappij, overwicht
heggenmus  bastaardnachtegaal
heggenrank  bryonia, clematis, duivelskers, haagwinde, wingerd
hei  heide, heiblok, plant, stamper
heiaal - hazelworm, ringslang
heibel  drukte, geraas, getier, herrie, kabaal, keet, kijf, lawaai, leven, rel, rumoer, ruzie, soesa, tumult, tweedracht
heibelen  kijven, razen, schelden, tieren
heiboer - heikneuter
heideachtigen - ericaceeën
heideachtige plant  alpenroos, azalea, bergroos, dopheide, erica rododendron
heidebezem - schrobber
heidebloem – erica
heidebrem – genst, ginst
heidekruid  erica
heidemeer  ven
heiden  gojiem, humanist, ongelovige, onchristen, paganist
heidenapostel  Paulus, zendeling
heidenbode - zendeling
heidendom  afgodendienst, paganisme
heidens  afgodisch, paganistisch, profaan, verschrikkelijk
heidens heiligdom - afgodstempel
heideplantje - calluna, dopheide, erica
heidepluis – lok
heidesoort - erica
heidevogel  fazant, korhoen, patrijs
heidezode – heideplag, tors
heihaan - korhoen
heiig  dampig, dijzig, mistig, nevelig, onhelder, wazig
heikneuter boer, kneu, pummel
heil  ave, baat, geluk, groet, hosanna, leve, nut, redding, salus, saluut, toeverlaat, troost, verlossing, voordeel, voorspoed, welzijn, welvaart, wens, zaligheid, zegen
heil (Ind.) – slamat
Heiland  bevrijder, Messias, redder, verlosser, verzoener, Zaligmaker
heilbede - zegenwens
heildronk – feestdronk, toost
heil de lezer  ls (lectori salutem)
heilig  gewijd, Godgewijd, sacraal, sacrosanct, sanctus, taboe, verheven, zalig
Heilig Avondmaal  H.A.
heilig boek  bijbel, koran, mormon, talmoed, thora (chr),
veda (s)
heiligboek der Joden - thora
heilig boek der oude Perzen - Zend-Avesta
heilig boek van de gemeenschap der sikhs - adi-granth, granth-sahib
heilig boek van het hindoeïsme - bhagavadgita, upanishad, veda
heilig boek van de islam - Koran
heilig boek van de joden - Talmoed, Talmud
heilig boek van het parsisme - Avesta
heilig dier apis, kat, koe, krokodil, lam, rund, scarabee, stier
heilig dier (Chr.) - lam
heilig dier der Egyptenaren  apis, ibis, kat, krokodil, scarabee, stier
heiligdom - altaar, kerk, moskee, relekwie, reliek, tabernakel, tempel
heiligdom in Mekka - Kaba, Kaäba
heilig gebouw - kerk
heilig graf  kramat
heilig handelen  Liturgie, ritueel, ritus, sacrament
heilig jaar - jubeljaar
heilig land  Israël, Kanaän, Palestina
heilig putje - sacrarium
heilig reukwerk  wierook
heilig verklaarde bisschop - Ignatius
heilig verklaren  canoniseren
heilig voorwerp - altaar, amulet, ark, fetisj, kaäba, reliquie, sacrament,talisman, totem
heilig voorwerp der Indianen  totem
heilig voorwerp der Israëlieten  ark
heilig voorwerp der Mohammedanen  kaäba
heilig woud van Zeus - altis
heiligdom  altaar, kerk, relikwie, sanctuarium, tempel
heiligdom in Mekka  Kaäba, Kaba
heilige  sant, sint, st, zalige
heilige - Barbara
heilige banier van St. Denis - Oriflamme
heilige bloem der Boeddhisten  lotus
heilige brilslang – naga
heilige gave - offer
heilige maagd  Maria
heilige plaats  Bethlehem, Jeruzalem, Mekka, Nazareth, Rome
heilige rivier  Ganges, Indus
Heilige Roomse rijk  H.R.R.
heilige schrift - H. S., Bijbel
heilige schrift der Mohammedanen  Koran
heilige stad  Bethlehem, Jeruzalem, Lourdes, Mekka, Nazareth, Rome, Utah
heilige stier der Egyptenaren  apis
heilige stad der Boeddhisten  Pali
heilige stoel - Vaticaan
heilige taal der Boeddhisten - pali, sanskriet
heilige tempel - pagode
heilige tor  scarabee
Heilige Vader - paus
heilige vogel  Ibis, garoeda
heilige voorwerpen - sacra´s
heilige vrouw - Afra, Agnes, Alena
heiligen - sacraceren, sancteren, sanctifi(c)eren, wijden, zalven
heiligenbeeld  Icoon , Ikoon
heiligenbeen  kruisbeen
heiligenbeschrijving  hagiografe
heiligenleven  hagiografie
heiligelevensbeschrijver  hagiograaf
heiligenprentje  bidprentje, santje
heiliging - sanctificatie
heiligschennend - profaan
heiligschennis  blasfemie, ontering, ontheiliging, profanatie, sacrilegie, simonie, vloek
heiligheid - gewijdheid, zondeloosheid, godvruchtigheid
heiligverklaring  canonisatie
heilloos  desastreus, ellendig, fataal, funest, goddeloos, noodlottig, ongelukkig, onzalig, rampspoedig, rampzalig, slecht, snood, verderfelijk
heilsleer - evangelie
Heilsleger  (afk.) SA
heilsmiddel  sacrament
heilstaat  dorado, Utopia
heilwens  ave, cheers, dronk, felicitatie, gelukwens, love, proost, prosit, saluut, santé, santjes, skol, toast, zegenwens
heilwensen uitbrengen - drinken, gelukwensen, feliciteren, klinken, toasten, toosten
heilzaam – geschikt, gezond, goed, verkwikkend, weldadig
heim  erf, heem
heimelijk  achterbaks, bedekt, clandestien, duister, geheim, gemeen, geniep, illegaal, onderhands, onopgemerkt, oogluikend, steels, steelsgewijze stiekem, stilletjes, tersluiks, verborgen, verholen, verkapt, verstolen
heimelijk beluisteren - afluisteren
heimelijk kijken  gluren, loeren, spieden
heimelijk praten – smoezen
heimelijk voorbereiden – bekokstoven
heimelijke indringer  insluiper, sluiper
heimelijk waarnemer - spion
heimwee  nostalgie
heinde  dichtbij
heining – afbakening, afrastering, afscheiding, afsluiting, afzetting, glint, balustradehaag, hamei, heg, hek,latwerk, schutsel, schutting
heining van struiken - haag
heinsel  slootruigte
heipaal - pilotis
heir  armee, leger, legerschaar, menigte, strijdmacht, troepenmacht
heisa  drukte, herrie, kabaal, omhaal, omslag
heisteren  ploeteren, rommelen, klimmen, klauteren, stoeien
heitje – kwartje
heitoestel - stoomhei
hek – afbakening, afrastering, afscheiding, afsluiting, afzetting, balustrade, barriere, glint, haag, hamel, heg, hekraam, latwerk, omheining, scheiding, schutting, traliewerk, wagenkrat
hek met punten van onderen, dat wordt neergelaten - hamel
Hekabe - Hercuba
Hekabe, nakomeling van - Deifobos, Hektor, Helenos, Kassandra, Paris, Polyxena
hekel  afkeer, afschuw, antipathie, aversie, gruwel, haat, nijd, rancune, tegenzin, weerzin, wrok
hekel  vlaskam
hekelaar  gisper, momus
hekelachtig – hekelig, vitterig
hekeldicht – satire, schimpdicht
hekeldichter - satiricus
hekelen  doorhalen, geselen, gispen, ioniseren, parodiëren, repelen, steken
hekelend - stekelig
hekelig  bits, scherp, vinnig, vitterig
hekeling  afranseling, satire, gisping
hekel of afschuw - walging
heknagel - drieling
heks  eunjer, feeks, harpij, helleveeg, kol, prij, spin, tang, toverkol, tovenares
heksen - toveren
heksenattribuut  bezem, kat
heksendans - wolfsklauw, heksenkrans
heksenfeestnacht  Walpurgisnacht
heksengerei  bezem, kat
heksenketel  baaierd, chaos
heksenkunst - toverij
heksenmast - reeden
heksenmeester  duivelskunstenaar, tovenaar
heksenproef  waterproef
heksentoer  hekserij, karwei
heksenvervoermiddel  bezem
heksenwaan  heksengeloof
heksenwerk  karwei, toverij
hekserij - toverij
hekwerk – afschiding, balie, balustrade, omheining, railling, raster, reling, staket
hekwerk voor een brug - hamei
hekwieler - raderboot
hel  blinkend, fel, hard, klinkend, luid, scherp, schel, scherp, schitterend, schol, venijnig, verblindend, verdoemenis
hel  dodenrijk, gehenna, Hades, inferno, kwelling, Nilfheim, onderwereld, orcus, Tartarus
helaas  ach, och, eilaas, eilaci, jammer, spijtig, zonde
held  dappereheros, hoofdpersoon
held uit drama van Shakespeare  Hamlet, Romeo
heldendicht  aeneide, aeneis, edda, epopee, epos, lliade, Ilias, Odyssee, Ilias
heldendicht, Grieks - Ikade, llias, Odyssee
heldendicht der Hindoes - Mahabharata, Narak
heldendicht, oud-Engels - Beowulf
heldendicht, oud-Indisch - Mahabharata
heldendicht, Romeins - Aeneïde, Aeneis
heldendicht van Humerus  Ilias, Odyssee
heldendicht van Voltaire - Henriade
heldendichter  Homerus, Vergilius, Virgilius
heldendom - heroïsme
heldenepos  heldendicht
heldenmoed – durf, heroïsme
helder  begrijpelijk, blank, brandschoon, duidelijk, fris, glad, glanzend, klaar, klankvol, licht, net, onbewolktpienter, proper, rein, schel, scherpzinnig, schoon, sereen, smetteloos, sonoor, stralend, verlicht, vlekkeloos, wakker, zindelijk, zonneklaar, zuiver
helder blauw – lazuur
helder doen worden – bleken
helder en kalm – sereen
helder en klaar – apert
helder en zuiver – rein
helder klinken - klateren
helder klikkend – hel, sonoor, zuiver
helder klikkend (It.) – sfogato
helder van geluid – schel
helder verlicht - stralend
helder worden  klaren, opklaren
heldere bouillon – consommé
heldere geluiden geven - kletteren
helderheid  duidelijkheid, frisheid, glans, klaarheid, klaarte, klankvolheid, licht, magnitude, properheid, reinheid, schoonheid, sereniteit, sonoriteit, volheid, zindelijkheid, zuiverheid,
helderrood  scharlaken
helderste planeet  Jupiter
helderste ster  Sirius, Wega
helderwit - blank
helderziende  clair-voyante, paragnost, psychoscopist, telepaat, ziener
helderziendheid  clair-voyantce, paragnosie, proskopie, telepat(h)ie, telethesie,
heldhaftig – boud, dapper, ferm, heroïsch, koen, kloek, moedig, onversaagd, stoer
heldhaftigheid  dapperheid, heldenmoed, kloekheid, moed, onversaagdheid
held uit Troje – Hector, Aeneas
held voor Troje - Achilles, Ajax, Diodemes, Patroklos
heleboel  massa, menigte, hoop, veel
helegaar – geheel, helemaal
heleline - alantkamfer
helemaal  alles, finaal, gans, geheel, helegaar, integraal, radiaal, totaal, volkomen, volledig, volstrekt
helemaal gevuld – vol
helemaal niets – geeneens
helemaal niks – niets, niemendal, noppes
helen – beteren, boeten, genezen, herstellen, repareren, verbergen, verhelpen, verzwijgen
hel en blinkend – fel
hel en hoorbaar - luid
hele Piet - kei
heler  snees, opkoper
hele verandering  omkeer, ommekeer
helft – gedeelte, half, meta, semi
Helgoland, eilandje bij - Düne
helhond  Cerberus
Helicon - Zagora
Helicon, hoogste top van de - Palaiovuna
helikopter - wentelwiek
heling  genezing, verberging
Heliopolis – Baälbek
helium  he , zonnegas
helix - schroef, spiraal
Hellas  Griekenland
hellebaard – houwwapen, lans, steekwapen
hellehond – Cerberus
Helleen - Griek
hellen – aflopen, glooien, neigen, overhangen, plongeren
hellend – scheef, schuin
hellend vlak – berg, dijk, duin, opritstoep, talud
hellende weg  afrit, oprit
hellerivier - Styx
helleschipper - Charon
Hellespont  Dardanellen
helleveeg  feeks, furie, harpij, heks, karonje, kenau, kol, kreng, prij
hellevorst  duivel, satan
hellewicht  booswicht, verdoemde
hellig – boos, hels, kwaad, nindig, toornig, vurig, wild, woedend, woest
helling – afgang, afloop, beloop, glooiing, inclinatie, schuinte, steilte, stoep, talud, werf
helling langs spoorweg  talud
helling onder aan een borg  piedmont
helling tussen twee vlakke terreingedeelten  steilrand, steilwand
helling van een dijk - beloop, glooing
hellingmeter  clinometer
hellos  zon
helloscoop  zonnekijker
hellotropine - piperonal
hellozoa – zonnedieren, serpent, virago, Xantippe
helm – duingras, duinplant
helmbindsel  connectief
helmbloem – copydalis, monnikskp
helmdraad  filament, zandzegge
helmen  galmen, weerklinken
helmgat  galmgat
helmhok  theca
helmkleed - lambrequin
helmklep  vizier
helmknop  anthere
helmkruid – scorpgularia
helm, lichte - barbute
helm, soort - armet, bassinet, bekkeneel, hondsgurgel, isenhut, morion, noormannenhelm, salade, spangenhelm
helmstok  inspit, roerpen, stuurstok
helmtop - timber
heloot  onderdrukte, slaaf
helpen  assisteren, baten, bedienen, bijdragen, , bijspringen, bijstaan, dienen, meewerken, ondersteunen, opereren, redden, secunderen, steunen, tegemoetkomen, verlichten, verplegen, verzorgen, weldoen
helpen bij metselen – opperen
helpen bij nood - redden
helper  assistent, handlanger, hulp, knecht, (ind.) kornet, maat, medestander, medewerker, redder, secondant, trawant
helper in lab. - amanuensis
helper in de nood  redder
helper in een laboratorium  amanuensis
helper uit de nood  redder
helper van draaiorgelman  manser
helper van een schout - rakker
helper van een spinner - oploper
helpers  aanhang
helpster – assistente, dienstbode, dienster, hulp
helpster bij een diner - dienster, serveerster
hels – afschuwelijk, duivels, demonisch, diabolisch, hellig, infernaal, kwaad, oorverdovend, razend, satanisch, slecht, verschrikkelijk, vreselijk, woedend, woest
hels lawaai  kabaal, pandemonium
hels wijf  feeks
helse furie  Megera
helse geest  Belial
helse machine  tijdbom
helse steen  lapis, zilvernitraat
Helsingfors - Helsinki
Helvetië  Zwitserland
hematiet  bloedsteen, roodijzersteen
hemd - baadje, chemise, onderkleed, shirt
hemd (Mal)  baadje
hemdachtig kleed van de Arabieren - gandoera
hemdsboord - bef
hemdsbroek - combinaison
hemel  azuur, dampkring, ether, gewelf, firmament, hemelruim, lucht, paradijs, trans, uitspansel zwerk
hemel  Asga(a)rd, paradijs, walhalla
hemelbestormer  Titanen
hemelbewoner  engel, God
hemelbode  engel, Godsgezant
hemelbol  hemelglobe, hemellichaam, sfeer, ster
hemelboog - gewelf
hemelboom - ailanthus
hemelbrood  manna
hemelburger  gezaligde, zalige
hemeldak  firmament, uitspansel
hemeldauw - regen
hemelen - overlijden, sterven
hemelgeest  cherubijn, engel, serafijn, seraf
hemelgewelf  azuur, firmament, hemel, koepel, uitspansel,
zwerk
hemelgod - Anoe, Dyanspitar, Jupiter, Sjanti, Zeus
hemelheir  engelenscharen
hemelhof - eden, paradijs
hemeling  engel, gelukzalige, hemeltelg, zalige
hemelkenner  astronoom
hemelkoningin - Juno, Maria
hemellichaam  aarde, Jupiter, komeet, maan, Mars, Mercurius, meteoor, planeet, planetoïde, satelietSaturnus, ster, Venus, zon
hemelruim  hemel, kosmos, luchtruim
hemels  bovenaards, celest, goddelijk, heerlijk, onaards, prachtig, verrukkelijk, zalig
hemelblauw - azuur, lazuur
hemels brood - hostie, manna
hemelsfeer - kreits
hemelsgezind  godvruchtig, heilig, vroom
hemels rijk  China
hemels rijk, zoon van het - Chinees
hemelsteen  meteoor, meteoriet
hemelstreek  luchtstreek, noord, oost, sfeer, streek, west, windstreek, zuid,
hemels wezen  cherubijn,engel, fee, seraf, serafijn
hemeltergend  ergerlijk, goddeloos , weerzinwekkend
hemeltoorts - zon
Hemelvaartsdag, gebruik op - dauwtrappen, dauwtreden, hemelvaren
hemelverschijnsel  komeet meteoor
hemelvuur  bliksem, weerlicht
hemelwater - neerslag, regen
hemiëder - halfvlak
hemidor  regen (bui)
hemofilie  bloederziekte
hemorroïden - aambeien
hen - hoen, hoender, kip, kloek
hendel – hefboom(pje), manette
Henegouwen, arrondissement in - Aat, Ath, Bergen, Charleroi, Doornik, Moeskroen, Mons, Mouscron, Soigniesm Thuin, Tournai, Zinnik
Henegouwen, mijngebied in - Borinage
hengel  beugel, greep, handvat, lee, scharnier, vistuig
hengelaar  visser
hengelaarsuitrusting  aas, dobber, haak, hengel, leefnet, lijn, molen, schepnet, snoer
hengelaarsvis - hozemond, zeeduivel
hengelen - vissen
hengelsnoer  sim
hengelsport - vissen
hengelstok  hengelroede
hengeltouw - staartlijn
hengeltrommeltje  reel
hengsel - beugel, draagbeugel, greep, handgreep, handvat, oor, scharnier
hengselmand – ben, kabas, korf
hengst - vaderpaard
hengst, gesneden  ruin
hengstebron  Hippocrene
hengsten  beuken, slaan
hengstig – paarzuchtig, ritsig, tochtig, wellustig
henker  beul, scherprechter, satan
henna – kleurmiddel, verfplant
hennep  cannabis, gelling, kemp, zaailing
hennepafval  hede, hee
hennepbraak  blouwel, rete, reep, repel, reet, rete
hennepbraken – blouwelen
hennepnetel – dauwnetel
hennepplant - sisal
hennepvink - kneutje
hennepworteleinde - blees
hens  hands (Eng.), handen
her  geleden, herexamen, hier, hierheen, opnieuw, overal, sedert
Hera  Juno
herademen  bijkomen
Herakleïden, stamland der - Peloponnesus
Herakles - Hercules herademing  oplichting
heraldiek  wapenkunde
heraldiek stuk - herautstuk
heraldiek wapen  blazoen
heraldische figuur - bemmel, geer
heraldische bijfiguur - berensteel, lambel, palesteel
heraldisch teken – lelie
heraldisch wapen - schild
heraldische kleur  email (rood, groen, blauw, purper en zwart), goud (geel), keel (rood), lazuur (blauw),sabel (zwart), sinopel (groen), zilver (wit)
heraldische penning - besant, bezant
heraldische term  balk, kwartier, tenant
heraut – aankondiger, bekendmaker
heraut van wapenen - wapenkoning
heraut voor Troje  stentor
herba  h., kruid
herbarium  plantenverzameling
herbarist - kruidenkenner
herberg – bierhuis, café, doening, drankhuis, estaminet, hotel, kroeg, logement, osteria, staminee, tapperij, taveerne, taverne, uitspanning
herberg (It.)  osteria
herbergen - huisvesten, onderbrengen opnemen
herbergier  gelaghouder, kastelein, kroegbaas, tapper, waard
herbergierster  kasteleines, waardin
herbergierszoon die koning werd - Murat
herbergklant  kroegloper
herbergzaam  bewoonbaar, gastvrij
herbivoor  planteneter, vegetariër
herboriseren - botaniseren
herborist  kruidenzoeker, plantenverzamelaar
herbouw - wederopbouw
herbouwen – reconstrueren, verbouwen
herbouwing  reconstructie
Hercules - Herakles
herculeskever - dynastes
herculeswerk  reuzenwerk
herculisch  gespierd
Hercuul - atleet, kermisworstelaar
herdenken  gedenken, herinneren, memoreren, vieren
herdenking – gedachtenis, viering
herdenking van de geboortedag  verjaardag
herder  bewaker, herdershond, hoeder, kuddehoeder, oppasser, pastor, pastoor, predikant, priester, schaper, scheper, senn, veehoeder, waker
herder die de Trojanen bedroog  Simon
herder in de Alpen  Senn
herder in Pfrygië  Atys
herderin – bergère, predikante
herderlijk  arcadisch, bucolisch, idyllisch, landelijk, pastoraal
herderlijke brief  mandement
herderlijk schrijven - encycliek, mandement
herderschop  mak
herdersdicht  bebergerie, ecloge pastorale
herdersfluit  Panfluit, rietpijp, schalmei, veldfluit
herders god  Pan
herdershond soort - eloga, ecloge
4 puli, pumi
5 corgi
6 briand, collie, kuvasz
7 bobtail, bouvier, sheltie
8 hovawart, komondor
9 beauceron, Mechelaar
10 rottweiler, sennenhund
11 schapendoes
12 Groenendaler
herders hut in de Alpen  Sennhut
herderskout - eloga, ecloge
herdersleven - idylle
herderslied  bergerette, pastorale
herdersroman – arcadia
herdersspel  arcadia, pastorale
herdersspin - hooiwagen
herderstasje - capsella, tasjeskruid
herdersvolk - Nomaden
herdoop  wederdoop
hereditair  erfelijk
herediteit - erfelijkheid
heremiet  anachoreet, asceet, eenzaat, kluizenaar, solitair
her en der – alom, altijd, overal
her en derwaarts zwerven  dolen
heren  hh.
herenboon - sperzieboon
herendienst – corvee
hernhuis - villa
herenhuis in Friesland – state, stins
hereniging  reünie, samenvoeging, verzoening ,weerzien
herenjas – frak, jacquet
herenjasje - colbert
herenkamerjas  chambercloak
herenkapper  barbier, coiffeur, figaro, stylist
herenkledingstuk  anklet, boord, bretel, colbert, costuum, das, frak, jasje, jekker, jopper, kamerjas, kostuum, ochtendjas, overhemd, overjas, pantalon, pullover, sjamberloek, smoking, sok, vest
herenknecht - butlerlakei
herenmantel - raglan
herenoverjas – demi, ulster
herenpaard  luxepaard
herenrijwiel  herenfiets
herensok  anklet
heresiarch  aartsketter
heresie  dwaalleer, ketterij
herfst – najaar, seizoen
herfstbloem  amarant, aster, biggekruid, chrysant, herfsttijloos
herfstdag - najaarsdag
herfstgetijde - najaar
herfstig – herfstachtig
herfstmaand  september
herfstmijt - trombiculidae
herfstmis  najaarsmis, najaarsmarkt
herfstraap  zandraap
herfstroos  stamroos, stokroos
herfsttijloos - colchicum
herfstweer  guur, mistig, winderig
hergeven – teruggeven
herhaald – gedurig, nogmaals telkens, wederom
herhaalde versregel  refrein
herhaaldelijk  almaar, dikwijls, menigmaal, steeds, telkens, vaak, veelvuldig
herhaalde wedstrijd - barrage
herhalen  bis, bisseren, encore, herzeggen, itereren, nogmaals, opnieuw, overdoen, recapituleren, repeteren, reproduceren
herhalend  iteratief
herhalende decimaal  repetent
herhaling – bis, da capo, echo, hervatting, ïteratie, recidive, reditie, reiteratie, repetitie, reprise, suminatie, tautologie
herhaling van misdrijf - recidive
herhaling van een toon – echo
herhaling van versregels - refrein
herhalingsthema  refrein, ritornel
herhalingswerkwoord  frequentatief
her inenten  revaccineren
herinneren – gedenken, herdenken, heugen, memoreren, terugdenken
herinnering  aandenken, aanmaning, anamnese, gedachtenis, geheugen, heugenis, memorie, rappel, reminiscentie, souvenir, voorstelling
herinneringsbord  gedenkbord
herinneringsgeschenk - souvenier
herinneringsmedaille  gedenkpenning
herinneringsvermogen  geheugen
herik – boerenkers, onkruid
herkansing - barrage
herkauwer  antilope, beisa, bok, bizon, buffel, damhert, dromedaris, eland, gazelle, geit, gems, giraf(fe), gnoe, hert, hinde, kameel, karbauw, kemel, koe, koedoe, lam, lama, moeflon, muskusos, oeros, okapi, ooi, os, ram, ree, reebok reegeit, rund, stier, schaap, yak, wisent, zeboe
herkauwersmaag - pens
herkauwer voor teling – fokstier
herkenbaar – kennelijk
herkenningsmelodie - tune
herkenningspapier  identiteitsbewijs, legitimatiebewijs, persoonsbewijs
herkenningsteken  badge, embleem, insigne, logo, vignet
herkenningswoord  parool, sjibbolet, wachtwoord
herkomst  afkomst, afstamming, bron, gewoonte, oorsprong, origine
herkomstig van - uit
herleefd  redivivus
herleiden  reduceren
herleiding  reductie
herleven - opleven
herleving – opleving, renaissance, reveil
herleving van kunst en wetenschappen - renaissance
hermafrodiet  interseks, tweeslachtig
hermelijn – harmel
hermelijnachtig dier - mink
hermeneutiek  bijbeluitlegging, exegese, schriftverklaring
Hermes - Mercurius
Hermes, beeld van - Herme
hermetisch gesloten - potdicht
hermetisch  luchtdicht
hermitage  kluizenaarshut
hermoes - akkerpaardestaart
hermopolis , Asjmienein
hernemen – terugnemen
hernhutter - zandgebakje
hernia - breuk
hernieuwde aanval - recidief, recidive
hernieuwen – renoveren, vernieuwen
hernieuwig - renovatie
heroïne - dracetylmorfine
heroïsch  dapper, heldhaftig
heroïsme - heldenmoed, heldhaftigheid
heropleiden - omscholen
heros  Castor, halfgod; held, Heracles, Hercules, Pollux, Theseus
herrie – bonje, drukte, gedruis, geduvel, geraas, heibel, heisa, kabaal, keet, krakeel, lawaai, krakeel, leven, onmin, opschudding, pan, rumoer, ruzie, spats, spektakel, stampei, tumult, twist,
herrie maken - krakelen, ruziën, twisten
herriemaker - lawaaischopperlevenmaker
herrijzen  herleven, oprijzen
herrijzenis - herstel, opstanding
herroepbaar - revocabel
herroepen  intrekken, terugnemen
herroeping - retractatie, revocatie, terugneming
herschatting - hertaxatie
herscheppen - recreëren, veranderen, verjongen
herschepping - gedaanteverwisseling, metamorfose
hersenaanhangsel - hypofyse, pijnappelklier
hersenbeeld  hersenschim, waanbeeld
hersenblaasworm - bolworm
hersenbloeding - attaque, beroerte
hersenbreuk - cefalocele
hersenen  brein, denkraam, geest, rede, verstand
hersenen, deel der - achterhoofdskwab, epifyse, hersenbalk, hersenbrug, hersenschors, hersenstam, hersenvlies, hypofyse, slaapkwab, ventrikel, voorhoofdskwab
hersengezwel - glioom, tumor
hersenklier  hypofyse, pijnappelklier
hersenloos - dom, leeghoofdigstom, zin(ne)loos
hersenmantel - pallium
hersenontsteking  encefalitis, meningitis
hersenpan – bekkeneel, schedel
hersenproduct - bedenksel, uitdenksel
hersens  brein, verstand
hersenschim  droombeeld, fantasie, fantasmagoriefantoom, illusie, luchtkasteel, spook(beeld), utopie, visioen, waan(beeld)
hersenschimmig  denkbeeldig, ingebeeld, imaginair, onwezenlijk
hersenspinsel  gedachtenweefsel
hersentumor  hersengezwel
hersenverweking - encefalomalacie
hersenvlies - arachnoïden, leptomeninx, pachymeninx
hersenvliesontsteking  encefalitis, meningitis
hersenwerk  denkarbeid, denkwerk, onderzoek
herstel  analeptie, beterschap, correctie, genezing, opleving, rectificatie, recuperatie, redres, rehabilitatie, renovatie, reparatie, restauratie, verbetering, wederoprichting
herstelbaar - reparabel
herstelboekerij - storno
herstel van een fout in handelsboeken - ritorno
herstel van eer  genoegdoening, rehabilitatie, satisfactie
hersteld  beter, genezen, gerestaureerd, vernieuwd
hersteld in vroegere staat  gerehabiliteerd
herstellen  beteren, bijwerken, boeten, corrigeren,genezen, helen, herzien, maken opknappen, oplappen, reconstrueren, rehabiliteren, renoveren, repareren, renoveren, repareren, restaureren, restitueren, stoppen, verbeteren, verhelpen, vernieuwen, verstellen
herstellen na ziekte – aansterken
herstellen van kleding - lappen
herstellend  beterend, genezend, opknappend, reconvalescent
hersteller  boeter, lapper, maker, restaurateur, reparateur
hersteller van beschadigde kunstwerken - restaurateur
hersteller van rijwielen  fietsenmaker
hersteller van visnetten  nettenboeter
herstelling  boete, genezing, opheffing, ordening, renovatie, reparatie, restauratie, rehabilitatie, reparatie, tenietdoening, vernieuwing
herstellingsoord – kliniek, rusthuis, sanatorium
herstelling van eer - rehabilitatie
herstelplaats  dok, garage, remise
herstelplaats  garage, gasthuis, kliniek, remise, rusthuis, sanatorium, uitdeukerij, ziekenhuis
herstelplaats voor auto’s – garage, plaatwerkerij
herstelplaats voor schepen  dok, werf
herstelwerk  reparatiewerk, restauratiewerk
herstelwerkplaats – atelier
hert  antilope, damhert, edelhert, eland, gazelle, gnoe, hinde, kalf, ree, reebok, rendier, spitser
hert (Eng,) - deer
hert, driejarig - zesender
hert, eenjarig - spieshert
hert, tweejarig - gaffelhert
hert, vrouwelijk - hinde
hertachtig dier -
3 elk, ree
4 gnoe, milu
5 eland, moose
6 cervus, heumul, kidang, poedoe, reebok, sambar, wapiti
7 damhert, gazelle, kariboe, muntjak, reegeit, rendier,
takhert
8 antilope, axishert, blafhert, deikahert,edelhert, kuifhert,
lierhert, waterree
9 barasinga, paardhert, waterhert, zwijnhert
10 davidshert, muskusdier, pampashert, sambahert
12 virginiahert
15 aristoteleshert
hertaxatie  herschatting
hertenkalf (vr.) - smaldier
hertenleer  daim
hertengroep  roedel, sprong
hertenhorens - gewei
hertenpaard - gnoe
hertensoort uit KleinAzië  damhert
'sHertogenbosch in carnavalstijd  Oeteldonk
hertog - doge, duke, dux
hertogin - duchesse
hertog uit de historie  Alva
hertshooi - hypericum
hertshoornvaren - platycerium
hertstong - adderwortel, tongvaren
hertzwijn - babiroessa
hertz  Hz.
heruitzenden - relayeren
hervertoning  reprise
herverzekeren - reassureren
hervinden  terugkrijgen,terugvinden
hervormd Esperanto  Ido
hervormen  herzien, reformeren, reorganiseren, verbeteren, wijzigen
hervormer  Calvijn, Hus, Luther, reformateur, reformator, vernieuwer, Savonarola, Zwingli
hervorming  metamorfose, reform, reformatie, transformatie, verandering
heruitzending  relais
herwaardering - revaluatie
herwissel  restorno
herzeggen - herhalen, repeteren
herzien – bewerken, herstellen, hervormen, overdoen, revideren, veranderen, verbeteren, wijzigen
herziening  redres, revisie, verbetering ,wijziging
hes – blouse, kiel
hesp  bil, dij, ham
Hesperus - avondster, Venus
hesseling - kopvoorn, serpeling
Hessen, hoofdstad van - Wiesbaden
hessoniet – kaneelsteel
het aanbieden – aanbod, aanbieding
het aanbrengen – aandragen, berichten
het aanwezig zijn elders  alibi
het aardse slijk  geld
het abc - alfabet
het bed uit  op, opgestaan
het bestaan billijken - erkennen
het beste  bloem, elite, keur
het bewaren - opslaan
het boze oog  malocchio
het doel bereiken  aankomen, arriveren, komen
het doodgaan  sterfte, sterven
het door ondervinding geleerde – ervaring
het eerst arriverend  a.s., e.k.
het eerste  primair, primeur
het elders zijn' geweest  alibi
het erbij laten zitten  afweten, opgeven
het ervan nemen  genieten, profiteren
het erven - erving
het ervoor houden  aannemen, menen
het ervoor nemen  menen
het evenwicht betreffende  statisch
het fijne - essentie, finesse
het ga U goed  bene vale, B.V.
het gebruiken van de handen – manueel
het geseponeerd worden – sepot
het gewicht bepalen – wegen
het geziene – bericht, mening, raad
het groter worden – groei
het haar – kapsel
het hazenpad kiezen – vluchten
het hoofd bieden - volharden
het hoogste  summum, top, toppunt
het inkuilen – ensilage
het in omloop brengen – uitgifte
het inwendige - intern
het is tijd - h. e.
het jong zijn – jeugd, jeugdig
het kiezen – keus, keuze
het laagst gelegen – onderste
het lef hebben - durven
het leven betreffend – zotisch
het luchtledige – vacuum
het middelste – centrum, medium
het midden zoeken – centreren
het omgekeerde – tegendeel
het oosten – levant, orient
het opgeven – afstellen
het raken der biljartballen – carambole
het ruime sop – zee
het schrijven – schrift
het spijt mij – pardon
het spreken – gesprek
het streven – aspiratie
het telen van gewassen – kweek, teelt
het teveel  overmaat
het toegegooide pakken – vangen
het vaste land – wal
het verdelen in fasen – faseren
het verstand gebruiken - denken
het verst van het midden gelegen gedeelte  uiteinde
het werk neerleggen  staken
het worde afgedrukt - imprimatur
het worde gemengd  misc.
het worde herhaald  iter.
het worde ingelast – f. i.
het wreken – wraak
het zedelijke gedrag - moraal
het zien - zicht
het zit in dit - hierin
het zij zo  amen, soit
hete bliksem  appelprol
hete damp – stoom
hete drank -groc
hete droge wind  chamsin, harmattan, khamsin, samoem, sirocco
hete luchtbad - sauna
hete luchtstreek  tropen
hete springbron  geiser
hete toespijs bij nasi - sambal
hete waterdamp - stoom, wasem
hete wind op Westafrikaanse kust  harmattan
hete woestijnwind  chamsin, ghibil, samoen, samoem
heten  betitelen, bevelen, gebieden, gelasten, kwalificeren, noemen, verklaren
hetere - courtisane
heterogeen  ongelijksoortig, verschillend
heterogeniteit - ongelijksoortigheid
heterodox  onrechtzinnig
heterodoxie – onrechtzinnigheid
hetgeen - datgene
hetgeen gewoonlijk geschied – regel
hetgeen men verdienst – inkomen, loon
hetgeen iets maakt tot wat ik ben - wezen
hetgeen ik getuig  q.a. (quod attestor) q.t (quod testor)
hetgeen voorhanden is – voorraad
hetman - aanvoerder
Hettitische godheid - Arinna
hetwelk - dat, hetgeen, wat
hetwelk betekent  q.e. (quod est)
hetze - drijfjacht, ophitsing
hetzelfde  dito, eender, evenzo, gelijk, id(em), identiek, ongewijzigd
hetzelfde aantal  evenveel
hetzelfde 'tempo (muz.)  istesso
heug - lust, zin
heugen - herinneren
heugenis  aandenken, gedachtenis, geheugen, herinnering, memorie, reminiscentie
heuglijk – blij, gedenkwaardig, onvergetelijk, opgewekt, verblijdend, verheugend
heul  baat, bijstand, heil, hulp, slaapbol, toevlucht, troost
heulen  collaboreren, samenspannen
heulsap  amfioen, opium
heup - coxa
heup, uitholling in de - acetabulum, azijnnapje
heupbeenderen - darmbeen, schaambeen, zitbeen
heupgewrichtenontsteking - coxitis
heupgordel - draagband
heupjicht  ischias, coxagra
heupontwrichting - heupluxatie
heus  beleefd, echt, gegarandeerd, kuis, oprecht, trouwhartig, vriendelijk, waar, waarachtig, waarlijk, wel, werkelijk, wezenlijk
heusheid  beleefdheid, compliment, hoffelijkheid, vriendelijkheid
heuvel – belt, berg(je), duin, hil, hoogte, lee, nol, terp, verhevenheid, verhoging, wierd(e)
heuvel in Rome  Kapitool, Palatinus, Quirinaal, Viminale
heuvel te Jeruzalem  Sion
heuvelachtig  geaccidenteerd, golvend, oneffen
heuvelland in Frankrijk  Langres
heuvelrij  heuvelkling, kling , rug
heuvelrug in Drenthe - Hondsrug
heuvels, stad der zeven - Rome
heuveltje  nol, terp, wierde
heuvel tussen twee ijsmassa´s - karne
hevel  hefboom, koevoet, overtapbuissifon
hevelen – overtappen
hevelfles - sifon
hevig  acuut, beduidend, danig, duchtig, erg, ernstig, fel, fervent, fiks, geducht, gewldadiggeweldig, hard, heftig, hooglopend, intens, krachtig, lastig, ongenadig, onstuimig, overmatig, scherp, schromelijk, sterk, uitbundig, verregaand, verwoed, vinnig, vreselijk, vurig, wild, zeer, zwaar
hevig afkammen - afkraken
hevig beven - sidderen
hevig kloppen  bonzen
hevig kwellen – martelen
hevig razen – woeden
hevig rillen - bibberen
hevig schreien  gieren, snikken
hevig stoten  botsen
hevig verlangen – azen, begeren, dorsten, haken, hunkeren, popelen, reikhalzen, smachten, snakken
hevige afkeer – afgrijzen, haat
hevige angst – paniek
hevige botsing – conflict
hevige buikpijn – koliek
hevige emotie – shock
hevige korte wervelwind – wind(hoos)
hevige kramp - stuip
hevige noordoostenwind in Rusland  buran
hevige orkaan – tornado
hevige regenbui – wolkbreuk
hevige schrik - paniek
hevige schudding  schok
hevige storm – blizzard, cycloon, orkaan, tornado, tyfoon, wervelstorm
hevige trilling  aardbeving, aardschok
hevige wervelwind  cycloon, tornado, tyfoon, (wind)hoos
hevige wind  storm
hevige windhoos - tornado
hevige wind in Rusland - boeran
hevige wind in Zuid-Amerika - pampero
hevige woede - razernij
heviger  erger
hevigheid  felheid, geweld, intensiteit, kracht, sterkte
hexaanzuur - captonzuur
hexachloorbenzeen - gammexaan
hexacorallia - actinaria, antipatharia, ceriantharia, doornkoralen, madreporaria, rifkoralen, zeeanemonen, zoantharia
hexaëder  kubus, zesvlak
hexagonaal  zeshoekig
hexagoon  zeshoek
hexamethyleentetramine - urotropine
hexameter  zesmaat (van gedichten)
hexaniet, bestanddeel van - aluminium, hexyl, trotyl
hexogeen - RDX
hexoronzuur - ascorbinezuur
hiaat  gaping, gebrek, gemis, lacune, leegte, leemte, opening
hibernatie  winterslaap
hibernia - wintervlinder
hidalgo (Sp.)  edelman
hidrotica (Gr.)  zweetmiddelen
hiel  hak
hielbeen  calcaneus, koot
hield men vroeger kleine kinderen mee zoet - dot, speen
hielen  (bijbels) verzenen
hielenlikken – vleien
hielenlikker - vleier
hielstuk in een schoen  konfoort, konterfo(o)rt, konterfoor(t)
hieltje van een ham  hasp, hesp
hieltouw  spiertouw
hiel van de voet – hak
hiel van een kous - hak
hiep  hakmes, heep, kapmes
hier  alhier, her
hier (fr.) - ici
hier (lat.) - hic
hierbenevens - bij, met, naast
hier en boven - bovendien, ook, tevens
hier en daar – ergens, plaatselijk, verspreid
hierheen - her(waarts)
hier ligt begraven  hj. (hic jacet)., h.j.s.(hic jacet sepultus) h.s. (hic situs)
hierna – later, nogmaals
hiëroglief - anch
hiëroglifisch - onleesbaar, raadselachtig
hier noch daar  nergens
hier op aarde - beneden
hier te land.  h.tl.
hierbij  hieraan, eraan
hiernamaals  dodenrijk, hemel, Nirwana, Walhalla
hiëroglief  beeldschriftteken, raadselachtig
hiervoor - a. h.
hieuwen  inhalen, opwinden
hij die geeft  gever
hij die meedoet  deelnemer
hij die ontvangt  ontvanger, penningmeester
hij die schrijft  secretaris
hij die sterker is dan een beer - Ursinus
hij heeft het gemaakt  fec. (fecit)
hij heeft het gezien  Vt. (vidit)
hij heeft het ontworpen  mv. (invenit)
hij heeft het zelf gemaakt  it (ipse fecit)
hij is dienend - dienstig
hij is overleden  ob. (obilt)
hij ruste in vrede  R.I.P. (requiesca(n)t in pace)
hijgen – zuchten
hijgen naar adem – snakken
hijger - telefoongek
hijgerig – kortademig
hijsbalk - dovejut
hijsblok – gewand, karvielkatrol, takel
hijsbok  kraan
hijsen  drinken, heffen, ophalen, opsteken, optakelen, omhoogtrekken, optrekken, sjorren, takelen
hijskamertje – lift
hijslijn – touw, kabel
hijstalie - wipper
hijstoestel  dektalie, derdehand, kraan, lier, lift, takel, talie
hijstoestel op schip  davit
hijstoestel voor personen - lift
hijstouw – bras, trijs, gijn
hijswerktuig – bok, elevator, her, katrol, kraan, lier, lift, takel, talie
hik  nik, nok, snik, singultus
hikkend schreien – snikken
hil – hoogte, terp, vluchtheuvel
hilariteit  gelach, vrolijkheid
hilt - zoldertje
Himalaya, top in de - Annapurna, Api, Badrinath, Chumalhari, Dhaulagiri, Gosainthan, Kanchenjuga, Kulhakengri, Makula, Nunkun
Himas, koning der – Kabaka
hinde - hert, ree
hinder  belemmering, last, letsel, moeilijkheid, molest, nadeel, ongemak, ongerief, overlast, plaag, schade, storing, trubbel, valstrik, verdriet
hinderen – afleiden, belemmeren, beletten, bemoeilijken, derailleren, deren, dwarszitten, generen, grieven, irriteren, lastigvallen, ophouden, plagen, remmen, storen, tegengaan, tegenwerkentergen, verstoren
hinderlaag  val, valstrik
hinderlijk  ergerlijk, gênant, irritant, irriterend, lastig, opdringerig, storend
hinderlijk dier  mug, wesp
hinderlijk persoon  bemoeial, être, lastpost
hindering – belemmering, storing
hinderlaag – strik, val
hinderlijk – belemmerend, ergerlijk, genant, lastig, onvrij, schadelijk, storend, vervelend
hinderlijk zijn – kwellen, plagen, storen
hinderlijke onderbreking - storing
hindernis  belemmering, beletsel, lokkade, bembarras, handicap, hinderpaal, obstakel, verhindering
hinderpaal, horde, incident, klip, obstakel, rem, stoornis
hindernis in de ruitersport - oxer
hindernisrace - hordenloop
hinderniswedstrijd - cyclecros
hinderpaal – belemmering, beletsel, hindernis, horde, impediment, obstakel
Hindischriftsoort - devanagari
Hinditaal - Bihari, Rajasthani, Urdi
Hindoeasceet - sadhoe
Hindoesekte  Sikhs
Hindoes, eerbiedwaardige personen bij de - guru
Hindoes Heilig boek  Veda
Hindoese God  Agni, Asoeras, Avatar, Boeddha, Brahma, Cri, Deva, Doerga, Ganesja, Indra, Kama, Koebera, Krisjna, Manoe, Rama, Sarasvati, Sjiwa, Skanda, Soerja, Trimoerti, Varuna, Varoena, Visjnoe, Visjnoe, Yama, Wisjnoe,
Hindoeïsme - Brahmanisme
Hindoeïsme, begrip uit het - bhakti, brahman, dharma, isvarna, marga, sjiva, visjnoe, yoga
Hindoeïsme, god van het vuur in het - Agni,
Hindoepriester  pandit, Brahmaan
Hindoese geleerde - pandit
Hindoese heldenfiguur  Krisjna, Rama
Hindoese oorlogsgod  Skanda
Hindoese zonnegod  Soerja
Hindoestan - Voor-Indië
Hindoestaans kluizenaar  fakir
hinken  strompelen
hinkend  kreupel, mank
hinkelbaan - hinkperk
hink(e)poot  manke
hinkjambe - choliambus
hint  aanwijzing, raad, seintje, tip, vingerwijzing, waarschuwing, wenk
Hiob – Job
hip – blits, modern, snol
hippocastanacee - aesculus, paardenkastanje, paria
hippodroom  paardenspel, piste, renbaan
histologie  weefselleer
historicus  geschiedkundige
historie  geschiedenis, verhaal, verleden, vertelling, voorval
historieschrijver  analist, geschiedschrijver, historiograaf
historie van de beschaving - cultuurgeschiedenis
historiografie  geschiedschrijving
historisch  echt, gebeurd, verleden, waar, werkelijk
historisch graf  mausoleum, piramide, tombe
historisch verhaal - legende
historische figuur  Alva, Augustus, Erasmus, Napoleon
historische figuur uit de Franse revolutie  Danton, Fouché, Marat, Robespierre
historische figuur uit de 80 jarige oorlog  Albertus, Alva, Anjou, Filips, Huygens, Isabella, Lumey, Tromp, Leicester, Maurits, Oldenbarnevelt, Parma, Willem
histirische soldaat - musketier
hit  dienstmeisje, ked, kedde, ket, kid, paard, pony, schlager, succes, succesnummer, topper, treffer
hitje - dienstbode, kedde, kid, neg, pony
hitsen  aandrijven, aanvuren, aanzetten, opruien, opstoken,opzwepen
hitsig  driftig, heet, krols, loops, paarlustig, vurig, wulps
hitte  drift, gloed, vuur, warmte
hitte afstralen – gloeien
hitte bestendig - onbrandbaar
ho  halt, stop
hobbel  bobbel, knobbel, oneffenheid, ongelijkheid
hobbelen  wiegelen
hobbelig  bultig, oneffen, ongelijk, rul, ruw
hobbelstoel  schommelstoel
hobo, soort -
4 kuan
5 gaita, zurna
6 rhaita, zoerna
7 gallega, pibcorn, piffera
8 bombarde, hautbois, schalmei, slompret, tarompet,
tontarde
9 hitsjirki
10 charoemela
hobby  bezigheid, liefhebberij, stokpaardje
hockeystick - slaghout
hockeyterm - bully, goal, stick
hoc loco  hier, h.l.
hoed – bolhoed, dop, flambard, garibaldi, hoofddeksel, kiep, mijter, sombrero, steek, stetson
hoed met brede rand  sombrero
hoedanigheid  aard, eigenschap, functie, gehalte, gesteldheid, kwaliteit, macht, soort, staat, stand, waarde, waardigheid
hoedanigheid bepalen  meten
hoede  behoedzaamheid, bescherming, bewaking, bewaring, protectie, steun, toezicht, voorspraak, waakzaamheid, wacht, zorg
hoeden  beschermen, beveiligen, bewaken, bewaren, protegeren, rondgaan, verzekeren, wachten, waken, zorgen, waken
hoedenmakersboog - slagboog
hoedenmaakster  modiste
hoedenstof - vilt
hoedenstro - bakoe, batu
hoeder  beschermer, bewaker, herder,leidsman, oppasser, pastor, schepper, waker
hoedje - bonnet
hoedversiersel  kokarde
hoef – hoornschoen, poot
hoef (van een hert, ree etc.) – schaal
hoefdier  antilope, banteng, bizon, bok, buffel, eland, ezel, ever, gazelle, geit, gems, giraffe, gnoe, hert, kameel, koe, koedoe, lama, muildier, muilezel, neushoorn, nijlpaard, oeros, okapi, os, paard, ree, rinoceros, rund, sapi, schaap, stier, tapir, tarpan, varken, wisent, yak, zeboe, zebra, zeug, zwijn
hoefdieren - ungulata
hoefdierensoort  evenhoevigen, onevenhoevigen
hoefijzerpunt – kalkoen
hoefijzers – beslag
hoefijzers aanbrengen – beslaan
hoefijzervormig bevestigingsmiddel  kram
hoefmes - veegmes
hoefschoen - solea
hoefslag – kavel
hoefsmid - paardensmid
hoefsmidsmes – renet
hoefsmisvijl - rasp
hoefstal - travalje
hoefziekte - bokhoef, klem, knolhoef, nageltred, plathoef, rotstraal, steengal, volhoef
hoek  angel, corner, haak, honk, kaap, oksel, oord, streek, winkel
hoekbalkon - erker
hoek door twee delen van een plaat gevormd - oksel
hoek van een lijn met haar horizontale projectie  elevatie
hoekdeellijn  bissectrice, bissectrix
hoeker  transportschip, vissersschip
hoekerbuis  kwee
hoekig  angulair, ongemakkelijk; puntig, scherp, stijf, vierkant
hoekje - plekje
hoeklijn - diagonaal
hoekmaat  graad, minuut, seconde
hoekmeetinstrument  equerre
hoekmeetinstrument met magneetnaald  boussole
hoekmeetkunde  goniometrie
hoekmeter  astrolabium, boussole equerre, goniometer, sextant, theodoliet
hoekpijler  ante
hoekpilaster  ante
hoekpuntslijn  diagonaal
hoekschop – corner
hoeksteen - steunpilaar
hoektafeltje  stommeknecht
hoektand  oogtand
hoekvatter - zwei
hoelok - gibbon
hoempa  straatmuzikant
hoen  hen, kip, kloek, patrijs, pel
hoender – hen, leghorn, pel
hoenderachtige vogel  ancone,auerhaan, auerhoen, bankivahoen, barnevelder, brahma, congopauw, diamantfazant, dorking, faverolle, fazant, goudfazant, hamerhoen hazelhoen, kalkoen, kochin, kwartel, koningsfazant, korhoen, kraaikop, kuifhoen kuifkwartel, leghorn, maleo, orpington, patrijs, parelhoen, pauw, patrijsleghorn, sneeuwhoen, uilebaard, welsummer, wyandotte, zilverfazant
hoenderbeet  lamium, murik, muur
hoenderhof - neerhof
hoenderhok  ren
hoenderkoet – anioema
hoenderkorf - kippenmand
hoenderpark  hoenderfokkerij
hoenderpest  vogelcholera, vogelpest
hoenderras – pel
hoenders – pluimvee
hoenderslaapplaats - roest
hoendersoort – barnevelder, cochin, kriel, pel
hoenderstok – roest
hoenderverkoper - poelier
hoendervogel - fazant, frankolijn, hokkop, kalkoen, kip, kwartel, panier, patrijs
hoenderziekte  leukose, snot
hoepel – band
hoepelaar – reper
hoepeldans - hoelahoep
hoepelolie - copaivabalsem
hoepelrok  crinoline, farthingale, verdugo, vertugardin
hoepeltje  kip
hoephout – griendhout, rijshout, wilgenhout
hoepland  griendland
hoer – lichtekooi, prostituee
hoera  hoezee
hoera (Jap.) – banzai
hoerageroep – cheer, gejoel, gejuich
hoerhuis - bordeel
hoes – bedovertrek, cover, etui, foedraal, huls, koker, omhulsel, overtrek, sluif, tas
hoest - verkoudheid
hoestaanval  hoestbui
hoestballetje - dropje,hoestpastille,
hoestbonbon  jujube
hoestbui  hoestaanval
hoesten  kuchen, tussis
hoetelaar - beuzelaar, broddelaar, treuzelaar, twijfelaar
hoeve  boerderij, farm, hacienda, havezaat, hofstede, landgoed, state, stee, zate
hoeve in Mexico - hacienda
hoeve of landhuis in de Provence - bastide
hoeveelheid 
3 iet, mud, ons, tal, ton, vim
4 baal, berg, boel, deel, gros, hoop, iets, kilo, knot, maat,
mate, paar, riem, unit
5 anker, dosis, dozijn, getal, massa, mille, partij, plens,
snees
6 aantal, portie
7 aandeel, kwantum, menigte, tiental
8 rantsoen
9 grootheid
10 kwantiteit
hoeveelheid bepalen – doseren
hoeveelheid breiwol - knot
hoeveelheid die ontbreekt  gebrek, manco, tekort
hoeveelheid, die over is  overschot, rest
hoeveelheid eten – portie
hoeveelheid haring - kantje
hoeveelheid kolen  mud
hoeveelheid koopwaar  partij, zending
hoeveelheid medicijn  dosis
hoeveelheid Noors hout - ellen
hoeveelheid papier  boek, riem,vel
hoeveelheid tabak om duizend sigaren te dekken - dekkracht
hoeveelheid van een geneesmiddel – dosis
hoeveelheid vlas - root
hoeveelheid vloeistof - gulp guts, puts, straal
hoeveelheid vocht - plens
hoeveelheid voedsel  portie, rantsoen
hoeveelheid water – gulp, puts, straal
hoeveelheid werk – karwei, taak
hoeven - behoren, dienen, moeten
hoevenaar - agrariër, boer, bouwman, landman
hoewel  al, alhoewel, hoezeer, ofschoon, schoon
hoezee  oi, hoera, leve
hoezeer – alhoewel, zoals
hof  cour, eden, erf, gaard(e), hoeve, koer; lustoord, pachthoeve, paradijs privaat, rechtbank, siertuin, tuin, voorplein
hofambtenaar - dignitaris
hofbal – gala, galabal
hofcabaal - intrigue, kuiperij
hofbediende  lakei
hofdame - eredame
hofdignitaris  waardigheidsbekleder
hofedelman - paladijn
hoffeest  gala(bal), tuinfeest
hoffelijk  attent, beleefd, beschaafd, civiel, complimenteus, fijngemanierd, galant, gracieus, hoofs, trouwhartig, urbaan, voorkomend, welgemanierd, wellevend
hoffelijkheid  beleefdheid, courtoisie, galanterie, hoofsheid, politesse, urbaniteit, wellevendheid
hofhond - heemhond
hofhouding  cour
hofhouding, opzichter over de - hofmeier
hofjonker  page
hofkliek  camarilla
hofmakerij – flirt
hofmeester – bottelier, drost, intendant, purser, steward
hofmeester aan boord van een schip – purser steward,
hofmeesteres - stewardess
hofmeier der Merovingers - majordomus, pepijn
hofnar - bouffon
hofridder - pair
hofstad  Den Haag, 's Gravenhage, residentie
hofstede  boerderij, hoeve, state, stee, zate
hofstee - boerderij
hofstoet – gevolg
hof van Eden - paradijs
hofzanger - braamsluiper, citroentje, fitis, geelbuikje, spotvogel, tuinfluiter
hoge adel - nobility
hoge adellijke titel  pair
hoge afkomst  adel
hoge begaafdheid  genie, intelligentie, talent
hoge belastingen  belastingdruk
hoge berg  alp, top
hoge berg in Europa - Elbroes, Jungfrau, Matterhorn, Mont-Blanc
hoge doeleinden  idealen
hoge duintop  blinkert, hil, kopje
hogedrukgebied - anticycloon
hoge dunk van zichzelf  eigenwaan
hoge geboorte  adel
hoge geestelijke  prelaat
hoge golf - roller
hoge hoed – kachelpijp
hoge hoed met veren – klak
hoge kaart - troef
hoge kale duintop  blekker, blinkerd
hoge koersen  hausse
hoge, laag in atmosfeer  exosfeer ionosfeer, ozonosfeer, stratosfeer
hoge laars  lieslaars, stevel, stiefel
hoge landpunt – kaap
hoge leeftijd – bejaard, oud, ouderdom
hoge lichaamstenperatuur - koorts
hoge loofboom - populier
hoge luchtlaag - stratosfeer
hoge mannenstem  falset, tenor
hoge militaire rang – generaal, kapitein, luitenant, officier
hoge paal - mast
hoge prijzen  boom, duurte
Hoge Raad  H.R.
hoge raad der joden  Sanhedrin
hoge rente  woeker
hoge rug – bochel, bult
hoge ruiterlaars - rijlaars
hoge schoen  bottine, laars
hoge staande boord – vadermoorder
hoge stand - adel
hoge stem  falset, sopraan, tenor
hoge stoep – bordes
hoge titel – hoogheid
hoge vierkante zuil - obelisk
hoge visserslaars  hoos
hoge vrouwenstem  mezzo, sopraan
hoge zangstem – kopstem, sopraan
hoge zetel – troon
hoge zuil - obelisk
hoger – boven, super, supra, superieur
hoger beroep  appel(latie)
hoger beroep in, gaan - appelleren
hoger dan a  ais, bes
hoger den C  cis, des
hoger dan d  dis, es
hoger dan f  fis, ges
hoger dan g  as, gis
hoger dan de huizen - flat, toren
hoger gelegen bouwland - enk
hogerhand, van – overheidswege
hoger personeel – kader, staf
hoger worden  groeien, rijzen, wassen
hogere  meerdere
hogere aardbodem - heuvel
hogere burgerschool - HBS
hogere in rang - meerdere, superieur
hogere luchtlaag - stratosfeer
Hogerhuis lid  lord, peer
Hoger Onderwijs - H. O., Universiteit
hoger personeel - kader, staf
hogestand - ereplaats, rechterzijde
hogere officier - admiraal, generaal, luit5enant, majoor,
Hogere Technische school - H. T. S.
hogepriester  Aaron, Eli, Kajafas, patriarch, Samuel
hogeschool  academie, universiteit
hogeschool in Delf  T.H.
hogeschool in Rotterdam  E.H.
Hoggar - Agahar
hok – berging, bergplaats, cel, kooi, kot, nor, ren, schuilplaats, schuurtje, stal, vak
hokje – cabine, vakje
hokken – greineren, haperen, samenleven, samenwonen, stokken, stuiten
hok of keet – barak
hok voor dieren – kooi, stal
hol  concaaf, grot, ijdel, ledig, leeg, loos, nietszeggend, ongevuld, polk, spelonk
hol  grot, schuilplaats, spelonk
hol dekseltje van een flas - dop
hol der ontucht  bordeel
hol en leeg – ijdel, loos
hol gebogen zolderwerk  gewelf
hol geslepen  concaaf
hol gezegde  banaliteit, cliché, frase
hol in een berg – grot
hol maken - uithollen
hol metalen voorwerp  bel, klok, vat
hol schepje - schulp
holbeitel  guts
holbewoner  troglodiet
holbol - periscopisch
holbuik - gulzigaard, veelvraat
holderdeholder  halsoverkop overhoop
holenkunde  speleologie
holenkundige  speleoloog
holenvis - amblyopsis
hol gebogen zolderwerk - gewelf
Holland, graaf van - Albrecht, Arnolf, Dirk, Filips, Floris, Gerulf, Fan, Karel, Willem
Hollander - Nederlander
Hollander (Ind.) - blanda
Hollandse munt - cent, dubbeltje, gulden, knaak, kwartjeriks, rijksdaalder, stuiver, vijfje
holle beitel  guts
holle binnenkant - holte
holle bodem van een fles  ziel
holle frase  tirade
holle gezegden  frasen
holle gietvorm  matrijs
hollelijst - talaan
holle praat  frasen
holle retoriek - bombast, frase
holle ruimte  holteleegte
holle spiegel  reverbere
holle spier  hart
holletje - kuiltje
holle uitdrukking  frase
holle vorm - matrijs
Holle, vrouw - Holda
holle weg  kloof, ravijn
holle woordenstroom - bombast
hol gebogen zolderwerk - gewelf
holheid - ledigheid
holhoornig dier - antilope, geit, gems, rund, schaap
hollen  draven, hardlopen, lopen, racen, rennen, snellen, ijlen, vliegen
holligheid – buts, deuk
holmium  ho
holoceen - alluvium
holpijp – equisetum, pijpheermoes
holrond  concaaf
holronde overkapping - boog
holsblok  klomp
holspaat - chiastholiet, kruissteen
holster  foedraal, koker, pistoolkoker, wapenhouder
holte  caviteit, gaping, gleuf, grot, nis, kas, kuiltje, leegte, spelonk, spleet
holte boven de kuit  wade
holte in de kaak  tandholte
holte in de schedel - oogkas
holte in gegoten ijzer  gal
holte in kies  caviteit
holte in muur - nis
holte onder de arm  oksel
holte onder de knie  wade
holte van een tand  tandkas
holte van het oog  kas
holtedier  bezaantje, buiskwal, gorgelpijp, koraal, kwal, poliep, spons, zeeanemoon, zeerasp, zeespriet
holtedieren - coelenterata
holvormig  concaaf
hom  bef, jabot
home – tehuis, thuis
home country - Berkshire, Buckinghamshire, Essex, Hertfordshire, Kent, Surrey
home rule  zelfbestuur
homerisch  bovenmenselijk, gigantisch onbedaarlijk, schaterend
homileet  kanselredenaar
homille  kanselrede, leerrede
hommel  dar, klaplopermannetjesbij
hommeles – bonje, herrie, mis, ruzie
hommer  geltharing, hummer, mannetjesvis, zeekreeft,
homo – mens, homoseksueel
homofiel - homoseksueel
homo novus  parvenu
homogeen  gelijkslachtig, gelijksoortig, verwant
homogeen verloden - loodbranden
homolie - kanselrede, leerrede
homologeren  bekrachtigen, goedkeuren
homoloog – gelijkluidend, gelijknamig, overeenstemmend
homonymie  gelijkluidendheid
homoptera - bladluis, cicade, motluis, schildluis
homo sapiens – mens
homoseksueel – homo, homofiel, poot
homoseksuele man – nicht
homoseksuele vroew - lesbienne
homothetisch - gelijkvormig
homp  bokaal, brok, knoest, scheg, stuk
homp brood  pil, keg, kèchie, kegje, klomp, stik
hompel - kreupele
hompelen  hinken, strompelen
hom van vis – melk, melte, milt
homvis - hommer
hondachtige 
3 dog, fik, reu, vos
4 brak, does, kees, mops, taks, teef, wolf
5 adjak, boxer, dhole, dingo, dino, poedel, rekel
6 buldog, collie, coyote, fennek, herder, lobbes, poedel,
setter
7 blaffer, boshond, bouvier, dashond, griffon, jakhals,
pincher, poolvos, spaniel, terriër
8 Bernhard, chow-chow, hazewind, Warrigal, Windhond, Maltezer, Pekinees
9 alpenhond, hyenahond, lepelhond, manenwolf
10 foxterriër, marterhond, patrijshond, viervoeter, woestijnvos
11 Falklandvos, wasbeerhond
14 newfoundlander
hond van Odymus  Argos
hond van Orion  Sirius
hondalarm  geblaf
hondenbewaarplaats – asiel
honden geluid – blaf, geblaf, waf, woef
hondenhok – kennel
hondenjong – puppy
hondenkapper - trimmer
hondenkenner  kynoloog
hondenras. –
3 dog, fox
4 brak, does, foks, kees, mops, puck, puli, taks, wonk
5 boxer, cargi, dingo, husky, kelpy, laiki, smous, stabij
6 barbet, barzoi, basset, beagie, biard, bichon, buldog, collie,
herder, hunter, huskie, kelpie, levier, loboor, poedel, setter, sloegi, spaniël, teckle, teckel
7 afghaan, airdale, babiche, basenja, bobtail, borgnet, bouvier,
bulhond, dasbrak,dashond, griffon, harrier, koehond, mastiff,
pincher, pointer, scheper, sheltie, sloughi, smousje, spaniel,
terriër, whippet
8 aardhond, chowchow, elkhound, foxhound, hazewind,
heemhond, keeshond, labrador, mopshond, pekinees,
poolhond, samo jeed, spinjoen, takshond, warrigal, windhond
9 bandrekel, beauceron, bloedhond, bolognees, chihuahua,
dalmatier, deerhound, doberman, dwergkees, gladakker,
greyhound, hyenanond, jachthond, pariahond, retriever,
schnauzer, sledehond, spitshond, stabyhoun, steenbrak,
wolfshond
10 bul-terriër, eskimohond, foxterrier, leonberger, patrijshond,
poedelhond, rottweiler, schapendoes, schipperke, schnautzer,
sennenhund
11 Appenzeller, dwergpoedel, herdershond, kamponghond,
kroespoedel, kwartelhond, leuwhondje, prairiehond,
schapendoes, scheepshond, schippertje, Sint-Bernhard,
wachtelhond
12 bernhardshond, dwergpincher, gordonsetter, maltezerhond,
welshterrier
13 cocker-spaniel, juffershondje, poedel-pointer, schippershond,
vlinderhondje
14 newfoundlander
hondenrenbaan - kynodroom
hondenriem - leis(t)
hondenvel – schavuit, schelm
hondenverblijf – asiel, hok, kennel
honderd - centiem
honderd are – ha
honderd centen – gulden
honderdduizend gulden - ton
honderd gram - hg, ons
honderdgulden biljet - meier
honderd jaar  eeuw, seculem
honderd kilo  centenaar
honderd man  centurio
honderd procent – geheel, totaal, volledig
honderd vier en veertig - gros
honderd vierkante meter  are
honderdduizend  ton
honderdjarig  seculair
honderdjarig feest - eeuwfeest
honderdogige  Argus
honderdste deel  centi, percent, procent
honderdste gedeelte van een ons - gram
honderdtal  vim
honderdtallig – centesimaal
honderdvoud  hecto
honds  bar, brutaal, cru, erg, grof, lomp, onbeschoft, ruw
hondsaap  baviaan
hondsboom  vogelkers, vuilboom
hondsbossen  smele, bentgras
hondsdolheid  lyssa, rabiës
hondsdraf - aardveil, glechoma
hondshaaien - scyliorhinidae
hondskopaap - baviaan
hondsmelk  kattendoorn
hondsoor  slimkarbeel
hondspeterselie  eppe
hondsribbe  weegbree
homdsrozelaar – wilde rozenstruik
hondenrozespoos  bedeguar
hondsster  Sirius
hondsvot (figuurlijk)  schurk
Hondurassiche munt  lempira
Hondurassiche hoofdstad - Tegucigalpa
Hondurassiche mestiezen - ladinos
honen  affronteren, beledigen, bespotten, smaden, smalen, sneren, schimpen, uitschelden
honend – beledigend, kwetsend, schamper, smadend, vernederend
honend spreken  smaden, smalen, sneren
honende grijnslach - sneer, snier
honende opmerking – sneer
honende scherts – ironie, spot
Hongaar  Magyar, Magyaar
Hongaars gerecht  goulash, goelasj
Hongaars meer  Balaton, Plattensee
Hongaars vleesgereht - goulash
Hongaarse componist  Lehar, List, Bartok, Heller, Kalman, Kéler, Kodály, Seiber, Szervánszky
Hongaarse dans  czardas, tjardas, verbunkos
Hongaarse dichter - Ady
Hongaarse graafschap - Komitat
Hongaarse grassteppe  poesta
Hongaarse hoofdstad - Boedapest
Hongaarse huzarenhoofddeksel - kalpa
Hongaarse infanterist - haiduk
Hongaarse jeugdorganisatie  KISZ
Hongaarse munt  filler, forint, pengö
Hongaarse musicus - Barok, Erkel, Kodály, List
Hongaarse piano - zongaro
Hongaarse provincie  Békes, Bihar, N6grad, Pest, Sopron Tolna, Vas
Hongaarse rivier - Duna, Tisza
Hongaarse rode peper  paprika
Hongaarse ruiter  lovas
Hongaarse schrijver - Agai, Dery
Hongaarse soldaat  honvéd
Hongaarse stad  Ajka, Baja, Bekes, Boedapest, Debrecen, Györ, Miskolc Pécs,
Hongaarse uitroep  éljen
Hongaarse voornaam  Arpád, Gabi, György, János, Jenö, József, Lájos, Lászió, Sándor, Tibor
Hongaarse wapenknecht - pandoer
Hongaarse wijn  tokayer
Hongaarse zwijnenhoeder  konda
Hongarije  Magyar
honger  appetijt, begeerte, eetlust, lust, smaak, trek, zin
hongerig - begerig, graag, gretig, inhalig, ondervoed, schrokkerigverlangend
hongerlijder - armoedzaaier, stakker
hongerloon  bloedgeld
hongersnood - gebrek
hongerwespen - evaniidae
Hongkong, hoofdstad van - Victoria
Hongkongse munt  dollar
honing  bijen product, honig
honingaanwijzer - indicator
honingazijn  oxymel
honingbij  apis, ieme, imme, imk
honingbloem  bijen blad
honingcel  raat
honingdas - ratel
honingdrank  hydromel, mede, mee
honinggras  witbol
honinggroefje  honingbakje
honingheide  dopheide
honingklaver - melilotus
honingkleuren - nectariën
honingklier - nektarie
honingschijf  honingklier, honingraat
honingsteen - melliet
honingvogels – nectarinidae
honingzoet - vleiend
honingzuiger - tui
honingzuigers - meliphagidae
honingzwam - armillariella
honk  hoek, home, huis, meet, schuilplaats, thuis
honkbal - base ball
honnepon – liefje schatje, snoes,
honneponnig  allerliefst, honnigsnoezig,
honnet  beleefd, fatsoenlijk, net
honorair lid - erelid
honneurdagen  honordagen, respijtdagen
honneurs  eerbewijzen
honnig  allerliefst, snoeperig, snoezig
honorabel  eervol
honorarium  beloning, bezoldiging, gage, loon, salaris, wedde
honorarium voor dokter  sostrum
honoreren  accepteren, betalen
honoris causa - eershalve
Honsjoe - Hondo
hoofd  aanlegplaatsaanvoerder, baas, bol, captain, caput(Lat.), chef, chief, deken, gezicht, golfbreker, havendam, kop, leider, meester, opschrift, overman, overste, schedel, taats, test, tete(fr.)
hoofd van een afdeling  baas, chef
hoofd van een bewaarschool  matres
hoofd van een departement  minister
hoofd van een Frans departement  prefect
hoofd van een gezin  vader
hoofd van een gilde  deken
hoofd van een groep arbeiders  ploegbaas, voorman
hoofd van een klooster  abt, abdis, gardiaan, prior
hoofd van een moskee  imam
hoofd van een onderwijsinstelling  directeur, rector
hoofd van een school  bovenmeester, directeur, rector, schoolhoofd
hoofd van een stam  hoofdman, opperhoofd, sheik
hoofd van een vrouwenklooster  dis, priorin
hoofdader - aorta, slagader
hoofdafdeling van een universiteit – faculteit
hoofdader – aorta, slagader
hoofdagent - brigadier
hoofdambtenaar  referendaris
hoofdarbeider - intellectueel
hoofdartikel  leader
hoofdband  bandeau, diadeem
hoofdbedekking – alpino, baret, doek, haar, hoed, kalot, kap, muts, pet, pruik, toupet, zie ook hoofddeksel
hoofdbedrijf in het Westland  tuinbouw
hoofdbeginsel - principe
hoofdbescherming  helm, strohoed, valhelm, zuidwester
hoofdbescherming van een racer  valhelm, valkap
hoofdbestanddeel van olie  elaïne
hoofdbestanddeel van pepermunt - menthol
hoofdbestanddeel van vetten  stearine
hoofdbestuurder  overste
hoofdbestuurder van Venetië  doge
hoofdbewerking van het rekenen - aftrekken, delen, optellen, vermenigvuldigen
hoofdboek - grootboek, journaal, rekening-courant
hoofdboor - trepaneerboor
hoofdburcht in Oud Rome - Kapitool
hoofddeel van een toneelstuk  akte, bedrijf
hoofddeksel 
3 cap, dop, fez, hul, kap, pet
4 doek, flep, helm, hoed, huif, kepi, kiep, kipa, klak, koof,
muts, toot, tuit
5 agaal, baret, derby, gibus, kales, kalot, kaper, kapje, kepie,
kroon, mijter, pruik, sjako, steek, talpa, tiara, toepa, toque,
toupet
6 alpino, bolero, bonnet, capote, capuce, claque, gassie, helmet,
ijsmuts, kalpak, keuvel, kolbak, kornet, morion, panama,
poffer, sjapka, skipet, talpak, toppie, turban
7 badmuts, biretta, bolhoed, chechia, drietip, kalotje, kapoets,
kaproen, kapuits, kastoor, matelot, mopmuts, reispet,
soemada, solidee, tipmuts, tulband, valhelm, zeilpet, zotskap
8 baigneux, capaline, capuchon, cilinder, deukhoed, flambard,
flaphoed, fontange, helmhoed, hogehoed, klaphoed, klapmuts,
koksmuts, mantilla, pachlevi, pelsmuts, punthoed, puntmuts,
regenkap, reismuts, sjakopet, sombrero,sportpet, strohoed,
tarboesj, tuinhoed, tuithoed, veldmuts, vilthoed
9 alpenhoed, berenmuts, bivakmuts, dienstpet, driekroon,
garibaldi, hoofddoek, jagerspet, nachtmuts, regenhoed,
slaapmuts, stormhoed, vlieghelm, zomerhoed, zonnehoed
10 cowboyhoed, duikerhelm, jagershoed, jagersmuts,
monnikskap, panamahoed, pinnenmuts, strandhoed,
tropenhelm, uniformpet, zuidwester
hoofddeksel van de sint - mijter
hoofddeksel van een huzaar  talpa
hoofddeksel van rechtsers en professoren  baret
hoofddeksel, vrouwelijk - guimpe, hennin
hoofddekseltje - mutsje
hoofdeloos - dom, zinloos
hoofdelijk - correaal
hoofdelijkheid - solidariteit
hoofdengel – Gabriël, seraf
hoofd der afdeling – baas, chef, leider
hoofddoek  falie
hoofdengel  aartsengel, seraf, serafijn
hoofdfacet van een diamant - bezeel
hoofdfiguur uit een dierenepos - Reinaert, Reintje
hoofdgedachte - thema
hoofdgedachte van een muziekstuk  gegeven, thema
hoofdgeld ( Arab. ) - djija
hoofdgestel  tafelment
hoofdgetal  een
hoofdhuid  scalp
hoofdig – achterlijk, eigenzinnig, halsstarrigkoppig
hoofdingang - portaal
hoofdje - kopje, opschrift
hoofdkaas – preskop, zult
hoofdkantoor – centrale
hoofdkap - capuchon
hoofdkerk van een bisdom - dom, kathedraal
hoofdkussen – oorkussen, peluw
hoofdkwartier  pretorium
hoofdletter  initiaal, kapitaal, majuskel
hoofdluis - pietje
hoofdman  aanvoerder, centurio, deken, gids, hopman, kapitein, leider, opperhoofd, opperste
hoofdman der Kazakken  hetman
hoofdman op Java  wedono, wedana
hoofdman over tien - decaan, decanus
hoofdman van een Romeinse legereenheid  centurio, decurio
hoofdmatras  peluw
hoofdmelodie  obligaat
hoofdofficier  admiraal, commandeur, generaal, kolonel, majoor, overste
hoofdopzichter - beheerder
hoofdpersoon - antagonist, held, protagonist
hoofdpijn – kopzeer
hoofdpijn, schele  koppijn, migraine
hoofdpijp van orgel  prestant
hoofdpersoon  held
heefdplaats – hoofdstad
hoofdpost – centrale, hoofdkantoor
hoofdpunt  essentie, kern, spil
hoofdrichting - frontaal, sagitaal, transversaal
hoofdriem - halster
hoofdroos  schin, seborrhoea
hoofdschout - baljuw
hoofdsieraad  diadeem, kroon, oorbel, oorijzer, strik, tiara
hoofdslagader  aorta
hoofdsluier van Spaanse dames  mantille, mantilla
hoofdsom  kapitaal
hoofdstad in Oman  Maskate
hoofdstad van Afghanistan  Kaboel
hoofdstad van Alabama - Montgomerie
hoofdstad van Alaska  Juneau
hoofdstad van Albanië  Tirana
hoofdstad van Algerije  Algiers
hoofdstad van Angola  Luanda
hoofdstad van voormalig Annam  Hué
hoofdstad van Argentinië  BuenosAires
hoofdstad van Armenië  Jerivan
hoofdstad van Assyrië  Ninivé
hoofdstad van Australië – Canberra
hoofdstad van Azerbeidjan – Bakoe
hoofdstad van Bahama’s - Zassau
hoofdstad van Banglades - Dacca
hoofdstad van Barbados – Bridgetown
hoofdstad van Beiern – Munchen
hoofdstad van België - Brussel
hoofdstad van Bengalen - Dacca
hoofdstad van Bermuda eilanden -Hamilton
hoofdstad van Bhutan  Punakha
hoofdstad van Birma  Rangoon
hoofdstad van Boeotië  Thebe
hoofdstad van Boeroendi. Boejoemboera
hoofdstad van Bolivia  La Paz
hoofdstad van Bosnië – Serajevo
hoofdstad van Botswana  Mafeking
hoofdstad van Brazilië  Rio
hoofdstad van Brits Guyana - Georgetown
hoofdstad van Bulgarije  Sofia
hoofdstad van Burundi  Usumbura
hoofdstad van Cambodja  Pnompenh
hoofdstad van Canada  Ottawa
hoofdstad van Ceylon  Colombo
hoofdstad van Chili  Santiago
China  Peking
hoofdstad van Columbia  Bogota
hoofdstad van Costa Rica  San José
hoofdstad van Cuba  Havanna
hoofdstad van Cyprus  Nicosia
hoofdstad van Denemarken  Kopenhagen
hoofdstad van Duitsland  Berlijn
hoofdstad van Ecuador  Quito
hoofdstad van Egypte  Caïro
hoofdstad van EI Salvador - San Salvador
hoofdstad van Engeland - Londen
hoofdstad van Estland  Tallin
Ethiopië  Addis Abbeba
hoofdstad van Falkland eilanden - Port Stanley
hoofdstad van Filippijnen - Manilla
hoofdstad van Finland  Helsinki
hoofdstad van Formosa  Taipei
hoofdstad van Frankrijk  Parijs
hoofdstad van Gabon – Libreville
hoofdstad van Ghana - Accra
hoofdstad van Gambia  Bathurst
hoofdstad van Georgia  Atlanta
hoofdstad van Ghana  Accra
hoofdstad van Griekenland  Athene
hoofdstad van Groenland  Godthaab
hoofdstad van Groot-Brittannië.-Londen
hoofdstad van Guatemala - Guatemala
hoofdstad van Guinee  Conakry
hoofdstad van Hai'ti - Port du Prince
hoofdstad van Honduras  Tegucigalpa
hoofdstad van Hongarije  Boedapest
hoofdstad van India  Delhi
hoofdstad van Indonesië  Djakarta
hoofdstad van Ierland  Dublin
hoofdstad van IJsland  Reykjavik
hoofdstad van Irak  Bagdad
hoofdstad van Iran  Teheran
hoofdstad van Israël – Jeruzalem
hoofdstad van Italië – Rome
hoofdstad van Ivoorkust  Abidjan
hoofdstad van Jamaica  Kingston
hoofdstad van Japan  Tokio
hoofdstad van Jemen  Sanaa
hoofdstad van Joegoslavië  Belgrado, Beograd
hoofdstad van Jordanië  Amman
hoofdstad van Kalimantan - Bafldjarmasin
hoofdstad van Kameroen  Yaoundé
hoofdstad van Kasjmir en Jammu  Srinagar
hoofdstad van Katar  Doha
hoofdstad van Kenia  Nairobi
hoofdstad van Koeweit - Koeweit
hoofdstad van Kongo (voormalig Belgisch)  Kinsjasa (Kinshasa)
hoofdstad van Kongo (voormalig Frans)  Brazzaville
hoofdstad van Korea  Seoel
hoofdstad van Laos  Vientiane
hoofdstad van Letland - Riga
hoofdstad van Libanon  Beiroet
hoofdstad van Liberia  Monrovia
hoofdstad van Libië  Tripoli
hoofdstad van Liechtenstein -Vaduz
hoofdstad van Litouwen  Wilna
hoofdstad van Luxemburg –Luxemburg
hoofdstad van Malediven - Male
hoofdstad van Malagassië  Tananarive
hoofdstad van Malakka - Malakka
hoofdstad van Malawi  Zomba
hoofdstad van Maleisië  Kuala Lumpur
hoofdstad van Mali  Bamako
hoofdstad van Malta  La Valetta
hoofdstad van Marokko  Fez, Tetuan
hoofdstad van Mauretanië – Nouakchott
hoofdstad van Mexico – Mexico
hoofdstad van Monaco - Monaco
hoofdstad van Mongolië - Oelanbator
hoofdstad van Montenegro - Titograd
hoofdstad van Muskat en Oman – Muskat
hoofdstad van Namibi - Windhoek
hoofdstad van Nederland – Amsterdam
hoofdstad van Nederlandse Antillen - Willemstad
hoofdstad van Nepal  Katmandu
hoofdstad van Nicaragua  Managua
hoofdstad van NieuwZeeland  Wellington
hoofdstad van Niger  Niamey
hoofdstad van Nigeria  Lagos
hoofdstad van NoordIerland  Belfast
hoofdstad van NoordKorea  Pjongjang
hoofdstad van NoordVietnam  Hanoi
hoofdstad van Noorwegen  Oslo
hoofdstad van Oostenrijk  Wenen
hoofdstad van OpperVolta Ouagadougou
hoofdstad van Pakistan  Karachi, Rawalpindi
hoofdstad van Panama - Panama
hoofdstad van Paraguay  Asuncion
hoofdstad van Peru  Lima
hoofdstad van Perzië  Teheran
hoofdstad van Polen  Warschau
hoofdstad van Puetto Rico - San Juan
hoofdstad van Portugal  Lissabon
hoofdstad van Portugees  Guinee  Bissao
hoofdstad van PortugeesTimor – Dilly
hoofdstad van Rhodesia  Salisbury
hoofdstad van Roemenië  Boekarest
hoofdstad van Ruanda  Kigali
hoofdstad van Rusland  Moskou
hoofdstad van San Merino - San Marino
hoofdstad van Saoedi Arabië  Er, Riaad / Mekka
hoofdstad van Serawak  Kuching
hoofdstad van Senegal  Dakar
hoofdstad van Sierra Leone  Freetown
hoofdstad van Sikkim  Gangtok
hoofdstad van Soedan  Khartoem
hoofdstad van Somalië  Mogadiscio
hoofdstad van Spanje  Madrid
hoofdstad van Suriname  Paramaribo
hoofdstad van Syrië  Damascus
hoofdstad van TaiWan  Taipei
hoofdstad van Tanzania  DaresSalaam
hoofdstad van Thailand  Bangkok
hoofdstad van Tibet  Lhasa
hoofdstad van TsjechoSlowakije  Praag
hoofdstad van Togo  Lome
hoofdstad van Trucial Oman  Dubai
hoofdstad van Tunesië  Tunis
hoofdstad van Turkije  Ankara
hoofdstad van UbanglShari  Bangui
hoofdstad van Uganda  Entebbe
hoofdstad van Uruguay  Montevideo
hoofdstad van Venezuela  Caracas
hoofdstad van Vietnam  Hanoi (nrd.) Saigon (zd.)
hoofdstad van WestDuitsland  Berlijn
hoofdstad van Wight  Newport
hoofdstad van Zambia  Lusaka
hoofdstad van ZuidKorea  Seoel
hoofdstad van ZuidVietnam  Saigon
hoofdstad van Zweden  Stockholm
hoofdstad van Zwitserland  Bern
hoofdstad van de Bahamaeilanden  Nassau
hoofdstad van de Bahreineilanden  Manama
hoofdstad van de Bermudaeilanden  Hamilton
hoofdstad van de Falklandeilanden  Stanley
hoofdstad van de Filippijnen  Manilla
hoofdstad van de Hawaïeilanden  Honolulu
hoofdstad van de Kaapverdische eilanden  Praia
hoofdstad van de Libanon  Beiroet
hoofdstad van de Nederlandse Antillen  Willemstad
hoofdstad van de Seychellen  Victoria
hoofdstad van de Soedan  Khartum Chartoem
hoofdstad van de SovjetUnie  Moskou
hoofdstad van de Unie van ZuidAfrika  Pretoria
hoofdstad van de Verdragskust  Dubai
hoofdstad van de Verenigde Arabische Republiek  Kaïro
de Verenigde Staten – Washington
hoofdstel – halster
hoofdsteun - kussen
hoofdstuk – afdeling, caput, cap, chap, chapiter, kapittel, paragraaf
hoofdstuk in de Koran  Ssura(h)
hoofdtak van een gewei  stang
hoofdtelwoord  hoofdgetal
hoofdtooi  diadeem, kroon, strik, tiara
hoofdtooisel - kapsel
hoofdtoon  grondtoon
hoofdtrainer - coach
hoofdtroef in kaartspel  matador
hoofd van een afdeling - baas, chef, voorman
hoofd van een bedrijf – baas, chef
hoofd van een bewaarschool - matres
hoofd van de brandweer - brandweercomandant
hoofd van een departement - minister
hoofd van een gezin - vader
hoofd van een gilde - deken
hoofd van een grietenij - grietman
hoofd van een groep arbeiders - ploegbaas
hoofd van de huisknechten – butler
hoofd van de keuken - chefkok
hoofd van een klooster - abt, gardiaanoverste, prior
hoofd van een moskee – imam
hoofd van een nonnenklooster - abdes, abdis, priores, priorin
hoofd van een onderwijsinstelling - rector
hoofd van een reisgezelschap - gids(e), reisleider(ster)
hoofd van een school - directeur, rector
hoofd van een stam – sheik
hoofdvlees – zult
hoofdwapen van het leger - artillerie
hoofdwerk  hersenwerk
hoofdworm  bolworm
hoofdzaak  belangrijksteessentie, kern, wezen
hoofdzakelijk – grotendeels, meest, overwegend, vooral, voornamelijk
hoofdzeer - favus
hoofdzonde  gierigheid, gramschap, gulzigheid, haat, hebzucht, hoogmoed, hovaardigheid, luiheid, nijd, onkuisheid, onmatigheid, traagheid
hoofs  beleefd, galant, hoffelijk, vormelijk, wellevend
hoog – verheven
hoog aan de wind - krap
hoog aanzien  achting, eer, ere
hoog achten - considereren, eren, vereren
hoog achting - eerbied, verering
hoog adelijke titel – pair
hoogbedaagd – bejaard
hoog begaafd - geniaal
hoog bejaard - oud, stokoud
hoog bejaarde - grijsaard
hoog bestuurslichaam  directie, patlement, senaat
hoog bevel  ferman, firman
hoogborstig – trots, verwaand
hoog bouwwerk  dom, flat, kathedraal, toren, torenflat, wolkenkrabber
hoog boven iets uitsteken - torenen
hoog conjunctuur - boom
hoog doel  ideaal
hoogdravend - bombast, gezwollen, pompeus, retorisch
hoogdruk - boekdruk, reliëfdruk
hoog en smal – slank
hoog gaande bal – lob
hooggeleerde – hoogleraar prof, professor,
hoog gelegen afvoerkanaal – dakgoot
hooggelegen akker - es
hoog geleden bouwland - eng, enk
hoog gelegen droge zandgrond – geest
hooggelegen plaats – trans
hoog geluid – piepen
hooggeplaatst – voornaam
hooggeroemd – fameus
hooggewaardeerd – best, prima, puik
hoog gras met bloempluim - riet
hoog in prijs  duur, kostbaar prijzig
hoog land  enk
hoog nest van een roofvogel – horst
hoog opgeven - pochen
hoog schoeisel – kaplaars, laars, stevel, stiefel, lieslaars
hoog spel - risico
hoog water  vloed
hoog woord  praats, praatjes
hoogachten  eren, vereren
hoogachting  aanzien, eerbied, respect, verering
hoog adellijke titel  pair
hoogbedaagd  bejaard
hoogblond  goudblond
hoogborstig  trots, verwaand
hoogbouw  flatbouw, toren, torenflat
hoogdravend  (muz.) pomposo
hoogdravend  bombastisch, pompeus retorisch,
hoogfrequent  h.f.
hooggaand  hevig, hooglopend
hooggeleerde  hoogleraar, prof, professor
hooggelegen afvoerkanaal  dakgoot
hooggelegen bouwland  enk
hooggelegen droge zandgrond  geest
hooggelegen korenveld - korenes
hooggelegen punt in een waard  donk
hooggelegen rijstveld - gaga
hooggelegen stuk land - krocht
hooggelegen zandgrond  gaast, geest
hooggezind  hooghartig
hooghartig  arrogant, fier, groots, hautain, kloek, laatdunkend, trots, verwaand
hooghartigheid - fierheid
hooghartige houding  air, kapsones
hoogheid – aanzien, heerlijkheid
hoogheemraadschap in Holland  Delfland, Rijnland, Schieland
hoogheemraadschap, voorzitter van een - dijkgraaf
hoogheidsrecht - regaal
hoogheilig  sacrosanct
hoogkoor  priesterkoor
hoogkijker - vieroog, zeepaap
hoogland  plateau
hoogland in Afrika  karo
hoogland in CentraalAzië  Pamir, Tibet
Hooglander - schot
hooglands schaap - merino
hoogleraar – docent, professor, prof., hoogl.
hoogleraarschap  leerstoel, professoraat
Hooglied  hymne
Hooglied van Salomo  Cantica
hooglijk  zeer
hooglopend  fel, heftig, hevig, overmoed
hoogmoed – eigendunk, eigenwaan, hovaardij, hybris, trots
hoogmoedig – arrogant, eigenwaan, fier, houtain, hovaardij, hybris, laatdunkendheid, minachtend, opgeblazenheid, prat, pratheid, trots, verwaand
hoogmoedige houding  adeltrots
hoogmogendheden, Hunne - Staten
hoognodig  dringend, noodzakelijk, urgent
hoogoven, afval van de - slakken
hoogrode kleur  inkarnaat
hoogrood - bloedrood
hoogschatten – achten, respecteren, waarderen
hoogst  hevig, optimaalsupreem, uitermate, uiterst, zeer,
hoogstaand - edel, integer, nobel, verheven
hoogstapwlaar - vorkheftruck
hoogst begaafd – geniaal
hoogst begaafd mens - genie
hoogst begaafde  genie
hoogst begaafde aardbewoner  mens
hoogst gunstig - optimaal
hoogst beminnelijk  adorabel
hoogst in aantal - allermeest
hoogstaand  chique edel, integer, verheven
hoogstens - maximaal
hoogste  climax, record, summum, top,(punt)
hoogste berg in Afrika - Kilimandzjaro
hoogste berg in Australië - Kossiuzko
hoogste berg in Azië - Everest
hoogste berg in Europa - elbroes
hoogste berg in Noord-Amerika - McKinly
hoogste berg in Zuid-Amerika - Aconcagua
hoogste berg op Ceylon - Adamspiek
hoogste bestuur in Carthago  sufeet
hoogste deel  piek, top
hoogste gerechtshof in het oude Athene  Areopagus
hoogste graad van woede - paroxisme
hoogste in rang - baas, chef, directeur, leider, patroon
hoogste macht - oppermacht
hoogste mannenstem  tenor
hoogste militaire rang  admiraal, generaal, (veld)maarschalk
hoogste officiersrang bij de land-en luchtmacht - generaal
hoogste officiersrang bij de marine – admiraal
hoogste onderofficiersranf – adjudant
hoogste prestatie - record
hoogste punt  kruin, nok, top
hoogste punt in Afrika  Kilimandzjaro
hoogste punt in Amerika  Aconcagua
hoogste punt in Australië  Koscluszko
hoogste punt in Azië  Everest
hoogste punt in Europa  Elbruz (Elbroes)
hoogste rand van een dak  nok
hoogste punt van een berg- top
hoogste punt van een huis - nok
hoogste register van een zangstem  falset, kopstem
hoogste score - topscore
hoogste snaar op viool  chanterelle
hoogste speelkaart – troefaas
hoogste staatsdienar - minister
hoogste stem  sopraan
hoogste ten - hoogstens, maximaal
hoogste troef in het quadrillespel - matador, spadille
hoogste vorstentitel - keizer
hoogste vrouwenstem  sopraan
hoogste vulkaan in Europa  Etna
hoogste wat bereikt is – maximale, record
hoogte – alp, altitudo, belt, berg, duin, heuvel, hil, kluft, kopje, niveau, nol, plateau, terp, verheffing, verhevenheid
hoogte bezet net struikgewas - horst
hoogte in heide - haar
hoogte in prijs  duurte
hoogtemerk  pegel, peil
hoogtemeter  altimeter, clinometer, hypsometer
hoogtemeter in de sterrenkunde  sextant
hoogtemeting  hypsometrie
hoogtepeil  A.P., N.A.P.
hoogtepunt  acme, climax, top, zenith
hoogtepunt van een vertaling – climax
hoogtepunt van een ziektetoestand  acme
hoogte tussen twee voren – ril
hoogte van aarde - heuvel
hoogte van water - peil
hoogtevrees  akrofobie
hoogtij – feestdag, vloed
hoogverraad  landverraad
hoogvlakte  dekan, plateau
hoogvlakte in Centraal Azië - Pamir
hoogvlakte in Turkije – Ararat
hoogwaardig – verheven
hoogwaardige benzine - super
hoogwaardigheidsbekleder - hofdignitaris, prelaat
hoogwaardigheidsbekleder, religieuze - pontifex
hoogwaardigheidsbekleder in Servië  ban
hoog water – vloed, volzee
hoog woord - praats
hoogzaal  oxaal
hooi - langvoer
hooiafval – ort
hooibk - ruif
hooiberg – barg, mijt, rook
hooiboom - ponder, ponter
hooihark  rijf
hooihoop  opper, rook, schelf, schoof
hooiland  hooislag, made
hooimaand  juli
hooimijt – opper
hooiraam - berrie
hooirek  ruiter
hooiruimte  dilt
hooischelf - klamp, mijt, tas
hooistapel  kets, opper, rook, schelf
hooivork  gaffel, opsteker, reek, riek
hooiwagen - bastaardspin
hooizolder  bolkerd, delte, dilt
hoon  affront, belediging, bespotting, gesmaal, insult, schimp, smaad, spot
hoonlach  sneer
hoop  optimisme, (Lat) spes, toeverlaat, uitzicht, verwachting
hoop  belt, berg, boel, bult, massa, menigte, mijt, schare, slomp, tas, stapel, troep
hoop grond – ophoping
hoop hebben – hopen
hoop hooi – opper, rook, schelf
hoopje drek – keutel
hoop rommel - afvalhoo
hoop van 10.000 stuks turf  stobbe
hoopvol  rooskleurig, veelbelovend
hoopvol teken  morgenrood
hoop vuil - belt
hoor  luister
hoorder - luisteraar
hoor eens  à propos
hoorapparaat  hoortoestel, otofoon
hoorbaar – hardop, luid, luidop, verneembaar, verstaanbaar, waarneembaar
hoorbaar ademhalen – hijgen, piepen, snurken
hoorbaar drinken - lebberen, slurpen
hoorbaar en hel – luid
hoorbaar schuimen – borrelen, bruisen
hoorbaar slapen - snurken
hoorbaar zuigen – lurken
hoorbaar zuipen - slurpen
hoorbuis  otofoonstethoscoop, statoscoop
hoorn – autoclaxon, kornet, toeter, trompet
hoornaanbeeld  speerkaak
hoornachtig verhard  eeltig, hoef
hoornachtige stof  balein, keratine
hoornachtige verdikking der huid  eelt, eksteroog, likdoorn
hoornblad - ceratophyllum
hoornbladachtigen - ceratophyllaceeën
hoornblazer  hoornist
hoornblende - ampibole, oeralliet
hoornblendeschalie - amfibolet
hoornbloem - cerastium
hoorndol - gek, razend
hoorndrager  cocu
hoornkiezel - chert
hoornklaver - trigonella
hoorn met kleppen - ventielhoorn
hoornpapaver - glaucium
hoornschoen - hoef
hoornsignaal  fanfare
hoornstof  keratine
hoornstruisvogel - casuaris
hoornvlies - cornea, parchen
hoornvliesontsteking – keratitis
hoorn van een auto – claxon, toeter
hoornvee - rundvee
hoorspel  klankbeeld, luisterspel
hoort bij het schaakspel  bord, dame, kasteel, koning, loper, paard, pion, toren
hoort bij een zeem – spons
hoos – laars, visserslaars, wervelwind, windstoot
hop - aanslibbing
hopbitter - lupuline
hopeahout - merawan
hopeloos  beroerd, desperaat, reddeloos, slecht, wanhopig
hopen – opstapelen, verlangen, verwachten, wensen
hopje - ulevel
hopklaver - medicago
hopman - hoofdman, kapitein
hopper – baggerschuit, vultrechter
hopperzuiger  zandzuiger
hor – gaasdeur, muggenraam, scherm, snorrebot
hora  h., uur
horde  bende, hindernis, kudde, massa, obstakel, schare, troep
Horeb  Sinaï
horecabedrijf - bar, bistro, bodega, café, cafetaria, herberg, hotel, kroeg, motel, restaurant
horecaberoep – barkeeper, barman, gerant, hotelier, kelner
horen  aanhoren, behoren, bemerken, betamen, luisteren, opmerken, opletten, passen, serveerster, vernemen, verstaan, waarnemen
horens van een rendier - gewei
horentje van hardhorende  otofoon
horen van doven – liplezen
horen zeggen – opvangen
horig – afhankelijk, onvrij
horige  laat, lijfeigene, onwijs, slaaf
horige boer  laat
horigheid - afhankelijkheid, onvrijheid
horizon  einder, kim, verschiet
horizontaal  liggend, plat, vlak, waterpas
horizontaal vlak - niveau
horizontale balk in gebint  hanenbalk
horizontale band op wapenschild – balk
horizontale houding - liggend
horizontale strook aan zeil  reef
horizontale windas – lier
hork – hommel, wesp
horlepijp - schalmei
horloge  remontoir, uurwerk
horloge met een bolronde vorm  savonet
horlogezakje - binnenbeursje
hormoon - ACTH, ADH
hormoon door de alvleesklier afgescheiden - glucagon, insuline
hormoon door de bijnieren afgescheiden - adreline
hormoon door de darm afgescheiden - secretine
hormoon door de eierstok afgescheiden - progesteron
hormoon door de hypofyse afgescheiden - oxytocine, intermedine, prolactine, vasopressine
hormoon door de placenta afgescheiden - gonadotropinwn, progesteron
hormoon door de schildklier afgescheiden - parathormoon, thyoxine
hormoon door de testis afgescheiden - testosteron
hornpipe - horlepijp
horoscooptrekker - sterrenwichelaar
horribel  afgrijselijk, gruwelijk, ontzettend
horror - afschuw, schrik
horrorfilm - griezelfilm
hors – marsbank, zandplaat
hors d´oeuvre - bijwerk, toegift, voorgerecht
horsmakreel  marsbanker , poer
horst - vogelnest
hort - duw, schok, stoot
horten  botsen, haperen, schokken, stoten
hortend – schokkend, stroef
hortensia - hydrangea
hortus  gaard, hof, tuin
hor voor ramen - inzetraam
horzel  brems, bremze hoornaarrunderdaas
hosanna - heil
hospes – gastheer, herbergier, kostbaas, ploert, waard
hospita – gastvrouw, kostjuffrouw
hospitaal  armhuis, gasthuis, kliniek ,lazaret, ziekenhuis
hospitaalridders - Johannieters, Lazarieten
hospitaalsoldaat – hospik
hostess - stewardess
hostie  oblaat, ouwel
hostiel - vijandig
hostiehouder - pyxis
hostiekelk  ciborie, ciborium
hostiel  vijandig
hostieschotel – pateen
hot – draagkorf, rechts, rugkorf
hotel  herberg, logement
hotelbeheerder - gerant
hotelcafe - bar
hoteldief - hotelrat
hotelhal – lounge, receptie
hotelhouder - hotelier
hotelier  hotelhouder
hotel in de woestijn - karavanserail
hoteljongen  liftboypiccolo
hotten – haperen, hokken, schiften, stremmen
houdbaar – draaglijk, duurzaam
houden – handhaven, hebben, verduren
houden van  liefhebben, mogen
houder - beheerder, bestuurder, bezitter, eigenaar, ondernemer, rechthebbende
houder - reservoir, tank
houderschap – detentie
houdertje - dispenser
houder van geldswaardig papier  toner, toonder
houder van verkopingen – auctionaris
houder voor banden en platen - cassette
houding  air, allure, attitude, gedrag, gesteldheid, habitus, pose, positie, postuur, stand
houding of pose – stand
houding van ruiter - zit
houding wijzigen  aanpassen
houdt schip vast  anker
house-boat - woonark, woonschip
House of Commons - Lagerhuis
Hous of Lords - Hogerhuis
hout – xyleen
hout dat vergaan is  molm
hout met fineerlaag - blindhout
hout impregneren - beitsen
hout onder de schors  spint
hout voor pijp  bruyère
houtachtig gewas – boom, heester, struik
houtafval – krul, spaan, spaanders, zaagsel
houtazijn - azijnzuur
houtbederf  molm
hout behandelen - beitsen, boren, hakken, schaven, schilderen, schuren zagen
houtbewerker  meubelmaker, schrijnwerker, timmerman
houtboor - avegaar
houtboorder - boorschelp, paalworm
houtbijen - xylocopidae
houtcement – scifarien
houtdraad – nerf
houtduif - bosduif
houten afscheiding - beschot
houten bak – kist, krat, nap, tobbe
houten bankje - schamel
houten beenverlenging  stelt
houten bekleedsel  beschot, lambrisering, schot
houten bevloering  laminaat, plankier
houten blaasinstrument  blokfluit, fagot, flageolet, fluit, hobo, klarinet, schalmei
houten blad  bord
houten blok - aambeeldsblok
houten blokhut - chalet, shack
houten dakpan  sirap
houten dansvloer – plankier
houten dwarsbalk - bint
houten gebouw  barak, hok, keet, kot, loods, schuur
houten hack  mik
houten halsjuk  haam
houten hamer  moker, slegge, sleg, slei, slegel
houten hekwerk – glint
houten hok - schuur
houten hooihark  rijf
houten hoorn  bassethoorn
houten huis – chalet
houten juk – haam
houten keet - schuur
houten keukenlepel - sleef
houten klepper  ratel
houten knots  knuppel
houten koffer - kist
houten kom – nap
houten kuip – tobbe
houten lepel - spaan
houten loods  barak, keet
houten loopstok  stelt
houten mantel - katheder
houten moker  sleg, slegge, slegel
houten muziekinstrument  fluit, flageolet, fagot, hobo, klarinet, ocarina, schalmei
houten nagel  pen, pin, plug
houten paaltje - piket
houten pen  plug, spie, stift
houten pilaar – paal
houten pin - deuvel
houten pin in vat  zwik
houten pollepel – sleef
houten post - paal
houten pop  ledenpop
houten raam  rek
houten raamwerk  kozijn
houten ronde bak  tob, tobbe
houten scheiding - schot
houten schep – schepel, spaan
houten schepje - leuter
houten schoen – klomp
houten schot - scherm
houten schutting – glint
houten spade – lep
houten spijker - peg
houten staaf  paal, steel, stok
houten staak - paal
houten stang - barre
houten steel  stok
houten stellage  bok, rek, steiger
houten stok met voetsteun  stelt
houten stok met ijzeren kam of vork  eiger, riek, vork
houten stop - tapoen
houten tobbe – falie, kuip
houten tussenwand - schot
houten vaatje - but
houten vat – aad, kuip, ton
houten verdedigingsmuur - palank
houten verhoging – stellage
houten verpakking – kist
houten vloer – parket, vlonder
houten voetmodel - leest
houten wandbekleding  lambrisering
houten werktuig van metselaars en teenbakkers - plaan
houten wasbak – kuip, tobb
houten werpspies - assagaai
houten ziekenloods - barak
houterig  gedwongen, harkerig, onbeholpen, onhandig, star, stram, stijf
houterig persoon – hark
houterig stijf meisje - tut
houtgedeelte der vaatbundels - xyleen
houtgeest - methylalcohol, methanol
hout gladmaken – schaven, schuren
houtgraniet - spoelcement, xyloliet
houtgraveur - xylograaf
houtjetouwtje jas  duffelcoat, montycoat
houting - adelvis
houtkleurend middel  beits
houtlijn – nerf
houtluis – meluw, mijt
houtmaat  tult, vim
houtmaat, oude - riemduim
houtpap – pulp
houtplaat - triplex
houtrolletje – klos
houtschaafsel - krul
houtskool  amer, arengcarbo
houtskoolrooster - barbecue
houtsneeprent - xylografie
houtsnijden - graveren
houtsnijder - xyiograaf
houtsoort 
3 ako, apo, dao, oro, sao
4 aloë, buks, fuma, lara, pine, podo, sibo, sipo, tali, teak
5 abura, afara, azobé, balsa, bossé, cedar, ceder, coula,
danta, djati, ebben, eiken, elzen, espen, essen, freijo,
iepen, iroko, jarra, lauan, limba, locus, noten, oboto, opepe,
oleko, vala, ovoga, ozigo, ramin, rauli, tenen, vuren,
wengé
6 abachi, acajou, alerce, aligna, baboen, bamboe, bassam,
berken, beuken,coigue, corail, dennen, esyris, grenen, ilomba,
imbula, jarrah, kabbes, kapoer, kersen, kotibé, krappa, kussam,
kwariem, lariks, lerken, lorken, linden, makoré, meibau,
obeche, peroba, poenak, redwood, sapeli, takien
7 afzelia, avodoré, benauas, billinga, buften, doussie,
esdoorn, hickory, kambala, kusambi, mahonie, meranti,
pakoeli, pokhout, edwood, robinia, thingan, triplex, wacapou,
without, zebrano, zingana
8 aderhout, adjoceba, aloehoet, amarante, bongossi, bukshout,
campêeche, canthium, flokhout, hardhout, kastanje, olijfhout,
palmhout, roodhout, rozehout, santalum, sawohout, talkhout,
teakhout,
9 ahornhout, angéligue, appelhout, atlashout, balsahout,
bangkirai, calembour, cederhout, djatihout, ebbenhout,
eikenhout, elzenhout, espenhout, essenhout, exocarpus,
jacaranda, jarrahout, keroewing, kopiehout, kuvazingo,
lindehout, multiplex, naaldhout, noerhout, notenhout,
olmenhout, perenhout, quebracho, satijnhout, awoehout,
stinkhout, vlierhout, vurenhout, zebrahout
10 acaciahout, acajouhout, afrormosia, basralocs, berkenhout,
beukenhout, coromandel, dennenhout, grenenhout, grenadille,
guajakhout, kamferhout, katoenhout, kersenhout, leptomeria,
lorkenhout, meubelhout, olijvenhout, peppelhout, purperhart,
sandelhout, sappanhout, spaanplaat, ilgenhout
11 amaranthout, citroenhout, esdoornhout, mahoniehout,
meubelplaat, moerbeihout, palissander, pijnboomhout,
plataanhout, pruimenhout, rhodiumhout, sparrenhout
12 adelaarshout, braziliëhout, kastanjehout, potloodceder,
weichselhout
13 cipressenhout, miekoeloengoe
houtstapel - mijt
houtstof  cellulose, molm
houtverbinding – liplas
houtvester - boswachter
houtvezelplaat – board
hout voor beenbreuk - spalk
houtweefsel - paranchyn
houtwerker  meubelmaker,schrijnwerker, timmerman
houtwerkplaats – zagerij
houtwesp - sirex
houtworm - meker, memel
houtzaagmolen  paltrok
houtzeep – panamabast
houtziekte - olm
houtzwam - uilelever
houvast – balkhaak, greep, grip, steun
houw  dissel, hak, kalkkloet, klap, slag, wond
houwdegen  ijzervreter, sarras, vechtjas
houweel  bik, graafijzer, hak, pik
houwen - bedillen, hakken, harrewarren , kappen, sabelen, slaan, splijten, vellen, vitten, uithakken
houwer  kapmes, viskaar, zwaard
houwwapen - sabel, schiavona, zwaard
hovaardig  fier, hautain, hoogmoedig, ingebeeld, prat, trots
hovaardij - hoogmoed, trots
hoveling  kamerheer, kamerling, kamenier, vleier
hovenier  tuinbaas, tuinier, tuinman
hovenierhof - groentetuin, moestuin
hovenierskunst - tuinbouwkunde
hoveniersmes - snoeimes
hovenierstuin - groentetuin, moestuin
howea - kentia
hozebek - zeeduivel
hozen - besproeien, leegmaken, natgooien, uitscheppen
Hudsonbaailamd - Alberta, Saskatchewan
Hufter – kaffer, pummel
hui  wei
huichelaar  farizeeër, gluiper(d), hypocriet , veinzer
huichelachtig  bedrieglijk, gehuicheld, geveinsd, hypocriet, schijnheilig, vals
huichelarij  veinzerij
huichelen – femelen, veinzen, voorwenden
huid  balg, bast, pels, vacht, vel, vlies
huidaandoening - dermatose
huidarts  dermatoloog
huidbedekking  dons, haar, haren, pels, schub, vacht, veren
huidblaas – blaar
huidgezwel – buil, puist
huidige dag - vandaag
huidigen dage, ten – nu, thans
huidbloeding - suffisio
huidbloedingen – purpura
huidje - velletje
huidkanker - lupus
huidkleur - teint
huidkloven - rhagades
huidknobbel  wrat
huidlaag - lederhuid, opperhuid
huid mt wol - vacht
huidmondjes der planten  stoma(ta)
huidontsteking  belroos, dermatitis, gordelroos, wondroos
huidontsteking aan paardenbenen  mok
huidontsteking, oppervlakkige - eczeem
huidopening  porie
huidpest - bubonenpest
huidplooi bij runderen - kossem, wam
huidschending  pok
huidskleur  teint
huidsmeer  talg, talk
huidsmeerkliertje - talgklier
huidstreep  striem
huidtekening  tatoeage
huidtepeltje - papil
huiduitslag  acne, eczeem, exentheem , mazelen, schimmel, wrat
huiduitwas - bult, wrat
huiduitwaseming - transpiratie, zweet
huid van aardappel – schil
huid van een dier - pels
huid van een jong kalf - zuiger
huid van varken  zwoerd
huidverdikking - eelt, elefantiasis
huidverzorgingsmiddelen - cosmetica
huidvet - talg
huidvlekje  gremel, moedervlek, sproet
huidwaterzucht - anasarca
huidziekte  acne, belroos, dauwworm, dermatitis, eczeem, framboesia, favus, gordelroos, herpes, impetigo, lepra, lupus, (netel)roos, ploon, pellagra, rap, schimmel, schurft, uitslag, vetpuist, xeroderma
huidziektekundige  dermatoloog
huidziekteleer  dermatologie
huidzwelling  buil, bult, puist, steenpuist
huif – kap, knikker, netmaag,
huifkar – kapkar, wijtewagen
huik - hu(r)ik
huilebalk – grimbek, huichelaar, kwezel, zeurpiet
huilen – bleren, bulken, grienen, janken, krijten, loeien, pruilen, schreeuwen, schreien, simmen, snikken, wenen
huilerig – larmoyant, narrig
huilerig kind – drein
huilerig klagen – dreinen, zeuren
huis  boerderij, bungalowclan, etui, familie, flat, foedraal, geslacht, heem, helm, honk, kardoes, koker, omhulsel, onderdak, pand, perceel, verblijf, villa, woning
huisarts – dokter
huisbakken  alledaags, banaal, bekrompen, benepen, duf, gewoon
huisbedekking – atap, dak, kap
huisbediende – butler, boy, domestiek, lakei
huisbewaarder – claviger, concierge, custos, huismeester, portier
huisblad - vislijn
huisbrandstof - aardgas
huisbuffel - karbouw
huis des Heren - kerk, pagode, tempel
huisdier  bok, cavia, ezel, geit, hamster, hond, kanarie, kat, kater, kip, koe, konijn, marmot, paard, papegaaiparkiet, poes, reu, teef, vee
huisdier aan de Noordpool  rendier
huisdieren  vee
huisdokter - huisarts
huiselijk  familiair, gezellig, intiem, knus, ongedwongen
huiselijk feestje - onderonsje
huiselijk spel  dammen, halma, kaarten, monopolie schaken, scrabble, tafelbiljarten,
huisgeest – kabouter, kobalt
huisgenoot - medebewoner
huisgewaad – duster, kamerjas, kimono, negligé, peignoir, sjamberloek
huisgezin – familie, huishouden
huisgoden  laren, lares, penaten
huishoen - kip
huishoudelijk  menacieus, ordelijk, zuinig
huishoudelijk voorwerp  bezem, bloempot, emmer, frituurpan, fruitschaal, koelkast, koffiepot, kookplaat, kop, lepel, pan, spoelbak, schrobber, soeplepel, spons, stoffer, stofzuiger, theemuts, theepot, tobbe, veger, wasautomaat, wasdroger, zeem
huishoudelijke kleding  eva, schort
huishoudelijke mannelijke bediende - butler
huishouden – familie, gezin, menage, tekeergaan
huishouding – familieleven, gezin, menagerie
huishoudkunde  economie
huishoudster - menegère, njahi
huis in Friesland  state, stins
huisjapon - duster
huisjasje - coin-de-feu, dolman
huisje op rijstveld  goeboeg, gubuk
huisje van de bril - koker
huisje voor krantenverkoop  kiosk
huisjesslak  caracole, karakol
huisjesslakken - helicadae
huisjuffrouw - hospita
huiskamer – woonkamer, woonvertrek
huisknecht – butler, domestik
huislook - donderbladsempervivum
huis met buskruit – kardoes
huis met veel gezinnen  ark, huurkazerne
huismeester – concierge
huis of onderkomen - verblijf
huisonderwijzer  gouverneur
huisonderwijzeres  gouvernante
huisorgel  harmonium, serafine
huisraad –
3 bed, hor, mat, pot
4 bank, bord, club, kast, kist, kree, kruk, lamp, poef, rasp, sofa,
spit, spot, vaas, vork, wieg, zeil
5 brits, deken, gril, kleed, kruik, laken, lepel, loper, mixer,
sloop, spaan, sprei, stoel, store, tafel, tapijt, zetel
6 abacus, buffet, bureau, canape, dekbed, gordijn, ijskast,
ijstang, kachel, karpet, kavete, krukje, kussen, meubel, rasper,
rideau, schrijn, spinde, vorket
7 bakoven, balatum, dekbed, bedstee, bergere, bossing, couvert,
crapaud, deurmat, eetvork, eierrek, etagere, fornuis, gangmat,
gasstel, gobelin, hakbord, hangmat, kabinet, kapstok, kleedje,
latefel legkast, ligbank, markies, raamhor, reisbed, rolluik,
rooster, rustbed, samowar, schabel, schamel, servies, spiegel,
strobed, strozak, theepot, tinwerk, touwmat, trekpot, trumeau,
vergiet, vitrage, vloermat, vuurpan, warmpan, zitbank,
zoutpot, zoutvat, zwabber
8 aanrecht, armstoel, armzetel, azijnfles, bankstel, bedkruik,
bedstede, bedsteen, bedtafel, boterpot, broodmes, causeuse,
dekkleed, dienblad, doorslag, dormeuse, dressoir, eetlepel,
eettafel, eierkast, etensbel, fautuil, geldkist, goudkast,
gummimat, hangkast, hanglamp, hangwieg, hoekbank,
jaloezie, kamerpot, kaptafel, klapbank, kleerbak, koelkast,
kokosmat, kolenkit, kurkzeil, ladekast, ledikant, leeslamp,
linoleum, luxaflex, muurkast, ottomane, paplepel, peperbus,
pijpenrek, placemat, pollepel, potlepel, praalbed, roltafel,
rustbank, slaapbed, slalepel, spijskast, steekpan, taboeret,
tafelbel, tafelmes, theeblad, theeboel, theegoed, theemuts,
theezeef, tuinbank, valtafel, vederbed, vislepel, visplaat,
visspaan, vleesmes, vloermat, voetbank, voetveeg, voltaire,
voorhang, wandbank, zuurstel
9 barkastje, barmeubel, beddenpan, beddenzak, bedscherm,
bedwarmer, behangsel, biezenmat, bordenrek, braadijzer,
braadoven, braadspit, brochette, broodkast, clubstoel,
dekservet, draaispit, eetstokje, etenskast, fruitmand, fruitstel,
gangloper, gebakstel, hoekstoel, hoeslaken, kermisbed,
keukenmat, keukenmes, klapstoel, klaptefel, klapzetel,
kleerkast, kleerkist, koekepan, kookketel, kopjesrek,
krukstoel, lancaster, leunstoel, melkkoker, merglepel,
meubilair, moeslepel, muggennet, oblieijzer, opklapbed,
overdeken, oversprei, peperdoos, pronkkast, rolgordijn,
ruststoel, salonkast, sauslepel, schiderij, slaapstee, snelkoker,
soeplepel, speetijzer, stilletje, stroopmes, tafeldoek, fafelgoed,
tafelvork, rheebeurs, theeketel, theestoof, theetafel, tinnegoed,
tinnekast, traploper, trektafel, tuintafel, turftapijt, twijfelaar,
valgordijn, vlachtmat, vleesvork, voetenzak, vouwschut,
vouwtafel, vrieskist, wafelijzer, wandtapijt, zitkussen
10 beddengoed, beddenkast, boekenkast, boterlepel, bouilloire,
bovenlaken, draaistoel, eetservies, eierwekker, flessenrek,
frituurpan, gasconfort, gasfornuis, glasgordijn, glazenkast,
gonjeloper, gratenbord, hoekbuffet, ijslepeltje, kamerstoel,
kannenbank, kapspiegel, keukengoed, keukenkast,
keukenklok, koffieblad, kokoskleed, kolenschop, kruidenrek,
kussenbank, likeurstel, linnenkast, melkkoeler, menuhouder,
nachtstoel, nachttafel, onderdeken, onderlaken, ontbijtgoed,
ontbijtstel, overgordijn, plantenbak, pottenkast, pronkzetel,
prullenbak, punchlepel, rietgordijn, salontafel, schenkblad,
schenkbord, scheplepel, schotelrek, schrijfkast, secretaire,
serrestoel, servetband, servetring, slaaplaken, slaapmatje,
slaapstede, snijmachine, stofzuiger, stromatras, suikerrasp,
suikertang, taartschep, tafelkleed, tafellaken, tafelloper,
tafelschel, theemeubel, theewarmer, tochtdeken, trekgordijn,
vensterhor, vingerglas, viscouvert, voetenbank, voorsnijmes,
vouwscherm, vuilnisbak, windscherm, zilverkast, zilverwerk,
zonneblind
11 aspergetang, bamboestoel, beddendeken, beddenlaken,
beddensprei, broodspinde, eierklopper, etagerekist,
haardscherm, handspiegel, hoekspiegel, kamerscherm,
kapokkussen, kapokmatras, keukengerei, keukenstoel,
keukentafel, kinderstoel, kleerhanger, kleerkoffer, klontjespot,
koffiegerei, koffiemolen, koffietafel, kussensloop, kussenstoel,
lappendeken, lepeldoosje, lepelvaasje, leuningbank,
nachtkastje, notenkraker, ontbijttafel, penanttafel, plafonniere,
prullenkast, prullenkist, roljaloezie, schemerlamp, schenkketel,
schouwkleed, schrijftafel, schuiftafel, schuimlepel,
schuimspaan, serremeubel, snelkookpan, spiegelkast,
steekbekken, strooplepel, tafelzilver, theelichtje, theeservies,
tochtgordijn, tochtscherm, toilettafel, verenkussen,
vliegenkast, voetkleedje, voorsnijvork, waterkussen,
wiegelstoel, wiegendeken, wiegenkleed, zonnescherm
12 beddenkussen, beddenlinnen, bordenwarmer, braadrooster,
brandspiegel, broodrooster, cilinderkast, dessertlepel,
dientafeltje, eierlepeltje, etageretafel, familietafel,
groentelepel, harmonicabed, hoektafeltje, insteektafel,
kanapeetafel, keukengerief, klontjestang, kralengordijn,
kruidenrekje, kurklinoleum, leuningstoel, muggengordijn,
muskietennet, nachtspiegel, ophaalgordijn, portemanteau,
provisiekast, rooktafeltje, salonspiegel, schuifgordijn,
serveerwagen, springmatras, stommeknecht, tafelschuier,
tafelservies, theelepeltje, tracheermes, tweezitsbank,
uittrektafel, vingerdoekje, zoutlepeltje, zoutstrooier
huisstofmijt - dermatophagoides
huis van bewaring  gevang, gevangenis, zie: gevangenis
huis van ontucht  bordeel
huistelefoon – intercom
huis van bewaring - gevangenis
huisvesten  herbergen, inkwartieren, onderbrengen, wonen
huisvesting  inkwartiering, inwoning, onderdak, onderkomen, verblijf, woning
huisvlijt – handenarbeid
huisvogeltje  kanarie, papagaai, parkiet
huisvrouw - echtgenote, eega
huisvuil – afval, vuilnis
huiszwam - serpula
huiver  vrees
huiveren  aarzelen, beven, griezelen, rillen, sidderen, terugdeinzen, trillen, vrezen
huiverig  aarzelend, angstig, bevend, bibberachtig, grillig, kil, koud, luguber, vreselijk,
huivering - aarzeling, gruwel, riI, rilling
huiveringwekkend - angstig, akelig, eng, griezelig, guur, luguber, ijselijk, ijzig, ijzingwekkend, macaber, naar, sinister, spookachtig, vreselijk
huizen  leven, logeren, verblijven, wonen
huizenverkoper – makelaar
hul - neepjesmuts
hulde  aubade, eer(betoon), ovatie, serenade, verering
huldebetoon  aubade, huldiging, ovatie
huldeblijk – ovatie
hulde of roem - glorie
huldemuziek in de avond - serenade
huidigen  (ver)eren, erkennen
huldiging – eerbetoon, huldebetoon, verering
hulk - magazijnschip
hullen - wikkelen
hulp  assistentie, baat, bediende, bijstand, dienstbode, dienster, help(st)er, heul, medewerking, ondersteuning, rechterhand, redding, soelaas, steun, toeverlaat, toevlucht, uitkomst, verlichting
hulp bij arbeid – assistent, helper, knecht
hulp bij rekenen  computer, telmachine, telraam
hulp geven – assisteren, bijstaan, helpen, redden, steunen
hulp in de huishouding  dienstbode
hulp in de keuken  bijkok
hulp in de winkel - bediende
hulp in nood – redder, redding
hulp van de stoker  tremmer
hulp van een ridder  jonker, page, schildknaap
hulpbatterij  accumulator
hulpbehoevend  arm(lastig), gebrekkig, invalide
hulpbetaalmiddel  fiche
hulpbron – ressource
hulpeloos - weerloos
hulpeloosheid - abandon, aporie
hulphoogleraar  lector
hulpje – bijloper, dienaar
hulpje bij golfspel  caddie
hulpknecht in laboratorium  amanuensis, laborant
hulpkoetsier - palfrenier
hulpmiddel  ezelsbrug , instrument, medium, remedie, werktuig
hulpmiddel bij het betalen – bank, giro
hulpmiddel bij het graveren  etswas
hulpmiddel bij het kijken  binocle, bril, kijker, lens, loep
hulpmiddel bij het rekenen  computer, kassa, rekenmachine, rekentabel, telraam
hulpmiddel bij het stemmen  stemvork
hulpmiddel bij radioontvangst  antenne, versterker
hulpmiddel bij reizen - landkaart
hulpmiddel om te onthouden  ezelsbrug
hulpmiddel voor muzieknotatie  notenbalk
hulpprediker  vicaris
hulppriester – coadjutor, kapelaan
hulproep  noodkreet, s.o.s.
hulpschaalverdeling - nonius
hulpstelling  lemma, lemux
hulpstoker - tremmer
hulptaal  Esperanto, Ido, volapuk
hulpvaardig  bereidwillig, gedienstig, voorkomend
hulpvaardige bejegening  tegemoetkoming
hulpvaardigheid  gedienstigheid
hulp van de kok – koksmaat
hulp vragen - roepen
hulpwerkwoord - hebben, kunnen, laten, moeten mogen, schijnen, willen worden, zullen, zijn
hulpzeil - fok
hulp zoeken - recurreren
huls – foedraal, koker, omhulling
hulsel – bekleding, etui, koker, omkleding, zaadhuisje
hulst - ilex
hulst achtigen - aquifoliaceeen
hulzeboom - hulst
hulzebos - hulst
humaan  menselijk, menslievend, welwillend
humanist  ongelovige
humaniteit  menselijkheid, menslievendheid
humbug  bedrog, bluf, boerenbedrog, larie, onzin
humeraal - amikt
humeur  bui, luim, stemming, temperament, vlaag
humeurig - grillig, knorrig, ontstemd, opvliegend
humeurig mens  kniesoor, neetoor, nurks
humeurige uitval  boutade
humiliteit - nederigheid
hummel – dreumes, kind, kleuter, uk
hummer – hommer, zeekreeft
humor  boert, geest, geestigheid, gein, luim, scherts, vrolijkheid
humoren  bloed, gal, slijm
humorist – conferencier, grollenmaker
humoristich - geestig
humoristische tekening – cartoon
humorloos - afgezaagd
humus – aardmolm, bladaarde, molmgrond, teelaarde
humusame verbindingen - humaten
Hunnenkoning - Attila, Bleda, Roea
hunebed – dolmen
hunker - verslaving
hunkeren – begeren, dorsten, smachten, talen, verlangen, versmachten
huns inziens - h. i.
huppelen  dansen, dartelen, springen
huppelwater - genever, jenever
hups – aardig, beleefd, dartel, flink, innemend, monter, net, opgewekt
huren  pachten
hurk - knorrepot
hurricane – cycloon
husky – eskomohond, poolhond
hut – cabine, hik, kabaan, kajuit, kluis, kot, schuilplaatsschuur, stulp, woning
hutspot – mengelmoes, stamppot, warwinkel
huttentut - camelina, deder
hut van een schip - kajuit
huur – lease, pacht, woonlasten
huurauto  taxi
huurcontract  huurceel
huurder  pachter
huurder bij huurstakingen - maffer
huurgrond in M. E. – leen
huurkoop - afbetaling
huurling - loondienaar, mercenair
huurrijtuig  aapje
huursoldaat  lan(d)sknecht, soldenier, waardgelder
huur van land - pacht
huwbaar - nubiel, volwassen
huwelijk  echt, echtverbintenis, echtverbond, echtvereniging, trouwerij, matrimonium, trouwerij, verbintenis
huwelijk beneden stand - mesalliance
huwelijk met een vrouw uit de eigen stam  endogamie
huwelijk met een vrouw uit een vreemde stam  exogamie
huwelijksaankondiging - anonce, ban
huwelijksafkeer  misogamie
huwelijksduivel  Asmodee
huwelijksfeest - bruiloft
huwelijksfeest in de Bartholomeusnacht - bloedbruiloft
huwelijksgemeenschap – connubium
huwelijkskandidaat - partij
huwelijksleven - matrimonium huwelijksmakelaarster - koppelaarster, koppelares
huwelijks god  Hymen
huwelijkspand  kind, ring
huwelijkspartner  eega
huwelijksverbintenis - partij
huwelijksverstoorder – asmodee
huwelijksvoltrekking - bruiloft
huwen – paren, trouwen
huzaar  cavaleriesoldaat, cavalerist, tanksoldaat
huzarenbuis met tressen - attila, dolman
huzarenhoofddeksel  kolbak, talpa, talpak
huzarenstukje – stunt, waagstuk
huzarenwambuis - dolman
hyacint - nageltak
hyaliet glassteen, lavaglas
hybride  bastaard, halfslachtig, kruising, vals
hydrocharitacee - elodea, kikkerbeet, krabbescheer, stratiotes
hydrafyt - waterplant
hydrolasen - enzymen
hydrophyliacee - bosliefje, nemophila, phacelia
hydroxide - base
hydroxydicarbonzuur - appelzuur
hyena  jakhals, strandwolf
hyena-achtig dier - aardwolf, strandwolf
hygiëne  gezondheidsleer, zindelijkheid
hymne – lofdicht, loflied, ode, zang
hymmendichter - hymnicus
hyper - zeer
hyperbolisch  overdreven, overdrijvend
hypericaceen -guttiferen
hypnose - trance, zenuwslaap
hypnoticum  slaapmiddel
hypnotische toestand  trance
hypnotiseren  biologeren, mesmeriseren
hypochondrie  droefgeestigheid, zwaarmoedigheid
hypocriet  huichelaar, schijnheilige, schijnvroom
hypotheek  bezit, hyp, kusting
hypotheekhouder - hypothecaris
hypothese  theorie, (ver)onderstelling
hypothetisch  onzeker, (ver)onderstellend
hypsometrie  hoogtemeting
hysterisch  zenuwziek

I

ibbel - misselijk, naar
Iberië  Georgië, Spanje
Iberisch gebergte  Pyreneeën
Iberisch randgebergte, top in het - Moncayo
Iberisch schiereiland  Spanje, Portugal
Ibidem  aldaar, ib, ibid
ibis  Nijlreiger
Ibiza, berg op - Atalayassa
Ibiza, eilandje behorende bij - Conejera, Tagomayo
Icel - Mersina
ichneumon - faraorat, spoorrat, spoorwezel
ichthyocol - vislijm
ichtyologie  viskunde, vissenkunde
ichtyosaurus  vishagedis
iconoclast  beeldenstormer
iconografie  beeldbeschrijving
iconologie  beeldenleer
icoon  afbeelding, beeld, heiligenbeeld, iko(o)n
icterus  geelzucht
ictus  stoot
Idaho, hoofdstad van - Boise
ideaal  doel, droombeeld, fantastisch, foutloos, gaaf, hartewens, heerlijk, idool, illusie, modelbeeld, perfect, plan, utopie, verrukkelijk, volmaakt, wensdroom
ideaal land  Utopia
idealen  doeleinden
idee – bedenksel, begrip, benul, besef, concept, denkbeeld, dunk, gedachte, ingeving, inval, inzicht, mening, notie, ontwerp, plan, suggestie, verstand, waan, zienswijze
ideëel  denkbeeldig
ideeënleer - ideologie
ideefIxe  dwangvoorstellingmonomanie
idem – almee, Id. dezelfde, dito, eender, eveneens, evenzo, gelijk, hetzelfde, netzo,
Idenburgrivier - Taritatu
identiek – eender, gelijk(waardig), hetzelfde,
identificatie  vereenzelviging
identiteit - eenheid, gelijkheid
identiteitsbewijs  pas, paspoort
ideografisch schrift - beeldschrift
ideogram  begripteken
ideologie - leer
ideomorf - automorf
idioom  dialect, taaleigen, tongval
idioot  absurd, achterlijk, bespottelijk, bezeten, bezopen, dol, dwaas, gek, getikt, knots, krankzinnig, maf, mal, malloot, onnozel, onzinnig, stapelgek, stompzinnig, stupide, waanzinnig, zot, zwakzinnig
idiootje  mongooltje
idioterie  dwaasheid, malligheid, nonsens, onzinnigheld, stompzinnigheid
idiotie  stompzinnigheid,
Ido  wereldtaal
idolaat  afgodisch, verliefd, verzot, weg
idolatrie  aanbidding, afgodendienst, afgoderij, eerbetoon, verering
idool – aasngebedene, afgod, afgodsbeeld, favoriet
Idumea - Edom
idylle  pastorale, sprookje
idyllisch  bekoorlijk, herderlijk, lieflijk, vreedzaam
ieder  allemaal, alleman, allen, elk, elkeen, iedereen, iegelijk
ieder de helft – delen, fiftyfifty
iedere dag – daags
iedere dag terugkerend - alledaags
iedereen  allehens, allen, allemaal, alleman, elk(een), ieder
iedereen bekend  openbaar, publiek, publiek geheim
iedere keer – aanhoudend, herhaaldelijk, telkens
iegelijk  ieder, elk
iedere keer weer – aldoor, steeds
iedere week – wekelijks
iegelijk - elk
iel bleek, broos, dun, doorschijnend, frêle, gering, ijl, klein, luchtig, luttel, mager, min, nietig, schriel, teer, tenger
iel en nauw - smal
iemand  individu, mens, persoon
iemand begrijpen – aanvoelen
iemand besmetten - aansteken
iemand de les lezen  berispen, kapittelen, vermanen,
iemand die aan alcohol is verslaafd  alcoholicus, alcoholist
iemand die aan morfine is verslaafd  morfinist
iemand die aan opium is verslaafd  opiumschuiver
iemand die aandelen plaatst voor nieuwe N.V.  promotor
iemand die aanspraak maakt - pretendent
iemand die afgestudeerd is  alum nus
iemand die afkerig is van werk  leegloper, luiaard, luilak, luiwammes, nietsnut
iemand die alleen op instrumenten vliegt  blindvliegen
iemand die alleen plantaardig voedsel eet – vegetariër
iemand die alleen speelt – solist(e)
iemand die alleen waarde hecht aan het geestelijke - idealist
iemand die alleen waarde hecht aan het stoffelijke  materialist
iemand die alles van de beste zijde beziet  optimist
iemand die alles weet  weetal
iemand die als maar praat  filibuster
iemand die als twee druppels water op een ander lijkt  dubbelganger
iemand die altijd tegenspreekt – betweter, tegenspeker
iemand die anderen onder hypnose brengt – hypnotiseur
iemand die bedelt - bedelaar
iemand die bedrieglijk te werk gaat  bedrieger, falsaris, fraudeur, knoeier, zwendelaar
iemand die blij de radio hoort  omroeper
iemand die bij een kerk hoort – koster
iemand die bijen houdt - imker
iemand die bij zijn leven al zijn bezittingen aan een klooster schenkt  donaat
iemand die blauw bloed heeft – edele
iemand die boemelt - boemelaar
iemand die de colleges aan een universiteit volgt - student
iemand die dieren opzet - preparateur, taxidermist
iemand die doof is - dove
iemand die door eigenstudie is gevormd - autodidact
iemand die door moed uitblinkt  held
iemand die door streling geneest – magnetiseur
iemand die dubbel gehuwd is – bigamist
iemand die een ambt bekleed - ambtenaar
iemand die een ander afperst  chanteur
iemand die een ander arglistig bedreigt  belager
iemand die een ambt of post bekleedt – ambtenaar, functionaris
iemand die een ander helpt - mededader, medeplichtige, handlanger
iemand die een bepaald spel speelt  speler, schaker, kegelaar
iemand die een boot voortbeweegt  roeier, peddelaar, kanovaarder
iemand die een debat voert  debater
'iemand die een examen aflegt  examinandus
iemand die een functie bekleedt  functionaris
iemand die een gebod overtreedt  zondaar
iemand die een geschil graag toespitst  scherpslijper
iemand die een girorekening heeft  girant
iemand die een herberg bezoekt – gast
iemand die een last draagt - drager
iemand die een. loket bedient  loketbeambte, lokettist(e)
iemand die een optie heeft  optant
iemand die een studiebeurs heeft  bursaal
iemand die een verzoekschrift indient  suppliant
iemand die een ziekte voorwendt  simulant
iemand die eindexamen heeft gedaan – abituriënt
iemand die eist - eiser
iemand die erg hard is – spartaan
iemand die ergens van af weet - adept
iemand die ergens zeer in bedreven is - virtuoos
iemand die er is - arrivé
iemand die ergens van afwet – adept, ingewijde
iemand die er zwart uitzet  roetmop, smeerpoets
iemand die examenstof repeteert  repetitor
iemand die gaat promoveren  promovendus
iemand die gelooft aan contact met geesten  spiritist
iemand die grondwerk voor verschansingen verricht  schanswerker
iemand die hard werkt  ploeteraar, slover
iemand die heldendaden verricht in een zeeoorlog  zeeheld
iemand die het gunstig inziet  optimist
iemand die het somber inziet  pessimist
iemand die huizen afbreekt  sloper
iemand die het werk uit protest neerlegt - staker
iemand die iets aanbied – presentator
iemand die iets kent - kenner
iemand die in Indonesië rijk is geworden – nabob
iemand die in leen geeft - lener
iemand die in loondienst is – werknemer
iemand die je helpt – assistent, hulp(je)
iemand die kegelt - kegelaar
iemand die klanten verwerft – acquisiteur
iemand die kleding draagt van het andere geslacht  transvestiet
iemand die land huurt  pachter
iemand die lastert  roddelaar
iemand die leeft van aalmoezen  bedelaar
iemand die leeft van weldadigheid  arme, bedelaar
iemand die lijdt aan vallende ziekte  epilepticus
iemand die machines in elkaar zet – monteur
iemand die mank is – kreupele, manke
iemand die mensen wekt - porder
iemand die met geld geld heeft verdiend  bankier, woekeraar
iemand die monteert – monteur
iemand die morst - morser
iemand die naar herzieningen streeft  revisionist
iemand die net zo heet  naamgenoot
iemand die niet pienter is  domoor, ezel, sufferd
iemand die niets uitvoert  nietsnut, luiaard, luierik, luiwammes, rentenier
iemand die onderwijs geeft  docent, leraar, meester, onderwijzer
iemand die onrust brengt  onruststoker
iemand die op jacht gaat  jager
iemand die opkoopt – handelaar, opkoper
iemand die piano’s op toon brengt  stemmer
iemand die plannen maakt  plannenmaker
iemand die polemieken schrijft  polemicus
iemand die rode letters aanbrengt in codex  rubricator
iemand die samenwerkt mat de vijand  collaborant, collaborateur, verrader
iemand die schepen uitrust – reder
iemand die slecht spreekt  stamelaar, stotteraar
iemand die speelt  speler
iemand die steeds giechelt / grinnikt - ginnegapper
iemand die steelt  dief, kleptomaan, rover
iemand die stemt - stemmer
iemand die tanks schoonmaakt classificeerder
iemand die tijdelijk ergens verblijf houdt  gast, logé
iemand die tijdens de operatie voor de verdoving zorgt  anesthesist, narcotiseur
iemand die tot bisschop is gekozen en nog niet is gewijd  elect
iemand die traag van begrip is  domme, domoor, ezel, sufferd
iemand die van de stun moet leven - steuntrekker
iemand die van de weldadigheid moet leven - clochard, bedelaar
iemand die van een oud pak een nieuw maakt  keerder
iemand die van vrouwelijke sekse is  dame, deern, meisje, vrouw
iemand die van weldadigheid leeft  bedelaar
iemand die van zijn geld leeft  rentenier
iemand die van zijn hart geen moordkuil maakt  flapuit
iemand die van zoetigheid houdt  snoeper
iemand die veel in cafés vertoeft  habitué, kelner, kroegloper, ober, stamgast,
iemand die veel talen spreekt  polyglot
iemand die veel met geld omgaat  kassier
iemand die veel te kort komt  arme, stakker, behoeftige
iemand die verstand van iets heeft  deskundige, expert, kenner, specialist
iemand die visnetten maakt  nettenboeter
iemand die vlas hekelt  repelaar
iemand die voor gentleman wil doorgaan  snob
iemand die vragen stelt in het parlement  interpellant
iemand die vrome levenswandel houdt  asceet
iemand die weddenschappen afsluit - bookmaker
iemand die zeden bekritiseert  zedenmeester
iemand die zich in de onthouding oefent  asceet
iemand die zich richt op de werkelijkheid  realist
iemand die zich verbeeldt veel te weten  wijsneus
iemand die ziekte voorwendt - simulant
iemand die zijn beloften niet nakomt  woordbreker
iemand die zijn doctoraal examen heeft gedaan  drs., doctorandus
iemand die zijn doel heeft bereikt  arrivé
iemand die zijn geloof verloochent renegaat
iemand die zijn kennis alleen aan de ervaring ontleent  empirist, empiricus
iemand die zijn kennis door zelfstudie heeft verkregen  autodidact
iemand die zijn werk uit protest neerlegt  staker
iemand die zijn zonden opbiecht  biechteling, boeteling, penitent
iemand die zorgt voor aangespoelde goederen  strandvonder, strandvoogd
iemand die zwerft  dolaard, nomade, zwerver
iemand een tik geven – aantikken
iemand eren - huldigen
iemand met blauwbloed - edele
iemand met bochel  bultenaar
iemand met dezelfde naam  genan, naamgenoot
iemand met een zeer harde stem - stentor
iemand met fijne smaak – epicurist
iemand met gekruld haar – kroeskop, krukkekop
iemand met gemengd bloed  creool, halfbloed, kleurling, mulat
iemand met verstand - kenner
iemand met werkelijkheidszin – realist
iemand iets misgunnen – benijden
iemand koud maken - doden
iemand leren kennen – kennismaken
iemand om wie men lacht  risée
iemand op een hoge uitkijkpost – torenwachter
iemands leven bedreigen - belagen
iemands partij kiezen - bijvallen, steunen
iemand onder invloed - dronkaard, zuiplap
iemand oneer aandoen  blameren
iemand uit de Indische Archipel  Alfoer, Ambonees, Ajjeher, Balinees, Batakker, Boeginees, Maleier, Niasser, Soendanees, Toradja
iemand uit Wales – Davy, Taffy
iemand van adel  baron, barones, edel(e)man, freule, graaf, gravin, hertog, jonker, jonkheer, markies, prins, ridder, vorst
iemand van de vrouwelijke sekse  dame, doom, juf, juffrouw, meid, meisje, mokkel, vrouw
iemand van grote macht  mogol
iemand van hoge geboorte  edele, edeling, edelman
iemand van invloed - magistraat
iemand van zeer vrome en strenge levenswandel - asceet
iemand zonder pigment  albino
iemand zonder werkelijkheidszin – idealist, irealist
ieme  bij, honingbij, imme
iemker  bijenboer, bijenhouder, imker
iep  olm, ulmus
iepachtigen - ulmaceeën
Ier  Paddy
Ierland  Eire, Erin, Hibernia
Ierland, berg in - Connemara, Errigal, Nephin
Ierland, deel van - Ulster
Iers dichter-geleerde - fili
Iers eiland - Achill, Clark, Clear, Mullet
Iers graafschap - zie Ierse provincie
Iers geschrift - Leinster
iers meer - Conn
Iers moeras - bog
Iers ondergronds leger - IRA
Iers parlement  Dail
Iers-Amerikaanse terreurbeweging - Fenians
Ierse dans - reel
Ierse harp - clarsach
Ierse havenstad - Cobh
Ierse held - Conn
Ierse huurkoetsier - jarvey
Ierse hoofdstad - Dublin
Ierse koetsier van een karretje met twee banken  jarvey
Ierse munt  pond
Ierse nationale beweging - Sinn-Fein
Ierse provincie -
4 Cork, Mayo
5 Cavan, Clare, Kerry, Louyh, Meith, Sigo
6 Carlow, Dublin, Galway, Offaly, Ulster
7 Donegal, Kildare, Munster, Wexford, Wicklow
8 Connacht, Kilkenny, Laoighis, Leinster, Limerick,
Longford, Monaghan
9 Roscommon, Tipperary, Waterfood, Westmeath
Ierse rivier - Bann, Bayne, Barrow, Blackwater, Boyne, Corrib, Erne, Foyle, Lee, Moy, Shannon, Ree, Slanay
Ierse sport - hurling
Ierse stad  Antrim, Athy, Belfast, Cobh, Cork, Dublin, Galway, Limerick, Ulster
Ierse vrijheidsbeweging - ira
Ierse wal  bullfinch
iet – beetje, kleinigheid, lichtelijk,wat
iets – beetje, enigszins, iet, snufje, wat, weinig
iets aanpraten – aansmeren
iets aanschaffen – aankoop
iets aantrekken – aandoen
iets afslaan – afwijzen, weigeren
iets dat groot is - kanjer, kolos, kokkerd
iets dat iemand raakt  belang
iets dat lang en dun is  sliert, staak, talhout
iets dat onbetamelijk is  onbehoorlijk, onoorbaar, onfatsoenlijk, ontoelaatbaar
iets dat rond is  bal, bol, kogel, wiel
iets doorgronden - kennen
iets door het lot laten beslissen  loten
iets drievoudigs  trilogie, trio, trits
iets enigs in zijn soort - knoest, reus, unicum
iets ervaren – ondervinden, weten
iets goeds - deugd
iets groots - bommerd, kanjer, kolos
iets groots in zijn soort – knoest, reus
ietsje – beetje, tikkeltje
iets mollen – breken, slopen
iets ondervinden  beleven, ervaren, meemaken
iets openmaken – aanbreken
iets ouds repareren – oplappen
iets pakken – grijpen
iets plaatsen - zetten
iets prettigs  weldaad, genoegen
iets scheel – loens
iets slordig afmaken – knoeien
iets bter hand stellen – aanbieden, geven, presenteren
iets te warm voor de tijd van het jaar  broeierig, zoel, zwoel
iets tijdelijk afstaan  (uit)lenen
iets vangen – grijpen
iets van zeer grote afmetingen  kanjer, kolos, reus
iets verrichten – doen, plegen
iets verzoeken – noden, vragen
iets waaraan alles ten offer moet worden gebracht – moloch
iets wagen – aandurven, gokken
iets wat de veiligheid bedreigt  gevaar, onraad
iets wat zeer mooi is  beeld, beeldig
curiosum
iets weigeren - afwijzen
iets zeggen - spreken
iets zonder belang  bagatel
iets zonder waarde  kitsch, lor, prul, vod
ietwat – beetje, enigermate, enigszins, iets, lichtelijk, wat, weinig
iezegrim  brompot, knorrepot, nurks, wolf
ifte – klimop
iglo – ijshut, sneeuwhut
ignobel  gemeen, laag, laaghartig, onedel, onwaardig, vals
ignorant  dom, onwetend, onkundig
ignoreren  ontkennen
igrec  ypsilon
ijdel – behaagziek, hoogmoedig, koket, ledig, louter, praalziek, pronkzuchtig, onnut, prat, tevergeefs, vergankelijk, vergeefs, vruchteloos, zinloos
ijdele gedachte  dagdroom, illusie, waan
ijdelheid – pronkzucht
ijdeltuit - pral
ijf  taxus, ijverboom
ijk - keur, merk(teken), standaard, waarmerk
ijken – waarmerken
ijker – ambtenaar, keurder, keurmeester
ijkgereedschap  ijkpen
ijkgewicht  standaardgewicht
ijking – keuring
ijkmaat  etalon
ijkmeester  ijker
ijkteken  ijkmerk
ijl doorschijnend , dun, haast, iel, leeg, luchtig, mager, schraal, slank, spoed, verdund, vluchtig
ijlbode – estafette, expresse, koerier, loper, renbode
ijlbot  heilbot
ijlen – dazen, fantaseren, haasten, hollen, razen, rennen, snellen, spoeden, zwammen
ijlend achtervolgen - narennen
ijlhoofd  dolleman, onbesuisde
ijlhoofdig  dom, verwardwuft
ijle stof  gas, lucht
ijle vloeistof  ether
ijlen  haasten, reppen, rennen, snellen
ijlheid  dunheid, losheid
ijlig - haastig
ijlings  gauw, gehaast, haastig, inderhaast, overhaast(ig), rad, rap, ras, snel, spoorslags, vlug, vlot
ijsbaan schoonhouder  baanveger
ijsbreker – beer
ijscoman - ijscoventer
ijsdrank  sorbet
ijsduiker  lom
ijselijk – affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, afstotend, akelig, lelijk, ongehoord, ontzettend, schromelijk, terribel, verschrikkelijk
ijselijk wezen - monster
ijsemmertje – koeler
ijsgerecht - sorbet
ijsheilige  Bonifacius, Mammertius, Pancratius, Servatius
ijsheuvel – toros
ijshut - iglo
ijsje  hoorntje, ijsco, wafel
ijskap – ijsdek
ijskar – ijswagen
ijskast – koeling, koelkast
ijskegel  pegel
ijskoud - brutaal, glaciaal, onaangedaan, onverstoorbaar
IJslands literair werk  Edda
IJslandse fontein  gletsjer
IJslandse munt  aurar, kronen
Ijslandse proza - edda
IJslandse vulkaan  Askja, Hekia
ijsmeeuw  mallemuk, ijsstormvogel
ijsproduct – pegel
ijsregen - ijzel
ijsstoel  ar, prikslee
ijstap - ijskegel
ijstijd  Günz, Pleistoceen, Mindel, Riss, Saale, Weichsel, Würm
ijsvlakte  gletsjer
ijsvogel (Griekse mythologie)  Alcyon, Alcyoon, Halcyon
ijsvos – poolvos
ijswater - smeltwater
ijver  aandrift, ambitie, animo, bedrijvigheid, eerzucht, elan, enthousiasme entrain, geestdrift, naarstig, toewijding, vlijt, vuur, werklust, zin
ijveraar – propagandist, strijder, zeloteur
ijveren – bevorderen, streven
ijverig – ambitieus, arbeidzaam, bedrijvig, driftig, gestaag, leergierig, naarstig, noest, nijver, onverdroten, toegewijd, vlijtig, vurig, wakker, werkzaam
ijverzucht  afgunst, jaloezie
ijverzuchtig  afgunstig, jaloers
ijzerbijter – iezegrim
ijzel – ijsregen, rijp
ijzelen  rijpen
ijzen  griezelen, gruwen
ijzer – erts, fe, ferrum, metaal, staal
ijzer aantrekkend  magnetisch
ijzer aantrekkend voorwerp  magneet
ijzerafval  schroot, scraps
ijzerbewerker  smid
ijzerdraad – metaaldraad, staaldeaad
ijzeren bak - tank
ijzeren bekleding  harnas, maliënkolder, pantser
ijzeren beugel met veer  kiem
ijzeren blok met voetstuk - aanbeeld
ijzeren bout – klink, rong
ijzeren drievoet  treeft, tripode
ijzeren hefboom - koevoet
ijzeren kan voor dieren  roskam
ijzeren knie  plaatknie
ijzeren lange nagel  pin
ijzeren mondstuk van paard  bit
ijzeren nagel – pin, rong
ijzeren pen  spie, pin, taats
ijzeren punt - prikkel
ijzeren reservoir  blik, bus, tank
ijzeren ringetje  malle
ijzeren scherm rondom een kachel  kachelmantel
ijzeren staaf  pen, rail, stang , tralie
ijzeren staander  rong
ijzeren vat – drum, ton
ijzeren vishaak - hoek
ijzeren wapenrusting  harnas, kuras
ijzeren werktuig  hamer, vijl, tang, zaag
ijzeren wolkam - kaarde
ijzergroeve  ijzermijn
ijzerhoudend  oerachtig
ijzerhoudend pigment  heem
ijzerhoudende grond  oer
ijzerkuid  verbena
ijzermijn - ijzergroeve
ijzeroxide  roest
ijzersmelterij  hoogoven
ijzersterk - oersterk
ijzervitriool  ferrosulfaat, ijzersulfaat
ijzervreter  sabreur, vechtjas, vechtersbaas
ijzerweg - spoorweg
ijzig – afschuwelijk, angstwekkend, griezelijk, gruwelijk, kil, koud, luguber, ijselijk, ijskoud
ijzingwekkend  afgrijselijk, luguber, griezelig, huiveringwekkend
Iconoclasten, tegenstanders van de - Iconodulen
ik (Lat.)  ego
ik ben gekomen  veni
ik geloof  credo
ik groet je – adieu, hadie
ik-gevoelig – egocentrisch
ik heb gevonden  eureka
ik heb gezien  vidi
ik heb gezegd  disci
ik heb ontvangen  accept
ik heb overwonnen  vici
ik verbied  veto
Ikaria, berg op - Melissa
ikheid - individualiteit
ikker  demon, droes, duivel, nekker nikker, satan
ikzucht  egoïsme, zelfzucht
illade  epopee, epos, heldendicht
Ilium  Troje
illegaal – clandestien, heimelijk, onrechtmatig, onwettelijk, onwettig, verboden
illegale bewoner – kraker
illegale taxi - snorder
illegaliteit  ondergrondse, onwettelijkheid, verzet
illegitiem  ongerecht onwettig,
illiciet  ongeoorloofd, verboden
Illinois, hoofdstad van - Springfield
illinium  il., promethium
illuminatie  verlichting
illuminatiemiddel  lamp, kaars, teerton
illumineerglas  vetpotje
illusie  begoocheling, droom, droombeeld, geloof, schijnbeeldutopie, waan(beeld), waan
illusies, zonder - ontgoocheld
illusionist  goochelaar
illusoir  denkbeeldig
illuster  beroemd, briljant, doorluchtig, edel, eminent, heerlijk, prachtig, schitterend, voortreffelijk, uitstekend
illustratie  afbeelding, figuur, kenschetsing, plaat, prent, tekening, verluchting verduidelijking, voorbeeld
illustrator - tekenaar
illustreren  aantonen, tekenen, tonen, verluchten
illericum, deel van - Dacië, Dalmatië, Macedonië, Noricum, Pannonië, Thracië
Illyrië, deel van - Albanië, Bosnië, Dalmatië, Herzegowina, Montenegro
iloaïet - lievriet
imaginair  denkbeeldig,
imaginatie  verbeelding, verbeeldingskracht
imago – beeld, status
imam, eerste discipel van - bab
imam, twaalfde - mahdi
imbeciel  dom, oerdom, oliedom, onnozel, stom, stommeling, stompzinnig, wezenloos, zwakzinnig
imidazool - glyoxaline
imipramine - tofranil
imitatie  antiek, naaperij, nabootsing, namaak(sel), navolging, novantiek
imitatie edeleteen  doublet, stras
imitator  na-aper, nabootser
imiteren  naapen, nabootsen, nadoen, namaken, navolgen
imker – bijenhouder, bijker, iemker, ymker
immanent  aanklevend, inwonend, verbonden, verknocht
immaterieel  geestelijk, onstoffelijk
immaturiteit  onrijpheid
imme – bij, honingbij
immeditaat  onmiddellijk, rechtstreeks
immenkorf  bijenkorf
immens – enorm, geweldig, groots, oneindig, onmeetbaar, onmetelijk, ontzaglijk, reusachtig,
inmensurabel  onmeetbaar
immer  aanhoudend, almaar, altijd, altoos, blijvend, eeuwig, semper, steeds, voortdurend, voorgoed
immermeer - ooit
immers  althans, toch, tenminste, trouwens, want
immersie  indompeling, onderdompeling
immigrant  inkomeling, landverhuizer, tramp
immigreren - intrekken
imminent  dreigend, naderend, nakend
immobilisme - onbeweeglijkheid, onwrikbaarheid
immoreel  onzedelijk, slecht
immortellen - droogbloemen
immuniteit  onvatbaarheid
immuun  onschendbaar, onvatbaar
impair  oneven
impala - rooibok
impasse - moeilijkheid, slop
impediëren - belemmeren, verhinderen, verwarren
impediment - beletsel, hinderpaal
impensen  onkosten
imperatief  bevelend, gebiedend, gelastend
imp - ga, halt, loop, sta, stop
imperator  gebieder, heerser, i, imp. keizer
imperfect  gebrekkig, onvolmaakt
imperfectie  onvolkomenheid, gebrek
imperiaal – bagagerek
imperium  keizerrijk, wereldrijk
impermeabel  ondoordringbaar, ondoorlaatbaar, waterdicht
impertinent  brutaal, onbehoorlijk, onbeschaamd,
impliceren  bevatten, inhouden, meebrengen, omsluiten, vervatten
impliciet  inbegrepen, middellijk
impopulair - onbemind
import – invoer
important - belangrijk, gewichtig
importeren – invoeren
importeur - invoerder
importuun - lastig
imposant  indrukwekkend, groot
imprecatie - bezwering, verwensing, vloek
impressario - manager, ondernemer
impressie  indruk, schets
imprimatur  impr.
improbiteit - goddeloosheid, oneerlijkheid, slechtheid
improductief - onvruchtbaar, schraal
improvisatie  cadans, fantasie, rede, voordracht
impugnatie - aantasting, aanvechting, bestrijding, weerstreving
impuls  aandrift, beweeggrond, drang, gril, neiging, opwekking, opwelling, prikkel, stoot, stroomstoot, vlaag
impuur  onzuiver, troebel
in binnen, intra
in aanmerking nemen - regarderen
in aantocht - onderweg
in aantocht zijn  naderen, onderweg
in aabzien – tel
in achtingzijn – meetellen
in actie komen – handelen, reageren
in allerijl  holderdebolder
in ar rijden - arren
in azijn en kruiden inmaken - marineren
in bedwang houden - bedwingen, coërcitie
in beginsel aanwezig  rudimentair
in behandeling  aanhangig
in bewaring gegeven geld - disposito
in bewaring geven  consigneren, deponeren
in bezit nemen - occupatie, verovering
in bijzonderheden  gedetailleerd
in casu  ingeval, i.c.
in citeren  aanvuren, aanzetten, opruien, prikkelen
in conditie
in dat geval  dan
in de breedte - overdwars
in de buurt  nabijgelegen, omtrent, ongeveer, omstreeks, rond, nabij, vlakbij
in de eerste plaats – allereerst, bovenal, vooraan, vooral
in de derde plaats komend  tertiar
in de gedachte - mentaal
in de geest  mentaal
in de geest levende voorstelling  idee
in de grond gegraven gang met borstwering  loopgraaf
in de grond levend zoogdier – mol
in de grond zetten – planten, poten
in de hoogste mate  extreem, meest, uiterst,
in de huid  intracutaan
in de juiste mate – afgepast
in de knoei - klem, wanhopig
in de lengte - overlangs
in de loop van de tijd  mettertijd
in de lopende maand  c.m. (currente mense)
in de mond  oraal
in de naam van God  l.N.D. (In nomine Dei)
in de naam van Jezus  I.N.I. (In nomine Jesu)
in de nabije toekomt  binnenkort, eerlang, straks
in de nabijheid – dichtbij
in de narigheid zijn – lijden
in de olie – dronken, teut, zat
in de open lucht  buiten
in de plaats stellen  substitueren, vervangen
in de plaats van  in loco
in de puntjes - keurig, perfect, volmaakt
in de put – verdrietig
in de rats zitten – knijpen
in de rechte tijdmaat - a tempo
in de regel  dikwijls, doorgaans, gewoonlijk, meest, meestal, normaal, vaak, veelal
in de rimboe – achteraf, afgelegen, ver
in de rondte gaan - rondgaan
in de stad  e.v. alhier
in de strijd omkomen - sneuvelen
in de toekomst - dan, eens, later, ooit, straks, voortaan
in de tuin werken – tuinen, tuinieren
in de volle lengte  languit
in de war – confuus, geschokt, overstuur
in de war raken - ontstellen, verwarren
in de war maken  ontstellen, verwarren
in de weer zijn – vlijtig
in de weg staan – hinderen
in de wolken – opgetogen
in de wolken zijn - vrolijk
in de zin van  a la, sensu
in delen doen – indelen, ontleden
in delen scheiden – indelen, verdelen
in der haast gereed gemaakt  impromptu
in dezelfde plaats  alhier
in dezelfde tijd  simultaan, tegelijk
in deze tijd – als, huidig, nu, ook, tegenwoordig, samen, simultaan, tegelijk, thans
in deze tijd geldend  vigerend
in deze zin  h.s.
in die mate  derwijze, zodanig zozeer
in die tijd - toen
in dienst - actief
in dienst nemen - aanwerven
in diepe slaap leggen  ronken
in dier voege  dermate, derwijze, zodanig, zozeer,
in dit geval  in casu l.c.
in dit jaar  h.a. (hoc anno)
in dit teken  i.h.s.
in drie soorten  drieërlei
in drievoud – triplo
in dubio zijn - weifelen
in een ader geschiedend  intraveneus
in een ar rijden  arren
in een gelid scharen – rijen
in een hoekje - stilletjes
in een klap – ineens, tegelijk
in een lijst zetten - intabuleren, inlijsten, omranden
in een ogenblik – mum, tel
in een opwelling  impulsief
in een passende verhouding - evenredig
in een stok verborgen wapen  steekdegen, stekade
in een tent verblijven - kamperen
in een wip  even, meteen, zo
in eerste aanleg – primordiaal
in eigen handen - a. m. p., zelf
in eigen persoon  persoonlijk, zelf
in elkaar – ineen
in elkaar gevouwen vellen – katern
in elkaar gezet – hecht
in elkaar slaan - aftuigen
in elkaar zetten – monteren
in elk geval – absoluut, beslist, ingetwijfeldpertinent, sowieso, stellig,
in Engeland iemand die op kamers woont  lodger
in erge mate  hevig,, sterk, zeer
in ergere zin - s.st.
in ernst – serieus
in ernst bedoeld – menens
in evenwicht houden – balanceren
in feite – eigenlijk
in functieactief
in gebreke  nalatig, schuldig
in gebruik  bezet, in usu
in gebruik van  in usu
in gebruik geven – lenen, uitlenen
in gebruik nemen – openen
in geen plaats - nergens
in geheime zitting  l. g. z.
in gelijke mate - evenzeer
in gelijkmatige verhouding - evenredig
in genen dele – geenszins
in geringe mate – beetje, iets, klein, luttel, weinig
in getallen uitgedrukt  numeriek
in getallen uitgedrukte gegevens - statistiek
in geval - als, indien
in geval van - c. q.
in gevecht  slaags
in goede conditie  fit
in goede doen  in bonis, rijk
in goede staat - prima, puik
in grondverf zetten  menieën
in grote massa neervallen – regenen
in grote pracht – luxueus, weelderig
in grotere hoeveelheid  meer
in haast opgeworpen verschansing  barricade, rideau
in het afgelopen jaar  a.p.
in het aangehaalde werk  op. cit., o.c.
in het algemeen  i.h.a., doorgaans, meestal
in het begin – aanvankelijk, eerst
in het bijzonder  inzonderheid, vooral
in het buitenland  buitenslands
in het gebied der ongelovige - i.p.i.
in gebreke - nalatig
in gebreke(Lat.) - i.m.
in gebruik - bezet
in gebruik afstaan - lenen, uitlenen
in het gegeven geval  c.q. (casu quo)
in het geheel - a.s.
in het geheel niets  niemendal, niks, nihil
in het geheim  clandestien, crypto, heimelijk, latent, ondershands, privatim, rosa, stiekem, sub, tersluiks, verborgen, tersluiks, verholen, verstolen
in het gelid stellen - aantreden
in het gemoed treffen – ontroeren
in het geniep - stiekem
in het genoemde jaar  d. a.
in het gras weiden - grazen
in het geval dat  c.q., casu quo
in het heilige jaar - a.s.
in het hoogste gedeelte - bovenin
in het jaar  anno, a. o.
in het jaar des Heren  Anno Domini, a.d.
in het jaar der wereld  anno mundi, a.m.
in het jaar voor Christus geboorte  a. a. C.
in het klein - miniatuur
in het komende jaar  a.f. (anno futuro
in het kort - summier
in het lopende jaar  a.c. (anno currente)
in het middelpunt  centraal
in het midden  centraal, halverwege, medio, misogaam
in het midden brengen - opperen
in het midden gelegen – centraal
in het nauw - klem
in het nauw gebracht  benard
in het onderhavige geval  c.q. (casu quo)
in het ongerede  onklaar
in het oog lopend  duidelijk, evident, opvallend
in het oog vallend  frappant, markant, opvallend, treffend
in het openbaar - openlijk, publiek
in het slop - wanhopig
in het vaderland (Lat.) - i.p.
in het verleden  eertijds, vroeger, weleer
in het verleden noch in de toekomst  nimmer, nooit
in het vervolg  later, naderhand, voortaan
in het volgende jaar  a.f. (anno futuro)
in het vuur verguld zilver – vermeil
in het water plonzen - duiken
in het wilde weg  lukraak, zomaar
in hevigheid afnemen  luwen
in hoge mate  danig, erg, hevig, hooglijk, zeer
in hoge mate gelukkig – zalig
in hoge mate stevig – sterk
in hogere mate – meer, sterk
in hoedanigheid van  qua
in hope - in spe
in huis  binnen(shuis), thuis
in huis gebleven - thuis
in ieder geval - per see, zeker
in Indonesië geboren Chinees – baba
in je eentje – uppie
in je woning - thuis
in kegelvorm geperste klomp - brood
in kleine stukken verdelen  verhakken, versnipperen, versplinteren
in klinker gelijk zijn - assoneren
in koor dansen  reien
in koortstoestand praten – ijlen
in korte tijd – dra, spoedig
in kracht afnemend  (muz.) decrescendo, decr.
in kracht toenemend  (muz.) crescendo, cresc.
In laatste instantie - uiteindelijk
in leeftijd gevorderden  ouderen
in letters of cijfers uitgedrukte waarde  formule
in leven zijnde - levend
in liggende positie - gelegen, horizontaal
in lijnen uitbeelden  tekenen
in lood zetten  loden
in margine  i.m., marginaal
in massa – massaal
in mindering - aftrek
in omgekeerde richting  achterstevoren, averechts,
in omgekeerde volgorde - andersom, retro
in omloop – courant, gangbaar
in omloop zijn – rouleren
in omvang afnemen – slinken, vermageren
in omvang toenemen – opzwellen, groeien
in onderhavig geval  l.c.
in ondertrouw gaan  aantekenen
in ontredderde toestand  desolaat
in ontvangst nemen  incasseren, innen, ontvangen
in ontwikkeling  embryonaal, evoluerend
in ontwikkeling achtergebleven – rudimentair
in onze dagen – heden, nuthans
in opdracht van  namens
in opgesloten - inpliciet
in opspraak brengen - compromitteren
in optima forma  volkomen
in orde – af, afgesproken, fiat, gereed, gewettigd, goed, i.o., juist, kits, klaar, legitiem, oké, o.k., okido, terecht, toegestaan
in orde brengen  beredderen, gereedmaken, klaarmaken, regelen
in overvloed – genoeg, zat
in parenthesi  terloops
in persoon  e.p., en personne
in plaats van  namens, vanwege, wegens, i.p.v.
in plaats van het zegel – l.s.
in plooien schikken - draperen
in poedervorm  melig, pulverachtig
in puin slaan - afbreken
in rang verhoogd  bevorderd,gepromoveerd
in rang verlaagd – gedegradeerd
in rang verlagen – degraderen
in reepjes snijden – kerven
in rijen feestelijk dansen - hossen
in rubrieken splitsen – specialiseren
in ruil voor - tegen
in ruime mate  overvloedig
in samenwerking – gezamenlijk
in scène zetten - ensceneren
in schijn - pseudo
in sieraden gebruikt mineraal – maansteen
in snippers snijden - snipperen
in spe.  toekomstig
in staat  bekwaam, geschikt, goed
in staat te betalen  solvent
in staat tot  capabel, kunnende
in staat tot betalen - solvabel
in staat van wording  l.s.n.
in staat zijn - kunnen
in stand houden  behouden, conserverenhandhaven
in stand houder - steunpilaar, stut
in sterke afnemend  (muz.) diluendo, diminuendo
in stijlvorm brengen - stileren
in stilte - geheim, ongemerkt
in strijd met  anti, contra, strijdigtegen
in strijd met de rede – irrationeel
in stukken – kapot
in stukken delen - scheuren
in suspenso  hangende
in teerlingvorm  kubus
in tegengestelde richting - andersomtegenin
in tegengestelde stand – omgekeerd
in tegenspraak - strijdig
in het geheim – steels
in te grote mate - overtollig
in tijdnood verkerend  gehaast, haastig
in toom houden – beheersen, beteugelen
in toorn ontstoken – toornig
in touw - bezig
in trek – begeerd, getapt, gewild, gezien, gezocht, veelgevraagd
in trek zijn – getapt, gewild, gezien
in tweeën  doormidden, gehalveerd, middendoor
in tweeën gevouwen vel papier  folio
in twee gelijke stukken verdelen  halveren
in twee vormen voorkomend – dimorf
in tweevoud - duplo
in verband met  i.v.m.
in verhouding  evenredig
in 1296 vermoorde graaf – Floris
in vaten doen – fusten, tonnen
in veiligheid - gered
in vertrouwen  sub rosa
in verval - decadent
in verwachting – pregnant, zwanger
in verzet komen - opsteken
in vieren gedeeld (herald.)  ecarelé
in voice - i.v.
in volgorde  resp. (respectievelijk)
in volkomen gezondheid - blakend
in volle vergadering - in pleno
in volle zee  buitengaat
in voorkomend geval  eventueel, evt., gebeurlijk
in voorraad – reserve, voorhanden, voorradig
in vorm gegoten metaal - afgietsel
in vrede  i.p. (in pace)
in vrijheid stellen - loslaten
in vroeger tijden  eertijds olim, ooit, weleer, voorheen
in vuur en vlam staan - branden
in vuur verguld zilver – vermeil
in waarde gelijk zijn - opwegen
in water dompelen  dopen
in water zwevende organisme  nekton, plankton
in weerwil van – (des)ondanks
in welk geval  c.q. (casu quo)
in wezen samenvallend – identiek
in wezen zijn - bestaan
in wijde plooien schikken – draperen
in wilde vaart naderen – aanstormen
in woede geraken – opsteken
in woede razen - tieren
in zee liggende ondiepte  plaat, strandwal, zandbank
in zee uitstekend gebergte  kaap
in zee uitstekende dam  pier, wandelhoofd
in zee uitstekende landpunt  landtong, tong
in zee uitstekende landpunt tussen twee riviermonden – plei
in zekere mate – nogal
in zekere toestand komen - geraken
in zich opnemen  inademen, inhaleren
in zichzelf gekeerd - eenzelvig
in zijn geheel  en bloc, integraal
in zijn huis – thuis
in zijn sas – tevreden
in zijn sas zijn – vrolijk
in zijn schik – ingenomen
in zijn uppie – afgezonderd, alleen, eenzaam
in zijn vaart belemmeren – remmen, stuiten, vertragen
in zijn vuistje lachen – gnuiven, gniffelen, ginnegappen
in zo hoge graad - dermate
in ZuidAmerika voorkomende vogel  agami. kolibrie
in zwang - levend
inachtneming  betrachting, nakoming, observantie, opvolging, waarneming
inademen  inhaleren
inademing  inhalatie
Inanna - Esjtar, Isjtar
inattentie - achteloosheid, onoplettendheid
inauguratie  intrede, inwijding
inauguratierede  oratie
inbaar - invorderbaar
inbeelding  hersenschim, imaginatie, trotsheid, verbeelding, verwaandheid, waan
inbegrepen  impliciet, inclusief, incluis, incl., meegeteld
inbeslagneming  beslaglegging, confiscatie, saisie
inbeuren - ontvangen
inbezitneming  occupatie
inblikken – conserveren
inbinden – bedwingeninnemen, matigen
inboedel - ameublement, boel, huisraad, inventaris, meubelementmeubels, meubilair
inboeken - registreren
inboorling  inlander, inheemse, inwoner, kreool, landzaat, naturel-
inboorling van Afrika  Bantoe, Bosjesman, Hottentot, Kaffer, Zoeloe, neger, pygmee
inboorling van Arabië  Arabier
inboorling van Groenland  Eskimo
inboorling van de Filippijnen  Negrito
inboorling van NieuwZeeland  Maori
inboorling van WestIrian  Papoea
inboorling van ZuidAfrika  Naturel
inborst  aard, geaardheid, gemoed, gestel, innerlijk, karakter, natuur
inbraak – diefstal, kraak
inbreken - kraken
inbreker  dief, geveltoeristindringer, insluiper, kraker, rover
inbreng – inleg, bijdrage
inbrenging  aandeel, immissie
inbreuk – aanranding, overtreding, schending, schennis
inbreuk op rechten van een verkoper – retract
in bruikleen afstaan – lenen
incapabel  onbekwaam, ongeschikt
incarnatie  menswording, vleeswording
incarnatie van Vishnoe  Rama
incasseerder - inner, kassier
incasseren – innen, ontvangen
incasso  kassiersloon
incident  gebeurtenis, geval, hindernis, rel, stoornis, voorval
incidenteel  bijkomstig, casueel, occasioneel, terloops, toevallig
incisie  insnijding, snede
incisief - bijtend, scherp, snijdend
inclinatie  geneigdheid, helling, verbuiging
includeren  insluiten, bevatten
incluis - inclusief
inclusief  inbegrepen, incluis, incl., meegerekend
incompetent  onbekwaam, onbevoegd
incompleet  onvolledig
incorrect - gebrekkig, onbehoorlijk, onjuist, onnauwkeurig
incunabel  wiegendruk
incurabel  ongeneeslijk, onheelbaar
indachtigmaking - herinnering
indagen – dagvaarden
indaging - dagvaarding
indammen - bedijken
indecent  aanstotelijk, onbetamelijk, onzedelijk onwelvoeglijk
indecisie - besluiteloosheid, onbeslistheid
indelen - classificeren, klasseren, rangschikken
indeling  classificatie, verdeling, partitie
indeling bij teamsport - opstelling
indeling van de lessen  rooster
indenken – begrijpen, voorstellen
inderdaad  (Ind.) betoel, echt, metterdaad, ongetwijfeld, toch, waarachtig, waarlijk, warempel, werkelijk, wezenlijk, zeker, zowaar,
inderhaast  haastig, ijlings, terloops, tussendoor
indertijd – destijds, eens, toen, voorheen, vroeger, weleer
indeuken - blutsen
indeuking  bluts, holligheid, put
index  bladwijzer, inhoudsopgave, klapper, lijst, naamlijst, register, wijsvinger
India  Bharat
India, berg in - Abu
India, deelstaat in - Assam, Bihar,Gujarat,Haryana,
Jammoe, Kasjmir, Kerala, Madras, Maharasjtra, Mysore, Nagaland, Orissa, Punjab, Rajasthan
India, epos van - Mahabharata
India, eretitel in - begam, begum
India, gebergteketen in - Ghats
India, gebied in - Doab
India, hoofdstad van - Delhi
India, munt in - Paisa, rupee
India, officiële schrift van - danagari
India, officiële taal van - Hindi
India, parlement van - Lok, Sabha
India, politicus in - Gandhi, Nehroe, Sjastri
India, protectoraat van - Sikkim
India, provincie van -
5 Assam, Bihar, Delhi
6 Kerala, Mysore, Orissa, Punjab
7 Gujarat, Haryana, Manipur, Tripura, Mizoram
8 Nagaland
9 Meghalaya, Rajasthan
10 Chandigarh
11 Maharashtra, Pondicherry
India, provinciehoofdstad in -
4 Aijal, Ziro
5 Patna, Simba
6 Bhopal, Bombay, Inphal, Jaipur, Kohima, Madras,
Panjim
7 Lucknow
8 Agartala, Calcutta, Shilong, Silvasa, Srinagar
9 Ahnadabat, Bangalore, Hyderabad, Kavaratti
10 Chandigarh, Trivandrum
11 Bhubaneswar, Pondicherry
India, rivier in - Beas, Bhima, Bias, Brahmapoetra,
Domadar, Ganges, Godavari, Gogra, Jumma, Histwa,
Mahanaci, Narbada, Yamuna
India, staat in Noord - Bihar
India, stad in - Bharata, Bhils, Nagas
India, stand in - brahmanen, ksatriyas, parias, sjudras, vaisyas
India, taal, gesproken in - Asamees, Bengali, Gujarati, Hindi, Kannada, Kasjmiri, Malayalam, Marathi, Oerdoe, Oriya, Punjabi, Rajasthai, Tamil, Telegu
India, weefsel uit - adatis
Indiaan – apache, Roodhuid, zwartvoet
Indiaans dorp  pueblo
Indiaans hoofdman uit Mexico  Kazike
Indiaans opperhoofd  cacique, chief, sachem
Indiaans symbool  totem
Indiaans voedsel - pemmikan, Yuca
Indiaans wapen - boetoe, bola, tomahawk
Indiaans werptouw  bola
Indiaanse - squaw
Indiaanse bijl  tomahawk
Indiaanse boer - peon
Indiaanse godheid - Manitou
Indiaanse knots - boetoe
Indiaanse kreet  ugh
Indiaanse nederzetting  pueblo
Indiaanse schoen - mocassin
Indiaanse slee  tobogan
Indiaanse stamhoofd - sachem
Indiaanse strijdbijl  tomahawk
Indiaanse taal - Algonkin, Athabaskisch, Caddo, Chinook, Hokan-Sioux, Irokees, Keres, Muskogee, Pemutisah, Salish, Shoshome, Tanoa
Indiaanse tent  tipi, wigwam
Indiaanse vredespijp - calumet, kalumet
Indiaanse vrouw  squaw
Indiaas  zie: Indisch
Indiana, hoofdstad van - Indianapolis
Indianen hut – wigwam
Indianenschoen - mocassin
Indianenstam -
3 Ona, Oto, Uru, Ute, Yuk
4 Chol, Cora, Cree, Crow, Cuna, Hare, Hopi, Inca, Kato, Kusc,
Maya, Mono, Pima, Pomo, Tupi, Yuma, Zumi
5 Alsea, Campa, Chono, Creek, Haïida, Nahua, Kiowa,
Maidu, Modoc, Otomi, Pipil, Sioux, Supai, Turok,
Wappo, Wiyot, Xingu, Yaqui
6 Ahtena, Atsina, Aymara, Beaver, Bororo, Cayuse,
Dakota, Dogrib, Eskimo, Jivaro, Lengwa, Micmac,
Nahane, Navajo, Nayaho, Nootka, Ojibwa, Osagen,
Papago, Pawnee, Pueblo, Slavey, Tungas, Queché,
Warran, Wintum, Yakima
7 Apachen, Azteken, Bakairi, Beothuk, Chibcha,
Chinook, Choctaw, Guarani, Huichhol, Huronen,
Khotana, Kutehin, Naskapi, Natehez, Navahos,
Ojibwam, Puelehe, Shawnee, Tahltan, Takelma,
Tlingit, Walapai
8 Abiponen, Aigonkin, Alaealaf, Algonkin, Arowaken, Botocudo, Caraïben, Caquetio, Carriers, Cherokee, Cheyenne, Chuckchi, Delaware, Irokezen, Kwakiutl, Louehoux, Malecite, Mixteken, Misquito, Muskogee, Sekanais, Seminole, Shoshone, Shoshwap, Tarasken, Tolteken, Tsimhian
9 Araueanen, Ashluslay, Bfackfoot, Chickasaw,
Chimakuan, Chipewyan, Comanchen, Kalapooia,
Mesealèro, Mohikanen, Saulteaux, Seminolen,
Tehuelehe, Tonowaken, Tupinambe, Zapoteken
10 Bellabella, Chimmesayan, Chiriguano, Montaignes,
Moskekowug, Plainseree, Swampycree, Tarahumara
11 Zwartvoeten
12 Patagoniërs, Plainsojibwa, Yellowknives
13 Carlboueaters
Indianenstamhoofd in Amerika - cacique
Indianenvoedsel – pemmikaan
Indiase tokkelluit – sitar
Indiase vorstin - rani
indicator  aanwijzer
Indië  Indonesië, Insulinde
indien  als,(Eng.) If, bijgeval, ingeval, mits, tenzij, wanneer, zo
indien nodig te vervangen door subs(idair)
indienen – aanbieden, inleveren, presenteren, voorleggen
indiener van een request  adressant
indiener van een verzoek schrift  adressant, suppliant
indiening  inlevering, offerte, presentatie, voorlegging
indienne  sits
indifferent  lauw, ongevoelig, onverschillig,
indigent  arm, behoeftig, nooddruftig
indignatie  misnoegen, verontwaardiging
indigo - donkerblauw
indigobloem  amorpha
indigoplant  anyl
indijken - droogmaken, inpolderen
indirect  middellijk, zijdelings
indirecte belastingen  accijns
Indisch arbeider  koelie
Indisch asceet - yogi
Indisch bestuursambtenaar  resident
Indisch bloempje  melati
Indisch boek van de liefde - kamasutra
Indisch bouwwerk  stoepa
Indisch districthoofd - resident, wedana
Indisch dorp – desa, kampong
Indisch edelman  raden
Indisch eiland  Amboina, Bali, Banka, Billiton, Boeroe Borneo, Celebos Ceram, Flores, Java, Lombok, Madoera Nias, Soemba, Soembawa, Sumatra, Ternate, Timor
Indisch geel - pioeri
Indisch gerecht  ba(h)mi, nas(s)i(gorang), roedjak
Indisch gewicht  almene, candy, kati, kendi, pikol
Indisch graangewas  rijst
Indisch grootvorst  maharadja
Indisch hert - muntjak
Indisch kapmes - golok
Indisch kledingstuk – badjoe, sari, arong
Indisch koninkrijk - Andhra
Indisch koord - tali
Indisch lang baadje - kabaai, kabaja
Indisch levenselixer - amrita
Indisch magisch offer - pribihan
Indisch matje - tikar
Indisch matroos - laskaar, laskur
Indisch muziekinstrument  ankloeng, anklong, gender, rebab, soeling
Indisch mythologisch wezen - Garuda
Indisch opzichter  mandoer
Indisch orkest  gamelan
Indisch paleis  kraton
Indisch raadslid - edeleer
Indisch rijstveld  sawah, sawa
Indisch rijtuig – deleman, sado
Indisch rood - almagra
Indisch rund  karbouw , sapi
Indisch schaker  tan
Indisch schepenemmertje - gajoeng
Indisch schoonheidsmiddel - bedak
Indisch schrijver - Bana
Indisch slaginstrument  kendang
Indisch snaarinstrument  dilruba, esraj, sarangi, sarod, sitar, tamburi, vms, vina
Indisch toneel  stamboel
Indisch touw  sero, tali
Indisch tovermiddel - Goenagoena
Indisch visnet - sero
Indisch vlas  jute
Indisch voedsel  rijst, maniok
Indisch voertuig  korakora, ossekar, sado
Indisch vorst  mogol mochol, nizam, radja
Indisch vorstenverblijf - puri
Indisch vrouwenkleed - sari
Indisch wapen  klewang, kris
Indische antilope - sasin
Indische arbeider - koelie
Indische archipel, behoort tot de - Filippijnen, Indonesië, Nieuw Zeeland, Irian
Indische asceet  yogi
Indische bard - alvar
Indische boom  alkanna, djati, lontar, waringin
Indische boomsoort  djati, doerian, sapan, waringin
Indische dadel  tamarinde
Indische dakbedekking - atap
Indische dans - nrtya
Indische danseres  bajadère
Indische demon - Bhoeta
Indische dodengod - Jama
Indische draagdoek - slendang
Indische draaglast  pikol
Indische draagstoel tandoe
Indische edelman - raden
Indische eenheidsstaat  Hindi
Indische eretitel  mahatma
Indische geleerdentitel  sjastri, pandit
Indische geluksgodin - Lakshmi, Shri
Indische geneeskundige - doekoen
Indische gitaar  krontjong
Indische godheid  Ardjoena, Boeddha Deva, Devi, Ganapati, Ganesja, Indra, Vishnoe
Indische godin - Aditi
Indische god van de liefde – Kama
Indische groet - slamat
Indische haardracht - kondée
Indische hanenklopbaan – wantilan
Indische heer - toean
Indische hennep – gonje, hasj(isj), jute
Indische houtskool – baseng
Indische huismeid - baboe
Indische instrumentale muziek - vadya
Indische kaste van sprookjesvertellers - bhat
Indische keizer - akbar
Indische kindermeid  baboe
Indische klipzwaluw - salangaan
Indische koe  sapi
Indische koning  Asoka
Indische krokodil  gaviaal
Indische lagere ambtenaar - mantri(e)
Indische lagere godheid - Gandharva
Indische landbouwer - tani
Indische leer - bhakti
Indische lengtemaat  cubit
Indische ligmat  tikar
Indische maat  paal
Indische mand - krandjang
Indische markt  passar
Indische matrozen  laskaren
Indische munt paisa, roepia, rupee, sen
Indische muziek - gita, sangita, vadya
Indische mystiek - yoga
Indische mythologie - Ragveda
Indische Oceaan, eiland in de - Ambre, Anjouan, Madagascar
Indische palmsoort  lontar
Indische plant  rotan, rottan
Indische ploegbaas - mandoer
Indische prinses  rani
Indische rivier  kali
Indische rijksdaalder - ringgit
Indische schouderdoek  slendang
Indische sierplant  aloë
Indische soldaat  g(h)urka
Indische spook - preta
Indische staat  Assam, Bihar, Dardistani, Goedzjaraat, Harasjitra, Kerala, Madras, Maisoer, Orissa, Pendsjaab, Radsjastan
Indische taal  Assami, Bengali, Gujaratti, Hindi, Kacchi, Kashmiri, Marathi, Nepali, Oriya, Pali, Pashtu, Punjabi, Sindhi, Tamil, Urdu, Vedi
Indische tempel  pura, vali
Indische tempeltrom - padmasana
Indische titel  Adipati, belhar, Mahatma, Pandit, r.m.
Indische toneelvorm - bhana
Indische trommel - tabla
Indische universele liefde - ahimsa
Indische vastendag - hartal
Indische vijgenboom  waringin
Indische visfuik  sero
Indische vismeelkoek - kroepoek
Indische vocale muziek - gita
Indische vogel  beo
Indische volksleider - Gandhi
Indische vorst - maharadja, mogol, radja
Indische vrucht  doekoe, doerian, manga, mango, nangka, papaja, zuurzak, doerian, zuurzak
Indische weduwe  sutti
Indische wijn  tari
Indische winkel  toko, warong
Indiscreet  onbescheiden
indispensabel  onmisbaar
indisponeren  vertoornen
indisponibel  onbeschikbaar
indium  in.
individu  eenling, enkeling, figuur, iemand, kerel, man, mens, persoon, sujet,
individuatie  verbijzondering
individueel  afzonderlijk, persoonlijk
indo  creool, halfbloed, kleuring, mulat
Indo-China, deel van - Cambodja, Laos, Vietnam
Indo-Chinese taal - Birmees, Burmaans, Chinees, Dioi, Karen, Khamti, Lao, Li, Shan, Siamees, Thai, Tibetaans
Indoen - inslaan
indociel  onhandelbaar
Indo-europese taal -
4 Iers, Lets, Pali, Saka
5 Brits, Deens, Duits, Frans, Fries, Hindi, Noors, Pools
6 Engels, Grieks, Iraans, Spaans, Zweeds
7 Albaans, Armeens, Bengali, Bretons, Faeroes,
Gotisch, Indisch, LitouwsLydisch, Lykisch, Pahlavi,
IJslands
8 Afghaans, Bulgaars, Gaelisch, Gallisch, Germaans,
Italisch, Keltisch, Kornisch, Perzisch, Prakrits,
Roemeens, Saksisch, Sanskriet, Slavisch, Slowaaks,
Sloweens, Sogdisch, Toehaars, Wallisch
9 Avestisch, Catalaans, Frankisch, Italiaans, Koerdisch,
Oekraïens, Portugees, Singalees
10 Anatolisch, Hettitisch, Nederlands, Sardinisch,
Tsjechisch
11 Dalmatiaans, Reto-romaans, Wit-Russisch
12 Servo-Kroaaks
Indo-europese volkeren groep - Germanen
IndoGermaan  Ariër, Kelt
IndoGermaanse stam  Kelten
Indo-Germaanse nomadenstam - Alanen
Indo-Iraanse taal - Afghaans, Hindoestani, Indisch, Iraans, Pali, Penjabi, Prakrits, Sanskriet
indolent  apathisch, inert, laks, loom, lui, lusteloos, onverschillig, passief, sloom, traag, vadsig
Indolylazijnzuur - heteroauxine
indommelen  insluimeren, slapen, wegzakken
indompeling  bad, doop, immersie
Indonesië  Indië, Insulinde
Indonesië bevolkingsgroep in  Ambonezen, Atjeeërs, Bajao, Balinezen, Batak(ker)s, Buginezen, Dajahs, Dajaks, Javanen, Madurezen, Makasaren, Maleiers, Menadonezen, Minangkabauers, Papoea´s, Sundanezen, Toradja´s
Indonesië/ in...geboren Chinees  baba
Indonesisch  zie ook bij: Indisch
Indonesisch bloempje  melati
Indonesisch bouland - tegal
Indonesië , deel van 
3 Adi, Moa, Obi
4 Alos, Bali, Buru, Java, Muna, Nias, Sawu, Siau
5 Ambon, Buton, Damar, Djawa, Irian, Manuk, Rotti,
Seram, Sumba, Timur, Wetar
6 Banggi, Banka, Bawean, Borneo, Butang, Flores,
Gorong, Lombok, Madura, Maluku, Misool, Rakata,
Sipora, Tidore, Waigeo
7 Celebes, Enggano, Morotai, Salajar, Serasam, Siberut,
Singkep, Sumatra, Sumbawa, Tambora, Termate
8 Beliting, Billiton, Djailolo, Molukken, Saumlaki,
Sulawesi, Sumatera
9 Halmahera
10 Kalimantan
Indonesië, hoofdstad van - Jakarta
Indonesisch dorp  des(s)a, kampong
Indonesisch dorpshoofd - Loerah, Petinggi
Indonesisch eiland  zie eiland in Indonesië
Indonesisch geestelijk leraar  goeroe
Indonesisch gerecht - bami, nasi
Indonesisch gewicht - amat, pikol
Indonesisch handwerk  batik, ikat
Indonesisch hert  muntjak
Indonesisch hoofd  panglima
Indonesisch instrument  ankloeng, gender, rebab soeling
Indonesisch jakje - baadje
Indonesisch katoenweefsel - Basta
Indonesisch kindermeisje  baboe
Indonesisch kledingstuk  sarong
Indonesisch leger – TNI
Indonesisch ligmatje – tikar
Indonesisch meisje - nonnie
Indonesisch muziekinstrument 
4 toda
5 kledi, lamba, mbeka, rebab
6 bangsi, gambus, gender, kasapi, merwas, rabana, robeka
7 djungga, foi-mere, kendang, serunai, sinrili, soeling
8 ankloeng,genggong, késo-késo
12 gesong-kesong
Indonesisch open huis - balé
Indonesisch orkest – gamelan
Indonesisch palmriet - rotan
Indonesisch regentschap - Blitar, Bogor
Indonesisch rijstveld  sawah sawa
Indonesisch rund - buffel, karbouw, sapi
Indonesisch scheepje - caracor
Indonesisch soldaat in dienst van de Japanners tijdens de bezetting  heibo
Indonesisch staatsman  Hatta, Sjahrir, Soekarno
Indonesisch taxi-fiets - betjah
Indonesisch touw  tali
Indonesisch vaartuig - prauw
Indonesisch voertuig  sado
Indonesisch vorstenverblijf - kraton
Indonesisch wachthuis  gardoe
Indonesisch wapen  kris
Indonesische adellijke titel  Adipati
Indonesische akker  ladong
Indonesische ambtenaar - pati
Indonesische arbeider - koelie
Indonesische badkamer  mandiekamer
Indonesische bergland  goenoeng
Indonesische bloem - melatie
Indonesische boomsoort  djati doerian, sapan, waringin
Indonesische dichter – Anwar
Indonesische dorpsbuurt - kampong
Indonesische draaglast  pikol
Indonesische drank - arak, brem
Indonesische edelman  raden
Indonesische eetkraam - warong
Indonesische eilandengroep - Batu
Indonesische feestmaaltijd  slametan
Indonesische. fuik – ink, sero
Indonesische heer  toean
Indonesische jongere broer of zuster - ade(e)
Indonesische naam voor jenever  pait, split
Indonesische koe  sapi
Indonesische landbouwer  tani
Indonesische landmaat - bouw, patok
Indonesische leermeester - goeroe
Indonesische ligmat  tikar
Indonesische maat  bahoe, paal
Indonesische markt  passar, pasar
Indonesische munt - gobang, roepia(h)
Indonesische nachthagedis - gekko
Indonesische nachtlampje  pelita
Indonesische neushoorn – badak
Indonesische omslagdoek - sarong
Indonesische open winkel  warong
Indonesische oppervlakte maat - bahu, bouw
Indonesische opzichter  mandoer
Indonesische palm – aren, lontar
Indonesische palmwijn  toeak
Indonesische plant - bamboe
Indonesische rijksgrote  panglima
Indonesische rijst  nasi
Indonesische rivier  air, ajer, Brantas, kali, Solo
Indonesische sierplant - aloë
Indonesische stad -
4 Palu
5 Ambon, Medan
6 Djambi, Malang, Manado, Padang
7 Bandung, Kendari, Kuppong, Makasar, Mataran
8 Bengkulu, Denpasar, Djakarta, Semarang, Surabaja
9 Pakanbaru, Palembang, Pontianak, Samarinda,
Surakarta
10 Balikpapan
11 Djokjakarta
12 Bandjermasin
Indonesische tafelbediende - spen
Indonesische talen  Atjehs, Balisch, Bataks, Javaans, Madurees, Maleis, soundaas
Indonesische titel voor vrouwelijke vorstelijke personen op Java en Madoera  ratoe
Indonesische vesting - benteng
Indonesische vorst - ratoe
Indonesische vulkaan - Batur, Gede(h)
Indonesische winkel  toko
Indonesische zalf – boreh
indoorsport - zaalsport
indopen – dippen, instippen, scheppen, soppen
indoping  bad, dompeling, immersie
indriachtige - avahi, babakoto, sifaka, wolmaki
in drievoud - triplo
indrijven - beitelen, griffen, inslaan, instuwen
indrillen - instampen
indringen - binnendringen, indrijven, infiltreren
indringend  afdoend, diep(gaand), grondig, nadrukkelijk, penetrant
indringer  inbrekerinfiltrant, intrigant, kuiper, sluiper, spion
indringerig turen - loeren
indruk  impressie, merk, moet, prent. schets, striem, spoor, teken
indruk in gewichten – merk
indrukking - deuk
indruk maken  imponeren
indruk makend  eerwaardig, pakkend, waardig
indruksel - deuk, moet, spoor
indruk, onder – bekommerd
indruk van een wiel - spoor
indrukwekkend  aangrijpend, groots, imposant, machtig, monumentaal, ontzaglijk, roerend, statig, treffend
indruppeling - instillatie
inductie  gevolgtrekking
inductieklos - bobine
induffelen - inbakeren, inpakken
indulgentie - aflaat
indulgestie  aflaat, toegevendheid, verschoning
indult - dispensatie, respijt, uitstel
industrie  fabriek, fabriekswezen, nijverheid
industrieel  fabrikant
industriegebied  Bot-Lekgebied , Mijnstreek, Roergebied, Zaanstreek
industrieel grootbedrijf - fabriek
industrieschool  technicum
industriestad - fabrieksstad
Industriestad in Engeland  Leeds, Liverpool Manchester, Oldham, Sheffield
industriestad in Nederland  Amsterdam, Eindhoven, Enschede, Hengelo, Krommenie, Rotterdam, Tilburg, Zaandam
indutten  inslapen, soezen
induw  deuk
ineen  dichter, in elkaar, samen, tezamen, vereend
ineendraaiing – torsie
ineendrukken - verfrommelen
ineengedrongen  beknopt, kort
in een klap - ineens
ineenlopende kamers  suite
ineens  abrupt, eensklaps, onverwachts, opeens, pardoes, plots(eling), plotsklaps, subiet, terstond,
ineen smelting  eenmaking, unificatie
ineenstorten - neervallen
ineenstorting  afbrokkeling, collaps, debacle, krach
ineenstorting van koersen  krach, slump
ineen voeging  inlas
ineenzakken - bezwijmen, flauwvallen
ineenzetten - construeren, samenstellen
ineen zetting  montage
inegaal  oneffen, ongelijk, veranderlijk
inenten  vaccineren
inenting  inoculatie, spuit, vaccinatie
inentingsbriefje - vaccinbewijs
inentstof – koepokstof, serum, vaccin
inept  absurd, dwaas, ongerijmd, zot
ineptie - zotheid
inert  apathisch, futloos, indolent, laks, langzaam, loom, lui, sloom, traag, willoos
inertie  apathie indolentie, laksheid, loomheid, luiheid, sloomheid, traagheid
inetsen - graveren
infaam  aanstotelijk, abject, eerloos, ergerlijk, gemeen, laag, laaghartig, laf, schandalig, schandelijk, snood, vuil
infamie  eerloosheid
infanterie  inf. ,voetvolk
infanterist  zandhaas
infantiel  flauw, kinderachtig, kinderlijk
infantilisme – onvolwassenheid
infarct - hartaanval
infect - aangestoken, afschuwelijk, besmet
infecteren - besmetten
infectie  aansteking, besmetting, ontsteking, sepsis
infectieziekte 
3 bof, tbc
4 pest
5 droes, griep, lepra, tyfus
6 angina, pokken
7 cholera, druiper, malaria, mazelen, sjanker
8 difterie, Kala-azar, miltvuur, nekkramp, roodvonk, trachoom
9 influenza, kinkhoest, paratyfus, vlektyfus
10 dysenterie, erysipelas, trichinose,
11 malta-koorts, slaapziekte, tuberculose, waterpokken
12 hondsdolheid,
15 pappatacikoorts,
16 kinderverlamming, papegaaienziekte
17 amoebedysenterie
infereren - afleiden, besluiten
inferieur  minderwaardig, ondergeschikt, slecht
infernaal  duivels, hels
inferno - hel
infesteren - verpesten
infideel - ontrouw, trouweloos
infiltratie - indringing
inflecteren - (ver)buigen
inflexie - afwijking, buiging
inflexibel - hardnekkig, onbuigzaam
infiltrant  binnendringer, indringer
influenza  griep
influisteren  inblazen, souffleren, voorzeggen
informaliteit - ambtsvergrijp, onvormelijkheid
informant - zegsman
informatie  bericht, boodschap, gegeven, inlichting, mededeling, melding, navraag, nieuws, onderricht, onderzoek, tipvoorlichting
informatiebureau  V.V.V., A.N.V.V., A.N.W.B., K.N.A.C.
informatiecentrum - documentatiedienst
informatiedienst inzake lectuur  l.D.l.L, prisma
informatie-eenheid in computer - bit
informeel  officieus, onvormelijk, voorlopig, vrijblijvend
informeren  navragen, inlichten, vragen
infra - beneden
infunctietreding - ambtsaanvaarding
infusie – aftreksel, infuus
infusiediertje  monade
infusoriënaarde  kiezelgoer
ingaan  aanvangen, beginnen, betreden, binnengaan, intreden
ingang  aanvang, begin, deur, entree, kek, intrede, monding, opening, poort, toegang
ingebeeld – arrogant, denkbeeldighersenschimmig, kwasterig, minachtend, nuffig, pedant, verwaand
ingebeeld meisje  nuf
ingeboren  aangeboren, ingeschapen, inheemsnatuurlijk
ingteboen aard - natuur
ingebruiknemen  openen
ingeburgerd - aanvaard
ingedeelde afstand  etappe
ingedijkt land  koog, polder
ingedijkte kwelder  zeepolder
ingedikt  gecondenseerd
ingedikt vleesnat - gelei
ingedikt vruchtensap - gelei, siroop
ingedroogd sap als looistof  kino
ingehouden  beheerst, verbeten
ingehouden (muz.)  retenuto
ingehouden winst  reserve
ingekankerd  hecht, ingeworteld, onuitroeibaar
ingekeept - gekarteld
ingekeerd - devoot, indachtig, vroom
ingekwartierd soldaat  garnisair
ingelast - ingevoegd
ingelegd geld – inlaag, inleg, inzet, pot, bank
ingelegd parelsnoer  intaglio
ingelegd zuur, Maleis - atjar
ingemaakt – gemarineerd, ingezouten
ingemaakte vruchten  confituren
ingenaaid  ing.
ingenieur - ing., ir., technicus, technoloog
ingenieus – scherpzinnig, vernuftig, vindingrijk
ingenomen  bekoord, blij, gesteld, tevreden, verwaand
ingenomenheid met zichzelf  eigenliefde
ingenomen met - blij, tevreden, ongekunsteld
ingenomen plaats - positie
ingénu  argeloos, naïef
ingepekelde kabeljauw - moluwe
ingeroest  vastzettend
ingeschapen  aangeboren, natuurlijk
ingeschapen aandrift  instinct
ingeschoven krantenbericht  entrefilet
ingeslagen gedeelte  inslag
ingesleten gewoonte - sleur
ingesloten  bijgaand, incl., incluis, inclusief, omsingeld, p.c.
ingesloten land delta
ingesloten landstreek - waard
ingesloten ruimte van een Romeinse woning  atrium
ingesloten stuk land  enclave
ingeslotene - incluse, recluse
ingespannen aandacht  ademloos
ingespannen denken  hoofdbrekens, piekeren
ingespannenheid  moeite
ingetogen – abstinent, bedaard, bescheiden, bezadigd, heus, kalm, kuis, matig, modest, nederig, preuts, sober, stemmig, zedig
ingetogenheid  modestie, bescheidenheid
ingeval  als, gesteld, indien, mits, wanneer
ingeven  inblazen, inspireren, toedienen
ingeving – aanblazing, idee, inspiratie, inspraak, inval, vonk, voorgevoel
ingevoegd – ingelast
ingevoerd - geimporteerd
ingevolge  door, mits, n.a.v., volgens, wegens
ingevolge ener gelofte gestichte kerk  votiefkerk
ingevouwen strook – inslag
ingevroren product - diepvries
ingewand  darm, gal, lever, long, luchtpijp, maag, milt, nier, pens, slokdarm, strottenhoofd
ingewanden - entera, intenstine, viscera
ingewand van een haring  gel
ingewand van een vis  beuling, grom
ingewandskramp  koliek
ingewandswormen  entozoen, helminthen, lintworm
ingeweven plooien - plisse
ingewijde  adept, expert, insider, orgiast
ingewikkeld  complex, duister, lastig, moeilijk, netelig, verward
ingewikkeld maken - compliceren
ingewikkelde samenhang - verband
ingezameld geld  collecte
ingezetene  bewoner, burger, inwoner, poorter
ingezet stuk - las
ingezonken - diepliggend, hol
ingezouten  ingemaakt
ingezouten kool  zuurkool
ingezouten voedsel – inmaak
ingooi - inworp
ingot - baar
ingrediënt  bestanddeel, element
ingrediënt der rijsttafel  kroepoek, lombok, sambal, saté, trasi
ingreep – inbreuk
ingriffen – graveren
ingrijpen - optreden
ingrijpend  doordringend, drastisch
ingroeven  ingraveren
inhaaltalie  achtertalie
inhaalwedstrijd - poursuite
inhabiliteit  onbekwaamheld
inhaerent - aanklevend, samengaand
inhalatie  inademing
inhalen  binnenhalen, inpalmen, intrekken, introduceren, ontvangen, oplopen, passeren, winnen, zwichten
inhalen van het anker - hieuwen
inhaleren  inademen
inhalig – begerig, deun, gierig, gulzig, hebberig, hebzuchtig, schraperig, schrokkig, vrekkig
inhalige - vrek
inhalige vent – hapshaar
ijhaligheid - hebzucht
inham  baai, boezem, cala, estuarium, etang, fjord, haf, kreek, lagune, nis, zeeboezem
inham aan de kust  hop
inham achter landtong - haf
inham der Noordzee – Lauwerszee
inham in een muur - nis
inham in de Oostzeekust - fö(h)rde
inham in een rotsachtige kust  fjord
inham met getijdenwerking – estuarium
inhamvan een zee - baai
inham van de zee gescheiden door een schoorwal  lagune
inhechtenisneming  arrestatie, gevangenneming
inheemsen - inboorlingen
inheems  aborigineel, autochtoon, endemisch, inlands
inheems bestuursambtenaar - wedana
inheems districthoofd - demang
inheems dokter  djawa
inheems geneeskundige - doekoen
inheems opzichter  mandoer
inheems volksleger  T.R.l.
inheems zoogdier - dingo
inheemse dagloner  koelie
inheemse eend – taling
inheemse gebruiken – adat
inheemse zangvogel - paap
inheemse ziekte  endemie
inheemse zwemvogel - gans
inhiberen  stuiten, verbieden, verhinderen
inhoud  begrip, betekenis, bevatting, boring, capaciteit, formaat, grootte, index, maat, overzicht, register, ruimte, substantie, teneur, volume
inhoud van een bijenkorf  raten
inhoud van een geschrift - teneur
inhoud van een gezwel  etter, pus
inhoud van een lichaam  vol., volume
inhoud van een thermometer  kwik
inhoud van het ruim van een schip - bulk
inhoud uitdrukkend  kubiek
inhouden – afremmen, bedwingen, behelzen, beteugelen, betomen, bevatten, impliceren, korten, omsluiten, omvatten, reserveren, vervatten
inhoudend  retenuto, ritardando
inhoudsmaat –
3 aam, kan, kop, mud, ton, vat, zak
4 fles, hoed, last, pint
5 anker, liter, mudde, roede, schat, spint, stêre, stoop, tobbe,
vadem
6 achtel, barrel, bushel, gallon, kojang, legger, maatje, mengel,
meuken, pintje, sester, tierce
7 quarter, schepel, steekan, viertel
8 kinnetje, okshoofd
9 decaliter, decastere, deciliter, roggelast
10 bordelaise, centiliter, hectoliter, scheepston, vingerhoed
11 registerton, scheepslast
inhoudsmaat (Indisch)  gantang, kati, pikol
inhoudsmaat voor droge waren – mud, spint
inhoudsmaat voor wijn  anker, legger
inhoudsopgave  index, overzicht, register
inhoud van spuitbussen - aerosol
inhoudsvermogen  capaciteit
inhuldiging  inauguratie, initiatie, inwijding
inhumaan  gevoelloos, onmenslievend, onwelwillend, wreed
inhumatie  begrafenis, teraardebestelling
inimitabel  onnavolgbaar
initiaal – beginletter, (voor)letter, kapitaal
initialen van een internationale organisatie  V.N., O.A.E., OAS., U.N.O., N.A.T.O., N.A.V.O., S.E.A.T.O., Z.O.A.V.O.
initialen van een omroep  K.R.O., V.P.R.O., A.V.R.O., V.A.R.A., l.K.O.N., I.K.O.R., N.C.R.V., T.R.O.S., E.O.
initialen van een politieke partij  B.P., A.R.P., C.H.U., C.P.N., G.P.V., K.V.P., P.S.P., S.G.P., V.V.D., P.v.d.A.
Initialen van een scheepvaartmaatschappij  H.A.L, K.P.M., S.M.N., K.N.S.M.
initialen van een sportvereniging 
K.N.V.B., K.N.A.U., K.N.A.C., A.N.W.B., K.N.S.B.
initialen van een vervoersmaatschappij  N.S., K.LM., A.T.O., N.B.M., N.Z.H.T.M., V.A.D.
initiatie  inwijding
initatief - aanpak
initiëren  inleiden, inwijden
injecteren - inspuiten
injectie  inspuiting, prik, shot, spuitje, vaccinatie
injectiestof  sera, serum, koepok, vaccin
injector  inspuitpistool
injurie  belediging, hoon, mishandeling, schade
ink  inkol (soort net)
Inkacultuur - Chavin, Chimu, Mochica, Tiahuanaco
Inkagod - Inti
Inkaheerser - Atahulpa, Capaq, Huascar, Huyana, Pachacuti, Yupangui
Inkaheiligdom - huaca
inkarnaat  vleeskleur
Ink’s, drinkbeker van de - kero
Inka’s, gouverneur der - tucricuc
Inka’s, maangodin van de - Mamaquila
Inka’s , taal der - Quechua
inkeep – inkerving
inkeer  berouw, bezinning, inversie, spijt
inkepen – groeven, insnijden, kartelen, kerven
inkeping  cannelure, gergel, groef, kartel, kartelingkerf, snede, snee
inkeping in een ton - gergel, kroos
inkerkering  opsluiting
inkerven – insnijden, kartelen, insnijden
inkerving – groef, kartel, snee
inklinken  slinken, krimpen
inklinkende grondsoort  veen
inkoling - carbonificatie
inkomen  bezoldiging, binnenkomengage, gewin, honorarium, loon, revenuen, salaris, verdienste, wedde
inkomst – binnenkomst, intrede, intree
inkomsten aan entreegelden - recette
inkomsten van geestelijke – prebende
inkopen – aanschaffen, inslaan
inkorten – couperen, innmen
inkorten van bloemen – snoeien
inkorten van een staart - couperen
inkorting - verkorting
inkrassen – graveren, griffe(le)n, raderen, ritsen
inkrassing – rits
inkrimpen – afnemen, beperken, slinken, verkorten
inktappel  galnoot
inktgrondstof  gal(noot), ijzerhout
inktkussentje - tampon
inktkussentje om een drukvorm van inkt te voorzien  tampon
inktmop  klad, vlek
inktsoort – bister
inktsteen  atramentsteen
inktvis  achtarm, argonauta, decapoda, koppotige, kraak, lolige, nautilus, octopoda, octopus, poliep, sepia, sepiola, spirula, toverlamp, zeekat
inktvlek - klad, mop
inktzwarte mist - smog
inkuilen - conserveren, ensileren, putten
inkuiling van veevoeder  ensilage
inkwartieren  biljeteren, huisvesten, legeren
inkwartiering  huisvesting
inlaagdijk – slaper
inlaat – opening, ventiel
inlage – inbrenginleg, inslag, inzet
inlander  inboorling, inheemse, naturel
inlands  inheems
inlands bestuursambtenaar - wedono
inlands dagloner - koeli, tani
inlands dansmeisje  ronggeng
inlands dorp  dessa, kampong, kraal, negerij, negorij
inlands godsdienstonderwijzer - goeroe
inlands medicijn - obat
inlands winkeltje  warong, toko, waroeng
inlands zangvogeltje - boompieper
inlandse artsenij  obat
inlandse dakbedekking – atap
inlandse gemeente - desa
inlandse huisbediende  boy
inlandse hulptroepen  barisan
inlandse infanterist in het Franse leger in NoordAfrika  turco
inlandse landbouwer  tani
inlandse markt - pasar, passar
inlandse medicijn  obat
inlandse oorlogsvloot - hongi
inlandse open winkel - waroeng, warong
inlandse ploegbaas - mandoer
inlandse prins - pangeran(g)
inlandse soldaat in Oost-Afrika – askaro
inlandse tuinjongen - kebon
inlandse vesting (ind.)  benteng
inlandse vorst  radja
inlandse woningen  kampong
inlassen – invoegentussenvoegen, tussenzetten
inlassing  Insertie, interpolatie,invoeging, parenthese
inlaten - binnenlaten
inleg  deposito, inbreng, inlage, inleg, inslag, inzet, pot, plooi, speelgeld, vulsel, zoom
inlegblad van tafel  allonge
inleggeld  bank, mise, pot
inleggen – conserveren, inmaken, pekelen, zulten
inlegger - spaarder
inlegkunst in hout - intarsia
inlegsel  inseraat, insertie
inlegstof – azijn
inleg van geld – inzet, pot
inleg van kleding - zoom
inlegvel  bijbladinlage
inlegwerk  mozaïek
inleiden - introduceren
inleidend - preliminair
inleidend onderwijs  propedeuse
inleidend werk  stage
inleidende opmerkingen - prolegomena
inleidende rede – preambul
inleider- aankondiger, referent
inleiding  aanloop, begin, entrada, intro(ductie), ouverture, preambule, prelude, proloog, voorbericht, voordracht, voorspel, voorwoord
inleiding in de wetenschap  isagoge, logica, propedeuse
inleiding tot een muziekstuk  ouverture, prelude, preludium, voorspel
inleveren  indienen
inlevering - indiening
inlichting – bericht, informatie, mededeling, opheldering, tip, verklaring
inlichting van een ingeweide  hint, seintje, tip
inlichtingendienst  B.V.D., C.I.A., F.B.I.
inlichting van een ingewijde - tip
inlopen - binnenvloeien, krimpen
inlossen - vrijkopen
inlijsten  encadreren, omkaderen, zetten
inlijsting - kader, montuur
inlijven  annexeren, bezetten, incorporeren, usurperen
inlijving - bezetting, incorporatie, usurpatie
inluiden - aankondigen
inmaak  weck
inmaaksel - confituren
inmaakvrucht  augurk
inmaken - conserveren, inleggen, konfijten, pekelen, steriliseren, zulten
inmaken in azijn en kruiden – marineren
inmaken van groente - wecken
inmenging  bemoeiing, ingreep, interferentie, tussenkomst
inmiddels – alreeds, intussen, middelerwijl, ondertussen, onderwijl
innaaien - brocheren
innagelen - vastspijkeren
inname  verovering
innemen – bekleden, bemachtigen, bezetten, doorslikken, drinken, gebruiken, inbinden, inpalmen, laden, opdrinken, ophalen, verkorten, veroveren
innemend  aanminnig, aantrekkelijk, bekoorlijk, bevallig, charmant, gracieus, gunstig, hups, lief, lief(e)lijk, lieftallig, vriendelijk
innemendheid - charme, lieftallighid, vriendelijkheid
innemer - veroveraar
inneming  inname, verovering
beuren, incasseren, opstrijken
innen – beuren, incaseren, invorderen, ontvangen, opstrijken
innen van een vordering – disponeren
inner - incasseerder
innerlijk  aard, binnenste, gemoed, immanent, inborst, interieur, intrinsiek, inwendig, intern, karakter, kern, natuur, psyche, wezen
innerlijk aanwezig maar nu niet werkzaam - virtueel
innerlijk besef van goed en kwaad  geweten
innerlijk oordeel  geweten, smaak
innerlijk zelfvertrouwen  moreel
innerlijke aandrift  drang, impuls, roeping
innerlijke aansporing - aandrang
innerlijke drang – drift
innerlijke geaardheid – inborst, karakter
innerlijke gesteldheid - gemoed
innerlijke kracht  intensiteit
innerlijke strijd  tweestrijd
innerlijke waarde - gehalte
innerlijke zelfwaarneming - introspectie
innesteling - nidatie
innig  amoroso, devoot, diep, dierbaar, gevoelig, hartelijk, intiem, intens, liefdevol, teder, teer, vurig, warm, zacht
innig berouw  contritie, wroeging
innig en sterk – intens
innigheid - hartelijkheid intimiteit
innig verenigen – verbinden
innig vertrouwen - geloof
innig zijn  innigheid
innige verering  devotie
innige vermenging van fijne vloeistofdeeltjes  emulsie
inning  collectie, heffing, incassering, incasso, invordering, inzameling, ontvangst, perceptie, slagbeurt
inning van gelden - insasso
innocent  argeloos, naïef, onnozel, onschadelijk, onschuldig
Ino - Leukothea
Inowroclaw - Hohensalza
innovatie  nieuwigheid
inoculeren  inenten, vaccineren
inopportuun  ongelegen
inpakken - annexeren, bergen, bezetten, emballeren, inlijven, inwikkelen, ophoepelen, weggaan
inpalmen  binnenhalen, inhalen, innemen, paaien, veroveren
inpassen - invoegen
inpekelen  inzouten, inmaken, zouten
inperken – beknotten, bekorten, beperken
inperkingen  bakenen
inpersen – impregneren, stouwen
inpikken – naasten, nemen, pakken, stelen,
inplanten  inpoten
inplooien van de zeilen  reven
inpoeieren  bepoederen, inwrijven
inpolderen  bedijken
inpoten  inplanten
inprangen  inpersen, inklemmen, inwringen
inprenten  aanpraten, benadrukken, verzekeren, wijsmaken
inproppen - induwen
inquisiteur  geloofsrechter, kettermeester
inquisitie  geloofsgericht, kettergericht, onderzoek
inrekenen - arresteren
inreven  inhalen, reven
inrichten – arrangeen, installeren, ordenen, organiseren, regelen, schikken
inrichter - installateur, stoffeerder
inrichter van woning  stoffeerder
inrichting  constructie, etablissement, gesticht, instelling, instituut, interieur; organisatie, stichting, tehuis
inrichting als herstellingsoord  sanatorium
inrichting om graan te malen  maalderij, molen
inrichting om motor op gang te brengen  starter
inrichting om stoffen te drogen  ast, centrifuge, eest, droogstof, exsiccator
inrichting om stoffen te vernietigen  destructor
inrichting om te drogen - eest
inrichting om vee te slachten  abattoir
inrichting voor besmettelijke ziekten  quarantaine
inrichting voor daklozen  asiel
inrichting voor geesteszieken  gesticht
inrichting voor middelbaar onderwijs  Gymnasium, H.B.S., Lyceum, H.A.V.O.
inrichting voor opslag van goederen  dépôt
inrichting voor zieken - hospitaal, sanatorium, ziekenhuis
inrichting voor zonnebaden – solarium
inrij - oprijlaan
inrijgen  insnoeren
inrit  inrij, oprijlaan, oprit, toegang
inroepen  verzoeken, vragen
inrollen - wikkelen
inruil - (ex)change
inruilen – inwisselen, uitwisselen
inrukken – afmascheren, vertrekken, weggaan
inschakelen  aanzetten, inzetten, tussenvoegen
inschenken  ingieten
inschepen  embarkeren
inscherping  inprenting
in schijn - pseudo
inschikkelijk  accommodabel, convenient, coulant, gepast, gewillig, handelbaar, meegaand, passend, plooibaar, soepel, toegevend, welwillend
inschikkelijk zijn - couleren
inschikken – toegeven
inscriberen - aantekenen, boeken, inschrijven, intekenen, opdragen, optekenen, toewijden
inschrift  inscriptie
inschrijden  binnentreden
inschrijfboek - klapper, register
inschrijven  aantekenen, boeken, inscriberen, noteren, optekenen, registreren
inschrijver  abonnee
inschrijven in hypothekenboek - ingrosseren
inschrijver op een periodiek  abonnee
inschrijving – aanbesteding, boeking, immatriculatie, notering, registratie
inschrijvingsboek  klapper, register
inschrokken – verorberen
inschuifbare wand - vouwwand
inscriptie - inschrift, opschrift
insecten 
2 bij
3 bie, dar, dol, emt, mot, mug, non, pop, rus, rijp, tor, vlo
4 apis, brek, daas, elft, empe, haft, hork, hurk, ieme, imme, luis,
maai, maan, made, mier, neet, page, rups, spin, teek, wesp
5 aphis, argus, atlas, brems, emelt, hamel, imago, kapel, kever,
kobbe, kriek, laron, libel, meluw, mosbij, osmia, pater, pepel,
rajap, salda, sater, sfinx, sirex, spook, vlieg, wants, witje,
wolbij
6 aardbij, aastor, adalia, agonum, apollo, boktor, bombyx,
brenze, cicade, gaasje, galmug, hommel, horzel, houtbij,
juffer, rabbe, krekel, larong, lasius, looier, mantis, mulder,
muurbij, neefje, psocus, ridder, ruiter, thyssa, thrips, trekbij,
tuinbij, walang, wasmot, werkbij, woudbij, zandbij, zeevlo,
zijworm
7 aardbok, aardtor, aardvlo, aurelia, beeruil, bladvlo, bonttor,
bosmier, brommer, dansmug, dopluis, eenworm, formica,
galwesp, heempje, heimpje, hoprups, houttor, huisbok,
kaasmijt, kloptor, kniptor, koolmot, kooluil, meelmijt,
meelmot, meeltor, muskiet, nonrups, oorworm, pauwoog,
pelsmot, piepauw, plakker, roestje, rombout, spanner, spektor,
termiet, pestvlo, plakker, rauwmug, rombout, schirus, spinner,
stamuil, stijfkop, termiet, uienmot, voonmol, visluis, vlinder,
wasluis, wegmier, wolluis, zakspin, zandtor, zandvlo, zeespin,
zingmug
8 aardluis, aardmier, aardrups, aardspin, aaskever, aasvlieg,
admiraal, anofeles, aphidius, aphodius, atalanta, bladluis,
bedwants, beerrups, bladluis, bladwesp, blauwtje, blindaas,
boekluis, boekworm, bokkever, boomluis, boommier,
brakwesp, dagkapel, dagvlieg, dolkwesp, galvlieg, gammauil,
glimworm, goudwesp, graanmot, grasrups, groentje, harlekijn,
hoornaar, hoorntje, houtluis, houtmier, houtrups, huisspin,
kalander, kleermot, koevlieg, koolrups, kopertor, korenmot,
langbeen, langpoot, lichtmot, lintworm, meelworm, meikever,
metselbij, molkever, netwants, oeveraas, palpares, panvogel,
perentak, pissebed,platluis, rattevlo, rietluis, ringrups, ritnaald,
roofmier, scarabee, slakrups, snuitmot, snuittor, spanrups,
spekdief, steekmug, stofluis, symphyla, symphyta, tapijtmot,
tijgertor, trekmier, vedermot, veenmier, veldmier, viltluis,
wandluis, watertor, watervlo,weegluis, weeskind, werkmier,
wolkever, wolvlieg, zaagwesp, zandwesp, zijderups,
zijdeworm, zuurworm
9 akkerwesp, azijnvlieg, bastkever, bladkever, bloedluis,
boomkever, boomwants, boorkeer, bromkever, bromvlieg,
bronswesp, butterfly, daasvlieg, drekkever, drekvlieg,
druifluis, duinkever, eikenblad, engerling, fritvlieg, gaasvlieg,
glimkever, goudvlieg, graafwesp, halmvlieg, heikrekel, hondenvlo, hooibeest, hooiwagen, houtkever, ichneumon,
jachtspin, juffertje, julikever, junikever, juweeltor, kaasvlieg,
kakkerlak, kameeltje, keverluis, kleerluis, klopkever,
knoopmier, knopkever, koolwitje, kruisspin, landmeter,
loopkever, luisvlieg, meelkever, mensenvlo, mestkever,
muskusbok, oliekever, papiermot, papaverbij, pijlstaart,
plantluis, polyergus, pruimenmot, pijlstaart, rattenvlo,
regendaas, roofvlieg, sabelmier, schietmot, schildmot,
schildvlo, schubmier, slijkvlieg, sluipwesp, slijkvlieg,
spekkever, spinvlieg, spitswesp, springtor, stalvlieg,
stegomyia, suikermot, tarantulla, tuinkever, vachtluis,
vogelspin, vuurkever, vuurvlieg, waternimf, waterspin,
weidemier, wespvlieg, wilgenmug, wintermug, zaagvlieg,
zandkever, zandloper, zandoogje, zilvermot, zwemkever
10 aardhommel, aardkrekel, appelwants, atlaskever, bakkerstor,
bladroller, bladsnijder, boekenluis, boekenworm, citroentje,
cochenille, dagpauwoog, doodgraver, draaikever, eendenluis,
fruitenier, fruitvlieg, graankever, grashopper, grashupper,
hondenluis, hondsvlieg, hongerwesp, hooiwipper, huiskrekel,
huismoeder, kamervlieg, kluizenaar, korenvlieg, lichtkever,
livreirups, maaghorzel, malariamug, metselwesp, motvlinder, nonvlinder, oeverloper, ossndoder, paardenmug, pannenkoek,
parelvlieg, pistooltje, pruimepage, regenbrems, regenvlieg,
reuzenmier, ringelrups, roumantel, runderdaas, schapeluis,
schildluis, schorpioen, schrijvertje, schurftmijt, sluipkever,
sluipvlieg, snuitkever, snuitvlieg, spinselmot, springspin,
sprinkhaan, staafwants, steekvlieg, steenloper, stippelmot,
strandgast, suikergast, tapijtkever, vedervlieg, veldkrekel,
vleesvlieg, waterkever, waterloper, waterwants, zandgraver,
zilverwesp, zonnekever, zweefvlieg
11 agaatuiltje, amazonemier, behangersbij, bietenvlieg,
bladvlinder, borstelrups, donsvlinder, duizendpoot,
erwtenkever, glazenmaker, bletsjervlo, goudhaantje,
hooibeestje, hooivlinder, katoenkever, kokerjuffer,
koningspage, koolvlinder, koolzaadmug, langpootmug,
lupinevlieg, maskervlieg, mierenleeuw, miljoenpoot,
paardenluis, paardenwesp, palmbladvlo, pareljuffer,
pillenkever, poppenrover, populierbok, prachtkever,
prestwichia, rozenboktor, rozenvreter, schildkever,
schildwants, schorskever, schrijvertje, schuimvlieg,
scolopender, slankjuffer, springkever, steenhommel,
strontvlieg, vierbandb ok, vuurvliegje, vuurvlinder,
wapendrager, waterjuffer, wespvlinder, wijngaardmot,
wortelvlieg, zandvliegje, zijdevlinder, zilverkever, zilvervisje
12 aardappelvlo, appelboorder, aspergevlieg, atlasvlinder,
avondpauwoog, bananenvlieg, berkensteker, dennenboktor,
eendagsvlieg, elzenhaantje, franjestaart, goliathkever,
graanklander, koekoekswesp, korenkniptor, leliehaantje,
letterzetter, nachtpauwoog, nachtvlinder, paardehorzel,
paardenvlieg, penseelkever, pistoolkever, popelspinner,
rozengalwesp, runderhorzel, satijnvlinder, schallebijter,
scharrebijter, schoenlapper, springstaart, vliegendoder,
wilgenboktor, wrattenbijter, zomervlinder, zwaluwstaart
13 bidsprinkhaan, pruimevlinder, slakkenvreter
14 kelderpissebed, roofsprinkhaan
15 schorpioenvlieg
insect dat met ander in grote menigte samenleeft  bij, dar, mier
insect met schilderachtige vleugels  kever, tor
lnsektenbeschrijver  entomograaf
insektenbeschrijving  entomografie
lnsektenbouwwerk  raat, mierenhoop
insectendeel - abdomen, dekschild, elythra, farynx, segment, thorax, trachee
insektendodende stof  insecticide; flit, D.D.T.
insecten ei  neet
insectenetend zoogdiertje  egel, mol
insectenetend vogeltje - draaihals
insectenetende plant  aldrovanda, darlingtonia, dionaea, drosera, drosophyllum, nepent(hes), pinguicula, sarracenia, utricularia, zonnedauw
insecteneter 
3 mol
4 egel
6 agouta, tenrek
7 almiqui, bosmuis, desmans, goudmol, stermol, veenmol
8 bergmuis, kameleon
9 dwergmuis, solenodon, spitsmuis, vleermuis, watermuis
10 gordeldier, houthakker, miereneter
11 borstelegel, slurfhondje, sterneusmol,
12 bosspitsmuis
13 veldspitsmuis
14 otterspitsmuis, waterspitsmuis
15 springspitsmuis
insecteneters - insectivora
insectenfase  cocon, larve, made
insectengedaante  cocon, emelt, larve, made, nimf, pop
insectenhuisje - insectarium
insectenkunde  entomologie
insectenkundige  entomoloog
insectenlarve  emelt, engerling, made, nimf
insectenpoeder  D.D.T.
insectenproduct  was
insectenvorm  cocon, larve, made
insectenwapen  angel
insectenetende plant  nepent
insecticide - bhc, bidrein, carbaryl, ddt, ddvp, dieldrin, dnoc, endrin, fosdrin, lindaan, malathion, parathion, vapona
insectivoor  insecteneter
insectologie - entomologie
insectoloog  insectenkenner
insect op het hoofd - hoofdluis
inseminatie  bevruchting
inseparabel  onafscheidelijk
inseraat  bijlage, naschrift
insertie - invoeging
insgelijks – almee, eveneens, evenzo, idem, id., item, it, ook
insider  ingewilde
insidieus  arglistig, geniepig, verraderlijk
insigne – badge, draagspeld, embleem, ereteken, kenteken, onderscheidingsteken, teken, toesoeling, verdachtmaking
insinuatie  aantijging, suggestie, toespeling, verdachtmaking
insinueren  suggereren
insipide  flauw, geesteloos
inslaan – hamsteren, inkopen, kopen,
inslaan bij tennis  serveren
inslag- inweefsel, karaktertrek, zoom
inslager  bladslager
inslaggaren - werpgaren
inslagspoel  weversschietspoel
inslapen  indutten, insluimeren, overlijden; sterven
inslikken - verzwijgen
insluimeren - wegdutten
lnsluipsel(taal)  barbarisme
insluithaard  beleg
insluiten – omgeven, omringen, omsingelen
insluiting  beleg, belegering, blokkade, omsingeling
insmeren – invetten
insmeren met olie – olien
insmeren met zalf - zalf
insnede  caesuur, cesuur
insnoeren - inrijgen
insnijden - besnoeien, graveren, inkorten, kepen, kerven
insnijding  aansnee, gleuf, kartel, keep, kerf, sectie, snede, snee, spilt, rits, snede
insnijding door een rivier  erosie, kloof (vorming)
insnijding in de kust  fjord
insolent  brutaal, grof, lomp, onbeschaamd
insociabel - ongezellig, onverdraagzaamonverenigbaar
insolvabel - insolvent
inspan  disselboom, lamoen
inspannen – streven, toerusten, tuigen
inspanning  arbeid, energie, moeite, streven
inspecteren  bezichtigen, controleren, keuren, monsteren, nakijken, schouwen, toezien
inspecteur  controleur, keurmeesteropzichter, opziener,
inspecteursambt - inspectoraat
inspectie  controle, keuring, monstering, onderzoek, schouw, wapenschouw
inspiratie  aanblazingbezieling, inademing, inblazing, ingeving, inspraak, inval, prikkel
inspireren  aanblazenaanzetten, bezielen, enthousiasmeren, inblazen, inboezemen, ingeven, prikkelen
inspit  roerpen, helmstok
inspraak  drang, ingeving, inspiratie, inval, medezeggenschap, prikkel
inspringen - helpen
inspringend gedeelte  inham
inspuiten - injecteren, injiciëren
inspuiting – injectie, prik, spuitje
inspuittoestel - injector
instaan – garanderen, responderen, waarborgen
instabiel  labiel, onbestendig, onvast, wankel
installateur - monteur
installatie  benoeming, bevestiging, uitrusting
installeren  aanbrengenbevestigen, inaugureren, inrichten, inwijden, opnemen
instampen - inproppen
in standhouder  pilaar, steun, steunpilaar, stut, zuil
instandhouding - handhaving
instantelijk  dringend, nadrukkelijk, onverwijld, terstond
instantie  aandrang, aanleg, afdeling, bureau, college, orgaan, verzoek
instantie, in eerste - aanvankelijk, oorspronkelijk
instantie, in laatste - tenslotte, uiteindelijk
instappen - instijgen
instapschoen  flat, loafer
instauratie  hernieuwing, herstelling ,wederoprichting
insteek - kielspit
insteekblad  inlegblad, inschuifblad
insteekkamer  entresol, hangkamer
insteekijzer - koevoetreevoet
instellen  beginnen, inspannen, institueren, invoeren, oprichten, ordineren, stichten
insteller - oprichter
instelling  gesticht, inrichting, instituut, lichaam, organisatie, regeling, stichting, tehuis, verordening
instelling in de oorlog  gaarkeuken
instelling van de A.N.W.B.  wegenwacht
instelling voor opinieonderzoek  NIPO
instemmen – beamen, bijvallen, goedkeuren, toestemmen
instemmend – willig
instemmen met - beamen
instemming  adhesie, applaus, beaming, bijval, goedkeuring, toestemming, waardering
instigatie  aandrijving, prikkel, ophitsing
instijgen  instappen
instillatie  indruppeling
instinct  aandrift, bezieling, impuls, intuïtie, (natuur) drift
instinctief  aangeboren, instinctmatig, onberedeneerd, onbewust, onwillekeurig, vanzelf
instippen  indopen
institueren  instellen, oprichten, stichten
instituteur  kostschoolhouder
instituut  genootschap, gesticht, instelling
instituut voor algemene ontwikkeling –volksuniversiteit
instorten - neervallen
instorting - collaps
instortingskrater  caldeira
instortingstrechter in kalkgesteente  doline
instroomopening - ostium
instructeur  drilmeester, exercitiemeester, leermeester, leraar oefenmeester
instructie  aanwijzing, consigne, dienstorder, gedragslijn, les, onderrichting, onderwijs, order, regel, reglement, richtsnoer, verordening, voorschrift
instructie van strafzaken - vooronderzoek
instructief - leerrijk, leerzaam
instructie voertuig - lesauto
instrueren - doceren, leren, oefenen, onderrichten
instrument  apparaat, orgaan, toestel, werktuig
instrument dat het tempemtuurverloop toont  thermograaf
instrument in duikboot - periskoop
instrument om aardbevingen te registreren  seismograaf
instrument om bordpapier te snijden  kartonschaar
instrument om de belichtingstijd vast te stellen  actinofotometer, belichtingsmeter
instrument om de diepte te meten  bathometer
instrument om de gewichtsvermindering bij drogen te bepalen  xerometer
instrument om de helling van aardlagen te meten  clinometer
instrument om de lengte van een willekeurige lijn te meten  curvimeter
instrument om de sterkte van de reukzin te meten  olfactometer
instrument om de windsnelheid te meten  anemometer
instrument om dunne laagjes te snijden  microtoom
instrument om een richting in het terrein te bepalen  kompas
instrument om hoeken te meten  boussole, clinometer, equerre, gradenboog, sextant, theodoliet
instrument om in de maag te kijken  gastroscoop
instrument om luchtfoto's te bekijken  stereoscoop
instrument om op zee de hoogte van de zon te meten  sextant, zeering
instrument om snelheid van een schip te meten  log
instrument om woordblinde kinderen beter te leren lezen  tachistoscoop
instrument van het gamelanorkest  ankloeng, bonang, kendang rebab, soeling(an)
instrument voor blaasonderzoek - cystoscoop
instrument voor het afmeten van vloeistoffen  buret
instrument voor het bepalen van de schedelafmeting  cefalometer
instrument voor het bepalen van de zwaartekracht - gravimeter
instrument voor bet meten van de spanning van gassen  manometer
instrument voor punctie  stilet
instrument voor violist  strijkstok
instrumentaal muziekstuk  concert, sonate, symfonie
instrumentaal slot  naspel
instrumentaire getuigen - vormgetuigen
instrumentale partij  obligaat
instrumentarium  apparatuur, gereedschap(skist)
instrumenten - instrumentarium
instrumentenbord  dashboard
instrumentist  muziekspeler, muzikant
instuderen  leren
instuif  fuif, party, receptie,
instuiven  binnenstormen
instulping  deuk, moet,
insubordinatie  ongehoorzaamheid, sabotage, verzet
insuffisant  onvoldoende
insuikeren  konfijten
insulair rijk - eilandenrijk
insulinde - Oost-Indië, Indonesië
insultatie  belediging, hoon
insult, apoplectisch - beroerte
insurgent  oproerling, opstandeling
insurrectie  oproer, opstand
intabuleren  omranden
intact  gaaf, heel, onaangeroerd, onbeschadigd, ongeeerd ongerept, ongeschonden, onverkort, onverlet
inteelt – endogamie
integendeel - daarentegen
integer  braaf, hoogstaand, onkreukbaar, onomkoopbaar, onschendbaar, rechtschapen
integraal  geheel, helemaal, volledig, voltallig
integriteit  ongeschondenheid, onkreukbaarheid, onomkoopbaarheid, rechtschapenheid
integument  bekleedsel, foedraal, omhulsel
intekenaar - abonnee
intekening - subscriptie
intellect  logos, rede, vernuft, verstand
intellect - verstand
intellectueel  denker
intellectuelen  intelligentsia
intelligent  knap, slim, gevat, snedig, schrander , verstandig
intelligentie  denkvermogengeest, schranderheid, slimheid, vernuft, verstand
intelligentieproef  denksport, hersengymnastiek, kwis, quiz, test,
intelligentiequotiënt  I.Q.
Intelligibel - begrijpelijk, klaar, verstaanbaar
Intendant - hofmeester
intenderen  bedoelen, beogen
intens  erg, diep, fel, heftig, hevig, innig, krachtig, levendig, sterk, terdege, vurig
intens gemeen - doortrapt
intens genoegen  genot
intensheid - intensiteit
intensief  diep, krachtig, vol
intensiteit - intensie
intens lief – aanbiddelijk
intens smerig - goor
intentie  bedoeling, oogmerk, opzet, plan, voornemen
inter  gedurende, onder, terwijl, tussen
intercessie - bemiddeling, tussenkomst, voorspraak
intercity - sneltrein
interdict  ban, schorsing, verbod
interessant  boeiend, belangwekkend
interesse – aandachtanimo, belang(stelling)
interessant - belanghebbende, belangstellende, gegadigde
interest  intrest, opbrengst, rente
interest opbrengend - rentegevend
interest op wissels  supporto
interestbewijs  coupon
interferentie - inmenging, tussenkomst
interieur  binnenhuis, binnenste, innerlijk, inrichting, inwendige, meubilering
interrieurverzorgster – huishoudster, werkster
interim  tussentijd, voorlopig, waarnemend
interjectie  tussenwerpsel
interlock  hemd, ondergoed
interlocutoir - interlocutie, tussenvonnis
interludium - intermezzo, tussenspel
intermediëren  bemiddelen
intermezzo  incident, tussenspel
intermissie - nalaten, tussentijd, uitblijven
intern – binnen, innerlijk, inwendig, inwonend
internaat  kostschool
internationaal  int., mondiaal
internationaal gezagsorgaan - U.N.O., V.N.
nationaal handelsverdrag  E.E.G., E.V.A., E.F.T.A., G.A.T.T.
internationaal orgaan  F.A.O., Unesco, Unicef
internationaal padvinderskamp  jamboree
internationaal verdedigingspact  N.A.T.O., NA.V.O. S.E.A.T.O., Z.O.A.V.O., Warschaupact
internationale bank voor herstel en ontwikkeling - Wereldbank
internationale criminele politie - Interpol
internationale handelsovereenkomst  l.T.O.
Internationale meteorologische organisatie  l.M.O.
internationale organisatie  V.N., U.N.O., Unesco
internationale organisatie voor burgerluchtvaart 
internationale overeenkomst – uitleveringstraktaat
internationale politie - interpol
internationale taal  Ido, Esperanto
internationale trein  T.E.E.
internationale vergadering – assemblee
internationale wedstrijd - olympiade
interne - kostleerling
interne organisatie  infrastructuur
internist - arts
interpretatie  opvatting, uitlegging, verklaring
interpreteren  opvatten, uitleggen verklaren, vertolken
interpunctieteken  punt, komma, leesteken, aanhalingsteken
interrumperen  onderbreken
interruptie  onderbreking, stoornis, storing
intersectie  doorsnee, doorsnijding, kruising, snij(dings)punt
interval  deciem, decime, gaping, klanktrap, kwart, kwint, none, octaaf, prime, seconde, secunde, septime, sext, sprong, terts, tussenpoos, tussenruimte
interval van een halve toon  chroma
interval van 9 tonen  none
interveniëren  bemiddelen
interventie - tussenkomst
interview  vraaggesprek
interviewer  reporter, verslaggever
in ‘t geheim - steels
intiem  eigen, gezellig, huiselijk, innig, knus, nauw, teder, vertrouwd, vertrouwelijk
intijds  tijdig, bijtijds, vroeg
intimidatie - ontmoediging, vreesaanjaging
intimiteit - innigheid, vertrouwelijkheid
intolerabel - onuitstaanbaar, onverdraaglijk
intolerant  hard, onverdraagzaam
intomen – afhouden, bedwingen, beteugelen, breidelen, matigen
intonatie  stembuiging
intoneren – stemmen
int. padvinderskamp - jamboree
int. televisie organisatie - eurovisie
intra  binnen, onder, tussen
intraden - staatsinkomsten
intransigent  onverzoenlijk
intransitief  intr., onovergankelijk
intrede – aanvang, binnenkomst, debuut, entree, initiatie, inkomst, intocht, introïtus, komst
intreden  betreden, binnengaan, ingaan
intree  binnenkomst, entree, ingang, inkomst, intrede
intreezang  introïtus
intrek  verblijf
intrekbare nagel - klauw
intrekken  binnengaan, cancelen, royeren, terugnemen,
intrekking van bevel – revocatie
intrek nemen - logeren
intrest  intr., interest, rente
intricaat  ingewikkeld, moeilijk, netelig, verward
intrigant - arglistig, coknoeier, knoeier, konkelaar, kuiper, opstoker, stoker, streber
intrige  complot, gekonkel, geknoei, kabaal, konkelarij kuiperij, plot, verwikkeling
intrige van film  plot
intrigeren  complotteren, konkelen, kuipen, samenzweren
intrinsiek  immanent, innerlijk, wezenlijk
intro - inleiding
introduceren  binnenleiden, invoeren, uitnodigen, voorstellen
introductie  aanbeveling, inleiding, kruiwagen, ouverture, toegang,
intrusief gesteente  batholiet, dyke, gang, laccoliet, sill
intubatie - tubage
intuïtie – feeling, gevoel, instinkt
intussen  echter, inmiddels, middelerwijl, nochtans, ondertussen, ondanks, onderwijl, terwijl, tussentijds
intijds – tijdig
in tweeën – doormidden, middendoor
inula - donkerkruid, ulant
inundatie  overstroming, verdrinking
invaart  ingang, monding
inval  gedachte, gril, idee, ingeving, inspiratie, invasie, inventie, ontwerp, overval, saillie trouvaille, vondst
invalide – blind, doof, gebrekkig, gehandicapte, kreupel, mank, ongeldig, verminkt
invallen - neerstorten
invaller – plaatsvervanger
invaren - binnenvaren
invasie - inval, raid, strooptocht
invasievogel - barmsijs, kruisbek, notenkraker, pestvogel, steppehoen
invectief - scheldwoord, schimpwoord, smaadwoord
inventaris - boedel(beschrijving), inboedel
inventie - uitvinding
inversie  omkering
invers – omgekeerd, tegengesteld
investigatie - nasporing, navorsing, onderzoek
invetten  oliën, smeren
invisibel  onzichtbaar
invitatie  uitnodiging
invité  gast, genodigde
inviteren  noden, uitnodigen, verzoeken
invloed – betekenis, effect, gezag, influentie, (in)werking, macht, nut, overwicht, prestige, uitwerking, waarde, zin
invloedrijk - machtig
invloedrijk persoon  bons, magnaat, pineut
invocatie  aanroeping, afsmeking, inroeping
invoegen – inlassen, inpassen
invoeging  inlassing, insertie
invoer van koopwaren  import
invoeren  importeren, introduceren
invoerhandelaar – importeur
invoer van gegevens - input
invorderbaar  executoir, inbaar
invorderen - innen
invordering – inning
invretend – bijtend, corrosief
invulbiljet  formulier
invullingsstaat  tabel
inwaarts  binnenwaarts
inwaarts gekeerd  introvert
inwendig  innerlijk, intern
inwendige - binnenste, essentie, interieur, kern, merg, pit,
inwendig leeg  hol
inwendig lichaamsdeel  maag, nier, orgaan, hart, long, lever, milt, darm, galblaas, gal
inwendig onderzoek - introspectie
inwendig orgaan – blaas, hart, hersenen, long, lever, klier, lever, maag, milt, nier, waterblaas
inwendige  binnenste, hart, interieur, kern, merg,
inwendige mens versterken  eten. voeden
inwendige werking - drift
inwendige zending - evangelisatie
inwerking  invloed, nut
inwijden  inaugureren, inhuldigen, initiëren, inleiden, installeren, inzegenen, ontgroenen
inwijding  inauguratie
inwijding bij volwassenen  initiatie
inwijdingsfeest der Joden – Chanoeka
inwikkelen - inpakken
inwilligen – goedkeuren, toegeven, toelaten, toestaan, toestemmen
inwilligend – concessief
inwinnen - verwennen
inwisselbaar  converteerbaar, convertibel
inwisselen  ruilen
inwisseling  ruil
inwonend  immanent intern
inwonende  commensaal, kamerbewoner
inwoner  burger, inboorling, ingezetene, ziel
inwoner des lands - burger
inwoner van.....  zie ook: bewoner van
inwoner van Alaska - Aleut, Eskimo, Tingit
inwoner van Algerijë – Algerijn, Arabier, Berber
inwoner van Amsterdam  Mokumer
inwoner van Andorra - Andoraan
inwoner van Beieren  Beier
inwoner van België  Vlaming,Waal
inwoner van Bengalen  Bengalees
inwoner van Birma  Birmaan
inwoner van Bologna  Bolognezer
inwoner van Bretagne  Breton
inwoner van Brussel  Brusselaar
inwoner van Bulgarije  Bulgaar, Tataar, Slaaf
inwoner van Ceylon  Ceylonees, Singalees, Toda, Vedda
inwoner van Cyprus  Cyprioot
inwoner van Damascus  Damascener
inwoner van Edam  Edammer
inwoner van Friesland - fries
inwoner van Genua  Genuees
inwoner van Gouda - Gouwenaar
inwoner van 's Gravenhage  Hagenaar, Hagenees
inwoner van Groenland  Eskimo
inwoner van Guatemala  Guatemalaan
inwoner van 'sHertogenbosch  Bossenaar
inwoner van Joegoslavië  Serf, Kroaat, Sloveen, Macedoniër
inwoner van Kreta  Kretenzer
inwoner van Lombok  Bodha, Sasak
inwoner van Madrid  Madrileen
inwoner van Majorca  Majorcaan
inwoner van Mexico  Mexicaan
inwoner van Milaan  Milanees
inwoner van Monaco  Monegask
inwoner van Moskou  Moskoviet
inwoner van Noordpoolland - Eskimo
inwoner van OostPolynesië  Maori
inwoner van Portugal  Portugees
inwoner van Rome  Romein
inwoner van Spanje  Bask, Catalaan, Spanjaard, Andalusiër
inwoner van Tirol  Tiroler
inwoner van Venezuela  Venezolaan
inwoner van een der Baltische Staten  Balt, Est, Let, Litouwer
inwoner van het oude Amerika  indiaan
inwoner van het oude Griekenland  Helleen
inwoner van het oude Rome  Romein
inwoner van het westelijk deel der Pyreneeën  Bask
inwoning – intrek
inwoonster des lands - burgeres
inwoonster van Parijs  Parisienne
inworp – ingooi
inwrijven – inpoeieren, insmeren
inzage  visie
inzake  aangaande, betreffende, i.z., nopens, omtrent, wegens
inzakken - verzakken
inzamelaar  collectant
inzamelen  collecteren, oogsten, ophalen, sparen, vergaren
inzameling  collecte, kollekte
inzameling van gelden  collecte
inzameling van vruchten – oogst, pluk
inzegenen - celebreren, inwijden
inzenden - opsturen
inzender tentoonstelling - exposant
inzet – aanhef, begin, bod, gok, ijver, inlage, inleg, inleggeld, mise, openingsbod, pot, remise, speelgeld, toewijding
inzet bij spel – poule
inzetraam – hor
inzet van geld - inleg
inzicht  begrip, benul, beschouwing, besef, blik, idee, kijk, licht, mening, notie, omvatting, oordeel, verstand, visie
inzien  begrijpen, doorzien, erkennen, mening, opvatting, prudentie, snappen, vatten, verstaan, weten, zienswijze
inzinking  baisse, dal, depressie, dijkval, laagte
inzinking tussen hoogvlakten  canon, canyon, dal, ravijn
inzinking van de bodem  bekken, depressie, slenk
inzinking van de bodem in kalksteengebied  polje, uvala, doline
inzonderheid  bijzonder, vooral
inzouten - pekelen
inzuigen – absorberen, opslurpen
inzuiging  absorptie
ionium  io.
ionidium - hybanthus
Ionië, heiligdom in - Panioniom
Ionië, stad in - Coazomenae, Colophon, Efeze, Milete, Phocaea, Priene, Smyrna
Ionische eilanden, een der - Antipaxos, Cefalona, Cephalonia, Corfu, Ithaca, Ithyaki, Kefallinia, Korfoe, Kerkyra, Levkas, Poxas, Zakynthos, Zante
Ionosfeer, laag in de - F-laag
Iowa, hoofdstad van - Des Moines
ipecaeuanhawortel - braakwortel
ipheion - brodiaea, triteleia
ipso facto - feitelijk
ipso jure - vanzelf
Iraakse havenstad  Basra
Iraakse hoofdstad  Bagdad
Iraakse luchthaven  Bagdad, Basra, Kirkoek, Mosoel
Iraakse luchtvaartmaatschappij  I.A.
Iraakse munt  dinar, dirhem, dollar, piaster
Iraakse provincie 
4 Liwa
5 Anbar, Babil, Basra, Erbil, Wasit
6 Bagdad, Dhigar, Diyala, Naynawa
7 Kerbela, Kiskoek, Naynawa
9 Oadisiyah
12 Soelaimaniya
Iraakse provinciehoofdstad 
4 Koet
5 Amara, Basra, Erbil
6 Bagdad, Diyala, Mosoel, Ramadi
7 Kerbela, Kirkoek
8 Diwaniya, Nasiriya
12 Soelaimaniya
Irak, bevolkingsgroep in - Koerden
Irak, hoofdstad van - Bagdad
Irak, rivier in - Eufraat, Tigris
Iraanse hoofdstad  Teheran
Iraanse keizer  shah, sjah
Iraanse keizerin  Farah
Iraanse munt  dinar, rial
Iraanse prinsentitel - misra
Iraanse roesdrank - haoma, hauma
Iran  Perzië
Irian - Guinea
Irian Barat, eiland bij - Biak, Japen
Irian Barat, plaats op - Fak-Fak
iris – bergkristal, lisbloem
iridaceae - acidanthera, crocosmia, crocos, fresia, gladiolus, iris, ixia, lis, monbretia, moraea, tijgerbloem
iridium  lis. iris, lis(bloem), regenboog(vlies)
irisachtige bloem  lis, krokus
Irokezen, opperhoofd der - Haiawatha
Irokezen, stam der - Cayuga, Mohawk, Oneinda, Onondaga, Seneca
Irokezen, taal der - Cherokee, Erie, Huron
ironie  spot
irreëel  onwerkelijk, onwezenlijk
iridium - ir.
irrigatie  bevloeiing
irrigeren – bevloeien, bewateren
irritant  ergerlijk, hinderlijk, lastig, prikkelend, tergend, vervelend,
irritatie  ergernis, ontstemming, prikkeling
irriteren  ergeren, hinderen, prikkelen
irriterend  ergerlijk, hinderlijk, lastig
irriterend voor de zintuigen  schel, scherp
irvingiaceae - desbordesia, irvingia, klainedoxa
Isaïas - Jesaja
Isboseth - Isjbaäl
ischias  heupjicht
Isjtar - Inanna
Iskenderoen - Alexandrette
Islam - Mohammedanisme
Islam, niet-gelovige in de - kafir
islamiet  mohammedaan, moslem, moslim, muzelman
Islamitisch - zie ook Mohammedaans
Islamitisch deest - Muharram
islamitisch feest na de vasten  Beiram
Islamitisch gebed - salat
Islamitisch plichtgebed - salab
Islamitische armenzorg - sakat
Islamitische bedevaart - hadj
Islamitische bedevaartganger - hadji
Islamitische broederschap - tarika
Islamitische gebedsdienst - chatma
Islamitische gebedsnis - mihrab
Islamitische gebedsoproep - azan
Islamitische gebedsrichting - gibla, kibla
Islamitische geloofsbelijdenis - sjahada
Islamitische gewoonte - soenna
Islamitische godsdienstoefening - salat
Islamitische groet - sala(a)m, salem
Islamitische heilige oorlog - djihad
Islamitische heilige schrift - koran
Islamitische heilige wet - sjaria
islamitische monnik  derwisj
Islamitische moskee - masdjid
Islamitische mystieken – soefi’s
Islamitische mystieke orde - tarika
Islamitische plichtenleer - fikh
Islamitische schriftgeleerde - moealla, oelema
Islamitische profeet  Mohammed
Islamitische tekstuitleg - kiyas
Islamitische titel - bab
Islamitische traditie - hadith
Islamitische vasten - sawm
Islamitische wetskennis - fakih
Ismaëliet - Arabier
Ismaliten, sekte behorende tot de - Assassijnen, Hodsjas, Karmaten
Ismene - Hymenocallis
Isnardiz - Ludwigia
isoëtacae - biesvaren, isoëtes, stulites
isolatie  afsluiting, afzondering, quarantaine
isolatiemateriaal  asbest, bengoliet, eboniet,
isolatiemateriaal uit mica en schellak  micaniet
isolatiemateriaal voor radioonderdelen  ameniet
isolement  afzondering
isoleren – afzonderen
isolerend materiaal - eboniet
isomeer van glucose - galactose
isomeer van wijnsteenzuur - druivenzuur
isonitrosoverbinding - oxine
is op de kermis te zien  rarekiek
isoropylbenzeen - cumeen
isotherm harden - bainitreren
Israël  Jakob, Palestina
Israël, deel van - Galilea, Negev
Israël, hoofdstad van - Jeruzalem
Israël, koning van -
3 Ela
4 Basa, Jehu, Joas, Omri, Saul
5 Achab, David, Hosea, Joram, Nadab, Zimri
6 Pekach, Sallum, Salomo
7 Achazja, Joachaz, Zekarja
8 Jerobeem, Menachem, Pekachja, Zacharia
Israël, landbouwnederzetting in - kibboets
Israël, rivier in - Jordaan, Kis(j)on
Israël, stad in - Eilat, Haifa, Jaffa, Jeruzalem, Lod, Lydda
Israël, stam in - Aser, Benjamin, Dan, Gad, Issaschar, Jozef, Juda, Levi, Naftali, Ruben
Israël, volksvertegenwoordiging van - knesset
Israëliet  Arabier, jood
Israëlisch collectief dorp – kibboets
Israëlisch feest - (C)Hanuka
Israëlisch heilig boek - kitab
Israëlisch ondergronds leger - Hagana
Israëlisch parlement  knesset, knesseth
Israëlische generaal  Dayan, Herzog, Rabin
Israëlische haven - Eilat, Haifa
Israëlische inhoudsmaat - efa
Israëlische kerk  synagoge
Israëlische luchthaven  Lydda (Lod)
Israëlische luchtvaartmaatschappij  Elal
Israëlische maat  dunam
Israëlische munt  agorot, pond, prutah
Israëlische naam  Abraham Eli, Levi, Moos, Mozes, Ruben, Sam, Samuel
Israëlische parlement - knesset, knesseth
Israëlische politieke beweging - Zionisme
Israëlische schilders  Ardon Guttman, Janco, Mokady, Rubin, Zaritski,
Israëlische schrijvers  Gilbao, Guri, Meged, Shamiz, Yishar
Israëlische taal  Hebreeuws, Ivriet, Iwrieth Jiddisch, Ladino
Israëli(ti)sche kerkvoogd  parnas
Istanboel - Byzantium, Konstantinopel
Istanboel voorstad van - Galata, Skoetari, Usküdar
Istanboel wijk der Europeanen in - Pera
Italiaan  Napolitaan, Romein, sard
Italiaans aardewerk uit de 15e eeuw  majolica
Italiaans adellijk geslacht  Medici, Orsini
Italiaans automerk  Ferrar,i Fiat, Lancia
Italiaans baksel - pizza
Italiaans beeldhouwer -
5 Manzu, Rosso
6 Canova, Marini, Pisano, Rocchi
7 Bernini, Bugatti,Cellini, Martini, Messina, Quercia,
Raffael, Ruggeri
8 Boulogne, Bramante, Calandra, Ghiberti, Pericolo
9 Donatello, Romanelli, Sansovino
10 Bandinelli, Buonarotti, Marochetti
12 Brunelleschi, Michelangelo
Italiaans bergland  Apennijnen
Italiaans componist -
4 Nono
5 Asola, Berio, Verdi
6 Artusi, Borghi
7 Bellini, Bernadi, Corelli, Landini, Puccini, Rossini,
Tartini, Vivaldi
8 Mascagni, Paganini, Petrassi, Pizzetti
9 Carissimi, Donizetti, Malipiero, Pergolesi, Scarlatti
10 Bocherini, Monteverdi, Sammartini
11 Frescobaldi
12 Dallapiccola
Italiaans danslied  villanella
Italiaans eiland in de Middellandse Zee  Capri, Caprera, Elba, Lido, Sardinië, Sicilië
Italiaans geheim genootschap - carbonari
Italiaans gerecht  macaroni, pizza, polenta, ravioli, risotto, spaghetti
Italiaans geslacht , Borgia, Este
Italiaans heerser  doge
Italiaans kaartspel - bod(spel)
Italiaans landschap - Abruzzi, Basilicate, Calabria, Campania, Lazio, Liguria, Lombardia, Marche, Molise, Piemonte, Puglia, Sardegna, Sicilia, Toscane, Umbria, Veneto
Italiaans letterkundige -
4 Arzo, Caro, Levi, Vico
5 Belli, Bembo, Berni, Berto, Betti, Casti, Dante, Gozzi,
Monti, Negri, Prati, Pulci, Tasso, Verga
6 Alvaro, Bracco, Fabbri, Gianni, Marino,Parini, Vasari
7 Alberti, Allegri, Arentino, Ariosto, Bernari, Boiardo,
Cellini, Collona, Fiscolo, Goldoni, Guarini, Lentini,
Manzoni, Moravia, Moretti, Pascoli, Pellico, Pistolia
8 Bandello, Carducci, Compagni, Petrarca, Pugliese,
Sordello, Trissino
9 Boccaccio, Fogazzaro, Poliziano, Sacchetti,
Sannazaro
10 Angiolieri, Buonarotti, Cavalcanti, Guinizelli,
Pirandello
12 Castiglione, Machiavelli
italiaans meelproduct - spaghetti
Italiaans meer  Como, Garda, Lugano, Maggiore
Italiaans meerstemmig lied - frottola
Italiaans natuurkundige - Marconi, Volta
Italiaans restaurant - pizzeria trattoria
Italiaans volk  Etrusken
Italiaans volkslied – ritornel, tarantella
Italiaans vorstengeslacht  Este
Italiaans wijndistrict - Apulië, Barletta, Campania, Emilia, Falerno, Lambrusco, Moscato, Piemonte, Sicilië
Italiaanse Alpen - Dolemieten
Italiaanse architect -
3 Gio
4 Fuga, Rava, Zevi
5 Larco, Nervi, Ponti
6 Fifini, Frette, Trucco
7 Alberti, Barozzi, Bernini, Cronaca, Galilei, Guarino,
Juvarra, Pollini, Rafael, Valdier
8 Bramante, Montuori, Palladio, Perruzzi, Terragni
9 Borromini, Catalogni, Sansovino
10 Michelozzo, Rossellino
12 Brunelleschi, Michelangelo
Italiaanse badplaats  Alassio, Chiaveri, Como, Imperia, Lido, Merano, Rapallo, Rimini, San RemoSavona, Sestri
Italiaanse beeldhouwer  Donatello, Marinie, Michelangelo
Italiaanse burgemeester  podesta
Italiaanse componist uit de Baroktijd  Albinoni, Manfredini, Marcello, Scarlatti, Torelli, Veracini, Vinci Vivaldi,
Italiaanse componist uit de moderne tijd  Dallapiccola, Nono,
Italiaanse componist uit de renaissance  Cavalli, Frescobaldi, Monteverdi, podesta
Italiaanse componist uit de romantiek  Bellini, Boito, Donizetti, Mascagni, Puccini, Verdi
Italiaanse dame - signora
Italiaanse dans  pavane, forlano, saltarello, tarantella
Italiaanse oude dans - calata
Italiaanse dichter  Ariosto, Dante, Petrarca, Tasso
Italiaanse filmster  Loren
Italiaanse filosoof - Acri
Italiaanse fluittheoreticus  Gariboldi
Italiaanse gendarme  carabinieri
Italiaanse geheime staatspolitie  ovra
Italiaanse groet - ciao
Italiaanse heer  signore
Italiaanse herberg  osteria
Italiaanse hertog  doge
Italiaanse hoofdstad - Roma, Roma
Italiaanse jongeheer - signorino
Italiaanse juffrouw  signorina
Italiaanse klokkentoren - campanile
Italiaanse landstreek  Apulië, Calabrië, Campania, Catania, Cremona, Emilia, Ferrara, Liguria, Lombardije, Lucca, Mantua, Parma, Perugia, Siena, Toscane, Trente, Umbria
Italiaanse munt  centesimo, lire
Italiaanse natuurkundige  Marconi, Volta
Italiaanse opvoedkundige  Montessori
Italiaanse pap  polenta
Italiaanse partijleider  Nenni
Italiaanse provincie  Benevento, Catania, Cremona, Enna, Ferrara, Lucca, Mantria, Parma, Perugia, Regusa, Siena, Verona
Italiaanse provincie hoofdstad 
4 Asti, Bari, Como, Enna, Pisa, Roma, Rome
5 Aosta, Cuneo, Forli, Genua, Lecce, Lucca, Massa,
Nuoro, Padua, Parma, Pavia, Rieti, Siena, Terni,
Turijn, Udine
6 Ancona, Arezzo, Chieti, Foggia, Genova, Latina,
Matera, Mantua, Milaan, Milano, Modena, Napels,
Napoli, Novara, Padovo, Pesaro, Ragusa, Reggjo,
Rovigo, Savona, Terano, Trente, Trento, Torino,
Triest, Varese, Verona
7 Belluno, Bergamo, Bologna, Bolzano, Brescia,
Caserta, Catania, Cosenra, Cremona, Ferrara, Firenze,
Gorizia, Imperia, lsernia, l'Aguila, Livorno, Mantova,
Messina, Palermo, Perugia, Pescara, Pistoia, Potenra,
Ravenna, ,Salerno, Sassari, Sondrio, Tarente, Tarento,
Trapani, Treviso, Trieste, Venetië, Venezia, Vicenza,
Viterbo
8 Avellino, Brindisi, Cagliari, Florence, Grosseto,
Macerata, Piscenza, Siracusa
9 Agrigento, Benevento, Catanzaro, Frosinose,
Pordenone
10 Campobasso
11 Alessandria
13 Caltanisetta
Italiaanse rivier -
2 Po
3 Aso, Era, Lao
4 Adda, Agno, Agri, Alli, Arno, Asso, Ceno, Dora, Eisa,
Enza, Fino, Nera, Noce, Nure, Orba, Orco, Orte, Reno,
Sele, Taro, Tavo, Toce
5 Adige, Belbo, Bruna, Corno, Esaro, Esino, Farfa,
Ferro, Fioio, Fiora, Idice, Lorda, Maira, Marta, Melfa,
Mella, Merse, Oglio, OIona, Orciz, Parma,Piave, Plave ,
Ronco, Sacco, Sarca, Sauro, Savio, Seria, Sesia, Siere,
Sinni, Sisto, Tenna, Tiber, Torres, Ufita
6 Agogna, Alento, Allaro, Amatto, Aniene, Arrone, Astion,
Atella, Aterno, Avisio, Brembo, Brenta, Calore, Cavone,
Cecina, Cesano, Chiani, Chiese, Cornia, Foglia, Isonzo,
Lamone, Locone, Maduna, Melito, Mincio, Mucone,
Musone,
Ofanto, Olpeta, Panaro, Pecora, Rapido, Sangro, Tacina,
Tanaro, Tesino, Tevere, Ticino, Tronto, Turano, Velino,
Venosa, Vomano
7 Albegne, Amaseno, Biferno, Bormida, Bradano,
Busento, Cellina, Cervaro, Chienti, Chisone, Dragone,
Etevivo, Follone., Fortore, Gravina, Livenza, Metauro,
Mignoni, Montone, Nestore, Ombrone, Pellice,
Pescara, Platano, Potenza, Secchia, Serchio,
Tammaro, Titerno, Torbido, Tordino, Trebbia,
Trionto, Varaita, Vitravo, Vulgano
8 Ancinale, Calaggio, Mingardo, Sarmento, Signello,
Staffora, Teverone, Tusciano, Volturno .
9 Amendolea, Argentino, Candelaro, Fiumenica,
Marecchia, Raganello, Selinello, Trasubbie
10 Abatemarco, Basentello, Garigliano, Laurenzana
11 Tagliamento
Italiaanse rovers - briganti
Italiaanse schalmei - calandrone
Italiaanse schilder -
4 Afro, Feti, Rosa
5 Aglio, Burri, Carra, Dolci, Tozzi
6 Allori, Cigoli, Giotto, Gu, ardi, Vasari
7 Barocci, Bellini, Cimabuc, Da VinciGozzoli, Morandi,
Raffael, Saltian, Tiepolo, Titiaan, Uccello
8 Anastano, Angelico, Campigli, Magnelli, Mantegna,
Masaccio, Severini, Veronese
9 Cavallini, Correggio, Donatello
10 Botticelli, Caravaggio, Cerrachini, Tintoretto
11 Ghirlandaio
12 Michelangelo, Parmigianino
Italiaanse schrijver – Annunzio Boccaccio, Caspeno Croce, Dante, Lampedusa, Malaparte, Moravio, Petrarca
Italiaanse stad -
3 Bra
4 Atri, Como, Este, Fano, Gela, Pola, Rome
5 Adria, Anzio, Cantu, Capua, Combo, Fondi, Genua, Prato
6 Anagni, Andria, Milaan, Rimini, Salerno, Spezia, Urbio
7 Cassino
8 Camerino, Florence
italiaanse soep – minestra, minestrone
Italiaanse stad aan de Adriatische Zee - Ancona, Brindisi, Rimini, Venetië
Italiaanse stad aan een gelijknamig meer - Como
Italiaanse tiran - Borgia
Italiaanse volksdans geheten naar de stad Tarente - tarantella
Italiaanse vrijheidsheld - Garibaldi
Italiaanse vrijstaande klokkentoren - campanile
Italiaanse wijn  Aleatico, Bardolino, Barola, Campari Chianti, Martini, Gragnano, Lambrusco, Moscato, Moscatello, Valpolicella, Zibiblo
Italiaanse vrouw – donna, signora
Italiaanse witte wijn - Caluso, Falerner
Italiaanse wijn - Este, Chianti, Barolo, Martini,
Italiaanse worst - salami
Italië, schiereiland van - Calabrië, Otranio, Latijn, Marrucijns, Oskisch, Paelignisch, Sabellisch, Umbrisch, Vestljns, Volkisch
Italische talen, een der - Faliskisch
Italmenen - Kambsjadalen
7 Capraji, Gorgone, Pianose, Sicilië, Vulcano
8 Sardinië
9 Stromboli
Italië, gebergte in  Apennijnen
Italië, eiland behorende bij -
4 Elba
5 Capri
6 Giflio, Ischia, Lipari, Ustica
item  desgelijks, dezelfde, evenzo, insgelijks, it, post
Ithome - Vurkano
ivoor  elp, elpenbeen
Ivoorkust, bevolkingsgroep in - Kroe, Senoefoe
Ivoorkust, hoofdstad van - Abidjan
Ivoorkust, rivier in - Bandama, Cavally, Comoë, Sassandra
Ivoorkust, stad in - Bauake, Daloa, Dalva
ivoornoot - phytelephas
ivoorsurrogaat – eburine
ivoren - elpen
Iwriet  Hebreeuws
ixodas - teek
Izabel(le)  geelbruin
izegrim  brombeer, brompot, knorrepot, nurks, wolf

J

jaagbout - drevelbout
jaaglijn - treil
jaagpad - tragel
jaagschuit - trekschuit
jaap - kerf, messnede, snee, snede, snede, snijwond, wond,
jaar - annus
jaar, astronomisch - zonnejaar
jaar dat een zifting duurt - zittingsjaar
jaarbedrag - annuïteit, aflossing
jaarbeurs - fair, messe
Jaarbeursstad - Bazel, Brussel, Frankfort, Keulen, Leipzig, Londen, Lyon, Parijs, Utrecht, Zürich
jaarboek - almanak, annalen, annarium, kroniek
jaarboeken - analen
jaarboekenschrijver - analist, kroniekschrijver
jaarboekje - agenda
jaardeel - maand
jaardicht - chronogram, jaartalvers, tijdvers
jaarfeest - anniversarium, verjaardag
jaargang - jg., jrg.
jaargeld - pensioen, wedde
jaargetijde - herfst, lente, moesson, najaar, seizoen, voorjaar, winter, zomer
jaar honderd - eeuw
jaarinkomen - wedde
jaarlijks - annueel
jaarlijkse aanvulling van paarden - remonte
aarlijkse aflossing som plus rente - annuïteit
jaarlijkse erfpachtsom - canon
jaarlijkse feestdag - bevrijdingsdag, Hemelvaartsdag, Kerstmis, Koninginnedag, nieuwjaar, Pasen, Pinksteren
jaarlijkse keuring - schouw, ijk
jaarlijkse opbrengst - annona
jaarlijkse overzichten - annalen, balans, jaarboek, jaarverslag, staat
jaarlijkse uitkering of afbetaling - annuïteit
jaarlijkse verdienste - inkomen
jaarlijkse zonnebaan aan de hemel - ecliptica
jaarling - enter
jaarloon - traktement, wedde
jaarmarkt - foire, foor, kermis, Messe, mes, mis
jaaroverzicht - annalan, balans, jaarverslag, staat,
jaarrente - annuïteit
jaarringmeting - dendrometrie
jaarschrift - chronogram
jaartallenlijst - tijdtafel
jaartalvers - chronogram
jaartelling - aera, anno, eeuw, era, tijdrekening
jaarwedde - pensioen, toelage, traktement
jaarwijzer - kalender
jaarzang - nieuwjaarsdicht
jabot - bef, hom
jacaranda copaia – goebaja
jacht - weispel
jachten - haasten
jachtenduivel - Sint-Janskruid
jachtexpeditie - safari
jacht op groot wild - safari
jachtgebied – revier
jachtgeweer - buks
jachtgodin - Artemis, Diana, Uller
jachthond -
4 brak
6 barzoi, basset, beagle, hunter, poedel, setter, teckel, viszia
7 afghaan, canische, dasbrak, dashond, griffon, laufhund,
pincher, pointer, shoughi, spaniël, terriër, whippet
8 aardhond, drijfhond, foxhound, pronkrug, staander
windhond
9 bloedhond, dalmatier, deerhound, greyhound, retriever,
stabyhound, steenbrak
10 patrijshond, weimaraner, wetterhound,
11 kwartelhond, wachtelhund
12 heidewachtel
13 cockerspaniel,
jachthoorn - waldhoorn
jachtig - driftig, gehaast, gejaagd, haastig
jachtinstrument - buks, geweer, harpoen, hengel, hoorn, klem, net, roer, strik, val
jachtinstrument met pijl - boog
jachtliefhebber - Nimrod
jachtluipaard - cheetah, gepard
jachtmes - hartsvanger
jachtmuziek – caccia
jacht op groot wild - safari
jacht op wild - stroperij
jachtoppasser – koddebeier
jacht op zekere dieren - vossenjacht
jachtopziener - koddebeier, wildschut
jachtpartij - drijfjacht, slipjacht
jachts - loops
jachtspoor - drag, slip
jachtstoet - meute
jachtvermaak - weidspel, weispel
jachtvliegtuig - jager
jachtwapen - harpoen, geweer
jachtwild – duif, eend, ever, fazant, haas, hert, konijn, patrijs, ree, zwijn
jacket - boekomslag
Jacob, het huis - Israël
Jacobsganger - kreupele, manke
jacobsladder op baggermolen - nona
Jacobijnen, lid der - Barnave, Condorcet, Desmoulins, Mirabeau, Robespierres
jade - chlorommelaniet, jadeiët, nefriet
Jaffa - Jafo
jagen - drijven, haasten, jachten, opdrijven, snellen, vervolgen, voortsnellen
jagen op – najagen
jagen zonder akte - stropen
jager - Nimrod, Orion, weidman, weideman
jagershoed - chasseur
jagersmes - weidmes
jagersroep - tiro, hallali
jagerstas - weitas
jagersverblijf - jachthuis, jachtslot, jachthut
jaguar - panter
jajem - jandoedel, jen, klare, jenever
jak – buffel
jakhals – vrek
Jakobijnenleiders tijdens de Franse revolutie - Danton, Robespierre
jacobsladder - noria
Jakoetrie, bevolkingsgroep in-Jakoeten - Joekarigen, Lamoeten, Toengoezen , Tsjoekstjen
jaloers - afgunstig, naijverig, ijverzuchtig
jaloersheid - afgunst, jaloezie, nijd, ijverzucht, naijver
jaloezie - afgunst, broodniojd, kif, kift, minnenijd, naijver, nijd, store, wangunst, zonwering, zonnescherm
jaloezie - zonneblind
jaloezie uit liefde - minnenijd
jam - confiture, gelei, marmelade
jamaicaanse muziek - ska
Jamaica hoofdstad van - Kingston
Jamaicapeper - piment
jambische zesvoet - alexandrijn
jammer - eilacie, helaas, klacht, kommer, leed, rampspoed, sneu, spijtig, verdriet, zonde
jammeraar - klager
jammerdaad - gruweldaad
jammerdal - tranendal
jammeren - jeremierenklagen, krijsen, treuren, weeklagen
jammerend - huilerig, larmoyant, weeklagend
jammerkast - draaiorgel
jammerklacht – jeremiade, weeklacht
jammerlied - treurzang
jammerlijk – bedroevend, deerniswekkend, deerlijk, deplorabel, ellendig, erbarmelijk, hartbrekend, helaas, rampzalig, smartelijk, zielig
jammerlijke toestand - ellende
jammernis – ellende
jammerrijk - hel, vagevuur
jammer vinden - beteuren
Jan - matroos
Jämtland, berg in - Helagsfjall
Jämtland, hoofdstad van - Ostersund
Jan Allemachtig - excavaateur
janboel – anarchie, bende, chaos, keet, rommel, troep, verwarring, zootje
Jan Boezeroen - arbeider, dagloner, werkman
Jan Compagnie - O.I.C.
Jan de Rijmer - pruldichter
Jan de Wasser - pantoffelheld
Jan, een rechte - opsnijder, snoever
Jan en Alleman - (een)ieder, elk(een), iedereen
jandoedel - jajem, jenever
jangat - sukkel
janhagel - crapule, gajes, gepeupel, gespuis, plebs, rapalje tuig
Jan Kalebas - grootdoener, onbenul, opsnijder
janken - galpen, grienen, huilen, krijten, schreien
jankerig - dreinend, drenzend
Jan Klaassen - Hansworst, polichinel, potsenmaker
Janklaassen - guignol, kasperl, punch
Janmaat - jantje, marinier, matroos
janoom - lommerd, pandjesbaas
Jan Ongeluk - ongeluksvogel, pechvogel
Jan Papperlepap - nietsnut, slapperd
Jan Potage - hansworst
Jan Rapen zijn maat - canaille, gepeupel, gespuis, grauw, iedereen, janhagel, plebs
Jan Salie - slappeling, slijmerd
Janskruid, Sint - Hypericum
jantje - matroos, marinier, janmaat
Jan van Gent - bazaangans, rotspelikaan
Jan Vlegel - lomperd
Jan Weetal - neuswijze, eigenwijze
januari - louwmaand
Japan - Nippon
Japanner - Jap
Japans aardewerk - iwaibe
Japans auteur - Ihara
Japans automerk - Datsun, Honda, Mazda, Toyota
Japans beeldje - haniwa
Japans bordspel - go
Japans bovenkleed - kimono
Japans dansmeisje - geisha, geisja
Japans district - koeni
Japans doosje - inro
Japans edelman - daimio
Japans eiland -
3 Iki, Oki
4 Goto, Izoe, Sado, Taka, Tori, Tsoe
5 Amami, Awaji, Hondo, Yakoe
6 Hirado, Osoemi, Reboen, Tanega
7 Honsjoe, Risjiri, Tokoeno
8 Awasjima, Hokkaido, Kioesjoe, Sjikokoe,
Soemisoe
9 Aogasjima, Okoesjiri, Tobisjima, Torisjima,
Tsoesjima
10 Hatsjidsjo
Japans feodaal heer - daimio
Japans gedicht - renga
Japans gewaad - kimono
Japans gewicht - kan, kin, momme
Japanskarretje - riksja
Japans keizer - mikado, tenno
Japans landgoed - sjoen
Japans lettergreepschrift - hiragana
Japans meer - Biwa
Japans muziekinstrument - biwa, gakoeso, koto, o-dadaiko, samisen, taiko, tsoezoemi
Japans nationale religie - sjintoisme
Japans oorspronkelijke bewoners - Ainoe
Japans regent - sessjo, sjikken
Japans rekenbord - soroban
Japans rijtuig - riksja (riksha)
Japans schilderij - kakenmono
Japans schrijver - foehito
Japans spel - go, gobang, mikado
Japans tokkelinstrument - biwa, koto
Japans toneelstuk - sewamono
Japans tweewielig rijtuig - riksha
Japans veldheer - sjogoen
Japans voertuig – riksja
Japans zegeldoosje - inro
Japans zelfmoordzwaard - wakizasji
Japans zelfverdedigingssysteem - karate
Japanse adel - koege
Japanse arbeiders - be
Japanse aristocratie - oeje
Japanse bergtop - Jari
Japanse beroepsdanseres - geisha
Japanse bloemsierkunst - ikebana
Japanse bouwstijl - kara-yo, tenjikoe, wa-yo
Japanse ceder - cryptomeria
Japanse dichtvorm - haikoe
Japanse drank - sake, saki
Japanse edelman - daimio
Japanse geest - Oni
Japanse geheime politie - kempei, kimpai, kernpetai
Japanse geluksgod - Daikoku
Japanse geschiedkundige periode - Heian, Kamakoera, Meiji, Nara
Japanse goden - Amida, Amateras, Atago, Djin, Elbiss, Izanagui, Izanami, Kami, Yebiss
Japanse godin - inari
Japanse godsdienst - shinto, shintoisme
Japanse gordel - obi
Japanse grafheuvel - Kofoen
Japanse grootgrondbezitter - daimio
Japanse havenstad - Kobe, Osaka. Yokohama, Hirosjima
Japanse heldenfiguur - Benkei
Japanse hoofdstad - Tokio
Japanse industriestad - Osaka
Japanse kanselier - Kampakoe
Japanse kast - chigaidana
Japanse Keizer -
4 Koko, Oeda, Saga, Toba
5 Daigo, Enjoe, Gosai, Jozei, Kazan, Kogon, Komei,
Komio, Konim, Konoe, Nidjo, Ninko, Seiwa, Sjoko,
Sjowa, Soeko
6 Go-Oeda, GoSaga, GoToba, Heidjo, Kammoe,
Koboen, Meidji, Miodjo, Mommoe, Nimmio, Reigen,
Reizei, Sandjo, Sjidjo, Sjomoe, Taisjo, Temmoe, Tentji,
Tjokei
7 Antoeko, Djoenna, GoDaigo, GoEnjoe, GoJozei,
GoKogon, GoKomio, GoNidjo, Itjidjo, Kokatoe,
Tjoekio
8 Djoennin, Foesjimi, GoReizel, GoSandjo, Hanazono,
Horikawa, Kamejama, Kotokoe, Momozomo,
Montokoe, Ogimatje, Rokoedjo, Soetoko, Soezako
9 GoItjidjo, Moerakami, Sjirakawa, Takakoero
10 Djoentoko, GoFoesjimi, GoHanazone, GoHorikawa,
GoKamejama, GoKomatsoe, GoMizoeno'o,
GöMomozono, GoSoezakoe, Nakamikodo .
11 GoMoerakami, GoSjirakawa, Higasjijama
12 Sakoeramatji
13 GoFoekakoesa, GoKasjiwabara, GoSakoeramatji,
Tsjoetjimikado
14 GoTsoejimikado
Japanse keizerin -
5 Djito, Koken
6 Gensjo, Saimio
8 Sjotokoe
Japanse keizerlijke residentie - dairi
Japanse keizerstitel - mikado, tenno, tensji
Japanse klasse van paria's - eta
Japanse krijger - samoerai
Japanse leenheer - daimyo
Japanse lengtemaat - ken
Japanse luit - biwa
Japanse militaire gouverneur - sjoego
Japanse militaire landadel - boesji
Japanse munt - sen, yen
Japanse muzieksoort - gagakoe
Japanse nationale religie - Sjintoisme
Japanse oorspronkelijke bewoners - Ainoe
Japanse pagodenspits - Sorin
Japanse papiervouwkunst - origami
Japanse parelduikster - ama
Japanse ridderstand - samoerai
Japanse prefectuur - ken
Japanse priester - dairo
Japanse rijstdrank - sake, saki
Japanse rivier - kiso
Japanse roos - camelia (Japonica)
Japanse schuifdeuren - foesoema, sjoji
Japanse sjogoen -
5 Keiki
6 lenari, lesada, Joriié
7 leharoe, lejasoe, lejisji, lemotji, lesjige, lenobi
8 Hidetada, lemitsoe, Letsoena, Joritomo,
Josjiaki, Senetomo
9 Hisa=akira, letsoegoe, Josjihasa, josjihide,
Josjihisa, jisjihisa, Josjimasa, Josjinori,
Josjitane, Korejasoe, Moenetaka, Morikoeni,
Takaoedji
10 Joritsoene, Josjiakira, Josjiharoe, Josjikazoe,
Josjimoene, Josjimotji, Josjiteroe, Josjizoemi
11 Joritsoegoe, Josjikatsoe, Josjimitsoe,
Tsoenajosji
Japanse slaven - jatsoeko
Japanse snaar- of tokkelinstrument - kotobiwa
Japanse snuisterij - Japannerie
Japanse sport - judo, karate
Japanse stad -
3 Ise
4 Aioi, Arao, Kobe, Mito, Oita, Saga, Tsoe
5 Akita, Gifoe, Kiobe, Kioto, Koere, Osaka, Otsoe, Sakai,
Tjiba, Tokio
6 Akasji, Annaka, Aomori, Kiryoe, Kotsji, Nagano,
Nagoja, Oerawa, Otaroe, Sasebo, Sendai, Toyama
7 Atsoeta, Himedji, Morioka, Mororan, Nagaoka, Sapporo
8 Hakodate, Hirosaki, Jamagata, Kawazawa, Koesjiro,
Maebasji, Yokohama
9 Asahiwaga, Hirosjima, Koemamoto, Yokosoeka
10 Hamamatsoe, Hatsjinoke
11 Foekoesjima
12 Oetsoenomiya
Japanse tempelhal - haiden
Japanse theekeramiek – oribe
Japanse titel - mikado
Japanse vechtsport - judo, jiujitsu, karate, kendo
Japanse vloerbedekking - tatami
Japanse voorouders – kami
Japanse vrouwengordel - obi
Japanse vulkaan -
3 Aso
6 Fuyama, Ontake
7 Foedsji
8 Tatejama
9 Foedjisun
11 Wasjigataka
12 Foedji-no-jama
13 Norikoeratake
Japanse wandversiering - kakemono
Japanse zelfmoord - harakiri, seppoekoe
Japan, bewoners van - Biakkers, Noemforen, Wandamen, windesi
japen - snijden
japneuzerij - clericalisme
japon - gewaad, jurk, kleed, robe, toillet
japonlijf – taille
japon met bijpassende mantel - complet
japon uit de 18e eeuw - sak
japonstof – everglaze, jersey, katoen, tricot, zijde
japonstof met nopjes. (pareltjes.) - perletta
jargon - bargoens, brabbeltaal, koeterwaals, vaktaal
jarig – gelukkig
jarige - feestvarken
jarretelle - kousophouder, sokophouder
jas - tegenvaller, teleurstelling, troefboer
jas – demi, frak, jekker, jopper, lammycoat, overjas, winterjas
jas, broek en vast - pak, kostuum, costuum
jasje – baadje, colbert
jasmijn - jasminum, melati, philadelphus
jasmijnparfum, kunstmatig – jasmine
jasomslag – lapel, revers
jaspissoort - heliotroop
jassen - schillen
jassenbewaarplaats - vestiaire
jassenboom - klerenstandaard
jatmoos - dief, handgeld, stelerzwendelaar
jatten – dieven, gappen, grissen, ontvreemden pikken, roven, snaaien, stelen, wegpakken
jatter – dief, jatmoosrover, steler
Java - Djawa
Java, deel van - Bantam
Java, eiland bij - Bali, Kraketau, Madura, Menjawak, Penaitan, Rakata
Java, berg op - Diëng
Java, rivier op - Brantas, Solo, Tjitarum
Java, streek op - Depok
Javaan uit de bergen - goenoenger
Javaans bestuursambtenaar - wedono, wedana
Javaans bloempje - melati
Javaans boeddhistisch kunstwerk - Borobudor, Kalasan, Mendut
Javaans dienstmeisje - tandak
Javaans dorp - desa, dessa, kampong
Javaans dorpshoofd - loera
Javaans edelman - mas, raden
Javaans historisch werk - badad
Javaans hofdichter - pudjangga
Javaans muziekinstrument - bonang, gambang, gambus
Javaans orkest - gamelan, gamalan, gamlan
Javaans poppenspel - wajang
Javaans regentschap - Bogor
Javaans rijk uit de oudheid - Mataram, Modjopahit
Javaans volksman - kromo
Javaans vorst - dalkaliem
Javaans vorstenverblijf - kraton
Javaans wachthuis – gardoe
Javaanse adelijke titel - raden
Javaanse afstandsmaat - paal
Javaanse beroepsdanseres - taledek
Javaanse bestuursambtenaar – wedana, wedono
Javaanse boer - kromo, tani
Javaanse buffelkar - pedati
Javaanse cultuurgeschriften - babad
Javaanse dans - tandak
Javaanse danseres - taledek
Javaanse dolk – golok, kris
Ja vaanse dynastie - Radjasa
Javaanse edelman - mas, raden
Javaanse gemeenschap - pesantren
Javaanse huisvogel die praten kan - beo
Javaanse koning – kertanagaru
Javaanse landmaat - jonk
Javaanse langzame dans - tandak
Javaanse prins - raden
Javaanse rivier - kali
Javaanse roversbende - kampak, kampok, ketjoe
Javaanse soldaat - kromo
Javaanse stad - Bandung, Djakarta, Djokjakarta, Solo, Surabaja
Javaanse titel - agung, mas, pangeran, raden, ratoe
Javaanse trom - kendang
Javaanse versmaat - matjapat, tengahan
Javaanse. vorst - Anggrok, dalem
Javaanse vroedvrouw - doekoen
Javaanse vulkaan -
4 Gedé, Lawu
5 Garut, Kelut, Raung, Salak, Wilis
6 Guntur, Marapi, Semeru, Slamat
7 Baluran, Bandung, SondoroTjiamis
8 Pulasari, Tjiandur
11 Tasikmalaja
Javaanse woning van aanzienlijke - dalem
javelijn - assegaai, lans, schicht, werpschicht
jawel – wezenlijk,
jazzensemble - band, combo
Jazzmusicus - Armstrong, Ellington,Henderson, Ory,Monk
jazzsoort - be-bop, blue(s), rag(time)
jazzstijl - blus
jazzstuk - blues, boogie, rag-time, stomp
jazzvorm - bebop, blues, cool, dixi, eastcoast, hot, swing
Jean Potage – hansworst
jeans – spijkerbroek
jeep – legerauto, terreinwagen
jegens - tegenover, t.a.v.
Jehova - Jahwe
Jehova's getuigen, stichter van - Russell
Jekaterinenburg - Sverdlowsk
jekker - bonker, jopper, overjas, zeemansjas
Jemen, haven van - Hodeidah
Jamen, hoofdstad van - Sanaa
Jemen, landbouwgewas verbouwd in - gaät
Jemen, munteenheid in - boegsja, bogasj, halala, rial
Jemen, stad in - Tacez
Jemgum - Jemingen
Jenan - Foesji
jenever - borrel, jajem, klare, neut, oorlam, snaps
jeneverbes - dambezie, juniperus, wakel
jeneverfabriek - branderij, distileerderij, stokerij
jeneverstoker – brander, korenbrander
jeneverstruik - wakel
jengelen - drenzen, dreinen, zaniken, zeuren
jennen - nogeren pesten, plagen, sarren,
jent - abel, bevallig, fraai, sierlijk
je opmaken – opdirken, optutten
je rikketik - hart
jeremiade - jammerklacht, klaaglied, lamentatie, weeklacht
jeremiëren - jammeren, weeklagen
Jeruzalem - Sion
Jesaja - Isaias
Jesse - Isaï
jetvliegtuig - straalvliegtuig
jeu – fleur, geurigheid, jus, kleurigheid, luister, opschik, opsmuk, vleesnat
jeu de mots - woordspeling
jeugd - frisheid, jonkheid, juventas, kindsheid
jeugdcentrum - clubhuis
jeugdherberg - J.H.
jeugdig - fleurig, fris, jong, juveniel, kruidigpril, pril, vroeg
jeugdig ambtenaar - surnumerair
jeugdig persoon - tiener
jeugdige clericus – leviet
jeugdlid – pupil
jeuïg - pittig
jeuk - kriebel
jeuken - kriebelen, kriewelen, mieren, schobben
jeukende uitslag – netelroos
jeukerig - kriebelig
jeukziekte - ergotisme
jeuzelen - klagen, zaniken, zeuren
jezebel - Izebel
Jezuiët - S.J.
Jezuïetenorde - S.J.
Jezuïetenpoeder - kininepoeder
Jezus – Christus, Heiland, I.H.S., Verlosser
Jezus Christus - J.O.
Jezus de Heiland der mensen - l.H.S.
Jezus van Nazareth, Koning der Joden - l.N.R.l.
jicht - (hand)chiragra, omagra, podagra, pootje (schouder)omagra, (heup)podagra
jichtig - stram, stroef
jicht in de schouderstreek - omagra
jichtzalf - opodeldoc
jihlava - Lglan
jij - (Fr.) tu, toi, (Eng.) you
jingle - tune
job – ambt, baan, baantje, betrekking, emplooi, karwei
Job - Hiob
Job, zo arm als - straatarm
Job,zo vroom als - invroom
jobber - knoeier, speculant, sjacheraar
jobsbode - ongeluksbode
jobstijding – ongelukstijding
joch – jongetje
jochie – broekeman, jongetje
jockey - pikeur, rijknech
Jodenchristenen - Ebionieten
Jodenduits - Jiddisch
Jodenfeest - pascha
jodengenoot - proseliet
Jodenhaat - anti-semitisme
Jodenhater - antisemiet
Jodenkerk - synagoge
Jodenkers - physalis
Jodenmoord - pogrom
Jodenpaasbrood - matse
Jodenpriester - rabbi, rebbe
Jodenvrees - judofobie
Jodenwijk - getto, ghetto
Jodenwijk in Amsterdam - Uilenburg, Vlooienburg
jodium toevoegen - joderen
Jodoigne - Geldenaken
Joegoslavië, berg in - Durmitor, Komovi, Peristeri, Triglav
Joegoslavië, deel van - Bosnië, Hercegovina, Istrië, Kroatië, MacedoniëMontenegro, Servië, Slovanië, Slovenië, Syrmië
Joegoslavië, rivier in - Bosna,Crna, Drava, Drina, Kupa, Morava, Sava, Tara, Timok,Tisza, Una, Vardar, Vrbas
Joegoslavië, stad in - Agram, Bitola, Brod, Ljubljana, Mostar, Nes, Ohrid, Pula, Rijeka, Sarajevo, Skopje, Split, Zagreb
Joegoslavisch eiland - Castovo, Brac, Cres, Hvar, Korcula, Krk,Lastovo, Milet, Ores Pag, Rab, Vis
Joegoslavisch muziekinstrument - gusle
Joegoslavisch vliegveld - Zagreb, Belgrado
Joegoslavische auteur - Andric, Kos
Joegoslavische hoofdstad - Belgrado, Beograd
Joegoslavische koning - Peter, Alexander
Joegoslavische munt - dinar, para
Joegoslavische president - Tito
Joegoslavische republiek - Bosnië. Kroatië, Macedonië, Montenegro, Servië. Slovenië
joekel - knaap
joelen - gieren, huilen, schreeuwen, tieren
Joelfeest - Midwinterfeest
jofel - fijn, geschikt, grappig, heerlijk, keurig, leuk, plezant, plezierig, prettig, sympathiek, tof
joffer – juffrouw
jogger - renner
Johannes - Joh.
Johannesbloem - margriet
Johannesbroodboom - ceratonia
Johannesridder - Johannieter
John Bull - Engeland
jok - grap, kortswijl, leugen, scherts
joke - bak, grapje, kwinkslag, mopje, scherts
joker – kwant, nar, paljas, potsemaker
jokkebrok - leugenaar
jokken – liegen,
Jokko - Chimpansé
Jökull - gletsjer
jolig - (muz.) giocoso
jolig - blij, dartel, leutig, prettig, uitgelaten, vrolijk
jolig en blij – vrolijk
joligheid - dartelheid
jolijt - lol, plezier, pret, vreugde, vrolijkheid
jonassen - sollen
jong – fris, jeugdig, nieuw, pril, vers, vroeg
jong boompje – ent, loot, stekje
jong dier - big, enter, kalf, kuiken, lam, larve, pup, vaars, veulen, welp
jong dier dat kunstmatig wordt grootgebracht – leplam
jong en pril - jeugdig
jong familielid - kleinkind, neefje, nichtje
jong gesneden stier - bul, os,
jonggezel - vrijgezel
jong herkauwend dier - lam, kalf
jong kind – baby, dreumes, peuter
jong konijn – lampreei
jong koppel - paartje
jongleerder - equilibrist, evenwichtskunstenaar, jongleur - equilibrist
jongleren - equilibreren
jongleerder - equilibrist, evenwichtskunstenaar, jongleur
jong meisje - bakvis, deern(tje), grietje, meid, mokkel, puber, tiener, wicht
jong mens – knaap, puber
jong paard - veulen
jong plantje - stek
jong roofdier - welp
jong rund - dikbil, kalf, pink, var, vaars
jong schaap - lam
jong soldaat - rekruut
jong varken - big , keutje, schram, spalling
jong zoogdier – big, kalf, lam
jonge aal - glasaal
jonge beoefenaar – aspirant, leerling
jonge dame – juffer, juffrouw, minette
jonge dochter - deern
jonge edelman - jonker
jonge eend - poel
jonge elft – plas
jonge hoen - kuiken
jonge hond - pup, puppy
jonge jaren - jeugd
jonge kabeljauw – dors, gal
jonge kale nestvogel - nesteling
jonge kip - kuiken, pul
jonge kleine haring - zeebliek
jonge knul - knaap
jonge koe – enter, kalf, kuis, vaars
jonge groene kokosnoot – liplap
jonge leerling – pupil
jonge leeuw - welp
jonge man - joch, jongeling, jongen, knaap, puber
jonge matroos - jongmaat, zeuntje
jonge militair - cadet, filler, rekruut
jonge muilezel - mulat
jonge ooi - ooilam
jonge padvinder - welp
jonge plantage - aanplant
jonge planten die bij het dunnen uitgetrokken zijn - dunsel
jonge soldaat – recratos
jonge Spaansw dame - senorita
jonge spiering - pin
jonge stier - va(a)r
jonge tak - ent, loot, lot, scheut, spruit, stek, poot
jonge vent - knul
jonge verrader - klikspaan
jonge vink die in augustus of september gevangen is - takkeling
jonge vis als aas - gruw
jonge vogel – kuiken, nesteling
jonge vogel, die terstond het nest verlaat - nestvlieder
jonge vogel, die volwassen het nest verlaat - nestblijver, nestzitter
jonge vrouw - meid, meisje, deern, mokkel, wicht, bakvis
jonge wijn - most
jongeling - adolescent, jongen, jonkman, knaap, puber, tiener
jongelingsjaren - adolescentie, puberteit
jonge lui - jeugd
jongen - bengel, blaag, boy, gozer, joch(ie), knaap, leerling, moeren, ventje
jongen die voor 't eerst ter communie gaat - eerstecommuniant
jongen krijgen - baren, worp, werpen
jongen op zee – varensgezel
jongensblouse – hes
jongenskiel - blouse
jongensspeelgoed – bal, hoepel, klepper, knikker, mecano, tol, trein, vlieger
jongen ter wereld brengen – baren, werpen
jongen werpen – onen
jonggezel - vrijgezel
jongensnaam -
2 Ab, Ad, Co, Ed, Gé, Jo, Ko, Ot,
3 Aad, Abe, Age, Ale, Ard, Bas, Ben, Bob, Cas, Cor, Dik,
Edo, Eef, Fop, Gas ,Ger, Gijs, Guy, Han, Har, Ibo, Ido,
Ivo, Jan, Jef, Jim,Job, Joe, Jos, Jur, Kas, Leo, Lex, Loe,
Lou, Luc, Lax, Max, Nic, Nol, Obe, Pim, pol, Rex, Rik,
Rijk, Rob, Ron, Roy, Sam, Sem,Ted, Tim, Tom, Ton,
Tijl, Udo, Wil, Wim, Yme, Yvo
4 Aart Abel Adam, Aize, Alan Aldo Alec Alex, Andy,
Anne, Anno, Arie, Arno Auke,Axel, Bart Bert, Bram,
Carl, Cees ,Ciel, Cock, Coen, Cuno, Daaf, Daan, Dave,
Derk, Dick, Dirk, Dolf, Duco, Durk, Edd,o Eddy, Eggo,
Eise, Eppe, Eppo, Eric, Erik, Faas, Flip Fons, Fred,
Gabe, Gert, Goos, Guus, Hans, Harm, Haro, Hayo, Hein,
Henk, Hugo, Huib, Huub, Huug, Iddo, Igor, Isak, Iwan,
Izak, Jaak, Jaap, Jack, Jean, Jeen, Joep, John, Joop, Juul,
Kars, Kees, Koen, Koos, Krijn, Kuno, Kurt, Lars, Leen,
Leon, Lode, Loek, Luuk, Mark, Mees, Miel, Muus,
Nick, Nico, Nlek, Noud, Oono, Olaf, Olof, Onno, Otto,
Paul, Pauw, Peer, Phil, Pier, Piet, Rein, Remy, René,
Rens, Riek, Rien, Roel, Rolf, Rudi, Ruud, Sake, Saul,
Sent, Seth, Seye, Siem, Siep, Sjef, Stan, Stef, Stijn,
Suwe, Tabe, Taco, Take, Teun, Theo, Thijs, Toby, oon, Tijl,
Ubbo, Ulbe, Ulbo, Vlek, Ward ,Wart, Wibo, Wies, Wout,
Wybe, Yves
5 Abram, dolf, Adrie, Alard, Almar, André, Anton,
Arend, Arian, Arien, Arjan, Arjen, Arold, Barry, Bauke,
Beert, Benno, Bernd, Boele, Boris, Bouwe, Broer,
Bruno, Cario, Chiel, Chris, Coert, Cyril, David, Denis,
Dorus, Douwe, Dries, Eddie, Edgar, Edser, Edwin,
Eelke, Eelco, Eelko, Elias, Elmar, Emiel, Emile, Ernst,
Erwin, Eugen, Evert, Ewald, Ewout, Falco, Fedde,
Feike, Feits, Felix, Ferdi, Filip, Floor, Fokke, Fokko,
Foleo, Foppe, Frank, Frans, Fedde, Freek, Friso, Frits,
Fulco, Garmt, Gavin, Geert, Geurt, Gosse, Gouke, Guido,
Guurt, Halbo, Hanno, Harry, Hauke, Hedde, Heino, Henny,
Henri, Herre, Hidde, Hildo, Jacco, Jakob, Janus, Jarig, Japik,
Jelle, Jerry, Johan, Joost, Joris, Jouke, Jozef, Jules, Karel,
Klaas, Kobus, Koert, Louis, Lucas, Manus ,Marco, Mario,
Melle, Menno Mozes, Namle, Nanne, Nelis, Niels, Oscar,
Otmar, Perry, Peter, Pleun, Ralph, Remco, Rinus, Ritse,
Robin, Roger, Rudie, Ruurd, Sacco, Seerp, Senne, Serge,
Sibbe, Siebe, Sierk, Siger, Simon, Sjaak, Sjerk, Sjors, Staas ,
Swier, Symen, Teddy, Timon, Tlnus ,Titus,Tjerk, Tymen,
Ubald, Ulrik, Waldo, Watse, Wlard, Wlebe, Wlgle, Ybert, Zeger, Zwier
6 Albert, Aldert, Alfons, Altrad, Alfred, Allerd, Antoon,
Arjaan, Arnold, Arnaud, Arthur, Barend, Bennie,
Berend, Bertus, Camiel, Caspar, Casper, Charly,
Conrad, Cyriel, Dagmar, Daniël ,Dennis, Dieuwe,
Donaid, Eduard, Eelker, Egbert, Eibert, Edmund,
Eduard, Elbert, Ernest, Eugène, Fabian, Fabuis, Ferrie,
Floris, Freerk, Freddy, Frerik, George, Gerard, Gerben,
Gerrit, Gilles, Godert, Govert, Hannes, Haraid, Harmen,
Harold, Harrie, Helmar, Hennie, Herman, Hessel,
Hielco, Hilmar, Hubert, Ingmar, Jappie, Jasper, Jeroen,
Jurjen, Justus, Krelis, Lauris, Lieven, Lothar, Lucien,
Lucius, Ludger, Lidmer, Manuel, Marcel, Marcus,
Marius, Marnix, Martin, Martijn, Michel, Norman,
Oliver, Paulus, Petrus, Philip, Pierre, Pieter, Renger,
Robert, Roelof, Roemer, Rogier, Roland, Romain,
Romke, Ronaid, Ronnie, Rudolf, Rupert, Rutger,
Samuel, Sander, Sibold, Sibert, Sietse, Silvan, Sjoerd,
Sjouke, Stefan, Steven, Suwert, Teddie, Thomas,
Tjeerd, Tobias, Victor, Volmer, Walter, Warner,
Werner, Wessel, Widmar, Wieger, Wietse, Wilmer,
Wolter, Wouter, Wijnand, Xavier
7 Aldert, Abraham, Adriaan, Alexander, Amadeus,
Andreas, Andries, Bastien, Bernard, Carolus, Casimir,
Carsten, Charles, Clemens, Dimitry, Egwinus ,Emanuel,
Etienne, Everard, Fernand, Florian, Folkert, Fulbert,
Gabriël, Gerhard, Gerlach, Gerland, Gertjan, Gerrits,
Govaart, Gozewijn, Gregory, Gustaaf, Gijsbert,
Hendrik, Huibert, Jacques, Jacobus, Jurjaan, Jurrien,
Lambert, Laurens, Lennart, Leonard, Leopold, Lindert,
Lodewijk, Maarten, Manfred, Marcius, Marinus,
Martien, Matthijs, Maurice, Maurits, Michael, Michiel,
Norbert, Olivier, Patrick, Radboud, Raimond, Reinder,
Reinier, Richard, Robbert, Roderik, Roeland, Roelant,
Serguis, Servaas, Siewert, Silvain, Steffen, Stoffel,
Sybrand ,Thetman, Vincent, Volkert, Wichert, Wilbert,
Wilfred, Ysbrand
8 Albertus, Albrecht, Aloysius, Arnoldus, Bastiaan,
Benjamin ,Bernhard, Boudewijn, Constant, Cornelis,
Dagobert, Diederik, Dingeman, FIlIppus, François,
Frederik, Gerardus, Gerbrand, Godfried, Hubertus,
Johannes, Jonathan, Jurriaan, Koenraad, Leendert,
Manfried, Martinus, Matthias, Mattheus, Matthieu,
Meindert, Nicolaas, Reinboud, Reindert, Reinhard ,
Rieuwerd, Robertus, Sieuwert, Silvester, Stefanus,
Theodoor, Waldemar, Winfried, Wladimir, Ysbertus
9 Alexander, Anthonius, Christiaan, Ferdinand,
Hendricus, Lambertus, Lambrecht, Marcellus,
Nicodemus, Philippus, Silvester, Theodorus, Theofilus,
Wilhelmus, Zacharias
10 Apollonius, Augustinus, Bonlfaclus, Christlaan,
Franciscul, Hieronymus, Hildebrand, Sebastiaan,
Willibrord
11 Christoffe,l Maximiliaan
12 Bartholomeus
jongensnaam (Fries) - Melle, Jelle
jongensspeelgoed - bal, auto, mecano, lego, trein
jongensspeelgoed van twee houtjes - kleppers
jongere - discipel, junior, jr., minor
jongere broer of zuster - ade
jongeren – jeugd
jonger in leeftijd – jongere
jongetje – joch, jochie, knaap
jongleur – tuimelaar
jongleurskunsten vertonen – jongleren
jongste - benjamin
jongste aardvorming - alluvium
jongste bediende - loopjongen
jongste kind - Benjamin, hekkensluiter
jongste matroos - zeuntje
jongste periode van het Tertiair – Piloceen
jongste zoon - benjamis
jongste zoon van Gideon - Jotham
jongstleden - j.l., afgelopen
Jonische feesten - apatoeria
jonkheer - jhr., jonker
jonkheid - jeugd
jonkman - jongeling
jonkvrouwe - edelvrouwfreule, jkvw.
Jood - Israëliet
Jood, in schijn tot Christendom bekeerd - maraan
Joods blaasinstrument - sjofar
Joods brood - chamets, matse
Joods embleem - Davidster
Joods feest - Chanoeka,Jom-Kipoer, Pascha,Pesach, Poerim, Sjawoeot
Joods geestelijke – rabbi, rabbijn, rebbe
Joods Hellig boek - talmoed, torach, tohra, tora
Joods huwelijksdocument - ketoeba
Joods inwijdingsfeest - chanoekah
Joods kerkmeester - parnas
Joods paasbrood - matse, matze
Joods ritueel voedsel - koosjer, kousjer
Joods volk - Israëlieten
Joodse besnijder - mohel
Joodse bibliotheek in Amsterdam - Rosenthaliana
Joodse bloedwreker - goël
Joodse dodenklacht - hesped
Joodse erefunctie - gabbai
Joodse eretitel - chower
Joodse gebedsmantel - talliet
Joodse gebedsriem - tefilliem
Joodse geheimleer - kabbala, kaballa
Joodse gemeente - kille
Joodse godsdienstleraar - rabbi, rabbijn, rebbe
Joodse handwijzer - jad
Joodse heilige schrift - talmoed, tenach
Joodse hoge raad - Sanhedrin
Joodse hoorn – sjofar
Joodse koster - rebbe
Joodse lofzang - hallel
Joodse moeder - memme
Joodse priester - rabbi, rebbe, rabbijn
Joodse rustdag - sabbat(h)
Joodse sagefiguur - Golem
Joodse sekte - chassidim
Joodse wetsrol - tora, thora, talmoed
jool - feest, gein, pret, plezier, vermaak
joon - baken , boei, breel
jopper – jas, jekker, overjas,
Jordaanse munt - dinar, fil
Jordaanse `rivier - Jarmoek
Jordanië, bergstreek in - Edom, Gilead, Moab
Jordanië, hoofdstad van - Amman
Jordanië, stad in - Akaba,Dajeraj, Petra
Jordanië, streek in - Basan
Jouïssance - genieting, genot, vruchtgebruik
joule - j.
journaal - dagboek, kroniek, logboek, register
journalist – nieuwsjager, reporter, verslaggever
joviaal - gul, gulhartig, hartelijk, vrijgevig
jovialiteit - bonhomie, goedhartigheid
jouwen – schimpen
joviaal – blijgeestig, fideel, gul, opgeruimd
jubbulpore - Jabalpur
jubee - oksaal
jubel - juichkreet
jubelen - juichen
jubeljaar - jubilé
jubelkreet der Bacchanten - evoë
jubelzang - hymne, ode, dithyrambe, paean
jubilaris - feestvarken
jubileum vieren - jubileren
Juda, koning van -
3 Asa
4 Abia, Amon, Joas
5 Achaz, Joram, Josia, Jotam, Uzzia
6 Anasja, Atalja, Azarja, Hizkia, Sallum, Salomo, Sidkia
7 Achazja, Joachaz, Jojakim, Josafat, Manasse, Sedekia
9 Rechabeam
Judas - kwelgeeest, valsaard, verrader
judasboom - cersis
judasoor - auricularium
judaspenning - lunaria
judassen - kwellen,pesten, plagen, treiteren
judicatuur - berechting, rechtspraak
judiceren - beslissen, oordelen,vonnissen
judicieus - oordeelkundig, verstandig
judicium - oordeel, vonnis
judo beoefenaar - judoka
judograad - dan
judo jas - kimono
judo leerling - kioe
judo meester - dan
judogordel - obi
judojas - kimono
judoschool - dojo
judotitel - dan
juf – lerares, onderwijzeres
juffer - begijn, libel, straatstamper, waterjuffer, waternimf
juffrouw - dame, joffer, jongedochter, juffer, (Spaans) señorita, (Engels ) miss
juffrouw op school – larares
juffrouw voor de kassa - caisiere
juglandandacea - bitternoot, carya, juglans, okkernoot, pterocaarya, vleugelnoot
juglans regia - walnoot
juichen - jubelen
juichende uitroep - hoera, hoezee
juichkreet - jubel
juin - ui
juist - behoorlijk, betamelijk, correct, daareven, exact, fair, goed, inderdaad, krek, letterlijk, nauwkeurig, naulettend, net, passend, precies, scherp, stipt, strikt, terecht, waar, zeker, zonet
juister - nader
juist gewicht - netto
juist van oordeel - oordeelkundig
juiste bepaling - definitie
juiste denkwijze - logica
juiste gewicht na aftrek van de tarra - netto
juiste omschrijving - definitie
juiste gerechtelijke beslissing - bien-jugé
juiste toon kiezen - stemmen
juistheid – correctheid, precisie, echtheid zuiverheid
juist zijn – kloppen
juist zo - net
juk – draaghout, dwang, gareel, haam, pressie
jukbeen - wangbeen
jukboom - haagbeuk, wielboom
jukdragend – dienstbaar
juk van hout - haam
juli - hooimaand
Julische alpen, top in de - Tiglav
jumbo - olifant
jumper – trui(tje), damestrui
juncace - biezenkop, juncus, (pit)rus, veldbies
jungle – oerbos, oerwoud, rimboe, wildernis
junglemes - panga
juni - zomermaand
junior - jongere, jr., minor, benjamin
Jura-etage uit het - Aalénien, Bajocien, Bathonien, Callovien, Dogger ,Lias, Malm, Hettangien, Kimmeridgien, Oxfordien, Plensbachien, Portlandien, Sinemurin, Toareien
Jupiter, maan van - Callistro, Europa, Ganymedes, lo
Juisters geliefde - Latona
junk – schuiver, spuiter, verslaafde
junktie - vereniging, verbinding
juniperus - jeneverbes
Juno - Hera, Juga, Uxia, Moneta
Jupiter - Zeus, Stator, Victor, Kronion
Jura, tijdvak uit het - Dogger, Lias, Malm
jureren - beoordelen
jurist – advocaat, mr., meester, raadsman, wetgeleerde
jurk - robe, japon, gewaad, kleed
jury - panel
jurylid – gezworene, keurmeester
jury, lid van een - juré
juruken - Göcebe
jus – saus, vleesnat
justitie - prinsemarij
justitieel - gerechtelijk
jut - zomerpeer
jute - goenie, gonje, zakkengoed
jutezak - baal
Jutland, stad in - Alborg, Arhus, Esjberg, Fredericia, Frederikshaven, HerningHorsens, Kolding, Randers, Viborg
jutter – stranddief, strandrover, wakker
juut – diender, politieagentsmeris, klabbak, tuut, agent, kip
juveniele as - magmaglasas
juweel - bijouterie, briljant, diamant, edelsteen, kleinood, parel, ring, sieraad
jueelbewerker - juwelier
juwelenkistje - ecrin, schrijn
juwelier - bijoutier
jij (Du.) - du
jij (Fr.) - toi, tu

K

ka – haaibaai, kaai, kauw, kade,kenau, steiger, waterkant
kaag - polder
kaai – aanlegplaats, gier, ka(de), losplaats, rede, ree, perron, waterkant
kaaiman – alligator, boeaja, kelderfles, krokodil
kaaimansnoeken - lepisosteidae
kaailoper - baliekluiver, straatslijper
kaairidder - bootwerker
kaak  kieuw, kinnebak, koekje, schandpaal, wang
kaakafwijking - hazenlip, wolfsmond
kaakbeen - kevel
kaakbevestiging - amfistylie, autosylie, hyostylie
kaakje – kiscuit, biskwie
kaakklier - oorspeekselklier
kaakkramp - mondklem, trismus
kaaklozen - agnatha, prikken, rondbekken
kaakslag - muilpeer
kaakspier – kauwspier
kaak van een vis - kieuw
kaak zonder tanden  kevel
kaal  armelijk, armetierig, armoedig, armzalig, bekaaid, blut, geplukt, haarloos, haveloos, karig, naakt, onbedekt onbegroeid, onbehaard, onbekleed, pover, schamel, schraal, schriel, sober, uitgedroogd, zuinig
kaal en glad – vlak
kaal gemaakt - geplukt
kaalheid - alopecia, armoede, geldeloosheid, haarloosheid, naaktheid, onbedektheid
kaal hoofd - kletskop
kaalkin  melkmuil
kaalkruid - schubwortel
kaal schapenvel  ploot
kaalte - kaalheid, onbegroeidheid
kaaltjes – armoedig, onbegoeid
kaal worden - kalende
kaam  griet, kaamsel, kaan, kim, reuzel, schimmel, vlies
kaamsel – schimmel
kaan – buitenkansje, uitgebakken spek
kaantje  reuzel
kaap belvedàre, klip, roof, rots, rotspunt, voorgebergte, zeeroof, zilvermeeuw
kaap (Lt.) - Capo
kaap aan zuidpunt van VoorIndië  Comorin
kaap bij Australië - Howe
kaap in Amerika  Hoorn
kaap in Andalusië  Nao
kaap in Griekenland  Athos
kaap in Iberië  Finisterre, Gibraltar
kaap in India  Comorin
kaap in Scandinavië  Noordkaap, Skagen
kaap in Zuid Amerika - Hoorn
kaap onder Spanje  Gibraltar
Kaapprovincie, hoofdstad van de - Kaapstad
Kaapse eland – elandantilopek
Kaapse ezel  zebra
kaapstander  aardwind ,gangspil, windas
Kaapstroom - Agulhasstroom
kaapvaart  commissievaartkaperij
Kaapverdische eilanden, een der - Branco, Brava, Fogo, Maio, Razo, Rei, Rombo, Sal, Santiago
Kaapverdische eilanden, haven van de - Praia
Kaapverdische eilanden, hoofdstad van de - Praia
kaar  bak, ben, beun, bun, korf, kuipmand, viskaar
kaard - rib
kaarde - wolkam
kaardeachtigen - dipsacaceeën
kaardebol - dipsacus
kaarden - r(o)uwen
kaars  bougie, k., lisdoddetoorts
kaarsdrager  blaker, kandelaar, kandelaber, lantaarn
kaars, materiaal waaruit wordt gemaakt - Bijenwas, parafine, spermaceti, stearina
kaars voor een armkandelaar - girandole
kaarsenbestanddeel - aardwas, ozokruit, stearine
kaarsendover – domper
kaarsenhouder – blaker, kandelaar, kandelaber
kaarsenpit – lemmer
kaarsenstandaard – blaker
kaarsrecht – rechtop, lijnrecht
kaars van vet - vetkaars
kaart  aas, blad, carte, karton, nel, plattegrond, troef,
kaart in het quadrillespel  spadille
kaartenboek  album, atlas
kaarter - kaartspeler
kaartfiguur  aas, boer, harten, heer, klaver, koning(in), ruiten, schoppen, vrouw
kaartje – biljet, entreebewijs, biljet, reisbiljet, plaatsbewijs, ticket, toegangsbewijs
kaartjes knipper - conducteur
kaartjesverkoper - bure(au)list
kaartkleur  harten, klaver, ruiten, schoppen, rood en zwart
kaartleggen - cartonancie
kaartlegster  waarzegster
kaartspel –
3 jas
4 faro, pees, scat, skat
5 bingo, farao, omber, piket, poker, rummy, samba, skaat,
tarok, whist
6 banken, boston, bridge, casino, comete, écarté, hombre,
jassen, kraken, liegen, misere, nappen, pesten, ramsen, rikken,
toepen, toppen
7 bézique, bluffen, canasta, fretten, hokspel, jasspel, jokeren,
kleuren, mariage, pandoer, tjoepen, zwikken
8 baccarat, bassette, blufspel, commerce, kruisjas, lanterlu,
patience, petoeten, rangeren, smousjas, solitair, trenteun
9 blufpoker, duizenden, herenspel, imperiaal, lanskenet,
quadrille, sjacheren, vingtetun
10 koopmannen, kwartetten, mitsmatsen, trenteetun
11 beziquespel, commersspel, hartenjagen, kruisjassen,
memoriespel, miezemauzen, schutjassen, smousjassen
12 klaverjassen, koopmannetje, miezemaus(z)en, zwartepieten
13 eenendertigen
14 contractbridge, eenentwintigen
kaartspelen – kaarten
kaartspel voor kinderen - kwartet
kaartsysteem  cartotheek, kartotheek, register
kaarttekenaar - cartograaf
kaarttekens  legenda
kaartterm –
2 up
3 aas, bod, jas, nat, nel, pas, pit, pot, top
4 bank, boer, club, coup, dame,down, hand, heer, kien, maat,
mars, pico, punt, roem, sans, slag, slem, solo, spel, stok, tien,
trek, west, zuid
5 atout, basta, casco, delen, derde, drive, dummy, gasco, gever,
inzet,joker, kleur, kraak, noord, partij, reeks, roven, score,
slaan, talon, tarok, tempo, trick, troef, vrouw, winst
6 bieden, blinde, boston, double, harten,hokken, hombre, invité,
klaver, koning, koppel, kraken, lummel, manche, miserre,
passen, ponto, redbod, robber, roemen, roemer, rondje, ruiten,
snijden, staart, stille, wassen
7 afnemen, arbiter, bieding, bijkaart, codille, doublet, fladder,
honneur, kruisen, kwartet, manille, mariage, matador,
meleren, pandoer, partner, renonce, septiem, septine, troeven,
verlies, winnaar, zwabber
8 bekennen, bijspelen, contract, couperen, downslag, klaveren, lummelen, overslag, paskaart, redouble, schoppen, schudden,
spadille, tailleur, toe(u)rnooi, topscore, uitkomen, verzaken,
voorhand, vrijkaart
9 aftroeven, arbitrage, doubleen, driekaart, favoriete, grootslam,
introeven, klaveraas, kleinslam, miezemaus, nakaarten,
overgeven, roemkaart, sansatout, singleton, speelwijze,
troefboer, vierkant
10 arbitreren, bankhouder, doorleggen, onderkopen, overbieden,
renonceren, rondpassen, troefkaart, troefkleur, zwartepiet
kaasgebrek - pok
kaasglas - stolp
kaashoed - bolhoed
kaasjeskruid - maluwemalva
kaaskleurstof – olean
kaaskruiden - komijn
kaasmassa - wrongel
kaas met grote scheuren  knijper
kaasmijt  memel
kaassnijder - opschepper
kaas van afgeroomde melk - loereman
kaas van hul  weikaas
kaassoort -
4 bleu, brie
5 herve
6 chèvre, Friese, glarus, Goudse, Leidse, volvet
7 angelot, chedder, chester, dagkaas , daneblu, demi-sel,
Edammer, Gruyère, hervese, kernhem, meikaas,
munster, rodamur, stilton
8 bleufort, cheshire, hooikaas, roomkaas, tilsiter
9 broodkaas, camenbert, komijnkaas, kruidkaas,
limburgse, maroilles, nagelkaas, neuchâtel, provolone,
reblochon, Roquefort, Zwitserse
10 boerenkaas, gorgonzola, kanterkaas, komijnekaas,
mazzarella, parmigiano, schabziger
11 parmesaanse, petit-suisse
kaassoort, Deense - daneblu
kaassoort, Engelse - chedder, cheshire, chester, derby, stilton
kaassoort, Franse - Brie, Camembert, cantal, gervais, roquefort
kaassoort, Italiaanse - bel-paese, fontina, grana, Parmesaanse, gorgonzola
kaassoort, Zwitserse - emmentaler, Gruère, schabziger
kaasstof  caseïne, wrongel
kaasstof in melk - caseïne
kaasstremsel  leb(be), runsel
kaastobbe - stremvat
kaas van taptemelk – weikaas
kaats – klap, slag
kaatsbaan  tra
kaatscentrum – Franeker
kaatsen – opstuiten, terugveren
kaatsnet  raket
kaatspartij - partuur
kaatsplankje  palet
kabaal  bombariedrukte, geraas, getier, herrie, lawaai, leven, omhaal, omslag, rumoer, stampei, tumult
kabaalschopper - druktemaker, ruziemaker
kabaan  hut, hokje, loofhut
kabaja – kabaai
kabas – armkorf, reismandje
kabbelen – klateren, klotsen
kabel  draad, streng, touw, tros
kabelbaan  zeilbaan, zweefbaan
kabelbericht – telegram
kabelgast - matroos
kabeljauw - beenvis, beugvis, heek, klipvisleng, tros
Kabeljauwen, tegenstanders van de - Hoeken
kabeljauw, gezouten - labberdaan
kabeljauwachtige - dwergbolk, heek, kabeljauw, koolvis, kwabaal, leng, meun, pollak, schelvis, steenbolk, vorskwab, wijting
kabeljauwvisser  dogger
kabelspoorbaan - funiculaire
kabanes  kast, keet, krot
kabinet  kast, kunstzaal, pronkkast, regering, studeerkamer, werkvertrek
kabinet, Spaans - papelera, vargueno
kabinetmaker - schrijnwerker
kabinetorgel - orchestrion
kabinetskever - muzeumkever
kabinetstuk  pronkstuk
kabinetsvakantie  reces
kabinetwerker  meubelmake,r schrijnwerker
kabiren - kabeiroi
kabouter  aardgeest, aardmannetje, dwerg, gnoom, huisgeest, kobolt, padvinder, trol, ulk, uk, ukkie
kabouterverblijf  haagte
kabuis - kopkool, kropkool, sluitkool
kachel  convector, dronken, fornuis, haard, kooktoestel, oven, stoof, vergasser
kachelen  kuieren, wandelen
kachelglans  potlood, zwartsel
kachelglans of glimmer – mica
kachelpook - ratel
kadans  ritme
kadaster  grondbeschrijving
kadaver  aas, dode, kreng, lijk
kade – aanlegplaats, ka, kaai, kant, laadwal, losplaats, oever, steiger, wal
kader – afdeling, bestek, frame, lijst, kern, omlijsting, rand, plan, rand, speelvak
kadet – bolletje, broodje
kadet bij de marine  adelborst
kadetje  bolletje
kadi – rechter
kadijk - tragel
kadraai  parlevinker, scheepszoetelaar
kadul - gezel, kameraad
kaduuk – beschadigd, bouwvallig, caduc, gebrekkig, kapot, oud, stuk, versleten
Kaenozoïcum, periode uit het - kwartair, tertiair
kaf  afval, bolster, duist, rommel
kaf van uitgedorste vlasbollen  bolkaf
kaffer  boer, hufter, lomperd, stommerd, vlegel, Zoeloe
kafferdorp  kraal
kafferkoren  doerra, kapitorie, koffertorie, sorghum
kafferpokken  alaas, alastrim
kafir – ongelovige
kafje - blees
kaft  jacket, omkleedselomslag
kajuit  achteronder, cabine hut, roef
kak  aanstellerij, bluf, drek, poep, praats
kakebeen - kinnebak
kakel  kletskous, kletsmeier, kletsmajoor
kakelaar – babbelaar, kwebbel, opsnijder, praatjesmaker, ruziemaker, snoever
kakelen  kabbelen, kletsen, kwekken, praten, ratelen, rellen, snateren, snebben
kaken – kokhalzen, walgen
kakhuis - gemak, sekreet, stilletje, W.C.
kaki - grauwgeel
kaki-appel - diospyros
kakkerlak - albinobakkerstor
kakkerij - brani, buikloop, diarree, drukte
kakmaker - druktemaker, pocher
kakschool - bewaarschool, kleuterschool
kale  zie kaal
kala-azar - leishmaniosis
kalach - Kalchoë, Nimrod
kalamijn - galmei, zinkerts
kalander – korenbijter, glansmachinekorenworm, stofglanzer
kalandersteen - glaassteen
kaldoe(Ind.) - bouillon, vleesnat
kalefakker - duivelstoejager, handlanger
kale streep in laken  gaal, galle
kalebas  cucerbita, pompoen, pronkappel
kalebasachtige plant  komkommer
kalefateren  breeuwen, dichten, opknappen, oplappen, prutsen
kale duinheuvel – kling
kale duintop - blinkerd
kale jonker - cirsium
kalen - aftakelen, aftuigen, onttakelen
kalender  almanak, bedelderwisj, dagwijzer
kalenderopsteller - computist
kales  caleche,karos koets, rijtuig, vigilante
kale streep in laken - gaal, galle
kale vlakte - woestijn
kalf  drachtig, dwarshout, vaars
kalf van een jaar  enter
kalfaten – opknappen, oplappen, prutsen
kalfskruid - bitterzoet
kalfsmuil - tuinleeuwenbek
kalfspoot - aronskelk, splijthoef
kalfssnuit - leeuwenbek
kalfsvoet - aronskelk
kalfziekte – moerziekte
kali – kunstmest, loogkruid, meststof
kaliber – afmeting, boring, diameter, doorsnede, formaat, gehalte, gewicht, grootte, middellijn, omvang, slag, soort, wijdte, zwaarte
kaliber van een cilinder - boring
kalief van Bagdad -
5 alTai
6 alAmin, alHadi, alKaim, alRadi
7 alKadir, alKahir, alMahdi, alNasir, alZahir
8 alMamoen, alRasjid, alWathik
9 alMansoer, alMoetazz
10 alMoehtadi, alMoektadi, alMoektafl, alMoestadi,
alMoestain, alMoetadid, alMoetamid, alMoetasim,
alMoettaki
11 alMoektadir, alMoentasir, alMoestakfi, alMoestasim
12 alMoestansir, alMoestazhir
13 alMoestandjid, alMoestarsjid, alMoetawakkil
kalief van Cordoba -
6 Hisjam
7 alHakam
8 Abdallah, Mohammed
10 alMoendhir, alMoertada
12 alMoestazhir
kalief van Damascus
5 Jazid
6 Hisjam, Marwan
7 alWalid, Ibrahim, Moeawya
9 Soelaiman
kalief van Egypte -
6 alAdid, alAmir, alAziz, alFaiz
7 alHafiz, alHakim, alZafir, alZahir
8 alMoeizz
10 alMoestali
12 alMoestansir
kalief van Medina -
3 Ali
4 Omar
5 Osman
kaliefenambt  kalifaat
kaliefenrikj - kalifaat
kaliefentitel  Oman
kalfaat  Cordova
kaliglas - hardglas
kaliglimmer - muscoviet
kalligrafie  pennenkunst, schoonschrijfkunst
Kalimantan - Borneo
Kalimantan , oorspronkelijke bewoner van - Daja(k)
kalimeststof - kaïniet, kalizout, patentkali
Kalinin - Tverj
Kalininggrad - Koningsbergen
kalis  armoedzaaier, bedelaar, schooier, stakker, stumper, vagebond, zwerver
kalisalpeter - kaliumnitraat
kalium  alkalimetaal, k., potas, potassim
kaliumcarbonaat - potas
kaliumchloride - zoutzuur
kaliumcyanide - cyaankalium
kaliumferricyanide - roodbloedloogzout
kaliumhydroxide - kali
kaliumnitraat  kalisalpeter, salpeter, salpeterzuur
kaliumrhodanide - KCNS
kaliveldspaat - kaliumsilicaat, orthoklaas
kalk  calcium, krijt, kunstmestmetselspecie, mortel, pleister, stuc, witsel
kalk met zand  cement, mortel,specie
kalk, koolzure - calciumcarbonaat
kalk, ongebluste - CaO
kalfachtig gruis  graveel
kalkachtige delfstof – krijt, mergel
kalkafzetting, in een ketel  ketelsteen
kalkbak – metselbak, mouw
kalken - witten
kalkgebergte  Helvetiden, karst
kalkgesteente - nummuliet, mummuliticum, muntsteen
kalkmeststof - cartonslib, kalikiezelkalk, kalkmergel, landbouwpoederkalk, magnesiakalkmergel, marmer magnesiakiezelkalk, magnesiapoederkalk, schuimaarde
kalkmengsel - pleister
kalk met zand - mortel, specie
kalknaad  voeg
kalkplant - bergdravik, driedistel, engbloem, wondklaver
kalkschepper - troffel
kalksinter - kalktuf, travertijn
kalksoort - calx
kalkspaat – calciet
kalksteen - ooliet
kalkstikstof - calciumcyaanamide
kalkstok  kloet
kalktuf – kalksinter
kalle – kraai
kallen – praten, redeneren
kalm  bedaard, bedachtzaambezadigd, flegmatiek, geduldig, gerust, gezapig, goedig, ingetogen, koel, koelbloedig, lakoniek ongestoord, placide, rustig, sereen, stil, tam, vast, voorzichtig, vredig, vreedzaam, zacht
kalm en beraden - nuchter
kalm en helder – sereen
kalm en koel - nuchter
kalm en lieflijk  vredig
kalm en ongestoord – vredig
kalm en rustig - stil
kalme berusting  geduld, stoïcisme
kalme gemoedstoestand - berusting, geduld
kalmeren - bedaren, luwen, matigen, sussen, troosten
kalmerend  sedatief
kalmerend middel - bromide, broom,injectie, kinine, librium sedativum, sigaret, tablet, valeriaan, valium
kalmer worden – bekoelen, luwen
kalmoes - zwanenbrood
kalmoesolie, bestanddeel van - eugenol
kalmpjes – bedaard, onberoerd, onbewogen, ongestoord, onverschillig, rustig
kalmte  bedaardheid, bezinning, flegma, geduld, gelatenheid, gemak, rust, stilte, vrede
kalmte en rust - gemak
Kalmuks epos - Djangaride
kalmweg – doodleuk, gemoedereerd
kalot  bolkap, muts, pruik
Kalvarie - Golgotha
kalven - baren, braken, overgeven
kalverachtig  dartel, kinderachtig, onnozel, speels
kalverknieën - X-benen
kalverkramp  bloei, brul, bulk, lal
kalveroog - madelief
kalverziekte - bloei, brul, bulk, colibacillose, lal, polyarthritis
kalvijn - rammelappel,
kam  bergrug, graat,
Kama - Mara
Kama, vrouw van - Rati
kamblad - weverskam
kamduiker - kuifeend
kameel  alpaca, dromedaris, guanaco, kemel, lama
kameelgeit - lama
kameelhaar - mohair
kameelhalsvliegen - rhaphidides
kameelharen stof – camel
kameelkleurig - camel
kameelruiter – meharist
kameelschaap - lama
kameleon - anolis, calotes, chamacleo, hagedis
kamen - beschimmelen
kamenier  kamerjuffer
kamenier in harem  odalisk
kamenierster - kamermeisje
kamer  afdeling, appartementlokaliteit, ruimte, salon, suite, oda (Turks), vertrek, woonruimtezaal
kamer met planten – serre
kameraad – amice, boezemvrienddeelgenoot, gabber, genoot, gezel, kornuit, lotgenoot, maat, makker, metgezel, vriend, vrind
kameraadschap - cameraderie, vriendschap
kameralistiek – cameralisme
kamerbediende - bode
kamercloset - stilletje, w.c.
kamerden - araucaria
kamerdienaar  lakei, lijfbediende, valet
kamerdoek – batist
kamerfiets - hometrainer
kamergemak - stilletje
kamerheer  kamerling
kamerheer van de Paus  camerlengo
kamerjapon - housecoat
kamerjas  chamberloek, kimono, negligé, peignoir, sjamberloek
kamerjongen - huisbediende, huisknecht
kamerjuffrouw  kamenier, soubrette
kamerkruid - moerasspiraea
kaderlid  afgevaardigde, parlementariër, senator
kamerling - eunuch
kamermeisje  binnenmeisje, kamenierster
kamermeisje in een harem  odalisk, odaliske
kamer met planten - serre
kamermuil - pantoffel
Kameroen, berg in - Etinde, Fako
Kameroen, bevolkingsgroep in - Bamiliké, Bamoen, Bassa, Doeala, Foelbe, Hauss's, Mpangwe, Pahouin
Kameroen, hoofdstad van - Yaoende
Kameroen, oorspronkelijke bewoners van - Pygmeeën
Kameroen, plaats in - Edea
Kameroen, rivier in - Cross, Moengo
kamerorgel - harmonium
kamerplanten –aronskelk, aspedistra, azalea, balsemien, begonia, bougainvillea, bromelia, bruidsbloem, cactus, cineraria, clivia, coleus, cyclaam, ficus, fuchsia, geranium, hertshoornvaren, hibiscus, hortensia, kerstroos, lobelia,primula, sanseferia, vetplant, vingerplant
kamerpot - nachtspiegel, po, stilletje
kamerrot - boekenwurm, kamergeleerde
kamerscherm  kamerschut, paravent, tochtscherm
kamerspeler - acrobaat, toneelspeler
kamerstoel - kakdoos, stilletje
kamertemperatuur, op laten komen - chambreren
kamerterm  amendement, interpellatie, reces, repliek, M.v.A., V.V.
kamertje  cel, hokje, kabinet
kamer van Koophandel - K. v. K.
kamertje voor passagiers - hut
kamerverhuurder  hospes, kostbaas, ploert
kamerverhuurster  hospita
kamervogel  kanarie, parkiet, piet
kamervoorstel – motie
kamferballetje - mottenbal
kamferboom - dryobalanops
kamgaren  gabardine, popeline
kamgaren weefsel - moreen
kamgier  condor
kamhagedis  leguaan , veraan
kamhout - schegbord
kammen  harken, ontwarren, uitkammen
kamig - schimmel(acht)ig
kamizool - borstrok, onderlijfje
kamkever - schallebijter
kamlijster - kransvogel
kamneus - hoefijzerneus
kamoes  gemzenleer
kam op strijkinstrument - ponticello
kamp  bivak, camping, gevecht, krijg, legering, legerplaats, oorlog, race, slag, strijd, toernooi, tweekamp, wedstrijd, wijk, worsteling
kampaan - kapiteel, klokvaas
kampeerauto – caravan
kampeerder – recreant, trekker
kampeergerei  bestek, grondzeil, haring, kroes, luchtbed, mok, primus, shelter, slaapzak, tent, watertank
kampeerkaart - kampkaart
kampeermiddel – tent
kampeertent - shelter
kampeerterrein  camping
kampeerverblijf  caravan, tent camping
kampeerwagen – camper, caravan, karavaan
kampement – bivak, kazerne, legerplaats
kampen  ageren, strijden, vechten, wedijveren, worstelen
kampen of twisten - strijden
kamper - kampioen, strijder, vechter, verdediger, worstelaar
kamperen  legeren
kamperfoelie  balroos, geitenklaver, lonisera, sneeuwbes, vlier
kampioen – kampvechter, overwinnaar, priemus, recordhouder, titelhouder, uitblinker, voorvechter, winnaar
kampkaart – kampeerkaart
kamponderkomen- tent
kampong – dessagehucht, negorij
kampplaats  arena, bivak, camping, piste, ring, stadion,, strijdperk
kamprechter - arbiter, scheidsman
kampspel - toernooi
kampvechter  gladiator, kampioen, strijder, verdediger
kamrad – tandrat, tandwiel
kamspier - schammbeenspier
Kamtsjatka, bewoners van - Aleoeten, Itelmenen, Korjaken
Kamtsjatka, hoofdstad van - Petropavlovsk
kam van een snaarinstrument  scagnello
kamvorming - pectinaat
kamwiel – kamwiel, tandrad
kan  kit, kruik, liter, pint, pul, stoop, tul, vaatwerk
kan niet  onmogelijk
kan of kop - liter
kan voor waswater  lampetkan
kanaal  buis, delft, diep, dilve, doorvaart, gracht, grift, maar, pijp, trekvaart, vaart, waterweg, wetering
Kanaaleilanden, een van de - Alderney, Breechou, Guernsey, Herm, Jersey, Jethou, Lithou, Sark
Kanaanitische- Fenicische godin - Anat
kanaal geschikt voor scheepvaart  waterweg
kanaal in Nederland  Beatrixkanaal, Damsterdiep, Dedemsvaart, Drechtkanaal, Eemskanaal, Enservaart, Halomavaart, Heerensloot, Heimanswetering, Hoendiep, Julianakanaal, Kolonelsdiep, Kuindervaart, Lemstervaart, Markkanaal, Merwedekanaal, Noordervaart, Noordzeekanaal, Passageule, Reitdiep, Ringvaart,
Schonebekerdiep, Stadskanaal, Twentekanaal, Urkervaart,
Valleikanaal, Vlaardingervaart, Winschoterdiep, Wilhelminakanaal
kanaal zonder sluizen  niveaukanaal
kanaalpeil  k.p.
kanalje - gepeupel, janhagel
Kananga-olie - ylang-ylang-olie
Kanarees - Kannada
kanarie  piet(je)
kanariekruid - kruiskruid
kanarieorgeltje - serinette
Kanarische eilanden, een der - Algeranza, Ferro, Fuerteventura, Gomera, Grasiosa, Hierro, Lanzarote, Palma, Tenerife
Kanarische eilanden, oorspronkelijke bewoners van – Guanchen
Kandeel - kruidenwijn
kandelaar  blaker, girandole, kaarsdrager, kandelaber, luchter,
kandelaber  armluchter, kroonkandelaar
kandidaat  cand., candidatus, dinger, examinandus, gegadigde, sollicitant
kandidaatpredikant  proponent
kandidaatsexamen  kantjes
kandidatenlijst  nominatie
kandiet  kaoliniet
kandij  (suiker)klontje
kaneel-aldehyde - fenyl-propenal
kaneelappek - annona
kaneelbast - pijpkaneel
kaneelkleurig - bruin
Kaneelolie, Chinese - Kassia-olie
kaneelsteen - hessoniet
kaneelwijn  bruidstranen, hipocras
kanefas  canvas
kangoeroe  buideldier, buidelmuis, pademelon, springhaas, walaby, walaroe
kangoeroerat - potoroe
kanis – beun, ben, kaar, kubbe, vissersmandje, viskorf
kanjer  bom, knoert, kokkerd, kolos, loei
kankeraar  mopperaar
kankerbloem - akkerwinde, dotterbloem, duizendblad,klaproos, paardenbloem, waterlelie, weegbree
kankeren  mopperen
kankergezwel  carcinoom
kankerroos - klaproos
kankervrees – carcinofobie
kan met een tuit - schenkkan
kanneberg - veenbes
kanneboenders - kaardebol, lisdodden
kannetje – pul,
kannekenskruid - nepent
kannewassers - kaardebol, lisdodden, schaafstro
kannibaal  antropofaag, menseneter, wilde,
woesteling, wreedaard
kannibalisme - antropofagie, menseneterij
kano – kajak
kanoet - strandloper
kanon  canon, kettingzang, regel, stuk, wet,
kanon - geschut, vuurmond
kanon, gegoten - goteling
kanon, inwendige van een - ziel
kanon, licht - falconet
kanon, onderstel van een - affuit
kanon, ouderwets - coluvrijn, kulverijn
kanonbank - barbete
kanonikes - stiftsjuffer
kanonisatie - heiligverklaring
kanonmondstuk – tromp
kanonnade - beschieting
kanonneren - beschieten, bombarderen
kanonnier - artillerist
kanonnierplantje - donderplantje
kanonskogelboom – bertholletia
kanonvuur – beschieting, bombardement
kans  gelegenheid, geval, gok, hazard, mogelijkheid, toeval, wisselvalligheid
kansbriefje – lot
Kansas, hoofdstad van – Topeka
kansel – ambo, katheder, preekstoel
kanselrede  homilie, preek, predikatie
kanselredenaar  homileet, prediker
kans of gok – waag
kans op onheil - gevaar
kansspel  bingo, farao, geluksspelhazard, kaarten, loterij, lotto, poker, roulette, toto, trio, waagspel
kant  boord, buitenrand, facet, flank, oever, rand, strook, vlak, zoom, zijde
kant aan water - kade
kant, soort - blonde, guipure
kantbeschikking - apostil
kant van de pagina  kantlijn, marge
kant van de deur  post, stijl
kant van de weg  berm, talud
kant van de zaak  aspect
kanteel - tinne, trans
kantelen  kapseizen kenteren, kiepen, omrollen, omslaan, omvallen, uitkepen, uittanden, wentelen
kantelig – onvast, wankel
kanteloep  knobbelmeloen, wratmeloen
kanten pelerine - berthe
kanten plooisel – jabot
kanthaak - kenterhaak
kanthalf  linksachter, rechtsachter
kantig gebeente  graat
kantine – clubgebouw, koffiekamer, mess, schaftlokaal
kantinepersoneel - messbedienden
kantlijn - marge, ribbe
kantje – randje, vaatje
kantjeboord – nippertje
kantje haring - vaatje
kantjil – dwerghert
kant langs water – oever
kantlijn - marge
kantmaakster  speldenwerkster
kanton – provincie, rechtsgebied
kanton in Zwitserland  Zie Zwitsers kanton
kantonnier  wegwerker
kantoor – agentschap, bureel, bureau , comtoir, factorij, nederzetting, schrijfkamer, werkkamer, werkplaats, werkvertrek
kantoor van vertegenwoordigers van een handelmaatschappij in vreemde landen  factorij
kantoor voor ambachtswerkzaamheden  bureau
kantoorbediende  boekhouder, commies, correspondent, kantoorklerk, klerk, loper, pennenlikkerschrijver
kantoorbehoeften  ballpoint, cahier, inkt, kasboek, ordner, paperclip, papier, pen, vulpen, potlood
kantoorjas  stofjas
kantoormachine  boekhoudmachine, computer, duplicator, nietmachine, perforator, printer, puntensluiper,
schrijfmachine, telex, telmachine, typemachine
kantoormeubel – bureau, kantoorstoel
kantoorschrijver – klerk
kantoor van een agent – agentuur
kantschrift – commentaar, glos
kantstrook  souche
kantstijl van een ladder - schalier
kanttekening  annotatie, apostille, commentaar, glosse, opmerking, renvooi, voetnoot
kant van de weg – berm, talud, wegberm
kant van de zaak - aspect
kantverbetering  renvooi
kantwerk – naaldwerk
kantwerk maken – kanten
kan voor waswater - lampet
kantzuil  prisma
kanunnik  domheer, kapittelheer, koorheer
kaolien  porseleinaarde
kaoliniet  kandiel
kap – bedekking, capuce, capuchon, dak, hoofddeksel, muts, overdekking,
kap, deel van een - aanloper, blokkeel, daktengel, makelaar, muurplaat,nokgording, panlat, sloop, spant(been), trekplaat
kapdoos - toiletdoos
kap, gewatteerd - theemuts
kap op schoorsteen  gek
kap van kloosterlingen - kovel
kapel  bedehuisje, cupel, dagvlinder, kerk(je), muziekkorps, vlinder
kapelaan - onderpastoor
kapelaanswoning  kapelanie, kapelanij
kapelmeester  dirigent
kapelruimte onder een kerk  crypt, krocht
kapen – buitmaken, gappen, naasten, pikken, roven, snaaien, stelen, wegnemen, wegpakken
kaper  boekanier, muts, piraat, (zee)rover, zeeschuimer
kaperbrief - commissiebrief
kaperschip  raider
kaper van vroeger - noorman
kapgebint  dakgebint, kapspant, spant
kaphamer  bilhamer
kapitaal  bezit, fonds, fortuin, geld, hoofdletter, hoofdsom, rijkdom, som, vermogen
kapitaal beleggen - investeen
kapitaalkrachtig  rijk, opulent, vermogend, welgesteld
kapitaalopbrengst  dividend, interest, rente, winst
kapitale beginletter  unciaal
kapitalist  plutocraat, rijkaard
kapiteelvorm  acanthuskapiteel,bladkapiteel, blokkapiteel, Dorisch, Gotisch, lonisch, kelkkapiteel, knopkapiteel, kussenkapiteel Romaans, teerlingkapiteel, volutenkapiteel
kapitein  aanvoerder, bevelhebber, gezagvoerder, hoofdman, hopman, kapt., officier, ouwe, schipper
kapitein de cavalerie – ritmeester
kapitein ter zee - waterkop
kapitorie - boekomslag, kaft
kapittel  afdeling, chapiter, caput, hoofdstuk, onderwerp
kapittelen  berispen, bestraffen, onderhouden
kapittelheer - domheer, kanunnik
kapje – broodkorst, circoflexe, kalotje, kipa
kapkar - huifkar, tentwagen
kapmantel  huik
kapmeeuw  kokmeeuw, lachmeeuw
kapmes – bijl, hakmes, heep, hiep, houmes, machette
kapoen  deugniet, guit, mesthaan, schavuit
kapoets - monnikskap
kapok – boomwol, zaadpluis
kap op hoofd – muts
kap op paardenkar – huif
kapot  afgemat, beschadigd, caducdefect, defect, doodop, gebroken, geschonden, kaduk, onbruikbaar, ondeugdelijk, onklaar, ontdaan, rappig, stuk, vaneen, verslagen
kapotgaan – bezwijken, breken, stukgaan
kapotje - condoom, voorbehoedsmiddel
kapot maken – mollen, nekken
kappen  afhakken, borstelen, hakken, houwen, kammen, omhakken, omzagen, stoppen, vellen
kapper  barbier, coiffeur, figaro, friseur, haarknipper, haarsnijdetr, haarstyler, scheerbaas
kapperkool - kabuiskool
kappersgerei  borstel, droogkap, fohn, kam, kwast, schaar, scheermes, spiegel, tondeuse
kapperszaak - kapsalon
kaproen – bijenkap, visagière
kaproen, deel van een - guleron, lamfer
kapsalon – kapperszaak
kapseizen  kantelen, omslaan, omvallen
kapsel  coiffure, hoofdtooisel, permanent
kapselband  beursband
kapsellancet - cystioom
kapsel, soort - allongepruik, chignon, korumbos,
lampadion, paardestaart, pony, pijpekrul, rouleau, toupet, vlecht, wrong
kapsies maken – tegenstribbelen
kapsnede - valkerf
kapsones - drukte, ophef, spatsies
kapspant – dakgebint, dakstoel, kapgebint
kapstander  mutsenbol
kapster  coiffeuse, friseuse
kapstok – kleerhanger, sta(a)nder
kaptafel - toillettafel
kapucijn - O. M. C.
Kapucijnen, behorende tot de - OFM
kapucijners - raasdonders
kap van een mantel - kovel
kap van een scoorsteen - gek
kap van kloosterlingen - keuvel, kovel
kapvenster  dakvenster
kapwerk van een dak  dakstoel, gebint, spant
kapwerktuig -bijl
kapzaag  toffelzaag
kar  fiets, rijtuig, voertuig, wagen
karaat  (afk.) kt, essaai, kar., goudgehalte
karabies  koffertje, mand, tas
karabijn – geweer
karabijnfoedraal - holster
karakal - woestijnlynx
Karakalpakië, bewoners van - Karakalpaken, Kazachen, Oezbeken
Karakalpakië, hoofdstad van - Noekoes
karaf  fles, flacon, sierfles, tafelfles, waterkan
karakiet - acrocephalus
karakol - wijngaardslak
karakter – aanleg, aard, figuur, geaardheid, inborst, kenmerk, letter, letterteken, natuur, ras, gestel
karakterbepaling uit handschrift - grafologie
karaktereigenschap - kenmerk, trek
karakteriseren  kenmerken, kenschetsen, schetsen
karakteristiek - kenmerkend, tekenend, schetsend, typerend, typisch
karakterkunde – karakterologie
karakterloos - alledaags, banaal, conventioneel, eerloos, laag, min, slap, week
karaktertrek – aanleg, aard, eigenschap, inslag, kenmerk, beschrijving, schets
karakterkunde  karakterologie
karateren - alliëren , legeren
karamel – toffee, ulevel
karateterm - karateka, kihon
karavaan  gevolg, handelstrein, sleep, stoet, troep
karbeel – balksleutel, kraagsteen
karbies – handkoffer, handtas, klepmand, mand, reismandje, tas , valies,
karbolzuur  fenol, phenol
karbonade – cotelet, ribstuk, varkensrib
karbonkel – kanteloep, meloen, negenoog, puist, robijn
karbonkelneus – drand, kneus, jeneverneus
karbouw – bizon, buffel
kardinaal  kerkvoogkerkvorst, prelaat
kardinaal-infant - Ferdinant
kardinaalsbloem - purperbloem
kardinaalsmuts - euonymus
kardinaalstitel  eminentie, em., z.e
kardoes  gors, kwelder, nes, schor
kareel – tichelsteen
karekiet - rietvink
karet – kret, rubber(boom), zeeschildpad
karhengst – lomperik
kariatide  pilaster, schraagbeeld, zuilbeeld
kariatiden - boötiden
karig  armzalig, bekrompen, eenvoudig, frugaal, gering, gierig, krap, krenterig, mager(tjes), matig, minetjesongaarne, pover, schaars, schamel, schraal, schriel, sober, weinig, zuinig
karigheid - armoedigheid, schrielheid, zuinigheid
karikatuur – kartoon, spotbeeld, spotprent
Karinthië - Kärnten
Karinthië hoofdstad van - Klagenfurt-
Karinthië, rivier in - Drau
karkant  collier, halssnoer, snoer
karkas  frame, gebeente, geraamte, gestel, lichaam, rif, skelet
karkiet - rietvink
Karl-Marx-Stadt - Chemnitz
karmeliet  o.c.
Karmil - huttentut
karmozijn  karmijn, purperverf, , wijnrood
karmozijnrood - purper
karnvat  boterton
karnemelkgerecht – hangop
karnen – boteren
karner - botermaker
karonje  feeks, helleveeg, prij, serpent
karoot - kroot, peen
karos  kales, koets, reiswagen, vigilante
Karpaten, top in de - Djumbiz, Fageras, Gerlachovka, Gierlach, Goverla, Halicz, Lrivan, Rysy, Tatra
karper 
4 barm, blei, meun, ruis, tink
5 alver, bliek, danio, gront, gruis, labeo, sneep, vetje,
voorn, winde, zeelt
6 barbus, brasem, dorade, elrits, giebel, harder, mesvis,
witvis
7 barbeel, grondel, kolblei, puntius, rasbora, weeraal
9 goedbaars, hesseling, ruisvoorn
10 karperzalm
11 bittervoorn
13 modderzalm
karperachtige zeevis - wimber
karperkoning - spiegelkarper
karperzalm - caribo, piranha, rio, spatzalm, tetra
karpet – tapijt, vloerkleed
karreboom – dissel
karrelen – ineenlopen, korrelen, schiften
karreman - venter, voerman, vuilnisman
karren – rijden, fietsen
kartel  cannelure, inkeping, insnijding, keep, kerf, overeenkomst, snee, snede, trust
kartelblad – pedicularis
karreboom – dissel
karrenvracht – wagenvol
kart – skelter
kartelen - greineren, inkepen, kerven
kartelig - gekarteld, geschift
kartelrand (postzegel) – dentelure
kartels aanbrengen - kerven
kartets - granaat
kartodroom - scelterbaan
karton  board, bordpapier
karton-steendruk - papyrografie
kartuizers, stichter der – Bruno
karviel - hijsblok
karwats  gesel, knoet, rijzweep, zweep
karwei  arbeid, corvee, job, klus, opdracht, slachtafval, taak, toer, werk
karweitje  akkefietje, klusje, toetast
karwij - komijn, wedzaad
karwijlikeur  kummel
karwij-olie - kummel
karwijzaadolie - carvon
kas  bergplaats, betaalplaats, broeibak, contanten, cash, doos, geld, geldvoorraad, kweekplaats, serre
kasba  citadel, vesting
kasgeld – contanten
kashouder – kassier
kashoudster - caissiere
Kasische taal - Elamitisch, Hettitisch, Lydisch, Lykisch, Mittannisch, Soemerisch
Kasjgar - Sjoefoe
Kasjmir, volk in - Balti
Kasjmir en Jammu, hoofdstad van - Jammu, Srinagar
Kasjoebisch - Lechisch
kaskenade - beweging, drukte, gasconnade, ophef
Kaspische zee, eiland in de – Artem
kassa – betaalplaats
kassei - straatsteen
kassian  ocharm
kassier  incasseerderkashouder, ontvanger, rendant
kassiersloon  incasso
kast – berging, gevangenis
kastanje - castanea
kastanjeachtie - hippo-castanaceeën
kastanjebruin - roodbruin
kastanje, omhulsel van de - cupula
kaste  groep, jati, klasse, stand
kaste, lid van een - brahmaan, ksatriya, sjoedrah, vaisya
kasteel  burcht, burg, citadel, slot, sterkte, toren, vesting
kasteel  zie burcht, kasteel enz.
kasteelheer  baron, burchtheer, heer, kastelein, slotheer
kasteel in Friesland - stins
kastegoed  saldo
kastekort  deficit
kastelein  burchtheer, gelaghouder, herbergier, kasteelheer, kroegbaas, slotheer, waard
kasteloze - paria
kastelijntje - gedachtenstreepje
kasterolie - castorolie, wonderolie
kastijden  geselen, martelen, mortificeren, pijnigen, ranselen, slaan, straffen, tuchtigen
kastijding  bestraffing, slaag, tuchtiging
kast met deuren – kabinet
kastmeubel - buffet, credens, credenzone, dressoir
kastoor  beverhaar, bevervilt
kastplant – schap
kastvakje – loket
kast van het oog - oogholte
kastype - serre, warenhuis
kasuaris  emoe
kat  angora, boskat, cavalier, civetkat, dakhaas, kater, minneke, minette, mauwerik poes, boskat, civetkat, cyperse, genetkat, ichneumon, siamees, muskuskat
kataas - kattenvoer
katabolisme - dissimilatie
katachtig - felien, lenig, zals, vinnig
katachtig dier 
3 kat, los
4 lynx
5 felis, irbis, leeuw, poema, tijger
6 bobkat, gepard, jaguar, manoel, margay, ocelot, panter, serval
7 caracal, cheetah, goudkat, huiskat, luiaard
8 acinonyx, dwergkat, luipaard, neofelis, panthara
9 bergleeuw
11 nevelpanter, woestijnlynx
12 jagoearoendi, zwartvoetkat
13 jachtluipaard
14 sneeuwluipaard
katafalk  baar, berrie, praalbed, schraag
katalysator van chemische reacties - enzym,ferment
katapult - mangneel
Katar, hoofdstad van - Doha, Dohe
katastrofe  ramp
katbeer  panda
katei'e  golfbreker, krib, strandhoofd
katerlicht - schemerduister
Kathai - China
katharsis  loutering, reiniging
katheder – kansel, leerstoel, spreekgestoelte
kathedraal  basiliek, dom, kerk
kathode  elektrode
katholiek – algemeen, rooms
katholiek geestelijke  abdis, abt, bisschop, deken, kanunnik, kapelaan, kardinaal, non, overste, pastoor, paus, prelaat, priester
katholiek geestelijke (Fr.)  abbé
katholiek opleidingsinstituut  seminarie
katholieke feestdag  Aswoensdag, Driekoningen, Hemelvaart, Kerstmis, Mariaboodschap, Mariageboorte, Pasen, Pinksteren, Vastenavond
Katholieke Radio Omroep  K.R.O.
Katholieke Volkspartij  K.V.P.
katje - dropje
katjesdragend gewas  berk, els, gagel, hazelaar, wilg
katoen  calico(t), boomwol, kapas, textiel
katoen afkoken - beuken, kierkoken
katoenbatist - percal
katoendiefje – paradijsraaf
katoenenkiel - hes
katoenen molton - bevertien
katoenen schortendoek - warp
katoenen stof of weefsel 
4 aida, pilo, sits
5 denim, jeans, pilou, piqué
6 flammé, madras
7 calidot, epinglé, evalist, nanking
8 everlast, organdie, tarlatan, tobralco
9 bevertien, velveteen
10 andrinopel, manchester
11 everlasting
katoenen vulling - bombast
katoenen weefsel met zijde – pope
katoen in een olielamp  kous, pit
katoenfluweel  manchester, ribfluweel, velveteen
katoenklos - spindel
katoensoort - makko
katoenspinnerij-machine - baalbreker
katoenvouwer  line, rectometer
katoenweefsel - piqué
katpardel - panterkat
katrol  blok, hijsblok, palei, takel, talie
katrolblok – gewand
kattebelletje  (vouw)briefjes
katten - afkammen
kattendoorn  duindoorn, gaspeldoorn, stalkruid, stekelbrem
kattengeluid – blazen, mauwenmiauwen, spinnen
kattengoud  glimmer, mica
kattenhout - kraakwilg
kattenkroeg  melksalon
kattenkruid  neppe, nepeta, nippe, valeriaan
kattenkwaad  baldadigheid, deugnieterij, guiterij, kwajongensstreek, schelmerij
katenmaartje – hitje
kattensoort – angora, cyperse, pers, siamees
kattenvoer - kataas
katteoog - chrysoberil, kwarts
katteras - Siamees, Cyperse, Pers
katterig - misselijk
kattestaart - lythrum
kattestaartachtigen - lythraceeën
kattig  bits, pinnig, snibbig, vals, vinnig
kattigheid – vinnigheid
kattig meisje - snib
katuil  kerkuil, ransuil, torenuil
katzwijm  flauwte
kaugek - zeezwaluw
Kauh-sioeng - Takao
Kaukasisch snaarinstrument  tar
Kaukasische berg  Elbroez
Kaukasische mantel - boerka
Kaukasische mousserende melkwijn  kefir
Kaukasische stam  koerden
Kaukasische taal  Abchazisch, Adyghe, Armeens, Avaars, Azerbeidzjaans, Dargwa, Georgisch,Ingoesj, Kabardijns, Lak, Lezgisch, Tabasaraans, Tsjerkessisch, Tsjetsjeens
Kaukasus, pas in de - Kloechor, MamisonNachar, Soenami
Kaukasus, schiereiland in de - Apsjeron, Taman
Kaukasus, top in de - Alagöz, AragatsArarat, Dyych-Taoe, Elbroes, Fisjt, Kasbek, Kosjtan-Taoe, Oeilpata, Sjichara
Kaunas - Kovno
Kaustische alkali - KOH,NaOH
kaustobioliet - antraciet, bruinkool, steenkool
kautle  borgtocht
kauw  dole, ka, kraai, kerkkraai, torenkraai
kauwen – kweernen, wauwelen
kauwgebit - drenkgebit, watertoom
kauwoerde  kalebas
kauproces - masticatie
Kavalla - Neapolis
kavalerie  ruiterij
kavel – deel, uk, grondstkieuw, perceel, stuk
kavelboom  schalm
kavelen  verdelen
kaveling - perceel, stuk, verdeling
kabelingen maken - verkavelen
kaviaar - steurkuit
kaviaarleverancier  steur
Kazachstan, bevolking van - Kazachen
Kazachstan, hoofdstad van - Alma Ata
kazak – boezeroen
kazemat – bed, bunker, legerveste, schuilkelder
kazerne – kampement, legerkamp
kazernebrood  kuch
kazuaris  emoe kasuaris,
ked  hit, ket, kid, pony
keel – gorgel, hals, larynx, rood, stem, strot
keelaanoening - hoest
keel in de heraldiek  rood
keelbeweging  slikken
keelgeluid  hoest, kuch, rochel, schraap
keelgezwel - krop
keelholte  farynx
keelholteontsteking - faryngitis
keelklank  gutturaal
keelknobbel - adamsappel
keelkruid - liguster
keelletter  gutturaal
keelontsteking  angina, kroep
keelontsteking bij paarden  worg
keelput - halskuiltje
keelspiegel  laryngoscoop
keelziekte  angina, difterie
keen  barst, kerf, kiem, kloof, reet, scheur, spleet, stok
keep  insnijding, gleuf, kartel(ing), kerf, schram, schreef, snee
keeper  doelman, doelverdediger, goalie
keer  beurt, draai, eens, kans, kentering, maal, omkeer, ommekeer, torn, verandering, wending, wenteling, werf, zwenk,
keerdam – schut, stuwdam
keerdicht  refrein, retrograde, rondeel
keerkringen  kreeftskeerkring, noorderkeerkring, steenbokskeerkring, zuiderkeerkring
keerkringslanden  tropen
keerkringsvogel  faeton, phaëthon
keer op keer – telkens, voortdurend
keerpunt – crisis, toppunt, wending
keerrijm - refrein
keersluis – rabot, stuw
keert maken - omkeren, teruggaan
keervers  antifoon, refrein, retrogade, rondeel
keerwerk - stuw
keerzijde  avers, ommezijde, revers, schaduwzijde, tegenzijde
keerzijde van penning  revers
keerzijde van wissel  dorso
kees - wolfshond
keeshond  fik, spits
keeshondachtige - chowchow, huskie, poolhond, samojeed, schipperke, spits
keest  geest, kiem, merg, pit
keet  barak, beestenstal, bende, drukte, heibel, herrie, hut janboel, kabaal, kabanes, lawaai, leven, lol, loods, rommel, rotzooi, rumoer, schuur, spektakel, troep, tumult, wanorde, warboel, zooi
keet of bende – zooi
keet of chaos – bende
keet of hok – barak
keet of rumoer - stampei
Kefallinia, berg op - Ainos
Kefallinia, stad op - Argostoli
keffen  blaffen, kijven, snappen
keg  boterham, peg, pin, spie, wig
kegel – conus, ijspegel
kegeldragende boom  den
kegeldragende plant  conifeer
kegelaar – kegelspeler
kegelen - omvallen
kegelen, Amerikaans - bowling
kegelkoning  negenman
kegelschelp - rolschelp, toot
kegelsnede  cirkel, ellips, hyperbool, parabool
kegelspeler - kegelaar
kegelvormig - conisch, taps
kegelvormig flesje - omplet
kegelvormig onderdeel van uurwerk  snek
kegelvormig toelopend  conisch, konisch, taps
kegge – pin, spie
kei – bolleboos, geweldenaar, klinker, rolsteen, steen, straatsteen, uitblinker, zwerfsteen
keiaarde - kiezelaarde, kiezelzuur
keihard – steenhard, versteend
keihard schot – knaller, knoert
kei  keg, spie, wig
keik - herik, kiek, radijs
keil – keg(ge), wig
keilen - gooien, smijten, werpen
keiltje - borrel
keisteen – straatsteen, vlint, vuursteen, zwerfsteen, keizand, grint
keizer  Augustus, caesar, Caligulaempereur,heerser, imperator, kaiser, loper, negus, Nero, sjah, tsaar, (czaar)
keizer en koning – I. R.
keizer van Ethiopië  Haile (Selassie)
keizer van Japan  Hirohito
keizer van Rome  Augustus, Caesar, Caligula Nero, Tiberius, Titus, Trajanus
keizerin van Hongarije  Gisela
keizerlijk bevelschrift  oekaze, ukase
keizerlijk decreet (Turks)  irade
keizerrijk  imperium, empire
keizerrijk in AchterIndië  Annam
keizerrijk in Azië  Iran (Perzië), Thailand (Siam)
keizersalade - dragon
keizershuis  Habsburg, Hohenzoilern
keizerskaars - verbascum
keizerstitel in Ethiopië  negus
keizerstitel in Japan  mikado
keizerstitel in Rusland  tsaar
keker – cecer, schreeuwer
kelderen  vergaan, ondergaan, slinken, verongelukken, zinken
kelderkoorts - drankzucht
kelderkoud  kil, klam
keldermeester  bottelier, cllarius
keldermot  pissebed
kelderverdieping  souterrain
kelderwinde  dommekracht
kelen - afmaken, doden, slachten, vermoorden
kelim - tapijt
kelk  beker, bokaal, calyx, glas, graal, offerbeker, ro(e)mer, wijnglas
kelkblad - sepaal
kelkgras - handjesgras, henjegras
kelner  ober, garcon, waiter
kelk of beker – bokaal
kellner – bediende, cafebediende, garcon, ober, serveerder
kelp – wier, zeewier
Kelten - Galli
Keltisch volk - Bituriges
Keltische begraafplaats - cairn
Keltische dichter/zanger  bard
Keltische gevechtswagen - essed
Keltische godheid 
3 Ler, Lug
4 Bodb, Gwyn, Leir, Llen, Llyr
5 Artio, Epona, Macha, Pwyll
6 Andata, Brigit,Dagdae, Gobban, Ogmios
7 Belenus, Goibniz, Gwydion, Morrigu, Taranis
8 Massanan
9 Smertrios
Keltische oorlogsgod - Britovius
Keltische priester  druïde
Keltische taal  Bretons, Brits, Cornisch, Gaelic, Gaelisch, Iers, Kymrich, Manx, Welsh
Keltische zanger - bard
Kemal Pasja - Ataturk
kemel – bok, kameel
kemp – hennepklaver
kemphaan - twistzoeker
kempvis - betta
kenau – haaibaai, helleveg, ka, tang
kenbaar - bekend, blijkbaar, gekend, merkelijk, onderkend
kenen  kiemen, ontspruiten
kengetal - netnummer
Kenia, bevolkingsgroep in - Balaya's,Kamba's, Kikoejoe, Loeo
Kenia, hoofdstad van - Nairobi
Kenia, rivier in - Iana, Sabaki
kenleer - gnoseologie, noëtiek
kenmerk – cachet, eigenschap, feature, getuigenis, karakter, kenteken, merkteken, stempel, trek, zegel
kenmerk van verlegenheid  blos, schaamrood
kenmerken – karakteriseren, kenschetsen, stempelen, typeren
kenmerkend  typerend, typisch
kenmerkende geur – aroma
kennel - hondenhok
kennelijk  apert, bekend, blijkbaar, duidelijk, herkenbaar, klaarblijkelijk, onderkenbaar, onmiskenbaar
kennen – achten, beheersen, beseffen, weten,
kenner  connaisseur, deskundige, fijnproever, vakman
kenner der kerkgebruiken – ritualist
kenner van beesten - dierenkenner
kenner van delfstoffen  mineraloog
kenner van dieren - bioloog
kenner van fossielen  paleontoloog
kenner van gerechten  gastronoom
kenner van godsdienstwetenschappen - theoloog
kenner van handschriften  codiocoloog, paleograaf
kenner van honden  kynoloog
kenner van muziek – musicoloog, muzikant
kenner van Romaanse talen  romanist
kenner van slangen  ofioloog
kenner van talen - talenkenner
kenner van vissen  ichtyoloog
kenner van vogels  ornitholoog
kenner van wijnsoorten - wijnkenner
kenner van zwammen  mycoloog
kenner van de Arabische taal  arabist
kenner van de Chinese taal  sinoloog
kenner van de Germaanse talen  germanist
kenner van de keuken  fijnproever gastronoom, gourmand, gourmet
kenner van de Latijnse taal  latinist
kenner van de maatschappij  socioloog
kenner van de middeleeuwen  mediëvist
kenner van de muziek  musicoloog
kenner van de oude Griekse taal en cultuur  graecist, graecus, hellenist, humanist
kenner van de oude geschriften - paleograaf
kenner van de oudste handschriften  papyroloog
kenner van de oudste talen  classicus
kenner van de politieke wetenschappen  politicoloog
kenner van de Romaanse talen  romanist
kenner van de taal - linquïst
kenner van het Chinees  sinoloog
kenner van het Engels  anglist
kenner van het Frans  romanist
kenner van het Fries  frisicus
kenner van het Grieks  graecus, graecist
kenner van het Hebreeuws  hebraïcus
kenner van het Nederlands  neerlandicus
kenner van het Sanskriet  sanskritist
kenner van het Spaans  hispanist, hispanoloog
kennis – begaafdheid, bekende, besef, bewustzijn, connectie, ervarenheid, kunde, relatie, verhouding, verkering, vriend, weten, wetenschap, wijsheid,
kennis bezittend - weetal
kennis der kerkvaders  patrologie
kennis der landen  landkunde
kennis der lichaamscellen  cytologie
kennis der medicijnen  acognosie
kennis der vergiften  toxicologie
kennis der ziekten  pathologie
kennis van boeken - bibliognosie
kennis van God  theognosie
kennis van oude zeden – folklore
kennis van postwezen - filatelie
kennis van spectrumfoto's  spectrografie
kennis van vogels  ornithologie
kennis van vruchten  ooftkunde, pomologie
kennis van de Chinese taal - sinologie
kennis van de Engelse taal - anglistiek
kennis van de Germaanse talen  germanistiek
kennis van de Nederlandse taal - Neerlandistiek
kennisgeven van - aankondigen, denonceren
kennis van het paard – hippiatrie
kennisgeving  aangifte, aankondiging, advies, anonce, bericht, boodschap, circulaire, communicatie, convocatie, convocaat, edict, mededeling, publicatie, tijding, verwittiging
kennis hebben - weten
kennisleer - epistemologie
kenschetsen  karakteriseren, kenmerken, typeren
kenschetsend - tekenend
kenspreuk  adagium, aforisme blazoen, devies, emblema, leus, leuze, motto, zinspreuk
Kent, badplaats in - Deal, Margate, Ramsgate
Kent, hoofdstad van - Maidstone
Kentaur - Cheiron, Folos
kenteken  attribuut, kenmerk, merk(teken), insigne, stempel, stigma, zie autokenteken
kentekenplaat – nummerbord, nummerplaat
kenteren  kantelen, keren, omrollen, omslaan, overladen, veranderen
kenterhaak  kanthaak, balkhaak
kentering  keer, omkeer, ommekeer, verandering
kenvermogen - verstand
keper  balk, bint, paal, spant, stof
keperstof  paramat
kepie – sjakopet, uniformpet
Kerala, deel van - Cochin, Madras, Travancore
Kerala, hoofdstad van - Trivandrum
keramiek  aardewerk
keramisch produkt  aardewerk, faience, gres, majolica, pot, porselein, steengoed, vaas
kerargyriet - hoornzilver
keratine - hoornstof
kerel  bink, boom, figuur, gabber, gozer,knul, man, individu, mens, orang(Ind.), persoon, sujet, vent
kereltje – mannetje, uk, ventje, priemel
keren – afwenden, afweren, draaien,pareren, reinigen, vegen, wenden, zwenken
kerf  ceen, gleuf, groef, inkeping, insnee, insnijding, kartel, keen, keep, kloof, snede, snee
kerfbijl  snit
kering – wending, wenteling
kerk  basiliek, bedehuis, dom, ecclesia, gemeente, gezindte, Godshuis, kapel, kathedraal, moskee, secte, synagoge, tempel
kerk in Istanboel  Aya Sophia
kerk met verhoogd middenschip  basiliek
kerk met verhoogd middenschip zonder vensters  pseudobasiliek
kerkbaljuw  suisse
kerkbanier  kerkvaan
kerkbestuur  kerkenraad, (kerk)voogdij
kerkbestuurder  kerkrentmeester, ouderling
kerkbewaarder  koster
kerkbezoek - kerkgang
kerkbibliotheek  librije
kerkbode - gemeenteblad, predikbeurtenblad
kerkboek – gebedenboek, psalmboek
kerkdeel - abside, toren
kerkdief  kerkrover
kerkdienst  dienst, liturgie, lof, mis, vespers
kerkdienst met een bepaald doel  bidstond(e), dankstond(e)
kerkdorp  gemeente, kerkgemeente, kerspel, parochie
kerkekamer - consistorie, sacrestie
kerkelijk  belijdend, confessioneel
kerkelijk dienaar - acoliet
kerkelijk district  bisdom, classis, diocees, ring
kerkelijk gebod - vasten
kerkelijk gebruik  cultus, doop, rite, ritueel, ritus, liturgie,
eredienst
kerkelijk gerechtshof  Rota
kerkelijk gewaad  albe, kazuifel, parament, toga
kerkelijk gewest (Ind.) - statie
kerkelijk griffier - actuaris
kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder - kardinaal, prelaat
kerkelijk lied – gezang, psalm
kerkelijk toezicht - censuur
kerkelijk vaan - oriflamme
kerkelijk vonnis - ban, banvloek
kerkelijk zangstuk – cantate, gezang, koraal, motet, psalm
kerkelijke armenzorg  caritas, diakonie
kerkelijke banvloek  anathema
kerkelijke ceremonie - ritus
kerkelijke feesten, kennis van de - heortologie
kerkelijke gemeente - kerspel, parochie, wijkgemeente
kerkelijke gewadenkennis – paramentiek
kerkelijke handeling – bidden, doop, zingen
kerkelijke inkomsten - annaten
kerkelijke kalender - heortologium
kerkelijke ommegang  processie
kerkelijke oproeping - indictie
kerkelijke plechtigheid – belijdenis, doop
kerkelijke rechtbank - inquisitie, rota
kerkelijke straf  ban, excommunicatie, interdict
kerkelijke vergunning – dispensatie
kerkelijke vervloeking - anathema
kerkelijke voorschriften  riten
kerkelijke vrijstelling  dispensatie
kerkelijke wet  canon
kerkenraad – kerkbestuur
kerkenraadslid – diaken, dominee, ouderling,pastoor
kerker  cachot, cel, gevangenis, kelder, lik, nor
kerkeraadskamer – consistorie
kerkgang - kerkbezoek
kerkgebouw  basiliek, dom, godshuis, kathedraal, kapel, kerk, moskee, pagode, synagoge, tempel
kerkgebruiken – riten, ritus
kerkgenootschap - cleresie, cleresij
kerkgezang  gezang, hymne, koraal, motet, psalm, requiem
kerkheer - collator, prelaat
kerkhervormer  Calvijn, Huss, Luther, Zwingli
kerkhervorming  reformatie
kerkhof  begraafplaats, dodenakker
kerkje – kapel
kerkkauw - ka
kerkklokjes in Haarlem  damiaatjes
kerkkoor - cantorij
kerkleraar  dominee, pastor, predikant
kerklied - gezang, hymne psalm
kerkluiklok  sampaan
kerkmuziek - meserere
kerkorde  kerkwet
kerkplechtigheid – belijdenis, bevestiging, doop
kerkprovincie  bisdom, classis
kerks  godsdienstig, kerkelijk, religleus, vroom
kerkscheuring  schisma
kerkschrift  textura
kerkslavisch - oudbulgaars
kerksplitsing  afscheiding, doleantie
kerkuil  katuil, torenuil
kerkvaan  gonfalon, kerkbanier, kerkvlag
kerkvader  pater, paus, Ambrosius, Anselmus, Augustinus, Basilius, Gregorius, Hiëronymus
kerkvaders  patres
kerkvaders, kennis van de - patrologie
kerkvaders, afkomstig van de - patristisch
kerkvergadering  concilie, synode
kerkvlag  kerkbanier, kerkvaan
kerkvoogd – bisschop, kardinaal, kerkvorst, paus, prelaat
kerkvorst  aartsbisschop, kardinaal, Paus
kerkwachter  suisse
kerkwet  kerkorde
Kerkyra - Kprfoe
Kerkzwaluw - gier, steenzwaluw
Kermadec-eilanden, een van de - Raoul
kermen  klagen, kreunen, steunen, weeklagen
kermis  bissing, foor, jaarmarkt, lunapark
kermisachtige markt -braderie
kermisattractie  achtbaan, botsauto, cakewalk, carrousel, draaimolen, mallemolen, poffertjeskraam, rutsch, schiettent, waarzegster, zweefmolen
kermisbed  noodbed, veldbed
kermiseettent - pofertjeskraam
kermisgebak  oliebol, oublie, poffertjes, wafel
kermisgerecht  paling, poffertjes
kermispop  pronkster
kermisrutsbaan  achtbaan, tobogan
kermistent  brak, kraam, rarekiek
kern  beginsel, binnenste, centrum, elite, essentie, hart, hoofdpunt, hoofdzaak, inwendige, keest, keur, kiem, merg, middelste, nudeuspit, pit, ziel
kern van een partij  kader
kernachtig  bondig, krachtig, lakoniek, lapidair, pittig, pregnant, sententieus, snedig
kernachtig gezegde  aforisme, motto, parool, sententie, spreuk
kernbijter - appelvink
kernbom  atoomborn, Hbom
kerndeeltje  neutron, proton
kerndeling - amitose
kernenergie  atoomenergie, atoomkracht
kernfysicus - atoomgeleerde
kernhout - karrel
kernlichaampje  nucleolus
kernlis - chromosoom
kernooft - appel, kers, peer, pruim
kernreactor - atoomzuil
kernreactor in Nederland  Petten
kernschede - endodermis
kernspreuk - adagium, aforisme, sentenie
kern van been - merg
kernwapen  atoombom, Hbom, waterstofborn
kernwetenschap - atomistiek
kers - akkerkers, bitterkerscerise, kriek, meikers, morel, prunus, tuinkers, waterkers
kersenbijter - appelvink, dikbek, kersenvink
kersenboom - kriekelaar
kersenlikeur  kirsch, maraskijn
kersengom - cerasine
kersenkleurig - cerise
kersenpikkertje - tuinfluiter
kersensoort - bigaro, kriek
kerspel  kerkdorp, kerkgemeente, parochie
kersrood  cerise
kerst – kerstfeest,
kerstboom  den, spar
kerstboomversiering – bal, engelenhaar, kaarsjes, piek, slinger
kerstbrood – duivekater, stol
kerstenen  bekeren, beschaven, dopen, verchristelijken
kerstening - christianisatie
kerstevangelie  kerstverhaal
kerstgeschenk - kerstgave
kerstlied  carol, leis, noël
Kerstmis  (Frans) noël
kerstroos - euphorbia, helleborus
kerstster – eophorbia
kerstster (kamerplant)  poinsettia
kerstverhaal  kerstevangelie
kerstversiering  kerstboom, mistletoe, sparrentak
kerven – doorhakken, doorsnijdenhakken, insnijden, inkepen, kappen, kartelen
kerving – spleet
kesp  buikstuk, draagbalk, dwarslegger, slikhout
ket  hit, ked, kid, pony
ketel  aker, dal, gamel, vat
ketelaar  naeter
ketelbink - varensgast
ketelboeter  ketellapper
keteldal  kluse
ketelhaak  beugel
ketelhuis  machinekamer, stookruimte
ketellapper  ketelboeter, koperslager
ketellappers werktuig - bordeerhamer
ketelpak  overall
keteltje  gamel
keteltrom  pauk, timpaan
keteltrommelslager - paukenist, pauker
ketelvormig dal - dalketel
ketelvormige inzinking in gesteenten  maar, mare
keten  boei, ketting, kluister, reeks, rij, schakeling , serie, snoer
keten van bodems  catena
keten van militairen - cordon
ketenen  boeien, vastbinden, vastklinken vrijdenker
ketjap – sojasaus
keton-alcoholen - ketonen
kets  (hooi)opper
ketsen  afstuiten, afschampen, afspringen, kletteren, weigeren
ketter  afvallige, bogger, geloofsverzaker, ongelovigevrijdenker
ketteren  razen, schelden, tieren, uitvaren, vloeken
ketterhemd  sanbenito
ketterij  dwaalleer, dwaling, heresie
ketters  eucheten, heterodox, massalianen, onrechtzinnig
ketting  boel, collierketen, kluister, snoer, streng
kettingbrug  ophaalbrug
kettingdraad – schering
kettingfluweel - velvet
kettingganger  dwangarbeider
kettinghond – rekel, waakhond
kettinglijn - catenaria
kettingloze fiets  acatène
ketting met emmers  noria
kettingraadje in een uurwerk  snek
kettingring  schakel, schalm
kettingstraf - dwangarbeid
kettingtricot - milsnsise
kettingwinkel  filiaalbedrijf
ketting zonder einde  noria, rozenkrans, paternoster
kettingzang  canon, kanon
keu  biljartstok, big, rij, stok, varken, zwijn
keuen - biljarten
keuken – cuisine, komguis
keukenbediende - vatenwasser
keuken betreffende  culinair
keukenboter - margarine
keukendoekje – aanvattertje, pannenlap
keukengerei 
3 kan, mes, pan, pot, rek
4 blik, bord, oven, rasp teil, vork, zeef
5 emmer, garde, grill, ketel, lepel, mixer, tobbe
6 hakmes, opener, sachaal, treef
7 bakoven, fornuis, gasstel, klopper, klutser, schotel, vergiet
8 braadpan, koekepan, pollepel, snijplank, steelpan
9 beslagkom, braadslee, keukenrol, koekenpan, melkkooer,
pannenlap, soeplepel, vleesvork
10 blikopener, afdruiprek, deegroller, eierwekker, fluitketel, weegschaal
11 citroenpers, dunschiller, gehaktmolen, koffiemolen,
roomklopper, schuimspaan, snelkookpan
12 afwasmachine, matteklopper, pannekoekmes
14 vaatwasmachine
keukenhulp - keukenmeid
keukenkachel – fornuis
keukenkleding - schort
keukenkluster - garde
Keukenkruid -
2 ui
3 tijm
4 anijs, prei
5 amoon, dille, karwij, komijn, lavas, salie, sesam
6 amomum, borago, dragon, foelie, hyssop, kaneel, kerrie,
kervel, mierik, sjalot, venkel
7 kamille, mosterd, oregano, selderij, snijlook, wijnruit
8 bieslook, bernagie, knoflook, maanzaad, majoraan,
tuinkers
9 basilicum, bonekruid, komijnzaad, koriander, marjolein,
pepermunt, pimpernel, rozemarijn
10 kattekruid, kruidnagel, kruizemunt, peterselie
11 nootmuskaat
12 citroenkruid, scharenkruid
13 mirikswortel
14 citroenmelisse
keukenlepel - pollepel
keukenmeester  kok
keukenmeid – dienstbode, keukenhulp
keukenpiet - pottenkijker
keukenschel - wildemanskruid
keukentje - pentry
keukenzout  cloornatrium, jozo, natriumcloride, nezo, steenzout
keule  bonenkruid
Keulen - domstad
keur  bloem, elite, essaai, electie, handvest, indruk, keuze, merk, oorkonde, puik, r.k. selectie, stempel, stempelmerk, top, verordening, ijk
keurbende  elite, falanx, garde, keurkorps, legioen, puik, stoottroep
keurder  beoordelaar, controleur, (fijn)proever, ijker, kijker, taxateur
keuren  beoordelen, beproeven, controleren, essaieren, inspecteren, monsteren, onderzoeken, proeven, roemen, schatten, schouwen, taxeren, testen, toetsen
keuren van eten – proeven
keurgroep - elite
keurig  behoorlijk, beleefd, betamelijk, chic, correct, fair, fatsoenlijk, gepast, jofel, korrekt, mooi, net, netjes, onberispelijk, oppassend, ordelijk, passend, perfect, proper, rein, schoon, smaakvol, subliem, verzorgd, volmaakt, voorbeeldig
keurig en ontwikkeld – beschaafd
keurig en schoon – rein
keurigheid – gepastheid
keur in artikelen - merk
keuring  beoordeling, ijking, inspectie, onderzoek, oordeel, schouwing,
keuring van ambtenaren, instantie voor de - gezondheidscommissie
keurkorps  elite, elitekorps, garde, keurbende
keurmeester (dijken)  schouwer
keurmeester (gewichten) – controleur, ijker , inspecteur
keurmeester (goud en zilver)  essaieur, essayeur
keurmeester (in het algemeen)  controleur, criticus, inspecteur, jurylid
keurmerk - ijkteken, stempel
keurregiment  garde
keurs  korset, lijfje, rijglijf
keurslijf  bedwang, dwangbuis, korset
keursoldaat - grenadier
keursoldaat der vroegere Egyptische sultans  mammeluk
keurstempel  ponsoen
keurteken - stempel, waarborgteken
keurtroep  bloem, elite, garde, keurbende, stoottroep
keurvorst - elector, rijkvorst
keus  elite, keuze, mogelijkheidoptie, selectie, sortering, voorliefde, uitverkiezing, voorkeur, voorliefde, uitverkiezing
keus van kleding – smaak
keus van onaangename zaken – dilemma
keutelaar – draler, talmer
keuvelaar - babbelaar
keuvelen  babbelen, kletsen, kouten, praten, spreken
keuze  alternatief, electie, keur, keus, optie, selectie, sortering, variatie, verkiezing, verscheidenheld, voorkeur
keuze boven het ander  voorkeur
keuze doen, een - opteren
keuze uit gedichten  anthologie
kevel - kaalbeen
kevelen  mummelen
kever  aastor, boktor, duinkever, domkop, domoor, glimworm, goudhaan, kalander, kniptor, meeltor, achtvlinder, scarabee, scharrebijter, spektor, stekworm, tor, watertor, zandkever,
keveren - maffen
kever met zeer lange sprieten  boktor
Khoisamiden - Bosjesmannen, Hottentotten
kibbelen  bekvechten, harrewarren, herriën, kibbelen, kiften, kijven, krakelen, ruziën, strijden, strubbelen, twisten, vitten
kibbelpartij  dispuut, geharrewar, heibel, ruzie
kidang – muntjak
kidde – hit
kidnap – ontvoering
kidnappen - ontvoeren
kidnapper - kinderrover, mensenrover, ontvoerder
kidnapping – kinderroof, ontvoering
kiek  foto, opname, plaat, prent
kiekdoos - kijkdoos
kieken – fotograferen, knippen
kiekendief - schor
kiekje - foto, opname
kiekkast - rarekiek
kiel – blouse, bodembalk, borzeroen, buis, hes, mots, motse
kielen  kielhalen
kielman - dagloner, kruier, sjouwer, witkiel
kielwater – zog
kielzog - spoor
kiem  aanleg, beginsel, bron, cel, embryo, keen, keest, kern, microbe, pit, spruit, treedsel, uitloper, zaad
kiemblaas(je) - blastula
kiemcel - eicel, geslachtscel, ovum, spore
kiemdrager - suspensor
kiemen - kenen, ontkiemen, ontbotten, ontspruiten, uitlopen
kiem in een ei  treedsel, hanentree
kiem van granen - keest
kiemkorrel - spore
kiemmaand  germinal
kiemschijf - blastoderm
kiemstof - blasteem
kiemvlies - hymenium
kiem van graan  keest
kiemvrij  steriel, ontsmet
kiemwortel – radicula
kien – alert, bijdehand, gewiekst, gis, pienter, slagvaardig, slim, uitgekookt, uitgeslapen, wakker
kienspel – bingo, lotto
kiep  korf, hengselmand, mars
kiepen – kantelen, omslaan
kieperen  gooien, omslaan, tuimelen, vallen
kier  reet, spleet, voeg
kier of spleet - naad
kies  bescheiden, delicaat, discreet, eerbaar, fatsoenlijk, fijn (gevoelig), gepast, keurig, maaltand, net, netelig, oorbaar, preuts, teer, zwak, zedig
kies  molenaar
kiesgebied  kiesdistrict
kiesgerechtigde - stemmer
kiesheid  betamelijkheid, ingetogenheid, keurigheid, takt, welvoeglijkheid
kiesheid vereisend - delicaat, discreet
kieskauwer - langtand
kieskeurig – nauwlettend, veeleisend, vies
kieskring - district
kiesstelsel  e.v.
kiet, ongeslist
kietelen - kriebelen
kieuwdeksel - branchiostegiet
kieuwslak -
4 wulk
5 kauri
6 zeeoor
7 slipper, zeehaas
8 aliktuuk, penhoren, sterslak
9 fuikhoren, tijgerslak, wadslakje
10 kegelhoren, moerasslak, purperslak, tepelhoren
11 schaalhoren, vleugelslak
12 cassisschelp, tritonshoren, zeenaaktslak
13 bisschopsmuts, pelikaansvoet
kieuw van een vis - kaak
kievit  kieft
kievitsbloem - fritillaria, pinksterbloem
kiezel  gres, grind, grint, kruimel, kwarts, silicium
kiezelaardeverbinding - silicide
kiezelachtig gesteente - hoornsteen, kiezelgoer, kiezelsintel
kiezelalgen - diatomeeën
kiezelgoer - bergmeel, diatomeeënaarde, infusoriënaarde
kiezellei - lydiet
kiezels - grind
kiezelsteen – agaat, biggel, grint, keitje, kwarsiet, kwarts, zandsteen
kiezelwoestijn  serir
kiezelwand  gries, grind, grint
kiezelwier - diatomee
kiezelzandsteen - gres
kiezelzuur mineaal – silicaat
kiezelzuur zout - silicaat
kiezen – opteren, selecteren, uitzoeken
kiezen en tanden  gebit
kiezen van regering - stemmen
kiezer  electorstemgerechtigde
kiezer van een telefoon - kiesschijf
kiezerskorps  electoraat
kiezersvolk  electoraat
kift – afgunst, herrie, jaloezie, nijd, ruzie
kiften  herriën, kibbelden, kijven, krakelen, ruziën, twisten,
kijf  geschil, heibel, jaloezie, nijd, onenigheid, ruzie, twist
kijfachtige vrouw - haaibaai, ka
kijfzieke vrouw  feeks, heibei, helleveeg, ka, katrijn
kijfzuchtig - snauwachtig
kijk  inzicht, visie, zienswijze
kijken – blikken, loeren, ogen, staren, turen, zien, waarnemen
kijken naar  aanzien, bekijken
kijker  aanschouwer, gluurder, loerder, oogglas, toeschouwer, verrekijker
kijkers – publiek, toeschouwers
kijkglas – kijker, lens, loep, lunet, oculair, vergrootglas
kijkgraag - nieuwsgierig
kijkkast – kijkdoos, monitor, rarekiek
kijk of begrip - inzicht
kijkspel  diorama, kaleidoscoop, panorama, show, opera, operette, rarekiek, revue
kijkspleet op een instrument  diopter, vizier
kijktoestel - televisie
kijktoren - belverdere, kaap, wachttoren
keivage - gekibbel
kijven – bekken, bekvechten, harrewarren, herriën, kibbelen,
kiften, krakelen, ruziën, schelden, twisten, vechten,
kikken  reppen
kikker  kikvors , rana
kikkerbeet - duitblad, hydrocharis
kikkerbil - puibil
kikkereitjes  dril, rit, kikkerrit
kikkerlarve  dikkop, klabotskop
kikkervisje – dikkop, donderkopje
kikvors  kikker, pui, vors, work
kikvorsachtigen -
3 pad
5 padde
6 hylida, kikker, ranida
7 kikvors
8 klauwpad
9 heikikker
11 boomkikvors, brulkikvors, knoflookpad, microhylida,
rhacophorus, tlmatobius, vuurbuikpad
12 buidelkikker
15 vroedmeesterpad
kikvorsman - duiker
kikvorsgezwel - ranula
kil – doods, fris, guur, ijzig, kalm, koel, koud, onhartelijk, onverwarmd, rivierbed, stroombed, wetering,
Kilipico – Nano
killen – doden, vermoorden
killer - moordenaar
kilocalorie - kcal.
kilogram  kg
kilogrammeter  kgm
kilohertz  khz
kiloliter  stére, wisse
kilometer  km
kiloton - mrgaton
kilovolt  kv
kilovolt ampère  kva
kilowatt  kw
kilowattuur  kwh
kilte – frisheid, guurte, koelte, kou, koude
kim  einder, horizon, kaam, kaamsel, kaan, kant, rand, schimmel
kimono – judojas, kamerjas, negligé, ochtendjas, peignoir
kimonogordel - obi, sjitajime
kinbaardje - sik
kind  afstammeling, aver, baby, blaag, dochter, dreumes, jongen, kleuter, koter, meisje, nageslacht, nakomeling, nazaat, oir, oor, peuter, spruit, telg, uk, wicht, zaad, zoon
kind (Barg.) – koter,
kind met teveel praatjes - blaag
kind dat steeds huilt  huilebalk
kind van blanke enIindiaan  cabocio, cafuso, mesties
kind van blanke en Javaanse - liplap
kind van blanke en Mesties - fustie
kind van europeaan en Inlandse - sinjo
kind van Gaucho en Indiaanse - chino
kind van mannelijk geslacht - zoon
kind van mulat en mesties  tercerone
kind van mulat en mulattin - caso
kind van neger en mulattin - griffio
kind van neger en indiaanse - zambo
kind van zambo en negerin - mango
kind zonder ouders  wees
kinderachtig – beuzelachtig, flauw, infantiel, laf, pueriel
kinderarts - pediater
kinderbewaarplaats  crèche
kinderdagverbljf - creche
kinderdoek  luier
kinderen – grut, kroost, nazaten
kinderen grootbrengen - opvoeden
kinderen van Odin  Asen
kindergeneeskunde  pediatrie
kindergroet  da, tata, dada
kinderhand – knuistje
kinderhoofdje – straatkei
kinderjuffrouw  baboe, bonne, gouvernante, nurse
kinderkleding  hansop, luier, trappelzak
kinderkunde  pedalogie
kinderledikantje - bedje
kinderlijk – argeloos, eenvoudig, infantiel, kinds, naïef, onbedorven, onbevangen, onvolwassen
kindermeid  baboe, baker, nurse,
kindermeisje - bonne
kindermeisje(Ind.) - baboe
kinderoppasser  babysitter
kinderroof  kidnapping
kinderschrik - boeman, bullebak, krulleboes, walhond
kinderspeelgoed  autoped, bal, bikkel, bromtol, diabolo, hoepel, jojo, knikker, pop, rammelaar, schommel, teddybeer, step, stuiter, toeter, tol, vlieger, wip
kinderspeelplaats  speeltuin, zandbak
kinderspel  aftellen, ballen, bikkelen, blindeman, blokkendoos, bokspringen, bouwdoos, buten, diabolo, haasje-over, hinkelen, hinken, hoepelen, honken, jellen, jonassen, kiekeboe, kienen, knikkeren, koten, krijgertje, legkaart, lotto,overlopertje, puzzel, schommelen, steltlopen, steppen, tikkertje, tollen, wippen, vliegeren, zakdoekje-leggen
kindertrompetje - toeter
kinderuitroep  ta, da
kinderverblijf - box,crèche, loophek, zandbak
kinderverlamming  polio(myelitis)
kindervermaak – poppenkast, spelen
kinderverzorgster  baker, nurse
kindervoorwerp  dot, speen
kinderziekte - bof, difterie, kinkhoest, kroep, mazelen, pokken, roodvonk
kinderzitplaats – kinderstoel
kindje - baby
kindoekje - barbette
kinds – halfwijs, kinderlijk, naief, onnozel, seniel, suf
kindsheid  begin, dementie, jeugd, onnozelheid, seniliteit, sufheid
kind zonder ouders - wees
kinine, morfine en nicotine - alkaloïden
kinine, dervaat van - euchinine
kink  bocht, draai, kronkel, slag, stomp
kinkel – boer, botterik, loebas, lomperd, pummel, vlegel, vlerk
kinkhoest - pertussis
klinkhoorn - wulk, zeehoorn
kinnebak – kaak, kin, onderkaak
kino – looistof
kinstoot - uppercut
Kioesjoe, haven op - Jawata, Modji, Nagasaki
kiosk - paviljoen
kioskbedrijf  A.K.O., bruna, l.L.A.
kip  barnevelder, hen, hoen(der), kloek, leghen, pel, poulet, wijandot
kipkar – kipwagen, lorrie, stortkar
kip met kuikens  kloek
kiplekker  kerngezond
kippeneigenschap  leg , rui
kippengeluid – kakelen, tokken
kippenhok  hoenderhok, polder, ren
kippenloop  ren
kippenluis - dermanyssus
kippenprodukt  ei
kippenras - pel
kippenrustplaats  nest, roest
kippensoort  Barneveider, kriel, leghorn, pel wyandot,
kippenstal  roest
kippenstok  roest
kippenverblijf – hok, ren
kippenvoer  graan, grit, mais, tarwe
kippenziekte - coccidiosis, dikte, pip, pokken, pullorum, snot, t.b.c., tuberculose, verlammingsziekte
kippig  bijziend, kortzichtigmyoop
kipwagen  kipkar, stortkar
Kirgizië, hoofdstad van - Froenze
Kirov - Vjatka
kirren  koeren, korren
kissen - aanhitsen
kist  bak, doos, koffer, krat, vat, vliegtuig
kistje voor geld - cassette
kist van latwerk - krat
kist voot bagage - koffer
kist voor relieken  schrijn
kit  aker, bak, emmer, gom, kan, kolenemmer, kroeg, kuf, lijm, vat
Kitara – Nyoro
kits – grindhoop, plezier
kitsbok – bokkalf
kitch – leonisch, prullaria
kitsen – braken, ketsen, keilen, kiskassen, overgeven, spugen
kittelaar - clitoris
kittelen – kietelen, kriebelen, prikkelen, strelen
kitteling - prikkel
kittelorig – driftig, kregel(ig), kriegel, lastig, levendig, lichtgeraakt, ongeduldig, ongemakkelijk, vurig
kitten – plakken
kitter - lijmer
kittig  alert, energiek, fel, flink, kras, kwiek, levendig, pittig, rap, vief, vinnig, vurig
kit voor kolen – kolenemmer
kiwi - snipstruis
klaaggeschrei - gejammer, weeklacht
klaaglied  elegie, jeremiade, klaagdicht, klaagzang, lamentatie, treurlied, treurzang
klaagliederen van Jeremia – echa
klaaglijk gieren - huilen
klaagschrift  bezwaarschrift, doleantie, pamflet, schotschrift, smeekschrift
klaagzang - elegie
klaagzang (muz.)  lamento
klaar  af, afgelopen, afgemaakt, afgerond, bereid, bevredigd, blijkbaar, duidelijk, gedaan, gereed, gezwind, (glas)helder, klankrijk, licht, onvermengd, paraat, puur, ready, ree, reisvaardig, schoon, stralend, uit, vaardig, verstaanbaar, voltooid, ziezo, zuiver
klaarblijkelijk  apert, evident, duidelijk, glashelder, notoir, onweerlegbaar
klaar en helder - apert
klaargemaakt middel  preparaat
klaarheid – duidelijkheid, helderheid, klaarte, zuiverheid
klaarkrijgen - redden
klaarlicht  helder(licht)
klaarmaken – aangorden, bereiden, gereedmaken, opleiden, prepareren, preparatie, regelen, toebereiden, toebereiding, voltooien, voorbereiden, voorbereiding
klaar met iets – gereed
klaar of gereed – bereid
klaarspelen – fiksen,
klaarte  duidelijkheid, helderheid, klaarheid
Klaas Vaak  zandman
klabak  agent, bink, diender, juut, politieagentsmeris, tuut
klacht  ach, beklag, bezwaar, grief, och, reclamatie, reclame, smet, spat, vlek
klacht indienen - klagen
klad – inktvlek, laster, mop, piek, plakkaat, smet, spat, spet, veeg, vlek, inktmop, klodder, klont, ontwerp
kladboek - memoriel, werkboek
kladden  knoeien, morsen, slonzen, smeren, vlekken
kladder – klodder, kluit, knoeier, prulschilder, vlek
kladderaar - knoeier
kladderig - morsig, slordig, vuil
klagen – grieven, jammeren, kermen, kreunen, mopperen, reclameren, steunen, tobben, treuren, zaniken, zeuren, zuchten
klagend  elegisch, kermend, klagenlijk, klagerig, lacrimoso, treurend
klagend  (muz.) dolendo, lamentoso, sospirando
klager – eiser, implorant, jammeraar, kwerulant, mopperaar, reclamant
Klaipeda (Litauwen) - Memel
klagerig  elegisch, klagend
klak – gibus, inktmop, klodder, muts, pet, spat, tongbeweging, vlek
klakkebus  proppenschieter
klakkelings  eensklaps, lukraak, plots, onverwachts, onvoorziens, plotseling
klakkeloos – blindelings, lukraak, ongemotiveerd, onnadenkend, onverwachts, onvoorziens, stomweg, voetstoots, willekeurig, zomaar, zorgeloos
klakker  klepper, wentelteefje
klam – bezweet, kil, kelderkoud, klef, kleverig, koud, nat, vochtig
klamboe – muskietennet
klamheid - vochtigheid
klamp  bindhout, bindlat, bindlegstuk, blok, haak, hooischelf, klauw, klos, lat, mijt, pal, pin, schelf, stapel, verbindingsstuk
klamp om een rad vast te zetten – pal
klampen – bevestigen, vastpakken
klamp hooi – schelf
klamp hout – stapel
klamp op schepen – kikker
klandestien  bedekt, heimelijk, illegaal, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen, verstolen
klandestiene taxichauffeur  snorder
klandizie cliëntele, klanten, nering, winkelnering
klank  echo, galm, geluid, stem, toon
klankbeeld - reportage
klankbekken  cimbaal, gong
klankdemper - sordino, sourdine
klanken vormen - spreken
klankfilm  geluidsfilm
klankgehalte  timbre
klankherhaling  echo, rijm, weerklank
klankkleur  timbre
klankladder  toonladder
klankleer  akoestiek, fonetiek
klankmaat  cadans, ritme
klankmeting  echometrie
klanknabootsend woord  onomatopee
klanknabootsing  bam, bim, bom, bonsdzjeng, floep, hee, imitatie, koekoek krak, oehoe, oempa, onomatopee, paf, pang, pief, ping, plens, plof, poef, roetsj, tak, tik, tiktak, waf
klankrijk - krachtig
klankteken – accent, foneem, letter
klanktint - timbre
klanktrap – interval, none
klankverschuiving  ablaut
klankvol  sonoor
klankweerkaatsing  echo, galm
klankwijziging van klinkers - umlaut
klankwisseling - ablant
klant  abonneeafnemer, cliënt, koper
klanten - volk
klantenkring  clientèle
klantenwerver  acquisiteur
klantenwerving  acquisitie
klap  bons, dreun, ecplosiegepraat, klapper, klep, knal, labberdoedas, lel, mep, oorvijg, opdoffer, opduvel, oplawaai, pats, pets, slag, smak, stoot, tegenvaller, tik, uithaal, val, verlies
klap achtrf - nastoot
klapbes – kruisbes, sneeuwbes
klapbrug  ophaalbrug
klapbus  klakkebus, proppenschieter
klapcilinderhoed – gibus
klapdeksel - flap
klapekster  babbelkous, klauwier
klaphoed - gibus
klaphoutje – klepper
klapje - tikje
klaplopen – bedelen, bietsen, parasiteren, profiteren, schuimen, smarotsen, tafelschuimen, uitvreten
klaploper  bietser, nietsnut, pannenlikker, parasiet, profiteur, schuimer, tafelschuimer, talie, uitvreter
klapmuts – kletskous
klapnet – slagnet
klap op het or - oorveeg
klappei - babbelaarster, klatskous, kwaadspreekster, kwebbel, lameer
klappen - barsten, exploderen, klikken, ontploffen, praten, slaag, snateren
klappend geluid maken  klapperen
klappende zoen - pakkerd, smak, smok
klappen geven - slaan
klapper  custode, cocos, dictaat, index, inschrijfboek, kelapa, kokospalm, legger, map, palmboom, register, syllabes, voetzoeker, zaakregister, zevenklapper
klapperboom  kokospalm
klappereend - bakelman
klapperen  klepperen
klapperhoutje - klepper
klapperkruid - dragon
klappermannetje - braamsluiper
klappermolen  vogelverschrikker
klakkernoot - kokosnoot
klapperrat – badjing, adelaarsteen
klaproos  kol, kollebloem, korenroos, papaver
klapstaart – goudrenet
klapstuk – hoogtevrees
klap van vuurwerk - knal
klapvleugelvliegtuig - ornithoptère
klapzoen  pakkerd, smak, smok
klare  borrel, jajem, jan, jandoede, jenever
klaren  afdoen, herstellen, ophelderen, opknappen, redden, regelen, verlichten
klarigheid - gereedheid, helderheid
klaring - regeling
klaroen – trompet
klas – afdeling, klaslokaal
klasse – afdeling, categorie, groep, hoedanigheid, kaste, kl., kwaliteit, leerjaar, orde, rang, rubriek, soort, stand
klassement  indeling, ranglijst, rangschikking
klasse of stand - rang
klasseren - indelen, rangscgikken
klasse van roofdieren - apen, mensen, primaten, walvissen
klassiek  antiek, uitstekend, voorbeeldig, voortreffelijk
klassieke componisten  Bach, Beethoven, Brahms, Bruch, Chopin, Grieg, Haydn, Mendelsohn, Mozart, Vivaldi, Wagner
klassieke God  Amor, Jupiter, Venus, Zeus
klassieke schrijvers  Balzac, Beets, Brederode, Corneille, Euripides, Goethe, Hooft, Huygens, Lessing, Molière, Racine, Schiller, Shakespeare, Stendhal, Vondel
klater – klad, rammelaar
klaterpeppel - ratelaar
Klausenburg – Cluj
klauter – klim
klauteren – klimmen
klauterpaal - klimmast
klauw – poot, tuinkark
klauwen – krabben, stelen, wegnemen
klauwer - breeuwhamer
klauwier  haak, klapekster; rank, spijker
klauwieren - laniidae
klauwijzer  koevoet
klauwkikker - xenopus
clavecombel, soort - cembalospinet
klaver  esparcette, kemp, lucerne, luzerne, serradella
klaverzuring  oxalis
klaverzuurachtigen - oxalis
klavier  clavecimbel, clavichord, hand, orgel, piano, toetsenbord, vleugel
klavierpennetje - tangent
kledder – morspot, slet, vuilpoets
kledderen – knoeien
kledderig – modderig, vies
klederdracht  kostuum
kleden – bedekken
klederdracht - kledij
kledij  dos, dracht, gewaad, kleding, kleren, kostuum, pak, uniform
kleding – dos, dracht, garderobe,gewaad, goed, kledij, kleren, kostuum, pak, plunje, tenue, textiel, toilet
kleding aan doen – kleden
kledingbergplaats – garderobe, vestiaire
kleding bij officiële gelegenheid  gala, jacquet, rok, smoking
kledinghanger – haak, kapstok, knaapje
kledingkleur – jeans, kaki
kledingstukken -
2 bh, pij
3 bef, boa, col, das, eva, fez, hes, hul, jak, jas, lijf, lob, lub, lijf,
mof, pak, pet, pon, rok, sok
4 alba, albe, beha, buis, busc, cape, coat, demi, flep, frak, galg,
haik, hemd, hoed, hoos, huif, huik, jurk, kain, kepi, kiel, klit, klet, kous, lars, lats, lint, muts, paan, riem, robe, sari, slab, slip, toga, toog, trui, vest, want
5 amict, atour, babbe, baret, bloes, boord, bride, broek, bunda, caban, cappa, falie, fichu, frees, gilet, habijt, jabot, japon, kapot, karos, kazak, keurs, kleed, kraag , kreel, kuras, lijfje,
lubbe, luier, motse, nylon, palla, panty, parka, pyama, shawl,
shirt, short, sjaal, sjako, stola, stool, strik, tissu, wagge
6 abolla, alpino, anklet, anorak, atilla, baadje, badjas,
badjoe, badpak, binini, blazer, blouse, boerka, bolero,
bonker, bonnet, bretel, caraco, casula, chiton, corset,
dolman, domino, duffel, duster, flanel, gewaad, gordel, harnas,
jacket, jekker, jersey, jopper, jumper, kabaai, kabaja, kaftan,
keuvel, kimono, kolder, koppel, korset, kravat, labaar, livrei,
mantel, ornaat, overal, panama, panier, peplos, poffer,
poncho, puttee, pyjama, raglan, rijglijf, samaar, sarong, schort,
schulk, shorts, skipak, skisok, slabbe,slipje, sluier, sortie,
stepin, talaar, tartan, toilet, tshirt, topper, tunica, tuniek,
ulster, wammes
7 almutia, amazone, apenrok, aumusse, badmuts, baljurk,
blempje, blouson, bontjas, brarobe, calotte, casaque, chemise,
chlamys, colbert, coltrui, complet, costuum, cravate, dophoed,
foulard, halsdas, handmof, huisjas, jacquet, kalotje, kaskien,
keursje, klokrok, koorkap, kostuum, legging, mailot, manchet,
manipel, matinee, mishend, mitaine, mitella, morslap, neglige,
oliejas, overall, overjas, paenula, paletot,pallium, paltrok,
pellies, petasos, polsmof, rijbroek, rokvest, rotonde, saroeng,
singlet, slipjas, smoking, soutane, spencer, stofjas, swagger,
sweater, tabberd, tallith, tanktop, toetoep, twinset, uniform,
vestrok, wambuis, werkjas, windjak, zwempak
8 almaviva, babydoll, badbroek, beremuts, bluejean, boernoes,
bontcape, borstrok, broekpak, broekrok, camisole, capuchon,
cardigan, chaperon, chasseur, ceintuur, corselet, cotillon,
damesjak, doopjurk, flambard, flaphoed, gandoura, gummijas,
halfhemd, halsdoek, havelock, herendas, herenjas, jarretel,
kamerjas, kamizool, kapotjas, keurslijf, koorhemd, kraagjas,
mantille, miskleed, morsdoek, morsjurk, motorjas, motorpak,
mouwvest, nachtpon, onderrok, overhemd, overjurk, palatine,
pantalon, peignoir, pelerine, pijekker, plooirok, plusfour,
pluviale, pofbroek, pullover, regenjas, regenpak, rokbroek,
skibroek, slengang, slipover, slobkous, sluitjas, sombrero,
strohoed, stropdas, swingrok, tabbaard, truivest, wapenrok,
werkkiel, windjack, zeiltrui, zomerjas, zwemvest
9 alpinopet, avondjurk, berenmuts, bleujeans, boezelaar,
boezeroen, bouffante, brassière, colombine, crinoline,
dalmatiek, gabardine, halsboord, halskraag, hoepelrok,
hoofddoek, huisjapon, huisjasje, kapmantel, kapothoed,
klepbroek, kniebroek, kraaghemd, kuitbroek, manteljas,
mantelpak, nachthemd, nachtmuts, nylonkous, onderjurk,
overjurk, overkleed, pardessus, parricoat, petticote, plustour,
polonaise, scafander, slaapmuts, slobbroek, sportkous,
strapless, trouwjurk, werkbroek, winterjas, zwembroek
10 alpinemuts, atjehjasje, avondjapon, baaivanger, boerenkiel,
bolkvanger, bontmantel, bovenbroek, chemisette, damesjakje,
demisaisson, directoire, handschoen, jarretelle, kantoorjas,
kruipbroek, lendenband, mackintosh, nachtjapon, ochtendjas,
omslagdoek, onderbroek, onderkleed, opperkleed, overgooier,
pandjesjas, stofmantel, trenchcoat, trouwjapon, voorschoot, zelfbinder
11 battledress, bruidsjapon, bruidskleed, bustehouder,
combination, damesmantel, hoofddeksel, onderblouse,
pelerinejas, regenmantel, sambalbroek, schansloper,
sjamberloek, sokophouder, spijkerbroek, zwemkostuum
12 chambercloak, chesterfield, cocktailjurk, dinnerjacket,
kousophouder, malienkolder, ochtendjapon, ruitermantel,
schouderdoek, tainingspak, wintermantel, zelfstrikker
13 knickerbocker, overhemdbloes
14 pelerinemantel, schoudermantel
kleding van ambtsdrager  ornaat ,toga, toog
kleding van bediende  livrei
kleding van geestelijke  toga, toog, pij, habijt
kleding van militair  dress, tenue, tuniek, uniform
kledingstuk van Eskimo - anorak
kleding waarin men zwemt  bikini, monokini, slip, zwembroek, zwempak
kledingstuk, Egyptisch - kalasiris
kledingstuk, der Grieken - chiton, chlaina, chlamys, himation, paplos
kledingstuk der Grieken en Romeinen - palla, toga, tunica
kledingstuk  (Ind.) kabaai, kabaja, sarong, slendang
kledingstuk der meden - kandys
kledingstuk in Schotland - kilt
kledingstuk voor baby’s – luier, trappelzak
kledingstuk voor een soldaat - kepi, tuniek
kledingstuk voor jonge personen - luier
kledingstuk van Eskimo  anorak (windjak met capuchon)
kleding voor kinderen - babykleren, kinderkleren
kledij - dos, kostuum, rijkleed
kleed – bedekking, dek, deken, gewaad, habijt, japon, jurk, karpet, mat, overtrek, plaid, robe, sprei, tapijt, tenue, wade
sprei, tapijt,tenue, wade
kleed van een geestelijke  habijt, kovel, pij
kleedhokje - cabine
kleedje  antimakassar, mat
kleedje in de badkamer  badmat
kleed in de gang - loper
kleedje op stoelleuning  antimakassar
kleedje van kloosterling – habijt, keuvel, kovel, pij
kleedkamer  garderobe
kleed op bed – dekel, laken, sprei
kleed voor de deur - mat
kleedwijze  mode, stijl
kleefband - tape
kleefgrond - vollersaarde
kleefkracht - adhesie
kleefkruid – klit, tongel, walstro
kleefmiddel  gom, gluton, hars, kit, lijm, plakmeel, plak(sel), pleister, stijfsel ,velpon
kleefpleister  plakker, leukoplast
kleefstof  dextrine, gluton, gom, kit, lijm, plakmeel
kleefstrook – pleister
kleems – klef, kleverig
kleerbewaarplaats  garderobe, vestiaire
kleerhanger  haakje, kapstok, knaapje, stander
kleerkast  garderobe
kleermaakster - tailleuse
kleermaker  coupeur, snijder, tailleur, tailor
kleerstandaard  knaapje
klef  klam, kleverig, lijmerig, nat, taai, tets
klef en neit hard - week
kleiaarde - kaolien, oker
kleiachtig gesteente - kaolien, kleischiefer, leem
keiachtig stuk bouwland  kleiakker
klei bevattend  kleiig
kleiduiven schieten – skeet
kleiheuvel – terp, wierde
klei met zand  zavel
kleimineraal  anauxiet, dickiet, gibsiet, glauconiet, halloysiet, hectoriet, illiet, kandiet, kaoliniet, nacriet, sanconiet, saponiet, smectiet, montmoriloniet, vermiculiet
klein – beknopt, bekrompen, gedrongen, gering, iel, kort, laag, luttel, matig, min, miniem, miezerig, nietig, oligo, onaanzienlijk, onbeduidend, peuterig, popperig, poppig, smal
klein aambeeldje – tas
klein aantal – enige, weinig
klein afgeslagen stuk  flinter
klein afluisterapparaat - bug
klein anker  dreg
kleinAzië  Anatolië, Perzië,Turkije
Klein-Azië, oorspronkelijke bewoner van - Ciliciër, Kariër, Lyciër, Pisidiër, Proto-chattiër
klein balletje – pil
klein bed – kinderbedje, ledikantje
klein bedrag  fooi, habbekrats, prik
klein beetje  enigzins, greintje, habbekrats, iets, ietwat, krats, snuifje, wat, weinig, ziertje
klein bierglas - deukje
klein blijk – bewijsje
klein bootje - nap
klein bolletje  pi1
klein briefje  babbel, babbeltje, biljet, kattebel
klein broodje  bol, kadet, puntje, trimp
klein brokje steen - bruizel
klein bros meelgebakje - koekje
klein burgerlijk – bekrompen
klein cafe - tapperij
klein concert  concertino
klein damesbroekje - slipje
klein deeltje  atoom, elektron, foton, fractie, iets, ion, korrel, molecuul, partikel, partje, proton, splinter, stukje
klein deurtje in grote - klinket, loket
klein diertje - vogelijn
klein dorp  gat, gehucht, negorij, nest, vlek
klein drijvend tonnetje  breel, joon
klein duwtje - stootje
klein Europees land - Andorra, Liechtenstein, San Marino
klein gebed  ave(marij), schietgebed
klein gebakje – koekje, petitfour
klein gewicht – gram, grein
klein goed – grut, kriel
klein graafdiertje – mol
klein handvat - oortje
klein helder meer  ven
klein hert  ree
klein heuveltje  duin, butte, hil
klein houten vaartuig - kano
klein huisje  hut, stulp
klein huisorgel met registers  serafine
klein karweitje  klus, klusje, toetast
klein kind  baby, dreumes, dwerg, hummel, kleuter, liliputter, peuter, puk, uk, ukkepuk, wicht, wurm
klein knaagdier – muis
klein konijn - pooltj
klein koopvaardijschip – galjas
klein krijgen – temmen
klein kuilnet - aatje
klein land in Europa  Andorra, Liechtenstein, Luxemburg, Monaco, Nederland, San Marino
klein liedje  canzonetta
klein maar fors gebouwd – gedrongen
klein maatje - micron
klein mannetje  aardmannetje, dreutel, dwerg, kabouter, lilliputter, neutel
klein meelgebakje - koekje
klein meer  lagune, plas, ven
klein mens  baby, deumes, dwerg, kind, kriel, lilliputter, neutel, uk, peuter
klein metaaldeeltje – spaan, splinter
klein model  makette, maquette
klein molentje als windwijzer bij een grote molen  staartmolen
klein muziekgezelschap  band, combo, duo, kwartet, kwintet, trio
klein muziekstuk - bagatelle, étude
klein onderdeel - detail
klein oorlogsschip  fregat, korvet
klein orgel - positief, serafine
klein orkest  band, kapel, kamerorkest
klein orkestje - strijkje
klein oud vrouwtje  besje, neut
klein paardje – hit, ket, kid, pony,
klein persoon  dwerg, kleuter , uk
klein paard  hit, ked, kedde, ket, kid, kidder, pony
klin pakje – pakket
klein persoon – dwerg, puk
klein plantje  mos, alg
klei plat vaartuig – polster, vlet, vlot
klein projektiel  kogel, granaat
klein raampje – loket
klei rond broodje - bol
klein roofdier  das
klein rond tuinhuis  koepel
klein schaap – lam
klein schietwapen - pistool
klein schilderstuk  miniatuur
klein schip – bootje, notendop, scheepje
klein siertorentje  minaret, pinakel
klein slaapje – dutje, uiltje
klein slokje – nipje, teugje
klein soort aal - kataal
klein soort dagvlinder  page
klein soort haan - krielhaan
klein soort kreeft  garnaal
klein soort paard – hit, kid, pony
klein soort schar – krit
klein soort steur – sterlet
klein Spaans vartuig - patas
klein staatje aan de Spaanse grens – Andorra
klein steekwapen - dolk
klein strandmeer  étang, lagune
klein stromend water  beek, vliet
klein stukje  beetje, brok, kriezel, moot, splinter
klein stukje loopgraaf  nest
klein stukje papier - snipper
klein teugje  nip
klein touw  taliereep
klein tuinhuis  koepel, priëel
klein uitje - sjalot
klein vaartuig – bootje, jol, kajak, kano, patas, praam, punter, roeiboot, sloep, vlet, zeilboot Zie ook schepen en vaartuigen
klein van breedte - nauw
klein van stuk  kort, nietig
klein ventje – petieter
klein verblijf - optrek
klein vertrek  alkoof, cel, kabinet, optrek
klein visje – pos, sardinesprot
klein vissersvaartuig  blazer
klein vlaggetje aan boegspriet - geus
klein vlak dak  plat
klein vlindertje – mot, uiltje
klein voetstuk - sokkel
klein voorwerp – neut, stukje
klein vorstendom in Europa  Monaco, Liechtenstein
klein vuurapen – pistool, revolver
klein werpanker - dreg
klein zangspel  operette
klein zeeschip - brik
klein zeil op achtersteven van een schip - druil
klein zeilschip - pinas
klein zeilvaartuig - jol
klein zetwerk  smout
klein zwembroekje - tanga
kleine aal – kataal
kleine aantekening - notitie
kleine aap  ion, javaanaap, kapucijneraapje, leeuwaapje, lori, magot, maki, oeistiti, penseelaapje, resusaap
kleine aardappel - drieling, kriel, poter
kleine aarden wal of verschansing  rideau
kleine afdeling soldaten  peloton, rot, sectie
kleine afgelegen plaats  negorij, gat, gehucht
kleine afstand –dichtbij, kort
kleine ahorn  aak
kleine aria  ariëtte
kleine baai – inham, kreek, wik
kleine baarsvis  pos
kleine badkuip - lavet
kleine bedrijvige vrouw  hittepetit
kleine bijzonderheid  detail, finesse
kleine bikinie - minikini
kleine boer  keuter, keuterboer
kleine boerenwoning - stulp
kleine boomhagedis  basilisk
kleine boor – fret
kleine breuk – barst, scheur
kleine bron – spreng
kleine brutale jongen – snotaap
kleine buiging - knik
kleine canapé - sofa
kleine citroen, zoet van smaak  limmetje
kleine dagvlinder – page
kleine depressie - storing
kleine deur in poort - klinket, loket
kleine dief  gapper, kruimeldief
kleine dikke zuil - dok
kleine dog – mops, puk
kleine dolk – stiletto
kleine draaghemel - umbrella
kleine drukletter ter grootte van 6 punten  nonparel
kleine duif – tortel
kleine dunne aal - kataal
kleine eend – krakeend, taling
kleine eenheden  ionen
kleine eg – reek
kleine ensemble – combo
kleine esdoom  aak
kleine fluit  piccolo
kleine fuut  dodaars
kleine galei met 16 of 20 riemen – galjoot
kleine gemeente – dorp, gehucht
kleine gewichtshoeveelheid – centigram, decigram, gram, grein, lood, miligram, ons
kleine gier - aasgier
kleine golf - baai, baar
kleine gracht  sloot
kleine grendel  knip
kleine groep musici – band, ensemble, kwartet, kwintet, octet, septet, sextet, trio
kleine groep uitgelezenen  clique, coteriw, elite, keurbende
kleine haan  krielhaan
kleine handtrom - tamboerijn
kleine harp  sambuca
kleine haven – kom
kleine hen – krielhen
kleine herberg - kroeg
kleine hersenen  cerebellum
kleine heuvel - butte
kleine hoeveelheid  bagatel, beetje, dosis, gram, grein, iet, iets, kluts, krats,kruimel, lik, pietsie, pits, schijntje, snars, snufje, wat, zier
kleine huidopening - porie
kleine inham  kreek
kleine Instrumentale compositie  romance
kleine jongen – bambino, broekeman, kereltje, knaap, ventje,
kleine kabeljauw – gul
kloeine kajuit - roef
kleine kamer  alkoof, cel, salet
kleine kap  kalotje, mutsje
kleine kapel, rk – oratorium
kleine kinderen – grut
kleine kip - krielkip
kleine klimvogel - blauwe, boomklever, brabandertje, specht, spechtmees
kleine kogel - posy
kleine komkommer  augurk
kleine kreeft – garnaal
kleine legerauto - jeep
kleine lettersoort  brevier, parel
kleine list – foefje, slenter
kleine lopende hond – briquet
kleine mantel - jak
kleine militaire stelling – nest
kleine modewinkel – boetiek
kleine neger – negrito
kleine Noordzeevis – puf
kleine ontwateringsluis - verlaat
kleine opening – barst, gaatje, kier, reet, porie, scheur
kleine ossenboer – keuter
kleine oude vrouw – besje, neutje
kleine padinder – welp
kleine pepernoot - kriek
kleine plaats  dorp, gehucht, negorij, vlek
kleine planeet  asteroïde, planatoïde
kleine plantjes – kroos
kleine plas - ven
kleine platvis - schar
kleine polder  kaag, koog
kleine profeet uit het O.T.  Amos, Jona, Micha, Nahum
kleine pruim – kroos
kleine punt – stipje
kliene racewagen – scelter
kleine reis – trip
kleine rnotaekening -
kleine republiek in Europa  Andorra
kleine rivier  beek, kreek, vliet
kleine rivierkrib - rits
kleine roerdomp  wouwaapje
kleine ronde pruim  kroosje
kleine ronde vlek – punt, stip
kleine rozijn zonder pit  krent
kleine ruimte  cel, kabinet
kleine samenhangende massa  vlok
kleine samenleving  dorp
kleine scharretjes - krit
kleine schelvis – molenaar
kleine schol – keu, schar
kleine schram - krabbel
kleine schroefboor  fret
kleine schutsluis  verlaat
kleine sierlijke plantjes – mos
kleine sieraad - snuisterij
kleine sigaar  cigarillo, sigretto
kleine sinaasappel - mandarijn
kleine slanke vogel - kwikstaart
kleine slanke zuil - colonnet
kleine sloep – jol, roeiboot
kleine slok – nip, teug
kleine sloot - greppel
kleine sluis  sas, verlaat
kleine Soendaellanden  Bali
kleine som geld  krats
kleine sonate  sonatine
kleine soort haan – krielhaan
kleine spanzaag - figuurzaag
kleine speculatie – gok
kleine stad – plaats
kleine stap - pasje
kleine steen - kiezel
kleine steen onder een stijl - neut
kleine stenen zuil - cippus
kleine steur  sterlet
kleine stukjes van iets  gruis, poeder
kleine stukjes papier  snippers
kleine tang  pincet
kleine terts – mineur
kleine teug - nip
kleine ton  bree, joon
kleine toom  trens
kleine trap  muizetrap \
kleine trommel - tamboeret, tamboerijn
kleine twist - bisbilles
kleine ui  rocambole, sjalot, zilverui
kleine veldschans - lunet, redoute
kleine versiering - pompon
kleine vesting – citadel
kleine villa - chalet
kleine vis  katvis, pos, spiering, stekelbaars, voorn, witvis
Zie ook vissen.
kleine visotter afkomstig uit Noord Amerika - nerts
kleine vissoort – pos, spiering, stekelbaarsvoorn, witvis
kleine vlag op de boegspriet – geus
kleine vochtmaat - mudje
kleine vogel uit Australië  honingzuiger
kleine vogel uit ZuidAmerika  kolibrie
kleine watermolen  staartmolen, standaardmolen
kleine waterval  cascade
kleine wereld – microcosmos
kleine windhond - whippet
kleine windmolen - tjasker
kleine wilde eend  krakeend, krast, roepertje
kleine winkel – boetiek
kleine woning – huisje, optrek
kleine wortel - alruin
kleine zalm - schot
kleine zeeboezem  baai
kleine zeediertjes  radiolariën, straaldiertjes
kleine zeis  pik, sikkel, zicht
kleine zeis met breed handvat  zicht
kleine zonde  peccadille, pekelzonde
kleine zuil - cippus, colonnet
kleinachten - geringschatten, minachten
kleinburger  filister
kleinburgerlijk  armhartig, bekrompen, bourgeois, enghartig, kortzichtig, zielig
kleinburgerlijkheid  bekrompenheid, filisterij
kleindenkend - benepen
kleindochter van David  Ada
kleindochter van Herodes de Grote – Herodias
klein en tenger – pieterig
kleiner – geringer, minder
kleineren – miskennen, ontgroenen
kleiner maken – verminderen
kleiner worden van stof - krimpen
kleingeestig - bekrompen, benepen, klein, kleinzielig, krenterig, min, pietluttig, schriel, smal
kleingeestig bedillen - vitten
kleingeestig bekrompen mens - krent, pietlut, zeurkous, zeurpiet
kleingeestig boekbeoordelaar - letterzifter
kleingeestig mens  krent, kruidenier, pietlut
kleingeestige kritiek - vitterij
kleingeestige vitter  haarklover, muggenzifter
kleingeld - cent, moos, munt, pasmunt, wisselgeld, zakgeld
kleingeld voor lopende zaken - zakgeld
kleingoed – grut, kriel
klein graafdier – mol
kleinhandel – detail, slijterij
kleinhandelaar - detaillist, winkelier
kleinhandelaar op het water – parlevinker
kleinhandelsprijs - detailprijs
kleinhartig  angstig, bang, bevreesd, kleinmoedig, laf, lafhartig
kleinigheidje  akkefietje, bagatel, beetje, beuzeling, frutje, habbekrats, iet, krats, niemendal, nietigheid, peulenschil, wissewasje
kleinkunst  cabaret, revue, variété
kleinkunstartiest  cabaretier
kleinmaken - breken
kleinmoedig – bang, bekrompen, benepen, laf, minnetjes, pusillaniem, verlegen
kleinmoedig man - armhart
kleinood  bijou, diamant, juweel, kostbaaheid,parel, sieraad
klijnsnijden - stuksnijden
kleinste bodemdeeltje  klei
kleinste gemene veelvoud  k.g.v.
kleinste hoeveelheid  minimum
kleinste provincie van de Unie van Zuid-Afrika - Natal
kleinste stofdeeltje – atoom
kleinste vertrek – toilet, W.C.
kleinste vinger - pink
kleinste waarde  minimum
kleinsteeds  bekrompen, burgerlijk, provinciaal
kleintje – uk, baby
kleintjes - laf
kleinvee - geiten, schapen, varkens
kleinzerig - hiep, overgevoelig
kleinzielig  bekrompen, benepen, burgerlijk, kleingeestig
kleinzoon van Adam  Enos
kleinzoon van Ezau  Amalek
kleinzoon van Hillel  Gamaliël
kleinzoon van Noach  Aram
kleinzoon van Ruth en Boaz  Isai
Cleio - Clio
kleisoort - almagra, knik
klem – aandrang, beknelling, druk, knel, knijper, nadruk, pressie, val, voetangel
klemhaak – pranger, ringtang
klem van een windmolen  vang
klemmen  knellen, knijpen, prangen
klemmend  afdoend, drukkend, knellendsterk
klmmend houtj voor de was - knijper
klemming  knel, prang
klemtoon  accent, nadruk
klem van een windmolen – vang
klem zitten – vast
klens – filtreerdoek, zijgdoek
klep – afsluiter, bek, deksel, klap, lid, mond, plaat, sluiting, sluitstuk
klepbrug - basculebrug, ophaalbrug
klepel – bengel, tong
klepmand – karbies, korf
klep of deksel – luik
kleppel – knuppel
kleppen – babbelen, beieren, kwekken, tampen
kleppen van klokken – beieren, gebeier
klepper – babbelkous, draver, klap, rammelaar, ratel
klepperen  ratelen
klepperman - nachtwacht, nachtwaker, ratelman
kleptomaan  dief
klep van een kist – deksel
klep van een openhaard – aanjager
kleren – kledij, kleding
kleren aandoen - aankleden
klerenbergplaats  garderobe, vestiaire
klerenhanger – kapstok, knaap, knaapje
klerenkast  garderobe
klerenstaander – knaap
klerenstandaard - kapstok
klerikaal  geestelijk
klerk  bediende, commies, pennenlikker, schrijver
kles – haarvlecht
klessebessen – babbelen, keuvelen, kouten
klets – geleuter, gerucht, klap, kletspraat, larie, lariekoek, mallepraat, nonsens, onzin, pats, pets, praatje, quatsch, smoes
kletsen – babbelen, bazelen, bomen, dazen, kakelen, keuvelen, kouten, kwebbelen, kwekken, lullen, oreren, praten, raaskallen, razen, roddelen, spreken, smoezen, vertellen, wauwelen, zaniken, zeggen, zeuren, zwammen, zwetsen,
kletsende slag  klets, pats, pets
kletsende slag – pats, pets
kletser – babbelaar, kwebbelaar, tater, veelprater, wauwel
kletskoek – flauwekul, gebabbel, geklets, kletspraat, larie, lulkoek, nonsens, onzin, praatjes, wartaal
kletskous – babbel(aar), flappei, klapmuts, flapuit, kakel, klappei, kletsmeier, kletstante, kwebbel, kwek, lasteraar, praatal, praatjesmaker, prater, ratel, wauwel, zwetser
kletsmajoor – kakel, leuter(aar)
kletsmeier – leuteraar
kletsnat – doornat, doorwaternat, drijfnat, kledder
klets op het oor - oorveeg
kletspraat  achterklap, beuzelpraat, borrelpraat, fabel, geleuter, gewauwel, kletskoek, larie, leuter, mythe, onzin, praat, zwets
kletstante – kletskous
kletteren – ketsen, klateren, knetteren
kleumen  blauwbekken
kleur  amarant, azuur, beige, blauw, blos, bruin, cerise, chroma, colombine, crème, eigeel, fraise, tint, teint, geel, geeloker, grijs, groen, indigo, isabel, kaki, karmijn, karmozijn, keel, khaki, kobalt, koboltblauw, koralijn, lazuur, lila, mauve, mosgroen, oker, olijf, oranje, paars, purper, resida, purper, rood, ros , roze, sabel, sepia, sienna, sinopel, smaragd, taupe, terra, tint, ultramarijn, vermiljoen, violet, wit, zwart
kleur (wapenk.)  goud (geel), keel (rood), lazuur (blauw), sabel (zwart), sinopel (groen), zilver (wit)
kleur bekennen – erkennen, toegeen
kleur van de boete  paars
kleur van de haat  geel
kleur van de hoop – groen
kleur van de huid – blank, donker, wit, zwart
kleur van dehuid na zonnen - bruin
kleur van de liefde  rood
kleur van de maagdelijkheid  wit
kleur van de trouw  blauw
kleur van de rouw  zwart
kleur van het gezicht  teint
kleuraanpassend dier  kameleon
kleuraanpassing  mimicry
kleurafwisseling  nuance
kleurecht  kleurhoudend
kleuren – blozen, tinten
kleurenbeeld  spectrum
kleurenblindheid  chromopsie, daltonisme, deuteranopie, dyschromatopsie, monochromasie, protanopie, tritanopie
kleurendruk  chromotypie, oleografie, typie
kleurenfilmsysteem  technicolor
kleurenfotografie  heliochromie
kleurengamma  spectrum
kleurenreeks  gamma
kleurenschifting - dispersie, spectrum
kleurentoon  koloriet, tint
kleuren van schilderij - koloriet
kleurgeving  koloriet.
kleurgevoelinheid - fotochromasie
kleurgrondstof  aniline, lak, verf
kleurhoudend  batik, kleurecht
kleurig – bont, vrolijk
kleurigheid – jeu, luister, opschik
kleur Ind. weefsel - batik
kleurkrijt – keurstift, pastel
kleurling  creool, halfbloed, Indo, mesties, moor, mulat, mustie, naturel, neger, roodhuid
kleurlinge - negerin
kleurloos  achromatisch, bleek, duf, grauw, karakterloos, neutraal, saai, vaal
kleurloos gas - argon, cyaan, butaan, ethaan, ethileen
kleurloos zout  salmiak
kleurloze vloeistof - aniline, water
kleurmenging  koloriet
kleur menselijke huid - bleek, carnaat, teint
kleurmiddel  aniline, beits, email, geelsel, henna, kleursel, lak, lakmoes, laksel, loodwit, menie, saffraan, verf, vernis, witsel, zwartsel,
kleurnuance  sepia, tint
kleur op wangen – blos
kleurpotlood - verfstift
kleurrijk – bont
kleurschakering  coloriet, koloriet, tint
kleurschifting  dispersie, spectrum
kleurschikking – schakering, tint
kleursel – beits, kleurstof
kleurspeling – nuance, schakering, tint
kleurstift  krijtje, pastel
kleurstof - alkannine, aniline, beits, eosine, geelsel, indigo, karmijn, lakmoes, meekrap, menie, oker, omber, orseille, pastel, pigment, saffraan, taan, verf, vermiljoen, vernis, waterverf
kleurstof in de huid  pigment
kleurstof in rode wijn - purpriet
kleurstof uit aardsoort  oker, omber, sien(n)a, terra
kleurstof voor de vervaardiging van indiennes – alapin
kleurstof voor hout - beits
kleur van de regenboog - blauw, geel, groen, indigo, oranje, rood, violet
kleur van het gelaat - teint, tint
kleurveranderend dier - kamelion
kleuter  baby, dreumes, hummel, keutel, kind, kleintje, peuter, puk, uk, wurm
kleuterschool - bewaarschool, Fröbelschool
kleuterspeelgoed - rammelaar
kleven – aanbakken, gommen, hechten, lijmen, plakken
kleverig  klam, klef, lijmerig, plakkerig, tets
kleverig broodsmeersel – siroop, sptoop
kleverig plantensap – hars
kleverig speeksel – slijm
kleverige stof  gom, hars, kit, lijm, pek, pik, plaksel, slijm, stijfel, siroop, stroop, teer
kleverige plantensap - hars
kleverige vloeistof  lijm
klewang – hakmes, sabel
klieder - morskont
kliederen  broddelen, kladden, klodderen, knoeien, modderen, morsen,
kliek – club, coterie, etensrest, groep, kluit, kring, overschotje, prak, rest, staartje
kliekje – hapje, klusje, overschotje, prakje
klier  bijnier, epifyse, glandula; gonade, hypofyse, lever, mispunt, naarling, schildklier, thymus, zanik, zwezerik
klier tussen mond en keelholte  amandel
klierachtig  glanduleus, scrofuleus
klier bij het oog – traanklier
klieren – pesten, zaniken, zeuren
kliergezwel – adenoma
klierig mens - mispunt
klierontsteking - adenitis
kliertje  papil(la)
klier van een mannetjesvis - hom
klierziekte  scrofulose
kliester  (bloem)bol, lijster
kliet - scholekster
klieven  divideren, doorhakken, kloven, scheiden, splijten, splitsen
klif – steilte
klik – roerhaak
klikken – aanbrengen, klappen, verraden
klikspaan – aanbrenger, verklikker, verrader
klim – klauter, steilte
klimaat - luchtstreek, weer
klimaatgordel  (sub)tropen, noordpool, zuidpool
klimaatkamer - fytotron
klimaatkunde  klimatologie
klimaatkundige  klimatoloog
klimaatsindeling  Köppen, Thorntwaite
klimaatstation in België  Ukkel
klimaattype  bergklimaat, gematigd, landklimaat, moessonklimaat, polair, steppe-klimaat, tropisch, warm-gematigd, vastelandsklimaat, woestijnklimaat, zeeklimaat
klimbuideldier - koala, koeskoes, koesoe
klimkers - kanariekers, tropeulum
klimmen – betreden, klauteren, omhooggaan, rijzen, steigeren, stijgen
klimmende peperplant in Zuidoost-Azië – betel
klimmen in een touw – touwklimmen
klimmiddel – lader, leer, trap
klimop - boom, eiloof (Eng.), ifte, ivy, klimmerkruid, veil
klimopachtigen - araliaceeën
klimplant - boomveil, clematis, eiloof, ifte, hop, klimmerkruid, klimop, liaan, veil, wingerd
klimstaf (myth.)  thyrsus
klimstok voor bonen  bonenstaak, staak
klimtoestel  ladder, leer, trap
klimtol - jojo
klimvis – klautervis, klimbaars
klimvogel  boomklever, boomkruiper, hop, ijsvogel, jako, kaketoe, koekoek, lachvogel, parkiet, papegaai, specht
klimwerktuig  ladder, leer, trap, trapleer
kling – bajonet, heuvel, lemmet, zwaard,
klingel - bel, belletje, schel, schelletje
klingelen - beieren, bellen
klingmaker  zwaardveger
kliniek – hositaal, verpleeghuis, ziekenhuis
klink  bout, deurknop, grendel, handvat, handgreep, inklinking, knop, kruk, sluitijzer, valijzer
klinkbout  bout, klinknagel, nagel, overval
klinkdicht  sonnet
klinken – dreunen, galmen,hechten, luiden, nieten, toasten
klinkend - helsonoor
klinkende munt  specie
klinkende slag  klets, pats, pets, tets
klinker  assonant; baksteen, kei, mop, (straat)steen, vocaal
klinker die onvoldoende is gebakken - blekerd
klinkerrijm - assonantie
klinkerveranderung – umlaut
klinkerweg - straat
klinkhamer – schelijzer
klinket – deurraampje, sluipdeurtjevaldeurtje
klinkklaar – puur, rein, zuiver
klinknagel – neet, niet, spijker, tivet
klinknageltje  klinkbout, neet, niet
klip  beletsel, hindernis, kaap, koraal, rif, rots, scheer
klipdas (ZuidAfrikaans zoogdier)  procavia
klipdassen - hyracoidae
klipgeit – gems, steengeit,
klipper - driemaster
klipvis - chaetodon
klipzout - steenzout
klipzwaluw – gierzwaluw, salangaan
klis  arctium, dot, klit, knoop, winkelschuld
klissen - kleefkruid
klisteer - clysma, darmspoeling, lavement
klit – dod, knoop
klits – knikker
klitten – kleven, vasthechten
klitworten - arctium
kloakadier – vogelbekdier
klodde – los, vod
klodder – kladder, klak, klompje, klont, plakkaat, spat, vlek
klodderen – kliederen, smeren
kloek  dapper, energiek, ferm, fier, fiks, flink, fors, geducht, gezond, hen, kip, klokhen, koen, kordaat, kranig, manhaftig, moedig, onversaagd, sterk, stevig, stoer, stoutmoedig, waker
kloek en flink – wakker
kloek en kranig – kordaat
kloek en sterk – fors
kloekheid – dapperheid, durf, kordaatheid, lef, moedigheid
kloek persoon – kerel, man
kloen  bos, kluwen, knot, lomperd, lumel
kloen wol - kluwen
kloet  kalkstok, klamp, klomp, klos, lomperd, polsstok, stok
klojo – kluns, slungel, sufferd, sukkel
klok  bel, horloge, koekoek, pendule, stolp, uurwerk, wekker
klok, deel van een - bengel, klepel, wijzer
klok die geluid wordt als de beurs aanvangt  beursbengel
klok in Londen  Big Ben
klok van luchtpomp  recipiënt
klokbloem – akelei, alpenklokjepetunia
klokdiertje  afgietseldiertje
klokgelui  gebeier, klinkklank
klokhen – broedkip, kloek
klokhuis  kreus
klokje – angelus, bengel
klokjesachtigen - campanulaceeën .
klokjesachtige plant - rapunzel
klokjesbloem  campanula
klokken – timen
klokkend spoelen - gorgelen
klokkengieter  Hemony
klokkenist  beiaardier
klokkenspel  beiaard(concert), carillon
klokkentoren  belfortcampanile
klokkentouw – zeel
klokvan glas - stolp
klokvormig neteldier – kwal
klokzeel - klokkentouw
klomp  blok, brok, holsblok, homp, klont, kluit, stuk
klomp grond - kluit
klomp planten  pol, zode
klomp vlees  homp, kwab
klompenmaker - kloefmaker
klompenschool  armenschool
klompje – klodder, klonter
klompvis  maanvis
klompvoet - horlevoet
klont  blokje, bonk, brok, homp, klodder, klomp, kluit, klonter
klonter  klont, klodder
klonteren  schiften, stremmen, verdikken
klonters vormen – klonteren
klontje – brokje
klontjes suiker - kandij
kloof  afgrond, afstand, barst, breuk, canon, canyon, gaping, groef, keen, kerf, ravijn, reet, rotsdal, scheur, snee, spleet, verwijdering
klooflip  hazenlip
kloofsel – diamant
klooi – sufferd
klooien – klunzen, lummelen
klooier – stuntel, zeur
klooster  abdij, convent, konvent, priorij, sticht
kloosterbibliotheek  boekerij, librije
kloosterbinnenplaats, zuilengang om de - claustrum
kloosterbinnenplaats  pandhof
kloosterbroeder  fra, frater, monnik
kloostercongregatie -
2 AA. CM, CP, FC,PA, SM, SS
3 FMS, FSC, FSG, MSC, OMI, SCI, SMM, SSS,SVD
4 CSSp, CSSR, SSCC
8 Maristen
10 Lazaristen, Salesianen
11 Marianisten
12 Montfortianen, Passionisten
13 Salvatorianen
14 Redemptoristen
15 Assumptionisten
kloostercour  pandhof
kloostereetzaal  refter
kloostergang - claustrum
kloostergeestelijke  zie: kloosterling
kloostergehoorzaal  auditorium
kloostergelofte, iemand die de - heeft afgelegd - profes
kloostergenootschap - Barnabieten
kloostergewaad  habijt, pij
kloosterhoofd  abt, abdis, overste, prior, priores
kloosterkerk – domkerk, munster
kloosterkind - oblaat
kloosterkleed  habijt, pij
kloostrleven - monastiek
kloosterling  abt, asceet, Augustijner, Benedictijn, Bernardijn, broeder, celestijn, Cistercliëner, Dominicaan, Franciscaan, frater, Jezuïet, Karmeliet, Karthuizer, Minderbroeder, monnik, Norbertijn, observant, pater, priester, regulier, Trappist,
kloosterlinge  abdis, benedictines, bernardijne, non, noviet, zuster
kloosterlijk - claustraal
kloostermaagd - non
klooster met en abt - abdij
kloostermoeder  abdis, moeder overste, overste, priores
kloosterorde 
2 OP, SJ
3 OCD,CR, OFM, OSA, OSB, OSC, OSM, SOC
5 OCram, OCart
6 OFMCap, OPraem
8 Jesuaten
9 Clarissen, Jezuïeten, Kapucijnen, Servieten, Ursulinen
10 Augusijnen, Kartuizers, Kruisheren, Trappisten
11 Casperianen Dominicanen, Karmelieten, Witte Paters
12 Benedictijnen, Conventuelen, Franciscanen,
Montfortanen, Witte Zusters,
14 Cistercienzers, Minderbroeders
15 Delfsche Zusters
kloosteroverste  abt, abdis, gardiaan, prior
kloosteroverste, vrouwelijk - abdis, priores
kloosterpand  klooster, kruisgang
kloosterproeftijd  postulaat
kloosterraad  kapittel
kloosterschrijfzaal  scriptorium
kloosterslaapzaal  dormitorium, dormter, dormtoir
kloostervader - abt, prior
kloostervergadering - convent
kloostervertrek  boekerij, cel, dormter, refter
kloostervoogd  abdis, abt, overste, prior, priores
kloosterzuster – lekenzuster, non
kloot – aarbol, bol, kogel, (teel)bal
klop  begijn, bons, dreun, slag, tik
klopboor - muurboor
klopgeestenrij  spiritisme
klophout - dresseerplank
klopjacht  drijfjachtrazzia
klopje – tik(je)
klopkever  doodkloppertje, kloptor
klop op de deur – bons, bonzen
kloppartij  vechtpartij
kloppen  afranselen, beuken, bonken, hameren, klutsen, overeenkomen, overwinnen, palpiteren, percuteren, pulseren, rijmen, slaan, tikken, uitkomen, verslaan
kloppen van eiern – klutsen
kloppen van het hart - pulseren
klopper - drijver, porder
klopper of garde – klutser
kloptor – klopkever
klopvogel – spech
klos  bal, beugel, bobijn, bobine, spindel, spoel
klos met twee uitsteeksels – klamp
klot – klomp, turf
klotsen – botsen, kabbelen
kloven  barsten, klieven, splijten, splitsen
klovenier  (boog)schutter, busschieter
klown - clown, dwaas, grapjas, guit, kwant, nar, olijkerd, pias, snaak, zot, zie ook: clown
klub  vereniging, zie ook: club
klucht  aardigheid, blijspel, boerde, burleske,clute, esbattement, farce, grap, klute, komedie, pots, sotternie, vertoning, zotternij
kluchtig  aardig, boertig, burlesk, grappig, koddig, komiek, komisch, lachwekkend, leuk, potsierlijk, snaaks, zonderling, zot
kluchtig verhaal - boerde
kluchtige nabootsing van iets  parodie
kluchtspel  sotternie, burleske
kluif  beentje, been, bot, karwei, klauw
kluifje - beentje
kluis  brandkast, cel, ermitage, geldkast, loket, safe
kluisgat - ankergat
kluister – band, boei, keten
kluisteren - binden
kluit – aardklont, brok, homp, kloet, klomp, klont, stuk
kluitden – polmast
kluit planten - pol
kluiven  afbijten, afknagen, knagen
kluivend zuigen - sabbelen
kluiver  fok, kluiffok, stagzeil, zeil
kluizenaar  anachoreet, asceet, eenzaat, eremiet, heremiet, maraboet (moh.), nonvlinder
kluizenaarschap, Hindoes - asjran
kluizenaarshut – hermitage, kluis
kluizenaarskrab  kokerluit
kluizenaarster die zich heeft laten inmuren  recluse
kluizenaarskreeft  (h)eremietkreeft
kluizenaarswoning  cel, ermitage, hermitage, kluis
klungel  domoor, ezel, kluns, lapzwans, oen, stumperd, slungel, sukkel
klungelen  broddelen, knoeien, prutsen, rondhangen, slungelen, stumperen, sukkelen, treuzelen, verbeuzelen
kluns – klojo, klungel, oen, knoeier, stuntel, sufferd, sukkel,
klunzen – klooien, stumperen, stuntelen
klunzig – knullig, krukkig, onhanig, stuntelig
klusje  groepje, karweitje, kliekje, overschot, prutserijtje, prutswerkje, schnabbeltje, troepje, werkje
kluster - boel, keten
klutsen - kloppen, slaan
klutser – klopper, mixer
kluut – kluitvogel, sabelbek
kluwen  bal, bol, bos, kloen, knoedel, knot, wrong
kluwen wol - knot
klysma - lavement
kmeson - kaon
knaagbuideldier - wombat
knaagdier 
3 rat
4 fret, haas, mara, muis, paka
5 bever, bisam, cavia, konijn
6 agoeti, dakrat, kamrat, marmot, molrat, zakrat
7 bosmuis, hamster, lamprei, lemming, neusrat, relmuis,
renmuis, woelrat,
8 aardmuis, civetkat, eekhoorn, pacarama, veldmuis, waterrat,
woelmuis
9 eikelmuis, hazelmuis, muskusrat, slaapmuis, wortelrat
10 chinchilla, klapperrat, sneeuwhaas, springhaas,
wangzakrat, woestijnrat
11 goudhamster
12 aardeekhoorn, stekelvarken
knaagdierenfamilies  eekhoorns, hazen, muizen, ratten knaagdierenziekte  tularaemie
knaak - rijksdaalder
knaap  beuker, efebe, jongen, jongeling, kleerhanger, knoert, vent
knaapje  jongetje, kind, klerenhanger, klerenstaander
knaapjeskruid – standelkruid
knabbelen – knagen, knibbelen
knagen - knabbelen
knak  barst, breuk, scheur
knakken  breken, knikken, verwoesten, zwikken
knakkend geluid – krak
knakker – kerel, vent
knakworst - Frankforter
knal  explosie, klap, ontploffing , plof, slag
knaldemper – knalpot
knalgasbacterie - Hydrogenomonas
knallen  dichtslaan, exploderen, paffen, ploffen, schieten, slaan
knallend geluid voortbrengen  exploderen, knetteren, ontploffen, ploffen
knalpot – demper, uitlaat
knal van een vuurwapen - paf
knap  abel, bedreven, begaafd, bekwaam, bevallig, engsluitend, ervaren, flink, fraai, geleerd, geniaal, goed, intelligent, kranig, kundig, mooi, nauw, netjes, onderlegd, onderwezen, schoon, schrander, snedig, verstandig, vlug, welgesteld, welgevormd, wijs
knapenliefde - pederastie
knapenschender - pederast
knapheid - geleerdheid, netheid, vaardigheid
knap iemand – bolleboos
knapjes  flink, krap, netjes, proper, vlug, zeer
knap meisje – schone, spetter
knappe jongen - adonis, spetter
knappe kop – geleerde, genie, kei
knappen  breken, barsten, knetteren, splijten, springen
knappend – krokant
knappend breken - afknappen
knapperend – knetterend
knapperig - bros
knap redenaar - Cicero
knapzak – eetzak, ransel, stikzak
knar  boomtronk, gierigaard, gortenteller, hoofd, kluif, kop, kraakbeen, krent, schonk, (s)tronk, vrek
knarpen – knarsen, knerpen
knarsend  krakend
knauw  beet, beschadiging, hap, knak
knauwen - bijten
knecht  bediende, bode, dienaar, gezel, handwerksgezel, helper, hulp, krijgsknecht, lakei, slaaf
knechtelijk - onderworpen, slaafs
knechten  knevelen, onderdrukken, onderwerpen, vastbinden, verslaven.
knechts - slaafs
knechtschap - dienstbaarheid, slavernij
kneden  boetseren, drukken, knijpen, masseren, wringen
kneden bij masseren  petrissage
kneedbaar - buigzaam, handelbaar
kneedbaar materiaal  deeg, klei, pasta
kneedbaarheid  buigzaamheid, handelbaarheid, plasticiteit
kneedbak  trog
kneedtrog - moel
kneep  duw, foef, gleuf, greep, handigheid, indruk, kunst, kunstgreep, list,moeilijkheid, neep, plooi, trick, truc, vouw, zet
knekel  been, bot, doodsbeen, kneutel, knook, os
knekelhuis  ossuarium
knekelman  (de) dood, geraamte, skelet
knekerig - armzalig, bekrompen, gering, vrekkig
knel  beknelling, klem, moeilijkheidprang ,val, verlegenheid
knellen  benauwen, drukken, klemmen, knijpen, kwellen, nijpen
knellend  benauwd drukkend, klemmend, nauw, nijpend
knelling - benauwing
knelpunt  bottleneck
knetter - gek, métier
knetteren  knapperen, knisteren, mopperen
kneuteren - brommen, kniezen, knorren
knettergek  dwaas, onzinnig, stapelgek
kneuterig - behaaglijk, gezellig, knus
kneuzen  benadelen, beschadigen, indeuken, kwetsen
kneuzing  bluts, buil, confusie, contussie, deuk, kwetsing, kwetsuur, letsel, verstuiking
knevel  handboeisnor, snorbaard
knevelaar  geldafperser, knijper, uitzuiger, woekeraar
knevelarij - afpersing
knevelen – binden, boeien, knechten, knijpen, onderdrukken, onderwerpen, vastbinden, verslaven
knevelen van een paard - pramen
knibbelaar  ruziemaker, vrek
knibbelachtig - ruziemakerig, vitterig
knibbelen – afdingen, haarkloven, knabbelen, krakelen, twisten
knibbelziek - twistziek, vitterig
knie – genu
kniebeschermer – knielap
knieblessure - meniscus
knieboog van een paard  haam, ham, schenkel, voorschoft
kniebroek  culotte, knickerbocker,plusfour
knieholte – wade
kniekuil - ham
kniejicht  gonagra
kniekraakbeen - meniscus
knielap  kniebeschermer
knielbank  bidbank, bidstoel
knielbankje – schabel
knielen – buigen, bukken, neerbuigen
knieling – voetval
kniepantalon - plusfour
knieontsteking - gonitis
knier – deurhengselhar, her, scharnier
kniertje  cunera
knieschijf  meniscus, patella
kniesoor  iezegrim, izegrim, pessimist, piekeraar, zeur
kniesorig  gemelijk
knietje - voetbalknie
knieval - buiging
knievedel  gamba, cello
knievers - extempore
knieviool - cello, gamba, violoncel
kniezen – brommen, mokken, piekeren
kniezer - pruttelaar
kniezerig  gemelijk, kniezend, zeurderig
kniezerig mens  grijn, kniesoor, neetoor, pessimist
knijp  angst, engte, kroeg, verlegenheid,
knijpbril - lorgnet, monocle, pince-nez
knijpdokter - masseur
knijpen – klemmen, kneep, knellen, nijp, pinceren, pinsen, samendrukken
knijpend bewerken - kneden
knijper  clip, klem, klip, kneep, knevelaar, knipvrek, spie, wasspeld
knijperig  gierig, inhalig, kleinzielig, vrekkig
knijpkat  handdynamo
knik  bocht, breuk, buiging, knak, nijging, nik
knik in de weg - bocht
knikken  breken, (door)buigen, groeten, knakken,nikken, toestemmen
knikker - alikas, bal, hoofd, jabroer, stuiter
knikkeren – kegelen
knikkerputje - loch
knip  beursgrendel, beugel, deurgrendel, duivenslag, geldbuidel, gesp, klem, portemonnee, schuif(bout), slot, sluitbeugel, val, zakbeurs
knipbeugel – klem, praam
knipbeugel op deur – schuif
knipgereedschap - schaar
knipkaart - abonnementskaart
knipmachine - tondeuse
knipmes  stiletto, zakmes
knipmessen  buigen
knipmuts - neepjesmuts
knipmutsje – goudpapaver
knip of schuif - grendel
knipoog  lonk, wenkje
knippatroon - model
knippen  couperen, haarsnijden, snoeien, trimmen
knippen van hond  trimmen
knipperbol  voetgangersbaken
knipperlicht  clignoteur
kniptor - elater, springtor
kniptor, larve van de - ritnaald
kniptorren - elateridae
kniptorrensoort – elater
knirpen – knarsen, knierpen
knisperen – kraken
knob - brilduiker
knobbel – b obbel, bobbel, buil, bult, gezwel, knoest, uitwas, verdikking, knornoest, tumor, uitwas, verhevenheid
knobelen  dobbelen, gokken
knobbelig  noestig
knobbelmelaatsheid - elefantiasis
knockout – neergeslagen, uitgeteld
knodde - knoest
knoedel  deegbal, dot, kluwen, knoet, knot, meelbal, wrong
knoedel haar – knot
knoedel wol - kluwen
knoei  angst, benauwdheid, bezorgdheid, verlegenheid
knoeiboel  bedrog, geknoei, knoeiwerk, rommel, troep, zwendel
knoeien – aanmodderen, beunhazen, kladden, kledderen, kliederen,modderen, morsen, oplichten, prutsen, rommelen, schutteren, sjoemelen, stuntelen, triefelen, zwendelen
knoeier – bedrieger, beunhaas, bink, broddelaar, charlatan, dilettant, falsaris, fraudeur, jobber, klungel, kluns, kruk, kwakzalver, lomperd, morser, morskont, oplichter, prutser, zwendelaar
knoeierig – slecht, slordig
knoeierij  bedrog, geknoei, kuiperij, list, malversatie
knoeipot – knoeier
knoeiwerk – lapwerk
knoerpen – knarpen, knarsen
knoerst – uitwas
knoert – knaap, kanjer
knoest  homp, knodde
knoest in hout  kwast, noest, war
knoet  bundel, gesel, haarknoedel, karwats, stok, zweep
knoet in het haar - haarwrong
knoflookworst – salami
knok – knook
knokig – benig, sterk
knokkelkoorts - dengue
knokken  bakkeleien, matten, slaan, vechten
knokker - vechter
knolamaniet, giftige stof in de - falline
knokploeg  K.P.
knol, eetbare  aardappel, aardpeer, biet, kroot, raap, ramenas, wortel
knolgewas  aardappel, aardbrood, biet, knolraap, koolraap, peen, raap, radijs, rammenas, selderij, venkel
knolletje - radijs
knolradijs  rammenas
knolvormig spruitje - teentje
knook  been, bot, gebeente, graat, knekel, knuist, rib, wervel
knoop  klit, nop, steek, strik, vloek
knoopdrop  katjes(drop)
knoopgras - varkensgras
knoopje – bouton, strikje
knoopjes verwijderen - noppen
knoopkruid  santorie
knooppunt  centrum, kruising, kruispunt
knoopwerk  filigraanwerk, net
knoot - knotwilg
knop  greep, handgreep, kruk, klink
knop aan horloge  remontoir
knop aan een polstok - kloet
knop van schakelaar – bouton
knopen – strikken, vastbinden
knopje op een priktol  non
knopkruid – galinsoga
knoppen - uitbotten
knop van een deur – kruk
knop voor het oor - oorbel
knor – kraakbeen, nihillist
knorhaan - poon, roodbaard, zeehaan, zeedonderpad
knoros - yak
knorren  brommen, foeteren, grommen, mopperen, pruttelen, snurken, sputteren
knorrepot  brombeer, brompot, grol, grompot, hurk, nijdas, nurk, Izegrim, mopperaar, nurks, pruttelaar, zeur
knorrig  boos, brommerig, gemelijk, humeurig, kregel, misnoegd, mopperig, narrig, nurks, onaangenaam, ontstemd, pruttelig, wrevelig
knorrig mens  brombeer, brompot, chagrijn, iezegrim, knorrepot, nork, nurks
knorrig mompelen - morren
knot – bol, (haar)bos, haarwrong, kluwen, kloen, dot
knoteren - mopperen, pruttelen
knots  bobbel, boetoe, dwaas, idioot, knuppel, slaghout, stapelgek, (wapen)stok
knots met ijzeren punten - goedendag, morgenster
knotsdrager  Hercules
knotten – inkorten, kortwieken, verminderen
knotwilg – knoot
knot wol – kluwen, streng
knudde – droevig, geknoei, pet, prutswerk, waardeloos
knuist – hand, knook, vuist
knuistje - kinderhand
knuffeldier – troeteldier, teddybeertje
knuffelen – frunniken, liefkozen, troetelen, vrijen
knuit - groenling
knul – bink, gozer, kerel, loeres, lomperd, lummel, man, snuiter, sufferd, sukkel, sul, vent, vrijer
knullig – lummelig, onnozel
knullig gedoe - gestuntel
knuppel – gummistok, knoet, knop, knots, pummel, roer, slaghout, stok, talhout, uilskuiken
knuppelen – slaan
knurft - stommeling
knus  aardig, behaaglijk, gemoedelijk, genoeglijk, gezellig, huiselijk, intiem, lief, prettig
knus en aardig – lief
kuntselaar – prutser
knutselen – dokteren, fabriceren, maken, prutsen, sleutelen
koala  buidelbeertje
kobalt  Co
kobaltbloem - erytriet
kobalterts - saffloek
kobaltglas  smalt
kobaltkalk  saffloer
kobaltkies  kobaltmangaanerts
kobbe  spinnenkop, zilvermeeuw
kobold  aardmannetje, berggeest, dwerg, kabouter, huisgeest, kwelgeest, trol
kodak  handcamera
kodde  knots, knuppel, stok
koddebeier  boswachter, jachtopziener, veldwachter
koddig – aardig, boertig, burlesk, dwaas, grappig, guitig humoristisch, komisch, kluchtig, olijk, oubollig, snaaks
koddige nabootsing  parodie
koddig gezegde - frats
koe  blaar, blaarkop, bonte, kalfkoe, kipkoe, kween, lakenvelder, manskoe, pink, rund, vaars
koe-antilope - blesbok, bontebok, dikdik, gnoe, hartebeest, klipspringer, oribi, sassaby, witstaartgnoe
koe-antilopen - alcelaphinae, neotragini
koeboer – veehouder, veedrijver
koe, jonge - vaars
koe, die nog maar een keer gekalfd heeft - schotter, schotvaars
koedokter  veearts, veterinair
koeienaanhangsel – uier
koeiengeluid – bulken, geloei, loeien
koeienketting - rampel
koeienmaag  bladmaag, boekmaag, lebmaag, netmaag, pens
koeienstal  boes, koes
koeientouw – koezeel
koeienziekte - aant
koeioneren  bedillen, kwellen, negeren, sarren, treiteren
koek  baksel, gebak, ontbijtkoek, veekoek
koekalf  kalf, kui, wijfjeskalf
koekang – lori
koekeloer – sul
koekeloeren – gluren, kraaien, spieden
koeken - aanbakken
koekje  biscuit, bokkepoot, botersprits, cake, eierkoek, heiligmaker, kaakje, krakeling, kransje, makaron, makron, mop, pol, rondo, speculaasje, sprits, sucadekoek, taai-taai
koekebak - pannekoek
koek en zoopje - ijstent, kraampje
koekje met suiker en meel - makaron, makron
koekoek – cuculus, zolderlicht
koekoeksbloem - lychnis, melandrium
koekoeksbij - nomada
koekoekshommel - psihyrus
koeksoort  zie: koekje
koektrommel – biscuitblik
koekvulling - spijs
koel  bedaard, flegmatiek, frigide, fris, gematigdkil, klam, lauw, luchtig, nuchter, onaandoenlijk, onbewogen, ongevoelig, onhartelijk, onvriendelijk, zakelijk
koelak (Rus.) - boer
koelan - dzjiggetai
koelbak  condensor, koeler, lestrog
koelbloedig - bedaard, (dood)kalm, koudbloedig, onaangedaan, onbewogen, onverschillig, onverschrokken
koelbloedigheid – kalmte, sangfroid
koelbox - koeler
koele drank – sorbet
koelen – lessen, natten, stillen
koel en helder - fris
koele onbevangenheid  nuchterheid
koeler – ijsboks, koelinstallatie, koelbak, kouder, radiator, ijsemmertje
koeler in auto’s - radiator
koelheid  bedaardheid, beheerstheid, frisheid, koudheid, onverschilligheid, onhartelijkheid, onaandoenlijkheid
koelie  loonslaaf, sjouwer
koeling - frigidaire, ijskast
koelinstallatie  diepvries
koelkast  frigidaire, ijskast, vrieskast
koelmachine - ijskast
koelte  bries, frisheid, kou, windje, zucht
koeltje  briesje, windje
koeltjes - nuchter, onbewogen, onhartelijk
koeltoestel - radiator
koelweg – koudweg, onverschillig
koel zakelijk - nuchter
koemaag  leb, pens
koemestvocht – gier, aalt
koempel  mijnwerker
koen – boud, dapper, driest, ferm, flink, gedurfd, kloek, kordaat, kranig, (man)moedig, onbedeesd, onbevreesd, onversaagd, onvervaard, stoer, stout(moedig), strijdbaar, vermetel, vrijmoedig
koenheid  dapperheid, flinkheid, moed, moedigheid, onversaagdheid, stoutheid, vermetelheid
koe of os - rund
koepeen - mangelwortel
koepel – dakruiter, (Frans) dôme, hemelgewelf, overkapping, stoomdom, tuinhuisje
koepel boven een kerk  kruiskoepel
koeplet  strofe, vers
koepokstof - variola
koeras  blaar, blaarkoe, Hollander, lakenvelder
koeren – kirren, koekeloeren
koerier  besteller, bode, boodschapper, estafette, ijlbode, loper, ordenans, overbrenger, postbode, renbode
koerierster  klopje
Koerillen, een van de - Itoeroep, Koenasjir, Oeroep, Onekatan, Simoesjir, Sjoemsjoe
Korillen, vulkaan op de - Tjatja
koers  cours, gangbaarheid, hoogte, notering, omloop, richting, (reis)route, vaart, vaarweg, valuta, wedren, weg, wielerronde
koersabel - gangbaar
koersauto  raceauto
koersberekening  evaluatie
koersdaling – baisse, slump
koersen  begroten, ramen, schatten, stevenen, richten
koersleggen - stevenen
koerslijst - notering
koersfluctuatie  koersschommeling
koersopgave  notering
koersspeculant  baissier, haussier
koersstijging – avance, hausse, koersavans
koers van uitgifte  emissiekoers
koersverandering  deviatie
koersverlaging  baisse, koersdaling
koersverschil  (dis)agio, ecart
koersverschil tussen vaste en premieaffaires – ecart
koers zetten - stevenen
koesoort  blaar, bontkop, lakenvelder
koest – getemd, rustig, stil
koestal met verdiepingen - koetel
koesteren  onderhouden, opkweken, verplegen, vertroetelen, verwarmen, verzorgen, voeden
koeterwaals  brabbelig, brabbeltaal, kromtaal, onverstaanbaar, vreemd
koets  kales, karos, landauer, rijtuig, vigilante
koetsbediende - palfrenier
koetshuis - garage, remise
koetsier – menner, snorder, voerman, wagenmenner
koetsiersbank - bok
koetsiertje  borreltje, cognacje
koetsje - krakeling
koetswerk  carrosserie
koevoet – breekijzer, handspaak, hefboom, hefijzer, hevel
koewachtertje  grasmus
Koeweitse munt  anna, dinar, rupee
koezeel  koetouw
koffer  bed, kist, reistas, valies
kofferdrager - kruier
kofferetiket  adreskaartje, label
koffertje  kar(a)bies, valies
koffer voor op reis - bagage
koffie  koffiemaaltijd, leut, mokka, troost
koffiebezinksel  dik, drab
koffiebitter  cafeïne
koffieblad  dienblad, schenkblad, serveerblad
koffieboer  koffieplanter
koffiedik – draf, dras, prut
koffiedrinker  (koffie)leut
koffiehuis  café, konditorei
koffiekamer  foyer, restauratie
koffieketel  konkel
koffiekleurig - bruin
koffieland  Brazilië
koffiemaaltijd  lunch
koffiemeisje – bedienster
koffie met cognac – poester
koffiepot – pruttelaar
koffiepraatjes houden - konkelen
koffierat – civetkat, moesang
koffiestroop  buisman
koffiesoort - espresso
koffiesurrogaat  cichorei, civetkat, koffiestroop, nescafé, peekoffie
koffietuin  koffieplantage
koffie uit Arabië - mokka
kogel  bal, kloot, knikker, patroon, projectiel, voetbal
kogelbaan  parabool
kogeldistel - echinops
kogelen  gooien, schieten, smijten
kogelgewricht – artrodie
kogelklep - balklep
kogelkussen  kogellager
kogelkwal - pleurobrachia
kogelpen - ballpoint, balpen
kogelpuntpen  balpen, ballpoint, kogelpen
kogelvanger  zandheuvel
kogelvorm - bolvorm, rond
kogelvormig lichaam  bal, bol, rond
kogelvrij  ondoordringbaar
kogge  koopvaardijschipt
kohier  belastingregister
kok - etenbereider, spijzenbereider
kok  fazantenhaan
kokanjesland  luilekkerland
kokarde - hoofdversiersel, lintje, rozet
kok bij de marine - kanenpieper
koken – pruttelen, zieden
kokend – gloeiend, heet, ziedend
koker – buis, cilinder, etui, foedraal, hoes, holster, huls, las, mof, omhulsel, rol, pijp, schacht, schede, tube
koker bij vuurmond - laadkoker
koker onder een dam  duiker
koker van bont  mof
koker voor het inlaten van water  duiker
kokertje van zacht metaal  tube
kokervormige doorgang - tunnel
kokerworm - stekaas
koket  behaagziek, ijdel, nuffig, pronkziek
koketteren  behagen, bekoren
koketterie  behaagzucht
kokhaan  kokkel
kokhalzen – kaken, walgen
kokkel - kokhaan
kokkerd – kanjer
kokkie – keukenmeid, kokkin
kokmeeuw  kapmeeuw, lachmeeuw
kokon van een vlinder  pop
kokos  klapper
kokosnotenvlees  copra, kopra
kokospalm – klapperboom
kokosvet - klapperolie, kokosolie, palmine
kokosvlees - copra, kopra
kokrodua - afrormosia
koksgast – koksjongen
koksmaat – koksjongen, varensgast
kol  bles, boord, feeks, halsboord, halskraagheks, helleveeg, keel, klaproos, kollebloem, prij, tang, tovenares, toverkol
Kolariërs, taal van de - Mundari
kolbak  talpa(k)
kolder  absurditeit, dwaasheid, gekheid, hersenziekte, onzin, paardezlekte, waanzin
kolderachtig – dwaas, nonsensicaal, onzinnig
koldermolen – kollergang
kolderiek – lachwekkend, onzinnig
kolderig - dol
kolen  brandslof, steenkolen
kolenaak - kolenschip
kolen afvalhoop  stortberg
Kolen en Staalgemeenschap  K.S.G.
kolenbergplaats - bunker
kolenboer  kolenhandelaar
kolenbrandersstapel - meiler
kolendamp  koolmonoxide
kolenemmer  kolenvat, kit
kolengruis, gewassen - edelslik
kolenkalksteen – arduin
kolenkit - kolenemmer
kolenmijn in Belië - Flenu
kolenmijn in Nederland  Beatrix, Domaniale, Maurits
kolennood - kolenschaarse
kolenruim (schip)  bunker
kolensjouwer  tremmer
kolenslik  schlamn
kolensoort  antraciet, briket, bruinkool, cokes, eierkool
kolenvat  kit
kolenwagen  tender
kolf  bloeiwijze, fles, geweereinde, retort; slaghout
kolfbaan – maliebaan
kolfbal - maliebal
kolfglas  retort
kolfhamer – malie
kolfhout - slaghout
kolibri – honingvogel
koliek – buikkramp, darmkramp
kolk  afgrond,draaikolk maalstroom, neer, plas, poel, put, sas, rioolput, schutsluis - spui, vijver, waai, waterdiepte, waterput, wel, wiel, wieling
kolken  draaien, neren, wervelen, wielen
kollebloem  klaproos, kolle
kollega  confrater, konfrater
kollege  raad
kollekte inzameling
kollektie  verzameling
kollergang - koldermolen
kolom  pilaar, pilaster, pijler, zuil
kolommendiagram - histogram
kolonel - hoofdofficier
kolonie  nederzetting, volksplanting, zwerm
kolonie in Israël  kibboets
kolonie van pioniers - kibboets
kolonie van Portugal  Angola, Mozambique, Timor
kolonist  volksplanter
kolonist (Eng.) - settler
kolos – bakbeest, enakskindgevaarte, gigant, kanjer, reus
kolossaal  enorm, geweldig, gigantisch, groot, groots, reusachtig, ruim
kolossus  bakbeest, gevaarte, reus
kolpitis - vaginitis
kolsem - tegenkiel, zachthout
kolvenier  schutter, klovenier
kom  bak, beker, centrum, dorpscentrum, kop, mok, nap, pint, schaal, stadskern, vijver
koma - lichtkrans
komaan  alla, hup, sa, vooruit
kom van een dorp  centrum
kom zonder oor  mok
komaf  afkomst, afstamming, boom, geboorte
kombof - hokje, schuurtje
kombuis - scheepskeuken
komediant  aansteller, acteur, toneelspeler, veinzer
komedie  aanstellerijblijspel, klucht, schouwburg, toneelspel
komediespeler –komediant, toneelspeler, veinzaard
komen  arriveren, geraken, naderen, naken, verschijnen
komend – aanstaand, toekomstig, volgend
komend jaar  a. f.
komende  aanstaande, toekomende, volgende
komeet  haarster, staartster
komeet - Biela, Daniel, Donati, Encke, Halley,Morehouse, Whipple
kometennaam  Donati, Halley, Morehouse
kometenstaart  koma
kometenkop  koma
komend  a.s., e.k., aanstaand, toekomstig, volgend
komfoor – gasbrander, stoof
komgrond - poel
komfort  gemak .
komfortabel  gemakkelijk, gerieflijk
komiek – boertig, clown, grapjas, grappenmaker, grappig, grollenmaker, kluchtig, koddig, leuk, leukerd, nar, oubollig, pleziermaker, raar, vreemd, zonderling
komijn – karwij, kummel
komijnlikeur  kummel
komisch  butlesk, geinig, grappig, humoristisch, leuk, koddig, kluchtig, lachwekkend, snaaks, uiig
komisch intermezzo - paso
komisch verhaal  boerde, humoreske, klucht
komisch  (muz.) buffo
komkommerachtigen - cucurbiaceeën
komkommerachtige plant  augurk, kalebas, kolowint, komkommer, meloen, pompoen
komma  apostrof, decimaalteken, leesteken
kommapunt  leesteken
kommando  bevel, ga, sta
kommel  aardkluit, sneep
kommer  angst, armoe, armoede, bezorgdheid, ellende, gebrek, jammer, kwelling, leed, nood(zorg), onrust, ontbering, smart, verdriet, zorg
kommerlijk  armelijk, ellendig behoeftig,, bekommerd, gebrekkig, zorgelijk
kommernis  bekommerdheid, zorg
kommer of pijn – leed, verdriet
kommervol – armelijk, armzalig, zorgvol
kommetje - kopje
kommiesbrood  kuch, soldatenbrood
kommunikatiemiddel  braille, brief, krant, pers, radar, radio, telefoon, t.v., taal, telegraaf
Kommunistisch informatiebureau - Kominform
Kommunistisch verbond van de jeugd - Komsomol
Kommunistische internationale – Komintern
Kompaan - trawant
kompas  boussole, richtsnoer, windroos
kompasrichting  windstreek
kompasroos  windroos
kompasschijf  windroos
kompasstreek – windstreek, noorden, oosten, westen, zuiden
kompastrommel  kompashuis
kompel - mijnwerker
komplement  aanvulling
kompliment - aanbeveling, pluim
komplot  combine, samenspanning, samenzwering
komst  advent, intrede, nadering
komt na vorst – dooi
kom van een dorp - centrum
komt van een stadsgemeente (Ind.) – kota, kotta
komijn - cuminum, kummel
komijnolie, bestanddeel van - cymeen
komvormige laagte in duin  pan, duinpan
kom zonder oor - mok
konceptie  bevatting, plan
kond doen - bekendmaken, verkondigen
konden - bekendmaken, verkondigen
kondschap  bericht, bescheid, informatie, inlichting
konfijten - insuikeren
konfrater  collega, kollega
kongeraal  meeraal, zeeaal
Kongo, hoofdstad van - Brazzaville, Kinshasa
Kongo, koning der - ntotila
Kongo, stam behorende tot de - Mbata, Mpangu, Soendi, Solongo, Vili, Woyo
Kong-tse - Confusius
konijn –keun, (Frans) lapin, lamprei, lampreel, langoor, rabbie, trui, voedster
konijnenblad - weegbree
konijnenhol  ketel
konijnenkruid – melkdistel
konijnenmest - wentel
konijn, mannetje - ram, rammelaar
konijnenziekte  myxomatosis
koning  gebieder, heer(ser), kaart, landsheer, majesteit, monarch, regeerder, rex, schaakstuk, staatshoofd, vorst
koning - rex
koning (Eg.)  farao
Koningkeizer  Karel, R.I.
Koningstadhouder  Willem, William
Koning van Albanië - Zog
koning van Argos - Abas
koning van Asturië  Tavila, Alfonso
koning van Babylonië  Nabuchodonosor, (Nebukadnezar)
koning van Bazan  Og
koning van Cyprus - Pygmalion
koning van Edom - Hadad
koning van Egypte  Farao
koning van Elis - Augias
koning van Epeiros - Alketas
koning van Frygië  Midas
koning van Elis  Augias
koning van oud-Peru - inca, inka
koning van OudPerzië  Darius
koning van India - Belhar
koning van Israël  Achab, David, Jerobeam, Omri, Salomo, Samuel, Saul, Zimri
koning van Jeruzalem - Almarik, Amalrik
koning van Judea  Herodes
koning van Kolchis - Aeëtes
koning van Korinthe -Polybus
koning van Kreta  Idomeneus, Minos
koning van Mycene  Agamemnon
koning van loolkos - Pelias
koning van Lydië  Croesus
koning van oud-Perzië – Cyrus, Darius, Xerxes
koning van Pherae - Admetus
koning van Phrygië - Midas, Tantalus
koning van Roemenië  Michaël
koning van Sparta  Leonidas
koning van Thebe  Amphion, Kreon, Oedipus
koning van Troje  PalamedesPriamus
koning van de Amelekieten - Apag
koning van de Assyriërs - Asenapper, Belus, Pul, Sargon
koning van de elfen  Oberon
koning van de Franken  Clovis
koning van de Goten  Alarik
koning van de Hunnen  Attila
koning van de Nederlanden  Lodewijk, Willem
koning van de poon - mul
koning van de Visigoten - Eurik
koning van de WestGoten  Alarik
koning van het land der blinden  Eenoog
koningin  heerseres, landsmoeder, landsvrouwe, regina, reine, vorstin
koningin der aarde  pers
koningin der elfen – Oberon, Titania
koningin der goden  Hera, Juno
koningin der onderwereld - Proserpina
koningin der Wessex  Ine
koninginnekruid - leverkruid
Koninginnepage - zwaluwstaart
Koningin-regentes - Emma
Kiningin van Assyrië - Semiramis
koningin van Egypte  Cleopatra
koningin van Engeland  Elisabeth, Victoria
koningin van Thebe  Niobe
koningin van de Amazonen (myth.)- Hippolyte
koning met ezelsoren - midas
koningsappel – aagt, reinet, renet
Koningsbergen - Kaliningrad
koningsblauw  smalt
koningsdag  Driekoningen (dag), Epifanie
koningsgeel  operment, zwavelarseen
koningsgezinde  monarchist, royalist
koningsgezindheid  royalisme
koningsgier  condor
koningshuis  dynastie, kasteel, paleis
koningshuis betreffende  dynastiek
koningsjager  jachtopziener, veldwachter,
koningskaars  aronsstaf, nachtkaars
koningskind  dauphin, prins, prinses
koningskleur – oranje, purper
koningsmantel - talaar
koningspalm - rooystonea
koningspruim  reineclaude
koningsslang  anaconda, boa
koningssloep - statiesloep
koningsstaf  scepter, skepter
Koning-stadhouder, naam van - Willem
koningstitel  inca, farao
koningstitel in Oeganda - kabaka
koningsvaren - osmunda
koningsvazal - pair
koningsvis - goudmakreel
koningszeer  geelzucht, krop, zweren, heerlijk, regaal, royaal, vorstelijk, waardig
koningklijk – heerlijk, royaal, waardig
koninklijk besluit  K.B.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut  K.N.M.I.
koninklijk verblijf  kasteel, paleis, slot
koninklijk  koninklijk bond of vereniging in België - KACG, KBA, KBGB, KBKB, KABVB, KBWB
koninklijke bond of vereniging in Nederland - KIT, KNAC, KNAU, KNGV, KNKB, KNSB, KNUB, KNVB, KNZB
Koninklijk hoofddekdsel - kroon
Koninklijk hoofdtooisel – diadeem, kroon
Koninklijke Bibliotheek  K.B.
koninklijke hoofdtooi  diadeem, kroon
Koninklijke Hoogheid  A.R.
koninklijke landmacht  K.L
koninklijke luchtmacht - K.Lu.
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij  K.L.M.
Koninklijke Majesteit - R.M.
Koninklijke Marine  K.M., (Eng.) R.N.
Koninklijke Militaire Academie  KMA
Koninklijke Nederlandse Schaakbond  K.N.S.B.
Koninklijke Nederlandse Schaatsbond  K.N.S.B.
Koninklijke Nederlandse Voetbalbond  K.N.V.B.
Koninklijke woning - paleis
Koninkrijk  monarchie, vorstendom
Koninkrijk in Afrika  Marokko
koninkrijk – monarchie, vorstendom
koninkrijk - Arabië, België, Denemarken, Engeland, Nederland, Noorwegen, Zweden
Koninkrijk in Azië  Arabië, Cambodja, Jordanië, Nepal
koninkrijk in Europa  België, Denemarken, Nederland, Noorwegen, Engeland, Zweden
koninkrijk in de Hymalaya  Nepal
koninkrijk in Mesopotamië  Irak
koninkrijk van Alexander de Grote  Macedonië
konisch  kegelvormig, taps
konkel – draai, slag
konkelaar  intrigant, kuiper, knoeier, stoker
konkelarij  gekonkel, intrige
konkelen  bekokstoven, intrigeren, kuipen, kwaadspreken
konklusie  slotsom
konstant  voortdurend
Konstandin opel - Istanboel
konstruktie  zie: constructie
kontant  cash
kontanten - kas
kontant geld  specie
kontante middelen  kas
konterfeiten  afbeelden, uitschilderen
konterfeitsel  afbeelding, beeltenis, portret
kontramerk  sortie
kontroleren  nakijken
konvent  klooster
konvooi  bedekking, begeleiding, karavaan, krijgsgeleide
konvooier - galeischip
kooi – bed, hangmat, hok, hut, keet, keg, kevie, legerstede, muit, ren, schuur, stal, vogelhuis, voliere, wig
kooien - insluiten, opsluiten
kooigoed – beddegoed
kooiker - eendenvanger
kookboek  culinariumkeukenboek, receptenboek
kookfornuis  keukenfornuis
kookgas  aardgas, steenkolengas,
kookgerei  braadslee, friteuse, frituurpan, pan, ketel, koekenpan, pressure - cooker, vergiet
kookkachel  fornuis
kookkeuken - kombuis
kookkolf  retort
kookkunst  gastronomie
kookmachine  kooktoestel
kooknat - sop
kookpan - pressure-cooker
kookplaats – keuken, kombuis
kooksel  brij, pap, saus, vla
kookster - keukenmeid
kooktoestel – braadslee, fornuis, gasstel, kachel, komfoor, plaat, primus
kool  koolraap, raapkool, rode kool
koolachtig gesteente  asfalt, antraciet, bruinkool, steenkool, turf
koolbaars - pos
koolbakkerij - fopperij, snakerij
kool bevattende geologische formatie  carboon
kooldruk  pigmentdruk
koolduif  bosduif, houtduif
koolhof - moestuin
koolhydraat  gom, suiker, zetmeel
koolmonoxyde  kolendamp, CO
kool poeder  noriet, norit
koolpreparaat - Nori(e)t
koolprodukt  carbol, creoline, teer
koolraap - knolraap
koolsoort  bloemkool, boerenkool, broccelie, koolraap, koolrabi, raap, raapkool, rabi, rodekool, savooi(ekool,) sluitkool, spruitjes, spruitkool
koolstof  carboneum, carboon, grafiet, roet, c.
kool(stof)dioxide - koolzuurgas
koolstofdisulfide – zwavelkoolstof
koolstofpoeder - norit
koolstof met metaal - carbid
koolteer  carbol, creoline
koolverkoper  fopper, grapjas
koolwaterstof - alkyl, alkyn, benzeen, butijn
koolwaterstof, aromatische - areen
koolwaterstofgas – butaan, ethaan
koolwaterstofgesteente - gagaat, git
koolwaterstofverbinding  antraceen
koolzaad - oliezaad
koolzure ammoniak - ammoniumcarbonaat
koolzuur bevattende bronwater - selterswater, spuitwater
koolzuurgas - kooldioxyde
koolzuurgas in drank  prik
koolzuurhoudend - gazeus
koolzuurhoudende drank - sodawater
koolzuurzout - carbonaat
koolzuurzout van lood  loodcarbonaat, loodkarbonaat
koon  wang
koop – aankoop, kaveling, transactie
koopakte  contract
koopacte van schip - bijlbrief
koopbrief  koopakte
koopdag - boelgoed, vendutie
koopgraag  kooplustig, koopziek
koopje - buienkans, occasion, voordeeltje
kooplust – animo, interesse, vraag
koopman – grossier, handelaar, kramer, leurder, negotiant, opkoper, standwerker, venter, zakenman
koopman in lompen – lorrenboer, voddenman
koopman in oud ijzer  tagrijn
koopmansbeurs  handelsbeurs
koopmansboek – dagboek, handelsboek, journaal, memoriaal, register
koopmanschap  handel, negotie
koopmansgoederen  handel, koopwaar, negotie,waar, waren
koopmansstad  handelsplaats, handelsstad
Koopmansvereniging - Hanza, Hanze
koopprijs - aankoopsom
koopster - afneemster
koopvaardij  handelsscheepvaart
koopvaardijschip  brik, fregat, hoogaars, klipper, kog, kogge, kotter, schoener, schokker, tjalk
koopvaardijschip met drie masten  bark, fregat, gaffelschoener, klipper, schoener, schoenerbark
koopvaardijvloot – handelsvloot
koopverkeer – handel
koopwaar – goederen, handel, handelswaar, negotie, spul, waar
koopwaar aanbieden - venten
koopziekte  oniomanie
koor  rei, zanggroep
koorafsluiting - septum
koord  koordfluweel, lont, sim, snaar, snoer, tali, strop, touw, veter
koord om brieven aan te rijgen - lias
koord om te ontsteken  lont
koord van een leidsel  leidselkoord
koordachtige streep - ribbel
koordans - rei(dans)
koorddanser  acrobaat, aquilibrist
koordmanchester  corduroy
koordvormig weefsel  galon
koorgalerij  oksaal
koorgebed - officie
koorgewaad  misgewaad
koorgezang  koraal, mis, motet, rei, requiem
koorheer  domheer, kanunnik
koorhemd  albe, rochet, superplie
koorkap  cappa, koormantel, pluviale
koorknaap  akoliet, misdienaar
koorkoster  kerke knecht ,sacristein
koorleider  dirigent
koorlied ter ere van Apoloon - paean, paien
koormantel - kovel
koornis  abside, absis
koorplaats voor kerkgangers - doksaal
koorts – bibberatie, hartstochttemperatuurverhoging
koortsachtig  gehaast, gejaagd, heftig, onrustig
koortsdromen hebben  ijlen
koortsig  gejaagd, koortsachtig
koortskruid - alsem, drieblad, kalmoeswortel
koortsmeter  temperatuurmeter, thermometer
koorts opnemen - temperaturen
koortsuitslag – herpes
koortsvrij  afebriel
koortswerend - antipyretich, febrifugaal
koortswerend middel  acetanilide, antifibrine, antiperiticum, antipyrine, aspirine, kina, kinine, lactophenine, penicilline, phenacetine
koorvrouw - kanunnikes
koorzang  koraal, mis, motet, psalm, rei, requiem
koorzanger  korist
koortsziekte  malaria
koosnaampje  dot, lief, lieverd, schat, troetelnaampje
kootbeentje – bikkel, hielbeen
kop – beker, caput, hoofd, kan, knar, liter, top, verstand
kop van een komeet - koma
kopal  barnsteen, harssoort
kopen - aanschaffen, afnemen, inslaan, overnemen, verkrijgen
kopen en verkopen  handel, negotie, nering
Kopenhagen , amusementspark in – Tivoli
kopen op crediet - poffen
koper – aanschaffer, abonnee, afnemer, cliënt, consument, klant, koopman, mineraal
koper (scheik.)  Cu., cuprum
koperbus  helicon
koperdiepdruk  rotogravure
koperdraad - metaaldraad
koperen emmer – aker
koperen bekken - gong
koperen blaasinstrument - althoorn, bariton, bazuin, bombardon, bugel, hoorn, horen, klaroen, kornet, piston, saxofoon, schuiftrompet, trompet, trombone, tuba, waldhoorn
koperen muziekinstrument - baroxyton, trompet, tuba, waldhoren
koperen of bronzen voorwerp - als
koperen ploert – zon
kopererts – koperglazuur, koperkies
kopergeld - rodeloop
koperglans - chalkosien
kopergraveerkunst - chalcografie
kopergravure – chalcograaf, koperdruk
kopergroen  koperroest
koperkever  boorkever
koperkies - chalkopyrie
koperlazuur - kopererts
koperlegering  brons, messing
kopersmaragd – dioptaas
koper met tin – brons
koper of klant - afnemer
koper op crediet - pofklant
koperslager – bankwerker, ketellapper
kopersulfaat  kopervitriool
kopertijd - aeneolithicum, chalkolithicum
koper van gestolen goed - heler
kopervitriool - calcitarin
koperwiel - noorman
koperworm - ritnaald
koper-zinkarsenaat - barthiet
kopie – afdruk, afschrift, doordruk, doorslag, duplicaat, minuut, replica, reproductie
kopieertoestel - hectograaf, printer, stencilmachine
kopiëren – dupliceren, namaken, natekenen, overschrijving
kopiist  nabootser, naschrijver, overschrijver
kopij – afdruk
kopje – drinknap, heuvel, hoofdje, kom
kopje duikelen – buitelen
kopje kofie - tas
kopklepper - kopklepmotor
koplijst – entête
kop of hoofd - kanis
koppel  (draag)riem, duo, kudde, leis, paar, span, stel, team, toom, tweetal, vlucht
koppelaarster - alcahuete, huwelijksmakelaarster
koppelen  aaneensluiten, aaneenschakelen, bijreenvoegen, combineren, embrayeren, paren, samenbinden, samenvoegenverbinden, verenigen
koppel herten – roedel
koppel honden – meute
koppel schapen - kudde
koppelletter - ligament
koppeling – kluts, paring, verbinding, vereniging
koppel of paar - span
koppelriem voor jachthonden - leis
koppelstuk  koppeling, mof, nippel, verbindingsstuk
koppelteken  divisiestreepje, verbindingsteken
koppelvers - distichon, koppeldicht
koppelwerkwoord  blijken, blijven, dunken, heten, lijken, schijnen, voorkomen, worden, zijn
koppelwoord  copula
koppensnellen - skalpjacht
koppensneller - Daja(k)
koppensnellersmes  mandan
koppensnellerszwaard – mandau
koppig – bokkig, dwars, eigenwijs, eigenzinnig, halsstarrig, hardleers, hardnekkig, hoofdig, obstinaat onhandelbaar, ontoegeeflijk, onwillig, stijfhoofdig, stuurs, warrig, weerbarstig
koppigheid  dwarsheid, eigenwijsheid, eigenzinnigheid, hoofdigheid onhandelbaarheid, onwilligheid,
stijfhoofdigheid, stijfkoppigheid, weerbarstigheid
koppig mens – dikkop, stijfkop
koppijn  hoofdpijn, migraine
koppotig weekdier  achtarm, ammoniet, bolemniet, inktvis, nautilus, octopus, zeekat
koprol – buiteling
kops - loodrecht
kopschurft bij schapen - moelrui
kopschuw – bang, bevreesd, nerveus, schichtig, wantrouwend
kopstation - beginstation, eindstation
kopstem – falset
kopstoot - masse
kopstuk  hoofd, hoofdman, kapiteel, koppigaard, koppige, leider, mondstuk, vooraanstaande
kop van een bosgod - saterkop
kop van een draaibank - center
kopvoorn  hesseling, meun, zeegrondel,
kopwerk  hoofdarbeid, verstandswerk
kopij – handschrift
kopzeer - hoofdpijn
kopziekte - grastetanie
kopzorg - bekommering
kor  net, oesternet, schrobnet, sleepnet
koraal  kerkgezang, koorgezang, psalm, gezang
koraalbank  rif
koraaldiertjes - anthozoa
koraaleiland  atol
koraalhout  kornel, kornoelje, koraal
koraalkleurig - rood
korstmos - heikorst, koralijn
koraalmos  koralijn
koraalmuziek  kerkmuziek
koraalpolyp  koraaldiertje
koraalrif  koraalbank
koraalverstening  koraliet
koraalzwam  knotszwam (clavaria)
Koran, eerste hoofdstuk van de - fatiha
Koran, hoofdstuk van de - soera
Koran, vers uit de - aja
Koranschool - langgar
korbeel – balksleutel, kraagsteen, zwing
kordaat  dapper, doortastend, energiek, ferm, flink, hartelijk, kloek, koen, kranig, moedig, oprecht, resoluut, rond, onversaagd, onverschrokken, stoer, vlug, wakker
kordaatheid  dapperheid, kloekheid ,onversaagdheid
kordeller - franciscaner, kloosterling, minderbroeder
kordon – afzettinh, band, geweerriem, keten
Korè - Persefone
Koreaanse liederen - changga, hyangga, sijo
Koreaanse munt  hwan, won
Koreaanse vechtsport - taekwondo
koren – boekweit, gerst, graan, haver, maïs, rogge, tarwe
korenaar – halm
korenaarverband  zwachteling
korenakker - korenveld
korenbeurs  graanbeurs
korenbijter - kalander
korenbloem  centaurea, klaproos, roggebloem
korenbloem, rode - klaproos
korenbijter  kalander, klander
korenbrand  zwamziekte
korenbrander  jeneverstoker
korendistel  akkervederdistel
korenes - korenveld
korenfactor - graanmakelaar
korengras - kweek
korengras, zandig - zandhaver
korenharp - tochtmaker
korenheul  klaproos
korenhoop - mijt, schelf
korenkaf je  blees
korenland  graanakker
korenmaat  (Eng.) bushel, halster, mud, schepel
korenmot, zwarte - klander
korenomhulsel - blees, kaf
korenopper - schelf
korenpakhuis  silo
korenroos  bolderik, klaproos, papaver
korenschoof  garf
korenschrijver  ortolaan
korenschuur  graanschuur
korensteen  molensteen
korentor  kalander, klander
korenveld – korenakker, korenes
korenvink - ortolaan
korenvlieg  fritvlieg
korenvogel  bosrietzanger
korenwet  graanwet
korenwolf  graanhandelaar, hamster
korenworm  klander
korenzeef  trijzel, wan
Kores - Cyrus
korf  (Eng.) basket, ben, bun, hengselmand, kaar, klepmnd, knaster, mand, mars, paander, seroen
korfdrager - marsdrager, marskramer, vleier
korffles – denijohn, mandfles
Korfoe - Kerkyra
Korfoe, een der eilanden behorende tot het district - Antipaxos, Ithaka, Kalamos, Leukas, Paxos
korf in de mast – kraaiennest
korf of ben - mand
korf voor verzending van tropische produkten  kanaster, knaster, krendjang
korfvoor vis – kaar
korfwagen - mandewagen
korhoen - berkhoen, korhaan, korhen, moerhoen
korfvormig visnet - fuik
koriander - coriandrum
korianderolie, bestanddeel van - koriandrol, limalool, pineen
koriskruid – akkerzenegroen
korist - zanger
Koritza - Korcë
kormoran - aalscholver, waterraaf
kormalijn, rode variëteit van - karmeool
kornak  olifantsoppasser
kornet  aspirant officier, blaashoorn, hoorn, ruiterbende, vaandrig
kornoelje - cornus
kornoeljeachtigen - cornaceeën
kornuit – gabber, genoot, gezel, kameraad, maat, makker, vriend
korporaal bij een bereden wapen  brigadier
korps  legerafdeling
korpulent  dik, gezet
korpulentie  gezetheid, zwaarlijvigheid
korpus  lichaam
korrekt  keurig
korrel  kruimel, graantje, grein, pit, ziertje, zaadpit,
korrelachtig  granuleus, greinachtig
korrelen  granuleren, greineren
korrelgrootte betreffend  granulair
korrelig  granuleus, greinig, kruimelig, los, mul,
korrelig gesteente - graniet
korrelig, sneeuwijs  firn
korrelige bruine of grauwe graniet soort  porfier
koreling – granulatie
korreltje – greintje, zaadje
korreltje brood – kruimel
korren - kirren
korretouw - korlijn
korrigeren  berispen, bestraffen, herstellen, nakijken, verbeteren
korset  keurslijf, rijglijf
korsetje – stepin
korsetstaafje - balein
korst  bast. bolster, buitenlaag, schil
korstige boterham - kapje
korst van de aarde  lithosfeer
korst van een wond  raf, roof
korstmos – evernia, rendiermos
korstmossen - lichenes
kort – afval, begrensd, beknopt, beperkt, bondig, even, gedrongen, klein, laconiek, mini, summier
kort aangebonden  afgemeten, bruusk, driftig, heetgebakerd, kortaf, opvliegend
kortademig - aamborstig, astmatisch, dampig
kortaf - bits, bondig, bot, bruusk, kortweg, korzelig, laconiek, ronduit
kort afgebroken - abrupt
kort afgebroken geluid  kets, kik
kort afsnijden  scheren
kort begrip - compendium, excerpt, resumé, uittreksel
kort bezoek – aanloop
kortbuikige fles – pul
kort dagbericht - bulletin
kort dagbladartikel  asterisk, cursiefje, entrefilet, rubriek
kort damesjasje – bolero, topper
kort dik mens - kriel
kort, dik persoon – pad, propje
kort droog geluid - knak
kort durende regenbui  gietbui, plensbui, stortbui
kort durende stemming  bevlieging, bui, drift, gril
kort eindje – stompje
kort en beknopt – bondig
kort en beslist – botweg
kort en bondig – botaf, beknopt
kort en dik  bulletje
kort en droog hoesten  kuchen
kort en krachtig  bondig, lakoniek
kort gedicht  rondeel, puntdicht
kort geding voor de president van de arrondissementsrechtbank – réferé
kort behakt stro - haksel
kort geleden  juist, net, onlangs, pas, recent
kort geweer - buks
kort hekeldicht  epigram
kort humoristisch gedicht - humoresque
kort innig gedicht – madrigaal
kort jasje – buis, jack
kort levend insect - eendagsvlieg
kort lyrisch gedicht - canzone
kort maar krachtig  lapidair
kort meerstemmig kerkelijk zangstuk  motet
kort moment  even, flits, ogenblik, tel
kort officieel stuk  bulletin
kort ogenblik  amerij, even, eventjes, moment, mum, tel, oogwenk
kort overzicht - abrégé, aperçu, epitome, excerpt, geferaat, résumé, uittreksel
kort prozaverhaal  novelle
kort reisje  trip
kort samengevat - beknopt
kort samenvattend  resumerend, summier
kort spits stootwapen - dagge,dolk
kort stenen pijpje  neuswarmertje
kort stukje – eindje
kort toneelstuk – klucht, sketch
kort uitstapje - minitrip
kort uitstel  respijt
kort uniformjasje - tuniek
kort van duur  even, kortstondig
kort van haar - kortharig
kort van stof - beknopt
kort vergaderingsverslag  notulen
kort verhaal – novelle
kort verhalend gedicht – ballade
kort vertelsel - apoloog
kort wandelingetje  ommetje
kortademig  aamborstig, astmatisch
kortademigheid  aamborstigheid
kortaf  bondig, bruusk, lakoniek
korte afstand  nabijheid, vlakbij
korte aria inzonderheid als slot van een recitatief  cavatine
korte badkuip  lavet
korte basaltzuil – kopsteen
korte beweging – hort, schok, stoot
korte blik – lonk
korte brede roeispaan – pagaai
korte brede sabel - klewang
korte broek – culotte, kuitbroek, pants
korte damesmantel - topper
korte degen  dag(ge), dolk, ponjaard
korte dikke man – poen
korte dikke stok - knuppel
korte dolk – dagge, stilet, stiletto
korte dracht - mini
korte droge hoest – kuch
korte eindsprint – spurt
korte filmopname - shot
korte golf  k.g., breker
korte harde regen – bui
korte hengel – mets
korte herenjas – bonker, jekker
korte herensok - anclet
korte herhaling  recapitulatie
korte hevige bui – stortbui
korte hevige pijn - scheut
korte hevige windvlaag  rukwind
korte hevige windvlaag met stortregen  travaat
korte inhoud  abrégé, compendium, excerpt, extract, resumé, uittreksel
korte jas  jekker, tuniek
korte kous  sok
korte lans – javelijn
korte lichtwerkingen - tinkelen
korte maand - februari
korte mansoverjas – paletot
korte mantel – paletot
korte mededeling - memo
korte mis – missa
korte muziekonderbreking - tussenspel
korte naam voor chr. feestdagen  Paas, Pinkster, Kerst
korte nota – memo
korte ondertekening – paraaf
korte opgave - overzicht
korte overjas  bonker, jack, jekker, paletot, windjack
korte poos  amerij, even, minuut, seconde, tel
korte regen – bui
korte ren – sprint, spurt
korte rijzing van zeewater  agger
korte ronde vijl - rattenstaart
korte sabel  lat
korte samenvatting  abrégé, compendium, referaat, résumé
korte slag bij boksen – hoek
korte spurt – sprint
korte staking – prikactie
korte stootbeweging – duw
korte tabakspijp - stommel
korte tijd  even, moment, mum, ogenblik, oogwenk, poos, seconde, tel, wijl
korte tijdsruimte – even, moment, ogenblik, tel
korte tussenzang - graduale
korte uniformjas  tuniek
korte verhandeling  artikel, essay
korte verklaring – motie
korte visfuik - kub
korte vuurmond – mortier
korte wandeling – ommetje, rondje
korte warme overjas - bonker
korte weergave van de inhoud  excerpt, resumé, samenvatting,
korte wijsheid  adagium, aforisme, maxime
korte zeemansjas - jekker
korte zinspreuk - gnome, sententie
kortelings  binnenkortdaarnet, dra, net, onlangs, pas, recent, onlangs, weldra
korten  aftrekken, besnoeien, inhouden, kortwieken, minderen
korter – dichterbij, nader
korter maken – bekorten, inkorten
kortgeleden  juist, kortelingslaatst, net, onlangs, pas, recent, zoeven, zojuist, zonet
kortheid - beknoptheid
korting  aftrek, bonus, disconto, minderingrabat, rafactie, reductie, remissie, tarra
korting op de prijs - rabat
korting op het gewicht  tarra
korting op wissel - disconto
korting voor vervroegde betaling  disconto
korting voor wederverkopers  rabat
kortjan - matrozenmes, zakmes
Kortrijk - Coutrai
kortom  enfin
kortschaaf  gerfschaaf, handschaaf
kortschedelig – brachysephaal
kortschrift  steno, stenografie
kortswchrijver – stenograaf
kortst - naast
kortstaarten  angliseren, couperen
kortste - naaste
kortsteel - brachypodium
kortste weg tussen twee punten  afstand, hemelsbreed
kortstondig  efemeer, even, kort, tijdelijk, vluchtig
kortstondige rijzing van het zee water bij eb  agger
kortstondigheid  even, moment
kortstotend - staccato
kortweg - bepaald, botweg, breviter, eenvoudig, kortaf
kortswijl  badinage, boert, grap, joke, scherts
kortwieken – fnuiken, knottenkorten, vleugellam maken
kortswijlen  boerten, schertsen
kortswijlig  grappig, vrolijk
kortteken  paraaf
kortvoer  erwten, graan, haksel, haver
kortweg  eenvoudig, kortaf
kortwieken  belemmeren, beperken, inperken
kortzichtig  bekrompen, bijziende, dom, myoop, stijf
kortzichtigheid  bijziendheid myopie
kortzichtig zijn - overdrijven
korzelig  brommerig, driftig, gemelijk, geprikkeld gramstorig, humeurig, kortaf, kregel, kriegel, lastig, lichtgeraakt, narrig, ontstemd, opvliegend, prikkelbaar, tips
korzeligheid  kregeligheid, ontstemdheid
kosmetisch artikel  lotion, rouge
kosmonaut - astronaut, Gagarin
kosmopoliet - wereldburger, wereldreiziger
kosmopolitisme  wereldburgerschap
kosmos  al, heelal, hemelruim, universum, wereld (al)
kost  eten, levensonderhoud, menage, spijs, spijze, voeding, voedsel
kostbaar  dier, duur, duurzaam, kostelijk, prachtig, precieus, prijzig, waardevol
kostbaar bezit  juweel, kleinood, parel, schat
kostbaar bont  mink
kostbaar gesteente – jade, lazuur, nefriet
kostbaarheden - preciosa
kostbaarheid - diamant, kleinood, parel, preciosum, schat
kostbaar hoofdsieraad  diadeem
kostbaar iets – schat
kostbar lijfsieraad - juweel
kostbaar onstoffelijk goed  eer
kostbaar reukwerk – amber
kostbaar tapijt - pers
kostbaar voorwerp – kleinood, pronkstuk
kostbaar weefsel - kamelot
kostbaarheden  preciosa
kostbaarheid  kleinood, parel, preciosum, schat
kostbaas  hospes
kostbare diepe schaal  graal
kostbare degen – eredegen
kostbare delfstof – uranium
kostbare harssoort – mastiek
kostbare hoofdbedekking  tiaar, tiara
kostbare siersteen - saffier
kostbare steen  diamant, edelsteen
kostbare stof  brokaat, edelgesteente, elp, diamant goud, ivoor, paramat, platina, uranium, zilver
kostbare verzameling  schat
kostbare voorhoofdsband - diadeem
kostbare zware stof – kamelot
kostelijk – enig, fijn, geestig, geweldig, heerlijk, kostbaar, lekker, mooi, overheerlijk, prachtig, schitterend, uniek, voortreffelijk
kosteloos  cadeau, franco, gratis, toegift, vrij
kosten – gelden, leges, tering, uitgaven
kosten voor koper  k.k.
kostenberekening – begroting, declaratie
kosten van levensonderhoud – tering
koster - blaker, custos, kerkbewaarder, opzichter
koster van een synagoge - sjammes
kosteres  kerkbewaarster, kostersvrouw
kosterswoning  kosterij
kostganger  commensaal, pensionair
kostgast – kostganger
kostgeld - pension
kosthuis  pension
kosthuishoudster  hospita
kostjuffrouw  hospita
kostleerling - pensionair, pupil
kostkruid  boerenwormkruid
kostprijsberekening  calculatie
kostschool  alumnaat, college, instituut, internaat, pensionaat
kostschoolhouder - instituteur
kostuum  completdracht, kleding, kloffiepak, tenue
kostuumnaaister  costumière
kostuumpop  mannequin
kostvrouw  hospita
kostwinner  broodwinner
kostwinning  baan, beroep, broodwinning, nering, stiel
kot  berghok, gat, gevangenis, hok, hut, kooi, krot, nor, opening, stal, schuurtje, verblijfplaats (voor dieren)
kotelet  ribstuk, ribbestuk
koten – bikkelen
koter – kind
koteren – wroeten
kots - braaksel
kotsen - braken, overgeven, spugen
kou  kilte, koelte
koubekken  blauwbekken
koud  dood, emotieloos, flauw, frigide fris, guur, harteloos, ijzig, kil, koel, liefdeloos, onbewogen, ongevoelig, onverschillig, rillerig, zouteloos
koudbewerking – hameren, persen, trekken, walsen
koud dessert - ijs
koud en vochtig  kil, klam
koud gerecht - slaatje, sla, salade
koudbewerking  hameren, persen, trekken, walsen
koudbloed  koudbloedpaard
koudbloedig  koelbloedig
koude  kilte
koude drank  chocomel, fosco, frisdrank, tweedrank, ijswater
koude drank met ijs – sorbet
koude drukte – bombarie, kapsones, omslag, poeha
koude klimaatsperiode  ijstijd
koude lekkernij - ijs
koude noordwestenwind. in Frankrijk  mistral
koude pampawind - pampero
Koudepool - Oimekon, Werchojansk
koude pudding  chipolata, diplomaatpudding
koude sneeuwstorm  blizzard
koude streek  pool(streek),Siberië
koudetherapie - Kryotherapie
koude valwind  bora
koude wind  mistral, pampero, papero
koudheid  indifferentie, koelheid, onverschilligheid
koudjes – onverschillig
koud maken – kelen, vermoorden, wurgen
koudmakend - cryogeen
koudslachter - vilder
koud vleesgerecht - filet, paté
koud vlees met dril - galantine
koudvuur  afsterving, gangreen, sphacelus
koudvuur in de beenderen - osteogangreen
koudweg - koel, onaangedaan
kous – anklet, katoen, kledingstuk, lampenkatoen, pit
kousenband – elastiek
kousenbroekje – maillot, panty
kous of anklet – sok
kousophouder - jaretel
kout  conversatie, gebabbel, gepraat
kouten  babbelen, converseren, keuvelen, kletsen, praten, spreken, zeggen
kouter  ploegmes, ploegijzer
kouw – vogelkooi
kouwe drukte - kapsones
kouwelijk  kleums
kozakkendorp  stanitsa
kozakkeneenheid  sotnia
kozakkenhoofdman  ataman, hetman , Jermak
kozakkenmantel  boerka
kozakkenzweep  knoet
kozen  aaien, liefkozen, strelen, strijken, vleien, vrijen
kozen of aaien – strelen, strijken
kozijn  omlijsting, raamwerk, venster
Kozhikode - Calicut
kraag – bef, boord, col, hals, keel
kraagbeer - koema
kraagmanteltje - pelerine
kraaglijster – beflijster
kraagomslag van een jas - lapel
kraagsteen  karbeel, korbeel
kraagstuk  zinkstuk
kraag van een koorknaap  bef
kraai – aanspreker, corvus, doodbidder, ka, kauw, raaf, roek
kraaiachtige vogel - ekster, gaai, kauw, kitta, kraai, notekraker, raaf, roef
kraaien – uitroepen, uitschreeuwen
kraaiennest – uitkijkpost
kraaien van hanen - kukelen
kraaiheide - empetrum
kraaivogels - corvidae
kraak  bezetting, inbraak
kraakbeen  cartilago, chondros, hyaline, knar, knor
kraakbeenachtig - cartilagineus
kraakbeengezwel  chondroom
kraakbeenlijm  chondrine
kraakbeenschijf in knie – meniscus
kraakbenige vis - rog
kraakbenige vissen  chimaerae, chondrichtyes
elasmobranchii, haaiachtigen, holocephali, roggen
kraakbenige zeevis – haai
kraakhelder - brandschoon
kraakijs – bomijs
kraak of diefstal - inbraak
kraakschoon  brandschoon, kraakzindelijk, zindelijk
kraal – git, kafferdorp
kraam  stalletje, tent, kermistent, kinderbed, marktent, winkeltent
kraambed  puerperium
kraambezoek - kraamvisite
kraamdrank – kandeel
kraamhulp - baker
kraampje – stalletje
kraamverzorgster - baker
kraamvisite - kraambezoek
kraamvrouw  moeder
kraamvrouwendrank – kandeel
kraam waar men friet bakt - frituur
kraan – afsluiter, bolleboos, hijstuig, kei, tap,uitblinker
kraanauto  takelwagen
kraanboor  centerboor, cirkelboor
kraandrijver  kraanbestuurder, kraanmachinist
kraanhals - reigersbek
kraankind – sjouwer
kraan met grijper - dragline
kraanoog  braaknoot, oogjesgoed
kraantjelek  tapperij
kraanvalk  secretarisvogel
kraanvogel - grus, kroonreiger
kraanzomer  nazomer
krab  haal, krabbel, kras, krauw, schram, spinkrab
krabbel – aantekening, notitie
krabbelen – klauwen, krabben
krabben  brachyura, krabbelen, krauwen, rooien
krabber – krabijzer, schrabijzer, schrapper
krabbescheer - stratiotes
krabsel - schraapsel
krabvogel  auerhaan, fazant, haan, hen, hoen, kapoen, kalkoen, korhoen, kieken, kip, kriel, kuiken, kwakkel, kwartel, mesthoen, patrijs, pauw, veldhoen
krach  bankbreuk, debacle, ineenstorting
kracht – bloei, energie, force, fut, geweld, macht, nadruk, pit, potentie, spirit, sterkte, vermogen, (lat.) vis, werking, werknemer,
krachtaanduiding - p.k., (Eng.) h.p.
kracht bijzetten – stevigen, versterken
krachtbron  motor, turbine
krachtdadigheid - geweld
krachteenheid  dyne, dn., pk.
krachteloos  flauw, futloos, lam, mat, slap, sloom, uitgeput, week, zwak
krachteloosheid – afgemat, asthenie, futloosheid, slapheid, slapte, versleten, week(heid), zwakte, zwakheid
krachteloze - lamme
krachtenleer  dynamica
krachtens  ingevolge, vanwege, volgens
krachtensbeginsel - principieel
krachtens gelofte  e.v. (ex voto)
krachtgeven - bemoedigen, opjutten, sterken, stijven
krachtgevend - versterkend
krachtig  degelijk, deugdelijk, duchtig, energiek, fiks, flink, fors, gespierd, geweldig, hard, hevig, intens, intensief, kernachtig, kloek, kordaat, kras, machtig, moedig, nadrukkelijk, pezig, pittig, potig, robuust, sterk, stevig, stoer, straf, stringent, taai, terdege, valide, vast, vitaal, vurig
krachtig (muz.)  energico, vigoroso
krachtig aaien – poetsen, wrijven
krachtig aftreksel  essence
krachtig buigzaam – taai
krachtig doorzetten – aanbinden, volhouden
krachtig en flink – fors
krachtig en sterk – robuust
krachtig gebouwd - gespierd
krachtig handelend  energiek
krachtig ingrijpend  drastisch
krachtig streven  ijveren
krachtig van groei  welig
krachtig volhoudend  taai, volhardend
krachtig uitademen - blazen
krachtige hulp – steun
krachtige luchtstroom - wind
krachtige ontwikkeling  bloei
krachtige spijs  bonen, erwten, spek
krachtige stoot  por, schop, trap
krachtiger - sterker
krachtiger maken  stalen, sterken
krachtmachine  motor, turbine
krachtmens  atleet
krachtmeter  dynamometer
krachtpatser  bodybuilder, oermens
krachtseenheid  dn., pk.
kractsinspanning – moeite, nooddwang, toer, torn
krachtsport  boksen, gewichtsheffen, judo, karate, kogelstoten, simo, touwtrekken, worstelen
krachtsportwerktuig  halter
krachtstation  centrale
krachtterm  uitroep, vloek
krag  drijftil, rietzodde
krakeel  gekijf, geschreeuw, herrie, kijf, onenigheid, onmin, ruzie, twist
krakelen  bekvechten, harrewarren, kibbelen, kiften, kijven, ruziën, twisten
krakeling  koekje; nachtvlinder
kraken  bezetten, breken, fijnmaken, inbreken, knarsen, openbreken, piepen, verdrukken
krakend  knarsend
krakend geluid  (ge)krak, gekraak
krakende stem – kraakstem
kraken van huizen – inbreken
kraken van papier – knisperen
krakepit – sukkelaar
kraker – inbreker, succesnummer
krakkemikkig – oud, versleten, oud
kralen insnoeren - rijgen
kram  agrafe, kaak, garde, hecht, niet, spang
kram om water te putten  puthaak
kramer – handelaar, koopman, venter, verkoper
krammen  hechten, nieten, vastmaken
krammetje  neet, niet
kramp  hik, koliek, spasme, spierpijn, stuip, tetanus
kramp van het middenrif  hik
krampachtig – fanatiek, spasme, spasmodisch, spastisch, stijf, vergeten, verkrampt
krampachtig huilen - snikken
krampachtige samentrekking  spasme
krampachtige spiersamentrekking  hik, kramp, stuip
krampachtigheid bij dieren – hanetred
kramp in de buik - koliek
kramprog - sidderrog
krampvuur - bontvuur
kramsvogel  kamlijster, tjaklijster, veldlijster
kranig  dapper, ferm, flink, kloek, knap, koen
kranig en kloek - kordaat
kranigheid – branie, dapperheid, flinkheid,moedigheid, onversaagdheid
kranig persoon - branieschopper
krank  lijdend, ongesteld, ziek, zwak
kranke  zieke, lijder(es)
krankheid - kwaal, ongesteldheid, ziekte, zwakheid
krankzinnig  absurd, bespottelijk, dol, driest, dwaas, geestesziek, gek, gestoord, idioot, mal, mesjoche, waanzinnig, warhoofdig, zot
krankzinnigheid  dementie, dwaasheid, gekheid, gestoordheid, dilheid, idioterie, onzinnigheid, razernij, zotheid, zinsverbijstering
krans  aureool, bloemenring, gordel, kring, kroon, ring
kransbloem - akkerboterbloem, margriet
kransen - lauweren
kransje  côterie, kliek
kranskruid – marjolein
krans ter ere - erekrans
kransnaad - voorhoofdsnaad
kransuil – kerkuil
krans van bladeren - rozet
kranswieren - chara
krant  blad, courant, dagblad, gazet, journaal, nieuwsblad, orgaan, periodiek, persorgaan
krant (z.n.) - gazet
krantenartikel - asterisk, bericht, commentaar,
krantenbedrijf – pers
krantenhuisje - kiosk
krantenkop  headline
krantenleiding  redactie, red.
krantenman  journalist
krantenhuisje  kiosk
krantenjongen - camelot
krantenleiding - hoofdredactie, red., redactie
krantenrubriek - rubriek
krantenverkoper  ako
krantenwereld – pers
krantenwezen - dagbladpers
krantenzuil  kolom
krap  amper, bekrompen, benard, eng, karig, nauw, nauwelijks, nauwsluitend, schaars, ternauwernood
krap en eng - nauw
krapjes  armoedig, benauwd, eng
krapte  gebrek, engte, nauwte, schaarste
kraprood - alizarini
kras  buitengewoon, fel, flink, haal, krachtig, kwiek, ongehoord, schrap, sterk, stevig, streep, taai, vitaal
kras en kwiek - vief
krasheid  felheid, flinkheid, gestrengheid, kracht, scherpte, sterkte
kras of haal – krab
krassen – graveren, griffen,
krat  bak, kist, lattenkist, skeleton
krater  bocca, mengvatvulkaanopening
krater met water - kratermeer
krater van grote afmeting  calde(i)ra
krateropening met trechtervorm  calde(i) ra
kraterpijp van een vulkaan - diatribe
kratertje  bocca, kawah
krats  bagatel, habbekrats, kleinigheid
kratswol  wolafval, vlokwol, slagwol
krauw - krab, schram
krauwen  krabben, krabbelen, kriebelen, kriewelen, schrammen, schuren
krauw of kras - krab
krediet – lening, schuld, tegoed, pof, vertrouwen
kredietinstelling  bank
krediet verschaffen - accrediteren
kreeft  cancer, hommer, langoesr(ine)
kreeftachtig diertje  watervlo, pissebed, garnaal, zeepok kreeftcocktail  lobster
kreeftdicht  retrogade
kreeftengang - cancricato
kreeftengang maken  achteruitboeren, achteruitgaan, terugkrabbelen
kreeftenkleur - rood
kreeftenschaar - knijper
kreeftensoort - anomura, cambanus
kreeftskeerkring  noorderkeerkring
kreeft zonder scharen - langoest
kreek  beek, rivier, spreng
kreen - schrikkerig, schuw
kreet  cri, gil, yell, riedel, schreeuw, slagzin, (uit)roep
kreet van pijn  au, ai
kreet van smart - smartkreet
kreet van vreugde  ha, hoera, hoi
kregel  boos, driftig, gemelijk, geprikkeld, gramstorig, kittelorig, knorrig, korzelig, kribbig kriegel, kwaad, lichtgeraakt, misnoegd, nijdig, ontstemd, pittig, prikkelbaar, weerbarstig, wrevelig
kregelig – driftig, korzelig
kreits - kring
krek  even, juist, net, precies
krekel  boor, eimke, heempje, ieme, krieik(ske), veenmol, wielboor
krekels - grylidae
kremser wit  loodwit
kreng  aas, etre, feeks, helleveeg, kadaver, lijk, prij, serpent, tang
krengtor - aastor, doodgraver
krenken – aanranden, affronteren, beledigen, benadelen, beschadigen, beledigen, benadelen, grieven, kwetsen, pijnigen, pikeren, plagen, steken, vernederen
krenkend – beledigend, grievend, bitter, bijtend, scherp, kwetsend
krenking  afbreuk, affront, grief, benadeling, belediging, mortificatiestoornis, vernedering
krent  gierigaard, gortenteller, knar, pietlut, vrek
krentenbol - stoet
krentenboompje  alpenbes, junibes
krentenbrood  duivekater, kramik, mik
krentenbroodje - deuvekater
krentenkakker - gierigaard, vrek
krententeller - gierigaard
krentenweger  gierigaard, kruidenier, vrek
krenterig – afgemeten, bekrompen, gierig, karig, kleingeestig, kleinzielig, schriel, zuinig
krenterigheid - gierigheid
krepel  invalide, kreupel, mank
kret  karet, zeeschildpad
Kreta, bergtop op - Ida, Theodoro, Theodorus
Kreta, hoofdstad van - Chania, Kanez
Kreta, stad op - Irakilon
Kretensisch boogschutter - Alkoon
krets  huidziekte, krab, schram, schurft
kreuk  beschadiging, ezelsoor, frommel, frons, fronsel, knak, knauw, kreukel, neep, plooi, rimpel, vouw
kreukel  alikruik, frommel, krukel, prooi
kreukelaar - beunhaas, prutser, scharrelaar
kreukels – wrakken
kreukels maken - frommelen
kreuken – beschadigen, frommelen, knakken, rimpelen
kreuk in de huid - rimpel
kreunen  gekerm, kermen, klagen, steunen, zaniken
kreunend klagen - kermen
kreupel  ellendig, gebrekkig, invalide, krepel, mank
kreupelbos - schaarbos
kreupelhout – gagel, strubben
krevel - gekriewel
krib  bed, kribbe, ledikant, leger, legerstede, nest, rivierdam, sponde, voederbak, wieg
kribbe – bed, rijsdam
kribben  harrewarren, krakelen, ruziën, tegenstribbelen, twisten
kribbenbijter – klopper, nijdas
kribbig  korzelig, kregel, lichtgeraakt, narrig, nuffig, prikkelbaar, twistziek, wrevelig
kribbig meisje  katje
kribbige vrouw  kat
kriebel – jeuk, prikkeling
kriebelen  jeuken, kietelen, krabbelen
kriebelig  geprikkeld, jeukerig, tureluurs
kriebelziekte  ergotisme
kriegel – gramstorig, korzelig, kregel, kribbig, misnoegd, wrevelig
kriek  kers,krekel
kriekelaar - kersenboom
krieken – aanbreken, dageraad, gloren, morgenstond
kriel – dartel, grut, kind, kip, kleingoed, uitschot, uk, ukkie
krielen – krioelen, wemelen
krielhaan – dwerghaan
krielkip - krik
krieuwelen - dooreenkrioelen , jeuken, kriebelen
krijg  gevecht, kamp, oorlog, slag, strijd
krijgen  bekampen, bekomen, erlangen, gewinnen, grijpen, opdoen, strijden, ontvangen, verwerven
krijger  combattant, krijgsman, milicien, militair, soldaat, strijder, vechter
krijgertje  nalopertje, tikje, tikkie, vangertje
krijgsbanier  oorlogsvlag, vaandel
krijgsbehoefte  ammunitie
krijgsbouwkunst  genie
krijgsgehuil - oorlogskreet
krijgsgevangenkamp - stalag
krijgsgewoel  mêlée
krijgsgezang der Germanen - barditus
krijgsgezant  heraut
krijgsgezel - spitsbroeder, wapenbroeder
krijgsgezind - oorlogszuchtig
krijgsgod  Ares, Janus, Mars
krijgsgodin  Ballona, Minerva, Walkure
krijgshaftig  dapper, martiaal, militant, strijdlustig, strijdvaardig
krijgshaftigheid – dapperheid, krijgslustigheid, martialiteit
krijgshandel - oorlogsbedrijf, oorlogvoering
krijgsheir - leger
krijgsknecht - militairsoldaat
krijgskunde  strategie
krijgkundig - strategisch
krijgskundige - strateeg, tacticus
krijgskundige term – beleg, front, omsingeling
krijgsmacht  armee, divisie, heer, heir, leger, legerkorps, militie, troepen, troepenmacht, weermacht
krijgsmakker  slapie, strijdgenoot, wapenbroeder
krijgsman – krijger, marinier, militair, soldaat, strijder
krijgsman uit vroeger tijd  dragonder, musketier, ruiter
krijgsoefening – exercitie
krijgsoperatie uitvoeren - opereren
krijgsoverste  paladijn, veldheer
krijgsraad  rechtbank, vergadering
krijgsschool - H.K.S.,
krijgstocht  heervaart, raid, veldtocht
krijgstoneel - slagveld
krijgstrompet bij de oude Egyptenaren  meleket
krijgstucht  discipline
krijgstuchtgelijke straf  berisping, licht, streng, verzwaard
krijgsvaandel van het Romeinse leger  labarum
krijgsverrichting  krijgsbedrijf, oorlogshandeling, operatie
krijgsvolk  leger, legertros, militairen, soldaten
krijgswezen  militie
krijgszang – strijdlied
krijs - schreeuw
krijsen – bleren, gillen, jammeren, knarsen, krijten, razen, schreeuwen, snerpen
krijt  arena, kalk, strijdperk
krijt, etage uit het - albien, aptien barremien,campanien, cenomanien, coniacien, hauterivien, maastrichtien, santonien, senonien, turonien, valanginien
krijten  gieren, huilen, krijsen, roepen, schreien, schreeuwen, wenen, witten
krijtdiertjes - foraminiferen
krijtend  schreeuwend
krijtkleur - bleek, wit
krijtrotsen op Wihgt - Needles
krijtwit  doodsbleek, lijkwit
krik  brandewijn, dommekracht, jenever, wintertaling
krikkemik – bok
krikkemikkig - kaduuk, onsolide, onvast
Krim, badplaats op de - Jalta
Krim, hoofdstad van de - Simferopol
krimp – afname, armoede, gebrek, gemis, nood tekort,
krimpen  achteruitkrabbelen, afnemen, krommen, samentrekken, schrompelen, slinken, teruglopen (van de wind), toegeven, verminderen
krimpen van de wind - inkrimpen
krimpvrij maken van stoffen  sanforiseren
kring  cirkel, cyclus, district, gebied, gezelschap, groep, krans, milieu, rayon, rondte, stand, vereniging, zone
kring om de zon en maan  halo
kring van paddestoelen  heksenkring
kringetje  cirkelgang, ootje,rondje,
kringetjes spugen - baliekluiven, lanterfanten
kringloop  circulatie, cirkelgang, cyclus, periode, proces, rondgang, recycling
kringvormig  circulair, orbiculair, ovaal, rond
kringvormig voorwerp - rad, ring, wiel
krinkelen  kronkelen, krullen
krioelen  krielen, ritselen,wemelen
krip - rouwfloers
Krisjna, geliefde van – Radha
Kristal - kwarts
kristalkunde  kristallografie
kristallijn gesteente  bazalt, graniet, porfier, syeniet
kristallose - saccharine
kristalversterker  transistor
kristalvormig  kristallijn
kristalziener - scryer
krit  schar
kritiek  aanmerking, afkeuring, bedenkelijk, benard, beoordeling, epineus, ernstig, gevaarlijk, hachelijk, netelig, oordeel, opmerking, precair, recensie, zorgelijk, zorgwekkend
kritiekloos – domweg
kritische beschouwing - commentaar
kritische uiteenzetting – commentaar
kritiseren – bedillen, beoordelen, recenseren
Kroatië, hoofdstad van – Zagreb
Krodde - hederik
kroeg  bar, bierhuis, café, doening, drankhuis, dranklokaal, estaminet, fut, herberg, kit, osteria, sociëteit, soos, staminee, taphuis, tapperij, taveerne
kroegbaas  gelaghouder, kastelein, herbergier, waard
kroeghouder – herbergier, kroegbaas, tapper, waard
kroegloper  boemelaar,drinkebroer, habitué, stamgast
kroep – difterie, kruis
kroepoek, grondstof voor - ikan, kerbo, melindjo, oedang
kroes  beker, drinkbak, brinkbeker, gekruld, kom, kruik, mok, nap, pint, pot, vat
kroesharige bewoner van Melanesië - papoea
kroesharige hond  poedel
kroeskarper  giebel, steenkarper
kroeskop – krullenkop
kroezen - krullen
kroezig  gekruld, krullerig
krokodil  alligator, boeaja, gaviaal, kaaiman
krokodillendoder  ichneumon
krokodillensoort - alligator, brilkrokodil, gangesgaviaal, kaaiman, lijstkrokodil, nijlkrokodil
krols  hitsig, loops, paarlustig, paarzuchtig
krom  gebogen, gebrekkig, onrechtvaardig, scheef, slecht, verdraaid
krombaangeschut  houwitser, mortier
krombeen - o-been
krom gebeente – rib
kromhals - retort
kromhout – knie, steven
kromme  curve
kromme blaashoorn  kornet
kromme dolk of kort zwaard  jatagan
kromme lijn  boog, curve, spiraal
kromme lijn die zich om een middelpunt slingert  spiraal
kromme nagel – krauwel
kromme sabel - klewang
kromme Turkse dolksabel – jatagan
kromme vrucht - banaan
krommen – buigen, kronkelen
kromming  bocht, boog, buiging, curve, flexuur, krinkel, kromonocline, kronkel
krommingsbeweging van plantendelen - nastie
kromtaal  koeterwaals, potjeslatijn
kromte  kromheid
kronen  bekransen, belonen, eren, prijzen
kroniek  annalen, annuarium, blad, dagboek, jaarboek, journaal, tijdsrelaas, tijdschrift, periodiek, verhaal, verslag
kroniek van een Jaar  annalen ,
kroningsstad der Duitse keizers  Trier
kroningsstad der Franse Koningen  Reims
kroningsstad der Nederlandse vorsten en vorstinnen  Amsterdam
kronkel  bocht, draai, kink, kromming
kronkelberg  omloopberg
kronkeldarm - ileum
kronkelen  draaien, krinkelen, krommen
kronkelende laan – slingerlaan
kronkelige stengel  rank
kronkellijn  meander
kronkelpad  slingerpad
kroon  bloemkroon corona, diadeem, heerschappij, krans, kruin, luister, lichtkroon, munt, regering, tiaar, tiara, top, voortreffelijkheid
kroon der pausen  tiara
kroonappel  aagt
kroonblad  petaal
kroonbladloze plant  abeel, berk, betel, beuk, biet, boekweit, brandnetel, cassave, duindoorn, eik, els, esp, gagel, hazelaar, hennep, hop, iep, kamfer, kaneel, kastanje, kattenstaart, knotwilg, laurier, melde, muskaat, notenboom, olijf, wilg, olm, peper, plataan, populier, postelein, rabarber, spinazie, treurwilg, vijgenboom, vogellijm, wilg, wolfsmelk, zuring,
kroonduif - goüra
kroonduiker  fuut
kroonjaar  feest jaar
kroonkandelaar  armluchter
kroonkolonie – gemenebest
kroonkraan – kroonreiger
kroonkurk - flessendop
kroonlijst - corniche, kornis
kroonluchter  kandelaber kroonlamp, lichtkroon
kroonprins (Frans)  dauphin
kroonprinses  dauphine
kroon ranonkel  akkerboterbloem, kransbloem
kroonreiger - kroonkraan
kroonslagader  kransslagader
kroonvogel  kroonduif, kroonfazant, kroonkraan
kroos  eendekroos, gergel, glee, lemma, linze, moeras, moeraslinze, veenbes, waterlelie, waterlinze
kroosje - pruim
kroost  afkomst, afstammelingen, kinderen, mansoir, nageslacht, nakomelingen, oir, zaad
kroot  beetwortel, biet, pee, peen
krop  andijviestruik, hals, halsgezwel, sla, struma, voormaag
kropaar - dactylis
kropduif - kropper
kropgans  pelikaan
kropgezwel  struma, wen
kropkool  buiskool
kropmens - cretin
kropooievaar  maraboe, marabout
kroppen – doorzetten, mesten, samenpakken, verduren, voederen
kropper - kropduif
kroppig  bitter, haatdragend, wrang, wrokkig
krotter - beunhaas
kruiden  dille, foelie, kamille, komijn, laurier, nootmuskaat, peper, saffraan, salep, sesam, specerij, thijm, vanille, venkel
zie ook keukenkruid
kruidenboek - herbarium
kruidendokter - kwakzalver
kruidendrank - thee
kruidenier – grutter, krentenweger, winkelier
kruidenier op het water - parlevinker
kruidenierswinkel  grutterij, komenij
kruiden leer  rizologie
kruidensuiker - conserf
kruidenthee  tisane
kruidentuin - plantentuin
kruldenverkoper  drogist
kruidenwijn  kandeel, hippocras
kruidenzoeker - herborist
kruiderij  anijs, foelie, kaneel, komijn, kruidnagel, laurier, lavas, mosterd, muskaat, nootmuskaat, tijm, zie ook keukenkruid
kruidig - geurig pittig
kruidige geur  aroma, bouquet, boeket
kruidkaas - komijnekaas, nagelkaas
kruidkunde - botanie
kruidkundige - botanicus
kruidmoes - groenmoes, kruudjemous, melkmoes
kruidnagelolie, bestanddeel van - eugenol
kruidnoot – pepernoot
kruidworteldrank - salep
kruien  opstapelen (ijs), vervoeren, verslepen
kruier  kofferdrager, pakjesdrager, sjouwer, witkiel
kruihaspel - molenwindas
kruik  amfora, bedwarmer, fles, kan, kubbe, pul, tul, urn, vaas
kruikje-roer-me-niet – mimosa
kruikje voor as - urn
kruik, geglazuurde, van aardewerk - baardman
kruim - pit, verstand
kruimel  beetje, gremel, korrel, stukje, ziertje
kruimelaar - gierigaard, prutser
kruimelarij  gierigheid
kruimelen  afbrokkelen, brokkelen, peuteren, prutsén
kruimig - bloemig, jeuig, korrelig
kruin  bladeren, boomtop, bovendeel, gebladerte, hoofd, kroon, schedel, top
kruinoot - nootmuskaat, pepernoot
kruinpunt - schedelpunt
kruinschering – tonsuur
kruintje van een appel – navel
kruipen – sluipen
kruipend - slaafs
kruipende dieren –
3 boa, olm, pad
4 kret, naga, naja, pier, pipa, slak, worm
5 adder, agame, cobra, gekko, karet, skink, slang, tokeh
6 boeaja, heiaal, kawaan, kikker, molog, python, varaan
7 axolotl, everdas, everdis, gaviaal, hagedis, kaaiman, leguaan,
platkop, reptiel, saurier, serpent, tjitjak, vuurpad, zandboa
8 anaconda, basilisk, kameleon, krokodil, matamata, netslang,
pijladder, pofadder, takslang, zeeslang
9 aardslang, alligator, blindworm, boomslang, brilslang,
groenling, hazelworm, hoedslang, iguanodon, lansslang,
ringelaar, ringslang, schildpad, wormslang, zandadder
10 bergduivel, blindslangboomkikker, dinosaurus, hoornslang,
kamhagedis, ratelslang, salamander, tapijtslang, tijgerslang,
wateradder, waterslang, zeehagedis
11 bloedzuiger, boomhagedis, boomkikvors, duinhagedis,
gilamonster
kruipelings - heimelijk, steelsgewijs
kruipende tarwe  kweek
kruiper - ogendienaar
kruiperig  deemoedig, onderdanig, serviel, slaafs, vleiend
kruiperig doen - slijmen
kruiperig persoon  hielenlikker, kruiper, ogendienaar, onderkruiper, slaaf, slijmerd, strooplikker, vleier
kruiperige verering  byzantinisme
kruiperij  ogendienst, onderdanig, serviel, slaafsheid, vleierij
kruiplank  badding, richter
kruipplant – maagdenpalm
kruis  crux, leed, lendenstreek, lijden, muntteken, muziekteken ordeteken, plaag, ramp, stuit, wederwaardigheid
kruisarm  dwarsbalk
kruis in de vorm van een letter T  Antonius, St. Antoniuskruis
kruis voor onbewaakte overweg  Andreaskruis
kruisafdoening  kruisafneming
kruisbeeld  crucifix
kruisbeen  heiligbeen
kruisbekken - loxia
Kruisberg  Calvarieberg , Golgotha
kruisbes – klapbes, stekelbes, whitesmith
kruisbestuving - allogamie
kruisbeuk  transept, dwarsbeuk
kruisbladig gewas  radijs
kruisbloemigen – cruciferen
kruisbloemige plant  akkerkool, bloemkool, boerenkers, cricufeer, dodder, herderstasje, herik, huttentut, judaspenning, kapper, knolraap, kool, koolzaad,mosterd, pinkstrerbloem, raap, raapkool, radijs, raket, ramenas, rodekool, sterkers, veldkersviolier, waterkers, wede, zeeraket
kruisbloemige woestijnplant  jerichoroos
kruisboog  armborst
kruisboog van een gewelf - ogief
kruisbramzeil - grietje
kruisbroeder  kruisheer
kruisdistel  eryngium, zeedistel
kruisen - traverseren
kruiser  oorlogsschip
kruisgetuige - martelaar, martelares
kruisgezant - apostel, zendeling
kruising  knooppunt, kruispunt
kruising tussen ezel en merrie - muildier, muilpaard
kruising tussen leeuw en tijger - liger, tigeon
kruising van wegen  driesprong, knooppunt, viersprong kruisjesdag  Aswoensdag
kruisingsproduct – hybride
kruisklamp - belegstuk
kruiskruid - senecio
kruismast – bazaanmast
kruismes - dolk
kruisnet - hefnet, ophaalnet, totebel
kruisopschrift – INRI
kruispunt – kruising, voersprong
kruisrad  draaikruis, tourniquet
kruisschip - kruiser
kruisstaf van de paus  ferula
kruisstelling – chiasme
kruistocht – bedevaart, kruisvaart
kruisvaan - labarum
kruisvaart  kruistocht
kruisvormig  kruiselings
kruiswant - bazaanswant
kruisweegss - kruiselings
kruisweg - statie
kruiswoordraadsel - cryptogram, doorloper, kruiswoordpuzzel, puzzel
kruitdoop  vuurdoop
kruitkoker - kardoes
kruitmengsel  sas
kruitwagen - caisson
kruiven - kroezen, krullen
kruiwagen  kordewagen, kruikar, relatie
kruk – deurknop, drievoet, greep, handel, handgreep, klink, knop, knuppel, schabel, schamel, sukkel, taboeret, zwengel
kruk aan deur – klink
krukboor  avegaar, fretboor
krukel  alikruik, kreukel
krukje - stoeltje
krukkast – carter
krukken - stuntelen
krukkig  gebrekkig, knoeierig, onbekwaam, onhandig, stumperig, stuntelig, sukkelachtig, sukkelend, ziekelijk
krul – afschaafsel, gril, haarbos, kronkel, kuur, lok, nuk, pennentrek, schaafsel
krulfloers – crèpe
krul haar - lok
krulhond  poedel, spaan
krulijzer  friseertang
krulkop - kroeskop, krullekop
krullen - kroezen
krullenbol – kroezelbol
krullerige stijl - rococo
krullige wollen stof  ratiné, ratijn
krullijn – spiraal
krulspeld – roller
krultang - haarkruller
kryoliet  ijssteen
krypt - krocht, spelonk
krypton - kr., edelgas
ksi-deeltje – cascadedeeltje
kub – fuik, visfuik
kubbe - aalkorf, fuik
kubiekecentimeter - cc., ccm.
kubieke meter  stère
kubus - hexaëder, teerling, zesvlak
kubusvormig dropje - griotje
kuch – commiesbrood, hoest
kuchen  hoesten
kudde  aantal, drift, horde, koppel, massa, menigte, roedel, schaar, troep, zwerm
kuddedier - massamens
kuddedieren – vee
kudde herten – roedel
kuddehoeder – herder
kudde hoedster – herderin
kui - koekalf
kuier – ommetje, wandeling
kuieren - lopen, slenteren, stappen, wandelen
kuiering - loopje, wandeling, slentering
kuif  haarbos, haardos toef,
kuifaap  meerkat
kuifarend  ruigpoothavik
kuifachtige tooi van edelstenen  aigrette
kuifbal  volant
kuifeend – kamduiker
kuif van een haan - hanenkam
kuiken  broed, domoor, kieken, pul
kuikenvlees - poult
kuil  del, diepte, gat, groeve, holte, kolk, put, silo, uitholling, visnet
kuilen - inleggen, inmaken
Kuilenburg - Culemborg
kuil in de weg – del, put
kuilnet - treil
kuil van wilde zwijnen – ketel
kuiltje bij golven – hole
kuilvoer - mais
Kuinder - Tjonger
kuip  badkuip, bak, balie, kaar, teil, tob, tobbe, teil, ton, vat
kuipen  bedriegen, intrigeren, knoeien, konkelen, stoken
kuiper – konkelaar, tonnenmaker
kuiperij  bedrog, gekonkel, geknoei, intrige, konkelarij, list
kuiphout - klaphout, vathout
kuipplant - maagdenpalm
kuip voor de bereiding van boter  karn
kuis  bescheiden, eerbaar, ingetogen, net(jes), preuts, proper, rein, zedelijk, zedig, zuiver
kuise vrouw - Lucretia, Suzanne
kuisen  louteren, ontsmetten, reinigen, schoonmaken, zuiveren
kuiser - schoonmaker
kuisheid - castimonia, eerbaarheid, reinheid, zedigheid
kuisheidgordel – venusband
kuise vrouw - maagd
kuising – abrasio
kuit - roge
kuitbeen – fibula
kuitbroek – plusfour
kuitschieten – paaien, scharen
kuitsteen  eiersteen, oöliet
kuit van de steur – kaviaar
kukeleku - hanengekraai
kukelen – kraaien, vallen
kultuur  beschaving, teelt
kultuurgewas  soja
kummel - karwij, komijn
kummelolie, bestanddeel van - carvon, limoneen
kunde  bekwaamheid, kennis, weten
kundig  bedreven, bekend, bekwaam, capabel, deskundig, ervaren(heid), geleerd, knap, onderlegd, ontwikkeld, vaardigheid, wetende
kundigheid  bedrevenheid, bekwaamheid, ervarenheid, geleerdheid, kennis, talent, vermogen
kunne  geslacht, sekse
kunnen - vermogen, weten
kunnende bestaan  levensvatbaar
kunnende weerstaan – bestand
kunnen hebben – verdragen, velen
kunnen plaatsen - begrijpen
kunst  foef, frats, handigheid, kneep, truc, vaardigheid
kunst  (Lat) ars, (Fr.) art
kunstaas - spinner
kunstarm of been - prothese
kunstbalein - balaniet
kunst om door opplakking van figuren op glaswerk porselein te imiteren  potichomanie
kunst om gezond en gelukkig te leven en ziekten te voorkomen  eubiotiek
kunst van het plaatsnijden  graveerkunst
kunst van het waarzeggen  mantiek
kunstbeoefenaar uit liefhebberij  amateur, dilettant
kunstbeoordelaar  kunstcriticus
kunstbeschermer - maecenas
kunstboter – margarine
kunstdiamant – stras
kunstdicht - romance
kunsteloos - eenvoudig, naïef
kunstenaar  acteur, artist, artiest, auteur, beeldhouwer, bohémien, componist, danser, dichter, etser, filmer, fotograaf, graveur, literator musicus, pianist, poëet, schilder, schrijver, violist, virtuoos, zanger
kunstenaar van zekere richting  realist
kunstenares  artieste, diva, schilderes, zangeres
kunstenboek - goochelboek
kunstenmaker  acrobaat, goochelaar, kermisgast, saltimbanque
kunstenmakerij – aanstellerij, grimas
kunstgebit  prothese
kunstgesteente  eterniet
kunstgevoelige  estheet, esteet
kunstgoud  doublé, oreid
kunstgreep  akal, foef(je), greep, kneep, list, manipulatie, toer, truc
kunsthaar – pruik
kunsthaarstuk - toupet
kunsthars  bakeliet
kunsthoorn - caseïneplastic
kunstig - bedreven, handig
kunstige dans  ballet
kunstige sprong  salto
kunstig samengesteld werktuig - machine
kunstig vaatwerk – vaas
kunstig vlechten – knopen
kunstje – toer, truc
kunstkabinet - museum
kunstledemaat  prothese
kunstleer - boekbindersleer, lederdoek, skai, wasdoek
kunstlichaamsdeel  prothese
kunstlicht - baak
kunstlichtpapier - bromide, clorobromide
kunstmaan  gemini, satelliet, spoetnik, telstar
kunstmateriaal  plastic
kunstmatig  artificieel, gedwongen, mechanisch, nagemaakt, onnatuurlijk, synthetisch
kunstmatig element  americium(Am), curium(Cm), einsteirlium, fermium(Fm), mendelevium(Me) neptunium(Np), plutonium(Pu)
kunstmatige afwatering  drainage
kunstmatig bevloeide vlakte – vega
kunstmatig gekiemd graan - mout
kunstmatig gesteente - eterniet
kunstmatig leidingkanaal - aquaduct
kunstmatige bevloeiing  irrigatie
kunstmatige bron  fontein
kunstmatige etterwonde – fistel
kunstmatige hoofdbedekking – haarstukje, pruik, toupet
kunstmatige inseminatie  k.i.
kunstmatige mens  homunculus, robot
kunstmatige nier - kunstnier
kunstmatige slaap  hypnose
kunstmatige springbron  fontein
kunstmatige taal  Esperanto, Ido, novial, occidental Volapuk
kunstmatige verdoving  narcose
kunstmatige visteelt  piscicultuur
kunstmatige warmtebron  kachel,oven, centrale verwarming
kunstmatige waterkering – sluis
kunstmatige zon - hoogtezon
kunstmens  homunculus, robot
kunstmest  fosfaat, fosforzuur, kali, kalk, salpetersuperintendent
kunstmiddel  handigheid, truc
kunstneus  rinoplastiek
kunstprodukt  beeld, compositie, ets, gedicht, roman, schilderij
kunstrechter - criticus
kunstrichting  dadaïsme, expressionisme, futurisme, impressionisme, naturalisme, realisme, surrealisme, zero
kunstrijder – voltigeur
kunstrijdster - amazone
kunstschildergereedschap - ezel, palet, penseel
kunstschilderskwastje - penseel
kunststeen  granito
kunststijl  barok, classicisme, empire, gotiek, kubisme, maniërisme, rococo, romantiek
kunststof  plastic
kunststuk - foefje, list, meesterstuk, stunt, toer
kunsttaal  code, Esperanto, Ido, Volapük
kunstvaardig  artistiek, virtuoos
kunstvaardigheid - bravour
kunst van waarzeggen - mantiek
kunstverwoester - vandaal
kunstvezel – acryldralon, nylon, orlon, perlon, terlenke
kunstvliegen - stunten
kunstvlieger – stunter, stuntvlieger
kunstvlucht  stunt
kunstvoorwerp  beeld, ets, gravure, schilderij, urn, vaas
kunstwaterwerk – fontein, vijver
kunstwereldtaal - esperanto
kunstwerk – aquarel, beeld, collage, compositie, creatie, drama, ets, gedicht, roman, schilderij
kunstwol  alpaca
kunstzaal  kabinet, museum
kunstzijde  rayon, travise
kunstzilver - argentaan
kunstzin  smaak
kunstzinnig  artistiek
kunziet - spodumeen
kuras  borstpantser, harnas
kurassier  cavalerist, manwijf, ulaan
kuren  genezen, fratsen
kurk – afsluiter, stop, spon
kurkarbeider - bekker
kurkcambium - fellogeen
kurkdroog  vochtvrij
kurkensnijder – riemer, ronder
kurkhout – flokhout
kurkjebreien - punniken
kurkstof - suberine
kurktapijt – linoleum
kurk van fles - sto
kurk van hengel  sim
kurkweefsel - felleem
kurkzuur - suberinezuur
kus  pakkerd, smok, zoen
kus voor het slapen gaan  nachtkus, nachtzoen
kussen – peluw, zoenen
kussenblok - lager
kussenovertrek  sloop, fluwijn
kussensloop  fluwijn, kussenovertrek
kussentje – tampon
kussntje van snoep - ulevel
kust  grens, lijwal, oever, rand, strand , wallekant, zoom
kust van KlelnAzië  Levant
kusteilandjes voor Noorwegen  scheren
kuster - coaster, kustvaarder
kustgebied – duinen, strand
kusting  hypotheek
kustinsnijding - geleding, ria
kustland - litoraal
kustlicht - baken, fanaal, farus, vuurtoren
kustmeer  etang, haf, lagune
kust onder de wind - lijwal
kustplaats in Gelderland  Harderwijk
kuststrook - strand
kustvaarder  coaster, kuster, smak, snauw, zie ook schepen en vaartuigen
kustvaart - cabotage
kust van Klein-Azië - levant
kustvorm  cara, fjord, liman
kustwater - etang
kuur – aanstellerij, behandeling, bui, caprice, frats, geneeswijze, grap, gril, luim, nuk, remedie streek, therapie
kwaad  arg, bezeten, boos, boosheid, chagrijnigerg, euvel, gebelgd, gebeten, laaiend, lelijk, nijdig, schadelijk, slecht, snood, toornig, vals, verbolgen, verdorven, verkeerd, woest, woedend, zondig
kwaadaardig – boosaardig, gevaarlijk, maligne, nijdig, schadelijk, slecht, venijnig, verderfelijk, virulent
kwaadaardig gezwel – sarcoom
kwaadaardigheid - maligniteit
kwaadaardig roofdiertje  fret
kwaadaardig wijf – feks
kwaadaardige vrouw – feeks, kreng, prij
kwaad bejegenen - benadelen, dreigen
kwaad doen  deren
kwaaddenkend - achterdochtig, argwanend
kwaaddenkendheid - argwaan
kwaaddoener - zondaar
kwaadgezind – vijandig
kwaadheid – toorn, woede
kwaad maken - stangen
kwaadsappig - kwaadbloedig
kwaadschiks – nolens
kwaadspreekster – klappei
kwaadspreken – achterklappen, kletsen, konkelen, lasteren, opstoken, roddelen
kwaadsprekend – laatziek
kwaadspreken over - belasteren
kwaadspreker – lasteraar, oorblazer, roddelaar
kwaadsprekerij  achterklap, eerroof, geroddel, laster, roddel, smaad
kwaad te weeg brengen – berokkenen
kwaad toewensen - verwensen
kwaad vermoeden  argwaan, verdenking
kwaadwillig  boosaardig, gemeen, kwaadaardig, weerspannig
kwaadwillige beschuldiging  aantijging.
kwaad worden - opwinden
kwaal – aandoening, euvel, gebrek, jicht, misstand, ongemak, spit, ziekte
kwab  Iel, lob, medusa, puitaal, zaadlob
kwabaal – aalkwab, aalpad, puitaal
kwade dank – ondank
kwade dunk - achterdocht
kwade geest  A(h)riman, demon, duivel
kwade kans  gevaar, risico
kwade luim  balorigheid
kwade naam - miskrediet
kwade reuk  stank
kwade roep  diskrediet
kwade tijd  crisis, depressie, ontij
kwade tijding – Jobspost
kwade toestand - gevaar
kwade trouw  arglist, dolus, malafide, opzet, verraad
kwadraat  vierkant, carré
kwadrant  cirkelsector, graadboog, hoekmeter, hoogtemeter
kwajongen – apenkop, beersem, belhamel, bengel, blaag, deugniet, guit, lummel, ondeugd, rakker, rebel, rekel, schalk, schelm, snaak, snotjongen, snotneus, straatjongen, vlegel, vlerk, wijsneus
kwak – palmwijn, slap, sukkel
kwaken – kwekken, snateren
kwaker - schreeuwer
kwakkel – kwartel, kwek
kwakkelen  sukkelen
kwakken  gooien, neersmijten, ploffen, smijten
kwakzalver  bedrieger, beunhaas, charlatan, kakadoris, knoeier, oplichter, wonderdokter
kwakzalversmiddel – lapzalf
kwal – engerd, fluim, mispunt
kwalificatie  eigenschapstoekenning, kenschetsing, proefwedstrijd
kwalificeren - kenschetsen
kwalijk - bezwaarlijk, gebrekkig, min, moeilijk, onbehoorlijk, onwel, onvolkomen, slecjt, waardeloos
kwalijke lucht – stank
kwalijk nemen – euvelduiden, misduiden
kwalijk riekend – garstig
kwalijk ruiken - stinken
kwaliteit  aard, deugdelijkheid, functie, gehalte, hoedanigheid, klasse, rang, soort, staat, waardigheid
kwaliteit van grond en opstand - boniteit
kwalm  damp, nevel, rook, walm
Kwangtsjou - Kanton
kwallen – cnidaria
kwalster - fluim
kwalsteren - kwijlen
kwanselen – pronselen, tuisen, tuitelen
kwansuis  alsof, quasi, schijnbaar, zgn, zogenaamd
kwant  clown gast, gezel, grapjas, grappenmaker, guit, klown,kwibus, jongeman, nar, olijkerd, pias, schalk, sinjeur, sijs, snaak, snuiter
kwantiteit  bedrag, grootte, hoeveelheid
kwantum - aantal, dosis, hoeveelheid, part, portie
kwar - knoest
kwark – hangop, wittekaaswrongel
kwart  kwartier, verrel, vierde, vierel, vierendeel
kwartaal – trimester
kwartel – kwakkel, veldhoen, wachtel
kwartelkoning - griet, spriet
kwartet  viertal
kwartgulden - kwartje
kwartier – buurt, oord, stadsdeel, stadswijk, streek, wijk
kwartileren  vierendelen
kwartje  heitje, (Ind.) stalie
kwartjesplant - judaspenning
kwarts  kiezel, kristal
kwartshoudend gesteente – agaat, kwartsiet, zandsteen
kwartsporfier - ryoliet
kwartsvariëteit - prasem
kwasie  alsof
kwasieantiek  novantiek
kwast  fat, flap, gek, knoest, kwibus, mallerd, malloot, pedant, penseel, snuiter, troetel, verfborstel, verkwister, zot
kwast aan een sabel – dragon
kwasten en smeren - verven
kwasterig  fatterig, ingebeeld, kakkineus, pedant, verwaand, zelfingenomen, zot
kwastig – ijverig, knoesterig, knoestig, noesterig, vlijtig
kwast in hout  (k)noest, kwar, war
kwastje – penseel
kwast of zot – kwibus
kwast op uniform – troetel
kwab - kletskous
kwebbel – babbel, kakelaar, kalle, klappei, kletskop
kwebbelaar – kletser, ratel, tatelaar, taterbek
kwebbelen – kletsen, ratelen, snateren, tateren
kwebbel of bek - mond
kwee  haringbuis, hoekerbuis
kweedoren  zuurbes
kweek  aanplant, agropyron, cultuur, fok, jongen, tarwegras, teelt, verbouw
kweekbak  kas
kweekgras  paan, palet
kweekplaats  broeikas, broeinest, kas, serre
kweekplaats van oesters - oesterbank
kweekplant  asperge
kweekplantje van rijst  bibit
kweekruimte - broeibakkas, serre, warenhuis
kweekschool voor priesters – seminarie
kweernen – klauwen
kwek – kletskop, kletskous
kwekeling  cadet, pupil
kweken  aanwakkeren, fokken, grootbrengen, opfokken, opleiden, opvoeden, teelt, telen, verbouwen, verwekken, verzorgen
kweken van bollen - bloembollencultuur
kweker  bloemist, fokker, planter, teler, tuinder, tuinman, verbouwer
kwekerij – bloemisterij, tuincentrum
kweking  aanplant
kweking van groenten en vruchten  teelt
kweking van zuivere bacteriën  reincultuur
kwekken  kakelen, kleppen, kletsen, kwaken
kwel – hartzer, smart, verdriet
kwelder  gors, kardoes, nes, schor
kwelen  zingen
kwelgeest – judas, kweller, loeder, plaaggeest, sar, treiter
kwellage - kwelling, verdriet
kwellen – folteren, grieven, judassen, kwetsen, martelen, negeren, pesten, pijnigen, plagen, sarren, tanen, teisteren, tergen, treiteren
kwellend – drukkend, nijpend, tergend
kweller – folteraar, kwelgeest, pestkop, pijniger, sadist, sar
kwelling  foltering, grief, hartzeer, last, marteling, moeite, obsessie, pijn, plaag, temptatie, torment, verdriet, verzoeking, zorg
kwelwater - grondwater
kwelzucht – sadisme
kwelzuchtig persoon - sadist
kwerulant  ruziezoeker, twistziek
kwestie – affaire, geschil, geschilpunt, onderwerp, onenigheid, opgaaf, probleem, ruzie, story, strijdvraag, twijfel, twist, verwikkeling, vraagpunt, vraag(stuk), zaak
kwestie (Ind.) - perkara
kwestie waarbij niet het verstand maar het hart spreekt  gevoelszaak
kwets - pruim
kwetsbaar  bro(o)s, fragiel, gevoelig, teer, zwak
kwetsbaarheid  broosheid, brosheid, fragiliteit, gevoeligheid, overgevoeligheid, sensibiliteit, teerheid
kwetsbare deel van Achilles - hiel
kwetsbare plek  achilles, hiel
kwetsen – beledigen, beschadigen, bezeren, blesseren, blutsen, deren, ergeren, grieven, kneuzen, krenken, kwellen, ontheiligen, ontwijden, pijnigen, schaden, schenden, smaden, tergen, toucheren, uitschelden, vernielen, verwonden, wonden
kwetsend – aanstotelijk, beledigend, bitter, bijtend, grievend, honend, krenkend, scherp, smadelijk
kwetsing - belediging, beschadiging, kneuzing, krenking, kwetsuur
kwetsuur – blessure, bluts, breuk, kneuzing, letsel, snede, snee, trauma, verwonding, wond(e)
kwetteren – babbelen, keuvelen, schateren, tateren
kwezel  dibbe, femel, huilebalk, suffer, sul, zeurpiet
kwezelachtig  bigot, femelig
kwezelachtigheid - pruderie
kwezelarij – bigotterie
kwezelen - femelen
kwezelig  bigot, devoot
kwibus  dwaas, gast, gek, kwant, kwast, pias, potmus, snaak, snuiter, zot
kwiek – aardig, energiek, fel, flink, kittig, kras, kwik, levendig, opgewekt, pittig, rap, snel, tierig, vief, vinnig, vlot, vlug, vrolijk, vurig, wakker
kwiekheid  levendigheid, zwierigheid
kwijl – mondvocht, speeksel, spuug, zever
kwijldoekje - slabbe, slab
kwijlen  zeveren
kwijnen – pratten, sukkelen, treuren, (weg)teren, verflauwen, verwelken, verzwakken
kwijnend – armetierig, smachtend
kwijt - los, ontheven, spoorloosverloren, vrij, weg,zoek
kwijtbrief - kwitantie
kwijten - betalen, kwijtschelden, ontheffen, vergeven, voldoen
kwijtgeraakt - verloren
kwijting – afdoening, decharge, kwitantie voldoening
kwijtraken – lozen, missen, spuien, verliezen, verspelen
kwijtschelden  absolveren, ontheffen, remitteren, vergeven kwijtschelding  abolitie, absolutie, aflaat, remise, vergeving
kwijtschelding van schuld  abolitie, absolutie, vergeving, vergiffenis
kwijtschelding van straf  amnestie, gratie, pardon
kwijt zijn – missen, vermissen
kwik – hg, beuzeling, levendig, zief
kwikchloride - kalomel, mercurichloride, sublimaat
kwikfulminaat - knalkwik
kwikkolom – kwikzuil
kwiklegering - emalgaan
kwikmedit - kwartel
kwikstaart  akkermannetje, motacilla, wipstaart je
kwikstof  amalgaam
kwikvergiftiging - mercurialisme
kwikzilver – hg
kwinkeleren – fluiten, kneuterenzingen
kwinkslag  bonmot, grap, joke, mop, scherts, ui
kwintaal  centenaar
kwintappel - kolokwint
kwintessens – fijnste, kern, keur
kwispel - gesel, kwast
kwispelen - geselen
kwistig  gul, mild, overvloedig, rijkelijk, royaal
kwistigheid - gulheid, royaliteit, vrijgevigheid
kwitantie  acquit, kwijtbrief, kwijting, kwijtschrift
kwiteren - voldoen
kyfose  bochel
Kymrische taal - Welsh
kynologie  hondenkennis
kynoloog  hondenkenner

L

la  bergplaats, bergruimte, lade, schuifbak
laadboom – giek, kraan, losarm
laadbord - pallet
laadbrief  carga, cognossement, connossement
laadbrug - transporteur
laadkist - container
laadpaal  laadmast
laadplaats  kade, steiger, wal
laadplaats van schepen – kade, lastage, wal
laadruim van een baggermachine – hopper
laadstation - platvorm
laadstreep - Plimsollmerk
laadtak - container
laadvermogen  draagkracht
laag – arglistig, diep, eerloos, etage, gemeen, gering, ignobel, karakterloos, klein, laaghartig, laf, min, minderwaardig, nietig, onedel, schunnig, smerig, vals, veil, verachtelijk, vuig, vuil, vulgair, zwak
laag bankje - schemel
laag bij de grond  banaal, infaam, laag, min, ordinair, platvloers, triviaal, vulgair
laag - (Eng,) low
laag bouwsel - loods
laag deel van een land dat bij hoog water onderloopt  dil
laag gebouw  barak, loods
laag gelegen - diep
laag gelegen land met wilgenhout  goor, griend
laag getij – eb
laag hangende wolken  nevel, damp, mist
laaghartig – eerloos, gemeen, infaam, min, onedel, slecht
laaghartigheid – gemeenheid
laaghartig mens – doerak
laagheid – gemeenheid
laag houten vat – kuip, tobbe
laag ijs – ijskorst
laag in prijs - goedkoop
laag kreupelhout  gagel
laag liggend land – dil, oogwaard, laagland, polder, waard
laagliggend land met wilgen - griend
laag of gemen persoon - loeder
laag ontwikkeld dier - oerdier
laag op oud zink etc. – patina
laag paneermeel - panade
laag schoven op de dorsvloer  leg
laag van de dampkring  ionosfeer, ozonosfeer, stratosfeer, troposfeer
laag verf  paté
laag voor laag - laagsgewijs
laag uitgesneden hals - decolleté
laag uitspringend plafond - kalf
laag water  eb, I.w.
laag werkwagentje op rails - lorrie
laag water - eb
laag water, dubbel – agger
laagwielig voertuig - sleperskar
laag wolken - stratus
laagconjunctuur  depressie, crisis
laaggelegen drassig gebied - broek
laaggroeiend gewas - heester
laaghartig  eerloos, gemeen, ignobel, infaam, laag, min, onedel, schandelijk, slecht, veil
laagheid  abjectie
laagland  dal, vallei
laagliggend land  dil,griend, laagland, polder, uiterwaard, waard
laagstaand - minderwaardig, slecht
laagstbetaalde - minima
laagste – del, onderste
laagste adellijke titel  baronet
laagste bas - brombas
laagste bassnaar - bourdon
laagste deel – ondereind
laagste deel van een huis - kelder
laagste Engelse academische graad  B.A.
laagste punt aan de hemelbol  nadir
laagste punt in Afrika  Quattara
laagste punt in Amerika  Death Valley
laagste punt in Australië  Lake Eyre
laagste punt in Azië  Dode Zee
laagste punt in Europa - Kaspische Zee
laagste punt ter wereld  Dode Zee
laagste toon – grondtoon
laagte – dal, diepte, duinpan, inzinking, vallei
laagte in duinen – del, pan
laagte tussen twee bergen – dal, pas, vallei
laag van atmosfeer – niveau
laag vliegen – strietsen
laai – vuurtong
laaien – branden, vlammen
laaiend – kwaad, woedend, vlammend
laak – afkeuring, beek, blaam, poel, sloot, wetering
laakbaar  afkeurenswaardig, berispelijk, blamabel
laakbare daad  streek
laakziek  bedilzuchtig, kwaadsprekend, vitlustig
laakzucht - vitlust
laan  allee, avenue, boulevard, dreef, lei, straat, weg
laan met bomen beplant – allee, dreef
laan van weg naar woning  dreef, oprij, oprijlaan
laan voor voetgangers  wandelpad, wandelweg
laar – dorpsplein, tra
laars – bottine, hoos, schoen, stapperstevel
laarzenknecht  schoenhoorn, schoenlepel
laat  horige, ontijdig, spa, vertraagd
laatbloeier  aster, chrysant
laatdunkend  aanmatigend, arrogant, hautain, hoogmoedig, pedanterie, trots, verwaand
laatdunkendheid  aanmatiging, arrogantie, hooghartigheid, pedanterie, verwaandheid
laatijzer - laatmes, lancet, vlijm
Iaatkerk  laatmis
laatmes  laatijzer, lancet, vlijm
laatrijpe kers - kriek
laatst  jongst, kortgeleden, kortelings, laatstelijk, lest, onlangs, pas, recent
laatste – achterste, besluit, einde, lest, slof, uiterste
laatste aanmaning - renovatie
laatste baken  uiterton
laatste dag van de maand  ultimo
laatste deel van de nacht -nanach
laatste dingen, leer van de - eschatologie
laatste eis, bij onderhandelingen  ultimatum
laatste gedicht van een dichter  zwanenzang
laatste koning van Albanië  Zog
laatste koning van Rome  Tarquinius
laatste kwartier - l.k.
laatste laag verf - afdekverf
laatste letter van het Griekse alfabet  omega
laatste middel - ultiratio
laatste periode van de steentijd - neolithicum
laatste proef  (eind)examen
laatste rapport - eindverslag
laatste redmiddel - plechtanker
laatste rapport – eindverslag
laatste regel - slotregel
laatste rustplaats  graf, groeve, tombe
laatste sacramenten aan een zieke in gevaar van sterven toegediend  viaticum
laatste stuk  end, eind, finish, peuk, slot, sluitstuk, stompje, uiteinde
laatste stukje – stompje
laatste stuk sigaar - peuk
laatste snede van klaver  etgroen, nasnede
laatste test op school - eindexamen
laatste toevluchtsoord  reduit
laatste ton op weg naar open zee  uiterton
laatste uitkomende van een broedsel  kakkernestje
laatste van de maand - ultimo
laatste van een groep - hekkensluiter, lantaarndrager
laatste vier weken voor Kerstmis - advent
laatste voorwaarde - ultimatum
laatste voorschrift  slotbepaling
laatste voorstel - ultimatum
laatste wagen in een wielerwedstrijd - bezemwagen
laatste weken voor Aswoensdag – voorvasten
laatste weken voor Kerst - advent
laatste weken voor Pasen  vasten
laatste wil - testament
laatst geboren jong - kakkernestje
laatstgenoemde  deze, Ig.
laatstleden  jl., ll., jongste, jongstleden, laatst, kortelings, onlangs, pas, recent
laatstmaal  onlangs
laatstverlopen  laatstleden
laatstgenoemde - l.g.
laattijdig – tardief
laatstelijk - recentelijk
laatijzer - laatmes, lancet, snap, vlijm
laatvlijm  laatmes, lancet, snapper
Laban’s dochter - Lea, Rachel
labbeien  babbelen ,klappen, snappen
labbekak – flauwerik, sul, sufferd
labbekakken  kletsen, kwaadspreken
labberdaan - zoutevis
laberkoelte - windje
labberlot - kruiper, stumper
label  adreskaartje, etiket, kaartje, kofferetiket
labeurpaard  ploegpaard, landbouwpaard
labiaal  lipklank, lipletter
labiaat -
4 munt, raai, thijm
5 ajuga, polei, salie
6 btunel, hyssop, lamium, menthanepeta, ocimum, salvia,
thymus
7 andoorn, ballota, ballote, betonie, lycopus, malrove,
melissa, melisse, monarda, stachys
8 bergamot, gamander, glechoma, hysoppus, lavendel,
prunella, satureja
9 akkermunt, dovenetel, drakenkop, galeopsis, gildkruit,
hertsmunthondsdrar, lavendula, marjolein, pepermunt,
watermunt, wolfspootijzerkruid, zenegroen
10 bonenkruid, draaibloem, hartgespan
11 bazielkruid, borstelkrans, hoenderbeet, kattenkruid
labiel – onstabiel, onstandvastig, onvast, wisselvallig, wankel
laborant – analist, scheikundige, witjas
laboratorium  lab, proefstation, werkplaats
laboratoriumbuisje  pipet
laboratorium instrument  kolf, microscoop, retort
laboreren  lijden, sukkelen
laborieus  arbeidzaam, bedrijvig
labroïden  lipvissen
labyrint  doolhof, dwaaltuin,
lacet  rijgsnoer, rijgveter
lachduif – tortel
lachebek – giechel
lachen – giecgelen, glimlachen, grijnzen, grinneken, proesten, schateren, stralen
lachenderwijs  gekscherend, spottend
lachgas  stikstofoxydule
lachje – lonk
lachlust wekkend - komisch
lachmeeuw  kapmeeuw, kokmeeuw
lachspiegel - toverspiegel
lachwekkend  grappig, kolderiek, komisch, potsierlijk, ridicuul
lachwekkend persoon – risee
lachwekkend zonderling - grotesk
lachwekkende aangelegenheid - giller
lachwekkende verkleding  travestie
laconiek  bondig, doodkalm, kort(af), nuchter, rustig
lactometer  melkmeter
lactose  melksuiker
lacune  hiaat, holte, gaping, leegte, leemte, weglating
ladde  drijftil, klomp, krag, sliert
ladder  leer, toonschaal, trap
ladderstijl  schalier
laddersport - tree, trede
laddertje - leertje
laddertrede  sport
Iade - schuifbak
ladekast  chiffonnière, commode
ladelichter – dief, rover
Iaden  belastenbevrachten, innemen, vullen
Iaden (scheppen)  stuwen
lader  bevrachter, cargadoor, stuwadoor
lading  ballast, last, vracht, vulling, wagenvracht
lading stuwen  trimmen
lading of vracht – last
ladingsbrief - vrachtbrief
ladingsfactuur – carga
lading stuwen – tremmen
lading van een schip - laST
Ladronen – Marianen
lady – dame, mevrouw
ladykiller  Don Juan, vrouwenjager
laederen - benadelen, schaden
laf  blo(de), bang, bedeesd, beschroomd, beu, flauw, enghartig, flauw, infaam, kleinhartig, kleintjes, lafhartig, melig, ongezouten, slap, smakeloos, vreesachtig, zoetsappig, zouteloos, zwoel
lafaard  bangerd, bangerik, bloodaard, durfniet, haas, lafbek, melkmuil, wezel
lafbek – bangerik, bloodaard, flauwerd, durfniet, lafaard,
lafenis  leniging, verfrissing, verkwikking
laf en min – laag
laffe daad - lafheid
lafhartig – bang(elijk), beschroomd, blode, blohartig, flauw, flauwhartig, sullig, vreesachtig
lafhartig iemand - lafaard
lafheid – bloheid, weekheid
lage bloeddruk - hypotensie
lage diersoort - spons
lagedrukgebied - drukminimum
lage grond in het rivierkleigebied – komgrond
lage hartstocht – minnedrift
lage herenschoen – moliere
lage houten wagen – kor
lage inkomens - minima
lage kamer  insteek
lage kandelaar – blaker
lage kant – blaker, lij
lage koersen – baisse
lage luchtdruk - depressie
lage mannenstem  bas
lage muur – schrans, stichel
lage rivierstand - l.r.
lage schoenen  molières
lage slootkant  del
lage sofa zonder leuning  ottomane
lage temperatuur  fris, kou(de), vorst
lage vleierij  ogendienst
lage vrouwenstem  alt
lage waterstand  eb
lage zijde van een zeilend schip  lij
lagenbeschrijving  stratigrafie
lager – beneden, bier, draagpot, inferieur, kussenblok, legerkamp
lager dan  onder
lager dan b  bes
lagerbier  lager
lagere deel van een land – dil
lagere - mindere
lagere overheid - gemeente, provincie, waterschap
lagere plant  alg, mos, wier
lagermaken - verlagen
lagune – haf, strandmeer
lagune langs de Franse kust  etang
laguneachtige riviermonding  liman
Laibach - Ljubliana
lak  glansverf, verf, vernis, zegellak, zegelstof
lakboom - rhus
lakei  bediende, livreiknecht
Lake District, meer in het - Thirlmere, Ullswater, Windermere
laken  afkeuren, berispen, blameren, gispen, misprijzen, wade
lakenbereider  drapenier, volder, voller, wolkrasser
lakenreder - drapenier
Lakenpoets, een der - Coleridge, Southey, Wordsworth
lakens en dekens  dek
Lake Superior - Bovenmeer
laker - afkeurder
lakken  bedriegen, moffelen, schilderen, vernissen
laking - afkeuring
Lakkadiven, een der - Minicoy
lakmerk  zegel
lakmoes  verfstof
Lakonië, bewoners van - heloten, peioiken
Lakonië, centrum van - Sparta
lakoniek  kalm
lakooi  violier
lakris  zoethout
laks  inert, langzaam, log, nalatig, slof, sloom, traag
laksheid - onverschilligheid, slofheid
lakwerk  zegel
lam  akelig, bar, beroerd, bewegingloos, eng, ellendig,
geparalyseerd, jong dier, krachteloos, naar, onguur, slap, vervelend
lama  schaapkameel
lama, kleine - alpaca
lama, soort - goeanaco, vicoenja
lamantijn - manati, zeekoe
lambel - barensteel
lambrizering  beschot
lambrizering onder een raam - kniebeschotje
lameer  babbelaarster, klappei
Lam Gods - A.D.
lamel  lamet
lamentatie  elegie jeremiade, klaaglied, weeklacht
lamento - klaagzang
lamentoso - klagend
lamfer  rouwsluier
lamgat - luiaard
lamlendig  futloos, hangerig, lui, naar, slap, traag, wee, zwak
lammekezoet - bokking
lammeling  lamstraal
lammelot - luiaard
lammenadig - akelig, beroerd, ellendig, vervelend
lammergang - telgang
lammergier  griffioen
lammerstaart  timotheegras
lammycoat - bontjas
lamoen  berrie, burrie, dissel(boom), inspan
lamp  kous, kroon, licht(bol), luchter, pit
lamp die ultraviolette stralen uit straalt  hoogtezon
lampenkousje – lampenpit, lemmet
lampenpit  lampenkousjelemmet, wiek
lampet – oliekan, waskom, waterkan
lampetkan – waskan, waterkom
lamphouder – fitting
lampion – jodenkers, lantaarn
lampionplant - physalis
lampje (Indisch) – pelita
lamp of luchter - kroon
lampoot – luiaard, luilak
lamprei  negenoog, prik, windel
lampschijnsel – licht
lamp van en fiet - koplamo
lamp voor raapolie  lante
lamp voor reclame - neon
lampzwart - olieroet
lamsoren - limonium, zeeaster, zulte
lamstraal – beroerling, lammeling, secreet
lamsvel - lamshuid
lamsvlees - amnoin
lamswolimitatie – agnella
lanceerinrichting – raletbasis
lanceren – afvuren, slingeren, verbreiden, werpen
lancet – laatijzer, laatmes , laatvlijm, vlijm
lancetvisje - amphioxus
land  aarde, akker, grond(gebied), koninkrijk, mogendheid, natie, oord, rijk, staat; streek, veld
land aan de Amazone  Brazilië
land aan de Middellandse Zee  Albanië, Algerije, Egypte, Frankrijk, Griekenland, Israël, Italië, Libanon, Libië, Marokko, Spanje, Tunesië ,Turkije
land aan de Nijl  Egypte, Soedan
land aan de oostkust van Sumatra  Deli
land aan de Rh6ne  Frankrijk Zwitserland
land aan de Rijn  Duitsland, Nederland, Zwitserland
landaanwinning –drooglegging, inpoldering, polder
landaard - volkskarakter
landarbeider  boerenknecht, dagloner
land behorende tot de Gemenebest – Dominion
landbezitter – grondeigenaar
landbewerking – bemesten, eggen, oogsten, planten, ploegen, poten, spitten, zaaien
land bij een boerderij – heerd
land bij riviermond - delta
landbouw  agricultuur, akkerbouw
landbouwbedrijf - boerderij
landbouw betreffend - agrarisch
landbouwcooperatie in Israël - kibboets
landbouwer  agrariër, akkerman, boer, farmer, landman
landbouwer (Ar.)  fellah
landbouwersvrouw  boerin
landbouwgereedschap – combine, dorsvlegel, eg(ge), frees, hak, hark, hooivork, ploeg, reek, riek, rijf, schop, sikkel, spa, tractor, trekker, vork, zeis
landbouwgrond  akker, es, eng, enk, veld
landbouwhogeschool - L.H.S.
landbouwkunde  agronomie
landbouwkundig - agrarisch
landbouwkundig ingenieur  (afk.) ti.
landbouwkundige  agroloog, agronoom
landbouwkundige aardrijkskunde  agrogeologie
landbouwmachine  combine, tractor
landbouwmotorvoertuig - tractor
landbouwproduct – aardappel, biet, gerst, graan, haver, kool(zaad), koren, mais, peen, rogge, suikerbiet, tarwe, vlas, wortel
landbouwwerktuig  bats, dorsvlegel, eg, egge, gaffel, greep, hark, ploeg, reek, riek, schop, sikkel, spa, tractor, vlegel, vork, wan, zeis
landbouwwerktuig tegen onkruid – extirpator
land dat boven zee is uitgekomen  kustterras
land dat bij hoge vloed overstroomt  gors, kwelder, schor
land dat bij vloed overstroomt  plaat, wad
land dat door water is ingesloten  eiland
land der Edomieten  Idumea
land der meren  Finland, Suomi
land der oudheid  Assyrië, Athene, China, Egypte,
Mesopotamië, Perzië, Sparta
land der verdoemden  gehenna
land door water ingesloten – eiland
landdrost - baljuw
landelijk – agrarisch, rustiek, nationaal
landelijk gebied – platteland
landen – dalen, neerkomen
landenstrijd – oorlog
landerig – futloos, gemelig, melig, mierig, ontstemd, zeurderig
land in Afrika  Algerije, Angola, Benin, Botswana, Burundi, Dahomey, Egypte, Eritrea, Ethiopië, Gabon, Gambia, Ghana, Guinee, Ivoorkust, Kameroen, Kenia, Kongo, Lesoto, Liberia, Libië, Malagasië, Malawi, Mali, Marokko, Mauretanië, Mozambique, Namibië, Nigeria, Rhodesia, Ruanda, Sebegal, Sierraleone, Soedan, Somalië, Swaziland, Tanzania, Togo, Tsjaad, Tunesië, Uganda, Zaire, Zambia, Zimbabwe, ZuidAfrika
land in Amerika -
land in Arabië  Aden, Egypte, Ethiopië, Jemen, Oman, Soedan, Saoedi-Arabië
land in Azië – Afghanistan, Arabië, Azerbeidzjan, Birma, Cambodja, Cylon, China, Filipijnen, Georgië, India, Indonesië, Irak, Iran, Israël, Japan, Kazachstan, Kirgizië, Laos, Maleisië, Mongolië, Nepal, Oezbekistan, Pakistan, Syrië, Tadzjikistan, Thailand, Taiwan, Tibet, Turkije, Turkmenistan, Viëtman
land in Europa – Albanië, België, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Engeland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, JoegoslaviëKroatië, Letland, Litouwen, Luxenburg, Macedonië, Montenegro, Nederland, Noorwegen, Oekraine, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Schotland, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden, Zwitserland
land in Griekenland  Arcadië, Ells, Epirus, Thessalië
land in MiddenAmerika  Canada, Costarica, Cuba, Elsalvador, Guatemala, Haïti, Honduras, Jamaica, Mexico, Nicaragua, Panama, Salvador
Land in Midden-Oosten – Irak, Iran, Jemen, Katar, Libië, Oman,
land in NoordAmerika – Alaska, Canada.
land in OostAzië  Annam, Bahrein, Birma, Cambodja, Egypte, Israël, Kuweit, Laos, Libanon, Jordanie, Maleysië, Sudan, Syrië, Thailand, Vietnam
land in zee  eiland
land in zee uitstekend  kaap, schiereiland
land in ZuidAfrika – Botswana, Lesotho, Mozambique, Namibië, Natal, Swaziland, Transvaal
land in ZuidAmerika  Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Ecuador, Guyana, Paraguay, Peru, Suriname, Uruguay, Venezuela
land in de oudheid  Assyrië, Babylonië, Juda, Medië, Phoenicië
land in de Peloponnesus  Arcadië, Elis
land, ingesloten door armen van riviermonding – delta
land langs de zee - kust
land met riet begroeid  rietland
land om boerderij  erf
land omringd door water  eiland
land tussen dijken  polder
land tussen riviermondingen  delta
land uit de oudheid  Assyrië, Babylonië, Carthago, Egypte, Kreta, Medië, Pergamum, Phoenicië
land van belofte  Dorado, Eldorado Kanaän, Utopia,
land van de duizend meren  Finland, Suomi
land van de Inca's  Peru
land van de Nijl  Egypte
land van geboorte  moederland, vaderland, (Lat.) patria
landdag - vergadering
landdrost - baljuw
landeigenaar  gelande, ingeland
landeigenaar in polder  ingeland
landelijk  agrarisch, agrest, campêtre, ruraal, rustiek
landelijk (muz.)  rustic(and)o
landelijk gebied  campagne, platteland
landelijk gedicht - idylle
landelijk liedje - villanelle
landelijk gelegen herenhuis  landhuis, villa
landelijke plaats  dorp
landen  dalen, neerkomen
landengte  istmus, nes
landengte in Griekenland  Isthmus
landengte op Malakka  Kra
landerig  futloos, gemelijk, ontstemd, verveeld, vervelend
landerijen - akkers, kavels, weiden
landgedicht – veldzang
landgemeente - kerspel
landgenoot – compatriot, landsman
landgoed  domein, estate, hoeve, state, werf, zate
landhoofd – strekdam, pier
landhuis  borg, buiten, buitenplaats, bungalow, pendoppo, state, villa, zate
landhuisje  cottage
landhuis van één verdieping - bungalow
landhuur  pacht
landing - debarkatie, ontscheping
landingsplaats  embarcadère, haven, hoofd, pier, steiger, vliegbasis, vliegveld
landingsplaats van Noach – Ararat
landjebloem - madeliefje
landjonker  landedelman
landjuweel  rederijkersfeest
landkaartenboek - atlas
landkaartkunde  kartografie
landkaartkundige – kartograaf
landkaarttekenaar - cartograaf
landkost – boerenspijs
landleven – buitenleven
landloopster - zwerfster
landlopen  dolen, schooienzwerven
landloper  bedelaar, bedelman, dalver, guit, hobo, pruis, tramp, scharluin, schelm, scharluin, scherluin, schooier, schuimer, vagebond, zwerver
landmaat  acre, are, bunder, ca, gemet, ha, hectare, morgen, roe(de)
landmaat in Indonesië  bouw
landmaat in Zeeland  gemet, met
landmacht  leger
landman  agrariër, akkerman, boer, buitenman, dorpeling
landmassa - vasteland
landbouwer - ploeger
landmeetkunde  geodesie
landmeetkundige  geodeet
landmeetinstrument  teodoliet
landmeter – geodeet, spanner
landmetersstok – baak
land of grond - aarde
land of staat - rijk
landontginning - exploitatie
landouw  dreef, laan, streek, veld
landpaal  grenspaal, limietpaal
landpunt – kaap
landrechter - baljuw
landrook – veenrook
landrover - terreinwagen
landsadvocaat  raadpensionaris
landsafdeling - provincie
landsambt – staatsambt
landsbestuur - regering
landschap  bioom, gouw, gebied, gewest, oord, polder, streek
landschap aan de oostkust van Sumatra  Deli
landschap in de Peloponnesus  Arcadië, Elis
landschap in Griekenland  Arcadië, Boeotia, Elis, Epirus, Thessalië
landschap in Hellas  Attica
landschap van Midden van Italië waarvan de 30 steden een verbond vormden  Latium
landschapsbeschrijving  chorografie landschapsontwikkeling  geomorfologie
landscheiding  grens
landsgewoonte  gebruik, zede
landsgrens – rijksgrens, staatsgrens
landsheer  gebieder, koning, soeverein, vorst
landsheerlijk - vorstelijk
landskind - vageborene
landsknecht - soldaat
landsman - landgenoot
landsmoeder  koningin
landstreek  contrei, gebied, gewest, gouw, oord, streek
landstreek bij Andesgebergte  Patagonië
landstreek in Azië  Mandsjoerije, Mesopotamië, Mongolië, Tibet, Turkestan
landstreek in Brabant  Langstraat, Peel
landstreek in Gelderland  Achterhoek, Betuwe, Graafschap, Lijmers ,Veluwe
landstreek in Groningen  Oldambt
landstreek in Nederland  Achterhoek, Betuwe, Gooi, Kennemerland, Peel, Streek, Twente, Veluwe, Westland
landstreek in Overijssel  Salland, Twente
landstrook - grens
landstrook langs de zee  kust, strand
landsverdediger  militair, soldaat
landsverdediging - defensie
landsverordening  edict
landsvorst - souverein
landsvrouwe – gravin, koningin, vorstin
landtong – nes, uitham, uithoek, schiereiland
land tussen dijken – polder
land tussen riviermonden - delta
land van belofte - eldorado, Kanaän, paradijs, utopia
land van duizend meren - Finland, Suomi,
land van de Inca’s - Peru
land van oorsprong - bakermat, vaderland
landvast  meertouw, tros,
landverhuizer  emigrant, migrant, uitwijkeling
landverhuizing  emigratie, migratie
landverrad - hoogverraad
landvolk - boeren
landvoogd  Alva, ban, gouverneurParma, podesta, pretor, Requeens, satraap, sirdar, stadhouder
landvoogdes - gouvernante
landvoogdij - ban
landvoogd over Palestina – Pilatus
land vruchtbaarmaken - mesten
landwantsen - geocoridae
landweer - defensie, verdediging
landweg – dreef, menne
landzaat - inboorling
landziek  heimwee, landerig, misnoegd, nostalgie, wrevelig
landziekte - epidemie
lanen - dreven
lang  dun, gerekt, groot, langdradig, langdurig, macro, maxi, rijzig, slank, uitgestrekt
lang aangehouden  gerekt
lang aanhangsel bij vele lagere dieren – tentakel
lang beddenkussen - peluw
lang dik hout – balk, lat, paal, staak, stengel, tok,
lang dun hout – lat, staak, stok
lang dun mens – lat, slungel, staak,
lang dun penseel  sleper
lang dun voorwerp  els, naald, priem
lang en dun – slank
lang en flink - rijzig
lang en mager  bonenstaak
lang en recht  slank
lang en smal – dun, rank, rijzig, slank
lang en smal stuk hout – lat
lang en smal tapijt - loper
lang en zeer smal vertrek  pijpenlade, pijpenla
lang ergens blijven - plakken
lang gelegen hebbend – belegen
lang gewaad – samaar
lang halssnoer - bajadere
lang jachtmes  hartsvanger
lang kleed  stola, talaar
lang kruisgewelf  xystus
lang mager houterig persoon  bonenstaak, lat, slungel, staak
lang maken - strekken
lang niet allen  enkelen, weinigen
lang niet slecht – behoorlijk, fatsoenlijk, redelijk
lang oosters gewaad - talaar
lang opperkleed – stola
lang overgordijn - mystere
lang overkleed  kazak
lang pandige herenrok - frak
lang priestergewaad  talaar
lang rond hout aan een mast  ra
lang smal landhoofd – pier
lang smal tapijt – loper
lang smal vaartuig – galei, kano
lang staand haringnet  vleet
lang statiekleed van vorsten  Tataar
lang stuk hol ijzer  buis
lang stuk hout  balk, lat, paal
lang stuk ijzer  rail, staaf, stang
lang van duur - slepend
lang verhaal  relaas, verslag
lang verslag – relaas
lang vervlogen - grijs
lang vrouwen kleed (hist)  samaar
langademig  vervelend
pangarmaap - gibbon
langbeen  ooievaar, steekmug
langdradig – gerekt, omslachtig, uitgesponnen, vervelend, wijdlopig
langdurig  chronisch, lang, langgerektslepend, steeds
langdurig gepraat – gemeiergezeur
langdurig vragen  melken, zaniken, zeuren
langdurige onderhandeling  palaver
langdurige ziekte  kwaal
lange afhangende jas – kuitendekker
lange bandstrook - stool
lange brede sjaal – stola
lange brede weg – boulevard
lange groek - pantalon
lange damesblouse  kazak, tuniek
lange degen - rapier
lange deurstijl  impost
lange dikke overjas – pool, ulster
lange dracht – maxi
lange dunne paal – spier
lange dunne stok – lat, staak
lange eentonige opsomming  litanie
lange en brede straat  avenue, boulevard
lange gedichtenuithaal - tirade
lange grote peer – luit
lange herenwinterjas – ulster
lange jongen - slungel
lange kabeljauw  leng
lange kapmantel – huik
lange ligstoel - luierstoel
lange lijn om kabeljauw te vangen  beug, kol
lange mantel - almaviva
lange mantel met kap - huik
lange nekharen - manen
lange opsomming  enumeratie, litanie, waslijst
lange overjas  kazak
lange paal – mast
lange pop – lijs
lange puntige boot - gondel
lange puntige degen – rapier
lange rechte spade - boor
lange reeks  file, litanie, rij, ris, sleep, sliert
lange reeks auto’s  file
lange reeks gebeden  litanie
lange rij  file, keu, ris, rits, sleep, sliert
lange sabel  huzarensabel, sarras, sleepsabel
lange schop – ruifel
lange sjaal – stola
lange slee - bob
lange sliert  ris
lange sluier (Ar.)  haïk
lange slungel – lijs
lange smalle sloep - giek
lange smalle vaan – wimpel
lange smalle zijden strook – lint
lange snuit – slurf
lange spijker - sluiper
lange springstok  pols, polsstok
lange staak  sliet
lange stoet  kolonne
lange stok  rekke, rijs, staak, stelt
lange stok van vogelaar  rekke
lange strook  reep
lange tijd  langdurig, poos
lange tijd achtereen  langdurig
lange uithaal van woorden  tirade
lange uitweiding  preambule
lange vislijn – beug, kol
lange wandeling - tippel
lange wijde mantel – almaviva, samaar
lange winterjas  ulster
lange zijde van een metselsteen  strek
lange zwarte mantel - domino
Langeland, plaats op het Deense eiland - Rudkobing
langer maken  lengen, rekken, verlengen
langen – aangeven, aanreiken, halen, krijgen, nemen, toesteken
langer duren – uitlopen
langer laten duren – rekken
langer maken – langen, lengen, rekken, verlengen
langer worden  groeien, langen, lengen, rekken, wassen
langer, wijder worden – rekken
langere route - omweg
langet – mutsenkant
langgerekt – gerekt, slepend, traag, uitgerekt
langgerekte blaar - blein
langharige borstel - raagbol, ragebol
langharige hond – bernhardhond, bouvier, briard, collie, pekinees, poedel, setter, spaniel, teckel,
langhoofdig - dolichocefaal
Langobardische koning - Alduin
langoest - kreeft
langoor  dwaas, ezel, haas, konijn
langoureus  kwijnend
langpandige herenjas  frak
langpoot – hooiwagen
langpootmuggen - tipulidae
langs  bezijden, opzij, over, terzijde, via, voorbij
langs boven – over
langsheen - voorbij
langschedelig  dolichocefaal
langshelling – standhoek
langs of naast – terzijde
langstaartig kruipsier - hagedis
langspeelplaat  l.p.
langste gletsjer van IJsland  Vatnajökull
langste gletsjer van NoordAmerika  Kenai
langste gletsjer van Noorwegen – Jostedalsbreen
langstelig gewas - rabarber
langste rivier  Amazone
langste rivier van Afrika  Nijl
langste rivier van Australië  Murray
langste rivier van Azië  Jangtse (kiang)
langste rivier van Europa  Wolga
langste rivier van NoordAmerika  Mississippi
langtand - kieskauwer, lekkerbek
langverbeid  langverwacht
langvoer - stro
langwijlig - langdradig, vervelend, wijdlopig
langwerpig bedkussen – peluw
langwerpig broodje – kadetje puntje, timp
langwerpig - oblong
langwerpig gesloten kromme lijn.  ellips
langwerpig rechthoekig  oblong
langwerpig rond – ellips, ovaal
langwerpig stuk brandstof - briket
langwerpig vierkant  oblong
langwerpig zandgebakje - kano
langwerpig zwaar stuk hout  paal
langwerpige kraal  git
langwerpige smalle opening  kier, reet, sleng, sleuf, spleet
langwerpige strook  reep
langwerpige strook stof  band
langzaam  inert, laks, log, lijzig, saai, slepend, sloom, stroef, temerigtraag
langzaam (muz.)  adagio, andante, largo, lento
langzaam afdruipen - sijbelen
langzaam afnemend - perdendo
langzaam doen gaan  (af)remmen, vertragen
langzaam en langdurig – chronisch
langzaam lopen - slenteren
langzaam voortgaand dier  schildpad, slak, worm
langzaamaan  allengs, gaandeweg, geleidelijk, gestaag,
langzamerhand, stapvoets, traag
langzame foxtrot – blues, slowfox
langzamer - gestaag, gestadig, retenuto, ritenuto, trager
langzamer wordend  rall., rallentando
langzamerhand  allengs, gaandeweg, geleidelijk, gestadig, lieverlede, temet, zoetjesaan
landzame rustige muziek - andante
lanital  melkwol
lankmoedig  geduldig, groothartig, toegevend, tolerant
lanoline - wolvet
lans  assegaai, harpoen, hellebaard, piek, speer, spies
lansdrager – lansier
lansier – lansruiter, ulaan
lansknecht - kopliet
lansmesje  lancet, entmes
lansruiter – lansier, ulaan
lansspel - toernooi
lansvaantje – banderol, pennoen , wimpel
lantaarn – lampion, luchter
lantaarnpaal – lichtmast, reverbère
lantaarnplaatje  dia
lantaarnvissen – myctophoidei
lante – raapolielamp
lanteren - leeglopen
lanterfant  doeniet, leegloper, luiaard, nietsnut, slungel, straatslijper
lanterfanter - baliekluiver, doeniet, ledigganger, leegloper, lijntrekker, luiaard, luilak, nietsnut, slampamper, straatslijper
lanthaan - La.
lanugo - nesthaar, wolhaar
Laos, berg in - Phoe-Bia
Laos, bevolkingsgroep in - Akha, Ho, Jao, Kha-kho, Lao, Miao, Meo, Thai
Laos, hoofdstad van - Vientiane
Laos, munteenheid in - kip
Laos, rivier in - Mekong
Lap - Sa(b)me, Sapme
lap  doek, flard, flenter, klap, lor, reep, tod, vod, zeil
lap bij wielrennen – baanronde
lapel – kraagomslag
lap grond – terrein, veld
lap stof – coupon
lap weefsel - coupon
lapje – lor, tod, vod
lapje leer – blek
lapje stof - staal
lapje varkensvlees met been - krabbetje
lapidair schrift - steenschrift
lapis infernalis - zilvernitraat
lapis lazuli - lazuursteen
Lapithen, een der - Flegyas, lxion, Kameus
Lapithen, vorst der - Peiritjoös
lapjes - manufacturen
Lapland, berg in - Abisko
laplander - ijsgors
Laplands - Samisch
lappen – boeten, flikken, herstellen, klaarspelen, opknappen, reinigen, repareren, verstellen, volbrengen, zemen
Lappendichter - Gutthorn, Larsen, Saban
Lappenmelodie - joiku, juogol
lapper – hersteller, schoenmaker, versteller
lappershuisje - schoenlapperspothuis
lapsus  abuis, erratum, fout, vergissing
lapwerk – knoeiwerk, prutswerk, verstelwerk
lapzwans – klungelkluns, luilak
larderen - doorspekken
lar  gibbon
larie – apekool, beuzel(ing), dwaasheid, flauwekul, (ge)klets, kletskoek, kletspraat, mallepraat, nonsens, onzin, wartaal, zotteklap
lariekoek – flauwekul, klets, nonsens, onzin, zotteklap
larie of onzin - lulkoek
lariks  lork, lorkeboom
larmoyant  huilerig, klagend
Larsa - Senkereh
larve  emelt, engerling, hamel, imago, larf, made, mijt, pop, ritnaald, rups
larve van de horzel - dauwworm
larve van de kniptor  ritnaald, ritworm
larve van de langpootmug  emelt
larve van de meikever  engerling
larve van schaaldieren – nauplius
larve van de schietmot - kokerjuffer
larve van de vlinder  rups
larve van sommige insecten - maai, made
las - tussenstuk, verbinding, voeg
lascief  dartel, frivool, wellustig, wulps
lasix – fursemide
lasmetaal – electrode, lasdraad, soldeer
lasnagel - spijker
lassen  aaneensmelten, aaneenvoegen, hechten, verbinden, voegen
lasser  felzer
lasso  band, bola, riem, vangtouw, werpkoord, werpstrik, werptouw
last  belasting, bevel, druk, gedoe, gewicht, hinder, lading, moeilijkheid, modes, moeite, molest, omslag , ongemak, ongerief, onlust, opdracht, order, overlast, plaag, oesa, staak, verplichting, voorschrift, vracht, zorg, zwaarte
lastage  laadplaats, losplaats, werf
lastbrief  bevelschrift, mandaat, volmacht
lastdier  drommedarisezel, kameel, kemel, knol, lama, muildier, muilezel, olifant, onager, paard, pakezel
lastdier in het oosten  dromedaris, kameel, kemel
lastdier met bult - kameel
lastdrager - sjouwer
lasten  bevelen, bezwaren, onera, passiva
lastenhijser – dragline, katrol, lier
laster – aantijging,achterklap, blaam, eerroof, kwaadsprekerij, roddel, smaad, venijn
lasteraar  eerrover, kletskous, kwaadspreker, roddelaar
lastercampagne – hetze
lasteren – kletsen, kwaadspreken, roddelen
lasterend - venijnig
lastering - lak, roddel, smaad
lasterlijk – honend
lasterlijk beledigen – beschimpen, uitschelden
lastermond - kwaadspreker
lasterpraat  achterklap, kwaadsprekerij, roddel
lastgever  committent, mandator, principaal, rekwirant
lastgeving  commissie, bevel, cedel, ceel, opdracht, order
lasthebber  afgevaardigde, agent, gecommitteerde, trustee
lastig – bedenkelijk, belemmerend, bezwaarlijk, difficiel, drukkend, epineus, genanthinderlijk, hachelijk, hinderlijk, importuum, ingewikkeld, irriterend, kribbig, mierig, moeilijk, naar, narrig, netelig, nukkig, onaangenaam, ondeugend, ongelegen, ongemakkelijk, ongerieflijk, onereus, ongemakkelijk, penibel, rot, stout, veeleisend, vervelend, zeurend
lastig insect  bij, luis, mug, vlieg, vlo, wesp
lastig kind  blaag, kwakongenlastpost, ondeugd, plaag, snotneus
lastig meisje – nest, serpent
lastig onkruid  hermoes, kattenstaartnetel, weegbree
lastig vallen  hinderen, molesteren, plagen, storen
lastig bij het viseten – graat
lastig werk – corvee, sjouw, toer
lastig zijn – hinderen, plagen
lastige bakvis  nest
lastige keuze  dilemma
lastige nauwte - bottleneck
lastige taak – wespennest
last of lading - vracht
lastpak  lastpost, muskiet
lastschip – aak, bak
laststeun – rong
last ter verzwaring - ballast
lat – liniaal, plank, stok, tengel
lat van hekwerk  tengel
lat waarop hoenders slapen  roest, stok
latafel  commode
late vrucht  spadeling
latei  draagbalk, draagstuk, toog
laten – afstaan, opgeven, stoppen
laten aflopen – aflaten
laten afzakken – aflaten
laten begaan - betijen
laten blijken – beseffen, getuigen, tonen, uiten
laten blijven – aanhouden
laten circuleren – rondzenden
laten doorzijgen – filteren, filtreren
laten drinken  drenken, laven
laten gaan  loslaten, vrijlaten
laten gelden – aanwenden, tellen
laten houden – schenken
laten komen – bestellen, ontbieden
laten lopen – lozen
laten schieten – afzien, laslaoen, vieren
laten staan - achterlaten
laten varen  afzien, opgeven
laten vloeien – gieten
laten zakken - neerlaten
laten zien – aantonen, etaleren, tonen, showen, weergeven
latent  onzichtbaar, rustend, sluimerend, verborgen, verholen
later – achteraf, daarna, erna, mettertijd, naderhand, nadien, ooit, post(erieur), straks, toekomstig, vervolgens
later bezorgen – naleveren
later worden - uitlopen
later geven  nageven
later te gebeuren  toekomst
lateraal  zijdelings
late vrucht - spadeling
latex  melksap
Latham’s loophoen - boskalkoen
Latijns-Amerikaan - zie Zuid-Amerikaans
Latijns schrijver  scribent
Latijns voorvoegsel  ab, ad, agri ambi, ante, anti, aqua, astro, bi, co, con, contra, cum, de, ex, intra, inter, lacto, loco, mille, multi, per, pre, pro, re, retro, semi, sub, super, trans, tri, semi, ultra
Latijns voorzetsel  ab, cum, ex, in
Latijns woord voor bad  balneum
Latijns woord voor boven  supra
Latijns woord voor doos  scatuia
Latijns woord voor drank  potio
Latijns woord voor droog  siccus
Latijns woord voor gesloten  clausus
Latijns woord voor gewicht  pondus
Latijns woord voor gropt  magnus
Latijns woord voor heet - fervida
Latijns woord voor koud  frigida
Latijns woord voor lijm  gelatina
Latijns woord voor nacht  noctem
Latijns woord voor nauwkeurig  exacte
Latijns woord voor onmiddellijk  continuo, statim
Latijns woord voor oog  oculus
Latijns woord voor oplossing  solutio
Latijns woord voor spiritus  Spiritus
Latijns woord voor spoedig  cito
Latijns woord voor stroop  sirupus
Latijns woord voor uur  hora
Latijns woord voor vloeibaar  liquidus
Latijns woord voor vloeistof  liquor
Latijns woord voor voortdurend  continue
Latijns woord voor vorm  forma
Latijns woord voor water  aqua
Latijns woord voor wijn  vinum
Latijns woord voor zwaar  ponderosus
Latijnse Bijbelvertaling  Itala, Vulgaat, Vulgata
Latijnse groet  vale
Latijnse naam voor berk  betuia
Latijnse naam voor beuk  fagus
Latijnse naam voor den  pinus
Latijnse naam voor elk  quercus
Latijnse naam voor els  alnus
Latijnse naam voor esdoorn  acer
Latijnse naam voor hulst  ilex
Latijnse naam voor linde  tilia
Latijnse naam voor olm  ulmus
Latijnse naam voor spar  picea
Latijnse naam voor wilg  salix
Latijnse school  gymnasium
Latijnse zegswijze - latinisme
Lathyrus – pronkerwt
lating – bloedaftapping
lat met opstap - stelt
Iatoen  geelkoper, messing
latoenkoper - bladkoper
latrine  privaat, plee, toilet
lattenkist - krat verpakking
latuw - sla
lat waarop hoenders slapen - roest, stok
latwerk  glind, glint, heining, hek, raster, rek, spalier, staketsel
latwerk voor heiningen  glint
latwerk voor leibomen - spalier
lauracee - laurier, laurus
laurier - laurus
laurierachtige boom  kamfer, kaneel, laurier, muskaat laurierroos  oleander
Laus Deo - L.D.
lauw – drukkend, halfwarm, kalm, koel, laks, traag, zacht, zoel
lauwe  Laodiceeër
lauweren - kransen, loven, prijzen, verheerlijken
lauwerkrans – lofkrans, zegekrans
lauwertak - erepalm
lauwe wind  zoelte
lava  magma
lava uitstoting  eruptie
laveloos – (stom)dronken, starnakel, zat
lavement – darmspoeling, klysma
laven  lessen, sterken, troosten, verfrissen, verkwikken
lavendel  lavandula, spijk
laveren  kruisen, opzeilen, schipperenwassen, zwalken
lavet – wasbak, waskuipzitbad
lawaai  drukte, gedaver, gegil, gekijf, gekraak, geraas, geratel, geschreeuw, getier, geweld, heibel, herrie, kabaal, keet, leven, misbaar, ophef, opschudding, rumoer, ruzie, spektakel, stampei, tamtam, tumult
lawaai maken  bonken, dreunen, piepen, ratelen, razen, rommelen, schreeuwen, tieren, toeteren
lawaai makend voorwerp  beiaard, drum, hoorn, klepper, ratel, sirene, toeter, trom
lawaaierig  luidruchtig, rumoerig
lawaai  instrument , sirene, toeter
lawaai maker  drukteschopper, herriemaker, keetschopper, raasbol
lawaaiwerktuig - ratel, sirene, toeter
laweit  kabaal, lawaai
lawine – stortvloed
laxatief  purgerend
laxeermiddel - agar-agar, bitterzout, glauberzout, inanna, jalappewortel, tamarinde, wonderolie
laxeermiddelen – laxantia
lay-out van een krant - opmaak
lazaret  veldhospitaal, ziekenhuis
lazerij - leprozenhuis, melaatsheid
lazarus – aangeschoten, beschonken, (stom)dronken
lazeren – gooien, smijten, vallen, zaniken, zeuren
lazuur – hemelsblauw
lease - verhuur
Lea's vader  Laban
leb  enzym, maag, runsel, stremsel
lebaal – paling
lebberen – slobberen, zuigen
lebbig - bits, zuur
lebferment - pegnine, rennine
Le Corbusier - Jeaneret
lector  docent, leraar, leerkracht
lectori salutem  L.S.
lectrice - voorlezeres
lectuur - boek, brochure, dagblad, krant, pamflet, tijdschrift, weekblad
ledemaat – arm, been, gewricht, pols, teen, vinger
ledemaat van een dier - poot
ledeman  ledenpop, leeman, marionet
ledematen  armen, benen, extremiteiten, tenen, vingers
leden van het gezin - familie
leden van hofpersoneel  hofdames, kamerheren
ledenpop  androïde, leeman, marionet
leder - leer
Ieder uit Noord Afrika – marokijn
lederbok - looier
lederboom – ptelea
lederdoek - kunstleer
lederhuid - corium
lederen borststuk bij het schermen  plastron
lederen halsriem – halster
lederen harnas - wanbuis
lederen lap  zeem(leer), zemenlap
lederen voorschoot  schootsvel
ledersoort  kalfsleer, marokijn, nappa, rundleer, slangenleer, segrijn, suède
ledig – braak, hol, ijdel, ijl, leeg, lens, loos, onbezet, ongevuld, ontruimd, quitte, vacant, vrij
ledigen – leegmaken, legen, ruimen, uitdrinken, uitgieten
ledig en vrij - onbezet
ledige ruimte  holte, leegte, vacuüm
lediggang  luieren, luiheidnietsdoen
ledigheid  holheidlediggang, luiheid, nietsdoen, ijdelheid, otium, rust
lediging van brievenbus  lichting
ledig, zonder vocht – lens, uitgedroogd
ledikant  alkoof, bed(stee), krib, kubbe, legerstede, slaapste(d)e, sponde, twijfelaar
lee  hengsel, lende scharnier, watering
leed – droefenis, droefheid, grief, hartzeer, jammer, kommer, letsel, pijn, schade, smart, verdriet, wee, zeer
leedaanzegger  aanspreker, doodbidder, huilebalk, kraai
leed doen  deren, kwetsen, raken
leed hebben - spijten
leedgevoel - (be)rauw, smart
leedvermaak (Duits)  Schadenfreude
leedwezen  berouw, pijn, spijt, verdriet
leefgemeenschap – commune, woongroep
leefklimaat - milieu
leefregel  dieet, regiem, regime
leefregel of dieet - kuur
leeft van diefstal  dief, heler, rover
leeftijd  ouderdom,(Fr., Eng.) age
leeftijdsgroep - pubers, tieners, twens
leeftocht  eten, proviand, rantsoen, spijs, victualiën, voorraad, voeding, voedsel
leefwijze - dieet
leeg – blanco, gust, hol, ijl, ledig, lens, loos, onbedrukt, onbelast, onbezet, ongeladen, ongevuld, ontruimd, open, uitgeput, vacant, verlaten, voos, vrij
leegdrinken – legen, ledigen
leeg en hol – loos
leeg en vrij – onbezet
leeggieten - legen, ledigen, uitgooien
leegheid - leegte
leeg maken  hozen, ledigen, legen, lenzen, lossen
leeghoofd  domkop, kwast, onbenul; windbuil
leeghoofdig – dom, hersenloos
leeglopen - lanteren
leegloper  baliekluiver, dagdief, doeniet, lanterfanter, ledigganger, lanterfant, lijntrekker, luiaard, luilak, nietsnut, slampamper, straatslijper,
leegloperij  dagdieverij, lediggang, luiheid
leegmaken  hozen, ledigen, legen, lenzen, lozen, ontdoen, (ont)ruimen
leegmalen - droogmaken, inpolderen
leg omhulsel – dop
leeg praatje – smoesje
leegroven – plunderen
leegscheppen – hozen, uithozen
leegte – gaping, gat, gemis, hiaat, holte, lacune, leegheid, leemte, vacuüm
leegte zonder vocht  lens
leek  beunhaas, knoeier, onbevoegde, ondeskundigeoningewijde, outsider
leem  grondsoort, klei, kleem
leem met grote stenen  grondmorene, keileem
leemachtige grondsoort  löss
leeman  ledenman, ledenpop, marionet
leembestanddeel  lutum, silt, stof
leemkuil – leemgroeve, leemput
leemte  fout, gat, gaping, gebrek, gemis, hiaat, lacune, leegte, mankement, tekort(koming)
leen  feodum, leengoed, verlei
leenbank – lommerd
leenbedrag – lening, leensom
leenbreuk  felonie
leeneed – hulde
leenheer - leenvorst
leenhouder - leenman, vazal
leenman  vazal
leenroerigheid  feodaliteit
leenspreukig  allegorisch, metaforisch, zinspreukig
leenstelsel  feodalisme, feodaliteit, feudalisme
leenstelsel betreffende  feodaal
leep – berekend, betjoegd, bijdehand, doortraptgehaaid, geslepen, gis, goochem, kien, link, listig, loos, slim, sluw, uitgekookt, uitgerekend, uitgeslapen
leep en listig – link
leepoog – druipoog, traanoog
leer  buffel, doctrine, dogma, geloof, glacé, ideologie, ladder, Ieder, lering, les, nappa, regime, religie, saffiaan, stelregel, stelsel, theorie, trap, trapje, - zeem
leerbewerker - lapper, looier, taander, touwer
leerboek – leidraad, studieboek
leer dat ervaring de enige bron van kennis is  empirisme
leer der kerk - evangelie
leer der oorlogvoering - krijgskunst, strategie
leer der rasverbetering  eugenese, eugenetiek
leer der ritmen - ritmiek
leer uit Noord Afrika  marokijn
leer van de aangeboren begrippen - innatisme, inneïsme
leer van de aardbeving  seismologie
leer van de afstamming  genealogie, darwinisme
leer van de bacteriën - bacteriologie
leer van de beenderen - osteologie
leer van de bepaalde energie - elektriciteitsleer
leer van de beschrijving der beenderen  osteologie
leer van de betekenis van woorden  semantiek
leer van de betekenisverandering van woorden  semasiologie
leer van de beweging  dynamica, kinetica
leer van de beweging en druk van luchtsoorten  pneumatiek
leer van de bewegingen der hemellichamen  kosmografie
leer van de bladmossen - bryologie
leer van bloed-en lymfevaten - angiologie
leer van de bloedverwantschap - afstammingstheorie
leer van de bodemontwikkeling  pedologie
leer van de bouw van de aardkorst  geologie
leer van de bouw van het heelal  kosmologie
leer van de breking der lichtstralen  dioptrica
leer van de delfstoffen - mineralogie
leer van de denkwetten  logica
leer van de eilanden  nosologie
leer van de erfelijkheid  genetica, eugenetiek
leer van de ervaring  empirie, empirisme
leer van de evenwicht - statica
leer van de geneesmiddelen - farmacologie
leer van de geslachtswapens  heraldiek
leer van de getallen  rekenkunde
leer van de geuren – osmologie
leer van de gevechtsvoering - tactiek
leer van de grondregels  theorie
leer van de huidziekten  dermatologie
leer van de ideeën  ideologie
leer van de insekten  entomologie
leer van de kanselwelsprekendheid  homiletiek
leer van de kerk - catechismus
leer van de kerkelijke feesten - heortologie
leer van de kinderziekten - pediatrie
leer van de kleuren - chromatiek
leer van de krachten - dynamica
leer van de kristallen en hun vorming - kristalkunde, kristallografie
leer van de laatste dingen - eschatologie
leer van de leerwijze  methode, methodiek
leer van de levenloze dingen - abiologie, anorgologie
leer van de levensverschijnselen - biologie, zoölogie
leer van de levenswetten - bionomie
leer van de luchtbeweging  pneumatiek
leer van de luchtgesteldheid en weergesteldheid  klimaatleer, klimatologie
leer van de maatschappij  sociologie
leer van de maatsoorten  ritmiek
leer van de methoden - methodiek, methodologie
leer van de meting in de ruimte - stereometrie
leer van de meting van vaste lichamen - stereometrie
leer van de misdaad - criminologie
leer van de misvormingen in flora en fauna  terutologie
leer van de munten - numismatiek
leer van de onderaardse lichamen  nerterologie
leer van de oorlogvoering - strategie, tactiek
leer van de oorzaken - (a)etiologie
leer van de oorzaken van ziekten - aetiologie
leer van de opbouw van elementen - atoomtheorie
leer van de overerving - gêneanomie
leer van de paddenstoelen - mycologie
leer van de plichten en deugden - moraal
leer van de relaties van mensen en groepen  sociologie
leer van de ritmen  ritmiek
leer van de schepping - kosmogenie
leer van de schoonheid  esthetica
leer van de spieren  myologie
leer van de spraakklanken  fonetiek, fenologie
leer van de staatshuishouding  economie
leer van de straalbreking - perioptrica
leer van de stuifmeelkorrels  palynologie
leer van de tanden - odontologie
leer van de tragedie  tragiek
leer van de toekomst  futurologie
leer van de vaktermen  terminologie
leer van de verbouw - versleer
leer van de verschijnselen in de dampkring  meteorologie
leer van de verschijnselen van het licht  optica
leer van de versieringen  ornamentiek
leer van de versmaat  metriek
leer van de vogels  ornithologie
leer van de vorm - morfologie
leer van de waterkracht  hydraulica
leer van de welsprekendheid  redekunde, retorica, retoriek
leer van de werkelijkheid  realisme
leer van de wetmatigheid van het leven  bionomie
leer van de woordbetekenis  semantiek
leer van de woordschikking  syntaxis
leer van de woordvervoeging  grammatica
leer van de zenuwziekten  neurologie
leer van de ziekteverschijnselen - pat(h)ologie
leer van de ziektesymptomen - diagnostiek
leer van de ziel  psychologie
leer van de zinnebeelden  symboliek
leer van de zinsbouw  syntaxis .
leer van de zonden  hamartologie
leer van de zwammen  mycologie!
leer van het behoud en de omzetting van het arbeidsvermogen  energetica, energetiek
leer van het beheer van boekerijen - bibliotheconomie
leer van het dieet  diëtetiek
leer van het dierlijk gedrag - enthologie
leer van het drama - dramatiek
leer van het evenwicht  statica, statiek
leer van het geheimschrift - cryptologie
leer van het geluid  akoestiek
leer van het heldendicht  epiek
leer van het heelal - kosmologie
leer van het juiste stemgeluid  fonetiek
leer van het leven  fysiologie
leer van het lichaam - somatologie
leer van het licht - optica
leer van het menselijk lichaam  somatologie
leer van het onderwijs  didactiek
leer van het ontstaan der ziekten - pat(h)olegie
leer van het ontstaan van het aardoppervlak  geomorfologie
leer van het ontstaan van het heelal  kosmogonie
leer van het ontstaan van ziekten  nosogonie
leer van het perspectief  doorzichtkunde
leer van het seksuele leven - seksuologie
leer van het staatsbestuur  staatkunde
leer van het treurspel  tragiek
leer van het verband tussen plant en dier en hun omgeving  oecologie
leer van het waterleven - hydrobiologie
leer van het zijn  ontologie
leer van lamsvel - nappa
leer van maatsoorten  metriek
leer van maten en gewichten - metrologie
leer van Mohammed  Islam
leer der slangen – ofiologie
leer der sterren - astrologie
leer der vloeistoffen – hydraulica
leerbewerking  looien
leerboek  handboek, leidraad, studieboek
leerdichter - didacticus
leerfabel - apoloog
leergang  cursus, methode
laargang volgen – studeren
leergierig  dociel, ijverig, leergraag, studieus, vlijtig, weetgierig, weetgraag
leergraag – studieus
leerhoofd - bolleboos
leerjaar – klas
leerkamer - leskamer
leerkracht – docent(e), juffrouw, lector, lera(a)res, leermeester, meester, onderwijzer
leerling – aanhanger, adelborst, adept, aspirant, beginneling, cadet, cursist, discipel, élève, gezel,halfwas, pupil, scholier, student, studiosus, volgeling,
leerling-matroos op een vissersschip - afhouder
leerling-officier - adelborst, cadet, vaandrig
leerling van Boeddha  Ananda
leerling van de Koran - santri
leerling van een bepaalde school  adelborst, cadet
leerling' van militaire school  adelborst, cadet
leerling van Zeno  stoïcijn
leerlooien - runnen
leermeester  docent, goeroe (guru), instructeur, leraar, leerkracht, magister, onderwijzer, tutor, voorganger
leermester van Alexander de Grote - Aristoteles
leermeester van Aristoteles - Plato
leermeester van Frege - Lotze
leermeester van Heidegger - Husserl
leermeester van Husserl - Brentano
leermeester van Plato - socrates
leermiddel  atlas, boek, bord, globe, kaart, landkaart, leesplank, liniaal, passer
leermiddelen  lesmateriaal, schoolbehoeften
leer of trap - ladder
leerplan  methode, onderwijsprogram
leerrede  oratie, predicatie, preek
leerregel - principe
leerrijk – nuttig, opvoedend
leersoort  chagrijn, kalfsleer, marokijn, nappa, rundleer, saffiaan, segrijn, slangenleer, suède
leerstellig  doctrinair, dogmatisch, theorama
leerstelling  doctrine, dogma, geloofspunt, theorema
leerstoel  hoogleraarschap, katheder, lectoraat, preekstoel, professoraat
leerstof van examen doornemen - repeteren
leerstoornis op taalgebied  leeszwakte, woordblindheid
leerstuk  dogma, geloofsartikel, theorie
leertijd – stage
leertje - trapje
leertouwer - looier
leervak op school  aardrijkskunde, algebra, biologie, boekhouden, cijferen, Duits, economieEngels, Frans, fysica, geschiedenis, godsdienst, Grieks, Latijn, lezen, meetkunde, natuurkunde, Nederlands, rekenen, scheikunde, schrijven, taal, tekenen, wiskunde,
leerwijze - methode
leerzaam  didactisch, dociel, instructief, nuttig, onderwijzend, pragmatisch
leesbaar – ontcijferbaar
leesbaar schrift, voor allen - pasigrafie
leesblindheid - alexie
leesboek  novelle, roman
leesboekerij – uitleenbibliotheek
leesclub - lezerskring
leesglas  loep, loupe, vergrootglas
leeshonger – leeswoede
leeskamer – bibliotheek
leeslint – leeswijzer
leesportefeuille – lectuurmap, leesmap
leesstof  lectuur, lektuur, literatuur
leest  gedaante, gestalte, middel, model, schoenvorm, taille, vorm
leesteken  aanhalingsteken, accent, apostrof, beletselteken, deelteken, dubbelpunt, komma, koppelteken, punt, puntkomma, trema, uitroepteken, vraagteken
leest of middel – taille
leest of snit – model
leeswijzer – bladwijzer, boekenlegger, leeslint
leeswoede - leeshonger
leeszaal – bibliotheek, boekerij, leeskamer
leeszwakheid - dyslexie
leeuw  Leo, lion, liebaard
Leeuwardens poortje  Popta
Leeuwardense toren  Oldehove
leeuwarend - griffioen
leeuwenbek - antirrhinum, ereprijs, gamander, helmkruid, kartelblad, kruid, maskerbloem, motten, muskus, ogentroost, toorts, vingerhoedskruid
leeuwenbekkrachtiger - scrophularinceën
leeuwengezicht - leontiasis
leeuwenjong – welp
leeuwentand – leontodon
leeuwen temmer – dompteur
leeuwerik - graspieper
leeuweriken – alandidae
lef – branie, couragebranie, durf, kloekheidmoed, ophef, spats
lefdoekje – pochette
lefgozer – druktemaker, opschepper
lefhebber - druktemaker, opsnijder
lefmaker – durfal
lefschopper - opsnijder
legaal  legitiem, rechtmatig, wettelijk, wettig
legaat  bezet, boedel, diplomaat, donatie, erfdeel, erfenis, erfmaking, gezant, gift, nalatenschap, schenking
legalisatie - wettiging
legater – erflater
legateren – nalaten
legatie  gezantschap
lege ruimte  leemte, vacuum
legen – ledigen, uitdrinken
legendarisch  befaamd
legendarisch goudland  Ofir
legendarische koning  Arthur
legendarische koning van Vlaanderen  Gambrinus
legendarische schaal  graal
legendarische tovenaar  Merlijn
legendarische vorst  Gambrinus
legende  mirakel, mythe, overlevering, randschrift, sage, sprookje, (volks)verhaal
leger  armee, bed, bivak, heer, heir, kamp, krib, krijgsvolk, landmacht, ligplaats, luchtmacht, menigte, militie, strijdmacht, troepen, weermacht
legeraanvoerder  bevelhebber, generaal
legeraanvoerder van Alexander de Grote - Clitus, Kleitos
legeraanvoerder van David  Uria
legerafdeling  afdeling, bataljon, brigade, compagnie, divisie, eenheid, eskadron, formatie, genie, G.S., korps, peloton, regiment, sectie
legerafdeling der eerste Franse Republiek - legioen
legerafdeling der Romeinen  legioen
legerauto – jeep
legerbende - heerschaar
legerbevelhebber in Egypte  sirdar
leger des heils  (Eng.) s.a., L.d.H.
legereenheid - korps
legeren – kamperen, legateren
leger in de open lucht - bivak
legering  alliage, alligatie, alliage, allooi, alpaca, alumel, amalgama, lega
legering met kwik  amalgaam
legering om metalen te verbinden  soldeer
legering van koper en tin  brons.
legering van koper en zink - bathmetaal, messing
legering van koper, zink en nikkel - argentaan
legering van lood en tin  soldeer
legering van metaal en kwik - amalgaam
legering van zink en lood  bathmetaal
legerkamp  bivak, kazerne, lager
legerkantine – mess
legerknecht - soldaat
legerkost  kuch, rats, soldatenspijs
legerleiding – operbevel, staf
legermacht – armee, krijgsmacht
legeroefening  manoeuvre
legeronderdeel  bataljon, batterij, cavalerie, compagnie, divisie, eskader, genie, infanterie, korps, landmacht, legerkorps, luchtmacht, marine, peloton, regiment, squadron
legeropleidingsschool  C.O.A.K., K.M.A., R.S.I., S.R.O.A., S.R.O.I., S.R.O.MA
legeropstelling - colonne
legerplaats  bivak, garnizoen, kamp, kampement, kazerne
legerplaats in openlucht - bivak
legerpolitie  M.P.
legerpredikant - veldprediker
legerpriester  aalmoezenier
legerschaar  heir, legoen, rot
legerschool  K.M.A., K.M.S.
legerstede  bed, brits, kooi, krib, ledikant, sponde, wieg
legerstelsel  Filter, Ondas
legertent - paviljoen
legerterm  balen, filler, hap, hospik, organiek, stomp
legertrein  tros
legerveste - bunker, kazemat, kazerne
legervoertuig – tank
legervoorraad magazijn - dump
leges – heffing, kosten, rechten, schrijfkosten
lege tijd - otium
leggen - aanbrengen, plaatsen, stellen, vloeren
leggen van de nadruk  accentueren
legger – draagbalk, register, vloerbalk
legger in roosterwerk – kesp
legger onder rails - biels
leggoed  pootgoed
legio  ontelbaar, talloos, talrijk, veel, volop
legioen  cohorte, heerschaar, keurbende, menigte
legionair - soldaat
legislatief  wetgevend
legist  jurist, wetkundige
legisterlj  wettendienst
legitiem  echt, legaal, rechtmatig, wetmatig, wettig, wettelijk legitimatiebewijs  pas, paspoort
legitimatiekaart  persoonsbewijs
legkaart - legpuzzel
legplank - schap
legnest voor kippen – valnest
leguaan - anoles, basilisk, bergduivel, padhagedis
leguanen - iguanidae
leguninosen - monosaceeën
lei  gesteente, leisteen
leiband  gareel, leis, teugel, toom
leiband voor paarden - leidsel
leiboom  espalier
leiden  (aan)voeren, besturen, brengen, dirigeren, meenemen, mennen, regeren, voeren
Leiden  L.B., Lakenstad, sleutelstad
leiden van een orkest  dirigeren
leider  aanvoerder, baas, bestuurder, bevelhebber, chef, chief, dirigent, directeur, duce, gids, hoofd(man), manager, opperhoofd, voorman
leider der erediensten - liturg
leider van de Contraremonstranten  Gomarus
leider van een debatingclub – moderator
leider van een hotel – gerant
leider van een olifant – kornak
leider van een orkest – dirigent
leider van toneel - regisseur
leider van een verkooporganisatie  salesmanager
leidfossiel  gidsfossiel
leiding – aanvoering, bestuur, beheer, bestel, bevelvoering, bewind, directie, koker, kopstuk, regering, regie, regime
leiding van een orkest - directie
leiding voor gas  gasbuis
leidinggevende persoon  baas, chef, directeur, manager, opperhoofd
leidmotief  grondthema
leidraad  gids, handboek, handleiding, leerboek, norm, regulatief, richtsnoervademecum
Leids blauw - kobaltblauw
Leids gebouw  Gravensteen, Lakenhal
Leidse studentensociëteit  Minerva
Leidse kaas - komijnekaas
leidsel  gareel, halster, leiband, leis(el), teugel(s)
leidsel en bit  toom
leidsman  geleider, gids, hoeder, leider, mentor, voorman
leidster – gids, leidsvrouw, poolster
leikleurig – schalieblauw
leien schrijfstift - griffel
leireep – leidsel, teugel, toom
leiriem - halster
leis  kerstlied, leiband, lijn, Noël
leisel – koppel, riem
leishmaniose - kala-azar
leisteen - schiefer
leisteengebergte  Eifel
leizeel  leidsel, leisel
lek  bres, gat, opening, poreus, reet, scheur, wan
lekdoek  filtreerdoek, doorzijgdoek
lekenbroeder  convers, frater
lekenmanier - ondeskundigheid
lekenzuster  begijn
lekkage  wan
lekken – doorlaten, druipen, druppelen, sijbelen,
lekker  aangenaam, behaaglijk, belust, delicaat, heerlijk, kostelijk, plezierig, prettig, smakelijk, verrukkelijk, zalig
lekker baksel - banket
lekkerbek  epicurist, fijnproever, gastrofiel, gastronoom, gourmand, gourmet, lucullus, proever, smuller, smulpaap
lekkerbekken – smullen, watertanden
lekker eten - smullen
lekkernij 
2 ijs
3 jam
4 cake, drop, koek, noga, soes
5 gebak, hapje, lolly, patat, snack, snoep, taart
6 banaan, banket, bonbon, gombal, oester, sukade, toffee,
ulevel
7 chocola, fondant, karamel, kaviaar,moorkop, rumboon,
snoepje, taartje, truffel, ijstaart, zuurtje
8 eierkoek, roomsoes, pepermunt, schuimpje, slagroom,
speculaas
9 chocolade, marsepein, negerzoen, snoepgoed, speculaas
10 borstplaat, kattentong, suikergoed
11 delicatesse,heerlijkheid
12 versnapering
15 garnalenbroodje
lekker ruiken – geuren
lekkers  drop, gelei, noga, snoep, suikergoed
lekker sla[pen - soezen
lekkertand  lekkerbek
lekkertje  lieveling, schat, snoepje
lekker van smaak – fijn, heerlijk
lekker vinden – lusten, smaken
leksteen  druipsteen, stalactiet
lekvrij - potdicht
lel  dreun, klap, mep, oorvijg, pats, pets, slag, tik
lelie  aloë, asperge, drakenpalm, gloriosa, keizerskroon, look, prei, salomonszegel, vuurpijl, yucca
lelieachtigen - liliaceeën
lelieachtig bolgewas  ui, knoflook
lelieachtig gewas  agave, aloë
lelieachtig tuinbouwgewas  asperge
lelieachtige plant - agave, aloe, salomonszegel
lelienarcis - sneeuwklokje
lelietje van dalen – dalkruid
lelijk – affreus, afgrijselijk, afschuwelijk, afstotend, afzichtelijk, akelig, ijselijk, min, mismaakt, onesthetischonfraai, onooglijk, slecht, stuitend, wanstaltig
lelijk dier  monster, mormel
lelijk geel haar – peenhaar
lelijk gezicht  grimas, tronie
lelijk mens  aap, duivel, dwerg, monster, mormel, sater
lelijk schepsel - mormel
lelijk woord  knoop, verwensing, vloek
lelijke aap  mandril
lelijkerd – beroerling, monster, mormel, naarling
lelijkheid  gemeenheid, laagheid
lellebel – del; sloerie, slons, viezerik
lelletje in de keel – huig
lel of klap – slag
lel om de oren - oorvijg
lelvogel - huia, kokako
lemma  devies, leus, lijfspreuk, motto, trefwoord, zinspreuk
lemmet  kaarsenpit, kling, lemmer
lemnacee - bultkroos, eendenkroos, lemma, spirodela, wolffia
lemoen – citroen, dissel, disselboom, lamoen
lemurachtige - maki
lende  flank, lee, lies, onderrug
lendenbiefstuk - entrecote
lendebloed  bulk, lal
lendendoek – paan
lendendoekje - pantje
lendeschot – spit
lende spierpijn - spit
lendespit - lumbago
lendenstuk  haas, harst, lumme
lenen – borgen, geven, verschaffen, voorschieten
lener – financier, geldnemer, geldschieter
leng  kabeljauw
lengen  uittrekken, verdunnen
lengsel  verlengsel, verlengstuk
lengte  1., afstand, grootte, longitude, longitudó
lengte bepalen  meten
lengte tussen twee punten  afstand, lijn
lengte van beide armen  vaam, vadem
lengte van de onderarm - el
lengtecirkel  meridiaan
lengtedraden van weefsels  schering
lengtemaat  cm, cicero, dam, dm, decameter, decimeter, dm, duim, dijkroede, el, Foot, hm, hand, hectometer, inch, km, kilometer, knoop, kogge, landmijl, megameter, meter, mm, mm, micron, millimeter, mijl, mijn, paal, Pm, roede, rod, spanne, m, vaam, vadem, voet, werst, yard, zeemijl
lengtemaat in Indonesië  paal
lengtemaat in Rusland  werst
lengtemaat op zee - mijl
lengtemeting - longimetrie
lengtetouw  hijstouw
lenig  acrobatisch, buigzaam, flexibel, meegaand,meegevend, rank, slank, soepel
lenigen – troosten, verlichten, verzachten
leniger – verzachter
lenige sport – turnen
lenigheid – souplesse, veerkracht
leniging van smart  soelaas, troost
Lenin  (pseudoniem) Oeljanow
Lening – krediet, leenbedrag
Lening voor een huis - hypotheek
lens  gust, harpoen, kijkglas, ledig, leeg, loep, loupe, meniscus, objectief, oculair, oogglas, pen, spie, vergrootglas
lensfout - aberratie
lenskapsel – lensbeursje
lens of kijkglas - loep
lensvorm  concaaf, convex
lensvormig - lenticulair
lenszak  sleepzak
lente  jeugd, voorjaar
lentebloem  anemoon, krokus, madeliefje, narcis, primula, sneeuwklokje, tulp
lentebode  zwaluw
lenteboter – grasboter
lentedag - meidag
lenteklokje - leucojum
lentemaand - maart
lenteren – dralen, talmen, treuzelen
lenteschuim  koekoeksspeeksel
lentespog  kikkerspog
lenteteken - ram, stier, tweelingen
lentezaaitijd  dricht
lentezang - maggiolata
lenticel  kurkporie, lensvorming, oogwratje
lenticulair  lensvormig
lentibulariacee - blaasjeskruid, pinguicula, utricularia
leontopodium - edelweiss
lento (muz.)  langzaam
lenzen – leegmaken
lenzen en prisma’s – optiek
lenzenstel – bril
leonisch – kitsch, onecht
lep – schop, spa
Lepanto - Naupaktos
lepel – hazenoor, kunstaasspaan
lepelaar – herderstasje, ooievaar
lepelbek - slobeend
lepelblad  cochlearia, herderstasje, mierik
lepeldiefje - herdersasje
lepelgans  lepelaar
lepelkruid  lepelblad
lepelreiger - lepelaar
lepelslang - brilslang
borden, lepels, messen, vorken - bestek, eetgerei
lepel, scherpe – curette
lepelspijs – pap, pudding, soep, vla
lepeltje - schepje
leperd – bedrieger, gewiekste, gladakker, gluiperd, goochemerd, guit, linkerd, schalk, schelm, slimmerd
leplam - potlammetje
lepra  lazerij, melaatsheid
lepreus  melaats(e)
leraar  docent, frik, goeroe, instructeur, lector, leerkracht, meester, mentor, onderwijzer, predikant
leraar in de klassieke talen aan een gymnasium  preceptor
leraar in de Nederlandse taal en letteren – neerlandicus
leraar in welsprekendheid - retor
leraren - doceren, onderrichten, onderwijzen, prediken
lerares – docente, leerkracht, onderwijzeres
Ieren – aanleren, africhten, blokken, doceren, instuderen, instrueren, lesgeven, onderrichten, onderwijzen, prediken, studeren, vossen
Ieren band  koppel, riem
leren gordel - riem
Ieren halsgordel – gareel
leren halsjuk - haam
Ieren harnas – kolder
Leren koppel - riem
Ieren lap  zeem(leder)
Ieren riem  koppel
leren riem van een wasmachine  drijfriem
leren schoen met schacht - laars
leren schrijven van brieven – correspondentieonderwijs
laren zak voor harmonica - balg
leren zweep  karwats
lerend  didactisch, onderwijzend
lering  catechisatie, les, moraal, onderricht, onderwijs, onderwijzing
lerk - lariks, lork, lorkenboom
les – instructie, leer, lering, onderricht, onderwijs, raadgeving, studie, vermaning, voorbeeld
les van een professor  college
lesbak van een smederij  koelbak, lestrog
lesbisch – homosecsueel
lesgeven – lessen, onderwijzen
les in lezen – leesles
leskamer – leerkamer, studeerkamer
leslokaal - klas
leslokaal voor judo – dojo
les nemen - lessen
Lesotho, Bevolking van - Basotho
Lesotho, hoofdstad van - Maseroe
Lesotho, taal gesproken in – Sesotho
lesprogramma - lesrooster
lesschema  lesrooster, rooster
lessen  blussen, boeten, stillen
lessenaar – desk, lezenaar, schrijftael
lessen van dorst - grinken
lest – laatst
lestijd – cursus, leergang, school
lestrog - lesbak
les van hoogleraar – college
leswagen – lesauto
letaal  dodelijk
Letland, haven in - Lipaja, Ventspils
Letland, hoofdstad van - Riga
Letland, rivier in - Daoegava, Dvina, Gaoeja, Lieloepe
Letland, stad in - Daoegavpils, Jelgava, Joermala, Liepaja, Rezekne
Letland, volksstam in - Koeren, Liven
letsel – blessure, kneuzing, kwetsuur, mankement, snede, verwonding, wond
letten - benadelen, deren, verhinderen
letten op – zorgen
Lets  Lettisch
letsel  kwetsuur, trauma, verwonding, wond
letsel toebrengen  deren, kwetsen, verwonden wonden,
letterteken
letter – schriftteken
letteren – letterkunde
letterdieverij – plagiaat
letter met omlaag uitstekende lus  staartletter
letter van het Griekse alfabet  alfa, bèta, chi, delta, epsilon, èta, gamma, jota, kappa, iota, lambda, mu, nu, omega omikron, phi, pi, ps, sigma, thèta, tho, tau, ypsilon, xi, zèta
letterdief  plagiaris, plagiator
letterdieverij - plagiaat
letterformaat - korps
lettergreep  syllabe
lettergreepraadsel  charade, logogrief
lettergrootte  letterkorps
letterheld – anagram
letterkast - letterbak
letterkeer  anagram, metathesis,
letterkrans  lofdicht
letterkunde  bellettrie, literatuur, woordkunst
letterkundig  literair
letterkundig werk – boek, drama, epos, essay, gedicht, krant, novelle, roman, tijdschriftverhaal
letterkundig werk van gemengde inhoud  mengselwerk
letterkundige  auteur, criticus, dichter, literator, novellist, poëet, romancier, schrijver
letterlap  letterdoek
letterlievende club of vereniging  rederijkerskamer
letterlijk  feitelijk, getrouw, inderdaad, juist, nauwgezet, nauwkeurig, precies, stipt, strikt, woordelijk
letterlijke herhaling  aanhaling, citaat, echo
lettermaat – corpspica, punt
lettermodel  sjabloon
letteromzetting  metathesis
letter onder de letter c – cedille
letteropsomming - alfabet
letterornament  monogram
letter, op - ordenen – alfabetiseren
letterpuzzel - woerdzoeker
letterraadsel  anagram, cryptogram, logogrief
letterreeks – alfabet
letterrekening - algebra
letterrijm  alliteratie, stafrijm
letters boven Christusbeeld  I.N.RI.
letters in liturgie  IHS, INRI
letters noemen  spellen
lettersnijder - graveur
lettersoort  cursief, galjaard, garamond, helvetica, kapitaal, mediaan, nonparel, onderkast, parel, romein
letterspel - scrabble
letterstof – letterspecie
letterteken - cedille
letters van Grieks alphabet - alfa, bèta, gamma, delta, epsilon, zeta, eta, thera, iota, kappa, lambda, theta, iota,
da, mu, nu, xi, omicron, pi, rho, sigma, tau, upsilon, phi, chi, psi, omega
letter type  Aldine, antiek, Baskerville, bembo, bodoni, caslow, cursief, folio, futura, Garamond, gotisch, Helvetica, lectura, Libra, lutetium, mediaeval, Mercator, perpetual, roman, romein, Romulus, Spartan, times, uniciaal, univers
lettervers  acrostichon
letterverspringing  anagram, metathesis
letter waarmee men drukt - drukletter
letterzetter – graficus, typograaf
letterzettergerei  tenakel, zethaak
let wel – nota bene, n.b., tw. , sic
leugen – bedriegerij, bedrog, beuzel, fabel, jok(ken), onwaarheid, verdichtsel, verzinsel
leugen (Eng.) - lie
leugenaar - bedrieger, fantast, jokkebrok, misleider
leugenachtig  bedrieglijk, liegend, oneerlijk, onwaar, vals
leugenachtige kwaadsprekerij  laster
leugenontdekker - liedetector
leuk – aangenaam, aardig, bekoorlijk, enig, fijn, flegmatiek, geestig, geinig, gezellig, grappig, knus, laconiek, lief, link, lollig, mieters, moppig, olijk, prettig, tof, vermakelijk, vrolijk
leuk persoon  humorist, komiek, snaak
leuke jongen  guit, schalk, snaak
leuk en aardig – prettig
leuk en fraai – mooi, prachtig
leukerd  clown, grapjas, grappenmaker, komiek, lolbroek, snaak
leukheid  geestigheid, gein, gezelligheid, grap, leut, lol, pret, vermaak
leukocyt, soort - granulocyt, lymfocyt, monocyt
leuk ontdeugend – guitig
leuk persoon – humorist, komiek, leukerd, snaak
leuk verhaal – mop
leukweg - laconiek
leunen - rusten, schragen, steunen
leuning – armsteun, balie, balustrade, borstweringreling, steun, stut
leuning op balkon  balustrade
leuning op schip  reling
leunstoel  bergère, crapaud, fauteuil, voltaire
leur  kleinigheid, lokaas, lomp, lor, prul, vod
leurachtig  nietig, onbeduidend, ijdel
leurder  kramer, marskramer, venter
leuren  venten
leus  devies, gezegde, kernspreuk, lemma, leuze, motto, parool, spreuk, strijdkreet, wachtwoord, zinspreuk
leut  gein, gekheid, genoegen, koffie, lol, plezier, pret, scherts, schik, vermaak, vrolijkheid
leuter – kletsmajoor
leuteraar – babbelaar, draler, kletser, kletsmajoor, talmer, zeurkous
leuteren  babbelen, dazen, dralen, kletsen, razen, talmen, zaniken, zeuren, zwetsen
leuterpraat  klets
leuterig - besluiteloos, talmend, zanikerig
leuterkous - babbelaar, zanik
leutig – aangenaam, grappig, jolig, leuk, parool, prettig, plezierig, slogan, vermakelijk
leuze  blazoen, devies, emblema, gezegde, kenspreuk, leus, motto, yell, wachtwoord
Levant  Morgenland, oosten, Oriënt
leven  bestaan, drukte, gedoe, geraas, getier, geweld, herrie, kabaal, lawaai, poeha, rumoer, spektakel, vertier, wonen, zijn
levend  bestaand
levendbarende zeevis - aalkwab
levend wezen  dier, mens, organisme, plant
levende have  vee
levende steentjes - lithops
levendig  alert, bedrijvig, beweeglijk, bezield, dartel, druk, energiek, flink, geanimeerd, intens, kittig, krachtig, kras, kwiek, lustig, monter, rumoerig, snel, tierig, vief, vitaal, vlug, vrolijk, zwierig
levendig  (muz.) allegro, animato, animoso, presto, vivace,
levendig tempo - entrain
levendigheid  animo, beweeglijkheid, brio, drukte, opgewektheid, temperament, tierigheid, vertier, vuur
levendig kind – druktemaker, robbedoes
levendig of vief – kwiek,
levendig vernuft  esprit, geest
levend wezen - dier, mens
levenloos  dood(s), futloos, gevoelloos, maf, mat, saai, zielloos
levenmaker – drukteschopper, herriemaker
levensavond  ouderdom
levensbaan  levensweg
levensbeginsel - cel, kiem
levensbehoefte  eten, kleding, voedsel
levensbenodigdheid - dekking, kleding, voedsel
levensbeschouwing  atheïsme, deïsme, filosofie, idealisme
levensbeschrijver  biograaf
levensbeschrijver van heiligen hagiograaf
levensbeschrijving  biografie
levensbeschrijving door persoon zelf  autobiografie
levensbeschrijving van heilige  hagiografie
levensbeschrijving van pas overledene - necrologie
levensboom  thuja
levensconditie  levensvoorwaarde
levensdraad  levensduur, levensloop
levensfilosofie - biosofie
levensfunctie  ademen
levensgedrag  levenswandel
levensgeest (Ind.) - prana
levensgegevenheid  lot
levensgemeenschap - commune, groep, samenleving
levensgenieter - Bourgondiër
levensgevaarlijk  dodelijk
levensgezel  eega, echtgenoot, gade
levenshouding  gedragslijn
levenskracht  vitaliteit
levenskrachtig – tierig, vitaal
levenskring - milieu
levenskunst – eubiotiek
levenslang - eeuwig
levensleer  biologie, biotiek
levenslied - smartlap
levensloop  carrière, curriculum, levensdraad, lot
levenslucht  adem, asem, zuurstof
leenslucht innemen – ademen, inademen
levenslust  blijheid, energie, opgewektheid, vrolijkheid
levenslustig  blij, dartel, energiek, fit, flink, fris, gezond, kras, opgewekt, tierig, vief, vitaal, vrolijk, zonnig
levensmagnetisme  mesmerisme
levensmiddelen  comestibles, eetwaren, proviand, voedsel, voedingsmiddelen
levensmoe  levenszat
levensmorgen  jeugd
levensonderhoud  alimentatie, eten, kost, voer, voeder, voeding, voedsel, werk
levensonlust – spleen
levenspad – levensweg
levensperiode bij rijping - puberteit
levensregel - devies, maxime
levenssap - bloed, gal, sap
levensschets – portret
levensverhaal – historie, story
levensverrichtingenleer  fysiologie
levensvocht in organische lichamen  bloed, gal, sap
levensvreugde  levenslust
levensweg - loopbaan
levenswijs - ervaren
levenswijze  discipline, gedrag, regiem, regime, regel, tucht
levenszat – levensmoe
levenwekkend  animerend, bezielend
levenwekkende kracht  adem, bezieling
lever - hepar
leverancier  bakker, groenteboer, kruidenier, melkboer, slager, olieman, producent, zandman
leverancier van eetbare vogelnestjes - salangaan
leverantie - bezorging, levering
leverbaar – fungibel
leverbot - zuigworm
leverbotziekte  distomatose, fasiolasis, organs
leveren  afleveren, bezorgen, fourneren, klaarsperen, overgeven, produceren, verschaffen, voorzien
levering  aflevering, bezorging, leverantie, produktie
leveringslijst - factuur
leverkruid - agronomie, boeltjeskruid, eupatorium, koninginnekruid
levermossen - hepaticae
leverontsteking - hepatitis
leverpastei  patée
leverstok – lavas
levertraan - visolie
levert duurzaam hout  eik
levert een olifant  elp, elpenbeen, ivoor
levert gevaar voor de vis  net
levervlek - chloasma
levervocht  gal
leverworm – leverbot
leverworst - loert
leverziekte  distamatose, galsteenkoliek, geelzucht, serum, hepatitis
levier  stuurknuppel
lewisiet  strijdgas
lex  wet
lexicograaf  woordenboekschrijver
lexicon  encyclopedie, naslagwerk, woordenboek
lezen – doornemen, melen, inzamelen, opnemen, schiften, schoonmaken, uitzoeken, vergaderen, vergaren, verzamelen, zamelen
lezenaar  katheder, lessenaar, standaard
lezer  abonnee
lezerskring  boekenclub, leesclub, leesmuseum
lezing  causerie, redactie, rede, tekst, versie, voordracht
liaan  slingerplant
liaan, inlandse - bosrank, clematis, hedera, kamperfoelie, klimop, lenicera
Liafwin - Lebuinus
liaison  verbintenis, verhouding
lias  brievensnoer, rijgsnoer, veter
Libanese munt  piaster, pond
Libanon, bergtop in - Sinnen, Hermon
Libanon, dal in - Beka
Libanon, hoofdstad van - Beiroet, Beytouth
Libanon, oorspronkelijke bewoners van - F(o)eneciërs
Libanon, rivier in - Asi, Leontes, Litani, Orontes
Libanon, stad in - Baalbek, Saida, Tripoli, Zahlé
libatie  drankoffer, plengoffer
libel  anax, glazenwasser, juffertje, pamflet, schotschrift smaadschriftwaterjuffer, waternimf
liber ongedwongen, vrij
liberaal  mild, onbekrompen, onbevooroordeeld, royaal vrijgevig, vrijzinnig
liberaal (Eng.)  whig, vrijheidlievend
liberaal staatsman - Thorbecke
liberale partij  F.D.P., V.V.D.
liberatie - bevrijding, verlossing
Liberiaanse munt - dollar
Liberia, berg in - Nimba
Liberia, hoofdstad van - Monrovia
Liberia, kaap in - Mesurado, Palmas
Liberia, munt in  dollar
Liberia, rivier in - Cavally, Cestos, Gbeya, Lofa, Mano, Morro
Liberia, stam in - Gbandi, Gio, Gissi, Grebo,Kpelle, Kroe, Mandingo, Mende
liberteit  vrijheid
libertijn  losbol, vrijdenker, vrijgeest
libido  geslachtsdrift, levensdrift
Libië, hoofdstad van - Tripoli
Libië, oase in - Fezzan, Koefra
Libië, rassengroep in - Brak, Dzjofra, Koefra, Moerzoek, Sebna
Libië, stad in - Beida, Benghazi, Tripoli
Libië, zoutwater in - sebkha
Iibra  balans, weegschaal
librarius  bibliothecaris
libretto  tekst, tekstboek
librije  kloosterbibliotheek
licentiaat  lic.
licentie  losbandigheid, patent, vergunning, verlof
Iicentieus  dartel, ongebonden
lichaam  bast, body, corpus, figuur, gedaante, hagje, instelling, karkas, korps, lijf, object, orgaan, organisme, romp, voorwerp
lichaam met grootste inhoud bij kleinste oppervlak  bol
lichaamsbedekking - kleding, kleren
lichaamsbeweging  dans, fietsen, gym(nastiek), joggen, lopen, sport, training, trimmen, turnen, wandelen, zwemmen
lichaamsbouw  gestalte, postuur
lichaamsbouwtype - biotype, constitutietype,
lichaamsdelen - ook medische termen en spieren
2 dij
3 arm, bil, bot, kin, lip, nek, oog, oor, rib, rug
4 aars, ader, anus, band, been, buik, darm, dens, duim,
haar, hals, hand, hart, heup, hiel, huid, huig, Iris, kaak,
keel, kies, knie, kuit, lens, lies, long ,merg, milt, mond,
neus, nier, pees, pink, pols, tand, teen, tong, tuba , ulna,
vene, voet, wang, zool
5 aorta, atlas, blaas, bloed, bijbal, cutis, derma, eikel,
enkel, femur, gebit, hamer, hoofd, hymen, klier, labia,
lende, lever, mamma, nagel, navel, oksel, penis, pupil,
rhino, sinus ,slaap, spier, talus, tibia, vulva, zenuw
6 adnexa, balzak, bekken, biceps, boezem, bijnier, cardia,
coecum, cornea, discus, dijbeen, facies, falanx, fallus,
farynx, fascie, fauces, fibula, gelaat, gonade, larynx,
molaar, mucinen, myocyt, nervus, neuron, oogbol,
oogkas, ooglid, oorlel, ovarie, pelvis, pleura, pulsus,
pyelum, radius, retina, schede, sclera, skelet, stapes,
thorax, thymus, tonsil, ureter, uterus, vagina, wervel,
wimper
7 abdomen, amandel, arterie, bilnaad, choanen, dentine,
draaier, dijspier, ellepijp, epifyse, fibrine, galgang,
gezicht, glottis, humerus, jejunem, jukbeen, jukboog,
longlob, longtop, lymfvat, mamilla, medulla, mergcel,
monocyt, neuriet, neusgat, neusrug, ooghaar, palatum,
patelIa, periost, pisbuis, portier, pulmone, pylorus,
sanguis, scapula, schedel, scrotum, snijtand, sternum,
symfyse, tandkas, teelbal, trachea, triceps, vulvula,
weefsel, zaadbal, zintuig, zitbeen, zitvlak
8 aambeeld, aderklep, aderwand, appendix, beenmerg,
bloedvat, borstkas, bovenarm, bovenlip, bronchie,
buikwand, cerebrum, clitoris, darmbeen, darmvlok,
duodenum, eierstok, eileider, elleboog, epitheel,
follikel, frenulum, galblaas, geraamte, gewricht,
glutaeus, halsader, hartklep, hersenen, heupbeen,
hielbeen, hoektand, hypofyse, ingewand, kaakbeen,
kinzenuw, kniepees, kuitbeen, leucocyt, liesband,
ligament, longader, longkwab, luchtpijp, maagwand,
maanbeen, nekspier netvlies ,neusbeen, neusgang,
nierader, nierkwab, onderarm, oogappel, oogspier,
oogzenuw, pancreas, perineum, platysma, polsband,
prostaat, rotsbeen, rugspier, schouder, slagader,
slokdarm, stemband ,tandbeen, tandhals ,tandmerg,
tepelhof, tongbeen, tongpunt, tongriem, traanzak,
vertebra, voetzool, voorhuid, wandbeen, zaadbuis,
zeefbeen, zaagspier, zogklier
9 adervlies, aortaklep, beenvlies, bindvlies, borstbeen,
borstwand, bovenbeen, bovenkaak, buigspier, buikholte,
huidspier, buikvlies, calcaneus, capillair, clavicula,
cremaster, darmpapil, diafragma, endeldarm, endotheel,
enkelband, epidermis, erwtenbeen ,galkanaal, gehemelte,
haematine, halsspier, hartkamer, hartspier, hartvlies,
hartzakje, hartzenuw, hoofdhaar, hoofdhuid, huidpapil,
huidspier, huidzenuw, kittelaar, knieschijf, kraakbeen,
labyrlnth, leverader, leverkwab, liesplooi, longhilus,
longpoort, longvezel, longvlies, lymfklier, maagspier,
mandibula, melkklier, middenoor, middenrif, nagelriem,
neusholte, neusspier, onderbeen, onderbuik, onderkaak,
oogwinper, oorschelp, poortader, reukzenuw,
ruggemerg, schaamlip, slaapbeen, slaapkwab, slijnklier,
slljnvlies, spaakbeen, stuitbeen, talgklier, tandemail,
tandkroon, tandvlees, tongzenuw, traanbeen, traanbuis,
urinebuis, utriculus, vaatvlies, vingertop, voorhoofd,
wiggebeen
10 ocetabulum, adamsappel, baarmoeder, bekkenwand,
blaasspier, bloedserum, borstholte, borstklier, borstspier,
borstvlies, borltlonuw, botweefsel, buikorgaan,
buikstreek, bijniermerg ,darmkanaal, deltaspier,
eosinofiel, epididymis, epiglottis, erythrocyt, granulocyt,
halswerve,l handbuiger, handwortel, heiligbeen,
hersenbalk, hersenstam, hoornvlies, intestinum,
keelklepje, kringspier, lieskanaal, liesstreek, longwortel,
maagingang, maagstreek, mergschede, metacarpus,
metatarsus, middelhand, middelvoet, middenhand,
middenkwab, middenvoet, neusschelp, neuswortel,
nierbekken, okselklier, oortrompet ,peesschede,
peritoneum, ribbenboog, ruggegraat, schaambeen,
schedeldak, schedewand, scheenbeen, scholspier,
slaapspier, sluitspier, sprongbeen, staartbeen,
stemspleet, strekspler, stijgbeuge,l tandwortel,
teenkootje, thrombocyt, tongwortel, traanklier,
urineblaas, voetwörtel ,zweetklier
11 achterhoofd, armgewricht, beenweefsel, bindweefsel,
bloedplasma, borstwervel, cerebellium, dacryocyste,
diëncefalon, endometrium, epicondylus ,epigastrium,
apistrofeus, hersenkamer, hersenmassa, hersenvlies,
hersenvocht, hersenzenuw, huidartorie, keelamandel,
lendewervel ,longblaasje, maag portier, maaguitgang,
mitraalklep, nagelwortel, navelstreek, navelstreng,
neusamandel, neusvleugel, paradentium, ruggewervel,
schedelbeen, schildklier, schoudertop, slaapstreek,
slakkenhuis, sleutelbeen, strotklepje, sympathicus,
tandglazuur, urinekanaal, urineleider, vaatstelsel,
vleugelbeen, voetbeentje, wortelvlies, zwellichaam
12 achillespees, alvleesklier, bloedplaatje, bovenarmbeen,
buikingewand, buikslagader, buikvlieszak,
bijnierschors, haemoglobine, halsslagader,
hersenschors, heupgewricht, huidbloedvat,
jukbeenspier, kaakgewricht, kniegewricht,
koekoeksbeen, leverhaarvat, longslagader,
maagdenvlies, netvliespunt, onderarmbeen,
oogbindvlies, oogslijnvlies, peridontium, polsgewricht,
polsslagader, promontorium, ribkraakbeen,
schedelbasis ,schouderblad, slagaderwand,teengewricht,
teerlingbeen, trommelvlies, vingerkootje, voetgewricht,
wervelkanaal, zenuwstelsel
13 baarmoederkap, borstingewand, borstslagader,
bovenarmspier, bovenlipspier ,bijschildklier,
darmslijmvlies, driehoeksbeen, drielingzenuw,
elleboogzenuw, gehemeltebeen, gehemelteboog,
gehoorbeentje, geslachtsdeel, hersencentrum,
hersenschedel, hersenweefsel, hoofdslagader,
huidcapillair, huidtalgklier, knieschijfband,
leverslagader, maagslijmvlies, mondslijmvlies,
neuskraakbeen, oorsmeerklier, pijnappelklier,
schouderspier, slaapslagader, speekselklier,
strottenhoofd, tongpuntklier, verstandskies
14 baarmoedermond, baarmoederwand, bekkeningewand,
bloedkleurstof, bloedvloeistof, bovenbeenzenuw,
driehoekszenuw, gehemelteplooi, geslachtsklier,
halvemaansbeen, ingewandsspier, longborstvlies,
maagdarmkanaal, middenhersenen, mondsluitspier,
oogholtespleet, regenboogvlies, ruggenmergzenuw,
spaakbeenzenuw, speekselwratje, spronggewricht,
tussenhersenen, voorhoofdsbeen, voorhoofdskwab,
wervelslagader
15 bloedlichaampje, evenwichtszenuw, geslachtsorgaan,
lymfvaatstelsel, monnikskapspier, neuskeelamandel,
neustraankanaal, neustussenschot, ondertongszenuw,
ruggemergsvlies, ruggemergsvocht, schildkraakbeen,
slagaderstelsel, voorhoofdsspier
16 achterhoofdsbeen, bovenarmslagader, doornuitsteeksel,
evenwichtsorgaan, kleermakersspier, lipspeekselklier,
poortaderstelsel, slakkenhuiszenuw, voorstanderklier
17 bovenbeenslagader, elleboogsgewricht,
handwortelbeentje, werveluitsteeksel
18 ademhalingscefltrum, middenhandsbeentje,
middenvoetsbeentje
19 baarmoederslijmvlies, ravenbekuitsteeksel
22 elleboogspiergewricht
24 hersenruggemergvloeistof
25 borstbeensleutelbeenspier
29 borstbeen
lichaamsdeel afzetting - amputatie
lichaamsdeel van een dier – bek, gewei, hoorn, kam, kieuw, klauw, kop, poot, slurf, snavel, snoet, staart, uier, vleugel
lichaamsdeel in de mond – tong
lichaamsdeel van een koe - uier
lichaamsdeel van een olifant  slurf
lichaamsdeel van een vogel  pen, snavel, staart, stuit, vleugel
lichaamsdeel van een zekere herkauwer – bult
lichaamsgeaardheid – gestel
lichaamsgebrek - mankement
lichaamsgedaante  gestalte
lichaamsgestalte – figuur, postuur
lichaamsholte  oksel, wade
lichaamsinhoud  volume
lichaamskracht – fut, energie
lichaamslengte - statuur
lichaamsoefening  gymnastiek, sport, training
lichaamsolie - huidsmeer
lichaamsorgaan  blaas, gal, hart, lever, long, maag, milt, nier lichaamsslagader  aorta
lichaamssmart – pijn
lichaamsstand - pose
lichaamsstraf  lijfstraf
lichaamstemperatuur  koorts
lichaamsverslapping  atonie, inzinking, zwakte
lichaamsverzorging - hygiëne
lichaamsvocht  bloed, gal, lymfe, slijm, urine, zweet
lichaamsvocht afscheiden – zweten
lichaamsvorm - figuur
lichaamsvrucht  embryo, foetus
lichaamszwakte  atonie, onmacht, slapte
lichamelijk  corporeel, fysiek, somatisch, vleselijk
lichamelijk lijden – pijn, smart
lichamelijk onderzoeken – fouilleren
lichamelijk welzijn - gezondheid
lichamelijke inhoud van iets  volume
lichamelijke liefde  erotiek
lichamelijke oefening  gymnastiek, sport
licht – bliksem, dakopening, gauw, gezichts, helder, inzicht, lamp, luchtig, makkelijk, openbaarheid, schijnsel, sein, vermogen, vlot, vlug
licht (muz.) – leggiero
licht aan de kust – vuurbaak
licht aanraken - beroeren
lichtbaken - Brandaris, vuurtoren
lichtbakken - stoven
lichtbeeld - dia
licht beschonken - aangeschoten
licht bier  lager, pils
licht blauw – bleu
lichtbol – lamp
lichtbolletje – gloeilamp
licht bootje - kano
licht brandbare stof  zwavel
licht breekbaar  broos, bros, fragiel, teer
licht brokkelend – bros
licht brokkeltje – kruimeltje
licht bruin – terra
licht dempen - dimmen
licht dronken – aangeschoten, tipsy
licht en glanzend  blank
licht gebouw  loods
licht gekeperde stof serge
licht geluid  gefluister, geruis, gesis, gesuis
licht geroerd  emotioneel
licht geweer  flobert
licht Indisch rijtuigje – sado
licht kloppen – tikken
licht meisje – hippie, hoer
licht omvallend  topzwaar
licht ontbrandbare stof  tondel
licht ontgloeibare stof – tintel
licht ontroerd - emotioneel
licht ontvlambaar  driftig
licht ontvlambaar mengsel  gas, kruit
licht ontvlambare delfstof  zwavel
licht oorlogsschip – brigantijn, korvet
licht paars  lila
licht peillood  handlood
licht ploffen  floep
licht roeivaartuig – jol, kajak,kano skif
licht porus weefsel – kurk
licht rijtuig – brik, panier, sjees
licht rijtuigje – sado
licht rood - rossig
licht Russisch rijtuig - kibitka
licht schiftend – kartelig
licht slaan – tikken
licht slaapje – dutje
licht slapen – sluimeren, soezen
licht steekje - prikje
licht te bedriegen  goedgelovig, naïef, onnozel
licht te ontroeren – emotioneel
licht terugkaatsen – spiegelen
licht treffen – aanraken, tikken
licht uitzenden - stralen
licht vaartuig – jol, sloep, tartaan
licht verpakkingsvoorwerp  doos
licht vuurwapen – geweer, bren(gun), pistool, revolver, sten(gun)
licht weefsel - pop(e)lin(e)
licht windje – bries
licht worden - dagen
licht wrijven – kietelen
licht ziek - ongesteld
lichtband  lichtkrant
lichtbeeld  dia
lichtbreking  refractie
lichtbron  baken, kaars, lamp, maan, ster, zon
lichtbruin rood  terra, terracotta
lichtbundel  straal
lichtbundelend spiegelvlak  reflector
lichtdrager  kandelaar, luchter, luster, lucifer
lichtdroevig aangedaan - weemoedig
lichtdruk - fototypie
lichteenheid - kaars, lambert, lumen, l.m.,
lichtengel – seraf
lichte aanraking - tikje
lichte avondmantel  sortie
lichte bedwelming – roes
lichte beschadiging – kras
lichte briessnuiver
lichte bromfiets - solex
lichte cavalerist  dragonder
lichte damesmantel - sortie
lichte eenmaster – kotter
lichte geur – aroma
lichte golving – plooi, rimpel
lichte herenoverjas - demi
lichte hoofdbuiging – nik
lichte insnijdingen maken - krassen
lichte klap – tik
lichte kleur – creme, wit
lichte koek – cake
lichte korte slag - tikje
lichte mist – nevel
lichte motorfiets – derny
lichte mouwloze damesmantel – sortie
lichte rilling – huivering
lichte ruiter – dragonder, kozak
lichte Russische ruiter  kozak
lichte schijn – zweem
lichte slaap – hazenslaap, roes, sluimering
lichte sigarenkleur  amarillo
lichte slag – pets, tik(je)
lichte sloep  jol
lichte Spaanse wijn  sherry
lichte steek – prik
lichte vlaag – vleugje
lichte wind - bries
lichte wollen stof - flanel
lichte wond  schram
lichteenheid  kaars, lumen, lux
lichtekooi  hoer, prostituee, snol, straatmeid
lichtelijk  enigszins, gemakkelijk, iet (wat),moeiteloos
lichtelijk dronken - aangeschoten
lichten  blinken, bliksemen, gloren, ledigen, opheffen, optillen, rekruteren, schitteren, tillen
lichten bij onweer – bliksemen
lichten branden - schijnen
lichtend  lumineus
lichtende band aan de hemel  melkweg
lichtende kring om zon of maan  halo
lichter – heklantaarn, kandelaar, luchter, sandeel
lichterik - venster
lichter van tint dan anders  verbleekt
lichtgas onder sterke druk  persgas
lichtgebraden rundvlees – biefstuk, rosfief
lichtgeel - blond
Iichtgekeperde stof  serge
lichtgekleurde zijachtige stof  foulard
lichtgelovig  argeloos, goedgelovig, naïef, onnozel
lichtgeraakt – grillig, kittelorig, korzelig, kregel, moeilijk, netelig, overgevoelig, pointilleus, prikkelbaar, tips
lichtgeraaktheid  kittelorigheid, prikkelbaarheid
lichtgevend  fosforiserend
lichtgevende stof  radium, fluor
lichtgewicht  bantam,veder, vlieg
lichtglans  schijn
lichtgrauw  vaal, bleek
lichtgroene kleur  seladon
lichthartig  zorgeloos
lichtheid - gemakkelijkheid, luchtigheidopgewektheid, vlugheid
lichtjes dronken - roezig
lichthout  glimhout
lichting  aanwerving,, contingent, jaargang, lediging, levee, oproeping
lichtkever – gloeiworm
lichtkleurig bier – blonde, pils
lichtkleurige sigaar  amarillo
lichtkoepel - lantaarn
lichtkracht  lichtsterkte
lichtkrans  aureool, coma, nimbus
lichtkrans om de zon - corona
lichtkring  aureool, halo, imbus, stralenkrans
lichtkring om komeet  koma
lichtkring om zon of maan  halo
lichtkroon – kandelaar, lamp, luchter, luster
lichtkuur – lichtbad
lichtmatroos - janmaat
lichtmeter  fotometer, lucimeter
lichtmis  boemelaar, losbol, pierewaaier, zwierbol
lichtmot – nachtvlinder
lichtpaal - lichtmast
lichtpaars  lila
lichtprojectiel  lichtkogel
lichtquant - foton, photon
lichtraket  vuurpijl
lichtreflector – kattenoog
lichtrode wijn - rose
lichtschuw dier  mol, vleermuis
lichtschuwheid  fotofobie
lichtsein  signaal
lichtsignalen geven - stakelen
lichtstad  Parijs, Eindhoven
lichtste kleur  wit
lichtsterktemeter  radiometer
lichtstroom,eenheid van - lumen
lichttoren  vuurtoren
lichtuitstraling  fluorescentie
lichtvaardig  luchthartig, onberaden, onbezonnen, ondoordacht, werelds,
lichtverschijnselen leer  optica
lichtwerper - projector, reflector
lichtzijde – zonkant
lichtzijden papier - crepe
lichtzinnig  frivool, los(bandig), luchthartignalatig, onbekookt, onbesuisd, ondoordacht, onnadenkend, roekeloos, wuft, zorgeloos
lichtzinnig persoon  lichtmis, losbol, zedeloze
lichtzinnige vrouw – courtisane, mallootslons
lichtzure appel – aagtappel
lichtzure melkspijs – yochurt
lid  apocyt, deel(genoot), deksel, dop, geleding, klep, lidmaat
lid van de bemanning (schip)  donkeyman, machinist, matroos, roerganger, stoker, steward, stuurman
lid van de bemanning (vliegtuig)  mecanicien, piloot
lid van de Eerste Kamer  senator
lid van de Finse vrouwelijke hulp troepen – lotta
lid van de hoogste kaste der Hindoes  Brahmaan
lid van de Jezuïetenorde  S.J.
lid van de kerkenraad – diaken, ouderling, predikant, scriba
lid van de Koninklijke Academie  F.R.S.
lid van de lage adel in Portugal  fidalgo
lid van de onderwereld  gangster
lid van de raad der Ouden in Sparta  geront
lid van de rechtbank  rechter
lid van de Staten Generaal  kamerlid, parlementariër, senator
lid van de Tweede Kamer  afgevaardigde, parlementariër volksvertegenwoordiger
lid van de voormalige Raad van in Indië  edeleer
lid van een genootschap of sociëteit - sociëtair
lid van een geheim genootschap in Ierland  Fenian, ira
lid van een bepaalde kerk - anglicaan
lid van een godsdienstige secte  kwaker, mormoon
lid van een handelszaak - firmant
lid van een kiescollege  kiesman
lid van een middeleeuwse orde  Augustijn, Benedictijn, Dominicaan, Franciscaan, Johannieter, Karthuizer, Kruisheer, Tempelier
lid van een orkest  bassist, drummer, fluitist, hoboïst, klarinettist, slagwerker, violist
lid van een rederijkerskamer – kamerist
lid van een regerende klasse - aristocraat
lid van een senaat  senator
lid van een vrije kloosterorde  begijn
lid van een wetswinkel – alinea
lid van een zanggroep – koorlid, korist
lid van een zangkoor - zanger
lid van het Engelse Hogerhuis  pair, peer
lid van het Franse schrikbewind  Danton, Marat, Robespierre
lid van rondtrekkend volk  zigeuner
lid van verdienste  erelid
lid van de zanggroep  korist(e)
lidhauw  lidpeul
lidgras - kweek
lidmaat aannemeling; arm, been lid, medelid
lidrus - robol
lidwoord  artikel; de, een, het
lidwoord (Duits)  das, der, die, ein, eine, einem, einen, einer, eines
lidwoord (Engels)  the, an
Iidwoord (Frans)  le, la, un, une
Lid worden - abonneren
Liebaard  leeuw
Liebaert - Klauwaert
Liechtensteinse hoofdstad - Vaduz
Liechtensteinse munt  franc
lied  aria, ballade, barcarolle, chanson, gedicht, gezang, hit, melodie, ode, psalm, chlager, song, vers, zang(stuk)
lied of muziekstuk voor meerdere personen  duet, duo,
kwartet, kwintet, octet, septer, sextet, trio
lied om op te dansen - danslied
lied zonder woorden  melodie, wijs
lieden – lui, mensen, personen
liederboek – psalter, zangboek
liederlijk  losbandig, ploertachtig, slordig, zedeloos
liedje – deun, versje, wijsje
liedje van verlangen  talmen
liedjesschrijver - verzenmaker
liedjeszanger  cabaretier, chansonnier, crooner,
liedslot  naspel
lied ter ere van Apollo - paean
lief – aangenaam, aanminnig , aardig, aimabel, bekoorlijk, bemind, bevallig, dierbaar, doddig, enig, geliefd, hartelijk, innemend, knus, leuk, lief(e)lijk, prettig, schattig, snoezig, teder, vriendelijk, zoet
lief aankijken - lonken
lief kind  dot, engel, liefje, schat, schattebout ,zoeterd
lief meisje  dot, schat, snoes
liefdadig  gul, vrijgevig, weldadig, weldoende
liefdadige vrouw  Dorcas
liefdadigheid  charitas, charitatief
liefdadigheidsverkoop  bazar, fancyfair
leifdadigheidsvoorstelling - benefiet
liefde  affectie, genegenheid, min, passie, vlam, zwak
liefdedaad  weldaad
liefdegave  aalmoes
liefdegift  aalmoes, prove
liefdegodin  Aphrodite, Venus
liefdegodjes - amourettes
liefdegras – eragrostis
liefde koesteren - beminnen
liefdeloos  gevoelloos, kil, koud, onbarmhartig, onhartelijk
liefdemaaltijd van de eerste Christenen  agape
liefderijk  hartelijk, teder, vriendelijk, weldadig, welwillend
liefdesaffaire - romance
liefdesappel – tomaat
liefdesavontuur - romance
liefdesbrief  minnebrief
liefdesgenot - erotiek
liefdesgeschiedenis  minnarij
liefdesgod - Amor, Cupido, Eros
liefdesgodin - venus
liefdespoëzie – minnedicht
liefdesrust - vree
liefdessuiker  selan
liefdesverbintenis  huwelijk, liaison, verloving
liefdesverhouding – huwelijk, minnarij, verloving
liefdesverklaring - aanzoek
liefde tot de medemens - caritas, naastenliefde
liefdevol  innig, teder
liefdevolle gedachtenis  piëteit
liefdezuster  diacones
liefdoend  aanhalig
liefdoenerij  pluimstrijkerij, vleierij
liefelijk - aanvallig, affabielle,riant, suave, sympathiek, zacht
liefelijk (muz.)  aanminnig, amabile, amoroso, dolce, teder
liefelijk gelegen  riant
liefelijke plak in een onaangename omgeving - oase
liefelijkheid - bekoorlijk
liefelijk oord  Dorado, Eden, paradijs
liefelijk oord in onaangename omgeving  oase
liefhebben – be(minnen), minnekozen
liefhebber  amateur, dilettant, fan, gegadigdeminnaar
liefhebber van boeken  bibliofiel
liefhebber van duivensport - duivenmelker
liefhebber van edelstenen - lapidarist
liefhebber van Engeland  anglofiel
liefhebber van Frankrijk  francofiel
liefhebber van grammofoonplaten  discofiel
liefhebber van lekker eten  gastronoom
liefhebber van vogels - vogelaar
liefhebberij – animo, bezigheid, hobby, lust, lezier, vermaak
liefhebberij in een kunst  dilettantisme
liefheid  hartelijkheid, vriendelijkheid
liefje  geliefde, minnares, schat(je), snoes, troel, troetel
liefje van Harlekijn - Colombine
liefkind – dot, engel, liefje, schat, schattebout
liefkozen  aaien, aanhalen, cajoleren, caresseren, knuffelen, kozen, strelen, strijken, troetelen
liefkozing  aai, aanhaling, kneepje, kus, lik, streling, zoen
liefkozing van een dier  lik, kopje
liefkruid - madeliefje
lieflijk  aanminnig, aardig, bekoorlijk, gracieus, leuk, lodderig, minnelijk, pril, riant, strelend, teder, zacht
lieflijk (muz.)  amabile, amoroso, dolce
lieflijk gelegen – riant
lieflijkheid - zachtheid
lieflijk oord  Eden, Elysium, oase, paradijs
lieflijk zacht – teder
lieflijk zingen - kwelen
lief meisje - deern(tje), dot, schat, snoes
liefste - beminde
lieftallig – aanbiddelijk,aangenaam, aanvallig, bekoorlijk, bevallig, innemend, snoezig
liegbeest – jokkebrok, leugenaar,
liegen – beetnemen, fantaseren, huichelen, jokken
liegend kwaadspreken - lasteren
lier  draaiorgel, kaapstander, luit, takel, winch, windas
Lier - Lyra
lierantilope - blesbok, bontebok, sassaly, topi
liereman - orgeldraaier, rijmer
lierdichter uit Griekenland - Pindarus
lierdichtkunst  lyriek
lierdraaier  lierenman
lierenman  orgeldraaier, rijmer, straatmuzikant
lieren  samenvoegen, verbinden
lierstaart  liervogel
liervis  pitvis, schelvisduivel, zeelier
liervogel – lierstaat, menura
lies – huid(plooi), vlotgras
liesgras – glyceria
lieve - beminde
lieveling  aangebedene, beminde, engel, favoriet, gunsteling, hartendief, lieverd, oogappel, pupil, schat, troetelkind
lieveling van Venus  Adonis, Mars
lievelingspaard van Alexander de Grote  Bucephalus, Bucefaal, Bucefalus
lieven - beminnen
liever  eerder, veeleer, weleer
lieverd – beminde, lieveling, schat, snoes, troetel
liever hebben – verkiezen
lieverlede - allengs
liezenvet – reuzel
lift – hijskamer
liftbediende – liftboy, liftjongen
liften  biappen, meerijden
lifter - meerijder
piccolo liftboy
liftkoker  liftschacht
liga  (ver)bond, federatie, unie
ligato  gebonden, legato
ligbank – canape, couch, divan, sofa
liggeld ionhaven – havengeld
liggen - legeren
liggend  gelegenhorizontaal
liggend kruis van twee even lange balken – andreaskruis
liggen woelen – tobben
ligger – draagbalk, dwarsbalk
ligging  positie, situatie, slaapplaats, stand, strekking
ligmat  tikar
ligniet - bruinkool
ligplaats  bed, ledikant, leger, divan, dok, haven, kooi, krib, kribbe, ka(de), re(d)e
ligplaats nemen  ankeren, meren
ligplaats op schepen - kooi
ligplaats voor schepen - dok, haven, ka(de), re(d)e, opper, steiger, zelling
ligstoel  chaiselongue, dormeuse
ligt aan de vaarweg naar Indonesië  Perim, Suez
ligt op Sumatra  Atjeh, Deli
lij - luwte
lijdelijk  duldend, duldzaam, geduldig, passief
lijdelijkheid - passivisme, passiviteit
lijdelijkheid, toestand van - berusting, passiviteit
lijden – afzien, boeten, doorstaan, dragen, duren, dulden, gedogen, ondergaan, passie, uithouden, velen, verdragen, verduren
lijdend – krank, onderworpen, ongezond, passief
lijdend aan - behebt
leidend voorwerp – object
lijdende - ziek
lijdende vorm van werkwoord - passivum
lijdensgeschiedenis  passie
lijdensstroom - Acheron
lijdensweg  martelgang
lijder  martelaar, patiënt, stumper, zieke
lijder aan een psychose - psichoot
Lydië, koning van - Gyges
lijdzaam – berustend, geduldig, gelaten, berustend, gelaten, passief, stoïsch
lijdzaamheid – geduld, gelatenheidl
lijf  body, corpus, lichaam, romp, tors
lijfband - gordel
lijfbediende van een vorst - kamerbediende
lijfeigene  horige, linten, onvrije, slaaf
lijfeigenschap - horigheid, slavernij
lijfgoed  ondergoed, onderkleren
lijfje – jakje, keurs
lijfje van inheemse vrouwen - kabaai, kabaja
lijfknecht  bediende, lakei,staffier, valet
Lijflanders – Liven
lijflinnen – ondergoed
lijf of lichaam - romp
lijfrente - pensie, pensdioen
lijfsbehoud - overleving, redding
lijfsdwang - gijzeling
Iijfserven  erfgenamen, kinderen
lijfspreuk  devies, lemma, leus, leuze, motto, parool
lijfstraf - bastonade, geseling, kielhalen, wipping
lijfstraffelijk  p(o)enaal
lijftocht  foerage, leeftocht, proviand
lijfwacht  garde, staffeur
lijk  kadaver, dode, kadaver, kreng
lijkbidder - aanspreker, kraai
lijkbus  urne, urn
lijkdienst  requiem, uitvaart
lijken  aanstaan, bevallen, passen, schijnen
lijkenalkaloïde - ptomaïne
lijkenhuisje  morgue, mortuarium
lijken op - ogen
lijkenvergif - ptomaïne
lijkenvet - adipocire
lijkfeest - begrafenismaal
lijkkist  sarcophaag
lijkklacht  rouwbeklag
lijkkleed  pelder, wade
lijkopening  autopsie, (dis)sectie, nekropsie, obductie
lijkoven  crematorium
lijkroof - reeroof
lijkschouwen - obduceren
lijkschouwer (Eng.)  coroner
lijkschouwing  autopsie, obductie
lijksogen  rifgaten, zuigergaten
lijkstaatsie  lijkkoets
lijkt nergens op  enig , uniek
lijkurn – asbus
lijkvaas - urn
lijkverbranding – crematie
lijkwit – doodsbleek, krijtwit
lijkwit worden - verbleken
lijm  gluton, gom, kit, plak, plaksel
lijmachtig vocht  gom, kleefstof
lijmen – gommen, hechten, kleven, plakken
lijmer - kitter
lijmerig  klef, langzaam, plakkerig, temerig, traag
lijmknecht  lijmtang, sergeant
lijmstof  kit
lijmtang - sergeant
lijn  haal, linea, linie, regel, snoer, streep, touw, trek, weg
lijn als stroom in Klein Azië  meander
lijnbaan - touwslagerij
lijn bij paardendressuur  longe
lijn die een hoek door midden deelt  bisectrix,
bissectrice, deellijn
lijn die plaatsen met dezelfde tijd verbindt  isochroon
lijn die plaatsen met een zeker taal verschijnsel begrenst - isoglosse
lijn die plaatsen met gelijke diepte verbindt  isobaat
lijn die plaatsen met gelijke gemiddelde temperatuur verbindt  isotherm
lijn die plaatsen met gelijke hoogte verbindt  contour, hoogtelijn, isohypse
lijn die plaatsen met gelijke lucht druk verbindt  isobaar
lijnen – afvallen, liniëren, strepen, vermageren
lijnen trekken - linieren
lijnen voor muziekschrift – notenbalk
lijn in de hand - handgroef
lijn in een cirkel  diameter, koorde, middellijn, radiaal, straal
lijnkoek – oliekoek, veekoek
lijn op een voetbalveld  doellijn, kantlijn, middencirkel, middenlijn, zijlijn
lijn op weerkaart - isobaar
lijnrecht - absoluut, diamentraal, kaarsrecht, rechtstreeksvilkomen, vlak, volstrekt
lijntje – filet, streepje
lijntrekken – dagdieven, talmen, treuzelen
lijntrekker – dagdief, drukker, lanterfanter, luiaard, luilak, malenger, talmer
lijn tussen twee punten  afstand
lijn van ineen gewerkte draden  koord, touw
lijstenmaker – encadreur
lijn voor het aas - aaslijn
lijn waaraan men een paard in een cirkel laat lopen - longe
lijn waardoor een vlak wordt ingesloten  omtrek
lijn waar twee vlakken elkaar begrenzen  ribbe
lijn welke vorm en gedaante bepaalt  omtrek
lijn op een kaart die de plaatsen verenigt waarop de afwijking van de kompasnaald gelijk is  isogoon
lijntekenen  machinetekenen
lijnvormig  lineair
lijnwaad  batist, linnen
lijnzaad – oliezaad
lijp – gek, gevaarlijk, mal, onnozel, riskant
lijperd – gek, plakker, zot
lijs – slof, slungel, sukkel, treuzelaar
lijst  borderel, catalogus, cedel, ceel, formulier, index, kader, kanon, kozijn, legger, ogief, ojief, omlijsting, raam, rand, reeks, register, rol, rooster, serie, staat, tabel, talaan
lijst der kandidaten  nominatie, voordracht
lijst met getallen  tabel
lijst van aan te brengen verbeteringen  corrigenda
lijst van aanwezige voorwerpen  inventaris
lijst van activiteiten  programma
lijst van afgestorvene - necrologie
lijst van boeken  catalogus
lijst van dossiers  borderel
lijst van drukfouten  errata
lijst van gebruikte boeken - bibliografie
lijst van geleverde goederen  factuur
lijst van kandidaten  nominatie, voordracht
lijst van kwitanties  borderel
lijst vol muziekstukken  repertoire
lijst van namen  register, tabel
lijst van onderwerpen  agenda
lijst van planeten - planetarium
lijst van prijswinnaars - pelmares
lijst van schepelingen – rol
lijst van stukken - repertoir
lijst van te betalen posten - betaalrol
lijst van toe te voegen opmerkingen  addenda
lijst van toevoegingen  addenda
lijst van toneelstukken  repertoire
lijst van uit te voeren nummers  repertoire
lijst van verboden boeken  index
lijst van vergissingen  errata
lijst van vooraanstaande personen  Who's who
lijst van voorwerpen  catalogus, inventaris
lijst van weddenschappen – totalisator
lijst van werkzaamheden - rooster
lijst van wissels  borderel
lijster – koperwiek, merel
lijsterachtige -
5 merel
6 cochoa, paapje, sialia, tapuit
9 beflijster, boslijster, kamlijster, koperwiek, roodborst
10 blauwborst, canglijster,damalijster, goudlijster,
kramsvogel, nachtegaal, roodstaart, rotslijster,
veldjakker
11 dayallijster, shamalijster
15 roodborstlijster, roodborsttapuit, wipstaartlijster
lijsterbes  sorbe
lijsterbessenboom - sorbe, sorbus
lijster met vlekken op de vleugels - koperwiek
lijvig  dik, gebruikt, gezet, corpulent, log, omvangrijk, plomp, vet, zwaar
lijzig  dor, langzaam, saai, taai, temerig, vervelend, zalvend, zeurderig
lijzig spreken  temen
lijzigheid - sufheid
lik  bajes, bak, gevangenis, kerker, nor, petoet
likdoorn - clavus, eksteroog
likeur  absint, anisette, benedictine, brandy, chartreuse, cointreau, curaçao, elixir, kummel, menthe, pernot, persico, ricard, rum, voorburg
likeur uit karweizaad gestookt - kummel
likeur met anijs  anisette
likeur met pepermunt  menthe, munt
likkebaard - smulpaap
likkebaarden  watertanden
likkebroer – pimpelaar
likken – drinken, sabbelen, vleien
likkepot – mooiprater, vleier
likker  pluimstrijker; proever, vleier
liksteen - zoutsteen
1i1  dril, gelei, jus, vleesnat
lila – (licht)paars(rood)
lillen – stuiptrekken
lillende gelei  dril
liliacee -
2 ui
4 juin, tulp
5 ajuin, gagea, lelie, paris
6 allium, eenbes, scilla, siepel, sjalot, tulipa
7 asperge, daslook, hyacint, vuurpijl
8 berglook, bieslook, colchium, daglelie, dalkruid,
eremurus, galtonia, geelster, knoflook, moeslook
9 asparagus, beenbreek, graslelie, hondstand, kraailook,
vogelmerk
10 anthericum, morgenster, narthecium, sneeuwroem
12 droogbloeier, herfsttijloos, kievitsbloem
lilliputter  dwerg, kereltje
Limburg, hoofdstad van Belgisch - Hasselt
Limburg, stad in Belgisch - Bree, Genk, Lommel, Sint-Truden, Tongeren,
Limburg, hoofdstad van Nederlands - Maastricht
Limburg, rivier in - Geul, Gulp, Jeker, Maas, Molenbeek, Roer, Swalm
Limburg, stad in Nederlands - Geleen, Heerlen, Kerkrade, Maastricht, Roermond, Sittard, Vaals, Venlo, Venray, Weert
Limburgs dorp  zie: dorp in Limburg
Limburgs gebak - vlaai
Limburgse kaas - rommedoe
Limburgse klei  löss
Limburgse lekkernij  vlaai
limiet – begrenzing, beperking, eindpunt, grens, uiterste
Iimited  Ltd, Lim.; N.V.
limerick – rijmpje, versje
limiteren - beperken
limoen  citroen
limoenkruid  citroenkruid, lamsoor, schaapsoor, strandkruid
limonade – cassis, grenadine, frisdrank, prik, ranja, siroop
limonadesiroop – ranja
limonadesoort – cola, gazeuse, sinas
limoniet  moerasijzer
limpide  doorzichtig, helder
linacee - linum, lijnzaad, radiola, vlas
Iinament  pluksel
lindeachtigen – tilliaceeën
lindert - haas
lineair - lijnvormig
lineaire deeltjesversneller - linac
Iinea recta  direkt, rechtstreeks
lineamenten  gelaatstrekken, handlijnen
lingerie  damesondergoed, linnengoed, nachtkleding, textiel
linguïst  taalgeleerde
liniaal  carlet, kerfstok, (meet)lat, meetlat, regel, regelet, rij,
Iiniaalvormig houtje  tenakel
linie  equator, evenaar, evennachtslijn, formatie, lijn, regel, rij, slagorde, streep, trek
liniëren – lijnen, strepen
liniment  smeersel
link  betjoegd, bijdehand, doortrapt, geslepen, gevaarlijk gevat, gewiekst, goochem, leep, listig, pienter, riskant,
schakel, slim, sluw
linken – bedriegen
link en listig – leep
linkerd – bedrieger, slimmerik
linkerzijde - bakboord
linkerzijde van grootboek  debet
links – onbedreven, onbehendig, onbeholpen, ongeoefend, onhandig, radicaal, stuntelig, vrijzinnig
linksachter – kanthalf
links en rechts – alom, overal
linkse paard in een tweespan van paarden  bijdehands
linkse politieke partij  C.P.N., D66, P.v.d.A., P.P.A., P.S.P.
linksheid - gaucherie, lompheid
linnaeus  L
linnen  lijnwaad
linnengoed - lakens, lingerie, slopen, textiel
linnengoed merken - letteren
linnen kap op wagen – huif
linnenschoen met touwzool - espadrille
linnen vrouwenmuts  snor
linnen weefsel  buckram, dril, laken
linnengoed – lingerie
linoleum - kurktapijt
lint  agrement, band, boordsel, haarstrik, ordetekenstrook
lint met veel foto's  film, smalfilm
lint  of koordvormig weefsel  galon
lintaal  glasaal
lintje  bandje, decoratie, ereteken, ridderorde
lintspeler – taperecorder
lint ter versiering – galon, trens
lintvis - baars
lintvissen - lampridiformes
lintvormig weefsel - galon
lintworm  cestoda, taenia
lintworm, larve van een - haakworm
linzeboom  blazenstruik, goudenregen
lion – leeuw, salonheld
lionne - salonheldin
Liparische eilanden, een van de - Alicudi, FilicudiLipari, Panaria, Salina, Stromboli, Vulcano
lipbloemig heestertje  adoorn, lavendel
lipbloemige  labiaten, zie labiaat
lipbloemige plant - andoorn, dovenetel, hondsraf, kruizenmunt, lavendel, malrove, marjolein, munt, orego, salie, senegroen, thijm
lipklank  labiaal
lipletter  labiaal
lipoom  vetgezwel
lippen - labia
lipstick  makeup, lippenstift
lipvissen - labroïden
liquidadeur  vereffenaar
liquidatie  afrekening, afwikkeling, opheffing, vereffening
liquide  vloeibaar
lis – iris, lus, strikje, tres, waterlelie
lis aan het knoopsgat  tres
lisachtige  crocus, gladiool, saffraan, yarn
lisachtigen - iridaceeën
lisbloem  irias, iris
lisdodde(n) – domp, typha(ceeën)
lisje  trens
lispelen  fluisteren, miezelen, ruisen, slissen, smiespelen, zwatelen
Lissabon - Lisboa
list  foef(je), kneep, kuiperij, misleiding, part, pots, raffinement, slimheid, sluwheid, streek, strik, treek, truc, valstrik, zet
listig  arg, bedrieglijk, behendig, betjoegd, doortrapt, gehaaid, geslepen, handig, intrigant, leep, loos, schrander, slim, slinks sluw, tactisch, uitgekiend, uitgeslapen
listige bedoeling – arglist
listig en leep - link
listigheid  kneep
listige Griek  Sinon
listige streek  reinardie, slimmigheid
listigheid  foefje, gekonkel, kneep, kuiperij, raffinement, sluwheid, trucje
listig iemand - slimmerik, vos
listig persoon – sluwerd
list of foefje - kneep
Iiten  halfvrijen, horigen
liter kan, kop
literair - letterkundig
literair genre  drama, dramatiek, didactiek, epiek, epos, essay, hymne, lyriek, novelle, ode, poëzie, proza, roman
literair tijdschrift  Barbarber, Gids, Libertinage, Maatstaf, Podium,Raster, Tirade,
literator  auteur, dichter, letterkundige, poëet, romancier, schrijver
literatuur  belletrie, letteren, letterkunde
lithium  Li
litteken  cicaltrix, moet, navel, neep, striem, wondteken
lithografie - steendruk
litholatrie - steencultus
Litouwen, hoofdstad van - Vilnjoes, Wilna
Litouwen, rivier in - Nemunas, Njemen
Litouwen, stad in - Kaunas, Klajpeda
Litouws volkslied - daina
liturgisch gebed  benedictie, prefatie
liturgisch kerkgezang - koraal
liturgisch kledingstuk - albe, amict,cingel, cotta, dalmatiek, kazuifel, koormantel, parament(en), stool, superplie, toga, tuniek
liturgische schoudermantel - fano
liturgische waaier – flabellum
live – direct, rechtstreeks
Livinus – Lebuïnus
Livoe, hoofdstad van - Boekavoe
livreiknecht  lakei, groom, palfrenier
Ljubljana - Laibch
Loasacee - brandwinde, cajophora, loasa, mentzelia
lob – boogbal, kraag, kwab, manchet, zaadlob
lobbedei - dwaas, sul
lobberen – lubberen, slobberen, waggelen
lobberig - dik
lobbes  goedbloed, goedzak, kalf, sufferd, sukkel, sul
lobeliacee - centropogon, laurentia, lobelia
lobby  congsie, factie, foyer, kliek, lounge, vestibule, voorhal
lobbig – royaal, ruim, wijd
loboor - hangoor, lobbes, lomperd
loborig - dom, onhandig, onnozel
localisatie  plaatsbepaling
localiteit  kamer, plaatsruimte, ruimte, vertrek, zaal
locatie – afbakening, plaatsing
loch - knikkerputje
loco - plaatsvervangend, t.p.
locoburgemeester  L.B.
locosecretarls  L.S.
locutie  uitdrukking, spreekwijze
Lod - Lydda
lodderig  dromerig, moe, slaperig, suffig
lodderim - reukwater
loden  meten, peilen, verzegelen
loden korrels  hagel
loderein - Koninginnewater
loding – peiling
loebas - lomperd
loeder – deugniet, doerak, gemenerik, kreng, kwelgeestschoft, serpent, smeerlap
loef  windzijde
loefbalk – maststut
loei – klap, opstopper
loeien – blaren, blaten, bulderen, bulken, fluiten, gieren, huilen, roepen, schreeuwen
loeien van herten in de bronstijd - bur(re)len
loeiend – vurig
loeier - kanjer
loens  scheel, onbetrouwbaar, oneerlijk, vals
loep  loupe, kijkglas, lens, vergrootglas
loepzuiver - gaaf
loer – botterik, lomperd, poets, schurk, streek, truc, zeperd, zet
loerder – gluurder, kijker
loeren – azen, gluren, neuzen, spieden
loeris – lomperd
loert – leverworst
loet – ovenijzer, ovenkrabber, pook
loeven – pieken, sturen
loewak - koffierat, moesang
lof  aanzien, achting, eer, ere, glorie, hulde, roem
lof aandoen - vleien
lof aan God (afk.) . LD. (Laus Deo)
lofdicht  hymne, ode
lof en eer – glorie, roem
loffelijk - eervol, lofwaardig, prijzenswaardig, verdienstelijk
loffelijke bijvoeging  predikaat
lofkrans – lauwerkrans
lofkreet - halleluja
loflied  dithyrambe, gezang, ode, psalm
loflied ter ere van Apollo - paean
Lofoten, hoof, lauwerkransdstad van - Svolvaer
lofprijzing - doxologie, laudatie
lofrede  éloge, lofspraak
lofredenaar  laudator, panegyrist
lofschrift - eloge
lofspraak – éloge, lofrede
loftuiting – éloge, lofspraak
lofwaardig – eervol,
lofwerk  festoen
lofzang  gloria, hallel, hymne, magnificat, ode, psalm
lofzang van Maria - Magnificat
log  dik, gezet, laks, langzaam, lomp, plomp, slepend, sloom, traag, vadsig, zwaar(lijvig)
logaritme  log
logboek - register, (schuts)journaal
logé(e)  gast, eter, (mee)eter, slaper, visite
loge – vrijmetselarij
logeergast – slaper
logeergelegenhid - logement
logement  gasthof, herberg, hotel, motel, pension
log en dik - lijvig
logenstraffing – dementi
log en traag - lomp
logeren  gast, huisvesten, overnachten, toeven, verblijven
loggia – afdak, balkon, galerij, veranda
logglas - zandloper
logheid  plompheid, zwaarte
logica – denkleer
logie - droogschuur
logies - logementnachtverblijf, onderdak
logisch - consequent, konsekwent, rationeel, uiteraard
logisch spreken  redeneren
logo – beeldmerk, embleem
logogrief – charade
logopedist - spraakleraar
logos  denkvermogen, rede, verstand, woord
log, soort - patentlog, sallog
lokaal  cafe, kamer, klas, kroeg, lokaliteit, plaatselijk, vertrek, zaal
lokaal van alcoholvrije dranken – melksalon
lokaal voor leerlingen - klas
lokaal waar men drank kan krijgen  bar, bodega café, gelagkamer, kroeg, proeflokaal
lokaal waar men het bestelde aan de toonbank gebruikt  bar
lokaas aas, lokspijs
lokaliteit - kamer, lokaal, plaats, ruimte, vertrek, zaal
lokduif - brasser
lokeend – roepeend, staleend
loket  bureau, deurraampje, doorgeefluikkassa, kastvakje, kluis, raam, schuifraam, slabbe, vak
loketdeurtje – klinket
lokfluitje - pieper
lokken – bekoren, opwekken, overhalen, verleiden
lokkende blik – lonk
lokkertje – blikvanger, trekker
lokkig - aanlokkend
lokmiddel – aas
lok neervallend haar - sliert
lokroep  kies, kos, kuus, poespoes, pst, tuut
lokroep voor eenden - poele
lokspijs  aas, lokaas
lokvink – baanloper, roervink
lokvogel - lokeend
lol  aardigheid, amusement, gein, genoegen, grap, leut, plezier, pret, schik, vreugde
lolbroek – geinmaker, grapjas, leukerd, schalk
lolletje – aardigheidjegeintje, grapje, pleziertje
lollig – amusant, enig, geinig, grappig, leuk, plezierig, prettig, vermakelijk, vrolijk
lolmaker  fuifjas, lolbroek, pretmaker
lol of plezier – vermaak
loltrappen - keten
lom  dorsvis, duikereend, ijsduiker, bijt(gat), zeeduiker
lomig – gemelijk
lommel – lor, vod
lommer  bladeren, bladerdek, gebladerte, loof, lover, schaduw
lommerd  leenbank, lombard, pandjeshuis
lommerhuisje – prieel
lommerig  bladerrijk, schaduwrijk
lommerrijke weg  allee, dreef, laan
lomp  boers, dam, flard, grof, Iel, log, lor onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, onbeschoft, ongelikt, ongemanierd, onhandig, onopgevoed, plomp, ruw, tod, vod, zwaar
lompe kerel – hork, rund
lompe vlegel - vlerk
lomp persoon  kinkel, lummel, lomperd, rund, vlegel
lomp ruw blok  bonk
lomp vrouwmens  trien
lompen  vodden, lorren
lompengaarder , voddenraper
lomperd  bink, boer, botterik, ezel, knoet, haspel, hork, kaffer, kinkel, knul, loeras, loer, loeras, lomperik, lummel, pummel, schapenkop, stommerd, vlegel, vlerk
lompheid - onbeholpenheid, onbeschoftheid, onhandigheid, ruwheid
Londenaar - cockney
Londens beroemd gebouw  Tower, Big Ben
Londens dialekt  cockney
Londens boroughs -
5 Brent
6 Barnet, Bexley, Camden, Eaeling, Harrow, Merton,
Newham, Sutton
7 Barking, Bramley, Croydon, Enfiefd, Hackney,
Lambeth
8 haringey, Havering, Hounslow, Kingston, Lewisham,
Richmond
9 Greenwich, Islington, RedbridgeSouthwark
10 Hillingdon, Wandsworth
11 Hammersmith, Westminster
Londens plein  Piccadilly(circus)
Londens station  Fenchurch, Liverpool
Londense binnenstad – City
Londense taxi - cab
Londense wijk  Chelsea, MayfairSoho, Westend, City,
Ionen  belonen, betalen, straffen, vergelden, vergoeden
lonend  batig, dankbaar, rendabel, winstgevend
longaandoening - bronchitis
longblaasje - alveolus
longbloeding - haemoptoë
longen - pulmones
longimetrie  lengtemeting
longjacht, veroorzaker van - etgras
longknobbel  tuberkel
longkruid - pulmonaria
longontsteking  pneumonie
longpijp - luchtpijp
longsamendrukking  pneumothorax
longslakken - pulmonata
longsteen - pneumoliet
longtering - tuberculose
longvis  barra, baramoenda, slijkvis
longvissen - dipnoi
longziekte – bronchitis, silicose, t.b.(c), tering
lonk  blik, knipoog, lachje
lonken – blikken, flirten
loo  bos, woud
loochenen  dementeren, desavouren, negeren, ontkennen, tegenspreken, verzaken
loochenend - ontkennend
loochening  diffesie, dementi, negatie, ontkenning, tegenspraak, verzaking,
lood  plumbum, Pb
lood, stuk - plombe
loodacetaat  loodsuiker
loodachtig metaal  thallium
loodarsenosulfide - boulangeriet, plumosiet
loodfoelie  bladlood
lood gebruikt als zegel - plombe
loodgeel - massicot
loodgieter - fitter
loodgift - PbO
loodglans  galeniet
loodkruid - plumbago, sodaplant
loodlijn  apothema, hoogtelijn, normaal, perpendiculair
loodmetaal - soldeersel
Loodnadel - smeltprop
loodoxyde  glit
loodpreparaat  loodglit, menie
loodrecht – haaks, kops, stijl, perpendiculair, rechtop, rechtstandig, vertikaal
loodrechte stand geven - perpendiculariseren
loodrechte wand  steilwand
loods – gebouw, barak, bestuurder, gids, geleider, hangar, keet, leidsman, piloot, schuur
loodsboot - loodskotter
loodsen – leiden, manoeuvreren
loodsje boet
loodsman – gods
loods of keet – barak
loods voor vliegtuigen - hanger
loodsuiker  loodacetaat
loodsulfide - galeniet
loodvergiftiging  saturnisme
loodwit – loodacetaat, schelpwit
loodwitpoeder  kremserwit
loodzegel  plombe
loof  bladeren, gebladerte, groen, linde, lommer, lover, moe
loofboom  abeel, acacia, berk, beuk, eik, els, (es)doorn, esp, hazelaar, iep, kastanje, linde, olm, plataan, wilg
loofhut  priëel, tabernakel
Loofhuttenfeest - Soekot
loofplant - korstmos, wier, zwam
looft den Heer  Halleluja
loog  alkali, base
loogkruid - alkali, salsola
loogzout  alkali, natron, potas, soda
looi – run
looier – leerbewerker, lederbok
looiersboom In Zuid Europa  sumak
looimiddel  aluin, babool, eek, run, sumach, taminne, valonea
looistof  catechu, tannine, eek, kino, run
looistruik  sumak
looizuur  tannine
look  alium, bieslook, knoflook, prei, sjalot, ui
loom  apathisch, indolent, inert, laks, langzaam, lui, lusteloos, mat, moe, saai, slaperig, slepend, sloom, traag, vadsig, vermoeid, werkschuw, zwoel, zoel
loomheid - slaperigheid
loon – beloning, bezoldiging, daggeld, gage, honorarium, inkomen, maandgeld, salaris, soldij, traktement, verdienste, vergoeding, wedde, weekgeld
loonarbeider - werkman
looncontract  CAO.
Loon wat men verdiend - salaris
loon geven – bezoldigen, vergelden, uitbetalen
loon geven voor – belonen
loonlijst – salarislijst
loon of salaris – inkomen
loon per uur – uurloon
loonschaal - barema
loonslaaf  arbeider, dagloner, koelie
loonsverhoging  opslag
loontrekkend  bezoldigd
loontrekker – employé, werknemer
loon van een soldaat - soldij
loop  draf, gang, geren, omgang, ren, stap tra, tred, vlucht, voortgang, wandeling
loopbaan  carrière, levensweg
loopbrug – passerel
loop der gebeurtenissen - lot
loopfiets  draisine
loopgraaf  gang, greppel, groeve, rit, sappe
loopgraaf van een mol - rit
loophek  box, tuin
loopijzer  vuurhaak
loopje  foefje, kunstgreep, ommetje, wandeling
loopjongen - bijloper
loopjongen in hotels  chasseur
loopkever  aardtor
loopkwartet - turnix
loopmare  krant, vlugschrift
loopneus – snotneus
loop of pas – tred
looppad – stoep, trottoir
looppad door een moeras – zuwe
looppas - draf
loopplank  valreep, loopgang
loops – bronstig, hitsig, krols, paarzuchtig, ritsig, tochtig
loopstok  stelt, kruk, wandelstok
loopt door riool  gootwater
loop van een paard - draf
loopvarken – schram
loopveranda op flat – galerij
loopvlak - zool
loopvogel  emoe, kasuaris, kievit, kip, kiwi, nandoe, ral, snip, struis(vogel)
loopwedstrijd - marathon
loor - verloren
loos  bedrieglijk, gemeen, hol, laaghartig, ledig, leeg,
onecht, schalks, slim, sluw, snugger, vals
loos bericht – canard
loosbuis - riool
loosheid - slimheid, sluwheid
loospijp – afvoerbuis, riool
loot – boomscheut, ent, grippel, lot, poot, rank, rijs, scheut, spriet, spruit, stek, tak, teen, telg, twijg, uitloper
lopen – benen, draven, flaneren, gaan, hollen, ijsberen, marcheren, rennen, schrijden, slenteren, snellen, steifelen, stromen, tippelen, treden, vloeien, vluchten, voortbewegen, wandelen, zwerven
lopend gerucht - mare
lopend touw  geitouw, gei, gording
lopend van noord naar zuid – meridionaal
lopen voor je conditie – joggen, trainen
loper  bode, draver, haaksleutel, ijlbode, koerier, raadsheer, renner, slothaak, tapijt, voetganger, wandelaar, zwerver
loper of mat – kleed
loper van een slot - sleutel
lor  flard, Iel, leur, lomp, lopje, onding, prul, tod, vod
loranthacee - maretak, mistel, viscum, vogellijm
lorder  smokkelaar
lorgnet  knijpbril, knijper
lorgnet voor dames  face à main
lorgnon – monocle, oogglas
lori - argwantibo, beermaki, koekang, potto
lork  lariks
lorkeboom  lariks, lier
lorkehars  terpentijn
lorre  papegaai
lorregoed  prullegoed
lorren – bedriegen, vodden
lorrenboer  voddenman
lorrendraaien - bedriegen, sluikhandelen
lorrenkraam  rommelkraam
lorrenman – opkoper, voddenraper
lorrewerk  knoeiwerk
lorrie  kipkar, draisine
lorrig – nietswaardig, prullig, voddig,
lors  slons
los  lynx
los – afgesheiden, afzonderlijk, apart, beweeglijk, bewegelijk, gescheiden, ijl, incoherent, losbandig, mobiel, mul, ongebonden, onsamenhangend, onvast, onverpakt, onzeker, quitte, roerend, rul, uiteen, uitverkocht, vrij(staand)
los blad in een boek ter verbetering  inlegvel
los bruggetje – vonder
los eind van een touw  tamp
los en onvast – wankel
los gedeelte – brok, suk
los geweven linnen - trielje
los houten bruggetje  vonder, vondel, vlonder .
los schot van een zoldering  luik
los van banden – vrij
los van elkaar – apart, uiteen
los van gedrag  abandon
los van huls  extern, zelfstandig
los van manieren  vlot, vrij
los van ouders  zelfstandig
los van (de) wereld  hemels, mystiek, ontheven
los van zede  lichtzinnig, onzedig, vlot
los weefsel  neteldoek
los werkman  schavak, kaailoper
losange (In de wapenkunde) – ruit
losarm - laadboom
losbandig  amoreel, bacchanalisch, bandeloos,buitensporig, frivool, liederlijk, lichtzinnig , luchtig, ongebonden, ongeregeld, redeloos, woest, zedeloos
losbandigheid  buitensporigheid, licentie, loszinnigheid, ongebondenheid, ongeregeldheid, uitspatting, zedeloosheid,
losbol  boemelaar, deugniet, doordraaier, lichtmis, patser, pierewaaier, rabauw, raveel, zwierbol
losbladig - polypetaal
losbranding van vuurwapenen  salvo, stormvuur
losbreken - uitbreken
losdrijvende mijn – strooimijn
losgaan - loswerken
losgegane steken - torn
losgelaten naad  torn, tarn
losgeld – afkoopgeld, vrijkoopsom
losgeraakt - eraf
losgeraakte draad  rafel
losgeweven  voddig
loshangend – slap
losjes – luchtig, nonchalant, onvast, slap
loskade - losplaats
loskorrelig - mul, rul
losinj - Lussino
losjes - lichtzinnig, (v)luchtig
loskroonbladige 
4 anijs, boon, eppe, erwt, kers, kool kwee, muur, peen, peer,
raap, roos, soja, vlas, wouw
5 ahorn, appel, braam, cacao, dille, druif, linde, lotus, mirte,
pioen, pruim, radijs, wikke
6 aalbes, acacia, akelei, azalea, cactus, jasmijn, klaver,
klimop, kervel, karwij, lupine, mimosa, mispel ,pensee,
perzik, reseda, venkel
7 aardbei, amandel, anemoon, begonia, camelia, citroen,
esdoorn , fuchsia, mahonia, ramenas, spurrie, violier,
wortelt
8 abrikoos, anjelier, clematis, geranium, kastanje, klaproos,
magnolia, mandarijn, mangrove, selderie, viooltje
9 bloemkool, hortensia, pimpernel, tamarinde,
10 boterbloem, eucalyptus, peterselie, pompelmoes,
reigersbek, waterlelie
11 goudenregen, sinaasappel
12 duizendschoon, judaspenning
loslaten – afwerpen, schieten, vieren
loslaten van draden  rafelen, tornen
loslippig  flapuit, kwebbel, praatziek
losmaken – afscheiden, bevrijden, ontbinden, ontketenen, ontkoppelenslaken
losmaken uit het gareel  uitspannen
losplaats – haven, ka, kade, kaai, pier, station, steiger, wal
losprijs – afkoopsom, rantsoen, vrijkoopgeld
losrente - obligatie, schuldbrief
losse belegstrook - pat
losse brug  vondel, vonder
losse draad – rafel
losse houten vloer - vlonger
losse laarsschacht  beenkap
losse mouw – mof
losse naad - torn
losse overtrek - foedraal, hoes
losse plank aan een bedstee  sponde, laan
losse planken onder lading - garniet, grenier
losse planker vloer – beun
losse trap – ladder, leer
losse veenstof - darg, derrie, molm,
losse vloer  garnier, vondel, vlonder
losse vloer onder lading van een schip  grenier, garnier
lossen - afschieten, ontladen, uitladen, verlichten
losspil - windas
lostoestel  elevator
losweg – nonchalant
loswerken – losgaan
loswoelen – hakken, schrepelen
loszinnig – dartel, onberaden,ondoordacht, wulps
lot  aandeel, bestemming, destinatie, ent, fatum, fortuin, levensloop, loot, noodlot, prijskans, scheut, stek, spruit, teengewas
lot zonder prijs – niet
lotenverkoper - collecteur
loterij – geluksspel, kansspel, verloting
loterij (drie nummers)  terne
loterij zonder nieten - tombola
loterijbriefje  lot
loterijspel  bingo, kansspel, kienen, lotto, tombola
lotgenoot  kameraad, makker, soortgenoot
lotgeval  avontuur, belevenis, voorval
lotgevallen - fata
lotgodinnen  Nornen, Parcen
Lotharingen, inwoners van - Lorreinen
loting  uitloting, verloting
lotion – haarwater, reukwater .
lotsbedeling  noodlot
lotsbepaling  karma
lotspraak  orakel
lotsvoorspelling - horescoop
lotto  kienspel, toto
lotto spelen – kienen
lotus - waterlelie
lotus, roze - padma
lotusbloem - dadelpruim
lotusboom - diospyros
lotwichelaar – waarzegger
lot zonder prijs - niet
louche  gemeen, onbetrouwbaar, onguur, verdacht
Louisiaden , een der - Misima, Rossel, Tagoela
lounge  foyer, hotelhal, koffiekamer, lobby
louter  alleen, enkel, maar, onvermengd, puur, rein, sereen, slechts, uitsluitend, zuiver
louteraar - affineur, zuiveraar
louteren  kuisen, reinigen, zuiveren
louter en alleen - enkel
loutering  vagevuur, zuivering
loutre  otterbont
Louth, hoofdstad van - Dundalk
louwmaand  januari
loven  eren, prijzen, roemen, verheerlijken, waarderen, zegenen
lovend – waarderend
loven en eren - prijzen
lover  blad, bladeren, gebladerte, loof, lommer, kruin
lovertje – glitter, paillet(te)
loyaal – eerlijk, fidel, getrouw, oprecht, rondborstig, trouw
Loyaliteitseilanden, een der - Lifou, Maré, Ouvea
loze schelm  spitsboef
lozen  afvoeren, afwateren, leegmaken, spuien, uitwerpen, wegspoelen, wegzenden
lozn van water – afwateren
lozing - verwijdering
lub – (hals)kraag, plooisel
lubben  castreren, ontmannen, snijden, strikken, vangen
lubberen - lobberen
lubricatie  smering
lubricator  smeermiddel
Lucas  Luc.
lucht  adem, aëra aroma, asem, atmosfeer, damp, geur, koel, losjes, luchtig, odeur, pneuma, reuk, stank
luchtalarm – bomaanval, bombardement
luchtaanzuiger - blaasbalg
lucht, met, in contact brengen - aëratie
lucht, inslikken van - aerofagie
lucht scheppen  ademen
lucht verversen  ventileren
luchtaanjager  aanblaaspijp, ventilator
luchtafweergeschut  luchtdoelartillerie
luchtballon - aerostaat
luchtband - pneu
luchtbandonderdeel  ventiel
luchtbel – blaas, ballon
luchtbel van waterpas – libel
luchtbeweging – remous, wind
luchtbol  ballon
luchtborst - pneumathorax
luchtbranding  remous
luchtbrug – airlift
luchtbuks - windbuks
luchtcel  longblaasje
luchtdicht  hermetisch
luchtdichtheidsmeter  dasymeter
luchtdraaikolk  remous
luchtdruk  atmosfeer, atm. , pressie
luchtdrukmeter - barometer
luchtdrukverval  gradiënt
luchten  uiten, uitlaten, ventileren
luchter  girandole, kandelaar, kandelaber, lamp, lantaarn, lichtkroon
luchter met armen – luster
luchter of lamp – kroon
luchtgat - trekgat
luchtgeest  ariel, sylfide, sylfe
luchtgesteldheid – klimaat, weer, weder
luchtgezwel - emphyseem
luchtgrondwapen - ASM
luchthartig  levenslustig, lichtzinnig, opgeruimd, opgewekt, zorgeloos
luchthaven - vliegveld
luchtig – doorschijnend, dun, fris, iel, ijl, koel, licht, los, onbezorgd, open, oppervlakkig, vlot, wuft, zorgeloos
luchtig bouwsel  priëel, tent
luchtig en licht - etherisch
luchtig gebak  cake, oblie, schuim soes, wafel
luchtig schoeisel - badschoen, sandaal, slipper, strandschoen
luchtig sop - schuim
luchtig verblijf  tent
luchtig weefsel  gaas, tule
luchtige japonstof - barege
luchtige scherts  badinage
luchtigheid  beweeglijkheid, frisheid, lichtheid, onbezorgdheid, opgewektheid, oppervlakkigheid, vlugheid
luchtinfanterist  para, parachutist
luchting – ventilatie
luchtinlaat – klep
luchtinlaat van fietsband - vrtiel
luchtje  geur, koelte, reuk, windje
luchtkasteel  dagdroom, droombeeld, hersenschim, illusie, visioen, utopie,
luchtklep – ventiel, windklep
luchtklok – remous
luchtkoker - ontluchter
luchtkussenvoertuig – hoverkraft
luchtkuur - aerotherapie
luchtlaag  atmosfeer, stratosfeer, troposfeer
luchtledig  vacuüm
luchtledige ruimte  vacuüm
luchtlijn - vliegroute
luchtmacht  K.Lu., RAF.
luchtmachteenheid  eskader
luchtmachtvrouwenafdeling - Luva
luchtmeter – aërometer
lucht om te leven – adem, asem
luchtpenseel - aerograaf
luchtpijp  bronchie, bronchus, trachea, trachee
luchtpijpaandoening  bronchitis
luchtpijpje voor onderwater - snorkel
luchtpost – airmail
luchtpostbrief - aerogram
luchtpijpsnede – tracheotomie
luchtreis – ballonvaartvliegreis, vliegtocht, vlucht
luchtreiziger - vliegtuigpassagier
luchtruim  dampkring, ether
luchtschip  aerostaat, zeppelin
luchtschip, klein - blimp
luchtschipper – aëronaut, piloot
luchtschroef  propeller
luchtsoort  arctisch, equatoriaal, polair, tropisch
luchtspiegeling - fata-morgana
luchtsprong  bokkensprongcapriool
luchtsteen  aëroliet, meteoor, meteoriet
luchtstreek – aardgordel, zone
luchtstrijdkrachten  L.S.K.
luchtstroming - wind
luchtstroom  bries, storm, tocht, wind
luchtstroom die daalt  subsidentie
luchtstroom die stijgt  thermiek
luchtstroom in de tropen  moesson, passaat
luchttrekker – ventilator
luchtvarder – piloot, vliegenier
luchtvaart  aviatiek, vliegverkeer
luchtvaartkunde  aëronautiek
luchtvaartmaatschappij 
2 AF
3 AEA, AFC, ALI, ANA, AOA, ASA, BAL, BEA, CMA,
CSA, DDL, EAA, GIA, INA, KLM, PAA, SAA SAS, TWA
4 Aero, BOAC, BSAA, BWIA, ELAL
5 Delta, PANAM
6 Sabena, United
7 Avenska, Avianca, Branif, Eastern, Quantas
8 Aeroflot, Alitalia, American
9 Lufthansa, Martinair, Northwest, Schreiner
luchtvaartuig  ballon, helikopter, jet, luchtschip, satelliet, vliegtuig, zeppelin, straaljager, ruimteschip
luchtverkeersmiddel - luchtballon, vliegtuig,
luchtverschijnsel  meteoor, noorderlicht
luchtversperring – kabelballon
luchtverversen - ventileren
luchtververser  ventilator
luchtverversing  ventilatie
luchtvochtigheidsmeter  hygrometer
luchtvormige stof  gas
luchtwapen  luchtvloot
luchtwortelboom - rizofoor
luchtzuiger  aspirateur
luchtzuiverheidsmeter  eudiometer
lucide  doorzichtig, helder, klaar, stralend
lucifer  vlam houtje
Lucifer  Venus, Morgenster
lucimeter  lichtmeter
lucratief  voordelig, winstgevend
lucullisch  weelderig, overdadig
ludiek  speels
ludificatie  bespotting, fopperij
Lugdunum Batavorum  Lakenstad, Leiden
luguber  akelig, huiveringwekkend, naargeestig, onguur, sinister, somber
lui – gemakzuchtig, inert, laks, lieden, log, loom, mensen, personen, traag, vadsig, volk, werkschuw
lui mens  aai, baliekluiver, dagdief, doeniet, lampoot, lanterfanter, ledigganger, leegloper, luiwammes
lijntrekker, luiaard, luilak, oenan
luiaard  aai, dagdief, doeniet, lanterfant, leegloper, lijntrekker, luilak, niksnut
luid – duidelijk, hard, hardop, hoorbaar, luide, luidop, oorverdovend, rumoerig
luid en hoorbaar – hardop
lui en langzaam – laks
lui en slaperig - loom
luid en vrolijk zijn – juichen, lachen
luid geluid  dreun, gil, klap, knal, kreet, slag, schreeuw
luid geschreeuw – getier
luid huilen - janken
luid jammerend – kermend
luid klinken - galmen
luid klinkende trompet  bazuin, klaroen
luid weerklinken  schallen
luide schreeuw  gil, kreet
luide stem  stentorstem
luide stem, met - luidkeels
luide volle klank  galm
luiden – beieren, galmen, klepelen, klinken, schellen,
luiden - lieden, mensen
luidens  volgens
luidkeels gaan lachen – schateren
luidkeels roepen – galmen
luidop – duidelijk, hoorbaar
luidruchtig  druk, geraas, lawaaierig, rumoerig, uitgelaten
luidruchtig plezier  gein, leut, lol
luidruchtig feest - jool, orgie
luidspreker – speaker
luidsprekerkastje - box
luie lichtzinnige vrouw  fleer
luier  kinderdoek, luur, windel
luieren – dagdieven, lummelen, nietsdoen, niksen, slabakken
luierik  aai, ai, luiaard, luiwammes, doeniet
luiers  luren
luif  afdak, klep, luifel
luifel  afdak, hoedrand, klep, luif, neus, overstek
luiheid - indolentie, ledigheid
Luik, arrondissement van - Borgworm, Hoei, Luik, Verviers
Luik, landschap in - Condroz
luik  blind, paneel, schot, valdeur
luik van een kelder - deksel
luiken - dichtdoen, sluiten
luiksteun  merkel
luilak  dagdief, doeniet, lampoot, lanterfant(er), lapzwans, leegloper, lijntrekker, luiaard, luiwammes, slampamper
luilekkerland  Eldorado, kokanje
luim  bui; boert, caprice, gein, gril, humeur, kuur, nuk, scherts, snakerij, stemming, vlaag
luimen – loeren, soezen
luimer - slaper
luimig  boertig, geestig, grappig, grillig, guitig, koddig, kribbig, olijk, snaaks, vrolijk
luimig geschreven vertelling - humoreske
luimig  (muz.) scherzando, scherzo
lui persoon - lampoot, lanterfanter
luiphoed  huilebalk, sombrero
luiskruid  gagel, moeraskartelblad, pos, possem, post, wrangwortel
luipaard – panter
luis – platje, wants
luister  aanzien, eer, glans, glorie, nimbus, opzien, praal, pracht, relief, roem, schittering, staatsie, vertoon, weelde
luister  hoor
luisteraar - toehoorder
luisteraars - auditorium, gehoor
luisteren - horen
luisteren naar  aanhoren, beluisteren, horen
luisterinstrument  seismofoon
luisterrijk  weids, eclatant, groots, glorieus, heerlijk, opzienbarend, roemrijk, schitterend
luisterrijke partij  gala
luisterspel - hoorspel
luisvliegen - hippoboscidae
luit  citer, kithara, theorbe
luitachtig instrument - tuorba, orfarion, theorbe
luit, eensnarige - chanterel
luitenant  lt., luit
luiwagen - bezem
luiwammes  luiaard, nietsnut
luizeëi  neet
luizemarkt - lompenmarkt, voddenmarkt
luizenkam - stofkam
luizig - armoedig, armzalig, geweldig, kaal, min, reusachtig
lukken  gelukken, slagen
lukraak  blindelings, klakkeloos, zomaar
lumbago - spit
lumen - lm
lumineus  heerlijk, helder, lichtend, prachtig
lummel  bengel, knul, kwajongen, lobbes, lomperd, pummel, rekel, schlemiel, sufferd, vlegel, vlerk
lummelachtig - knullig, suf
lummelen  lanterfanten, luieren, nietsdoen
lump  lomp; slijmvis
Luna - Selene
lunapark - kermis
lunatiek  grillig, lichtzinnig, maanziek
lunchpakket  twaalfuurtje
lunchroom  eetzaal, noenzaal, restaurant
lunderaar - talmer
luns  spie
lupineziekte  lupinose
lupuline - hopmeel
lupus  wolf
lurk  lut, slungel, speen, zuigdot
lurken – slorpen, zuigen
lurken van - afsabbelen
lurp  beurs, overrijp
lus  lis, strik, strop, toom, trens
lus als knoopsgat op tres - brandenbourg
Lusitania - Portugal
lusje – oogje, strikje, trens
lus of knoop – strik
lussen - strikken
lust  aandrift, ambitie, animo, appetijt, begeerte, bezieling, dispositie, dorst,drift, fut, gading, geestdrift, geneigdheid, genoegen, genot, hartstocht, libido, liefhebberij, meug, neiging, plezier, pret, puf, trek, verlangen, vreugde, welbehagen, zin
lustbos – park
lust tot kopen  animo, kooplust
lusteloos  apat(h)isch, duf, futloos, gammel, hangerig, indolent, inert, landerig, loom, melig, neerslachtig, onlustig, onverschillig, traag, vadsig, verdrietig, verveeld, willoos, zwak
lusteloosheid  apathie, apatie, indolentie, melig
lusteloos mens  apathicus, suffer, druiloor
lusten – begeren, believen
luster  kroon(kandelaar), lichtkroon, luchter
lustergaren - lustre
lusthof  dorado, Eden, Eldorado, Elysee, gaarde, hemel, lustoord, oase, paradijs
lusthuis - buitenhuis, buitenplaats, villa
lustig  blij, dartel, fideel, fijn, flink, geestig, geneigd, levendig, leuk, opgeruimd, opgewekt, prettig, vitaal, vrolijk
lustoord  buitenverblijf, Eden, hemel, lusthof, paradijs
lusvlucht - looping
Luta, haven in - Talièn
Luta, marinebasis in - Loesjoen
lutecium - Lu
luteren - dichtsmeren
Lutetia - Parijs
luttel  beetje, gering, iel, klein, min, nietig, weinig
Luthers - luth.
luttel - gering, klein, weinig
luur - kinderdoek, luier
luw  beschut, lauw, stil, windvrij, windstil, zacht, zwoel, zoel
luw  zoel, windvrij
luwen – afnemen, bedaren, kalmeren
luwte - beschutting, schaduwkant, zoelte
lux  Ix, licht
luxe  overdaad, rijkdom, overdaad, overvloed, weelde
luxeaardewerk – servies
luxeautobus – tourincar
luxeboot – jacht
luxebord - sierbord
luxebrood  brioghe, deuvekater, krentenbrood, stol, tulband
luxe eetgerei – servies
luxefles – karaf
luxe hoeve – state
luxe versiersel – sieraad
luxe vertrek - salon
Luxenburg, arrondissement van de Belgische provincie - Aarlen, Bastenaken, Neufchateau, Vitron
Luxenburg, dialect gesproken in het groothertogdom - Letzeburgs
luxenburg, groothertog van - Jan
Luxenburg, hoofdstad van de Belgischr provincie - Aarlen
Luxemburgs landschap  Gutland, Oesling
Luxemburgse munt  franc
Luxenburg, plaats in het groothertogdom - Clerf, Dikirch, Esch, Remich, Wiltz
Luxenburg, rivier in – Alzette
luxueus  weelderig
Luxurieus - ontuchtig, wellustig
Luzern, berg in het Zwitserse kanton - Pilatus, Rigi, Rothorn
Luzerne - alfalfa
Luzon, hoofdstad van - Manilla
Luzon, rivier op - Cagayan
Luzon, schiereiland van - Bataan
Lyciërs - Lukki, Tramilen
Lucische godin - Leto
lymfklierontsteking – bubo
lynchen - molestreren
lynstrenol - lyndiol
lynx  karakal, los
lyriek - lierdicht
lyrisch dichtgenre  elegie, epode ode
lyrisch dromerig muziekstuk - nocturne
lyrisch gedicht  elegie, epode, hymne, lied, ode , sonnet
lyrisch lofdicht - ode
lyrisch minnedicht – madrigaa
lyrische dichtkunst - epiek
lyrisme  bombast, gezwollenheid
lysergidezuurdiëthyhamide - LSD
lysis  ontbinding
lythracee - cuphea, kattestaart, lythrum, peplis, waterpostelein

M

ma  mamma, mem, moe, moer, moeder, moeke
maag – balg, bloedverwant, familie, pensstomachus, vertriculus
maag, deel van de - corpus, fundus
maag der herkauwende dieren  boekmaag, leb, pens
maag van grote vissen  rob
maag van en koe – boekmaag, leb, netmaag, pens
maag van grote vissen - rob
maagaandoening  gastritis
maagbeweging - peristaltiek
maagbitter  elixer
maagbrij  chijl, chijmcardia
maagcatarre - gastritis
maagd  dienstbode, meid, meisje, virgo, vrouw
maagd, heilige - Maria
maagd uit Mohammedaans paradijs  hoeri
maagdelijk  blank, gaaf, intact, kuis, rein, puur, onbevlekt, ongebruiktongerept, virginaal, zuiver
maagdelijkheid  onbevlektheid, ongereptheid, reinheid, zuiverheid
maagdenvlies  hymen
maagdepalm - vinca
maagdepalmachtigen - apocynaceeën
maagdom - ongereptheid
maagelixer  maagbitter
maagenzym  leb
maagferment  pepsine
maagfistel - gastrostomie
maagingang - cardia
maagkijker  cystoscoop
maagkramp - cardialgie
maagmond - cardia, ingang
maagontsteking  gastritis
maagpap – chymus,
maagpijn  gastralgie, stomalgie
maagportier  pylorus
maagportier, kramp van de - pylorospasmus
maagsap – pepsine, maagvocht
maagschap - (bloed)verwantschap, familie(betrekking)
maagslijmvliesontsteking - gastritis
maagstoornis - gastricisme, gastritis
maagspiegeling - gastroscopie
maagingang – portier
maagversterkend - stomachiek
maagverwijding - gastrectasie
maagverzwakking - gastroptose
maagzuur - pyrosis
maagzweer – ulcus
maai – made, worm
maaien  afsnijden, neerhalen, oogsten
maaien van graan - oogsten
maaier - oogster
maaiers gereedschap  combine, pik, sikkel, strekei, zeis
maaiig - wormstekig
maaimes  sikkel, zeis
maaiveld  hooiveld, made
maaksel  bouw, constructie, fabrikaat, fatsoen, gedaante, inrichting, opbouw, produkt
maal  diner, eten, keer, lunch, middagmaal, noenmaal, ontbijt, souper, werf
maalbak bij papierbereiding  hollander
maalderij  molen, mouterij
maalgeld  maal recht
maaIinrichting  molen
maalman – markgenoot
maalpers - molen
maalpeil  M.P.
maalpink - pinkvaars
maalrecht  maalgeld
maalriet  suikerriet
maalsamenstelling  menu
maalschap – mark
maalstroom – draaikolk, kolk, maling, neer
maalsteen  molensteen, wrijfsteen
maalstroom  kolk, draaikolk, neer, wieling
maaltand  kies, molaar
maaitijd – acondeten, diner, eten, feestmal, lunch, maal, middagmaal, noenmaal, ontbijt, souper
maaltijd (Fr) - déjeuner, repas
maaltijd gebruiken  dineren, eten, koffiedrinken, lunchen, tafelen, ontbijten
maaitijdsamenstelling  menu
maalwerktuig  molen
maan  luna, satelliet
maan die niet te zien is  n.m.
maanbeschrijver  selenograaf
maanbeschrijving  selenografie
maanbloem - klaproos
maanblusser - Mechelaar
maan, schijngestalte van de - e.k, l.k., n.m., v.m.
maand (afk.)  jan., febr., mrt., apr., mei, jun., jul., aug., sep.(t), okt., nov., dec.
maand (Nederlandse benaming)  louwmaand, sprokkelmaand, grasmaand, bloeimaand, lentemaand, zomermaand, hooimaand, oogstmaand, herfstmaand, wijnmaand, slachtmaand, wintermaand
maand van de Franse kalender  Vendémaire (wijnmaand), Brumaire (nevelmaand), Frimaire (rijpmaand), Nivose (sneeuwmaand), Pluviose (regen maand), Ventose (windmaand), Germinal (spruitmaand), (kiem maand), Florèal (bloeimaand), Messidor (oogstmaand), Thermidor (warmtemaand),Fructidor (vruchtmaand)
maand van de grote vasten  ramadan
maandagziekte - myoglobinemie
maandblad – periodiek, tijdschrift
maandelijks tijdschrift  maandblad, monthley
maandloon – (maand)salaris
maandsoldij - wedding
maandstonden - menstruatie
maaneclips  maansverduistering
maanfase  a.m., v.m.
maangestalte  e.k:, l.k., n.m., v.m.,fase
maangodin  Artemis, Cynthia, Diana, Luna, Selene
maankering  maanloop
maankop – papaver, slaapkruit
maankrater - Cauchy
maankruid - Judaspenning
maanloop  maankering, maansverwisseling
maanloos – donker, duister
maanmaand - lunatie
maanomlooptijd  lunatie
maanstand – fase, e.k., v.m., l.k., n.m.
maansteen  adulaar, seleniet, veldspaat
maansverduistering - eclips
maanvaren - botrychium
maansvereffening  evectie
maansverwisseling  maanloop, maankering
maantje  Iunula, sikkel
maanvis  klompvis
maanwijzer  epacta
maanziek  lunatiek, wispelturig
maanziekte - lunaticus
maar  alleen, bezwaar, (e)doch, echter, evenwel, gerucht, louter, mare, nadeel , nogal, slechts, toch, tijding .
maar een keer – eenmaal, eenmalig, eens
maar net – amper, krap
maarschalk (hist.)  opperstalmeester
maart  lentemaand
maartse zaaitijd  dricht
maas – oogje, steek
Maas en Waal, omsloten gebied door - Bommelerwaard
maashagedis – mosasaurus
maas in een netwerk – malie
maat  aam, afmeting, amice, anker, are, afmeting, bonk, bunder, cadans, deelgenoot, duim, el, formaat, gabber, gars, gezel, genoot, grootte, gros, handlanger, helper, inhoud, juk, kameraad, kan, knoop, kornuit, kop, kwantum, liter, maatje, makker, matroos, medewerker, medestander, metgezel, morgen, mud, mijl, omvang, partner, pint, ploeggenoot, pond, pot, pind, riem, roe, span, speelgenootstère, ton, trawant, vaam, vadem, vat, voet, vriend, zeemijl
maatbuis - buret
maat controleren  nameten
maateenheid (Eng.) - gauge
maat in houthandel  tult
maat in scheepvaart  knoop, last, mijl, ton,
maat in de typografie - augustijn, cicero
maat in de wijnhandel  anker
maat of hoeveelheid – taks, portie
maat of makker - vriend
maat van 30 hl.  roggelast
maat van 1 hl.  mud
maat van projektiel  kaliber
maat voor Bordeaux-wijn - bordelaise
maatgevend  normatief
maatgever - dirigent, orkestmeester
maatglas van kwart liter  kapper
maathoudend  gematigd, matig
maatje  deciliter, dcl, dl.
maatjespeer – bergamotpeer
maatkleding - confectie
maatlat  liniaal, el
maatmeter  metronoom
maatregel  beschikking, besluit, ordening, stap, voorziening, wet
maatregelen - mesures
maatregel ter vergelding  boete, straf, wraak
maatschappelijk  sociaal
maatschappelijk herstellen - reclasseren
maatschappelijk stelsel  communisme, democratie kapitalisme, socialisme
maatschappelijke aanpassing of her aanpassing van strafrechtelijk veroordeelden  reclassering
maatschappelijke instelling  corporatie, genootschap, lichaam, schap
maatschappelijke kring  klasse, staat, stand
maatschappelijke positie - status
maatschappelijke stand  adel, burgerij, kaste
maatschappelijke werkkring  ambt, baan, beroep, metier, stiel
maatschappij  communiteit, convent, gemeenschap, mij, samenleving, societas, wereld
maatschappijbeschrijver  sociograaf
maatschappijbeschrijving  sociografie
maatschappijkunde  sociologie
maatschappijkundige  socioloog
maatschappijleer - sociologie
maatslaan  tacteren
maatslag  battuta, beat
maatstaf  canon, criterium, modules, norm, peil, richtsnoer, schaal, standaard
maatstok  duimstok, ellenmaat, roe
maatval – cadans, metrum, ritme
maatverhouding – euritmie, proportie
maatverhouding van snaren - mensuur
maat voor brillen - dioptrie
maat voor de inhoud van zeeschepen - registerton
macaber  eng, erg, griezelig, luguber,
maatwerk vervangend  confectie, fabrieksgoed
Macaose munt  avo, pataca
macereren  afmatten, doortrekken, kwellen, weken
machete - junglemes
machinaal  automatisch, mechanisch, werktuiglijk
machinaal gebreide stof - tricot
machinaal snelschrift - tachotypie
machinaal verwijderen van zaadjes uit katoen - engzeneren
machinatie  kuiperij
machine  apparaat, automaat, locomotief, motor, toestel, werktuig
machine om kleren te maken  naaimachine
machinearbeider  constructeur, frezer, machinist, monteur machinebankwerker  draaier, frezer, kotteraar, schaver
machinedeel  lager, pal, rad, tandrad, vliegwiel
machine die stroom opwekt - generator
machinegeweer  mitrailleur
machine  ineenzetter  monteur
machine in bierbrouwerij - eest, koeling, wortketel, vulmachine, kiemtrommel
machine in drukkerij – offsetpers, snijmachine, zetmachine
machine in papierfabriek - hollander
machine in textielfabriek - spinmachine, weefgetouw
machinemens  kunstmens, robot
machinepistool – sten(gun), uzi
machines - materieel
machineschrijven – tikken, typen
machineschrijver – typist
machine stikster – naaister
machinist – bestuurder
macho - bink
macht – autoriteit, bedwang, geweld, gezag, heerschappij, invloed, kracht, leger, mogendheid, ontzag, overwicht, potentie, staat, sterkte, troepenmenigte, vermogen
macht van de staat over het volk  staatsgezag
machteloos  armzalig, krachteloos, onmachtig, slap, weerloos, zwak
machteloosheid – onmacht, onvermogen, zwakte
machtgelijk  isodynamisch
machtgever  lastgever, principaal
machthebber  despoot dictator, dinast, gebieder, gevolmachtigde, heerser, hoofdman, landvoogd, leider, mandataris, podesta, potentaat, sheik
machtig – aanzienlijk, geweldig, groot(s), imposant, invloedrijk, krachtig, sterk, talrijk, vermogend, zeer, zwaar
machtig persoon  bons, dictator, magnaat, mogol
machtigen  autoriseren, mandateren
machtigheid  dikte
machtiging  licentie, mandaat, vergunning, verlof, volmacht
machtig zijn - beheersen
machtsaanwijzer  exponent
machtsbetoon – parade
machtsbevoegdheid – gezag, regering
machtsmisbruik - geweld
machtspreuk  dooddoener, machtwoord
machtssfeer  bereik, domein
machtswellust  tirannie
machtswellusteling  dictator, tiran
machtwoord  machtspreuk
maçon  vrijmetselaar
macro - groot, lang
maculatuur  misdruk
Madagaskar, bevolkingsgroep op - Betsileo, Betsimisaraka, Merina
Madagaskar, berg op - Andrinita, Ankaratra, Tsaratanana
Madagaskar, hoofdstad van - Tananarive
Madagaskar, rivier op - Mananara, Mangoro
Madagaskar, stad op - Fianarantsoa, Majunga, Tamatare
Madagaskar, volk op - Hova
Madagaskarkoekoek - coua
madame  dame, mad., mevrouw
made – aardworm, emelt, engerling, hamel, imago, larve, maai, weide
madeliefje  bellis, korsouw, meizoentje
madamoiselle - juffer, mamsel, Madonna, Maria, OLV
madrigaal - herderslied
maestro  meester
maf – gek, idioot, laf, kwartje, mal, mat, saai, slaap, vadsig
maffen – pitten, slapen, snurken
maffer – slaper, snurker, onderkruiper, werkwillige
mafkees – dwaas, gek, idioot, oen, slaapkop
magaal  magge, puitaal
magazijn  arsenaal, baza(a)r, bewaarplaats, depot, loods, pakhuis, silo, stapelhuis, tuighuis, winkel
magazine – periodiek, tijdschrift
magen  familie
mager  armzalig, dor, dun, iel, karig, onvruchtbaar, pover, schamel, schraal, schriel, slank, smal, ondervoed
mager en kaal – schriel
mager en lang – tenger
mager en schriel – smal
mager en slank - rank
mager persoon  bonenstaak, lat, scharminkel, schraalhans, spiering, spillebeen, spillepoot, vel over been
mager spek - bacon
mager stuk vlees - braai, fricando
mager water - ondiep
mager zonder vlees  benig, schonkig
magertjes  iel, karig, kommerlijk, nietig, pover, schraaltjes, sober
magge - magaal, puitaal
maggi - vleesextract
maggieplant - lavas, levisticum
magie  tovenarij, toverkunst, toverij
magie bedrijven - toveren
magiër  droomuitlegger, eunjer, magu, sterrenwichelaar, tovenaar, wonderdoener
magisch  betoverend
magische getallenleer - tarot
magister  leermeester, docent, novicenmeester
magistraal  grandioos, groots, meesterlijk, monumentaal, weids
magistraat  bestuurder, overheid, quaestor, rechter, regent, regering, stadsregering
magistraat' van het oude Venetië  doge.
magistratuur  overheid, regering
magma  lava
magnaat  kapitalist, rijksgrote
magneet – zeilsteen
magneetband – tape, pyrrotien
magneetschijfje - floppydisk
magneetijzererts - magnetiet
magnesia  magnesiumoxyde, talkaarde
magnesium  mg.
magnesium en calciumcarbonaat  dolomiet
magnesiumcalciumsilicaat - berghout
magnesiumoxyde - bitteraarde,magnesia, talkaarde
magnesiumsilicaat - talk
magnesiumspaat - magnesiet
magnetiet  magneetijzererts
magnetische kracht - aantrekkingskracht
magnetiseren - bezielen
magnetisme, dierlijk - mesmerisme
magnifiek  geweldig, grandioos, heerlijk, luisterrijk, prachtig, schitterend
magnolia – tulpenboom
magnoliacee - loriodendron, magnolia
Magyar - Hongaar
mahjongterm  chow, kong, pung
mahokboom  mahonieboom
mahonieboom  mahokboom
mahoniehout  acajou
mail  briefpost, post(stukken), zeepost
mailstoel - dekstoel
maintenee  bijzit, concubine
mainteneren  handhaven
maïs  mielie, milee
maisonette – etagewoning
maisvlokken - cornflakes
maître d’hotel  hofmeester, ober
maîtresse  bijzit, geliefde, meesteres
maîtresse van Frans Il  Portiers
maîtresse van Hendrik IV  d'Estrées, d'Entragues
maitresse van Lodewljk XIV  Dubarry, (de) Fontag nes,
(de) Maintenon, (de) Montespan,(de la) Valière,
maitresse van Lodewljk XV  (de) Mailly, (de) Pompadour
maïzena  maïsmeel
majem - water
majesteit  heerlijkheid, koning, luister, maesta, opperhoogheid, pracht, Sire, verhevenheid, waardigheid
majesteitsschennis - lese-majeste
majestueus - maestoso, verheven
majeur  dur
major  grotere, oudste, senior, sr.
majoriteit  meerderheid, meerderjarigheid
majuskul  hoofdletter
mak  gedwee, getemd, handelbaar, humaan, tam, volgzaam, zachtaardig
makaron  koekje, makron, wrong
makeup  crème, lippenstift, lipstick, lotion, mascara, nagellak, opmaak, opmaaksel, poeder, rouge, schmink, verf, zeep
makelaar  koppelaar, tussenhandelaar
makelaarsboekje  carnet
makelaar in wedrennen - bookmaker
makelaarschap - makelaardij, makelarij
makelaarsloon  courtage, makelloon , provisie
makelij - constructie, maaksel
maken – creeren, fabriceren, herstellen, knutselen, ontwerpen plaatsen, produceren, repareren, samenstellen, scheppen, smeden, uitvoeren, verrichter, verstellen, vervaardigen, voortbrengen, vormen, wrochten
maken tot - verwerken
maker  auteur, bouwer, constructeur, fabrikant, hersteller, ontwerper, producent, samensteller, schepper, verrichter, versteller, vervaardiger
maker van het eerste zakuurwerk  Henlein
maker van huizen - bouwer
make-up - opmaken, poeieren, rouge, schminken, verven
makkelijk  eenvoudig, gedwee, gemakkelijk, gemakzuchtig, geriefelijk, handelbaar, licht, practisch, simpel
makkelijk baantje  sinecure
makkelijk breekbaar - bros
makkelijk te begrijpen  duidelijk, eenvoudig, helder, klaar, logisch, simpel
makker – amice, compagnon, gabber, genoot, gezel, kameraad, kornuit, lotgenoot, maat, metgezel, speelgenoot, vriend
makker (Barg.) - gabber
making – legaat
mak maken – dresseren, temmen
makreel – pooier, , souteneur
makreelachtig visje - hors, loodsmannetje
makron  koekje, makaron, wrong
mal  absurd, bespottelijk, crazy, dol, dwaas, gek, grappig, idioot, kaliber, mesjoche, model, ongewoon, onwijs, onzinnig, patroon, raar, sjabloon, voorbeeld, vorm, vreemd, zot
mal aanwensel - tic
mal mens  idioot, malloot
mal wicht  malloot
malachiet - kopergroen
malafide – kwaadwillig, louche, onbetrouwbaar
malaga - morgenwijn
malaise  depressie, narigheid, regressie, slapte
malaria  moeraskoorts, paludisme, tropenkoorts
malariamug  anofeles, muskiet
malariaparasiet - plasmodium
Malawi, bevolkingsgroep van - Ngoni, Nkonde, Nyanja
Malawi, hoofdstad van - Zomba
Malaya, bewoner van het binnenland van - Sakai
Malaya, deelstaat van - Djohore, Kedah, Kelantan, Malakka, Pahang, PenangPerak, Perlis, Selangor, Trengganu
Malaya, hoofdstad van - Kuala Lumpur
malaxeur  deegmachine, kneedmachine
malcontent  misnoegd, ontevreden
Maleier - Alfoer, Batak, Buginees, Daja, Georgetown, Igorot, Ipoh, Kangar, Malakka, Toradja
Maleis dorpshoofd - kapalla
Maleis epos - Mahabharata, Ramayana
Maleis gordijn – klamboe
Maleis heer - toean
Maleis schiereiland  Malakka
Maleis touw - tali
Maleise beer - broeang
Maleise dakbedekking  atap
Maleise dolk - kris
Maleise maand  agoestoes, djoeli, djoeni, pebroewari
Maleise markt – pasar
Maleise munt – dollar
Maleise rijst - padie
Maleise rijstdrank – arak
Maleise titel – sultan
Maleise weekdag  djoemahat, kemis, minggoe, rebo, salasa, saptoe, senen
Maleisië, deel van - Malaya, Sabah, Serawak
Maleisië, vroeger deel van - Singapore
Maleisische munt  dollar
malen  afbeelden, draaien; fijnmaken, mijmeren, schilderen, tekenen, wentelen, woelen, zaniken, zeuren
malende - geschift
maler - molenaar, schilder
malheur – gebrek, ongeluk(je), ongeval, pech
Mali, hoofdstad van - Bamako
Mali, stad in - Kayes, Nopti, Segou,Sikasso
malicieus - boosaardig, guitig, moedwillig, verraderlijk
malie  kolfhamer, maas, opening, ringetje, vetergat
maliebaan- kolfbaan
maliehuis - herberg
maliënkolder - pantserhemd
maligne oedeem - gasgangreen
maling  lak, maalstroom, mijmering, onrus, veilingt
malingen  lijntrekker, simulant
malinger - lijntrekker, simulant
Malinke - Mandinke
Malinke, rijk der - Malirijk
Malinke, stad der - Tomboektoe
malkaar - elkaar, elkander
malkander  elkaar,mekaar
malkruid - bilzenkruid
malle  trens, oogje
malle  dwaas, gek, gekkerd, grappenmaker, nar, idioot
malle streek  capriool, escapade, grol, kwinkslag,
malleabel - hamerbaar, rekbaar, smeedbaar
mallejan - hellewagen, oets
mallemolen  draaimolen, carrousel,
mallen  grappen, schertsen, stoeien
mallepraat – aperij, geleuter, klets(koek), larie, nonsens, onzin, poespas
mallerd – dwaas, gek, malloot
malleus - droes
malligheid  dwaasheid, gekheid, idioterie, oele, zotternij .
malloot  dwaas, gek, gekkerd, grapjas, idioot, kwast, mallerd, paljas, pias, zot
Mallorca, hoofdstad van - Palma
Malorka, stad op – Arta
mallotig - gek, waanwijs, zot,
mal mens - idioot, malloot
mal of vorm - model
malpighische lichaampjes in de nier - glomeruli
mals  mollig, sappig, vers, week, zacht
mals en vol sap – sappig
mals en zacht - week
malt - mout
Malta  Milete
Maltakoorts - brucellose
maltentig  nauwgezet, zindelijk
maltose  moutsuiker
Maluku - Molukken
Maluku, een der - Ambon, Buru, Halmahera, Seram
malva - dessertblad, kaasjeskruid
malvacee - abutilon, althaea, gossypium, hibiscus, lavatera, malope, malva, sida, urena
malve - kaasjeskruid, malva
malveachtigen - malvaceeën
malversatie  knoeierij, verduistering
malvezij - malmsey, malvasia, malvoisie
malwicht - malloot
mam - moeder, uier, (vrouwen)borst
mama  ma, mem, moe, moer, moes, mams, mamma, moeke, mammie, moeder
mammoetboom - sequoiadendron
mams  zié: mama
mannekenskruid - kamperfoelie
man – bink, echtgenoot, eega, gade, gemaal, heer, individu, kerel, meneer, mens, manspersoon, partner, pief, persoon, vent
man aan het roer – stuurman
menagement – beheer, beleid, bestuur, directie, leiding
managen – besturen, fiksen, leiden
mannetjes - kamperfoelie
man die briefjes uitdeelt – billeteur
man die geleidt - geleider
man die kosten mag dragen – sijmen
man die om aalmoes vraagt - bedelaar
man die scheepswerk verricht  matroos
man die teert op zijn vermogen – rentenier
man die vilt - vilder
man en vrouw  echtelieden, echtpaar
man ervaren in het bereiden van spijzen  kok
man met gezag  autoriteit, gezagsdrager
Man, katteras op - Manx-kat
Man, wetgevende vergadering van - tynwald
man met werkelijkheidszin - realist
man van - zie familiebetrekkingen
man uit bepaalde Mongoolse volksstam  tartaar
man uit een stuk  kerel, vent
man van adel  baron, edeling, edelman, graaf, hertog, jonkheer, markies, prins, ridder
man van de wetenschap  geleerde, wetenschapper, wetenschapsman
man van grote afmetingen  enak, goliat, kolos, reus
man van hoge geboorte  edeling, edelman, prins
man van wie de vrouw is gestorven  weduwnaar
manager  administrateur, beheerder, bestuurder, chef, directeur, impressario, leider
managerziekte - hypertensie
Manavadharnasjastra, volgens overlevering samensteller van - Manoe
manbaar  huwbaar, rijp, viriel,volwassen
manche – heat, serie
manchester – corduroy, ribflueel
manchet  boord, boordsel, handboord, lob, lub, ring, schuimrand
manco  gebrek, gemis, tekort(koming)
mand  bak, balie, ben, bun, kalebas, k(a)naster, karbies, korf, paander, tobbe, wan
mand op vissersboot - bramak
mand van bamboe waarin suiker verzonden wordt  krandjang
mandaat  lastbrief, machtiging, mand, volmacht
mandaatgebied van Engeland tot 1948  Palestina
mandaatsysteem - trusteeship
mandataris  gevolmachtigde
mandefles  demijohn
mandement – vermaning
mandenwagentje - bendie
Mandestam - Gbande, Kpelle, Tonna
mandewagen  jardinière, keilewagen, kinderwagen, panier
Mandeeërs - Soebba
mandje – ponder, slof
mandoer (Ind.)  meesterknecht, opzichter, ploegbaas
mandoline, primitieve - mandola
mandragora - alruin
mandril – baviaan, bosduivel
mand van bamboe – krandjang
mand voor tabak - seroen
manege  piste, rijschool
manen – aandringen, aanmanen, aansporen, nekharen, nopen , opwekken, sporen, waarschuwen
manenrob - zeeleeuw
man en vrouw - echtelieden, echtpaar, gehuwden, stel
maner – aandringereiser
manette – handvat, hendel
mangaan  mn
mangaanarseniaat - armangiet
mangaanblende - alabandiet
mangaanoxyde – bruinsteen
mangat - tankopening
mangel  afwezigheid, amandel, fout, gebrek,ontstentenis, strijkmachine, wringer
mangeld  weergeld
mangelen  gladmaken, ontbreken, persen, wringen,
mangoest - mungo
mangroveboom - api-api
manhaftig  allure, dapper, fasson, gebruik, kloek, modus, moedig, moedig, manmoedig, mannelijk, strijdbaar, trant, zede
manhaftigheid - dapperheid
maniak  bezetene, dwaas, fanaat, gek
maniakaal - dwaas
manie  bezetenheid, furor, gewoonte, hartstocht, rage, verzotheid, voorliefde, waanzin
manier – aard, allure, gebruik, genre, gewoonte, methode, modus, stijl, trant, voege, vorm, wijze, wijs
manier, op bepaalde - amfitheatersgewijs, droppelsgewijs, lachenderwijs, perceelsgewijs, percentsgewijs, schertsendergewijs, schroefsgewijs, schubsgewijs, slaagsgewijs, spiraalsgewijs, staaksgewijs, steelsgewijs, stoetsgewijs, straalsgewijs, stuksgewijs, toevalligerwijs, troepsgewijs, verhalenderwijs, volgenderwijs, vragenderwijs, zigzagsgewijs
manier van arbeiden  methode, werkwijze
manier van doen  allure, gedrag(ing), handelen, handelswijze, optreden, stijl,
manier van eten  eetgewoonte
manier van gedragen  stijl
manier van handelen  gedrag, optreden
manier van lachen – grijnzen, schateren
manier van lopen  draf, gang, galop, stap, telgang, stappen, tred(en)
manier van onderwijs  methode
manier van optreden  allure, gedraging, houding, trant
manier van praten  babbelen, kletsen, spreken,
manier van schilderen  peinture
manier van schrijven  stijl
manier van toepassing - applicatie
manier van verkopen  veilen
manier van werken  methode, stijl, werkwijze
manier van zeggen - spreken
manier van zeilen  laveren
manier van zingen – jodelen
manier waarop men leeft - leefwijze
manieren  fatsoen, gedrag, gemanierdheid, mores
maniertje - kunstgreep, truc
manifest  bekendmaking, betoog , oorkonde, verklaring
manifestant  betoger
manifestatie  betoging, demonstratie, happening, vertoning, verschijning, voorstelling
manikot  broodwortel, cassave, maniok
manillahennep  abaca
maniok  broodwortel, cassave, manihot
manioksap - cabiou
manipulatie - beinvloeding, handgreep
mank – gebrekkig, invalide, kre(u)pel
mankement – defect, euvel, fout, gebrek, gemis, letsel, pech, storing, tegenslagtekort, verwonding
mankeren  haperen, missen, ontbreken, schelen, tekortschieten
mankerend  afwezig, ontbrekend
mank gaan - hinken
mankpoot – kreupele
manlui - manvolk
manmoedig  dapper, kloek, koen, manhaftig, strijdbaar
manna - hemelbrood
mannagras - glyceria
mannasuiker - manniet
mannejas - frak
mannelijk  dapper, flink, kloek, krachtig, masculinum, moedig, potent, strijdbaar, viriel
mannelijk dier  beer, bok, dar, enter, gent, haan, hengst, kater, os, ram, rammelaar, rekel, repelaar, reu, stier, tarsel woerd
mannelijk hert  reebok
mannelijk huisdier  kater, reu
mannelijk insekt  dar
mannelijk kind - zoon
mannelijk lid van een koor - bariton, bas, tenor, zanger
mannelijk paard - hengst
mannelijk persoon  heer, jongen, kerel, knaap, knul, man, mhr., mijnheer, (It.) signor, vent
mannelijk rund  bul, os, stier
mannelijk rijm - eindrijm
mannelijk sieraad  baard, sik, snor
mannelijk van zeevrouw  meerman
mannelijk zaad - sperma
mannelijk zoogdier  beer, bok, enter, hengst, kater, ram, reu, stier
mannelijk zwijn - keiler
mannelijke duif – doffer
mannelijke haas – rammelaar
mannelijke heilige - sint
mannelijke hennep - femel
mannelijke hormonen  androgenen
mannelijke huisbediende – butler
mannelijke olifant - bul
mannelijke plant van de hennep – gelling
mannelijke vis - hom
mannelijke vogel - tersel
mannelijke zangstem  bariton, bas, falset, tenor
mannelijkheid  viriliteit
mannen - aankunnen
mannenhaat  misandrie
mannenkraambed (bij Indianen)  couvade
mannenliefde - androfilie
mannenmuts - kaproen
mannenstem  bariton ,bas, tenor
mannenverleidster - vamp
mannequin – mandemie
mannetje – baasje, kereltje, ventje
mannetjesbij – dar, hommel
mannetjesbunzing – ram, rammelaar
mannetjesdier  beer, bok, enter, hengst, kater, ram(melaar), reu, stier
mannetjeseend – erpel, woerd
mannetjesduif  doffer
mannetjeseend  erpel, woerd
mannetjesgans  gander, ganzerik , gent
mannetjesgeit  bok, geitebok
mannetjeshaas  rammelaar
mannetjesharing - geltharing, hommer
mannetjeshoender - haan
mannetjeshond  rekel, reu
mannetjes kat – kater
mannetjeskip - haan
mannetjeskonijn – ram(melaar)
mannetjesmarter – ram(melaar)
mannetjesnoot - muskaatnoot
mannetjespaard  hengst, ruin
mannetjespaard, gesneden - ruin
mannetjesparkiet - man
mannetjesputter  bataaf, kerel, reus, vent
mannetjes roofvogel  tarsel
mannetjesschaap  ram
mannetjessnoek – jager
mannetjessperwer - musket
mannetjesvalk  taleke, tersel
mannetjesvaren - dryopteris
mannetjesvarken  beer
mannetjesvis – hom(mer)
mannetjesvogel  erpel, gander, gent, haan, tarsel, tersel, woerd
mannetjesvos – reu, rekel, rinkel
mannetjeswezel – ram(melaar)
mannetjeswolf  rekel
manoeuvre  bestuur, intrige, list, oefening, wending
manoeuvreren – draaien, keren, loodsen
man of kerel – knul
manometer – drukmeter, stoommeter
mans  flink; geldbakje, sterk
mansarde  zolderkamer
mansbloed - harnaskruid, St-Janskruid
mansbroeder - zwager
manschappen – hens, schepelingen, soldaten
mansfelder - mannetjesputter, manwijf
Mansjoerije, deel van - Heiloengtjiang, Ktim,Liauning
manslag  doodslag, moord
mansoir - afstammeling
mansoor - asarum, hazelwortel
manspersoon  heer, kerel, man, meneer, heerschap vent,
mantel  almaviva, boerka, jas, cape, overjas, overkleed, raglan
mantelaap - baviaan
mantelanjer - tunica
mantel der Arabieren  boernoes
mantel die over een badkostuum wordt gedragen  badmantel, strandmantel
manteldieren - appendicularia, ascidiacea, larvacea, salpen, thaliacea, zakpijpen
manteldoek - poncho
mantel gedragen door Griekse vrouwen in de oudheid  peplos
mantelkap - kovel
mantel, lange - huik
mantelaap  baviaan
mantelkap – capuchon, kovel
mantelkostuum – complet, mantelpak
mantelpakje - dameskostuum
manteltje  mantille, pelerine
manteline  kapmantel
mantelstof - eskimo, flaus
mantelvormig priesterkleed – kooraaf, koorkap
mantel zondr ceintuur - swagger
mantel zonder mouwen - falie
mantille  manteltje, pelerine
mantrie - opzichter
manuaal  handboek, handklavier, klavier, toetsenrij,
journaal, register
manueel – handvaardig
manufacturen - ellengoed
manufactuurzaak - ellenwinkel, lapjeswinkel
manuscript - handschrift
Manusje-van-alles – factotum, knutselaar
manuscript uit de middeleeuwen – codex
manquette – schaal(model)
maquileren – opmaken, schminken
man van adel - aristocraatbaron, edeling, edelman, graaf, hertog, jonkheer, markies, prins, ridder
man van grote afmetingen - beer, kolos, reus, tiran
man van de wetenschap - geleerde, wetenschapper, wetenschapsman
man van wie de ehtgenote overleden is - weduwnaar
manwijf – haaibaaikenau, virago
manziek  andromaan, nymfomaan
map – brieventas,bundel, dossier, klapper, omslag, ordner, portefeuille
map met papierklem - ordner
maraboe  boa, ooievaar
maraboet – kluizenaar, krop(ooievaar)
marasquin - kersenlikeur
Marathen – Mahratten
marbel - knikker
Marburg - Maribor
marcassiet - kattengoud, vuursteen, zwavelkies
marchanderen – bieden, dingen, handelen, pingelen, rommelen
marchandise  handel, koopwaar
marcheren - gaan, lopen, vorderen, vooruitkomen
Marconi's uitvinding - radio
marconist  (radio)telegrafist, seiner
Marcus  Marc.
mare – bekendmaking, bericht, boodschap, gerucht, maar, mededeling, melding, nachtmerrie, nieuws, tijding, verhaal
marechaussee - gendarme
marel  grutto
maren – kirren
maretak  mistel, mistletoe, vogellijm
margariet - kalkglimmer, madeliefje
marge - kantlijn, limiet, rand, ruimte, speelruimtespeling, strook, verschil
marlage  huwelijk
marge  kantlijn, limiet, rand, ruimte, speling, strook, verschil
marginale aantekeningen - kanttekeningen, marginaliën
margriet – ganzebloem, krentenbrood
Mariabeeld  madonna, piëta
mariadistel - silybum
Mariakerk - O.L.V.-kerk
Marianen, district der - Rota, Saipan
Marianen, een der - Guam
Marianen, hoofdstad van de - Siam
Marianen, ontdekker der - Magelhaens
Marianen, oorspronkelijke bewoners der - Chamorro, Ladronen
Mariaschoen - venusschoen, vrouweschoen
Maribor - Marburg
Marienburg - Malbork
marihuana - hasj(isj), hennep
marihuanaplant - hennep
marihuanapreparaten – pot
marihuana roken - blowen
marine – donkerblauw, vloot, zeeleger, zeemacht, zeewezen
marineeenheid – eskader, smaldeel, vloot
marinekadet – adelborst, leerling
marineonderofficier  bootsman, konstabel
marinerang - admiraal, commandeur, schout-bij-nacht
marineschip  duikboot, fregat, kruiser, slagschip
marineterm voor douchen - mandiën
Marine Vrouwen afdeling - Marva
marinier – jantje, krijgsman, militair, zeesoldaat
marionet  bamboche, pop, ledepop, le(d)eman, stroman toneelpop, trekpop
marionettenspel – popenspel, ronzebons
Maristen, stichter der - Colin
Maritza - Marica
Maritza, oude naam van de - Hebros
mark  dm.,gemeente, grensland, hemmerk, hemrik, maalschap, mk.
markant – bijzonder, frappant, kenmerkend, treffend, opmerkelijk, sprekend
Marken, hoogte op - werf
Marken, werf op - Havenbuurt, Kerkbuurt, Kets, Wittewerf
markeren  aanduiden, aangeven, afbakenen, merken, stempelen, tellen
markering - aanduiding
marketentster  zoetelaar(ster)
Marketentster, mannelijke – markententer
marketing - afzetbeleid
markeur - merker, oppasser, teller
markgraaf  markies
markies  luifel, zonnescherm
markies  markgraaf
markizaat – markgraafschap
markizin - marktgravin
markje - speelpenning
markotten - marcotteren
markt  afzetgebied, brink, dorpsplein, forum, handel, pasar, plein
markt  afzetgebied, handel
markt in Indonesië  pasar, passar
markt voor oude kleren  lorrenmarkt, voddenmarkt
markt voor snijbloemen en vaste planten - bloemenmarkt
marktgebouw  waag
marktgeld – staangeld
markthandelaar – kramer, standwerker
marktkoopman  kramer
marktkraam  shob, stal(letje), stand, tent, uitstraling
marktplaats - plein
marktplaats in Tanger - sokko
marktplaats voor textiel – lakenhal
marktplein - bazar
marktplein in het oude Rome  Forum
marktplein (Grieks)  agora
marktplein in het oude Rome - Forum
marktprijs – koers
marktstal - kraam
markttentje  kraam, shob
markttoespraak - boximent
marktverkoper  standwerker
Marlborough, hoofdstad van – Blenheim
Marlpriem - taarts
marmel  marbel, knikker
marmelade  jam
marmer - kalksteen
marmerader  vlam
marmerbeenziekte - hyperostose, osteopetrosis
marmeren knikker  alicas
marmerklurig verven - marmeren
marmersoort  albast, campam, carrara, fleuri, griotte, portoz, stalacito
marmot - mormeldier
marmot in Noord-Europa - lemming
Marne-et-Loire, hoofdstad van het departement - Angers
marode – roverij, stroperij
marokijn – geitenleer, saffiaan
Marokkaan  Arabier, Berber, Moor
Marokkaans gerecht  koeskoes
Marokkaans leer  mocarin, marokijn
Marokkaans tuchthuis  presidio
Marokkaanse ambtenaar - amel
Marokkaanse grensplaats - Oudja
Marokkaanse munt  dirham, franc
Marokkaanse stad  Agadir, Casablanca, Fez, Rabat Marokkaanse vorst  Hassan
Marokkaanse zandwind - sahel
Marokko, hoofdstad van - Rabat
Marokko, kaap in - Rhiz
Marokko, rechter in - caid
Marokko, rivier in - Beht, Beth
Marokko, stad in - Awli, Azroe,Casa-Blanca, Fez, Kenitra, Marrakesj, Meknes, Oudja, Rabat, Safi, Tanger, Taza, Tetuan
Marokijnleer - saffiaan
marot  manie, narrenstok, stokpaardje, zotskolf
Marquesas eilanden, een der - Hivaoa, Nukahiva
Marquesas eilanden, hoofdstad der – Atuona
marren - wachten
Mars  Ares
mars – korf, muziekstuk, tocht, rugkorf, trektocht, voettocht, voorwaarts
marsdrager  straatkoopman, venter
Marseille, oude naam van - Massilia
marskramer - leurder, venter
Marshalleilanden, een der - Bikini, Eniowetok, Kwajalein
maeselia - crenata, klaverblaadje
marsepein  amandelspijs
marsileacee - pilaren
marskramer  leurder, venter
Marsmaan - Deimos
marstempo  marcia
marsvaardig  mobiel, verplaatsbaar
marsvaardige afdeling troepen  patrouille, piket
mars van een kramer - bloedgetuige, lijder, martelar
marteel  disselhamer, hamer
martelaar  belijder, bloedgetuige, lijder, tobber,
martelaarsboek  martyrologium, memorboek
martelarij  foltering, knoeierij, tobberij
martelen – afbeulen, geselen, folteren, kwellen, pijnigen, pijn doen
martelgang - lijdensweg
marteling  geseling, foltering , kwelling, pijniging, pijn doen, radbrakentortuur
martelgang  lijdensweg
marterachtigen - mustelidae
marterachtig dier 
3 das, ram, unk
4 fret, mink
5 aonyx, nerts, otter, ratel, sabel, skunk, tayra, wezel
6 grison, marter
7 bunzing, fluweel, ictonyx, teledoe, zorilla
8 galictis, hermelijn, stinkdas, visotter, zeeotter
9 honingdas, sabeldier, stinkdier, veelvraat
10 boommarter, edelmarter
11 poecilictis, poecilogale, reuzenotter, sabelmarter,
steenmarter
marterachtig, familie der - dassen, marters, otters, ratels, skunks
marterachtig roofdier  das, otter
martiaal – krijgshaftig
martiniet - asbertcement
Martinique, hoofdstad van - fort-de-France
martyniacee - gemshoren
Marwar - Jodpfur
marxisme  communisme
Maryland, hoofdstad van - Anapolis
marxistisch begrip  meerwaarde, proletariaat
marxistisch filosoof  Engels, Lenin
mascotte  amulet, fetisj, gelukspop, scapulier
masculinum  m., mannelijk, masc.
Maskarenen, een der - Mauritius, Réunion, Rodrigues
masker  dekmantel, mascara, mom, mombakkes, passepartout, vermomming
maskeraap - mormon
maskerade - vermomming
maskeradespeler (Ind.) - tikar, topeng
maskeren  bedekken, verbergen, verbloemen, verhullen, vermommen
massa – berg, boel, bulk, drom, heleboel, hoeveelheid, hoop, horde, kudde, menigte, stapel, verzameling, vleetzee, zwerm
massa ongeordende dingen  rataplan
massaal  enorm, geweldig, groot, groots, samenhangend
massaal vertrek – uittocht
Massachusetts, hoofdstad van - Boston
massacre  bloedbad, slachting
massage  effleurage, pétrissage, spierwrijving, tapotage
massage, soort - effleurage, frictioneren, petrissage, tapotage, tapotement, trissage, vibreren, wrijven
massa mensen – drom, schare
massa water – eceaan,zee
massa waterdamp – wolk
massé – kopstoot
masseren – kneden, wrijven
massief  berggroep, gebergte, hecht, kolos, sterk, stevig, vast, vol, zwaar
massief worteldeel - knol
massificatie  massavorming
mast – dennenboom, kleedgeld, pijnboom, vlaggenstok, varkensvoer
mast die voor op een schip staat  voormast
mast neerleggen  reggen
Mastabelenland - Rhodesia
mastbok  mastkraan
mastboom - den, paal, pijnboom
mastdeel  ra
master of sclence  M.SC.
mastiek – kitlijm
mastiff - dog
mastkorf  kraaienest
mastkraan  mastbok
mastukkruid - borstelkrans, kattenkruid
masturbatie  onanie, zelfbevlekking
masturberen – onaneren
maststut – loefbalk
masttouw - rarak
mastwachter - marsgast
mat apat(h)isch, dof, flets, glansloos, krachteloos, loom, moe, moede, neerslachtig, uitgeput, vermoeid
mat  karpet, kleed, tapijt, voetveeg
mat (Mal.)  tikar
matador  espada, stierendoder
matbleke huid - albino
match  wedstrijd
mate  hoeveelheid, maat, paraguaythee
mateloos  bovenmatig, buitensporig, eindeloos, enorm, extravagant, extreem, kolossaal, oneindig, onmatig, waanzinnig
matelot – matroos, strohoedje
mat en flets – vaal
mat en moe - loom
materiaal  bouwstof, gegevens, gereedschap grondstof, instrumentarium
materiaal van papiervezels - fiber
materiaal voor beeldhouwwerk  brons, gips, klei
materiaal voor de zetter  kopij
materiaal voor het maken van af gietsel  gips
Materialisten - Demokritos, Diderot, Epikouros, Gassendi, Holbach, Leukippos, Lucretius
materie – grondstof, onderwerp, stof, zaak
materieel  lichamelijk, stoffelijk, wezenlijk, zakelijk
materieel peil  levensstandaard
mathaak - pik
matheid - vermoeidheid
mathematica - wiskunde
mathematisch  wiskundig
mathematische logica - logistiek
mathesis  wiskunde
matig  abstinent, beperkt, bescheiden, eenvoudig, gering, ingetogen, karig, matelijk, modest, redelijk, schraal, sober, spaarzaam, tamelijk, zozo
matig (muz.)  moderato, mod.
matig koud – fris, koel
matig warm  lauw
matigen  afremmen, beperken, beteugelen, intomen, lenigen, inbinden, minderen, mitigeren, modereren, temperen, mitigeren, verminderen, verzachten
matiging  cahibitatie, continentie, mitigatie, mitigatie, moderatie, tempering, verzachting
matigheid - soberheid
matinee  middagvoorstelling, ochtendjapon
matineus  vroeg
matje (Ind.)  tikar
mat maken – matteren
mat of bleek – pips
mat of loper – kleed
matrak - wapenstok
matras  beddenzak, onderbed, onderlaag
matrasvulling – dons, kapok, stro, veren, zeegras
matrijs – drukvorm, gietvorm, mal, master, matrix, ponsoen, snijijzer
matrimoniaal - echtelijk
matrimonium  huwelijk, huwelijksleven
matrix - matrijs
matroos  janmaat, jan(tje), kabelgast, varensgezel, matroosje, scheepsgezel, scheepsmaat, schepeling, varensgezel, zeegast, zeeman, zeesoldaat, zeuntje
matrozenbuli  baadje
matrozendeken  kombaars
matrozenhoed  matelot
matrozenkraag  braniekraag
matrozenmes – kortjan
matrozenverblijf – logies
matrozen werven - ronselen
mats – mal, slag, stom
matschudding  afval, kaf, lawaai, veegsel
matse - paasbrood
matse, bepaalde – afikoman
matsen – bevoordelen
matten – knokken, matteren, vechten
mattenbies - scizpus
mattenmaker - matter
Mattheüs  Matth., Levi
maturatie  rijpwording
maturiteit  rijpheid, volwassenheid
Maui, hoofdstad van - Lahaina
Maui, vulkaan op - Haleakala
Mauritius, hoofdstad van - Port Louis
Mauritius, ontdekker van - Mascarenhas
mausoleum  grafteken, graftombe, praalgraf, tempelgraf
mauwen – miauwen
mauwerik – kat
maxi - lang
maximaal  max., hoogstens
maxime  grondstelling, stelregel
maximum  grootste, hoogste, meeste
Mayo - Munigheo
Mayo, berg in - Muilrea, Nephin
Mayo, haven in - Westport
Mayo, havenstad van - Castlebar
Mayo, meer in - Carra, Conn, Mask
Mayo, rivier in - Moy
mazelen - morbilli
mazen – herstellen, stoppen
mazzel  geluk, tref, veine, voordeel, winst
mazzelaar - geluksvogel
meander  bocht, kronkel
meandermeer  hoefijzermeer, oxbowlake
meandrisch  gekromd, kronkelend
Meath - Midhe
Meath, hoofdsad van - Trim
Meath, moeras in - Loughhail
Meath, rivier in - Blackwater, Boyne
mecanicien  werktuigkundige
mechanica, onderdeel van de - dynamica,kinematica, statica
mechanisch  kunstmatig, machinaal, werktuiglijk
mechanisch gedreven vaartuig  motorboot, stoomboot
mechanisch mens  robot
mechanisch muziekinstrument  draaiorgel, speeldoos, pianola
mechanisch schrijven  typen
mechanisch voortgedreven voertuig  automobiel, bromfiets, motor, trekker
mechanische trap - roltrap
mechanisme  drijfwerk, mechaniek, werktuig
Mechitaristen, stichter van de orde der - Manug, Mechitar
Mecklenburg, district van - Neubrandenburg, Rostock, Schwerin
meconium - darmpek, kinderpek
medaille – besdant, draagpenning, eremetaal, erepenning, gedenkpenning, ordeteken, penning, plak, trofee,
medaillon - hanger
mede  eveneens, honingdrank, insgelijks, mee, met, ook, tevens
medeambtenaar – ambtgenoot
medebepalend deel - factor
medebroeder - ambtgenoot, collega, evenmens, naaste
mededader  complice, handlanger, heler, satelliet, trawant
mededeelzaam - expansief, extravert, spraakzaam
mededelen – aanzeggen, afkondigen, bekendmaken, berichten , kennisgeven, spreken, verhalen, vertellen, verwittigen, zeggen
mededeling  advertentie, anonce, bericht, communicatie, hint, informatie, inlichting, kennisgeving, mare, telegram, tip, uiting, vermelding, verslag, verwittiging
mededeling in geheimschrift - cryptogram
mededingen – concureren, wedijveren
mededinger  concurrent, medeminnaar, medestrever, rivaal
mededinging  concurrentie, competitie, rivaliteit
mededogen  barmhartigheid, deernis, erbarmen, erbarming, medeleven, medelijden
medeeigenaar – firmant, partner, vennoot
medefirmant – compagnon, vennoot
medegeven - schenken
medegevoel – meeleven, sympathie
medehelper - medewerker
medeklinker  consonant
medeklinker, soort - affricaat, dentaal, fricatief, gutturaal, labiaal, nasaal, occlusief, spirant, velaar
medel - windhalm
medeleerling  klasgenoot, schoolkameraad
medeleven – deelneming, troost
medelevend – begaan
medelid – clubgenoot, compagnon, lidmaat
medelijden  compassie, deernis, erbarmen, erbarming, mededogen, medeleven, misericordia
medemens  evenmens, naaste
medeminnaar – mededinger, medevrijer, rivaal
medeoorzaak - factor
mede ondertekenen  contrasigneren
medeplichtige  complice, handlanger, heler, medereiziger, reisgezel, reisgenoot, trawant
medeplichtigheid - compliciteit
medereiziger - medepassagier, metgezel, reisgenoot, reisgezel
medeschepsel - naaste, natuurgenoot
medescholier - maat
medeschuldig - medeplichtig
me(d)eslapen - verleiden
medespeler  partner
medestander – aanhanger, geestverwant, gezel, helper, maat, partijgenoot, trawant
medestanders - consortn
medestreven - concurreren, mededingen
medestrijden - medekampen, meevechten
medestrijder  commilito, strijdmakker, wapenbroeder
medestudenten – commilitones
medevennoot - firmant
medevrijer – medeminnaar, rivaal
medewerken  helpen, assisteren, bijdragen, collaboreren samenwerken
medewerken met de vijand  collaboreren
medewerker – arbeider, assistent, adjutor, collaborateur, collaborator, collega, compagnon, employé, genoot, helper, hulp, rechterhand, werkkracht
medewerker aan een blad  redacteur
medewerkers  staf
medewerking  assistentie, collaboratie, deelname, hulp
medeweten  voorkennis
medezeggenschap  stem, inspraak, invloed
mediateur  arbiter, bemiddelaar, scheidsman, scheidsrechter
mediatie  bemiddeling
mediatief  bemiddelend
medicament – drankje, geneesmiddel, medicijn, pil, poeder
medicijn  ampul, drankje, geneesmiddel, kina, kinine, kruid, medicament, middel, pil, poeder, remedie, serum, tablet
medicijn (Ind.)  obat
medicijnballetje - pil
medicijn tegen alle kwalen  panacee
medicijnflesje  fiool
medicijnkastje - huisapotheek
medicijnman - tovenaar
medicijnmeester - arts, geneesheer, dokter
medicinaal - geneeskrachtig, genezend
medicinaal gewicht - drachme, grein, once
medicijnen gebruiken - dokteren, medicineren
medicijnenwinkel - apotheek
medicus  arts, chirurg, dokter, geneesheer, heelmeester
Medië, koning van - Cyaxares
Medië, stad in - Aspandana, BagistanaEkbatana, Phraaspa, Rhagae
medio  halverwege, midden, half
mediocre  middelmatig
mediocriteit  middelmatigheid
medisch  geneeskundig
medisch instrument 
4 kolf
5 ampul, drain, sonde
6 canule, lancet, serule
7 curette, scalpel, trepaan
8 brancard, catheter, couveuse, otoscoop
9 borstkolf, cystitoom, draagbaar, hoogtezon, irrigator,
maagsonde, microtoon, perimeter, pessarium, seperator,
tonisator, tonometer
10 colposcoop, cystoscoop, haemometer, microscoop,
neusdouche, oogspiegel, oorspiegel, rectoscoop,
rhinoscoopspleetlamp, verlostang
11 drukmanchet, endoscoop, gastroscoop, keelspiegel,
neusspiegel, sideroscoop, stethoscoop, thermometer
12 laryngoscoop, urethroscoop,
13 draadextensie, narcosemasker, ofthalmometer
15 narcose-apparaat
medisch specialist - radioloog
medische ingreep  aderlating, amputatie, operatie
medische termen -
3 bol, ECG, EEG, fijt, gal, hik, pil, pus, tbc, tic
4 acne, acth, aura, bort, bubo, coma, jeuk, krop, noma, pest,
roos, spit, veno, wond, wrat
5 abces, amimi, ampul, apnoë, breuk, colpo, cyste, dieet
droes, enzym, etter, hernia, hoest, ileus, jicht, kramp, kroep,
lepra, lupus, manie, myoom, papel, polio, spruw, staar,
stulp, tumor, tyfus, ulcus, virus, zweer
6 abasie, abulie, adnexa, afasie, afonie, ainhum, alexie,
amusie, angina, anitis ,anomie, anurie, ataxie, atonie,
auxine, braken ,cancer, canule, caries, clonus, clysma,
cutaan, eczeem, faeces, febris, fistel, ftisis, fuligo, gebrek,
gehoor, geling, gevoel, gezwel, herpes, kanker, koliek,
koorts, kyfose, lichem, lipoom, loaIoa, lochia, miosis,
mycose, myopie, niezen, obenen, oedeem, parese, pokken,
ptosis, pukkel, pyurie, rabies, ranula, recept, reflex,
rheuma, saliva, sanies, sereus, struma, stupor, tering,
toxine, trauma, vaccin, xbenen, zetpil
7 abortus, abrasie, acholie, achylie, acidose, adenoom,
adontie, agnosie, agrafie, alethie, amnesie, anergie,
angioma, anopsie, anosmie, apathie, aplasie, apofyse,
apraxie, arrosie, ascitis, astasie, autisme, buikpijn, catarrh,
caverne, cholera, colitis, compres, cortine, coxitis, druiper,
dyspnoe, dysuria, ectomie, embolie, emetica, endemie,
excisie, febriel, ferment, fibroon, fimosis ,flauwte, galbult,
gangosa, gliomen, goendoe, hakvoet, hoesten, hydrops,
hygiëne, hygroma, icterus, incisie, infarct, infusie,
ischias, lipurie, lordose, lumbago, lymfoom, maagpijn,
malaria, malleus, massage, milaria, mutitas, mycloom,
narcose, necrose neuroom, neurose, osteoma ,ostitis,
otalgie, podraga, prurigo, rectaal, rosacea, roseola, ruptuur,
sarcoma, scabies, seceren, sjanker, syfilis, systole, tetanie,
tetanus, uitslag, uraemie, vertigo
8 aambeien, adermine, agastrie, agnatie, alastrim, alopecie,
amaurose, anabolie, anacusie, anamnese, anatomie,
ankylose, anodinie, anomalie, anorexie, artefact, arthrose,
aspermie, asthenie, autopsie, azoturie, beriberi, beroerte,
bloeding, bloedvin, borstpijn, buikloop, cachexie, cataract,
colpitis, commotio, contusie, coxalgie, cystitis, dauwworm,
delirium, dementie, diabetes, diagnose, diarrhee, diastase,
diastole, diathese, difterie, digestie, diplopie, doofheid,
dystonie, epidemie, erythema, excretie, excudaat, flebitis,
flegmone, fraktuur, furunkel, galsteen, ganglion, gangreen,
glaucoma, hazenlip, hazenoog, hoofdpijn, inanitie, infectie,
injectie, insuline, keratose, klisteer, kneuzing, lavement,
leewater, lipaemie, litteken, marasmus, mastitis, melanose,
metritis, migraine, miltvuur, miskraam, myelitis, myositis,
nekkramp, occlusie, operatie, palpatie, pandemie, paralyse,
placenta, platvoet, porfyrie, prothese, pruritus, pulpitis,
purulent, pyelltus, pyretlca, rachitis, rhlnltls ,roodvonk, sèlerose, silicose, spatader, stenosis, strontj,e sudamina,
symptoom, tenesmus, teratoom, therapie ,toxaemie,
trachoom, urologie, vetzucht, wondroos, xanthoom
9 allolatie, amputatie, anacrotie, analgesie, anarthrie,
aneurysme, anodontie, antigenen, aortalgie, apoplexie,
areflexie, argyrosis, arhtritis, athethose, autofonie,
bacillose, basofobie, bevalling, blindheid, bloeddruk,
bromismus, corclnoom, cotomnese, covernoom, chollitis,
cheilosis, chirurgie, chlorosls, cholerine, chondroom,
congoatle, convulsie, decubltus , dermatose, dyspepsie,
dystrofie, echolalie, eclampsie, enteritis, entropion,
epilepsie, exanthema, excavatio, excitatie, ganglioma,
gastritis, geelzucht, geriatrie, glossitis, granuloma,
haematoom, haemolyse, haemoptoë, hoofdzeer, hordeolum,
influenza, inhalatie, ischaemie, kaakkramp, karbonkel,
keratitis, ketonurie, kinkhoest, klauwhand, klauwvoet,
klompvoet, kraambeen, leukaemie, maagzweer, melanurie,
meningitis, metabolie, metastase, mydriasis, myogelose,
netelroos, neuralgie, neurolyse, niersteen, nystagmus,
obstetrie, ofthalmie, panplegie, pertussis ,pleuritis,
proctitis, psoriasis, pyodermie, ruminatie, salivatlie,
serologie, simulatie, singultus, stoelgang, trichosis,
urticaria, vlektyfus
10 ademhaling, aderlating ,adipositas, aetiologie ,aftakeling,
agorafobie, aleppobuil, allopathie, anagylaxie, anastomose,
antisepsis, antitoxine, antrotonie, arthralgie, bacillurie,
bathofobie, bergziekte, berylliose, besmetting ,blauwzucht,
bleekzucht, blefaritus, bloedgroep, bloedzweer, bronchitis,
chalicosis, colpotomie, cretinisme, cylindroma, dactylitis,
dermatitis, dysenterie, ecchymosis, echokinese, enucleatio,
rysipelas, faryngitis, fibrositis, framboesia, frenologie,
gastralgie, gonorrhoea, gordelroos, haematurie, haemofolie,
hebefrenie, histologie, hooikoorts, hydrofobie,
hyperaemie, hypertonie, immuniteit, intertrigo, leucotomie,
lobectomie, marmerbeen, meningitis, meningioom,
neurologie, nymfomanie, obstipatie ,ontlasting ,ontsteking,
papillitis, para plegie, pathologie, peritonitis, presbyopie,
psittacose, rheumatiek, rhinolalie, scheurbuik, seborrhoea,
steenpuist, stomatitis, vaccinatie, varicellae, verkalking,
waterhoofd, waterzucht, wondkoorts, zonnesteek
11 achloropsie, acromegalie, acupunctuur, albuminurie,
amenorrhoea, anaerobiose, anaesthesie, ananastasie,
antibiotica ,arthrodesis, auscultatie, azoöspermie,
bevruchting, bezetenheid, bijziendheid', chiropraxie,
cholangitis ,dyshidrosis, embryologie, encefalitis,
enofthalmus, enteroptose, epithelioma, erfelijkheid,
exarcerbatie, frigiditeit, haemangioma, hartinfarct,
hemianopsie, hemicefalie, heuplucatie, hyperthymie,
hypertrofie, intoxicatie, keizersnede, klierkoorts,
kraamkoorts, leukoplakie, mastoiditis, paedotropie,
paradentose, parthogenese, pneumolysis, salpingitis,
saturnismus, slaapziekte, tuberculose, verloskunde,
verstopping, waterpokken, weefselleer, zuurbrand
12 actinomycose, agenitalisme, agglutinatie, angiospasmus,
appendicitis, auripunctuur, bacteriaemie, bloedarmoede,
bloedsomloop, bromatologie, calcificatie, cysticercus,
darmspoeling, doofstomheid, duizeligheid, elefantiasis,
endocarditis, gerontologie, hameotologle, haemorrhagle,
hartklopping ,homoepathie, hondsdolheid, hongeroedeem,
hyperthermie, lagofthalmus, laryngologie, laxeermiddel,
neusbloeding, osteomalacie, parametritis, pericarditis,
presbyacusis, suikerziekte, verziendheid
13 appendectomie, cheirospasmus, claustrofilie ,claustrofobie,
cryptorchisme, laryngoscopie, slaapwandelen, stofwisseling
14 aderverkalking, agranulocytose, bronchostenose,
calcaneusspoor, cholelithiasis, efflorescentie,
hardhorendheid, laryngospasmus, leverbotziekte,
longontsteking, lumbaalpunctie
16 kleurenblindheid
17 aankloppersziekte, bloedvergiftiging, electrocardiogram
18 aangezichtsligging
19 electroencefalogram
20 hersenvliesontsteking
meditatie  bespiegeling, bezinning, overdenking, overpeinzing
meditatiemiddel - mandala
mediteren  bezinnen, overdenken, overpeinzen, peinzen
medium – hulpmiddel, pers, radio, televisie
mee - honingdrank
meedelen – bekendmaken, berichten, verhalen, vertellen, verwittigen
meedoen  deelnemen, meespelen, participeren
meedogend  barmhartig, medelijdend
meedogenloos  barbaars, genadeloos, hard, onmeedogend, wreed
meeeter  demodex, gast, klaploper, logé(e), vetpuistje
mee-eters – comedonen
meegaan – vergezellen
meegaan met - instemmen
meegaand - aardig, bereidwillig, inschikkelijk, lenig, plooibaar, soepel, tam, toegeeflijk, toegevend, volgzaam, zachtmoedig
meegaand werken – bijdraaien
meegerekend worden – tellen
meegeteld – inbegrepen
meegeven – doorbuigen, preteren
meegevend – lenig, soepel
meeklinken – resoneren
meekrab - verfplant
meel – bloem, poeder, tapioca
meelappeltje  juipje
meelbal  knoedel
meelbal met vleesstukjes en groente  knödel
meelbedrijf  malerij
meelboom - sagoplant
meeldraad  (Lat) stamen
meelgerecht – ketelkoek, roerom
meelgras - medel, mele, metel
meelkost  brij, meelspijs, pap
meelijwekkend – zielig
meelkost – meelspijs
meelopen - vleugen
meeloper - opportunist
meelopertje - buitenkansje
meelprodukt  bami, bloem, casave, macaroni, sago, spaghetti
meelraai - witbol, zorggras
meelsoort – bakmeel, bloed(meel), boekweitemeel, grasmeel, houtmeel, maizena, roggemeel, sago, tarwemeel, tapioca, vismeel, zaagmeel
meelspijs  brij, mellieelkost, pap, roerom, vermec
meemaken  beleven, doormaken, doorstaan, ervaren, ondervinden, overkomen
meenemen – meepakken, meevoeren
meenemer - carrier
meenschaar – meent
meent - dorpsweide
meeprater - jabroer, jaknikker, vleier
meer - plus, vaker, veeleer, verder
meer – binnenwater, binnenzee, plas, plus, poel, vaker, ven, waterplas, watervlakte
meer  (Eng.) lake, (It.) lago, (Fr.)lac, (D.) See
meer achter een dam  stuwmeer
meer achter een schoorwal  étang, haf, lagune
meer dan genoeg  beu, moe, overvloedig, ruimschoots, volop, zat
meer dan meer – meest
meerderen - toenemen
meer in Afrika  Aboya, Albert, Edward, Kivu Melawi, Rudolf, Stefanie, Tsjaad, Victoria,Volta
meer in Amerika - Erie, Huron, Michigan, Ontario
meer in Australië  Amadeus, Austin, Barlee, Carnegie, Carey, Cowan, Disoppointment, Dundas, Eyre, Frome, Gairdner, Harris, Minigwal, Moore, Torres, Woods,
meer in Azië  Aral, Baikal, Balchasj, Boden, Boechfarma, Chanka, Hoengste, Hilmend, Ladoga, Léman, Niris, Onega
meer in Bolivia  Titacaca
meer in Canada - Como, Cree, Gras, Louise, Ontario, Seul, Teslin
meer in Europa  Boden, Genève, Ladoga, Léman, Onega
meer in Finland  Enare, Hauki, Kemi, Oulu, Pielis, Saimaa
meer in Hongarije  Balatan, Plattensee
meer in Italië  Como, Garda, Lagomaggiore
meer in NoordAmerika  Amadjuak, Athabasca, Bovenmeer, Dubawt, Erie, Huron, Manitoba Mestassini, Michigan, Nettilling, Ontario, Winnipeg
meer in Rusland  Ladoga, Onega
meer in U.S.A. - Erie, Huron, Michigan, Ontario,
meer in Zweden  Ivo, Mälaren, Väner(n), Väter(n)
meer in Zwitserland  Bodensee, Léman
meer in het bijzonder  juist, precies
meer naar beneden  dieper, lager
meer of min zelfstandig deel van een verhaal  episode
meer van deze  e.a.
meeraal  kongeraal, zeeaal
meerafzetting  gyttja, sapropelium
meerbladeren - waterrozen
meercellige dieren - metazoa
meerder  aanzienlijker, groter, verhevener
meerdere  chef, hogere, superieur
meerderen - toenemen
meerderen (zeil) - bijzetten
meerdere macht  overwicht
meerderheid  gezag, majoriteit, overmacht, overwicht meerderjarig - mondig, volwassen, zelfstandig
meerderjarigheid  majoriteit, mondigheid, zelfstandigheid
meerderjarigheidsverklaring  emancipatie, handlichting
meerdistel – zeekruisdistel
meerekenen - tellen
meergevorderd – hoger
meerijden – liften, vergezellen
meerijder – bijrijder, lifter
meer in bijzonderheden – nader
meerkamp – tienkamp, triatlon, vijfkamp
meerkat - makako
meerkatten – suricatta
meerkoet – meerkol, ral, roetaard
meerkol  gaai, meerkoet, roetaard
meerling – tweeling, drieling, vierling enz.
meermaals  dikwijls, vaak, veelvuldig
meerman - triton
meermin  sirene, zeevrouw
meernimf  najade
meerpaal  ducdalf, dukdalf, meerstoel
meerpoet  donderaal, modderkruiper
meerradijs - mierikwortel
meerschuim  serpentijn, sepieoliet
meerslachtig - heterogeen
meerstemmig  polyfoon
meerstemmigheid - polyfonie
meerstemmig muziekstuk - duet, motet, octet, sextet, trio
meerstemmig vokale kompositie  koorwerk, motet
meerstemmig zangstuk  motet
meerstoel  ducdalf, dukdalf, meerpaal
meertje – plas, poel, ven, vijver
meertje in Brabant  ven
meertouw - kabel, tros, vanglijn
Meerut – Mirat
meerval – visduivel, wentelaar
meervallen - siluroidea
meer van deze - en anderen , e.a.
meervoud  pluralis, m.v., pl .
meervoudig - pluraal
meervoudige riviermond  delta
meervoudigheid  pluraliteit
meervoudsuirgang - en, eren, ers, s
meerwaarde  overwaarde
meerwaardig - plurivalent, polivalent
meerwortel - tormentil
meerzinnigheid - equivasiteit
mees  baardmannetje, glans kop, koolmees, kuifmees, matkop, pimpelmees
meeslepen  ezalteren, meesleuren
meeslepend  adembenemend, boeiend
meesmuilen – glimlachen
meespelen - meedoen
meest  gewichtigst, gewoonlijk, groots, hoofdzakelijk, meestal, uiterst, voornaamst
meest afgelegene  verste
meest geschikt  aangewezen
meestal  dikwijls, doorgaans, gemeenlijk, gewoonlijk, geregeld, gewoonlijk, meestentijds, vaak, veelal
meestentijds  dikwijls, doorgaans, gemeenlijk, geregeld, gewoonlijk, geregeld, meestal, vaak, veelal
meester  baas, docent, frik, gebieder, heer, hoofd, jurist, leerkracht, leraar, mr., maestro, onderwijzer, patroon
meester (muz.) - maestro, virtuoos
meester (negertaal - Massa
meester in beide rechten  d.j.u.
meester in de kunst – maestro, virtuoze
meester in de rechten  advocaatjurist, Mr.
meester in de vrije kunsten - m.a.l.
meester in het schermen – prevot
meesterachtig - magistraal
meesteres  bazin,cheffin, gebiedster, patrones, vrouwe
meesteres in de kunst - virtuoze
meesterhand, met - bekwaam, (des)kundig, knap
meesterknecht  onderbaas, voorman
meesterlijk  grandioos, groots, heerlijk, magistraal, roemrijk, uitmuntend, uitstekend, virtuoos, voortreffelijk
meesterrib - grootspant
meesterschap  vakmanschp, virtuositeit
meesterstuk  gildenproef, kunstwerk
meesterwerk - kunststuk
meesterzanger  Caruso, Sachs
meest nabijgelegen - aangrenzend, adjacent, naastgelegen
meest geschikt – aangewezen
meest nabijgelegen - aangrenzend
meet – beginlijn, beginpunt, merk, start, streep
meetapparaat - megger
meetbaar - me(n)surabel, rationeel
meetbaarheid - mensurabiliteit
meetbare eigenschap vaststellen  biometrie
meetellen – gelden, meerekenen
meetgereedschap – accumeter, balans, bascule, duimstok, hoekmaat, ijlmeter, liniaal, maatstok, meetkan, meetlat, peilglas, rei, rekenlat, roede, sonde, tijdmeter, waterpas, weegbrug
meeting - bijeenkomst, samenkomstvergadering
meetinstrument  barograaf, duimstok, ellenmaat, geigerteller, hygrometer, liniaal, meetband, meetlat, meetlint, peilstok, radiosonde, rei, sextant, thermometer
meetkunde – algebra, geometrie, planimetrie, stereometrie, wiskunde
meetkunde in de ruimte – stereometrie
meetkundig figuur  cirkel, cirkelsector, cirklsegmentdriehoek, ellips, grafiek, hyperbool, lijn, negenpuntscirkel, parabool, parallellogram, pyramide, rechthoek, ruit, sector, trapezium, twaalfhoek, veelhoek, vierhoek, vierkant, vlakstuk
meetkundig getal  pi
meetkundig lichaam  bol, cilinder, kegel, kubus, octaëder, prisma, pyramide, tetraëder
meetkundige lijn  bissectrice, buitenbissectrice, koorde, kromme, middellijn, middelloodlijn, middenparallel, omtrek, parabool, parallel, straal
meetkundige term –
3 lijn, som
4 been, boog, hoek, punt, ruit, term
5 basis, bewijs, sinus, stomp
6 axioma, klasse, koorde, lengte, omtrek, rechte, scherp, snijlijn,
straal
vector
7 cosinus, deellijn, lijnstuk, loodlijn, raaklijn, rotatie, seconde, snijpunt, tangens, vlieger
8 diameter, gestelde, hoekpunt, homoloog, inversie, kwadraat, parallel, raakpunt, stelling, theorema
9 basishoek, diagonaal, evenwijdig, grootheid, hoogtelijn,
loodrecht, middellijn, nevenkoek, postulaat, projectie
10 binnenhoek, buitenhoek, compliment, gelijkbenig,
gelijkzijdig, hypothenusa, overstaand, spiegeling, supplement, transitief, verhouding
zwaartelijn,
11 bissectrice, congruentie, onderstelde, orthogonaal,
symmetrisch
12 asymmetrisch
stomp, term,
meetkundig voorwerp - bol, kegel, kubus, parallelogram, prisma,
meetlat  duimstok, liniaal, meetstok, rei
meetlint - rolmaat
meetlood – schietlood
meet of start - begin
meetraadje – boogmeter
meetrekken - slepen
meetrillen  resoneren
meetrilling – resonantie
meetring - kaliber
meetschijf – astrolabium
meetstok – duimstok, maatlat, meetlat, peilstok
meettafel  planchet
meeuw  albatros, kobbe, stern, stormvogel, visdief
meeuwen - laridae
meevaller  bof, buitenkans, extraatje, fortuin, geluk, tref(fer), voordeel
meevoeren – meeslepen
meevragen - uitnodigen
meewarig – deelnemend, medelijdend
meewerken  assisteren, helpen
meeworm - ritnaald
mefisto  duivel, satan, verleider
mega - groot
megacalorie  Mcal
megadyne  Mdn
megahertz  M.Hz.
megaliet  cistvaen, cromlech, dolmen, menhir, reuzensteen
megalomanie  grootheidswaanzin
megera  furie
Megiddo – Armageddon
Megilla - wetsrol
mei  bloeimaand
mei maken - verhuizen
meid  deern, dienstbode, dienstmeid, griet, hit, (dienst)maagd, meisje, mokkel, troel, werkster
meidag - lentedag
meidans - lentedans
meidoorn  crataegus, hagendoorn
meid voor zwaar werk - slobbe
meier  baljuw; honderdje, huurboer, opzichter, pachter, rentmeester, schout, zetboer
meierbloem - walstro
meieren  bazelen, kletsen, zaniken, zeuren, zwammen
meikever – melolontha, ronkel, ronjer
meiler - hoop, stapel
meimus (Barg.) – dood
meineed - eedbreuk
meisje  aanstaande, daghit, deern(e), geliefde, juffrouw, kalle, maagd, meid, mokkel, (Ind.) nonna, verloofde, wicht
meisje dat gaat trouwen – bruid
meisje dat morst – morsebel, morstkont
meisje, dat voor t’ eerst ter communie gaat - eerstecommuniante
meisje op een atelier  modinette, midinette
meisje van lichte zeden - deerne
meisje van plezier - hoer, snol
meisjeskleding –beha, blouse, hemdje, jurk, panty, rok, shirt, slipje
meisjesnamen -
2 An, Co, Ge, Jo, Ko, To,
3 Aaf, Aat, Aal, Ada, Ali, Amy, Ank, Ans, Ati , Bab, Bea, Bep,
Cis, Con, Cor, Dit, Dol, Eet Els, Era, Eva, Fia, Fie, Gre, Ida,
len, let, Ina, Ine, let, Jel, Jon, Jos, Joy, Lea, Let, Lia, Lot, Mar,
Mea, Mee, Meg, Mia, Nan, Nel, Oda, Ode, Pam, Pat, Pia, Pop,
Ria, Rie, San, Sis, Til, Wil, Zus
4 Aagt, Adri, Afke, Akke, Alie, Anja, Anna, Anne, Anke, Asta,
Atje, Babs, Bela, Bebs, Bert, Bets, Cara, Care, Cato, Ciel,
Coby, Cora ,Dara, Dien, Diet, Dina, Door, Dora, Edna, Eisa,
Elia, Elly, Elma, Eisa, Else, Emma, Emmy, Erma, Erna, Fien,
Fina, Gabi, Gaby, Gera, Gien, Gina, Elsa, Haya, IIse, Imka,
Ines, Inez, Inge, Iris, Irma, Jaan, Jane, Joke, José, Koba, Leen,
Lena, Leni, Leny, Leta, Lida, Lien, Lies, Lisa, Lita, Loek,
Loes, Lora, Lous, Luce, Lucy, Maja, Marij, Mary, Maud,
Maya, Meta, Miek, Mien, Miep, Mies, Mily, Mimi, Mira, Mona, Mijke, Nans, Neel, Nina, Nine, Nini, Nita, Nora, Olga, Phil, Puck, Rens, Reni, Rhea, Riek, Riet, Rina, Rine, Rita,
Roos, Rosa, Rose, Ruth, Saar, Sara, Sien, Suus, Suze, Thea,
Tina, Tine, Tony, Toos, Trea, Trui, Trix, Ulla, Vera, Vers,
Vivi, Wies, Zita
5 Aafje, Aafke, Aagje, Adele, Adria, Adrie, Agaat, Aggie,
Agnes, Aimée, Alice, Alida, Anita, Ankie, Annie, Antje,
Astra, Aukje, Beata, Bella, Berta, Bepke, Betje, Betty, Carla,
Caria, Carry, Celia, Ciska, Cissy, Ciara, Clara, Conny, Corry,
Debby, Delia, Diana, Dinie, Dolly Doris, Edlth, Eefje, Eline,
Elise, Ellen, Ellie, Emily, Emmie, Erica, Erika, Ester, Ethel,
Fanny, Femke, Fenna, Flora, Frida, Gemma, Gerda, Gitta,
Gonda, Grace, Greet, Greta, Griet, Gusta, Hanna, Hedda,
Helga, Hella, Helma, Herma, Harta, Hetty, Hilde, Hilda, letje,
Ilona ,Ineke, Irene, Janet, Janna, Jeane, Jenny, Jessy, Jetty,
Jikke, Josje Joyce, Julia, Karen, Karin, Katja, Kltty ,Laura,
Leida , Leide, Lenie, Letta, Liane, Lidia, Lilly, Linda, Lindy,
Lioba, Liora, Lotje, Lotte, Lucia, Lydia, Lydie, Mabel,
Madzy, Magda, Mandy, Manon, Marga, Margo, Maria, Marja,
Marjo, Marri, Matty, Merel, Meris, Mieke, Milly, Molly,
Nadia, Nancy, Nanda, Nanna, Nella, Nelly, Norma ,Paola,
Paula, Petra, Pluis, Polly, Reina, Renée, Rikje, Roeli, Rijkje,
Sacha, Sally, Selma, Siska, Sofia, Sofie, Sonia, Sonja, Stans,
Susan, Tanja, Tanny, Thera, Tinie, Tilly, Titia, Trees, Trudy,
Truus, Vicky, Viola, Wanda, Wenda, Wendy, Wieke, Wilma,
Xenia, Ymkje
6 Aaltje, Adelia, Agatha, Ageeth, Agneta, Aleida, Aletta,
Alwina, Amalia, Amanda, Amabel, Amalia, Amélie, Andrea,
Angèle, Anneke,, Ariane, Arieta, Astrid, Baukje, Benita,
Bertha, Bessie, Betsie, Bettie, Bianca, Birgit, Bonnie, Boukje,
Brecht, Bregje, Carmen, Cecile, Cintha, Cirina, Claire, Clarie,
Connie, Corine, Corrie, Cuzeta, Daphne, Debora, Diekie,
Dineke, Edwina, Elvira, Esther, Evelyn, Fatima, Feliee,
Fennie, Fietje, Fonnie, Frieda, Geesje, Gerrie, Gertie, Gesina,
Gisela, Gisèle, Gloria, Gonnie, Gratia, Guusje, Hannie,
Hansje, Helena, Hélène, Hennie, Hester, lIonka, Ingrid,
Isabel, Isebel, Ivette, Jackie, Jacoba, Jannie, Jantina, Jeanne,
Jennie, Jettie, Jolanda, Joosj,e Josine, Jozina, Josine, Judith,
Klaske, Koosje, Laurie, Lennie, Lettie, Leonie, Lieset, Liesje,
Lillan, Loekie, Louisa, Louise, Lucile, Maaike, Maggie,
Marcia, Margot, Marika, Marian, Marina, Marion, Marjan,
Marjon, Marita, Martha, Martie, Martje, Marijke, Minnie,
Mirian, Mirjam, Mollie, Monica, Muriel, Nadine, Nannie,
Nellie, Nettie, Nickie, Nienke, Niesje, Odette, Odilia, Olivia,
Pamela, Prisca, Rachel, Regina, Remkje, Renata, Rensje,
Rietje, Renata, Renate, Roelie, Roosje, Rosina, Sabine,
Salomé, Sandra, Sarina, Saskia, Sheila, Sigrid, Slivia,
Simone, Sophia, Sophie, Stella, Sylvia, Sytske, Tineke,
Tonnie, Truida, Ursula, Vivian, Wendie, Willie, Winnie,
Yvette, Yvonne
7 Adeline, Adriane, Alberta, Alfreda, Aloysia, Angelie,
Annemie, Annette, Anselma, Ariette, Armande, Armgard,
Augusta, Babette, Barbara, Beatrix, Beatrijs, Bettina,
Bregina, Candida, Catrien, Cecilia, Chrisje, Christa,
Clasina, Claudet, Claudia ,Colette, Corinne, Cynthia,
Cyrlara, Cyrilie, Desirée, Dolores, Doortje, Driemke,
Elsbelh, Eugeni, Eveline, Fransje, Froukje, Geertje,
Gerdien, Gerdina, Greetje, Grietje, Hanneke, Harriet,
Hermien, Hermine, Irmgard, Jacoba, Janneke, Jansje,
Jessica, Johanna, Jolanda, Josetta, Juliana, Juultje, Kaatje,
Katinka, Katrien, Klaasje, Klaaske, Kniertje, Lauinia,
Leonora, Lieveke, Lonneke, Maartje, Madelon, Marieke,
Marleen, Mariska, Marlene, Marlies, Martina, Martine,
Maureen, Meintje, Melanie, Mildred, Miranda, Monique,
Nanette, Natalia, Neeltje, Ninette, Noortje, Paulien,
Petrina, Rebecca, Reineke, Renskje, Roberta, Rosalia,
Rosilda, Rosilie, Roeltje, Sibylla, Sientje, Sietske, Sjoukje,
Susanne, Susette, Suzanna, Tanneke, Theresa ,Tjitske,
Welmoed ,Willeke
8 Adeleida, Adelheid, Adelinde, Adelmoed, Adrienne,
Annelies, Anneluus, Annemien, Anthonia, Breektje,
Brigitte, Carolien, Caroline, Carolins ,Charline, Christel,
Claartje, Clarissa, Claudina, Claudine, Comelia, Danielle,
Dorothea, Eleonora, Everdine, Floortje, Forence, Francien,
Francine, Gerlinde, Gertrude, Gwendola, Hendrika,
Hendrina, Ingeborg, Isabella, Jannigje, Josefien, Josefine,
Juliette, Klaartje, Laetitia, Leonarda, Leontien, Liesbeth,
Lucienne, Lucretia, Machteld, MarcelIa, Margaard,
Margreet, Margriet, Marinne, Marielle, Mariette, Marijntje,
Mathilde, Mechteld, Mireille, Nathalie, Nicolina, Patricia,
Paulette, Pleuntje, Ploontje, Roedolfje, Roselina, Rosmarijn,
Serafine, Stefanie, Theodora, Theresia, Veronica ,Victoria,
Violetta ,Virginie, Willemijn, Zwaantje
9 Adelberta, Albertina, Aldegonda, Alexandra, Alfonsina,
Angélique, Annemarie, Annemieke, Apollonia, Catharina,
Célestine, Charlotte, Christien, Christina, Claudette,
Cleopatra, Clothilde, Constance, Diewertje, Dominique,
Elisabeth, Francisca, Françoise, Gabrielle, Geneviève,
Georgette, Geraldine, Godelinde, Henriette, Hildegard,
Jasparina, Jasperine, Josephine, Madelinde, Madeleine,
Mariandel, Marjolein, Nicolette, Priscilla, Rosalinde,
Rosemarie, Valentine, Winnifred
10 Antoinette, Bernadette, Clementien, Dieuwertje,
Engelberta, Frédérique, Geertruida ,Godefriade,
Hildegonde, Jacqueline, Margaretha, Martientje,
PetronelIa, Phillippine, Wendelmoed, Wilhelmine,
Wilhelmina
meisjespop - lijs
meisjesuitdrukking  dol, enig, mieters
meitijd - lente, voorjaar
meivis - elft
meivuur - blissie
meiworm - oliekever
meizoentje - madeliefje
mejuffrouw  mademoiselle, mej.
mekaar - elkander, malkaar
Mekkaganger  Hadji
mekkeren  blaten
melaats - lepreus
melaatse  leproos, Lazarus
melaatsheid  lepra
melancholicus - hypochonder
melancholie  hypochondrie, weemoed, zwaarmoedigheid
melancholiek  weemoedig, zwaarmoedig, zwartgallig
melancholisch  droefgeestig, zwartgallig, zwaarmoedig
melancholische muziek  elegie, nocturne
Melanezië, deel van - Irian
melange – mengeling, mengsel
melanoom, goedaardig - moedervlek
melanzaam - aubergine
melasse  (suiker)stroop
melde - atriplex
meldeachtige plant  beet, biet,(wortel) kroot, ganzenvoet, spinazie, zeekraal
melden – aangeven, aandienen, aankondigen, bekendmaken, berichten, gewagen, opgeven, rapporteren
melder – aanbrenger, rapporteur
melding  bericht, boodschap, gewag, mare, mentie, rapport, uiting
melding maken van - gewagen
mêlee  krijgsgewoel, strijdgewoel
mêleren - mengen
melet  arenvis
melig – afgezaagd, flauw, laf, landerig, lusteloos, slap, vervelend
melioratie  grondverbetering
melis  buik, (brood)suiker, zak
melk  (Lat.)lac
melkachtige verbinding - emulsie
melk die geklonterd is  ruiting
melk die gestremd is  wrongel
melk van kalfkoe/eerste. . .  biest
melkachtig, troebel - emulsie
melkachtig witte edelsteen  opaal
melkbaard – vlasbaard
melkboer – melkman, melkslijter
melkdrank – anijsmelk, karnemelk, milkshake, salie, slemp
melkemmer – puts
melken – uitbaten, zeuren
melker - schraper
melkgerecht - pap, yoghurt, vla
melkgerei - emmer, zeef
melkklier - uier
melkleverancier - geit, koe, schaap
melkman – melkboer, melkverkoper
melkmuil – flauwerd, halfwas, puber
melk na kaasbereiding – hui
melk na het kalveren – biest
melkontromer - separator
melkproduct - boter, hangop, kaas, kwark, melkpoeder, room, yoghurt, zuivel
melkproducten - zuive
melksap van rubberboom - latex
melkschaap - ooi
melksoort - biest, karnemelk
melkspijs – kwark, pap, pudding, vla, yoghurt
melksuiker - gelactose, lactose
melktobbe – lijst, roomvat
melkverkoper - melkboer, melkman, slijter
melkvet - room
melkwijn der Tartaren - kefir
melkwitte opaal – cacholong
melkwitte steen - opaal
melkwol - lanital
melkzeef - teems
melodie - deun, tune, zangwijs
melodieus - welluidend, zangerig, zoetklinkend
melodrama - draak, teneelstuk
meloen – kanteloep
melote – honingklaver
meltbak - moutbak
meluw – molm, murw, mijt, houtluis, rijp, week
membraam – huidje,vliesje
memel – houtworm
memme - moeder
memelig - vermolmd
memento mori - m.m.
memmen - leuteren
memoires - gedenkschriften
memorandum - memo, nota, zakboekje
memoriaal - zakboek
memorie – geheugen, herinnering
memoriseren - onthouden
men leze  leg.
men ondertekene  sign.
menage  huishouding, kost, voeding
menageren (zicht) - matigen
menagerie – beestenspel, huishoudster
menageus  huishoudelijk, spaarzaam
Mende, geheim genoodschap van de - Benda, Poro, Sande
mendelen - kruisen
mendicant  bedelbroeder, bedelmonnik
mendoet - Tjandi
Mendoza - Cuyo
menen – aannemen, achten, bedoelen, denken, geloven, oordelen, verbeelden, vermoeden, vinden, wanen
menens – ernst, serieus
menestreel - dichterzanger, minnezanger
mengdrank - punch
mengel - liter
mengelen  mengen, ondereenbrengen
mengeling – melange, mengsel, mixture
mengelingen - gewoel, mengsel, miscellanea, misc.
mengelklomp  chaos
mengelmoes  allegaartje, amalgaam, hutspot, mengsel, poespas, potpoirri, quodlibet, ratjetoe, rommelzo, samenraapsel, wirwar
mengelwerk – melange, varia
mengen – doorroeren, mêleren, mixen, roeren, shaken
menger – mixer
menging - alligatie
mengkoren – masteluin
mengmachine – klutser, mixer
mengmest – compost
mengmetaal - brons
mengsel  allegaartje, emulsie, kruising, melange, mengeling, mengelmoes, mix(ture), ratjetoe, samenraapsel
mengsel dat verhardt  beton
mengsel om te bakken  deeg, beslag
mengsel ontstaan bij verhitting van suiker  karamel
mengsel van aarde en water  blubber, modder, slijk
mangsel van azijn en water - oxycraat
mengsel van carbonaten  dolomiet
mengsel van cement, kalk, kiezel en zand  beton, bitumen
mengsel van dranken  cocktail
mengsel van gassen  lucht
mengsel van grafiet en leem  potlood
mengsels van half tarwe en half rogge  mastelain
mengsel van koolzure kalk en klei  mergel
mengsel van kiezel, cement en zand  beton
mengsel van klei en kalk  leem
mengsel van klei en silt  zavel
mengsel van koper en zink - penstik
mengsel van lijnolie en hars  vernis
mengsel van meel - deeg
mengsel van meel en melk  beslag
mengsel van mout en water - beslag
mengsel van salpeter, zwavel en houtskool  kruit
mengsel van snoepjes  melange
mengsel van tabakssoorten  melange, mixture
mengsel van tarwe en rogge - masteluin
mengsel van tin, bismut en kwikzilver - musiefzilver
mengsel van twee dranken  split, tweedrank
mengsel van vet, lijnolie en gele hars  harpuis
mengsel van water en azijn  oxycraat
mengsel van whisky met spuitwater - split
mengsel van zand en klei  leem
mengsel van zoutzuur en salpeter zuur  koningswater
mengsel van zwavel met tin – musiefgoud
mengvat - krater
menie - grondverf, minium
menig – veel, verscheidene
menige – ettelijke, verscheidene
menigmaal  dikwijls, herhaaldelijk, vaak
menigte  drom, heir, hoop, kudde, leger, massa, meute, myriade, schare, volk
menigte met dezelfde geloofsbegrippen  sekte
menigte soldaten – troep
menigte vissen - school
menigvoud - veelsoortig, velerlei
menigvuldig  dikwijls, frequent, herhaaldelijk, overvloedig, talrijk vaak, veelal, velerlei
menigvuldigheid  frequentie, frekwentie, multipliciteit, overvloed, talrijkheid
menigwerf - dikwijls
mening  denkwijze, dunk, gedachten, gevoelen, ide, oogmerk, oordeel, opinie, opvatting, plan, standpunt, visie, zienswijze
mening geven  oordelen
meningsuiting  bewering, oordeel, stem
meningsverschil  conflict, geschil, onenigheid, tweedracht, twist
meniscusletsel - voetbalknie
menist - doopsgezinde, mennoniet
mennen – besturen, leiden
menner – koetsier, voerman
mennist - Doopsgezinde, Mennoniet
mennoniet  menist, doopsgezinde
Menorca, hoofdstad van - Mahon
mens – aardbewoner, dame, heer, homo,iemand, individu, kerel, kind, jongen, man, meisje, persoon, schepsel, sterveling, vent, vrouw, wereldburger, wezen, wijf
mens (Ind.) - orang
mens  (Maleis) orang
mens als middelpunt nemend  antropocentrisch
mens dat alles goed vindt  goedzak, lobbes, sul
mens uit de prehistorie - oermens, Neanderthaler, Paranthropus, Australopithecus
menswording - incarnatie
mens zonder ruggengraat - slappeling
mensaap  antropoïde, baviaan, chimpanse, gorilla, orang-oetan, pongo
mensachtig  antropoïde
mensapen  antropomorfen , pongidae
mensdom - aardrijk
menselijk – humaan, sociaal
menselijk denken – humanisme
menselijk geluid – stem
menselijkheid – humaniteit, mededogen, redelijkheid, zachtheid
mensen  lieden, lui, men, personen, volk
menselijk wezen - persoon
mensen die een bepaald gebrek hebben - stotteraar
mensen die een kas houden  kassier, penningmeester
mensen die reddingen verrichten  redders
mensen van een bepaalde kring  leden
mensen van een bepaalde rang  edelen
mensenetend - kanibaals
menseneter  antropofaag, kannibaal
mensengeslacht  generatie, mensdom, ras
mensengroep  kaste, klasse, ras, stand
mensenhaat  misantropie
mensenhater  Alceste, misantroop, Timon
mensenjacht – razzia
mensenmassa – drom, gewoel,legioenmenigte,
mensenmenigte  massa, volk
mensenminnaar - filantroop
mensenras - Europiden, Mongoliden, Negriden, Negrito=s, Polynesiërs, Wedda’s
mensenrover  kidnapper
mensenschuw - misantropisch
mensenvrees  antropofobie
mensenvriend  filantroop
mensenwereld  maatschappij, samenleving
mens in vroegere tijd - oermens
menskunde  antropologie
menskundige  antropoloog
menslievend – barmhartig, filantropisch, humaan, humanitair
menslievende daad - weldaad
menslievendheid  filantropie, humaniteit
mensmoordende paddestoel - amaniet
menspaard  centaur, kentaur
mensstier  minotaurus
mensverering - androlatrie
mensuur  (tijd) maat, (studenten) duel
mensvormig  antropomorf
menswording  antropogenese, incarnatie
mens zonder pigmentkleurstof – albino
mens zonder ruggengraad – slappeling
mentaal – geestelijk, psychisch
mentaliteit – denkwijze
Mentawai-eilanden, een der - Pagai, Siberut, Sipora
mentie  gewag, melding
mentioneren  vermelden
mentor  begeleidergids, leraar, leidsman, raadgever, raadsman
menyanthacee - watergentiaan, waterklaver
menu  spijskaart
mep  dreun, klap, lel, oorvijg, oplawaai, pats, pets, por, slag, stoot, tik, uithaal
mep om de oren - oorvijg
meppen – beuken, ranselen, slaan, stompen, uithalen
meprise  dwaling, misvatting, vergissing
mepyramme - antallergan, pyranisamine
mercaptanen - thiolen
merci - bedankt
Mercurius - Hermes
mercurochroom  kinderjodium
merel  (zwarte) lijster
meren  aanleggen, ankeren, vastleggen
meren betreffende  lacustrien, limnisch
merendeel - gros
merenland  Finland, Suomi
meretrix - hoer
merg – binnenste, keest, kern, kracht, pit
merg van een palmboom  sago
mergel – slijk, tufkrijt
mergpijp  been
mergstraal - spiegeldraad
Mergui-archipel, bewoner van de - Soeleng
meridiaan  lengtecirkel, middagcirkel, middaglijn
meridiaantekens - miren
meridionaal  zuidelijk
merites  verdienste(lijkheid)
merk – aanduiding, baken, impressie, indruk, kenteken, keur, moet, naam, peil, striem, stempel, teken, ijk, zegel
merkbaar - tastbaar, voelbaar, waarneembaar
merkelijk - aanmerkelijk, aanzienlijk, blijkbaar, gewichtig, kenbaar, kennelijk
merk in meetkan  pegel
merk in papier – watermerk
merk of indruk - moet
merk op goud  keur
merk op een munt - klop
merk voor hoogtestanden  peil
merk voor vaarwater – boei, baak
merk waar men beginnen moet  meet
merken – aankruisen, bespeuren, coderen, gadeslaan, ontdekken, gewaarworden, markeren, voelen, waarnemen
merkstempel - klopper
merkteken  afdruk, baken, kenteken, peil, stigma, ton, ijk, zegel
merkteken op paspoort - visum
merkwaardig  belangrijk, bijzonder, casueel, curieus, eigen(aardig), enig, notabel, opmerkelijk, raar, uniek, wonderlijk, zonderling
merkwaardige gebeurtenis - evenement
merkwaardigheid  curiositeit
merklijn  dwergvalk, kabelmerksteenvalk
merlijn - myrddhin
merodach - Mardock
Meroë - Bakarawiga
merode  armoede, ellende
Merovingen, een der - Clodio, Clovis
Mersin - Içel
mes  broodmes, kapmes, keukenmes, kortjan, nijf, pennemes, ploegmes, scalpel, scheermes, snoeimes, stilet(to), tempermes, zakmes
mescaline - peyotl
mes om te kappen - kapmes, snoeimes
mes om verf te mengen, te roeren, fijn te wrijven etc.  tempermes
mes voor afstrijken van drukinkt  rakel
mesjoche – dol, dwaas, gek, idioot, krankzinnig, mal, zot
meskant – neg(ge), snee, snede
Mesopotamië  Irak, tweestromenland
Mesopotamië , stad in het oude  Adab
mess – eetzaal, legerkantine
mess bij de marine  longroom
Messenië, hoofdstad van - Kalamata
messchede  foedraal
messen, lepels, vorken - bestek, tafelzilver
messestad – Leipzig
Messias – Heiland, Verlosser
messieurs - M.M.
messing – geelkoper, Iatoen
messnede – jaap
messroom - eetzaal
mest  aal(t), boer, compost, derrie, drek, faecaliën, faeces, gier, groeistof, guano, poep, stront
mestaarde - compost
mestbewoner - finicool
mesteter - coprofaag
mest, gedroogde. . .  (Eng.Ind.) obla
mesthaan  kapoen
mesthoop  belt, vaalt
mesties – halfbloed, kleurling
mestkeer - geotrupes, scarabee
mestkever - bromvlieg, scarabee
mestkruiwagen – kret
mesto – treurig
mest op het land brengen - mesten
meststof  compost, kali, kalk, kunstmestsalpeter
meststof, organische - in Latijns Amerika - Guano, Huano
meststof van zeevogels  guano
mestvaalt - belt
mestvarken - babi, schotteling, zwijn
mestvocht  aal, aalt, gier, ier
mestvork – gaffel, greep, reek, riek, varkensvlees
met  con, cum, door, mee , per
met aandacht  aandachtig, attent
met aanslag bedekt - beslagen
met aantekeningen  c.n. (cum notis)
met aarde vullen – aanaarden
met aderen - geaderd
met aftrek - m.a.
met andere woorden  anders gezegd, m.a.w.
met anderen gaan – meegaan
met as bedekt – beast, bestoven
met baar geld - contant
met behoud van de eer  s.h. (salvo honore)
met beide lippen - bilabiaal
met beitel wegnemen  uitbeitelen
met beleid  tactisch, tactvol
met bepaalde vloeistof bestrijken  teren, verven
met bestemming (scheepv.)  m.b.
met betaald antwoord  r.p.
met betrekking tot  m.b.t.
met betrekking tot de maan  lunair
met betrekking tot de tucht  disciplinair
met bijlagen  c.a. (cum annexis)
met bloed gepaard  bloedig
met bont gevoerde overjas  pels
met dank  m.d., p.r.
met dat al – ondertussen
met de benen van elkaar - wijdbeens
met de Franse slag  oppervlakkig
met de grond gelijk maken  raseren, slechten, slopen
met de grootste spoed - ijlings
met de hand geweven tapijt  kelim
met de kosten - c.e.
met de mond - oraal
met de stem  vocaal
met de tanden vermalen  kauwen
met de tong strelen - likken
met dezelfde betekenis  synoniem
met dobbelstenen gooien  dobbelen, knobelen
met dubbele tong spreken - lallen
met dunne plekken – galig
met eelt - eelterig
met een doek reinigen  boenen, vegen
met een eed bevestigen  bezweren, zweren
met een gordel vastmaken  gorden
met een kant omgeven  omkanten
met een peilstok peilen  roeien
met een slede rijden - arren
met eigen hand - m.p.
met elkaar  getweeën, samen, tezamen
met elkaar in verband brengen  combineren
met elkaar overeenstemmend  evenredig, gelijk
met fouten  gebrekkig ,foutief, onjuist, verkeerd
met fras begroeid duin - nol
met gas gevuld omhulsel  ballon , gasfles
met gebruik van  m.g.v.
met geklopt ei bestrijken en fijngewreven beschuit of geroosterd brood bestrooien  paneren
met geld overhalen - omkopen
met gelukwensen  m.g., p.f., proficiat
met genoegen  gaarne, graag
met geringschatting spreken  smalen
met geweld doorzetten  forceren
met Gods genade  b.c.D.
met Gods wil  D.V.
met goed bevrachten – Iaden
met goede bedoelingen – bestwil
met graagte - gretig
met grote aandacht - nauwlettend
met gras begroeid duin  nol
met grint bedekken - begrinden, begrinding
met grote aandacht  aandachtig, nauwlettend
met hartstocht (muz.)  appassionata
met.humor  geestig
met hun allen  e.t.q.
met hypotheek bezwaren – onderzetten
met iemand eens zijn - instemmen
met inbegrip van  incluis, inclusief, incl.
met ingang van  m.i.v., per
met kennis van zaken  cognitief, oordeelkundig
met kiel bestrijken  lemen
met kleine gaatjes  poreus
met klem – nadrukkelijk
met kogels gevulde bus – kartets
met kracht slaan - zwiepen
met kwaad opzet - expres(selijk)
met laagje bedekken - enroberen
met letset  gekwetst, gewond
met lof  c.1. (cum laude)
met loog behandelen  logen, uitlogen
met lust - e.a.
met meer reden - a fortiori
met mijn eigen hand - m.m.p.
met moeite  krap,moeizaam, nauw, nauwelijks, ternauwernood
met naald en draad bewerkte verbinding  naad
met nadruk  beklemtoond, nadrukkelijk, pregnant
met name  m.n.
met nummers voorzien  nummeren
met of tevens - mede
met onbekende bestemming  m.o.b.
met onderbrekingen  discontinu, gebroken
met oorlogstuig gooien  bombarderen
met openingen in het patroon van jurken of blouses  ajour
met open mond - verbluft
met opzet – bewust, expres, opzettelijk, willens
met overleg – tactisch, tactvol
met overtuiging en toewijding  ernstig
met pek insmeren  pekken, teren
met pennen maken - breien
met plezier  graag, gaarne
met poriën – poreus
met recht - terecht
met rechtmatige trots  fier
met redenen omkleden - motiveren
met reden begaafd wezen - mens
met roest overdekt  roestig
met rouwbeklag  m.r.
met ruitjes motief - quadrille
met scheuren  reten, retig
met schuin beloop - sneeps
met schuine letters drukken  cursiveren
met smaak tot zich nemen – genieten, savoureren, smullen
met smeer bedekt - vettig
met sneeuw bedekt  besneeuwd
met snel verloop  acuut
met spek doorrijgen  larderen
met spoed cito, dadelijk, fluks, haastig, inderhaast, ijlings, per expresse, p.e., rap, snel
met spoed  (Lat.) cito
met stelligheid – beslist
met stoom bereide koffie - expresso
met suiker gekookte vruchten  compote
met te geringe ruimte  eng
met teer bestrijken  teren
met tegengestelde betekenis  antoniem
met tegenzin  afkeer, contrecoeur, node, ongaarne
met tin overtrokken - vertind
met toenemende sterkte  crescendo
met traansmaak  tranig
met twanende, waterige ogen - leep
met twee brandpunten - bifocaal
met uitgebreide kennis – geleerd
attent
met veel geluid - klankrijk
met veel gevoel (muz.)  affettuoso
met veel kleine gaatjes  poreus
met veel omhaal  omslachtig
met veel spoed – ijlings
met vele gaatjes - poreus
met vereiste kennis uitgerust  onderlegd
met verlof gezegd - s.v., s.v.v.
met versieringen – figuraal
met verstand begaafd - verstandig
met verstand van zaken - oordeelkundig
met vet insmeren - smouten
met vlaggen versieren – pavoiseren
met vlugge pasjes lopen - trippelen
met volledige overtuiging - ernstig, serieus
met volledige titel - p.t.
met voorbedachte rade – opzettelijk
met vracht vullen - laden
met vuur (muz.)  con brio
met watten voeren – watteren
met weinig vet - mager
met wijd open ogen kijken  staren, starogen
met zeepwater reinigen – sopeen
met zorg – nauwkeurig
met zorg ontwikkelen – aankweken
met zeer veel kennis  geleerd
met zwaar geluid in het water vallen  plonzen, plompen
met zwart behangen kamer  aula, rouwkamer
met zwier  zwierig
meta - half, metaldehyde
metaal 
3 tin
4 blik, gero, goud, ijzer, kong, kwik, lood, zink
5 brons, konel, koper, monel, pamor, oreid, pleet, ruolz, staal,
uraan, widia
6 alpaca, alumel, barium, bismut, cerium, chroom, double,
galmei, indium, ionium, kalium, kobalt, latoen, nikkel,
nobium, osmium, radium, renium, rodium, rubium, titaan,
tombak, zilver
7 benares, bergtin, bismuth, bladtin, cadmium, calcium, gallium,
hafnium, iridium, kalamijn, lantaan, lithium, mangaan,
messing, natrium, niobium, pakfong, peauter, pinsbek, platina,
rhenium, rhodium, semilor, similor, staniol, soldeer, taeniet,
thorium, thulium, tinijzer, uranium, wolfram
8 alfinide, antimoon, coheniet, electron, europium, gietijzer,
halfgoud, hardijzer, illinium, lanthaan, limoniet, lutetium,
malachiet melaniet, polonium, polyxeen, rubidium, samarium,
scandium, spiauter, stelliet, thallium, theelood,tinbrons,
titanium, vanadium, wolfra(a)m, zinkerts, zinklood, zirkonium
9 aluminium, argentaan, arsenicum, berillium, cerussiet,
geelkoper, germanium, gietstaal, goudbrons, keizertin,
kopererts, limabrons, loodspaat, magnalium, magnesium,
malachiet, manganine, molybdeen, palladium, platiniet,
plutonium, potassium, prolonium, roodkoper, ruthenium,
smeedijzer, snelstaal, stanniool, strontium, talmigoud,
tantalium, tellurium, witmetaal, ytterbium, zirkonium
10 antimonium, bathmetaal, kladzilver, downmetaal, dysprosium,
gadolinium, koperbrons, kwikzilver, lanthanium, nikkelijzer,
osmiridium, similigoud, siserskiet, smeedstaal, wolframium,
11 broomzilver, carborundum, deltametaal, fosforbrons,
konelmetaal, latoenkoper, mangaanijzer, moissanniet,
monelmetaal, nieuwzilver, nikkelbrons, nikkelstaal,
spiegelijzer, widiametaal, woodsmetaal, zilverbrons,
zilverstaal
12 albionmetaal, diamantbrons, diamantstaal, duraluminium,
geschutbrons, mangaanbrons, nikkelzilver, spiegelbrons,
wolframstaal
13 plantiniridium, schreibersiet
metaal (Fr.)  argent, fer, or
metaal sterk aantastend gas  chloor
metaalachtig  metalliek
metaalafval - schroot
metaalarbeider – draaier, frezer, plaatwerker, pletter
metaalbarometer  aneroïde
metaalbederf  roest
metaalbedrijf  ijzergieterij
metaalbewerken  smeden
metaalbewerker – boorder, draaier, frezer, gieter, koperslager, kotteraar, lasser, nageltikker, schaver, slijper, smid, walser, zetter,
metaalbewerking - afschijven, boren, ciseleren, draaien, felsen, frezen, gieten, kotteren, lassen, persen, rozetteren, schaven, slijpen, smedn, vijlen, walsen, zagen, zetten
metaaldraad  gloeidraad, ijzerdraad, koperdraad
metaalerts  bauxiet, blende
metaalgravering  niëllo
metaal houdende aarde  erts, oer
metaalkleuren - metallochromie
metaalkoning - regulus
metaallegering  alliage, alpaca, blende, brons, messing, osram
metaalmengsel  alliage, argentaan, legering
metaalmengsel uit koper en tin  brons
metaaloxyde – roest
metaalpletten - planeren
metaal poedervormig – thorium
metaalrest - slak
metaalscheider - affineur, louteraar
metaalscheikunde – metallochomie
metaalslak - sintel
metaal uit eerste groep van het persysteem - alkalimetaal
metaalverbinding  alpaca, alliage, amalgaan, blende, legering
metaalversieren - damasceren
metaalversiersel - filigraan
metaal vloeibaar - kwik(zilver)
metaalvoeg – las
metaal voor goten - zink
metaalvorming – metallisatie
metaalzaag - ijzerzaag
metaan  mijngas, moerasgas
metabolisme  stofwisseling
metaforisch  figuurlijk, overdrachtelijk
metafysisch  bovennatuurlijk, bovenzinnelijk
metagenesis  generatiewisseling
metaldehyde - meta
metalen bak  teil
metalen band  ring
metalen bekken – gong
metalen draad – snaar
metalen draadstaaf – bout, tapeind
metalen gesp - spang
metalen haakje  clip, kram, niet
metalen holle staaf  buis, leiding
metalen hoofddeksel - helm
metalen klemmetje - agraaf, broekveer, paperclip,
metalen kokertje – tube
metalen kolenvat - kit
metalen mengsel voor het verbinden van metaaloppervlakken  soldeer
metalen mondstuk  bit
metalen pennetje  stift, speld, niet, nietje, spijker
metalen plaatje – lamel
metalen plaatje voor geluid – rinkel
metalen priempje - speld
metalen punt  taats
metalen reservoir  tank
metalen ringetje  malie
metalen samensmelten  legeren
metalen slagbekken – gong
metalen sluiting - gesp
metalen sluiting op boek  klamp
metalen spang - agraaf, agrave
metalen spijl  staaf, stang, tralie
metalen staaf  baar, roe, roede, stang
metalen stift  pen, pin
metalen vat  emmer, kit, teil
metalen verbinden – lassen
metalen verbindingsstuk – mof, nippel
metalen voorwerp bedekt met edelmetaal – pleet
metalen wasbak - teil
metalen zuiveren - metalliseren
metalliek  metaalachtig
metalline  pakkingstof
metallisatie  metaalvorming
metalloïde  fosfor, granuliet, haligeen, kiezel, koolstof, kwartsiet, stokstof, talkschist, zwavel
metamorf gesteente  amaril, fylliet, gneis, kwartsiet, lei(steen), marmer, schist
metamorfose  gedaanteverandering ,herschepping
Metapontum – Metaponto
metatarsus - middenvoet
meteen – aanstonds, accuut, dadelijk, direkt, gauw, (te)gelijk, omgaand, onmiddellijk, onverwijld, prompt, rechtstreeks, regelrecht, spoorslags, staandevoet, tegelijk(ertijd), temee, temet, terstond, tillico, tevens, zo
meteen als - zodra
meten - afpalen, bepalen, afpassen
meten van diepte – peilen
meteoor - hemelsteen
meteoorsteen - uranoliet
meteoriet  meteoor(steen)
meteorisme - flatulentie
meteoristisch nikkelijzer - plessiet
meteorologie  weerkunde
meteorologisch station  KNMI, de Bilt, Ukkel
meteorologisch verschijnsel  bliksem, hagel, mist, nevel, onweer, regen, sneeuw, storm, ijzel
meteoroloog  weerkundige, weervoorspeller
meteoorsteen  aëroliet, meteorieturanoliet
meter – doopmoeder, peettante
meterlens - dioptrie
meter van hartslag –cardiometer
meter voor gasdruk - manometer
meterton  m.t.
metgezel – begeleider, (Fr.) copain, compagnon, genoot, gezel, kameraad, maat, makker, medereiziger, reisgenoot, satelliet
metgezel van Aeneas - Achates
metgezel van d’Artagnan - Aramis, Athos, Porthos
metgezel van Bacchus - Silenus
metgezel van Dionysus  Silenus
metgezel van Don Quichot  Sancho Pancha
methaan  aardgas, moerasgas, mijngas
methylalcohol - methanol
methode  leerboek, leerplan, manier, procédé, stelregel, systeem, taktiek, trant, werkwijze
methode van het schaakspel  gambiet
methode van het tellen  talstelsel
methode van landmeting  basismethode
mthodisch - ordelijk
methodiek  stelsel, systeem
methodistenleider - Wesley
methylcarbonamide - aceetamide
methyleen - metheen
methylmorfine - codeïne
methyloranje - helianthine
methyl-thio-uracil - postrumyl
metier  ambt, baan, bedrijf, beroep, handwerk, stiel, vak
metoi - photol, pictol
met opzet - expres
metro  ondergrondse
metrometer  maatmeter, metronoom
metronoom  maatmeter, metrometer
metronoom van Mälzel  M.M.
metropoliet  aartsbisschop, aboena
metropoliet in de Grieks  exarch, Orthodoxekerk
metropolis  wereldstad; Londen, Parijs, Tokio
metropool - wereldstad
metroscoop  baarmoederspiegel
metrum  maat, versmaat
metselaar  metser
metselaars, beunhaas onder – pannestrijke
metselaarsgereedschap – rei, speciekuip, touw, troffel, voegspijker
metselaarshulp - opperman
metselbak – kalkbak, kuip
metselgerei  hei, heiblok, juffer, kesp lood, moker, paslood, ram, sabel, schraag, steiger, troffel, trog, truweel
metselslak - sintel
metselspecie  cement, mortel, tras
metselton - kuip
metselwerk - metselarij
metselwerk onder de grond  fondement, fundament
metterdaad – inderdaad, werkelijk
metterhaast - dra, spoedig
mettertijd  allengs, eerlang, gaandeweg, later, naderhand, ooit
meu  moei, tante
meubel – bank, buffet, bed, divan, kast, kruk, stoel,
meubel om op te rusten  divan, sofa, bank
meubelbekledingsstof  trijp
meubelen  ameublement, meubilair, huisraad
meubelmaker - ebenist, menuisier, schrijnwerker
meubelovertrek - hoes
meubel pluche – velours
meubels - huisraad
meubelstof - epinglé, gobelin, kalamint
meubelstuk – armstoel - bank, bed, bergmeubel, buffet, bureau, buro, canapé, crapaud, divan, dressoir, etagère, fauteuil, kast, kist, kruk, ledikant, opklapbed, opklaptafel, pouf, poef, ruststoel, schrijn, secretaire, sofa, stoel, tabouret, tafel, theemeubel
meubelstijl – Biedemeier
meubelverf – beits
meubel voor werkkamer - bureau
meubilair  boedel, huisraad, inboedel, meubelen
meug - begeerte, lust, trek, tuk, zin
meum – berenwortel
meun  kopvoorn, zeelt, zeegrondel
meuren – pitten, slapen, stinken
meute  bende, drom, jachthonden, jachtstoet, troep
mevrouw  mad., madam, mevr., mme., mrs.
mevrouw (Eng.) - mrs, madam
mevrouw (Sp.) - senora
Mexicaanse drank  anejo, mesca, tequila
Mexicaanse ezeldrijver  arriero
Mexicaanse god van de wind - Eecatl
Mexicaanse hoed  sombrero
Mexicaanse hond (radio)  genereren
Mexicaanse Indianen cultuur  azteken, tolteken
Mexicaanse jongen  muchacho
Mexicaanse kaap - Catoche
Mexicaanse maissoep  atole
Mexicaanse munt  peso
Mexicaanse ruiter  charro
Mexicaanse salamander  axolote
Mexicaanse strohut  choza
Mexicaanse veedrijver  vaquero
Mexicaanse wapen, oud - atlati
Mexicaanse winkel  tienda
Mexicaanse zoete peper - pimento
Mexico, haven in - tampico
Mexico, munt in - centavo, peso
Mexico, rivier in - Balsas
Mexico, stad in - Chihuahua, Culiacan, Duranga, Leon, Merida, Monterrey, Puebla, Tampira, Torreon, Veracruz
Mexico, vulkaan in - Popocatepl
mezen - paridae
mezensoort - baardmees, glanskop, koolmees, kuifmees, matkop, pimpilmees, staartmees
mezzo tinto - halfschaduw, middenkleur
Miao-tse - Meko
mica  biotiet, glimmer, kattengoud, muskoviet
micasoort - alurgiet
Michel  Duitsland
Michigan, hoofdstad van - Lansing
Michigan, stad in - Jackson, Kalamazoo
Michoacan, hoofdstad van - Morelia
micro - klein
microbe  bacil, bacterie
microbe bestrijder  antibioticum
microcefaal  kleinschedelig
micron  mu.
microorganisme  bacil
middag  a.m., (na)noen
middagcirkel  meridiaan
middagdrank - thee
middagdutje  siësta, slaapje
middageten  dineren
middaglijn - meridiaan
middagmaal  diner, maaltijd, noenmaal, lunch,
middagslaapje –dutje, siësta, tuk
middagvoorstelling  matinee
middel  leest, medium, remedie taille
middelaar - tolk, vredestichter
middel om gedachten te uiten  taal
middel om iets te ontcijferen  sleutel
middel om iets uit te drukken  taal
middel om naar boven te komen  ladder, leer, lift, trap
middel om verf snel te laten drogen - siccatief
middel om vuur te maken – aansteker, lucifer, tondel, tondeldoos, vuurstenen, zwavelstok,
middel tegen alle kwalen  panacee
middel tegen dorst  drank
middel tegen gehoorziekten  optica
middel tegen infectieziekten  injectie, penicilline, serum, vaccin
middel tegen kiespijn - odontine
middel tegen koorts  kinine, kina
middel tegen malaria  kinine
middel tegen pijn  aspirine, morfine
middel tegen platvoeten  steunzolen
middel tegen vermoeidheid  rust, slaap
middel tegen verveling  ontspanning, televisie, vermaak
middel ter aansporing - zweepslag
middel tot wedden  pool, totalisator, toto
middel van bestaan  beroep; jacht, landbouw, veeteelt, industrie, visserij
middel van gemeenschap en verkeer - brief, communicatiemiddel, telefoon
middelaar  bemiddelaar, scheidsman ,tolk, vredestichter
middelbaar - gemiddeld, middelmatig
middelobaar inkomen - modaal
middelbaar onderwijs  M.O.
middelbaar technische school  M.T.S.
middelbare leeftijd  m.1.
middelbare rivierstand  M.R.
middeldrempel - kozijnkalf
middeleeuws achterlijk, mediëval , primitief
middeleeuws belegeringswerktuig  kat, stormladder, stormram
middeleeuws beoefenaar der welsprekendheid  rederijker
middeleeuws berijmd verhaal  legende, sproke
middeleeuws edelman  baanderheer, burggraaf, graaf, hertog, markies, ridder
middeleeuwse fabelbundel – esopet
middeleeuws grondbezit  vroon, vroonland
middeleeuws kanon - bombarde
middeleeuws kledingstuk  paltrok
middeleeuws kluchtspel – boerde, clute, sotternie
middeleeuws koopvaardijschip  kog, kogge, kof
middeleeuws landvoogd  ruwaard
middeleeuws Latijns gedicht - facetus
middeleeuws lied - carol, cantio, leis
middeleeuws muziekinstrument - crwth
middeleeuws spel - koten
middeleeuws stadsbewoner - poorter
middeleeuws strafwerktuig  blok, galg, gard, mutsaard, pijnbank, rad, spitsroede
middeleeuws strijkinstrument  luit, vedel
middeleeuws vaartuig  kog(ge)
middeleeuws tovenaar uit de Arthur (Artur)cyclus  Merlijn
middeleeuws verhaal  legende, mirakel
middeleeuws wapen  blijde, goedendag, handboog, hellebaard, katapult, kruisboog, lans, morgenster, piek, spies, strijdbijl, strijdknots, werpbijl, zwaard
middeleeuws wijsgeer - augustinus, Thomas
middeleeuws zanger - minstreel
middeleeuws zijden weefsel - sameet
middeleeuws zwervend student of geestelijke  vagant
middeleeuwse bouwstijl  Gotisch, Romaans
middeleeuwse broeders  lollarden, ziekenverplegers
middeleeuwse fabelverzameling  esopet
middeleeuwse filosofie  scholastiek
middeleeuwse halfvrije  laat, horige
middeleeuwse klucht in verzen  boerde
middeleeuwse landvoogd  ruwaard
middeleeuwse leenman  vazal
middeleeuwse luit  lier, testudo
middeleeuwse munt  denarius, duit, obool, penning, pond, schelling, sou
middeleeuwse rechtskundige in Friesland - Asega
middeleeuwse reiskoffer - bahut
middeleeuwse Scandinaviër  Viking, Noorman
middeleeuwse schrijver  Bernlef, Everaert Hadewych, Maerlant, Ruusbroec, Stoke, Veldeke
middeleeuwse stadsbewoner  poorter
middeleeuwse toren  belfort
middeleeuwse veroveraar  Attilla, Gotfried, Rollo
middeleeuwse wachttoren - belfort
middeleeuwse wijsgeer  Albertus, Augustinus, Bacon, Thomas,
middelen  eigendom, geld, vermogen
middelen om de spijsvertering te bevorderen - digestiva
middelerwijl  intussen, inmiddels
Middeleuropese tijd - M.E.T.
middelgroot  mediaan
middelijk - indirect
middellijn  as, diameter, doorsnee
middellijn van geschut of kogel  kaliber
middelmatig  gewoon, mediocre, tamelijk
middelmatigheid  mediocriteit, alle daagsheid
middelnederlands - diets
middel om brand te blussen - brandblusser, schuimblusser, water
middelpunt  brandpunt, centrum, haard, hart, kern, middelste, midden, roos
middelpuntvliedend  centrifugaal
middelpuntzoekend  centripetaal
middels  door, d.m.v., per
middelste - middelpunt
middelste geul in de mond van de Westerschelde  Deurlo
middel tegen alle kwalen – panacee
middel tegen gifbeten - triakel
middel tegen koorts - aspirine, kinine
middel tegen malaria – kinine
middel tegen suikerziekte - insuline
middel van bestaan - beroep, handel, industrie, inkomen, landbouw, nering, veeteelt, visserij
middeltocht - centrum
Middelzee - Boorndiep
midden  centrum, halverwege, medio, medium,
MiddenAmerika, berg in - Tacana, Tajumulco
MiddenAmerika, kanaal door - Panamakanaal
MiddenAmerikaanse republiek - Cuba, Guatemala, Honduras, Panama
MiddenAmerikaanse staat  Costarica, Cuba, Guatemala, Haïti,Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama, Salvador
MiddenOosten  Levant
MiddenAmerikaans volkslied - calypso
Middenaziatische nomaden – Hunnen
middendoor snijden - halveren
Middenfrankische rijk, eerste koning van het - Lotharius
middengedeelte van een circus  arena, piste
middengedeelte van een kerk  hoofdbeuk, middenschip, schip
midenin – kern, tussen
middenrif  diafragma
middestander - bakker, drogist, kleermaker, kruidenier, schilder, slager, winkelier
middenste – centrum, kern, middelpunt, roos, wit
Middensteentijd - Mesolithicm
middenstof  medium
middenstuk  lijf, romp
middenstuk van een wiel - naaf
middenspeler  halfback, halfspeler, midhalf
middenstuk van een spant - vrang
middenvoet – metatarsus
middenvoor - centrumspits
middenwal - courtine
middenweg  compromis
Middlesex, hoofdstad van - Westminster
midgetgolf - minigolf
midinette  costumière, modinette, naaister
Midi-wijnen, centrum van de - Béziers, Mompellier
Midlothaian - Edinburgshire
Midlothaian, hoofdstad van - Edinburgh
Midlothaian, rivier in - Esk
midscheeps op het bovendek tussen grote en fokkemast - barring
Midway-islands, ontdekker van de - Brooks
midwinterfeest  joelfeest, Kerstmis
mie - vermecelli
mieden - maden, maten, meden, meien
mielie  maïs
mier – emt, empe, empt, termiet
mieren  formicidae, jeuken, peuteren, prutsen, wriemelen, zaniken, zemelen, zeuren
mierenegels - tachyglossidae
miereneter  aardvarken, ai, egel, luiaard, mol, tapir
miereneter, boomwonende - tamandoea
miereneter, grote - yurumi
miereneters - myrmecophagidae
mierenjager  draaihals
mierenpis  mierenzuur
mierenzuur - methaanzuur
mierig  landerig, lastig
miering - krabbescheer
mierik – lepelblad, peperwortel
miers - scherp
mierwespen – mutillidae
mieteren – duvelen, lazeren, vallen, zaniken, zeuren
mieters – fijn, heerlijk
miezel – motregen, stofregen
miezelen - motregenen
miezerig – armetierig, bedrukt, druilerig, klein, nietig, regenachtig, schraal, triest(ig)
mignon - lieveling
migraine  hoofdpijn, koppijn
migrant – trekker
migreren - trekken, verhuizen
mij best – akkoord, goed, oke
mijden – ontlopen, ontwijken, ontzien, schuwen, sparen
mijlpaal  m.p.
mijmeraar - peinzer, sufferd
mijmeren  dromen, dubben, peinzen, piekeren, soezen, suffen
mijmerij  dromerij, droom, gepeins, rêverie
mijmerend –dromerig, peinzend, pensief
mijn – markt, veilinghal
mijnen – ondergraven, ontgraven
mijnen, opbrengst der - steenkool
mijn rekening  m.c. (mio conto)
mijngang  galerij
mijngas  grison, grauwvuur, methaan
mijngraver  mineur
mijnheer  heer, meneer, mh, mister, monsieur, señor, sinjeur, signor, sir, toean
mijningang  schacht
mijnlamp daviaan
mijnprodukt  erts, kool, steenkool
mijnput  schacht
mijnschacht, vertikale - opbraak
mijnwerker  kompel, mineur, schansgraver
mijnwerkerskwaal  nystagme
mijnwerkerslamp  daviaan
mijnwerper - loopgraafmortier
mijnwormziekte - ancylostomiasis
mijnziekte - kooloxydevergiftiging
mijt – hooiberg, hoop, opper, rook, schelf, stapel, tas, teek
mijt, schadelijke - spint, teek
mijten - acarina
mijtenkunde - acarologie
mijter – mitra, punthoed
mijterdrager  bisschop
mijterslak  bisschopsmuts
mijterstad  bisschopsstad
mik  bloem, brood, stutpaal
mikken  aanleggen, doelen, munten, ramen, richten, werpen
mikmak  geknoei, gekonkel, mankement, onenigheid, richtpuntrommel, troep, warboel
mikpunt – buut, doel, doelwit, oogmerk, roos, wit
mikpunt van algemene spot  risée
mikron  mu.
Mikronesië, deel van - Carolinen, marianen
Mikronesische taal - Chamoro, Ebon, Guamees, Ponape, Sonsoral, Tobi, Tuk
Mikuloc - Nikolsburg
mil  gierst
milaan  milvus, wouw
Milanees gebouw  Scala
mild – edelmoedig, genadig, goedgeefs, groot, gul, heilzaam, kwistig, liberaal, reaal, royaal, ruim, rijkelijk, teder, verkwikend, vrijgevig, weldadig, welwillend, zacht(aardig) , (Ind.) manis
milddadig  gul, royaal,vrijgevig, weldoende
mildheid  goedgeefsheid, goedhartig, gul, milddadigheid royaal, toegeeflijkheid, vrijgevig, zachtheid
milddadigheid - munificentie
miliaria - sudamina
milieu  kring, leefklimaat, omgeving
milieuleer  oecologie
milinda - Menandros
militair  zie: militaire rang
militair  manhaftig, militant
militair bevel  commando, halt, mars, order, sta, vuur
militair commando  halt, mars, rechtsomkeert, werda
militair gerechtshof - krijgshof
militair hoofddeksel  baret, helm, kepie, muts, pet, sjako, talpa
militair in Noord-Afrika - legionair
militair kamp  bivak, leger
militair kameelruiter - meharist
militair onderscheidingsteken  balk, chevron, knoop, ster, streep
militair salaris  soldij
militair schouwspel  parade
militair straflokaal  provoost
militair te paard  cavalerist, dragonder, huzaar
militair tromgeroffel - chamade
militair veldhospitaal  lazaret
militair voertuig  carrier, (centurion) A.M.X., eentonner, drietonner, jeep, tank
militair zakboekje - livret
militaire aanval  bestorming, stormloop
militaire afdeling  bataljon, compagnie, divisie, eskader, groep, korps, peloton, regiment, sectie
militaire bekendmaking  dagorder
militaire bepakking  pukkel, ransel
militaire boodschapper  koerier, ordonnans
militaire dienst - dienstplicht
militaire dicipline - krijgstucht
militaire eenheid  bataljon, batterij, compagnie, divisie, korps, patrouille, peloton, regiment, sectie, squadron, troep,
militaire expeditie  heenvaart, raid
militaire formatie  vendel
militaire geest  militarisme
militaire geestelijke  aalmoezenier, veldprediker
militaire gevangenis – petoet
miliraire groet - saluut
militaire insluiting van een stad. – beleg
militaire inval - raid
militaire kantine  longroom, mess
militaire kleding – uniform, wapenrok
militaire kwast als sieraad - troetel
militaire kwekeling – kadet
militaire leerling – adelborst, kadet
militaire lijn  linie, front
militaire macht – leger, militie
militaire macht gelicht uit de bevolking  militie
militaire muziek – mars, taptoe
militairen onderdak geven - inkwartieren, legeren
militaire oefening  manoeuvre
militaire opleidingsschool  K.MA
militaire politie  marechaussee, MP
militaire rang  adjudant, admiraal, adm, gardejager, generaal, gen, grenadier, hoofdofficier, huzaar, kanonnier, kapitein, kpt, kolonel, kol, kornet, korporaal, kpl, luitenant, It, elt, maarschalk, majoor, maj, onderofficier,o.o., opperofficier, overste, ritmeester, soldaat, sld, sergeant, vaandrig, wachtmeester
militaire school, voormalig - instructiebataljon
militaire standplaats  garnizoen, legering
militaire straf-en tuchtwetten - krijgsartikelen
militaire strafzaak - informatie
militaire verkenningsgroep – patrouille
militaire versterking - kazemat
militaire vrouwenafdeling – Milva
militaire wegloper - deserteur
Militaire Willemsorde - MWO
militairen onderdak geven  inkwartieren, legeren
militant  aanvallend, agressief, krijgshaftig, strijdbaar, strijdlustig, strijdvaardig,
militie – krijgsmacht, krijgswezen, weermacht
millair  gerstekorrelachtig
milium  gierstgras
millibar  mbar
miljard - billion
miljardste deel – nano
miljoenenstad - metropool
miljoenenvisje - guppy
miljoenpoten - diplopoda
miljoenton – megaton
miljonair – rijkaard
milkshake - melkdrank
mille - duizend
milleriet - haarkies, nikkelkies, NiS
milligram  m.g.
milliliter  m.1.
millimeter  mm
militariseren - drillen
Milos, hoofdstad van - Plaka
milt  liën, melde, splen
milt, ontbreken van de - aliënie
milter  hommer, mannetjesvis
miltkruid - muurvaren
miltvuur  anthrax, negenoog
mimbar  kansel (in een moskee)
mime  gebaar, gebarenspel
mimeren - nabootsen
mimicry – camouflage
mimiek - gebarentaal
mimosa - kruikje-roer-me-niet
mimosacee - acacia, kruikje-roer-me-niet, mimosa
mimulus - muskusplantje
min – arglistig, gemeen, gering, iel, inferieur, karakterloos, klein, laag, liefde, laaghartig, luizig, minderwaardig, minne, minus, munus, nietig, onedel, onfatsoenlijk, pieterig, schandelijk, slecht, vals, verachtelijk, voedster, vuig, weinig, ziekelijk, zoogmoeder, zoogster, zwak
minachten - versmaden
minachtend – ingebeeldpedant, schamper, verwaand
minachting - dédain, geringschatting
minaret - moskeetoren
minaret, gebedsroeper op - muezzin
Mindanao, bewoners van - Moros, Visayas
Mindanao, hoofdstad van - Davao
Mindanao, vulkaan op - Apo
min of meer  enigszins, p.m.
min of meer kroesharig  kroezelig, krullend
min volk  geboefte, gespuis, geteisem, schorem, schorriemorrie, tuig, uitvaagsel
minder – geringer, kleiner, minus, onvolwaardig
minder aangename slaapplaats  brits
minder dan één  geen, half
minder dan heet - warm
minder dan iets  niets, nihil, niks
minder dan weinig  niets, niks
minder dichtmaken - dunnen
minder gunstig bekend  obscuur
minder heet – warm
minder in rang – lager, mindere
minder kan niet  niets, nul
minder maken – inkrimpen
minder mooie behandeling  streek
minder vleiende naam voor politieagent  juut, kip, klabak, smeris, tuut
minder welriekend vocht  aalt, beer, gier, riool
minder worden  afnemen, interen, krimpen, luwen, tanen, verminderen
minder worden in omvang - slinken
minderbroeder  conventueel, franciscaan, kapucijn, kordelier, O.F.M.
mindere  lagere, minor, ondergeschikte
minderen – afnemen, korten, matigen, slinken, temperen
minderheid  infeririteit, minoriteit
mindering – afname, aftrek, korting, vermindering
mindering op betaling – korting
minderjarig  onmondig, onvolwassen
minderjarig pleegkind - pupil
minderjarig voogdijkind  pupil
minderwaardig  abject, gemeen, inferieur, laag, laaghartig, min; negatief, schunnig, tweederangs, vals, vuig, verachtelijk, vuil
minderwaardig fruit  kroet
minderwaardig goed - rommel
minderwaardig mens - slechtaard
minderwaardig ooft - kroet
minderwaardigheidscomplex – mineo
min en laag – gemeen
min en laf – laag
mineraal – aardpek, delfstof, titaan
mineraalhars - asfalt
mineraalleer – chroomleer
mineraalsoort - albiet
mineraalwater – selters, spuitwater
mineraalwaterbron in Spa  Poukon
mineraalvijl  amarilvijl
mineraalzuur - Hcl, salpeterzuur, zoutzuur, zwavelzuur
minerale was - aardwas
mineralen  delfstof; erts,
4 gips, jade, mica, talk
5 agaat, beril, hauyn, koper, spaat
6 acmiet, albiet, arseen, asfalt, augiet, bariet, blende, ceriet,
galmei, haliet, humiet, iIIiet, kwarts, pyriet, pyroop, topaas,
zilver, zwavel
7 adamiet, amesiet, amficol, apatiet, axiniet, azuriet, borniet,
chusiet, epidoot, euklaas, fassiet, fengiet, gahniet, glaskop,
glimmer, granaat, helvien, ilvaiet, juddiet, kaïniet, kalomel,
kandiet, kerniet, leoniet, leuciet, orthiet, smaragd, supriet,
sylviet, sylvien
8 aardolie, albaniet, amethyst, antimoon, autuniet, calamiet,
carneool, chloriet, chromiet, cinnaber, crossiet, cryoliet,
cubuniet, datoliet, diopsiet, distheen, dolomiet, elektrum,
enargiet, epsomiet, erytriet, fayaliet, fenakiet, fluoriet,
galeniet, gibbsiet, goethiet, hematiet, idokraas, ilmeniet,
jarosiet, krokoïet, lazuliet, lazuriet, lievriet, pyroxeen,
sericiet, smectiet, stibniet, titaniet, tijgeroog
9 almandiet, andradiet, antleriet, aragoniet, argentiet,
barnsteen, bismutien, bismutiet, carnotiet, celestiet,
cerussiet, chabasiet, cocciniet, couperiet, corduriet,
covellien, diagoliet, dichroiet, enstatiet, erythrien, escheriet,
ferberiet, formaniet, geikiliet, germaniet, glaresiet,
haematiet, hercyniet, hessoniet, kaoliniet, kieseriet,
kobaltiet, koperkies, lawsoniet, linnaeiet, malachiet,
mikrolien, ozokoriet, rubelliet, sfalariet, steenkool,
toermalijn, uraniniet, uvaroniet, witheriet
10 anthraciet, antigoriet, antimoniet, argyrodiet, arseenkies,
arsenollet, carnalliet, caladomiet, chonodriet, chrysoliet,
chrysopaes, chrysotiet, clintoniet, coelestiet, forsteriet,
garnietiet, grossulaar, hausmaniet, huebneriet, jamesoniet,
krenneriet, lepidoliet, mirabiliet, vloeispaat
11 chalcantiet, colemantiet, fergusoniet, kaneelsteen,
langbeiniet, pyromorfiet, vermiculiet
12 arsenopyriet, aurichalciet, chaleopyriet, atrontianiet
13 koliveldspaat, lepidokrodiet
mineralogie  delfstofkunde
mineraloog - delfstofkundige
mineren  ondermijnen
minerval – schoolgeld
minestrone - groentesoep
mineur  erstgraver, geniesoldaat, mijngraver, schansgraver, somber
Mingreliers - Katzariai
meniaturist - miniator
miniatuurstad bij Den Haag  Madurodam
miniem – gering, klein, minuscuul, onaanzienlijk
minigolf – midgetgolf
minimaal – miniem, minst, minstens
minimum – minste
Mininen, orde der – OFM, vrijerij
miniseren – bezuinigen, verlagen, verminderen
minister  bewindsman, excellentie, raadsheer, staatsman
minister van een sultan - vizier
minister van het uitvoerend bewind van de Bataafse Republiek - agent
minister vervangend  staatssecretaris
ministerie  departement, dept., kabinet
ministerpresident  premier
ministrant – misdienaar
mini voetbal – zaalvoetbal
mik - hermelijn
minnaar  aanbidder, amant, amateur, beau, bewonderaar, galant, geliefde, liefhebber, vrijer, vereerder, Casanova; Romeo,
minnaar van Aida  Radames
minnaar van Cleopatra  Antonius, Caesar
minnaar van Clytemnestra  Aegisthus
minnaar van Cybele - Attis
minnaar van Dido  Aeneas
minnaar van Juliet  Romeo
minnaar van Lybele  Attis
minnaar van Thysbe  Pyramus
minnaares – geliefde, liefje
minnarij  amourette, flirt, vrijage
minnarijtje - amourette, flirt
minnebrief - billet-doux
minnedrank  afrodisiacum, filtrum
minnegod  Amor, Cupido, Eros
minnegodin  Venus, Afrodite
minnegodjes - amouretten, eroten
minnekozen – aanhalen, aanvallig, beminnelijk, lieflijk, liefhebben, vrijen
minnelied - erotica
minnelijk – bekoorlijk, lieflijk, lieftallig
minnelijke schikking  compromis, dading, vergelijk
minnen - liefhebben, vrijen
minnenijd  jaloersheid, jaloezie
minneschicht  Amorspijl
Minnesota, havenstad in - Duluth
Minnesota, hoofdstad van - St. Paul
Minnesota, rivier in - Mississippi
Minnesota, stad in - Minneapolis, Rochester
minnetjes – dun, gemeen, iel, karig, kleinmoedig, schraal, schriel, slecht, ziek, zwak(jes)
minnevuur - liefdegloed
minnezanger  bard, minstreel, speelman, troubadour, trouvère
minneziekte - liefdekwaal
min of meer – enigermate, enigszins, ietwat, ongeveer, plusminus
minor  determinent, jonger, junior, kleiner
Minorca, hoofdstad van - Mahon
Minoriet - Franciscaner
minotaurus  stiermens
minst – geringst, minimaal
minste – geringste, minimum
minstens - minimaal
minstreel  bard, minnestreel, minnezanger, rapsode, speelman, troubadour, zanger
minus – aftrek, deficit, min(der), tekort
minute, a la - terstond
minutieus  nauwgezet, nauwkeurig, precies
minuut  afschrift, klad, kopie,momnt, ogenblik
minvermogend - arm
min volk - tuig, schorem, geboefte, gespuis, geteisem, uitvagsel
Minyers, hoofdstad der - Orchomenos
minzaam  beminnelijk, eenvoudig, innemend, prevenant, voorkomend, vriendelijk, welwillend
minziek  erotomaan
mio conto (mijn rekening)  m.c.
mirabel  kroosje, pruim
mirabiliet - glauberzout
mirabilis - nachtschone
miraculeus  verbazingwekkend, wonderbaar, wonderbaarlijk, wonderdoende
mirador - belvedère
mirakel  wonder(baarlijks)
mirakels  vervloekt
mirre – gomhars, reukwerk
mirte – gagel, Myrtus
mirtestruik - mirt
mis  abusief, falikant, fout(ief), mislukt, er( naast), kerkdienst, offerande, onjuist, onwaar, verkeerd
mis  (Lat.) missa, offerande, officium,
misantroop  mensenhater, Timon
misantropie  mensenhaat
misbaar  bombarie, gehuil, gejammer, geklaag, geschreeuw, getier, geween, kábaal, lawaai, spektakel
misbaksel  gedrocht, mispunt, monster, ploert, wanprodukt
misbakken  mmislukt, mismaakt
misboek  kerkboek, missaal
misbruik maken van – abuseren, misleiden
misbruik van kracht  geweld
misdaad  aanslag, attentaat, crime, delict, doodslag, manslag, misdrijf, moord, overval, vergrijp, wandaad
misdaadkundige  criminoloog
misdadig  crimineel, schuldig, slecht, snood, wreed
misdadige handeling  aanranding, aanslag, beroving, diefstal, doodslag, inbraak, moord, oplichting, overval, piraat, pooier
misdadiger – afperser, bandiet, boef, booswicht, crimineel, delinquent, delinkwent, dief, gangster, inbreker, moordenaar, piraat, pooier, rover, schavuit, schenner, schurk, inbreker
misdadiger bij herhaling  recidivist
misdadigersbende  gang
misdadigheid  criminaliteit
misdeel  canon
misdeeld  arm, brhoeftig, gebrekkig, gehandicapt, invalide
misdienaar  akoliet, acoliet, koorknaap, ministrant
misdoen  beledigen, misdrijven, overtreden, zondigen
misdracht  misgeboorte, miskraam
misdrijf  delict, idoodslag, inbraak, misdaad, moord
misdrijf begaan  moorden, schennen, stelen
misdruk  maculatuur
mise  inleggeld, inzet, pot
mise-en-scene - scenerie
miserabel  akelig, armzalig, beroerd, ellendig, lamlendig
misère  ellende, merode, narigheid, nood, rampspoed, sores, treurigheid
misgaan - stuklopen
misgeboorte – gedrocht
misgelden – boeten, ontgelden
misgeld voor het lezen van een mis met een bepaalde intentie – supendium
misgeschoten - naast
misgreep  abuis, bok, dwaling, flater, fout, ontsporing, vergissing
misgrijpen - mistasten
misgunnen  benijden, ontzeggen
mishagen  misnoegen, onbehagen, ontevredenheid
mishandelen – aftuigen, folteren, mal, traiteren, martelen, pijnigen, radbraken, toetakelen
mishemd  albe
miskennen – kleineren, verloochenen
miskleed  albe, kazuifel
miskleun – blunder, flater, zeper
miskraam  abortus, misdracht, misje
misleid – bedrogen
misleiden  abuseren, afzetten, bedotten, bedriegen, duperen, foppen, neppen, oplichten, verblinden, verschalken
misleidend  bedrieglijk, onoprecht, pseudo,
misleider  bedrieger, demagoog, leugenaar, oplichter, zwendelaar
misleiding  bedrog, geknoei, vervalsing, zwendel
mislopen – dwalen, misgaan, verdwalen
mislukkeling – misbaksel, rate
mislukken – afgaan, falen, floppen, misgaan, stranden, stuklopen, tekortschieten
mislukking – afgang, debacle, echec, fiasco, flop, misser, raté, sof, schipbreuk, strop, tegenslag
mislukt – fout, mis, verkeerd
mislukt genie - mislukkeling
mislukt schot – misser, poedel
mislukte biljartstoot  bok, klos, poedel, stinkerd
mislukte oogst - misgewas
mismaakt – gebrekkig, lelijk, misbaksel, misvormd, monsterlijk, wanstaltig
mismaaktheid - wanstaltigheid
mismaken – ontsieren
mismanagement - wanbeheer
mismoedig – depressief, down, droef, mistroostig, moedeloos, neerslachtig, pessimistisch, sip, somber, terneergeslagen, treurig, verdrietig, zwaarmoedig
misnoegd  boos, chagrijnig, gemelijk, knorrig, kregel, malcontent, ontevreden, sip, toornig, wrevelig
misnoegen  indignatie, mishagen, ongenoegen, ontevredenheid, verontwaardiging, wrevel
misoffer  sacrificie, sakrificie
mis of fout - onjuist
mispas - fout, onhandigheid, vergissing
mispelboom – mispelaar
misplaatst - onterecht
misprijzen  afkeuren, laken
mispunt  beroerling, draak, engerd, ellendeling, etre, etter, klier, kwal, misbaksel, naarling, ongeluk, spook
misrekenen – falen, vergissen
misrekening - tegenvaller, teleurstelling, vergissing, zeper
missa – mis
miss - juffrouw
missaal  kerkboek, misboek
misschien  allicht, bijgeval, denkelijk, mogelijk, soms, toevallig, vermoedelijk, waarschijnlijk, wellicht
misschot  misser, poedel
misselijk  ellendig, flauw, ibbel, katerig, kwalijk, naar, onaangenaam, ongesteld, onpasselijk, wee
misselijkheid - nausea
missen  derven, kwijtraken, mankeren, mislukken, ontberen, ontgaan, poedlen, verliezen
misser  abuis, afgang, fiasco, fout, misslag, poedel
missie  bedoeling, opdracht, prediking, zending
missiepriester - Lazarist
missiestandplaats - statie
missiewetenschap  missiologie
missing  fout, misslag, vergissing
missiologie - missiewetenschap
missionaris – evangelist, zendeling, zielenherder
missionariussen van de Heilige Familie - M.S.F.
missionarisvisje - guppy
missionariussen van het heilig Hart - M.S.C.
missionariussen van Scheut - C.I.C,M,
Mississippi, hoofdstad van - Jacjson
missive  dienstbrief, schrijven
misslag  abuis, bevue, bok, dwaling, feil, flater, fout, lapsus, misser, vergissing, verzuim, zonde
Missouri, hoofdstad van - Jeffersoncity
missprong van een paard - escapade
misstand – dwaling, euvel, fout gebrek, kwaal, overtreding, uitwas, vergissing, vergrijp, verkeerdheid, wantoestand
misstap  delict, dwaling, fout, overtreding, vergrijp
misstapje – peccadille
misstoot - poedel
mist  damp, dauw, doon, nevel, stoom, waas, walm, wasem
mistasten - falen, feilen, misgrijpenmisthoorn - sirene
mistelstruik - mare(n)tak(ken), mistletoe
mistejn – dampen, nevelen
mister – mijnheer
misthoorn - sirene
mistig  dampig, heiig, nevelig, vaag , wazig
mistletoe  maretak, mistel, vogellijm
mistral - valwind
mistress  Mrs.
mistroostig - melancholiek, mismoedig, neerslachtig, troosteloos, wanhopig, zwaarmoedig
mistroostigheid – weemoed, zwaarmoedigheid
mistrouwig - achterdochtig, wantrouwend
misvatting  abuis, vergissing, wanbegrip
misverstand  abuis, dqaalbrgrip, mal-à-propos, malentendu, onenigheid, twist, vergissing
misvormd – mismaakt, verdraaid
misvormd mens - Crates, Krates
misvormde  krates, Thersites
misvormde voet - horrelvoet, klompvoet
misvormen – beschadigen, kwetsen, onteren, schenden, vervormen
misvorming  afwijking, deformatie, wanstaltigheid
misvormingen, kennis van - orthopedie
misworp – misser, poedel
miswijzing van magneetnaald - declinatie
mitella  draagdoek
mitigatie - verzachting
mitose – celdeling
mitra - mijter
mitrailleur - machinegeweer
mitrailleur, met schieten - mitrailleren
mits  als, behoudens, indien, ingeval, ingevolge, wanneer, wegens, zo, (Eng.) if
mitsdien  daardoor, daarom
mitsgaders  benevens, ook
mix – mengeling
mixen – mengen, roeren, vermengen
mixer – klutser, menger, mengmachine, roomklopper
mixje - mengsel
mixtum  allegaartje, allerlei, mengsel
mixtuur  vermenging
mobiel  beweegbaar, beweeglijk, los, marsvaardig
mobiel verklaren - mobiliseren
mobiliteit - beweeglijkheid
mobilofoon - walkie-talkie
mocasin – pantoffel
modaal - middelmatig
modder – aarde, bagger, blubber, derrie, drek, prut, slib, slik, slijk, vuil,
modderaar - baggerman
modderachtig – slijkerig
modderachtige brij - derrie
modderbrandnetel - moerasandoorn
modderen – baggeren, kliederen, knoeien, ploeteren, schipperen
moddergat in een weg - slenk
moddergeus - baggerman
modderig  bevuild, blubberig, goor, slijkerig, vuil
moddergat  slenk
modderkruipers – aalpieper, cobitidae, donderaal, gieraal, meerpoet
modderkwaad – ganzevoet
modderman – baggerman
moddermolen- baggermolen
modderplas - poel
modderstroom  (Ind.) lahar
modder uit de sloot  bagger
moddervulkaan - slijkbron
mode  gebruik, gewoonte, smaak, trend, zede, zwang
modebewust – modieus
modefat - saletjonker
modegek  beau, dandy, fat, kwast, modejonker, pronker
modegril - mini
modejonker  zie: modegek
modekoning  Balmain, Dior
model – coupe, exempel, fatsoen, ideaal, leest, mal, mannequin, maquette, ontwerp, paradigma, pasvorm, patroon, sjablonr, snit, staal, toonbeeld, type, voorbeeld, vorm
model in het klein  mal
modelkleding - uniform
modelleren  boetseren, fatsoeneren, onrwerpen, vormen
modelleur – modelmaker, vormer
model, verkleind , van een kunstwerk – bozzetto
modelmaker – modelleur
model of snit – pasvorm
model staan - poseren
modelvorm - chablone
modelleur  modelmaker
modelmaker – modelleur, modiste
modelwoord  paradigma
modemaakster - modiste
modeontwerp - creatie
modeontwerper - couturier
modepop  dandy, fat(je), kwast, nuf
moderaat  gematigd
moderateur  bestuurder, leider, moderateurlamp
moderatie  matiging
modern  blits, eigentijds, hedendaags, hip, in, nieuw, nieuwerwets, vlot, vrijzinnig
modern communicatiemiddel  computer, radio, satelliet, telex, T.V.,
modern componist  Boulez, Dallapiccola, Nono, Orff
modern gekleed - modieus
modern hemellichaam – telstar
moderniseren - opknappen
modern navigatiemiddel  radar
modern pepmiddel - xtc
modern politiek begrip  NAT.O., NAV.O., V.E.,
modern vervoermiddel  auto, helikopter, jeep, jet, raket, straaljager, vliegtuig
moderne kunststof  dralon, kunstvezel nylon, orlon, plastic
moderne kunststroming  expressionisme, dadaïsme futurisme, surrealisme, zero
moderne legerstede  opklapbed
moderne taal - Duits, Frans, Engels
moderne uitdrukking voor "buitengewoon"  knal, blitz
moderne uitvinding  atoombom, radar, raketvliegtuig, straalmotor
moderne vezelstof – dralon, fiber, nylon, orlon, terlenka
moderne volkenbond  U.N.O.
moderne winkel  supermarkt
moderne Zuidamerikaanse dans - rumba
modest  bescheiden, biedermeier, eetbaar, empire, gotisch, ingetogen, matig, nederig, sober, zakelijk, zedig
modestijl  antiek, biedermeier, empire, gotisch, rococo, zakelijk
modeverschijnsel – trend
modewinkel - boetiek
modewoord - paradigma
modezot - fat
modieus – chic, elegant
modificatie  verandering, wijziging
modificatie van kalk  krijt, marmer
modificatie van kleisteen  fylliet, lei
modificatie van zandsteen  kwartsiet
modificatie van zuurstof  ozon
modificeren – moderniseren, veranderen
modillon  console
modinette  costumière, naaister, midinette
modiste - modemaakster
modulatie – stembuiging
modulatietoestel – modem
modules - muntmaat
modus  last, manier; toonladder,verplichting, wijze
modus, (taalk.) - conjunctief, imperatief, indicatief
modus procedendi - procesorde
modus vivendi - compromis schikking,
moe  afgemat, afgetobd, afkerig, beu, dof, mat, moede, slap, suf, uitgeput, vermoeid, zat
moed  bravour, courage, dapperheid, durf, fut, geestkracht, koenheid, lef, lust, puf, sterkte
moed benemen – ontmoedigen
moede – afgemat, afgetobd, uitgeput
moedeloos  dof, down, mismoedig, neerslachtig, ontmoedigd, triest, versaagd, vertwijfeld
moedeloos worden - versagen
moedeloosheid  defaitisme, verslagenheid
moeder  ma, mam(ma), mams, moe, moer, mam, (Jiddisch) mem(me), (Lat.) mater, (Fries) mem , moeke
moeder (vreemde taal)  mater, mem, mère, mor, mother, Mutter
moeder van Abel  Eva
moeder van Achilles  Thetis
moeder van Aeneas  Aphrodite
moeder van Amphlon  Antiope
moeder van Amphitrite  Doris
moeder van Aphrodite  Dione
moeder van Apollo  Leto(na)
moeder van Ares  Hera
moeder van Balder  Frigga
moeder van biggen  zeug
moeder van Cassandra  Hecabe, Hecuba
moeder van Castor en Pollux  Leda
moeder van Ceres  Rhea
moeder van Clytemnestra  Leda
moeder van Diana  Latona
moeder van Dionysus  Semele
moeder van Don Juan  Inez
moeder van Elektra  Clytemnestra
moeder van Europa  Harmonia
moeder van Ezau  Rebekka
moeder van Hebe  Hera
moeder van Hector  Hecuba
moeder van Helena  Leda
moeder van Hellus  Theia
moeder van Helle  Nephele
moeder van Hephaestus  Hera
moeder van Hera  Rhea
moeder van Ismaël  Hagar
moeder van Izaäk  Sarai
moeder van Jakob  Rebekka
moeder van Johannes de Doper  Elisabeth
moeder van Jupiter  Rhea
moeder van Kaïn en Abel  Eva
moeder van kuikens  kloek, hen
moeder van Nero  Agrippina
moeder van Oedipus  Jocaste
moeder van Paris  Hecabe
moeder van Polyxena  Hecabe, Hecuba
moeder van Pollux  Leda
moeder van Salomo  Bathseba
moeder van Samuel  Hanna
moeder van Telemachus  Penelope
moeder van Uranus - Gea
moeder van Xerxes  Atossa
moeder van Zeus  Rhea
moeder van de giganten  Gea, Gaia
moeder van de goden - Rhea
moeder van de muzen  Mnemosyne
moeder van de Nereïden  Doris
moeder van de Oceaniden  Tethys
moederbij - koningin
moederbinding - Oedipuscomplex
moederheerschappij  matriarchaat
moederkoek  placenta
moederkonijn  moer
moederkruid – mater
moederlijf – schoot
moederloos zeehondje - huiler
moederloze - (half)wees
moedermaatschappij - holding
moedermelk – zog
moedernaakt – poedelnaakt, spiernaakt
moederoverste in een klooster  abdes, mater, priores
moederrecht - matriarchaat
moedersbroeder - oom
moederschoot  baarmoeder
moeders moeder - grootmooe(der), oma, omoe, opoe
moedersnede – keizersnede
moederspraak - moedertaal
moederstad  metropool
moeders vader - grootva(der), opa
moeders zuster – tante, moei, mui
moedertasjes – tasjeskruid
moeder van kuikens – hen, kloek
moeder van Maria – Anna
moedervarken - zeug
moedervlekken  maal, naevus
moed hebben - durven
moedig – boud, branie, dapper, driest, ferm, fier, flink, heldhaftig, kloek, koen, kordaat, kranig, manhaftig, mannelijk, onbevreesd, onversaagd, onvervaart, sterk, trots
moedigheid – dapper, koen
moed inspreken – bemoedigen
moed verliezen - inzinken
moedig wijf  Brunhilde, Kenau
moedwil  opzet, willekeur
moedwillig  baldadig, bewust, expres ,opzettelijk
moedwillige beschadiging – sabotage
moe en futloos – slap
moe en mat - loom
moei  mui, tante
moeien - betrekken, mengen
moeilijk – brdenkelijk, benard, bezwaarlijk, delicaat, drukkend, grillig, ingewikkeld, lastig, netelig, onereus, ongemakkelijk, onhandelbaarpenibel, stug, vervelend, zwaar
moeilijk beweegbaar – stijf, stram
moeilijk breekbaar – taai
moeilijk buigzaam – taai
moeilijk leesbaar – vaag
moeilijk lopend – kreupel, mank, strompelend
moeilijk oplosbaar - ingewikkeld
moeilijk te begrijpen  gecompliceerd, ingewikkeld, ondoorzichtig
moeilijk te begrijpen vraagstuk  probleem
moeilijk te bevredigen  kieskeurig, onverzadigbaar
moeilijk te bewerken  knoestig, weerbarstig
moeilijk parket - verlegenheid
moeilijk probleem  crux, dilemma
moeilijk werk  heksentoer, karwei, klus, opgave, toer
moeilijke keuze – alternatief, probleem
moeilijke keuze tussen twee dingen - dilemma
moeilijke opgave – puzzel, raadsel, toer
moeilijke positie – dilemma, impasse
moeilijke toestand  impasse, perikel
moeilijkheden - sores
moeilijkheid  bezwaar, hinder, kneep, knel, last, moeite, perikel, probleem, strubbeling, verdriet, zorg, zwarigheid
moeilijkheid waaruit men zich niet weet te redden - impasse
moeilijk zijn - lastig
moeite – gedoe, getob, inspanning, last, naloop, omslag, poging, soesa, trubbel, verdriet, werk, zorg
moeite hebben  tobben
moeite’ de... waard  lonend
moeite die men aanwendt tot een bepaald doel  poging
moeiteloos – gemakkelijk, soepel
moeiteloosheid – gemak
moeite of hinder - last
moeitevol  lastig, onereus, penibel
moeizaam – stroef
moeizaam dragen – sjouwen
moeizaam hannesen - stuntelen
moeizaam werk  arbeid, elaboraat, karwei, tobberij, toer
Moekden - Fengtien, Sjenjang, Saraï
moeke – moeder
moel – kneedtrog
moelje - havenhoofd
moer – aflegger, bezinksel, bijenkoningin, drab(be), droesem, grondsop, hef, moeder(konijn), moerasgrond, run, veengrond, veenslik
moeraal  lomp, puitaal
moeras – broek, donk, dras, peel, poel, rawa(h), somp, ven, waterland, zomp
moerasachtig - dras
moerasachtige kuststreek in Frankrijk  Les Landes
moerasachtige kuststreek in Italië  Maremmen
moerasbever  beverrat, nutria
moerasbies  waterbies
moerasgas  met(h)aan
moerasgrond  dras, moer, rietland
moerasgrond in IJsland - fenn
moerasijzer  limoniet
moeraskoorts  malaria, paludisme
moerasland  dras, moer
moerasliefje  waterbies
moeraslinze - kroos
moerasmeertje  poel, ven
moerasmees  zwartkopmees
moerasnachtegaal  rietlijster
moeraspaardenstaart  ruigbol
moeraspalm  moerasrozemarijn, nipa
moerasplant  andoorn, dod(de)lis, egelskop, robol, lis, nipa, slangewortel, wederik, zwanebloem
moerasraket  winterkers
moerassig  dras, drassig, moerig, slijkerig, sompig, week,
moerassig land  broek, dolage, laak,
moerassig land in NoordBrabant en Limburg  Peel
moerassig water  poel, ven
moerasslak  kieuwslak, viviparus
moerasspirea  olmkruid
moerasblad  waterbei
moerasvogel – eiber, lepelaar, rak, ral, roerdomp, reiger, uiver, wouwaapje
moerasijzer - limoniet
moerasijzererts - ijzeroer
moerbalk  dwarsbalk
moerbeest  moerhaas
moerbei – moerbes, morus
moerbijachtigen - moraceeën
moerbes  moerbei, moerbezie
moerbint  moerbalk
moeren  afbrokkelen, foeteren, jongen, morrelen, peuteren, slopen, stukmaken, uitvenen, vernielen
moeren haas  wijfjeshaas
moerenkonijn  wijfjeskonijn
moergracht  moddergracht
moerig  slijkerig, venig
moernagel  kruidnagel
moerstuk  onderstuk
moervos  wijfjesvos
moes – bezinksel, boerenmoes, brij, etenswaar, groente, mengeling, moeder, puree
moesang - koffierat
moesgroente  bladgroente, moeskruid, rabarber
moeskruid – groente, warmoes
moesplant  eppe, rabarber, selderij
moesson – mausim, regentijd
moessonwind, oostelijke - broeboe
moestuin  groentetuin
moet – afdruk, dwang, indruk, indruksel, instulping, litteken, merk, plek, prent, spoor, striem, vlek
moet betaald worden voor maten en gewichten  ijkgeld
moet een student zich aan onder werpen  examen, groentijd, ontgroening , tentamen
moet geschrapt worden  del., deleatur
moeten  behoren, behoeven, believen, dwingen, noodzaken
moethond – zeelt
moet van zweepslag - striem
Moezel - Mozel(le)
moezerij - groentetuin
moezel  doedelzak
mof – handwarmer, koker, sok, veldmuis
moffelen – emailleren, lakken, wegkapen
moffellak  vuurlak
mogelijk – denkbaar, denkelijk, doenlijk, eventueel, misschien, wellicht, uitvoerbaar, waarschijnlijk
mogelijk zijn  kunnen, bestaan
mogelijke gebeurtenis of geval - eventualiteit
mogelijkerwijs  doenlijk, eventualiter, eventueel, misschien, mogelijk, wellicht
mogelijkheid – alternatief, eventualiteit, gebeurlijkheid, kans, keus, keuze, speekruimte, vooruitzicht
mogelijkheid om te kiezen  alternatief, keus, keuze
mogelijk zijn – bestaan, gaan
mogen – believen, toestaan, velen
mogendheid  land, macht, natie, staat, volk
mohair – angorawol, geitenhaar
Mohammedaan  Arabier, Islamiet, Ismaëliet, Moslem, Moslim, Muzelman
Mohammedaan op Lombok  Sasak
Mohammedaans - zie ook Islamitisch
Mohammedaans afroepen van biduren  muezin, muezzin, moëddzin
Mohammedaans bedehuis  mesigit, missigit, moskee
Mohammedaans bedehuis te Mekka  Kaäba
Mohammedaans bedelmonnik  fakir, derwisj
Mohammedaans bewoner van Lombok  Sasak
Mohammedaans bijbelboek  Koran
Mohammedaans feest  Belram, Bairam, Ramadan
Mohammedaans gebed - salat
Mohammedaans geestelijke  Imam
Mohammedaans geleerde – moefti, molla
Mohammedaans geloof  Islam
Mohammedaans geschrift  Koran
Mohammedaans heiligdom  Kaäba
Mohammedaans kluizenaar  maraboet, maraboe, marabout, santon
Mohammedaans offermaal – sedekah
Mohammedaans operhoofd - iman
Mohammedaans pelgrim  Mekkaganger
Mohammedaans pelgrimsoord  Mekka
Mohammedaans priester  derwisj, fakir, imam, kadi, kalief, maraboet, moefti
Mohammedaans rechter  kadi
Mohammedaans rechts en wetgeleerde  moefti, ulema
Mohammedaans schrift en rechtsgeleerde  Oelema, Oelama
Mohammedaans theoloog  Alim
Mohammedaans voorwerp vanverering  Kaäba
Mohammedaans vorst  kalief, sultan
Mohammedaans vorstengeslacht - Abbadiden
Mohammedaans vrouwenverblijf  harem
Mohammedaans wetgeleerde – Alim
Mohammedaanse bedelmonnik - fakir
Mohammedaanse bescherming - aman
Mohammedaanse bewoner van Lombok  Sasak
Mohammedaanse bijbel  Koran
Mohammedaanse echtscheiding - fasj
Mohammedaanse engel des doods  Azraël
Mohammedaanse gebedsoproep - azan
Mohammedaanse geestelijke leider - ayatola
Mohammedaanse geleerde - aalim, oelama
Mohammedaanse gewoonte - adat, oerf
Mohammedaanse god  Allah
Mohammedaanse godsdienst - islam
Mohammedaanse godstroom - arsj, koersi
Mohammedaanse heerser - sultan
Mohammedaanse heilige overleving - hadith
Mohammedaanse heilige stad  Mekka
Mohammedaanse heilige wet - sjar(ia)
Mohammedaanse kerk  moskee
Mohammedaanse leefregels  soenna
Mohammedaanse leerling van een Koranschool  santri
Mohammedaanse maagd - hoeri
Mohammedaanse Messias - Mahndi
Mohammedaanse monnik  derwisch, derwisj, fakir
Mohammedaanse naam  Ali
Mohammedaanse pelgrim - had(s)ji
Mohammedaanse pelgrimstocht – hadj
Mohammedaanse priester – imam
Mohammedaanse rechter - kadi
Mohammedaanse tempel  moskee
Mohammedaanse tempeldienaar - moëddzin
Mohammedaanse tiendenbelasting - asjoer
Mohammedaanse titel  imam, iman, kalief, moefti, molla, sheik, sjeik
Mohammedaanse vastenmaand (lnd.)  poeasa, ramadan
Mohammedaanse verlosser  Mahdi
Mohammedaanse vorstentitel  sheik, kalif
Mohammedanen in Noord Afrika  Moren
Mohammedanisme - Islam
mohole - kokrodua
moiré  gewaterd, gevlamd
Moiren  schikgodinnen
Moiren, een der - Atropos, Clotho, Lachesis
mok  beker, kom, kroes, nap,
moker – breekhamer, slagel, (vuist)hamer
mokeren - beuken
mokflueel - trijp
mokka  mokkakoffie
mokkel  deern, meid, meisje
mokken  bouderen, knorren. mopperen, morren, pruilen
Mokum - Amsterdam
mol  insekteneter, verlagingsteken
molen  bovenkruier, gemaal, maalderij, malerij, onderkruier, paltrok, tjasker, windmolen, wipmolen
Moldava - Moldau, Vltava
Moldavië, hoofdstad van - Kisjinov
Moldavieten - Tektieten
molecule, deel van een - atoom
molenaar  maler, meikever, mulder
molenaartje - braamsluiper
molenas  stander
molen, deel van een - baard, steen, wiek
molenijzer - anille, rijn
moleninrichting  malerij, maalderij
molenklem - vang
molen klepper  klapspaan, ratel
molenkolk  molenboezem
molenpeil  m.
molenpranger  molenrem, molenvang
molenradas  pestel
molenrem  vang
molenroede  pestel, stamper
molensteen  maalsteen
molensteen, bovenste - loper
molensteenhouwer - biller
molensteen, onderste - ligger
molensteen, voorzien van groeven - billen
molensteen met drijfwerk - maalstoel
molentocht  hoofdsloot
molentrechter  treem, tremel
molentremel  korenharp
molenvis  klompvis, maanvis
molenvliegtuig  autogiro, gyrolane
molest – beschadiging, hinder, last, overlast, schade
molestatie  hinder, overlast
molesteren – bedreigen, hinderen, plagen
molet  kartelijzer, loper, wrijfsteen
molik  klappermolen, popans, stroman
molkever – aaskever
molkleurig - taupe
molla - mullah
mollen – stukmaken, vernielen
mollen - talpidae
mollengang  pijp, rit
mollenknip  mollenvel
molenkruid – doornappel
mollenrit – loopgraaf, pijp
mollig  dik, gevuld, mals, poezelig, rond, vlezig, week, zacht
molligheid - doddig
molm  baggergrond, houtstof, meluw, turfaarde
molmen – vergaan, verteren
molmgrond  humus, teelaarde, tuinaarde
molmuizen - bathyergoidea
moloch  afgod, hagedis
molotovcocktail – flasbom
molsalade - paardeblorm
molshopen effenen  blotenslechten
molto - veel, zeer
molton - monnikenbaai
Molukken - Maluku
Molukken, een van de - Ambon, Boeroe, Ceram, Halmaherea, Obi, Soela, Ternate,Tidore
Molukse oorlogsvloot - hongi
molybdeen  mo.
Molybdeenzeren, zouten van - molybdaten
molybdenium - Mo.
mom  dekmantel, masker, mombakkes, voorwendsel
momaanzicht - masker
mombakkes  masker, momaangezicht
moment  even, ogenblik, oogwenk, sekonde, tel, tijdstip
momenteel - momentaan
momenteel  heden, nu, tegenwoordig, thans
momentopname  instantané, kiek, snapshot
momkleren - maskeradekleren
mommelen  fluisterengonzen, murmelen, prevelen, pruttelen
mommespel  maskerade, vermomming
momus  bespotter, hekelaar
monade  eenheid
monarch  alleenheerser, heerser, keizer, koning, vorst
monarchaal - eenhoofdig
monarchie  alleenheerschappij, keizerrijk, koninkrijk
Monastir - Bitola
monarchist in Frankrijk  camelot
mond  babbel, bek, klep, kwebbel, moel, muil, neb, smoel, ratel, smoel, snater, snavel, snoet, snuit, tater, toegang, toet, waffel, wauwel
mondarts – dentist, tandarts
mondbehoefte - eetwaar
mond/de. .. betreffend  oraal
mond opensperren  gapen
mondain  wereldgezind, werelds, ijdel
mondaniteit  wereldsgezindheid, ijdelheid
mondarts  dentist, stomatoloog
mondbehoeften  eetwaar,eetwaren, levensmiddelen, proviand, voedsel
monddeel - gebit, gehemelte, lip, tanden, tong, tongriem, velum, verhemelte
monddoek  servet
mondeling  oraal, verbaal
mondeling behandelen - verbaliseren
mondelinge onderhandeling – bespreking
mondeling onderhoud  abouchement, audiëntie, bespreking, dabat, gesprek, interview
mondeling onderwijzen  doceren
mondeling onderzoek  enquête, examen, interview
mondeling proces - verbaal
mondeling voordragen - declameren
mondelinge voordracht  causerie, lezing, oratie
monden  aanstaan, behagen; bevallen, smaken
mondharmonica - mondorgel
mondhygiëne - cariëspreventie
mondig  meerderjarig, volwassen, zelfstandig
mondigheid - majoriteit, majorenniteit
mondig verklaren - emanciperen
monding - embouchure, ingang, invaart, mond, opening
monding van een rivier – delta, embouchure, estuarium
mondje  beetje, hapje, slokje
mondjesmaat – iets, schraal, weinig
mondjevol  beetje, hapje
mondkorst - victualiën
mondkost – eten, levensmiddelen, proviand, voedsel
mondkruid - liguster
mond opensperren - gapen
mond snoeren - muilkorven
mondspiegel – stomatoscoop
mondspoelen - gorgelen
mondspoeling  gorgeldrank, mondwater, spoeldrank
mondstuk  bit, camule, mof, plug, riet, stop,
mondstuk aan orgelpijpen  labiaal
mondstuk van een blaasinstrument  embouchure
mondstuk van een kanon - embouchure, tromp
mondstuk van een lepel - hapeind
mondstuk van een pijp - steel
mondstuk voor paarden  bit
monduitslag bij zuigelingen – spruw
mond van een dier - bek
mond van een oven – ovengat
mond van een vulkaan - krater
mondvocht – kwijl, speeksel, spog, sptutum, spuw, spuwsel, spuug
mondvol  bete, hap
mondvoorraad  kost, proviand , victualie, voedsel
mondwater – odol, speeksel
mondziekte  caries, paradentose, spruw, sprouw
moneren - vermanen
Mongola, hoofdstad van - Lisala
Mongolen, geestelijk leider der - choetoektoe
Mongoliden, groep der - Eskimiden, Indianiden, Palemongoloïden, Siberiden, Siniden, Toengiden
Mongolië, hoofdstad van - Hoehehot
Mongolië, rivier in - Dsapsjoen, Kobdo,Tess
Mongolische munt  mongo, toegrik
mongool  tartaar; debiel
Mongools dialect - Ordos
Mongools ruitervolk - Hunnen
Mongools volk - Karen
Mongoolse rassen  Chinezen, Eskimo's, Indianen, Japanners, Kalmukken, Tibetanen
Mongoolse munt - toeghrik
Mongoolse taal - Kalmuks
Mongoolse volksrepubliek - Mongolië
Mongoolse volksrepubliek, hoofdstad van de - Olan, Bator
Mongoolse volksstam - kalmukken
Mongoolse vorst  Mogol
moniteur  raadgever, vermaner
monitor – beeldscherm, kijkkast
monkelen – meesmuilen
monken - mesmuilen
Monmouth, bestuurszetel in - Newport
monnik  augustijner, basiliaan, benedictijner, capucijner, carmeliet, celestijner, franciscaan, karmeliet, kloosterling, trappist
monnik die gasten ontvangt - hospitarius
monnik die handschriften vervaardigt  kopiist, miniator, miniaturist, rubricator
monnik in Tibet  bhikhoe, gelong, lama
monnikenbaai  molton
monnikendom - monarchisme
monnikenrepubliek, Griekse – Athos
monnikenverblijf – klooster
monnikenwerk - geduldwerk
monnikskap  aconitum, kovel
monnikskleed  habijt, pij
monnik worden - intreden
mono  alleen, enkel
monochord  muziekinstrument
monochromasie  kleurenblindheid
monochroom  eenkleurig
monocle – knijpbril, lorgnon, oogglas
monoliet - menhir, obelisk
monoloog  alleenspraak
monoplaan  eendekker
monopolie  alleen handel, alleenrecht
monosacchariden - monosen
monotome levensgang - sleur
monotonie  eentonigheid, eenvormigheid
monotoon  eentonig, saai, vervelend
monotropa – stofzaad
monsieur – heer
monster – bakbeest, barbaar, demon, draak, gedrocht, levoathan, misbaksel, monstrum, ondier, onmens, proef(stuk), staal, voorbeld, wreedaard, wangedrocht
monster (Ind.) - matjam
monsterachtig  afschuwelijk, afzichtelijk, gedrochtelijk, lelijk, mismaakt, monstrueus
monsterachtig waterdier - Leviathan
monsterblad - staalkaart
monsteren – bekijken, beschouwen, demonstreren, inspecteren, keuren, onderzoeken, recognoseren
monstering - inspectie, revue
monstering van troepen  parade, inspectie
monster, half stier, half mens – bucentaur
monsterkamer - toonkamer
monsterkop als waterspuwer - gargouille
monsterlijk – afgrijselijk, afschuwelijk, gedrochtelijk, monstrueus
monstervogel - Haryen
monster op Kreta - minotaurus
monstrueus  gedrochtelijk, mismaakt, monsterachtig
monstrum – gedrocht, misbaksel, wanschepsel
montage - assemblage
montagebouw  prefab, systeembouw
montage vakman - monteur
Montana, hoofdstad van - Helena
Montanisme, stichter van het - Montanus
montbretia - crocosmia
monter – aardig, blij, fit, hups, levendig, opgeruimd, opgewekt, verkwikt, vrolijk, wakker
monteren  ineenzetten, opmaken , samenstellen
Montferland, heuvel in - Elterberg, Hettenheuvel
Montserrat, hoofdstad van – Plymouth
montuur – frame
montuur met glas - bril
monument  gedenkteken, gedenkzuil, standbeeld
monumentaal  grandioos, groots, imponerend, indrukwekkend, magistraal, weids
mooi  aangenaam, aardig, beeldig, behaaglijk, bekoorlijk, bevallig, dienstig, fijn, fraai, grappig, gunstig, jofel, kostelijk, keurig, knap, leuk, prachtig, schitterend, schoon, sierlijk, vermakelijk, welgevormd
mooi aankleden  uitdossen, versieren
mooi buitenverblijf  villa
mooi dorp in Utrecht  Baarn
mooi flesje – fiool
mooi grasveld – gazon
mooi maken  opsieren, opsmukken, optuigen, sieren, verfraaien, versieren
mooi meisje – beauty, spetter, stoot, stuk
mooi praatje  smoes
mooi resultaat  succes
mooi resultaat bij het bridgen  slam, slem
mooi resultaat met een boek  bestseller
mooi resultaat met een plaat  .hit, schlager, top
mooi resultaat met een snelheid  record
mooi samenklinkend  harmonisch
mooi uitzicht – bellevue, panorama
mooie auto – slee
mooie dingen - moois
mooie indruk maken  ogen
mooie jongen – Adonis
mooi em fraai gelegen – riant
moeie rode kleur - koraal
mooie vrouw  Aphrodite, beauté ,schoonheid, Venus
mooiheid - opschik, schoonheid, versiering
mooipraten  adoniseren, f{l)emen, pluim, strijken, vleien
mooiprater  flemer, flikflooierlikkepot, pluimstrijker, vleier
moois - fraais
moor  Mauretaniër, neger, zwarte
Moor, tothet christendom bekeerde Spaanse - Morisco
moord  bloedbad, doodslag, keling, manslag, misdaad, misdrijf, slachting
moordaanslag - attentaat
moorden - doden
moorddadig – bloedig, geweldig, prachtig
moordenaar – doder, doodslager, killer, misdadiger, wurger,
moordenaar van Abel  Kaïn
moordenaar van Chlone  Artemis
moordenaar van Clytaemnestra  Orestes
moordenaar van John F. Kennedy  Oswald
moordenaar van koning Ela  Simri
moordenaar van Willem van Oranje – Gerards
moordend – fel, funest, slopend, uitputtend
moorderij  bloedbad, massacre, slachting
moordlust  bloeddorst
moordpartij – bloedbad, slachting
moordpoging - aanslag
moordpriem  dolk, ponjaard
moordtuig  dolk, geweer, mes, pistool, revolver, stiletto
moordziek  bloeddorstig
moordzucht  androfonomanie
moordzuchtige razernij  amok
moorkop – negerzoen, slagroomsoes
Moors gebouw in Spanje  Alhambra
Moors kasteel  alcazar
Moorse vrouw  Morin
moot  deel, gedeelte, part, plak, schijf, snede, stuk
mop – aardigheid, anecdote, bak, brok, deuntje, geestigheid, grap, grol, inktvlek, jen, joke, koekje, kwinkslag, leut, liedje, lomperd, poets, scherts, stuk, sufferd, sukkel, wijsje
mop of homp - brok
moppentapper - humorist
moppentrommel  effectentrommel, geldkistje, koekjestrommel
mopperaar  brombeer, brompot, knorrepot, izegrim, klager, nurks
mopperen  brommen, foeteren, klagen, knorren, mokken, morren, pruilen, razen
mopperig - knorrig
moppig – aardig, geestig, grappig, leuk, vermakelijk
mopsneus - stompneus
moquant - schertsend, spottend
mora  vertraging, verzuim
moraal  ethiek, pointe, strekking, tendens, zedenleer, zedenles
moraalfilosofie  ethiek, zedenleer, zedenles
moraalloos - amoreel
moracee - artocarpus, broodboom, ficus, moerbei, morus, vijgeboom
moraliserend verhaal  fabel
moraliteit  Elckerlyc, zedelijkheid, zinnespel
morava - March, Margus
Moravië  Mahren, Morava
Moravische broeders  Hernhutters
Moravische stad  Bino, Elgin, Olomouc
Morbeus – luguber, ziekelijk
morbide  ziekelijk
morbiditeit  ziekelijkheid, ziektecijfer
Morbihan, hoofdstad van - Vannes
morbleu  drommels, verduiveld
mordant  bijtend, schamper, scherp
Morwinische republiek, hoofdstad van de - Saransk
more  modder
moreel – eerzaam, ethisch, zedelijk
moreel besef - inzicht
morel  griote, kers
morele druk – drang, pressie
Morele Herbewapening, centrum van de - Caux
Morele Herbewapening, stichter van de – Buchman
morele kracht – sterkte
moren – ploegen, ploeteren
morendo (muz.)  wegstervend
morene (door het ijs gemodelleerd) - drumlin
morene (onder het ijs afgezet)  grondmorene, keileem
Morenland  Mauritanië
mores  gebruiken, manieren, zeden
mores leren  afstraffen, terechtzetten
moreske  versiering
morfine, uit, verkregen na acetyleren - heroïne
morfine, uit, verkregen na methyleren - codeïne
morfologie  vormleer
morfologische eenheid  landschap
morfologische facies  eolisch, fluviatiel, glaciaal, karst, lacustrien, limnisch, marien, vulkanisch
morgen  a.m., dageraad, ochtend, ochtendkrieken, ochtendstond, vlaktemaat, voornoen
morgeneditie  ochtendblad
morgendrankje - aperitief
morgengebeden – metten
morgengewaad - neglige
morgengodin  Aurora
morgen kim  oosterkim
morgenland  Levant, oosten, oriënt
morgenlicht  dageraad
morgenlied – alba
morgennevel - dauw
morgenrood  Aurora, dageraad, Eos, morgenstond
morgensignaal  reveille
morgensignaal - reveille
morgenster  lichtdrager, Lucifer, Venus
morgenster (pl.k.) - tragopon
morgenstond  Aurora, dageraad, Eos, krieken, ochtend, Venus
morgenvoorstelling  matinee
morgenwijn  malaga
morgenzang  aubade
morgue  lijkenhuisje
Moriaan - Moor
morille – paddestoel
morin - negerin
morion  bergkristal, helm, stormhoed
mormel  lelijkerd, ondier, zeur
mormeldier – marmot
mormon - maskeraap .
Mormonenboek  Mormon
Mormonenstaat  Utah
Mormonenstad  SaltLakecity, Utah
Moro, adelstand bij de – dato
morose - droefgeestig
Morotai, berg op - Sabatai
morrelen  peuteren, roeren, wroeten
morren  bouderen, brommen, klagen, mokken, mopperen, murmureren, pruilen, pruttelen
morrend mopperen  kankeren
morrig  bavet, knorrig, ontevreden, slab(betje), verdrietig, viezerd, vuilak
morsdoekje  feitel, servet, slab
morse – seintaal
morsebel – slons, vuilak, morsepot, slordervos
morsen - kladden, kliederen, knoeien
morseschrift  tekenschrift (telegraaf)
morsepot  knoeier, morsebel, slons, smeerpoets, viezerd, vuilak
morsetoestel - telegraaf
morsig  onzindelijk, smerig, slonzig, vies, vuil
morsige vrouw – slons
morskont – klieder, knoeier
Morsö, stad op – Nykjöbing
morspot - kledder
mortaliteit  sterfte, sterftecijfer, sterfelijkheid
mortel  cement, gruis, kalk, specie, tras
mortelen – verbruizen
mortel/met. .. bestrijken  rapen
mortelig  korrelig, kruimelig
mortier  geschut; vijzel, vuurmond
mortifiant  beschamend, krenkend, vernederend
mortificatie  boetedoening, doding, kastijding, krenking, versterving
mortuarium - necroloog
morula - moerbei
morzel  brok, kruimel, stuk
mosachtig - mossig
mosbeertje - tardigrada
mosdiertjes - bryozoa, polyzoa
moser - knoeier
moskee  bedehuis, tempel, missigit
moskeebeambte  imam, muezzin
moskeedienaar - moëddzin
moskee, kansel in een - minbar
moskee, nes in een - Mihrab
moskee te Mekka - Kaäba
moskeetoren – minaret
moskeetrom - bedoeg
Moskou, beroemd gebouw in - Krem(lin)
Moskovisch glas - glimmer, mica
moskundige  bryoloog
Moslim  Islamiet, Mohammedaan , muzelman
Moslims schriftgeleerde  Ulama, Oelama, Oelema, ulema
Moslims geestelijk rechtsgeleerde  moefti
mosmeel - lichenine
Mossbass, haven van - Sjtsjerbakow
mossel  oester, paalworm, strandgaper
mosselachtig dier - boormossel, nonnetje, paalworm, zaagje
mosseldiertje - stylonichia
mosselnet  kor
mossen - bryofyta, bryohyta
mossig  bemost, mosachtig
mosso (muz.)  levendig
mossoort  andreaea, barbula, bekermos, bladmos, gaffeltandmos, haarmos, korstmos, levermos, ramalina, rendiermos, slaapmos, sterrenmos, veenmos, witbosmos
Most - Brüx
mossteppe (In Rusland)  toendra
mosterd - sinapis
mosterdgas  gifgas
mosterdpleister  trekpleister
mostredzuur - piccalily
mot – klap, onenigheid, ruzie, slag, twist, turfmolm, zeug
motel – autohotel, logement
MoTi -Micius
motie  grond, verklaring, voorstel
motief – aanleiding, argument, beweeggrond ,beweegreden, drijfveer, figuur, grond, onderwerp, oorzaak, reden, thema
motiveren – staven, verklaren
motluizen - aleurodidae
motmuggen – pcychodidae
motor – aandrijver, krachtbron, machine
motorboot – barkas
motorbrandstof – benzine, diesel, gas
motorbril – stofbril
motorcross – terreinrit
motorfiets – brommer, tweewieler
motorfiets met bak - zijspan
motorisch  bewegend
motorisch gestoord  spastisch
motorloos vliegtuig  zweefvliegtuig
motorpech  panne
motorraces  tt.
motorrenner – courier
motorrijder – weggebruiker
motorrijtuig – auto(bus), brommer, motorfiets, personenauto, scooter, taxi, touringcar, vrachtwagen
motorrijtuig voor het voorttrekken  tractor, trekker
motorschip  m.s.
motorsport – speedway, trial
motorwedstrijd - motorrace
motregen  miezel, stofregen
motregenen  miezeren, stofregenen
motsen - couperen, knotten
motten - tineidae
mottensoort - aegeria, alucita
mottig – misselijk, mistig, nevelachtig, onhelder, pokdalig, vochtig, vuil
motto  blazoen, devies, emblema, kernspreuk, lemma, leus, leuze, parool, zinspreuk
moulage - afgietsel
moulinetgaren – mouliné
moulure – sierband, sierlijst
mountainbike - rijwiel
Mount Everest, overwinnaar van de - Hillary, Tensing
mouseline, fijn katoenen – jaconnet
mousseren - opbruisen
mousserende wijn  champagne
moustache  knevel, snor
moutbereider – melter, mouter
mouter – overrijp
mouterij - maalderij
moutextract  wort
moutoven  ast, eest
moutsuiker  maltose
mouvement  beweging, verkeersdrukte
mouwloos vest - spencer
mouwopening – armgat
mouwvorm - raglan
mouwtje - manchet
moveren  bewegen, voorstellen
moyenne  gemiddelde
Mozabieten, schriftgeleerde bij de - tolba
mozaiek  inlegwerk
Mozambique, haven in - Beira, Lourenço, Marques
Mozambique, rivier in - Limpopo, Zambesi
Mozes' broeder  Aäron
Mozes' moeder  Jochebed
Mozes' schoonvader  Jethro
Mozes' vader  Amram
Mozes' vrouw  Zippora
Mozes' zoon  Gersom, Eliëzer
Mozes' zuster  Mirjam
mud – bunzing, hl
mudvol  afgeladen, eivol, stampvol
muf  bedompt, duf, onfris, saai, vervelend, vochtig, vuns, vunzig
muffeldier - moefon
mug  anofeles, hooiwagen, langpoot, muskiet.
muggenfase  emelt, hamel, made, weerschaap
muggenlarve  emelt, hamel
muggen - nematocera
Muggenmeer - Myvatin
muggenorchis - gymadenia
muggenkruid - waterpeper
muggenraam  hor
muggenzifter  haarklover, vitter
muiken – broeien, smeulen
muil – babbel, bek, mond, pantoffel, smoel, slof, waffel
muildier – ezel
muil of bek - mond
muil of pantoffel - slof
muilpeer – dreun, kaakslagklap, oorvijg, pets, slag, stomp
muiltje - babouche, pantoffel, pompoesje
muis  aardappel, handpalm, knaagdier, moedervlekspier
muisachtig buideldier – wombat
muisachtig knaagdier – beverrat, hamster, lemming, muskusrat, rat, veldmuis
muisdoorn - gagel, hulst
muisgrijs - taupe
muisvogel - colli(dae)
muit - vogelkooi
muiteling – muiter, oproerling, rebel
muiten – rebelleren, vervellen
muiten, aan het ....slaan - mutineren
muiter – aanstoker, oproerling, opstandeling, rebel
muiterij  insubordinatie, oproer, rebellie, revolte, verzet
muitziek  oproerig
muizen - murinae
muizenhol  rel
muizenis  zwarigheid
muizenoor - havikskruid
muizenstaart – myosurus
muizenval - knip
muizenvalk - buizerd
muizenvanger  buizerd, egel, kat, poes, uil, valk
mul  diep, korrelig, los, molm, poederig, pulverig, rul, rekgat, turfmolm
mulat  creool, halfbloed, indo, kleurling, naturel
mulder - molenaar
Mull, hoofdstad op – Tobermory
mullen – sollen,stoeien, zeuren
mullig – los
multinational – concern
mum – ogenblik, seconde
mummelen - mompelen
Muna, hoofdstad op – Raha
mundaan - wereldlijk
municipaal  gemeentelijk, stedelijk
municipaliteit  gemeente, gemeentebestuur, gemeentehuis
munitie  schietvoorraad
munstef - domkerk, klooster
munster  domkerk, kloosterkerk
Munster - Mumhu
Munster, hoofdstad van - Cashel
munten –

Amerika

Argentinië: peso, 100 centavos
Bolivia: boliviano, 100 centavos,
Brazilië: cruzeiro, 100 centavos
Brits WestIndië: dollar, 100 cent
Canada: dollar, 100 cent
Chili: peso, 100 centavos
Colombia: peso, 100 centavos
Costa Rica: col6n, 100 centimos
Cuba: peso, 100 centavos
Dominicaanse Republiek: peso, 100 centavos
Ecuador: sucre, 100 centavos
Guatemala: quetzal, 100 centavos
Haïti: gourde, 100 centimes
Honduras: lempira, 100 centavos
Mexico: peso, 100 centavos
Nederlandse Antillen: AntilI. gulden, 100 cent
Nicaragua: c6rdoba, 100 centavos panamá: bal boa, 100 centéslmos
Paraguay: guarani, 100 centimos
Peru: sol, 100 centavos
EI Salvador: col6n, 100 centavos
Suriname: Surinaamse gulden, 100 cent
Uruguay: peso, 100 centésimos
Venezuela: bolivar, 100 centimos
Verenigde Staten: dollar, 100 cent

Afrika

Egypte: pond, 100 piasters:o 1000 millièmes
Ethiopië: dollar, 100 cent
Ghana (Goudkust): pond, 20 shilling = 240 pence
Liberia: dollar, 100 cent
Libië: pond, 100 piasters = 1000 millièmes
Marokko: franc, 100 centimes
Rhodesia: pond, 20 shilling =' 240 pence
Soedan: Egyptisch pond, 100 piasters = 1000 millièmes
Unie van ZuidAfrika: pond, 20 shilling = 240 pence Azli
Afghanistan: afghani, 100 puls Birma: kyat, 100 pyas Cambodja: riel, 100 sen
Ceylon: rupee, 100 cent
China (volksrepubliek): yen min piao, 10 chiao = 100 fen
China (nationalistisch): Yuan of Taiwandollar, 100 cents
Filippijnen: peso, 100 centavo's
Hongkong: dollar, 100 cent India: rupee, 100 naya paise
Indonesië: rupiah, 100 sen
Irak: dinar, 5 rials = 20 dirham = 10oofils
Israël: pond, 1000 pruta
Japan: yen, 100 sen = 1000 rin Jordanië: dinar, 1000 fils
Korea: hwan, 100 cheun
Libanon: pond, 100 piaster
Laos: kip, 100 at
Mongolië: tugh, rik, 100 mongo
Pakistan: rupee, 16 annas = 192 pies
Perzië (Iran): rial, 100 dinar
SaoediArabië: rial, 22 qurush
Syrië: pond, 100 piaster
Tibet: sang, 6 trangkaz
Thailand (Siam): baht, 100 satang
Vietnam (Zuid): piaster, 100 centimes

Europa

Albanië: lek, 100 quintar
België: frank, 100 centimes
Bulgarije: lev, 100 stotinki
Denemarken: kroon, 100 "re
Duitsland : mark, 100 Pfennig
Finland: Finse mark, 100 penni
Frankrijk: frank, 100 centimes
Griekenland: drachme, 100 lepta
Hongarije: forint, 100 filler
Ierland: pond, 20 shilling = 240 pence
Italië: lire, 100 centisimi
Joegoslavië: dinar, 100 para
Liechtenstein: franc, 100 Rappen
Luxemburg: franc, 100 centimes
Nederland: gulden, 100 cent
Noorwegen: kroon, 100 øre
Oostenrijk: Schllling,100Groschen
Polen: zloty, 100 groszy
Portugal: escudo, 100 centavos
Roemenië: leu, 100 bani
Spanje: peseta, 100 centimos
Tsjechoslowakije: kroon, 100 heller
Turkije: pond of lira, 100 piaster
U.S.S.R.: roebel, 1ÖO kopeken'
Verenigd Koninkrijk: pond sterling, 20 shilling = 240 pence
IJsland: kroon, 100 aurar
Zweden: kroon, 100 öre
Zwitserland: franc, 100 centimes of 100 Rappen
Australisch Gemenebest: pond, 20 shilling = 240 pence NieuwZeeland: pond, 20 shilling = 240 pence
(de) munt bétreffende  monetair
munteenheid - valuta
munten - doelen, mikken
munt in de bijbel (Joods)  bekah, gera(h), maneh, kikkar, sikkel
munt in de bijbel (Romeins)  as, denarius, quadron
munt in de bijbel (Grieics)  drachme, talent
munt en papiergeld  chartaal
munt. en penningkunde  numismatiek
muntenbeschrijving  numismatiek
muntenverzamelaar  numismaticus
muntjak (Ind.)  hert
muntjaks - muntiacinae
muntkoers  valuta
muntmaat  modul, modulus
muntmeester - waardijn
muntmerk - klop
muntsanering  geldsanering
muntslag  stempel
muntstandaard  muntvoet
muntstelsel/het. .. betreffend  monetair
muntstuk  plak
muntvoet  geldstandaard
muntwaag  geldschaaltje
muntwaarde - essaai
muntzijde - beeldenaar
muraalboog  schildboog
muraalzuil - schalk
murene - moeraal
murmelen  mompelen, prevelen, ruisen
murmureren - kankeren, morren
murw – afgestompt, buigzaam, mals, sentimenteel, week, zacht
mus  huismus, grasmus, heggenmus
musacee - banaan
musachtige  mus, sijs, vink
musculeus  gespierd
musette  doedelzak, officiersransel, schalmei
museum – kunstzaal, toonzaal
museum in Amsterdam  Rembrandthuis, Rijksmuseum, Schoolmuseum, Veiligheidsmuseum
museum in Den Haag  Mauritshuis
museum in Leningrad  Hermitage
museum in Londen - Tate (Galiery)
museum in Madrid  Prado
museum in Parijs  Louvre
museum in Rotterdam  Boymans
museum van schilderijen  pinacotheek
musical - zangspel
musichall  variétéschouwburg
musici - orkest
musicienne - toonkunstenares
musicus  accordeonist, blazer, bassist, cellist, drummer, fagottist, fluitist, harpist, hoboïst, klarinettist, muzikant, organist, paukenist, pianist, slagwerker, speelman, strijker, trompettist, xylofonist, violist
musiefwerk - mozaïekwerk
muskaathout  slangenhout
muskaatwijn – lunel
musket – vuurroer
muskettier – schutter, soldaat
muskiet  steekmug
muskietennet  klamboe
muskoviet - kaliglimmer, mica
muskus - bisam
muskusdier - ondatra
muskusdieren - mochinae
muskuskat  civetkat
muskusplantje - mimulus
muskusrat, bont van de - bisam
muskuszaad - abelmos
mussenarend  sperwer
mussenverschrikker  vogelverschrikker
mustang  prairiepaard
mustant – comaronn
mustie - kleurling
mutabel  onbestendig, veranderlijk
mutabiliteit  onbestendigheid, veranderlijkheid
mutatie  verandering, variatie, verwisseling, wijziging
muteren – veranderen, wijzigen
mutilatie  verminking
muts  alpino, bonnet, fez, kalot, kaproen, langet, pet
musterd - takkenbos
mutsje – alpino, bonnet, fez, kalot
mutslintje - kokarde
muts met klep – klak, pet
mutsplooi - neep
muts voor vrouwen  kaper
mutsekant  langet
mutsstrikje  kokarde
mutualiteit  wederkerigheid
mutueel  wederzijds
muur – gevel, metselwerk, wand
muur (pl.k.) - stellaria
muur in Jeruzalem  klaagmuur
muur tot borsthoogte opgetrokken  borstwering
muurachtigen - caryphyllaceeën
muurachtige plant  bolderik, silene
muurbedekking – behang, hout, kurk
muurbreker  stormram
muurdam - penant
muurgedeelte dat uitgemetseld is  liseen
muurgrafplaat  epitaaf
muurhaak  anker
muurhagedis  gekko, tjitjak, toke
muurholte  nis
muur in Jeruzalem - klaagmuur
muurkalk  pleister
muurkant langs venster  negge
muurkast in de kerk – armarium
muur langs water - wal
muurlijst – plint
muurloper - boomkruiper
muurpeper – vetkruid
muurpijler - ante
muurpilaster  ante
muurplant - klimop, vuurdoorn, wingerd
muurpijler - beer, pilaster, stut
muurrekje - etagere
muurschildering  fresco
muurstijl tussen twee vensters - penant, trumeau
muurvak  penent
muurvaren - asplenium
muurvarken  pissebed
muurvast - onwrikbaar
muurvlak tussen twee vensters  trumeau
muurzout  salpeter
muurzwaluw  torenzwaluw
muze  Calliopen, Erato, Euterpe, Clio, Kalliope, Kleio,Melpomene, PoIyhymnia, terpsichore, Thalia, Urania,
zanggodin
muze van het blijspel  Thaleia (Thalia)
muze van de dans  Terpsichore
muze van de epische poëzie  Kalliope
muze van de geschiedenis  Kleio (Clio)
muze van de hymnen  Polyhymnia
muze van de lyrische poëzie  Euterpe
muze van de lofzang  Polyhymnia
muze van de reidansen - Terpsichore
muze van de sterrenkunde  Oerania (Urania) ,
muze van het epos - Calliope, Clio
muze van het heldendicht  Calliope, Kalliope
muze van het kluchtspel - Thalia
muze van het minnedicht  Erato
muze van het treurspel  Melpomene
muzelman  Turk, Islamiet, Moslim
Muzen - Piëriden
muzenalmanak  jaarboekje
muzenberg - Helicon, Parnassus, Pindus
muzentempel  Odeon
muzenzoon  dichter, poëet, student
muziek  klank, melodie, flinkheid, muz, toonkunst
muziekbandje - tape
muziek in driekwartsmaat  wals
muziek in tweekwartsmaat  galop, gavotte
muziek met veel herhaling  rondo
muziekaanbidder  melomaan
muziekacademie - conservatorium
muziekbeoefenaar  zie: musicus
muziekblijspel – operette
muziekboek - notenboek
muziekdoos  speeldoos
muziekdrama  opera
muziekfeest  festival
muziekgek  melomaan
muziekgeleerde  musicoloog
muziekgezelschap  band, combo, ensemble, fanfare, harmonie, jazzband, kapel, koor, korps, kwartet, kwintet,sextet, octet, orkest, septet, trio, zangkoor, zangvereniging
muziekharmonika - musette
muziekhulde  aubade, serenade
muziek in driekwartsmaat - wals
muziekinstrument 
3 bas, bel,cel
4 alus, biwa, drum, gadé gong, harp, hobo, koto, kuan , lier, lira,
luit, pauk, trom, tuba, zobo
5 aulos, banjo, benta, bongo, bugel, buccin, cello, citer, conga,
crwth, fagot, fijfer ,fluit, gaita, gamba, gusla, hoorn, kakko,
kazoo, keres, ketuk, luang, orgel, piano, ratel, rebab, saron, sitar, slang, tibia, tromp, vedel, viola, viool, zurna
6 basson, bazuin, bekken, bendir, beugel, bonang, bratse,
buccin, cimbel, cister ,claves, cornet, doedel, dombra, fiedel,
fonola, gender, gitaar, goesli, kempul, kenong, ketjer, kornet,
lirone, mignon, moezel, pauken, peking, pieper, piston,
pommer, quinte, rhaita ,sinden, sirene, spinet, suling, syrinx,
tamtam, teorbe, tjaruk, toeter, tomtom, trombo, zakpijp,
zoerna
7 althobo,anklong, bagpipe, bandola, bariton, basluit, bastuba,
beiaard, bekkens, bourdon, celesta, cembala, chrotta, cimbaal,
clarino, clavier, fluitje, fonicon, forminx, gallega, gambang,
gamelan, gendang, guitaar, helicon, jeukebox, kamanak,
kendang, klaroen, klavier, klepper, klingel, mandola,
marimba, musette, ocarine, ocarino, organum, piccolo,
phonola, pianino, pionino, pianola, pibcorn, piccolo, piffera,
psalter, quinton, renteng, rietpijp, ruispijp, samisen, serpent,
sistrum, soeling, tamboer, timpaan, trombal, trommel,
trompet, ukelele, vihuela, violine, vleugel
8 aërofoon, althoorn, altviool, bamboula, bandoera, bashoorn,
basviool, bekfluit, blaaspijp, bombarde, cabrette, carillon,
cimbalon, cinellen, clarsach, eufonium, gamelang, gerongan,
handtrom, harplier, harpluit, haunedda, hautbois,horlepijp,
ketipung, ketjiter, klarinet, klendang, klontong, mirliton,
mondharp, mondtrom, panfluit, pijporgel, pochetta, pochette,
saxhoorn, saxofoon, schalmei, serafine, slagwerk, slempret,
tarompet, timpanon, tongtong, tontarde, triangel, trombone,
windharp, xylofoon, zakviool
9 accordeon, angkloeng, balalaika, baroxyton, blokfluit,
bombardon, campanile, castagnet, contrabas, cornemuse,
doedelzak, draailier, eolusharp, flageolet, gemshoorn,
hakkebord, harmonica, harmonium, hitsjirki, huisorgel,
kerkorgel, keteltrom, klephoorn, knievedel, knieviool,
klephoorn, kromhoorn, krontjong, mandoline, moezelzak,
mondorgel, monochord, pansfluit, pierement, polycord,
portatief, posthoorn, rietfluit, rinkelbom, rinkelbel, roerfluit,
rommelpot, saxophoon, serinette, soelingan, sousafoon,
speeldoos, tamboerijn, tenortuba, tjlempung, trekorgel,
veldfluit, vibrafoon, violoncel, waldhoorn
10 aeolusharp, alpenhoorn,bastrompet, blaashoorn, choroemala,
clavichord, concertina, draaiorgel, dwarsfluit, grammofoon,
harpcither, heckelfoon, hoornbugel, jachthoorn, kamerorgel,
kwartfluit, kwintfagot, muziekdoos, orkestrion, panfluitje,
pedaalharp, pentachord, pianoforte, psalterion, psalterium,
roffeltrom, ruitertrom, spitsfluit, strijkciter, tafelpiano,
tenorhoorn, tjelempang, toverfluit, waterrorgel
11 altsaxofoon, babyvleugel, baritonhobo, basklarinet,
bassethoorn, boerenfluit, clavecimbel, contrafagot,
handtrommel, harpsichord, jazztrompet, klacecimbel,
klokkenspel, kofferorgel, staartpiano, straatorgel, tenorbazuin,
violoncello
12 bollentoeter, castagnetten, clavichordum, clavicymbaal,
hamerclavier, hammondorgel, herdersfluit, mondorgeltje,
monochordium, nagelklavier, piccolofluit, salonvleugel,
sarrusophoon, schellenboom, stradivarius, tafelklavier,
veldschalmei, ventielhoorn, vleugelpiano
13 bioscooporgrl, glasharmonica, handharmonica,
klavechordium, mondharmonica, pedaalvleugel,
schuiftrompet, tenorsaxofoon, tenortrombone, trekharmonica
14 concertvleugel, driekwartviool, orgelharmonium,
schuiftrombone, ventieltrompet
muziekinstrument  zie muziekinstrumenten
muziekinstrument (Ind.)  angkloen, gamelan gender, krontjong, rebab, soeling
muziekinstrument tevens meubel  clavecimbel, clavecin, harmonium, .klavier, orgel, piano, vleugel
muziekkomedie  musical, operette
muziekkorps – band, kapel
muziekleer  musicologie, toonkunst
muziek maken – musiceren, spelen
muziekmaker - muzikant
muziekmachine  jukebox
muzieknoot  as, bes, ces, cis, des, dis, es, fis, ges, do, re, mi, fa, sol, la, si, gis, aïs, fes, bis, ut
muziekoefening  étude
muzekopleiding  conservatorium, muzieklyceum, muziekschool
muziekpapier – notenpapier
muziekplaatje - single
muziekschrift – notenbalk
muziekschrijver - componist
muzieksleutel – toonsleutel
muziekstijl uit Noord-Amerika - jazz
muziekstuk  aria, barcarolle, bolero, cantate, concert, duet, duo, elegie, ensemble, étude, fanfare, fuga, gavotte, kwartet, kwintet, mars, mazurka, madrigaal, menuet, motet, nocturne, nonet, octet, ouverture, partituur, polka, prelude, polonaise, rapsodie, romance, rondo, sarabande, septet, serenade, sextet, sonate, sonatine, suite, symfonie, tarantella, toccata, trio, valse, wals
muziekstuk in danstempo  bolero, gavotte, mazurka, polka, polonaise, sarabande, tarantella, valse, wals
muziekstuk van Ravel - Bolero
muziekstuk voor acht verschillende partijen - octet, ottetto
muziekstuk voor orkest  concert(o), ouverture, suite, symfonie
muziekstuk voor plano  étude, sonate, gavotte, mazurka, nocturne, polka, polonaise, romance, sarabande, sonatine, valse, wals, tarantella
muziekstuk voor acht instrumenten  octet, ottetto
muziekstuk voor drie instrumenten  trio
muziekstuk voor drie stemmen  terzet
muziekstuk voor solo en orkest - concerto
muziekstuk voor toetsinstrumenten - toccata
muziekstuk voor twee instrumenten  duo
muziekstuk voor twee stemmen  duet
muziekstuk voor vier instrumenten  kwartet.
muziekstuk voor vijf instrumenten  kwintet
muziekstuk voor zes instrumenten  sextet
muziekstuk voor zeven instrumenten  septet
muziekteken  fermate, kruis, mol, noot, rust, sela, sleutel segno muziekteken in de psalmen  sela(h)
muziekteken – balk, fermate, kruis, mol, noten, rust, segno, sela, sleutel
muziektempel  odeon
muziektempo  adagio, agitato, allegro, allegretto, andante, impetuoso, largo, legato, lento, moderato, impetuoso, presto, rallentando, ritenuto
muziektermen –
3 alt, dur, piu
4 aria, brio, coda, duet, fuga, jazz, none, poco
5 assai, blues, canon, dolce, etude, forte, frase, galop, gamba,
grave, largo, lento, mesto, mezzo, molto, mosso, motet, octet,
opera, piano, prime, rondo, scala, segno, sordo, tempo, tenor,
terts, thema, tutti
6 adagio, arioso, brioso, cantor, celere, chiave, dacapo, decime,
fiacco, finale, legato, majeur, menuet, mideur, octaaf, opmaat,
orkest, pavane, presto, pronto, rubato, septet, sextet, solist,
sonata, sonate, tenuto, terzet, thesis, timbre, tonica, triool,
triste, vivace
7 agitato, allegro, amabile, amoroso, andante, animato, ardente,
arietta, atonaal, bariton, battuta, calando, cantate, canzone,
caprice, discant, dolendo, fanfare, fermate, forzato, furioso,
gamelan, gavotte, giocoso, lamento, manuaal, marcato,
mazurka, melodie, monodie, morendo, musette, partita,
passage, pesante, pomposo, portato, prelude, retical, requiem,
ripresa, romance, scherzo, seotime, septool, solfege, sopraan,
sordino, syncope, toccato, tremolo, unisono, vibrato
8 arpeggio, berceuse, bitonaal, bombarde, burletta, cantando,
cavatine, chaconne, continuo, decomole, delicato, doloroso,
ensemble, esaltato, generoso, grazioso, interval, libretto,
madrigal, maestoso, marcando, moderato, nocturne, obligato,
operette, paslando, portando, rapsodie, register, rigoroso,
ritenuto, serenade, sforzato, sonatine, sourdine, stacato,
stemvork, symfonie, tardando, tomoroso, vibreren, vigoroso,
violente
9 adagietto, andantino, barcarole, cantabile, cantilene, capriccio,
crescendo, dissonant, extempore, flageolet, glissando,
grandioso, grondtoon, imbroglio, impetuoso, lacrimoso,
lamentoso, larghetto, metronoom, modulatie, monotonie,
oratorium, ouverture, parafrase, partituur, pastorale, pizzicato,
ponderoso, preludium, pressanto, religioso, sforzando,
slentando, smorzando, sostenuto
10 allegretto,bravissimo, coloratuur, deliberato, diminuendo,
expressivo, fortissimo, gondoliera, intermezzo, klaviatuur,
passionato, pianissimo, recitativo, repertoir, resonantie,
ritardando, rondinetto, scherzando, sospirando, strepitoso,
tremolando, tumultuoso
muziekuitvoering – auditie, concert, recital
muziekuitvoering in huis  kamermuziek, grammofoonplatenconcert
muziek voor Hongaarsedans – galop
muziekvorstelling – opera, operette, uitvoering
muziekvorm, instrumentale - canon, canzona, capriccio, chaconne, concert, divertimento, fantasia, fantasie, fuga, invention, ouverture, passacaglia, preludium, ricercare, suite, symponie, toccata
muziekvorm, vocale - aria, cacia, chanson, koraal, lied, madrigaal, mis, motet(us), opera, oratorium, passie, recitatief
muziekwerk  opus
muziekwetenschap  musicologie
muziekwoede  melomanie
muziekzetting  arrangement, bewerking
muzikaal drama  opera, oratorium
muzikaal episch  dramatisch werk – oratorium
muzikaal stemgeluid - zingen
muzikaal toneelstuk  musical, opera, operette, zangspel
muzikaal werkstuk - opus
muzikaal wonderkind  Mozart
muzikale compositie 
4 aria, duet, fuga, mars, wals
5 étude, motet, polka, rondo, suite
6 bolero, elegie, marche, menuet, sonate
7 cantate, gavotte, mazurka, prélude, romance
8 cavatine, nocturne, potpouri, rapsodie, serenade, sonatine,
symphonie
9 barcarole, madrigaal, overture, pastorale, polonaise,
rhapsodie, sarabande
10 tarantella
muzikale figuur  kwartool, quintool, sextool, triool
muzikale hand  klavier
muzikale hoofdgedachte  thema
muzikale hulde  aubade, serenade
muzikale interpunctie - fasering
muzikale toonafstand  kwart, kwint, none, octaaf, secunde, terts, septime,, sext
muzikale versiering - agrement
muzikale volzin - periode
muzikant  zie: musicus
muzisch  kunstgevoelig
myalgie  spierpijn
myastenle.(myasthenie)  spierzwakte
mycelium  zwamvlok
mycovieten – fungie
myoop - kippig
myopie  bijziendheid, kortzichtigheid
myria  tinduizendvoud
myriade  tienduizendtal
mysterie  enigma, raadsel, verborgenheid
mysterieus - duister
mystiek – geheim(zinnig), verborgen
mythe  fabel, godenverhaal, kletspraatlegende, sage
mythisch  zie:mythologisch
mythische vogel  feniks, phoenix
mythologie  fabelwereld, godenleer, mythenleer
mythologisch bewaker met 100 ogen  Argus
mythologisch dier  Hydra, Pegasus, Cerberus
mythologisch dier met veel koppen  Hydra
mythologisch land  Atlantis
mythologisch monster  Charybdis, Hydra, minotaurus, weerwolf
mythologisch paard  Pegasus, Sleipnir
mythologisch schip  Argo
mythologisch wezen – alf, centauer, draak, eenhoorn, elf, engel, fee, griffioen, halfgod, heros, muze, nimf, reus, trol
mythologische figuur –
2 Ra,
3 Ate, Gea, Hel, Ida, Ino, Ion, Nux, Nyx, Ops, Pan, Ran, Sol,
Tyr
4 Abas, Acis, Ajax, Amor, Apis, Ares, Argo, Asen, Auge, Baäl,
Bias, Ceyx, Clio, Dido, Dike, Echo, Enyo, Eris, Eros, Fama,
Faun, Gaea, Gaia, Hebe, Hera,Hero, Hyas, Idas, Iole, Iris, Isis,
Itys, Juno, Lara, Leda, Leto, Leus, Loki, Luna, Maia, Mars,
Mors, Muze, Nike, Nimf, Nixe, Odin, Rhea, Thor, Tros, Tyro,
Zeus
5 Aedon, Aegir, Aeson, Ageve, Ammon, Anius, Arcas, Argos,
Argus, Arion, Arius, Athos, Atlas, Attis, Braga, Bragi, Cacus,
Ceres, Chloë, Circe, Creon, Damon, Danae, Diana, Dione,
Donar, Doris, Eolus, Epeus, Erato, Fides, Flora, Freya, Gerda,
Gorgo, Gyges, Hades, Hagen, Helle, Heros, Hodur, Horae,
Horus, Hugin, Hylas, Hymen, Iduna, Iphis, Irene, Irmis, Iulus,
Ixion, Janus, Jason, Labda, Lamia, Lason, Lethe, Liber, Libya,
Linus, Magog, Manto, Maron, Medea, Metis, Midas, Minos,
Moira, Momus, Musae, Niobe, Njord, Orcus, Orion, Paean,
Pales, Paris, Picus, Pluto, Remus, Sater, Satyr, Sinon, Suade,
Thaïs, Thebe, Titan, Tyche, Venus, Veste, Widar, Wodan,
Zetes
6 Admete, Adonis, Aeacus, Aeetes, Aegeus, Aeneas, Aeolus,
Agenor, Aglaia, Alecto, Apollo, Athena, Athene, Atossa,
Atreus, Augias, Aurora, Balder, Battus, oreas, Byblis,
Cadmus, Camens, Castor, Charon, Chione, Clotho, Clytia,
Cronus, Cupido, Cybele, Daphne, Egeria, Erinna, Euadne,
Europa, Faunus, Geryon, Haemon, Hecabe, Hecate, Hector,
Helena, Helios, Helius, Hellen, Hermes, Hestia, Icarus, Ilione, Iolaus, Ismene, Latona, Lichas, Lucina, Lyaeus, Lycaon,
Mavors, Medusa, Menthe, Mestra, Mopsus, Myrrha, Neleus,
Nereus, Nessus, Nestor, Oberon, Oeneus, Oenone, Osiris,
Pallas, Peleus, Pelias, Pelops, Perses, Phoebe, Plutus, Pollux,
Pomona, Pontus, Procne, Pythia, Rhesus, Sciron, Selene,
Semele, Stator, Tereus, Tethys, Teuser, Thalia, Themis,
Thetis, Triton, Trivia, Tydeus, Ulixes, Urania, Uranus
7 Achates, Admetus, Aesacus, Agathon, Alcaeus, Alcides,
Alcmene, Alcyone, AthaeaAmphion, Antaeus, Antilope,
Arachne, Ariadne, Artemis, Astarte, Asteria, Atropos,
Bacchus, Bellona, Briseis, Bromios, Busiris, Calchas, Calipso,
Camanae, Cepheus, Chloris, Cleobis, Coronis, Cydippe,
Daphnis, Demeter, Electra, Elpenor, Erigone, Euterpe,
Fortuna, Galenus, Glaucus, Gorgias, Helenus, Hesione,
Hippias, Hypatia, Iapetus, Icarius, Inachus, IocasteJuturna,
Laertes,us, , Laodice, Latinus, Lavinia, Leander, Lynceus,
Machaon, Megaera, Melissa, Melitta, Minerva, Misenus,
Mithras, Musaeus, Nemesis, Nephele, Nerthus, Numitor,
Oceanus, Ocyrhoe, Oedipus, Omphale, Orestes, Orpheus,
Panacea, Pandora, Pelides, Perseus, Phaedra, Phineus,
Phoebus, Phrixus, Pleione, Pluvius, Prianus, Priapus, Procris,
Proteus, Pylades, Pyramus, Pyrrhus, Romules, Sirapis,
Silenus, Stentor, Telamon, Thaumas, Theseus, ThestorTroilus,
Ulysses, Victrix, Zagreus
8 Achilles, Acontius, Acrisius, Adrastus, Aglaurus, Agraulus,
Alcestis, Alcinous, Alcmaeon, Amalthea, Antigone, Antinous,
Apsyrtus, Arethusa, Ascanius, Astyanax, Atalante, Calliope,
Callisto, Cambyses, Cassiope, Cephalus, cerberus, Cercopes,
Cynosura, Daedalus, Damocles, Dardanus, Deianira,
Deiphobe, Diomedes, Dionysus, Endymion, Eumolpus,
Euryales, Euryclea, Eurydice, gradivus, Harmonia, Heracles,
Hercules, Hermione, Hersillia, Hesperia, Hesperus, Hyperion,
Ilithyia, Iphicles, Justitia, Labdacus, Lachesis, Laodamia,
Laomedon, Libertas, libitina, Lycurgus, Macareus, Melampus,
Meleager, Menelaus, Meriones, Morpgeus, Nauplius,
Nausicaa, Neptunus, Odyseus, Oenomaus, Oopheltes,
Palaemon, Pandarus, Pelasgus, Penelope, Pentheus, Perimele,
Poseidon, Quirinus, Salmacis, Sarpedon, Saturnus, Silvanus,
SisyphusTantalus, Telephus, Terminus, Thanatos, Thespius,
Thestius, ThyestesTiresias, Victoria, Volcanus, Vulcanus
9 Aegisthus, Agamemnon, Alexander, Amphitryo, Anaxarete,
Andromeda, Androgeos, Aphrodite, Aristaeus, Asclepius,
Autolycus, Automedon, Callirhoe, Candaules, Cassandra,
Cassiopea, Concordia, Daedalion, Deiphobus, Demodocus,
Deucalion, Ephialtes, Epictetus, Felicitas, Galanthis,
Ganymedes, Hasdrubal, Hippolyte, Hypsipyle, Idomeneus,
Leucoppus, Leucothoe, Lycomedes, Melanippe, Melpomene,
Menoeceus, Mercurius, Mnemosyne, Narcissus, Palamedes,
Palinurus, Pandrosus, PantroclusPhantasus, Philomela,
Polydorus, Polynices, Pygmalion, Salmoneus, Smintheus,
Telegonus, Thersites, Tisiphone, Tynrareus, Vulgivaga
10 Amphiaraus, Andromache, Antilochus, Coriolanus,
Cyparissus,Empedocles, Epimetheus, Erechtheus, Galanthias,
Galinthias, Heliodorus, Hephaestus, Hippodamea, Hippolytus,
Hippomedon, Hippomenes, Hyacinthus, Magnamater,
Melicartus, Nehalennia, Persephone, Polyphemus, Procrustes,
Prometheus, Telemachus
11 Aesculapius, Aristodemus, Bellerophon, Hypermestra,
Terpsichore, Triptolemus
mythologische held  Hercules
mythologische hellehond  Cerberus
mythologische koning  Tantalus
mythologische koning van Frygle  Midas
mythologische koningin  Semiramis
mythologische onderwereld  Tartarus, Hades
mythologische plaats der Goden  Olympus
mythologische reus  cycloop
mythologische ring  Draupnir
mythologische speer  Gungnir
mythologische stad - Troje
mythologische toegang tot de onderwereld - avernus
mythologische tovenares  Medea
mythologische vogel  Feniks, griffioen, phoenix, stymphalide
mythologische vrouw  Pandora
mythologische wachter met 100 ogen - Argus
mythologische wolf  weerwolf

N

na - achter, bij, dichtbij, volgend
na aan het hart - geliefd, dierbaar
na afloop – achteraf, nadat
na afloop praten - napraten
na aftrek van de kosten - netto
na bepaalde tijd - later
na de dood - postuum
na de geboorte - postnataal
na één jaar - p.a. (postannum)
na gewone tijd - laat
na twaalf uur - n.m., (Eng.) p.m.
na verloop van - na(dat)
na verloop van tijd - daarna, later
naad – hechting, kier, las, reet, scheiding, torn, voeg
naad in rok - spleet
naaf - aad, as, aspunt, spil
naaidopje - vingerhoed
naaien – handwerken, hechten, naaldwerken, verstellen
naaigereedschap - draad, garen, garnituur, haak, naald, oog, schaar , speld, speldenkussen, stopnaald, vingerhoed
naaigerei – centimetergaren, haak(je), knoop(je) naald, rijggaren, schaar, speld, stopnaald, vingerhoed
naaimand - handwerkmand
naaister - costumière, coupeuse, grisette, handwerkster, mestikster, midinette, modinette
naaister in confectie-atelier - modinette
naaister in een Parijs atelier – midinette
naaiwerk - verstelwerk
naakt – adamskostuum, bloot, kaal, onbedekt, onbegroeid, onbehaard, ontbloot, ongekleed, ontkleed
naaktbloeier - herfsttijloos
naaktbloemig - nudiflorus
naaktcultuur - nudisme
naaktheid - adamskostuum, nuditeit, paradijskostuum
naaktkieuwige weekdieren - eoliden
naaktlopen - streaken
naaktloper - adamiet, naturist, nudist
naaktloperij - nudisme
naaktstudie - naaktschilderij
naaktvarens - polypdiaceën
naaktzadig - gymnosperm
naaktzadigen - coniferen, ceder, cypres, den, gymnospermen, jeneverstruik, lork, mastboom, pijn(boom), spar, taxis, varen .
naald - gedenkteken, gedenkzuil, obelisk, priem, speld, spits, stift, wijzer, zuil
naaldaar - setaria
naald van een balans - evenaar
naaldboom - conifeer, ceder, cypres, den, ijf, jeneverstruik, lariks, lork, mastboom, pijn(boom), spar, taxus, varen
naaldbomenwoud in Siberië – taïga
naaldbos - dennenbos
naaldenkervel – scandix
naaldgaatje – oog(je)
naaldkunst - borduurkunst, borduurwerk
naald of priem - als
naaldsteek - acupunctuur
naàldtekening - ets, gravure
naaldvak – borduren, breien, haken, naaien
naald van een balans – evenaar
naald van een klok - wijzer
naaldvissen - syngmathidae, zeenaalden, zeepaardjes
naaldvormig - pyramidaal
naaldvormige steen – monoliet, obelisk
naaldwerken - borduren, breien, haken, naaien
naam - aanduiding, bekendheid, benaming, beroemdheid, eer, faam, nomen, renommee, reputatie, publiciteit, roep, roem, titel, van
naam aanduiden - noemen
naam , Arab. – Ali, Omar
naam, naar de - nominaal
naaldwoud ,Siberië) - taiga
naam in Openbaring genoemd - Magog
naam, naar de - nominaal.
naam geven - noemen, heten
naamgeving – benaming, doop
naam in openbaring genoemd - Magog
naam van Amerikaans president – Coolidge, Eisenhower, Johnson, Kennedy, Lincoln, Nixon, Obama, Rooseveld, Truman,
Washington, Wilson
naam van Amerikaanse volkszangeres - Baez
naam van apostelen - Andreas, Bartholomeüs, Filippus, Jacobus, Johannes, Lucas, Mattheüs, Nathanaël, Paulus, Petrus, Simon, Thomas, Thaddeüs
naam van Arabisch vorst - AIi, Omar
naam van bekende diamant - Kohinoor, Cullinan, Excelsior, Orlow, Grootmogel, Regent, Sancy, Florentijner, Wittelsbach, Shah, Paragon
naam van diamanten die meer dan 100 karaat wegen – paragon
naam van een bekende dierentuin - Artis, Blijdorp, Burgers, Ouwehand
naam van belasting - grondbelasting, inkomstenbelasting, loonbelasting, successierechten
naam van Belgische toneelspeler - Sion
naam van Ceres - Demeter
naam van de eerste letter van het Griekse alfabet - alpha
naam van dertien pausen - Leo
naam van de keizer van Duitsland - Wilhelm, Otto, Karel, Ferdinand, Frederik, Sigismund
naam van de Keizer van Ethiopië - Negus
naam van de laatste letter van het Griekse alfabet - Omega
naam van de Messias - Immanuel
naam van een bioscoop - City, Odeon, Apollo, Tuschinski
naam van een boek - titel
naam van een Boheems geestelijke - Hus
naam van een bos - 1o, 1oo, woud
naam van een dagblad - A.D., Handelsblad, Parool, Trouw, Waarheid, Telegraaf, Volkskrant,
naam van een diamant - kohinoor
naam van een Engels koningshuis - Tudor, Stuart, Windsor, Hannover
naam van een Franse koning - Henri, Louis, François, Charles
naam van een gebouw in Amsterdam - Beurs, Munt, Paleis, Rai, Rijksmuseum, Westertoren
naam van een gebouw in Leiden - Lakenhal
naam van een gebouw in Madrid - Prado
naam van een gebouw in Milaan - Scala
naam van een gebouw in Rotterdam - Doelen, Euromast
naam van een gebouw in Utrecht - Domtoren, Jaarbeursgebouw
naam van een gewrichtsziekte - leewater
naam van een graaf - Dirk, Filips, Floris, Jan, Karel, Willem
naam van een gravin - Ada, Amalia, Jacoba, Margaretha
naam van een heldendicht - Aeneis, Beowulf, Edda, Ilias, Odyssee
naam van een hoogte - berg, donk, gaast, geest, hil, terp, top, vluchtheuvel,wierd, woerd
naam van een kalief - Ali, Omar, Haroen
naam van een kerkhervormer - Calvijn, Luther, Hus, Wiclif, Zwingli,
naam van een kleine stroom - Aa, Ee
naam van een Mexicaanse minister- Casperios
naam van een museum in Amsterdam - Rijksmuseum, Tropenmuseum
naam van een museum in Den Haag - Mauritshuis, Mesdag
naam van een museum in Leningrad - Hermitage
naam van een museum in Londen - Tate
naam van een museum in Rotterdam - Boymans
naam van een museum in Utrecht – Brandweermuseum, spoorwegmuseum
naam van een planeet - Aarde, Mars, Mercurius, Neptunus, Jupiter, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus
naam van een opera - Aida, Carmen, Faust, Fidelio, Manon, Tosca, Othello, Oberon, Zauberflöte
naam van een papagaai - lorre
naam van een reusachtig dier - Behemot(h)
naam van een Romeins keizer - Antonius, Augustus, Claudius, Galigula, Hadrianus, Nero, Severus, Titus, Tiberius, Trajanus
naam van een schildersfamilie - Maris, Toorop, Israëls, Breughel
naam van een Spartaanse koning - Leonidas
naam van een Spartaanse koningin - Agis
naam van een ster - Acharnach, Alcor, Aldebaran, Algol, Altair, Antares, Arcturus, Betelgeuze, Capella, Castor, Deneb, Denebola, Fomalhout, Gemma, Mira, Mizar, Pollux, Poolster, Procyon, Regulus, Rigel, Sirius, Spica, Unuk, Wega,
naam van een sterrenbeeld - Andromeda, Wagen, Orion, Waterman, Weegschaal, Steenbok, Schutter, Ram, Tweelingen, Pegasus, Cassiopeia, Adelaar (of Arend), Draak, Boötes (of Berenhoeder), Zwaan, Dolfijn, Hercules, Jachthonden, Kreeft, Leeuw, Perseus, Lier, Maagd, Schorpioen, Stier, Vissen, Wagenman, Zuidervis, Zevengesternte, Waterman, Walvis, Melkweg, Plejaden
naam van een Thebaans koning - Oedipus
naam van een volk in de oudheid - Assyriërs, Azteken, Babyloniërs, Etrusken, Foeniciërs Inca's, Meden, Perzen
naam van een Zweeds koningshuis - Wasa, Bernadotte
naam van Engeland - Albion
naam van Engelse koning - Hendrik, Richard, George, Henry, Karel
naam van Engelse koningin - Mary, Elizabeth, Victoria
naam van film - thriller, western
naam van Frankrijk - Marianne
naam van geheime bond in Sicilië - Maffia
naam van Indische eilandengroep - Banda
naam van keizer van Ethiopië - Negus
naam van meerdere rivieren - Aa, Ee
naam van museum in München - Pinakothek
naam van oud-Egyptische stad - Busiris .
naam van Pausen - Alexander, Benedictus, Bonifacius, Celestinus, Clemens, Gregorius, Innocentius, Johannes, Leo, Paulus, Pius, Stephanus, Sixtus, Urbanus
naam van 5 Spartaanse overheidspersonen die toezicht moesten uitoefenen op de naleving van de wetten - eforen
naam van tijdschriften - magazine
naam van zeer oude stad - Ur
naam voor de stoffen met vitaminewerking - ergon
naam voor een bos - loo
naam voor een fiets - kar
naam voor een losstaand stuk rietland - bod
naam voor een ontginning - rade, rode
naam voor een rustoord - Elim
naam voor een stekelige heester - braam, berberis
naam voor Noach - Noë
naam voor oud-Turkse waardigheid.- Beg, Beij
naam voor oud-Zweedse waardigheid - Cöspërs
naamboek - onomasticon
naambord - naamplaat
naambord boven een winkel - uithangbord
naamcijfer - monogram
naamdag - verjaardag
naamdicht - acrostichon
naamgenoot - genan, genant, genante
naamgever aan een werelddeel - Amerigo
naamgeving - benoeming, denominatie, doop,
naamgeving volgens vaste regels - nomenclatuur
naamindeling - nomenclatum
naamkunde - onomastiek
naamlijst - index, kohier, nomenclatuur, onomasticon, register, rol, tabel
naamlijst op een schip - monsterrol
naamloos - anoniem, ongetekend, n.n.
naamloosheid - anonimiteit
naamloze vennootschap - N.V., (Eng.) Ltd, (Frans) SA, (Duits) AG.
naamplaat - naambord
naamregister - nomenclatuur
naamroof - laster
naamrovend - lasterlijk
naamsoverdracht - metonymie
naamsverandering - autonomasia
naamtekening - handtekening, signatuur, ondertekening
naamval - ablatief, accusatief, casus; datief, genitief, nominatief, vocatief
naamval, 1e – nominatief
naam verandering - omdopen
naamvers - acrostichon
naamwisseling – antonomasia, metonymie
naamwoord - nomen
naamwoordelijk - nominaal
naamwoordelijk deel van het gezegde - predikaatsnomen
na-apen - imiteren, nabootsen, nadoen, navolgen
na-aperij - imitatie, nabootsing, navolging
naar - luidens, volgens
naar – affreus, akelig, bar, belabberd, benauwd, beroerd, doods, droevig, ellendig, eng, guur, lamlendig, lastig, misselijk, onaangenaam, onbehaaglijk, onfris, onpasselijk, onprettig, onwel, rot, slechtvervelend, somber, treurig, triest(ig), vervelend, volgens, walgelijk, wee, ziekelijk
naar aanleiding van - n.a.v., ingevolge, tengevolge
naar achteren – achteruit, terug
naar adem snakken - hijgen
naar alle kanten - rondom, overal
naar bed gaan – rusten, slapen
naar behoren - correct, goed, juist, netjes, terdege, terecht, voldoende
naar believen - desgewenst
naar beneden gaan - (af)dalen, dalen, neer, neergaan, omlaag, teneer, zakken
naar beneden glijden - afglijden
naar billijkheid - e,a.e.b.
naar binnen – erin
naar binnen gaan - ingaan
naar binnen gericht - introvert
naar boven - omhoog, op(waarts)
naar boven gaan - klimmen, rijzen, stijgen,
naar boven klauteren - klimmen
naar boven toelopend - taps
naar buiten – eruit
naar buiten doen - luchten
naar buiten gericht - extrovert
naar de kant - opzij
naar de letter - letterlijk, scrupuleus
naar de moeder genoemd – metronymisch
naar de regel – gebruikelijk, gewoon
naar de regelen der kunst - s.a.
naar de vijand overlopen - deserteren
naar de vorm - formeel
naar de waarheid - eerlijk, oprecht
naar deze plaats - hierheen
naardien – aangezien, omdat, vermits
naar die plaats – daarheen
naar en ziekelijk - akelig
naar evenredigheid - navenant, proportioneel, rata, rato
naargeestig – akelig, bekommerd, droevig, luguber, somber, treurig
naar gelang - naarmate, navenant, overeenkomstig
naar genoegen – tevreden, voldaan
naar goeddunken - ad lib.
naar goedvinden - ad libitum
naarheid - akeligheid, ellende
naar het genoemde toe - erheen
naar het getal – numerair
naar het hoogste - climax
naar het midden toe - mediaal
naar het nummer - numeriek
naar het punt van uitgang - terug
naar hun mening - n.h,m.
naar ik meen - m.i.
naarling – beroerling, engerd, etre, etter, klier, lelijkerd, loeres, mispunt, secreet, spook
naar mate van - naargelang
naar meisje - nest
naar mens - naarling
naar mijn bescheiden mening - n.m.b.m.
naar mijn mening - n.m.m.
naar mijn mening - m.i.
naar omhoog (Lat).- sursum, hemelwaarts, omhoog, stijgen
naar omlaag - neder, neer, terneer
naar onze mening - o.i.
naar raad luisteren – horen
naar schepsel – engerd, etre, naarling
naar twee kanten - bilateraal
naar verhouding - betrekkelijk, relatief, evenredig, proportioneel naar waarheid - eerlijk, oprecht
naar wij menen - o.i.
naardien - omdat, naar, aangezien, daar
naargeestig - akelig, beklemmend, bekommerd, hypochonder, somber, treurig, zwaargeestig,
naargeestigheid - hypochondrie
naargelang - naarmate, navenant, overeenkomstig
naarheid - akeligheid, afgrijselijkheid, ellende
naar het getal - numerair
naar het punt van uitgang - terug
naarling - aterling, être, engerd, etter, etterling, klier, loeres, mispunt, spook
naarmate - naargelang, volgens
naar omlaag - neder
naarstig – actief, arbeidzaam, diligent, gehaast, laboreus, nijver, werkzaam, noest, ijverig, vlijtig, vlug
naarstigheid - vlijt, ijver
naar te hopen is hopenlijk
naar twee kanten - bilateraal
naar twee kanten gericht - polair
naar verhouding - advenant, betrekkelijkevenredig, relatief
naar verhouding gelijk – evenredig
naar voen brengen - lanceren
naar waarheid - eerlijk, oprecht
naar wat – waarheen
naar wens – goed, wel
naar wezen – etre
naar zich toehalen - trekken
naast – afzijdig, benevens, bezijden, dichtbij, dichtst, intiemst, kortst, mis, nabij, neven, nevens
naastbestaande - bloedverwant, familielid
naast de deur - vlakbij
naast elkaar op dezelfde lijn plaatsen - juxtaponeren
naaste – buur, evennaaste, evenmens, geloofsgenoot, medemens, volksgenoot
naaste bloedverwanten van moederszijde - cognaten, spillemagen
naaste bloedverwanten van vaders zijde - agnaten
naast elkaar op dezelfde lijn plaatsing – juxtapositie
naast elkaar schikken – vlijen
naast of langs - terzijde
naaste medewerkers - staf
naasten - annexeren, inpikken, toe-eigenen
naastenliefde - caritas
naaste omgeving - heem, omtrek
naaste omgeving van Amsterdam - Amstelland
naaste omgeving van Arnhem - Veluwe(zoom)
naaste omgeving van Breda - Baronie
naaste omgeving van Groningen - Ommelanden
naaste omgeving van Hilversum - Gooi(land)
naaste omgeving van Parijs - Banlieu
naaste omgeving van 's-Hertogenbosch - Meierij
naaste omgeving van Zutphen  - Graafschap
naasten - annexeren, toe-eigenen
naastenliefde - agapé, caritas, mensenliefde
naast gelegen – aangrenzend, belendend
naast wonende - buur (man), vrouw
naatje – pet, waardeloos
nabauwen - herhalen
na bepaalde tijd - later
naber - buur
nabericht - naschrift, postscriptum, P.S.
nabestaande - bloedverwant, familielid, maag
nabetrachting - epiloog, meditatie, nabeschouwing, overdenking
Nabloes - Nabelus, Sichem
nabij - naast, dichtbij, ongeveer, omtrent
nabijgelegen - aangrenzend
nabijheid – buurt, dichtbijzijn, nabuurschap,omgeving, omtrek, proximiteit
nabijliggend - dichtbij
nablaffen - naschreeuwen, nalopen
nablijven – overblijven, schoolblijven
nablikken - naoben
nabloeien - epigonisme
nabloeier - epigoon
nabob - onderkoning, gouverneur
nabootsen - imiteren, na-apen, nadoen, navolgen, namaken, pasticheren, reproduceren, simuleren
nabootsen van een toestand - simulatie
nabootsend woord - onomatopee
nabootser - imitator
nabootsing - afbeelding, beeld, conterfeitsel, facticiteit, imitatie, konterfeitsel, mimesis, na-aperij, navolging, parodie, reproductie, simulatie
nabootsing der aarde - georama, globe
nabootsing, luchtige - parodie
nabootsing van klank in woord - onomatopee
nabootsing van mens of dier in hout, metaal enz. - beeld
naboth - stijfkop
naburig - aangrenzend, aanliggend, belendend, contigu, dichtbij, naastgelegen, nabijgelegen, omliggend
nabuur - buur, buurman
nabuurschap – nabijheid
nabijheid – proximiteit
nacht - (Lat) nox
nacht met volle maan - maannacht
nacht van 30 april op 1 mei - Walpurgisnacht
nachtblindheid - hemeralopie
nachtbraker – doorzakker, fuifnummer
nachtclub - bar, dancing, disco, floorshow,
nachtdier - vleermuis, uil
nachtduivel - incubus
nachtmerrie nachtegaal - filomeel
nachtegaal rietzanger - snor
nachtelijk - duister, donker
nachtelijk feestmaal - reveillon
nachtevening - aequinocition
nachtgeest - spook
nachtgewaad - babydoll, hansop, nachthemd, nachtjapon, negligé, pon, py(j)ama, slaapmuts
nachtgezicht - nachtvisioen,
nachthagedis - gekko
nachthuis - nachtcafé, speelhuis
nachthuisje - kompaskast
nachtkleding - hansop, pon, pyama, pyjama, nachthemd
nachtkwartier - logies
nachtlamp - nachtlicht
nachtlampje - pelita
nachtleger - bed, bivak, brits, sponde, nachtverblijf
nachtleger van soldaten - bivak
nachtleger van vliegend wild - roest
nachtloper - lichtmis
nachtmaal - avondmaal, H.A.
nachtmannetje - duivel, geest, spook
nachtmerrie - alf, angstdroom, bietebauw, cauchemar, incubus, kwelgeest, maar
nachtmuts - slaapmuts
nachtmuziek - serenade, nocturne
nachtorchis - platanthera
nachtpauwoog - saturnia
nachtpermissie (mil.) - nachtverlof
nachtronde – patrouille
nachtroofdier - jakhals
nachtroofvogel - uil
nachtrust - slaap
nachtschade - aardappel, solanum
nachtschade-achtige plant - aardappel, bilzenkruid, doornappel, dolkruid, petunia, tabak, tomaat, wolfskers
nachtschaden - solanaceeën
nachtspiegel - po, pot
nachtstuk - nocturne
nachtstudie - lucubratie
nachtteken - Kreeft, Maagd, schorpioen, Steenbok, Stier, Vissen
nachtuil - nachtvlinder, stommerik, nachtwaker
nacht van 30 April op 1 Mei – Walpurgisnacht
nachtverblijf – bed, logement, logies, hotel, motel, herberg, slaapkamer
nachtverblijf van een leger - bivak, kampement, kwartier
nachtverblijf verlenen - huisvesten, herbergen
nachtvliegtuig - moonliner
nachtvlinder - chilo, clix, kol, lichtmot, pistooltjeplusia, rietuil, roesje
nachtvlinders - heterocera
nachtvogel - geitenmelker, kerkuil, nachtzwaluw, oehoe, ransuil, uil
nachtwacht - klepperman
nachtwake bij een dode - vigilie
nachtwerk - lucubratie
nachtwerker - rioolruimer, ruimer, sekreetruimer
nachtzwaluw - caprimulgus, geitenmelker, ratelaar
nacijferen - uitrekenen, nagaan
nadagen – herfst
nadat - daarna
nadat de stad Rome gesticht is - P.R.C.
na de dood - postuum
nadeel - afbreuk, bezwaar, maar, scha(de), strop, verlies
nadelig - ongunstig , onvoordelig, schadelijk
nadelig resultaat - verlies
nadelig saldo - deficit
nademaal - aangezien, daar, naardien, omdat, vermits
nadenken – bezinnen, nagaan, peinzen, piekeren, overdenken, overwegen, verzinnen
nadenkend – pensief, peinzend, mijmerend
naden van een schip dichtslaan - kalamaaien
nadenkend – pensief
nadenken over – overwegen
naden lossnijden - tornen
nader - dichterbij, korter, nauwkeuriger
nader beding – clausule
naderbij - dichterbij
nader overeenkomen - naregelen
naderbij komen - naderen, naken, genaken
nadere omstandigheid - bijzonderheid, eigenaardigheid, toevalligheid
naderen – aankomen, (ge)naken, komen
naderend –dreigend
nadernd onheil – gevaar, onheil
naderen met grote stappen - aanbenen
naderhand – achteraf, daarna, later, mettertijd
nadering - aankomst, aantocht, advent, applaus, komst
nadezen - hierna, later
nadien – achteraf, daarna, erna, later, naderhand, sedertdien, vervolgens
na die tijd - nadat
nadir – voetpunt
na dit leven - hiernamaals
nadoen - imiteren, naäpen, nabootsen, navolgen
nadoenerij - navolging, naäperij
nadruk - aandrang, accent, emfase, klem, klemtoon, kracht, reprint
nadruk (muz.) - thesis
nadruk leggen - accentueren, beklemtonen
nadrukkelijk - instantelijk, krachtig, pertinent, stellig
nadrukkelijk (muz.) - marcato
nadrukkelijke verklaring - belofte, eed, gelofte
nadrukken – reprinten
nadrukleggen - accentueren
na-eter - ketelaar
nafta - petroleumether
naftanon, derivaat van - nafteenzuur
naga - brilslang, cobra, naja
nagaan - behartigen, bepeinzen, bespieden, bewaken, checken, controleren, inspecteren, nazien, onderzoeken; overwegen, volgen, wikken
nagalmen - weerklinken
nagalm - echo, resonantie, weerklank
nagapen - nastaren
nageboorte - moederkoek, placenta
nageboorte van een merrie - haal
nageboortenleer - deuteroiogie
nagebootst - nagemaakt
nagebootst antiek - novantiek
nagebootst kippenei - nestei
nagedachte - overweging
nagedachtenis - aandenken, herinnering, memoriam, memorie, necrologie
nagedachtenis (ter) - in memoriam
nagekomen - gestand
nagel – bout, klinkbout, naald, onyx, pen, pin, spijker, stift, unguis
nagelaandoening - leukonychie, onychrogryphosis, paronychie
nagelaten indruk – moet, spoor
nagelbloem - anjelier, bolderik, giroffel
nagelborstel - polissoir
nagelen – vastspijkeren
nagelijzer - doorslag
nagelkaas - komijnenkaas
nagelkleurmiddel - henna
nagelkruid - egelkruid, geum, penningkruid, wederik
nagelpijn - onychia
nagelsmid - spijkermaker
nagelsteen - onyx, nagellak - hyacint
nageltak - hyacint
nagelvast – aardvast, spijkervast
nagelvoor hout - spijker
nagelziekte - onychoses
nagemaakt – geimiteerd, imitatie, kunstmatig, nagebootst, onecht, postiche, pseudo, vals
nagenoeg - bijkans, bijna, omstreeks, ongeveer, schier, temee, temet, zo goed als, vrijwel
nagerecht - blanc-manger, dessert, fruit, gebak, kaas, koffie, hangop, koffie, kwark, pap, pudding, rabarber, sorbet, taart, toespijs, toetje, vla, ijs, vruchten
nageslacht - afstammeling, dochter, kind, nakomeling, oir, oor, telg, zoon, nazaat, na(kroost), zaad
nagewas – nateelt
na gewone tijd - laat
nagras - etgras, etgroede, etgroen, nasnede, toemaat
nahouden - nageven, verwijten
naïef - argeloos, eenvoudig, goedgelovig, kinderlijk, natuurlijk, onbedorven, ongekunsteld, onnozel, onschuldig, onrijp, simpel, trouwhartig
naïef meisje - ingénue
naijlen - narennen
naijver - afgunst, animositeit, emulatie, jaloersheid, jaloezie, kif, nijd, wangunst, wedijver
naijverig – afgunstig,
naïveteit - argeloosheid, eenvoud, openhartigheid, onnozelheid, onschuld, onschuldigheid
naja - brilslang, cobra, naga
najaar - herfst
na een jaar - p.a.
najaarsdag – herfstdag
najaarsmarkt – herfstmarkt
najaarsmis - herfstmis
najaarsschoonmaak - uithaal
najaarsstorm - herfststorm, novemberstorm
najaarstint - herfsttint, najaarskleur
najade- bronnimf, nimf, waternimf
najadacee - nimfkruid
najagen - achtervolgen, nazitten, streven, vervolgen
najool - napret
najouwen – naroepen, naschreeuwen, uitjouwen
nakaarten - napraten
naken - naderen, genaken
nakend - bloot, genakend, naakt, naderend, ongekleed
nakie – adamscostuum, blootje
nakijken - controleren, corrigeren, inspecteren, kontroleren, korrigeren, naogen, nastaren, nazien
naklank - echo, galm, nagalm, nawerking, resonantie, weerklank
naklinken – resoneren
naklinkend geluid – echo, nagalm, weerklank
nakomeling - afstammeling, aver, descendant, dochter, kind, nageslacht, naneef, nanicht, nazaat, oir, spruit, telg, zaad, zoon
nakomelingen - kroost
nakomeling van Ezau (Edom) - Edomiet
nakomeling van Ismail - Ismaëliet
nakomeling van Israël - Israëliet
nakomeling van Levi - Leviet
nakomeling van Napoleon - Napoleoniden
nakomeling van Noach - Hamiet, Semiet
nakomelingschap - nageslacht, (na)kroost, oir, posteriteit, zaad
nakomen - houden, naleven, vervullen, volbrengen, volgen
nakomer - spadeling
nakoming - naleving
nakroost - afstammeling, aver, nageslacht, nakomelingschap, nazaat, oir, telg
nakijken - herzien, nazien, onderzoeken, overzien
nalaten - achterlaten, legateren, verzuimen
nalatenschap - boedel, erfenis, legaat, versterf
nalatenschap/deel van... - erfdeel, kindsdeel
nalatenschap krijgen - erven
nalatig - achteloos, ingebreke, laks, lichtzinnig, nonchalant, onachtzaam, schuldig, sloffig, slordig, traag, zorgeloos
nalatigheid - achteloosheid, negligentie, nonchalance, omissie, onachtzaamheid, slordigheid, verzuim, zorgeloosheid
naleven - nakomen, houden, opvolgen, respecteren, voortbestaan, voortleven
naleving - inachtneming, observatie
nalezen - herlezen, overlezen, uitzoeken
naloop – moeite, zorg
nalopen - achternalopen, behartigen, controleren, nakomen, volgen
naloper - gunstbejager, vleier, vereerder
nalopertje - krijgertje
namaak - imitatie, nabootsing, nep, pseudo, surrogaat, vals
namaak glacé - nappa
namaakgoud - doublé, semilor, similor, talmigoud
namaakivoor - eburine
namaakjuweel - stras
namaakschilderij - oleografie
namaaksel - imitatie
namaakzilver – alpaca
namaals – hierna, later
namaken - copiëren, imiteren, kopiëren, nabootsen
namaking - imitatie
namaz - salât
namelijk - n.l., (Lat.) sc, tw., immers, want
nameloos - erg, groot, onnoemelijk, onzegbaar, sterk
namenkunde - onomastiek, onomatologie
namens - vanwege
namiddag - achternoen, nanoen, n.m., p.m.
namiddagdiensten - vespers
namiddagslaapje - siësta
nandoe - rhea
naneef - achterneef, telg, nakomeling, nazaat
nanicht - achternicht
nanisme - nanosomie
nanoen - namiddag
naogen – nakijken, nastaren, nazien, volgen
Naomi, schoondochter van - Orpa, Ruth
nap - bak, bakje, beker, drinkschaal, kom, kroes, mok, napje, schaal
Napels, armenwoningen in - bassi
Napelse ziekte - syfilis
Napelsgeel - loodantimonaat
napijn – nawee
napje - bekertje
napjesdrager - berk, beuk, eik, els, hazelaar, kastanje
napjesdragenden - cupuliferen, fagaceeën
napluizen – navorsen, onderzoeken, snuffelen
napluizer - snuffelaar
Napolitaans bedelaar - lazzarone
Napolitaans geheim genootschap - camorra
Napolitaanse dans - tarantella
nappa - ledersoort, nappaleder
naprater – nakaarter, nazegger
napret - najool
nar - clown, dwaas, geinmaker, gek, grapjas, grappenmaker, guit, hansworst, harlekijn, joker, klown, komiek, kwant, lolbroek, olijkerd, paljas, pias, pierrot, potsenmaker, snaak, zot
narcis - jonquille, paasbloem
narcis achtige plant - agave, amaryllis, amarylidaceeën, clivia, sneeuwklokje
narcoanalyse - hersenspoeling
narcose - bedwelming, verdoving, anesthesie
narcoseleer – anesthesiologie
narcosemiddel - ether
narcoticum - alcohol, cocaïne, drug, hennep, mescaline, morfine, nicotine, opium, stuff
narcotische drank - kawa
narcotine - narcosine, opian, opianine
narcotiseren – verdoven
narcotiseur - anesthesist
narede - epiloog, nawoord, slotrede, slotwoord, sluitrede
narekenen – chechen, controleren
narennen – nalopen
nare vent - lammeling
nargileh - waterpijp
narigheid - akeligheid, ellende, knudde, last, malaise, misère, naarheid, nood, sores, trammelant, trubbel, verdriet
narren – pesten, plagen, sarren, treiteren
narrenattributen - kei, marot, zotskolf
narrenbisschop - ezelpaus
narrenmuts - zotskap
narrenpots - boert, gekkernij, grap
narrenstaf – marot, zotskolf
narrenstok - marot
narrerij - dwaasheid, gekheid, gril
narrig - bits, drenzerig, gemelijk, gram, huilerig, knorrig, lastig, verdrietig
narijden – nazitten, vervolgen
naroepen - najouwen
narwal – walvis
nasaal - neusklank
naschafter – ketelaar
naschilderen – imiteren, kopieren
naschreeuwen - nablaffen
naschrift - n.s., nabericht, postscriptum, p.s.
naschrijven - overschrijven, kopiëren, spieken
naseizoen - herfst
nasi - rijst, padi
naslaan - nakijken
naslagwerk – boek, encyclopedie, flora, handboek, lexicon, Oosthoek, Standaard E., vademecum, woordenboek, W.P., E.N.S.I.E.,
nasleep - stoet, gevolg, effekt, uitvloeisel
nasnede - etgroen, nagras, toemaat
nasnuffelen – nagaan, opsporen, onderzoeken
naspel - coda, epiloog, gevolg, postludium, staartje
naspeuren – nagaan, nasporen, peilen, recherche, uitzoeken
naspeurlijk – doorgrondelijk
naspijs - dessert
nasporen - onderzoeken, speuren, volgen, uitzoeken
nasporing - onderzoek, investigatie, navorsing
naspui – agger, mui
nastaren – nagapen, nakijken, naogen
nasteek - nastoot, riposte
nastoot – riposte
nasturen - nazenden
nat – doordrenktdoorweekt, dras{sig), klam, sap, vloeibaar, vloeistof, vocht(ig)
nateelt – naseizoen
natekenen – uittekenen, overtrekken
natgieten - begoeten
nat grasland – dries
nathals – drinkebroer
natheid - vochtigheid
nat maken - bevochtigen, sproeien
nataliteit - geboortecijfer
naterkruid - adderkruid
natertong - speerkruid, addertong
nathals - dronkelap, drinkebroer
natie - gebied, land, mogendheid, rijk, staat, volk, volksstam
natief - geboortig, ongekleurd, onveranderd
nationaal - nat., landelijk
Nationaal Indonesisch leger - T.N.I.
Nationale industrie - volksnijverheid
nationaal lied - hymne, volkslied
nationaal park - reservaat
nationaal park in Canada - Algonkin
nationaal park in de Verenigde Staten - Josemite, Yellowstone
nationaal park in Nederland - Veluwezoom, Hoge Veluwe
nationaal park in Zuid-Afrika - Kruger-Wildpark
nationaal socialist - bruinhemd
Nationaal Socialistische Beweging - N.S.B.
nationaal spel der Japanners - go
nationaal symbool - koningshuis, vlag
nationaal teken voor Nederlandse vliegtuigen - PH
nationaal voedsel in Italië - spaghetti
nationale drank in Peru - pisco
nationale drank van Frankrijk - wijn
nationale hymne - volkslied
nationale hymne van België - Brabançonne
nationale hymne van Frankrijk - Marseillaise
nationale hymne van Nederland - Wilhelmus
nationale schuld - staatsschuld
nationale sport der Basken - pelote
nationaliteitsbewijs - pas{poort), toeristenkaart
nationaliteitsbewijs van een koopvaardijschipper – zeepas
natkou – kil
natmaken – (be)sproeien, bevochtigendrenken, sprenkelen
Natoena-eilanden, een der - Boengoeran, Padjang
natrekken - achterna reizen, checken, controlerennaspelen
natrekking - accessio
natrekpapier - calqueerpapier
nat rijstveld - sawa
natrium - na.
natriumcarbonaat - soda
natriumchloride - keukenzout, steenzout, zout
natriumhydroxide - natron{loog)
natriumnitraat - salpeter, chilisalpeter
natriumsilicaat - waterglas
natriumsulfaat - glauberzout
natriumtetraboraat - borax
natriumveldspaat - albiet
natriumzout - borax
matonaluminiumsilicaat - natroliet
natriumzout van citroenzuur - natriumcitraat
natron - soda, natriet
natronsalpeter - natriumnitraat, chilisalpeter
natronveldspaat - orthoklaas
natte moeson - regentijd
natte omslag - kompres
natte vuiligheid - smurrie
natte waar - bier, melk, olie, wijn
natte, weke aarde - dras
natten - natmaken, bevochtigen
nattig - dras{sig), klam, klef, vochtig
nattig, bij brood - klef
nattigheid - vocht, vloeistof
nattig koed – kil
nat tot op het bod – kletsnat
nat uit vruchten - sap
natura artis magistra - NAM., Artis
naturalibus, in - (moeder)nacht
naturel - inlander, inboorling, kleurling, mulat, onvermengdpuur
naturist – naaktloper, nudist
natuur - aanleg, aard, geaardheid, gestel, groeikracht, inborst, innerlijk, instinct, karakter, temperament, wezen
natuurbad - Boekelo, Lido
natuurbeginsel - (Chin.) yin, yang, (Grieks) element
natuurbos – woud
natuurboter - roomboter
natuurdrift - instinct
natuurfilosofie - kosmologie
natuurgas – aardgas
natuurgebied - reservaat
natuurgeest - alf, elf, fee, kabouter, trol
natuurgeneeskunde - fysiatrie
natuurgenoot – evenmens, medemens
natuurgetrouwe weergave – eerlijk, facsimilé, levensecht, realistisch, werkelijk
natuurkenner – bioloog
natuurkennis - biologie
natuurkracht - hysiocratie
natuurkunde - fysica
natuurkunde term - p.k. s.g., uitzettingscoëfficiënt, veerkracht, zwaartekracht
natuurkundige - fysicus
natuurkundige - Ampère, Archimedes, Bohr, Celsius, Einstein, Fahrenheit, Heisenberg, Huygens, Lorentz, Newton, Oppenheimer, Pascal, Planck, Réaumur, Torricelli, Volta, Zernike
natuurkundige begrippen - arbeid, gewicht, impuls, impulsie, krachtstoot, massa, moment, s.g., snelheid, versnelling, zwaarte
natuurkundige methode - afkoelingsmethode, bevriezingsmethode
natuurleer - fysiologie
natuurlijk - aangeboren, begrijpelijk, eenvoudig, gezond, ongekunsteld, vanzelfsprekend, verklaarbaar, zeker
natuurlijk bekleedsel - huid, pels, vacht
natuurlijk bos - woud
natuurlijk getal - een, twee, enz.
natuurlijk vermogen om te groeien - groeikracht
natuurlijk waterbekken - baai, golf, meer, oceaan, zee
natuurlijk waterbekken door land ingesloten - meer, ven, plas, poel
natuurlijke begaafdheid - gave, talent
natuurlijke depressie - pol je, uvala, bekken, doline, krater
natuurlijke geaardheid - gestel
natuurlijke depressie in China – Toerfan
natuurlijke gelaatskleur - blos
natuurlijke geschiktheid - aanleg, geaardheid, gestel
natuurlijke historie - aardkunde, delfstofkunde, dierkunde, plantkunde
natuurlijke kleur hebbend - naturel
natuurlijke kloof - canon, ravijn, canyon
natuurlijke krul - naturel
natuurlijke logaritme - ln.
natuurlijke meststof - compost, humus
natuurlijke omgeving - habitaat
natuurlijke openhartigheid - naïviteit
natuurlijke reactie - reflex
natuurlijke toestand/In. . . zijn - rustiek, landelijk
natuurlijke verheffing - berg, heuvel, gebergte
natuurlijke vlotheid - flair, ongedwongenheid
natuurlijke warmtebron - zon
natuurlijkheid - eenvoud, ongedwongenheid, ongekunsteldheid, ingenuïteit
natuurmens - natuurliefhebber
natuurmonument - reservaat; zie ook nationaal park
natuurmonument in Drente - Brandeveen, Uffelterveen Wapserveld,
natuurmonument in Friesland - Rengersmiede
natuurmonument in Gelderland - Hengstdal, Loohuis, Veluwezoom
natuurmonument in Groningen - Metbroek, Westerbroek, Weenderbosch
natuurmonument in Limburg - Genhoes, Mookerheide
natuurmonument in Noord-Brabant - Kampina
natuurmonument in Noord-Holland - IJdoorn, Slufter, Gooilust, Naardermeer, Corversbosch, Spanderswoud
natuurmonument in Overijssel - Wieden, Friezenberg, Buurserzand
natuurmonument in Utrecht - Botshol, Soesterveen
natuurmonument in Zuid-Holland - Merrevliet, Vlietlanden
natuuronderzoeker - botanicus, bioloog, chemicus, fysicus, geomorfoloog, pedoloog, zoöloog
natuurreservaat - natuurmonument
natuursteensoort - basalt, graniet, kalksinter, kalksteen, kwartsiet, lei(steen), marmer, mergel, travertin, travertijn tufsteen, zandsteen
natuur van de mensen - aard
natuurverschijnsel - aardbeving, aardschok, aardverschuiving, avondrood, bliksem, damp, dauw, donder, dooi, eb, eclips, golf, hagel, halo, ijs, ijsregen, ijzel, jachtsneeuw lawine, licht, maanlicht, meteoor, mist, morgenrood, motregen, nacht, nevel, noorderlicht, onweer, regen, regenboog, rijm, rijp, schaduw, sneeuw, sneeuwjacht, sneeuwstorm, storm, straalbreking, vloed, vorst, wind, wolk
natuurvolken - primitieven
natuurvorser – natuuronderzoeker
natuurwetenschappen - realia
natijd - herfst, najaar, naseizoen
na twaalf uur - n.m.
na twaalf uur (Eng.) - p.m.
Naupaktos - Lepanto
nausea - braakneiging, misselijkheid
nautiek - scheepswezen, zeevaartkunde
nauw - benard, benepen, eng, intiem, juist, knellend, krap, nauwelijks; net, nijpend, precies, smal, streng, strikt, zee-engte, zeestraat
nauw begrensd - bekrompen,beperkt, eng
nauw dal - canon, canyon, kloof, ravijn
nauw verbonden - compact, een, innig, inherent, samenhangend
nauw aansluitende broek + kousen - panty, maillot
nauwe doorgang – bergpas, engte, kloof, pas, slop, spleet,steeg, zeeëngte
nauwe doorgang tussen zandbanken – priel, vaargeul
nauwe opening - kier, reet, spleet, split
nauwe opening in de huid - porie
nauwe straat - impasse, slop, steeg
nauwe verwantschap - affiniteit
nauwe vriendschap - affiniteit, liefde
nauwe weg - defilé, pad
nauwe zeestraat - zeeengte
nauwelijks - amper, juist, krap, nauw, net, node, pas, scrupuleus, ternauwernood
nauw en eng – smal
nauwgezet - accuraat, consciëntieus, exact, getrouw, letterlijk, nauwkeurig, nauwlettend, netjes, precies, punctueel, secuur, strikt, stipt, streng, volkomen, zorgvuldig
nauwgezetheid - acribie, precisie, scrupulositeit, striktheid
nauwgezetheid bij taalkundig werk - acribie
nauwkeurig - aandachtig, accuraat, correct, exact, juist, nauwgezet, nauwlettend, net, precies, prompt, secuur, stipt, strikt, volkomen, zorgvuldig
nauwkeurig afmeten - afpassen
nauwkeurig bepalen - vaststellen, definiëren
nauwkeurig gezet - kaarsrecht
nauwkeurig lopend uurwerk - chronometer
nauwkeurig omschrijven - definiëren
nauwkeurig onderzoek - analyse
nauwkeurig onderzoeken - analyseren .
nauwkeurige beschrijving van een werk - bestek, rapport
nauwkeurige omschrijving - definitie
nauwkeuriger – beter, juister
nauwkeurigheid - acribie, akribie, securiteit, stiptheid
nauwlettend – aandachtig, exact, juist, krek, nauwgezet, opmerkzaam, precies, secuur, strikt, stipt, waakzaam,
nauwsluitend - eng, getailleerd, krap, strak
nauwsluitend bovenlijf - jak
nauwsluitend damesmantelpak - tailleur
nauw straatje – slop, steeg
nauwte - angst, benauwdheid, bergengte, engte, krapte, zee-engte;
nauwtjes - schriel
nauw verbonden - compact, een, inherent, innig, samenhangend
nauw verwant - adherent
Navarino - Pylos
navel - umbilicus
navelontsteking - ompfalitis
navelpunt - ombiliek, umbilicaalpunt
navelstreng - funiculus
navelzaad - kleefkruid
navelzwijn - pekari
navenant - evenredig, overeenkomstig, proportioneel,
na verloop van - nadat
na verloop van zekere tijd – dan, later, nadat, nadien
navet - treinreis; weversspoel, schietspoel
navigatie - besturing, scheepvaart, stuurmanskunst, zeevaart
navigatiemiddel - backton, dieplood, kompas, radar, roer, sextant, telerant
navigeren - sturen
navolgen - imiteren, na-apen, nabootsen, nadoen, vervolgen, nazetten
navolgend – hierna
navolgenswaardig - voorbeeldig
navolger - epigoon, imitator, volgeling
navolging - imitatie, nabootsing, na-aperij
navorsen – napluizen, navragen, onderzoeken, uitvinden
navorser - onderzoeker, uitvinder
navorsing - exploitatie, nasporing, onderzoek, research
navraag - informatie, onderhoud
navrant – bedroevend, hartverscheurend, pijnlijk, schrijnend
navy – marine, zeemacht
nawee – napijn
nawerking - effect
nawoord – epiloog, narede, slotrede, slotwoord
nawuiven - uitzwaaien
Nayarit, haven van - San Blas
Nayarit, hoofdstad van - Tepik
nazaat – afstammeling, aver, kind, nakomeling, oir, telg
nazang - epode, refrein
Nazarener - Jezus, Christus
nazaten – oir
nazeggen – herhalen, napraten
nazenden - nasturen
nazileer - nazisme
Nazireeër - Samuel, Simson
nazien - controleren, corrigeren, doornemen, herstellen, inspecteren, nagaan, nakijken, naogen, onderzoeken, overkijken, revideren
nazitten – achtervolgen, nagaan, najagen
nazoeken – navorsen
nazomer – herfst
nazwaaien - uitwuiven
neb - bek, mond, snater, snavel, snebbel, vogelbek
nebaal – nebbeling
nebbeling – aal, nebaal
Nebraska, hoofdstad van - Lincoln
Nebraska, Indianenstam die oorspronkelijk woonde in - Cheyennes, Omaha, Pawnee, Ponca
nebuleus - mistig, nevelig
necessaire - étui, (reis)tas, reiskistje, toilettas
necrologie - levensgeschiedenis
nacrologium – obituarium
necropolis - begraafplaats, dodenstad, kerkhof
necropsie - autopsie, lijkopening
nectar - ambrosia, godendrank
nectariën - honingklieren
neder – afwaarts, neer(waarts), omlaag, terneer
nederig - bescheiden, deemoedig, gering, ingetogen, kuis, modest, onaanzienlijk, onderdanig, ootmoedig, serviel, slaafs, sober
nederige onderworpenheid - deemoed, slaafsheid; serviliteit nederige woning - hut, stulp
nederigheid - bescheidenheid, deemoed, deemoedigheid, onderdanigheid, onderworpenheid, ootmoed, serviliteit, soberheid
nederig huis – hut, kot, krot
nederig vragen - smeken
nederlaag - defaite, ondergang, onderspit, verlies
nederlaag - depot, magazijn
Nederland - Holland, Ned., NL, Kikkerland
Nederlander - Achterhoeker, Brabander, Drent, Fries, Gelderlander, Groninger, Hollander, Limburger, Noordhollander, Twentenaar, Utrechter, Zeeuw, zuidhollander
Nederlands - Hollands
Nederlands architect - Bakema, Berlage, Dudok, Oud, Rietveld, Staal
Nederlands automerk - DAF., daf
Nederlands beeldhouwer - Altrop
Nederlands eiland - Ameland, Griend, Rottum, Rottumeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Tiengemeten, Vlieland
Nederlands eiland, voormalig - Beveland, Duiveland, Marken, Schokland, Schouwen, Tholen, Urk, Walcheren, Wieringen
Nederlands eiland in West-Indië - Saba, Aruba, Bonaire, Curaçao
Nederlands etser - Allard
Nederlands Hervormd - N.H.
Nederlands Instituut voor documentatie en registratuur - N.I.D.E.A.
Nederlands Instituut voor opinie onderzoek - Nipo
Nederlands kasteel - Loevestein, Muiderslot, Twickel, Biljoen
Nederlands schrijver - Beets, Bordewijk, Bredero, Bomans, Bruyn, Coolen, Claus, Couperus, Cremer, Dekker, Douwes, Emants, Falkland, Heijermans, Helman, Hermans, Hildebrand, Huet, Klikspaan, Last, van Lennep, Martin, Mens, Mulisch, Multatuli, Naeff, Oltmans, Raes, Robbers, Staring Streuvels, Timmermans, Vestdijk, van het Reve, Vinkenoog, Walschap, Zernike
Nederlands schrijfster - Blaman, Boudier, Corsari, Deken, Gijsen, Haasse, Hadewijch, Naeff, Peypers, Philips, Smeding, Toussaint, Wolff
Nederlands toneelspeler - Bouwmeester, Brusse, Croiset, Diels, Dikkers, Flink, Hoddes, Hermus, Huf, Kaart, Laseur, Lutz, Molenberg, Oster, Punt, Remmelts Richters, Royaards, Schmitz, Steenbergen, Tiemeijer, Verkade
Nederlands verbond van vakverenigingen - N.V.V., CNV
Nederlands volkslied - Wilhelmus
Nederlands voormalig eiland - Urk, Marken, Beveland, Walcheren, Wieringen
Nederlands waddeneiland – Ameland, Rottum, Rottemmeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Vlieland,
Nederlandse admiraal - Doorman, Evertsen, Hein, Heemskerk, Houtman, De Ruyter, Tromp, Zoutman
Nederlandse Antillen, een der - Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba
Nederlandse Antillen, hoofdstad der - Willemstad
Nederlandse badplaats - Bergen, Cadzand, Domburg, Egmond, Katwijk, Kamperduin, Noordwijk, Renesse, Rockanje, Scheveningen, Wijk, Zandvoort, Zoutelande
Nederlandse beeldhouwer - Altorf, Andriessen, Damsté, Dupuis, Krop, Raedecker, Doosenburg, Zijl
Nederlandse cabaretier - Cox, Doderer, Elsink, Gaikema, Gratema, Halsema, Herfst, Hermans, Hugas, lbo, Janssen, Jongewaard, Kan, Manders, Mol, Muyselaar, Shaffy, Sonneveld, Walden,
Nederlandse cabaretière - Bloemendaal, Blok, Huurdeman, Stuart, Vonk,
Nederlandse Christelijke Radio Vereniging - N.C.R.V.
Nederlandse componist - Andriessen, Badings, Diepenbroek, Dopper, Dresden, Hellendaal, Henkemans, Landré, Lassus, Mengelberg, Monnickendam, Obrecht, Paap, Pijper, Schat, Snep, Steenhuis, Sweelinck, Verhulst, Schat, Vermeulen, Viotta, Voormolen, Wagenaar, Zweers
Nederlandse dichter - Aafjes, Achterberg, Andreus, Beets, Bilderdijk, Bloem, Bredero, Boutens, Cats, Gazelle, Genestet, Gorter, Helmars, Hooft, Huygens, Kloos, Lucebert, Marsman, Nyhoff, Paaltjens, Perk, Potgieter, Staring, Tollens, Verwey, Vondel, Vroman
Nederlandse dieptemaat - vadem
Nederlandse dirigent - Mengelberg, Van Beinum, Haitink
Nederlandse geleerde - Erasmus, Donders, Lorenz, Enthoven, Zernike, Gnoes
Nederlandse grensplaats - Bocholtz, Bourtange Clinge, Denekamp, Dinxperlo, Eede, Eysden, Gendringen, Glanerbrug, Groesbeek, 's-Heerenberg, Koningsbosch, Megchelen, Netterden, Nispen, Overdinkel, Rekken, Siebengewald, Spijk, Vaals,
Nederlandse luchtvaartmaatschappij - KLM., N.LM., Martinair, Schreiner
Nederlandse militaire politie – mareschaussee
Nederlandse munt – cent, dubbeltje, gulden, rijksdaalder, kwartje, stuiver, vijfje
Nederlandse mystieke schrijver - Herp
Nederlandse ontdekkingsreiziger - Barentz, van Diemen, Heemskerk, Houtman, Lemaire, Tasman
Nederlandse pedagoog - Cele, Ligthart
Nederlandse pianist - Andriessen, Hengeveld, Henkemans
Nederlandse politicus - Beel, Biesheuvel, Colijn, Drees, Gerbrandy, Hogendorp, Kuyper, Lohman, Marchant, Nieuwenhuis, Nolens, Oldenbarneveldt, Oud, Romme, Schaepman Schimmelpenninck, Talma, Tilanus, Thorbecke, Troelstra, Wibaut, Wijnkoop, Thorbecke, Visser, De Witt
Nederlandse politieke partij - zie: politieke partij in Nederland
Nederlandse Protestanten Bond - N.P.B.
Nederlandse Provincie - Drenthe, Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, Zuid-Holland
Nederlandse provinciehoofdstad - Almere, Arnhem, Assen, ´s-Gravenhage, Groningen, Haarlem, ´s-Hertogenbosch, Leeuwarden, Maastricht, Utrecht, Vlissingen, Zwolle
Nederlandse rivier zie: rivier in Nederland
Nederlandse schaatsenrijder - Bols, Broekman, Eden, Huiskes, Verheyen, Verkerk, Schenk,
Nederlandse schaatsenrijdster – Kaiser, Keulen-Deelstra, Schut,
Nederlandse schilder - Altink, Antum, Apol, Appel, Bol, Bosboom, Breitner, Breughel, Dou, Engelman, Gorter, Hals, Hobbema, Israëls, Jutte, Koch, Lavresse, Lucebert, Maris, Mauve, Mesdag, Metsu, Mondriaan, Ostade, Potter, Rembrandt, Ruysdael, Steen, Teniers, Toorop, Veldhoen, Vermeer, Vos, Weissenbruch, Wijnberg, Willink, Witsen, Wouwerman
Nederlandse schilder van het boerenleven - Breughel, Dou, Ostade, Teniers
Nederlandse sopraan - Brouwensteyn, Deutekom, Driessen,Horna, Noordewier, Vincent
Nederlandse Spoorwegen - N.S.
Nederlandse staatsman - Beel, Drees, Kuyper, Nolens,
Oldenbarneveldt, Oud,Romme, Schaepman, Schimmelpenninck, Talma, Troelstra, De Wit,
Nederlandse streek - zie: streek in Nederland
Nederlandse Televisie Stichting - N.O.S.
Nederlandse toneelschrijver - Heijermans, Claus, Vondel
Nederlandse toneelspeelster - Wasserman, Vogel, Andersen, Janssens
Nederlandse vereniging - AJ.C.. C.O.C., AM.V.J., A.N.J.V., AV.V.L.. C.J.M.V., KN.V.B., N.C.R.V., N.V.V.R., K.N.S.B.
Nederlandse vervoermaatschappij - N.L.M., N.B.M., N.S., N.Z.H.V.M. O.A.D., - VAD.,
Nederlandse violist - Krebbers, Olof
Nederlandse vlag - driekleur
Nederlandse werkelijke schuld - N.W.S.
Nederlandse wielrenner - Post, Janssen, Eden, Schulte, Moeskops, Pellenaars, Pijnen burg, Wagtmans, Zoetemelk
Nederlandse wielrijdersbond - N.W.B.
Nederlandse zeeheld - Doorman, Evertsen, Hein, Kortenair, de Ruyter, Tromp, de With, Zoutman
Neder-Saksen, hoofdstad van – Hannover
nederwaarts gaan - zakken
nederwerping - voetval, prosternatie, knieval
nederzetting - dorp, kolonie, stad
nederzetting (Hebr.) - kibboets
nederzetting in het buitenland - factorij, kolonie
nederzetting in Indië - dessa
nee - ontkenning, negatie, neen
neef – broedersking, kozijn, oomskind, oomzegger
neef en schoonzoon van Mohammed - Ali
neef van Abraham - Lot
neef van Kain - Enos
neef van Mohammed - Ali
neef van Sem - Kanaän
neem (op recepten) - R., recipe
neem aan - hier, stel
neem me niet kalijk – pardon, sorry
neen - ontkenning, nee
neep - indruk, kneep, kreuk, nadeel, schade, rimpel, plooi, vouw
neepjesmuts - hul, kornet
neer – afwaarts, dorsvloer, draaikolk, ere, kolk, maalstroom, neder, omlaag, ras, terneer, terneer, weinig, wiel, wieling
neerbuigen - knielen
neerbuigend – genadig
neerdrukken – deprimeren
neergaan – afzakken, dalen, omlaaggaan
neergang – daling, decadentie, val, verval
neergeslagen - knockout
neergezet - geplaatst
neergooien – afwerpen, neersmijten
neerhakken - doden, neersabelen
neerhalen – afkammen, slopen, strijken
neerhangend – sluik, verleppend, verwelkend
neerhangende druipsteenkegel - stalactiet
neerhangende oorschelp - hangoor
neerhangende plooi – lob
neerhof – hoenderhof
neerkijken - afzien
neerkomen - dalen, landen, vallen, zakken
neerkomen van vliegtuigen - landen, landing
neerkomen van sneeuw - sneeuwen
neerkwakken – pletteren
neerlaten - zwichten
neerleggen - beëindigen, deponeren, plaatsen, vlijen
neerpennen - neerschrijven
neerplassen - plensen
neerschieten – fusilleren, neerleggen, neerpaffen, neerknallen
neerslaan – bezinken, omslaan, onderdrukken, vellen, vloeren
neerslachtig - bedroeft, bedrukt, down, droef, depressief, gedeprimeerd, lusteloos, mat, mismoedig, mistroostigmoedeloos, naargeestig, sip, treurig, triest, verdrietig, zwaarmoedig
neerslag – aanslag, dauw, hagel, hemelwater, herinnering, ijsnaalden, ijzel, motregen, nawerking, precipitaat, regen, residu, rijp, sedimentsneeuw, vocht,
neerslag bij het maatslaan (muz.) - thesis
neerslag in vaste vorm - rijp, hagel, sneeuw
neerslag op schilderij - bleuté
neerslag van vlokken - gel
neerslag van ijzel – rijp
neersmijten – flanzen, kwakken, neergooien, pletteren
neerstorten – (neer)vallen
neervleien - leggen
neerwaarts - neder, omlaag
neerwerpen – dumpen, lozen, storten, strooienomvergooien
neerzetten – opstellen, plaatsen
neerzien op - verachten
neet – armoedzaaier, krammetje, klinknagel, luizenei
neetoor - brompot, nijdas, nurk
nee zeggen – weigeren
nefast - verderfelijk
nefelien - elaeoliet, nevelsteen, smaragd
neffens – bovendien,mis, nevens
nefralgie – nierkoliek
nefriet – bittersteen, niersteen
neftritis - nierontsteking
neg - zelfkant
negatie - loochening, nee(n), ontkenning
negatief - ontkennend
negatief geladen atoom - kation
negatief geladen elektrisch deeltje - anion
negatieve elektrode - kathode
negatieve kant - min
negatieve pool - kathode
negen als speelkaart - nel
negendaagse gebedsoefening - novene
negende maand van het Mohammedaanse jaar - Ramadan
negende teken van de dierenriem - (boog)schutter
negende toon - none
negende uur - noen
negende zondag voor Pasen - Septuagesima
negendoder - klapekster
negenentwintig februari - schrikkeldag
negenkoppige waterslang – hydra
negenmaal - negenwerf
negenoog - antrax, carbunculum, karbonkel, lamprei, muggenzifter, prik, puist
negental - enneade
neger - Afrikaan, kaffer, kleurling, Moor, Moriaan, naturel, zwarte
negerdorp - kraal, lokasie
negerdynastie - Askia
negeren – koeioneren, mishandelen, ontkennen, pesten, sarren
treiteren
negergierst – kafferkoren
negerij - gehucht
negerin – morin, zwarte
neger in Afrika - bantoe
negerknecht - boy
negerkoren - doerra
negerlied – blues
negermuziek - soul
negeropzichter (W.I.) - bastiaan
negerrepubliek - Liberia, Niger, Tanzania
negerschip - slavenhaler
negerstam in West-Afrika - Agni, Ewe, Akan, Binl, Kroe, Lobi, Brepo, Grebo, Mende, Mossi, Kagoro, Soesoe
negertaal -
3 Edo, Fik, Fon, Ibo, San, Vai
4 Akan, Amba, Anji, Bali, Baya, Bobo,Gbin, Kroe, Mina, Ngan,
Peul, Tsji, Wolf
5 Banda, Bissa, Fanti, Gerze, Mende, Mossi, Noepe, Sanjo,
Serer, Tinne, Voete, Zande
6 Baoele, Boessa, Bolewa, Goerma, Mandja, Soesoe
7 Banziri, Kambari, Kasselle, Senoefo, Songhai
8 Joeroeba, Koelango, Koeroema, Mandingo
9 Sarakolle
negertrommel - tamtam
negervolk -
3 Ibo,
4 Agni,
5 Aloer, Aoeloe, Galla, Loeri,
6 Amba(te), Amhara, Aoesji, Avikam, Ibibio, Omamba
7 Adiokoe
negervriend - negrofiel
negerij - dorpje, kampong
negerzoen - moorkop
negerzweet - koffie
negge – meskant, zelfkant
neggen - naaien
neggertje - pasband
negligé - chamberloek, kamerjas, kimono, ochtendjas, peignoir,
sjamberloek
négligent – nalatig, slordig
negligentie - veronachtzaming
negligeren - veronachtzamen, verwaarlozen, verzuimen
negorij – gehucht, kampong, oord, uithoek
negotiant - handelaar, koopman
negotie - handel, koopwaar, kramerij, nering, waar
Negride - Bantoe, Bosjesman, Ethiopiër, Hottentot, Niloot, Pygmeeër
Negro spiritualzanger - Hayes, Robeson, Burleigh
Negro spiritualzangeres - Jackson, Anderson
negus - keizer
neien - grijnzen
neigen – buigen, (over)hellen, neder(buigen)
neiging – aanleg, aandrift, begeerte, drang, drift, geneigdheid, hang, impuls, lust, trend, tendens, trek, opwelling
neiging tot brandstichting - pyranie
nek - hals
Neisse - Nisa
nekharen van dieren - manen
nekken - doden, knauwen, vernielen
nekker - duivel
nekkramp - meningitis
nekschot - genadeslag
nekslag - genadeslag
nel - troefkaart (negen)
nematode - aarsmade, mijnworm, spoelworm
nemen - aanvaarden, beetpakken, grijpen, inpikken, nuttigen, pakken, vatten, veroveren
nemen van proeven - experimenteren
neo - nieuw
neo-Brahmanisme - Hindoeïsme
neodymium - nd
neofiet - nieuwbekeerde, nieuwgedoopte
Neogeen, deel van het - Mioceen, Piloceen
neon – ne, reclamelicht
neoplatonisme, grondlegger van het – Sakkas
nep – afzetterij, bedriegerij, bedrog, namaak, onecht, oplichterij, surrogat, vals
Nepal, bergtop in - Kantsjindsjanga, Himalaya
Nepal, bevolkingsgroep in - Gurang, Gurkha´s, Magar, Newars
Nepal, deel van - Tarai
Nepal, historisch boek van - Vamsavali
Nepal, taal van de bewoners van - Nepali
Nepalees soldaat - ghurka
Nepalese bouwmeester - Aniko
Nepalese drager - sherpa
Nepalese hoofdstad - Katmandoe
Nepalese munt - rupee
nepent – kannekenskruid
nep of bedrog - zwendel
neppe - nippe, kattekruid
neppen – afzetten, bedotten, bedriegen, beetnemen, flessen, foppen, knoeien, oplichten, vervalsen
nepper – afzetter, bedrieger, zwendelaar
nepperij - fraude
neptunium - np.
Neptunus - Poseidon
neptunusbeker - reuzenspons
neptunusvork - drietand
Nereïde - Galatea, zeemeermin, zeenimf
nerf - aar, bladader, zenuw
nergens - nievers
Nergensland – Utopia
nering - bedrijf, handel, klandizie, kleinhandel, kostwinning, negotie, vertierwinkel, zaak
neringdoende - kleinhandelaar, winkelier
neringhuis - ambachtshuis, gildehuis
nerts – pelswerk, visotter
nerve - zenuw
nerven - greineren
nerveus – gejaagd, geprikkeld, gespannen, gevoelig, kopschuw, onrustig, zenuwachtig
nerveuze opwinding – agitatie, nervositeit
Nerviërs, hoofdstad der - bagacum, Bavay
nervig - generfd
nervositeit - zenuwachtigheid
nervus rerum - geld
nes - aanslibbing, dwaas, gors, kardoes, kwelder, landtong, onnozel, schor
nest - afkomst, bed, broedplaats, broedsel, horst, leger, nuf, polk, toom, warwinkel, worp
nest van een haas - leger
nest van een roofvogel - horst
nest van wilde konijnen - leger
nestblijver - nestzitter
nestvlieder - eend, hoender, kip, meeuw, patrijs
nestel - malie, rijgsnoer, veter
nestelbeslag - malie
nestelen - paren, vestigen
nestelgat - vetergat
nesteling - alver, veter
nestelnaald - lias
nesterig - nuffig, ondeugend, vervelend
nesterij - bagatel, beuzelarij, beuzeling, larie, wissewas
nesthaar - dons
nesthond - pup
nestig - kribbig, luimig, nietig, nuffig, onbetekenend, wrevelig,
nestor - grijsaard, oudste
nestorpapegaai - kea
nestparasiet - koekoek
nestvlieder - eend, hoender, kip, meeuw, patrijs
net - accuraat, beschaafd, correct, eerbaar, even, fatsoenlijk, fuik, helder, juist, keurig, kor, kortgeleden, krek, kuis, nauwkeurig, netjes, onlangs, oppassend, precies, proper, punctueel, schoon, web, wellevend, zopas, zorgvuldig
net - fuik, korre, kubbe, kuil, visgerei, weefsel, web, zegen, zoeven
net precies - daarnet, zoëven, zojuist
net, soort - balfuik, trommel
nestor - grijsaard, oudste
net van aderen - lacis
net zo – evenzo, idem, item, krek
net zoals - eender, eveneens, gelijk
netel - onkruid
netelachtigen - urticalceeën
netelachtige plant - brandnetel, gelling, harrel, hennep, hop, kemp, pelhennep, rameh, zaailing
neteldier - bezaantje, inktvis, kwal, poliep
neteldoek - weefselnesterij - bagatel, beuzelarij, kleinigheid
neteldier - kwal, poliep, zeeanemoon
neteldoek - mousseline, weefsel
netelen – prikken -
netelig – bedenkelijk, benauwd, benard, delicaat, epineus, gevaarlijk, gevoelig, grillig, hachelijk, hinderlijk, korzelig, lastig, moeilijk, penibel, precair, stekelig, veeg
netelig vraagstuk - dilemma
netelige toestand – impasse, penarie, perikel
netelige zaak - wespennest
neteligheid - vinnigheid, moeilijkheid, korzeligheid
neteloor – knorrepot
netelplant - ramee
netelroos - galbulten, urticaria
net en eerbaar – kies
net en fraai - proper
netenkam – neetoor
net gebeurd – pas, recent, zojuist
netheid - accuratesse, gepastheid, keurigheid, ordelijkheid, zindelijkheid
netjes - aardig, accuraat, behoorlijk, beleefd, braaf, chic, clean, correct, eerbaar, fatsoenlijk, fraai, keurig, knap, ordelijk, proper, regelmatig, rein, sierlijk, verzorgd, zindelijk
netleuver - strop
netmaag - koeienmaag, muts
net niet raak - rakelings
netnummer - kengetal
nette man - heer
nette vrouw – dame
netten bewerker – taander
netto - nt, rein, schoon, zuiver
netvleugeligen - neuroptera
netvleugelig insekt - doornrups, elzenvlieg, gaasvlieg, haft, libel, mierenleeuw, waterjuffer
netvlies - retina
netvliesontsteking - retinitis
netvorming - reticulair
netwerk – filet, patroon, raster
netwerk van bloedvaten of zenuwen - plexus
netwerk van lijnen - raster
net zo – dito, evenzo, gelijk, idem, identiek
net zo erg als een dief - heler
net zo lang als een seconde - tel
neuralgie - zenuwpijn
neurasthenie - zenuwzwakte
neuriën - zingen
neurologie - zenuwkunde
neuroloog - zenuwarts
neurose - zenuwziekte
neurotisch - zenuwziek
neus - gevel, gok, punt, reukorgaan, rhino, scheg, snotkoker, snufferd, snuit, zintuig
neus, rode - couperose
neusbeer - koati
neusbloeding veroorzakend – hypertensie
neusdoek – zakdoek
neushoorn - badak, r(h)inoceros
neushoornvlies - naseus
neushoornvogel - bucterotida, hoornsnavel, jaarvogel
neusje (het) - beste, fijnste, kleinste, lekkerste
neusje (van een appel) - navel
neusklank - nasaal
neusklinker - nasaal
neusknijper - knijpbril, lorgnet, praam, prang(er)
neuslap - zakdoek
neusslijmvliesontsteking - rinitis
neusspiegeltje - rinoscoop
neusspraak - rinolalie
neus van een schip – boeg
neus van een schoen - teenstuk
neusverkoudheid - coryza
neusvis - sneep
neusvocht - snot
neuswijs - betweterig, eigenwijs, scherpzinnig, slim, verwaand, waanwijs, wijsneuzig
neut – afzakkertje, borrel, glaasje, oorlam, snaps
neut, in de - dronken
neutel - dreutel, mannetje
neutelen - talmen
neutelig - gemelijk, korzelig, zeurig
neutraal - afzijdig, kleurloos, ongebonden, onpartijdig, vrij
neutraliteit - onzijdigheid
neutrum - onzijdig
neuzelend - nasaal
neuzen - kijken, loeren, rondloeren, snuffelen, speuren, zoeken
nevel - damp, dauw, mist, nevelvlek, rook, sluier, smook, smoor, spiraalnevel, stoom, waas, wasem
nevelachtig - bewolkt, dampig, mistig, mottig, nevelig, vaag, wazig
nevelapparaat – nevelaar
nevelbank - mistbank
nevelig - dampig, heiig, mistig, mottig, nebuleus, vaag, wasemig, wazig,
neveling - nevel
nevelmaand - november
nevelmassa die de kern van een komeet aan alle zijden omgeeft – coma
nevelsluier - waas
nevelsteen - nefeline
neven - naast, neffens
nevens - behalve, (er)naast, neven
nevenschikkend voegwoord - en, maar, of
nevenschikking van woorden van dezelfde of tegengestelde betekenis - parataxis
nevensluiting – shunt
nevenvestiging - filiaal
new Hampshire, hoofdstad van - Concord
New Jersey, hoofdstad van - Trenton
New Mexico, hoofdstad van - Santa Fe
newton - n.
Niam-niam - Azande
Nibelungen, vorst der - Hagen, Högni
Nibelungenlied, held uit het - Siegfriet
Nicaragua, berg in - Momotombo, Ometeoe, Viejo
Nicaraguaanse stad - Leon, Managua
Nicaraguaanse munt - centavo, cordoba
Nice - Nizza
nicht – broederskind, homoseksueel, kozijn, oomshind, oomzegger
Nicobaren, een der - Camotra, Katsjal, Nunkauri
Nicobaren, palmsoort op de - nidaton, orania, rimifon
Nicolaas - Nico, Niek
nicotine - tabakgif
niemand - geen, nemo
niemand uitgesloten - allen
niemand uitgezonderd - allen, allemaal, elk, elkeen, ieder, iedereen
niemendal - niets, nihil, niks, noppes
nieren - renes
nieren betreffende - renaal
niergruis - graveelzand
nierkoliek - nefralgie
nierpijn - nefralgie
nierontsteking - nefritis
niersteen - graveel
niervergiftiging – uremie
niervocht - urine
nierziekte - nefrose, nefritis, nefralgie
nieskruid - helleborus
nieskruid, groen - wrangwortel
nieskruid, zwart - kerstroos
nieswortel - veratrum
niet - (klink)nagel, neet, pen, pennetje
niet aan anderen - eigen
niet aan belasting onderworpen - belastingvrij, onbelastbaar
niet aan denken – vergeten
niet aan een - los
niet aan één stuk door - onderbroken
niet aangedaan - onbewogen
niet aangenaam - lastig, onbehaaglijk, vervelend
niet aangenaam klinkend - onharmonisch, onwelluidend
niet aangenaam om naar te luisteren - gejeremieer, geleuter, gewauwel, gezeur, gelul, kletskoek
niet aangeraakt - onaangeraakt, onaangeroerd, onberoerd
niet aangeroerd – intact
niet aangevallen - onbestreden
niet aanhouden – uittrekken
niet aankomen – afblijven
niet aannemen – afwijzen, bedanken, weigeren
niet aanraken - afblijven
niet aanstaan – mishagen, weigeren
niet aantasten - ontzien
niet aanvaarden - weigeren
niet aanwezig - absent, afwezig, foetsie, heen, uit, verdwenen, weg
niet abstract - concreet
niet actief - b.d., emeritus, indolent, inert, laks, lui, passief, traag,
niet af – onaf, onvoltooid
niet afgemaakt – onvoltooid
niet aflatend - continu
niet afschaffen - handhaven
niet aftreden - aanblijven
niet algemeen – bijzonder, buitengewoon, ongewoon, opmerkelijk, particulier, speciaal, vreemd, zonderling
niet alledaags - byzonder, ongemeen, ongewoon
niet alles - deel(s), gedeeltelijk, iets, parttieel
niet altijd - soms
niet-amateur - beroeps, prof(essional), semi-prof
niet ambtelijk - onofficieel, privaat
niet amusant – eentonig, saai
niet anders - hetzelfde
niet authentiek - apocrief, onecht
niet balsturig - gezeglijk
niet bang - moedig
niet barbaars - beschaafd, menselijk
niet barmhartig - genadeloos, wreed
niet bedaard - opvliegend, wild
niet bedeesd - brutaal ,vrijpostig
niet bedekt - bloot, openlijk
niet bedorven – bruikbaar, eetbaar, vers
niet bedreven – onervaren, onhandig
niet bedroefd - opgewekt, vrolijk
niet begerig - tevreden
niet begrens- onbeperkt, uitgebreid, uitvoerig
niet begroeid - dor, bloot, kaal, naakt
niet bekend – onbekend, vreemd
niet bekend gemaakt - geheim
niet bekrompen - breed, open, ruim
niet bekwaam - incompetent
niet beladen - leeg, ontlast
niet bemind - gehaat, impopulair
niet beoogd – onbedoeld, ongewild
niet bepaalde hoeveelheid van iets - deel, part
niet beroeps - amateur, dienstplichtig, dilettant, reserve
niet beschaafd – onbeschoft, onnet
niet bescheiden - brutaal, indiscreet, opdringerig, vrijpostig
niet beschikbaar – indisponibel
niet beschonken - nuchter
niet beschreven - blanco, wit
niet beslist – onbeslist
niet best – knudde, slecht
niet bestaand - irreëel, onwerkelijk
niet bestand tegen warmte – thermolabiel
niet betaald – onafgelost, schuldig
niet betrouwbaar – louche
niet bevestigd – los, onzeker
niet bevloeid bouwland voor de droge rijstbouw (Ind.) - ladang
niet bevoegd – incompetent
niet bevreesd – dapper, koen, onvervaard
niet bewust – onbewust, wezenloos
niet bezadigd – jong, mal
niet bezet – vrij
niet billijk - onredelijk
niet bindend - informeel, vrijblijvend
niet binnen - buiten
niet binnendoor - achter langs ,buitenom
niet binnen om – buitenom
niet blank - gekleurd
niet blijvend - tijdelijk, voorbijgaand
niet bot - scherp
niet boven - beneden, onder
niet breed – smal
niet buigzaam - stram
niet buiten - binnen, in
niet buitenom - binnendoor
niet chaotisch - geordend
niet charmant - onaantrekkelijk
niet-christen - heiden, Islamiet, jood, Mohammedaan,
ongelovige
niet chronisch - acuut
niet comme-il-faut - onbehoorlijk, onfatsoenlijk, ongepast
niet compact - los
niet concreet - abstract
niet conform - afwijkend
niet conservatief - progressief, vooruitstrevend
niet contra - voor, pro
niet-corpslid - boender, knor
niet daarginds - hier
niet dadelijk – later, straks
niet dapper – laf
niet de eerste - laatste
niet deelbaar - priem
niet deelbaar door twee - oneven, on
niet degelijk – onsolide
niet de kortste weg – omweg
niet de rechter - linker
niet deskundig - incompetent, leek
nietdeskundige – leek
niet deugen - rammelen
niet de ware gedaante - mom
niet deze - andere, die, gene
niet deze plaats - daar, ginder, ginds
niet dezelfde - ander(e)
niet dezelfde plaats - anders, elders, ergens
niet dicht - aan, lek, luchtig, ontsloten, open
niet dichtbij - afgelegen, ver(af, verwijderd
niet die - deze
niet dienstplichtig - beroeps, reserve, vrijwillig.
niet dienstplichtige - vrijwilliger
niet dierlijk – mineraal, plantaardig
niet dik - dun, iel, ijl, mager, slank, tenger
niet dikwijls - soms
niet direct - indirect, later, straks
niet doeltreffend - ineffectief
niet doen - afzien, (na)laten
niet dof - blinkend, helder
niet dom - geleerdgewiekst, gehaaid, knap, leep, slim
niet donker – licht
niet doordacht - loszinnig
niet doorgaan - ophouden, stoppen, vervallen
niet doorlopen - stilstaan
niet doorwaadbaar - diep
niet drachtig - gust, vaar
niet dronken - nuchter
niet droog – klamk, nat, vochtig
niet druk - bedaard, flauw, kalm, rustig
niet druk kind – lichtjas, onak
niet dubbel - enkel
niet dun - corpulent, dik, gebonden, gezet, mollig, vet
niet duur - goedkoop, voordelig
niet dwalend – doelgericht, feilloos
niet echt – imitatie, nep, surrogaat, vals
niet economisch - inefficiënt
niet een - geen, gene, niemand
niet een uitgezonderd - allemaal, allen, elk, ieder(een)
niet eens - meermalen, vaker, oneens
niet been uitgezonderd – allen, allemaal, elk, ieder(een),
niet eenvoudig - gecompliceerd
niet eenzaam afgelegen - dichtbij
niet eerlijk - gemeen, onecht, oneerlijk, slinks, unfair, vals
niet eervol – deshonerabel
niet eetbaar - giftig
niet effen - geplooid, inegaal, oneffen, ruw
niet egaal - hobbelig, oneffen, ongelijk, ruw
niet eigenaardig - gewoon
niet energiek - gemakzuchtig, slap
niet eng - ruim
niet enkel – dubbel
niet erbuiten – erin
niet erg veel – weinig
niet erg warm - lauw
niet erkend als echt - apocrief
niet erkend bijbelboek – apocrief
niet erkennen van de wet - anomie
niet erkenning (bij wedstrijden) – diskwalificatie
niet erkentelijk - ondanlbaar
niet ernstig bedoelde hofmakerij - flirt
niet ernstig mens - spotter, spotvogel
niet ervaren – nieuw, onbedreven, onhandig
niet ervaren mens - beginneling
niet ervaren werkman - ongeschoolde
niet eten - vasten
niet even - langdurig, oneven, on
niet evenwichtig - labiel, wankel
niet exact – onnauwkeurig
niet fair – oneerlijk, onnet
niet fatsoenlijk - onbehoorlijk, onbeschoft
niet flauw – geestig, pittig, snedig
niet flexibel - onbuigzaam
niet fraai - lelijk
niet fris - bedompt, duf, flets, muf, rot, vaal, verlept
niet gaaf – bedorven, beschadigd, vervallen, wrak
niet gangbaar - incourant
niet geaccepteerd – geweigerd
niet gebogen – plat, recht
niet gebonden – los, neutraal, vrij
niet gecompliceerd – eenvoudig, simpel
niet gedaan wat men doen moest - nalatig
niet geestelijke – leek
niet geestig – flauw, laf
niet geheel - deels, gedeeltelijk, partieel
niet geheel verstandig - halfwijs
niet geheel waterdicht - lek(kend), poreus
niet geheel zuivere smaak - bijsmaak
niet geheim - bekend, openbaar, publiek
niet gejaagd - bedaard, gerust, kalm, rustig
niet gekleed - bloot, naakt
niet gekookt - rauw
niet geladen deeltje atoomkern – neutron
niet geldig – nietig
niet geleed - ongeleed
niet geleidend - isolerend
niet-geleider – isolator
niet gelijk – afwijkend, oneffen, ongelijk, verdeeld
niet gelijkvormig - anders, incongruent
niet gemist kunnen worden - nodig, noodzakelijk, onmisbaar
niet genoeg gekookt - ongaar
niet genoemd – anoniem
niet geoorloofd - verboden
niet geraakt - mis
niet gerechtvaardigd - ongegrond, onterecht
niet gering – duchtig, krachtig, stevig
niet geroerd – onaangedaan
niet geschaad - ongedeerd
niet gesloten - open, toegankelijk, openhartig, mededeelzaam
niet gesloten zijn - openstaan
niet gespannen - slap, ontspannen, rustig
niet gesteld op mensen - eenzelvig, schuw
niet gesteld op veel mensen - eenkennig, eenzelvig
niet getekend - anoniem
niet getroffen – onaangedaan, ernaast, gemist, mis
niet geveinsd - realistisch
niet gevouwen bedrukt vel - plano
niet gevuld - hol, ijdel, ledig, leeg
niet gevulde ruimte - leegte, vacuüm
niet gewijde rooms-katholieke prelaat - elect
niet gewild - incourant, impopulair, ongewenst
niet gewilde ruzie - misverstand
niet gezien - impopulair
niet glad - bobbelig, oneffen, ruw, stroef
niet blad verlopen - stroef
niet glanzend - dof, mat, troebel
niet glinsterend - mat
niet goed – fout, onwel, slecht, verrot
niet goed doorbakken - klef, ongaar tets
niet goed droog – klam, nat, vochtig
niet goed gaar - kleems, klef
niet goed snik – gek, lijp
niet goed wijs – achterlijk, dom, gek, geschift, halfgaar
niet graag – node, ongaarne, onwillig
niet graag gewild – ongewenst
niet grappig - onaardig
niet grof - fijn
niet groot - gering, klein, minuscuul, nietig, onaanzienlijk
niet gunnen – misgunnen
niet haaks - scheef
niet haastig - rustig, bedaard, kalm
niet hard - langzaam, murw, week, zacht
niet hartig - flauw
niet hebben - gebrek, gemis, ontbering
niet heel – gebroken, kapot, stuk
niet helder – mat, dof, drab, goor, onrein, troebel vies, vuil
niet helder van kleur - flets, goor
niet helder van stem - hees
niet helderwit - gelig, goor
niet helemaal – bekant, bijna, deels, gedeeltelijk, haast, partieel
niet hetzelfde - anders, ongelijk
niet hier - daar, der, elders, ginder, ginds
niet hoger – gelijk
niet hol – gevuld, massief
niet hoog – laag
niet hoog in prijs - goedkoop
niet hoogstaand – banaal, platvloers
niet horend - doof
niet iedereen - enigen, enkelen, weinigen
nietig – armzalig, futiel, gering, iel, klein, luimig, luizig, luttel, mager, min, mizerig, nul, onaanzienlijk, onbeduidend, ongeldig, popperig, prullig, waardeloos
nietigheid - bagatel, beuzeling, lor, nulliteit, onbeduidendheid, prul, vergankelijkheid, wissewasje
niet "In" – ongewild, ongezocht
niet in dichtvorm – proza
niet in geld - natura
niet in het geheim – openlijk
niet in het middelpunt gelegen – excentrisch
niet in huis – buiten
niet is orde – geschokt, onpasselijk, overstuur
niet in rechte stand – scheef
niet in staat te horen – doof
niet in staat te zien – blind
niet in staat tot - onmachtig
niet in trek - impopulair
niet in werkelijke dienst - non-aktief
niet inbegrepen - exclusief
niet ingeslapen - wakker
niet ingevuld - blanco
niet-ingewijde - buitenstaander, leek
niet ingewikkeld - eenvoudig
niet ingezet - aangeknipt
niet inwonend - extern
niet-Israëliet - goj, gojim
niet jong meer - bedaagd, bejaard, oud
niet-Jood - goj, gojim
niet juist – fout(ief), incorrect
niet kalm – ongedurig, onrustig, woelig
niet kapot - gaaf, heel, intact
niet kerkelijk - profaan
niet kerkelijk aangelegd - neutraal
niet kernachtig - slap
niet kinderachtig - grootmoedig, ruimdenkend, volwassen
niet klaar – onaf
niet kleingeestig – onbekrompen
niet komen – afzeggen, uitblijven, wegblijven
niet kort – lang
niet krachtig – slap, zwak
niet krenterig – coulant
niet krom - recht
niet kunnende afwachten - ongeduldig
niet kunnende betalen - insolvabel, insolvent
niet kunnende gebeuren - onmogelijk
niet kunnende horen - doof
niet kunnende zien - blind
niet kunnende zwijgen - loslippig
niet kwaad – aardig, vriendelijk
niet kwaadaardige pokken ziekte - alastrim
niet laag - eerlijk, hoog
niet landelijk – dorps, regionaal, stads, stedelijk, steeds
niet lang - even, kort(stondig), moment
niet lang geleden – kortelings, onlangs, pas
niet langer geldig zijn - verlopen, vervallen
niet lange tijd – moment
niet langzaam – rad, rap, ras, kwiek, snel
niet leerzaam - indociel
niet legaal - illigaal, illegetiem, onwettelijk
niet lek – dicht
niet lekker – onbehaaglijk, onsmakelijk, vies, wee
niet lenig - stijf, houterig, stram
niet letterlijk - figuurlijk
niet levend - dood, gestorven, overleden, wijlen
niet levendig - flauw, mat, saai, slaperig, slepend, traag, vervelend
niet licht - donker, ongemakkelijk, zwaar
niet licht te ontroeren – onaandoenlijk
niet liggend - staand
niet logisch - grillig, inkonsekwent, irrationeel, ongerijmd, willekeurig
niet loslaten – vasthouden
niet lui – arbeidzaam, ijverig, vlijtig
niet mager - corpulent, dik, gezet, vet
niet makkelijk - moeilijk
niet matig - royaal, verkwistend
niet matroos - baar
niet mededeelzaam - gesloten, stil, zwijgzaam
niet meegaand - streng
niet meegevend - hard, onbuigbaar
niet meer bevroren – ontdooid
niet meer dan dat – slechts
niet meer doen – nalaten
niet meer geldig - verlopen
niet meer hier – daar, elders, heen, vertrokken, weg
niet meer in de mode - ouderwets
niet meer in functie - b.d., em, ex
niet meer levend - dood
niet meermalen - eenmalig, eens, ereis
niet meer met iets inlaten – onttrekken
niet meer te gebruiken - versleten
niet meer te koop - uitverkocht
niet meer wetend - bijster, radeloos
niet meer willen – afzien, bedanken
niet meer ziek - beter
niet-metaal – metalloïde
niet met wat - zonder
niet-militaire dienst - burgerdienst
niet-mis – raak
niet modern – klassiek
niet moe - fit
niet moedig – angstig, bang, enghartig, laf(hartig)
niet-Mohammedaan - giaur, kafir (scheldnamen)
niet moeilijk - eenvoudig, makkelijk
niet mooi – afschuwelijk, lelijk
niet moreel - immoreel
niet muzikaal - amuzikaal
niet naakt – gekleed
niet nakomen – afzien, nalaten
niet na te gaan - oncontroleerbaar
niet na te volgen - nimitabel, onnavolgbaar
niet nader genoemd persoon - kwidam
niet nakomen - verzuimen
niet naleven - verzaken
niet nauw - breed, ruim, wijd
niet nauwgezet - rommelig, slordig
niet nederig - hautain, hooghartig, trots
niet neerslachtig - blij, levenslustig, opgewekt, vrolijk
niet netjes - incorrect, indecent, onbehoorlijk, onfatsoenlijk, rommelig, slordig, vies, vuil
niet nieuw - gebruikt, oud, tweedehands
niet nodig – genoeg, luxe, misbaar, onnodig, overbodig, voorzien
niet nu - eens, eerder, eerlang, later, ooit, straks
niet officieel - officieus, informeel
niet omstandig – beknopt
niet onbemiddeld - vermogend
niet onderling – allenig
niet onderwezen - ongeleerd
niet ongeoefend - getraind, paraat
niet ontploft projectiel - blindganger
niet onwettig - legaal
niet oorlogvoerend - non-belligerent
niet op deze manier - anders
niet op deze plaats - elders, ergens, ergens-anders
niet op deze wijze - anders
niet op dit ogenblik - later, straks
niet open - dicht, gesloten, toe
niet openbaar - besloten, geheim, intiem, particulier, privaat, privé
niet openbaren - verhelen
niet openhartig - gesloten
niet openlijk - bedekt, geheim, heimelijk, tersluiks, verborgen
niet opgeloste zaak – raadsel, probleem
niet opgeruimd – zuur
niet opgeven – volhouden
niet opgewekt – hangerig, loom
niet ophouden - doorgaan
niet oplettend - onattent
niet oppervlakkig - diepzinnig, serieus
niet oprecht - oneerlijk, vals
niet op tijd – laat, vroeg
niet opzichtig - bescheiden, ingetogen, stemmig
niet ordelijk - rommelig
niet oud - jong, nieuw, vers
niet overdreven – gematigd, matig
niet over een nacht ijs gaan – voorzichtig
niet overhaast - bedachtzaam
niet parkeren - N.P.
niet pittig – ontspannen, slap
niet plezierig – akelig, naar, onaangenaam, onprettig, vervelend
niet pluis – gevaalijk, link, riskant
niet positief - negatief
niet prettig - akelig, naar, onaangenaam, onprettig, vervelend
niet principieel – los, lauw, rechtgeaard
niet privé - openbaar, publiek
niet productief – inactief, werkeloos
niet progressief – conservatief
niet proper – onnet, vies, vuil
niet publiek - besloten, particulier, privé
niet puntig – bot, stomp
niet raak - ernaast, mis(ser), naast
niet raken - missen
niet recht - gebogen, gekromd, krom, scheef, schuin
niet rechts – links
niet rechtsom - linksom
niet rechtstreeks – dadelijk, getrapt, indirect, via, zijdelings
niet rechtvaardig - onbillijk, onrechtvaardig
niet-rijder - loper, wandelaar
niet rijmend - blank, rijmloos
niet rimpelig – glad
niet roerig – rustig stil
niet romantisch - prozaïsch
niet samengesteld - eenvoudig, enkel, enkelvoudig, simpel
niet scheef - recht
niet scherp - bot, ongeslepen, stomp
niet scherp omlijnd - flauw, vaag
niet schikkende - ongelegen
niet schoon – onfris, onrein, smerig, vies, vuil
niet schuin - recht
niet serieus - frivool
niet serieuze affaire - amourette
niet slagen - bakken, falen, fiasco, mislukken, stralen, zakken
niet slap – strak
niet slapend - wakker
niet slecht - gaat wel, goed, redelijk, tamelijk
niet slim - dom, stom
niet sluiten – openlaten
niet schuldig meer - kiet
niet snel - langzaam, traag
niet snugger – dom, stom
niet somber - blij, opgewekt, vrolijk
niet soortzuiver - bastaard, hybried
niet sprekend - stom
niet sterk - slap, teer, week, zwak
niet stevig - insolide, labiel
niet stoffelijk - geestelijk, spiritueel
niet strak - slap
niet straks - nu, nou
niet stroef - effen, egaal, glad, vlak
niet strijdende militair - non-combattant
niet stuk - gaaf, heel, intact
niet subjectief - objectief

niet taai – mals
niet te bedwingen – ontembaar, tomeloos
niet te begrijpen - abracadabra, onbegrijpelijk, ondoorgrondelijk
niet te geloven - ongelooflijk
niet tegen - pro, voor
niettegenstaande - echter, hoewel, nochtans, ofschoon, ongeacht, ondanks, toch, trots
niettegenstaande dat - desondanks, ofschoon, ondanks, toch
niet tegenwoordig – absent, afwezig
niet te goeder trouw - oneerlijk, vals
niettemin - alevel, algelijk, desondanks, echter, evenwel, intussen, nochtans, toch
niet te missen - nodig, noodzakelijk, onmisbaar
niet te noemen - anoniem, naamloos, nameloos
niet te redden – reddeloos
niet te temmen - ontembaar
niet terughoudend - gul
niet terzake - irrelevant
niet te scheiden - innig, inseparabel, onlosmakelijk
niet te stuiten – tomeloos
niet te tellen – ontelbaar, talloos
niet te temmen – ontembaar
niet te vermijden – noodzakelijk
niet te veroveren – onneembaar
niet thuis – uit, weg
niet telkens veranderend – bestendig, duurzaam, stabiel
niet tevreden – onbevredigd, onvoldaan
niet toegankelik – afgesloten, dicht, toe
niet toegestaan – taboe, verboden
niet toegevend - streng
niet toereikend - onvoldoende
niet toestaan – afwijzen, onthouden, verbieden, weigeren
niet tot scherts geneigd - ernstig, serieus
niet tot schipperen bereid – halsstarrig, vasthoudend
niet treffen – missen
niet treffend – mis, naast
niet troebel - helder, klaar, zuiver
niet twee maal – eenmalig, eens
niet twijfelachtig - zeker, indubitabel
niet uitgebreid - onbeduidend
niet uitheems - inheems, nationaal
niet uitputtend - oppervlakkig
niet uitscheldend - onophoudelijk
niet uitslaande brand - binnenbrand
niet uitvoerig - beknopt, bondig, kort, lapide, summier
niet uitwaaiende lamp - stormlamp
niet uitwendig - innerlijk, interieur, inwendig,
niet uitwonend - intern
niet uniek - algemeen, veelvuldig
niet vaak - eenmaal, eens, ooit, soms, zelden
niet-vakman - leek
niet vallend onder - exempt
niet van belang - irrelevant, onbelangrijk
niet van energie getuigend - loom, slap
niet van hetzelfde gevoelen - oneens
niet van mij - Uw, zijn, haar, jouw
niet van ophouden weten – doordouwen, doorgaan
niet van pas - ongelegen
niet van zijn beginsel afwijkend - beginselvast, principieel, standvastig
niet vast - inconstant, los, onafhankelijk, onbestendig, ongewis, onzeker, rul, veranderlijk, vrij, wankel
niet vast bepaald - onzeker

niet vaster – losser
niet vasthouden – loslaten
niet vast op de benen – wankel
niet vast staan - wankelen
niet vatbaar voor infecties - immuun
niet veel - iet(s), luttel, onbeduidend, wat, weinig
niet veel doen – lummelen, luieren
niet veel voorkomend - schaars
niet ver - dichtbij, nabij, vlakbij
niet veraf – nabij
niet verboden – geoorloofd, toegestaan
niet verdeeld - een
niet verdeeld zijn – eenheid
niet verder dan – tot
niet verder gaan – stoppen, verijlen
niet vereist – overbodig, overtollig
niet vergeten - gedenken
niet vergezeld - alleen
niet verheven - alledaags, prozaïsch
niet verkoopbaar – incourant
niet verlegen – koen, onbedeesd, stoutmoedig
niet vermengd - puur, rein, zuiver
niet verminderd - onverminderd
niet verplicht - facultatief, vrijwillig
niet vers - belegen, oud, oudbakken
niet verschijnen – verzuimen
niet vervolgen - seponeren
niet vervulde betrekking - vacature
niet verwacht – onvermoed, onverwachts, verrassend
niet ver weg – vlakbij
niet verzorgd – slordig
niet vet – dun, iel, mager
niet vitaal - bloedeloos, lamlendig, lusteloos, slap, indolent
niet vlijtig – lui
niet vloeibaar – dik
niet vlot – stroef
niet vlug – langzaam, traag
niet vochtig - droog
niet voldoen - nonbetaling, wanbetaling
niet voldoende - in suffisant
niet volgroeid – onrijp, onvolwassen
niet volledig – incompleet, onvolkomen
niet volstrekt - betrekkelijk, relatief
niet voltallig – gedeeltelijk, incompleet, onaf
niet voltooid - onaf
niet voor – achter(af), anti, na, neutraal, tegen
niet voor de grap - ernstig, serieus
niet voor en niet tegen – neutraal
niet voorgoed - tijdelijk
niet voor iedereen - exclusief
niet voortbrengend – improductief
niet voorzien geval – toeval
niet vragen - passen
niet vreemd - bekend, gewend, gewoon, normaal
niet vrij – gebonden
niet vrijstaand - steunend
niet vrijstaande pilaar - pilaster
niet vrijwillig – gedwongen, node, ongaarne, onwillig
niet vrijzinnig - illiberaal
niet vroeg – laat
niet vroeger – later, nu, toekomstig
niet vrolijk – pruims, zuur
niet vruchtbaar – steriel
niet vuil - schoon
niet vurig - ongeïnteresseerd
niet voordelig - duur, prijzig, kostbaar
niet voortbrengend - improduktief
niet voortmaken - lijntrekken, talmen, treuzelen
niet voor iedereen - exclusief
niet voor de waarheid uitkomen - draaien
niet waakzaam – dromerig, slaperig
niet waar – nietes, onwaar
niet waarderen - miskennen
niet waardig persoon – klungel
niet wakker zijn - gedroom, gesuf, slaap
niet warm - koud
niet waterdicht - doorlatend, lek, poreus
niet week - hard
niet wegdoen – houden
niet weggaan – thuisblijven
niet weggeven - hoeden
niet weinig - veel, heel wat
niet welgemanierd - onbeschaafd, onbeschoft
niet wel gevoelend - onwel
niet welkom – onaangenaam, ongenood
niet welwillend - ongunstig
niet wereldwijs - ingénu
niet werkelijk - fictief, ideeel, irreëel,onwaar, wezenloos
niet werken – luieren, verletten
niet werkend - defekt, inert, kapot, lui; onklaar, werkeloos
niet weten – ignoreren
niet wetend - onbewust
niet wettelijk - illegaal, illegitiem
niet wezenlijk - onecht
niet wijd – nauw, smal
niet wijd zittend - krap
niet wijs - dom, idioot, mal, onverstandig, stom
niet wild - tam
niet wisselvallig - bestendig
niet wraakzuchtig - vergevensgezind
niet ijzerhoudend - non-ferro
niet zacht – hard
niet zachtzinnig - streng
niet zeeman – landrot
niet zeker – onvast, wisselvallig
niet zichtbaar – latent, verborgen
niet ziek – gezond
niet zinken - drijven
niet zo - anders
niet zoet - dry, hartig, zuur
niet zout – flauw
niet zo veel – minder
niet zuiver – loens, oneerlijk, vals
niet zwaar - licht
nieten - hechten, haken, klinken, krammen, bevestigen, vastmaken, samenklinken
nietig - iel, gering, luttel, klein, miniem, futiel, onbeduidend, nietswaardig, vergankelijk, onaanzienlijk
nietigheid – lor, prul, wissewasje
nietig verklaren van een vonnis - casseren
nietigverklaring – annihilatie, anulering
nietje – krammetje
nietje of haakje – kram
nietmachine – nietapparaat, nieter
niets - niemendal, nihil, niks, nul, snars, zero
nietsdoen – dagdieven, lanterfanten, lediggang, luieren, luilakken, niksen, werkeloosheid
nietsdoener - doeniet, leegloper, lijntrekker, luiaard
niets in de Boeddhistische godsdienst - nirwana, nirvana
niets kwaads vermoedende – argeloos, onschuldig
niets meer bezittend blut, rut
niets meer kunnend - onmachtig
niets uitgesloten - al, allen, alles
niets uitgezonderd - alles, totaal
nietsdoen - lediggang
nietsnut – baliekluiver, doeniet, lanterfanter, leegloper, luiaard, luilak, luiwammes, slampamper, straatslijper
niets vermoedend – argeloos
niets waardig - gemeen, min, slecht
nietszeggend - flauw, hol, leeg, onbeduidend
nietszeggende uitspraak - bombast, clichéfrase, laag, miserabel
nietszeggende zin - frase, cliché, leuze
niettegenstaande - ongeacht, ofschoon',
niettegenstaande dat - desalniettemin, echter, nochtans, ofschoon, toch, trots, hoewel, ondanks
niettemin - alevel, desondanks, echter, eveneens, intussen, nochtans, toch
nieuw – actueel, fris, jong, modern, neo, novum, onervaren, ongebruikt, recent
Nieuw Amsterdams Peil - NAP.
nieuwbakken - vers
nieuw bedenksel - uitvinding
nieuw bekeerde - neofiet, proseliet
nieuweling – aankomeling, beginner, boar, debutant, groentje, junior, neofiet, novice, noviet
nieuwgevormd woord - neologisme
Nieuw-Guinea - Irian
Nieuw-Guinea, eilandje bij - Biak, Komoran, Noemfoor, Salawati, Waigeo
Nieuw-Guinea, rivier op - Digul
nieuw hulpmiddel bij navigatie - radar
nieuw ontgonnen - novaal
nieuw soldaat - rekruut
nieuw soort gas - neon
nieuwvorming - neologisme
nieuwe dans - raspa, rumba, samba, twist ,
nieuwe maan - n.m.
nieuwe matroos - baar
nieuwe naam voor Abessinië - Ethiopië
nieuwe naam voor Basutoland - Lesoto
nieuwe naam voor Bechuanaland - Botswana
nieuwe naam voor de Goudkust - Ghana
nieuwe naam voor Madagascar - Malagasië
nieuwe naam voor Nieuw-Guinea - Irian
nieuwe naam voor Noord-Rhodesië - Zambia
nieuwe naam voor Nyassaland - Malawi
nieuwe naam voord Perzië - Iran
nieuwe naam voor Siam - Thailand
nieuwe naam voor Tanganyika en Zanzibar - Tanzania
Nieuwe Hebriden, een der - Ambryn, Api, Arba, Erromanga, Maiwo, Malekula, Santo, Tanna, Vate
nieuwe oplaag - herdruk
nieuwe regel - alinea
nieuwe rekening - n.r.
nieuwe rijke – parvenu
nieuwe soldaat - rekruut
nieuwe soort – mutant
nieuwe ster - nova
nieuwe stijl - n. s.
Nieuwe Testament - N.T.
Nieuwe variëteit - conquest
nieuwe vinding – ontdekking, radar, straalmotor
nieuwe volkenbond - U.N.O., VN.,
nieuwe wereld - Amerika
nieuwe wereldtaal - ido
nieuwe wijn - most
nieuwe zegswijze - neologisme
nieuweling - debutant, noviet; groen
nieuweling (op zee) - baar
nieuwerwets - eigentijds, modern, modieus
Nieuw-Guinea - Irian
nieuwigheid - innovatie, nieuwmodisch, nieuwtje, noviteit, nouveauté, novum, snufje, vondst
nieuwigheid (taal) - neologisme
nieuwjaar (Islam.) - Muharram
nieuws – actualiteit, mare, tijding, bericht, gerucht, informatie, journaal,
nieuwsbericht - bulletin, krantenbericht, radionieuws, televisienieuws
nieuwsblad - courant, dagblad, gazet, journaal, krant, weekblad
nieuwsblad – AD, N.A.C., Handelsblad, Parool, Telegraaf, Volkskrant, Trouw, Waarheid
nieuwsbureau - Aneta. AN.P., HavasReuter, TASS, UPI, Ceteka
nieuwsfilm - journaal
nieuwsgaarder – journalist
nieuwsgierig – benieuwd, weetgraag
nieuwsgierig aanstaren - aangapen
nieuwsgierige - indringer, pottenkijker, weetgierige
nieuwsgierige vrouw - Aagje
nieuwsgierigheid wekken – benieuwen
nieuwsjager – journalist, reporter
nieuwsopsteller - redacteur
nieuwtje – novum, primeur
nieuwvormen - scheppen
nieuwvorming - neologisme
nieuw woord - neologisme
Nieuw-Zeeland, stad in - Auckland, Cristchurch, Wellington
Nieuw-Zeelandse munt - pond
nieuwzilver - alpaca, argentaan, argental, argentine, argyroliet, christoffelmetaal, electrum, nikkelkoper, packfong
Nieuw-Zuid-Wales, hoofdstad van – Sydney
niezen - proesten
Nigeriaanse houtsoort - apa
Nigeriaanse munt - pond
Nigeria, hoofdstad van - Lagos
Nigeria, oud rijk in - Bornu, Kano, Nupe, Sura
Nigeria, stad in - Ibadan, Ife, Jos, Kano, Lagos, Ogbomosko
nigromantie - toverij, zwartekunst
nihil - nil, niks, niemendal, niets, nul, zero
nihilist - knor
nijd – aandrift, afgunst, afkeer, boorheid, haat, jaloezie, kift, naijver, neetoor, vete, vijandschap, walg, woede
nijdas – brombeer, brompot, bullebijter, iezegrim, knorrepot, kwel, neteloor, nurks, sar, treiteraar
nijdassen - kwellen, plagen, sarren, treiteren
nijdasserig - gemelijk, hatelijk, nijdig, treiterachtig
nijdig – aangebrand, afgunstig, bits, boos, driftig, fel, gebelgd, gebeten, giftig, hatelijk, kregel, kwaad, toornig, verbolgen, verstoord, vinnig, vurig, woedend
nijdigheid – vijandelijkheid
nijf - mes
nijg - zeer
nijgen - buigen, (k)nikken
nylongaren - bifil
nylonkous en -broekje - panty, maillot
nymf - dryade, hamadryade, najade, nereïde, okeanide, oreade
Nijl, bronrivier van de - Kagera
nijlpaard - behemoth, hippopotamus, rivierpaard
nijlkwastvinsnoek - bichir
nijlreiger - ibis
nijlsnoek - mormyrida, tapirvis
nijlstad - Caïro, Khartoem, Assoean
nijlvogel - ibis
Nijmegen, oude naam van - Noviomagus
nijnagel - stroopnagel, nijdigaard
nijpen - benauwen, drukken, knijpen, knellen, kwellen, snerpen
nijpend - nauw, knellend, kwellend, smartelijk, pijnlijk
nijpend gebrek - penarie
nijper - tang
nijptang – knijptang
nijten - dwarsdrijven
nijver - actief, arbeidzaam, bedrijvig, bezig, druk, naarstig, noest, vlijtig, ijverig, werkzaam
nijveraar - industrieel
nijver dier - bij, ieme, mier
nijver mens - werker, zwoeger
nijverheid - arbeidzaamheid, fabriekswezen, ijver, industrie
nijverheidsonderwijs - n.o.
nijverheidsschool - I.t.s., u.t.s., h.t.s.
nijverig - arbeidszaam
nik - buiging; groet, knik, nijging
nikethamide - coramine
nikkel - ni
nikkel-aluminiumlegering - alumel
nikkelerts - garneriet, magneetkies
nikkelijzer - nife
nikkelkies - messinggeel, milleriet
nikkelkoper - argentaan, nieuwzilver
nikkellegering - alcapa, alumel, argentaan, calido, constantaan, elinvar, iconel, monelmetaa,l nichroom, nieuwzilver, nikkeline, packfong, permalloy, platiniet, rhometaal, thermoperm
nikkelijzeraccu - edisonaccu
nikken – knikken, nijgen
nikker - demon, droes, duivel, ikker, satan
niks – knudde, niemendal, niets, nihil, nil, noppes, nul
niksen – lanterfanten, luieren
niksnut – baliekluiver, lapzwans, leegloper, luiaard, slampamper
nil - niets, nihil, nul
Nilotenvolk - Dinka, Nuer, Sjilloek
nimbus - glans, lichtkrans, luister, regenwolk; stralenkroon
nimf - sirene
nimf die Apollo ontvluchte - Boline
nimf die Zeus op Kreta met geitenmelk grootbracht - Amalthea
nimfen die Dionysus grootbrachten - Hyaden
nimmer(meer) – nooit
nimmerzat - ibis
nimrod - weideman, jager
Niobe der Natiën - Rome
niobium - nb., columbium
nip - punt, stip, teug
nipa – moeraspalm, palmboom
nipje – slokje, teugje
nippe - neppe, kattekruid
nippel – verbindingspen, smeerpunt
nippen - borrelen
nippertje, op het - net, ternauwernood
Nippon - Japan
nis - aedicula, muurholte, uitholling
nis waaruit gletsjerwater komt - kaar
Nisan - Abib
nisbus - schoorsteenbus, kachelbus
nisvormige uitbouw aan de oostgevel van een kerk - koornis
nitrillen - cyaniden
nitrocellulose - pyroxyline, schietkatoen
nitrogelatine - springgelatine
nitrogenium - n., stikstof
niveau – gehalte, hoogte, peil, plan, standing, terras, waterpas
niveau van water - peil
niveauverandering van de zeespiegel - ingressie, overstroming, regressie, transgressie
niveauverlaging van een rivier - in snijding
niveauverschil - hoogteverschil
niveauvlak - waterpasvlak
nivelleerwerktuig - flesjeswaterpas
nivelleren -egaliseren, gelijkmaken, vervlakken, vlakmaken
nivellering - vervlakking
nivose - sneeuwmaand
Noach - Noë, Noah
Noachs zoon - Sem, Cham; Japhet
nobel - edel, edelmoedig, edelaardig, goed, hoogstaand, rechtschapen, statig, schoon, weldoend
nobele handeling - weldaad
Nobelprijswinnaar, Belgische - Beernaert, Bordet, Heymans, Maeterlinck
Nobelprijswinnaars -
V = Vredesprijs N = Natuurkunde
L = Letterkunde S = Scheikunde
G = Geneeskunde en E = Economie
F = Fysiologie
3 Dam(G), Lee (N)
4 Bohr (G), Bohr (N), Böll (L), Bom (N), Buch (L), Cori (G),
Dale (G), Gide (L), Hahn (S), Hess (G), Hess (N), Hill(G),
Huil (V), Katz (G), King (V), Koch (G), Kuhn (S), Lamb (N),
Mann (L), Mott (N), Mott (V), Neel (N), Pire (V), Rabi (N),
Root (V), Ross (G), Rous (G), Ryle (N), Shaw (L),Tamm
5 Adler (S), Agnon (L), Alven (N), Arber (G), Arrow (E),
Asser (V), Aston (S), Bajer (V), Balch (V), Bassow (N),
Begin (V), Bethe (N), Bloch (G), Bloch (N), Bosch (S),
Bothe (N), Bovet (G), Bragg (N), Braun (N), Camus (L),
Chain (G), Crick (G), Curie (N), Dalen (N), Debye (S), Diels
(S), Dirac (N), Dorsey (G), Eliot (L), Esaki (N), Fermi (N),
Flory (S), Frank (N), Fried (V), Gabor (N), Gobat (V),
Godoy (L), Golgi (G), Haber (S), Hench (G), Hertz (N),
Hesse (L), Heyse (L), Hicks (E), Jacob (G), Korgh (G),
Krebs (G), Kusch (N) Lamas (V), Lange (V), Léger (L),
Lewis (L), Libby (S), (N), Todd (S), Urey (S), Wald (G),
Wien(N), Ying (N), Loewi (G), Lwoff (G), Lijnen (G),
Meade (E), Minot (G), Moniz (G), Monod (G), Natta (S),
Oehoa (G), Ohlin (E), Passy (V), Pauli (N), Pregl (S),
Ramon (N), Sachs (L), Sadat , (V), Segre (N), Simon (E),
Soddy (S),Stark (N), Stern (N), Tatum (G), Temin (G),
Vleck (N), White (L), Yalow (G), Yeats (L)
6 Addams (V), Andric (L), Angell (V), Barany (G), Barkla (N),
Becket (L), Bellow (L), Boenin (L), Bordet (G), Brandt (V),
Briand (V), Bunche (V), Butler (V), Calvin (S), Carrel (G),
Claude (G), Cremer (V), Domagk (G), Dunant (V),
Eccles (G), Enders (G), Eucken (L), Eykman (G), Finsen (G), Fisher (S), Florey (G), France (L,) Franck (N), Frisch (E),
Frisch (G), Gasset (G,) Glaser (N), Granit (G), Hamsun (L),
Harden (S), Hevesy (S), Hewish (N), Huxley (G), Jensen (L),
Jensen (N), Joliot (5), Karrer (5), Kocher (G), Kossel (G),
Landau (N), Leloir (5), Lenard (N), Lorenz (G), Moneta (V), Muller (G), Murphy (G), Myrdal (E), Nernst (5), Neruda (L),
o 'Neill(L), Pavlov (G), Perrin (N), Perutz (5), Planck (N),
Porter (G), Porter (5), Powell (N), Prelog (5), Quidde (V,)
Ramsay (5), Richet (G,) Sanger (5), Sartre (L), Singer (L),
Sumner (5), Townes (N), Undset (L), Walton (N),
Watson (G), Weller (G), Wigner (N), Wilson (N), Wilson (V)
7 Axelrod (G), Banting (G), Bardien (N), Bergius (5),
Bergson (L), Buchner (5, Buisson (V), Burnett (G),
Compton (N), Deledda (L), Edelman (G), Ehrlich (G),
Feynman (N), Fibiger(G), Fischer (5), Fleming (G),
Glauque (S), Haworth (S), Haymans (G), Hodgkin (G),
Hopkins (G), Houssay (G), Huggins (G,) Jimenez (L),
Joekawa (N), Johnson (L), Jouhaux (V), Kastier (N),
Kellogg (V), Kendell(G), Kendrew (S), Kipling (L),
Kuznets (E) Laveran (G), Laxness (L), Lipmann (G),
Lorentz (N), Luthuli (V), Macleod (G), Marconi (N),
Mauriac (L), Medanar (G), Mistral (L), Moisson (S),
Mommsen (L), Montale (L), Nathans (G), Nicolle (G),
Ostwald (S), Pauling (S), Pauling (V), Pearson (V),
Penzias (N), PureelI (N), Renault (V), Reymont (L),
Richter (N), Robbins (G), Rolland (L), Röntgen (N),
RusselI (L), Ruzicka (S), Schally (G), Seaborg (S),
Seferis (L), Siaever (N), Spemann (G), Stanley (S,)
Sheiler (G), Thomson (N), Waksman (G), Wallaeh (S),
Warburg (G), Whlpple (G), Wieland (S), WiJking (G),
Windaus (S), Zernike (N), Ziegier (S)
8 Aleayaga (L), Anderson (N), Appleton (N), Asturias (L),
Bjornson (L), Blaekett (N), Blumberg (G), Borlaugh (V),
Branting (V), Brattain (N), Bridgman (N), Cardueei (L),
Chadwick (N,) Corrigan (V), Cournand (G), Davisson (N),
Delbeeeo (G,) Ducommun (V), Einstein (N), Erlanger (G),
Faulkner (L,) Forssman (G), Friedman (E), Gajdusek (G),
Grignard (S,) Hartline (G), Herzberg (S), Kapitska (N),
Koopmans (E), Kornberg (G), Lagerlöf (L), Langmuir (S),
Laurenee (N), Leontief (E), Lippmann (N), Lipseomb (S),
Marshall (V), MeMilian (S), Meyerhof (G), Millikan (N),
Mitehell (S), Mulliken (S), Northrop (S), Rayleigh (N),
Rlchards (G), Rlchorda (5), Roblnaon (5), Sabotler (5),
Sacharov (V), Semjonov (5), Shockley (N), Siegbahn (N),
Svedberg (5), Theorell (G), Tiselius (5), Tomonaga (N),
Virtanen (5), Williams (V), Woodward (5)
9 Arnoldsen (V), Arrhenius (5), Baltimore (L), Becquerel (N),
Beernaert (V), Benavente (L), Bourgeois (V), Butenandt (5),
Churchill (L), Cockcroft (N), Cornforth (5), Echegaray (L),
Einthoven (G), Gjellerup (L), Guillaume (N), Guillemin (G),
Hauptmann (L), Heisenberg (N), Hemingway (L),
Henderson (V), Heyrowski (5), Josephson (N), Karlfeldt (L),
Kissinger (V), Lederberg (G), Martenson (L), Michelson (N),
Mossbauer (N), Mottelson (N), Pasternak (L), Pripogine (5,)
Prochorov (N,) Quasimodo (L), Rainwater (N),
Samuelson (E), Sjolochov (L), Söderblom (V), Steinbeck (L), Tinbergen (E), TInbergen (G), Wllkinson (S,) Zsigmondy (S)
Alelxandre (L), Chamberlin (N), Gullstrand (G),
Hofstadter(N), Lagerkvist (L), Pirandello (L), Reichstein (G),
Richardson (N), Rutherford (S), Schuringer(N),
Schwietzer (V), Staudinger (S), Stresemann (V),
Sutherland (G), Tsjerenkow (N), Chamberlain (V,)
Galsworthy (L), Hinshelwood (S), Landsteiner (G),
Maeterlinck (L), Pontoppidan (L), Schrödinger (N),
Sherrington (G), Sienkiewicz (L), WiIIstätter (S)
12 Kantorovitsj (E), Solzjenitsin (L)
13 Hammerskjoeld (V)
nobiliteit - adel, adeldom, ridderschap
noblesse - adeldom, adelstand
noch - (Frans) ni.
nochtans - alevel, allevel, echter, evenwel, niettemin, toch,
noctambule - slaapwandelaar
nocturne - nachtstuk
node - amper, gedwongen, nauwelijks, ongaarne, onwillig, overbodig, pas
nodeloos – nutteloos, onnodig, tevergeefs, vergeefs
nodeloze herhaling - tautologie
noden - inviteren, uitnodigen, verzoeken, vragen
nodig - dringend, gewenst, noodwendig, noodzakelijk, onmisbaar, onontbeerlijkvereist
nodig bij elektrische geleiding - stekker, kontakt
nodig bij soep - lepel
nodig bij zuivelbereiding - karn, karnton
nodig om vis te bakken - olie
nodig voor uitrusting van schip - tuig, tuigage
nodig voedsel - gerak, nooddruft
nodigen - inviteren, noden, verzoeken
nodiger - verzoeker
nodiger ter begrafenis - aanspreken, doodbidder, kraai
nodiging - invitatie, verzoek
Noë - Noach, Noah
noemen - aanduiden, bevelen, betitelen, heten, vermelden, zeggen
noemenswaard – belangrijk, bijzonder, vermeldenswaard
noen - middag
noenmaal - lunch
noenslaap - namiddagslaapje
noenzaal - lunchroom, melksalon
noes - schuin
noest - arbeidzaam, kwast, naarstig, nijver, ijver, ijverig, vlijtig
noestig – knoestig, vlijtig
noest in hout - kwast
noesterig - knoestig, kwastig
nog - alsnog, andermaal, bovendien, buitendien, daarenboven, meer, ook, opnieuw, tevens, verder, voortdurend, voorts
nogal - behoorlijk, danig, redelijk, tamelijk, vrij, zozo
nogal koel – fris(jes)
nogal veel – menig
nogal zwak - zozo
nog eenmaal - encore
nog eens - ancora(muz.), alweer, andermaal, bis, nogmaals, opnieuw, wederom, weer
nog eens beschouwen - herzien
nog eens lezen – herlezen, overlezen
nog flink en krachtig - kras, vitaal
nog in natuurstaat - maagdelijk, ongerept, woest
nogmaals - andermaal, bis, encore, herhelen, nogeens, weer
nog maar net – amper, pas
nog minder dan nul - negatief
nog minder dan weinig - niets
nog niet bewezen - n.l. (non liquet)
nog niet gewijde bisschop - elect
nog niet tot volle wasdom gekomen - onrijp, onvolwassen
nog onrijpe druiven – agrest
nog onzeker – onbeslist
nog te betalen geldsom - schuld
nog te vorderen - tegoed
nog voorhanden – aanwezig, over(ig), voorradig
nog weten - herinneren
nok - dakrand, hik, snik, top, uitsteeksel, vorst
nokbint - nokbalk
nokken - afnokken, ophouden, snikken, stoppen
nokkeval - piekeval
nokpan - vorstpan
nokplaat - nokbalk
nol - bult, duin, heuvel, hoogte, rijshoofd, strandhoofd, zandberg, zandheuvel
noli me tangere - kruidje-roer-me-niet
nomaden - bedoeïenen, Hunnen, zigeuners, zwervers
nomaden in de Arabische woestijn - Bedoeïenen, Chaldeeën
nomadisch ruitervolk - Hunnen
nom de plume - pseudoniem, schuilnaam
nomen - naamwoord
nomenclatuur - naamgeving, naamlijst, naamregister
nomen nesclo - n.n
nominaal - naamwoordelijk, à pari.
nominale waarde - pari
nominatie - benoeming
nomineren - benoemen
nommer - nummer, nr, getal
non - religieuze, soeur, zuster
non-usus - ongebruik
nona - slaapziekte
nonchalance - nalatigheid, onverschilligheid, veronachtzaming
nonchalant - achteloos, losjes, nalatig, onachtzaam, slordig
non-conformist - dissenter
none - toonafstand, toontrap
non-figuratief – abstract
nonkel - oom
nonnenfortje - schuimpje
nonnemees - moerasmees
nonsens - brabbeltaal, geraaskal, klets(koek), kul, larie(koek), lulkoek, mallepraat, onzin, quatsch, raaskallerij, wartaal, zotteklap
nonsensicaal – onzinnig
non worden - intreden
nood - armoe, behoefte, dwang, ellende, gebrek, gemis, gevaar, kommer, krimp, misère, narigheid, onraad, penarie, zorg
noodbed – kermisbed, stretcher
noodbrug - hulpbrug
nooddruft - armoe, behoefte, ellende, gebrek, kommer, narigheid, penarie,
nooddruftig - arm, behoeftig, berooid, calamiteus, ellendig, hulpbehoevend
noodgebouw – barak, loods
noodgedwongen – node, ongaarne
noodgeschrei - noodkreten
nood Gods – Pietà
noodhaven - vluchthaven
noodhelper - Achatius, Aegidius, Barbara, Catharine, Christophorus, Cyriacus, Dionysius, Erasmus, Eustachius, Georgius, Margaretha, Pataleon, Vitus
noodkeus - alternatief
noodklok - alarmklok, brandklok, stormknop
noodkreet - alarm, angstkreet, help
noodkreten - noodgeschrei
noodlijdend - arm, behoeftig, gebrekkig, noodlottig
noodlot - ananke, beschikking, bestemming, destinatie, fataliteit, fatum, destinatie, kwaad, lot, moire, ongeluk, onheil
noodlotsleer - fatalisme
noodlottig - catastrofaal, desastreus, dodelijk, droevig, ellendig, fataal, fnuikend, funest, heilloos, nefast, ongelukkig, rampspoedig, rampzalig, tragisch, triest, verderfelijk
noodlottigheid – fataliteit
noodmast - jurriemast
noodsein - alarm, mayday, s.o.s.
noodsignaal - alarm
noodslaapplaats - kermisbed
noodtalie - grondtalie
nooduitgang - vluchtweg
noodvoorraad - reserve
noodweer - cycloon, onweer, orkaan, sneeuwstorm, storm, tornado
noodwendig - nodig, noodzakelijk, onvermijdelijk
noodzaken – behoeften, doemen dwingen, nopen
noodzakelijk – broodnodig, dwingend, nodig, noodwendig, onontbeerlijk, onmisbaar, urgent, vereist, verplicht
noodzakelijkheid – dwang, moet
noodzakelijk iets - vereiste
noodzakelijk levensonderhoud - nooddruft
noodzakelijkerwijs - onafwendbaar, onontkoombaar, onvermijdelijk
noodzakelijkheid - neccessiteit, noodzaak, urgentie
noodzaken - dwingen, moeten, nopen, pressen, verplichten
noodzakend - dwingend
nooit - nimmer(meer)
nooit falend - onfeilbaar
nooit ophoudend - eindeloos
Noordafrikaan - Algerijn, Moor, Berber, Egyptenaar, Libiër, Marokkaan, Tunesiër
Noordafrikaans land - Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Tunesië
Noordafrikaanse stad - Agadir, Algiers, Alexandria, Bizertïro, Caïro, Casablanca, Constantine, Derna, Fez, Meknès, Oran, Rabat, Safi, Sfax, SolloemSousse, Tanger, Tobroek, Tunis, Tripoli
Noord-Amerikaan - Yankee
Noord-Amerikaans land - V.S., U.S.A., Alaska, Canada, Mexico,
Noord-Amerikaans meer - Bovenmeer, Erie, Huron, Michigan, Ontario
Noord-Amerikaans schiereiland - Alaska, Californië, Florida, Labrador
Noord-Amerikaans zoogdier - bizon
Noord Amerikaanse goudmunt - eagle
Noord-Amerikaanse herkauwer - bizon
Noord-Afrikaanse stam - Berbers, Kabylen
Noord-Amerikaanse trapper - vallenzetter
Noord-Atlantische Verdrags Organisatie - N.A.V.O., NATO., OTAN
Noord-Brabantse gemeente - Asten, Bladel, Boxtel, Breda, Deurne, Dongen, Eindhoven, Gemert, Goirle, Helmond, Hilvarenbeek, Made, Oisterwijk, Oosterhout, Oss, Roosendaal, Someren, Sterksel, Tilburg, Uden, Valkenswaard, Waalwijk
Noord -Brabantse rivier - AA, Dieze, Dintel, Dommel, Donge, Gender Maas, Mark
Noord -Brabantse stad - Breda, Eindhoven, Geertruidenberg, Helmond, Tilburg,
Noord -Brabantse streek - Baronie, Kempen, Meierij, Peel
Noord -Bevelands dorp - Kats, Kortgene, Colijnsplaat, Wissekerke, Kamperland
Noord-Carolina, hoofdstad van - Releigh
Noord-Dakota, hoofdstad van - Bismarck
noordelijk - arctisch, boreaal, noords, septentrionaal
noordelijk deel van Groningen - Hogeland
noordelijk deel van Groot-Brittannië - Schotland
noordelijk deel van Ierland - Ulster
noordelijk deel van Scandinavië - Lapland
noordelijk gebied van Israël - Galilea
noordelijke provincie van Chili - Tarapaca
noordelijke zee - Poolzee, IJszee
noorden - n., noord
noordenwind - Boreas, horsmakreel, tramontane , n. b.
Noorderbreedte - n. b.
noorderkroonster - Gemma
noorderlicht - poollicht
Noordeuropeaan - Eskimo, Est, Fin, Lap, Let, Noor, Samojeed, IJslander, Zweed
noordewind - boreas
Noord-Friese eilanden een der - Anrum, Föhr, Halligen, Helgoland, Nordstrand, Pellworm, Sylt
Noord-Holland - N.H.
Noord-Holland, deel van - Amstelland, Beemster, Gooi, Haarlemmermeer, Kennemerland, Purmer, Schermer, Waterland, Westfriesland, Wieringermeer, IJpolders
Noord -Hollands dorp - zie: dorp in Noord-Holland
Noord -Hollands eiland - Texel, (Tessel), Marken, Pampus
Noord -Hollandse gemeente - Aalsmeer, Alkmaar, Amsterdam, Blaricum, Bloemendaal, Bussum, Diemen, Edam, Enkhuizen, Haarlem, Heemstede, Hilversum, Hoorn, Huizen, Laren, Monnikendam, Muiden, Naarden, Opmeer, Purmerend, Schagen, Volendam, Waarland, Weesp, Wormerveer, Zaandam, Zandvoort
Noord -Hollandse neepjesmuts - hul
Noord -Hollandse polder - Beemster, Haarlemmermeer, Purmer, Schermer, Wieringermeer, Wieringerwaard, Wormer ,IJpolder
Noord -Hollandse streek - Gooi, Kennemerland, Koegras, Streek, Wieringen, West-Friesland, Zijpe
Noord -Hollands water - Amstel, Drecht, Langereis, Noordzeekanaal, IJ, Zaan
Noord-Ierland - Ulster
Noord-Ierland, hoofdstad van - Belfast
noordkant - noordzijde
noordkaper - botskop, butskop
noordkers - morel
noordnoordoosten - N.N.O,
noordnoordwesten - N.N.W.
noordoosten - N.O.
Noordpoolbewoner - Eskimo
Noordpoolgebied - Arctis
Noordpoolgebied, deel van het - Baffenland, Banksland, Ellesmereland, Groenland, Spitsbergen
Noordpoolreis - expeditie
Noordpoolreiziger - Armundsen, Byrd, Hall, Kane, Nansen, Nobile, Peary
Noordsijs - barmsijsje
Noordster - poolster"
noordwesten - N.W.
Noordzee, ondiepte in de - Doggersbank
Noordzeevis - haring, knorhaan, meun, pollak, poon, wijting
Noorman - Viking, Wareg
Noors auteur - Bojer, Boo, Brun, Hoel, Ibsen, Lie
Noors blaasinstrument - lure
Noors componist - Grieg
Noors district - Telemark, Troms, Opland
Noors elfenhuis - Alfheim
Noors hout van bepaalde afmeting - ellens
Noors overzees gebiedsdeel - Bereneiland, Spitsbergen
Noors parlement - Storting
Noorse boze geest - trol
Noorse dans - halling
Noorse dichter - Bjerke, Bragi
Noorse goden - Aegir, Ase, Balder, Braga, Donar, Loki, Njord, Odin, Thor
Noorse bergvlakte - fjeld
Noorse God - Aegir, Balder, Braga, Bragi, Freyr, Loki, Njord, Odin, Thor, Vidar, Wodan
Noorse godheid - Asen
Noorse Inham - fjord
Noorse jongensnaam - Arne, Lars, Roald
Noorse koning - Haakon
Noorse meisjesnaam - Berit, Inger, Kari, Kirsti, Lisbeth, Sigfrid
Noorse munt - krone, kroon, öre
Noorse mythen in dichtvorm - Edala, Edda
Noorse naam - Haakon, Inge, Olof
Noorse naam voor Donar - Thor
Noorse ontdekkingsreiziger - Amundsen
Noorse rivier - Alte, Alten, Glamma, Glommer, Munkelv, Namsen, Tana
Noorse sagenepos - Edda
Noorse schelvis - roodbaars
Noorse schrijver - Ibsen
Noorse strijder - Viking
Noorse voornaam - Inge, Olaf
Noorse vorstin - Asa
Noorse woeste bergvlakte - fjeld
Noorwegen - Norge
Noorwegen, berg in - Gausta, Glittertind, Snöhetta
Noorwegen, eilandengroep voor de kust van - Lofoten, Vesteralen
Noorwegen, inham in de kust van - Fjord
Noorwegen, stad in - Aas, Arendal, Bergen, Drammen, Hamar, Hammerfest, Haugesund, Kristiansand, Molde, Namsos, Narvik, Oslo, Skien, Stavanger, Trondheim, Tromso
noot - aardnoot, pinda, walnoot
noot (muz.) - do, re, mi, fa, sol, la, si, ut
noot - aantekening, annotatie
nootgewricht - enartrose
nootmuskaat - pala
nootmuskaatfoelie - macis
nootmuskaatolie - bandazeep
nop - knoop, pluis, stipn
nopal - cactus
nopen – aandringen, aansporen, aanzetten, dwingen, pressen, manen, noodzaken, opwekken, prikkelen, steke
nopend – dwingend
nopens - aangaande, betreffend, inzake, omtrent, wegens
noppen - uitpluizen
noppes – nemendal, niets, niks
noppig - genopt, oneffen, ongelijk
noptangetje - nopijzer
nor - bajes, bak, cachot, cel, gevangenis, gevang, kot, lik, petoet
Norbertijnen - Premonstratenzer, Witheren
Norfolk, hoofdstad van - Norwich
Norfolk, rivier in - Ouse, Yare, Waveney
noria - jakobsladder
nork - brompot, knorpot, nurk
norm - criterium, gedragslijn, grondregel, leidraad, maatstaf, regel, richtlijn, richtsnoer, schaal, standaard, zede
normaal - alledaags, doorsnee, gebruikelijk, gemiddeld, gewoon(lijk), regelmatig
normaal (meetkundig) - loodlijn
normaal gezichtsvermogen - emmetropie
Normaal hoogwater - N.H.W.
Normaal laagwater - N.L.W.
normaal profiel - n.p.
normaal waterpeil - NAP.
normaalgewicht - standaardgewicht
normaalhoogte - letterhoogte
normaliseren - kanaliseren, regelen
normaliter - doorgaans, gewoonlijk
Normandië, deel van - Auge, Alençon, Bessin, Bocage, Bray, Caen, Lévin, Marches, Ouche
Normandië, haven in - Rouen
Normandisch departement - Calvados, Orne, Manche, Eure
Normandische,eilanden - Alderney, Guernsey, Jersey, Kanaaleilanden, Sark,
normatief - maatgevend
normloosheid - anomie
nornen, een der - Atropos, Clotho, Lachesis, Parcen, Oerd, Skoeld, Skuld, Urd, Verdandi, Werdanti
nor of cel - bajes
nors - bars, bits, bokkig, boos, bruusk, grimmig, koppig, nurks, onvriendelijk, snibbig, stuurs, stug. Zuur
nors gezicht – pruil
nors man - Nabal, nurks
norse grimmige vent - boeman
norse vent – strank
norsheid - grimmigheid
Northampton, rivier in - Avon, Cherwell, Nene, Ouse, Welland
Northumberland, rivier in - Tyne, Tweed
Nosairiërs - Alawieten
nosocomium - ziekenhuis, hospitaal
nosologie - ziekteleer
nostalgie - heimwee, verlangen
Nostratisch - Japhetietisch
nota – bon, factuur, rekening, verslag
nota bene - let wel, n. b.
notabel - aanzienlijk, belangrijk, voornaam, verheven, vooraanstaand
notariaat – notarispraktijk
notarispraktijk - notariaat
notatie - notering
notenboom - juglans, notelaar, okkernoot, walnoot
notenboek - muziekboek
notendop - notenschil
notengroepen - accoord, nonen
notenpapier - muziekpapier
notenschil - notenbolster, notendop, pel
notenschrift - notatie
notensleutel - clavis
noteren - aantekenen, boeken, opschrijven, optekenen
notering – koers, notatie, prijsbepaling
notie - begrip, benul, besef, denkbeeld, dunk, idee, verstand
notie hebben van - begrijpen, vermoeden
notificeren - aankondigen, bekendmaken
notitie - aantekening, krabbel
notitie maken - aantekenen, noteren, opschrijven
notitieboekje - carnet, agenda, aantekenboekje
notoir - bekend, duidelijk, evident, klaarblijkelijk, openbaar, publiek
notulen - aantekeningen
nou - heden, nu, thans, vandaag
nouveauté - nieuwigheid, nieuwtje
novatie - vernieuwing
novelle - prozaverhaal
november - slachtmaand, nov.
noviet - eerstejaars, foet(us), groen, nieuweling
noviteit - nieuwigheid
novitiaat - groentijd
novitius - noviet
novum – nieuwtje, nouveauté
nu - heden, momenteel, onmiddelijk, tegenwoordig, thans, vandaag
nuance van een kleur – onderscheid, schakering, tint
nuanceren - schakeren, tinten
Nubiërs - Barabra
nu eenmaal - nademaal
nuchter - bekwaam, beraden, bezadigd, helder, kalm, koel, realistisch, redelijk, reeel, sober, zakelijk
nuchter mens - realist
nuchterheid - matigheid, soberheid, zakelijkheid
nucieus - kern, nucleon
nucleaire energie – kernenergie
nucleaire wapens – atoomwapens, kernwapens
nu dan - welaan, welnu
nudisme – naaktloperij, naturisme
nudist - naaktloper, naturist, zonaanbidder
nuditeit - naaktheid
nu eenmaal - nadermaal
nu en dan - bijwijlen, soms, somtijds, temet
nuf – aanstelster, modepop
nuffig – bits, ingebeeld, koket, luimig, nesterig, preuts, tutterig
nuffig meisje - nest
nuk – bevlieging, bui, caprice, frats, gril, kuur, luim, vlaag
nukkig - eigenzinnig, grillig, lastig, luimig, wispelturig
nuk of frats - kuur
nul - nihil, niets, nil, zero
nulbol – puntbol
nul koma nul - niets
nulleider - middenleider
nulliteit - nietigheid, ongeldigheid, onnozele
nulpunt - zéro
nummer - no., nr., cijfer, getal
numereren - nummeren, tellen
numeriek - opgewassen, paritair
numerieke waarde - getalwaarde
numero - no., nr., nummer
Numidische rotsvesting - Cirta
numismaticus - muntkenner
nummer – cijfer, getal, no, nr, numero, numerus
nummerbord – kenteken, nummerplaat
nummer een – eers(t)e, kampioen, primus, winnaar
nummeren van bladzijden – paginatuur, pagineren, paginering
nummer 100 - bestekamer, gemak, plee, toilet,W.C.
nummering van de werken van Bach - WBV
nummering van de werken van Mozart - K.V.
nummering van de werken van Schubert - Deutsch
nummering van de werken van Vivaldi - Fanna, Pincherle nummermachine - pagineermachine
nummerplaat – nummerbord
nummerslot – cijferslot
nummer trekken - loten
nummervlinder - admiraalvlinder, cijferkapel, schoenlapper
nummuliet - muntsteen
nun - pijpkan, tuitpot, zuigpijpje
nu niet - later, straks
nu niet en straks ook niet – nooit, nimmer
nu nog - alsnog
nuntius - bode, gezant
nurk - brompot, neetoor, nijdas, zeurkous
nurks - brombeer, brompot, grompot, hatelijk, iezegrim, kniesoor, knorrepot, mopperaar; neetoor, nijdas, nors
nurse – baker, bonne, kinderjuffrouw, kindermeisje, verpleegster
nut - baat, betekenis, belang, gewin, heil, opbrengst, profijt, utiliteit, voordeel, waarde, zin,
nutatie - hemelpoolverplaatsing
nut hebbend - voorspoedig
nutria - moerasbeverpels
nutritief - voedend, voedzaam
nutteloos - braak, doelloos, nodeloos, onbruikbaar, onnodig, onnut, overbodig, slecht, vruchteloos, waardeloos, ijdel, zinloos
nutteloos gewas – onkruid
nutteloos geworden - afgedankt, uitgediend
nutteloos kruid – onkruid
nutteloos verbruiken - verdoen
nutteloze lading - ballast
nutteloze omhaal - rompslomp
nutteloze sier – vertoon
nutten - baten
nuttig – batig, bruikbaar, dienstbaar, dienstig, doelmatig, doeltreffend, leerzaam, praktisch, raadzaam, voordelig
nuttig effekt - rendement, baat
nuttig effekt opleveren - renderen, baten
nuttig gebruik - utilisatie
nuttig huisdier - geit, koe, paard, schaap
nuttig insekt - bij, honingbij, imme, ieme
nuttige delfstof – erts, konen, mineraal
nuttige huisdieren - koeien, schapen, vee
nuttige maar onaangename stof - compost, mest
nuttige wenk - tip
nuttigen - consumeren, eten, gebruiken, opeten, verorberen
nuttigen van voedsel - eten
nuttigheid beogend - nut, utilitair
nuttigheidsgraad - werkingsgraad
nuttigheidstheorie - utilitarisme
nuttiging – gebruik, priestercommunie
nuttig zijn – bruikbaardienen,
N.V. - naamloze vennootschap, (Fr.) s.a., (Duits) a.g.
Nyctaginacee - bougainvilliea, mirabillis, wonderbloem
Nylonkous en –broekje – panty
Nylonproduct - enkalon
nymfomaan - erotomaan, manziek

O

oase - rustpunt
oase in Algerije - Touat
oase in de Sinaï-woestijn - Elim
oase in Egypte - Siwah, Charga, Dechle, Farafra
oase in Niger - Bilma, Kaouar
oase in Libië - Koefra
oasestad in Centraal-Azië - Chami
obat - medicijn, artsenij
obductie - lijkschouwing
obediëntie - gehoorzaamheid, dienstplicht (in kloosters)
obediëren - gehoorzamen
obelisk - grafzuil, (spits)zuil, pronknaald
ober – bediende, kelner
oberin - kelnerin
Oberon – elfenkoning
obi - kimonogordel
objekt - onderwerp, voorwerp
objekteren - tegenwerpen
objektie - bezwaar, tegenspraa, tegenwerping
objektief - lens, onbevooroordeeld, onbevangen;
oblaat - hostie
obligaat - verplicht, voorgeschreven
obligatie - obI.
obligeant - verplichtend, dienstvaardig, beleefd
obligeren - noodzaken
obligo - verplichting; borgstelling, garantie
obliteratie - doorhaling, vernietiging
obsceen - gemeen, goor, onzedig, onzedelijk, ontuchtig, vies, vuil, vis, oneerbaar, onzedelijk, schunnig
obscurant - duisterling, domper
obscuur - donker, duister, louche, onbekend
obsederen - in beslag nemen
observatie - bespieding, waarneming
observatiepost - waarnemingsplaats
observatorium - sterrenwacht
observeren - bekijken, beschouwen, bespieden; gadeslaan, waarnemen
obsessie - dwangvoorstelling, kwelling
obsignatie - verzegeling
obsoleet - verouderd
obstakel - barrière, belemmering, hinderpaal, versperring
obstakels - barricade
obstetrie - verloskunde
obstinaat - eigenzinnig, halsstarrig, hardnekkig, koppig
obstipatie - hardlijvigheid, verstopping
obstructie - afsluiting, dwarsdrijverij
obus - granaat, projectiel
occasie - gelegenheid
occasion - bargain, koopje
occasioneel - incidenteel, toevallig
occident - avondland,westen
occidentaal - westelijk
occlusie - afsluiting
occult - geheim, verborgen
occulte handeling - tafeldans
occultisme - parapsychologie
occupatie - bezigheid, emplooi
oceaan - wereldzee, zee, waterplas
oceaanleer - oceanografie
oceaanvlieger - Lindbergh
oceaanvogel - albatros
oceanenkunde - oceanografie
oceanische eilandengroep - Melanesië, Micronesië,Polynesië
oceanograaf - Agassiz, Cook, Hjort, Maury, Ross, Scoresby
ocelot - tijgerkat
och - ach, charme, helaas, wee,
och kom - gekheid, oele
ochtend - v.m., (Eng.) a.m. , dageraad, morgen(stond)
ochtendblad - AD, Telegraaf, Trouw, Vaderland, Volkskrant
ochtendgewaad – duster, kimono, negligé, ochtendjas
ochtendgloren – dageraad, morgenstond
ochtendgodsdienst - morgenbede
ochtendhulde - aubade
ochtendjas – duster, ochtendgewaad, peignoir
ochtendkleed – kimono
ochtendkrieken - dageraad
ocbtendmaal - ontbijt
ochtendnevel - dauw
ochtendsignaal - reveille
ochtendzang - aubade
octaaf – interval, octava, toonafstand
octaaf plus terts - decime
octaaffluit - piccolo
octogonaal - achthoekig
octogoon - achthoek
octopus - inktvis, poliep, sepia
octrooi - patent, handelsmachtiging
octrooibrief - handvest
oculatie - enting
oculist - oogarts, oogheelkundige
odaliske - concubine, dienares, slavin
ode - gedicht, hymne, jubelzang, lofdicht, loflied, lofzang, vers, zang
odeon - muziektempel
odeur - geur, lucht, parfum, reuk(water)
odeurflesje - flacon
odieus - hatelijk
Odins paard - Sielpnir
odium - haat, vijandschap
odol – mondwater
odontalgie - tandpijn
odorant - reukstof
Oclysaeus' vader - Laertes
Odysaeus' vrouw - Penetope
Odysseus' zoon - Telemachos
oedeem - waterzucht, zucht, zwelling
oefenaar - trainer
oefenen - bekwamen, betrachten, harden, stalen, studeren, trainen
oefenhout voor ballet - barre
oefening - (muz.) etude, test, thema
oefening in onderwijs – studie
oefenles van studenten - practicum
oefenmeester - africhter, coach, instructeur, trainer, leermeester
oefen- of proeftijd - stage
oefenpatroon – Marga
oefenstuk - etude
oefentijd – proeftijd, stage
oefenvertalIng - thema
Oeganda's hoofdstad - Entebbe
Oegrische taal - Fins, Hongaars
oehoe – arenduil, ooruil, ransuil
Oeralische taal - Fins, Hongaars, Laps, Samojeds
oekaze – bevelschrift
oele – gein, gekheid, malligheid
oeloe – visuil
oen – domoor, mafkees, stommeling, sukkel, sul
oenig – onbenullig, sullig
oeraliet - hoornblende
oerbevolking op Ceylon - Dravida
oerbewoner van Japan – Aino
oerbos – jungle, oerwoud
oerdier - dinosaurus, brontosaurus
oerdieren - protozoa
Oerdoe - Hindostani\
oerdom - imbeciel, oliedom, stom, uilig
oergeschiedenis - prehistorie
oergesteente - magma, bazelt, graniet, lava
oerhagedis - brontosaurus, dinosaurus, gigantosaurus
oerlaag - oerbank, koffiebank
oermens - Neanderthaler
oeros - aueros
oeroud - aftands, overoud, stokoud
oeroude stad - Assur, Ninive, Ur
oerpaard - eohippus
oersegment – somiet
oersterk - ijzersterk
oerstof - celstof, protoplasma
oertaal - grondtaal
oertijd - prehistorie
oervogel - archaeopterix
oerwapen - knots
oerwoud – bushbush, jungle, oerbos, rimboe. wildernis
oerwoud in Zuid-Amerika - selva
oester - kwalster
oester net - kor
oestron - folliculine, menformon
oets - mallejan
oeuvre - werk
oever - boord, kaai, ka(de), kant, kust, rand, rivierkant, wal(kant), waterkant, zij, zijde
oeveraas- eendagsvlieg
oeverbekleding - beslag
oeverdam - ka(de), kaai
oevergewas - bies, lies, papyrus, riet
oeverkant - kade, wal
oeverloos – grenzeloos, onbegrensd
oeververbinding – brug, ferry, pont, tunnel, veer
of dergelijke - o.d.
Ofenpest - Boedapest
off side - buitenspel
offensie – belediging
offensief - aanvallend
offer - gave, gift, offerande
offeraar – doneur, gever
offerande - offer
offerbeker - kelk
offerbrood - hostie
offerbus – blok
offeren – afstaan, dokken, geven, prijsgeven, sacrificeren, schenken
offerplaats - altaar, outer
offerplechtigheid - offerande
offertafel - altaar, outer
offerte - aanbieding, aanbod, bod, prijsopgave, voorstel
offervaardig - gul, mild, royaal, vrijgevig, weldadig
office - suikerwerkerij
officie - ambt, post, werkkring
officieel - echt, erkend; vormelijk, wettig
officieel bericht - bulletin, communiqu6
officieel gastmaal - banket
officieel gehoor – audiëntie
officieel grensstuk – pas
officieel regeringsorgaan - staatsblad
officieel schrijven - missive
officieel stuk - acte, bul, codicil, diploma, exploot, oorkonde, pas, paspoort, testament, trouwboekje
officieel toegelaten – erkend
officiële aanvang van de bouw - eerstesteenlegging
officiële bekendmaking - communiqué, bulletin
officiële gehoorverlening - audiëntie
officiële herdenking – feest
officiële in gebruikstelling – opeing, tewaterlating
officiele kleding – ambtsgewaad
officiele ontvangst - receptie
officiële plechtigheid - herdenking
officiele verklaring - certificaat
officier - admiraal, bevelhebber, generaal, kapitein, kolonel, luitenant, majoor, overste, ritmeester
officier bij cavalerie - ritmeester
officier van gezondheid - regimentsarts
officier van justitie in de middel eeuwen - drost
officierseetzaal en -dagverblijf op schepen, - messroom
officiersjas - boernoes
officierskantine op schepen - mess, longroom
officieus - zijdelings
officium - ambt, dienst, plicht, officie
offreren - aanbieden, schenken, overhandigen
ofiet - serpentijn
offset – vlakdruk
offside - buitenspel
ofiet - slangensteen
ofschoon - al, alhoewel, hoewel, schoon
oftewel - alias
ogelijn - oogje, oogappel
ogen – blikken, doelen, mikken,
ogen/hulp voor de - bril, lens, loep
ogenblik - even, moment, mum, ommezien, oogwenk, poos, sekonde, tel, tijdstip
ogenblik van gebeuren - tijdstip
ogenblikje - amerij, even(tjes), moment, tel
ogenblikkelijk - dadelijk, direct, meteen, momentaan,
onmiddellijk, subiet, terstond, momenteel
ogenblik van rust - pauze
ogendienaar - kruiper, vleier
ogenhulp – bril, lens, loep
ogenschijnlijk – blijkbaar, schijnbaar
ogenschouw – parade
ogentaal - blik
ogief – puntboog, spitsboog
oir - afkomst, aver, kroost, nageslacht, nazaat, telg, zaad, afstammeling, nakomelingschap
okay - o.k.. boed
oké – akkoord, okido, uitstekend
oker - limoniet, hematiet, berggeel
okerachtige verfstof – sienna
okido – akkoord, oke
okkernoot - notenboom, telnootwalnoot
oksaal - koor
oksel – armholte, hoek
oktober - wijnmaand
oleander - laurierroos
oleaster - olijfboom
oleïne - olievet
olie - petroleum, smeer, traan, vet
olie uit vlaszaad - lijnolie
olieachtig - tranig, vet, vettig
olieachtige stof uit fossiele vissen - ichtyol
olieachtige vloeistof - balsem, creosoot
olieachtige vrucht - olijf
oliebak van een lamp - peer
olieblauw – zwavelkoper
oliebol – rekruut
olieboot – tanker
oliecarter - oliezinkbak
oliedom - aartsdom, indom, oerdom, olieslim, uilig
oliedom persoon - domoor, ezel, uilskuiken
oliefabriek - olieslagerij
oliegroen - chromaatgroen
oliehef - oliedroesem
oliehoudend gewas – sesam
oliejas – regenjas
oliekan met tuit - lampet
oliekannetje - kit
olie kever - meiworm
oliekoek - lijnkoek, raapkoek
oliemaatschappij - Shell, Fina, Total, Caltex, Chevron, Esso, Avia, B.P.
olienoot - aardnoot, pinda
olieopslagplaats - olietank
olieperser - olieslager
olierijke vrucht - aardnoot, olijf, pinda, talkbes,
olieslagerij - oliefabriek
oliesoort - gasolie, lijnolie, muntolie, notenolie, olijfolie, raapolie, rozenolie, slaolie, smeerolie, stookolie
oliesuiker - anijssuiker, glycerine
olie uit vlasdraad - lijnolie
olie uit zekere vrucht – bergamotolie
olievat - drum
olieverdamper - carburator
olieverfdruk - oleografie
olieverkitsel – oliemastiek
olieverkoper - olieman
olievetstof - oleïne
olievogel – Guarcharo
oliezaad – koolzaad, lijnzaad, sesam
oliezinkbak - oliecarter
oliezoet – glycerine
olifant – dikhuid, jumbo
olifantsben - ivoor
olifantsleider - kornak
olifantssnuit - slurf, tromp
olifantsziekte - elefantiasis
olifantenoppasser - kornak
oligo -klein, weinig
ollgochronisch - kortstondig, vluchtig
oligofrenie - achterlijkheid, zwakzinnigheid
oligotroof veen - hoogveen, sphagnum
olijfboom - oleaster
olijfachtige plant - es, liguster, olijf, sering
olijfolie - magdenolie
olijk - boertig, grappig, guitig, koddig, leuk, luimig, slim, snaaks, guitig
olijke kwant - guit
olijkerd – clown, grapjas, grappenmakerguit, klown, kwant, nar, pias, slimmerd, snaak
olIjvenboomgaard - olijfhof'
olim - eertijds, voorheen, voormaals, vroeger, weleer
olm - iep, ulmus
olomouc - Olmütz
Olympisch comité - O.C.
om – teneinde, voorbij, wegens, zoals
om aalmoes te vragen - bedelen
om afscheid te nemen - o.a.t.n., p.p.c.
om bazuinen – rondvertellen
om de onderkant - onderom
om deze reden - hierom
om die reden - daarom, deswege, vandaar
om een voorbeeld te noemen - b.v., bijv., e.c., e.g.
om en nabij - circa, omstreeks, ongeveer, omtrent
om en om - beurtelings, afwisselend
om hebben – dragen
om het even – gelijk, eender
om het middel binden - aangorden
om kort te gaan - afijn, enfin
om niet - cadeau, gratis, present
om reden dat - omdat
om te bedanken - p.r. ,
om te beginnen - (voor)eerst
om van te smullen - gebak, heerlijk, taart, zalig;
om welke reden - waarom
oma - grootmama, grootmoeder, omoe, opoe
omarmen – omhelzen – omhelzen, omstrengelen, pakken
omarming - omhelzing
omber – bergbruin, umbra
ombervogel – hamerkop
ombeurten – afwisselend, beurtelings
ombiliek – navelpunt
ombinden - omgorden
omboorden - omzomen
ombrelle - parasol
ombrengen - doden, uitroeien, vermoorden
ombrometer - regenmeter
ombudsman - gemachtigde
omdat - aangezien, daar, naardien, nademaal, nu, vermits, want, wijl
omdelven – omgraven, omspitten
omdijkt land - polder, waard, woerd
omdoen – aangorden, omspittenomslaan
omdoening - drukte, omslag,
omdolen – dwalen, rond(zwerven), waren
omdopen - herdopen
omdraai - keer, wending
omdraaien - draaien, keren, wenden
omduikelen – omrollen, omvallen
Ome Jan - lommerd, lombard, pandjeshuis
omega - einde
omelet – eierpannenkoek, struif
omen - (voor)teken
omgaand – meteen, onmiddelijk
omgaan mt - hanteren
omgang - kontakt, omwenteling, optocht, processie, ronde, rondgang, stoet, verkeer, verkering, wending
omgang hebben -verkeren
omgang van een toren - trans
omgangsmiddel - taal
omgangstaal - spreektaal
omgangstaal in Suriname - Negerengels, Papiamento
omgangsvormen - etiquette, manieren, protocol
omgebogen bord ter zijde van een ploeg - rister, riester omgebogen buis - hevel
omgebogen metalen rand - flens
omgebogen stuk ijzer - pook
omgedraaid - andersom, omgekeerd,verwisseld
omgekeerd - andersom, averechts, daarentegen (d.e.t.), invers, invert, omgedraaid, overhoop
omgekeerd beeld - negatief
omgekeerd eivormig – obovaal
omgekocht - corrupt
omgekrulde hoek van bladzijde - ezelsoor
omgeslágen deel van een kledingstuk -omslag, opslag
jaspand – lapel, revers
omgeslagen jasrand - revers
omgeslagen rand - lapel, omslag
omgeven – omhuld, omringen, omsingelen
omgeving – buurt, contreidecor, dreven, entourage, milieu, nabijheid, omstrekenomtrek, sfeer
omgezoomde kant - zoom
omgleten - overgieten
omgooien –kieperen, omkegelen, omslaan, omsmijten, omverwerpen
omgorden - ombinden
omgrenzen - afbakenen
omhaal – gedoening, drukte, gedoe, heisa, omslag, omweg, ophef, poeha, rompslomp, soesa
omhakken - kappen, kloven, omkappen, vellen
omheen - langs
omheind gedeelte van boerderij - erf
omheinde ruimte – erf, hof, kraal, tuin
omheinen - afschutten
omheining - afrastering, afscheiding, haag, heg, hek, palissade, schutting
omhelzen - omarmen, omvatten
omhelzing – accolade, omarming
omhoog - opwaards, sursum
omhoog beuren – opheffen, oplichten, op(tillen)
omhoog brengen - opsteken
omhoog doen van een mouw - opstropen
omhoog gaan - klimmen, rijzen, stijgen, steigeren, verheffen
omhoog halen – ophalen
omhoog kijken - opzien
omhoog komen - vooruitkomen, opklimmen
omhoog sturen - oplaten
omhooggaand terreingedeelte - klim, helling, bergwand
omhooggaande luchtstroom - thermiek, convectie
omhooggaande plooi in 'gesteente of aardlaag – anticlinaal
omhooggooien – opwerpen
omhoogheffen – opsteken, tillen
omhoogtrekken – hijsen
omhoogwerken – klimmen
omhoogwerpen – opwerpen
omhoogwippen - springen
omhouwen – kappen, omhakken, vellen
omhuiven – omhullen
omhuld – bekleed, omgeven
omhullen – bedekken, omgeven, wikkelen
omhulling – huis, kapsel, omhulsel, omkleedsel, omwindsel,verpakking
omhulsel - bolster, capsule, dop, envelop, etui, foedraal, hoes, huls, kaft, kap, kardoes, kas, koker, map, omkleedsel, pel, schil, tube, verpakking
omhulsel van een boek – kaft, kapitorie, omslag
omhulsel van een schaaldier - schelp
omhulsel van graanvruchten - kaf
omhulsel van mes - schee, schede
omhulsel van rupsen - cocon
omhulsel van vruchten – pel, schil
omineus - onheilspellend
omissie - nalatigheid, verzuim, weglating
omitteren – overslaan, vergeten
omkaderen – omlijnen, inlijsten
omkantelen - kiepen
omkappen - omhakken, vellen
omkeer - inkeer, ommekeer, peripetie, revolutie, verandering, wending
omkeerbaar - reversibel
omkegelen - omgooien, omverwerpen
omkeren - draaien, kantelen, keren, omdraaien, teruggaan, wenden, wentelen
omkering – draai, inversie, kentering, ommekeer, wending, wenteling
omkieperen – omgooien
omkijken – omzien, terugkijken
omkleden – bedekken, verkleden
omkleding  drapering , omkleedsel
omkleedsel – hoes, kaft, omhulsel, overtrek, sloop, tijk
omklemmen - omvatten
omkluisteren  omklemmen
omkomen – creperen, sneuvelen, sterven, stikken, vergaan
omkoopbaar  corrupt, veil
omkoopsom – smeergeld
omkukelen - omvallen
omlaag  beneden, benee, neder, neer(waarts), terneer, zakken
omlaag gaan – af(dalen), neergaan, zakken
omlaag ploffen – neerstorten, vallen
omladen – overladen
omlegeren – insluiten, omsingelen
omleggen – stulpen
omliggend - naburig , omgeving
omliggend land – omtrek
omlijnen – afbakenen, begrenzen, omkaderen
omlijning – afbakening, kader
omlijsten - omkadeen
omlijsting  encadrement, kader, lijst, raam, rand
omlijsting van een bril  montuur
omlijsting van een prent  passe-partout
omlijsting van een raam of deur – entoblement, kozijn
omlijsting van een schilderij  lijst, kader
omloop  circulatie, criterium, fijt, galerij, koers, kringloop, overloop, ronde, rondgang, roulatietrans, wandeling
omloopdijk  ringdijk
omlooptijd van de maan  lunatie
ommanteling  versterkingsgordel
ommegang  gaanderij, ronde, rondgang
ommekant  keerzijde
ommekeer  draai, inkeer, kentering, omkering, ommezwaai, revolutie,verandering, wending, wenteling
ommetje  kuier, loopje, omweg, wandeling
ommezien – handomdraai, ogenblik, oogwenk
ommezijde – keerzijde
ommezwaai – ommekeer, wenteling
omnibus – autobus, boemeltrein, stoptrin
om niet - P.D. prodeo
omnipotent  almachtig, alvermogend
omnivoor  alleseter
omoe  grootmoeder
ompraten – bekeren, bewerken, overhalen, overreden
omranding  lijst
omreden – omdat
omrekenen – reduceren
omringen – insluiten, omgeven, omsingelen
omroepen – aankondigen, bekendmakenuitzenden
omroepvereniging  avro, e.o., kro, ikor, ncrv, nos, sbs, tros, vara, veronica, vpro,
omroeper – bellenman
omroepinstallatie - radio
omroepwagen – geluidswagen
omroeren – mengen, mixen
omrollen – kantelen, omduikelen, omrollen, tuimelen
omruilen – omwisselen, ruil, verruilen, verwisselen
omruiling - changement, omruil, ruil, verwisseling
omscholen - heropleiden
omschrift van een munt  legende, randschrift
omschrijven – aanduiden, aaangeven, uitduiden
omschrijving  bepaling, aanduiding, definitie
omschrijving van bouwwerk  bestek
omsingeld – ingesloten
omsingelen – belegeren, insluiten, omlegeren, omringen
omsingeling  beleg(ering), insluiting
omslaan – kantelen, kapseizen, kenteren, keren, kiepen, ombuigen, omdoen, omrollen, omvouwen
omslaan van een schip  kapseizen
omslaan van het achterste zeil – gijpen
omslachtig - langdradig
omslachtige drukte  rompslomp
omslachtigheid  omhaal
omslag – band, couvert, doek, drukte, enveloppe, etui, kaft, lust, map, moeite, naloop,omhaal, soesa
omslag met documenten - actetas
lapel, revers
omslag van jas  lapel, revers
omslagboor - zwengelboor
omslagdoekje – sjaaltje, tissu
omslager  omroeper
omslagvel van boeken – jacket
omsloten ruimte - stal
omsluiten  inhouden, bevatten, omringen, omvangen, impliceren
omsluitend bouwsel - ombouw
omsmeden  hersmeden, raffineren
omsmijten – omgooien, omvergooien, om(ver)werpen
omspaden  omspitten, omwerken, omgraven
omspannen – omvatten
omspitten - omdelven
omstander – ooggetuige, toeschouwer
omstanders  publiek
omstandig  ampel, breed(voerig), uitgebreid, wijdlopig
omstandigheden  milieu
omstandigheid  factor, feit, gelegenheid, geval, kwestie, situatie, toestand
omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat – feit
omstandig spreken - uitweiden
omstreeks  circa, nagenoeg, ongeveer, omtrent, plusminus, rond
omstreken – buurt, omgeving, entourage, omtrek
omstreken van grote stad – banlieue
omstrengelen - omarmen
om te bedanken - P.R.
omtocht  optocht, omgang
omtrek – boord, buitenlijn, buurt, contour, grenslijn, lijn, nabijheid, omgeving, rondte, rand
omtrek die bij de hand is – (hand)bereik
omtreklijn - contour
omtrent  aangaande, betreffende, circa, inzake, nabij, nopens,omstreeks, ongeveer, plusminus, rondom, zowat
omturnen - veranderen
omvaamd  omspannen
omvallen  kantelen, kapseizen, kieperen, omduikelen, omkukelen, omslaan
omvang – afmeting - bereik, bestek, betekenis, dikte, grootte, omtrek, ruimte
omvangen - omvatten
omvang van acht tonen  octaaf
omvang van menselijke stem  diapason
omvangrijk  breed, dik, groot, lijvig, ruim, uitgebreid, uitgestrekt, vet, volumineus
omvat het noordelijk gedeelte van Syrië  Aleppo
omvatten – begrijpen, bestaan, bevatten, behelzen, includeren, inhouden, omhelzen, omklemmen, omsluiten, omspannen
omver  andersom, ondersteboven, onderuit, overhoop,
omvergooien – kantelen, omgooien, omsmijtenvloeren, verijdelen
omverhalen  afbreken, slopen, vernieuwen, verwoesten
omverwerpen – omgooien, omkegelen, omslaan
omverwerpend  subversief
omvlochten drankfles  mattekeesje
omvormen  reformeren, transvormen
omvouwen - omslaan
om wat - waarom
omweg - detour, omhaal, ommetje
omwenden – draaien, keren, omkeren
omwentelen – rollen, omdraaien, omkeren
omwenteling  draaiing, ommekeer, ommezwaai, opstand, revolutie, rotatie, toer, tour
omwentelingsgezind  revolutionair
omwentelingslichaam  rotor
omwerken – spitten, verzetten
omwerpen – omgooien, omsmijten
omwikkelen – inrollen, omhullen
omwille van – wegens
omwinden - wikkelen
omwindsel  omhulsel, bedekking
omwisselen  ruilen, inruilen, omruilen, verruilen
omwisseling – ruil
omwisseling van geld - change
omwoelen  omwerken, dooreen woelen
omwoelen van grond – eggen, ploegen, spitten
omwoners – buren
omzagen – kappen
omzagen van bomen - vellen
omzeilen  ontlopen,ontwijken, vermijden
omzendbrief  circulaire, rondschrijven
omzet – afname, afzet, debiet, handel, slijterij, verkoop
omzetting - inversie
omzetting van klanken  metathesis
omzetting van voedingsstoffen  assimilatie
omzichtig  bedachtzaam, behoedzaam
omzichtigheid  beleid, tact
omzien - omkijken
omzoming  rand, boord
omzwaai  breedvoerigheid, omhaal, omslag
omzwachtelen – verbinden
omzwalken – omdolen, omzwerven
omzwerven  (om)dolen, (om)dwalen
onaandoenlijk  frigide, koel, koud, ongevoelig
onaandoenlijkheid - flegma
onaangedaan - ongeroerd, ijskoud
onaangenaam  akelig, bar, ellendig, eng, guur,hinderlijk, knorrig, lastig, misselijk, naar, nurks, onbehaaglijk, ongepast, onplezierig, onprettig, onsmakelijk, pijnlijk, vervelend, zuur
onaangenaam geluid  gekras, gepiep, krassen
onaangenaam gevoel  angst, jeuk, krieuwel, kriebel, onlust, pijn
onaangenaam gezicht - tronie
onaangenaam hard  rauw, ruw
onaangenaam koud  guur, kil
onaangenaam maken – bederven, vergallen, verpesten
onaangenaam persoon – akeling, engerd, etre, kniesoor, naarling, nurks
onaangenaam ruiken - stinken
onaangenaam weer  noodweer
onaangenaam werkje – akkefietje, corvee
onaangenaam zoet  mierzoet
onaangename bejegening - terging
onaangename discussie – twistgesprek
onaangename ervaring - flop
onaangename gelaatsuitdrukking - grijns
onaangename geur  stank
onaangename gewaarwording  angst, kiespijn, maagpijn, onbehagen, pijn,
onaangename natte koude  kilheid, kilte
onaangename onderbreking  storing
onaangename reuk  stank, luchtje
onaangename taak  akkefietje
onaangename tijding  jobstijding
onaangename verblijfplaats  bak, cel, gevang(enis), hel, lik, nor, petoet
onaangename vertrekking van het gelaat  grijns
onaangename vrouw  kreng, feeks, tang
onaangepast  asociaal
onaangeraakt  gaaf, heel, intact, maagdelijk, ongerept
onaangeroerd  ongerept, intact
onaangetast - ongerept
onaangevochten - onbetwist
onaangezien  niettegenstaande
onaannemelijk – ongeloofwaardig, verwerpelijk
onaanraakbaar  taboe, heilig
onaantastbaar  heilig, taboe
onaantrekkelijk – lelijk, onbekoorlijk
onaanvechtbaar  evangelie
onaanzienlijk  gering, klein, miniem, nederig, nietig, onooglijk, ootmoedig
onaanzienlijk dorp  negorij, gat, gehucht
onaardig  bars, bits, koel, nors, onbeleefd, onvriendelijk
onaards - hemels
onachtzaam  achteloos, nonchalant, nalatig, onattent, onoplettend, slordig, zorgeloos
onachtzaamheid  achteloosheid, onoplettendheid onafgebroken  aanhoudend, contenu, steeds, voortdurend
onaf – niet klaar, onvoltooid
onafgebroken – aanhoudend, continu, gestaag, steeds, voortdurend
onafgebroken naar één punt kijken  staren
onafgemaakt  onaf, onafgewerkt, onvoltooid
onafgewerkt – onvoltooid, ruw
onafhankelijk  autonoom, independent, vrij, zelfstandig,
onafhankelijkheid  autonomie, vrijheid, zelfbestuur, zelfstandigheid
onafscheidbaar  onafscheidelijk
onafscheidelijk  inseparabel
onafscheidelijk verbonden  adherent, innig
onafwendbaar  onontkoombaar, inevitabel, noodzakelijk, onvermijdelijk
onafwendbaarg bevolg - noodzaak
onafwendbare macht  noodlot
onafzienbaar  eindeloos
onalledaags  bijzonder, bizonder, buitengewoon
onappetijtelijk  onsmakelijk, vies
onattent  onachtzaam, onoplettend
onbaatzuchtig  altruïstisch, belangeloos, caritas, edelmoedig
filantropie, naastenliefde
onbaatzuchtigheid  altruïsme,filantropie
onbarmhartig – barbaas, genadeloos, hard, koud, liefdeloos, meedogenloos, ongevoelig, wreed
onbarmhartig mens – tiran, wreedaard
onbebouwd  braak, leeg, wild, woest
onbebouwd gebied  plein, vlakte, woestijn
onbebouwde grond om huis - werf
onbebouwde ruimte in een stad - plein
onbebouwde vlakte – steppe, woestijn
onbedaarlijk  hevig, onstuimig
onbedaarlijk lachen – schateren
onbedacht – onberaden, onnadenkend, voorbarig
onbedachtzaam  onbekookt, onbesuisd, onbezonnen, roekeloos, voorbarig
onbedeesd – koen, onbeschroomd
onbedekt  bloot, kaal, naakt, ontbloot, openlijk
onbedorven  fris, gaaf, ingénu, naïef, onschuldig, rein, vers
onbedreven  links, onbekwaam, onervaren, onhandig
onbedreven persoon – klungel, kruk, stuntel
onbedrieglijk oprecht
onbedrukt – blanco, leeg, wit
onbeducht – dapper, onbevreesd
onbeduidend  alledaags, banaal, dom,eenvoudig, futiel, gering, hol, ijdel, irrelevant, klein, nietig, onbelangrijk, onbetekenend, onnozel, onooglijk, tenger
onbeduidend dichtwerk - gerijmel
onbeduidend gebabbel - klets
onbeduidend geval  futiliteit, kleinigheid, nietigheid, nulliteit
onbeduidend iets – prul, vod
onbeduidend persoon  lor, nietsnut, nul, prul,
onbeduidende plaats  negorij, gehucht
onbeduidende zaak  beuzeling, nesterij, wissewas onbeduidendheid  nietigheidnulliteit
onbedwingbaar – ontembaar, tomeloos
onbedwongen – ongetemd, wild, woest
onbegaan  onbetreden
onbegonnen - onmogelijk
onbegrensd – eindeloos, grenzeloos, oeverloos, onbeperkt, ongelimiteerd, onmetelijk, uitgestrekt
onbegrijpelijk  duister, diepzinnig, mysterieus, ondoorgrondelijk, onduidelijk, onnaspeurbaar, raadselachtig, verward, vreemd, wonderbaar
onbegrijpelijke zaak  mysterie
onbegroeid – kaal
onbehaaglijk  naar, onaangenaam, onprettig, vervelend
onbehaaglijk gevoel  kou, onrust, onvrede, schuld
onbehaard – haarloos, kaal, naakt
onbehagen - onlust
onbeheerst  driftig, onbesuisd, onstuimigwild
onbehendig  links, onhandig
onbehoedzaam  onbezonnen, onvoorzichtig
onbeholpen – houterig, links, onhandig, primitief, stumperig, stuntelig
onbeholpen persoon  klaas, lomperd, lummel, stuntel, sukkel, sul
onbeholpen prutsen – modderen
onbeholpen ventje – nozem
onbeolpen werken – prutsen, stumperen, stuntelen, tobben
onbehoorlijk – aanstotelijk, brutaal, impertinent, onbeleefd, onbeschaafd, onbeschaamd, onbetaamd, onfatsoenlijk, ongepast, onhebbelijk, onkies, onnet, onoorbaar, ontoelaatbaar,
onbehoorlijk gedrag  brutaliteit
onbehoorlijke tijd  ontijd
onbehouwen  boers, bot, cru, grof, lomp, onbesuisd, ongemanierd, plomp, ruw
onbejaard  minderjarig, onmondig
onbekeerd  onverbeterd
onbekend  anoniem, n.n.,obscuur ongewoon, vreemd,
onbekend in Nederland  berg, gletsjer, lawine
onbekend met - onkundig
onbekende  anonymus, n.n., vreemde
onbekende grootheid in de wiskunde  x, y, z
onbekleed – kaal
onbeklemd - opgeruimd
onbeklemtoond deel van een maat  opmaat
onbeklemtoonde lettergreep  thesis
onbekommerd – gerust, onbezorgd, opgeruimd, zorgeloos
onbekookt  ondoordacht, onstuimig, onzinnig, oppervlakkig
onbekoorlijk  lelijk, onbevallig,
onbekrompen  edelmoedig, gul, liberaal, overvloedig, royaal, ruim, vrijgevig,
onbekwaam  aangeschoten, beschonken, dronken, incapabel, krukkig, onbedreven, ongeschikt, onbekwaam persoon  beunhaas, dronkelap, knoeier, prutser
onbekwaam mens – knoeier, prutser
onbekwaam tot werken  invalide
onbeladen – onbelast
onbelangrijk – onbeduidend, onbetekenend
onbelangrijk gesprek  praatje
onbelangrijk mens  leeghoofd, nietsnut, nonvaleur, onbenul
onbelangrijk persoon - leeghoofd, nul
onbelast – loeeg, ledig, onbeladen, vrij
onbeleefd  boers, bot, brutaal, grof, impertinent, lomp, plomp, onaardig, onbehoorlijk, onbeschaafd, onbeschoft, ongemanierd, onheus, onhoffelijk, onopgevoed, onvriendelijk, vlegelachtig
onbeleefdheid  onwellevendheid
onbeleefd mens – lomperd, nonvaleur
onbelemmerd – ongedwongen, ongehinderd, ongeremd, open, vlot, vrij(uit)
onbemerkt - ongezien
onbemiddeld  arm, ongegoed, onvermogend
onbemind  impopulair
onbeneveld  helder, onbewolkt
onbenul – dommerik, leeghoofd, stumper
onbenullig  bot, dom, maf, onbeduidend, onnozel, stom, stumperig, sullig, vadsig
onbenullig iets – bagatel, futiliteit
onbenullige jongen - slungel
onbenullige zaak  futiliteit
onbepaald  onbeperkt, onzeker, vaag, willekeurig
onbepaald gezaghebber  dictator
onbepaald hoofdtelwoord – alle(s), elkeen, enig, enkele, geen, ieder(een), iets, menig, (n)iemand, niets, sommige, weinige
onbepaald persoon  iemand
onbepaald rangtelwoord  laatste, middelste, zoveelste
onbepaald voornaàmwoord  alles, elk(een), enig(e), geen, hetgeen, ieder(een), (n)iemand, iets, men, sommige
onbepaald telwoord – enige, ettelijke, evenveel, meer, meest, menig, veel, weinig,
onbepaalde hoeveelheid  aantal, enkele, iets, menig, partij, tal, weinig, zoveel
onbepaalde plaats  ergens
onbepaalde tijd – eens, ooit
onbepaalde volmacht  m.s.c.
onbepaalde wijs  infinitief
onbepaaldheid  onbeperktheid, onbegrensdheid; onzekerheid, vaagheid
onbeperkt – grenzeloos, ongelimiteerd, vrij, onbelemmerd,onbepaald, onmetelijk, onbegrensd, lichtzinnig
onbeperkt heerser  dictator
onbeperktheid  absolutisme
onberaden  lichtzinnig, loszinnig,onbedacht, onbekookt, onbezonnen, ondoordacht, roekeloos, vermetel
onberaden koen - vermetel
onberedeneerbaar  irrationeel
onberedeneerde gewoonte  sleur
onbereid - ongenegen
onberekenbaar  grillig, ongestadig, onvast, wisselvallig
onberijmd  rijmloos
onberispelijk – af, correct, foutloos, keurig, net, volmaakt, zuiver
onberoepbaar doof  stokdoof
onberoerd  onaangenaam, ijskoud, onbewogen
onbeschaafd  barbaars, boers, bot, cru, lomp, onbeleefd, oneffen, ongemanierd, ongepolijst, onnet, plat, ruw, wild, woest, zedeloos,
onbeschaafde  barbaar, wilde
onbeschaafdheid  botheid
onbeschaafd persoon – barbaar, fieft, proleet, wreedaard
onbeschaamd  brutaal, cru, gewetenloos, insolent, impertinent, lomp, onbehoorlijk
onbeschaamdheid  impudentie
onbeschadigd  gaaf, heel, intact, ongedeerd
onbescheid  overmoed, driestheid, vermetelheid, onbescheidenheid
onbescheiden  brutaal, indiscreet, insolent, ongepast, onwellevend, vrijpostig
onbescheidenheid  brutaliteit, indiscretie, ongepastheid, onwellevendheid, onwelvoeglijkheid
onbeschermd – onbeschut, vogelvrij, weerloos
onbeschoft  brutaal, grof, honds, inhalig, insolent, lomp, onbeleefd, onfatsoenlijk, ongelikt, ongemanierd
onbeschoftheid - brutaliteit
onbeschoft persoon – domoor, kinkel, lomperd, prol, vlegel
onbeschreven  blanco, blank
onbeschroomd  frank, onbedeesd, vlot, vrij, vrijmoedig
onbeschrijfelijk  onzegbaar, nameloos, vreselijk, zeer
onbeschroomd – astrant, brutaal, frank, koen, onbedeesd, onbevangen, schromelijk, vlot, vrij(moedig), vrijpostig
onbeschut  onbeschermd
onbesefbaar  ondoorgrondelijk
onbeslagen  onvoorbereid
onbeslist  gelijk, kiet, open, quitte, remise, twijfelachtig
onbesliste wedstrijd  draw, remise, gelijkspel
onbesmet  onbevlekt, onbezoedeld, vlekkeloos, zuiver
onbespied  geheim, verborgen
onbespreekbaar - taboe
onbesproken  onberispelijk
onbestand  wisselvalligheid, onbestendigheid
onbestelbaar poststuk  rebut
onbestelbare brief - rebut, rebuut
onbestemd – onbepaald, onzeker, vaag
onbestendig – buiig, grillig, ongestadig, onvast, regenachtig, variabel, veranderlijk, vergankelijk, wankel(baar), wispelturig, wisselvallig, wuft
onbestreden – onbetwist
onbestuurbaar - stuurloos
onbesuisd – dol(zinnig), driest, driftig, ijlheefdig, lichtzinnig, onbeheersd, onbekookt, onnadenkend, onstuimig, roekeloos, ruw, teugelloos, wild, woest, teugelloos, tomeloos, uitzinnig
onbesuisd slaan - houwen
onbetaalbaar – duur, kostelijk
onbetaald - onvoldaan
onbetamelijk – aanstotelijk, onbehoorlijk, oneerbaar, onfatsoenlijk, ongepast, onoorbaar, onvertogen, onvoegzaam, onwel(voeglijk)
onbetekenend  iel, luimig, onbeduidend, onbelangrijk, simpel
onbetekenend mens  nonvaleur, nul,
onbeteugeld  bandeloosteugelloos, woest
onbetoogbaar  onbewijsbaar
onbetreden zandplaat  drijfzand
onbetrouwbaar – bedrieglijk, gemeen, loens, vals, tendentieus, louche
onbetrouwbaar persoon  bedrieger, leugenaar
onbetwijfelbaar  indubitabel
onbetwist  erkend, onbestreden, uitgemaakt, vaststaand
onbetwistbaar  ongetwijfeld, onloochenbaar, ontegenzeglijk, zonneklaar
onbevaarbare stroom  bergbeek, stortbeek
onbevallig  lelijk, onbekoorlijk
onbevangen  onbeschroomd, ongedwongen, onpartijdig, vrij(moedig )
onbevaren matroos – baar
onbevattelijk – dom, ingewikkeld, onbegrijpelijk, traag
onbevlekt – blank, onbesmet, onbezoedeld, ongerept, ongeschonden, rein, schoon, smetteloos, vlekkeloos, zuiver
onbevloeid rijstland  ladang, tegal(an)
onbevoegd  incompetent, irridenta
onbevoegd arts  kwakzalver
onbevooroordeeld  onpartijdig
onbevredigd – ontevreden, onvoldaan, teleurgesteld
onbevredigend  onvoldaanteleurstellend
onbevreesd  dapper, driest, gerust, koen, moedig, onbeducht, onversaagd, onvervaard, stout(moedig)
onbevroren gedeelte in ijsvlakte - bijt, wak
onbevrucht - gust
onbeweegbaar  onverzettelijk, onwrikbaar, stijf
onbeweeglijk  immobiel, lam, onbewogen, onwrikbaar, pal, roerloos, star, stijf, stil, stokstijf, strak, stram, vast,
onbeweeglijk kijken  staren
onbeweeglijkheid  immobiliteit, roerloosheid, starheid, stijfheid,
onbewerkt – braak, ruw
onbewerktuigd  anorganisch
onbewezen. gedachte  theorie
onbewezen grondstelling  axioma
onbewezen stelling  hypothese
onbewijsbaar – onbetoogbaar
onbewimpeld  cru, eerlijk, onverbloemd, onverholen, open(hartig), rechtstreeks, rechtuit, rondweg, ronduit, ruiterlijk
onbewogen  effen, hard, kalm, koelbloedig, koud, onaangedaan, onberoerd, onverschillig, onverzettelijk, pal, roerloos, rustig, star, stil, strak, uitgestreken, vast
onbewolkt  helder, sereen, vrolijk
onbewoonbaar huis  krot
onbewoond  leeg(staand ), uitgestorvenverlaten, woest
onbewust  onwetend, onbekend
onbewuste neiging - drift
onbezegeld  onbekrachtigd, onbevestigd
onbezet  ledig, leeg, leegstaand, onvervuld, openstaande, vacant, vrij
onbezield  dof, levenloos
onbezocht  eenzaam
onbezoedeld – onbesmet, onbevlekt, rein, vlekkeloos, zuiver,
onbezonnen – astrant, blindelings, dol, driest, impulsief, lichtvaardig, onberaden, onberedeneerd, onnadenkend, onvoorzichtig, overmoedig, roekeloos, vermetel, voorbarig
onbezonnen jongeling - wulp
onbezorgd – gerust, luchtig, onbekommerd, onbesteld, opgeruimd, zorgeloos
onbezweken  volhardend, standvastig
onbillijk  onredelijk, onrechtmatig, onschappelijk, onwelwillend
onboetvaardig  verstokt
onbrandbaar - vuurvast
onbrandbare stof  asbest
onbruikbaar – kapot, nutteloos, ongeschikt, onhandzaam, onnuttig
onbruikbaar drukwerk  misdruk
onbruikbaar maken  bederven, beschadigen, demonteren, stukmaken, vernielen, vernietigenverwoesten
onbruikbaar overblijfsel  wrak
onbuigbaar – star, stijf
onbuigbaar rededeel  partikel
onbuigzaam  hard, hardnekkig, koppig, onverzettelijk, star, stijf, stram, stug, weerbarstig
onbuigzaamheid – stijfhei, stramheid, stugheid
onchristen - heiden
oncomfortabel  hinderlijk, ongemakkelijk
ondaad  gruweldaad, misdaad, overtreding, wandaad
ondankbaarheid  ondank
ondanks – ongeacht, trots
ondanks dat - niettemin
ondeelbaar bestanddeel van stof of geest  atoom, eenheid, monade
ondeelbaar getal  priemgetal
ondegelijk  onsolide, oppervlakkig, prutsig, wuft
onder  adjunct, basaal, beneden, parterre, sub, vice
onder andere  o.a.
onder andere naam – alias, incognito, pseudoniem
onder de rubriek  s.r.
onder dwang  gedwongen
onder het ijs  subglaciaal
onder het nodige voorbehoud  r.r.
onder het (dat) woord  s.v.
onder hofrecht  horig
onder ons  internos, entre nous
onder voorwaarde dat  mits
onder woorden brengen  formuleren
onderaan – beneden
onderaards bomvrij gewelf - kazemat
onderaards gewelf – bunker, kazemat
onderaards graf  catacombe
onderaards hol  krocht, spelonk, grot
onderaards hol in een gevangenis - oubliëtte
onderaards plantendeel  wortel
onderaardse gang – grot, spelonk, tunnel
onderaardse gevangenis - oubliëtte
onderaardse grafkamer  catacombe
onderaardse kapel  crypt, crypte
onderaardse plaats - mijn
onderaardse plantenstengel  bol, knol, wortel
onderaardse ruimte  grot, hol, krocht, spelonk
onderaardse spelonk - crypt, krocht
onderaardse trein weg  metro, underground, subway
onderaardse verzamelbak voor water  cisterne
onderaardse weg  tunnel
onder andere - o.a, ondermeer
onderarm  voorarm
onderbaas – ploegbaas
onderbalk van een kozijn - dorpel
onderbed  beddezak, matras
onderbeen – kuit, scheenbeen
onderbeul  beulsknecht
onderbouw van een brug  landhoofd, pijler
onderbouw van een huis  fundament, fundering
onderbreken – ophouden, storen
onderbreker - schakelaar
onderbreking  interruptie, storing
onderbreking van vergadering – schorsing
onderbrengen – huisvesten, indelen
onderbroekje – slip(je)
onderbuik  abdomen
onderbuikskramp - koliek
onderbuur  benedenbuur
onder cultuur – folklore
onderdaags - onlangs
onderdaan  burger, dienaar, ingezetene, subject, sujet,
onderdak – asiel, huis, intrek, logies, onderkomen, verblijf, woning
onderdak bij burgers - inkwartiering, logies
onderdak verlenen  huisvesten, herbergen
onder dak zijn - wonen
onderdanig – deemoedig, dienstwillig, gedwee, gehoorzaam, kruiperig, nederig, ootmoedig, slaafs
onder dat woord - s.v
onderdeel  afdeling, artikel, detail, passage, tak,
onderdeel mariniers - corps
onderdeel der scheikunde  stereo-chemie
onderdeel van...  zie o.ok: deel van...
onderdeel van agenda  onderwerp, punt
onderdeel van atletiek – hoogspringen, kogelstoten, marathon, sprint, verspringen
onderdeel van auto  accelerator, accu, carrosserie, claxon, dashboard, kap, motor, portier, radiator, rem, stuur, versnelling, wiel, wisser, uitlaat
onderdeel van de marine  m.s.d., orthopedie, M.S.D.
onderdeel van de staat  gemeente, provincie
onderdeel van de tijd  dag, decennium, etmaal, jaar, kwartaal, kwartier, lustrum, maand, minuut, seconde, seizoen, semester, tel, trimester, uur, week
onderdeel van een afdeling (biologie)  klasse
onderdeel van een bakkerij  oven
onderdeel van een balans  mes
onderdeel van een bed  matras, ombouw, spiraal
onderdeel van een begroting  post, staat
onderdeel van een camera  diafragma, filter, lens, objectief, sluiter, statief, zoeker
onderdeel van een drukpers  arm, cilinder, degel, inktbak, inktrol, looplijsten, swingarm, vocht rol
onderdeel van een familie (biologie)  geslacht
onderdeel van een fiets  achterlicht, bagagedrager, band, bel, frame, handvat, ketting, kettingkast, naaf, pedaal, rem, spaak, spatbord, stang, stuur, trapper, velg, versnelling, voorvork, zade
onderdeel van een film - scene
onderdeel van een fles  buik, hals, ziel
onderdeel van een gebit  tand, kies
onderdeel van een gerecht  saus
onderdeel van een geweer  grendel, haan, kolf, korrel, loop, magazijn, trekker, tromp, vizier
onderdeel van een geschrift  blad
onderdeel van een hijswerktuig - katrol, takel
onderdeel van een horloge  anker, glas, kast, veer, wijzer
onderdeel van een huis – badkamer, dak, douche, erker, fundering, gang, gevel, hal, kamer, keuken, kozijn, muur, raam, schoorsteen, spant, toilet, venster, vliering, vloer
onderdeel van een kabinet (meubelstuk)  buik, kuif
onderdeel van een kachel  asla, brander, pijp, rooster, smoorklep, tank
onderdeel van een kerkdienst – collecte, gebed, mis, preek, zingen
onderdeel van een ketting  slot, schakel, schalm, kraal
onderdeel van een klasse (biologie)  orde
onderdeel van een klok  gewicht, klepel, onrust, rad, slinger, snek, snelrad, uurwerk, wijzer
onderdeel van een kristalontvanger  detector
onderdeel van een lamp  ballon, fitting, glas, peer
onderdeel van een leesles - leesbeurt
onderdeel van een leger – genie, infanterie, landmacht, luchtmacht, marine
onderdeel van een mast - ra
onderdeel van een menu  gang
onderdeel van een mes  heft, lemmet
onderdeel .van een molen  kap, rad, steen, tremel, vang, wiek
onderdeel van een motor  bougie, brandstofpomp, carburateur, cilinder, filter, klep, krukas, magneet, nokkenas, rotor, starter, verstuiver, zuiger
onderdeel van een naaimachine - spoel
onderdeel van een orde (biologie) - familie
onderdeel van een overhemd - boord, manchet
onderdeel van een piano – klavier, klep, pedaal, snaar, toets
onderdeel van een pomp  gek, mik
onderdeel van een provincie  arr.
onderdeel van een radiotoestel - detector
onderdeel van een rekening  post
onderdeel van een rijexamen - keren
onderdeel van een schilderij  doek, lijst, linnen
onderdeel van een schip  brug, dek, kajuit, kiel, mast, ra, roer, ruim, schroef, stuurhut
onderdeel van een schoen  hak, neus, veter, zool
onderdeel van een staat  gemeente, provincie
onderdeel van een soort (biologie) - ras, variëteit
onderdeel van een stoel  kussen, leuning, poot, zitting,
onderdeel van een tafel  blad, poot
onderdeel van een tang  bek
onderdeel van een tas  hengsel, beugel
onderdeel van een telefoon  bel, haak, hoorn, kiesschijf
onderdeel van een televisietoestel - beeldbuis
onderdeel van een tennisracket - snaar
onderdeel van een theepot  oor, tuit
onderdeel van een toneelstuk – akte, scene, bedrijf
onderdeel van een trein  locomotief, wagon
onderdeel van een uurwerk  anker, gewicht, glas, kalot, lid, ketting, onrust, slinger, slagwerk, snek, veer, wijzer, wijzerplaat
onderdeel van een uurwerk met onrust – echappement
onderdeel van een vacht - haar
onderdeel van een vinger  kootje, nagel, top
onderdeel van een vis  graat, hom, kuit, vin
onderdeel van een vliegtuig  aileron, cockpit, landingsgestel, motor, staart, stuurknuppel, vleugel,
onderdeel van een voertuig  as, carrosserie, chassis, cilinder, krukas, lager, motor, rem, stuur, zuiger
onderdeel van een voet  enkel, hak, hiel, teen, wreef
onderdeel van een wasinrichting - blekerij
onderdeel van een weefgetouw - plei
onderdeel van een wet  artikel, art.
onderdeel van een wetsartikel  sub, ter
onderdeel van een wiel  as, band, naaf, spaak, velg
onderdeel van een woord  letter, lettergreep, syllabe
onderdeel van een zuigfles – speen
onderdekken – toedekken
onder de wind – lijwaarts
onderdoen – bezwijken, zwichten
onderdompeling  bad, doop, immersie
onderdoorgang –aquqduct, tunnel, viaduct
onderdruk – depressie, vacuum
onderdrukken – afpersen, bedwingen, dempen, knevelen, neerslaan, smoren, tiraniseren, uitzuigen, vertreden
onderdrukker – bedwinger, bezetter, despoot, dwingeland, overheerser, tiran
onderdrukking  oppressie, repressie, terreur, tirannie,
onderdrukt – gedempt, gesmoord
onderdrukt lachen – giegelen, ginnegappen, gniffelen, gnuiven, grinneken
onderduikadres – schuiladres
onderduiken - verschuilen
onderdwarsstuk van een deurkozijn  drempel
onder ede verklaren – bevestigen, zweren
ondereen  gemiddeld, doorsnee
onder een andere naam – incognito
onder eigen naam – autoniem
onder elkaar - samen
ondergaan – beleven, dompelen, doorstaan, dulden, lijden, ondervinden, tenietgaan, verdragenverduren, zinken
ondergaan van smart  lijden
ondergang – afgang, debâcle, eclips, nederlaag, val, verderf
ondergang der goden  godenschemering
onder geen beding - nooit
onder gelijke omstandigheden - C.P.
ondergeschikt  afhankelijk, dienstbaar, inferieur, minder, onderworpen, secondair, subaltern
ondergeschikte  dienaar, knecht, mindere, onderhorigesubaltern
ondergeschikte zaak - bijzaak
ondergeschiktheid  subordinatie
ondergevel – pui
ondergewaardeerd - onderschat
ondergod der zee  Nereus
ondergoed – beha, hemd, lingerie, slipje,
ondergraven – ondermijnen, verzwakken
ondergravende werking – ondermijning
ondergrond – basis, bodem
ondergrond van het borduren  stramien
ondergronds  heimelijk, illegaal, metro, onderaards, subway
ondergronds afvoerkanaal  cloaca, riool
ondergronds gewelf - kerker
ondergrondse  metro, subway, underground
ondergrondse gang  tunnel
ondergrondse gevangenis  kerker, oubliëtte
ondergrondse in Stockholm  Tunnelbana
ondergrondse ruimte  kelder
ondergrondse schuilplaats  bunker
ondergrondse spoorweg  metro, subway, underground
ondergrondse verbinding  tunnel
ondergrondse werkplaats - mijn
ondergrondse woning  souterrain, sousterrain
ondergrondsgelegen woorverblijf - souterrain
onderhand  intussen
onderhandelaar  bemiddelaar, diplomaat
onderhandelen - bemiddelen
onderhandeling  bespreking negotiatie, overleg
onder het nodige voorbehoud - r.r.
onder het woord - s.v.
onderhoogbootsman  bootmansmaat
onderhoor  verhoor
onderhorig  afhankelijk, ondergeschikt, onderworpen
onderhorige  slaaf
onderhoud  gesprek, verzorging, voeding
onderhoud  voedsel, verzorging, kost, voeding
onderhoud uit barmhartigheid  genadebrood
onderhouden – kapittelen, opkweken, verzorgen, voeden,
onderhoudend  aangenaam, amusant, boeiend, gezellig, vermakelijk
onderhouden grasperk - gazon
onderhouder  verzorger; in standhouder
onderhuids  subcutaan
onderhuidse vetlaag  spek
onderhuidse vochtophoping – oedeem
onderhuis – souterain
onderin – beneden
onderkaak - kinnebak
onderkaak van insecten  mandibel
onderkant  basis, bodem, grond, onderzijde, vloer
onderkant van een schip - kiel
onderkerk  crypt, krocht
onderkeuken  kelderkeuken
onderklasse der tweezaadlobbige planten  sympetalen, choripetalen
onderkleding – beha, borstrok, broekje, hemd, kamizool, slip(je), panty, korset
onderkleed bij Romeinen  tunica
onderknie (in de scheepsbouw) - scheg
onderkoeling  overafkoeling
onderkomen – hotel, intrek, herberg, huis(vesting), kazemat, motel, onderdak, ren, woning
onderkoning  landvoogd, Nabob, stadhouder
onderkoning van Egypte - kedive
onderkrop bij koelen  kossem
onderkruier  paltrok
onderkruiper  beunhaas, onderblijfsel, ventje
onder kussen  peluw, peul
onderlaag – grondlaag, substraat
onderlaag in een bedstee - laning
onderlaag ter versterking van kleding – belegstuk
onderlaag van takkenbossen - staling
onderlegd  bekwaam, deskundig, geleerd, knap, kundig, ontwikkeld, toegerust
onderlicht  onderraam
onderlijf – abdomen
onderlijnen - onderstrepen
onderling  elkaar, saam, samen, wederkerig, wederzijds
onderling niet afwijkend  gelijk
onderling verband  samenhang, structuur
onderlinge afhankelijkheid  interde pendentie
onderlinge betrekking  correlatie
Onderlinge Levensverzekering van Eigen Hulp 
OLVEH
onderlinge strijdigheid - tegenstrijd
onderlinge wedijver – animositeit
onderlopen – bevloeien, overstromen
onderluitenant - adjudant
ondermaans  aards
onder meer  o.m., zoals
ondermelk  taptemelk
ondermelker  sopper
ondermijnen – bederven, mineren, ondergraven, verzwakken
onderminister  staatssecretaris
ondermuts  flep
ondernemen – aangaan, aanvaarden, beproeven, uitvoeren, wagen
ondernemend - energiek
ondernemer – impressario, leider, firmant, fabrikant, organisatorpatroon, zakenman
ondernemer op kunstgebied  impresario
ondernemer van publieke verkopingen  auctionaris
onderneming  bedrijf, concern, expeditie, firma, N.V., plan, toeleg, trust, zaak
onderneming tot het opslaan en bewaren van goederen  veem
ondernemingsgeest  initiatief
ondernemingsraad  bedrijfsraad
ondernemingsvorm  co., compagnie, concern, firma, fa, maatschap, N.V., trust
ondernemingszin  initiatief
onderofficier  adjudant, korporaal o.o.,, opper, sergeant, , s.m., wachtmeester
onderofficier bij de administratie - s.m.a.
onderofficier bij de bereden wapens  opperwachtmeester
onderofficier bij de marine – bootsman, konstabel , schipper
onderofficieren  kader, o.o.
onder ogen zien – trotseren
onder ons - vertrouwelijk
onderpand – borg(som), cautie, garantie, handgeld, waarborg
onderpastoor - kapelaan
onderricht – college, instructielering, les, onderwijs
onderricht in het besturen van een auto  rijles
onderricht in het geloof  catechese
onderrichten  doceren, instrueren, leren, lesgeven, onderwijzen
onderrichtend - leerrijk
onderrichtgever  instructeur, docent, leraar, meester, onderwijzer
onderricht voor aanstaande moeders - moedercursus
onderrok – jupon, petticoat
onderschatten  bagatelliseren
onderscheid  differentie, oordeel, verschil
onderscheiden  decoreren, kenmerken, ontwaren, uitmunten, verschillen, zien
onderscheiden persoon  erelid
onderscheidend  kenbaar
onderscheiding  distinctie, eerbied, eermetaal, egard, erepalm, ereteken, medaille, orde, penning, prijs, ridderorde
onderscheidingsteken  attribuut, decoratie, distinctief, embleem, ereteken, insigne, lauwerkrans, lintje, medaille, medalje, merk, merkteken, orde, rozet
onderscheidingsteken van hoge officier – balk, galon .
onderscheidingsvermogen  inzicht, oordeel
onderscheppen - tegenhouden
onderschrijven  goedkeuren; ondertekenen
ondershands - heimelijk
onderspit  nederlaag
onderspit delven  afleggen, verliezen
onderstand – bijstand, hulp, ruggensteun, steun
onderste – benedenste, laagste
ondersteboven - omver, onderuit, onthutst, overhoop
onderste deel – bodem
onderste deel van de rug - stuitje
onderste deel van een berg  voet
onderste deel van een huis  kelder, fundament, sou(s)terrain, fundering
onderste deel van een strijkstok waarmee de snaren gespannen worden  slof
onderste deel van een wervelkolom  heiligbeen
onderste molensteen waarover de loper rondwentelt – legger
onderste punt - voetpunt
onderste rondhout van een mast - onderra
onderste tabaksbladen  voddengoed
onderste verdieping van een gebouw - beletage
ondersteboven  omver, overhoop
ondersteek – po, slof
onderstel van een auto  chassis
onderstel van een kanon  affuit
ondersteld  aangenomen
onderstellen  aannemen, gissen
onderstelling – aanname, gis, gissing, hypothese
ondersteunen – assisteren, bijstaan, dragen, helpen, scoren, stutten, weldoen
ondersteuner - sponsor
ondersteuning  bedeling, bijstand, hulp, kolom, onderdak, pijler, pilaar, staander, steun, stut, subsidie, zuil
ondersteuningsgeld – subsidie, toelege
onderstoppen – onderdekken, toedekken
onderstrepen – acentueren, beklemtonen, benadrukken, onderlijnen
onderstuk - souterain
onderstuk van een stijl – neut
onderstutten – schoren, steunen
ondertekenen – paraferen, signeren
ondertekening  autogram, handtekening, onderschrift, signatuur
ondertitel – deeltitel, voogdij
onder toezicht – voogdij
ondertoon - zweem
ondertrouwen  aantekenen
ondertussen  intussen, inmiddels, onderwijl, terwijl, tussentijds
onderuit – omver, plat, verliezen
onderuitgaan – afgaan, vallen, uitglijden
onderuithalen – tackelen, vloeren
ondervangen – stutten
onderverdelen – sorteren, splitsen
onderverdoving - pijnloos
ondervinden – beleven, ervaren, meemaken, ondergaanvernemen
ondervinding  belevenis, ervaring, gebeurtenis, voorval
ondervloeien - overstromen, onderlopen
ondervoed – hongerig, mager, zwak
onder voorbehoud - o.v.
onder voorwaarde dat - mits, tenzij
onder voorwensel bedekken - bemantelen
ondervragen – interviewen, uithoren, verhoren
ondervrager bij een intelligentiespel  quizmaster
ondervraging  examen, interpellatie, verhoor
onderwaterboot - duikboot
onderwaterapperaat  snorkel
onderwaterkabine  bathyscaaf
onderwaterloping  dijkdoorbraak, overstroming onderwaterprojectiel  torpedo
onderwatervaartuig  duikboot, onderzeeboot, onderzeeër
onderwaterzetting  inundatie, inundering
onderweg bezoeken – aandoen
onderweg stilhouden – aanleggen, pauzeren, stoppen
onderwereld  Acheron, Hades, hel; dodenrijk, erebus, Orcus, schimmenrijk, penose, tartarus
onderwereld figuur - crimineel
onderwerp – chapiter, gegeven, motief, object, punt, stof, subject, thema, zaak
onderwerp van behandeling – tekst
onderwerp van lachlust - risee
onderwerp van een muziekstuk - thema
onderwerp van gesprek  chapiter, object, propoost, punt, thema, topic
onderwerp van vele chansons - amour
onderwerpen – knechten, knevelen, overmeesteren, zwichten
onderwerping  discipline, dwang, overgave, overmeestering, submissie, tiranie, tucht
onderwezen – geleerd, knap, wijs
onderwicht  manco
onderwijl  inmiddels, intussen, ondertussen
onderwijs – instructie, leer(stof), lering, les, onderrichtopleiding, studie
onderwijs  l.o. (M)ULO, VMO, MAVO, HAVO, MVO, MO, VWO, HO NO, BLO
onderwijs en ontwikkelingsinstelling  V. U..
onderwijsautoriteit – inspecteur
onderwijsgebouw - school
onderwijs genieten – leren, studeren
onderwijsinstelling  academie, atheneum, school, instituut, lyceum, gymnasium, hogeschool, kweekschool, HBS, MMS, LTS, UTS, MTS, HTS, TH, seminarie, toneelschool, universiteit
onderwijskracht  docent, gouvernante, gouverneur, hoogleraar, juf, juffrouw, lector, leraar, leermeester, lerares, meester, onderwijzer, onderwijzeres, professor, schooljuffrouw, schoolmeester
onderwijskundig  p(a)pedagogisch, didactisch
onderwijskunst  didactiek
onderwijsmethode  didactiek
onderwijsprogramma  leerplan
onderwijssysteem in taal  globaalmethode, lezen
onderwijs voor rijbewijs - rijles
onderwijzen – aanleren doceren, instrueren, leren, lesgeven, onderrichten
onderwijzend – leerzaam, lerend
onderwijzer  docent, frik, leerkracht, leermeester, leraar, meester, opvoeder, paedagoog, pedant
onderwijzeres – docente, juf, leerkracht, lerares,
onderwijzing - lering
onderworpen – afhankelijk, deemoedig, gedwee, geknecht, gelaten, horig,nederig, lijdend, onderdanig, ootmoedig, slaafs
onderworpene - slaaf
onderworpenheid  deemoed, deemoedigheid, gedweeheid, lijdzaamheid, ootmoed, slaafsheid
onderzaat  onderdaan
onderzeeër  duikboot, onderzeeboot, Uboot
onderzees leven  nekton, vissen, plankton
onderzeese rug  drempel
onderzetter - tafelmatje
onderzetting  hypotheek, waarborg
onderzijde – benedenkamtonderkant
onderzocht – beproefd, getest
onderzoek – enquête, essaai, examen, expertise, inspectie, keuring, nakijken, naspeuring, proef(neming), speurwerk, test toets(ing), verhoor, visitatie
onderzoek naar de aanwezigheid van delfstof – exploratie
onderzoek naar kennis – examen, repetitie, test
onderzoek naar rasverbetering – eugenese
onderzoek naar smaak - proeven
onderzoek van het gehalte van goud of zilver  essaai
onderzoeken  beproeven, keuren, nagaan, nasnuffelen, nasporen, peilen, polsen, proberen, testen, toetsen , visiteren, vorsen
onderzoekend kijken - spieden
onderzoeker – analist, detective, geleerde, informateur, rekwirent, revisor, speurder, vorser
onderzoeking  exploratie
onderzoekingstocht  expeditie
onderzocht  getest
ondeskundige  beunhaas, dilettant, kwakzalver, leek
ondeugd – apenkop, belhamel, bengel, gebrek, kattenkwaad, kwajongen, mankement, nietsnut, rakker, rekel, schalk, schelm, slechtheid, snaak, tekortkoming, verdorvenheid,
ondeugdelijk – defect, gebrekkig, kapot, onsolide, rot, slecht, waardeloos
ondeugdelijke waar  rommel
ondeugend  brutaal, lastig, ongezeglijk, plaagziek, schalks, snaaks, stout
ondeugende bakvis  meisje, nest
ondeugende jongen – belhamel, bengel, dugniet, kwajongen, rekel, snotaap, snotneus, vlegel
ondeugende vrouw - feeks
ondicht  proza; lek
ondichterlijk  alledaags,prozaïsch, a poëtisch,
ondienstig  nutteloos, onnut
ondiepe plas – zoel
ondiepe ronde kom - bekken
ondiepe smalle sloot  greppel
ondiepe snijwond - schram
ondiepte  drempel, wad
ondiepte in de Noordzee  Doggersbank
ondiepte in het IJsselmeer  Pampus, Vrouwenzand
ondiepte in het water  drempel, wad
ondiepte in zee - rif
ondiep water - grep, greppel, poel, sloot, ven, vliet
ondier  draak, gedrocht, monster, mormel
onding  lor, prul
ondoelmatig  ongeschikt
ondoenlijk  onmogelijk, onuitvoerbaar
ondoordacht – loszinnig, onbekookt, onberaden, onbezonnen, onvoorzichtig
ondoordringbaar bos  brousse, jungle, oerwoud, rimboe
ondoorgrondelijk – duister, moeilijk
ondoorlatend  impermeabel, ondoordringbaar
ondoorschijnend – adiafaan, opaak
ondoorstaanbaar  overweldigend
ondoorzichtig dof - mat
ondraaglijk  onuitstaanbaar
ondubbelzinnig  duidelijk, helder, klaar
onduidelijk  binnensmonds, duister, onbegrijpelijk, troebel, twijfelachtig, vaag, wazig
onduidelijk spreken – mompelen, mummelen
ondulatie  golving, haargolving
onduldbaar  intolerabel, ondraaglijk, onuitstaanbaar
onduleren  golven
onecht – na(gemaakt), gluipeig, nep, loos, nagemaakt, onnatuurlijk, onwaar, pseudo, vals
onecht fluweel - velvet
onechte bittere amandelolie  nitro-benzol
oneconomisch  onvoordelig
onedel  eerloos, gemeen, ignobel, laag, laaghartig, min, vals
oneensgezindheid - discordantie
oneer  belediging, blamage, schande, schandvleksmaad
oneerbaar obsceen, onbetamelijk, ontuchtig, onwelvoeglijk, onzedelijk, onzedig
oneerlijk – achterbaks, bedrieglijk, gemeen, leugenachtig loos, louche, onoprecht, onwaar, slecht, slinks, unfair, vals
oneerlijkheid – bedrog, deloyaliteit, valsheid
oneerlijk persoon - dief
oneetbaar – bedorven, onverteerbaar
oneetbaar vet  talk
oneffen  hobbelig, inegaal, noppig, ongebaand, ongelijk, ribbelig, ruig, ruw
oneffenheid – bobbel, bult, hobbel, nop, ribbel
oneffen ijs – rulijs
oneffen rand – braam
oneigen kind - stiefkind
oneigenlijk  figuurlijk, overdrachtelijk
oneigenlijke figuurlijke uitdrukking - troop, trope
oneindig – altoosduirend, buitensporig, grenzeloos, eeuwig, eindeloos, immens, mateloos, onmetelijk, ontelbaar
oneindig (muz.)  In finito
oneindig groot - onmetelijk
oneindige ruimte  heelal
oneindigheid  eeuwigheid, heelal, immensiteit
onelastisch – stijf, stug
onenig – oneens, tweedrachtig
onenigheid  brouille, conflict, different, geschil, gekrakeel, kijf, mot, ongenoegen, onmin, onvrede, oorlog, strubbeling, ruzie, trammelant, tweedracht, tweespalt, twist, verdeeldheid, verschil, vete, wijving
onera  bezwaren, lasten
onereren  belasten, bezwaren.
onereus  bezwarend, drukkend, lastig, moeilijk, moeitevol
onergdenkend  argeloos
onerkentelijkhid - ondank
onervaren – nieuw, onbedreven, ongeoefend, onkundig, onnozel, onschuldig, groen, vers
onervarenheid - groenheid
onervaren jongeman  melkmuil
onervaren mens  beginneling, groentje, melkmuil
onervaren soldaat  filler, recruut
onervaren zeeman – baar
oneven – hobbelig, onpaar
oneven (roulette) – impair
onevenhoevig dier – ezel, paard, tapir
onevenredigheid in afmetingen – ametrie
onevenwichtig - labiel
onfatsoenlijk  lomp, onbehoorlijk, onbeschoft, oneerbaar , onkies, onoorbaar, ontoelaatbaar, onopgevoed
onfeilbaar  onmiskenbaar, onvermijdelijk
onfortuinlijk – ongelukkig
onfraai - lelijk
onfris – bedompt, duf, goor, groezelig, muf, naar, onhygienisch, stinkend, smoezelig, vervelend
ongaaf – beschadigd, geschonden, gewond, stuk,
ongaar  rauw.
ongaarne  afkerig, node, noodgedwongen, onwillig, tegenzin
ongans  gortig, ongezond, onwel, ziekelijk
ongastvrij  onherbergzaam, onveilig
ongeacht  niettegenstaande, ondanks
ongeanimeerd  lusteloos, sloom
ongebaand  onbegaanbaar
ongebakken - rauw
ongebakken brood  deeg
ongebezigd  ongebruikt
ongebleekt – ecru, ruw
ongebleekt linnen - canvas
ongeblust  watervrij; brandend
ongebogen  recht, strak, stram, ongezeglijk
ongebonden – dartel, los, losbandig, neutraal, tuchteloosvrij, wulps, zedeloos
ongebondenheid - vrijheid
ongebonden soep  bouillonconsommé
ongebonden stijl  proza
ongebondenheid  losbandigheid, losgeslagenheid
ongeboren vrucht  embryo, foetus
ongebreideld – teugelloos, tomeloos
ongebroken – gaaf, heel, intact
ongebruikelijk  abnormaal, afwijkend, ongewoon
ongebruikt  braak, maagdelijk, nieuw, vers
ongebruikte
ongebruikte postzegel - postfris
ongebuild tarwemeel  krop
ongeciviliseerd  onbeschaafd, onfatsoenlijk, wild
ongecompliceerd  eenvoudig, simpel,
ongecultiveerd  onbeschaafd, wild, woest
ongecompliceerde muziek – punk
ongedaan maken - tenietdoen
ongedacht – onverwacht
ongedagtekend - ongedateerd
ongedateerd  ongedagtekend
ongedeerd – gaaf, gered, heel, intact, ongeschonden, onverlet, safe, veilig
ongedesemd brood  matse
ongedierte  gespuis; insekten, insecten, parasieten
ongediciplineerd – ongeregeld, tuchteloos
ongeduld  drift, onrust, spanning
ongeduldig  gejaagd, ongedurig, onrustig, rusteloos
ongeduldig maken – ergeren, irriteren, prikkelen
ongeduldig wachten  popelen
ongedurig  grillig, rusteloos, wispelturig
ongedurig heen en weer lopen  ijsberen
ongedurigheid  onrust, rusteloosheid
ongedwee  weerbarstig
ongedwongen  frank, los, onbeklemd, onbevangen, spontaan, vlot, vrij
ongedwongen feest - party
ongedwongen opwelling  spontaniteit
ongeëvenaard – enig, uniek, uitstekend, weergaloos,
ongefundeerd  ongegrond
ongegeneerd  onbekommerd, ongemanierd, ruw, schaamteloos
ongegeneerdheid - grofheid, lompheid, ongemanierdheid, ruwheid, schaamteloosheid, ongepastheid
ongegist bier – wort
ongegist sap - aalbessensap
ongegist druivensap  most
ongegiste wijn  most
ongegoed - arm
ongegrendeld  open
ongegrond  onbillijk, ongefundeerd, onrechtmatigonredelijk
ongegronde gedachte  waanidee
ongegronde mening – droombeeld, waan
ongehavend  onbeschadigd
ongehinderd – onbelemmerd, vrij(elijk)
ongehoord – akelig, afschuwelijk, afstotend, eigenwijs, ijselijk, kras, lelijk, ongepast, ongezeglijk, raar, rebels, verregaand, vreemd, zonderling
ongehoorzaam  eigenwijs, rebels, ongezeglijk, onhandelbaar, recalcitrant, weerspannig
ongehoorzaamheid in het leger - insubordinatie
ongehuwd – alleenstaand, celibaat, echteloos, eenzaam, ongetrouwd, vrijgezel
ongehuwd samenleven - hokken
ongehuwd man  vrijgezel, o.m.
ongehuwde  agamist, vrijgezel
ongehuwde staat  agamie, celibaat
ongehuwde toestand  agamie, celibaat
ongehuwde vrouw – begijn, juffrouw, vrijster, o.v., spinster
ongekend – enorm, nieuw, uniek
ongekleed  bloot, naakt
ongekleurd – blank, natief, naturel
ongekookt  rauw
ongekookte rijst - beras, bras
ongekookte stijfsel  amidon
ongekrenkt  ongedeerd, ongeschonden
ongekreukt – effen, glad
ongekuist  ruw, plat, obsceen
ongekunsteld  eenvoudig, gewoon, ingénu, los, naïef, natuurlijk, ongedwongen, ongeveinsd, sober, spontaan, vrij
ongekunsteld meisje  ingénue
ongekunsteldheid  eenvoud, naïviteit, soberheid
ongekweld  ongeplaagd
ongel  reuzel, smeer, talk
ongelaagd gesteente  graniet, porfier
ongelaagdheid  homogeniteit
ongeladen – leeg
ongeldig – nietig, vals, verlopen, onwettig
ongeldig verklaren – amortiseren
ongeldig worden – verlopen
ongeleerd – dom, ongeletterd
ongelegen – lastig, importuun, ongeschikt, onpas, ongunstig
ongelegen komen – storen
ongelegen ogenblik - ontijd
ongeletterd - dom, ongeleerd
ongeletterd mens  analfabeet, domoor
ongeletterde - barbaar
ongelijk – hobbelig, inegaal, noppig, oneffen, onrecht, ruig, rul, ruw, veranderlijk, verschillend
ongelijk krijgen – verliezen
ongelijkmatig – inegaal, onevenrdig
ongelijk stuk  brok
ongelijk van humeur  labiel, luimig
ongelijke breedte/van...  verdreven
ongelijksoortig  anders, heterogeen
ongelijksoortigheid  heterogeniteit
ongelijkvleugelig insekt  wants, waterloper
ongelijnd - ongelinieerd
ongelikt  ongepolijst, onbeschaafd, onbeschoft, (p)lomp, ruw
ongelimiteerd – onbegrensd, onbeperkt
ongelinieerd - ongelijnd
ongelkaars  smeerkaars
ongelofelijk  buitengewoon, onaannemelijk
ongelogen – stellig, waar, zeker
ongelooflijk – fantastisch, verbluffend
ongelouterd  ongezuiverd
ongelovig - heidens
ongelovige (Arab.)  agnosticus, heiden, kafir, kaffer, ketter
ongeluk – aanrijding, accident, botsing, malheur, mispunt, noodlot, ongeval, onheil, pech, ramp, tegenspoed, verderf
ongelukkig  deerlijk, ellendig, erbarmelijk, heilloos, misere, noodlottig, rampspoedig, rampzalig
ongelukkig lopen – kreupel, strompelen
ongelukkig lot – noodlot
ongelukkig mens - ellendige
ongeluksbericht  jobstijding
ongeluksdag  vrijdag
ongeluksdier  kraai, raaf
ongeluksgetal  dertien
ongeluksgodin  Ate
ongeluksprofetes  Cassanära
ongelukstijding - jobstijding
ongeluksvogel  pechvogel
ongemaakt  echt, oprecht, ongeveinsd
ongemak  gebrek, hinder, kwaal, (over) last, ongerief
ongemakkelijk – hinderlijk, lastig, moeilijk, ongeriefelijk, stroef, vervelend
ongemakken  strapatsen
ongemak veroorzaken – belemmeren, kwellen
ongemanierd – bot, grof, lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaamd, ongeschoft, ongegeneerd, onhebbelijk, onopgevoed, onwelwillend, ploertig, ruw
ongemanierd mens  lomperd, proleet
ongemanierde lomperd - kinkel
ongemanierdheid  grofheid, lompheid, onbehouwenheid, onhebbelijkheid, ruwheid, schaamteloosheid
ongemanierd lachen – ginnegappen
ongemanierd mens - hufter
ongemeen – apart, buitengewoon, exclusief, extra, ongewoon, uitermate, zeer, zonderling
ongemeend  gehuicheld
ongemerkt – sluiks, slinks, heimelijk, stiekem, stilletjes
ongemoeid  ongehinderd, ongestoord
ongemotiveerd - klakkeloos
ongemotiveerde vrees  fobie
ongenaakbaar – hoogmoedig, ontoegankelijk, trots
ongenade – ongunst, toorn
ongenadig  erg, guur, hard, hardvochtig, hevig, onbarmhartig, ruw, ruw, wreed, zeer
ongeneeslijk – incurabel, onheelbaar
ongenegen – onbereid, ongezind
ongeneigd tot beweging  apat(h)isch, indolent, loom, lusteloos, passief, sloom
ongeneigd tot werken  lui, inert
ongenietbaar  humeurig
ongenoegen – kift, misnoegen, onenigheid, ontevredenheid, ruzie, strubbelig, twist
ongenoeglijk – onplezierig, vervelend
ongenoeglijk verblijf - cel
ongenoegzaam  onvoldoende, ontoereikend
ongenoemde  n.n.
ongeoefend  links, onervaren
ongeoefend soldaat  big, filler, recruut
ongeoorloofd – verboden
ongeopend – dicht, gesloten toe
ongeordend  chaotisch, ongeregeld
ongeordende boel – chaos, rommel
ongeordende dingen  rataplan
ongeordendheid – chaos, warboel
ongepaardhoevig dier - tapir
ongepast – onaangenaam, onbehoorlijk, onbetamelijk, onfatsoenlijk, ongehoord, onvertogen, onvoegzaam
ongepast nieuwsgierig  onbescheiden
ongepelde vrucht  kraakamandel
ongepeperd  kras, ongezouten
ongepermiteerd – onbehoorlijk
ongepolijst - ruw
ongerechtigheid  gebrek, vuiltje
ongerechtvaardigd – onbillijk, ongegrond, onjuist
ongeredderd  slordig, ongeordend
ongerede - onklaar
ongereed  onklaar
ongeregeld – bijwijlen, chaotisch, grillig, losbandig, onordelijk, onregelmatig, ordeloos, verward, wanordelijk
ongeregelde bijkomstige baten - emolumenten
ongeregelde troep  bende, horde
ongeregeldheden – opstootje
ongeremd – spontaan, uitbundig
ongerept  gaaf, heel, intact, rein, maagdelijk,onaangeroerd, ongeschonden, puur, rein, sereen
ongerepte vrouw – maagd
ongeret en uiver - rein
ongerief  hinder, last, ongemak
ongerieflijk – hinderlijk, lastig
ongerijmd  absurd, dwaas, idioot, inept, zot
ongerijmdheid  absurditeit, dwaasheid, ineptie
ongerijmde uitspraak – paradox
ongerijpte kaas – kwark
ongerimpeld – effen, glad, rimpelloos
ongeroepen – onverwachts, plotseling
ongeroerd - onaangedaan
ongerooide boomstomp  nol
ongerust  angstig, bang, bekommerd, bezorgd, onrustig
ongerustheid  onrust, zorg
ongerust maken - bezighouden
ongeschaafd – ruw
ongescheiden - aaneen
ongeschikt  afgekeurd, onbekwaam, onbruikbaar, ondoelmatig, ongeleden, onpas
ongeschikt bevonden - afgekeurd
ongeschikt ogenblik  ontijdig
ongeschikt voor bacteriën – steriel
ongeschilderd - blank
ongeschoeid  barrevoetsblootsvoets
ongeschoeid geestelijke  karmeliet
ongeschokt  onwankelbaar, vast
ongeschonden  gaaf , heel, intact, rein, ongedeerd, ongevlekt, perfect, virginaal, zuiver
ongeschoolde arbeider – loswerkman
ongeschoren – harig, stoppelig
ongeschreven recht  adat, gewoonterecht
ongeslachtelijke of geslachtelijke voortplantingscel bij eencellige dieren  spore
ongesloten – open, toegankelijk
ongespannen – slap
ongestadig – buiig, grillig, huiverig, onberekenbaar, onbestendig, ongedurig, veranderlijk, wispelturig
ongestadig zijn  walen, wankelen, weifelen
ongesteld – misselijk, onwel, ziek, zwak
ongesteldheid – euvel, indispositie, kwaal
ongesteldheid na een drinkgelag - kater
ongestoord – rustig, sereen, vredig
ongestoord kalm  sereen
ongestraft  straffeloos
ongetekend  anoniem, naamloos, ongesigneerd
ongetemd – onbedwongen, ontembaar, ruw, teugelloos, tomeloos, wild, woest
ongetrouwd  ongehuwd, vrijgezel
ongetwijfeld – absoluut, beslist, gewis, pertinent, positief, stellig, waarlijk, wis, zeker
ongetwijnd – ongetweernd
ongevaarlijk – goedaardig, veilig
ongeval  accident, malheur, ongeluk, panne, ramp
ongeval met een auto  panne
ongevallig  onaangenaam
ongeveer – bijkans, bijna, circa, ca., globaal, nagenoeg, omstreeks, omtrent, ong., plusminus, p.m., zowat
ongeveinsd  eerlijk, ongemaakt, oprecht
ongeverfd - blank
ongevoeglijk  onbehoorlijk, onbetamelijk, smerig, vies
ongevoelig – gevoelloos, hard(vochtig), koel, koud, onaangedaan, ruw, steenhard, wreed
ongevoelig persoon – ijskonijn
ongevoelig voor genot - blase
ongevulcaniseerde rubber  caoutchouc
ongevuld  hol, ledig, leeg
ongevulde plaats – leegte
ongewapend - weerloos
ongewassen  brutaal, goor, lomp, smerig, vuil
ongewenst – ongewild, storend
ongewenst gat  lek, wak
ongewenste gast  inbreker
ongewenste onderbreking  storing
ongewenste opening  bres, breuk, lek
ongewenste vouw  kreuk, kreukel
ongewerveld dier  kwal, pier, rups, slak, worm
ongewijd  profaan, werelds
ongewijzigd  eender, gelijk, hetzelfde, onveranderd
ongewild - ongewenst
ongewis – onvast, onzeker, vaag, wankel
ongewoon  abnormaal, afwijkend, excentriek, bijzonder, eigenaardig, gek, onwennig, raar, vreemd, zeldzaam, zonderling
ongewoon begaafd  geniaal
ongewoon beroep  duiker
ongezegd  gezwegen
ongezeglijk – dwars,eigenzinnig, eigenwijs, grillig, koppig, ongehoorzaam, rebels, ruw, stout, wild, weerbarstig
ongezellig – onbehaaglijk, onhuiselijk, saai, vervelend
ongezien - onopgemerkt
ongezond  bleek, lijdend, schadelijk, ziek, ziekelijk, zwak
ongezond bleek - flets
ongezonde uitdamping van rottende stoften  miamasma
ongezouten  cru, flauw, laf, openhartig, ruw
ongezuiverd  ruw
ongezuiverde petroleum  bronolie
ongezuurd brood  matse
ongodist  atheïst, godloochenaar
ongodsdienstig mens – heiden
ongunst – ongenade, wangunst
ongunstig – bezwarend, ongelegen, schadelijk, slecht, verkeerd
ongunstig bekend  obscuur
ongunstig gepraat  opspraak
ongunstig gezicht  tronie
ongunstig persoon – boef, fielt, sujet
ongunstige kanten – nadelen
ongunstige toestand - impasse
ongure man  boef, vent
onguur – afschuwelijk, akelig, bar, doortrapt, eng, ellendig, erg, gemeen, griezelig, grimmig, lam, louche, luguber, naar, ruw, sinister, slecht, verdacht
onguur gezicht  tronie
onguur persoon - boefkerel, sujet
onhandelbaar  dwars, eigenzinnig, koppig, moeilijk, obstinaat, onbehendig, onbedreven, onbeholpen, onhandzaam, onmogelijk, onwillig, recalcitrant, schutterig, weerbarstig, weerspannig
onhandig – houterig, klunzig, krukkig, links, lomp, onbeholpen, primitief, stumperig, stuntelig
onhandig bezig zijn - stuntelen
onhandig gedoe  gehaspel, gestuntel, gesukkel
onhandig lang mens  slamier
onhandig mens – hark, kruk, lomperd, stoethaspel, stommerd, stuntel
onhandig werken - stuntelen
onhandige jongen – lummel
onhandige vroeuw – modde
onhandzaam - onhandig
onhartelijk – kil, koel, onvriendelijk
onhebbelijk – brutaal, hatelijk, lomp, onbehoorlijk, onvriendelijk, onwellevend, vervelend
onhebbelijk gezegde  hatelijkheid
onhebbelijkheid – brutaliteit
onheelbaar  ongeneeslijk
onheil – bedreiging, bezoeking, catastrofe, ellende, fataliteit, gevaar, noodlot, ongeluk, onraad, plaag, ramp(spoed), tegenslag, tegenspoedwee
onheilig  goddeloos, laag, ongewijd, onrein, profaan
onheilsbode uit de Bijbel  Uria
onheilsdier  raaf
onheisgodin  Ate
onheilsmogelijkheid  gevaar
onheilspellend  donker, dreigend, omineus, sinister
onhelder – heiig, mottig, onduidelijk, troebel, verward, wazig
onherbergzaam – bar, ongastvrij, verlaten, woest
onherroepelijk – derfinitief, vaststaand
onherstelbaar  irreperabelreddeloos, versleten
onheus – onbeleefd, oneerlijk, onvriendelijk, onwelwillend
onhoffelijk  onbeleefd, onheus
onhoorbaar – geruisloos, stil
onhuiselijk – ongezellig
onhygiënisch – onfrisvies, vuil
oningevuld - blanco
oningewijde  leek
onintelligent  debiel, dom
oninteressant – onbelangrijk, onbeduidend
onjuist – abusief, averechts, fout(ief), incorrect, mis, onnauwkeurig, onwaar, onzuiver, vals, verkeerd
onjuist begrip – droombeeld, waan, wanbegrip
onjuiste voorstelling  waanbeeld, waan(idee)
onjuistheid – fout, leugen
onk – oneven
onkans – pech, tegenslag
onkel  nonkel, oom
onkies  cru, gebrekkig, indiskreet, onbehoorlijk, onfatsoenlijk, onfijn, onvertogen, onzedelijk, onzedig, tactloos
onklaar  onaf, defect, kapot, onduidelijk, stuk, troebel
onklaar maken - vernielen
onklaar zijn  panne, stuk
onkosten/onverwachte. ..  schadepost
onkreukbaar – betrouwbaar, onomkoopbaar, rechtschapen, strikt
onkreukbaarheid  integriteit
onkruid  aardangel, (brand)netel, distel, herderstasje, herik, hondstong, krodde, kweek, ladde, melde, netel, paardebloem, weegbree, zuring
onkruid verwijderen - wieden
onkuis  onrein, ontuchtig, onzedig, schunnig, vies
onkuisheid  ontucht
onkunde  agnosie, ignorantie, onwetendheid
onkundig  ignorant, onervaren , onwetend
onlangs  kortelings, kortgeleden, laatst, laatstleden, 1.1., net, (onder)laatst, pas, recent(elijk)
onlangs gebeurd  recent
onledig  arbeidend, bezet, bezig, doende, druk
onleesbaar schrift - gekrabbel
onlichamelijk  geestelijk
onlijdelijk  ondraaglijk, onduldbaar
onlogisch - krom
onloochenbaar  flagrant; onwraakbaar
onlust – last, onbehagen, rel, twist, woeling
onlustig – landerig, lusteloos
onmacht – bezwijming, flauwte, impotentie, lam, onvermogen, zwakte
onmachtig  impotent, lam, machteloos, weerloos
onmachtig om te betalen  insolvabel, insolvent
onmatig  buitensporig, extravagant, gulzig, mateloos, overdadig, propperig
onmatigheid – overdaad
onmededeelzaam – gesloten, hard, hartelooswreed, zwijgzaam
onmeedogend  meedogenloos, wreed
onmeedogende toorn  ongenade
onmeetbaar getal  pi, oneindig
onmens  aterling, barbaar, beest, beul, monster, Nero, ondier, onverlaat, sadist, snoodaard, wreedaard
onmenselijk  barbaars, beestachtig, dierlijk, onmeedogend, wreed
onmenselijke daad - wandaad
onmenslievend  inhumaan
onmerkbaar - steels
onmetelijk - gigantisch, grenseloos, immens, onbegrensd, oneindig
onmetelijk groot - grenzeloos
onmetelijk rijk  schatrijk
onmetelijkheid  gigantisch, grenzeloosheid, immensiteit, oneindigheid
onmiddellijk – accuut, dadelijk, direkt, illico, meteen, onverwijld, prompt, rechtstreekssubiet, te mee, terstond
onmiddellijk begrip  intuïtie
onmiddellijk vereffenbaar  liquide
onmin  conflict, geschil, heibel, herrie, krakeel, onenigheid, onvrede, ruzie, tweedracht, twist, vete
onmisbaar  nodig, onontbeerlijk, vereist
onmiskenbaar – apert, duidelijk, evident, flagrant, kennelijk, merkbaar, onloochenbaar, uitgesproken
onmoed  moedeloosheid, ruzie
onmogelijk – onbegonnen, ontdoenlijk, uitgesloten
onmogelijk maken  beletten, verhinderen, voorkomen
onmogelijk mens - piechem
onmondig – minderjarig, onvolwassen
onna  ver (af)
onnadenkend – klakkeloos, lichtzinnig, onbedacht, onbesuisd, onbezonnen, roekeloos
onnaspeurbaar  onbegrijpelijk
onnatuurlijk – gelunsteld, gemaakt, kunstmatig, onecht, pervers, stijf
onnatuurlijk klein mens  dwerg, lilliputter
onnauwkeurig – grofweg, incorrect, onzuiver, ruwweg, slordig, vaag
onnavolgbaar - inmitabel
onnet – onbeschaafd, onvertogen, onzindelijk, schuin, slordig, unfair, vuil, wanordelijk
onnodig  overbodig, nodeloos, overtollig, nutteloos, vruchteloos
onnodige drukte  omhaal, omslag, poeha
onnodig uitgeven - verdoen
onnoemelijk  bijzonder, zeer
onnozel  abderitisch, achterlijk, bete, daas, dazig, dom, dwaas, eenvoudig, gek, goedgelovig, groen, idioot, imbeciel, kinds, knullig, naïef, onbeduidend, onbenullig, onervaren, onwijs, raar, simpel, stom, stumperig, sullig, zwakzinnig
onnozel mens  bloed, domoor, hals, loeres, sufferd, stumperd, sukkel, sul
onnozele bloed  hals
onnozele hals  abderiet
onnozele jongen - jorden
onnozelheid  bêtise, domheid, naïviteit, onschuld
onnozel kind – wurm
onnozel meisje - doetje
onnut  braak, nutteloos, overbodig
onnutte resten – afval
onnuttig – nutteloos, onbruikbaar
onnuttig uitgeven – verdoen
onofficieel - informeel
onomastiek  naamkunde
onomatopee  klanknabootsing
bam, bang, bim, boem, bong, bonkklets, koekoek, pats, pets, tik, tak
onomkoopbaar  integer, onkreukbaar
onomstootbaar  onwrikbaar
onomstotelijk  apodictisch, evident, onwrikbaar, vast
onomstotelijke waarheid – axioma
onomstreden - onbetwist
onomwonden  eerlijk, frank, gladweg, onverbloemd, open, openlijk, ronduit, vrij
ononderbroken – aaneen, aldoor, continu, voortduren
onondertekend  ongesigneerd
onontbeerlijk  nodig, noodzakelijk, onmisbaar
onontbeerlijke voedingsstof  eiwit, koolhydraat, mineraal, vitamine, water
onontgonnen  braak, woest
onontwarbaar kluwen  klit
onontwikkeld - dom
onontwikkeld insect  emelt, larve, pop
onontwikkeld lichaamsdeel  rudiment
onooglijk  afzichtelijk, haveloos, lelijk, onopvallend, slordig
onoorbaar  onbehoorlijk, onbetamelijk, onfatsoenlijk, ontoelaatbaar
omopgeloste kwestie – raadsel, vraag
onopgemerkt – ongezien, onopvallend, steels
onopgeruimd – rommelig
onopgesmunkt – afkerig, armoedigkarig, sober
onopgevoed  lomp, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaamd, onfatsoenlijk, ongemanierd, ruw
onophoudelijk  aanhoudend, almaar, altijd, continu, gedurig, gestadig, steeds, voortdurend
onoplettend – achteloos, onachtzaam
onoplettendheid – nonchalance
onopmerkzaam – onachtzaam, onoplettend
onoprecht – gemeen, huichelachtig, leugenachtig, oneerlijk, onwaar, vals, veinzend
onoprecht man – Janus, valsaard
onopvallend – bescheiden, discreet, onbeduidend, onopgemerkt,
onopvallend maken  camoufleren
onopzettelijk  onwillekeurig, toevallig
onordelijk  bandeloos, chaotisch, onregelmatig, rommelig, rumoerig, slordig, wanordelijk, woeloig, woest
onordelijkheid – chaos, rommel, wanorde
onorthodox - liberaal
onovergankelijk  intransitief
onoverlegd  onoverdacht, onberaden
onovertrefbaar – uitstekend
onovertroffen  top, uitstekend, weergaloos,
onovertroffen in sport  kampioen
onovertroffen persoon  held, kampioen
onoverwinnelijke vloot  armada
onoverzichtelijk – onduidelijk, rommelig
onoverzienbaar  uitgestrekt, onafzienbaar
onpaar  oneven, onparig
onparighoevige  neushoorn, tapir
onpartijdig – afzijdig, impartiaal, neutraal, onbevangen, onvooringenomen, oprecht,
onpas – ongelegen, ongeschikt
onpasselijk – geschokt, misselijk, naar, onwel, wagenziek, zeeziek
onpeilbaar  grondeloos
onpersoonlijk - vlak
onplezierig  lusteloos, onaangenaam, onbehagelijk, ongenoeglijk, onprettig
onprettig – naar, onaangenaam, onbehaaglijk, onplezierig
onprettig gevolg van een fuifje  kater
onprettige bijkomstigheid achteraf - nawee
onraad  gevaar, nood, onheil
onraadzaam  ongeraden
onrecht  onbillijkheid, ongelijk
onrechtmatig  illegaal, ongegrond, onwettig
onrechtmatig verkrijgen – jatten, kapen, pikken, roven, stelen
onrechtmatige begunstiging van familieleden  nepotisme
onrechtmatige behandeling - willekeur
onrechtstreeks  indirect
onrechtvaardig  onbillijk, oneerlijk, onredelijk
onredbaar - reddeloos
onredelijk  onbillijk, ongegrond, onschappelijk, onverstandig, redeloos
onredelijkheid - onverstand
onredzaam  onbeholpen
onregelmatig – barok, grillig, hortend, irregulier, ongeregeld, ordeloos, stotend, wanordelijk
onregelmatigheid  abnormaliteit, afwijking, anomalie, fraude, hapering, hinder, misvorming, stoornis
onrein – besmet(telijk), smerig, onheilig, onkuis, onzindelijk, onzuiver, smerig, treife, vies, vuil
onreine – paria
onrein van zeden - onkuis
onridderlijk  onhoffelijk
onrijm  proza
onrijp – groen, infantiel, naïef, onbezonnen, onontwikkeld, onvoldragen, pril
onroerend  onverplaatsbaar, vast
onroerend goed – gebouw, huis, landgoed, pand, perceel, villa
onrust  agitatie, angst, beroering, beweging, deining, drukte, gejaagdheid, ongeduld, seditie, spanning, tumult
onrustbarend - zorgwekkend
onrustig – angstig, gejaagd, gespannen, nerveus, ongedurig, ongerust, opgewonden, roerig, woelig, zenuwachtig, zorgwekkend
onrustig bewegen  wankelen
onrustig kind – woelwater
onrustigmaken – verontrusten
onrustig rond lopen – banjeren, biezen, ijsberen
onrustig zijn - woelen
onruststoker  agitator, oproerkraaier, rebel, oproerling, opruier
onrust verwekken – agiteren, opruien, opstoken
ons  hectogram
ons (Lat.)  nos
ons aller stammoeder  Eva
ons aller woonplaats  aarde
onsamenhangend – draaloos, incoherent, los, rul, verward
onsamenhangende taal  wartaal
onschadelijk – onnadelig,
onschappelijk  onbillijk, onredelijk
onschatbaar  onwaardeerbaar
onscheidbaar  innig
onschendbaar  immuun, integer
onscherp – bot, mistig, nevelig, onduidelijk, stomp, troebel, vaag, wazig
onschoon  lelijk, vuil
onschuld  argeloosheid, naïviteit, onnozelheid
onschuldig  argeloos, ingénue, innocent, naïef, onbedorven, rein, schuldeloos
onserieus mens – losbol
onsierlijk – onelegant, plomp
onsmakelijk – goor, onaangenaam, vies, walgelijk, weerzinwekkend
onsolide – krakkemikkig, ondeugdelijk, onsterk, onvast
onspoed  ongeluk, tegenspoed
onsportief - unfair
onstabiel  grillig, labiel, onbestendig, wankelbaar
onstandvastig  grillig, labiel, veranderlijk, wankelbaar, weifelend, wispelturig, wisselvallig
onsterfelijk  eeuwig, onvergankelijk
ontsterfelijke strobloem - immortelle
onsterfelijkheid  athanasie
onsterk – onsolide, zwak
onstevig – onvast, zwak
onstoffelijk – abstract, astraal, geestelijk, immaterieel
onstoffelijk deel van de mens  geest, ziel,
onstoffelijk werktuig  orgaan
onstuimig – boos, buiig, driftig, druk, fel, furieus, furioso, heftig, (muz.) impetuoso, kwaad, onbesuisd, ruig, rumoerig, ruw, stormig, verbolgen, virulent, wild, woest
onstuimige drift - woede
onstuimige golf  breker
onstuimige golven  branding, brekers
onstuimige windvlaag met stortregen - travaat
onstuimigheid  geweld, hartstochtelijkheid, wildheid, woestheid
onstuimig kind - wildebras
onsympatiek – antipatiek
onsympathiek persoon – kwal
onsystematisch - wanordelijk
ontaard  decadent, pervers, slecht, verbasterd, verdorven, zeer
ontaarde  dégénéré, aterling
ontaarden – degenereren, verbasteren, verzwakken
ontaarding  degeneratie, verbastering
ontaard mens – aterling, onmens, onverlaat, snoodaard
ontastbaar - abstract
ontastbare stof  ether, gas, lucht, neongas
ontbeerlijk - overbodig
ontberen – derven, missen
ontbering – derving, gebrek, gemis, kommer
ontbieding – oproep
ontbijt – dejeuner, maaltijd, ochtendmaal
ontbijtservies – opzetje
ontbijtspek - bacon
ontbinden  bederven, bevrijden, losmaken, opheffen, rotten, scheiden, vergaan
ontbinding – bederf, opheffing, rotting, vertering
ontbladerd - kaal
ontbloot  naakt, onbedekt
ontbloten – onthullen, strippen, uitkleden
ontbloting – denudatie
ontboezemen – slaken, uiten
ontboezeming – uiting, uitspraak
ontbolsteren  bevrijden, losmaken, opheffen
ontbost terrein  heide, ontginning, plantage
ontbranden – aangaan, afgaan, losbarsten, ontvlammen
ontbreken  mankeren, missen, schelen, schorten
ontbreken van kleur  kleurloos,zwart,
ontbreken van licht  donker
ontbrekend  deficiënt
ontbrekend gedeelte  manco, tekort
ontbrekend geld – deficit
ontcijferbaar – leesbaar, oplosbaar
ontcijferen - oplossen
ontdaan  aangedaan, ontsteld, ontzet, overstuur, verschrikt, verslagen, verwezen
ontdaan van sappen  droog, voos
ontdekken  bemerken, bespeuren, gewaarworden, onthullen, ontwaren, (uit)vinden, waarnemen, zien
ontdekker - zie ook uitvinder van
ontdekker der toonkunst - amfion
ontdekker van Amerika  Columbus
ontdekker van Australië  Tasman
ontdekker van bloedsomloop  Harvey
ontdekker van China  Polo
ontdekker van haringkaken  Beukelsz
ontdekker van ozon  Schönbein
ontdekker van tuberkelbacil  Koch
ontdekker van wet van de zwaarte kracht  Newton
ontdekker van wet van het licht - Huijgens
ontdekker van X stralen  Röntgen
ontdekker van zuurstof  Drebbel
ontdekking – vinding
ontdekt - gevonden
ontdoen – leegmaken, pellen, schillen
ontdoen van lading  ontladen
ontdoen van schil – pellen, schillen
ontdooid ijs  (ijs)water
ontdooid water  ijswater
ontdooien – smelten
ontduiken – ontkomen, ontwijkenonttrekken, ontvluchten
ontduiking – fraude
onteerder – schender, verkrachter
ontegenzeglijk – zonneklaar
onteigenen - ontnemen
ontelbaar  legio, oneindig, talloos
ontembaar – onbedwingbaar, wilt, woest
onterecht – misplaats, onverdiend
onteren  aanranden, beledigen, schenden, schofferen
onterend – smadelijk
onterik – gemenerik, smeerlap, viezerik, vuilak
onterven  uitsluiten
ontevreden – brommerig, chagrijnig, malcontent, misnoegd, onbevredigd, onvoldaan, onvergenoegd, vitterig,
ontevreden mens  brompot, nijdas, nurks
ontevredenheid – misnoegen, ongenoegen
ontevredenheidsbetuiging – berisping
ontfermen - erbarmen
ontferming  barmhartigheid, genade
ontfutselen  afsnoepenescamoteren, ontnemen, rollen, wegnemen
ontfutseling  escamotage
ontgaan – missen, ontglippen, ontkomen, ontsnappen; ontwijken, vergeten, vermijden
ontgelden – bekopen, bezuren, boeten
ontginnen – bebouwen, exploiteren
ontginning  exploitatie
ontginning in een bos  plantage, rade, rode
ontginning in een moerasgebied - veenkolonie
ontginningsstelsel - claim
ontglippen – ontgaan, ontkomen, ontsnappen
ontgonnen land - rode
ontgoochelen – afknappen, teleurstellen
ontgoocheling  desillusie, ontnuchtering, teleurstelling
ontgrate vis – filet
ontgraven – opgraven, uitgraven
ontgrendelen – ontsluiten, openen
ontgrendeling – opening, ontsluiting, opensluiting
ontgroenen – kleineren, ontbolsteren
onthaal  ontvangst, receptie, traktatie, traktement, vergasting
onthalen  ontvangen, trakteren, vergasten
onthalzen  onthoofden, guillotineren
onthand  gehandicapt, gehinderd, ontriefd
ontharden - verzachten
ontharen – epileren, scheren
ontharing  epilatie
onthechten  losmaken
onthechting  versterving
ontheemde  d.p., stateloze, vluchteling
ontheffen – kwijten, kwijtscheldenontslaan, verlossen, vrijstellen
ontheffing  décharge, dispensatie, ontlasting, ontslag, verlichting, vrijdom, vrijstelling
ontheiligen – kwetsen, misvormen, ontwijden, schenden
ontheiliging  profanatie, schennis
ontheisteren  vernielen, verwoesten
onthoofden  guillotineren, onthalzen
onthoofdingswerktuig – guillotine, valbijl, zwaard
onthouden – vasten, memoreren, ontzeggen
onthouding  abstinentie, ontzegging, vasten
onthouding van eten - vasten
onthullen  verklaren, ontdekken, ontmaskerenontsluieren
onthulling  openbaring, revelatie
onthutsen – ontstellen, schokken
onthutst – bedremmeld, beteuterd, ontredderd, ontsteld, ontzet, paf, perplex, verbaard, verbijsterd, verbluft, verlegen, verschrikt, verlegen, verslagen, versteld
ontiegelijk – geweldig, reuze
ontijdig – laat
ontijdig bevallen - aborteren
ontkennen – loochenen, negeren, tegenspreken
ontkennend – afwijzend, loochenend, negatief
ontkennend antwoord – nee, neen
ontkennend bijwoord  nergens, niet, nimmer, nauwelijks, nooit
ontkennend telwoord  geen, nul
ontkennend voegwoord – doch, noch
ontkennend voornaamwoord  niemand, niets
ontkennend voorvoegsel  in, on, a, im, non
ontkenner van elk gezag - anarchist
ontkenning  geen, loochening, nee, neen, negatie, niemand, niet, nooit, tegenspraak,
ontkenning (Duits)  nein, nicht
ontkenning (Eng.)  no, not
ontkenning (Fr.)  ne, non, rien
ontketenen – bevrijden, losmaken
ontkiemde en weer gedroogde gerst  mout
ontkiemen  kenen, kiemen, ontluiken, ontspruiten, opkomen, uitlopen
ontkleden – uitkleden
ontkleed – bloot, naakt
ontkleurd  bleek, flets, vaal, verkleurd, verschoten
ontkleuren – bleken, verbleken
ontknopen  afloop, losknopen, ontraadselen, ontwarren, oplossen
ontknoping  afloop, clou, epiloog, pointe,
ontknoping van een drama  peripetie
ontknoppen  ontspruiten
ontkomen – ontduiken, ontglippen, ontlopen, ontsnappen
ontkoppelen – losmaken scheiden
ontkracht – uitgemergeld
ontkrachten – ontwrichten
ontkurken - ontstoppen
ontlaatkleur  aanloopkleur
ontladen – afladen, lossen, verlichten
ontlasten  bevrijden, ontheffen, verlichten
ontlastend bewijs  alibi
ontlasting  afgang, ontheffing, stoelgang, verlichting
ontlaten van staal  temperen
ontleden – analyseren, seceren
ontleding – afbraakanalyse
ontleding in bestanddelen - analyse
ontleding van het licht door een glazen prisma  spectrum ontleedkunde  anatomie
ontleedkundige  anatoom
ontleedmes  scalpel
ontleend  overgenomen
ontlenen – overnemen
ontlening - overname
ontlopen – mijden, omzeilen, ontvlieden, ontwijken, schelen, verschillen
ontluchter - luchtkoker
ontluiken van bloemen – ontkiemen, ontsluiten, openen, opengaan
ontmande harembewaker  eunuch
ontmantelen  demonteren, doppen, leeghalen, ontwapenen, pellen, schillen, slechten
ontmanteling - demontage
ontmaskerd  doorzien, doorschouwd
ontmaskeren – doorzien, onthullen
ontmenst  ontaard, onbarmhartig, onmenselijk, wreed
ontmoedigd – aangeslagen, down, gedeprimeerd, mismoedig, moedeloos, verslagen, wanhopig
ontmoedigen - demoraliseren, deprimeren
ontmoedigend  deprimerend
ontmoediging - demoralisatie, moedeloosheid
ontmoeten – aantreffen, rencontreren, samenkomen, tegenkomen, treffen
ontmoeting  gevecht, ren-dezvous, rencontre, treffen, vergadering
ontmoetingsplaats - trefpunt
ontnemen – afkapen, afnemen, afpakken, onteigenen, ontfutselen, roven, stelen, wegnemen
ontoegankelijk – dicht, gesloten, toe
ontoegeeflijk – eigenwijs, koppig, stijfhoofdig
ontnuchtering  ontgoocheling
ontoelaatbaar  onduldbaar, ongeoorloofd, onoorbaar
ontoereikend  onvoldoende
ontoerekenbaar - gek, grillig, krankzinnig
ontoeschietelijk  stug
ontong  lastertong
ontoombaar  onbedwingbaar, ongebreideld, teugelloos, vies, vuil, woest
ontplofbaar - explosief
ontplofbaar mengsel  kruit
ontplofbare stof – buskruit, carbid, dynamietkruit
ontploffen – afgaan, exploderen, detoneren, klappen, knallen
ontploffing  detonatie, explosie, knal, plof
ontploffingsmateriaal - buskruit, dynamiet, mrliniet, trotyl,
ontplooien  gladstrijken, ontrollen, ontvouwen, openvouwen
ontpopt diertje  insekt, vlinder
ontraadselen – onthullen, ontsluieren, oplossen, uitpuzzelen, verklaren
ontraden  afraden
ontrafelen - ontwarren
ontredderd  gehavend, onthutst, reddeloos, troosteloos, verslagen, wanhopig
ontredderen – havenen, verstoren
ontreddering – chaos, getroffenheid, verwarring, verslagenheid, wanorde
ontreinigen – bevlekken, bevuilen
ontriefd  onthand
ontroerd  aangedaan, aandoenlijk, bewogen, getroffen, emotioneel, ontsteld
ontroeren – aangrijpen, ontstellen, raken, treffen
ontroerend  aandoenlijk, emotioneel treffend
ontroering  aandoening , alteratie, beweging, deernisemotie
ontrollen - ontplooien
ontromingsmachine  melkcentrifuge
ontroostbaar  desolaat, troosteloos, wanhopig
ontrouw  afvallig, echtbreuk, felonie, leenbreuk, trouweloos
ontrouw plegen - verraden
ontrouw van leenman  felonie
ontrouw worden – afzweren
ontrouw zijn – afvallig
ontroven – bestelen
ontruimd – leeg, ledig, verlaten
ontruimen - evacueren
ontruiming  evacuatie
ontschepen  debarkeren
ontscheping  debarkatie
ontschorsen – pellen, schillen
ontschorsen van eiken - eken
ontschorste plek op een boom – bles
ontsieren – mismaken, schenden
ontsiering  smet, vlek
ontsiering van het gezicht  pok, pukkel, puist
ontslaan – afdanken, bedanken, ontheffen, opzeggen, vrijgeven, wegdoen, wegjagen
ontslag – afscheid, congé, demissie, ontheffingremotie
ontslag genomen hebbend  demissionair
ontslagbewijs uit de krijgsdienst - paspoort
ontslagen – ontheven, vrij
ontslapen – dood, gestorven, overlijden, sterven
ontsloten – open
ontsluieren - ontdoen
ontsluiering  onthulling, revalatie
ontsluiten – blootleggen, ontgrendelen, opendoen, openen, openmaken
ontsluiting - opening
ontsmet  aseptisch, bacterievrijsteriel
ontsmetten – desinfecteren, kuisen
ontsmetting  desinfectie
ontsmettingsmiddel  acepsis, alcohol, carbol, creoline, fenol, jodium, lysol
ontsmettingstoestel – desinfectieoven
ontsnappen – ontglippen, ontkomen, slippen, uitbreken, vluchten, wegkomen, weglopen
ontsnapping  evasie, ontwijking, uitbraak, (uit)vlucht
ontsnapte – vluchteling
ontspannen – recreeren, relaxen, rustig, slap, verpozen
ontspannen liggen - rusten
ontspanning – afleiding, amusement, recreatie, rust, spel, sport, tijdverdrijf, vermaak, verpozing, verslapping, vertier, verzet
ontspringen  kenen,
ontsporen - derailleren
ontsporing  deraillement, misgreep, misstap, vergissing
ontspruiten  afstammen, kenen, kiemen, ontkiemen, ontstaan
ontstaan – geboren, genese, genesis, groeien, ontspruiten, ontwikkelen, vorming, wording
ontstaat na hevige botsing  ravage
ontsteken – aansteken, infecteren, ontbranden, ontvlammen, opwekken,
ontsteking  brand, infectie, inflammatie, ontvlamming, zweer
ontsteking aan de toppen der vingers  fijt, panaritium
ontsteking bij schapen  rotkreupel
ontsteking van de blindedarm - apendicitis
ontsteking van de hersenen  encefalitis
ontsteking van hersenvlies - meningitis
ontsteking van de huid  brand, dermatitis
ontsteking van melkklieren - mastitis
ontsteking van de nieren  nefritis
ontsteking van de oren  otitis
ontsteking van slagaderen - angitis, arteritis
ontsteking van de zenuwen  neuritis
ontsteking van het borstvlies - pleuris
ontsteking van het darmslijmvlies - enteritis
ontsteking van het hersenvlies  meningitis
ontsteking van het ruggenmerg - myelitis
ontsteking van het slijmvlies der luchtwegen  bronchitis, catarre
ontsteking van het strottenhoofd  laryngitis
ontstekingswerktuig  aansteker
ontsteld  ontdaan, onthutst, ontroerd, ontzet, perplex, verbijsterd, verschrikt
ontstelen – afgappen, beroven, ontnemen
ontstellen– onthutsen, ontroeren, ontzetten
ontsteltenis  alarm, alternatoe, angst, beroering, consternatie, opschudding, ontzetting, paniek, schrik, verwarring, vrees
ontstemd  boos, boosheid, ergernis, gebelgd, gepikeurd, humeurig, knorrig, korzelig, kregel, misnoegd, nijdig, verstoord, kregel, kwaad, toom, vals, verdrietig, wrevel
ontstemmen – aansporen, ergeren, prikkelen
ontstemming - boosheid, ergernis, misnoegenwrevel
ontstentenis  afwezigheid, alarm, alter
ontstoken – branderig
ontstoppen - ontkurken
onttakelen – aftuigen, demonteren,ontmantelen
onttrekken – afscheiden, ontduiken, verbergen, verhullen
onttrokken aan – exemt
onttronen - verdringen
ontucht  onkuisheid
ontuchthuis - bordeel
ontucht plegen  boeleren
ontuchtig  onkuis, onzedelijk, zedeloos
ontuchtige vrouw  hoer, prostituée, slet, snol, sloerie, temeier
ontuig  afval, gespuis, onkruid, tuig, uitschot
ontvallen – ontglippen, verliezen
ontvangdraad  antenne
ontvangen – aannemen, bekomen, beuren, incasseren, inhalen, krijgen, onthalen, trekken, verkrijgen, verwerven
ontvangen van geld  beuren, innen
ontvangen van klappen  incasseren
ontvangen van een nalatenschap – erven
ontvangen worden - overkomen
ontvangenis  conceptie
ontvanger – gaarder, kassier, radiotoestel, rentmeester, schuldeiser
ontvanger van pachten - rentmeester
ontvangkamer  salet, salon
ontvangspriet - antenne
ontvangst  instuif, onthaal, partij, party, receptie, recette
ontvangstbewijs  bon, nota, reçu
ontvangstdag – jour
ontvangsten – recette
ontvangtafel - balie
ontvangtoestel – fax, radio, telefoon, televisie, telex
ontvangststation - radio
ontvangstzaal - salon
ontvangstzaaltje – salet
ontvankelijk  geldig, gevoelig, receptief, vatbaar
ontvankelijk maken  predisponeren
ontvankelijkheid  receptiviteit
ontvaren – verstrijken
ontveld - rauw
ontvellen  schaven, schuren, villen
ontvelling  schaafwond
ontvlambaar – explosief, hartstochtelijk, heet, heetgebakerd, opgezweept, verhit
ontvlammen – ontbranden, ontsteken, veinzen
ontvlekken  reiniger, schoonmaken
ontvlekkingsmiddel  tetra, tri
ontvlieden – ontvluchten, ontwijken
ontvloeien  ontspringen
ontvlokken  dispergeren
ontvluchte vrouw – vluchtelinge
ontvluchten – deserteren
ontvluchting – ontsnapping
ontvoerder – kaper, kidnapper, rover, schaker
ontvoerder van kinderen – kidnapper, schaker
ontvoerder van meisje  schaker
ontvoering  kidnapping, roof, schaking
ontvolkt - uitgestorven
ontvonken  ontbranden, ontvlammen
ontvouwen  ontplooien, toelichten, uitleggen, verklaren
ontvreemden – gappen, jatten, pikken, roven, stelen, wegnemen
ontvreemding - bespeuren, diefstal, opmerken, zien
ontwaarding (geld) – inflatie
ontwaken - bijkomen
ontwapenen  stillen
ontwaren  bespeuren, opmerken, zien
ontwarren – bevrijden, losmaken, ontknopenophelderen, oplossen
ontwarring  oplossing, ontknoping
ontwateren  draineren
ontwellen  ontvloeien, ontspringen
ontwennen – afleren, afwennen
ontwerp  bestek, concept, creatie, dessin, idee, inval, model, patroon, plan, project, schema, schets, tracé, voorstel
ontwerp op papier  tekening
ontwerpen – bedenken, reeren, maken, modelleren, plannen, schetsen, smeden, tekenen, uitdenkenvormen
ontwerper  architekt, planner, stylistvormer
ontwerper van balletten  choreograaf
ontwerper van gebouwen  architekt
ontwerper van kleding  couturier, modekoning
ontwerper van steden  planoloog, stedenbouwkundige
ontwerp tekening - schets
ontwijden – kwetsen, ontheiligen, schenden
ontwijken – afdwalen, mijden, omzeilen, ontduikenontgaan, ontlopen, schuwen, vermijden
ontwijkend  elusief, evasief
ontwijking – evasie, ontsnapping
ontwikkeld  beschaafd, gevormd, kundig, onderlegd, sterk, volwassen, welgevormd
ontwikkeld insekt  imago
ontwikkelde fotografische plaat - negatief
ontwikkelde zoogdieren  apen
ontwikkelen – aanrijpen, beschaven, evolueren, groeien, kweken, ontstaan, rijpen, uitwerkenvormen
ontwikkeling  beschaving, eruditie, evolutie, groei, vorming, wasdom
ontwikkeling van een gebergte - orogenese
ontwikkeling van een levend wezen - ontogenese
ontwikkeling van het landschap - morfogenese
ontwikkelingsfase bij insekt  cocon, larve, pop
ontwikkelingsgang  proces
ontwikkelingsleer  embryologie
ontwikkelingsleer bij de mens - jeugd, kindsheid, puberteit, adolescentie, juventas, ouderdom
ontwikkelingslijn - trend
ontwikkelingsstadium - fase
ontwikkelingstrap  fase
ontwrichten  ontkrachten, verlammen, verrekken
ontwrichting  dislocatie, verlamming
ontwringen  afpersen
ontzag – achting, eerbied, egard, respect, schroom
ontzag afdwingend – ontzag hebben, bewonderen, respecteren
ontzag inboezemen - imponeren
ontzaglijk  enorm, immens, geweldig, groots, ontzettend, verheven
ontzaglijke plasregen  hoos, wolkbreuk
ontzagwekkend – geducht, ontzaglijk
ontzegd  verboden
ontzeggen  betwisten, onthouden, verbieden, weigeren
ontzegging  onthouding, verbod, weigering
ontzenuwen  dementeren, verslappen, verzwakken, weerleggen
ontzet  bevrijd, bevrijding, ontdaan, onthutst, ontsteld, verlost, verbijsterd, verlossing, verschriktverslagen
ontzetten  bevrijden, ontstellen, verbijsteren, verwijderen
ontzettend  afgrijselijk, gruwelijk, vreselijk, verbijsterend,
ontzettend groot  indrukwekkend,kolossaal, reusachtig
ontzetting  angst, schrik, verbijstering, ontsteltenis
ontzetting uit ambt – amotie, ontslag
ontzield  dood
ontzien – duchten, mijden, respecteren, sparen, vrezen
ontzind  dol, dwaas, gek, idioot, mal, razend
onuitgesproken – stil, verborgen
onuitputtelijk  eindeloos
onuitputtelijk geduld - engelengeduld
onuitroeibare ziekte  endemie
onuitsprekelijk  naamloos, overstelpend
onuitsprekelijk groot  onnoemlijk
onuitstaanbaar  ergerlijk, naar, ondraaglijk, onduidelijk, onmogelijk, odieus, onduldbaar, vervelend
onuitstaanbaar iemand – misbaksel, naarling
onuitwisbare schandvlek – brandmerk
onuitvoerbaar – ondoenbaar, ondoenlijk, onmogelijk,
onvast – buiig, immuun, labiel, los(jes), onbestendig, ongewis, onsolide, onstevig, veranderlijk, wankel, wankelbaar, wankelmoedig, week, weifel(end)
onvast en los – wankel
onvast staan – wankelen
onvast zijn – onzeker,
onvatbaar – immuun, ongevoelig
onvarbaarheid - immuniteit
onvatbaar maken  immuniseren
onvatbaar voor ziekten  immuun, resistent,
onvatbaarheid – immuniteit
onveilig – gevaarlijk,
onveranderd – bestendig, eender, gelijk, hetzelfde, idem, identiek, naief, ongewijzigd, stabiel
onveranderd houden - stabiliseren
onveranderlijk  bestendig, constant, duurzaam, fixé, invariabel, stabiel, standvastig, vast(staand)
onveranderlijk maken  stabiliseren
onverantwoord  gevaarlijk, ongegrond, roekeloos
onverbasterd  (ras)zuiver, puur
onverbeterlijk  halsstarrig, onherstelbaar
onverbeterlijke misdadiger  recidivist
onverbiddelijk  genadeloos, onvermurwbaar, streng
onverbloemd – cru, onomwonden, onverholen, realistisch, scherp
onverbloemd erotisch  priapisch
onverbloemd weergeven van de werkelijkheid  realiteit, realisme
onverbrekelijk - hecht
onverbuigbaar  indeclinabel
onverdacht  authentiek
onverdeeld  gezamenlijk, samen, volmaakt, volledig
onverdiend  onterecht, tenonrechte
onverdorven  rein, zuiver
onverdraagbaar  onuitstaanbaar
onverdraaglijk  hinderlijk, onaangenaam, onuitstaanbaar
onverdraagzaam  intolerant
onverdragzaamheid – intolerantie
onverdroten  onverstoorbaar, ijverig, stug, volhardend
onverduisterd  fel, hel, licht
onverdund - puur
onverenigbaar – incompatibel, strijdig
onverenigbaarheid  incompatibiliteit, inkompatibiliteit
onvergankelijk  eeuwig, onsterfelijk, onverwoestbaar, voorgoed
onvergelijkelijk  enig, excellent, uitnemend
onvergenoegd – ontevreden
onvergetelijk – enig, heuglijk, uitmuntend, uniek
onverharde weg – pad, zandweg
onverhinderd  onbelemmerd, onverlet, vrij
onverhoeds – bruusk, eensklaps, ineens, opeens, onverhoopt, onverwacht, pardoes, plots, plotseling
onverholen – frank, ogenblik, onverbloemd, oprecht, rondborstig, ronduit, vrij
onverhoedse aanval  overval, raid
onverhoopt – onverhoeds
onverhuld – bloot, naakt
onverklaarbaar – duister, mysterieus
onverkoopbaar goed - rebuut
onverkort  geheel, intact, integraal, (al)geheel, volledig
onverkwikkelijk – ellendig, naar, vervelend
onverlaat  aterling, bandiet, boosdoener, booswicht, bruut, deugniet, fielt, onmens, ploert, rover, schavuit, schurk, snoodaard
onverlet  intact, ongedeerd
onverlicht – donker, somber
onvermeld laten - weglaten
onvermengd  gedegen, klaar, louter, puur, rein, zuiver
onvermengdheid  echtheid, zuiverheid, onvervalstheid
onvermijdelijk – beslist, onfeilbaar, onontkoombaar,zeker
onvermijdelijkheid - noodzaak
onvermijdelijk gevolg  consequentie
onvermoeibaar  krachtig, nijverig, sterk
onvermoeid - fit
onvermoeid bezig - rusteloos
onvermogen  armoe, impotentie, onmacht, zwakte
onvermogen om de gedachten schriftelijk uit te drukken  agrafie
onvermogen om het waargenomene te herkennen  agnosie
onvermogen om normaal te lopen - abasie
onvermogen om zich iets te herinneren  geheugenverlies
onvermogen om zich uit te drukken in taal  aphasie
onvermogen tot schrijven - agrafie
onvermogen tot spreken - afasie
onvermogend  arm, onbemiddeld
onvermogend om te betalen  insolvent, insolvabel
onvermurwbaar – steenhard
onverpakt – los
onverpakte lading – bulkgoed
onverplaatsbaar - onroerend
onverplicht  vrijwillig
onverplichte goedheid  gunst
onversaagd – beslist, boud, dapper, ferm, flink, kloek, koen, kordaat, moedig, onvervaard, vermetel
onversaagdheid – dapperheid, kordaatheidkranigheid
onverschillig  achteloos, apat(h)isch, harteloos, koel, laconiek, lauw, neutraal, nonchalant, onbewogen,ongevoelig
onverschillig welke  enigerlei
onverschilligheid  apathie, nalatigheid, nonchalance, slordigheid, achteloosheid
onverschrokken – branie, dapper, ferm, flink, koen, kordaat, moedig, resoluut, stoutmoedig
onverschrokkenheid – bluf, drift, durf, lef, moed(igheid)
onverslijtbaar – duurzaam, stevig
onversneden  onvermengd, puur, zuiver
onverstaanbaar spreken – fluisteren, mompelen, mummelen, murmelen
onverstand  domheid, dwaasheid
onverstandig – absurd, dom, dwaas, onredelijk, onwijs, redeloos, stom, stupide
onverstandig mens  dwaas, gek
onverstandige zucht tot iets  bevlieging, manie
onverstoorbaar  bedaard, evenwichtig, flegmatiek, kalm, lakoniek, stoïcijns, vast
onverstoorbaar persoon  stoïcijn
onverstoorbaarheid  flegma, kalmte, ataraxie
onverstoord – kalm, rustig
onverteerbaar  oneetbaar
onvertogen  indecent, onbetamelijk, onfatsoenlijk, ongepast, onnet, ruw
onvertrouwd – onbekend, onervaren, vreemd
onvervaard – boud, dapper, ferm, fier, kloek, koen, moedig, onbevreesd, onversaagd, stoer
onvervalst  echt, puur, louter, onvermengd, origineel, waar, zuiver
onvervalstheid  echtheid, genuïteit, zuiverheid
onvervreemdbaar - eigen
onvervuld  leeg, ledig, teniet
onvervulde vacature - vacant
onverwacht – abrupt, halsoverkopineens, ongedacht, onverhoeds, onverhoopt, onvoorzien, plots, plotseling, opeens, pardoes, plotsklaps
onverwachte komst - inval
onverwacht gebeuren – toeval
onverwacht komen – aanvallen, betrappen, verrassen
onverwachts - abrupt, eensklaps, ineens, opeens, pasdoes, plots, plotseling, plotsklaps, schielijk
onverwacht treffen – betrappen
onverwarmd – kil, koud
onverwijld – aanstonds, dadelijk, direct, illico,meteen, onmiddellijk, snel, temee, temet, terstond
onverwoestbaar – hecht, stevig
onverzettelijk – eigenzinnig, halstarrig, hartnekkig, koppig, onbewogen, onbuigzaam, onwrikbaar, standvastig, stok(stijf), stijfhoofdig, stug, weerbarstig
onverzettelijk iemand  eigenwijs, stijfhoofd, stijfkop
onverzoenlijk - geslagen, haatdragend, intransigent
onverzorgd  haveloos, slordig, vervallen, verwaarloosd
onvindbaar – latent, spoorloos, weg, zoek
onvóegzaam  onbetamelijk, ongepast, wanvoeglijk
onvoldaan  onbetaald, onbevredigend, ontevreden
onvoldoende  inadequaat, ontoereikend, slecht
onvoldoende gekookt - ongaar
onvoldoende reparatie  lapwerk
onvoldragen  onrijp
onvoldragen vrucht  foetus
onvolgroeid - onvolwassen
onvolkomen  gebrekkig, incompleet,, kwalijk, onvolledig, slecht, verkeerd
onvolkomenheid  gebrek
onvolledig  gebrekkig, incompleet, lacuneus, onvolkomen
onvolmaakt  gebrekkig, onvoltooid
onvolmaaktheid  gebrek
onvoltallig  incompleet, onvolkomen, onvolledig
onvoltooid  onaf, onvolmaakt
onvoltooid tegenwoordige tijd  o.t.t., praesens
onvoltooid verleden tijd  imperfectum, o.v.t., praeteritum
onvolwaardig – minder, misdeeld
onvolwassen  kinderlijk, onmondig, onvolgroeid, puberaal,
onvolwassen meisje  bakvis
onvolwassene  puber
onvoorbereid  spontaan, e.t.
onvoorbereid musiceren  improviseren
onvoorbereid praatje - improvisatie
onvoorbereide toespraak of speech - improvisatie
onvoordelig  duur, nadelig
onvoorwaardelijk  absoluut
onvoorzichtig – achteloos, onachtzaam, onberaden, onbezonnen, onbezorgd, ondoordacht, onoplettend, roekeloos, vermetel
onvoorzien – onverhoeds, onverwacht, opeens, plots(eling), toeval, toevallig
onvoorzien geluk - fortuin
onvrede  onenigheid, onmin, oorlog, ruzie, tweedracht, twist, vete
onvriendelijk – bars, bits, bot, bruusk, grimmig, koel, lomp, nors, ónaardig, onbeleefd, ongezellig, onhartelijk, onhebbelijk, onheus, onplezierig, scherp, sikkeneurig, stroef, stug, stuurs, toornig
onvriendelijkheid - stuursheid
onvriendelijk mens – bok, chagrijn, neetoor, nijdas, nurks, zuurpruim
onvriendschappelijke verhouding - onenigheid, onmin, ruzie
onvrij – afhankelijk, gebonden, hinderlijk, horig, onderworpen
onvrije  slaaf, horige, lijfeigene
onvrije vrouw - slavin
onvrijwillig – gedwongen, verplicht
onvruchtbaar  dor, infertielsteriel, vergeefs
onvruchtbaar gebied - duinen, hei, steppe, toendra, woestijn, zand
onvruchtbaarheid  dorheid, droogte, schraalte, steriliteit
onvruchtbaar maken – steriliseren
onvruchtbaarmaking - sterilisatie
onvruchtbare bruine kiel  knik, knikklei
onwaar – gefingeerd, gelogen, leugenachtig, onecht, oneerlijk, onjuist, onoprecht, vals, verkeerd
onwaarachtig – onecht
onwaardig  ignobel, onbrtamelijk, oneervol, verachtelijk
onwaarheid  bedrog, jok, kletspraat, leugen, sprookje, valsheid, waanzin
onwaarheid spreken  jokken, liegen
onwaarneembaar - onmerkbaar
onwaarschijnlijk  betwijfelbaar, fabelachtig, fabuleus, inplausibel, ondenkbaar, vreemd, waanzinnig
onwaarschijnlijk verhaal  fabel, sprookje
onwankelbaar – onbeweeglijk, onwrikbaar, stabiel, vast
onweer  bliksem, donder(bui), noodweer
onweerhoudbaar – dol, driest, onstuitbaar
onweerlegbaar  apodictisch, bewezen
onweerlegbaar aangetoond – bewezen
onweersbeestje – donderkopje
onweersbui - donderbui
onwel  naar, ongans, ongesteld, onpasselijk, pips, slapjes, wee, ziek
onwelgevallig  onaangenaam, ongewenst
onwellevend – onbeleefd, onhebbelijk, onopgevoed
onwellevendheid - brutaliteit
onwelluidende klanken  kakofonie
onwelriekend  stinkend
onwelriekende geur  stank
onwelriekende maar zeer nuttige substantie  mest
onwelvoeglijk  indecent, oneerbaar, onfatsoenlijk, ongemanierd ongepast,
onwelwillend  onbillijk, onhebbelijk, onheus
onwennig  onervaren, ongewoon, onhandig, schutterig, verlegen, vreemd
onweren  donderen
onwerkelijk  irreëel, onwezenlijk
onwerkelijkheid  droom
onwerkzaam  lui, uitwerkingloos, inert, traag, indolent
onwetend  dom, ignorant, onkundig, stom
onwetend  dom, ignorant, leek, onbewust, onkundig
onwetendheid – onkunde
onwetend iemand – domoor, leek
onwettig  illegaal, illegitiem, ongeoorloofd, onrechtmatig, strafbaar, wederrechtelijk, zwart
onwettig geneesheer  kwakzalver
onwettige winst – woeker
onwezenlijk – irreeel, onwerkelijk
onwijs  dom, daas, dwaas, gek, getikt, immens, mal, onverstandig, warhoofd
onwil  tegenzin, verzet, weerstand, weerwil
onwillekeurig - onbewust
onwillekeurig bewegen  ademen, reflex, tic
onwillig – balorig, bokkig, dwars, gedwongen, koppig, node, ongaarne, onhandelbaar, stug, weerspannig
onwilligheid – koppigheid
onwraakbaar  onafwijsbaar, onomstotelijk, pal, rotsvast, star, vast
onwrikbaar – bestendig, onomstotelijk, pal, rotsvast, star, vast
onyx  nagelsteen
onzacht  hard, ruw, heftig
onzacht – hard, stug
onzakelijk gepraat – geleuter, gezwam, gezwets,
onzalig - fataal, funest, heilloos, rampspoedig
onze rekening  n. c.
onze vlag  driekleur
onze voornaamste melkgever  koe
onze woonplaats  aarde
onzedelijk – aanstotelijk, immoreel, los, oneerbaar, onkuis, tuchteloos
onzedig – oneerbaar, onkies, onkuis
onzegbaar  onuitsprekelijk
onzeker  onbetrouwbaar, onvast, vaag, waggelend, wankel, weifelend, wisselend, wisselvallig
onzekerheid  onvastheid, twijfel(achtigheid), onbetrouwbaarheid
onzeker persoon – twijfelaar
onzeker zijn – aarzelen, twijfelen
onzelfstandig  afhankelijk
onzelfstandige werkkring – loondienst
onzelfzuchtig – edelmoedig, grootmoedig, menslievend
onze planeet - aarde
onzes inziens  o.i.
onzichtbaar of verborgen  invisibel, latent
onzichtbaar - invisibel, verborgen, verdekt
onzichtbaar worden van een hemellichaam door een ander – immersie
onzichtbaar maken – blinderen, camoufleren
onzichtbaarmaking  camouflage, mimicry
onzijdig  onz., neutrum, neutraal
onzijdig woord  neutrum
onzijdigheid  neutraliteit
onzin – apekool, bazel, dwasheid, flauwekul, gekheid, gekkigheid, kletskoek, kolder, larie, lulkoek, mallepraat, nonsens, quatsch, rim-ram, shit, stupiditeit, waanzin, wartaal, zotteklap
onzin praten  bazelen, zwammen
onzindelijk – goor, morsig, onnet, onrein, slordig, smerig, vies, vuil,
onzindelijk mens  slons, smeerlap, smeerpoets, vuilak
onzinnig – absurd, belachelijk, dol, dom, dwaas, gek, idioot, maf, mal, stupide, zot
onzinnig gepraat  geleuter, geraaskal
onzinnigheid – idioterie
onzin praten – bazelen, dazen, zwammen
onzondig - onschuldig
onzuiver  bruto, gemengd, onrein, troebel, vals, vuil
onzuiver gewicht - bruto
onzuiver zingen  detoneren
ooft  fruit, vruchten
ooftboom – perelaar
ooftkorf - fruitmand
ooftkunde  karpologie, pomologie
ooftkundige – pomoloog
oog  blik, gezicht, kijk, zicht
oog hebben  ogen
oog in het. . . vallend  markant
oog in touw  lus
oog van touwwerk langs een zeil – leuver
oogafwijking – loens, scheel, staar
oogappel  aangebedene, beminde, dierbaarste, iris, lieveling, ogelijn, oogbol, pupil, schat, troetelkind
oogarts  oculist
oogbindvlies - conjuctiva
oogbindvliesontsteking  conjunctivis
oogbout met draaibare schalm - wartel
oogdeel  hoornvlies, iris, lens, netvlies, pupil, retina
oogdeksel – ooglid
oogdruppel - traan
oog gebrek  loens, scheel, staar
ooggetuige - reporter, verslaggever
ooggetuigenverslag  reportage
oogglas  lens, lunet, monocle, oculair,
oogglas van microscoop  oculair
ooggroet - knipoog
ooghaar  wimper, pinker
ooghebben - ogen
oogheelkunde  oftalmologie
oogholte  kas
oogje – knipoogje, lusje, maas, malie, ogelijn, trens
oogje in een schoen  malie
oog in een touuw – lus, trens
oogje van garen - trens
oogje van schoen - malie
oogkas  oogholte
oogklep van een paard  lunet
ooglap  oogklep
ooglid – oogdeksel
ooglijk – aangenaam, toonbaar
oogluikend – heimelijk
oogluikend toestaan – gedogen
oogmake-up – eyeliner, mascara
oogmerk  bedoeling, doel, doeleinde, intentie, mikpunt, opzet, voornemen
oognetvliesontsteking  dictyïtis
oogopslag – blik, lonk
oogpinker - ooghaar
oogpunt  beoordeling, gezichtspunt, standpunt, uitgangspunt
oogspecialist - oogarts
oogst  gewas, opbrengst, pluk
oogsten  binnenhalen, maaien, rooien, verwerven, verzamelen
oogsten van fruit – plukken
oogster – maaier, plukker, roier
oogstlied - vinata
oogstmaand  augustus
oogtand – hoektand
oog van touwwerk - leuver
oogverblindend – klaterend, luisterrijk, schitterend
oogvocht  traan
oog vormig lint  lis
oog vormig snoer  lis, lus
oogwenk  ogenblik, moment, ommezien, tel
oogwit  doel
oogwratje  lenticel, strontje
oogziekte  glaucoom, hemeralopie, houw, staar, trachoma,
ooi  schaap
ooievaar  eiber, ibis, kwak, langbeen, lepelaar, maraboe, reiger, roerdomp, uiver
ooievaarachtige moerasvogel – ibis, lepelaar, maraboe, reiger, roerdomp
ooievaarachtige vogel - adjudant
ooievaar (Afr.)  maraboe
ooievaarsbeen - stelt
ooievaarsbek  geranium
ooievaarsbloem - lis
ooievaarsnest – eibernest
ooit – eens, later
ook – alsmede, bovendien, daarenboven, evenals, eveneens, evenzo, evengoed, nog, tevens, toch
ook niet – evenmin
ook of met - mede
ook zo  evenzo, net zo, evenals
oöliet  kuitsteen, eiersteen
oölogie  eierkunde
oom  onkel, nonkel
ooms kind – neef, nicht
oom van Jakob  Laban
oomzegger – neef, nicht
oomzeggerskind - achterneef
oomzegster – nicht
oor – handgreep, handvat, hengsel
oor (deel)  lel, schelp
oor (jagerstaal)  lepel
oorarts  otoloog
oorbaar  betamelijk, billijk, dienstig, geoorloofd, gepast, kies, netjes, nuttig, voegzaam, voordelig, welvoeglijk
oorbel  klips, knop, oorhanger
oorblazer  kwaadspreker, opruier
oorblazerij  kwaadsprekerij
oord  gewest, negorij, plaats, streek
oord (afgelegen)  negorij
oord der verdoemden  gehenna, hel, onderwereld
oord van verschrikking  hel
oordeel – advies, doem, dunk, gevoelen, inzicht, mening, opinie, opvatting, rede, verstand, visie, vonnis, zienswijze
oordeelsdag - doemdag
oordelen  achten, beslissen, dunken, geloven, keuren, menen, rechtspreken, vonnissen
oorhanger  oorbel, oorknop, oorliët, orliët, pendant
oorheelkunde – otiatrie
oorklep – oorlap
oorknop – oorbel, oorhanger
oorkonde  acte, bewijs, brevet, bul, charter, diploma, document, getuigenis, handvest, manifest, verklaring, zegel
oorkondeboek  charter, charta
oorkundige  otoloog
oorkussen  hoofdkussen
oorlam  borrel
oorlapje  lel
oorlof  vergunning, verlof
oorlog – botsing, gevecht, krijg, onenigheid, onvrede, strijd, slag, vete, vijandschap
oorlog betreffende  polemologisch
oorlogsbodem  duikboot, fregat, korvet, kruiser, mijnenlegger, mijnenveger, onderzeeboot, onderzeeër, oorlogsschip, slagschip, torpedoboot, torpedojager, vliegdek (moeder)schip
oorlogsdaad – enteren
oorlogsgas – mosterdgas, niesgas, strijdgas
oorlogsgezind - krijgszuchtig
oorlogsgod  Ares, Janus, Mars
oorlogskreet – leus, slagzin, slogan, strijdleus
oorlogskunde  polemologie
oorlogsmacht – heerschaar, legermacht
oorlogsmatroos - marinier
oorlogsschip uit de 17e eeuw – pinas
oorlogsterm – spervuur
oorlogsterrein - slagveld
oorlogstuig – artillerie, atoombom, bazoeka, bom, bren, flak, geschut, geweer, granaat, jager, kanon, karabijn, kernwapen, materiaal, mitraileur, mortier, munitie, sten(gun), tank, raket, wapen
oorlogsvaan – strijdbanier
oorlogsvaartuig – aviso
oorlogsvloot - armada
oorlogsvrijwilliger  o.v.w.
oorlogswinst  o.w.
oorlogszuchtig - strijdlustig
oorlogvoerend – belligerent, strijdend
oorontsteking  loopoor, otitis
oorpijn – otalgie
oorsieraad – oorknop, oorring
oorsmout – oorsmeer
oorspiegel  otoscoop, otoskoop
oorsprong  afkomst, bakermat, begin(sel), bron, herkomst, komaf, ontstaan, origine, spreng, wel
oorspronkelijk – aanvankelijk, outhentiek, autochtoon, echt, eerst, inheems, nieuw, origineel, primair, wel
oorspronkelijk model  prototype
oorspronkelijk model van ovaal  ei
oorspronkelijk vernuft  genie
oorspronkelijk wild rund - oeros
oorspronkelijke bevolking of bewoners  autochtonen
oorspronkelijke bewoner van Amerika  Indiaan
oorspronkelijke bewoner van India - Drawida
oorspronkelijke bewoner van Peru - Inca
oorspronkelijke bewoner van de Filippijnen  Negrito
oorspronkelijke taal  oertaal
oorsteen  otoliet
oorsuizing  oorgeruis
oortrechter  oorspiegel
ooruil – arenduil, oehoe, ransuil
oorvijg  Iel, klap, klets, oorveeg, oplawaai, opstopper, optater, pats
oorveeg  zie: oorvijg
oorverdovend – luid
oorversiersel – oorring
oorvijg – klap, lel, mep
oorzaak  aanleiding, agens, bron, drijfveer, gevolg, grond, motief, reden, schuld
oorzakelijk  causaal
oorzakelijkheid - clausaliteit
Oostaziatisch gewicht  taël
Oostaziatische munt  sen
Oost-Duitse stad  Halle, Leipzig
OostDuitsland  D.D.R.
oostelijk - orientaal
oostelijk deel van de Middellandse Zee  levant
oostelijkste punt van Italië  Otranto
Oosten  levant, morgenland, oriënt
Oostenrijk  Austria
Oostenrijkse bergtop  Arlberg, Brenner, Pfänder, Zug,. Eisenhut, Dachstein, Zitterklapfer
Oostenrijkse Jongensnaam  Buldur, Manfred
Oostenrijkse munt  groschen, heller, schilling
Oostenrijkse rivier  zie: rivier in Oostenrijk
Oostenrijkse schrijver  Musil, Zweig
Oostenrijkse tenor  Dermota
oosterlengte  0.1.
oosterling  Arabier, Aziaat, Brahmaan, Chinees, Filippino, Hindoe, Indiër, Japanner, Javaan, Koreaan, Maleier, Pakistaan, Semiet, Siamees
oosters boek  Koran
oosters eiland - Bali, Timor, Java, Borneo, Flores, Lombok, Alor, Babar, Wetar, Sumba, Madura, Nias, Natuna
oosters geleerde  magiër, mahatma
oosters gerecht  nasi, bami
oosters heerser  aga,mogol, raden, radja, sha, sultan
oosters hoofddeksel – tiara tulband
oosters kledingstuk - sarong
oosters kleed  boernoes, kaftan
oosters land  Iran, Irak, Japan, China, India, Jemen, Nepal, Birma, Vietnam, Pakistan, Indonesië, Thailand, Cambodja,
Korea, Mantsjoerijè, Arabië, Bengalen
Oosters mes - kris
oosters muziekinstrument – keteltrom
oosters orkest - gamelan
oosters paardenras  Arabier
oosters rechter – kadi
oosters rijdier – drommedaris, ezel, kameel
oosters slaginstrument  tamtam
oosters spel  go
oosters tapijt  kelim, namase, pers
oosters tovenaar – fakir
oosters voertuig – grobak, riksja, sado
oosters vorst  grootmogol, mogol, satraap
oosters vorstenkleed  talaar
oosters wapen  kris
oosters weefsel  kelim
oosterse aanspreektitel  sahib
oosterse bedevaartplaats  Medina, Mekka
oosterse duif - pagadet
oosterse godsdienst  Boeddhisme, Hindoeïsme, Islam, Shintoïsme
oosterse heerser - radja
oosterse herberg  bazaar, bazar, kan, karavansera
oosterse jongensnaam – Omar
oosterse kerk - synagoge
oosterse markt  bazaar, bazar
oosterse naam  Ali, Mohammed
oosterse rechter  kadi
oosterse slaginstrumenten - gamelan
oosterse staat – Irak
oosterse stof – kamelot, kelim
oosterse taal - Maleis, Perzisch, Semitis
oosterse titel  aga, imam, emier, emir, imam, kankan, khan, mas, sjeik, sultan
oosterse tolk  dragoman, drogman
oosterse toren – minaret
oosterse vechtsport – judo, karate
oosterse vorst – sultan
oosterse waterlelie - lotus
oosterse windhond  saluki
Oost-Indische Compagnie - O.I.C.
Oost-Indiesch gerecht – bami, nasi
Oostkust van de Middellandse Zee - Levant
Oostzeehaven  Danzig, Gdansk, Kiel, Leningrad, Lübeck, Memel, Riga, Rostock, Tallin
oostzuidoost  O.Z.O., E.S.E.
oot - haver
ootje  kringetje, maling
ootmoed  bescheidenheid, deemoed, modestie, nederigheid
ootmoedig  bescheiden, deemoedig, ingetogen, modest, nederig, onaanzienlijk, onderdanig, onderworpen
ootmoedig verzoek – smeekbede
ootmoedig vragen – smeken
op – afgedraaid, afgeleefd, afgemat, gebroken, kapot, leeg, moe, uitgeput, versleten
op adem komen – bijkomen, kalmeren, uitblazen, uitpuffen, uitrusten
op afstand – afgelegen, ver, veraf, verwijderd
op afstand gelegen - ver
op alle plaatsen – alom, overal
op baars gelijkende vis  mul
op barnsteen gelijkende hars  kopal
op bepaalde plek  elders, ergens
op bepaalde tijd te verrichten taak - beurt
op bepaalde wijze ondertekenen – paraferen
op betalen aandringen - manen
op bevel - o.l., p.o,
op boom gehechte tak - ent
op Borneo levende aap  neusaap
op dat moment  toen, dan
op dat ogenblik  alsdan, dan
op dat tijdstip  dan, toen
op dat woord  i.v., in voce
op de aangehaalde plaats  I.c., t.a.p:
op de achterzijde  indorso, verso
op de been zijn – staan
op de bon zetten – bekeuren, verbaliseren
op de bovenzijde - bovenop
op de eerste plaats  eerst, primo
op de eerste rij - vooraan
op de eerste zijde van een blad - recto
op de geschikte tijd  opportuun
op de gewone plaats en tijd  h.l.q.c.
op de golven dansen – deinen
op de grond komen – landen, neerkomen
op de hals halen - aanhalen
op de hoogte  bekend, bijdehand, ingelicht, vertrouwd
op de hoogte zijnd – ingelicht, ingewijd, bekend
op de juiste manier - terecht
op de juiste tijd  tijdig
op de keerzijde – verso
op de kop tikken – vinden
op de laatste dag - ultimo
op de lange baan schuiven – uitstellen
op de lat kopen - poffen
op de manier van  volgens, à la
op de manier van het platteland - boers, dorps
op de markt brengen – introduceren
op de mouw spelden – voorliegen, wijsmaken
op de penning – zuinig, krenterig, vrekkig
op de proef stellen – beproeven, proberen, testen
op de rede berustend  rationeel
op de sterren betrekking hebbend - astraal astrologisch, astronomisch
op de vermelde dag – dato
op de viool spelen – fiedelen
op de voeten rusten - staan
op de voorgrond tredend - relevant
op de wijze van  à la, als
op de wind varen – zeilen
op de wip gaan - wipperen
op de zeebodem levende diersoort - spons
op den duur – eens, mettertijd, ooit
op deze dag – heden, vandaag
op deze manier  zo
op deze plaats  hier, hinc
op deze tijd  nu, nunc, dan
op deze plaats - hier
op deze wijze  zo, aldus
op dezelfde bladzij – ibidem
op dezelfde tijd - tegelijk
op dezelfde wijze – aldus, als, dito, eender, eveneens, evenzeer, evenzo, evenals, idem, item
op die manier – aldus, dusdanig, zodoende, zo
op die plaats  aldaar, daar, (Lat.) ibi
op die tijd  alsdan, dan, toen
op die wijze – aldus, zo, zodanig
op dit moment – heden, momenteel, nu, thans
op dit ogenblik – nu, heden, thans
op domme wijze - domweg
op edele wijze  edelaardig
op een andere manier  aliter, anders
op een andere plaats – elders
op en andere wijze - anders
op een bepaalde plaats  ergens
op een bepaalde tijd  ooit, eens
op een droogvloer drogen  eesten
op een geschikt ogenblik  gelegen
op een goed ogenblik  gelegen
op een keer  eens, ereis, eris
op een lagere plaats – omlaag
op neem lagere plaats gelegen – beneden
op een lijn brengen – afstemmen, uitlijnen
op een nieuwe regel – pagina
op een vergevorderd uur - laat
op eigen gezag  eigenmachtig
op eigen voordeel uit  baatzoekend, baatzuchtig, hebberig, inhalig
op elkaar  opeen
op elkaar gelijkend  overeengekomen, eender, overeenkomend
op elkaar zetten – stapelen
op elkander – opeen, evereen
op elke plaats – overal
op en moe – bekaf
op en neer gaan – wippen
op en neer gaan op de golven - deinen
op geen enkele plaats  nergens
op geen enkele wijze - generlei
op geregelde tijd terugkerend  periodiek
op goed geluk – bonnefooi, lukraak
op grote afstand – ver(af), verte
op grote afstand van de grond - hoog
op het einde  in fine
op het gebied der wetenschap betrekking hebbend  geleerd
op het juiste ogenblik  opportuun
ophet laatst – eindelijk, tenslotte
op het kantje –net, nipt
op het land  buiten
op het moment – heden, nu, thans
op het ogenblik – heden, nu, thans, vandaag
op het spel zetten  riskeren, wagen
op heterdaad – flagrant
op hetzelfde lijkend – eender, overeen
op iets ingaan – happen, reageren
op karige wijze – schaars
op komst zijn – dreigen, onderweg
op korte afstand - vlakbij
op korte termijn – binnenkort, weldra
op krediet kopen – poffen
op kunnen tegen - aankunnen
op last  o.I.
op lastgeving van  p.p.
op leeftijd – bejaard, oud
op luidruchtige wijze  druk, rumoerig
op orde brengen  regelen, redderen, rangschikken
op pad - uit
op palen rustend bladerdak – ajoupa
op prijs stellen - waarderen
op punt van uitbarsten  geladen
op redelijke gronden - rationeel
op regelmatige tijden terugkerend - periodiek
op reis - onderweg
op room gelijkend – romig
op rozen zitten – gebeiteld
op staande voet – direct, meteen, onmiddelijk, subiet
op slot  dicht, toe, gesloten
op te lossen vraagstukken  opgaven
op tijd  afgemikt, intijds, prompt, tijdig
op uw gezondheid  proost, santé-
op vaste tijden – regelmatig, verbreid
op vele plaatsen  passim
op verschillende plaatsen – passin
op visite vragen - nodigen
op voet van gelijkheid – collegiaal, paritair
op voet van oorlog brengen - mobiliseren
op voorwaarde dat  mits, tenzij
op wacht staan – posten
op water wiegelen - deinen
op weg – teweeg
op weg gaan – aanvangen, beginnen, starten
op welke tijd - wanneer
op welke wijze  hoe
op zekere keer  eens
op zekere plaats  ergens
op zeker tijdstip - eens, ooit, toen
op zichzelf – afgezonderd, alleen, apart, eenzelvig, solitair, zelfstandig
op zichzelf bestaand  autonoom, integraal
op zichzelf gericht  egocentrisch
op zijn gemak – behaaglijk, rustig
op zijn hoede – waakzaam
op zijn hoogst - hoogstens
op zijn minst  minstens, tenminste
op zijn teentjes getrapt – aangebrand, geïrriteerd, ontstemd, gepikeerd
op zwart zaad – blut, rut
opa  grootpapa, grootvader
opaal – asteria
opank – damesschoen
opbellen – telefoneren -
opbergboek  map, register, ordner, klapper
opbergen – bewaren, opruimen, opslaan, stallen, wegbergen, wegleggen, wegsluiten, wegzetten
opbergloods - pakhuis
opbergmap  dossier, ordner, stofmap
opbergplaats – kabinet, kast, kist, la(de), magazijn
opbeuren  bemoedigèn, heffen, opkikkeren, opmonteren, opnemen, optillen, troosten
opbeurend – hartelijk
opbeuring – bemoediging, troost
opbiechten – bekennen
opblazen - overdrijven
opbloei  renaissance
opbod – opbieden
opbollen – uitpuilen, zwellen
opbonjouren – vertrekken, weggaan
opborrelen – opkomen, (op)wellen
opborrelende lucht - bel
opbouw  bouw, constructie, montage, synthese, uitbreiding
opbouw van een schip  dek (huis), sloependek, promenadedek opbouwend – constructief, stichtelijk
opbreken  verhuizen, verplaatsen, weghalen
opbrengen  betalen, braken, opleveren, arresteren
opbrengst – baten, debiet, gewin, interest, oogst, productie, profijt, recette, rendement, rente, resultaat, verdienste, winst
opbrengst van akker  oogst
opbrengst van belegde gelden - rente
opbrengst van bouwland  oogst
opbrengst van fabriek  produktie
opbrengst van het land (ZuidNed.) - hote
opbrengst van kapitaal – rente
opbrengst van wedstrijd  prijs
opbruisen – mousseren, opstuiven, schuimen
opbruisend  driftig, opvliegend, petulant
opcenten in België  opcentiemen
opdagen – opdoemen, verschijnen
opdat - teneinde
opdelven  opgraven
opdelving  opgraving
opdichten  verzinnen
opdienen – serveren
opdienen van eten - opdissen
opdirken  opmaken, opschikken, optuigen, optutten, tooien, versieren
opdissen – opdienen, serveren, vertellen
opdoeken – afschaffen, stoppen, opheffen, wegwezen
opdoemen – opdagen
opdoen – kopen, krijgen, vergaren
opdoend – voorkomend
opdoffer – dreur, klap, poeier
opdonder – klap, oplaaai, opstopper, slag, vuistslag
opdossen - tooien
opdracht – aanbesteding, bestelling, bevel, commando, consigne, corvée, gebod, karwei, last(geving), missie, opgave, order, plicht, taak, verplichting, werk
opdracht (van geschrift) – dedicatie
opdracht geven – gebieden, gelasten
opdrachtgever – lastgever, mandant
opdracht herroepen  afgelasten, aflasten, annuleren
opdrachtgever  lastgever
opdrachtig  opgezet, opgezwollen
opdragen – aanbesteden, bevelen, gebieden, gelasten, verordenen
opdrijven – jagen
opdrinken – innemen, uitdrinken
opdrogend middel  siccatief, sikkatief
opduikelen  opsnorren, opsporen
opduvel  duw, klap, stoot, opdonder, oplawaai, opstopper, optater, stomp
opduvelen – heengaan, weggaan
opeen – compact, dicht
opeenhopen – optassen, stapelen
opeenhoping  hoop, stapel, tas
opeenhoping van afval  vuilnisbelt
opeenhoping van mijnsteen  stortberg
opeens  abrupt, acuut, eensklaps, ineens, onverhoeds, onverwachts, onvoorzien, pardoes, plots (ellng), subiet,
opeenstapeling (stijlfiguur)  epizeuxis
opeenvolgend - cumulatief
opeenvolging  keten, lijst, rangorde, reeks, rij, serie, volgorde
opeenvolging van perioden  historie
opeenvolging van tijdstippen  duur, periode, tijdsduur
opeenvolging van tonen  toonladder
opeisen  vorderen, requireren
opeising - vordering
open – frank, fris, ledig, luchtig, onbelemmerd, onomwonden, ontsloten, ronduit, ruim, toegankelijk, vacant, vrij
open aanbouw aan een huis  waranda
open binnenplaats  koer
open draagvat – emmer
open en bloot – openbaar
open galerij - portiek
open galerij van een inlandse woning  pendop(p)o
open goot  grep, greppel
open hemelglobe  sfeer
open land – veld
open luxe auto – cabriolet
open pantoffel - slipper
open paviljoen - pendoppo
open plaats  leemte, ruimte, vacature
open plaats in het bos – laar, tra
open plein in een dorp  brink, laar
open plek in een bos  loo
open plek in het ijs - bijt, wak
open pronkkastje  etagère
open rijtuig  brik, buggy, calèche, landauer, phaeton, victoria
open roeiboot - dory
open ruimte  heide, plein, polder, veld
open ruimte in een gebouw - vide
open ruimte in een stad – plein
openschoeisel - sandaal
open springen - kenen
open strook in het bos - laar, tra
open stuk grond - terrein, veld
open terras - patio
open theater  amfitheater
open tweewielig wagentje  riksja
open tweewielige disselwagen  gig
open uitbouw  balkon
open uitstalruimte - etalage, vitrine
open vaartuig - punter
open vat  emmer
open vismand - kriel
open wagentje – gig
open wak in ijs - bijt
open wandelgang in een tuin  pergola
open weefsel  gaas
open zomerschoen  opank, sandaal
openbaar – algemeen, bekend, notoir, openlijk, publiekelijk, toegankelijk
openbaar ambtenaar – deurwaarder, notaris, rechter
openbaar debat  teach in
openbaar gebouw - postkantoorstation
openbaar maken  publiceren
openbaar vervoermiddel  autobus, boot, bus, tram, trein, pont, schip, veerpont, vliegtuig
openbaarheid  publiciteit
openbaar maken – afkondegen, publiceren, uitbrengen
openbaar making – publicatie
openbaar vervoer – auto(bus), metro, omnibus, overzetveer, pont, tram, trein, veerpont, vliegtuig
openbaar worden - uitlekken
openbare actie  campagne
openbare bijeenkomst  meeting
openbare eredienst  cultus
openbare functie – ambt, notaris, rechter,
openbare gerechtsplaats  forum
openbare instelling  bank, dienst, ministerie
openbare les  oratie
openbare mening  opinie
openbare raadsman  ombudsman
openbare redetwist - debat
openbare samenkomst  meeting
openbare school  staatsschool, gemeenteschool
openbare schuldbelijdenis  confiteor
openbare tuin  park, plantsoen
openbare verkeersruimte  plein
openbare verkoping  auctie, veiling, vendu (tie)
openbare wandelplaats  park, plantsoen
openbare weg - straat
openbare werken - O.W.
openbaren  onthullen, uiten, reveleren, verkondigen
openbaring – bekendmaking, Epifanie, onthulling, publicatie, revelatie, uiting, verschijning
openbaringen van Mohammed  Koran
openbaringsboek  Bijbel, Koran
openbersten - springen
openbreken  kraken, forceren
opendoen  ontsluiten, openen, openmaken
openen  inwijden, onrgrendelen, ontluiken, ontsluiten, opendoen, openmaken, uitklappen
openen en sluiten – sperren
opengaan - ontluiken
opengesneden visbuik - wam
opengevallen betrekking - vacature
opengewerkt  ajour
opengewerkt gordijn  vitrage
opengewerkt weefsel  ajour, kant
openhartig  eerlijk, frank, hartelijk, onbewimpeld, onverholen, open, oprecht, rond(uit), rondweg, ruiterlijk, rondborstig, trouwhartig, vrij, welgemeend
openhartigheid - oprechtheid
opening  begin, bijt, bres, breuk, doorbraak, gaping, gat, hiaat, inlaat, kier, krater, lek, mond, monding, naad, ontslouiting, reet, scheur, spleet, split, toegang, tussenruimte, uitgang, uitlaat, wak
opening achter in de mond  keelgat
opening géschoten in de muur - bres
opening in de boeg – kluisgat
opening in de huid - porie
opening in een ketel - mangat
opening in een kledingstuk  split
opening in een netwerk – maas
opening in een omheining – hek, poort
opening in een ouderwets kanon - zundgat
opening in een stoomketel  mangat
opening in een vestingmuur - bres
opening in het ijs  bijt, wak
opening in het menselijk lichaam - apertuur
opening op vulkaan - bocca
opening van (o.a. testament)  apertuur
opening van biervat  spongat
opening van iets  mond
opening van opera  ouverture
openingsrit - proloog
openingsstuk - intrada
openingszet, waarbij een pion wordt aangeboden  gambiet
openlijk  aanschouwelijk, onbedekt, onomwonden, onverholen, openbaar, publiek, rechtstreeksrondweg, zichtbaar,
openlijk bekendmaken  uitroepen, afkondigen, proclameren
openlijk eerbetoon  aubatie, ovatie, serenade
openlijk uitkomen voor iets  getuigen, belijden
openlijke belediging  affront, smaad
openlijke hulde – applauseerbetoon
openlijk uitkomen voor iets – belijden, getuigen
openluchtmaaltijd – picknick
openmaken – aanbreken, ontsluiten openen, opslaan
openslaan – uitklappen
opensnijden - slachten
openspreiden – uitvouwen
openstaand – geopend, leeg
openstaande – ledig, leeg, onbezet, vacant
opera – kijkspel, zangspel
opera  Aïda, Alceste, Arabella, Artarserse, Bacchus, (La) Bohème, Caid, Capriccio, Carmen, Cenerentola, (Le) Cid, Daphne, Djamileh, Don Carlos, Don Pasquale, Elektra, Euryanthe, Falstaff, Faust, Favorita, Fedora, Fidelio, (die) Fledermaus, (der) FreischützGötterdämmerung, Don Giovanni, Gloriana, (de) Grimes, Guillaume Teil, Hamlet, Herbergprinses, Herodiade, Idomeneo, Iris, Jenufa, Julien, ((die) Königskinder, (La) Lakmé, Libuse, (de) Liefdesdrank, Lohengrin, L'ombre, Louise, Lulu, Macbeth, Madame SansGêne, Manon, Marina, Martha, (die) Meistersinger, Mignon, Nabucco, Norrna, Oberon, Orfeo, Othello, Paljas, (de) Parelvissers, Parsifal, Pelléas et Melisande, Peter Porgy end Bess, Rheingold, Rienzi, Rigoletto, (der) Rosenkavalier, Salome, Samson et Delila, (der) Schauspieldirektor, Semiramide, Serse (Xerxes), Siegfried, Tancred, Tanhaüser, Tiefland, Til Eulenspiegel, Titus, Tosca, (La) Traviata, Tristan und Isolde, Trovatore, Turandot, Undine, Má Vlast, (der) Waffenschmied, (die) Walküre, Werther, (die) Zauberflöte, (der) Zigeunerbaron, Zilda
operafiguur – faust, figaro
operakijker – jumelle
operalied – aria
operatekst - libretto
operateur - chirurg, filmdraaier
opera van d'Albert  Tiefland
opera van Beethoven  Fidelio
opera van Belini  Norrna, (11) Pirata, (La) Somnabule
opera van Berg  Lulu, Wozzeck
opera van Bizet  Carmen, (De) Parelvissers
opera van Blockx  (De) Herbergprinses .
opera van Britten  Peter Grimes, Gloriana, Midsummernightsdream
opera van Charpentier  Louise, Julien
opera van Debussy  Pelléas et
Melisande opera van Dellbes  Lakmé
opera van Donizetti  (De) liefdesdrank, (La) Favorita, Don Pasquale
opera van Egk  Columbus
opera van Flotow  Martha, Rübezahl, Zilda, L'ombre
opera van Gershwin  Porgy end Bess
opera van Giordano  (Madame) SansGêne, Tedora
opera van Gluck  Alceste, Artarserse, Orfeo
opera van Gounod  Faust, Mireille
opera van Händel  Serse, Xerxes
opera van Hindemith  Cardillac
opera van Humperdinck  (die) Königskinder
opera van Janacek  Jenufa
opera van Leoncavallo  Paljas
opera van Lortzing  Undine, (der) Waffenschmied, (der) Wildschütz
opera van Mascagni  Cavalleria Rusticana
opera van Massenet  Manon, Hérodiade, (Le) Cid, Bacchus, Werther
opera van Mozart  Idomeneo, (die) Zauberflöte, Don Giovanni, Titus, (der) Schauspieldirektor, Figaro's Hochzeit
opera van Orf  Antigone
opera van Pfltzner  Palestrina
opera van Puccini  Tosca, (la) Bohème, Turandot
opera van Rossini  Teil, Cenerentola, Tancred, Othello, Semiramide
opera van SaintSaëns  Samson et Delila
opera van Smetana  Libuse, Ma , Vlast
opera van Strauss  Daphne, Salome, Elektra, Arabella, (Die) Fledermaus, (der) Zigeunerbaron
opera van Thomas  Mignon
opera van Verdi  Aïda, Othello, Macbeth, Nabucco, Falstaff, (la) Traviata, Rigoletto, (11) Trovatore
opera van Wagner  Rienzi, (die) Walküre Parsifal, Lohengrin, Tannhäuser, Götterdämmerung, Rheingold, (die) Meistersinger, Siegfried
opera van Weber  Oberon, Euryanthe, (der) Freischütz
operacomponist  Egk, Berg, om, Gluck, Verdi, Weber, Gounod, Mozart, Wagner, Puccini, Rossini, d'Albert, Beethoven, Bellini, Bizèt, Blockx, Britten, Charpentier, Debussy, Delibes, Donizetti, Flotow, Tsjalkowski
opeten  nuttigen, verorberen, verteren
opeter  verkwister
opfleuren – opleven, opvrolijken
opfokken  aankweken, grootbrengen, mesten, telen, opjutten
opfrissen - verkwikken
opgaaf  som, kwestie, taak, vraagstuk, vermeldin
opgaan – betreden, opkomen, rijzen, stijgen
opgaan in vlammen - verbranden
opgang  bloei, furore, opkomst, succes, trap, voorspoed, wasdom
opgang (mode)  furore, opkomst
opgaren – oppotten, sparen, vergaren, verzamelen
opgave – aangifte, declaratie, kwestie, oefening, opdracht, probleem, raadsel, reken(som), taak, vraagstuk
opgeblazen  dik, gezwol1en, hoogmoedig, opgezet, overtrokken, pafferig, verwaand
opgedirkt – opgedost, opzichtig
opgedragen werk  taak, plicht
operatie  handeling, transactie, onderneming, verrichting
operatekst  libretto
operatie aan de schedel  trepanatie
operatieboor  trepaan
operatiemes  bistouri, lancet, scalpel
operatievrees  ergasiofobie
opereren – helpen
operette – kijkspel, zangspel
operettecomponist  Lehar, Fall, Dinck, Lalo, Adam, Leoncavallo, Lortzing, Mascagni, Massenet, Moessorgski, Nicolai, Offenbach, SaintSaëns, Smetena, Thomas, Suppé, Strauss, Zeiler, Nicolai, Gershwin, Giordano, HumperOffenbach
opeten – nuttigen, opmaken, verbruiken, verteren, verorberen, verstouwen, verzwelgen
opeter – verkwister
opgegeven werk  pensum
opgehoogd  opgespoten
opgehoopt zand  duin
opgehoogde dijk – berm
opgeknapt - beter
opgekropt – onderdrukt, verbeten, verduwd
opgekropte haat  wrok
opgeld  agio
opgelegd werk – taak
opgeleid – geschoold
opgelopen – opgezwollen
opgelucht – blij, verlicht, vrolijk
opgeptikt - opgedost
opgerold vlees  rollade
opgerold wafeltje  oublie
opgerold zonnescherm - kree
opgerolde haring - rolmops
opgeruimd  blij, blijgeestig, blijmoedig, joviaal, lustig, monter, netjes, onbekommerd, onbezorgd, opgewekt, ordelijk, schoon, vrolijk, welgemoed
opgeruimd en netjes – proper, schoon
opgeruimdheid – blijdschap, vroloijkheid
opgescheept met - wanhopig
opgeschikt  getooid, gesierd
opgeschoten jongen – lummel, nozem, slungel
opgesierd – opgesmukt, verbloemd
opgespaard geld spaarcenten
opgestoven fijn materiaal  löss
opgestoven zand  duin, dekzand
opgetogen – blij(moedig), gelukkig, opgewekt, verheugd, verrukt
opgetogenheid  extase, elatie, vervoering
opgetooid - versierd
opgeven  aanmelden, aanreiken, brakrn, gelasten, laten, melden, prijsgeven, roemen, stoppen, verliezen
opgeven van een renner - afstappen
opgevoed  getogen, grootgebracht, welgemanierd
opgewassen tegen – bestand, capabel
opgewekt – aardig, blij, blijde, feestelijk, kwiek, levendig, (levens)lustig, monter, opgètogen, verblijd, verheugd, vrolijk, wakker, zonnig
opgewekt (muz.)  vivace, allegretto
opgewekt druk – levendig, spontaan
opgewekt en aardig - hups
opgewekt en blij - blijmoedig
opgewekte geest  zin, lust, animo
opgewekte stemming - fleur
opgewektheid – animo, blijheid, fleur, levendigheid , vrolijkheid.
opgewekt vermaak - blijspel
opgewonden  (muz.) concitato, driftig, onrustig, uitbundig, uitgelaten, zenuwachtig, verhit
opgewonden toestand  extase
opgewonden wol - kluwen
opgewondenheid  exaltatie, overspanning, geestdriftigheid
opgeworpen aardhoogte  stelle, terp, wierd
opgeworpen hoogte als vluchtplaats voor het vee  stelle
opgeworpen heuvel in Friesland - terp
opgeworpen heuvel in Groningen - wierd(e)
opgeworpen heuvel in Zeeland - vliedberg
opgezet  bol, pafferig, gezwollen, opgeblazen
opgezwollen - hoogdravend
opgooi bij wedstrijd  toss
opgooien - tossen
opgraven – blootleggen, delven
opgroeien – opschieten
opgroeiend - aankomend
ophaalbrug  hefbrug, klap(brug), klepbrug
ophaalgordijn tegen de zon  markies, store
ophaal in een kous - ladder
ophaalnet – kruisnet, totebel, visnet
ophakkerig  winderig, blufferig, uitdagend
ophalen – afhalen, binnenhalen, hijsen, meenemen, openhalen, ophelderen, opfrissen, opklaren, opsnuiven, optrekken, omhooghalen, opzuigen, opfrissen, takelen, verbeteren, verwerven, verwonden, vooruitgaan
ophaler  inzamelaar, dopbeitel
ophangen - opknopen
ophef – bombarie, drukte, grootspraak, kapsones, lawaai, lef, omhaal, poeha, praats, soesa, spats, stennis, tamtam, tumult
opheffen – afschaffen, beuren, lichten, ontbinden, opnemen, tillen, vijzelen
opheffing – elevatie, ontbinding
opheffing van een verbod  remissie
ophef maken – pralen, opklaren, toelichten
ophelderen – klaren, ontwarren
ophelderende omschrijving - parafrase
opheldering – explicatie, ontwarring, toelichting, uitleg(ging), verklaring
ophijsen - takelen
ophemelen – prijzen, roemen
ophitsen – aanvuren, aanzetten, opjagen, opruien, opstoken,
ophitser – aanzetter, opruier, opstoker
ophitsing  hetze, instigatie, opruiïng
ophoepelen – inpakken, weggaan
ophogen – eleveren, verhogen
ophogen van grond  aanaarden
ophogen van grond onder water - dempen
ophopen  aangroeien, aanwassen, optassen, (op)stapelen
ophopend  cumulatief
ophoping  accumulatie, opeenhoping, stapel, tas
ophouden  belemmeren, (be)eindigen, (af)nokken, onderbeken, opfokken, opkweken, pozen, retarderen, stagneren, staken, stilhouden, stoppen, tegenhouden, verblijven, vertragen, uitscheiden
ophouden te bestaan - vergaan
opinie – dunk, gevoelen, mening, oordeel, opvatting, visie
opinieonderzoek  enquête Nipo
opinieonderzoeksbureau - Nipo
opium  amfioen, heulsap, slaapgom
opium bevattend geneesmiddel - opiaat
opium om te roken  madat
opium roken  schuiven
opiumpreparaat  laudanum
opiumwaanzin  amok
opjagen – drijven, ophitsen, opjutten, opschrikken, opzetten, opzwepen, prikkelen
opjutten – aanvuren, opjagen, opstoken, opzetten
opkalefateren – herstellen, opknappen
opkijken – verwonderen
opkijken naar - bewonderen
opkikkeren  opbeuren, opfleuren, opmonteren, opvrolijken
opkikkertje – borrel, drankje
opklapbaar bed  opklapbed, veldbed
opklapbare stoel  ligstoel
opklappen - opslaan
opklaren  ophelderen, oplichten, toelichten
opklimmen - stijgen
opklimmend  gradueel, progressief, trapsgewijs
opklimmende reeks  climax
opklimming – gradatie
opklimming in rang - promotie
opkloppen  kruisen, laveren
opklossren van garen - spoelen
opknabbelen  verorberen
opknappen  herstellen, oplappen, politoeren, reinigen, renoveren, repareren, restaureren, verbeteren, verstellen
opknopen  ophangen
opkoken  wellen
opkomeling  parvenu
opkomen  ontkiemen, opgroeien, rijzen, stijgen, verschijnen, vooruitkomen
opkomend - verrijzend
opkomende gedachte  gril, idee, inval
opkomst – opgang, vooruitgang
opkomst van de zon  dageraad
opkopen – afnemen, snezen
opkoper  heler, koopman, lorrenman, voddenman
opkoper van gestolen goed  heler
opkrassen – weggaan
opkrikken – vijzelen
opkweken – grootbrengen, koesteren, onderhouden, opfokken
opkweking van dieren  aanfok
oplaag  druk, oplage, editie
oplaag van een boek – druk, editie
opladingsverschijnsel bij accu´s - polarisatie
oplage  aantal, druk, editie, oplaag
oplappen  herstellen, kalefateren, opknappen, repareren, verstellen
oplawaai – dreun, duw, klap, mep, oorveeg, opdonder, opduvel, oplababbel, opstopper, poeier, slag, stoot, watjekouw
opleggen - verplichten
oplegger  trailer
opleghout  fineer
oplegsel  fineer, tres, ornament, versiering, versiersel
oplegwerk  placage
opleiden – aankweken, beleren, kweken, leren, onderrichten, vormen
opleiden en africhten – aanbrengen, bijbrengen
opleiding  onderwijs, scholing, studie, training, vorming,
opleidingsinrichting  school, instituut, internaat, seminarie
opleidingsschool – kweekschool
opleidingstijd – stage
opletten – (aan)horen, bemerken, luisteren, opmerkzaam, oppassen, toezien, waarnemen, wachthouden, waken
oplettend  aandachtig, alert, attent, opmerkzaam, waaks, waakzaam, zorgvuldig
oplettende zorg  aandacht, acht, attentie
oplettendheid  aandacht, attentie
opleven – herleven, herstel, opfleuren
opleveren – opbrengen, produceren, renderen, voortbrengen
opleving  bloei, herleving, herstel, renaissance
oplezen  declameren, voordragen
oplichten  afzetten, bedriegen, beetnemen, beuren, flessen, frauduleren, knoeien, liegen, misleiden, neppen, (op)heffen, opklaren, opnemen, (op)tillen, zwendelen
oplichtende ster - nova
oplichter – aflegger, afzetter, bedrieger, dief, flessentrekker, fraudeur, knoeier, kwartjesvinder, misleider, tiller, zakkenroller, zwendelaar
oplichterij – afzetterij, bedrog, fraude, nep, zwendel
oplichting  bedrog, fraude, nep, zwendel
oploeven – inkrimpen
oploop – aanloop, opschudding, opstoot, rel, toeloop, tumult, volkswoede
oplopend  driftig, vurig, opvliegend
oplopend terrein  helling
oplopende vlakte  terras
oplopendheid  drift, opvliegendheid,
oplopen van water – stijgen
oplosbaar – berekenbaar, ontcijferbaar
oplosbaar eiwit  albumine
oplosmiddel  aceton, alcohol, benzinebenzol, tetra, tri
oplosmiddel voor vetten  tetra, tri
oplossen – achterhalen, ontbinden, ontcijferen, ontknopen, ontraadselen, ontwarren, raden, resolveren, uitpraten, uitwerken, verdwijnen, vergaan,
oplossen in het absolute  nirwana
oplossend  ontbindend, scheidend
oplossing  antwoord, beslissing, ontknoping, sleutel, solutie, uitkomst, uitslag, uitweg
oplossing van soda en potas – loog
opluchten – opfrissen
opluchting - verademing
opmaak – garnering, grime, layout, makeup, ontwerp, schets, schmink, sier, versiering
opmaakmiddelen - cosmetica
opmaken – berekenen, blanketten, doordraaien, garneren, grimeren, monteren, opeten, opstellen, samenstellen, tooien, uitrekenen, vaststellen, verboemelen, verbrassen, verbruiken, verdoen, verkwisten, versieren, verteren
opmaker – doordraaier, verkwister
opmerkelijk – eigenaardig, merkwaardig, opvallend, vreemd, zonderling
opmerkelijkheid - cuiositeit
opmerken – aanmerken, bemerken, bespeuren, constateren, gadeslaan, ontwaren, signaleren, waarnemen, zien
opmerkenswaardig – opmerkelijk, zonderling
opmerking  aandacht, aanmerking, kritiek, noot, uitlating, uiting
opmerkzaam  aandachtig, attent, nauwlettend, oplettend, waaks, waakzaam
opmerkzaamheid  aandacht
opmeten – opnemen
opmonteren – opbeuren, opvrolijken, opwekken, troosten
opname  film, foto, kiekje, plaatsing, registratie
opname apparaat – ampex, telex, telefax
opname dichtbij  closeup
opnametechniek van grammofoonplaten  mono, stereo
opneemapparaat  dictafoon, recorder
opneemdoek  dweil, vaatdoek, wrijfdoek
opnemen – absorberen, adopteren, bekijken, bepalen, bloeien, dragen, opbeuren, opbreken, oplichten, opmeten, optillen, opvatten, opvegen, toelaten, vooruitgaan, waarnemen, wegnemen
opnemen als staatsburger  naturaliseren
opneming  assimilatie, incorporatie, inlijving, naturalisatie, opmeting, opname
opneming van voedingstoffen  assimilatie
opnieuw – andermaal, bis, alsweder, alweer, weer, wederom, weerom, (muz.) dinuovo
opnieuw hetzelfde doen – herhalen, overdoen
opnieuw overwegen – herzien
opnieuw zeggen – herhalen, repeteren
opoe  oma, grootje, grootmoeder, grootmama
opofferen – afstaan, prijdgeven
oponthoud  panne, pech, stilstand, storing, stremming, tijdverlies, vertraging
oppakken – opnemen, optillen, rapen
oppas – babysit, bewaking, wiegenwacht
oppassen – opletten, toezien, uitkijken, verplegen, verzorgen, waken
oppassend  braaf, deugdzaam, eerlijk, keurig, net, waakzaam
oppassen voor - waken
oppasser  bewaker, cipier, herder, hoeder, ordonnans, portier, suppoost, verpleger, verzorger, waker
oppasser van olifant  kornak
oppasser van schapen  herder
oppasser van wol leveranciers  herder
opper  schelf, (hooi)mijt, rook, hoop, stapel, tas, opperwachtmeester opperabt  aartsabt, archimandriet
opperarmbeen  humerus
opperarmspier  biceps
opperbest – allerbest, patent, prima, puik, uitmuntend, uitstekend
opperbevel – leidinggever, oppergezag
opperbevelhebber – admiraal, generaal
oppercommando  staf
opperdieren  primaten
opperduivel  Beëlzebub, Satan
opperen  aanvoeren, opwerpen, voorstellen
oppergezag  suprematie
oppergod  Alfadur, Allah, Alvader, Jupiter, Odin, Wodan,
Zeus
oppergod der zee  Neptunus,Poseidon
opperheer  God, soeverein
opperheerschappij  hegemonie
opperherder  Christus, God
opperhoofd  aanvoerder, chief, leider, overste, stamhoofd,
opperhoofd (Indianen)  sachem
opperhuid  epidermis
opperkleed  bovenkleed, dalmatiek, habijt, kaftan, toga
opperkleed van monnik – pij
opperleiding – directie, bestuur, toezicht
opperlijn van het dak  nok
oppermacht  God, oppergezag
oppermacht van vijf vorsten  pentarchie
oppermachtig – soeverein
opperman – aandrager, voorman
opperofficier  admiraal, generaal, maarschalk, schout bij nacht
opper of hoop - mijt
opperpriester  dalai, paus, patriarch
opperst  hoogst, bovenst, supreem, voornaamst
opperstalmeester  maarschalk
opperste laag van het bekleedsel van uit of inwendige organen (niet van de huid)  epitheel
oppertoezicht  supervisie
oppervlakkig – banaal, los, ondiep, terloops,vlak
oppervlakkig verbranden - schroeien
oppervlakkige kennis  galantisme
oppervlakte  areaal, gebied, terrein, opp.
oppervlakte der aarde - grond
oppervlaktemaat  are, bunder, ha, hectare, morgen, roe oppervlaktewisseling  golving
opperwachtmeester  opper
Opperwezen  God(heid)
opplakbriefje – etiket
opplakken – gommen, lijmen
opploegen  omploegen, ontginnen
oppoetsen – politoeren
oppoken – op(porren), rakelen
opponent  bestrijder, frondeur, tegenpartij, tegenspreker, tegenstander
opponeren – bestrijden
opporren – aanzetten
opportuun – doelmatig
opposant - tegenstander
oppositie  tegenstand, verzet
oppotten  opgaren, sparen,
oppressie  benauwing, druk, onderdrukking
opprikken  (op)spelden
opraapsel  verzinsel
oprakelen – harken, (op)poken
oprapen - oppakken
oprecht – betrouwbaar, echt, eerlijk, fair, gemeend, goed, heus, innig, onpartijdig, openhartig, rechtschapen, ronduit, ruiterlijk, serieus, waar, wezenlijk, zuiver
oprechtheid  eerlijkheid, rechtschapenheid
oprecht iemand - Nathanaël
oprekken – uitrekken
oprichten  bouwen, instellen, openen, opsteken, stichten, vestigen
oprichter – bouwer, insteller, stichter
oprij  oprit, oprijlaan
oprijg  reep
oprijlaan  inrit, inrij, oprit, rijweg, toegangsweg
oprijzen – opkomen, opstaan, zwellen
oprispen – boeren
oprisping – boer, ructus
oprit  oprij, oprijlaan, stoep, toegangsweg
oprit van een dijk  kluft, oprij, stoep
oproep  aansporing, convocatie, ontbieding, rekwisitie, uitnodiging
oproepen – aanschrijven, dagvaarden, vorderen, uitdagen
oproepkracht - noodhulp
oproeping  evocatie
oproeping tot de oorlog door de leenheer – ban
oproepinstallatie – microfoon, telefoon
oproer  beroering, muiterij, onlust (en), opstand, opstootje, rel, revolte, revolutie, seditie, tumult, verzet, volkswoede
oproerig  muitend, muitziek, opstandig, rebels, woelziek
oproerkraaier – raddraaier, rebel
oproerling  agitator, djahat, insusgent, muiter, rebel
oproer maken – muiten, rebelleren, revolteren
oproer maker – muiteling, opruier, rebel
oproeruitlokker  provocateur , rebel
oprolbaar zonnescherm  jaloezie, kree, store
oprolbare duimstok – rolmaat
op rolletjes – goed, gladjes, soepel
opruien  ophitsen, opstoken, prikkelen
opruier  aanstoker, aanzetter, agitator, onruststoker, ophitser,oproermaker, raddraaier, stoker
opruiing - ophitsing
opruimen – afschaffen, opbergen, redderen, schoonmaken, verwijderen, wegdoen
opruiming – ordening, uitverkoop, zuivering
opscheppen  bluffen, geurmaken, grootspreken, opdissen, ophemelen, opsnijden, pochen, pralen, snoeven
opschepper  bluffer, branie, braniemaker, druktemaker, geurder, grootspreker, leugenaar, opsnijder, pocher, poen, praalhans, praler, snob, snoever, uitslover
opschepperij  bluf, gepoch, gesnoef, grootspraak, pocherij, poeha, praal, snoeverij
opschieten – vlotten, vorderen
opschik  kleinood, luister, opsmuk, praal, pracht, pronk, sier, sieraad, sieraden, smuk, tooi, versiering, weelde
opschikken – dossen, optooien, versieren, opschuiven, uitmonsteren
opschorten  opgorden, uitstellen, verdagen, verschuiven,
opkorten
opschortend  suspensief
opschorting – uitstel, verschuiving
opschorting van betaling  surséance
opschrift  epigraaf, epigram, epitaaf, hoofd, inscriptie, rubriek, titel
opschrift in een krantenartikel  kop
opschrift op enveloppen  adres
opschrift op het kruis  i.n.r.i.
opschrift op steen  grafschrift
opschrift op stenen in Rome - S.P.O.R.
opschrift van de Russische Andreasorde  S.A.P.R. opschrijfboekje  agenda, blocnote
opschrijven  boekstaven, noteren, notuleren
opschudding – amok, alarm, gedoe, geraas, herrie, lawaai, ontsteltenis, oploop, rel, rep, sensatie, tumult,
opschudding verwekkend  ontstellend, sensationeel, alarmerend, beroerend
opschuiven – verdagen, opschorten, uitstellen
opsieren  decoreren, dossen, optooien, ornamenteren, tooien, verfraaien
opsiering - franje
opsiersel  decoratie, dos, franje, opsmuk, ornament, sieraad, tierlantijn, tooi, versiersel
opslaan - stockeren
opslag – blik, lapel, revers; loonsverhoging
opsleg (muz.)  arsis
opslagbewijs van een veem  cedel, ceel
opslag bij tennis – service
opslagcapaciteit – geheugen
opslaglijst - ceel
opslagplaats  bergruimte, boet, depot, dump, entrepot, keet, kelder, loods, magazijn, opslag, pakhuis, reservoir, schob, silo, stapelplaats, tank, veem, zolder
opslagplaats voor granen  (graan) silo
opslagplaats van ongebruikte leger goederen – dump
opslagplaats voor olie - tank
opslokken – verslinden, verzwelgen
opslokker  gulzigaard, slokop
opslorpen – absorberen, inzuigen
opslorping  absorptie, opslurping, resorptie
opsluiten - afzonderen
opsluiting  detentie, hechtenis, reclusie
opsluiting in gevangenis - arrest
opsluitplaats  cachot, cel, gevang, gevangenis, lik, nor
opsmeren – invetten
opsmikkelen – eten, smullen
opsmuk – dos, opschik, praal, pracht, sier, tooi, tooisel
opsmukken  tooien, uitdossen, versieren
opsnijden  bluffen, grootspreken, opensnijden, opscheppen, pochen, pralen, snoeven, voorsnijden,
opsnijder  bluffer, branie, dikdoener, geurmakèr, opschepper, pocher, poen, snoever
opsnorren – nazoeken, opduikelen
opsolferen  aansmeren, opdringen, wijsmaken
opsommen  enumereren, tellen,
opsomming  cedel, ceel, lijst, programma
opsparen – bewaren, vergaren, verzamelen
opspelden - opprikken
opspelen  razen, tieren, uitspelen, uitvaren
opsporen  achterhalen, nasporen, opzoeken
opsporingsambtenaar  rechercheur
opsporingsapparaat voor onderzeeërs  asdic .
opsporingsdienst  recherche
opspraak – afkeuring
opspringen - opstuiten
opspringend vochtdeeltje  spat, spet, spetter,
opstaan  (op)rijzen, rebelleren
opstaand deel vsan een meubel - stijl
opstaand touw op een schip - stander
opstaand voorhaar – kuif
opstaande balk of pilaa - stander
opstaande pen in een roeiboot - dol, roeipen,
opstaande pilaar  stander
opstaande rand  boeisel, flens, kim
opstaande randkraag aan buizen - flens
opstaande scheepswand  boord
opstal – gebpuw, perceel
opstand - muiterij, oproer, protest, rel, rebellie, revolte, revolutie, verzet, volksverzet
opstandelijk - rebels
opstandeling  muiter, oproerling, rebel
opstandig  oproerig, rebels, weerspannig
opstandigheid  rebellie, verzet, weerspannigheid
opstanding  resurrectie, verrijzenis
opstap  bordes, stoep, treeplank
opstapelen  ophopen, tassen, vergaren
opstapeling  hoop, stapel, tas
opstapje – trede, tree
opstappen – aftreden, uittreden, verdwijnen, vertrekken, weggaan
opstel  artikel, betoog, essay, ontwerp, schets, stijloeening, verhandeling
opstel in een krant  artikel
opstellen – formeren, neerzetten, parkeren, redigeren, schikken, uitstallen, vormen
opstellen in de openlucht parkeren
opsteller  redacteur, schrijver, ontwerper,
opstelling – positie, redactie, slagorde
opstelling van soldaten - colonne
opstelraad  red., redactie
opstoken  aanzetten, instigeren, ophitsen, opjutten, opruien, opzetten, verbruiken
opstoker  kuiper, intrigant, ophitser, opruier, raddraaier, stoker
opstoot – oploop, uppercut
opstootje - oploop, oproer, rel
opstopper  duw, klap, stomp, stoot, oorveeg
opstoter  knol, duivelstoejager
opstrijken - innen
opstrijkmes  spatel, paletmes
opstuiten – kaatsen, ospringen, veren
opstuiven – opvliegen
opstuivend – opvliegend
opsturen – inzenden, verzenden, zenden
optakelen – hijsen, opdirken, optooien, optuigen
optassen – ophopen, stapelen
optater – oorveeg, opduvel
optatief  wensend
optekenen – aantekenen, noteren, registreren
optellen - rekenen
optelling  som, auditie
optelteken  plus
opteren  kiezen, verteren
optie  keuze, keus, voorkeur
optiek – optica, visie
optillen – beuren, heffen, lichten, opnemen, oppakken
optimaal  gunstig, hoogst, sterkst, uiterst
optimaten  aanzienlijken, patriciërs
optisch bedrog  irradiatie
optisch Instrument  bril, kijker, lens, loep, lorgnet, loupe, microscoop, octant, optiek, perescoop, prisma, sextant, stereoscoop, telelens, telescoop, verrekijker
optisch seintoestel  seintoren, semafoor
optisch verschijnsel – regenboog,
optocht - bloemencorso, defile, feeststoet, mgang, optocht, parade, processie, sleep, stoet tocht,
optocht van ruiters  cavalcade
optooien – opsieren, verfraaien, versieren
optrapje  stoep
optred  estrade, opstap, podium, trede
optrede - opstap
optred van een troon  estrade
optreden – ageren, handelen
optrek  hut, woning
optrekken – accellereren, hijsen
optrommelen - bijeenroepen
optuigen  opdirken, takelen, tomen, zadelen
opulent  gegoed, (steen)rijk
opus  op, (muziek)werk,
opvallen – bemerken, frapperen, speuren, treffen, uitblinken
opvallend  frappant, markant, treffend, opmerkelijk, opzichtig
opvangdraad  antenne
opvarend  opvliegend
opvatten - beginnen,beramen, opnemen, oprapen, tillen
opvatting  denkbeeld, inzicht, mening, oordeel, standpunt, theorie, zienswijze
opvegen - opnemen
opvijzelen – opkrikken
opvissen – dreggen
opvliegen - opstuiven
opvliegend – agressief, driftig, geprikkeld, gramstorig, heetgebakerd, humeurig, korzelig, ontstemd, oplopend, opstuivend, toornig
opvlucht van een vogel  essor
opvoeden – grootbrengenkweken, vormen
opvoeder – ouder, onderwijzer
opvoeding  educatie, vorming
opvoedkunde  pedagogie (k)
opvoedkundige – pedagoog
opvoeren - vertonen
opvoering  voorstelling, vertoning
opvolgen – betrachten, nakomn, naleven
opvolgend - respectievelijk, successievelijk
opvolger van de profeet  kalif, kalief
opvolgers van Alexander de Grote - diodochen, Antiochus, Demitrius, Perdiccas, Ptolemaeus, Poliocretes Pyrrhus, Seleuces
opvolging  successie
opvolgster van Vasti in de gunst van Xerxes  Esther
opvorderen  (op)eisen
opvordering tot de strijd  uitdaging
opvouwbaar  plooibaar, buigbaar
opvouwbaar bed  veldbed, luchtbed, kermisbed, stretcher
opvouwbaar huisje  tent
opvouwbaar reclameboekje – folder
opvouwbare knijpbril - lorgnet
opvreter  doodeter, parasiet, uitzuiger,verslinder
opvrolijken  opbeuren, opkikkeren, opmonteren
opvullen  volstoppen, opzetten, plomberen
opvullen van holte van tanden of kiezen – plomberen
opwaaien – opvliegen
opwarts – omhoog
opwaarts gaan – stijgen, opleiden
opwaarts gerichte druipsteenkegel - stalagmiet
opwachting  bezoek
opwegen tegen – evenaren, lonen
opwekken – aanmanen, aanmoedigen, aansporen, aanzetten, animeren, manen, , opmonteren, opruien, prikkelen, stimuleren
opwekkend - verkwikkend
opwekkend bevel - adhortatief
opwekkend middel  dope, LSD, marihuana, sassafras, stimulans, tonicum
opwekkend muziekstuk – fanfare, reveille
opwekking  aansporing, bemoediging, impuls, prikkel, stimulans, verkwikking
opwellen – opborrelen
opwellend water – bron, wel
opwelling  aandrift, bevlieging, bui, drang, gril, impuls, neiging, vlaag, vleug
opwerken - verhogen
opwerpen  braken, omhoogwerpen, opperen, proponeren, uitwerpen, voorslaan, voorstellen
opwerping  bezwaar, maar, tegenwerping
opwikkelen - oprollen
opwinden – hieuwen, spannen, verheffen
opwindend  enerverend, sensationeel, spannend,
opwinding  agitatie, beroering, drift, sensatie, spanning
opzadelen – belasten, opdringen
opzamelen  bijeenbrengen, sparen, verzamelen
opzeggen – afdanken, afzeggen, beeindigen, declameren, ontslaan, reciteren, voordragen
opzeilen – laveren
opzenden - toesturen, versturen
opzet  bedoeling, beraming, intentie, moedwil, oogmerk, plan, schema, toeleg, voornemen
opzettelijk – bedacht, bewust, moedwillig, expres, voorbedacht
opzettelijk vertoon  ostentatief
opzetten – beramen, opjagen, opstoken
opzetten van dieren  prepareren
opzetter van dieren  preparateur, taxidermist
opzicht - aanzien, achting, aspect, leiding, toezicht
opzichter  baas, chef, inspecteur, koster, meier
opzichter in de kerk  koster
opzichter (Ind.)  mandoer, mantri, mantrie, tandil
opzichtig  bont, druk, opvallend
opzichtigheid – glitter
opzichtig uniform - apenpak
opzichtprojector  epidiascoop
opzichzelfstaand – alleenstaand, apart, bizonder, bijzonder, los, onafhankelijk
opzien – aanzien, glans, sensatie, verbazing, verwondering
opzienbarend  eclatant, sensationeel, verbazingwekkend
opzienbarende gebeurtenis  evenement, sensatie, stunt
opziener - inspecteur, opzichter
opzien naar – bewonderen
opzij – bezijden, langs
opzij gaan – sparen, uitwijken, zwichten
opzij leggen – afzonderen, bewaren, reserveren, verleggen
opzij streven – evenaren
opzij van - naast
opzoeken  apporteren, bezoeken, naslaan, oprapen, opsporen
opzoeten – gladvijlen
opzuigen - resorberen
opzwellen – rijen, opzetten, rijzen, verdikken
opzwelling van de huid – blaar
opzwepen – aanmoedigen, aanzetten, hitsen, opjagen
ora  bid
ora et labora  bid en werk
ora pro nobis  O.P.N.
oraal  mondeling
oraal anticonceptiemiddel  pil
orakel  godsspraak, openbaring, vraagbaak
orakelachtig  geheimzinnig, raadselachtig
orakelen  profeteren voorspellen
orakelplaats  Amfiaros, Delfi, Dodone
orang (Ind.) - mens
oranjeappel  sinaasappel
oranjegezinde  orangist
oranje lijster  koperwiek, schatlijster
OranjeNassauorde  O.N.O.
oranjerie  broeikas, kas, serre, tuinhuisje, wintertuin
oratie  betoog, gebed, toespraak, rede, redevoering
orator  redenaar, redevoerder, retor, spreker
oratorium  bidvertrek  muziekdrama
oratorium van Bach  Weihnachtsoratorium
oratorium van Händel  Jephtha, Joshua, Messiah
oratorium van Haydn  (die) Jahreszeiten, (die) Schöpfung
oratorium van Mendelssohn  Elias, Paulus
Orcadische eilanden  Hou, Sanday
orchis  standelkruid
orcus  Hades, Tartarus
ordale - godsoordeel
orde  discipline, klasse, norm, rang, reeks, regel, regelmaat, schikking, stand, toestand, tucht
orde  graad, onderscheiding rang, trap
orde der augustijnen  O.E.S.A.
orde der benedictijnen  O.S.B.
orde der dominicanen  O.P.
orde der karmelieten  O.C.
orde der kapucijnen  O.M.C.
orde der minderbroeders  D.F.M.
orde der predikheren  O.P.
ordeband van zijde  sjerp
ordebewaarder  agent, politie, suppoost
ordebroeder  geestelijke, fra(ter)
ordedienst - O.D.
ordesgeestelijke  benedictijn, dominicaan, franciscaan, kloosterling, kruisheer, monnik, norbertijn, pater, trappist, jezuïet, mariaan, montfortaan, willemijn
ordelijk  clean, geordend, geregeld, keurig, net, netjes, opgeruimd, ordentelijk, regelmatig, solide, systematisch
ordelijkheid - netheid
ordeloos  ongeregeld, onregelmatig, slorig, tuchteloos, verward, wanordelijk,
ordeloosheid  bende, chaos, wanorde
ordeloze boel  bende, chaos, rommel, troep
ordeloze rommel - jamboel
ordenen – inrichten, organiseren, rangschikken, regelen, saneren, schikken
ordening – herstelling, inrichting, maatregel, opruiming, planning, regeling, sanering, schikking, zuivering
ordentelijk  billijk, fatsoenlijk, ordelijk, redelijk, wellevend
ordepriester  pater, zie ook: ordegeestelijke
order – bepaling, bestelling, bevel, commando, dienst, gebod, instructie, lastgeving, opdracht
orders geven - bevelen
ordeteken  decoratie, kruis, lint, medaille, sjerp,
ordezuster  non, klaris, kloosterlinge
ordinair  algemeen, alledaags, banaal, gemeen, gewoon, grof, plat, vulgair
ordinantie  regeling, instelling, verordening, ontwerp, plan ordinaris  gewoon, gebruikelijk
ordinatie  wijding
ordineren  instellen, wijden
ordner  dossier, map
ordonnans  bewaker, boodschapper, koerier, oppasser, waker
ordonnantie - bevel, inrichting, orde, ordening, regeling, voorschrift
ordonneren – bevelen, gelasten
oreade  bergnimf
oreïd  kunstgoud
orego – marjolein
oremus – bid
operen – betogen, kletsen
orgaan – blad, hart, instrument, klier, lever, long, maag, milt, nier, oog, oor, partijkrant, werktuig
orgaan bij de lever - milt
orgaan dat zich samen kan trekken - spier
orgaan in de borstkas  hart, long
orgaan in de buik – lever, maag, milt, nier
orgaan van een vis  kieuw
organisatie – bond, genootschapordening, regeling
organisatie der Verenigde Naties - U.N.O.
organisatie van het radiowezen - omroepbestel, radiobestel
organisator – ondernemer, programmeur, regelaar
organisch oplosmiddel - solvent
organische mengmest – compost
organische stof - purine
organische verbinding – amine, ester, koolhydraat, ureum
organiseren  inrichten, kapen, ordenen, regelen, wegnemen
organisme  dier, lichaam, samenstel, structuur, wezen
organist – orgelspeler, musicus, muzikant
organogeen gesteente  kalk, veen, steenkool, bruinkool
orgeade – amandelpers
orgel – klavier, pierement
orgelbespeler – organist
orgeldraaier - liereman
orgelregister  pedaal, positief, regaal
orgelpunt  fermate
orgelspeler - organist
orgiast  ingewijde, adept
orgie  bacchanaal, braspartij, gelag, drinkgelag, slemperij
oriënt  levant, morgenland, oosten
origine  afkomst, bron, oorsprong, wel
origineel – anders, authentiek, echt, onvervalst, oorspronkelijk
origineel iemand  snaak, type
origineel van een boek - manuscript
origineel van notariële akte  minuut
orka  zwaardwalvis
orkaan  cycloon, storm, tornado
orkest – band, muziekgroep
orkestinstrument – althoorn, bas, bekken, blokfluitdrum, klarinet, orgel, piano, saxofoon, triangel, tromel, trmpet, viool, xylofoon
orkest met houten en koperen blaasinstrumenten  harmonie
orkest met koperen blaasinstrumenten  fanfare
orkestje  combo, band
orkestleider – dirigent
orkeststuk - ouverture
orkestwerk  concert, symfonie
orleaan  anatto
ornaat  ambtsgewaad, ambtstooi, plechtgewaad
ornament  sieraad, oplegsel, tierlantijn, versiering
ornamentatie  versiering
ornamentiek  versieringskunst
orneren – sieren, versieren,
ornithologie  vogelkunde
ornithografie  vogelbeschrijving
ornitholoog  vogelkenner
orogenese  gebergtevorming
orognosie  gebergtekunde
orthodox  dogmatisch, fijn, precies, rechtzinnig, steil
orthodox mens - fijne
os – bul, domoor
oscar - filmprijs
oscillatie  slingering, trilling
oscilleren  schommelen, slingeren, trillen
osmaan  Turk
osmium  os.
ossenbreker  kattedoorn
ossendoder  prachtkever, stinkwesp
ossendrijver  Boötes
ossenkar  sado
ossenkneu  staartmees
ossenoog  kamille, margriet
ossuarium  knekelhuis
ostensief  pralend, pronkend, vertoonbaar, zonneklaar
ostensorium  monstrans
ostentatie  bluf, grootspraak, praalzucht, pralerij
osteoïd  beenachtig, benig
osteria (It.)  herberg, logement
otium  rust, ledigheid
otofoon - hoorbuis
otoscoop  oorspiegel
otter – domoor, viseter
otteren – ploeteren, tobben
ottomaans  Osmaans, Turks
oubollig  boertig, dwaas, koddig, komiek, zonderling
oud – afgeleefd, antiek, bedaagd, bejaard, belegen, grijs,
oud afgewerkt paard  knol
oud afweermiddel - schild
oud apothekersgewicht  scrupel, skrupel
oudAziaten  Meden
oud beproefd soldaat  veteraan
oud beroep – baker
oud bevaren matroos – paai
oud cafe – herberg
oud en versleten - aftands
oud en vervallen – gammel, wrak
oud en zwak - afgeleefd
oud Egyptisch grafteken  mastaba
oud Egyptische zonnegod  Ra
oud Egyptische godin van de hemel  Hathor
oud Europees volk - Galliërs, Germanen, Gothen, Kelten, Noormannen, Vikingen
oud Fries kasteel  stins
oud gebruik  traditie, mos
oud geldstuk – cent, daalder, tientje
oud gewicht  lood
oud Griekse cultuur  Hellenisme
oud Griekse grafzuil - stele
oud Griekse munt  mina, obool, talent, drachme
oud Griekse stijl  Ionisch, Dorisch, Korinthisch
oud handschrift – codex
oud Hollands meubelstuk - kabinet
oud Hollandse munt – stoter
oud huisraad - rommel
oud Iers alfabet  ogam
oud IJslandse letterkunde  Edda
oud Indische godheid  Boeddha, Brahma, Deva, Ganesha, Indra, Kama, Krishma, Kubera, Mara, Shiva, Vajoe, Vishnoe, Yama
oud Italiaanse liedvorm  strambotto
oud Javaanse taal – kawi
oud jongensspel - koten
oud Joodse spreuken en leefregels - talmoed, talmud
oud kaartspel  tarok
oud kasteel  Brederode, Loevestein, Nyenrode, Muiderslot
oud Keltische priestèr – druïde
oud kinderspel – hoepelen
oud klavier – cembalo
oud krijgsman - grijskop
oud kunstvoorwerp  antiquiteit
oud maar waardevol – antiek
oud man - grijsaard
oud medicinaal gewicht  drachme
oud meubelstuk  kabinet
oud model klavier  cembalo, clavecimbalo
oud muntstuk  , halve cent, reaal
oud muziekinstrument  spinet
oud Noors hofdichter  skald
oud Noors prozawerk  edda
oud onderkoning van Korea  Ito
oud oorlogsschip - galei
oud paard  guil, knol
oud Perzische taal – zend
oud Perzische vorst – sjah
oud pistool – pistolet
oud roeivaartuig - galei
oud Romeins boven kleed  toga
oud Romeins onderkleed  tunica
oud schietwapen - musket
oud schip - fregat, galei, galjoen, kogge, korvet
oud schriftteken  rune, hiëroglief
oud schrijfbureau - kabinet
oud snaren instrument  luit, vedel
oud soldaat – veteraan
oud Spaans oorlogsschip - galjoen
oud Spaans zilveren geldstuk  mat
oud stadje in NoordHolland  Edam, Hoorn, Medemblik
oud stootwapen  dagge, hellebaard, lans, ponjaard
oud straftuig - plak
oud testamentische figuur  zie: bijbelse figuur
oud tuchtigingsmiddel  karwats, plak, roe
oud type schip  fregat, galei, kogge, galjoen, korvet
oud verdedigingsmiddel - schild
oud vervoermiddel  diligence, postkoets, trekschuit
oud voertuig – tuf, vihikel
oud volk - Hunnen, Kelten
oud volk in Mexico  Azteken
oud volk in Peru  Inca's
oud vrouwtje  bes, neut
oud wapen  blijde, boog, goedendag, knots, lans, musket, speer, zwaard
oud wapen met pijl - boog
oud werptuig – katapult
oud zeilschip – kof
oud zetterswerktuig - tenakel
oud Zuiderzeestadje  Hoorn, Medemblik, Edam, Stavoren
oude – bejaarde
oude auto – oldtimer, rammelkast, vehikel
oude belasting – tiende
oude Belgische rekenmunt - belga
oude bijbelse stad  Ur
oude bijbelvertaling - Itala
oude boomstronk – knar
oude Chinese munt – tael
oude doek – lor, vod
oude drukpers – degel
oude Duitse munt – teler
oude Egyptische koning - Farao
oude Engelse munt  gienje, guinje, shilling
oude Europeaan  Avaar, Aleman, Gallier, Germaan, Gooth, Kelt, Noorman, Viking
oude fiets - rammelkar
oude Franse munt  écu, livre, napoleon
oude Friese maat  tolse
oude Friese munt  ducaat, écu, livre, napoleon
oude geldswaarde  talent
oude Germaanse schrifttekens – runen
oude gouden munt – dukaat, reaal
oude Griekse held - Hercules
oude Griekse munt  drachme, mina, mine, obool, talent
oude Griekse volksstam – Aeoliërs
oude Hebreeuwse munt - sikkel
oude heer  grootvader, opa
oude Hollandse munt – cent, dubbeltje, gulden, kwartje, rijksdaalder, stuiver
oude inhoudsmaat  kan, kop, mud, pint, spint, vat,
oude Joodse munt – zilverling
oude kerel – bink
oude koperen munt - duit
oude kroon – écu
oude kunst – antiek
oude landmaat – bunder, roe(de)
oude lap – lomp, lor, slet, tod, vod
oude lappen – lorren, vodden
oude Latijnse bijbelvertaling  itala, vulgata, vulgaat
oude Latijnse naam voor Parijs  Lutetia
oude lengte eenheid  duim, el,morgen, roe
oude lijfstraf – radbraken, vierendelen
oude maat  bunder, duim, el, kan, kop, lood, maatje, mud, oortje, roe, roede, stoter, streep, thaler, vat, vingerhoed, wisse
oude man – baas, sint
oude mensen - bejaarden
oude munt – cent, daalder, duit, dukaat, florijn, halvegulden, kluit, mat, ort, penning, piaster, pietje, pond, reaal, rijder, schelling, sikkel, sou, stater, stoter, talent, taler, thaler, tientje, zilverling
oude naam voor Bogor  Buitenzorg
oude naam voor bos  Loo
oude naam voor Bretagne en Normandië  Armorica
oude naam voor cm  duim
oude naam voor een deel van Europa  Hellas
oude naam voor DJawa  Java
oude naam voor DJakarta  Batavia
oude naam voor Engeland  Anglia
oude naam voor Frankrijk  Gallië
oude naam voor Gelderland  Gelre
oude naam voor Ghana - Goudkust
oude naam voor Griekenland  Hellas
oude naam voor Ierland  Eire, Erin
oude naam voor Indonesië  N.O.I., Indië
oude naam voor Jogjakarta  Mataram
oude naam voor een kasteel  burcht, huls, steen
oude naam voor Lesoto Basutoland
oude naam voor Malagassiër  Madagaskar
oude naam voor Malawi  Nyassaland
oude naam voor muzieknoot  ut
oude naam voor Overijssel  Oversticht
oude naam voor Parijs  Lutetia
oude naam voor slager  beenhouwer
oude naam voor Spanje  Iberië
oude naam voor Thailand  Siam
oude naam voor Utrecht  Sticht
oude naam voor wetering  lee.
oude naam voor Zwitserland – Helvetië
oude Noorse verhalen - saga
oude ridderhofstede  havezaat, havezate
oude scheepsmaat  last
oude schoolbehoefte  gard, griffel, Iei, plak
oude Spaanse inhoudsmaat  arroba
oude Spaanse munt  dubloem,
oude Spaanse gouden munt  mat, reaal
oude sport – kolven
oude spullen - antiek
oude stad - Nineve, Sodom, Ur
oude stad aan de Bosporus  Chalcedon
oude stad in Italië  Rome, Adria
oude stad in KleinAzië  Ilium, Milete, Sardes, Troje,
oude stad aan de Po  Adria
oude stijl - o.s.
oude stofmaat  el
oude taaie man - knar
oude taal  Gitisch, Grieks, Keltisch, Latijn, Saksish, Sanskriet, Tochaars
oude testament  O.T.
oude verbond  O.V.
oude versleten man - pee
oude vertelling  legende, sage, sproke
oude vlaktemaat  gemet, morgen, roe
oude vochtmaat  aam, anker, kan, kop, mengel, okshoofd, pint, vat, viertel
oude volksdichter  bard, skald
oude volksgebruiken  folklore
oude vreemde goudmunt - eagle
oude vrouw  bes, neut, opoe
oude waterloop in ZuidHolland - Aar
oude waterloop tussen Lienden en Kesteren  Lee
oude wieg - kribbe
oude wijn maat  aam, anker
oude wijsgeer  Solon, Plato, Socrates
oude zeeman – paai
oude zilveren munt - dukaton
oudbakken  oud, vervelend, saai
ouder  aver, ma, moe, moeder, pa, va, vader, verzorger
ouderdom  leeftijd, (Eng.) age, levensavond, senior
ouderdomsgeneeskunde  geriatrie
ouderdomskwaal  (ader)verkalking
ouderdomsstaar  cataract
ouderdomsuitkering  A. O.W.
ouderdomszorg  geriatrie, gerontologie
ouderdomszwakte  seniliteit
oudere  senior, sr.
oudejaarsavond - silvester
ouderling  kerkeraadslid, presbyter,
ouderloze  vondeling, wees
ouders en kinderen - gezin
ouderwets  aftands, antiek, gedateerd, oudbakken, verouderd, versleten
ouderwets bed – alkoof, bedstede
ouderwets bergmeubel - latafel
ouderwets beroep  baker
ouderwets geweer – musket, snaphaan, voorlader
ouderwets kanon  valkenet, falconet
ouderwets kledingstuk  buis, hes, hoepelrok, keurs, mof, sak
ouderwets luchtschip – zeppelin
ouderwets meubelstuk - latafel
ouderwets muziekinstrument  clave cimbel, clavecin, lier, luit, klavier
ouderwets rijtuig - sjees
ouderwets schip  fregat, galei, galjoen, kogge, korvet
ouderwets veldkanon - valkenet
ouderwets wapen  degen, dolk, goedendag, hellebaard, klewang, knots, lans, musket, piek, ponjaard, sabel,spies, strijdbijl, strijdhamer, zwaard
ouderwets zeilschip - galjoen
ouderwetse aandrijfmachine – stoommachine
ouderwetse bril – lorgnet, neusknijper
ouderwetse dans  charleston, menuet, polka, step, vileta, wals. ouderwetse drank  kandeel, slemp
ouderwetse gezellige bijeenkomst - salet
ouderwetse grote paraplu  besteedster
ouderwetse Japon – sak
ouderwetse mand - karbies
ouderwetse olielamp – baklamp, quinquet
ouderwetse piano  clavecimbel, klavier, clavichord
ouderwetse postwagen  diligence
ouderwetse regenjas - mackintosh
ouderwetse rok  crinoline, hoepelrok
ouderwetse slaapgelegenheid - alkoof
ouderwetse vrouwenmuts – hul
ouder worden – verjaren, vergrijzen
oudgediende  veteraan
oudgerechtshof in Drenthe - etstoel
oudgermaans schriftteken - rune
oudheidkunde  archeologie, palaeontologie
oudheidkundige  archeoloog, palaeontoloog
oudste  deken, nestor, senior, sr.
oudste deel van de Indische letterkunde  veda
oudste der Goden  Uranus
oudste Griekse koning voor Troje - Nestor
oudste heilige Hindoeboeken  Veda
oudste lettertekens der Germanen - runen
oudste tijd  oertijd
oudste tijdperk van de Jura  Lias
oudste tijdperk van het Holoceen - Preboreaal .
oudste tijdperk van het Kwartair - Pleistoceen
oudste tijdperk van het Mesozoïcum - Trias
oudste tijdperk van het paleozoïcum  Cambrium
oudste tijdperk van het Tertiair  Eoceen, Paleoceen
oudste universiteit van België  Leuven
oudste universiteit van Nederland - Leiden
oudste vorm van handel  ruilhandel
oudste zoon van Noach  Sem
oudbakken – afgezaagd, ouderwets
oudere - senior
out – af
outaar - altaar
outcast  paria, verworpeling, uitgestotene
outer – altaar
outfit – uitrusting
outillage  uitrusting
outilleren – uitrusten
output – uitdraai, opbrengst, productie, uitvoer,
outreren  overdrijven
outrering  overdrijving
outsider  buitenstaander, leek, outsast
ouverture  inleiding, opening, prelude, suite, voorspel
ouwe  baas, chef, patroon, kapitein
ouwehoeren – zaniken
ouwel – oblaat
ouwelijk meisje - meut
ovaal  eirond, eivorm(ig), ellips, eliptisch, kringvormig
ovaal zitbadje - bidet
ovale bak of vat – aad
ovale draagmand - paander
ovale kegelsnede  ellips
ovale metalen bak  teil
ovatie – applaus, handgeklap, huldeblijk, toejuiching
oven  ast, eest
oven van vuurvaste steen of metaal - moffel
oven waarin koper gereinigd wordt - gaaroven
ovenbakkertje  fitis
ovenhuis – bakkeet
ovenijzer - loet
ovenkrabber  loet, rakelijzer, vuurhaak
ovenplank  schotel, schietplank
ovenschop – paal
ovenverzorger - ovenist
over – aangaande, betreffende, boven, langs, via
over  (voorvoegsel) trans
over de hekel halen  hekelen
over één kant omvallen  kantelen
over een poosje  later, straks
over een tijdje  dadelijk, later,straks
over en weer – beurtelings,wederzijds
over twee dagen - overmorgen
overaardig  alleraardigst
overal  allerwegen, alom
overal gelijk – egaal, effen, glad
overall - werkpak
overal vertellen  rondbrieven
overbeschaving - raffinement
overblijfsel – afval, as, overschot, relict, relikwie, rest(ant) , residu, rudiment, ruïne, saldo, sediment, wrak
overblijfsel bij verbranding  as
overblijfsel van auto  wrak
overblijfsel van bouwwerk  bouwval, . puin(hoop), ruïne
overblijfsel van heilige  reliek, relikwie
overblijfsel van een schip  casco, wrak
overblijfsels - resten
overblijven – logeren, overschieten, resten, resteren
overbluffen – afbluffen, overdonderen
overbodig  ijdel, nodeloos, nutteloos, onnodig, onnut, overdreven, overtollig
overbodige lading  ballast
overbodige versiering  franje
overboekt - overvol
overbrengen – overbrieven, transporteren, verklappen, vervoeren
overbrengen naar een andere toonsoort  transponeren
overbrenger  bode, drager, koerier, tolk, verklikker, verrader overbrenger van berichten  koerier
overbrenger van de ene taal in de andere  tolk
overbrenging  transport, transmissie, transfer
overbrieven – overbrengen, verklikken
overcompleet  overtollig, overvloed, teveel, weelde
overdaad – luxe, onmatigheid, overlading, overvloed, verkwisting, weelde
overdacht - beraden
overdadig  buitensporig, gulzig, luxueus, onmatig, overmatig, overtollig, teveel, verkwistend, weelderig
overdadig drinken  zuipen
overdadig eten  brassen, bunkeren, schransen, vreten, zwelgen
overdadig lang - ellenlang
overdag  daags, op de dag
over de grond trekken – slepen
over de hekel halen – hekelen
over een poosje – later
over en uit – voorbij
over en weer - wederzijds
over een tijdje – dadelijk, straks
over korte tijd – straks, temee, weldra, strakjes
overdekken – bedekken, bekleden, overkappen
overdekking  dak, huif, kap
overdekt met roest  roestig
overdekte bergplaats voor hooi - barg
overdekte booggang  pergola
overdekte galerij – bazaar, loggia, veranda
overdekte gang  corridor
overdekte lange gang  galerij
overdekte marktplaats – hal, pasar
overdekte wielerbaan  velodrome
overdekte winkelstraat  passage
overdenken –beraden, bepeinzen, bespiegelen, bewonderen, bezinnen, mediteren, overdenken, overpeinzenoverwegen
overdenking  beschouwing, bespiegeling, contemplatie, meditatie
overdoen  herhalen, herzien
overdonderen  intimideren, overbluffen
overdondering  intimidatie
overdracht – boodschap, cessie, delegatie, opdracht, order, overgave, transfer, transport
overdrachtelijk  figuurlijk, metaforisch
overdragen – afgeven, betalen, brengen, cederen, overgeven, transfereren, verklikken
overdrager - cesent
overdreven  bovenmatig, buitensporig, exorbitant, extravagant, exceptioneel, hyperbolisch, overbodig, sterk, te, ultra
overdreven bewonderen - dwepen
overdreven compliment  strijkage
overdreven drukte – ophef
overdreven eerbaar - preuts
overdreven gevoelig  sentimenteel
overdreven klagerig – aandoenlijk, huilerig
overdreven lust – manie, rage
overdreven muziekliefde  melomanie
overdreven neiging  manie
overdreven opschik  pronk, sier
overdreven overheidsbemoeiing – dirigisme
overdreven streng – rigide, scherp, stijf, strak
overdreven liefde - manie
overdreven vaderlandsliefde  chauvinisme
overdreven vereren  dwepen
overdreven voorliefde  manie
overdreven vroom persoon  begijn, devoot, kwezel
overdreven zelfingenomenheid - egoïsme
overdreven zucht tot iets  begeerte, hartstocht, manie
overdrijven  aandikken, chargeren, exageren, overtrekken, voorbijdrijven
overdrijving  hyperbool
overdrukpapier – carbon
overduidelijk – tastbaar, zonneklaar
overdwars  transvers
overeen  gelijk, opeen, over
overeengekomen – afgesproken
overeenkomen – afspreken, kloppen, stroken, voegen
overeenkomende - verwant
overeenkomend met  analoog, identiek, overeenstemmend, strokend
overeenkomst  afspraak, akkoord, beding, bestand, compromis, contract, conventie, deal, entente, fiat, gelijkenis, gelijkheid, harmonie, identiteit, kartel, pact, regeling, schikking, traktaat, verdrag, vergelijk
overeenkomstig  analoog, conform, eender, gelijk, identiek, ook, soortgelijk, (ver)volgens
overeenkomstig de waarheid  waar
overeenkomst of akkoord – verdrag
overeenkomst van wedden – weddenschap
overeenkomst vertonen met - lijken
overeenstemmen  gelijken, kloppen, rijmen
overeenstemmend  analoog; conform, congruent, eensdenkend, eensluidend, gelijk, gelijkluidend, gelijkvormend, harmonisch, homoloog, identiek, strokend
overeenstemming – accoord, gelijkenis, harmonie, identiteit, vergelijk
overeind  rechtop, staand (e)
overeind gaan – opstaan, rijzen
overeind komen - opkomen, opstaan
overeind staand – rechtop
overeind zetten - oprichten
overgaan  ophouden, overlopen, verdwijnen, voorbijgaan
overgaan tot vorst - vriezen
overgaan van de ene toonsoort in de andere  moduleren
overgang  mutatie, metamorfose, modulatie,mutatie, transitie, transformatie, verandering, verplaatsing, wissel(ing)
overgangsleeftijd bij de vrouw  climacterium
overgankelijk  transitief
overgave  berusting, capitulatie, onderwerping, overdracht, resignatie, toewijding
overgave van het een tegen het ander  ruil, uitwisseling
overgebleven  rest, restant, resterend, over (ig)
overgebleven deel – rest, zie: overblijfsel
overgebleven gedeelte - restant
overgebleven lap stof – coupon
overgebleven stuk – eind
overgebracht bericht - telegram
overgedragen  afgeleverd
overgehaald  bekeerd
overgeleverd volksverhaal  legende, mythe, sage
overgenomen  gekocht, ontleend
overgeven  braken, capituleren, kotsen, opgeven, overdragen, overhandigen, overleveren, overreiken, spugen, spuwen, toevertrouwen, vomeren,
overgevoelig  allergisch
overgevoeligheid voor bepaalde stoffen  allergie
overgevoeligheid voor spijzen – treef
overgoed - bovenkleren
overgroeide booggang - pergola
overhaal  pont, pontveer, veer
overhaast  haastig, ijlings, overijld, prematuur, voorbarig,
overhalen – bekeren, bepraten, bewegen, bewerken, lokken, ompraten, overreden, paaien, verlokken
overhalen tot andere mening  bekeren, ompraten
overhand  overwicht
overhand krijgen  overstemmen, winnen
overhandigen – aanbieden, aanreiken, (af)geven, aanbieden, overgeven
overhands naaien - neggen
overhangen – hellen, overhellen
overheer  opperheer, meester
overheerlijk – delicieus, kostelijk, zalig
overheersen  beheersen, domineren, primeren
overheersend  dominant, sterk, tiranniek
overheerser – bezetter, despoot, dictator, machthebber, tiran,
dominatie, bestuur, knechting, tirannie
overheid  autoriteitbestuur, gezag, magistraat, regering, staat
overheidsbedrijf  P.T.T., Staatsmijnen
overheidsbetrekking  ambt, magistraat, positie
overheidsinstelling  BVD, GEB, GGD, SER, SR
overheidspersoon  autoriteit, burgemeesterkamerlid, magistraat, minister, premier, staatssecretaris, wethouder
overheidspersoon in 't oude Friesland  grietman, olderman overhellen  neigen, overhangen
overhellen tot iets - neigen
overhelling – neiging, slagzij, sympathie
overhemd  boezeroen, kiel, shirt
overhoeks - diagonaal
overhoop  dooreen, doorelkaar, omver, verward
overhoop halen - rommelen
overhouden  bewaren, sparen, uitzuinigen
overig  andere, overgebleven, resterend
overige - andere
overigens  bovendien, ook, trouwens, verder, voorts
overijld – haastig, onbezonnen, overhaast
Overijssel - Oversticht
Overijssels dorp  zie: dorp in Overijssel
Overijssels water  Bolksbeek, Dedemsvaart, Dinkel, Keteldiep, Loolee, Reest, Regge, Schipbeek, Twenthekanaal, IJssel, Vecht, Zwartewater
Overijsselse heuvel  Alpenberg, Haarlerberg,Herikerberg, Holterberg, Lemelerberg, Tankenberg
Overijsselse stad  Almelo, Dedemsvaart, Delden, Deventer, Enschede, Genemuiden, Goor, Hengelo, Kampen, Oldenzaal, Olst, Ootmarsum, Steenwijk, Zwolle
Overijsselse streek  Kop, Salland, Twente
overjarig  achterstallig
overjas  bonker, coat, jekker, jopper, mantel, monticoat, winterjas
overkant  overzijde
overkijken  nazien
overkleed  paltrok
overkluizen  overwelven
overkomen  aangrijpen, gebeuren, meemaken, overhebben, vervullen, wedervaren
overkruis  kruiselings
overlangs - longitudinaal
overlappen  inhalen, samenvallen,
overlast  last, leed, hinder, molest, plaag
overleden  dood, gestorven, ob, ontslapen, wijlen
overledene  dode, gestorvene
overleg  beleid, beraad, zorg
overleg met opdrachtgever  ruggespraak
overleggen  beraadslagen, tonen
overlevering  adat, legende, sage, traditie
overlijden  sterven, doodgaan
overloop  portaal
overlopen van soldaten  deserteren
overloper  afvallige, deserteur, renegaat, verrader
overluid – duidelijk, hardop, hoorbaar
overmaat – overdaad, teveel, weelde
overmacht  meerderheid, superioriteit
overmaken – betalen, gireren, sturen, toezenden
overmaker van geld - remitant
overmaking van geld – remise, storting, transfer
overman  aanvoerder, bevelhebber, buurman, deken, gildehoofd, hoofd, leider, partner
overmannen  overweldigen
overmatig  buitensporig, exorbitant, extravagant, hevig, overdadig, teveel
overmatig bezet – propvol
overmatig drinken - slempen
overmatig goed – super
overmatig warm - heet
overmatige domheid – enormiteit
overmatige warmte - hite
overmeesteren  onderwerpen
overmits  aangezien,daar, naardien, nademaal, omdat
overmoed  driestheid, gewelddadigheid, hoogmoed, laatdunkendheid, roekeloosheid, trotsheid, vermetelheid, verwaandheid
overmoedig  aanmatigend, brutaal, driest, hoogmoedig, laatdunkend, roekeloos, trots, vermetel, uitbundig
overmouw  morsmouw
overnachten  logeren, slapen, verblijven
overname  koop, ontlening
overnemen – kopen, pakken, ontvangen
overnemen uit – ontlenen, ontvangen
overnieuw – alweer, nogmaals
overnoeming  metonymia
overoud – aloud, stokoud
overpeinzen – nadenken, overdenken, overwegen
overpeinzing – meditatie, terugblik
overplaatsen ter veredeling  enten
overplaatsing – mutatie, verandering
overplanting  transplantatie
overreden – bepraten, bewegen, bezweren, ompraten, overhalen, overtuigen
overreiken  (aan)geven, aanreiken
overrijp  beurs, melig, rot
overrompeld  verrast
overrompelen – aanvallen, betrappen, overvallen, verbazen, verrassen
overrompeling – overval, verrassing
overschaduwen  overtreffen
overschieten – overblijven, resteren
overschieten de kaarten  talon
overschort - sloof
overschot  kliek, klusje, reserve, residu, rest(ant), saldo, surplus, tamp, teveel
overschotje – eindje, kliekje, klusje, restje, staartje
overschot van maaitijd  etensrest, kruimels, kliek
overschotten - resten
overschrijven – gireren, kopiëren
overschrijving  afschrift, giro, kopie
overseinen – berichten, telegraferen
overslaan – omitteren, passeren, voorbijgaan, weglaten
overslaande sluiting  klep
overslag  berekening, raming, salto
overslag van een voorwerp  klep
overspanning  boog
overspel  boelage, echtbreuk, minnarij
overspeler  echtbreker
overspelige man  boel
overspelige vrouw – boelin, minnares
overstapje – pasje
overstappen – verwisselen
overste – aanvoerder, abdis, abt, bestuurder, commandant, deken, gardiaan, hoofd, opperhoofd, prior
overste in klooster  abt, gardiaan, prior
overste in het leger  luitenantkolonel, It., kol., officier
oversteek – afdak
oversteekplaats - zebrapad
overstek  oversteeksel
overstek aan voorgevel - luifel
overstekend dak  afdak
overstekende dakrand zonder goot – ozing
overstelpen – bedelven, overladen
overstelpend  overladen, overvloedig, weelderig
overstromen – onderlopen, ondervloeien
overstroming  watersnood
overstuur – ontdaan, verward
overtapbuis – hevel
overtappen - hevelen
overtellen  hertellen, natellen
overtocht  passage
overtollig – onnodig, overbodig, overcompleet, overdadig, overmatig
overtoom  sleephelling
overtreden  schenden, verbreken
overtreder van een gebod  zondaar
overtreding  delict, fout, inbreuk, misstap, schending, vergrijp
overtreding van goddelijke wet – zonde
overtreffen - uitmunten
overtreffende trap  superlatief
overtrek  hoes, kleed, kussensloop, sloop, tijk
overtrek van beddengoed  sloop
overtrekken – bedekken, bekleden, natekenen, opblazen
overtrekpapier  calqueerpapier
overtrekstof – tijk, trijp
overtuigd – doordrongen, overreed, positief, stellig, vast, verzekerd, zeker
overtuigen – verklaren, uitleggen
overtuigend - genoegzaam
overtuiging  aandrang, convictie, geloof, zekerheid
overvaart  veer, overtocht
overval – aanslag, aanval, klinkbout, raid, razzia
overvallen – aanranden, aanvallen, belagen, verrassen, overrompelen
overvaller – aanrander, rover
overvaren  aanvaren, rammen
oververmoeid  uitgeput, overspannen
oververzadigd - beu, blasé
overvleugelen  domineren
overvlieger  hoogvlieger ,vliegtuig, vogel
overvloed – boel, hoop, lading, luxe, overdaad, planty, weelde, welvaart
overvloedig  ampel, copieus, kopieus, plenty, royaal, ruim, rijk, rijkelijk, ruimschoots, volop, weelderig
overvloedig (maaitijd)  copieus
overvloedige neerslag – gutsen, regenen
overvol – ofgeladen, bomvol, overladen, eivol, stampvol, tjokvol
overweg – kruising, spoorwegovergang
overwegen – aanzien, beramen, berekenen, delibereren, overdenken, overpeinzen, wikken
overweging  argument, beraad, beweegreden, gedachte, grond, grond, overleg
overweg kunnen - opschieten
overweldigen  bemachtigen, overheersen, verpletteren
overweldigend - meeslepend
overweldiger  Alexander, Atilla, Caesar, Cortez, Cyrus, Hitler, Napoleon, Pizarro, usurpator
overweldiging – usurpatie, verovering
overwelfde altaar nis  apsis
overwelfde deur  portiek
overwelfde uitbouw  absis, abside, apsis
overwelfsel  boog, gewelf, kap, koepel, verwulf .
overwinnaar  macht, prestige, victor
overwicht  aanzien, doorslag, gezag, hegermonie, invloed, macht, meerderheid, prestige
overwinnaar – bedwinger, kampioen, triomfator
verwinnaar bij Marathon - Miltiades
overwinnaar van de draak  Joris
overwinnares  victrix
overwinnen – bedwingen, slaan, triomferen, verslaan,zegepralen, zegevieren
overwinning  triomf, victorie, winst, zege, zegepraal
overwoekeren  verstikken, overgroeien
overwogen - bedacht (zaam), bezonnen, serieus
overwonnen - verslagen
overwonnen worden  nederlaag , verliezen
overzees gebiedsdeel  kolonie, rijksdeel
overzetboot  pont, veer
overzetplaats  pont, veer
overzetpont – gierpont
overzetten - vertalen
overzetter  veerman, vertaler
overzicht – inhoud, programma, samenvatting, schema, schets, staat, tableau, uittreksel, verkorting
overzichtelijk - duidelijk
overzichtelijke figuur  diagram
overzichtelijke lijst  index, tabel
overzien – nagaan, nakijken
overzij keren - kantelen
oxydatie  roest
oxydatie laag op oud brons  patina
oxyde  roest
oxyderen - aanslaan, roesten
oxyderend gas - ozon, zuurstof
oxyderende vloeistof - waterstofperoxyde
oxyde van aluminium  boehmiet, diaspoor, gybbsiet, hydrargilliet
oxyde van calcium  aragoniet,calciet
oxyde van ijzer  goethiet, hematiet.
oxyde van lood - menie
oxyde van magnesium - bruciet
oxyde van silicium - kiezel, kwarts
oxyde van titaan - anataas, rutiel
oxygenium - zuurstof
oxygoon - scherphoekig, spitshoekig
oxymel - honingazijn
oxymeter - zuurstofmeter
ozokeriet - aardwas

P
pa  papa, va, vader
pa  (Engels) dad, daddy
pa of ma  ouder
paadje  weggetje
paaien - harpuizn, inpalmen, overhalen, paren, schieten, tevredenstellen, vieren, zoethouden
paaitijd - paartijd
paal  balk, bint, boomstam, keper, sliet, spant, staak
paalhoofd - golfbreker
paal met voettreden - stelt
paalschans – palissaden, verschnsing
paaltje - piket
paal tussen twee paarden - latierboom
paal voor stamsymbool - totempaal
paalwerk - hek, omheining, palissade, staket (sel), steiger
paalworm - scheepsworm
paan  fluweel, kweekgras, schaamrok
paander  broodkorf, korf, mand
paanderpontboog - tudorboog
paap - spekdam
paapje - barmsijsje, bremraap
paaps – roomsgezind
paar  duo, enige, enkele, koppel, span, set, stel(letje), twee(tal), tweetal, twin, weinige
paard  bink, bit, bles, brandvos, draver, equus, genet, goudvos, hakkenei, hengst, hit, izabel, kavalje, ked, ket, kid, knol, merrie, moor, mustang, pegasus, pony, rossinant, roodvos, ros, ruin, schimmel, telganger, veulen, vos
paardachtigen - equidae
paardachtig zoogdier - asinus, (berg)zebra, dolichohippus, equus, ezel, heions, hippotigris, koelan, onager, paardezel, quagga, tarpan, zebra
paardantilope - blauwbok
paardantilopen – hippotraginae
paard dat hard draaft – draver
paard de riem aandoen - halsteren
paard en rijtuig  gerij
paard en wagen - equipage, gerij
paard in Amerika - mustang
paard klein - neg, ponny
paard van Achilles  Xanthus
paard van Alexander de Grote - Bucefalus
paard van de Heemskinderen - Beiaart
paard van Don Quichot  Rossinant
paard van Odin  Sleipnir
paard van Perseus  Pegasus
paard van Wodan (Odin)  Sleipnir
paard of hond met afgesneden staart of oren - mots
paardebit  trens
paardebloem  molsla, molsalade, plimbol
paardeboon - tuinboon
paardenafrichter – pikeur
paardenbloem – taraxacum
paardenbox – stal
paardendeken – sjabrak, schabrak
paardendokter – dierenarts, veearts
paardendrinkplaats  wed
paarden en koeien - vee
paardenfokkerij  stoeterij
paarden geluid – briesen
paardengordel – buikriem, singel
paardengras – witbol
paardenhaar – roshaar
paardenhaar als vulsel - crim
paardenhorzel - hoornaar, wesp
paardenkastanje - aesculus
paardenknecht  stalknecht groom, rijknecht
paardenkenner - hippoloog
paardenkennis – hippiatrie
paardenkracht  p. k.
paardenlijn - teugel
paardenommegang - ruiterprocessie
paarden op, betrekking hebbend – hoppisch
paardenplaats - paddock
paardenras - Hackney, Orlov, Shetander, Shire,
paardenrenbaan – hippodroom
paardenrennen – harddraverij
paardenriem – teugel
paardenslee – ar
paardensmid – hoefsmid
paardensoldaat - huzaar
paardenspel  circus, hippodroom
paardenspoor - hoefslag
paardensport  drafsport, draverij, polo, rensport, ruitersport
paardenstaart – haardracht, hermoes, robol
paardenstaartachtigen - esquisetales, esquisetineeën
paardenstal – box
paardenstok – zweep
paardentoom – leidsel, teugel
paardentuig – bit, halster, leidsel, teugel
paardenverblijf – box, stal
paarden verwisselplaats  relais
paardenvlees - hortsik
paardenvlieg - brems, daas
paardenvoer – brokken, haver, hooi, knolraap, mais
paardenvolk – cavalerie
paardenwedren - harddraveij, omnium
paardenwedren zonder berijders - corsa, corso
paardenziekte  bolspat, bos, cornage, droes, hazehak, kolder, mok, mondklem, rotstraal, spat, straalzweer
paardenziekte in Afrika – nagawa
paardezel - onager
paardhert - sambar
paardkastanje - aesculus
paardje – genet, hit, kedde, ket, pony,
paardmens - centaur, kentaur
paardrift  bronst
paardrijder  ruiter
paardrijdster  amazone
paardsbloemen - zwartkoren
paardtandmais - tend
paarlemoer, heldergekleurd - paelboot
paarlemoerkleurig  nacaraat
paarlemoermossel – meerslak
paarlustig – hengstighitsig, krols, loops, wulps
paars  lila, pensée, purper, violet
paarsachtig blauw  pensée, kobalt
paarsachtige kleur  lila, mauve, violet
paars bloeiende schorreplant  lamsoor
paarsgewijze  binair, dubbel
paarse verfstof - dodekop
paarsige verfstof  lakmoes
paarskleurig - violet
paarsrode verfstof  purper
paarsrood - lila, mauve, purper, violet
paartijd – balts, bronsttijd
paartje - stelletje
paasbloem - (trompet)narcis
paasbrood – matse
paaseiland - Henua, Teapi, Waihoe
paasfiguur – ei, haas, kip
paaslelie - trompetnarcis
paassymbool  ei, paashaas
pace (sport) - gang, snelheid, vaart
pacen (sport)  gangmaken
pacemaker – gangmaker, stimulator
pacen – gangmaken, stimuleren
pacer - telganger
pachometer  diktemeter
pacht - huur, overeenkomst
pachtboer - pachter
pachtboerderij - bruikweer
pachten - huren
pachter – huurder, meier, pachtboer, zetboer
pachterij – boerenbedrijf, pachthoeve
pachthoeve  neerhof
pachyderm  dikhuidige, lomp, ongevoelig
pacificeren  vredestichten
pacifist  Russell
pact  accoord, afspraak, entente, handvest, overeenkomst, tractaat, verbond, verdrag
pad – baan, steeg, steg, straat, tra, weg
pad voor wild  wissel
paddel  peddel, riem, roeispaan, pagaai
padden - bufonidae
paddenbrood - padde(n)stoel
paddenhaai - zeeëngel
paddenkruid - maanvaren
paddensoort - bufo
paddestoel - aardappelboleet, aardappelbovist, aardbuil, aardster, aardtong, agaricus, amaniet, amanita, amarillaria, ascomyceet, berkenboleet, berkenzwam, biefstukzwam, boleet, boletus, bovist, cantarel, champignon, collybia, coprinus, dennenmoorder, dooierzwam, eekhoorntjesbrood, eikhaas, elfenbank, elfenschermpje, fomes, fopzwam, geaster, geastrum, geweizwam, hanekam, honingzwam, hydnum, hypholoma, inktzwam, judasoor, kastanjeboleet, keizerzwam, kingzwam, knolamaniet, knolzwam, knoopzwam, knotszwam, krulzoom, laccaria, lactarius, lepotes, lycoperdon, meelkop, melkzwam, mellea, molenaar, morieltje, morille, nevelzwam, oorlepelzwam, otidea, paralamaniet, parasolzwam, parelstuifzwam, pelota, pholiota, polyporus, pythium, regenboogzwam, reuzenbovist, rhizina, ridderzwam, ringboleet, roethoedje, russula, satansboleet, sneeuwzwam, spoelzwam, spoelvoet, stekelzwam, stereum, stinkzwam, stuifzwam, trechterzwam, truffel, varkensoortje, vliegezwam, vuurzwam, weidekringzwam, zakjeszwam, zwavelkop, zwavelkopje, zwam
paddestoelengift  muscarine
paddestoelen leer  mycologie
paddestoelenplek  heksenkring
paddy - Ier
padjakker - deugniet, field, rekel
pad langs het water - jaagpad, trekpad
padoek - corail
Padus - Po
padvinder  (boy)scout, verkenner, voortrekker, welp, zeeverkenner,
padvinderij - scouting
padvindersbijeenkomst  jamboree, koempoelan
padvinderskamp – jamboree
padvindersleider - hopman
padvinders leidster  akela
padvindertje – welp
pad waaropmen rijdt - rijbaan
paedagoog - leraar, onderwijzer
paf - benauwd, klap, onthutst, opgeblaze, n, opgezet, perplex, slag, sprakeloos, verbijsterd, verbluft, versteld
paffen – knallen, poefen, roken, schieten
paffer - sigaret
pafferig - blasé, bol, dik, lusteloos, loom, opgeblazen, opgezet
pafferik – revolver, vuurwapen
pafzak  dikkerd
pagaai  paddel, peddel, roeispaan, riem, schepriem
pagadder - rekel
paganisme  heidendom
paganist – heiden
paganistisch  heidens, onchristelijk
page – bruidsjonker, dagvlinder, dienaar, edelknaap, hofjonker, schildknaap, wapenknecht
pagehaar – kalot
pages – angstig, bang
pagina  blad, bladzij (de), pag.
pagineren – nummeren
pagne - champagne
pagode – afgodsbeeld, stupa, tempel
pagoscoop - gygrometer
pajoeng, knop van een - pentol
pajoeng, stok van een - garan
paillegeel  strogeel
paillette  lovertje, strootje
pair - edelmab
pais  vrede, vree
pak  bos, bundel, gespuis, last, pakket, ris, vracht, tros
pak  kostuum, dracht
pakaan – handvat, hengsel, leuning
pakdier – ezel, paard
pakdoek - luier
pakezel  lastdier
pakhuis  barak, bergplaats, entrepot, loods, magazijn, opslagplaats, pakzolder, stapelplaats, veem
pakhuis voor graan – silo
Pakistaanse hasj - paak
Pakistaanse munt - pais(a), rupee
Pakistan, deel van - Pundjap
Pakistan, hoofdstad van - Rawalpindi
Pakistan, officiële taal in - Bengali, Urdu
Pakistan, rivier in - Jhelum
Pakistan, vlieghavn in - Karachi
Pakistaner – Pakistani
pakje - pakket
pakje kleren  bundel, bunsel
pakjesdrager  kruier, sjouwerman, witkiel
pakkage  bagage. reisgoed
pakken – begrijpen, betrappen, boeien, bijeenvoegen, gevangennemen, grijpen, grissen, inpikken, knuffelen, nemen, omarmen, pikken, stelen, toeeigenen, vangen, vastgrijpen, wegnemen
pakkend - treffend
pakker - embaleur
pakkerd - kus, zoen
pakket – bundel, krat, pak
pakketje – bundeltje
pakkist - krat
pakkoopman - marskramer
paklinnen  pakdoek
pakruimte in schip  ruim
pak ransel – afranseling, afstraffing, priegel, rammel, slaag
pak slaag - aframmeling, bastonnade, billekoek, borsteling, priegel, ransel
pal - bestendig, hecht, juist, klamp, onbeweeglijk, onwrikbaar, precies, totsvast, schrap, stevig, standvastig, star, strak, stram, stijf, vast, vlakbij
pal  pen, stift
paladijn  krijgsoverste, veldheer, voorvechter
paladijn van Karel de Grote - Roeland
Palaeogeen - Nummuliticum
Palaeogeen, deel van het - Eoceen, Oligoceen
Palaeotypen - incunabelen, wiegedrukken
Palaeozoïcum, deel van het - Cambrium, Carboon, Devoon, Ordovicium, Perm, Siluur
Palaeozoïcum, diersort uit het - graftoliet, trilobiet
palankijn  draagstoel
palatine - pels
Palau-eilanden, een der - Angaur, Babelthuap
palaver - bespreking, onderhandeling
paleerder - versierder
palei  katrol, foltertuig
paleis - koningshuis
paleis in Apeldoorn  Loo
paleis in Den Haag - Noordeinde
paleis in Florence  Medici, Pandolfini, Pitti, Rucellai, Strozzi, Uffizi, Vecchio
paleis in Frankrijk  Elysée, Louvre, Tuilerieën
paleis in Italië  Pitti, Quirinaal, Uffizi,
paleis in Madrid  Escorial
paleis in Moskou  Kremlin
paleis in Parijs  Louvre, Elysée
paleis in Rome  Lateraan, Quirinaal, Vatikaan
paleis in Spanje  Alcazar, Alhambra, Escorial ,
paleis in Venetië  Dogenpaleis, Vendramin
paleis op de Balkan - Konak
paleis van Bey van Tunis - Bardo
paleis van de Paus  Vaticaan
paleis van een sultan - serail
paleis van een Turkse vorst (sultan)  serail
paleisbanket  amandelgebak
paleisbediende - lakei
palen - belenden, grenzen
palen in de grond slaan  heien
paleo arctisch gebied  Europa, Eurazië, NoordAfrika
paleo-Aziatisch volk - Gilyaten
paleodoxie  oudgelovigheid
paleogene periode (geologie)  Eoceen, Oligoceen, Paleoceen paleograaf  Mabillon, Traube
paleografie  oud schriftkunde
paleologie  oudheidkunde
paleontologische term  (gids)fossiel
paleontologische wetenschap  paleobotanie, paleozoölogie
paleotypen  incunabelen, wiegendrukken
paleologische periode (geologie) - Devoon, Siluur, Carboon, Cambrium, Ordovicium, Perm,
palering - tooi, versiering
Palestina  Israël, Kanaän
Palestijnse kunststad - Dor
palet – kaatsplankje, verfbord
paletmes - tempermes
paletot  damesmantel
palfrenier  rijknecht, bij koetsier, koetsbediende
palier - bordes
palindroom - Anna, dood, lepel, maar (raam), maan (naam), neger (regen), naad (Daan), Otto, staan (naast),
paling - (leb)aal
paling van 1 kilo  lebaal
palingenese  wedergeboorte
palingfuik van wilgetenen - welie
palingijzer  aalschaar
palingkorf – aalvuik
palingnet - aalfuik
palingpen  speet
palingplank - damplank
palingsteker - aalgeer
palingtrek - descente, montée
palingventer - aalboer
palingvis - aal, anguilla, conger, kongeraal, moeraal, muraena
palingvissen - apodes
palingzeilen - elgeren
palissade - estacade, omheining, palank
palissaderen  afsluiten, omheinen, versterken
paljas  clown, dwaas, grapjas, grappenmaker, hansworst, harlekijn, joker, malloot, nar, pias, pierrot, potsenmaker, strobed, strozak
palladium  pd
Pallas – Minarva
pallas – ruitersabel
pallet – laadbord
palm - areka, aren, nipa, scheelea
palmbladeren – atap
palm als teken van de overwinning - zegepalm
palm der tropische gewesten - aren
palmboom  aren, areka, betel, buks, klapper, lontar, nipa
palmboompje - buksboom
palmengeslacht  rotan
palmine  kokosvet, plantenboter
palmkool - palmiet
palmmeel  sago
Palmpaas  Palmzondag
palmriet - bamboe, rotan
palmrolmarter - paradoxurinae
palmsap - toddy
palmsoort - areka, aren(palm), dadelpalm, kokospalm, lontar, nipa, oliepalm, sabal, sagopalm, scheelea
palmtak – erepalm, overwinningsteken
palmvezelstof - agel
palmwijn - arak, kwak, saguweer, toddy, toeak, toewak
Palmyra – Tadmor
palmzaad - ivoriet
pal of stram - star
palpabel - tastbaar, voelbaar, zonneklaar
palpipatie  aderslag, hartklopping, polsslag
palster – pelgrimsstaf
palt – stuk
paltrok – houtzaagmolen, onderkruier
paltsgraafschap - palatinaat
palurk - proleet, prolurk
pamali - taboe
pamflet  brochure, folder, klaagschrift, libel, paskwil, schótschrift, smaadschrift, strooibiljet, vlugschrift
pamfletschrijver - libellist, pamflettist
pamflettist  pamfletschrijver, libellist
pamir, rivier in - Pandsj
pampahaas  mara
pampagras  cortaderia
pampastruis - nandoe
pampaswind – pampero
pampus - kieljacht
pan  aker, bende, chaos, herrie, keet, paniek, rommel, troep, warboel
panache  helmbos, pluimbos, vederbos
Panama, provincie van - Chiriqui, Coclé, Colon, Darien, Herrera, Panama, Veraquas
Panama, provinciale hoofdstad in - Chitré, Colon, David, Penonome, Santiago
Panamese munt  balboa
Panappel - braadappel
panaritium – fijt
panas - pandjeshuis
panboor - trepaneerboor
pancarte - plakkaat, plakschrift
pancreas  alvleesklier, buikspeekselklier
pand  borg, huis, leen, onderpand, perceel waarborg, woning, zekerheid
panda – bamboebeer, katbeer
pandbeslag  panding
Pandàva - Arjuna, Bhima, Nakula, Sahadeva, Yudhisthira
pa ndbeslag - panding
pandbezitter – hypotheekhouder
pandbrief - obligatie
pandeling  schuldslaaf
pandemonium  lawaai, verwarring
pandgenot - antichresis
pandhouder – pander
pandhuis – lommerd
pandhuishouder – lombard
panding - pandbeslag
pandjeshuis  bank van lening, lombard, lommerd, omejan, pandhuis, panas
pandjesjas - billentikker, jacquet, slipjas, zwaluwstaart
pandoer – wildebras
paneel – beschot, deurvlak, luik, schakelbord, schot
paneelzager - dief, inbreker
panel - forum
panen - kweek
panfluit – syrinx
paniek – ontsteltenis, radeloosheid, schrik, warboel
paniekachtige bestorming – run
paniekerige rel - amok
panier – hoepelrok
panisch – angstig
panische schrik - paniek
panharing - alvertje
panicum - guineagras, pluim(gierst)
panikgras - gierst, vingergras
panikkoorn - hanepoot
panlikker - klaploper, tafelschuimer
panlijster - spreeuw
panne – autopech, ongeval, oponthoud, pech, schade, storing, tegenslag
pannekoekje  flensje
pannekoekje (Russ.) - blini
pannelikker  klaploper, tafelschuimer, vleier
panorama  bellevue, uitzicht, vergezicht
padschop - bats
pansfluit  syrinx, rietfluit, herdersfluit
pantalon  broek
panter – jaguar, luipaard
panterachtig dier  luipaard, pardel
panterslang – python
pantje - lendendoekje
pantoffel - huisschoen, mocassin, muil, slof
pantoffelheld  bangerd, lafaard
pantoffelhout - krispel, kurk
pantoffelhoutboom - kurkeik
pantograaf  tekenaap
pantometer - hoekmeter
pantomime  gebarenspel
pantser  borstkuras, harnas, kuras, maliënkolder
pantserafweergeschut  PAG.
pantserbekleding  harnas
pantserdier - gordeldier
pantseren - blinderen, versterken
pantserhagedis - krokodil, zonosaura
pantserhart - pericarditis
pantserhemd  maliënkolder
pantsering van een oorlogsschip – barbette
pantservoertuig - tank
pantserwagen – tank
panty - stepin
panurgisch  doortrapt, schelms
pap - bouillon, brij, pudding, pulp, vla, voedsel
papa  pa, va, vader, pappie
papachtige massa - pulp
papaver - heul, klaproos, maankop, slaapbol
papaveracee - corydalis, duivekervel, fumaria, glaucium, helmbloem, heulbol, holwortel, klaproos, maankop, ogenklaar, papaver, slaapbol
papaverachtige bloem - gouwe
apaverachtige plant  heul, gouwe, klaproos, slaapbol, maankop
papaverachtigen - papaveraceeën
papaverfamilie - papaveraceae
papaverolie - maanolie
papaverzuur - morfine
papegaai –
amazone, ara, arakonga, arare, beo, borstelpapegaai,
coco, jaka, kaka, kakepo, kaketoe, karakiri, kea, lori, lorre,
nestorpapegaai, parkiet, roodneklori, kakatoe, rosé kaketoe, rosella, schubbenlori, spechtpapegaai, uilpapegaai
papegaai in NieuwZeeland  kea
papegaaien - napraten, psitaci
papegaaiennaam  lorre
papegaaienziekte - ornithose, psittacosis
papegaaisoort - kaketoe, lori
papegaaivissen – scaridae
paperassen - papieren
paperclip  papierklemmetje
papeterie – papierhandel
papierbak - prullenbal
papierboom - papyrus
papier dat goed bewáard moet worden  polis
papier met waterlijntjes - vergé
papier om doorslagen te maken - carbon
papier van waarde  bon, cheque, coupon, effect, reçu, wissel
papier voor aantekeningen  klad
papier, zeer dun - pelure
papieren – paperassen
papieren omslag - kaft
papieren band  wikkel
papieren belastingbandje  banderol
papieren geld - biljet
papieren huls met buskruit  kardoes
papieren lantaarn - lampion
papierformaat  adelaar, atlas, carr¿, bijkorf, colombia, colombier, duodecimo, folio, imperiaal, kroon, kwarto, mediaan, oblon,octaaf, octavo, oct, olifants, post, royaal, schrijf
papierformaat in België  atlas, cavalier, Colombo, Jezus, propatria, raisin
papiergeld - assignaat, bankbiljet, tientje
papierhandel - papeterie
papierklem - paperclip
papiermaat  baal, folio, riem
papiermand – prullenbak, snippermand
papierplant - papyrus
papier van waarde - cheque, coupon, effect, wissel
papierriet - papyrus
papiersnijder  snijbeen, vouwbeen, vouwmes
papiersnippers  confetti
papier voor versiering - crepe
papierwaren  papetrie, papeterie, paperassen
papierwinkel  papeterie
papilachtig - papillair
papildragend - papilleus
papillionacee - aardakker, aardnoot, bezemkruid, boon,
capucijner, christusdoorn, cicer, cytisus, erwt, galaga, genista, geweiboom, glycine, goudenregen, hazepootje, heggewikke, hokjespeul, honingklaver, hopklaver, indigobloem, judasboom, kattendoorn, keker, klacer, kroonkruid, laburnum, lathyrustuinboon, lens, linze, lotus, lupine, luzerne, malboon, ononis, pisum vicia, pronkboon, pronker, rolklaver, rubinia, sarradelle, sophora, trifolium, ulex rem, vogelwikke, wikke, zoethout
papillair gezwel - papilloma
papiniaanse pot - autoklaaf
papisme  pausdom, pausgezindheid
papkerel  zwakkeling
Papoea-eilanden, een der - Missoöl, Salawati, Waigeo
pappa – vader
Pappataci-koorts - sandfly-fever
pappel - populier
pappel, witte - heemst
papperig - brijachtig, pappig, week, zwak
pappert – zuiplap
pappig – penterig
paps – vader
papsel – stijfsel
papyrus – papierplant, papierriet
papzak - dikkerd
para  bij, gedurende, langs, naast, parachutist, tegenover, voorbij
paraaminosalicylzuur  PAS ,
paraaf  handtekening , krul, pennentrek
paraat  bereid, dadelijk, gereed, klaar, ree, strijdvaardig vaardig, vlug, waakzaam
parabel  fabel, gelijkenis, leugen, vergelijking
parabolische kegel - parabool
paraboloïde, elliptische - helmvlak
paraboloïde hyperbolische – zadelvlak
parabool - kogelbaan
parachute – valscherm
parachuteren - droppen
parachutespringer - para(chutist), valschermjager
paracyaan - CN
parade – defile, pronk, praal, schouw, troepenschouw, vertoon wapenschouw
paradebed  praalbed
paradekleed  staatsiekleed
parademaker  geurmaker, opschepper, praalhans, pronker
paradepaard - glansnummer, pronkstuk
paraderen  opscheppen, pralen, pronken
paradigma  modelwoord, voorbeeld
paradigmatisch  voorbeeldig
paradijs - Aaloe, Eden, eldorado, hemel, lusthof, lustoord, Utopia
paradijsappel - ethrog, tomaat
paradijsdeur  lijkportaal
paradijsfiguur  Adam, Eva
paradijshout  aloë
paradijskostuum - bloot, naakt
paradijsnoot - sapucaja
paradijsraaf - katoendief,
paradijsrivier  Pison, Gihon, Tigris, Eufraat
paradijsvogel- wimpeldrager
paradijsvogels - paadiseidae
paradox  wonderspreuk
paradoxaal - gezocht, vreemd, wonderspreukig
paraferen - ondertekenen
parafinnen - alkanen
parafonie - bijtoon
paragnose  helderziendheid, gedachten lezen
paragnost - helderziende
paragnostisch verschijnsl - gedachtenlezen, helderziendheid
paragraaf  hoofdstuk, onderdeel, par.
Paraguay, departement in - Acuncion, Anambay, Boqueron, Caaguazu, Caazapa, Central, Concepcion, Guaira, Itapua, Misiones, Neembuco, Olimpo, Paraguari
Paraguay, departementale hoofdstad van – Asuncion, Caacupé, Concepcion, Encarnacion, Gaazapa Hernandariu, Ipacarai, Olimpo, Paraguari, Pilar, Villarrica
Paraguay, munt in - Guaranti
Parahelium - asterium
parallax  verschilzicht
parallel  evenwijdig, evenzijdig, gelijklopend overeenkomende, overeenkomstig, vergelijkbaar
parallellepipedum  blok
parallelogram, rechthoukig - rechthoek
paralysie - beroerte, verlamming
paralyseren  ontzenuwen, verlammen
parament - albe, amiet, corporale, kazuifel, palla
Parana, hoofdstad van - Curitiba
paranimf  bruidsjonker
parapet  borstwering
paraplu  plu, regenscherm, spuit
paraplu, ouderwetse - besteedster
parasiet - aaltje, horzel, klaploper, luis, mijt, neet, profiteur, teek, teke, uitvreter, woekerplant, worm, zwam
parasiet, drager van een - gastheer, waardplant
parasitaire kleine draadworm – bietenaaltje
parasitisme - klaploperij
parasol  zonnescherm
parasolmier - visitemier
parasolzwam - lepiota
paravent  tochtscherm, kamerschut, windschut
Parcen, een der (schikgodinnen) - Clotho, Lachesis, Atropos
parcours  circuit, piste, ronde, traject, wedstrijdbaan
pardel - luipaard
pardelkat - ocelot
pardoes – halsoverkop, ineens, onverwachts, onvoorziens, opeens, plots, plotseling, zomaar
pardon  gena, genade, kwijtschelding, sorry, vergeving, vergiffenis
pardonabel  vergeeflijk, verschoonbaar
parel  dauwdruppel, glinsterend, juweel, kleinood, petillant, sieraad, tintelend, zweetdruppel
parelend  avo, bijenkorf, carré, folio, fonkelend, glinsterend, kroon, kwarto, oblong, petillant, post, tintelend
parelmoer achtig  nacré, nacriet
parelduikster – ama
parelend – fonkelend, tintelend
parelgras – malica
parelhoen - poelepetaat
parelhoenders - numidae
parelspaat - ankerriet
parelzaad - lithospernum
paren - bijeenvoegenhuwen, koppelen, verenigen
parentage - familie, verwantschap
pareren – afhouden, afschermen, afwenden, afweren, keen, opsmukken, schitteren, sieren, terugkaatsen, tooien
parfum  geur, odeur, reuk, reukstof
par hasard  toevallig
pari - gelijk, gok, weddenschap
paria  onreine, outcast, uitgestotene, verworpeling, verstoteling
Parijs rood - ijzermenie
Parijse straatrover - apache
Parijse universiteit - Sorbonne
paring – copulatie, koppeling
paringsdrift - bronst
pariskruid - eenbes
pariteit  gelijkheid, gelijkgerechtigheid
park – lgaard(e)ustbos, plantsoen, siertuin, tuin, warande
parka - windjak
park bij Wenen – Prater
parkeergarage – parking, stalling
parkeerhoes – autopyjama
parkeerplaats  P., parkeerhaven
parkeertegel – fietsblok
parkeerwacht – autobewaker
parkeren – stallen, opstellen
Parket - O.M.
parkhuisje  paviljoen
park in Afrika  Krugerpark
park in Amsterdam  vondelpark, Oosterpark,
park in Den Haag  Zuiderpark
park in Madrid  Prado
park in Parijs  Tuilerieën
park in Wenen - prater
parlement  S.G., kamer, volksvertegenwoordiging
parlement van Bulgarije  Sobranje
parlement van Denemarken  Folketing, Folkething
parlement van Duitsland - Bundestag
parlement van Finland  Eduskunta, Rijksdag
parlement van Ierland  Dail
parlement van Israël  Knesset
parlement van Man - Tynwald
parlement van Nederland  Staten Generaal
parlement van Noorwegen  Storting, Storthing
parlement van OostDuitsland - Volkskammer
parlement van Oostenrijk - Herrenhaus
parlement van Polen - Zejm
parlement van Spanje  Cortes
parlement van de Verenigde Staten  Congres
parlement van Zwitserland  Bundesversammlung
parlementsgebouw in Brussel  Walstraat
parlementsgebouw in Den Haag - Binnenhof
parlementsvacantie – reces
parmant – deftig, statig, trots
parmantig – adret, deftig, fier, moedig, prat, statig, trots, zelfbewust
parmantigheid  fierheid, statigheid
parochie  kerkgemeente, gemeente, kerkdorp, karspel,
kerspel
parodie  bespotting
paroditische opera - buffa
parool – belofte, devies, erewoord, herkenningswoord, leuze, lijfspreuk, motto, wachtwoord
Paros, stad op - Nausa, Parikia
parrel - pagaai
Parry-eilanden, een der - Bathurst, Borden, Cornwallis, Melville
Parsi’s, taal der - Gujatari
part  aandeel, brok, deel, derde, fragment, gedeelte, helft, moot, portie, quantum, stuk, vierde (enz.)
part  bedrog, gril, list, poets, streek
parten - (ver)delen
parterre  beneden, benedenverdieping, gelijkvloers, onder, schouwburgrang
partiaal – partijdig
pasticipatie – belang, deelneming
participant - deelhebber
participatiestelsel  winstdeling
particulier - afzonderlijk, familiair, privé, privaat
particuliere onderwijzer(es) - Gouvernant(e)
particuliere vlootbezitter  Onassis
partieel - gedeeltelijk
partikel  bijwoord, deeltje, voegwoord, voorzetsel
partime - deeltijd
partitie - indeling, verdeling
partizaan – guerrillastrijder, helleveeg
partizanenstrijd  guerrilla, verzet
partje - stukje
partner  dansgenoot, deelgenoot, genoot, maat, man, vrouw, wederhelft medespeler,
partner van Ot  Sien
partner van Pim  Mien
partner van Snip  Snap
partij – aan(deel), gedeelte, feest, fractie, fuif, groep, hoeveelheid, lading, verenigig, vracht
partijblok in vertegenwoordiging - fractie
partijdig  afhankelijk, eenzijdig, partiaal, vooringenomen
partijdigheid - eenzijdigheid, partialiteit, vooringenomenheid
partijganger – partizaan
partijkrant - orgaan
partijleider - bons, bonze
partij in een rechtsgeding  beklaagde, eiser, eiseres, gedaagde
partijschap - partijdigheid, tweedracht, verdeeldheid
part of moot – schijf
part vis - moot
party - instuif, ontvangst
Parvati - Durga, Kali
parvenu - opkomeling, prol, snob
Parijs modehuis  Dior, Balmain, Patou
Parijs museum in - Louvre
Parijs rood  ijzermenie
Parijse universiteit  Sorbonne
Parijse voorstad - Antony, Argenteuil, Asnières, Aubervilliers, Aul-sous-Bois, Bagneux, Bagnolet, Clicy, Créteil, Bondy, Colombes, Courbevoie, Drancy, Ivry, Meudon, Montrouge, Nanterre, Pantin, Puteaux, Sartrouville, Saint-Denis, Sarcelles, Sèvres, Suresnes, Versailles, Villejuif, Viscennes
Parijse wijk – Bourse, Elysee, Gobelins, Louvre, Luxenbourg, Menilmontant, Montmartre, Opéra, Observatoire, Panthéon, Popincour,Reuily, Temple,
pas – bergengte, bergpad, doorgang, doortocht, engte, juist, kortgeleden, laatst(leden), nauwelijks, net, onlangs, paspoort, passage, recent, reisdocument, schrede, stap, tred (e), voetstap, vrijbrief, waterpas, zojuist, zoëven, zojuist, zonet
pas gebeurd – even, net, onlangs, recent, zoëven, zojuist
pas geleden  kortelings, onlangs, recent
pas gemaakt  nieuw
pas gewijde  neofiet, nieuwbekeerde
pas gewijde priester  neomist
pas ontdtaan - nieuw
pas soldaat  recruut, rekruut, big
pas student - feut
pas voorgevallen - recent
Pasen - Pascha, Pesaah
pasar (Ind.)  markt, marktplaats
pasbedacht - nieuw
pasganger – hakkenei, telganger
pasgang van een paard  tel(gang)
pasgebakken - vers
pasgeborene - baby, boorling, boreling, zuigeling
pasgebrand - brandvers
pasgehuwde - nupturiënt(e)
pas gekocht – nieuw
pasgetrouwde vrouw - bruid
pas gewijd priester  neomist
pas, hooggelegen berg – col
pashokje - paskamer
Pasja, gebied van een – pasjalik
pasje - stapje
paskwil  grap, pamflet, parodie, pasquinade schotschrift, smaadschrift, spotternij, vlugschrift
paskwillig - belachelijk, gek, mal, vreemd
paslood - schietlood
pasmunt – kleingeld, wisselgeld
paspoort - identiteitsbewijs, reisdocument, reispas, vrijgeleide
paspoort van een schip  zee pas
paspop - mannequin
pasquinade  libel, paskwil, schotschrift, smaadschrift
passaat - valwind
passabel - draaglijk
passage  doorgang, doorvaart, overtocht, pas, poort, tunnel, weg
passagebureau - reisbureau
passagegeld - vervoerloon, vracht
passage in een toneelstuk - claus(e)
passagier - forens, reiziger, slechtvalk
passagier die niet betaalt  lifter, verstekeling
passagieren - uitgaan
passant  reiziger, terloops, voorbijganger
(en) passant  terloops
passeerbaar  passabel
passeerplaatje - centrumpunt
passelijk  redelijk, tamelijk
passement - boordsel, galon
passement van goud- of zilverdraad - bisette
passement van wol - galon
passementerie - boordsel, passement
passen - (aan)meten, behoren, betamen, convenieren, horen, letten, meten, overeenstemmen, quadreren, schikken, voegen
passen bij  harmoniëren, overeenstemmen
passen op  bewaken
passend  behoorlijk, convenabel, behoorlijk, betamelijk, fair, gegoten, gelegen, geschikt, juist, keurig, netoegzaam, treffend
passenteller - pedometer, podometer
passe-partout - loper, lijst
passeren – afwijzen, doorgeven, geschieden, inhalen, overslaan, transet, voorbijgaan, voorvallen
passe-temps - tijdverdrijf
passie  drift, hartstocht, lijden, verliefdheid
passiebloem - passiflora
passieboek - passionarium
passief – berustend, decadent, gelaten, inactief, lijdelijk, lijdzaam, inactief, lijdend, lijdens, tekort
passifloracee - passiebloem
passiva - lasten, schulden
passieve natuurbeginsel (Chinees) - yin
passiewerktuig - doornenkroon, gesel, hamer, ladder, lans, nijptang, speer
Passionisten-congregatie - C.P.
pasta – balsem, creme, eeg, smeersel, zalf
pasteitje – kroket, pate
pastel – kleurkrijt, kleurstift, tekenstift, weda
pastelinkt - waterinkt
pastella - podometer
pastelschilder - pastellist
pasten – afgietsels
pastille - tablet
pastoor – biechtvader, herder, priester, zeemeeuw, zielenherder
pastoor van een kathedraal  plebaan
pastoorschap - pastoraat
pastoorshemd – melkvel
pastor – herder, hoeder, predikant
pastoraal  herderlijk
pastoraat - pastoorschap, domineeschap, predikantschap
pastorale  herdersspel, herderslied
pastoralla  pastoriegoederen, pastoorszaken, predikantszaken
pastij – paté
pas voorgevallen - recent
pasvorm - coupe, model, snit
pat  schaakterm, remise
Patagoniërs - Chuelche, Tehuelche, Thoneca
Patagonische eilanden, een der - Chatham, Navarino, Staten-eiland, Vuurland
patat – aardappel, frites,
patee – leverpastei, wildpastei
patent  akte, eminent, evident, excellent, gezond, klaar, licentie, machtig, octrooi, opperbest, prima, probaat, puik, uitmuntend, uitstekend, vergunning, voortreffelijk
patent geven - patenteren
patenthout - houtdeeg
pater  geestelijke, kloosterling, ordegeestelijke, padre, priester, vader
pater familias  huisvader
paternalisme  bevoogding
paternoster  handboeien, rozenkrans,
paternosterboom – zedrak
pathetisch - patetico
pathologie  ziektekunde, ziektenleer
pathos  bezieling, (gemoeds )aandoening, gezwollenheid, hartstocht, hoogdravendheid, vuur
patiënt - lijder, zieke
patiëntie  geduld
patio  binnenplaats, binnenhof
patissier - banketbakker
patjakker - deugniet, fielt, schurk, schelm, smeerlap
patois - dialect, volkstaal
patres, ad-gaan – overlijden
patria  vaderland
patriarch  aartsvader, stamvader
patrijs – stempel, veldhoen
patrijshond  pointer, setter
patrijspoort – kajuitsraampje, scheepsraam
patrijsvalk - havik
patriot  vaderlander
patriottisch  vaderlands
patronaat - bescherming
patrones  beschermvrouwe
patrones van de gehuwde vrouw - Anna
patroon - baas, beschermer, beschermheer, beschermheilige, bevorderaar, chef, dessin, granaat, kogel, koker, mal, meester, model, ondernemer, ontwerp, projectiel, schema, staal, stramien, tekening, voorbeeld, verdediger, vorm, schutsheilige, werkgever
patroon in stof - dessin
patroon van het bisdom Haarlem - Bavo
patroonschap - patronaat
patroontas - giberne
patrouille  verkenning, wachtronde
patrouIlletocht  ronde
patrijs, soort - frankolijn, roelroel
patrijshond - setter
patrjspoort - spion
patrijsvalk - havik
pats  bons, dreun, klap, kletslel, mep, pets, slag, tik
patsen - gooien, smijten
patser - dikdoener, doordraaier, druktemaker, losbol, opschepper, ploert, poen, prol, pooier, smeerlap, schoft, schurk, souteneur, smeerlap
patijnen – patineren
pats op het oor - oorveeg
pauk – keteltrom, (ruitr)trom, trommel,
pauken - keteltrommen, timpani
paukslager - paukenist, pauker
pauper  arme, behoeftige, bezitloze, sloeber, zwerver
pauper worden - pauperiseren
paus  P., kerkvader, kerkvoogd, kerkvorst, papa, pontifex
pausdom  papisme
pauselijk - papaal, pontificaal
pauselijk gezant  (inter)nuntius
pauselijk hof  curie
pauselijk leerstuk  encycliek
pauselijk paleis  Lateraan, Vaticaan
pauselijk schrijven - breve, encycliek, motuproprio,
pauselijk verblijf  Vaticaan
pauselijk verbod  interdict, interdictie
pauselijk vrijwilliger  zouaaf, zoeaaf
pauselijke brief  bul
pauselijke driekroon  tiaar, tiara
pauselijke gezant  Nuntius, Internuntius
pauselijke inkomsten - annaten
pauselijke kroon - tiara
pauselijke kruisstaf - ferula
pauselijke onderscheiding - Christusorde, Gregoriusorde, Piusorde, Silvesterorde
pauselijke rechtbank - rota
pauselijke regering - apostolaat, curie
pauselijke schatmeester  camerlengo
pauselijke soldaat - zouaaf
pauselijke staat  Vaticaan
pauselijke staf  ferula
pauselijke stoel  cathedra
pauselijke vertegenwoordiger - internuntius
pauselijke waardigheid  pontificaat, opperpriesterschap
pauselijke zendbrief - encycliek
pausennaam – Adeodaus, Adrianus, Agatho, Agapitus, Albertus, Alexander, Anastasius, Anavletus, Anicetus, Anterus, Benedictus, Bonifatius, Cajus, Callistus, Celestinus, Clemens, Conon, Coeletinus, Constantius, Cornelius, Christiphorus, Damasus, Deusdedit, Dianysius, Dioscorus, Donus, Eleutherius, Eugenius, Eulalius, Eusebius, Eutychianus, Evaristus, Fabianus, Felix, Formosus, Gelasius, Gregorius, Hadrianus, Hilarius, Hippolytus, Hormisdas, Honorius, Hyginus, Innocentius, Julius, Johannes, lando, Laurentius, Leo, Libarius, Linus, Luius, Marcellinus, Marcellus, Marcus, Martinus, Melchiades, Nicolaus, Novatianus, Paschalis, Paulus, Pelagius, Petrus, Philippus, Pius, Pontianus, Romanus, Sabinianus, Sergius, Severinus, Silverius, Silvester, Simplicius, Siricius, Sisinnius, Sixtus, Soter, Stephanus, Symmachus, Telesphorus, Theodorik, Theodorus, Urbanus, Ursinus, Valentinus, Victor, Vigilius, Vitalianus, Zacharius,
Zephyrinus, Zosimus
pausgezinde  papist
pausgezindheid - papisme
paustitel - primaat
paus zijn - pontificaat
pauw – horzel, siervogel
pauweweefsel - pauwoog
pauwgans - rotgans
pauze  entracte, intermezzo, onderbreking, rust, rustpoos, rusttijd, schoft, tacet (muz.), verpozing
pauzeren – onderbreken, pozen, rusten
pauzeren om te eten - schaften
pauzeteken  sela(h)
pavane  dans
paviljoen  bijgebouw, buitencafe, kiosk, lusthuis, parkhuisje
pax  vrede
pech  panne, storing, mankement, oponthoud, storing, strop, tegenslag, tegenspoed, tegenvaller
pech aan schepen - averij
pech met een auto - panne
pechvogel  ongeluksvogel, schlemiel
pecunia  geld
pecuniair  financieel, geldelijk
ped  step
pedaal  hefboom, trapper, voetklavier
pedagogie - opvoedkunde
pedagogisch - opvoedkndig
pedagogisch vormen  opleiden
pedagoog  docent, leraar, onderwijzer, opvoeder
pedagogie  opvoedkunde, opvoedingskunst
pedagogisch  opvoedkundig
pedagoog  opvoedkundige, opvoeder
pedagoog  Pestalozzi, Montessorie, Fröbel, Rousseau, Ligthart, Comenius, Decroly
pedant  arrogant, ingebeeld, laatdunkend, misachtend, onderwijzer, schoolvos, verwaand, waanwijs
pedanterie  verwaandheid, waanwijsheid, schoolvosserij
peddel  riem, roeispaan, pagaai, paddel
peddelaar  fietser, roeier, wielrijder
peddelen - fietsen
peddelen in een vaartuig  kanoën
pedel  bediende, bode, stafdrager
pediater  kinderarts
pedicure  voetverzorger, voetverzorging
pedigree - stamboom
pedologie  bodemkunde
pee  biet, wortel
peen  biet, kroot, wortel
peenloof – wortelgroen
peer – fruit, hoofd, vader
pees – gierigaard, snaar, snoer, spiereinde, vrek, zeen, zenuw
peesknoop  ganglion
peet – doopgetuige, peter, meter, peetoom, peetvader, tante,
peetoom  peet, peter
peettante  meter
peg  keg, pen, pin, spie, wig
pegel  gulden, hoogtemerk, ijskegel
pegelaar – gierihaard, vrek
pegulanten – duiten
peiger - kapot
peignoir  chamberloek, gewaad, huis, kamerjas, kimono, negligé, ochtendjas, sjamberloek
peil – gehalte, graad, hoogte(merk), maatstaf, merk, niveau, po, waterstand
peilen – afdiepen, doorgronden, loden, meten naspeuren, onderzoeken, raaien, sonderen
peilen op de rivier  raaien
peiling - loding
peilinstallatie – radar
peilinstrument – radar, sonar
peillat - peilstok
peillood  dieplood, handlood, sonde
peilmerk in maatkan  pegel
peilstift  sonde
peilstok  meetstok, polsstok, roeistok
peil van positie – graad
peil van water - hoogte
peinzen – broeden, denken, dromen, mediteren, mijmeren, nadenken, piekeren, prakkiseren, suffen, zinnen
peinzend  mijmerend, nadenkend, pensief
peinzer – denker, filosoof
peisteren - weiden
pek – asfalt, pik, teer
pekel  brem, brijn, zoutwater
pekelachtig - zilt,zoutachtig
pekelen  inzouten, inmaken, inleggen, zouten
pekelwater - brijn
pel  bast, bolster, dop, huid, schaal, schil(fer), vlies
pelagische fauna - diepzeedieren
pelargonium - geranium
pelder  baarkleed, lijkkleed, lijkwaad
pêlemêle - dooreen, fotoraam, mengelmoes, overhoop, warboel
pelen - ontharen, pellen
pelerine – kraagmantel, schoudermanteltje
pelgrim  bedevaartganger, passagiersvalk
pelgrim die naar Mekka is geweest - Hadji, Hadzji
pelgrimage  bedevaart
pelgrimsgewaad  paltrok
pelgrimsoord  bedevaartsoord; zie aldaar
pelgrimsrok  paltrok
pelgrimsstaf  palster
pelgrimstocht  bedevaart, pelgrimage, Hadj
pelikaan – kropgans, tandartstang
pelikaanachtige vogel  aalscholver, schollevaar
pelita - nachtlampje
pellen – doppen, schillen
peller – pelmolenaar
pelmolenaar – gorter, grutter, peller
pelleterie  bontwerk, bontwinkel, pelswerk
pelleterie peluw  bolster, kussen
Peloponnesus – Morea
peloton - troep
pels  bontjas, dierenhuid, vacht
pels van de moerasbever - nutria
pelsdier – bever, bisam(rat), karakoel, konijn, mink, nerts, otter, zilvervos
pelsjager – trapper, wildstroper
pelsjas  bontjas
pelsrob - zeebeer
pelsvreters - mallophaga
pelswerk  bont
pelterij  bontwerk, pelleterie
peluw - bolster, kussen, hoofdkussen, hoofdmatras
pelvimeter - bekkenpasse
pen  balpen, bout, breinaald, ganzenpen, knijper, nagel, pin, pal, schacht, slagveer, spie speet, staaf, stift, veder, vederschacht, veer, vulpen
pen met palingen  speet
pen om spil vast te zetten  pal
pen tegen wagen rad  lens, luns
pen voor tekenen van notenbalken - rastraal
penale wetten - strafwetten
penaliteit - straf (bepaling), strafbaarheid, strafwetgeving
penalty  strafschop
penant – muurdam, muurvak, muurvlakte, steunpilaar
penanttafeltje  console
penarie  angst, behoefte, benauwdheid, ellende, gebrek, geldnood, geldverlegenheid, nood, perikel, rats, trammelant
Penaten  huisgoden
pendant – oorhanger, tegenhanger
pendel - hanglamp
pendelen - forenzen
pendule  pronkklok, slingeruurwerk
pene  boete, straf
Penelope's gemaal  Odysseus
penetrant  doordringend, indringend, scherp
penetreren - doordringen, doorgronden, doortrekken, drenken, uitvorsen
penhoren - torenslak
penibel  hachelijk, lastig, moeilijk, netelig, pijnlijk, smartelijk
penis - fallus, roede
penitent  boeteling, biechteling
penitentie  boete, straf, bezoeking
pennen - schrijven
pennenaam - pseudoniem, schuilnaam
pennenkunst  kalligrafie, schoonschrijfkunst
pennenlikker – klerk
pennennaam - pseudoniem
pennenstreek  haal, lus
pennenstrijd - controverse, polemiek, twistgeschrijf
pennentrek  krul, paraaf
pennenwisser – inktlap
penner - schrijver
pennetje  stift
pennenvrucht  boek, geschrift, opstel, roman
pennetje met kop  speld
pennevoerder - secretaris
penning – besant, geldstuk, medaille, munt, muntstuk
penning met twee koppen of busten - bajoire
penningkenner - numismaticus
penningkunde  numismatiek
penningmeester  afschuimer, fiscus, kwestor, questor, thesaurier
pennist - schrijver
pen om een spil vast te zetten - pal
penningplaat  plak, plaket
pens – koeienmaag
pensee – paars, viooltje
penseel - kwast
penseelaapjes - oeistiti
penseelschrijver  letterschilder
penseelstreek – toets
penselen - schilderen
Pennsylvanië, gebergte in - Alleghanies
Pennsylvanië, hoofdstad van - Harrisburg
penny  d., pence'
pennyweight - d.w.t.
penopening - glip
penose  onderwereld
pens - buik, koeienmaag, lichaam, rumen
penseel - kwast
penseelaapjes - oeistitie
penselen - schilderen
pensief  mijmerend, nadenkend, peinzend
pensioen – ambtsrust, jaargeld, uitkering, wedde
pensioen geven - pensionneren
pensioen uitkering  A.O.W.
pension - kostgeld, kostuis, logement
pensionaat - gevangenis, kostschool
pensiongeld - kostgld
pensjager  stroper
pensum  strafwerk, taak
penszak  dikbuik, vreetzak
pentaëder  vijfvlak (regelmatig)
pentagonaal  vijfhoekig
pentagoon  vijfhoek
pentastoma  tongvorm, linguatita
Pentateuch  Exodus, Numeri, Genesis, Leviticus, Deuteronomium
pentatlon - vijfkamp
penter – talie
penterig - pappig
penterschouw - polster
pentosaan - mannen, xylan
pentose  ribose, xylose
penvoerder – secreataris
penwortel - hartwortel
pep - branie, lef, pit, vuur
pepel - vlinder
peper, bestanddeel van - chavicine, piperi(di)ne
peperboom - garoeboon
peperboompje- daphne
peperhuisje - puntzak
pepermunt  menthol
peperen - kruiden
pepereter - toekan
peperig - duur, prijzig
peper in azijn ingemaakt - peperoni
Peperkust – Liberia
pepermuntlikeur - menthe
Pepermuntolie – menthol
pepernoot - kruidnoot
peperplant - betel
pepersoort  piment, pimento
peperstruik - kava
pepervogel - toekan
pepervreter - kirima, toekan, toko
pepervuur - springvuur
peperwortel  lepelblad, mieriks(wortel)
pepite  goudklomp
pepmiddelen  amfetamine, cocaïne, dexedrine, heroïne, pervitine
peppel - abeel, esp, populier, ratelaar
pepsine  maagferment
per  bij door, in, met, middels, via
per abuis  abusievelijk
per accident  toevallig
per acquit  betaald, voldaan
per adres  p.a.
per cassa  contant
per dag  daags, dagelijks
per duizend  promille
per expresse  spoed, p.e.
per giro betalen  gireren, storten
per honderd  procent, percent
per jaar  annuel, jaarlijks
per maand  maandelijks, mensueel
per omgaande  p.o.
per persoon  p.p.
per schip reizen - varen
per se  beslist, stellig, noodzakelijk
per spoor reizen - sporen
per stuk  ad., p. st., à
per telefoon spreken  telefoneren
per telegraaf berichten  seinen, telegraferen
per toeval  toevallig, accidenteel
per tren reizen - sporn
per week  wekelijks
perceel  deel, kavel, kaveling, pand, stuk
percent  pct., procent
percentage edele metalen in alliages - allooi
percentage van de rente  rentevoet, rentestandaard percentsgewijs
honorarium  royalty
perceptie  inning, ontvangst
percoleren - filteren
percussie  slag, stoot, botsing
percussiedopje  slaghoedje
pereboom – pirus
perelaar - perenboom
peremptoir  afdoend, beslissend, vernietigend
perenboom – parelaar
perenras - Bergamot, Beurré, Catillac, Charneux, Conference, Durondeau, Hardy, Legipont, Lucas, Wijnpeer
perfect – af, corrsct, foutloos, gaaf, geheel, keurig, ongeschondnl volkomen, volmaakt, uitmuntend, uitnemend, uitstekend
perfectum  perf.
perfektie  volmaaktheid, voortreffelijkheid
perfide  trouweloos, vals, verraderlijk
perfide Albion  Engeland
perforatie  doorboring, gaatje (s)
perforatielijn - rillijn
perforeren  doorboren
pergola  booggang, draaghemel, prieel
periculeus  gevaarlijk, hachelijk
periculum - gevaar
periculum in mora  p.i.m.
periderm  kurkweefsel
peridoot - chrysoliet, olivijn
periferie  buitenkant, cirkelomtrek, omgeving
perforeren - doorboren
periglaciaal bodemverschijnsel  solifluctie
perigoon  bloemdek
perikel - avontuur, gevaar, moeilijkheid, nood, penarie, probleem, risico, wederwaardigheid
periklaas - MgO
perikoop - deel
perineum - bilnaad
periode - cijfergroep, cyclus, duur, eeuw, era, fase, kringloop, passage, stadium, termijn, tijd, tijdkring, tijdperk, tijdruimte, tijdvak
periode  periode (geologisch)  kwartair, mesozoïcum, paleozoïcum, tertiair
periode (historisch)  bronstijd, m.e., ijzertijd, oudheid, renaissance, steentijd, verlichting
periode ter bepaling van Pasen - epacta
periode van drie maanden  kwartaal,trimester
periode van duizend jaar  millennium, chiliade
periode van honderd jaar  eeuw, era
periode van tien dagen  decade
periode van tien jaar  decennium
periode van vier jaar  Olympiade
periode van vijf jaar  lustrum
periode van zes maanden  halfjaar, semester
periode waarin men onderweg is - rijtijd
periodiek  blad, dagblad, krant, maandblad, magazijn, regelmatig, tijdschrift, weekblad
periodieke onthouding  p.o.
periodieke regentijd  moesson
periodieke terugkeer – periodiciteit
periodieke uitkering - dividend
periodieke vaste bijdrage - contributie
periodieke zwenking van de aarde - mutatie
perioeci  omwoners
periost  beenvlies
perpetie  verandering, omkeer
periscopisch  holbol
periskoopvis - anablebs
peristaltisch  wormvormig
peristyle  zuilengang
peritoneum  buikvlies
perk  bed, begrenzing, bloembed, bloemvak, border, gazon, grasveld, rabat, tuinvak,
perkamentrol die weer leesbaar is gemaakt - palimpsest
perkamentsoort – fransijn
perkloos – onbegrensd
perkoen - dennenpaal
permanent - almaar, blijvend, duurzaam, immer, steeds, vaststaand, voortdurend
permanent bevroren grond  permafrost
permanente commissie  p.c.
permanntgeel - bariumchromaat
permanentgroen - chroomgroen
permeabel  doordringbaar, doorlatend
permis – vergunning, verlof
Permische periode - Dyas Perm
permissie – toelating, toestemming, vergunning, verlening, verlof
permit  geleidebiljet, toegangsbewijs, verlofbiljet permitatie - familie, relatie, vergunning
permitteren - toestaan, vergunnen, veroorloven
permutatie  verandering, verplaatsing, verwisseling
Pernambuco, haven van - Tamandare
Pernambuco, hoofdstad van - Recife
pernicieus  nadelig, schadelijk, verderfelijk
peroratie  slotrede, slotwoord
perpetueel  aanhoudend, altijddurend, bestendig, onafgebroken, onophoudelijk
perplex  onthutst, ontsteld, paf, verbaasd, verbluft, verbijsterd, versteld, verlegen, verward
perplexiteit - bedrempeldheid, ontsteltenis, onzekerheid, verbijstering, verlegenheid
perron – plankier, platvorm
pers – drukmachine, drukpers, journalisten, mangel, media, medium, perzik, stok, roede, sapmachine, schrijvers, staak, stang
persbreidel - censuur
persbureau - ADN, AFP, Aneta, A.N.P.,ANS(A), AP(A), ATS-SDA, Belga, CNA, CP, DPA, EPE, EXTEL, DYODO, MTI, NCNA, nieuwsagentschap, NTB, Reuter, TANJUG, TASS, UP(I), U.P.I.
persen - dringen, drukken, duwen, mangelen, nopen, prangen, samendrukken
persecuteren – vervolgen
persende mengen – kneden
perser - steenvormer
persevereren  volharden, volhouden
persgesprek  interview
persianer  astrakan
persiflage - karikatuur
perskaart  verslaggeverskaart
persman  journalist, redacteur, verslaggever
persmuskiet - dagbladschrijver, journalist, reporter
personage  persoon, figuur
personeel – werknemers
personeel aantrekke – werven
personeelsblad – orgaan
personen – lui, lieden, mensen
personen van adel  edelen
personificatie  persoonsverbeelding
personificatie van de dood - Hein
personificatie van de onschuld - maagd
personificatie van een toorn - Ira
personificatie van Engeland - Bull
personificatie van Zwitserland  Helvetia
persoon  eenzaat, enkeling, figuur, heer, iemand, individu, kerel, man, mens, personage, speler, spreker, subject, sujet, vrouw
persoon aan wiens order een wissel gesteld is  nemer
persoon, als, voorstellen - personifiëren
persoon die deel uitmaakt van een vereniging  lid
persoon die een gedachtewisseling voert  debater
persoon die nergens voor deugt - nietsnut, niksnut
persoon die schiet - schutter
persoon die verzorgd schrijft  stilist
persoon die voor het eerst optreedt  debutant
persoon om wie men lacht  risee
persoon tot wie een aanbod is gericht  oblaat
persoon uit de adelstand  aristocraat, aristocrate, baron, barones, freule graaf, gravin, hertog, hertogin, jonkheer, jonker, jonkvrouwe, markies, markiezin, prins, prinses, ridder, vicomte
persoon van geringe afkomst  proleet, nobody
persoon zonder pigmentkleur  albino
persoonlijk - eigen, individueel, particulier, privé, subjectief, zelf
persoonlijk overwicht - autoriteit
persoonlijk voornaamwoord - ego, ge, gij, haar, hem, hen, het, hun, hij, ik, je, jou, jullie, jij, me, mij, ons, we, wij, ze, zij,
persoonlijk voornaamwoord (Duits)- dich, dir, du, er, euch, ich, ihm, Ihn, ihnen, jhr, mich, mir, sie, uns, wir
persoonlijk voornaamwoord (Engels)  he, her, him, me, she, them, they, us, we, you
persoonlijk voornaamwoord (Frans)  elle, elles, il, ils, je, la, le, leur, me, mol, nous, te, toi, toi, tu, vous
persoonlijke bijzonderheden  personalia
persoonlijkheid – karakter
persoon of schepsel – mens
persoonsaanduiding - naam
persoonssbeschrijving  signalement
persoonsbewijs  identiteitsbewijs, legitimatie, pas
persoonsgelijkheid  eenzelvigheid, identiteit
persoonsnaamkunde – antroponymie
persoonsregister - naamlijst
persoonsverbeelding - personificatie
persorgaan  dagblad, krant, maandblad, magazine, tijdschrift, weekblad
persorganen - media
perspectief  doorzicht, toekomst, toekomstmogelijkheid, uitzicht, vergezicht, verschiet
perspomp - compressor
persuaderen  overhalen, overreden, overtuigen
pert  gril, kuur
perte  pert, (prijs)verlies
pertig – nukkig, vlug
pertinent - afdoend, beslist, nadrukkelijk, nauwkeurig, stellig, stipt
Peru, bergtop in - Huascaran
Peru, departement van –
3 Ica
4 Lima, Puno
5 Cuzco, Jumin, Pasco, Piura, Tacna
6 Ancash, Callao, Loreto, Tumbes
7 Huanuco
8 Amazonas, Apurimac, Arequipa, Ayacucho, Moquegua
9 Cajamarc
10 Lambayeque
12 Huancavelica
Peru, departementale hoofdstad in -
3 Ica
4 Lima, Puno
5 Cozco, Piura, Tacna
6 Callao, Huaraz, Tumbes
7 Abancay, Huanuco, Iquitos
8 Arequipa, Ayacucho, Chiclayo, Huancayo, Moquegua,
Trujillo
9 Cajamarca, Moyobamba
11 Chachapoyas
12 Huancavelica
Peru, munt in - sol
Peru, rivier in - Maranor, Santa, Ucayali
perunage - peruun
Peruviaans schaap - paco
Peruviaans stinkdier - zorrillo
Peruviaans vogelprodukt - guano
Peruaanse haven - Ancon
Peruviaanse munteenheid - sol
Peruviaanse plaats - Areguipa, Callao, Lima
Peruviaanse vorst - inca, inka
pervers – onnatuurlijk, rot, slecht, tegennatuurlijk,verdorven
perverse geslachtslust - masochisme, sadisme
perversiteit - verdorvenheid
Perzië – Iran
perzik - merkaton
perzik, niet veredelde - purk
perziksoort - pavie
Perzisch drama - taziye
Perzisch epos - Chamsa, Sjahname
Perzisch handgeknoopt tapijt - senné, senneh
Perzisch Indisch dichter - Faizi
Perzisch landvoogd - satraap
Perzisch staatshoofd – sjah
Perzisch tapijt - kirman
Perzisch weefsel - kelim
Perzische berg - Elbroes, Zagros
Perzische bevelhebber - sirdar
Perzische bouwmeester - Fahrad
Perzische dichter - Ansari, Anvari, Attam
Perzische dichtvorm - ghasel(e), rubai
Perzische gedichtenverzameling - Chamsa
Perzische god - Amsjaspands, A(h)riman, daiva, Darvandis, Dive, Honover, Ized, Mithra, Ormuzd, Peri, Zervane
Perzische godin van de liefde - Ana(h)ita, Anaïtis
Perzische heerser -
4 Omar, Sefi, Sjah
5 Abake, Abbas, Ahmad, al-Tai, Arses,Baydu, Cyrus, Jazed, Kobad, Peroz, Roech
6 al-Amin, al-Hadi, al-Kaim, al-Radi, Asjraf, Bahram, Balasj,
Darius, Firoez, Ghazam, Haroen, Hisjam, Ismail, Jamsap,
Marwan, Narsch, Orodes, Osroës, Xerxes
7 al-Kair, al-Kahir, al-Moeti, al-Nasir, al-Walid, al-Zahir,
Arghoen, Hoesein, Ibrahim, Mahmoed, Pacous, Tahmasp,
Vonones
8 al-Mamoen, al-Rasjid, al-Wakhik, Ardasjir, Cambyses,
Chosroës, Cinnamus, Gaykhatu, Gotarzes, Hoelagoe, Phraates,
Seleucus, Vardanes
9 Alexander, al-Mansoer, al-Moetazz, Antiochus, Artabanus,
Demetrius, Hormisdas, Jezdegerd, Moesawijah, Oldjaitoe,
Soelaiman, Vologases
10 Al-Moehtadi, al-Moektadi, al-Moektafi, al-Moestadi, al-
Moestain, al-Moestadid, al-Moestasim, al-Moettaki,
Artaxerxes, Phraataces, Sinatruces
11 Al-Moektadir, al-Moentasir, al-Moestakfi, al-Moestasim,
Mithradatis
12 Adnoer-Narseh, al- Moestansir, al-Moestazhir,
13 Al-Moestarsjid
14 Al-Moestandjid, al-Moettawakkil, Parthamaspates
Perzische hoofdstad - Teheran
Perzische inhoudsmaat - artaba
Perzische keizer - Sjah.
Perzische keizer - Cyrus, Cambyses, Darius, Ardasjiz, Sapor, Kobad, Chrosroës, Jezdegerd, Caspyor
Perzische keizerin - Farah, Soraya
Perzische landvoogd - satraap
Perzische lijfwacht - trawant
Perzische munt - abas, dareik, rial, toman
Perzische oude lengtemaat - parasang
Perzische oude taal - Pehlevi
Perzische paliszaal - iwan
Perzische provinciale gouverneur - satraap
Perzische provincie - Fars, Isfahan, Khoezistan, Khorassan, Kirmansjahan, Koerdistan, Mazandaran
Perzische schriftvariant - talik
Perzische stad - Choi
Perzische vorst - sjah
Perzische vorstenzetel - pauwentroon
Perzische zijde - ablaue, ardassine
Perzische zonnegod - Mitras, Mithras
Pesach - Pasen
pesante (muz.) - slepend, zwaarwichtig
Pescadores, een der - Peng-hoe
pessem - kweek
pessimist - kniesoor, zwartkijker
pessimistisch - zwartgallig
pest - epidemie, pestilentie
pest, door gezwollen lymfeklier - buboon
pestel - molenroede, stamper
pesten – jennen, judassen, kliern, kwellen, narren, negeren, plagen, sarren, tarten, treiteren
pesterij - gesar, getreiter
pesthuis - lazaret
pestkop – kweller, plaaggeest, sar, treiter(aar)
pestman - lijkendrager
pestvogel - bombycillidae, zijdestaart
pestziekte - epidemie, pestilentie
pet - begrip, hoofddeksel, inzicht, knudde, nietswaardig, verstand
peter – doopvader, peetoom
peterselie - eppe
pethidine – dolantine
petieterig – klein, pietluttig
petileren - blinken, fonkelen, paarlen,parelen, schitteren
petitie - adres, rekwest, request, smeekbede, smeekschrift, verzoek
petitum - conclusie
petoet - bajes, bak, cachot, cel, gevang (enis), lik, nor,
petroleum - aardolie, gasoline, kerosine, nafta, olie, peterolie, petrolie, peut,
petroleumaandelen - olies
petroleumauto - tankwagen
petroleumbrander - primus
petroleumether – ether, nafta,
petroleumschip - tanker
pets - klap, Iel, mep, pats, slag, tik
petsen - klappen, slaan
petticoat - onderrok
petto (In) - bewaren, tegoed
pet zonder klep - pots
peukel - baardje, bobbel, puistje
peukje - eindje, stompje
peul - schil
peulerwt - keker
peulvrucht - boon, (dop)erwt, flageolet, kapucijner, keker, linze, lupine, slaboon, snijboon, tuinboon, wikke
peun – klap, mep, stoot
peur – wormentros
peuren – peuteren, roeren, wroeten
peurkwast - lamprei, prik
peut - klap, opdoffer, opstopper, stomp, stoot
peut – benzine, petroleum, terpentine
peuter – baby, dreumes, kind, uk(kepuk)
peuteraar - muggenzifter
peuteren - beuzelen, friemelen, frunniken knoeien, mieren, mullen, peuren, poken, pulken, punniken, wroeten
peuterig - kriebelig, klein, popperig, prutserig
peuzel – treuzelaar
peuzelen – eten, happen, knabbelen, snaaien
pezel – graanzolder
pezen – hardrijden, zwoegen
pezerik - bullenpees
pezig - taai, tendineus, vezelig
p.f. - m.g.
phantasie - verbeelding
phenol - cabolzuur
Philippijnen, een der - Mindanoa
Phlippijnse inwoner - Filippino
Philippijnse munt - peso
Phoenicische zonnegod - Bel
Phoenix-eilandn, een der - Canton, Enderbury
phosphorus - p., fosfor
Phrygische godin - Cybele
Phytolaccacee - karmozijnbes
piama - nachtkleding, pyama
pianist – musicus, muzikant, pianospeler
piano, soort - clavecimbel, clavichord, klavier, pianola, vleugel
pianocompositie - sonate, toccata
pianohamertje - tangent
pianokrukje - taboeret
pianola – fonola
pianospeler - pianist
pianostemmer - accordeur
pianostuk met orkestbegeleiding - pianoconcert
plinostuk voor vier handen - quatremains
pianowerk - sonate, sonatine, toccata
Piaristen - S.P.
pias - clown, dwaas, grapjas, grappenmaker, grullenmaker, guit, hansworst, harlekijn, klown, kwant, kwibus, alloot, nar, olijkerd, paljas, pierrot, potsenmaker, rare, snaak, zot
piassava - palmyra
piassig - gek, kluchtig
piazza (It.) - plein, marktplein, straat
Picardië, stad in - Abbeville, Aniens
Picareske roman – schelmenroman
piccolo – fluit, liftjongen
pick-up - grammofoon, pathefoon, platenspeler, vrachtauto,
picobello - uitstekend
picturaal - schilderachtig
piedestal - voetstuk, pedestal
pief – kerel, man
piek – bergtop, gulden, lans, prik, punt, speer, spies, spits, steek, top, uitschieter
pieken - prikken, steken
piekenier – spiesdragen
piekenval - dirk, gaffeltoptouw, nokkeval
piekeraar – stakker, tobber
piekeren – denken, dubben, kniezen, mijmeren, nadenken, peinzen, prakkeseren, puzzelen, suffen, tobben
piekgras - liesgras
piekuur - spits
piekijzer - geus, gieteling
pielepoot - ooievaar
pienter - bijdehand, gevat, gewiekst, gis, glad, goochem, helder, intelligent, kien, link, scherpzinnigschrander, slim, sluw, snugger, spits, uitgerekend, uitgeslapen, vernuftig, verstandig
piepend geluid - gepiep
pieper - aardappel, anthus, lokfluitje, muis, patroon, verklikker verrader
pier - (aard)worm, havendam, havenhoofd, losplaats, moelje, strekdam, wandelhoofd, regen(worm), wurm,
piere - kot, val, huis; vogelknip
pierement - draaiorgel
pierenbakje - patroontas
pierenverschrikkertje - borreltje
pierewaaien - bambocheen, boemelen, stappen
pierewaaier - boemelaar, doordraaier, fuifnummer, losbol, zwierbol
pierewiet – grappenmaker
pierig – wormstekig
pioerrot – clown, hansworst, nar, pias
piet – kanarievogel
pieterig – klein, min, peuterig, tenger
piëteit - verering, vroomheid
pieterig - klein, min, tenger
pietervissen - trachinidae
piëtisterij - femelarij
pietlut – krent, krentenweger
pietluttigheid - angstvalligheid, kleingeestigheid, kleinzieligheid, krenterigheid, scrupulositeit
pietsie - iets, priegeltje, snufje
pietsje – beetje, kleinigheid
pieus - godvruchtig, vroom
piezel - beetje
pigment - kleurstof
pigmentgezwel - melanoom
pigmentloze - albino, witteling
pij - habijt, monnikskleedopperkleed, overkleed
pijjekker – wambuis, zeemansjas
pijl - flits, schicht, wegwijzer
pijldraak - draakvis
pijler - drager, kolom, (steun)pilaar, stut, zuil
pijlkruid - sagittaria
pijlschans - flêche
pijlsteen - belemniet
pijlwichelarij - belomantie
pijlwortel - arrownoot
pijn – droefheid, leed(wezen), lijden, smart, verdriet, wee, zeer, zielensmart
pijn achteraf - napijn
pijn doen - bezeren
pijn hebben - lijden
pijn in de beenderen - astealgie
pijn in de gewrichten - jicht, omalgie, reumatiek
pijn in de hartstreek - angina pectoris, hartbeklemming, stenocardie
pijn in de heup - heupjicht, ischias
pijn in de lendenspieren - spit
pijn in de lever - hepatalgie, hepatitis
pijn in de milt - splenalgie
pijn in de schouderstreek - omalgie
pijn in een gewricht - jicht, onalgie
pijn in het heupgewricht - coxalgie, coxodyni
pijnappel - denappel
pijnappelklier - epifyse, hypofyse
pijnbank – folterbank, tortuur
pijnbankje – fattul
pijnboom - ceder, cipres, den, lariks, lork, mast, spar
pijnen – kwellen, persen
pijngevoeligheid - algesie
pijnigen - folteren, grieven, kastijden, kwellen, kwetsen, martelen, mishandelen, tormenteren, steken, teisteren, verwonden-
pijniger - folteraar, kweller
pijniging - kwelling, marteling, tortuur
pijnlijk – gevoelig, hachelijk, lastig, moeilijk, netelig, nijpend, onaangenaam, penibel, schrijnend, smartelijk
pijnlijk aangedaan – gegriefd, gekwetst
pijnlijk drukken – knellen
pijnlijk en scherp - stekend
pijnlijk gevolg - nawee
pijnlijk ongemak – hoofdpijn, kiespijn, spit
pijnlijk voorval - scène
pijnlijke gewaarwording – scheut
pijn of kommer - leed
pijn ondervinden - lijden
pijnlijke samentrekking - kramp, spasme, stuip
pijnlijke zwelling - bof, buil, bult
pijnstillend - kalmerend, pijnbedarend, pijnverzachtend, sedatief
pijnstillend middel – analgeticum, aspirine, calmans, fenacetine, morfine, opium, palliatiefsaridon, sedatief
pijn, verdwenen - analgesie
pijp - ader, buis, cilinder, fluit, koker, leiding, orgelpijp, riool, roer, schacht, tuit,
pijp om vuur aan te blazen - balg, blaas
pijp uit Zuid-Holland - gouwenaar
pijp van een ketel - tuit
pijpen – fluiten
pijpengaal – kruiwagen
pijpenla - slurf
pijpenwroeter – kloker, pijpuithaler
pijper - fluitspeler
pijphout - bruyère
pijpje – buisje
pijpje kinabast – snitsel
pijpkan - nun
pijp om vuur aan te blazen - blaasbalg
pijpsoort - doorroker, bruyère, gouwenaar
pijptabak - mixture
pijpuithaler – pijpenpeuter
pijpverbinding – koppel, mof, nippel
pijpzwart - roet
pijpzweer – fistel
pijzel - graanzolder
pik – deukje, droefheid, haat, houweel, steek, verdriet, wrok,
pikant - bits, gekruid, gepeperd, gewaagd, hartig, jaloers, prikkelend, scherp, schuin, vinnig
pikante dans - striptease
pikante saus - ketchup, Worcester
pikante saus bij nasi - soja
pikbroek - matroos, zeeman
pikdonker – aardedonker, stikdonker
pikeren - boeien, doornaaien, krenken, prikkelen, steken, stikken
piket – brandwacht, paaltje
pikeur - paardenafrichter, rijmeester, Jockey,vrouwenjager
pikhouweel - bikkl, hak, pik
pikkel – been, stip(pel)
pikkelen – hinken
pikken – afjatten, gappen, kapen, ontvreemdenpakken, roven, stelen, toeeigenen, wegkapen, wegnemen, wegpakken
pikker – rover, steler, zakkenroller
pikketanisje - afzakkertje
pikrinezuur, zout van – pikraat
pikzwart - gitzwart
pil - dragee
pilaar - kolom, paal, penant, pijler, pilaster, stijl, stut, zuil
pilaar in de gedaante van een man - atlant
pilaar in de vorm van een vrouw - kariatide
pilaarbijter - schijnheilige
pilaarheilige - styliet
pilaarhoofd - kapiteel
pilaartafeltje – console
pilaster – kolom, pilaar, zuil
pilatusvisje - pitvis
pileermachine - wrijfwals
pillendraaier - apotheker. scarabaeus
pillenzaad, tot- bewerken - pilleren
piloot - aviateur, luchtvaarder, vliegenier, vlieger
pilvarenachtigen – marsileaceën
piment - jamaicapeper
pimpelaar - drinker, drinkebroer, zuiplap
pimpelmees - blauwmees
pimpernel - bevernel, guichelheil
pimpernelroos - duinroos
pimpernoot - pistache
pimpernootachtigen - stapgyleaceeën
pin - bout, drevel, keg, klamp, nagel, pen, prang, punt, spie, spijker, staaf, stift,
pinacee -
3 pijn
4 arve, lork, mast, spar
5 abies, ceder, larix, picea, pins, tsuga,
6 cedrus
7 bergpijn, douglas
8 kamerden
9 zilverden
pinakel - fiaal, siertorentje
pinang - areka(palm), betel
pince-nez - knijpbril, lorgnet
pincet - tangetje
pinda - aardnoot, apenoot (je). olienoot (je)
pinegel – stekelvarken
pingel – strafschop
pingelaar – beknibbelaar, dribbelaar
pingelen – afdingen, dribbelen, marchanderen
pingping – duiten, geld
pingpong - tafeltennis
pinguins – spfenisci
pink – bokje, oogwenk
pinkelen - flonkeren, tintelen, turen, schitteren, twinkelen
pinken – flikkeren, knipperen
pinkers - oogharen, wimpers
pinkops - katoenafval, poetskatoen
Pinksteren - sinxen
pinksteranjelier - grasanjer
pinksterbloem - veldkers
pinkstergebruik - kallenmooi
pinksterlummel - luilak
pinksternakel - pastinaak
pinksterroos – pioen
pinnetje – staafje
pinnig – bazig, fel, haaiig, schriel, zuinig
pinnig of stekelig – venijnig
pinot - wijnstok
pint - beker, bierglas, glas, kan, kelk, kom, kroes, nap, pul
pinten – drinken
pinter - drinker
pioenroos – paeonia, pinksterroos
pion - schaakstuk
pionier - baanbreker, schansgraver, voortrekker
pionieroos – pioen
pios – pikhouweel
piot - hoofdluis
pippeling – goudappel
pipet - zuigbuisje
pips - betrokken, bleek, bleu, flets, lusteloos, mat, onwel, wit(jes), ziekelijk
piraat - bandiet, boekanier, kaper, misdadiger, zee(rover), zeeschuimer
piraatje - sigaret
piraidale spits van een pinakel – kapel
piramide - grafmonument
piramide, kleine - piramidion
piranha - serrasalmo
piratenzender - etherpiraat
piraterij - zeeroverij
pisafdrijvend - diuretisch
pisang – bacove, banaan
pisangteelt - bacovencoltuur
pisbuis - urethra
pisbak - urinoir
pisces - vissen
pissebed - isopodum, keldermot, roesje
pissen - urineren, wateren
pissoir - urinoir
pistache - pimpernoot, knalbonbon
piste - arena, baan, circuit, hippodroom, menage, parcours, racebaan, renbaan, skibaan, wielerbaan
pistolet – tekenmal
piston – knalpatroon, ventiel
pistool - Browning, Luger. F.N.
pistool – blaffer, browning, revolver
pistool van Volta - knalgaspistool
pistoolfoedraal - holster
pit – binnenste, energie esprit, fut, gasbrander, geest, geestkracht, humor, kern, kiem, korrel, kracht, kuiltje, merg, spirit, vlammetje, zaadkorreltje
pit van appelen en steenvruchten - keest
pit van groter vruchten  steen
pit van lamp  kous
pitoor  roerdomp, wouwaapje
pitriet - rotanstengel
pits  nijp, kneep
pitsen – prikken
pitstang - nijptang
pitte - agave, aloë, pita
pitten  dutten, inkuilen, maften, meuren, putten, slapen
pittig - aantrekkelijk, aardig, energiek, geestig, flink, kernachtig, krachtig, lief, sententieus, snedig
pittig en geurig - kruidig
pittoresk  schilderachtig
pit van een lamp – kous, wiek
piu allegro - sneller
piu forte - krachtiger, sterker
piu moto - opgewekter, vlugger
piu stretto - haastiger, korter, sneller
plaag  bezoeking, gesel, hinder,kastijding, kwelling, last, onheil, overlast, pest(kop), ramp, straf, ziekte
plaag der mensheid  oorlog, ziekte
plaaggeest - demon, duivel, jenner, judas, kwelgeest, kwelduivel pestkop, sar, treiter(aar)
plaagziek – ontdeugend, sarrig
plaan - strijkbout
plaat  blad, ets, gravure, ondiepte, prent, zee
plaat in een boek of tijdschrift  illustratie
plaat in steendruk  litho, steengravure
plaat van een handpers  degel
plaat van vezelstof  hardboard
plaatje – afdruk, dia, foto, prentje
plaatje aan een tamboerijn - rinkel
plaatje aan vissenhuid  schub
plaatje metaal  lamel (le)
plaatje schieten  fotograferen, kieken
plaatjesverhaal  beeldroman, strip
plaatjeszwam  amaniet
plaatkieuwigen - schelpdieren
plaatletterdruk  stereotypie
plaats  buurtschap, gebied, gehucht, gemeente, dorp, oord, plein, plek, positie, ruimte, stad, ste(d)e,streek, vlek
plaats aan de Aa (N.Br.)  Berlicum Dinther, Donk, Erp, Heeswijk, Someren, Veghel
plaats aan de Adriatische Zee  Ancona, Bari, Brindisi, Dubrovnik, Durrès.Toronto, Rimini, Split, Triest, Venetië
plaats aan de afgedamde Maas - Aalburg, Andel, Speijk, Veen
plaats aan de Amazone  Manaus, Marajo Obidos, Tabatinga
plaats aan de Amer  Geertruidenberg, Raamsdonkveer
plaats aan de Amoer  Aigoen, Bikin, Chabarowsk, Nachoda
plaats aan de Arabische Zee  Alappi Bombay, Calicut, Karachi, Mangaluru, Murbal, Surat
plaats aan de Arno  Florence, Pisa
plaats aan de Brahmaputra  Dacca, Sadiyna
plaats aan de Cumberland  Nashville
plaats aan de Dedemsvaart  Ane, Balkbrug, Dedemsvaart, .Den Hulst, Hasselt
plaats aan de Dnjepr - Chersen, Dnjepropetrowsk, Kiev, Krementsjoeg
plaats aan de Dnjestr - Mogilef, Odessa
plaats aan de Don  Rostow
plaats aan de Donau - Bazias, Belgrado, Boedapest, Braila, Bratislawa, Calafat, Cernavado, Corabia, Esztergom, Galatsi, Giargla, Ismall, Gioergioe, Krems, Linz, Lom, Negotin, Orsjova, Passau, Prachowo, Regensburg, Roesse, Silistra, Tjerdavoda, Ulm, Wenen, Widin
plaats aan de Donetz  Bjelgorod, Charkof, Kramatorsk, Loegansk
plaats aan de Douro - Aranda, Lamego, Porto, Sera, Zamore
plaats aan de Dwina - Archangelsk, Kotlas
plaats aan de Ebro - Caspe, Logrono, Tortosa, Tudea, Zaragoza
plaats aan de Elbe  Decin, Dresden, Hamburg, Lodemenca, Magdeburg, Praag, Wittenberge, Wittenberg
plaats aan de Eufraat - Hille, Hit, Nasiria
plaats aan de Ganges - Benares, Kanpur
plaats aan de Garonne  Agen, Bordeaux, Marmande, Toulouse
plaats aan de Giuba  Chisimajo
plaats aan de Guandalquivir  Cordoba, La Palma, Montoro, Palos, Sevilla
plaats aan de Hoangho  Paotou, Tsinam
plaats aan de Hollandse IJssel - Capelle, Gouda, Gouderak, Haastrecht, Hekendorp, Krimpen, Montfoort, Nieuwerkerk, Ouderkerk, Oudewater, Snelrewaard, IJsselstein, Willeskop
plaats aan de Hogeveensevaart - Hoogeveen, Meppel, Nieuweroord, Zwinderen
plaats aan de Hudson  Albany
plaats aan de IJssel  Brummen, Deventer, Dieren, Doesburg, Giesbeek, Kampen, Olst, Spoolde, Voorst, Wijhe, Windeshelm, IJsselmuiden, Wijhe, Zutphen
plaats aan de Indus - Karachi, Sukkur
plaats aan de Inn - Innsbruck, Kufstein, Landeck
plaats aan de Jangtsekiang - Nanking, Sjasi, Wan, Woehan
plaats aan de Jenissel - Doedinka, Krasnojarsk
plaats aan de Kaspische Zee  Bakoe
plaats aan de Lek - Ameide, Ammerstol, Krimpen, Lekkerkerk, Vianen, Vreeswijk
plaats aan de Lena  Sangar, Jakoetsk
plaats aan de Limpopo  Guija
plaats aan de Loire - Angers, Blois, Nantes, Orlèans, Tours,
plaats aan de Maas  Eisden, Grave, Luik, Maasbracht, Maastricht, Mook, Ravenstein, Roermond, Sedan, Stevensweert, Tegelen, Venlo, Verdun
plaats aan de Mackenzie  Wrigley
plaats aan de Magdalena - Barranquilla, Neiva
plaats aan de Main - Frankfort, Würtzburg
plaats aan de Marne  Nesle
plaats aan de Middellandse Zee - Alexandrië, Algiers, Alicante, Almeria, Ancona, Antibes, Barcelona, Beiroet, Benghazi, Bizerte, Bone Brindisi, Cannes, Cartagena, Catania, Ceuta Dubrovnik, Durrès, Genua, Gaeta, Haïfa, Livorno, Malaga, Marseille, Messina, Monaco, Napels, Nice, Oran, Orbetello, Ostila, Palermo, Port Saïd, Savona, Salerno, Siracusa, Split, Rimini, Tobroek, Toronto, Toulon, Trapani, Triest, Tripoli, Tripoli (Af.), Tunis, Valencia, Venetië
plaats aan de Missouri  Omaha
plaats aan de Moezel  Metz, Thionville, Trier
plaats aan de Moldau  Praag.
plaats aan de Murray  Bourke, Darling, Wentworth
plaats aan de Niers  Goch
plaats aan de Niger  Bamako, Niamey, Tombouctou
plaats aan de Nijl  Assoean, Berber, Kairo, Khartoem Kodok
plaats aan de NJemen  Kaunas, Sowjetsk
plaats aan de Noordzee  Aberdeen, Bergen Berwick, Cuxhaven, Dover, Bremerhaven, Duinkerken, Dundee, Emden, Esbjerg, Folkestone, Grimsby, Harwich, Huil, Katwijk, Lowestoft, Margate, Noordwijk, Ostende, Ramsgate, Scarborough, Scheveningen, Stavanger, Sunderland, Wilhelmshafen, IJmuiden, Zandvoort
plaats aan de Ob  Barnaul, Narym, Nowosibirsk
plaats aan de Oder - Frankfurt, Stettin, Wroclaw
plaats aan de Oeral - Goerjew, Oeralsk
plaats aan de Ohio - Pittsburgh
plaats aan de Oostzee  Gävle, Gdansk, Gdynia, Haparanda, Härnösand, Helsinki, Kalingrad, Karlskrona, Kiel, Leningrad, Lulea, Malmö, Memel, Riga, Stockholm, Sundsvall, Talin, Turku, Umea, Vaasa, Wiborg
plaats aan de Oranjerivier  Hopetown, Upingtown
plaats aan de Orinoco  Tucupita
plaats aan de Paraguay  Asuncion
plaats aan de Parana  Posadas
plaats aan de Po  Cremona, Piacenza, Turijn
plaats aan de Rhône  Arles, Avignon, Genève, Lausanne, Lyon, Martigny, Orange, Valence, Vienne
plaats aan de Rijn - Arnhem, Bazel, Bingen, Bonn, Bregenz, Chur, Duisburg, Dusseldorf, Emmerik,Keulen, Koblenz, Lobith, Ludwigshaven, Mainz, Mannheim, Martigny, Oosterbeek, Rhenen, Schaffhausen, Straatsburg, Wageningen
plaats aan de Rode Zee  Aden, Djeddah, Suez
plaats aan de Rovuma - Mtwara
plaats aan de Seine - Corbeil, Melun, Parijs, Rouen
plaats aan de Senegal  Bakel, Kaédi, Kayes
plaats aan de Stille Oceaan - Seattle
plaats aan de Syr Darja - Nowokazalinsk, Tasjkent
plaats aan de Taag - Abrantes, Toledo
plaats aan de Theems  Eton, Londen, Oxford, Reading
plaats aan de Theiss  Szeged, Szolnok, Tokaj
plaats aan de Tigris  Amara, Bagdad, Mosoel
plaats aan de Uruguay - Concordia, Salto
plaats aan de Vecht  Ane, Breukelen, Dalfsen, Gramsbergen, Hardenberg, Loenen, Maarsen, Muiden, Nigtevecht, Ommen, Utrecht, Weesp
plaats aan de Weichsel  Krakow, Tezew, Torun, Warschau
plaats aan de Wezer  Bremen, Minden, Nienburg, Verden
plaats aan de Wolga  Astrakan, Engels, Gorki, Kazan, Koejbisjew, Saratow, Wolgograd
plaats aan de Zambezi  Sena, Tete, Zumbo
plaats aan de Zwarte Zee  Batoemi, Odessa, Poti, Sebastopol
plaats aan het AmsterdamRijnkanaal  Amsterdam, Maarsen, Tiel, Utrecht
plaats aan het ApeldoornDierenskanaal  Apeldoorn, Dieren, Eerbeek, Soeren
plaats aan het Gardameer  Riva
plaats aan het IJsselmeer  Andijk, Den Oever, Elburg, Enkhuizen, Harderwijk, Harlingen, Hindelopen, Hoorn, Huizen, Lelystad, Lemmer, Makkum, Marken, Medemblik, Monnikendam, Muiden, Muiderberg, Spakenburg, Stavoren, Urk, Volendam, Warder
plaats aan het Julianakanaal - Bunde, Elsloo, Maasbracht, Maastricht, Stein, Wessem
plaats aan het Markermeer - LelystadMarken, Volendam, Warder
plaats aan het Twentekanaal  Almelo, Ampsen, Enschede, Hengelo, Lochem, Weldam, Zutphen
plaats aan het Wilhelminakanaal - Dongen, Breugel, Lieshout, Oirschot, Oosterhout, Son, Tilburg
plaats bekend door glasblazerijen - Leerdam
plaats bekend door plassen - De Kaag, Loosdrecht, Reeuwijk, Sneek, Vinkeveen
plaats bekend door slag van Napoleon  Arcole, Asperen, Austerlitz, Jena, Ulm, Wagram, Waterloo
plaats bepalen – lokaliseren, oriënteren
plaats bepaling - locatie
plaatsbewijs - kaartje
plaats beroemd om zeeslag in de Middenlandse zee  Lepanto
plaats bekend om zijn paardenrennen in Engeland - Ascot, Derby, Epsom,
plaatsbeschrijving - topografie
plaats bij Alkmaar  Heiloo, Oudorp
plaats bij Amsterdam  Amstelveen, Diemen
plaats bij Arnhem  Elten
plaats bij Breda  Chaam, Etten, Leur
plaats bij Bussum  Naarden
plaats bij Delft  Delfgaauw
plaats bij Den Haag  Loosduinen, Rijswijk, Voorburg
plaats bij Gorkum  Arkel
plaats bij Gramsbergen  Ane
plaats bij Haarlem  Heemstede, Aerdenhout, Bloemendaal, Overveen, Spaarndam
plaats bij Hilversum  'sGraveland, Laren
plaats bij Horst  America
plaats bij Jeruzalem  Bethlehem
plaats bij Lausanne  Ouchy
plaats bij Leiden  Leiderdorp, Oegstgeest, Rijnsburg
plaats bij Lissat - Estoril
plaats bij Los Angeles  Pasadena
plaats bij Marum - Nuis
plaats bij Nijmegen  Beek, Groesbeek, Lent
plaats bij Parijs  Sevres, St. Germain, St. Denis, Versailles,
plaats bij Rome  Ostia
plaats bij Rotterdam - Barendrecht, Capelle, Hoogvliet, Kethel, Rhoon, Schiedam
plaats bij Soestdijk  Baarn
plaats bij Triëst  Udine
plaats bij Utrecht  Bilthoven, Bunnik, Jutphaas, Vechten, Vleuten, Zeist, Zuylen,
plaats bij Venlo  Tegelen
plaats bij Wageningen - Ede
plaats bij Zwolle  Hattem, Ottersum, Westenholte
plaats boven handgewricht  pols
plaats bij de monding van de Rhône  Arles
plaats bij de Ned.Duitse grens - Aalten, Bellingwolde, Denekamp, Elten, Groesbeek, Vaals, Vlodrop
plaatselijk - lokaal
plaatselijk heersende ziekte – endemie
plaatselijke taal – dialect
plaatselijke wedstrijd – derby
plaatselijke zwelling – bobbel, buil, bult, gezwel, puist, kukkel, zweer
plaats en regentschap op Java - Tegal
plaats in Afghanistan  Herat, Kaboel, Kabul, Kandahar
plaats in Afrika  Algiers, Caïro, Dakar, Durban, Fairbanks, Fes, Kaapstad, Lagos, Oran, Pretoria, Tanger
plaats in Alaska  Anchorage, Barrow, Circle, College, Cordova, Douglas, Fairbanks, Juneau, Nome, Seward, Tanana, Teller, Valdez
plaats in Albanië –
3 Lin
4 Fier, Klos, Lesh
5 Berat, Dukat, Fier, Klos, Korce, Krajë, Kruje, Kukes, Vlonë,
Vorre
6 Burrel, Dukat, Durrës, Kavaje, Korcë, Permet, Tirana
7 Elbasan, Shkoder, Sarande
8 Konispol, Tepelene,
9 Progradec
11 Gjinokaster,
plaats in Algerije  Adrar, Algiers, Annaba, Batna, Béchar, Bidon, Bone, Biskra, Constantine, Djanet, Djelfa, Edjeleh, Ghardaia, Igli, Konstantina, Oran, Reggane, Saida, Skikda, Tamanrasset, Timimoun, T
indouf, Tlemcen, Touggourt
plaats in Amerika –
4 Elko, Enid, Erie, Gary, Lima, Reno, Rome, Waco
5 Akron, Alton, Boise, Butte, Dover, Gargo, Flint, Logan,
Macon, Miami, Minot, Ogden, Omaha, Provo, Salem, Tampa,
Tulsa, Utica
6 Albany, Austin, Bangor, Biloxi, Bisbee, Camden, Canton,
Casper, Boston, Dallas, Dayton, Denver, Duluth, Durham,
Elpaso, Eugene, Fresno, Helena, Joliet, Joplin, Laredo,
Lawton, Lorain, Mobile, Monroe, Nawark, Odessa, Oxnard,
PeoriaPierre, Pueblo, Racine, Salina, Tacoma, Temple,
Toledo, Topeka, Tucson, Winona
7 Abilene, Alamosa, Ashland, Astoria, Atlanta, Augusta,
Baycity, Boulder, Bristol, Buffalo, Chicago, Concord,
Daytona, Decatur, Detroit, Dubuque, Durango, Emporia,
Everett, Gadsden, Greeley, Hibbing, Houston, Jackson,
Kenosha, Lajunta, Lansing, Lincoln, Lubbock, Madison,
Medford, Memphis, Meriden, Milford, Newport, Newyork,
Norfolk, Norwalk, Norwich, Oakland, Olympia, Orlando,
Ottumwa Paducah, Parsons, Phoenix, Raleigh, Reading,
Redbank, Roanoke, Roswell, Sanjose, Santafe, Seattle,
Saginaw, Shawnee, Shelton, Spokane,Trenton, Warwick,
Wichita, Winsted
8 Aberdeen,Amarillo, Anaconda, Appleton, Beaumont,
Berkeley, Billings, Bismarck, Carlsbad, Cheyenne, Columbia,
Columbus, Cranston, Danville, Escanaba, Freeport, Gilette,
Glendale, Goodland, Greenbay, Hannibal, Hartford, Lakeland,
Lasvegas, Lewiston, Meridian, Millburn, Missoula, Monterey,
Muskegon, Muskogee, Newhaven, Oakridge, Pasadena,
Paterson, Portland, PrescotRichland, Richmond, Rockford,
Rokport, Sandiego, Sarasota, Savannah, Scranton, Sheridan,
Stamford, Sterling, Stockton, Superior, Syracuse, Trinidad,
Waterloo, Wertserly
9 Allentown, Asheville, Baltimore, Belligham, Charlotte,
Cleveland, Covington, Davenport, Desmoines, Flagstaff,
Fortdodge, Fortmyers, Fortsmith, Fortwayne, Fortworth,
Frankfort, Galveston, Kalamazoo, Knoxville, Lascruces,
Lexington, Longbeach, Losalamos, Lynchburg, Manhattan,
Masoncity, Milescity, Milwaukee, Nashville, Palmbeach,
Pensacola, Pinebluff, Pocatello, Rapidcity, Richfield,
Ridgewood, Riverside, Rochester, Sandpoint, Sheboygan,
Sintlouis, Siouxcity, Southbend, Texarcana, Texarkana,
Twinfalls, Vicksburg, waterbury
10 Alexandria, Batonrouge, Birmingham, Bridgeport, Burlington,
Carsoncity, CharlestoneCincinati, Cumberland, Evansville,
GrandforksGreatfalls, Greensboro, Greenville, Hagerstown,
Harrisburg, HotspringsHuntington, Huntsville, Hutchinson,
Idahofalls, Jerseycity, Kansascity, Littlerock, Losangeles,
Louisville, Manchester, Middletown, Montgomery,
Montpelier, Morristown, Newbritain, Neworleans,
Panamacity, Pittsburgh, Plainfield, Portarthur, Providence,
Sacramento, Sanantonio, Shreveport, Siouxfalls, Terrehaute,
Torrington, Tuscaloosa, Wallawalla, Wilmington,
Youngstown
11 Albuquer, Bakerfield, Blytheville, Brownsville, Catonsville,
Cedarrapids, Chattanooga, Fortcollins, Gainesville,
Grandisland, Hattiesburg, Johnsoncity, Lakecharles,
Minneapolis, Northplatte, Parkersburg, Rocksprings,
Scottsbluff, Springfield, Tallahassee, Wallingford,
Westminster
12 Apalachicola, Arkans ascity, Atlanticcity, Fayetteville,
Independence, Indianapolis, Jacksonville, Niagarafalls,
Oklahomacity, Saltlakecity, Sanfrancisco, Santabarbara,
Wichitafalls
plaats in Anatolië  Adana
plaats in Angola – Benguela, Cuima, Dondo, Huambo, Kuito, Lobito, Luachimo, Luanda, Lubango, Luena, Malange, Matala, Namibe, Nzeto, Saurimo, Sumbe, Tombua, Uige
plaats in Arabië  Aden, ArRiaad, Medina, Mekka
plaats in Argentinië  Azaul, Azul, Buenosaires, Catamarca, Concordia, Cordoba, Corrientes, Deseado, Formosa, Jujuy, Laplata, Mendoza, Necochea, Olavarria, Parana, Rawson, Resistencia, Rosario, Salta, Sanjuan, Sanluis, Sarmiento, Tandil, Viedma
plaats in Armenië – Jerevan, Kirowakan, Leniakan
plaats in Aruba – Balashi, Druif, Noord, Oranjestad, Paradera, Savanet
plaats in Attica - Eleusis
plaats in Australië –
4 Sale,
5 Bowen, Dalby, Derby, Dubbo, Eucla, Laura, Moree, Moura,
Perth, Weipa
6 Albany, Birdum, Bourke, Broome, Ceduna, Darwin, Onslow,
Penong, Sidney, Wiluna, Winton, Zeehan
7 Augusta, Bunbury, Croydon, Dampier, Dongara, Emerald,
Forrest, Geelong, Grafton, Leonora, Lismore, Menzies,
Mildura, Northam, Preston, Walgett
8 Adelaide, Armidale, Ballarat, Brisbane, Canberra, Clermont,
Cooktown, Forsayth, Kingston, Laverton, Narrogin, Portland,
Roeborne, Wallaroo
9 Busselton, Carnarvon, Fremantle, Geraldton, Gladstone,
Herberton, Katherina, Kununurra, Melbourne, Newcastle,
Nhulumbuy, Normanton, ToowoombaWentworth
10 Bairnsdale, Coolgardie, Kalgoorlie, Townsville, Wollongong
11 Rockhampton, Warrmambool
plaats in Azrbeidzjan – Bakoe, Kirowabad, Sjeki, Sjemacha,
Soemgait, Stepanakert
plaats in Beieren  Augsburg, Bamberg, Coburg, Forchheim, Frickenhausen, Karlstadt, Kelheim, München, Neurenberg, Nürnberg, Regensburg, Rothenburg, Steingaden,
plaats in België –
2 As, Lo
3 Aat, Ans, Ath, Coo, Han, Mol, Spa
4 Amay, Asse, Baal, Boom, Bree, Doel, Donk, Dour,Geel,
Genk, Gent, Hoei, Lier, Lint, Luik, Meer, Mons, Niel, Nimy,
Olen, Paal, Perk, Reet, Vise, Zele
5 Aalst, Athus, Balen, Bevel, Bomal, Ciney, Damme, Dison,
Diest, Dison, Eeklo, Essen, Eupen, Gilly, Habay, Halen,
Halle,
Hamme, Heist, Heron, Ieper, Jumet, Kallo, Komen, Lauwe,
Lillo, Menen, Namen, Nijvel, Olmen, Quevy, Retie, Rotem,
Ronse, Sugny, Temse, Theux, Thuin, Tielt, Ukkel, Wavre,
Wezet, Yvoir
6 Aarlen, Beerse, Bergen, Bilzen, Binche, Blaton, Boekel,
Brecht, Brugge, Brussel, Chenee, Chimay, Couvin, Deinze, Deurne, Dinant, Duffel, Durbuy, Eisden, Ekeren, Elsene,
Esneux, Hamont, Izegem, Knokke, Lessen, Leuven, Lommel,
Marche, Ninove, Ougree, Perwijs, Poppel, Staden, Tienen,
Veurne, Virton, Wasmes, Wervik, Wolrijk, Wortel, Zinnik,
Zolder
7 Andenne, Ardooie, Antoing, Avennes, Berchem, Berlaar,
Bertrix, Beveren, Bocholt, Bredene, Brussel, Comines,
DePanne, Doornik, Edingen, Evergem, Essimay, Fleutus,
Gedinne, Halenzy, Hannuit, Hasselt, Hechtel, Herstal,
Heusden, Hoboken, Jemeppe, Kinrooi, Kontich, Kortrijk,
Lanaken,Laroche, Lebbeke, Limburg, Lokeren, Maaseik,
Malmedy, Marchin, Meeuwen, Merksem, Mortsel, Oedelem,
Petegem, Quenast, Schoten, Seraing, Torhout, Tremelo,
Waregem, Waterlo, Wijnegem, Zelzate
8 Aarschot, Arendonk, Assenede, Aywaille, Auvelais, Bastogne,
Beaumont, Bembloux, Beringen, Borgloon, Borgworm,
Bouillon, Bressoux, Bullange, Chatelet, Chievres, Floreffe,
Gembloux, Hoelaart, Jemappes, Kapellen, Kessel-Lo,
Klabbeek, Ledeberg, Lessines, Loenhout, Maldegem,
Marbehan, Mechelen, Merchtem, Messancy, Moresnet,
Neerpelt, Nivelles, Oostende, Overijsse, Overpelt, Paliseul,
Peruweiz, Stavelot, Tervuren, Tongeren, Turnhout, Verviers,
Vielsalm, Walcourt, Waterlo, Westerlo, Wevelgem,
Zaventem, Zomergem, Zonhoven, Zottegem, Zwevegem
9 Antwerpen, Beauraing, Charleroi, Florennes, Harelbeke,
Herentals, Kalmthout, Karlstadt, Libramont, Merelbeke,
Pepinster, Rochefor, Vilvoorde, Zandvliet, Zeebrugge
10 Anderlecht, Bastenaken, Geldenaken, Herbeumont,
Houffalize, Nieuwpoort, Oudenaarde, Passendale,
Rupelmonde, Willebroek, Zwijndrecht
11 Dendermonde, Eigenbrakel, Florenville, Mariembourg,
Neufchateau, Remouchamps, Tessenderlo
12 Leopoldsbrug, Maasmechelen
plaats in Bengalen  Barisal, Calcutta, Dacca, Madras, Rangoon
plaats in Bhutan  Punakha
plaats in Birma – Bassein, Bhamo, Henzada, Katha, Mandalay, Mogok, Prome, Myingyan, Rangoon, Pegu,
plaats in Boeotië  Thebe
plaats in Bolivia - Cochabamba, La Paz, Oruro, Potosi, Riberalta, Santacruz, Sucre, Tarija, Trinidad, Uwun
Plaats in Bosnië-Herzegovina – Banjaluka, Bihac, Gorazde, Mostar, Sarajevo, Srebrenica, Tuzla, Zvornik,
plaats in Botswana – Francistown, Gaborone, Lobatse, Mafeking, Maum, Molepolole, Serowe
plaats in Brazilië – Aracaju, Bahiea, Belem, Blumenau, Branganza, Brasilia, Campinas, Campos, Caratinga, Caravelas, Ceara, Cuiaba, Curitiba, Dourados, Forteleza, Ilhus, Lajes, Londrina, Macape, Maceio, Manaus, Maringa, Natel, Olinda, Para, Pelotas, Pernambuco, Petropolis, QuixadaRecife, Rio, Salvador, Santarem, Santos, Vitoria
plaats in Bulgarije - Asenowgrad, Boergas, Burgas, Haskovo, Jambol, Krdzjali, Lom, Lovec, Lovetsj, Nesebar, Pernik, Pleiten, Pleven, Plovdiv, Razgrad, Sofia, Sumen, Tolbuhin, Varna, Vidin, VracaVratsa
plaats in Burundi  Uujumbura
plaats in Cambodja – Battambang, Kampot, PhnomPenh
plaats in Canada  Calgary, Churchil, Cuppermene, Dawson, Edmonton, Halifax, Hamilton, Inuvik, Labrador, Montreal, Moosonee, Ottawa, Quebec, Regina, Saskatoon, Toronto, Vancouver, Victoria, Whitehorse, Windsor, Winnipeg, Yellowknife
plaats in Chili – Antofagasta, Arita, Calama, Caldera, Chillan, Clarencia, Concepcion, Corral, Lota, Osorno, Rancagua, Santiago, Talca, Talcahuano, Taltal, Temuco, Tocopilla, Valdivia,Valparaiso
plaats in China – Ansham, Boatou, Canton, Changchun, Chengdu, Fushun, Fushou, Haikou, Hanghou, Harbin, Hohhot, Honkong, Jilin, Jinan, Kanton, Kunming, Lanzhou, Lhasa, Liuzhou, Luda, Macau, Moetantjiang, Nanchang, Nanjing, Nanking, Nanning, Peking, Tianjing, Tientsin, Sjanghai, Suzhou, Tangshan, Tsjingtao, Xining, Yinchuan, Woehan, Wuhan,
plaats in Colombia – Barranquilla, Bogota, Bucaramanga, Buenaventura, Barranquilla, Cali, Cartagena, Cucuta, Ibague, Manizales, Medellin, Monteria, Neiva, Pasto, Popayon, Santamarta, Tumaco
plaats in Denemarken - Aarhus, Alborg, Arhus, Esbjerg, Fredericia, Grena, Hanstholm, Helsingör, Hobro, Holstebro, Horsens, Koge, Kolding, Kopenhagen, Korsör, Lemvig, Naestved, Nyborg, Nykobing, 0dense, Randers, Ribe, Ringkobing, Roskilde, Skagen, Skive, Svendborg, Tonder, Vejle, Viborg,
plaats in Drente –
3 Ane, Een, Ees, Elp, Erm, Yde,
4 Anlo, Eext, Elim, Gees, Lhee, Loon, Norg
5 Anloo, Annen, Ansen, Assen, Bunne, Dalen, Eelde, Emmen,
Erica, Exloo, Peelo, Peize, Pesse, Roden, Rolde, Sleen, Spier,
Vries, Wapse
6 Aalden, Balloo, Beilen, Buinen, Borger, Diever, Echten,
Gieten, Grollo, Meppel, Nietap, Odoorn, Oranje, Ruinen,
Smilde, Taarlo, Velthe, Wijster, Zeegse
7 Anderen, Drouwen, Ekehaar, Grollo, Havelte, Langelo,
Nijeveen, Orvelte, Uffelte,Vledder, Wachtum, Zweeloo
8 Alteveer, Donderen, Eursinge, Gasselte, Gasteren, Koekange,
Leggelo, Mantinge, Midlaren, Tinaarlo, Westdorp, Wittelte
9 Bronneger, Bruntinge, Coevorden, Dwingeloo, Hoogeveen,
Hooghalen, Laaghalen, Roswinkel, Schipborg, Schoonloo,
Veeningen, Werdinge, Zuidbarge, Zuidlaren, Zuidwolde,
Zwiggelte, Zwinderen
10 Buinerveen, Dieverbrug, Eexterveeen, Gieterveen,
Nieuwlande, Noordsleen, Oranjedorp, Roderwopde,
Ruinerwold, Schoonoord, Tiendeveen, Veenhuizen,
Wapserveen, Westerbork, Zwartemeer
11 Collendoorn, Eelderwolde, Fluitenberg, Klazinaveen,
Nieuweroord, Oosterbroek, Paterswolde, Schoonebeek,
Westervelde
12 Havetterbrug, Hoogersmilde, Kloosterveen, Odoornerveen
plaats in Duitsland –
3 Ems, Ulm
4 Aken, Bonn, Gera, Jena, Kiel, Lahr, Leer, Lohr, Prum
5 Duren, Emden, Essen, Fulda, Furth, Hagen, Halle, Heide,
Kleve, Mainz, Mayen, Peine, Regen, Diesa, Soest, Stade,
Trier, Varel, Wesel, Worms
6 Aurich, Bochum, Bremen, Coburg, Dessau, Erfurt, Greven,
Gronau, Kassel, Keulen, Lingen, Lubeck, Pankow, Passau,
Rostok, Siegen, Weimar, Wismar, Witten
7 Bocholt, Bottrop, Dresden, Emmerik, Hamburg, Koblenz,
Krefeld, Leipzig, Munchen, Munster, Postdam, Rostock
8 Augsburg, Cuxhaven, Dortmund, Duisburg, Freiburg,
Hannover, Luneburg, Mannheim, Nordhorn, Solingen,
Wurzburg
9 Bieleveld, Frankfort, Heilbronn, Karlsruhe, Offenbach,
Oldenburg, Osnabruck, Rudesheim, Stuttgart, Wiesbaden,
Wolfsburg, Wuppertal
10 Dillenburg, Dusseldorf, Heidelberg, Hildesheim,
Leverkussen, Neurenberg, Oberhausen, Regensburg,
Salzgitter, Travemunde, Wittenberg
11 Bremerhaven, Maagdenburg, Saarbrucken
12 Ludwigshafen, Wolfenbuttel
plaats in Duitsland aan de Donau - Ulm
plaats in Duitsland aan de Elbe - Dresden, Hamburg, Kuxhaven, Maagdenburg
plaats in Duitsland aan de Rijn - Bacharach, Bingen, Bonn, Duisburb, Düsseldorfmmerik, Keulen, Konlenz, Mainz, Mannheim, Wezel, Worms,
plaats in Ecuador  Ambato, Arnbato, Cuenca, Esmeraldes, Guayaquil, Loja, Machala, Portoviejo, Quito, Riobamba
plaats in een rij - nummer, numero
plaats in Egypte  Alexandrië, Aswan, Assoean, Asyut, Bahariya, Belbes, Belkas, Benha, Caïro, Charga, Dachla, Damiette, Desoeg, Farafra, Gizeh Idfina, 1smailia, Isna, Luksor, Mansoera, Sjwa, Siwa, Suez, Tanta, Zifta
Plaats in El Salvador – Launion, Ajacutla, Santaana, Sansalvador
plaats in Engeland –
3 Ely
4 Bath, Eton, Hove, Hull, York
5 Cowes, Crewe, Derby, Dover, Epson, Fowey, Goole, Leeds,
Luton, Neath, Poole, Selby, Truro
6 Bolton, Boston, Dudley, Durham, Exeter, Kendal, Londen,
Oxford, Torbay
7 Bedford, Belfast, Bristol, Cardiff, Chattam, Chester, Grimsby,
Halifax, Harwich, Ipswich, Lincoln, Margate,Newport,
Norwich, Preston, Reading, Rhondda, Swansea, Swindon,
Telford, Walsall, Windsor
8 Basildon, Bradford, Brighton, Coventry, Grantham, Hastings,
Hereford, Pembroke, Penzance, Plymouth, Solihull, Stratford,
Thurrock
9 Blackpool, Cambridge, Gateshead, Greenwich, Lancaster,
Leicester, Liverpool, Mansfield, Newcastle, Rotherham,
Salisbury, Sheerness, Sheffield, Stockport, Woceester
10 Barnstaple, Birkenhead, Birmingham, Bornemouth,
Cantenbury, Cheltenham, Colchester, Darlington, Folkestone,
Manchester, Nottingham, Portsmouth, Sunderland, Warrington
11 Northamton, Southampton
12 Chesterfield, Huddersfield
plaats in Epirus - Dodona
plaats in Engeland, bekend door paardenrennen  Ascot,
Derby, Epsom.
plaats in Eritrea – Akordat, Alghena, Asmara, Keren, Massawa, Teseney
plaats in Estland – Paldiski, Pjarnoe, Rakwere, Talinn,Tartoe, Walga
plaats in Ethiopië – Addisabeba, Aksum, Ankobar, Asmara, Assab, Dessie, Dilla, Gambela, Giniz, Gondar, Gore, Harar, Jimma, Kassala, Keren, Makalla, Massawa, Massoea, Negelli
plaats in Filipijnen – Aparri, Bacolod, Baguio, Basilan, Batangas, Butuan, Cagayan, Calbayog, Cebu, Cotabato, Dagupan, Davao, Iloilo, Laoag, Legaspi, Lucena, Manila, Surigao,Tarlac, Zamboanga
plaats in Finland – Abo, Emomtekio, Espoo, Forssa, Hamina, Hanko, Helsinki, Imatra, Inari, Ivalo, Joensuu, Kajaani, Karsamaki, Kasko, Kelloselka, Kemi, Kemijarvi, Kokola, Kolari, Kouvola, Kuopia, Lieksa, Mikkeli, Muonio, Nurmes, Oulu, Pierarsaari, Pori, Porkkala, Porvoo, Raahe, Rauma, Rovaniemi, Salo, Savonlinna, Seinajoki, Sodankyla, Taivalkoski, Tornio, Turku, Vaasa,
plaats in Flevoland – Almeren, Bant, Creil, Dronten, Emmeloord, Ens, Espel, Lelystad, Nagele, Rutten, Urk, Zeewolde,
plaats in Frankrijk –
3 Dax, Gap, Pau
4 Agde, Agen, Albi, Caen, Dijon, Dole, Laon, Lens, Lyon,
Metz, Nice, Sens, Sète
5 Arles, Arras, Blois, Brest, Digne, Douai, Lille, Macon,
Mende, Nimes, Niort, Parijs, Reims, Rijssel, Rodez, Rouen,
Sedan, Tours, Tulle
6 Amiens, Angers, Cahorst, Calais, Cannes, Chalon, Dieppe,
Elbeuf, Epinal, Menton, Nantes, Nevers, Rennes, Roanne,
Saumur, Tarbes, Toulon, Troyes, Verdun, Vienne
7 Antibes, Auxerre, Avignon, Belford, Beziers, Bourges,
Châlons, Corbeil, Le Havre, Limoges, Lorient, Lourdes,
Moulins, Orléans, Roubaix, Valence
8 Bergerac, Becancon, Biarritz, Bordeaux, Chartres, Grenoble,
Libourne, Marmande, Mulhouse, Narbonne, Poitiers,
Tarascon, Toulouse
9 Angouleme, Marseille, Perpignan, Rochefort
10 Duinkerke, Versailles
11 Chateauroux, Mompeliers
13 Fontainebleau,
plaats in Friesland –
3 Nes, Rijs
4 Arum, Balk, Boer, Heeg, Ijlst, Ried, Rien, Wier, Wons
5 Anjum, Baard, Beers, Boxum, Broek, Burum, Gaast, Garijp,
Grouw, Haule, Joure, Nijega, Peins, Piaam, Raard, Sneek,
Tijnje, Warga, Warnst
6 Akkrum, Bergum, Deinum, Dokkum, Echten, Elsloo, Hallum,
Idaard, Irnsum, Kollum, Koudum, Lemmer, Lollum, Makkum,
Marrum, Midlum, Oudega, Sloten, Stiens, Wierum, Winsum,
Wirdum, Workum, Zurich
7 Beetgum, Driesum, Dronrijp, Ferwerd, Hemelen, Holwerd,
Kubaard, Marssum, Oenkerk, Oostrum, Opeinde, Oudkerk,
Rauwerd, Sonnega , Tacozijl, Ureterp, Vinkega, Wartena,
Wolvega, Wommels
8 Berlicum, Birdaard, Bolzwart, Damwoude, Drachten,
Eesterga, Franeker, Gorredijk, Hommerts, Langweer,
Makkinga, Menaldum, Oldeboorn, Oudwoude, Roodkerk,
Stavoren,
Ternaard, Tietjerk, Wiewerd, Woudsend
9 Appelscha, Bakhuizen, Bakkeveen, Engwierum, Fochteloo,
Harlingen, Haulerwijk, Oldeboorn, OldehaskeOlterterp,
Oosterend, Sexbierum, Steggerda, Surhuizen, Terwispel,
Tjerkwerd, Tzummarum, Witmarsum
10 Akkerwoude, Buitenpost,Eernewoude, Haastrecht,
Hardegarijp, Heerenveen, IJsbrechtum, Langezwaag,
Leeuwarden, Munnekezijl, Noordwolde, Oostermeer,
Oranjewoud, Oudemirdum, Oudeschoot, Quatrebras,
Veenwouden
11 Allingawier, Boelenslaan, Donkerbroek, Hindeloopen,
Houtigehage, Murmerwoude, Oldeberkoop, Oosterwolde,
Oppenhuizen, Westergeest
12 Augustinusga, Echtenerbrug, Kollummerpomp, Lippenhuizen,
Nieuweschoot, Oostermahorn, Oosterwierum, Osingahuizen,
Poppingawier, Roordahuizen, Scherpenzeel, Schuilenburh,
Siegerswoude, Snakkerburen, Veenklooster
plaats in Gabon  Lambarene, Libreville
plaats in Gambia  Bathurst
plaats in Gelderland –
3 Ede, Epe
4 Alem, Asch, Beek, Deil, Eekt, Elst, Emst, Epse, Ewijk, Holk,
Lent, Loil, Oene, Spijk, Tiel, Tuil, Ulft, Velp, Wehl, Wilp
5 Aalst, Aerdt, Almen, Beesd, Buren, Deest, Didam, Driel,
Eefde, Elden, Etten, Gendt, Halle, Hedel, Horst, Joppe, Laren,
Meddo, Neede, Ratum, Rumpt, Stroe, Teuge, Uddel, Varik,
Vuren, Wamel, Weurt, Wezep
6 Aalten, Alphen, Arnhem, Azewijn, Bemmel, Brakel, Dieren,
Drempt, Drumpt, Druten, Duiven, Elburg, Enspijt, Ermelo,
Grieth, Haarlo, Hattem, Heerde, Hernen, Heumen, Heurne,
Kilder, Kotten, Lobith, Lochem, Loenen, Malden, Maurik,
Nijkerk, Ochten, Opijnen, Putten, Rekken, Renkum, Ressen,
Rheden, Rijswijk, Rossum, Ruurlo, Tonsel, Tricht, Twello,
Voorst, Vorden, Wijchen, Zeddam, Zelhem, Zetten, Zoelen
7 Alverna, Andelst, Angeren, Angerlo, Barchem, Beltrum,
Borculo, Bruchem, Brummen, Dreumel, Echteld, Eerbeek,
Ellecom, Elspeet, Erichem, Gameren, Gietelo, Gorssel,
Groenlo, Haaften, Heelsum, Hellouw, Hengelo, Herveld,
Heteren, Hierden, Horssen, Huissen, Hummelo, Kootwijk,
Leeuwen, Lienden, Meteren, Niersen, Niftrik, Nijmegen,
Ommeren, Otterlo, Stokkum, Terborg, Vaassen, Valburg,
Veessen, Wekerom, Zutphen
8 Atforst, Bennekom, Doesburg, Ederveen, Eibergen, Frankrijk,
Garderen, Giesbeek, Groessen, Harskamp, Herwijnen,
Hurwenen, Kekerdom, Kesteren, Leuvenum, Lievelde,
Lunteren, Niewaal, Nunspeet, Ophemert, Silvolde, Sinderen,
Terwolde, Tongeren, Ubbergen, Ugchelen, Wichmond,
Wolfheze, Zevenaar, Zieuwent, Zoelmond
9 Apeldoorn, Appeltern, Babberich, Barneveld, Batenburg,
Bergharen, Beuningen, Beusichem, Culenborg, Dinxperlo,
Dodewaard, Doornspijk, Doorwerth, Gaanderen, Geesteren,
Gelselaar, Groesbeek, Haalderen, Harderwijk, , Harreveld,
Heveadorp, Hulshorst, Ijzendoorn, Kerkdriel, Megchelen,
Millingen, NeerboschNetterden, Nieuwdorp, Oldebroek,
Opheusden, Pannerden, Rozendaal, Staverden, Terschuur,
Velddriel, Wadenoijen, Wapenveld, Warnsveld,
Zuilichemorst,
10 Amerzoden, Beekbergen, Bredevoort, Bronk, Buurmalsen,
Doetinchem, Gendringen, Hoenderlo, Hoevelaken,
Klarenbeek, Laagkeppel, Leuvenheim, Maasbommel,
Oostendorp, Oosterbeek, Overasselt, Ravenswaaij,
Rhiendern, Steenderen, Varseveld, Vierhouten, Wageningen,
Westendorp, Winterswijk, Zaltbommel
11 Doornenberg, Nederasselt, Nederhemert, Ommerenveld,
Oosterwolde, Voorthuizen, Waardenburg, Westervoort,
Zevenhuizen
12 Geldermalsen, Scherpenzeel
plaats in Gelderland en NoordBrabant  Aalst
plaats in Gelderland, NoordHolland en NoordBrabant – Laren
Plaats in Georgië – Batoemi, Koetaisi, Porti, Roestawi, Tbilisi
plaats in Ghana  Accra, Bolgatanga, Capecoast, Kumasi, Sekondi, Tema, Tamale
plaats in Griekenland – Argos, Arta, Athene, Chios, Delphi, Drama, Enez, Flotina, Kalabaka, Katerini, Kavala, Kilkis, Komotini, Korinthe, Kozan, Lamia, Lindos, Metsovon, Marathon, MetsovPatras, Pilos, Piraeus, Rodos, Serrai, Sparti, Tanagra, Thebe, Thessaloniki, Tropolis, Veroia, Xanthi
plaats in Groenland - Godthab, Ivigtut
plaats in Groningen –
4 Faan, Leek, Nuis, Spijk
5 Adorp, Baflo, Bedum, Haren, Leens, Marum, Ulrum, Wedde
6 Aduard, Beerta, Bierum, Blijham, Eenrum, Ezinge, Hellum,
Hemmen, Kolham, Meeden, Mussel, Opende, Rottum,
Stedum, Winsem
7 Delfzijl, Farmsum, Glimmen, Kantens, Niebert, Obergum,
Sauwerd, Tolbert, Veendam, Warffum
8 Alteveer, Bareveld, Drieborg, Feerwerd, Hoogkerk, Huizinge,
Kornhorn, Kruisweg, Miswolde, Oldehove, Oldekerk,
Oomsbergm, Scheemda, Stendam, Stroobos, Visvliet,
Zoutkamp, Zuidhorn
9 Appelscha, Borgsweer, Boertange, Bronsveen, Engelbert,
Ganzendijk, Grijpskerk, Groningen, Harkstede, Holwierde,
Hoogezand, Houwerzijl, Kommerzijl, Lauwerszijl,
Loppersum, Lutjegast, Muntendam, Niewolde, Noordhorn,
Onstwedde, Oosteinde, Oudeschip, Pieterzijl, Sappemeer,
Sellingen, Termunten, Uithuizen, Westerle, Winneweer,
Woltersum, Zandeweer, Zuidbroek, Zuidwolde
10 Appingedam, Grootegast, Hornhuizen, Kropswolde,
Lettelbert, Lucaswolde, Meedhuizen, Middelstum,
Noordbroek, Noordlaren, Noordwolde, Oudepekela,
Oudeschans, Overschild, Sidderburen, Slochteren, Tinalingen,
Uiterburen, Veelerveen, Vierhuizen, Vlagtwedde,
Wedderveer, Wildervank, Winschoten, Woldendorp
11 Garmerwolde, Garelsweer, Garsthuizen, Heiligerlee,
Onderdendam, Oostereinde, Roodeschool, Schildwolde,
Stadskanaal, Vriescheloo, Wagenborgen, Waterhuizen,
Wedderheide, Westeremden, Zevenhuizen, Zuidwending
12 Bellingwolde, Boerenstreek, Finsterwolde, Mensingeweer,
Musselkanaal, Sebaldeburen, Termuntenzijl, Vierverlaten
plaats in GrootBrittannië  zie plaats in Engeland / Schotland / Wales
plaats in Guatemala  Caban, Flores , Guatamala,
plaats in Guinee - Conakry, Kankan, Kouroussa, Labe, Mamou
Plaats in Guyana – Bartica, Georgetown, Linden, Morawhanna
Plaats in Hawaï – Hilo, Honolulu, Kailua,
plaats in Honduras - Tegucipalqa, Trujillo
Plaats in Hongarije – Boudapest, Debrecen, Eger, Gyor, Kaposvar, Mako, Miskolc, Szentes, Pecs, Soprom, Szeged, Tokaj, Vac
plaats in Ierland –
4 Birr,Bhray, Cobh, Cork, Trim
5 Cavan, Ennis, Sligo
6 Arklow, Bantry, Carlow, Dingle, Dublin, Galway, Mallow,
Tralee
7 Athlone, Billina, Carrick, Clonmel, Donegal, Dundlak,
Kenmare, Shannon, Wexford, Wicklow
8 Drogheda, Kilkenny, Limerick, Longford, Rosslare, Westport
9 Castlebar, Dungarvan, Killarney, Killybegs, Mullingar,
Tipperary, Waterford
10 Ballinasloe, Letterkenny
plaats in India – Agra, Anmadabad, Benares, Bengaluru, Bhavnagar, Bhopal, Bombay, Calcutta, Cochin, Coimbatur, Delhi, Gaya, Haiderabad, Houra, Hubbali, Indur, Jaipur, Jodhpur, Kahima, Kanpur, Kolar, Laknau, Madras, Madurai, Nagpur, Negapatam, NewDelhi, Patna, Puna, Raipur, Salem, Suret, Travandrum
plaats in Indonesië  Bandoeng, Bogor, Djakarta, Makasar, Medan, Padang, Palembang Raba, Semarang,
plaats in Irak  Abadan, Amara, Anah, Basra, Bagdad, Hille, Irbil, Kerbela, Kiskuk, Mosul, Mosoel, Nedjef, Samarra, Tikrit
plaats in Iran – Ahwaz, Arak, Ardebil, Basra, Dizful, Jezd, Hamadan, Isfahan, Karaj, Kaswin, Kerman, Koem, Kum, Mahabad, Mesjed, Resjt, Sjiraz, Tebrez, Teheran, Urmia, Zanjan
plaats in Israël – Afula, Ai, Ajalon, Akko, Arad, Asjdod, Beersjewa, Berseba, Bethlehem, Caecarea, Cholon, Dimona, Dothan, Eilat, Endor, Geba, Gibeon, Gomorra, Haifa, Hebron, Herzlija, Horma, Jaffa, Jafo, Jericho, Jeruzalem, Jotvata, Karmel, Kapernaum, Lod, Magdala, Maon, Metulla, Naharija, Nain, Nazareth, Netanja, Ofra, Oron, Ramla, Revivim, Salem, Samaria, Sedom, Sichem, Sodorm, Telaviv, Tiberias, Timna, Tsefat
plaats in Italië –
4 Bari, Como, Enna, Pisa, Rome
5 Adria, Capua, Forli, Genua, Lecco, Lucca, Massa, Monza,
Ostia, Padua, Parma, Pavia, Prato, Siena, Terni, Turijn, Udine
6 Ancona, Arezzo, Assisi, Biella, Foggia, Latina, Mantua,
Matera, Milaan, Modena, Napels, Novara, Ragusa, Reggio,
Rimini, Rovigo, Savona, Spezia, Teramo, Trento, Triëst,
Verona
7 Alassio, Bergamo, Bologna, Bolzano, Brescia, Catania,
Cosenza, Firenzo, Imperia, Livorno, Marsala, Messina,
Palermo Perugia, Potenza, Rapallo, Ravenna, Salermo,
Sassari, Spoleto, Tarente, Termini, Trapani, Venetië, Vicenza,
Viterbo
8 Brindisi, Cagliari, Florence, Grosseto, Piacenza, Syracuse
9 Benebento, Catanzaro, Gallipoli, Portofina, Viareggio
plaats in Ivoorkust - Abidjan, Bouaké, Daloa, Korhoge, Sassandra,
plaats in Japan –
4 Kobe, Naha
5 Kyoto, Osaka, Otaru, Tokio
6 Aomori, Nagoya, Nemuro, Sendal
7 Fukuoka, Muroran, Niigata, Sapporo
8 Hakodate, Kanazawa, Nagasaki, Wakkanai, Yokohama,
Hirosjima, Kagosjima, KitaKiusju
11 Sjimonoseki
plaats in Jemen – Aden, Ahwar, Habban, Habarut, Hodeida, Ibb, Makalla, Maydi, Mokka, Rida, Sadah, Sana, Sayhut, Taiz
plaats in Joegoslavië – Belgrado, Bied, Brod, Dubrovnik, Knin, Ljubljana, Nisj, Novisad, Pec, Sabac, Sarajevo, Senta, Sisak, Siumo, Skopje, Sombor, Split, Titograd, Zadar, Zagreb
plaats in Jordanië – Akaba, Amman, Bair, Irbid, Jeruzalem, Maan, Madaba, Ramtha, Zarka,
Plaats in Kameroen – Douala, Edea, Foumban, Garoua, Kribi, Kumba, Lomie, Maroua, Yaounde
plaats in Katar – Doha
plaats in Kazachstan – Almaata, Dzjamboel, Goerjew, Karaganda, Koestanaj, Oeralsk, Pawlodar, Roedny, Temirtaoe
Plaats in Kenia – Eldoret, Kilifi, Kisuma, Kitale, Lamu, Malindi, Mombasa, Nairobi, Nakuru, Nanyuki, Tiwi
plaats in Kirgizië – Bisjkek, Osj
plaats in Kongo (voormalig Belgisch)  Kamina, Kindu, Kinsjasa, Stanleystad
plaats in Kongo (voormalig Frans) - Brazzaville
plaats in Korea  zie: plaats in Noord/ZuidKorea
plaats in Kashmir  Srinagar
plaats in Kroatië – Osijek, Porec, Rijeka, Sisak, Split, Vukovar, Zadar, Zagreb
plaats in Laos  Vientiane
plaats in Letland – Daugawpils, Jelgawa, Liepaja, Rezekne, Riga, Walmiera, Wentspils
plaats in Libanon – Baalbek, Batrun, Beiroet, Damour, Halba, Haris, Nabatija, Nakoura, Sidon, Tripoli, Tyrus, Zagharta, Zahle
plaats in Liberia  Buchanan, Greenville, Harper, Monrovia
plaats in Libië – Audjila, Benghazi, Derna, Ghadames, Ghat, Katrun, Misurata, Murzuk, Sebha, Sokna, Tobroek, Tripoli, Zelten, Zuare
plaats in Limburg –
3 Ool, Wijk
4 Amby, Beek, Berg, Born, Cuyk, Echt, Eind, Epen, Geul, Heel,
Heer, Horn, Huls, Laak, Lomm, Mook, Neer, Nuth, Puth,
Well
5 Arcen, Bunde, Horst, Linne, Meers, Meijel, Mheer, Ospel,
Sibbe, Stein, Swier, Thorn, Vaals, Venlo, Vijlen, Weert,
Wijlre
6 Asselt, Baarlo, Baexem, Beesel, Bergen, Egchel, Eijsden,
Elsloo, Geleen, Gennep, Geule, Gulpen, Haelen, Helden,
Herten, Heugem, Holset, Holtum, Hulsen, Hunsel, Jabeek,
Kakert, Kessel, Leunen, Lottum, Lutten, Meerlo, Melich,
Nunhem, Reuver, Roggel, Rolduc, Rothem, Urmond, Velden,
Venray, Veulen, Wessem, Wittem
7 Aalbeek, America, Banholt, Belfeld, Beringe, Blerick,
Boekend, Boukoel, Buchten, Etsberg, Geverik, Grathem,
Heerlen, Houthem, Itteren, Klimmen, Kunrade, Leeuwen,
Lemiers, Leveroij, Meersen, Meterik, Obbicht, Oostrum,
Panheel, Sevenum, Sittard, Swalmen, Tegelen, Tienray,
Vlodorp, Wanssum
8 Afferden, Bobbeldijk, Bocholtz, Brunssum, Buggenum,
Dieteren, Hegelsom, Hulsberg, Kerkrade, Maasbree,
Maasniel, Mechelen, Meersen, Megelsum, Milsbeek,
Montfort, Neerbeek, Neerkant, Noorbeek, Oirsbeek,
Ottersum, Rijckholt, Roermond, Schimmen, Slenaken,
Spaubeek, Susteren, TreebeekTudderen, Vaesrade, Wolfhaag
9 Borgharen, Geijsteren, Gronsveld, Kessleik, Limbricht,
Lutterade, Margraten, Melderslo, Molenhoek, Neeritter,
Nieuwstad, Nijswiller, Overbroek, Panningen, Papenbeek,
Roosteren, Schandelo, Schimmert, Schinveld, Smeermaas,
StamproyTungelroy
10 Biggelrade, Guttecoven, Heyhuysen, Hoensbroek, Ijsselstein,
Ittervoort, Koningsbos, Kronenberg, Maasbracht, Maastricht,
Vederweert, Posterholt, Reijmerstok, Schaesberg, Simpelveld,
Swartbroek,
Ubachsberg, Ulenstraten, Valkenburg, Voerendaal
11 Bleijerheide, Broekhuizen, Eijgelshoven, Grevenbicht,
Herkenbosch, Marienwaard, Terwinselen
12 Griendsveen, Grubbenvorst, Heerlerheide, Lindenheuvel,
Nieuwenhagen, Siebengewald, Stevensweert
plaats in Litauen – Kaunas, Klaipeda, Memel, Oekmerge, Panewezjis, Sjauliai, Vilnius, Wilna
plaats in Lombardije  Lodi
plaats in Luxemburg – Bettembourg, Clervaux, Diekirch, Differdange, Dudelange, Ettelbruck, Grevenmacher, Larochette, Luxemburg, Mersch, Petange, Redange, Remich, Sanem, Vianden, Wasserbillig, Wiltz,Wormeldange
plaats in Macedonië  Debar,Prilep, Scalpje, Skopje Stip, Veles
plaats in Madagascar - Antsirabe, Antsiranana, Faradofay, Farafangana, Mahajanga, Morondava, Toamasina, Toliara,
plaats in Malagasië  Tamatave, Tananarive, Toliara, Tulear
plaats in Malawi  Zomba
plaats in Maleisië – Bertam, Bintulu, Chukai, Georgetown, Ipoh, Kampar, Kapit, Kelang, Keluang, Kuala, Kualalumpur, Kuantan, Kuching, Kudat, Lumpur, Lundu, Malaka, Mersing, Mukah, Niah, Pekan, Penang, Pinang, Raub, Sandakan, Saratok, Semporna, Seremban, Taiping, Tambisan, Tawau, Tuaran, Weston,
plaats in Mali – Araouane, Bafoulabe, Bamako, Bamba, Gao, Koulikoro, Kayes, Mopti, Nioro, Segou, Sikasso, Taoudenni, Tomboucton
plaats in Marokko – Agadir, Asilah, Casablanca, Dujda, Fes, Larache, Marrakech, Meknes, Rabat, Safi, Sale, Tanger, Tata, Tetouan, Zagora
plaats in Mauretanië – Akjoujt, Atar, Fderik, Kaedi, Nem, Nouakchott, Tidjikja, Zouerat,
plaats in Mexico – Acapulco, Campeche, Cananea, Chihuahua, Daxaca, Durango, Ensenada, Guadalajara, Guasave, Hermosillo, Julapa, Leon, Manzanillo, Mazetlan, Merida, Mexicali, Mexico, Monclova, Monterrey, Morelia, Nogales, Orizaba, Pachuca, Puebla, Saltillo, Sinaba, Tampico, Tepic, Tijuana, Torreon, Tuluka, Veracruz, Villahermosa,
plaats in Moldavië – Beltsy, Chisinau, Tiraspol
plaats in Mongolië – Altai, Chowd, Darchan, Erdenet, Tsetserleg, Tsjojbalsan, Ulaanbaatar
plaats in Mozambique – Angoche, Beira, Chinde, Ibo, Inhambane, Manica, Maputo, Metangula, Nacala, Nampula, Pemba, Tete, Zumbo
plaats in Namibië – Grootfontein, Keetmanshoop, Luderitz, Otavi, Rietfontein, Swakopmuno, Tsumeb, Windhoek
plaats in Nepal  Batgoon, Katmandu, Palan
plaats in Nevada – Reno
plaats in Nicaragua – Bluff, Bluefields, Corinto, Granada, Greytown, Leon, Managua , Matagalpa
Plaats in Nieuw-Guinea – Agats, Aitape, Daru, Lae, Madang, Merauke, Sorong, Wau, Wewak
plaats in NieuwZeeland  Auckland, Christchurch, Dunedin, Gisborne, Hamilton, Hastings, Hokitika, Invercargill, Maukau, Napuer, Nelson, Nemplymouth, Oamaru, Roxburgh, Russell, Tauranga, Timaru, Wanganui, Wellington, Westport, Whangarei
plaats in Niger - Agades, Arlit, Bilma, Diffa, Maradi, Nguigmi, Niamey, Say, Tahoua, Toummo, Zinder

plaats in Nigeria – Abuja, Bida, Bonny, Bauchi, Calabar, Enugu, Forcados, Ibadan, Illorin, Jos, Kaduna, Kano, Katsina, Kukawa, Lagos, Lokoja, Maiduguri, Makurdi, Nguru, Ogbomosho, Oshogbo, Owirri, Sokoto, Yola, Zaria

plaats in NoordAfrika  Derna, Stax
plaats in NoordBrabant –
3 Erp, Oss, Son
4 Alem, Beek, Best, Donk, Gorp, Hank, Haps, Lith, Mill, Oijen, Reek, Riel, Uden, Veen, Wouw
5 Aalst, Aarle, Andel, Asten, Bakel, Bavel, Beers, Breda, Budel,
Chaam, Dorst, Eerde, Empel, Gilze, Grave, Hedel, Heeze,
Heide, Herpt, Horst, Megen, Oerle, Oploo, Putte, Reijen,
Schijf, Vught, Zegge
6 Alphen, Berkel, Bladen, Boekel, Boxtel, Brakel, Deurne,
Dongen, Drunen, Duizel, Dussen, Eersel, Eethen, Esbeek,
Everse, Galder, Gassel, Geffen, Gemert, Gerwen, Goirle,
Haaren, Handel, Hapert, Heerle, Heesch, Herpen, Heuvel,
Hoeven, Hulsel, Hulten, Kessel, Leende, Lierop, Mensel,
Mierlo, Nijnsel, Nispen, Nuland, Olland, Reusel, Schaft,
Schaijk, Veghel, Vessem, Vianen, Vlijmen, Volkel, Waalre,
Wanroij, Waspik
7 Almkerk, Bergeijk, Berghem, Boekend, Boxmeer, Diessen,
Dinther, Elshout, Engelen, Enschot, Fijnaart, Geldrop,
Gemonde, Heeswijk, Heikant, Helmond, Heusden, Keldonk,
Knegsel, Liempde,Liessel, Meeuwen, Moerdijk, Oeffelt,
Oordeel, Rucphen, Sambeek, Someren, Stratum, Tilburg,
Waalwijk, Woensel, Zundert
8 Achtmaal, Afferden, Berlicum, Boerdonk, Casteren,
Dommelen, Escharen, Genderen, Ginneken, Helvoirt,
Holthees, Klundert, Langeweg, Lieshout, Lithovem,
Maashees, Macharen, Milheeze, Neerbeek, Netersel, Oirschot,
Opwetten, Overloon, Rosmalen, Schijndel, Sleeuwijk,
Sprundel, Stensel, Stiphout, Strijbeek, Udenhout, Ulicoten,
Vlierden, Weebosch, Wernhout, Zeilberg, Zondveld
9 Achterdijk, Cromvoirt, Dintelsas, Drimmelen, Drongelen,
Eindhoven, Elsendorp, Halsteren, Hoogeloon, Huijbergen,
Klutsdorp, Kruisland, Ledeacker, Loosbroek, Maarheze,
Mariahout, Nabbengat, Oisterwijk, Oudemolen, Raamsdonk,
Rijkevoort, Rijsbergen, Spoordonk, Terheijden, Ulvenhout,
Veldhoven, Wagenberg, Werkendam
10 Broekhoven, Dinteloord, Groeningen, Helenaveen,
Kruivezand, Langenboom, Mariaheide, Middelrod,
Moergestel, Molenschot, Nieuwendijk, Nieuwvliet,
Nistelrode, Oosterhout, Oudenbosch, Overlangel, Ravenstein,
Roosendaal, Soerendonk, Stuivezand, Teteringen, Vierbannen,
Willemstad, Woudrichem
11 Hedikhuizen, Hoogerheide, Kaatsheuvel, Lagezwaluwe,
Lepelstraat, Luijksgestel, Middelbeers, Moerstraten,
Nederwetten, Nieuwemolen, Noordschans, Oostelbeers,
Ossendrecht, Princenhage, Prinsenbeek, Stampersgat,
Steenbergen, Westerhoven, Woensdrecht, Zevenbergen
12 Herwaarden, Hilvarenbeek, Hogezwaluwe, Valkenswaard,
Vorstenbosch
14 'sHertogenbosch
15 Geertruidenberg
plaats in NoordHolland –
3 Hem, Ilp
4 Edam, Jisp
5 Andijk, Beets, Broek, Graft, Groet, Hoorn, Laren, Obdam,
Twisk, Ursem, Weesp, Zwaag
6 Bakkum, Bussum, Diemen, Egmond, Heiloo, Huizen,
Koedijk, Kwadijk, Kwakel, Limmen, Muiden, Opmeer,
Osdorp, Oudorp, Petten, Purmer, Sloten, Stroet, Velzen,
Warder, Winkel, Wognum, Wormer
7 Abbenes, Alkmaar, Blokker, Craailo, Haarlem, Halfweg,
Hauwert, Hembrug, Ijmuiden, Koegras, Kolhorn, Midwoud,
Naarden, Schagen, Schoorl, Stolpen, Wijdenes, Wogmeer,
Zaandam, Zaandijk
8 Aagtdorp, Abbekerk, Ankeveen, Avenhorn, Bentveld,
Berkhout, Beverwijk, Blaricum,Breezand, Driehuis,
Hoogwoud, Ilpendam, Katwoude, Langedijk, Middelie,
Onderdijk, Oostwoud, Oostzaan, Oterleek, Oudendijk,
Overveen, Ransdorp, Rinnegom, Ruigoord, Spierdijk,
Uitgeest, Uithoorn, Valkkoog, Volendam, Westwoud,
Westzaan, Zaanstad, Zijdewind, Zwaagdijk
9 Aardswoud, Akersloot, Amsterdam, Bovenkerk, Castricum,
Dirkshorn, Durgerdam, Enkhuizen, Heemskerk, Heemstede,
Hensbroek, Hilversum,Holysloot, Hoofddorp, Kerkbuurt,
Krommenie, Landsmeer, Medemblik, Oosteinde, Opperdoes,
Ouderkerk, Oudesluis, Purmerend, Santpoort, Slootdorp,
Spaarndam, Spanbroek, Vijfhuizen, Watergang, Wieringen,
Wijkaanzee, Zandvoort, Zanegeest
10 Aardenhout, Amstelveen, Assendelft, Bennebroek,
Burgerbrug, Burgerveen, Heemskerk, Huisduinen,
Kamperduin, Kortenhoef, Krabbendam, Lutjebroek,
Middenmeer, Muiderberg, Nibbixwoud, Nieuwpoort,
Noordeinde, Oosterland, Oosterleek, Oosthuizen, Oudkarspel,
Purmerland, Scharwoude, Schoorldam, Westerland,
Wijdewormer, Wormerveer, Zandwerven, Zunderdorp,
Zwanenburg
11 Bloemendaal, Callandsoog, Duinenbosch, Grootebroek, ,
Grosthuizen, Hoogkarspel, Julianadorp, Kudelstaart,
Lisserbroek, Lutjewinkel, Monnikendam, Schagerbrug,
Sijbekarspel, Sintmaarten, Sintpancras, Spaanwoude,
Tuitjenhorn, Vogelenzang, Wervershoof, Westerklief,
Zuiderwoude
12 Badhoevedorp, Binnenwijzend, Bovenkarspel, Duivendrecht,
Schermerhorn, Vrouwenakker, Warmenhuizen
plaats in Noordoost polder  Creil, Ens, Espel, Kraggenburg, Luttelgeest, Marknesse, Nagele, Rutten, Tollebeek, Urk
plaats in NoordIerland – Armagh, Ballymena, Bangor, Belfast, Coleraine, Downpatrick, Enniskillen, Larne, Newry, Londonderry, Omagh, portadown, Portrush, Strabane
plaats in NoordKorea – Chongjin, Hungnam, Najin, Pyongyang, Sinuiju, Wonsen
plaats in NoordVietnam – Haiphong, Hanoi
plaats in Noorwegen -
2 Mo
4 Alta, Bodo, Moss, Odda, Oslo, Rana, Voss
5 Ardal, Flora, Grong, Hamar, Molde, Risor, Roros, Skien
6 Bergen, Dombas, Gjovik, Horten, Karsto, Myrdal, Namsos,
Narvik, Roldal, Storen, Tromso
7 Alesund, Arendal, Farsond, Harstad, Kragero, Lonsdal,
Mosjoen, Sandnes
8 Egersund, Hoyanger, Karasjok, Levanger, Mongstad,
Svolvaer, Tonsberg
9 Andelsnes, Haugesund, Leikanger, Stavanger, Steinkjer,
Trondheim
10 Hammerfest, Kautokeino
11 Flekkefjord, Konsvinger, Lilehammer
12 Frederikstad, Kristiansand, Kristiansund
plaats in Normandië - Caen, Cherbourg, Dauville, Rouaan,
plaats in Oezbekistan – Boechara, Chiwa, Fergana, Koengrad, Kokand, Karsji, Noekoes, Oergentsj, Samarkand, Tasjkent,
Plaats in Oman – Adam, Duqm, Fasad, Hajmah, Khaluf, Maskate, Matrah, Murbat, Raysut, Salalah, Suhar, Sur, Thamarit
plaats in OostNederland  Ommen, Ruurlo
plaats in OostVlaanderen  Melle
plaats in Oostenlijk-Flevoland - Dronten, Lelystad

plaats in Oostenrijk – Amstetten, Baden, Badgastein, Dornbirn, Eisenstadt, Feldkirch, Gmunden, Bregenz, Bruck, Graz, Gstaad, Hallein, Innsbruck, Kapfenberg, Kaprun, Kitzbuhel, Klagenfurt, Knittelfeld, Krems, Kufstein, Landeck, Leibnits, Lienz, Linz, Mariazell, Melk, Modling, Salzburg, Spittal, Steyr, Stockerau, Tulln, Villach, Wels, Wenen, Zeel, Zistersdorf
plaats in Overijssel –
3 Ane, Tuk
4 Goor, Olst, Wijhe, Zalk
5 Borne, Eerde, Enter, Ommen, Rande, Vasse
6 Aadorp, Almelo, Baarle, Beckum, Beerze, Brucht, Buurse,
Daarle, Delden, Haarle, Haerst, Heino, Herfte, Holten,
Hulzen, Kampen, Kuinre, Lemele, Losser, Raalte, Reutum,
Rheeze, Rijssen, Rossum, Wesepe, Wilsum, Zwolle
7 Baalder, Bathmen, Blokzijl, Boekelo, Dalfsen, Eesveen,
Geerdijk, Hasselt, Hengelo, Lattrop, Markelo, Paasloo,
Radewijk, Rouveen, Schellen Sibculo, Spoolde, Wierden
8 Albergen, Avereest, Balkbrug, Boerhaar, Borsbeek,
Denekamp, Deventer, Diffelen, Enschede, Ittersum, Lonneker,
Nijverdal, Ossenzijl, Steenwijk, Weerselo, Witharen,
Zandberg, Zenderen, Zuidveen
9 Broekland, Geesteren, Giethoorn, Grafhorst, Hoonhorst,
Kalenberg, Kerkbuurt, LankhorstOldemarkt, Oldenzaal,
Ootmarsum, Oudleusen, Rechteren, Slagharen, Staphorst,
Tubbergen, Vilsteren
10 Blankenham, Diepenheim, Diepenveen, Genemuiden,
Glanerbrug, Hardenberg, Kallenkote, Luttenberg, Marienberg,
Marienheem, Oosterholt, Overdinkel, Ruitenveen, Schalkhaar,
Vollenhove, Vroomshoop, Windesheim, Zwartsluis
Bergentheim, Daarlerveen, Dedemsvaart, Gramsbergen,
Hellendoorn, Kloosterdijk, Haaksbergen, Lemelerveld,
Mastenbroek, Mekkelhorst, Rheezerveen, Vinkenburt,
Vriezenveen, Willemsoord
12 Kloosterhaar, Wannepperveen,
plaats in Pakistan  Bela, Dacca, Faisalabad, Haiderabad, Islamadad, Lahore, Karachi, Multan, Quetta, Rawalpindi,
plaats in Palestina  zie: plaats in Israël
Plaats in Panama – Bocasdeltoro, Colon, David, Panama,
plaats in Paraguay  Asuncion, Concepcion, Villarrica
plaats in Peru - Arequipa, Cajamarca, Callao, Chiclayo, Chimbote, Chorrillos, Cuzco, Huancayo, Huaraz, Ica, Iquito, Lima, Mollendo, Pimentel, Paita, Pascamayo, Pisco, Piura, Pucallpa, Tacna, Talara, Trujillo,
plaats in Perzië  Abadan, Jezd, Koem, Teheran
plaats in Phocis - Delpgi, Elatea
plaats in Polen – Allenstein, Augustow, Beuthem, Bialystok, Braunsberg, Breslau, Brieg, Chelm, Chorzow, Danzig, Elbing, Gdansk, Gleiwitz, Goldap, Kalisz, Katowice, Kielce, Krakow, Krosno, Liegnitz, Lodz, Lyck, Lublin, Oppeln, Otwock, Poznan, Radom, Rybnik, Sanok, Stargard, Stettin, Sosnowiec, Suwalki, Tarnow, Tichy, Warschau, Wilna, Wodzislaw, Wroclaw, Zabrze, Zwiebodzin
plaats in Portugal  Abrantes, Almada, Aveiro, Barreiro, Beja, Braga,Braganca, Cascais, Chaves, Coimbra, Estoril, Estremoz, Evora, Faro, Fatima, Guimaraes, Guarda, Lagos, Lamego, Leiria, Lissabon, Mafra, Mertola, Moura, Olhao, 0porto, Ovar, Peniche, Pinhel, Portalegre, Portimao, Porto, Sagres, Serpa, Setubal, Sines, Sintra, Tavira, Tomar,
plaats in Portugees Guinee  Bissao, Bolama
plaats in Portugees Timor  Dilly
plaats in Povlakte  Reggio
plaats in Pyreneeën  Luz
plaats in Rijnland  Bonn, Dahlem, Godesberg, Mainz, Rees, Remagen, Spiers
plaats in Rhodesië  Bulawayo, QueQue, Salisbury
plaats in Roemenië  Arad, Bacau, Boekarest, Braila, Brasov, Buzau, Calafat, Cimpina, Cluj, Constanta, Corobia, Craiova, Boekarest, Braila, Brasov, Galati, Iasi, Magalia, Oradea, Pitesti, Resita, Sibiu, Siluma, Timisoara, Zalau,
plaats in Rusland –
4 Bijsk, Kiev, Omsk, Orsk, Perm
5 Gomel, Gorki, Jalta, Kansk, Kazan, Kirow, Minsk, Orjol,
Penza, Pskow, Serow, Tomsk
6 Abakan, Belowo, Bratsk, Koersk, Moskou, Rostow, Samara,
Tsjita
7 Brjansk, Charkow, Koergan, Magadan, Norilsk, Odessa,
Podolsk, Saratow, Tjoemen, Wologda
8 Jakoetsk, Nachodka, Smolensk, Soerdoet, Workoeta,
Waronesj
9 Astrachan, Krasnodar, Leningrad, Moermansk, Orenboerg
10 Chabarowsk, Koejbysjew, Swerdlowsk
11 Archangelsk, Nowosibirsk, Wladiwostok
12 Tsjeljabinsk

Plaats in SaoediArabië – Abha, ArRiaadh, Badenah, Bijsk, Dammaan, Djedda, Djubail, Duba, Hail, Hamdah, Haradh, Hofuf, Janbo, Jizan, Jubbah, Kiyat, Medina, Mekka, Raftha, Riad, Rumah, Sabya, Sjakra, Tayma, Zalim
plaats in Schotland  Aberdeen, Arbroath, Ardrossan, Ayr, Banff, Cromarty, Cupar, Dumbarton, Dumfries, Dunbar, Dundee, Dunfermline, Edinburgh, Elgin, Falkirk, Forfar, Glascow, Hamilton, Helmsdale, Inveraray, Inverness, Keith, Klimarnock, Lanark, Leith, Mallaig, Montrose, Oban, Paisley, Peebles, Perth, Portree, Peterhead, Prestwick, Stonehaven, Stranraer, Tain, Thurso, Tobermory, Ullapool, Wick
plaats in Senegal – Bakel, Dakar, Kaolack, Thies
plaats in Seram – Amahai, Bula, Piru, Wahai
plaats in Siberië  Jakoetsk, Nowosibirsk Omsk, Tomsk,
plaats in Sierra Leone  Freetown
plaats in Sikkim – Gangtok
plaats in Slovenië – Celje, Koper, Kranj, Ljubljana, Maribor
plaats in Slowalije – Bratislava, Komarno, Kosice, Lucenec, Nitra, Piestany, Poprad, Presov, Trencin, Trmava, Zilina, Zvolen,
plaats in Somalië – Bardera, Berbera, Bosaso, Burao, Chisimaio, Dante, Eil, Gallacaio, Giamama, Hafun, Hargeisa, Merca, Mogadishu, Obbia, Zeila
plaats in Spanje –
4 Baza, Gijon, Irun, Leon, Lugo, Mora, Vich, Vigo
5 Avila, Baena, Bejar, Cadiz, Caspe, Eibar, Elche, Lerma,
Navia, Nules, Osuna, Palos, Ribas, Tineo
6 Alcala, Bilbao, Burgos, Cangas, Huelga, Lebrija, Jerez,
Lerida, Madrid, Malaga, Merida, Murcia, Oviedo, Toledo,
Utrera
7 Alcazar, Almeria, Badajoz, Cordoba, Granada, Reinosa,
Sevilla, Tarrasa, Vitoria
8 Albacette, Alicante, Badalona, Marbella, Pamplona, Sabadel,
Valencia, Villalba, Zaregoza
9 Barcelona, Cartagena, Salamanca, Santander, Tarragona
10 Hospitalet, Valladolid,
plaats in Sri Lanka – Baddulla, Chilaw, Colombo, Galle, Jafna, Kandy, Kotte, Mannar, Matale, Negombo, Puttalam, Tangalla, Trincomalee
plaats in Sudan – Atbara, Berber, Dongola, Gedaref, Juba, Karima, Khartoem, Kodok, Malakal, Merowe, Mongalla, Nimule, Nyala, Omdurman, Portsudan, Sennar, Suakin, Wau
plaats in Suriname –
6 Albina, Galibi, Moengo
7 Boskamp, Paranam, Tamarin, Totness, Zanderij
8 Benzdorp, Brokopondo, Brownsweg, Friendship, Groningen,
Herminadorp, Kwakoegron, Lelydorp, Onverwacht,
Paramaribo, Paubasoe, Tamanredjo, Wageningen, Waterloo,
plaats in Syrië – Aleppo, Banias, Damascus, Duma, Hama, Homs, Latakia, Manbij, Tartus,
plaats in Tanzania  DaresSalaam, Kilwa, Lamu, Lindi, Zanzibar
plaats in Thailand - Bangkok, Chantaburi, Korat, Lampang, Oebon, Pattani, Phitsanulok, Phuket, Songkhla, Ubon,
plaats in Taiwan – Kaohsiung, Taichung, Tainan, Taipei,
plaats in Tanzania –Arusha, Bukoba, Daressalaam, Dodoma, Karema, Kigoma, Kilwa, Lindi, Mbeya, Mikindani, Mpanda, Musoma, Mwanza, Mwaya, Tabora, Tanga, Zanzibar
plaats in theater  loge, parterre, stalles
plaats in Tibet  Lhasa
plaats in Togo – Lome
plaats in Tsjaad – Abeche, Barda, Doba, Massenya, Mongo, Moundou, Ndjamena, Sarh,
plaats in Tsjecho-Slowakije  Beroun, Bratislawa, Brno, Gheb, Gottwaldow, Jablonec, Kladno, Libereo, Melnik, Pisek, Pizen, Praag, Tabor, Zatec
plaats in Tunesië  Bizerte, Djezba, Gabes, Kairouan, Monastir, Soussa, Sfax, Tunis
plaats in Turkije – Adana, Ankara, Antalaya, Bursa, DenizliEdirne, Elazig, Erzurum, Gaziantep, Izmir, Istanbul, Izmih, Kayseri, Kirikkale, Konya, Maras, Mersin, Samsun, Sivas, Tarsus, Trabson, Urfa, Uskudar
plaats in Ubangi Shari  Bangui, Barbari, Ouadda
plaats in Uganda – Arua, Entebbe, Gulu, Jinja, Kabale, Kampala, Kasese, Lira, Masindi, Mibale, Mubende, Soroti
plaats in Uruguay  Colonia, Minas, Montevideo, Paysandu, Rivera, Salto
plaats in Utrecht –
4 Odijk
5 Baarn, Doorn, Lopik, Maarn, Soest, Zeist
6 Bunnik, Eemnes, Houten, Loenen, Mijnden, Oukoop, Rhenen
Wilnis, Zulen
7 Abcoude, Heeswijk, Kamerik, Leersum, Leusden, Spengen,
Utrecht, Vleuten, Zegveld
8 Benschop, Harmelen, Jutphaas, Maarssen, Mijdrecht,
Soestdijk, Uithoorn, Vreeland, Vreeswijk
9 Amerongen, Bilthoven, Breukelen, Jaarsveld, Kockengen,
Montfoort,Nieuwland, Oudewater, Polsbroek, Portengen,
Renswoude, Rijsenburg, Schalkwijk, Tienhoven, Vinkeveen,
Waverveen, Werkhoven, Westbroek, Willeskop
10 Amersfoort, Loosdrecht
plaats in Venezuela – Barinas, Barquisimeto, Bascelona, Cabimas, Caracas, Coro, Cumana, Maracaibo, Maracay, Maturin, Merida, Sancrisobal, Valencia, Valera,
plaats in Vietnam – Chamramh, Cantho, Dalat, Danang, Dienbien, Hanoi, Haiphong, Hue, Laocai, Namdinh, Nhatrang, Rachgia, Saigon, Vinh,
plaats in Vlaanderen  Brugge, Gent, Heist, Ieperen, Izegem, Knokke, Leper, Nieuwpoort, Oostende, Tielt, Zeebrugge
plaats in Wales  Aberfan, Aberystwyth, Cardiff, Holthead, Milford, Newport
plaats in WestDuitsland  Bonn, Bremen, Dortmund, Duisburg, Düsseldorf, Emden, Ems, Essen, Frankfort, Freiburg, Hamburg, Hannover, Kassei, Keulen,Kiel, Koblenz, Krefeld, Mains, Mannheim, München, Münster, Neurenberg, Solingen, Ulm Warms
plaats in Württemberg  Aaien
plaats in Yorkshire – Leeds
plaats in Zaïre – Aketi, Bandudu, Bangala, Bukama, Buta, Ilebo, Isiro, Kabalo, Kabinda, Kamina, Kananga, Kasongo, Kikwit, Kilo, Kindu, Kinshasa, Kolwezi, Kongolo, Lisala, Luebo, Lukasi, Lusambo, Manono, Matadi, Moba, Mobayi, Moto, Mungbere, Tenke
plaats in Zambia – Chipata, Kabwe, Kalomo, Kasama, Katabe, Livingstone, Lusaka, Mbala, Ndola,
plaats in Zeeland –
4 Axel, Bath, Eede, Goes, Hoek, Kats, Knol, Paal, Zijpe
5 Burgh, Hulst , Nisse, Sluis, Veere, Vlake,6 Clinge, Gawege, Groede, Heille, Klinge, Othene, Schore, Tholen, Waarde,
7 Absdale, Cadzand, Dishoek, Domburg, Gapinge, Kapelle,
Renesse, Rilland, Ritthem, lerseke
8 Baalhoek, Borsele, Breskens, Elkerzee, Ellemeet, Geersdijk,
IJzendijke, Koewacht, Kortgene, Kuitaard, Lewedorp,
Oostburg, Overslag, Ovezande, Sluiskil, Zaamslag, Zandberg
9 Biervliet, Brigdamme, Bruinisse, Dreischor, Driewegen,
Haamstede, Hansweert, Hengstdijk, Kerkwerve, Kloetinge,
Nieuwland, Oostkerke, Ossinisse, Oudelande, Ouwerkerk,
Terneuzen, Westdorpe, Zierikzee
10 Aagtekerke, Aardenburg, Arnemuiden, Biezelinge,
Biggekerke, Burghsluis, Gorrishoek, Grijpskerke, Hoofdplaat,
Kamperland, Kattendijke, Koudekerke, Kruiningen,
Lamswaarde, Meliskerke, Middelburg, Nieuwnamen,
Nieuwvliet, Noordgouwe, Noordwelle, Oosterland,
Perkpolder, Philippine, Poortvliet, Reuzenhoek, Schoondijke,
Stavenissen, Vlissingen, Walsoorden, Wemeldinge,
Wissekerke, Zonnemaire, Zoutelande
11 Colijnsplaat, Krabbendijke, Kwadendamme, Maartensdijk,
Nieuwerkerk, Oostkapelle, Scharendijke, Serooskerke,
Westkapelle,
12 Ellewoudsdijk, Heinkenszand, Scherpenisse, Schuddebeurs,
Wolfaartsdijk
13 Brouwershaven
plaats in Zimbabwe – Bulawayo, Gweru, Harare, Hwang, Kwekwe, Masvingo, Mutare
plaats in Zuid-Afrika – Bloemfontein, Durban, Eastlonon, Grootfontein, Johannesburg, Kaapstad, Keetmanshoop, Kimberley, Messina, Mosselbaai, Oudtshoorn, Pietersburg, Portnolloth, Pretoria, Vrijburg, Welkom, Worcester
plaats in ZuidAmerika  zie: ook bij de afzonderlijke staten) Caracas, Concepcion, Bogota, Brasilia, Lima, Quito, Rio, Rosario, Santiago, Valparaiso
plaats in ZuidHolland –
4 Gaag, Kaag, Spijk
5 Arkel, Delft, Gouda, Lisse, Rhoon, Sluis, Tinte, Vlist
6 Alphen, Ameide, Berkel, Bolnes, Gorkum, Katwijk,Kethel,
Leiden, Pernis, Rijswijk, Strijen, Tempel, Vianen
7 Asperen, Boskoop, Brielle, Giesen, Heikant, Kijkduin,
Leerdam, Lexmond, Maasdam, Monster, Ouddorp, Papekop,
Poeldijk, Reeuwijk, Rijsoord, Solkwijk, Warmond, Woerden,
Zanddijk, Zinkweg
8 Bleiswijk, Blesdijke, Brandwijk, Delfgauw, Duindicht,
Heukelum, Hillegom, Hoornaar, Maasland, Meerkerk,
Mookhoek, Naaldwijk, N, oordwijk, Nootdorp, Ottoland,
Piershil, Pijnacker, Rietveld, Rijnsburg, Rockanje, Rodenrijs,
Schiedam, Schuring, Sluipwijk, Stompwijk, Voorburg,
Voorhout, Westmaas, Wilsveen, Zuidland
9 Amerstol, Bovenkerk, Dirksland, Dordrecht, Dubbeldam,
Geervliet, Gorinchem, Goudriaan, Hekendorp, Herkingen,
Hoogvliet, Kinderdijk, Klaaswaal, Korteraar, Kralingen,
Langeraar, Leerbroek, Leimuiden, Maaldrift, Maassluis,
Melissant, Nieuwkoop, Nieuwveen, Oudewater, Overschie,
Papenveer, Rotterdam, Rozenburg, Smitshoek, Tienhoven,
Westerlee, Woubrugge
10 Abbenbroek, Benthuizen, Bodegraven, Everdingen,
Giessendam, Goedereede, Goudswaard, Haastrecht,
Heinenoord, Hekelingen, Ijsselmonde, Leiderdorp,
Lekkerkerk, Loosdinen, Middelkoop, Moordrecht,
Nieuwpoort, Noordeinde, Noordeloos, Numansdorp,
Oegstgeest, Oostvoorne, Oudenhoorn, Poortugaal,
Ridderkerk, Sassenheim, Sliedrecht, Sommelsdijk,
Spijkenisse, Stellendam, Streefkerk, Valkenburg, Wieldrecht,
Wijngaarden, Zevenhoven, Zwammerdam, Zwartewaal,
Zwijndrecht
11 Achterbroek, Barendrecht, Benedenberg, Benedenkerk,
Bergambacht, Berkenwoude, Driebruggen, Hardinxveld,
Hazerswoude, Heerjansdam, Middelsluis, Moerkapelle,
Papendrecht, Puttershoek,Rijpwetering, Schelluinen,
Schenkeldijk, Schipluiden, Schoonhoven, Slikkerveer,
Steenplaats, Vlaardingen, Voorschoten, Wardinxveen,
Willemsdorp, Zevenhuizen, Zoeterwoude
12 Alblasserdam, Cillaarshoek, Honselerdijk, Leidsendam,
Middelharnis, Nieuwenhoorn, Scheveningen

plaats in ZuidKorea – Inchon, Kwangju, Mokpo, Pusan, Seoel, Taegoe
plaats in ZuidVietnam  Dalat, Danang, Hue, Saigon
plaats in Zweden –
4 Ange, Lund, Mora, Umea,
5 Boden, Boras, Ebeky, Falun, Gävle, Lulea, Malmö, Pitea,
Växjö, Ystad
6 Abisko, Kalmar, Kiruna, Laholm, Orebro
7 Boliden, Bolnas, Leksand, Ljusdal, Sorsele, Strömma,
Unnaryd, Uppsala
8 Arjeplog, Forsmark, Göteborg, Halmstad, Haverdal,
Huddinge, Kramfors, Lycksele, Nykoping, Stensele, Storlien,
Vasteras
9 Näsbypark, Djursholm, Harnosand, Huskvarna, Jongkoping,
Linkoping, Sandviken, Stockholm, Sundsvall, Vastervik,
10 Hudiksvall, Malmberget, Norrköping, Wilhelmina
11 Helsingborg
12 Kristianstad, Ornsköldsvik,
plaats in Zwitserland –
3 Bex, Elm, Wil, Zug
4 Arth, Biel, Bern, Brig, Chur, Leuk, Sion, Thun, Vals
5 Aarau, Arosa, Baden, Basel, Brugg, Davos, Olten, Ragaz,
Spiez, Vevey
6 Airolo, Ascona, Briëns, Genève, Glarus, Gossau, Gstaat,
Kriëns, Kublis, Lugano, Luzern, Zürich
7 Althof, Brunnen, Locarno, Sargans, Zermatt,
8 Freiburg, Lausanne, Montreux, Vallorbe, Willisau
9 Appenzeil, Collenbey, Kussnacht, Meiringen, Neuchâtel,
Solothum
10 Bellinzona, Frauenfeld, Interlaken, Winterhur
11 Beromunster, Steffisburg
12 Schaffhausen
plaats in de Achterhoek - Aalten, Borculo, Doetinchem, Eibergen, Groenlo, Lichtenvoorde, Ruurlo, Vorden, Winterswijk, Zelhem
plaats in de Betuwe – Beesd, Culemborg, Driel, Elst, Geldermalsen, Kesteren, Lent, Lienden, Ochten, Opheusden, Tiel
plaats in de bijbel  Babel, Bethanië, Bethel, Bethlehem, Berseba, Emmaus, Hebron, Jericho, Jeruzalem, Mamré, Nazareth, Samaria, Silo, Tirza, Ur
plaats in de Insulinde - Bandjermasin
plaats in de Langstraat  Capelle, Raamsdonk(sveer), Spreng, Waalwijk, Waspik
plaats in de Lijmers  Angerlo, Didam, Duiven, Wehl Zevenaar
Plaats in de Noordoostpolder - Emmeloord, Ens, Urk, Vollenhove
plaats in de Peel  Griendtsveen, Helenaveen, Neerkant, Odiliapeel
plaats in de Sovjet  Astrakan, Bakoe, Charkow, Gomel, Gorki, Jalta, Kazan, Kiew, Kirow, Leningrad, Minsk, Moskou, Odessa, Omsk, Riga, Rostow, Samara, Tbilisi, Unie, Wolgograd
plaats in de Streek  Blokker, Grootebroek, Westwoud
plaats in de Verenigde Staten  Albany, Atlanta, Austin,
Baltimore, Berkeley, Boston, Buffalo, Chicago, Cincinnati, Cleveland, Denver, Detroit, Houston, Madison, Miami, Milwaukee, Nashville, NewOrleans, NewYork, Philadelphia Pittsburgh, Reno, Richmond, Tulsa, Washington
plaats in de Zaanstreek  Koog, Krommenie, Westzaan, Wormerveer, Zaandam, Zaandijk
plaats in een rij  nummer
plaats in een schouwburg  baignoire balkon, engelenbak, galerij, loge, parket, parterre, schellinkje, stalles, zaal
plaats in het Gooi  Blaricum, Bussum, 'sGraveland, Hilversum, Huizen, Laren, Naarden
plaats in het Moezelgebied - Metz
plaats in het Roergebied - Dortmund, Duisburg, Düsseldorf, Esse, Oberhausen
plaats innemen van een ander  invallen
plaats met geneeskundige baden - Ems
plaats met veel kwekerijen - Aalsmeer, Boskoop
plaatsnaam - toponiem
plaats om te rusten  bed, divan
plaats op Ameland  Ballum, Buren, Hollum, Nes
plaats in Bali –Buleleng, Dempasar, Grokgak, Negara, Singaraja
plaats op Barbados – Bridgetown
Plaats op Bonaire – Antriol, Barcadera, Kralendijk, Montagne, NikibokoRincon, Wanapa
plaats op Borneo – Balikpapan, Bandjermasin, Batuputih, Bontang, Brunei, Buntuk, Ketapang, Malinau, Martapura, Palon, Pontianak, Samarinda, Sampit, Sandai, Sangau, Sukaraja, Tarakan
plaats op Celebes – Baubau, Bitung, Donggala, Gorontalo, Kendari, Kolaka, Kuandang, Makasar, Labota, Majene, Makale, Manado, Mekassar, Menado, Paleleh, Palopo, Palu, Parepare, Poso, Sabang, Tolitoli, Tomini, Tondano
plaats op Ceylon - Colombo, Kandy
plaats op Corsica  Ajaccio, Bastia, Bonifacio, Calvi, Corte, lle, Rosse
plaats op Cuba – Bayamo, Camaguey, Cardenas, Cienfuegos, Guatanamo, Havanna, Holguin, Manzanillo, Matanzas, Nuevitas, Palmira, Santiago, Trinidad
plaats op Curaçao – Barber, Brievengat, Bullenbaai, Julianadorp, Montanja, Nieuwpoort, Savonet, Soto, Westpunt, Willemstad
plaats op Cyprus  Famagusta , Limasol, Nicosia, Nicosia
plaats op Elba – Rio
plaats op Flores – Ende, Labuhanbadjo, Maumere, Ruteng
plaats op Formosa - Kiloeng, Tainan, Taipeh
plaats op Goeree en Overflakkee - Achthuizen, Dirksland, Goedereede, Herkingen, Melissant, Middelharnis, Ooltgensplaat, Oud dorp, Sommelsdijk, Stellendam,
plaats op Groenland - Angmagssalik, Etah, Godthab, Ivigtut, Jakobshavn, Sondre, Strömford, Thule
plaats op Haïti  Barahona, Gonaives, Jacmel, Port au Prince, Santiago
plaats op IJsselmonde  Barendrecht, Heenvliedt, Heerjansdam, Hoogvliet, Pernis, Poortugaal, Rhoon, Ridderkerk, Slikkerveer, Rijsoord Zwijndrecht
plaats op Jamaica  Kingston
plaats op Java  Ambawara, Bandjar, Bandoeng, Blitar, Blora, Bogor, Cilacap, Cirebon, Djakarta, Garoet, Gresik, Jogja, Kediri, Kertosono, Labuhau, Madiun, Magelang, Malang, Pekalonga, Semarang, Serang, Sukabumi, Surabaja, Situbondo, Surakarta, Tasikmalaya, Tegal, Tuban, Yokyakarta,
laats op Kreta  Candia, Chania, Kanea, Rethimnon, Sfakia, Sitia, Timbakion
plaats op Lombok – Mataram, Praya, Silungblanak
plaats op Madagaskar  zie: plaats in Malagasië
plaats op Malta  Valletta
plaats op NoordBeveland  Colijnsplaat, Kortgene, Kats, Kamperland, Wissenkerke
plaats op Rozenburg  Rozenburg, Blankenburg
plaats op Sardinië - Alghero, Cagliari, Iglesias, Nuoro, Oristano, Sassari, Terranova, Tortali
plaats op Schiermonnikoog  Oosterburen
laats op Schokland  Ens
plaats op Schouwen en Duiveland - Brouwershaven, Bruinisse, Burgh, Dreischor, Elkerzee, Haamstede, Kerkwerve, Nieuwerkerk, Noordgouwe, Noordwelle, Oosterland, Ouwerkerk, Renesse, Serooskerke, Zierikzee, Zonnemaire
plaats op Sicilië  Agrigento, Alia, Messina, Palermo, Syracuse, Ucata,
plaats op Sumatra  Belawan, Bergkalis, Binjai, Buatan, Bukittinggi, Djambi, Dumai, Jambi, Kotaradja, Lahat, Langsa, Medan, Mengala, Minas, Natal, Padang, Pakanbaru, Palembang, Rengat, Sekayu, Siantar, Sibolgo, Sigli, Telukbetung
Toboali,
Plaats op Sumba – Baing, Waingapu
Plaats op Sumbawa – Raba, Sumbawa
plaats op Terschelling - Hoorn, Midsland, Oosterend, W. Terschelling
plaats op Texel  Den Burg, Den Hoorn, De Cocksdorp, De Koog, Het Horntje, Oosterend, Oudeschild
plaats op Tholen  Maartensdijk, Poortvliet, Scherpenisse, Stavenisse, Tholen
plaats op Timor – Dili, Kupang, Tutuala, Kefamananu,
plaats op Voorne en Putten  Abbekerk, Brielle, Geervliet, Hekelingen, Hellevoetsluis, Kruiningergors, Oostvoorne Oudenhoven, Rockanje, Spijkenisse, Zuidland, Zwartewaal
plaats op Walcheren  Aagtekerke, Arnemuiden Biggekerke, Domburg, Grijpskerke, Koudekerke, Meliskerke, Middelburg, Nieuwland, Oostkapelle, Ritthen, Serooskerke, Veere, Vlissingen, Vrouwenpolder, Westkapelle, Zoutelande
plaats op Wight  Cowes, Ventnor
plaats op ZuidBeveland  Baarland, Bath, Biezelinge, Borsele, Driewegen, Ellewoutsdijk, Goes, 'sGravenpolder, Hansweert, Heinkenszand, Hoedekenskerke, lerseke, Kapelle, Kattendijke, Kloetinge, Krabbendijke, Kruiningen, Nieuwdorp, Nisse, Overzande, Oudelande, Rilland, Wemeldinge, Wilhelminadorp, Wolphaartsdijk
plaats op de Bahamaeilanden - Nassau
plaats op de Bahreineilanden – Manama, Magelang, Pasuruan, Pekalongan, Porwokerto, Purkakarta, Rembang, Semarang, Situbondo, Soerabaja, Solo, Tegal, Tjilatjap, Tjirebon
plaats op de Balearen  Arta, Ibiza, Inca, Makou, Manacor, Palma
plaats op de Bermudaeilanden - Hamilton
plaats op de Falklandeilanden - Stanley
plaats op. de Filippijnen  Batanga Laoag, Manilla,
plaats op de Hawaïeilanden  Honolulu
plaats op de Kaapverdische eilanden  Praia
plaats op de Keyeilanden  Elat
plaats op de Nederlandse Antillen - Kralendijk, Oranjestad, Willemstad
plaats op de Seychellen  Victoria
plaats op de Shetland eilanden - Unst
plaats op de Veluwe  Ede, Elspeet, Emst, Epe, Ermelo, Garderen, Harskamp, Hoenderloo, Kootwijk, Lunteren, Otterlo, Putten, Soeren, Speulde, Staverden, Stroe, Vaassen, Wekerom, Wezep
plaats tussen Gouda en Utrecht - Woerden
plaats tussen Moskou en Kiev - Orjol
plaats van afslag in golfspel  tee
plaats van bezwering  Endor
plaats van herkomst  bron
plaats van in en verkoop  markt, mijn, veiling
plaats van lijkverbranding - crematorium
plaats van oorsprong  bakermat
plaats van verschrikking  hel
plaats van vestiging  domicilie, residentie, zetel
plaats van wedrennen  renbaan
plaats van de passiespelen - Tegelen
plaats van het zegel - l.s.
plaats voor bouwwerk – emplacement
plaats voor cafe – terraseemarkt
plaats voor dierenhandel - v
plaats voor eeuwige straf  hel
plaats voor houtbewerking  zagerij
plaats voor rust  bed, divan
plaats voor skispringen - skischans, springschans
plaats voor vlasbewerking  root
plaats voor wielrijden  stadion, velodroom, wielerbaan
plaats voor wielrijders  fietspad, rijwielpad
plaats waar aardgas gevonden wordt  Slochteren
plaats waar bekend zout vandaan komt  Boekelo, Ems
plaats waar de bal valt  kaats
plaats waar de musici zitten  orkest, orkestbak, podium
plaats waar de zee bij ruw weer stil is  slaak
plaats waar een wacht is uitgezet - post, wachtpost
plaats waar gekookt wordt  keuken
plaats waar geslacht wordt  abattoir
plaats waar geslapen wordt  slaapkamer
plaats waar gestookt wordt  haard, kache,l oven,
plaats waar gewerkt wordt door een kunstenaar  atelier
plaats waar iets ophoudt  einde, eind, finish, slot
plaats waar men binnenrijdt  inrit
plaats waar men schaatst  ijsbaan
plaats waar passiespelen worden gehouden - Oberammergau, Tegelen
plaats waar slag is geleverd  Arnhem, Austerlitz, Bastogne (Bastenaken), Brest, Heiligerlee, Leipzig, Marne, Mook, Soissons, Waterloo
plaats waar sterren een groep vormen  sterrenbeeld
plaats waar vee wordt verhandeld - paardenmarkt, veemarkt
plaats waar water uittreedt  bron
plaats waar water verdwijnt  grot, hol, ponor
plaats waar zwakke kinderen heen gaan  kolonie
plaats waar vlas wordt bewerkt - reute,root, roterij
plaats waarin zich lichamen bevinden  ruimte
plaats waarnaar Haarlemse klokken genoemd zijn  Damiate
plaats zonder water - droogte, woestijn
plaatsaanduiding  allerwegen, daar, elders, er, ergens, ginder, ginds, hier, nergens, overal
plaatselijk  lokaal
plaatselijk heersende ziekte  endemie
plaatselijk verharde huid  eelt
plaatselijke spreekwijze  accent, dialect, tongval
plaatsen – aanbrengen, aanstellenbeleggen, deponeren, installeren, neerleggen, neerzetten, onderbrengen, passen, posteren, stellen, toevoegen, verkopen, zetten
plaatsgebrek - ruimtegebrek
plaatsgrijpen – gebeuren
plaatsing – aanstelling, opname
plaats in schouwburg – engelenbak, gaanderij, loge, stalles, zaal
plaats in theater - loge
plaatskaart - entreebewijs, ticket, toegangsbewijs
plaatsmaken – ruimen
plaats met veel inwoners - stad
plaatsnaamkunde  toponymie
plaatsnijden – graveren
plaats of regio – oord
plaats o vlees te roken – wieme
plaats van lijkverbranding – crematorium
plaats van uitstroming – kraan, sluis, tap, uitlaat
plaats van verering – kerk, moskee, tempel
plaats van vertrek – meet, startlijn, startpunt
plaats van wedrennen - renbaan
plaats vervangen - remplaceren, waarnemen
plaatsvervangend. ..  loco, vice, waarnemend
plaatsvervangend burgemeester - loco burgemeester, L.B.
plaatsvervangend landvoogd  gouverneur, ruwaard, stadhouder
plaatsvervangend president  LP.
plaatsvervangend secretaris  L.S.
plaatsvervangend toneelspeler  doublure
plaatsvervanger  opvolger, remplacant, remplaçant, regent, stadhouder, vicaris, waarnemer
plaatsvervanger van Mohammed - Kalief'
plaatsvervanger van staatshoofd - gouverneur, regent, stadhouder
plaats waar Aäron begraven is - Hor
plaats waar de zee bij onrustig weer kalm is - slaak
plaats waar energie wordt opgewekt - centrale, electriciteitscentrale, kernreactor, ketelhuis
plaats waar gestookt wordt - haard
plaats waar stroment water van een hoogte valt - waterval
plaats waar vuil van een schip samenloopt - durk
plaats zonder water  woestijn, droogte
plaatsaanduiding  daar, elders, er, ergens, allerwegen, hier, ginder, ginds, overal
plaatsbepaling  oriëntatie; in, te, op
plaatselijk  lokaal
plaatselijk heersende ziekte  endemie
plaatselijk verharde huid  eelt
plaatselijke spreekwijze  accent, dialect, tongval
plaatsen  beleggen, verkopen, neerleggen, onderbrengen
plaatsgrijpen  gebeuren
plaatskaart  toegangsbewijs, entreebewijs
plaatsnaamkunde  toponymie
plaats vervangen  waarnemen, remplaceren
plaatsvervangend  vice, loco, waarnemend ,
plaatsvervangend burgemeester - loco burgemeester, l.b.
plaatsvervangend landvoogd  gouverneur, stadhouder
plaatsvervangend president  L.P.
plaatsvervangend secretaris  L.S.
plaatsvervangend toneelspeler  doublure
plaatsvervanger  opvolger, regent, remplaçant, stadhouder, vicaris, waarnemer
plaatsvervanger van Mohammed - Kalief'
plaatsvervanger van staatshoofd - gouverneur, regent, stadhouder
placide  kalm, rustig
plafond  zoldering
plag  pol, zode
plagarius  letterdief
plagen – dwarszitten, hinderen, jennen, judassen, kwellen, narren, negeren, pesten, sarren, tarten, tergen, tinsen, treiteren
plagend – tergend
plager – sar, treiter(aar)
plagerig - schalks
plagiaat  letterdieverij
plaid  dek, kleed, reisdeken, sprei, tartan
plak – medaille, moot, pastille, schijf, snede, snee, stok, strafwerktuig, (hist.) tablet, tandaanslag
plakadres – etiket
plakband - tape
plakboek – album
plakbrief – pancarte
plakbriefje – etiket
plak chocolade – reep, tablet
plak vis – moot
plak vis zonder graat - filet
plaket  penning, plak
plakhout  fineer, opleghout
plakkaat  aanplakbiljet, affiche, bevelschrift, edict, klad, klodder, kennisgeving
plakkage - fineer
plakken – bevestigen, fineren, hechten, kleven, klitten, lijmen, kitten, vasthechten, vastmaken
plakken brood maken – snijden
plakker - stukadoor
plakkerig – kleverig, pikkerig
plakkertje - etiket
plakmiddel  collall, gluton, gom, kit, kleefstof, lijm, solutie, stijfsel, velpon
plakplaatje - sticker
plakpleister  hechtpleister, plakker
plaksel  gluton, gom, kit, lijm, plak, solutie, velpon
plan  aanleg, bestek, concept, doelstelling, hoogte, idee, intentie, niveau, ontwerp, opzet, ordening, plattegrond, project, schema, schets, strategie, toeleg, voornemen, voorstel
plan de campagne  veldtochtsplan
plan maken – ontwerpen
plan van zetwerk  layout
planchet  borstplankje, meettafeltje
planeet  aarde, dwaalster, Ceres, Hermes, Jupiter, Maan, Mars, Mercurius, Neptunus, Pluto, Saturnus, Uranus, Venus
planeetkijker  telescoop
planeetlezer  astroloog, astrologe, waarzegger, waarzegster
planeetmeter - planetolabium
planetoïde – asteroïde
planeren - gladmaken
planetoïde, derde - Jupiter
planimetrie  meetkunde
plank  lat, deel
plankbrug- vlonder
plankenbeschot - lambrizering, planket(sel)
plankenhuis  doodskist
plankenloods  plankenvloer, plankenbeschot
plankenvloer - planket, plankier
plankenvrees – plankenkoorts
plankenwand – schot, schutting
plankerig - plat, stijf
planket – plankenvloer, veldtafeltje
plankier – plankenvloer, trottoir
plankier bij halte – perron
plank in de kast - schap
plankje  sport
plankje om iets bijeen te houden – spalk
plankzeilen – windsurfen
plankzeiler – surfer
plannen – beramen, ontwerpen
plant  gewas, struik
plant aan de waterkant  lis, rus, smeerwortel
plant als sieraad  sierplant
plant die aan de waterkant groeit - lis, rus, smeerwirtel
plant die de bruidskrans levert - mirte
plant die op mesthopen groeit - mestplant
plant die in een rotsspleet groeit - chasmofyt
plant die verbouwd wordt om de in de wortel bevattende kleurstof - mee(krap)
plant met aarde  pol
plant met bittere blaren  alsem
plant met bittere wortel  alant
plant met roodachtig blad  mansoor
plant met stekels  roos, doorn, distel
plant met sterk smakende zaden - anijs, komijn
plant met weerstand tegen droogte  xerofyt
plant uit Afrika  aloë
plant voor bruidskrans  mirte
plant voor groenbemesting  lupine
plant voor ,kleurstof  mee, meekrap
plantaanachtige - plantaanceeën
plantaardappel - planter, pootaardappel, poter
plantaardig voedsel  groente, fruit, brood, aardappel
plantaardige eiwitten - glutelinen
plantaardige geelrode verfstof - orleaan
plantaardige verfstof – orleaan
plantage – aanplantpark,
plantagenet, lid van ht huis -
3 Jan
4 Anne, Joan, John
5 Adele, Edward, Fulco, Henry, Roger
6 Arthur, Edmund, Eduard, George, Lionel, Robert, Thomas,
Willem
7 Blanche,Filippa, Hendrik, Richard,
8 Eleonora, Geoffry, Godfried, Humphry, Mathilde, Philippa,
Stefanus
10 Margarethap
plantaginacee - littorella, plantao, weegbree
plantdier - zoöfiet
planteermachine - stelmachine
plantein - weegbree
planteboter - palmine
plante-ivoor - tagua
planteleurstoffen gele - flavonen
plantendeel  blaar, blad, bloem, doorn, kelk, kroon, meeldraad, stamper, steel, stempel, vruchtbeginsel, wortel
planten  gewas, groen, inpoten, poten, telen
plantenaardrijkskunde  fytogeografie
plantenalbum  herbarium
planten anatomie - fytotomie
plantenboter  palmine
plantenbus - boraniseertrommel
plantendeel - blad, bloem, doorn kelk, kroon, meeldraad, stamper, steel, stengel, vezel, wortel
planteneiwit in tarwe – aleuronaat
planten en bloemen - flora
plantenetend dier  fructivoor, herbivoor
planteneter  herbivoor, vegetariër
planten -
3 alg, hop, lis, mos, sla, tijm
4 aren, brem, eppe, gras, helm, klis, mirt, munt, muur, palm,
prei, vlas, wede
5 betel, ficus, Karwij, kroos, kweek, latuw, netel, rotan, veren,
wikke
6 acacia, bamboe, bijvoet, dophei, dragon, dravik, etgras,
hennep, jasmijn, klimop, lupine, mierik, molsa, spirea
7 aardbei, akoniet, amarant, deutsia, esparto, fuchsia, gelling,
kalmoes, lamsoor, luzerne, maankop, mansoor, meekrap,
primula, ricinus, spurrie, vetblad, vuurpijl, wijnstok, zeegras
8 aardakker, afrikaan, artisjok, bekermos, bentgras, berberis,
bergania, bevernel, bieslook, bremraap, clematis, conifeer,
dolkruid, dopheide, eikvaren, ezelsoor, ganzerik, gardenia,
geelster, gentiaan, geranium, hanenkam, heelbeen, heermoes,
hoefblad, kamvaren, koolzaad, korensla, lavendel, liguster,
lintgras, lisdodde, magnolia, melkeppe, parelmos, pijlkruid,
poelruit, raaigras, rapunsel, siererwt, spergula, tamarisk,
torkruid, trilgras, trollius, tuinkers, vedermos, verfbrem,
vetkruid, vogellijm, vossebes, weegbree, zuurling
9 beredruif, beukvaren, boksbaard, centaurie, coreopsis,
dovenetel, edelweiss, forsythia, geitenoog, helmbloem,
helmkruid, kerstroos, kerstster, knarkruid, knopherek,
kolokwint, koriander, kornoelje, kruipbrem, lepelblad,
maanvaren, mannagras, marjolein, muizeoor, parelgras,
peperkers, pepermunt, pluimriet, rolklaver, stalkruid,
struikhei, tripmadam, tuinmelde, uiversbek, venushaar,
vlotvaren, vogelmelk, vuurdoorn, watermuur, waterpest,
wegdistel, wegedoorn, zenegroen, zevenblad, zwenkgras
10 aarddistel, akkerwinde, belladonna, berenklauw, bergdravik,
boerenkers, bonenkruid, bosandoorn, boswalstroom,
boswederik, brandnetel, druifkruid, gaffeltand, hondskruid,
hondsnetel, kaardenbol, kattekruid, kikkerbeet, knoopkruid,
moeraskers, naaldvaren, nagelkruid, ogentroost, paddestoel,
patrijsveer, peterselie, priemkruid, pronkwinde, reigersbek,
rendirmos, scherpgras, schildzaad, schubvaren, slangelook,
speenkruid, spekwortel, springzaad, steenbreek, streepzaad,
suikerriet, torenkruid, tulpenboom, vederkruid, veldzuring,
vroegeling, waternavel, waterpeper, watergunge, wolfsklauw
11 akkerdistel, akkerdravik, akkerklaver, bingelkruid, bitterkruid,
blarenplant, boompapaver, borstelbies, dollekervel,
doorndistel, dwergcactus, geiteklaver, genadekruid,
katoenplant, kruiswistel, leeuwentand, mariadistel,
moederkruid, moederplant, moerasvaren, nachtschade,
papierplant, poederkwast, puntwederik, rubberplant,
schubwortel, sikkelkruid, slangekruid, smeerwortel,
sneeuwheide, speerdistel, stekelvaren, strandmelde,
struikheide, struisvaren, vederdistel, vingerplant,
voederwikke, winterbroen, wonderkruid, wrangwortel,
zeeweegbree
12 citroenkruid, doornenkroon, hemelsleutel, herderstasje,
herfstsering, kaasjeskruid, klapperkruid, nestbromelia,
papurusplant, penningkruid, rozenkransje, schapezuring,
scharrekruid, staartcactus, stekelcactus, vaantjesboom,
zandblauwtje, zilverschoon
13 archilleskruid, donderplantje, garnalenplant, lucifersplant,
paardenstaart, rozenvetkruid, tuinbalsemien, tuinwolfsmelk,
voorjaarsbrem
14 augurkenstruik, pantoffelplant, vogelnestvaren, zilverganzerik
15 hertshoornvaren, hondspeterselie, muurhavikskruid,
scharlakendoorn, waterscheerling, wortelloofvaren,
zuidenwindlelie
plantenfamilie der wieren - algen
plantengeslacht – arabis, gagel, klit, look, mimosa, nigilleorego, ribes, ruit, tabak, tijm, zuring
plantengeografie - geobotanie
plantengeografisch gebied - Antarctis, Australis, Capensis, Holarctis, Neotropis, Palaeotropis
plantengroei  vegetatie
plantenhuis  (broei)bak, kas, oranjerie, serre
plantenkasstof - legumine
plantenkast - schap
plantenkenner - botanicus, botanist
plantenkunde - botanie
plantenleven - vegetatie
plantenmeel – cassave
plantenresten - humus
plantenrijk -flora
plantenrijk, hoofdgroep uit het  algen, cormophyta, spermatophyta, tallophyta, wieren
plantenslaap - nyctinasie
plantensoc iologie - vegetatiekunde
plantensoort der palmen  sabal
plantensproeier - gieter
plantenstekel  doorn, doren
plantentuin  hortus
plantentuin te Buitenzorg (Ind.)  kebon
plantenverzamelen - botaniseren, herboriseren
plantenverzameling - herbarium, hortus
plantenverzorger - gardenier, hovenier, tuinier, tuinman
plantenvezel - jute, katoen, sisal
plantenvocht - sap
plantenvoedsel  compost, mest
plantenwereld  flora
plantenziekte  aal (ziekte), krul, roest, spint
plntenziekte door schimmels veroorzaakt - aardappelziekte, brandzwam, honingzwam, iepenziekte, meeldauw, roestzwam, zwam
plantenziekteleer  fytopathologie
planter  kweker, poter, teler, verbouwer
planteresten - humus
planthof - planterij
plantje  kroos, mos, stek
plantkunde  botanie, botanica, fytologie
plantkundige - botanicus, botanist
plant met aarde - pol
plant met bittere blaren – alsem
plant met stekels - cactus
plant uit Zuid-Amerika - aardappel, tabak, tomaat
planton  wachtpost
plantontleding  fytoanatomie
plantsoen  gazon, park, perk, wandelpark
plan voor weg - trace
plas  fint, kolk, lagune, meertje, meer, poel, ven, vijver, zee
plasregen  plensbui, stortbui
plassen – urineren, wateren
plastics  isomeren
plasticiteit  aanschouwelijkheid, kneedbaarheid, smijdigheid
plastiek - beeldwerk
plastisch - aanschouwelijkheid
plat – alledaags. ``banaal, dialect, dun, eenvoudig, effen, egaal, flauw, gelijk, geslepen, gewoon, glad, horizontaal, ondiep, ordinair, triviaal, vlak, vuil, vulgair, week
plataf - kortweg, ronduit, vlakaf
plat beschuitje – rotje
plat dak – terras
plat en egaal - vlak
plat Engels  cockney
plat hoofddeksel  pet
plat hout  plank, lat
plat maken – pletten
plat open zeilbootje - lark
plat ovaal vat – aad
plat rond voorwerp – schijf
plat schip – kaan
plat stuk – schijf
plat vaartuig – kaag, pont
plat vlechtwerk  hor
plataf  ronduit, vlakaf, kortweg
platbol  platconvex
platboomd vaartuig  aak, bijlander, blazer, bok, bons, botter, bijlander, kaag, pleit, praam, schouw, smak, tjotter, vlet, vlot, Westlander
platboomde vissersschuit - bons, knots, pluit(er), pluut, smak
plat drukken - vermorzelen
plateau  bedienblad, hoogvlakte, mesa, (presenteer)blad, tafelberg, schenkblad, theeblad
plateel  aardewerk, faience, majolica, pul, schaal, schotel, vaas
plateelgoed  aardewerk
platenaars - meekrap
platenatlas  album
platenspeler – draaitafel, grammofoon, pathefoon, pickup, wisselaar
platenverzamelaar  discofiel
platenverzameling  album, atlas, discotheek, verzameling
platerescostyl - platereske
platform  balkon, booreiland, bordes, perron, terras, plateau, trambalkon, verhoging
platform in gebouw  podium
platform in schouwburg  toneel
platform in tram  balkon
platvorm, verhoogd - in een synagoge - almemmor, bima
platform voor gebouw  bordes
platheid  boersheid, grofheid, platitude, trivialiteit
plathol - planconcaaf
platina  Pt.
platinasulfide - coöperiet
plating – walbeschoeing
platje – guit, schelm
platmaken - pletten
platslaan – pletten, vergruizen
platsnavel – todie
platstaart - zeeslang
platteerwerk - pleet
platte biezen mand – kalebas
platte handkoffer - attachecase
platte heuvel, door het ijs gevormd  drumlin
platte houten lepel  spaan
platte koek – flap, wafel
platte koker voor mes – schede
platte muts - baret
plate schop – bats, schoef
platte schotel – plateel
platte schuit - praam
platte steen – estrik, tegel
platte taal  Bargoens, dieventaal, slang
platte taal van het land  boers, patois
platte turf  baggelaar
platte zak  tas
plattegrond  (land)kaart, map, plan
plattegrondbepaling  ichnografie
platteland – campagne
plattelander – boer, boertje, buitenmens, dorpeling
plattelands - agrarisch, dorps, landelijk, provinciaal, ruraal
plattelandsgemeente  dorp
platuit - ronduit, rondweg
platvink  portemonnee, portefeuille
platvis - (aal)bot, griet, heilbot, raapbot, rog, schar, schol, tarbot, tong
platvissen - herosomata
platvloers - banaal, ordinair, triviaal, vulgair
platvoeten  maaivoeten, strijkijzers
platwalsen - pletten
platweg - platuit, ronduit, rondweg
platwormen - plathelminthes
platzak – arm, berooid, blut, rut
platzand - perzikkruid
plausibel - aannemelijk, geloofwaardig
plausibiliteit  aannemelijkheid, waarschijnlijkheid
plavei - straatsteen, vloersteen, vloertegel
plaveien  bestraten, betegelen, bevloeren
plaveier - straatmaker
plaveisel  bestrating, bevloering, straatstenen
plaveisteen  straatsteen
plavuis - estrik, vloersteen, vloertegel
playbacken – mimen, naapen
playboy - fuifnummer, nietsnut, versierder
plebejer  onbeschaafde, onadellijke
plebejisch  onbeschaafd, plat, vulgair
plebisciet  volksstemming, referendum
plebs  falderappes, gepeupel, grauw, janhagel, massa, rapalje, schorremorrie, schuim, soepie
plecht – scheepsdek, voorsteven
plechtgewaad - ornaat, statiekleed, toga
plechtig  ceremonieel, deftig, formeel, gewijd, officieel, statig, verheven, waardig
plechtig bevestigen - inaugureren, inhuldigen, inwijden
plechtig gewaad - gala, ornaat, toga, smoking
plechtig gezang - koraal
plechtig godsdienstig gewaad – pontificaal
plechtig langzaam - statig
plechtig openen  inwijden
plechtigheid  ceremonie, wijding
plechtigheid in parlement  troonrede
plechtige bedegang – processie
plechtige belofte  eed, gelofte
plechtige dracht  gala, ornaat
plechtige ingebruikneming  inwijding
plechtige inkomst  intree, intrede, entree
plechtige kleding - gala, ornaat, rok, smoking, toga
plechtige lofzang - hymne
plechtige optocht - processie
plechtige toezegging  eed, gelofte
plechtige verklaring  eed, gelofte
plechtigheid - ceremonie, doop, solemniteit, staatsie, statie, wijding
plechtstatigheid – graviteit, deftigheid
plee  bestekamer, doos, gemak, latrine, retirade, toilet, watercloset, w.c.
pleegkind – pupil
pleegzuster - nurse
pleeruimer – beersteker
pleet – double
plegen – begaan, doen, uiten, uitwerken
plegen van overspel - echtbreuk
pleger  bedrijver, dader, delinquent
Pleiaden, een der - Pleione
pleidooi – betoog, pleit(rede)
plein  agora, brink, dries, plaats, piazza, plaza
plein in Alkmaar  Kaasmarkt
plein in Amsterdam  Dam, Frederiksplein, Mercatorplein, Munt, Rembrandtsplein, Surinameplein
plein in Den Haag  Binnenhof, Buitenhof, Toernooiveld
plein in dorp  brink, laar
plein in Maastricht  Vrijthof
plein in Utrecht  Neude, Vreeburg
plein in vele plaatsen  Stationsplein
plein met kramen - markt
plein-pouvoir - volmacht
pleinvrees  agorafobie
pleister – gips, gipsmeel, hechtpleister, kalkmengsel, muurkalk, specie, stuc, verzachting, vergoeding
pleisteraar  stukadoor
pleisteren  aanleggen, bestrijken, stukadoren
pleisterkalk - gaas, gips, stuc
pleisterplaats - halte,motel, relais, standplaats, station
pleisterplaats (Duitsland)  Rasthof
pleisterplaats in woestijn  oase
pleisterspecie - stuc
pleisterwerker - stucadoor
pleistoceen  diluvium, plistoceen
pleistocene ijstijd  Günz, Mindel, Riss, Würm, Saaie, Weichsel
pleit apologie, defensie, geding, geschil, pleidooi, proces, rechtsgeding, rechtsstrijd
pleitbezorger  advocaat, procureur
pleite  gegaan, kwijt, platzak, vertrokken, vlucht, weg
pleite gaan - vluchten
pleiten – procederen, verdedigen
pleiter - advocaat, verdediger
pleitgeding - geschil, pleidooi, rechtszaak
pleitrede  pleidooi
pleitzak  dossier
plek – gehucht, klad, oord, plaats, punt, stee, vlek
plekje - hoek
plekker – stukadoor
plek of regio – oord
plek of striem - moet
plempen  aanvullen, dempen, plenzen, plonzen, storten
plenair  volledig, voltallig
plengen - storten, uitgieten, vergieten, verzachten
plengoffer  libatie
pleno-in - plenair
plens golf, guts, scheut
plensbui – gietbui, plasregen, stortbui
plensen - gieten, gutden, stromen
plenty – genoeg, overvloed, overvloedig, veel, volop
plenzen – gieten, gutsen, plempen, regenen, slagregenen, uitstorten
pletbaar – smeedbaar
pletrol – wel, wals
pletsen – uitgieten
pletten – platmaken, platslaan, slaan, uitpersen, uitsmeden, vergruizen, verbrijzelen, walsen
pletter – wals
pletteren - neersmijten
pletwerktuig  mangel
pleura – borstvlies
pleuren – leggen, plaatsen, smijten
pleureuse - lamfer, rouwband
pleuritis  borstvliesontsteking
pleviervogel – goudsnip, griet, grutto, houtsnip, kemphaan, kievit, kluut, snip, scholekster, strandloper, tureluur, watersnip, wulp
plezant – aangenaam, jofel
plezier – aardigheid, amusement, behagen, gein, genoegen, genot, jolijt, jool, leut, lol, lust, pret, schik, vermaak, vreugd(e), vrolijkheid
plezier achteraf – napret
plezieren - verblijden
plezier in het op jacht gaan - jachtgenot, jachtvermaak
plezier vooraf  voorpret
plezierig – aangenaam, aardig, amusant, fleurig, genoeglijk, gezellig, heerlijk, jofel, lollig, prettig, vermakelijk
plezierjacht – boeier
pleziermaker  cabaretier, clown, geinmaker, grapjas, grappenmaker, lolbroek, pretmaker, komiek
plezier of lol – vermaak
plezier of pret - vreugde
plezierpapier  accommodatiewissel
plezierreisje  excursie, uitstapje
plezierreiziger – toerist
pleziertje – lolletje, pretje
pleziervaart  spelevaart
pleziervaartuig - boeier, jacht, zeilboot
pleziervoertuig  janplezier
plezierwerk – hobby
plezometer - drukkingsmeter
plicht  opdracht, taak, verplichting
plichtenleer - deontologie, ethiek
plichtig - verschuldigd
plichtpleging - beleefdheidsbetuiging, ceremonie, compliment, egard, hoffelijkheid
plimsolimerk – laadstreep
plint – muurlijst, richel, vloerlijstvoetlijst
pliotron – triode
plissé  geplooid, plooisel
plisseren – plooien
plissoir - nagelborstel
plod - dronkaard, luiaard, slet, vod
plodde – dronkaard, luiaard, slet
ploeg – afdeling, eg(ge), elftal, equipe, groep, koppel, messing, ploegschaaf, team, troupe, voetbalteam
ploegbaas - kras, mandoer, onderbaas, opzichter, voorman, werkmeester
loegbaas (Ind.) – tandol
ploegblad - schaar
ploeg, deel van een - rister
ploeg van ministers – kabinet, ministerie
ploeg van voetballers  elftal
ploegen  akkeren, bevaren, doorklieven, groeven, moren, omwoelen, zwoegen
ploeger – landman
ploeggenoot – maat
ploegleider - voorman
ploegmes  kouter
ploegschaar - scharre
ploegschaarnavel - schaarbek
ploegsnee  voor, vore
ploeg spelers - team
ploegstaart  stuurstang
ploegijzer - kouter
ploert – barrel, fielt, hufter, onverlaat, patser, poen, pooier, schavuit, schoft, schurk, schelm, sujet
ploertachtig  alledaags, bekrompen, gemeen, kleinburgerlijk, laag, liederlijk, ruw, verlopen
ploerterij - lichtmisserij
ploertig  bot, gemeen, grof, laag, liederig, lomp, onbeschaamd, ongemanierd, ruw, schofterig
ploertin - hospita
ploeteraar  zwoeger
ploeteren - baggeren, modderen, moren, otteren, plassen, sloven, tobben, wroeten, wurmen, zwoegen
plof  bons, dreun, explosie, klap, knal, smak, stoot, val.
ploffen – exploderen, knallen, kwakken
ploffer  explosief, klapper, schietwapen, ontploffingsgeluid
plofkland - explosie, occlusief
plok – bosje, handvol, plukje, ruit, toef
plokgeld – strijkgeld
plombe - zegellood
plomberen - verzegelen, vullen
plomp – bot(weg), dik, grof, log, lomp, lummelachtig, onbehouwen, onbeleefd, onbeschaafd, ongelikt, ontsierlijk, plons, ruw, vormloos, waterboterbloem, zwaar,
plompaard – lomperd
plomp dier – neushoorn, nijlpaard, olifant
plompe meid – trien
plompen – springen
plomp gebouwd rund - buffel
plompheid - grofheid, logheid
plomp persoon - bobberd
plompverloren – abrupt, botweg, pardoes, onverhoeds, onverwachts, plotseling
plonsstok - kloet, pols
plonzen – plempen,n, spattespetteren
plooi - antiform, golving, groef, inleg, kneep, kreuk, lies, neep, reef, ribbel, rimpel, vouw
plooi van zeil - reef, rif
plooi in het strottenhoofd - stemband
plooibaar  buigzaam, flexibel, gewillig, lenig, meegaande, opvouwbaar, soepel, willig
plooibaarheid - souplesse
plooibare verbinding tussen delen van een portefeuille  slak
plooidal  aardplooi, trog, synclinale, terreinplooi
plooien – buigen, golven, kreuken, pliseren, regelen, rimpelen, schikken, schipperen, vouwen
plooier - schipperaar
plooiing - anticlinale, antiform
plooi in de huid – rimpel
plooi in het gezicht - frons
plooiing in gesteente - flexuur
plooiloos - effen, egaal, glad
plooi of neep – kneep
plooi of vouw - ribel
plooisel  lob, lub, plissé
plooisel van een kraag  lob, lub
plooivleugeligen - vespidae
plooiijzer – fristeertang
plot – knoop, plan
plots – abrupt, accuut, eensklaps,halsoverkop, inens, onverhoeds, onverwachts, onvoorzien, opeens, pardoes, plotseling
plotseling  abrupt, acuut, eensklaps, halsoverkop, ineens, opeens, onverwacht, pardoes, plots, schielijk, snel, subiet, subito
plotseling (muz.)  subito
plotseling beginnend - acuut
plotseling binnenkomen  inval
plotseling idee – inval
plotseling lachen – proesten
plotseling omkeren – omslaan
plotseling ophouden – afnokken, stoppen
plotseling opkomend  acuut
plotseling opkomende gedachte - inval
plotseling sterk geluld  gil, kreet, schreeuw
plotseling verlangen  opwelling, drift
plotseling verschijnende ster  nova
plotselinge aandoening  aanval, attaque (attak)
plotselinge algemene schrik  ontsteltenis paniek, shock, verwarring
plotselinge angst – paniek, schrik
plotselinge bevlieging - rage
plotselinge beweging  ruk, schok, stoot
plotselinge koersdaling  slump
plotselinge ommekeer - ontknoping, peripetie, wending,
plotselinge overval - inval, raid, razzia
plotselinge radeloze angst - paniek
plotselinge schrik - ontsteltenis, paniek, shock, verwarring
plotselinge trek  ruk .
plotselinge verheffing van de wind – zeng
plotselinge vrees - schrik
plotselinge ziekteaandoening  aanval, attaque, beroerte
plotsklaps – eensklaps, ineens, onverwachts, plotseling
plotter – tekenmachine
plot van een verhaal – intrige
pluche – fluweel, veloers
pluche beer - pandabeer
pluche, namaak - pluchette
plug  bout, mond, pin, stekker, stop, stuk, wig
pluim  aigrette, compliment, dons, kwast, plumeaustaart, toef, veer, veder
pluimage  gevederte, veren
pluimbal  vederbal, volant
pluimbalspel - badminton, raketspel
pluimbol - paardebloem
pluimborstel - plumeau
pluimen - plukken
pluimenbos - panache
pluimgierst - millet
pluimgras - halm, helm
pluimig - donzig
pluimpjesbal  badminton, shuttle
pluimpje  compliment, loftuiting, plumula
pluimstaart - eekhoorn
pluimstaartaap - saki
pluimstrijken – flemen, flikflooien, slijmen, strooplikken, vleien
pluimstrijker – flemer, flikklooier, kruiper, slijmjurk, vleier
pluimstrijkerij – liefdoenerij, vleierij
pluimvee  eend, haan, hen, hoen, hoender, kloek, kalkoen, kip
pluimveeprodukt  ei
pluimveeziekte - cocsidiosa, pseudo-vogelpest, pip, pullorum, snot
pluis - fatsoenlijk, haartje, nop, onbedorven, pluche, rafel, rein, veilig, vers, vezel(tje), vlok, vlokje, zedig
pluisje – nop, vlokje
pluisjuweel - paan, pluche, trijp
pluis op wollen stof  nop
pluister - pluis, vezel, vlok
pluit – roeischuit
pluiter – roeischuit, zeiljacht
pluizen  navorsen, peuteren, uitrafelen
pluizig - oneffen, ruw
pluizig haar - dons
pluk – bos(je), dot, handvol, oogst, toef
pluk de dag - carpe diem
plukharen – bakkelien, kibbelen, ravotten, stoeien, twisten, vechten,
plukje haar  lok
plukken – beroven, bestelen, oogsten, pluizen, pulken, roppen
plukker – oogster
pluksel - rafeling
plumaketel - akeleiruit
plumbaginacee - armeria, lamsoor, limoenkruid, limonium, schapenoor
plumbago - loodkruid
plumbum  pb., lood
plumeau – vederborstel
plunderaar – dief, marodeur, rover
plunderen  beroven, maroderen, rampokken, ravageren, roven, stelen, stropen, uitkleden
plunderen en roven - rampokken
plundering - beroving, diefstal, roof, spoliatie,
plundering door soldaten  furie, marode, stroperij
plundertocht – raid rooftocht
plunderziek – roofzuchtig
plunje - garderobe, kleding, kloffie
plunjer - zuiger
pluralis  meervoud, pl.
pluralis majestatis  majesteitsmeervoud
pluraliteit  meervoudigheid
pluriform  veelvormig
pluriformiteit  veelvormigheid
plus  daarbij, en, meer, optelteken, positief, (wisk.) vermeerderd met
plus de buurt er omheen  e.o
plusfour – pofbroek, kniepantalon
plusminus  circa, ca., omstreeks, omtrent, ongeveer, p.m.
plusminus 145 l - aam
pluspool  anode
plutocraat  rijkaard
plutonisch gesteente  sill, laccoliet
plutonium  Pu
pluviale  koorkap
pluvier - goudpluvier, regenvogel, wilster
pluvierachtige  griel, kemphaan, kievit, kluut, renvogel, scholekster, scholekster
pluviervogel - kluut
pluviometer  regenmeter
pluviose – regenmaand
pneu - luchtband
pneuma  adem, geest, lucht
pneumatiek - aeromechanica
pneumatisch muziekinstrument – fonola
po – nachtspiegel, ondersteek
pochel – licham, rug
pochen  bluffen, bogen, bracheren, grootspreken, opscheppen, pralen, pronken, snoeven
pocher – blaaskaak, bluffer, branie, dikdoener, geurmaker, grootspreker, opschepper, opsnijder, pochhans, poen, praler, snoever, zwetser
pocheren - koken
pocherij  blufferij, gesnoef, grootspraak, opschepperij, praal, rodomontade, snoeverij
pochet  lefdoekje, zakdoekje
pochhans - branie, fanfaron, grootspreker, pocher, poen, praler, , scheeuwer, snoever, zwetser
pocketboek  zakuitgave
poco  p., iets
poco à poco - allengskens, langzamerhand
podagra  pootje, voetlicht
podesta  ban, landvoogd, machthebber, satraap, stadhouder
podium - almemmor, ambo, boa, bima, buhne, platvorm, olankier, platvorm, toneel
podogra - jicht
podsol - schierzand
podsolhorizont - koffielaag, loodzand, oerbank, schierzand
poedel – blunder, does, doeshond, misgooi, misschot, misworp, wentelaar
poedelen  baden, blunderen, missen, wassen
poedelhond  does, poedel
poedelnaakt  moedernaakt, ontkleed, spiernaakt
poeder  gruis, medicament, meel, poeier, pulver
poederachtig – mul, rul
poederchocolade – cacao
poederen – fijnwrijven
poederkwastje - donsje
poedersuiker - basterd, farinesuiker, melis
poeder van puin - gruis
poedervormig metaal  thorium
poeiem - gedicht, vers
poëet  bard, dichter, kunstenaar, rijmer, verzenmaker, zanger
poef – zitkussen
poefen – paffen, schieten
poeha – bombarie, drukte, grootspraak, leven, omhaal, omslag, ophef, rumoer, spats, vertoon
poehaan - kraan, voorman
poehamaker – bluffer, ranie, drukteschopper, opschepper
poeier – dreun, opdoffer, oplawaai, pulver, stomp
poeieren - fijnwrijven
poel  draskolk, kolk, laak, meer(tje), moeras, plas, ven, vijver, waterplas, wetering
poelen - baden, zwemmen
poelepetaat - parelhoen
poelet - soepvlees
poelgras – rietgras
poelie – pully, riemschijf, snaarschijf
Poloe Pinang, stad op - Georgetown, Penang
Poeloe Weh, stad op - Sabang
poelslak - limnaea
poelsnip – capella, watersnip
poelvis - smeerling
poema - zilvermeeuw
poen  bluffer, branie, dikdoener, geld, geurmaker, opschepper, opsnijder, patser, ploert, pocher, praler, proleet, snoever, snot
poen  geld, moos
poene  boete, straf
poenen – slaan
poenerig – patserig
poenig – fatserig, poenerig, praalziek
poenig mispunt – kwal
poepuil - steenuil
poer  hors, morsbanker, peur, vistuig, wormentros
poerga - boeran
poerlood - peur
poes - kat(er), dakhaas
poesje - pouse-café
poes met papieren - raskat
poespas  drukte, knoeitaal, mengelmoes, onzin, rommel, rompslomp, soesa,
poesta – steppe, grassteppe
poestig - opvliegend
poet  buit, geld, hoop, massa
poëtisch  dichterlijk
poëtische naam voor Ierland  Eire, Erin
poets  bak, grap, grol, joke, klucht, list, mop, pots, streek, truc
poetsen – boenen, reinigen, schoonmaken, wrijven
poetser - schoonmaker
poetskatoen  dot, pinkops
poetslap  dot
poetsmiddel - cleaner, glans, was
poetsmiddel voor aanrecht  staalfix
poetsmiddel voor hout  teakolie
poetsmiddel voor kachels  kachelglans
poetsmiddel voor tanden  tandpasta
poets of streek – list, loer
poetsproduct - smeer
poezelig – mollig, poezel
poezelige vrouw - mokkel
poezengeluid - spinnen
poëzie  dichtkunst, gedichten, verzen
poezig - lief(tallig), zacht
pof  bol, gezwollen, klap, knal, krediet, opgezet, windstoot
pofadder – cobra
pofbroek - plusfour
poffen- borgen, duwen, kloppen
poffer  voetzoeker
poffertje  bollebuisje, brodertje,
poffertjeskraam - bakkeet
pofmais - popcorn
pofspel - trictrac
pogen  beproeven, proberen, streven, trachten
pogen te bereiken  haken, rekken streven
poging  experiment, moeite, proef, moeite, probeersel, streven
poging tot dichten  gerijmel, rijmelarij
poging tot koop  bod
poging tot moord  aanslag
pogrom  jodenvervolging, verwoesting
poids  gewicht, overwicht
point  punt
point d'orgue  orgelpunt
pointe  clou, gedachte, geestigheid, moraal, strekking, tendens, woordspeling
pointer - patrijshond
pointeren  aanstippen, aantekenen, richten, verifiëren, wagen, zetten
pok  blaar, bult, puist, pukkel, puistje, zweer(tje)
pokdalig  mottig
poken  oprakelen, porren, stoken
poker – dobbelspel, kansspel
pokeren - gokken
pokerterm  bluf, carré, pair, poker
pokkel – bult, lichaam, rug
pokken - variola
pokkenbriefje  vaccinatiebewijs
pol - aardkluit, heuveltop, hoogte, koekje, plag, vrouwenjager, zode
polaire hoedanigheid - polariteit
polder - mee, waterschap
poldergast - grondwerker
polder in IJsselmeer  Flevoland, Markerwaard, Noordoostpolder, Wieringermeerpolder
polder in NoordHolland  Beemster, Purmer, Schermer, IJpolder, Wormer
polder in ZuidHolland  Alexander, Babbers, Delfland
ploderbestuur - heemraad, waterschap
polderboer - ingeland
poldergast - grondwerker, polderwerker
polderinspectie  schouw
polderjongen – dijkwerker, schuier
polderkoorts - malaria, moeraskoorts
polderlasten  polderbelasting
polei - katrol
polemiek - pennestrijd
polemisch - strijdend, twistend
polemoniacee - cobaea, collomea, gilia, phlox, polemonium, vlambloem
poleren - polieren, polijsten
policinel - hansworst
poliep - abces, gezwel, inktvis, neteldier, octopus, sepia, tumor, vleesboom, zwelling
poliepen – hydroidea
poliet – beschaafd
polijstbare gipssoort - albast
polijstaarde  tripel
polijstbare gipssoort  albast
polijsten  beschaven, bruineren, gladmaken, politoeren, schuren, slijpen, veredelen, verfijnen, zoeten
polijststeen  amaril
polio  kinderverlamming, poliomyelitis
polis - akte
polisseur - polijster
politesse - hoffelijkheid, welgemanierdheid
politica – staatsvrouw
politicus - staatsman
politie - hermandad, ordedienstprinsenmarij
politie te water  rivierpolitie
politie van het leger  M. P.
politieafdeling - brigade
politieagent  bink, diender, juut, kip, klabak, rus, smeris, tuut, veldwachter, wijkagent
politiebeambte - agent, diender, rechercheur
politiedienst – recherche
politiehond - speurhond
politiehoofd - brigadier, commissaris, inspecteur
politiehoofd in Amerika  sheriff
politiek  staatkundig
politiek, kennis van de - politologie
politiek onbetrouwbaar – inciviek
politiek strijder - plopper
politiek systeem - actualisme
politiek van staatkundige en economische expansie  imperialisme
politieke daad, bepaalde - verkiezingsmanoevre
politieke groepering  partij
politieke kleur, van bepaalde - communistisch, laberaal, sociaaldemocratisch, socialistisch
politieke partij in Duitsland  C.D.U., F.D.P., S.P.D.
politieke partij in Engeland  Conservatieve, Labour, Liberalen
politieke partij in Nederland  A.R.P, C.D.A., C.P.N., C.H.U., G.P.V., Broen-links, K.V.P., P.v.d A, P.S.P., P.V.V.S.G.P., V.V.D., D '66, D. S. '70, Boerenpartij, P.P.R., S.P.
politieke rechercheafdeling  P.R.A.
politieke richting – liberaal, links, rechts
politieman – agent
politiesoldaat - gendarme
politiespion  verklikker
politievoertuig  overvalwagen, patrouillewagen
politionele drijfjacht  razzia
politoer - beschaafdheid, fijnheid, gladheid, glans
politoeren  opknappen, oppoetsen, polijsten
polk – hol, nest
polka  dans
polkabrok - ulevel
pollen  stuifmeel
pollenanalyse  palynologie
pollenklompje – pollinium
pollepel – sleef, roerspaan
polmast – kluitden
polohemd – shirt, sporthemd
polonaise - feestdans
polonium  po. Radium-F
pols – springstok
polsen – benaderen, onderzoeken, peilen, toetsen, uithoren, vragen
polsslag - pulsatie, pulsus
polsstok – kloet, springstok
polster – penterschouw
polszak - puls
polyamide - nyon
polychroom - bont, kleurrijk, veelkleurig
polyeder veelvlak
polyfagie  vraatziekte
polyfoon - meerstemmig, veelstemmig
polygalacee - vleugeltjesbloem
polygamie  veelwijverij
polygonaal  polygoon, veelhoekig
polygonacee - adderwortel, boekweit, bruidsluier, duizendknoop, fagopyrum, jezusgras, krodde, perzikkruid, polygonum, rabarber, rheum, roodbeen, rumex, varkensgras, veenwortel, waterpeper, zuring, zwaluwtong
Polynesië, bewoners van - Kanaken
Polynesië, eiland behorend tot - Alofi, Christmas, Fanning, Fotuna, Manahiki, Marquesas, Niuafu, Niue, Palmya, Phoenix, Rapa, Tahiti, Tokelau, Uea
Polypodiacee - adelaarsvaren, eikvaren
polyptiek  veelluik
polytechnische school - polytechnicum
polytheïsme  afgoderij, heidendom, veelgoderij, veelgodendom
polijstbaar gipssoort - albast
polijsten - politoeren, poppen, schuren
polijstrood - dodekop
pomander - amberappel
pommerroos – jambosa
pommes frites - patat
pomp - aanjager, cilinder, zuiger
pomparm – zwengel
pompbuis – daal
pompel - kolk
pompelmoes  grapefruit
pompen van het hart  systole
pompeus  deftig, dikdoenerig, hoogdravend, luisterrijk, prachtig, zwierig
pompier – brandweerman, spuitgast
pompinstallatie  gemaal
pompoen – kalebas, pronkappel
pompon - bolkwast
pomposo (muz.) - deftig, statig
pompput - jaknikker
pompstation – gemaal, tankstation
pon – nachtgewaad, nachtjapon, nachtkleed
ponceau – klaprozerood
poncho - manteldoek
pond  Ib., pd.
ponder – mandje, unster
ponderen - wegen
pondgaarder - korenmakelaar
pond sterling  L., P. St.
ponem – facie, gezicht, tronie
poneren  stellen, voordragen
ponjaard - dag(ge), dolk, moordpriem
ponk – spaarpot
pons - drevel
ponsen  doorslaan, drevelen, stansen
ponsoen – graveernaald, patrijs
ponstypist - ponser
ponstypiste - pondeuse
ponswerk  stamswerk
pont - overzetboot, veer, vlet
pontbrug - pontklep
ponteneur  eer, eergevoel
pontifex  P., opperpriester
pontificaal  bisschoppelijk, opperpriesterlijk, pauselijk, plechtgewaad, pronkgewaad, staatsiegewaad
pontiflex, maximus – paus
ponton – brugdrager, brugschuit, drijver, schipbrug
pontveer – overhaal, veerboot
pontwachter - veerman, veerschipper
pont – hit, ket
pooien - drinken, zuipen, zwelgen
pooier  patser, ploert, souteneur, uitsmijter
pook – dolk, haardijzer, porijzer, rakel, vuurijzer
pookijzer  rakel
Pool – aspunt, Polak
poolbeer - ijsbeer
pool, de betreffende - polair
poolgebied  Antarctis, Antarctica, Arctis
poolhond – husky
poolkap - ijskap
poolkring  poolcirkel
poollichaampje - polocyt
poollicht - noorderlicht, zuiderlicht
poolmeter  kwadrant
poolreiziger  Amundsen, Bellingshausen,Bering, Byrd, Davis, Hansen, Hudson, Nobile, Peary, Ross, Scott, Shackleton, Wilkins
Pools componist  Paderewski
Pools dorpshoofd  starost
Poolse berg - Tatry
Poolse bok - doedelzak
Poolse dans - krakiowak, mazurka, polonaise
Poolse dichter - Lec
Poolse havenstad  Dazig, Elblag, Gdansk, Gdynia, Kolobrzeg, Szcessin
Poolse hoofdstad - Warszawa
Poolse jongensnaam  Stanislov
Poolse Jood - Pol(a)k
Poolse koning -
3 Jan
6 Istvan
7 Hendrik, Jadwiga, Lodewijk, Michael, Meeszko
8 Augustus, Boleslaw
9 Alexander, Kazimierz, Sigismund, Stanislaw, Wladyslaw
Poolse Kozakkenhoofdman  hetman
Poolse munt - groszy, zloty
Poolse parlement  Zejm
Poolse pianist  Askenase, Paderewski, Rubinstein
Poolse plaats - Bialystok, Gdansk, Gdynia, Katavice, Krakau, Krakow, Lotz, Lublin, Ostraa, Poznan, Wroclaw, Warschau
Poolse president -
5 Ochab
6 Bierut
8 Moscicki, Zawadski
9 Jablonski, Pisuldskiwi
10 Narutowicz, Paderewski, Spychalski
11 Raczkiewicz
12 Cyrankiewicz
13 Wojciechowski
Poolse rivier - Biala, Bobr, Bug, Notac, Odra, San, Warta, Wisla
poolshoogte nemen  onderzoeken
poolshoogtemeter  astrolabium
poolster  gids, noordstèr, polaris, toeverlaat, tramontane
poolstreekbewoner  Alaskiër, Aleut, Eskimo, Groenlander, Lap, Laplander, Ijslander
poolvos - ijsvos
Poolzee  IJszee
poon - knorhaan, roodbaard, trigla
poor - prei
poort  (Arab.) bab, boog, deur, doorgang, geschutspoort, ingang, passage, patrijspoort, toegang, tunnel,, uitgang
poorter  burger, dorpeling, ingezetene, stedeling
poortjesvolk - armelui
poortwachter  conciërge, portier
poos  duur, ogenblik, periode, tijd(je), wijl
poosje - amerij(tje), even, ogenblik, tijdje,
poot  ent, loot, spruit, stek
poot  hoef, klauw
pootaardappel – kriel, legger, planter, poter
pootgoed  pootvis, pootaardappelen, pootoesters
pootje  podagra, voetjicht
pootogigen – schildkreeften
poot van een roofdier – klauw
pootvis - gruw
pop - baby, cocon, dot, gulden, kindje, marionet, prop, speelgoed, trekpop
popcorn - pofmais
pop uit poppenspel – marionet
popel – populier
popelen – beven, bewegen, ritselen, ruisen
popfeest – popfestival
popmuziekstijl – funk, punk
poppel - atelaar
poppenkast - poesjenellen, ronzebons
poppenkastfiguur - Jan Klaassen, Katrijn, Pierlala
poppenkastspeler in Nederland - Baardmans, Bosrna, Bulthuis, Kooman
poppenspel – marionettentheater, wajang
poppentheater in Antwerpen  Poesjenellenkelder
popperig  klein, nietig, petieterig, peuterig
poppig – klein, nietig
pop uit poppenspel - marionet
populair  geliefd, gevierd
populair lied – hit, tophit
populair tijdschrift  magazine
populair vervoermiddel  fiets
populair wijsje  schlager, tophit
populaire artieste - vedette
populaire benaming voor geld - daalder, duppie, geeltje, joetje, knaak, meier, pop, riks, spie
populaire benaming voor gezicht - facie, smoel, snoet, snuit, toet, tronie
populaire muziek - pop
populatie  bevolking
populier  abeel, asp, beefesp, belboom, esp, peppel, popel, ratelaar, ratelabeel, ratelpopulier, trilpopulier
populier, witte – abeel
pop van een vlinder - larve
por  duw, mep, puist, steek, stoot, wrat, zet
porder – klopper, pook, wekker
porem – aan(gezicht), ponem, tronie
poreus - doordringbaar, doorlaatbaar, lek, permeabel, sponsachtig
poreusheid - porositeit
poreus vulkanisch gesteente - lava, puinsteen
poreus weefsel  kurk
poreuze lava - scroria
porfier  graniet, purpersteen
porie  gaatje, huidopening, opening, spleet
porijzer – pook, ratel
pork – hummel, kleuter, uk
porken – peuteren, possen
pornografie  schund, vuilschrijverij
porren – aansporen, duwen,poken, rakelen, steken, stompen, stoten, wekken
porositeit  poreusheid
pors - gagel
porseleinaarde  kaolien
porseleinbloempje - steenbreek
porselein, grondstof voor - cornishtone, kaolien, kwarts, pigmentiet, veldspaat
porseleinhoen  moerasral
porseleinhorenslak - cypraea
porseleinslak  katje
porseleinstad - Limoges, Meissen, Sèvres
porseleintjes  menistenzusjes
port  bestelbon, briefkosten, porto, portwijn, strafport, vrachtgeld
portaal – bordes, deurnis, hal, hoofdingang, nis, overloop, vestibule
portaal voor buitendeur - portiek
portatief  draagbaar
porte-crayon - tekenpen
portee  belang, betekenis, draagwijdte, omvang, strekking
portefeuille  beurs, brieventas, etui, koker, map
portelen - borrelen, bruisen, koken, pruttelen, schuimen
portemonnee  beurs, geldbuidel, geldtas
porticus  zuilengang, boven gang
portie  aandeel, actie, deel, dosis, effect, gedeelte, hoeveelheid, kavel, kwantum, part, rantsoenstuk, (Eng.)share
portiek  hal, voorhal, voorportaal, zuilengang
portier  autodeur, claviger, conciërge, deurwachter, oppasser, poortwachter, pylorus, wachter
portière  deurvoorhang, gordijn
portiershokje – loge
porto – bestelbon, briefkosten, briefvracht, vrachtgoed, zegelkosten
portobetaalmiddel – antwoordcoupon
portofoon – mobilofoon, walkietalkie
porto franco - vrijhaven
portret  afbeelding, beeld, beeltenis, beschrijving, foto, konterfeitsel, schets, uitbeelding
portretschilder - portrettist
portretteren  beschrijven, uitbeelden
portvrij - franco
Portugal - Lusitania
Portugees danslied  fado
Portugees district -
4 Beja, Faro
5 Braga, Evora, Porto, Viseu, Horta
6 Aveiro, Guarda, Leiria, Lisboa
7 Coimbra, Funchal, Setubal
8 Braganca, Santarem
10 Portalegra
Portugees vissersvaartuig - Calao
Portugees zeilschip - caravela
Portugese bezitting in Azië  Timor
Portugese dichteres - Alorna
Portugese edelman  fidalgo
Portugese eilanden  Azoren
Portugese en Spaanse Joden  sefardim
Portugese havenstad  Lissabon, Oporto, Porto, Setubal
Portugese havenstad in Afrika  Baire
Portugese hoofdstad - Lisboa, Lissabon
Portugese inhoudsmaat - almude, alqueira
Portugese kolonie in China - Macao
Portugese koning(in) -
5 Johan, Jozef, Karel, Maria
6 Eduard, Miguel, Sancho
7 Emanuel, Hendrik, Lodewijk
8 Alfonsus
9 Dionisius, Ferdinant
10 Sebastiaan
Portugese kroniekschrijver - Lopes
Portugese landstreek - Beira
Portugese munt  escudo, fanga, moio, reis, rs
Portugese president - Braga, Gomes
Portugese rekenmunt  milreis
Portugese rivier - Douro, Ebro, Guadiana, Minho, Taag, Tejo
Portugese stad - Almada, Braga, Coimbra, Elvas, Evora, Faro, Lagos, Lisboa, Lissabo, Oporto, Setubal
Portugese synagoge  esnoga
Portugese titel voor adellijke dame - donna
Portugese voormalige kolonie - Angola, Mozambique
Portugese wijnsoort - aquilar, made(i)ra, port
Portulacee - claitonia, montia, postlein
portuur  tegenpartij
portvrij - franco, ongefrankeerd
pos – baarsvisje, zeedonderpad
pose - aanstellerij, air, houding, stand
Poseidon  Neptunus
poseren - modelstaan
poseur  aansteller
positie – aanzien, betrekking, houding, ambt, baan, houding, ligging, opstelling, plaats, post, rang, situatie, staat, stand(ing), stelling, toestand, zwangerschap
positief - bepaald, gunstig, overtuigd, stellig, uitgesproken, vast, werkelijk, wezenlijk, zeker
positief beeld op onderlaag  dia
positief elektrisch atoom  anode
positief electron van de atoomkern - positron
positief geladen atoom  anion
positief geladen ion - kation
positief geladen waterstofatoom – proton
positief idee - ideaal
positieoorlog  stellingoorlog
positieve elektrode  anode
positieve ideeën  ideaal
positieve kans  fortuin, geluk, mazzel
positieve niveauverandering  transgressie, zeespiegelrijzing
positieve pool  anode
positieven  bewustzijn
posse  gagel, post, pos, possem
possederen  bezitten
possem  gagel, Myrica, pors
possessie  bezit, bezitting, have
posibiliteit - mogelijkheid
post  ambt, baan, betrekking, functie, mail, officie, paal, positie, postiljon,raamstijl, schildwacht, standplaats, taak, wachter, werkkring
Post, de – betreffende - postaal
postament  pedestal, piëdestal, sokkel, voetstuk
postbode  besteller, koerier, postiljon, postbezorger
postbus – box, brievenbus
poste restante  p.r.
postelein  protulak
postelein achtigen - postulacaceeën
posten – wachthouden
poster – affiche
posteren - aanstellen
posterieur  later, volgend
posteriteit  nakomelingschap
postglossator - commentator
posthorenslak – planorbis
posthuis - wachthuisje
postiche - nagemaakt, vals
posticheur  haarwerker
postiljon  koerier, postknecht, postrijder
postille  predikboek
postkoets - diligence
postludium  naspel
postmerk – stempel
post of baan – betrekking
postpakje - pakket
postrijder  postbodepostiljon
postscriptum  naschrift, ps., nabericht
poststukken - mail
postulaat  axioma, stelling, proeftijd
postulant  kandidaat, nieuweling
postuleren  vooropstellen
postuur  bouw, figuur, gedaante, gestalte, houding, lichaamsbouw, stand
postvaartuig - mailboot
postwagen  diligence, mailcoach, postrijtuig
postzak  brievenbaal
postzegel  frankeerzegel
postzegelkunde - filatelie
postzegelkundige  filatelist
postzegeltang  pincet
postzegelterm  eerstedagenvelop, tanding
postzegelverzamelaar  filatelist
postzegelverzamelwoede - filatelie
postzegel voor goed doel - kinderzegel, weldadigheidszegel
pot  glas, inleg(geld), inzet, kroes, marihuana, mise, nachtspiegel, pint, speelgeld, stuff, vaas
potaarde – potgrond
potas  kaliumcarbonaat
potassium - kalium
potator - drinkebroer, drinker, dronkaard
potbloem – anjelier
pot de chambre - po
potdicht – gesloten, lekvrij
potdoof - stokdoof
poten  planten, inpoten, stekken
potent - mannelijk
potentaat  (alleen)heerser, dictator, machthebber, tiran, vorst
potentie  kracht, macht, machtsexponent, vermogen
poter – aardappel
potgrond  potaarde
pothaak – hengsel, heugel
pothoed - bolhoed
potig - fiks, flink, gespierd, krachtig, moedig, sterk, stevig, stoer
potig wijf - Brunhilde, Kenau
potje – spel(letje), partij
potje in een stoof  test, vuurtest
potloden – zwartmaken
potlammetje  leblam
potlood – grafiet, zwartsel, kachelglans
potloodpunt - stift
potpourri – allegaartjemedley
potroos - pioenroos
pots  grap, joke, klucht, poets, streek
potsachtig – aardig, grappig
potsenmaker  clown, grapjas, hansworst, joker, klown, nar, paljas, pias, snaak, tuimelaar
potsierlijk  dwaas, gek, grotesk, kluchtig, lachwekkend, raar
potsig – grappig
potten - sparen
pottenkijker – keukenpiet, snuffelaarspion
pottenbakkersaarde – gleis, klei
pottenbakkersklei – gleis, terracotta
pottenbakkerskunst  ceramiek, keramiek
potter – gierigaard, schraper
potvis – cachelot, tandwalvis
poule - inzet
poulet  kip, kuiken, soepvlees
pover – armoedig, armzalig, berooid, gering, karig, magertjes, noodruftig, schamel, schraal, sober, mager
povertjes – karig, mager
pozen  ophouden, pauzeren, rusten, verwijlen
potsachtig - aardig, grappig
potsenmaker - clown, grappenmaker, hansworst, pias
potsierlijk - grotesk, scurriel
pottenbakkersaarde - gleis
pottenbakkerskunst - keramiek
potvis - cachelot
por acquit - voldaan
pousse-café - poesje
pover - arm(zalig), berooid, schamel, schraal
Praag - Praha
praaien – aanklampen
praal  bluf, eer, luister, opschik, opsmuk, pocherij, poeha, pompa, pracht, pronk(zucht) schittering, sier, statie, vertoon, weelde, zege, zwier
praalbed – pronkbed, katafalk
praalboog – ereboog
praal en eer – roem
praal en glorie - luister
praalgraf  cenotaaf, mausoleum, tombe
praalhans - branie, opsnijder, opschepper, pocher, poen, snoever
praaltros - guirlande
praalwagen – pronkwagen
praalziek - ijdel, ostentatief, poenig, prachtlievend
praalziek mens - ijdertuit
praalzucht - bluf, hoovaardij, ostentatie, vertoon
praalzuchtig  prachtlievend
praam - bol, gabaar, gabare, klem, knevel, neusklem, pranger, zolderschuit
praat - gebabbel
praatal  babbelaar(ster), kletskous
praatgraag - praatlustig
praatje – geroddel, gerucht, gesprek, klets, laster, mare, prevelement, smoes, verzinsel
praatjes  achterklap, gerucht, kletskoek, laster, palaver, prevelement, roddel, verzinsel
praatjes maken – bluffen, opscheppen, snoeven
praatjesmaker  bluffer, branie, druktemaker, kakelaar, kletskous, opschepper, snoever
praatlustig – praatgraag, pratatief, spraakzaam,
praats  aanmatiging, babbel(tjes), drukte, kapsones, ophef, pretentie, spats
praatvaar - babbelaar
praatvogel  ara, beo, lorre, papegaai, parkiet
praatziek – babbelachtig, loslippig
praatziekte  logomanie
pracht – glans, glorie, luister, magnificentie, opschik, opsmuk, pompa, praal, pronk, schittering, schoonheid, sier, tooi, vertoon, weelde
pracht en praal - vertoon
prachtig – beeldig, briljànt, daverend, denderend, enig, enorm, florisant, fraai, grandioos, groots, heerlijk, hemels, kostbaar, kostelijk, luisterrijk, magnifiek, mooi, moorddadig, pompeus, schitterend, schoon, splendide, superbe voortreffelijk, weelderig, weids
prachtige auto - slee
prachtig feestmaal  banket
prachtig werk - prestatie
prachtkever – buprestida, ossendoder
prachtlievend  ijdel, praalziek
practicabel - doenlijk, mogelijk, uitvoerbaar
praefectus  praef, prefect, stadhouder
Praemonstratenser - Norbertijn
praesens - o.t.t.
praeses - president, voorzitter
preteritum  o.v.i., imperfectum
prahoe (Ind.)  prauw
prairie - pampa
prairiepaard  mustang
prairiewolf  coyote
prak – etensrest, kliekje, kliek
prakje – kliekje
prakken - fijnmaken
prakkeseren – nadenken, overwegen, peinzen, piekeren, uitdenken, vigileren
praktijk - daad, gebruik, gewoonte, kliëntele
praktijkperiode - stage
praktijk uitoefenen – praktiseren
praktisch  bijna, efficiënt, makkelijk, nagenoeg, nuttig, zakelijk
praktische wijsbegeerte – etiek
praktiseren – oefenen
pral - pocher, snoever, opsnijder, opschepper
pralen  bluffen, bogen, geuren, gloreren, opscheppen, opsnijden, paraderen, pochen, prijken, pronken, schitteren, snoeven, stralen
pralend – pronkerig, sierlijk, statieus
praler  bluffer, branie, geurmaker, opschepper, opsnijder, pocher, poen, snoever
pralerij – gepraal, bluf, vertoon
praline – bonbon
pramen – aandringen, aanzetten, drukken, knellen
prang - band, boei, klemming, knel, knijper, kwelling, neusklem
prangen - dringen, drukken, knellen
pranger  klemhaak, molenklem, neusknijper, praam, schandpaal
prangijzer - praam
praseodymium  pr.
prat  deftig, fier, hoogmoedig, hovaardig, ijdel, parmantig, trots
praten  babbelen, bomen, converseren, kakelen, keuvelen, kletsen, kouten, lullen, prevelen, redeneren, spreken, talen, vertellen, zeggen
pratend  (muz.) parlando
pratende vogel  ara, beo, kraai, lorre, papegaai, parkiet
prater  babbelaar, flapuit, kletskous, redenaar, spreker, tater, wauwel
praterij - geklets, gepraat
praterig - spraakzaam
prat gaan – bogen
prauw - korakora
pre  voorkeur
preambule  inleiding, preludium
precair  bedenkelijk, hachelijk, netelig, onzeker, veeg
precautie - voorzichtigheid, voorzorg
precedent  besluit, voorafgaande
precies  accuraat, bepaald, even, exact, haarfijn, juist, krek, nauw(gezet0, nauwkeurig, nauwlettend, net(jes), promp, punctueel, stipt, strikt, zorgvuldig
preciesheid - accuratesse, acribie
precies op tijd - klokslag
precieus  geaffecteerd, gekunsteld
preciosa  kostbaarheden, juwelen
preciseren  omlijnen, verduidelijken, verhelderen
precisie  acribie, juistheid, nauwkeurigheid
precisiemeter  acribometer
preconisatie  aanprijzing
predestinatie  voorbeschikking
predikatie  preek, sermoen
predikaat  (taalk. gezegde), eretitel
predikant  dominee, ds, herder, leraar, pastoor, v.d.m., voorganger, zielenherder
predikante  da., domina .
predikantswoning - pastorie
predikantszaken - pastoralia
predikatie - kanselrede, leerrede, preek
predikatie in kesttijd - adventspreek
prediken – leren, preken, spreken, verkondigen
prediker – dominee, Ecclesiastes, evangelist, pred., Salomo, verkondiger
predikheer  dominicaan, O.P.
predikheren - dominicanen
prediking - evangelisatie, homilie, missie, preek,
prediking en sacrament - genademiddel
predikkunde  homiletiek
predikstoel - kansel, katheder
predilectie  vooringenomenheid, voorkeur
pree – betaaldag, voorkeur
preek – kanselrede, leerrede, predikatie, prediking, sermoen, toespraak, vermaning
preekachtig – prekerig
preekheer - meikever
preekstoel - ambo, kansel, katheder, leerstoel
prefatie  voorbericht, voorrede
preferabel  verkieslijk
preferent  bevoorrecht pr(e)f.,
prefereren - verkiezen
prefix  voorvoegsel
pregnant (geneesk.)  zwanger
prehistorie  archeologie, voorgeschiedenis
prehistorisch dier  brontosaurus, dinosaurus, mammoet
prehistorisch graf  hunebed, koepelgraf
prehistorisch mens - Neanderthalermens, oermens
prehistorisch volk  Indogermanen, Kelten
prehistorische hagedis - plesiosaurus
prehistorische periode - bronstijd, mesolithicum, neolithicum, paleolithicum, steentijd, ijzertijd
prei – poor
prei of ui - look
prejudicie - afbreuk, nadeel, schade, vooroordeel
preken – betogen, kletsen, verkondigen, vermanen, zedenmeesteren
preker – redenaar
prekerig - preekachtig
prelaat  (aarts)bisschop, abt, kardinaal, kerkvoogd, prior
preliminair  inleidend, voorafgaand
prelude  inleiding, preambule, voorspel
preludium  aanhef, begin, voorspel
prematuur  ontijdig, voorbarig, vroegtijdig
premie – bonus, beloning, geschenk, gratificatie, prijs, toelage, toeslag
premieartikel - premium
premier  eerste, minister – president, staatsman
premonstratenzen – norbertijnen
prengel  lomperd, vlegel
prengelaar – gierigaard
prent – afbeelding, afdruk, beeltenis, estampe, ets, foto, gravure, illustratie, linoleumsnede, plaat, print, spoor
prentachtig - prenterig
prentbriefkaart  ansicht
prenterig – afgemeten, gemaakt, nuffig, preuts, stijf
prent in steendruk – litho
prentje - plaatje
prentje van Roemer Visser  zinnepop
prentkunst  grafiek
prepareren  gereedmaken, klaarmaken, toebereiden, voorbereiden
prepositie – voorzetsel
preprint – voordruk
preraffaëlieten, een der - Hunt, Millais, Rosetti, Ruskin
prerogatief – voorrecht
present  aanwezig, cadeau, gave, gift, geschenk, tegenwoordig
presentabel - toonbaar
presentatie – aanbieding, voorstelling
presenteerblad  schenkblad, dienblad
presenteren  aanbieden, (ver)tonen, schenken, voorstellen
presentie  aanwezigheid
presentje  geschenk, cadeau
preservatie - behoeding
preservatief – condoom, voorbehoedend
preserveren - beveiligen
president  praeses, preses, pres., staatshoofd, staatsman, voorzitter, voorz.
presidente - voorzitster
president van Chili  Allende
president van de Verenigde Staten - Adams, Carter, Coolidge, Eisenhower, Grant, Hoover, Ike, Jackson, Jefferson, Johnson, Kennedy, Lincoln, Monroe, Nixon, O Bahma, Pierce, polk, Reagan, Roosevelt, Taft, Truman, Tyler, Washington, Wilson
president van Duitsland  Heinemann
president van Egypte  Sadat
president van Frankrijk  Pompidou
president van Indonesië  Soeharto, Soekarno
president van Tunesië.  Bourguiba
presidia  vesting, garnizoen, strafkolonie
preskop - hoofdkaas
pressant – dringend, spoedeisendurgent
pressen  dwingen, noodzaken, nopen
presseren - aandrijven
pressie – (aan)drang, druk, drukking, dwang, juk
prestatie  daad, kunnen, verrichting, wapenfeit
prestatielijst - rapport
presteren  doen, verrichten
prestige – aanzien, eer, invloed, overwicht, reputatie
presto - cito, gezwind, ras, snel
presumeren  vermoeden; veronderstellen
presumtie - gissing, verdenking, vermoeden, veronderstelling
pret – amusement, gein, genoegen, jolijt, jool, leukheid, leut, lol, plezier, schik, vermaak, vertier, vreugd(e), vrolijkheid
pretbederver – spelbreker
pretendent - eiser, minnaar
pretenderen  beweren, voorgeven, voorwenden
pretentie  aanmatiging, aanspraak, eigenwaan, eis, vordering, waan
pretentieus  aanmatigend, verwaand
preteren – meegeven
pretje – aardigheidje
pretmaker – lolmaker, pleziermaker
pret of plezier – vreugde
pretor - landvoogd
prettig  aangenaam, aardig, bekoorlijk, bevallig, degelijk, fideel, genoeglijk, gezellig, fijn, heerlijk, jolig, lekker, leuk, lirf, lollig, lustig, plezierig, tof
prettig en lief - knus
prettig in de omgang – sociabel
prettig weer – zonnig
preukelen – peuteren, porren
preutelen – mompelen, mopperen, morren, prevelen, pruttelen
preuts – eerbaar, fier, ingetogen, kuis, over(zedig), zuiver
preuts meisje - nuf
preuts persoon - prude
prevelement – praatje, rede
prevelen – fluisteren, kletsen, mopelen, murmelen, praten
prevenant - minzaam
preventie – voorkoming, voorzorg
prieel - berceau, gloriette, loofhut, pergola, tuinhuis(je), zomerhuisje
priiëelvormige aanbouw  pergola
priegelen - peuteren
priegeltje  iets, pietsie
priel  (vaar)geul
priem - aal, breinaald, breipen, els, pik, stift,
priembalk – balanspriem
priemel – kereltje, ventje
priemen  doorboren, doorsteken, prikken
priemkruid - subularia, verfbrem
priem of els – prikpen
priem of naald - els
priemstaart - aarsmade
priemvormig – subulaat
priemvormig orgaan – doorn, stekel
priemvormig voorwerp – naald, speld
pries - snuifje
priester – biechtvader, bisschop, bonze, brahmaan, deken, druïde, goeroe, kapelaan, leviet, magiër, officiaal, pastoor, pater, plebaan, pontifex, pope,prelaat, presbyter, sjinto
priester belast met bewaking van de tempel  Leviet
priester der Griekse kerk  pope
priester der Kelten  druïde
priester die net gewijd is - neomist
priester-arbeider  abbé
priesterband - stool
priesteres van Demeter - Lambe
priesteres van het orakel te Delphi - Pythia
priestergewaad  albe, habijt, pij, soutane, talaar, toog
priestergordel  singel
priesterheerschappij - hiërarchie, hiërocratie,
priesterhuis - convict
priesterkalot  solidee
priesterkleed - albe, amikt, habijt, humeraal, koorkap, pij, soutane, talaar, toga, toog
priesterkoor - presbyterium, sanctuarium
priesterkruin  tonsuur
priesterlijk - hyëratisch, sacerdotaal
priesterlijk opperkleed  stola
priesterlijk parament  stool
priestermuts - bonnet, kalot, solidee
priesterregering  theocratie
priesterschap - hyërarchie
priesterschool - semenarie
priesterstand  clerus, geestelijkheid
piester van de Griekse kerk in Rusland - pope
priester van Silo - Eli
prietpraat  kletspraat
prij - aas, feeks, furie, harpij, heks, kol, kreng, serpent, tang
prijkel - perikel
prijken – paraderen, pralen, pronken, vertonen
prijs  bedrag, bekroning, beloning, buit, eer(bewijs), ere, kosten, lof, premie, tarief, waarde
prijsbepaler – taxateur
prijsbepaling – tarief
prijscourant – prospectus
prijscyndicaat - kartel
prijs en vracht - cf.
prijs voor bruikleen  huur
prijsdaling  baisse
prijselijk  loffelijk
prijsgeven – afstaan, (op)offeren
prijskaartje – bonnetje
prijskamp – strijd, wedstrijd
prijskans - gok, lot
prijslijk – loffelijk, lofwaardig
prijslijst – tarief, lijst
prijsopgave – offerte
prijspeil - prijsniveau
prijsverhoging – opslag, toeslag
prijsverlies - perte
prijzen – achten, eren, keuren, kronen, lauweren, loven, ophemelen, roemen, schatten, taxeren, waarderen
prijzend - waarderend
prijzenswaardig – loffelijk, respectabel
prijzer – roemer, schatter
prijzig – duur, peperig
prik - frisdrank, injectie, inspuiting, lamprei, negenoog, punctie, steek, windel
prikje  spotprijs
prikkebeen  spillebeen
prikkel – aandrang, aandrift, aansporing, aantrekkingskracht, beroering, drijfveer, impuls, opwekking, prik, prikkeling, sensatie, stekel, stimulans, tinteling
prikkel van koude  tintel
prikkelbaar  driftig, geïrriteerd, irretabel, korzelig, kregel, kribbig, lichtgeraakt, wrevelig .
prikkelbaar mens  neetoor
prikkelbaarheid  irritabiliteit, kregeligheid
prikkeldraad – pinnekensdraad, stekeldraad
prikkelen – aansporen, aanwakkeren, aanzetten, ergeren, exciteren, irriteren, kittelen, kriebelen, nopen, ontstemmen, opjagen, opwekken, pikeren, sarren, steken, stimuleren, tergen, tintelen, verhitten
prikkelend - irritant, pikant, tintelend, verhittend
prikkelend plagen - tarten
prikkeling - ergernis, impuls, irritatie, kriebel,opwekking, stimulans, tintel(ing), ergernis, aanstoot
prikkellectuur  erotica, pornografie, schund
prikkel van koude - tintel, tinteling
prikken – beledigen, puncteren, steken, tintelen
prikkend - stekend
prikkendief - ooievaar
prikketoot - prikkorf
prikneusje - bernagie, bolderik
prikpen – priem
prikplant – cactus
prikslee - ijsslee
prikvis – rondbek
prikwater - spuitwater
pril – fris, groen, jeugdig, jong, nieuw, onrijp, vroeg
pril en jong – jeugdig
prim – leep, slim
prima – bekoorlijk, best, degelijk, excellent, lieflijk, opperbest, patent, prachtig, probaat, puik, steengoed, tiptop, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, voorbeeldig
primadonna  vedette, ster
prima en fijn – puik
prima in orde - tiptop
primair  (aller)eerst, eerstens, voornaamste
primaire kleur  blauw, geel, rood
primeren  bekronen, overheersen, voorgaan
primeur - eersteling, nieuwtje, scoop
primitief - eenvoudig, gebrekkig, onbeholpen
primitief vaartuig  vlot
primitief vuurwapen  donderbus, snaphaan
primitief wapen  boog, bij, goedendag, knots, knuppel, lans, pijl, speer, spies
primitieve boot - korjaal
primitieven – natuurvolken
primitieve woning - hut
primo  (aller)eerst, eerstens
primogenituur  eerstgeboorterecht
primordiaal  fundamenteel, grondig, oorspronkelijk
primula  sleutelbloem, zevenster
primulacee - aurikel, beveroor, cyclamen, dwergbloem, guichelheil, hottania, melkkruid, penningkruid, sleutlbloem, waterpunge, wederik, zevenster
primus - eerste
Prince Edward Island, hoofdstad van - Charlottetown
principaal - baas, chef, committent, lastgever, prestant, superieur, volmachtgever
principe  beginsel, grondregel, stelrgel, uitgangspunt
principe van oorzakelijkheid – causaliteitsbeginsel
prins – koningszoon, vorst
prins in Abessinië – ras
prinsdom – vorstendom
prinsemarij – justitie, politie
prinsentitel in Perzië  mirza
prinserij - justitie
prinses  Beatrix, Christina, edelvrouw, Irene, Margriet, Marijke
prinses van Kolchis - Medea
princss van Kreta - Ariadne
prinsesseboon - slaboon
prinsgemaal  Bernhard, Claus, consort
prinsheerlijk - brutaalweg, vrijmoedig,
prins in Abesinië – ras
print –afdruk, prent, uitdraai
printen – uitdraaien
print-out - uitdraai
prior - abt, overste,prelaat
prioriteit  voorrang
priorschap  prioraat
prise  snuifje
prismabeeld - spectrum
privaat – gemak, hof, latrine, particulier, privé, retirade, toilet, wc
privaatcollege - privatissmium
privaat in de openlucht  latrine
privaatles - priveles
privaatput - beerput
privé – eigen, particulier, persoonlijk, privaat
privé-les – privaatles
privé-leven - privacy
privilege - voorrang, voorrecht
pro  voor
probaat – afdoend, beproefd, deugdelijk, getest, patent, prima, puik, uitstekend
probabel - waarschijnlijk
probeersel – experiment, poging, proef
proberen  beproeven, onderzoeken, pogen, proeven, testen, toetsen, trachten, wagen
probiteit  eerlijkheid, integriteit, rechtschapenheid
probleem  geschil, kwestie, moeilijkheid, opgave, puzzel, som, strijdvraagvraagstuk, werkstuk
problematisch  betwistbaar, onopgelost, onzeker, twijfelachtig
procédé - behandeling, methode, werkwijze
procederen - handelen
procédé van lichtdrukgravure  koperdiepdruk
procedure  geding, proces(voering)
percentsgewijze korting op wissels - disconto
proces – geding, pleit, procedure, rechtsgeding, rechtszaak, verloop, zaak
processtukken - dingtalen
proces verbaal  bon, bekeuring, rapport
procespartij  eiser, gedaagde
processie – omgang, optocht, stoet
processievaandel  labarum
proclamatie  afkondiging
proclameren - afkondigen, bekentmaken
proconsul - stadhouder
procreatie - teling, voortplanting
procureur  proc., pleitbezorger
procureur-crimineel - generaal-auditor
procureurgeneraal  p.g.
pro deo  p.d., gratis, kosteloos
producent  fabrikant, leverancier, maker, ondernemer
produceren - aanmaken, afleveren, leveren, opleveren, vervaardigen
product  gevolg, goed, maaksel, resultaat, uitkomst, voortbrengsel, waar
product bij alcoholfabricage  foezel
product bij suikerbereiding  diksap
product uit Delft  aardewerk, Delfts blauw, gist, porselein, slaolie
product uit Gouda  kaarsen, stroopwafels
product uit Leiden  laken
product uit ruwe petroleum en koolteer - nafta
product van bladvezels  sisal
product van de bijnieren  adrenaline
product van de kip  ei
product van de lever  gal
product van de olifant  ivoor
product van een potvis - amber
product van moeizame geestelijke arbeid  elaboraat
product van schildklier  hormoon
product van twee of meer factoren - macht
productie  aanmaak, fabricatie, levering, output
productief - voordelig, voortbrengend, vruchtbaar , winstgevend
productiemethode - procede
produktiefmaking  ontginning
productiviteit - leg, winstgevendheid
product van appels - appelmoes
proef - bewijs, blijk, examen, experiment, monster, onderzoek, probatie, probeersel, staal, tentamen, test, toets(ing)
proefexamen - tentamen
proefexemplaar van boek  dummy
proefgewicht  etalon
proefhoudend  degelijk, deugdelijk
proeflapje - staal
proeflokaal – tapperij
proefmonster - staal
proefneming  experiment, test
proefondervindelijk  experimenteel
proefschrift  dissertatie, these
proefstation – laboratorium
proefstuk – monster, staal
proeftijd - noviciaat, oefentijd, proefperiode, stage
proeftijd voor studie – stage
proefvlieger - testpiloot
proefwerk  repetitie
proesten – lachen, niezen, snuiven
proeve - specimen
proeven - doorzien, ervaren, goûteren, inzien, kennen, keuren,
onderzoeken, proberen, smaken, toetsen
proever - lekkerbek
prof  professor, hoogleraar, beroepsspeler
profaan - ongewijd, vulgair, werelds, wereldlijk
profanatie - heiligschennis, ontheiliging, schennis
profaneren - ontheiligen, ontwijden
profeet  Godsgezant, voorspeller, waarzegger, ziener
profeet (bijbel)  Amos, Daniël, Elia, Eliza, Ezechiël, Habakuk, Habbai, Hosea, Jeremia, Jesaja, Joël, Jona, Jonas, Micha, Nahum, Obadja, Samuel, Zacharia, Zefanja
professie  ambt, beroep, betrekking, vak
professor – geleerde, hoogleraar, prof
professoraal - geleerd
professoraat  hoogleraarsambt
profeteren – aankondigen, orakelen, verkondigen, voorspellen
profetes  Anna, Debora, Hulda, Mirjam, Sibille, zieneres
profetisch  voorzeggend
proficiat  geluk(gewenst), mazzel, p.f.
profiel  zijaanzicht
profiel(tekening) - silhouet
profiel van de grond  bodem
profieltekening - silhouet
profijt  baat, belang, gewin, nut, vopbrengst, voordeel, winst
profijtelijk – voordelig, winstgevend
profijtig - zuinig
profijt opleveren – renten
profijt trekken - benutten
profitabel - voordelig, winstgevend
profiteren – uitbuiten, voordeel hebben
profiteur  uitbuiter, klaploper, zakkenvuller
profusie  overdaad, overvloed, verkwisting
profylactisch  voorbehoedend
prognosticum  voorspelling, voorteken
program – overzicht, verklaring.
programma - ontwerp, opsomming, overzicht, repertoir, uitzending, verklaring
programmablad van een omroepvereniging – omroepgids, radiobode
programmatuur - software
progressie  vooruitgang
progressief  modern, vooruitschrijdend, vooruitstrevend voortschrijdend
projekt - ontwerp, plan, schets, voornemen, voorstel
projecteren - ontwerpen
projectieapparaat  toverlantaarn
projectiel  atoombom, bom, granaat, kartets, kogel, obus,
patroon, raket, torpedo, vuurpijl
projektielantaarn  epidiascoop, sciopticon, toverkijker
projektiel bewegingsleer  ballistiek
projektieplaatje  dia(positief)
projectiescherm - filmdoek
projectietoestel – episkoop
projector – filmtoestel
prol - brij
proleet - bluffer, filister, p(a)lurk, filister, knor, poen, prol
proliferatie (geneesk.) - voortplanting, woekering
prolifiek – vruchtbaar
prollig – dik, knorrig
prolongatie - verlenging
prolongeren  verlengen
proloog  inleiding, voorrede, voorwoord
prolurk  proleet
promenade  dreef, wandellaan, wandeling, wandelweg
promenadedek - wandeldek
promenade langs de zee  boulevard
promeneren - wandelen
prominent - uitblinkend, uitstekend, vooraanstaand
promissie – belofte, toezegging
promoten – pushen, stimuleren
promotie  bevordering, opklimming
promotor – bevorderaar, gangmaker, organisator
promoveren - bevorderen
prompt  direkt, juist, meteen, nauwkeurig, onmiddellijk, precies, snel, stipt, vlot, vlug, vaardig
promulgatie  afkondiging, uitvaardiging
prondel - prullen
pronk  bluf, luister, opschik, parade, praal, pracht, schitering, sier, staatsie, statie, tooi, vertoon, zwier
pronkappel – kalebas, pompoen
pronkbed - praalbed
pronken – floreren, bluffen, bogen, geuren, paraderen, pralen, pochen, pralen, prijken, schitteren, snoeven, stralen
pronkepink - praalhans
pronker  adonis, dandy, modegek, parademaker, praler
pronkerig  ijdel, pralend, opgeschikt
pronkerij – gepraal, sieraad, tooisel
pronkerwt – siererwt
pronkje – beeldje, potje
pronkkamer - salet, salon
pronkkastje  etagère, etalage, uitstalkast
pronkklok - pendule
pronknaald  obelisk
pronktafeltje – etagère
pronkwagen - praalwagen
pronkwijf - blauwkous, savante
pronkziek – ijdel, koket
pronkzieke vrouw - ijdeltuit
pronkzucht – ijdelheid, praal
pronkzuchtige - ijdele
pronomen  voornaamwoord
pronselaar – knoeier, prutser
pronselen  knoeien, kwanselen, prutsen, ruilen
pront – correct, dot, goedgekleed, knap, monter, mooi, naukeurig, netjes, parmantig, precies, rap, ree, snel, stipt, trots, vlot, vlug
prooi  aas, buit, roof, roofgoed, slachtoffer
prooi zoeken  azen, jagen
prooizoeker  jager
proost  cheers, gezondheid, prosit, santé, santjes, skol
proosten - toasten
prop – bal, frommel, papierbal, plug, spon, stop
propaancarbonzuur - boterzuur
propaantriol - glycerol
prop watten  tampon
propaedeutisch examen - propjes
propaganda  reclame, winactie
propaganda  betoging, demonstratie, manifestatie, optocht
propagandablaadje - affiche, folder
propaganda maken - propageren
propagandamiddel  spandoek
propagandaoptocht - betoging
propagandist  gangmaker, ijveraar
propagandist voor het koningschap in Frankrijk  kamelot
propageren  verspreiden
propanon - aceton
propedeutisch (examen)  prop, propjes
propeller - luchtschroef
proper – helder, keurig, kuis, net(jes), rein, schoon, zindelijk, zindelijk, zuiver
properheid - helderheid
prophylactisch - preventief
prop onder schoenen - nop
proportie  afmeting, verhouding
proportioneel - evenredig, navenant
propos a - terzake
propositie - proefpreek, voorslag, voorstel
proppenschieter - drinkebroer, geweer, klapbus
proprio motu - vrijwillig
propvol  bomvol,eivol, stampvol
prop watten – tampon
prorogeren - verdagen
proseliet  bekeerling, (nieuw)bekeerde, renegaat
prosit – gezondheid, proost
prosodie – metriek
prospect – verschiet, uitzicht
prospectus – prijscourant
prossen – keuvelen, knoeien, morsen, villen
prosser - knoeier
prostituée - hoer, lichtekooi, slet
prostitutie - hoererij, ontucht, veilheid
protactinium  pao
proteacee - zilverboom
protectie  bescherming, hoede, steun
protector - beschermer
protégé  beschermeling
proteïne  eiwitstof
protest  bezwaar, opstand, tegenspraak, verzet, verweer, voorbehoud, weerstand
protestants  pr., prot.
protestants bestuurscollege van een classis  moderamen
protestants feestdag - Dankdag, Hemelvaartsdag, Kerstmis, Kerstfeest, Palmzondag, Pasen, Pinksteren
protestants geestelijke - dominee, predikant
protestants lied - gezang, psalm
protestantse hervormer  Calvijn, Luther, Zwingli
protestantse organisatie eenheid - classis
protestantse politieke partij  AR.(P.), C.H.U., S.G.P. CDA
protest op wissels  p.
protesteren  tegenspartelen, tegenstribbelen, verzetten
prothese – kunstarm, kunstbeen, kunstgebit
proton  atoomkern
protozoaire ziekte - hepatica, surra, texaskoorts
protser – dikdoener, opschepper
protserig  blufferig, dikdoenerig, opschepperij
protsig - opschepperig
prouveren  bewijzen
prove – liefdegave
provenu – voordeel, winst
Provençaalse dans waarbij een keten gevormd wordt  farandole
Provençaalse taal - Pimousin
provenu - bedrag, opbrengst
proverbiaal - spreekwoordelijk
proviand – eten, leeftocht, mondvoorraad, voedsel, voorraad
provianderen - ravitaileren
proviandering  ravitaillering
proviandmeester – bottelier
provinciale hoofdplaats  Arnhem, Assen, Groningen, Haarlem, Leeuwarden, Maastricht, Middelburg, 'sGravenhage, ´
s- Hertogenbosch, Utrecht, Zwolle
provinciaal  bekrompen, burgerlijk, doods, duf, plattelands saai
provincie - gewest, gouw, kanton
provincie in België  Antwerpen, Brabant, Henegouwen, Limburg, Luik, Luxemburg, Namen, Vlaanderen
provincie in Brazilië  Bahia
provincie in Canada  Alberta
provincie in Ecuador  Oro
provincie in Nederland  Drente, Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Limburg, NoordBrabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland, ZuidHolland
provincie in ZuidAfrika  Natal
provincie in ZuidSlavië  Bosnië, Kroatië, Slovenië
provincie in Zweden  Lan
provincieplaats - dorp, stad
provisie – commissie, courtage, voorraad
provisiekamer op een schip  pantry
provisiekamer (Ind.) - spen(kast)
provisiekast - broodkast, etenskast, spinde, schapraai
provisioneel - voorlopig
provisorisch – voorlopig
provo – aanstichter, betoger
provoceren  uitdagen, uitlokken
provocerend – povocant
proza - romanstijl
prozaïsch - alledaags, nuchter
prozaïsch mens - nuchterling
prozaverhaal  novelle, roman
prude - preuts
pudentie - beleid, inzicht, oordeel
pruderie - preutsheid
pruik - haardos, kalot, kunsthaar, naturel, postiche, toupet
pruikenmaker - haarwerker
pruikenstijl - rococostijl
pruikerig - bekrompen, duf, ouderwets
pruik met lange krullen  allongepruik
pruikje  toupet
pruilen - bouderen, grienen, huilen, mokken, mopperen, morren, schreien, zeuren
prullen  mokken, bouderen, monken
pruim  kees, kroosje, kwets, mirabel, prunus
pruimensoort - czar, kwets, mirabel, pruimedant, tonneboer
pruimenziekte - loodglans, moniliarot
pruimkleurig – prune, roodpaars
pruimtabak  kees, pruimpje
pruis - landloper
Pruisen  Borussia
Pruisisch zuur  blauwzuur
Pruisen, koning van –
4 Otto
5 Johan
6 George, Wenzel
7 Hendrik, Joachim, Lodewijk, Wilhelm
8 Albrecht, Frederik, Koenraad, Waldemar
9 Sigismund
prul – kleinigheid, lap, lapje, lor, onding, snuisterij, tod, tondel, tonder, vod
pruldichter - poetaster, rijmelaar
prulgoed – voddengoed
prullen – kletsen, talmen
prullenbak – afvalbak, papiermand, snippermand
prullenboel – rommel
prullenmand – snipperbak
prullerig – ondegelijk, smakeloos
prullerij – rommel, rotzooi
prulletje – lapje, snuisterij
prullig - nietig, voddig, waardeloos
prulschilder  kladder, kladschilder
prulwerk - knoeiwerk
prut – bagger, blubber, drek, koffiedik, modder, rommel, slijk, slik, vuil
prutselen – knutselen
prutsen – aanmodderen, dokteren, klungelen, knoeien, mieren, morsen
prutser  beunhaas, broddelaar, knoeier, knutswelaar
prutserig – knoeierig, ondegelijk, peuterig, teuterig
prutswerk – knudde, lapwerk
pruttelaar - grien, grijn, knorrepot, mopperaar
pruttelen – grommen, koken, mopperen, morren, murmureren, sudderen
pruttelig – brommerig, knorrig
prutter – baggerman, spreeuw
psalm - kerklied, loflied, ps.
psalm 50 - meserere
psalmboek  psalter
psalmdichter  psalmist
psalmen, boek der - psalter(ion), psalterium
psalmgezang – psalmodie
psalter – liedboek, psalmboek
psalterium van Maria - rozenkrans
pseudo – bedrieglijk, gewaand, onecht, vals
pseudo antiek  novantiek
pseudoniem  name, pen, pennennaam, pseud, schuilnaam
pseudoniem van Beets  Hildebrand
pseudoniem van Douwes Dekker - Multatuli
pseudoniem van H. SchönfeldWichers  Belcampo
pseudoniem van H. v. d. Kallen - Havank
pseudoniem van J. H. F. Gronloh - Nescio
pseudoniem van W. Oeljanov  Lenin
psittacosis - pappagaaienziekte
psyche - ziel
psychiater  zenuwarts
psychisch – geestelijk, mentaal
psycho-analyse, vader van de - Freud
psychologie - zielkunde, zieleleer
psychologie van het lichamelijk gedrag - behaviourisme
psychose – zielsziekte
pub – cafe, drankhuis, dranklokaal, herberg
puber – halfwas, jongeling, jongeman, melkmuil
puberteitsjaren – jongensjaren, vlegeljaren
publicatie - bekendmaking
publiceren - afkondigen, bekendmaken, openbaarmaken, uitgeven
publicatietoestemming  evulgetur
publiciteit  bekendheid, naam, openbaarheid, propaganda, reclame
publiek  auditorium, bekend, bezoekers, gehoor, gehoorzaal, omstanders, openbaar, openlijk, toeschouwer, volk
publieke aanprijzing – reclame
publieke gebeurtenid – evenement
publieke lokaliteit - cafe
publieke mening – concensus
publike vermakelijkheid – bioscoop, circus, dancing, disco, feest, sport
publieke vrouw – hoer, prostituee
publiek gebouw  bibliotheek, casino, kerk, museum, postkantoor, station, tempel
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie  P.B.O.
pudding – custard, toetje, vla
pudiek - eerbaar, kuis
pueriel  kinderachtig, kinderlijk
Puerto Rico, hoofdstad van - San Juan
puf – animo, lust, trek
puffen – blazen, roken
pufferig – benauwd
pugilist  bokser, vuistvechter
pui  bordes, buitenmuur, gevel, ondergevel, stoep, voorgevel, voormuur
puibil – kikkerbil
puik – best, bloem, elite, fijn, goed, heerlijk, keur, opperbest, patent, prima, probaat, voortreffelijk, uitgelezen, uitbemend, uitstekend
puikop  kikkervisje, dikkop
puilen - bollen, uitsteken, zwellen
puim - klap, opstopper, slag
puin  afbraak, afval, bik, bouwval, rommel, ruïne, steenafval, steenslag
puinen - zuiveren
puinhoop – bende, bouwval, chaos,karbonkel, ravage, rommel, rotzooi, ruïne, steenberg, troep
puinsteengruis – bims
pui of muur – wand
puirek - eendekroos
puist – blaar, bult, gezwel, karbonkel, negenoog, pok, pukkel, pustula, zweer, zwelling
puisteen - gevelsteen
puistje – pukkel, zweertje
puistjes op huid – acne
puit – geldbeurs, kikker, kikvors, trommel, visnet
puitaal  aalkwebbe, aalpuit, kwebaal, magaal, meun
puk – dreumus, kleuter
pukkel - bobbel, pok, puist, ransel, rugzak, soldatentas, zweer
pul – bier(kan), kruik, kuiken, nap, pint, tul, urn, vaaskuiken
pul bier - pint
pulken  peuteren, plukken, punniken, trekken
pulley - poelie
pulover – puli, trui
pul of pot - vaas
pulp – houtpap, melasse, veevoer
pulp van suikerriet – ampas
puls – polszak
pulsatie - plosslag
pulsen - kloppen, slaan
pulseren  klappen, kloppen, slaan
pulver – buskruit, poeder, poeier, stof
pulverig  mul, rul
pummel – heikneuter, hufter, kinkel, knuppel, lomperd, lummel, onfatsoen, pummel, rekel, vlegel
punch – pit
punctie - prik
punctualiteit - stiptheid
punctueel  nauwgezet, nauwkeurig, precies, stipt
punctuur  prik, punctie
pungel – bundel, zak
pungelaar – smokkelaar
punniken – handwerken, peuteren, pulken
Punisch  Carthaags
Punjab, hoofdstad van - Chandigarth
punt  nip, stip, plek, plaats, punctum, spits, timp, tittel, top, zaak
punt aan uitspansel  nadir, zenith
punt in cricketspel  run
punt in zonnestelsel  nadir, zenith
punt van behandeling  kwestie object, onderwerp, thema, zaak
punt van een rekening  post
punt van waar men uitgaat  begin, uitgangspunt, beginpunt
puntbaardje - Napoleon, sik
puntbrood  timp
puntdicht – epigram, sneldicht
puntdraad – pinnekensdraad, prikkeldraad, rasterdraad
punteloos - morné, stomp
puntelijk – accuraat, keurig, netjes, precies, stipt
punten – scherpen
puntenaantal - score
puntenlijst – cijferlijst, rapport
puntenopeenvolging – lijn
punter - grundel
punterdorp - Giethoorn
punteren – stippelen, varen
punthameren - bosseren, boucharderen
punthoed – mijter, steek
puntig – gepunt, netjes, scherp(zinnig), snedig, spits
puntig afsnijden - geren
puntig baardje  napoleon
puntig (Fr) – aigu
puntig broodje – kadet
puntig deel – slip, split, stip
puntigheid – beknoptheid, raakheid, scherpte
puntig houten paaltje  piket
puntig ijzer - drevel
puntig instrument – priem
puntig krentenbroodje - amanda
puntig omgebogen ijzer  pook
puntig plantendeel  doorn, doren, stekel
puntig scherp voorwerp - naald
puntig uiteinde  spits
puntig uitsteeksel - doorn, doren, stekel, tand
puntig voorwerp - els, lans, naald, nagel, pen, piek, pin, priem, punaise, pijl, speer, speld, spies, spijker, stift
puntige haak - kram
puntige spits  spon
puntige staaf – spit
pintige top - spits
puntige uitwas – distel, doorn, spriet, stekel
puntje - stip, tip
punt op de i zetten - betittelen
puntoog - ocel
puntje op snavel  eitand
punt van behandeling – item, kwestie, object, onderwerp, thema, zaak
punt vanwaar men uitgaat - begin, beginpunt, meet
uitgangspunt
puntzak  peperhuisje
pupil  élève, favoriet, kwekeling, leerling, lieveling, oogappel, pleegkind
pupilverwijdend – mydriatisch
puppy - hondenjong
punt van behandeling - kwestie, object, thema, zaak
oogappel, pleegkind
puree – brij, narigheid, stamppot
puree van vruchten - moes
puren - zuigen
purgatorium  vagevuur
purgeermiddel  cascara, laxatief, magnesia, purgans, purge, seneblad, zetpil
purgeren  laxeren
purgerend - (buik)zuiverend, laxatief
purificatie  reiniging, zuivering
purimfeest  Hamansfeest
purist  taalzuiveraar
purper - donkerrood, karmozijn, paars, paarsrood
purperhart - paardenvleesbout
purperhout - amarant(hout)
purperhoutboom - palissander(hout)
purperkleur – amarant
purperkleurig gesteente - porfier
purperkorrels - kermes
purperslak - purpura
purpersteen  porfier
purperverf - karmozijn
purperverkoopster - Lydia
purperzuur - murexide
pur sang - raspaard, volbloed
pus  etter, wondvocht
pussen – etteren
pustel - puist
put  diepte, gat, kuil, schacht, uitholling, wel
put zonder bodem  zinkput
putemmer – aker, puls, puts, schepemmer
putje – kuiltje, uitholling
putoor - roerdomp
putplant - freatofyt
puts – aker, kruik, melkemmer, putemmer, schepemmer, scheepsemmer
putsch  coup, staatsgreep
puttee – beenwindsel
putten – inkuilen, scheppen
puttenzuiger – rioolwagen, kolkenzuiger
putter – distelvink, drinkebroer, golfstok, tukker, zuiper
puur  (klink)klaar, louter, maagdelijk, naturel, ongerept, onverdund, onvermengd, onvervalst, rein, zuiver
puzzel – cryptogram, denkertje, doorloper, enigma, kruiswoord, kryptogram, probleem, raadsel, rebus, sudoku, vraagstuk, woordzoeker
puzzelen – piekeren
pyama - nachtgewaad
pygmee - Akka, Bamboeti, dwerg
pygmee buiten Afrika - negrito
pygmoïde negers – negrillen
pyloon - boortoren
Pyreneën, rivier (ontsprongen) in de –
3 Têt
4 Agly, Aspe, Aude, Nive, Tech
5 Adour, Neste, Segre
6 Aragon, Ariège
7 Gallego, Gaonne, Noguera
8 Bidassoa
Pyreneën, top in de - Aneto, Anie, Bilaitous, Vignemale
pyriet  zwavelkies
pyrolacee - montropa, pyrola, stofzand, wintergroen, zonderblad
pyromaan  brandstichter
pyrometer  vuurmeter
pyrotechnicus  vuurwerkmaker
pyroxeen - aumiet, euliet, fassaiet, jadeïet, kunziet, trifaan

Q
qua – als, zodanig
quadras - kwarto
quadreren - overeenkomen, passen, schikken
quadri - vier, viervoud
quadriga – vierspan
quadrille - omberspel
quadrivium  aritmetica, atronomie, geometrie, muziek
quadrupel - viervoudig
quaestor - penningmeester, thesaurier
quaker - Kwaker
quakers, stichter van de - Fox
quantité - kwantiteit
quantum  aantal, bedrag, dosis, getal hoeveelheid, maat
quarantaine - afzondering
quasi - a,h,w., alsmede, alsof, kwansuis, nagenoeg, schijnbaar, vrijwel, zogenaamd
quassia - kwassie
quatre-main - vierhandig
quatsch – (ge)klets(praat), nonsene, onzin, wartaal
quatuor – kwartet
queeste - speurtocht
Queen Charlotte Islands, een der - Graham, Moresby
Queensland, hoofdstad van - Brisbane
Queenslandkoorts - q-koorts
Quercus - eik
querulant – ruziemaker, ruziezoeker, twistzieke, twistzoeker
queue - biljartstok, file, optocht, reeks, rij, staartvlecht, staat, stoet
qullaja  zeepboom
qualajaschors – panamabast
quickstep – stepdans
quidam - zonderling
quintaal - centenaar
quintakkoord - drieklank
quintessens  fijnste, kern, keur
quiteren - kwijten, verlaten
quieto – kalm, rustig
quilt - dekbed
quitte  gelijk, los, remise, vrij
qui-vive  hoede, waaks, waakzaamheid
quiz – kwis, vraag-en antwoordspel
quodlibet – allerlei, mengelmoes
quod erat demonstrandum  q.e.d.
quodlibet - alleagaartje, allerlei, mengelmoes
quotatie – aanhaling
quoteren – verdelen
quotering - prijsbepaling
quotum - aandeel
R

ra - dwarshout, rondhout
raad  aanbeveling, advies, bijstand, college, kollege, oplossing, steun, tip, voorlichtingvroedschap, wenk
raad eens – rara
raad geven - aanraden
raad met B. en W.  college, gemeentebestuur
Raad van Arbeid  RvA
Raad van State - R.v.S.
raadgeven iets niet te doen  ontraden
raadgever  adviseur, consulent, mentor, moderator advies
raadgeving – aanbeveling
raadhuis  gemeentehuis, stadhuis
raadje in een uurwerk  snek
raadje in horloge – onrust
raad inwinnen – beraden, consulteren
raadpensionaris  landsadvocaat
raadplegen – beraadslagenconsulteren, overleggen
raadpleging  consult, consultatie, overleg
raadsbesluit - decreet
raadsel  charade, enigma, mysterie, opgave, puzzel, rebus
raadselachtig  duister, geheimzinnig, ingewikkeld, mysterieus, mystiek, orakel, vreemd
raadselachtig mens  sfinx
raadselachtige uitspraak  orakel
raadselachtige uitspraken doen - orakelen
raadselachtige vrouw - profetes
raadselspreuk  rebus
raadsheer  adviseur, advokaat, advocaat, loper, minister, raad,
raadsheer in schaakspel  loper
raadslag  beraadslaging, plan, overleg
raadslid in Sparta - geront
raadsman  adviseur, advocaat, gids, jurist, mentor, patroon
raadszaal in klooster  kapittel
raad van beroerten – bloedraad
raad vragen - consulteren
raadzaam  aanbevelenswaardig ,dienstig, geraden, nuttig, verstandig, welberaden, wenselijk
raafachtige vogel  ekster,kauw, kraai, meerkol, raaf, roek
raag - spinrag
raagbol – halfmaan
raaghoofd – ragebol, spinnenweb
raai – hennepnetel, richttingslijn
raaien – peilen
raaigras – dolik, veldhaver
raak  doeltreffendgeraakt, getroffen, rakelijzer, snedig, spits, touche, treffend,
raak antwoorden – riposteren
raak geschoten - getroffen
raak schot  treffer
raakgooien  treffen
raaklijn  tangent
raam – aanloop, frame, kader, lijst, omlijsting, raming, ruit, venster(glas)
raam met ruit  venster
raamafsluiting  blinde, gordijn, jaloezie, jalouzie, luik, rolluik
raambedekking  vitrage
raambiljet – affiche
raamhanger – scharnier
raamijzers – traliewerk
raamluik – blind
raam of omlijsting – kader
raampje - patrijspoort
raampje in deur  loket
raamscherm – hor
raamsluiting – harpje, knip
raamstijl – post
rraamversiering – gordijn, vitrage
raamvormig halsjuk - haam
raamwerk  frame; kozijn, lijst, rooster, schema
raamzaag  beugelzaag, spanzaag
raan  kluut
raap  biet, knol, valfruit, wortelknol
raapappel - rapeling
raapkalk  pleisterkalk
raap of biet - knol
raapolielamp  lante
raapzaad  aveelzaad
raar – apart, bijzonder, dwaas, eigenaardig, exentriek, gek, grotesk, mal, merkwaardig, ongehoord, ongewoon, onnozel, potsierlijk, schots, vreemd, zeldzaam, zonderling, zot
raar aanwensel – tic
raar doen - aanstellen
raasbol – druktemaker, lawaaischopper, levenmaker, schreeuwer
raasdonder  erwt, kapucijner
raaskallen – bazelen, beuzelen, ijlen, kletsen, leuteren, razen, revelen, tieren, zwammen, zwetsen
raaskallerij – larie, nonsens, onzin, wartaal
rabat  aftrek, korting, tarra
rabauw  galgenaas, losbol, schelm, schooier, schurk, vagebond, landloper, woesteling
rabbelen - raffelen
rabbelkous  kletskous
rabbeltaal  nonsens, wartaal
rabbi  rebbe, rabijn, rabbijn
rabdomant  roedeloper
rabiaat  dol, doldriftig, woedend
rabies  hondsdolheid
rabot  keersluis
race – kamp, relly, ren, wedloop, wedren, wedstrijd
raceauto – bolide, koersauto
racebaan – circuit, piste
raceciscuit – baan
racefiets – racer
racefietsband – tuub
race met skelters - karting
racen – hardlopen, hollen, rennen, snellen, spoeden, ielrennen
racer – renner
raceronde - baan
races in Assen  T.T.
raceterrein – circuit
racewagen – bolide
racewagentje – skelter
rachel – lat, tengel
rachelen – bespijkeren
rachen – schimpen
racisme - rassenhaat
racket – kaatsnet, slagnet
rad – vaardig, wagenwiel
rad  rap, snel, vlot, vlug
raddraaier  aansteker, aanstichter, belhamel, deugniet, opruier, rebel, schavuit
radeergom  stuf, vlakgom
radeloos  desperaat, verbijsterd, vertwijfeldwanhopig
radeloosheid  paniekwanhoop
raden – gissen, schatten
rad en vlug - vlot
raderbaar  berrie, draagbaar
raderboot - hekwieler
raderen  gommen, uitwissen, wegkrabben
radheid  snelheid, vaart, vlugheid
radiaal – hoekmaat, straalboog, straalhoek, straalsgewijs
radiatie  straling, straalwerping, uitstraling
radijs/wilde  keik
radiator - koelbak, verwarming
radicaal – afdoend, grondig
radieus - stralend
radioactief element  polonium, plutonium, radium, thorium, uraan, uranium
radioactief gas  radon
radiobedrijf  omroep
radiobelasting  luistergeld
radiobericht – nieuws
radiobestel - omroep
radiodistributie  draadomroep
radiografische beeldtelegrafie - televisie
radiogram  röntgenfoto
radiolamp  diode
radioluisterspel  hoorspel
radiomast  antenne
radiomedewerker  omroeper
radioomroep  (Ned.) KRO, VARA, AVRO, EO, NCRV, IKON, RVU, Veronica
radioomroep (buitenland)  BBC, ABC, AFN, BRT, CBS, NBC, NDR, RTF, RTl
radio-ontvanger - tuner
radiopost  luisterpost
radiopraatje  causerie
radiostation  zender
radiotelefoon - mobilofoon
radiotelegrafist  marconist
radiotoren  zendmast
radio-uitzending  omroep
radium  Ra
radius  r., straal
radix  wortel
radje in uurwerk  snek, snekrad
radkrans – flens, velling
radlijn – cycloïde
rad met schoepen – turbine
rad of rap - vlug
Radon – Rn
rad van een kar - wiel
radvenster – roosvenster
rafel – sliert, weefseldraad
rafelen – pluizen
rafelige strook – flard
rafeling – pluksel
rafels voor de sier – franje
raffelen – babbelen, rammelen
raffinage  zuivering
raffinement  geraffineerdheid, sluwheidverfijndheid, verfijning
raffineren – verfijnen, zuiveren
rafter - rachel
rag  spinnenweb, web,weefsel
rage – bevlieging, dolheid, drang, manie, mode, razernij, woede
ragebol – raaghoofd
ragen – reinigen, schoonmaken
raggen – ravotten, stoeien
ragout - hutspot
ragout van gebraden gevogelte - salmi
rag van een spin – spinsel
raid – invasie, overval, razzia, rooftocht, strooptocht
raider - kaperschip
rail – gordijnroede, richel, spoorlijn, spoorstaaf
railing – hekwerk, leuning
railleren – gekscheren, schertsen, spotten, strijkmes,
rails - spoor
raison  grond, oorzaak
raisonnabel – redelijk
rake - hark
rakel – haardijzer, kachelpook, koteraar, pook(ijzer)
rakelen  harken, (op)poken,porren
rakelijzer – loet, ovenkrabber, pook, raak
rakelings - scheerlings
raken – aanroeren, aanschieten, betreffen, ontroeren, toucheren, treffen
raket – vuurpijl
rakken – reinigen, schoonmaken
rakker  belhamel, bengel, blaag, boefje, brak, deugniet, galgenaas, galgenbrok, guit, kwajongen, ondeugd, rekel, schelm, snaak, vlegel, vlerk
rakkeren – reinigen, schoonmaken
rakkerig – ontdeugend, stout
ral  meerkoet, waterhoen
rallen - snappen
rallentando  rail., langzamer
rally – autorit, sterrit
ram  aries, schaap, stormpaal, stormram
ramadan – vastenmaand
rambler - zwerver
ramen  begroten, gissen, mikken, schatten, taxeren
ramen lappen  zemen
raming  begroting, gissing, gis, schatting, taxatie, overslag, rooi
rammei – stormram
rammeien – beuken, bonken,rammen, stoten
rammel  afstraffing, gons, ransel, slaag
rammelaar – haas, klatr, kletsmajoor, ratel, repelaar
rammelen – babbelen, beuken, denderen, kwekken, raffelen, ranselen, ratelen, slaan
rammel geven - afrossen
rammelassen  dooreenwerpe
rammeling – afranseling
rammelkar – askar
rammelkast - piano
rammen  aanrijden, aanvaren, beuken, botsen, overvaren, rammelen, stoten
rammen van een auto – botsen
ram of ooi - schaap
ramp – bezoeking, catastrofe, ellende, fataliteit, ongeluk, onheil, plaag, slag, tegenspoed
rampaard  scheepsaffuit
rampassen (Ind.) – gappen, grissen, roven, snaaien
rampel – stalketting
rampeneren – beschadigen, vernielen
rampen meebrengend  onzalig, rampzalig
rampspoed  calamiteit, catastrofe, cataclysme, ellende, onheil, tegenslag, tegenspoed
rampspoedig – desastreus, ellendig, fataal, funest, noodlottig, ongelukkig, onheilig, onzalig, rampzalig
rampzalig  desastreus, ellendig, erbarmelijk, fataal, funest, jammerlijk, noodlottig, ongelukkig, rampspoedig, vreselijk, zielig
rampzalige toestand – ellende
ranch – boerderij, veehoeve
rancho - veeboerderij
rancune – bitterheid, haat(gevoel), vijandschap, wraak, wrok
rancuneus  haatdragend
rand  boord, grens, kader, kant, kim, lijst, omlijsting, omtrek, richel, ring, tinne, zij(de), zijkant, zoom
randenstikster – stolpster
randinkerving – kartel
randje – grens, kant, strookje
rand met insnijding – karteling
rand om bloembed - border
rand, omgeven met een  / encadreren, inlijsten, omranden, omlijsten
rand om schilderij  kader, lijst
rand om spiegel  biseau
rand van boekomslag  flap
rand van een vat - kim
randinkerving  kartel
randkraag  flens
randschrift van munt  legende
randversiering - meader
rang  aanzien, eer, graad, klasse, orde, positie, reeks, staat, status, stand, trap, volgorde
rang bij de marine  admiraal, I.t.z.
rang bij de padvinders – akela, hopman, vaandrig, verkenner, welp
rang in het leger  adjudant, gen.,generaal, huzaar, kanonnier, kapitein, kolonel, kol, kornet, korporaal, kpl, kpt, It, luitenant, maj, majoor, opper, overste, ritmeester, sgt, sergeant, sld, smr, soldaat, vaandrig, wachtmeester
rang in maatschappij  positie
rang in schouwburg  balkon, gaanderij, loge, parket, parterre, schellinkje, stalles, zaal
rangeerterrein – emplacement
rangeren – ordenen, schikken
ranggetallen  ordinalia
rang klasse – kaste
ranglijst – klassement
rang of eer – aanzien
rang of positie – stand
rang of regel - orde
rangorde  reeks, hiërarchie, opeenvolging, schikking, volgorde
rangorde van dienstjaren  anciënniteit ,
rangschikken  coördineren, indelen, klasseren, ordenen
rangschikking  classificatie, coördinatie, klassement, ordening, schematisering
rangteken - streep
rangtelwoord  eerste, tweede,. derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende, enz.
rangverhoging  bevordering, promotie
rank – fijn, gracieus, lenig, mager, schraal, slank, stengel, soepel, teer, tenger, twijg, uitloper
rank en smal - tenger
ranke porseleinen kopjes  lijzen
ranonkelachtige plant  akelei, akoniet, anemoon, boterbloem, clematis, dotterbloem, kerstroos, monnikskap, nieswortel, pioen, pioenroos, ridderspoor, speenkruid
rans  garstig, ranzig, rins, sterk
ransel – gevechtstas, klappen, knapzak, priegel, pukkel, rammel, rugtas, rugzak, slaag
ranselen – afbeuken, kastijden, meppen, rossen, slaan, zwepen
ranstijd  bronsttijd, paartijd
ransuil – katuil, oehoe, ooruil, schuifuil, torenuil
rantsoen  aandeel, afkoopsom, deel, portie, losgeld, losprijs,
rantsoeneren - beperken
rantsoenering – verdeling
rantsoen sterke drank bij de marine  oorlam
ranzig  garstig, rans
ranzig worden  goren
raout  soiree
rap – fel, flink, gauw, gezwind, haastig, kwiek, levendig, pienter, rad, ras, snel, spoedig, vlot, vlug
rapalje – gajes, gepeupel, gespuis, janhagel, plebs, schorem, tuig, uitvaagsel, volk,vulgus
rapé – snuiftabak
rapen – oppakken, vergaren
rap en vlug – snel, vlot
raperen – fijnraspen
rapiditeit – snelheid, vlugheid
rapier  degen, puntdegen, sabel, zwaard
rappel – terugroeping
rappelen – kletsen, praten, rammelen
rappelleren – herinneren
rappig – schurftig, slordig, versleten
rapplement  berisping, standje
rapport – beoordeling, bericht, cijferlijst, melding, puntenlijst, referaat, relaas, verslag
rapporteren  berichten, melden, refereren, verslaan
rapporteur  graadboog, melder, verslaggever
raps – flink, kwiek, vief
rapsode  bard, minstreel, troubadour
rarak - masttouw
rare  dwaas, malle, snijboon, snoeshaan, vreemde
raregast - kwant, malle
rare karaktertrek – rarigheid
rare kerel – knakker, pisang
rarekiek – kijkkast, kijkspel
rare kwibus – gek
rare streek – grap, list, poets, pots
rare vent – kwibus, pief
rariteit  apartheid, curiositeit, zeldzaamheid
ras – aanstonds, algauw, alras, binnenkort, cito, dra, eerlang, eerstdaags, gauw, genre, geslacht, gezwind, haastig, kolk, neer, schielijk, slag, snel, soort, spoedig, vlug, weldra, wiel, wieling
raseren – ontmantelen, cheren
ras of snel - rap
rasp  rijf, raspel, schaaf, vijl
raspaard – volbloed
raspel – rasp, vijl
raspen  afvijlen, fijnmaken, gladmaken, harken, vijlen
rasphuis  gevangenis
rasphuisvader – cipier
raspig – ruw
rassenhaat - racisme
rassenmoord  genocide
rassureren  geruststellen
rasteel  ruif
rastel  bastion
raster – afrasteringhekwerk, latwerk, lijnennetwerk, netwerk, traliewerk, vlechtwerk,
rastercliché  autotypie
rasterdiepdruk – rotogravure
rasterdraad – ijzerdraad, prikkeldraad, pinnekensdraad, puntdraad, schrikdraad
rasterwerk – rooster
rasvee – stamboekvee
raszuiver – echt
rat – armoedzaaier, knaagdier
rataffia – likeur
rataplan – bende, rommel, troep
ratatouille – groentenmix
raté - mislukkeling
ratel  babbelaar, klep, klepper, kletskop, patrijs, rammelaar
ratelaar – esp, peppel
ratelen  babbelen, kakelen, klepperen, kwebbelen
ratelijzer - posijzer
ratelkous  babbelkous
ratelman – klepperman
ratel of bek - mond
ratelpopulier  esp, klaterpeppel, peppel, ratelaar, rilpopulier
rateren - verknoeien
ratificeren  bekrachtigen, ondertekenen
ratiné  ratijn, winterstof
ratio – begrip, beweegreden, denkvermogen, rede, verstand
rationeel  berekenbaar, meetbaar redelijk, erstandelijk,verstandig
rationeel juist  logisch
ratjetoe  mengelmoes, ratatouille, rats, rommel, stamppot
ratoe (Ind.)  vorstin
rats  angst, benauwdheid, ratjetoe, schrik, soldatenkost, stamppot, verlegenheid, vrees
ratsen – gappen, stelen
rattengif - arsenicum
rattenkruit  arsenicum
rauw – cru, grof, hard, ongaar, onbeschaafd, ongekookt, ontveld, ruw, schor, woest, wreed
rauwkostgerecht van granen – muesli
rauw van stem – hees, schor
rauzen - gappen
ravage  puinhoop, ruïne, schade, vernieling, verwoesting
ravageren – plunderen, verwoesten
raveel  losbol, raveling
ravenaas  galgenbrok, kreng
ravijn  afgrond, bergkloof, canyon, canon, kloof
ravissant  betoverend, meeslepend
ravitailleren – bevoorraden, provianderen
ravotten  dollen, raggen, robben, stoeien, vechten
rayon – afdeling, afzetgebied, ambtsgebied, kring, (afzet)gebied, kring, kunstzijde, territorium, werkgebied, werkkring, werkterrein, wijk
rayonbestuur – wijkraad
razelen – bibberen, rillen
razen – briesen, bulderen, foeteren, heibelen, kletsn, knorren, mopperen, opspelen, raaskallen, schelden, schreeuwen, tekeergaan, tieren, uitvaren, woeden
razend  dol, furieus, hels, hoorndol, tierend, uitzinnig, waanzinnig, wild, woedend, woest
razend (muz.)  furioso
razende vrouw – furie
razend of woedend - ziedend
razernij  amok, dolheid, drift, furie, rage, toorn, woede
razernij van runderen en schapen - kolder
razzia – drijfjacht, inval, klopjacht, overval, raid
reactie – reflex, respons, tegenslag, terugslag, terugwerking
reactionair  tegenstrever
ready – gereed, klaar
reageren - antwoorden
realiseren – beseffen, uitvoeren, verwezenlijken
realisme  werkelijkheidszin
realistisch  echt, nuchter, onverbloemd, reeel, waar, werkelijk
realiteit – feit, werkelijkheid
rebbe  rabbi, rabbijn
rebbelen – kwebbelen, praten
rebbes - woeker
rebel – kajongen, muiteling, muiter, onruststoker, oproerkraaier, oproerling, opstandeling, raddraaier
rebelleren – muiten, opstaan, verzetten
rebellie  muiterij, oproer, opstand
rebel op schepen - muiter
rebels  balsturig, ongehoorzaam, oproerig, opstandelijk, opstandig, ongezeglijk, weerspannig, wild, woest,
reboisatie  herbebossing
rebus – beeldraadsel, denkertje, puzzel, raadsel
rebutant - afstotend
rebuut (in de handel)  uitschot
recalcitrant  dwars, koppig, onhandelbaar, onwillig
recensent  beoordelaar, censor, criticus
recensie – kritiek
recent – actueel, jong, kortelings, laatst, nieuw, onlangs
recentelijk – laatst, onlangs
recent gebeurd - pas
recepis  reçu
recept  geneesmiddel, medicijn, voorschrift
recepteren - voorschrijven
receptie – instuif, onthaal, ontvangst
receptief – ontvankelijk
receptionist - portier
reces  vakantie, verlof
recessie  teruggang, terugslag
recette – entreegelden, kas, ontvangst, opbrengst
recherche - onderzoek
rechercheur  agent, detective, douane, rus, stille, speurder
recht – aanspraak, betamelijk, bevoegdheid, billijk, goed, heffing, juist, ongebogen, passend, privilege, redelijk
rechtaan - rechttoe
recht afhangend  sluik
recht van een oorlogvoerende om op neutrale schepen beslag te leggen  angarie
recht om te eisen  aanspraak
recht om verzoek in te dienen - petitierecht
recht stuk van een vaart  rak
recht tussen burgers in de staat - publiekrecht
recht van medebestuur  medezeggenschap
recht van overgave - abandon
recht van voorkeur  optie
rechtaan  direct, regelrecht
rechtbank  aanrecht, balie, hof, tribunaal, vierschaar
rechtbankterm  parket, raadkamer, rol
rechte dunne stam - sliet
rechte lijn  rechte, rooi
rechte lijn in een cirkel  koorde
rechtelijk  wettig, juridisch
rechten  leges
rechten inbegrepen  r.i.
rechtens  de jure
rechter – kadi, loopplank, magistraat
rechter bladzijde  A.o., T.o.
rechterhand – assistenthulp, medewerker, toeverlaat
rechter in Arabië  kadi, kaïd
rechter in schoonheidstwist  Paris
rechter in Drenthe - ette
rechter in oude Athene - efeet
rechter in Spanje  alcalde
rechter zijrivier van de Maas  Niers
rechterlijk ambtenaar  drost
rechterlijk bevel  injunctie
rechterlijk college over burgerlijke rechtszaken in oud Athene – efeten
rechtelijke ambtenaar - magistraat
rechterlijke beslissing – arrest, oordeel, uitspraak, vonnis
rechterlijke macht - balie, justitie
rechterlijke uitspraak  oordeel, sententie, uitspraak, vonnis
rechte strook van een vaart - rak
rechte versieringslijn – bies
rechtgeaard – betrouwbar, eerlijk, rechtschapen
rechthoek  ort(h)ogoon, vierkant
rechthoekig  haaks, loodrecht, ort(h)ogonaal
rechthoekig bedrukt stuk karton - kaart
rechthoekig oester net  kor, korre
rechthoekig plat vlak - paneel
rechthoekig prisma  balk
rechthoekig raam voor oestervangst  kor, korre
rechtlijnig – lineair
rechtmaken - rechten
rechtmatig – billijk, legaal, legitiem, terecht, wettig
rechtmatig toekomend - competent
recht om te vorderen – aanspraak
rechtop  geperpendiculariseerd, kaarsrecht, loodrecht, overeind, rechtstandig, staand(e), steil, stram, verticaal
recht op schadevergoeding - regres
rechtop zijn  staan
rechts  behoudend, conservatief, hot
rechtsachter – kanthalf
rechtsadviseur – advocaat, raadsmanjurist
rechtschapen – betrouwbaar, braaf, deugdzaam, eerlijk, fair, integer, nobel, oprecht, rechtgeaard
rechtschapenheid – braafheid, deugdzaamheid, eerlijkheid, integriteit
rechtscollege van de H. Stoel  Rota
rechtserkenning  recognitie
rechtsgebied  arrondissement, arr., domein, kanton, ressort, territoir
rechtsgebied en rechtsmacht  jurisdictie
rechtsgebied in Drenthe - dingspel
rechtsgebied van een krijgsraad - auditie
rechtsgebouw  gerechtshof
rechtsgeding  pleit, procedure, proces, rechtszaak, strafzaak, zaak
rechtsgeldig - authentiek, deugdelijk, legitiem, wettig
rechtsgeleerde  advocaat, ictus, jurist, rechter
rechtsgeleerdheid  jurisprudentie, juristerij
rechtshandel  proces
rechtskundig - juridisch
rechtskundige – advocaat, jurist, rechter
rechtskundige term  aanklager, à charge, à décharge, alibi, arrest, bekentenis, beklaagde, beroep, boete, eed, eiser, gedaagde, geding, getuige, gevangenneming, hechtenis, meineed, pleidooi, pleit, pleiter, precedent, preventief, proces, raadkamer, raadsman, recidive, recidivist, rekwisitoor, repliek, rol, subsidiair, uitspraak, verdachte, verstek, vonnis, voorarrest voorwaardelijk, vrijspraak
rechtsopvatting van de rechterlijke macht  jurisprudentie
rechtspraak  jurisdictie, jurisprudentie
rechtspreken  oordelen, vonnissen
rechtspreken over - berechten
rechtsprekend lichaam  gerecht, hof, rechtbank
rechtstandig – loodrecht, rechtop
rechtstandige biljartstoot - masse
rechtstitel  rechtsgrond
rechtstreeks  direct, gelijk, lijnrecht, meteen, onmiddellijk, openlijk, rechttoe, regelrecht, spoedig
rechtsstaat - democratie
rechtsstrijd  geding, pleit, (Ind.) perkara, proces
recht stuk van een vaart - rak
rechtsverdediger  syndicus
rechtsvordering  aanklacht, eis
rechtsvraag  rechtskwestie
rechtswetenschap – rechtsgeleerdheid
rechtswezen - justitie
rechtszaak – affaire, geding, proces, rechtsgeding
rechttoe – rechtaan, regelrecht, rechtstreeks
rechtuit  onbewimpeld, oprecht, ronduit
rechtuit lopend water  rak, kanaal, vaart
rechtvaardig  betrouwbaarbillijk, juist, eerlijk, onpartijdig
rechtvaardigen – billijken, wettigen
rechtvaardigheid – billijkheid, eerlijkheid
recht van voorkeur – optie
recht van voorrang - preferentie
rechtvleugelig insekt  heimpje, kakkerlak, krekel, libel, oorworm, sprinkhaan, veenmol, wandelende tak, wrattenbijter
rechtvleugelige  krekel, libel
rechtwandig – steil
recht water - rak
rechtzetten – rectificeren, verbeteren
rechtzinnig – openhartig, orthodox, precies, steil
rechtzinnigheid  orthodoxie
recipe  r., neem
reciprociteit  wederkerigheid
reciprok  wederkerig, wederzijds
recital  optreden, uitvoering
reciteren  opzeggen, voordragen
reclamant  eiser, klager
reclamatie  bezwaarschrift, klacht
reclame – aanprijzing, advertentie, bezwaar, klacht, propaganda, winactie
reclamebeeld – spot(je)
reclameblad – folder
reclamebord – aanplakbord
reclamedrukwerk – folder
reclamefilmpje - spot
reclamelicht  neon
reclameloper – sandwichman
reclame maken - adverteren
reclamemiddel  advertentie, affiche, biljet, folder, tv-spot
reclame omroep  S.T.E.R.
reclameren  terugeisen, terugvorderen
reclamezuil – aanplakzuil
reclusie - opsluiting
recognitie  heffing
recommandatie  aanbeveling
reconstructie  herbouwing, herstel, wederopbouwing
reconstrueren - herbouwen
reconvalescent  herstellende
record - topprestatie
recorder – bangopnemer
recordhouder – kampioen
recordmeter – stopwatch
recreant – kampeerder, toerist
recreatie  amusement, ontspanning, uitspanning, vacantie, vermaak, verpozing, verzet
recreëren - verpozen
rectificatie – herstel(ling), verbetering
rectificeren – herstellen, verbeteren,
rector  bestuurderdirecteur, spreker
rector magnificus  AR.
reçu – afgiftebewijs, bagagebiljet, bon, cedel, ceel, ontvangbewijs
recul  terugstoot (bij vuurwapens)
redacteur – opinievormer
redactie  onherstelbaar, beleid, lezing, opstelraad, red., tekst
reddeloos – hopeloos, ontredderd, verloren, wanhopig
redden – behouden, helpen, klaren, verlossen
reddend - zaligmakend
redder  bevrijder, Heiland, helper, (Gr.) soter, verlosser, verzoener, zaligmaker
redderen  opruimen, regelen, schikken, schoonmaken
redding  behoud, bevrijding, heil, hulp, soelaas, toeverlaat, uitkomst, uitweg, verlossing
reddingsapparaat  boei, boot, broek, dreg, reddingshaak, wipper, zwemgordel, zwemvest
reddingsboot - sloep
reddingsgordel – boei
reddingsmiddel – boei, dinghy, dreg, zwemgordel, zwemvest
reddingsvest - zwemvest
rede 
rede – ankerplaats, betoog, buitenhaven, denkvermogen, intellect, logos, oratie, prevelement, ratio, speech, toespraak, verstand, vertoog, woord
rededeel  partikel
redekavelen  bomen, disputeren, redeneren, redetwisten
redekaveling – betoog, debat, dispuut
redekunde  retorica
redekundig  logisch, retorisch
redekundige figuur  litotes
redekunstenaar - orator
redekunstig - logisch, oratorisch
redeleer – denkleer, kennisleer, logica
redelijk – aardig, behoorlijk, betamelijk, billijk, handelbaar, juist, matig, nogal, nuchter, passelijk, rationeel, recht(vaardig), schappelijk, schikkelijk, tamelijk, terecht, tamelijk, verstandelijk, verstandig, vrijgoed, zozo
redeloos  dwaas, idioot, losbandig, ongerijmd, onredelijk, onzinnig, stom, verdwaasd, uitzinnig, zinloos
redeloos gedierte  vee
redemptorist  lig(u)orist
reden – aanleiding, argument, beweeggrond, drijfveer, grond, motief, oorzaak, raison
reden  toerusten
reden tot bemoediging  troostgrond
redenaar  orator, retor, prater, preker, redevoerder, spreker, woordvoerder
redenatie – betoog, redenering
redeneerkunde  dialectiek, logica
redeneren – beraadslagen, betogen, oreren, praten, preken, redekavelen, spreken
redenering  betoog, betoogtrant, bewijsvoering, gedachtegang, gesprek, oratie, redenatie
redengevend – causaal, oorzakelijk
reder - bevrachter
rederij  K.H.L., KN.S.M., HAL., RL., S.M., Lloyd
rederijk – woordenrijk, welsprekend
rederijker  retrozijn
rederijkersfeest  landjuweel
rederijkersgedicht  refrein, retrogade, rondeel
rederijkerskomedie  esbattement
redestrijd – geschil, redetwist
redetwist  debat, discussie, dispuut, disputatie, geschil, redestrijd, twistgesprek, woordenstrijd
redetwisten – debatteren, redekavelen
redevoerder – orator, redenaar, spreker
redevoering  betoog, gesprek, oratie, rede(natie), speech, toespraak
redevoering van Demosthenes tegen Philippus van Macedonië – filippica
redewisseling - gesprek
redigeren  opstellen, stellen
redivivus – herleefd, verrezen
redmiddel  uitkomst .
redoutabel  geducht, vreselijk
redres  herstel, vergoeding
reduceren – beperken, herleiden, omrekenen, terugbrengen, terugvoeren, verminderen
reductie  aftrek, beperking, korting, rabat, tarra, vermindering
redupliceren  verdubbelen
redzeil  vangzeil
ree – ankerplaats, bereid, buitenhaven, eland, gereed, greppel, hert, hinde, kade, klaar, mollengang, paraat, tuchtiging, vaardig
reebank – vlakschaafbank
reebout - wildbraad
reeds  al, alre(d)e, bereids
reeds lange tijd – alleng, steeds
reeds vermeld - genoemd
reëducatie  heropvoeding
reëel  bestaand, echt, feitelijk, heus, nuchter, realistisch, waar, werkelijk, wezenlijk, zakelijk, zeker
reef – groef, groeve, plooi, rif, strook
reegeit - rekke
reehaak – zwei
reeheid – vaardigheid, vlotheid, vlugheid
reek – hark, hooivork, mestvork
reeks  aaneenschakeling, aantal, catagorie, cyclus, groep, keten, menigte, opeenvolging, orde, rij, ris, rist, rits, scala, serie, sliert, stoet, volgorde
reeks aanroepingen  litanie
reeks boeken  cyclus, serie, trilogie
reeks films –
reeks getallen opnoemen – tellen, serie
reeks gedichten  bundel, cyclus, krans
reeks getrokken vaartuigen  sleep
reeks kralen - collier, snoer
reeks noten op een lettergreep  melisme
reeks sommetjes  tafel
reeks spoorwagons  trein
reeks van 3 boeken – trilogie
reeks van 3 toneelstukken - trilogie
reeks van wedstrijden – competitie, toernooi
reeks woorden  regel, zin
reekscijfer  nummer
reel – mager, rank, richel, rijzig, slank, spoorstaaf, vismolen, werpmolen
reep  flard, flenter, lap, strook, strip
reep chocolade – tablet
reep mager spek - rengel
reep van leer  riem
reepje  snipper
reepje oranjeschil  snippel, snipper
reepje papier – snipper,strook
reepmaker  touwslager
reepnet – zegen
reeschaaf - reischaaf
reet – hennepbraak, keen, kier, kloof, naad, opening, scheur, spleet, voeg
reet of kier – naad, scheur
reeuw  doodsschuim, doodszweet
reevoet - insteekijzer
refectorium  refter
referaat – rapport, verslag
referee  arbiter, scheidsrechter
referendum – volksstemming, volksraadpleging
referent  inleider, rapporteur, verslaggever
referentie  attest, brevet, getuigenis, informatietestimonium,
refereren  berichten, verslaan, verwijzen
referte - verwijzing
reflectant  gegadigde
reflecteren  weerkaatsen
reflectie  gloed, weerschijn, weerkaatsing
reflector  spiegeltelescoop
reflex – reactie, terugkaatsing, weerschijn
reflexief  wederkerend
reflexief pronomen  zich
reflexief voornaamwoord  je, me, mij, ons, zich
reform  hervorming, verbetering
reformateur – hervormer
reformator - hervormer
reformeren – hervormen, herzien, omvormen
refractair  weerspannig
refractie  breking
refrein  keerdicht, keervers, ritornel
refter - refectorium
refugium  toevluchtsoord
refuteren  weerleggen
refuus  weigering
regaal  boekenkast, boekenplank, rattenkruid, register, rek
regaleren – onthalen, trakteren, vergasten
regard  oplettendheid
regarderen  aangaan, aanzien, betreffen
regatta  roeiwedstrijd, zeilwedstrijd
regeerder  bestuurder, bewindsman, heerser, koning, president, vorst
regel – alinea, canon, gebod, gebruik, gedragslijn, gewoonte, instructie, lijn, linie, maatstaf, mos,norm, orde, reglement, richel, richtlijn, richtsnoer, schrijflijn, sleur, streep, usance, voorschrift, verordening, wet
regelaar  fikser, organisator, regulator
regelbaar  verstelbaar
regelen – arrangeren, bedisselen, bepalen, besturen, inrichten, klaarmaken, klaren, ordenen, organiseren, plaatsen, redderen, ritselen, rommelen, schikken, stellen, versieren, voegen
regelet  liniaal, meetlat
regeling – afstelling, akkoord, arrangement, bepaling, bestel, maatregel, ordening, organisatie, regulatie, schikking, verordening, voorziening, wet
regelmaat – orde, ritme
regelmaat in afwisseling  ritme, metrum, maat
regelmatig  geregeld, gestadig, gewoon, normaal, ordelijk, periodiek, regulair, ritmisch, steeds
regelmatig afwisselende beweging - ritme
regelmatig terugkerend  periodiek
regelmatig terugkerende zin of regel  refrein
regelmatig twaalfvlak  dodecaëder
regelmatig viervlak  tetraëder
regelmatig voorkomend  frequent,
regelmatig zesvlak  hexaëder, kubus
regelmatige afwisseling  maat, ritme, rhythme
regelmatige beweging – ritme
regelmatige schikking - rangorde
regelmatige wind – moeson, passaat
regelmatigheid  orde, periodiciteit, symmetrie
regelneef – bediller
regel of tucht - orde
regelrecht  direct, gladweg, meteen, pal, rechtstreeks, ronduit, rondweg
regels - code
regen  bui, hemelwater, neerslag
regenachtig  buiig, druilerig, miezerig, nat, onbestendig
regenafvoer – dakgoot, goot, regenpijp, riool
regenbad - douche
regenbak  cisterne, waterton
regenboogvlies  iris
regenbui  plensbui, wolkbreuk
regendruppel  spat
regenen  druppelen, gieten, gutsen, hozen, kletteren, plenzen, stromen
regen en donder – onweer
regen van fijne asdeeltjes - asregen
regengod  Pluvius
regenhoed  zuidwester
regenjas  mackintos, overjas, trenchcoat
regenjas van vissers - oliejas
regenloze periode  droogte
regenmeter  hyetometer,ombrometer
regenput  cisterne
regenscherm  paraplu, plu, spuit
regent  beheerder, bestuurder, bewindhebber, bewindsman, plaatsvervanger
regentes - bestuurster
regentes voor Prinses Wilhelmina - Emma
regentijd (Ind.)  moesson
regentschap op Java  Lebak
regentschap aan de Javazee  Tegal
regentuiter – wulp
regenval - neerslag
regenvlaag – bui
regenwaterafvoer - riool
regenwolk  nimbus
regenworm  aardworm, dauwpierpier
regeren  bedwingen, besturen, heersen, leiden
regerende macht – bestuur, bewind
regeren over - heersen
regering  beheer, bestuur, bewind, gezag, kabinet, kamer, landsbestuur, leiding, ministerie, overheid, regime
regering door elite  autocratie
regering door het volk  democratie
regering door priesters  theocratie
regering door vorst  monarchie
regering door weinigen  oligarchie
regering van aanzienlijken - aristocratie
regering van Frankrijk van 1795 tot 1799  Directoire
regering van God  theocratie
regering van het volk - democratie
regering van rijken  plutocratie
regering van twaalf - dodecarchie
regering van velen  polyarchie
regering van vermogende - timocratie
regering van weinigen - oligarchie
regering van zeven vorsten - heptarchie
regering voor het afdoen van de lopende zaken  zakenkabinet, zakenministerie
regering van voornamen - oligarchie
regeringloosheid  anarchie, wanorde
regeringsbesluit  decreet
regeringsbureau  ministerie
regeringshoofd in Venetië  doge
regeringsleider  premier, president, kanselier
regeringslichaam  ministerie, senaat, kamer
regeringslijst - rol
regeringsloosheid - anarchie
regeringsorgaan  kabinet, kamer, ministerie, senaat
regeringspersoon  kamerlid, minister, president, senator,
regeringspersonen in Sparta  eforen
regeringsreglement  r.r.
regeringsstelsel  democratie, dictatuur, regiem
regeringsvertegenwoordiger  ambassadeur, consul, diplomaatgezant
regie – beheer, (spel)leiding
regieschema - draaiboek
regime – beleid, bestel, bestuur, bewind, dieet, leefregel, leer, leiding, regeringsstelsel, staatsbestel, stelsel
regiment  rgt, reg., bestuur, heerschappij
regiment infanterie  r. i.
regina (Lat.)  koningin
regio  gebied, gewest, streek
regionaal – gewestelijk, streeksgewijs
regionale taal – dialect, streektaal
regionen  gebieden, streken
regio of plaats - oord
regisseur  spelleider
register  catalogus, cedel, ceel, dagboek, index, inschrijfboek, journaal, klapper, kohier, legger, lijst, logboek, naamlijst, regaal, repertorium, rol, staat, tabel, tableau, toetsenbord
register van orgel  regaal
registerknop  manubrium
registratie – aantekening, boeking
registreren – aantekenen, inschrijven, optekenen, waarnemen
reglement  ordinantie, regeling, statuut, verordening, voorschrift, wet
reglementeren – ordenen
reglet – meetstok
regres - verhaalrecht
regressie  daling, teruggang, terugval
regula  reg., regel
regulair  geregeld, regelmatig
regularisatie  ordening, regeling, vereffening
regulariseren – ordenen, regelen, schikken
regulatief  leidraad, richtsnoer
regulator - regelaar
reguleren  regelen, schikken
rehabilitatie  eerherstel
rei  dans, koor, meetlat,
reidans – koordans, rondedans, volksdans
reigerachtige vogel  flamingo, ibis, kraan, kraanvogel, lepelaar, ooievaar, roerdomp, uiver,
reiken  aanbieden, aangeven, overhandigen, pakken, strekken, uitstrekken
reikhalzen – begeren, smachten, snakken, verlangen
reilen - varen
rein – blank, brandschoon, eerbaar, gezuiverd, helder, keurig, kuis, louter, maagdelijk, netjes, onbedorven, onbevlekt, onbesmet, ongerept, ongeschonden, proper, schoon, sereen, smetteloos, vlekkeloos, zedig, zindelijk, zuiver
reinardie - slimheid
reïncarnatie  wedergeboorte, wedervleeswording
reinet – renet
reinheid – helderheid, kuisheid, zindelijkheid
reinheidsleer  hygiëne
reinigen  aanvegen, afvegen , afwassen, boenen, keren, kuisen, lappen, louteren, ontsmetten, onrvlekken, poetsen, purgeren, ragen, schoonmaken, schrobben, soppen, spoelen, stoffen, vagen, vegen, wassen, wissen, zemen, zuiveren
reinigen met sop – soppen
reiniger - schoonmaker
reiniging  loutering, schoonmaak, zuivering
reinigingsgerei  bezem, blik, boender, borstel, dweil, lola, luiwagen, ragebol, rolveger, spons, stofdoek, stoffer, stofzuiger, veger, washandje, zeem
reinigingsmiddel – ammonia, ata, loog, soda, shampo, tetra, vim, water, zeem, zeep
reinigingsmiddel voor meubelen - boenwas
reinigingsplaats  bad
rein van zeden - kuis
reis  excursie, rit, tocht, toer, trip, uitstapje
reis naar een heilige plaats  bedevaart, pelgrimage
reis naar huis  thuisreis
reis van huis  uitreis, afreis
reisartikel – koffer, ransel, valies
reisbenodigdheid  beautycase, koffer, nécessaire, ransel, reistas, rugzak, tas, valies
reisbiljet – kaartje, ticket,
reisboek  baedeker, cicerone, gids, itinerarium
reisbus - touringcar
reischaaf - reeschaaf
reisdeken  plaid
reisdocument - pas, paspoort
reisdoel - bestemming
reisétui  nécessaire
reisgeld  teergeld, viaticam
reisgelegenheid  auto, boot, brommer, bus, ezel, fiets, metro, motorfiets, paard, rijwiel, schip, snorfiets, tandem, taxi, tram, trein, vliegtuig
reisgelegenheid in de V. S.  Greyhound
reisgelegenheid in de woestijn  karavaan
reisgelegenheid in het heelal  raket, ruimteschip
reisgelegenheid ondergronds - metro
reisgenoot  gezel, medereiziger, metgezel, tochtgenoot
reisgids  baedeker, reisboek, spoorboekje .
reisgoed – bagage
reisgoederen – pakkage
reisherinnering – souvenir
reisje – tocht, toertje, trip, uitje, uitstapje
reiskoets – berline, karos
reiskoffer  valies
reisleider  courier, gids
reismandje - karbies
reis naar een heilige plaats - bedevaart, pelgrimage
reispas  permit, paspoort, visum
reispenning  teergeld, reisgeld, viaticum
reisplan - route
reisroute  koers, richting, weg
reissport – toerisme
reistas – bagagetas, valies
reisvaardig – startklaar
reisvergunning – visum
reisverslag – journaal
reiswagen – autocar, camper, caravan, touringcar
reisweg – route, vaarweg
reiswijzer  itinerarium, reisgids
reiszak – eistas, valies
reïteratie  herhaling
reizen – toeren, trekken, zwerven
reizen per auto – toeren
reizen per trein - sporen
reizen voor genoegen  toeren, toerisme
reizend geestelijke of student in de M.E. - vagant
reizend koopman  kramer, marskramer,
reizend roneelspeler - histrio, joculator
reizend zanger – bard, jongleur, minstreel, rapsode, troubadour
reiziger – agent, passagier, passant, pelgrim, toerist, trekken, lifter
reiziger per autobus - buspassagier
rek  elasticiteit, gestel, latwerk, stellage, stelling, veerkracht
rek voor optasten van hooi  ruiter
rekbaar – elastisch, veerkrachtig
rekbaar materiaal  elastiek, gummi, rubber
rekbaarheid  ductiliteit, elasticiteit, rek, veerkracht
rekband  elastiek
rekbare stof  elastiek, gummi, rubber, stretch
rekel  belhamel, bengel, blaag, deugniet, galgenbrok, kwajongen, ondeugd, rakker, reu, snaak, snotaap, vlegel, vlerk
reken – harken, rijven
rekenaar – cijferaarteller
rekenautomaat – calculator, computer, telmachine
rekenbord  abacus
rekenen – aftrekken, cijferen, delen, tellen, optellen
rekenen op - hopen
Rekenhof in België  Rekenkamer
rekening  bon, conto, factuur, kosten, nota
rekening of bon - nota
rekening courant  r. c.
rekening vereffenen of afsluiten - betalen, salderen
rekeninghouder  rendant
rekeningoverschot  excedent
rekenkunde  algebra, aritmetica, boekhouden, cijferkunst, getallenleer
rekenkundig getal  deeltal, deler, product, quotiënt
rekenkundig symbool  min, plus
rekenkundig teken  deelteken, maalteken, minteken, plusteken
rekenkundige - accountant
rekenkundige bewerking  aftrekken, delen, kwadrateren, machtsverheffen, optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken
rekenkundige operatie  aftrekken, delen, machtsverheffen, optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken
rekenkundige opgave – aftrekking, breuk, deelsom, deling, optelling, som
rekenkundige reeks - tafel
rekenkundige term  breuk, decimaal, deler, G.G.D., K.G.V., maal, min, noemer, quotiënt, repetent, rest, som, verschil
rekenkunst met staafjes – rabdologie
rekenlat – rekenliniaal
rekenmachine – calculator, computer, telmachine
rekenmiddel - telraam
rekenmunt in Algiers  karube
rekenmunt in België  frank
rekenmunt in Duitsland  mark
rekenmunt in Frankrijk  franc
rekenmunt in Noorwegen  krone, kroon
rekenmunt in Portugal  milreis
rekenmunt in Spanje  reaal
rekenmunt in Zweden  kroon
rekenopgave  aftreksom, breuk, deling, optelsom, som, worteltrekking
rekenplichtig  comptabel
rekenplichtig beheer  regie
rekenplichtige  accountant, comptabele, rendant
rekenplichtigheid  comptabiliteit
rekenschap  verantwoording
rekenschuif  rekenliniaal
rekensom  opgave, vraagstuk
rekenteken – maal, keer, min, plus
rekenwerktuig  computertelraam
rekest  smeekschrift, verzoekschrift
rekhout – sliet
rekke - reegeit
rekkelijk  inschikkelijk, lenig, meegaand, meegevend, soepel, toegevend, tolerant
rekken – reiken, tijdwinnen, traineren, uitstellen
rekken van lont  (textiel)doubleren
rekruteren van troepen - lichten, ronselen, werven
rekrutering - lichtig
rekstok  trapeze
rek van stokken voor hooi - ruiter
rekwirant  eiser, lastgever
rekwirent  onderzoeker
rekwisitie – eis, oproep, vordering
rel  actie, beroering, heibel, onlust, oploop, oproer, opschudding, opstand, opstootje, provocatie, straatruzievolkswoede,
relaas – betoog, historie, rapport, reportage, verhaal, verslag
relais  pleisterplaats
relapsus (Lat.)  terugval
relatant – rapporteur
relateren – berichten, vermelden, vertellen
relatie  bekende, betrekking, connectie, kennis, minnaarverband, verhouding
relatief – betrekkelijk
relatie of samenhang – verband
relax – ontspanning
relaxen – ontspannen, rusten, uitrusten
relaxatie  ontspanning; verzachting
relevant – gewichtig
relevatie – bevrijding, ontheffing
releveren - ontslaan
relief  bergland, contrast, heuvelland, ongelijkheid, plooiing, verhevenheid
relief gesneden steen - camee
reliëfkaart – globe
reliefkast - schrijn
reliëfschrift - braille
reliek  relikwie
reliekkast  schrijn
reliekschrijn  fiertel
religie geloof, godsdienst, leer
religieus  gelovig, godsdienstig, vroom
religieus centrum van de Islam - Mekka
religieus centrum van het christendom  Jeruzalem, Rome
religieus lied - gezang, psalm
religieuze  abdis, non, zuster
religieuze afbeelding  icoon, ikoon, piëta
religieuze groep  geloof, gezindte, godsdienst, kerk, sekte
religieuze handeling  bidden, biechten, dopen, knielen, zegenen
religieuze toespraak  allocutie, preek, sermoen
religloso  gewijd, godsdienstig
relikwie  reliek
relikwieënkastje  fiertel, schrijn
reling  hekwerk, lambrisering, leuning, verschansing
rellen  babbelen, kakelen, praten, spreken
relletje  oploopje, opstootje
relmuis – zevenslaper
rel of tumult - oproer
rem  belemmering, belet(sel), handycap, hindernis, vertrager, vertraging, weerstand
remdeel  remschoen
remedie  geneesmiddel, medicijn, middel
remediëren – genezen
rementen - ravotten
remise – gelijk, koetshuis, onbeslist, overmaking, tramstalling, wagenloods
remissie  afslag, korting, vermindering
remitteren – aflate
remlicht – stoplichtn
remmel - knuppel
remmen  belemmeren, beletten, stoppen, vertragen
remmend – vertragend
remming – belemmering, tegenwerking
remonstrant  Arminius
remonstrantie – protest, tegenbetoog
remotie – ontslag
removeren - wegruimen
remplaçant  dubbel ,vervanger
remplaceren  vervangen
remscherm – parachute
remschoen - slof
remuneratie  beloning, vergelding
ren  galop, gang, geren, hoenderhok , hok, kippenloop, kooi, loop
renaissance  wedergeboorte
renbaan – circuit, hippodroom, parcours, piste, velodroom
renbaan voor paarden  hippodroom
renbode – estafette, koerier, ijlbode
rencontre – ontmoeting
rendabel – winstgevend
rendant - tentmeester
rendement  nutsfactor, opbrengst, rente, resultaat, winst
renderen – opbrengen, opleveren
renderend - winstgevend
rendier  eland, hert, kariboe, ree
renegaat  afvallige, apostolaat, bekeerling, geloofsverzaker
renet – hoefmes, hoornmes, reinet
renforcé  madapolam (stof)
reng - zwaluwtong
rennen  draven, galopperen, hardlopen, hollen, lopen, racen, snellen, spoeden, spurten
renner  coureur, draver, hardloper, hardrijder, loper, spurter,
reneweren - ruineren
renommee – naam, roem, vermaardheid
rennemmist – opschepper
renonce - afkeer
renovatie – hernieuwingherstel, vernieuwing
renoveren – hernieuwen, herstellen, opknappen, restaureren, vernieuwen
renpaard  draver, volbloed
rens - zurig
renseignement  aanwijzing, inlichting
rensport – draverij, paardensport
rente – divident, interest, kroos, opbrengst, rendement, uitkering
rentebewijs - coupon
rentenier - rijkaard
rente opleverend  rendabel
rentestand  rentestandaard, rentevoet
rentjong (Ind.)  dolkmes
rentmeester beheerderintendant, meier. ontvanger, rendant, trezorier
rentree – herintrede, terugkeer
renumeratie  terugbetaling
renunciatie – verwerping
ren van een paard – galop
ren van paarden - race
renvooi – kanttekening, verwijzing
reorganisatie – hervorming, ordening
reorganiseren – hervormen, veranderen
rep – opschudding, verwarring
reparabel – herstelbaar
reparateur – hersteller, monteur
reparatie - herstelling
repareren – boeten, herstellen, maken, oplappen, verstellen
repareren van kleding – lapen
reparteren - verdelen
repel  hennepbraak, stalpaalstrook, vlaskam
repelaar – rammelaar
repelen - tekeergaan
repen vlees in ZuidAfrika  biltong
repercussie - reactie, terugstoot, vergelding, weerkaatsing
repertoire  programma
repertorium  klapper, register, syllabus, zaakregister
repeteren - herhalen
repetitie – herhaling, proefwerk
replica – afdruk, afgietselkopie
repliek – antwoord, weerwoord
reportage – klankbeeld, relaas, verslag
reporter  berichtgever, interviewer, journalist, nieuwsjager, ooggetuige, verslaggever
reppen – aanroeren, haasten, spoeden
represaille  vergelding, weerwraak
representant  vertegenwoordiger
repressie  beteugeling, onderdrukking
reprimande  berisping
reprise – herhaling, hervertoning,
reprobatie  afkeuring, verwerping
reproduceren – herhalen
reproductie - afdruk
reptiel  adder, agama, anaconda, alligator, boa, brilslang, cobra,
gekko, hagedis, hazelworm, iguana, kaaiman, kameleon, krokodil, leguaan, panter, python, ringslang, schildpad, serpent, schildpad, slang, tokke
republiek  gemenebest, rep.
republiek in Amerika  Brazilië, Cuba, Mexico, Panama, Venezuela, V. S.
republiek in Azië  China, Finland, India, Indonesië, Jemen, Pakistan
republiek in Europa  Bulgarije Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Italië, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Zwitserland
republiek in MiddenAmerika  Cuba, Guatemala, Haïti, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama
republiek in OostEuropa  Bulgarije, Hongarije, O.Duitsland, Polen, Roemenië, Tsjecho-Slowakije
republiek in ZuidAmerika  Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Columbia, Ecuador, Paraguay, Peru, Uruguay, Venezuela
repuls  afwijzing
reputatie – bekendheid, eer, faam, naam, prestigeroem, roep
rescontreren  afrekenen, vereffenen, verrekenen, weerleggen
research  onderzoek, speurwerk
researchinrichting  laboratorium
reseda – geelkrijt, grijsgroen
reserve – noodvoorraad, surplus, terughouding, voorbehoud, voorraad
reservekapitaal  fonds
reserveonderdeel - vervangstuk
reserveren – bedingen, voorbehouden
reservoir  bekken, bewaarplaats, gashouder, tank, vergaarbak
resident  bestuurder
residentie – hoofdplaats, verblijf, woonplaats
resideren  wonenzetelen
residu  bezinksel, neerslag, overblijfsel, overschot, rest
resignatie – gelatenheid, overgave
resistent - bestand
resistentie  verzet, weerstand
resoluut – geresolveerd, onverschrokken, ronduit, vastberaden, vastbesloten
resonantie  echo, nagalm, weerkaatsing
resoneren – galmen, meeklinken, meetrillen, naklinken, weergalmen
resorberen – opslorpen, opzuigen
respect – aanzien, achting, bewondering, eerbied, egards, ontzag, waardering
respectabel – aanzienlijk, achtenswaardig, eerbiedwaardig, geducht, groot,
respecteren  achten, eerbiedigen, eren, honoreren, hoogschatten, naleven, ontzien,
respectievelijk  achtereenvolgens, onderscheidenlijk
respectvol  eerbiedig
respijt  uitstel
respiratie  ademhaling
respireren – ademhalen
respons – antwoord, weerklank, weerwerk
responsabel – aansprakelijk
responsie – reachtie, verdediging, weerklank
ressort  ambtsgebied
rest – kliek, overblijfsel, overschot, residu, restant, saldo, surplus, verschil
restant – overblijfsel, saldo, overschot,
rest na distillatie van teer  pek
rest van eten  kliek
restaurant  bistro, eethuis
restaurantbediende  kelner, kok, ober
restaurateur - hersteller
restauratie  eetzaal, herstel, koffiekamer
restaureren – bijwerken, herstellen, opknappen, renoveren
restbedrag  saldo
resten  overblijven, overschieten
resteren – overblijven, overschieten
resterend – overig, overblijvend
restitueren – herstellen, terugbetalen, teruggaaf, teruggeven
restitutie  terugbetaling, teruggave, vergoeding
restje – eindje, restant, tamp
restje drank – kwak
restje eten – kliek, prak
restrictie  beperking, voorbehoud
resultaat  afloop, bereikte, effect, gevolg, opbrengst, uitkomst, uitslag, uitwerking
resultante  r., einduitkomst, kracht
resulteren  volgen, voortvloeien
resumé  extract, samenvatting, uittreksel
resurrectie  verrijzenis, opstanding
retabel – altaarblad
retarderen – vertragen
rete – hennepbraak, root
retenuto (muz.)  ingehouden, langzamer
retor  orator, redenaar, spreker
retorica  redekunde
retoriek  bombast, klinkklank
retorisch  breedsprakig
retort  kolf, kolfglas, helm, kromhals
retoucheren  opwerken, opfrissen
retour – terug, terugkeer, terugreis, terugzending
retourhandel  ruilhandel
retourneren – terugsturen, terugzenden
retraite  aftocht, afzondering, rustplaats, wijkplaats
retributie - heffing
retribueren  teruggeven, vergoeden
retro - rugwaarts
reu  mannetjeshond, mannetjesvos, rekel
reuk – aroma, boeket, bijluchtje, geur, lucht, odeur, parfum, snuf, stank, zintuig
reuk afgeven – geuren, stinken
reukflesje - vaporisateur, vaporisator
reukhars  benzoë
reukhout  weichselhout
reukhoutboom – garoe
reuk inademen – ruiken
reukje - snufje
reukleer  osmologie
reukloos gas  aardgas, butaangas, koolzuur
reukloze harssoort - kopal
reukorgaan – neus
reukstof in flesje - parfum
reukstof uit viooltjes  iron
reuk verspreiden – rieken, ruiken
reukwater – lotion, odeur, parfum, lodderein
reukwerk  bisam, lodderein, mirre, muskus, nardus, wierook
reukzakje - sachet
reukzinmeter  olfactometer
reumatische aandoening  spit
reünie – bijeenkomst, hereniging
reus  enak, enakskind, gigant, Goliath, kolos, kolossus, titan
reus der Filistijnen  Goliath
reus met één oog  cycloop
reusachtig  enorm, geweldig, groots, immens, kolossaal, reuze, titanisch
reusachtig beeld – kolos, kolossus
reusachtig dier - behemoth
reusachtig gevaarte – kolos
reusachtig figuur – gigant, titan
reusachtig voorwerp  gevaarte
reusachtige figuur  gigant, Goliath, titan
reusachtig groot – gigantisch
reut – bende, boel, rommel, rotzooi, troep
reutel – ratelaar, rochel, spaan
reutelen – raammelen, rochelen, zaniken, zeuren, zwetsen
reutemeteut - rommel
reuter – zeef
reuze – buitengewoon, fijn, geweldig, heerlijk, ontiegelijk, reusachtig, uitermate
reuzel – bladvet, kaan, ongel, smout, varkensvetvet
reuzenbed  hunebed
reuzenbeeld  kolos, kolossus
reuzenboom – sequoia
reuzengier - condor
reuzengraf  hunebed
reuzenhagedis  leguaan, megalosaurus, varaan
reuzenkind  enak
reuzenolifant  mammoet
reuzenpaard - beiaard
reuzenrog  manta, zeeduivel
reuzensalamander - diplocaulus
reuzenslang  anaconda, boa, python
reuzenstad  metropool, wereldstad
reuzensteen  megaliet .
reuzenvogel  moa, kiuri, aepyornls
revanche – vergelding, wraak
revanche nemen – terugslaan
revancheren – wrelen
revanchewedstrijd- return
reveil - opleving
reveille bij de marine  overal
revelen – bazelen, raaskallen
reveleren – openbaren
reven - zwichten
reverie  (dag)dromerij, droom, mijmerij
revers – jasomslag, keerzijde
revideren – herzien, nazien
revier  district, gebied, jachtgebiedterrein,
revisie  correctie, herziening, nazien,
revolte  muiterij,opstand, oproer, rebellie, volksverzet
revolutie  omkeer, ommekeer, ommezwaai, omwenteling, oproer, opstand, volksverzet
revolutionair comité – junta
revolver – blaffer
revolverheld – desperado, bunman
revue – monstering, show, schouw, toneelspel
rex  koning
rhenium  re
Rhodesische munt  pond, penny
rhodium  rh
riant  bekoorlijk, fraai, lieflijk, innemend, lieflijk, mooi, ruim, verrukkelijk, welgelegen
rib – borstbeen, bot, ertspijler, gebeente, knook, spant, weegbree
ribbe – spant, zijde
ribbeblad  weegbree
ribbel – plooi, verhoging, vouw
ribbeltjesgoed  rips
ribben van een schip  spanten
ribcord - ribfluweel
ribfluweel  corduroy, manchester, ribcord,
ribstuk  karbonade, kotelet
richel – boord, kant, lat, plint, rail, rand
richten – aanpassen, koersen, mikken, sturen
richter  bestuurder, deel, korter, plank, rechter, regeerder
richter van Israël  Eli, Gideon, Simson
richtig – juist, kort, veilig, zuiver
richting – gezindheid, koers, neiging, raai, reis(route), streek, strekking, stroming, weg
richtingaanwijzer – baken, clignoteur, kompas, pijl
richting-en afstandsbepaling - radar
richting in de beeldende kunst  kubisme
richting in de kunst  expressionisme, futurisme, impressionisme, kubisme, naturalisme, realisme, romantiek, symbolisme, surrealisme
richting in de muziek - beat
richting in de staatkunde  conservatisme, liberalisme, socialisme
richting in de wijsbegeerte - realisme
richting in het menselijk denken - aristostelisme, constructivisme, empirisme, platonisme, rationalisme, stoïcisme
richting van bouwwerken  rooilijn
richting van breedte  dwarste
richting van het haar  vleug
richting van projectiel  kogelbaan, vuurbaan, vuurlijn
richting van weefsel  vleug
richting waarin gebouwen en huizen worden geplaatst  rooilijn
richtingaanduiding – achteruit, links, rechts, rechtuit, terug
richtingbepaling per radio  radar
richtinggevend  directief
richtingsbord – wegwijzer
richtingslichaampje  polocyt
richtingslijn  alignement, norm, raai, regel, rooilijn, voorschrift
richtingwijzer  baken, kompas, pijl, radar, vuurbaak
richtingzoeker  radiopeiler
richtlat – regel, rij
richtlijn – advies, norm, raai, regel, rooi, voorschrift
richtlijn voor gebouwen  rooilijn
richtmiddel – vizier
richtprijs - adviesprijs
richtpunt – doel, mikpunt
richtschroef  stelschroef
richtsnoer  canon, kompas, leidraad, maatstaf, model, norm, instructie, regel, regulatief, stelregel, voorbeeld, voorschrift
richttoestel  vizier
richtvlag  Jalon, Jaloppe
ricinuskoek  voederkoek
ricinusolie  wonderolie
ricocheren  terugspringen
ridder  edele, edelman, paladijn, ruiter, strijder
ridder uit de Nibelungen  Lohengrin
ridder van de droeve figuur  Don Quichotte
ridder ven de kousenband  KG.
ridderhofstede in OostNederland - havezaat
ridderkruis  eremetaal
ridderkus - consolamentum
ridderlijk  edel, eerlijk, galant, hoffelijk, ruiterlijk
ridderlijke held – paladijn, poeet
ridderorde  eermetaal, lintje, medalje, onderscheiding,
ridderorde van Nederland - M.W.O.
ridderorde van Siam - Olifantsorde
ridderroman  Ferguut, Walewein
ridderschap  nobiliteit
ridderslag - accolade
ridderspel  joeste, steekspel, toernooi
ridderspoor (plantk.)  delfinium, delphinium .
ridderteken – groot(kruis), lint, orde, ster
ridder te paard - ruiter
riddervaantje – pennoen
ridderwoning – burcht, kasteel, slot, state, stins,
rideau  verschansing
ridicuul  belachelijk, lachwekkend
riedel - loopje
riek  gaffel, greep, hooivork, mestvork
rieken – geuren, ruiken, stinken
riem  band, ceintuur, gordel, koppel, lasso, leidsel, leis, pagaai, peddel, roeispaan
riem om het middel – gordel, koppel
riem om te roeien – peddel, roeiriem
riemschijf - poelie
riemschoen (Indianen) – mocassin
riemsluiting - gesp
riem voor jagershonden  leis(t)
riem voor paarden – halster, hoofdstel, leidsel, teugel
riemworm  ligula
riet  pitriet, rotan
rietachtig gewas – rotan
rietdekker – dakdekker
rietdekkerstouw - roop
rietdak – walm
rieten korf – kanaster, reismand
rieten mand  kanaster, knaster, krandjang
rieten pijp  roer
rieten pop – mandemie
rieten stok – rietstaf
rieten tabakskorf - kanaster
rietfluit – misliton, ruispijp, schalmei
rietfluitje – mirliton
rietgans – grasgans, wink
rietgewas  papyrus, papyrus
rietgors - rietmus
rietgras  (Mal.) alangalang, smele, zegge
riethoen  waterhoentje, zegge
rietje – strohalm, zuigbuisje
rietlijster - karekiet
rietkolf – lisdodde
rietmus - rietgors
rietpijp  herdersfluit,roer, schalmei
rietpluim  blees
rietsoort – canna
rietsuiker – sucrose
rietuil – nachtvlinder
rietveld - tietland
rietvogel  karekiet, karkiet
rietvis - wimpelaal
rietvoorn – roetvoorn, ruis
rietvoren  ruisvoren
rietzanger  snor
rietzodde  drijftil, krag
rif  bank, karkas, klip, koraalbank, reef, rots, skelet
rift – kier, naad, scheur, splet
rigide - scherp
rigoroso (muz.) – streng
rigoureus – grondig, drastisch
rigueur - hardheid
rij  file, gelid, keten, liniaal, linie, rang, reeks, serie, richtlat, rist, rits, slier(t), stoet, trein, volgorde
rij auto’s – file
rij gebouwen – keten
rij graanschoven - tijl
rij kanonnen op een schip – laag
rij mensen – rits, stoet
rij militairen - gelid
rij opeenvolgende getallen  reeks
rij soldaten  gelid
rij verdedigingswerken  linie
rijbaan  manege, pad, parcours, piste, weg
rijbuis – ruitervest
rijden – autobesturen, gerij, karren, schaatsen, toeren, tuffen, voortbewegen
rijden met kruiwagen - kruien
rijdende artillerie  r.a.
rijder  coureur, fietser, jockey, pikeur, voerman
rijder te paard - ruiter
rijder vab paardenrennen - jocky
rijdier  ezel, genet, paard, ros
rijf – hark
rijfelaar – dobbelaar
rijfelen – dobbelen
rijgbolletje - kraal
rijgdraad (ZuidNederland)  driegdraad
rijgen – hechten, naaien, snoeren, vastmaken
rijghoutje voor vis – speet
rijglaars - bottine
rijglijf  keurs, korset
rijgsnoer  lias, nestel, veter
rijgveter  lacet
rij-instructeur  rijleraar
rijk – bemiddeld, gebied, gefortuneerdgegoed, gelukkig, imperium, land, natie,overvloedig, regering, staat, vermogend, weelderig, welgesteld, welig, welvarend
rijk aan betekenis – pregnant
rijk aan ondervinding – ervaring
rijk bedeeld - talentvol
rijk in Azië  China, India, Japan
rijk persoon met veel macht - magnaat
rijk van Foelbenegers  Gando
rijkaard  Croesus,Nabob, kapitalist, miljonair, rentmeester
rijkdom  fortuin, kapitaal, luxe, pracht, schat, vermogen, weelde,
rijke domkop – Mldas
rijke erfoom – suikeroom
rijke keuze - keur
rijke koning van Lydië  Cresus, Croesus
rijke losbol  roué
rijke man – Nabob
rijke schoonheid - pracht
rijke sortering  keur, keus, keuze
rijkelijk  abondant, copieus, gul, kostelijk, kwistig, mild, ruim, overvloedig, royaal, ruimtelijk, ruimschoots, veel, welig
rijkelijk bedeeld - ruim
rijknecht  groom, jockey, palfrenier
rijk of natie - staat
rijks hogere burgerschool  R.H.B.S.
rijksambtenaar – commies, consult
rijksambtenaar der accijnzen  verificateur
rijksarbeidsbureau  R. A. B.
rijksdaalder  achterwiel, knaak, riks
rijksgebouwendienst  R.G.D.
rijksgrens  r.g., landsgrens
rijksgrond  r.g.
rijksgrote in Hongarije en Polen - grande, magnaat
rijksinkoopbureau  R I. B.
rijksinrichting  R.I.
rijksinstelling  PTT, BVD, RVD
rijkskweekschool  R.K.S.
rijksnormaallessen  R N.L.
rijksnormaalschool  R N.S.
rijksopvoedingsgesticht  R.O.G.
rijksstaf - scepter
Rijkstelegraaf  r.t.
rijksuniversiteit  RU.
rijksvaan (Frans)  oriflamme
rijksverzekeringsinspectie  R.V.I.
rijksverzekeringsbank  R.V.B.
rijksvoorlichtingsdienst  R V.D.
rijksvorst  keurvorst
rijkswacht  gendarmerie
rijkswachter - gendarme
rijkswaterstaat  RW.
rijksweg  autobaan, R. W.
rijkszuivelschool  R Z. S.
rijm – dauw, rijp
rijmeester - pikeur
rijmelaar – pruldichter, versifex
rijmen – dichten
rijmer – dichter, liereman, poeet, verzenmaker
rijmloos – onberijmd
rijmpje – gedichtjelimerik, vers
rijmsoort  beginrijm, binnenrijm,dubbelrijm, eindrijm
rijngebergte  Eifel
rijnrots  Lorelei
rijn – molrnijzer
rijnaak – rijnschip
rijns - zurig
rijnschip  aak, rijnaak
rijp – eetbaar, meluw, rijm, volgroeid, volwassen
rijpaard  genet, ros
rijpaardentuig – zadel
rijpelijk – aandachtig, ernstig, zorgvuldig
rijpen – ijzelen, ontwikkelen, volgroeien
rijpingsjaren – puberteit
rijp of nevel – dauw
rijp worden - rijpen
rijs - boomtak, ent, teen, stek, takje, twijg
rijsberm - tuinwerk
rijsbundel  roe
rijschool  manege
rijsdam  kribbe
rijshoofd  nol
rijshout  griend
rijsje  teen, twijg
rijsmiddel  gist
rijspoor – trek, wagenspoor
rijst  padi(e), nas(s)i
rijst met kokosmelk gekookt  liplap
rijstbrandewijn  arak, sake, saki
rijstdrank – arak, sake, saki
rijstebrij - rijstepap
rijstgerecht  nasi, padi, risotto
rijstmesje  aniani
rijstmeelpoeder als blanketsel gebruikt  bedak
rijstschuur (Ind.)  lombong
rijstveld  gaga, hoema, sawah
rijstvogel  glatik
rijswaard – griendgrond
rijt - watering
rijten – ritsen, scheuren, splijten, vaneenrukken
rijtent – hippedroom
rijtijdenregister - tachoschijf
rijtocht  rit, toer
rijtuig  aapje, barouchet, berline, brik, brougham, buggy, cab, calèche, coach, deleman, diligence, kar, dogdosados, droschke, faëton, fiarcre, fiaker, hansom, janplezier, kales, karikel, kar, karos, kibitka, koets, landauer, mylord, panier, phaeton, riskja, sado, sjees, sulky, tarantass, telega, tilbury, tonneau, troika, veerwagen, victoria, vigilante, vis à vis
rijtuig in Indonesië  deleman, sado
rijtuigje – gig, sado
rijtuigje op twee wielen – fiets, riksha, riksja, sado
rijtuigverhuurder – stalhouder
rijven – harken, raspen
wijweg - rijbaan
rijwiel  fiets, tweewieler, (velo)cipede
rijwielhersteller  fietsenmaker, reparateur
rijwielonderdeel  achterlicht, bagagedrag fiwtspader, band, bel, dynamo, frame, ketting, ketting(kast), koplamp, naaf, rem, riem, spaak, stuur, trapper, velg, versnelling, zadel
rijwielpad – fietspad
rijzen – klimmen, omhooggaan, opkomen, oplopen, zwellen, stijgen, verheffen
rijzen en dalen van water – eb en vloed, getij, golven
rijzen van brood – gisten
rijzen van de zon - opgaan
rijzig  lang, slank
rijzig en groot - lang
rijzing van zeewater bij eb  agger
rijzweep  karwats
rijzweepje  badine
riks  knaak, rijksdaalder
ril – geul, groef, groeve, huivering, mollengang, rilling, schuw, vore, waterloop, vreesachtig, wetering
rillen  beven, bibberen, griezelen, huiveren, sidderen, trillen,
rillerig – beverig, bibberachtig, huiverig, trillerig
rillijn – perforatielijn, vouwlijn
rilling – beving, bibberatie, huivering, ril, siddering, trilling
rimboe – bushbush, jungle, oerwoud, verlatenheid, wildernis
rimboe in Australië  scrub
rimpel  frons, groef, kraaienpoot, kreuk, plooi, vouw
rimpelen – kreuken, plooien, schrompelen
rimpelig – gegroefd
rimpel in het gezicht – frons
rimpelloos – glad, ongerimpeld
rimram  bombast, gedaas, onzin
ring – beugel, boord, cirkel,classis, corona, cirkel, distrikt, kampplaats, krans, kring, rand, strijdperk, worstelperk
ring om een vat  hoepel
ring van bloemen  krans
ring voor water  of luchtdichte afsluiting  manchet
ringbaan  circuit
ringbeugel – gesp
ringduif – houtduif
ringelen – bellenringeloren - beteugelen
ringetje in schoen  malie
ringetje van metaal  malie
ringkreeft  keldermot, pissebed
ringmerel – beflijster
ring om de maan – halo
ring om een vat - hoepel
ringpantser  maliënkolder
ringtang – klemhaak
ringvalk – wouw
ringvinger – ringeling
ring vor bokssport - boksarena
ringvormig koraaleiland  atol
rinkelbom – tamboerijn
rinkelen – bellen
rinket – sluisdeurtje, valdeurtje
rinnen - stremmen
rinoceros  neushoorn
rins – rans, ranzig, sterk, zurig, zuur
Rioekloeeilanden  Idlsjlna, Mijako, Urlomoto
riolering - afwatering
riool  afvoer, afvoerbuis, buis, goot, loos(pijp), straatgoot, waterafvoer
rioolbuis – goot
rioolkolk – duiker
rioolpijp – buis
rioolput – kolk
rioolwagen – kolkenzuiger
riposte – nasteek, nastoot
rippen – openrijten
ris  bundel, bos, gelid, pak, reeks, rij, serie, sliert, tros,
risee - spotfiguur
risico  gevaar, gok,perikel, waagstuk
risicoloos – safe, zeker
riskant  gedurfd, gevaarlijk, gewaagd, link
riskante onderneming  waagstuk
riskeren – avonturendurven, gokken, wagen
rispen – afstropen, repelen

rist – bundel, rij, sliert, tros, vlasbundel
rit – gang, kikkerdril, loopgraaf, mollengang, reisje, tochtje, toer, trip, uitstapje
rite – ritueel
ritje – toertje, uitstapje
ritme  cadans, maat, metrum
ritmisch bewegen  dansen
ritmische beweging  dans
ritornel  herhalingsthema, refrein, thema
rits – gelid, ging, gleuf, groef, inkras, insnijding, reeks, rij, ris, scheur, sliert, sluiting, treksluiting
ritselen – popelen, regelen, rommelen, ruisen
ritsen – inkerven, rijten
ritsig – bokkig, hengstig, loops, wellustig
rits in broek - split
rituaal – agenda
ritueel - rite
ritus  ceremonie .
rivaal  concurrent, koncurrent, mededinger, medeminnaar, tegenpartij, tegenstander
rivale – medeminnares
rivaliseren – mededingen
rivaliteit – mededingingijverzucht, wedijver
rivier  beek, kali, rio, stroom, vaarwater, vliet, waterstroom
rivier (vreemde taal)  aa, älv, elf, folyó, irmah, kali, kawa, rio, wadi
rivier der onderwereld – Lethe, stix
rivier die ons land binnenstroomt - Maas, Rijn, Roer
rivier in Afghanistan – Arghandab, Farrah, Hari, Harut, Helmand, Kabul, Kunduz, Lora, Murghab, Tarnak
rivier in Afrika – Atbara, Benue, Chari, Galana, Gambia, Kongo, Kwango, Kwilu, Limpopo, Lulua, Niger, Nijl, Oranjerivier, Sanga, Senegal, Sobat, Tana, Uele, Vaal, Zambezi
rivier in Alaska – Colville, Copper, Koyukuk, Kuskokwim, Noatak, Nowitna, Porcupine, Susitna, Tanana, Yukon
rivier in Albanië – oll, DevDrin, Erzen, Kiri, Mati, Osumi, Seman, Shkumbi, Uraka, Valbone, Vijosë
rivier in Amerika  Amazone, Arkansas, Chico, Colorado, Hudson, Missouri, Mississippi, Ohio, Orinoco, Parana, Pecos, Snake
rivier in Angola – Cassai, Chicapa, Cuando, Cuanza, Cubango, Cuito, Cunago, Cunene, Loge, Longa, Luando, Luanguinga, Lucala, Luiana, Okavango, Ucua, Zadi, Zambezi
rivier in Argentinië – Atuel, Bermejo, Chico, Chubut, Colorado, Corrientes, Cuarto, Deceado, Diamante, Dulce, Limay, Mayo, Negro, Paraguay, Parano, Pilcomayo, Saladillo, Salado, Segunda, Teka, Tercero, Tueco, Tunuyan,
rivier in Argonne – Aire
rivier in Australië – Ashburton, Barcoo, Barwon, Bogan, Bulloo, Burdekin, Burnett, Cascoyne, Coleman, Condamine, Culgoa, Daly, Darling, Degrey, Diamantina, Finke, Fitzroy, Flinders, Fortescue, Georgina, Gilbert, Hamilton, Hay, Lachlan, Leichhardt, Lyndon, Mitchell, Murchison, Murray, Murrumbidgee, Nicholson, Ord, Palmer, Paroo, Roper, Sturt, Thomson, Victoria, Warburton,
rivier in Azië  Amoer, Aras, Brahmaputra, Eufraat, Ganges, Hoangho, Indus, Jana, Jangtsekiang, Jenissei, Katun, Lena, Maja, Mekong, Ob, Selenga, Tamar, Tigris
rivier in België – Ambleve, Demer, Dender, Dijle, Dommel, Durme, Escaut, Gete, Gileppe, Haine, Herk, Hermeton, Hoyoux, Jeker, Leie, Lesse, Lomme, Maas, Mandel, Mark, Mehaignem Nete, Ourthe, Rupel, Sambre, Schelde, Semois, Senne, Sure, Ton, Viroin, Warche, Yzer, Zenne
rivier in Berlijn  Spree
rivier in Betuwe  Linge,
rivier in Birma  Chindwin, Irrawaddy, Kaladan, Lemro, Namtu, Salween, Sittang
rivier in Bohemen  Eger, Elbe, Moldau
rivier in Bolivia – Abuna, Beni, Benicito, Guapore, Madidi, Mamore, Medrededios, Miguel, Isiboro, Parapeti, Paraqua, Pilcomayo, Riogrande, Rionegro, Sammiguel, Sanmartin, Yacuma, Yata
rivier in Bologna – Reno
rivier in Bosnië-Herzegovina – Bosna, Lim, Neretva, Sana, Sava, Tara, Una
rivier in Brazilië  Amazone, Araquaia, Arinos, Balsas, Branco, Capim, Claro, Iriri, Jamancim, Japura, Jari, Jurua, Madeira, Mortos, Negro, Parana, Paranaiba, Paranaparana, Pardo, Parniba, Paru, Pelotas, Purus, Riogrande, Saofrancisco, Sono, Tarauaca, Tiete, Trombetas, Vaupes, Xingu
rivier in Brits-Guyana - Barama, Barima, Berbice, Demerara, Illiwa, Mazaruni, Repununi, New, Potaro
rivier in Bulgarije – Arda, Donau, Isker, Jantra, Lom, Maritsa
Stroema,
rivier in Calabrië  Crati, Neto
rivier in Cambodja – Kong, Mekong, San, Sen, Srepok
rivier in Canada –
Albany, Assiniboine, Athabasca, Attawapiskat, Back, Columbia, Churchill, Coppermine, Firth, Fraser, Grave, George, Hay, Hayes,
Keele, Koksoak, Kaniapiskau, Klondike, Leaf, Lewes, Liard, Mackenzie, Mistassibi, Moose, Moisie, Nelson, Nottaway, Peace, Peel, Pelly, Porcupine Redbeer, Ross, Romaine, Rupert, Saquenay
Skeena, Snake, Saskatchewan, Stikine, Winisk
Rivier in Chili – Bindee, Biobio, Bueno, Cisnes, Huasco, Imperial, Jorquera, Limari, Loa, Maipo, Mataquito, Nuble, Palena, Rapel, Tolten
rivier in China – Dihang, Hoangho, Hwangho, Jangtsekiang, Kichoe, Orchon, Pak, Peiho, Pekian, Shu, Sikian, Sungari, Sutley, Tess, Weiho, Yarkand
rivier in Colombia – Ajaju, Ariari, Ariporo, Atrato, Catatumba, Cauca, Guavabero, Inirida, Magdalena, Mira, Nechi, Sinu, Tomo, Uva, Vaupes, Vichada, Yari
rivier in de Kaukasus  Terek
rivier in de Krim  Alma
rivier in Denemarken –Arnaa, Brede, Gera, Gudena, Konge, Lillea, Linderborg, Skive, Skjern, Stora, Susa, Varde
rivier in Duitsland –
3 Ahr, Alz, Elz, Ems, Enz, Ilm, Inn, Ion, Nab, Rijn
4 Bode, Dill, Eder, Eems, Elbe, Elde, Erft, Gunz, Hase, Isar,
Iser, Kyll, Lahn, Lech, Leda, Luhe, Main, Naab, Nahe, Oder,
Ohre, Oste, Prum, Roer, Rott, Ruhr, Saar, Sieg, Urft, Vils,
Wurm
5 Aller, Amper, Donau, Eider, Fulda, Havel, Helme, Hunte,
Iller, Jagst, Jetse, Leine, Lenne, Lippe, Mulde, Nidda, Nuthe,
Peene, Regen, Saale, Spree, Trave, Werra, Weser, Wiese,
Wumme
6 Alster, Diemel, Elster, Kocher, Moezel, Neckar, Neisse,
Sazava, Tauber, Wupper
7 Altmuhl, Emscher, Regnitz, Unstrut, Wertach, Wornitz
rivier in Ecuador – Aguarico, Bobonaza, Coca, Napo, Zamura,
Pastaza
Rivier in Egypte - Nijl
rivier in Engeland –Aire, Arun, Avon, Bure, Cam, Colne, Dane, Dart, Dee, Derwent, Don, Dove, Eden, Exe, Frome, Humber, Kennet, Medway, Mersey, Nene, Ouse, Ray, Ribble, Severn, Stour, Tamar, Taw, Tees, Teme, Test, Thame, Thames, Theems, Trent, Tweed, Usk, Welland, Wharfe, Wey, Witham, Wye
rivier in Estland – Ema, Parnu
rivier in Ethiopië – Abbai, Angereb, Awash, Balas, Dawa, Dorya, Gilo, Mena, Omo, Shebele, Webbe
rivier in Europa  Aar, Dnjepr, Dnjestr, Don Donau, Douro,, Ebro, Elbe, Maas, Loire, Marne, Po, Rhône, Saône, Seine, Taag, Theems, Wolga, Weger
rivier in Finland  Kemi, Kumo, Ounas, Ulea
rivier in Frankrijk –
3 Ain, Arc, Lay, Lot, Luy, Orb, Tet, Var, Yon
4 Arve, Asse, Aube, Aude, Cere, Sher, Cure, Dore, Drac, Epte,
Eure, Gard, Gers, Isle, Loir, Loue, Odet, Oise, Orne, Oust,
Save, Tarn, Tech, Vair, Vire
5 Adour, Agout, Aisne, Aulne, Baise, Buech, Clain, Doubs,
Douze, Drome, Endre, Indre, Isère, Leyre, Loire, Madon,
Maine, Marne, Ognon, Oudon, Pique, Rance, Rhône, Salat,
Saône, Seine, Sevre, Somme, Vanne, Vesle, Yonne
6 Allier, Argens, Ariege, Authie, Blavet, Bresle, Chanche,
Creuse, Dronne, Gimone, Huisne, Jabron, Midour, Sarthe,
Seille, Serein, Seudre, Thouet, Vendee, Verdon, Vezere,
Vienne
7 Ardeche, Correze, Dourbie, Durance, Garonne, Herault,
Meurthe, Midouze, Valiane
8 Armancon, Auvezere, Boulogne, Boutonne, Charente,
Dordogne, Gartempe, Lanterne, Romanche, Vidourle
9 Chassezac
rivier in Frankrijk, België en Nederland  Maas
rivier in Gabon – Ivindo, Ogobe, Sebe
rivier in Ghana – Afram, Oti, Pra,Tano, Volta
rivier in Griekenland – Akheloos, Alpheios, Arakhthos, Axios, Eurotas, Evinos, Evros, Evrotos, Ladhon, Mesta, Mornos, Oinios, Peneios, Punios, Salambrios, Sperkhios, Wardar
rivier in Guatemala – Montagua,
Rivier in Guinee – Niger, Bafing
rivier in Hongarije – Bodrog, Donau, Drava, Kapos, Koros, Raab, Sajo, Theiss, Tisza
rivier in Iberië  Taag
rivier in Ierland – Ban,Barrow, Blackwater, Boyne Lee, Nore, Shannon, Slaney, Suck, Suir
rivier in India – Banas, Betwa, Bhima, Bramani, Brahmaputra, Chambal, Cauvery, Ganges, Gendak, Godavari, Gogra, Jumna, Kistna, Luni, Mahanadi, Mahi, Musi, Narbada, Sudnej, Sukri, Tapti, Wardha
rivier in Indonesië  Batang, Brantas, Musi, Negara, Serajoe, Solo
rivier in Irak – Diyala, Eufraat,Tigris
rivier in Iran – Atrek, Bampoer, Karoen, Koem, Mand, Rapch, Sja
rivier in Israël – Gerar, Hyion, Jarkon, Jordaan, Kishon, Malik, Paran, Sarida, Soreq, Zin
rivier in Italië –
2 Po
3 Aso
4 Adda, Agno, Agri, Anio, Anza, Arno, Ceno, Elsa, Enza, Fino,
Liri, Nera, Neto, Noce, Nure, Orte, Reka, Reno, Sele, Taro,
Tavo, Toce
5 Adige, Amato, Belbo, Corno, Crati, Esaro, Esino, Ferro, Fiora,
Idice, Lorda, Maira, Marta, Melfa, Mella, Oglio, Olona,
Parma, Piave, Ronco, Sacco, Salso, Savio, Serio, Sesia, Sieve,
Sinni, Sisto, Stura, Tarfa, Tenna, Tiber, Ufita
6 Agogna, Alento, Aniene, Arrone, Aterno, Brenta, Calore,
Cesano, Chiese, Fronto, Lamone, Lacone, Meduna, Melito,
Mincio, Musone, Ofanto, Panaro, Rapido, Sengro, Simeto,
Tacina, Tanaro, Tevere, Ticino, Triolo, Tronto, Turano,
Velino, Venosa, Vomano
7 Amaseno, Astrico, Basento, Biferno, Bormida, Bradano,
Cervaro, Chienta, Dragone, Follone, Fortore, Laterza,
Metauro, Nestore, Ombrone, Pescara, Platini, Potenza,
Rubicon, Tordino, Trebbia, Triorto, Voiture
8 Calaggio, Mingardo, Sarmento, Staffora, Volturno,
9 Amendolea, Candelaro, Tuscianio
11 Tagliamento
rivier in Joegoslavië  Donau, Drava, Drina, Lim, Morava, Nisava, Oena, Sava, Tamis, Tara, Timok
rivier in Kameroen – Bek, Benoue, Bouma, Dja, Faro, Lom, Mbam, Nyong, Sanaga, Shari, Vina
rivier in Kaukasus – Terek
rivier in Kenia – Athi, Galana, Kerio, Sabaki, Tana, Turkwell
rivier in Kongo – Aruwimi, Bomu, Congo, Cuango, Ebola, Elila, Gaju, Ikelemba, Itura, Kasai, Kibali, Kwa, Kwango, Kwilu, Lindi, Lokolo, Lomami, Lopari, Lowa, Lualaba, Lubolash, Lulonga, Lulua, Luvua, Osolowa, Oubargui, Rubi, Salonga, Sankuru, Tshuapa, Ubangi, Uele, Ulindi, Wamba
rivier in Kroatië – Donau, Drava, Kupa, Sava,
rivier in Laos – Khong, Ma, Mekong, Ou
rivier in Letland – Abava, Daugava, Dwina, Gauja, Salaca, Venta
rivier in Litauen – Nemoenas, Neris, Pregel, Pregolja, Rusne
rivier in Luxemburg – Alzette, Attert, Clerf, Clerve, Our, Sauer, Semois, Sure
rivier in Madagascar – Mangoky, Mangoro, Mania, Maningory, Onilahy, Sofia,
rivier in Maleisië – Johore, Kelantan, Pahang, Perak
rivier in Mali – Bagoe, Bakoy, Bani, Banifing, Baoule, Niger
rivier in Marokko – Dra, Moulouya, Rbia, Sebou, Tensift
rivier in Mexico – Ameca, Mayo, Presidio, Salado, Santiago, Sonora, Tamesi, Verde, Yagui
rivier in Mongolië – Chodasin, Iderin, Keroelen, Onon, Orchon, Selenga, Tola
rivier in Moravië – Oder
rivier in Mozambique – Lucharingo, Lugenda, Lurio, Maputo, Messalo, Save, Zambezie
rivier in Nederland –
Drenthe – Hunze, Reest
Friesland - Boorna, Boorn, Ee, Grouw, Linde, Scharster, Tjonger
Gelderland  Berkel, Dorterbeek, Grift, Grebbe, IJssel, Linge, Maas, Nederrijn, Rijn, Schipbeek, Slinge, Slingebeek, Waal
Limburg – Bosbeek, Geleen, Geul, Gulp, Itterbeek, Jeker, Leubeek, Maas, Molenbeek, Neer, Niers, Roer, Swalm, Ur
NoordBrabant  Aa, Amer, Beerze, Dieze, Dintel, Dommel, Donge, Eendracht, Maas, Mark, Raam, Reusel, Roodevaart, Run, Tongelreep, Weerijs, Zoom
NoordHolland  Amstel, Drecht, Gaasp, Hoofdvaart, Liede, Ringvaart, Spaarne, Vecht, Zaan
Overijssel – Buurserbeek, Dedemsvaart, Dinkel, Ganzendiep, IJssel, Loolee, Oelerbeek, Reest, Regge, Vecht, Schipbeek
Utrecht – Angstel, Drecht, Eem, Gein, Grebbe, Grift, Lek, Rijn, Vecht
Zeeland – Hont, Keeten, Schelde, Sloe, Zandkreek, Zijpe
ZuidHolland – Aar, Drecht, Gouwe, Haringvliet, Hollandsdiep, Lek, Maas, Merwede, Noord, Ouderijn, Rijn, Rotte, Schie, Spui, Waal, Zijl
Rivier in Nieuw-Guinea – Aparima, Awatere, Carence, Catlins, Biri, Omba, Rangitaiki, Senu, Tami, Tor, Vaikato, Vaitaki, Vanbanui, Wama
Rivier in Nigeria – Benue, Gongola, Hadejia, Vross, Kaduna, Kebbi, Mada, Niger, Ogun, Rima, Temba,
Rivier in Noord-Amerika – Arkansas, Brazos, Canadian, Colorado, Columbia, Missouri, Mississippi, Northplatte, Ohio, Pecos, Redriver, Snake, Riogrande, Southplatte, Tennessee, Yagui, Yellowstone
rivier in NoordItalië  Adige, Brenta, Po
rivier in NoordRusland  Onega
rivier in Noorwegen – Alta, Begna, Gaula, Glomma, Glommen, Grona, Laagen, Lora, Lougen, Mandals, Nea, Nid, Otra, Rauma, Reise, Simoa, Sjoa, Tana, Vinstra
rivier in OostAzië  Amoer
rivier in onderwereld – Lethe, stix
rivier in OostEuropa  Memel, Newa, Onega, Wolga
rivier in OostPruisen  Pregel
rivier in OostSiberië  Lena
rivier in Oostenrijk  Drau, Donau, Enns, Gail, Gurk, Ill, Inn, Isar, Kamp, Krems, Lavant, Lech, Leitha, Lil, Mur, Murz, Naarn, Piesting, Pinka, Raab, Salsa, Salzach, Sau, Steyr, Traun, Ybbs, Ziller
rivier in Pakistan – Bado, Beji, Brahmaputra, Dasht, Hab, Hingol, Indus, Nal, Nara, Porali, Zhob
rivier in Paraguay – Acaray, Apa, Confuso, Hondo, Monday, Paraguay, Parana, Salgado
rivier in Polen – Bobr, Boeg, Brda, Bug, Bzura, Dunajec, Narew, Neisse, Ner, Netze, Nida, Nisa, Nogat, Notec, Odra, Pilica, Pregel, Prosna, Prosnica, Raba, Rega, San, Warta, Weichsel, Wisla, Wistoka
rivier in Portugal –Cavado, Dao, Douro, Guadiana, Lima, Minno, Mira, Mondego, Sado, Taag, Tejo, Temega, Tua, Xarrama, Vouga, Zezere,
rivier in Roemenië – Arges, Bistritsa, Donau, Jalomitsa, Jioel, Maros, Moldawa, Olt, Siret, Somesjoel
rivier in Rusland – Aldan, Amoer, Anadyr, Desna, Dnjepr, Dnjestr, Don, Duna, Dwina, Emba, Jenissei, Kolwa, Lowat, Newa, Ob, Oeral, Oka, Onega, Taz, Kama, Kolyma, Lena, Oesa, Terek, Tobol, Wasjka, Witim, Wolchow, Wolga
rivier in Schotland – Annan, Avon, Ayr, Beauty, Brora, Carron, Clyde, Cree, Dee, Deveron, Don, Doon, Earn, Farrar, Findhorn, Forth, Garry, Glen, Isla, Ken, Liddel, Lochy, Naver, Nith, Oykell, Orrin, Spey, Tay, Teviot, Thurso, Tummel, Tweed
rivier in Senegal – Faleme, Sehegal
rivier in Siberië  Jenissei, Lena, Ob
rivier in Slovenië – Drava, Sava, Soca
rivier in Sloakije – Hornad, Hron, Ipel, Morava, Ondava, Poprad, Vahrivier in Somalië – Darror, Juba, Nogal,
rivier in Spanje –
3 Cea, Rio, Rus, Sil, Ter
4 Baza, Cabe, Deva, Ebro, Erro, Esla, Ibor, Mesa, Mino, Muga,
Mula, Orda, Saja, Seco, Taag, Tajo
5 Adaja, Almer, Antas, Anzur, Cabra, Cares, Casin, Cinca,
Cinea, Cenil, Douro, Gallo, Genil, Henar, Jalon, Jucar, Limia,
Magro, Nalon, Navia, Odiel, Salor, Segre, Sella, Tinto, Torio,
Turia, Turia, Urbel, Zujar
6 Alagon, Aragon, Ardila, Estana, Fardes, Grande, Huerva,
Jarama, Jiloca, Martin, Piedra, Salado, Segura, Serpis, Tajuna,
Tietar, Torcon, Tormes
7 Alogodor, Almonte, Cabriel, Carrion, Esteras, Gallego,
Henares, Jabalon, Manzano, Onsella, Zancara, Zapaton
8 Alberche, Almazora, Arlanzon, Colomera, Corbones,
Guadiana, Pescados, Valdavia
9 Riansares, Sangonera
12 Guadalquivir
rivier in Sudan – Azum, Akobo, Atbara, Boro, Dinder, Jebel, Jur, Maridi Naam, Nijl, Pibor, Pongo, Rahad, Sobat, Sopo, Sue, Zjari
rivier in Suriname – Coppename, Corantijn, Lucie, Marowijne, Nickerie, Saramacca, Suriname, Tapanahoni
rivier in Syrië – Eufraat, Khaboer
rivier in Tanzania – Bubu, Kilombero, Manonga, Mara, Matandu, Nikonga, Njombe, Pangani, Sibiti, Ugalla
rivier in Thailand – Chi, Menam, Mun, Nan, Pasak, Phong, Ping, Wang, Yom
rivier in Tibet – Indus
rivier in Togo – Kara, Mono
rivier in Tsjecho-Slowakije – Berounka, Dyje, Eger, Elbe, Hron, Isar, Jihlava, Labe, Moldau, Morava, Oder, Otava, Svratka, Wah
rivier in Turkije – Aras, Firat, Kelkit, Meander, Murat,
rivier in Utrecht en ZuidHolland - Lek
rivier in Venezuela – Apure, Arauca, Biara, Brazo, Capanaparo, Caroni, Caura, Icabaru, Ipiri, Meta, Orinoco, Padamo, Portuguesa, Siapa, Sipapo, Suapure, Suata, Ventuari
rivier in Vietnam – Ca, Cau, Dung, Mekong
rivier in VoorIndië  Ganges, Indus
rivier in Vorarlberg  lil, Lutz
rivier in WestAfrika – Niger
rivier in Zambia – Dongwe, Kabomba, Kafure, Kalomo, Luangwa, Luena, Lueti, Lunga, Njoko, Zambezi
rivier on ZuidAfrika – Hartbees, Harts, Oranje, Sondags, Tina, Vaal
rivier in ZuidAmerika  Amazone, Orinoco, Parana
rivier in ZuidRusland  Koeban, Terek
rivier in Zweden – Angerman, Dal, Indals, Klar, Lainio, Ljusne, Lule, Muonio, Pite, Kalix, Skellefte, Totne, Windel,
rivier in Zwitserland – Aa, Aar, Aare, Albula, Areusa, Birs, Borgne, Brenno, Broye, Dranse, Emme, Inn, Julia, Kander, Limmat, Linth, Maggia, Mera, Moesa, Muota, Navizence, Orbe, Plessur, Reuss, Rhône, Rijn, Saane, Sarine, Sihl, Simme, Suhre, Talent, Temina, Thiele, Thur, Ticino, Toss, Wigger,
rivier op Borneo – Arut, Baleh, Barito, Iwan, Kahajan, Kupuas, Landak, Mahakam, Mendawai, Murui, Negare, Pawan, Pinoh, Telen, Tubu
rivier op Celebes – Awo, Bongka, Kalaena, Lindu, Moros, Paguot, Palu, Poso, Puna, Sadang, Sol
rivier op Corsica – Golo, Gravone, Taravo
rivier op de Filipijnen – Agusan, Cagayan, Magat
rivier op Japan –Abe, Agano, Aka, Ara, Go, Gokase, Gono, Iwaki, Kano, Kino, Kiso, Mogami, Naka, Oerjoe, Otopoeke, Sendai, Shinano, Tesjio, Tone
rivier op Java – Baru, Bedadung, Beet, Bekasi, Brantas, Dengkeng, Djali, Idjo, Krasak, Laki, Lekso, Lesti, Lusi, Manuk, Opak, Panas, Rambut, Seraju, Sokan, Solo, Tarum, Tjimanuk, Tjitarum, Tjomal, Welang, Widas, Wulan,
rivier op Sardinië – Flumendosa, Tirso,
rivier op Sumatra  Anei, Asaham, Batang, Gadis, Hari, Inderagiri, Kamparkiri, Kampat, Kateman, Kumu, Mandau, Moesi, Musi, Ogan, Rawas, Rokan, Siak, Simpang, Tabir, Tembesi, Tulangbawang, Wojla

rivierafzetting  (rivier)klei, grind, zand
rivierarm  tak
rivierbed  kil, wade
rivierbedding in woestijn – wadi
rivierbewoner - aal
rivierbodem  bedding, dal, bodem
rivierdam - krib
rivierdijk - bandijk
riviereinde  monding
riviergod  Peneus, stroomgad
rivierkant  oever, wal
riviermonding  delta, estuarium, liman, zeegat,
rivierpaard  hippopotamus, nijlpaard
rivierpolder – waard
rivierrand - oever
rivierroofvis  meerval
rivierschip  aak
riviertje  aa, beek, beekje, ee, kreek, sloot, spreng, vliet
riviertje bij Meppel  Reest
riviertje door Hamburg  Alster
riviertje met stuwdam in Duitsland - Eder
rivier verbeteren  kanaliseren, normaliseren rivierverzakkingspunt  ponor
riviervis  baars, brasem, forel, grondel, meerval, snoek, zalm
rob  dogge, vismaag, vruchtenmoes, walrus, zeehond, zeerob
robbedoezen  ravotten, stoeien
robben – ravotten, stoeien
robbenbont  sealskin
robber - dief
robbertje - partij
robbeslag  robbevangst
robe  gewaad, japon, jurk, kleed, nachtjapon, tabbaard, tabberd, toga
robijn  karbonkel
robijnzwavel – realgar
robot – kunstmens, machinemens
robuust – krachtig, sterk, stevig, stoer
rochel – fluim, reutel
rochelen  reutelen
rochelend keelgeluid  reutel, gereutel
rochelende ademhaling  reuteling
rochet - koorhemd
roddel  achterklap, gerucht, laster
roddelaar – kwaadspreker, lasteraar
roddelaarster – kletskop
roddelen – kletsen, kwaadspreken, lasteren
roddelpraat - laster
rode beetwortel  biet, kroot
rode biet - kroot
rode Bordeaux  Médoc
rode drankneus – bitterneus
rode edelsteen - robijn
rode en paarse verfstof  dodekop
rode glaskop  bloedsteen
rode klei - akmagra, karmozijn
rode kleur van gezicht  blos
rode kleurstof  alizarine, brasiline, coraline, cossine eosine, fuchsine, menie, purper, purpriet
rodelbaan – rolbaan
rode levensvloeistof – bloed
rode loop - kopergeld
rode muts met kwastjes - fez
rode okeraarde  almagra
rode robijn – karbonkel
rode schmink – rouge
rode steenvrucht - kers
rode verfstof  eosine, garancine, vermiljoen
rode vloeistof – bloed
rode vrucht - tomaat
rode wijn  tinto, whist
Rode Zee  Schelfzee
rododendron achtige  alpenroosje
rodomontade  snoeverij
roe – gesel, gordijnlat, rijsbundelroede, staaf, stang, stok,
roebol  lidrus, heermoes
roede  gard, gesel, roe, staaf, staf, stang, stok
roedel – kudde, troep
roedeloper  rabdomant
roef – kajuit, scheepshut
roefelen – porren, peuteren
roef van en schip - kajuit
roeibaan bij Amsterdam  Bosbaan
roeibank  doft, docht
roeiboot  giek, gondel, kano, skiff, sloep, vlet, wherry
roeien – rooien, slaan, stelen, peddelen, trekken, zwaaien
roeier  boeg, gondelier, peddelaar, pinas, sculler, skiffeur, slag
roeier in Venetië - gondelier
roeiklamp – dol
roeipeddel - riem
roeipen  dol, steun,
roeiriem  paddel, pagaai, peddel, spaan,
roeischip  galei, gondel, kano, sloep
roeischuit – pluiter
roeisloep, lange smalle - giek
roeispaan  pagaai, paddel, peddel, roei(riem)
roeistok - peilstok
roeivaartuig  galei, giek, gondel, kano, skiff
roeivereniging  Aegir, Argo, Laga, Nereus, Njord, Skadi, Triton
roeiwedstrijd  regatta, varsity
roekeloos – baldadig, driest, driftig, gevaarlijk, lichtzinig, onberaden, onbesuisd, onbezonnen, onnadenkend, onvoorzichtig, overmoedig, vermetel, voorbarig, wild, woest
roekeloos iemand – waaghals
roekeloze daad – stunt, waagstuk
roem  aanzien, beroemdheid, eer, ere, faam, glans, glorie, lof, luister, naam, praal, renommee, reputatie
Roemeens gebergte  Karpaten, Transsylvanië
Roemeens district – judet
Roemeens judet – Bihor
Roemeens volkslied – doina
Roemeens vorstengeslacht van Albanië - Ghika
Roemeense dichter – Blaga
Roemeense koning – Carol, Ferdinant, Michael
Roemeense munt – ban, bani, lei, leu (lev)
Roemeense plaats  Arad, Boekarest, Braila, Cluj, Galati, Varna
Roemeense pruimendrank – tuica
Roemeense stad – Arad, Auïd, Becau, Boekarest, Brad, Braila, Bcuresti, Deva, Lasi, Lugoj, Oradea, Poloiesti, Timisoara
Roemeense vlakte  Moldauvlakte, Walachije
roemen – achten, bluffen, bogen, eren, grootsprekenloven, ophemelen, prijzen, verheerlijken
Roemenië, deel van – Balta
Roemenië, gebergte in – Banaat
Roemenië, haven in – Braila, Constanta, iGalati
Roemenië, hoofdstad van – Boekarest, Bucurest
Roemenië, landstreek in - Dacië
Roemenië, rivier in –
3 Jiu, Olt
4 Bega, Jioe, Reut
5 Argos, Bicaz, Buzau, Donau, Korös, Maros, Oltoe, Samos,
Siret, Somes, Timis, Vedea
6 Aloeta, Crasna, Proeth
8 Silistra
9 Bistritsa, Jalomitsa
roemer – bluffer, (wijn)glas, kelk, opsnijder, prijzer, romer
roemloos - oneervol
roemrijk – beroemd, doorluchtig, glorieus, groots, meesterlijk, trots, vermaard, weids
roemrijke gedachtenis  g .m,
roemrucht  beroemd, vermaard
roemvol – eervol, glorieus
roep  faam, gil, kreet, naam, reputatie, roem, schreeuw, uitroep
roep van schildwacht  halt, sta, werda
roepeend – lokeend
roepen – bulken, krijten, schreeuwen
roepen van duiven - kirren
roeper  afslager, keel, krakeend, schreeuwer, spreektrompet, strot
roeping – aandrang, aandrift, bestemming, neiging, vervulling
roep van schapen – bleren
roer – geweer, knuppel, lokvogel, pijp, stuurrad
roerdeel  klik
roerdomp  brulvogel, butoor, domphoorn, domphoren, domphoek, pitoor, putoor, reidomp
roeren  bewegen, draaien, mengen, mixen, morrelen, woelen
roerend  aandoenlijk, aangrijpend, beweegbaar, los, treffend, ontroerend, vervoerbaar
roerend goed – boedel
roerganger - stuurman
roerig  beweeglijk, druk, levendig, onrustig, rumoerig, rusteloos, wanordelijk, woelig
roering  beweging, opschudding
roerklamp  zogklamp
roerloos – bewebingloos, immobiel, kalm, lam, onbeweeglijk, onbewogen, standvastig, star, stijf, stil, stuurloos, vast
roerom - meelpap
roerpen  helmstok, inspit
roersel  beweeggrond, beweegreden, drijfveer
roerspaan  knoedelmajoor, pollepel, roerstok
roerspil – roeras
roer van een schip - stuur
roervink (fig.)  belhamel, lokvink, opruier
roes – bedwelming, verdoving, zwijmel
roesje - uiltje
roest – hoenderstok, kippenstok, metaaloxyde, oxidati
roesten – rusten, slapen, slijten, vergaan, oxideren
roestig – geoxideerd, verroest
roestje – keldermot, piossebed
roestwerend middel – menie, tectyl
roet  aanslag, koolstof, pijpzwart, rookzwart, zwartsel
roetaard  gaai, meerkol
roetachtige mist – smog
roet afgeven – roeten
roethaan - stoker
roetvoorn  rietvoorn
roezemoes – drukte, rumoer, verwarring, warboel
roffel  berisping, knoeier,schaaf, trommelslag
roffelen – kakelen, slaan, rabbelen, ranselen, trommelen
roffelig – ongeschaafd, ruw, slordig
roge  kuit
roggebloem – korenbloem, mik
roggebrood - pompernikkel
rok  galakostuum, habijt, kilt, pandjesjas,
roken  dampen, puffen, smoken, smoren, stomen, walmen
roker – smoker
rokerig - smokerig
rokersgerei  aansteker, asbak , lucifer, rookstel, sigarendoos, tabakspot
rokjas – frak
roklengte – maxi, midi, mini
rol  catalogus, cilinder, koker, lijst, naamlijst, register, tabel, tableau
rolbaan - rodelbaan
rol spelen  acteren, veinzen
rol tabak voor snuif – karot
rilf - rollaag
rolgordijn – store
rolkraag – col
rollade – vleesrol
rollebollen – buitelen
rollen – buitelen, duikelen, ontfutselen, pikken, stelen, wentelen
roller – baar, boemelaar, breker, golf
rolletje geldstukken in papier  karot, knapper
rolletje shag – sigaret
rolling – deining, tuimeling
rolluik  blind(e), vensterluik
rol of tabel - lijst
rol paard  affuit
rolprent  film
rolroer - aileron
rolrond handvat  dol
rolrond hol voorwerp  buis, koker, pijp
rolrond voorwerp  bal, koker
rolschaar – tondeuse
rolschaats - sleeler
rolschaatsbaan – rink
rolschaatsplank - skateboard
rolsteen  kei
roltrek – cycloïde
rol vervullen - optreden
rol voorzegger  souffleur
rolvormige doos – koker
rolvormig pasteitje - kroket
Romaans  Rom.
Romaanse taal  Catalaans, Frans, Italiaans, Portugees, Povençaals, Reto-Romaans, Roemeens, Sardisch, Spaans
roman  boek, novelle, prozaverhaal, verhaal
roman van Zola  Nana
romance  ballade, verhaal
romancier – auteur, romanschrijver
romanfiguur van Jules Verne  Nemo
Romanov, lid van het huis –
4 Anna, Igor, Ivan, Kyra, Oleg, Olga,Paul, Vera
5 Boris, Cyril, Irene, Maria, Peter, Roman, Sofia, Xenia
6 Alexei, Alexis, Dmitri, Fjodor, George, Helena, Marina,
Nikita
7 Andreas, Gabriël, Michael, Nadejda, Sergius, Tatiana, Vassily
8 Nathalia, Nicolaas, Theodoor, Vladimir, Vsevolot
9 Alexander, Alexandra, Anastasia, Catharina, Elisabeth,
Rostislaw
10 Constantijn
11 Vjatsjislav
romanschrijver  Aardweg, Balzac, Böll, Bordewijk, Bromfield, Bulthuis, Camus, Claus, Cremer, Dickens, Elsschot, Fabricius, Faulkner, Flaubert, Galsworthy, Gide, Grass, Gijsen, Heeroma, Hemingway, Hermans, Hertog, Kelk, Kipling, Koolhaas, Lagerlöf, Lampo, Last, Laxness, Mann, Maupassant, Mauriac, Mens, Mulisch, Orwell, Pasternak, Poe, Raes, Sartre, Steinbeck, Timmermans, Undset, Vestdijk, Walschap, Wilde, Zola, Zwilg
Romanschrijfsters  Buck, Blaman, Colette, Corsari, Ferguson, Murdoch, Lagerlöf, Sagan, Sand
romboïdaal  ruitvormig
rombus  ruit, toverrad
Romein  Italiaan
Romein van aanzien  patriciër
Romeins adellijk geslacht  Orsini, Borgla
Romeins ambtenaar  consul, praetor, tribuun
Romeins badinrichting - thermen
Romeins bouwwerk  Colosseum, Pantheon
Romeins dichter  Catullus, Horatius, Ovidius, Vergilius
Romeins driemanschap  Crassus, Caesar, Pompejus (Pompelus)
Romeins functionaris  consul, praetor, tribuun
Romeins grensgod  Terminus
Romeins hoofdkwartier - pretorium
Romeins huis buiten de stad - villa
Romeins keizer – Antonius, Atho, Augustus, Caligula, Claudius,
Domitianus, Flavius, Galla, Hadrianus, Nero, Nerva, Severus, Tiberius, Titus, Trajanus, Valens, Vespasianus
Romeins keizerrijk  RI, IR
Romeins kledingstuk – abolla, casula, dalmatiek, lacerna, paenula, palla, pileus, sagum, stola, tunica
Romeins landbouwfeest - Raganalia
Romein -Latijns schrijvers - Apuleius
Romeins onderkleed - tunica
Romeins persoon  Brutus, Caesar, Cato, Cicero, Cinna,
Drusus, Lucullus, Maecenas, Pompejus, Seneca, Varus
Romeins plein  forum
Romeins priester - augur, pontifex
Romeins puntdichter - Martialis
Romeins schrijver  Cicero, Horatius, . Nepos, Livius, Tacitis, Ovidius, Seneca .
Romeins staatsman  Cato, Cinna, Caesar, Brutus
Romeins stadion  circus, Colosseum
Romeins veldheer  Agrippa, Caesar, Pompejus, Scipio, Sulla,
Romeins wagenmenner - auriga
Romeinse balans – unster
Romeinse bijl - bipennis
Romeinse bijlbundeldrager – lictor
Romeinse bijnaam - agnomen
Romeinse boze geesten – larvae, lemures
Romeinse consul –
3 Mus
4 Cato, Libo, Maso, Nero, Pera, Piso
5 Ahala, Asina, ButeoCarbo, Catus, Celer, Cerco, Cinna; Cotta, Dives, Falto, Felix, Fusus, Galba, GalusGetha, Helva,Julus, Labeo, Ligus, Matho, Mento, Nepos, Nerva, Pansa, Papus, Philo, Rufus, Stolo,Sulla, Tucca, Varus, Venno, VenoxVuldo
6 Arvina, Bestia, Blasio, Brutus,Buldus, Caecus, Gaepio,Caesar,
Galvus, Canina, Capito, Caudex, Centho, Cicero, Corvus,
Cossus, Cursor, Curvus, Denter, Dorsus, Drusus, Flavus,
Florus, Gallus, Gurges, Laenas, Longus, Marius, Merula,
Nasica, Noctua, Opimus, Paetus, Pennus, Picens, Piktor,
Pollus, Russus, Scaeva, Scipio, Sophus, Strabo, Thalma, Tuscus
7 Agrippa, Albinus, Atticus, Blaesus, Calenus, Catulus,
Claudius, Crassus, Duilius, Fidenas, Fimbria, Flaccus,
Geminus, Glabrio, Laelius, Lanatus, Lepidus, Licinus,
Maenius, Maximus, Merenda, Orestes, Pacilus, Paullus,
Peparna, Peticus, Potitus, Priscus, Pulcher, Ravilla, Regulus,
Rutilus, Sabinus, Scapula, Serapio, Siccius, Sicilus, Violens,
Visolus, Vitulus, Volusus
8 Aemilius, Ambustus, Antonius, Auruncus, Barbatus, Calvinus, Camillus, Cathegus, Caudinus, Clepsina, Corculum, Cornutus, Decianus, Dentatus, Fundulus, Graechus, Hispalus, Hypsaeus, Leavinus, Lentulus, Luscinus, Mamercus, Mancinus,
Manilius, Megellus, Messalla, Metellus, Mucianus, Nobilior,
Octavius, Pompeius, Privinus, Proculus, Purpureo, Saverrio,
Scaevola, Serranus, Sicinius, Spinther, Spurinus, Structus,
Tappulus, Tremulas, Tubertus, Turrinus, Uritinus
9 Aquilinus, Asvaticus, Atratinus, AugurinusCaedicius, Caiatinus, Camerinus, Caprarius, CicurinusDolabella, Flaminius, Fulvianus, Lucretius, Macerinus, Marellus,
Paulullus, Phillipus, Poplicola, Privermus, Pulvillus, Quinctius, Rullianus, Salinator, Tamphilus, Torquatus,
Tricostus, Tuditanus, Vaticanus, Vibulanus
10 Balliaricus, Censorinus, Centumalus, Cerretanus, Collatinus, Delmaticus, Diadematus,Esquilinus, Fontinalus, Imperiosus, Mamercinus, Medullinus, Mugillanus, Paterculus, Rullianus, Verrucosus, Vicellinus
11 Ahenobarbus, Capitolinus, Cincinnatus, Coruncanius,
Flaccinator, Patercullus, Quinctilius, Regillensus
12 Aventinensis, Maluginensis, Praetexatus, Tricipitinus
13 Corinisetanus
14 Caeliomotanus, Ingrigilensis
Romeinse dichter – Ennitus,Horatitus, Ovidius, Vergilius
Romeinse dictator –
4 Pera
5 Ahala, Felix, Julius, Philo, Rufus
6 Arvina, Brutus, Caecus, Caesar, Corvus, Cossus, Cursor,
Fidenas, Longus
7 Barbula, Crassus, Maenius, Maximus, Peticus, Rufinus,
Rutilus,Visolus
8 Carmillus, Lentulus, Mamercus, tubertus, Valerius
9 Atratinus, Caiatanus, Crispinus, Privernas, Rullianud, Torquatus
10 Hortensius, Mamercinus, Verrucosus
11 Capitolinus, Cincinnatus, Regillensis
13 Inregillensis
Romeinse geschiedschrijver  Livius, Nepos, Plutarchus, Polybius, Suetonius, Tacitus
Romeinse god van de handel - Mercurius
Romeinse god van de oorlog  Cupido, Janus, Mars
Romeinse goden van de liefde - Amor, Cupido
Romeinse godin - minerva
Romeinse godin van de dageraad - Aurora
Romeinse godin van de huiselijke haard  Vesta
Romeinse godin van tuin en ooft - Pomona
Romeinse grafkelder  columbarium
Romeinse haven  Ostia
Romeinse huisgenoten  laren, lares
Romeinse huisgoden  Laren, Penaten
Romeinse keizer –
4 Geta, Nero, Otho, Pius
5 Carus, Galba, Nerva, Titus
6 Avitus, Decius, Gallus, Julius, Libius, Magnus, Peobus,
Probus, Valens
7 Carinus, Chlorus, Clodius, Flavius, Olybius, Romulus,
Severus, Tacitus
8 Antonius, Augustus, Balbinus, Caligula, Claudius,
Commodus, Constans, Galerius, Galienus, Homorius,
Johannes, Jovianus, Julianus, Licinius, Macrinus, Pertinax,
Tiberius, Trajanus, Trapanus, Vitelius
9 Alexander, Anthemius, Caracalla, Florianus, Gallienus,
Clycerius, Gordianus, Gratianus, Hadrianus, Imperator,
Maxentius, Petronius, Philippus
10 Aemillianus, Augustinus, Aurelianus, Constantijn, Donitianus,
Magnentius, Majorianus, Maximianus, Numerianus,
Pescennius, Theodosius, Valerianus, Vespasianus
11 Constantinus, Trebonianus,
12 Diocletianus, Heliogabalus
13 Valentinianus
Romeinse kleine vestingstad - oppidum .
Romeinse koning en stichter van Rome  Romulus Romeinse krijgsgod  Mars
Romeinse landvoogd  praetor, pretor
Romeinse legeraanvoerder  Antonius, Caesar, Caracalla, Gordianus, Pompejus, Sulla, Varus, Vespasianus, Valerianus
Romeinse legerafdeling - centurie, cohorte, legioen, manipel, praesidium,
Romeinse legerplaats  castra, castella
Romeinse liefdes godin  Venus
Romeinse lijfwacht  praetoriaan
Romeinse mantel  toga
Romeinse munt  as, aureus, denarius, quadrans, sesterius
Romeinse naam voor Aphrodite - Venus
Romeinse naam voor Ares  Mars
Romeinse naam voor Artemis  Diana
Romeinse naam voor Athene  Minerva
Romeinse naam voor Demeter  Ceres
Romeinse naam voor Eros  Amor
Romeinse naam voor Frankrijk - Gallië
Romeinse naam voor Hades  Pluto
Romeinse naam voor Hermes  Mercurius
Romeinse naam voor Leiden  Bavatorum, L.B.,Lugdunum
Romeinse naam voor Nijmegen - Noviomagus
Romeinse naam voor Portugal  Lusitanië
Romeinse naam voor Poseidon - Neptunus,
Romeinse oorlogsgod  Janus, Mars
Romeinse oppergod  Jupiter
Romeinse renwagen met twee paarden  bigae
Romeinse rijk  I.R., R.I.
Romeinse stad - opidum
Romeinse stadhouder  praetor, pretor
Romeinse vaas  amfoor, amfora
Romeinse vergaderzaal  curia
Romeinse volk  P.R.
Romeinse voorname - patriciër
Romeinse wagen met vier wielen - rheda
Romeinse zilvermunt – denarius
romer  roemer, kelk, (wijn)glas
rommel – afbraak, afval, beestenboel, bende, boel, chaos, hoetel, janboel, kaf, keet, mikmak, pan, poespas, rataplan, rotzooi, prut, puin, puinhoop, rataplan, reut, rotzooi, santenkraam, tinnef, troep, tuig, uitschot, wanorde, warboel, warwinkel, zooi
rommelen – knoeien, regelen, ritselen, scharrelen, snuffelen, zoeken
rommelig  chaotisch, onordelijk, wanordelijk
rommelpot – foekepot
rommeltje – bende, boeltje, chaostroep, jamboel,soepzootje, zootje
rommelzolder - vliering
romp – lichaam, lijf, tors, torso
romp van een beeld - torso
romp van een paard - koffer
romp van een schip  casco
rompslomp  beslommering, chaos, drukte, omhaal, poespas, soesa, warboel
rompvormig  torsaal
rond – afgesloten, bol, bolvormig, cilindrisch, cirkelvormig, gebogen, gevuld, kringvormigmollig, omstreeks, ongeveer, openhartig, plusminus, ruiterlijk, sluitend, voltooid
rond baksel met krenten – oliebol
rond broodje – pol
rond chocolaadje - flikje
rond dak  koepel
rond dameshoedje – toque
rond en dik – vlezig
rond en vol – gevuld, mollig
rond gebak  appelbeignet, bolus, taart, vlaai
rond gebouw – rotonde
rond gezwel – cyste
rond metaal – medaille
rond papieren voorwerp - prop
rond schild  beukelaar, rondas
rond snijmes – sikkel
rond soort dak - koepel
rond tafereel – panorama
rond teken – nul, punt, stip
rond tuinhuis – koepel
rond verkeersplein - rotonde
rond voorwerp  bal, bol, kluwen, kogel, rad, ring, rol, rondeel, wiel
rond wafeltje – oblie
rond zitkussen - poef
rondas  beukelaar, schild
rond bewegen  draaien, keren, roteren, wenden, wentelen,
rondborstig  eerlijk, frank, open, openhartig, oprecht, ronduit, vrij
rondborstigheid  oprechtheid, openhartigheid, royaliteit
rond bouwwerk – rotonde
rondbrieven – vertellen
ronddelen – distribueren, tracteren, uitdelen,
ronddolen  dolen, dwalen, spoken, zwalkenzwerven
ronddraaien – cirkelen, keren, roteren, toeren, wentelen, wervelen
ronddraaiend apparaat  rotator
ronddraaiend deel  rotor, anker
ronddraaiend water  neer, kolk
ronddraaiende oven  rotator
ronddraaiende wind  cycloon, tornado, wervelwind, windhoos
ronddwalen – dolen, dwalen, waren,zwalken, zwerven
ronde  beurt, circuit, cirkel, kring, omloop, ommegang, ontrek, parcours, patrouille, rondgang, toer
ronde (bij race)  circuit
ronde bak  tob, tobbe
ronde bundel – bos
ronde hal – rotonde
ronde ijzeren koker - pijp
ronde kei - kinderhoofd
ronde knop als teken van ridderorde – rozet
ronde koker - buis
ronde korf  paander
ronde lijn  cirkel
ronde overkapping – koepel
ronde poort – boog
ronde rand - kring
onde steen – rolsteen
ronde stok – roe
ronde strooien hoed - matelot
ronde toren – rondeel
ronde uitbouw - koepel
ronde vijl – rattenstaart
ronde vis – aal, paling
ronde zuil  kolom, pilaar
rondeau  rondeel, rondo
rondedans  polonaise, rei, reidans, wals
ronder - kurkensnijder
rondgaan – dwalen, uitdelen
rondgang – kerkcollecte, kringloop, omgang, omloop, ronde, toer
rondgooien – strooien
rondhangen - vendelen
rondhout – ra
ronding – boog,welving
ronding aan bruggen en schepen – zeeg
rondje – toertje, traktatie
rondkijken – neuzen, zoeken
rondkop – puritein
rondkopdolfijn - grindewal
rondleider – gids
rondleiding – bezichtiging
rondloeren – kijken, neuzen
rondlopen - zwerven
rondlopende galerij – omloop
rondneuzen – zoeken
rondo – danslied
rondom – omtrent, overal
rondom ingesloten dal  keteldal
rondoor  bos olifant
rondreis  toer, tournee
rondreizen  toeren, trekken
rondrijden  toeren
rondrijzend – ambulant
rondrit – omloop, tour
rondschrijven – circulaire
rondslenteren - flaneren
rondte - kreits, kring
rondtrekken - zwerven
rondtrekkend koopman  venter, (mars kramer
rondtrekkend toneelspeler  cabotin
rondtrekkend volk  nomaden, zigeuners
rondtrekkend zanger  bard, minstreel, rapsode, troubadour
ronduit – botaf, eerlijk, gladweg, open, regelrecht, resoluut
rondvertellen – ombazuinen
rondvliegen - spatten
rondweg - circuit, frank, eerlijk, gladaf, ruiterlijk, onbewimpeld, openhartig, openlijk, regelrecht, openhartig, vierkant
rondwaren  omdwalen , spoken
rondwentelen – draaien rollen
rondwindende lijn - spiraal
rondzang – rei
rondzien – rondkijker
rondzwalken - rondzwerven
rondzwerven  dolen, dwalen
rondzwervend student of geestelijke in middeleeuwen  vagant
rondzwervend volk  nomaden, zigeuners
rondzwervende herders  nomaden
rondzwervende herders in Noord Rusland  Samojeden
rondzwervende zanger - bard
rondzwerver – zwalker
rong – lassteun, staaf, staander
ronkel - meikever
ronken – snorken, snurken
ronselaar – sjacheraar, werver
ronselen – rekruteren, werven
ronzebons  poppenkast, marionettenspel
rood (wapenkunde)  keel
rood bloedlichaampje  erytrociet, erytrocyt
rood edelgesteente – robijn
rood vocht uit een wond - bloed
rood wangenkleursel – rouge
rood wondvocht - bloed
rood worden – blozen
roodaarde - huisrood
roodachtig  ros, rossig
roodachtig metaal  bismut
roodachtige blauwe verfstof - lakmoes
roodachtige verfstof  taan
roodbaard  knorhaan, poon, roodborstje, zeehaan
roodblauwe verfstof  lakmoes
roodbruin  kastanje, ros
roodbruine limonade – grenadinegezwollen - branderig
rood
roodharige – rode, rooie
roodhuid  Indiaan
roodkelige zee duiker – lom
roodvonk – rodehand
roodwit worteltje - radijs
roof – diefstal, ontvoering, plundering, prooi, spoliatie, wondkorst
roofdier (carnivoor)  alligator, baribal, beer, bunzing, cheetah, civetkat, coyote, das, dingo, dolfijn, fennek, fret, genet, genetta, haai, hermelijn, hond, hyena, jaguar, jakhals, kaaiman, kat, koningstijger, kraagbeer, krokodil, leeuw, loewak, los, lynx, luipaard, leeuw, mangoeste, marter, nerts, otter, panter, poema, poolvos, rob, skunk, tijger, veelvraat, vos, walrus, wasbeer, wezel, wolf, ijsbeer, zeehond
roofdierenverblijf – hol, leger
roofdiertje – fret, hermelijn, wezel
roofgierig – roofziek
roofgierigheid – roofzucht
roofgoed – buit
roofkarper – alver
roofmeeuw – jager
roofpoot – klauw
rooftocht – raid, plundertocht, rooftocht
roofvis – baars, haai, meerval, snoek
roofvogel – arend, buizerd, condor, ekster, gier, havik, kieiendief, sperwer, uil, valk, wouw,
roofvogelnest - horst
roofziek - roofgierig
roofzuchtige papegaai - kea
rooi – regel, streep, richtlijn
rooien – delven, gissen, klaarspelen, ogsten, stelen, uitgraven
rooier – dief, stroper
rooimeester - erfscheider
rook – damp, hooistapelsmook, stoom, walm,
rook afgeven - dampen
rookartikel – pijp, shag, sigaar, sigaret, tabak,
rookgang – rookgat, rookkanaal, schoorsteen
rookgordijn – rookscherm
rookkamer - foyer
rookleider - kachelpijp
rookplaats - wieme
rooktabak – baai
rook uitblazen - dampen
rookzwart - roet
room - melkvet
roomboter - natuurboter
room en eiwitgerecht – mousse
roomgebak - roomtaart
roomgeel - ecru
roomkleurig - creme
roomklopper – garde, mixer
rooms – katholiek, romeins
roomsgezind - paaps
r.k. feestdag – allerzielen, pasen, pinksteren, kerst
r.k.geestelijke – abt, bisschop, deken, kapelaan, kardinaal, pastoor, paus, prefect, prior
roomtaart - roomgebak
roomvat - melktobbe
roos – doel, doelwit, middelpuntmiddenste, mikpunt
roosachtige heester  slee, sleedoorn
roosachtige plant  aardbei, agrimonie, braam, egelantier, framboos,leeuwenklauw, nagelkruid, pimpernel, roos, spirea, vijfvingerkruid, zilverschoon
roosbeen  elefantiasis
rooskleurig – rose, veelbelovend
roosnageltje  klinknageltje
roosten - flamberen
rooster – braadijzer, lesschema, lijst, raamwerk, rasterwerk, schema, tabel, tralie, werkschema
roosteren – braden, grilleren, schroeien
rooster of register – lijst, tabel
roosterpan - brochette
roosvormig sieraad  roset, rozet
rootplaats voor hennep - reute
ropaard  rolpaard, scheepsaffuit
ropen - uittrekken
ros – paard, rood, roodbruin, rossig,strijdpaard, viervoeter
rosacee –
4 geum, kers, kwee, peer, roos, rosa, slee
5 appel, bram, malus, morel, pruim, pyrus, rubus
6 aronia, elsbes, kerria, mispel, perzik, prumus, sorbus
7 aardbei, amandel, meelbes, radulae, spiraea
8 abrikoos, fragaria, framboos, ganzerik, meidoorn, mespilus,
sleedoorn, sorbaria
9 agrimonia, lijsterbes, pimpernelvuurdoorn
10 egelantier, nagelkruid
12 zilverschoon
rosachtig – rossig
ros als rijdier - rijpaard
rosarium  rozenkwekerij, rozenkrans, rozentuin
rosbaar – draagstoel
roskam – hekeling, paardenkam
rossen  afrossen, ranselen, roskammen
rossig – rosachtig
rot  afschuwelijk,bedorven, bende, naar, pervers, rij, slecht, troep, vermolmd, verrot, vervelend,
rotan  (palm)riet
rotanstok - rotting
rotan zonder schil  pitriet
rotatie  draaiing, omwenteling, wending,
rotatiepers - drukpers
roteren  draaien, ronddraaien, wentelen
rotgans – aalscholver
rotje – voetzoeker
rotor – anker, schoepenrad, schoepenwiel
rots – blankvoorn, kaap, klip, steen, steenklomp, steenmassa, steun, toeverlaat
rots aan de Rijn  Drachenfels, Lorelei
rots in zee  rif
rotsachtig  rotsig
rotsbank  rif
rotsbes  lavendelheide
rotsdal  canon, canyon, kloof
rotsduif - steenduif
rotseiland voor kust (Skand.)- scheer
rotsgruis – puin
rotsig – rotsachtig, stenig
rotsklooster  Athos
rotskruiper  muurloper
rotspunt  kaap
rotsspelonk - grot, hol
rotstraal  ellendeling, lamstraal, paardenziekte
rotstreek - luizenstreek
rotsvast  onwrikbaar, pal, stevig
rotsvesting  Gibraltar
rotswoestijn  hamada
rotszuil  monoliet, naald, obelisk
rotte – meekrap
rotte plek in fruit - stek
rotten  bederven, vergaan, verrotten, ontbinden
rottend dier  aas, kreng
rottend lijk  kreng
Rotterdamse Tramweg Mij.  R.T.M.
rottig – bedorven,
rotting  badine, bederf, ontbinding, rotan, stok
rottingolie  rotanolie, (stok)slaag
rotvis  kwabaal, puitaal,
rotzak  beroerling, smeerlap
rotzooi  bende, keet, prullerij, puinhoop, reut, rommel, shit, troep, uitschot, wanorde, zooi, zwijn(d)erij
rouge – smink
roulatie – circulatie, omloop
roulette - gokspel, hazardspel, kansspel, waagspel
route  koers, reisweg, richting, weg, vaarweg
routine  bedrevenheid, ervarenheid, ervaring, sleur, vaardigheid, vlugheid
rouw  droefheid, ruw, smart, treurigheid, treurnis, verdriet
rouwband  pleureuse
rouwbeklag  condoleance, p.c.
rouwdienst - uitvaart
rouwen - treuren
rouwfloers  krip, sluier
rouwig  bedroefd, treurig
rouwkleur  geel, lichtbruin, violet, wit, zwart
rouwmis  requiem
rouwsluier  floers, krip, lamfer
roven  dieven, gappen, jatten, kapen, ontnemen, pikken, ontvreemden, plunderen, rampassen, schuimen, stelen, weghalen
rover  bandiet, dief, gapper, inbreker, jatter, kaper, ladelichter, misdadiger, ontvoerder, overvaller, pikker, piraat, plunderaar, schavuit, schurk, steler
roverij – diefstal, marode
royaal – goedgeefs, gul, kwistig, liberaal,mild, onbekrompen, rijkelijk, ruim(schoots), vorstelijk, vrijgevig, weldadig
royalisme  koningsgezindheid
royalist  camelot, koningsgezinde
royalistisch  koningsgezind
royalty  aandeel
royement  schrapping
royeren  doorhalen, schrappen
roze – bleekrood, lichtrood
roze gloed op gezicht - blos
rozelaar – egelantier, rozenboom , rozenstruik,
rozenboktor - muskusbok
rozenboom – rozelaar
rozelaurier  oleander
rozenkrans  bidsnoer, paternoster, rosarium
rozenstruik - rozelaar
rozentuin  rosarium
rozet – haarkrans, kokarde,sierknoop
rozijnenbrood - kramiek
rubber  balata, elastiek, gummi, guttaperchalatex, para
rubberboom  hevea, (Ind.) karet
rubberdraad  lastex
rubbersoort  balata, para
rubidium  Rb
rubriek  afdeling, categorie, groep, klasse, titel,
ruchtbaar – bekend, wereldkundig
ruchtbaar worden - uitlekken
ruchtbaarheid  bekendheid, openbaarheid
ruchtig - rumoerig
ruditeit  lompheid, onbeschaafdheid, ruwheid
rug  rik
rugdeel van een paard – kruis
ruggelen – twijfelen, weifelen
ruggelings  achterover, achterstevoren, achteruit
ruggengraat  fut, karakter, pit, spina, wervelkolom
ruggengraatsverkromming  kyfose, lordose, scoliose
ruggenmergaandoening  myelitis
ruggenmergstering  tabes
ruggensteun – hulp, onderstand
rugkorf  hot, kamis, korf, mars
rugmand  korf
rugstuk – lende
rugt - onkruid
rugwaarts  achteruit, retro, terug
rugwaarts gedicht  kreeftdicht
rugwand  achterwand
rugzak – pukkel, ransel
rugzijde  achterkant, dorso
rugzijde van penning  revers
rui  (haar)uitval, tooiverlies, verlies
ruien  verharen, vervellen, ververen
ruif  rasteel, ruifel, voederrek
ruif voor hooi - hooibak
ruif voor paarden - rasteel
ruifel  ruif
ruig  behaard, begroeid, borstelig, harig, oneffen, ruw, stekrlig, woest
ruig behaard - harig
ruig bont – astrakan
ruige rand  braam
ruigharige hond - terrier
ruigschaaf – roffelschaaf
ruiken – geuren, rieken
ruiker – bloembos, bloemstuk, bloemtuil, boeket, bosje, tuil
ruil  chance, transactie, verruiling, verwisseling, wissel
ruilen - wisselen
ruilmiddel  geld
ruim  breed, dik, groot, groots, kolossaal, lobbig, mild, omvangrijk, overvloedig, rijkelijk, royaal, weids, wijd
ruim bedeeld - rijk
ruim dames kleed – sak
ruim en groot – breed
ruim en gul - mild
ruim en vrolijk  riant
ruim genomen – globaal
ruim sop – zeewater
ruim van omvang - groot
ruim vertrek  hal, lokaal, zaal
ruim voorhanden - overvloedig
ruim voorzien – gesorteerd
ruimdenkend – liberaal
ruime mantel - cape
ruime plek – plein
ruime voorzaal - hal
ruimtelijk  overvloedig, rijkelijk, veel
ruimen – ledigen, leegmaken, schoonmaken
ruimer – nachtwerker
ruimhartig - royaal
ruimschoots  mild, overvloedig, rijkelijk, royaal
ruimte  afstand, armslag, bestek, gebied, heelal, inhoud, lokaal, marge, omvang, plaats, spatie, speling, vertrek, wijdte
ruimte binnen de sluisdeuren  kolk
ruimte in bebouwde kom  park, plein
ruimte in een woning - kamer
ruimte in muur  holte, nis
ruimte in Romeins huis  atrium
ruimte in schip - ruim
ruimte in trappenhuis  portaal
ruimte naast de letters  marge
ruimte op bovengang  portaal
ruimte tussen de letters  spatie
ruimte tussen de letters openlaten - spatiëren
ruimte tussen huis en straat  bordes,stoep
ruimte tussen twee plaatsen  afstand
ruimte tussen twee planken  kier, reet, spleet
ruimte voor de straatdeur  portiek
ruimte voor onderzoek  laboratorium, lab.
ruimte voor vee – kraal, stal, weide
ruimtegebrek  plaatsgebrek
ruimtelijk – driedimensionaal, stereo
ruimtelijk klinkend - stereo
ruimtelijke weergave - stereo
ruimtemeter  stàre
ruimtemodel – stereogram
ruimteschip – raket, ruimteveer
ruimtevaarder  (astronaut) kosmonaut, Carpenter, Gagarin, Glenn, Nicolajev, Popovitsj, Schirra, Shephard, Titov, Mc.Divitt, White
ruimtevaart – astronautiek
ruimteveer - shuttle
ruimtevrees  agorafobie
ruin  hengst, paard
ruïne  ondergang, verderf, verwoesting
ruïne  puin, puinhoop, bouwval
ruinen – castreren
ruineren - bederven
ruïneus  fataal, nadelig, verderfelijk
ruis  rietvoorn
ruisen  ritselen, suizen, zoemen, zoeven, zwatelen
ruispijp  rietfluit, schalmei
ruit – glas, raam, rombus, venster
ruiter – cavalerist, dragonder, hooirek, meikever, paardrijder, ridder, rijdèr, ulaan
ruiter met lans  lansier
ruiter op wacht  vedette
ruiterafdeling  eskadron
ruiterbende  kornet
ruiterfeest - concours, jumping
ruitergevecht  joeste, ruiterij, toernooi
ruiterij  cavalerie, spahi
ruiterkleding - rijbroek
ruiterlaars  stevel
ruiterlansier  ulaan
ruiterlijk  eerlijk, onomwonden, openhartig, oprecht, ronduit, sportief
ruiteroptocht  cavalcade
ruiterpet - cap
ruitersabel  pallas, sarras
ruitersoldaat  huzaar, kurassier, ulaan
ruitersport – paardensport
ruitertje - meikevertje
ruitertrom – pauk
ruitervest - rijbuis
ruiterwacht – vedette
ruiterzitting - zadel
ruitvormig  rhomboïdaal, romboïdaal
ruitvormig mineraal  spaat
ruitwagen  gebbe
ruizig – bronstig, lastig, moeilijk, tochtig
ruk  haal, schok, stoot, trek, windvlaag
rukken  trekken
rukvlaag  rukwind
rul  meikever
rul  hobbelig, los, mul, pulverig
rum met heet water  grog
rumboon  chocoladeboon, suikerboon
rumineren  herkauwen
rumoer – alarm, drukte, gejoel, geraas, getier, herrie, kabaal, lawaai, leven, ophef, opschudding, poeha, stampei, tumult
rumoerig  druk, lawaaierig, levendig, luidruchtig, onstuimig, roerig, wanordelijk, wild, woelig
rumoermaker – levenmaker
rumoer om niets – drukte, poeha
run – bestorming, eek, looistof, ren, spurt, stormloop, toeloop
rund  bizon, buffel, domoor, ezel, herkauwer, karbouw, koe, os, pink, schaap, stier, vaars, wisent
runderbiefstuk - entrecote
runderen – vee
rundervet - ongel
rundervlieg  daas, horzel,
runderziekte  kalfziekte, likzucht, miltvuur, tongblaar, trommelzucht, tuberculose, veepest
rund met vetbult - zeeboe
rundvee – hoornvee
rund voor de slacht - mestkoe
rune – hiëroglief
runnen – exploiteren, rennen, stremmen,
runner  dekknecht, gastenlokker, zeeman, varensgast
runsel  leb, stremsel
rups  masker, rijp, vlinderlarve
rupsband  (voertuigen) chenille, rupsketting
rupsendoder  graafwesp, koekoek, sluipwesp
rupseneter  koekoek
rupsketting  rupsband
rupsvormige fluweelzijde  chenille
ruptuur  breking, breuk, onenigheid, onmin, vredebreuk,
ruraal  landelijk
Rus  Kozak, Tartaar
rus – agent, bloembles, kozak, plag, politieagent, rechercheur, speurder, stille, veldbies, zode
rush  stormloop
Rusland  U.S.S.R., SovjetUnie
Russisch boerenarbeider - moejik
Russisch gebergte  Kaukasus, Oeral
Russisch, geheime politie  Gepoe
Russisch gewicht  pud
Russisch grootvorst - Iwan, Peter
Russisch heerser  tsaar
Russisch keizerlijk bevelschrift - oekase, ukase
Russisch koningshuis  Romanov
Russisch monnik - starets
Russisch muziekinstrument  balalaika, balaleika
Russisch paleis - kremlin
Russisch parlement  doema
Russisch rijtuig  droschke, kibitka, kibitke
Russisch rijtuig met drie paarden - trojka
Russisch schiereiland  Kola
Russisch snaarinstrument  balalaika
Russisch staatsman  Lenin, Stalin
Russisch theeketeltje  samovar, samowar
Russisch tokkelinstrument - balalaika
Russisch voertuig  telega, trojka
Russisch vorst  Iwan
Russisch wagenvoerder - jamstsjik
Russische afstandsmaat  werst
Russische boer  moejik
Russische boerenwoning  isba
Russische brandewijn  wodka
Russische communist  bolsjewiek
Russische componist  Borodien, Balakirew, Cui, Glazoenow, Moussorgsky, Prokowjew, Rachmaninov, Sjostakowitsch, Tsjaikowsky
Russische dans – gopak
Russische distel - loogkruid
Russische dorpsgemeenschap  mir
Russische drank - koemis, kwast, samogon, wodka
Russische grasvlakte  steppe, toendra
Russische grensrivier  Oeral
Russische grootgrondbezitter  bojaar
Russische grootvorst  Iwan, Peter
Russische herenboer  koelak
Russische jenever  vodka, wodka
Russische jongensnaam  Alexander, Anatoli, Fjodor, Nikolai, Oleg, Sergej, Valeri, Vladimir, Viktor, Wassilei
Russische keizerstitel  tsaar
Russische kinderjuffrouw – njanja
Russische kunstmaan - spoetnik
Russische meisjesnaam  Alevtina, Anna, Galinka, Katja, Lasma, Olga, Tamara
Russische mijl  werst
Russische munt  kopeke, roebel,
Russische naam voor een bodem - podzol, tsjernozom
Russische plaats  zie: plaats in de SovjetUnie
Russische priester - pope
Russische rivier –
2 Aa, Ob
3 Don, Ema, lli, Ket, Oka, Tas
4 aleg, alma, Bija, Boeg, Duna, Emba, llek, Jana, Kama, Kara,
Lena, Msta, Newa, Oefa, Rion, Swir, Waga
5 Amoer, Desna, Dwina, Irgis, Koera, Kolwa, Lowat, Mezen,
Oeral, Oessa, Oezen, Onega, Soera, Soswa, Terek,Tobol,
Tsjoe, Witim, Wolga
6 Alazan, Angara, Amedyr, Dnjepr, Dnestr, Ingoed, Irtysj,
Katoen, Keltma, Kolekma, Olenek, Pinega, Pripet, Samara,
Knoper, Koeban, Kolyma, Mologa, Moskwa, Njemen,
Olekma, Olenek, Pinega, Pripet, Samara, Sjilka, Wasjka,
Wilija, Wjatka
7 Bjelaja, Daugawa, Dojets, Kljazma, Manytsj, Sary-soe,
Selenga, Selenga, Tolloma, Twartsa, Wisjera
8 Berezina, Jenissei, Khatanga, Petsjora, Pjastina, Sjisjkit,
Soekhowa, Syr-darja,Tsjekswa, Welikaja, Wetloega
9 Amoe-darja,Indigirka, Wytsjegda
10 Boegtarma, Toegoenska
11 Tsjoesowaja
Russische ruiter  kozak
Russische schrijver  Dostojewsky,Gogol, Gorki, Pasternak, Tolstoi, Toergenew, Tsjechof
Russische staatsman  Lenin, Stalin
Russische stad  Orel, Moskou
Russische steppe  toendra
Russische stormwind – boeran
Russische volksdans - trepak
Russische volksvertegenwoordiging voor de revolutie  Doema
Russische vorstennaam  Alexei, Alexander, Boris, Iwan, Peter, Nicolaas
Russische zandwoestijn  koem
Russische zelfstandige boer in het oude Rusland  koelak
Russische zweep  knoet
rust  gemak, kalmte, ontspanning, pauze, slaap, stilstand, stilte, vrijaf, vrede
rust in een vers  caesuur, cesuur
rustbank  canapé, divan, sofa, ottomane, slaapbank
rustdag  sabbat, zondag
rusteloos – druk, gejaagd, ongeduldig, ongedurig, roerig
rusteloze – woelwater
rusten – pauzeren, relaxen, roesten, uitblazen
rustend  emeritus, em, b.d. latent
rustend predikant  emeritus, em.
rust en kalmte – geduld, gemak
rusten op – leunen, steunen, stoelen
rusten op bed – slapen
rust en vrede - stilte
rusticiteit  boersheid, onbeschaafdheid
rustiek  boers, landelijk, onbeschaafd, ruw
rustig (muz.)  comodo, sostenuto
rustig  bedaard, geduldig, gerust, gezapig, kalm, koest, lakoniek, mak, ontspannen, placide, stil, tam, vredig, vreedzaam
rustig doorgaand – gestadig
rustig en tevreden – vreedzaam, vredig
rustig eten – tafelen
rustig iemand – stille
rustig rondlopen - darren
rustig wandelen  flaneren, kuieren, slenteren
rustige draf - looppas
rusting  harnas; overloop
rustoord (bijbel)  Elim
rustplaats  bed, divan, ledikant, leger, retraite, slaapbank, sponde
rustplaats voor vogels  roest, stok
rustpoos – pauze, reces, vacantie
rustpunt in psalm  sela (h)
rustpunt na dagmars  etappe
rusteken (muz.)  fermate, pauze, sela
rusttijd  nacht, pauze, vakantie
rust tussen de bedrijven - pauze
rustverstoorder  klepper,onruststoker, ratel, spelbreker
rut  blut, platzak
Ruthenium - Ru
ruw – bars, botweg, bruut, cru, grof, hardhandig, harig, lomp, onbewerkt, oneffen, ongezuiverd, ongezouten, ruig, rauw, woest, wreed
ruw behaard  ruig
ruw blok  bonk, klomp
ruw en driest – wild
ruw en hobbelig – oneven, ongelijk
ruw en mat - stroef
ruw en ongebleekt  ecru
ruw en ongebleekt linnen  canvas
ruw en uitgelaten – baldadig
ruw hard - ongenadig
ruw mens – barbaar, bruut, lomperd, woesteling
ruw Noors hout – ellen
ruw slepen - sleuren
ruw stuk  bonk, brok, knoest
ruw vruchtomhulsel – bolster
ruw wild mens - woesteling
ruwaan  rouwdouw
ruwaard  landvoogd
ruwbast  lomperd
ruwbladige plant  heliotroop, longkruid, vergeet-mij-niet
ruwe aanraking  botsing, por, stomp, stoot
ruwe aantekening – krabbel
ruwe berekening – raming
ruwe brokken – gruis
ruwe kerel - lomperd
ruwe opium (Mal.) – amfioen
ruwe rockmuziek - punk
ruwe steen massa  rots
ruwe stof  frotté
ruwe vent - rabauw
ruwharig – ruig
ruwharige herdershond - bouvier
ruwheid  hardhandigheid, hardvochtigheid, hobbeligheid, hommeles, oneffenheid, onenigheid, ongevoeligheid, stroefheid
ruwig – oneffen
ruw leder – suede
ruwweg – globaal, onnauwkeurig
ruzie – amok, bonje, conflict, gekijf, geschil, heibel, herrie, kijf, krakeel, kwestie, mot, onenigheid, onmin, onvrede, (Ind.) perkara, strijd, tweedracht, twist, vete
ruzie maken – bekvechten, kiften, kijven, twisten, vechten,
ruzie  (pop.) mot
ruzie makend  twistend, kijvend
ruziemaker  stoker, vechtjas
ruziezoeker  kwerulant

S

sa  komaan, welaan
saai  dor, droog, duf, eentonig, lijzig, maf, ongezellig, sloom, smakeloos, taai, traag, vervelend
saai  kamelot, serge
saaien – garnalennet
saaiheid - dufheid
saai mens  droogpruim, droogstoppel
saam – bijeen, getweeen, onderling
saamgeknepen hand - vuist
saamhelmig - synanthee
saamhorig – eendrachtig, eensgezind, solidair, verbonden
saamhorigheidsgevoel - solidariteit
Saarlandse plaats  Saarbrücken, Saarlouis
sabaeisme  sterrendienst
sabbat  zaterdag
sabbatsvierder - sabbattariër
sabbelen  likken, zuigen
sabberaar - koevoet
sabberen - babbelen, kladden, kletsen, knoeien
sabel - bazelaar, degen, rapier, sarras, zwart
sabel, deel van een - gevest, kling
sabelantilope - spiesbok
sabelbek - kluut
sabelbont  zibeline
sabeldolfljn  orca, orka, zwaardwalvis
sabelen – hakken, houwen, slaan
sabelkoker – sche(d)e
sabelkwast  dragon, troetel, trottel
sabelschermen – sabreren
sabotage – terreurdaad
saboteur – vernieler, tegenwerker
sabreur - vechtjas
saccharomyceet - (bier)gist
saccharose - sucrose
sacerdotaal  priesterlijk
Sachalin, berg in - Nevelsk
sacherijn  ellende, narigheid,neetoor, verdriet
sacherijnig – boos, kwaad, zeurderig
sachet – reukzakje
sacoche - zadeltas
sacraal  gewijd, heilig
sacrament  avondmaal, biecht, doop(sel), eucharisti, huwelijk, oliesel, priesterschap, vormsel
sacrament aan het altaar, heilig - eucharistie
sacramentariër - Gnapheus, Hoen, Smit
sacramentsprocesie - bronk
sacreren  heiligen, wijden, zalven
sacrificeren - offeren
sacrificie  (mis)offer, opoffering
sacrilege  heiligschennis
sacristie  kerkekamer
sacristiemeester  koster
sacrosanct  heilig, onschendbaar
sadisme – kwellust, kwelzucht, wreedheid
sadist  kweller, onmens, wreedaard
sadistisch - wreed
sado – ossenkar, rijtuig
Sadrag - Hananja
safari  karavaanstocht, jachtexpeditie
safe – behouden, beschermd, betrouwbaar, brandkast, deposit, kluis, veilig, zeker
safe of brandkast – kluis
saffel - slap
saffiaan - geitenleer, marokijn
saffiaantje – sigaar, sigaret
saffie – sigaret
saffier – hemelsblauw
saffraan - oranjegeel
saffraan,valse - saffloer
saffraanachtig - saffranig
saffraankleurig – geel
saga-verteller - sagnamadr
sage  legende, mythe, overlevering, verhaal
sage - Faust, Gudrun, Nibelungen
sagenboek  edda
sagenverzameling  edda
saggerijnig  boos, lastig, zeurderig
saginamos - vetmur
saginiet - crispiet
sagitta - zeepijl
Sagittarius  (Boog)schutter
sago  bindmeel, palm(merg)meel
sagoientje  zijdeaapje
Sahara, bergmassief in de - Air, Ajjir
Sahara, deel van de - Adzar, Borma, Borkoe
Saint-Lucia, hoofdstad van - Castries
Saint-Vincent, hoofdstad van - Kingstown
saillant  vooruitspringend, vooruitstekend
saillie  boutade, uitval
Saipan, hoofdstad van – Garapan
sajet – breigaren, stopgaren, stopwol
sajetgaren - b(o)rat, brat, stopwol
sakkeren - foeteren, vloeken
Saksen, hertog(in) of koning(in) van -
4 Anna, Luis, Otto
5 Anton, Boris, Bruno, Frans, Johan, Karel, Maria, Petro
6 August, Carlos, Edward, Eilia, Ernest, George, Herman,
Magnus, Manuel, Orduif, Simeon, Willem
7 Charles, Gebhard, Hendrik, Leopold, Liudolf, Maurits
8 Albrecht, Augustus, Bernhard, Frederik, Gertrude, Mathilde
9 Ferdinant, Lotharius, Swanhilde, Wulfhilde
10 Christiaan
11 Maximiliaan
Saksische boerenhoeve  loshoes
Saksische leider - Aelle
Saksische weide of dorpsplein - anger, Brink
salade  latuw, sla, slaatje
salamander - axolotl, olm, sirenida, urodela, vuurgeest
salamanderwol - amiant
salanganen - collocalia
salariëren  bezoldigen
salaris  bezoldiging, gage, honorarium, loon, soldij, traktement, verdienste,wedde, werkloon
salarislijst – loonlijst
salaris of gage – loon
salaris of loon - inkomen
salarisvermeerdering - opslag, loonsverhoging
salat, hij die de-aankondigt - moeezzin
salat, houding bij de - raka, sudjud
saldo – kastegoed, overschot, rest(bedrag), resultaat, uitkomst
salet - ontvangkamer, onrvangst, salon
saletje - zijkamer
saletjonker  dandy, fat, lion, modejonker
salicacee - abeel, espe, populier, salix, teenhout, wilg, witblad, witboom
salicoside - salicin
Salicylalcohol - saligenine, saligenol
salie - salvia
salie, Jeruzalemse - kaarskruid
salie, wilde - hennepnetel
salificatie – zoutvorming
saline - zoutmijn
salivatie - ptyalisme, polysiatie, speekselvloed
salmi - wildragout
salmiakpastille  dropje
salomonslelie - lelienarcis
salomonszegel - dalkruid, mot, polygonatum
salon  ontvangkamer, pronkkamer, salet, zaal
salonheld – lion
salonheldin - lione
salonkastje  bonheur
saloon - dranklokaal
salpen - thaliacee
salpeter - kaliumnitraat
salpeterbloemen - muursalpeter, muurzout
salpeterigzuur zout - nitriet
salpetervorming - nitrificatie
salpeterzout - nitraat
saltimbanque  kunstenmaker
salto – buiteling, duikeling, sprong
salto mortale  dodensprong
salubriteit  gezondheidstoestand
salueren  begroeten, groeten
salus  S., heil, welzijn
salutatie  begroeting
saluut  begroetinggegroet, groet, heil, vaarwel
salva (salvo)  behoudens,voorbehouden
Salvador, munt in El - solon
Salvation Army  S.A., Heilsleger
salve - gegroet, heil
salvia - salie
salvinia - vlotvaren
Salzburg, bergland in - Salzkammergut
Salzburg, rivier in – Enns, Mur, Salzach
samaar – tabbaard, vrouwenkleed
samarium - Sa, Sm.
sambar - rusa
sambucus - vlier
sameet - flueel
samen – aaneen, allebei, beide, beidjes, bijeen, gezamenlijk, ineen, onderling, tegader, tegelijk, tezamen,vereend,
samenbinden – hechten, koppelen
samenbrengen – bijeenroepen, verenen, verenigen
samenbundelen  concentreren
samenbundeling  concentratie
samendoen - bijeenvoegen, samensmelten, verenigen
samendrommen - scholen
samendrukbaar  compressibel
samendrukken – knijpen, persen
samendrukking – compressie
samengaan van bedrijven - fuseren
samengaand - inhaerent
samengaren  opzamelen
samengebonden bundel rijzen  gard, roe, roede
samengebonden graanhalmen – garf, garven
samengeknepen bal  prop
samengeknepen hand  vuist
samengepakt - compact
samengeperst  dichtgeklonken
samengesmolten afval  slak
samengesteld  complex,gecompliceerd, geleed, gestructureerd, ingewikkeld, meervoudig, synthetisch
samengesteldbloemige plant  aardwortel, afrikaan, alant, alsem, andijvie, artisjok, aster, zulte, bertram, chrysant, cichorei, composieten, dahlia, distel, edelweiss, ganzebloem, havikskruid, kamille, klis, knoopkruid, korenbloem, kruiskruid, madeliefje, okersouw, paardebloem, roerkruid, schorseneer, sla, wormkruid, zinnia, zonnebloem
samengestelde ether  ester
samengesteldheid  ingewikkeldheid, veelledigheid
samengetrokken bijwoord - eel,weer
samengevat – beknopt, kort, summier
samengewarde massa  klit
samengroeisel  concrement
samenhang - cohesie, context, continuiteit, draad, structuur, verband
samenhang verliezen  losgaan
samenhangend  adherent, coherent, consistent, dichtheid, solide, verwant
samenhangend geheel  eenheid
samenhangend stuk gras  zode, pol
samenklank – akkord, harmonie
samenkleven  agglutineren
samenkleving  agglutinatie
samenklinken  nieten
samenklontering  agglutinatie, conglomeraat, koek
samenklontering van steden  agglomeratie,conurbatie
samenkomen - ontmoeten
samenkomst  conferentie, congres, meeting, toeloop, vergadering
samenleving  communiteit, convent, dorp, gemeenschap, konvent, maatschappij
samenleving (biol.)  symbiose
samen lezen  bijeen zamelen
samenloop  ineenlopen, parallellisme
samenlopen – stromen
samenmengen – vermengen
samen met - benevens
samenpakking  agglomeraat, opeenhoping, verdichting
samenpersen  comprimeren
samenpersing  compressie
samenraapsel  allegaartje, divers, mengelmoes, mengsel, mixture, ratjetoe, troep, varia, zooitje
samenroepen - alarmeren
samenscholen - groeperen
samensmelten van metalen  legeren
samensmelting  fusie, holding, legeringtrust
samenspannen – heulen, samenzweren
samenspanning  combine, complot, komplot
samenspel  ensemble, harmonie
samenspelen - combineren
samenspraak  conversatie, dialoog, discussie
samenstel – stelsel, systeem
samenstel van balken - gebint
samenstel van afvoerbuizen – riolering
samenstel van delen – gestel
samenstel van getakte horens - gewei
samenstellen – assembleren, bouwen, componeren, construeren consulteren, formeren, maken, monteren, verbinden, vervaardigen, vormen,
samenstellend deel  component, element
samenstellende factoren - elementen
samensteller van een kabinet  formateur
samensteller van een muziekstuk - componist
samensteller van het kortschrift - Groote, Pont
samenstelling - compositie, compositum, constructie, formatie, structuur
samenstelling van gelijksoortige maatschappijen  trust
samenstemmen  harmoniëren
samenstemming  harmonie
samenhechten - verenigen
samenhopen - opstapelen
samenklank - harmonie
samenkleving - agglutinatie
samenklinken - harmoniëren
samenklontering - conglomeraat
samenkomen - vergaderen
samenkomst - convent, vergadering
samenkomst (van gelieven) - rendez-vous
samenkomst (van staatslieden) - conferentie, congres
samenlading - groupage
samenleving - commune, communiteit, dorp, gemeenschap, maatschappij
samenloop - concurnus
samenloop van omstandigheden - coïncidentie
samenlopen - klonteren, stollen, stremmen,
samenpakking - agglomeraat
samenpersen - comprimeren
samenroepen - convoceren
samenroeping - convocatie
samenscholing - oploop
samensmelten - alliëren
samenspanning - complot
samenspel - ensemble
samenspraak - colloquium, dialoog
samenspreking - bespreking, gesprek, overleg
samenstel - stelsel, systeem
samenstel van accu’s – accumulatoren, batterij
samenstel van lijnen - liniatuur
samentelling  optelling
samentrekken van stof - krimpen
samentrekkend middel  aluin
samentrekking  concentratie, conjunctie, contractie, kramp, stuip
samentrekking van edel – eel
samentrekking van spieren – kramp, stuip
samentrekking van twee stoften  osram
samenvallen – coïncideren,overlappen
samenvatting  excerpt, overzicht, recapitulatie, resumé, som
samenvattingsteken  accolade
samenvloeien – integreren
samenvoegen – aanhechten, combineren, koppelen, lieren, verbinden,verenigen
samenvoeging – agglomeratie, combinatie, hereniging, naad, vereniging
samenvoeging van te en den  ten
samenwerken – medewerken
samenwerken van renners - combine
samenwerking  coöperatie,eendracht
samenzijn - vergaderen
samenzwering  combine, complot, komplot
sammelaar  leuteraar, talmer, teut
sanatorium  herstellingsoord
sanctie  bekrachtiging, dwang(middel), goedkeuring
sanctificatie  heiliging, heiligspreking
sanctioneren  goedkeuren, bekrachtigen
sanctuarium  heiligdom
sanctus  s., heilig(e)
saneren  zuiveren, ordenen
sanering  ordening, zuivering, gezondmaking
sandaal - opank
sandaal met hak - sandalet
sandaal met touwzool – spadrille
sandwich – boterham, tosti
Sandwich-eilanden - Hawaii
saneren - gezondmaken, ordenen, zuiveren
sanering - gezondmaking, herstel, opruiming, ordening, zuivering
sanforiseren - stuiken
sangen - paars
Sangihe-eilanden, een der - Sangihe, Siaoe, Tagoelandan
sanguinisch  driftig, volbloedig, vurig
sanguinivoor - hematofaag
sanikel  breukkruid
sanitaire inrichting  bad(kamer), bidet, douchecel, lavet, wastafel, W.C.
sanitas  gezondheid
San Sebastian - Izurum
Sansevieria - slangentong, zwaardtong
Sans gêne – ongedwongen, vrij
Sanskrit, kenner van het - Sanskritist
Sanskrit, met het,verwante taal - Zends
sant - heilige, sint, st.
Santa Catarina, hoofdstad van - Florianopolis
Santalacee - bergvlas, thessium
santé  gezondheid, heil, proost, skol
santjes - proost
santin  heilige
Säntis-gebergte, top in het - Altmann, Girenspitz, Ohrlikopf, Säntis
SaoediArabie, hoofdstad van - Riaad
SaoediArabie, provincie van - Asir
SaoediArabische munt - girsh, riyal
SaoediArabische stad - Damman, Djidda, Mekka
Saône-et-Loire, hoofdstad van het departement - Macon
sap  levensvocht, nat, saus, vocht, vruchtennat
sapanhout - verfhout
sapgroenboom - wegedoorn
saphout - lijsterbes
sap in het lichaam – lymfe
sap laten vloeien - tappen
saploos – uitgedroogd, voos
sapmachine - pers
sapodilla - sawoe
saponiet  zeepsteen
sapotacee die gutta-percha levert - payena
sapotilboom - Sawo(e)
sappe – loopgraaf
sappelaar - zwoeger
sappelen  ploeteren, zwoegen
sappe(r)degroentje - herfstbergamot
sapperen - ondergraven, ondermijnen
sappig  mals, smeuïg, welig
sappig en zacht - mals
sappige vrucht  ananas, bes, citroen, druif, kers, mandarijn, meloen, peer, perzik, pruim, sinaasappel, tomaat
sappige zomerpeer  jut
saprijk  succulent
saprogeel - gyttia
sar  kwelgeest, kweller, pestkop, plaaggeest, plager
Saraceen - Moor
Saraceenskruid - helmbloem, pijpbloem
sarcasme – cynisme, spot
sarcastisch - cynisch
sardien - pelser, pilchard
sardientje - sprot
Sardinië, rivier op - Tirso
Sardiniër - Sard
sardis  bloedsteen, carneool
sardonisch  boosaardig, duivels, grijnzend, satanisch, spottend
sardijn - sprot
sarepta - Sarfath
Sargossa-zee - Krooszee, Wierzee
Sarong, deel van een – badan
sar of kwelgeest - treiter
sarras  (ruiter)sabel
sarren – dwarszitten, jennen, kwellen, narren, negeren, pesten, plagen, prikkelen, tanen, tarten, tergen, treiteren, uitdagen
sarrend – plaagziek, tergend, uitdagend
sarrig - plaagziek, trgend
sarring - gesar, terging
sas  pret, schik, schutsluissluis, sluiskolk, spui, verlaat
sasmeester – sluiswachter
sassen – plassen, schutten
sassenier – sluiswachter
sasser - sluiswachter
Sarkatchewan, hoofdstad van - Regina
satan  Belial, demo(o)n, droes, duivel, Lucifer, (n)ikker, verleider, verzoeker
satanisch - demonisch, diabolisch, duivels, hels, sardonisch
satans - demonisch, duivels, vervloekt, verwenst,
satelliet  begeleider, bijplaneet, handlanger, kunstmaan, maan, trawant, wachter
satelliet van de aarde - maan
satelliet van Mars - Deimos, Phobos,
satelliet van Saturnus - Dione, Enceladus, Hyperion, Japetus, Minas, Phoebe, Rhea, Tathys, Titan
sater  atyr,bosgod, faun, halfgod
satijn  glanszijde, atlas
satijnachtige stof – satinet
satinella – voeringstof
satineren – gladmaken, glanzen
satinet - satijnweefsel
satirdrama - Cycloop, Ichneutai
satire  hekeldicht, hekeling, schimpdicht, spotdicht
satirisch - hekelig, spottend
satirisch artikeltje - speldeprik
satiricus  hekeldichter
satiriek  hekelend, spotachtig
satisfactie  genoegdoening, voldoening
sattig – dampig, heiig
satraap  ban, heerser, landvoogd, podesta, stadhouder,
saturatie  verzadiging
saucijs  braadworst
Sauerland, rivier in - Lenne
saufconduit  vrijgeleidebrief
saumon - zalmkleurig
sauna – badhuis, heteluchtbad, stoombad
saus  jus, sap, vla, roux, vleesnat
sauslook  sjalot
sautoir  ketting, St. Andrieskruis
sauvegarde  vrijgeleide
sauveren  behouden, redden
savanne - grasvlakte
savant  geleerd
savante – blauwkous, pronkwijf
savoir-vivre - levenskunst
savonet  zeepbal
Savoye, hoofdstad van - Chambéry
Savoye, lid van het huis –
4 Bona, Otto
5 Eugen, Frans, Karel, Maria
6 Aimone, Bianca, Filips, Thomas, Victor
7 Amadeus, Emanuel, Humbert, Jolanda, Lodewijk, Mafalda,
Umberto
8 Adalbert, Emmanuel, Eugenius, Filibert, Giovanna, Isabella
9 Clothilde, Ferdinant, Francesca, Pgilibert
10 Margaretha
Sawa - rijstveld
Sawoboon - breiappel, sapodilla
saxofoon  sax
sax-hoorn - bugel
saxifragacee - aalbes, astilbe, deutzia, goudveil, jasmijn, klapbes, kruisbes, moederplant, parnassia, ribes, tellima
saxofoon, uitvinder van de - Sax
scabiës  schurft
scabreus - gewaagd, obsceen, onwelvoeglijk, schuin, welvoeglijk
scafander  duikerpak, reddinggordel, zwemgordel
scala  gamma, rangorde, reeks, toonladder
scalp – hoofdhuid
scalpel - ontleedmes
Scandinaviër  Deen, Lap, Noor, Ijslander, Zweed
Scandinavische dichter  Skald
Scandinavische hoofdstad - Helsinki, Kopenhagen, Oslo, Stockholm
Scandinavische jongensnaam - Brengt, Haakon, Lars, Lennart, Olaf, Olie, Sven
Scandinavische munt  kroon, kr, öre
Scandinavische taal  Deens, Fins, IJslands, Noors, Zweeds,
scandium – sc
scannen – aftasten, afzoeken
scanner - aftaster
Scaramouche - hansworst
scarlatina – roodvonk
scenario – draaiboek, speelboek
scenarioschrijver - scenarist
scène  ruzie, toneel, voorval
scepsis  scepticisme, twijfel(zucht)
scepter - heerschappij, koningsstaf, oppergezag, rijksstaf
scepticisme - skepsis
scepticus – ywijfelaareel, strop
scha – nad
schaaf – rasp, roffel
schaafafval - schaafsel
schaafbank - vlakbank
schaafkrullen - schavelingen
schaafmes van leerlooiers – slichtmes
schaafsel van hout - krul
schaafwond - abrasie, krab, ontvelling, schram
schaakfiguur - dame, kasteel, koning(in), loper, paard, pion, raadsheer, toren
schaakgrootmeester  Aljechin, Botwinnik, Donner, Euwe, Fischer, Flohr, Hort, Ivkov, Kéres, Korchnoi, Larsen, Lasker, Najdorf, Pachman, Petrosian, Postisch, Reshevsky, Reti, Smislow, Spasski, Tal
schaakhandelIng  slaan, zetten, rocheren
schaak spelen - schaken
schaakstuk  dame, kasteel, koning(in), loper, paard, pion, raadsheer, toren
schaakterm  gambiet, mat, offer, pat, remise, rochade, rokade, rocheren, schaak, slaan, zet
schaaktoren - bemmel
schaaktijd - kamerdag
schaakzetten - vastzetten
schaal – bak, coupe, criterium, drageoir, (eier)dop, graal, kom, maatstaf, norm, pel, plateel, scala, schotel, verhouding
schaaldier  garnaal, hummer, kieuwpoot, krab, kreeft, langoest, mossel, oester, pissebed, schelpvis, snel, steekmossel, strandkrab, visluis, watervlo, wolkrab, zeegarnaal, zeekrab, zeekreeft,
schaaldieren - conchyliën, crustaceeën
schaaldier/roeisprietig  eenoog
schaalgeld - waaggeld
schaalheer – collectant
schaalmodel - maquette
schaalrechten - accijnzen
schaaltje - capella
schaalvrucht - kastanje, noot
schaamachtig – bedeesd, verlegen
schaamheuvel - venusberg
schaamkleed  lendendoek, paan
schaamlid - teeldeel
schamrok der negers – lendedoek, paan
schaamte  gêne, schroom
schaamteblos - schaamrood
schaamtegevoel - pudeur
schaamtegevoel wekkend – gênant
schaamteloos - ongegeneerd
chaamvoeg  symfysis
schaap - argalishaap, Crossbred, hamel, merino, moeflon, ooi, ovis, ram, Shropshire, South-Down, var, Wensleydale
schaap aan het hoofd van een kudde - belhamel
schaapachtig - bête, dom, onnozel
schaaperwtjes - veldlathyrus, vogelwikke
schaapherder - schaper, scheper
schaapjes op het droge hebbend - binnen
schaapkameel  lama
schaapsdravik - schapngras
schaapshoofd - domoor, lomperd
schaar – aalgeer, kouter, kudde, meent, menigte, ploegblad, schor, verzameling
schaarbaar  kapbaar
schaarbos  kreupelhout
schaarden  kerven
schaarhout  hakhout, schalmhout
schaarlijster - kramsvogel, veldlijster
schaarpoot - chelipede
schaars - betuin, gering, karig, krap, spaarzaam,weinig, zelden, zeldzaam
schaarsheid - gebrek, karigheid, tekort
schaarsnede  knip
schaarste  gebrek, tekort, zeldzaamheid
schaarweide - mark, meent
schaats - doorloper, Noor, scheuvel
schaatsdomein - ijsbaan
schaatsen  ijzers, scheuvels, schaverdijnen
schaatsenrijden  hardrijden, scheuvelen, schoonrijden
schaatsenrijder - schaatser
schabberig - armoedig, kaal, versleten
schabbernak - cavalje, kwajongen, rakker
schabel – knielbankje, voetbankje, strafbankje
schabullig - armoedig, haveloos, kal
schacht  gang, grappenmaker, kam, koker, mijningang, put, pijp, staak, spier, staaf, stang, steng, stok
schachthalm - paardestaart
schadde - veenzode
schade – afbreuk, averij, molest, nadeel, panne, pech, scha, strop, tegenslag, verlies
schade aan auto - deuk
schade aan schip - averij, molest
schade berokkenen – benadelen, duperen,
schade doen - benadelen, beschadigen, deren
schadelijk - nadelig, ongezond, onnut, onvoordelig
schadelijkheid - nadeel
schadelijk insekt - bietevlieg, graanvlieg, koolvlieg, luis, meeltor, mot, teek, uienvlieg, wesp
schadelijk knaagdier  rat
schadelijke bladluis  bloedluis
schadelijke daad - streek
schadelijke vliegensoort  fritvlieg, halmvlieg, rozenvlieg
schadeloosstellen – indemniseren, vergoeden
schadeloosstelling  bonificatie, compensatie, indemnisatie, indemniteit, smartegeld, vergoeding, verhaal
schaden – aanranden, benadelen, deren, kwetsen
schadeopnemer – expert
schadepost – strop
schade toebrengen - benadelen
schadevergoeding - indemniteit, schadeloosstelling, smartegeld, verhaal
schaduw  lommer, scheem, schim
schaduwachtig - schimmig, vaag
schaduwbeeld  schim, silhouet
schaduwen – bespieden, arceren, volgen
schaduwgestalte – schim
schaduwkant  keerzijde, luwte
schaduwpalm – gebang
schaduwportret - silhouet
schaduwproef - skiascopie
schaduwvogel - hamerkop
schaduwwolk  cumulonimbus,stapelwolk
schaduwzoekend - ombrofiel
schaduwzijde  keerzijde, luwte, nadeel
schaffelen – slenteren, sloffen, sukkelen
schaffen - bezoegen, opdissen, verlenen, verstrekken
schaft - pauze, rust
schaften – eten, pauzeren, rusten
schaftlokaal  kantine
schafttijd - etenstijd, schoft
schakel  band, kettingrig, schalm, school
schakelaar – aanzetknop, onderbreker
schakelbord - paneel
schakeling  verbinding
schaken  ontvoeren, roven
schaker van Helena  Paris
schakering  kleurschikking, nuance, tint, variëteit
schaking - ontvoering
schakering van kleuren  bont
schaker van Helena - Paris
schako - chakot
schalleachtig gesteente  fylliet, kleisteen, lei
schalie – lei
schalieachtig gesteente – kleisteen, lei
schalier  kantstijl
schalk - bengel, grapjas, grappenmaker, guit, leperd, lolbroek, ondeugd, schelm, snaak, strop,Uilenspiegel
schalkheid - plaaglust
schalks  grappig, guitig, loos, ontdeugend, plagend, plagerig, schelms
schallebijter – kamkever
schallen – galmen, luiden
schalm – kettingring, schakel, sluiting
schalmei  herdersfluit, rietpijp, veldpijp
schalmen - sjappen
schalmhout  schaarhout, hakhout
scham - veneilandje
schamel  arm, armelijk, armoedig, armzalig, behoeftig, driepoot, haveloos, kaal, karig, mager, pover, schraal, schriel
schamel bezit  armoedje, boeltje
schamele woning  hut, krot, plaggenhut, stulp
schamelheid - armoede
schamen  generen
schamp  beschimping, schimpscheut, spot
schampavie spelen - vluchten
schampen  afglijden, afstuiten, slippen
schamper  honend, minachtend, smadend, smalend
schamperen - sneren
schampere opmerking  sneer
schampere woorden  hoon, spot
schampig - glad, glibberig
schandaal  aanstoot, ergernis
schandaleus – aanstotelijk, schandalig, schandelijk, ergerlijk
schandalig  aanstotelijk, abject, ergerlijk, infaam, sc(h)andaleus
schandband - kruistitel
schande  blaam, blamage, oneer, smaad, smet, vlek
schande aandoen – blameren, verlagen
schande, te, maken  onteren
schandelijk  abject, eerloos, erg(erlijk), gemeen, honteus, infaam, laaghartig, min, onterend, smerig, snood, zedeloos
standhout - kruis
schandpaal – kaak, pranger
schandteken - brandmerk
schandvlek - smet, oneer
schandvlekken – bezoedelen, onteren
schans – bastion, bolwerk, halfdek, kade, lunet, stadswal, versterking, vesting, wal
schansgraver – mineur, sappeur
schans in de vorm van een halve maan  ravelijn
schanskorf - gabion
schap – leg(plank)
schapenaard - volgzaam(heid)
schapenbloem - madelief(je)
schapengeluid - blaten
schapenhaar  wol
schapenkaas - Rocquefort
schapen met zeer fijne wol – merinos
schapenscheerder - ploter
schapensoort - argali, heideschaap, karakoel, moeflon, merino, txelaar, tzigaia, urial
schapenvacht waarvan wol verwijderd is  ploot
schapenvet  lanoline
schapenvellen scheren – ploten
schapenvlees - hamelvlees
schapenwei  dries
schapenwolkjes - cirro-cumulus, cumulo, cirrus
schapenzalf  lanoline
schapenziekte – aamt, blauwtong, blein, botgal, bradsot, draaiziekte, klauwzeer, leverbotziekte, pootzeer, schapenteek, trommelziekte
schapepootmouw - gigotmouw, hammouw
schapevacht zonder wol – ploot
schap in kast - kastplank
schappelijk – billijk, eerlijk, fair, fatsoenlijk,matig, netjes, open, redelijk, schikkelijk, tamelijk
schapraai - spinde
schar  krit, platvis
schare  horde, massa, menigte
scharen  ordenen, rangschikken
scharenslijper  scharensliep
scharlakenkleur – bloedrood, hoogrood
scharlin - schalk, schavuit
scharluip - griel
scharminkel  geraamte, magere, ribbenkast, spektakel, wanorde, zielepoot
scharnier  cardo, har, harre, hengsel, her, herre, knier, lee, spil
scharnier van een hengsel  har(re)
scharre – ploegschaar
scharrel – vrijer, ratelaar
scharrelaar – kreukelaar
scharrelen – rommelen, verkeren, vrijen
scharrelvogels – coraciae
scharren – graaien, grissen, krabben
schart – schram
schartel - ratelaar
schat  dot, fortuin, hartendief, lieveling, rijkdom, snoes, troetel, vermogen
schat (Fr.) - trésor
schatbewaarder  penningmeester, thesaurier
schateren – brullen, kwetteren, lachen, proesten
schaterlachen – schateren, uitproesten
schatkamer - aerarium, rijkskas, tresoor, trezorie
schatkist – fiscus, staatskas, thesaurie
schatlijster - koperwiek
schatmeester  thesaurier
schatplichtig - cijnsbaar, contribuabel
schattebout  liefje, lieveling
schatten - aanslaan, begroten, bepalen, beramen, evalueren, gissen, gokken, prijzen, raden, ramen, rekenen, stellen, taxeren, waarderen
schatter – prijzer, taxateur, waardeerder
schattig  aardig, beeldig, innemend, lief(tallig), snoezig
schatting – begroting, belasting, cijns, gis, gok, heffing, mening, raming, taxatie, tribuut, waardering
Schaumburg-Lippe, hoofdstad van – Bückeburg
schauw – schaduw
schavelen – opschuiven
schaven - afschrappen, effenen, gladmaken, vlakken, zoeten
schavotkleurig – vaalrood
schaver – bankwerker
schavot – stellage, stelling
schavuit  bandiet, bengel, bink, boef, boosdoener, deugniet, fielt, galgebrok, guit, hellebrok, (Ind.) katjang, misdadiger, onverlaat, ploert, raddraaier, rover, schelm, schobbejak, schurk, snaak, snoodaard
schede – foedraal, koker, omhulsel, vagina
schedel  bekkeneel, cranium, (doods)kop doodshoofd
Schedelberg  Calvarieberg, Golgotha
schedelbeschouwing  cranioscopie
schedelboor  trepaan
schedel, deel van de - achterhoofdswiggebeen, bovenkaak, hersenpan, jukbeen, mondholte, neusbeen, neusholte, onderkaak, oogkas, ploegschaarbeen, slaapbeen, traanbeen, verhemeltebeen, voorhoofdsbeen, wandbeen, zeefbeen
schedelhuid – scalp
schedelinhoud - hersens
schedelkapje - kalot, keppeltje, kipa, pileolus
schedelleer  craniologie, frenologie,
schedellichten - trepanatie
schedelloos visje  lancet
schedelmeter  cefalometer
schedelmeting – craniometrie
schedeloperatie - trepanatie
schedeloperatie instrument  craniotoom, trepaan
schedelplaats  Golgotha, Calvarieberg
schedelpunt  kruinpunt
scheef  aflopend, hellend, krom, onzuiver, oplopend, schuin, vals, vertrokken
scheefbloem - iberis
scheefheid - asymmetrie
scheefkelk – arabis
scheefliggend - dwars
scheel  loens
scheeliet – tungsteen
scheem – schaduw
schelvet - darmvet, plukvet
scheel zien  heteroforie, loensen, strabisme, strabismus
scheenbeen – tibia
scheepsadministrateur - purser
scheepsaffuit - rolpaard
scheepsbalk - steng
scheepsbeitel - kaaf
scheepsbemanning  crew, equipage
scheepsbeplanking - boeisel
scheepsbeschuit – kaak, zeekaak
scheepsbevrachter  cargadoor, stuwadoor
scheepsbewijs - bijlbrief
scheepsbezitter  reder
scheepsboek  journaal
scheepsboek bij de marine - devies
scheepsbouw  bras, gei, kabel, stag, takelage, toppenant tros, tui, tuig, val, want
scheepsbouwproefstation - proefdok, sleeptank
scheepsdagboek - journaal, logboek
scheepsdeel  anker, bak, berghout, boeg(beeld), brug, campagne, davit, dek, huid, kajuit, kasteel, kiel, kombuis, kraaiennest, mast, plecht, ra, roer, ruim, schegbeeld, spant, steven, vooronder, zeeg
scheepsdek  dek, plecht, promenade
scheepsdokter  chirurgijn
scheepsdweil - zwabber
scheepseigenaar  reder, uitruster
scheepsemmer  puts
scheepsexploitant  reder, scheepseigenaar, uitruster
scheepsgeleide - convooi
scheepsgeleider  loods
scheepsgeraamte  casco, inhoud
scheepsgerei  mast, tui, zeil
scheepsgezagvoerder - kapitein
scheepsgezel - matroos, varensgezel
scheepsgids - loods
scheepsherstelplaats  dok, kade, helling, werf
scheepshut - cabine, kooi
scheepsinstrument – kompas, radar
scheepsjongen – ketelbinkie, putger, zeun(tje)
scheepsjournaal – dagboek, logboek
scheepskabel – tui
scheepskamer - kajuit
scheepskamer voor officieren - longroom
scheepskeuken  kombuis
scheepskist - zeemanskist
scheepskoopman - tagrijn
scheepsladder  touwladder
scheepslader  stuwadoor
scheepslading – carga, vracht
scheepsleuning - reling
scheepslicht  fanaal
scheepslichter - kameel
scheepslier – winch
scheepsloon - gage
scheepsmaat  ton, tonnage, nt.
scheepsmaat  matroos
scheepsmakelaar - cargadoor
scheepsmatras  bultzak
scheepsneus  steven
scheepsondernemer  reder, scheepsexploitant uitruster
scheepsonderneming - rederij
scheepsonderofficier  schieman
scheepspapier - manifest, metbrief, monsterrol, zeebrief
scheepspassagier  opvarende
scheepspersoneel – bemanning
scheepsraam – patrijspoort
scheepsreis – vaart
scheepsroer - stuur
scheepsromp  casco
scheepsruim voorin  vooronder
scheepsruimte  tonnage
scheepsschade - averij
scheepsschoonmaker  classificeerder
scheepsstrijd - naumachie
scheepsstut - apostel
scheepstakel – gei, lier, talie
scheepsterm  bakboord, bestek, giro, kabel, kombuis, kompas, laveren, loevert, log, peilen, peiling, ra, reling, roerganger, sextant, stuurboord, want
scheepstimmerbedrijf – werf
scheepstimmerwerf – helling, scheepswerf
scheepstocht - cruise
scheepstouw - bras, gei, gijn, kabel, leng, stag, toppenant, tros, tui, val
scheepstrap – valreep
scheepstros - kabel
scheepstuig  laadboom, ra, takelage, want
scheepstype - coaster
scheepsuitruster  reder
scheepsuitrusting - apparel
scheepsverblijf  hut, kajuit, kombuis, kooi, lounge, roef, vooronder
scheepsvloer  dek
scheepsvolk - bemanning, zeelieden, zeelui
scheepswacht - hondenwacht, dagwacht, platvoet
scheepswand - boord
scheepswant - takelage
scheepswending - boegslag
scheepswerf - kielkade
scheepswerkplaats  werf
scheepswerktuig - handspaak, windboom
scheepswezen - nautiek
scheepswrak  casco
scheepszoetelaar - kadraai, parlevinker
scheepszwabber – dweiil, kog
scheepvaart  koopvaardij, navigatie, rederij
scheepvaartbedrijf  rederij
scheepvaart betreffend – nautisch
scheepvaartmisdrijf – muiterij, zeeroof
scheepvaartondernemer  reder, uitruster
scheepvaartondememing  rederij
scheepvaart, tak van - binnenvaart, carbotage, kustvaart, lijnvaart, trampvaart
scheepvaarttermen –
2 ra
3 aap, bak, dek, fok, gei, hak, hek, mik, rol
4 bark, brem, brik, brug, geus, kiel, klik, last, luik, rara, roer,
ruim, want, zeeg
5 anker, bilge, boord, davit, ralijk, scheg, sloep, staag, steng,
tjalk, vrang
6 beting, bezaan, bonnet, bramra, fregat, gaffel, girder, gusset,
hommer, kompas kotter, leuver, logger, plecht, rahout, ralijst,
ratuig, razeil, reling, steven, tanker, zaling
7 aapzeil, brassen, breefok, conster, dekhuis, deklast, dokkiel,
fokkenra, klamaai, kluiver, kraaien, krabber, lastlijn, pardoen,
perdoen, railing, reehout, roerpen, roerpot, schegge, snijzeil,
spardek, stagfok, tentdek, valreep, vissing, vulling
8 bagijnera,bakboord, brambras, bramstag, bramwant, bramzeil,
broeking, brughuis, diepgang, journaal, kampanje, koftjalk,
laadboom, laadruim, mastdoft, raveling, schoener, sjorring,
slederak, spanblok, stagzeil, volschip, vrijboord, windboom
9 begijnzeil, boeganker, boegbeeld, bootshaak, bramsteng,
drifthoek, fokkemast, grootzeil, handspaak, kokerkiel,
kruismast, kruiszeil, lummelpot, marssteng, mastkloot,
maststoel, ondermast, rakkeslee, schavotje, stampstok,
stokanker, tunnelwel, wulfspoor
10 ankerkluis, barkentine, boegspriet, druilsmast, gaffelzeil,
kruissteng, paternoster, piekleuver, schegbeeld, schuurgang,
shelterdek, stakelvuur, stengestag, stengewant, stuurboord,
trunkschip, vingerling
11 bezaansboom, brikkentine, broodwinner, deplacement,
kluiverboom, patrijspoort, roosterbaar, schaamplaat,
schoverzeil, spankerboom, stagzeilval, stakellicht,
stroomanker, turretschip, vrachtschip
12 bovenkruisra, grietjesteng, kuildekschip, onderkruisra,
Plimsoll-merk, schoenerbark, schoenerbrik, schoenerzeil
13 bezaansgaffel, torendekschip, voorbramsteng, voormarssteng
14 bovenbramsteng, bovengrietjera, gaffelschoener,
grootbramsteng, grootmarssteng, kofferdekschip,
ondergrietjera, schotsmannetje
15 drie-eiland-schip, aheltordakschip, topzeillschoener,
voorbovenbramra, vooronderbramra
16 grootbovenbramra, grootonderbramra, voorbovenmarsera,
voorondermarsera
17 bovengrietjesteng, grootbovenmarsera, grootondermarsera
gaftopzeilschoener
scheepvaartwezen  nautiek
scheer - gierzwaluw
scheerapparaat - shaver
scheerbaas  baardschrapper, barbier, coiffeur, figaro, kapper, schrapper, styler
scheerbalk - hanebalk
scheerbenodigdheden  aftershave, aluin, crème, kwast, mesje, preshave, scheercrème, scheerkwast, scheermes, scheerspiegel, zeep
scheerbliek – brasem
scheerder - barbier
scheergebint – kapspant
scheergerei - aftershave, aluin, crème, kwast, mesje, preshave, scheercrème, scheerkwast, scheermes, scheerspiegel, zeep
scheerhout – aanbinder
scheerlijn – tui,
scheerling - hondpeterselie, kervel, pijpkruid, waterscheerling
scheersalon – kapperszaak
scheersteen – aluin
scgeerzolder - vliering
scheg  homp, klamp, wig,
schegbeeld - boegbeeld
schegbord - kamhout
scheiden – afbreken, afzonderen, doorhakken, heengaan, klieven, losgaan, ontbinden, ontkoppelen, schiften , schisma, selecteren, separatie, splitsen, uiteengaan, verbreken, verdelen, vertrekken
scheiden uit het leven - doodgaan, sterven
scheiding - afreis, afscheid, afzondering, grens, haag, heg , separatie, schot, schutting, splitsing, trouwbreuk, verbreking, vertrek
scheiding in delen  verdeling
scheiding in kleding - naad
scheiding tussen landen - grens
scheiding van grondsoorten  granulairanalyse
schiding van metalen - loutering
scheiding van stoffen door een membraan – dialyse
scheiding van tuinen - haag
scheidingslijn  afbakening, grens, rading
scheidingswand, niet benige - diafragma
scheidsman  arbiter, scheidsrechter
scheidsmuur  beletsel, hinderpaal, tussenmuur
scheidsrechter  arbiter, goeman, referee, scheidsman, umpire,wedstrijdleider
scheidsrechteren – fluiten
scheidsrechterlijk - arbitraal, arbitrair, compromissaal
scheikunde  chemie
scheikunde van de aardbodem - geochemie
scheikunde van het leven  biochemie
scheikundig - chemisch
scheikundig element  zie: elementen
scheikundig gebeuren  reactie
scheikundige  analist, chemicus, chemieker, laborant
scheikundige reactie bevorderend - katalysator
scheikundige term  agens, base, gel, loog, neerslag, reagens, verbinding, zuur
scheikundige verbinding  base, disomeer, ester, ether, hydroxide,oxyde, zout, zuur,
scheikundige werking  reactie
scheil  mesenterium
scheilijn  grenslijn
scheilvet  darmvet
scheipaal  grenspaal
scheiwater - salpeterzuur
scheiweg - kruisweg
scheizer - steengaver
schel - bel, fel, hel, helder, oogvlies, schil
schelden - beledigen, foeteren, honen, knorren, kijven, razen, schimpen, tieren, uitkafferen, uitvaren, vloeken
scheldnaam  spotnaam
scheldnaam voor een agent - klabak
scheldnaam voor een Duitser  böche,mof
scheldnaam voor een Nederlander - Hollander, kaaskop
scheldnaam voor een Spanjaard – maraan
scheldpartij - tirade
scheldwoord  invectief
scheleend - brilduiker, brileend
schele hoofdpijn  migraine
schelen - afwijken, haperen, mankeren, ontbreken, schorten, verschillen
schelf  bies, hooistapel, hoop, klamp, korenhoop, mijt, opper, riet, stapel, tas
Schelfzee – Rietzee
schelklinkende trompet - klaroen
scheikruid  gouwe
schellak  gomlak
schelle kreet  gil, krijs
schellen  bellen, luiden
schelletje - klingel
schellinkje - engelenbak
schelm  bengel, boef, booswicht, gannef, guit, kwajongen, leperd, ondeugd, picaro, rakker, schalk, schavuit, schobbejak, spitsboef, snaak, vagebond
schelmerij  bedriegerij, euveldaad, schurkerij, schurkenstreek
schelmpje - boefje
schelms - grappig, guitig, schalks, schurkachtig
schelmstuk  euveldaad, schelmerij
schelp - schaal
schelpaarde  kalkmergel
schelpdier  eendenmossel, kokhaan, kokkel, mossel, oester, slak, ulk
schelpdieren - conchifera, conchyliën
schelpkreeften - ostracada
schelpengruis  grit
schelpenvorm - harp, kasket, klipkousnaals, rol, stormhoed, toot, trompet
schelpgrind  crag, krag
schelpsoort - ammon
schelpvis  kreeft, mossel, oester
scheluw  scheef, scheel, verwrongen
schelven - tassen
schelvis  kabeljauw, leng, rondvis, stokvis, wijting
schelvisachtige - anacanthinus, gul, keek, kabeljauw, koolvis, kwabaal, leng, lom, meun, pollak, schelvis, steenbolk, stokvis, vorskwab, wijting
schelvisduivel – potvis
schelvisfilet - lekkerbekje
schelijzer - klinkhamer
schema  concept, ontwerp, opzet, overzicht, patroon, plan, rooster, schets
schema van een film  draaiboek, scenario
schema van verbuiging – paradigma
schematisch - summier
schematische voorstelling - diagram
schemel  dwarshout, voetbankje
schemer - halfduister, tweeduuster
schemerachtig - vaag
schemerdonker - halfduister, schemerig
schemerig – duister, halfdonker, hazengrauw, vaag
schenden - belasteren, beledigen, beschadigen, kwetsen, misvormen, onteren, ontheiligen, ontsieren, ontwijden, overtreden, toetakelen, verbreken, verkrachten, vernielen
schender - onteerder
schendig - afzichtelijk, eerrovend, lasterlijk, schandelijk, schendend, vernielend
schending - beschadiging, inbreuk, verminking
schending van eenbelofte - woordbreuk
schending van trouw  verraad
schendtaal - lasterpraat, lastertaal
schendtong  eerrover, kwaadspreker, lasteraar
schenkbank – buffet, tapkast
schenkbuisje  tuit
schenkel - dij(been), onderbeen, schink
schenken – aanbieden, afstaan, doneren, doteren, geven, gieten, kwijtschelden, offeren, offreren, presenteren, slijten, tappen, trakteren, verleden, weggeven, wijden
schenker  donateur, donator, donor, gever, tapper, vereerder
schenkgerei  fles, kan, karaf, theepot
schenking – aalmoes, cadeau, donatie, dotatie, gave, gift, kado, legaat, present
schenkinrichting.  tuit
schenkkamer  bar, buffetkamer
schenkkannetje  ampul
schenkmond  kraan, pijp, tuit
schenkster der goden - Hebe
schenktafel - buffet
schenkvat  kit
schennis – aanranding, inbreuk, ontheiliging, ontwijding, overtreding, schending

schennis van trouw – verraad
schep  bats, schop, spade
schepel – dl, graanschopmaatvat
schepeling - bootsgezel, bootsmaat, bootsman, ketelbinkiematroos, olieman, schipper, stoker, zeeman
schepelingen - baksvolk, équipage
schepemmertje  aker, gajoeng, puts
schepen - wethouder
schepen en vaartuigen - m.s., s.s.
3 aak, ark, bok,bol, bom, jol, keg, kog, kof, m.t.b
4 bark, bons, boot, brik, cano, duck, giel, hulk, jonk, kaag, kaan,
kano, kiel, kits, kwak, lark, pink, pont, poon, smak, snik, snip,
somp, veer, vlet, vlot, wade, yawl
5 aviso, bette, eiker, galei, jachtkajuit, kogge, otter, patas, pinas,
pluit, pluut, praam, prauw, scheg, skiff, spits, sloep, tjalk,
ramp
6 barkas, baulea, beuger, bireem, blazer, boeier, botter, drakar,
fregat, galjas, gondel, karaak, korvet, kotter, logger, palaja,
pampus, ponton, punter, rijnaak, sampan, schouw, schuit,
sleper, snekar, snekke, stomer, tanker, wherry
7 aalpoon, baardze, brander, clipper, coaster, dromone,
duwboot, galjoen, galjoot, karveel, klipper, korjaal, kruiser,
lichter, pamfiel, padjala, pluiter, raschip, sharpie, smekja,
spanker, tartaan, tjotter, trawler, treiler, trireem, woonark
8 aaltjalk, bijlander, duikboot, gierpont, hoogaars, kofschip,
korftjalk, mailboot, orembaai, praamaak, raceboot, roeiboot,
samoreus, schoener, schokker, sleepaak, spitsbek, tankboot,
veerpont, vlieboot, volschip, zeilboot, zeilkano
9 barkentijn, boeieraak, boorschip, brigantijn, dekschuit,
gaffelaar, hekwieler, kieljacht, koelschip, loodsboot,
motorboot, paketboot, patjalang, radarboot, slagschip,
sleepboot, slijkpraam, smakschip, speedboot, stevenaak,
stoomboot, tambangan, tankschip, zeilschip
10 cargoschip, clipperton, draakjacht, fluitschip, motorschip,
mijnenveger, onderzeeër, pakketboot, pantjalang, pentjalang,
poonschuit, praamschip, quadrireem, spankuiler, snipschuit,
speeljacht, trekschuit
11 aanvalsboot, adviesjacht, baggerschip, binnenschip,
kabellegger, kustvaarder, mijnenlegger, onderlosser,
panneschuit, reddingboot, scholschuit, slagkruiser,
sloeplogger, steekschuit, voldekschip, vrachtschip
12 kuildekschip, modderschuit, pantserschip, reactorschip,
reddingsboot, schoenerbark, schoenerbrik, spardekschip,
spiegelschip, tentdekschip, turbineschip, zolderschuit
13 pantserfregat, schutdekschip, walvisvaarder
14 containerschip, gladdekschip, pantserkruiser, passagierschip,
raderstoomboot, regenboogjacht
15 pantserdekschip, schaduwdekschip, shelterdekschip
scheper  herder, hoeder, schaper
schepje voor suiker - lepeltje
scheplepel - puls
scheplicht  bovenlicht, koekoek, vallicht
schepnet - boshaam, dregge, gebbe, oeverhaam
scheppen – creeren, formeren, maken, opdoen, opnemen, opstellen, putten, smeden, teweegbrengen, veroorzaken, voortbrengen, vormen, wrochten
scheppend kunstenaar  auteur, beeldhouwer, choreograaf, componist, dichter, etser, houtsnijder, illustrator, poëet, pottenbakker, schilder, schrijver, tekenaar, toneelschrijver
schepper – herder, hoeder, maker, pagaai, schepkaas
schepper god  demiurg
schepping  creatie, formatie, heelal, kosmos, opus, werk
scheppingsboek  Genesis
schepping in zeven dagen - hexameron
schepriem - pagaai, peddel
schepsel  creatuur, dier, etre, etter, mens, nuf, sterveling, wezen
schepseldienst  afgoderij
schepsel of wezen - mens
schepvat  hoosvat, put
schepwagen  gebbe
scheren – ontharen, ordenen, spannen, trimmen
scherf - diggel, las, stuk
scherfje – gruizel
schering - kettingdraad
scherm – afschutting, beschutting, coulisse, umbrella, doek
scherm van rijshout  rits
schermbloemige  anijs, berenklauw, bevernel, dille, eppe, karwij, kervel, komijn, koriander, peen, peterselie, pijpkruid, scheerling, selderie, torkruid, venkel, wortel
schermbloemigen - bifora, umbelliferen
schermdak – luifel
schermen – beschutten, strijden
schermdegen  fleuret, floret
schermen, rang in het - meester, prevot
schermlist  fint
schermoefening  assaut
scherm tegen de zon - parasol
schermterm – nastoot, pareren, riposteren
scherm van rijshout - rits
schermwapen  degen, fleuret, floret, sabel
scherp - acuut, bijtend, bits, bitter, cassant, cru, fel, fijn, gepunt, gestreng, diftig, grievend, hatelijk, heftig, hel, krenkend, kwetsend, onverbloemd, onvriendelijk, penetranr, pikant, puntig, rigide, schrander, snar, snedig, snijdend, spits, stekelig, straf, streng, subtiel, venijnig, vinnig, wrang, wreed, zerp, zuur
scherp afkeuren – laken, hekelen
scherp deeltje hout  splinter
scherp doorhalen – metten
scherp en pijnlijk - stekend
scherp geluid  gil, klap, knal, kreet
schrp grievend - bitter
scherp kijken  gluren, loeren, ogen, spieden, turen,
scherp maken  slijpen, wetten
scherp mesje – vlijm
scherp omlijnd – duidelijk, helder
scherp riekend gas  ammoniak
scherp smakend  gortig,rans, ranzig,
scherp staan - schrap
scherp toekijken - gluren, loeren, ogen, turen
scherp toelopend  conisch, geer, piek, spits
scherp uitkomend – schel
scherp van smaak – bitter, miers
scherp van smaak (Mal.) - pedis
scherp voorwerp - beitel, bijl, degen, els, kling, lans, mes, naald, pen, piek, pijl, pen, pin, priem, speer, speld, spies, zaag
scherp zuur – eggig, rans, rins
scherp zwaard  kling
scherpe berisping  uitbrander
scherpe blik  adelaarsblik
scherpe bocht  haarpin, knik
scherpe kant - haar
scherpe kant van mes  neg, negge, snee, snede
scherpe kant van steen of hout - neg, negge
scherpe kromme nagel  klauw
scherpe punt – spits
scherpe spade - stik
scherpe uitval  tirade
scherpen – aanzetten, haren, punten, slijpen, spitsen,punten, wetten
scherpen, de geest - oefenen
scherpen, een molensteen - billen
scherpen, een potlood - (aan)punten, slijpen
scherpen, een zeis - haren
scherpheid - scherpte
scherphoekig - oxygoon
scherpkruid - asperugo
scherprechter  beul, hangman
scherpriekend gas  ammoniak
scherpschutter (Eng.)  sniper
scherpschutter in het Italiaanse leger - bersaglieri
scherpslijper – letterknecht
scherpte - krasheid
scherpzinnig  gis, helder, ingenieus, intelligent, listig, pienter, puntig, schrander, slim, spits, subtiel, vernuftig
scherpzinnigheid - perspicaciteit
scherts  aanstellerij, aardigheid, badinage, boert, buffa, gein, gekheid, grap, humor, joke, kortswijl, leut, luim, oele, raillerie, spot(ternij)
schertsen – boerten, ekscheren, railleren, spotten
schertsend - moquant
schertsend (muz.)  scherzando
schertsend muziekstuk  scherzo
scherven – afbrokkelen, kerven, schilferen
schervengericht  ostracisme
schets  aanleg, concept, model, ontwerp, overzicht, plan,
project, schema, tekening, tracé
schetsen - tekenen, ontwerpen, uitbeelden
schetser - tekenaar
schetsmatig  schematisch
schetsontwerp - plan
schetterig  luidruchtig
scheuchzeriacee - zoutgras
scheur  barst, bres, breuk, glip, kloof, opening, reet, spleet, kier
scheurbuik  scorbuut
scheuren  barsten, beschadigen, splijten, (van een)rijten, ritsen, omploegen
scheuring  afscheiding, tweedracht, tweespalt, schisma, verdeeldheid
scheuring makend  schismatiek
scheuringmaker - raskolnik, schismaticus
scheurtje - barst
scheurtje in nagel  haper
scheut  ent, loot, lot, poot, stek, spier, spruit, stek
scheuteling  big, schram, varkentje
scheutig  bereidwillig, goedgeefs, gul, onbekrompen, opgeschoten, royaal, rijzig, vrijgevig
scheut of loot – stek
scheut vocht – plons
schuvel - schaats
schevelbeen – schiefel
scheuvelen – schaatsen
scheve zijde - geer
schibbetje - splinter
schicht  bliksemflits, pijl, straal, zonnestraal
schichtig  bang, haastig, schielijk, schrikachtig, schuchter, schuw, vreesachtig
sch ie – keg, spie, wig
schiefer  leisteen
schiefer, zwarte - ampeliet
schielijk  gauw, haastig, onverwachts, onverwijld, plotseling, ras, schichtig, snel, vlug
schielijk spreken – rabbelen
schier  bijkans, bijna, bijster, grauw, grijs, haast, helder, nagenoeg, temet
schiereiland  peninsula, landtong
schiereiland bij Canada - Gaspe
schiereiland Iberië - Istrië, Kola, Korea
schiereiland in Azië  Korea, Sinaï
schiereiland in Europa  Iberië
schiereiland in de Adriatische Zee - Istra, Istrië
schiereiland in het Gardameer – Sirmione
schiergans  rietgans
schiervlakte  peneplain
schierzand – bleekzand, loodzand
schietbaan – doelen
schietbenodigdheden – munitie
schietbevel - vuur
schietbus  klapbus, proppenschieter
schietdoel - roos
schieten – knallen, paffen, poefen, vuren
schieten, geld - lenen, voorschieten
schieten, laten - loslaten, vieren
schieter – blaffer, paffer
schietgat dat van boven open is - embrasure
schiethoog - tiro
schietkatoen - nitrocellulose
schietlood - loodlijn, paslood
schiet met pijlen - Amor
schietmotten - trochoptera
schietpatroon – kogel
schietprojectielen - munitie
schietschijf  doel, doelwit, roos
schietspoel - schieter
schietstoel - navet
schiettoestel  zie: schiettuig
schiettuig  boog, flobert, geweer, houwitser, kanon, karabijn, mitrailleur, mortier, musket, pistool, revolver
schietvereniging – schutterij
schietvogel - sperwer
schietvoorraad  ammunitie, munitie
schietwapen – bazooka, blaffer, boog, geweer, harpoen, jachtgeweer, houwitser, kanon, karabijn, katapult, mitrailleur, mortier, musket, pistool, revolver, sten
schietwapen met pijl - boog
schiften – afzonderen, scheiden, selecteren, sorteren, uitzoeken, zeven
schijf – damsteen, moot, part, plak, snede, stuk
schijfkwallen - scyphozoa
schijfraket - erucastrum
schijftol – gyroscoop
schijf vis – filetmoot
schijfvormig - platrond
schijn  aanzien, air, alsof, dkmantel, glans, kwasi, mine, pseudo, quasi , schim, voorkomen, waas,
schijnas - sympodium
schijnbaar  alsof, loos, pseudo, quasi
schijnbaar bekeerde Moor of Jood - maraan
schijnbaar levensloze toestand - abiose, schijndood
schijnbare tegenstrijdigheid  paradox
schijnbeeld - hersenschim
schijnbekering - morisk
schijndood - abiose, asfysie, asfyxie
schijnen – glanzen, gloeien, lichten, lijken, schitteren, stralen, verlichten
schijngestalte van de maan  fase, EK, LK, NM, VM
schijngevecht  spiegelgevecht
schijngoud  doublé, semilor, similor
schijngrond  voorwendsel, spitsvondigheid
schijnheilig - bigot, femelachtig, hypocriet, uitgestreken
schijnheilige - hypocriet, huichelaar, kwezel, tartuffe
schijnheiligheid - bigotterie, hypoctrisie
schijnkrans  verticillaster
schijnmengsel  emulsie
schijnoorlog  manoeuvres
schijnrat - koeroero
schijnreden  drogreden, sofisme, voorwendsel
schijnsel  glans, glimp, gloor, licht, straling, zweem
schijnsel van een lamp - licht
schijnspurrie - spergularia
schijnstoot  fint
schijnstrijdig  paradoxaal
schijnstrijdigheid - paradoxie
schijntje – halfhemdje, zier
schijnverpopping – pseudonimfose
schijnvertoon – bluf
schijnvol - voos
schijnvroom - hypocriet, onoprecht, schijnheilig
schijnvrucht  aardbei, ananas, botte, kalebas, moerbei, rozebottel vijg
schijnvrucht van een roos - bottel
schijnweerstand  reactantie
schijnwerper – spot, zoeklicht
schijnwetenschap  filosofaster, filosofist, galantisme
scheitebroek - lafaard
schik  genoegen, leut, lol, pret, plezier, sas, tevredenheid, vreugd(e)
schikgodin – Atropos, Clotho, Lachesis, norne
schikgodinnen  Ate, Atropos, Clotho, Lachesis, Moiren, Nornen, Parcen
schikkelijk  billijk, fatsoenlijk, gepast, redelijk, schappelijk, tamelijk
schikken – aanpassen, arrangeren, beredderen, berusten, bijleggen, conveniëren, draperen, inrichten, opstellen, ordenen, ordening, ordonneren, overeenkomenpassen, plooien, quadreren, rangeren, rangschikken, redderen, regelen, transmissie, vereffenen, vleien, voegen
schikken in plooien - draperen
schikking  akkoord, arangement, bestand, billijk, compromis, dading, maatregel, orde, ordening, overeenkomst, rangorde, regeling, structuur, tamelijk, vergelijk
schil  bast, bolster, dop, doppel, huid, korst, omhulsel, pel, schors, vel, vlies
schil, geconfeit-van onrijpe ctrus - sukade
schild  aegis, aigis, beukelaar, écu, pavese, rondas, waenbord
schilddrager – page, schildknaap, tenant
schild in wapen  ecusson
schild met Medusahoofd  Aegis
schildboog - muraalboog
schilder  verver
schilders, tekenaars, graficie 
3 Apt, Arp, Art, Bol, Dix, Ket, Loo, Mor, Roy, Vos, Wit
4 Agar, Alix, Apol, Asam, Aved, Bega, Bril, Cuyp, Dail, Doe,
Dufy, Dijck, Eyck, Fuhr, Gaul, Goes, Gogh, Goya, Gran, Gris,
Gros, Hals, Heda, Klee, Koch, Leck, Lega, Lens, Leys, Miss,
Maes, Marc, Menn, Mi Fu, Miro,Moll, Nash, Neer, Paul, Pilo, Post, Reni, Rode, Roos, Rops, Rosa, Rose, Smet, Toma, Tosi,
Uhde, Yuan, Zick
5 Abels, Acket, Amiet, Antum, Appel, Artan, Bakst, Bauer,
Behan, Belot, Bosch, Caron, Carrà, Carus, Cione, Cleve,
Coene, Corot, Cossa, Craig, Daddi, David, Degas, Dolci,
Dossi, Dürer, Eishi, Ensor, Ernst, Ewout, Fetti, Foppa, Frank,
FugerDaddi, Goyen, Graff, Greco, Grund, Hagen, Hayes,
Heine, Helst, Hofer, Hooch, Huber, Kalff, Ketel, Klimt,
Knaus, Kniep, Koami, Korin, Kraus, Kubin, Léger, Leibl,
Libri, Lippi, Lotto, Luini, Macke, Manet, Manzu, Maris,
Mauve, Memmi, Mengs, Metsu, Mikon, Minne, Monet,
Moore, Mu-hsi, Munch, Nolde, Oeser, Orley, Ovens, Paola,
Peter, Pesne, Pforr, Pozzo, Preda, Redon, Rudin, Rosso,
Runge, Sanyo, Sarto, Soest, Steen, Stuck, Thoma, Udine,
Velde, Vinci, Vouet, Werff, Witte, Yosai
6 Abbate, Aberli, Albani, Alard, Allers, Altink, Amasis,
Amman, Amstel, Andlau, Arniko, Aujame, Basser, Batoni,
Behmer, Berghe, Bihzad, Bocion, Brandt, Braqu8e, Buncho,
Callot, Campen, Canale, Cantré, Chabot, Ciardi, Claesz,
Clouet, Cochin, Cosino, Denner, DerIN, Dillis, Dongen,
Dubois, Diccio, Duerer, Dughet, Flinck, Floris, Friesz, Füsli,
Geiami, Gérard, Gillot, Giotto, Greuze, Guardi, Guérin,
Heckel, Hesdin, Hetsch, Hodler, Hoitsu, Hollar, Holzer, Hsu
Pen, Hummel, Ingres, Jettel, Klenze, Kobell, Koetsu, Koller,
Kwazan, Latour, Lebrun, Le Nain, Leyden, Longhi, Lurçat,
Luyken, Majano, Makart, Mander, Marées, Marini, Masson,
Mataré, Ma Yuan, Mensel, Merian, Masdag, Metsijs, Mieris,
Millet, Minden, Moreau, Morris, Müller, Nikias, Ni Tsan,
Nittis, Ostade, Pacher, Piloty, Piombo, Potter, Rafaël, Renoir,
Rethel, Ribera, Rivera, Rohden, Rohlfs, Romamo, Romney,
Roslin, Rubens, Rublov, Ruysch, Schick, Schuch, Schütz,
Scorel, Sebald, Sesshu, Sesson, Seurat, Signac, Singer, Sironi,
strack, Suardi, Tanguy, Tessai, Thiele, Toorop, Traini,
Troger, Troost, Turner, Vasari, Wagner, Walser, Werner,
Weyden, Wiertz, Wilson, Witsen, Wu Chen
7 Aertsen, Alberti, Algardi, d’Angers, Ansingh, Apelles,
Aretino, Baldung, Berlach, Barocci, Bellini, Berchem,
Bermejo, Beyeren, Blechem, Böcklin, Boldini, Bonnard,
Bosboom, Brouwer, Buchser, Capelle, Cellini, Cézanne,
Chagall, Chardin, Chaudet, Chirico, Chirzan, Choshu,
Cimabue, Corinth, Cortona, Courbet, Cranach, Daumier,
Delvaux, Desprez, Eckmann, Erbslöh, Eretria, Exekias,
FattoriFerrari, Firenze, Flaxman, Fouquet, Froment, Führich,
Gallait, Gallego, Gauguin, Gavarni, Gessner, Gleizes,
Gorivar, Gozzoli, Günther, Hackert, Hamburg, Hartung,
Hobbema, Hogarth, Hokusai, Holbein, Hsu Ling, Hung-jen,
Hynckes, I Fu chiu, Israëls, Janssen, Kanoldt, Klengel, Klitias,
Kneller, Knoller, Koninck, Labisse, Lancret, Lan Uing,
Larsson, Laurana, Lautree, Lesueur, Levizki, Leyster, Liotard,
Li T’ai-po, Lochner, Lorrain, Maillol, Malouel, Manyoki,
Marmion, Marquet, Martini, Matejko, Matisse, Memling,
Messina, Munier, Mignard, Millias, Morandi, Morelli,
Moretto, Morland, Moulins, Murillo, Neuhuys, Nicilas,
Olbrich, Orcagna, Ouwater, Pecheco, Pannini, Percier,
Pereyns, Permeke, Peruzzi, Pevsner, Picasso, Pisarro,
Poussin, Preller, Prudhon, Richter, Rouault, Russolo,
Schadow, Scheits, Schmidt, schind, Seekatz, Seghers,
ShihChi Shumman, Sickert, Singier, Slevogt, Solario, Soutine,
Stevens, Stimmer, Strozzi, Taraval, Teniers, Tiepolo, Titiaan,
Töpffer, Trübner, Tuscher, Ucello, Utamaro, Utrillo, Voutier,
Vecchio, Vermeer, Verster, Wang Hui, Wang Wei, Wappers,
Watteau, Werkman, Wiegers, Willink, Wouters
8 Ambergen, Antropov, Beckmann, Blondeel, Boccioni,
Bramante, Breitner, Bronzino, Brueghel, Buchholz, Campigli,
CamperauxCarracci, Carriera, Carstens, Casorati, Castagno,
Ceballos, Christus, Courtois, Crivelli, Delaunay, Desnoyer,
Dietrich, Edlinger, Eeckhout, Fabriano, Favretto, Figueroa,
Flandrin, Fléalle, Frédéric, Gebhardt, Geertgen, Giordano, Giovanni, Girardet, Goltzius, Gossaert, Gromaire, Guercino,
Hemessen, Hoffmann, Hsia Kuei, Jongkind, Jordaens,
Kaulbach, Keishoki, Kerinckx, Kersting, Kirchner, Kiyonaga,
Kiyonobu, Koekkoek, Kollwitz, Kruseman, Krumbach,
Kunisada, Lairesse, Lepautre, Lossenko, Magnasco, Magritte,
Manfredi, Mantegna, Masaccio, Masolino, Matthieu, Michetti,
Montagna, Monorobu, Motonobu, Overbeck, Perugino,
Pieneman, Piranesi, Pissarro, Poccetti, Poliakof, Pontormo,
Purmann, Rai Sanyo, Rehnault, Reinhart, Reynolds, Richters,
Rosselli, Rossetti, Rottmann, Rousseau, Rugendas, Ruysdael,
Sandrart, Saraceni, Scheffer, Severini, Sluyters, Soulages,
Spitzweg, Spranger, Terborch, Veronese, Vivarine, Vlaminck,
Vuillard, Wamdmann, Wang Ch’en, Wang Meng, Whistler,
Willmann, Wuchters, Wu Tao-tse, Ziesenis, Zurbaran
9 Achenbach, Altdorfer, Beardsley, Bourdelle, Burgkmair,
Cammerano, Canaletto, Carpaccio, Cavallino, Charonton,
Chavannes, Coninxloo, Constable, Corbusier, Comelius,
Correggio, Delacroix, Desmarées, Elsheimer, Epektetes,
Fabritius, Feininger, Feuerbach, Fragonard, Francesca,
Franquart, Friedrich, Fromentin, Géricault, Giorgione,
Gonçalves, Grünewald, Hennequin, Hiroshige, Hohenfort,
Jawlensky, Kandinsky, Kao Ch'i-p'ei, Kauffmann, Kokorinov,
Kokoschka, Ku K'ai-chih, Kung Hsein, Kuniyoshi, Leistikow,
Lhermitte, Lisiewska, Lissitzky, Malevitsj, Manessier,
Metzinger, Mondriaan, Multscher, Pechstein, Pisanello,
Portinari, Raedecker, Rembrandt, Robertson, Rochussen,
Rodchenko, Rodriquez, Saenredam, Saftleven, Santomaso,
Schindler, Schlemmer, Schönfeld, Segantine, Tischbein,
Uffenbach, Velasques, Velázquez, Veneziano, Verhaghen,
Wouwerman
10 Aldegrever, Bartholomé, Bellechose, Boltraffio, Borgognone,
Botticelli, Broederlam, Champaigne, Chang Ch'eng,
Chassériau, Coebergher, Dietterlin, Euphronios, Euthymides,
Fauconnier, Fragiacomo, Giacometti, Heemskerck,
Hegenbarth, Hildebrand, Lautensack, Liebermann,
Li Lung-mien, Lorenzetti, Modigliani, Parrhasios, Philoxenos,
Pollaiuoli, Polygnotos, Schelfhout, Schongauer, Shen Nan-
p'in, Signorelli, Sutherland, Tintoretto, Verrocchio,
Vorsterman
11 Apollinalre, Braeckeleer, Brusselmans, Castiglione,
Chodawiecki, Derkinderen, Gentileschi, Ghirlandajo,
Hirschvogel, Konijnenburg, Maddox-Brown, Maulpertsch,
Meistermann, P'an Kung-shou, Primaticcio, Roland Holst,
Schäufelein, Strzeminski, Unkoku Togan, Vigée-Lebrun,
Wang Yuan-ch'I
12 Caroldsfelds, Gainsborough, Michelangelo, Pinturicchio,
Rottenhammer, Rijsselberghe, Thom Prikker, Valckenborch,
Weissenbruch
13 Singer Sargent
15 Igarashi Shinsai, Modersohn-Becker, Rembrandt van Rijn, Schmidt-Rottluff, Toulouse-Lautrec, Yokoyama- Taikwin
16 Teniers de Jongere
18 Hennequin van Brugge
19 Duccio di Buoninsegna, Geertgen tot Sint Jans
schilderachtig – pittoresk
schilderdoek - linnen
schilderen  kalken, penselen, verven, wachten
schilderen van letters  lettertrekken
schilderes - kunstenares
schilderfamilie - Brueghel, Maris
schildergerei  borstel, doek, ezel, linnen, palet, penseel, raam, tempermes, terpentijn, verf
schilderhuis  wachthuis
schilderkwastje - penseel
schilderij  doek, schilderstuk, stilleven, tableau, tafereel, tafreel
schilderij in woorden  tafereel
schilderijenkabinet – pinakoteek
schilderijen tentoonstellen – exposeren
schilderijen tentoonstelling - expositie
schilderijenverzameling  kabinet, museum, pinacotheek
schilderijenverzameling te Leningrad  Hermitage
schilderijenverzameling te Madrid - Prado.
schilderijenverzameling te München  Pinacotheek
schilderkunst  pictura
schilderplankje  palet
schildersattribuut  doek, ezel, kwast, lijnolie, linnen, mes, palet, penceel, plamuur, tempermes, verf(kwast)
schilderskwast  borstel, penseel
schilderslinnen – doek
schildersmes - tempermes
schildersplankje - palet
schilderspraat – bastiet
schilderstuk - stilleven
schilderstuk in natte kalk  fresco
schilderstuk op hout  paneel
schildertechniek  tempèra
schilderwerk boven schoorsteenmantel - boezemstuk
schilderwerk met grijze en bruine tinten – grisaille
schilderwerkplaats - atelier
schildhoek - vrijkanton
schildhouder  tenànt
schildklierstoornis – cretinisme, myxoedeem, struma
schildknaap – page, schilddrager, wapendrager
schildluis - coccida, kommaschildluis,
schildpad  chelonia, drieklauw, halswender, karet, langnek
schildpadden - testunidata
schildpadreiger - nachtraaf
schildreiger - kwak
schildstof - chitine
schildvarken - gordeldier
schildvleugelig insekt  kalander, kever, meeltor, meikever, tor
schildvlo - eenoog
schildwacht  planton, post, wachtpost
schildwacht te paard  vedette
schilfer – pel, stuk, vel
schilferen - bladderen
schilfers op het hoofd  roos, schim
schilkouter  stroopschaar,voorschaar
schillen  doppen, jassen, ontmantelen, ontschorsen, pellen
schilletje  pel, vel(letje),vlies
schil van een noot – dop
schil van erwten - peul
schim – droombeeld, fantoom, geest, spook, schaduw(beeld), visioen
schimmel  kaam, kaamsel, kaan, kim
schimmelachtig - duf
schimmel in korenaren  moederkoren
schimmelig – kamig, muf
schimmels  Fungi
schimmelplantje in azijn  azijnmoer
schimmelvlies  kaam
schimmlziekte - schurft
schimmenrijk  Hades, Tartarus
schimmenspel - schaduwspel
schimmig  mistig, vaagoon, spot
schimp - h
schimpdicht  hekeldicht, satire
schimpen – afgeven, honen, jouwen, rachen, schelden, smalen, spotten
schimpnaam – scheldnaam, spotnaam
schimpscheut – schamp, sneer, toespeling, verwijt
schinde  boombast, schors
schink – ham, schenkel
schip  aak, bark, bodm, boot, botter, brigantijn, galei, galjoen, kaag, kogge, karveel, klipper, kogge, korvet, kotter, logger, m.s., oceaanreus, onderzeeer, pink, prauw, schoener, schuit, snauw, s.s, stomer, tanker, tjalk, trireem, vaartuig, zeilboot, zeiljacht
schip aanklampen - enteren
schip als huis  ark, woonark
schip als opslagplaats  hulk
schip dat olie vervoert  tanker, tankschip
schip der Argonauten  Argo
schip der woestijn  kameel
schip met dezelfde koers  bijligger
schip van de wilde vaart  tramp
schip van Noach  ark
schip vastleggen  aanleggen, ankeren, meren
schip voor olievervoer  tankschip, tanker
schip voor visvangst - botter
schipbreuk – ondergang
schipbreuk lijden – stranden, vergaan
schipbrug – ponton
schipper – vletter
schipperaar – plooier
schipperen – modderen, knoeien
schippersboom  kloet
schippersbroek - mots, motse
schippersdweil  zwabber
schippersknoop - mastworp
schipperslied – barcarolle
schisma  afscheiding, scheuring, tweespalt, verdeeldheid
schit – koeiendrek
schitteren  blinken, brilleren, fonkelen, glanzen, glimmen, glinsteren, gloren, lichten, pralen, stralen, schijnen, uitblinken, vlammen
schitterend  blinkend, briljant, eclatant, geniaal, glansrijk, grandioos, groots, heerlijk, hel, mooi, prachtig, stralend, subliem, voortreffelijk, uitstekend
schitterend feest  gala(bal)
schitterend slottoneel  apotheose
schitterende ster in het zuiden - Orion
schittering  blinker, brille, fonkeling, geflonker, glans, glinster, glitter, luister, praal, pracht, pronk, straling,
schittering van de zon - zonneglans, zonnestraling
schizofreen  gespleten, krankzinnig
schlager  song, succeslied, tophit
schlemiel  ongeluksvogel, pechvogel, sloeber, slungel, stakker,
schmink – grimeersel, make-up, opmaak
schminken  blanketten, grimeren
schnabbel – bijverdienste, klus
schnaps  borrel, jenever
schob  kraan, wagenhuis
schobbe – schooier, sloddervos, slons
schobbejak – bengel, schavuit, schelm, schoft, schurk, schooier
schobben  jeuken, krabben, krauwen, schuren
schobberd  schobbejak, schoft, schooier, schurk
schobbetje  dubbeltje
schobbig  haveloos, schubbig
schoeisel –
4 blok, flat, hiep, hoos, muil, pump,slof, trip
5 broos, kloef, kloet, kloon, laars, opank, slets, spike
6 dokker, kistje, loafer, schoen, slofje, stevel, toffel, treter
7 bottine, galoche, moliere, muiltje, rijlaars, sandaal, slipper, stapper, stoefel
8 escarpin, poulaine
9 babouches, badschoen, balschoen, bloklaars, bontlaars,
brodequin, gymschoen, instapper, kamermuil, lakschoen,
lieslaars, manslaars, pampoesje, pantoffel, rijgschoen,
skischoen
10 bergschoen, blokschoen, dameslaars, dansschoen, espadrille,
gespschoen, klomplaars, motorlaars, overschoen, puntschoen,
regenlaars, rijgbottine, tootschoen, trimschoen, tuitschoen,
veldschoen, werkschoen, zeilschoen
11 baggerlaars, damesschoen, gummischoen, herenschoen,
klompschoen, rubberlaars, ruiterlaars, schoenklomp,
sportschoen, veterschoen, winterlaars, zomerschoen
12 balletschoen, kinderschoen, snavelschoen, sneeuwschoen,
spijkerschoen, strandschoen, tennisschoen, visserslaars,
wandelschoen, winterschoen
13 cricketschoen, huispantoffel, jongensschoen, voetbalschoen
14 kraagpantoffel
schoeisel van hout  klepper, klomp
schoeisel van Indiaan  mocassin
schoeisel zonder veters  sloffen, slippers, laarzen, klompen, kleppers, pantoffels
schoelje – fielt, schoft, schuimer, schurk, sloeber, sujet
schoenband - veter
schoendeel  hak, neus, zool
schoenhersteller – lapper, schoenmaker
schoenlepel  schoenhoorn, laarzenknecht
schoenmaker - lapper, pik, schoenlapper
schoenmakersgaren  spinaal
schoenmakersgerei – borstel, els, hamer, leest, mes, naald, priem, rasp, spinaal
schoenmakersriem - spanriem
schoenmakersstoeltje - driestal, drievoet
schoenoogje  malie
schoenpoetsmiddel - schoensmeer
schoenvetergaatje  malie
schoen voor adleten - spike
schoenvorm  leest, model
schoepenrad – rotor, turbine, waaier
schoer - schouder
schoerhaai – zeeëngel
schof – lade
schoffel – luierman, schrepel
schoftelaar  damhert, eland
schoffie  schooiertje, straatjongen
schoft – fielt, ploert, bruut, rust, schavuit, schobbejak, schurk, vlegel, rusttijd, schooie, sujet
schoftachtig  gemeen, vlegelachtig, schurkachtig
schofterig  schoftachtig, gemeen, schuw
schok – bons, botsing, dreun, ruk, shock, stoot, stroomstoot
schokbreker  buffer, bumper, demper, stootbalk
schokkend – hortend, roerend, shocking, treffend
schokker – erwt, gierigaard
schoktoestand - shock
schol – ondiep, platvis, zode, schraal
scholekster - kliet
scholen  opleiden, onderrichten
scholier – leerling, pupil
scholing – opleiding, training, vorming
schollevaar  aalscholver
schommel  bijs, dikzak, touter, wipper
schommelbedje - wieg
schommelen  bengelen, bungelen, slingeren, waggelen, wiegen, zwaaien
schommelend - onvast
schommeling  fluctuatie
schommeling tussen uitersten  amplitudo.
schone jongeling  Adonis, Ganymedes
schone letteren  bellettrie
schone verleidster  sirene, Lorelei
schone vrouw  Helena
schone zaken  moois, fraais
schonen  zuiveren
schonk  bot, (dij)been, heup, schouder
schonkig  benig, mager
schoof – bundel, garf, garve
schooier  bedelaar, kalis, landloper, rabout
school (Lat.)  schola
school voor Joods godsdienstonderwijs  jesjiva
schooien  bedelen
schooier  bedelaar, landloper, schoft, schobbejak, schurk
schooieren – bedelen,
schoolafdeling  klas
schoolbehoefte  agenda, bank, boek, bord, gom, gum, griffel, gum, krijt, liniaal, lei, passer, pen, potlood, schrift, spons, stuf
schoolgeld - minerval
schooljaar  cursusjaar
schooljuffrouw – docente, lerares
schoolkamer - lokaal
schoolmeester – docent, frik, leraar, onderwijzer
schoolmeesteren  bedillen
schoolopziener  inspecteur
schoolschrift  cahier
schoolvak  aardrijkskunde, algebra, biologie, boekhouden, economie, fysica, geschiedenis, lezen, meetkunde, muziek, rekenen, schrijven, taal, tekenen, wiskunde, zingen
schoolverzuimen  platlopen, spijbelen
schoolvoorbeeld - prototype
schoolvos  frik, meester
schoon  behaaglijk, behoorlijk, slean, fraai, goedgevormd, heerlijk, helder, keurig, klaar, knap, lieflijk, mooi, net, nobel, onbevlekt, opgeruimd, prachtig, proper, rein, smetteloos, vlekkeloos, zindelijk, zuiver
schoon aan de haak - zuiver
schoonbroer – zwager
schoon en helder – zuiver
schoon en zuiver - rein
schoongemaakt – gezuiverd, ontsmet
schoonheid  beauté, élégance, gratie, helderheid
schoonheidsdienaar  estheet, esteet
schoonheidsgevoel  smaak
schoonheidsleer  esthetica
schoonheidsmiddelen  cosmetica, crème, haarlak, lipstick, lotion, mascara, masker, poeder, rouge
schoonheidszin  smaak
schoonmaak – reiniging, zuivering
schoonmaakgerei  bezem, boender, borstel, blik, boender, dweil, emmer, plumeau, ragebol, spons, stofdoek, stofzuiger, wisser, zeem
schoonmaakmiddel  soda, vim, was, zeep
schoonmaakster – schrogster, werkster
schoonmaken – boenen, borstelen, dweilen, kuisen, poetsen, ragen, reinigen, ruimen, schrobben, schuieren, stoffen, vegen, wassen, wissen, zuiveren, zwabberen
schoonmaker – kuiser, poetser, reiniger
schoonprater  flikflooier, vleier
schoonschrift  kalligrafie
schoonschrijver  kalligraaf
schoontjes  fijntjes, liefelijk, netjes, vleiend
schoon toekomstbeeld - droom
schoonvader van Jacob - Laban
schoonvader van Penelope – Laërtes
schoonwrijen - boenen
schoonzuster  snaar
schoor  schraag, schrap, stempel, steun(balk), stut,
schoorbalk  steun, stut
schoorpijler  schraagbeer, contrefort
schoorsteenkanaal - rookgat
schoorsteenkap  gek
schoorsteenmantel – schouw
schoorsteenveger – roetmop, zwatjan
schoorsteenzwart  roet
schoorstuk  buitensteunder, noodstuk, karbeel, steunknie
schoorvoetend  aarzelend, ongaarne, weifelend
schoorwal - draagzuil, pijler, steunpilaar
schoorwal (Eng.)  spit
schoorzuil  steunpilaar, draagzuil, pijler
schoot  baarmoeder, ent, ketting, loot, moederlijf, scheut, steek, touw, uitspruitsel
schootgaan - vluchten
schootlijn  richtlijn, schot, vuurlijn
schootsvel van vrijmetselaars – tablier
schootseld - bereik
schop  bats, ballaster, flap, graaf, hak, lep, spa, spade, schep, stamp, trap
schop met de voet - trap
schoppen  stampen, trappen
schoppenaas in omber  of quadrille spel  spadille
schor  gors, hees, kardoes, kwelder, nes, plaat, rauw
schorem - armoede, rgeboefte, apalje, schorriemorrie, tuig, uitschot, uitvaagsel
schoren – ondersteunen, stempelen, steunen, stutten
schorfte – warkruid
schorre – gors, vloerzerk
schorriemorrie – getisem, rapalje, schorem, tuig
schors  bast, boombarst, buitenlaag, eek, run, schil
schors afhalen – eken
schorsen – opheffen, uitstellen, verschuiven
schorsing in een ambt  suspensie
schorskever  dennenscheerder
schort – boezelaar, eva, lendendoek, voorschoot, schorteldoek
schorteldoek  voorschoot, schort
schorten  haperen, hinderen, mankeren, ontbreken, verschuiven
schortje - tablier
Schot  Sandy
schot – beschoeisel, luik, paneel, schotzalm, schutsel, schutting, vaart, vooruitgang, zeeforel
schotel – ankersleutel, bakje, bord, eten, gerecht, gang, menu, plateel, schaal, spijs
schotel om van te eten – bord
schotelrek – etagere, richel
schotel van het avondmaal  graal
schotel voor gebruik tijdens de mis - pateen
schoteltje in R. K. eredienst  pateen
schotelrek  etagère, hang, richel
Schots bankier uit de 18e eeuw - Law
Schots grondbezitter – laird
Schots kledingstuk - kilt
Schots muziekinstrument – doedelzak
schots – kluchtig, mal, raar,
schots en scheef  kriskras
Schotse dans  ecossaie, reel
Schotse drank  whisky
Schotse herdershond  collie
Schotse rivier  Dee, Forth, Spey,Tay, Thurso
Schotse rok – kilt
Schotse ruitstof - tartan
Schotse stam  clan
Schotse stof  tartan
Schotse volksdichter  Bums
schotschrift  pamflet, paskwil
schouder – schoer, schoft
schouderband – bandelier, stola, stool
schouderbedekking aan uniformen - passant
schouderbelegsel  epaulet
schouderblad  scapula, scapulier
schouderdoek – slendang, stola
schouderdoek van priester gedragen tijdens de mis  amict
schouderholte  oksel
schouderjicht  omagra
schouderkleed - scapula, scapulier
schouderklopje - lofuiting
schouderkwasten op uniformen - fouragère
schoudermantel  cape, kappa
schoudermantel van bisschoppen en domheren  mozetta
schouderreuma  omagra
schouderstuk - pat
schouderversiering  epaulet
schoudervracht  (Ind.) pikol, pikoei
schout – baljuw, drost, meien
schouw – haard, inspectie, ronkies, revue, schoorsteen, schunnig, schuin, sjofel, stookplaats, woest
schouwburg  komedie, theater
schouwburg in Milaan  Scala
schouburgjuffrouw - ouvreuse
schouwburgplaats  balkon, gaanderij, loge, parket, parterre, stalles, schellinkje
schouwen – beoordelen, bezien, inspecteren, keuren
schouwer - ziener
schouwing  inspectie, keuring
schouwkamer – toonzaal
schoueman - veerman
schouwspel  blijspel, komedie, revue, spektakel, taf(e) reel, toneel, tragedie, treurspel, vertoon
schouwspel in theater – revue
schoven graan op het veld – garf, lee
schraag  amper, nauwelijks, schoor, schuins, stelling, steun, stut
schraagjes  krapjes
schraagpijler  muurstut, steunbeer
schraal – armzalig, dor, droog, dun, gust, guur, iel, kaal, karig, mager, matig, mondjesmaat, pover, rank, schriel, schamel, slank, sober
schraalheid  magerheid, armelijkheid, dorheid, ruwheid
schraaltjes  armoedig, dun, ijl, karig, magertjes, schamel
schraapzuchtig  gierig, inhalig, vrekkig
schragen  steunen, stutten
schraging  bijstand, hulp, ondersteuning
schrale kost - gust
schram – keep, krab, kras, schaafwond, varken, wond
schrander  bijdehand, gevat, gewiekst, glad, handig, helder, intelligent, knap, listig, pienter, scherp, slim, sluw, snedig, snood, snugger, pienter, scherpzinnig, spitsvondig, verstandig
schrander persoon – slimmerd
schrank - schraag
schransen  buffelen, bunkeren, vreten
schrap – doorhaling, kavel, krab, kras, pal, reef, schreef, scherp, schoor, schram, stevig, streep, vast
schraper – erwtenteller, gierigaard, krabijzer, melker, potter, vrek
schraperig  gierig, inhalig, schraapzuchtig
schrapijzer – krabber
schrap of kras - streep
schrappen – doorhalen, royeren
schrapper  krabber, schraapijzer
schrapping - royement
schrede  pas, stap, tred(e)
schredenteller  hodometer, pedometer
schreef  beginstreep, doorhaling, doelstreep, grenslijn, kras, schrap, streep
schreeuw  cri, gil, kreet, krijs, roep, uitroep
schreeuwen – brullen, bulderen,galmen, gieren, gillen, huilen, krijsen, razen, roepen, schreien, tekeergaan, tieren
schreeuwend  criant, gillend, razend, tierend, vloekend
schreeuwend geluid  kreet
schreeuwer – pochhans, raasbol, roeper, snoever, stentor
schreeuwerig - druk
schreeuwlelijk  brulaap
schreeuwvogel  kolibrie, neusvogel, salangaan
schreien  hullen, janken, krijten, pruilen, schreeuwen, snikken, wenen
schrepel – luierman, schoffel, wiedhaak
schrepelen – loswielen, wieden
schreur – kleermaker
schriek – krekel, waterral
schriel  dun, gierig, iel, karig, krenterig, mager, minnetjes, pinnig, schamel, schraal, smal, zuinig
schriel en mager – smal
schrielheid – gierigheid
schrift – bijbel, cahier, schrijfmanier
schriftelijk - geschreven
schriftelijk bescheid - rescript
schriftelijk bevel  ferman, firman
schriftelijk bewijsstuk  akte, bescheid, bon, cedel, ceel, doploma, document, oorkonde
schriftelijk contract – correspondentie
schriftelijk onderricht – cursus
schriftelijk stuk – akte, brief
schriftelijk verslag  nota, notulen, rapport, reces
schriftelijk verzoek  request, rekest, smeekschrift
schriftelijke aanwijzing  nota
schriftelijke getuigenis  oorkonde
schriftelijke lastgeving  cedel, ceel
schriftelijke mededeling  nota
schriftelijke overeenkomst  contract
schriftelijke studie - cursus
schriftelijke verbintenis  revers
schriftelijke verhandeling  acta
schriftelijke verklarig - attest
schrifterts  sylvaniet
schriftgeleerde  farizeeër, wetgeleerde
schriftkenner  schriftgeleerde
schriftkunde  grafologie, paleografie
schriftkundige  grafoloog, paleograaf
schriftlezing  bijbellezing
schriftstuk – akte, copy
schriftteken  grafeem, karakter, letter, rune
schriftteken (Chinees)  karakter
schriftteken (Germaans)  rune
schriftuur  akte, geschrift
schriftverklaring  exegese
schrijdend (muz.)  andante
schrijfblok – cahier
schrijfboek – blocnote, cahier, schrift
schrijfgerei  balpen, balpunt, griffel, inkt, inktkoker, inktpot, inktpotlood, krijt, pen, potlood, vulpen, veder, viltstift, vulpen
schrijfkast - secretaire
schrijfkosten  leges
schrijfkramp  grafospasmus
schrijflijn  regel
schrijfloon  leges
schrijfmachine  tikmachine, typewriter
schrijfmanier - schrijftrant
schrijfmateriaal  bord, papier, perkament
schrijfmeubel - secretaire
schrijfonvermogen  agrafie
schrijfportefeuille  schrijfmap
schrijfschrift - cahier
schrijfster  Selinko, Minco
schrijfstift  griffel, krijt, pen, potlood
schrijftafel  bureau, lessenaar, secretaire
schrijftrant  stijl
schrijfvlak – lessenaar
schrijfvloeistof – inkt
schrijfwijze - spelling
schrijn  fiertel, relikwieënkastje
schrijnen - snerpen
schrijnend  deerlijk, grievend, navrant, pijnlijk, smartelijk
schrijnwerker in ebbenhout  ebbenist, meubelmaker
schrijven  noteren, pennen
schrijver  auteur, commies, klerk, literator, opsteller, penner, pennist, romancier, scribent, secretaris, zie verder: romanschrijver en Nederlands schrijver
schrijver van Alice in Wonderland - Carroll
schrijver van alleen op de wereld - Hector Malot
schrijver van Camera Obscura  Beets, HiIdebrand
schrijver van cowboyboeken  Nowee
schrijver van detectives  Beuving, Chartris, Christie, Conan, DoyleDurbridge, Flemming, Gardner, Havank, Hofdorp,Ivans, Mons, Poe, Simenon, Visser
schrijver van de drie Musketiers - Dumas
schrijver van doktersroman  Cronin
schrijver van een Christmas Carol - Dickens
schrijver van een woordenboek - lexicograaf
schrijver van Faust  Goethe
schrijver van griezelverhalen  Poe
schrijver van Gullivers reizen  Swift
schrijver van Hamlet  Shakespeare
schrijver van Indianenboeken  Cooper, May, Nowee
schrijver van Jongensboeken  Kieviet
schrijver van Mathildecyclus  Perk
schrijver van Max Havelaar  Multatuli
schrijver van Paradise Lost - Miloton
schrijver van Robinson Crusoë  Defoe
schrijver van sprookjes  Andersen, Bomans, Grimm, Hauff
schrijver van verzoekschrift  adressant
schrijverij  geschrijf, gekrabbel
schrik  alteratie, angst, horror, ontsteltenis, ontzetting, paniek, rats, vrees
schrik aanjagen – alarmeren, verontrusten
schrikaanjagend  intimidatie
schrikaanjagende godheid  Pan
schrikaanjaging  intimidatie, ontmoediging
schrikachtig – bang(elijk), kopschuw, schichtig, schrikkerig
schrikbarend  ijselijk, vreselijk, verschrikkelijk, vervaarlijk
schrikbewind  terreur
schrikdier  gedrocht, monster
schrikdraad - rasterdraad
schrikgodin  erinys
schrikhagedis  dinosaurus
schrikkelijk  bedenkelijk, geducht, ijselijk, verschrikkelijk
schrikkerig  schrikachtig
schrikstelling  noodvloer, valsteiger
schrikwekkend – akelig, geducht, gemeen, ijselijk, luguber, onguur, sinister, vreselijk
schrikwekkend schild  Aegis
schril – angstig, gejaagd, gering, weinig
schril geluid geven  snerpen
schro – blad, reep
schrobben  boenen, reinigen, schoonmaken, wrijven, zwabberen
schrobber – heibezem, luiwagen
schrobbering  berisping, uitbrander
schrobnet  foezel, kor, korre, wade
chrobwant  schrobnetten
schrobzaag  stootzaag
schroef  bout, dolfijnsprong, propeller, vijs
schroefboor  fret
schroeflijn  spiraal
schroefpomp  tonmolen
schroefrad  wormwiel
schroefsleutel - bahco
schroefvormig rad met schoepen - turbine
schroeien  afbranden, blakeren, snoeien, zengen
schroeven – draaien, vastmaken
schrok  gulzigaard, slokop, vreetzak, vreter
schrokachtig  vraatzuchtig, vrekkig
schroken  schroeien, zengen
schrokerig  armzalig, geschroeid, min, nietig, verschrompeld
schrokker - vreter
schrokkerd  gulzigaard, slokop
schrokkerig – begerig, gretig, gulzig, hongeriginhalig,
schrokkerij  gulzigheid
schrokkig – gulzig, inhalig, onbeschoft, schots, vraatzuchtig, vrekkig
schrollen  schimpen, smalen
schromelijk – angstwekkend, bedenkelijk, erg, geducht, ijselijk, vreselijk, zeer
schromeloos  onbeschroomd
schromeloosheid  onbeschroomdheid
schromen  aarzelen, dralen, duchten, ontzien, vrezen
schrompelen – krimpen, rimpelen
schrompelig – gerimpeld, rimpelig
schronselen – wroeten
schrooi – honger, trek
schroom – aarzeling, angst(valligheid), bedeesdheid, gêne, ontzag, schaamte, schrik,vrees
schroomachtig  angstvallig, bedeesd
schroomvallig  bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bleu, schuchter, sip, timide, verlegen
schroot – afval, ijzerafval, metaalafval, rafter
schrootboom  schrootladder
schrot  kriel, schroot
schubbig – geschilferd, geschubd
schubje - schilfer
schubvleugelig insect  nimf, rups, vlinder
schuchter – bang, bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bevangen, bleu, blo, blode, schroomvallig, schuw, sip, timide, verlegen
schudbeker – shaker
schudden – beven, daveren, shaken, sidderen, trillen
schudding - beving
schudkorf  wan
schuier – borstel, luiwagen, stoffer, veger
schuieren – borstelen, vegen
schuierhout  borstelblok
schuif – afsluiting, grendel, hevel, knip
schuif in een sluisdeur  rinket
schuifbak  la, Iade
schuifbout  grendel, knip, schuif
schuifelachtig  sluipend, gluipend
schuifhout  kloosterhout, zandstrook
schuifijzer of slot – grendel
schuifkar  bakfiets, handkar, kruiwagen
schuifraam – loket
schuifspeld – haarspeld
schuiftrap - schuifladder
schuiftrompet  trombone
schuifuil – ransuil
schuifvenster - schuifraam
schuifvizier – laddervizier
schuifwand - vouwwand
schuil  spruw; verborgen, verscholen, weg
schuilevinkje - verstoppertje
schuilgaan  verbergen
schuilhouden – verbergen, verstoppen
schuilkelder  bunker
schuilnaam  pseudoniem
schuilnaam van...  zie: pseudoniem van...
schuilplaats  abri, afdak, bunker, hok, honk, hut, kelder, kooi, stek, toevlucht
schuim  broes, bruis, gajes, gepeupel, gespuis, grauw, heffe, plebs, rapalje, tuig, uitschot, uitvaagsel
schuimachtige spijs - creme
schuimbeestje - koekoeksspog, paddespog
schuimbekken – razen, tieren, zieden
schuimeendje - zomertaling
schuim op bier  gijl, kaam, kraag
schuimen  bruisen, gisten, klaplopen, mousseren, roven, woelen, schuimer – klaploper, landloperschoelje, zeerover
schuimgebakje – baiser
schuimkanon - brandblusser
schuimkraag op bier  manchet
schuimkruid - veldkers
schuimloper - tafelschuimer
schuimpje - nonnefortje
schuimschiding - flotatie
schuimsel - uitschot
schuin – aflopend, cursief, gemeen, glooiend, hellend, onkies, oplopend, pikant, scabreus, scheef
schuin aflopen – geren, hellen
schuin aflopend - hellend
schuinbewerkte kant – bilgoen
schuin gedrukt - cursief
schuin geslepen rand  biseau
schuin kijken - loensen
schuin latwerk als voederrek  ruif
schuin naar voren stekend - prognaat
schuin schrift - cursief
schuin toelopend  geer, gerend, taps
schuine baan  geer
schuine balk  spant
schuine kant van beitel  keg, neg(ge)
schuine letter – cursief
schuine pen – spie
schuine schrijftafel – lessenaar
schuine stootnaad - verstek
schuine strook – geer
schuine zijde van een rechthoekige driehoek  hypotenusa
schuins – schraag
schuinsmarcheerder – boemelaar, losbol
schuin staan - hellen
schuinstaand boekenplankje  lezenaar
schuinte  helling
schuinte van aardwerken – helling, talud
schuin toelopend - taps
schuit  ark, boot, praam, schip
schuitbek – lepelbek, reiger
schuitig – wild, woelig
schuitjevaren  spelevaren
schuiven – betalen, dokken, glijden, roken, slippen, verplaatsen, voortduwen
schuiven van grond  creep, solifluctie
schuivende ijsheuvel  toros
schuivende ijsmassa – gletsjer
schuiver – junk, landloper, misstap, schooier, slipper, val
schuld  achterstand, culpa, dalles, debet, krediet, zonde
schuld aan de bank – debet
schuld aflossen - betalen
schuldbekentenis  promesse
schuldbelijden - biechten
schuldbelijdenis  biecht, confessie, confiteor
schuldbesef – berouw, spijt, wroeging
schuldbewijs - pandbrief
schuldbrief - obligatie, promesse
schulddelging  amortisatie
schuldeiser  crediteur, ontvanger
schulden - passiva
schuldenaar  beslagene, debiteur, zondaar
schulden maken - beren
schuldenregister - kerfstok
schuldig – aansprakelijk, credit, debet, nalatig, verplicht
schuldige – bedrijver, dader, delinquent, nalatige, verdachte, zondaar
schuld maken – beloven, lenen
schuldoverdracht  delegatie
schuldslaaf  pandeling
schuld vereffenen  betalen
schuldvergelijking  compensatie, verrekening
schuldvergiffenis  genade
schuldvernieuwing  novatie
schuldvordering - inschuld, pretentie
schulpboor - schulper, vervolgboor
schulplijn - conchoïde
schulpvormige geborduurde rand - feston
schulpvormige uitsparing in muur - nis
schun  schavuit, schooier
schund  prikkellectuur
schunnerd  schooier, zwerver
schunnig  armoedig, armzalig, gemeen, haveloos, laag, obsceen, onfatsoenlijk, onkuis, schuin, smerig, vies, vuil, vunzig
schuren – gladmaken, glijden, krauwen, polijsten, schrobben, wrijven
schurft  psoriasis, scabiës
schurftig – rrappig, uidig, schunnig, smerig, zerig
schurftkop - roek
schurftkruid - knautia
schurk – aterling, bandiet, bedrieger, boef, boosdoener, booswicht, doerak, ellendeling, fielt, galgeaas, galgebrok, gladakker, loebas, loer, loeres, lomperd, misdadiger, onverlaat, patser, ploert, rover, schavuit, schelm, schobbejak, schoft, schooier, snoodaard, spitsboef, vagebond, verkwister
schurk (Fr.)  filou
schurkachtig  gemeen, laag, misdadig, schelms
schurken  hurken, ineen, krabben, schuren, wrijven
schurkenstreek - dievenstreek
schurkerij  bedrog, oplichting, schelmstuk
schut  beer, boswachter, kamerscherm, keerdam, koddebeier, paal, schandaal, scherm, stuw
schudblaadje van aren - kaf
schutblad  bractea, dekblad
schutboog  gordelboog
schutbos  schermbos
schutdek - shelter
schutdekschip - shelterdekschip
schutdeur  sluisdeur
schutkamer  schutkolk
schutkleur – dekkleur, mimicry
schutkolk - sluis
schutoverloop  scheepsplecht
schutplank  sluisplank, vloedplank
schutsbrief - handvest, leenbrief, octrooi, privilege
schutsel – bescherming, heg, hek, heining, paravent, schot, schutting
schutsengel  genius
schutsheer - beschermer, beschermheer
schutsheilige  patrones, patroon
schutsheilige der dokters  Lucas
schutsheilige der jagers  St. Hubertus
schutsheilige der kooplieden  Martinius
schutsheilige der kruisvaarders  Joris
schutsheilige der padvinders  Joris
schutsheilige der schilders  Lucas
schutsheilige der schoenmakers - Antonius
schutsheilige der smeden - Elois
schutsheilige der tandartsen  Apollonia
schutsheilige der timmerlieden  Jozef
schutsheilige van Amsterdam  Nicolaas
schutsheilige van Ierland  Patrick
schutsluis  kolk, sas, spui, verlaat
schutspatroon  beschermheilige
schutsvrouw  beschermheilige, patrones
schutten  afsluiten, afwenden, afweren, beletten, beschermen, insluiten, keren, opsluiten, sluizen, stuiten, tegengaan, tegenhouden,verhoeden
schutter – klovenier, musketier, schieter
schutter  Sagittarius
schutteren – knoeien, stuntelen
schutter op wild - jager
schutters, oefenplaats voor de – doelen, schietbaan
schuttersvis - toxotes
schutterig  onbeholpen, onhandig
schutting – afbakening, afrastering, afsluiting, beschot, (om)heining, hek, planket, scheiding, schot, schutsel, stakt
schuur  barak, berging, boede, boet, hok, hut, keet, kot, loods, silo, stal
schuurbiezen - schaafstro
schuurborstel - draaischuier
schuurdoek - schuurlinnen
schuurpaal  wrijfpaal
schuurpapier, zeer fijn - botnul
schuurpoeder  amaril, vim
schuursteen  puimsteen
schuurtje  boet, hok, keet, kot, stal
schuur voor graan - silo
schuw – angstig, bang, beangst, bedeesd, beschroomd, bevreesd, ril, schichtig, schuchter, verlegen, vrees
schuwen - mijden
schuwheid - schichtigheid, schuchterheid
schuw en slank dier - ree
schuw dier – fret, hert, ree, wezel
schuwen – mijden, ontwijken, vermijden, vrezen
schuw roofdiertje  wezel
schwadronneren  opsnijden, snoeven, pochen, uitsloven
schwung  gang , kracht, vaart
scilicet  sc., namelijk
Scilla-eilanden - Sorling
Scilly-eilanden, een der - Annet, Bryher, Gugh, Samson, St-Agnes, St-Martin’s, St-Mary’s, Tresco
scintillatie  flikkering, fonkeling, schittering
scopolamine - hyoscinum
scorbuut  scheurbuik
score – stand, uitslag
scoren – doelpunt maken
scorpio  schorpioen
scout – padvinder, verkenner
scouting – padvinderij
screenen - onderzoeken
sculpsit  sc., sculps
scriba  secretaris
scriban – schrijfkabinet
scrip - bewijsstuk,
scripsit  scr.
script – manuscript, tekst
scriptorium  schrijfvertrek
scrofelkruid  helmkruid
scriphulariacee -
6 hengel
7 ereprijs, linaria, mimulus, nemesia
8 gratiola, ratelaar, veronica
9 aronsstaf, beekpunge, digitalis, helmkruid, limosella,
slijkgroen, stalkaars, verbascum
10 kartelblad, leeuwenbek, ogentroost
11 genadekruid, maskerbloem, mottenkruid, schubwortel
12 koningskaars
16 vingerhoedskruid
scrupuleus  angstvallig, gewetensvol
scrutineren  onderzoeken, uitvorsen, nasporen
scrutinium - onderzoek, stemmenverzameling
Seatslands, een der Amerikaanse - Cumberland, Edisto, James, Ossabaw
sculptuur - beldhouwwerk
seance  zitting
Seba, gastheer van de koningin van – Salomo
sec – dry, droog, puur,
secans  sec., snijlijn
seceren  opensnijden, ontleden
secondant  helper
seconde  even, moment, mum, ogenblik, tel
seconderen  bijstaan, helpen
secreet – ellendeling, geheim, kreng, lamstraal, mispunt, naarling
secretaire – bureau, schrijfkast
secretarie van de Provinciale Staten  griffie
secretarie van een rechtbank  griffie
secretaris - abactis, geheim, schrijver, scriba
secretarisvogel - slangenvreter
sectarische bijeenkomst - conventokel
sectie – afdeling, insnijding, lijkopening, onderdeel, operatie
sectie verrichten - seceren
sector – afdeling, zone
seculair - honderdjarig, wereldlijk
secundair  (geol.) Mesozoïcum
secundaire periode  Jura, Krijt, Trias
secuur – nauwgezet, nauwkeurig, nauwlettend, stellig, stipt, vast, wis, zeker
sederen - kalmeren
sedert  anno, gedurende, her, sinds, vanaf
sedert de 17e eeuw uitgestorven vogel  dodo
sedertdien - sinds
sedes  zetel, woonplaats
sediment  afzetting(sgesteente), bezinksel, neerslag
sediment van organische oorsprong - bioliet
sedimental  klei, leem,
sedimentair gesteente - grind, klei, leem, zand, zavel
sedimentatie  afzetting
sedimentgesteente – arkose, bauxiet
seductie  verleiding .
seduisant  verleidelijk, verlokkelijk
sedum – vetkruid
seef - bier
seffens  aanstonds, dadelijk
segment - geleding, metameer
segmentering - metamerie
segregatie  afscheiding, afzondering, ontmenging
segregeren  afscheiden, afzonderen
seibel – bedrog, zwendel
seibelaar – knoeier, reut, zanik, zeur
seibelen – knoeien, teuten
seigneur - heer
sein - hint, signaal, teken, wenk
sein op trommel  roffel
seinen - berichten, telegraferen, wenken
seiner  marconist, signalist, telegrafist
Seine-et-Marne, hoofdstad van het departement -Melum
Seine-et-Oise, hoofdstad van het departement -Versailles
Seine-Maritime, vissersplaats in het departement - Dieppe, Fécamp, Rouen
seingever  starter
seinlicht – fanaal, vuurbaken
seinpost  semafoor
seinschip  adviesjacht
seinsleutel - morsesleutel
seinspiegel  heliograaf
seintaal  code, morse
seintje  hint, raad, tip, wenk
seintoestel  heliograaf, seinlamp, semafoor, telegraaf, telex,
seintoren  semafoor
seinvlag - geus, pitsjaar, wimpel
sein voor vertrek - startsein
seizen - beleggen, vastbinden, vastsjorren
seizoen  getij(de), herfst, jaargetijde, lente, moesson, najaar, passaat, voorjaar, winter, zomer
seizoenopruiming - uitverkoop
seizoenstalwoning - boe, boo
séjour - verblijf
sekreet - bestekamer, gemak
seks - erotiek
sekse  geslacht, kunne, sexe,
sekslokstof – feromoon
seksualitiet – erotiek, sex
seksuele onthouding - continentie
seksuele opwinding – afrodisie
sekt - champagne
sekte - aanhang, gezindte, geloofspartij
sektegeest  sectarisme, sektarisme
sekuur - nauwgezet, nauwlettend, stellig, stipt, zeker, zorg
sela – pauzeteken, rustteken
seladon  zeegroen
selderij - apium, eppe
select  uitgekozen, uitgelezen, uitgezocht, uitverkoren
selecte groep  elite
selecteren – scheiden, schiften, uitzoeken
selectie – elite, keur, keuze,uitkiezing
selectief  uitkiezend
Selene  maan(godin)
seleniet  maansteen
selenium  se., seleen
selenografie  maanbeschrijving
selenotypie - chaostypie
selfmade man  autodidact
selve - salie
selve, wilde - wilgenroosj
Sem, afstammeling van - Arabier, Israëliet, Semiet
Semasiologie - semantiek
semester  halfjaar
semestraal  halfjarig
semestrieel  halfjaarlijks
semi - half
Semitische godheid - El
Semitische talen  Arabisch, Aramees, Assyrisch, Babylonisch, Ethyopisch, Ethiopisch, Fenitisch, Hebreeuws, Punisch, Syrisch
Semitische talen, kenner der - Semitist
Semitische talen, wetenschap der – semitistiek
semmel – geteem, gezanik, gezemel
semmelen - brommen, dralen, mopperen, talmen, temen, treuzelen, zeuren
Semnonen – Alamannen
semper - steeds
senaat  s., senatus
senaat, lid van de - senator
senaatsbesluit - senatus-consult
senang – lekker
senatus - senaat
Senegal, deel van - Cap-Vert, Casamanca, Diourbel, Fleuve, Sine-Saloum, Thiës
Senegal, eilandje behorende bij - Gorëe
Segal, hoofdstaf van - Dakar
Senegal, stad in - Diourbal, Kaolack, Saint-Louis, Siguinchor, Tambacounda, Thiës
seneplant  cassia
senestruik - senne
seniel – afgeleefd, afgetakeldaftands, kinds
seniele aftakeling  ouderdomszwakte
senior  oudere, sr., oudste
sennhut – berghut, herdershut
senor - mijnheer
sensatie  gevoel, gewaarwording, ontsteltenis, opschudding, opwinding, opzien
sensationeel  enerverend, opzienbarend, opwindend, spannend
sensibel  aandoenlijk, gevoelig, voelbaar, waarneembaar
sensualisme - zinnelijkheid
sensueel  wellustig, zinnelijk
sent  gording, lijst
sententie - kernspreuk, uitspraak, vonnis, zedespreuk
sententieus – bondig, leerrijk, pittig
sentiment  gevoel
sentimenteel  (over)gevoelig
separaat – afgescheiden, afzonderlijk, apart, gescheiden, gesepareerd
separatie  afscheiding, scheiding
separeren  afzonderen, scheiden
sepia  inktvis, octopus, poliep
sepositie - sepot
seppoekoe - harakiri
sepsis  rotting
september  herfstmaand
septicaemie - sepsis
septictank  rottingsbak
septine - leidtoon
septum  koorafsluiting
sepulcrum - graf
sequeel  aanhangsel, gevolg, toebehoren
sequens  kerkgezang, seq:, volgend(e)
sera  bloed water
seraf(ijn)  engel
Seram, bewoner van - Alfoer
Serawak, hoofdstad van - Kuching
sereen  helder, kalm, louter, ongerept, onbewolkt,ongesoordpuur, rein, zuiver
serenade – muziekhulde, muziekhulde, zanghulde
sereniteit – helderheid, kalmte
sergeant – lijmklem, lijmknecht, O.O-rang
sergen  alpaca
Sergipe, hoofdstad van - Acuraju
serie – cyclus, opeenvolging, reeks, rij, ris, scala, schakel
serieus  bezonnen, ernstig, gemeend, oprecht, saai
serieus bedoelen – menen
seriewerk - trilogisch
serigrafie - zeefdruk
sering - syringa
seriositeit - ernst, serieusheid
sermoen  betoog, predicatie, predikatie, preek, toespraak, vermaning
seroen - emballagemat
seroet - seroetoe, sigaar
serpeling - gruis
serpent  adder, feeks, furie, helleveeg, karonje, kreng, prij, slang, tang
serpentijnsteen - ofriet
serpentine – slangenlijn
serpentisch - boos, kwaadaardig
serpentig  boosaardig
serpentijn  ofiet
serre  broeihuis, (broei)kas, kweekplaats, orangerie, plantenhuis, tuinkamer, veranda
serum  (bloed)wei, entstof, injectiestof
serum tegen difterie - tan
serum tegen slangengif  antivenine
serumleer  serologie
serval - boskat, tijgerkat
serve – opslag
serveerblad – theeblad
serveerder - kellner
serveerjuffrouw - serveerster, serveuze
serveren – aanbieden, opdienen, opdissen, bedienen
servet – monddoek,morsdoekje, vingerdoek
service  dienst(betoon), opslag
Servië, hoofdstad van - Beograd
serviel  kruiperig, nederig, onderdanig, slaafs
serviesgoed  aardewerk
Servisch ruiter - huzaar
Servische sandaal - opank(a)
Servietenorde  S.B.M.V.
Servilisme  slaafsheid, kuiperij, laagheid
Servisch ruiter  huzaar
serviteur  buiging, dienaar
Servius  S.
sesam - oliezaad
sessie – bijeenkomst, zitting
set  garnituur, filmdecor, garnituurstel
seter - ringvuur, tater
set tafeltjes – mini
settelen - vestigen
setter – patrijshond
seuteren - sudderen
seuterig  mager, schriel, slap
sevenboom - juniperus
sévère - ernstig, (ge)streng
sekse  geslacht, kunne
seksualiteit  erotiek, geslachtelijkheid, geslachtsdrift, sex
seksueel  geslachtelijk, erotisch
secsueel prikkelend - sexy
Seychellen, een der – Maké, Praslin
Seychellen, hoofdstad van – Victoria
sex – seksualiteit
sexclub – eroscentrum
sexhuis – bordeel
sextet - zestal
sextus  s.
sfaleriet - ZnS, blende
sfeer  bol, dampkring, hemelstreek, omgeving, stemming
sfeerloos - kil, koel, koud
sferisch  bolvormig
sfinx - ker
sforzando  aanzwellend, sfz.
sfragistiek – zegelkunde
shabby – havelooskaal, sjofel
shaken – mengen, schudden
shaker - schudbeker
share  aandeel, actie, effect, portie
shawl - das, sjaal
shelter – kampeertent, tentje
Sheppey, hoofdplaats op - Sheermess
Sheppey, eiland bij - Mainland, Umst, Yell
Sheppey, hoofdstad van - Lerwick
Shilling, deel van een - pence
shirt  blouse, boezeroen, (over)hemd, sporthemd
shirtje – polohemd
shit – onzin, rotzooi
shock – zenuwschok
shockerend – schokkend
shop – winkel
shorts – strandbroek
shot – foto, injectie
show  expositie, kijkspel, revue, tentoonstelling, uitstalling; vertoning
showbink – opschepper, praler
showen – exposeren, tonen, vertonen
showroom – toonkamer, toonzaal
Shropshire, hoofdstad van - Shrewsbury
Siam  Thailand
Siamese lengtemaat  sen
Siamese munt  bath, satang
sibbe  clan, familie, geslacht, stam
sibbekunde - genealogie
Siberische bevolkingsgroep - Ainoes, Jakoeten, Korjaken, Ostiaken, Samojeden, Toengoezen, Tsjoetsen
Siberische steenbok – sakin
Siberische toverpriester - sjamaan
Siberisch vaartuig - baidarka
sibille - Albuna, profetes, verkondigster waarzegster
siccatief - boorzuur, harszuur
Sichem - Nabloes
Sicilië, berg op - Etna
Sicilië, hoofdstad van - Palermo
Sicilië, kaap op - Faro
Sicilië, oudste inwoners van - Sicani, Siculi
sidderaal - gymnotus
sidderen  beven, bibberen, huiveren, rillen, schudden, trillen
siddergras - trilgras
siddering – beving, huivering, ril, rilling, trilling
siderroggen - tropedinidae
sideriet - ijzerspaat
Sidon - Saida
sidotblende - ZnS
siepel – ui
siepelen - sijpelen
siepenhout - lijsterbes
sier  luister, onthaal, opsmuk, praal, pracht, pronk, sieraad, tooi
sieraad -
3 bag, git
4 ring, smuk, tooi
5 bijou, camée, parel, snoer, spang, zegel
6 broche, franje, hanger, juweel, kralen, oorbel
7 armband, diadeem, diamant, emerald, ketting, oorknop,
opschik, smaragd
8 kleinood, oorhanger, ornament, paramant
9 edelsteen, halssnoer, medaillon, oorhanger, zegelring
11 ferronnière
sieraad aan een halsketting - hanger
sieraad van de bruid - bruidsbouquet, bruidskrans, bruidssluier
sieraad van een haan  hanenkam, kam
sieraad van de man  baard, bakkebaard, knevel, snor
sieraad voor de hals – halssnoer
sieraad voor het oor – oorbel
sierband – moulure
sierbes - ribes
sierdek - sprei
sierdeken - bedsprei
sierduif - pagadet, raadsheer, valkenet
sieren  tooien, orneren, pareren, verfraaien, versieren
siererwt - pronkerwt
sierfles – flacon, karaf
siergordel – ceintuur, riem
siergras - parelgras, pijlgras, trilgras
sierhaaksluiting - agraaf
sierheester – hortensia, jasmijn, ribes, sering
sierknoop - rozet
sierknop - bouton
sierkunst – ornamentiek
sierkwast - troetel
sierletter - initiaal
sierlijk  bevallig, elegant, fraai, gracieus, netjes, welgevallig, welgevormd
sierlijk damesvertrek – boudoir
sierlijk en chic – zwierig
sierlijk en fraai - mooi
sierlijk flesje  fiool, flacon, karaf
sierlijk kleden - dossen
sierlijk omlijst vlak met opschrift – cartouche
sierlijk opdoffen – tooien
sierlijk steekwapen - kris
sierlijk vaatwerk – vaas
sierlijke fles – flacon, karaf
sierlijke herkauwer  antilope, ree
sierlijke kist – schrijn
sierlijkheid – elegantie, zwierigheid
sierlijst - moulure
sierlijstje - regula
sierplanten  agave, aloë, akelei, akant, amaryllis, anthurium, aronskelk, azalea, begonia, bitterblad, bladbegonia, bougainvillea, bromelia, bruidsbloem, canna, calla, cineraria, clivia, cyclame, christusdoorn, clivia, croton, dopheide, erica, ficus, fuchsia, flox, garnalenplant, casperdoorn, gatenplant, gloxinia, geranium, hibiscus, hortensia, ixora, kerstster, kerstroos,lobelia, nestvaren, oleander, pantoffelplant, passiebloem, poinsettia, primula, pteris, ranonkel, rhododendron, rosientje, rubberplant, sinningia, vaderplant, venusschoentje, vingerplant, wasbloem
sierplantje – afrikaantje
Sierra Leone, hoofdstad van - Freetown
Sierra Leone, munteenheid van - leone
Sierra Nevada, top in de - Mulhacen
sierschaal  jardinière
siersel – Citellus, pronk
sierspeld - broche, clip, fibula
siersteen  agaat, camée, opaal
sierstruik  jasmijn, ribes, sering
siertafeltje  gueridon
sierteelt - bloem(boll)enteelt, boomteelt
siertorentjes in gotiek  fiaal, fiale, pinakel
siertuin  (bloemen)tuin, hof, park
siervogel - pauw
siervrucht  kalebas
sierwapen  eredegen
siësta  dutje, middagslaapje, tukje
siffleren  uitfluiten
sifon  grondduiker, hevelfles, spuitfles, straatkolk
sigaar  bolknak, havanna, stengel , stinkstok, strootje
sigaar (Ind.) - seroetoe
sigaar (Z.Afr.) - Seroet
sigaar, lange dunne - panatella
sigaar na het eten  after-dinner
sigaarroker  sigarist
sigaartje  cigarillo, sigretto, strootje
sigaarvormig projectiel  torpedo
sigaren van banderol voorzien  ringen
sigaret  saffie, sjekkie, strootje
sigarettenpapier – vloe, vloeitje
sightseeing  bezichtiging, toerisme
sigillum (Lat.)  zegel
signaal  alarm, bel, hoorn, sein, sirene, teken, toeter, wenk
signaal voor alarm  alarm, sirene
signaal voor onraad – alarm, sirene
signaal voor opstaan  reveille
signaal voor overgave  chamade
signaal voor slapen gaan  taptoe
signaal voor verzamelen  hallali, railly
signaalhoorn – bugel, claxon, trompet
signaalinstrument – bel, claxon, fluit, gong, ratel, sirene, toeter
signaalmast - semafoor
signalement – beschrijving
signaleren – opmerken, zien
signatuur  autogram, bedoeling, handtekening, paraaf, strekking, teken
signeren – ondertekenen, tekenen
signet  cachet, zegelring, zegelstempel
signor  S., heer
signum  s., merk, segno, teken
signum exclamandi  uitroepteken
signum interrogandi  vraagteken
sijfelen  fluiten, schuifelen, sissen
sijpelen – af(druipen), druppelen, lekken, siepelen, zijgen
sijs - kwant
sik  baard, haardos, kinbaard, mouche, geit
sikhs, heilig boek der - Adi Granth
sikkel - zicht
sikkelduim - barchaan
sikkelkruid - falcaria
sikkelvormig snoeimes  heep
sikkeneurig  gemelijk, onvriendelijk, vitziek
sikkepitje  greintje, pietsie, snars, weinig, zier
sikker  beschonken, draaierig, dronken, duizelig, teut
Sikkim, bevolkingsgroep in - Bhots, Leptsja’s
Sikkim, hoofdstad van - Gangtok
sileen  woudgeest
silentium  stilte
silenus - satyr
silex  vuursteen
silhouet  schaduwbeeld
silicaat -
5 beriel
6 kwarts, olivijn, topaas
7 biotiet, epidoot, zeoliet
8 calamien, distheen, hefelien, sodaliet
9 benitoïet, enstatiet, muscoviet, scapoliet, tourmalijn, tremoliet,
veldspaat, vesuviaan
10 apofyliet
11 hoornblende
cilicaatsmelt - magma
silicium  si., kiezel
siliciumdioxyde  kwarts, kiezelzuur
siliciumoxyde - SiO
silidon  scheikruid
silo  kuil, magazijn, pakhuis, schuur
sil vous plait  a.u.b., s.v.p.
sim  aap, dobber, hengelsnoer, koord, kurk, snoer, veter .
simaroubacee - hemelboom
similigravure - autotypie
similor - halfgoud, spinsbek
simmen - jengelen, schreien
simpel – argeloos, eenvoudig, makkelijk, mal, naïef, onbetekenend, onnozel
simpele melodie  deun, wijs(je)
simpelheid – eenvoud
simpel wijsje – deun, melodie
simpen - jengelen
simplex  enkelvoud, singularis
simpliciteit  eenvoud, ongekunsteldheid,oprechtheid,
simulacre malenger, schijnbeeld, schijnvertoning
simulant  huichelaar, voorwender
simuleren  voorgeven, voorwenden, veinzen
simultaan  gelijktijdig, tegelijkertijd
sinaasappel - appelsien
sinaasappellimonade - ranja
Sinaï  Horeb
Sinaïgebergte, top van het - Moesa
Sinaloa, hoofdstad van - Culiacan
sinds  anno, sedert, vanaf
sinds jaar en dag - allang
sinds onheugelijke tijden - a.e.
singel – draagband, draagriem, enkeling, gordel, gracht
singelen – enkelspel
singletje - plaatje
singularis  enkelvoud, sing., simplex
singulier  eigenaardig, enkel, gek, merkwaardig, vreemd, zonderling
sinister – donker,duister, geducht, griezelig, snood, somber, vreselijk,
sinjeur - heer, kwant, persoon
sinjoor – antwerpenaar
Sinjorenstad  Antwerpen
Sinopelkleur - (smaragd)groen
sint  heilig(e), (It.) san, (Port.) sao
Sint-Andrieskruis - schoorbalk, stut
Sint-Antonieskruid - helmkruid
Sint-Antoniusvuur - gordelroos
sintel  sinter, slak
sinterklaas - suikeroom
sinterklaasgeschenk  letter
sinterklaasje  speculaasje
sinterklaaskoek - speculaas
sinterklaaslekkernij  amandelkoek, banket(letter), banketstaaf, borstplaat, boterletter, chocoladeletter, marsepein, pepernoten, speculaas
sinterklaaspop  vrijer
Sint Helena, hoofdstad van - Jamestown
sinus  holte, instulping
Sion  Jeruzalem
sioniet  uitverkorene, zionist
Siouxstam - Dakota, Santee, Yanktown
sip - bedeesd, bedremmeld, bedrukt, beteuterd, bleu, benepen, beschroomd, beteuterd, mismoedig, misnoegd, neerslachtig, timide, treurig, verlegen, verslagen
sippig – beteuterd, verlegen
sirene  alarm, meermin, misthoorn, verleidster, zee(nimf)
sirih  betel
Sirius - Hondsster
sisal – agavevezel, bladvezel
sissen – sijfelen, snerken
sissen in de oren - suizen
sissererwt  keker
sitologie  voedingsleer
situatie – gesteldheid, ligging, omstandigheid, positie, staat, stand, toestand
sjaal  das, halsdoek, omslagdoek, stola
sjablone – mal, modelvorm
sjabrak  paardendekkleed, zadelkleed
sjacheraar – ronselaar, snees
sjacheren – pingelen
sjako – muts, soldatenpet, uniformpet
sjalot - eslook, ui
sjamberloek  chamberloek, kamerjas, kimono, negligé
sjansen – flirten
Sjansi, hoofdstad van - Tai-juan
Sjantoeng, hoofdstad van - Tsinan
sjappietouwer  baliekluiver
sjar  berisping, standje, uitbrander
sjeik  geleerde, leraar
Sjeikdom aan de Perzische golf - Doebai
Sjensi, hoofdstad van - Sian
sjerp – band, draagband, écharpe, gordel, ordeband
sjerp aan vlaggenstok – wimpel
sjezen – hardlopen, zakken
sjiek - chick, deftig, elegant
sjintoïsme, begrip in het - ikigami, kami(dama), onura, tennô
sjoelbak – schuifbak
sjoemelen - knoeien
sjofel - armelijk, arm(oedig), behoeftig, haveloos, kaal, karig, nooddruftig, pover, schamel
sjokken - sukkelen
sjortouw - talie(reep)
sjouw - karwei
sjorren  hijsen, slepen, trekken, vastbinden, vastmaken
sjouwelen – kletsen, wauwelen
sjouwen  dragen, tillen, torsen, zwoegen, zeulen
sjouwer – koelie, lastdeager, zakkendrager, zoeger
sjouwerman – mantelmeeuw
sjouwer met koffer – kruier
skald - zanger
Skandinavische kopermunt  ore
Skandinavische dwerg - Andvai
Skandinavische god - Baldr, Odin, Thor
Skandinavische goden - Asen, Wanen
Skandinavische mythologische figuur - Bor, Bur
Skandinavische oerreus - Ymir
skapoliet – werneriet
scating – rolschaatsen
skeeler - rolschaats
skelet – gebeente, geraamte, karkas, ribbe(n)kast, rif
skelet, deel van het -
3 rib
4 heup, hiel, kaak,knie, pols
5 atlas, enkel
6 dijbeen, kootje, wervel
7 draaier, ellepijp, jukbeen, schouder, symfyse, zitbeen
8 darmbeen, elleboog, heupbeen, hielbeen, kuitbeen, neusbeen,
teenkoot, wandbeen
9 borstbeen, bovenkaak, dijbeenkop, knieschijf, rugwervel,
slaapbeen, spaakbeen
10 halswervel, heiligbeen, schaambeen, scheenbeen, staartbeen,
vingerkoot
11 ledewervel, sleutelbeen
12 opperarmbeen, schouderblad
14 andortelbeen, voetwortelbeen, voorhoofdsbeen
15 middenhandsbeen, middelvoetsbeen
16 achterhoofdsbeen
skelter - go-cart, racewagentje, trapauto
scelterwedstrijd – karting
sketch – act
skibaan – piste
kiff – roeiboot
skiffeur - roeier
skilopen - skiën
skinken - scincidae
skiwedstrijd – afdaling, slalom
Skumagin Islands, een der – Unga
skunk - bunzing, stinkdier, stinkhagedis, ulk
Skye, hoofdplaats van - Portree
Skyscraper - wolkenkrabber
Skyten, koning der - Ateas
skyscraper  wolkenkrabber
sla  salade, lactuca latuw, kropsla, veldsla
slaaf  horige, heloot, lijfeigene, onderhorige
slaafs  byzantijns, gedwee, kruiperig, nederig, onderdanig, onderworpen, serviel, serviliter
slaafse kruiperij – byzantinisme
slaafse vrouw - slavin
slaafsheid – gedweeheid, servilisme
slaag – kastijding, klappen, rammel, ransel, ros, tuchtiging, zwingel
slaag geven  aframmelen, (af)rossen, kastijden, meppen, slaan
slaag geven met karwats - geselen
slaan –afdrogen, afrossen, beuken, hakken, hameren, houwen, kastijden, lellen, meppen, petsenranselen, ranselen, treffen
slaan met een hamer – hameren
slaan mt een sabel - sabelen
slaap – bedrust, nachtrustrust, tukkie
slaapbank – brits, rustbed, rustbed
slaapbeeld - droom
slaapbol  dial, dormitief, heul, hypnoticum, maankop, opiaat, opial, papaver, slaapkruid
slaapdronken - bedwelmd
slaapdronkenheid - somnalentia
slaapgast - logé
slaapgod – Morpheus
slaap hebben – gapen
slaap hebbende – slaperig
slaapjak - bedjasje
slaapje  dut, dutje, siësta, sluimer, tuk, tukje, uiltje
slaapkamertje  chambret(te)
slaapkoets - bedste(d)e
slaapkop  domkop, mafkous, suffer(d)
slaapkruid – maankop, opium,slaapbol
slaaplelie - goudwortel
slaapliedje  berceuse, wiegeliedje
slaapmatje (Mal.)  tikar
slaapmiddel  barbital, cloralose, dormitief, evipan, hypnoticum, narcoticum, opiaat, sonoril, soporatief, veronal
slaapmuis - bosslaper, myoxida, relmuis, zevenslaper
slaapmuts – machtmuts
slaapmutsje - borreltjegoudpapaver
slaapplaats  alkoof, bed, bedstede, brits, divan, hangmat, kooi, krib, ledikant, leger, legerstede, sponde, veldbed, wieg
slaapplaats op een schip – kooi
slaapplaats voor baby – wieg
slaapplaats voor honden - mand
slaapplaats voor kippen  roest, stok
slaapstede - peluw, peul
slaapstoel – dormeuse, fauteuil
slaapvertrek - alkoof
slaapverwekkend - somnifoor, soporatief, soporeus
slaapverwekkend middel – narcotine, opium
slaapwagen - slaaprijtuig
slaapwandelaar - maanzieke, noctambule, somnabule
slaapwandelaar(ster)  noctambule
slaapwandelen - noctambulisme, slaapwekkend, somnambulisme
opiumpreparaat  laudanum
slaapzaal – chambree, dormitorium, dormter, dormtoir
slaapzak - trappelzak
slaapziekte - nona, trypanosomiasis
slaapziekteverwekker - tse-tse-vlieg
slaapzucht  lethargie, somnolentie
slaapzuchtig  lethargisch
slab  bavet, bef, eva, feitel, morsdoekje, slabbe
slabakken  afnemen, luieren, verminderen
slabben  drinken, leppen, morsen, slobberen
slabbetje – morsdoekje
slab van advocaat - bavet
slachten – afmaken, doden, kelen, opensnijden
slachter – beenhouwer, doder, slager, vleeshouwer
slachthuis  abattoir
slachting  bloedbad, hecatombe, massacre
slachtmaand  november
slachtoffer – aangevallene, dupe, offerdier
slachtoffer van Achilles - Hector
slachtoffer van een broedermoord - Abel
slag  bons, dreun, gevecht, houw, kamp, klap, klop, knal, lel, mep, muilper, oplawaai, opstopper, pats, percussie, pets, smak, tegenvaller, tik, uithaal, zwieper
slag  allooi, genre, soort
slag  gevecht, strijd
slag bij tennis  drive, lob, service, smash
slagader  aorta, arterie, bloedvat
slagaderlijke bloeding - arteriola
slagaderontsteking – arteritis
slagbalspel – honkbal, kaatsen, tennis
slagbekken  gong
slagboom  bareel, barrière, belemmering, hamei, hamel, hek
slagen – ge(lukken), tieren
slagen in het tennisspel  drive, lob, smash, volley
slager - beenhouwer, slachter, vleeshouwer
slagerij - vleeshouwerij
slagersgerei - gehaktmolen, hakmes, mes, snijmachine
slaghout  barrière, bat, klepper, knots, knuppel
slaginstrument -
4 drum, gong, pauk, trom
5 bongo, conga, drums, guiro, hi-hat, ratel, schel, zweep
6 bekken, claves, koebel, pauken, tamtam
7 celesta, kendang, maracas, marimba, triangel, trommel,
8 buisklok, roertrom, timbales, tong-tong, triangel, xylofoon
9 castagnet, plaatklok, tamboerijn, tamboerin, woodblock,
xylophoon, xylorimba
13 spleettrommel,
14 hamerklokkenspel
slaginstrument van de gamelan - kendang
slag leveren - vechten
slagnet  gabaar, gabare,klapnet, valnet
slagnet van gespannen snaren - racket
slagnet in ronde beugel – racket
slag of duw – stoot
slag of strijd – kamp
slag op de deur - bons
slagorde - falanx, gelid, linie
slagpen - remex
slagregen - plensbui
slagregenen  plenzen, stortregenen
slagroomsoes - moorkop
slagschip – force, oorlogsschip
slagtand van een wld zwijn - houwer
slagvaardig  adrem, bereid, gereed, gevat, kien, snedig
slagveer – pen
slagveld - strijdtoneel
slagvenster – buitenblind
slagvloot - oorlogsvloot
slagwapen  hellebaard, knots, klewang, knuppel, morgenster, sabel, strijdbijl, strijdhamer, strijdkolf, zwaard
slag-stootwapen - hellebaard
slagwater - kielzog
slagwerk in jazzband  drum, drumo
slagwerker  drummer, paukenist, tamboer, trommelaar
slagwerktuig  aks, bijl, hamer, marteel, moker, roe, roede
slagzee - stortzee
slagzin –devies, leuze, motto, reclameleus, slogan, spreuk
slak – afval, sintel
slaksoort -
4 arim, toot, wulk
5 balea, doris, kauri, limax, murex
6 aeolis, triton, zeeoor
7 angariz, karakol, muiltje, patella, purpuraslipper, trochus,
zeehars
8 alikruik, caracole, poelslak
9 agaatslak, fuikhoorn, klinkhoorn, reuzenoor, varkentje
10 obliehoren
11 stekelhoren
13 bisschopsmuts, pelikaansvoet
slaken  losmaken, lozen, ontboezemen, uiten
slakken - gastropoda
slakkengang - langzaam, traag
slaklijn - linaçon
slakprik - Lancetvisje
slakvormig  spiraalvormig
slamat – heil
slamier - slungel
slampampen  brassen, leeglopen, zwieren
slampamper  drinkebroer; leegloper, luilak, nietsnut, zuiper
slampamperij  brasserij; leegloperij, lijntrekkerij
slang - argot, jargon, serpens, serpent
slangsoort -
3 boa
4 naga, naja
5 adder, cobra, mamba
6 python, vipera
7 serpent, zandboa
8 anaconda, anakonda, bothrops, gifslang, pofadder, ringhals,
waterboa, zeeslang
9 brilslang, netpython, ringadder, ringslang, rubberboa,
spuwslangworgslang, wormslang
10 eiervreter, ratelslang
11 afgodsslang, hondskopboa, modderslang, ringelslang,
tijgerpython, uraeusslang
12 hagedisslang, koningscobra, lampropeltis
13 groefkopadder, ijzerslangetje
14 kousebandslang
slang met vele koppen  hydra
slangearend - bacha
slangemarmer - ofiet
slangenhout, Surinaams - hoeboeballie, snekihoedo
slangenkruid – dragon, echium
slangenloop - onduline
slangenmens  contorsionist
slangeslijm  zwadder
slangestaartlijn  ofiuride
slangesteen - ofiet
slangetong - lasteraar
slangewortel - calla
slangster - amphiura, ophiotrix, ophiura
slangvormige vis - aal, paling
slank – dun, ijl, lenig, rijzig, rank, reel, riel, rilde, schraal, tenger
slankaap – hoelman
slank en dun – mager
slank en fijn – rank,
slanke ronde toren bij een moskee - minaret
slanke steel  rank
slanke toren – minaret
slaolie - spijsolie
slap - buigzaam, flauw, karakterloos, krachteloos, laf, lam, lamlendig, loom, loshangend, machteloos, melig, moe, ontspannen, plooibaar, sloom, voos, wee, week, zacht, zwak
slap aftreksel dat weinig werkzame stof bevat  tisane
slapeloosheid - agrypnia, asomnia, asomnie, insomnie
slapen  doezelen, dommelen, dromen, dutten, knikkebollen, maffen, overnachten, pitten, rusten, sluimeren, soezen, suffen, uitrusten
slap en flauwtjes – zwakjes
slap en klef – week
slap en sloom - futloos
slaper  binnendijk, dromer, gast, loge, logeergast, maffer, sluimeraar, snurker, suffer(d), waterdam
slaperig – dromerig, lodderig, loom, sluimerig, soezig, suf
slaperig en lui - loom
slaperigheid  dromerigheid, lodderigheid, loomheid, loomte, soezerigheid, somnolentie
slapheid  laksheid, voosheid, weekheid, zachtheid
slapie - kamergenoot
slapjanus – lummel, slappeling, sul
slapjes – losjes, zwak(jes)
slaplendig  lamlendig
slappe koffie – flut
slappeling – huichelaar
slapper worden - ontspannen
slapte – crisis, flauwte, krachteloosheid, malaise, zachtheid
slaraak  slegge, slei
slasoort - bietsla, botersla, kropsla, pluksla, snijsla, ijssla
slat  modder, slijk, veenbagger
slatten – baggeren, uitdiepen
slatting - bagger
Slaven - Abodriten, Bulgaren, Kasjoeben, Kroaten, Oekraïners, Polen, Russen, Ruthenen, Serven, Slovenen, Slowaken, Sorben, Tsjechen, Veleten, Wenden, Witrussen
slaven - zwoegen
slavengevangenis - bagno
Slaven, kenner der - slavist
slavernij - dienstbaarheid, onvrijheid
slavin in harem  odalisk
Slacisch volkslied - dumka
Slavische god - Dabog, Peroen, Stribog
Slavische munt  dinar
Slavische taal  Bulgaars, Kasjoebisch, Kroatisch, Macedonisch, Oekraïens, Polabisch, Pools, Russisch, Servisch, Servokroatisch, Slowaaks, Sloweens, Sorbisch, Tsjechisch, Wendisch, Witrussisch
Slavische zomerschoen  opank
slecht  amoreel, arg, bedorven, belabberd, beroerd, boos, corrupt, doortrapt, effen, ellendig, erg, gemeen, glad, hels, hopeloos, immoreel, kwaad(aardig), laag(hartig), min, misdadig, naar, ondeugdelijk, oneerlijk, ongunstig, onguur, ontaard, onvoldoende, pervers, rot, schadelijk, snood, verderfelijk, verdorven, verkeerd, waardeloos, zedeloos, zwak
slechtaard – snoodaard
slecht bedeeld - booswicht, schurk, misdeeld
slecht en vals – gemeen
slecht fruit - kroet
slecht gehumeurd  chagrijnig, lamlendig, landerig
slecht gezind - kwalijkgezind
slecht mens  doerak, ellendeling, ploert, pooier, schavuit, schoft, schurk, snoodaard
slecht raadsman  Achitofel, Achitophel
slecht soort tabak - pluksen
slecht vioolspelen  krassen, zagen
slecht volk – gajes
slecht voorzien - misdeeld
slechte aanschaf – miskoop
slechte broodsuiker - melis
slechte eigenschap - sadisme
slechte gewoonte  aanwensel, fout
slechte jenever – foezel
slechte koffie – pardaf
slechte koopwaar - tinnef
slechte kunst – kitsch
slechte piano - rammel
slechte plek in weefsel  glee, sleet
slechte smaak - wansmaak
slechte spijsvertering – dyspepsie
slechte tijd - crisis
slechte vrouw  slet, snol, temeier
slechte waar  bocht, rommel, rotzooi
slechte wijn - leur
slechte woning  hut, kot, krot
slechten – afbreken, effenen, egaliseren, ontmantelen, slopen
slechter - minder
slechtheid  arg, boosheid, immoraliteit, kwaad, ondeugd, verdorvenheid
slechthorend – doof
slechthorend iemand - dove
slechts  alleen, eniglijk,enkel, louter, maar
slechts één etmaal durend  eendaags
slechtweg - eenvoudig
sle(d)e  ar, arre, bob, prikslee, tobogan
sleden – arren
sledesport - rodelen
slee  sleedoorn
slee  bot, stomp, stroef, wrang
sleeboom - sleien, trekkebek
slede  zie: slee
sleedoorn  kwets
sleef - (pol)lepel
slee met prikkers - prikslee
sleep – aanhang, gevolg, karavaan, optocht, staart, stoet, trein
sleepanker  dreg
sleepboot – sleper, traeiler
sleepgraver - drafline
sleephelling  overtoom
sleepkabl - strang
sleeplijn  dragline
sleepnet  kor, tiras, trawl, treil, wade
sleepruim – slei
sleepschip - aak
sleepschop - graafmachineschraper
sleeptouw, op - nemen - meeslepen
sleeptouw, op - houden - paaien
sleepvoeten - sloffen
sleepzak  kuil
sleerijden  arren
sleeschuit - ijsboot
Sleeswijk-Holstein, hoofdstad van - Kiel
Sleeswijk-Holstein, zeepolders in - marschen
sleet – glee, slijtsel
sleetje rijden - arren
sleets  slordig, versleten, verslijtend, wrak
sleeuw – loom
slef – pantoffel
sleffer – pantoffel, slipper
sleg – hamer
slegel - staak
slegge – hamer, slei
slemp  brasserij, koffie, smulpartij
slempen  brassen, smullen, zuipen, zwelgen
slemper – brasser, smuller
slemperij  braspartij, brasserij, gelag, orgie, smullerij, smulpaperij, zuippartij, zwelgerij
slempmaal - orgie
slenk - geul, greppel, plas,sleuf, slootje
slenter – flard, list, streek, uitvlucht
slenteraar  flaneur, straatslijper
slenteren - flaneren, sloffen
slentergang - sleur
slepen  sleuren, trekken, zeulen
slepen van een schip door middel van sloepen  boegseren
slepend  chronisch, langzaam, log, loom, lijmerig, ijzig, pesante, traag
slepend (muz.)  lento
slepend houden - traineren, rekken
slepend lopen – sjokken, sloffen
slepend, zwaar – pesante
sleper – koetsier, penseel, sleepboot, vervoerder
sleperswagen  camion
sleping  helling
sleping (muz.)  loopje, triller
slet – del, flard, lap, prostituee, slons, snol, veenbagger, vod
slet of del – sloerie
slets – muil, pantoffel
sletsen - sloffen
slettig – haveloos
sleuf  geul, gleuf, groef, kerf, slenk, uitholling, voor, vore
sleur  gebruik, gewoonte, routine, slender, usance
sleuren – slepen, togen, sollen
sleutel  clavis, lips, loper, oplossing, tandel
sleutelaar - knutselaar
sleutel op notenbalk  chiave
sleutelbeen - clavicula
sleutelblad - baard
sleutelbloem - primula
sleutel bloemige  aurikel, cyclamen, guichelheil, melkkruid, penningkruid, primula, waterviolier, wederik
sleuteldeel - baard, pijp
sleutelen - knutselen
sleutelstad  Leiden, L.B.
sleuven  kerven
slib – bagger, bezinksel, blubber, schor, slijk, slik
slibachtig  modderig, slijkerig
slibber – blubber, slijk
slibberen - slippen
slibberig – glad, glibberig
sliglaag, bovenste – in de Wadden - blets
slichten  afgraven, gelijkmaken, gladmaken, slechten
slidderen - (uit)glijden
slieren  glijden, slepen, sleuren, slingeren
sliert – reeks, ris, rist, rij, slier
sliet – paal, rekhout
slijk  bagger, blubber, drek, modder, prut, slib(ber), slik, vuil
slijkachtig  modderig
slijkgeus - contra-remonstrant
slijkgras - spartina
slijkgroen - limosella
slijkig - modderachtig
slijkspringer - springgrondel
slijkstroom  lahar, ribine
slijk uit sloot  slat
slijkvis - smeerling
slijkvulkaan - maccaluba, sals
slijm – mucus, spuwsel
slijmbal - slijmerd
slijmbeursontsteking - bursitis
slijmdeel  fluim
slijmdiertje – amoebe
slijmen – pluimstrijken, strooplikken
slijmerig  glibberig, kruiperig, onderdanig, week
slijmerige klei – slemp
slijmerig vocht – kwijl, snot
slijmjurk – pluimstrijker, vleier
slijmvis - botervis, magge, puitaal, zeewolf
slijmvliesontsteking  (neus)-katar, spruw
slijmvlok  fluim
slijmzwam - myxomycrtum, runbloem
slijpbewerking - honen
slijpen – aanzetten, fijnmaken, polijsten, scherpen, spitsen, wetten
slijplak  grondvernis
slijpmiddel  abrasiet, diamantin, slijpplank, slijpsteen, strekel, wetstaal, wetsteen
slijppoeder  amaril, slijpsel, smergel
slijpsel  slijppoeder
slijpsteen  amaril, wetsteen
slijpvlak - facet
slijpvorm van een diamant - baguette
slijtachtig  sleets
slijtage – afslijting, aftakeling, sleet, slijting
slijten – afdragen, doorbrengen, roesten, scenken, verkopen
slijter – debitant, verkoper
slijterij – drankwinkel, saloon, wijnhandel
slijting - slijtage, vlasoogst
slijtplek  gaal, glee
slik  bagger, modder, prut, slib, slijk
slik, begroeide - schor
slikhout - kesp, kesje
slikken – accepteren, baggeren, golzen, slokken, tolereren, verkroppen
slikker - veelvraat
slikmus - oeverloper
sliknat  doornat, druipnat
slikop -veelvrat
slikopruimer - veegmachine
slim – afgericht, arg, behendig, berekend, betjoegd, bijdehand, diplomatiek, doortrapt, gehaaid, gemeen, geslepen, gevat, glad, gewiekst, gis, goochem, handig, intelligent, leep, link, listig, loos, olijk, pienter, scherpzinnig, schrander, sluw, snedig, snugger, spits(vondig), uitgekook, uitgerekend, uitgeslapen, vindingrijk, wakker
slim, (volksterm) - link
slim bedenksel  fint, list
slim beest  dolfijn, vos
slim en sluw – leep, link
slim en uitgeslapen - kien
slimheid  list, sluwheidstreek, treek, truc
slimme streek - advocatenstreek, advocaterij, list, treek
slimme viervoeter  poedel, vos
slimme vondst  list
slimme zet – treek
slim mens - vos
slimmerd  goochemerd, guit, leperd, olijkerd, slimmerik
slimmerik – goochemerd, linkerd
slimmigheid – foef, list, slimheid, truc
slinger  draai, guirlande, pret, zwaai, zwengel,
slingeraap - ateles
slinger, bepaald soort - compensatieslinger
slingerdans - cramignon
slinger van bloemen  festoen
slingeren  bengelen, bungelen, gooien, rondzwerven, schommelen, slieren, zwaaien, zwieren
slingerende rivierloop  meander
slingeren rond een evenwichtstoestand - libratie
slingering – oscillatie
slingerklok – pendule
slingerkiel - komkiel
slingerlamp  hanglamp
slingermachine - centrifuge
slingerplant  betel, boon, hop, kamperfoelie, liaan, liane, sirih, winde, wingerd
slingerplant in Azië  betel
slingerproefnemer  Toucault
slingerstok  werpstok
slingertrap  wenteltrap
slingeuurwerk – cartel, pendule
slinger van loof - guirlande
slingerverband - funda
slingerwerktuig  katapult
slingerwijdte  amplitudo
slinken  inkrimpen, kelderen, minderen, verminderen
slinks  achterbaks, arglistig, bedrieglijk, bedrieglijk, doortrapt, geniepig, oneerlijk, ongemerkt, stiekem, stiekum, sluw, tersluiks, vals
slinkse streek - afleidingsmanoeuvre
slinksheid – bedriegerij
slip – insnijding, onderbroekje, spleet, split,
slip of the pen  verschrijving
slip of the tongue  verspreking
slipjacht - vossenjacht
slipjas – pandjesjas
slipje – onderbroekje
slipje of zwembroek – tanga
slip-over - truivest
slippen - doorslaan, ontsnappen, schampen, schuiven, uit(glijden), wegglijden
slipper – muiltje, pantoffel
slippertje – escapade, uitstapje
slissen  lispelen
slobbe- slobeend, vaatdoek, voorschot
slobber – koffie, slib, slons, varkensvoer, veevoer
slobberen – drinken, lebberen,morsen
slobberig - slap, slordig, vuil
slobbig  kwabberig, slap, slordig
slobkous  get, gette, jet, spat, wagge
slochter – vaargeul
slodder - slet
slodderachtig – duf, muf, slordig, vies, vochtig
sloeber  schoelje, slokop, smeerlap, stakker, sukkel, vlegel
sloef - voorschoot
sloep  barkas, giek, pinas, roeiboot
sloepenstang - davit
sloep van een oorlogsschip  labberlot
sloerie  del, dweil, slet, slons
sloester - bolster
slof – briket, danswijze, dof, druilerig, laks, lauw, lijs, muil, nalatig, pantoffel, traag, treuzelaar, uitgesleten, voetwarmer
sloffen  slepen
sloffig  achteloos, druilerig, laks, lui, nalatig, traag
slofje – broodje, pampoesje
slof of schoen - muil
slogan  leuze, slagzin
slöjd  handenarbeid
slok – borrel, dronk, slurp, teug
sloka, soort - anustubh
slokachtig - gulzig
slokdarm – oesofagus
slokje - nipje
slokken – gulpen, slikken, zwelgen
slokkerd – gulzigaard
slok op – eetwolf, gilzigaardschrok,sloeber, veelvraat, vreetzak,
slok op een borrel – veel
slome – sukkel
slomp – buitenkansje, wisselvallig
slonde – afgrond
slonk – doortrapt, loos, slim
slons  del, flard, lellebel, slet, slodder(vos), sloerie, Kea, Keja, totebel
slonsachtig – slordig
slonzen - kladden
slonzig - haveloos, slordig
slonsachtige vrouw - del
sloof  boezelaar; dekbalk,overschort, stakker, tobber, voorschoot
sloom  dromerig, duf, futloos, inert, krachteloos, langzaam, laks, lui, lijzig, ongeanimeerd, saai, slap, suf, traag, vervelend
sloom en traag – laks
sloomheid - sufheid
sloop  afbraak, omkleedsel, overtrek
sloopbeitel  breekijzer
sloot – afwatering, delf, gouw, grebbe, greppel, laak, riviertje, stroompje, vliet, watergang, wetering
slootdier  kikker
slootgraver – delver
slootje – greppel, slenk
slootmus - rietgors
slootplank  vlonder, vonder
slootriet  dakriet, dekriet
slop – armenbuurt, glop, impasse, keerweer, steeg, straatje, vaargeul
slopen  afbreken, amoveren, moeren, neerhalen, omverhalen, ondermijnen, rampeneren, slechten, stukslaan, uitputten, vernielen, verpesten, verteren, wegbreken, verwijderen
sloper - afbreker
sloperswerkplaats - sloop, sloperij
sloping - vernietiging
slordevos  dant, morsebel, sloddervos, slons, totebel
slordig - achteloos, armoegig, haveloos, knoeierig, liederlijk, nalatig, negligent, nonchalant, onachtzaam, onnauwkeurig, onnet, onooglijk, onordelijk, onverzorgd, ordeloos, rappig, roffelig, ruw, sleets, slobberig, slonsachtig, slonzig, todderig, vervallen, wanordelijk
slordig schrift  gekrabbel
slordige vrouw  del, flodder, kladdeboter, morsebel, sloddervos, sloerie, slons, sloor, totebel
slordigheid  onachtzaamheid, haveloosheid,onnetheid
slordig iemand – sloddervos
slordig wijf – totebel, morsebel
slorp – opslurping
slorpen - lurken
slot  afloop, afsluiting, besluit, deursluiting, eindcijfer, einde, end, finale, finisch, grendel, grond, knip, reden, saldo, sluiting, toestand, uiteinde, uitkomst, uitslag, vesting, zin
slot - zie ook, burchten, kastelen, vestingen
slot bij Amerongen  Zuylensteijn
slot bij Arnhem  Rosendael
slot bij Bemmel  Doornenburg
slot bij Boxtel  Stapelen
slot bij Breda  Wolfslaar
slot bij Breukelen  Nijenrode
slot bij Deil  Bulgersteijn
slot bij Delden  't Wickel
slot bij De Steeg  Middachten
slot bij Doetinchem  Slangenburg
slot bij Gorkum  Loevestein
slot bij Haarzuilen  De Haar
slot bij 'sHeerenberg  Bergh
slot bij Heino  Nijenhuis
slot bij Lage Vuurse  Drakensteyn
slot bij Loosdrecht  Sijpesteijn
slot bij Muiden  Muiderslot
slot bij Otterlo  St. Hubertus
slot bij Renkum  Doorwerth
slot bij Santpoort  Brederode (ruïne)
slot bij Tegelen  Holtmühle
slot bij Tiel  Soelen
slot bij Vaassen  Cannenburgh
slot bij Vorden  Wildenborch, Hackfort, Onstein
slot bij Wijk bij Duurstede  De Kieftenkamp
slot of burcht – kasteel
slot of einde – afloop
slot of kasteel – burcht
slot van een lied  naspel
slot van een muziekstuk - coda, finale
slot van gebed  amen
slotbewoner - kasteelheer, kastelein
slotconclusie  eindoordeel
sloteffect  apotheose
slotenmaker – smid
slotgedeelte – finale
slothaak - loper
slotheer - burchtheer, drost, kasteelheer, kastelein, slotvoogd
slotklinker - eindklinker
slotletter – eindletter
slotopener  loper, sleutel
slotplaat  kram
slotplein  binnenplaats, binnenplein, voorplein
slotrede  epiloog, narede, nawoord, peroratie
slotsom  besluit, conclusie, eindgevolg, einduitkomst, konklusie, uitkomst
slotstuk  apotheose, finale
slottoneel – apotheose
slot van een lied – naspel
slot van een gebed – amen
slot van miziekstuk - finale
slotvers  districhon, epode,slotzang
slotvonnis  einduitspraak, eindvonnis
slotvoogd  drost, kastelein, slotheer
slotwedstrijd - eindstrijd
slotwoord  amen, epiloog, narede
slotzang  eindzang
slotzuster - non
sloven – beulen, ploeteren, tobben, wurmen, zwoegen
Slovenië, hoofdstad van - Ljubljana
Slovenië, rivier in - Drava, Sava, Soca
Slowakije, hoofdstad van - Bratislava
sluier - floers, lamfer, mantilla, rouwfloers, voile, waas, wa, wade, wijl, wijle
sluier of overkleed van een Arabische vrouw  haik
sluiereffect  fäding
sluieruil - kerkuil, torenuil
sluif  foedraal, gleuf, groef, huls, kluut, vingerling
sluik - heimelijk, plataf hangend, gladaf, (neer)hangend, ongemerkt, verholen
sluiken – smokkelen, verklikken
sluiker - smokkelaar
sluikgoed - contrabande, smokkelwaar
sluikhandel – smokkel, smokkelarij
sluim – erwtenpeul
sluimen – gappen, loeren
sluimer - slaapje
sluimeren  dutten, doezelen, dommelen, slapen
sluimerend  latent
sluimerig  dommelend, slaperig
sluimering - dutje, slaapje, tukje
sluimerrol  slaapkussen
sluipdeurtje  achterdeurtje, klinket, vestingpoort je, uitvlucht, winket
sluipend voortbewegen – kruipen, tijgeren
sluiper  indringer
sluiphaven - vooronder
sluipkever - meeltor
sluipmoordenaar  bravo, doder, sniper
sluipmoordenaar  bravo (It.)
sluipschutter - moordenaar
sluipswijze - tersluiks
sluip, ter - verholen
sluipveest - kousevoeter
sluipvliegen - tachinidae
sluis  duiker, kolk, schutkolk, sas, spui, verlaat, zijl
sluis, deel van en - achterkar, broekbalk
sluisdeur – ebdeur, schutdeur, vloeddeur
sluisdeurtje  rinket
sluiskamer - schutkolk
sluiskolk  sas
sluispoortje - sas
sluistocht – vaarsloot
sluis voor schepen - doorvaart
sluiswachter - sasmeester, sasser, sessenier
sluit alles in - al, geheel
sluit alles uit  niets
sluit niets uit  alles
sluitband  hoepel
sluitbeugel  haak, knip
sluitboom  hamei, klink, overval
sluitboom aan poort – klink
sluitbout – overval
sluitdeel van een fles – kurk
sluitdeksel - klep
sluiten – aangaan, be(ëindigen), dichtdoen, dichten, dichtgaan, dichtmaken, dichten, eindigen, grendelen, luiken, passen, toedoen
sluiten de ramen af - ruiten
sluithaak aan boek  krap
sluitijzer  grendel, klink
sluiting  deksel, drukker, gesp, grendel, haak, hangslot, klep, klink, knip, knoop, luik, opheffing, rits, schalm, slot
sluiting van brandkast – letterslot
sluiting van een broek – gulp, rits
sluiting van een jas – knoop, rits
sluiting van een kist - deksel
sluiting van een riem - gesp
sluitrede  epiloog, narede, redenering, syllogisme
sluitrede, valse - sofise
sluitregel - refrein, slotrijm
sluitschalm - harp
sluitspeld  veiligheidsspeld
sluitspier - sfincter
sluitstaaf van een raam  espagnolet, spanjolet
sluitsteen  sluitstuk
sluitsteen van een metsellaag - klesoor, klezoor
sluitstuk – bouterolle, sluitsteen
sluitteken - punt
sluittoestel - grendel
sluitijzer - grendel, klink
sluizen – schutten
slump - koersdaling
slungel  bonenstaak, klungel, lange, lijs, lurk, schlemiel, slamier
slungelig - lijzig
slurf – pijpenla, snuit, tromp
slurfdier - Manmoet, olifant, proboscodeum
slurfdragende - slurfdieren
slurp  slok, teug
slurpen – drinken, zuipen
sluw – achterbaks, arg, arglistig, betjoegd, doortrapt, geniepig, geraffineerd, geslepen, gevat, gewiekst, glad, goochem, leep, link, listig, loos, pienter, schrander, slim, slinks, snugger, uitgekookt, uitgeslapen
sluw en slim – leep en link
sluw meisje  heks
sluw mens  leperd, rat, vos
sluwe handeling - streek
sluwe kamerdienaar - figaro
sluwe kerel  rat, vos
sluwe streek - list, reinardie, treek
sluwe trek  kneep
sluwe vondst  list
sluwheid  doortraptheid, finesse, geslepenheid, gewiekstheid, list, listigheid, loosheid, raffinement, reinardie, slimheid, slimmigheid, uitgeslapenheid
sluw iemand – leperd, rat, vos
smaad – affront, bejegening, belediging, bespotting, eerroof, hoon, laster(ing), oneer, schande, sneer, spot
smaad tegen beter weten in  laster
smaadschrift  libel, pamflet, schotschrift
smaak – aroma, eetlust, geest, genot, genre, goesting, goût, keus, kunstzin, lust, meug, mode, neiging, schoonheidsgevoel, trant, trek, voorkeur, welbehagen
smaakje – bijsmaak, toevoegsel
smaakknoppen, samenstel van - papil
smaakorgaan  papil, tong
smaakstof  essence, kruiden, specerij
smaakt best  lekker
smaakvol  chic, elegant, geestig, keurig, mooi
smacht, op de - lopen - klaplopen
smachten  begeren, dorsten, haken, hunkeren, reikhalzen, smoren, snakken, vergaan, verlangen, wegkwijnen, (ver)zuchten
smachtend  begerig, dorstig, kwijnend, verlangend
smadelijk  beledigend, honend, kwetsend, onterend, vernederend
smadelijk bejegenen - beschimpen
smadelijke bejegening  belediging, hoon
smaden  beledigen, beschimpen, honen, kwetsen, smalen, verachten, vernederen
smadend – beledigend, honend, schamper
smak  bons, buiteling, dreun, klap(zoen), plof, slag, val
smakelijk  aangenaam, aantrekkelijk, begeerlijk, fijn, heerlijk, lekker, perfect, smeuïg, zalig
smakeloos – banaal, boers, flauw, laf, lelijk, ordinair, saai,
vervelend
smakeloosheid – lafheid, onsmakelijk, vies
smaken - bevallen, nuttigen, proeven
smakken – dreunen, gooien, kwakken, smekken, smijten
smakkerd – kus, zoen
smakwater - slagzee
smal  bekrompen, benepen, dun, eng, fijn, gering, iel, klein, mager(tjes), nauw, onaanzienlijk, schriel, tenger
smal bloembed - border, rabat
smal boordsel - bies
smal bruggetje - steg, vonder
smaldeel - eskader, onderdeel
smaldelen - onderverdelen, splitsen
smal diep water – geul
smaldoek - vlag
smalen – beschimpen, honen, smaden, schimpen
smalend – schamper
smal en klein – nauw
smal en kort - klein
smal en puntig - spichtig, spits
smal en recht  rank, slank
smal en slank – mager
smal en tenger - rank
smal gewelf  boog
smalhart – lancetvis
smal koord voor schoenen - veter
smal linnen – smaldoek
smal paadje - hazenpad
smal slootje  grep, grup
smal stilstaand water – kreek
smal straatje – slob, steeg
smal stromend water  beek
smal stuk hout  lat
smal stuk ijzer – strip
smalstuk land - repel
smal stuk leer  riem
smal stuk papier  reep
smal stuk textiel  band, lint
smal water  beek, grep, kreek, sloot, wetering
smal stuk weefsel – lint
smal uiteinde – kapje, spits, tip
smal visnet – zegen
smal water – kreek, sloot, wetering
smal waterloopje – beekje, greppel, kreek, sprank, spreng
smal weefsel - lint
smal weggetje  pad, steg
smal zeilschip  klipper
smalle band  lint
smalle brug  vlonder, vonder
smalle diepte  geul, grebbe, greppel, voor
smalle doorgang  engte, gangpad, pad
smalle dunne lat – richtel
smalle gang – steeg
smalle hoge voetbrug – vonder
smalle inham - kreek
smalle landverbinding  istmus, landengte
smalle lange lap - reep
smalle lat  tengel
smalle loopbrug - passerelle
smalle onderzeese rug  rif
smalle ondiepte - klip, rif
smalle ondiepte langs het strand - zandbank
smalle opening  kier, reet, richel, sleuf, spleet
smalle opstaande rand  richel
smalle plank  lat, plint, rachel, rachter, tengel
smalle rand of lijst  richel
smalle reep stof – bies
smalle schop – spade
smalle sloep - giek
smalle sloot  grep, grebbe, grup
smalle stof  lint
smalle straat – pad, steeg, slop
smalle strook  reep, repel, rib, strip
smalle strook land tussen twee vastelanden  landengte
smalle strook leer – riem
smalle strook papier – reep
smalle strook weefsel - lint
smalle stroom  beek
smalle vaan  wimpel
smalle vaargeul  kreek
smalle verbinding tussen twee vastelanden - landengte
smalle verhoging  ribbel
smalle voetweg - pad
smalle voor  greppel
smalle weg - pad, ste(e)g, straatje
smalle weg over een berg  col, pas, zadel
smalletjes  mager, schraal(tjes), sober,
smalneuzige aap  baviaan, chimpansee, gibbon, gorilla, hondsaap, mandril, meerkat, mensaap, orang oetang, slapstaart
smalt  kobaltglas
smalte - engte
smaragd  esmerald, esmeraud
smaragdkleur - groen
smarotsen - klaplopen, schransen, smullen
smart  droefheid, grief, kommer, kwel, hartzeer, leed, pijn, rouw, verdriet, wee, zielenleed
smartegeld  schadeloosstelling
smartelijk  bitter, droef, jammerlijk, navrant, nijpend, penibel, pijnlijk, schrijnend, treurig, triest, verdrietig
smartelijk (muz.)  dolorosa , doloroso
smartelijk gevoel  gemis
smartelijk gevolg  nawee
smartelijke ervaring - grief
smartelijke gewaarwording – pijn
smart hebben – lijden
smartig - ontvelt, open
smartlap – levenslied
smart of rouw – leed
smart voelen - rouwen
smeden  aaneenwellen, bedenken, beramen, maken, ontwerpen, scheppen, uitdenken, vervaardigen, verzinnen, vormen
smederij - smidse
smedig  buigzaam, kneedbaar, lenig, plooibaar, smeedbaar, smeu, smijdig, zacht
smeedbaar – pletbaar, snedig
smeedbak  smidskoelbak
smeedblok  aambeeld
smeeg  mager, schraal
smeegruis  kolengruis, smeekolen
smeekbede – petitie, smeekgebed, smeking
smeekgebed - smeekbede
smeeklied - litanie
smeekschrift – klaagschrift, petitie, request
smeent - fluiteend
smeer  angel, crème, kaarsvet, olie, ongel, pommade, reuzel, slaag, talg, talk, veeg, vet
smeerblad - dotterbloem, vetblad
smeerboel – beestenstal, rommel, troep, zwijnenstal
smeergeld - omkoopsom
smeerkalk  pleisterkalk
smeerkanis  doerak, viezerik
smeerkruid  bremraap, smeerwortel
smeerkwast, met de - lopen - pluimstrijken, vlijen
smeerlap – patser, slioeber, smiecht, viezerik, vlegel, vuilik
smeerlapperij  liederlijkheid, patjakker, smerigheid, verkwister, viespeuk, viezerd, vuil(ig)heid
smeerling  poelvis, (rivier)grondel, slijkvis, weervis
smeermiddel - glyserol, silicon, smeersel
smeerpijp – smeerpoets, vuilik
smeerpoets – taddik, viespeuk, vuilik
smeerpunt - nippel
smeersel – balsem, crème, linement, pasta, smeermiddel, smering, strijksel, talkzalf
smeersel op brood – beleg, boter, jam, kaas, leverworst, margarine, marmelade, pasta, pindakaas, smeerkaas, smout
smeervloeistof  olie
smeerwortel - hemelsleutel, symphytum
smeet – klap, slag, worp
smeken  bidden, soebatten, suppliëren
smekend verzoek  bede, gebed
smekend vragen - bedelen
smekend woord – bede
smeking  aanroep, gebed, smeekbede
smelleken - dwergvalk, smerlijn
smele - deschampsia
smelt  magma, zandaal, zandspiering
smelten – dooien, vergaan, verkwijnen
smelten van sneeuw en ijs  dooi
smeltend  vervlietend, week
smelteig - sentimnteel, week
smeltglas  email
smeltpatroon - zekering
smeltwaterafzetting  esker, kame, oos
smeltziekte - smeul
smeren – balsemen, invetten, kladden, klodderen, knoeien, oliën, strijken, vleien, weggaan, weglopen, zalven
smergel  amaril
smergeltang - amarilhout
smerig  beroerd, boos, ellendig, gemeen, goor, laag, morsig, olieachtig, oneerlijk, onfatsoenlijk, onnet, onrein, schandelijk, schunnig, vals, vettig, vies, vuig, vulgair, vuns, vuil, vunzig, weerzinwekkend
smerig en grof – gortig
smerige reuk – stank
smering - smeersel
smeris  agent, bink, diender, juut, klabak, politieagent, tuut
smet  blaam, blamage, klacht, klad, ontsiering, schande, schandvlek, smeur, spat, vlek, vuil
smets - flauw, lag
smetstof  virus
smetteloos  blank, helder, kuis, onbevlekt, rein, schoon, vlekkeloos, zuiver
smetten  bemorsen, bevlekken, smoezelen, vuilmaken
smetten,van de huid - intertrugo
smeuig - lekker, lenig, smakelijk, snijdig
smeulen – blakeren, broeien, veinzen, vunzen
smeur – feil, gebrek, smet
smeuren  bemorsen, bevlekken, bezoedelen
smid - ijzerbewerker
smidse  smederij
smidsgereedschap - aambeeld, blag, hamer, koel(bak), tang
smidshaard  eest, ast
smidshamer - voorhamer
smidsterm - aanstuiten, stuiken
smidswinkel - smidse
smiecht  smeerlap, viezerik, vuilak
smieg – handig, lenig, smijdig
smient – fluiteend
smiezen – smullen, schransen
smijdig – lenig, smeu, smeuig, smieg
smijt – klap, smak, worp
smijten  gooien, keilen, kelderen, kwakken, lazeren, pleuren, schieten, smakken, trappen, werpen
smijter - gooier
smijtfilm  slapstick
smikkelaar - smulpaap
smikkelen – eten, smullen, snoepen
smodde – morsschort, slab, slabbetje,
smoddervis - zeelt
smoel – aangezicht, babbel, bakkes, bek, facie, gelaat, gezicht, grimas, mond, muil, porem, tetter, toet, waffel
smoelwerk - aangezicht
smoes  aardigheid, grap, klets, praatje, uitvlucht, vertelsel, verzinsel, voorwendsel
smoesje – pratje, trucje, uitvlucht
smoezelen - smetten
smoezelig  beduimeld, goor, grauw, groezelig, onfris, smerig, vettig, vies, vuil
smoezen – femelen, kletsen, soebatten
smoezig – groezelig, smotzig
smog  mist, nevel
smok - (klap)zoen
smoken  dampen, roken, walmen
smoker – roker
smokerig – rokerig
smoking – avondkostuum, galakostuum, herenjas
smokkel - sluikerij, sluikhandel
smokkelaar – lorder, pungelaarsluiker
smokkelarij  sluikhandelsmokkel
smokkelen  bedriegen, frauderen, ontduiken, sluiken, spieken, wegmoffelen
smokkeltje - spiekbriefje
smokkelwaar - contrabande, sluikgoed
smokken - dampen, kussen, walmen, zoenen
smook  damp, mist, nevel, rook, walm
smoor – damp, nevel, rook, walm
smoorheet - snikheet
smoorklep - choke
smoorvol  eivol, stampvol, tjokvol
smoren – dampen, dempen, doven, onderdrukken, roken, smachten, uitdoven, (ver)stikken, walmen, wurgen
smorig – dampig, nevelig
smörrebröd - smorgas
smorzando (muz.)  wegstervend
smots – dweil, slet
smotzig - groezelig, smerig, smoezelig, vuil
smousen - bedriegen, sjacheren
smouserij – bedrog
smout - reuzel
smout(ter)ig - vettig
smuiger - bedrieger, gluiper
smuik – mist, nevel
smuilen - glimlachen
smuk  opschik, sier(aad), tooi
smukken – sieren, tooien, versieren
smul - brasserij
smulbroer  gastrofiel, gastronoom, gourmand, lekkerbek, likkebaard, smikkelaar, smulpaap
smullen  lekkerbekken, slempen, smiezen, smikkelen, snoepen
smuller – brasser, drinker,lekkerbek, slemper
smullerij  gastronomie
smulpaap  zie: smulbroer
smulpartij – brasserij, slemppartij
smurrie – bagger, drek, modder, vuil
Smyrna - Izmir
Smyrna, inwoner van - Smyrnioot
snaai  voordeel, winst
snaaien  kapen, pikken, rampassensnoepen, snuffelen, stelen, wegkapen, wegnemen, wegroven
snaak  bengel, clown, deugniet, gast, gezel, grapjas, grappenmaker, guit, klown, kwant, kwajongen, kwibus, leukerd, nar, olijkerd, ondeugd, potsemaker, rakker, rekel, schalk, schavuit, schelm, snuiter, vent
snaaks  boertig, grappig, guitig, kluchtig, koddig, komisch, luimig, olijk, ondeugend, spotachtig
snaakshoofd - kabouter
snaar  draad, meisje, pees, schoonzuster
snaarderij - prulleboel, rommel
snaarinstrument -
3 bas, cel
4 harp, lier, luit
5 banjo, benta, cello, citer, gamba, piano, viool
6 dombra, gitaar, spinet
7 bandola, cembalo, chrotta, mandola, pianola, vleugel
8 bandoera
9 balalaika, contrabas, mandoline, violoncel
10 clavichord
11 klavecimbel
12 clavichordum
snaarinstrument, Antilliaans - benta
snaarinstrument met klavier - piono(la)
snaarschijf – poelie
snabbel – bek, mond, bijverdienste
snabbelen – snateren, tateren
snack  hap, snap, snik, zucht
snackbar – cafetaria, snelbuffet
snak - beet, hap, snap, snik, zucht
snakerig  boertig, komiek, komisch
snakerij  boert, gein, luim
snakken  begeren, haken, happen, reikhalzen, smachten, verlangen
snap - hap, laatvlijm, lancet, snak, snik
snaper - naaldvis, sneper, zeepaardje
snaphaan  geweer
snappen  arresteren, babbelen, begrijpen, betrappen, bevatten, doo0rzien, grijpen, happen, inzien, pakken, praten, vatten, vertellen voelen
snapper - babbelaar
snaps  borrel, jenever, oorlam, snevel, sterkedrank
snaps of borrel - neut
snapshot  kiekje, momentopname
snar  bits, scherp, stekelig, taai, venijnig
snarenophouder bij viool  kam
snarenspanner – schroef
snarenspeeltuig - Banjo, citer, gitaar, harp, lier, mandoline
snarig - geestig, snedig
snarren – bluffen, kijven, pochen
snars  jota, sikkepit
snater – babbel, bek, klepper, kwebbel, mond, neb, snavel, snuit, tater, waffel
snateraar - babbelaar
snaterachtig  babbelachtig
snaterbek - babbelkous
snatereend - krakeend
snateren  babbelen, kakelen, kletsen, kwaken, kwebbelen, snabbelen, tateren
snauw  grauw, uitval
snauwachtig  bits, boos, kijfzuchtig
snauwen – bekken, bijten, grauwen,
snauwerig - bits, boos, kijfachttig, nors
snavel  bek, neus, neb(be), snater, sneb, snuit, vogelbek, waffel
snavelbies - rhynchospora
snaveldier  vogelbekdier
snavelkrokodil  gaviaal
snavelvormig - rostraal
sneb - bek, snavel, waffel
snebben - kakelen
snebbig – snibbig, vinnig
snede  coupe, inkeping, insnijding, jaap, kartel, kerf, kwetsuur, letsel, plak, schijf, snee snijwond, snit, vorm, wond(e)
snede brood - boterham
snede gras  zwad
snedegelijk – isotomisch
snede van een boek bespikkelen – jasperen
snede van een mes - meskant
snedig  adrem, alert, geestig, gevat, gewiekst, handig, kernachtig, puntig, raak, repartie, scherp(zinnig), schrander, slagvaardig, slim, scherpzinnig, vlug, vaardig, vlug, zinrijk
snedig antwoord  repartie, riposte
snedigheid  gevatheid, schranderheid
snee – inkeping, inkerving, insnijdingjaap, kerf, kloof, meskant, (snij)wond, spleet, verwonding, wond
sneep – kommel, neusvis, steenmeeuw
sneer  hatelijkheid, hoonlach, kwinkslag, scherts
snees – bedrieger, heler
sneetje – flistertje, wondje
sneetje brood met ei - uitsmijter
sneeuw  blankheid, grijsheid
sneeuw, overjarige - fi(e)rn
sneeuwbal - viburnum
sneeuwbank - sastrugie
sneeuwhoen - lagopus
sneeuwhut van een Eskimo  iglo
sneeuwijs  firn
sneeuwjacht  blizzard
sneeuwkleed  lijkwade
sneeuwklokje - galanthus
sneeuwlaag, bevroren - harst
sneeuwmaand - nivose
sneeuwman  sneeuwpop
sneeuwpanter - irbis
sneeuwputter  sneeuwgors
sneeuwschaats  ski
sneeuwschoen  ski
sneeuwsport - skiën, sleeën
sneeuwstorm  barber, blizzard, sneeuwjacht
sneeuwstorm in Rusland - boeran, burran
sneeuwstorting – lawine, sneeuwval
sneeuwvogel  pestvogel, sneeuwgors
snel – aldra, allegro, alras, cito, dadelijk, dra, fluks, gauw, gehaast, gezwind, haastig, ijlings, kwiek, levendig, overijld, prestó, prompt, pront, rad, rap, ras, schielijk, spoedig, spoorslags, subiet, vliegensvlug, vlot, vlug, weldra
snel (muz.)  allegro, presto
snel bewegen – scheren, schieten
snel draaien  tollen
snel kwaad  driftig, opvliegend
snel loopje – gangetje, sprintjevaartje
snel lopen – aan(benen), draven, hollen, racen, rennen, snellen, sprinten
snel oorlogsvaartuig - korvet
snel ontploffend  brisant
snel praten  ratelen
snel verbreidende ziekte  epidemie
snel verslijtend  sleets
snel voorbijgaan – vliegen
snel voortdrijven – aanjagen, aanzetten
snel zeilende één master - kotter
snel zeilende tweemaster - brigantijn
snel zeilende driemaster  klipper
snel zeilschip  brigantijn, feloek, karveel, klipper
snelbakoven - magnetron
snelbinder  bagageriem
snelblusser  schuimblusapparaat
snelboot  motortorpedoboot
snelbuffet – cafetaria, snackbar
sneldicht  epigram, puntdicht
snelheid  gang, gezwindheid, haast, pace, radheid, rapiditeit, spoed, tempo, vaart, vitesse, vlugheid
snelheid van de wind  windsnelheid
snelheidsmaat – knoop
snelheidsmaniak  kilometervreter, snelheidsduivel
snelheidsmeter  spedometer, tachograaf, tachometer
snelheidsmeter van schip  log
snelheidswedstrijd – race, sprint
snelheid van lopen – draf, gang(etje), ren, spurt
snelkookpan  drukpan, hogedrukpan, pressurecooker
snelle aanval  raid
snelle afwisseling van twee tonen - triller
snelle beweging bij het schermen – uitval
snelle dans – foxtrot, wals
snelle draai  pirouette
snelle draf  galop, race, ren, run, sprint
snelle gang  draf, galop, ren, run, vaart
snelle greep  snap
snelle hap  greep, snap
snelle korte ren - sprint
snelle loop – draf, galop, looppas, race, ren, sprint
snelle overval  inval, raid
snelle ren - draf, race, sprint, spurt
snelle rilling - huivering
snelle toonwisselingen  triller
snelle vlucht  hazenpad
snelle voortgang  haast, spoed
snelle wending  pirouette, volte
snellen – benen, lopen, draven, haasten, hardlopen, hollen, ijlen, jagen, racen, rennen, vspoeden, liegen, spurten, vliegen
sneller dan het geluid - hypersoon, supersonisch, supersoon
snelloop - sprint
snelschrift  brachygrafie, steno(grafie)
snelschrijven  stenograferen
snelschrijver - stenograaf, tachygraaf
sneltrein – expres, intercity, sprinter, T.E.E., Rheingold
snelvarend zeilschip in Middellandse zee - feloek
snelverkeersweg  autobaan, autostrada
snelvurend kanon - pompom
snelvuurwapen – mitrailleur
snelwandelen – aanbenen
snelweg – autobaan, autoweg
snelzeilend schip – klipper
sneren – honen, schamperen, spotten
snerken – knetteren, schroeien, sissen
snerpen – branden, krijsen, schrijnen, snijden, striemen
snerpend - snijdend
snert - erwtensoep, rot, waardeloos
sneu  hard, jammer, spijtig, teleurstellend, teleurgesteld,
sneukelen - snoepen
sneuvelen  omkomen, sneven, sterven
snevel  jenever
sneven – omkomen sneuvelen, sterven
snezen  helen, kapen, ophopen, wegnemen
snibbig  bits, kattig, kwaad, nors, stekelig, vinnig
snibbige vrouw of meisje – snibbe
snibbigheid – vinnigheid
sniffen – huilen
snijbiet - beetwortel
snijboon  aparte, rare, zonderling
snijden – couperen, fijnmakenkerven, lubben, snerpen, zagen
snijdend  scherp, snerpend
snijden van miniatuurvoorstellingen - glyptiek
snijder - coupeur, kleermaker
snijdervogel - prinia, tjitji
snijgereedschap - mes
snijkamer  ontleedzaal
snijkant van mes - neg(ge)
snijpunt  kruispunt.
snijpunt van zes wegen  zes sprong
snijriem - roeispaan
snijtand – voortand
snijvlak - doorsnede
snijvlak van een stuk vlees - aansnit
snijwerktuig  lancet, mes
snijwond  jaap, snede, snee
snijzaal - ontleedzaal
snik  hik
snikheet  smoorheet
snikken  huilen, schreien, snotteren, wenen
snip – borrel, griet, grutto, insnijding, keep, kemphaan, kievit, kluit, knor, snede, wulp
snipachtige vogel - (steppenvorkstaart), griet, grutto, kluit, kluut, plevier, pluvier, wulp
snippeling - snipper
snippennet  flouw
snipper  flard, ietsje, reep(je), stuk
snipperbak  prullenmand
snipperdag  baaldag, vakantiedag, verlofdag, vrijedag,
snipstruis  kiwi
snipwerk – beuzelwerk
snirsen – snerken
snit  coupe, fatsoen, leest, model, snede, taille, vorm
snit of coupe - pasvorm
snob – opschepper, parvenu
snode daad  euveldaad
snoeftaal  grootsprekerij, opschepperij, pocherij
snoeien – afsnijden, inkorten, snoepen, wegknippen
snoeigoed - snoepgoed
snoeimaand  februari, maart
snoeimes  heep, hiep, sikkel
snoeischaar – tuinschaar, snoeitang
snoeisel – afval, slum
snoeitang  papegaaisbek, papegaaienbek
snoeitijd  snoeimaanden
snoek  geep
snoekachtige zeevis - geep
snoekbaars - sander, zander
snoekenblad  pijlkruid, waterlelie
snoekvis - esox, hondsvis, tandkarper, umbra
snoep – bonbon, chocolade, drop, hopje, lekkerij, lekkers, toffee, ulevel, versnapering
snoepballetje - zuurtje
snoepen – genieten, sabbelen, smikkelen, smullen
snoeperig  aardig, beeldig, lief, schattig
snoeperij - lekkers, noga, nougat, zoetigheid
snoepeter - snoeper
snoepgoed – bonbon, cake, chocolade, drop, gebak, hopje, karamel, koek(je), lekkernij, lekkers, lolly, noga, nougat, pepermunt, speculaas, suikergoed, toffee, ulevel, versnapering, zuurstok, zuurtje
snoeplustig  snoepachtig, snoepzuchtig
snoer  band, collier, draad, karkant, keten, ketting, koord, lias, lis, lus, lijn, reeks, sim, tali, touw, veter
snoer om papieren aan te rijgen - lias
snoer van hengel  sim
snoer van brieven – lias
snoeren – strengelen, vastmaken
snoertje - nestel
snoerwormen - nemertinae
snoerzool  sandaal
snoes  dot, schat, liefje, lieverd, troel
snoeshaan - gezicht, mond, opschepper, rare, snoeter, snuit, toet, zonderling
snoet - facie, gelaat, gezicht, mond, snuit, toet
snoeven  bluffen, brallen, geuren, grootspreken, opscheppen, opsnijden, pochen, pralen, pronken, zwetsen
snoever – branie, blaaskaak, blagueur, bluffer, branie, dikdoener, geurmaker, grootspreker, kakelaar, opschepper, opsnijder, poen, pocher, praler, praalhans, praatjesmaker, schreeuwer, zwetser
snoeverij – bluf, bravade, gepoch, grootspraak, opschepperij, opsnijderij, pocherij, rodomontade
snoezig – aardig, allerliefst, beeldig, doddig, lief, lieftallig, schattig, snoeperig
snokken - snikken
snol  hoer, lichtekooi, prostituée, slet, straatmeid, temeier
snollen – snuffelen
snood – arglistig, boos, boosaardig, erloos, gemeen, hard, ijfaam, kwaad, misdadig, schrandersinister, slecht, verdorven, zondig
snood verleider  Mefisto
snoodaard – boef, boosdoener, booswicht, gemenerik, onmens, onverlaat, schurk, schavuit, valsaard
snoodheid  boosheid, slechtheid
snor  knevel, moustache, neushaar, snorbaard
snorder  koetsier, kramer, taxi, venter
snorfiets – bromfiets, brommer
snorkel – luchtpijpje, snuiver
snorken  ronken, pochen, bluffen, grootspreken, snoeven, snurken
snorker  pocher, snoever, zwetser
snorkerig  pochend, poenig, opscheppend
snorkerij  bravade, snoeverij
snorren  betrappen, brommen, gonzen, pakken, ronken, snappen, speuren, spinnen, suizen, zoeken
snorrepijperij - prul(laria)
snot – kippenzikte, neusvocht, snotziekte
snotaap - belhamel, rekel, snotjongen, snotneus
snotblok - boomkont
snotjongen - bengel, kwajongen
snotlap - zakdoek
snotneus  blaag, bengel, druipneus, kwajongen, rekel, snaak, snotaap, snotjongen, vlegelnikken
notteren - huilen, schreien, s
snuf - geur, lucht, reuk, snuiftabak, trant
snuffelaar - pottenkijker
snuffelen – neuzen, onderzoeken, rommelen, speuren, struinen, zoeken
snuffert  gelaat, gezicht, neus
snufje  iets, modeartikel, nieuwigheid, pietsie, pietsje, reukje
snugger  bevattelijk, bij, bijdehand, levendig, pienter, schrander, slim, sluw, vlug, wakker
snuif - rapé
snuifje – beetje, pries, prise
snuiftabak  macuba, rapé
snuisterij – bibelot,galanterie, prul,
snuit – aangezicht, bek, facie, gelaat, gezicht, mond, neus, slurf, snoet, vlasafval
snuitaap - makaak, maki(bi), mangoe
snuit van olifant  slurf, tromp
snuitdier  mastodont, olifant, slurfdier

snuitdoek - zakdoek
snuiter – gast, gezel, knul, kwant, kwast, kwibus, snoeshaan, vent, vogel, zonderling
snuitkever - bladroller
snuitkevers - curculionidae
snuitmot - crambus
snuiven - snuffe(le)n
snuivend brullen - briesen
snuiver – junk, snorkel, stookhok
snuiving – tocht, trek
snurken – maffen, knorren, snorken, ronken
snurker – maffer, ronker, slaper, snuiter
snurrevaad - zegen
so easy – knijpbril
sobbelen – strompelen, struikelen
sober  arm, armoedig, bescheiden, eenvoudig, gewoon, ingetogen, karig, magertjes, matig, modest, nederig, ongekunsteld, onopgesmukt, schraal, schriel, spaarzaam, streng,
soberheid – eenvoud,matigheid, nederihheid
sociaal  maatschappelijk
Sociaal Economische Raad  S.E.R.
Sociaal Democratische Arbeiders Partij  S.D.A.P.
Sociaal economische Instelling - S.E.R.
Sociaal-revolutionairen, voorlopers van de – narodniki
sosiale kring - millieu
sociale raad, voorloper van de - armenraad
sociale wetenschap - economie, sociografie, sociologie
Socialistische Federatieve Sowjet Republiek  S.F.S.R., U.S.S.R.
Socialistischekleur - rood
Societatis Jesu  S.J., jezuïet(en orde)
Société Anonyme  SA, N.V.
Société anonyme Belge d'exploitation de la navigation aerienne - Sabena
sociëteit  club, genootschap, gezelschap, soos
sociëteit van een studentencorps - N.I.A., PHRM, Minerva, Phoenix
socotra, hoofdstad van - Tamrida
soda – natriumcarbonaat, natron
sodium - natrium
sodomiet - bogger
soebatten  smeken, smoezen, vleien, vragen, zaniken
soelaas  hulp, solaas, steun, troost, uitkomst, verlichting, vertroosting
Soedanese heerser - almani
Soedanees volk - Fulbe
Soedantaal - zie negertaal
Soefi-orde - tarika
Soefisme, lid van het - derwisj
Soela-eilanden, een der - Mangole, Soelabesi, Taliaboe
Soenda-eilandern, een der - Alor, Bali, Borneo, Celebes, Flores, Java, Lombok, Omba(a)i, Sumatra, Timor
soep  potage, snert
soepbeen - mergpijp
soep, heldere - consommé
soepel  buigzaam, flexibel, inschikkelijk, lenig, meegaand, meegevend, plastisch, plooibaar, toegevend, wendbaar
soepelheid  plooibaarheid, meegaandheid, buigzaamheid, flexibiliteit, souplesse
soepel leer - saffiaan
soepgroente - brunoise, eppe, selderie, selderij
soepie - pleps
soepkom  terrine
soepvlees  bouilli, poulet
soepzootje  mengelmoes, rommeltje, vleesafval
Soer – Tyrus
soes – dommel, dromer
soesa  beslommering, drukte, last, moeite, omslag, ophef, poespas, rompslomp, spats, poespas,
soeverein  onafhankelijk, oppermachtig, verheven, vorst
soevereine staat  mogendheid
soevereiniteit  heerschappij
soezen – doezelen, druilen, dutten, mijmeren, slapn, suffen, uilen
soezerig  dommelig, slaperig, suf, sufferig
sof – afgang, fiasco, knudde, mislukking, slecht, strop, tegenslag, tegenvaller
sofa  canapé, divan, ligbank, ottomane, rustbank
sofiekruid - fiekruid, vuurkruid
sofisme  drogreden
sofisterij  drogredenering, spitsvondigheid
sofistisch – spitsvondig
soft – rustig, zacht
sojakaas - tahoe, tofie
sojasaus - ketjap
soigneur  verzorger
soigneus  zorgvuldig
soiree  avondpartij, raout
sojasaus  ketjap
soja uit peulvrucht - ketjap
sok  anklet, kous, mof, sukkel, valkenzak
sokkel – postament, voetstuk, zuilvoet
sokophouder – jarretel
sok voor heren – anklets
solaas - verlichting
solanacee - aardappel, atopa, belladonna, bilzenkruid, bitterzoet, boksdoorn, dolappel, elfdrank, lycium, nicandra, petunia, physalis, solanum, tabak, tomaat, wolfskers
solanales - tubifloren
solarium  zonnebad
soldaat - big, bombardier, cavallerist, dienstplichtige, grenadier, infanterist, kanonnier, krijger, krijgsknecht, krijgsman, legionair, marinier, milicien, militair, muskettier, piot, planton, poilu, recruut, rekruut, strijder, tirailleur, tommy,
soldaat, als van een - soldatesk
soldaat der eerste klasse  éénpitter
soldaat die zijn opleiding beëindigd heeft  filler
soldaatkoerier  planton
soldaat onder Cromwell  rondhoofd
soldaat te paard  cavalerist, huzaar, kurassier, ulaan,
soldaat te voet - infanterist
soldaat van de lichting - milicien
soldaat van de paus  zoeaaf
soldaat van een nieuwe lichting - recruut
soldaat zijn  dienen
soldanella – alpenklokje
soldaten – krijgsvolk
soldatenbrood – kuch
soldateneetgerei - mesting
soldatenkleding - tenue, tuniek, uniform
soldatenkost  bonen, kuch, menage, rats
soldatenloon – soldij, wedde
soldatenmuts – baret, kepie, sjako
soldatenpak – uniform
soldatenpet - sjako
soldaten raad  sowjet
soldatenrugzak  ransel
soldatenschoen  kist(je)
soldatentas  ransel, pukkel
soldatentent - legertent
soldatenverblijf  chambree, bivak, bunker, kamp, kazemat, kazerne, legering, tent
soldatenvolk – soldateska
soldaten werven - ronselen
soldatenwerver  ronselaar
soldatesk  militair, krijgshaftig
soldeer – lasmetaal
soldeermateriaal - tin
soldeerwater - lorum
soldeerzout - amoniumzinkchloride
soldenier  huursoldaat
soldij  bezoldiging, gage, loon, salaris, soldatenloon, traktement, werkloon, zakgeld
solemneel  plechtig
solfège  solmisatie
solfer - lucifer, sulfer, zwavel
solidariteit  saamhorigheid
solide  betrouwbaar, degelijk, deugdelijk, duurzaam, eerlijk, flink, hecht, kredietwaardig, massief, ordelijk, sterk, stevig, vast
sollidee – bonnet
soliditeit – stevigheid, vastheid
sollissitant - dinger, kandidaat
solideetje  bonnet, priestermuts
solideren - bevestigen
soliditeit  betrouwbaarheid, degelijkheid, hechtheid, ordelijkheid, stevigheid
solist – solozanger
soliste - zangeres
solistenvoordracht  recital
solitair  afgezonderd, eenzaam, enkel, kluizenaar, vrijgezel
sollen – jonassen, plagen, slepen, sleuren, trekken
sollicitant  dinger, kandidaat
solliciteren – aanzoeken, dingen
solo – alleen(zang), enkel, enkelspel
solospeler  solist
solozang  aria
solozanger - solist(e)
solstitium  keerpunt, zonnestilstand, zonnewende
solutie  oplossing, plakmiddel
solveren - afdoen, oplossen, vereffenen
Solomonseilanden, een der - Bauro, Boeka, Bougainville, Choiseul, Guadalcanal, Makira, Malaita, Ysabel
Solomonseilanden, hoofdplaats van de - Honiara
Solos-eilanden, een der - Adonara, Lomblen, Solor
som  bedrag, einduitkomst, geldbedrag, opgave, optelling, somma, totaal, uitkomst, vraagstuk
Somalische hoofdstad  Djibouti
somatisch  lichamelijk
somber – akelig, armoedig, bedrukt, betrokken, doods, donker, droefgeestig, droevig, duister, luguber, mesto, mineur, mismoedig, morose, naar(geestig), pessimistisch, sinister, tragisch, treurig, triest, zwaarmoedig, zwartgallig
somber  (muz.) mesto, maesose
somber en stil  doods
somberheid - naargeestigheid, somberte
somber stemmen - deprimeren
somma  bedrag, geldsom, prijs, totaal
sommatie  aanmaning, bevel, dagvaarding, eis, exploot, opvordering
sommeren  aanmanen, eisen, optellen
sommetjes  tafel(s)
sommige  enige, enkele
somnambule  helderziende, slaapwandelaarster
somp  moeras
sompig  drassig, moerassig
somptueus - kostbaar
soms  altemet, bijgeval, bijwijlen, eventueel, misschien, temet, toevallig, weleens, wellicht, zelden
somtijds – altemet, bijgeval, bijwijlen, soms, weleens,
somtueus  weelderig
somwijlen - soms
Son Altesse Royale  SAR., H.K.H., Z.K.H.
Sonant - vokaal
sonate, deel van een - adagio, allegro, andante, menuet, rondo, scherzo
sonate, kleine - sonatine
sonate van L. van Beethoven - Frühling, Hammerklavier, Mondschein, Pathétigue, Sturm, Waldstein
sonde – collector, peillood, peilstift, specillum
sondeelballon – sonde
sonderen – peilen, polsen, uithoren
song - lied
sonnet – klinkdicht
sonnet, deel van een - kwatrijn, terzine
sonnettendichter - Dante, Goethe, Heine, Keats, Kloos, Perk, Milton, Rike, Shakespeare, Shelley
sonometer - klankmeter
sonoor  helderklinkend, welluidend
Sonora, hoofdstad van - Hermosillo
Sonora, rivier in - Asuncion, Mayo, Vaqui
soort  aard, allooi, categorie, familie, genre, genus, geslacht, kaliber, klasse, kwaliteit, pluimage,ras, slag, specie, trant, type, variëteit
soort aal - kataal, kongeraal, meeraal, nebbeling
soort aanhangwagen - tender
soort aanslag  roet
soort aap  baviaan, gorilla, lori, mandril, mantelbaviaan, meerkat, mensaap, slingeraap
soort aardappel  bintje, eigenheimer, doré, malta, poter
soort aarde  grondsoort, klei, leem, veen, zand
soort aardewerk  faience, plateel, pot
soort aardhars  ozokeriet, retiniet
soort aardolie - nafta
soort accoord – drieklank
soort afrastering – heining, hek, omheining
soort afvalbak – biobak papierbak, plastickbak
soort agave - oloë
soort akker – stoppelveld
soort alvertje - moertje
soort anijslikeur - pastis
soort anker  dreg
soort antilope  blauwbok, bongo, gazelle, gnoe
soort appel  aagt, bellefleur, cox, granny, jonathan, kalvijn, reinet, renet, sterappel
soort appelwijn  beverage
soort artikelen - galanterieen
soort asbest  aardvlas, amiant
soort assurantie - levensverzekering, molestverzekering
soort auto – bestelauto, dieplader, hofauto, jeep, huisvuilauto, landrover, personenauto, praalwagen, raceauto, sedan, sportwagen, stationcar, tankauto, trouwauto, veeauto, verhuiswagen, vrachtauto, zandauto, ziekenauto
soort baars – lipvis, pos, stekelbaars, soort
Bacchanaal  orgie
soort bacterie  bacil, coccus, spiril, spirocheet
soort baksteen - ijsselsteen
soort bakvis  nest, nuf, tiener
soort balk – bint
soort balkon - platvorm
soort ballet – toverballet
soort balsem - creme
soort balspel – basketbal, biljart, grondbal, handbal, hockey, honkbal, katsen, korfbal, rugby, softbal, tennis, voetbal, volleybal, zaalvoetbal, zitvoetbal
soort banaan  bacove
soort bankier  emittent
soort barnsteen  gagaat
soort bazuin  trombone
soort bed  ledikant
soort bediende  butler, kelner, huisknecht, ober, portier
soort beer – buidelbeer, grizzly, kraagbeer, neusbeer, panda, poolbeer, ijsbeer, wasbeer
soort beitel – fermoor, guts
soort bel - zoemer
soort belasting – accijns, b.t.w., l.b., i.b., personele belasting, precario, vermogensbelasting,
soort bemiddelaar  koppelaar, makelaar
soort benzine  super, tetra
soort bergplaats  diepvries, doos, kast, kist, koelcel, lade
soort beschermeling  protégé
soort betimmering - bekuiping
soort bewusteloosheid  coma
soort bezem - luiwagen
soort bier  alant, ale, bockbier, donker, eel, faro, lager, pils, pilsener, porter, seef, stout, trappist
soort bij  dar
soort bijl – aks, houweel,
soort blei  brasem
soort bloedlichaampje  lymfocyt
soort bloeiwijze  aar, bijscherm, pluim, scherm, tros, tuil, waaier
soort bloemkool - brocceli
soort bloemstuk  boeket, bos, corsage, krans, ruiker, toef
soort blouse – hes kiel
soort boei  belboei, brulboei, lichtboei, markeerboei, reddingsboei, ton
soort boek - roman
soort boeket  bosje, ruiker, toef, tuil
sort bolgroente - ui
soort bolwerk – ravelijn
soort bonbon - praline
soort bont  bisam, chinchilla, lam, mink, nerts, persianer, sabel, sealskin, seal
soort boom  abeel, acacia, ahorn, berk, beuk, ceder, cypres, den, eik, els, es, esdoorn, iep, hazelaar, lariks, larix, linde, olm, olijf, palm, pel, pep, peppel, plataan, popel, spar, sperzieboon, waringin, wilg
soort boon  bruineboon, koffieboon, paardeboon, peul, pronkboon, slaboon, snijboon, soja, pronker, spercieboon, tuinboon, witteboon
soort boor – avegaar, fret, grondboor, houtboor, ijzerboor, widia
soort boord  kol
soort bord  etensbord, schoolbord, sierbord, verkeersbord, wandbord
soort Bordeaux  Médoc
soort borstel  ragebol, schuier
soort bos  dennenbos, eikenbos, sparrenbos
soort bosbes  veenbes
soort bot  kol
soort bouw – baksteencanstructie
soort bouwstijl - gotiek
soort bowlen – kegelen
soort brandewijn  arak, cognac, guldenwater, mescal, wodka
soort brandstof  aardgas, aardolie, benzine, butagas, cokes, diesel, gas, kolen, kool, olie, steenkool
soort brem  gaspeldoorn
soort brief  adres
soort bril  lorgnet, lorgnon
soort broeibak  eenruiter
soort broeikas  warenhuis
soort bromfiets  mobylette, solex
soort brood - amandelbrood, boekweitbrood, bolletje, bruinbrood, cadet, duivekater, kadet, krentenbol, krentenbrood, kummelbrood, maanzaadbrood, melkbrood, mik, puntje, roggebrood, stokbrood, stol, sukadebrood, tarwebrood, vogelbrood, wegge, witbrood, zuurbrood
soort brug - basculebrug, viaduct
soort bruinvis - tuimelaar
soort buideldier - kangoeroe, koeskoes, wombat
soort buidelrat - opossum
soort buis  ampul, reageerbuis, pijp
soort buldog  bokser
soort bunzing  fret
soort café  bar, bodega, kroeg, tapperij,wijnhuis
soort casuaris – emoe
soort cement – mortel, tras
soort cervelaatworst - salami
soort christenen  arianen, baptisten, calvinisten, katholieken, kopten, lutheranen, methodisten, orthodoxen, protestanten, puriteinen, vrijzinnigen, zwinglianen, AK, PG
soort club  bent, soos,vereniging
soort concern  trust
soort crime  pasta
soort croquet  garnalencroquet hamcroquet, kaascroquet, kalfsvleescroquet, kipcroquet, vleescroquet, viscroquet
soort dagvlinder – page, koolwitje
soort dak – atapdak, autodak, pannendak, platdak, rietdak, strodak, tentdak
soort dak van auto  linnenkap, roldak, schuifdak
soort dakpan  bovenpan, broekstuk, gevelpan, gevelplaat, hoekkeperpan, hoekkepervorst, kilpan, muldenpan, nokvorst, onderpan, stormpan, vleugelpan
soort dal  canon, canyon, del, duinpan, dwarsdal, keteldal, kloof, lengtedal, vallei
soort dam – keerdam
soort damesschoen - pump
soort damestasje  reticule
soort damspel – checkers
soort dans – foxtrot, rock, rumba, samba, slowfox, tango, twist, wals
soort dansmuziek  blues, menuet, rumba, tango, wals
soort danspas  coupé, kuitenflikker
soort Deens bier  Tuborg
soort deken  kombaars, plaid, sprei
soort deur – poort
soort dichter - epicus
soort dierlijk vet  ongel, reuzel
soort dijk - dam
soort diploma  akte,brevet, getuigschrift, oorkonde
soort distel  kardoen
soort doek – stola
soort doghond - puck
soort dokter  anest(h)esist, chirurg, dermatoloog, gynaecoloog, hartspecialist, huidarts, huisarts, internist, knijpdokter, longspecialist, narcotiseur, neuroloog, oogarts, oorarts, psychiater, specialist, stomatoloog, tandartsosteopaat, uroloog, vrouwenarts
soort dolfijn  butskop
soort dolk  ponjaard, stilet, stiletto
soort dommekracht – krik
soort doornappel - metel
soort dovenetel  hoenderbeet
soort drank – sec
soort dreg – anker
soort drop - salmiak
soort dropje – griot, katje
soort druk  blinddruk, boekdruk, diepdruk, drang, offset, vlakdruk
soort drukletter  bembo, cursiefletter, garamond, garmond, mediaeval, nonparel, smoutletter
soort drukpers  degel
soort duif  doffer, kapduif, kappertje, kipduif, kleurduif, kropper, lachduif, meeuwduif, pagadet, pauwenstaart, postduif, raadsheer, reuzenduif, sierduif, structuurduif, tortel, trommelduif, tuimelaar, vleesduif, woudduif, wratduif
soort dynamiet  nitroliet
soort edelsteen  agaat, amethist, aquamarijn, beril, beryl, diamant, gem, gemme, granaat, robijn, smaragd, toermalijn, topaas
soort eend  bergeend, brilduiker, duikereend, klappereend, kuifeend, lokeend, smient, taling, zeeeend
soort eethuis - bistro
soort enting - oculatie
soort erts  bauxiet, uraan, uranium
soort erwt  keker, linze, schokker
soort ets  gravure
soort examen  tentamen, test
soort ezel  koelanzebra
soort expeditiebedrijf  verzenddienst
soort fiets  brommer, snelbrommer, tandem, vélo, vouwfiets
soort film  documentaire, speelfilm, spionagefilm, thriller, western
soort fles  fiool, flacon, karaf, kruik
soort fluit – blokfluit, dwarsfluit, panfluit
soort fluweel  chiffon, corduroy, floers, fulp, kaffa, koordfluweel, manchester, paan, ribfluweel, velours
soort fuut  dodaars
soort gaard  bongerd, boomgaard, wijngaard
soort gans – akkergans, kolgans, lamfer, rietgans
soort ganzebloem – margriet
soort ganzebord – uilenbord
soort ganzenvoet - melde
soort garage  remise
soort galerij  loggia
soort gans  akkergans, brandgans, kolgans, rietgans, sneeuwgans
soort ganzebord – uilebord
soort garen – mouline, sajet
soort gas  butaan, helium, methaan, ozon, propaan, traangas
soort gastoestel  comfoor, primus
soort gebak  beignet, bolus, cake, eierkoek, koek, oliebol, rissole, roerom, roomsoes, schuim, soes, sprits, taart, tompoes, vlaai
soort gebouw  bank, bunker, flat, flatgebouw, hangar, huis, kantoor, keet, kerk, loods, magazijn, schuur, sporthal, stadion, stal, station, toren
soort gedicht  ballade, epigram, epos, hymne,ode, puntdicht, rondeau, rondeel, sonnet
soort geel  beige, citroengeel
soort geestelijke  acoliet, akoliet
soort geestesziekte  echolalie, paranoia, parafrenie, schizofrenie
soort geit  angorageit, klipgeit, steenbok
soort gekeperde stof  dril
soort gelei  dril, jam
soort geluid – plonzen, tikken
soort gemeenschap  commune, sekte,
soort gems – chamois
soort gerst - gort
soort gesloten auto  cabriolet, sedan
soort gevangenis  concentratiekamp, nor, rasphuis, spinhuis
soort gevel  halsgevel, klokgevel, trapgevel
soort gewas  alkanna, gras
soort geweer  buks, eendenroer, flobert, garand, karabijn, mauser, maxim, musket,winchster
soort gewelfboog  paander, tudorboog
soort gibbon - lar
soort gids  geleider, leidraad, wegwijzer
soort gier  aasgier, condor, kondor, monniksgier
soort gips  albast
soort gitaar  banjo, krontjong, mandoline, ukelele
soort glad fluweel  velvet
soort glas  marbriet
soort glazuur – email
soort golfstok - putter
soort gom  damar
soort gomhars  mirre, wierook
soort gondel - punter
soort gong  tamtam
soort gordijn  store
soort goudvis  goudbaars
soort graf  hunebed
soort grammofoonplaat  I.p., single
soort granaatsteen  melaniet
soort gras – alangalang, bitrus, dravik, duist, esperto, kanariegras, kweek, raaigras, riet, rus, zegge
soort grasmus  braamsluiper, tuinfluiter .
soort grauwe erwt  keker
soort gravure  litho
soort grendel  knip, schuif
soort grenenhout – oregon, rift
soort griep  Honkonggriep, Maogriep
soort groente  andijvie, artisjok, bieten, bloemkool, boerenkool, bonen, brockrly, doperwten, erwten, kapucijner, kool(raap), kropsla, peen, postelein, peulen, prei, raapstelen, rabarber, rodekool, schorseneren, selderij, sla(boon, snijboon, spinazie, spruiten, venkel, witlof, wortelen, zuring, zuurkool
soort groet  adé, adieu. avé, dag, hallo,sjaloom, tabé, vaarwel
soort grond - keileem, klei, leem, löss, tuinaarde, veen, zand, zavel
soort grote luit – theorbe
soort grote meloen – pompoen
soort gummi - rubber
soort haakje ter verbinding van twee of meer regels – accolade
soort haarcrème - gel
soort haargroei  baard, knevel, snor, tochtlat
soort haarzalf - gel
soort hagedis – agame, gekko, kameleon, leguaan
soort halfaap  maki
soort hamer  bankhamer, bolhamer, breeuwhamer, kalfaathamer, klauwhamer, marteel, moker, penhamer, sleg, slei, voorhamer, vuist
soort handschoen  glacé, mitaine, want
soort handtas - karbies
soort handtekening  paraaf, signatuur
soort handvat  greep, knop, oor
soort hark – hooikark, roefel
soort harnas  kuras, maliënkolder
soort harp  boogharp, dubbele pedaalharp, haakharp, hoekharp, pedaalharp, raamharp, windharp
soort hars  amber, barnsteen, damar, duivendrek, kopal, resine
soort haver – aat, oot
soort heester  brem, cydonia, forsythia, genst, haag, heg, liguster, sering, sneeuwbal, spireae, weigelia
soort hengel  werphengel
soort hennep – abaca, femel, sisal
soort hernia - spit
soort hert  antilope, edelhert, eland, hinde, ree(bok)(geit), rendier
soort herdershond  collie
soort heuvel – duin, molshoop, terp, wierde
soort hoen  Barnevelder, kalkoen, krielkip, korhoen, leghorn, pel, sneeuwhoen
soort hol – grot, spelonk
soort hond  bastaard, bobtail, bokser, bouvier, brak, collie, dashond, dingo, does, dog, fox, herder, jachthond, kees, mops, pekinees, pincher, pointer, puck, setter, spaniël, staander, taks, terriër, waakhond
soort hondachtige  coyote, dingo, poolvos, steppehond, vos, wolf
soort honkbalspel  baseball
soort hoofddeksel  baret, bonnet, hoed, kalot, kaper, kapoetsmuts, muts, pet, steek
soort hoogte  berg, duin, heuvel, kopje, nol, terp, top
soort hoorn – zinke
soort hotel - motel
soort hout – balsa, berken, beuken, ceder, dennen, djati, ebben, eiken, essen, grenen, mahonie, noten, palissander, teak, vuren, wenge, wortelnoten
soort houten bal  maasbal
soort houtworm  doodskloppertje
soort houweel  pik
soort huis – apartement, bungalow, eengezinswoning, flat, iglo, koker, krot, meanderwoning, pijpenla, villa, wigwam
soort huisknecht – butler
soort humor – gein
soort huurauto - taxi
soort illusie  waan, droom
soort Indisch rund  karbouw, zeeboe
soort inktvis - octopus
soort instrument  kopsnepper, snepper
soort jachthond - airedaleterrier, beagle, bloedhond, brak, cockerspaniël, dashond, foxhond, otterhound, pointer, stabyhound, setter, taks
soort jas – duffel
soort jasje - blazer
soort jasmijn  melati
soort jazz – dixieland
soort jazzmuziek – beat
soort jury – forum, panel
soort kaakje - koekje
soort kaartspel - baccarat, bridge, canasta, jokeren, klaverjassen, patience, pandoeren, pesten, piket, poker, skaat, skat, whist, zwikken,
soort kaas  boerenkaas, Camembert, Edammer, geitenkaas, Goudse, graskaas, Gruyère, komijnekaas, Leidse, marollenkaas, nagelkaas, Roquefort, Volvet, Zwitserse
soort kabeljauw – gul, leng
soort kachel  buiskachel, fornuis, gas, haard, potkachel, stoof
soort kalfsvlees  fricandeau, kalfsborst, kalfsgehakt, kalfshersenen, kalfskotelet, kalfslever, kalfsnierstuk, kalfsoester, kalfsrollade, kalfsoester, kalfsschenkel, kalfstong, kalfszwezerik
soort kalk – gips
soort kalkoen – pauw
soortkalksteen - dolomiet
soort kameel  dromedaris, lama,
soort kamenier  eunuch, odalisk, valet,
soort kamenierster – odalisk
soort kano – kajak, prauw
soort kanon  achtponder, houwitser, mortier, orgelgeschut
soort kant  alençon, argentaan, blonde, burano, chantilly, duchesse, honiton (devon), kloskantargentella, naaldkant, organza, reticella
soort kapstok – stander
soort kar - kipkar
soort karper  alver, alvenaar, ruis
soort kat – angora, boskat, civet, siamees
soort katoen  diemit, sanel
soort kebelspel - bowling
soort kerk  domkerk, kapel, kathedraal, kruiskerk, moskee, tempel
soort kerkzang  gregoriaans, psalm
soort kermis - lunapark
soort kers  bitterkers, cerise, kriek, meikers, mirabel, morel, tuinkers
soort kersenlikeur  kirsch, marasquin
soort kever – aastor, (bok)tor, boortor, coloradokever, kniptor, scarabee, watertor
soort kikvors – (boom)kikker, pad, staartkikker
soort kindermeisje  nurse
soort kip  Barnevelder, kriel, leghorn, wyandotte
soort kipkar – dumper
soort kit - lijm
soort klant  gast
soort klap  mep, nekslag, tik
soort klaproos – papaver
soort klavier - spinet
soort kleding – livrei
soort klei - mergel
soort. kleine dagvlinder  page
soort kleine dog  mops
soort kleine zeis  pik, sikkel
soort klok - pendule
soort klokkentoren  campanile
soort knaagdier  bever, cavia, haas, konijn, marmot, muis, rat,
soort knol  aardappel, biet, raap, ui
soort koe – blaarkop, hokkeling, lakenvelder, pink,roodbont, zwartbont
soort koek - bolus, kantkoek, knuppelkoek, snijkoek, snipperkoek, speculaas, taaitaai, peperkoek
soort koekje  bitterkoekje, bokkenpoot (je), boterbiesje, evenveeltje, kaneel, kaakje, kattentong, kletskop, koekje, krakeling, kransje, mop, sptitskoek, zandkoekje
soort koets  kales, karos, landauer, tilbury
soort koffie  hag, mokka
soort kogel  huzaarboon
soort komkommer – augurk
soort kool – bloemkool, boerenkool, brackeli, chinesekool, groenekool, rodekool, savooinkool, spitskool, wittekool, zuurkool
soort koopcontract – indent
soort koord - touw
soort koordfluweel  manchester, ribfluweel
soort koper - brons
soort korenworm  kalander
soort korstmos  bekermos
soort korting – rabat
soort kraai - roek
soort kramp – hik
soort kramp in spieren - stuip
soort krant  advertentieblad, avondblad, dagblad, ochtendblad, weekblad
soort krentenbrood  deuvekater
soort kreupelhout  scrub
soort krijgen  erven
soort krijt  crayon
soort kristalwerk  baccarat
soort krokodil  alligator, gaviaal, kaaiman, rabat,
soort kruid – bieslook, dille, dragon, foelie, kervel, kruizenmunt, laurier, pepermunt, peterselie, salie, selderij, sesam, thijm, venkel
soort kruisjassen - schutjassen
soort kruisnet – totebel
soort kruiswoordraadsel – doorloper
soort kunstleer – skai
soort kunstmest – kalium, stikstof
soort kunsttaal  esperanto, Ido
soort kurk - kroonkurk
soort kussen  peluw, poef
soort kwal  medusa
soort kwarts  agaat, amethist, chalcedoon, jaspis, kornalijn, onyx
soort kwast – troetel
soort kwikstaart - pieperl
soort laan – allee
soort laars – stevel
soort label – etiket
soort lach – grijns
soort ladekast - kabinet
soort lamp  kroon, looplamp, luchter, mistlamp, pechlamp, schemerlamp, schijnwerper, stallantaarn, zoeklicht
soort landhuis  bungalow
soort lasso  bola
soort leer – gemsleer, kalfsleer, nappa, runderleder, segrijn, slangenleer, suède, varkensleer, vetleer
soort lepel  boterspaan, pollepel, schep, schuimspaan, spaan
soort leren handschoen - glace
soort letterschrift  rent jong (Ind.)
soort libel  rombout; waterjuffer
soort lichaamsvocht  gal
soort licht  natriumlicht, neon
soort licht bier – pils, pilsener
soort liederen  gezangen, psalmen
soort 1ift  roltrap
soort lijster  koperwiek, kransvogel, merel, zanglijster
soort lijzeil - giek
soort likeur  absint, advocaat, anijs, anisette, benedictine, brandy, chartreuse, cointreau, curaçao, drambuie, elixer, kardinaal, kirsch, kummel, maraskijn, pastis, pernod, persico, ratafia, tafia
soort lilliputter  dwerg
soort limonade – cola, gazeuse, grenadine, prik, ranja
soort lindeboom - krimlinde
soort linnen – lijnwaad
soort look - prei
soort loon  bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, salaris, soldij, verdienste, wedde
soort loop – looppas, pasgang, telgang
soort loopgraaf  sappe .
soort looppad  tegelpad
soort loterij  grabbelton, tombola
soort lotto - bingo
soort luiklok  campaan
soort luit  teorbe, theorbe
soort macaronie - spaghetti
soort makreel - albikoor
soort mand  bun, kaar, karbies
soort mandoline – balalaika, pandora, ukelele
soort mangel  kalander, linnenpers
soort mantel – jas
soort marjolijn - orego
soort marmer  albast, antico, brecciato, cipollino,levanto, stalattito, statuario, turchino, violetto
soort marter - otter
soort mascotte  amulet, fetich
soort meel  sago, tapioca
soort meeuw  drieteenmeeuw, dwergmeeuw, jager, kapmeeuw, kokmeeuw, mantelmeeuw, stern, stormmeeuw, zilvermeeuw
soort melk  biest
soort meloen  kanteloep
soort mes  dolk, (kap)mes, pennenmes, scalpel, slag stiletto
soort mijt – teek
soort militair - marinier
soort molen – baggermolen, binnenkruier, bovenkruier, draaimolen, gehaktmolen, koffiemolen, korenmolen, onderkruier, paltrokmolen, standerdmolen, tjasker, tredmolen, wipwatermolen, watermolen, zeefmolen
soort mos  bekermos, beukemos, bladmos, bronmos, duinsterretje, halvemaanmos, lettermos, levermos, purpersteeltje, rendiermos, steenmos, sterremos, veenmos, watervorkje
soort motorfiets - scooter
soort mousseline  jaconnet
soort mouwinzet  raglan
soort mug  anopheles, emelt, galmug, haarmug, hamel, hooiwagen, langpoot, malariamug, motmug, muskiet, steekmug, zingmug
soort muis – woelmuis
soort musketzaad - dragee
soort muts  alpino,baret, fez, kaper, kapoets, tulband
soort muziek - blues
soort naald  obelisk, haaknaald, naainaald, rijgnaald
soort naaldboom – blauwspar, ceder, cypres, den, jeneverbes, lariks, lork, pijnboom, spar, taxus, ijf
soort nachtegaal - zwartkopje
soort nachtschade – petunia, tabak
soort naslagwerk  encyclopedie, handboek, telefoonboek, vademecum, woordenboek
soort natriumzout  borax, keukenzout
soort neerslag - stofregen
soort net - flouw, foezel, fuik, haarnet, ink, kor, leefnet, stroomnet, vangnet, visnet, vlindernet
soort niveau  plateau, terras
soort noot – walnoot
soort odeur - parfum
soort onderpand  handgeld
soort onderwijs  g.lo., m.o., u.l.o., m.u.l.o, v.w.o., lts., h.ts., th., h.a.v.o., m.a.v.o., basis, l,a.v.o., m.m.s., h.e.a.o., l.e.a.o.
soort ongemak  napijn, pijn
soort onkruid  aardangel, boterbloem, herderstasje, hondstong, klaproos, korenbloem, nachtschade, netel, weegbree
soort olifant – manmoet
soort onderpand - handgeld
soort ontspanning  spel
soort ontsteking – abces
soort openhaard - schouw
soort opening  inlaat, uitlaat
soort opgeworpen heuvel  terp, vliedberg, wierd(e)
soort organisatie  orde
soort otter  nerts, visotter
soort overeenkomst  afspraak, c.a.o.
soort overhemd  bloes, blouse, boezeroen, kiel, shirt
soort overleg  ruggespraak
soort overloop  trapportaal
soort overste  deken
soort overtreding  schending, vergrijp
soort paard  Arabier, Belg, boulongnees, clydesdaler, Fries, Hongaar, Jutlander, oberländer, ponny, percheron, pinzgauer, schimmel, Sleeswijker, Suffolker, volbloed
soort paardestaart - heermoes
soort pachter  meier
soort paddestoel  champignon, boleet, kantarel, truffel, zwam
soort paling - lebaal
soort palm  areka, aren, bananeboom, betel, lontar, nipa, sabal
soort palmriet – rotan
soort pan - steelpan
soort pantoffel  muil, slof
soort pap – pudding vla
soort papegaai  ara,geel kop, kaketoe, kea, lori
soort papier - karton
soort passer  bekpasser, dansmeester, ellipspasser, hartpasser, krompasser, lijnpasser, orleonpasser, reductiepasser, staafpasser, steekpasser, verdeelpasser
soort peer - bergamot , meelpeer
soort peignoir - duster
soort pen – balpen, veer, veder
soort penseel - sleper
soort perkament – fransijn
soort pers – citroenpers, citruspers, drukpers, fruitpers, offsetpers,
soort peulvrucht  doperwt, erwt, kapucijner, linz, sperzieboon, snijboon
soort pijnboom  zie: soort naaldboom
soort pijptabak  portorico, varinas
soort plaag – gesel
soort plakpers - lijmpers
soort plan  voorstel
soort plank  duig, schrootje
soort plant – alruin, gentiaan, neppe, resrda, waterplant
soort ploeg  team
soort poeder  talk
soort poëet  bard, dichter, minstreel, rapsode, skald, troubadour
soort pokken  alastrim
soort pompoen – kalebas
soort pony – shetlander
soort poon – mul
soort pottenbakkersklei – gleis
soort praatje  smoesje
soort prent  ets, gravure
soort proef - aanvullingsexamen, accountantsexamen,
admissieëxamen, akte-examen, apothekersexamen, onderwijzersexamen
soort pruim – reineclaude
soort pudding – custard, vla
soort puist – pok
soort purperverf - karmozijn
soort puts - amiraal
soort puzzel  cryptogram, doorloper, kruiswoordraadsel, rebus, woordzoeker
soort raaigras - dolik
soort raam  bovenlicht, schuifraam, tuimelraam
soort ragout - pate
soort rat  kelderrat
soort rechter  kadi
soort reden – oorzaak
soort reiskoets - berline
soort rem  blokrem, handrem, schijfrem, terugtraprem, trommelrem, velgrem
soort restaurant - bistro
soort riet  pitriet, rotan
soort rijm  beginrijm, binnenrijm, dubbelrijm, eindrijm, stafrijm
soort rijtuig  barouchet, kales, karos, koets, landauer, vigilante
soort riviermonding  delta, estuarium, liman
soort roeiboot  gondel
soort roofmeeuw – jager
soort room - creme
soort rover  boekanier, dief, kaper, plunderaar
soort rubber  balata, caoutchouc, gomelastiek, gummi, para
soort rum  taf(f)ia
soort rundvlees  chateaubriand, contrefilet, entrecote, gomelastiek, ossenhaas, para, ribstuk, rollade, rosbief, staartstuk, tournedos
soort rups  livreirups, ringelrups
soort sabel – rebus
soort sajet - borat
soort sandaal – opank
soort schaaf - roffel
soort schaakspel  simultaan
soort schaal  graal
soort schaap  merino, hamel
soort schaats  doorloper, krul, Noor, rondrijder,
soort schans  ravelijn
soort schar  krit
soort schelvis – koolvis, wijting
soort schep  spade, bats
soort schepnet  dreg, dregge,
soort schildluis  kermes
soort schoeisel  klomp, laars, muil, schoen, slof,
soort school  Atheneum, gymnasium, HAVO, H.T.S.L.T.S., lyceum, L.O.M., MAVO, M.M.S.
soort schop – spa(de)
soort schors  eek
soort schort  eva, voorschoot
soort schut  beer, kamerscherm, keerdam, scherm, stuw
soort schuimende wijn – champagne
soort schuurpapier - glaspapier
soort serre  orangerie, oranjerie
soort signaal – alarm
soort sikkel – snit
soort slang - rolslang
soort slee  ar, arre, bakslee, bob, prikslee, tobogan
soort sleutel – loper
soort sloep - vlet
soort sluis  schutsluis, sas, spui,
soort s1uisdeur  ebdeur
soort sluiting – deksel, knoop, rits, strik
soort smalneusaap - meerkat
soort smidstang – krombeen
soort snip - wulp
soort snoeimes  heep
soort snoepje  caramel, dropje, hopje, lolly, pastille, toffee, zuurtje
soort snoer - touw
soort snuiftabak  rapé
soort soep  aspergesoep, champignonsoep, erwtensoep, (snert), goulashsoep, groentesoep, haaienvinnensoep, kerrysoep, kippensoep, linzensoep, ossenstaartsoep, potage, preisoep, schildpadsoep, tomatensoep, uiensoep, vermicellisoep
soort spade – bats, brak, schop
soort speelgoed  autoped
soort spek - bacon
soort spel  bikkelen, bridge, damspel, dobbelen, ganzenbord, kaartspel, lotto, poker, schaakspel scrabble, whist
soort spel spelen  ballen, dammen, hoepelen, kaarten,kegelen, knikkeren, schaken, tollen
soort spencer - slipover
soort spijker  (draad)nagel, taats
soort spook  klopgeest
soort sport  atletiek, basketbal, judo, hockey, honkbal, kaatsen roeien, skiën, tennissen, tienkamp, voetbal, watersport, wielrennen, zwemmen
soort spraak  A.B., A.B.N.,dialect, dialekt, plat
soort springstof  T.N.T., trotyl
soort sprong  duik, salto
soort stem  alt, bariton, bas, sopraan, tenor
soort steelzucht  kleptomanie
soort steen  aluin, amaril, amber, arduin, asbest, basalt, dioriet, eterniet, grafiet, graniet, grind, kiezel, kwarts, lei, marmer, mop, porfier, puimsteen, wolfram
soort steenkool  antraciet, cokes, eierkolen
soort steenpuist – negenoog
soort stekker - plug
soort steppeplant – yuca
soort sterkedrank – likeur
soort steur –sterlet
soort stijl – barok, gotiek
soort stof  cheviot, cretonne, damast, dril, flanel, fluweel, kamgaren, katoen, laken, linnen, nylon, pilo, ratiné, rips, sanel, satijn, satinet, sits, taf, tarlatan, tibel, tule, tweed,vilt, wol, zijde
soort stop - spon
soort stopverf – plamuur
soort strijd – slag
soort struisgras - haar
soort struisvogel  emoe, moa, nandoe
soort suiker  basterd, kandij, melis
soort suikergoed – fondant
soort taartje - moorkop
soort tabak – baai, pruimtabak, rapé, rooktabak, shag, snuif(tabak)
soort tafel  bijzettafel, latafel, uittrektafel
soort takel - talie
soort takshond  basset
soort tapijt  axminster, pers
soort tarwe  spelt
soort tas – karbies
soort teckel – basset
soort teek - luis
soort tekening  bestek
soort telegram  brieftelegram, gelukstelegram, perstelegram
soort tempel – kerk, moskee
soort temperament  cholerisch, flegmatisch, melancholisch, sanguinisch
soort temperatuur – hitte, kou
soort tent – circustent, ijstent, kampeertent, kermistent, marktkraam,
soort terriër  airedale, fox, welsh,
soort textiel  keper
soort ton  baken
soort toneelstuk  drama, klucht, komedie, tragedie, tragikomedie
soort tor – meeltor
soort touw – gei, koord, lijn
soort trainer  coach
soort trechter  tremel
soort trekschuit – snik
soort trekvogel – hop, zwaluw ooievaar, reiger,
soort trofee  beker, krans, palmtak
soort trom  bedoek, loera, pauk, tamboerijn, tar
soort trompet  bazuin, klaroen, schuiftrompet, trombone, ventieltrompet
soort tropische bodem  lateriet
soort tropische ooievaar - maraboe
soort tropisch gras  alang-alang, bamboe
soort trui – pulover, sweater
soort tuin  hortus, rosarium
soort tuinboon - pieter
soort turf  baggelaar
soort ui  ajuin, eslook, sjalot
soort uil  bosuil, katuil, kerkuil, oehoe, stenuil, visuil
soort uiting  protest
soort uitslag  brand, eczeem, zonnebrand
soort ulevel - polkabrok
soort uurwerk  horloge, pendule, wekker
soort vaartuig – punter
soort vaatwerk – bord, kan, pot, schotel
soort valk  boomvalk,slechtvalk, torenvalk
soort van pruik – naturelletje
soort van wit bier - mol
soort varen  addervaren, adelaarsvaren, arendsvaren, boomvaren, bosvaren, eikvaren, kamvaren, koningsvaren, moerasvaren, muurvaren, pluimvaren, schubvaren, struisvaren, venusvaren
soort varken - ever
soort varkensvlees  varkensfilet, varkenshaas, varkenskotelet, várkensnierstuk, varkensrollade
soort vat  aker
soort veiligheidsslot  lipsslot, yaleslot
soort venster  dakraam, oculus
soort verband  doekverband, drukverband, gaas, kinverband, mitella, rustverband, schildpadverband, slingerverband, windsel, zwachtel
soort verbod  taboe, veto
soort verdrag – edict
soort vereniging – club, stichting, verbond
soort verf  grondverf, lak, menie, vernis
soort vergadering  congres
soort vergunning  jachtakte
soort verhaal  sage, sprookje
soort verklaring  eed
soort verlichting  brabder, electricitei, gaslamp, neon, t.l.
soort verlies  nadeel, strop
soort vermaak  kaarten
soort verpakking  buil,doos, krat, kist, zak
soort vers  alexandrijn, limerick
soort verzekering  brand, diefstal, levens, ongevallen, transport-, ziekteverzekering, W.A.
soort vet – kaarsvet, margarine, niervet, ongel, reuzel, rundvet,
soort vijgenboom – waringin
soort vijver - bassin
soort vilt  kastoor
soort vilten hoed  huilebalk
soort vink – keep, kneu, putter, roodmus
soort viool  amati, cremona, stradivarius
soort vis - meun

soort visfuik – kub, puikel
soort visnet – flouw, korre, treil
soort vis  aal, baars, blei, bot, brasem, elft, forel, grondel, haai, karper, leng, makreel, paling, pos, rog, sardine, snoek, spiering, steur, tong, voorn, zalm, zeelt
soort visnet  kruis, trawl, vleet, zegen
soort vitrageweefsel - allover
soort vleermuis - bladneus, kalong
soort vlees - karbonade, rollade
soort vleeswaren – ham, lever, rookvlees, rosbief
soort vlieg  aasvlieg, brems, brommer, daas, fritvlieg , galvlieg, goudvlieg, horzel, paardenhorzel, schapenhorzel, slijkvlieg, tsetse,
vleesvlieg
soort vliegtuig  eendekker, helikopter, straaljager, zweefvliegtuig
soort vlinder – aurora, non, pepel, spinner
soort voedsel – aardappelcroquet
soort vloeistof  olie, water
soort voetstuk  sokkel, statief,
soort vogelbekdier - mierenegel
soort vogelmaag  voormaag
soort voorbeeld  precedent
soort voorstelling  matinée, première
soort vorst – inca, keizer, maharadja, mogol, radja, sjeik, sultan, tsaar
soort vos - moervos
soort vrachtbrief – ladingsbrief
soort vrachtschip – eiker, rijnaak
soort vrouwenbeeld – orante
soort vrouwenklomp - trip
soort vrouwenmuts  cornet, kaper, toot
soort vrucht  doosvrucht, hauw, kokervrucht, meikers, peul, steenvrucht
soort vuurwerk - rotje
soort walvis  bruinvis, dolfijn, ork, potvis
soort warme wijn  negus
soort warmtemeter - badthermometer, differentieelthermometer
soort wassen  spoelen, stoelen
soort waterdichte stof – loden
soort waterlelie - plomp
soort waterplant  dotterbloem, najade, nimfkruid, plomp, riet, waterlook, watereppe
soort watertor – duikelaar
soort wedstrijd  draverij, match, race,toernooi
soort weefsel  dril, kelim, keper, mohair, molton, organdie,rips, tobralco, toile, tule
soort weg  allee, laan, straat
soort weg bedekking  asfalt, macadam
soort werkplaats  atelier, kantoor
soort wezel – hermelijn, marter
soort whistspel - bridge
soort wig  keg, kegge, spie
soort wijn  beaujolais, bordeaux, bourgogne, champagne, cider, likeur, made(i)ra, médoc, muskaat, port, raaps, rosé, samos, sec, sekt, sherry
soort wijnglas  fluit, ro(e)mer
soort winkel  bazar, bazaar, supermarkt
soort wild schaap - moeflon
soort wild varken  bandzwijn
soort wilg – katwilg, knotwilg
soort woelrat – molmuis
soort wol - sajet
soort wollen stof  aba
soort worm  kalander, made, pier, regenworm, ringworm
soort worstelgreep - nelson
soort wortel  biet, kroot, pee(n)
soort woudezel - onager
soort xylofoon  marimba
soort zak  buidel
soort zalf – balsem, creme, gelei, lanoline
soort zang  hymne, ode
soort zangvogel  braamsluiper, duinpieper, fitis, goudhaantje, grasmus, kardinaal, karekiet, kneu, kwikstaart, leeuwerik, nachtegaal, rietlijster, rietzanger, roodborstje, tapuit, tjiftjaf, tuinfluiter, winterkoninkje
soort zeef  filter
soort zeekoe  lamantijn
soort zeep  toiletzeep, traanzeep
soort zeeslak  alikruik
soort zeewier  kelp
soort zeil  bram, fok, jager, linoleum, marmoleum, vlieger
soort zeilschip  B.M., boeier, botter, brigantijn, draak, jol, klipper, olympiajol, pampus, stern, tjotter, valk, vlieger
soort zeis – zicht
soort zijde – vlos
soort zijden stof - brokaat
soort zelfmoord  harakiri
soort zelfverdediging  judo, karate,
soort zetmeel  tapioca
soort zeventiende eeuws boek  elzevier
soort ziekte  beriberi, jicht, kanker, reuma, staar
soort zijden stof - brokaat
soort zilver  gero, plate, zilvium
soort zout  aluin, kali, nitraat, nitriet
soort zwam  bovist, elfenbank, moederkoren
soort zware zijden stof  brokaat
soort zweep – gezel
soort zwemeend - roestgans
soort zwemslag  crowl, borstcrowl, rugcrawl, schoolslag, trawl, vlinderslag
soort zwijn – ever, muskuszwijn
soortgelijk  dergelijk, zulk
soortgelijken – consorten
soortelijk - specifiek
soortelijk gewicht  s.g.
soortelijk gewichtmeter - balling
soortvorming - speciatie
soos – clubgebouw, clubhuis, sociëteit, vereniging
sop  kooknat, schuim, waswater; zeepwater
soporatief  slaapmiddel, slaapverwekkend, vervelend
soppen  indopen, dopen, reinigen
sopper - misstap
sopperig  modderig, slobberig, week, zacht
sopraan  kinderstem, vrouwenstem
sorbe - lijsterbes
Sorben – Wenden
Sorbet - ijsdrank
Sorbisch dichter - Seiler
Sordino  demper
sores – misere, zorgen
sorry – pardon
sortabel – gepast
sorteerder - uitzoeker
sorteermachine - trieur
sorteren  schiften, uitlezen, uitzoeken
sortering  assortiment, keuze, soort, variatie, verscheidenheid
sortie – contramerk, damesmantel
sortiment – keuze, sortering
S.O.S. – alarm, hulpgeroep, noodsein
soterisch  reddend, zaligmakend
sotternie  clute, esbattement, klucht
sottise - zotternij
sortie - uitval
soter  redder, verlosser, Zaligmaker
sotternie - clute, klucht
sottise - dwaasheid, zotheid
sou  stuiver
souche  talon
souffleren  influisteren, voorzeggen
souffleur  voorzegger
souffreren - dulden, lijden
souper  avondmaal, avondeten , maaltijd
souplesse  buigzaamheid, lenigheid, plooibaarheid
sourdine - sordino
sousmain  onderlegger, vloeimap
soutane  toog
souteneur - bikker, patser, pooier
souter  psalm, psalter
souterrain  kelderverdieping
Southampton, hoofdstad van het graafschap - Winchester
soutien (Fr.)  baleintje, ondersteuning, steun
souvenir  aandenken, herinnering
souverein  machtig, zelfstandig
SowjetRepublieken - Armenië, Azerbeidsjan, Estland, Georgië, Kazachstan, Kirgizistan, Letland, Litauen, Moldavië, Oekraïne,
Oezbekistan, Tadzjikistan, Toerkmenistan, WitRusland
SowjetRussische munt  roebel
SowjetUnie  SSSR, USSR, (Russ.)CCCP, RSFSR, Rusland
Sowjet-Unie, staatshoofd van de - Brezjnev, Kalimin, Lenin, Mikojan, Podgorny, Sjvernik, Vorosjilov
Sowjet-Unie, stad in de - zie stad in Rusland
spa  ballaster, bats, laat, lep, schop, spade
spaak  boom, spijl, stoelsport, stok, verbindingsspijl (in wiel),
spaakbeen – radius
spaan – lepel, borrel, houtafval, reutel, spatel, roeiriem
spaander  houtreep, koppeling, krul, splinter
spaanders van hout  mot
Spaans bruin - amber
Spaans edelman  don, hidalgo
Spaans eiland - Ferro, Formentera, Ibiza, Lanzarote, Mallorca, Palma, Tenerife
Spaans gebergte - Pyreneeën, Sierra
Spaans geel - auripigment
Spaans gedicht - cancion
Spaans gerecht - paella
Spaans goudstuk - Pistolet
Spaans gras  esparto
Spaans heer  senor
Spaans hout - ijf
Spaans kerklied - vilancico
Spaans koopvaardijschip - galjoen
Spaans krijt  kleermakerskrijt
Spaans landvoogd  Alva
Spaans leder - corduaan, marokijnleer
Spaans liedje - tonatilla
Spaans Marialied  cantica
Spaans mes - machete
Spaans oorlogsschip  galjoen
Spaans openluchttheater - corral
Spaans opperhoofd - cod
Spaans paard  genet
Spaans paleis - alcazar
Spaans riet  rotan, rotting
Spaans rijpaard  genet
Spaans schaap  merino
Spaans schiereiland - Iberië
Spaans schilder - Baco, Dali, Goya, Miro, Murillo, Picasso, Ribalta, Ribera, Velasques, Zurbaran
Spaans schrijver - Aub, Bayo, Boscan, Caldoron, Cela, Cervantes, Diego, Galdos, Ibanez, Isla, Jimenez, Larra, Losca, Manuel, Peman, Ruiz, Salinas, Quevedo
Spaans spek - meloen
Spaans staatshoofd - caudillo
Spaans toeristen hotel  parador
Spaans tuinbouwgebied - huerta
Spaans veldheer  Alva
Spaans veroveraar van Amerika - conquistador
Spaans vierregelig gedicht - copla
Spaanse aak - esdoorn
Spaanse aanspreektitel  senor
Spaanse aanvoerder - caudillo
Spaanse beeldhouwer - Cano, Montanes, Zarcillo
Spaanse belasting - alcabella
Spaanse bergketen - Cadi
Spaanse bevolkingsbroep - Basken, Catalanen, Gallegos
Spaanse boer - peon
Spaanse burgemeester  alcalde
Spaanse componist – Albeniz, Espa, Granadas, Mompou, Nin, Turina
Spaanse dans - auresku, bolera, bolero, espagnola, espatadanza, fanda(n)go, flamengo, isa, jota, muineira, paduana, pasacalle, pasodoble, pavane, sarabande, sardana, sequidilla, sevillanas, tango, taranto, zapateado, zortzico
Spaanse dichter - Barral
Spaanse dolk - cachetero
Spaanse drank - sangria
Spaanse edelman - caballero, don, grande, hidalgo
Spaanse edelvrouw  grande
Spaanse eenakter - sainette
Spaanse eenzame herberg - venta
Spaanse exkoningin  Ena
Spaanse geheime raad - camarilla
Spaanse gezelschapsdame  duena
Spaanse gezelschapsdans - duenna
Spaanse handklepper  castagnetten
Spaanse havenplaats - Adra, Barcelona, Cadiz, Corûna, Santander, Valencia
Spaanse heer  caballerosenor
Spaanse hoed - bolero, sombrero
Spaanse hoeve  haciënda
Spaanse hofdame - duenna
Spaanse hofkliek  camarilla
Spaanse krijgsheld  Cid
Spaanse herberg  posada, venta
Spaanse hoofdman - caudillo
Spaanse hoogvlakte - meseta
Spaanse huurlingen - almogavaren
Spaanse inhoudsmaat - almude, ar(r)oba, cantara
Spaanse juffrouw - senorita
Spaanse koning(in) -
5 Johan, Jozef, Karel, Maria, Peter
6 Favola, Filips, Fruela, Ordono, Pelayo, Ramiro, Sancho,
Urraca
7 Alfonso, Amadeus, Bermudo, Hendrik, Jacobus, Johanna,
Lodewijk
8 Isabella, Martinus
9 Ferdinant, Francisco
10 Petronella
Spaanse koningstitel - camarilla
Spaanse landherberg - venta
Spaanse landstreek  Andalusië, Aragon, Asturië, Baskenland,
Castilië, Catalonië, Estramadura, Galicië, Granada, Kastilië, Leon, Murcia, Navarra, Valencia
Spaanse leider  caudillo
Spaanse meisjesnaam  Inez
Spaanse melksalon – copacabana
Spaanse meneer - senor
Spaanse mevrouw - senora
Spaanse munt  duro, mat, patakon, peseta, peso, reaalspaanse pasmunt - centime
Spaanse operette - zarzuela
Spaanse peper - chillies, lombok, paprika, peperoni
Spaanse pokken - sufilis
Spaanse politieke leider - caudillo
Spaanse politieke partij  Falange
Spaanse, Portugese en Zuidoosteuropese joden - sefarden,
sefardim
Spaanse prins  infant
Spaanse prinses  infante
Spaanse provincie –
4 Leon
5 Alave, Avila, Cadiz, Soria
6 Bilbao, Burgos, Cuenca, GeronaHuelva, Huesca, Lerida,
Madrid, Malaga, Murcia, Orense, Oviedo, Teruel, Toledo,
Zamore
7 Almeria, Badajoz, Caceras, Cordoba, Granada, Logrono,
Navarra, Segovia, Sevilla, Victoria, Vizcaya
8 Albacete, Alicante, Balearen, Palencia, Pamplona, Valencia,
Zaragoza
9 Barcelona, Castellon, Guipuzcoa, Salamanca, Santander,
Tarragona
10 Pontevedra, Valladolid
11 Guadalajara
Spaanse raadgevende vergadering - consulta
Spaanse ridder  caballero
Spaanse rivier  Douro, Duero, Ebro, Esla, Guadalquivir, Jacur, Jarama, Segura, Taag
Spaanse schapen  merinos
Spaanse schout - alcalde
Spaanse senaat en volksvertegenwoordiging - cortes
Spaanse sjalot - romcambole
Spaanse sluier – mantilla
Spaanse stad –
3 Rio
4 Baza,Coin, Elda, lugo, Rute, Vigo,
5 Berga, Cabra, Cadiz, Cleza, Ecija, Gijon
6 Alosno, Alpera, Bermeo, Bilbao, Madrid, Malaga, Murcia,
Oviedo, Toledo, Utrera
7 Almaden, Almaghro, Almansa, Almeria, Almonte, Andujar,
Badajar, Cordoba, Granada, Linares, Tortosa
8 Alicante, Pamplona, Valencia, Zaragoza
9 Barcelona, Cartagena, Santander
10 Valladolid
Spaanse streek - Baztan
Spaanse takeling - hondsend
Spaanse tarwe - mais
Spaanse titel  don, donna, grande, zie Spaanse edelman
Spaanse toneelmuziek - zarzuela
Spaanse troonopvolger - principe
Spaanse uitroep - olé
Spaanse veeboer - llanero
Spaanse veroveraar - conquistador
Spaanse vloot  armada
Spaanse volksdans - bolero, zapateado
Spaanse vuurpot - brasero
Spaanse wand - kanerscherm, tochtscherm
Spaanse wijn  malaga, sangria, sherry, tinto, xeres
Spaanse witte wijn - manzanilla
Spaanse zang en dans  flamenco
Spaanse zeilboot - galjoen, karveel
Spaanse zilvermunt - mat
spaargeld – magot, spaarcenten .
spaarinstelling  spaarbank, R.P.S.
spaarpot  magot, ponk, varken
spaarzaam – behoedzaam, economisch, karig, matig, schaars, sober, sporadisch, terughoudend, zelden, zuinig
spaarzaamheid - zuinigheid
spaarzamelijk - zelden
spaat bevattend - spatig
spaatijzersteen - sideriet
spade  graaf, patjol, schop, schep, spitwerktuig, steek
spade (bijb.)  laat
spadeling  nakomer
spadesteek – spit
spagaat - spreidzit
spakerig – broos, dor, droog, uitgedroogd, verlept, wazig
spalier  latwerk, staketsel
spalierboom – leiboom
spalk – beenhout, ferula, hechtlat, steunplankje
spalk van Cramer - draadspalk
span  duo, gespan, koppel, paar, stel, toom, tweetal, twin
spanader – tongriem
spanderen - uitgeven
spanen hengselmandje  slof
spang  agraaf, agrave, agrafe, gesp, haak, knip, sluiting
spaniel – épagneul
Spanjaard - spanjool
Spanje - Hispanië, Iberië
Spanje, deel van - zie: Spaanse provincie
Spanje en Portugal  Iberië
Spanje kenner - hispanoloog
spanjolet  draairoede
spanjoletafsluiting - basculesluiting
Spanjool – Spanjaard
Spanker - zeiljacht
spankeren  rennen, vluchten, weglopen
spankracht  elasticiteit, rek, ressort, veerkracht
spannen  drukken, opwinden, kwellen, rekken, strekken
spannend  boeiend, enerverend, hevig, opwindend, sensationeel, tonisch
spannende film  cowboyfilm, griezelfilm, thriller, western, spionagefilm
spanner - landmeter
spanners - geometridaes
spanning  agitatie, druk, entonie, geladenheid, ongeduld, onrust, opwinding, sensatie, stress, voltage
spanning van meer dan 300 volt - hoogspanning
spanning van minder dan 300 volt - laagspanning
spanningsmeter  manometer
spanrib - windschoor
spanrups  landmeter
spanrupsen - spanners
spanrupsvlinder - peretak
spant  balk, bint, draagbalk, gebint, kapgebint, keper, paal, rib(be), spar, spoor
spantrichel - spanrib
spantstut - oplanger
spanvisserij, net bij de - kuil
spanwerk van dak  bint, gebint, spant
spanzaag – raamzaag
spanzaagje - figuurzaag
spar - douglas, piceaspant, staak
sparen  behoeden, bewaren, inzamelen, nalaten, ontzien, openlaten, opgaren, oppotten, overhouden, potten, vergaren, verzamelen, vrijwaren, uitzuinigen, verzamelen, wegleggen
sparganiacee – egelskop
spark – vonk
sparkelen – vonken
spart - espertogras
Spartaans  gestreng, hard, lakoniek, streng
Spartaans ambt - ephoren
Spartaans folterwerktuig - apega
Spartaanse koning  Agis, Epaminondes, Leonidas
Spartaanse magistrat - efoor
Spartaanse overheidspersonen - eforen
Spartaanse slaaf  heloot
Spartaanse volksvergadering - apella, halia
spartelen - schitteren
sparterie - matwerk
spasmisch - krampachtig, spasmodisch
spasmus(Lat.)  kramp
spastisch  krampachtig
spat  drop, druppel, smet, spet(ter), spikkel, vlek
spatader – varix
spatbord - spatscherm
spat, droge - hanespat
spatel – paletmes, strijkmes, strijkspaan, tempermes, zalfmes
spatie – ruimte, speelruimte, speling, tussenruimte
spatiebalk  spatielat
spatieus  ruim
spats  drukte, inbeelding, lef, ophef, poeha, praats, soesa, tamtam
spatscherm – spatbord
spatsies - kapsones
spatten  spetteren
spattende druppel - spikkel, sprenkel
spat van rubber – klodder
speaker - luidspreker
specerij  foelie, kaneel, kerrie, kruiderij, kruidnagel, mosterd, muskaat, nootmuskaat, paprika, peper, piment, saffraam
specerij eilanden  Molukken
specerij(plant) -
3 hop
4 anijs, soja, thijm
5 dille, komijn, macis, nagel, peper, salie, karwij
6 cassia, dragon, foelie, gember, kaneel, kerrie, piment, venkel
7 kalmoes, laurier, mosterd, muskaat, paprika, vanille
8 cardamon, saffraan, turmeric
9 koriander, marjolein, pepermunt
10 bonenkruid, kappertjes, kruidnagel peterselie
11 nootmuskaat, pieterselie
specerijsteen  aromaliet
specht  klimvogel, notenkraker, (Ind.) platoek
spechtvogel - baardvogel, draaihals, indicator, pepervreter, specht, toekan
speciaal  apart, bijzonder, bizonder, buitengewoon, extra, vooral
specialist  chirurg, dermatoloog, deskundige, expert, endocrinoloog, gynaecoloog, internist, neuroloog, oogarts, psychiater, röntgenoloog, tandarts, vakman
specialiteit  bijzonderheid
specie  cement, grondstof, metselkalk, mortel, muntgeld, pleister, soort, stof, tras
species - soort
speciesoort - adobe
specificeren  omschrijven
specifiek  apart, bijzonder, soortelijk, typisch
specimen  exemplaar, proefje, proeve, staaltje, voorbeeld,
spectaculair  opvallend, opzienbarend
spectator  opmerker, toeschouwer, waarnemer
spectrale lijn van natrium - D-lijn
spectrum  kleurenbeeld
speculant  agioteur
speculatie  bespiegeling, gis, gok, kansoverweging, risico
speculatief  bespiegelend, onzeker,speculerend
speculeren – gokken, agioteren
speech  rede, redevoering, toespraak, toast, toost
speed – snelheid, vaart
speeksel  kwalster, fluim, kwalster, kwijl, mondvocht, rochel, salvia, slijm, spog, sputum, spuug, zever
speeksel verliezen  kwijlen
speekselferment  ptyalase
speekselkruid - bosandoorn
speekselvloed - salivatie
speelbaan  tra
speelbank – casino, gokhuis
speelbankbediende  croupier
speelbankspel  baccarat, hazard, roulette, saturnus
speelboek – harmonica, scenario
speelboek van een film  scenario, draaiboek
speelbord  hakkebord
speelclub  speelgezelschap
speeldoos  brandkast(diev.), muziekdoos,
speelduiten  speelgeld
speelgeld  bank, fiche, inleg, inzet, pot
speelgenoot  maat, makker, partner, vroend
speelgoed - bal, beer, bikkel, blokken, bouwdoos, diabolo, duikelaar, hobbelpaard, hoepel, jojo, knikker, mecano, mobaco, opwindtrein, pop, rammelaar, springtouw, step, stuiter, tol, touw, vlieger
speelgoedautootje  matchbox
speelgoedbeer - teddybeer
speelhol – casino, speelhuis, speelbank
speeljacht  pleziervaartuig
speelkaart  aas, boer, dame, heer, joker, koning(in), nel, vrouw, tien, negen, etc.,
speelkaarten langzaam één voor één openleggen  fileren
speelkamer  kinderkamer
speelmakker  vriend, kameraad
speelman – artiest, minnezanger, minstreel, muzikant, troubadour, zeeëngel
speelmeisje  bruidsmeisje
speelmerkje - fiche
speelnote  bruidsjonker, bruidsmeisje
speelpenning  fiche, markje
speelplaatje - plectrum
speelplaats – cour, speeltuin
speelpot - inleg
speelreisje  pleziertochtje
speelruimte  marge, spatie, speling, vrijheid
speelruimte voor gehalte van munten  remedie
speels  dartel, grillig, luchtig, ludiek, stoeiziek, wulps
speels bewegen – dartelen
speelsheid  dartelheid
speelsoort - bastaard
speeltafeltje  abacus
speeltijd  speelduur
speeltuig  bugel, doedelzak, fluit, muziekinstrument, speelgoed, viool, wip
speeltuingerei  draaimolen, glijbaan, schommel, wip
speeluur – snipperuur
speelvak - kader
speelveld – sportveld
speelweide - voetbalveld
speelziekte  speelzucht
speelzucht  speelziekte
speet (haring)pen
speen – dot, fop, gummidop, tepel, zuigdop
speen aan de uier - tepel
speenkruid  gouwe
speer  horen, lans, piek, spies, steekwapen, werpwapen
speer van Odin  gungnir
speerdistel - breedbol
speerdrager - piekenier
speerwortel – mansoor
speet - palingen
speetjesaal - speetaal, spitaal
spek  babbelaar, bacon, caramel, ham, vet
spekbuik  dikzak, speketer
spekeend  smient
spekhuid  zwoerd, zwoord
spekjan - Portuges, Spanjool
spekje - babbelaar
spekken  larderen, volstoppen, vullen
spekkig  halfrot, ranzig, vet, vetachtig
speknaald  lardeerpriem
speknek  dikkerd, spekhals
spekrand - zwoerd
spekrookplaat  wieme
spekslager  varkensslager
speksteen - agalmatoliet, beeldsteen, cagoliet, perliet, steatief, talk
spektakel  bombarie, drukte, geraas, herrie, keet, lawaai, leven, misbaar, pandemonium, rumoer, schouwspel, tumult
spekortel – yam
spektor - spekkever
spel  ballen, bridge, canasta, dammen, dobbelen, domino, ganzenbord, halma, hazard, jeu, kaarten, kegelen, lotto, monopolie, ontspanning, poker, polo, roulette, rummycup, schaken, scrabble, triktrak, vermaak, whist, wiekslag
spel met ballen  biljart
spel voor allen  tutti
spel voor één persoon  patience, solo
spel voor verscheidene personen - gezelschapsspel
spelbreker  haarzak, pretbederver, rustverstoorder, spelverstoorder
speld – broche, insigne
spelden  opprikken, vasthechten,vastprikken, vaststeken
speldenprik  hatelijkheid
speldje – badge, embleem
spelen – ontspannen, robbedoezen, ravotten, speculeren, spelemeien, vermaken
spelen op snaarinstrument  tokkelen
spelenderijs bezig zijn - sollen
speler  acteur, gokker, kaarter, muzikant, verliezer, winnaar
speler aan speelbank  ponte
speler in loterij - gokker
spelevaart  roeitocht, zeiltocht
spelfiguur  dam, mat, pat, schaak
speling  marge, ruimte, spatie, tussenruimte
spelkunst  orthografie
spellen  voorspellen, voorzeggen
spelleider  regisseur
spelleider in een casino  croupier
spelleiding – regie
spelletjes doen - spelen
spelling  orthografie, schrijfwijze
spel met dobbelstenen – poker
spel met schijven – dammen
spel met stenen - domino
spel of zang van allen tegelijk - tutti
spelonk  bergholte, caverne, grot, hol, krocht, spleet
spelonkbewoner  troglodiet
spelonkkunde  speleologie
spelonkkundige – speleoloog
spelpauze - rust
spelpenning – fiche
spelregel - reglement
spel van 1 persoon - patience, solo
spen – provisiekast
spenderen – besteden
spenen - onthouden, uitplanten
spergelkruid - asperge
spermaceti - walraat, walschot
spermogonium – pycnium
sperren – afsluiten
spervuur - gordijnvuur
sperwer - blauwvalk, stiervalk, vinkendief
sperzieboon - princesseboon
spet – druppel, klad, mop, plek, smet, spat, spetter, vlek,
spetter – druppel, spat, stuk
spetteren  morren, opspelen, spatten, sputteren, tegenspreken
speurder  detective, onderzoeker, rechercheur, rus, stille, zoeker
speurdersroman  detective
speuren  nasporen, bemerken, bespeuren, nazoeken, onderzoeken, snuffelen
speuren naar - zoeken
speurhond  bespieder, brak, handlanger, politiehond
speurneus – detective
speurtocht - jacht
speurwerk – onderzoek, research
sphagnum  veenmos
spicht - slank, tenger
spichtig  dun, fijn, mager, puntig, schraal, snibbig, sprietig tenger, vinnig
spie – bout, geer, keg, keil, luns, peg, pen, pin, wig
spie (barg.)  cent, duiten, geld
spie  bespieder, spion
spieden  gluren, loeren, speuren, spinzen, uitkijken, verkennen
spieder - gluurder
spiegat  spijgat, kijkgat
spiegel  achterdeelvlak, achtersteven, afspiegeling, beeldglas, speculum, spiegelbeeld
spiegelbanket - miroirs
spiegelblank - rein, hoogtemeter,spiegelsextant,zuiver
spiegelboog - sextant
spiegeldraad - mergstaal
spiegeleend - wintertaling
spiegelen  glimmen, reflecteren, terugkaatsen, weerkaatsen
spiegelgevecht  schijngevecht, sciamachie
spiegelgevecht te paard  fantasia
spiegelgevecht te water  naumachie
spiegeling  reflectie, terugkaatsing, spiegelbeeld
spiegelkijker  reflector, spiegeltelescoop
spiegelklokje - specularia
spiegelmaas  ladder net
spiegelmees - koolmees
spiegelmetaal - speculum
spiegelnieuw  fonkelnieuw, splinternieuw
spiegelpauw - pauwfazant
spiegelsteen - seleniet
spiegeltelescoop - reflector
spiegelzool  tripzool
spieken  afkijken, overschrijven
spier -
4 halm, pees
6 biceps, spriet
7 anticus, dijspier, triceps
8 armspier, bilspier, musculus, rugspier
9 buikspier, kauwspier, knieschijf, peesplaat, voetspier,
zaagspier
10 borstspier, deltaspier, slaapspier
11 gelaatspie
12 achillespees, handbalspier, hoofdknikker
13 kuitbeenspier, oogkringspier
14 mondkringspier, spaakbeenspier
15 monnikskapspier,spaakbeenbuiger,voorhoofdsspier
16 kleermakerspier, onderarmstrekker,vingerstrekspier
17 achterhoofdsspier, schouderbladspiertweelingkuitspier
spiereinde - pees
spierhaai  doornhaai
spierig - rank, spichtig
spiering - stint
spierkramp  klem, spasme, tetanus
spiermeter  dynamometer
spiernaakt  moedernaakt, poedelnaakt
spierontsteking - myositis
spierpijn  kramp, myalgie
spierrheumatiek – bevanging
spiersamentrekking – kramp
spiersoort – buiger, strekker
spierstelsel  musculatuur
spierstoornis – ataxie
spierstrekking – kramp, stuip
spiersuiker - inosiet
spiertrekking  kramp
spierverstijving - catalopsie, reumatiek
spierwit – bleek, hagelwit
spierwrijving - massage
spies  lans, piek, speer, steekwapen, werptuig
spiesbok - oryx, sabelantilope
spies van walvisvanger  harpoen, lens
spiesdrager  piekenier
spiesglans  antimoon, antimonium
spieshert - mazama
spiesruiter  ulaan
spiessoldaat  lansenier, piekenier
spiets – harpoen, lens, spies
spietsen - empaleren
spijbelen – verzuimen
spijgat - spiegat
spijk  lavendel
spijker – draadnagel, klinknagel, kopspijke, nagel, pin, taats
spijker (barg.)  cent, geld, poen
spijker met brede kop  taats
spijker uit één stuk  draadnagel
spijker van 9 cm.  koldernagel
spijkerbalsem - terpentijnzalf
spijkerbroek – jeans
spijkeren – hameren, nagelen, timmeren, vastmaken
spijkerschrift - hiëroglief, wigschrift
spijkertje - spike
spijkervast  nagelvast
spijkolie  naterolie
spijl – spaak, staaf, stang, tralie
spijs  eten, gerecht, kost, leeftocht, maal, metselspecie, moes, schotel, voeding, voedsel
spijs van gekookte vruchten  moes
spijsbak - balie
spijsbrei – chymus
spijs gebruiken – eten, nuttigen
spijshuis  restaurant
spijskaart  carte, menu, spijslijst
spijskamer  provisiekamer
spijskast  spiker, spinde
spijskelder - spinde
spijskobalt - smaltiet
spijslijst  menu, spijskaart
spijsolie  slaolie, tafelolie
spijstafel  dis
spijsvertering  digestie
spijsverteringsorgaan  darm, maag
spijsverteringsstoornis  dyspepsie, indigestie
spijt  berouw, bezinning, ergernis, inkeer, leedwezen, schuldbesef, verdriet, weerwil, wrevel, wroeging
spijten – berouwen, betreuren
spijtig  betreurenswaardig, boos, droevig, geërgerd, geprikkeld, helaas, jammer, onaangenaam, ontstemd, sneu, teleurstellend, verdrietig, zonde
spijzenbereider - kok
spijzigen – eten, voeden, voederen
spik - vlekje
spike – atletiekschoen, nageltje, spijkertje
spikkel – punt, spat, sprank, sprenkel, (s)tippel, vlekje
spikkelbloem - vlekbloem
spil  as, cardo, centerback, kaapstander, naaf, windas
spilboom  windspaak, kardinaalshoed
spillen  besteden, verknoeien,verkwisten, verspillen
spillig – spichtig
spil of as - naaf
spilpenning  teergeld, zakgeld
spilziek  verkwistend, doordraaiend
spilzucht  verkwisting
spin –aardmijt, aardspin, ankertje, bastaardspinbroodkast, buisspin, celspin, feeks, heks, huisspin, jachtspin, kelderspin, klos, kol, krabspin, kruisspin, rolspin, satijnspin, snelbinder, tarantel, tarantula, tarentula, tolvlucht, vogelspin, waterspin, wolfspin
spinaap – slingeraap
spinachtig dier – schorpioen
spinachtig diertje - mijt
spinachtige  arachnoideum, hooiwagen, malmignatte, mijt, kobbe, schorpioen, tarantella, teek, vogelspin
spinaker - jager
spinazie  bladgroente
spinbloem  herfsttijloos
spinde – broodkast, provisiekast, spijskast
spindel  klos
spinel - robijn
spinfabriek - spinnerij
spinet  virginaal
spinhuis  gevang, tuchthuis
spinlijn - clothoïde
spinmaal - spinning
spinmachine – flyer
spinnen – areneidae, rullen, snorren, wentelen, zoemen
spinnenkop  spin, standaardmolen
spinnenkop (barg.)  doekspeld, dasspeld
spinnenjager  ragebol
spinnerijarbeider  spinner
spinnen, klos voor het - spindel
spinnenhunde - araneologie
spinnensoort - ero
spinnenverdriet - ragebol
spinnenwebben  web, webben, spinrag, rag
spinnewebdraden - rag, spinsel, webbe
spinner – kunstaas, hengelaas, nonvlinder, wapendrager, zijderups
spinnerij - garenfabriek
spinners - bombycidae
spinneweb – rag
spinnewiel - woelwater
spinnig  kattig, kwaadaardig, nijdig
spinnijdig  gram, rabiaat, woedend
spinrag – spinsel, web
soinragvlies - arachnoides
spinsel  draad, rag, spintweb
spinvezel - hennep, jute, katoen, kokos, ramie, sisal, vlas, wol, zijde
spinvlieg  luisvlieg, paardenvlieg
spinzen (barg.)  kijken, loeren, speuren
spion  agent, bespieder, indringer, patrijshond, pottenkijker, spie, verkenner, verklikker, verrader, verspieder
spionage - bespieding
spioneren – bespieden, verkennen, verspieden
spiraal  krullijn, schroeflijn, springveer, (trek)veer
spiraaldek - ondermatras
spiraalduik  vrille
spiraalklosje - piton
spiraalvormig gewonden gouddraad - cantille
spirant - fricatief
spirit  fut, geest, kracht, pep, pit, temperament
spiritisme, onmisbaar in het - medium
spiritualiteit  geestelijkheid, onstoffelijkheid
spiritueel  geestelijk, geestig, immaterieel, onstoffelijk, snedig
spiritueus - geestrijk, sterk
spirituoso (muz.)  geestdriftig, vurig
spiritus  alcohol, wijngeest
spiritusbrander - primus
spit – braadijzer, lendeschot, lumbago, spadensteek, speet
spits – bits, geestig, gepunt, piek, piekerig, pienter, puntig, raak, scherp, scherpzinnig, slim, timp, toelopend, top, vernuftig, vinnig
spits broodje – kadetje, timp
spits ijzer - piek
spits toelopend  taps, timp
spits toelopend baardje  sik
spits toelopend voorwerp  naald, punt
spits toelopende zuil of gedenk – naald, obelisk
spits uitlopende strook  geer
spits uitstekend gedeelte  kam, tand
spits vooruitspringende hoek  horn
spitsachtig - puntig
Spitsbergen - Svalbard
spitsboef  boosdoener, picaro, rabauw, schavuit, schelm, schurk
spitsbogenstijl - gotiek
spitsboog  kruisboog, ogief
spitseekhoorn - toepaja
spitsbroeder  bentgenoot, gabber, kameraadlotgenoot, makker, vriend
spitse snavel  neb, nebbe
spitse zuil  obelisk
spitsen – scherpen, slijpen
spitsen van lippen - tuiten
spitser - spiesbok
spitsgebekt - hatelijk
spitsheid  bitsheid, puntigheid, scherpzinnigheid
spitshond - kees
spitsig - puntig
spitsmuil - haairog, zeepaling
spitsmuis  dol
spitsmuizen - soricedae
spitsrat - ratteëgel
spitstoelopend - taps, timp
spitstoelopend voorwerp - naald
spitsuur  piekuur, top uur
spitsvondig  bijdehand, gevat, gewiekst, gezocht, intellectueel, scherpzinnig, schrander, sluw, subtiel, vernuftig
spitsvondigheid - haarkloverij, sofisme, sofisterij
spitszuil - obelisk, pyramide
spitten  delven, graven, omwerken, spaaien, uitgraven
spitter – graver
spitwerk - graafwerk
spleen - hypochondrie, miltzucht
spleet  barst, breuk, diaklaas, gleuf, glip, holte, insnijding, kerving, kier, kloof, opening, pen, reet, rift, spelonk, split, spouw, tussenruimte
spleetveer - splits
spleet in de kalkbodem – bogaz
spleet in kleding – naad
spleetje – snee
spleet of kier - scheur
splendide - duur, prachtig, rijk
splitbout  luns, wig
splijten  barsten, delen, klieven, kloven, rijten, scheuren, splitsen, splitten, uiteendrijven
splijten van hout - kloven
splijthoef - kalfspoot
splijting  schisma
splijtstuk  keg, kegge, wig
splijtzwam  bacterie
splinter  spaan(der)
splintergroep - sekte
splintering - spallatie
splinternieuw  fonkelnieuw, gloednieuw
splintertang  gratenvanger, pincet
splintertrekker - pincet
split – gulp, insnijding, rits, spelet, splinter, steenslag
splitbout - luns
splitleer - croute
splitpen - borgpen, luns
splits – veerspie
splitsbaar - deelbaar
splitsen  delen, doorhakken, kloven, scheiden, splijten, uiteengaan, verdelen, vertakken,
splitsen in rubrieken  specialiseren
splitshoorn - marlpriem
splitsing  scheiding, scheuring, verdeeldheid, verdeling
splitsing der moleculen  ionisatie
splitsing in rubrieken – specialisatie
splitsing van driewegen - driesprong
splitsing van rivieren in brongebied - bifurcatie
splitsing van twee wegen in gaffel vorm – bifurcatie
splitsing van vier wegen - viersprong
splitsing van wegen  tweesprong, driesprong, viersprong splitsingsprodukt van atoom  ion
splitten - splijten
splitveer  splitpen
spodumeen - trifaan
spoed  expresse, gang, gejaagdheid, gezwindheid, haast, ijl, jacht, run, snelheid, tempo, vaart, vitesse
spoed vereisend  urgent
spoedbericht  dépêche, telegram
spoedbestelling  p.e., per expresse
spoedbrief - expresse
spoedeisend - dringend, pressant, urgent
spoeden  haasten, ijlen, racen, rennen, reppen, snellen
spoedig – aanstonds, aldra, alras, binnenkort, dadelijk, dra, eer(st)daags, eerlang, fluks, gauw, gezwind, haast(ig), metterhaast, onmiddelijk, rap, ras, snel, vlug, weldra
spoedig boos – kortaangebonden
spoedig gereed - grif
spoedig klaar  vlot
spoedig verslijtend - sleets
spoel  bobine, bobijn, klos
spoelbakje - cuvette
spoeldrank  gorgeldrank
spoelen – opklossen, reinigen, vloeien, wassen
spoeling – draf, varkensvoer
spoelingkoek - cake
spoelkant  frivolité
spoelloos weefgetouw - fatex
spoelsel  spoeldrank, spoelwater
spoelvat  spoelbak
spoelwater - spoelsel
spoelwormen – ascariden
spog – speeksel, spuug
spoken – ronddolen, waren, woelen
spokken – knappen, knetteren
spoliatie - roof
spon – moedermelk, prop, stop
sponde  bed, bedstede, krib, ledikant, leger, legerstede, nachtleger
spongat  vulgat
sponning  gleuf, groef, groeve, rabatspong
sponsachtig  poreus, spongieus, sponzig, voos
sponsor  borg, geldschieter, peet
sponssteen - spongiet
sponsweefsel - badstof
spontaan – hartelijk, impulsief, ongedwongen, ongekunsteld, vanzelf
sponzen - afvegen, porifera
sponzig  sponsachtig
spook  engerd, fantoom, gedrocht, geest, hersenschim, mispunt, naarling, schim spookachtig  huiveringwekkend
spookachtig wezen - geest
spookbeeld  hersenschim, nachtmerrie, waanvoorstelling
spookdieren - tarsioidea
spooksprinkhanen - phasmidae
spookverschijning – fantoom, schim, spokerij, spooksel, vampier
spookvis - haringkoning, zeekat
spoor – aanwijzing, afdruk, calcar, dakspar, indruk, kielzog, prent, rails, spant, teken, voetafdruk
spoorbaanstoep - perron
spoor van schip  kielzog
spoorbaan  spoorlijn, spoorweg, talud
spoorbaan op de openbare weg aangelegd - tramweg
spoorbaan/deel van.. .  overweg
spoorbaan op weg  tramweg
spoorbeambte  conducteur, blokwachter, seinhuiswachter
spoorbalk - biels
spoorbiels  dwarsligger
spoorbiljet  (trein)kaartje
spoorboekje  dienstregeling, reisgids, spoorgids, treingids
spoorboom – afsluitboom, bareel
spoorbreedte  spoorwijdte
spoorelement  oligopleront
spoorkarretje - lorrie
spoorklok  stationsklok
spoorkoekoek - koekal
spoorlegger - biels, slipper
spoorlijn – rail, spoorbaan, spoorweg
spoorloos  kwijt, onvindbaar, verdwenen, weg, zoek
spoorrail  spoorstaaf
spoorrijtuig  wagon
spoorrijtuigafdeling  compartiment, coupé
spoorslags  direct, direkt, ijlings, meteen, snel
spoorstaaf  rail
spoorstok  zwenghout, zwing
spoortraject - baanvak
spoorwagen – spoorrijtuig, tender, wagon
spoorweg - spoorbaan
spoorwegarbeider die de wagens aaneen  en loskoppelt  rangeerder
spoorwegcentrum in Nederland - Amsterdam, Rotterdam, Utrecht
spoonvegcentrum in Zwitserland - Olten
spoorweggebouw - seinhuis, station
spoorweggids  spoorboekje
spoorwegkruising - overweg
spoorwegmaatschappij  NS, H.Y.S.M., S.S., O.B., S.N.C.F., LN.E.R.
spoorwegongeluk  deraillement
spoorweg ramp  deraillement
spoorwegsplitsing  wissel
spoorwegstation in...  zie station in...
spoorwezel - faraorat
Sporaden/een der...  Chios, Skyros, Samos
sporadisch - verspreid, verstrooid, zeldzaam
sporen - manen
sporenblad - sporofyl
sporendragende plant - varen
sporenhoopjes - sorus
sporenhouder - sporangium
sporenelement - oligopleront
sporenplant  addervaren, alg, blaaswier, bruinwier, groenwier, heermoes, korstmos, moerasvaren, mos, paardenstaart, varen, wier, wolfsklauw, zeewier, zwam
sporen kapsel  sporenhouder
sporenverspreiding - sporulatie
sporenvorming - sporulatie
sporenvrucht – sporocarpium
sporrelen – pruttelen
sport  tree, trede
sport  alpinisme, atletiek, autorace, autosport, badminton, basketbal, biljarten, bingo, bobben, boksen, cricket, croquet, curling, dammen, discuswerpen, drafsport, draven, fietsen, golf, gymnastiek, halma, handbal, hardlopen, hengelen, hockey, honkbal, hoogspringen, hordeloop, ijsdansen, jagen, jiujitsu, judo, kaatsen, kanovaren, karate, kastie, kegelen, kogelstoten, korfbal, kunstrijden, motorrace, motorrennen, motorsport, paardensport, pingpong, polo, puzzelen, roeien, rounders, rugby, schaatsen, schaken, schermen, schieten, sjoelen, skiën, skilopen, skiffen, slagbal, slalom, softbal, speerwerpen, spel, springen, surfen, tafel(tennis), tienkamp, trimmen, turnen, veldrijden, verspringen, kamp, vijfvissen, vliegen, voetbal, volleybal, wielrennen, worstelen, zaalhocky, zeilen, zwemmen
sport (Eng.)  rugger, soccer
sportartikel  bal, bat, bok, brug, club, discus, golfstok, keu, kogel, lat, net, paard, racket, schaats, ski, speer, stick
sportauto, kleine - spider
sportbeker - cup
sportbeoefenaar  atleet, bokser, bowler, loper, schaatser, springer
sport binnenshuis - indoor
sportbroek  shorts
sportfestijn  concours, derby, EK, match, O.S., Olympiade, wedstrijd
sportgebeuren  concours, match, rally, wedstrijd
sporthemd  poloshirt, shirt,
sportief  eerlijk, fair, fideel
sport in de ring - boksen
sportinstructeur  sportleraar, sportleider
sportieve pestatie - afstandsrit, elfstedentocht, hordenloop, race, record, tienkamp, veldloop, vijfkamp
sportjasje - blazer, cardigan
sportkalender  wedstrijdkalender
sportlat  ski
sportleraar  coach, trainer
sportman – atleet, speler, voetballer
sport met kegel – bowlen
sportoefening – training
sport op latten – skiën
sportoverhemd - shirt
sportpark – sportterrein, stadion
sportplaats  (voetbal)veld, sporthal, stadion
sportploeg - elftal, equipe, team
sportprestatie  record, kampioenschap, zege
sportschoeisel  rijlaars, spike
sportschool - trimschool
sportster  crack
sportterm – aanval, afgeven, afhouden, afsprong, aftrap, afzien, assaut, back, barrage, boogbal, break, brug, buitenspel, carambole, catch, deuce, doel(trap), drive, duel, game, goal, handicap, hands, heat, hoekschop, hole, honk, horde, in, inworp, kader, k.o., koppel, kopstand, korf, lappen, libre, lob, mat, match, meet, net, offside, opslag, out, passeren, penalty, piket, piqué, piste, poule, push, punch, race, rechtse, record, remise, ring, ronde, roos, run, score(n), serie, serveren, service, set, shot, sigle, slag, slalom, smash, spil, start, stick, stoot, strafschop, team, toss, touché, trap, treffer, try, voorzet, werper, worp, zege, zet
sportterrein  arena, golflinks, hippodroom, honkbalveld, piste, roeibaan, stadion,,sportpark, voetbalveld
sporttitel - kampioen
sporttrofee  beker, bokaal, krans, medaille, plak
sporttrui van wol  sweater
sportuitblinker  crack, kampioen, vedette
sport van een trap – tre(d)e
sportvest – sweater
sportvoertuig – raceauto
sportwater - roeibaan
sportwedstrijd – derby, match
spot – aanfluiting, bejegening, beschimping, hoon, ironie, parodie, pastiche, risée, sarcasme, schamp, scherts, schimp, schijnwerper, smaad, vlek
spotachtig – grappig, ironisch, komisch, snaaks, spottend, spotziek,
spotbeeld - cartoon, karikatuur
spotboeverij  grappen, spotternij
spot, bijtende - sarcasme
spotdicht  hekeldicht
spotfiguur – risee
spotgoedkoop – tegeef
spotlijster – spotmerel
spotlust – reinasdie
spotnaam – bijnaam, scheldnaam
spotnaam voor Amerikaan  Yankee
spotnaam voor bakkebaard  tochtlat
spotnaam voor Engelsman – John Bull
spotnaam voor geestelijke  paap
spotnaam voor haardracht - tochtlat
spotnaam voor Hollander  kaaskop
spotnaam voor homo  nicht
spotnaam voor Ier  paddy
spotnaam voor Patriot (hist.)  Kees
spotnaam voor politieagent  adood, diender, kip, tuut
spotnaam voor sabel  kaasmes
spotprent  cartoon, karikatuur
spotschrift  hekeldicht, pamflet
spotten – allouderen, beschimpen, gekken, schertsen, schimpen, smalen, sneren
spottend  cynisch, ironiek, ironisch, lachenderwijs, meewarig, sarcastisch
spottend lachen  honen, meesmuilen
spottende afkeuring – ironie
spottende lach - grijns
spottende nabootsing  parodie, pastiche, persiflage
spottende opmerking  sneer
spottenderwijs  ironisch
spotter  satiricus, ironicus
spotternij  paskwil
spotvogel  braamsluiper, geelborst, spotter
spouw – spleet, splijt
spouwen  kitsen, kloven, splijten, spuwen, spugen,
spraak  A.B.N., dialekt, plat, taal, tongval
spraakgebrek  hakkelen, slissen, stotteren
spraak afzien - liplezen
spraakgezang - recitatief
spraakklank - consonant, (mede)klinker, taal, vocaal
spraakkundige  grammaire, logopedist
spraakkundige term  zie: grammaticale term
spraakkunst  grammatica
spraakkunstenaar - gramaticus
spraakkunstig  grammaticaal
spraakkunstige term - enkelvoud, meervoud, naamval, ontleding, onderwerp, persoon, tijd, verbuiging, vervoeging, voorwerp, werkwoord, wijs
spraakleer - logopedie
spraakstoornis – afasie, anathrie, paralalie, stamelen, stotteren
spraakvermogen – spraak, stem
spraakwerktuig  tong, keel, lippen, stemband .
spraakzaam  babbelziek, flapuit, loslippig, praterig,
sprakeloos – monddicht, ontstemd, paf, perplex, stil, stom, verbaasd, zwijgend
sprang - waterader
sprank – gilnster, spikkel, spruit, vertakking, vonk, waterspruit
sprankel – vonk(je)
sprankelen – fonkelen, vonken, zinderen
sprankelend - spitant
sprankelend van geest - petillant
spreekbeurt - lezing
spreekbuis – telekal
spreekcel – telefooncel
spreekgeluid  stem
spreekgestoelte  ambo, bema, kansel, katheder, tribuun, podium, preekstoel, rostra
spreekmachine  dictafoon, grammofoon, pick-up
spreektaal  omgangstaal
spreektrompet  megafoon, roeper,
spreekverbod  zwijgplicht
spreekwijze – frase, uitdrukking, zegswijze
spreekwoord  adagium, gezegde, spreuk
spreekwoordelijk  aforistisch, proverbaal
spreekwoordenleer - par(o)emiologi
spreekzaal - parloir
spreeuw  beo, prutter, wielewaal
spreeuwbezie  lijsterbes
spreuwvogel - beo, huia, ossenpikker, sturnida
sprei – bedovertrek, dek, kleed, plaid, sierdek
spreiden  ontvouwen, uitleggen, uitspreiden, uitstrooien, uitzetten, verbreiden, verspreiden, verstrooien
spreiding  dislocatie, standaarddeviatie, verstrooiing
spreidlicht - floodlight
spreidzit - spagaat
spreken – babbelen, kallen, keuvelen, kletsen, kouten, praten, redeneren, rellen, talen, uiten, vertellen, zeggen
spreken over afstand  bellen, telefoneren
spreken over iets  bespreken
sprekend  duidelijk, frappand, helder, klaar, markant, onweerlegbaar, treffend
sprekend vogeltje - parkiet
sprekende gelijkenis  evenbeeld
sprekende vogel  beo, papegaai, parkiet
sprekenderwijs  parlando
spreker  debater, orator, prater, redenaar, redevoerder, retor, rhetor, tribuun, woordvoerder
sprekerstribune - rosta
spreng  beek, bron, kreek, reviertje, waterader, wel
sprenkel - drup, spring
sprenkelen  bespikkelen, natmaken, sproeien, uitstrooien
spreu – bros, droog, ruw, schraal
spreuk  adagium, aforisme, devies, gezegde, gnomeleus, motto, slagzin, spreekwoord, uitdrikking, zegswijze
spreukband - banderolle
spriet  antenne, (gras)halm, schraal, sigaar, spier, steng, voelhoorn
sprieteling – sprank
sprietig – mager, tenger
sprietogen – turen
spriet of ent - loot
springader  bron, waterader, wel
springbed  trampoline
springbron  fontein, geiser, wel
springen  barsten, dartelen, exploderen, failleren, hinken, huppelen, ontploffen, ópenbarsten, wippen
springend insekt – vlo
springend waterdier – kikker
springen op een been - hinken
springer  snuiter, tangent, vlo, windvoorn, wippertje
springerig  dartel, speels
springfontein  girande
springhaas  kangoeroe
springin'tveld - grappenmaker, pierewiet
springkever - kniptor
springkomkommer - ecballium
springloop – galop
springmatras - trampoline
springmussen - dipodoidea
springplank met veren  trampoline
springraket – donderstar
springscherm - parachute
springstaarten – collembola
springstier - dekstier
springstof  buskruit, dynamiet, trotyl, TNT
springstofsoort -
5 hexyl
6 amatex, amatol, tretyl, trotyl
7 ammonal, boloron, brisant, lignose, lyddiet
8 acremiet, amberiet, buskruit, dynamiet, acrasoet, hexaniet
hexogeen, pentrietroburiet
9 emmensiet
11 pikrinezuur
12 schietkatoen
13 nytroglyserol
15 trinitrotolueen
springstof, vloeibare - boloron
springstok  pols, polsstok
springtochtje  uitstapje
springtij – giertij, springvloed
springtor  springkever
springveer  ressort, spiraal(veer)
springvloed  springtij, vloedgolf
springzeil - impatiens, reuzebalsemien, vangzeil
springzeil  vangzeil
sprinkhaan - cycade, krekel
sprinkhaankruid - veldsla
sprint – snelheidswedloop, spurt, wedloop
sprinten – hardlopen, spurten
sprinter – hardloper, hardrijder, wielrenner
sprit - steenslag
sproeibad  douche, regen
sproeidop  broes
sproeien – aangieten, begieten, besproeien, bevochtigen, natmaken, sprietsen, spuiten
sproeien met water - gieten
sproeier  broes, does, gieter, sprenkelen, spuit, straalbreker
sproeier voor planten - gieter
sproeistof  sproeimiddel
sproeiwerktuig  gieter, spuit
sproet – efelide, huidvlekje
sproke - verhaal
sproke, middeleeuwse - Beatrijs
sprokkelmaand  februari
sprokkelworm - kokerjuffer
sprong - barst, duik, interval, kloof, salto, wip
sprongbeen – astragal
sprong in het water - duik
sprookje – fabel, idylle, legende, onwaarheid, verhaal, vertelling, vertelsel, verzinsel
sprookjesfiguur  Alladin, Ali, Assepoester, Cinderella, dwerg, elf, engel, fee, heks, kabouter, Oberon, prins, prinses, reus, Roodkapje, Sneeuwwitje, toverheks, wolf
sprookjesverteller - fabulant
sprookjesschrijver  Andersen, Bomans, Grimm, Perrault
sprookjeswereld  fantasiewereld
sprot, verse - s(ch)adijn
spruit  afstammeling, ent, kiem, kind, loot, nakomeling, scheut, stek, telg, twijg, uitloper
spruiten  afstammen, nakomelingen, ontkiemen, voortkomen, voortbrengen
spruit of ent - loot
spruit of telg – kind, nazaat
spruw  raam, schuil
spugen  braken, kitsen, kotsen, overgeven, spuwen
spui  boezem, kolk, sas, (schut)sluis, verlaat, waterkering
spuien – aflaten, aflopen, kwijtraken, lozen, openbaren, uitbrengen, uitwateren
spuier – gargouille
spuit – geweer, shot, sproeier
spuitbeweging – extruder
spuitbus – verstuiver
spuiter - junk
spuitfles  sifon
spuitgast  pompier
spuitgat - spiraculum
spuitje  injectie, inspuiting
spuitmeester  brandmeester
spuitmiddel - lavement
spuitpijp - straalpijp
spuitpistool  verfpistool
spuitplateren - sc(h)operen, vlamspuiten
spuitwaterfles - sifon
spuitwater met citroen - kwast
spuitwijn  champagne
spul  gereedschap, goedje, kermistent, last, moeite, onenigheid, ruzie, waar
spullen – goederen, waren
spulletjes - bullen
spurge-grote - duivelsmelk
spurge- kleine - tuinwolfsmelk
spurrie – spergula, watergeil
spurt  draf, run, sprint
spurten – hartlopen, rennen, snellen, sprinten
spurter – hardloper, renner
spurtum - spuwsel
spuug  kits, kwijl, mondvocht, slijm, speeksel
spuugzat - beu
sputteren – knorren, mopperen
spuwbakje  kwispedoor
spuwen  braken, kitsen, kotsen, overgeven, spugen, uitwerpen, tuffen
spuwen – sputum
spuwsel – braaksel, slijm
staaf  baar, bout, buis, cilinder, pin, roe(de), rong, stang, stijl, streng
staafdiertje - bacil
staaf edel metaal  baar, tin
staaf goud  baar
staaf van was  kaars
staaf voor loper  roe(de), traproe(de)
staafje - bacil, bacterie, pin, stift
staafje gips - krijtje
staafje graniet  stift
staafje klein - pin
staafjesrood – rodopsine
staafje watten - tampon
staafnagel - bout
staafspel - lyra
staafvormig kristalliet - longuliet
staag  aanhoudend, almaar, gedurig, gestaag, gestadig, onafgebroken, steeds, voortdurend
staak  paal, rijs, schacht, stang, steng, stok, talhout
staak met dwarsklamp  stelt
staaknet – fuik
staakt het vuren – bestand
staak van rijshout - sliert
staal  blijk, grondslag, ijzer, model, monster, patroon, proef, specimen, voorbeeld
staalbewerker  smid
staaldraad - stag
staal houdende grond  oer
staalmeester – keurmeester
staal of type – model
staand – overeind, rechtop, vertikaal
staand vlak op kroonlijst  attiek
staande  gedurende, overeind, rechtop, tijdens
staande blijven  handhaven
staand hond - braque
staande houden  asserteren, beweren, handhaven, verdedigen, volharden, volhouden
staande kegel in een grot – stalagmiet
staander – doelpaal, drievoet, rong, steunbalk
staandevoets - dadelijk, dadelijk, direct, meteen, terstond
staangeld  statiegeld, waarborggeld
staar – cataract, melktobbe, roomvat
staarblind  stekeblind
staar, groene - glaucoom
staart – achtereinde, canda, einde, gevolg, haarvlecht, nasleep, overschot, pluim, sleep, snoer, uiteinde, uitloper
staart (Jagersterm) - bloem, coccyx, pluim
staartbeen  stuitbeen, stuitje
staart dragend reptiel  salamander
staartgras – draadhalm
staartje – kliek, overschotje
staartloos reptiel  boomkikker, dikkop, haagvors, kikker, kikvors, pad, puid
staartloze aap - magot
staartpen - rectrix
staartpeper - cubebe
staartpruik - allongepruik
staartster – komeet
staartstuk – achterstuk, uiteinde
staarttooi - pluim
staartveer  staartpen
staartvlak - stabilo
staatvos - jaki
staat – aanzien, borderol, gebied, gesteldheid, land, lijst, luister, mogendheid, natie, overzicht, positie, praal, pracht, rang, register, rijk, situatie, stand, toestand, vertoon
staat (Fr)  état
staat aan de Oostzee  Finland, SovjetUnie (vroeger Estland, Letland, Litauen), D.D.R., Polen, Zweden,
staat bij jaartallen  a. d.
staat bij ondertekeningen  t. t..
staat bij jaartallen - A.D.
staat bij ondertekening - t.t.
staat in Australië - Victoria
staat in Azië - Irak, Nepal
staat in Europa - Albanië, Letland, Ierland, Italië, Rusland, Spanje
staat in...  zie: land in...
staat in de Hymalaya - Nepal, Tibet
staat in het wapen der Bourbons - lelie
staat in het wapen van Den Haag - eiber
staat in het Oosten - Irak, Libanon
staat in Z-Amerika - Chili, Peru
staat met debet - en creditzijde - rekening
staat op brieven  adres
staat op kruisingen  verkeerslicht
staat op straat  lantaarnpaal
staat van bezittingen en schulden - balans
staathuishoudkunde  economie
staathuiskundig stelsel - mercantilisme
staathuishoudkundige  economist, econoom
staatkunde  diplomatiek, politiek
staatkundig  diplomatiek, listig, politiek, politisch
staatkundig evenwicht  status Quo
staatkundig overwicht  hegemonie, opperheerschappij
staatkundige  diplomaat, politicus, staatsman
staatkundige aangelegenheid - Staatszaak
staatkundige bediening  staatsambt
staatkundige overheersing  onderdrukking
staatkundige verdeling  district, gemeente, provincie
staatkwallen - siphonophora
staatlosheid - apatridie
staatloze - apatride, d.p., ontheemde
staat of land - rijk
staat of lijst - tabel
staat of rijk – natie
staatsbestel – beheer, bestuur, regime
staatsbestuur - regering
staatsbezit - domein
staatsbedrijf - NS, PTT, RVA, SS, Staatsmijnen
staatsbegroting  miljoenennota
staatsbeleid  regeringsbeleid
staatsbestel  regime
staatsbestuur  regime
staatsbeurs  rijksbeurs, studiebeurs,
staatsblad  Stbl..
staatsbudget  staatsbegroting
staatscourant  Stct..
staatsdienaar - minister, premier, president
staatseigendom - domein
staatsgebied  territorium, domein
staatsgreep - coupe, putsch, revolutie
staatsgrens - landsgrens
staatshandelsmonopolie - régie
staatsheraut - wapenkoning
staatshoofd - keizer, koning, president, vorst
staatshoofd of bestuurder - regent
staatshoofd van een koninkrijk  koning, koningin
staatshoofd van een republiek  president
staatshoofd van het oude Venetië - doge
staatshoofd van Japan  mikado
staatshoofd van Jemen  Imam
staatshoofd van Nepal - Maharadjadhiraja
staatshoofd van Perzië  Sjah
staatshoofd van Spanje  Caudillo
staatshoofd van Yemen - Imam
staatsie - gala, luister, praal, pracht, pronk, stoet, vertoon, zwier
staatsiebed - praalbed
staatsiedegen – eredegen
statiegewaad - galakostuum
staatsiegordijn - portière
staatsiekleed - talaar
staatsiekleding  gala, ornaat, rok, talaar
staatsiekleed  gala, talaar
staatsiekoets – galakoets, karos, praalkoets
staatsiezetel van vorst  troon
staatsinkomn – belasting, intraden
staatsinstelling - instituut
staatskas – fiscus, rijksschatkist, schatkist
staatskleur - oranje
staatslichaam  rijksinstelling
staatsman  diplomaat, gedeputeerde - kanselier, politicus, minister, premier, president
staatsmisdaad - hoogverraad, majesteitsschennis
staatsmonopolie  régie
staat soms op paaltjes - R.G.
staatsomwenteling  revolutie
staatsraad  junta
staatsregeling  constitutie, grondwet, regeringsvorm
staatsreisbureau (Russ.)  Intourist
staatsvorm  democratie, dictatuur, gemenebest, imperium, keizerrijk, koninkrijk, monarchie, oligarchie, prinsdom, republiek, theocratie
staatsvrouw – politica
staatwerk – lijsten, tabellen
stabiel  bestendig, duurzaam, evenwichtig, onveranderd, standvastig, stevig, vast, vastliggend, vaststaand
stabiel maken – stabiliseren
stabiel zijn - stabiliteit
stabiliseren  vastleggen
stabiliteit  duurzaamheid, evenwicht, evenwichtigheid, vastheid
stad  city, gemeente, metropolis, metropool, plaats, polis, stee,
stad aan de Adriatische zee - Bari
stad aan/bij/in/van...  zie ook: aan/bij/in/van . . .
stad aan de Donau  Boedapest, Belgrado, Negotin, Nikopol, Passau, Regensburg, Roese, Silistra, Ulm, Unz, Wenen
stad aan de Ganges  Benares, Patna, Bhagalpur
stad aan de Garonne - Agen, Bordeaux, Marmande, Toulouse
stad aan de Kaspische Zee - Astrachan, Baku, Gurjev, Machachkala, Rasht
stad aan de kust van Coromandel - Madras
stad aan de Loire - Nantes, Orleans, Tours
stad aan de Maas  Dinant, Luik, Maastricht, Namen, Roermond, Rotterdam
stad aan de Moezel - Cochem, Trier
stad aan de noordkust van Java - Grisee, Tegal
stad aan de Oostkust van Achter-Indië - Annam
stad aan de Oostkust van Afrika - Zanzibar
stad aan de Oostzee - Gdansk, Gdynia, Kaliningrad, Klaipeda
stad aan de Perzische Golf - Dohe
stad aan de Rhône  Arles, Lyon, Marcoule, Tarascon,Valence
stad aan de Riaskust van Galicië - Neda
stad aan de Rijn  Arnhem, Bingen, Bonn, Duisburg, Keulen,, Koblenz, Mains, Mannheim, Speyer
stad aan de Rode Zee  Suez
stad aan de Seine  Parijs, Rouen
stad aan de Siberische spoorweg - Irkoetsk, Oefa, Omsk
stad aan de Stille Oceaan  Seattle
stad aan de Theems  Londen
stad aan de Waal  Nijmegen
stad aan de Witte Zee - Archangel(sk)
stad aan de Wolga  Kazan
stad aan de Zaan  Zaandam, Zaandijk
stad aan de zuidwestkust van Arabië  Aden
stad aan de Zwarte Zee  Batumi, Burgas, Cherson, Constantia, Frabzon, Istanboel, Kerch, Novorossijk, Odessa, Samsun, Sebastopol, Sachi, Usküdar, Varna
stadachtig - steeds
stad bekend door Bartje - Assen
stad bekend door de watersport - Kiel, Sneek
stad bekend door een orakel - Delphi
stad bekend door motorrennen - Assen
stad bekend door onderwerping aan de paus - Canossa
stad bekend door zijn elite-scholen - Cambridge, Eton, Oxford
stad bekend door zijn toren  Pisa
stad bekend om de damiaatjes - Haarlem
stad bekend om zijn aardewerk - Gouda, Makkum
stad bekend om zijn dom - Keulen, Milaan, Utrecht
stad bekend om zijn heksenwaag - Oudewater
stad bekend om zijn jeneverstokerijen - Schiedam
stad bekend om zijn kaasmarkt - Alkmaar
stad bekend om zijn kantkloswerk - Brugge, Sluis
stad bekend om zijn orakel van Zeus - Dodona
stad bekend om zijn porcelein - Delft
stad bekend om zijn toren - Parijs, Pisa
stad bekend om zijn zilversmeedkunst - Shoonhoven
stad bekend vanwege de Babylonischeballingschap der pausen - Avignon
stadbewoner - stedeling
stad, de eeuwige - Rome
stad, de heilige - Jeruzalem, Mekka
stad der duizend eilanden  Venetië
stad der honderd torens - Pavia
stad der lelies - Firenze, Florence
stad der zeven heuvelen  Rome
stad met orakel van Zeus - Dodona
stad in Afrika  Casablanca, Dakar, Fez, Oran, Suez, Zanzibar
stad in Algerije  Oran, Algiers
stad in Amerika  Abilene, Albany, Atlanta, Baltimore, Beamont, Birmingham, Boston, Buffalo, Charleston, Charlotte, Chattanooga, Chicago, Cincinnati, Cleveland, Columbia, Columbus, Dallas, Denver, Detroit, Duluth, Evansville, Fresno, Gary, Greensboro, Houston, Indianapolis, Jackson, Las Vegas, Lincoln, Los Angeles, Louisville, Lubbock, Madison, Memphis, Miami, Milwaukee, Minneapolis, Mobile, Montgomery, Montreal, Nashville, New York, Norfolk, Oakland, Oklahoma, Omaha, Pasadena, Peoria, Philadelphia, Phoenix, Pittsburg, Portland, Richmond, Sacramento, San Diego, San Francisco, Savannah, Seattle, Spokane, Tacona, Tampa, Toledo, Topeka, Tucson, Tulsa, Washington, Wichita
stad in Anatolië  Adana
stad in Arabië  Aden, Medina, Mekka
stad in Azië  Hongkong, Jakarta, Moekden, Peiping, Peking, Tokio,
stad in Beieren  Bamberg
stad in Boeotië  Tanagra
stad in België  Antwerpen, Arlon, Gent, Brussel, Brugge, Luik, Namen, Oostende, Spa, Knokke
stad in Canada - Albany, Arvida, Calgary, Edmonton, Halifax, Hamelton, Kitchener, Montreal, Ottawa, Quebec, Regina, Sudbury, Toronto, Vancouver, Winnipeg
stad in China  Nanking, Peking
stad in Congo - Ikela
stad in Coromandel - Madras
stad in Dahomey - Cotonou
stad in Denemarken - Aalborg, Arhus, Esbjerg, Frederikshavn, Flensburg, Flesjberg, Halstebro, Kalundborg, Kopenhagen, Odense, Roskilde, Randen, Skagen, Viborg
stad in de oudheid - Babel, Carthago, Memghis, Nineve, On,Thebe, Ur
stad in de V. S.  Elmira, Minneapolis, Chicago, Boston, Washington
stad in Drente - Assen, Beilen, Coevorden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Stadskanaal
stad in Duitsland  Aken, Augsburg, Baden, Bamberg, Berlijn, Bielefeld, Bonn, Bremen, Dortmund, Dresden, Duisburg, Düsseldorf, Ems, Erfurt, Essen, Frankfort,Gera, Hamburg, Hannover, Heidelberg,Jena, Karlsruhe, Kassel, Keulen, Kiel, Leipzig, Lübeck, Mainz, Mannheim, Minden, München, Munster, Neurenberg, Oldenburg, Osnabrück, Potsdam, Regensburg, Rostock, Saarbrücken, Solingen, Stutgart, Tabar, Trier, Worms, Wuppertal
stad in Egypte  Caïro, Suez, Alexandrië
stad in Europa  Aken, Amsterdam, Antwerpen, Barcelona, Berlijn, Brussel, Cordova, Dresden, Edinburgh, Frankfort, Gdansk, Granada, ’sGravenhage, Harwich, Kaunas, Leningrad, Londen, Madrid, Milaan, Moskou, Napels, Oslo, Parijs, Praag, Rome, Rotterdam, Sebastopol, Turijn, Uppsala, Valencia, Venetië, Warschau, York, Zürich
stad in Finland  Turku, Helsinki
stad in Frankrijk  Lille, Lourdes, Marseille, Range, Pau, Parijs, Rochefort, Rouen, Straatsburg, Nantes, Orleans, Tours, Reims, Arras, Gap, Lyon, Bordeaux, Toulon, Toulouse
stad in Frankrijk aan de Loire,  Nantes, Orleans, Tours
stad in Frans departement Hautes Alpes - Gap
stad in Frans departement Pas-de-Calais - Arras
stad in Friesland  Dokkum, Franeker, Harlingen, Heerenveen, Hindelopen, Leeuwarden, Lemmer, Makkum, Sloten, Sneek, Staveren, Wolvega, Workum, IJlst
stad in Gabon - Lambarene
stad in Ghana, - Accra, Kumasi
stad in Gelderland  Apeldoorn, Arnhem, Doesburg, Doetinchem, Harderwijk, Nijmegen, Rhenen, Tiel, Winterswijk, Zutphen
stad in Griekenland  Athene, Enos, Saloniki, Sparta
stad in Groningen  Groningen, Delfzijl, Winschoten
stad in GrootHessen  Giessen
stad in Hannover  Lehe
stad in Henegouwen  Ath
stad in HessenNassau  Fulda
stad in Honduras - Belize
stad in Moezeldal  Metz
stad in het Roergebied  Dortmund, Duisburg, Essen, Wuppertal, Düsseldorf
stad in Ierland  Belfast, Cork, Dublin
stad in Indië  Demak
stad in Irak - Bag(h)dad, Basra, Karbala, Kiskuk, Mosul
stad in Iran - Abadan, Hamadan, Isfahan, Kermashah, Qum, Rasht, Sheraz, Tabriz, Teheran
stad in Italië  Adria, Rome, Florence, Genua, Palermo, Venetië, Napels, Milaan
stad in Ivoorkust - Abidjan, Bonaki, Sassandria
stad in Japan  Fukuoka, Hakodata, Hiroshima, Jokohama, Kitakyushu, Kobe, Kyoto, Nagasaki, Nagoya, Nara, Nigata, Osaka, Sapporo, Sendai, Tokio
stad in Jordanië  Amman
stad in Kameroen - Bamenda, Batouri, Douala, Garona
stad in Kanaän  Sodom
stad in Kasjmir  Leh
stad in Kenia - Marsabit, Momgassa, Nairobi
stad in Kongo - Albertville, Bamba, Jadotville, Kabinda, Kinshasa, Kisangani, Lubumbashi
stad in Korea  Seoel
stad in Kroatië  Zagreb
stad in Laos - Vientiane
stad in Letland  Riga
stad in Libanon - Beyrouth
stad in Liberia - Greenville, Monrosia
stad in Lybië - Benghazi, Tripoli, Tobroek
stad in Limburg - Geleen, Heerlen, Maastricht, Roermond, Sittard, Venlo, Weert,
stad in Litauen  Memel
stad in Maleisië - Georgetown, Singapore,
stad in Mali - Bamako, Segou
stad in Mandsjoekwo  Jehol
stad in Mansjoekwo - Jehol
stad in Marokko  Fez
stad in Mesopotamië  Basra
stad in MiddenSoedan  Koeka
stad in Mozambique - Beira, Tete, Zomba
stad in Nicaragua - Managua
stad in Niger - Agadem, Agadez, Zinder
stad in Nigeria  Lagos
stad in NoordAfrika - Alexandrië, Algiers, Caïro, Fez, Oran, Tunis
stad in NoordBrabant  Bergen op Zoom, Breda, Deurne, Eindhoven, Helmond, ’sHertogenbosch, Oss, Roosendaal, Tilburg
stad in NoordFrankrijk  Reims
stad in Noord-Holland  Alkmaar, Amsterdam, Edam, Enkhuizen, Haarlem, Hilversum, Hoorn, Medenblik, Monnikendam, Naarden, Schagen, IJmuiden, Zaandam
Stad in Noord Ierland – Bangor, Belfast
Stad in Noord Vietnam - Hanoi
stad in Noorwegen  Arendal, Bergen, Narvik, Oslo, Skien, Trondheim
stad in Normandië  Caen, Cherbourg, Dauville
stad in Oeganda - Kampala
stad in Oldenburg  Eutin
stad in OostDuitsland  Jena
stad in Oostenrijk  Graz, Innsbruck, Linz, Salzburg, Wenen, Zeil
stad in Oost-Pakistan - Dacca
stad in Opper-Volta - Boto, Ougadougou
stad in Overijssel  Almelo, Deventer, Enschede, Hengelo, Kampen, Meppel, Steenwijk, Zwolle
stad in Palestina  Dan, Jericho, Jeruzalem, Haifa
stad in Panama - Panama
stad in Peru - Callao, Lima
stad in Phoenicië  Sidon
stad in Polen  Wilna, Warschau
stad in Paraguay - Asuncion
stad in Portugal  Coimbra, Elvas, Faro, Lagos, Lisboa, Lissabon, Oporto, Setubal
stad in Rhodesië - Bulawayo, Salisbury
stad in Rio Grande del Norte  Natal
stad in Roemenië  Boekarest, Braila, Sinaja
stad in Rusland  Archangel(sk), Asov, Bakoe, Charkow, Cheljabinsk, Dnepro, Donitsk, Gorky, Jerevan , Kalinin, Kaluga, Kazan, Kijev, Kiev, Kirov, Kujbyshev, Kursk, Leningrad, Lvov, Minsk, Moskou, Odessa, Omsk, Orel, Orenburg, Orks, Osj, Penza, Petrozavodsk, Saratov, Smolensk, Stalingrad, Sverslovsk, Tbilisi, Tula, Ufa, Uralsk, Volgagrad, Vologda, Voronezk, Wladiwostok
stad in Rijnland  Aken, Bonn, Mainz, Keulen
stad in Rwanda - Kigali
stad in Saoedi-Arabië - Jidda, Mecca, Medina
stad in Scandinavië  Oslo, Stockholm, Gotenburg, Narvik, Bergen
stad in Senegal - Dakar
stad in Siberië  Omsk, Tomsk, Wladiwostok,
stad in Sierra-Leone - Freetown
stad in Silezië  Ratibor
stad in Soedan - Dongola, Kassala, Khartoum, Omdurman
stad in Somalië - Berhera, Mogadiscio
stad in Spanje  Murcia, Linares, Santander, Bilbao, Barcelona, Madrid, Teruel, Toledo, Vigo, Cadiz, Valencia
stad in Suriname  Paramaribo
stad in Syrië - Aleppo, Damascus, Hamah,
stad inTailand - Bangkok
stad in Tanzania - Dar es Salaam, Tabora
stad in Tessalië  Larissa
stad in Tirol  Neran
stad in Togo - Lome
stad in Toscane  Florence, Siena
stad in Tsjaad - Abéché
stad in Tsjecho-Sloakije - Beatislava, Brno, Plzen, Praag, Praha
stad in Tunesië - Sfax, Tunis
stad in Turkije  Adana, Ankara, Bursa, Istanboel, Izmis, Konya
stad in Uruguay - Montevideo
stad in Utrecht  Amersfoort, Doorn, Montfoort, Oudewater, Utrecht,
stad in Venezuela - Caracas, Merida
stad in Vlaanderen  Antwerpen, Brugge, Gent, Ieperen, Oostende
stad in VoorIndië  Agra
stad in Washington  Everett
stad in WestDuitsland  Keulen, Aken, Bonn, Hamburg, Bremen, Essen, Mainz, Munster, Kleef, Hannover, Brunswijk
stad in West-Pakistan - Karachi, Lahore, Multan
stad in Ijsland - Reykjavic
stad in Zambia - Lusaka
stad in Zeeland - Axel, Goes, Hulst, Middelburg, Sluis, Terneuzen, Veere, Vlissingen, Zirekzee
stad in Zeeuws-Vlaanderen - Axel
stad in ZuidAfrika - Bloemfontein, Durban, Johannesburg, Pretoria, Kaapstad, ,
stad in ZuidAmerika  Lima, Rio, Santiago, BuenosAires, Paramaribo
stad in ZuidHolland  Brielle, Delft, Dordrecht, Gorinchem, Gorkum, Gouda, Hellevoetsluis, Leiden, Rotterdam, Schiedam, 'sGravenhage, Vlaardingen
stad in Zuid-Korea - Pusan, Seoul
stad in Zuid-Vietnam - Saigon
stad in Zuid-West_Afrika - Walvisbaai, Windhoek
stad in Zweden  Falun, Gävle, Göteborg, Hälsingborg, Jönköping, Kiruna, Malmö, Öland, Orebro, Ostersund, Stockholm, Umea, Upsala, Västeräs
stad in Zwitserland  Sargans, Genève, Bern, Davos, Bazel
Stad in Birma - Mandalai, Rangoon
stad in de Betuwe  Tiel
stad in de Dominicaanse Republiek - Santo
stad in de oudheid  Thebe, Memphis, Nineve, Carthago, Ur, Babel, Rome, Athene, Jeruzalem
stad in het Moezeldal - Metz
stad met bekend college - Eton, Oxford
stad met beroemd orakel  Delphi
stad met een beroemd orakel van Zeus  Dodona
stad op Attica - Athene
stad op Borneo - Balikpapan, Bandjoermasin, Pontianak
stad op Celebes - Kendau, Makasar, Menado, Poso
stad op Ceylon - Colombo
stad op Corsica - Ajaccio, Bastia, Calvi
stad op Cuba - Havana, Holguin, Santiago
Stad op Curaçao - Willemstad, Emmastad
stad op Cypres - Nicosia
stad op de Filippijnen - Davao, Luzon, Manilla,Mindanao
stad op Formosa - Tainon, Taipei
stad op Irian Barat - Merauke, Manokwari, Sorong
stad op Java - Bandung, Djakarta, Jogjakarta, Semarang, Soerabaja
stad op Malagasië - Tananarive
stad op rechter oever van de Garonne - Agen
stad op Sardinië  Cagliari, Nuoro,Olbia, Oristano, Sassari
stad op Sicilië  Agrigentum, Catania, Enna, Marsala, Messina, Palermo
stad op St-Eustatius - Oranjestad
stad op Sumatra  Belawan, Djambi, Medan , Padang, Palembang, Sibolga
stad tussen Moskou en Charkov - Orel
stad van ballingschap der pausen - Avignon
stad van David  Jeruzalem
stad van de Elfstedentocht - Bolzwart, Dokkum, Franeker, Harlingen, Hindelopen, Leeuwarden, Sloten, Sneek, Stavoren, Workum, IJlst
stad van duizend eilanden - Venetië
stad van Expo 1970  Osaka
stad van Felix Timmermans  Lier
stad van Karel de Grote  Aken, Nijmegen
stad van Olympische Spelen  Athene, Parijs, St. Louis, Stockholm, Antwerpen, Amsterdam, Los Angeles, Berlijn, Londen, Helsinki, Melbourne, Rome, Tokio, Mexico, München
stad waar een hogeschool is gevestigd - academiestad
stadhouder  ban, gouverneur,landvoogd, nabob, plaatsvervanger, podesta, satraap
stadhouder - landvoogd
stadhouder in het oude Perzië - satraap
stadhuis - raadhuis
stadhuisbediende  bode
stadhuisstoep – bordes
stadig  aanhoudend, bedaard, almaar, gestaag, gestadig, voortdurend
stadion  sportpark
stadium  fase, periode, phase, tijdperk, toestand
stadje aan de Lek - Vianen
stadje in ZeeuwsVlaanderen  Axel
stadje met bekende public school - Eton
stadje van onderwerping aan de paus  Canossa
stads  stedelijk
stadsadvocaat (16/17e eeuw)  pensionaris
stadsafslager  vendumeester
stadsbank van lening  lommerd
stadsbestuur  gemeenteraad
stadsbestuurder in Italië in de 13e en 14e eeuwen onder het fascisme  podesta
stadsburcht - akropolis
stadscentrum  binnenstad, city
stadscultuur  urbanisme
stadsdeel  buurt, centrum, kwartier, park, plantsoen, plein, voorstad, wijk
stadsgedeelte – rayon, woonwijk
stadsgemeente - commune
stadsgracht  singel, vest, wal
stadskantoor - raadhuis
stadskern  centrum, city, kom
stadskern van Amsterdam  Dam
stadslieden - stedelingen
stadsmens – stedeling
stadsmestvaalt - belt
stadsmuren slechten  ontmantelen
stadsmuur – veste, wal
stadspolitie  gemeentepolitie
stadsraad  gemeenteraad
stadsschout - baljuw
stadstaat - polis
stadstaat, moderne - Monaco
stadsvervoer  bus, taxi, tram, trein, omnibus
stadsvervoer ondergronds - metro
stadsvesting – bolwerk, citadel
stadsvoorrecht  handvest, privilege
stadswal – schans, veste
stadswijk  buurt, kwartier, sectie
stadswijk der Joden - getto
stadswijk in Amsterdam  Centrum, Eilanden, Jordaan, Goudkust, Tuindorp
stadswijk in Istanboel  Pera
stadswijk in Oosterse stad  soek
stadszendeling  evangelist
staf  legerleiding, roe(de), staaf, scepter, steun, stok, stang, stut,
stafdrager - pedel
staffier - lijfknecht, trawant
stafrijm  alliteratie, beginrijm
staf van de paus - ferula
stag  staaldraad, tapult, touw
stage  oefentijd, proeftijd
stageld  staangeld
stagelopen - stageren
stagnatie  oponthoud, stilstand, stremming
stagneren – bederven, ophouden, stilstaan, stoppen, stremmen,
stagzeil - kluiver
staker op zee  muiter
staket  hekwerk, paalwerk, schutting
staketsel  espalier, spalier
staketselfuik in Vvorm voor de visvangst – sero
sta in de weg – belemmering, hinderpaal, obstructie
staken – onderbreken, opgeven, ophouden, stoppen, verstoren
staker op zee - muiter
stakingsbreker - onderkruiper
stakker  arme, behoeftige, drommel, hals, kalis, piekeraar, schlemiel, sloeber, sloof, stumper, sukkel, sukkelaar, sul, stakker, stumper, tobber, totelaar, vlegel, ziel(epoot)
stakkerd – stumperd, zielepoot
stal  hok, kot, kooi schuur
stal bij arena  toril
stal, deel van een - boes, groep
stal die nodig gereinigd moest worden - Augiastal
stal door Hercules gereinigd  Augiasstal
stal in mythe  Augiasstal
stal met mest  potstal
stal van een paard - box
stal voor de dieren bij een arena - toril
stal voor stieren (Spanje)  toril
stalactiet - druipsteenkegel (afh.)
stalagmiet  druipsteenkegel (opst.)
stalboter – hooiboter
staldeur - heemdeur
staleend  lokeend
stalen  harden, oefenen, sterken, trainen
stalen bekleding – pantser
stalenpennetje – nagel
stalen rasp - vijl
stalen reservoir – tank
stalen ros – fiets, rijwiel
stalen schijfje waarop zich balans beweegt  mes
stalen staaf  pen, rail, stang
stalen stift  pen, pin
stalen wapenrusting  harnas, kuras
stalhouder  rijtuigverhuurder
stalkaars - dwaallicht, toorts
stalknecht – groom, palfrenier
stalkruid - ononis
stallen – bergen, paskeren
stalles  theaterrang
stalletje  kraampje, marktkraam, tentje
stallicht  dwaallicht, stalkaars
stalling – garage, loods
stalmeester – hippiarch
stal met mest - potstal
stalpaal - latierboom, repel
stal van een paard - box
stam  boom, clan, geslacht, hoofdader, sibbe, stengel, volk
stam in Schotland  Mac, clan
stamboek  S. B.
stamboekvee - rasvee
stamboel - Konstantinopel
stamboom  genealogie, pedigree, sibbe
stamcafé  stamkroeg
stamdeel - kwartier
stamelen - stotteren
stamelaar – hakkelaar, stotteraar
stamelen – hakkelen, stotteren
stamel klank van kind  da, dada, ta, tata
stamgast – cafebezoeker, habitué, kroegloper
stamgoed  majoraat
stamheer  stamvader
stamhoofd  chief, opperhoofd, sheik, sjeik
stamhuis  dynastie
staminée – cafe, kroeg
stamkroeg  stamcafé
stamleider van de bosnegers in Suriname  granman
stamloze palm – nipa
stammen – baseren
stammoeder der Israëlieten  Sara
stammoeder der mensheid  Eva
stamp  massa, menigte, schop, trap, stoot, tegelstempel
stampei – drukte, geraas, getier, herrie, kabaal, keet, lawaai, rumoer
stampen  doppen, dorsen, fijnstoten, heien, schoppen, stoten, trappen, vermengen
stamper – hei, olieslager, stoter, vijzel
stamper, deel van een - stempel
stamppot  hutspot, ratatouille, ratjetoe, rats, stew
stamppot van aardappelen, uien zout en vlees - labskous
stampvat – vijzel
stampvoeten - trappelen
stampvol  bomvol, eivol, mudvol, overladen, overvol, propvol, tjokvol
stamriool  hoofdriool
stamroos – herfstroos
stamsymbool - totem
stamtafel - pedigree
stamvader  aartsvader, patriarch, stamheer, voorzaat
stamvader van alle mensen - Adam, Noach
stamvader van de Arabieren  Ismaël
stamvader van de Asen  Odin, Wodan
stamvader van de Batavieren  Ba(e)to
stamvader van de Friezen  Friso
stamvader van de Joden  Abraham
stamvader van de nieuwe mensheid  Noë
stamvader van de reuzen - Ymir
stamvader van de Romeinen  Aeneas, Romulus
stamvader van de Semieten  Sem
stam van Israël - Aser, Benjamin, Dan Efraim, Gad, Issaschar, Jozef, Juda, Levi, Manasse, Naftali, Ruben, Simeon, Zebulon
stamvee - stamboekvee
stamverwant  paroniem
stamverwante woorden  paroniemen
stamwapen  familiewapen, geslachtswapen
stamwoord  grondwoord, wortelwoord
stamijn - zeefdoek
stance - couplet, strofe
stand  adel, air, burger, edelman, estat, fase, gesteldheid, hoedanigheid,chouding, kaste, kastestaat, klasse, kring, marktkraam, ordo, peil, pose, positie, postuur, rang, situatie, staat, status, stelling, toestand
stand  adel, burgerij, clerus, proletariaat, volk
stand bij schaken  mat, pat, schaak
stand bij sport - score
stand der edelen  adel
stand der sterren - constellatie, sideratie
stand in de Middeleeuwen  adel, boer, clerus, burgerij, dorper, edelman, poorter
stand van de maan  N.M., E.K., V.M., L.K.
stand van de spraakorganen in rust - articulatiebasis
stand van de zaken - constellatie, toestand
standaard  as, banier, criterium, ezel, houder, legger, lessenaar, maatstaf, norm, sta(a)nder, statief, steun, support, toets, vaan(del), veldteken, voetstuk, wimpel, ijk, zuil
standaard der ruiterij  kornet
standaardmaat  etalon
standaard om te schilderen - ezel
standaardtype  model
standbeeld – monument, statue
stande – karnton, kuip, tob
standelkruid - harlekijn, orchidee, orchis
stander  kapstok, molenas, standaard, steunbalk, stut,
standhouden - blijven, duren, steekhouden, stoppen, weerstaan
standing  aanzien, distinctie, positie, rang, status
standje  berisping, herrie, kabaal, kwestie, lawaai, oploopje, rapplement, reprimande, ruzie, uitbrander, vermaning, verwijt
standje geven  berispen, kapittelen
stand of klasse - rang
stand of pose - houding
standplaats  domicilie, post, statie, station, stelling
standplaats van een vloot - kruispost
standpunt  gezichtspunt, mening, opvatting, overtuiging, zienswijze
standregels – statuten
stand van water – peil
stand van zaken - toestand
standvastig  blijvend, constant, duurzaam, ferm, fiks, flink, konstant, onveranderlijk, onwankelbaar, onwrikbaar, pal, stabiel, stavast, trouw, vast(beraden), volhardend
standvastigheid  stabilisatie
standvogel  blijver, mus
standwerker – koopman, (straat)venter
standwerker, toespraak van een - boniment
stang – bout, cilinder, roe, roede, spijl, sta(a)f, staak, steng, tralie
stangen – jennen, plagen sarren
stannio(o)l  bladtin, tinfoelie, zilverpapier
stank - geur, reuk(lucht)
stankafsluiter – sifon, zwanenhals
stank of geur - reuk
stannum  sn., tin
stans – pons
stansen – ponsen, stempelen
stanswerk - ponswerk
stante pede  direct, meteen, onmiddellijk, onverwijld
stanza - couplet, strofe, stance
stap  gang, klem, loop, opstap, pas, schrede, tred, tre(d)e, voetspoor, voetstap
stap voor stap  stapvoets
stapel  berg, hoop, massa, mijt, opeenhoping, opper, opstapeling, stellage, tas, vim
stapel hooi  hooiberg, opper, schelf
stapel hout  houtmijt, tas
stapelen – opeenhopen, ophopen, stouwen, stuwen, tassen, vleien stapelgek – hoteldebotel, idioot, knots, krankzinnig, stapelgek
stapel hooi – hooiberg, mijt, opper, schelf,
stapel hout – houtmijt, tas
stapelkommies – magazijnmeester
stapellat - strijk
stapelplaats  depot, entrepot, magazijn, opslagplaats, pakhuis, veem
stapelput  beerput
stapelwagen  heftruck
stapelwolk – cumulus, donderwolk
stapelzot – stapelgek
staphyleacee – pimpernoot
stapje - pasje
stappen – benen, gaan, kuieren, lopen, pierewaaien, treden, uitgaan, voortbewegen, wandelen
stappenteller  pedometer
stapper  laars, schoen, voetganger
stapvoets – langzaam, traag
star – bewegingloos, dogmatisch, gespannen, hard, houterig, onbeweeglijk, onbuigzaam, pal, rigide, stijf, straf, strak, stram, streng, stroef, stug
stareend - zomertaling
staren  fixeren, kijken, turen,
starheid  koppigheid, strakheid, stugheid, vasthoudendheid
starnakel - totaal
starre – starriet, stern, zeezwaluw
starriet - starre
start – aanhef, aanvang, alfa, begin(punt), vertrek(punt)
startbewijs - startkaart
starten – aanslaan, aanslingeren, aanvangen, aanvangspunt, aanzetten, beginnen, opstijgen, vertrekken
starter - aanzetknop
startkaart – startbewijs
startklaar – gereed, reisvaardig
startlijn - meet
startschot  vertreksein
state  boerderij, farm, hoeve, hofstede, landgoed, stee
statelijk - deftig
statenbond  (con)federatie, symmachie
statenbond betreffend  federatief
StatenGeneraal  S.G., kamers, parlement, volksvertegenwoordiging
stater, gouden - didrachmon
stater, zilveren - tetradrachmon
statica  evenwichtsleer
statie  gala, gebed, kruisweg, parochie, praal, pracht, standplaats, station, verdieping, vertoon, zwier

statief  drievoet, tripode, voetstuk, standaard
statiegeld  staangeld, waarborgsom
statiekleding  gala, rok
statiekleed - ornaat, robe,talaar, toga
statiekoets  galakoets, karos
statiepruik uit de dagen van Lodewijk de veertiende  allongepruik
statiewagen - karos
statiezetel van vorst  troon
statieus  pralend, pronkend, sierlijk
statig  deftig, (eerbied)waardig,f ier, indrukwekkend, (muz.) largo, ingetogen, nobel, parmant(ig), plechtig, plechtstatig, pomposo, stemmig, trots, voornaam, waardig, weids, zedig
statigheid  fierheid, parmantigheid, waardigheid
station  halte, losplaats, statie, stop, treinhalte
stationcar - combi
station in Amsterdam  C.S., A.S., M.S., Amstel, Centraal, Muiderpoort, Sloterdijk
station in Den Haag  H.S., S.S., Haagse spoor, Mariahoeve, Staatsspoor,
station in Leiden  Lammenschans
station in Rotterdam  D.P., Blaak, Centraal, Feijenoord, Lombardije
stationkiezer  afstemknop
station (Vlaams) – statie
stationsklok - spoorklok
statisch  evenwichtig, rustig, stabiel, stilstaand
statistische kaart - cartogram
statische strategie  beleg, linie
statist - figurant
statue  standbeeld
status  positie, rang, stand(ing), toestand
statuur  gestalte, lichaamslengte
statuut  grondregel, instelling, reglement, verordening, voorschrift
stavast  flink, ferm
staven – aantonen, bekrachtigen, bevestigen, bewijzen, documenteren, sterken, steunen, waarmaken
staving - bevestiging
stayer – hardrijder
steak - biefstuk
stearinezuur - talkzuur
stede  plaats, plek, stad, stee
stadebouwer - planoloog
stedenbouwkunde  planologie
stedenbouwkundige  planoloog
stedehouder  ban, gouverneur, landvoogd, nabob, plaatsvervanger, podesta, satraap
stedehouder Gods  paus
stedelijk  gemeentelijk, municipaal, stads, steeds
stedelijk overheidspersoon, oud - schepen
stedelijke politie  gemeentepolitie
stedeling  burger, poorter, stadsbewoner, stadsmens
stee  boerderij, hoeve, hofstede, plaats, plek, stad, woonplaats
steeds  aanhoudend, aldoor, almaar, altoos, altijd, bestendig, continu, doorlopend, eeuwig, gedurig, geregeld, gestaa(di)g, herhaaldelijk, immer, onafgebroken, onophoudelijk, permanent, regelmatig, semper, staag, stedelijk, steevast, telkens, voortdurend
steeds hoger - excelsior
steeds meer alleen zijn  vereenzamen
steeds terugkerend  herhaaldelijk, repeterend
steeds terugkerende bezigheid - dagwerk
steeds weer  telkens
steeg  pad, slop, straatje
steek  breisteek, knoop, mastworp, naaisteek, prik, punctie, punthoed, rondtorn, spade, stoot, worp
steekbeitel - fermoor, guts, guds
steekbekken  ondersteek
steekboog  segmentboog, steunboog
steekbrander  lasapparaat
steekbrem  gaspeldoorn
steekbijl - snik
steekcontact - stekker
steekdegen -pallas
steekdistel  melkdistel
steekdoorn - kruisbes
steekgrond  ankergrond
steekhevel  pipet
steekhoudend  degelijk, juist, logisch
steekijzer  graveernaald, graveerstift
steekkontakt  stekker
steeklijn - beslagseizing
steekmug – langbeen, muskiet, neefje
steeknet - slaghaam
steekneus – bolderik
steek of punthoed - mijter
steekorgaan  angel, pen
steekpalm - hulst
steekpan - ondersteek
steekpartij  vechtpartij
steekpenningen – fooi, handgeld, omkoopgeld, smeergeld
steekpenningen geven  omkopen
steekschoor - korbeel
steekspel – ringrijden, ringsteken, toernooi, tornooi, tournooi
steekspeld  sierspeld
steekvlieg  brems, daas
steekvogel – sperwer
steekwagen - schepper
steekwapen – angel, bajonet, dagge, degen, dolk, hartsvanger, kris, mes, ponjaard, rapier, rentjong, sabel, speer, spies, stekade, stilet, stiletto
steekijzer - graveernaald
steel – bloemstengel, greep, handgreep, handvat, raapzaad, schacht, stengel, stok
steelblaadje - bracteola
steeliep – trosiep
steel of heft - greep
steelpan  kastrol, koekenpan, melkkan
steels  achterbaks, bedekt, geniepig, heimelijk, onmerkbaar, onopgemerkt, stiekem, tersluiks, verholen, verscholen
steel van een stenen pijp - schenk
steelworm - poliep
steelziekte  druivenziekte
steelzucht  kleptomanie
steen  aluin, amaril, amber, arduin, asbest, baksteen, basalt, calculus, dioriet, eterniet, grafiet, graniet, grind, kei, kiezel, klinker, kwarts, lei, marmer, porfier, wolfram
steen  kei, kinderhoofdje, klinker, lithos, tegel, zerk,
steenachtig - stenig
steenafval  bik, puin
steenahorn - esdoorn
steenaltaar - dolmen
steenbakkerij - geleg
steenbarmpje – barmsijsje
steenberg – puinhoop, stort
steenbikker - tapuit
steenbloem - parnaskruid, strobloem
steenbok  Capricornus, gems
steenbokskeerkring  Zuiderkeerkring
steenbolk  dorsvis
steenboorder  folade
steenbrak  parforcehond
steenbreekachtigen - saxifragaceeën
steencel - sclereïden
steencultus - baetylisme, litholatrie
steen der wijzen - magisterium
steendog - mopshond
steendood  morsdood
steendruk  lithografie
steendrukker – lithograaf
steenduif – holenduif, rotsduif
steenekster  klapekster, klauwier
steengeit  gems, klipgeit
steengeschut - bombarde, verwijt
steengoed – gres, prima
steengoed feestje - knalfuif
steengraf - hunebed
steengravure - litho
steengruis  bik, grit, mortel, puin, split,
steengroeve  latomie
steengruis - bik, macadam, puin, rons
steenhard  hardvochtig, keihard, ongevoelig, onvermurwbaar, onwrikbaar
steenhechting  cement, mortel,specie
steenkarper - kroeskarper
steenklip  rots
steenklomp  rots, kei, rotsblok
steenkneuter - fratertje
steenkolenwagen  tender
steenkoolmijn in Nederland  Emma, Maurits
steenkoolperiode  Carboon
steenkoolprodukt  cokes, gas, nylon, teer
steenkool, soort - anthraciet, cokes, esskool
steenkraai - alpenklauw, alpenraaf
steenkrijter  gierzwaluw
steenkruid - winterkers
steenkruiper - snotolf
steenmarter  fluwijn, huismarter
steenmassa  berg, klip, klomp, puinhoop, rots, ruïne
steenmeeuw - neusvis, sneep
steenmeteoriet - aëroliet
steenmetser - torenvalk
steenmot  keldermot, pissebed
steenolie  aardolie, petroleum
steen op een graf - zerk
steen oud  hoogbejaard, stokoud
steenpaapje  barmsijsje
steen pek  asfalt
steenpimpernel – bevernel
steen poeder - zand
steenpuist  bloedvin, bloedzweer, furunkel, steenzweer
steen rat – marmot
steenroos - alpenroos
steenrots  (Gr.) petros
steenrots – arduin, bazalt, graniet, kel, kwarts, marmer
steenschaap/wild. . .  moeflon, muffeldier
steenslag – bik, grit, puin, split
steenslijper - tapuit
steensnijder - lithotomie
steensnijkunst - glyptiek
steensoort –
3 git, lei, tuf
4 gres, jade, lava, onyx,
5 agaat, aluin, amber, bagge, beril, camee, gemme, gneis, grind,
grint, magma, opaal, robijn, silex, spaat
6 albast, amaril, arduin, asbest, augiet, bariet, basalt, carbon,
eoliet, gagaat, jaspis, katoog, kiezel, koraal, kwarts, marmer,
marion, sardis, topaas
7 adamant, adulaar, aluniet, amarant, apatiet, bauxiet, carrara,
diabaas, diamant, dioriet, emerald, girasol, glimmer, grafiet,
granaat, grafiet, graniet, granito, grauwak, graveel, hyacint,
hyaliet, ijssteen, kalktuf, kaolien, koralijn, krijttuf, kristal,
molasse, nefriet, peridot, porfier, saffier, sinopel, smaragd,
sommiet, zirkoon
8 aeroliet, amethist, beresiet, briljant, cabochon, carneool,
chamotte, cloriet, diopsiet, dioptaas, doleriet, dolomiet,
electron, esmeraud, essoniet, eterniet, galsteen, hematiet,
kornalijn, lavaglas, leisteen, leksteen, megaliet, melaniet,
nemoliet, pagodiet, peperine, saponiet, sardonyx, seleniet,
sideriet, steatiet, trachiet, tufsteen, turkoois, zeeagaat, zeeberil
9 almandien, aquamarijn, barnsteen, belemniet, cacholong,
chalcedon, dragoniet, galactiet, gangsteen, glassteen,
goudsteen, granuliet, hardsteen, hessoniet, inktsteen,
kalksteen, karbonkel, kuitsteen, kwartsiet, maansteen,
malachiet, marcasiet, melksteen, meteoriet, natroliet,
niersteen, obsidiaan, puimsteen, rhodoliet, speksteen,
toermalijn, tungsteen, vuursteen, zandsteen, zeepsteen,
zeilsteen
10 azuursteen, blauwsteen, bloedsteen, bruinspaat, bruinsteen,
druipsteen, gossulaar, heliotroop, hoornsteen, karsteniet,
kattengoud, kimberliet, klinksteen, luschtsteen, nevelsteen,
palagoniet, parelspaat, smaragdiet, sponssteen, topasoliet,
zonnesteen
steentekenaar - lithograaf
steentekenen - lithograferen
steentijdperk, deel van het - mesolithicum, neolithicum, paleolithicum
steentje - kiezel
steenuil – boomuil, huipke
steenvalk - merlet, rotsvalk, snelleke
steenvaren - boerenwormkruid
steenvink  oeverloper
steen van een hunnebed - megaliet
steenvlas  amiant, asbest
steenvrucht  abrikoos, amandel, kers, perzik, pruim
steenvrucht met eetbare pit - amandel
steenwerk  grès
steenwording  verstening
steenzout - haliet, keukenzout, klipzout
steenzinde - asbest
steenzuiger - snotolf
steentje - vogelmelk
steevast  altijd, bestendig, geregeld, steeds, stellig
steewaarts  stadwaarts
steg  vlonder, vonder, vondel, (voet) pad
stegel - stijgbeugel
stegelgreep  kruimoer, schroefmoer, stijgbeugel
steggelen  harrewarren
steiger – aanleg(plaats), bordes, getimmerte, ka, kaai, kade, losplaats, paalwerk, stellage, stelling, stoep, trap
steigeren – klimmen, verhefen
steigergeld  aanleggeld, aanleglasten
steigerpaal  juffer
steil  bekrompen, dogmatisch, hard, hellend, loodrecht, orthodox, rechtwandig, rechtzinnig, star, sterk streng, stroef, stijf,
steil hellinggedeelte  steilwand
steile hoogte van steen - klip
steile rots in zee  klip, klif; verhevenheid .
steiloor - ezel, padant, stijfkop
steilorig  eigenwijs, eigenzinnig, bekrompen, halsstarrig, koppig, stroef
steilte  afgrond, halsstarrigheid, helling, hoogte, kam, klif, klim, klip, kloof, piek, spits, stroefheid
Steiner, leer van Rudolf - antroposofie
stek  ent, loot, poot, rijs, spruit, takje, telg, visplek, voerplek
stek (Ind.) – bibit
stekaas – kokerworm
stekade  degen
stekel  angel, distel, doorn, doren, prikkel, punt
stekelachtig - bits, borstelig, pikkelend, puntig, scherp, stekelig,
stekelbaars - gasterosteida, stekeling
stekelbos – haagdoorn
stekeldraad - prikkeldraad
stekeldraak - pieterman
stekelhaar - kemp(vezel)
stekelhuidig dier  echinodermata, kamster, slangster, stekelvarken, zeeappel, zeeduivel, (zee)egel, zeeklit, zeekomkomme, zeelelie, zeester, zonnester
stekelig  bits, doornig, hatelijk, hekelend, netelig, ruig, scherp, snar, snibbig, venijnig, vinnig,
stekelig voorwerp – doorn
stekelige baardhaar – stoppel
stekelige doornstruik - braam
stekelige knop - klis
stekelige plant – cactus, distel, doorn, netel, roos
stekelkruid - scheren
stekelpapaver - argemone
stekelpuntig - mucronaat
stekels, van-voorzien - echinaat
stekelvarken - egel
stekelvinnige vis  knorhaan, makreel, poon, zeehaan
stekelvinnige trekvis  makreel
stekelvinnige zeevis – poon, puitaal
stekelzwam - hydnum, sarcodon
steken – beledigen, boren, duwen, haperen, hekelen, krenken, kwellen, nopen, prikken, pijnigen, plaatsen, porren, prikken, stoppen, stoten
steken blijven  stokken
stekend – bijtend, grievend, pijnlijk, prikkend, puntig, scherp
stekend insect - horzel
stekje  ent
stekjes aanbrengen - enten
stekkeling - stek
stekken  enten, oculeren, prikken
stekken aanbrengen  enten, poten,
stekken uitzetten  planten
stekker – contactstop, plug
stekkerdoos – stopcontact
stek of loot - scheut
stekworm - ritnaald
stel  duo, koppel,orde, paar, set, span, stand, troep, twee(tal), twin
stelberg - stelle
stel bij elkaar behorende voorwerpen  garnituur, set,
stel bovenkleren – jurk, kostuum, pak
stel ganzen  koppel
stel haringen  school
stel herten  roedel
stel jachthonden  meute
stel kippen – toom
stel mensen – boel, bubs, duo, echtpaar, koppel, paar troep, zwik
stel met edele stenen  parure
stel paarden – gespan
stel spelers – elftal, team
stel vaatwerk - servies
stel visnetten - vleet
stele  grafzuil, zerk
stelen – afkapen, dieven, gappen, jatten, kapen, ontvreemden, pakken, pikken, ratsen, roven, toeeigenen, wegpakken
steler  dief, gapper, jatmoos, jatter, kaper, pikker, rover
stelkunde  algebra
stelkundig  algebraïsch
stellage – bouwsteiger, getimmerte, rek, schavot, steiger, stelling, tribune, verhoging
stelle - aardheuvel
stellen  bepalen, beweren, leggen, maken, plaatsen, opperen,
poneren, regelen, taxeren, vaststellen, zetten
stellen van een probleem  problematiek
stellend - positief
stellende trap – positivus
steller - stilist
stelletje – duo, paar, paartje, tweetal
stellig  absoluut, bepaald, beslist, gefundeerd, gegarandeerd, (ge)wis, nadrukkelijk, ongetwijfeld, perse, pertinent, reëel, uitdrukkelijk, uitgemaakt, uitgesproken, vast, volstrekt, waarachtig, waarlijk, werkelijk, wezenlijk, zeker
stellig en beslist – waarlijk, zeker
stelligheid  aplomb, zekerheid
stelling  axioma, beginsel, bewering, bouwsteiger, dogma, leer, plaats, positie, postulaat, rek, schavot, steiger, stellage, theorema, theorema, theorie, these, thesis, tribune
stelling op scheepswerf – stapel
stelpen  bedaren, lenigen, stillen, stoppen, stuiten, verminderen
stelphuis - stolp
stelregel – beginsel, dogma, grondregel, leer, richtsnoer
stelsel  dogma, leer, methode, regiem, samenstel, systeem, theorie
stelsel van assen - coördinatenstelsel
stelsel van betalen  bank, cheque, giro
stelsel van afgesproken woorden en tekens  code
stelsel van werkwijzen of handelingen  systeem
stelselmatig  consequent, methodisch, opzettelijk, ordelijk, principieel, systematisch
stelt - lopstok
steltlijn  stijl
steltloper  eiber, eidebaar, flamingo, griet, grutto, ibis, kluut, koet, kraanvogel, lepelaar, ooievaar, plevier, pluvier, reiger, snip, uiver, watersnip, wulp
stem  alt, bariton, bas, geluid, kiesstem, klank, mezzo, orgaan, sopraan, tenor, volume, zangorgaan
stem en spraakkundige  logopedist
stemband  plica
stembiljet  stembriefje
stembuiging – inflexie, intonatie, modulatie, toon
stembusstrijd  verkiezingsstrijd
stemdwang  opkomstplicht
stemgerechtigd  stemhebbend
stemgerechtigde  kiezer
stemgever - votant
stemloos - stom
stemloosheid - afonie, stomheid
stemmen - intoneren, kiezen, opineren, voteren
stemmig  deftig, droefheid, eenvoudig, ernst, ernstig, ingetogen, opgewektheid, optimisme, sfeer, statig, vrolijkheid, zedig
stemming – ballotage, bui, drift, ernst, gemoed, gesteldheid, gevoel, gezindheid, hartstocht, humeur, luim, mentaliteit, nood, sfeer, tendens, toestand, verkiezing, vrolijkheid
stemming - referendum
stemming over toelating als lid - ballotage
stempel  afdruk, drevel, ijk, indruk, kenmerk, keur, merk, schoor, stamp, steunbalk, steunbeer, stut, waarmerk, zegel
stempel aan de bloemstamper - stigma
stempelaar  werkloze
stempelbeeld - beeldenaar
stempelen – markeren, ken(merken), schoren, stampen, stutten, zegelen
stempelhout - drevel
stempelmerk  keur, muntslag, ijk, zegel
stempel of ijk - merk
stempelsnijder  graveur
stemspleet  glottis
stemtoon  diapason
stemuitbrenging  votum
stemval  cadans
stemverheffing - arsis
stemvork  diapason
stemwerktuig  stemorgaan
stemwisseling - mutatie
stemzwakte – afonie
stencil - afdruk
stenclimachine - cylostyl
stenen  klagen, steunen, weeklagen, zuchten
stenenbakker - tichelaar
stenenboogbrug - heul
stenen doodkist  sarcofaag
stenen fles - kruik
stenen huis (Friesland)  stins
stenen kolom  obelisk, zuil
stenen landhoofd – pier
stenen legger – metselaar, stratenmaker
stenen naald  obelisk
stenen opstap  bordes, stoep, stoepsteen
stenen pijp – gouwenaar
stenen stapelen met cement - metselen
stenen vuurpot  test
stenen wand  muur
stenen wapen - silex
steng – staak, stengel, stok, vlaggenmast
stengel  caulis, halm, rank, spriet, staaf, steel, stok, stoppel, wortelstok
stengelachtig gewas – gras, riet
stengelbegroeiend - caulicot
stengelbloei - cauliflorie
stengelgroente - asperge, bleekselderij, postelein, rabarber, waterkers
stengelknol - intermedium aardappel, aronskelk, arum, crocus, stok, tijloos
stengel met bladeren  rank
stengelmoes - raapzaad
stengelomvattend – amplexiaal
stengel van graan – strohalm
stengun - sten
stenig – rotsig, steenachtig
steniging – lapidatie
stennis – drukte, herrie, kabaal, ophef, stampei
stenograaf – kortschrijver, snelschrijver
stenografie  kortschrift, snelschrift, steno
stenotoop - stenoek
step  autoped, opstapper, ped, stapdans
step-in – korset
steppe – grasvlakte, llano, pampa, poesta, prairie, toendra
steppe in Frankrijk- lande
steppe in Hongarije - poesta
steppe in Noordamerika - prairie, savanne
steppe in Zuidamerika - llano, pampa
steppebewoners  nomaden
steppedier  bizon, mustang
steppegras  alfagras, halfagras, pampasgras
steppekat – manoel
steppen – autopetten
stepperuiter - kozak
ster  beroemdheid, diva, hemellichaam, vedette, uitblinker
ster  Alamak, Aldebaran, Algiba, Algol, Algorab, Alphard, Altaïr, Alioth, Aludra, Antares, Apus, Argus, Astra, Aster, Atair, Beker, Beta, Capella, Castor, Ceti, Deneb, Denebola, Dubhe, Epsilon, Eta, Fornax, Gamma, Gemma, Hamal, Jota, Lalande, Nath, Orion, Pegasus, Polaris, Pollux, Regulus, Rigel, Sertum, Setuia, Sirrah, Sirius, Umik, Wega, Zeta
ster uit het sterrenbeeld Draak - Etamin
ster uit het sterrenbeeld Grote Beer - Columbo, Duif, Schip
steraliseren - inmaken
sterallures - kapsones
sterappel - sterrenet
sterbladeren - rubiaceeën
sterbladige plant  druifkruid, gardenia, kina, koffieboon, kolokwint, meerkrap, walstro
stère  s, wisse
stereotiep - vast
stereotype - stiep
stereotyperen - stiepen
sterfbed  doodsbed
sterfelijk  aards, vergankelijk
sterfelijkheid - mortaliteit
sterfte  letaliteit, mortaliteit
sterftecijfer - letaliteit, mortaliteit
sterfte onder het vee - nagana
stergewelf  uitspansel
steriel – bacterievrij, dor, kiemvrij, ontsmet, onvruchtbaar
steriliteit  onvruchtbaarheid
sterk  duurzaam, energiek, erg, fel, ferm, flink, fors, geducht, gespierd, groot, heftig, hevig, intens, kloek, krachtig, kras, levendig, machtig, moedig, overdreven, potig, rans, rins, robuust, solide, stevig, stoer, straf, talrijk, vast, vitaal, zwaar
sterk ademhalen – hijgen
sterk afdingen – penteren, pingelen
sterk aftreksel  elixer, essence, extract
sterk beven – bibberen, rillen
sterk binden – garotteren
sterk boeien – fascineren
sterk drukken – persen, pressen
sterk en gespierd  atletisch
sterk en snelwerkend  drastisch
sterk gebouwd - adletisch
sterkgekruid – peperig, pikant
sterk gekruid vleesgerecht  ragout
sterk gekruide worst – cervelaat
sterk gekruld haar – koeskop
sterk genoeg – bestand
sterk glimmend glazuur - porselein
sterk goed  bombazijn, manchester
sterk hellend – steil
sterk kruid – peper
sterk linnen weefsel - canvas
sterk overdreven (muz)  forte
sterk riekende stof – muskus
sterk roken – dampen, puffen
sterk smakend – garstig, rans, ransig, ranzig
sterk stijgend  steil
sterk van smaak – garstig, rans, ranzig
sterk verlangen  begeerte, begeren, smachten, zucht, zuchten
sterk verlangend  begerig, smachtend
sterk water - alcohol, spiritus
sterk weefsel  bombazijn, manchester
sterk wensen – begeren, verlangen
sterke aandrang – aandrift, ijver
sterke beroering van het gemoed - sensatie, opwinding, emotie
sterke beving - siddering
sterke drank  alcohol, arak, brandewijn, borrel, campari, cognac, gedistilleerd, gin, jenever, klare, likeur, pernod, rum, spiritus, whisky, wodka
sterke dranken  alcoholica, spiritualiën
sterke gemoedsaandoening  pathos
sterke kaart  troef
sterke kant  fort
sterke kerel - mannetjesputter
sterke koffie  espresso
sterke man – beer, krachtpatser, hercules, mannetjesputter, reus
sterke noodzaak  dwang
sterke oorlogsvloot  armada
sterke oostenwind in de Straat van Gibraltar – Levan
sterke opwelling – aandrift, drang, neiging
sterke prijsstijging  boom, inflatie
sterke rijzing van koersen - boom
sterke stijging van koersen  boom
sterke stof  bombazijn, manchester
sterke smaak  rans, ranzig
sterke vent – beer, hercules, mannetjesputter, reus
sterke was van een rivier  bandjir
sterke weerzin  afschuw
sterke wind – orkaan, storm, tyfoon
sterke zijde – fort
sterker - krachtiger
sterker (muz.)  st., fz., sforzando
sterker maken  stalen, versterken, verstevigen
sterker worden  aansterken
sterkers - tuinkers
sterkheid  kracht,sterkte
sterklasse - spectraaltype
sterkoralen - madreporen
sterkpap - sterksel
Sterkste toren van een kasteel - donjor
sterkte  (Lat.) vis
sterkte  bastion, bolwerk, bunker, burcht, citadel, concentratie, bemoediging, duurzaamheid, gehalte, flinkheid, fort, fut, gehalte, intensiteit, kasteel, kracht, krasheid, lunet, macht, moed, potentie, schans, stevigheid, talrijkheid, troost, vermogen, vesting, weerstand
sterkte (Ind.)  benteng, benting
sterkte die een stad beheerst  citadel, fort, garnizoen
sterkte en durf – moed
sterkte en kracht - volume
sterktemaat voor elektrische stroom  amp., ampère
sterlet  steur
sterlijn - astroïde
stern – starre, starriet, zeezwaluw
steroïdalcohol - sterol
sterool - chollesterol
sterrebloem - aster
sterredistel - kalketrip
sterrekroos - callitriche
sterrenbeeld - constellatie
Sterrenbeelden -
3 Ara, Leo, Net, Pijl, Ram Vos
4 Apus, Crux, Duif, Grus, Haas, Lier, Lynx, Lyra, Oven, Paco,
Pauw, Raaf, Vela, Wolf
5 Arend, Aries, Beker, Cetus, Draak, Draco, Hydra, Indus,
Leeuw, Lepus, Libra, Lupus, Maagd, Mensa, Musca, Norma,
Orion, Pyxis, Slang, Stier, Virgo, Vlieg, Zwaan
6 Altaar, Antlia, Auriga, Boötes, Caelum, CanserCarina, Cirkel,
Corbus, Crater, Cygnus, Dolfijn, Dorado, Fornax, Gemini,
Hydrus, Indiër, Kompas, Kreeft, Octans, Pictor, Pisces,
Puppis, Schild, Scutum, Taurus, Tucana, Veulen,
Vissen, Volans, Walvis
7 Centaur, Cepheus, Colomba, GoriffeGoudvis, Hagedis,
acerta, Liniaal, Pegasus, Phoenix, Sagitta, Serpens, Sextans, Sextant, Uurwerk
8 Aquarius, Circinus, Driehoek, Eenhoorn, Equuleus, Hercules,
Kamaleon, Schilder, Schutter, Scorpius, Sculptor, Steenbok,
Wagenman, Waterman
9 Andromeda, Centaurus, Delphinus, Luchtpomp, Monoceros,
Ophiugos, Reticulum Tafelberg, Zwaardvis
10 Cassiopeia, Chamaeleon, Horologium, Kraanvogel,
Microscoop, Schorpioen, Triangulum, Tweelingen,
Verrekijker, Vulpecula, Waterslang, Weegschaal
11 Beeldhouwer, Capricornus, Jachthonden, Ossenhoeder, Sagittarius, Telescopium, Zuiderkruis
12 Camelopardus, Graveerstift, Microscopium, Noorderkroon,
Paradijsvogel
13 Slangendrager
sterren betreffende - sideraal, stellair
sterrenbloem – aster, sterrenmuur
sterrendienst - Sebaeïsme
sterrengroep bij de Pleiaden - Hyaden
sterrebhemel – firmament, heelal, uitspansel
sterrenhoogtemeter  astrolabium
sterreninvloed, leer betreffende de - siderisme
sterrenkers  tuinkers
sterrenkijker - astronoom, telescoop
sterrenkijkerij - astronomie
sterrenland  sterrenhemel
sterrenkunde  astronomie
sterrenkundige  astronoom
sterrenkundige eenheid  lichtjaar
sterrenstand - sideratie
sterrenstelsel - Melkweg
sterrenwacht  observatorium
sterrenwichelaar  astroloog
sterrenwichelarij  astrologie
sterresteen - katoog
sterretje  asterisk
sterrit  rally
stervalk  sperwer
sterveling - mens
sterven – bezwijken, creperen, doodgaan, heengaan, omkomen, ontslapen, overlijden, sneuvelen, sneven, verscheiden, zieltogen
stervensangst  doodsangst
stervenssponde  doodsbed
stervijfhoek  pentagram
stervormig  astroïde, radiaaal
steun – armenzorg, assistentie, bescherming, bijstand, bijval, houvast, hulp, leuning, ondersteuning, raad, roeipen, rots, schoor, schraag, schoorbalk, staf, standaard, soelaas, stut, subsidie, support, toeverlaat, troost, uitkering, voetstuk
steunbalk - beer, draagbalk, schoor, stander, staander, stempel, stut
steun beeld  schraagbeeld
steunbeer - contrefort, schraagpijler
steun bij het lopen – kruk, rotting, stok
steunblaadje - stipella
steunen – assisteren, baseren, bijdragen, bijstaan, bogen, helpen, kermen, klagen, kreunen, leunen, onderstutten, pochn, rusten, schoren, schragen, staven, sterken, stutten, troosten, zuchten
steunen op - berusten
steunend vlak – zaat
steun en toeverlaat - rechterhand
steunhout – post, schoor
steunkabel op schip – stag
steunpaal op wagen – rong
steunmuur - conterfort
steunoverslag - flikflak
steunpaal op wagen  rong
steunpilaar  ante, atlant, console, hoeksteen, hoekstuk, penant, pijler, schoorwal, steunbeer
steunpilaren van halffiguren – hermen
steunplankje – spalk
steunpunt – basis, karbeel, korbeel pijler
steunpunt of pilaar in de gedaante van een fors gebouwde man  atlant
steunpijler – stut

steuntouw aan mast  ravanger, stag, tul
steuntrekker  werkloze
steun van balkon  console
steunweefsel  stroma
steur - acipenserida, sterlet
steur, gezouten eieren van de - kaviaar
steurkrab - palaemonetes
steurkuit - kaviaar
stevel  laars, ruiterlaars
stevelen - doorstappen
steven  boeg, kromhout, scheepsneus
stevenen – koersen, stappen, varen
stevenbeeld  boegbeeld, schegbeeld
stevig – compact, corpulent, degelijk, dik, duurzaam,energiek, ferm, fiks, flink, fors, gezond, grondig, hecht, kloek, krachtig, massief, omvangrijk, pal, potig, solide, stabiel, sterk, stoer, terdege, vast, voedzaam
stevig aaien – wrijven
stevig aan elkaar – vast
stevig doorlopen - stappen
stevig gebouwd  duurzaam, ferm, pal, robuust, sterk, stoer, vast,
stevig drinken  hijsen, peren, zuipenlink, fors, robuust
stevig gebouwd – ferm, kloek, krachtig, potig, robuust, sterk, stoer
stevig maken – sterken
stevig rondhout - paal
stevig verband  spalk
stevig voedsel  erwtensoep, haché, stamppot, hutspot, winterkost
stevige gang – marstempo, trot
stevige kus – pakkerd
stevige por – stomp
stevige tros – kabel
stevige wind - storm
stevige winterkost  boerenkool, haché, hutspot, snert, spek
stevigen – stijven
stevigheid – hechtheid, samenhangend, soliditeit, sterkte
steward – hofmeester, verzorger
stewardess  airhostess, hofmeesteresse
stibium - Sb
sticht – abdij, bisdom, gesticht, kerk, klooster (goed), stift
Sticht  Utrecht
stichtelijk  devoot, godsdienstig, opbouwend, pieus, religieus, verheffend, vroom
stichtelijk doen - preken
stichten – aanleggen, aanrichten, bouwen, grondvesten, instellen, ontwerpen, oprichten, verheffen, veroorzaken , vestigen
Stichtenaar  Utrechtenaar
stichter  bouwer, grondlegger, oprichter
stichter van de Stoïcijnse school - Zeno
stichter van een godsdienst  Boeddha, Mohammed
stichter van Rome  Remus, Romulus
stichter van het oude Perzië  Cyrus
stichting  gesticht, inrichting, instelling, instituut
stick – stok
sticker - plakker
stiefbroer – halfbroer
stiefelen – draven, lopen, rennen
stiefkind  stiefdochter, stiefzoon
stiefmoederlijk  hardvochtig, karig, liefdeloos, sober, schraal
stiefzoon van Thor - Uller
stiefzuster  halfzuster
stiekem  achterbaks, bedekt, geniepig, heimelijk, himelijk, onderhands, ongemerkt, rustig, slinks, steels, stels, stil, stilletjes, tersluiks, verborgen, verdekt, verholen, verstolen,
stiekem dichterbij komen  besluipen
stiekem kijken – bespioneren, gluren, koekeloeren, loeren
stiekem naderen – besluipen
stiekem nalopen - volgen
stiekem weggaan  wegsluipen
stiekem wegnemen  jatten, onrfutdelen, pikken, stelen, verdonkeremanen
stiekene blik - lonk
stiekemerd – gluiperd, stille, rus
stiel  ambacht, ambt, baan, bedrijf, beroep, kostwinner, métier, vak
stielgenoot  collega, vakgenoot
stielman – vakman
stiep – teerling
stiepen – schoren, steunen, stutten
stier  bul, haussier, Taurus, toro, var
stier als godheid vereerd - apis
stierendoder  espada, matador, stierenvechter, toreador, torero
stier, gecastreerde - bulos
stierengevecht - corrida
stierengevecht, helper bij een - peone, monosabio
stierengevecht, intocht bij een - paseo
stierengevecht, rode doek gebruikt bij een - muleta
stierengevecht, wapen bij het - banderilla, pica, rejon
stierenvechter - banderillo, espada, matador, toreador, torero
stierenvechter te paard - picadore
stierenvechter  zie stierendoder
stierenoffer  hecatombe
stierig – kwaad, nijdig
stierkevers  driehoorn, minotaurus
stiermens – bucentaur
stiervalk – blauwvalk, sperwer, vinkendief
stierziek - loops, tochtig
stier van het wilde rund (Ind.) - banteng
stift – griffel, klooster,naald, pal, pen, pin, priem, punt, staafje, sticht
stifje – staafje
stift met kop - punaise
stiftje van een rijgsnoer - malie
stiftscharnier - paumelle
stiftje van een veter  malie
stifttand  kunsttand
stigma  brandmerk, handmerk, litteken, merkteken, stempel, wondteken
stigmatiseren - brandmerken, schandvlekken
stijf – gespannen, hard, harkerig, hoekig, houterig, kuis, lomp, onbeweeglijk, onbuigzaam, onhandig, pal, preuts, rigide, roerloos, star, stevig, strak, stram, straf, st eng, stug, verstijfd
stijf en stram – stroef
stijf geworden sap - gelei
stijf van kou  verkleumd
stijf van reuma  reumatisch
stijf van schrik  versteend
stijfheid  onbuigzaamheid, strakheid ,stramheid, stugheid, vasthoudendheid
stijfhoofdig  dwars, eigenzinnig, koppig, onbuigzaam, onverzettelijk, weerbarstig
stijfhoofdigheid – koppigheid
stijfjes – afgemeten, terughoudend
stijfkop  dein, Naboth, steiloor
stijfkramp  tetanus
stijf mens – klaas
stijf of stram – star
stijf papier – bordpapier, karton
stijfsel – pap, plaksel
stijfselgom – dextriner
stijf van kou – verkleumd
stijfzinnig – hardnekkig, koppig
stijgbeugel - stapes, stegel
stijgen – klimmen, omhooggaan, opgaan, opklimmen, opkomen, oplopen, rijzen, toenemen, verheffen, wassen
stijging – aanwas, toename, toeneming, was
stijging van water bij eb  agger, was
stijgkracht - lift
stijgvermogen – stijgkracht
stijgwind – thermiek
stijl – allure, deurpost, fatsoen, genre, litotes, manier, schrijftrant, tralie, trant, wijze
stijl(kunst)  archaïsch, barok, biedermeier, Gotisch, Hellenistisch, Jugendstil, Karolingisch, Klassiek, Moors, Renaissance, rococo, Romaans, Tudor
stijl der achttiende eeuw  rococo
stijl der zeventiende eeuw  barok, maniërisme
stijl van deur  post
stijl van een balustrade  baluster
stijlbeoefenaar  stilist
stijlfiguur  anticlimax, anafora, antifrase, antitheseasyndeton, beeld(spraak), chiasme, climax, correctio, ellips, eufemisme, gelijkenis, hyperbool, inversie, ironie, litotes, metafoor, metoniem, metonymia, occupatio, paradox, pleonasme, preteritio, repetitio, reticentia, antonomasio, sarcasme, vergelijkenis
stijlleer - diafora, stilistiek
stijlnuance  stijlvariant
stijloefening  brief, opstel, parafras
stijlperiode - barok, gothiek, rococo
stijlprocedé  stijlmiddel
stijlsoort - biedemeier, jugendstil, tudor
stijve baret  toque
stijve onderrok die de jurk doet uitstaan  petticoat
stijven - aanmoedigen, bijstaan, steunen, stevigen, versterken
stikbes - kroezel, kruisbes
stikdonker - aardedonker, duister, nacht, pikdonker
stikheet – benauwend, snikheet, stikkend
stikken  borduren, omkomen, smoren, steken, wurgen
stikken van kleding – naaien
stikker - turfsteker
stikschop - stikker
stikstof  azotum, N., nitrogenium
stikstofhoudend  azotisch
stikvol – bomvol, eivol, mudvol, tjokvol
stil - afgelegen, bedaard, bedrukt, bewegingloos, doods, geheim, heimelijk, geluidloos, kalm, koest, luw, onbeweeglijk, roerloos, rustig, sorakeloos, sst, stiekem, uitgestorvenverlaten, vredig, vreedzaam, verborgen, zwijgend, zwijgzaam
stilaan  allengs, langzamerhand
stil doen worden - sussen
stilb  sb.
stilet  dolk, mes, (schrijf)stift, stiletto
stiletto - knopmes
stilheid - bezadigdheid, geluidloosheid, rustigheid, vreedzaamheid
stilhouden  geheimhouden, ophouden, remmen, stoppen, verzwijgen
stil iemand - zwijger
stille  rechercheur, rus, speurser, stiekemerd, zwijger
stilleggen door staking - platleggen
stille haat  wrok
stille mis na de plechtige Kerstmis - na mis
stillen – bevredigen, bedarenkoelen, stelpen, sussen, verzadigen
stille oceaan - zie Grote oceaan
Stille Zuidzee  Pacific
stillen  bedaren, bevredigen, lessen, stelpen
stiller worden – bedaren, luwen
stilletje – gemak, kamerstoel
stilletjes  heimelijk, kalm, langzaam, ongemerkt, onopgemerkt, rustig, stiekem, tersluiks, verholen, zachtjes
stilmaken – dempen, kalmeren, sussen
stilleven  schilderstuk
stilligheid - rust, stikheid
stilstaan – stagneren, stoppen, verwijlen
stilstaand  stationair, constant
stilstaand water  meer, kreek, plas, plomp, poel, ven, vijver
stilstaand water in het bos - ven
stilstand – oponthoud, rust, stagnatie, stremming
stilstand/tot. .. komen  remmen, stagneren, stoppen, stremmen
stilte  kalmte, rust, vrede, vredigheid
stil worden – bedaren
stil zijn - zwijgen
stilzwijgen – mutisme
stilzwijgend - sprakeloos
stilzwijgendheid - discretie
stimulans  aansporing, drijfveer, impuls, opwekking, prikkel
stimulator – gangmaker, pacemaker
stimuleren  aandrijven, aansporen, opwekken, prikkelen
stimulerend middel  amfetamine,dope, doping, ephetaminepep, peppil, strijchine
stinkdier – bunzing, opossum, skunk, stinkdier, ulk
stinken  rieken, ruiken, walmen
stinkend - onfris
stinkhaan  hop
stinkhagedis – skunk
stinkmarter - bonzing
stinknetel  bosandoorn
stinkneus  ozaena
stinksloot – moddersloot
stinkstok - sigaar
stinkvogel  gier, kuifhoen
stinkwesp - ossendoder
stinkzwam – phallus
stint - spiering
stip  nip, nop, punt, tittel, vlek
stip en sprong (op)  dadelijk, direct, meteen, onmiddellijk
stipje – punt, spikkel
stip op dobbelsteen  oog
stipa - espartogras, vedergras
stipendium  beurs, toelage
stippel  puntje, spikkel
stipelen - punteren
stippels/met ... bedekken  stippelen
stippen  stippelen, dopen, indopen
stipper - pootstok
stipt  accuraat, concientieus, exact, getrouw, juist, nauwgezet, nauwkeurig, nauwlettend, net, pertinent, precies, prompt, punctueel, secuur, strak, strikt, trouw, zorgvuldig
stiptheid - accuratesse, punctualiteit
stoa  zuilengang
stoa, aanhanger van de - stoïcijn
stobbe – Boom(stomp), boom(stronk), turfhoop, wortelstok
stock  magazijn, stamkapitaal, voorraad
Stockholms historisch schip  Waasa
Stockholms pretpark  Tivoli
Stockholmse dierentuin  Skansen
Stockholmse metro  Tunnelbana
Stockholmse voorstad  Nacka, Bromma, Lidingö, Huddinge, Väilingsby
stockeren – opbergen, opslaan, verzamelen
stoef – pralerij, snoeverij
stoefen – pralen, snoeven, stoffen
stoefer – opschepper, pocher, praler,
stoeien  dartelen, dollen, klauteren, mallen, raggen, ravotten, robbedoezen, spelen, vechten, worstelen
stoeierig - speels
stoeipoes – aanhaalster
stoeis - dartel
stoeiziek – dartel, speels, stoeis
stoel  (fauteuil,Lat), bergere, sedes, zetel, zit, zitmeubel, zitplaats
stoelbekleding – gobelin, leder, leer, pluche, stof, trijp
stoelendans - cotillondans
stoelgang - defaecatie, ontlasting
stoelkleedje  antimakassar
stoelovertrek – hoes
stoelsport – spaak
stoelrol – sluimerrol
stoelstof - skai
stoeltje  kruk, taboeret
stoeltje zonder leuning - krukje
stoep – afrit, bordes, duiker, oprit, opstap, straatkant, trottoir, voetpad, verhoging, wandelpad
stoep langs spoorbaan  perron
stoep langs straat – trottoir
stoep of trottoir - looppad
stoerpportaal - bordes
stoep voor gebouw  bordes
stoeppad  trottoir
stoer – boud, dapper, doortastend, ferm, fier, flink, groot, heldhaftig, kloek, krachtig, onverzettelijk, potig, sterk, stevig, struis, trots, welgebouwd, zwaar
stoer en sterk – flink, fors, robuust
stoet – broodje, corso, cortège, file, gevolg, karavaan, menigte, optocht, processie, reeks, rij, sleep, suite, trein, troep
stoethaspel – klojo, kluns, lummel, sufferd
stoethaspelen- klunzen
stoethaspelig  links, onhandig
stoet of aanhang - gevolg
stof -
2 zij
3 aba, mul, ras, tijk, taf, wol
4 aida, azor, baai, bont, cire, dril, gaas, jute, kaki, krip, lame,
paan, pilo, ribs, rips, sits, trijp, tule, vair, vilt, zijde
5 atlas, batik, bazijn, biset, crepe, denim, garen, gonje, grijn,
kaffa, kelim, keper, laken, linon, loden, makko, maril, moire,
mungo, nappa, natte, nylon, orlon, pilou, pinas, sanel, satijn,
serge, surah, tabijn, tibet, tweed, twist, zwilk
6 alpaca, barège, barkan, batist, bouclé, damast,droget, duffel,
flamme, flanel, floers, frotte, bloria, jaeger, katoen, lampas,
linnen, luster, lustre, madras, mohair, molton, moreen, peking,
perkal, plisse, pluche, poeder, prunel, pulver, ratiné, sameet,
tartan, tricot, velpel, velvet
7 allover, bisette, brokaat, buckra, bukskin, calicot, cambric,
cheviot, chiffon, filozel, fluweel, foulard, fustein, gingang,
habutai, kalmink, kamelot, kanefas, karsaai, kastoor, lanital,
marengo, merinos, morlaix, nanking, nansoek, opaline,
orleans, ottoman, paramat, sanella, satinet, tafzijde, travise,
trielje, velours, vitrage
8 astrakan, baaldoek, barchent, bobbinet, bombazijn, chenille,
corduroy, cretonne, everlast, homespun, indienne, jaconnet,
kalamink, kamgaren, lustrine, moleskin, nankinet, organdie,
pailette, popeline, renforce, salamine, sarsenet, shantung,
spunglas, stramien, stuifsel, taffetas, tarlatan, tiretein,
tobralco, zeildoek
9 axminster, bengaline, bevertien, castorine, changeant,
gabardine, georgette, grenadine, grisaille, interlock,
kamerdoek, lancaster, levantine, madapolan, marseille,
matelasse, massaline, moeselien, neteldoek, orientaal,
palmbeach, perkaline, pluchette, pointille, pompadoer,
satinella, shantoeng, tarpaulin
10 amersfoort, beavertien, caballeros, florentine, graslinnen,
klaverdoek, manchester, mouseline, palmerston, parisienne,
peruvienne, ribfluweel, scharlaken
11 goudbrokaat, kerspendoek, libertyzijde, marquisette,
napolitaine, schoklinnen
stof  aanleiding, grond, gruis, materiaal, materie, mul, poeder, pulver, onderwerp, oorzaak, reden, stuifzand, weefse
stof aangewend tot verwarming - aardgas, antraciet, cokes, gas,
hout,
stof die chemische reactie beinvloedt - katalysator
stof die de elektrische stroom niet of nauwelijks geleidt  nietgeleider, rubber
stof die gisting veroorzaakt  ferment
stof en vuil  veegsel
stof, gebruikt bij kaasbereiding  leb
stof, gekeperde sterke - pilo
stof, gevormd door klier met interne secretie - hormoon
stof in beenderen  merg
stof in luchtvormige toestand  gas
stof, licht doorschijnend - barège, gaas
stof met ruiten bedekt - geruit
stof, met zijde bestikt - buf(f)o
stof na verbranding – as
stof op een biljart – laken
stof op een stoel - bekleding
stof ter lezing  lectuur
stof uit vezelplant  jute
stof uit wolharen  vilt
stof van aarde  molm
stof van cement en asbest  eterniet
stof van kemelshaar geweven  kamelot
stof van turf – molm
stof van vlas – hennep, linnen
stof van zijde en katoen - madras
stof verkregen door metalen te mengen  legering
stof verkregen uit andere  derivaat
stof voor damesmantels  bouclé, laken, tweed
stof voor hoeden - vilt
stof voor inenting - entstof, serum
stof voor tapijten  bouclé
stof voor verbranding  antraciet, benzine, bruinkool, gas, kolen, kool, olie, petroleum, steenkool
stof waarmee geïsoleerd wordt - asbest, eboniet, isolatie
stof waarvan hoeden gemaakt worden  vilt
stof waarvan jurken gemaakt worden  fluweel, jersey, katoen, linnen, nylon, wol
stofaanbidding  materialisme
stofbezem – stoffer, veger
stofbril - motorbril
stofdeeltje  atoom, molecuul, stofje
stofdraadje - vezel
stoffage – aankleding, bekleding, grondstof, stoffering -
stoffel  domoor, lomperd, sukkel, stomkop, stommerd
stoffelachtig  lomp, onhandig
stoffelijk  concreet, materieel
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord - aarden, beuken, dennen, fluwelen, gouden, houten, iepen, koperen, loden, mahonie, metalen, papieren, stenen, vilten, wollen, ijzeren, zolveren
stoffelijk overschot  aas, as, kadaver, kreng, lijk
stoffelijke drager der erfelijke eigenschappen in de celkern  gen.
stoffeloos  onstoffelijk, geestelijk
stoffelijkheid – materialitit
stoffen – schoonmaken, snoeven
stoffen op - bogen
stoffen uitpluizen  wolven
stoffer – borstel, handveger, opschepper, plumeau, pocher, ragebol, stofbezem, veger
stofferen – aankleden, bekleden
stoffering – bekleding, stoffage
stoffig – mul, pulverig, saai
stof in de celkern – gen, werkpak
stofjas - kantoorjas
stofkwast  plumeau
stoflongen - silicose
stoflongziekt - silicose
stofluizen - psocoptera
stofmaat  el, elle
stofmantel - duster
stofomslag - cover, jacket
stofregen  miezel, motregen, smokkel
motregenen - miegelen
stof ter lezing - lectuur
stofwisseling  metabolisme, omzetting
stofwisselingsziekte - avitaminose, jicht, pentosurie, stapelziekte, suikerziekte, vetzucht
stofzwamachtig woekerplantje - roest
stoïcijns  berustend, gelijkmoedig, onaangedaan, onverstoorbaar
stoïsch  berustend, gelaten, lijdzaam
stok  baton, keu, kloet, knoet, kodde, roe, roede, staak, sta(a)f, stang, steel, stengel
stok bij golf - stick
stok bij hockey  stick
stok bij kaartspel  dulk, talon
stok met dwarsklamp  stelt
stok met dweil – zwabber
stok met rode doek - muleta
stok met voetsteun  stelt
stok om bonen te laten klimmen – bonenstaak
stok om te biljarten - keu
stok om te steunen  wandelstok
stok van een bezem - steel
stok van 2 meter  duimstok, meetlat
stokaas  stekaas, oeveraas, kokerworm
stokbewaarder  cipier
stokdegen  stekade
stokdoof  potdoof
stokdrager bij het golfspel  caddie, caddy
stokdweil  zwabber
stokebrand  agitator, opruier, provo, provocateur, twistzoeker
stoken – aanhitsen, aanwakkeren, kuipen, opruien, verbranden, wroeten
stoken van drank  distilatie, distilleren
stoker – brander, distilsteur, distileerder, intrigant, konkelaar, kuiper, opruier, ruziezoeker, twistzoeker
stokerij - branderij
stokhouder – vendumeester
stokje - speet
stokje van dunne rotting (Fr.)  badine
stokje bij haken  haakpen
stokje dat twee spijlen verbindt – sport
stokken – haperen, stagneren
stokkerig  houterig, mager, stijf, stokkig
stokoud  hoogbejaard
stokpaardje  marot, hobby, zotskolf
stokschermen - kendo
stokstijf – onbeweeglijk, onverzettelijk, volhardend,
stokvis – heek, kabeljauw
stokvishoepeltje – kip
stokwapen -
4 lans, pede, piek
5 couse, gleve, runka
6 spatum
7 sponton
8 partizan
9 puntstaaf
10 hellebaard
11 knevelspies
12 mensenvanger
15 paardenschender
stol - brok, stuk
stola – sjaal, stremmen
stollen – bevriezen, stremmen, verdikken, verharden, verstijven
stolling in bloedsomloop  trombose
stollingsgesteente - andesiet, apliet, Basalt, batholiet, daciet, dieptegesteente, dioriet, felsiet, gabbro, gneis, graniet, kwartporfier, laccoliet, magma, melafier, obsidiaa, pegmatiet, porfiriet, porfiet, puinsteen, syeniet, trachiet
stolp  klok, kaasglas, stulpkooi
stolphoeve - stelp
stom  dom, deerniswaardig, ezelachtig, imbeciel, oerdom, onverstandig, onwetend, sprakeloos, stil, stupide, uilig,
stoma  huidmondje, lymfspleet
stomachiek  maagversterkend
stomdronken – apezat, bezopen, laveloos, lazarus, smoor, smoordronken
stomen – dampen, roken, wasemen
stom en dwaas – onnozel
stomen of roken – walmen
stomer – schip, stoomboot
stomheid - stommiteit
stomkop – bokje, stommerd
stomme meespeler  dummy, figurant, statist
stommeknecht  bijzettafeltje, dienbak, standaard, stander
stommeling – botterik, buffel, domoor, eend, ezel, imbeciel, knuppel, knurft, oen, os,stommerik, sufferd, uil, uilskuiken, weetniet
stomme medespeler – dummy, figurant, statist
stom mens - domoor
stommerd – botterik, domoor, kaffer, lomperd, stomkop
stommigheid  domheid, stommiteit
stommiteit  bêtise, blunder, bok, domheid, enormiteit, flater
stomp  afgeslepen, bot, duw, muilpeer, onscherp, opduvel, opstopper, poeier, por, stoot, stronk, stuk, vuistslag, vuiststoot
stompen  boksen, bonken, meppen, porren, slaan
stompen en slaan – beuken
stompje – eindje, peukje
stompje sigaar – peuk
stompneus – mopsneus
stomp of duw - stoot
stompstaartje - paapje
stompzinnig – bot, dom,ezelachtig, idioot, imbeciel, stupide
stompzinnigheid - domheid
stompzinnig kind - idioot, mongooltje
stompzinnigheid  bot, domheid, idioterie, idiotie, imbeciliteit stupiditeit
stomverbaasd – sprakeloos, verbijsterd
stomweg - klakkeloos
stond  tijd (stip), tijdsgewricht, uur
stonde - tijd, uur
stoof  komfoor, test, theestoof, voetwarmer
stoofbuis – kachelpijp
stookgat - trekgat
stookijzer  pook, rakel
stookinrichting – fornuis, haard, kachel, openhaard, schouw
stookkas  broeikas, trekkas
stookmateriaal – benzine, gas, hout, kerosine, kolen, petroleum
stookmateriaal, uit het veen – turf
stookolie - mazout
stookplaats  eest, fornuis, haard, kachel, oven, schouw
stookseizoen – winter
stooksel – brandstof, gas, hout, kolen
stookwarmte  kachelwarmte
stool - schouderband
stool, oude Romeinse - orarium
stoom – adem, damp, mist, nevel, waas, walm, wasem, waterdamp
stoombad  sauna, dampbad, zweetbad
stoomboot  stomer, stoomschip, s.s.
stoomhei  heitoestel
stoomketel, onderdeel van een - eco(nomiser), vlampijp
stoomketel, onderdelen van een – appendages
stoom laten ontsnappen - afblazen
stoomlier – donkey, winch
stoommeter – manometer
stoom of nvel - mist
stoomschip  stomer, s.s., stoomboot
stoomvaartuig  raderboot, sleepboot, stomer
stoop  beker,fles, jeneverkruik, kan, kruik, vat
stoorloos - kalm, rustig, vredig
stoornis – belemmering, beletsel, hinder, incident, oponthoud, storing, turbatie
stoornis in de spijsvertering - indigestie
stoot  bok, duw, ictus, impuls, mep, opduvel, oplawaai, opstopper, percussie, por, schok, stomp, stuit, tik, vuistslag, zet, zwieper
stootbalk – bumper, ram, schokbreker
stootbodem van een vuurmond - kulas
stootdegen, driekante – parisien
stoot met mes – prik, steek
stoot met vuist  por, stomp
stoot met wapen bij het schermen - treffer
stootkussen – buffer, bumper
stootkussen van touw (scheepst.) – leguaan
stootpaal - stoter
stoottroep  elite, garde, keurbende, keurtroep, stormtroep
stootwapen  bajonet, degen, dolk, mes, ponjaard, speer, steekwapen, stiletto
stop – afsluiter, dop, genoeg, halt, ho, kurk, mondstuk, hu, ophouden, plug, prop, rustpoos, spon, sta, werda, zekering
stop in een spongat - deuvik
stop in vat  spon
stop van bepaalde schors  kurk
stopbord – verkeersbord
stopcontact – stekkerdoos
stop er mee – afgelopen, afnokken, basta, ophouden
stopgaren - sajet
stoplicht  achterlicht, remlicht, verkeerslicht
stopmiddel - antidiarrhoicum, kit, obstipantium, plamuur
stop of plug - prop
stop op fles - kurk
stoppage – stopwerk
stoppel – stengel
stoppelig - ongeschoren
stoppen – afdichten, afhaken, (be)ëindigen, dichten, dichtmaken, halthouden, kappen, laten, nokken, opdoeken, opgeven, ophouden, remmen, sluiten, stagneren, stelpen, stilhouden, stilstaan, uitscheiden
stoppen met pedaal – remmen
stoppen met werken – staken
stoppen van kousen - mazen
stopplaats  halte, station
stopsajet – borat, brat
stopsein  halt, ho(la), hu, sta, stil, (stop)teken
stopsluiting  tap
stopteken  halt, stop, stopsein
stoptrein – (boemel)trein
stop van fles - kurk
stopverf – verversdeeg
stopwatch – tijdmeter
stopwerk - stoppage
stopwol  sajet(garen)
storax - benzoë
store  gordijn, jaloezie, magazijn, ophaalgordijn, rolgordijn, zonnegordijn, zonwering
storen – afleiden,belemmeren, beletten, hinderen, onderbreken, verhinderen, verontrusten, verstoren
storend - hinderlijk, ongewenst, belemmerend
storend geluid  gebonk, gedonder, gedreun, geknal, gekuch, geratel, kabaal, lawaai, wanklank
storing – belemmering, defect, depressie, hinder, interruptie, mankement, onderbreking, oponthoud, panne, pech, perturbatie, stoornis,
storing van het weer  depressie
stork  eiber, ooievaar
storm  blizzard, cycloon, hoos, orkaan, tempeest, tornado, wervelwind, wind, windhoos
storm op zee  tempeest
stormachtig  buiig, heftig, hevig, onstuimig
stormbalk  stormram
stormcentrum - depressie
stormegge - valhek, valpoort
stormen – waaien
storm en regen - noodweer
stormfok - voorstagzeil
stormgat  bres
stormgod  Eolus
stormgodin  Harpij
stormhamer – moker
stormhoed – helmhoed, zuidwester
stormig  onstuimigstormachtig
stormklok – alarmklok, noodklok
stormkluiver – voorstengstagzeil
stormloop – aanvalrun, rush
stormpaal - palissade
stormram – beukpaal, rammei, stormbalk
stormvis  butskop, noordkaper
stormvloed  bandjir
stormvogel  albatros, malefijt
stormvogels – tubinares
stormvogeltje - mok
stormwind - orkaan
stormwind in de Straat van Gibraltar  levant, levarte(r)
stormwind op de kust vam Klein-Azië - levantijn
stort – blik, steenberg
stortbad  douche
stortbord  rister
stortbui  plasregen, plensbui, wolkbreuk
stortebier - lekbier
storten  betalen, gieten, gooien, gutsen, neervallen, omvallen, plempen, plengen, stromen, tremmen, vallen, vergieten, (neer)werpen
storten van bloed  vergieten
storten van geld  deposito, inleg
storten van tranen  plengen
storten van water – uitgieten
stortgelegenheid – belt, stortplaats, vaalt, vuilnisbelt
stortgoed  bulk
storting van geld – betaling, deposito, inleg
stortingsbewijs – kwitantie, reçu, scrip
stortkar – kipwagen, tuimelkar
stortlaag - precoat
stortpijp  aflaatpijp, afvoerpijp
stortplaats voor vuil - belt, stortplaats, vaalt, vuilnisbelt
stortregenen – gietbui, slagregen
stortvloed  lawine
stortvloed van water  overstroming
stortvloed van woorden – tirade, woordenstroom
stortzee – slagzee
story – affaire, geschiedenis, kwestie, verhaal, vertelling, voorval
stoten  botsen, duwen, ergeren, hinderen, horten, ontmoeten, porren, raken, rammeien, schokken, stampen, stuiken, stuiten
stoten met mes – steken
stotend – hinderlijk, stroef
stoter – stootpaal
stoterig - haperend
stotteraar  hakkelaar, stamelaar
stotteren  balbutieren, , hakkelen, haperen, stamelen, stokken, steken
stotig - bokkig, lichtgeraakt, stoots
stout  baldadig, brutaal, dapper, driest, gewaagd, kloek, koen, krachtig (bier),lastig, moedig, onbevreesd, ondeugend, ongehoorzaam, ongezeglijk, vermetel, vrijmoedig, vrijpostig
stouterd  bengel, boefje, deugniet, kwajongen, ondeugd,
stoutheid  aanmatiging, brutaliteit, dapperheid, fierheid, ondeugendheid, ongehoorzaam
stoutmoedig  boud, braaf, brutaal, dapper, driest, ferm, flink, kloek, koen, kordaat, onbevreesd, onversaagd, onverschrokken, vermetel
stoutmoedigheid  dapperheid, fierheid, kloekheid
stoutweg – brutaal, onvervaard, ronduit
stouwen  bergen, pakken, stapelen, stoppen, stuwen, voortdrijven
stouwer - stuwadoor
stouwsluis  keersluis, stuwsluis
stoven – fomenteren, koken, sudderen
stoving  koestering
straal  flits, lichtbundel, radius, schicht
straalboog - radiaal, radiant
straalbreker - sproeier
straalbreking  refractie
straaldieren - radiolaria, radiolariën
straalgips – vezelsteen
straaljager – vliegtuig
straalkaatser - reflector
straallamp - infraroodstraler
straalmotor - jet
straalscherm - orlaya
straalschimmelziekte - antinomycose
straalsgewijs  radiaal
straalsteen - moedersteen
straal uitzendend element  radium
straalvliegtuig – boeiing, comet, concorde, jet, mig, mirage, sabre, starfighter
straalvormig – radiaal
straalzweer - rotstraal
straat – rue, weg, zee-engte
straat langs de kust  boulevard
straat met bomen - allee, avenue, dreef, laan
straatarm – doodarm
straatbandiet – apache, tasjesrover
straatbelasting - straatgeld
straatbengel  boefje, straatjongen
straatdemonstratie - betoging
straatgeld  straatbelasting
straatgevecht - barricadengevecht
straatgoot – riool, sloe(i)
straathandel  negotie
straathandelaar – leurder, venter
straathond - zerfhond
straatinham  slop
straatje  slop, steeg, steg
straatjeugd  asfaltjeugd
straatjongen  bengel, boefje, gamin, kwajongen, schoffie, schooier, vlegel
straatkabaal  straatrumoer
straatkant  berm, stoep, trottoir
straatkei – kassei, klinker
straatkolk – sifon
straatkoopman – venter
straatlamp – lantaarn
straat langs de kust - boulevard
straatlantaarn met reflectors  reverbère
straatleurder - venter
straatmadelief  straatmeid
straatmaker - keienlegger
straatmeid – dweil, fleer, klungel, konkel, lichtekooi, snol
straat met bomn – laan, allee, dreef
straatmuziekinstrument  draaiorgel
straatmuzikant  blaaspoep, hoempa, liereman, oempa, orgelman
straatnimf  straatmadelief, snol
straat of dreef - laan
straatorgel - pierement
straatpeil  straatniveau
straatrover - apache, bandiet, struikrover
Straatsburg  Strassbourg
straatslijper  lanterfanter, leegloper, luiaard, nietsnut, slampamper
straatschenderij  baldadigheid
straatslijpende jongen  nozem,vlegel
straatsteen  kassei, kei, keisteen, kinderhoofdje, klinker, plavei, tegel
straatventer - camelot
straatverkoper  leurder, venter
straatverlichten  illumineren
straatverlichting  lantaarn
straatverschansing - barricade
straatversiering  ereboog, illuminatie
straatversperring  barricade
strabant  brutaal, hevig, krachtig, lastig, sterk
straf – arrest, ban, boete, castigatie, detentie, dwangarbeid, gestreng, hechtenis, krachtig, kras, penaliteit, pene, penitentie, poene, scherp, stijf, sterk, strak, stram, streng, tuchtiging, vergelding
straf in geld  boete
straf in tijd  arrest, hechtenis
straf ondergaan – boeten
strafbaar – onwettig, verboden
strafbaar feit - delict, misdrijf, vergrijp
strafbaarheid – penaliteit
strafbankje – schabel
strafbepaling – veroordeling, vonnis
strafbetaling - boete
strafblad  straflijst, strafregister
straffeloos - ongestraft, vrij
straffeloosheid - impunentie
straffen – deporteren, kastijden, tuchtigen
straffing - reprehensie
strafinrichting  bajes, bak, cachot, cel, gevang(enis), lik, nor, petoet, spinhuis, tuchthuis
strafkolonie op de kust van Marokko  presidio
straflijst  strafblad
straflokaal  provoost
strafmaatregel – sanctie, strafmiddel
strafoefening  executie, strafexpeditie
straf ondergaan – boeten
strafontheffing - gratie
strafoplegging - inflictie
strafpleiter  advocaat
strafpredikatie  boetepreek
strafrede  filippica
strafregister  kerfstok, strafblad, straflijst
strafschop – penalty, pingel
strafsermoen  strafpredikatie
strafsysteem  strafstelsel
straftuig in de middeleeuwen  blok, galg, pijnbank, rad, schroef
strafuitvoering – executie
straf van smaak – sterk
strafvervolging - aanklacht
strafwerk  pensum, taak
strafwerktuig – folterbank, galg, gard, gesel, karwats, kno(e)t(s), pijnbank, rad, roe, roede, wip, zweep
strafwetenschap – penologie
strafzaak - rechtsgeding
strak – afgemeten, effen, gespannen, nauw(sluitend), onbeweeglijk, rigide, star, stijf, streng, stram, stug
strak en krap – nauw
strak en stram - stijf
strak en wezenloos kijken  staren, turen
strak getrokken - gespannen
strakheid  ononderbrokenheid, onplooibaarheid, starheid, stijfheid, terughoudendheid
strak houden  beknotten, beperken, spannen
strakjes - aanstonds, binnenkort, straks, zoëven
strak kijken – (aan)staren, turen
strak leggen – strekken
strak trekken – spannen
strak van opvoeding - streng
strak zetten – spannen, strekken
straks  aanstonds, binnenkort, dadelijk, direct, later, meteen, spoedig, temee, onverwijld, terstond, vervolgens, weldra, zo, zoeven, zometeen
stralen  blaken, blinken, fonkelen, glanzen, glimmen, gloren, g;underen, lachen, pralen, pronken, schijnen, schitteren
stralen voor een. examen  zakken
stralend – blakend, helder, klaar, lucide, radieus, rayonent, schitterend
stralenkrans  aureool, glotiool, halo, nimbus
straling – glans, radiatie, schittering, twinkeling
stralingsgebied  actieradius
stralingsmeting - radiometrie
stram  afgemeten, houterig, onbeweeglijk, onbuigzaam, star, stijf, strak, stroef, stug
stram en star – stijf, stug
stram en stijf - stroef
stramheid  onbuigzaamheid, stijfheid
stramien – borduurgaas
stram of pal – star
stramp - slobkous
strampel - gaffel, mik
strand  kust, kustgebied, kuststrook
strand (Engels) - beach, shore
strand (Frans) - plage, rivage
strand bij Venetië – Lido
strandbroek - shorts
strand met zandheuvels  duinkust
stranddief – jutter, wrakker
stranddiepte - mui
stranden  aanspoelen, belanden, doodlopen, mislukken,vastlopen
strandgeul  kil, slenk
strandgrond - zand
strandhoofd – golfbreker, nol(le), pier
strandjutter – stranddief
strandkleding – badpak, bikini, zwembroek
strandloper  kanoet
strandlopers - calidris
strandmeer  etang, haf, lagune
strandmeer met eilandjes - lagune
trandmeester  dijkopzichter, strandvoogd
strandpluvier  froekie, griltje, zandloper
strandputter - sneeuwgors
strandrover - jutter
strandwachter  peek
strandwal - lido, nehrung
strang - sleepkabel
strapatsen - buitensporigheden, streken
stras – kristalglas, kunstdiamant
strateeg  krijgskundige, veldheer
strategie  krijgskunde
strategisch  krijgskundig, tactisch
stratenmaker – strater
stratus – wolkmassa
streaken – naaktlopen
streaker - naaktloper
streber  arrivist, doordouwer, drijver, eerzuchtige, intrigant
streek  contrei, domein, gebied, gewest, grap, grondgebied, land(schap), list, loer, omtrek, oord, plaats, poets, pots, regio, slimheid, stunt, trick, truc, veeg, zet, zone
streek in Drenthe  Ellertsveld, Hondsrug
streek in Friesland  Bildt, Gaasterland, Zevenwouden
streek in Gelderland  Achterhoek, Betuwe, Bommelerwaard, Graafschap, Montferland, Tielerwaard, Veluwe
streek in Groningen  Fivelingo, Hogeland, Hunzingo, Oldambt, Reiderland, Veenkoloniën, Westerkwartier, Westerwolde
streek in Limburg  mijnstreek, Peel
streek in Nederland  zie bij de provincies
streek in NoordBrabant  Baronie, Biesbosch, Kempen, Langstraat, Meijerij, Peel
streek in NoordHolland  Gooi, Kennemerland, Streek, Waterland, Wieringermeer, Zaanstreek
streek in Overijssel  Salland, Twente,
streek in Spanje  Leon
streek in ZuidHolland  AIblasserwaard, Bollenstreek, Delfland, Europoort, Krimpenerwaard, Rijnland, Westland, IJsselmonde
streek met een borstel – veeg
streek of gebied – zone
streek of list – fofje
streek of plaats – oord
streek of poets - loer
streek rond Breda  Baronie
streek rond Groningen  Ommelanden .
streek rond 'sHertogenbosch - Meijerij
streek tussen Linge en Rijn  Betuwe
streek tussen Maas en Roer  Overmase
streeksgewijs - dialect, gewestelijk, regionaal, streektaal
streektaal – accent, dialect, tongval
streekwijzer - kompas, windroos
streep  haal, kras, lijn, linie, mm, meet, rangteken, regel, schreef, striem, strook, teken
streepje – lijntje
streepjescode - barcode
streepjes zetten - arceren
streep als onderscheidingsteken - chevron
streep op de grond  meet
streep op de weg  verkeersstreep
streep over de huid  striem
streepzaad - crepis
strekbeweging – extensie
strekdam – golfbreker, krib, pier
strekel - strijkstok
strekken  dienen, reiken, rekken, spannen, uitstrekken
strekking  bedoeling, beloop, doel, geest, moraal, opzet, porté, richting, tendens, tendentie,teneur, werking
strekking hebbend  tendentieus
strekking van fabel  moraal
strekking van roman - tendens, tendentie
strekspier - extensor, strekker
strelen  aaien, aanhalen, kozen, liefkozen, strijken, vleien, wrijven
strelend – aangenaam, vleiend
streling  aai, aanhaling, liefkozing
streling met de tong  lik
stremmen  belemmeren, beletten, blokkeren, stagneren, stollen, verdikken, verhinderen .
stremming – oponthoud, stagnàtie, stilstand
stremsel  leb, runsel, walk
stremstof - stremsel
streng  ascetisch, bars, bundelo, draad, ernstig, gestreng, hard, koord, nauwgezet, nauw(keurjg), reep, riem, scherp, Spartaans, stijf, straf, strak, strikt, touw, vlecht, vroom, wreed, wrong
streng aanhouden van de kloosterregels - observantie
streng afkeuren  reprouveren, veroordelen, verwerpen
streng en stug – star
streng garen - roof
streng gelovig  orthodox, precies, rechtzinnig, steil, vroom
streng haar  lok
strengvroom Christen  asceet, ascese, ascetisch
streng wol – knot, roof
strenge levenswijze  ascese
strenge vernis  glansvernis
strenge zuiveraar van de taal  purist
strenge zedenleer  rigorisme
strengelen  bijeenvoegen, slingeren, snoeren, vlechten
strengelen van haar – vlechten
strengen - aanhalen
strengheid - hardheid, hevigheid, rigorisme, rigorositeit, wreedheid
strepel – streepje, strook
strepen – linieren
stress – spanning
stretcher – noodbed, veldbed
strevel - tentlat
streven – actie, ambieren, ambitie, aspiratie, azen, beijveren, beogen, dingen, doel(stelling), pogen, ijveren, pogen, trachten
streven naar - beogen, najagen, pogen
streven naar eenheid  unitarisme
streven naar herziening  revisionisme
streven naar ideaal  idealisme
streven naar materie  materialisme
streven naar volmaaktheid  perfectisme
strever naar een ideaal - idealist
streving  ambitie, aspiratie, bedoeling, intentie, poging
stribbelen - verzetten
stribbelig  lastig, recalcitrant, tegenwerkend
stribbeling  geharrewar, getwist,onenigheid, ruzie, vete
striem  haal, indruk, litteken, merk, moet, slag, streep, trek, zweepslag
striem (scheepst.)  binnenrahout, gangweger
striemen – geselen, krenken, snerpen
striem of indruk - moet
strijd – botsing, conflict, gevecht, kamp, krijg, oorlog, prijskamp, ruzie, slag, tegenspraak, tweestrijd, vete, worsteling
strijdbaan – worstelperk
strijdbaar – paraat, weerbaar
strijdbanier - oorlogsvaan
strijdbijl  aks, oorlogsbijl, tomahawk
strijden  ageren, kampen, kibbelen, krijgen, twisten, vechten, wedijveren, worstelen
strijden met degen - schermen
strijder  combattant, gardist, ijveraar, kamper, kampvechter, krijger, krijgsman, ruziemaker, soldaat, tegenspreker, vechter, worstelaar
strijdgas  fosgeen, lewisiet, mosterdgas
strijdgewoel  mêlee
strijdgodinnen  walkuren
strijdhamer  matshamer
strijdig  tegenstrijdig
strijdigheid - antimonie
strijdig met de rede - irrationeel
strijdig met de tijd - anachronisme, anarchronistisch
strijdig met zichzelf  inconsequent
strijd in opvattingen - antagonisme
strijdkrachten  heir, leger, manschappen, strijdmiddelen, vloot
strijdkreet – leus
strijd leveren – vechten, worstelen
strijdlustig  krijgshaftig, militant
strijdmacht  armee, heir, leger, militie, weermacht strijdmachtsonderdeel  K.L., K.Lu., marine
strijdmakker  medestrijder, wapenbroeder
strijdpaard - ros
strijdperk  arena, kampplaats, krijt, oorlogsterrein, ring, stadion
strijdros - bucephaal
strijdster voor het kiesrecht voor vrouwen  suffragette
strijdtoneel  slagveld
strijdtuig  wapen
strijdvaardig  krijgshaftig, militant, paraat, strijdlustig
strijdvaardig lid der oppositie  frondeur
strijdvraag  controverse, kwestie, probleem, twistpunt
strijdwagen met twee paarden - briga
strijdwagen met vier paarden – quadriga
strijdzuchtig – twistziek
strijk en zet  geregeld, herhaaldelijk, telkens
strijkage  vleierij
strijkbord  rister
strijkbout – strijkijzer
strijkel  strekel, wetsteen
strijkelings  rakelings
strijken  aaien, kozen, liefkozen, neerdalen, neerlaten, opstrijken, strelen, uitsmeren, vleien, wrijven
strijkende beweging – streek
strijker  altist, (contra)bassist, cellist, (alt)violist
strijkgeld bij een verkoop  plokgeld, plok, pluk, plukgeld
strijkhout - strekel
strijkhoutje  spatel
strijkijzer - strijkbout
strijkinstrument  (alt)viool, baryton, bas, cel(lo), (contra)bas, gamba, gigue, quinton, vedel, veel, vielle, viola, viool, violoncel
strijkje – combo
strijkmachine - mangel
strijkmes  rakel, spatel
strijkriem  aanzetriem
strijksel  smeersel
strijkspaan  rakel, spatel
strijksteen  oliesteen, wetsteen
strijkstok  archet, arco, strekel
strik  cocarde, hinderlaag, klem, knip, list, lus, strop, val, valstrik, verbinding
strikje  butterfly, lusje, vlinder, vlinderdasje
strikken  binden, stropen, vangen
strikker – stroper, wilddief
striklijn – lemniscaat
strik of lus - strop
strikt  juist, letterlijk, nauwgezet, nauwkeurig, precies, stipt, streng
stringent  afdoend, bindend, bondig, dringend, dwingend, krachtig
strip  beeldroman, beeldverhaal, bindplaat, landingsbaan, plaatjesboek, reep, strook, tekenverhaal
strip papier – reep
strippen – afstropen, ontbloten, ontkleden
stripverhaal – beeldroman
stro – graanafval
strobaal – strozak
strobbe - boomstomp
strobloem - helichrysum, immortelle
strobord - karton
strodak  glui
stro-licht - bakoe, baku
stroef  hortend, langzaam, moeilijk, moeizaam, naargeestig, oneffen, onvriendelijk, ruw, star, stotend, stram, stijf, stotend, stug, traag, oneffen, somber
stroefheid  koelheid, oneffenheid, ruwheid, stijfheid
strofe  couplet, koeplet, lied, rondeel, vers
strofe van vier versregels - kwatrijn
strofe van 13 regels  rondeel
strofisch gedicht  ballade
strogeel  paille
strohalm  rietje, stengel, strootje
strohoedje - matelot
stroken  gelijken, overeenstemmen, accorderen
strokend  analoog, overeen, stemmend
strokleurig - geel
stroman  kruiwagen, ledenpop, marionet, molik, vogelverschrikker
stromen – gieten, gulpen, gutsen, lopen, plenzen, storten, vloeien,
stromen - ergens anders heen doen ....  afleiden, omleiden, vertakken
stromen van hemelwater - regenen
stromend water  beek, blaak, kreek, rivier, sloot, stroom, vliet
stroming  beweging, mening, richting, stroom, zienswijze
stroming in de beldendekunst - kubisme
stroming van water – tij
strompelen – moeilijk bewegen
stronk  knar, pol, stomp, stobbe
stronkje – gerstekorrel, pol
strooiavond  St. Nicolaasavond
strooibiljet – folder, pamflet
strooiborax  soldeerpoeder
strooien – rondgooien, verspreiden
strooien bijenkorf – kaar
strooien dameshoed – matelot
strooien met zaad– zaaien
strooien vrouwenhoed – kiep
strooijuffer  strooimeisje
strooipapiertjes - confetti, snippers
strook  baan, band(erol), boord, flard, geer, kant, lap, lint, marge, reef, reep, repel, strip, zone, zoom
strook grond langs en dijk - aveling
strook grond langs rivier  griend
strook grond langs weg  berm
strook grond tussen twee dijken - inlaag
strook kant - jabot
strook land langs zee  duinen, kust, strand
strook langs de onderkant van vrouwen rokken  falbala
strook met opschrift  banderol
strook onder aan een zeil – fats
strook papier – reep
strook stof – baan, band
strook van couponblad  talon
strook water – rak
strook weefsel - lint
strookje papier om een pijp aan te steken - fidibus
stroom  beek, elektriciteit, kanaal, rivier, vliet, waterloop, waterweg
stroom in...  zie rivier in . . .
stroom van de Noordzee tot een uur varen van de kust  binnenlek
stroom van woorden  woordenvloed
stroomafsluiter  schakelaar
stroombed – kil
stroombron – accu, batterij, dynamo, generator
stroomduiker  aflaatsluis
stroomeenheid  amp(ère)
stroommeter  ampèremeter, galvanometer, reometer
stroomomkeerder – cammulator
stroom onderbreker - schakelaar
stroomopwaarts – boven(waarts)
stroomopwekker – dynamo, generator
stroompje - beek, sloot, vliet
stroomrichting  ebstroom, eb, vloed
stroomsluiter  relais
stroomspanning – voltage
stroomstoot – impuls, schok
stroomt door Spanje - Ebro
stroomversnelling  cataract
stroop – melasse, siroop
stroopbal – babbelaar, brok
strooplikken – flemen, slijmen, vleien
strooplikker  flemer, hielenlikker, ogendienaar, pluimstrijker, pracher, slijmer, vleier, uitslover
stroopnagel  nij(d)nagel
strooppartij – rooftocht
strooppil - bolus
strooptocht – raid
strootje – sigaartje, sigaret, strohalm
strop  flop, lus, mislukking, nadeel, oog, pech, scha, schade(post), sof, tegenslag, tegenvaller, zeperd
stropen  afzetten, plunderen, stelen, struinen, villen
stroper  afzetter, pelsjager, rover, strikker, stroppenzetter, wilddief
stroperig - vleiend
stroperij  afzetterij, lavei, marode, roverij, velddiefstal
strop in touw – lus
strop of lus – strik
strop of nadeel – schade, verlies
strop van touw - leng
strot  hals, keel, nek
strotklepje - epiglottis
strottehoofd – gorgel, larynx
strottehoofdontsteking - laryngitis
strovedel  claquebois, echelette
strozak  bulster, strobaal
strubbelen – kibbelen, kiften
strubbeling - bezwaar, moeilijkheid, onenigheid, ongenoegen, ruzietje, tegenkanting
structuur  bouw, geheel, opbouw, organisatie, samenstelling
struif  eiergebak, omelet
struik  brem, jeneverbes, gewas, heester, plant, pol, tak, vlier
struikelblok – belemmering, beletsel, hinder(nis), horde, obstakel, stoornis
struikelen  bezwijken, stoten, tuimelen, vallen
struiken  gagel
struikgewas - agrostis, bosje, hakhout, hucht, struweel
struikheide  Calluna, bezemheide
struikrover - bandiet, overvaller, rampokker
struikrover te paard – snaphaan
struinen - gappen, graaien, kapen, rondsnuffelen, rommelen, slenteen, snuffelen, stropen, wandelen, weghalen, wegnemen
struis  struisvogel
struis  flink, fors, kloek,krachtig, sterk, stevig, stoer
struisachtige vogel - kiwi
struis met drie tenen  nandoe
struisriet - calamogrostis
struisvogel  emoe, moa, nandoe
struisvogelachtigen - emoe, kasauaris, moa, nandoe, rea
struisvogels - struthiones
struisvogel, uitgestorven reuzen - moa
struma  kropgezwel
struweel  bosje, struikgewas
Stuart, lid van het huis -
4 Anna
5 David, Henry, Karel, Maria, Sofia
6 George, Louis, Robert, Sophie, Willem
7 Hendrik, Jacobus, William
8 Marjorie
9 Elizabeth, Henriëtte
10 Margaretha
stubbelen – kibbelen
stubben – stoffen
stubber – stoffer, veger
stuc  pleister(kalk)
studeerkamer - werkkamer
student  alumnus, leerling, studiosus
student (Arab.)  taleb
studentachtig - studentikoos
student in de veeartsenijkunde (scherts)  veebonk
student die geen corpslid is  boef, knor
student die met beurs studeert - bursaal
student die zijn laatste examen gedaan heeft  drs.
student met beurs  bursaal
student, vlijtig - collegehengst
studenteneethuis  mensa
studentenkamer - kast
studenten lied  Gaudeamus, 10 Vivat
studentenorkest  N.S.O.
studentenparty  S.V.B., N.S.A., P.S.O., A.N.P.S., A.S.V.A.
studenten reisorganisatie  N.B.B.S.
studentenroeiwedstrijd  varsity
studentenvereniging  corps, A.S.C., A.V.S.V., loS.C., U.S.C., U.S.A., N.C.S.V., V.C.S.B., Olofspoort
studentenwijk in Parijs  Quartier Latin
studentikoos  los, ongedwongen, studentachtig,
studentikoze term  boef, hengst, kast, ploert, prof, sjezen, soos, vossen
studeren – bekwamen, blokken, leren, oefenen, vossen
studie – étude, oefening, onderwijs, opleiding, wetenschap
studie (kennis of leer) over God, die steunt op de gegevens van de openbaring  theologie
studie (kennis of leer) van de aard bevingen  seismologie
studie (kennis of leer) van de bacteriën  bacteriologie
studie (kennis of leer) van de beelden  iconologie
studie (kennis of leer) van de beginselen, die de bestemming en het gebruik van de bodem dienen te bepalen  planologie
studie (kennis of leer)'van de betekenis der woorden  semantiek
studie (kennis of leer) van de betekenisverandering der woorden - semasiologie
studie (kennis of leer) van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkost  geologie
studie (kennis of leer) van de celkernen  karyologie
studie (kennis of leer) van de dieren en plantenweefsels  histologie
studie (kennis of leer) van de dierkunde  zoölogie
studie (kennis of leer) van de eieren  oölogie
studie (kennis of leer) van de gedachtenoverbrenging  telepathie
studie (kennis of leer) van de genealogische ontwikkeling der planten en diergroepen uit lagere vormen  fylogenie
studie (kennis of leer) van de geneesmiddelen  farmacologie
studie (kennis of leer) van de gezondheid  hygiëne
studie (kennis of leer) van de grotten en holen  speleologie
studie (kennis of leer) van de hartziekten  cardiologie
studie (kennis of leer) van de huidziekten  dermatologie
studie (kennis of leer) van de kerkgezangen  hymnologie
studie (kennis of leer) van de klassieke letteren - humaniora
studie (kennis of leer) van de levensverschijnselen - fysiologie
studie (kennis of leer) van de maatschappelijke veranderingen  metabletica
studie (kennis of leer) van de mens als natuurhistorisch wezen  antropologie
studie (kennis of leer) van de menselijke samenleving als zodanig en van haar verschijnselen  sociologie
studie (kennis of leer) van de metalen  metallurgie
studie (kennis of leer) van de modificaties in het tempo ter wille van de voordracht  agogiek
studie (kennis of leer) van de muziek  musicologie
studie (kennis of leer) van de nieren, urine, urinewegen en haar afwijkingen  urologie
studie (kennis of leer) van de normale levensverschijnselen der dieren, en planten  fysiologie
studie (kennis of leer) van de oogziekten  oftalmologie
studie (kennis of leer) van de oude schrijfvormen  paleografie
studie (kennis of leer) van de oudheid (speciaal Gr. en Rom.)- archeologie
studie (kennis of leer) van de planten - anatomie
studie (kennis of leer) van de politiek  politologie
studie (kennis of leer) van de psichisch gestoorde kinderen - pedologie
studie (kennis of leer) van de riekende stoffen  osmologie
studie (kennis of leer) van de schedel  craniologie
studie (kennis of leer) van de scheikunde  biochemie
studie (kennis of leer) van de schepping, van het ontstaan van het heelal  kosmogonie
studie (kennis of leer) van de seksualiteit  seksuologie
studie (kennis of leer) van de serums  serologie
studie (kennis of leer) van de slangenbeschrijving  ofiologie
studie (kennis of leer) van de sociaal  economische beschrijving van bepaalde bevolkingsgroepen - sociografie
studie (kennis of leer) van de spieren  myologie
studie (kennis of leer) van de spreekwoorden  paremiologie
studie (kennis of leer) van de sterren  astronomie
studie (kennis of ,leer) van de sterren in de zin van sterrenwichelarij  astrologie
studie (kennis of leer) van de stoffen, die door de planten gevormd worden of in planten voorkomen - fytochemie
studie (kennis of leer) van de tanden  odontologie
studie (kennis of leer) van de uitwendige beschrijving van het boek  bibliografie
studie (kennis of leer) van de urine - urologie
studie (kennis of leer) van de veranderingen, die dieren kunnen ondergaan na het embryonale stadium  metamorfologie
studie (kennis of leer) van de vissen beschrijving  ichtyologie
studie (kennis, of leer) van de voeding en het dieet  bromatologie
studie (kennis of leer) van de vogels  ornithologie
studie (kennis of leer) van de volks verhalen  mythologie
studie (kennis of leer) van de vorm en het inwendig samenstel van de planten  anatomie
studie (kennis of leer) van de vrouwenziekten  gynaecologie
studie (kennis of leer) van de werkelijkheid - realisme
studie (kennis of leer) van de wijsbegeerte, die zegt, dat men de oorzaak der dingen niet kan kennen  agnosticisme
studie (kennis of leer) van de wonderen  thaumatologie
studie (kennis of leer) van de wetenschap, die de algemene verschijnselen in het heelal beschrijft - kosmografie
studie (kennis of leer) van de wetenschap der literatuur  thematologie
studie (kennis of leer) van de wetenschap der zee  oceanografie
studie (kennis of leer) van de wetenschappelijke gronden van het weten  ideologie
studie (kennis of leer) van de ziekten der planten  patholoog
studie (kennis of leer) van de zeeën, rivieren, meren enz.  hydrografie
studie (kennis of leer) van de zenuwen en zenuwziekten  neurologie
studie (kennis of leer) van de zenuwziekten  pathologie
studie (kennis of leer) van de zwammen  mycologie
studie (kennis of leer) het evenwicht der vloeistoffen  hydrostatica
studie (kennis of leer) van het klimaat  klimatologie
studie (kennis of leer) van het leven in het water  hydrobiologie
studie (kennis of leer) van het maken van röntgenfoto's. van het ruggenmerg  myelografie
studie (kennis of leer) van het menselijk lichaam, de lichamelijke verhoudingen en eigenschappen - somatologie
studie (kennis of leer) van het ontstaan van de mens en van de ontwikkeling der mensenrassen - antropogenese
studie (kennis of leer) van het op de toekomst gerichte denken  futurologie
studiebeurs  leen, stipendium, toelage
studieboek – leerboek
studifonds - beurs
studiekameraad – academievriend
studieonderdeel – vak
studie over God - theologie
studieperiode – academiejaar, lestijd
studieus - naarstig, vlijtig
studie vilgen - studeren
studiewerk  handboek, leerboek
studio  atelier, werkruimte
studiosus – student
stuff – drug, hasj
stuffen - gommen
stuf  gomelastiek, gum, radeergo9m, vlakgom
stug  bars, bits, boosaardig, halsstarrig, hard, moeilijk, nors, onbuigzaam, onverdroten, onvriendelijk, onwillig, ruig, star, strak, stram, stroef, stuurs, stijf, weerbarstig, ziekelijk
stug en streng - star
stugge, lompe kerel  hork
stugheid  koppigheid, onbuigzaamheid, starheid, stuursheid, stijfheid
stuifaarde  pulver
stuifmeel – pollenzaad, stuif
stuifmeelonderzoek  palynologie, pollenanalyse
stuifsel – meel, stof
stuifsproeier  pulverisator, pulverisateur, vaporisator
stuik – stamper, stoot, val
stuiken – stampen, stoken
stuip – gril, kramp, kuur
stuip(trekking)  convulsie
stuipen – buigen, bukken, eclampsie, seskens
stuit – bochel, broodje, bult, stoot,
stuitbeen - koekoeksbeen, staartbeen
stuiten – botsen, stelpen, stoten, stokken, stutten, tegenhouden
stuitend  aanstootgevend, ergerlijk, lelijk, onaangenaam, repugnant, walgelijk, weerzinwekkend
stuiter – bikkelbal, knikker
stuiteren - knikkeren
stuithoender – tinamoe
stuitje – staartbeen
stuiven – opwaaien, wegrennen
stuiver  munt, sou
stuk – akte, artikel,beschadigd, bonk, brok, deel, defekt, document, fragment, gebroken, gedeelte, schilfer, geschrift, hap, homp, kaduuk, kapot, kavel, klomp, kluit, moot, oorkonde, papier, part, portie, schijf, snipper, spetter, verrot
stuk aardewerk – scherf
stucadoor - pleisteraar
stukadoorswerk - stucwerk
stukadoren - pleisteren, witten
stuk afgestoken heide  plag
stuk bouwland  akker, eng, enk
stuk brood  homp
stuk chocolade  flik, reep, tablet
stuk doek  coupon, lap
stuk drijfijs  schol, ijsschots
stuk gedraaid - lam
stuk gegoten ijzer - gieteling
stuk gereedschap  beitel, boor, drevel, els, hamer, moersleutel, nijptang, schaaf, schroevendraaier, sleutel, tang, vijl, zaag
stuk goed  coupon, lap, los, vod
stuk gras  pol, zode
stuk grond  akker, erf, land, kavel, kluit, perceel, terrein, tuin, uiterwaard, werf
stuk grond op Java – bahoe
stuk hakken - verkappen
stuk hout  balk, bint, blok, knuppel, lat, paal, plank, spaan, staak, stok, tengel
stuk in de kraag - dronken
stuk in de krant - artikel, bericht, reportage
stuk in een schaakspel  dame, koning, koningin, loper, paard, pion, toren
stuk karton - kaart
stuk land  akker, kavel, perceel
stuk linnen  coupon, lap
stuk muur tussen twee ramen – muurdam, penant
stuk of brok – homp
stuk of defect - kapot
stuk of regel wit – reglet
stuk of wat - stel
stuk papier – blad, rol, vel
stuk pluimvee  eend, gans, haan, kip, kalkoen, kloek, leghorn
stuk rots - rotsblok
stuk rundvlees – rollade
stuk ruw hout - klomp
stuk speelgoed  bal, beer, beest, bromtol, diabolo, hoepel, jojo, knikker, pop, stuiter, tol
stuk stof  coupon, lap
stuk ter verzending - collo
stuk textiel - coupon, lap
stuk touw  eind, end,
stuk van een ronde taart - punt
stuk van een verhaal  episode
stuk vel  huid, nekvel
stuk vis  moot
stuk van een land, omringd door vreemd grondgebied – enclave
stuk vlees  bout, homp, karbonade, kotelet
stuk voedsel - hap
stuk voor acht stemmen  octet
stuk voor drie stemmen  trio
stuk voor twee stemmen  duet
stuk voor vier stemmen  kwartet
stuk voor vijf stemmen  kwintet
stuk voor zes stemmen  sextet
stuk voor zeven stemmen  septet
stuk vrachtgoed  collo, colli
stuk zee achter landtong  haf
stukadoren  (be)pleisteren, witten
stukgaan – breken, verslijten
stukgoed  baal, collo, colli, kist, m .v. krat
stukje – beetje, brokje, deeltje, eindje, fragment, kruimel, part
stukje gestold bloed  bloedprop
stukje glas – scherf
stukje hout - spaan
stukje karton  kaart
stukje leer - blek
stukje papier - snipper
stukje metaal van waarde  penning, munt
stukje stof - lapje
stukje van iets  grit, gruis, poeder, pulver
stukje vlasvezel - scheef
stukjes draaien  spijbelen
stukjes geroosterd vlees - saté
stukjes van iets - gruis
stukjes vlees met saus  ragout
stukken vastmaken – plakken, repareren
stukken vuursteen - eolithen
stukken winnen  slaan
stukkend  defect, kapot, stuk
stuklopen – foutgaan, misgaan, mislukken
stukmaken  afbreken, kapotmaken, moeren, mollen, slopen, vernielen, vernietigen, verpesten, verwoesten,
stukslaan – breken, mollen, slopen, verkwisten, vernielen
stuk trekken - scheuren
stul  kluit
stulp  hut, stolp, woning
stulpen - omkeren
stumper  arme, behoeftige, bloed, domkop, hals, kalis, kruk, lijder, onbenul, stakker, suffer(d), sukkel, sul, tobber, zielepoot
stumperd – brekebeen, klungel, stakkerd, sukkel, sul
stumperen – klunzen, knoeien, stuntelen
stumperig – halfbakken, halzerig, krukkig, onbeholpen, onbenullig, onhandig, onnozel
stumpertje – pul
stumperwerk  knoeiwerk
stunt  bravourestuk, huzarenstuk, kunststuk, kunstvlucht, streek, stukje, toer, truc, waagstuk
stuntel – klooier, kluns
stuntelen  haspelen, klunzen, knoeien, stumperen
stuntelig  gebrekkig, klunzig, krukkig, links, onbeholpen, onhandig
stunten – kunstvliegen
stunter – kunstvlieger
stuntman - waaghals
stupide  dom, onzinnig, stom, stompzinnig, uilig
stupiditeit  bêtise, domheid, stommiteit
stuprum  schending, verkrachting
sturen  besturen, bezorgen, koersen, leiden, richten, (ver)zenden
stut – balk, beer, leuning, pijler, pilaar, schoor, schraag, stander, stempel, steun, steunbeer
stuthout - schoorbalk
stut in muur  korbeel
stutpaal - mik
stutten  ondersteunen, ondervangen, stempelen, steunen, schoren, schragen, tegenhouden
stuur – scheepsroer
stuurboom - helmstok
stuurboord  s.b., rechterboord
stuurcabine - cockpit
stuurhuis - bestuurderscabine
stuurhut  cockpit
stuurinrichting – knuppel, roer, stuurtoestel
stuurknuppel (vliegtuig)  levier, stuurstang
stuurkunde  cybernetica
stuurman – chauffeur, palinuur, piloot, roerganger
stuurman van Aneneas - Palinurus
stuurpen – rectrix
stuurrad – roer, stuurwiel
stuurruimte in een vliegtuig  cockpit
stuurs  bars, bokkig, humeurig, knorrig, koppig, lastig, nors, onvriendelijk, stug, vervelend, zuur
stuurs iemand – bul, nurks
stuurs mens  bul, bullebak
stuursheid  knorrigheid, norsheid, onaardigheid, onvriendelijkheid, stugheid
stuurstang in vliegtuig  knuppel
stuw  dam, keerwerk, schut
stuwadoor  bevrachter, cargadoor, lader, losser, scheepslader, stouwer
stuadoren – bevrachten
stuwdam in Egypte  Assoeandam
stuwdam in rivier (Fr.)  barrage
stuwen – bergen, bevrachten, drijven, laden, lossen, pakken, persen, stapelen, stouwen, voortbewegen, voortduwen
stuwende kracht – spil
stuwer – cargadoor, gangmaker
stuwgeld - laadloon
stuwing - aandrang
stuwkracht  elan, stimulans
stuwmeer – stuwbekken
stylist - herenkapper
styracacee - sneeuwklokjesboom
sua sponte (Lat.)  ongedwongen, spontaan, vrijwillig
sub  s., bij, onder
sub finem  s.f., tenslotte
sub judice  aanhangig, hangende
sub rosa  geheim, vertrouwelijk
subaltern  ondergeschikt
subaltern officier  kapitein, luitenant, ritmeester
subbelen – strompelen, struikelen
subcutaan  onderhuids
suberine  kurkstof
subiet  abrupt, acuut, dadelijk, direct, halsoverkop, ineens, onmiddellijk, onverwacht, opeens, plotseling, snel
subito  plotseling
subject  onderwerp
subjectie  onderwerping, onderworpenheid, tiranie
subjectief  partijdig
subjonctief  aanvoegend
subliem – keurig, mooi, prachtig, verheven, volmaakt, uitstekend
sublimaat - kwikdichloride
sublunarisch  ondermaans
submissie  onderwerping, onderworpenheid, ootmoed
subordinatie  ondergeschiktheid, hypotaxis
subsidie – bijdrage, steun, toelage, ondersteuning
substantie – kern, inhoud, materie, stof
substantieel - krachtig
substantie in beenderen  merg
substitueren  vervangen
substitutie  vervanging
substraat - ondergrond, voedingsbodem
subtiel  fijn, scherp, scherpzinnig, teer
subtiliteit  fijnheid, scherpzinnigheid, spitsvondigheid
subtropische heester  mirte
subversief  omverwerpend, ontwrichtend, revolutionair
succes  bijval, geluk, triomf, voorspoed, welslagen
succesboek - bestseller
succesnummer – bestseller, hit, schlager, top
successie  ambtsopvolging , erfenis, nalatenschap, opvolging,
successief - achtereenvolgens
successievelijk  achtereenvolgens
succesvol - geslaagd
succiniet - barnsteen
succulent - berglook, hemelsleutel, huislook, muurpeper, vetkruid
sucrose – rietsuiker, zoetstof
Sudan, hoofdstad van - Kartoen
sudderen – pruttelen, smoren, seuteren
sudderen in boter - stoven
suf – dof, dom, doezelig, dromerig, duf, dwaas, gedachteloos, lijzig, mat, moe, slaperig, sloom, soezerig, sullig, teut, traag, verdoofd
suffen – doezelen, dromen, dutten, peinzen, piekeren, slapen, uilen
suffer – druiloor, kwezel
sufferd  ezel, doetje, domkop, domoor, dromer, ezel, hals, klooi, kluns, kruk, lummel, slaapkop, slaper, stumper, sukkel, sul,
sufferig – lodderig, soezerig
sufficiënt  toereikend, voldoende
suffig  dromerig, lodderig, soezerig, sullig
suffix - achtervoegsel, morfeen
suffragette, bekende - Pankhurst


sufheid – doezeligheid, dromerigheid, dufheid, kindsheid, lijzigheid, slaperigheid, sloomheid, soezerigheid, sulligheid
sufkop - dromer
suggereren – opperen
suggestie - inbeelding
suggestief - evocatief
suiker  goela, melis, zoetigheid
suiker in klontjes  kandij
suikeraarde  schuimaarde
suikerachtig - suikerig
suikeramandel – praline
suikerballetje - babbelaar
suikerbiet  beetwortel, biet, mangelwortel, pee
suikerbietresten - pulp
suikerblokje met koffiesmaak - hopje
suiker kristalliseren - canderen
suikergast - zilvervisje
suikergoed – fondant, lekkers, snoepgoed
suikerhoudende massa - melasse
suikerig  suikerachtig, suikerzoet
suiker in klontjes - kandij
suikerkool – glanskool
suikerkussentje - brok
suikermaïs - sweetcorn
suikeroom  erfoom
suikerpalm - aren
suikerriet, uitgeperst - ampas, bagasse
suikersiroop  melasse
suikersoort - basterdsuiker, bietsuiker, kandij, pentoserietsuiker
suikerstroop  melasse
suikertante  erftante
suikervogels – coerebidae
suikerwerk – borstplaat, bruidsuiker, fondant
suikerziekte – diabetes
suikerzoet - suikerig
suite  gevolg, kamer, muziekstuk, stoet
suizen  fluiten, ruisen, sissen, tuiten
suizenbollen – suizelen
suizelen – duizelen, ruisen, suizebollen
suizen – fluiten, ruisen, sissen, snorren, tuiten
suizend geluid  gesis, gesuis
sujet  figuur, individu, kerel, persoon, pooier, schoft
sukkel – dommerik, domoor, duts, ezel, goedbloed, goeierd, hals, jocrisse, klaas, klungel, kluns, kruk, lijs, oen, onnozele, sloeber, slomerd, sok, stumper(d), sufferd, sul, tobber(d), treuzel
sukkelaar – brekebeen, dandin, stakker, stumper(d), tobberd
sukkelachtig – krukkig
sukkelen – kwakkelen, laborerenkwijnen, lijden, tobben
sul  bloed, domkop, goedbloed, goedzak, goeierd, hals, Jansalie, klaas, kwezel, lobbes, lijs, onnozele, slomerd, stakker, stumper(d), sufferd, sukkel, tobber
sulachtig - sullig
Sulawesi - Celebes
sul van een vrouw  lut
sulfaat  vitriool
sulfa-preparaten - sulfanamides
sulfer  s., zwavel(stok)
sulferen – zwavelen
sulkyberijder - pikeur
sullebaan  glijbaan
sullen  beuzelen, glijden, lanterfanten, leuteren, slepen
sullig – oenig, goedig, onbenullig, onnozel, suffig, sulachtig
sulligheid – sufheid
sullig persoon - oen
sultanaat op Malakka, - Jehore
sultansbesluit – ferman, irade
sultan, vrouw van - sultana
Sulu-eilanden, hoofdstad van de - Jolo
Sumatraan  Atjeher, Batak(ker)
Sumatra's tabakscentrum  Deli
Sumatra, bevolkingsgroep op - Adjehers, Bataks, Gajoërs
Sumatra, deel van - Atjeh, Bengkulu, Deli, Djambi, Langkat
Sumatra, hoogvlakte op - Agam
Sumatra, rivier op - Djambi, Indragiri, Indrapura, Kampar, Katang, Musi
Sumatrataal - Atjehs Bataks, Lampongs, Minangkabaus, Redjangs
Sumatra, vulkaan op - Dempo
Somba, hoofdplaats op - Waingapu
Sumbawa, hoofdplats op - Raba
summa  som
summa summarum  tenslotte, uiteindelijk
Sumerische god - Enki, Enlil
Sumerische godin – Inanna
summeren – bijeenvoegen, optellen
summier  beknopt, bondig, kort
summum  hoogtepunt, toppunt, voornaamste
sumpen – huilen, pruilen
Sunda-eilanden, een der - Bali, Flores, Java, Kalimantan, Lombak, Sulawesi, Sumatra, Sumba(wa)Timor
super – boven(aan), enorm, heerlijk, hoger, hyper, over, prachtig, ultra, zeer
superbe  hooghartig, prachtig, voortreffelijk
superficieel  oppervlakkig
supergigant – Antares, Canopus, Mira, Rigel
superieur  chef, meerdere, uitnemend, voortreffelijk
superioriteit  voortreffelijkheid
superiatief van goed  best
superiatief van veel  meest
superiatief van weinig – minst
supermarkt – discount, winkel
superstitie – bijgeloof
supervisie – leiding, toezicht
supplement  aanhangsel, aanvulsel, bijblad, bijlage, bijvoegsel, toevoegsel
suppletie  aanvulling
suppletoir - aanvullend
suppoost  bewaker, oppasser, waker, zaalwachter
support – standaard, steun, voetstuk
supporter - aanhanger, bewonderaar, fan
supporters - legioen
suppositie  gis, hypothese, vermoeden, veronderstelling
supprimeren  afschaffen, onderdrukken, weglaten
supra – boven(mate), eerder,extra, hoger, sup
supreem – hoogst, uiterst
suprematie  oppergezag, oppermacht
surfen – plankzeilen
surfplank - zeilplank
Surinaams kruid - Tajar
Surinaams project  Brokopondoplan
Surinaams vaartuig  korjaal
Surinaamse boom - Anaura
Surinaamse bosduivel - kwatta
Surinaamse bosneger - mirron
Surinaamse grensrivier - Lawa
Surinaamse houtsoort - slangenhout
Surinaamse inwoner - neger, Creool, Hindoe, Indiër, Javaan
Surinaamse pad - pipa
Surinaamse rivier - Para
Suriname, delfstof in - bauxiet
Suriname, diersoort in - agoeti, anaconda, kolibri, luipaard, meerval, miereneter, pekari, pipa, poema, tapir, toekan, wasbeer
Suriname, gouverneur van –
3 Rijk
4 Fock, Lely, Raye
5 Barry, Brons, Elias, Green, Staal
6 Currie, Hughes, Nepveu, Texier
7 Coetier, Ferrier, Huender, Rutgers, Schimpf, Schmidt,
Wardlau, Wichers
8 Bentinck, Heinsius, Idenburg, Kielstra, Klaassesz, Temmingk,
Tonckens
9 Bannister, Berranger, Cantzlaar,Crommelin, Mauricius
11 Adriaensen, Lichtenberg
12 Haverschmidt
Suriname, hoofdstad van - Paramaribo
Suriname, president van - Ferrier
Suriname, rivier in - Anai, Coeroeni, Coppenama, Corantijn, Cottica, Litani, Marowijne, Nickerie, Saramacca, Suriname
Surinamer  Creool, Hindoe, Indiër, Javaan, Neger
surkel - zuring
surplus  overschot, restant, teveel
surprise  cadeau, geschenk, presentje, verrassing
surrogaat  ersatz, namaak, nep
surrogaat voor ivoor - eburine, ivoriet
surrogaat voor saffraan – feminel
surveillance - bewaking
sus  st, stil
suspect – verdacht
suspensefilm - thriller
suspensie  ophijsing,opschorting, schorsing
suspicie - argwaan
sussen  bedaren, kalmeren, stillen, vertroosten, wiegelen
sussend – verzoenend
sustineren – aanvoeren, beweren, stellen
Svalbard - Spitsbergen
Swaziland, hoofdstad van – Mbabene
sweater – sportvest, trui
swijlens – intussen, terwijl
swingen – dansen
swingend – bruisend, levendig, opwindend, veerkrachtig
swinger of danser - walser
syllabe  lettergreep
syllogisme  sluitrede
sylvaniet - schrifterts
sylvien - KCI
symbolisch uithangteken  gaper
symbolisch voorwerp der Indianen - totem
symbool  aanduiding, teken, totem, vlag, zinnebeeld
symbool van bangheid  haas, wezel
symbool voor blankheid  lelie
symbool voor domheid  ezel, koe
symbool voor dood  kruis, taxis
symbool voor drogist  eenhoorn, gaper, vijzel
symbool voor geloof  kruis
symbool voor geluk  hazenpoot, hoefijzer, klavervier
symbool voor hoop  anker
symbool voor huwelijk  ring
symbool voor Kerstmis  kribbe, ster
symbool voor lafheid  haas
symbool voor liefde  hart, roos
symbool voor macht  arend
symbool voor moed  leeuw
symbool voor onbedorvenheid  lelie,roos
symbool voor onschuld  lam
symbool voor overvloed  hoorn
symbool voor overwinning  eikenloof, lauwerkrans, zegepalm
symbool voor Pasen  ei, haas
symbool voor reinheid  lelie
symbool voor roem  lauwer(krans), laurier(krans)
symbool voor slimheid  vos
symbool voor traagheid - bed, ezel, slak, uil
symbool voor vrede – duif, olijftak
symbool voor wijsheid  uil
symbool voor zachtheid en geduld - lam
symfonie van Beethoven  Eroïca, Pastorale
symbool van geestelijke macht - kromstaf
symbool van gramschap - beer, egel, ever, haan, kameel, uil
symbool van hebzucht - aap, (geld)buidel, pad, raaf, wolf
symbool van hoogmoed - adelaar, leeuw, pauw, scepter
symbool van onkuisheid - beer, bloed, bok, haan, pad, sirene,
spiegel, zwijn
symbool van onmatigheid - haan, raaf, zwijn
symbool van trouw - ring
symbool van verkiezingen - stembus
symbool van vorstelijk gezag – koningsappel
symfonie - muziekstuk
symmetrisch – evenredig
sympathie – genegenheid, medegevoelen, verwantschap, waardering
sympathiek - aardig
symptoom  aanwijzing, kenteken, teken
synagoge - jodenkerk
syndicaat  synd., vakvereniging
synode  concilie, kerkvergadering,
synoniem van. . .  zie het betreffende woord
synthese  samenstelling, samenvoeging, samanvatting, verbinding
synthetische grondstof - kunststof
synthetische vezel  orlon
syrinx - pansfluit, rietfluit
Syrië, haven van - Latakia
Syrië, hoofdstad van - Damascus
Syrië, rivier in - Barada
Syrische bijbelvertaling - Pechita
Syrische godin  Astarte
Syrische munt  piaster, pond
Syrische stad - Aleppo, Damascus, Deir-ez-Zor, Haleb, Hama, Homs, Latakia
Syrische slavenhoofdman - Eunus
Syrjenen - komi
systeem  leer, methode, regime, stelsel, werkwijze
systeem van naamaanduiding  nomenclatuur
systematiek - taxonomie
systematisch  ordelijk, stelselmatig

T

taai  buigzaam, dor, droog, hardnekkig, kleverig, kras, lijzig, moeizaam, ongenietbaar, papperig, pezig, saai, schriel, soepel, stug, vervelend, voos
taai en saploos - voos
taai materiaal  leer
taai snoepje  toffee
taaivloeibaar  viskeus


taai wilgenhout – gard
taaie – borrel,
taaie grondsoort - klei, leem
taaie lekkernij  noga, taaitaai
taaie stof - stroop
taaie twijg  teen
taaie vloeistof  lijm, stroop
taak  arbeid, functie, huiswerk, karwei, opdracht, opgave, plicht, verplichting, werk
taak of ambt – functie
taak of order - last
taak van apostel  apostolaat
taak van minister - ministersportefeuille
taal  A.B., A.B.N.,dialekt, plat, spraak, tongval
taal (lat.) - lingua
taal der Boeddhisten  Pali, Sanskriet
taal der ogen - ogentaal
taal in Afrika  Haussa, Swahili
taal in India  Austrisch, Dravidisch, Hindi, Hindostani, Pali, Tamil, Urdu, Vedi
taal in Indonesië  Bahassa, Javaans, Maleis, Soendaas
taal in Mesopotamië  Aramees
taal in OostAfrika  Swahili
taal in oud Griekenland  Attisch, Dorisch, Jonisch, Koine
taal in Pyreneeën  Baskisch
taal in Syrië ten tijde van Christus - Aramees
taal in Voorindië - Dravidisch, Tamil
taal in ZuidoostZwitserland  RhaetoRomaans
taal op Ceylon  Singalees, Tamil
taal op Kreta ten tijde van koning Minos  Minoïsch
taal van Australië  Engels
taal van Brazilië  Portugees
taal van de heilige Boeddhistische boeken  Pali
taal van een beschaafd volk  cultuurtaal
taal van geboorteland  moedertaal
taal van Peru, Chili, Bolivia, Argentinië  Spaans
taal waarin onderwijs gegeven wordt  voertaal
taaleigen – idioom
taalfout - spelfout
taalgebruik – woordkeus
taalgebruiker – schrijver, spreker
taal, gebruikelijke - voertaal
taalgeleerde  filosoof,linguïst
taalhervormer - purist
taalklank – accent, foneem
taalkunde  filologie, grammatica, linguïstiek
taalkundige - linguïst
taalkundige term  conjugatie, deelwoord, enkelvoud, gezegde, imperatief, lettergreep, lexicologie, meervoud, naamval, onderwerp, ontleding, praesens, rijm, semantiek, syntaxis, verbuiging (declinatie), vervoeging, voegwoord, voorvoegsel, voorwerp, voorzetsel, werkwoord, woord, zin
taalman – tolk, vertaler
taalmethode - berlitzmethode
taalnieuwigheid  neologisme
taaloefening  dictee, ontleding, opstel, thema
taal op Ceylon - Pali, Tamil
taal op Kreta - Minoisch
taal van Australië - Engels
taal van de heilige Boedh. Boeken - pali
taalschat  idioom
taalpsycholoog - psycholinguist
taalstudie - filogolie
taalteken  foneem, morfeem, woord
taalverbetering - correctie
taalvitter  purist
taalwetenschap  filologie, linguïstiek, taalkunde
taalwonder - glossolatie
taalzuiveraar  purist
taalzuivering  purisme
taanbaas - taander
taankleur - bruingeel
taankleurig  tan, tanig
taart - cake, gebak
taartjeswinkel - banketbakkerij
taats - spijker, tap
taatstol - zettol
tabak - baai, herenbaai, pruim, shag
tabakbewerking - fermentatie
tabakgisting – aging
tabak kauwen - pruimen
tabaksarbeider  kerver, sigarenmaker
tabaksartikelen – rookwaren
tabaksgebruiker – pruimer, roker
tabakskorf  kanaster, knaster
tabaksproduct - pruim, shag, sigaar
tabakspijpTurks)  nargileh
tabaksprodukt  pruim, shag, snuif
tabaksrol - karot
tabakssoort  havanna, Kentucky, manilla, sumatra, varinas, virginia
tabakvebouwer – tabakker
tabakvergif - nicotine
tabbaard - gewaad, pij, robe, staatsiekleed, toga
tabbert – robe
tabbertje - pulstar
tabee - adé, aju, adie, adieu, adios, ajuus, gegroet, saluut, vaarwel, vale
tabel – invulstaat, lijst, naamlijst, register, rol, rooster, staat, tafel
tabellen – staatwerk
tabel of rol – lijst
tabel op papier - rooster
tabernakel - altaar, hut, tempel, tent
tabernakelkelk  ciborie
tabernakel kleed  conopeum, dwaal
tabes dorsalis  ruggenmergstering
tableau  lijst, register, rol, schilderij, tafereel, overzicht
tablet – dragee, pastillepil, plak
tablier – schootsvel, voorbaan
taboe – onschendbaar, verboden
taboeret  kruk, poef
tabula  lijst, schrijfplankje, tab, tabel
tabletje  pastille
tabouret - krukje, pianokruk, poef
tabijn - taf
tache de beauté - schoonheidsvlek
tackelen - aanvallen
tachygraaf  snelschrijver
taciturniteit  geheimhouding, stilzwijgendheid
tact – bekwaamheid, beleid, gevoel, slag
tactiek - methode
tactisch  handig
tactische eenheid  eskadron
tactoos - onkies
tactvol – kies
taddik - vuilik
tael – liang
tafa - buidelmuis
tafel  aanrecht, abacus, bureau, dis, dressoir, maaltijd, tabel
tafelbediende – spen
tafelberg  mesa
tafelbord  (Eng.) plate, telloor
tafeldoek  servet
tafeleend - roodkop, roskop
tafelen  dineren, eten, lunchen, ontbijten, souperen
tafelfles  karaf
tafelgast – eter
tafelgenoot – disgenoot, gast
tafelgerecht - spijs
tafelgerei  bestek, bord, lepel, mes, serviesgoed, terrine, vork
tafelgezang - drinklied
tafelgoed – bord, laken, linnen, servet, vingerdoek
tafelhouder – restaurateur
tafelkleed - tafellaken
tafellaken.  am(m)elaken
tafellaken van Engels wasdoek - napkin
tafelland  hoogvlakte, plateau, terras
tafelland in Azië – Iran
tafellinnen – damast, laken, vingerdoek
tafelmatje - onderzetter
tafelment - hoofdgestel
tafelrede – toast
tafelronde - conferentie
tafelschuimer  bietser, klaploper, parasit, uitvreter
tafeltennis  pingpong
tafeltje – etagère
tafel voor eten klaarzetten - dekken
tafelvriend - disgenoot, eter, gast
tafelzang  drinklied
tafereel  afbeelding, gebeurtenis, panorama, schilderij, schildering, schouwspel, situatie, tableau, tekening, toneel, vergezicht, voorstelling
taffetas - taf
tagrijn  knorrepot, voddenman
taguaboom - ivoorpalm
tahgeit - hemitragus
Tailand, munt in - baht, satang, tikal
taille – gedaante, leest, middel, snit
tailleur  kleermaker, snijder
tak  afdeling, arm, boomscheut, branche, ent, geslacht, loot, rijs, spruit, stek, twijg, zijweg
takbloeiend - ramifloor
tak der geneeskunde  chirurgie
tak die in een andere boom wordt gehecht  ent
tak van berkenhout  berkerijs
tak van de genetica - mendelism
tak van handel  branche
tak van wetenschap  geneeskunde, filosofie, linguïstiek, natuurkunde, rechten, scheikunde, techniek, wiskunde
takel – dommekracht, gei, hondefok, karnaatje, katrol, penter, staggermaat, strietser, talie, trijs, wipgerei,omtakel
takelage - want
takel, deel van een - blok, loper
takelen – opbeuren, ophalen, ophijsen, optuigen, ranselen
takelmeester – takelaar
takel op schepen - lier
takelwerk - takelage
takien - sao
takje  ent, loot, roe, roede, rijs, stek, teen, twijg
takje waaraan bokking geregen wordt - speet
takkenbos - mutsaard, mutserd, rijsbos
tak of stek - loot
takrestant  knoest, kwast
taks  accijns, belasting, dashond, heffing, maat, portie, recht
takt  beleid
taktloos - grof, lomp
tak van sport –
2 go
4 golf, judo, kolf, polo
5 jagen, rugby, skien
6 boksen, dammen, duiken, hockey, roeien, surfen, tennis,
turnen, vissen, zeilen
7 biljart, cricket, crocket, curling, fietsen, handbal, honkbal,
ijssport, kaatsen, kegelen, korfbal, roeien, rugby, schaken,
slagbal, softbal, vliegen, voetbal,
voetbal, zwemmen
8 atletiek, beugelen, grensbal, puzzelen, schermen, speedway,
springen,
9 badminton, biljarten, schaatsen, volleybal, worstelen
10 wielrennen, windsurfen
11 kogelstoten, speerwerpen, tafeltennis, verspringen
tal  aantal, getal, gros, hoeveelheid
talaar - toog
taleke - tersel
talen  begeren, hunkeren, smachten, verlangen
talenkenner  polyglot, tolk
talent  aanleg, begaafdheid, bekwaamheid, gave, genie, geschiktheid, kundigheid
talentloos - onbegaafd
talentvol  begaafd, geniaal, knap, talentrijk
talg  smeer, talk, vet
tali (Ind.)  touw
talie – katrol, penter, scheepstakel, striets, takel
taliën - takelen
talio wedervergelding
talisman  amulet, fetisj, mascotte, totem
taliter qualiter - middelmatig
talk  huidsmeer, ongel, smeer(sel), vet
talkaarde - bitteraarde, magnesia
talkpoeder, zeer fijn - pluimwit
talkspaat - magnesiet
talloos – legio, oneindig, ontelbaar, veel
talloosheid  infiniteit, onbegrensdheid, oneindigheid, ontelbaarheid
talm – treuzel
talmachtig - temerig
talmen  aarzelen, dralen, sammelen, temen, teuten, toeven, tragen, treuzelen
talmend  aarzelend, besluiteloos, leuterig, temerig
talmer  draler, treuzelaar
talon – souche
talonneren – aandrijven, aaaanzetten
talpa  kolbak
talrijk – legio, omvangrijk, onnoemelijk, veel(vuldig), velerlei
talrijkheid  hoeveelheid, sterkte
talud  afgang, berm, glooiing, helling, schuinte, wegberm, wegkant, wegrand
tam  gedwee, getemd, gewillig, handelbaar, kalm, mak, meegaand, rustig, veredeld, volgzaam
tamaricacee - tamarisk, tamarix
tam maken  dresseren, temmen
tamarinde  assem
tamarindekoekjes - assemkoekje
tamboer – slagwerker, trommelaar, trommelslager
tamboeren - trommelen
tamboerijn  rinkelbom, trommel, trom
tamboerkorps – drumband
tamboermeisje - majorette
tamelijk - aardig, behoorlijk, betrekkelijk, draaglijk, enigzins, matig, middelmatig, nogal, passelijk, redelijk, schappelijk, schikkelijk, vrij
tam gemaakt – getemd
tam gevogelte – pluimvee
tamheid - gedweeheid
tamelijk oud  bedaagd, bejaard
tam maken - temmen
tamme buffel  karbouw
tamme kastanje – marron
tamp – eindje, uiteinde
tampen – luiden, kleppen
tamper – rins
tampon - kussentje
tamtam  drukte, gong, lawaai, ophef, spats, trom(mel)
tand  element, hoektand, incisief, kies, snijtand, uitsteeksel
tandaanslag - plak
tandaantasting - caries
tandafslijting - mylolyse
tandarm dier  a(a)i, armandillo, glyptodont, gordeldier, luiaard, miereneter, tamandoea, yurumi
tandarmen - edentata
tandarts  dentist
tandbederf  cariës, wolf
tandbeen - dentine, elp, ivoor
tandbeschrijving  odontografie
tandcrème – pasta
tandel - sleutel
tandeloos dier  aal, aai, aardvarken, ai, gordeldier, luiaard, miereneter
tandeloze kaak – kevel
tandem - koppel
tandemail  glazuur
tanden - scherpen
tanden betreffend  dentaal
tanden en kiezen  gebit
tanden vullen  plomberen
tandglazuur  email
tandheelkundige  dentist, tandarts
tandil (Ind.)  opzichter, ploegbaas,
tandkarper - guppy, microcyprium, periscoopvis
tandkasontsteking  alveolitis
tandklank  dentaal
tandmerg - pulpa
tandoe (Indn.)  draagbaar, draagstoel
tandpijn - odontalgie
tandrad - kamwiel
tandsteen  odontoliet
tandterging - tantalisering
tandvlees  gagel, gingiva, kevel
tandvleesontsteking  gingivitis
tandvormige bovenzijde van oude stads  en burchtmuren  kanteel
tandvulling  plombeersel
tandwalvis - cachelot, dolfijn, narwal, odontocetum, potvis
tandwiel  tandrad
tandwolf  cariës
tandzaad - bidens
tandziekte - caries, parodontose
tandzenuw - pulpa
tanen – afnemen, verbleken, verflauwen, verminderen
tang  feeks, furie, heks,helleveeg, kenau, kol, kreng, nijper, serpent
Tanganjika en Zanzibar  Tanzania
tange - zandrug
tangens  tg., raaklijn
tangent  raaklijn, springer
tangentpunt – raakpunt
tangetje - pincet
tanimbar, hoofdplaats op – Saumlaki
tang met gebogen punten – ravenbek
tang of feeks – heks
tanig – gebruind, vaalgeel
tanig vaal - bruin
tank – bak, gevechtswagen, opslagruimte, pantserwagen, reservoir
tankafdeling - eskadron
tankboot - tanker
tanken – laden
tanker – olieboot, tankschip
tankplaats  benzinestation, pomp
tannine  looistof, looizuur
tantalich - kwellend
tantalium - tantaal
tante – meu, moei
tantième  tant., winstaandeel
tantième, iemand die - geniet - tantièmist
tantum  bedrag, som
Tanzania, berg in - Kilimandjaro
tap  deuvik, kraan, spon, stop, ijskegel
tap  (geneesk.) tampon
tape – band(je), plakband
tapedeck – bandrecorder
taphuis – cafe, kroeg
tap in vat  spon
tapijt  Axminster, Deventer, gobelin, karpet, kelim, kleed, loper, pers, Perzisch, Smyrnaas, vloerkleed, wandkleed
tapijt aan de muur – gobelin, wandkleed
tapijtachtige stof – kelim
tapijtje – mat
tapijtweefsel – kelim, pers
tap in vat – spon
tapioca – cassave
tapisseerder – behanger
tapisseren – behangen
tapisserie – bekleding, wandtapijt
tapisvissen - mormyriformes
tapisserie  tapijtwerk
tapissier - behanger
tapkast  bar, buffet, schap, schenkbank, toog
tapoen - stop, tap
tappelings uitstromen - gutsen
tappen – draadsnijden, schenken
tapper – herbergier, kroegbaas, schenker, waard
tapperij – bar, cafe, herberg, kroeg, taphuis, taveerne
taps  gerend, kegelvormig, konisch
taptemelk – ondermelk
taptoe – avondappel – signaal
tapuit - stag
tapvergunning  verlof
tapvormig - taps
tapijt - kleed, loper
tapijtachtige stof - kelim
tapijtwerk - tapisserie
tapijtweven, manier van - basse-lisse
Tarakan, haven op - Lingkas
Tarapaka, hoofdstad van - Iquique
tarantel - wolfsspin
tarbot  terrebut
tardief - laat
tarief  bedrag, prijs, prijslijst
tarn  karwei, torn
tarnen – tornen
tarokkaart  excuse, mongur, pagato, skus
tarra  aftrek, korting, rabat, reductie, vermindering
tarra, de- vaststellen - tarr(er)en
tarsel – valk
tartaar - biefstuk
Tartaar  Mongool, Rus
Tartaarse melkwijn  kefir
Tartaarse republiek, hoofdstad van de - Kazan
Tartaarse tent uit dierenhuiden  kibitka
tartarentent – kibitka
tartar - wijnsteen
tartarus - hades, hel
tarten  aandurven, pesten, plagen, prikkelen, sarren, tergen, trotseren, uitdagen, uitlokken, verzoeken
tartend - uitdagend
tartuffe  huichelaar, schijnheilige
tarwe  graan, koren, spelt, triticum, weit
tarwegras – kweek
tarwekorel – graankorrel
tarwesoort - spelt
tarwestro, gekamd - glui
tas – aanbeeldje, buidel, draagmap, etui, foedraal, hoes, hoop, karbies, klamp, koker, kop, mijt, opeenhoping, schuur, stapel, valies, zak
tas hooi – opper
tasje voor geld - beurs
Tasmanië, hoofdstad van - Hobart
tassen – ophopen, opstapelen, schelven, wegstouwen
tast  aanraking, betasten, bevoelen, gevoel, touche
tastbaar - duidelijk, merkbaar, palpabel, voelbaar, zichtbaar
tasten  aanraken, bevoelen, toucheren, voelen
tasten naar iets - zoeken
taster - voelspriet
tastorgaan – antenne, tentakel
tastzin – gevoel, tangoreceptie
tastzin betreffende  haptisch
tater  babbel, bek, mond, snebbel, snater, snavel, trichofytie
tateraar – babbelaar, knoeier, kwebbelaarmorser
tateren – babbelen, keuvelen, kletsen, kwebbelen, kwetteren, praten, snateren, tetteren
tater, houd(t) je - zwijg(t)
tater of bek - mond
tan  t
tauriden - meteoren
taurus  stier
taveerne  doening, estaminet, herberg, kroeg, slijterij, staminee, tapperij, wijnhuis
tawarren (Indn.)  afdingen, pingelen
taxateur – prijsbepaler, schatter, waardeerder
taxatie  raming, schatting
taxeren  begroten, keuren, ramen, schatten, waarderen
taxi – cab, huurauto
taxichauffeur zonder vergunning - snorder
taxidermist  opzetter, preparateur
taxodiacee - cypres, manmoetboom, moerascypres, parasolboom
taxus  ijf
t.b.c.  tering, tuberculose
teak - djati
team - elftal, gezelschap, groep, ploeg
teamgenoot - medespeler
te aller tijden – altijd, eeuwig, immer
te baat nemen – aanvatten, opperen
te begrijpen – begrijpelijk, duidelijk
te bejammeren  betreurenswaardig, regrettabel
te berde brengen  opperen, voorslaan, voorstellen
te betalen schulden  passiva
te betalen wissel – accept
te betreuren - jammer
te bewijzen stelling  hypothese, these, thesis
te binnen schieten – invallen
te boek stellen – noteren, opschrijven
te boven gaan - tarten
te dezer plaatse  alhier, hier, h.l., (hoc loco)
te dien tijde  daarom, daarvoor, destijds, toen
te doen  doenlijk, mogelijk
te dol – gek, krankzinnig
te dragen - draagbaar
te drinken geven  drenken, laven, tappen
te duur betalen - bekopen
te eniger tijd  eenmaal, eens, nog, ooit, weleens
te eten geven  spijzen, voeden, voeren, zogen
te gast vragen – inviteren
te gast zijn – logeren
te geef - spotgoedkoop
te gehaast – overijld, voorbarig
te gek – gaaf, onzijs
te gelegener tijd  t.g.t
te gener tijd  nimmer, nooit
te genezen  geneeslijk
te gevoelig  overgevoelig, sentimenteel, teerhartig, weekhartig
te goeder trouw  argeloos, bonafide, eerlijk, oprecht
te gronde gaan – bederven, slopen, vervallen
te gronde richten - ruïneren, verwoesten
te grote gevoeligheid - overgevoeligheid, sentimentaliteit
te gunstig  geflatteerd
te haastig  overijld
te herroepen  herroepbaar, revocabel
te hoge bloeddruk  hypertensie
te hoog – onbereikbaar
te horen komen - vernemen
te hoop lopen - stromen
te huis – home
te hulp komen - assisteren
te keer gaan  razen, tieren, uitvaren
te kennen geven – aankondigen, bekendmaken, annonceren, uiten
te kerk gaan – tempelen
te koop – veil
te koop aanbieden – veilen
te koop lopen - koketteren
te kort schieten – falen
te nkrap zijn - gespannen
te kwader trouw  bedrieglijk, doleus, malafide
te laat  overtijdig, tardief
te lage bloeddruk  hypotensie
te lang geslapen – verslapen
te lijf gaan – benaderen
te maken hebben met - betreffen
te midden van  tussen
te onpas  importuun, ongelegen
te oud  overjarig
te paard – bereden
te rijp – overrijp
te schandemaking – afgang, blamage
te snel – overgauw
te spreken - tevreden
te uwent  a costi
te veel  onmatig, over, overbodig, overdreven, overmaat
te verdragen  draaglijk, duldbaar, supportabel, tolerabel
te vervangen door  subsidiair
te vervullen plicht  opgave, taak
te voet afleggen - belopen
te volgen weg  parcours, route
te voorschijn komen  opdagen, opdoemen, opstaan, uitkomen, verschijnen
te voorschijn kuchen - ophoesten
te voorschijn roepen – evoceren, evoqueren
te vorderen – opeisbaar, tegoed
te vorderen bedrag - tegoed
te voren - vooraf
te vroeg  prematuur, ontijdig, voorbarig
te water laten - dopen
te weinig – tekort
te werk gaan - handelen
te weten  namelijk, sc., tw.
te weten komen - vernemen
te zeer  (muz.) troppo
te zelfder plaatse  ibidem
te zijner plaatse  s.1.
te zijner tijd  eens, ooit, t. z. t.
te zuinig – gierig
te zwaar – ontilbaar
te zwaar laden – overladen
te zware belasting - overlast
teacosy – theemuts
tearoom - theesalon
technicus  monteur,Ingenieur, Ir., w.i., werktuigkundige
techniek - vaardigheid
technisch naslagwerk  vademecum
technische dienst  td.
technische school  m.ts., u.ts., h.t.s., th.
teckel - dashond
teddyboy  beatnik, halbstarke, nozem
teder (muz.)  amoroso, dolce
teder  aandoenlijk, broos, delicaat, frêle, gevoelig, hartelijk, innig, lief, liefdevol, mild, teer, warm, week, zacht
teder en aardig – lief
tederheid – gevoeligheid, zachtheid
teef – turfschop
teek – aardworm, tapkast
teelaarde – bladaarde, bouwvoor, compost, erft, humus
teelbal - testikel
teelt  aanplant, bouw, cultuur, kweek, verbouw, voortplanting
teeltkeus  selectie
teeltlaag - cambium
teeltweefsel – cambium
teem – zanik, zeur(kous)
teemachtig – lijmerig, slepend
teems  (melk)zeef
teemsen – filtreren, ziften
teen  ent, griendhout, loot, rijs, takje, toon, twijg, wijm, wilgenloot, knoflookbol
teenaandoening – klauwteen, likdoorn
teenager  tiener
teener - bakvis
teenganger - hond, kat
teen of twijg - loot
teenwilg  wiedauw
teer – aandoenlijk, asfalt, bitumen, breekbaar, broos, bros, delicaat, fragiel, frêle, fijn, gevoelig, goudon, iel, kwetsbaar, pek, poppig, slap, subtiel, tenger, week, weerloos, zacht, ziekelijk, zwak
teerachtig - kwetsbaar, sentimenteel, terig, week, zwak
teerbemind – innig
teer en slap – zwak
teer en tenger – rank
teer en zacht – teder, week
teergeld - reisgeld
teerhartig  gevoelig, kwetsbaar, liefderijk, week, zachtaardig
teerhoudend schoorsteenroet - bister
teerkleurstof  aniline
teerkost  eten, verblijfkosten, voedsel
teerling  dobbelsteen, lot, kubus
teerling van metselwerk  porring, stiep
teerolie  carbolineum
teerproduct - pek
teerverfstof - reginaviolet
tegader – bijeen, gezamenlijk, samen, tegelijk, tezamen, vereend
tegel  estrik, klinker, plavuis, steen, tichel, vloersteen, wandsteen
tegelen - plaveien
tegelijk – gelijktijdig, samen, tevens, tezamen
tegelijk erbij gevoegd - daarbij
tegelijkertijd  direct, gelijktijdig, meteen, simultaan,
tevens
tegelsteen - estrik
tegelijk zijn op twee plaatsen – bilocatie
tegelstempel – stamp
tegemoed gaan - tegengaan
tegemoetkomend  coulant, voorkomend, welwillend
tegemoetkoming  concessie, faciliteit, subsidie
tegen  ad, anti, contra, para
tegenaanval - counter
tegenantwoord – dupliek
tegen brand gewaarborgd - brandvrij
tegen de bierkaai  vergeefs
tegen de kosten opwegend  lonend
tegen de wet  clandestien, illegaal
tegen de wil – ondanks
tegen de wind opzeilen - laveren
tegen elk aannemelijk bod  te.a.b.
tegen elkaar aan  aaneen
tegen gelijke waarde  a pari
tegen het eind  s. f. (sub finem)
tegen het genoemde – ertegen
tegen het lijf lopen – vonden
tegen iets zijn - gekant
tegen schade gedekt  verzekerd
tegen wind opzeilen  laveren
tegenantwoord  dupliek, repliek
tegenbeeld  contrast, pendant
tegenbevel  contraorder
tegenbeweging - reactie
tegenbewijs  revers
tegenbezoek  contravisite
tegendeel  antoniem, tegen (over) gestelde
tegendeel van verheven - laag
tegendeel van wild - mak, tam
tegen de grondwet - anticonstitutioneel
tegen de kerk – anticlericaal
tegendraads - bokkig
tegendronk  contratoost
tegeneis  reconventie, recriminatie
tegen elkaar aan – aaneen
tegen elke prijs verkopen - ramsjen
tegengaan – bestrijden,verstoren
tegengewichten gelijkmaken  uitbalanceren
tegengesteld - antipodisch, contrair, invers
tegengestelde van - antoniem, contrarie
tegengestelde  tegendeel, tegenovergestelde
tegengestelde kant  andersom
tegengestelde van solo  tutti
tegengif  anticorps, antidotum, antitoxine
tegengif van slangen - antiserum, antitoxine, antiverine
tegengif, stof die - kan doen ontstaan - antigeen
tegenhanger  antitype, contrast, pendant
tegen hetn christendom - antichrist
tegenhouden – aanhouden, afremmen, arrêteren, belemmeren, beletten, beschutten, stuiten, stutten, verhinderen, vertragen, weerhouden, weren
tegenhouding  repressie
tegeningenomenheid - antipathie
tegenkampen  bestrijden
tegenkandidaad – mededinger, opponent, rivaal
tegenkandidate – rivale
tegenkant  keerzijde
tegenkanting  oppositie, verweer, verzet, weerstand
tegenkomen – aantreffen, ontmoeten
tegenmaatregel – retorsie, vergelding
tegennatuurlijk  abnormaal, onnatuurlijk, pervers
tegenoffensief  tegenaanval
tegenover  anti, jegens, para, to.
tegenovergesteld  andersom, antithetisch, contrair, contrarie, polair, tegendeel
tegenovergestelde  andersom, antoniem, antithetisch, contrair, tegendeel, tegengestelde
tegenovergestelde van af  aan
tegenovergestelde van prijs  niet
tegenovergestelde van roet - sneeuw
tegenovergestelde zijde  keerzijde, ommezijde
tegenoverstelling  antithese, contrast
tegenover het zenith staande voetount – nadirt
tegenpartij – bestrijder, opponent, rivaal, tegenstander, rivaal
tegenpartij, tegen wie met opgewassen is - portuur
tegenpartij van gelijke kracht – portuur
tegenpruttelen – knorren, mopperen, morren
tegenslag  echec, nadeel, ongeluk, panne, pech, contrecoup, mankement, ongeluk, onheil, panne, pech, rampspoed, scha, schade, sof, strop, tegenspoed, tegenvaller, weerslag
tegenslag lijden - sukkelen
tegenspartelen  protesteren, verzetten
tegenspel - weerwerk
tegenspeler – antagonist, opponent, vijand
tegenspoed  contrecoup, echec, ongeluk, onheil, pech, ramp(spoed), sof, strop, tegenslag, weerslag
tegenspoed hebben - sukkelen
tegenspraak – antilogie, contradictie, loochening, protest, verweer, verzet, loochening, ontkenning
tegenspreken - ontkennen
tegenstaan  afschrikken, mishagen
tegenstand – afweer, belemmering, oppositie, protest, reactie, verweer, verzet, weerstand
tegenstander  antagonist, anti, bestrijder, opponent, opposant, rivaal, tegenpartij, vijand, weerstrever
tegenstelling  antithese, contrast, contrarie, cintroverse, verschil
tegenstelling van man - vrouw
tegenstelling van mens - dier
tegenstoot – counter, riposte
tegenstoot doen  riposteren
tegenstreven  dwarsbomen, reageren, tegenwerken, verzetten,
tegenstrevend  dwars, tegendraads, weerspannig
tegenstrever – opponent, reactionair, vijand
tegenstribbelen – protesteren, protesteren, spartelen, tegenwerken
tegenstribbelend  schoorvoetend
tegenstribbeling - captie
tegenstroom - tegenpartij, wintij
tegenstrijdig - contradictois, contrair
tegenstrijdigheid  antilogie, antinomie, contradictie, discordantie
tegenstrijdigheid die onoplosbaar is  antinomie
tegenstroom  tegentij, wantij
tegentij - tegenstroom
tegenvallen  teleurstellen
tegenvaller  echec, flop, klap, misrekening, pech, slag, sof, strop, tegenslag, teleurstelling
tegenvoeter  antipode
tegenvoorstellen doen – remonstreren
tegenweer – verdediging, verweer
tegenwerken – bemoeilijken, contramineren, dwarsbomen, hinderen, saboteren, verzetten
tegenwerkend  contrair
tegenwerking  antagonisme, oppositie, reactie, remming, sabotage, weerstand
tegenwerpen – bestrijden, hinderen, opponeren, opwerpen, verzetten
tegenwerping  aanmerking, bedenking, bezwaar, maar, objectie, opwerping
tegenwerpingen maken  maren, opponeren
tegenwind - tegenslag
tegenwoners  antoeci
tegenwoordig  aanwezig, heden(daags), huidig, nu, praes(ens), present, thans, vandaag
tegenwoordige tijd - praesens
tegenwoordigheid  aanwezigheid, bijzijn, presentie
tegenzang  antifoon, antistrofe, beurtzang
tegenzijde – keerzijde
tegenzin  afkeer, aversie, gruwel, hekel, ongaarne, onwil, rabcune, weerwil, walging, weerzin
tegenzin gevend  taedieus
tegenzon - bijzon
tegoed  debet, inbaar, krediet, surplus, vordering
tegoed op spaarbank  inleg
tehuis – adres, asiel, home, honk, thuis, inrichting, instelling
tehuis der Asen  Asgard
tehuis der Griekse goden - Olympus
teil  bak, kom, kuip, tob, tobbe, wasbak
teint  gelaatskleur, kleur, tint
teisteren  aantasten, folteren, kwellen, pijnigen, plagen, schaden
tekeergaan – briesen, brullen, opspelen, razen, schreeuwen, snauwen, tieren, uitvaren, woeden
teken  aanduiding, aanwijzing, bewijs, blijk, hiëroglief, kruis, merk, neum(a), rune, segno, sein, sema, signaal, stempel, stigma, streep, symbool, symptoom, wenk
teken (dierk,) – ixodidae
teken dat gebruikt wordtdoor paleografen (kenners van oude geschriften) - metron
teken in de heraldiek  adelaar, dekkleed, helmbos, helmteken, leeuw, schild
teken in wapenkunde - adelaar, balk, helm, leeuw
teken onder de letter c  cédille
teken van bastaardij in wapen - balk
teken van blijdschap - lach
teken van dierenriem - Aquarius, Aries, Boogschutter, Cancer, Capricornus Gemini, Kreeft, Leeuw, Leo, Libra, Maagd, Pisces, Ram, Sagittarius, Schorpioen, Scorpius, Steenbok, Stier, Taurus, Tweelingen, Virgo, Vissen, Waterman, Weegschaal
teken van eerbied. - buiging, knieval, revérence
teken van overgave  chamade
teken van overwinning - erepalm
teken van paleografen  metron
teken van rang  balk, pluim, streep, ster, stip
teken van rustpoos - pauze, sein
teken van verdriet  snik, traan
teken van waardigheid  ambtsketen, insigne, kardinaalshoed, keten, kroon, mijter, rijkszwaard, scepter, staf, tiara, toga, zwaard
teken van weglating - caret
tekenaap - pantograaf
tekenaar – constructeur, illustrator, schetser
tekenachtig  beeldend, expressief, merkwaardig
tekenbehoefte - podlood
tekendoek - merklap
tekenen – afbeelden, illustreren, ontwerpen, schetsen, signeren
tekenend – kenmerkend, kenschetsend, typerend
tekenfilm  cartoon
tekengerei  boogpasser, calqueerpapier, crayon, gomelastiek, grafiet, griffel, gom, gum, haarpasser, houtskool, inkt, krijt, lat, lineaal, mal, maatlat, meetlat, oreillonpasser, pantograaf, passer, pastel, pen, penseel, potlood, sjabloon, stift, stuf, tekenaap, tekenmal, tekenpen, tekenplank, tekenpotlood, tekentafel, trekpen, vlakgom
tekengerei met vilt - stift
tekengerei voor het schaduwen - doezelaar
tekenhoutskool – buskool
teken in de schrift - accolade
tekening  afbeelding, dessin, illustratie, patroon, prent, schets, tafereel, voorstelling
tekening met bouwplan – bestek
tekeningverhouding – schaal
tekening voor stoffen - dessin
tekenkrijt - conté, crayon
tekenlap - merklap
tekenlat – lineaal
tekenliniaal – meetlat
tekenmachine - plotter
tekenmap  portefeuille
teken of sein – tip, wenk
tekenpassertje  oreillon, orillon
tekenraadsel - rebus
tekens geven - seinen
tekenstift - krijt, pastel
tekenstift van gips - krijt
tekenterm  arceren, contour, delineatie,doorsnede, mistekenen, ontwerp, oogpunt, perspectief, plattegrond, profileren, projectie, schaduwen, schets, stileren, tracé, uitdoezelen, vertekenen
tekenverhaal – beeldverhaal, strip
tekenvoorbeeld  mal, model
tekort  defect,deficit, derving, fout, gaping, gat, gebrek, gemis, krimp, leemte, manco, schaarste
tekort doen – misdelen, verstoten
tekortkoming - euvel, gebrek, gemis, leemte, mankement, manco, ondeugd
tekortschieten – falen, mankeren, mislukken
tekst – beschrijving, bijbelplaats, geschrift, kopij, libretto, redactie, script, versie
tekstboek  libretto
tekst, de betreffende – tekstueel
tekstdeel – alinea
tekstplaatje - button
tekstueel  letterlijk, woordelijk
tekstuitgave  editie, publicatie
tekst verbeteren - corrigeren
tekstverbetering  emendatie
tekstverklaring  exegese, uitleg
tektiet - Australiet, Billitoniet, Moldaviet
tektonisch verschijnsel (geologie) - breuk(vorming),
plooiing, opheffing
tel  even, moment, ogenblik, seconde
telefoneren – bellen, opbellen
telefonisch kopiëren - faxen
telefoon  tel., verspreker
telefooncel - spreekcel
telefoongek - hijger
telefoonjuffrouw - telefoniste
telefoonregister – klapper
telegraaf - morsetoestel
telegraaf restant - tr.
telegraferen  seinen
telegrafisch koersbericht onder beurstijd  tape
telegrafisch overgebrachte afbeelding  telefoto
telegrafist – marconist, seiner
telegram – depêche, draadbericht, kabelbericht
telegramadres  tel. adr.
telegramstijl – code
telecopieerder – telex, telefax
telen – aanplanten, fokken, genereren, kweken, opwekken, planten, verbouwen, voortbrengen
teler  kweker, planter, tuinder, verbouwer
telescoop – sterrenkijker, verrekijker
teleurgesteld  beteuterd, misnoegd, ontgoocheld, ontmoedigd, sip, sof,
teleurstellen – benadelen, beschamen, duperen, tegenvallen
teleurstellend  betreurenswaardig, flop, jammerlijk, onbevredigend, sneu
teleurstelling - afknapper, deceptie, desillusie, misrekening, pech, sof, strop, tegenslag, tegenvaller, strop
televisie – tévé
televisieband – ampex, video
televisiebelasting - kijkgeld
televisiecontrolescherm – monitor
televisiekrant - teletekst
televisieprojectieapparaat – eidophor, streamer
televisiescherm  beeldbuis
televisiestichting  S.T.E.R., N.O.S.
telex – seintoestel
telfout - vertelling
telg – afstammeling, boomloot, kind, loot, nakomeling, nazaat, scheut, spruit, stek, tak
telgang  telpas
telganger - hakkenei, pacer, tel(der)
telg of peuter – kind
telkenmale - telkens
telkens – aanhoudend, almaar, altoos, alweder, dikwijls, gedurig, geregeld, herhaaldelijk, steeds, telkenmale, voortdurend
telkens herhaald - gestaag
telkens weerkerende factor - repetent
tellen – achten, afturven - cijferen, nummeren, rekenen
teller – cijferaar, rekenaar
teller bij biljarten  markeur
tellurisch  aards, terrestisch, werelds
tellurium - telluur
telmachine in een winkel - calculator, kasregister, kassa, kassa
telnoot – okkernoot
teloor – schotel
teloorgang – ondergang
telpas - telgang
telraam – abacus, tuimelaar
telwoord - al, alle, ander, andere, beide, eerste, enige, geen, laatste, menig, middelste, mille, tal, veel, vele, een, twee, enz., sommige, zoveelste
telwoord (ontkennend) – geen, niets
temee - aanstonds, allngs, bijna, dadelijk, direct, meteen, nagenoeg, straks, talmen, temet, weldra, wellicht, zoëven, zopas
temen - aarzelen, dralen, dreinen, lijmerig, lijzig, talmen,temerig, teuten, treuzelen, talmen, zalven, zaniken, zemelen, zeuren
temer – zeur(der), zeurkous, zeurpot
temerig – dralend, langzaam, lijmerig, lijzig, talmachtig, talmend, vervelend, zeurend, zeurig
temerij - zeurderij
temet – aanstonds, allengs, bijna, bijwijlen, eventueel, meteen, misschien, mogelijk, nagenoeg, schier, soms, terstond, weldra, wellicht
temmen  africhten, bedwingen, beteugelen
temmen van dieren - dresseren
temmer – africhter, dompteur, dresseur
tempeest  noodweer, onweer, orkaan, storm, tornadó
tempel  bedehuis, godshuis, heiligdom, kerk(gebouw), moskee, pagode,synagoge
tempel met rondom twee zuilenrijen - dipteros
tempel der muzen  museum
tempel in Azië - pagode
tempel van Pallas Athene op deAkropolis - Parthenon
tempeldeel - cella
tempemdienaar - priester
tempelgraf - mausoleum
tempelheer - tempelier
tempelorde - Johannieterorde, Maltezerorde, tempelieren
tempelridder - tempelier
tempelruimte voor Godsbeeld - cella
tempelslaap - incubatie
temperament  aard, natuur, spirit, vurigheid
temperementvol – vurig, warmbloedig
temperatuur  hitte, kou, koude, verhoging, warmte
temperatuur beneden nul  vorst
temperatuur even boven het vriespunt - dooi
temperatuurmeter – koortsmeter, thermograaf, thermometer
temperatuur opnemen - tempen
temperatuurregelaar  thermostaat
temperatuurschaal  Celsius, Fahrenheit,Réaumur
temperatuur van het lichaam - koorts
temperen - adouceren, afkoelen, afremmen, bedaren, beperken, matigen, minderen, verzachten
tempering - matiging
tempermes – spatel, verfmes
tempert een beweging - rem
tempestatief - bulderend, onstuimig, stormachtig
tempo  maat, snelheid, speed, spoed, vaart
tempometer  metronoom
temporair  tijdelijk, temporeel
temporiseren  rekken
temptatie - kwelling, plaag, ramp,teistering, verzoeking
tèn aanzien van  t. a. v.
ten achtste - octavo
ten algemenen nutte  t.a.n.
ten bate van  t.b.v.
ten bedrage van  ad
ten dele  deels, gedeeltelijk, half
ten dele schrijven - afkorten
ten derde – tertio
ten dienste zijn - dienen
ten doel gesteld – bedoeld
ten doop houden - dopen
ten duizend - promille, permille
ten eerste  eerstens, opdat, primo
ten einde  afgelopenom, opdat
ten einde raad  radeloos
ten gebruike geven  lenen
ten gevolge – door, wegens
ten gunste van  t.g.v.
ten halve breken - knikken
ten honderd  percent, procent, pct.
ten jare  anno, a, o
ten kwade veranderen  verdraaien, vervalsen
ten laatste  (uit)eindelijk, last, onlangs, tenslotte, toen
ten laste van - t.l.v.
ten naaste bij  bijna, omstreeks, omtrent, ongeveer
ten name van  t.n.v.
ten nutte maken  utiliseren
ten nutte maken van – utilisatie
ten offer brengen - opofferen
ten onder brengen  fnuiken
ten onder gaan - kelderen, vallen, vergaan, verloederen
ten ondergang neigen  tanen
ten opzichte van – betreffende, t.o.v.
ten slotte  eindelijk, l. s., tl., lest
ten stelligste nadrukkelijk, uitdrukkelijk, waarlijk
ten tijde  p. t (pro tempore)
ten tonele brengen - opvoeren
ten tweede  secundair, secundo, tweedes
ten uitvoer brengen – voltrekken, volvoeren
ten val komen – struikelen, vallen
ten verkoop zending voor rekening van de afzender – consignatie
ten volle – geheel, totaal
ten volle vooruit – voluit
ten zeerste – hoofst, grotelijks
ten zevende – septimo
tenakel – zethoutje
tenant - schildhouder
tendens  bedoeling, moraal, neiging, pointe, stemming, strekking, tendentie, teneur, trend
tender – aanhangwagenkolenwagen, spoorwagen,
tenen mand  ben, bun, kaar, korf
teneinde - om, opdat
teneur  strekking, tendens
tengel  angel, hand, lat, poot, vinger
tengelen – prikken, steken
tenger – broos, frele, graciel, iel, mager, pieterig, rank, slank, smal, teer, zwak
tenger en smal - rank
tengevolge – door
tenietdoen – delgen, vernietigen
tenietdoening - redhibitie, nullificering, opheffing, vernietiging
tenietdoening van koop  redhibitie
tenietgaan  verdwijnen
Tennessee, hoofdstad van - Nashville
tenminste  althans,minimaal, minstens
tennisarm - epicondylitis, tendoperiostitis
tennisspel - lawntennis
tennisterm  ace, backhand, deuce, dubbelspel, enkelspel, forehand, game, love, net, netbal, racket, serveren, service, set, smash
tenor – zanger
tensie - druk
tenslotte – eindelijk, enfin,
tent – marktkraam, shelter
tent (Bijb.) - tabernakel
tentakel – antenne, vangarm, voeldraad, voelhoorn, voelspriet
tentamen – proef, voorexamen
tentatie  kwelling
tentdoek - tentzeil
tenten  peilen, sonderen
tentenkamp  legerplaats, camping
tenten opslaan – legeren
tentje – stalletje
tentlat - strevel
tentmodel - shelter, huttent, dwarsslaper
tentoonspreiden – tonen, uitstallen, vertonen
tentoonstellen – etaleren, exhiberen, exposeren, showen, tonen, uitstallen, vertonen
tentoonsteller - exposant
tentoonstelling - exhibitie, expositie, show
tentoonstellingsgastvrouw  fairhostess
tentoonstellingsgebouw  Ahoyhallen, Jaarbeurs, RAI
tent op de markt - kraam
tentwagen - camper
tandvormig zomerhuisje - paviljoen
tent van Berbers - nauala
tent van huiden - kibitka, wigwam
tent van Indianen - wigwam
tent van takken - foerte
tenu - dos, gewaad, kleed, kostuum, uniform
ten uitvoer brengen – voltrekken, volvoeren
tenuitvoer legging - executie
tenzij – behalve, indien, uitgezonderd
tepel – speen, zuigdop
tepeldoosje - schaalhoren
tepelhoren - naticum
tepelvormige verhevenheid  papil
ter aangehaalde plaats  c.i., t.a.p.
ter attentie van  t.a.v.
ter beschikking van  t.b.v.
ter gedachtenis  i.m.
ter gelegenheid van  t.g.v.
ter hand nemen – instellen
ter hand stellen – remitteren
ter harte gaan - aantrekken
ter herinnering  i.m., p.m.
ter inzage  ti.
ter inzage tonen – voorleggen
ter kerke gaan - tempelen
ter keuze – facultatief
ter linkerzijde - links
ter nagedachtenis  i.m. (in memoriam)
ter plaatse - i.l. (in loco), tp., plaatselijk
ter snede  gevat
ter waarde van  t.w.v.
ter wereld brengen – baren
ter wereld gebracht - geboren
ter wereld gekomen  geboren
ter zake  adrem, snedig, zakelijk
ter zee  t.z.
ter zelfder plaatse  ib, ibid, eodem
ter zijde  daargelaten, langs, langszij
ter zijde dekken  flankeren
ter zijde leggen - seponeren
ter zijde schuiven  verdringen
teraardebestelling  begrafenis
terdege  danig, dergelijk, flink, geducht, grondig, intens, krachtig
terecht – goed, juist, behoorlijk, redelijk, (terug)gevonden
terechtkomen  (aan)belanden
terechtstellen  executeren
terechtstelling  executie
terechtstelling door middel van electriche stroom - electrocutie
terechtwijzen – berispen, vermanen
terechtwijzing  berisping, correctie, lering, rapplement, reprimande, standje, uitbrander, vermaning
terechtwijzing van een vrouw aan haar man in bed  bedsermoen
teren - carbolineren, digereren, wegkwijnen
tergen – hinderen, kwellen, kwetsen, pesten, pijnigen, prikkelen, plagen, sarren, tarten, uitdagen
tergend  kwellend, plagend, sarrend, uitdagend
terig - teerachtig
tering  kosten, uitgaven
tering  tb.(c.), tuberculose
teringachtig  hectisch, tuberculeus
terleengeving – uitlening
terloops  inderhaast, metterlaatst, oppervlakkig, vluchtig
term  bewoording, formule, uitdrukking, woord
term bij balspel  game, kaats, net, offside, out, set
term bij biljartspel  blokkeren, bloque, bricoleren, carambole, caramboleren, demarqueren, effectbal, halfbal, keuen, masseren, nastoot, omspelen, pomeransen, seriestoot, zwijnen
term bij boksen  k.o., ring
term bij bridgen  down, manche, robber, slem, troef
term bij cricket  bat, bowler, doelbal, drive, pitch, run, score, wicket
term bij kaarten  aas, down, nel, pandoer, robber, slem, troef
term bij kegelen  boer, kout, kuil, poedel, treffer
term bij paardensport  amazone, bookmaker, course, defilé, galop, hoefijzer, jockey, paddock, pikeur, pirouette, ruiter, sulky, teugel, sulky, trotter
term bij roeien  boeg, slag, taflengte
term bij schaken - mat, pat, remise
term bij tennissen  ace, cross, drive, game, lob, match, net, set, service, single, smash, volly
term bij voetbal  corner, doelschop, goal, hoekschop, in, offside, out, pass, penalty, score
term bij wielrennen  belle, combine, etappe, koppel, manche, piste, ronde, sprint, stayer, velo
term in mechanica  dyne, dn.
term uit Indische godsdienst  karma
term uit logica - conjunctie, disjunctie, identiteit, implicatie, kwantor, negatie, premisse, syllogisme, universeel
term uit muziek  kwart, kwint, majeur, mineur, octaaf, secunde, terts
term uit kaartspel  aas, down, honneurs, majeur, manche, mineur, octaaf, pandoer, roem, sans, slem, terts zie ook muziektermen
term uit de paardendressuur - aanleuning
termiet  larong, mier
termieten - isoptera
termietengroep - kaste
termijn – dag, deadline, duur, kwartaal, periode, tijdruimte, week
termijnbetaling - aflossing
termijn van betaling - paai
terminologie  vaktaal
ternate, eiland bij - Makian
ternauwernood  amper, bijna, krap, nauw(elijks), net
ternauwernood gebruikt - nieuw
terne  drietal
terneer  neder, neer, omlaag
terneergeslagen  down, mismoedig, moedeloos, sip,
Ternstroemiaceeën - Theaceeën
terp  aard(heuvel), hoogte, nol, stelle, verhevenheid, vluchtheuvel, waard, wierde
terpentijnboom – terebint
terpentine - peut
terra  aarde, aardheuvel, bruinrood, buitenzitje, grond, land, terracotta
terras – platvorm, tafelland, verhoging,
terrasmateriaal  grind, rolstenen
tarras op dak - dakterras
terrein  gebied, domein, dries, erf, gebied, heem, revier, territorium, veld, zone
terreinafscheiding – heg, heining, hek, schutting
terrein met kermisvermakelijkheden – lunapark
terreinrit – veldrit, militairy, motorcros
terreinspel - honkbal, korfbal, voetbal
terreinwagen – jeep, landrover
terrestrisch  aards, tellurisch
terreur - dragonnade, dwang, schrikbewind, wreedheid
terreurdaad – gijzeling, sabotage
terreur door inkwartiering van dragonders bij de protestanten onder Lodewijk XIV  dragonnade
terreur tot bekering - dragonnade
terreur uitoefenen  terroriseren
terribel  verschrikkelijk, vreselijk
terrigeenslik - blauwslik
terrine  soepkom
territoriale wateren - kustzee
territorium  domein, erf, gebied, rayon, staatsgebied, terrein, zone
terrorisme – schrikbewind, terreur
terrorist - kaper
Terschelling, dorp op - Hoorn, Midsland, Lies
tersluiks – achterbaks, bedekt, clandestien, heimelijk, links, steels, stilletjes, verborgen, verholen, verstolen, voort
tersluiks bespieden – begluren
tersluiks of geniepig - stiekem
ter snede - gevat
terstond  aanstonds, dadelijk, dan,direkt, dra, illico, ineens, meteen, onmiddellijk, onverwijld, straks, temee, temet, voetstoots, voorts, zometeen
tertiaire periode (geologie)  Eoceen, Mioceen, neogeen, oligoceen, paleoceen, plioceen
terts – interval, majeur
terug  achteruit, opnieuw, retour, retro, rugwaarts, weerom
terugbetalen – restitueren, vergoeden
terugbetaling - rembours, restitutiestorno
terugblik – beschouwing, overzicht, revue
terugblikken – omkijken, terugzien
terugblikkend  retrospectief
terugboeking - retenue, storno
terugbrengen – reduceren, verminderen
terugbrengen tot vroeger waardigheid  eerherstel, rehabiliteit
terug buiging  achteroverbuiging, omkering, ombuiging, reclinatie
terugdeinzen – afschrikken, wijken
terugdenken – herinneren
terugdraaien – herroepen
terugdrijven – verjagen
terugeisen – reclameren
teruggaaf - restitutie
teruggaan  omkeren, wijken
teruggaand - regressief
teruggang - recessie, regres(sie), terugtocht, verloop, vermindering, verval
teruggang in ontwikkeling - atavisme
teruggave van teveel betaalde - drawback, restitutie, retributie
teruggekaatst geluid  echo, nagalm, weerklank
teruggetrokken - eenzaam
teruggetrokkenheid – autisme
teruggeven – restitueren, weergeven
teruggevonden – terecht
terughoeden – beletten, tegenhouden, verhinderen, weerhouden
terughoudend – geresigneerd, stijfjes
terughouding - reserve
terugroeping  rappel, herroeping
terughoudend  geresigneerd, rete, nuto,
terughouding - cohibatie, retente, retenuto, storno
terugkaatsen  pareren, reflecteren, spiegelen, weerkaatsen
terugkaatsing  echo, reflex, reflectie
terugkaatsing van geluiden – echo, weerklank
terugkeer – comeback, retour, regressie, renttree, ristorno, teruggang
terugkeer van een artiest  comeback
terugkeren – retourneren
terugkerend  recurrent
terugkerende begeerte  neiging
terugkerende periode - periodiek
terugkomen – weerkeren
terugkomst - comeback
terugloop  achteruitgang, vermindering
terugloop van kanon – recul
teruglopen - krimpen
teruglopend – recurrent
teruglopende wind - krimper
terugmars  contramars
terugnemen – hernemen, herroepen, intrekken
terugplaatsen – degraderen
terugreis – retoer
terugroepen – herroepen, intrekken
terugroeping – rappel
terugschrijven – antwoorden, reageren
terugslaan - ketsen
terugslag  reactie, repercussie, return, weerslag
terugspringen – ricocheren, stuiten
terugspringende kant van muur - neg, negge
terugstellen - degraderen, verlagen
terugstoot van een kanon  recul
terugstotend  afschrikkend, bars, rebutant, stuitend
terugstraling  lichtweerkaatsing, reflectie, reverberatie,
weerschijn
terugsturen - retourneren
terugtocht – aftocht, retirade, vlucht
terugtreden – aftreden, terugtrekken, wijken
terugtrekken - terugtreden
terugtrekking  retractie
terugval - recidief, regressie, relaps
terugverlangend naar de vertrouwde omgeving – heimwee
terugvoeren - reduceren
terugvoering – reductie
terugvorderen – opeisen, reclameren
terugvordering  opeising, reclame, vindicatie
terugwerkend  regressief, retroactief
terugwerkende kracht  retroactiviteit
terugwerking - reactie, reflex
terugwijken  terugtreden
terugwijking  recessie, teruggang
terugwijzen – weigeren
terugzeggen - antwoorden
terugzenden – remitteren, renvoyeren, retourneren
terugzending  retour
terugzien – omkijken, terugblikken, weerzien
terugziend  retrospectief
terwijl – aangezien, dewijl, doordat, intussen, ofschoon, ondertussen, wijl
terzake – adrem, relevant, snedig
terzake dienende  relevant
terzelfder plaatse  ibidem
terzijde – apart, daargelaten, langs(zij), lateraal, naast, zijdelings
terzijde gaan – wijken
terzijde leggen - seponeren
terzijde schuiven – verdringen
tes - klef
teschademaking - blamage
test  beproeving, examen, oefening, onderzoek, proef(neming, toets, toetsing, vuurbakje, vuurpot
testament  test, wilsbeschikking
testamentaire beschikking - fidei-commis
testateur  erflater .
test-case - toetssteen
testen  beproeven, keuren, onderzoeken, toetsen, (uit)proberen
testen of vergelijken – toetsen
testen van eten – proeven
testing - proef
testimonium  attest, diploma, getuigschrift, getuigenis, referentie
testpiloot - proefvlieger
tetanus – klem, stijfkramp, spierkramp
tetra - vlekkenwater
tetrachlooraethaan - acetosol
tetraëder  viervlak
tetraëdriet - vaalerts
tetragonaal  vierhoekig
tetragram van God  Jahwe, Jehovah, Jhwh
tetrahydroxybutaan - erytritol
tetraline - naftaline
tetrarch  onderkoning, Herodes, viervorst
tets  deegachtig, klef
tetter – mond, tater
tetteren - tateren
teug  dronk, nip, retro, slok
teugel  bit, breidel, koord, leiband, leidsel, lijn, paardentoom, riem, streng, tam, toom
teugelloos  bandeloos, onbesuisd, onbeteugeld, ongebreideld, ongetemd, ongetoomd, tomeloos
teugelriem - leidsel, leireep
teugels – toom
teugels aandoen - tomen
teugje – nip(je), slok(je)zoopje
teunisbloem – oenothera
teut – aangeschoten, afgemat, bezopen, dronken, suf, uitgeput, zat
teutelen – kletsen, talmen, treuzelen, zeuren
teuten  aarzelen, kletsen, prutsen, talmen, treuzelen, zeuren
teuterig – langzaam, peuterig, pretserig
teutkous - zeur
Teutoon  Germaan, Bataaf
teveel – onmatig, overbodig, overdreven, over(maat), overschot, surplus
teveel (muz.) – troppo
teveel eten – overeten
teveel gekookt – overgaar
teveel geluid - lawaai
teveel op mannen gesteld  manziek
tevens – alsmede, benevens, bovendien, daarbij, en, evenals, eveneens, evenzeer, gelijkertijd, gelijktijdig, ook, samen, tegelijk, zowel
tevens of ook - mede
tevergeefs  ijdel, nutteloos, vruchteloos
tevoren  eerder, vroeger, voorheen, vooraf
tevoren aankondigend  voorspellend
tevreden – bevredigd, blij, content, gelukkig, ingenomen, vergenoegd, verzadigd, voldaan
tevreden (Ind.) - senang
tevreden met zichzelf  zelfgenoegzaam, zelfingenomen
tevreden gesteld – bevredigd, verzadigd, voldaan
tevredenheid  contentheid, genoegen, voldoening
tevredenstellen - bevredigen, contenteren, paaien, voldoen
teweegbrengen – aanrichten, baren, berokkenen, stichten, veroorzaken
tewerk gaan  handelen, procederen
Texel  Tessel
Texels natuurreservaat  Slufter
Texelse plaats  (den) Burg, (de)Koog, Oosterend, Oudeschild, Waal
textiel  goed, katoen, kleding, lingerie, linnengoed, stof, weefsel,
textiel, afwerken van - appreteren, betelen, carboniseren, decatiseren, friseren, impregneren, kalanderen, lustreren, merceriseren, noppen, ratineren, ruwen, volen, zengen
textielafwrking - appretuur, finish
textielarbeider  spinner, volder, wever
textielfabriek – weverij
textielgrondstof - garen
textielkist - cassone
textielstof  bazijn, boezel, dralon, katoen, linnen, pilo
textielterrein  strand
textielverven, toestel voor - foulard, haspelkuip, jigger
textielwerkplaats  weverij
textielzaak - manifacturenwinkel
textiline – papiergaren
tezaam – allebei, allemaal, bijeen, tegader, vereend
tezamen - samen
tezen  pluizen, trutten
Thailand  Siam
Thailand, hoofdstad van - Bangkok
Thailand, rivier in - Menam
Thailandse munt  bath, satang
thallusplant  bacterie, champion, duivelskaas, gistzwam, kamperfoelie, korstmos, morille, rendiermos, paddebrood, paddestoel, schimmel, truffel, wier, zwam
thans  heden, momenteel, nou, nu, tegenwoordig, vandaag
Thasos, dorp op - Limenaria
Theacee - kamille
theater – bioscoop, komedie, schouwburg, toneel
theateragent  impresario
theaterdirecteur  manager
theateronderneming – bioscoopbedijf
theaterproductie – revue
theaterrang – loge, stalles
theaterster – vedette
theaterstuk - toneel
theatraal - overdreven, pathetisch
theatrale woordenreeks  tirade
Theatijen - cajetanen
Thebaanse burcht - Cadmea
Thebaanse koning - Oedipus
thee  kamille
thee, groene - haysan, hyson
thee, zwarte - pecco, pekoe, souchong
theeblad – dienblad, plateau, serveerblad
theedoek – (af)droogdoek
theelood - calaïn
theemuts  cosy, teacosy, theebeurs
theesalon – tearoom
theesoort – mate
theestoof - komfoor
theetante - kletskous
theetoestel  samowar
theezakje  theebuiltje
thema  motief, oefening, onderwerp,
theoloog die zich bezighoudt met de studie van de bijbel  biblist
theorama  postulaat, stelling, these,
theorema - (grond)stelling
theorie – bewering, (hypo)these, leer, opvatting, stelling, stelsel, systeem
theorie der dichtkunst  poëtiek
theorie der exegese – hermeneutiek
therapie – geneeswijze
thermiek - stijgwind
thermische stralingsontvanger - bolometer
thermochenisch harden – boreren
thermometer – koortsmeter, warmtemeter
thesaurier  penningmeester, thes., quaestor
these  dissertatie, postulaat, proefschrift, stelling, theorema
Thialf, heer van - Thor
Tholen, dorp op - Poortvliet, Schakerloo, Stavenisse, Tholen
Thoralezing op sabbat - parasja
Thoriet, oranje - orangiet
thorium  th.
Thors ha - mjölnir
Thracisch volk - Bessie
thriller – griezelfilm, misdaadfilm
thuis – binnen, home, honkmer
thuisbezorgen – bestellen
thuisbrengen - plaatsen
thulium  tm.
thymelaeacee - daphne, peperboompje
thijmklier - thymus, zwezerik
tiara – drie(kroon)
Tiber - Albula
Tibetaans geestelijk leider  dalai
Tibetaans priester  lama
Tibetaans bergvolk – Bhotia
Tibetaans leeuwhondje – apso
Tibetaans priester – lama
Tibetaans schaap - bharal
Tibetaanse berggids  sherpa
Tibetaanse hoofdstad  Lhasa
Tibia - aulos
tic – aanwensel, zenuwtrek
tichel – tegel, dakpan, vloersteen
tichelaar - steenbakker
tichelbakkerij - steenfabriek
tichelsteen – kareel
ticket – kaartje, plaatsbewijs, plaatskaart, reisbiljet
tiek – kever, teek
tien  deca, decem
tienarm - inktvis
tienarmige inktvis - kalmaar
tien bij tien meter – are
tien cent – dubbeltje
tiend – teen, twijg
tien dagen  decade
tiendelig - decimaal
tien geboden  decaloog
tien gram – decagram
tienguldenbiljet - joetje
tien jaren – decennium
tien meter - decameter
tiende deel - deci
tiende kilo – ons
tiendelig - decimaal
tiende liter  deciliter, dl.
tiende muze  film
tiendelig – decimaal
tiende toon - decime
tiendollarstuk  eagle
tiendplichtige  decumanus
tienduizend vierkante meter  hectare
tienduizendtal – myriade
tiener – bakvis, jongeling, teenager
tienhoek - decagoon, decathlon
tienkamp – decation, meerkamp
tienmaal - deca
tienman  decaan, decanus, deken
tienmanschap  decemviraat
tienpootkreeften - decapoda
tienpotig schaaldier  zeekrab
tienstuivergast - spion, verklikker
tientje - joetje
tienvoud  deca
tier  bloei, gil, groei, levenskracht, lust, schreeuw, wasdom
tieren – aarden, baljaren, bulderen, donderjagen, floreren, fulmineren, gedijen, groeien, heibelen, joelen, ketteren, opspelen, raaskallen razen, schelden, schreeuwen, tekeergaan, tobben, uitkafferen, uitvaren, vloeken, wassen, welig, woeden,
tierend  dol, fulmineren, razend, schreeuwend
tierig – behaaglijk, bloeiend, dartel, fleurig, gezond, levendig, levenslustig - opgewekt, vruchtbaar, welig
tierigheid  levendigheid
tierlantijntje  smoesje, versiersel
tij  eb, getijde, stroming, vloed, waterstand
tijd  duur, moment, periode, poos, seizoen
tijd die komen moet – toekomst
tijd opnemen - klokken
tijd van voorspoed  hoogconjunctuur
tijd voor de vasten  voorvasten
tijd voor Kerstmis  advent
tijd voor Pasen  vasten, passietijd
tijdaanwijzer – horloge, klok, uurwerk
tijdelijk – aards, a.i., even, impermanent, interim, interimair, kortstondig, emporair, vergankelijk, voorbijgaand, voorlopig, waarnemend, wnd., zolang
tijdelijk afstaan  (uit)lenen
tijdelijk bekleden  invallen, vervangen, waarnemen
tijdelijk beslag op schepen in oorlogstijd  embargo
tijdelijk bestuur  interimaat, interim
tijdelijk bewindvoerder  ruwaard
tijdelijk certificaat - script
tijdelijk gebruik  (bruik)leen; mode, rage
tijdelijk gebruiken – bruik(lenen)
tijdelijk onderkomen  barak, hotel, keet, logement, motel, tent
tijdelijk ophouden  pauzeren, relaxen, rusten, uitblazen
tijdelijk plaatsen van een auto - parkeren
tijdelijk uiteengaan  reces
tijdelijk uitstel van betaling  surseance
tijdelijk verblijf  doorgangshuis
tijdelijk verblijf van vis  kaar
tijdelijk watervoerend  intermitterend
tijdelijke ankerplaats  rede, ree
tijdelijke opslagplaats – dump
tijdelijke regenval - bui
tijdelijke verblijfplaats  barak, caravan, hotel, keet, logement, motel, tent
tijdelijke verdaging – reces
tijdelijke vervanger - waarnemenr
tijdelijke voorziening - provisie
tijdelijke waanzin - maanziekte
tijdelijkheid  temporaliteit
tijdens  gedurende; staande
tijdfout - anachronisme, parachronisme
tijdgeest – tijdstroom, stroming
tijdglas – uurglas, zandloper
tijdgodinnen  Horen
tijdig  bijtijds, intijds, vroeg,
tijding  bericht, boodschap, gerucht, kennisgeving, maar, mare, nieuws, verhaal, verwittiging
tijdje – poos(je)
tijdkorting – tijdverdrijf
tijdkring - periode
tijdlelie  moeraslis
tijdloos  achronisch, eeuwig
tijdmaat  dag, decade, eeuw, etmaal, jaar, kwartaal, kwartier, maand, millennium, minuut, seconde, seizoen, semester,snelheid, tempo, trimester, uur, week
tijdmaat (muz.)  tempo
tijdmaat van beweging  snelheid, tempo, vaart
tijdmeter  chronometer, horloge, klok, koekoek, metronoom, nachtglas, pendule, stopwatch, uurglas, uurwerk, wekker, zandloper, zonnewijzer
tijdorde - chronologie
tijdperk  aera, dag, decade, decennium, eeuw, epoche, era, jaar, millennium, periode, stadium, tijdvak
tijdperk (biologie)  Kenozoïcum, Mezoïcum, Neolithicum, Paleozoïcum
tijdperk (geologie)  Cambrium, Carboon, Devoon, Eoceen, Holoceen, Jura, Krijt, Mioceen, Oligoceen, Perm, Piloceen, Pleistoceen, Siluur, Trias
tijdperk van duizend jaar  millennium
tijdperk van honderd jaar  eeuw
tijdperk van tien dagen  decade
tijdperk van tien jaar  decennium
tijdperk van vijf jaar – lustrum
tijdperk van zeven dagen – week
tijdrekening  era, jaartelling, kalender
tijdrovend – lang(durig)
tijdruimte  bestek, dag, eeuw, etmaal, getij(de), jaar, kwartaal, maand, periode, poos, seconde, seizoen, semester, termijn, trimester, uur
tijdsaanduiding  datum, gisteren, jaar, laat, morgen, nu, poos, tijdig, uur, vandaag, vroeg
tijdsbepaling  altoos, altijd, dan, duur, eenmaal, eens, eerder, ereis, geleden, gister(en), heden, her, immer, laat, later, morgen, nimmer, nooit, nu, ooit, overmorgen, straks, tegenwoordig, thans, toen, vandaag, voorbij, vroeg
tijdsbestek - zie tijdsbepaling
tijdschrift – maand(blad), magazine, periodiek, Ts., weekblad
tijdschriften - lectuur
tijdschrijver - chronegraaf
tijdsdeel  avond, chiliade, dag, decennium, eeuw, era, etmaal, jaar, kwartaal, kwartier, lustrum, maand, millennium, minuut, olympiade, seconde, seizoen, semester, trimester, uur, week
tijdsduur – periode, termijn
tijdsduur bij buitenlandse universiteiten  bimester, semester, trimester,
tijdsgewricht  area, stonde
tijdsplanning - schema
tijdspiegel – tijdsbeeld
tijdstip – moment, ogenblik, stonde
tijdsruimte  kwartaal, jaar, seizoen, semester, trimester
tijdstip  moment, ogenblik
tijdstip waarop beslissende wijziging plaatsvindt  keerpunt
tijdstroom - tijdgeest
tijdvak - aera, alluvium, diluvium, dryastijd, eeuw, eoceen, epoche, era, holoceen, kaenozoïcum, mestlithicum, mioceen, oligoceen, paleoceen, periode, piloceen, pleistoceen, tijdperk
tijdvak van de eerste zoogdieren - trias
tijdvak van duizend jaar  milliade
tijdvak van tien dagen in de Franse revolutie  decade
tijdvak van vier jaar -olympiade
tijdverdrijf  amusement, ontspanning, spel, sport, tijdpassering
tijdverlies – oponthoud, verlet
tijdverluieren - dagdieven
tijdvers - chronogram, incarnatie
tijd voor Kerstmis - advent
tijdwijzer  almanak, horloge, kalender, klok, uurwijzer,
zonnewijzer
tijger  luipaard, matjan, panter,
tijgeren – spikkelen
tijgrhaai - hondshaai
tijgerkat  serval
tijgerpaard  dauw
tijk – (bed)overtrek, omkleedsel
tik – aanraking, klap, klop, lel, mep, pats, pets, slag, stoot
tikar – ligmat
tikjuffrouw – typiste
tikkelje – beetje, iets(je), kleinigheid, vleugje, ziertje
tikken  kloppen, raken, slaan, treffen, trommelen, typen
tikken op machine – typen
tikker - boorkever
tikkertje – kinderspel, slaapmatje, vangertje
tik of duw – stoot
tikster – typiste
tiktak – dobbelspel, horloge
til – bruggetje, duivenhok, knip, opheffing, valdeurtje
tilbare have - huisraad, inboedel
tiliacee - linde, tilia
tillen  dragen, (op)beuren, (op)heffen, (op)lichten, sjouwen, torsen
tiller - oplichter
tilwerktuig – halter
timber - helmtop
timbre  klankkleur, klanktint, nuance, (toon)kleur, zweem
timen – berekenen, klokken
timide  bedeesd, bedremmeld, beschroomd, bevreesd, bleu, eenkennig, gegeneerd, schuchter, sip, verlegen
timmeren – hameren, ranselen
timmergereedschap,  beitel, boor, bout, cirkelzaag, doorslag, draadnagel, drevel, duimstok, guts, haakbord, hamer, kapbeitel, kapzaag, moer, nijptang, reischaaf, schaaf, schietlood, schroef, schroevendraaier, schrobzaag, spijker, voorloper, vijl, waterpas, winkwlhaak, zaag
timmerman - houtbewerker
timmermateriaal  board, hecht(hout), multiplex, schroef, spijker, triplex
Timor, stad op Portugees - Dili
timp – broodje, kapje, punt, spits, tip
tingel – lat, tengel
tingelen – bellen
tingeltangel - cabaret
timpaan  fronton, gevelveld
timpaan bij de Grieken  tamboerijn
tin  sn, stannum
tingeltangel  cabaret
tin, bedekt op ijzer - blik
tinamoe - crypturus
tin en koper, legering van - brons
tingel - lat
tinglazuur - email
tinkal - borax
tinne – borstwering, kasteel, top, trans
tinnef – gespuis, rommel, tuig
tinnen stadskan - cimaise, cymaise
tinnegieter – beunhaas
tinnetje - blikje
tinoplossing in zoutzuur - tinzout
tinrijk eiland - Billiton
tinsoldeersel - tinlood
tint – blos, (gelaats)kleur, koloriet, nuance, schakering
tintel – glans, glinstering, prikkeling, tondel
tinteldoos - tondeldoos
tintelen - flikkeren, glanzen, glinsteren, kliken, prikkelen
tintelend  fonkelend, parelend, petillant, prikkelend
tinteling  fonkeling, flikkering, geprik, glinstering, kitteling, prikkeling, schittering
tintelton - tondeldoos
tinteltonnetje - telefoontje, telegrambotje
tinten – kleuren, nuanceren
tintwijn - tinto
tip – aanbeveling, aanwijzing, advies, douceur, drinkgeld, eindje, fooi, hint, informatie, inlichting,mededeling, puntje, raad, seintje, wenk
tipgeld – fooi
tipje - seintje
tippel - punt, spikkel, vlekje
tippelaar - wandelaar
tippelen – banen, gaan, lopen, wandelen
tippen – afpunten, inlichten, waarschuwen
tips - korzelig
tipsy – aangeschoten, bezopen
tiptop  prima, uitstekend
tirade - woordenreeks
tirailleursput – schuttesput
tiran - alleenheerser, despoot, dictator, dwingeland, gebieder, heerser, Nero, onderdrukkeroverheerser, wreedaard
tiran van Syracuse - Dionysius
tirannie – dictatuur, dwingelandij, geweld, willekeur
tiraniek – wreedaardig
tiras – sleepnet, vogelnet
tiras, met de - vangen - tirasseren
Tirol, hoofdstad van - Innsbtuckt
tis - streng, vlecht
tissen - wroeten, wurmen
tissu - weefsel
titaanoxyde, natuurlijk - rutiel, rutilium
titaanijzer - ilmeniet
titan  reus
Titan - Atlas, Helios, Hyperion, Lapetos, Kronos, Leto, Mnemosyne, Okeanos, Phoibe, Rhea, Selene, Tethys, Themis
Titan die de aarde torst  Atlas
Titan die het vuur stal - Prometheus
titaniet - steen
titanium  ti., titaan
titanisch  geweldig, reusachtig
titel – naam, opschrift
titel  dr, ds, ir, c.i., s.j., w.i., mr, mgr, jhr, jkvr, H.K.H., Z.K.H., Z.H., aga, baron, barones, benaming, daimio, doge, docter(andes), don, em, emir, erenaam, graaf, gravin, hertog, hertogin, imam, kalief, keizer(in), koning(in), kwalificatie, maharadjemandarijn, markies, mas, mikado, nabob, negus, opschrift, prins, prinses, raden, radja, ratoe, ridder, sir, sire, tenno, tsaar
titel in China  mandarijn
titel in Engeland  baron, earl, duke, knight, lord, sir, viscount
titel in Frankrijk  comte, duc., SA., S.E., vicomte
titel in het oude Peru  inca
titel in India  aga, mas, raden, raja, maharadja
titel in Indonesië  adipati, maharadja, mas, raden, radja , soesoehoenan
titel in Japan  daimio, mikado, tenno
titel in Peru  imca, inka
titel in Perzië  satraap, sjah
titel in Servië  ban
titel in Spanje  Caudillo, don
titel in Turkije  bey, emi(e)r, effendi
titel van aartsbisschop  Monseigneur, Mgr., primaat
titel van Algerijns heerser  Dei
titel van bisschop  monseigneur, Mgr.
titel van de Franse kroonprinsen - dauphin
titel van de Japanse keizer – mikado
tetel van dde paus - primaat
titel van geestelijke  ds, em., rd, Z.H.
titel van geestelijke (Fr.)  abbé
titel van gestudeerde Hindoe - pandit
titel van graaf (Eng.)  earl
titel van hoge geestelijke  hoogeerwaarde
titel van kalief  imam
titel van kardinalen  eminentie
titel van keizer van Ethiopië  Negus
titel van keizerin van Ethiopië - etege
titel van koningsdochter  prinses
titel van koningszoon  prins
titel van oudEgyptische koningen - farao
titel van oud-Perzische landvoogd - Satraap
titel van Servische landvoogd  ban
titel van staatshoofd op Malaka - agoeng
titel van sultan van Turkije  padisjah
titel van Tartaanse vorst  kan
titel van Turks landvoogd  emir
titel van vroegere vorsten van Algiers - dey
titel van vorst  keizer, koning
titel van vorstin  tsarina, koningin, keizerin
titel van vrouwelijke vorstelijke personen op Java  ratoe
titel van vrouw van de Russische keizer  tsarina
titel van wereldgeestelijke  abbé, kapelaan, pastoor
titel voor wijze of geleerde in Voor-Indië  mahatma
titelblad – voorpagina
titelhouder – kampioen
titel of benaming - naam
titelprent - frontispice
titelvoerend - titulair
titelwoord - lemma
titratie - titrage
tittel – jota, punt, stip
tituleren - betitelen
titulus  tit, titel
tjakker - kramsvogel
tjanken – jammeren, huilen, schreeuwen
tjerk - tureluur
tjet – verf
tjiepen – piepen, tjilpen
tjokvol – eivol, mudvol, overvol,
toast – feestdronk, heildronk
toasten – klinken, proosten
toast maken – roosteren
tob – kuip, stande
Tobago, hoofdstad van - Scarborough
Tobameer, eiland in het - Samosir
tobbe  bak, balie, kuip, mand, stande, tel, teil, tob, waskuip
tobben – etteren, klagen, kniezen, kreunen, mullen, piekeren, ploeteren, sloven, sukkelen, woelen, zwoegen
tobber  piekeraar, sloof, stakker(d), stumper, sukkel(aar), zielepoot
tobberd – piekeraar, sukkelaar, sukkel, sul
tobberig - zwaartillend
tobberij - gepieker, geploeter
Tobias  Tob.
tobiasvis - smelt, zandaal
tobogan  rutsbaan
toch  alevel, althans, dan, desondanks, echter, evenwel, immers, inderdaad, niettemin, nochthans, ook, warempel, weliswaar, werkelijk
toch iets  weinig
tocht – autorit, excursie, gang, mars, reis, rit, toer, trek(king), trip, uitstapje, vaart, wandeling, zeeg, zuiging, zuigwind
tochten – trekken
tochten maken – reizen, toeren
tochtgenoot – gezel, reisgenoot
tochtgenoot van Paulus  Silas
tochtig – bokkig, bollig, bronstig, hengstig, loops, opvliegend, ruizig, trekkerig, wellustig
tochtje  excursie, reisje, ritje, uitstapje
tochtlat - bakkebaard
tochtlucht - trekind
tochtscherm – paravent
tochtsloot – afvoersloot, treksloot, wetering
tochtsluis – portaal
tocht te paard – rit
toch te voet - mars
tod  flard, lap, lomp, lor, prul, vod
todde – vod
todderig - slordig
toddy  grog
todje – lapje
tod of lor - lomp
toe  afgeslotendicht, extra, geloken, gesloten, ongeopend
Toeamotoe-eilanden, een der - Anaa, Hikueru, Rangiroa, Takaroa
toean - mijnheer
toebaat - bijslag
toebedeelde hoeveelheid  aandeel, deel, portie, rantsoen, taks
toebedelen  bescheren, verlenen
toebehoren - toekomen
toebereide vis  filet, rolmops
toebereiden  aanmaken, klaarmaken, maken, prepareren, samenstellen, vormen
toebereide opium  tjandoe
toebereide ribstuk  kotelet
toebereidsel – aanstalte
toebereid vleesnat – saus
toebinden - afbinden
Toeboeai-eiland - Austraal-eiland
toebrengen - veroorzaken
toedekken – instoppen, onderdekken
toedelen  toekennen
toedeling - schenking, toewijzing
toedenken - wensen
toedienen – aanbieden, geven, schenken, voorzetten
toedoen – dichtdoen, sluiten, vastmaken
toedracht - verloop
toedrukken – pakken, pikken, sluiten, stelen
toeëigenen - dediceren
toeëigening - occupatie
toef – boeket, bos(je), bundel, dot, kuif, pluim, pluk, ruiker, tuil
toefelen – koesteren, verzorgen
toefje  aigrette
toegang  acces, entrée, deur, doortocht, ingang, inrit, intrede, luik, opening, oprijlaan, poort, portiek
toegang afsluiten  versperren
toegang naar gerage – inrit
toegang tot de Oostzee  Sont
toegang tot omheinde ruimte  hek, tuinhek
toegang voor auto's  inrit, oprijlaan
toegangsbewijs  biljet, entrebiljet, entreekaart, kaart(je), paspoort, permit, ticket
toegangspoort - hek
toegangsprijs – entree
toegangsweg – avenue, gang, inrit, laan, oprijlaan, oprit, straat
toegang verschaffen - inbreken
toegankelijk – aansprakelijk, accessibel, begaanbaar, genaakbaar, open(staand)
toegebalde hand – knuist, vuist
toegedaan  (toe)genegen, trouw, welwillend
toegediende drugs - shot
toegeeflijk  inschikkelijk, lankmoedig, meegaand, tolerant
toegeeflijkheid  consideratie, mildheid
toegehaalde strik  knoop, lus, strop
toegekeerd – toegewend
toegekend deel - part, portie
toegelaten - geoorloofd
toegenegen  aanhankelijk, gezind, toegedaan, trouw
toegenegenheid  affectie, gunst, lieve, min
toegepaste bewegingskunst  dans, mime, pantomime, rei, ritmiek
toegestaan  akkoord, fiat, o.k., geoorloofd, gewettigd, goedgekeurd, mogen, oké, toelaatbaar, veroorloofd
toegestemd - akkoord
toegeven – bekennen, erkennen, toestemmen
toegeven van schuld  bekennen, belijden
toegeven van de waarheid - erkenning
toegevend  clement, concessief, coulant, geduldig, gewillig, indulgent, lankmoedig, meegaand, inschikkelijk, soepel
toegevend mens  goedzak, lobbes, sul
toegevendheid  consideratie, indulgentie
toegeving - concessie
toegevoegd – accessoir, additioneel, adjunct
toegevoegd officier – ordonnans
toegewend - toegekeerd
toegevoegd persoon - assistent
toegevoegde waarde, belasting over de - b.t.w., m.w.s., t,a,v.
toegewend (herald.) - aanziend
toegewijd – actief, attent, diligent, ernstig, ijverig, loyaal, trouw, vlijtig, zorgzaam
toegift  bonus, encore, extraatje, gratificatie, provisie, winstaandeel
toegooien – toewerpen
toehalen – aangespen
toehoorder – aanhoorder, auditeur, auditor, luisteraar
toehoren – aanhoren, auditeren, luisteren
toejuiching  acclamatie, applaus, bijval, klappen, ovatie
toejuiching – applaus, bijval, ovatie
toekaart  postblad
toekan - aracari, pepervreter, toecana
toekennen - oordelen, verlenen
toekenning – addictie
toekomen - verdienen
toekomend - aanstaand, eerstkomend, eerstvolgend
toekomende tijd - futurum
toekomst - perspectief, verschiet
toekomstbeeld - ideaal
toekomst voorspellen  profeteren, orakelen, voorzeggen, waarzeggen
toekomstig – aankomend, aanstaande, eerstkomend, in spe, later, volgend
toekomstkunde - futurologie
toekomstige troonopvolger  erfprins
toekomstkundige  futuroloog
toekomstvoorspeller – futuroloog, orakel, profeet, waarzegger
toekomstvoorspelling - wichelarij
toekomstvoorspellingen  waarzeggingen
toekruid  dragon, kervel
toelaatbaar  acceptabel, admissibel, geoorloofd, gepermitteerd, toegestaan
toelage – beurs, bonus, gratificatie, premie, stipendum, subsidie, wedde
toelage aan niet regerende leden van het vorstenhuis  apanage
toelage aan student  beurs, stipendium
toelage van rijkswege  subsidie
toelaten – aannemen, admitteren, dulden, gedogen, goedkeuren, goedvinden, inwilligen, opnemen, permitteren, souffreren, toestaan, toestemmen, tolereren, velen, verdragen, verduren, vergunnen, veroorloven
toelating  admissie, agrément, permissie, vergunning
toelatingsbewijs – visum
toelatingstest - examen
toeleg  aanleg, bedoeling, ontwerp, opzet, plan, voornemen
toelichten  adstrueren, illustreren, ophelderen, uitleggen
toelichtend - enuntiatief, verklarend
toelichter - commentator,
toelichting  adstructie, illustratie, uitleg(ging), verduidelijking
toeloop – oploop, run, rus, samenkomst
toeloop van kopers – run, rush
toelopend – conisch, kegelvormig, spits, taps
toemaat – etgroen, nagras, nasnede
toemaken - sluiten
toen  alsdan, daarna, daarop, dan, destijds, nadat, voorheen, vroeger
toenaam - bijnaam, epithetoon
toenadering - avance
toename – aangroei, aanwas, accres, groei, stijging, uitbreiding, was
toendra  steppe
toendraboom  dwergberk
toendraverschijnsel  permafrost
toenemen  aankomen, aanwakkeren, groeien, stijgen, verergeren, vermeerderen, wassen
toenemend (muz.)  accelerando, crescendo
toenemende snelheid  (muz.) accelerando
toeneming  aanwas, climax, groei, stijging, was
Toengoezen - Ewenki
Toengoezisch volk – Ewenkit
toenmaals – destijds, indertijd, toendertijd, vroeger -
toepad - toegangsweg
toepasselijk - geschik
toepassen  aanwenden, gebruiken
toepassing van een preek - paranese
toepassing van radiogolven  radar
toer – beurt, draai, kunstgreep, kunstje, kunststuk, omwenteling, reis, rit, rondreis, slag, streng, tocht, trip, uitstapje, wending, wenteling
toerauto – reiswagen, touringcar
toereiken – aan(geven)
toereikend  (genoeg)zaam, voldoende
toerekenbaar – imputabel
toerekenen - aanrekenen
toerekening – imputatie
toeren – rijden, reizen, rondrijden
toerenmeter – toerenteller
toerijgen - dichtmaken
toerist – recreant, reiziger, vakantieganger
toeristenbond  A.N.W.B.
toeristisch bergland  Harz, Tirol, Vogezen, Zwitserland
toeristisch oord in ZuidSlavië  Bled
Toerkmenië, haven in - Krasnovodsk, Tsjardsjoe
Toerkmenië, hofdstad van - Asjchabad
toermalijn - astrekker
toermalijn, kleurloze - achroïet
toernooi  kamp, kansspel, lansspel, steekspel, tornooi, wapenfeest
toernooikraag  barensteel
toeroep – kreet
toertje – ommetje, reisje, ritje, rond(j)e
toerusten – aangorden, reden, wapenen
toeschietelijk  bereidwillig, welwillend
toeschouwer  kijker, medestander, omstander, spectator
toeschouwers – publiek
toeschrijven – wijten
toeslaande val – klem
toeslag – bijbetaling, premie,
toeslag op vracht - primage
toesnauwen - aanblaffen
toespeling  allusie, insinuatie, zinspeling
toespijs  condiment, dessert, nagerecht, pap, pudding, rabarber, toetje, vla, ijs
toespitsen  intensiveren, specialiseren
toespitsing  specialisatie
toespraak  aanspraak, allocutie, betoog, oratie, predikatie, preek, rede, redevoering, sermoen, speech, toast, toost
toespraak van de paus  allocutie
toespijs - omelet, pudding, vla
toestaan  dulden, gedogen, goedkeuren, goedvinden, gunnen, gunning, inwilligen, mogen, permitteren, toestemmen, tolereren, verdragen, verduren, vergunnen, verlenen, veroorloven
toestand  conditie, constellatie, drukte, gedoe, gesteldheid, gesteltenis, omstandigheid, orde, positie, situatie, staat, stadium, stand, status, stemming, stelling
toestand van eb  laagwater
toestand van het hart  diastole, systole
toestend van kalmte - gemak
toestand van niet zijn  nirvana
toestand van ongevoeligheid  apathie
toestand van ontwikkeling – fase, stadium
toestand van razernij  amok, delirium, dementia
toestand van rust  kalmte, pais, pauze, slaap, stilte, vrede
toestand van verwarring  chaos, troep, desorganisatie
toestand waarbij een motor door loopt zonder aan te drijven  vrijloop
toestand waarbij teveel geld in een zaak gestoken is  overkapitalisatie
toestand waarin zich iets bevindt - staat
toestand zonder oorlog  vrede
toesteken – aanreiken, bieden, overhandigen
toestel  apparaat, installatie, instrument, machine, vliegtuig, werktuig
toestel dat aardbevingen registreerd - seismograaf
toestel dat beweegkracht uitoefent - molen, motor
toestel dat motor afkoelt  radiator
toestel met motor - machine
toestel om bacteriën' in te kweken - broeistoof
toestel om berichten over te brengen  radio, telefoon, telegraaf, telex
toestel om deeltjes te versnellen - cyclotron
toestel om de blaas van binnen te bekijken  cystoscoop
toestel om de luchtdichtheid te meten - dasymeter
toestel om de luchtdruk te meten - baometer
toestel om diepte te bepalen - dieplood
toestel om dieren te vangen  net,val
toestel om een landschap in beeld te brengen  perspectomaat
toestel om gassen te bewegen - baroscoop
toestel om gassen te verdichten - compressor
toestel om geld in te verzamelen - spaarpot
toestel om geluid te verspreiden - microfoon
toestel om schoorstenen te reinigen - ramoneur
toestel om tekening te vergroten - pantograaf, tekenaap
toestel om te wegen - balans, bascule, waag, weegschaal,
toestel om waar te nemen in een duikboot - perescoop
toestel om water te zuiveren  filter
toestel om zeediepte te meten - dieplood, draadlood, echolood
toestel om zonnebeelden vast te leggen - heliograaf
toestel om zuurgehalte te meten - acidimeter
toestel op schip om het ankertouw vast te maken  beting
toestel op zee  kompas, sextant
toestel tegen kromgroeien  beugel
toestel ter bepaling van de richting waarin men zich beweegt  kompas
toestel ter bepaling van het soortelijk gewicht van vloeistoffen - aerometer
toestel om stroomsterkte te meten - rheometer
toestel om vlasstengels te kneuzen - braak
toestel tot opzameling van electriciteit - accu
toestel om te wegen - balans, bascule, waag
toestel tot verwarming - kachel, radiator
toestel van latwerk  rek
toestel voor de bepaling van hemel streken  kompas
toestel voor blinden  optofoon
toestel voor het opnemen van muziek  bandrecorder
toestel voor het projecteren van filmbeelden  diascoop
toestel voor het verzamelen van arbeidskracht  accumulator, accu
toestel voor luchtverversing  ventilator
toestel voor stuurlui  kompas
toestel voor verwarming  haard, kachel, radiator,stoof
toestel voor warm water – boiler, geiser
toestel voor zuivering van vloeistoffen  filter
toestel waarin men sloepen hangt - davit
toestel waarmee men spierkracht meet  ergograaf, ergometer
toestel waarmee men spierkracht ontwikkelt  ergostaat
toestel waarmee televisie-uitzendingen worden vastgelegd en gereproduceerd  telerecorder
toestel waarin men sloepen hangt - davit
toestel waarop men weeft  getouw
toestemmen – erkennen, goedkeuren, goedvinden, instemmen, inwilligen, toegeven, toelaten, toestaan, vergunnen
toestemmend – bevestigend
toestemmend antwoord - bevestiging
toestemming – acces, admissie, approbatie, concessie, consent, fiat, goedkeuring, instemming, licentie, permissie, vergunning, verlof
toestemming geven – toelaten, toestaan
toestemming hebben  mogen
toestoppen  afsluiten, dichtmaken, iets geven
toestroming - affluentie, toeloop
toesturen  opzenden, zenden
toet – aangezicht, gelaat, gezicht, knoetje mond, wrong
toetakelen  afranselen, aftuigen, beschadigen, havenen, mishandelen , vernielen, verwonden
toetast – ingreep
toetasten – aanpakken, ingrijpen
toetel – toegift
toe te dienen hoeveelheid  dosis
toeten  blazen, trompen, tuiten
toeter  blazer, claxon, hoorn, trompet
toeteraar – blazer
toeteren – claxoneren, trompen
toeterloof - fluitekruid, toeters
toetje  dessert, nagerecht, pudding, vla, ijs
toetreding - accessie
toets  beproeving, criterium, essaai, examen, onderzoek, proef, repetitie, tentamen, test
toets  streek
toets (muz.)  tastiere
toets aanslaan  aanslag
toets alleen  t.s.
toetsen - claviatuur, controleren, keuren, klaviatuur, klavier, manuaal, onderzoeken, polsen, proberen, proeven, testen, vergelijken,
toetsen van orgel of piano  tastatuur
toetsenbord  klavier, tastiere
toetser  essayeur
toetshamer  tangent
toetsing – controle, onderzoek, test, toets, proef
toetsinstrument – accordeon, clavecimbel, hakkebord, harmonium, klavechord, orgel, piano, vleugel

toets voor goud en zilver – esssaai,
toeval  accident, bezwijming, buitenkansje, flauwte, fortuin, gelukje, geval, kans, lot, tref, zwijm
toeval laten beslissen  loten
toevallig  accidenteel, bijgeval, casueel, contingent, incidenteel, misschien, occasioneel, onopzettelijk, onverwacht, onvoorzien, soms
toevallige samenloop - coïncidentie
toevalligheid – casualiteit, tref
toevallijder  epilepticus
toeven  aarzelen, dralen, logeren, talmen, uitstellen, verblijven, vertoeven, verwijlen, wachten,
toeverlaat – beschermer, heil, hoop, hulp, redding, rots, steun, vooruitzicht
toevertrouwen – mededelen, overlaten
toevlucht - bescherming, heul, hulp, recours, steun, troost, vrille
toevluchtsoord - asiel, refugium, schuilplaats, vluchthaven
toevluchtsoord voor dieren - asiel
toevoegen – aanbreien, aanbrengen, aanhangen, aanknopen, aanlassen, aanvullenbijzetten, conjugeren
toevoegen van gasvormige koolstof aan lucht - carbureren
toevoegend - additief
toevoeging – aanvulsel, additie, addendum
toevoeging aan een boek  colofon
toevoeging aan spijzen  aroma, ketjap, kruiden, maggi, mosterd, peper, soja, specerij, suiker, zout
toevoeging bij verdrag b.v.  clausule
toevoegsel  aanhangsel, aanvulling, addendum, additie, affix, annex, appendix, augment, bijlage, epitheton, optelling, paralipomenum
toevoegsel bij testament  codicil
toevoer - aanvoer
toevoerbuis – leiding
toevoeren – aanvoeren, bezorgen, brengen, geven
toevoering – adductie
toewensen – toedenken
toewerpen - toegooien
toewijding – ambitie, delicatie, inzet, overgave, ijver, zorg
toewijzen – aanwijzen, bedenken, gunnen
toewijzing - addictie, allocatie
toezeggen  beloven
toezegging – belofte, promissie, verzekering
toezenden - toesturen
toezicht  bewaking, controle, hoede, inspectie, opzicht, supervisie, surveillance, tucht, zorg
toezicht houden – bewaken, waker
toezicht op drukpers e.d.  censuur
toezichthouder – beheerder, suppoost, surveillant, voogd
toezichthouder in musea en bibliotheken  suppoost
toezichthouder op gezin  voogd
toezichthouders in het oude Rome - aediles
toezicht oefenen - controleren
toezicht op orde – controle
toezien – be(waken), gadeslaan, begeleiden, opletten, oppassen, toekijke
toezwaaien – begroeten
tof – betrouwbaar, fideel, fijn, flink, flink, geschikt, gezellig, goed, leuk, lustig, prettig,
toffee – karamelbrok, kokinje
toffel – aardappel, muil
toffelen – klungelen, knoeien, ranselen, slaan
toffel of muil – slof
toga  tabbaard, talaar, toog
Toge, hoofdsted van - Lomé
Toge, stad in – Aneko
togen – boegseren, slepen, sleuren, trekken
toilet  bestekamer, closet, gemak, japon, kleding, latrine, plee, privaat, retirade, w.c.
toiletgerei – afthersave, badschuim, badzout, borstel, creme, garnituur, haarborstel, haarkam, haarlak, haarneyje, haarspeld, kam, kapdoos, kapmantel, kaptafel, krultang, lippenstift, nachtcreme, nagelborstel, nagellak, nagelschaar, nagelvijl, oogschaduw, (poeder)doos, rouge, schaar, scheercreme, scheerkwast, scheermes, scheerzeep, spiegel, spons, spray, talkpoeder, tandpasta, washandje, zeep
toiletspiegel – psyché
toilettafel – kaptafel
toiletteren – opknappen, opmaken
toiletzalf  pommade
toise - vadem
Tokio, oude naam van - Edo
tokkelend (muz.)  pizzicato
tokkelinstrument  balalaika, bas, banjo, cit(h)er, gitaar, harp, lier, luit, mandola, mandoline, psalter, ukelele
tokkelplaatje – plectrum
tokken – dralen, hinken, talmensukkelen
toko – bazaar, winkel
tol – ac(cijns), belasting, doortochtgeld, doorvoer, heffing, recht
tolbeambte – douane, douanier, tollenaar, tolgaarder
tolerabel - dragelijk, duldbaar
tolerant – rekkelijk, toegeeflijk, verdraagzaam
tolereren  dulden, gedogen, toelaten, toestaan, verdragen
tolhek – bareel
tolhuis - gabel
tolk  dragoman, drogman, overzetter, taalman, translateur, vertaler
tolk (Duits)  dolmètscher
tolk (Eng.)  interpreter
tolk (Frans) – translateur
tolkantoor – douanehuisje
tollen - ronddraaien
tolvlucht – vrille
tolwacht – douane
tomatenmoes - puree
tombe  graf, grafmonument, grafsteen, grafzerk, katafalk, praalgraf, zerk
tombola – brabbelton, loterij
tomeloos  bandeloos, buitensporig, onbesuisd, ongebreideld, ongetemd, teugelloos, woest
tomen – bedwingen, besturen, beteugelen, optuigen
tommy – soldaat
tompoes - paraplu
tomus  t., deel
ton - aad, baken, fust, vat
ton in 't veld  kribbe, wed
tondel  banst, prul, tintel, vod
tonder – prul, zwam
tondeuse  rolschaar
toneel  komedie, podium, scène,schouwspel, theater, vertoning
toneelaanwijzing  exeunt (zij gaan af)
toneelachtig  theatraal
toneel attribuut  toneelmasker
toneelbenodigdheid  coulisse, decor, rekwisiet
toneelcarrière - acteursloopbaan
toneel dans  ballet
toneel deskundige  dramaturg
toneelfiguur  Hamlet, Kloris, Macbeth, Moortje, Pieternel, Roosje
toneelgezelschap  Arena, Centrum, Ensemble,Globe, groep, Proloog, Studio, Theater, troep
toneelgordijn - doek, scherm
toneelkijker  binocle
toneel kunde  dramaturgie
toneel kundige  dramaturg
toneellaars  broos, cothurne
toneelleer  dramaturgie
toneelleider  regisseur
toneelmatig  theatraal
toneelmeester  inspiciënt
toneelpop - ledepop, marionet
tonelscherm - coulise, zijstuk
toneelschilder - decorateur
toneelschrijver  dramaturg
toneelspeelster  actrice
toneelspel  blijspel, comedie, drama, eenakter, klucht, komedie, herdersspel, pastorale, revue, tragedie, treurspel, zangspel
toneelspelen - acteren
toneelspeler  acteur, artiest, komediant
toneelspeler op West-Java - topeng
toneelstuk  blijspel, drama, kijkspel, klucht, komedie, tragedie, opera, operette, zangspel (musical)
toneelstuk in één bedrijf - eenakter
toneelstuk, Romeins - fabula
toneeltoerusting - coulise, decor
toneel uitrusting  doek, decor, coulisse
toneelverzorger  inspiciënt
tonelist – acteur
tonen – aanbieden, bewijzen, presenteren, showen, togen, weerklinken
tong  lingua
Tonga-eilandn, een de - Kao, Tongatapu
tongbeweging  klak, lik, smak
tongdeel  punt, riem, wortel
tongekruid – kleefkruid, tongel
tongel - kleefkruid
tongetje van een balans  evenaar
tongewelfje - kapwulf
tongletter  linguaal
tongontsteking - glossitis
tongpijp - linguaal
tongriem  spanader
tongval  accent, dialekt, idioom, spraak, taal
tong van een kat – kattentong
tong van grof wild - likker
tongvaren - hertstong
tongvormig  linguiform
tongwormen - lingulatida
tonica  grondtoon, hoofdakkoord
ton in water - boei
tonisch middel - digitalis, kinine, tonicum, ijzer
tonkaboom - dipteryx
tonkakamfer – cumarine
tonken – dompelen, indopen
tonnenmaker – kuiper
tonnetje - cocon
tonnetje als baken  joon
tonsil - amandel
toog  alleluia, bar, buffet, draagbalk, jaarmarkt, kast, latei, soutane, steekboog, talaar, tapkast, toga, toon, toonbank, uitstalkast
tooi  dos, gewaad, opschik, opsmuk, pracht, pronk, sier, sieraad, smuk, uitdossing, versiering
tooi van edelstenen  aigrette
tooien – opdirken, opdossen, opmaken, opsieren, pareren, (ver)sieren, smukken
tooisel – opschik, opsmuk
tooiverlies  rui
toom  bit, breidel, broedsel, koppel, leiband, leidsel, leireep, lus, nest, span, teugel, vlucht, worp
toon  geluid, klank, spreektrant, stembuiging, timbre, a, ais, as, b, bes, bis, c, ces, cis, d, des, dis, e, eïs, es, f, fes, fis, g, ges, gis, do, re, mi, fa, sol, la, si
toon die beeft  tremolo
toonaangevend – dominant, maatgevend
toonaangever  stemvork
toonaard  dur, groot, klein, mol
toonafstand  interval, kwart, kwint, none, octaaf, prime, secunde, septime, sext, terts
toonbaar – behoorlijk, ooglijk, presentabel
toonbank – balie, buffet, toog, winkeltafel
toonbeeld  exempel, model, voorbeeld,
toonbeeld van huwelijkstrouw  Penelope, Suzanna
toonbeld van nietigheid - garnaal
toondaling  thesis
toondemper - sordino, sourdine
toondichter  componist
toongeslacht  groot, klein, majeur, mineur, toonaard
toonkamer – monsterkamer, showroom, toonzaal,
toonkast  etalage, vitrine
toonkleur  timbre
toonkunst  muziek
toonkunstenaar  maestro, musicus, muzikant, virtuoos
toonkunstenaar uit de Griekse mythen  Orpheus
toonkunstenares - musicienne
toonladder  gamma, octaaf, scala
toonleer  tonologie
toonloos - dof
toonloze  sewa, sjwa
toonloze vorm van "daar"  er
toonmeter  sonometer
toonomvang - ambitus, diapason
toonopnemer - pick-up
toonschaal  (kleur)schakering, toonladder,
toonschaal aanvangend met g - gamma
toonsoort  dur, groot, klein, mineur, modus, mol
toonteken  accent, noot
toontrap – none
toonval – cadens, modulatie
toonzaal – showroom, toonkamer
toonzetten – componeren
toonzetter - componist
toonzetting  compositie
toorn  boosheid, drift, gramschap, grimmeiheid, kwaadheid, razernij, woede
toornig – aangebrand, ar, boos, gebelgd, gebeten, gram(storig), grimmig, hellig, kwaad, misnoegd, nijdig, opvliegend, verbolgen, verstoord, vreeswekkend, woedend, woest, wrevelig
toornig maken – belgen, pesten, plagen
toornig zijn – grimmen, grommen
toortel - bobijnpijp
toorts  fakkel, flambouw, kaars, stalkaars, verbascum
toost – feestdronk, heildronk
toot – aangezicht, kus, mond, tuit, wijf, zoen
top  apex, hoogtepunt, nok, punt, spits, tinne, uiteinde,
top (muz.)  thesis
top in de Kaukasus  Kasbek
top in Zwitserland  Eiger, Matterhorn, Rigi
topaas, bleekgroene – prasoïd
topdrukte in verkeer - spits
topeind – punt
topeng - masker
topeinde van rijshout  blees
topfunctionaris  direkteur, directeur, manager
tophit  schlager, topper, tune
topinambour - aardpeer
topografie  aardrijkskunde
topografische kaart  stafkaart
topografische naam  toponiem
topografische wetenschap  aardrijkskunde
toponymie – plaatsnaamkunde
toppen – aanvaarden, bedelen, inkorten, schooien, tippen
toppenant – dirk
topper – hit, hoogtepun, schooier, tophit, uitblinker
toppereend - veldduiker
topprestatie  record
toppunt  climax, comble, culminatiepunt,hoogtepunt, keerpunt, optimum, summum, zenith
toppuntshoek  azimut
topstagzeil – aap
topster – vedette
top van een berg – piek, spits
top van een huis - nok
topzeil  grietje
toque  baret
tor  aardtor, aaskever, bromkever, donderbeestje,
draaikever, duinkever, glimworm, insect, kever, kniptor, meikever, nachtvlinder, roze kever, scarabee, scharrebijter, schorskever, snuitkever, springkever, stekworm, tiek, zandkever
Toradjataal - Baree
toren  belvédère, donjon, minaret, pagode
toren bij burcht  donjon
toren bij moskee  minaret
toren bij schaakspel  kasteel
torenblazer – torenwachter
torenen – oprijzen, verheffen
toren in Groningen  Martinitoren
toren in Harderwijk  Linnaeustoren
toren in pyramidevorm - pagode
toren in Utrecht  Domtoren
toren in Zwolle  Peperbus
toren met klok – belfort
toren met klok - belfort
toren met mooi uitzicht  belvédère
toren van Indiase tempel  pagode
toren aan weerskanten van de poorten van een Egyptische tempel – pyloon
torenflat - woonsilo
torenhuis - wolkenkrabber
torenka - kauw
torenklokkenspel  beiaard
torenkraai – dole, kauw
torenkruid - turritis
torenommegang – kanteel, tinne, trans, weergang
torenrand - trans
torenslak  penhoren
torentje - fiaal, pinakel
torentrans – omgang
torenuil – katuil, kerkuil, ransuil
torero - stierenvechter
torkruid - oenanthe
torment  kwelling, marteling, plaag
tormenteren – kwellen, pijnigen
torn  karwei, naad, poos, tarn, wenteling
tornado  cycloon, hoos, orkaan, storm, taifoon, tyfoon, wervelstorm, wervelwind
tornatuur – intaglio
tornen  keren, tarnen, wenden
tornooi – steekspel
torpedo - dieptebom
torpedobootjager - destroyer
torpedo's werpen  lanceren
tors – aardkluit, bovenlijf, hede, heidezode, pol, romp, torso
torsen  dragen, lijden, sjouwen, tillen
torsie  draaiing, wrong
torso – romp
tort - afval
tortel  duif
tortelduif (Eng.)  turtle
torticollis – scheefhals
tortillon - doezelaar
tortuur  foltering, marteling, pijnbank
torve - grimmig
toss – opgooi
tossen – opgooien
tosty - sandwich
tot  (lat.) ad
tot afscheid  ta.
tot baat - gunstig
tot bedaren komen – kalmeren, luwen
tot bedelstaf brengen  ruïneren
tot bederf overgaan – bederven, rotten, ontbinden
tot beloning strekkend  remuneriatour
tot berusting brengen  troosten
tot betaling aanzetten – manen
tot bisschop verheffen - mijteren
tot brij gekookte vruchten  moes
tot damp overgaan - verdampen
tot dank geneigd  dankbaar, erkentelijk
tot de aarde behorend  aards, tellurisch
tot de derde macht verheffen  kuberen
tot de kern behorend  nucleair
tot de kust behorend  litoraal
tot de laatsts man - a.u.
tot de lente behorend  vernaal
tot de massa gericht  demagogisch
tot de negers behorende  negroïde
tot de nieuwe tijd behorend  hedendaags, modern
tot de spieren behorende  musculair
tot een derde verminderen  tiërceren
tot een eis komen - concoluderen
tot een zone behorend – zonaal
tot elke prijs - bestens
tot garen gesponnen wol - sajet
tot geestdrift brengen  enthousiasmeren
tot gelukwensing  p.f.
tot het doel - opdat
tot het elementaire terugbrengen - analyseren, reduceren
tot het land behorend  tellurisch, terrestrisch
tot het leven terugkeren  herleven, herrijzen
tot het uiterste - extreem
tot het wezen behorend  essentieel, wezenlijk
tot hulp bereid  behulpzaam,bereidwillig, hulpvaardig
tot iets bereid  genegen
tot iets noodzaken - dwingen
tot inkeer brengen  bekeren
tot inkeer komen – bekeerd, bekering
tot in het oneindige - a.i.
tot Italiaanse stad behorend  Romeins
tot kalmte komen  bedaren
tot meerdere ere Gods  a.m.D.g. (ad majorum Dei gloriam)
tot nader order  t.n.o.
tot nu toe  immer, nog, steeds
tot oordelen bevoegd  oordeelkundig
tot overeenstemming komen  accorderen
tot plichtsbetrachting bereid - ernstig, hardwerkend, serieus
tot poeder vermalen  pulveriseren, verpulveren
tot rouwbeklag  p.c. (pour condoléance)
tot rust komen - bedaren
tot slachtoffer maken  duperen
tot staatseigendom maken - nationaliseren
tot stand brengen – klaarspelen, presteren, realiseren
tot steen worden - verstenen
tot stof worden  pulveren
tot studeren geneigd  studieus
tot vervelens toe herhaald – afgezaagd, steeds
tot voorbeeld strekkend  exemplair
tot vrede geneigd  vredelievend
tot waar het niet verder kan  uiterlijk,uiterste
tot wat  waartoe
tot werken in staat – valide
tot zich nemen - innemen
tot zich trekken – adduceren, lokken
tot zichzelf komen  bijkomen
tot ziens – dag, tabee, vaarwel
totaal  al, alles, compleet, finaal, al(geheel), helemaal, radicaal, som(ma), tenvolle, volkomen, volledig,volslagen, volstrekt
totaal aan eetgereedschap dat gereinigd moet worden  vaat
totaal bedrag – som
totaal bezit – kapitaal
totaal niets - niemendal
totaal reddeloos verloren  codille
totale aarde – wereld
totale inleg – jach(pot)
totale oppervlakte van een bladzijde  bladspiegel
totale verkoop  omzet
totalisator  bookmaker, toto
totaliteit - geheel
totebel – kruisnet, morsebel, sloddervos, slons
totelaar – stakker, sukkel
totem – amulet, talisman
toto – totalisator, voetbalpool
tottelen – stotteren, tuimelen
totteren – botsen, knoeien, prutsen, stoten
touché – aangeraakt, aanslag, geraakt, getroffen, raak, treffer, trompetstoot
toucheren – aanstippenkwetsen, raken
toupet  haarstuk, kuif, kunsthaar, pruik
toer – omwenteling, rondgang, wegwedstrijd, wielerronde
Tour de France, winnaar van de -
Anquetil, Bartali, Bobet, Bottecchia, Buysse, Coppi, Defraye, Dewaele, Frantz, Hinault, Janssen, Lambot, Leducq, Maes, Merckx, Petit-Breton, Scieur, Thijs
touringcar – autobus, toerauto, reiswagen
touring trophy  T.T.
tournee – rondreis
tourneren - omslaan
tournooi  lansspel, steekspel
tourronde – rondrit
touter – huivering, schommel
touteren - huiveren
touterrek  trapeze
touw  bras, dirk, draad, gei, greling, hijslijn, kabel, koord, lijn, reep, schoot, snoer, stag, streng, talie, talreep, trijs, tui, twijg, twijn, val, zeel
touw (Ind.)  tali
touw aan de ra  bras
touw aan het boeganker  tui
touw dat door de talieblokken gaat - talieloper
touw om dikker touw te spannen - taliereep
touw om stag te spannen  talreep
touw van de bezaan boom of giek - dirk
touw van een oud zeilschip  bras, dirk, gei, schoot, toppenant, val
touw waarmee decor wordt verbonden  slaglijn
touw waarmee zeil wordt gehesen - val
touw waarmee zeil wordt ingehaald  gei, schoot
touweinde – tamp
touwen – kloppen, meppen, ranselen, slaan
touwladder  valreep
touwmateriaal - cocos, hennep, katoen, manilla, nylon, sisal, vlas
touwslager  baander, lijnbaan, lijndraaier, lijnslager, reepmaker, reper
touwslagerij - lijnbaan
touwsoort - huizing, lording, lijn, marlijn, schiemansgaren, takelgaren, tros, zeilgaren
touwvezel  sisal
touwwerk aan boord  takelage, tuigage, want
tovenaar  eunjer, goochelaar, heksenmeester, magiër, wonderdoener
tovenaar van Munlopark  Edison
tovenaarstaal  abracadabra, hocus, pocus
tovenares  Armida, Medea, heks
tovenares in Tasso's "Jeruzalem bevrijd" – Armida
toverachtig – magisch, wonderbaar
toverachtig mooi  feeëriek
toverbeeld – droom(beeld), talisman, visioen
toverdrank  filtrum, minnedrank
toveren - goochelen, heksen
toverformule  abracadabra, hocus-pocus, sesam (open u), spreuk
toverformule (Eng.)  charm
tovergodin - fee, nimf
toverhazelaar  hamamelis
toverhazelaarachtige - amberboom
toverheks  heks, kol, toverkol
toverij – goochelkunst, guichel, heksenwerk, hekserij
toverkol - heks
toverkracht - magie
toverkrachtig - magisch
toverkrachtig voorwerp  amulet, djimat, fetisj, mascotte, scapulier, talisman
toverkunst - magie, nigromantie, toverij
toverkijker - kaleidoscoop
toverlamp  wonderlamp
toverlantaarn met sterke lenzen - sciopticon
toverlantaren - projector
tovernimf op het eiland Aeolus - Circe
toverspel - toverij
toverspiegel – lachspiegel
toverspreuk – zie toverformule
toverstok  baguette
tovertuin  armida tuin
toverwortel  alruin
toxinevernietigend - toxinicide
toxisch  vergiftig
tra  (kaats)baan, speelbaan, veepad, wagenspoor
traag  indolent, inert, laks, lamlendig, langzaam, lijmerig, lusteloos, log, loom, lui, slepend, slof(fig), sloom, stapvoets, suf, vadsig, werkschuw
traag en lui – loom
traag en sloom – laks
traag gaand – slepend
traagheid - laksheid
traag meisje of vrouw  dauwel
traag persoon – lamzak, lijs, sul
traag van begrip  dom, suf
traag van beweging - log
traagheid  indolentie, inertie
traam - ladderboom
traan  drop, druppel, olie, oogvocht, walvisolie, waterlander
traanachtig - tranig
traangas  jobstraan
traanklierontsteking  dacryadenitis
traanoog  leepoog
tracé  aslijn, schets, wegverloop
traceren – aangeven, afbakenen, nasporen
trachea - luchtpijp
trachten  beproeven, pogen, proberen, streven
trachten te bewegen – wrikken
trachten te doen - pogen
trachten te krijgen  dingen, solliciteren
traktaat  akkoord, overeenkoms, pact, verdrag
tractor  bulldozer, trekker
traditie  adat, gewoonte, overlevering, zede
traditie met Pasen - paasei, paashaas, paasvuur
trafiek – arbeid, drukte, werk
trage man - dauwel
trage vrouw  lijzebet
tragedie  drama, treurspel
tragel – jaagpad, trekpad, zomerkade
tragen – talmen
trager maken - vertragen
trage stoelgang - constipatie, hardlijvigheid, obstipatie
trage vrouw - lijzebet
tragiek  ellende, misère, treurigheid
tragisch  droef, droevig, noodlottig, somber, triest
trailer – aanhangwagen, caravan, oplegger, truck, voorfilm
trainen – africhten, coachen, harden, oefenen, stalen
trainer – africhter, coach, enmeesteroefsportleraar
traineren  rekken
training – africhting, oefening, opleiding, scholing
trainingszaal voor judo  dojo
traject  afstand, baanvak, etape, laan, pad, route, weg
traktaat  essay, verdrag,verhandeling, vertoog
traktant – gastheer, onthaler
traktatie – lekkernij, onthaal, surprise, verrassing, versnapering
traktement  bezoldiging, gage, inkomen, loon, salaris, soldij, wedde, zakgeld
trakteren – aanbieden, geven, onthalen, schenken, vergasten, weggeven
tralie  latwerk, spijl, stang, stijl, vensterstaaf
traliehek  hamei
traliekool  kevie
traliewerk  hek, latwerk, raster, rooster, ruif
traliewerk boven voerbak  ruif
tramhuisje  abri
tramhuisje in oudDen Haag  wachtje
tramlijn  rail
tràmmelant  drukte, herrie, lawaai, moeilijkheden, narigheid, onenigheid, penarie, ruzie
tramp  landloper, zwerver
trampelen – drentelen, trappelen
trampen – trappen, schoppen
trampersoneel  bestuurder, conducteur, machinist, stoker
tramstalling  remise
tramzijde – inslagzijde
trance - bedwelming
trancheeën - loopgraven
tranen  huilen, waterlanders, wenen
tranen vergieten – plengen
tranig – olieachtig, traanachtig
tranquil - bedaard, gelaten, gerust, kalm
trans – borstwering, hoogte, kanteel, omgang, omloop, ommegang, rand, tinne, uitspansel, weergang
trans (voorvoegsel)  over
transactie – affaire, deal, handel, ruil, ver(koop), zaak
transactie met vreemd-geldwissels - deviezenspeculatie
transacties  overeenkomst, zaken
transbordeur  zweefpont
transcendent  bovenaards, metafysisch, onvatbaar
bovenzinnelijk, buitenzintuiglijk
transcript  afschrift, doorslag, kopie,
transept  dwarsbeuk, kruisbeuk
transfer – overdracht, overmaking
transfereren – overdragen, uitstellen
transformatie  metamorfose, omvorming, omzetting,
transformeren  omvormen, omzetten
transitief  overgankelijk
transito – doorvoer, passeren
transitoverkeer  doorvoerhandel
translaat  vertaling
translateur  vertaler, tolk
transmissie - overbrenging
transparant  doorschijnend, doorzichtig
transparant loodglazuur – kwaart
transpiratie - zweten
transpireren – zweten
transplanteren - overplanten
transport – overdracht, vervoer
transportband - rodelbaan
transportbedrijf  N.S., ATO, G.T.M., K.L.M., N.A.C.O.
transportmiddel  auto, autobus, boot, bus, fiets, helicopter, hovercraft, kar, kraan, lift, metro, motor, rijtuig, rijwiel, schip, slee, spoor, tandem, tanker, taxi, touringcar, trailer, trein, vliegtuig, vlot, vrachtboot, wagen
transportmiddel op rail - spoor
transportmiddel voor olie  tanker, tankwagen
transporteren  overbrengen, overschrijven, vervoeren
transporteur - vervoerder
transportschip  hoeker, tanker, vrachtschip
transportwagen – bus, truck, vrachtwagen
transportwerktuig - elevator, heftruck, kraan, lier, loopkat, winch
transuraan - americium, berkelium, californium, curium, einsteinium, fermium, mendelevium, neptunium, nobelium, plutonium
transvaal, hoofdstad van - Pretorium
transvers  dwars
transversale parelyse - dwarslaesie
transvestitisme - eonisme
trant – aard, genre, manier, methode, modus, slag, soort, stijl, wijze
trap  etappe, graad, hak, ladder, leer, rang, schop, stadium, stamp, trede, valreep
trap aan een schip – valreep
trap, deel van een – boom, stootbord, tre(d)e
966 valreep
trap van ontwikkeling  fase
trapauto – skelter
trapbekleding - traploper
trapeze - rekstok, zweefrek
trapje – leer
trapleer – ladder
trappelen – denderen, drentelen, schoppen
trappelzak - slaapzak
trappen – fietsen, schoppen, stampen
trappenhuis - portaal
trapper – paard, pedaal, pelsjager, vallenzetter, woudloper
trapper van een fiets - pedaal
trapperik – paard, schoen, voet
trappist – cisterciënzer, monnik
trapportaal - overloop
trapsgewijs  gradatim, gradueel, opklimmend
trapsgewijze opklimming  gradatie
trapsgewijze toeneming - escalatie
trapvogels - knorhanen, otides
tras  cement, mortel, specie, tufsteen,
trauma  kwetsuur, letsel, stoornis, verwonding, wond, wonde
traven - stouwen
travertijn  kalktufsteen
trawant  begeleider, handlanger, helper, lijfwacht, maat,
medestander, satelliet, volgeling
trawl – treil, sleepnet
trawler – treiler, viskotter
trechter  krater, treem, tremel, tuit
trechter van douche  broes
trechter van molen  treem, tremel
trechter van netwerk  inkel
trechter voor gemalen graan  treem, tremel
trechtermond - estuarium
trechtervormig net - kor, korre
trechtervormig sleepnet  inkel, kor(re)
trechtervormige depressie  doline
trechtervormige riviermond  estuarium
tred  gang, loop, pas, schrede, voet(stap)
trede – gang, laddersport, schrede, sport, stap, trap, treeplank, voetstap
treden – bespringen, gaan, lopen, stappen
trede naar beneden  afstap
tred of loop - stap
tree – estrade, laddersportsport, trede
treedsel - hanetree
treef houden  vasten
treeft – drievoet, rooster
treek – kunstgreep, kunststukje, slimheid, streek, truc
treem  (molen)trechter
treeplank – opstap, trede
trees – hooimaand
tree van een bordes – opstapje
tree van een trap - sport
tref  bof, gelukje, kans, mazzeltje, meevaller, toeval, treffer
treffelijk – deftig, eerzaam, fatsoenlijk, voornaam
treffen  boffen, gevecht, ontmoeten, ontmoeting, ontroeren, raken, roeren, slaan, vinden
treffend  aandoenlijk, aangrijpend, bezield, frappant, levendig, markant, ontroerend, opvallend, pakkend, passend, raak, roerend, schokkend, sprekend
treffende uitbeelding – creatie
treffer – bof, buitenkans, doelpunt, gelukje, meevaller, touche
trefwoord  devieslemma, leus, motto, steekwoord
trefzeker – doelbewust
treife – onrein, verboden
treil – kuilnet, sleepnet, tiras, trawl
treiler - viskotter
trein  boemeltrein, expres, gevolg, rij, sneltrein, sleep, spoor, stoet, T.E.E., Tee
treinbaan  spoorlijn, spoorweg, rail(s)
treinbed – couchette
treindeur – portier
treinen – sporen
treinen splitsen – rangeren
treingids – spoorboekje
treinhalte – station
treinkaartje – reisboljet
treinkade – perron
treinmachinist - bestuurder
treinongeluk  deraillement, ontsporing
treinpersoneel  bestuurder, conducteur, machinist, stoker, tremmer
treinrails - spoorstaven
treinreis  navet
treinsoort  elektrisch, diesel, stoomtrein
treinwagon  coupé, slaapwagen
treiter – kwelgeest, pestkop, plaaggeest, plager, sar
treiteraar – jenner, nijdas, pestkop, plager
treiteren – jennen, judassen, kwellen, mishandelen, narren, negeren, pesten, plagen, sarren, stangen, tergen
trek – animo, appetijt, begeerte, eetlust, fut, haal, lust, mars, neiging, ruk, streep, tocht, verlangen, vogelvlucht, zin
trek in eten - honger
trek met pen  haal
trekautomaat – speelkast, trekkast
trekbij – Andrena
trekboom – dissel
trekboot - sleper
trekdier  buffel, ezel, hond, kameel, karbouw, karhond, os, paard, rendier
trekgaren - treknet, zegen
trekgat  luchtgat, mui, pijp, schoorsteen, stookgat, ven
trekgeld - plok
trekgordel  gareel, greel, leidsel, singel
trekgras - kweek
trekharmonica – accordeon, trekorgel
trekhond voor een wagen – zwing
trekje – haal
trekkast – flipperkast, gokmachine, trekautomaat
trekken  halen, ontvangen, oogsten, plukken, reizen, roeien, rondreizen, rukken, sjorren, slepen, sollen, tijgen, tochten, togen, uitloten, zwerven
trekken voor prijzen - loten
trekker – geweerhaan, kampeerder, migrant, reiziger, tandarts, tractor, truck, wandelaar
trekker van een wissel  trassant
trekkerig – tochtig, winderig
trekkoord  sim
treklijn - jaaglijn, treil
trekmachine – tractor, trekker
trekorgel – accordeon, harmonica
trekpaard – jaagpaard
trekpad – tragel
trekpen – rastraal
trekpleister – lokkertje
trekpop – marionet, pias
trekschuit  barg(e), snik
treksel  aftreksel, bouillon, extract
treksel van koken – afkooksel
treksloot – tochtsloot, wetering
treksluiting  rits
trektuig  gareel, haam, juk
trektuig van ossen – juk
trekvaart – waterweg
trek van banden – rijspoor
trekveer – expander, spiraal
trekvisnet  wade
trekvogel  kievit, kranvogel, kwartel, ooievaar, reiger, wulp, zwaluw
trekweg langs water  jaagpad
trekzaag - schrobzaag
trekzeel  haam
trema – deelteken
trembleren – trillen, vibreren
tremel  treem, (molen)trechter
tremmen – storten
tremmer – hulpstoker, kolensjouwer, varensgast
tremor – beving
tremske - korenbloem
tremulant - triltoon
trend  neiging, richting, tendens, tendentie, verloop,
trens – bies, galon, lis(je), lus(je), oogje, paardenbit, vlecht
trentelen – talmen, treuzelen, trenzen, vlechten
trepelen – dribbelen, trippelen, vasttrappen
tres – goudboordsel, haardracht, haarsnoer, haarstreng, oplegsel, passement, vlecht, wrong
tres aan een (uniform)jas – brandebourg
tressen – vlechten
treter – pantoffel, schoen
treuga dei - godsvrede
treurdicht  elegie, klaagdicht, nenia
treuren  jammeren, klagen, kniezen, kwijnen, rouwen, tobben, versmachten, weeklagen
treurend (muz.)  mesto
treurende moèder (myth.)  Niobe
treurgewaad - rouwkleed
treurig  bedroefd, bedrukt, down, droef, droevig, ellendig, erbarmelijk, (muz.) funébre, naar(geestig),neerslachtig, rouwig, sip, slecht, smartelijk, somber, tragisch, triest, verdrietig, zielig
treurig toneelspel - drame
treurige gebeurtenis  drama
treurigheid  droefenis, droevigheid, ellende, misère, narigheid, tragiek, rouw, naarheid, verdriet
treurlied - klaaglied
treurmars – dodenmars
treurnis – droefheid, rouw, tragiek
treurspel  drama, tragedie
treurspeldichter  Aeschylus, Euripides, Sophocles, Thepis, tragicus
treurspelspeelster  tragédienne
treurtoneel  tragedie
treurweek - schibab
treurzang – elegie
treuzel – lijs, sukkel, talm(er), tut, zeef
treuzelaar – dralerm lijs, slof, sukkel, talmer, teut
treuzelen  aarzelen, beuzelen, dralen, hangen, klungelen, lijntrekken, prutsen, talmen, temen, teuten
treze - pannenlap
trezoor  dressoir, schat(kamer)
triadisch – drietallig
tri – vlekkenwater
triade – drieeenheid, drietal
triangel - driehoek
triangulatie  driehoeksmeting
tribunaal  gerecht, hof, rechtbank
tribune – gaanderij, galerij, spreekgestoelte, stellage, stelling
tribuut  cijns, schatting
tricolor – driekleur
tricot – sport(trui)
tricot dameshemd  kamizool
tricotsoort - charmeuse, interlock, jersey, plattricot
triëren  schiften, zuiveren
triefelen – friemelen, klungelen, knoeien, peuteren
triest – bedroefd, bedroevend, abominabel, droef, droevig, ellendig, naar, neerslachtig, sip, smartelijk, somber, tragisch, treurig, troosteloos, verdrietig
triestig – naar, somber
trifenyldihydroglyoxaline - amarine
trifos - driepas
trigonometrie  driehoeksmeting
trigram  ang, ing, lettercombinatie
trijs  bras, hijsbalk, takel
trijsen – ophalen, takelen
trijzel – treuzel, korenzeef
trijzelen – zuiveren
triktrak – jacquet
trilapparaat – triller, vibrator
trilgras - briza
trilhaar - cilie
trillen  beven, bibberen, daveren, huiveren, rillen, schudden, sidderen, trembleren, vibreren, zinderen, zoemen
trillen van de oogbol  nystagmus, oogsidderen
trillend.  tremolando, (muz.) vibrato
triller - trilapparaat
triller (muz.)  tremolo
trillerig  beverig, rillerig, vibrerend
trilling  beving, daver, golfbeweging, oscillatie, schok, siddering, vibratie
trilling van de aardkorst  aardbeving
trillingswijdte van radiogolven  amplitudo
triltoon  tremolo, tremulant
trimbaan - oefenbaan
trimester  kwartaal, trim
trimmen – knippen, stuwen
trimmer – hondenkapper
trimschool - sportschool
tinitrofenel - pikrinezuur
trinitrotoluol  T.N.T., trotyl
trio  drietal, triade, trits
triomf  overwinning, zegefeest, zege(praal)
triomfant – zegepralend, zegevierend
riomfantelijk – zegevierend
triomfator – overwinnaar
triomferen – overwinnen, zegepralen, zegevieren
trip – duikelaartje, reis, rit, tocht, toer, uitstapje
tripel  drievoudig, polijstaarde
tripje – reisje
triple – drievoudig
triplex - houtplaat
triplo - drievoud
tripmiddelen  amfetamin, benzedrine, DMT, heroïne, morfine, LSD, mescaline, peyote, STP, pervitine, psilocibine
tripode  drievoet, statief
trippelen – huppelen
tripper - veentrapper
triptiek  drieluik
trits – drie(tal), triade, trio
triumviraat  driemanschap
triviaal  alledaags, banaal, gewoon, laag, plat, platvloers
trivium  dialectiek, grammatica, retoriek
troebel  beroering, drabbig, onduidelijk, onklaar, onrust, onscherp, onzuiver, vuil, zwoel
troebelen  onlusten
troebleren  verontrusten, (ver)storen, verwarren,
troefboer  jas
troefkaart,  atour, nel, spadille
troefnegen – nel
troel – liefje, meid, slet, snoes
troela - lummel
troep  aantal, afdeling, beeld, beestenboel, bende, bent, boel, gezelschap, horde, karavaan, keet, kudde, menigte, meute, mikmak, puinhoop, rataplan, roedel, rommel(tje), rot, rotzooi, wanorde, warboel, zooi(tje), zwerm
troep dieren  horde, korf, kudde, roedel, vlucht, zwerm
troep ganzen – koppel
troep herten – roedel
troep hinden - harem
troep hoenders  toom
troep honden – meute
troep jachthonden – drift, meute
troep kunstenaars – bent
troep mensen – menigte, meute
troep of bende – jamboel, rommel
troep of rommel - zooi
troep padvinders  patrouille
troep rovers  bende, gang
troep vee - kudde
troep vissen – school
troep vogels - vlucht
troep welpen  horde, nest
troep wild – roedel
troep wilde zwijnen - rotte
troepenafdeling  divisie, echelon, korps, regiment, patrouille, peloton, vendel
troepeneenheid - regiment
troepenmacht  armee, contingent, divisie, heir, krijgsmacht, leger
troepenschouw  inspectie, parade
troepenverzorgers  tros
troepenverzorging  logistiek
troetel – liefje, lieverd, sabelkwast, sierkwast
troeteldier - knuffeldier
troetelen  knuffelen, koesteren, liefkozen, sollen, strelen
troetelkind  oogappel, pupil
troetelnaam – hart(je), honey, koosnaam, kwast, lief, lieveling, lieverd, schat
troeterig – papperig
troeven - kaartspelen
trofee – beker, cup, medaille, zegepalm, zegeteken
troffel – kalkschep, truweelt
trog  geosynclinale, kneedbak, plooidal, voederbak
troglodiet  holbewoner
Trojaans held  Aeneas, Antenor, Hector
Trojaans priester die tevergeefs waarschuwde voor het houten paard in Troje  Laocoön
Troje  llion, llium
trok  biljartspel, reisde
trol  dwerg, kabouter, kobold
trom  drum, pauk, tamboerijn, tamtam, trommél
trom van de gamelan  kendang
trombone  bazuin, schuiftrompet
trombose - embolie
trom, grote - in moskee - bedoek
trommel – bus, doos, drum, pauk, tamtam, trom
trommelaar – drummer, roffelaar, slagwerker, tamboer
trommelen – drummen, roffelen
trommelslag  roffel
trommelslager  drummer, paukenist, tamboer, trommelaar
trommelstok – baguette
trommelvuur - spervuur
trommelzucht - meteorisme
tromp – blaashoorn, jagershoorn, mondharp, olifantssnuit, slurf, trombone
trompen – brullen, toet(er)en)
trompet  bazuin, klaroen, schuiftrompet, signaalhoorn, toeter
trompetbloem - bignonia, narcis, tecoma
trompetdiertje - stentor
trompetfanfare - sonnerie
trompetgewelf - schelp
trompet met kleppen - ventieltrompet
trompetvogel - agami, psophia
trompetvormig orgaan – salpinx
tromp van een olifant - slurf
tronen – heersen, zetelen
tronie – aan(gezicht), bakkes, facie, fiselemie, gelaat
tronie Barg. - ponem, porem
tronk – boomstomp, stobbe, stronk
troon - vorstenzetel
troonsafstand  abdicatie
troonhemel  baldakijn
troop  beeld, kerktoon, melisme, uitdrukking
troost  bemoediging, heil, heul, koffie, leniging, medeleving, opbeuring, so(e)laas, sterkte, steun, toevlucht, verkwikking, verzachting
troosteloos – bedroefd, doods, mistroostig, ontredderd, ontroostbaar, triest, verslagen
troosteloosheid  desolatie, verslagenheid, verwoesting
troosteloze vlakte  schiervlakte
troosten  bemoedigen, laven, opbeuren, steunen, verlichten
trooster – Parakleet
troost of leut - koffie
tropa-alkaloïde – cocaïne, scopolamine
tropaeolacee – kanariekers
tropenkoorts – malaria
tropisch dier - krokodil
tropisch gewas  banaan, cacao, katoen, kina, koffie, kokos, nootmuskaat, oliepalm, peper, rijst, rubber, sagopalm, suikerriet, teakhout, thee
tropisch insect – termiet, tseetsee
tropisch oliehoudend gewas  sesam
tropisch plantengeslacht  aleurites
tropisch regenwoud - jungle
tropische boom  arenpalm, assem, djati, gomboom, hevea, kola, nipapalm, palm, pisang, tamarinde, teak, waringin
tropische cycloon - orkaan
tropische graansoort  rijst
tropische grassoort - alangalang
tropische grasvlakte in Amerika - savanne
tropische grond  lateriet
tropische hagedis - gekko, tokké
tropische huidziekte  framboesia
tropische klimplant – bougainvillea, derris
tropische luchtstroom  moesson, passaat
tropische plant  aloë, ananas, cactus, canna, cassave, mahinot, maniok, meloen, mimosa, orchidee, palm, ramee, vanille
tropische slingerplant  betel, sirih, liaan
tropische steekmug – muskiet
tropische tuin - plantage
tropische vegetatie  mangrove
tropische vetplant - agave
tropische vis – egelvis, goudvis, longvis, maanvis, murela, sluierstaart
tropische vogel – beo, flamingo, kaketoe, kolibri, maraboe, papegaai, parkiet, rijstvogel, struisvogel, toekan
tropische vrucht – advocado, ananas, banaan, adel, ddoerian, kiwi, manga, mangis, mangistan, mango, papaja, pisang, vijg,
tropische wervelstorm op de Filippijnen - baguio, baquio
tropische wildernis – jungle, regenwoud, rimboe
tropische wilde vlakte - jungle
tropische wind - passaat
tropische ziekte  cholera, dengue, filariasis, framboesia, lepra, malaria, slaapziekte, tyfus
tropische zwemvogel - fregatvogel
tros  aar, ankerkabel, bagage, bos, bundel, cluster, kabel, legertrein, meertouw, pak, resem, rist
tros aalbessen - rist
tros aardwormen  poer, peur
tros bananen  kam
tros bloemen of vruchten - cluster
tros vruchten  bel, kam, ragemus
tros wormen  poer, peur
troskieuwige zeevis  zeepaardje
trossel – bundel
trosselen – bundelen, drossen, pakken
trossen - bundelen
trosvormig  racemiform
trots – aanmatigend, eigendunk, fier(heid), glorieus, groots, hooghartig, hoogmoed(ig), hovaardig, laatdunknd, ondanks, overmoedig, parmant(ig), prat, pratstatig, statig, verwaand,
weids, zelfbewust, zelfgevoel
trots zijn op - bogen, pochen
trotse houding  air
trotseren - blootstellen, braveren, tarten, uitdagen, verachten, weerstaan
trotse vrouw – pauwin
trotsheid – fierheid, overmoed
trots zijn – pralen, pronken
trotten – draven
trotter - draver
trottoir  stoep, straatkant, voetpad, wandelpad
trottoirband - stoeprand
troubadour  bard, minstreel, rapsode, speelman, zanger
troubleren - storen, verontrusten
trouvaille  oplossing, vondst
trouw  aanhankelijk, fideel, gehecht(heid), getrouw, loyaal, oprecht, probiteit, standvastig, toegenegen, vasthoudend, verbonden, zeker
trouwbreuk - scheiding
trouwbreuk jegens de leenheer  felonie
trouwde voor haar zuster Rachael - Lea
trouwe bezoeker  habitué, stamgast
trouwe klant - habitué, stamgast
trouwe vriend  Achaat, Achates, Jonathan, pylades
trouweloos – infideel, ontrouw, perfide, vals, verradelijk
trouweloosheid  felonie, verraad
trouweloos iemand – afvallige, verrader
trouweloze daad  verraad
trouweloze verleidster  Delila
trouwen - echten, huwen
trouwens - immers, overigens
trouwerij – bruiloft, huwelijk, echt, trouwpartij
trouwfeest - huwelijk
trouwhartig  argeloos, eerlijk, fideel, heus, hoffelijk, loyaal, openhartig, oprecht, rondborstig
trouwjapon - trouwjurk
trouwpartij  bruiloft, echt, huwelijk, trouwerij
trubbel – moeite, narigheid
trubbels – onlust
trubbels of hinder – last
truc  (Ind.) akal, foef, foefje, handigheid, kneep, kunst(werk), kunstgreep, list(igheid), loer, poets, streek, zet
trucage - kunstgreep
trucfilm – fake
truffel – tuber
truck – oplegger, trekker, vrachtauto
trui – jumper, moerkonijn, sweater, zeug,
trui zonder kraag  pull-over
truis – plukje, tros
trust - kartel
trutten  talmen, treuzelen
truweel  troffel
trijs - takel
tsaar  Iwan, keizer, Peter
Tsjechisch auteur - Cech, Fric, Hasek
Tsjechisch gebergte  Ertsgebergte, Jeseniky, Sudeten,
Tsjechisch persbureau  C.T.K.
Tsjechische burgemester - starost
Tsjechische componist  Dvorak, Smetana
Tsjechische dans  polka
Tsjechische munt - koruna
Tsjechische partijleider  Husak
Tsjechische politicus  Dubcek, Husak, Masaryk, Novotny, Svoboda,
Tsjechische rivier  Donau, Eger, Moldau, Morava, Vltana
Tsjechische schrijver  Benesj, Capek, Kafka, Masaryk
Tsjechische stad  Bratislava, Brno, Decin, Kosice, Krupina, Liberec, Olomouc, Ostrava, Plzen, Praag, Telc
Tsjechische volksdans - furiant
Tsjechoslowaaks bergmassief - Brdy
Tsjechosloakije , hoofdstad van - Praag
Tsjecho-Slowaakijs  koruna
tsiepen – piepen, tjilpen
Tsongdialect - Bila
tube – buisje, kokertje
tuba  bazuin
Tubantia - Twente
tuberculose - ftitis, tering, tb.c., tb.
tucht  bevel, discipline, dwang, leiding, orde, toezicht
tuchteloos – ongebonden, ordeloos, onzedelijk,
tuchteloosheid - insubordinatie
tuchthuis  (straf)gesticht, gevangenis
tuchtigen  castigeren, kastijden, slaan, straffen
tuchtiging – kastijding, slaag, straf
tuchtigingsmiddel  gard, gesel, knoet, roe, zweep
tuchtleer  discipline
tuchtmeester – cipier
tuchtmiddel – karwats, roede, zweep
tuchtoefening - straf
tuchtrechterlijk  disciplinair
tuchtroede – gesel, zweep
Tudor, lid van het huis -
4 Jana Owen
5 Maria
6 Arthur, Edmund, Eduard, Jasper
7 Frances, Hendrik, Jacobus
9 Elizabeth
10 Margaretha
tuffen – puffen, rijden, spuwen
tufkrijt – mergel
tufsteen - tras
tufsteen (It.) – peperine
tui – scheeps(touw)
tuien – afmeren, vastmaken, vastzetten
tuig  afval, gajes, gareel, geboefte, gereedschap, gerei, gespuis, getouw, janhagel, materiaal, ontuig, rommel, toestel uitschot
tuig –
5 afval, gajes, gerei, grauw
6 gareel, rommel, schuim, tinnef
7 gespuis, rapalje, schorem
8 geboefte, janhagel, uitschot
10 dievenvolk, uitvaagsel
tuig, deel van het, van een schip -
2 ra
3 gei, nok, rak, val
4 boom, giek, hals, mars, mast, stag, want
5 paard, steng
6 gaffel, riflijn, scoot, zaling
7 pardoen
8 bakspier
9 jagerboom, neerhaler, stampstok
10 boegspriet, toppeneind
11 kluiverboom
tuigen  inspannen
tuighuis  arsenaal, depot, wapenhuis
tuigje - toom
tuil  boeket, bosje, ruiker, toef,
tuiltje – toef
tuimel – buiteling
tuimelaar – dolfijn, jongleur, potsemaker
tuimelbank  wip
tuimelen - buitelen, duikelen, kieperen, omvallen, vallen
tuimeling  buiteling, duikeling, kolkringtuimel, val
tuimelkar – kipkar, stortkar
tuimelraam - valvenster
tuimelvis  karper
tuin – bloementuin, erf, gaard, hof, (Mal)kebon, hortus, lusthof, omheining, park
tuin (Lat.)  hortus
tuin in de hoofdstad  Artis
tuin voor groenten  hof, moestuin
tuinaarde - humus, molmgrond, teelaarde
tuinafscheiding – haag, heg, hek, scherm, schutting, sloot
tuinafval – porrie
tuinarbeider – tuinier
tuinbaas - hovenier
tuinbloem  akelei, anemoon, aster, chrysant, dahlia, floks, geranium, gladiool, goudsbloem, hyacint, iris, krokus, lavendel, lupine, madelief, margriet, narcis, ridderspoor, roos, salvia, tulp, viooltje, zinnia, zonnebloem
tuinbloemetje - viooltje
tuinbonenziekte - fabisme, favisme
tuinboom - duiveboon, paardeboon
tuinbouw  glascultuur, horticultuur, veldarbeid, warmoezerij
tuinbouwbedrijf – kwekerij, tuinderij
tuinbouwer – tuinder, tuinier
tuinbouwgereedschap  bladhark, boonzaaier, frees, gieter, hark,
kruiwagen, riek, schoffel, schop, snoeischaar, spa, spade, tuinslang
tuinbouwgewas  andijvie, appel, asperge, biet, boon, dop(erwt), erwt, fruit, groente, kapucijner, kool, peer, peul, rabarber, radijs, sla, snijboon, spruitjes, tomaat, ui, wortel
tuinbouwkunde  hortologie
tuinbouwkundige  hortoloog
tuinbroek – salopette
tuincentrum – kwekerij, tuinderij
tuinder – gardenier, kweker, teler, tuinier, warmoezenier
tuinderij – kwekerij, tuincentrum
tuinen – benen, doorlopen, vluchten
tuineppe – selderij
tuinfeest – hoffeest
tuingereedschap – gieter, hark, riek, rijf, schoffel, schrepel, snoeimes, snoeischaar, spa(de), sproeier, tuinslang
tuingeweer - flobert
tuingod - Priapus
tuingodin  Pomona
tuinhuis  gloriëtte, koepel, oranjerie, prieel
tuinier  hovenier, tuinder, tuinman,
tuinkamer  prieel, serre
tuinkers  bitterkers, sterkers,
tuinklauw - wiedijzer
tuinklokje - kampanula
tuinkoepeltje – gloriete
tuinkruid - orego
tuinlepeltje - herderstasje
tuinman  hovenier, kweker, tuinder, tuinier
tuin met rozen – rosarium
tuin met vruchtbomen – boom(gaard)
tuinieren - tuinen
tuinopzichter (Ind.)  kebon
tuinperk – bed
tuinschaar – heggeschaar, snoeischaar
tuinscheerling - hondspeterselie
tuinsla - latuw
tuinslaper – relmuis
tuinsproeier - gieter
tuinvak  bed, perk
tuinverlichting – fakkel, lantaarn
tuin voor groenten - hof, moestuin
tuinwerk – rijsberm
tuisen – kwanselen, ruilen
tuit – schenkbuisschenkmond, tul, toot,
tuit van een kan  tul
tuit van een pomp – uitloper
tuitel – neus, onvast, wankel
tuitelen – ruisen, suizen, wankelen
tuiten – suizen, toeten
tuitelig - wankel
tuitje (plantk.) - ocrea
tuitpotje  nun
tuittrechter – broes
tuitzak - puntzak
thuja  levensboom
tuk  beet, begerig, belust, graag, gretig, gulzig, happig, slaapje, verzot
tuk hebben - beetnemen
tukje  dutje, hazen(slaapje), siësta, uiltje
tukken – dutten
tukker – kneu, putter
tul  kruik, pul, kan, speentuit, zuignap, zuigspeen
tule - kant
tuleachtig weefsel  bobbinet, petinet
tulen halsbedekking met baleintjes - guimpe
tulp - tulipa
tulpenboom  magnolia
tulpenwindhandel - tulpomanie
tumor  gezwel, zwelling
tumult – alarm, beroering, drukte, gedruis, geraas, heibel, kabaal, lawaai, leven, onrust, ophef, oploop, oproer, opschudding, ramulte, rumoer, spektakel,
tumulus – grafheuvel
tune - deun, melodie
tuner - afstemmer
Tunesië, heuvellandschap in - sahel
Tunesië, kalkplateau in - Dahar
Tunesië, provincie van - Beja, Bensert, Bizerte, Gabes, Gafsa, Jendoube, Kairouan, Kasserine, Medenin, Nabeul, Sfax, Sousse, Tunis
Tunesië, zoutmeer in – sjott
Tunesisch gerecht - koeskoes
Tunesisch schiereiland  Djerba
Tunesisch staatshoofd  Bourguiba
Tunesische havenplaats  Bizerta, Sfax, Soesa, Tunis
Tunesische munt  dinar
Tunesische stad  Beja, Bizerta, Gabes, Sousse, Tunis,
tunica - chiton
tunicaband - clavus
tuniek – uniform(jas)
tunnel – door(gang), passage
turbine  schoepenrad
turbulent  onrustig, woelig
turbulent luchtverschijnsel  eddy
turbulentie  woeligheid
tureluren - neuriën
tueluur – deun, gril, tuuk
tureluurs – dol, kierewiet
turen – gluren, kijken, staren
turf – klot, kluit, spon
turfaarde  molm, veenaarde
turfgraver – veenarbeider, veender
turfgrond  veen(land)
turfhoop – stobbe
turfland - veen
turflegger  vletter
turfmakerij  veenderij
turfmolm – mot, mul
turfschop - teef
turfstapel - stobbe, viem
turfstapelen – vletten
turfsteken – venen
turfsteker – stikker, veenman, veenwerker
turfstof – mul
turftrekker - baggeraar
turgor bezittend - turguscent
Turk  Moor, Osmaan, Ottomaan, Mohammedaan
Turken - Osmanen
turkovis - blauwgroen
Turks  Ottomaans
Turks bad - zweetbad
Turks bed – ottamane
Turks bedehuis - djami
Turks bevelhebber - ag(h)a, emir
Turks bevelschrift – irade
Turks bovenkleed - kaftan
Turks decreet  irade
Turks dichter - Baki
Turks eiland - Imroz
Turks flanel - golgas
Turks gerecht - kebab, pilav
Turks gewaad - dolman
Turks heer - aga
Turks infanteriesoldaat  janitsaar
Turks keizerlijk decreet - irade
Turks leer - marokijn
Turks lesgever van de Koran - Hodja
Turks mannenverblijf  selamnik
Turks opperkleed - kaftan
Turks paleis  konak, serail
Turks pond - lira
Turks rijstgerecht  pilav
Turks roeivaartuig - kaik, sultana
Turks schip - sultana
Turks schrijfster - Adivar
Turks soldaat  nisam
Turks staatsman  Ataturk
Turks student – softa
Turks vleesgerecht – krbab, shoarma
Turks voertuig - araba
Turks vrouwenverblijf  harem
Turks wapen - kromzwaard
Turkse ambtstitel - pacha, pasja
Turkse bevelhebber  aga
Turkse brandewijn  raki
Turkse danseres  odalisk
Turkse drank  raki
Turkse dronk - salep
Turkse eretitel  baba, bei, bey
Turkse forten aan de Hellespont - Dardanellen
Turkse gendarme  zaptieh
Turkse goudmunt  stamboel
Turkse herberg  han, kan
Turkse hoofdstad  Ankara
Turkse kapitein - reïs
Turkse kromme sabel  scimitar
Turkse landvoogd  muselim
Turkse landwer - redif
Turkse lichtgewapende ruiters - leschis
Turkse maand  ramadan
Turkse markt of herberg  kan
Turkse moskee  dziami
Turkse munt  kurus, para, piaster, pond
Turkse muts  fes, fez
Turkse opperpriester  moefti
Turkse provincie  vilajet
Turkse rechtsgeleerde  effendi, efendi
Turkse regering  (tot 1932) Porte, Kapu
Turkse rijstmoes - pilav
Turkse rivier - Ceyhan, Meander
Turkse ruiter - spahi
Turkse rustbank  ottomane
Turkse rijk - Porte
Turkse schriftgeleerde  hodja
Turkse sofa - ottomane
Turkse staatsraad  divan
Turkse stad -
4 Bolu, Icel, Urfa
5 Adana, Alaca, Bursa, Corum, Izmir, Konya, Maras, Sivas
6 Ankara, Edessa, Elazig, Samsun
7 Erzurum, Kayseri, Kocaeli, Malataya
8 Adapazzi, Gaziante, Istauoel
9 Eskihesir
10 Dayarbakir
Turkse stadhouder  vali, wali
Turkse tabakspijp  chibouque, chiboek
Turkse tarwe  mais, mi(l)le
Turkse titel  aga, bei, bey, chan, ef(f)endi, emir, emier, kalief, pasja, pasha, sultan
Turkse trom – naccara, trombal
Turkse vlag - alem
Turkse vochtmaat  alm
Turks volksstam - Avaren, Balkaren
Turkse volkszanger - asjik
Turkse vorst  bei, sultan
Turkse vrouw  hanoem
Turkse waterpijp  nargileh
Turkse wijn  raki
Turkije, hoofdstad van - Ankara
Turkije, meer in - Vanmeer
turner – gymnast
turngereedschap – brug, paard, rek(stok)
turnoefening – handstand
turnster - gymnaste
turntoestel  bok, brug, paard, rek(stok), ringen, trampoline, wandrek
turven – aanstrepen, tellen
tussen  inter, intra, middenin
tussenbedrijf - entr’act
tussenbeide komen - intercederen, interfereren, interveniëren
tussen de ogen gelegen  interoculair
tussen de ribben gelegen  intercostaal
tussen de spieren gelegen  intermusculair
tussen de vingers en tenen gelegen  interdigitaal
tussen haakjes  parenthese
tussen licht en donker  schemer
tussen twee oceanen - interoceanisch
tussen verscheidene landen  internationaal
tussen verscheidene plaatsen  interlokaal
tussen vet en mager - doorregen
tussenbedrijf  extracten
tussenbericht  entrefilet
tussencelzelfstandiheid - intercellulose
tussengebied - enclave
tussengerecht  entremets
tussenhandelaar  commissionair, detaillist, grossier, makelaar
tussenhersenen  diëncephalon, diëncefalon
tussenhistorie - episode
tussenkamer  entresol, insteekkamer
tussenkomst  bemiddeling, commissionair, inmenging, intercessie interferentie, interventie,
tussenlassen  inlassen
tussen licht en donker - schemer
tussenliggend  intermediair
tussenmuur - scheidsmuur
tussen noord en oost - n.o.
tussenperiode  fase, entracte, intermezzo, interventie, pauze
tussenpersoon – agent, bemiddelaar, commissionair, makelaar, tolk
tussen plaatsen - interlokaal
tussenpoos  tussenruimte, interval, rusttijd
tussenpozend  intermitterend
tussenregering  interregnum
tussenruimte – gaping, interlinie, interval, oprning, spatie, speling, spleet, tussenpoos
tussenslaapkamer – alkoof
tussensoort - bastaard
tussenspel  entremés, interlude, interludium, intermezzo
tussenstand - klassement
tussenstation - halte
tussentijds  a.i., inmiddels, interludium, interim, intermissie, intussen, ondertussen, tijdelijk, voorlopig
tussentoon  middentoon
tussen twee tijdstippen - tussentijds
tussenverdieping - entresol, hangkamer, insteekkamer, mezzanine
tussenvertrek – insteek
tussen vet en mager - doorregen
tussenvoegen  inlassen, invoegen
tussenvoeging  inlas, interpolatie, invoeg, las
tussenvoegsel – in(las), invoeg
tussenvonnis  interlocutie
tussenvorm  overgangsvorm
tussenvorm van sommige dieren - larf, larve
tussenwand  scheidswand
tussenweg  compromis, middenweg
tussenwerk  bijwerk
tussenwerpsel  ach, ai, au, ba, bah, bravo, foei, ha, hé, hè, hm, hoera, interjectie, nou, och, pst, plonk, sjonge, tjonge, st, tuttut, zo
tussenzetsel – las
tussenzetten - inlassen
tussenzin – parenthese
tut – kalm, stil, rustig
tutelair  beschermend
tuteur  voogd
tutrice – voogdes
tutten – tobben, zeuren
tutteren – aarzelen, treuzelen
tutterig – houterig, zeurderig
tutti  t, allen
tuub – fietsband
tuuk - aalschaar
tuut – agent, bink, diender, klabak, politie, smeris
tv-zenders zoeken – zappen
twaalf - dozijn
twaalf apostels  keizerskroon
twaalfdelig  duodecimaal
twaalfde rugwervel - gordelwervel
twaalf dozijn - gros
twaalfhoek  dodekagoon, dodecagoon
twaalf maanden - jaar
twaalfpuntsletter  augustijn
twaalftal  dozijn
twaalftoonstelsel  dodecafonie
twaalfuurtje – (lunch)pakket
twaalfvingerige darm  duodenum
twaalfvlak  dodecaëder
twee - duo, paar, span, stel
tweearmige trekboom - lamoen
tweebast - schietwilg, waterwilg
tweebenig werktuig - passer
tweeblad - keverorchis
tweebroederig - diadelfus
twee bijeen horende dingen  koppel, paar, span, stel
twee dagen geleden  eergisteren
twee dagen na heden – overmorgen
twee damschijven op elkaar – dam
twee dingen – stel
tweedraads garen – twijn
twee en een half - derdehalf
twee evenoude kinderen van een moeder  tweeling
twee gelijke exemplaren  duplo
twee gulden vijftig – knaak, rijksdaalder
twee keer – tweemaal
tweeledig – binair, dubbel(zinnig)
twee muzikanten – duo
twee nationaliteiten bezittend - bipatride
twee oceanen verbindend  interoceanisch
twee paarden  span
twee schijven op elkaar  dam
twee sneetjes brood met ei en vlees – uitsmijter
twee stukken hout - deuvel
twee zit  duo
tweede - span, secundus, span, vice
tweede aardperiode uit het prenaire tijdvak - siluur
tweede binnen planeet in ons zonne stelsel  Venus
tweede gelijke exemplaar  duplicaat
tweede gewas - etgras, etgroen, nagras,
tweede grasgewas  etgras, etgroen, nagras
tweede halswervel  draaier
tweede huwelijk – hertrouw
tweede jaargetij - zomer
tweede kamer (Eng.)  Lagerhuis
tweede keer  herhaling, repetitie
tweede naamval – genitief
tweede oogst - nagewas
tweede phase in ngodsdienst der Indiërs - brahmaïsme
tweede plaats, in de - secundair
tweede prijs – accessit, zilver
tweede snede van klaver  nasnede, etgroen, etgroen
tweede zangstem  alt
tweede zondag in mei  moederdag
tweede zondag in de vasten - reminiscere
tweedehands - antiquarisch, gebruikt, gedragen, tagrijn
tweedekker - biplaan, biplane
tweedelig – binair, dubbel
tweedelig badpak  bikini
tweedeligheid  binariteit
tweedelig pak - kostuum
tweedeling  dichotomie
tweederangs  minderwaardig
tweedimensionaal begrip  vlak
tweedraadsgaren - tweern, twijn
tweedracht  etgroen, gekijf, geschil, heibel, herrie, hommeles, krakeel, mot, onenigheid, onmin, ruzie, scheuring, twist, vete
tweedrachtig  onenig, verdeeld
tweedrachtsappel  twistappel
tweedradig weefsel - zwilk
tweeduizend (Rom.)  m.m.
tweeënhalve cent - botsen, kluut, plak
tweefiets - tandem
tweegesprek  dialoog
tweegevecht – duel, tweekamp
tweegezinswoning  duplexwoning
tweeheidsleer - dualisme
tweehoevig dier  antilope, geit, giraffe, hamel, hert, kameel, kemel, ree, okapi
tweehonderd (Rom.)  c. c.
tweehoofdige opperarmspier  biceps
tweehuizigheid - dioecie
tweehulzige plant - wilg
tweejaarlijkse tentoonstelling of zulk een concours  Biënnale
tweejarige haring - toter
tweejarig huisdier  twenter
tweejarig vrouwelijk rund - hokkeling
tweejarige mannelijke ree - smalrug
tweejarige vrouwelijke ree - smaldier, smalree
tweekamerstelsel - bicamerisme
tweekamp  duel, kamp, tweegevecht
tweeklank  diftong
tweekristalvormig  dimorph
tweeleer – dualisme
tweeling - twin
tweelingbroer van Amphion  Zethus
tweelingbroer van Artemis  Apollo
tweelingbroer van Castor  Pollux
tweelingbroer van Remus  Romulus
tweelingen  gemini, gemellen, twins
tweelingsterren  Castor, Pollux
tweelingvenster - bifora
tweelingzuster van Ares - Eris
tweeluik  diptiek
tweemaal  andermaal, bis, nogmaals
tweemaal hetzelfde zeggen  tautologie
tweemanschap – duümviraat
tweemaster – kof, schoener
tweepalig - bipolair
tweepersoons muziekstuk  duo, duet
tweepersoonsauto  two-seater
tweepersoonsbed  litsjumeaux
tweepersoons fiets - tandem
tweepersoonssofa - causeuse
tweepersoonszadel  buddyseat
tweeregelig vers  distichon, doublet
twern - twijn
tweernen - twijnen
tweeslachtig  amfygeen, amfibisch,androgyn, hermafrodiet
tweeslachtig dier - amfibie, kikvors, salamander
tweeslachtig wezen  afrodiet, hermafrodiet
tweeslachtigheid  dualisme, gynandrie
tweesnarige viool - rebab
tweesnijdend mes  lancet, vlijm
tweesnijdend zwaard  kortelas
tweesnijdend Romeise bijl - bipennis
tweespalt  conflict, disharmonie, onenigheid, ruzie, tweedracht, twist, verdeeldheid, vete
tweespraak  dialoog
tweesprong  dilemma, scheiweg
tweestemmige compositie - bicinium
tweestemmige zang  duet
tweestemmig gezang - discant
tweestrijd  dilemma, dubium, duel, kamp
tweestromenland  Mesopotamië
tweetakkig  gaffelvormig
tweetal  duo, duet, koppel, paar, span, stel(letje), twin
tweetalig land  België, Canada
tweetallig cijfer - bit
tweetaligheid  bilinguïsme
tweetallig – binair
tweetal muzikanten - duo
tweetandige vork  gaffel
tweetenig luipaard - unau
tweeterm  binomium, binoom
tweetermig - binominaal, binomisch
tweetongig - bedrieglijk, vals
tweevleugelig insekt - aasvlieg, bijenluis, bromvlieg, dar, daas, dazerik, galmug, horzel, kamervlieg, kriebelmug, mestvlieg, motrug, mug, muskiet, paardehorzel, paardevlieg, roofvlieg, runderaas, runderhorzel, sluipvlieg, stalvlieg, steekmug, tseetseevlieg), vleesvlieg, vlieg, vlo, wapenvlieg, wolzwerver, zuiderzeemug, zweefvlieg
tweevleugelig vliegtuig  tweedekker
tweevleugeligen  diptera
twee voorgespannen trekdieren - span
tweevormigheid - dimorfisme
tweevoud  duplo
tweevoudig  binair, dubbel, duplex, duplo, tweeledig, tweetallig
tweevoudigheid  dualiteit
tweewaardig  bivalent
tweewaardig  ambivalent
tweewaardigheid  ambivalentie
tweewieler – brommer, fiets, rijwiel, step, tandem
tweewielig huurrijtuig (Eng.) - ransom
tweewielig rijtuigje voor één persoon  bendie
tweewielig rijtuigje – boerensjees, karikel, kariool, riksja, sjees, sulky,tilbury
tweewielig voertuig – bromfiets, buggy, dogkar, dosados, fiets, gig, kar, kariool, motor(fiets), rijwiel, scooter, sjees, sulky, tandem,tilbury
tweewielig wagentje  gig
tweezaadlobbigen  dicotylen
tweezang – duet
tweezijdig – dubilateraal, bbel
tweezitsbank - bisellium
tweezijdig  bilateraal
tweezit - duo
Twent(h)e  Tubantia
Twentenaar  Tukker, Twent
twintig eieren - schok
twijfel  aarzeling, dilemma, dubio, dublum, onzekerheid, scepsis, verdenking, wanhoop
twijfelaar  scepticus, pyrronist
twijfelachtig – betwistbaar, dubieus, flauw, onduidelijk, onzeker, problematisch, zwak
twijfelarij  twijfelzucht, scepticisme
twijfelen – aarzelen
twijfelend  onzeker, twijfelachtig
twijfelmoedig - aarzelend
twijg  ent, loot, rank, rijs, stek, spruit, tak(je), teen, wis,zijtak
twijn – tweern,
twin – duo, paar, stel, tweeling
twinkelen – fonkelen, glanzen, glinsteren, pinkelen, schitteren, stralen
twinkeling - fonkeling, glanzing, straling
twinset - damestrui
twintigtal - snees, stijg
twintigvlak  icosaëder
twist – bonje, conflict, (geschil)punt, ge(kijf), herrie, krakeel, mot, onenigheid, ongenoegen, onlust, onmin, onvrede, ruzie, tweedracht, tweespalt, verdeeldheid, vete, woorden
twisten – bakkeleien, bekvechten, debatteren, disputeren, kibbelen, kijven, kiften, krakelen, ruziën, strijden, tobben
twister – ruziemaker, ruziezoeker
twistgeschrijf - pennenstrijd, polemiek
twistgesprek  dispuut, polemiek, redetwist
twistkunde - eristiek
twistpunt – controverse, strijdvraag
twistrede - dispuut
twistschrijver  pamflettist, polemist
twiststoker – stokebrand
twistziek - warrig
twistzoeker  ruziemaker, stokebrand
twijfel - scepsis
twijfelachtig - douteus, dubieus
twijfelen - dubben
twijfeling - aarzeling, onzekerheid
twijfelmoedig - aarzelend, onzeker
twijfelzinnig - dubbelzinnig
twijfelzucht - scepticisme, skepsis
twijfelzuchtig - sceptisch
twijg - loot, rijs, speet, teen
twijnen – tweernen
tyfoon – tornado, wervelstorm
type  soort, model, vorm
type drukletter - romein
typen  tikken
typenbeperking  normalisatie, standaardisatie
typenleer - typologie
typeren – karakteriseren, kenschetsen
typerend – kenmerkend, tekenend
typisch – apart, curieus, kenmerkend, raar, vreemd, zonderling-
typiste - tikster
typograaf – boek(drukker), letterzetter, zetter
typografie  drukkunst
typografische maat  augustijn, brevier, cicero, dessendiaan, diamant, galjard, garamond, kolonel, mediaan,nonparel, parel, pica, punt, tekst
typografische term  bladspiegel, colofon, corps, correctie, drukpers, drukproef, insluiten, kader, kapitaal, katern, kopij, lettergieten, letterkast, letterproef, marge, matrijs, oplage, pastei, plano, revisie, schoondruk, spatie, staartpagina, uitdrijven, vorm, weerdruk, zetfout
tyran van Syracuse  Gelo

U

u  ge, gij, gijlieden, ulieden,
überhaupt  eigenlijk, helemaal
uberteit  overvloed, rijkdom,volheid, vruchtbaarheid
udometer  regenmeter
ui  ajuin, siepel, kwinkslag, misslag, look
ui  bak, grap, grol, mop
uiachtige plant - look
Uganda, hoofdstad vanEntebbe
Uganda, meer in - Edwardmeer
uiensaus, dikke - soubise
uier - elder, melkklier
uierontsteking – aamt, droop, mastitis
uierpuistje  koepok
uigewas  knoflook
uiig  grappig, komisch, komiek, leutig, lollig, moppig
uil  bosuil, kerkuil, oehoe, steenuil
uil – domoor, stommeling
uilaap  makaak
uilachtig - aartsdom
uilenspiegel  guit, schalk, snaak
uilejong - uilskuiken
uilen – soeen, striges, suffen
uilensoort - bosuil, kerkuil, oehoe, ransuil, steenuil, velduil, visuil
uilenspiegel - guit, schalk
uilig  dom, indom, oerdom, oliedom, stom, stupide
uilskuiken  domoor, ezel, knuppel, sufferd
uiltje  agrotida, dutje, slaapje
uiltje, soort –
gamma-uil, huismoeder, monnikskap, pistooltje
uit  af, afgelopen, basta, ex, fini, gedaan, geëindigd, klaar, verbroken, weg
uit Algiers afkomstig  Algerijns
uit Amerika ingevoerde dans  jive, rumba, samba, step, tango
uit Amsterdam afkomstig  Amsterdams, Mokums
uit België afkomstig  Belgisch
uit bladstelen bestaand gerecht – rabarber
uit bed komen - opstaan
uit cellen bestaand  cellulair
uit Ceylon afkomstig  Singalees
uit de diepe aardkorst  abyssaal
uit de diepe zee  abyssaal
uit de grondwet voortvloeiend – organiek
uit de haak – scheel
uit de hogere stand – deftig, elegant
uit de hoogte  hautain, hooghartig, laatdunkend
uit de Kaap de Goede Hoop  Kaaps
uit de knoop doen – ontwarren
uit de knop komen – ontbotten, uitlopen
uit de kunst – gaaf, beweldig
uit de laatste tijd  jong, modern, pas, recent
uit de lucht grijpen – vangen
uit de mode – antiek
uit de nood helpen – bijstaan, redden
uit de rails lopen  derailleren, ontsporen
uit de stad – stads
uit de tijd – antiek, ouderwets, passé, verouderd, voorbij
uit de toon – vals
uit de weg gaan – mijden, ontlopen, uitwijken
uit de weg ruimen – afschaffen, effenen, elimineren, liuideren opruimen, vermoorden
uit de wind - beschut
uit Denemarken afkomstig  Deens
uit dienst treding - ontslag
uit drie delen bestaand boek  trilogie
uit drie delen bestaand schilderij - drieluik, triptiek
uit drie gedeelten bestaand werk - drieluik, triologie
uit drie leden bestaand muziekgezelschap – trio
uit duigen samengestelde ton  vat
uit Duitsland afkomstig  Duits
uit één ei ontstaan – ééneiig
uit eigen aandrang - spontaan
uit eigen beweging  spontaan, vanzelf
uit eigen opwelling – spontaan
uit elkaar - uiteen
uit elkaar halen – demonteren
uit elkaar namen – demonteren, slopen
uit Engeland afkomstig  Brits, Engels
uit en klaar – basta
uit en over – afgelopen, voorbij
uit eten gaan – uitgaan
uit gevaar helpen - redden
uit Griekenland afkomstig  Grieks, Helleens
uit gunst  p.f. (par faveur)
uit het geheugen verdwijnen  ontschieten, ontsnappen, vergeten
uit het binnenste voortkomend  endogeen
uit het hoofd leren  memoriseren
uit het land verdreven zijn  ballingschap
uit het land verdrijven - expatriëren
uit het niet voortbrengen - scheppen
uit het niet voortgebracht – schepping
uit het spel – out
uit hogere stand – chic, rijk
uit Hongarije afkomstig  Hongaars
uit Indonesië afkomstig  Indonesisch
uit Israël afkomstig  Israëlisch
uit Italië afkomstig  Italiaans
uit lagen bestaande  gelaagd
uit leem verwekte mens  golem
uit lettersvormen - spellen
uit Madrid afkomstig  Madrileens
uit Marokko afkomstig  Marokkaans
uit Monaco afkomstig  Monagaskisch
uit Moskou afkomstig  Moskovitisch
uit naam van  namens
uit nalatenschap verkrijgen  erven
uit Noorwegen afkomstig – Noors
uit of weg - afwezig
uit orangebloesem gedistileerde olie – neroli
uit oude tijden afkomstig - antiek
uit papier geknipte figuur  knipsel
uit Polen afkomstig  Pools
uit Portugal afkomstig  Portugees
uit rijst gebrouwen drank  saké
uit Rome afkomstig  Romeins
uit sadisme handelend - sadistisch, wreed
uit Spanje afkomstig  Spaans
uit Suriname afkomstig  Surinaams
uit Tsjecho-Slowakije afkomstig - Slowaaks, Tsjechisch
uit Wenen afkomstig – Weens
uit zijn humeur – ontstemd, verstoord
uit zijn op - najagen
uit Zweden afkomstig  Zweeds
uit Zwitserland afkomstig  Zwitsers
uitademen  expireren
uitademing – expiratie
uitbaggeren - slatten
uitbannen  exorciseren, verdrijven, verjagen, wegjagen
uitbanning van boze geesten – exorcisastie
uitbarsten – exploderen
uitbarsting - explosie
uitbarsting van een vulkaan  eruptie
uitbaten  benutten, exploiteren, melken
uitbating  exploitatie
uitbazuinen - rondschallen
uitbeelden – schetsen, verbeelden, vereeuwige, vertolken, voorstellen, weergeven
uitbeelding – portret, schets, verbeelding
uitbetalingsformulier - cheque, loonlijst, loonstrook
uitbijten – aanvreten, uitetsen
uitbijting – corrosie
uitblazen – doven, rusten, uitdoen, verwijderen
uitblinken  excelleren, overtreffen, schitteren, uitmunten, uitsteken
uitblinkend  preëminent
uitblinker  bollebof, bolleboos, favoriet, kampioen, kei, maestro, matador, ster, topper
uitblinker (Eng.) - ace, crack
uitblinker (sport)  crack, kampioen
uitblussen – doven, verstikken
uitblussing - extinctie
uitboenen  reinigen, schoonmaken
uitbollen - puilen
uitbotten  ontkiemen, ontspruiten, uitkomen, uitlopen
uitbouw  annex, arkel, balkon, bijkeuken, erker, luifel, serre, veranda
uitbouw aan een huis – erker, serre
uitbouw aan voorgevel  luifel
uitbraak – ontsnapping
uitbraak van dieven - vlucht
uitbraken – kotsen, overgeven, vomeren
uitbrander  berisping, reprimande, schrobbering, standje
uitbreiden – aanwassen, uitleggen, uitstrekken, vaneen leggen, vergroten, vermeerderen, verruimen
uitbreiding  ampli(fic)atie, dilatatie, expansie, extensie, groei, toename, vergroting
uitbreiding van een oorlog  escalatie
uitbreiding van stad  uitleg, uitlegging
uitbreken – losmaken, ontsnappen, vluchten
uitbrengen – spuien
uitbroeden – bedenken, verzinnen
uitbuffelen - uitkafferen
uitbuiten – afpersen, benutten, exploiteren, melken, misbruiken, uitkleden, uitzuigen
uitbuiter – profiteur, uitzuiger
uitbulderen - uitrazen
uitbundig  bovenmatig, buitengewoon, hevig, ongeremd, opgewonden, overmoedig, uitgelaten
uitbundig lachen - gieren
uitbundig prijzen – bewieroken, ophemelen
uitbundige vreugde – exaltatie
uitcijferen – berekenen, opmaken, ramen
uitdagen – oproepen, pesten, provoceren, sarren, tarten, tergen, trotseren, verzoeken, vorderen
uitdagend  pestend, provocerend, sarrend, tartend, tergend, uitlokkend
uitdagende jongere – provo
uitdagend plagen - tergen
uitdaging  provocatie
uitdamping - emanatie, evaporatie
uitdelen  distribueren, ronddelen, uitgeven, uitreiken, weggeven
uitdelgen  amortiseren, tenietdoen, uitbannen, uitroeien, verdelgen
uitdelging  amortisatie, uitblussing
uitdeling – distributie, ronddeling, verdeling
uitdelven  opgraven, uitgraven
uitdenken  bedenken, smeden, ontwerpen, uitpeinzen, uitvinden, verzinnen
uitdiepen – baggeren, onderzoeken, slatten, uitgraven
uitdijen  uitzetten, zwellen
uitdoen  afleggen, delven, doorhalen, doven, ontkleden, rooien, uitblazen, uitdraaien, uittrekken, uitwissen
uitdokteren – bedenken, uitkienen, uitzoeken
uitdossen – aankleden, uitmonsteren, verkleden
uitdossing – opschik, sier, tooi
uitdoven  blussen, dompen, smoren, uitgaan
uitdover - domper
uitdovend - diluendo
uitdovend (muz.)  stringendo
uitdraai – output, print, uitvoer
uitdragen - verbreiden, verkondigen
uitdrager - opkoper
uitdrijven (van geesten) – exorciseren, uitstorten, zuiveren
uitdrinken – legen, ledigen, leegmaken, opdrinken
uitdrogen  verdorren, verdrogen, verwelken
uitdrogend middel – exsiccantium
uitdruk – beeltenis, vorm
uitdrukkelijk  bepaald(elijk), bepaaldheid, duidelijk, expliciet, opzettelijk, pertinent, stellig, stelligheid
uitdrukken – aanduiden, doven, eindigen, uitknijpen, uitpersen, verwoorden, weergeven, zeggen
uitdrukking  bewering, expressie, gezegde, slocutie, spreuk, spreekwijze, preekwoord, term, zegswijze
uitdrukking van gedachten door woorden - rede
uitdrukking van het gelaat  mime
uitdrukkingsmiddel – pers, taal
uitduiden – aanwijzen, omschrijven, tonen, uitleggen, verklaren
uitdunnen – effileren, ruimen
uitdijen – expanderen
uitduwen – doven, uitstoten
uiteen  gescheiden, los, vaneen, wijd
uiteenbarsten  exploderen, ontploffen
uiteenbarsting  explosie, ontploffing
uiteengaan – scheiden, splitsen
uiteenhouden  onderscheiden
uiteenleggen - uitvouwen
uiteenlopend  afwijkend, divergent, divers, verschillend
uiteennemen – demonteren, scheiden
uiteenrafelen  analyseren, ontwarren
uiteenrafelen van wollen lompen – drousseren
uiteenspatten – ontploffen
uiteentrekkend - verscheurend
uiteenvallen  splitsen, verbrokkelen, verstrooien
uiteenzetten  uitleggen, verklaren
uiteenzetting  betoog, explicatie, exposé, expositie, uitleg(ging), uitleg, verklaring
uiteinde  afloop, dood, end, extremiteit, nok, punt, slot, spits, staartstuk, tomp, tip, top, uiterste
uiteinde bij vogels - staart
uiteinde van een buis – mof
uiteinde van een magneet - pool
uiteinde van spier  pees
uiteinde van staart  pluim
uiteindelijk  definitief, finaal, tenminste, tenslotte, ultiem
uiten – afvuren, belijden, betogen, luchten, ontboezemen, openbaren, plegen, slaken, uitlaten, uitspreken, woeden
uitentreure – almaar, grondig
uiteraard – bijgevolg, dus, logisch, natuurlijk, vanzelf, vanzelfsprekend, zeker
uiterlijk – aanblik, aangezicht, aanschijn, buitenkant, buitenzijde, bexterieur, extern, exterieur, gezicht, schijn, uit, uitwendig, ultimo, vertoon, voorkomen, vorm
uiterlijk (voorkomen) beschrijving - prosopografie
uiterlijk vertoon  demonstratie, exhibitionisme, optocht, ostentatie, parade, praal, pracht, pronk, schijn, show, staatsie
uiterlijke gedaante  aanschijn, lichaam, verschijning,
voorkomen
uiterlijkheid - vorm
uiterlijke waardigheid - decorum
uitermate  buitengemeen, buitengewoon, criant, extreem, fameus, hoogst, reuze, zeer
uitermate droevig  indroevig, tragisch
uiterst  extreem, grootst, hoogst, laatst, limiet, meest, optimaal, supreem, ultra
uiterst correct – impeccabel
uiterst fel - fanaat
uiterst fijne opening – porie
uiterst gering – miniem
uiterst glad - aalglad
uiterst klein – miniem, minimaal, nietig
uiterst krachtig – oersterk
uiterst links - rood
uiterst net  innet, keurig, netjes
uiterst onhartelijk – cru, ijskoud
uiterst snel (muz.)  prestissimo
uiterst zorgvuldig  minutieus
uiterste  einde, eindpunt, ergste, extremiteit, grens, limiet, laatste, uiteinde
uiterste  dood, hel, hemel, oordeel
uiterste correctheid  impeccabiliteit
uiterste datum - deadline
uiterste. grens  limiet, rand
uiterste nood - nooddwang
uiterste post – vedette
uiterste prijs - limiet
uiterste punt  pool
uiterste rand  grens, kant(lijn), limiet
uiterste verbazing - stupefactie
uiterste wil  codicil, testament
uiterste wilsbeschikking - testament
uitetsen  uitbijten
uitfluiten – bespotten, siffleren
uitfoeteren – uitkafferen, uitschelden, uitvaren
uitgaan – doven, eindigen, stappen, uitdoven, weggaan
uitgaansverlof  avondpermissie
uitgang  exit, opening, uitrit, uitweg, zij(deur)
uitgang in tuin – poort
uitgang van een rivier – delta, monding
uitgang van overtreffende trap  ste
uitgang voor wagens  uitrit
uitgangspunt  axiona, basis, beginsel, grondstelling, meet, principe, start
uitgave – besteding, ed., editie, oplage, publicatie
uitgaven  kosten, (ver)tering
uitgave van een boek – editie
uitgebakken spek - kaan
uitgebouwde deel van een kamer - erker, veranda
uitgebrande kool  as, sinder, sintel, sinter, slak
uitgebreid  ampel, breed, extensief, groot, omstandig, omvangrijk, ruim, uitgestrekt, uitvoerig, veelomvattend, voortgezet, weids, wijd, wijdlopig
uitgebreider - nader
uitgebreidheid - ruimte
uitgebreid lager onderwijs  ulo
uitgebreid zangstuk  cantate
uitgebreide maaltijd – diner
uitgebreide technische school - U.T.S.
uitgedoofde ster  planeet
uitgedorste halmen  stro
uitgedroogd  dor, kaal, saploos, verdord, verschrompeld
uitgehekelde hennep – Karl
uitgekamde wol – brat
uitgekiend – berekendlistig, vernuftig
uitgekomen – vers, verschenen
uitgekookt  gehaaid, geslepen, gewiekst, goochem, kien, handig, leep, slim, sluw, uitgerekend, uitgeslapen
uitgekookt en slim – kien, leep
uitgekozen  keur, select, (uit)verkoren
uitgekozen deel - bloem, elite, keur, puik
uitgelaten  baldadig, bli(de)j, brooddronken, dartel, (dol)blij, jolig, luidruchtig, uitbundig, vrolijk, wild, wispelturig
uitgelaten blij – dolblij
uitgelaten van pret– dol
uitgelaten vrolijk dartel
uitgelezen  exquis, geselecteerd, keur(ig), puik, select, uitgezocht, uitmuntend, uit(verkoren), verkozen, voortreffelijk
uitgelezen deel  bloem, elite, keur, puik, upper ten
uitgelezen legerafdeling  garde, genie, keurbende, keurkorps, keurtroepen
uitgelezenen - elite
uitgelezenste - puik
uitgeloofde beloning – premie, prijs
uitgemaakt  afgedaan, beslist, gedoofd, onbetwist, vast, verbroken, voldongen, zeker
uitgemaakt zijn - vaststaan
uitgemergeld  doodop, fytloos, hongerig, krachteloos, mager, ontkracht, uitgeput
uitgenodigde - invites
uitgeperste beetwortel  pulp
uitgeperst suikerriet - tras
uitgeplozen touw  werk
uitgeput – aangeslagen, afgedraaid, afgeleefd, afgemat, afgepeigerd, afgesloofd, afgetobd, amechtig, bekaf, doodmoe, doodop, doodmoe, krachteloos, leeg, mat, moe, moede, op, teut, , uitgemergeld, vermoeid, verzwakt
uitgerafeld touwwerk - pluis
uitgerekend - berekend, bijdehand, gewiekst, goochem, handig, leep, pienter, slim, uitgekookt, uitgeslapen
uitgerekt – gestrekt, langgerekt
uitgerust – fit, geoutilleerd; verkwikt
uitgeslagen goud  bladgoud
uitgeslapen – alert, bijdehand, gewiekst, gis, goochem, kien, leep, listig, pienter, slim, sluw, uitgekookt, uitgerekend, wakker
uitgesleten  slof
uitgesloten – exclusief, onmogelijk
uitgesloten aansprakelijkheid  u,a.
uitgesmolten dierlijk vet  ongel
uitgesmolten stukje vet  kaan
uitgesneden vis - filet
uitgespogen slijm  zwadder
uitgesponnen vergelijking – allegorie
uitgesproken – bepaald, beslist, duidelijk, onmiskenbaar, positief, verklaard
uitgestorven  doods, leeg, levensloos, onbewoond, onbevolkt, onbewoond, stil, verlaten
uitgestorven paarden soort  tarpan
uitgestorven vogel  aepyornis, archaeopteryx, dodaars, dodo, dronte, moa, reuzenalk, walgvogel
uitgestotene  balling, outcast, paria
uitgestreken  effen, kakm, onberoerd, onbewogen, schijnheilig
uitgestrekt – effen, glad, groot, kalm, lang, omvangrijk, onbegrensd, ruim, schijnheilig, strak, uitgebreid, ver, wijd
uitgestrekt gebergte  Alpen, Andes, Atlas, Oeral
uitgestrekt landoppervlak - continent
uitgestrekte vlakte  delta, llano, pampa, paramos, prairie, savanne, steppe, toendra, woestijn
uitgestrektheid – vlakte
uitgeteerd – vermagerd
uitgeteld – afgepeigerd, doodop, knockout, uitgeput, verslagen
uitgetrokken – uitgerekt
uitgevast  uitgeteerd
uitgeven  afgeven, besteden, betalen, editeren, openbaarmaken, opmaken, publiceren, ronddelen, spenderen, uitdelen, verstrekken, verteren
uitgever van aandelen - emittent
uitgewekene  d.p., balling, emigrant, refugié, vluchteling
uitgewerkt – gedoofd, leeg
uitgewerkt schema - plan
uitgewerkte aantekeningen  notulen
uitgewerkte beeldspraak – allegorie
uitgewoond – haveloos, vervallen
uitgewoond huis - kavalje
uitgeworpene  balling, paria
uitgezette lijn  grens, limiet, linie, raai, rooi
uitgezette post - schildwacht
uitgezocht  exquis, select, uitgelezen, uitverkoren, verfijnd, voortreffelijk
uitgezocht gezelschap - elite, keur, selectie
uitgezochte slimheid – raffinement
uitgezonderd  behalve, behoudens, buiten, exclusief, exc., excl.
uitgieten – ledigen, plengen, schenken, sproeien, uitstorten
uitgifte  editie, emissie, verspreiding
uitgifte van waardepapieren  emissie
uitglijden – slippen, vallen
uitgommen – wegstuffen
uitgooien – ledigen, legen, verwijderen
uitgooiing – dropping
uitgors – kwelder, voorland
uitgraven – diepen, opgraven, rooien, spitten, uitdelven, uitdiepen
uitgraving van slotgracht - cunet(te)
uitgroei bij lintwormen - botridie
uitgroeisel - uitwas
uithaal – galm, klap, mep, slag, zwieper
uithaal met de voet – schop, trap
uithalen – meppen, reinigen, schoonmaken, slaan, uithalen, uitpakken, uitvreten
uithaler - reier
uitham  landtong, nes
uithangteken van drogist  gaper
uitheems – buitenlands, exotisch, heterochthoon, onbekend, ongewoon, raar, vreemd
uitheems woord – exotismetisch
uitheems zoogdier - kangoeroe, lama, leeuw, olifant, tapir, tijger
uitheemse kruiderij  specerij
uitheemse vrucht  ananas, banaan, citroen, dadel, gember, grapefruit, kokosnoot, mandarijn, mango, paprika, pinda, sinaasappel, vijg, zuidvrucht
uitheinig - dol, uitgelaten
uithoek  gat, gehucht, kaap, landtong, negorij
uitholling  gat, gleuf, grot, hol(te), kas, kuil, nis, put(je)
uitholling in de grond – kuil, sleuf
uitholling in muur – nis
uitholling in rots - grot
uitholling in zand - kuil
uitholling in zuil  cannelure
uitholling van gesteente door stromend water – erosie
uithoren – polsen, ondervragen
uithouden  doorstaan, duren, gedogen, handhaven, verdragen, volhouden
uithouder – volharder
uithozen – leegscheppen
uithuizig - weg
uiting  expressie, melding, ontmoediging, openbaring, opmerking, teken, uitdrukking, zin
uiting van. ..  zie ook: uitroep van
uiting van afkeuring  ba, foei, oei
uiting van afschuw of koude - br
uiting van angst  gil, kreet, schreeuw
uiting van berusting - tja
uiting van blijdschap  lach
uiting van droefheid  ach, och, huilen, rouw, snikken, tranen
uiting van ergernis - gemor
uiting van geestdrift  applaus, hoezee, ode, ovatie
uiting van genegenheid  aai, kus, streling, zoen
uiting van goedheid  aalmoes, weldaad
uiting van goedkeuring  bravo, goedzo
uiting van herkenning - groet
uiting van instemming  ja, zeker
uiting van koude  bibberen, br, rillen, trillen
uiting van kritiek - opmerking
uiting van leedvermaak  hoon, ironie
uiting van liefde  kus, omhelzing, zoen
uiting van macht – geweld
uiting van misnoegen - beklag
uiting van ongeloof  oele
uiting van ontevredenheid  klacht, reclame
uiting van pijn  ai, au, kreunen
uiting van pret  lach
uiting van schrik  gil, kreet
uiting van smadelijke vreugde - hoongelach
uiting van smart – ai, geween, rouw, snik, tranen
uiting van spot  hoon
uiting van verdriet  huilen, snik, tranen, wenen
uiting van vermoeidheid – geeuw
uiting van verrassing - aha
uiting van verzet  demonstratie, protest, verzet
uiting van vreugde  dans, gelach, lach, sprong
uiting van vrolijkheid  lach, gelach, lachen
uiting van warmte  transpiratie
uiting van welwillendheid  glimlach
uitingsmiddel  orgaan
uitje  trip, reisje, verzetje
uitjouwen  beschimpen, bespotten, uitjoelen, uitschelden
uitkafferen – schelden
uitkammen - zuiveren
uitkeren - betalen, vergoeden
uitkering bij echtscheiding  alimentatie
uitkering van bijzondere aard – bonus
uitkerven – ontrafelen
uitkienen – uitdokteren, uitrekenen, uitzoeken
uitkiezen – selecteren, verkiezen
uitkiezend – selectief
uitkijk – post, wachtpost
uitkijken  loeren, spieden, opletten, oppassen, turen
uitkijkplaats  vedette
uitkijkpost – kraaiennest, observatorium, voorpost
uitkijktoren – belvédère
uitklappen – openen, openslaan
uitklauteren – uitklimmen
uitkleden – beroven, ontbloten, ontkleden, plunderen, uitbuiten
uitklimmen - uitklauteren
uitkloker - pijpenwroeter, pijpuihaler
uitknijpen – uitdrukken, wringen
uitknobbelen – uitkienen, uitvissen, uitzoeken
uitknokken - uitvechten
uitkomen –ontkiemen, uitbotten, uitlopen, uitspruiten, verschijnen
uitkomen voor - bekennen
uitkomst  afloop, eindcijfer, einde, hulp, oplossing, redding, rest, resultaat, slotsom, soelaas, som, uitslag, uitweg, verlossing
uitkomst bij rekenen  GGD, K.G.V., kwadraat, product, quotiënt, rest, som, verschil, wortel
uitkomstbrenger  Heiland, redder
uitkoop  afkoopsom, losgeld, vrijkoop
uitkopen – vrijkopen
uitkrabben – raderen
uitkramen – opdissen, verkondigen, vertellen
uitlaat - demper, knalpijp, knalpot
uitlachen  bespotten, honen, ridiculiseren
uitladen – afladen, lossen, ontladen
uitlaten – luchten, uitspreken
uitlating – opmerking, uitspraak, weglating
uitlating van een of meer woorden - ellips
uitlatingsteken  apostrof, deleatur
uitleg – bescheid, explicatie, opheldering, toelichten, verduidelijken, vergroten, verklaring
uitleggen  blootleggen, expliceren, spreiden, ontvouwen, uitduiden, uiteenzetten, uitspreiden, verklaren
uitleggend  exegetisch, verklarend
uitlegger  commentator, exegeet, explicateur, verklaarder
uitlegging  exegese, explicatie, commentaar, interpretatie, opheldering, toelichting, verklaring
uitlegkunde  exegese, hermeneutiek
uitlegkundige - exegeet
uitleuren  rondventen
uitleven – botvieren, overgeven
uitlevering – overgave
uitlezen - sorteren
uitlokken  provoceren, tarten, verleiden, verlokken
uitlokkend – provocerend, uitdagend
uitloop  afvoer, rent, ank, riool, riviermond, schot, spruit, vieren
uitloop van water - afvoer
uitlopen – botten, demarreren, (ont)kiemen, uitkomen, uitspruiten
uitlopen in – uitmonden
uitlopende tak - ent
uitloper  kiem, loot, rank, scheut, spruit, uitspruitsel
uitloper van zenuwcel  neuriet
uitmaken  beslissen, besluiten, betekenen, blussen, doven, uitschelden, verbreken
uitmalen – droogmaken, leegpompen
uitmergelen  uitputten
uitmesten - reinigen
uitmiddelpuntig  exentriek, excentrisch
uitmonden - uitlopen
uitmonsteren – opschikken, tooien, uitdossen, versieren
uitmonstering – opschik, tooi
uitmunten  excelleren, emineren, brilleren, overtreffen, schitteren, uitblinken, uitsteken
uitmuntend – best, briljant, eminent, excellent, exquis, meesterlijk, opperbest, patent, perfect, prima, uitgelezen, uitnemend, uitstekend, uniek, voortreffelijk, wonderwel
uitmuntend door verstand  geniaal, intelligent
uitneembaar – demontabel
uitnemen – afladen, uitdraaien
uitnemend – best, eminent, excellent,perfect, prima, puik, superieur, uitstekend
uitnemer - souteneur
uitnodigen  convoseren, engageren, inviteren, noden, verlokken, verzoeken, vragen
uitnodiging - convocatie, invitatie, oproep, verzoek
uitnodiging tot verklaring  motie
uitoefenen  bedrijven, doen, verrichten
uitoefening van recht  rechtspleging
uitpakken - uithalen
uitpeinzen – bedenken, uitdenken, verzinnen
uitpellen – sc hillen
uitpersen – pletten, uitbuiten, uitdrukken, wringen
uitpikken – uitkiezen
uitpluizen – noppen, onderzoeken
uitplunderen - beroven
uitpoetsen – uitwissen, wegvegen
uitporren – wekken
uitpraten – afspreken, bijleggen, oplossen
uitproberen – beproeven, testen
uitproesten  schateren, schaterlachen
uitpuilende ogen - exofthalmus
uitputten – afbeulen, afjakkeren, afmatten, aftappen, aftobben, draineren, ledigen, slopen
uitputtend  afmattend, intensief, moordend, vermoeiend, volledig
uitputting  enervatie, inanitie, verzwakking
uitrafelen – uitpluizen
uitrazen - uitbulderen
uitredding - verlossing
uitreiken  distribueren, overhandigen, uitdelen
uitreiking  distributie, overhandiging, uitdeling
uitrekbaar - elastisch
uitreis  vertrek
uitrekenen – becijferen, bepalen, nagaan, uitkienen, uitknobbelen, vaststellen
uitrekken – lengen, oprekken, spannen, strekken
uitrichten  bewerken, doen, verrichten
uit rijst gebrouwen drank - arak, sake
uitrit - uitgang
uitroeien – afmaken, elimineren, extriperen, ombrengen, uitdelgen, verdelgen, vernietigen
uitroeiing – eliminatie, verdelging
uitroep  ach, aha, ai, ala, au, ba, boe, br, eh, eureka, foei, gil, ha, hallo, he, heila, ho, hu, jeminé, komaan, kreet, och, oef, oh, oei, roep, sa, schreeuw, voort, welaan, ziedaar
uitroep  exclamatie
uitroep bij bacchusfeesten  evoë
uitroep bij bepaald spel – bingo, kien, mat, schaak
uitroep tot aansporing  tsa, komaan, voort
uitroep tot afkeer  ba(th), foei, jakkes, jasses
uitroep van Archimedes  eureka
uitroep van benauwdheid  oef, ai
uitroep van bewondering  bravo
uitroep van blijdschap  aha, ha, heisa, hoera
uitroep van Duitse schildwacht – werda
uitroep van geestdrift - hoera
uitroep van huivering  br, hu
uitroep van instemming  bravo
uitroep van medelijden  ach, och
uitroep van minachting  ba, foei
uitroep van ongeloof  oele, kom
uitroep van opluchting – hehe, oef
uitroep van pijn  ai, au
uitroep van schildwacht  halt, werda, wiedaar
uitroep van schrik  ai, oei, oh
uitroep van spijt – helaas
uitroep van teleurstelling - jammer
uitroep van verrassing  aha, hé, oh
uitroep van verwondering - gom
uitroep van vreugde  aha, ha, fijn, heila, hoera, hoezee, leve
uitroep van walging – ba, jakkes
uitroepen  aankondigen, bekendmaken, proclameren
uitrukken –uittrekken, vernietiging, verwijderen, wegnemen,
uitrusten – aangorden, bewapenen, bijkomen, herstellen, slapen, verpozen
uitrusten op bed - slapen
uitruster in leger  foerier
uitruster van schepen  reder
uitrusting  accommodatie, benodigde, equipment, outillage, outfit
uitrusting van soldaten - P.S.U.
uitschakelen  afzetten, elimineren, stopzetten, verslaan
uitschakeling - eliminatie, integratie
uitscheiden  afzonderen,eindigen, ophouden, stoppen
uitscheiding - excretie
uitscheidingsholte bij vogels - cloaca
uitscheidingsstoffen - extre(men)ten
uitschelden  beledigen, beschimpen, bespotten, honen, kwetsen, onteren, uitjouwen, uitfoeteren
uitschenken - uit(gieten)
uitscheppen - leegmaken
uitschietende lichtbundel - flits, lichtstraal
uitschot  afval, barrel, bocht, gespuis, geteisem, kaf, kriel, ontuig, rammelant, rap, rebuut, rommel, rotzooi, schorem, schuim, tuig, uitvaagsel, vuil
uitschot van fruit  stek
uitschreeuwen  uitroepen
uitschrijven van een vergadering - bijeenroepen, convoceren
uitschuifbaar  telescopisch
uitschuifbare ladder  magirusladder
uitslaan – pletten, walsen
uitslaapkamer - recovery
uitslag  afloop, brand, debiet, einde, gevolg, levering, resultaat, score, uitkomst, verkoop
uitslag van de huid  exceem, exantheem, netelroos
uitslag van het gelaat  krent
uitslapen - luilakken
uitslingeren – centrifugeren
uitslover – braniemaker, opschepper
uitsluiten  excluderen
uitsluitend  alleen, enkel, exclusief
uitsluitend een bezit van dieren - staart
uitsluiting  afwijzing, ban, boycot, exclusie, interdict, onterving, royement, seclusie, wering
uitsluiting in een wedstrijd  diskwalificatie
uitsluiting van geloofsgemeenschap - ban, excommunicatie
uitsluitsel – antwoord, opheldering, verklaring
uitslijpen - eroderen
uitsmeden – pletten
uitsmeren - spreiden, strijken, verdelen
uitsmelten (van metaal)  louteren
uitsmijten – amoveren, uitkaaien
uitsmijter – patser, pooier, portier, souteneur, uitkaaier
uitsnijden - excideren, excisie
uitsnijding  excisie
uitspanning  amusement, boog, gewelf, hemel, herberg, pleisterplaats, plezier, toog, trans, vermaak, zwerk
uitspansel  azuur, firmament, hemel, hemelgewelf, lucht, zwerk
uitsparen – besparen, bezuinigen, economiseren, uitwinnen
uitsparing in muur  nis
uitspatting  exces, losbandigheid, orgie
uitsplitsing - atomiseren, uitschiften
uitspitten - onderzoeken
uitspoelen  ondermijnen, reinigen, schoonmaken, uithollen
uitspoeling – irrigatie
uitspoken - uitvreten
uitspraak – arrest, attest, articulatie, beslissing, bewering, citaat, elocutie, eloquentie, ontboezeming, oordeel, uitlating, verdict, verklaring, vonnis
uitspraak bij stemming  votum
uitspraak doen ober – beslissen
uitspraak in geschil - arbitrage
uitspraak van Gerechtshof  arrest
uitspreiden – etaleren, uitleggen, uitstallen
uitspreken  articuleren, uiten, uitpraten, vellen, verklaren, zeggen
uitspringend gedeelte - nok
uitsprong van een gevel  saillie
uitspruiten – botten, uitkomen, uitlopen
uitspruitsel  blaadje, bot, flits, knopje, loot, schoot, spruit, uitloper, wortel
uitstaan – velen, verdragen, verduren
uitstalkast  etalage, pronkkast, toog, vitrine
uitstalkastje  etagère
uitstallen – etaleren, opstellen
uitstalling – marktkraam, show
uitstalraam - etalage, vitrine
uitstallen - etaleren, exhiberen, vertonen
uitstalling  etalage, exhibitie, expositie, tentoonstelling
uitstalruimte  etalage, museum, pronkkast, showroom, toonkamer, vitrine
uitstapje  escapade, excursie, reis, rit, tocht, toer, trip
uitstappen - debarkeren, uitstijgen, uittreden
uitsteeksel  doorn, nok, punt, rand, saillie, spriet
uitsteeksel op een spil  asnok
uitsteeksel waarop een stijl rust - neut
uitstek  balkon, kroonlijst, luifel
uitsteken – puilen, uitblinkeb
uitstekend  best, bravo, briljant, eminent, excellent, fameus, fantastisch, goed, heerlijk, kostelijk, meesterlijk, mooi, oke, patent, perfect, picobello, prachtig, prima, probaat, prominent, puik, schitterend, subliem, tiptop, uitnemend, voorbeeldig, voortreffelijk, weergaloos, wonderwel
uitstekend dakgedeelte - euzie
uitstekend dakvenster  koekoek
uitstekend strookje aan kaart  tab
uitstekende lijst  richel
uitstekende pilaster  ante
uitstekende punt  stekel, doorn
uitstekende (sluit)rand  flens, richel
uitstekende top  piek
uitstel – aanhouding, mora, opschorting, prorogatie, respijt, surséance, verdaging, verlet, verschuiving
uitstel is gevaarlijk  p.i.m. (periculum in mora)
uitstel van betaling  dispensatie, indult, krediet, moratorium, remis, respijt, surceance
uitstel van betalingstermijn - remis
uitstellen – aanhouden, afgelasten, opschorten, opschuiven, rekken, schorsen, transfereren, verdagen, verschuiven, vertragen, verzetten
uitstijgen  uitstappen
uitstippelen  aanduiden, ontwerpen
uitstorten  ejaculeren, ledigen, openbaren, plenzen, uiten, uitgieten, uitwerpen, wegwerpen
uitstorting - nederdaling
uitstoten – uitwerpen, verbannen, verdrijven, verschoppen, verwijderen
uitstoten van een klinker aan het eind van een woord - elisie
uitstralen – emitteren, gloeien, straling
uitstralend licht - schijnsel
uitstralende warmte  gloed
uitstraling van energie  radioactiviteit
uitstraling – aura, emanatie, radiatie
uitstraling van energie – radio-activiteit
uitstraling van pijn  irradiatie
uitstralingspunt  radiant
uitstrekken – elargeren, uitbreiden, reiken, vergroten
uitstrijken – gladmaken, gladstrijken,
uitstroming - effusie, emanatie
uitstrooien - sprenkelen
uitstroomopening - osculum
uitstrooisel  gerucht, praatje
uitstuffen  gommen, uitvlakken
uitstulping van de huid  bult, puist
uittanden - kartelen
uittarten  tergen, uitdagen
uittering – ematiatie
uittesten – proberen, testen, toetsen
uittocht  exodus, vertrek, vlucht
uittreden - opstappen
uittreding - emersie
uittrekken  afleggen, begroten, excerperen, ramen, uitdoen
uittrekken van kiezen  extraheren
ulttrekse1  abrégé, aftreksel, begrip(Grieks) epitome, excerpt, extract, overzicht
uitvaagsel  falderappes, gajes, gemeen, gespuis, heffe, plebs, rapalje, schorem, schorr(i)iemorrie, schuim, tuig, uitschot
uitvaardigen  afkondigen, bekendmaken, decreteren
uitvaardiging - decreet
uitvaart  begrafenis, lijkmis, plechtigheid
uitvaartplechtigheden – exequien
uitvagen –wegvegen, wegvlakken
uitval – aantasting, boutade, snauw
uitval van een schermer - passe
uitvallen – begeven, vervallen, wegvallen
uitvaren – foeteren, opspelen, razen, schelden, tekeergaan ,tieren, vloeken
uitvechten  beslechten, uitknokken, uitmaken
uitvegen  afwissen, gommen, schoonvegen, uitwissen, uitwrijven, verwijderen
uitvenen – moeren
uitverkiezing – keus
uitverkocht – leeg, los
uitverkoop  opruiming, solde
uitverkoren  geliefd, geselecteerd, uitgelezen, uitgezocht
uitverkoren uitgezondene  afgezant, zendeling
uitverkoren volk Gods  Israëlieten
uitverkorene – geliefde
uitverkozen – verkoren
uitvezelen – uitrafelen
uitvinden – bedenken, ontdekken, uitdenken,
uitvindend  creatief, inventief, scheppend
uitvinder – inventor, ontdekker
uitvinder van aceton - Derosne
uitvinder van accordeon  Buschmann
uitvinder van aceton - Takamine
uitvinder van altfluit  Böhm
uitvinder van de achromatische verrekijker  Dollond
uitvinder van de aniline  Perkin
uitvinder van de antenne - Popov
uitvinder van de areometer  Hypatia
uitvinder van de atoombom  Compton
uitvinder van de auto  Daimler
uitvinder van de barometer  Torricelli, Viviani,
uitvinder van de beeldtelegrafie - Kom
uitvinder van de bioscoop  Lumière
uitvinder van de bliksemafleider - Franklin
uitvinder van de boekdrukkunst - Gutenberg, Koster
uitvinder van de brandspuit  v. d. Heijden
uitvinder van de bril  Franklin
uitvinder van de destillatie  Geber
uitvinder van de differentiaalrekening  Leibnitz, Newton
uitvinder van de dieselmotor  Diesel
uitvinder van de draadloze telegrafie  Marconi
uitvinder van de duikboot  Drebbel
uitvinder van de dynamo  Faraday
uitvinder van de elektro dynamo - Faraday
uitvinder van de elevator  Otis
uitvinder van de fiets - MacMilan
uitvinder van de film  Edison
uitvinder van de fonograaf  Edison
uitvinder van de fotografie  Daguerre, Niepce
uitvinder van de gasverlichting - Murdoch
uitvinder van de gloeilamp  Edison
uitvinder van de grammofoon  Edison
uitvinder van de grasmaaimachine - Hills
uitvinder van de inductiespoel - Ruhmkorff
uitvinder van de katrol  Archimedes
uitvinder van de kleurenfotografie - Ives
uitvinder van de koepokinenting - Jenner
uitvinder van de kwikthermometer - Fahrenheit
uitvinder van de lichtdruk  Albert
uitvinder van de locomotief  Stephenson
uitvinder van de luchtballon  Mongolfier
uitvinder van de luchtband  Dunlop
uitvinder van de lucifers  Walker
uitvinder van de metronoom  Maelzer
uitvinder van de microfoon  Hughes
uitvinder van de microscoop  Leeuwenhoek
uitvonder van de motor - Siesel
uitvinder van de mijnlamp  Davy
uitvinder van de naaimachine  Howe
uitvinder van de onderzeeboot  Fulton, Drebbel, Bushnell
uitvinder van de penicilline  Fleming
uitvinder van de piano  Christofori
uitvinder van de postzegel  Kaiser
uitvinder van de radar  Watt
uitvinder van de radio  Marconi
uitvinder van de rotatiepers  Applegarth
uitvinder van de rekenmachine - Pascal
uitvinder van de saxofoon  Sax
uitvinder van de scheepsschroef - Ericson, Ressel
uitvinder van de schrijfmachine - Sholes
uitvinder van de spoorweg  Stephenson
uitvinder van de steendruk  Senefelder
uitvinder van de stencildruk  Gestetner
uitvinder van de stereoscoop  Brewster
uitvinder van de sterrenwacht - Drake
uitvinder van de stethoscoop  Laennec
uitvinder van de stofzuiger  Noe
uitvinder van de stoomketel  Papin
uitvinder van de stoommachine - Watt
uitvinder van de telefoon  Bell
uitvinder van de telegraaf  Morse
uitvinder van de televisie  Baird, Nipkof
uitvinder van de vaccinatie  Jenner
uitvinder van de verrekijker  Drebbel
uitvinder van de vulpen  Mollet, Waterman .
uitvinder van de wandtapijten  Gobelin
uitvinder van de wringbalans  Coulombe
uitvinder van de zeilwagen  Stevin
uitvinder van de zetmachine  Mergenthaler
uitvinder van de zonnewijzer  Anazimander
uitvinder van het blindenschrift - Braille
uitvinder van het buskruit  Schwarz
uitvinder van het duikerpak  Borelli
uitvinder van het dynamiet  Nobel
uitvinder van het esperanto  Zamenhof
uitvinder van het gasgloeilicht - Weisbach
uitvinder van het haringkaken - Beukelsz(oon)
uitvinder van het kompas  Gioja
uitvinder van het kortschrift  Groote
uitvinder van het kasregister  Ritty
uitvinder van het plastic  Hyatt
uitvinder van het slingeruurwerk - Huygens
uitvinder van het spinnewiel  Jurgens
uitvinder van het telegraafschrift - Morse
uitvinder van het vulkaniseren - Goodyear
uitvinder van het zakuurwerk  Henlein
uitvinder van het zweefvliegtuig - Lillienthal
uitvinging - inventie
uitvinding uit de laatste wereldoorlog  atoombom, radar
uitvindster van het kantklossen – Uttmann
uitvissen – controleren, onderzoeken
uitvlakken – raderen, uitgommen, uitstuffen
uitvliegen – verlaten, wegvliegen
uitvloeien - wegstromen
uitvloeien van lava  extrusie, effusie
uitvloeiing  emanatie
uitvloeiingsgesteente  basalt, kwartsporfier, lipariet, melafier, ryoliet
uitvloeiing van licht - straling
uitvloeisel  consequentie, effect, emanatie, gevolg, nasleep, uitwerking
uitvlokken  coaguleren
uitvlokking  coagulatie
uitvlucht  evasie, excuus, flous, ontsnapping, smoes(je), verzinsel, voorwendsel, uitwijking, verzinsel
uitvluchten zoeken  dralen, tergiverseren
uitvoer – export, output, uitdraai
uitvoerbaar – doenlijk, executoriaal, haalbaarmogelijk
uitvoeren  doen, exporteren
uitvoerder – bouwbaas, executant, executeur
uitvoerder van bouwwerken  aannemer
uitvoerder van een testament  executeur
uitvoeren  doen, executeren, exporteren, ondernemen, realiseren, volbrengen, verrichten
uitvoerend - executoriaal
uitvoerend bewind  executieve
uitvoerend kunstenaar  acteur, danser, declamator, dirigent, cellist, dirigent, klarinettist, musicus, trompetist, violist, zanger,
uitvoerende macht  koning, kroon
uitvoerhandel - export
uitvoerig  ampel, breed(voerig), gerekt, grondig, in extenso, omstandig, prolix, uitgebreid
uitvoerig verslag  rapport, relaas
uitvoering  afwerking, concert, executie, toneelstuk, vertoning, voltrekking, voorstelling
uitvoeringsbevel - opdracht
uitvoervergunning  consent
uitvorsen  doorgronden, naspuren, onderzoeken, opsporen,
uitvorsend  penetrant, scherpzinnig
uitvragen - uithoren
uitvreter  bietser, klaploper, parasiet, tafelschuimer, uithaler, uitspoker
uitwaaien  wapperen
uitwas – abces, exces, groei, knobbel, knoers, knoerst, protuberantie, uitsteeksel, uitstek, wen, wrat, zwelling, uitgroeisel
uitwas aan een boom - knoest
uitwas aan eikenbladeren  galnoot
uitwas bij planten  gal
uitwas op de huid - bobbel, buil, bult, eczeem, gezwel, puist, pukkel, uitslag, wrat
uitwas op kop van dieren  gewei, hoorn, horen
uitwasemen – dampen, exhaleren, transpireren, zweten
uitwaseming  exhalatie, stoom, transpiratie
uitwaseming van rottende stoffen – miasma
uitwassen – reinigen, zuiveren
uitwateren – lozen, spuien
uitwatering – afvoerbuis, rijt, riool, spuigat, suatie, waterlozing
uitwateringskanaal  suatiekanaal
uitwateringsmerk - Plimsollmerk
uitwateringssluis  zijl
uitweg – exit, expedient, gat, oplossing, redding, uitgang, uitkomst
uitweiding  breedvoerigheid, digressie, elaboratie, excursie
uitwendig  extern, exterieur, uiterlijk
uitwendig gebruik  u.e.
uitwendig geneesmiddel – balsem, smeersel, zalf
uitwendig heelmiddel – pleister
uitwendige  exterieur
uitwendigheid  voorkomen
uitwerken – afdoen, bedrijven, berekenen, doen, ontwikkelen, oplossen, plegen, stichten, uiten, volvoeren,
uitwerking  effect, gevolg, invloed, oplossing, resultaat
uitwerpen  braken, lozen, spuwen, uitbannen, uitstorten, uitstoten, verstoten
uitwerpselen - drekstoffen, exorementen, fecaliën, faeces, ontlasting
uitwerpselen van een dier  drek, keutel, mest, plak, stront, vijg
uitwerpselen van wild – boonsel
uitwijken – emigreren, vermijden, vluchten
uitwijkeling - balling, emigrant
uitwijking – emigratie, uitvlucht
uitwijzen – bannen, vonnissen
uitwijzing – verbanning
uitwinnen – besparen, uitsparen
uitwinning - evictie, excussie
uitwisselen – ruilen
uitwisseling - ruil
uitwissen  doorhalen, effaceren, obliteren, uitpoetsen, uitdoen, uit(vegen)
uitwissing - deletie
uitwonend  extern
uitwonende - forens
uitwrijven – poetsen, reinigen, uitvegen
uitwuiven - uitzwaaien
uitzaad - zaaigoed, zaaigraan
uitzaaien - verspreiden
uitzakking (geneesk.) – prolaps
uitzeilen – vertrekken, wegvaren
uitzenden - omroepen
uitzending – (e)missie, programma
uitzet - dilatatie
uitzetten - expanderen, toenemen, uitdijen, wijken, zwellen
uitzetting  dilatatie,expansie, expulsie, uitwijding, vergroting, verwijdering, zwelling
uitzettingskracht  elasticiteit, spankracht
uitzeven  afscheiden
uitzeveren  uitkwijlen
uitzicht  kijk, panorama, perspectief, prospect, vergezicht, vue
uitzichttoren  belvédère
uitzieden – uitkoken
uitzingen - volhouden
uitzinnig  dol, doldriest, dwaas, enorm, furieus, idioot, krankzinnig, razend, redeloos, onbesuisd
uitzinnige  dolleman, krankzinnige
uitzinnigheid  dolheid, razernij
uitzitten - ondergaan
uitzoeken  kiezen, lezen, schiften, selecteren, sorteren, uitdokteren, uitkienen, uitknobbelen, uitpluizen
uitzoeker  lezer, selecteur
uitzonderen  uitsluiten
uitzondering - exceptie, exclusie
uitzonderlijk  apart, bijzonder, enig, exceptioneel, extravagant, extreem, geniaal, uiterst, uniek, vreemd, zeldzaam
uitzonderlijk raar - apart
uitzonderlijke begaafdheid - genie
uitzuiger – aasgier, afperser, knevelaar, profiteur, uitbuiter, vampier, woekeraar
uitzuinigen – (be)sparen, overhouden, uitsparen
uitzwaaien - uitwuiven
uitzwellen – puilen
uitzweten – transpireren, uitwasemen
uitzweten van een pathologische vloeistof  exsudaat
uitzweting - exsudatie
uiver  eiber, eidebaar, ooievaar
uk  baasje, dreumes, dwerg, hummel, kereltje, kind, kleintje, kleuter, peuter
ukje – baasje
ukkepuk – peuter
ukkie - dreumes
ulaan  lansier, lans(ruiter)
ulceratie  verzwering
ulcereren  etteren, zweren
ulcus  zweer
ulevel – babbelaar, karamel, zuurtje
ulimanniet – NiSbS
ulk – bunzing, skunk
Ullr, woonplaats van - Ydalir
Ulmacee - celis, iep. Olm, ulmus
ulster - winterjas
Ultima Thule - IJsland
Ultra – extreem, overdrevenuiterst
ultramarijn  bergblauw
Ulysses  Odyssee
umbellifeer –
4 anijs, peen, sium
5 apium, carum, dille, karwij, komijn
6 bunium, dicuta, conium, daucus, kervel, venkel
7 doorwas, holzaad, myrrhis, scandix, selderij
8 bevernel, drieblad, pijpkruid, torkruid
9 bereklauw, doornzaad, heelkruid, komijnzaad, koriander, pasteraak, zevenblad
10 peterselie, scheerling, waternavel
11 fluitekruid, kruisdistel
umbrella – scherm
umpire – arbiter, scheidsrechter
una corda  u.c.
unaniem  eendrachtig, eensgezind, eenparig, eenstemmig
uncle Sam  V.S., U.S.A.
unctie zalving
undulatie  golving
unfair  gemeen, oneerlijk, onnet, onsportief
uni  éénkleurig, effen
unie  alliantie, club, eenheid, genootschap, liga, (ver)bond, vereniging
Unie van Socialistische Sowjet Republieken  Rusland, USSR
Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers - U.V.V.
uniek  apart, enig, heerlijk, kostelijk, merkwaardig, onvergetelijk, prachtig, uitmuntend, uitzonderlijk, zeldzaam
uniek in zijn soort - enig
uniek zijn - enigheid, uniciteit
uniform  eenvormig, livrei, modelkleding, tuniek, tenue, wapenrok
uniformiteit - eenheid
uniform kleding - livrei, tenue, tuniek
uniformjas  tuniek
uniformpet  kepie, sjako
uniformstof  kaki
uniformversiering  galon, tres
unilateraal  eenzijdig
unisono  algemeen, eenstemmig
unit - eenheid
unitas  bond, unie
United Kingdom  Engeland, U.K.
United Nations Organisation  UNO, V.N.
United States (of Amerika)  Amerika, U.S.A., V.S.,
uniteit  eendracht, eenheid, eensgezindheid
universeel  algemeen, algeheel, alles, alzijdig
universeel middel  panacee
universele decimale classificatie - U.D.C.
universitaire voorzitter - decaan
universiteit  academie, campus, hogeschool
universiteit in Amsterdam  V.U., G.U.
universiteit in de V.S.  Berkeley, Columbia, Harvard, Princeton, Vale
universiteit van Parijs  Sorbonne
uniformiteitsafdeling - faculteit
universiteitsbestuur  senaat
universiteitsbibliotheek  U.B.
universiteitsbode  pedel
universiteitscentrum bij Utrecht - Uithof
universiteitsgemeenschap  civitas
universiteitshoofd  R.M. (rector magnificus)
universiteitsraadsman  decaan, studentendecaan
universiteitsstad  academiestad
universiteitsstad (België)  Brussel, Gent, Leuven
universiteitsstad (Engeland)  Cambridge, Londen,Oxford
universiteitsstad (Frankrijk)  Montpellier, Parijs, Sorbonne
universiteitsstad (Irak)  Bagdad, Basra, Mosoel
universiteitsstad (Israël)  Haifa, Jeruzalem, Ramat
universiteitsstad (Italië)  Florence,Padua,
universiteitsstad (Nederland)  Amsterdam, Groningen, Leiden, Nijmegen, Utrecht
universiteitsstad, middeleeuws -
3 Aix
4 Caen, Jena, Rome
5 Bazel, Mainz, Padua, Parijs, Pavia, Praag, Siena, Trier
Turijn, Wenen
6 Arezzo, Cahors, Erfurt, Huesca, Keulen, Krakow, leiden,
Leuvem, Modena, Nantes Napels, Oranje, Oxford
7 Avignon, Bologna, Bourges, Ciombra, Ferrara, Glasgow,
Granada, Leipzig, Marburg, Orleans, Perugia, Rostock,
Salermo, Sevilla, Vicenza
8 Aberdeen, Bordeaux, Debrecen, Florance, Freiburg, Grenoble,
Palencia, Piacenza, Poitiers, Toulouse, Tübingen, Valencia, Vercelli, Würzburg
9 Barcelona, Boedapest, Camgridge, Frankfurt, Perpignan,
Salamanca
10 Heidelberg, Kopenhagen, Valladolid, Wittenberg
11 Fünfkirchen, Montpellier
13 Koningsbergen
universiteitsstad, voormalige Nederlandse - Franeker, Harderwijk
universiteitsterrein  campus
universum  al, heelal, kosmos
UNO - VN
unster – weegtoestel
uppercut – kinstoot, opstoot
upper ten  aanzienlijksten, bloem, elite, keur
uppie – alleen, kleinigheid
up-to-date – actueel, nieuw
uraniet - torberniet, zeuneriet
uraniniet - pikblende, uraanpikerts
uranium - uraan
uraniumerts - carnoliet, uraniniet
uranotantalium - samarskiet
Uranus, satelliet van - Oberon, Titania, Umbriël
urbaan  wellevend, hoffelijk
urbain - stedelijk
urbanisatie  verstedelijking
urbanisme  stadscultuur
urbaniteit  galanterie, hoffelijkheid , stedelijkheid
urbisme – steedsheid
ure - stonde
ureum - carbamide
urgent  dringend, dwingend, hoognodig, nodig, noodzakelijk, spoedeisend
urgent zijn of maken - urgeren
urine – pis, plas
urine, bestanddeel van de - ureum
urinebuis  urethra, katheter
urinedrijvend middel - coffeïne, diureticum, diuretine, theocine
urineleider - ureter
urineonderzoek – uroscopie
urineren – pissen, plassen
urinevergiftiging - uraemie
urinezak - urinaal
urmen  klagen, kreunen, zaniken, zeuren, zwoegen
urn – asbus, aspotje, asvaas, canope, kruik, pul, tul vaas
urticacee - brandnetel, glaskruid, rameh
Uruguay, hoofsstad van - Montevideo
Uruguayse munt – peso
U.S,A, - Amerika
usance  gebruik, gewoonte, mos, regel, zede
ut - do
uterus  baarmoeder
utiliteit  bruikbaarheid, nut
utopie  droombeeld, illusie
Utrecht - Bisschopsstad, Domstad, Sticht
Utrecht, plaats in -
4 Elst, Odijk, Tuil
5 Baarn, Doorn, Graaf, Lopik, Maarn, Soest
6 Cabauw, Eemdijk, Eemnes, Loenen, Loerik, Rhenen, Wilnis,
Zuilen
7 Abcoude, Kamerik, Leersum, Leusden, Spengen, Utrecht,
Cleuten, Zegveld
8 Benschop, Blokland, Jutphaas, Maarsen, Mijdrecht Soestdijk,
Uithoorn
Utrecht, rivier in - Eem, Vecht
uur  H., hora, stonde
uuraanwijzer - klok, uurwerk
uurgebeden  horae, horen
uurglas – tijdglas, zandloper
uurwerk  gnomon, horloge, klesyda, klok, pendule, remontoir, tijdmeter, uurwijzer, wekker, zandloper, zonnewijzer
uurwerk, deel van een - echappement, slagwerk, slinger, wijzer
uurwerkhersteller  horlogemaker
uurwerkraadje - snek
uurwijzer  zie uurwerk
uw huis – thuis, uwent
Uzbeekse hoofdstad  Tasjkent

V

va  pa, papa, vader
vaag – doezelig, flau, flou, mistig, nevelig, obscuur, onbepaald, onduidelijk, ongewis, onnauwkeurig, onscherp, onzeker, schemerig, schimmig, wazig, zweverig,
vaag begrip  benul, notie
vaag gepeins – mijmerij
vaagjes – flauw, onscherp
vaagjes en flets - zwak
vaak  dikwijls, doorgaans, gedurig, geregeld, gewoonlijk, herhaaldelijk, meermaals, meestal, veel(al), veelvuldig, menigmaal
vaal  bleek, flets, gekleurd, grauw(achtig)), grijs, kleurloos, lichtgrauw, mat, ontkleurd, parelkleurig, rossig, verschoten, verkleurd
vaalachtig – valig
vaalbruin worden - tanen
vaalerts  tetraidriet
vaalgeel – goor, tanig
vaalt  asbelt, ashoop, belt, mesthoop, vuilnisbelt
vaalwit - grauw, grijs
vaalzwart - grauw
vaam  vadem
vaan(del)  banderol, banier, drapeau, geus, standaard, veldteken, vendel, vlag, wimpel, windwijzer
vaan van de ruiterij  kornet
vaan van een lans.  banderol
vaandel - banier, blazoen, krijgsbanierstandaard, veldteken, vendel, vlag, wimpel
vaandel (Sp.)  bandera
vaandel bij de cavalerie - standaard
vaandeldrager  banierdrager, signifer
vaandel, klein - pannoen
vaandelspel - vendelzwaaien
vaandrager - tuinfluiter
vaandrig  kornet
vaandrig van de ruiterij  kornet
vaantje - banderilla, windwijzer
vaar  gust
vaarbereik - actieradius
vaardig  bedreven, begerig, behendig, bekwaam, bereid, capabel, gereed, geroutineerd, gezwind, grif, handig, klaar, kundig, paraat, prompt, rad, ree, vlot, vlug
vaardig en hanteerbaar - handig
vaardigheid  bedrevenheid, behendigheid, bekwaamheid, gezwindheid, handigheid, kunde, kundigheid, kunst, reeheid, routine, techniek, vlugheid
vaardig man - routinier
vaargat - inrit
vaargeul  diepslochter
vaargeul in ijs - slop
vaargeul tussen zandbanken  priel
vaarlicht - scheepslantaarn
vaars  kalf
vaart  diep, dynamiek, entrain, gang, grift, kanaal, koers, pace, radheid, reis, schot, snelheid, speed, spoed, tempo, tocht, toer, trip, vitesse, vliet, waterweg, zeereis
vaart minderen - (af(remmen)
vaartuigen 
3 aak, ark, bol, bom, jol, kof, kog, mas, mot
4 bark, boot, brik, buis, duck, giek, hulk, jonk, kaag, kaan, kaik,
kano, kiel, kits, kwak, kwee, lark, pink, pond, poon, slof,
smak, snik, snuk, trek, vlet, vlot, waal, zomp
5 aviso, balsa, galei, barge, berge, break, draak, eiker, ferry,
galei, jacht, fager, kajak, kaper, knots, kogge, kraak, patas,
pinas, pleit, plemp, pluit, praam, prauw, sasak, schip, sjomp,
skiff, sloep, snauw, spits, tjalk, tramp, uboot, umiak, vleet
6 barkas, beuger, blazer, boeier, botter, dogger, feloek, fregat,
gabaar, gabare, galeas, galjas, gondel, hengst, hoeker, hopper,
karaak, kokwet, korvet, kotter, logger, pampus, ponton,
punter, rijnaak, sampan, schouw, schuit, sleper, stomer, tanker,
tender, tokker, wherry, zuiger
7 aalpoon, brander, drifter, duwboot, galjoen, galjoot, kadraai,
karveel, klipper, korjaal, kruiser, kuboot, lichter, monitor,
schebek, sculler, sharpie, sultana, tartaan, tjotter, trawler,
treiler, trireen, veeboot, woonark, zeeboot
8 bijlander, blusboot, bochtaak, bokschip, duikboot,ertsboot,
gierpont, hagenaar, hoogaars, ijsbreker katschip, kolenaak,
korakora, kustboot, lifeboat, mailboot, notendop, orembaai,
palander, polakker, raceboot, ramschip, roeiboot, samoreus,
schoener, schokker, tankboot, veerboot, veerpont, vikinger,
vissloep, zeejacht, zeeschip, zeilboot
9 aakschuit, baggerbok, bombarder, brigantijn, dekschuit,
destroyer, ferryboot, hekwieler, kempenaar, kieljacht,
koelschip, kostschip, lastschip, loodsboot, mosselman,
motorboot, pakschuit, poolschip, raderboot, rijnlander,
salonboot, slagschip, sleepboot, snebschip, stoomboot,
tambangan, tankschip, uitlegger, vijfmaster, vliegboot,
woonschip, zeiljacht
10 aardschuit, adviesbark, beurtschip, driemaster, fluitschip,
haringbuis, hovercraft, hydroplaan, jaagschuit, kuilkorvet,
lichtschip, marsiliaan, mijnenveger, motorjacht, motorschip,
olympiajol, onderzeeër, pakketboot, rotorschip, scheldejol,
snelzeiler, spankuiler, stoomjacht, stoomschip, trekschuit,
veerschuit, viermaster, vlerkprauw, vrachtboot, wachtschip
11 adviesjacht, baggermolen, baggerpraam, bovenlander,
cartelschip, centerboard, dreadnought, graanzuiger,
kaapvaarder, kustvaarder, mijnenlegger, onderlosser,
overzetboot, schoolschip, schuifgalei, slagkruiser, statenjacht,
torpedoboot, vikingschip
12 baggerschuit, ballastschip, haringlogger, haringschuit,
koningssloep, landingsboot, modderschuit, onderzeeboot,
oorlogsschip, pantserschip, schoenerbrik, torpedojager,
vlaggenschip, zeesleepboot, zolderschuit
13 blokkadeschip, kanonneerboot, loodsschoener, walvisvaarder,
14 hospitaalschip, kofferdekschip, pantserkruiser, passagiersboot,
pieremachochel, transportschip, twaalfvoetsjol
vaartuig in de Middellandse Zee - tartaan
vaartuig met hoog oplopende steven  orembaai
vaartuig op de ganges - baulea
vaartuig van Eskimo  kajak
vaartuig van Noach  arke, ark
vaartuig voor ruimtevaart - ruimteschip
vaartuig voor visvangst  bom, botter, logger, pink, trawler, treiler
vaartuigje - scheepje
vaart van lopen - gang
vaarwater  diep, gracht, kanaal, kielwater, meer, rak, rivier, sloot, vaart, waterweg, zee
vaarwater in Nederland  kil, krammer
vaarwater tussen Denemarken en Zweden  Sont
vaarwater tussen twee zeeën  zeestraat, nauw, Sont, straat
vaarweg - koers, richting, route
vaarwel - adé, adi(e), adieu, adios, aju(us), bye, gegroet, goedendag, saluut, tabee, vale
vaarwel zeggen - groeten
vaas – amfora, kan, kruik, pul, tul, urn
vaas voor as - urn
vaat  afwas
vaatcryptogaam  boom, heermoes, paardenstaart, varen,schubboom, wolfsklauw, zegel
vaatdoek  slobbe, theedoek, wis
vaatgezwel – angioom
vaatje voor haring – kantje
vaats - onfris
vaatvernauwend middel - angiotinicum
vaatvernauwing  vasoconstrictie
vaatverwijding - angiëctasi
vaatvlies - chorioidea
vaatwerk  aardewerk, beker, bord, glas, kan, ketel, kom, kopje, pan, pot, pul, schaal, schotel, servies, teil, vat
vaatwerk met schenkpijp  theepot, tuitkan
vaatwerk uit klei gebakken  aardewerk
vacant – beschikbaar, ledig, leeg, onbezet, onvervuld, open(staand), vrij
vacature  vac.
vaccin  entstof
vaccin tegen tuberculose  BCG
vaccinatie  inenting
vaccinatiebewijs - pokkenbriefje
vactinatie, iemand die-verricht - vaccinatur
vaccineren  inenten
vaccinestof - koepokstof
vaceren  openvallen
vacht – haarkleed, pels
vacht van een dier – dierenhuid, pels
vachtdikte - stapl
vacuüm  lacune, leegte, leemte, luchtledig, onderdruk
vacuümmeter – alfatron
vadde - pannenkoek
vadem  vaam
vademecum  handleiding, leerboek, leidraad
vademen - meten, omvatten
vader  pa, papa, paps, patriarch, va
vader (bijbel)  abba
vader des vaderlands - p.p.
vader en moeder  ouders
vader of moeder  ouder
vader van Abraham  Terah
vader van Achilles  Peleus
vader van Aegistus  Thyestes
vader van Aeneas  Anchises
vader van Agamemnon  Atreus
vader van Ajax  Telamon
vader van Alcaenus  Perseus
vader van Alexander de Grote  Philippus
vader van Amphlon  Zeus
vader van Amphiticon  Alcides
vader van Amphitrite  Nereus
vader van Apollo  leus
vader van Ares  leus
vader van Aristaeus  Apollo
vader van Astyanax  Hector
vader van Atalante  lasus
vader van Atreus  Pelops
vader van Bacchus  Jupiter, leus
vader van Bellerophon  Glaucus
vader van Braga  Odin
vader van Cadmus  Agenor
vader van Circe  Helios (Helius)
vader van Clytaemnestra  Tyndareus
vader van Dardanus  leus .
vader van Darius  Hystaspes
vader van David  Isai
vader van Dido  Tyrus
vader van Dionysos  Zeus
vader van Elektra  Agamemnon
vader van Eos  Hyperion
vader van Erebus  Chaos
vader van Europa  Agenor
vader van Ezau  Izaak
vader van Faunus  Picus
vader van Freyja  Njord
vader van Hector  Priamus
vader van Helius  Hyperion
vader van Hippomenes  Macareus
vader van Hygiera  Asclepius
vader van Inachus  Okeanos, Oceanus
vader van Ismaël  Abraham
vader van Jonathan  Saul
vader van jonggeborene  kraamheer
vader van Jozef  Jakob
vader van Jupiter  Saturnus
vader van Kain  Adam
vader van Latinus  Faunus
vader van Mars  Jupiter
vader van Medea  Aeëtes
vader van Minos  Zeus
vader van Moab  Lot
vader van Morpheus  Hupnos
vader van Nereus  Pontus
vader van Niobe  Tantalus
vader van Odysseus  Laërtes
vader van Orestes  Agamemnon
vader van Orpheus  Apollo
vader van Palamedes  Nauplius
vader van Paria  Priamus
vader van Peleus  Aeacus
vader van Pelops  Tantalus
vader van Penelope  Icarius
vader van Persephone  Zeus
vader van Perseus  Zeus
vader van Pharnaces  Mithradates
vader van Phoebe  Uranus
vader van Pollux  Zeus
vader van Priamus  Laomedon
vader van Priapus  Dionysos, Dionysus
vader van Samuel  Elkana
vader van Saturnus  Uranus
vader van Sem  Noach
vader van Tantalus  Zeus
vader van Thaumas  Pontus
vader van Thetis  Nereus
vader van Thyestes  Pelops
vader van Tithonus  Laomedon
vader van Troïlus  Priamus
vader van Ulysses  Laërtes
vader van Vider  Odin
vader van Wodan  Bor
vader van Xerxes  Darius
vader van Zeus  Chronos, Kronos
vader van de Nereïden  Nereus
vader van de wals  Strauss
vaderland – bakermat, geboorteland, patria
vaderlander  patriot
vaderlandsgezind  nationaal
vaderlandsliefde  patriottisme
vaderlandsvriend - patriot
vaderlandloze – apatride, d.p.
vadermin - vaderliefde
vaderlijk  paternaal, patriarchaal
vaderlijk erfdeel  patrimonium
vaderlijk erfdeel, tot het- behorende - patrimoniaal
vader of moeder – ouder
vaderpaard - hengst
vaderrecht  patriarchaat
vaders broer - oom
vaderschap  paterniteit
vadersnaam - patronymicum
vaderstad van Abraham  Ur
vadsig  indolent, levenloos, loom, lui(zig), maf, onbenullig, slaperig, traag, werkschuw
vadsigheid  loomheid, luiheid, traagheid
vagant  zwerver
vaganten - goliarden, zwervers
vagebond – boef, dolaard, kalis, landloper, rabauw, schelm, schoft, schurk, schooier, vrijbuiter, zwerver
vagebonderen - zwerven
vagebonderende interlectuelen in de late middeleeuwen - goliarden
vage beschouwing - algemeenheid
vage gestalte – schim, spook
vagen – poetsen, reinigen, wrijven, zuiveren
vage plaatsaanduiding – ginds, ginder
vager – borstel, stoffer
vagevuur  purgatorium
vak – ambt, afdeling, ambacht, beroep, branche, gebied, handwerk, hok, lade leervak, loket, metier, stiel
vak in bureau  lade, loket
vak op school  aardrijkskunde, biologie, Duits, Engels, Frans, geografie, geschiedenis, godsdienst, Grieks, historie, Latijn, lezen, Nederlands, rekenen, schrijven, taal
vakantie  reces, rusttijd, uitstapje, verlof, vrij(af)
vakantiedag  snipperdag
vacantieganger – reiziger, toerist
vakantiehuisje in de bergen  chalet
vakantieverblijf – camping, hotel, pension, tent
vakantiewoonwagen  caravan
vakbekwaam - bedreven, bekwaam, kundig
vakblad - vakorgaan
vakbond  syndicaat
vakbondsbestuurder  bonze
vakbondscentrale  CNV, FNV, NKV, NVV
vakerig - slaperig
vakgenoot  amice, collega
vakgroep – sectie
vak in tuin – perk
vakje - hokje
vakkundig  bedreven, (vak)bekwaam
vakman – deskundige, elektricien, fitter, glasblazer, kenner, loodgieter smid, specialist, timmerman, metselaar
vak met zitplaatsen - tribune
vak of baan – beroep
vak of beroep – ambacht
vak of betrekking - baan
vak op school - biologie, Duits, Engels, Frans, geografie, geschiedenis, Grieks, Latijn, Nederlands, rekenen, scheikunde, taal
vakorgaan - vakblad
vaktaal – jargon
vaktermen - terminologie
vakvereniging  corporatie, gilde, (vak)bond, vakgroep
vakwoord - term
val  bons, buiteling, deksel, dreun, hinderlaag, klem, klep, knip, kuil, neergang, ondergang, plof, raam, slag(net), smak, tuimeling
valabel  aannemelijk, geldig, rechtsgeding
valbloem - haagwinde
valbijl  guillotine
valblok  heiblok
valdeksel  luik
valdeur  rinket, schofdeur, schotdeur
valdeur (herald.) - orgel
valdeurtje  klap, rinket
vale  v., adieu, gegroet, vaarwel
valentie - waardigheid
valeriaanachtigen - valerianaceeën
valerianacee – spoorbloem, valeriaan, veldsla
valet  bediende, butler, kamerdienaar, lakei, lijfknecht
valgen - omploegen
valhek – hamei, stormegge
valide  gezond, krachtig
valideren - gelden
validiteit - geldigheid, geschiktheid
valies  karabies, koffer, reistas, reiszak
valig - verschoten

valijzer – klink
valinger - tafeleend
valk - falco(nide), giervalk, roodvalk, slechtvalk, smelleken,
taleken, torenvalk
valkachtige vogel  arend, buizerd, havik, kiekendief, slechtvalk, sperwer, wespendief, wouw
valkbloem – klaproos
valkenier - vogelaar
valkenjacht - valkerij, vederspel
valkenjager - valkenier
valkerf  kapsnede, vellingskerf
valkruid - arnica, wolverlei
valk, mannelijke - tarsel, tersel
vallei  dal, del, diepte, inzinking, laagte
vallen – dalen, kwakken, lazeren, neerkomen, sneuvelen, storten, struikelen, treffen, tuimelen, zakken
vallend gesteente  bergstorting
vallend sluitijzer  klink
vallende duisternis  avond, schemer
vallende ster  meteoor, meteoride, meteoriet, meteoroliet
vallende ziekte – epilepsie
vallen zetten - trappen
valletje – rabat
valling – helling, schuinte
val met een lus - strik
valnet – slagnet
val of buiteling - smak
val voor dieren – klem
val voor ramen - luik
valoriseren  waarderen
valpoort – stormegge
valput - kuil
valreep  loopplank, scheepstrap, touwladder
vals – achterbaks, arglistig, bedrieglijk, boos, dissonant, doortrapt, fout(ief), gemeen, geniep(ig), gluiperig, imitatie, ignobel, kattig, kwaad, laag, leugenachtig, loens, loos, min, nagemaakt, nep, onecht, onedel, oneerlijk, onjuist, onoprecht, onwaar, onzuiver, perfide, pseudo, slinks, trouweloos, verkeerd, verraderlijk, vuig, vuil
valsaard – bedrieger, fielt, gemenerik, gluiperd, judas, linkerd, snoodaard
vals bericht  kwakkel
vals goud – doublé
vals kijken – aangluipen
vals of nep - namaak
vals spelen – sjoemelen, steggelen, tricheren stechelen
vals voorwendsel  fint
valscherm  parachute
valschermspringer - parachutist
valse aantijging  laster, smaad
valse diamant  peridot, stras
valse eed – meineed
vals goud - double
valse haarkrul – boekel
valse haartooi - pruik
valse horizon  pseudorizon
valse kies - pr(a)ermolaar
valse leer – pseudologie
valse plooi in stof – kreukel
valse reden - drogreden
valse redenering  paralogie
valse sluitrede - paralogisme
valse smaragd – peridot
valse toon - wanklank
valse verklaring  meineed
valse vouw  kreuk, kreukel, plooi
valse vrouw  feeks , harpij, kreng
valse zwangerschap - hooiveulen
valserik - gemenerik, hinderlaag, kuil, list, valsaard
valsheid - boosheid, fraude, gemeenheid, gramschap, huichelarij, nijdigheid, onechtheid, oneerlijkheid, onwaarheid, veinzerij
valstrik  (hinder)laag, kuil, list, verleiding
valstrikbom - booby-trap
valuta - bedrag, deviezen, geldstelsel, koers, munteenheid, waarde, wissel(waarde)
valutabeurs - wisselmarkt
valvenster  tuimelraam
valwind - bise, bora, borino, föhn, mistral, papagayo
valwind aan de Adriatische Zee - bora
valziek  epileptisch
valziekte - epilepsie
vampier – bloedzuiger, desmondontida, uitzuiger, woekeraar
van  achternaam, v.
van aantekeningen voorzien – annoteren
van aanzien – deftig, hoog, notabel, voornaam
van aarde  aarden, lemen
van adel  adellijk, edel
van adresbanden voorzien  banderen
van alles  allerlei, diversen, varia
van alles voorzien  gesorteerd
van alle wilskracht beroven  biologeren, hypnotiseren, uitmergelen
van alles wat  allegaartje, mengelmoes, potpourri, quodlibet, varia
van andere aard – allogeen
van balein gemaakt – baleinen
van been – benen, benig
van beide kanten - beiderzijds
van belang  belangrijk, belangwekkend, (ge)wichtig, important, noemenswaardig, voornaam
van belang zijn - tellen
van belastingbandje voorzien – banderolleren
ven benzine voorzien - tanken
van bepaalde delfstof voorzien - lei
van bepaalde wollen stof gemaakt - lakens
van beroep  professioneel
van betekenis  belangrijk, betekenisvol, relevant, significant, terzake
van binnen – innerlijk, intern, inwendig
van binnen leeg - hol
van binnen uitkomend  endogeen
van binnen uit  endogeen
van blijvende waarde  klassiek
van bloed levend – vampier
van bomen gemaakt - houten
van boven  v.b.
van buiten  extern, uitwendig
van buiten af komend  exogeen
van buiten inwerkend  exogeen
van buiten leren  memorisatie, memoriseren
van cijfers voorzien  nummeren, numeroteren, nummeren
van de  der, des
van de borst nemen  spenen
van de bouw van Rome af  u.c.
van de dag van schrijven  d.d.
van de dop ontdoen  pellen
van de geest  mentaal
van de grond opnemen  oprapen
van de hoofdzaak weghalen – afleiden
van de kook - overstuur
van de leeftijd  aet
van de pit ontdoen – egreneren, ontpitten
van de troon stoten - onttronen
van de wind afgewende zijde  lij
van deze tijd  contemporain, eigentijds, modern
van dezelfde mening  eensgezind, unaniem
van dezelfde oorsprong  isogeen
van dezelfde soort – eender, enerlei, gelijk
van dezelfde stam  stamverwant
van die tijd af  sedert, sinds
van die zaak - daarvan
van dienst zijn – dienen, gerieven, helpen
van direct belang - actueel
van dit jaar  h.a. (huius anni)
van dun hout gemaakt  spanen
van edele aard getuigend  grootmoedig
van een – ener
van een berg naar beneden – bergaf
van een dag - eendags
van een omslag voorzien  kaften
van een regel afwijkend  abnormaal
van elders afkomstig  allogeen
van elk apart - elkeen
van elke vegetatie verstoken  kaal
van flinke afmetingen  groot
van geen belang – irrelevant, nutteloos
van geen betekenis - irrelevant
van geen nut  nutteloos, onnut(tig)
van geld voorzien - spekken
van gelijke inhoud  conform, eensluidend, identiek
van gelijke mening  eensgezind
van gelijke vorm  uniform
van gelijke waarde  equivalent, gelijk, pari
van gering gewicht  licht
van geringe afmeting – iel, klein
van geringe betekenis  flop, flut, waardeloos
van geringe breedte – smal
van geringe dichtheid - ijl
van geringe hoeveelheid – iets, miniem, weinig
van geringe hoogte – laag
van geringe lengte – kort
van geringe omvang – klein
van geringe stand – burgerlijk
van geringe waarde – prullig
van geringe zwaarte - licht
van gewicht  voornaam, zwaar
van goed gehalte  edel, nobel, zuiver
van goede huize  v.g.h.
van goud voorzien - eglomiseren
van groeven voorzien – gerild
van grote omvang – dik, omvangrijk
van grote samenhang - taai
van grote waarde – duur, kostbaar, kostelijk, waardevol
van harte  graag, hartelijk, innig
van heden af - a dato, voortaan
van hemelsblauwe kleur  azuren
van het begin af  ab, ovo
van het begin af herhalen (muz.) - da capo
van het lopende jaar  A.C. (anno currente)
van het midden af  distaal
van het nodige voorzien  verzorgen
van het vel ontdoen - villen
van het vorige jaar  a.p.
van hier  heen
van hoefijzers voorzien  beslaan
van huid ontdoen  stropen, villen
van huid verwisselen  vervellen
van huis weg - afwezig
van hun kant  hunnerzijds
van iets af  eraf
van iets getuige zijn  beleven, ervaren, meemaken, ondervinden
van iets houden - mogen
van ijzeren banden voorzien  beslaan
van inhoud ontdoen  legen, lozen
van ivoor  elpen, ivoren
van jonge datum  recent
van kantoor  v.k.
van klei  lemen
van kleine afmeting – dun, iel
van kleine omvang - beknopt
van kracht – gelden, geldig
van kracht zijn  vigeren
van kruit en kogels voorzien  laden
van kwaliteit - goed
van lager rang  subaltern
van lieverlee  allengs, gaandeweg
van loodglazuur voorzien  loden
van lucht voorzien - beluchten
van manschappen voorzien  bemannen
van meer kernen voorzien  polynucleair
van mening zijn  achten, denken, geloven, menen, vinden
van metaal vervaardigd - metalen
van mijn rekening  m.c. (mio conto)
van mindere waarde – gering, slecht
van naam – bekend
van niemand – gener
van niveau - goed
van node  nodig
van nummers voorzien - numeroteren, nummeren
van nut  nut(tig), praktisch, stade, productief
van nut zijnde - nuttig
van omslag voorzien  kaften
van onderen  v.o., beneden
van oordeel zijn  denken, geloven, menen
van opinie zijnde - menen
van opzij  en profile, e.p.
van pas – geschikt, opportuun
van pas komen - dienen
van plan zijn  beramen, voornemen, willen
van platen voorzien  geïllustreerd
van rechts naar links  v.r.n.1.
van riet vervaardigd – rieten
van schil ontdoen – schillen
van schroefdraad voorzien – snijden, tappen,
van sits – japons
van slag - ontsteld
van smart versteende moeder – Niobe
van spijs voorzien - spijzigen
van sporen wisselen  rangeren
van stavast – ferm, flink, stoer
van streek – dol, geschokt, kapot, ontdaan, ontsteld, ontzet, overstuut, verward
van strepen voorzien - belijnen
van tanden voorzien  getand
van teen gevlochten korf  mand
van tevoren  a priori, eerder, voorafeerst
van terzijde – lateraal
van toen af – sedertdien, sinds
van tuig voorzien  inspannen, optuigen, tuigen,
van twee zijden - bilateraal
van uw kant – uwentwege
van velen – meerdere, veler
van veren wisselen - ruien
van verscheidene soorten  diversen
van verschillende gedaante - heteromorf
van verschillende soort – anders, divers
van versierselen voorzien  ornamenteren, opsieren, versieren
van vetleer – vetleren
van vet voorzien - smeren
van vezels en draden ontdoen - afrepen
van voedsel voorzien - ravitailleren
van voren  en face, frontaal
van voren af – opnieuw, wederom
van vroeger tijd  antiek
van wapens ontdoen – ontwapenen
vanwege – door, krachtens, namens, om, waarom, wegens
van weinig aanzien  laag, min, obscuur, onbeduidend, onbekend
van weinig belang - onbetekenend
van wilskracht beroven - biologeren, hypnotiseren
van wolken voorzien – bewolkt
van wrok vervuld - wrokkig
van ijzeren banden voorzien - beslaan
van zekere stof vervaardigd – elpen, gouden, leren, wollen
van zeker materiaal – elpen, leren, houten, ijzerenmetalen, plastic
van zij  zijden
van zijn geld levend  rentenier
van zijn stuk – kapot, confuus
van zins - genegen
vanadium  v.
vanaf  sedert, sinds, (Lat) ab
vanaf die dag  d.d. (de dato)
vanavond - hedenavond
vandaag  dato, heden, nou, nu, tegenwoordig, thans
vandaag of morgen  eens
vandaal  barbaar,vernieler, verwoester
vandaan  afkomstig,weg
vandaar  daarom, derhalve, dus
vandalisme  vernielwoede, vernielzucht,
vandoor  heen, foetsie, verdwenen, weg
vaneel - kielpan
vaneen  gescheiden, gespleten, kapot, stuk, uiteen
vaneen doen – scheiden
vaneengaan - splitsen
vaneen kloven – splijten
vaneen scheiden – demonteren, scheiden
vangarm  tentakel
vangdam - kistdam
vangen – beetnemen, grijpen, strikken, verschalken, vatten
vangtoestel  klem, knip, slag, strik,val
vangtouw  lasso
vangen van vogels – flappen
vanger - grijper
vangerij – eendenkooi
vangertje – krijgertje, tikkertje
vangklem – val
vangman - catcher
vangmiddel  aas, fuik, kuil, lasso, net, strik, val, vang
vangmiddel voor paling - fuik
vangsloot – vanggreppel
vangst - buit
vangtoestel - klem, knip, slag, strik, val
vangtouw - lasso
vangwerktuig  lasso, net, schepnet, treil
vangzeil - springzeil
vanitas - ijdelheid
vaniteit – ijdelheid
vanmiddag – hedenmiddag
vanmorgen – hedenmorgen
vannacht - hedennacht
vanwege  door, wegens, namens
vanzelf  e.o. ipso, natuurlijk, spontaan, vanzelfsprekend, vrijwillig
vanzelf bewegen - automatisch
vanzelfsprekend  allicht, gewoon, logisch, natuurlijk, uiteraard
vapeur  damp, mist, rook
vaporeus - luchtig, wazig, ijl
var – rund
varee - kelp
varen - adiantum, asplenium, azolla, boomvaren, cyrtomium, davallia, dryopteris, eikvaren, polypodium, pteris, reilen, stevenen, venushaar
vaen in de wind – zeilen
varen met een punter – punteren
varen met riemen - roeien
varens - filicinen
varensgast – bootsman, janmaat, kabelgast, ketelbink, matroos, olieman, roerganger, runner, stoker, tremmer, varensgezel, zeeman
varia – allegaartje, allerlei, diversen, mengelwerk, potpouri, samenraapsel, van alles
variabel  veranderlijk
variabelheid - variabiliteit
variant  afwijking, mutant, variatie
variatie – afwijking, afwisseling, keuze, modulatie, mutatie, sortering, variant, verandering, verscheidenheid, wijziging
varicellen - waterpokken
variëren  veranderen, wisselen, wijzigen
variété - acrobatiek, cabaret, kleinkunst, revue
variététeit - differentiatie, verscheidenheid
variététheater  cabaret, tingeltangel
variolen - waterpokken
varken  babi, beer, biek, ever, keu, krulstaart, kurre,luilak, scheuteling, schram, smeerlap, spaarpot, suida, zeug, zwijn
varken dat gecastreerd is - barg
varken dat gespeend is  scheuteling
varken dat nog geen jaar oud is - spalling
varken, wild - pekari, zwijn
varkensbil - ham
varkensbloem - watyerlelie
varkensbout  ham
varkensdraf - spoeling
varkensgehakt – met
varkensgeluid - knor
varkensgras - bargegras, duizendknoop, kreupelgras, mottegras, weggras
varkenshok – kot
varkenshuid - zwoerd
varkenskers - coronopus
varkenskool - berenklauw
varkensleer – pigskin, welster
varkensmaag  varkenspens
varkenspees  pezerik
varkensproduct – ham, karbonade, reuzel, spek
varkenspruim  kroosje
varkensrib - carbonade, kotelet
varkenssnuitskunk -soerilho
varkensstal - kot
varkenstor - zwijnkevertje
varkenstrog  zeunie, zeuning
varkensverblijf  hok, kot
varkensvel - zwoerd, zwoord
varkensvet  reuzel
varkensvlees  spek, pork
varkensvlekziekte - erysipeloid
varkensvoederbak  trog
varkensvoer  draf, mast, slobber, spoeling
varkensworst - metworst
varkensziekte  gort, pest
varkentje - big
vasoconstrictie  vaatvernauwing
vast  beklemd, bekneld, bestaand, bestendig, bevestigd, compact, definitief, dicht, dogmatisch, echt, flink, gebonden, geheid, geregeld, gewis, hecht, massief, onbeweeglijk, onbewogen, onroerend, onwankelbaar, onwrikbaar, pal, permanent, positief, roerloos, solide, stabiel, stellig, stereotiep, stevig, vurig, wis, zeker
vast aangetrokken - strak
vast bezoeker  habitué, stamgast
vast dek op schip  plecht
vast en zeker – stellig, gewis
vastberaden  beslist, gedecideerd, kordaat, resoluut, standvastig
vastbesloten  resoluut, (muz.) resoluto
vastbinden  knechten, knevelen, knopen, reien, sjorren, tuien
vastdraaien - aandraaien
vaste aardkorst – lithosfeer
vaste beloning – salaris, wedde
vaste bewoner  ingezetene, inwoner
vaste bezoeker  stamgast, habitué
vaste bijdrage aan een krant - column
vaste brandstof  meta
vaste fuik (Ind.) - sero
vaste koper  cliënt, klant
vaste lezer van een krant of periodiek - abonnee
vaste ligplaats voor wilde dieren - leger
vaste onveranderlijke factor - constante
vaste overtuiging  geloof, zekerheid
vaste regel  dogma, orde, reglement, wet
vaste schijf van computer - harddisk
vaste ster - rigel
vaste verblijfplaats  adres, domicilie
vaste volgorde dezelfde boeken en tijdschriften lezen - leeskring
vaste vorm geven  concretiseren
vaste wastafel  lavabo
vaste zalf  pasta
vasteland – continent, wal
vasten - onthouden
vastenavond  zinneken
vastenavondfeest  carnaval
vastendag - zwartdag
vasten, feest dat aan de - voorafgaat - carnaval
vastenmaand (Islam)  ramadan
vastentijd – quadragesima
vastgebakken – aangebrand
vastgeklemd – beklemd, bekneld
vastgeknepen  beklemd
vastgeniet - gehecht
vastgesteld - bepaald
vastgesteld bedrag  fixum
vastgesteld plan  besluit, ordinantie, ordinatie, regeling, verordening, voorschrift
vastgestelde dagen  data
vastgestelde hoeveelheid – dosis, taks
vastgestelde prijs  taxe
vastgestelde regel van de mis - ordinarium
vastgestelde volgorde - rooster
vastgestelde vorm  formaat, formulier
vastgrijpen  aanpakken, beetpakken, vatten
vasthechten – bevestigen, fixeren, haken, klitten, lassen, lijmen, naaien, nieten, plakken, spijkeren
vasthechting  bevestiging, fixatie
vastheid  bestendigheid, dichtheid, hardheid, hechtheid, soliditeit, stevigheid, stijfheid, zekerheid
vasthouden  greep
vasthoudend – gierig, halsstarrig, koppig, taai, trouw, volhardend
vasthoudendheid  taaiheid, tenaciteit,volharding
vastigheid – houvast, stabiliteit, vastheid, zekerheid
vastkakige – koffervis, kogelvis, maanvis, trekkervis
vastklampen – enteren
vastklemmen – knellen
vastkleven – kitten, lijmen, plakken
vastklinken - ketenen
vastknopen  vastmaken, verbinden
vastkoppelen – aansluiten, verbinden,
vastleggen  immobiliseren, registreren
vastleggen van een schip - meren
vastlegging  fixatie, registratie
vastlijmen - plakken
vastmaken – aankoppelen, bevestigen, binden, fixeren, gespen, hechten, krammen, lijmen, nieten, schroeven, sjorren, spijkeren, tuieren, verzegelen
vastmaken met touw – snoeren
vastnemen – pakken
vast of in de knel – klem
vastpakken – aanklampen, vatten
vastplakken – lijmen
vastprikken – spelden
vastraken – stranden
vast ritme – regelmaat
vastsjorren – aanhalen, seizen
vastsnoeren - binden
vaststaand – definitief, onbetwist, permanent, stabiel, zeker
vaststampen - heien
vaststellen  bepalen, berekenen, besluiten, constateren, fixeren, opmaken, ordinern, ramen, regelen, stipuleren, uitrekenen
vaststelling – besluit, determinatie, diagnose
vaststelling van aanwezigheid van leven - biomantie
vaststelling van ziekte  diagnose
vaststellingsovereenkomst – dading
vaststrikken - binden
vast voor- of achterdek van een vaartuig – plecht
vastzetten – sjorren
vastzitten – haperen
vastzittend - ingeroest
vastzittende levenswijze  sessiel
vat  aad, ade, bak, barrel, drum, emmer, fust, ketel, kip, kit, kuip, puts, ton
vat met één hengsel  emmer
vat van zesendertig gallons  barrel
vat voor chemische reactie  reactor
vat voor water - waterton
vatbaar  gevoelig, ontvankelijk, toegankelijk
vatbaar voor dwaling  feilbaar
vatbaar voor hoger beroep - appellabel
vatbaar voor indrukken  impressionabel, ontvankelijk
vatbaar voor kramp  spasmofiel
vatbaar voor onderrichting  dociel
vatbaar voor ontroering  emotioneel
vatbaar voor uitlegging  uitlegbaar, verklaarbaar
vatbaarheid  geschiktheid, gevoeligheid, (pre)dispositie
vaten - barrels, fusten
vatenmaker - kuiper
vatenteil - afwasteil
vatgeld - tonnengeld
vathout  duigen, kuiphout
vatten – beetpakken, begrijpen, grijpen, inzien, klemmen, nemen, pakken, sluiten, snappen, vangen, vastnemen, verstaan, voelen
vazal  leenman
vazalstaat  leenstaat, satelliet
vechten  ageren, bakkeleien, duelleren, kampen, kijven, knokken, stoeien, strijden, knokken, matten, oorlogvoeren, ravotten, strijden, twisten, wedijveren, worstelen
vechtende  belligerent
vechten met woorden - bekvechten, kijven
vechter  combattant, kamper, knokker, krijger, strijder, worstelaar
vechtersbaas  kemphaan, knokker, renommist
vechtgraag  strijdlustig
vechtjas  houwdegen, ijzervreter, sabreur, vechtersbaas,
vechtpartij  handgemeen, gevecht, steekpartij
vechtsport – boksen, judo, karate, worstelen
vechtwagen  strijdwagen, tank
vector, radius - voerstraal
vedel  veel, viool
vedelboog – strijkstok
veder – pen, vogelpluim
vederachtig  donsachtig
vederbal  pluimbal, shuttle, volant
vederborstel  plumeau
vederbos op helm  panache
vederkruid - myriophyllum, waterduizendblad
vederlaagwolk - cirro-strarus
vederloos - naakt
vederstapelwolk - cumulo-stratus
vedertop - kuif
vedervormig  penniform
vederwolk  cirrus
vedette – diva, primadonna, ster
Vedische godin - Aditi
Vedische spreuk  mantra
Vedische taal  Pali,Sanskriet
vee – dieren, kuddedieren, runderen
veearts  dierenarts, veterinair
veeboer - veehouder
veeboerderij – farm, ranch, stee
veeboerderij (ZuidAmerika)  estancia
veedrijver  cowboy, gaucho, koeboer
veefokker  vetweider
veefokkerij - veeteelt
veeg  feeks, gevaarlijk, hachelijk, klap, netelig, plek, slag, smet, streek, toets, vlek
veeg  hachelijk, precair, netelig
veegkruid - lisdodde
veegsel - afval
veegwerktuig – bezem, borstel, veger
veehoeder – herder
veehoedster - herderin
veehoeve in de VS. – ranch(o)
veehouder – agrarier, vee(boer)
veel (muz.)  molto
veel – aanzienlijk, boel, dikwijls, heleboel, legio, massa, menig(een), overvloedig, rijdelijk, talloos, talrijk, rijkelijk, vaak, zooi
veel bezet  druk
veel drinken - hijsen, pimpelen, zuipen
veel eten – buffelen, schransen
veel geld - kapitaal
veel gereisd - bereisd
veel gewicht hebbend  zwaar
veel kostend  duur, kostbaar
veel kwaad zeggen van - afkammen
veel macht hebbend  invloedrijk
veel meer dan één – menig
veel moeite doen – heisteren, inspannen
veel reizen gemaakt hebbend – bereisd
veel toelaten – toegeven, tolereren
veel verkeer  druk
veel voorkomende zwemvogel  eend
veel wegende – zwaar
veel werkgevend - druk
veel wetend  erudiet, geleerd, intellectueel, knap,
veelal  dikwijls, doorgaans, gewoonlijk, grotendeels, meestal, vaak
veelarm  inktvis, poliep
veelarmige kandelaar – girandole
veelarmige riviermond - delta
veelarmige straatlantaarn - reverbere
veelbesproken  beroemd, berucht, fameus
veelbezet - druk
veelcellig  multicellulair
veelcellige dieren  metazoa
veeleer  eerder, liever, meer, waarschijnlijker
veeleisend - kieskeurig
veelgodendom  polytheïsme
veelheid  aantal, complexiteit, getal
veelhoek  polygoon
veelhoekig - polygonaal, polygoon
veelhoekig met gelijke hoeken - isogoon
veelhoevig dier  ever, olifant, tapir, varken
velhoofdige draak - hydra
veelhoofdige regering  polyarchie
veelkleurendruk - polychromografie
veelkleurig  bont, gevlekt, kakelbont, polychromatisch, polychroom
veelkleurig beschilderen  polychromeren
veelkleurige zwam  elfenbankje
veelknopige plant  adderwortel, boekweit, duizendknop, perzikknoop, rabarber, zuring
veelkoppige draak  hydra
veelkostend - duur, kostbaar, prijzig
veelmaals - dikwerf, vaak
veelmannerij - polyandrie
veelmeer - eer
veelmondig einde aan een rivier - delta
veelogige reus  Argus
veelomstreden havenplaats aan de Adriatische zee - fiume
veelomvattend – breed, groot, ruim, uitgebreid, uitvoerig, wijds
veelprater  babbelaar, kletsmajoor, kletser
veelschrijver  broodschrijver
veelslachtig - veelsoortig
veelsnarig instrument  citer, harp, piano, polichord
veelstemmig  polyfoon
veelstemmigheid - polyfonie
veeltalig  polyglottisch
veeltalige  polyglot
veelte - veelheid
veelterm - polynoom
veeltijds – dikwijls, herhaaldelijk, telkens
veelvin - snoeksteur
veelvlak  polyeder
veelvoet  poliep
veelvormig - pluriform, polyform
veelvoud – multiplum
veelvoudig - geschakeerd
veelvoudigheid - multipliciteit, pluriformiteit
veelvraat – eetwolf, gulzigaard, hollebollegijs, schrok, slokop, vreter
veelvuldig  dikwijls, herhaaldelijk, meermalen, multiple, talrijk, vaak
veelvuldige echt  polygamie
veelvuldigheid  frequentie
veelweter - polyhistor, weetal
veelweterij - schijngeleerdheid
veelwijverij - polygamie, polygnie
veem - opslagplaats, pakhuis, stapelplaats
veemarbeider  sjouwer
veen  broek, derrie, turf(land), moer
veenaarde - turfaarde
veen baggeren  beugelen
veen, vermengd met klei  derrie
veenaal - veenpuit
veenachtige grond  moeras, peel
veenarbeider - baggelaar, baggeraar, baggerman, bonker, turfgraver, veender
veenbagger – derrie, slat, slet,veenslik
veenbaggeren - beugelen
veenbank  turfkluit
veenbes – kroos, vaccinium
veenbes, Amerikaanse – cranberry
veenboer - veender
veendamp – haarrook, veenrook
veender – turfgraver, veenarbeider, veenboer
veengat – dobbe
veengraver - veender
veengrond – droesem, hef, hoogveen, laagveen, moer, veenslik
veenkrag  til
veenman  turfsteker
veenmassa - darg
veenmodder - derrie
veenmol - aardkreeft, aardkrekel, molkrekel
veenmos - sphagnum
veenplaats - veenderij, veenkolonie
veenplag - schadde
veenplas in de heide - ven
veenpolder - waterschap
veenput met water  dobbe
veenreukgras - honinggras
veenrook  haarrook, veendamp
veenslik – veenbagger
veentrapper - tripper
veentrekker  veenbaggeraar
veenwerker  turfsteker
veenzuur  humuszuur
veepad - tra
veepest – runderpest
veer  ferry, pen, pluim, pont, veder
veer, deel van een - baard(je), schacht, spoel, vlag
veerboot – ferryboot, veer(pont)
veerdienst - pont
veerhanger  schokbreker
veerkracht  elasticiteit, energie, lenigheid, rek, rekbaarheid, spankracht, wilskracht
veerkrachtig – elastisch, soepel
veerkrachtige aardpek - elateriet
veerkrachtige doorbuigen  zwiepen
veerkrachtige plank - springplank
veerkrachtige reep  balein
veerman – beurtschipper, pontbaas
veerman van de onderwereld - Charon
veerpont  (Ind.) sasak
veerregelaar  echappement
veerschaaf – ploegschaaf
veerschuit - overzetboot
Veerse gat – Veregat
veeruimte – kraal
veer van een vogel – veder
veerwisseling - ruien
veest - buikwind
veestapel – beslag
veeteelt - fokkerij
veevoer  biet, biks, bostel, draf, gras, haksel, hacer, hooi, klaver, koolraap, kort, lijnkoek, mais, pulp, raap, slobber, spoeling, spurrie, suikerbiet
veevoergewas op zandgrond - spurrie
veevoer uit beetwortels  pulp
veeweider  vetweider
veeziekte - blaar, lupinose
vegen  bezemen, kuisen, reinigen, schoonmaken, schuieren, wissen, zuiveren
veger – bezem, luiwagen, plumeau, schuier, stoffer, zwabber
vegertje - stoffer
vegetaal - plantaardig, vegetabiel
vegetabiel  plantaardig
vegetariër  planteneter
vegetatie  flora, plantenleven, plantengroei, woekering
vegetatief  plantaardig
vegetatie god  Dionysos
vegetatiegordel  savanne, steppe, toendra
vegetatiekunde - fytochemie, plantensociologie
vehement  geweldig, hevig, sterk
vehikel - voertuig
veil  corrupt, eerloos, gemeen, laag, laaghartig, min, omkoopbaar, onedel, verleidbaar
veilen – aanbieden, verkopen
veiler - venduhouder, verkoper
veilig – aangenaam, beshermd, fijn, geborgen, gered, gevaarloos, ongedeerd,ongevaarlijk, pluis, safe, zeker
veilig en zeker - safe
veilige bewaarplaats  brandkast, kluis, safe
veilige leuning aan boord  reling
veilige ligplaats  haven
veilige plaats  heul
veiligheid  securiteit, zekerheid, zekering
veiligheidsbrandstof – meta
veiligheidsgordel - riem
veiligheidslamp voor mijnwerkers - daviaan
veiligheidslamp, uitvinder van de – Davy
veiigheidssriem – auto(gordel)
veiligheidstoestel  luier, noodrem, schietstoel
veiligheidsverdrag  garantieverdrag
veiligstelling  redding
veiling  afslag, auctie, smient, vendu, vendutie, verkoping
veilingterm  bod, handgeld, kavel
veiling van inboedel - boelgoed
veilkrans - klimopkrans
veilleuse  nachtlichtje
veine  geluk(je), mazzel
veinzaard  huichelaar
veinzen  gebaren, huichelen, ontvlammen, simuleren, verzinnen, voorgeven, voorwenden
veinzen  ontbranden, ontvlammen, smeulen
veinzer – draaier, huichelaar, komediant, simulant
veinzerij – huichelarij,simulatie
veinzing  nabootsing, simulatie
vel  balg, bast, blad, huid, pel, schil(fer), vacht, vlies
vel geprepareerd waspapier  stencil
vel papier  blad, folio, kwarto, octavo
vel van Amerikaans stinkdier - skunk
vel van een zeehond  robbenhuid
velaar - ch
veld  akker, beemd, enk, es, grond, hei, land, terrein, vlakte, wei(de)
veldajuin - (bos)geelster, vogelmelk
veldanjelier - kartuizeranjelier
veldarbeid  akkerbouw, landbouw, tuinbouw
veldbed – kermisbed, stretcher, vloerbed
veldbies - lazula
veldbloem  akkerwinde, boterbloem, klaproos, madelief, paardenbloem, wikke
veldbloempje - madeliefje
veldcypres - akkerzenegroen
velddiefstal  stroperij
velddistel - akkervederdistel
veldekster  tapuit
veldduiker - toppereend
velderts – ijzeroer
veldesdoorn - aak
veldfles – bidon, flap(kan)
veldgeranium - bloedooievaarsbek
veldgeschreeuw – wapenkreet
veldgeschut - kanon
veldgewas  aardappel, biet, knol, kroot, peen, raap
veldgezang  bucolicum, herderslied
veldgod  Pan, sater
veldheer  bevelhebber, generaal, krijgsoverste, legeraanvoerder, maarschalk, strateeg
veldheren van Alexander de Grote die na zijn dood bestuurders werden van zijn rijk  diadochen
veldhoen  kwakkel, kwartel, patrijs
veldhospitaal  ambulance, barak, lazaret
veldhut  tabernakel
veldjas  tuniek
veldkanon - falconet, valkenet
veldkei - flint,vlint
veldkers - cardamine
veldknoflook - kraailook
veldkomijn  karwij
veldlazaret - hospitaal
veld lijster – kramsvogel
veldloop – cross
veldmuis – akkermuis, bosmuis, mof
veldpijp - schalmei
veldpolitie  marechaussee
veldprediker  aalmoezenier
veldral  kwartelkoning
veldranonkel – akkerboterbloem
veldrit - terreinrit
veldsaffraan  driedistel
veldschans  lunet, redoute
veldsring - pinksterbloem
veldsla - valerianella
veldslag – bataille, oorlog
veldspin – hooiwagen
veldsport – hockey, honkbal, korfbal, tennis, voetbal
veldtafeltje - planket
veldteken  banier, blazoen, standaard, vaan, vaandel, vendel,
veldjakker - kramsvogel
veldtocht – campagne, krijgstocht
veld voor golfsport - links
veldvrucht  aardappel, biet, knol, kroot, peen, raap, radijs
veldwacht - piket, rijkspolitie
veldwachter  boswachter, diender, gendarme, koddebeier
veldwedstrijd - cross
veldziekenhuis  ambulance, hospitaal, lazaret
vele in getal - talrijk
velen  dulden, mogen, toelaten, uitstaan, verdragen, verduren
velerlei – talrijk, velerhande
velg – buitenrand
vel geprepareerd waspapier - stencil
vellen  doden, houwen, neerslaan, omhakken, omhouwen, omzagen, uitspreken, verslaan
velletje  blaadje, huidje, pelletje, schilletje, vliesje
vellig – gescheurd, haveloos, vliesachtig
velling - radkrans
vellingskerf - kapsnede
velo – fiets, rijziel
vélocipède  fiets
velocitus  v., snelheid
velodroom  piste,wielerbaan
velours  fluweel, meubel pluche, trijp
velours d’Utrecht - trijp
vel papier - blad, folio
velte - rotsduif, steenduif
velum - ciborie
Veluws dorp –
3 Ede, Epe
4 Ernst
5 Uddel, Wezep
6 Ermelo, Heerde, Loenen, Garderen, Putten, Roekel
7 Elspeet, Hierden, Otterlo, speulde, Vaassen, Veldwijk
8 Gardeen, Harskamp, Leuvenum, Lunteren, Nunspeet,
Wolfheze
9 Westeneng
10 Hoogsoeren
Veluws vliegveld  Terlet
Veluws zendstation  Kootwijk
Veluwse plas  Uddelermeer
Veluwse heuvel - Aardmansberg, Broodberg, Filipsberg, Galgenberg, Hilleberg, Imbosch, Langeberg, Liesberg, Postbank, Schalter, Tepelberg, Tonberg, Torenberg, Wezeperberg, Zijperberg
vel van appels – schil
vel van het lichaam - huid
velvet, soort – fluweel, manchester
ven – heidemeer, meer(tje), plas, poel
vena  ader
venaal  veil
venaliteit  omkoopbaarheid, veilheid
vendel – vaandel, vlag
vendelen – slenteren, rondhangen, wapperen
vendelzwaaier - alferus, vendelier
vendetta – bloedwraak
vendu - veiling
vendumeester - stokhouder
vendutie  veiling, vendu, verkoping
vene  ader
venerabel  eerbiedwaardig
veneratie  aanbidding, verering
Venetiaans vaartuig  galjas, gallas, gondel, gondola
Venetiaanse bestuurder  doge
Venetiaanse bootsman - gondelier
Venetiaans vaartuig - gondel, gondola
Venezolaanse haven  Guanta, Maracaibo
Venezolaanse hoofdstad - Caracas
Venezolaanse staat of deel van - Anzoategui, Apure, Aragua, Barinas, Bolivar, Carabobo, Cojedes, Falcon, Guarico, Lara, Miranda, Merida, Monagas, Portoguesa, Sucre,Tachira, Trujillo, Yaracuy, Zulia
Venezolaanse staatshoofdstad - Barcelona, Barinas, Barquisimeto, Caracas, Coro, Cumana, Guanare, Maracaibo, Maracay, Maturin, Merida, Trujillo, Tucupita, Valencia
Venezolaanse rivier  Orinoco
Venezolaanse munt  bolivar, centimomedio, real,
Venezolaanse vlakte - llano
venia (Lat.)  verlof
venia actatis – meerderjarigheidsverklaring
venig - moerig
venkelhout - sassefras
venkel, wilde - waterkervel
venijn  gif, laster, smet, vergif
venijnboom - taxus
venijnig – arglistig, bijtend, bits, boosaardig, fel, gemeen, giftig, kwaadaardig, lasterend, pinnig, scherp, snar, stekelig, vergiftig, vinnig
venkel - vennenkool
vennoot  co, compagnon, deel(genoot), deelhebber, firmant, maat, medefirmant
vennootschap  n.v.,compagnie, firma, handelsmaatschappij, (Duits) a.g., (Fr.) sa, (Eng.) Ltd
vennootschap voor koophandel - fa, firma, huis
vennootschap voor scheepvaart – rederij
ven of plas - meer
venster  blaffetuur, fenestre, kozijn, lichterik, raam, ruit
vensterboog - ogief, spitsboog
vensterglas  raam, ruit
vensterhor - chassimet
vensterluik – blinde, fenteneel, rolluik
venstermuziek - aubade, serenade
vensterscherm - markies, store
vensterspijl – stang, tralie
vent – echtgenoot, gabber, gast, gozer, kameraad, kerel, knakker, kwant, man, snaak, snuiter
venten – leuren, verkopen
venter – handelaar, handelsman, kramer, koopman, leurder, marskramer, snorder, standwerker, straathandelaar
venter in aal - aalboer
venter te water - kadraaier, parlevinker
ventiel – inlaat, luchtinlaat, luchtklep, piston
ventilateur – ventilator, waaier
ventilatie  luchtverversing
ventilator – afzuigkap, fan, waaier
ventjager - marskramer
ventje – baasje, dreumes, joch, kereltje,mannetje
vent of kerel – jongen, knul
ventrikel  orgaanholte
ventriloquist – buikspreker
vent van niks – lummel, slappeling
venus - Aphrodite, morgenster
venusbekken - kaardedistel
venusbloem - handekenskruid
venushaar - adiantum
venusschoentje - cypripedium
ver  afgelegen, afstand, gevorderd, tele, uitgestrekt
veraarden  ontaarden, verbasteren
veracht – geminacht, versmaad
verachtelijk  abject, dedaigneus, min, minderwaardig, onwaardig, verfoeilijk
verachtelijk en min - laag
verachtelijk mens  ellendeling, fielt, kataas, ploert, schurk
verachtelijk persoon  fluim
verachten – bejegenen, geringschatten, miachten, trotseren, verfoeien, verkleinen, verlagen, vernederen, versmaden
verachting - hoon
verademen - opluchten, trotseren
verademing  opluchting, respiratie, verkwikking, verlichting, vertroosting
veraf – onna
verafgoden – aanbidden
verafschuwen – haten, verfoeien, walgen
veralgemenen  generaliseren
veralgemening  algemeenmaking, generalisatie
veranda – balkon, loggia, serre, waranda
veranderd  gewijzigd
veranderen – aanbrengen, altereren, amenderen, corrigeren, herzien, kenteren, modificeren, muteren, omturnen, toevoegen, variëren, verplaatsen, wijzigen, wisselen
veranderen van wind – krimpen, ruimen, schavilen, schralen
verandering  alternatie, amendering, changement, commutatie, correctiem keer, kentering, modificatie, mutatie, omkeer, ommekeer, ommezwaai, overgang, revolutie, variant, variatie, wending, wissel(ing), wijziging
verandering van ligging  discolatie
verandering van wind – draaien, krimpen, ruimen
veranderlijk – afwisselend, alterabel, bijster, grillig, mobiel, mutabel, onbestendig, ongedurig, ongelijk, onstandvastig, onvast, onzeker, variabel, wispelturig, wisselbaar, wuft
veranderlijk van vorm  pleomorf, veelvormig
veranderingsleer  metabletica
verantwoordelijk - aanspreekbaar, comptabel, responsabel
verantwoordelijke kassier - rendant
verantwoorden - rechtvaardigen
verantwoording  rekenschap, responsabiliteit
verarmd - kaal
verarmen – verpauperen
verarmoed – armoedig, haveloos, vervallen
verassen – cremeren, verbranden
verassing  crematie
verbaal – bekeuring, mondeling, woordelijk
verbaasd – bevreemd, onthutst, paf, perplex, sprakeloos, verbluft, verrast, versteld, verstomd, verwonderd
verbaasd doen staan - epateren
verbaliseren - bekeuren
verbalisme - woordenkraam
verbambocheren - verboemelen, verbrassen
verband  bandage, betrekking, coherentie, doekverband, draad, ligament, nexus, relatie, samenhang, verbintenis, windsel, zwachtel
verband  doekverband, mitella, zwachtel
verband houdende met de verstoring in de ligging van de aardlagen - tectonisch
verband leggen - verbinden
verband van twee of meer squadrond - flottielje
verbandleer – desmologie
verbandmiddel – gaas, pleister, zwachtel
verbannen – verdrijven, verjagen
verbanning  ballingschap, ban, deportatie, exil, proscriptie, relegatie, uitwijzing
verbanningsoord van Napoleon - Elba
verbasterd - ontaard
verbasteren  bederven, namaken, veraarden, ontaarden
verbastering  degeneratie, ontaarding
verbazen – bevreemden,overrompelen, verwonderen
verbazend – faneus, verbluffend, (ver)wonderlijk
verbazing  bevreemding, opzien, verwondering
verbazingwekkend  fenomenaal, miraculeus, opzienbarend, wonderbaarlijk
verbeelden  denken, dromen, fantaseren, menen, uitbeelden, voorstellen, wanen
verbeelding  fantasie, hersenschim, imaginatie, inbeelding, kapsones, verwaandheid, waan
verbeelding/bestaande in...  ingebeeld
verbeeldingskracht  fantasie, imaginatie
verbeeldsel - voorstelling
verbeiden  afwachten, toeven, wachten, verwachten
ver beneden de oppervlakte – diep
verbenacee - ijzerhard
verbergen – dekken, maskeren, onttrekken, verbloemen, verhullen, vermommen, versteken, verstoppen, wegstoppen, verzwijgen
verbeten  fel, gespannen, hardnekkig, heftig, ingehouden, opgekropt, verbitterd, verduwd, vinnig
verbetenheid  felheid
verbeteraar  corrector
verbeteraar van de telegraaf  Morse
verbeteren – amenderen, corrigeren, emenderen, goedmaken, herstellen, hervormen, herzien, opknappen, rechtzetten, reformeren, saneren, storneren, verhelpen, vervangen, zuiveren
verbeterd esperanto  ido
verbetering  beterschap, correctie, emendatie, herstel, herziening, rechtzetting, rectificatie, redres, reform, storno, verstel
verbetering van bedorven lezingen - emendatie
verbetering van een fout in de boekhouding - storneren, storno
verbeurdverklaring  confiscatie, neming,
verbeuren - kwijtraken, verliezen, verspelen, vertillen, verzetten
verbeurten - aflossen
verbeus - breed, omslachtig, woordrijk, wijdlopend
verbeuzelen – verdoen, verklungelen, verknoeien, verspillen
verbiage - gewauwel, woordenvloed
verbidden - ompraten, vermurwen
verbiedelijk - gezeglijk
verbieden – ontzeggen, weigeren
verbijsterd  onthutst, ontsteld, ontzet, paf, perplex, radeloos, verbluft, verward
verbijsteren - ontzetten
verbijstering  verlegenheid, verstomming
verbijten - verkroppen
verbinden – aanknopen, aanhechten, alliëren, koppelen, raccorderen, samenvoegen, vastmaken, verenigen, zwachtelen
verbindend  geldend, obligatoir, verplichtend
verbinding  alliantie, associatie, band, brug, combinatie, conjunctie, connectie, contact, junctuur, koppeling, las, naad, samenvoeging, vereniging, voeg, weg
verbinding in kleding - naad
verbinding met water - hydraat
verbinding met zuurstof - base, oxyde
verbinding met zwavel  sulfuratie, zwaveling
verbinding over water - brug
verbinding tussen twee oevers - brug, ferry, pont, tunnel, veer
verbinding tussen twee wielen  as
verbinding van boor met een metaal - boride
verbinding van boor met waterstof - boraan
verbinding van bromium  bromide
verbinding van een zuur met alcohol  ester
verbinding van koolstof met een metaal  carbid
verbinding van olie met water – emulsie
verbinding van stenen - voeg
verbinding van twee stukken goed - naad
verbinding van zwavel met metaal – blende
verbindingsbalk - kesp
verbindings buizen - fitting, rippel
verbindingsklos - draagbalk
verbindingsknie - buikstuk, zitter
verbindingslat - klamp
verbindingslijn van plaatsen met eenzelfde barometerstand  isobaar
verbindingslijn van plaatsen met een zelfde taalverschijnsel  isoglosse
verbindingslijn van plaatsen met een zelfde warmtegraad  isotherm
verbindingsmiddel  draad, gesp, lijn, nietje, paperclip, spijker, stang, touw
verbindingspen – nippel
verbindingsplaat - console
verbindingsschakel  es, link
verbindingsstang – dissel
verbindingsstrook - strip
verbindingsstuk  klamp, koppeling, las, link, naad, schakel, spalk, strip, voeg
verbindingstafel - schakelbord
verbindingsteken - divisie, koppelteken
verbindingswoord  als, daar, dat, doordat, en, maar, of, omdat, voegwoord, want
verbindt twee etages  trap, lift
verbindt twee wielen - as
verbintenis – band, echt, engagement, huwelijk, liaison, obli(ati)o, samenhang, verband, verhouding, verloving, verplichting
verbintenis, partij in een - accept, crediteur, debiteur, schuldeiser, schuldenaar
verbitterd – fel, gebeten, gegriefd, grimmig, heftig, keihard, verbeten, wrevelig
verbitteren - vergrammen
verbittering - gramheid, haat, wrok
verbleken – ontkleuren, tanen, verflauwen, verkleuren, verschieten, vervagen, verzwakken
verblindheid - begoocheling, waan
verbloemd - bedekt, figuurlijk
verbloemen - bewimpelen, vergoelijken
verbloemend - eufemistisch
verbluft - onthutst, paf, perplex
verblijd - blij, opgewekt, verheugd, vreugdevol, vrolijk
verblijden – blijmaken, plezieren, verheugen, verrassen
verblijdend – heuglijk, verheugend
verblijf  domicilie, hotel, huis, hut, intrek, motel, onderdak, onderkomen, oponthoud, pension, residentie, tent, woning, woonplaats
verblijf houden  domiciliëren, liggen, logeren, resideren, verblijven, wonen
verblijf of logement – hotel
verblijf van dieren – dierentuin, hok, kennel, kooi, kot, nest, ren, stal
verblijfplaats van duiven - til
verblijf van een konijn - hol
verblijf van de goden  Asgard, empyreum, Hemel, Olympus
verblijf van hoenders - ren
verblijf van interne kinderen - alumnaat
verblijf van kinderen  box
verblijf van kippen  hok, ren,
verblijf van rovers - rovershol
verblijf van scheepsbemanning – foksel
verblijf van soldaten - kazerne
verblijf van varkens – hok, kot
verblijf van vee  stal
verblijf van vogel  hok, horst, kooi, nest, ren, til, volière
verblijf van de leenheren  manoir
verblijf van de Noorse goden  Asgard
verblijfplaats - adres, cel, nest, onderkomen, tent, woonhuis
verblijfplaats der doden (Germ.) - Niflheim
verblijfplaats der goden - Asgaard, Olympus
verblijfplaats van Apollo - Helicon, Parnassus
verblijfplaats van de doden - hel, hemel
verblijfplaats van de muzen  Helikon, Parnassus, Zangberg
verblijfplaats van dieren  dierentuin, hok, hol, kot, leger, menagerie, nest, stal, zoo
verblijfplaats van koeien  stal, wei
verblijfplaats van konijn  hol
verblijfplaats van rovers  rovershol
verblijfplaats van soldaten  kazerne, bunker
verblijfplaats van varkens  hok, kot
verblijfplaats van vee - stal
verblijfplaats van vogels  kooi, nest, ren, til, volière
verblijfplaats voor automobilisten - motel
verblijven  logeren, ophouden, toeven, vertoeven, wonen
verblind – misleid
verblinden – misleiden
verbloemd – bedekt, opgesierd, opgesmukt, verholen, verkapt
verbloemen – bedekken, maskeren, opsieren, opsmukken, verbergen, verfraaien, vergoelijken, vermommen, verschonen
verbloemend  eufemistisch
verbluffend – eclatant, ongelooflijk, verbazend
verbluft  paf, onthutst, perplex, verbaasd, verbijsterd, verpaft, verslagen, versteld,
verbod - ban, interdict(ie), prohibitie, veto
verbod om iets in te voeren  invoerverbod
verboden - angker, besmet, boejoet, gesloten, illiciet, ongeoorloofd, ontzegd, pamali, pantang, pemali, poto, taboe, tabu, treife
verboden handeling – vergrijp
verboden zender - piraat
verboemelen – opmaken, verbamboheren, verbrassen
verbogen - krom
verbogen lidwoord  den, der, des, eens, ene, ener
verbolgen  arg, boos, gebelgd, gebeten, gram(storig), kwaad, onstuimig, toornig, vergramd, verstoord
verbolgenheid - gramschap, toorn
verbond  akkoord, alliantie, associatie, band, bond, coalitie, coöperatie, entente, federatie, genootschap, liga, ligua, nato, navo, pact, unie, unitas, verdrag
verbonden  aaneen, connex, een, geallieerd, gehecht, gelast, gelieerd, juncto, solidair, verenigd
verbondenen - geallieerden
verbondenheid  affiniteit, solidariteit, sympathie, trouw, verwantschap
verbondskist - ark
verborgen  apocrief, bedekt, clandestien, cryptisch, heimelijk, latent, mystiek, onzichtbaar, schuil, stiekem, verdekt, verholen, vermomd, verscholen, verstolen, verstopt, weggestopt
verborgen feit - geheim
verborgenheid  geheim, mysterie
verborgen ruimte - gat
verborgen schans - reduit
verbouw  cultuur, kweek, teelt
verbouwen – herbouwen, kweken, telen, vertimmeren
verbouwer  kweker, planter, teler
verbouwereerd – ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, paf, verbaasd, versteld
verbrand - geblakerd
verbrande turf  as
verbranden  cremeren, oxideren, stoken, verassen
verbrandingsproduct  (pot)as, roet, rook, sintel
verbrandingsrest – as, sintel
verbrandingsverschijnsel - rook, vlam, vuur
verbrassen  opmaken, verboemelen, verkwisten, verspillen
verbrasser – verkwister
verbreden – verruimen
verbreiden – promulgeren, uitdragen
verbreken – scheiden, schenden, stukmaken, verbrijzelen
verbreking - scheiding
verbrijzelen  vergruizen, vermorzelen, verpletteren
verbroddelen - bederven, verknoeien
verbroedering  broederschap, eensgezindheid, fraternité
verbroken – uitgemaakt
verbroken verkering – uit
verbrokkeld brood - kruim
verbrokkelen – fijnmalen, verdelen
verbrokkeling  desintegratie, splitsing, verstrooiing
verbruid – akelig, beroerd, erg, gemeen, slecht, verknoeid
verbruien – verknallen, verknoeien
verbruik – consumptie, vertering
verbruiken - consumeren, opeten, opmaken, verteren
verbruiker – consument, verteerder
verbruiksbelasting - accijns, BTW (betaling toegevoegde waarde)
verbruik van goederen - consumptie
verbuigen – declineren,vervoegen
verbuiging – declinatie, vervoeging
verbum  (werk)woord
verbijsterd - onthutst, verward
verbijstering - stupefactio
verdacht  louche, onguur, suspect
verdachte – aangeklaagde, arrestant, beklaagde
verdachten hekje - balie
verdachtmaking  insinuatie
verdagen  afgelasten, opschorten, opschuiven, prorogeren, uitstellen
verdaging – prorogatie, reces, uitstel
verdamping  evaporisatie, transpiratie, uitademing, uitwaseming,
verdampingsmeter  atmidometer, atmometer, evaporimeter
verdedigen – afhouden, afweren, bepleiten, beschermen, pleiten, verweren, verzetten, voorstaan, weerleggen, weren
verdedigend  defensief
verdediger – achterspeler, advocaat, apologeet, back, kampvechter, pleiter, voorspraak
verdediging  abologie, afweer, defensie, verweer, voorspraak
verdedigingsmiddel  gracht, harnas, muur, wal, wapen verdedigingsmiddel van sommige dieren - angel, klauw
verdedigingsorganisatie - ZOAVO, NATO
verdedigingsplaats – bastion, bunker, burcht, schans, vesting, wagenburg
verdedigingsrede  apologie
verdedigingswal – epaulement
verdedigingswapen – geweer, revolver
verdedigingswerk  bastion, bolwerk, borstwering, bunker, burcht, fort, schans, versterking, vesting
verdeeld - tweedrachtig
verdeeld in strofen  strofisch
verdeeldheid  onenigheid, ruzie, tweedracht, twist
verdeelstoel (text.) – rekbank
verdekt – stiekem, verborgen, onzichtbaarverstopt
verdekte opstelling  hinderlaag
verdelen  distribueren, divideren, doseren, kavelen, parten, scheiden, splitsen, uiteengaan, verbrokkelen
verdelend  revulsief
verdelgen  doden, liquideren, uitmoorden, uitroeien, vernielen, vernietigen, verwoesten
verdelging  reces, uitstel
verdeling  distributie, dosering, kaveling, partitie, rantsoenering, splitsing
verdeling in drieën - tripartitie, trisectie
verdeling in graden  graduatie
verdeling in twee delen – ditomie, halveren
verdeling naar zekere verhouding - omslag, rato, repartitie
verdemelen – vernielen
verdenken - aankijken
verdenking  achterdocht, argwaan, suspicie, twijfel
verder – buitendien, daarna, later,meer, nog, overig, vervolgens, voort, vooruit
verder gaan - doorgaan
verder in tijd – erna, later, naderhand, straks
verder varen  opstomen
verderf  ondergang, ongeluk, verdoemenis
verderfelijk  fataal, fnuikend, funest, kwaadaardig, nadelig, nefast, noodlottig, pernicieus, pestilent, ruïneus, schadelijk, slecht
verderfelijke stad  Sodom, Gomorra
verderfenis  ondergang, verdoemenis
verderven – bederven, ondermijnen, vernietigen
verdicht  fictief, gefingeerd, gelogen, vals, verzonnen
verdicht dierenverhaal  fabel, sprookje
verdicht verhaal  fabel, novelle, roman
verdichte zuurstof  ozon
verdichten  condenseren, fingeren, samenpakken, uitdenken, verzinnen
verdichting - compressie, condensatie, verzinsel
verdichting van waterdamp - mist, wolk
verdichtsel  fabel, fictie, leugen, verhaal, vertelsel, verzinsel
verdict  beslissing, uitspraak, vonnis
verdienen – toekomen, verwerven, winnen
verdienend bekeken te worden - bezienswaardig
verdiensten  gage, honorarium, inkomen, loon, merite(s), opbrengst, salaris, uitwerken, waarde, wedde, winst
verdiensten per tijdvak  uurloon
verdienstelijk – behoorlijk, lofwaardig, prijzenswaardig, redelij
verdiepen – uitdiepen
verdieping – etage, woonlaag
verdiepingen  lagen
verdierlijken  animaliseren
verdikken – concentreren, klonteren, stollen, stremmen, zwellen
verdikking  bult, gezwel, knobbel, krop, nop, prop
verdikking in weefsel  nop
verdikking van de huid – eelt, knobbel
verdikking van vet - stolling
verdikt sap  gelei, jus, saus
verdukte vetdelen van melk – boter, kaas
verdisconteren  opnemen,verwerken
verdobbelen – vergokken, verspelen
verdoemd  anathema, vervloekt
verdoemdenplaats  Gehenna, hel
verdoemen  veroordelen, vervloeken, verwensen
verdoemenis  hel, ondergang, verderfenis, vervloeking
verdoemenswaard  vervloekt, verwenst
verdoeming  anathema, banvloek, hel
verdoen  doorbrengen, opmaken, verdelgen, verknoeien, verkwisten, verspillen
verdoezelen  bedekken, bemantelen, omsluieren, verbloemen,
verdoken – verborgen, verhelen, verstopt, vervagen
verdolen  (ver)dwalen, vergissen, zwerven
verdoling  afdwaling
verdolven  overstroomd, verdronken
verdomd – deksels, duivels, erg, hemeen, heus, vervloekt
verdonkeremanen – ontfutselen, ontvreemden, stelen, verdoezelen, verduisteren, wegfutselen, wegnemen
verdonkeren - verduisteren
verdoofd – bedwelmd, beveneld, duf, gevoelloos, suf, versuft
verdoold - verdwaald
verdord – droog, uitgedroogd, verlept, verwelkt
verdorren - uitdrogen, verdrogen, verleppen, verwelken
verdorven  corrupt, eervergeten, gemeen, ontaard, pervers, slecht, sneed, vicieus, zedeloos, zondig
verdorven stad in Palestina  Gomorra, Sodom
verdorvenheid  perversie, ondeugd, ontaarding, zedenbederf
verdoven  narcotiseren
verdovend middel  bang, dope, drug, gandja, hasjiesj, hennep, khan, kif, L.S.D., marihuana, morfine, narcoticum, opium, pot,
pijnstiller, stuff, tea, weed,
verdovend sap  maankop
verdovende plant in ZuidEuropa - alruin
verdoving  an(a)esthesie, narcose, roes
verdovingsmiddel  (a)ether, atropine, chloroform, cocaïne, cotine, dope, drug, ether, lachgas, L.S.D., marihuana, mescaline, narcoticum, opium, speed, stuff
verdovingsmiddelen  narcotica
verdraaglijk - duldbaar
verdraagzaam – duldzaam, inschikkelijk, lankmoedig, tolerant
verdraaid - dol, lam, misvormd, vervloekt, wanstaltig
verdraaien  omdraaien, omketren, verdraaien, vervalsen
verdraaiing  contorsie, vertekening, vervorming, verwringing
verdrag  akkoord, bestand, bond, concordaat, contract, convenant, conventie, edict, entente, overeenkomst, pact, traktaat, verbond
verdrag tot overgave  capitulatie
verdrag tussen land en paus  concordaat .
verdragen  doorstaan, dulden, duren, gedogen, lijden, ondergaan, ondervinden, toelaten, tolereren, uithouden, uitstaan, velen, verduren, vergunnen
verdragsorganisatie  NATO, EEG, ZOAVO, OAS. UNESCO, SEATO
verdriet – bedroefdheid, chagrijn, droefenis, droèfheid, hartzeer, kommer, kwelling, leed, narigheid, overlast, pijn, plaag, rouw, sacherijn, smart, wee, zeer, zorg
verdriet aandoen – grieven, krenken, kwellen, pijnigen, plagen
verdriet hebben - treuren
verdrietig – bedroefd, chagrijnig, droef, droevig, gekrenkt, korzelig, mismoedig, neerslachtig, onaangenaam, ontstemd, sip, spijtig, treurig, triest, smartelijk
verdriet of pijn - leed
verdrievoudigen - tripleren
verdringen - wegduwen
verdrukker - dwingeland, geweldenaar, tiran
verdrukking - knechting, slavernij
verdrijfpenseel - daskwast
verdrijven – verjagen, uitbannen, verbannen, verzetten, wegduwen
verdrijven uit belangrijke positie - onttronen
verdrijven van de duivel  exorciseren
verdrijving  expulsie,verjaging
verdringen – onttronen, wegduwen
verdrinken – omkomen
verdrogen – dorren, uitdrogen, verdorren, verleppen
verdrongen  onbewust, verwijderd
verdroogd – dor
verdroogd en flets – verlept
verdroogd of verwelkt – verdord
verdrukken – bedwingen
verdrukker – dwingeland, tiran
verdrukking – knel
verdubbelaar - duplicator
verdubbelen – bineren, doubleren, dupliceren, redoubleren
verdubbeling van medeklinkers – geminatie
verduidelijken – ophelderen, toelichten, uitleggen,verklaren
verduidelijkend - illustratief
verduidelijking - opheldering, uitlegging, verklaring
verduisteren – achterhouden, malverseren, ontvreemden, stelen, verbergen, verdonkeren
verduistering  eclips, diefstal, malversatie, oplichting
verduiveld – drommels, erg, zeer
verdund - ijl
verdund (op receptén)  dil
verdunnen – aanlengen
verdunner - peut
verdunning  aanlenging, dilutie
verdunningsmiddel – terpentijn, thinner
verduren  doorstaan, dragen, dulden, gedigen, harden, lijden, ondergaan, toelaten, toestaan, uitstaan, velen, verdragen
verduurzaamde levensmiddelen - conserven
verduurzamen  conserveren, inmaken, invriezen, wecken
verduwd  opgekropt, verbeten,
verduwen  slikken, toelaten, ondergaan, verdringen
verduwing  frustratie
verdwaald – verdoold, zoek
verdwaasd – beduusd, daas, uitzinnig
verdwalen  mislopenverdolen
verdwenen  foetsie, gevlogen, heen, spoorloos, verlopen, verteren, vertrokken, weg(komen), zoek
verdwijn  ga, weg
verdwijnen  eclipseren, gaan, heengaan, oplossen, opstappen, vergaan, verzwinden, weggaan, wijken, zwinden
verdwijngat van een riviertje  ponor
veredeld - tam
veredelde zuurstof  ozon
veredelen  adelen, enten, polijsten, raffineren, sublimeren, verbeteren, verfijnen
veredeling  domesticatie, verfijning,
veredelingsmethode – enting
vereelt – verhard
vereelten – verharden
vereelting - verharding
vereend  gezamenlijk, samen, tegader, tezamen
vereenvoudigd – schematisch, verkort
vereenvoudigen - simplificeren
vereenvoudiging  simplificatie
vereenzelviging  identificatie
vereerd overblijfsel  reliek, relikwie
vereerd symbool  totem
vereerder – aanbidder, minnaar
vereerd overblijfsel – reliek, relikwie
vereerd symbool - totem
vereeuwigen  portretteren, uitbeelden
vereeuwiger  fotograaf
vereffenaar  liquidateur
vereffend  quitte
vereffenen – aanzuiveren, adjusteren, afrekenen, afwikkelen, beslechtn, betalen, compenseren, egaliseren, recontreren, schikken, verevenen, vergelijken, verrekenen, voldoen
vereffening  bijlegging, compensatie, delging, egalisatie, gelijkmaking, perequatie
vereffening van schuld  betaling
vereisen  vergen, vorderen, vragen
vereist  gevraagd, nodig, noodzakelijk, onmisbaar, verplicht
vereiste - noodzaak
vereiste grootte  afmeting, formaat, maat
veren  dons, opstuiten, pluimage
verenbont – boa
verend – elastisch
verende knijper – klem, knip, praam
verende stootplaat - buffer
verendrager – vogel
veend tangetje – pincet
verenen – samenvoegen
veren halsbont – boa
veren stoffer - plumeau
veren- van,ontdoen –-pluimen, plukken
verenigd –gecombineerd, gezamenlijk, tegader, verbonden
verenigd tot bondgenoten  geallieerd
Verenigde Arabische Republiek - VAR.
Verenigde Naties  UNO, V.N.
Verenigde Natiesorgaan  UNESCO, UNICEF,
Veiligheidsraad
verenigde partijleden in vertegenwoordiging  fractie
Verenigde Staten van Amerika - Alabama, Alaska, Arizona, Arkansas, Californië, Colorado, Columbia, Noord en ZuidCarolina, Connecticut, Noord en ZuidDakota, Delaware, Florida, Georgia, Hawaii, Idaho, Illinois, Indiana, Iowa, Kansas, Kentucky, Long Island, Louisiana, Massachusetts, Maryland, Maine, Montana, Michigan, Minnesota, Missouri, Mississippi, Nebraska, Nevada, New Jersey, New Mexico, New York, Ohio, Oklahama, Omaha, Oregon, Pennsylvania, Tennessee, Texas, Utah, Virginia, Vermont, Washington, Wisconsin, Wyoming, WestVirginia
Verenigde Staten van Amerika, hoofdstad van de - Washington
Verenigde Staten van Amerika, munteenheid in de - dollar
Verenigde Staten van Amerika, oorspronkelijke bewoners van de - Indiaan
Verenigde Staten van Amerika, rivier in de - Colorado, Columbia, Hudson, Mississippi
Verenigde Staten van Amerika, sneeuwstorm in de - blizzard
Verenigde Staten van Amerika, wervelstorm in de - hurricane
verenigen – aanspannen, combineren, concentreren, koppelen, lijrnen, paren, samenbrengen, samenvoegen, uniëren, verbinden, verzamelen
vereniging  bond, club, combinatie, concentratie, conjunctie, corporatie, corps, eenheid, gemeenschap, gilde, junctie, kring, liga, orde, samens, melting, samenvoeging, soos, sociëteit, unie, veem, verbinding
vereniging in één punt  concentratie
vereniging tot behoud van stedenschoon  Heemschut, Monumentenzorg
vereniging van afnemers - verbruikscoöperatie
vereniging van bijbelgeleerden - bijbelcommissie
vereniging van geestelijken  orde
vereniging van lekencommissarissen - s.a.m.
vereniging van industriëlen of bankiers om voor gezamenlijke rekening een transactie uit te voeren  consortium
vereniging van kloosterlingen  orde
vereniging van organisaties – federatie
vereniging van vakgenoten - corporatie
vereniging van winkeliers - middenstandsorganisatie
vereniging voor vreemdelingenverkeer  V.V.V.
vereniging zonder winstbejag  v.z.w
verenigingsbijdrage - contributie
verenigingsblad  orgaan
verenigingsboort - knevel
verenigingsgebouw  club, soos
verenigingsleiding – bestuur
verenigingsorgaan - clubblad
verenigingsplaats van vlootafdeling - statie
verenwisseling – rui
vereren  aanbidden, achten, adoreren, dienen, eerbewijzen, hoogachtenhuldigen, verheffen, vieren
vererenswaard  venerabel
vererfbaar – erfelijk
verergeren - aanstoken
verergering  aggravatie, alterering, verslechtering, varval, verzwaring
verering  aanbidding, adoratie, eerbetoon, hulde, idolatrie, piëteit, veneratie
verering van beelden - afgodendienst, iconolatrie
verering van dieren  zoölatrie
verering van engelen en heiligen - dulia
verering van gestorvenen – manisme
vererving - erfenis
verettering  pyorroe, pyorree, pyose, verzwering
verevenen  begroten,vaststellen, vereffenen
verf  lak
verfblaasje  bladder
verfbord  palet
verfborsteltje  kwast, penseel
verfdistel - zaagblad
verfhout - blauwhout, braziel, campêchehout, fisethout, geelhout, moerbeziehout, quereitronhout
verfijnd  apart, gemaakt, geraffineerd, precieus
verfijndheid - raffinement
verfijnen – polijsten, raffineren, raspen, veredelen
verfijning  raffinement, veredeling,
verfkwastje  penseel, kwast, sleper, verfborsteltje
verflauwen – kwijnen, verbleken, verkoelen, vermindern
verflauwing - verkoeling
verflensen – verdorren, verleppen, verwelken
verflenst – flets, verlept
verfmes - paletmes, tempermes
verfoeien – haten, verachten, verafschuwen
verfoeilijk  afschuwelijk, ergerlijk, odieus, verachtelijk, vreselijk
verfoelied glas  spiegel
verfplankje  palet
verfplant  henna, indigoplant, meekrap, wede
verfraaid - verbloemd
verfaaien – opschikken, opsmukken, rieren, tooien, versieren
verfraaiing – opschik, opsmuk, versiering, versiersel
verfrissen – verkoelen, verkwikken, verversen
verfrissend  verkoelend
verfrissende drank  bier, limonade, melk, ranja, sorbet
verfrissing  bad, bier, douche, duik, frisdrank, ijs, koelte, lafenis verfrissingsmiddel  waaier
verfrommelen - verkreukelen
verfsoort  menie, oker, omber, orleaan, sepia, smalt, taan
verfstift  kleurpotlood, pastel
verfstof  albastine, amarantlak, amber, annaber, eosine, indigo, ivoorzwart, karmijn, kobalt, lak(moes), menie, oker, orleaan, pigment, sienna, sepia, smalt, taan, omber, verf, vermiljoen, vernis, zinkwit
verfstof uit run  taan
verfverdunner - peut, terpentine, thinner
verfijndheid - raffinement
verfijning - raffinement, veredeling
vergaan  afsterven, bederven, kelderen, omkomen, ontbinden, oplossen, rotten, smachten, smelten, smoren, verdwijnen, vermolmen, ver(rotten), verstikken, verteren, wegrotten, zinken
vergaan hout - molm
vergaan schip – wrak
vergaan van ijzer - roesten
vergaarbak – reservoir
vergaarde rijkdom - vermogen
vergaderen  bijeenbrengen, bijeenkomen, overleggen, verzamelen
vergadergelegenheid  zaal
vergaderhuis van waterschap  gemeenlandshuis
vergadering  assemblee, bespreking, bijeenkomst, conferentie, congres, forum, ontmoeting, overleg, samenkomst, samenzijn
vergadering der kanunniken  domkapittel
vergadering van kloostermonniken - convent
vergadering der rechtbank  raadkamer
vergadering van kloosterlingen - conventie, kapittel
vergadering van kardinalen voor een pauskeuze  conclaaf
vergadering van schuldeisers - verificatievergadering
vergaderingsverslag  notulen
vergaderpunten - agenda
vergald  bedorven.
vergallen – bederven, verknoeien, verpesten, verzuren
vergalopperen - blunderen
vergammeld - gammel, kapot
vergankelijk - aards, eindig, kortstondig, onbestendig, onvast, tijdelijk, voorbijgaand
vergankelijkheid - vanitas
vergaren  bijeenbrengen, inzamelen, lezen, opdoen, opgaren, oppotten, opsparen, opstapelen, rapen, sparen, verzamelen
vergasser  carburateur
vergasten – onthalen, regaleren
vergasten op  onthalen, trakteren
vergasting  onthaal
vergeeflijk  pardonnabel, verschoonbaar
vergeefs – nodeloos, nutteloos, onvruchtbaarvruchteloos, ijdel, verloren, zinloos
vergeeld – gelig
vergeetboek - doofpot
vergeetmijniet  myosotis
vergelden  belonen, betalen, goedmaken, lonen, revancheren, vergoeden, wreken
vergelder - renumerator, wreker
vergelding – betaling, loon, renumeratie, represaille, retorsie, revanche, straf, wraak
vergelding van goed met kwaad - ondank
vergeldingsdag - bijltjesdag
vergeldingsmaatregel - represaille
vergeleken bij - tegenover
vergeleken zijnde - coll.
vergelijk  akkoord, arrangement, bestand, compromis, overeenkomst, overeenstemming, regeling, schikking, vgl.
vergelijken – checken, compenseren, controlerenvereffenen
vergelijkend – zoals, zodanig
vergelijkende taalstudie - glottogonie
vergelijkende trap - compaatief, positief, superlatief
vergelijk - conf.
vergelijken met - collationeren, confronteren
vergelijken of testen - toetsen
vergelijking  collatie, comparatie, confrontatie, gelijkenis, metafoor, parabel
vergemakkelijken  rusten, veraangenamen, verzachten, verzoeten
vergemakkelijking  faciliteit
vergen - eisen, verlangen, vorderen, vragen
vergenoegd  content, opgeruimd,opgewekt, tevreden, voldaan
vergenoegdheid - blijheid
vergenoegd kijken  glunderen
vergenoegen  bevredigen, tevredenstellen
vergetelheid - Lethe (stroom)
vergeten – nalaten, omitteren, ontgaan, overgeslagen, verleerd, verzuimen, weglaten
vergeven - kwijtschelden, pardonneren
vergeving  absolutie, erbarmen, gena, genade, kwijtschelding, pardon, vergiffenis
vergevingsgezind  genadig
vergevorderd in de tijd  laat
vergevorderd in leeftijd – bejaard, oud
vergewissen – overtuigen, verzekeren
vergezellen – be(geleiden), meegaan
vergezicht  bellevue, panorama, perspectief, tafereel, uitzicht, vue
vergiet  gatenplateel, lekbak, vergiettest
vergieten  plengen, storten
vergif – arseen, arsenicum, gif, parathion, rattenkruit, strychnine, toxicum, toxine venijn
vergif in koffie  cafeïne, coffeïne
vergif in tabak  nicotine
vergiffenis  absolutie, gena, genade, pardon, vergeving
vergiffenis schenken  pardonneren, vergeven
vergiftenleer - toxicologie
vergiftig  dodend, toxisch, venijnig
vergiftige jachtspin  tarantella
vergiftige naaldboom - taxus
vergiftige plant - appel, belladonna, doornappel, hazelwortel, mansoor, scheerling
vergiftiging  intoxicatie
vergiftiging door onvoldoende werking van de niern - uremie
vergiftigingsangst  toxifobie
vergiftleer – toxicologie
vergissen - misrekenen
vergissing  abuis, blunder, bok, dwaling, erratum, error, feil, flater, fout, lapsus, misgreep, misser, misslag, misrekening, misstap, misvatting, misverstand, omissie, ontsporing,
vergissingen  errata
verglaasde steen  tegel
verglaasde tegel - estrik
verglaassel  glazuur
vergletsjerd gebied  Groenland, Antarctica
vergoddelijking - apotheose, deïficatie
vergoden – aanbidden, vereren
vergode held - heros
vergoding van dieren - zoölatri
vergoeden – betalen, compenseren, goedmaken, lonen,
schadeloosstellen, terugbetalen, teruggeven
vergoeding – beloning, bonificatie, compensatie, honorarium, leges, loon, redres, salaris, uitkering, wedde
vergoeding van geleend geld  interest, rente
vergoeding van morele of ideële schade  smartengeld
vergoeding voor beschadiging  rafactie, refaktie
vergoeding voor rechten  leges
vergoelijken  goedpraten, verschonen
vergokken – vergokken, verliezen, verspelen
vergooien - prijsgeven
vergramd  boos, gebeten, kwaad, nijdig, toornig, verbolgen, verstoord, woedend
vergrendelen - afsluiten
vergrijp  delict, diefstal, misdaad, overtreding
vergrijpen - schenden
vergroeidbladige plant - aardappel, afrikaan, alpenroos alsem, andoorn, andijvie, artisjok, aster, augurk, azalea, balroos, bertram, blaasjeskruid, blauwbes, bonenkruid, bosbes, chrysant, cichorei, dahlia, distel, dolkruid, doornappel, dovenetel, dragon, es, gardenia, gentiaan, goudsbloem, havikskruid, heide, heliotroop, helmkruid, hulst, jasmijn, kalebas, kamille, kamperfoelie, kersouw, kina, komkommer, leeuwenbek, liguster, leverkruid, lobelia, maagdenpalm, madeliefje, meekrap, melisse, meloen, muskus, nachtschade, oeverkruid, oleander, olijf, ossentong, paardebloem, penningkruid, pepermunt, petunia, pompoen, primula, rododendron, roerkruid, salie, schorseneer,
sering, slangekruid, tabak, tomaat, toorts, vingerhoedskruid,
walstro, wederik, weegbree, winde, wolfskers
vergroeiing  synechie
vergroeiing van vingers of tenen - syndactylie
vergrootglas – brandglas, kijker, leesglas, lens, loep, loupe
vergroten – extenderen, toenemen, uitbreiden, uitstrekken, verbreden, verdiepen, verhogen, verruimen
vergrotende trap - comparatief, comparativum
vergroting – uitbreiding, uitzetting
vergroting van de schildklier  struma
vergrotingswoord- augmentief
vergruizelde steen – puin
vergruizelen – mortelen, vermorzelen
vergruizen – mortelen, pletten, stukslaan, verbrijzelen, vermalen, vermorzelen
vergrijp - delict, misdaad
verguld  doublé
vergunnen - bewilligen, gedogen, toelaten, toestaan, veroorloven
vergunning – admissie, consent, concessie, licentie, machtiging, oorlof, (permis)sie, permit, toestemming, verlof
vergunning aan banken - bankoctrooi
verhaal  bericht, beschrijving, fabel, haggada, historie, kroniek, legende, mare, novelle, regrediëntie, regres(sie), relaas, (roman)ce, sage, sproke, sprookje, story, verslag, vertelling, vertelsel, woordenreeks
verhaal in boekvorm - roman
verhaal in een oratorium - recitatief
verhaal in platen  strip
verhaal in verzen, leerrijk - fabiau
verhaal van dieren  fabel
verhaal van films  scenario
verhaal van gedenkwaardige gebeurtenissen  kroniek
verhaal van goden  mythe, sage
verhaal van heiligen  legende
verhaal van helden  epos
verhaal van iemands leven  biografie, memoires
verhaal van kabouters - sprookje
verhaal van minne - liefdesgeschiedenis
verhaal van scheepsreizen  journaal
verhaal van zijn leven  autobiografie, memoires
verhaalgedeelte  episode
verhaalrecht - regres
verhaasten – bespoedigen, versnellen
verhaasting  bespoediging
verhalen – achterhalen, me(d)edelen, relateren, verslaggeven, vertellen
verhalend  episch, (muz.) recitando
verhalend vers  ballade
verhalende dichtkunst  epiek
verhandelbaar  verkoopbaar
verhandelen  behandelen, bespreken, negotiëren, onderhandelen, verkopen, verkwanselen
verhandeling  bespreking, betoog, essay, opstel, traktaat
verhandeling van de wet – artikel
verhangen - opknopen
verhanging – suïside, zelfmoord
verhard – gestold, grimmig, kil, ongevoelig, vereelt, verstokt
verharden - stollen
verhard metaal  staal
verharde huid – eelt
verharde weg – straat
verhardingsrol - wals
verharen  ruien
verhaspelen  verknoeien, verwarren
verheerlijken  aanbidden, adoreren, eren, loven, ophemelen, prijzen, roemen
verheerlijkt – beaat, ingenomen, opgetogen, verrukt
verheffen  accentueren, omhooggaan, opstaan, optillen, rijzen, steigeren, stijgen, sublimeren, torenen, vereren, verrijzen
verheffen tot iets absoluuts – verabsoluteren
verheffend - stichtelijk
verheffing - arsis, berg, elevatie, hoogte
verheid - afstand
verheimelijken  geheimhouden,verbergen, verhelen
verheimelijkt - verborgen, verholen
verhelderend  illustratief
verhelen – verdoezelen, versteken
verhelpen  corrigeren, genezen, helen, herstellen, lenigen, remediëren, verbeteren
verhemelte  gehemelte, palatum, gagel
verheugd  blij, opgetogen, opgewekt, verblijd, vrolijk
verheugd kijken  glunderen, stralen
verheugen  verblijden, verkneukelen, verlustigen, vervrolijken
verheugenis - blijdschap
verheven  aanzienlijk, abel, belangrijk, doorluchtig, edel, groots, hemels, (hoog)staand, hoogwaardig, notabel, ontzaglijk, plechtig, subliem, voornaam, hooggestemd
verheven beeldwerk - reliëf
verheven idealen nastrevend  idealistisch
verhevenheid  alp, berg, bult, donk, duin, heuvel, hil, hoogte, hoop, kluft, optrede, relief, terp, top
verheven stand - elite
verhevigen – aanwakkeren, escaleren
verhinderd - bezet
verhinderen  belemmeren, beletten, blokkeren, inhiberen, storen, stremmen, tegenhouden, terughouden, voorkomen
verhindering  belemmering, belet, beletsel, hindernis, hinderpaal, struikelblok, voorkoming
verhindering van werk - verlet
verhipt  schelms, verwenst
verhit  gloeiend, heet, opgewonden, ontvlambaa
verhitte suiker - caramel, karamel
verhitten – aanvuren, opwinden, opzwepen, prikkelen, verwarmen
verhittend  heet makend, prikkelend
verhoeden  beletten, schutten, voorkomen
verhogen  bevorderen, opwerken, promoveren, vergroten, verheffen, vermeerderen
verhoging – bevordering, bordes, drempel, podium, ribbel, stellage, stoep, temperatuur, terras, trottoir
verhoging achter het altaar - gradino
verhoging in een zaal  podium
verhoging in rang – bevordering, promotie
verhoging van aarde - heuvel
verhoging van geschut  elevatie
verhoging van grond - berg
verhoging van lichaamstemperatuur  koorts, verhoging
verhoging van salaris  opslag, promotie
verhoging van de vloer - estrade
verhoging voor een huis  bordes, drempel, stoep, terras, trottoir, stellage
verhokken - opkrassen, verhuizen
verholen  bedekt, clandestien, heimelijk, latent, sluiks, smokkel, steels, stiekem, stilletjes, tersluiks, verbloemd, verborgen, verkapt, verstoken, verstolen
verhongeren - uitteren
verhoog – estrade
verhoogd beeldwerk – relief
verhoogd dek - plecht
verhoogd gedeelte van een schip - campagne, kampanje
verhoogd kweekbed - rabat
verhoogd terrein voor een huis – terras
verhoogd voetpad - trottoir
verhoogd zuurgehalte  superaciditeit
verhoogde a  ais
verhoogde b  bis
verhoogde c  cis
verhoogde d  dis
verhoogde e - eis
verhoogde f  fis
verhoogde g  gis
verhoogde bloeddruk  hypertensie
verhoogde druk  hypertonie
verhoogde plaats in vertrek  estrade, podium
verhoogde stoep – bordes, pui, trottoir
verhoogde temperatuur - koorts
verhoogde strook – terp, vluchtheuvel
verhoogde toon  ais, bis, cis, dis, eis, fis, gis
verhoogde vloer  estrade
verhoogsel  ophoging, verhoogstuk
verhoor  examen, ondervraging, onderzoek
verhoorning van de huid  steatosis
verhoren – aanhoren, examineren, luisteren, ondervragen, toestaan, vervullen
verhouding  betrekking, connectie, liaison, rede, relatie, proportie, schaal
verhouding, naar - advenant, navenant
verhouding van overstaande tot aanliggende zijde – tangens
verhovaardiging - hovaarding, inbeelding
verhuizen – migreren, verkassen
verhuizen naar een ander land – emigreren
verhuizer - vervoerder
verhuizing – migratie
verhuld – bedekt
verhullen – onttrekken, verbergen
verhuren – verpachten
verhuring – leasing
verhuur – lease, leasing
verhuurder van armelijke en te duur verhuurde huisjes  huisjesmelker
veridiek - echt, oprecht, waarachtig
ver in de tijd - laat
verritas - waarheid
verifiëren  bekrachtigen, bevestigen, controleren, erkennen
verijdelen – beletten, fnuiken, mislukken, teleurstellen
ver in de tijd – laat
verjaard – overjarig, verlopen, verouderd
verjaardag - anniversarium, geboortedag, jaarfeest, verjaring
verjagen – ver(bannen), verdrijven, verslaan, wegjagen
verjaging  expulsie, uitdrijving, verdrijving, verstoting
verjaren  verlopen, verouderen, voorbijgaan
verjarend  jarig
verjaring - ongeldigwording, peremptie, prescriptie
verjaring, soort - acquisitieve, extinctieve
verjingen – verfrissen, vernieuwen
verkalken - oxyderen
verkalking  calcinatie, petrificatie, sclerose, verstening
verkapt – bedekt, geheim, heimelijk,verbloemd, verborgen, verholen
verkassen – inrukken, verhuizen, verplaatsen
verkeer – drukte, omgang, relatie, trafiek
verkeer per spoor - railverkeer, treinverkeer
verkeerd  abuis, abusief, afwijkend, averechts, falikant, fout, fourief, kwaad, mis, nutteloos, ongunstig, onjuist, onvolkomen, onwaar, schadelijk, vals
verkeerd begrijpen – misvatten, misverstaan
verkeerd gaan - tegengaan
verkeerd gebruik – misbruik
verkeerd gemaakt – mislukt
verkeerd handelen – blunderen, falen
verkeerd spoor  dwaalspoor
verkeerd uitvallen  misvallen
verkeerd verstaan - mishoren
verkeerd woordgebruik – wartaal
verkeerde berekening – misrekening
verkeerde daad – misstap, vergrijp
verkeerde mening  drogbeeld, waan
verkeerde slag – dwaling, misslag
verkeerde stap - misstap
verkeerde verwachting  misrekening
verkeerde weg  dwaalspoor, dwaling
verkeerdheid - bedorvenheid, gebrek, ondeugd
verkeersbelemmering  tol
verkeersbord – gebodsbord, stopbord, verbodsbord
verkeersel - spook
verkeersgemeenschap - communicatie
verkeerslijn - (stoom)tramverbinding
verkeersmiddel  auto(bus), boot, bromfiets, brommer, fiets, jet, motor(fiets), rijwiel, scooter, snorfiets, tandem, taxi, tram, trein, vliegtuig
verkeersobstakel – barricade, slagboom, tol
verkeersonderwijs  rijles
verkeersongeval – aanrijding, botsing, ongeluk
verkeersplein  rotonde
verkeerssignaal – stoplicht
verkeersstagnatie – file, opstopping
verkeersteken  pijl
verkeersvereniging  A.N.W.B., V.V.V., K.N.A.C.
verkeersweg met bomen  allee, avenue, dreef, boulevard, laan, verkennen - eclaireren, spieden, spioneren, verspieden
verkenner  eclaiteur, padvinder, scout, verspieder, waarnemer
verkennersleider - hopman
verkenning  observatieverspieding
verkenningsboring  proefboring
verkenningsgroep  patrouille
verkenpaal - merkpaal, strandpaal
verkerelen - bederven, verknoeien
verkeren  omgaan, scharrelen, veranderen, wandelen
verkering  omgang, vrijage, vrijerij
verketteren  wraken, veroordelen, uitkrijten
verkettering  verdoeming, wraking
verkieslijk  preferent
verkiezelde boomstam - dendroliet
verkiezeling - silicificatie
verkiezen – believen, opteren, prefereren, stemmen, uitkiezen, wensen, willen
verkiezing  electie, keuze, poll, stemming, verlangen, voor(keur), wens
verkiezing Gods - pr(a)edestinatie
verkiezingsleer  predestinatie
verkikkerd  smoor, verliefd, verzot
verkild – bekoeld
verkillen – afkoelen, verkoelen
verklaarbaar - begrijpelijk
verklaard  uitgesproken, verbeten
verklaarder  exegeet, explicateur, uitlegger, uitlegster
verklampen - herstellen
verklappen – overbrengen, prijsgeven, (ver)klikken, vertellen, verraden
verklaren  aanzeggen, betuigen, duiden, exegetiseren, expliceren, getuigen, interpreteren, motiveren, noemen, ontraadselen, ontvouwen, ophelderen, toelichten, uitenzetten, uitleggen, uitspreken, verhelderen
verklarend  ophelderend
verklarende aantekening  annotatie, noot
verklarende titel  ondertitel
verklarende uitleg - glos, exegese, interpretatie, opheldering, parafrase
verklarende woorden  glossarium, nomenclatuur
verklaring – aangifte, affidadit, annotatie, attest, eed, exegese, explicatie, getuigenis, interpretatie, oorkonde, opheldering, program, uitlating, uitlegging, uitleg, uitsluitsel, uitspraak
verklaring bij landkaart legende
verklaring dat bouw van schip voltooid is - bijlbrief
verklaring dat men zal betalen  accept
verklaring van echtheid  certificaat, legitimatie
verklaring van toestemming - placet
verkleden  omkleden, omtrekken, uitdossen, vermommen
verkleding  travestie, vermomming
verkleed - vermomd
verkleefd  gehecht, verknocht
verkleinen  bagatelliseren, beknotten, reduceren, verachten, verminderen
verkleinwoord - diminutief, diminutivum
verkletsen – verpraten, verspreken
verkleumd – verstijfd
verkleunen - vernikkelen
verkleurd  flets, ontkleurd, vaal, verbleekt, verschoten
verkleuren – verbleken, verschieten
verkleuren van het gelaat - blozen
verklikken  aanbrengen, aangeven, overbrieven, verklappen, verlinken, verraden
verklikker - denunciateur, klikspaan, mouchard, overbrenger, spion, sycofant, verrader
verklikker van beroep  sycofant
verklikker van een luchtpomp – manometer
verklikking - delatie
verklungelen – verbeuzelen, verknoeien
verknallen – bederven, verbruien, verknoeien
verkneukelen - verheugen
verknipt - gek
verknocht – aanhankelijk, gehecht, verbonden
verknochtheid – gehechtheid, liefde
verknoeid - verbruid
verknoeien  bederven, beschadigen, verbeuzelen, verbruien, verdoen, verkwisten, vermorsen, verpesten, verprutsen, verspillen
verknollen  bederven, verbruien
verkoelen – verflauwen, verfrissen, verkillen
verkoelend  verfrissend
verkoeling  afkoeling, verflauwing,vermindering
verkoling - carbonisatie
verkommeren - achteruitgaan, wegkwijnen
verkondigen - bekendmaken, berichten, leren, melden, openbaren, prediken, uitkramen
verkondiger - prediker
verkondiger van Gods woord - dominee, pastoor, predikant, priester
verkondiger van nieuwe leer  apostel, evangelist, Messias, profeet
verkondiging  evangelie, leer, predikatie, prediking
verkoold katoen  tondel
verkoop  afzet, afname, debiet, handel, omzet, transactie, vendutie
verkoop aan de deur – colportage, venten
verkoop bevorderen - promoten
verkoop met goed doel - weldadigheidsbazar
verkoophuis - venduhuis, kiosk, winkel
verkooplokaal – galerie
verkoopmeubel - toonbank
verkoopplaats – boetiek, kraam, magazijn, markt, supermarkt, warenhuis, winkel galerie,
verkooptent  kraam
verkopen  aanbieden, aansmeren, debiteren, opdissen, overdoen, slijten, verhandelen, verpatsen, wegdoen
verkopen en kopen – handelen
verkopen langs huizen – venten
verkopen op veiling – afslaan, veilen
verkopen van militaire goederen - dump, dumping
verkoper  agent, debitant, handelaar, vendumeester, winkelier
verkoper, openbare - vendumeester
verkoper van bloemen – bloemist
verkoper van brillen - opticien
verkoper van drogerijen  drogist
verkoper van edelstenen – diamantair
verkoper van geneesmiddelen – apotheker
verkoper van huizen - makelaar
verkoper van melk  melkboer
verkoper vansieraden - juwelier
verkoper van sterke drank  slijter
verkoper van tweedehandsgoederen – handelaar, uitdrager
verkopr van vlees - slager
verkopers keus  v. k .
verkoping  auctie, boelhuis,veiling, vendutie
verkoping bij opbod – veiling
verkoren – verkozen, uitgelezen, uitverkorene
verkorreling - granuleren
verkort  beknopt, beperkt, vereenvoudigd
verkort schrift  steno(grafie)
verkorte boektitel op drukvel  norm
verkorte handtekening – paraaf
verkorte naam - roepnaam
verkorte samenvatting  resumé, uittreksel
verkorten  benadelen, inkrimpen
verkorting  abbreviatuur, inkorting, overzicht
verkorting van kledingstuk – inleg
verkorting van woord - afkorting
verkortingsteken  abbreviatuur, afkappingsteken, apostrofe
verkouden - (neus)catarre, coryza, kou, snotteren, verkoelen
verkouden maken  aansteken
verkouden worden  kouvatten
verkoudheid  griep, kou
verkoudheidsverschijnsel - hoest
verkrachten  onteren, overtreden, schenden, vertreden
verkrachter - onteerder
verkrachting – stuprum
verkrampt – verstijfd
verkregen - verworven
verkregen voordeel  winst
verkreukelen - verfrommelen
verkreukt – verfrommeld
verkrijgbaar – tekoop
verkrijgbaar stellen - aanbieden
verkrijgen  bekomen, krijgen, ontvangen, verwerven
verkrijgen bij een erfenis – erven
verkrommen - buigen
verkroppen  inslikken, opkroppen, smoren,verbijten, verstouwen
verkropt - verbeten
verkwanselen – ruilen, verhandelen, verkopen, verpanjeren, verpatsen, verspelen
verkwijnen – smelten, verkommeren, wegteren
verkwikkelijk  opbeurend, opwekkend, verfrissend
verkwikken  laven, opbeuren, verfrissen, verversen
verkwikkend  bemoedigend, fris, heilzaam, opbeurend, opwekkend, verfrissend, weldadig
verkwikking  lafenis, opwekking, troost, verademing, verfrissing
verkwikt  gelaafd, monter, opgewekt, verfrist
verkwisten – opmaken, verdoen, verbrassen, verknallen, verknoeien, vermorsen, verspillen
verkwistend – overdadig, spilziek
verkwister – doorbrenger, opeter, opmakerverbrasser,
verkwisting  doorbrenging, overdaad, verspilling
verlaagd dijkgedeelte – overlaat
verlaagde toon  as, bes, ces, des, es, fes, ges
verlaat – sas, sluis, spui, uitgelopen, vertraagd
verlaatbak  vergaarbak
verlaatmeester - sluiswachter
verlader  bevrachter
verlagen  degraderen, miniseren, terugstellen, verachten, verminderen, vernederen
verlagend – verminderend
verlaging - vernedering
verlaging in rang - degradatie, terugstelling, terugzetting
verlagingsteken  (muz.) flat
verlakken - bedotten, beetnemen, bedriegen, foppen
verlakkerij  bedrog, bedotterij, beetneming, fopperij, nep
verlamd - paralytisch
verlammen - ontwrichtenparalys(i)e, parese
verlamming  apoplexie, beroerte, paralysie
verlangd - gewenst
verlangen – aandrift, begeerte, begeren, behoefte, belust, dorst, eerzucht, eis, eisen, graagte, haken, hopen, hunkeren, lust, smachten, snakken, talen, trek, vergen, verkiezen, vlassen vragen, wens(en), (wil)len zin, ver(zucht)en
verlangend – begerig, belust, smachtend
verlangend naar paring – bronstig, tochtig
verlangen naar – ogen, talen
verlangen naar drank  dorst
verlangen naar drinken na een fuif  nadorst
verlangen naar eten  appeti)t, eetlust, honger, trek
verlangen naar familie  familieziek
verlangen naar huis - heimwee
verlangen naar kennis  weetgierigheid, weetlust
verlangen naar nieuws  nieuwsgierig
verlangen naar roem  eerzucht
verlangen naar vocht – dorst
verlangen naar voedsel – apetijt, eetlust, honger, lust, trek
verlangzamen  remmen, vertragen
verlaten  abandoneren, afgelegen, alleen, deserteren, doods, eenzaam, leeg, onbewoond, ontruimd, stil, uitvliegen, vertrkken, weggaan, woest
verlaten zonder steun  hulpeloos
verlatenheid  eenzaamheid
verleden – afgelopen, eerder, historie, voorbij, vorig, vroeger
verleden tijd – gedaan, geweest, perf(ectum), praet(eritum), voorbij, vroeger
verleerd - vergeten
verlegen  bedeesd, bedremmeld, beduusd, beschroomd, beteuterd, bleu, confuus, eenkennig, onthutst, schuchter, timide
verlegenheid  aporie, bedeesdheid, beduusdheid, bleuheid, bloheid, confusie, embarras, gêne, knel, knoei, penarie, perikel, rats, schroom, schuchterheid
verleggen - verplaatsen
verleidelijk  aanlokkelijk, aantrekkelijk, bekoorlijk,seduisant, verlokkend
verleidelijke stem  lokstem
verleidelijke vrouw – Armida
verleidelijkheid – charme
verleiden – bekoren, lokken, overhalen, uitlokken, verlokken
verleider  Casanova, Don Juan
verleiding  bekoring, seductie, verlokking, verzoeking
verleidster - circe, Lorelei, vamp
verlekkerd  belust, verzot
verlenen  bieden, geven, gunnen, schenken, toekennen, toestaan, verschaffen, wijden
verlengen  prolongeren
verlenging - allonge, prolongatie
verlengingsovereenkomst - prolongatiecontract
verlengstuk  verlengsel
verlengstuk aan de mast  steng
verlengstuk van een wissel – allonge
verlengsel - verlengstuk
verleppen  verdorren, verdrogen, verflensen, verwelken
verlept  flets, verdord, verdroogd, verflenst, verwelkt
verleren – afleren, vergeten
verlet  beletsel, hindernis, tijdverlies, uitstel, verhindering, verschuiving, verwaarlozing, verzuim
verletten - verhinderen, verzuimen
verletsel  beletsel, hindernis
verlevendigen – opfrissen, verhelderen
verlicht  helder, opgelucht
verlichten  assisteren, beschijnen, helpen, illumineren, klaren, lenigen, lossen, mitigeren, ontladen, ontlasten, opbeuren, schijnen, troosten, verzachten
verlichting – bemoediging, hulp, lantaarn, leniging, ontheffing, opbeuring, steun, soelaas, solaas, verademing, verzachting
verlichting - illuminatie, leniging, soelaas, steun
verlichtingseenheid - lux
verlichtingsmiddel  fakkel, flambouw, kaars, lamp, lantaarn, olielamp, toorts, vlam, zaklantaarn
verliefd  dol, idolaat, verkikkerd
verliefd doen – minnekozen, vrijen
verliefd op zichzelf  narcisme
verlies – aderlating, afbreuk, gemis, klap, nadeel, nederlaag, perte, schade, strop, verlorene, vermissing
verlies bij geld wisselen  disagio
verlies in aantal  afname, mindering,
verlies in gevecht  nederlaag
verlies van geheugen  amnesie
verlies van gewicht – afval(len)
verlies van reukzin - anosmie
verliesvompensatie - carry-over
verliezen  derven, inboeten, kwijtraken, missen, opgeven, omkomen, ontvallen, verbeuren, verspelen, wegmaken, zoekmaken
verliezer van een proces - succumbant
verlinken (diev.) – aangeven, bedriegen, verraden
verloederen – verarmen, vergaan, verlopen, verrotten, verslonzen
verloedering - degeneratie
verlof  admissie, consent, dispensatie, fiat, licentie, machtiging, oorlof, (permis)sie, reces, toestemming, vakantie, venia, vergunning, verloftijd,veroorloving, vrijaf, (vrij)stelling
verlof/met  s.v.
verlofbrief  pas, paspoort, permit
verlofdag – baaldag, snipperdag
verlofpas  paspoort
verlokkelijk  aanlokkend, bekoorlijk, verleidelijk,
verlokken  bewegen, overhalen, nodigen, uitlokken, verleiden
verlokkend – aanlokkelijk, begeerlijk, verleidelijk
verlokkend kijken  lonken
verlokker - verleider
verlokking – verleiding
verloksel - lokaas
verloochenaar - afvallige, ontrouwe
verloochenen – miskennen, verzaken
verloofd  geëngageerd
verloofde  aanstaande, bruid, bruidegom, fiancé(e), galant(e), jongen, meisje
verloop  afloop, trend, teruggang, vermindering, wisseling
verloop van bladeren - nervatuur
verlopen  afnemen, ongeldig, verdwijnen, verjaren, verminderen, verstrijken, vervallen, voorbij
verloren – afgedwaald, kapot, kwijt, reddeloos, teloor, vergeefs, verliederlijkt, weg, zoek
verloren gaan – ontglippen
verloren moeite - tevergeefs
verlorenheid  eenzaamheid
verloskunde  obstretie, vroedkunde
verloskundig instrument - craniotoom
verloskundige - accoucheur, obstreet, vroedvrouw
verlossen  bevallen, bevrijden, losmaken, ontheffen, redden, vrijmaken
verlosser  bevrijder, heiland, messias, redder, soder, soter, zaligmaker
verlossing  accouchement, bevalling, bevrijding, heil, redemptie, redding, vrijmaking
verlost  bevrijd, gered
verlostang - forceps
verloting – tombola, loterij
verloting zonder nieten - tombola
verloving - engagement, enlumineren, trouwbelofte, verbintenis
verluchten  illustreren, opsieren, opwekken, vervrolijken
verluchter - illuminator, illustrator
verluchting  opsiering, illuminatie, illuminering
verluchting - illuminering, illustratie
verluieren - dagdieven
verlummelen  verbeuzelen
verlustigen  amuseren, opvrolijken, verheugen, vermaken
verlustiging  genoegen, uitspanning, vermaak
vermaagschapt  geparenteerd, verwant
vermaagschappen - verzwageren
vermaak  amusement, attractie, cabaret, divertissement, geneugte, genoegen, liefhebberij, lol, ontspanning, plezier, pret, recreatie, spel, sport, uitspanning, verlustiging, vertier, verzet
vermaakcentrum in Wenen - Grinzing Prater
vermaakcentrum - pretpark
vermaakscentrum in Kopenhagen - Tivoli
vermaakscentrum in Stockholm  Tivoli
vermaakscentrum in Wenen  Prater
vermaak gevend – vermakelijk
vermaakmiddel  dans, film, muziek, spel, toneel
vermaaksoord  kermis, lido, lunapark, musichall, pretpark, tivoli, variété
vermaaksoord bij Venetië  Lido
vermaan – berisping, waarschuwing, vermaning, zedenles
vermaanbrief  mandement
vermaard  befaamd, bekend, beroemd, fameus, gerenommeerd
vermaardheid  bekendheid, beroemdheid, faam, fameusheid, roem
vermagerd  afgevallen
vermageren  afslanken, afvallen, lijnen, wegkwijnen
vermageringskuur - dieet
vermakelijk – aardig, amusant, geestig, geinig, grappig, leuk, leutig, lollig, onderhoudend, plezierig, potsierlijk
vermakelijkheid  amusement, attractie, divertissement
vermaken  amuseren, hermaken, legateren, spelen, verlustigen
vermaking  legaat, legatering. verandering
vermaledijd  vervloekt, verwenst
vermalen  fijnkauwen, fijnmaken, vergruizen,
vermalen van spijzen  tritureren
vermanen  berispen, moneren, preken, reprimeren, terechtwijzen, voorhouden, waarschuwen, zedenpreken
vermaner  zedenmeester
vermaning  aansporing, les, preek, reprimande, sermoen, standje, waarschuwing, zedenles
vermaning of berisping - standje
vermaning tot deugd  zedenles
vermeend – beweerd, denkbeeldig, gewaand, verondersteld
vermeerder aar – Augustus
vermeerderd – groter, talrijker
vermeerderd met  plus, toename
vermeerderen – aanfokken, aanplanten, aanvullen, aanwassen, opvoeren, telen, toenemen, uitbreiden, vergroten, wassen
vermeerdering  aanwas, accres, groei, toename, toeneming, uitbreiding, vergroting
vermeerdering van koopkracht  deflatie
vermeesteren  veroveren, bedwingen, beteugelen
vermelden – aanroeren, berichten, noemen, relateren, vertellen, zeggen
vermelding  gewag, mededeling, opgaaf, opgave
vermenen  denken, menen, veronderstellen, wanen
vermengen – door(een)roeren, kruisen, mixen, samen mengen, samenstellen
vermenging  diffusie, mixtuur, mixture, mengsel
vermenging van dranken – cocktail
vermenging van metalen - legering
vermenging van rassen en soorten - kruising
vermenging van vloeistoffen - osmose
vermenging van vloeistoffen door een wand  osmose
vermaaksoord bij Venetië - Lido
vermaard - befaamd, bekend, beroemd, roemzuchtig
vermaardheid - celebriteit
vermagering - emaceratie
vermakelijk - amusabel, amusant, grappig, leuk
vermanen - moneren, waarschuwen
vermaner - monitor, preekmeester, zedenmeester
vermaning - preek, sermoer, (zeden)les
vermaning (kerkelijk) - monitum
vermannen - overmeesteren, overweldigen
vermeend - beweerd, dekbeeldig, gewaand,putatief
vermeerderen - toenemen
vermeerdering - aanwas, toename, vergroting
vermeestern - bedwingen, beheersen, veroveren
vermelden - berichten, mentionneren, noemen
vermelding - gewag, opgave
vermenen - denken
vermenging - diffusie, kruising, mixtuur
vermenging van twee woorden - contaminatie
vermenging van vloeistoffen - endosmose
vermenging van vloeistoffen door een wand - osmose
vermenigvuldigen - multipliceren, toenemen,voortellen
vermenigvuldiger - multiplicator
vermenigvuldiging - multiplicatie
vermetel  brutaal, dapper, driest, koen, onberaden, onbezonnen, overmoedig, roekeloos, stout(moedig), voorbarig
vermetelheid  driestheid, koenheid, moed, overmoed, stoutmoedigheid
vermicelli - mie
vermijden – omzeilen, ontgaan, ontwijken, schuwen, uitwijken, vlieden, voorkomen
vermiljoen - cinnaber, HgS, kwiksulfide
vermiljoen, natuurlijk – cinnaber
verminderd - beperkt
verminderd met  af, min(us)
verminderen  achteruitgaan, afnemen, afslaan, aftrekken, dalen, knotten, krimpen, miniseren, reduceren, slabakken, slinken, tanen, terugbrengen, verkleinen, verlopen, versmelten, vervallen, verzachten, zakken
verminderen in omvang – slinken
verminderen met - aftrekken
verminderend  (muz.) diminuendo
vermindering  afname, afneming, afval, beperking, degressie, korting , reductie, regres, remissie, teruggang, terugloop, verkoeling
vermindering van loon - afslag
vermindering van straf - remis(e)
verminken  beschadigen, mutileren, schenden, toetakelen
verminking  amputatie, handicap, multilatie, schending
verminkt – beschadigd, invalide
verminkt beeld  torso
verminkt soldaat - invalide
verminkte  gehandicapte, invalide
vermissen – ontbreken
vermissing - verlies
vermits  aangezien, daar, naardien, nademaal, omdat, want
vermoedelijk  denkelijk, misschien, waarschijnlijk
vermoeden  argwaan, bevroeden, conjectuur, denken, gissen, menen, onderstelling, overdenken, presumeren, presumptie, raden, verdenking, verwachting
vermoeid  afgemat, gaar, mat, moe, moede, op, uitgeput
vermoeid en lui - loom
vermoeidheidsmeter  ergograaf
vermoeidheid - moeheid
vermoeien - afmatten, fatigeren, uitputten
vermoeiend  afmattend, fatigant, lastig, uitputtend
vermogen  begaafdheid, bezit,capaciteit, debiet, energie, fortuin, gave, geld, have, kapitaal, kracht, kundigheid, kunnen, macht, potentie, rijkdom, schat, sterkte, voorspoed,
vermogen om zich te schikken - aanpassingsvermogen
vermogen tot bewust handelen  wil
vermogen tot kracht - sterkte
vermogend  bemiddeld, gefortuneerd, gegoed, invloedrijk, machtig, opulent, welgesteld, rijk, welgesteld, well-to-do
vermogend man  croesus, miljonair, nabob, rijkaard
vermolmd  (ver)rot, vergaan, wormstekig
vermolmen – vergaan, verrotten, verteren
vermomd  gemaskerd, geveinsd, verborgen, verkleed
vermommen – camoufleren, maskeren, verbloemen, verkleden, verbergen
vermomming – camouflage, masker, maskerade,mombakkes, travestie, verkleding
Vermont, hoofdstad van - Montpelier
vermoorden – afmaken, bederven, decimeren, doden, kelen, killen, ombrengen, wurgen
vermorsen  bederven, verknoeien, verkwisten, verspillen
vermorzelen  platdrukken, verbrijzelen, vergruize(le)n, verpletteren
vermouth, bestanddeel van - alsem
vermurwen - vertederen
vermijden - eluderen, mijden, ontwijken, schuwen, uitwijken
vernachelen – bedotten, beetnemen
vernagelen - bespijkeren, dichtspijkeren
vernauwen - versmallen
vernederen – kleineren, krenken, smaden, verachten, verlagen, verootmoedigen
vernederend  beschamend, honend, humiliant, krenkend, smadelijk, verlagend
vernedering – hoon, humiliatie, krenking, verlaging
verneembaar – hoorbaar, zichtbaar
vernemen – ervaren, gewaarworden, horen, informeren, meemaken, ondervinden, waarnemen, zien
vernield – gescheurd, verwoest
vernielen  afbreken, beschadigen, moeren, nekken, omverhalen, onteren, ruïneren, schenden, slopen, stukmaken, stukslaan, toetakelen, verdelgen, verdemelen, verscheuren, verwoesten
vernielend - verwoestend
vernieler – barbaar, saboteur, vandaal, verwoester
vernieling – ravage, verwoesting
vernieling door vuur  brand
vernielzucht - vandalisme, vernielwoede
vernielzuchtige  vandaal
vernietigen  annihileren, casseren, elimineren, smoren, stukmaken, verbreken, verdelgen, verpletteren, uitroeien, verwoesten
vernietigend – destructief, dodelijk, fnuikend, infirmatief, peremptoir, verscheurendverwoestend
vernietigend beoordelen  kraken
vernietiger - sloper, verwoester
vernietiging  destructie, eliminatie, sloping, verdelging
vernietiging van een testament - rescissoe
vernietiging van een vonnis – cassatie
vernieuwd - hersteld
vernieuwen – aanplanten, hernieuwen, herstellen, moderniseren, renoveren, restaureren, vervangen
vernieuwer  hervormer, reformator, renovator
vernieuwing – herstelling, (in)novatie, renovatie
vernieuwing in de kunst - renaissance
vernieuwing van de tempel, feest van de - Chanoeka
vernikkelen  bedotten, vergaan, verkleumen
vernikkeld zilver  alfenide
vernis  beits, lak, glansverf
vernissen - lakken
vernoegd - content, tevreden
vernoemen – vermelden
vernoeming - naamgeving
vernuft  esprit, geest, geestigheid, intellect, intelligentie, oorspronkelijkheid, scherpzinnigheid, slimheid, verstand, vindingrijkheid
vernuftig  attisch, fijn, geestig, geniaal, industrieus, ingenieus, kien, pienter, puntig, scherp(zinnig), schrander, spits(vondig), uitgekiend, vindingrijk, zinrijk
vernuftige vondst  trouvaille
vernuftige uitval - saillie
veronachtzamen  negeren, supponeren, verwaarlozen, verzuimen, voorbijzien
verondersteld – aangenomen, vermeend
veronderstellen  aannemen, geloven, gissen, menen, onderstellen, vermenen, vermoeden
veronderstelling  assumptie, geloof, gis(sing), hypothese, mening, suppositie, vermoeden
verongelukken  mislukken, omkomen, tenietgaan
verongelukte auto of schip - wrak
veronica  ereprijs
verontheiligen  ontwijden, schenden
verontmoedigen - vernederen
verontreinigen  besmetten, bevuilen, bezoedelen, vuilmaken
verontreiniging – lozing, vervuiling
verontrust – bezorgd
verontrusten – storen
verontrustend – alarmerend, zorgbarend, zorgelijk, zorgwekkend
verontrusting - beroering
verontschuldigen  disculperen, excuseren, rechtvaardigen, verschonen
verontschuldiging  excuus
verontwaardigd  boos, geërgerd, geïrriteerd, gekrenkt, kwaad, nijdig, verbolgen, vertoornd
verontwaardiging  boosheid, ergernis, geërgerdheid, gramschap, indignatie, irritatie, misnoegen
veroordeelde – damnatus, gestrafte, verwezene
veroordelen  afkeuren, afwijzen, (ver)doemen, vonnissen
veroordeling  afkeuring, condemnatie, doem, oordeel, vloek, vonnis
veroorloofd - toegestaan
veroorloven  permitteren, toelaten, toestaan, vergunnen
veroorzaken – aandoen, aangaan, aanrichten, aanstichten, baren, bewerken, stichten, teweeg(brengen), toebrengenverwekken
verootmoedigen – deemoedigen
ver opwaarts - hoog
verorberen  eten, gebruiken, nuttigen, opeten, verzwelgen
verordenen  bevelen, gelasten, opdragen, order, reglementren
verordening  decreet, edict, gebod, keur, ordinatie, regel, reglement, schikking, voorschrift
verordineren  bepalen, instellen, ordonneren, verordenen
verordonneren  bevelen, voorschrijven
verouderd  archaïsch, gedateerd, obsoleet, ouderwets, vervallen
verouderd onbepaald voornaamwoord - iet
verouderd orgelregister - tubal
verouderd rangtelwoord  ander
verouderd voornaamwoord  iet
verouderd woord voor nakomeling - aver, oir
verouderde maat  el, duim, mud, ons, pint, roe, roede, voet, zak
verouderde motieven toepassen - archaïseren
verouderde vlaktemaat  roe(de)
verouderde zaak  archaïsme
verouderde zegswijze - archaïsme
verouderen – aftakelen, verjaren
veroudering  senescentie
veroveraar – overweldiger, usurpator
veroveraar van Mexico  Cortez
veroveraar van Peru  Pizarro
veroverd goed – buit, prooi
veroverd grondgebied - annexatie
veroverde landstreek - wingewest
veroveren – aanwinnen, bedwingen, bemachtigen, bezetten, nemen, innemen, nemen, overmeestern, overweldigen, usurperen, winnen
verpachten – verhuren
verpaft – verbaasd, verbluft
verpakken - emballeren
verpakking  baal, blik, buil, doos, emballage, envelop, fles, fust, kist, koker, krat, mand, omhulling, omhulsel, pak, ton, vat, zak
verpakking van boombast  seroen
verpakking van latwerk – krat
verpakking van papier – doos, oude krant
verpakking van sigaren – doosje, kanaster, kistje, knaster
verpakking voor creme – tube
verpakking voor flessen – krat
verpakking voor geweer - foedraal
verpakking voor vloeistof – fles, tank, ton, vat
verpakkingsmateriaal  blik, cellofaan, doos, envelop, fust, golfkarton, houtwol, karton, kist, krat, mand, pak(papier), plastic, stro, tas, vat, zak
verpanden  belenen
verpanding  belening, borgstelling, verzekering
verpanjeren – verkwanselen, verpatsen
verpatsen  verkopen, verkwanselen, verpanjeren, versjacheren
verpauperd – berooid
verpauperen – vervallen
verpaupering - verval
verpersoonlijken  personifiëren
verpersoonlijking  personificatie
verpersoonlijking van Duitsland - Michel
verpersoonlijking van Engeland - John Bull
verpersoonlijking van Frankrijk - Marianne
verpersoonlijking van Nederland - Maagd
verpersoonlijking van U.S.A.  Uncle Sam
verpesten  bederven, besmetten, slopen, stukmaken, vergallen, verknoeien
verpierd - bedorven
verpieren - bezwijken
verpierewaaid  verboemeld
verpieterd  onooglijk, uitgeteerd, zwak
verplaatsbaar – beweegbaar, marsvaardig, mobiel
verplaatsbaar huisje – ark, caravan, shelter, tent, woonwagen, (woon)ark
verplaatsbaar onderdak – camper, caravan, tent
verplaatsbare toneelwand - coulisse
verplaatsbare woning - ark, caravan, shelter, tent, woonwagen
verplaatsen – behandelen, hanteren, kantelen, schuiven, veranderen, verleggen, verschuiven, vervoeren, verzetten, wegzetten
verplaatsing - dislocatie, migratie, overgang, permutatie
verplaatsing van lucht - wind
verplaatsing van stuk  zet
verplaatste personen  ontheemden
verplanten  overbrengen, verplaatsen, verpoten, verpotten
verpleegde – patiënt,zieke
verpleeginrichting – hospitaal, lazaret, ziekenhuis
verpleegkundige – broeder, zuster
verpleegster  diacones, nurse, zuster
verplegen – helpen, koesteren, oppassen, verzorgen
verpleger  broeder, diakoon, verzorger, ziekenoppasser
verpleging – verzorging, ziekenzorg
verplegingsdienst - intendance
verpletten  platslaan
verpletteren  overweldigen, verbrijzelen, vermorzelen, vernietigen, zegevieren
verpletterend  erkentelijk, gedwongen, gehouden, noodzakelijk, obligaat, terneergeslagen, vernietigend, verplicht, verschuldigd
ver perplex, verwonderd
verplicht - erkentelijk, gedwongen, gehouden, genoodzaakt, noodzakelijk, obligaat, schuldig, verbonden, vereist, verschuldigd
verplicht stilzwijgen  spreekverbod, silentium
verplicht zijn  moeten
verplichten – dwingen, gebieden, noodzaken, opleggen
verplichtend  beleefd, gedienstig, obligeant, voorkomend
verplichte oefentijd - stage
verplichting  dank, erkentelijkheid, last, modus, moet, must, obligatie, obligo, opdracht, plicht, taak, uitschuld, verbintenis
verplicht zijn – moeten
verpopte mierenlarve - mierenei
verpot - inruil
verpoten  kweken, ompotten, (over)planten
verpozen – amuseren, recreeren, uit(rusten)
verpozen, zich – amuseren, recreeren, (uit)rusten
verpozing  ontspanning, pauze, recreatie, rust, spel, verzet verprutsen  bederven, verknoeien
verpulveren – fijnmaken
verraad  aanbreng(st), aangeving, onraad, ontrouw, trouweloosheid
verraden – aangeven, bedotten, klikken, uitbrengen, verklappen, vertellen
verrader – aangever, afvallige, Judas, klikspaan, overbrenger, overloper, spion, verklikker
verraderlijk  gevaarlijk, perfide, trouweloos, vals
verradersloon - judasloon
verradersrol – marqué
verrmponeren - havenen
verrassen  betrappen, overrompelen, overvallen, verbazen, verblijden
verrassend – nieuw, onverwacht, overrompeld, verblijdend
verrassing  overrompeling, surprise, verwondering
verrast - betrapt, bevreemd, getroffen, overrompeld, verbaasd, verblijd
verredelijken - nationaliseren
verregaand  buitensporig, erg, ongehoord
verregend  doornat, druipnat
verrekenen – afrekenen, betalen, resconterenvereffenen
verrekening  giro, misrekening, vereffening
verrekeningskamer – clearingsinstituut
verrekenpakket - rembours
verrekijker  binocle, kijker, refractor, telescoop
verrekken – ontwrichten, verstuiken, verzwikken
verrekking - verstuiking
verrel  kwart, vierendeel
verreschrijver – fax, telegraaf, telex
verre westen van Noord-Amerika - Far West
verricht – af, gedaan, klaar
verrichte daad - feit
verrichten – bedrijven, doen, presteren, uitvoeren
verrichting  act, daad, handeling, prestatie
verrijzen – opkomen, oprijzen, opstaan, verheffen
verrijzend  opkomend, opstaand
verrijzende vogel  feniks
verrijzenis  opstanding, resurrectie
verroeren – bewegen
verroest – geoxideerd, roestig
verroesten - oxideren
verrot  bedorven, ellendig, gesloopt, naar, ondermijnd, opstandig, slecht, stuk, vergaan, vermolmd, verroest, verwenst
verrotten – bederven, ontbinden, rotten, vergaan, verloederen, verteren, wegrotten
verrotting  bederf, ontbinding
verruilen  inwisselen, omwisselen, omruilen, vervangen
verruiling  ruil, verwisseling
verruimen  uitbreiden, verbreden
verrukkelijk – allerliefst, beeldig, betoverend, extatisch, fijn, heerlijk, ideaal, lekker, ravissant, riant, schitterend, zalig
verrukkelijk oord  Eden, (el)dorado, paradijs
verrukken – bekoren, betoveren
verrukking – betovering, bezieling, elatie, extase, genot, opgetogenheid, visioen
verrukt  extatisch, opgetogen,
vers  chanson, couplet, (dicht)regel, dichtvorm, fris, gedicht, groen, helder, jong, lied, mals, nieuw, ode, onbedorven, onervaren, poëem, rijm, pril, strofe, tune, vs, v, zang
versaagd  bevreesd, moedeloos, lusteloos
versatiel  beweeglijk, veranderlijk, versibel
versatiliteit  beweeglijkheid, veranderlijkheid
versbouwleer  metriek
verschaffen – aanbrengen, betamen, bezorgen, fourneren, geven, lenen, leveren, verstrekken, voorzien
verschaften  bezorgen, fourneren, geven, leveren
verschalken  foppen, misleiden, nuttigen, verorberen, vangen
verschalker – fopper
verschalkt – bedot, gefopt
verschansen - barricaderen
verschansing  barricade, barrière, bewalling, bolwerk, fortificatie, hekwerk, sterkte, reling, retranchement, rideau, versterking
verscheellicht - parallax, verschilzicht
verscheiden  anders, gestorven, heengaan, overlijden, sterven, talrijke, vele, velen, verschillend
verscheidene – diverse, enige, menige, vele
verscheidenheid  afwisseling, assortiment, keuze, onderscheid, sortering, variatie, variëteit, verschil
verschenen  vers, uitgekomen
verschepen – verladen, overladen
verscheping - afscheep
verscherpingsteken  acutus
verscheurdheid  gespletenheid, verdeeldheid
verscheuren  uiteenrijten, vernielen
verscheurend  uiteen trekkend, vernietigend, verslindend
verscheurend dier  jaguar, leeuw, panter, poema, tijger
verschiet  einder, horizon, kim, perspectief, prospect, toekomst, verte,
verschieten  lenen, schrikken, verbleken, verkleuren, voorschieten
verschietende ster  meteoor, meteoriet
verschijndag  vervaldag
verschijnen – komen, opdagen
verschijning  apparitie, chimaera, fata morgana, geest, opkomst, spook, visioen, voorkomen
verschijningsvorm  gedaante
verschijningsvorm van een boek - brochure, cahier, gebonden, gekartonneerd, ingenaaid, pocket
verschijnsel  fenomeen
verschijnsel aan de hemel  meteoor, meteoriet, noorderlicht, regenboog, ster, verduistering, zon
verschijnsel bij onweer  bliksem,donderslag
verschikken - opschuiven
verschil – afwijking, contrast, differentie, marge, onderscheid, onenigheid, tegenstelling
verschil in notering – report
verschil maken - schelen
verschil tussen bruto en netto - tarra
verschil van mening – conflict, ruzie, twist, vete
verschillen  afwijken, onderscheiden, schelen
verschillend  afwijkend, anders, different, divers, gevarieerd, onderscheiden, ongelijk, uiteenlopend, verscheiden
verschillende spullen - dingen
verschillend in hoedanigheid  anders
verschillicht - parallax
verschilzicht – parallax
verschimmelen - bederven
verscholen – schuil, verborgen, verdekt, verstoken, weggekropen
verscholen zijn - schuilgaan
verschonen  excuseren, ontzien, sparen, verfraaien, vergoelijken, verontschuldigen, verversen, vrijlaten
verschoning  excuus, verontschuldiging
verschoonbaar - exclusabel, vergeeflijk
verschoppeling  paria
verschoppen  achteruitzetten, verachten, verstoten, verwaarlozen, verwerpen, wegschoppen
verschot  sortering, verscheidenheid
verschoten  flets, ontkleurd, verkleurd, vaal
verschoten van kleur - ontkleurd
verschrijver - telegraaf
verschrikkelijk – afgrijselijk, afschuwelijk, angstig, bar, erg, geducht, gruwelijk, hevig, ijselijk, ongenadig, ontzetten, schrikbarend, vreselijk, zeer
verschrikking  afschuwelijkheden, ellende, ontzetting, plaag, ramp
verschrikt  angstig, geschrokken, ontdaan, onthutst, ontsteld, ontzet, verslagen, versteld, vreesachtig
verschroeien – verzengen
verschrompeld - uitgedroogd
verschroeiende wind in Afrika - harmatten
verschuilen – onderduiken, schuilhouden, versteken, verstoppen, wegkruipen
verschuiven  opschorten, schorsen, schorten, uitstellen, verplaatsen, verstoten, vervoeren, verzetten
verschuiving – opschorting, uitstel
verschuiving in tijd  later, uitstel
verschuldigd  betamelijk, debet, gepast, verplicht
verschuldigde rechten  leges
verschijnen - paraisseren
verschijning - apparitie
verschijnsel aan de hemel - meteoor, regenboog
verschijnsel in de radiografie - fading
verse haring - levaard
versie  bewerking, lezing, vertaling, wending
versierd  gemaakt, gepresteerd, opgetooid, verzonnen
versierd titelblad  frontispice, frontispies
versierde drinkbeker – bokaal
versierde gepunte stok – banderilla
versierde haak – agrafe
versierder - playboy
versieren – decoreren, dossen, garneren, orneren, opdirken, opmaken, opschikken, opsmukken, optooien, regelen, sieren, smukken, tooien, uitmonsteren, verfraaien, verzinnen
versiering  corsage, decoratie, galon, garnement, garnering, kokarde, krul, kwast, lover, nestel, oplegsel, opschik, opsmuk, ornament, ornamentatie, passement, pompoen, rand, rozet, (sier)aad, slinger, tooi, strik, verfraaiing, vignet
versiering met kronkelende strepen  adering
versiering met licht  illuminatie
versiering op kleding  passement
versiering op de huid – tatoeage
versiersel – decoratie, festoen, galon, garneersel, garnering, nestel, tooi, oplegsel, ornament, parament, tierelantijn, tussenzetsel
versiersel op japon - corsage
versiersel op uniform  galon, nestel
versiersel van bloemen - corsage
versieringsband  bies
versieringsfiguur (muz.) - arpeggio, mordent, triller
versieringskunst  ornamentiek
versieringslijn  bies
versieringsmotief  arabesk, festoen, meander, rank, rozet
versifex  rijmelaar
versificateur  verzenmaker
versjacheren – verhandelen, verkopen, verkwanselen, verpatsen
versje – gedichtje liedje, limerik
versjofeld  verarmoed, haveloos
versjouwen – verdragen, verslepen
versiering op kleding - passement
versiering op uniform - nestel
versiering van weefsel - batik
versiering in de zang - fiorituur
verslaafde – addict, junk
verslaafdheid – liefhebberij, verzotheid
verslaan  afnemen, doden, klopen, overklassen, overwinnen, rapporteren, uitschakelen, vellen, verjagen, verschalen, winnen
verslag – bericht, handeling, kroniek, mededeling, relaas, rapport, referaat, reportage, verhaal
verslag uitbrengen  berichten, rapporteren, vertellen
verslag van een examen - protocol
verslag van een gebeurtenis  reportage
verslag van een vergadering  notulen
verslag uitbrngen - refereren
verslagen – aangeslagen, besuusd, moedeloos, nerveus, ontdaan, onthutst, ontmoedigd, ontredderd, overwonnen, perplex, schuw, sip, terneer, troosteloos, uitgeteld, terneergeslagen, verschaald, verschrikt
verslagenheid - consternatie, moedeloosheid, neerslachtigheid
verslaggeven - rapporteren
verslaggever – commentator, correspondent, interviewer, journalist, ooggetuige, ref(erent), reporter, rapporteur
verslaggeving  rapportage, reportage
verslag uitbrengen – berichten, rapporteren, vertellen
verslappen - verzwakken
verslapping - atonie, relaxatie
verslapt – verwaterd
verslaving - hunker
verslavingsmiddel - heroïne, morfine, opium
verslechtering  achteruitgang, teruggang, verergering
versleer  metriek, prosodie
verslepen - versjouwen
versleten  af, afgemat, afgeleefd, afgedraaid, afgedragen, afgetakeld, afgetobd, afgetrapt, aftands, caduc, kaal, kaduuk, krachteloos, ouderwets, rappig, sleets, stuk
versleten ijzer – oud roest
versleten lap – lomp, lor, vod
versleten plek  glee, sleet
versleten voorwerp  oudje
verslijten – afdragen, aftakelen
verslijtend - sleets
verslinden  inzwelgen, opslokken, opvreten, verzwelgen
verslindend – verscheurend
verslingerd – gehecht, verliefd
verslingeren – vergooien, verkwisten
versmaad  geminacht, veracht
versmaat - metriek, metrum
versmachten  hunkeren, omkomen, snakken, treuren, verkwijnen
versmachting  frustratie, verkwijning
versmaden  afwijzen, minachten, moedeloosheid, verachten, verwerpen
versmalling  engte, vernauwing
versmalling in de weg  flessenhals
versmalling van land  landengte
versmelten  afnemen, ondereensmelten, samengaan, smelten, verminderen, wegnemen, wegsmelten
versmelting van twee woorden - contaminatie
versmoren - onderdrukken, stikken, verbergen
versmullen - verbrassen
versnapering – ijs, lekkerbeetje, lekkernij, snoep(erij), snoepgoed
versnapering aan boord  oorlam
versnaperingen  snoep(goed), ijs, zoetigheid )
versneld (muz.)  accelerato
versnelde loop  aanloop, draf, ren, rush, speed, sprint, spurt, sukkeldrafje
versnellen – accelereren, bespoedigen, rennen, verhaasten
versnellend (muz.)  accelerando
versnelling  acceleratie
versnellingsmachine  bètatron, cyclotron, synchrotron
versnipperen – verscheuren, vernietigen
verso  keerzijde, ommezijde
versoberen – bezuinigen
versoepelen – verzachten
vers op rijm - gedicht
verspanende bewerking - frezen
verspelen  kwijtraken, verbeuren, verdobbelen, vergokken, verkwanselen, verkwisten, verliezen, verspillen
versperren – afsluiten, barricaderen, belemmeren
versperring  afsluiting, barrage, barricade, barrière, belemmering, horde, obstakel, spervuur
verspieden  loeren, spioneren, verkennen
verspieder  emissaire, emissario, spion, verkenner
verspieding  spionage
verspillen  doorbrengen, verbeuzelen, verbrassen, verdoen, verknoeien, verkwisten, vermorsen, verspelen
verspiller – opmaker, verkwister
verspreid – passim, verstrooid
verspreiden – rond(strooien), uiteengaan, uitzaaien, uitzenden, verstrooien
verspreider van radioprogramma's - omroep .
verspreiding - distributie, propagatie, uirgifte
verspreiding van radioprogramma's – uitzending
verspringer - atleet
verssnede  cesuur, diëresis
verssoort - alexandrijn
verstaald  ongevoelig, hardvochtig
verstaan  begrijpen, doorhebben, horen, inzien, kennen, vatten
verstaanbaar  begrijpelijk, begrijpelijkheid, duidelijk, hoorbaar, verstaanbaarheid
verstand – begaafdheid, begrip, benul, besef, bevatting, beustzijn, brein, cerebrum, denkvermogen, doorzicht, geest, hersens, intellect, intellekt, intelligentie, inzicht, logos, notie, ratio, rede, vernuft
verstandelijk  cerebraal, intellectueel, rationeel, redelijk, vernuft, verstandig
verstandelijk kenbaar - intelligibel
verstandelijk, te - cerebraal
verstandeloos – dom, stom
verstandhouding  betrekking, entente, relatie, verdrag
verstandig  doordacht, handelbaar, intelligent, knap, raadzaam, redelijk, pienter, schrander, vernuftig, wijs(elijk), zinnig
verstandig iemand – wijze
verstand of besef - begrip
verstandsverbijstering  krankzinnigheid
verstard water  ijs
verstarren – verstijven, volharden, volhouden
verste afstand planeetzon  aphelium
versteedsen  urbaniseren
versteedsing  urbanisering
versteend  keihard, ongevoelig, onverbiddelijk, wezenloos
versteend dennehout - elatiet
versteend insect - entomolit
versteend lichaam - petrefact
versteend overblijfsel  fossiel, zoöliet
versteend wezen  petrefact
versteende maaltand van de zeewolf - paddensteen
versteende boomstam - dendroliet
versteende moeder  Niobe
versteende overblijfselen van voorwereldlijke dieren – fossiel, zoöliet
versteende palmtronk - palmaciet
versteende poliep - drakoniet
versteendheid  hardheid, wreedheid
verstek  absentie, afwezigheid, verzuim
versteken  verbergen, verhelen, verschuilen, verstoppen, wegkruipen
versteken –verbergen, verhelen, verschuilen, verstoppen, wegkruipen
versteken, zich – schuilhouden
verstelbaar - regelbaar
versteld  onthutst, paf, perplex, verbaasd, verbluft, verbijsterd, verschrikt, verslagen
versteldheid - schrik, verbazing, verbijstering
verstelgoed - verstekwerk
verstellen – flikken, herstellen, lappen, maken, mazen, opknappen, oplappen, repareren
verstellen van kleding – herstellen, lappen, repareren, naaien, stoppen
verstellen van een orgel – stemmen
versteller – maker
versteller van schoenen – lapper, schoenmaker
verstelwerk  lapwerk, naaiwerk, pomp, verstelgoed
verstenen - fossiliseren
verstening - fossiel, petrefact, verkalking
versterf  erfdeel, erfenis, nalatenschap, necrose
versterf met rotting - gangreen
versterken – aangroeien, bastioneren, bekrachtigen, beveiligen, fortificeren, harden, nuttigen, pantseren, stalen, stijven, verzwaren, wapenen
versterkend  kracht gevend, verstevigend
versterkend middel – doping, tonicum
versterkend voedsel  bonen, eiwit, vlees
versterkend voorvoegsel – oer
versterker - tuner
versterking  aanvulling, bolwerk, bunker, burcht, citadel, fort, fortificatie, kazemat, schans, vermeerdering, vesting, wal
versterking in stad  citadel
versterking van steen - muur
versterkt (muz.)  sforzando
versterkt kasteel  bastion, burcht, burg
versterkt paleis  Poeri
versterkte adellijke woning in Friesland  stins
versterkte hoeve  havezate
versterkte plaats  bastion, burcht, bolwerk, fort, kazemat, (Ind.) kota, schans, vesting
versterkte stad  bastide, schans, veste, vesting, wal
versterven  overlijden, wegsterven
versterving  erfdeel, legaat, onthouding
verstevigend – versterkend
versteviging - steun
verstijfd – rigide, verkleumd, verkrampt, verstramd
verstijven - stollen
verstijvend koud - ijzig
verstikken – uitblussen, smoren, vergaan, versmachten
verstikking - asfyxie, suffocatie
verstoken  beroofd, gespeend, verborgen, verstopt, zonder
verstokt - verhad
verstokken - verharden
verstokt  (ver)hard
verstoktheid  verharding, hardnekkigheid, halsstarrigheid
verstolen  bedekt, clandestien, geheim, heimelijk, steels, stiekem, tersluiks, verborgen, verholen
verstomd - onthust, sprakelooos, verbijsterd, verschrikt
verstommen - bedaren
verstomming - stupefactio
verstoord  boos, gebelgd, gebeten, geraakt, gram, kwaad, nijdig, verbolgen, vergramd
verstoordheid  toorn, gramschap, wrevel
verstoppen - verbergen, versteken, onderduiken, wegbergen
verstoppertje spelen - buten,
verstopping  constipatie, hardlijvigheid, obstipatie
verstopping van bloedvat  embolie
verstopt – afgesloten, dicht, toe, verborgen, verdekt, verstoken
verstoren  bederven, belemmeren, beletten, hinderen, ontredderen, tegengaan, uithalen, verbreken, vernielen, verwoesten
verstorvene - overleden
verstoteling  balling, banneling, paria
verstoten  achteruitzetten, balling, verbannen, verschoppen, verwerpen, uitstoten
verstotene - balling
verstoting – repudiatie, verjaging
verstouwen  (veel) eten, opeten, verkroppen, verstuwen
verstrakt – rigide
verstreken – afgelopen, verlopen
verstrekken  bezorgen, dienen, geven, strekken, verschaffen
verstrekking - bezorging, verschaffing
verstrekking van kapitaal – krediet
verstrekte gegevens - opgave
verstrijken – aflopen, verlopen, vervallen, voorbijgaan
verstrikt raken - vastlopen
verstrooid  absent, afgeleid, afgetrokken, afwezig, distract, verspreid
verstrooidheid  absentie, distractie
verstrooien  uiteendrijven, verjagen, ver(spreiden)
verstrooiing  afleiding, amusement, diaspora, ontspanning, vermaak, verspreiding
verstrooiing (muz).  divertimento, divertissemento
verstuiken – ontwrichten, verrekken, ver(zwikken)
verstuiking  distorsie, kneuzing, verrekking, zwik
verstuiven  vaporiseren, vervliegen, wegstuiven
verstuiver - vaporisator
versturen  opzenden, verzenden, wegzenden
verstuwen – verstouwen
versuft – bedwelmd, beneveld, daas, verdoofd
versuikerde pil - dragee
versus  v., tegen(over)
versvoet  anapest, arsis, dactylus, jambe, spondeus, trochee
versvoet met klemtoon  arsis
versvoet zonder klemtoon  thesis
vertaal  vert.
vertaald stuk - vertaling
vertaaloefening  thema
vertakelen, een schip - optuigen
vertakken  delen, splitsen, splijten,
vertakking  onderafdeling, ramus, splitsing, zijtak
vertakking van rivier - arm
vertakte horens - gewei
vertalen – bewerken, overzetten, vertolken
vertalen ter oefening  thema
vertaler – bemiddelaar, interpretor, ovrzetter, taalmantolk, translateur
vertaling  overzetting, translatie, versie, vertolking
vertaling der oefening - thema
verte  afstand, keer, verschiet, verwijderdheid, wend
verteerder - gebruiker
vertegenwoordigen  betekenen, optreden, uitmaken
vertegenwoordiger  afgevaardigde, agent, dealer, gezant, handelaar, handels(reiziger), representant
vertegenwoordiging - agentuur
vertegemwoordigster - agente, reprezentante
vertekend - scheef
vertekenen  mistekenen, misvormen
vertekening - vervorming
vertellen  me(d)edelen, opdissen, relateren, rondbrieven, spreken, uitkramen, verhalen, verhalen, verklappen, vermelden, verraden
vertelling  haggade, novelle, sprookje, story, verhaal
vertelsel – smoes, sprookje, verhaal, verzinsel
sprookje vertelsels – leugens praatjes
verteren – opeten, opmaken, opteren, uitgeven, verbruiken, vergaan, vermolmen, verorberenverrotten, verwerken, wegvreten
verterend  verwoestend
vertering  consumptie, gelag, spijsvertering, verbruik
vertex  top, toppunt, punt
verticaal  loodrecht, perpendiculair, rechtop, steil
verticale afmeting - hoogte
verticale doorsnede  profiel
verticale rij - kolom
vertier  afleiding, afwisseling, amusement, bedrijvigheid, drukte, (leven)digheid, ontspanning, pret, spel, vermaak, verzet
vertikale integratie - contractteelt
vertikken  staken, verdommen, verdraaien, weigeren
vertillen - verbeuren
vertimmeren - verbouwen metaal
vertind - blik
vertinnen (van kou)  verkleumen
vertoef - uitstel
vertoeven  logeren, toeven, (ver)blijven
vertolken  interpreteren, uitbeelden, verduidelijken, verklaren, vertalen, uitbeelden, uitleggen
vertolking  interpretatie, uitbeelding, vertaling
vertonen – aanbieden, exhiberen, opvoeren, overleggen, presenteren, prijken, projecteen, showen, tonen, verschijnen, voorstellen
vertonen, zich - verschijnen
vertoner van de wajang - dalang
vertoning  exhibitie, opvoering, paradeshow, schouwspel, toneel, uitvoering, voorstelling
vertoning van een wissel - vista
vertoog  betoog, discours, oratie, rede, traktaat, uiteenzetting, verhandeling
vertoogschrift - memorie
vertoon  bluf, luister, ophef, parade, poeha, praal, pracht, pronk, schouwspel, show, staatsie, schijn
vertoon maken – pareren, pochen, pralen, pronken, snoeven
vertoornd  boos, gramstorig, onstuimig, verbolgen, verstoord
vertoornen  vergrammen, verstoren
vertraagd – afgeremd, ver(laat),
vertragen  (af)remmen, belemmeren, ophouden, retarderen, tegenhouden, uitstellen, verminderen
vertragend  remmend, (muz.) rallentando
vertrager – inhibitor, rem
vertraging - etardatie,oponthoud, remming, retardement
vertragingsapparaat  rem, weerstand
vertragingsmiddel - rem, weerstand
vertrappen  doodtrappen, onderdrukken, plattreden, schenden
vertreden - kwellen, onderdrukken, vertrappen
vertrek  afreis, aftocht, afvaart, alkoof, appartement, aula, begin, cel, kamer, lokaal, opkamer, serre, slaapkamer, start, suite, uitreis, uittocht, woonkamer, zitkamer
ruimte, salon, serre, start, suite, zaal
vertrek in r. k. kerk – sacristie
vertrek in gevangenis - cel
vertrek in een woning - kamer
vertrek, klein - cel
vertrek met veel glas  serre
vertrek naar zee  uitreis
vertrek uit geboorteland  emigratie
vertrek voor onderricht  leskamer, lokaal
vertrek voor verdedigers - advocatenkamer
vertrekje  cel, chambrette
vertrekken – af(gaan), afreizen, afvaren, heengaan, inrukken, opdoeken, opkrassen, opstappen, scheiden, starten, verhuizen, verlaten, (weg)gaan
vertrekken met de auto – wegrijden
vertrekken met de boot – uitvaren
vertrek of afmars - afreis
vertrek of aftocht - afmars
vertrek of begin - start
vertrek of lokaliteit – ruimte
vertrek of start - begin
vertrekpunt – meet, start
vertreksein – startschot
vertrek uit functie – ontslag, pensioen
vertrek van een schip – afvaart
vertrek verhinderen - tegengaan
vertroeteld - verwend
vertroetelen  verwennen
vertrokken – afwezig, gegaan, heen, scheef, verdwenen, verwrongen, weg
vertroosten  kalmeren, opbeuren, sussen
vertrooster  Parakleet
vertroosting  solaas, soelaas, troost
vertrouwd  bekend, eigen, gewend, intiem, veilig
vertrouwd zijn - kennen
vertrouwde vriend - bestemaat, buddy
vertrouwelijk  confidentieel, eigen, familiair, gemeenzaam, innig, intiem
vertrouwelijk in omgang  familiair
vertrouwelijke mededeling - intimiteit
vertrouwelijke naam voor vader - pipa
vertrouwelijking - feminisatie
vertrouweling  aanhanger, confident, toeverlaat, vriend
vertrouwen  confidentie, crediet, fiducie, gelovenhopen, krediet, toeverlaat, toevertrouwen, verwachting
vertrouwen op God – geloven, gelovig
vertwijfeld  desolaat, desperaat, moedeloos, ontzet, radeloos, wanhopig
vertwijfelen  desespereren, wanhopen
vertwijfeling  wanhoop
vervaard - angstig, bang, beducht, benauwd, bevreesd, verschrikt
vervaardheid  vrees
vervaardigd - gemaakt
vervaardigen – aan(maken), fabriceren, produceren, samenstellen, voortbrengen
vervaardigen van huizen - bouw
vervaardiger  fabrikant, maker, producent, samensteller
vervaardiger van gereedschap  instrumentmaker
vervaardiger van prenten  etser, graveur, schilder, tekenaar
vervaardiging  aanmaak, produktie, samenstelling, schepping,
vervaarlijk  angstaanjagend, angstwekkend, enorm, geducht, geweldig, schrikbarend
vervagen – verbleken, verdoezelen
verval  achteruitgang, aftakeling, bederf, decadentie, einde, fooi(en), neergang, regressie, teruggang, verloedering, vermindering
verval van een rivier  verhang
verval van krachten - marasme
vervallen  afgeleefd, afgeschaft, afgetakeld, afgevallen, afgezet, afnemen, armoedig, bouwvallig, corrupt, onverzorgd, uitvallen, vermagerd, verminderen, verouderd, verschenen, versleten, verstrijken, verwaarloosd, verzwakken, verzwakt, waardeloos, wrak
vervallen dorp – gat, gehucht
vervallen huis  krot
vervallen kasteel  ruime
vervalsen  namaken, neppen, verdraaien
vervalser  falsaris
vervalsing  falcificaat, falsificatie, misleiding , nep(pertje), paragram
vervaltermijn – déchéance
ver van elkaar - wijduit
vervangen  aflossen, remplaceren, substitueren, verbeteren, vernieuwen, vervullen, waarnemen
vervangend  loco, substituut, waarnemend, vice, wnd
vervangend bestuurslid - vice
vervanger  remplaçant, stand-in, waarnemer
vervanging – nieuw, substitutie, surrogaat
vervangingsmiddel  ersatz, substitutie, surrogaat
vervanging van paarden - remonte
vervangstuk  reserveonderdeel
vervatten  formuleren, inhouden, inkleden, omvatten
verve - elan, drift, geestdrift, gloed
verveeld  blasé, lusteloos, oververzadigd
vervelend – afgezaagd, belabberd, droog, dor, eentonig, embêtant, ergerlijk, flauw, hinderlijk, lam, langwijlig, lastig, melig, monotoom, naar, onaangenaam, onfris, onhebbelijk, onsympathiek, rot, saai, sloom, taai, zemelig, zeurig
vervelend dier – insect
vervelend doen – etteren
vervelend en zalvend – temerig
vervelend gezeur – gemaal, gezanik
vervelend kletsen – leuteren, kletsen, leuteren, memmen
vervelend mens  droogpruim, etre, lastpost, naarling, neetoor, zeurpiet, zeur
vervelend persoon  etter, être, klier, mirakel, naarling, neetoor
vervelend praten – kletsen, leuteren, temen, zeuren
vervelend zeuren - zaniken
vervelende gewoonte – sleur
vervelende man - galbak
vervelende melodie  deun
vervelende plager – deugniet, sar
vervelende praat - gezemel
vervelende spreker  temer, zeur
vervelende vent - naarling
vervelende wijs  deun
verveling – vernooi
vervellen – muiten
verveloos - kaal
verven - kleuren, kwasten, lakken, schilderen
verver – schilder
ververen - ruien
verversen  laven, opfrissen, verkwikken, verschonen, vervangen
verversing  drank, verfrissing, vrucht
verviervoudigen - quadrupleren
vervilten - vollen
vervlakken  egaliseren, nivelleren
vervlakking  egalisering, nivellering
vervliegen – evaporeren, verstuiven
vervloeken  afzweren, verdoemen, verwensen
vervloeking  anathema, doem, verdoemenis, verdoeming, verwensing, vloek
vervloeking, kerkelijke - ban
vervloekt  afschuwelijk,anathema, beroerd, ellendig, verdomd, verdoemd, verwenst
vervlogen - oud
vervoegen  aanmelden, conjugeren, verbuigen
vervoeging - conjugatie, conjugatio, conjunctie
vervoeging van mogen  mag, mocht
vervoeging van plegen  placht
vervoeging van zijn  ben, geweest, is, ware, was, waren, wezen, zij
vervoer – expeditie, transport
vervoerbaar - roerend
vervoer heen en terug op een vast trafect - pendeldienst
vervoerder  expediteur, transporteur, expeditie, verhuizer
vervoeren  expediëren, overbrengen, transporteren, verhuizn, verplaatsen, wegbrengen .
vervoeren met kruiwagen - kruien
vervoering  extase, geestdrift, gloed
vervoermaatschappij  Ato, Boac, KLM, KPM, NS, PAA,. TWA, Sabena
vervoermiddel –
2 ar, m.s., NS, s.s.
3 bus, cab, kar
4 auto, boot, lift, pont, slee, taxi, tram, veer
5 ferry, fiets, karos, koets, metro, schip, sjees, slede, spoor,
trein, truck, wagen
6 diesel, tandem, troika
7 autobus, caleche, brommer, scooter, huifkar, omnibus, scooter,
vehikel
8 arreslee, mallejan, voertuig
9 bromfiets, shneltrein, stoomtram, vigilante, vliegtuig
10 helikopter, hovercraft, spoortrein, stoomtrein, touringar
11 dievenwagen
vervoermiddel met paarden – koets
vervoermiddel op rails - lorrie
vervoermiddel voor de PTT  postauto
vervolg - aansluiting, continuatie, prolongatie, rest, voortzetting
vervolgde  martelaar, vluchteling, voortvluchtige
vervolgde om het geloof  martelaar
vervolgen  aanklagen, achternazitten, doorgaan, kwellen, nagaan, naspeuren, nazitten, voortgaan, voortzetten
vervolgens  daarna, daarop, dan, later, naderhand, nadien, straks, verder
vervolgen van wild - jagen
vervolger  belager, vijand
vervolging  achternazitting, prosecutie
vervolgingswaanzin  paranoia
vervolgverhaal  completeren, feuilleton, vervolledigen.
vervolledigen - afmaken, completeren
vervolmaken  perfectioneren, voltooien
vervorderen  voortzetten
vervormd – gebogen, gedeukt, krom, misvormd
vervormde nagel bij bep. dieren - hoef
vervormen  deformeren, fausseren, modelleren, misvormen, transformeren, verbasteren
vervorming  deformatie, verdraaiing
vervreemdbaar - aliënabel
vervreemden – overdragen, verkopen, veroorzaken
vervreemding  alientatie, verkoop
vervroeging – anticipatie
vervuilde lucht - smog
vervuld van zachte gevoelens  vertederd
vervullen  bekleden, betrachten, inwilligen, nakomen, realiseren, vervangen, verwezenlijken, voldoen
vervulling – roeping, voldoening
verwaaien  afdrijven, wegwaaien
verwaand – aanmatigend, arrogant, brutaal, hooghartig, hoogmoedig, ingebeeld, kwasterig, laatdunkend, minachtend, opgeblazen, pedant, prat, trots, waanwijs
verwaand dametje – nuf
verwaand kind - nest
verwaand heertje  dandy, fat, poen, trotsaard
verwaande kerel – opschepper, opsnijder, pral
verwaande kwast - snob
verwaandheid - fatuïteit, hoogmoed, inbeelding, infatuatie, overmoed, pedanterie
verwaand persoon – dandy, fat, trotsaard
verwaarloosd  desolaat, onverzorgd, vervallen
verwaarloosde boel  Augiasstal
verwaarlozen  veronachtzamen, verschoppen, verzuimen
verwachten  begeren, benieuwen, dulden, hopen, smachten, tegemoedzien, toeven, verbeiden, voorspellen,
verwachting  hoop, zwangerschap
verwachting, tijd van - advent
verwant - affien, bloedeigen, connex, eigen, geparenteerd, samenhangend, verbonden
verwanten  familie, magen, sibbe
verwantenkring - marga
verwanten van vaderszijde - agnaten
verwantschap  affiniteit, cognatie, familiebetrekking, overeenkomst, parentage, sympathie, verbondenheid
verward  chaotisch, confuus, dooreen, gecompliceerd, ijlhoofdig, ingewikkeld, onbegrijpelijk, ongeordend, ongeregeld, onhelder, ordeloos, overhoop, overstuur, ruig, steuvelig, verlegen, wanordelijk, warrig
verwarde boel  chaos
verwarde haardos  ragebol
verwarde knoop  klis, klit
verwarde opeenhoping – kluwen
verwarde rommrl - jamboel
verwarde zaak – charade
verward geraas – gejoel, tumoer
verwardheid  ongeregeldheid, onordelijkheid, verlegenheid, wanorde
verward hoofdhaar - ragebol
verwarmen – koesteren, opwarmen
verwarming - aard(gas), kolenkachel, oliestook
verwarmingsapparaat  convector, haard, kachel, oven, radiator, stoof, vergasser
verwarmingsinstallatie - c.v.
verwarren – embrouilleren, troebleren, verbijsteren, verhaspelen, verwikkelen
verwarring  beschaamdheid, chaos, confusie, desorder, drukte, implicatie, jamboel, lawaai, ontreddering, paniek, turbatie, verlegenheid, verwikkeling, wanorde, warboel, wirwar
verwaten - aanmatigend, ijdel, opgeblazen,
verwaterd - flauw, ontaard, slap, verslapt
verwateren – aanlengen
verwedden - vergokken
verweer – afweer, defensie, protest, riposte, tegenkanting, tegenstand, tegenweer, verdediging, verzet, weerstand
verweerd  aangetast, brokkelig, gebruind
verweerschrift – apologie, repliek
verweken - smelten
verwekken  aanzetten, genereren, opwekken, prikkelen, stichten, telen, teweegbrengen, veroorzaken
verwelf - boog
verwelken – aftakelen, verdorren, verflensen, verleppen
verwelkomen – begroeten
verwelkt – dor, verdord
verwend  bedorven
verwennen – bederven, vergallen, vertroetelen
verwensen  verdoemen, vervloeken
verwensing  anathema, maledictie, verdoeming, vervloeking, vloek
verwenst  ellendig, vervloekt
verwereldlijken  saeculariseren
verwereldlijking - saecularisering, saecularisatie
verweren – aanvreten, verdedigen
verwering  erosie
verwerkelijken  realiseren
verwerken - verteren
verwerktuiglijking  mechanisatie
verwerpen  afkeuren, afwijzen, rejecteren, veroordelen, verstoten, wegstoten, weigeren
verwerpelijk – afkeurenswardig, gemeen, min, recusabel, slecht
verwerping – recusatie, veto
verwerven - aantrekken, aanwinnen, bedingen, behalen, bekomen, ontvangen, oogsten, verdienen, verkrijgen, winnen
verwerving - aanwinning
verwezen  beteuterd, ontdaan, onthutst, verschrikt, verslagen
verwezene - veroordeelde
verwezenlijken  realiseren
verwezenlijking  realisatie
verwezenlijkt  gerealiseerd
verwijder u  ga
verwijderd  afgelegen, tele, uiterst, ver, verdrongen
verwijderdheid - verte
verwijderen – afscheiden, afzonderen, ecarteren, eclipseren, elimineren, heengaan, ontzetten, opruimen, slopen, uitblazen, uitdrukken, uitvegen, verplaatsen, vervreemden, weggaan, wegnemen, wijken
verwijderen van oude verf - decaperen
verwijdering  ablatie, afstand, dilatatie, distantie, eliminatie, ontslag, remotie, uitzetting, verkoeling
verwijdering uit betrekking  ontslag
verwijfd  onmannelijk, vervrouwelijkt, verwekelijkt
verwijl  uitstel, vertraging
verijlen – pozen, vertoeven
verwijt – aantijging, afkeuring, blaam, gisping, berisping, klacht, protest
verwijten – afkeuren, berispen, gispen, laken, reprocheren, wroegen
verwijzen – doorsturen, refereren, verbannen
verwijzen naar - refereren
verwijzing  refereren, referte, renvooi
verwijzingsteken - asterisk, renvooiteken
verwikkeling  complicatie, geschil, imbroglio, implicatie, kwestie, moeilijkheid, plot
verwilderd – bandeloos, haveloos, ordeloos, tuchteloos, verward, woest
verwisselbaar  commutatief
verwisselen – aflossen, (com)muteren, mangelen, (om)ruilen, overstappen, veranderen, verruilen
verwisseling  changement, conversie, mutatie, omruil, omzetting, (om)ruil, verruiling
verwittigen  berichten, informereninlichten, mededelen, meedelen, waarschuwen
verwittiging  mededeling, kennisgeving, tijding
verwoed – bezeten, fel, fervent, hartstochtelijk, hevig, razend, vurig
verwoedheid – drift, ferventie, nijd, woede
verwoest  vernield
verwoeste stad  Sodom, Gomorra
verwoeste stad in Duitsland  Dresden
verwoeste stad in Frankrijk  Ouradour .
verwoeste stad in Italië  Pompeji
verwoeste stad in Japan  Hirosjima, Nagasaki, Osaka
verwoesten – omverhalen, ravageren, ruineren, teisteren, verbreken, verdelgen, vernielen, vernietigen
verwoestend – destructief, funest, verdelgend, vernielend, vernietigend
verwoester  vandaal, vernieler, vernietiger
verwoesting – ravage, ruïne, vernieling
verwoesting door vuur - brand
verwonden – bezeren, blesseren, kwellen, kwetsen, pijnigen, snijden, toetakelen
verwonderd – benieuwd, bevreemd, verbaasd
verwonderen – bevreemden, ontstellen, opkijken, verbazen, verbluffen, verrassen
verwondering - opzien, verbazing, verrassing
verwonderlijk - verbaz(ingwekk)end, vreemd,zongerling
verwonding – blessure, breuk, fractuur, kwetsuur, letsel, schaafwond, schram, sne(d)e, trauma, wond(e)
verwoorden – uitdrukken
verwoording - uitdrukking
verworden  bederven, degenereren, gedegenereerd, ontaard, ontaarden
verwording – bederf, corruptie, degeneratie, ontaarding, verbastering
verworpeling  ellendige, outcast, paria, uitgestotene, verstotene
verworpen  abject, laag, snood, verachtelijk
verworven – verkregen
verworven bedrevenheid – techniek
verworvenheid - bezit
verwrikken – stukmaken, verdraaien, verstuiken, verrekken
verwrongen – misvormd, scheluw, verdraaid
verwulf – gehemelte, gewelf
verwurgen - kelen
very important person  v.i.p.
verzacht – gematigd, getemperd
verzachten  lenigen, matigen, mitigeren, ontharden, palliëren, plengen, stillen, temperen, verlichten, verminderen
verzachtend  eufemistisch, lenigend, stillend, troostend, verminderend
verzachtend middel - temperans
verzachtende uitdrukking  eufemisme
verzachting  leniging, mitigatie, relaxatie, soelaas, troost, verlichting, vermindering
verzadigd  tevreden, tevree, voldaan, voorzien, zat
verzadigde koolwaterstof - octaar
verzadigde vetten  cacaoboter, kokosvet, melkvet, reuzel, rundvet
verzadigen – lessen, satueren, voorzien
verzadiging  bekomst, saturatie, satisfactie
verzaken – (ver)loochenen
verzaker - afvalige, ontrouwe
verzaking  afval, ontrouw, renonce
verzaking van kleur - renonce
verzakken  inzakken, verzinken, wegzakken, wegzinken
verzakken van orgaan - ptosis
verzakking  prolaps
verzamelaar - collectioneur
verzamelaar van boeken  bibliofiel, bibliomaan
verzamelaar van eikenschors  eker
verzamelaar van grammofoonplaten  discofiel
verzamelaar van lucifermerken - filumist
verzamelaar van oude voorwerpen - antiquair
verzamelaar van postzegels  filatelist
verzamelaar van sprookjes  Grimme
verzamelboek  album, atlas, fotoalbum, herbarium
verzamelboek van kaarten – atlas
verzameld - samen
verzamelen – aantreden, bijeenbrengen, bundelen, collecteren, collectioneren, inzamelen, lezen, oogsten, (op)garen, oppotten, rapen, sparen, stockerenvergaderen, vergaren, zamelen
verzamelen van de te velde staande gewassen - oogsten
verzameling  collectie, groep, klasse, massa, menigte, recueil
verzameling boeken – bibliotheek
verzameling boekwerken - omnibus
verzameling bomen  arboretum, bos, jungle, oerwoud, rimboe, woud
verzameling bijbelverklaringen - catenen
verzameling foto's  fotoalbum
verzameling gelijksoortige elementen  klasse
verzameling gelijksoortige voorwerpen  serie
verzameling geschriften  archief
verzameling huizen – blok, buurt, wijk
verzameling instrumenten  instrumentarium
verzameling kunstwerken  museum
verzameling levende wilde dieren - menagerie
verzameling officiële stukken – dossier
verzameling paarden - renstal
verzameling planten  herbarium
verzameling processtukken  dossier
verzameling sagen  Edda
verzameling schepen – armada, eskader, konvooi, vloot
verzameling van bronwater  welput
verzameling van gedroogde bladeren  herbarium
verzameling van gewas  oogst
verzameling van mensen - volk
verzamelnaam - collectivum
verzamelplaats  vergaarbak
verzamelplaats van bronwater – welput
verzamelsein - appel
verzamelwoede van boeken  bibliomanie
verzamelwoord  verzamelnaam
verzanden  doodlopen
verzanding – aanslibbing
verzegelde rem - noodrem
verzegelen - cacheteren, dichtlakken, loden
verzeggen  beloven, bespreken, toezeggen
verzeild raken - belanden
verzeilen  meegaan, vergezellen
verzekeraar - assuradeur
verzekerd  geassureerd, overtuigd, vast, zeker
verzekerde bewaring - hechtenis
verzekeren  assureren, beloven, betuigen, beveiligen, bevestigen, bezweren, garanderen, hoeden, secureren, vastzetten, verklaren, zweren
verzekering  assertie, assurantie, beslag, garantie, hechtenis, polis, verpanding, zekerheid
verzekeringsbewijs  polis
verzekeringsbrief  polis
verzekeringsdeskundige  actuaris
verzekeringsvorm  lijfrente
verzellen - meegaan, verzellen
verzen maken  dichten, limmen, rijmen
verzenboek  liederboek, liederen(bundel)
verzenden  expediëren, opsturen, versturen, wegzenden
verzenden per post – ver(sturen)
verzender  expediteur
verzender van goederen – bode, expediteur, vrachtrijder
verzending  afzending, expeditie
verzending van goederen - expeditie
verzending van post - postverkeer
verzendkosten – briefkosten, port, porto, vracht
verzenen (bijbels)  hielen
verzengen  beschadigen, branden, schroeien
verzenijmer  rijmelaar
verzen maken – dichten, rijmelen, rijmen
verzenmaker  dichter, liedjesschrijver, poëet, rederijker, rijmelaar, rijmer
verzenreeks - tirade
verzet  afleiding, muiterij, ontspanning, onwil, oppositie, oproer, opstand, protest, recreatie, resistentie, tegenkanting, tegenspraak, tegenstand, tegenweer, vermaak, verpozing, vertier, verweer, weerstand
verzet aantekenen  protesteren, verweren
verzetaantekening  protest
verzet in dienst - insubordinatie
verzetje – afleiding, bezigheid, pretje, uitje, uitstapje
verzetsbeweging – illegaliteit
verzetsman – partizaan
verzetsstrijder - partizaan
verzetten  ontspannen, protesteren, rebelleren, tegenstreven, uitstellen, verbeuren, verdedigen, verdrijven, vergeten, verkassen, verplaatsen, verschuiven, verweren
verzieden - verkoken
verzieken - bederven, frustreren
verzien  vergissen, voorbijzien
verziend  hypermetroop, hyperopie, presbyoop
verziendheid - hypermetropie, presbyopie
verzikten - verzouten
verzilverd koper - pleet
berzilverd metaal - plate, pleet
verzinken  galvaniseren, vergaan, wegzinken
verzinnebeelden  symboliseren
verzinnebeelding  symbolisering
verzinnen – be(denken), fantaseren, fingeren, nadenken, uitbroeden, uitdenken, uitpeinzen, uitvinden, veinzen, verdichten, voorwenden
verzinsel – bedenksel, fabel, leugen, praatje, smoes, sprookje, uitvlucht, verdichtsel, verhaal, voorwendsel
verzinsels opdissen - fabelen, fabuleren
verzoek –aanmaning, aanvraag, aanzoek, bede, bee, invitatie, petitie, request, uitnodiging, vraag
verzoeken – aanvragen, bekoren, beproeven, bidden, inroepen, noden, smeken, sommeren, tarten, uitdagen, uitnodigen, verleiden, vragen
verzoeken te komen - nodigen
verzoeker  adressant, duivel, requestrant, satan, suppliant, verleider, vrager
verzoeking - bekoring, kwelling, temptatie, verleiding
verzoek om antwoord - vraag
verzoek om inlichtingen - interpellatie
verzoekschrift  adres, petitie, petitionement, request
verzoenen  conciliëren, goedmaken, herenen, herenigen, raccorderen
verzoenend  conciliant, irenisch, sussend
verzoener  redder, heiland
verzoening – hereniging, reconciliatie
verzoeningsdood – zoendood
verzoeten – verzachten
verzoetingsmiddel – honing, sacharine, stroop, sucrosesuiker,
verzonnen  bedacht, denkbeeldig, fictief, vals, verdicht
verzonnen krantenbericht  carnard
verzorgd  gesoigneerd, keurig, net(jes)
verzorgen – bedienen, behandelen, behartigen, beheren, bekostigen, helpen, hoeden, koesteren, kweken, onderhouden, opletten, oppassen, stalen, sterken, steunen, toezien, verplegen, waken
verzorger  oppasser, ouder, soigneur, verpleger, voogd
verzorger van een uitstalkast - etaleur
verzorger van etalage – decorateur, etaleur
verzorger van licht op toneel  lampenist
verzorger van rekwisieten  inspiciënt
verzorgers  ouders, voogden
verzorging – onderhoud, oppas
verzorging van de handen  manicure
verzorging van de voeten  pedicure
verzorging van zieken - verpleging
verzorgingsdienst (mil.)  intendance
verzorgster  baker, moeder, verpleegster
verzot – dol, idolaat, verkikkerd, verlekkerd, verliefd
verzot op  dol,gesteld
verzotheid  manie, rage, verslaafdheid
verzoute bodem  solonetz, solonchak
verzouten  verzilten
verzuchten  klagen, smachten, verlangen, wensen
verzuchting  boutade, klacht, wens
verzuim  mora, nalatigheid, omissie, uitstel, veronachtzaming
verzuimachtig – nalatig, onachtzaam, slordig
verzuimen  nalaten, omitteren, spijbelen, vergeten, verletten, veronachtzamen, verwaarlozen, wegblijven
verzuimen van school  spijbelen
verzuim goedmaken – boeten
verzuim van werk – verlet
verzuipen - verdrinken
verzuren – bederven, vergallen, veronaangenamen
verzuurde grond  kattenklei, podsol
verzuurde melk  yoghurt
verzwaard zijden weefsel - taf, taft, taffetas
verzwaarde handstaven  halters
verzwageren  parenteren, vermaagschappen
verzwakken – aftakelen, ondermijnenontaarden, verbleken, vervallen
verzwakking – inzinking, uitputting
verzwakt – getemperd, uitgeput
verzwaren – aandikken, verergeren (straf),versterken (dijk),
verzwarend  verergerend
verzwaring – aggravatie, ballast
verzwelgen – absorberen, doorlaten, inslikken, verslinden, opeten, opslokken, verorberen
verzwering  abces, negenoog, steenpuist, ulceratie, verettering
verzwinden  verdwijnen, weggaan
verzwijgen  geheimhouden, stilhouden, stilzwijgen, verbergen
verzwijnen  verliederlijken
verzwikken  verrekken, verstuiken
verzwinden – verdwijnen, weggaan
vesper  avondgebed, namiddagdienst, vesperklok
verperbeeld - pietà
vest - gilet, stadsgracht, wal
Vesta, priesteres van - Vestale
veste – burcht, stads(gracht), stadswal, vestingmuur, vestingstad
vesten  bepalen, bouwen, funderen, gronden, trekken, vastmaken
Vesterälen, een der - Andöy, Hindöy, Langöy
vestiaire  garderobe, klerenbewaarplaats
vestibule  hal, lobby, voor(portaal)
vestigen  bouwen, gronden, ne(d)erzetten, oprichten, settelen, stichten, vaststellen
vestiging  kolonie, nederzetting
vestigingsplaats - zetel
vesting  bastion, beteng, bolwerk, burcht, citadel, dijk, fort(ificatie), horst, kasteel, ravelijn, schans, slot, stelling, sterkte, stins, veste, (Arab.) kasba
vesting op Arabisch schiereiland - Aden
vestingmuren slechten  ontmantelen
vestingmuur  veste
vestingstad  Naarden, Coevorden, Steenwijk, Zaltbommel
vestingtoren - rondeel
vestingwal - enceinte
vestingwerk – citadel, fort, lunet(te) bastille, wal
vestje – gilet, hes
vesuvuaan - indocraas
vet  corpulent, dik, gezet, log, lijvig, ongel, reuzel, smeer, spek, talg, vruchtbaar, weldoorvoedwinstgevend, zwaarlijvig
vet deel van melk  room
vet, dierlijk - ongel, reuzel, talg
vet en dik - lijvig
vet van kokosnoten - palmine
vet voor zalven – adeps
verachtig - glibberig
verbestanddeel - palmitine
vetblad - pinguicula
vetbuik - dikzak
vetduiker - pinguin
vete  geschil, haat, hekelo, onenigheid, onvrede, oorlog, ruzie, strijd, twist, vijandschap, (wraak)zucht, wrok
veter – koort, lias, nestel, sim, snoer,
veteraan  grombaard, oudgediende
vetergaatje  malie
veterinair  dierenarts, veearts, veeartsenijkundig
veterloze lage schoen - slipper
vetgans - pinguin
vetgemeste jonge haan - kapoen
vetgezwel - lipoom
vetgans in Zuidpool - pinguin
vetje  buitenkansje, profijt
vetkanis  smeerpoets
vetkruid  sedum
vetlaag  spek
vetlaag onder de huid van walvissen  blubber
vetloog  zeeppoeder
vetmuur - sagina
vetplanten  agave, crassulaceeën, gateria, kalanchoë, sedum, sansevieria, succulenten
veto – verbod, verwerping
vetpot - smeerbus
vetproduct - ghee
vetpuistje - acne
vetrijk – adipeus
vetsoort – vaseline
vetspiegel in bloed – cholesterol
vette damp - smook
vette deel van de melk – room
vette etenswaar – spek
vette mist - smog
vette olie – traan
vette rook - smook
vette stof  smeer, talk
vette vloeistof  olie, traan
vettig – adineus, smerig, smoezelig, olieachtig
vettig waswater  sop
vettige aarde - bunzing, mergel
vettige rook  smog, smook, walm
vettige stof in beenderen  merg
vettige substantie – smeer
vetvoeren – mesten
vetwormpje – meeëter
vetzak - dikkerd
vetzucht - adipositas, lipamotose, obesitas
vetzuur - carbonzuur
veulen - aquulus
veulen van één winter - enter
vexatie  afpersing, knevelarij, kwelling, plagerij
vexeren  afpersen, foppen, grieven, hinderen, knevelen, kwellen, kwetsen
vezel – dradje, fibril
vezelachtig  fibrillair, fibreus
vezelcancas – harrel
vezelig – dradig, pezig
vezelsteen - straalgips
vezelstof  agal, akon, jute, katoen, kokos, manilla, neteldoek, sisal, touw, vlas
vezelstof voor zakken - gonje
vezels van de lontarpalm – palmyra
vezels van een palm – raffia
vezeltje – draadle pluis
via  door, langs, over, per, weg
via de mond - oraal
via dolorosa – lijdensweg
viaduct – wegbrug
vibrafoon - xylofoon
vibratie  trilling
vibrato (muz.)  trillend, vibrerend
vebratos - trilapparaat
vibreren  beven, trembleren, trillen
vicaris  hulppastoor, hulpprediker, plaatsvervanger
vice  onder, waarnemend
vicepresident  ondervoorzitter
vice versa  v.v.
vicieus  rot, slecht, verdorven, verkeerd
Victoria, hoofdstad van - Mebourne
victorie - overwinning, zege
victorieus - glorierijk
victualiën  leeftocht, mondvoorraad
vide  leegte, zie
videotape - band
videlicet  nl., vdt.
videorecorder - ampex
vidimatie - legalisatie
vief – flink, kittig, kras, kwiek, kwik, levendig, levenslustig, opgewekt, vlug, wakker
Vienne, hoofdstad van het Franse departement – poitiers
vier - kwartet
vierblad - eenbes
vierdaagse - afstandmars
vierdag  feestdag, gedenkdag, rustdag, vakantie
vier geweren tegen elkaar gezet - rot
vier weken voor Kerstmis  advent
vierdaagse  afstandmars
vierde - kwart
vierde boek van Mozes  Numeri
vierde deel - kwart
vierde deel van een gulden - kwartje
vierde deel van een jaar  kwartaal
vierde deel van een tientje – knaak, rijksdaalder, riks
vierde deel van een uur – kwartier
vierde jaargetijde - winter
vierde letter van het Griekse alfabet - delta
vierde maag van herkauwers  leb
vierde maand  april
vierde naamval  accusatief
vierde planeet van ons zonnestelsel  Mars
vierde snaar van een viool - cantino
vierde stand  arbeiders, proletariaat, volk
vierde ten - quarto
vierde zondag in de vasten  Laetare
vierde zoon van Jakob  Juda
vieren – celebreren, feester, gedenken, heiligen, herdenken, huldigen, loslaten, toegeven, vereren
vierendeel  kwart, verrel, vierel
vierendelen  kwartileren
vierentwintig uur  dag, etmaal
vierhandig zoogdier  aap
vierhoek  rechthoek, ruit, trapezium, vierkant
vierhoek, ongelijkzijdig - trapezium
vierhoekig  quadrangulair
vierhoofdig - quadruceps
viering – celebratie, feest
viering van heuglijk feit  feest, herdenking, jubileum, lustrum, verjaardag
vier kaarten - kwartet
vierkant - carré, kwadraat, quardratuur, rechthoek, vierhoek
vierkant visnet  totebel
vierkante decameter  are
vierkante gebakken steen  tegel
vierkante hectometer  hectare
vierkante kist  bak
vierkante meter  centiare
vierkant getuigd schip met drie of meer masten - fregat, volschip
vierkant getuigd schip met twee masten - brik
vierkante lineaal - kariet
vierkante tegels plaveien, met - careren
vierkante zuil - ante, pilaster
vierkruit – wrangwortel
vier personen - kwartet
vierregelig gedicht - copla, kwatrijn, pantoen
vierschaar  rechtbank
vierschaar spannen  rechtspreken
vierspan in het oude Rome en Griekenland  quadriga
viersprong  kruising, kruispunt, kruisweg
vierstemmig zangstuk  kwartet
viersyllabig  vierlettergrepig
viertal  kwartet
viertijd  feesttijd, rusttijd, vakantie
viervlak  tetraëder
viervoeter  dog, gazel, geit, kameel, hond, kameel, kat, koe, leeuw, muis, olifant, ooi, paard, rat, ros, rund, schaap, stier, tapir, tijger
viervorst  Herodes, tetrarch
viervoudig - quadrupel
vier weken voor Kertmis – Advent
vierwielige koets - landauwer
vierwielig voertuig (Ind.) - palankijn
vies – duf, goor, goig, kieskeurig, kledderig, maltentig, muf, ongewassen, onhygienisch, onkuis, onrein, onsmakelijk, onzindelijk, schunnig, smerig, smoezelig, vulgair, vuil, vuns, vunzig, walgelijk, zedeloos
vies bij – pienter
vies persoon – smeerlap,vetlap
vies ruiken - stinken
vies servies - afwas, vaat
vies slordig - vuns
viespeuk  smeerlap, smeerpoets, viezerik,vuilik
Vietnam, haven in Noord - Haifong
Vietnam, haven in Zuid - Dalat, Hué, Nhatrang
Vietnam, hoofdstad van Noord - Hanoi
Vietnam, hoofdstad van Zuid - Saigon
Vietnam, munt in Noord  dong
Vietnam, munt in Zuid - piaster
Vietnam, rivier in - Me-kong
vieze geur - stank
vieze lap  slet, tod
vieze nevel – smog
vieze rommel – knoeiboel, troep
vieze vrouw - del
viezerd – morsepot, smeerlap, viezerik
viezerik – lellebel, onterik, onterik, smeerkees, smiecht, viespeuk, viezerd, vuilik
viezevazen - grillen, kuren
vigilant – waakzaam, wakker
vigileren – loeren, overleggen, prakkiseren, verzinnen
vigeren  gelden
vigeur - geldigheid, kracht, werking
vigilant  alert, waakzaam, wakker
vignet – betaalzegel, boekversiering, plakstrookjesluitzegel, sticker, versiering
vigorosisch - vulgairisch
vigoroso (muz.)  krachtig, vurig
vijand – antagonist, belager, opposant, tegenspeler, tegenstander, tegenstrever, vervolger
vijand der Asen  Loki
vijand van de materie  idealist
vijand van het jodendom  antisemiet
vijandelijke inval  invasie, raid
vijandelijkheden - strijd
vijandig – afkerig, afwijzend, agressief, boosaardig, haatdragend, hatelijk, hostiel, kil, koud, kwaadwillig, liefdeloos, onaardig, onenig, onvriendelijk, opstandig, toornig
vijandige opstelling - confrontatie
vijandigheid - hostiliteit
vijandschap  haat, odium, rivaliteit, vete, wrok
vijf boeken, van Mozes – pentateug
vijf cent - stuiver
vijf (voorvoegsel)  penta
vijf jaar  lustrum
vijfde boek van Mozes  Deuteronomium
vijfde koorstem - vagens
vijfde noot  sol, g
vijfde teken in de dierenriem  Leo, leeuw
vijfde toon - quint
vijfde zondag na pasen – Rogate
vijfdelig  penta
vijfdelig versje  limerick
vijfentwintig cent - kwartje
vijfhoek – pentagoon, vijfkant
vijfhoekig gebouw - pentagon
vijfhonderd vel papier  riem
vijfjarig tijdvak – lustrum
vijfjarig feest - lustrum
vijfkamp – meerkamp, pentatlon
vijfkant – vijfhoek
vijf ons – pond
vijf personen - kwintet
vijfpuntige ster – pentagram
vijfregelig versje - limerick
vijfsnarig muziekinstrument - pentafoon
vijfstemmig muziekstuk  kwintet
vijftallig - pentameer
vijftiende dag van de maand (latijn)  idus
vijftien minuten - kwartier
vijftig punten in tennispartij  set
vijfvlak  pentaëder
vijgachtig - ficoïd
vijgenboom  ficus, waringin
vijgeboomsoort - banyan
vijgenwortel – speenkruid
vijfpuist - fijt
vijl  rasp, rattenstaart
vijlen  beschaven, bijwerken, gladmaken, polijsten, raspen
vijver – bassin, kolk, kom, meertje, plas, poel
vijver aan het strand  etang
vijvernimfen  hyaden
vijzel – dommekracht, krik, mortier, stamper, stampvat, tonmolen
vijzelen  opheffen, opkrikken, opwinden, verheffen
Viking - Noorman
vilder - koudslachter
vilein  boosaardig, gemeen, infaam, laag, vals, venijnig
villa  buitenhuis, herenhuis, landhuis, woonhuis
villen - stropen
vilt  kastoor
viltbereider - vilter
vilten rouwhoed  huilebalk
viltkruid – filago
viltzeil – balatum
vommen - opstapelen
vin  bloedvin, vleem
vinarmigen - duivelvissen, padiculati
vinden - aanboren, aantreffen, achten, bedenken, bespeuren, gewaarworden, ontdekken, ontwaren, oordelen, opsporen, uitdenken, zien
vinder  ontdekker, zie ook: uitvinder
vindicatie  terugvordering, wraakneming, wreking
vindicatief  straffend,wraakzuchtig
vindiceren  opeisen, straffen, terugvorderen, wreken
vinding  inventie, ontdekking, trouvaille, uitvinding, vondst
vindingrijk  begaafd, geniaal, industrieus, ingenieus, inventief, origineel, slim, vernuftig
vindt men in een turnzaal - rek
vindplaats van aardgas  Noordzeeplat, Slochteren
vindplaats van olie  Bakoe
vinduiker - pinguin
vinger  fikken, duim, pink, tengel
vingerafdrukken, onderzoek van - dactyloscopie
vingeralfabet  doofstommenalfabet
vingerbeentje – koot(je), knokkel
vingerdeel – kootje, nagel
vingerdier - knaagmaki
vingerdoekje - servetje
vingergewricht  kneukel, knokkel, knook
vingergras - panicum
vingerhoed - cl.
vingerhoedskruid - digitalis
vingerkap  vingerling
vingerpluim - kamgras
vingers  fikken, tengels
vingersspraak - dactylologie
vingertaal der doofstommen - chirologie, dactylogie
vingerwijzing – hint, teken, wenk
vingerzetting  applicatuur, greep, manito
vink - appelvink, barnsijs, boekvink, distelvink, fratertje, geelgors, gors, goudvink, groenvink, haakbek, huismus, kanarie, kardinaal, keep, kneu, kruisbek, mus, ortvlaan, platbek, putter, rietgors, rijstvogel, ringmus, sneeuwgors, sijsje, wevervogel
vinkachtigen – fringillidae
vinkachtige vogel – gors, mus, putter, sijs
vinken - loeren
vinkenbijter - klapekster
vinkenbijtertje - tjiftjaf
vinkendief – blauwvalk, sperwer, stiervalk
vinkenpezer - zakkenroller
vinkenvalk - sperwer
vinkenvanger - vinker
vinkenzaad - neslia
vinkoorde - liguster, maagdenpalm
vinnig – actief, begerig, bijtend, bits, bijtend, driftig, fel, ferm, fiks, garstig, giftig, gortig, hanig, hatelijk, hevig, kattig, kittig, knorrig, kras, nijdig, pinnig, scherp, snedig, snerpend, snibbig, spits, stekelig, stekend, tuk, verbeten, vlug, vurig, wakker
vinnig meisje  kattekop
vinnige klap  knal, pets
vinnigheid  bitsheid, felheid, garstigheid, kattigheid, snibbigheid
vinnig of bits – venijnig
vinnig spreken - snibben
vinpotigen - pinnipedia
vinvis - bultrug
vinylcyamide - acrylnitril
vinvoetige  (pinnipedes) walrus, zeebeer, zeehond, zeeleeuw
vinworm - pijlworm
violacee - viola, viool(tje)
viola da braccla  altviool
viola da gamba  knieviool, knievedel
violatie  ontheiliging, schending, verkrachting
violenboom - ahorn, esdoorn
violent  fel, gewelddadig, heftig, hevig, onstuimig
violentie  hevigheid
violeren  aantasten, onteren, schenden, verkrachten
violet – paars
violetachtige kleur - magenta
violier – flier, lakooi, matthiola
violist  altist, bassist, cellist, strijker, vioolspeler
violoncel  cello, gamba, knieviool
viool  accorda, alt, bas, cello, fiedel, gamba, rebab, vedel, veel, (lat.) viola
viool – Cremona, Strandivarius
viooloachtigen - violaceeën
vioolbas  contrabas
vioolbouwer  Amati, Guarneri; Stradivarius
viool, eerste - uitblinker
vioolhars  colofonium, spiegelhars
vioolkam  chevalet
viool, Keltische - crouth, crwth
vioolkrasser  zager
vioolonderdeel  achterblad, bovenblad, hals, kam, knop, krul, snaar, staartstuk, stapel, stok, toets
vioolsnaarmateriaal – kattendarm
vioolspelen – fiedelen, strijken, vedelen
vioolspeler – strijker, violist
viooltje  pensée
vioolvis - pakhaai, schoorhaai
virage  bocht, zwenking
virago helleveeg, manwijf
virginaal - maagdelijk
Virginia, hoofdstad van - Richmond
virginiteit – maagdelijkheid, zuiverheid
virgo  maagd
viriel  mannelijk, manhaftig, manmoedig
viriliteit  forsheid, mannelijkheid
Viroenga-bergen, vulkaan in de - Harisimbi, Kahinga, Moehavoera, Nikana, Niragongo, Nyamlagira, Sabinio, Visoke
virtualitr - potentieel
virtueel – denkbeeldig
virtuoos - meesterlijk
virtuositeit  meesterschap
virulent  aanstekend, fel, heftig, kwaadaardig, onstuimig, venijnig, vinnig
virus – smetstof, ziektekiem
virusziekte - pokken
vis – ichthus
visaas - pier
visavis  tegenover
vis/ondermaatse  put
visachtig dier  prik
visafslag  visverkoop
visafval - graten, grellen
visarend  eendendoder, zeeadelaar
visbak  bun, kaar
visbeen  graat
visbewaarplaats - been, beun, kaar
visbewerker – kaker
vosboot - logger
visbun  kaar
viscollege  hengelaarsvereniging
viscositeit  kleverigheid, lijmigheid
visdeel  graat, kieuw, schubbe, staart, vin
vis der Noordzee - meun
visdiefje - splitstaart
visduivel  meerval
vis (dwarsbenige kraakbeen) - rog
vis en vogel - griet
viseerder - rooimeester, ijker
viseerstok - peilstok
viseren  beogen, mikken, nazien, peilen, roeien, streven, tekenen
viseter – aalscholver, kat, otter, pelikaan, poes, reiger, rob, ijsvogel
vis, fossiele – anaspis
visfuik - sero
visgerecht  kaviaar
visgerei  aas, dobber, fuik, haak, hengel, leefnet, molen, net, reel, sim, snoer, totebel, tuig, vislijn
visgerei voor paling – fuik
visglas - aquarium
vishaak  angel
vishagedis - ichthyosaurus
vishal – vismarkt
vishok - kee
vishuid  schubben
visibel  duidelijk, gereed, waarneembaar, zichtbaar
visie  inzage, inzicht, kijk, mening, oordeel, opinie, optiek, overtuiging, zicht, zienswijze
visingewand  beuling, gel, grom
visioen  droombeeld, gezicht, hersenschim, illusie, schim, utopie, verschijning
visionair  ziener
visitatie - controle, inspectie, onderzoek
visite  aanloop, bezoek, gasten, loge
visitekamer - salon
visiteren – bezoeken, inspecteren, onderzoeken
visiteur  bezoeker, onderzoeker
visje – bliek, pos, sprot, spiering, stekelbaars, sterlet
viskaar  beun, kaar, bun, visput
viskenner - ipsoloog
viskoper - vishandelaar
viskorf met deksel  kanis
viskotter  trawler, treiler
viskuit – boks, kiet, kijt, roge
viskunde – ichthyologie
vislat – hengel(lat)
vislijm - gelatine,
vislijn  beug, sim, vissnoer
visluis  caligus
vismaag - rob
visman  vishandelaar, visventer, visverkoper
vismand - ben, benne, beun, bun, kaar, kanis, kriel, kubbe
vismeeuw - kapmeeuw
vismijn – visafslag
vismolen - reel
visnet - beug, foezel, fuik, haam, ink, kor, kruisnet, kuil, leefnet, puit, schrobnet, tiras, totebel, trawl, treil, vleet, vleug, zegen
visolie  levertraan, traan
visotter, kleine Amerikaanse – nerts
visplaats - stek
visprodukt  olie, traan, vismeel
visrijgpen – speet
visrijke stek - leg
visrokerij – hang
vis schoonmaken - lubben
visschubuitslag  ichtyosis
vissen - hengelen, pisces
vissen -
3 aal, bot, gul, mul, ork, pos, rog
4 alft, amia, avel, barm, blei, bolk, boto, dors, elft, fint, tint,
geep, gent, geut, gruw, gulk, haai, hake, hars, hors, huso, kaan,
krit, kwab, lauw, leng, lomp, louw, lump, meun, orfe, orka, plas, pols, poon, post, prik, puit, ruis, sako, slei, tink, tong,
vint, wind, zalm
5 alver, baars, bliek, braam, dogge, forel, govie, griet, gront,
grunt, guppy, lodde, magge, manta, melet, plaat, schar, schol,
schot, smelt, sneep, snoek, sprot, steu, tonijn, vleet, voorn,
winde, zeelt
6 aalbot, aalpad, ashaai, bakaal, barbot, bokkem, boniet,
brasem, dikkop, dogger, dorade, fijnkop, gander, harder,
haring, karper, kataal, katvis, koloog, lebaal, lipvis, magaal,
marene, meivis, milter, murene, pelser, pieper, pijlrog, pladijs,
pollak, puikel, sander, sardijn, siluur, snaper, sneper, tarbot,
tinker, vijlvis, wijting, wimber, witvis, zander, zeeaal, zeeaap,
zeekat, zeepad, zeevos
7 aalkwab, aalpuit, adelvis, apekool, bandvis, barbeel, beefaal,
beefrog, beefvis, beloega, blakvis, bokking, botskop, butskop,
goudvis, grondel, grootje, haairog, heilbot, houting, hozebek,
inktvis, kaalkop, kathaai, klimvis, klipvis, kolblei, kolfoog,
koolvis, kwabaal, lamprei, lansvis, leervis, liervis, lintvis,
longvis, maanvis, makreel, mastvis, meeraal, moeraal, puitaal,
sardine, snotolf, sterlet, veelvin, weeraal, weervis, zaagvis,
zandaal, zeehaan, zeepaap, zeeprik, zeesnip, zeewolf, zeilvis,
zuigvis
8 albikoor, alvenaar, ansjovis, baarsvis, blindvis, bonetvis,
bootskop, botervis, bruinvis, buikzalm, degenvis, draakvis,
fluitbek, kleinvin, klompvis, knorhaan, kogelvis, kolbliek,
kramprog, meerpoet, molenaar, naaldvis, negenoog, neushaai,
ombervis, roofhaai, schelvis, slangaal, slijmprik, spiering,
stootvis, toonhaai, tovervis, troeboek, vlagzalm, zandprik,
zeebaars, zeedraak, zeeforel, zeenaald, zeesnoek, zeezeelt,
zonnevis
9 aalpieper, abberdaan, arendsrog, beekforel, bootshaak,
donderaal, donderpad, doopbaars, doornhaai, goudbaars,
goudwinde, goudzeelt, hamerhaai, hesseling, hondshaai,
hoogkijker, jonkervis, kabeljauw, klimbaars, koffervis,
kongeraal, koolbaarskoraalvis, krimpzalm, landorium,
meerforel, moddervis, nebbeling, nesteling, paddenvis,
panharing, pieterman, rietvoorn, ruisvoorn, schieraal,
serpeling, sidderaal, sidderrog, smeerling, speerhaai,
springaal, stekeling, stekelrog, stekeltje, tongschar, visduivel,
wentelaar, wimpelvis, wolfbaars, zalmforel, zeebanket,
zeebrasem, zeeduivel, zeepaling, zilvervis, zuigervis,
zwaardvis, zwaluwvis
10 aalgrondel, beekridder, bitterling, buisharing, driestaart,
duivelsrog, goudkarper, grondeling, jakobszalm, klautervis,
koningsvis, labberdaan, marsbanker, mensenhaai, noordkaper,
panterhaai, reuzenhaai, rivierprok, snoekbaars, spiegelrog,
spiegelvis, steenbaars, steenbijter, trommelvis, vaandrager,
vlindervis, waterbaars, winterzalm, zeebarbeel, zeegrondel,
zeelamprei, zeevlinder, zonnebaars
11 goudmakreel, harderwijker, koornaarvis, kroeskarper,
lancetvisje, papegaaivis, schuttervis, steenkarper, stekelbaars
12 barometervis, boogschutter, gordelbrasem, kaaimansnoek,
snijderssnoek, telescoopvis, zandspiering
13 adderszeenaald, loodsmannetje, maatjesharing,
modderkruiper, riviergrondel schorpioenvis, siddermeerval,
spiegelkarper, stekelmeerval, zeeschorpioen
14 harnasmannetje, regenboogforel, schelvisduivel
15 aristoteleshaai, bootsmansharing
vissenbewaarplaats - bun, kaar
visseneitjes – hom, kuit
vissen op paling - peuren, poeren
vissen, ster uit het sterrenbeeld - kaintain
vissen, uit liefhebberij  sportvissen
vissenleer  ichtyologie
visser - beuger, hengelaar
visser met beug  beuger
vissersboot  blazer, bom, bons, botter, buis, drifter, hengst, hoeker, hoogaars, kotter, kwak, logger, pink, platboomd, pluiter, punter, schokker, smak, spankuiler, trawler, treiler
vissersboot in de Middellandse Zee - tartane
vissershoofddeksel - zuidwester
vissersjas - bolkvanger
visserslaars  hoos
visserslatijn – bluf, grootspraak
vissersmand - kanis
visserij, grote – haringvangst
vissnoer – sim, vislijn
vissoep - bouillabaise
visstand  visrijkdom
vista  zicht, vertoon, gezicht
visteelt, kunstmatige - piscicultuur
vistuig  aas, alf, angel, bekklem, beug, breel, buidelnet, dobber, dogger, drijfnet, dwarskuil, fleur, fuik, gebbe, gooi, haak, haam, hengel, hoekwant, joon, kol, kom, kor, kuil, leefnet, peur, pier, reel, schepnet, silk, sim, sleepnet, smurrevaad, sneu, snoer, totebel, trawl, vishaak, vleet, weer, zeeg, zetlijn
visueel - eidetisch
visuil – oehoe
visum - reispas
visvaartuig – botter, kotter, logger, pink, schokker, trawler, treiler
visvalk – visarend
visverblijf – meer, rivier, sloot, vijver, water, zee
viswater van de landheer  vroon
viszaad  kult
vita  leven
vitaal  energiek, fris, krachtig, kras, levendig, levenskrachtig, levenslustig, lustig, opgewekt, sterk
vitacee - vitis, wingerd, wijnstok
vitaliebroeder - likedeler
vitaliteit - levenskracht, levenslucht
vitamine-A, ziekte door gebrek aan - nachtblindheid, xeroftalmie
vitamine-B1 - aneurine
vitamine-B1, ziekte door gebrek aan -beriberi
vitamine-C, ziekte door gebrek aan - scheurbuik
vitamine-D, ziekte door gebrek aan - rachitis
vitamine-E, ziekte door gebrek aan - steriliteit
vitamine gebrek – beriberi
vitaminerijke olie – levertraan
vitesse – snelheid, spoed
vitlust  bedilzucht, vitterigheid
vitlustig - laakziek
vitrage – allover, gordijn
vitragestof - filet
vitrine  etalage, glasraam, uitstalkast, uitstalraam, winkelruit
vitriool – sulfaat, zwavelzuur
vitrioolsteen  kopersulfaat
vitrioolzuur - zwavelzuur
vitten  bedillen, chicaneren, hakkentakken, kibbelen, muggenziften, zeuren, ziften
vitter  chicaneur, muggenzifter, neetoor
vitterig – sikkeneurig, vitziek, wrevelig
vitterij - chicane(s), muggezifterij
vitusdans - chorea
vitziek  sikkeneurig, vitterig
vitziek mens  neetoor, zeurpiet
vivace (muz.)  levendig, opgewekt
vivaciteit  levendigheid, vrolijkheid, vlugheid
vizier - helmklep, minister, richttoestel, staatsraad
vizierkorrel - guido
vizierliniaal  diopter
vla – dessert, toetje
vlaag  aanval, bevlieging, bui, luim, opwelling, regenbui, scheut, windstoot
vlaag van eigenzinnigheid – gril, kuur
vlaai - geul
vlaak  zandbank, zandplaat, zandvlakte
Vlaams  VI.
Vlaams aardrijkskundige - Mercator, Ortelius
Vlaams beeldhouwer - Anrion, Abeloos
Vlaams beroep - stiel
Vlaams componist - Barbé, Canis
Vlaams dichter - Cami, Gezelle
Vlaams dichteres - Bijns
Vlaams schrijver  Boon, Claus, Conscience, Elschot, Gezelle, Gazelle, Gijsen, Lampo, Ostayen, Raes, Staes, Streuvels, Teirlinck, Timmermans, Walschap
Vlaams woord voor...  zie Belgisch woord voor..
Vlaamse beiaardier  Nees
Vlaamse gaai  broekekster, meerkol
Vlaamse graaf/gravin - Arnulf, Boudewijn, Diederick, Jan, Filips, Gwijde, Johanna, Karel, Lodewijk, Margaretha, Maria, Robrecht, Willen
Vlaamse herberg - estaminet
Vlaamse koning, legendarische - Gambrinus
Vlaamse leeuw - Klauwaert
Vlaamse naam voor beroep - stiel
Vlaamse schilder -
3 Cap
4 Baes, Bout, Lens
5 Baron, Bouts, David, Navez, Suvee
6 Matsijs, Rubens
7 Brouwer, Memlinc, Seghers, Teneirs, Wappers
8 Blondeel, Breughel, Jordaens, Oldevaere
9 Verhaghen
vlag  banier, blazoen, drapeau, driekleur, dundoek, vaan(del), vendel, wimpel
vlag die van de bovenste steng waalt  topstander
vlaggendoek - dundoek
vlaggenjongen - scheepsjongen
vlaggenjonker - adelborst, vaandrig
vlaggenman - aanvoerder, leider
vlaggen met - pavoiseren, tooien
vlaggenstok  mast, steng
vlaggenstropjes  zuigers
vlagletters van de Rotterdamse Loid - R.L.
vlagletters van de Stoomvaartmij. Nederland - S.M.N.
vlagofficier  schout bijnacht, viceadmiraal
vlag op de boeg – geus
vlag op de bovenste steng - topstander
vlagvoerder - leider, voorganger
vlagzalm  es
vlak  effen, egaal, gelijk, glad, horizontaal, plat
vlak boven de achtersteven - spiegel
vlak maken  effenen, egaliseren, evenen, gelijkmaken
vlak van edelsteen  facet
vlakaf  glad, plataf, rondweg
vlakbank - schaafbank
vlakbij  dichtbij, nabij, onmiddellijk
vlakdruk - offset, steendruk
vlakelastiek – gum
vlak en effen – gelijk
vlak en glad – egaal, strak
vlak en recht - plat
vlakgang - boeiplank
vlakgom – gum, radeergom, stuf
vlakheid - effenheid
vlakhol  planconcaaf
vlakke driehoeksmeting  trigonometrie
vlakke landstreek  beemd, platteland, polder
vlakke meetkunde  planimetrie
vlakke schaal – plateel, schotel
vlakken – effenen, reien, schaven, strekken
vlakkruid – vlekkenkruid
vlak land – veld, weide
vlak langs – rakelings
vlak maken – afvlakken, effenen, egaliseren, gelijkmaken, slechten, strekken
vlakmaking - nivellering
vlakte – pampa, steppe, veld
vlaktemaat  a, are, acre, bunder, ca, centiare, gemet, ha, hectare, morgen, roe
vlaktemaat (Eng.)  acre
vlaktemaat (Fr.)  acre
vlaktemaat in Japan  tan
vlaktemeter  planimeter
vlakte tussen bergen - dal
vlakuit - gladaf
vlakweg  ronduit
vlam – aangebedene, ader, beminde, brand, geliefde, gloed, hartstocht, liefde, mist, nevel, pit, vuurtong, zee
vlamaanslag  roet
vlambloem  flox
vlambek  (gas)brander
Vlamingsgezinde – flamingant
vlamhoutje - lucifer
vlam in hout - ader, nerf, spiegel
vlammen – begeren, branden, fikken, glanzen, gloeien, laaien, lichten, begeren, flikkeren, schitteren, stralen
vlammend – blakend, flamboyant, fonkelend, gloeiend, laaiend, opvlammend
vlammenorgel  pyrofoon
vlammenspel – flakkeren
vlammenzee  brand, vuurzee
vlammetje – pit, vuurtje
vlammig  vlamkleurig, gevlamd
vlamoven  reverbeeroven
vlampijpen - mavaroni
vlamsijsje  kneutje
vlas  linum, vlashaar, vlasvezels
vlasaard – vlasakker
vlasafval – he(d)e, lok
vlasachtig - lichtblond
vlasachtigen - linaceeën
vlasafval  he(d)e, lok
vlasakker - vlasaard
vlasbaard – lafaard, melkbaard, melkmuil
vlasband – vlij
vlas bewerken  breken, hekelen, repelen, roten, zwingelen
vlasbewerking  braken, hekelen, repelen, roten, zwingeling
vlasbewerking - plaats voor...  roterij
vlasbraak – knappe
vlasbundel - rist
vlaschaard  vlasaard, vlasakker
vlaskam  hekel, repel, zwingel
vlaskam met lange tanden  repel
vlasleeuwenbek - linaria
vlasleeuwerik - linaria
vlasoogst – slijting
vlassen – begeren, reikhalzenverlangen
vlasstengel - herel
vlaszaad  ippens, lijnzaad, revelaar
vlaszaaier - hop
vlecht  tres, mat, staart, streng, tisstaart, trens, wrong
vlechten – strengelen, trenzen, weven
vlechtwerk  gaas, frobelwerk, raster, rooster, vlechtsel
vleermuis  bladneus, chiropterum, franjestaar, gladneus, grootoor, kalong, klapneus, langoor, nachthond, roezet, spekvleermuis, vampier, vroegvlieger
vleermuis, staartloze - kalong
vlees in gelei bereid - ballotine
vlees van koe  rundvlees
vlees van kokosnoot - kopra
vleesachtige plant  artisjok
vleesbereiden - braden
vleesboom - myoma, myoom
vleesbouillon - beeftea
vleesetend  carnivoor
vleesetende plant  drossera, zonnedauw
vleeseter  carnivoor, roofdier
vleesextract  bouillon, maggi
vleessgebakje  pastei
vleesgerecht – bacon, friecandel, galantine, hachee, ham, hoofdkaas, kebab, lamsbout, pastei, paté, poulet, ragout, reebout, rollade, rolpens, saté, slavink, tartaar, worst, zult
vleesgerecht met uien - hachee
vleesgezwel  kanker, sarcoma
vleeshouwer  slager, beenhouwer
vleeshouwerij – slagerij
vlees in blik - cornetbeaf
vleesketel  marmiet
vleeskleur  inkarnaat
vleeskruid - basilicum
vleesmes  voorsnijmes
vleesnat  bouillon, gelei, jus, lil, saus
vlees op een stokje - sate
vleespastei  paté, saté
vleespen – brochette, spies
vleesrol - rollade
vleesrooster – barbecue, grill
vleessap - jus
vleessoort  bieflap, bief(stuk), cervelaat, chateaubriand, entrecote, fricandeau, gehakt, haas, ham, kalfspoulet, kalfsvlees, karbonade, klapstuk, kotelet, lamsvlees, lende, lever(worst), (met)worst, ossenhaas, ossentong, ossenworst, paarderookvlees, paardenvlees, pekelvlees, poulet, rollade, rolpens, rookvlees, rosbief, salami, schouderham, schouderkarbonade, spek, sucadelappen, tartaar, varkensvlees, worst
vleesstuk  baklap, kotelet, rib
vleesthee  beaftea
vlees van de kokosnoot - kopra
vleesvergiftiging - botulisme
vleesvlieg  aasvlieg, bromvlieg
vleeswaren – bacon, (bloed)worst, cervelaat, fric(andeau), ham, hoofdkaas, leverkaas, leverworst, metworst, pate, rosbief, rookvlees, salami, zult
vleeswording  incarnatie, menswording
vleet  haringnet, menigte, vlet
vlegel – apenkop, belhamel, bengel, bink, blaag, deugniet, dorswerktuig, guit, kaffer, kinkel, kwajongen, lomperd, ondeugd, pummel, rakker, rekel, schoft, sloeber, smeerlap, snaak, snotneus, stakker, straatjongen, vlerk, vos
vlegelachtig – baldadig, lomp, onbehouwen, onbeschoft
vlegelachtigheid  baldadigheid, lompheid, onbehouwenheid
vlegelen - dorsen
vlegeljaren – puberteitsjaren
vlegel of schavuit - bengel
vleien – aanhalen, cojaleen, flemen, flikflooien, hielenlikken, kozen, likken, mooipraten, (pluim)strijken, smeren, soebatten, strelen, stroken, stroopsmeren
vleiend – aanhalig, complimenteus, slijmerig, strelend, stroperig, zoet
vleiende beleefdheid  compliment
vleier  flemer, flikflooier, hielenlikker, hoveling, likkepot, mooiprater, ogendienaar, pluimstrijker, pracher, schoonprater, stroopsmeerder
vleierig – aanhalig, flemerig
vleierij – gefleem, liefdoenerij, mooipraterij, flikflooierij
vleinaam  dot, engel, honnepon, koosnaam, lief(je), lieveling, mopje, schat(tebout), snoepje, snoes, troel, roetelnaam
vlek  blaam, buurtschap, dorp, gehucht, klad, klodder, moet, negorij, plaats, plek, schande, smet, spat, spet, stip, veeg
vlekje op de huid – moedervlek, sproet
vlekkeloos – feilloos, helder, onberispelijk, onbesmet, onbevlekt, onbezoedeld, rein, schoon , smetteloos, smetvrij, wit, zuiver
vlekkenkruid - galigaan, longkruid
vlekkeloos
vlekken  bevlekken, bezoedelen, kladden, smetten, spatten
vlekkenwater  bleekwater, eau de javelle, tetra, tri
vlek op dierenhuid - gremel
vlek op gezicht – chloasma
vlek op paardenhoofd – bles
vlekvrij – smetteloos
vlerk – arm, bengel, kinkel, kwajongen, lomperd, lummel, rakker, rekel, snaak, vlegel, vleugel, wiek, zwing
vlerken – slieren
vlerk of rekel - bengel
vlerkprauw  karakor, korakora
vlerk van een vogel - wiek
vleselijk  lichamelijk, zinnelijk, bloedeigen
vleselijkheid  zinnelijkheid
vlet – reddingsboot
vleug – glimp, voliere, vogelhuis
vleugel  flank, piano, vlerk, wiek, zwing
vleugel, inkorten van - kortwieken
vleugelklep  aileron
vleugellam  machteloos
vleugelloos insekt  apterygotum, franjestaart, luis, rupsmot, springstart, suikergast, vlo
vleugelman  flankeur
vleugeltjesbloemachtigen - polygalaceeën
vleugelvlies - pterygium
vleugelvormig klavier - clavecimbel
vleugje  poosje, stroompje, tijdje, tikje, tikkeltje, toets, veegje, zuchtje, zweem
vleugelstoel  vleugelspil
vlezig  corpulent, dik, gezet, mollig, rond
vlezige rand - lip
vliedberg  terp, vliedheuvel
vlieden  ontvluchten, stromen, vermijden, vluchten, wijken
vlieg – daas, horzel
vlieg die haar eieren op vlees legt  aasvlieg
vliegbereik  actieradius, radius
vliegbewijs – brevet
vliegbiljet - ticket
vliegdekschip - carrier, vliegtuigmoederschip
vliegen – fladderen, hollen, rennen, snellen, zweven
vliegenboom - trosvogelkers
vliegend  hangend, mobiel, vluchtig, wapperend
vliegend dier  bij, insect, libellen, mug, vogel, vleermuis, vlieg, wesp
vliegend diertje - vlieg
vliegend fort  bommenwerper, oorlogsvliegtuig
vliegend paard  Pegasus, Sleipnir
vliegend vuur - springvuur, vonk
vliegende blaadjes – loopmare
vliegende dieren - vogels
vliegende geest - ammoniak, vliegop
vliegende hagedis - draak
vliegende hond – kalong
vliegende schotel - ufo
vliegenier  aviateur, luchtvaarderpiloot, vlieger
vliegenierster - aviatrice, pilote
vliegenkleed - klamboe
vliegenlarve  made
vliegens  overhaast, vlug
vliegensvlug – rap, snel, overhaast
vliegenvanger - muscicapide
vlieger  aviateur, piloot, vliegenier
vliegerij  vliegsport, vliegwezen
vliegkampschip  vliegdekschip
vliegloods – hangar
vliegmachine - vliegtuig
vliegop - ammoniak
vliegopname  luchtfoto
vliegpost – luchtpost
vliegreis – vlucht, luchtreis
vliegroute – luchtlijn
vliegtocht – luchtreis
vliegtoestel - helicopter
vliegtuig  biplane, boeing, caraveIle, corde, coccomet, constellation, convair, dakota, douglas, fellowship, fokker, friendship, helikopter, jet, jumbojet, kist, lancaster, mig, monoplane, starfighter, straaljager
vliegtuigbestuurder - piloot, vliegenier
vliegtuig kaper - luchtpiraat
vliegtuig met één stel vleugels - eendekker
vliegtuig mei twee stel vleugels - tweedekker
vliegtuigloods  hangar
vliegtuigmaatschappij  Aeroflot, A.F., Alitalia, Bea, Boac, K.L.M., Lufthansa, P.A.A., S.A.A., Sabena, S.A.S.
vliegtuigmoederschip - vliegdekschip
vliegtuigonderdeel  aileron, cabine, cockpit, hoogteroer, instrumentenbord, pantry, staart, vleugel
vliegtuigraid  luchtaanval
vliegtuigstuur – knuppel
vliegtuigticket - reisbiljet
vliegveld (Nederland) basis  Beek, Eelde, GilzeRijen, Schiphol, Soesterberg, Terlet, Teuge, Twente, Valkenburg, Zestienhoven, Welschap
vliegveld(kamp) - aerodroom(one), luchthaven
vliegveld in Canada - Gander
vliegveld van Barcelona  Muntadas
vliegveld van Berlijn  Tempelhof
vliegveld van Brussel  Melsbroek
vliegveld van Boedapest  Ferihegy
vliegveld van Genève  Cointrin
vliegveld van Glasgow  Prestwick
vliegveld van Hamburg  Fuhlsbuttel
vliegveld van Keulen/Bonn  Wahn
vliegveld van Kopenhagen  Kastrup
vliegveld van Londen  Croydon, Heathrow
vliegveld van Madrid  Barajas
vliegveld van Milaan  Malpensa
vliegveld van Moskou  Wnukowo
vliegveld van München  Riem
vliegveld van Oslo  Gardermoen
vliegveld van Parijs  Orly, le Bourget
vliegveld van Praag  Ruzyne
vliegveld van Rome  Ciampino
vliegveld van Rotterdam  Zestienhoven
vliegveld van Stockholm  Arlanda
vliegveld van Stuttgart  Echterdingen
vliegveld van Wenen  Schwechat, Tulin,
vliegveld van Zürich  Kloten
vliegvereniging - aeroclub
vliegwezen – aviatiek
vliegwiel – drijfrad
vliem – lancet, vlijm
vliender - vlierboom
vlier – moerasveen, sambucus
vlierachtigen - caprifoliaceeën
vlierbes – vlierbei
vlierboom - vliender
vliering – bergzolder, bovenzolder, rommelzolder
vlierzwam - judasoor
vlies – huid, membraan, pel, schil, vel
vliesachtig - vellig
vlies op bier - kaam
vlies op melk – pastoorshemd, vel
vlies op wijn  kaam, kaan, kaamsel, kim
vlies over het oog - schel
vliesheer  vliesridder
vliesje - membraan, pel, vel(letje), waas
vliesje van een zaadkorel - blees, blies
vliesontleding  hymenotomie
vliesvleugelig insekt  bosmier, bij, dar, galwesp, hommel, honingbij, ieme, imme, mier, mug, sluipwesp, vlieg, wesp, zandwesp
vlieszaad - corispermum
vliet  aa, beek, ee, kreek, rivier(tje), sloot, stroom, vaart, water
vlieten  stromen, vloeien
vliezig  doorschijnend, vliesachtig
vliezige buis  ader
vliezige zak – blaas
vlij - vlasband
vlijen  aanstaan, behagen, bevallen, neerleggen, passen, schikken, stapelen, voegen
vlijend - bevallig
vlijm – lancet, laatijzer, laatmes
vlijmend  scherp, snerpend, snijdend
vlijmscherpe spot  sarcasme
vlijt  naarstigheid, ijver, werklust, werkzaamheid
vlijtig – actief, arbeidzaam, bedrijvig, bezet, bezig, diligent, druk, ijverig, kwastig, levendig, naarstig, nijver, noest, ondernemend, snel, studieus, toegewijd, vlug, volhardend, werkzaam
vlijtig actie voeren  ijveren
vlijtig liesje  reuzenbalsemien, waterbalsemien
vlijtige lize  reuzenbalsemien, waterbalsemien
vlim - kafnaald
vlinder  kapel, pepel, piepel, butterfly
vlinderachtig  ongestadig, grillig, veranderlijk
vlinderbloemen - papillionaten
vlinderbloemige plant -
4 boon, brem, erwt, peul, soja
5 linze, wikke
6 acacia, ebinus, klaver, lupin
7 luzerne, lathyus,
8 tuinboon, zoethout
9 rolklaver, stalkruid
10 hazepootje, rupsklaver
11 akkerdistel, goudenregen
vlinderdas  butterfly
vlinderen  fladderen
vlinderfase  nimf, pop, rups, tonnetje
vlinderlarve  ringelrups, rups, spanrups
vlinderpop  cocon
vlindersoort -
3 mot, non, uil, vos
4 page
5 amata, argus, atlas, kapel, pepel, sfinx, witje
6 aglaja, anarta, apollo, aporia, atacus, dikkop, ridder, semele,
slauil, uiltje
7 abraxas, amathes, aurelia, beeruil, nymfale, pagekop,
pauwoog, plakker, procris, rietuil, scopula, selenia, spanner,
spinner, zandoog
8 admiraal, angerona, atalanta, blauwtje, dagkapel, eekhoorn,
gammauil, groentje, harlekijn, nachtuil, panvogel, perentak,
perizoma, rietvink, saturnia, weeskind
9 avondrood, eikenpage, koevinkje, koolwitje, krakeling,
landmeter, oranjetip, paramesia, parasemia, pijlstaart,
reuzenuil, vijfwouter, wiewouter, zakdrager, hooibeestje
10 arguskapel, boterkapel, dagpauwoog, dagvlinder, distelvink,
hopvlinder, huismoeder, kluizenaar, motvlinder, nonvlinder,
ourapterix, pannenkoek, pistooltje, prachtbeer, rauwmantel,
tauvlinder
11 agaatuiltje, beervlinder, bladvlinder, donsvlinder, hooibeestje,
koningspage, nachtuiltje, rietboorder, schoenobius,
vuurvlinder
12 nachtpauwoog, satijnvlinder, schoenlapper, snuitvlinder
13 jacobsvlinder, koningsmantel, marmervlinder, nommervlinder,
nummervlinder, purpervlinder,
14 dambordvlinder, dennenpijlstaart
17 doodshoofdvlinder
vlindertje – mot
vlint – keisteen, veldklei, zwerfsteen
vlo  springer
vloed  getij, getijde, hoogwater, rivier, stroom, tij, vloeiing, volzee, waterloop
vloedbord - vloeiplank
vloedbos  mangrove bos
vloedbranding - bore
vloeddeur  sluisdeur
vloedmerk  vloedlijn
vloedplank – damplank, schutplant
vloei – ankerhand, zijdepapier
vloeibaar - dun, liquide, nat, viskeus, vloeiend
vloeibaar gesteente - magma
vloeibaar maken  smelten, verdunnen
vloeibaar medicijn  drankje, siroop
vloeibaar metaal - kwik
vloeibaar pek  teer
vloeibaar propaan  LPG
vloeibaar vet  olie, oline
vloeibaar voedsel  brij, lepelkost, pap, saus, slobber, soep, vla
vloeibaarheid verliezen  stollen
vloeibare brandstof  benzine, (diesel)olie, kerosineLPG, petroleum, stook(olie)
vloeibare hars  terpentijn
vloeibare mest - gier
vloeibare stof  sop, vloeistof, vocht, water
vloeibare teer - pek
vloeibare zuurstof - lox
vloeiblad – buvard, onderlegger
vloeidrukker  blotter
vloeien – druipen, lopen, sijpelen, spoelen, stromen, vlieten, zieden, zijgen
vloeiend – gelijkmatig, gemakkelijk, liquide, ongedwongen, vlot
vloeiend (muz.)  legato
vloeiende klank - liquida
vloeiing - fluor, fluxie
vloeiklank - liquida
vloeilijst - cimaas, ojief
vloeiplank - vloedbord
vloeispaat - calciumfloride, fluoriet
vloeistof - fluïdum
vloeistof  alsem, azijn, bloed, drank, edik, gal, inkt, kwik, lysol, melk, nattigheid, olie, pekel, sap, slaolie, spiritus, terpentijn, traan, vocht, water
vloeistof scheppen - hozen
vloeistof uit vlees gekookt  bouillon, extract
vloeistof uit vruchten - sap
vloeistof van sterke concentratie - essence
vloeistof voor fotografie  fixeer
vloeistof waarin vlees is gekookt - bouillon, nat
vloeistofdeel  drop, droppel, drup, druppel
vloeistofmaat, oude - aam
vloeistofmengsel  emulsie
vloek  anathema, ban, doem, godslastering, knoop, krachtterm, maladictie, ramp, straf, veroordeling, vervloeking, verwensing
vloeken – briesen, foeteren, ketteren, lasteren, tieren, uitkafferen, uitvaren, verwensen
vloekhout  kruishout
vloekwoord  godslastering, verwensing
vloer  basis, bodem, grond(vlak), onderkant
vloer van planken  plankier
vloer voor rolschaatsers  rink
vloer voor schaatsers  ijs(baan)
vloer voor wielrijden  piste, wielerbaan
vloerbalk  estrik, plavuis
vloerbalk  legger
vloerbedekking  balatum, cocos, karpet, kleed, kokos, linoleum, loper, mat, parket, pers, stromat, tapijt, vinyl, vloerkleed, zeil
vloerbedekking bij deur  deurmat
vloerdeel  vloerplank
vloeren  bedekken, bevloeren, neerslaan, tekkelen
vloeren plaatsen - leggen
vloerkleed  kàrpet, tapijt
vloerkussen  poef
vloerlijst – plint
vloermat - kokosloper
vloer met planken – plankier
vloerplank - vloerdeel
vloersteen - marmer, plavuis, tegel, tichel
vloertegel  estrik, plavuis
vloertje – bordes
vloervarken – handstoffer, veger
vloer voor rolschaatsen - rink
vloer voor wielrijders - wielerbaan
vloerzaad – koolzaad
vloerzerk - schorre
vloghaver  oot
vlok – pluis
vlokje – pluisje, plukje
vlokken - sneeuwen
vlokkenvlies – chorion
vlokkig – ruig, vlossig
vlokkig stof op bier  kaam
vlokleurig  donkerbruin, puce
vlokzijde  floretzijde
vlonder – laadbrug, rooster, slootplank, stap, steg, steiger, vondel, vonder, waterstoep
vlonder over water - bruggetje
vlooien - aphaniptera, siphonaptera, uitpluizen
vlooienkruid  gagel, pos, possem, post, pulicaia
vloot  armada, marine, menigte, zeemacht
vlootbasis - marinehaven
vlootafdeling  eskader, smaldeel
vlootje  bakje, kommetje
vlootsteunpunt  vlootbasis
vlootvoogd – admiraal
vlos – dons, pluis, zijde
vlossig – dradig, los, vlokkig
vlossige zijde - pluis
vlot  blits, drijvend, frank, gemakkelijk, gemoedelijk, gesmeerd, grif, haastig, hip, kwiek, licht, los, modern, onbelemmerd, ongedwongen, prompt, rap, snel, vaardig, vloeiend, vlug, vrijmoedig, vrolijk
vloten – dobberen, drijven
vlot en modern - hip
vlotgras – glyceria
vlotheid - reeheid
vlothout  drijfhout
vlotten – boteren, gelukken, drijven, opschieten
vlottend  afwisselend, drijvend
vlucht  koppel, loop, luchtreis, ontsnapping, ontvluchting, terugtocht, toom, uitbraak, uittocht, vaart, zwerm
vlucht van Mohammed  Hegira
vluchtberg - terp
vluchteling - D.P, ontheemde, refugié, uitgewekene, vervolgde
vluchten – afblazen, afnokken, deinzen, deserteren, drossen, inrukken, mijden, ontkomen, ontvluchten, ontwijken, opbreken, redden, uitwijken, vlieden, weglopen, wegsnellen, wijken
vluchtend – wegsnellend, wijkend
vluchthaven  noodhaven, toevluchtsoord, vluchtstrook
vluchtheuvel  hil, terp, vliedberg, wierd
vluchtig  dun, enpassant, etherisch, haastig, ijl, licht, losjes, losweg, nonchalant, oppervlakkig, snel, terloops, vergankelijk, vervliegend, voorbijbaand, zorgeloos
vluchtig doorzien - inzien
vluchtige notitie  aantekening, krabbel
vluchtige stof – alcohol, amoniak, benzine, ether, gas, kamfer, lucht, tetra
vluchtige tekening – schets
vluchtige verliefdheid - flirt
vluchtige vloeistof  alcohol, amoniak, benzine, ether, (kamfer)spiritus, tetra
vluchtigjes – terloops
vluchtig kijken – neuzen
vluchtig lezen – inzien
vluchtig overlezen - overzien
vluchtoord – asiel, toevluchtsoord
vluchtplaats  schuilplaats, toevlucht
vluchtschans  reduit, redoute
vluchtstrook – uitwijkplaats
vluchtweg - nooduitgang
vlug – actief - alert, alras, bedreven, behendig, bekwaam, bevattelijk, beweeglijk, bijdehand, cito, dra, fluks, gauw, gezwind, grif, haastig, handig, ijlings, kordaat, kwiek, levendig, naarstig, prompt, pront, rad, rap, rapide, ras, schielijk, snedig, snel, spoedig, vlijtig, vaardig, vlot, weldra, ijlings
vlug (muz.)  allegro, presto
vlug bewegelijk  agiel, mobiel
vlug dier  aap, hagedis, kievit, kolibrie
vlug en kwiek – vief
vlug en rap - vlot
vlug gaan  haasten, rennen, reppen, snellen, spoeden
vlug lopen  benen, rennen, snellen, vliegen, ijlen
vlug van bevatting  alert, kwiek, pienter, schrander, slim
vlugge hap  snap
vlugge snede - rip
vlugheid  bevattelijkheid, radheid, rapiditeit, routine, snelheid, vaardigheid
vlugschrift  brochure, folder, pamflet
vlug schrijven – pennen
vlug van begrip – alert, kwiek, pienter, schranderslim
vlug verslijtend - sleets
vlugzout - ammoniak, ammoniumcarbonaat
vocaal  assonant, klinker
vocabulair  woordenlijst, woordenschat
vocabularium  woordenlijst
vocatie  neiging, roeping
vocht – nat(tigheid), neerslag, sap, vloeistof, water
vocht aantrekkend  hygroscopisch
vocht afscheiden  tranen, zweten
vochtafvoerbuis – catheter, riool
vocht bevattend  damp, doordrenkt, klam, klef, nat, sappig, vochtig
vocht in de gewrichten - leewater
vocht in de lucht  damp, nevel
vocht innemen - drinken
vocht uit de wond  bloed, etter, lymfe, pus
vocht uittrekken – drogen
vocht uit vruchten - sap
vocht van de lever  gal
vocht van een vrucht  sap
vocht van het kaasmaken - hui, wei
vochtblaasje – blaar, bobbel
vochtdeel - druppel
vochten  besprenkelen, betten, bevochtigen, natmaken
vochtig - damp(ig), klam, nat(tig), vuns, vunzig
vochtig aanvoelend - klam
vochtig deeltje  drop, droppel, drup, druppel, spat, spetter
vochtig en bedorven - muf
vochtig en koud  kil, klam, rillerig
vochtig grasland  dras, dries
vochtig maken – besprenkelen, invochten
vochtig voedsel - soep
vochtig warm  benauwd, drukkend, klam, mouterig
vochtige koude  kilte
vochtige lucht  damp, dauw, mist, nevel
vochtige plek  plas, poel
vochtige vlek  druppel, spat, spet
vochtige warmte - broei
vochtigheid  klamheid, humiditeit, natheid, vocht
vochtigheidsmeter  hygrometer
vochtigheidsmeting  hygrometrie
vochtmaat  aam, anker, centiliter, decaliter, deciliter, galon, hectoliter, kan, liter, maat(je), mililiter, okshoofd, pint, stoop
vochtmeter - hydrograaf, hydrometer, hygroscoop
vochtophoping in de borstholte - hydrothorax
vochtuitstorting  exsudaat
vocht verspreider - aerosol
vochtvrij – dor, droog, kurkdroog
vochtweger - aerometer, hydrometer
vochtzuiger  exsiccator
vod  flard, lap, lel, lomp, lor, palt, prul, tod, tondel, tonder
vodden – lompen
voddenboer - lorrenboer
voddengoed  lorren, prulgoed
voddenkoopman - tagrijn
voddenkraam  prullaria, prullenkraam, prulwerk
voddenman - lorrenboer
voddenraper  lorrenboer, lorrenman
vodderij  beuzelarij, lompen, prulwerk
vodje – lapje
vod of prul - lomp
voeden  aankweken, koesteren, onderhouden, spijzigen, voederen, voeren, zogen
voedend - voedzaam
voeder  eten, foerage, voeding, voedsel, voer
voederbak  krib, ruif, trog
voederen – foerageren, kroppen, voeren
voedergewas  aardappels, bieten, gras, haver, klaver, knollen, mais, spurrie
voedergras – timothee
voederkrib - ruif
voederkuil – silo
voederrek voor paarden - ruif
voeder voor paarden - foerage
voeding – eetwaar, eten, kost, leeftocht, levensonderhoud, menage, spijs, toevoer, voedsel, voer, voeder
voeding van soldaten - menage
voedingsbestanddeel  eiwit, koolhydraat, suiker, vet, vitamine, water, zetmeel, zout
voedingsbodem  grond, substraat, teelaarde
voedingsbodem voor bacterie - bouillon-agar, cultuurmedium
voedingsgewas – gerst, haver, mais, rijst, rogge, tarwe
voedingskanaal  aanvoerkanaal
voedingsleer  bromatologie
voedingsmiddel  aardappelen, appel, bonen, brood, ei, fruit, gort, graan, groente, ham, haring, kaas, melk, pap, pinda, puré, rats, rijst, snert, soep, spek, spijs, toast, vet, vis, vlees
voedingsmiddel uit het merg van de palm – sago
voedingsmiddel van meel - brood
voedingsproces  spijsvertering
voedingsregel  dieet, regime
voedingsschema  dieet
voedingsspecialist(e) - diëtist(e)
voedingsstof  eiwit, koolhydraat, suiker, tapioca,vet, zetmeel
voedingsstoornis  indigestie, constipatie, obstipatie
voedingsvoorschrift – dieet
voedingswaarde - calorie
voedsel –
2 ei
3 ham, mik, pap, vis
4 bras, eten, gort, kaas, kost, melk, prak, rats, rijst, soep, spijs
voer
5 appel bonen, brood, pinda, puree, snert, toast, vlees
6 haring, pieper
7 foerage, eetwaar, groente
8 mondkost, proviand
9 aardappel, leeftocht
11 bikkesement
12 mondvoorraad
voedsel gebruiken – eten, nuttigen
voedsel geven – voeden, voeren, voederen
voedsel inladen  ravitailleren
voedsel nuttigen  eten
voedsel voor dieren  aardappelen, bieten, draf, gras, haksel, haver, hooi, klaver, maïs, pulp, spoeling, wostel, zaad
voedsel voor vegetariër  soja(boon)
voedsel zoeken  azen, jagen
voedsel zoeken door wild - laveien
voedselvergiftiging - botulisme
voedselvoorziening - distributie, ravitaillering
voedster  min, minne, moerhaas, moerkonijn, zoogster
voedsterdochter  pleegdochter
voedsterkind  pleegkind
voedsterling der muzen  dichter
voedster van Rebecca - Debora
voedster van Zeus - Amalthea
voedzaam – groeizaam, krachtig, machtig, nutritief, substantieel, voedend,
voedzame drank  cacao, chocomel, melk
voeg  groef, kalknaad, kier, las, naad, reet
voege  manier, orde, schikking, trant, wijs
voegen – aanpassen, aansluiten, beschikken, bestellen, betamen, inrichten, insluiten, overeenkomen, passen, regelen, schikken, verbinden, verschaffen
voegijzer  dag, dagge, voegspijker
voeglijk – betamelijk, gepast, passend
voeg of torn – naad
voegspijker – voegijzer
voeg van mwtselwerk - kalknaad
voegwoord  conjunctie
voegwoord -
2 al, en, of, zo
3 als, dan, dat, eer, hoe, met
4 daar, maar, mits, naar, noch, toen, waar, want
5 aleer, alsof, edoch, gelijk, nadat, omdat, opdat, sinds, tenzij,
zoals, zodat
6 alsook, echter, hoewel, immers, indien, sedert, terwijl, totdat,
7 behalve, evenals, hoezeer, vermits, voordat, wanneer
8 aangezien, alhoewel, alvorens, naarmate, ofschoon, teneinde
9 aangezien, vooraleer
10 naargelang
12 uitgezonderd
voegwoord (Duits)  als, dann, dass, oder. ob. und
voegwoord (Engels)  as, and, but, for, if, or, that
voegwoord (Frans)  et, si, or, mais
voegwoordelijk bijwoord – altans, bijgevolg, bovendien
voegwoord oude stijl  bijaldien, edoch, ende, nademaal, tenware, vermits
voegzaam - behoorlijk, betamelijk, dienstig, gepast, geschikt, oorbaar, passend
voegzaamheid – gepastheid
voei - moerkonijn
voelbaar  duidelijk, klaar, merkbaar, palpabel, sensobel, tastbaar, waarneembaar, zonneklaar
voelbaarheid  merkbaarheid, sensibiliteit
voeldraad  tastorgaan, tentakel
voelen  aanraken, bemerken, beseffen, betasten, gevoelen, gewaarworden, inzien, merken, snappen, tasten, vatten, waarnemen
voeler - taster
voelhoorn - antenne, (voel)spriet, tentakel
voelhoorns uitsteken  aftasten, polsen, verkennen
voeling – aanraking, bevoeling, contact
voelorgaan  tastorgaan
voelspriet – antenne, taster, tentakel, voeler, voelhoorn
voelspriet van een insekt - taster
voer  aas, eten, kost, voeder, voeding, voedsel, wagenvracht
voerage  beestenvoer, foerage
voerbak  bak, krib(be), ruif, trog
voerbiet – beetwortel, mangel
voerder – bestuutder, koetsier
voeren  aanvoeren, bekleden, brengen, dragen, geleiden, hanteren, leiden, meevoeren, uitoefenen, vervoeren, voederen, uitoefenen
voering  bekleedsel, binnenbekleding, binnenstof, vaar
voeringstof - sanel(la), satinella
voerkooi - ruif
voerman - Auriga, bestuurder, bode, koetsier, menner, rijder, vrachtrijder, wagenmenner
voertuig –
2 ar,
3 bob, bus, cab,gig, kar
4 arre, auto,brik, card, gerij, jeep, kist, moto, plof, roda, sado,
slee, step, taxi, tank, tram, velo
5 aapje, blimp, break, buggy, coach, coupe, derny, fiets, kales,
karos, koets, pulka, racer, sedan, sjees, slede, sulky, truck,
wagen, wagon
6 ballon, bendie, berrie, bethjah, camion, dogkar, faeton, fiacre,
glider, grobak, hansom, kapkar, kipkar, lorrie, mylord, panier,
pedati, rijtuig, rijwiel, riksja, subway, tandem, tandoe, telega,
tender, tikker, troika
7 acatene, autobus, autocar, autoped, beerkar, berline, biplaan,
bobslee, brommer, caisson, calèche, caravan, carrier, celauto,
clipper, deleman, dogcard, dosados, eenspan, foergon,
handkar, hofauto, huifkar, kibitka, omnibus, pullman, renauto,
rosbaar, scooter, sidecar, skelter, tilbury, tobogan, tonneau,
torpedo, tractor, trailer, trekker, trolley, vehikel, voiture,
zandkar, zegekar, zesspan
8 achtspan, afrijbrik, autogiro, bakfiets, bakwagen, belslede,
boomezel, brougham, coureuse, draisine, hofkoets, hongkong,
kapsjees, kapwagen, kiereboe, kipwagen, landauer, leswagen,
mallejan, menwagen, norimono, oplegger, ossenkar, postauto,
quadriga, rolwagen, skeleton, stekkar, stootkar, stortkar,
tankauto, toerauto, trapauto, tweespan, veerpont, veewagen,
victoria, vierspan, zeppelin
9 ambulance, arrenslee, barouchet, bergspoor, bierwagen,
blokwagen, boerenkar, uldozer,cabriolet,diligence,ezelwagen,
fietstaxi, galakoets, handwagen, hofrijtuig, hollander,
hondenkar, hooiwagen, huifwagen, koelwagen, kruiwagen,
landaulet, lastwagen, limousine, melkwagen, monoplaan,
ponywagen, postkoets, posttrein, postwagen, prikslede,
racefiets, racewagen, reiswagen, rupswagen, slikslede,
sneltrein, snorfiets, sportauto, tankwagen, tarantass,
tentwagen, trekslede, tuimelkar, twoseater, vigilante, vliegtuig,
volgkoets, voorwagen, vouwwagen, vrachtkar, watertaxi,
wijtewagen, woonwagen, zeilwagen
10 arrenslede, automobiel, bestelauto, draagstoel, driewieler,
honderslee, hovercraft, huurrijtuig, jachtwagen, janplezier,
jardiniere, kabelspoor, kordewagen, kraanwagen, kruitwagen,
lastsleper, locomobiel, locomotief, motorfiets, nautolette,
ossenwagen, pekelwagen, praalkoets, praalwagen,
pronkwagen, remorquer, slaapwagen, speelwagen,
spoorwagon, sportwagen, stationcar, steekwagen, tapissiere,
touringcar, trolleybus, tweedekker, velocipede, volgrijtuig,
vrachtauto, waterfiets, ziekenauto
11 achterwagen, arrentikker, bestelwagen, boerensjees,
boerenslede, boerenwagen, bokkenwagen, bolderwagen,
caterpillar, demifortune, dievenwagen, disselsjees,
disselwagen, hondenwagen, keukenwagen, kinderwagen,
mandenwagen, rendierslee, vrachtwagen, ziekenwagen
12 aanhangwagen, dubbeldekker, kampeerwagen, pantserwagen,
personenauto, sleperswagen, verhuiswagen, vliegmachine,
vuilniswagen, werkwagentje
13 brandweerauto, brouwerswagen, gevechtswagen,
goederenwagen, personentrein, staatsiekoets, staatsiewagen
14 invalidenwagen, transportwagen, watervliegtuig
voertuig in de lucht  hefschroef, vliegtuig, wentelwiek
voertuig ingaan  instappen
voertuig met één paard - eenspan, lemoen
voertuig met opgetuigde paarden - ar, arre,arreslee, kar, koets, rijtuig, wagen
voertuig in Z.Afrika - ossewa
voertuig op het ijs  ar, slee
voertuig op rail – tram, trein
voertuig op twee wielen - motorrijwiel
voertuig te land  auto(bus), ar, brommer, bromfiets, bus, cab, calèche, fiets, kar, karos, koets, sjees, slee, tandem, tractor, trailer, trol ka, vigilante, victoria, wagen
voertuig ter zee  boot (zie aldaar), pont, schip, veervoertuig
voertuig voor één persoon - bromfiets, fiets, motorrijwiel,
rijwiel, solomotor,step
voertuig voor invaliden – rolstoel
voertuig voor personen – auto, bus, scooter, tandem, vliegtuig
voertuig voor post - postkar
voertuig voor vervoer van bomen - boomwagen, boskar, mallejan, oets
voertuig zonder wielen - ar, arre, hovercraft, schip, sle(d)e, draagstoel, lift
voertuig verlaten  afstijgen, uitstappen
voertuig (ZuidAfrika)  ossewa
voerwiel  drijfwiel, vliegwiel
voet  ft.,
voet – basis, fundament, grondslag, lengtemaat, maatstaf, manier, poot, trapperik, verhouding, versvoet, wijze
voet, deel van de - hiel, kootbeen, (meta)tarsus, phalange talus, ten, teerlingbeen
voetafdruk  spoor
voetangel  klem
voetangels en klemmen – moeilijkheden
voetbal - knikker
voetbalafdeling  (ere)divisie, 1e divisie
voetbalbeker - cup
voetbalclub  Ajax, Ado, D.F.C., D.W.S., Eindhoven, Excelsior, Feijenoord, Fortuna, Graafschap, Haarlem, Heerenveen, Heracles, H.V.C., M.V.V., N.A.C., N.E.C, P.S.V., Sparta, Telstar, Twenthe, Veendam, Vitesse, Volendam, Volewijckers
voetbalelftal - ploeg, team
voetballen – schieten, spelen
voetballer  back, doelman, half, keeper, linksbinnen, linksbuiten, midvoor, rechtsback, rechtsbinnen, rechtsbuiten, rechtshalf, spil, spits, stopper
voetbalploeg – elftal, team
voetbalpool – toto
voetbalteam – elftal, ploeg
voetbalterm  corner, doellijn, doelpunt, doelschop, doeltrap, freekick, goal, hands, hoekschop, ingooi, kopduel, lijn, middencirkel, natrappen, offside, out, pass, penalty, sliding, stip, strafschop, tackle, uit(bal), uittrap
voetbalveld - grasmat
voetbankje  schamel, schemel
voetbedekking  klomp, kous, laars, muil, pantoffel, sandaal, schoeisel, schoen, slipper, slof, sok
voetboog  kruisboog
voetbrug  vlonder, vonder
voeten  pedes, poten
voeteling - leest
voetenverzorger  pedicure
voetenwarmer - stoof
voetganger  gaander, loper, stapper, tiopelaar, weggebruiker, wandelaar
voetgangerspad - zebrapad
voetgangster  wandelaarster, loopster
voetgewricht  enkel
voetheelkunde  pediatrie
voetindruk  spoor
voetjicht  podagra, pootje
voetklavier  pedaal
voetknecht  infanterist
voetknokkel  enkel
voetkundige  pedicure
voetlicht - podagra
voetlijst - plint
voetnoot  aantekening, annotatie, noot
voetpad  steg, stoep, trottoir, wandelpad, weggetje .
voetpunt  uiteinde
voetpunt tegen over het zenit - nadir
voetpunt (tegenover)  toppunt
voetreis – wandeltocht
voetrust - voetsteun
voetschabel  bankje
voetspecialist  orthopedist
voetstap – pas, schrede, spoor, stap, tred(e)
voetsteun  voetrust
voetstoots  gedachteloos, klakkeloos, zomaar
voetstuk - basement, piedestal, portament
voetstuk van een camera  statief
voetstuk van een machine - fundatie
voetstuk van een standbeeld  sokkel
voetstuk van een zuil - postament
voettitel – onderschrift
voettocht – mars, wandeling
voettoets  pedaal
voetval - knieval, knieling
voetveeg  deurmatdweil, vloermat, voetwis
voetverzorger  pedicure
voetverzorging  pedicure
voetvolk  infanterie
voetwarmer  kruik, pantoffel, slof, stoof, test
voetwassing - mandatum
voetweg  voetpad, wandelweg
voetwis  dweil, voetveeg
voetzoeker - rotje, klapper, zwerver
vogel 
2 ka
3 alk, ara, beo, hen, hop, kea, kip, lom, mus, ral, sijs, uil
4 dodo, dole, duif, eend, emoe, fuut, gaai, gans, gier, gors, haan, hoen, ibis, jako, kauw, keep, kiwi, kneu, knob, koet, krem,
krik, kwak, lori, mees, pauw, raaf, roek, skua, snip, snor, toko,
trap, tuut, valk, vink, wouw, wulp
5 agami, arend, bebek, bokje, eiber, fitis, griel, griet, harpij,
havik, jager, kloek, kluit, kluut, kobbe, kraai, kraan, kriel,
lorre, meeuw, merel, oehoe, sijsje, sneep, stern,stork, tjerk,
uiver, woerd, zwaan, zwalm
6 belder, bosuil, butoor, condor, daguil, doffer, duiker, duivin,
ekster, fazant, feniks, gander, grutto, ijsgors, ijshoen, kapoen,
katuil, kievit, lijster, nandoe, paapje, patrijs, pieper, putoor,
putter, reiger, ruiter, smeent, smient, specht, spriet, taling,
tapuit, toekan, tortel, visuil, woffer, zwaluw
7 aasgier, adelaar, bergmus, bolaars, boomuil, bosduif, boshoen,
bosvink, buizerd, dodaars, doverik, fluiter, geelkop, grasmus,
haakbek, huismus, ijsvogel, kaketoe, kalkoen, kanarie,
kapgier, karkiet, kerkuil, koekoek, kolibrie, korhoen, kwakkel,
kwartel, leghorn, lokeend, lokvink, maraboe, mathoen,
meerkol, parkiet, pelhoen, phoenix, pinguïn, plevier, pluvier,
ransuil, ringmus, rotgans,smirrel, snuiter, sperwer, spreeuw,
valduif, velduil, vetgans, zaagbek, zee-eend, zeegans, zeegier,
zeekoet, zeeraaf
8 aasvogel, aigrette, albatros, auerhoen, baarduil, bergeend,
berghoen, berkhoen, beukvink, bijeneter, boekvink,
boomeend, boomsnip, boomvalk, boskraai, brileend, casuaris,
donsgans, duikeend, edelvalk, eidebaar, filomeel, flamingo,
ganzerik, geelgors, geelvink, geervalk, goudsnip, goudvink,
hamerkop, hoornuil, houtduif, houtsnip, huisduif, ielregel,
ijsduiker, kaapduif, kaapgans, kapmeeuw, karekiet, katvogel,
kemphaan, klauwier, kokmeeuw, kolibri, koolduif, koolmees,
kraaikop, krielhen, krielkip, kropduif, kropgans, kruisbek,
kuifeend, kuifmees, lachduif, lakvogel, lepelaar, loopeend,
loophoen, meerkoet, nachtuil, neusduif, nonnetje, ooievaar,
ortolaan, papegaai, pelikaan, poelsnip, postduif, raafeend,
ralvogel, renvogel, rietgans, rietgors, riethoen, rietvink,
rietwouw, ringduif, oerdomp,roodvalk, rotsduif, slobeend,
steenuil, tjiftjaf, trapgans, trekvalk, tureluur, veldhoen,
visarend, waterkip, waterral, woudduif, zeearend, zeemeenw
9 aalduiker, aalreiger, akkergans, appelvink, baardgier,
baardmees, baardvink, bantammer, barmsijsje, beflijster,
bergkraai, blauwmees, blauwvoet, bloedvink, bosruiter,
boszanger, brandgans, brilvogel, brulvigel, dompelaar,
dwergeend, gwergvalk, eidereend, eidergans, eikelvink,
gieteling, goudarend, goudmerel, goudvogel, grassijsje,
griffioen, grijpvogel, groenling, groenvink, hazelhoen,
heggenmus, hoelzwaan, holenduif, jachtvalk, kamduiker,
kamlijster, kardinaal, koereiger, koperwiek, krielhaan,
kroonduif, kuifarend, lachvogel, leeuwerik, liervogel,
nijlreiger, nimmerzat, oorfazant, oranjeuil, parelhoen,
pestvogel, pijlstaart, reedsheer, ralreiger, regenwulp,
rijstvogel, roestgans, roestgors, roofmeeuw, rupsvogel,
salangaan, schaarbek, scheleend, schoenbek, sluieruil,
sneeuwuil, spoorgors, spotvogel, steenduif, steenvalk,
takkeling, tijgervink, torenvalk, tuimelaar, tuinmerel, visdiefje,
walgvogel, waterhoen, watersnip, wielewaal, wipstaart,
woudaapje, zeeduiker, zeetortel, zeezwaluw
10 aardzwaluw, alpenkraai, atlasvogel, baardvogel, boomekster,
boomklever, boompieper, brilduiker, buidelmees, citroentje,
distelvink, duikergans, duinpieper, fazanthoen, franjepoot,
gauwdiefje, gierzwaluw, goudfazant, graspieper, heifluiter,
kiekendief, klapekster, klipzwaluw, kluitvogel, kraanvogel,
kramsvogel, kuifduiker, kuikendief, kwikstaart, lammergier,
lierstaart, muurzwaluw, nachtegaal, oeverloper, patrijshaan,
patrijsvalk, pauwfazant, perkoetoet, pimpelmees, purperkoet,
rietlijster, rietzanger, ringfazant, ringlijster, satijnvogel,
schildvink, slechtvalk, sneeuwgans, sneeuwgors, sneeuwhoen,
spitsvogel, spotlijster, staartmees, steenarend, steenkraai,
steenmeeuw, steltkluut, stormvogel, toppereend, torenkraai,
tortelduif, waaierduif, waaiereend, wespendief, wevervogel,
zanglijster, zeeadelaar, zwartkopje
11 aalscholver, appellijster, argusfazant, bergfluiter, blauwpaapje, blauwpieper, blauwschild, blauwspecht, boomsluiper,
buffelwever, citroenvink, dekvogeltje, diamantvink,
eendendoder, flueeleend, fregatvogel, garendiefje, geelborstje,
gierstvogel, goudborstje, goudhaantje, goudplevier,
graankieken, grasparkiet, grauwpieper, grauwspecht,
grauwstaart, groenspecht, halsbandmus, heidehupper,
hennepsijsje, hoenderdood, hofsteevink, honingvogel,
indigovogel, juweelvogel, kanariepirt, kanoetvogel,
katoenvogel, kersenbijter, klappereend, klaverkatje,
kleinjantje, knobbelgans, koningsgier, kraagduiker,
kraaglijster, krabbeeter, kranslijster, kringlijster, kroonduiker,
kroonreiger, kuifkieviet, kuifkoekoek, lakenvelder,
lepelreiger, loopkwartel, mantelkraai, mantelmeeuw,
mierenjager, molenaartje, muizenbijter, muskaatduif,
muurklimmer, muurkruiper, nachtreiger, nachtzwaluw,
oeverpieper, oeverzwaluw, pampastruis, paradijsraaf,
pauwkalkoen, pepervreter, pijlstaartje, pisangvogel,
poelepetaat, prairiehoen, prieelvogl, regenroeper, regentuiter,
reigervogel, republikein reuzenstern, roodborstje, rotskruiper,
ruitervogel, satijnduiker, scharrelaar, schatekster, schatlijster,
scherpvogel, schijftaling, schimmelbek, scholekster,
schollevaar, slobbereend, sneeuwvogel, spiegeleend,
steenekster, steenzwaluw, strandloper, struisvogel,
trommelduif, tuinfluiter, valkparkiet, veldtjakker, waterlijster,
waterpieper, zaagbekeend, zevenzanger, zilvermeeuw,
zomertaling
12 boerenzwaluw, braamsluiper, geitenmelker, glansspreeuw,
harlekijneend, helmkasuaris, honingzuiger, kanarievogel,
knobbelzwaan, koningsarend, manderijneend, paradijskraan,
paradijsvogel, parasolvogel, pisangvreter, purperreiger,
regenfluiter, regenkoekoek, rijstvogeltje, rozenspreeuw,
slangenarend, spoorkoekoek, strandputter, strandruiter,
waterhoentje, wintertaling, zilverfazabt, zilverreiger,
zwartkopgors, zwartkopmees
13 bastaardarend, boomleeuwerik, bosrietzanger,
drieteenmeeuw, kuifleeuwerik, kwartelkoning, pijlstormvogel,
schreeuwarend, strandpluvier, veldleeuwerik, vliegenvanger,
zilverpluvier, zwartkopmeeuw
14 alpenheggenmug, bontbekpluvier, maskerpapegaai,
papegaaiduiker, roodkeelduiker, rouwkwikstaart
15 groenpootruiter, roodborsttapuit, roodkopklawier,
strandleeuwerik, vorkstaartmeeuw, vuurgoudhaantje,
waterrietzanger, witbandkruisbek
vogel die het hele jaar in hetzelfde gebied verblijft - standvogel
vogel die in het riet' woont  karkiet, karekiet
vogel die met vleugels zwemt  pinguïn
vogel in Antarctica  pinguïn
vogel in NieuwZeeland  kiwi
vogel in ZuidAmerika  ara
vogel in ZuidAzië  beo
vogel (mann.) - doffer, tersel
vogel met kuif – kaketoe, kievit, kuifmees, fuut, topper
vogel tot de reizigers behorende - roerdomp
vogel zonder staart  bolaars
vogelaar  kooiker, valkenier, vogelvanger
vogelaarsstok  rekke
vogelbek  neb, snavel, sneb
vogelbekdier - mierenegel, monotrematum
vogelbeschrijving  ornithografie
vogeleigenschap  leg, rui, vliegen
vogelgebraad - bout
vogelgeluid  fluiten, gorgelen, kirren, klepperen, koeren, kraaien, krassen, kwelen, kwinkeleren, orgelen, piepen, rollen, sjilpen, slaan, tsjilpen, zingen
vogelgerecht  gevogelte
vogelgierst - panik
vogelgras - hanepoot, kweek
vogelhandelaar – poelier
vogelhok - kooi
vogelhuis - aviarium, hok, kooi, nest, til, volière
vogelkenner  ornitholoog
vogelkleed  pluimage, veren
vogelknip  slag, kil
vogelkooi  kevie, kouw, muit, voliere
vogelkruid - mier, murik, muur
vogelkunde  ornit(h)ologie
vogellijm  maretak, mistletoe
vogelmelk - ornithogalum
vogelmest - guano, huano
vogelnest - horst
vogelnestje (eetbaar) - salanga(a)n
vogelnet - tiras
vogelpest  hoenderpest
vogelpluim  dons, pluimage, veder, veer
vogelpokken - snot
vogelpootje - ornithopus
vogelprodukt - ei, guano
vogelroep  fuut, karkiet, koekoek, kra, lorre, roekoe
vogels  gevederte, gevogelte
vogelschrik  molik, verschrikker
vogelslaapplaats – stok, roest
vogelslag  hok, klip, til, vogelgezang, vogelknip
vogelslokdarm  krop
vogelsoort die is uitgestorven  dodo, moa
vogelspin - aviculariida
vogelsterrenkruid - muur
vogelteelt  avicultuur
vogeltehuis  nest, volière
vogeltje - gors
vogeltje/klein  kolibrie
vogeltjes  esdoornvrucht.
vogeltjes (hebben)  ongedierte
vogeltjeszaad, zwart - koolzaad
vogeltuin  avifauna
vogeltooi  dons, kam, pauwenveer, pen, staart, veer
vogelverblijf  kooi, nest, ren, til, volière
vogelverschrikker  klappermolen, molik, popans, priaap schieuw, stroman
vogelvlinder – ornithopteron
vogelvlucht – trek
vogelvoer - zaad
vogelvoet - hanepoot, varkensgras
vogelvrij  onbeschermd (door de wet), onwettig, rechteloos
vogelvrijverklaarde - outlaw, proskript
vogelvrijverklaring  proscriptie
vogelwichelaar - haruspex
vogelwichelaar (Rome) – augur
vogelwiek - vlerk
vogelwik  maretak, vogellijm
vogelwoning - kooi, nest, volière
vogelwoongebied  biotoop
vogelijn  vogeltje
vogelziekte  pip, snot
vogel zonder staart - bolaars
Vogezen, bergtop in de - Bressoir, Holneck, Kleinkopf, Rainkopf
vogue  gebruik, mode, trek, zwang
voile  makko, sluier, wijl, wijle
voiture (Fr.)  rijtuig
vol – absoluut, afgeladen, geheel, gevuld, gezwollen, massief
totaal, volkomen
vol aandacht  attent
vol aderen  aderig, beaderd
vol afgunst – jaloers, vaijverig
vol algemene kennis – erudiet
vol been - benig
vol betekenis – zinvol
vol en rond - gevuld
vol geestkracht  energiek, kwiek, vief, vitaal
vol grillen  grillig, nukkig, wispelturig
vol haat en wrok – verbitterd
vol haken  hakerig
vol humor – adrem, geestig, komisch
vol kieren – retig
vol kleine barstjes - crauelé
vol leven – druk
vol maken – vullen
vol met vracht - geladen
vol mijten – memelig
vol ongeduld – gejaagd, haastig
vol ontzag – eerbiedig
vol pracht – luisterrijk, luistervol
vol roem  roemrijk, roemzucht
vol roem – roemrijk
vol rook - dampig
vol scheuren - kierig, retig
vol schokkende gebeurtenissen – veelbewogen
vol schroom – huiverig
vol slijk – modderig
vol stekels - stekelig
vol toegenegenheid – aanhankelijk
vol uitdrukking – expressief
vol vernuft - geestrijk, spiritueel
vol vocht – sappig
vol vrolijkheid – jolig
vol vuur - bezield
vol werkkracht - energiek, werklustig
vol zelfvertrouen - boud
volant  veerbal
volatilliseren  vaporiseren, vervluchtigen
volbloed  pursang
volbloed-Hollander – Totok
volbloedpaard – raspaard, renpaard
volbloedig  heetbloedig, sanguinisch, warmbloedig
volbloedigheid  plet(h)ora, repletie
volbracht - gereed
volbrengen – afdoen, beëindigen, betrachten, nakomen, uitvoeren, voleindigen, voltooien
voldaan  betaald, bevredigd, content, genoeg, tevree, tevreden, verzadigd, zat
voldoen – afrekenen, beantwoorden, bekopen, betalen, bevredigen, kwijten, kwiteren, tevredenstellen, vereffenen, ver(vullen)
voldoen aan - vervullen
voldoend  bevredigend, genoegzaam, toereikend
voldoende  afdoende, bevredigend, genoeg(zaam), toereikend, zat
voldoende gekookt  gaar
voldoende gevormd  ontwikkeld
voldoende opbrengen - renderen
voldoening – afrekening, betaling, genoegdoening, genoegen, kwijting, satisfactie, tevredenheid, vervulling, vreugde
voldoen van termijnbetaling - afbetalen
voldongen  afgelopen, beslist, uitgemaakt
voleinden – voltooien
voleindigd - voltooid
voleinding  einde, beëindiging, voltooiing
volgdienaar - lakei
volgeestig  scherpzinnig, schrander
volgeling  aanhanger, adept, discipel, leerling, navolger, satelliet, trawant
volgeling van Arminius  Arminiaan, remonstrant
volgeling van Bacchus  Bacchante, sater, satyr
volgeling van Boeddha  Boeddhist
volgeling van Calvijn  Calvinist
volgeling van Casper  Casperiaan
volgeling van Christus  Christen
volgeling van Confucius  Confusiaan
volgeling van Gomarus  Gomarist
volgeling van Luther  Lutheraan
volgeling van Mohammed  Islamiet, Mohammedaan
volgeling van Pelagius - Pelagiaan
volgeling van Wesley - methodist
volgeling van Zwingli  Zwingliaan
volgelingen – aanhang, achterban
volgen  achternagaan, imiteren, nabootsen, nadoen, nagaan, nakomen, nalopen, naogen, schaduwen, vergezellen, voortvloeien
volgend – komend, posterieur
volgend op  na
volgende - ander, sq, sqq, seq
volgens  blijkens, conform, ingevolge, krachtend, naar, overeenkomstig, vlg, zoals
volgens de akte  ta.
volgens de ervaring  empirisch
volgens de gewoonte  gewoonlijk, meestal
volgens de legende  legendarisch
volgens de mode  modieus
volgens de naam  nominaal
volgens de regel  normaal, normaliter, ordelijk, regelmatig,
regulair, wettig
volgens de ritus  ritueel
volgens de statuten  statutair
volgens de titel  titulair
volgens de wet  wettelijk
volgens een schriftelijke overeenkomst - contractueel
volgens een vast plan  planmatig
volgens gebruik - gebruikelijk, usueel
volgens gelofte - e.v.
volgens het contract  contractueel
volgens mijn inzicht  m.i.
volgens ons inzicht  0.1.
volgens recht  legaal, rechtens, rechtmatig, wettig
volgens sommigen een sieraad van de man - baard, knevel, snor
volgens voorschrift  model
volgens zijn inzicht  z.i.
volgooien - plempen
volgorde – beurt, hiërarchie, opeenvolging, rang, rangorde, reeks, regelmaat
volgorden van werken - programma
volgroeid – gevormd, rijp, volwassen
volgroeien - rijpen
volgt op de tweede - derde
volgwagen  aanhangwagen, oplegger, volgrijtuig
volgzaam – bereidwillig, dociel, gedwee, gehoorzaam, ge(willig), gezeglijk, handzaam, mak, meegaand, tam, zoet
volhaar - walkhaar
volhandig  bezet, bezig, druk, persevereren
volharden – aanhouden, bestaan, doorgaan, doorstaan, doorzetten, standhouden, uithouden, vasthouden, volhouden, voltooien, voortgaan, voortzetten, vervolgen
volhardend – bestendig, duurzaam, energiek, geduldig, gestaag, hardnekkig, immuum, manhaftig, onverdroten, persistent, stabiel, standvastig, sterk, taai, trouw, vastberaden, vasthoudend, verbeten, volhoudend, weerbaar
volhardende geestkracht  energie
volharder - uithouder
volharding  aanhouding, persistentie
volhardingsvermogen (natuurkundig)  inertie, traagheid
volheid – helderheid, volte
volhouden – aanhouden, handhaven, persisteren, uithouden, uitzingen, volharden
volhoudend - hardnekkig, standvastig, taai
volhouder – aanhouder, doordrijver
volière  vogelkooi, vogelhuis, vogelkamer, vogelverblijf
volk  bezoek, bewoners, bezoekers, bijenzwerm, demos, familie, gemeenschap, klasse, mensenmenigte, mogendheid, natie, publiek, werklui
volk in Azië  Osmanen, Japannezen, Indiërs, Pakistani, Turken
volk in Europa  Belgen, Denen, Duitsers, Engelsen, Esten, Finnen, Fransen, Grieken, Ieren, Italianen, Lappen, Letten, Nederlanders, Noren, Oostenrijkers, Polen, Portugezen, Russen, Turken, Zweden
volk in huis – bezoek
volk in Noord-Afrika - berbers
volk in Voor-Azië - Osmanen
volk uit de oudheid  Assyriërs, Etrusken, Grieken, Hethieten, Joden, Meden, Perzen, Phoeniciërs, Romeinen, Sumeriërs
volk van Bantoenegers in zuidelijk Afrika - Herero
volkenbond  U.N.O., V.N.
volkenkunde  etnologie
volkenkunde, beschrijvende - etnografie
volkenkunde, onderdeel van de - etnografie, etnologie
volkenkundig - etnisch
volkenkundige  etnoloog
volkenmoord  genocide
volkerenorganisatie – UNO
volkerenstrijd - oorlog
volkomen  absoluut, algeheel, alles(zins), finaal, gans, geheel, helemaal, pal, perfect, totaal, volledig, volmaakt, volslagen, volstrekt
volkomen afgewerkt – klaar, voltooid
volkomen bewusteloosheid - coma
volkomen effen vlak - spiegel(glad)
volkomenheid – ideaal, perfectie
volkomen hetzelfde  identiek
volkomen juist – correct, feilloos, goed, zuiver
volkomen ontwikkeld insekt  imago
volkomenheid  ideaal, volmaaktheid
volkomen stil (zee) – blak
volkomen uitgeput – doodmoe
volkomen zuiver - feilloos
volkrijk – dicht bevolkt
volksbedrieger  demagoog
volksbedrog  demagogie
volksbeschrijver - etnograaf
volksbesef  volksbewustzijn
volkscentra  steden
volksdans  reidans, zevensprong
volksdans van de balkan - kolo
volksdans, Franse - Bourrée, branle, gavotte, passepied, reidans, rigaudon, triori, volte
volksdans, Hongaarse - czardaz
volksdans, Italiaanse - ballo, calata, forlana, guaternaria, saltarello, tarantella
volksdans, Naderlandse - cramignon, driekesman, zevensprong
volksdans, Poolse - krakowiak, mazurka, poponaise
volksdans, Spaans - bolero, fandango, granadina, jota, malaguena, murciana, rondena, seguedillas, sevillana
volksdans, Tsjachische - polka, redowa, rokycanska
volksdeuntje  fala, straatdeun
volksdichter  bard, rapsode, skald
volksdrank - bier, koffie, thee
volkseditie – volksuitg ave
volksfeest  carnaval, festival, kermisfolklore
volksgebruik - folklorezede
volksgebruik, oude - heulen
volksheerschappij  democratie
volkshuishouding  economie
volkshuishoudkunde  economie
volkshuishoudkundig  economisch
volkshuishoudkundige  econoom
volksjongen  arbeidersjongen
volkskarakter  nationaliteit
volksklasse - stand
volkskunde  folklore
volksleider  demagoog, Hitler, Mussolini, Tito, tribuun
volksleider uit oudheid  Josua, Jozua, Mozes, richter
volkslied  Brabançonne, hymne, Marseillaise Wilhelmus
volkslied van Amerikaanse negers - blues
volksmenigte - drom
volksmenner – agitator, demagoog, ochlocraat
volksmennerij - demagogie
volksmond  volkstaal
volksnaam voor de kauw - ka
volksnaam voor Philadelphus  jasmijn
volksnaam voor Pyracantha  vuurdoorn
volksnaam voor Potentilla  ganzerik
volksnaam voor tomaat - liefdesappel
volksnaam voor Viburnum - sneeuwbal
volksnaam voor wolfsklauw  aardmos
volksomwenteling - revolutie
volksoverlevering  legende, mythe, sage, sprookjes
volksplanter  kolonist
volksplanting  kolonie
volksregering  democratie
volksspijs in Italië - macaroni, pizza, ravioli, spaghetti
volksstam - Lappen, natie, Samojeden, Tartaren
volksstam in Japen  Aino
volksstam in Nigeria - Haussa, Ibo,
volksstam in Noord-Amerika - Berbers
volksstam in Noord-Arabië - Moabieten
volksstam in Spanje - Berbers
volksstemming  plebisciet, referendum, stklimmen
volkstaal – dialect, patois
volkstelling - census
volkstribuun – gemeensman
volksvergadering - meeting
volksverhaal - legende, sage, sprookje
volksvermaak - berebijt, carnaval, cramignon, gaaischieten, kermis
volksvermaak in Indonesië  hanengevecht
volksvermaak in Spanje  stierengevecht
volksvertegenwoordiging  congres, kamers, parlement
volksvertegenwoordiging in Engeland - Parlement
volksvertegenwoordiging in Frankrijk  Assemblee
volksvertegenwoordiging in Ierland  Dail
volksvertegenwoordiging in Nederland - Staten-Generaal
volksvertegenwoordiging in Noorwegen  Storthing
volksvertegenwoordiging in Rusland  Doema
volksvertegenwoordiging in Spanje  Cortes
volksvertegenwoordiging in USA - Congres
volksvertegenwoordiging in West Duitsland  Bundestag, Bondsdag
volksvertegenwoordiging in IJsland  Althing
volksverzet  oproer, opstand, revolte, revolutie
volkswagentype  Golf,Variant, Kever
volkswoede  oploop, oproer, rage, rel
volkszanger  bard, skald, rapsode, troubadour
volksziekte – endemie, epidemie
volladen – afladen, stuwen
volledig – absoluut, af, algeheel, compleet, gans, geheel, integraal, onverdeeld, onverkort, plenair, totaal, volkomen, voltallig
volledig maken - integreren
volledige mislukking – debacle
volledige warme maaltijd – diner
volledig maken - integreren
volleerd matroos - oorlam
vollen  kneden, persen, stampen, vervilten, walken
voller  lakenbereider, volder,
vollopen  volstromen
volmaakt  af, compleet, foutloos, gaaf, ideaal, keurig, onberispelijk, onfeilbaar, onverdeeld, onvermengd, perfect, subliem, uitstekend, vlekkeloos, volkomen, voltooid
volmaakt goed – af, ideaal
volmaakte kennis van alles bezittend - alwetend
volmaaktheid  compleetheid, gaafheid, ideaal, perfectie, volkomenheid
volmacht - autorisatie, lastbrief, machtiging, mandaat, procuratie
volmacht geven  autoriseren, machtigen
volmacht gever - committent
volmacht hebber - mandataris
volmacht verlener - committant, committent
volmondig – grif, ronduit, rondborstig, openhartig
volontair  leerling, vrijwilliger
volop – gnoeg, legio, overvloedig, planty, zat
volop verlicht - stralend
volplané  zweefdaling, glijvlucht
volpompen  volstoppen
volschip  fregat
volslagen - absoluut, complet, geheel, totaal, volkomen, volledig
volslagen blind  stekeblind
volslagen doof  stokdoof
volslagen mislukking – debacle
volstaan - beperken
volstandig  onveranderlijk,standvastig, zeker
volstoppen – spekken, vullen
volstorten – dempen, plempen
volstrekt  absoluut, bepaald, beslist, gans, geheel, helemaal, onbepaald, onbeperkt, stellig, totaal, volkomen
volstrekt niet - allesbehalve, genendele, niets,
volstrekt niet zeker  allesbehalve, geenszins
volstrekt niets  geen, niemendal, nihil
volstrekt nodig - noodzakelijk
volt v.
voltage  spanning
voltallig - compleet, geheel, integraal, plenair, volledig,
voltallig maken – aanvullen, completeren
voltallige vergadering  plenum
voltameter - coulometer
volte  drukte, gedrang, volheid, wending, zwenking
voltes maken - voltigeren
voltigeren (paard)  kunstrijden
voltigeur  kunstrijder
voltoegenegenheid - aanhankelijk
voltooid - af, afgewerkt, compleet, gereed, klaar, rond, voleindigd, volledig
voltooien  afmaken, afronden, afwerken, beëindigen, besluiten, completeren, eindigen, klaarmaken, vervolmaken, volbrengen, voleinden, volmaken
voltooing - afsluiting, voleindiging
voltrekken  voltooien, volvoeren, uitvoeren
voltrekking - uitvoering
voltrekking van vonnis  executie
volubiliteit  radheid, welbespraaktheid
voluit – onafgekort, ongehinderd, volledig, volop
volume  inhoud, grootte, kracht, sterkte, v., vol.
volumetrie  máatanalyse
volumineus  dik, enorm, gezet, geweldig, lijvig, omvangrijk, uitgebreid
voluntair - vrijwillig
voluptueus  geil, wellustig, wulps
volvoeen – doen, uiten, uitwerken, volbrengen
volvoering  volbrenging, uitvoering
volwassen  adult, dertiger, groot, mondig, ontwikkeld, rijp, volgroeid
volwassen insekt  imago
volwassene  adult
volwassenenvorming - andragogie
volzalig  overheerlijk
volzee - hoogwater, vloed
volzin  frase
vomeren  braken, kotsen, overgeven, spuwen
vomitief  braakmiddel
vond  list, (uit)vinding, verzinsel
Vondels drama, deel van - rei
vonder  brug, plankbrug, slootplank, steg, vlonder
vondst – bedemksel, idee, inval, niewigheid, ontdekking, trouvaille, vinding
vonk – flikkering, genster, glinster, glinstering, sprank(je), sprankel, vuursprank
vonkbrug in motor - bougie
vonken – branden, vonkelen
vonkenboer – radiotelegrafist
vonker – bougie
vonkje - sprankel
vonnis  arrest, doem, gewijsde, judicium, oordeel, uitspraak, veroordeling
vonnissen  oordelen, rechtspreken, uitwijzen, veroordelen
vonnis wijzen - oordelen
vont  doopvont, wijwatervat
voogd – bestuurder, curator, hulder, momboor, toezichthouder, tuteur, verzorger
voogdij - curatele
voogdijschap – mandaat
vooi - moerkonijn
voor  aleer, ante, eer(dat), groef, ploegsnede, pre, pro, sleuf, voordat, vore
voor alle andere  eerste, primus
voor alle kleuren lichtgevoelig – panchromatisch
voor alles  (aller)eerste, apriori, bovenal, primair, primo
voor altijd – eeuwig
voor anker gaan - ankeren
voor copie van handtekening  w.g.
voor de bakker – akkoord goed, juist, oke, okido
voor de geboorte  prenataal
voor de gek houden  belazeren, beduvelen, foppen
voor de helft – deels, half
voor de hengelaars - sim
voor de koop  aanbieden, aanbod, vraagprijs
voor de malhouderij  bedrog, spot
voor de rest  overigens, verder, voorts
voor de schijn  kwansuis
voor de tweede maal – andermaal, bis
voor de vorm - formeel
voor de vuist uitgesproken rede – improptu, improvisatie
voor de vuist weg  onvoorbereid,spontaan,
voor de vuist weg spreken  improviseren, speechen
voor den dag komen  opdagen, verschijnen
voor dezen – eertijds, vroeger
voor een deel  deels
voor een drenkeling te gebruiken - dreg.
voor één stem – solo
voor een vrouw gewoon, voor een vrouw deftig - rok
voor elkaar – gedaan, rond
voor elkaar krijgen – klaarspelen, slagen
voor genoegen lopen  wandelen, flaneren
voor genoegen rijden  toeren
voor het eerst - eerst, primo
voor het eerst optreden  debuteren, debuut
voor het gerecht roepen – dagen
voor het merendeel – hoofdzakelijk
voor het ogenblik - momenteel
voor ieder toegankelijk  openbaar, publiek
voor iets uitkomen – bekennen
voor korte tijd – geleden, onlangs
voor mekaar – gereed, klaar
voor muziek begaafd - muzikaal
voor mijn part – desnoods
voor mijn rekening - m.c.
voor niets - gratis
voor-of achtersteven van een vaartuig - plecht
voor onze jaartelling  A.a.C., v. Chr.
voor spinnen gereed maken  kaarden
voor beide ogen - binoculair
voor zich innemen  bekoren, verleiden
vooraan  eerst
vooraanstaand - belangrijk, prominent
vooraf  a priori, eerst(e), prealabel, tevoren
voorafbeelding - prefiguratie, prototype
vooraf bereide maaltijd de - encas
voorafgaand  inleidend, prealabel, preliminair, voorbereidend, vroeger
voorafgegane zaak - antecedent
voorafspraak - proloog, voorrede
vooral  bepaaldelijk, bovenal, hoofdzakelijk, inzonderheid, primair,speciaal, voornamelijk,
vooraleer  eerdat
vooralsnog - vooreerst, voorlopig
voorarrest – hechtenis
voorbaan - tablier
voorbarig – gehaast, haastig, onbedacht, onbesuisd, onbezonnen, overhaast, prematuur, vermetel,
voorbedacht – expres, opzettelijk, weloverwogen
voorbedachtelijk - opzettelijk
voorbeeld  exempel, exemplaar, mal, model, monster, paradigma, patroon, specimen, toonbeeld
voorbeeld van lijdzaamheid  Job
voorbeeld waarop men zich beroepen kan  precedent
voorbeeldeloos  onvergelijkelijk, weergaloos
voorbeeldig – exellent, ideaal, keurig, navolgenswaar(dig), prima, uitstekend
voorbeeldrijtje  paradigma
voorbehoedend  profylactisch
voorbehoedmiddel – condoompil,
voorbehoud  beding, beperking, protest, reservatie, reserve, restrictie, voorwaarde
voorbehouden - reserveren
voorbereid - bedacht
voorbereiden – gereedmaken, inrichten, klaarmaken, organiseren, prepareren
voorbereiding – aanloop, aanstalten, klaarmaken, opleiding, preparatie, toebereidsel
voorbericht  inleiding, proloog, voorwoord
voorbeschikking  predestinatie, uitverkiezing
voorbeschiktheid  predispositie
voorbestaan  preëxistentie
voorbestemming  voorbeschikking
voorbij – afgedaan, afgelopen, ex, gebeurd, gedaan, geleden, gepasseerd, geweest, gewezen, heen, langs, om, over, overlang, uit, verleden
voorbij drijven - overdrijven
voorbijgaan – overgaan, overslaan, passeren, verstrijken
voorbijgaan, laten - verzuimen
voorbijgaand  tijdelijk, vergankelijk, voorlopig
voorbijgaand gebruik  mode, rage, zede
voorbijganger  passant
voorbi lopen - langs
voorbijmarcheren  defileren, paraderen
voorbijpraten - verspreken
voorbinden - voordoen
voorbode - aaankondiger, heraut
voorbode van de lente - crocus, ooievaar, sneeuwklokje, zwaluw
voorborstschild - prosternum
voordat  aleer, alvorens, eer, eerdat, eerst, vroeger
voordeel  baat, bate, belang, benefice, bonnement, buitenkansje, gerief, gewin, heil, mazzel, meevaller, nut, profijt, provenu, snaai, winst
voordeel behalen  winnen
voordeel geven  baten
voordeel opleverend  batig, profijtelijk
voordeeltje  winstje, buitenkansje
voordeel trekken - profiteren
voordek - plecht
voordelig  batig, goedkoop, gunstig, lucratief, mooi, nuttig, oorbaar, profijtelijk, renderend, winstgevend, zuinig
voordelig zijn – berekend, zuinig
voordezen  eertijds, vroeger
voordien – eerder, tevoren, vroeger
voordoen  aandoen, demonstreren, etaleren, omdoen, tonen, uitstallen, voorbinden voorkomen, voorvallen
voordoend - voorkomend
voordracht – act, causerie, declamatie, dictie, inleiding, lezing, reciet, recital, referaat, oratie, spreekbeurt
voordrachtskunstenaar  declamator
voordrachtskunstenares  declamatrice
voordragen  declameren, oplezen, opzeggen, poneren, reciteren
voordruk - preprint
vooreerst – vooralsnog, voorlopig
voorexamen – tentamen
voorfront - voorzijde
voorgaan - aanvoeren, leiden
voorgaand  eerder, prealabel, voorafgaand, vorig, vroeger
voorgaande - pr(aec)
voorganger - dominee, evangelist gids, imam, leermeester, leider, predikant, priester
voorganger in de Synagoge - chazan
voorganger in Mohammedaanse godsdienstoefening  imam
voorganger van godsdienst in open veld  hagepreker
voorganger van de piano - clavecimbel, clavichord
voorgangster in een kinderkerk – wika (werkster in kerkelijke aangelegenheden)
voorgebergte aan zee  kaap
voorgebergte in Palestina - Karmel
voorgeborchte - limbus, voorburg
voorgelegd plan - voorstel
voorgeleiding - arrestatie
voorgenomen  beraamd
voorgerecht  entrée, salade, slaatje, soep
voorgeschiedenis  anamnese, prehistorie,
voorgeschreven – bevolen, opgelegd, verplicht
voorgeschreven gebruik  mos,mores, norm, recept, regel
voorgeschreven kerkgebruik  liturgie, rite, ritus
voorgeschreven leefregel  dieet
voorgeschreven uitdrukking  formule
voorgeschreven voedsel - dieet
voorgeschreven vorm  model
voorgeslacht  stam, voorouders
voorgevallene - gebeurde
voorgevel – façade, front, pui, neus, voormuur
voorgeven  beweren, pretenderen, simuleren, veinzen, voorwenden
voorgevoel – ingeving
voorgewend - gemaakt
voorgoed – altijd, blijvend, definitief, immer, onveranderlijk, radikaal, vast
voorhal – foyer, lobby, portaal, portiek, vestibule
voorhal in oudchristelijke kerk - narthex
voorhamer  smidshamer
voorhanden  aanwezig, beschikbaar, over, present, voorradig
voorhanden geld  cash, contant, kas(geld)
voorhang – doek, gordijn, vitrage
voorhangsel  gordijn, vitrage, voorhang
voorhebben  bedoelen, menen, plan, voornemen
voorheen – aler, destijds, eens, eerder, eertijds, indertijd, olim, ooit, voormaalsvroeger, weleer
voorhistorie - prehistorie
voorhistorisch dier - brontosaurus, casperosaurus cetrosaurus, dimetrodon, dinornis, dinosaurus, dinotherium, diplodocus, gigantosaurus, ichtyosaurus, mammoet, miacis, morosaurus, paleomastodon, plesiosaurus, stegodon, stegosaurus, triceratops, tyrannosaurus, titanotherium, varanosaurus
voorhistorisch onderzoek  archeologie, prehistorie
voorhistorische grafheuvel - hunnebed
voorhistorische grafzuil  menhir
voorhof  atrium, portaal, voorplaats,voorplein,
voorhof van oudromeinse woning - atrium
voorhof van Spaanse woning - patio
voorhoofdsband  diadeem
voorhoofdssieraad – ferronnière
voorhouden - voorleggen
voorhuid – praeputiunm
voorhuis – portaal, vestibule
voor ieder toegankelijk - openbaar, publiek
voor iemands ogen meten - voormeten
voor iets uitkomen - bekennen
VoorIndië  India, Hindoestan
Voor-Indië, rivier in - Ganges, Godaveri, Indus, Kistna, Narbade
Voor-Indië, staat in - India, Pakistan
Voor-Indië, woestijn in - Thar
VoorIndische stad  Agra
vooringenomen - gepreoccupeerd, partijdig
vooringenomenheid  partijdigheid, parti-pris, predilectie, voorliefde
voorjaar  lente
voorjaarsbloem  anemoon, crocus, hyacint, lentebloem, narcis, primula, sneeuwklokje, speenkruid, tulp
voorjaarsdag – lentedag, meidag
voorjaarslied - lentezang
voorkant  avers, front, gevel, pui, vooraanzicht
voorkant van een schip - boeg, voorsteven
voorkant van traptrede - laaf
voorkennis  medeweten
voorkeuken  kombuis
voorkeur  claim, gunst, keus, optie, pré, predilectie, preferentie, smaak, verkiezing, voorhand, voorliefde, voorrang
voorkeur bij koop - optie
voorkeur geven  prefereren, verkiezen
voorkeurrecht  claim, keus, optie
voorkeur verklaren - opteren
voorkiem  prothallium
voorkieuwigen - prosobranchia
voorkomen  aanblik, aanzicht, aanzien, air, aspect, facet, gezicht, uiterlijk, verschijning
voorkomen – aanblik, aanzien, afweren, air, aspect, beletten, belemmeren, gebeuren, gedaante, geschieden, lijken, toeschijnen, uiterlijk, verhinderen, verhoeden, verijdelen, vorm
voorkomend  attent, beleefd, galant, gedienstig, hoffelijk, hulpvaardig, lief, minzaam, opdoend, preventief, vaardig, voordoend, vriendelijk, welwillend
voorkomende omstandigheid – geval, toestand
voorkomendheid - egard, dienstbetoon, galanterie, gedienstigheid, minzaamheid, vriendelijkheid
voorkoming  preventie, prophylaxe, verhindering
voorlaatst – vorig
voorland  lotsbestemming, toekomst, uiterwaard
voorland (niet ingedijkt)  gors, grensland, kwelder, schor, slik, uiterwaard
voorleden  verleden, vorig, vroeger
voorletter  beginletter, initiaal
voorletters, handtekening met - paraaf
voorlezer - anagnost, lector
voorlezeres  lectrice, lektrice
voorlichten – adviseren, raadgeven
voorlichter - adviseur
voorlichting  advies, informatie, instructie, onderricht, raad
voorliefde  gunst, ingenomenheid, keus, manie, voorkeur, zwak
voorliefde, met - gaarne, graag
voorliefde voor eigen volk - nationalisme
voorliefde voor Engeland  anglomanie
voorliefde voor Frankrijk  francomanie
voorliefde voor het eigene  chauvinisme, nationalisme
voorliefde voor Rusland  russomanie
voorloper – aankondiger, blokschaaf, heraut, prodromus, voorbode,
voorloper van Christus  Johannes (de Doper)
voorloper van grammofoon - fonograaf
voorloper van jazz - ragtime
voorloper van de Hervorming  Wiclif, Hus
voorloper van de Jazz  ragtime
voorloper van de piano  cimbaal, cimbel, citer, hakkebord, klavecimbel, spinet, pantaleon
voorlopig  alvast, interim, provisioneel, provisoor, provisotisch, tijdelijk, voorafgaand, vooralsnog, voorbijgaand, vooreerst, voorshands, zolang
voorlopig bod - inzet
voorlopige afdruk  drukproef, proef, slip
voorlopige ervaving – voorproef
voorlopige formulering - concept
voorlopige hechtenis - bewaring
voormaag – krop, pens
voormaals  eertijds, olim, voorheen, vroeger
voormalig  ex, geweest, gewezen, voorm., vorig, vroeger
voormalig bewoner van WestEuropa  Kelt
voormalig dir. der K.L.M.  Aler, PIesman
voormalig dir.gen. der P.T.T. - Neher
voormalig Drents gerechtshof  etstoel
voormalig drostambt  Elten
voormalig Ned. eiland  Marken, Schokland, Urk, Wieringen
voormalig Frans geldstuk  dukaton, écu, livre
voormalig hertogdom  Brabant, Gelre, Henegouwen, Holland, Limburg, Vlaanderen
voormalig Indisch rijk op Java - Bantam, Mataram
voormalig Italiaans kolonie - Erythrea, Somaliland
voormalig koninkrijk  Bulgarije, Frankrijk, Italië, Pruisen, Roemenië, Spanje
voormalig kwartier van Utrecht - Eemland
voormalig militair hoofddeksel  talpa
voormalig rijk op Java  Bantam, Mataram
voormalig Russisch heerser  tsaar
voormalig secretaris der VN  Lie
voormalige Nederlandse kolonie - Indië
voormalige Portugese kolonie  Goa
voormalige zee  Zuiderzee, Lauwerszee
voorman  baas, leider, onderbaas, opperman, (ploegbaas, Maleis) mandoer
voormeld  voornoemd
voormelk  biest, colostrum
voormiddag  a.m., morgen, ochtend, v.m., voornoen
voormuur  bolwerk, gevel, pui,
voornaam  aanzienlijk, aristocratisch, belangrijk, deftig, doopnaam, doorluchtig, edel, gedistingeerd, gewichtig, hooggeplaatst, notabel, verheven
voornaam  doopnaam, roepnaam
voornaam persoon  notabel
voornaamheid  adel, deftigheid, distinctie, hoogheid
voornaamste  notabel, primair
voovnaamste burgers - notabelen
voornaamste haven in Duitsland - Hamburg
voomaamste haven in Engeland - Londen
voornaamste haven in Frankrijk - Marseille
voornaamste haven in Italië  Genua
voornaamste haven in Nederland - Rotterdam
voomaamste haven in Portugal - Lissabon
voornaamste partij in toneelstuk - hoofdrol, titelrol
voornaamste persoon bij banket - eregast
voornaamste rechtsregeling  grondwet
voomaamsten- notabelen, optimalen
voornaamwoord  pronomen
voornaamwoord -
2 ge, gij, hij, ie, ik, je, jij, me, mij, uw, we, ze, zij
3 dat, die, dit, elk, hem, hen, hun, jou, men, mijn, ons, wat, wie,
wij, zijn
4 deze, geen, gene, haar, iets, jouw, mijn, waar
5 ieder, niets, welke
6 iemand, jullie
7 niemand
8 dezelfde
9 dergelijke
voornaamwoordelijk - pronominaal
voornaamwoordelijk bijwoord  daarin, daarom, daartoe, erover, hierdoor, hiermee, hierom, hierop, waarin, waarop
voorname zwier  grandezza
voornamelijk  bovenal, grotendeels, hoofdzakelijk, vnl. , vooral
voornamen - aristocratie
voornemen  beslissing, besluit, intentie, mening, ontwerp, opzet, plan, toeleg, voorhebben
voornier - promephros
voornoemd  bovengenoemd, voorn.,
vooronderstelling  hypothese, premisse
vooronderzoek - instructie, tentamen
voorontwerp  avantproject
vooroordeel - prejugé, preventie
vooropgestelde onbewezen stelling  postulaat
vooropgestelde voorwaarde  eis,vordering
voorop komend  eerst
vooroplopen - leiden
voorouders – voorgeslacht, voorvaderen
voorover - gebogen
vooroverbuigen – bukken, knikken, neigen
voorovergebogen – gebukt
vorover – gebogen
vooroverhangen - knikken
vooroverknikking  anteflexio
voorpagina  cover, titelblad
voorplaat - frontispice
voorplein  esplanade
voorpoort  hamei
voorportaal  hal, lobby, portiek, vestibule
voorpost – schildwacht, uitkijkpost
voorproef - exempel
voorraad – assortiment, opslag, proviand, provisie, reserve, stock
voorraad goederen - stock
voorraad, in - voorhanden, voorradig
voorraadkamer - provisiekamer
voorraad kleding  garderobe
voorraad levensmiddelen – leeftocht, proviand, provisie
voorraad ruimte – hopper, magazijn
voorraad winkelgoederen  assortiment
voorraadplaats  magazijn
voorraadschuur  magazijn, spijker
vorradig - voorhanden
voorrang - precedentie, preferentie, prioriteit, vorkeur
roorrang hebbend - prevalent, prevalerend
voorrecht  claim, gunst, preferentie, prerogatief, privilege
voorrede - inleiding, praef(atio), prefatie, proloog, voorwoord
voorrekenen - becijferen
voorschaar aan een ploeg - schilkouter
voorschans – ravelijn
voorschieten - lenen
voorschoot  boezelaar, eva, schort, slobbe, sloof
voorschotbank – kredietbank
voorschotelen – aanbieden, opdissen
voorschrift  gebod, instructie, last, norm, ordonnantie, recept, regel, regeling, reglement, richtlijn, richtsnoer, statuut, tucht, verordening, voorschrijving, wet
voorschriften - reglement
voorschrift inzake het ijkwezen – ijkwet
voorschrift van dokter - recept
voorschrijven – dicteren, gelasten, limiteren, opleggen, recepteren, reglementeren, verorderen
voorshands – alvast, eerst, voorlopig
voorslag  aanbod, propositie, voorstel
voorsnijden  trancheren
voorsnijder - prosector
voorsnijmes  trancheermes
voorspel  anteludium, ingang, inleiding, intro, ouverture, preambule, prelude, preludium, proloog
voorspellen – aankondigen, augurren, profeteren, orakelen , verwachten, voorzeggen, waarzeggen,
voorspellen m.b.v. doden - necromantie
voorspellend  profetisch
voorspellende zeegod  Proteus
voorspeller  augur, orakel, profeet, vates, waarzegger
voorspelster - waarzegster
voorspelling  horoscoop, predictie, profetie, prognose, prognosticatie, theomantie
voorspellingsgave  clairvoyance,divinatie, helderziendheid, proscopie
voor spinnen gereedmaken - kaarden
voorspoed  bloei, geluk, heil, prosperiteit, succes, welvaart, welzijn, zegen
voorspoed (Eng.) - ups
voorspoedig  gelukkig, gezegend, fortuinlijk, gunstig, succesrijk succesvol, welvarend
voorspraak  aanbeveling, advocaat, bemiddeling, pleiter, recommandatie, verdediging, voorbede
voorstaan – bepleiten, bevorderen, verdedigen
voorstad - buitenwijk, faubourg, suburb
voorstad van Brussel  Uccle, Ukkel
voorstad van Hamburg  Altona
voorstad van Londen - Tottenham
voorstadium  prodroom
voorstagzeil - stormfok
voorstander – aanhanger, beschermer, bevorderaar, voorstander
voorstander van de afschaffing van de slavernij  abolitionist
voorstander van de Vlaamse beweging  flamingant
voorstander van maatschappelijke gelijkheid - egalist
voorstander van ongeremde bevolkingstoename - natalist
voorstander van politiek katholicisme - ultramontaan
voorstanderklier  prostaat
voorste deel  kop, neus
voorste deel van een schip  boeg, huid, voorsteven
voorste zeil  fok
voorstel  motie, ontwerp, plan, project, propositie, voorslag
voorstel tot wijziging  amendement
voorstellen – aabduiden, introduceren, maken, opperen, opvoeren, opwerpen, presenteren, proponeren, suggereren, uitbeelden, verbeelden, wanen
voorstellen als onbeduidend - bagatelliseren, kleineren, verkleinen
voorstelling – afbeelding, beeld, begrip, denkbeeld, idee, nabootsing, opvoering, presentatie, show, tafereel, tekening, vertoning, vertoon
voorstellingsbeeld – image,
voorstelling ten bate van - benefiet
voorstelling van bomen en planten - verdure
voorstelling van spiritist - séance
voorstelling/wijze van  versie
voorstelling tijdens slaap  droom, droombeeld, nachtmerrie
voorstuk van een schip - steven
voorsteven  sneb
voort – dadelijk, heen, terstond, verder, vooruit, weg
voortbestaan  blijven, duren
voortbewegen  gaan, kruipen, lopen, rijden, stappen, stromen, stuwen, varen, verkeren, vloeien, wandelen,
voortbewegen door middel van motoren – motortractie
voortbewegen per auto – rijden
voortbewegen per schip - varen
voortbeweging  gang, locomotie, traktie, voortgang
voortbewegingsinstrument  been, ketting, motor, rad, riem, schroef, stelt, vleugel, wiel
voortbewegingswerktuig – locomotief, truck, tractor, trekker, slepboot
voortbrengen – baren, creeren, maken, opleveren, produceren, scheppen, telen
voortbrengend - productief
voortbrenger – generator, producent, schepper, teler
voortbrenging – teelt
voortbrengsel – maaksel, produkt, resultaat
voortbrengsel van pluimvee  ei
voortdrijven – aanjagen, opzwepen, stuwen
voortduren – aanhouden, doorgaan
voortdrijven van wild - jagen
voortdurend – aanhoudelijk, aanhoudend, alaan, aldoor, almaar, altoos, altijd, chronisch, constant, continu, dagelijks, doorlopend, gestaag, gestadig, gedurig, geregeld, immer, konstant, nog, onafgebroken, oneindig, ononderbroken, onophoudelijk, permanent, staag, stadig, steeds, telkens
voortdurend aanvallen  bestoken
voortdurend bezig  rusteloos
voortdurend gedraaf  gehol
voortdurend in beweging  beweeglijk, rusteloos, woelig
voortdurend in beslag nemen van gedachten  obsederen
voortdurend lawaai  geraas, herrie, leven
voortdurend rennen  geren
voortdurend terugkerend – stereotiep
voortdurende handeling - regelmaat
voortdurende leiding  (nood)lot, providentie, voorzienigheid
voortdurend mopperen – kankeren
voortduring - continuatie
voortduwen – aanduwen, schuiven, stuwen
voorteken  omen
voortgaan – aanschrijden, continueren, doorgaan, doorslaan, duren, heengaan, lopen, vervolgen, vorderen
voortgang  gang, loop, proces, progressie, vooruitgang, vordering
voortgang hebben – bewegen, doorgaan, lopen
voortgebrachte klanken  geluid
voortgekomen - geboren
voortgeven - doorgeven
voortgezet – geprolongeerd, uitgebreid
voortgezette vermenging van onderling verwante dieren of personen  inteelt
voortgezette vertoning  prolongatie
voortijdig – prematuur, voorbarig
voortijdige geboorte – abortus
voortijds – eertijds, vroeger, weleer
voortjagen – jakkeren, opjagen
voortkomen – ont(spruiten)
voortleven - voortbestaan
voortkruipend  serpigineus
voortmaken – opschieten, spoeden
voortplanten  uitbreiden, verspreiden, voorttelen
voortplanting - generatie, kweking, propagatie, teelt, teling
voortplanting binnen. kleine groep - endogamie, inteelt
voortplantingscel  spore
voortrazend – expediet, snel
voortreffelijk – beleefd, briljant, edel, eminent,excellent, fijn, goed, heerlijk, illuster, kostbaar, kostelijk, meesterlijk, mooi, onovertroffen, overheerlijk, patent, prachtig, prima, puik, schitterend, subliem, superbe, superieur, uitgelezen, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, uniek, wonderwel
voortreffelijkheid - adel
voortreffelijk mens  edele
voortreffelijk voorbeeld  toonbeeld
voortreffelijkheid  adel, eminentie, excellence, perfectie
voortrekken - begunstigen
voortrekker  baanbreker, padvinder, pionier
voorts - bovendien, buitendien, daarna, ook, verder, vervolgens
voortschrijden – lopen, voortgaan, vorderen
voortschrijdend – gaand, progressief
voortsjokken - sukkelen
voortsjouwen  zeulen
voortspoeden – haasten, ijlen
voortspruiten  groeien, stammen, opschieten, voortkomen
voortstappen - aanbenen
voortstuwer – motor, propeller
voorttrekken - slepen
voortvarend  energiek, doortastend, ijverig
voortvarendheid - drift, energie, entrain, spoed, vaart, ijver
voortvloeien - stromen
voortvloeisel  gevolg
voortvluchtige - deserteur, vervolgde, vluchteling
voortijd - prehistorie
voortijdig - prematuur
voortzetten – aanhouden, doorgaan, perpetueren, vervolgen
voortzetting  prolongatie, vervolg
voortzetting van vertoning – prolongatie
voortzwepen – aandrijven, opjagen
vooruit  allé, en avant, hup, komaan, toe, verder, vooraf, voort, voorwaarts
vooruit beschikken  anticiperen
vooruitbetaling - avance, prenumeratie
vooruit dan toch - alla
vooruitgaan - vorderen
vooruitgang - progres(sie), vooruitgang, vordering
vooruitgeschoven vestingwerk  redoute
vooruithelpen – protegeren, steunen
vooruitkomen – gaan, lopen, marcheren,
vooruitlopen – anticiperen, voorgaan
vooruitlopend op - anticiperen
vooruitspringend  prominent, saillant, uitmuntend, uitstekend
vooruitspringend deel - uitham
vooruitspringend land  kaap
vooruitspringende rots  klip
vooruitsteeksel aan een gevel  saillie
vooruitstekend landpunt - p(a)lei
vooruitstekende kin - kluts
vooruitstrevend - geavanceerd, links, progressief
vooruitstrevend in de politiek  progressief, links
vooruitstrevende groep kunstenaars  avantgarde
vooruitzicht – aspect, hoop, mogelijkheid, perspectief, prognose, verwachting
voorvader  aver, voorzaat
voorvaderen - patres
voorval  anekdote, evenement, episode, feit, gebeurtenis, geval, episode, incident, ondervinding, scene, story
voorvallen – gebeuren, voordoen
voorval an belang - gebeurtenis
voorvechter  kampioen, ruziezoeker, vechtersbaas
voorvertek - antichambre, wachtkamer
voor vervaardigd  prefab, prefabricatie
voorvlak  front, gevel, prefix, pui
voorvoegsel - prefix
voorvoegsel -
2 ad, af, an, be, bi, de, di, en, er, ex, ge, in, on, op, re
3 ana, ant, apo, bio, con, cum, epi, apo, geo, her, mee, mis, ont,
pan, per, pre, pro, sub, sym, syn, ter, tri, ver
4 anti, arch, auto, demo, homo, kata, meta, mono, para, peri,
tele, voor, weer
5 aards, cosmo, proto, steno, trans
voorvoegsel betreffende de lucht - aero
voorvoegsel dat hoogste punt aanduidt  acro
voorvoegsel dat leven aanduidt - bio
voorvoegsel dat miljardvoudig aangeeft - giga
voorvoegsel duidende op aardrijkskunde  geo
voorvoegsel duidende op nieuw - neo
voorvoegsel duidende op zelf  auto, ego,
voorvoegsel van Schotse familienaam - mac
voorvoegsel voor één  uni
voorvoegsel voor drie  tri
voorvoegsel voor twee  bi
voorwaar – stellig, waarlijk, zeker
voorwaarde  beding, bepaling, beperking, conditie, ver(eis)te, voorbehoud
voorwaarde stellen  conditioneren, bedingen, eisen
voorwaardelijk – conditioneel, tijdelijk
voorwaardelijke wijs - conditionalis
voorwaarden stellen  eisen
voorwaarts  allé, allons, hup, mars, voorts, vooruit, uitvlucht, weg
voorwaarts gaan – opgaan, opschieten, vorderen
voorwaartse stoot - duw
voorwenden – fingeren, pretenderen, simuleren, veinzen, voorgeven
voorwender  simulant, veinzer
voorwending  simulatie
voorwendsel – dekmantel, evasie, fint, mom, ontwijking, pretext, smoes, uitvlucht
voorwereldlijk  antediluviaans
voorwereldlijk dier - mastodont
voorwereldlijk reptiel - sauriër
voorwereldlijke dieren  paleozoën
voorwereldlijke hagedis – dinosaurus, brontosaurus, saurier
voorwereldlijke olifant  mammoet, mastodont
voorwereldlijke reuzenhagedis – brontosaurus, dinosaurus
voorwerp  artikel, ding, lichaam, object, zaak
voorwerp (heilig)  amulet, fetisj, relikwie, scapulier, talisman, totem
voorwerp bij het enten  entmes
voorwerp dat meestal in de keuken staat - fornuis
voorwerp met religieuze waarde - amulet, fetisj, relikwie, scapulier, totem
voorwerp om papier bijeen te houden  niet, paperclip
voorwerp om te snijden - mes
voorwerp ter verlichting  blaker, fakkel, lamp, lantaarn, kaars, schemerlamp, spotje, toorts
voorwerp uit de keuken  fornuis, gootsteen, koelkast, kookplaat, lepel, magnetron, mes, mixer, oven, pan, pot, vork
voorwerp uit vroegere tijden  antiquiteit, fossiel
voorwerp uit oude tijden - antiquiteit
voorwerp van min of meer ronde vorm - bol
voorwerp van spot  risée
voorwerp van versiering  juweel, kleinood, opsmuk, sieraad, versiersel
voorwerp van zes pond  zesponder
voorwerp voor geluk – amulet, mascotte, talisman
voorwerp zonder waarde  prul, onbeduidendheid. lor, vod, nietigheid
voorwerpen – verwijten
voorwerpen maken - knutselen
voorwerpen op een eettafel - bestek, eetgerei
voorwerpsvorm van pers. vnw.  me, mij, , je, jou, haar, hem, hen, jullie, ons
voorwerpsvorm van voornaamwoord  dien, haar, hem, hen, hun, je, jou, jullie, me, mij, ons, wien, ze
voorwetenschappelijke scheikunde - alchemie
voorwoord  inleiding, proloog , voorbericht
voorwoord in boeken - inleiding
voorzaal van een basilliek - atrium
voorzanger  cantor
voorzanger in de synagoge  chazan, chazonim
voorzeggen – dicteren, opsteken, profeteren, souffleren
voorzegger - souffleur
voorzegging  prognose, voorspelling
voorzeker - beslist, gewis, inderdaad, stellig
voorzetsel - prepositie
voorzetsel -
2 bij, in, na, om, op, te
3 aan, met, per, ten, ter, tot, uit, van, via
4 door, naar, nabij, over, voor
5 boven, langs, naast, neven, onder, sinds, tegen, trots,vanaf
6 achter, binnen, buiten, sedert, tussen, wegens, zonder
7 beneden, omtrent,
8 partikel
9 omstreeks, tegenover
10 prepositie
voorzetsel (Duits)  an, aus, auf, durch, für, mit, nach, von, vor, zu
voorzetsel (Engels)  after, along, at, by, for, out, through, to, upon, with
voorzetsel (Frans)  avec, après, avant, contre, de, devant, par, pour,
voorzetsel (Grieks)  ana, apo, epi, hyper, hypo, kata
voorzetsel (latijn)  ad, ante, contra, inter, per, pro, super
voorzetten - aanbieden, toedienen
voorzichtig – angstvallig, bedachtzaam, behoedzaam, bescheiden, bezonnen, doordacht, kalm, nauwgezet, omzichtig, prudent, rustig, verstolen, vreesachtig, waakzaam, welberaden, zorgzaam
voorzichtigheid  precautie, prudentie
voorzien – aanschaffen, leveren, toerusten, verschaffen
voorzien hebben – munten
voorziening – maatregel, regeling
voorzien van  fourneren, geoutileerd, leveren, toedienen, verschaffen
voorzien van dak - overdekt
voorzien van een merkteken - coteren
voorzien van het nodige  uitrusten
voorzienigheid  god(heid), Opperwezen, providentie
voorzijde – face, facade, voorgevelvoorkant
voorzijde van een huis – front
voorzijde van een muntstuk – avers
voorzitster - presidente
voorzitten – leiden, presideren
voorzitter  praeses, preses, president
voorzitter van het dijkbestuur van een polder of waterschap  dijkgraaf
voorzitter van het Lagerhuis  speaker
voorzitter van kanunikenkapittel - proost
voorzitterschap - presidium
voorzitting - presidium
voorzorg - precautie, preventie
voorzijde van huis  front, gevel, pui
voos – saploos, slap, sponsachtig, vlok, zacht
voosheid - slapheid
vorderaar  eiser
vorderen – claimen, beweren, gebieden, (op)eisen, oproepen, opschieten, rekwireren, toenemen, uitdagen, vereisen, voortgaan, vooruitkomen, vragen
vorderen - voortgaan
vordering  aanspraak, eis, opeising, pretentie, progres, requisitoir, tegoed, voortgang
vordering om in bezit te orden gehandhaafd of hersteld - bezitsactie
vore – gleuf, greppel, groef, ploegsnede, ril, rimpel, sleuf
vorenstaand  bovengemeld
voren  aar, alven, alver, rietvoorn, rietvoren
vorig  afgelopen, verleden, voorgaand, voorlaatst, voorleden, voormalig, vroeger
vorige  1.1.
vork – drietand, gaffel, riek
vork met drie tanden  drietand, reek, riek
vork met geweerhaakte tanden – botprik
vork of gaffel – riek
vork voor hooiwerk – hooivork, reek
vork voor mest – elger, mestvork
vorkvormige splitsing van aderen, wegen, rivieren  bifurcatie
vorm – afdruk, fatsoen, formaat, formatie, formule, gedaante, gestalte, grootte, lang, langwerpig, leest, mal, manier, model, oblong, ovaal, patroon, plat, rond, snede, snit, spits, stijl, uiterlijk, voorkomen, vierkant
vorm geven - boetseren
vorm van belasting  accijns, BTW, cijns, OB, opcenten, rechten, tol, VB, WB
vorm van belediging  smaad
vorm van bloemkroon  buisvorm, klokvorm, kroesvorm, stervorm, trechtervorm, trompetvorm
vorm van borg staan  delcredere
vorm van daar  er
vorm van de voet - leest
vorm van diefstal  inbraak, kraak, overval, plagiaat, roof
vorm van dierlijke gedaanteverwisseling  cocon, larf, pop
vorm van een  ene ener
vorm van een druipsteen  pisoliet, stalactiet, stalagmiet
vorm van een voet  leest
vorm van een vulkaan  kegel
vorm van een werkwoord  aoristus, deelwoord, perfectum, praesens, tijd
vorm van eredienst  ritus, rite, liturgie .
vorm van het lichaam  figuur, gestalte, leest, model, postuur
vorm van hij  ie
vorm van indirecte belastingen - accijns
vorm van kledingstuk  model, patroon, snit
vorm van ontspanning  sport, spel
vorm van stollingen in de bloedvaten - trombose
vorm van symbiose – helotisme
vorm van verhaal – versie
vorm van voorwerp – lang(werpig), model, oblong, ovaal, plat,
vorm van zijn  ben, geweest, is, waren, was, zij
vormeling - confirmandus
vormelijk – formeel, hoofs
vormen  beschaven, creeren, etiquette, fatsoen, fatsoeneren, formeren, maken, modelleren, mores, ontwerpen, ontwikkelen, opleiden, opstellen, samenstellen, smeden, stoelen,
vormend – constructief
vormend bestanddeel - element
vormendienst – formalisme
vormen met klei - boetseren
vormen naar - analogiseren
vormer  formateur, modelleur, ontwerper
vormgeven – boetseen, formeren, modelleren, vormen
vormgever – modelleur, ontwerper, stylist
vormgeving – compositie, styling
vorming – formatie, ontstaan, ontwikkelingopleiding, opvoeding, scholing
vormleer - morfologie
vormloos  amorf, onregelmatig, plomp, wanstaltig
vorm of figuur – leest
vorm of genre – wijze
vorm of gietmodel - type
vormsel - confirmatie, sacrament
vors – kikker
vorsen – onderzoeken, speuren
vorser - onderzoeker
vorst – beheerser, caesar, dakrand, elect, gebieder, heer(ser), hertog, imperator, keizer, keurvorst, koning, landsheer, mogol, monarch, potentaat, prins, regeerder, soeverein, staatshoofd, tsaar, viervorst
vorst (Ind.)  maharadja, radja, sultan
vorst (NoordAfrika)  bei, bey, sheik, sjeik
vorst (Peru)  Inca
vorst der duisternis - Lucifer
vorst der hel - Belial, Beëlzebub, Satan
vorst in de grond  hal
vorst van Haiderabad - nizam
vorstbult - pingo
vorstelijk - heerlijk, koninklijk, prachtig , royaal,
vorstelijk eigendom  domein
vorstelijk verblijf - kasteel, kraton, paleis, residentie, serail
vorstelijke titel  sire, negus, prins(es), sultan, vorstelijke
vorstelijke verordening  edikt, oekaze, ukase
vorstelijke voorrechten – regalia
vorstelijke woning – kasteel, paleis
vorstelijke zetel  residentie, troon
vorstendom  keizerrijk, koninkrijk, prinsdom
vorstendom aan de Côte d' Azur - Mónaco
vorstengeslacht  Bernadotte, Habsburg, Hohenzollern, Stuart, Tudor
vorstenhoofdtooi  diadeem, kroon, tiara
vorstenhuis  dynastie
vorstenkind – prins(es)
vorstennaam  Adolf, Bernard, Bernhard, Eduard, Filips, Gustaaf, Hendrik, Iwan, Jacobus, Karel, Lodewijk, Maria, Margaretha, Napoleon, Nicolaas, Otto, Philips, Victoria, Wilhelmina, Willem, William
vorstentelg - prins, prinses
vorstentitel – hoogheid
vorstentitel in BritsIndië  nizam
vorstentitel in Israël - meleg
vorstentitel in VoorIndië  maharadja
vorstentitel op Java  ad(h)ipitie
vorstenverblijf – hof, paleis
vorstenverblijf (Indië)  kraton
vorstenzetel  troon
vorstenzoon  dauphin, prins
vorstig – koud, vriezend
vorstin – keizerin, koningin, landsvrouwe
vorstin (Ind.) – ratoe
vorst in de grond - hal
vorstin in Pakistan  begum
vorst met honderd ogen – Argus
vorst op een huis – nok
vorstpan – nokpan
vorstproduct – hagel, ijs, rijp, sneeuw
vort - weg
vos  moervos, poolkat, rekel, vulpes, ijsvos, vlegel, zilvervos
vosaap  maki
vosapen  lemuren
voskleurig - roodbruin
voskonijn – viscacha
vossebes – bosbes
vossen – blokken
vossengeluid - janken
vossennaam  Reinaart, Reinardus, Reintje
vossenstaart - alopecurus, duist
vossenval  knel
voteren - stemmen
votum - gelofte, stem, uitspaak
vouw  ezelsoor, kreuk, (k)neep, plooi, ribbel, rimpel, voeg
vouwbare schraag  schrank
vouwbeen – briefopener, papiermes
vouwblad  folder, krant
vouwbriefje – kattebelletje
vouwen maken – kreukelen, plooien
vouw in de huid - rimpel
vouwlijn  kneep, rillijn
vouwmes - knipmes
vouwstoel – klapstoel
vouwstoeltje – taboeret
vouwwand – schuifwand
voyeur - gluurder
vraag  animo, bede, eis, kooplust, kwestie, verlangen, verzoek
vraagachtig - nieuwsgierig
vraag en aanbod van arbeidskrachten  arbeidsmarkt
vraag om inlichtingen  interpellatie
vraagbaak  orakel, raadsman
vraaggesprek  interview
vraag of verzoek - aanzoek
vraagonderricht - catachismus
vraag om inlichtingen - interpelatie
vraagpunt – kwestie, probleem
vraagspel – kwis, quis
vraagsteller – interviewer, ondervrager
vraagstuk  dilemma, geschil, kwestie, opgave, probleem, puzzel, raadsel, rekensom, som
vraagwoord - hoe
vraat - gulzigaard, hebzuchtige, slokop, zwelger
vraatziekte - polyfagie
vraatzucht – gulzigheid, sitomanie
vraatzuchtig – gulzig, schrokkerig, schrokkig
vraatzuchtig beest  haai, leeuw, poema, snoek, wolf
vraatzuchtige vis  haai, snoek
vracht – ballast, hijs, lading, last, opper, transport, voer, zooi
vrachtagent - cargadoor
vrachtauto  camion, truck
vrachtbetaling – frankering
vrachtboot - coaster
vrachtbrief (schaapvaart)  bagagebiljet, ce(d)el, cognossement, connossement, ladingbrief, verschepingsdocument
vrachtcontract – chertepartij
vrachtdeel van een schip - ruim
vrachtgeld voor brieven – port(o)
vracht innemen – inladen
vrachtkosten - vrachtloon
vrachtloon - port(o)
vracht of lading – last
vrachtprijs - tarief
vrachtrijder - bode, expediteur, sleper, voerman
vrachtschip  aak, cargo, coaster, eiker, lichter, praam, tanker
vrachtschip voor binnenvaart  aak, eiker
vrachtschuit – kaan, pont, punt, schouw
vrachtvaarder - carga, cargo
vrachtvaartuig op de Middellandse Zee – polakker
vrachtvoertuig - kipkar
vrachtvrij – franco
vrachtwagenchauffeur – trucker
vrachtwagen voor bagage – lorrie, truck
vrachtwagen voor bagage in het leger gebruikt – n,
vragen – bedelen, bietsen, informeren, inviteren, noden, soebatten, uithoren, uitnodigen, vereisen, verlangen, verzoeken, vorderen
vragenboek – studieboek
vragen stellen in he parlement  interpellatie, interpelleren
vragen en antwoorden boek  catechismus, studieboek
vragend bijwoord  hoe, waar, waarom, wanneer
vragend telwoord - hoeveel
vragend voornaamwoord  waar, wat welk(e), wie, wiens
vragend woord - hoe, waar, wanneer
vragen of smeken - bidden
vragenspel  kwis,quiz.
vragensteller – interviewer
vrager – verzoeker
vrank - vrijpostjg
vrattel  wrat
vrede  kalmte, pacificatie, pais, pax, peis, rust, stilte, vree
vrede hebben – berusten
vrede hebben met – berustend
vrede herstellen - verzoenen
vrede zij U  pax, Salaam, (aleikum), sjalom
vredebreuk  ruptuur
vredegeld - freda, fredim, fredus
vredelievend  pacifiek
vredeloos  vogelvrij
verdesbespreking - ontwapeningsconferentie
vredesbeweging  pacifisme
vredesgodin  Irene
vredesluiting  pacificatie
vredespijp  calumet
vredestichtend  bemiddelend, Irenisch, verzoeningsgezind
vredestichter - pacificateur, pacificator
vredeslichting  pacificatie
vredessymbool – duif, olijftak
vredesteken – duif, olijftak
vrdeteken - duif, olijftak
vrede, voorstander van - pacifist
vredevorst - Messias
vredewens (Arab.)  Salaam, salam
vredig  bedaard, harmonieus, kalm, ongestoord, pacifiek, rustig, stil, tevreden, vreedzaam
vredigheid – stilte
vree – pais, rust
vreedzaam – bedaard, kalm, pacifiek, rustig, stil, tevreden, vredig
vreedzaamheid  min, minne, pais, vree
vreemd – abnormaal, bijzonder, bizar, buitenissig, curieus, dol, dwaas, eigenaardig, exentriek, geheimzinnig, gek, grotesk, mal, onbegrijpenlijk, onbekend, ongehoord, ongewoon, onwennig, opmerkelijk, raar, typisch, uitheems, uitzonderlijk, verwonderlijk, warhoofdig, wonderbaar, wonderlijk, zeldzaam, zonderling
vreemd iets  rariteit
vreemde – onbekende, rare
vreemde eretitel  don, sir
vreemde goudmunt – eagle
vreemde snuiter – rare, snoeshaan
vreemde taal – Arabisch, Bulgaars, Chinees, Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Iers, IJslands, Italiaans, Japans, Maleis, Noors, Pools, Portugees, Roemeens, Russisch, Spaans, Turks, Zweeds
vreemde titel – aga, bei, don, H.R.M., imam, lord, S.E., sir, SM
vreemde munt 
2 as, fr, kr, li, R.m, rs
3 ban, ecu, fen, lek, leu, lev, mas, mil, ore, sen, sou, won, yen
4 cent, dime, duro, euro, juan, leva, lira, lire, mark, para, peso,
pond, rand, real, reis, tari, yuan
5 aurar, crown, dinar, eagle, eyrir, franc, kopek, korun, krona,
kroon, Iivre, obool, pence, penny, pound, reaal, zloty
6 dollar, escudo, filler, forint, guinea, kopeke, peseta, roebel,
roepia, tsjiau
7 afghani, angolar, centavo, centime,draghme, milris, penning, pfennig, piaster, pistole, roepiah
8 shilling, sterling
9 boliviano
10 zilverling
vreemde titel - H.M.,H.R.H., lord, mrs, s.e.,sir, S.M.
vreemdeling  buitenlander, gast, koeterwaal, leek, onbekende, outsider, vreemde
vreemdeling (Lat.)  extraneus
vreemdelingen (Lat) – extraneï
vremdlingenhaat - xenofobie
vreemdelingenheerschppij - xenocratie
vreemdelingenwijk in Londen  Soho
vreemdslachtig - zonderling
vreemdsoortig – anders, apart, eigenaardig, gek, ongewoon, raar, wonderlijk, zonderling,
vreemd vliegend voorwerp - ufo
vrees  angst, bangheid, benepenheid, bevangenheid, bezorgdheid, eerbied, fobie, ontsteltenis, ontzag, paniek, rats, schrik, schroom, schuwhid, spanning, verlegenheid, vervaardheid, zorg
vrees om te blozen  rubrofobie
vrees voor alles wat nieuw is  neofobie
vrees voor alles wat vreemd is - xenofobie
vrees aanjagen  dreigen, intimideren
vreesaanjagend  schrikwekkend
vreesaanjaging  intimidatie, overdondering
vreesachtig – angstig, bang, bangst, benauwd, blo(de), blohartig, laf, schuw
vreesachtig dier – haas
vreesachtig mens - bangerd
vreesachtigheid - banghid, schuwheid
vrees gevoelen - vrezen
vrees inboezemen – gevreesd
vreeslijk – ontzettend
vreeswekkend – boos, grimmig, nors, toornig
vreeswekkend beeld – spook
vreetop – gulzigaard, slokop
vreetpartij – zwelpartij
vreetzak – eetwolf, slokop
vrek  gierigaard, hebzuchtige, inhalige, knar, knibbelaar, knijper, krent(tenweger), pegelaar, schraper, schriep
vrekachtig - gierig
vrekken  pingelen, schrapen
vrekkig  gierig, hebberig, hebzuchtig, inhalig, krenterig, schraperig, schriep, schrokkig
vrekkigheid - gierigheid
vreselijk – affreus, afgrijselijk, akelig, angstig, angstwekkend, bar, beangstigend, benauwend, buitensporig, criminel, dreigend, erg, geducht, griezelig, gruwelijk, hels, hevig, horribel, huiverig, ijselijk, luguber, ongehoord, onrustbarend, ontzettend, rampzalig, redoutabel, schrikbarend, terribel, verschrikkelijk, ijselijk, zeer
vreselijk kwaad – woedend
vreselijk mager - ijl
vreselijk ongeluk - ramp
vreselijk koud  ijzig
vreselijke draak of slang (myth.) - python
vret - lupus
vreten – knagen, schrnzen, schrokken, verslinden, voer
vreter – gulzigaard, schrok(ker), vraat
vreugde  blijdschap, genieting, genoegen, genot, jolijt, lol, plezier, pret, voldoening, vrolijkheid, wellust
vreugderoep – alleluja, hoera
vreugdevol – verblijd
vreugdevolle viering - feest
vreugdig - (ver)blij(d), verheugd
vrezen  duchten, eerbiedigen, huiveren, ontzien, schromen, schuwen, terugdeinzen
vriend  ami, amice, bekende, bondgenoot, chaver, collega, compagnon, gabber, genoot, gezel, handlanger, makker, kameraad, kamergenoot, kompel, kornuit, levensgezel, lotgenoot, maat, makker, medestander, minnaar, partner, slaapje, speelmakker, vennoot, volgeling, vrijer, vrind
vriend (Ind.) - sobat
vriend van Achilles  Patroclus
vriend van Aeneas  Achates
vriend van Alexander de Grote - Harpalus, Harpalos
vriend van Cicero  Nepos
vriend van David  Jonathan
vriend van Engeland  anglofiel
vriend van Frankrijk  francofiel, gallofiel
vriend van Grieken  filhelleen
vriend van Othello  Jago
vriend van Rusland  russofiel
vriend van Slaven  slavofiel
vriend van Telemachus  mentor
vriendelijk  aangenaam, aardig, amicaal, begrijpend, behulpzaam, beleefd, beminnelijk, charmant, gemoedelijk, genegen, gezellig, goedig, goedaardig, hartelijk, heus, hoffelijk, innemend, jofel, lief, minnelijk, minzaam, sympathiek, teder, vertrouwd, vlot, voorkomend, welgezind, welwillend, zachtzinnig, zacht, zoet
vriendelijke blik - lonk
vriendelijkheid - aardigheid, attentie, hartelijkheid, minzaamheid, innemendheid, minzaamheid, welgezindheid
vriendelijk, niet fors  zachtzinnig
vriendin(netje) – meisje, geliefde, minnares
vriendjespolitiek – nepotisme
vriend of bekende - kennis
vriendschap  amitie
vriendschappelijk  amicaal, gemeenzaam, hartelijk, innig, minnelijk
vriendschapsbetrekking – connectie
vriendschapsbetuiging - groet
vrieskast  diepvries, koelkast
vrieskou - vorst
vrieswerking in de bodem – kryoturbatie
vriezer - vroeskist
vrij  autonoom, bandeloos, beschikbaar, franco, frank, gratis, leeg, liber, los, neutraal, nogal, onafhankelijk, onbelast, onbelemmerd, onbeperkt, onbeschroomd, ongebonden, ongedwongen, ongehinderd, onomwonden, ontheven, onverhinderd, quitte, redelijk, rondborstig, ruim, tamlijk, vacant(tie), vlot, zelfstandig, onder, verlof, zelfstandig, zonder
vrij aan boord  f.o.b., (free on board)
vrij erfgoed  allodium
vrij goed – behoorlijk, nogal, redelijk, tamelijk
vrij groot – belangrijk
vrij hevig geluid – knal
vrij lang – geruin
vrij langs boord  I.a.s. (free along side ship)
vrij lopen  loslopen
vrij om zich te bewegen – los
vrij van arbeid – vacantie
vrij van fouten - feilloos
vrij van portokosten – franco
vrij van smet – vlekkeloos, vlekvrij
vrij van twijfel - beslist, catagorisch
vrij van werken – ledig, verlof
vrij van ziektekiemen - steriel
vrijaf – rust, vakantie, verlof
vrijage – minnarij, minnehandel, verkering
vrijbiljet - geleibrief, verlofpas
vrijblijvend - onverplicht
vrijbrief  machtiging, pas, verlofbrief
vrijbuiter  avonturier, boekanier, bohemien, kaper, vagant, vagebond, zeerover, zwerver
vrijbuiterij - kaapvaart
vrijburg - asiel
vrijdenkend  liberaal, vrijzinnig,
vrijdenker - atheïst, libertijn
vrijdom - ontheffing , privilege, voorrecht, vrijstelling
vrije behandeling van het tempo (muz.) – rubato
vrije dag - snipperdag
vrije heerlijkheid  baronie
vrije keus – optie
vrijelijk – ongehinderd, vrijmoedig
vrijen  flemen, knuffelen, kozen, minnekozen, minnen, scharrelen, sjansen, vleien
vrij en ledig – onbezet
vrij en toegankelijk – open
vrij en vlot - frank
vrijer – aanzoeker, amant, galant, minnaar, scharrel, sinterklaaspop, spinnenweb
vrijerij  verkering, minnehandel, vrijage
vrije tijd – verlof
vrijetijdsberoving – gijzeling, ontvoering
vrijetijdsbesteding – lezen, sporten, spelen
vrije verdediger – libero
vrije verkiezing - willekeur
vrijgeest - libertijn, vrijdenker
vrijgelaten slaaf  mardijker
vrijgeleide - konvooi, pas, sauf-conduit
vrijgeven - toestaan
vrijgevig – goedgeefs, gul, liberaal, liefdadig, mild, onbekrompen, royaal, scheutig, weldadig,
vrijgevigheid – gulheid, kwistigheid, leberaliteit
vrijgevochten  bandeloos, tuchteloos
vrijgezel – celibatair, echteloos, ongehuwd, ongetrouwd,
vrijheer - baron
vrijheerlijkheid - baronie
vrijheid  liberteit, onafhankelijkheid, privilege, vrijmoedigheid
vrijheid (Ind.)  merdeka
vrijheidsgezind - liberaal
vrijheidsstraf  detentie, hechtenis, huisarrest
vrijheidsstrijder  fellaga, partizaan
vrijhof - meierij
vrijhouden van iets – besparen
vrijkaart - vrijbiljet
vrijkoopgeld  losgeld, losprijs
vrijkoopsom – losprijs
vrijkopen - afkopen
vrijkoping - verlossing
vrijlast – portage
vrijlaten – loslaten, ontslaan
vrijmad - etgroen, nagras
vrijmaken – bevrijden, openen, verlossen
vrijmaking  bevrijding, emancipatie, verlossing
vrijmetselaar  maçon
vrijmetselarij - latonie, loge, maconnerie
vrijmoedig – fier, frank, koen, los, onbeschroomd, onbevangen, onbevreesd, ongedwongen, ronduit, stout, vlot, vrank, vrijelijk
vrij, niet leenvoerig land - vroonland
vrijplaats  asiel, asyl, schuilplts, wijkplaats
vrijpostig – arrogant, astrant, brutaal, driest, frank, onbescheiden, onbeschroomd, stout
vrijpostigheid - brutaliteit
vrijspreken – absolveren
vrijstaand – apart, los
vrijstad (bijbel)  Bezer, Golan, Hades, Hebron, Ramoth.. Sichem
vrijstad, Nederlandse - Culenborg, Vianenr
vijstellen – ontheffen, ontslaan
vrijstelling – dispensatie, ontheffing
vrijstelling van vracht  franchise
vrijthof - kerkhof
vrijuit – onbelemmerd, onbeschroomd, rondborstig
vrijvechten - bevrijden
vrijvrouw - barones
vrijwaren  behoeden, besparen, waarborgen
vrijwaring – garantie, waarborg
vrijwel – bekant, bijkans, bijna, draaglijk, feitelijk, nagenoeg, practisch, zowat
vrijwillig – belangelos, ongedwongen, onverplicht, vanzelf
vrijwillige afstand – abdicatie
vrijwillige gave - offer
vrijwilliger  volontair
vrijzinnig  heterodox, liberaal, libertijns, links, modern
vrijzinnigprotestantse richting - Doopsgezind, Luthers, N.P.B., Remonstrant
vrille – tolvlucht
vrind - kameraad
vroed  wetende, wijs
vroede vaderen  gemeentebestuur, regeerders
vroedgodin - Lucina
vroedkunde - obstetrie
vroedmeester - accoucheur, verloskundige
vroedschap - raad
vroedvrouw - verloskundige
vroeg  bijtijds, jeugdig, jong, matineus, pril, tijdig
vroegbloem - madeliefje, primula
vroeg-christelijk geschrift - didachè
vroeg genoeg  tijdig
vroege aardappelen  graafjes
vroege ochtend - dageraad
vroege kers - meikers
vroeger  anterieur, bevorens, destijds, eens, eer, eerder, eerst, eertijds, gewezen, indertijd, olim, ouder, toen, tevoren, toenmaals, verleden, voormalig, v.h., voordat, voordien, voorgaand, voorheen, voorleden, voormalig, vorig, weleer
vroeger ambtenaar - drost
vroeger Amsterdams uitgaanscentrum – Nes
vroeger de hoogste rechterlijke ambtenaar - schout
vroeger een buitenplaats bij Rotterdam - Weena
vroeger eiland – Marken, Schokland, Urk, Wieringen
vroeger folterwerktuig  plei, palei, rad
vroeger gebeurd feit  antecedent
vroeger heerser  tsaar
vroeger heerser over Peru  Inca, Inka
vroeger in de tijd - verleden
vroeger land aan de Middellandse Zee  Fenicië, Phoenicië
vroeger landvoogd - ruwaard
vroeger Nederlands eiland  Schokland, Urk, Wieringen; Marken
vroeger overheidspersoneel - ambtman, beul, boogschutter, drost, grietman, kolvenier, leenheer, leenman, schepen(en), schout, vroedschap
vroeger persbureau in Ned.Indië - Aneta
vroeger RussischAmerika  Alaska
vroeger strijdmiddel in zeeslag - brander
vroeger verkeersobstakel  tol
vroegere abdij  sticht
vroegere belasting – bede, gabel, tiend, tolgeld
vroegere bewoner van Europa - Frank, Fries, Germaan, Goot, Hun, Kelt, Noorman, Romein, Vandaal, Viking
vroegere binnenzee  Zuiderzee
vroegere buitenplaats bij Rotterdam  Weena
vroegere Franse munt  ange, angelot, ecu, livrei, napoleon
vroegere gezelschapszaal  salon, salet
vroegere Griekse munt  abool, drachme, talent
vroegere handelsstad in Noord Afrika  Carthago
vroegere heerser - Caecar, imperator, tsaar
vroegere heerser in Peru - Inca, Inka
vroegere IndoEuropeaan  Germaan
vroegere Justitieambtenaar  baljuw, drost
vroegere landvoogd  ruwaard
vroegere militair  hellebaardier, kurassier, lansier, lansknecht, musketier, zwaardvechter
vroegere Nederlandse munt - blank, cent, daalder, dubbeltje, dukaat, dukaton, duit, gulder, knaak, kwartje, oortje, penning, stuiver
vroegere overheidspersoon  drost, baljuw, grietman, olderman, schepen, schout
vroegere rechter - baljuw
vroegere Reval - Tallin
vroegere titel van de vorsten van Moldavië, Montenegro en Walachije - Hospodar
vroegere Turkse regering – porte
vroegere vakbond - gilde
vroegere vesting van O.I.C.in VoorIndië  Goa
vroegere volksvertegenwoordiging in Rusland  Doema
vroegere zoutbelasting  gabel
vroegrijp  pr(a)ecox
vroegrijpe appel - yellow
voegtijdig - bijtijds, prematuur
vroegrijpheid – precociteit
vroegtijdig – bijtijds, erder
vrolijk – allegro, amusant, animato, blijgeestig, blij(moedig), dartel, feestelijk, fideel, fleurig, geanimeerd, geestig, geinig, genoeglijk, gezellig, glunder, goedgemutst, grappig, jolig, kleurig, kwiek, levendig, levendluchtig, lollig, los, luchthartig, luchtig, luimig, lustig, monter, onbekommerd, onbezorgd, onderhoudend, opgeruimd, opgetogen, opgewekt, plezant, schalks, tierig, uitbundig, uitgelaten, verblijd, verheugd, vermakelijk, verrukt, vlot, welgemoed, zonnig
vrolijk en bekoorlijk – riant
vrolijk en olijk - guitig
vrolijk feest  fuif, hospartij
vrolijk feesten - fuiven
vrolijk trompetgeschal  fanfare
vrolijke voorstelling in tent - circus
vrolijkheid – blijdschap, blijheid, gein, gelach, hilariteit, joligheid, jolijt, lachlust, leut, lol, luim, plezier, pret, stemming, vermaak, vreugde
vrolijkheid met weemoed  humor
vrolijk maken – verheugen
vrolijk rumoer – gejoel
vrolijk tieren - joelen
vrome boeteling - asceet
vrome overpeinzing - contemplatie
vroom  bigot, dapper, deugdzaam, devoot, flink, gelovig, godgezind, godsdienstig, godvruchtig, kloek, ootmoedig, pieus, religieus
vroom bedrog  piafraus
vroomheid  godsvrucht, devotie, piëteit, piëtisme
vroom verhaal  legende
vroomprater - femel
vroondienst – herendienst
vrouw  dame, echtgenote, eega, ega, gade, gemalin, juffrouw, maagd, meid, meisje, mevrouw, wijf
vrouw (Indiaans)  squaw
vrouw bekend uit de Ned. geschiedenis  Kenau
vrouw des huizes - meesteres
vrouw die advies verstrekt  adviseuse, informatrice, raadgeefster
vrouw die bid - bidster
vrouw die bonen sorteert - leester
vrouw die de toekomst voorspelt - profetes, sibille
vrouw die gaat twouwen - bruid
vrouw die graag mooie kleren draagt. modepop
vrouw die kinderen heeft  moeder
vrouw die nieuwsgierig is - aagje
vrouw die steelt  dievegge
vrouw die voor emancipatie streed - Drucker, Jacobs
vrouw, dochter of zuster van Mars - Bollona
vrouw in steen veranderd  Niobe
vrouw met blond haar  blondine
vrouw met donker haar - brunette
vrouw met klein verstand - lut
vrouw met leeuwenlichaam  sfinks, sfinx
vrouw met weelderige vormen - Rubensfiguur
vrouw van Aartsvader  Hagar, Lea, Rebekka, Rachel, Sara
vrouw van Abraham  Sara
vrouw van Adam  Eva
vrouw van Admetus  Alcestis
vrouw van Aegir  Ran
vrouw van Aegeon - Aemilia
vrouw van Agamemnon  Clytaemnestra
vrouw van Ahasveros  Vasthi
vrouw van Amphlon  Niobe
vrouw van Ananias - Sapphira
vrouw van Atreus - Aerope
vrouw van Balder  Idoena,Nanna,
vrouw van baron  barones
vrouw van Boaz  Ruth
vrouw van Braga - Idoema, Iduna
vrouw van Caesar  Calpurnia
vrouw van Claudius  Agrippina, Messalina
vrouw van de Czaar  tsarina
vrouw van Darius  Atossa
vrouw van David  Michal
vrouw van een landbouwer - boerin
vrouw van Freyr - Gerda
vrouw van graaf  gravin
vrouw van Hektor  Andromache
vrouw van Hendrik VIII – Anna, Mary
vrouw van Hercules  Deianira
vrouw van Jacob  Lea, Rachel
vrouw van Jason  Medea
vrouw van Jupiter  Juno
vrouw van Kadmos  Harmonia
vrouw van landbouwer  boerin
vrouw van lichte zeden - cocotte, courtisane, hetaere, hoer
vrouw van Menelaus  Helena
vrouw van Njord - Skadi
vrouw van Oberon  Titania
vrouw van Oceanus  Tethys
vrouw van Odin  Frigga
vrouw van Odysseus  Penelope
vrouw van Okeanos  Tethys
vrouw van Orestes  Hermione
vrouw van Orpheus  Eurydice
vrouw van Osiris  Isis
vrouw van Othello  Desdemona
vrouw van Paul Vlaanderen  Ina
vrouw van Peleus  Thetis
vrouw van Pelops  Hippodamea
vrouw van Perseus  Andromeda
vrouw van Poseldon  Amphitrite
vrouw van Priamus  Hecabe, Hecuba
vrouw van Rembrandt  Saskia
vrouw van Saturnus  Rhea
vrouw van Simson  Delila
vrouw van Socrates  Xantippe
vrouw van stand  dame, lady
vrouw van sultan  sultane
vrouw van Tereus  Aedon
vrouw van Thor - Sif
vrouw van Tiberius  Cornelia
vrouw van Tristan  Isolde
vrouw van tsaar  tsarina
vrouw van Tyndareus  Leda
vrouw van Ulysses - Penelope
vrouw van Uranus  Gaea
vrouw van wie de man is overleden - weduwe
vrouw van Wodan  Frigg,Frigga, Frija,
vrouw van Zeus  Hera
vrouw uit de Bijbel - Debora, Elisabeth, Eva, Judith, Hagar, Lea, Maria, Naomi, Ruth, Sara
vrouwelijk (gramm.)  fem., feminium, vr.
vrouwelijk dier 
3 hen, keu, kip, koe, ooi, ree
4 apin, geit, hert, moer, poes, teef, zeug
5 bagge, berin, hinde
6 ezelin, merrie
7 reegeit
8 voedster
vrouwelijk edelwild - hinde
vrouwelijk hert – hinde, reegeit
vrouwelijk hert in het derde jaar - Rekke
vrouwelijk hoender - hen
vrouwelijk hoofd  bazin, cheffin, patrones
vrouwelijk kind - dochter
vrouwelijk monster  gorgoon
vrouwelijk mythologisch wezen - nimf, sirene
vrouwelijk persoon – dame
vrouwelijk ree – rekke
vrouwelijk roofdier – leeuwin, tijgerin
vrouwelijk roodwild – kaalwild
vrouwelijk rund - koe
vrouwelijk schaap - ooi
vrouwelijk varken - zeug
vrouwelijk wild zwijn – bagge
vrouwelijke advocaat – juriste
vrouwelijke afgezant – bodin
vrouwelijke agent – agente
vrouwelijke arts – medica
vrouwelijke auteur – schrijfster
vrouwelijke baas - cheffin
vrouwelijke bijbelfiguur  Deborah, Esther, Eva, Hagar, Lea, Magdalena, Maria, Martha, Naomi, Ruth, Sara
vrouwelijke bode  bodes,bodin
vrouwelijke boer - boerin
vrouwelijke boze nachtgeest - drude
vrouwelijke dominee  da., domina, predikante
vrouwelijke Egyptische godheid - Hathor, Isis .
vrouwelijke eretitel in Spanje - donna
vrouwelijke gast  logée
vrouwelijke geestelijke  non, priesteres, religieuze, soeur, zuster
vrouwelijke godheid  godin, moedergod
vrouwelijke godheid der Egyptenaren - Harhor, Isis
vrouwelijke godheid in de oudIndische mythologie  Maya
vrouwelijke heilige  Santin
vrouwelijke hond – teef
vrouwelijke hulp - helpster
vrouwelijke kantoorbediende  secretaresse, typiste
vrouwelijke luchtgeest  sylfe, sylfide
vrouwelijke marinier - marva
vrouwelijke nachtgeest - drude
vrouwelijke rector  rectrice, rectrix
vrouwelijke reisgenoot  reisgezellin
vrouwelijke slaaf in een harem - odalisk
vrouwelijke titel  baronesse, comtesse (Fr.),duchesse (Fr.), freule, gravin, hertogin, jonkvrouwlady, prinses, senora
vrouwelijke titel (Spaans) – senora
vrouwelijke verspieder – spionne
vrouwelijke vogel - hen
vrouwelijke volgelingen van Dionisos - bacchanten
vrouwelijke waarzegster  Cassandra, profetes, Sibille
vrouwelijke watergeest  meermin, najade, Nixe, Ondine, sirene, Undine
vrouwelijke watergeest (Germaans) - meermin, najade, Ondine, undine
vrouwenarts  gynaecoloog
vrouwenbeeld als zuil  kariatide
vrouwenbeul  blauwbaard
vrouwenbewaker in harem  eunuch
vrouwenbeweging - feminisme
vrouwenboot  umjak
vrouwenborst  buste
vrouwenfiguur met opgeheven armen  orans, orante
vrouwengek  philogyn, philogyne
vrouwengeneeskunde - gynaecologie
vrouwenhaat  misogynie
vrouwenhandwerk – borduren, breien, haken
vrouwenhater - misogyn
vrouwenhemd  kamizool
vrouwenhoed - toot
vrouwenhoofddeksel - kaper, kornet
vrouwenhoofddoek - falie
vrouwenjager  ladykiller
vrouwenjakje - sjek
vrouwenkapsel - frontagne
vrouwen kleed, lang  samaar
vrouwenkruid - valkruid
vrouwenmantel - alchemilla
vrouwenmuts  cornet, koof, kuif, hul, kaper, kornet, toot
vrouwennaam  zie meisjesnaam
vrouwen regering – gynocratie
vrouwenrok - keurs
vrouwentong - esp, trilgras
vrouwenverblijf  gynaeceum, harem, kemenade, serail
vrouwenverleider  casanova, charmeur, don Juan
vrouwenvertrek  kemenade
vrouwenziekteleer  gynaecologie
vrouwtjeshond – teef
vrucht van de els  proem
vrucht van de eik  aker, eikel
vrucht van de meloenboom - papaja
vrucht van de naaldboom  dennenappel, kegel
vrucht van de staartpeper - cubabe
vrucht van de wijnstok - druif
vrucht van een wilde perzikboom - perkel
vrucht van kruisbloemigen - hauw
vrucht van roos  bottel, rozenbottel
vrucht van steranijs  badiaanzaad
vrucht van wijnstok  druif
vrucht van zuurzak  nangka
vruchtafdrijvend  abortief
vruchtafdrijvend - abortief
vruchtafdrijving  abortus
vruchtbaar  fertiel, groeizaam, lonend, nutig, productief, prolefiek, tierig, voedzaam, welig
vruchtbaar maken - bemesten
vruchtbaar makende stof  compost, kali, kunstmest, mest, stalmest
vruchtbaar oord  oase, tuin
vruchtbaarheid - fertiliteit, ubertit
vruchtbaarheidsgodin - Astarte, Demeter, Freyr, Gaia, Ge, Isis
vruchtbare grond  geest, klei, teelaarde, zeeklei
vruchtbare plek in de woestijn – oase
vruchtbeginsel - zaad
vruchtblad - carpel
vruchtboom - appelboom, fruitboom, notelaar, perenboom, pruimenboom
vruchtdragend - nuttig
vruchtdragend, eenmaal per jaar - apagyn
vruchteloos  ijdel, infructueus, nutteloos, vergeefs
vruchten –
3 bes, vijg, yam
4 aagt, aker, bels, boon, erwt, hauw, joop, kers, kiwi, knol, kwee, olijf, ooft, peer, peul, raap
5 appel, areka, bezie, braam, dadel, druif, eikel, eiker, fruit,
griet, keker, krent, kriek, kroos, kwets, mango, morel, noten,
pruim, renet, rozijn, wakel
6 aalbes, amarel, ananas, augurk, bacove, banaan, bosbes,
bottel, cubebe, doekoe, eenbes, ijspeer, jujube, kalbas, kalvijn,
kassie, kokkel, limoen, mangga, meloen, mispel, nangka,
papaja, perzik, piment, pisang, tomaat, wijnbes
7 aardbei, amandel, blanket, brummel, citroen, djamboe,
djeroek, doerian, geelbes, granaat, griotte, haagbes, heulbol,
hohaars, junibes, kalebas, kapucijn, katjang, klapbesklapper,
knapper, kroosje, lijzebet, maankop, mangis, meikers,
mirabel, moerbei, muskaat, paprika, pompoen, pronker,
talkbes, tripang, veenbes, walnoot, waspeer, wijnpeer, zuurzak
8 aardnoot, abrikoos, advocaat, alpenbes, berberis, bergamot,
blauwbes, blimbing, bosbezie, braambes, calville, dambezie,
denappel, dividivi, dolappel, doornbes, drieling, framboos,
groening, handpeer, hanneman, hennebes, hondsbes, houtnoot,
hulstbes, ijzerhard, jasappel, kardemom, kasdruif, kleipeer,
knapkers, kolanoot, kraakbes, kroppeer, kruisbes, kweepeer,
langhals, mandarijn, meelpeer, merkaton, muskadel, olienoot,
ossenkop, palmnoot, panappel, paranoot, pijnappel, pistache,
pomerans, rammenas, rietpeer, schokker, vlierbes, vogelbes,
vossebes, wijnappel, wijndruif, wijnpruim, woudkers
9 aardbezie, appelsien, betelnoot, braaknoot, cacauboon,
eierpruim, filippine, glanspeer, goudrenet, grondnoot,
guldeling, haagappel, haagbezie, handappel, hazelnoot,
herenpeer, houtappel, ijzerappel, jodenkers, kanteloep,
karbonkel, kartoffel, kersappel, klapbezie, koffiebes,
kokosnoot, komkommer, kraaipeer, kriekpeer, kruidnoot,
lauwerbes, lijsterbes, mangostan, moerbezie, netmeloen,
okkernoot, oranfebes, pindanoot, pippeling, ramboetan,
sleepruim, sneeuwbes, sterappel, stoofpeer, tafelpeer,
tamarinde, vijgenpeer, vogelkers, waternoot, wijnmeloen,
wijnperzik, wildeling
10 bellefleur, beukennoot, bitterkers, bloedappel, braambezie,
cederappel, dadelpruim, doornappel, grapefruit, hartperzik,
jeneverbes, juttenpeer, kaneelpeer, kemirinoot, klapstaart,
koffieboon, kruidnagel, kruisbezie, kwintappel, lammernoot,
laurierbes, mirtebezie, moffelboon, musketpeer, oranjepeer,
pimpernoot, pinangnoot, pompelmoes, pruimedant,
raasdonder, suikerpeer, tafelrozijn, winterkers, winterpeer,
zilverling
11 aagjesappel, akkervrucht, appelvrucht, bitterappel,
boerenpruim, broodvrucht, citroenpeer, cubebepeper,
damastpruim, diamantpeer, dirksjespeer, goudpepping,
jodennootje, kaneelappel, klappernoot, koningspeer,
krakelbezie, laulierkers, lemoenappel, ligusterbes,
maagdenpeer, maatjespeer, meiolderbei, meloenappel,
muskaatnoot, oranjeappel, pindanootje, portelbezie,
rammelappel, reineckaude, sinaasappel, steenvrucht,
stekelbezie, suikerappel, suikerpruim, venkelappel,
watermeloen, winterappel, wonderappel, zijdenhemdje
12 amandelpruim, ananasmeloen, citroenappel, jeneverbezie,
kauwoerappel, koningsappel, koningspruim, kraakamandel,
lambertsnoot, liefdesappelmeelappeltje, mirabelpruim,
muskadelpeer, paradijsappel, saffraanpeer, schoenlapper,
spreeuwbezie, suikermeloen, sultanarozijn, zoeteveentje
13 ananasaardbei, anjelierappel, boompjesappel, egelantierbes,
groffelsnagel, johannesbrood, pinksterappel, ramboersappel,
saffraanappel, scharlakenbes, waterkastanje
vruchtensap  sap
vruchtenbrij  moes
vruchtenbrandewijn  ratafia
vruchtendrank  bessensap, sorbet, most, wijn
vruchten etende vleermuis op Java - kalong
vruchteneter – fructivoor
vruchten gebak - beignet
vruchtengelei  jam
vruchtenkunde  carpologie, pomologie
vruchtenmoes - compôte, gelei, jam, marmelade
vruchtennat - most, sap
vruchten of groenten onderdompelen in kokend water - blancheren
vruchtenoogst  pluk
vruchtenpit – kern
vruchten plukken – oogsten
vruchtenpunch - bowl
vruchtensuiker - fructose, levulose
vruchtentaart - cassata
vruchtgebruiker  fructuarius
vruchtgodin  Ceres, Pomona
vruchthuid - schil
vruchtje  bes, bezie, meikers, morel
vruchtje van de meidoorn – meelappeltje
vruchtje van een boom – aker, eikel
vrucht van een roos - bottel
vrucht van een wijnstok - druif
vruchtkern - pit
vruchtloos - acarp
vruchtmaand – augustus
vruchtvel – schil
vruchtvlees van de kokosnoot - kopra
vruchtvlies – amnion
vruchtvocht – sap
vruchtwater van de kokosnoot – kokosmelk
vue - uitzicht
vuig – bezoedeld, gemeen, goor, laag, laaghartig, lelijk, min, minderwaardig, onaangenaamonrein, onzedelijk, onzindelijk, onzuiver, slecht, smerig, vals, vies, vuil
vuil  abject, bedorven, derrie, drek, gemeen, goor, gortig, groezelig, infaam, laag, modder(ig), morsig, mottig, obsceen, ongewassen, onrein, onzuiver, prut, schunnig, slijk, smeerboel, smerig, smoezelig, smotzig, smurrie, troebel, uitschotvals, vies, vuig, vunzig
vuilaardig – gemeen
vuilak – morsebel, smiecht, viezerik
vuilboom - sprakel
vuilbroed - broedrot
vuile boel  gribus, smeerboel, zwijnenstal
vuile achterbuurt  gribus
vuile plek  klad, smet, spat, vlek
vuile vrouw – modde
vuil en gemeen – laag
vuil en laag – gemeen
vuil en vies – onfris
vuil goed - wasgoed
vuiligheid – drek, gemeenheid, zwijnerij,
vuilik – gemenerik, taddik, onterik, smeerlap, smeerpoets, viespeuk, viezerik
vuil maken – besmeuren, bezoedelen, smetten
vuilnis  afval,drek, huisvuil
vuilnisbak – asemmer
vuilnisbelt – asbelt, stortplaats, vaalt, vuilnishoop
vuilnisemmer – asemmer, asvat
vuilnishoop  asbelt, belt, vaalt, vuilnisbelt
vuilnisman - asman
vuilschrijverij – pornografie
vuilspuiter – lasteraar, roddelaar
vuilwateremmer  toiletemmer
vuist – hamer, knuist, moker, smidshamer
vuist en worstelkamp bij de oude Grieken – pancratium
vuistgevecht - bokspartij
vuisthamer  moker
vuisthandschoen  want
vuist of moker – hamer
vuistslag – dreun, opstoot, stomp
vuiststoot - dreun, stomp
vuistvechter  bokser, pugilist
vulbier - scharrebier
vulgair  alledaags, banaal, gemeen, grof, ordinair, plat, smerig, triviaal, vies
vulgair en laf - laag
vulgariteit - alledaagsheid, platheid
vulgat  spon
vulgus – grauw, rapalje, uitvaagsel
vulkaan – Etna, Hekla, Merapi, Sibajak, Stromboli, Visuius, krater
vulkaan  (Ind.) api
vulkaan in Afrika  Lanzarote,Namlagira, Ruwenzori,
vulkaan in Alaska  Katmai, Wrangell
vulkaan in Argentinië  Maipo
vulkaan in de Andes - Cotopaxi
vulkaan in Antarctica  Erebus
vulkaan in Azië  Api, Apo, Aso, Merapi, Salak, Sibajak, Slamat
vulkaan in Chili  Guallatiri, Lascar, Tupungatito
vulkaan in Columbia  Purace
vulkaan in Costa Rica  Irazu
vulkaan in ded Poolstreken - Erebus
vulkaan in de Eifel - Maaren
vulkaan in El Salvador  Izalco
vulkaan in Equador  Cotacachi, Cotopaxi, Sangay
vulkaan in Europa  Etna, Hekla, Stromboli, Vesuvius
vulkaan in Guatemala  Tajamulco
vulkaan in Indonesië  Api, Dempo, Krakatau, Merapi, Salak, Slamat
vulkaan in Italië  Etna. Stromboli, Vesuvius
vulkaan in Japan  Aso, Fujihama
vulkaan in Mexico  Colima, Popocatepetl
vulkaan in Peru  Misti
vulkaan in Tanzania  Kilimanjaro
vulkaan in Verenigde Staten - Katmai, Kilauea, Wrangell
vulkaan op Costa Rica  Irazu
vulkaan op Filippijnen  Apo
vulkaan op IJsland  Askja, Hekla
vulkaan op Java - Salak, Slamat, Smeroe
vulkaan op Martinique  Mont Pelée
vulkaan op Mindanao  Apo
vulkaan op Sicilië - Etna
vulkaan op Sumatra  Dempo, Sibajak
vulkaankom – caldera
vulkaanmond - krater
vulkaanopening  bacca, fumarole, krater
vulkaantrechter – hopper, krater
vulkanisch gesteente  basalt, lava, magma, puimsteen, tuf
vulkanisch glas - magma, obsidiaan, perliet, piksteen
vulkanisch produkt  lava
vulkanische stof - lava, magma, puimsteen, tuf
vulkanische uitbarsting  eruptie
vullen – dempen, dichtmaken, Iaden, plomberen, spekken, voldoen, volmaken, volstoppen
vullen met benzine - tanken
vullen van gevogelte, vis enz. – farceren
vullen van kiezen - plomberen
vulling – farce, lading, plombe
vulling van iets – inhoud
vulling van matras – kapok
vulling voor gebak – spijs
vullis – afval, schorem, vuilnis
vulmateriaal – dons, kapok, stro, veren
vulmiddel – kit
vulnippel - ventiel
vulsel – farce, kapok, paardenhaar, veren
vulsel voor meubels en kleren - dons, paardenhaar
vulsel voor pasteitjes – farce
vultrechter - hopper
vuns  bedompt, duf, goor, muf, schunnig, smerig, vies, vochtig
vunzen – glimmen, smeulen
vunzig – duf, muf, schunnig, smerig, vies, vuil vuns
vunzige vrouw – del, slet
vuren  schieten
vurig  ardente, bezield, brandend, driftig, energiek, enthousiast, fel, fervent, flink, gepassioneerd, hartstochtelijk, heethoofdig, heftig, hevig, ijverig, krachtig, sig, hit, intens, kittig, kwiek, nijdig, rap, verwoed, vinnig, warm, ziedend
vurig (muz.)  ardente, brioso, spirituoso
vurig paard – genet, ros
vurig verlangen  begeerte, hartstocht, passie, zucht
vurig verlangen  begeren, smachten, snakken
vurig voorvechter  ijveraar
vurige huidplek  smarting
vurige Italiaanse wijnsoort – falerner
vurigheid - temperament
vuur – aandrift, animo, brand, elan, (enthousiasme, geest)drift, energie, fik, gloed, hartstocht, ijver, pep, vlam, vonk
vuur (Ind.)  api
vuur, aanmaken – ontsteken
vuur aanwakkeren – stoken
vuur blussen – uitmaken
vuur doven – blussen, smoren, uitmaken
vuur geven – branden, vuren
vuur maken - stoken
vuur, ontstaan van – pyrogenese
vuur oprakelen – poken, porren
vuur uitdoven - smoren
vuur uitmaken  doven
vuurbaken – fanal, seinlicht
vuurbakje  stoof, test
vuurbal – bolide
vuurberg – vulkaan
vuurbestendig - onbrandbaar
vuurbestendig materiaal  asbest
vuurbestrijdingskorps - brandweer
vuurbol - meteoriet
vuurbron – haard, vuurhaard
vuurbuis – vlampijp
vuurbuks - geweer
vuurdekker - haardstolp
vuurdoorn – pyracantha
vuurflitsje – vonk
vuurgeschut – artillerie, kanon
vuurgevecht - schietpartij
vuurglans  gloed
vuurgloed  brand, vlammen, warmte
vuurhaak – loet, ovenkrabber
vuurhaard – brand, vuister, vuurbron
vuurhaard om te bakken - oven
vuurhoutje – lucifer
vuurijzer – hangel, haardijzer
vuurkever - glimworm
vuurkolk - hel, vagevuur
vuurkolom - vuurzuil
vuurkoord  lont
Vuurland, bevolkingsgroep in - Haush, Ona’s, Tehuelchen, Yamana
Vuurland, hoofdstad van - Ushuaia
vuurlantaarn – baak
vuurlijn – schootslijn, schootsveld
vuurlont – koord, stoker
vuurmaker – aansteker, lucifer
vuurmeter - pyometer
vuurmond  kanon, mortier
vuur om te roosteren – barbecue
vuuronderhouder – ovenist, stoker
vuurpad - bombina
vuurpijl  fusée, raket, lichtkogel
vuurpot  doofpot, komfoor, test
vuurpijl - fusee, kniphofia, raket
vuurroer  geweer, musket, snaphaan
vuurroer In de 17e en 18e eeuw - musket
vuurroker - adonisbloem
vuurrood - hoogrood
vuurschoof - pijlkast
vuursprank - vonk
vuurslikker - pyrofaag
vuursprank  vonk
vuurspuwende berg  krater, vulkaan
vuurspuwend monster - Chimaera
vuursteen  eoliet, flint, keisteen, silex
vuurtheorie - pyrologie
vuurtje  brand, fik
vuurtong – laai, vlam
vuurtoren  baken, boet, Brandaris, fanaal, kustlicht, lichtbaken, Pharus
vuurvast - onbrandbaar
vuurvast glas - pyrex, vycor
vuurvast vat - kroes
vuurvaste doos  cassette
vuurvaste kiel - chamotte
vuurvaste stof  asbest
vuurverschijnsel  hitte, rook,vlam, walm, warmte
vuurverzorger - stoker
vuurvink - amarant
vuurvrees  pyrofobie
vuurvreter  pyrofaag
vuurwapen 
3 gun, usi
4 bren, buks, sten
5 kanon, raket
6 geweer, klover, musket
7 bazoeka, blaffer, haakbus, karabijn, mortier, pistool, stengun
8 revolver, snaphaan
10 atoomkanon
11 mitrailleur
13 vlammenwerper
vuurwater - brandewijn, whisky
vuurwerk  rotje, raket, strijker, vuurpijl, voetzoeker, zevenklapper
vuurwerkbom, kleine - bombette
vuurwerkersknoop - mastworp
vuurwerkerskunst - pyrotechniek
vuurwerkerij - pyrotechniek
vuurwerkmaker  pyrotechnicus
vuurwerkplant - dictamnus, essekruid
vuurwortel - moederkruid, wrangwortel
vuurzee  brand, lichterlaaie, vlammen
vuurzuil - voorkolom

W

waadbare plaats  wed
waadvogel  (aal)reiger, agami, eiber, griel, griet, grutto, ibis, kraan(vogel), kievi(e)t, kluut, kwak, lepelaar, maraboe, meerkoet , ooievaar, plevier, ral, rijger, roerdomp, snip, trapgans, uiver, waterhoen, wulp
waag  gok, kàns, risico, weeghuis
waagdrager - sjouwer(man)
waaghals – branie, desperado, durfal, hagje, roekeloze, stuntman, vermetele
waagspel – gokspel, hazardspel, kansspel, roulette, waagstuk
waagstuk – durf, gok, risico, stunt, waagspel
waai - kolk
waaien – stormen,wapperen
waaien, hard - stormen
waaier – aanjager, fan, scherm, ventilator
waaier, grote – poenka
waaierboom - leiboom
waaiereend – mandarijneend
waaieren – wapperen
waaierpalm – nipa
waak - wacht
waakhond – cerberus, kettinghond
waaks – oplettend, waakzam
waakzaam  alert, attent, bijdehand, nauwlettend, oplettend, opmerkzaam, paraat, vigilant, waaks, wakker, zorgvuldig
waakzaamheid  hoede
waal - wiel, (z)weel
Waalse boon - tuinboon
Waalsgezinde - Wal(l)ingant
Waals steenkolenbekken - Borinage
waan  begoocheling, droom, droombeeld, dwaling, hersenschim, idee-fixe, illusie, inbeelding, manie, schim, spint, verbeelding,
waandenkbeeld  dwangvoorstelling, (waan)idee
waanidee – hersenschim
waanvoorstelling  hallucinatie, zinsbegoocheling
waanwijs – aanmatigend, betweterig, eigenwijs, ingebeeld, ingenomen, mallotig, neuswijs, pedant, verwaand
waanwijsheid - pedanterie
waanwijze  alweter, betweter, wijsneus
waanzieke - psychotica, psychoticus
waanzin  delire, delirium, dementie, dolheid, dwaasheid, frenesie, gekte, idioterie, kolder, krankzinnigheid, manie, onwaarheid, onzin
waanzinnig  absurd, dol, dwaas, gek, idioot; mal, mateloos, monomaan, razend, zot
waanzinnigheid - delirium
waar – artikel, bestaand, echt, eerlijk, eigenlijk, gewis, handel, heus, juist, negotie, ongelogen, oprecht, realistisch, reëel, vast, welgemeend, werkelijk, wezenlijk, zeker (koopmans)goederen
waar bepaalde wagens gestald worden  remise
waar de mens geen invloed op heeft  fatum, lot
waar gepreekt wordt  kerk
waar gymnasium en HBS toebehoren  M.O., V.W.O.
waar het goed toeven is  eldorado, paradijs
waar het om draait  as, centrum,kern, spil,
waar het op aan komt  kern
waar iedereen dagelijks voorstaat - dagtaak
waar iedereen over praat  topic
waar iemand in uitblinkt  fort
waar men moet beginnen  meet
waar men naar streeft  doel, doeleinde
waar men nut van heeft  les.
waar men zich aan vasthoudt  leuning, lus, lijn
waar men niet meer bij kan  vol
waar niet over mag worden gesproken – taboe
waar verkopen - handel
waar vogeltje uitkomt  ei
waar weinig water staat  ondiep
waaraan de vleet wordt bevestigd - reep
waarachtig – beslist, eerlijk, echt, heus, inderdaad, integer, oprecht, stellig, waarachtig, waarlijk, waratje, warempel, werkelijk, zeker, zowaar
waarachtigheid - oprechtheid, waarheid, werkelijkheid
waarborg – beschutting, borg, borgtocht, cautie, dekking, garantie, hypotheek, obligo, octrooi, (onder)pand, veiligheid, verzekering, zekerheid
waarborgen – beveiligen, garanderen, instaan, sanctioneren, vrijwaen
waarborg papier  certificaat
waarborgsom – borgtocht, handgeld, staangeld
waarborgstempel - keurgeld
waard – cafehouder, gelag, griend, herbergier, hospes, hotelier, houder, herbergier, kastelein, kroegbaas, polder, tapper, terp, wertel, wierd, woerd, woord
waard bemind te worden  aantrekkelijk, beminnelijk, lieflijk
waarde – allooi, belang, betekenis, effect, gehalte, hoedanigheid, invloed, norm, nut, prijs, strekking, valeur, zin
waarde (Fr.)  expertise, schatting, taxatie
waarde volgens de inhoud – nominaal
waardebepaler - taxateur
waardebepaling – schatting, taxatie, waardij
waardebrief – bon
waardeerder – arbiter, makelaar, schatter, taxateur
waardeleer - axiologie
waardeloos – naatje, nep, nietig, nutteloos, ondeugdelijk, prullig, slecht, snert, knudde
waardeloos ding  lor, prul,vod
waardeloos goed  brandhout, rommel, vuilnis
waardeloos graanafval  kaf
waardeloos lapje  lor, prul, tod, vod
waardeloos lot - niet
waardeloos materiaal  kaf
waardeloos papiertje  niet, snipper
waardeloos spul – afval
waardeloos voorwerp – prul, prutserij
waardeloze bagage  ballast
wardeloze dingen - rommel
waardeloze last  ballast
waardeloze pronk – klatergoud
waardeloze rommel – afval, shit
waatdeloze spullen - rommel
waardeloze substantie  kaf
waardemeter  calorimeter
waarde of regel - norm
waardepapier  aandeel, bankbiljet, effect, obligatie, polis, wissel
waarderen  achten, apriciëren, bogen, dwepen, eerbiedigen, eren, loven, prijzen, ramen, respecteren, roemen, schatten, taxeren, toetsen, verafgoden, vereren
waarderend – lovend, prijzend
waardering  achting, appreciatie, bijval, dank, eerbied, goedkeuring, instemming, respect, schatting, sympathie
waardeschatting – evaluatie
waarde van aankoop – prijs
waardevast - hard
waardeverhouding tussen twee munteenheden  valuta
waardevermeerdering - deflatie
waardevermindering van geld  depreciatie, devaluatie, inflatie
waardevol – belamgrijk, gewichtig, kostbaar
waardevol papier  aandeel, bon, coupon, diploma, effect, lot, lot, reçu
waarde vriend – amice
waardig – aanzienlijk, achtbaar, bedreven, deftig, degelijk, doorluchtig, edel, eerbaar, eerbiedig, ernstig, geacht, gezien, groot(s), heilig, hoogstaand, illuster, imponerend, nobel, plechtig, ridderlijk, roemrijk, roemruchtig, roemvol, statig,voornaam verheven, welvoeglijk
waardigheid  decorum,digniteit, fatsoen grandezza, prelatuur, sultanaat, valentie, vorstelijk
waardig stappen - schrijden
waardin  hospita
waardoor iets van eigenaar verandert  cadeau, gave, geschenk, gift, inkoop, koop, ruil, verkoop
waardoor men wilde bomen veredelt  enten
waardschap - bezoek, gastmaal
waardijn - essayeur, keurmeester, muntmeester
waar een beeld op staat - sokkel
waarheid – echtheid, eerlijkheid, realiteit, werkelijkheid
waarheid als een koe  truïsme
waarheidsliefde  veraciteit
waarheidslievend - eerlijk, oprecht
waarin men zich uitdrukt  spraak, taal
waarlijk  beslist, degelijk, echt, goed, heus, inderdaad, (Ind.) betoel, inderdaad, ongetwijfeld, stellig, voorwaar, waarachtig, warempel, werkelijk, wezenlijk, zowaar, zeker
waar maken - bekrachtigen, bewijzen, realiseren, staven
waarmee het is afgelopen  einde, end
waarmee niets is te vergelijken – unicum
waar men op schrijft - papier
waarmerk – handtekening, paraaf, signatuur, stempel, ijk
waarmerken  bekrachtigen, bestempelen, ijken, legaliseren, tekenen
waarnaar gestreefd wordt  doel
waarnaast, geen betere bestaat - enig, uniek
waarneembaar  hoorbaar, merkbaar, percptibel, tastbaar, voelbaar, zichtbaar
waarnemen – aanhoren, aanschouwen, behartigen, bekijken, bekleden, bemerken, benutten, beschouwen, bespieden, constateren, gadeslaan, gewaarworden, horen, kijken, luisteren, mededelen, merken, observeren, ontdekken, opmerken, percipiëren, registreren, signaleren, vervangen, vervullen, verzorgen, voelen, zien
waarnemend  a.i., ingevallen, interim, loco, tijdelijk, vervangend, wnd.
waarnemend burgemeester  loco
waarnemen met de handen – voelen
waarnemen met de oren - horen
waarnemer – beschouwer, bespieder, observator, verkenner, vervanger
waarneming  observatie, perceptie
waarneming, eigen – autopsie
waarnevens – naast, welk
waar niets meer bij kan – vol
waarom - vanwege
waarom men iets doet  reden
waarover men spreekt  onderwerp
waarschijnlijk – aannemenlijk, denkelijk, misschien, mogelijk, vermoedelijk
waarschuwen  alarmeren, tippen, (ver)manen,verwittigen
waarschuwend teken - wenk
waarschuwing - aanmaning, aanschrijving, aanzegging, alarm, bel, berisping, herinnering, hint, melding, rappel, reclamatie, sein, teken, tijding, tip, vermaning, vingerwijzing, wenk
waarschuwingsinstrument  alarm, bel, claxon, fluit, hoorn, misthoorn, radar, schel, sirene, zoemer
waarschuwingsinstrument bij mist -brulboei, misthoorn, radar
waarschuwingsinstrument bij voertuigen  bel, claxon, hoorn, sirene
waarschijnlijk - misschien, vermoedelijk
waarvan sprake is  i.c.
waarzeggen  profeteren, voorspellen, wikken
waarzegger  augur, profeet, ziener
waarzeggerij  mantiek, wichelarij
waarzeggerij uit handlijnen  chiromantie
waarzeggerij uit as  tephromantie
waarzeggerij uit de offerwijnen - oenomantie
waarzeggerij uit urine  urinomantie
waarzegging door het oproepen van geesten  necromantie
waarzegster  cassandra, clairvoyante, gitana, heidin, kaartlegster, pythia, sybille
waarschuwingssein - bel, fluit, zoemer
waarschuwingssein van zeker vervoermiddel - claxon, hoorn, sirene, trambel
waarschuwingstoestel bij nevelig weer - brulboei, misthoorn
waarschijnlijk - probabel, stochastisch, vermoedelijk, wsch
waarschijnlijkheid van onheil  gevaar
waarzeggen - voorspellen
waarzegger - profeet, voorspeller
waarzeggerskunst - mantiek
waarzeggerij uit boeken - bibliomantie
waarzeggerij uit handlijnen - chiromantie
waarzeggerij uit spiegels - beryllistiek
waarzegkunst - aeromantiek
waarzegster - pythia, sybille
waas  mist, damp, mist, nevel, schijn, sluier, stoom, vocht,
wasem, zweem
wabberig – los, slobberig
wacht – bewaker, garde, kwartier, piket, surveilance, waaktijd, wake(n)
wacht bij vorst  garde, lijfgarde
wacht houden – (be)waken, opletten, posten
wacht van 0-4 uur - hondenwacht
wacht van 4-8 uur – dagwacht, morgenwacht
wacht van 12-16 uur - middagwacht
wacht van 16-20 uur - platvoetwacht
wacht van krijgslieden  garde
wachtel - kartel
wachtelkoning - griet
wachten – bewaken, darren, dralen, ophouden, talmen, verbeiden
wachter – bewaarder, bewaker, bijplaneet, cipier, handlanger, maan, oppasser, portier, post, satelliet, schildwacht, waker
wachterlied - dagelied
wachtglas – zandloper
wachthoudend - waaks
wachthuisje - abri, posthuis, schilderhuis
wachthuisje bij een viersprong of bij de ingang van een dorp op Java  gerdoe, gardoe
wachthuisje op rijstveld  goeboek, gubuk
wachtpost – planton, schildwacht
wachtsman - waker
wachtronde  patrouille
wachtwoord – code, consigne, leus, leuze, motto, parool, werda
wad – ondiepte, wed, zwin
waddeneiland  Ameland, Rottum, Rottumeroog, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel, Vlieland
waddengeul - balg
wade – baarkleed, knieholte, (lijk)kleed, laken, linnen, sleepnet, sluier, waai
wadem - damp, nevel
waden – lobberen
waduw - sluier
wafel – biscuit, oublie, oblie
waffel  bek, mond, muil, snater, snavel, wauwel
wagen  auto, avonturen, blootstellen, diligence, durven, gokken, kar, kiereboe, koets, mikken, ondernemen, proberen, riskeren, slee, voertuig
wagen te doen – bestaan
wagen of riskeren – durven, gokken
wagen voor het vervoer van artilleriemunitie - caisson
wagen voor kolenvervoer - tender
wagen voor mestvervoer  mestkar
wagen voor olievervoer  tankauto
wagenbestuurder  conducteur, chauffur, machinist
wagenboom - lamoen, lemoen
wagenhuis  remise
wagenkap - huif
wagenloods – remise, wagenschuur
Wagenman  Auriga
wagenmenner – koetsier, voerman
wagenpark - autopark
wagenspoor – tra, wielslag
wagentje (Ind.)  sado
wagentje op smalspoor  lorrie
wagentje voor draverij – sulky
wagenvol - karrenvracht
wagenvracht  lading, voer
wagenvrees - amaxofobie
wagenwip - crick
wagenzeil – dekkleed
wager - durfal
wagge - slobkous
waggelen – lobberen, schommelen, wankelen, zwanken, zwikken
waggelend - onvast, onzeker, wankelend
waggelende vogel  eend, gans, kalkoen, zwaan
wagon  spoorwagen
wagonlit  slaapwagen
wajang - poppenspel
wajangvertoner  dalang
wak  bijt, gat in ijs, opening
wake - wacht
wakel - jeneverbes
waken  oppassen, wacht
waken over - behoeden, beschermen, bewaken, bewaren, opletten, oppassen, schutten, toezien, zorgen
waker  herder, hoeder, oppasser, pastoor, suppoost, wacht(er), wachtsman, zeedijk
wakerstok - vleugelspil
wakker  alert, bijdehand, flink, kloek, krachtig, kwiek, helder, ijverig, kordaat, levendig, monter, slim, snugger, uitgeslapen, vief, vlug, ijverig, waakzaam
wakker blijven – waken
wakker en levendig – helder
wakker maken – wekken
wakker of slim - kien
wakker worden – ontwaken
wakkeren - opsteken, opwekken
wakkerende vlam - laai
wal – dijk, ka(de), laadplaats, losplaats, muur, oever, schans, waterkant
walbeschoeing - plating
Walcheren, plaats op - Domburg, Middelburg, Ritten Veere, Vlissingen
waldhoren  jachthoorn
waldieper - baggerman
walduiker - tapuit
walen  draaien, kenteren, keren, wankelen, weifelen
Wales, graafschap in - Flintshire
walg - afkeer, afschuw, gruwel, haat, weerzin, wrok
walgelijk  afschuwelijk, degoûtant, naar, onsmakelijk, vies, weerzinwekkend
walgelijk ruiken – stinken
walgelijk vielen – likken
walgelijke reuk – stank
walgen – afgrijzen, kaken, kokhalzen, tegengaan
walging  afkeer, afschuw, dégoôt, gruwel, nijd, tegenzin, weerzin
walgingwekkend  repugnant, stuitend, weerzinwekkend
walgvogel  dodaars, dodo
walhoofd - bruggenhoofd
walkant – ka(de), oever, waterkant
walken - vollen
walkietalkie  portofoon
walkruid - walstro
Walkyre - Alanteiria, Brunhilde, Haeva, Nehalennia
wallebak – losbol
wallebakken – zwieren
wallen - wellen
walm – blaak, damp, kwalm, rook, smook, smoor, stoom
walmen – dampen, roken, smokem, stomen, wasemen
walmgat – stoomlek, zoggat
walm of nevel – mist
walnoot – okkernoot
walrand - berm
walrus  odobenida, rob, zeerob
wals – pletrol, pletter
walschipper - dambaas
walschot - bitterzoet, spermaceti
walsen – dansen, lamineren, pletten, ronddraaien, verpletteren
walser - pletter
walserij  pletterij
walslurp - landrot
walstro – galium, klefkruid
wal van aarde – ophoging
wal van een haven – havenmuur
walverbinding - brug
walvis - cetus, ork
walvisaas - wallaat, zeekapel
walvisachtig dier  noordkaper
walvisachtige  baardvis, bruinvis, butskop, dolfijn, narwal, potvis, tuimelaar, vinvis, zeekoe
walvisafscheiding  amber
walvisbaard  balein
walvis, blauwe - vinvis
walvisdoder - butskop, naardkaper
walvisjager  harpoenier
walvisjagers gereedschap - harpoen, lens
walvisolie – traan
walvissoort – ork, amber, (lever)traan, spek
walvisspijs – wallaat
walvistraan - levertraan
walvisvaarder  spouter
walvisvaardersgerei  harpoen
walvisvaart - nering
walvisvanger  catcher
wam – halskwabbe, kossem
wambuis – pijfekker
wambuis van huzaren – dolman
wamen – knoeien, morsen
wammes - wambuis
wan - gat, korenzeef, lek(age), mand, onvolkomen, schadelijk, scheepslek, slecht, verkeerd, zeef, zift
wanbedrijf - misdrijf
wanbegrip – misvatting, waan
wanbof - déveine, pech, tegenslag, tegenvaller
wand – muur
wandaad - misdaad
wand van bamboe - bilik
wandbekleding - behang, gobelin, lambrizering, tegel
wandcontactdoos - stopcontact
wandel - gedrag, handelwijze
wandelaar – flaneur, tippelaar, trekker, voetganger
wandeldek  promenade
wandeldreef  allée, laan, warande
wandelen  flaneren, kachelen, kuieren, lopen, promeneren, stappen, tippelen, voortbewegen
wandelend - lopend
wandelende Jood - Ahasverus
wandelende tak - carausius
wandelevenement  vierdaagse
wandelgang - couloir, lobby
wandelgang in tuin  pergola
wandelhoofd  pier
wandeling – kuier(ing), loopje, omloop, tocht, verkeer
wandelingetje – loopje, ommetje
wandellaan  allée, dreef, promenade
wandelpad  bospad, voetpad, stoep, trottoir
wandelpad tussen de bossen - bospad
wandelpark in Wenen  Prater
wandelpieren - verschansingleiers
wandelplaats  boulevard, corso, esplanada, park, plantsoen, plein, warande
wandelplaats in Italië - corso
wandelplein  esplanade
wandelreis - voetreis, wandeling
wandelstok - badine, rotting, staf
wandeltocht - voetreis, wandeling
wandeltuin – park
wandelwagen - buggy
wandelweg  allee, boulevard, dreef, laan, pad, promenade,
trottoir, voetpad
wandelweg langs zee  boulevard
wandelweg met bomen – laan
wandelzaal - foyer
wandkleed – gobelin, tapijt
wandluis  bedwants, kakkerlak, punaise, weegluis
wandpilaster  ante
wandpijler – pilaster
wandrekje - etagere
wandsieraad  ets,bord, mozaïek, schild, schilderij,
wandtapijt – gobelin, tapisserie, wandkleed
wand van steen - muur
wandversiering  ets, schilderij
wandversiering om kleinigheden op te plaatsen  etagère
wanen – menen, verbeelden, voorstellen
wang – dam, dijk, kaak,koon
wangbeen onder het oog  jukbeen
wangebruik - misbruik
wangedrocht  monster, monstrum
wangen van kabeljauw - kibbeling
wanglijst - canthus
wangunst – afgunst, jaloezie, naijver, nijd
wangzakeekhoorn - chipmunk
wanhebbelijk - slordig
wanhoop – ellende, radeloosheid, vertwijfeling
wanhopen - des(es)pereren, vertwijfelen
wanhopig – bevreesd, desperaat, gebroken, hopeloos, hulpeloos, machteloos, mistroostig, moedeloos, ontmoedigd, ontredderd, radeloos, rampzalig, reddeloos, troosteloos, uitzichtloos, vertwijfeld
wankant - bleshout
wankel – beverig, grillig, hachelijk, instabiel, kwetsbaar, labiel, los, onbestendig, onevenwichtigheid, ongewis, onvast, onzeker, talmend, tuimel, twijfelend, wispelturig, wisselvallig, wuft
wankelbaar  labiel, onstabiel, onvast, onzeker
wankelbaarheid - labiliteit, onbestendigheid,
wankelen – aarzelen, waggelen, wiebelen
wankelend – waggelend
wankel en teer – zwak
wankel en zwak - gammel
wankelmoedig - aarzelend, besluiteloos
wankelmotor, uitvinder van de - Wankel
wanklank  diafonie, dissonant, kakofonie
wanklinkend  dissonerend, kakofonisch
wanluidend - cacophonisch
wanluidendheid  kakofonie, dissonant
wanlust - tegenzin
wanneer  als, indien, ingeval, mits, zo
wannen – zeven, zuiveren
wanorde – baaierd, beestenboel, chaos, disorde, keet, ontreddering, ordeloosheid, rommel, rotzooi, troep, verwarring, verwardheid, warboel, warwinkel
wanordelijk  ongeregeld, onnet, onordelijk, ordeloos, rommelig, rumoerig, slordig, verward
wanordelijkheid  ongeregeldheid
wanproduct - misbaksel
wanschepsel - gedrocht, monster, monstrum
wanstaltig  difform, gedrochtelijk, mismaakt, monsterachtig, monstrueus
wanstaltigheid - misvorming
want  aangezien, daar, handschoen, immers, namelijk, omdat, vermits
wantrouwen  achterdocht, argwaan, diffidentie, twijfel, verdenking
wantrouwend - achterdochtig, agwanend, ombrageus
wantrouwig - achterdochtig, argwanend
wants - heteropterum, wantluis, weegluis
wantsensoort - capsus
wantsnijder - lakenkoper
wanverhouding - ametrie
wanvoegelijk - onbehoorlijk, ongepast, onvoegzaam
wanvrucht - misgeboorte
wanzeil - zeefdoek
wapen (wapenkunde)  embleem
wapen -
3 aks, bijl, bom, dag, gun, kat, mes, mijn, pijl, pik, ram, roe
4 akst, bola, boog, bren, buks, colt, dirk, dolk, gard, gisp, heep,
kris, lans, lens, obus, piat, piek, roer, sten, stok, tank, zeis
5 blijde, couse, dagge, degen, gesel, gleve, golok, jarid, kanon,
kling, knoet, knots, kodde, kogel, lasso, lathi, maxim, palei,
priem, raket, roede, runka, sabel, sewah, slang, speer, spies,
spuit, zicht, zweep
6 aniani, dagger, floret, framea, geweer, hakmes, kapmes, kierie,
lancet, latigo, mandau, matrak, mauser, musket, pallas, parang,
petard, poffer, rammei, rapier, rondas, sagaai, sambok, sarras,
sikkel, spetum, spiets, stilet, tijdbom, weimes, zeemijn, zwaard
7 bajonet, bazooka, blazoen, brengun, dolkmes, eenloop,
espadon, fleuret, flobert, geschut, granaat, haakbus, harpoen,
jatagan, javelijn, karabijn, kardoes, kartets, kartouw, karwats,
klewang, knipmes, knuppel, kortjan, krommes, kwispel,
landmijn, machette, mortier, petarde, pijnbank, pistool,
randjoe, sjambok, skalpel, soempit, stekade, sponton, stengun,
torpedo, tortuur, trekmes, weidmes, werpbijl, yatagan
8 armborst, assegaai, atoombom, brandbom, ballista, bistouri,
blaaspijp, bombarde, bowiemes, brandbom, browning,
falconet, jachtmes, katapult, kortelas, musketon, oerlikon,
partizan, ponjaard, raketbom, rentjong, revolver, snaphaan,
stiletto, stormkat, stormram, strijdbijl, terzerol, tomahawk,
tommygun, tweeloop, valkenet, vuurroer, windbuks, werpijzer,
zinkroer
9 blaasroer, boemerang, carronade, chassepot, degendolk,
degenstok, derringer, dieptebom, donderbus, eenponder,
francisca, goedendag, gummistok, houdegen, houwitser,
kattenkop, klakkebus, kruisboog, lierenaar, luchtbuks,
napalmbom, partizaan, puntstaaf, schiavona, schrapnel,
serpentijn, soempitan, springaal, stokdegen, stormegge,
strijdkolf, voorhamer, voorlader, werpspeer, werpspies,
zijdgeweer
10 banderilla, boksbeugel, bullenpees, chambriere, draaikanon,
eendenroer, guiilotine, hellebaard, kromzwaard, morgenster,
muurbreker, parabellum, schrootbus, slagzwaard, sleepsabel,
strijdhamer, strijdknots
11 achterlader, dumdumkogel, haakmortier, handgranaat,
hartsvanger, jachtgeweer, mitrailleur, naaldgeweer, ruitersabel,
schermdegen, slagbajonet, stalinorgel, veldgeschut,
werpschicht
12 bommenwerper, lichtgranaat, lichtpistool, lugerpistool,
mensenvanger, mitraillette, mitraleuse, pantservuist,
scheepskanon, schietgeweer, torpedokanon, waterstofbom,
zadelpistool
13 afweergeschut, machinegeweer, pantserschrik, snelvuurkanon,
vlammenwerper
15 proppenschieter, vuursteengeweer
wapen van insekt  angel
wapen van vrouw  tong
wapenbode  heraut
wapenboek  armoriaal
wapenbord – rouwkas, schild
wapenbroeder - commiltone, medestrijder, strijdmakker
wapenbijfiguur - barensteel, besant, bol, fret, penning, tournooikraag
wapendrager – schildknaap, spinner
wapenen - uitrusten, versterken
wapenfeest – toernooi, prestatie
wapenfeit – heldendaad,
wapenfiguur - dwarsbalk, gaffel, keper, kruis, paal, punt, scholdhoofd, schildvoet, schuinbalk, vrijkwartier, zoom
wapengeluk – oorlogskrans
wapenhandvat – gevest
wapenhouder - holster
wapenhuis  arsenaal
wapening  armatuur, uitrusting
wapenkamer  arsenaal
wapenkleur - azuur, keel, sabel, sinopel
wapenknecht  page, schildknaap, soldaat
wapenkoning - heraut
wapenkreet  leus, oorlogskreet
wapenkunde  heraldiek
wapenkundige - heraldicus
wapenkundige term  balk, ente, gegareerd, gegeerd, veld
wapenmagazijn  arsenaal
wapenplaats - exercitieveld
wapenriem - bandelier
wapenrok  uniform
wapenrusting - harnas, maliënkolder, panopli, schild
wapenschild  blazoen
wapnschild, klein - ecusson
wapenschouw  defilé, inspectie, monstering, parade, revue
wapenspel - toernooi
wapenspreuk  devies
wapenstilstand  bestand
wapenstok – bullenpees, degenstok, gummistok, knots, matrak
wapentuig  rusting
wapen van insecten - angel
wapper - bascule, wip
wapperen  flabberen, fladderen, flapperen, vendelen, waaien
war - knoest, kast
waranda – aanbouw, veranda
warande – park, wandeldreef
waratje – waarachtig, warempel
warboel  chaos, keet, paniek, rommel, rompslom, troep, verarring, warboel,
ware naam van Chaplin  Spencer
ware naam van Doris Day  Kappelhoff
ware naam van Den Doolaard - Spoelstra
ware naam van Gorki  Pesjkow
ware naam van Gijsen  Goris
ware naam van Havank  van Kallen
ware naam van Hildebrand  Beets
ware naam van Kronkel  Carmiggelt
ware naam van Multatuli  Douwes Dekker
ware naam van Novalis  Hardenburg
ware naam van Romy Schneider - Albach
ware naam van Stendhal  Beyle
ware naam van Van Deijssel - Thijm
warboel  chaos, keet, mikmak, paniek, rommel, rotzooi, troep, wanorde, warwinkel
warempel  inderdaad, toch, waarachtig, waarlijk, zowaar
waren  dolen, dwalen, spoken
warenhuis - baza(a)r, verkoophuis, winkelbedrijf
warf – hoogte, terp
wargeestig - verward
warhoofd – chaoot, daas, dwaas, idioot, wargeest
warhoofdig  gek, dwaas, krankzinnig, vreemd,
waring – wegering
war in hout – kwast
warkruid – rui(e), ruide
warm – aangenaam, diep, enthousiast, gloeiend, gul, hartelijk, heet, hevig, innig, vurig
warmbloedig – driftig, temperamentvol, vurig
warmbloedpaard - Oldenburger
warm broodje met gehakt – hamburger
warm deel van de aarde – tropen
warm hapje – snack
warm ijzer bewerken – smeden, vervormen
warm laten worden  broeien, koken, verhitten
warm maken – stoken, opwarmen, verhitten, verwarmen
warm zijn  gloeien
warme baden  thermen
warme bron – reiser, therme
warme drank – anijsmelk, chocola, groc, kandeel, koffie, kwast, negus, punch, slemp, thee
warme droge valwind in het Alpengebied - föhn
warme genegenheid  affectie, liefde, passie
warme glans – gloed
warme kruidenwijn - kandeel
warme luchtstreek – tropen
warme maaltijd - diner
warme opstijgende luchtstroom - thermiek
warme springbron  geiser
warme stof  flanel, wol
warme toegenegenheid  liefde
warme wind - chinook, föhn
warme wijn  kandeel, negus,
warme luchtkamer (Rom.) – tepidarium
warmen - verhitten
warmoes  moeskruid, bladgroente, groente
warmoezenier  tuinder
warmoezerij  kwekerij, tuinbouw
warmte - gloed, hartelijkheid, hitte, sympathie, temperatuur, vuur
warmte afstaand  exotherm, stralend
warmte opnemend  endotherm
warmtebewegingsleer  thermodynamica
warmtebron  haard, hoogtezon, kachel, lamp, vuur, zon
warmteeenheid  calorie, cal.
warmte-electricitteit - thermo-electra
warmtegevend - thermogeen
warmtegraad  temperatuur
warmtemeter - calorimeter, (koorts-, maximum, minimum-) thermometer
warmteminnend  thermofiel
warmtemaand van de Franse republikeinse kalender  thermidor
warmteregelaar – thermostaat
warmte straling – gloed, hitte
warmte verliezen - bekoelen
warmteverwekkend  warmte gevend, thermogeen
warmwaterkruik – bedwarmer
warmwaterreservoir – goiler, geiser
warmwatertoestel – boiler, geiser
warmwaterzak – thermofoor
warnest – doolhof, warboel, warwinkel
warnet – chaos, rommel
warrant - octrooi, patent, veemceel, volmacht
warrelen – wervelen
warrelig - verward
warrelkluwen - baaierd
warrig - koppig, twistziek, verward
warrige drukte - (ge)roezemoes
wars  afkerig
wars van hygiëne  smeerpoets, viespeuk, vuilpoets
wars van laagheid  edel
wars van oneerlijkheid  edel, oprecht
Warschau - Warszawa
wartaal  abracadabra, brabbeltaal, flauwekul, galimatias, gebazel, gewauwel, kletskoek, larie, lulkoek, nonsens, onzin, zotteklap
wartel  draaihaak, wervel,
wartelblok - draihaak, nahanger
warwinkel  chaos, rommel, warboel, wanorde
was  aanwas, cera, groei, stijging, toename, toeneming, vermeerdering, wed, zwin
wasartikel - spons
wasautomatiek - wasserette
wasbaas – bleker, wasser
wasbak  bekken, fontijn, kom, lampet, lavet, teil, tobbe, wasplaats
wasbeer - panda, procyonida
wasbekken  bidet, lavabo
wasboetseerkunst - caroplastiek
wasdag - maandag
wasdom  gewas, groei(sel), ontwikkeling
wasdroger – centrifuge, droogtrommel
wasem  damp, mist, nevel, stoom, vleug, waas, waterdamp, zweem
wasemen – dampen, stomen, walmen
wasemig – dampig
wasemkap – afzuigkap
wasem of nevel - mist
wasgelegenheid – bad(cel), badhuis, badkamer, douche, lavet, teil, wasserette, wastafel
wasgerei – emmer, baddoek, handdoek, spons, zeem, zeep, teil, tobbe puimsteen, washandje
waskan - lampetkan
waskom  lampet(kan), wasbak
waskuip  bad, lavet, tobbe
waslijn – drooglijn
wasmachine – wasautomaat
wasman - bleker
wasmiddel  ammonia, borax, soda, water, zeep(poeder)
wasmolen - droogmolen
wasplaats – badkamer, douche, wasbak, wasserette
wassalon - wasserette
wasschilderkunst - encaustiek
wassen – boenen, gedijen, groeien, kuisen, lappen, opschieten, poedelen, reinigen, schoonmaken, spoelen, stijgen, tieren, toenemen, zuiveren
wassenbeeldenspel  panopticum
wassende maan – wassenaar
wasser – wasbaas
wasserette - wassalon
wassing  ablutie, afspoeling, friction
wastafelplaat - planchet
wastafeltje – tabula
wastobbe - wasbak
waswater  sop
wat – beetje, enigszins, iet, iets, weinig
wat aan het einde komt  slot, staart
wat betaald moet worden  debet
wat betreft  ad, qua
wat beweerd wordt – bewering
wat bitter is - alsem
wat de geboorte betreft  nataal
wat de grondslag betreft – elementair
wat de ogen zeggen - ogentaal
wat de sterren aangàat  astraal
wat echtgenoten meebrengen  aanbreng, inbreng
wat ergens in zit – inhoud
wat erg klein is - kriel
wat ernstig maakt  ernst
wat iemand bezit  bezitting, eigendom, goed, have
wat men op reis meeneemt  bagage
wat niet hedendaags is  antiek, ouderwets, verdaagt
watelen – klateren, atelen
water  aqua, baai, beek, diep, gemeentepils, golf, gouw, gracht, kanaal, kreek, laak, lee, majem, meer, oceaan, plas, plomp, poel, rivier, sloot, stortbeek, stroom, singel, vaart, vliet, vijver, vocht, wetering, zee
water bij Abcoude  Gein
water bij Amersfoort  Eem
water bij Amsterdam  Amstel, IJ
water bij Appingedam  Apt
water bij Denemarken  Sont
water bij Haarlem  Liede, Spaarne
water bij Meppel  Reest
water in Amsterdam - Amstel, Herengracht, Keizersgracht, Prinsengracht, Rokin, Singel, IJ,
water in Aziatisch Turkije - Tigris
water in België – Albertkanal, Dender, Herk, IJzer(kanaal),
Kemmelbeek, Moervaart, Neer, Netekanaal
water in Drenthe – Beilervaart, Drostendiep, Eelderdiep, Hunzevaart, Leekstermeer, Oosterdiep, Oranjekanaal, Peizerdiep, Vledderdiep
water in Duitsland  Eems, Elbe, Main, Moezel, Neckar, Saar, Rijn,
water in Flevoland – Eemmeer, Hogevaart, Keteldiep, Lagevaart, Veluwemeer, Wolderwijd
water in Friesland – Bergumermeer, Ee, Heegermeer, Jeltesloot, Ketelmeer, Koningsdiep, Linde, Louwerdmeer, Pikmeer, Slotermeer, Snekermeer, Tjeukemeer, Waddenzee, Zwettevaart
water in Gelderland – Berkel, Griftkanaal, Linge, Ijssel, Veluwemeer, Waal
water in Groningen – Boterdiep, Damsterdiep, Eemskanaal, Lauwersmeer, Musselkanaal, Oosterdip, Reitdiep, Rietdiep, Ruitenkanaal, Stadskanaal, Waddenzee
water in Limburg – Geleen, Geul, Helenavaart, Maas, Molenbeek, Mook, Niers, Noordervaart, Roer
water in Nederland – Amstel, Botlek, Eem, Eemskanaal, Haringvliet, Hollandsdiep, IJmeer, Ijssel(meer), Ketelmeer, Maas, Kil, Krammer, Kreekerak, Markermeer, Merwede, Regge, Rotte, Rijn, Schelde, Sloe, Spaarne, Waddenzee, Veluwemeer, Waal
water in NoordAmerika  Eriemeer
water in Noord-Brabant – Aa, Amer, Beerze, Dieze, Dommel, Donge, Gender, Gilze, Mark, Run,Volkerak, Weerijs, Zoom
water in Noord-Holland – Amstel, Amsteldiep, Amstelmeer, Drecht, Gaasp, Gein, Liede, Markermeer, Marsdiep, Naardermeer, Ijsselmeer, Waddenzeel, IJ, Zaan
water in Overijssel – Dinkel, Reest, Regge, Twentekanaal, Vecht, Zwartemeer, Zwartewater
water in Utrecht – Eem, Gein, Grift, Eemmeer, Lek, Vecht
water in WestDuitsland  Eems, Ems, Rhein, Rijn
water in Zeeland – Arne, Grevelingen, Krammer, Mastgat, Oostgat, Sloe, Volkerak, Westgat, Wielingen, Zijpe
water in Zuid-Holland – Aar, Gouwe, Rotte, Grevelingen, Haringvliet, Krammer, Ringvaart, Rotte, Schie, Vliet, Volkerak,
water in Zwitsertand  Rhône
water onder nul  ijs
water tussen Europa en Azië  Bosporus
water tussen Marken en het vaste land  Gouwzee
Water tussen Zweden en Denemarken - Sont
Water waarnaar een grote stad is genoemd - Amstel, Rotte
water wegscheppen  hozen
wateraantrekkend - hydrofiel
waterachtig – sereus
waterachtig land – moeras
waterafsluitend – dam, dijk
waterader - lymfevat, spreng
wateraffodil - beenbreek
waterafvoer  put, riool
waterahorn - esdoorn
wateralant - esdoorn
wateraloë - scheren
waterandoorn – wolfspoot
wateraem – dor, droog
waterbaar - golf
waterbad - bain-marie
waterbak – reservoir, urinoir
waterbassin - piscine
waterbeemdgras - liesgras
waterbekken  bassin, meer, piscine, reservoir, vijver
waterbel - blaas, bobbel
waterbeschrijving - hydrografie
waterbetonie – helmkruid
waterbeweging - getij
waterbewoner – kikker, kikvors, kwal, nijlpaard, otter, paling, rob, rog, vis, walrus, walvis, zeehond, zeeleeuw
waterbies - heleocharis
waterblaasje - bel
waterblazer - dolfijn
waterbok - reduncinus
waterboterbloem  dotterbloem, plomp
waterbreuk - hydrocele
waterbuffel - arni
waterbunge - bleekpunge
watercloset  toilet, w.c.
waterdam – dijk, pier, slaper, havenhoofd
waterdamp – dauw, stoom, vapeur, wasem
waterdicht  impermeabel, waterproef
waterdicht leer - vetleer
waterdicht maken - breeuwen, kalfaten
waterdichte betimmering van een schacht  bekuiping
waterdichte stof  gabardine
waterdiep – kolk
waterdiepte – kil, kolk, mui
waterdiepte tussen zandbanken - kil
waterdier – aal, bever, eend, haai, kikker, kikvors, krokodil, kwal, meerkoet, nijlpaard, otter, paling, rob, rog, vis, walrus, walvis, zeeegel, zeehond, zeeleeuw, zeester
waterdieren – hydrozoën, vissen
waterdiertje  watervlo
waterdoorlatend  lek
waterdracht - doepgang
waterdrieblad – bitterklaver
waterdruppel - spet
waterduizendblad - blaasjeskruid, vederkruid
wateremmer – aker, puts
wateren – drenken, plassen
watereppe - sium
wateren  pissen, plassen, urineren
waterfiets – pedalo
waterfitter - loodgieter
waterfluiter - regenwulp
watergang - greppel, kanaal, sloot, vaart
watergedrocht in de bijbel  leviathan
watergeest  ariël, najade, nikker, nixe, undine
watergeil - spurrie
watergeneeskunde - hydrotherapie
watergentianen - menyathaceeën
watergeul  kil
watergezwel – oedeem
waterglad - geslepen
watergod - Neptunus, Poseidon
watergodin - najade, nereïde
watergolf - baar
watergolving - moiré
watergoudsbloem - dotterbloem
watergras - greppelrus, mannagras
waterhelder kwarts  kristal
waterhennep – leverkruid
waterhoen - ral
waterhond - poedel
waterhoofd – hydrocefalus
waterhoudend mineraal - gips
waterhouder – reservoir
waterhout - kardinaalmuts
waterig – futloos, laf, nat, slap
waterig land  moeras
waterige kleurstof – beits
waterige verf – beits, witsel
watering  gouw, lee(de), sloot, waterloop, zijl
waterjuffer  libel, libelle, rombout
waterkaarde - duitblad, scheren
waterkan  karaf, lampet
waterkannetje - mok
waterkanker aan de wang – noma
waterkanon - brandspuit
waterkant – ka, kaai, kade, oever, wal, walkant
waterkeer  dam, duiker, dijk, sluis
waterkeer in Zeeland  Sloedam
waterkering – dam(wand), dijk, duiker, keerdam, rijt, rivierdijk, sluis, spui, strekdam, stroombreker, stuw(dam)
waterkers - nasturium
waterketel  bouillore, fluitketel, moor
waterkever – hydrophillida
waterkippetje - waterhoen
waterkisting - kistdam
waterkliever - verkeerdsnavel
waterknotsen – lisdodde
waterkolk – rioolput
waterkom – dobbe, lampetkan, zoel
waterkoud – kil
waterkraan - tap
waterkrachtleer  hydrodynamica
waterkroos  azolla
waterkruid - schern
waterkunde - hydrologie
waterland - beemd, broek, moeras
waterland met rijshout - griend
waterlander – traan
waterland met rijshout – griend
waterleiding - buis
waterlelie  lis, lotus, plomp
waterlelies - nymphaeaceeën
waterlinze  eendekroos, kroos
waterlis - zonnebloem
waterloof  waterblad
waterlook  watergamander
waterloop  aa, beek, ee, kil, lee, ril, rivier(tje), sloot, stroom, watering, wetering, zijl
waterloop bij Appingedam  Apt
waterloop in .het land van Altena. Alm
waterloop om kasteel - gracht
waterloop tussen buitendijkse gronden  kil
waterloopkunde - hydomechanica
waterloos - dor, droog
waterlopers  hydrometrida, ploteres
waterlozing  spui
waterlijn - vergure
waterman  aquarius
watermanderkruid - gamander
watermeetkunde - hydrometrie
watermerk  A.P., NAP., filagram, filigram, veek
watermeter - hydrometer
watermol - desman
watermolen  onderslagmolen, seinmolen
watermonster - leviathan
watermot - kokerjuffer, schietmot
watermuur - malachium
watermuur aan een riviermonding bij opkomende vloed - bore
watermijt - hydrachnella
waternavel - hydsrocotyle
waternimf  meermin, najade, nereïde, waterjuffer
waternimfachtige – najadaceeën
water of plas – meer
water om kasteel – gracht, singel
water onder nul - ijs
waterontharder - calgon
wateropaal - adulaar, maansteen
wateropeenhoping in lichaam  oedeem
wateropening – welgat
water ophalen - putten
waterorganisme  plankton, nekton
waterpaardenkracht  W.P.K.
waterpalm - nipa
waterpas – belbuis, horizontaal, libel, niveau
waterpeil  A.P., NAP., stand
waterpeper - bitterplant, bittertong
waterpest - elodea
waterplaats  toilet, urinoir, w.c.
waterplant  alge, dod, dodde, duitbladdullen, dullen, eendekroos, eppe, flap, kalmoes, kroos, lelie, lis, lotus, najade, pijlkruid, plomp, riet, sium, waterlelie, wier
waterplant met ronde bladeren - centenblad, duitblad, kikkerbeet, kikkerkruid
waterplanten - hydrophyten
waterplas  meer, oceaan, poel, ven, wed
waterplas op de heide  slat
waterpokken - varicella
waterporie  emissatie
waterpostelein – peplis
waterproef - waterdicht
waterput  cisterne, kolk, regenbak, wel
waterpijp  nargileh
waterraaf  aalscholver, schollevaar
waterraket – akkerkers
waterral - schriek
waterreservoir - cisterna, cisterne, tank
waterriet - zegge
waterroofdier - otter, snoek
waterrijk weiland  beemd, broek, dras, moeras
waterrijk woestijngebied - oase
waterrijke laagte  oase
waterroofdier - otter
watersalamander  triton
waterschap – heemraadschap, wetering
waterscheerling - dollekervel
waterscheiding  sloot, laak
waterslang  hydra, zeeslang
watersnaffel – watertoom
watersnip - poelsnip
watersnood  overstroming
waterspiegel  niveau
waterspin – argyroneta
waterspoeling - closet
waterspook die jonge mensen tot zich lokt en laat
verdrinken (Germ. myth.)  Nixe
watersport  kanoën, roeien, waterpolo, waterskiën, zeilen, zwemmen
watersportbeoefenaar  roeier, zwemmer, zeiler
watersport op een plank - surfen
watersporttentoonstelling  Hiswa
waterspreeuw – cinclida
waterspuit - brandspuit
waterspuwer - gargouille
waterstand  A.P., eb, NAP., niveau, tij, peil, vloed
waterster - ruiterkruid, scheren
watersterrekruid - zeeaster, zulte
waterstoep – walstoep, vlonder
waterstoepje - bart
waterstof  H., hydrogeen, hydrogenium
waterstofbom - H-bom
waterstofbronaat - broomzuur
waterstofgas  tritium
waterstof-peroxyde - porthydrol
watertand  broek, moeras
watertank - reservoir
watertje  beek, kreek, watering
waterton – regenbak
watertorkruid - waterkervel
wateruurwerk - clepsydra
waterval  cascade, cataract, Niagara
waterval in Amerika - Niagara
waterval in Finland  Imatta
waterverbinding  hydraat
waterverf - gouache
waterverfschilder - aquarellist
waterverfschilderij – aquarel
waterverlies – lek, verdamping
waterverplaatsing van een schip – deplacement
waterversperring - stuwdam
waterviolier - hottonia
watervlakte  meer, oceaan, plas, rivier, ven, vijver, zee
watervlakte in bos - ven
watervliegtuig  hydroplaan
watervloed (Mal.)  ban(d)jir
watervlooien - cladicere
watervlotgras - brongras
watervogel  aalduiker, aalscholver, albatros, alk, eend, fuut, gans, koet, meerkoet, meeuw, nonnetje, pelikaanpinguin, plevier, ral, rotgans, schollevaar, slobeend, smient, snip, taling, uiver, waterhoen, woerd, zwaan
watervolk - zeelui
watervrees  hydrofobie
watervrij natriumhydrosulfaat - blankiet
watervrij nikkelarsenaat - aërugiet
watervrije oxyde van titanium  rutilium, rutiel
waterweegbree - alisma
waterweegbreeachtigen - alismataceeën
waterweegkunde  hydrostatica
waterweg – beek, kanaal, rivier, stroom, (trek)vaart
waterweg in Nederland  Zijpe
waterweger  hydrogeenmeter
waterwel - bron
waterwerk  brug, dam, dijk, fontein, sluis, waterkering
waterwied  kroos
waterzoogdier – bever, dolfijn, nijlpaard, otter, rob,walrus, walvis, zeehond, zeekoe, zeeleeuw, zeeolifant
waterzucht  hydraps(ie), hydratosis, oedeem
waterzuchtige zwelling  oedeem
waterzwijn  tapir
wat iemand bezit – bezitting, eigendom, goed, have
watje – wiek
watjekouw – dreun, klap, mep, klap, oplawaai, stomp
wat men kookt – kooksel
wat men op reis meeneemt – bagage
wat men uit – uiting
wat men vindt – vondst
wat niet hedendaags is – antiek, ouderwets
watt  w.
wauwel – babbel, kletskous, kletser, prater, waffel
wauwelaar – leuteraar, kletsmeier, leuterkous
wauwelen – bazelen, kauwen, kletsen, leuteren, zaniken, zeuren, zeveren
wauwel of bek - mond
wazig – dampig, mistig, gedempt, nebuleus, nevelachtig, nevelig, onduidelijk, onhelder, onscherp, vaag
W.c.  bestekamer, cour, privaat, plee, secreet, toilet
w.c. te velde  latrine
web – net, rag, spinrag, spinselweefsel
webben weghalen – ragen
weck – inmaak
wecken – inmaken, steraliseren
wed  drinkplaats, waadplaats, wad
wedde  bezoldiging, gage, honorarium, inkomen, jaargeld, loon, pensioen, salaris, toelage, traktement, verdienste, vergoeding
wedden – gokken, pariëren
weddenschap  gok, pari, toto
wede – isatis
weder – nogmaalsopnieuw, terug, weerom
wederaangroei van lichaamsdelen - regeneratie
wederantwoord - dupliek, repliek
wederantwoorden - dupliceren
wederbekomen - herkrijgen
wederbetaalbaar - aflosbaar
wederdoper  anabaptist, doopsgezinde
wederdoperij - anabaptisme
wederga - partuur, portuur
wedergade - gelijke
wedergave  teruggave
wedergeboorte  palingenese, renaissance, reïncarnatie
wederhelft  dulcinea, e(e)ga, echtgeno(o)t(e), ga(de), partner
wederik - lysimachia
wederinkoop - pandjeshuis
wederkerend  reflexief
wederkerend voornaamwoord  elkander, je, me, mekaar, ons, zich
wederkerig  elkaar, onderling, reciproque, wederzijds
wederkerigheid - reciprociteit
wederkerig voornaamwoord  elkaar, elkander, mekaar,
wederlegging - repliek
wederom – alwe(d)er, andermaal, bis, herhaald, nogmaals, opnieuw, terug, weer
wederopbouw – herbouw, herstel
wederopkomen - herrijzen,
wederopkomend - herrijzend, retour
wederopstanding  herrijzenis, resurrectie
wederpartij(der) - tegenstander, tegenstrever
wederrechtelijk - onrechtmatig
wederrechtelijk bezetten  usurperen
wederrechtelijk bezetter  usurpator
wederrechtelijk in bezit nemen - usurperen
wederrechtelijk toe-eigenen  jatten, pakken, pikken, stelen
wederspannig - obstinaat, ongehoorzaam, rebels
we(d)erspraak - antwoord
we(d)erstand - verzet
we(d)ervaren - gebeuren, lotgeval, overkomen
wederverenigd - hereend
wedervergelden  retaliëren
wedervergelding  retaliatie, retorsie, talio, weerwraak
wedervleeswording  reïncarnatie
wedervoortbrenging - regeneratie, reproductie
wederwoord  antwoord,dupliek, repliek
wederwoord geven  repliceren
wederzending - renvooi
wederzijds  bilateraal, mutueel, onderling, wederkerig
wederzijdse betrekking  correlatie
wedewinde - klimop, tormentil
wedgelegenheid  lotto, sweepstake, totalisator, toto
wedijver - emulatie, rivaliteit
wedijveren - dingen, kampen, rivaliseren
wedloop – estafette, race, run, wedren, wedren, wedstrijd
wedmiddel  lotto, toto
wedren – hardrijderij, race, sprint, wedloop
wedren van paarden - koers
wedrenwagentje  sulky
wedstrijd  agoo)n, concours, drive, duel, kamp, match, omnium, partij, prijskamp, rally, race, tweekamp, wedloop
wedstrijdfunctionaris - arbiter, fluitist, grensrechter, rondenteller, scheidsrechter, starter
wedstrijd in een stad - derby
wedstrijd met gondels  regatta
wedstrijd ten bate van - benefiet
wedstrijdbeker  cup
wedstrijddeel  game, helft, manche, ronde, set
wedstrijdfunctionaris – arbiter, fluitist, starter
wedstrijdje spelen - partijtje
wedstrijdleider  arbiter, scheidsrechter
wedstrijdloper - racer
wedstrijd onderdeel - game, head, manche, ronde, ronde, serie, set
wedstrijdpaard – harddraver
wedstrijdpauze – rust
wedstrijdplan – tactiek
wedstrijdprijs – beker, cup, medaille, plak
wedstrijdroute  parcours
wedstrijdserie - heat
wedstrijd van gondels in Venetië – regatta
wedstrijd van paarden - draverij
weduwaal - wielewaal
weduwe  Vve (veuve), wed., weeuw
weduwe (Du.)  Witwe
weduwe die zich met het lijk van haar man laat verbranden  sutti
weduwe van adel  douairière
weduwengeld  lijfrente, douarie
weduweverbranding  suttiisme
weduwgoed  douarie
weduwvogel - kaffervink - wida
wedijver - emulatie, rivaliteit
wedijveren  dingen
wee  akelig, droefheid, flauw(hartig), futloos, kramp, lamlendig, leed, misselijk, naar, ongeluk, onheil, onwel, pijn, ramp, slap, smart, verdriet, zeer
weedom - droefheid, leed, smart, verdriet
weefgoed – textiel
weefkam – schacht
weefpatroon - keper
weefsel  rag, web, doek, katoen
weefsel -
2 zij
3 net, rag, taf, tijk, web
4 baai, baar, cord, dril, gaas, jute, kant, kaki, krip, lame, rips,
sits, taft, trijp, tule, vilt, zijde
5 ajour, atlas, bafta, batik, cocos, crêpe, drill, gonje, jeans,
kelim, keper, laken, keper, loden, moire, nappa, nylon, orlon,
sanel, satijn, serge, tafzij, tissu, tweed
6 barkan, batist, biaise, blasse, canvas, cloqué, cotelé, damast,
dralon, dromby, duffel, flanel, frotté, jaeger, katoen, linnen,
luster, madras, mohair, molton, nylon, pluche, poplin, ratiné,
sameet, tartan, tissue, tricot, velvet
7 brokaat, cheviot, enkalon, fluweel, gobelin, ribcord, satinet,
textiel, trielje, velours
8 astrakan, bombazijn, chenille, coteline, cretonne, floconné,
kamgaren, merinos, nanking, organdie, popeline, shantung,
stramien, taffetas, zeildoek
9 cachemire, crepeline, gabardine, kunstzijde, lancaster,
neteldoek
10 damastzijde, graslinnen, manchester, mousseline, ribfluweel, vlaslinnen
weefsel met kleuren en figuren - batik, damast
weefsel met strepen in de lengte - rayé
weefsel ter vervanging van glas - testarium
weefsel van ananasvezels – pinas
weefsel van drad - gaas
weefsel van een spin  rag, web
weefsel van kamgaren  moreen
weefsel van planten tussen bast en hout  cambium
weefsel van vlas  linnen
weefsel afsterven  gangreen, infarct, necrose
weefsel, geruwd - flanel
weefsel, grof wollen - pilo
weefsel, kleuig - ikat
weefsel openbewerkt - ajour
weefseldraad  rafel
weefselkokertje  cocon
weefselleer  histologie
weefselprop - nop
weefseltonnetje  cocon
weefselvocht  lymfe
weefselverharding  eelt, sclerose
weefselversterf  gangreen, infarct, necrose
weefselvloeistof - lymfe
weefstoel –spindel
weefstoffen - textiel
weeftoestel  getouw, stoel
weefwijze - keper
weeg - beschot
weegapparaat  balans, bascule, unster, weegschaal
weegbaar – ponderabel
weegbree - breukkruid
weegbreeachtigen - plantaginaceeën
weegbrug - bascule
weegglas – aerometer, vochtmeter
weeghaak – unster
weeghefboom - balans
weeghuis  waag
weegkunde – statica
weegloon - wikgeld
weegluis – wandluis, wants
weegplaats - waag
weegschaal  balans, baroscoop, bascule, libra, snelweger, unster, waag
weegtoestel  balans, bascule, brug, haak, schaal, unster, waag, weegschaal
week – aandoenlijk, beurs, dras, drassig, gevoelig, klef, krachteloos, moerassig, murw, onvast, slap, slijmerig, teder, teer, wee, willoos, zacht, zwak
week. (muz.) – pastoso
weekdier -
4 abra, kwal, slak, toot, wulk
5 abida
6 adeaena, corbis, molusk, mossel, oester, zeekat zeeoor
7 achtarm, aplysia, avicula, batissa, inktvis, karakol, octopus,
zeekwal
8 alikruik, amalthea, ammoniet, caracole, nautilus
9 belemniet, molluseum, paalworm, reuzenoor
10 noordhoorn, purperslak
11 stekelhoren, strandgaper
13 bisschopsmuts
weekblad – magazine, periodiek, tijdschrift
week en sappig – mals
week en slap – zwak
week en zacht – mals, teder
weekgeld - loon
week gemaakt – murw
week maken - vermurven
week mengsel  deeg, moes, pasta, specie, tras
week mengsel met meel – deeg
week of vochtig - klef
week van tien dagen van de Franse republikeinse kalender  decade
week vet – smout
week worden - smelten
weekendhuwelijk - latrelatie
weekhartig  medelijdend, ontroerd, slap, teer, zachtaardig
weekheid – lafheid, slapheid, slapte, zachtheid
weekhout  berk, els, linde, populier, wilg
weeklacht  ach, jammerklacht, jeremiade, lamentatie, wee
weeklagen - jammeren, jeremieren, kermen, lamenteren, steunen, treuren, zuchten
weekloon - weekgeld
weekplaats voor vlas - root, roterij
weekvinnige roofvis - meerval
weekvinnige vis  forel, kabeljauw, malacopterygius, meerval , schelvis, sneep, wijting
weekvinnige zeevis - schelvis
weelde  luxe, opschik, overdaad, overvloed, praal, pracht, rijkdom, schittering, tooi, wellust
weelderig  epicurisch, luxueus, overdadig, overvloedig, plantureus, prachtig, rijk, somptueus, weids, welig, wulps
weelderigheid  somptuositeit
weemoed (muz.) – voglia
weemoedig - elegisch
weemoedig (muz.) - maestosó, mesto
ween – teen, wilgentak
wee of pijn – zeer
wee of verdriet – leed
Weens musicus – Strauss
Weens park  Prater
Weens schilder - Makart
Weense populaire muziek  schrammelmuziek
Weense stadswijk – Grinzing
weeps – zouteloos
weer  alweer, alweder, andermaal, nogmaals, opnieuw, terug, weerom, weder(om)
weer aangroeien – regenereren
weer beginnen - hervatten
weer een lichamelijke gestalte geven – reïncarneren
weer eens- weerom
weer inlijven  reïncorporeren
weer naar punt van uitgang  terug
weer op orde stellen  saneren
weer opkrullen  refriseren, refrizeren
weer opvatten  hervatten
weer opwekking van de levensgeesten  reanimatie
weer verenigen  reuniëren, herenigen
weer werkend maken - reactiveren
weeraal - donderaal
weerbaar  dapper, gewapend, houdbaar, paraat, slagvaardig, strijdbaar, strijdvaardig, verdedigbaar
weerbarstig  dwars, hardnekkig, koppig, ongedwee, onhandelbaar, recalcitrant, stijf(hoofdig), stug, tegendraads,
weerbarstigheid - dwarsheid, eigenwijsheid, eigenzinnigheid, hardnekkigheid, koppigheid, onhandelbaarheid, recalcitrantie
weerboompje - zeemos
weerga - gelijke
weergalm – echo, resonantie
weergalmen  echoën, resoneren, weerklinken
weergaloos – ongeëvenaard, uitstekend
weergang – borstwering, omloop
weergave van het geluid – hifi
weergeven – afbeelden, onthullen, teruggeven, uitbeelden, uitdrukken, uiten, vertalen, vertolken
weerglans - afstraling
weerglas - barometer, baroscoop
weerhaak – anker
weerhaan - windwijzer
weerhouden – tegenhouden, terughouden
weerjaarboek - almanak
weerkaatsen – botsen, echoën, reflecteren
weerkaatsend glas – spiegel(glas)
weerkaatsing  reflectie
weerkant – tegenzijde
weerkeer - terugreis
weerkenner – meteoroloog
weerkeren - terugkomen
weerklank  echo, effect, na(galm), naklank, reactie, repliek, respons, weergalm, weerslag
weerklinken – echoen, resoneren, weergalmen
weerkunde  meteorologie
weerkundig instituut  KN.M.I.
weerkundige  meteoroloog
weerlam - watersnip
weerleggen  refuteren, responderen, verdedigen
weerlegging  repliek, refutatie, refuus
weerlicht  bliksem, flits
weerlichten - bliksemen
weerloos – hulpeloos, machteloos, onbeschermd, onmachtig, teer, zwak
weermacht  armee, défensie, krijgsmacht, leger, militie
weerom – andermaal, weer, weder, terug
weeromstuit - afstuit, reactie
weeroog  strontje, gerstekorrel
weerschaap -hamel
weerschijn  lichtweerkaatsing, reflectie, reverberatie, terugstraling
weersgesteldheid  klimaat, temperatuur, weer
weerslag – ongeluk, reactie, tegenslag, terugslag, tegenspoed
weersmaak - afkeer, tegenzin, walging
weerspannig  balorig, balsturig, eigenzinnig, koppig, obstinaat, ongehoorzaam, onwillig, rebels, recalcitrant, refractair, tegenstrevend, weerbarstig
weerspannige  muiter, oproerling, oproermaker, opstandige, rebel, refractair
weerspannigheid - ballorigheid, balsturigheid, eigenzinnigheid, hardnekkigheid, obstinaatheid, onhandelbaarheid, onwil, rebellie, recalcitrantie
weerspiegeling – reflectie
weerstaan - trotseren
weerstand – afweer, beschutting, onwil, protest, rebellie, rem, resistentie, rheostaat, tegenstand, tegenkantig, verzet
weerstand bieden – resisteren, verweren
weerstandslijn  linie
weerstandsvermogen – taaiheid
weerstreven – trotseren
weerstuit - reactie
weersverschijnsel - elm(u)svuur
weervis - donderaal, smeerling
weervoorspeller – almanak, barometer, meteoroloog, weeran
weerwerk – reactie, respons, tegenspel
weerwil  onwil, spijt, tegenzin
weerwoord – antwoord, repliek
weerwraak  revanche
weerzien – hereniging, revoir, terugzien
weerzin – afgrijzen, afkeer, afschuw, antipathie gruwel, hekel, tegenzin, walging
weerzinig – afkerig
weerzin of afkeer - walging
weerzinwekkend – afschuwelijk, execrabel, repugnant, walgingwekkend, walgelijk, stuitend
wees  ouderloze
weesboom - ponder
wees gegroet - ave, salve
weesgegroetje  Ave-Maria
weeshuis – armhuis
weet – kennis, wetenschap
weetal – veelweter, wijsneus
weetniet – domoor, ezel, stommeling
weeuw - weduwe
weg  absent, afwazig, baan, foetsie, gegaan, gevlogen, heen, hiervandaan, koers, laan, oprit, pad, reisroute, richting, route, spoorloos, steeg, straat, uithuizig, verdwenen, verloren, vertrokken, verzonden, via, zoek
weg langs watering  gouw
weg met bomen  allee, avenue, dreef, laan
weg van behandeling van leerstof - leergang
weg voor fietsers  fietspad, rijwielpad
weg afsluiting  barrière, boom, tol
wegbannen - verjagen
weg bedekking  asfalt, beton, bitumen, keien, klinkers, macadam
wegbereider  baanbreker, pionier
wegbergen – opbergen, opruimen
wegberm  kant, talud
wegbijten – aantasten
wegblijven – verzuimen
wegbonjouren – afpoeieren, wgsturen
wegbreken – slopen
wegbrengen – bezorgen, vervoeren
weg brug – viaduct
wegcijferen – elimineren
wegcircuit – parkoers
wegdoen – afdanken, afschaffen, ruimen, asfalt, opbergen, opruimen, opzeggen, plaveisel, verkopen, weggeven

wegdoezelen - indommelen
wegduwen  verdrijven, verdringen
wegebben – afnemen
wegel – pad, weg
wegen - wikken
wegens  aangaande, betreffende, daarom, door, ingevolge, inzake, nopens, om,vanwege, waarom,
wegens hen  hunnentwege
wegenwacht - autohulp
wegedoornachtigen - rhannaceeën
wegen met een unster - ponderen
wegenschender - straatrover, struikrover
weggaan – afnokken, afreizen, heengaan, opbonjouren, opduvelen, ophoepelen, opkrassen, opstappen, pleite, smeren, uitgaan, verdwijnen, verlaten, vertrekken, verwijderen, verzwinden, wieberen
weggebruikers – verkeer, wandelaar
weggekropen - verscholen
weggelopen negerslaaf in Suriname – marron
weggestopt – verborgen
weggetje – pad, paadje, voetpad
weggeven  aanbieden, schenken, trakteren, uitdelen, wegdoen
weggeworpen voorwerp terugbrengen – apporteren
wegglijden - slippn
weggooien – afdanken, wegwerpen
weggooifles – monofles
weggrijpen - grissen
weghalen – meenemen, struinen
weghouden – afhouden, verstoppen
wegjagen - ontslaan, opjagen, verdrijven, wegsturen, wegzenden
wegjatten - wegroven
wegkant  berm, strook, talud
wegkapen – dieven, gappen, pikken, roven, snaaien, stelen
wegknagen – eroderen
wegknippen – snoeien
wegkomen – ontsnappen, verdwijnen
weg krabben – raderen
wegkruipen - versteken
wegkwijnen  afsterven, atrofiëren, verkommeren, vermageren, wegteren
wegkwijning – atrofie
weg langs een sloot - gouw
weglaten  elideren, omitteren, overslaan, uitlaten, vergeten
weglating van klank – elisie, verzuim
weglating van èèn letter of lettergreep  haplografie
weglating van woorden in een volzin  ellips
weglatingsteken  apostrof(e)
wegleggen - opbergen, sparen
wegleggen van geld - sparen
weglopen  deserteren, drossen, heengaan, ontsnappen, smeren, spankeren, vluchten
wegloper – deserteur
wegmaken – verliezen, zoekmaken
weg met bomen – allee, dreef, laan
wegmeter - hodometer
wegmoffelen – camoufleren, escamoteren, wegfrommelen
weg naar garage – oprij
weg naar woning – dreef, oprijlaan
wegnemen – afnemen, gappen, jatten, kapen, klauwen, ontfutselen, ontnemen, ontvreemden, opheffen, opnemen, pakken, pikken, roven, snaaien, stelen, uitrukken, vergrijpen, verwijderen
wegnemen van een orgaan  ablatie
wegnemen van gezwellen  extirpatie
weg of zoek – kwijt
weg om een stad – rondweg
wegpakken – gappen, jatten, kapen, pikken, stelen, wegnemen
wegpoetsen – afvegen, schoonmaken
wegraking - bezwijming
wegrand  berm, talud
wegreizen - vertrekken
wegrennen – weglopen
wegrijden – vertrekken
wegrotten  rotten, vergaan, verrotten
wegroven  grissen, jatten, rampassen, rampokken, snaaien, stelen
wegruimen – opruimen, removeren
wegschenken – aanbieden, weggeven
wegschieten – afvuren
wegschoppen – verwijderen
wegslingeren – smijten
wegsluiten – opsluiten
wegsmijten – weggooien, wegwerpen
wegsnellen – vluchten, wegijlen
wegspoelen – wegdrijven
wegsprinten - demarreren
wegstelen – gappen, kapen, pikken
wegsterven - verkwijnen
wegstervend (muz.)  diluendo, espirando, morendo, snorzando
wegstoppen – verbergen
wegstoten – verwerpen
wegstouwen – opbergen
wegstromen – uitvloeien
wegstuffen – uitgommen
wegstuiven - wegsnellen
wegsturen – afdanken, verzenden, wegbonjouren, wegzenden
wegteren – wegkwijnen
wegtrekken – afreizen, wegdrijven, wegnemen
weg tussen weilanden – landweg
wegvagen – uitwissen
wegvallen - uitvallen
wegvallen van een klank aan het begin van een woord  aferesis
wegvallen van een lettergreep aan het einde van een woord – apocope
wegvaren – uitzeilen
wegvegen – uitvagen, uitpoetsen, uitwissen
wegverbinding – traject
wegverharding  asfalt, bestrating, beton, grint, keislag, kiezel, macadam, puin, split, steenslag
wegvlakken – raderen, uitvagen
wegvloeien - lekken
wegvloeing - suatie
wegverhoging  berm, talud
wegvoeren – afvoeren, deporteren, transporteren
weg voor fietsers – fietspad, rijwielpad
weg voor snelverkeer – autobaan, snelweg
wegvreten – verorberen, verzuren
wegwedstrijd  giro, parcours, ronde, tour
wegwerken – elimineren, opruimen
wegwerker  kantonnier
wegwerking – eliminatie, opruiming
wegwerpen  weggooien, wegsmijten
wegwezen - nokken
wegwijzer  baken, cicerone, geleider, gids, guide, pijl
wegzakken – dalen, verzakken
wegzakken in water – zinken
wegzenden – lozen, versturen, verzenden, wegjagen, wegsturen
wegzenden van personeel  ontslaan
wegzetten – opbergen, verplaatsen
wegzinken – zakken, verdwijnen, verzakken
wei  beemd, broek, weide, dries, grasland, grasveld, groenland, hui, serum, veld, weide, weiland
wei in het hooggebergte - alm
weiachtig  sereus
Weichsel - Wisa
Weichsel/oostmond van de  Nogat
weide - beemd, dries, grasland, grasvlakte
weide in het hooggebergte  alm
weide met vruchtbomen - boomgaard
weide voor gemeenschappelijk gebruik  meent, mient, park
weidedier  geit, koe, schaap
weidedieren  vee
weidegewas – gras
weideland - grasland
weidekervel - silaus
weidemaand - prairial
weideman - jager
weiden - grasen, hoeden
weiderij - veehouderij
weideveld -grasland
weidman  jager
weids  breed, deftig, glansrijk, grandioos, groots, heerlijk, imponeren, kloek, kostbaar, luisterrijk, magistraal, monumentaal, roemrijk, ruim, schitterend, statig, stralend, trots, subliem, uitgebreid, verheven, verrrukkelijk, voornaam, vorstelijk, weelderig, zwierig
weids (muz.) – largo
weidsheid – luister, praal, pracht
weidspel  jachtvermaak, weispel
weifelachtig  aarzelend, besluiteloos, dubieus, onzeker, twijfelend
weifelen – aarzelen, aarzelen, dralen, treuzelen, walen, wankelen
weifelend  aarzelend, besluiteloos, onvast, onzeker,
weifeling  aarzeling, dubio, dubium
weifelmoedig - onbestendig, veranderlijk
weigerachtig - weerbarstig
weigeren - afslaan, afwijzen, afwimpelen, bedanken, ketsen, ontzeggen, refuseren, terugwijzen, verbieden, vertikken, verwerpen
weigeren te accepteren - rebuteren
weigeren van een pistool - ketsen
weigering – afwijzing, refuus
weiland  beemd, broek, dries, grasland, meers, veld, wei, weide
weiland (drassig)  dries
weiland (gemeenschappelijk) - meent. mient
weiland (maaigras)  made
weiland (Vlaams)  mars, meers
weiland aan water  beemd
weiman - jager
weinig  beetje, druppel, enig, even, gering, grijpstuiver, habbekrats, iets, ietwat, karig, luttel, mondjesmaat, onaanzienlijk, onbeduidend, schaars, schijntje, schril, sikkepit(je), spat, wat, zeldzaam, zuinig
weinig belangrijk  bijzaak, futiel
weinig bevleesd  benig
weinig bezittend  arm, armoedig, sjofel, sober
weinig buigzaam - stug
weinig diepgang – vlotgang
weinig eenvoudig - ingewikkeld
weinig gebruiken – vasten
weinig geld – grijpstuiver
weinig hoop - sprankje
weinig in aantal  enige, enkele, gering
weinig ingewikkeld – eenvoudig, simpel
weinig levendig - saai
weinig nadenkend  ondoordacht
weinig nat – klam, vochtig
weinig ontbrekend – bijna, onvoltallig
weinig ontwikkeld - dom
weinig samengesteld  ongecompliceerd, simpel, eenvoudig
weinig samenhandig – rul
weinig sap bevattend – voos
weinig streng - clement
weinig thuis  onhuiselijk, uithuizig
weinig tijd – even
weinig verlicht – donker, duister, schemerig
weinig vet – mager
weinig voorhanden – schaars
weinig voorkomend - zeldzaam
weinig voornaam  ordinair, vulgair
weinig vroeg  laat
weinig warm  lauw, koud
weinige – enkele, paar, stel
weinigen  enigen, enkelen, sommigen
weispel  weidspel, jacht(vermaak)
weit  tarwe, zandhaver, zwartkoren
weit, valse – zandhaver
weitas - jagerstas
weithalm - korenaar
weivlies - amnion, serosa
wekamine - amfetamine, pervitine
weke, half vloeibare stof – brij, pap
weke massa vet  kwab
weken van hennep of vlas - roten
weke spijs  brij, moes, pap
weke stof – merg, smeer
weke vettige stof  merg, smeer
wekeling  sybariet
wekken – aansporen, aanzetten, alarmeren, kloppen, porren, reveille, porren, roepen
wekker – porder, verklikker
weksein - reveille
wel  bron, goed, inderdaad, oorsprong, pletrol, put, spreng,zeer
wel bekome het u  proost, prosit, santé
wel doorschijnend maar niet doorzichtig glas  matglas
welaan  kom, komaan, sa
welbehagen  believen, eigenlijk, euforie, feitelijk, genoegen, genot, goedvinden, lust, smaak, welbeschouwd, welgevallen
welberaden – bezonnen, raadzaam, weloverwogen
welbeschouwd - eigenlijk, feitelijk, tenslotte
welbespraakt  eloquent, rap, rederijk, woordenrijk
welbespraaktheid – elocutie
welbewust - beslist
weldadig  aangenaam, goed, heilzaam, liefdadig, liefderijk, mild, offervaardig, verkwikkend, vrijgevig, zalig
weldenkend - redelijk
weldoen – goeddoen, helpen, Onder(steunen)
weldoende – liefdadig, nobel
weldoener – gegiftiger, gever
weldoorschijnend maar niet doorzichtig materiaal – matglas
weldoordacht - grondig
weldoorvoed  dik, gezet, vet
weldra  aanstonds, alras, binnenkort, dra, eerdaags, eerlang, gauw, haastig, ras, snel, spoedig, straks, temee, temet, welhaast, wellicht, zo
weledelachtbare heer - burgemeester, wethouder
weledelgestrenge heer - advocaat, notaris
weledelzeergestrenge heer - doctor
weleens  eens, ereis, ooit, soms, somtijds, temet, zelden
weleer  eertijds, olim, toen, voorheen, vroeger
weleer een keizerrijk tussen de Gele en Japanse zee - Korea
weleerwaarde heer - dominee, kapelaan, rabbijn
welfsel - gewelf
welgeaard - braaf, goed, rechtschapen
welgebouwd – atletisch, flink, sterk, stoer
welgedaan - corpulent, dik, doorvoed, groizaam, vet, welig, wulps
welgedaanheid - embonpoint
welgelegen  riant
welgelukken - succes
welgemanierd  beleefd, beschaafd, bon-ton, civiliteit, fatsoenlijk, netjes, opgevoed
welgemeend  eerlijk, hartelijk, openhartig, oprecht, waar
welgemoed  blij, goedsmoeds, opgeruimd, opgewekt, vrolijk
welgeordende kennis  kunde, theorie,wetenschap
welgesteld  bemiddeld, gegoed, gezeten, in bonis, rijk, vermogend
welgevallen  behagen, genoegen, goeddunken, goedvinden, welbehagen
welgevallig  aangenaam , behaaglijk, sierlijk
welgevallig zijn – behagen
welgevoed - doorvoed
welgevormd  fraai, geproportioneerdn, knap, mooi, ontwikkeld, sierlijk
welgezind – aardig, bereidwillig, genegen, gunstig, toegenegen, vriendelijk, welwillig
welgezindheid – goodwill, genegenheid, welwillendheid
welhaast – bijna, binnenkort, eelang, spoedig wel(dra)
welig  dartel, fleurig, gelp, groeizaam, mals, overvloedig, rijk(elijk), sappig, tierig, voedzaam, vruchtbaar, vet, weelderig, welgedaan, wulps, zinnelijk
welig gevuld – vol
welig groeien – gedijen, tieren
welig groeiend – gelp
welig vol - gevuld
welige groei  gelp, tier
weliswaar  desondanks, toch
welk – waarnevens
welk dan ook – enig
welke persoon – wie
welkom – aangenaam, welgevallig
welkomgeschenk voor zeer jeugdige schilders - kleurboek
wellen  dringen, opborrelen, opkoken, verhitten, opborrelen
wellevend  beleefd, beschaafd, correct, galant, gelegen, gracieus, hoffelijk, hoofs, net, netjes, welgemanierd
wellevendheid  etiquette, beschaving, gratie, fatsoen
wellicht  misschien, mogelijk(erwijs), soms
welluidend  consonant, harmonieus, melodieus, sonoor, zoet
welluidendheid  eufonie, harmonie
wellust – geneugte, genoegen, genot, lubriciteit, vreugde, wulpsheid, zielsgenot
wellusteling  epicurist, priaap, sater, smeerlap, sybariet
wellustig – dartel, hengstig, lubriek, luxurieus, opgeruimd, sybaritisch, tochtig, voluptueus, welgezind, wulps, zinnelijk
wellustig mens  satyr, sybariet
welmenend – goedgezind, oprecht
welnu – enfin
wel of spreng – bron
welopgevoed – beschaafd, gemanierd
wel overdacht  bedaagd, bezonken
weloverwogen – bedachtzaam, verantwoord
welp - padvinder
welpenleider - baghera,
welpenleidster  akela, baghera, baloe
welriekend  balsemiek, geurig, odorant,
welriekend bloempje  reseda, roos
welriekende balsem  nardus
welriekende gele zalf van Kurkuma (Ind.)  bórèh
welriekende hars  amber, mastiek, mirre
welriekende kruiderij  vanille
welriekende lucht – geur
welriekende plant  lavendel, reseda
welriekende schijnvrucht - kwee
welriekende stof - amber, benzoë, nasdus
welriekende zalf - boreh
wels - meerval
welslagen – lukken, mzzel, succes, triomf, voorspoed, overwinning
welsmakend – fijn, heerlijk, lekker, redelijk
welsprekend  elokwent, eloquent, redelijk
welsprekend spreker - kanselredenaar, redenaar
welsprekendheid  elokwentie, eloquentie, r(h)etorica
welster – varkensleer
welter – kluit, rol, stuk
welteverstaan – althans
weltevreden - vergenoegd
welvaart – bloei, heil, geluk, overvloed, prosperiteit, voorspoed, welzijn
welvaartsleer  economie
welvaren - bloei(en), gezondheid, voorspoed, welstand
welvarend – bloeiend, gegoed, gezond, in bonis, moedig, rijk, voorspoedig
welvarend zijn - bloeien
welving – curve, ronding, verhevenheid
welving van de waterspiegel  golf
welvoeglijk  betamelijk, decent, eerbaar, fatsoenlijk, kies, net, netjes, passend
welvoeglijkheid  decorum, fatsoen
welvoorzien – gespekt
welwater – grondwater
welwijs - verstandig
welwillend  benevolent, clement genegen, goedgezind, goedgunstig, goedmoedig, inschikkelijk, mild, minzaa, toegedaan, voorkomend, vriendelijk, welgezind
welwillende gezindheid  goodwill
welwillende lezer  L.S.
welwillende spot - scherts
welwillendheid – clementie, goedhid
welzand  drijfzand, leem, zavel
welzijn  geluk, gezondheid, heil, voorspoed, welvaart
welzijnswerker - helper
wemelen – krioelen
wendbaar – lenig, soepel
wendbaarheid - souplesse
wendelboom - wielboom
wenden  draaien, kenteren, keren, omdraaien, omkeren, tornen, zwenken
wenden tot - vervoegen
wenden, zich-tot - benaderen
wending  crisis, draai, keer(punt), kering, omkering, ommekeer, rotatie, toer, verandering, versie, volte, zwaai, zwenk(ing),
wendingen maken  evolueren
wenen  huilen, krijten, schreien, snikken
Wenen, district van – Alsergrund, Brigittenau, Döbling, Favoriten, Floridsdorf, Hernals, Hietzing, Jozefstadt, Kloster-Neuburg, Landstrasse, Leopoldstadt, Liesing, Margareten, Mariahilf, Meiding, Mödling, Ottakring, Ruolfsheim, Schwechat, Simmering, Währing, Wieden
wenk – aanbeveling, aanwijzing, advies, gebaar, hint, knik, knipoog, lonk, raad, sein, signaal , teken, tip, waarschuwing
wenkbrauw - supersilium
wenken - seinen
wenk geven – wenken
wenkje – knipoog, seintje
wenk met het hoofd – knik
wenk of tip - hint
wennen  aanpassen, aarden, adapteren
wens  ave, begeerte, eis, felicitatie, heil, leve, lust,
verlangen, wil, zin
wens bij heildronk  toast, santé
wenselijk – geraden, gewenst, raadzaam
wensen  begeren, bieden, eisen, hopen, verkiezen, verlangen, willen
wensende wijs  optatief
wentel – konijnenhol, konijnennest
wentelaar  kaardtrommel, meerval, poedel,
wentelen - draaien, kantelen, kenteen, keren, omkeren, rollen, ronddraaien, roteren
wentelen in bed - woelen
wenteling  draai, draaing, kanteling, keer, (om)kering, ommekeer, ommezwaai, rotatie, toer, torn,
wentelteefje – boerenwafel
wenteltrap – draitrap
wepel – leeg, vacant
werd bij aderlaten gebruikt  laatmes
werd vervangen door huisbel - klopper
wereld  aardbol, aarde, aardrijk, globe, heelal, kosmos, mensdom, mensheid, mundus, natuur, universum
wereldbeschrijving - kosmografie
wereldbol – aardbol, globe, sfeer
wereldbond  V.N., U.N.O.
wereldbouwer - demiurg
wereldburger  kosmopoliet
werelddeel  Afrika, Amerika, Antarctica, Australië, Azië, Europa
werelddeel - continent
wereldgodsdiensten  Brahmanisme, Boeddhisme, Christendom, Hindoeïsme, Islam
wereldheer - seculier
wereldkundig  bekend, openbaar, ruchtbaar
wereldlijk – aards, mundaan, profaan, seculair, sekulier
wereldlijk geestelijke  abbé, bisschop, deken, kanunnik, kapelaan, pastoor, seculier
wereldlijke inkomsten. van de geestelijkheid  temporalia
wereldnaam  wereldreputatie
wereldorganisatie  FAO, UNESCO, UNICEF, UNO, V.N., WHO
wereldreiziger  globetrotter
wereldrijk  China, U.S.A., U.S.S.R.,
werelds  aards, ijdel, frivool, lichtvaardiglichtzinnig, mondain, mundaan, ongewijd, profaan, tellurisch, tijdelijk,
wereldslang - Jormungand
werelds loon  ondank
wereldsgezind  mondain
wereldsgezindheid  mondaniteit
wereldslang - jormundard
wereldsmart  Weltschmerz
wereldspil  wereldas
wereldstad  metropolis, metropool
wereldstelsel - heelal
wereldstreek  zone
wereldtaal  Chinees, Engels, Esperanto, Frans, Ido, interlingua, interlinggue, novial, occidental, Russisch, Spaans, Volapük
wereldwijd – mondiaal
wereldwijd computternetwerk – internet
wereldwijs - levenswijs
wereldzee  oceaan
weren – afhouden, afslaan, afwenden, bouwterrein, buurtschap, keren, tegenhouden
werf – dries, helling, kaai, waterwilg
werk – ambacht, arbeid, baan, bezigheid, emplooi, karwei, moeite, taak, oeuvre, opdracht, (muz.)opus, schepping, trafiek
werk dat thuis wordt gedaan - huisarbeid, huiswerk
werk neerleggen – staken
werk onderbreken – pauseren, rusten, staken
werk op het land  eggen, landarbeid, maaien, melken, mesten, oogsten, ploegen, spitten, wieden, zaaien
werk op de weide - maaien
werk van componist  opera, opus
werk van een loodgieter – solderen
werk van glas - mozaiek
werk van Goethe - Faust
werk van Ibsen - Nora
werk van Shakespeare – Hamlet, Macbeth, Othello
werk van toondichter - opus
werk van Voltaire - Candide
werk van Zola – Nana
werkbezoek - excursie
werkdag  maandag t/m zaterdag
werkdier - trekpaard
werkelijk – actueel, beslist, bestaand, concreet, dadelijk, deugdelijk, echt, effectief, eigenlijk, gewis, heus, historisch, inderdaad, positief, realistischrealiter, reëel, stellig, toch, waarachtig, waar(lijk), wezenlijk, wis, (Ind.) betoei
werkelijk bestaand  concreet
werkelijkheid  actualiteit, ernst, realiteit, waarheid
werkeloos – brodeloos, inactief, passief
werkeloos inkomen  rente, steun
werken – arbeiden, bedrijven, optreden, ploeteren, verrichten
werkend – actief, arbeidend, bestaand, handelendvormend
werkend beginsel - (re)agens
werkende - bezig
werkende in andere plaats  forens
werkende kracht  agens
werkende vulkaan  Etna, Stromboli, Vesuvius
werken met de schop – graven, spitten
werker - arbeider
werkgebied – rayon
werkgeld – loon, salaris
werkgever  baas, broodheer, chef, patroon
werking  actie, beweging, effect, functie, invloed, uitwerking
werking van ferment  zymose
werking van stromend ijs  exaratie
werking van stromend water  erosie
werkingssfeer  actieradius, bereik
werkje – akkevietje, klusje
werkje (lat.)  opusculum
werkkam - hedekam
werkkamer  atelier, bureau, kantoor, studeervertrek
werkkamer van kunstenaar - atelier, studio
werkkiel – boezeroen
werkkleding – overal, stofja
werkkracht – arbeider, energie, fut, medewerker, potentie, vitaliteit, werknemer
werkkrachtig – energiek
werkkring  ambt, baan(tje), beroep, functie, offici, positie, post, rayon
werklieden – arbeiders
werkloon – arbeidsloon, pree, salaris, soldij
werkloosheid – inactiviteit
werkloze - steuntrekker
werklust  ambitie, energie, fut, vlijt ijver
werklustig - arbeidzaam
werkman  ambachtsman, arbeider, electricien, fitter, glasblazer, loodgieter, loonarbeider, metselaar, smid, timmerman, werknemer
werkmanssloof – boezel
werkmester – baas, leider, ploegbaas, voorman
werknemer – arbeider, arbeidscontractant, loonwerker, werkkracht, werkman
werknemers - personeel
werknemersorganisatie  CNV, NV.V., NKV, vakbond
werkpak  overall, stofjas
werkplaats  atelier, garage, fabriek, kantoor, lab., studio, werf
werkplaats van een touwslager - lijnbaan
werkplaats voor het glanzen  kalanderij, kalandermolen
werkplaats voor natuurkundige  laboratorium, lab
werkplaats voor typografen  zetterij
werkplan – ontwerp
werkruimte – kapsalon
werkruimte met camera - studio
werkruimte van een administratief werker – kantoor
werkschema - rooster
werkschuw  laks, lanterfantend, loom, inert, lui, traag, vadsig
werkseizoen  campagne
werkstaking in veenderijen  bolle
werkster – arbeidster, dienst(bode), dienstmeisje, hit, meid
werkstuk – opus, scriptie
werktafel van een goudsmid - stavelier, stavelij
werkterrein – rayon
werktijd - arbeidsduur
werktuig  orgaan, instrument, toestel
werktuig en gereedschap –
2 eg
3 aks, bak, bat, bijl, els, juk, mal, mes, pen, pin, ram, rijf, sim,
spa, vijl, wan
4 aker, balg, beug, beun, blok, boei, bola, boor, bros, dreg, cric,
egge, fret, guts, hark, krik, pers, pomp, pons, pook, rasp, reek,
riek, slag, slei, spit, tang, vang, vork, zaag, zeef, zeis
5 angel, bahco, bezem, blijde, burijn, degel, elger, emmer, frees,
greep, hamer, hekel, hevel, kraan, kwast, leest, meter, moker,
naald, nagel, palet, pipet, ploeg, priem, repel, schep, schop,
sonde, spade, spoor, spuit, takel,talie, veger, vijzel, vuist, zicht
6 anian, beitel, beugel, bikkel, bouwel, dissel, drevel, dynamo,
filter, gaffel, hakbijl, hakmes, haspel, heugel, holpijp, kaarde,
kapmes, kompas, kouter, ladder, lijmpot, omslag, orgaan,
pagaai, passer, pincet, poenka, roskam, schaaf, schaar, sikkel,
slegel, spatel, spijker, treeft, tremel, trijzel, vlegel, vulpen,
waaier, wartel, wolkam
7 aalgeer, aalreep, aalvork, avegaar, bascule, beuglijn, blokvijl,
boortol, borstel, breipen, daviaan, deegrol, gaatels, gaspook,
gilette, haakpen, haalmes, haarkam, handbijl, harpoen,
heiblok, hijsblok, hoefmes, hooirijf, houweel, inktlap, inktrol,
kaasmes, kapzaag, kerfbijl, klopper, koevoet, kraspen,
laatmes, lijmtang, lineaal, oopkat, losspil, maatlat, machine,
magneet, nijptang, paslood, pijptang, pikolan, ponsoen,
poptang, potlood, puthaak, reelmes, schuier, sleutel, snepper,
spuiter, strekel, toestel, trekpen, troffel, verfmes, vlakvijl,
welpomp, zethaak, zoetvijl, zwabber
8 aambeeld, aanjager, aardvork, apparaat, assagaai, automaat,
balkhaak, bierpomp, bikhamer, bilhamer, blaaspijp, bolhamer,
buigijzer, buigtang, computer, detector, doorslag, driehoek,
drilboor, drukpers, drukraam, duimstok, elevator, fretboor,
glasboor, haartang, handboei, handboor, handpomp, handzaag,
hoeftang, hooihark, hooivork, houtboor, houtzaag, ijzerboor,
ijzerzaag, kaphamer, klimijzer, klopboor, knijptang, krultang,
laatijzer, lenspomp, lintzaag, loodtang, maatglas, meetband,
mestvork, niettang, peilglas, pollepel, ponstang, pootstuk,
ravenbek, rijgnaald, rijgsnoer, rijgveter, schoffel,schrepel,
snoeimes, spanzaag, tekenaap, tekenpen, tondeuse, trekzaag,
tuinhark, vetspuit, vlakbank, vleesmes, voegijzer, voetpomp,
waterpas,werktuig, wiedhaak, zethamer
9 aalschaar, aanzetvijl, afsnijtang, bandkraal, bankhamer,
barometer, beslagbijl, blaasbalg, boorbijtel, braadpit,
brandijzer, breekijzer, breinaald, brugkraan, datumtang,
draadtang, draaibank, enterdreg, fietspomp, graadboog,
grondboor, haaknaald, haarhamer, hakbeitel, handveger,
houwdegen, klophamer, korenzeef, koubeitel, loodlepel,
luchtpomp, melkweger, navergaar, peilstift, ponshamer,
radeermes, ratelboor, reeschaaf, regulator, deischaaf,
scheermes, slijpsteen, smeedtang, smeltoven, stalbezem,
strijkbout, strijkijzer, strijkstok, teerkwast, tekenhaak,
tempermes, verfkwast, verfspuit, vlakhamer, voorhamer
10 blikopener, boterspaan, broodplank, brugbalans, centerboor,
cirkelzaag, densimeter, dorsvlegel, figuurzaag, glassnijder,
gradenboog, heiboender, instrument, klauwhamer, klinkhamer,
kloofhamer, koudbeitel, krachttang, metaalzaag, moordenaar,
omslagboor, ontleedmes, pantograaf, pikhouweel,
plamuurmes, regenmeter, ritsbeitel, roffelzaag, scherriem,
schietlood, schrobzaag, steekhevel, stofzuiger, tekenplank,
toffelzaag, tondeldoos, tuinschaar, versterker, verstuiver,
vingerhoed, weegschaal, winkelhaak
11 baggermolen, bandlichter, bankschroef, brandladder,
cronometer, disselhamer, dommekracht, dorsmachine,
draadschaar, draaibeitel, fittertang, gereedschap, hengelroede,
kaapstander, kelderwinde, kleplichter, koffielepel,
koffiemolen, moersleutel,montagetang, ploegschaaf,
ringsleutel, scheerkwast, schoenlepel, schraapijzer,
seismograaf, soldeerbout, steekbeitel, werkborstel, wielsleutel
12 bordurnaald, brievenweger, broedmachine, gasaansteker,
graveernaald, herdersschop, koffiefilter, kruissleutel,
kurketrekker, mesaanzetter, plombeertang, ratelsleutel,
rekenliniaal, schaafbeitel, schraapstaal, steeksleutel,
tekenpotlood
13 afsteekbeitel, baggermachinebougiesleutel, decoupeerzaag,
kurkrntrekker, laarzenknecht, mattenklopper, perforeertang,
potloodslijper, schoenborstel, schrijfmachine,
snijbloemenmolen, tandenborstel, toverlantaarn,
waterpomptang
14 combinatietang, gasfitterstang, puntbeschermer,
sponningschaaf
15 schroevedraaier
werktuig in de landbouw  combine, eg(ge), hark, hooivork, ploeg, traktor, trekker, zeis
werktuig om elektrische spanning te meten –
elektrometer
werktuig om gasspanningen te meten  manometer
werktuig om iets fijn te drukken - pers
werktuig om koren te zuiveren - wan
werktuig om lasten te verplaatsen - kraan, talie
werktuig om lengten nauwkeurig te meten – nonius
werktuig om mee te breken – braak, breekijzer
werktuig om schapen te scheren - tondeuse
werktuig om schip te enteren  enterhaak
werktuig om te graven  draglinespade, schep, schop
werktuig om te hijsen  takel, kraan
werktuig om te schiften  zeef
werktuig om teken te geven  bel, zoemer, fluit, hoorn, sirene
werktuig op veeboerderij - karn
werktuig tot ophalen van water - noria
werktuig tot scherping van zeis – haarhamer, strekel
werktuig tot verplaatsing van lasten  kraan, talie, takel, hijskraàn
werktuig van betonwerker  cementbeitel
werktuig van graveur  graveerstift
werktuig van kuiper  trekhaak
werktuig van kunstenaar - opus, oeuvre
werktuig van landman  eg, egge, ploeg. zeis, hark, riek, vork
werktuig voor bandenspanning - pomp
werktuig voor boterbereiding - karn, karnton
werktuig voor graafwerk  schop, spade
werktuig voor gaten - boor
werktuig voor het larderen van vlees  lardeerpriem
werktuig voor het meten van de spanning  manometer
werktuig voor korenzuivering - wan
werktuig voor middelpuntvliedende kracht  centrifuge
werktuig voor nauwkeurige metingen  nonius
werktuig voor slijpen van zeis - haarhamer
werktuig voor visvangst  kor, net
werktuig voor zware lasten - hijskraan, kraan, takel, talie
werktuig waarmee balken uit water worden gehaald  penter
werktuig waarmee zeis wordt gescherpt  strekel
werktuigkundige  mechanicien, technicus
werktuiglijk – machinaal
werkvermogen - kracht
werkverschaffing - werkeloosheidsbestrijding
werkvertrek – atelier, kabinet, laboratorium
werkvrouw - werkster
werkweigeraar – staker
werkweigering - staking
werkwillige bij staking - maffer, onderkruiper
werkwijze  manier, methode, procede, systeem
werkwoord  verbum
werkzaam  actief, arbeidzaam, bedrijvig, bezig, deligent, doende, effectief, ijverig, naarstig, nijver, onledig, vlijtig,
werkzaamheden verschaffen - bezighouden
werkzaamheid  actie, activiteit, arbeid, bezigheid, dienst, oefening, vlijt
werkzaamheid van water  erosie
werkzaamheid verschaffen  bezighouden
werpanker  dreg
werpdraad - inslag
werpen  gooien, kegelen, keilen, kwakken, lanceren, mikken, slingeren, smakken, smijten, storten
werpen - baren
werpen met dobbelstenen - dobbelen
werpen van een geldstuk - toss, tossen
werpen, op de knieën - knielen
werpen, ter aarde - omvergooien, omverstoten
werpen van kruis of munt  tossen
werpen, voor de voeten – verwijten
werper – gooier, pitcher
werpgaren – inslaggaren
werpgeschut (in de oudheid en middeleeuwen)  blijde
werphout  boemerang
werpkoord  bola, lasso
werp of steekwapen – speer
werpriem - lasso
werpschicht  javelijn
werpschijf – discus
werpspeer – werplans
werpspel met pijltjes - darts
werpspies  assegaai, harpoen, lans, sagaai, speer
werpstrik  bola, lasso
werptouw - bola
werptuig  anker, assegaai, boemerang, francesca, harpoen, javelin, javid, lans, lasso, mes, projectiel, sagaai, slinger, speer, spies, werpbijl, werpijzer
werptuig in Middeleeuwen - blijde
wertel - woerd
wervel  bot, draaihoutje, graat, knook, rugbeentje, wartel
wervel, eerste - atlas
wervel, tweede - draaier
wervelaandoening - bochel, hernia, kyfose, skoliose
wervelen – draaien, kolken, roteren, warrelen
wervelend - bruisend
werveling - rotatie
wervelkolom  ruggengraat
wervelstorm - cycloon, hoos, tyfoon, tornado
wervelwind  cycloon, hoos, storm, tornado
werven – aanbrengen, aantrekken, rekruteren, ronselen, winnen
werver - ronselaar
werving – recrutering
werzel – moeling, verwarring
weshalve  waarom
wesp  fruitenier, graafwesp, hommel, hoornaar, moerwesp, rupsendoder, vespida, zandwesp
wespenboom - papenmuts
wespendief - bijenarend
wespenorchis - epipactis
wespensoort - hoornaar
wespvlieg - milesia
West  W., WestIndië
West-Australië, haven in - Fremantle
West-Australië, hoofdstad van - Perth
westelijk  occidentaal
Westen - Avondland, Occident
westen van NoordAmerika  FarWest
westenwind  Zephyrus, zefier
western - wildwestfilm
Westers - occidentaal
Westerschelde - Hont(e)
Westfaals zwart roggebrood - pompernikkel
West-Friese stad - Enkhuizen, Hoorn, Medenblik
West-Indisch eiland - Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba
westkoor  westbouw
Westland, dorp in het – Monster, Naaldwijk, Wateringen
West Lothian, hoofdstad van - Linlithgow
West Lothian, rivier in - Avon
Westmongoolse stam - Kalmukken
West Virginia, hoofdstad van - Charleston
West Vlaanderen, arrondissement in - Brugge, Diksmuide, Leper, Kortrijk, Oostende, Roeselare, Tielt, Veurne
West Vlaanderen, hoofdstad van - Brugge
weswege – waarom
wet – bepaling, besluit, canon, code, gebod, instructie, maatregel, regel(ing), reglement, richtsnoer, verordening, voorschrift, (Lat.) lex, (Eng.) law
wet, ontduiken van de - frauderen
wet van Mozes - Pentateuch, Tora(h)
wetboek  B.W., code, codex, W.v.K., W.v.S.
wetboek van kerkrecht  canon
Wetboek van Koophandel  W.v.K.
Wetboek van Mohammed - Koran
weten – begrijpen, beseffen, bewustzijn, inzien, kennis, kunde, snappen
wetend – bewust
wetens - opzettelijk
wetenschap  bekendheid, kennis, kunde, leer, studie, wijsheid
wetenschap die getallengegevens verwerkt  statistiek
wetenschap van de prediking - homiletiek
wetenschap van de Romaanse talen - romanistiek
wetenschap van de samenstelling der bevolking - demologie
wetenschap van de woordenschat - lexicologie
wetenschap van lucht en gassen - aerostatica
wetenschap van oorlog en vrede - polemologie
wetenschappelijk onderzoek  research
wetenschappelijk opstel  scriptie
wetenschappelijk woordenboek - encyclopedie, lexicon
wetenschappelijke instelling  hogeschool, laboratorium, universiteit
wetenschappelijke publicatie  dissertatie, these
wetenschappelijke stroming - school
wetenschappelijke voordracht  college, referaat
wetenschapper - geleerde
wetenswaardig - belangwekkend, interessant
wetering – beek(je), geul, kanaal, kil, laak, lee, lede, poel, rijt, ril, sloot, stroom, tochtsloottreksloot, water(loop), zijp
wetgeleerde  jurist, legalist, legist
wetgeleerde (bijbel) – farizeeër,
wetgeleerdheid  juristerij
wetgevend - legislatief
wetgevend lichaam  congres, legislatuur, parlement
wetgevend lichaam in IJsland  AIthing
wetgevende macht  legislatuur, parlement
wetgever - parlement
wetgever (Gr.)  nomotheet
wetgever der Grieken  Solon
wetgever der Joden  Mozes
wethouder  schepen
wetkundige – legist
wetleer - aanzetriem
wetrol - t(h)ora
wetsbepaling - artikel
wetsconflict - collisie
wetsdelict  misdaad, misdrijf, overtreding
wetsdienaar - agent
wetsovertrteding - delict
wetsteen  slijpsteen, oliesteen
wettelijk  juidisch, legaal, legitiem, rechtmstig, wettig
wettelijk bepalen - verordenen
wettelijke aansprakelijkheid  w.a.
wetteloosheid - anarchie
wetten  aanzetten, regels, scherpen, slijpen
wettig  echt, erkend, geldig, juridisch, legaal, legitiem, officieel, rechtsgeldig, rechtmatig, wettelijk
wettig betaalmiddel  bank, bankbiljet, cheque, giro, munt,
wettig bewijsschrift  acte, diploma , identiteitsbewijs, paspoort, rijbewijs
wettigen – bekrachtigen, bezegelen, echten, ijken, legitimeren, verklaren, waarmerken
wettig verklaren  echten
wettige woonplaats - domicilie
wettigheid – geldigheid, legaliteit, legitimiteit
wettiging - legalisatie, legitimatio
wettig laten verklaren - echten
wettisch  letterlijk, precies, stipt
wet van Mozes - tora
wevel – klander, kettingdraad
weven - mengen, vlechten
wever - tapisseerder
weversklos  spoel .
weversschietspoel - inslagspoel
weversspoel - schieter
weversterm  getouw, inslag, kaarde, ketting, klos, schering, spoel
wevervogel – ploceida
wezel – lafaard
wezel, grote - hermelijn
wezelachtig - bang, bevreesd
wezen  aard, bestaan, entiteit, essentie, innerlijk, natuur, schepsel, zijn
wezenheid – aard, essentie
wezenloos - afwezig, suf
wezenloos kijken – staren
wezenloos zijn - afwezig
wezenlijk  echt, eigenlijk, essentieel, feitelijk, heus, inderdaad, intrinsiek, oprecht, positief, reeel, stellig, waar(lijk), werkelijk, zakelijk, zeker, zowaar
wezenlijk bestaan  entiteit, realiteit
wezenlijke - essentiele
wezenlijke betekenis  etymon, werkelijkheid
wezenlijkheid  entiteit, realiteit
wezen of schepsel - mens
whisky met sodawater  split
wichelares - alruin, waarzegster, wikster
wichelen - voorspellen, voorzeggen, wikken
wichelroedeloper - r(h)abdomant
wicht – nest, schepsel
wichtig  aanzienlijk, belangrijk, voornaam, zwaar
wichtje – kind
wie daar – werda
wie eist - eiser
wie in een geheim deelt  ingewijde
wie kosteloos een proces voert - prodeaan
wie vervalsing pleegt  falsaris, fraudeur
wie zonder testament sterft  intestaat
wiebelen – tuimelen, wankelen
wiebemaand – juni
wieberen – weggaan
wieden – puinen, schoffelen, schrepelen, zuiveren
wiedes - begrijpelijk
wiedhaak - schrepel
wieg – babybedjebakermat, krib
wiegedruk - incunabel, paleotype
wiegelen – hobbelen, schommelen, sussen
wiegelied  berceuse
wiegeliedje – slaapliedje
wiegen – schommelen, wiegelen
wiegenkind - baby
wiegewacht – babysit, oppas
wiek  vlerk,vleugel
wiekel, blauwe - boomvalk
wiekel, rode - torenvalk
wiel - kolk, rad, wagenrad
wiel met kammen  kamrad
wiel van draaiorgel  lierrad
wielboom - haagbeuk
wielboor - avegaar
wieldeel  as, band, naaf, spaak, velg, ventiel
wielen, in de-rijden - dwarsbomen, tegenwerken
wielen, tussen de- zitten - reizen
wielerbaan - piste, velodroom
wielerronde  koers, omnium, tour
wielerwedstrijd  criterium, koers, omloop, omnium, ronde
wielewaal  gouw, goudmerel, oriolida
wieling  draaikolk, kolk, maalstroom, neer, ras, sas, wiel
wielkrans - flens
wielloos voertuig  ar, boot, draagstoel, lift, slee, schip
wielomloop - velg
wielrennen – hardrijden, racen
wielrenner - coureur, hardrijder, racer, sprinter, stayer
wielrijden  fietsen
wielrijder  fietser, pedaalridder
wielschaats – skeeler
wielschaatsen – skeeleren
wielslag - wagenspoor
wielstaafje – spaak
wieme - rookplaats
wier- alg, alge, kelp, zeegras
wieren  algen
wier, geoogst - kelp, varec
wier, stof uit- bereid – algine, mucus, norgine
wierd - waard
wierde – heuvel, terp
wierig - beweeglijk, dartel, levendig, vlug
wiering - hooikade
Wieringen, dorp op - Hippolytishoef
Wieringermeer, dorp op - Kreileroord, Middenmeer, Slootdorp, Wieringerwerf
wierook – gomhars, reukwerk
wierookdoosje - acerra
wierzwammen – phymocytes
wieuwen - miauwen
wiewouw, gele - wielewaal
wig  keg, kegge, keil, kooi, scheg, schie, spie
wig om hout te kloven  keg
wiggelen – wankelen,
Wight, hoofdplaats op – Newport
wigvormend hout – keg, scheg, spie
wigvormig stuk doek  geer
wijbeeldje  exvoto
wijd – ampel, breed, gespreid, groot, lobbig, omvangrijk, ruim, uiteen, uitgestrekt
wijdbeens - schrijlings
wijd bovenkleed  tabbaard, tabberd
wijd getande kam – roskam
wijd houten vat – kuip, tobbe
wijd open staan - gapen
wijd openzetten  sperren
wijdbloeiende plant  rus
wijde damesmantel - swagger
wijde herenmantel - raglan
wijde hoepelrok – panier
wijde onderrok - petticoat
wijde ondiepe kom  bekken, schaal
wijde overbroek - mots
wijde pijp  buis
wijde riviermonding  estuarium
wijde schippersbroek  mots, motse
wijde tobbe - vloot
wijden – afzonderen, besteden, consacreren, heiligen, offeren, opdragen, ordenen, zalven, (in)zegènen
wijden aan – offeren
wijder maken - ruimen, verbreden
wijders  bovendien, overigens verder
wijder worden - rekken
wijding  zalving, consecratie, consacrering, plechtigheid, zegen(ing)
wijdlopig  ampel, breed(voerig), gerekt, lang, uitvoerig
wijdlopigheid  verbositeit, omslachtigheid, prolixiteit
wijdte – afstand, amplitudo, breedte, doorsnede, kaliber, ruimte
wijer  molenvijver
wijf – echtgenote, feeks, toot, vrouw
wijf, oud - stokvis, zeezeelt
wijfje van roofdier  berin, leeuwin, tijgerin
wijfjesdier  apin, berin, ezelin, geit, hen, hinde, merrie, moer, ooi, pop, teef, voedster, woerhen, zeug
wijfjeshaas - moer, moerhaas, voedster
wijfjeshert  hinde, ree
wijfjeshond  teef
wijfjeskat  poes
wijfjeskonijn  voedster
wijfjespaard. merrie
wijfjesree in het derde jaar  rekke
wijfjesschaap  ooi
wijfjesvarken  keu, motte, zeug
wijfjesvis  kuiter
wijfjesvogel  pop
wijfjesvos – moervos
wijfjeswalvis - koe
wijfje van de fazant – woerhen
wijfje van een hond - teef
wijfje van een roofdier - berin, leeuwin, tijgerin
wijgeschenk - ex-voto
wijk – buurt(schap), kamp, kwartier, rayon, sectie, stadsdeel, tocht, vlucht
wijken – deinzen, eculeren, retireren, teruggaan, terugtreden, toegeven, verdwijnen, verwijderen, vlieden, vluchten, weggaan, zwichten
wijk in Amsterdam  Binnenstad, Eilanden, Goudkust, Jordaan, Pijp, Slotermeer
wijk in Eindhoven - Gestel ,Stratum,Strijp, Tongelre, Woensel
wijk in New Vork  BrookIyn, Harlem,
wijk in Rotterdam  Charlois, Hillegersberg, Katendrecht, Tuindorp
wijkmeester (Rom.) - tribuun
wijknummer - postcode
wijkplaats  asiel, asyl, baai, reduit, retraite, toevlucht(oord), vrijplaats
wijl – kortelings, omdat, onlangs, poos, sluier, voile, wijle
wijle – dewijl, omdat, onlangs, poos,terwijl
wijlen  dood, gestorven, overleden, toeven, zaliger
wijm – teen
wijn  drank, druivenbloed, most, port
wijnbes - druif
wijnbeschrijving  oenographie
wijnbouwkenner  oenoloog
wijnbouwleer - oenologie
wijndrab - depot, droesem, moer
wijnfles  bordelaise, karaf
wijnfles van twee liter  magnum
wijngaard - wingerd
wijngaardkever - knoppenbijter
wijngaardslak  caracole, karakol, karkol
wijngeest  aethanol, essence, spiritus
wijnglas  bokaal, fluit, kelk, roemer, romer
wijngod - Bacchus, Dionysos
wijnheffe - droesem, moer
wijnhuis  bar, bodega, café, dranklokaal, kroeg, slijterij, tave(e)rne
wijnhuis in Spanje – bodega, taverne
wijnkan, antieke - lamé
wijnkunde  oenologie
wijnkundige  oenoloog
wijnliefhebber  oenophiel
wijnlokaal  bodega
wijnmaand - october
wijnmaat  aam, anker, kalkoentje, steekkan
wijnmaker – bottelier
wijnmakerij - bottelarij
wijnmoer  droesem, grondsop
wijnoogstlied  vinata
wijnplant  wingerd
wijnpomp - (steek)hevel
wijnproeflokaal - bodega
wijnpruim - klodder
wijnrood - karmozijn, karmijn
wijnsmaak - bouquet
wijnsoort -
3 sec
4 asti, este, most, port
5 cider, douro, macon, medoc,porto, samos, tinto, xeres
6 barolo, beaune, corton, graves, madera, maduro, malaga,
moezel, rijnwijn, sherry
7 aligoté, chianti, clairet, elbling, madeira, tokayer
8 bergerak, bordeaux, falerner, vermouth
9 bourgogne, champagne
10 beaujolais
wijnsteen - tartat(us)
wijnstok – druivelaar, pinot, rank, vitis, wingerd
wijnstokachtigen - vitaceeën
wijntapper – tapuit
wijn uit Toscane – chiabti
wijnvat – barrel
wijnverkoper – slijter
wijnwinkel - slijteij
wij-olie - chrisma
wijs – bedachtzaam, deun, ervaren, geleerd, knap, manier, melodie, onderwezen, trant, verstandig,
wijsbegeerte – filosofie
wijselijk - verstandig
wijs inzicht/met  wijselijk, prudentie
wijs koning  Salomo(n)
wijsgeer  denker, filosoof
wijsgeer (middeleeuwen)  Albertus, Anselmus, Bacon, Thomas
wijsgeer (modem)  Descartes, Hume, Hegel, Locke, Kant, Marx, James, Sartre, Spinoza
wijsgeer (niet westers)  Confucius, Laotse
wijsgeer (oudheid)  Aristoteles, Epicurus, Plato, Seneca, Socrates
wijsgeer uit Abdera  Democritus
wijsgerig stelsel  empirisme, existentialisme, idealisme, naturalisme, pantheïsme, positivisme, sensualisme
wijsheid – geleerdheid, kennis, wetenschap
wijsheidsleer - antroposofie
wijsje – deun(tje), liedje
wijsmaken – aandraaien, aannaaien, opsolferen
wijsneus – betweter, blaag, kwajongen, waanwijze, weetal
wijsneuzig - pedant
wijsvinger  index
wijten – aanrekenen, betichten
wijting – schelvis
wijwatervat – vont, doopvont
wijze – bouworde, genre, manier, methode, modaliteit, mode, modus, smaak, stijl, trant
wijze (Lat.) – modus
wijze grijsaard - nestor
wijze leidsman – mentor
wijze manier – modus
wijzen – aanduiden, aangeven, openbaren, tonen
wijze uit China  Confucius, Laotse
wijze van betalen  bank, cash, contant, giro, kas
wijze van bouwen - bouworde
wijze van doen – gedrag, manier, procedure, techniek, vaardigheid
wijze van eredienst  liturgie, rite, ritus
wijze van gebeuren  proces, verloop
wijze van noteren  notatie
wijze van onderzoek  methode
wijze van opbouw  structuur
wijze van optreden – allure, gedrag, houding, tactiek
wijze van spreken  spreekwijze, spreektrant
wijze van uitdrukken  stijl
wijze van voorstelling  modaliteit
wijze waarop kennis nagestreefd wordt  methode.
wijze van zijn - modaliteit
wijzer maken  Ieren, beleren, onderwijzen
wijzer van de klok - naald
wijzigen – aanbrengen, amenderen, hervormen, modificeren, muteren, veranderen
wijziging  mutatie, verandering
wijziging van de wet  amendement
wijziging voorstellen  amenderen
wijzigingswet – novelle
wik – weging
wikgeld - weegloon
wikke  Vicia
wikkelen – (om)hullen, inrollen, winden
wikkeljongen - bosjesmaker
wikkelneus - rolstaartbeer
wikken  nagaan, (over)wegen, wichelen, waarzeggen
wikken en wegen  rumineren
wikster - wichelares
wil  bedoeling, begeerte, beschikking, eis, energie, geestkracht, geneigdheid, intentie, lust, pit, verlangen, wens, zin
wild – bandeloos, barbaars, dol, driest, druk, eigenzinnig, grillig, heftig, onbesuisd, ongetemd, onstuimig, razend, rebels, ruig, rumoerig, ruw, woedend, woelig, woest
wild bos – jungle, oerwoud
wildbraad – gebraad, reebout
wilddief - stroper
wild dier – aap, adelaar, ai, beer, bizon, ever, gier, giraffe, gnoe, hert, ijsbeer, leeuw, nijlpaard, oerangoetang, olifant, panter, poema, ree, slang, tapir, tijger, wolf, zebra
wilddieven – stropen
wilddieverij – dtroperi
wilddoder – jager
wild gras - kweek
wild kind – robbedoes
wild mens – barbaar, woestaard
wild opzetten - sperren
wild paard – broncho, mustang
wild paard (Californië)  broncho
wildpad - wissel
wild rund  oeros
wild schaap – moeflon
wild spelen – ravotten, stoeien
wild springen – hossen
wild teker gaan – rauzen
wild vervolgen – jagen
wild vervolger - jager
wild vlees - granuloma
wild, zeer kwaad  woest
wild zwijn  ever
wilddief  stroper
wilddoder – jager
wildgebraad - reerug
wildgerecht – salmi
wilde – barbaar, dolleman, onbeschaade, ongetemde,
wilde asperge – spargel
wilde baard - haardos
wildebeest – gnoe
wilde berggeit – klipgeit
wildebras – woelwater, woesteling
wilde drift - razernij
wilde duif  tortel
wilde eend – kooier, smient
wilde ezel - onager
wilde framboos  hennebraam
wilde haver  aat, oot, vloghaver
wilde hoen  auerhoen
wilde hond – adjak, dingo
wilde hond (Australië)  dingo
wilde hulst  maté
wilde kamperfoelie  mammetjes
wilde kat  boskat
wilde kriek  vogelkers
wildeman - driftkop, woestaard, woesteling
wilde mosterd  herik, hederik, krodde
wilde muziek - rock
wilde olijfboom - oleaster
wilde plant  brem, hei, helm, varen
wildernis – bushbush, jungle, oerwoud, rimboe, woesternij
wilde roos - eglantier, egelantier
wilde stier - oeros
wilde vaart - trampvaart
wilde wingerd - ampelopsis
wilde woudezel  onager
wilde wijt - koekruid
wilde zee  branding, stormvloed
wilde zwaan - deen
wildernis  broesse, jungle, oerwoud, rimboe, woesternij
wildhandelaar  poelier
wildkleur - agoeti
wildkoren - duist
wildpark - reservaat
wildpastei  paté
wildtuin – wildpark
wildwestfilm – western
wilg  katwilg, knotwilg,salix, treurwilg,ween
wilgachtigen - salicaceeën
wilgachtige plant  abeel, esp, katwilg,knotwilg, peppel, populier, treurwilg
wilgboktor – rozebok
wilgenloot - teen
wilgenpijp  salicionaal
wilgensijsje  bosrietzanger
wilgentak - ween
wilgkever  wilgenboktor
wilg kruid  bloedkruid
willekeur  gril(ligheid), tirannie, welbehagen
willekeurig  arbitrair, klakkeloos, onbepaald, toevallig
willekeurig heerser - satraap
willekeurige verbinding van muziek stukjes  potpourri
willen – bedoelen, begeren, eisen, gelieven, verkiezen, verlangen, wensen
willende doen – bereid
willen hebben – believen, verlangen
willen zeggen - beduiden, betekenen
willens - opzettelijk
willig – begeerd, bereid, gehoorzaam, genegen, gezocht, instemmend, levendig, plooibaar, volgzaam
willigheid  bereidheid, genegenheid
willoos – decadent, futloos, inert, lusteloos, ongenegenweek
willoosheid - aboulie
willoos maken - hypnotiseren
willoos werktuig  marionet, ledenpop
wilsbeschikking – testament veerkracht
wilskracht – geestkracht,
wilskrachtig  beslist, energiek, flink, resoluut, zeker
wilster - pluvier
wilsverlies - aboulie
wimpel – banier, standaard vaan, vaandel, vlag
wimpel aan lans  pennoen
wimpel op de hoogste steng  topstander
wimpelpunt - spitstong
wimper  ooghaar
wimperzwartsel  mascara
winactie  colportage, propaganda, reclame
winbaar  exploitabel
winch - lier
wind  bries, fohn, koeltje, lucht(stroom), orkaan, pneuma, storm, tocht, tornado
wind, door de - overstag
wind, harde – orkaan, storm
wind in Afrika  harmattan
wind in Italië  sirocco
wind in ZuidFrankrijk  autan, mistral
wind in de Alpen - foeha, föhn
wind in de tropen  passaat, moesson
wind in de-slaan - negeren, veronachtzamen
wind in de zeilen - voorspoed, welvaart
windas – draaispil, haspel, kaap(stander), lier, spil
windas in een molen – lui
windbescherming - rietmat
windbuil – leeghoofd, snoever, opsnijder, opschepper, pochhans, grootspreker
windbloem  bosanemoon, ranonkel
windboom  handspaak
windbord - buitenluik
windbreking - opschepperij, snoeverij
windbuil - brani, opsnijder, pochhans, snoever
winde – garenhaspel, haagbloem
windeachtigen – cornvolvulaceeën
windel – lamprei, luier, prik, zwachtel
winden – wikkelen, zwachtelen
winden laten  veesten
winder  haspel
winderig koud  guur
winderosie  deflatie
winde, zwarte - zwaluwtong
windgat - wak
windgod  eolus
windhalm - apera, smele
windhandel  agiotage
windharp – aeolus
windhaver - oot
windhond  barzoi, borzoi, deerhound, greyhound, hazewindhond, saluki, whippet
windhondsoort - slougui, whippet
windhoos – storm, wervelwind
windjak – anorak, blouson, parka
windjack met capuchon – anorak, parka
windje, stevig - bries
windkant - loef
windkoppel - kruirad
windkruid - anemoon
wind, lokale -
4 Bora, Föhn, Kaus
5 Autan, Barat, Noord, Zonda
6 Boeran, Kharif, Meltem, Nortes, Sjamal, Solamo
7 Bohorok, 'Broeboe, Gending, Khamsin, Maestro, Mistral,
Pampero, Seistan, Sirocco
8 Baliwind, Blizzard, Gregales, Koembang, Levanter,
Libeccio, Northers, Scirocco
9 Elephanta, Harmattan, Williwaws
10 Karaboeran, Tramontane
11 Lleventades
12 Brickfielder
windmeter  anemograaf, anemometer
windmolen - beltmolen, bergmolen, binnenkruier, bovenkruier, buitenkruier, grondzeiler, kokermolen, paltrokmolen, spinnekop, standerdmolen, srellingmolen, tjasker, torenmolen, walmolen, wipmolen
windom - akkerwinde, zwaluwtong
wind op het zeil - tegenwind
windpokken  waterpokken
windrichting – Noord(en), NNO, NO, ONO, Oost(en), OZO, ZO, ZZO, Zuid(en), ZW, WZW, West(en), WNW, NW, NNW
windroos - bosanemoon, kompas
windscherm  paravent
windschoor - spanrib
windsediment  dekzand, löss, stuifzand
windsel  bandage, lap, verband, zwachtel
windsel - akkerwinde, haagwinde
windsnelheidsmeter - anemometer
windsor, lid van het huis -
4 Anne, John, Karl, Mary, Maud
5 Alice, David, Harry, Maria, Sarah
6 Albert, Alfred, Andrew, Arthur, EduardGeorge, Helena,
Louise
7 Charles, Leopold, Michael, Richard, William
8 Beatrice, Margaret, Nicolaas, Victoria
9 Alexandra, Elizabeth
windspaak - spilboom
windspil - kaapstander
windstil  bladstil, luw
windstille plek op de Atlantische Oceaan  Doldrums
windstoot  vlaag
windstreek – kompalstreek, Noord, Oost, West, Zuid
windvaan - anemoscoop
windvang - ventilator
wind, veel-maken - pochen, snoeven
windveer - verderwolk
windverhitter - cowpertoren
windvlaag  rafale, rukwind, ruk, stoot, windstoot
windvleugel - regulator
windvrij  beschut, luw
windvrije plaats  luwte
windwanner - torenvalk
Windward, Islands, een van de - Grenada
Windwering - scherm, schut
windwijzer  vaan, weerhaan, windvaan
windzaadkruid - aurikel
wind, zeer koude - blizzard, poolwind
windzijde  loef, loefzijde
winend - buitenzwei
wingerd - heggerank, wijngaard, wijnstok
wingewest  nederzetting, volksplanting, kolonie
wink - rietgans
winkel - hoek
winkel  bazar, bazaar, boetiek, magazijn, slagerij, supermarkt, shop, toko, warenhuis, zaak
winkelbank – toonbank
winkelbediende – verkoopster
winkelbedrijf - warenhuis
winkeldief - ladenlichter
winkelgalerij - passage
winkelgoed - inventaris
winkelhaak – bochel, haper, zwee, zwei
winkelhouder - winkelier
winkelier – detaillist, kruideker, kruidenier, leverancier, middenstander, neringdoende, negotiant, slager,
winkelinrichting  opstand
winkelkast - etalage
winkelnering - klandizie, kleinhandel
winkelpand - zaak, zakenpand
winkelraam  etalage, vitrine
winkelruit - etalageraam
winkel van oudheden – antiquariaat
winkelschuld – klis
winkeltent – kraam
winkel voor wijn - slijterij
winkelweek – braderie
winket – sluipdeurtje
winnaar - kampioen
winnen – aanwerven, behalen, opwerken, verdienen, verkrijgen, verslaan, werven, zegevieren
winplaats van erts  mijn
winst – aandeel, baat, bate, belang, gewin, mazzel, nut, opbrengst, overwinning, profijt, provenu, rendement, resultaat, snaai, verdienste, voordeel
winstaandeel - dividend
winst opleveren  renderen
winst opleverend  rendabel
winstaandeel  bonus, dividend, gratificatie, provisie, tantième,
winst en verliespunten bij sport - hole
winstgevend  lucratief, productief, rendabel, vet, voordelig
winstgevend maken  exploiteren
winststreven  bejag
winstuitdeling – divident, tantieme
winter – najaar,natijd, stookseizoen
winteraconiet - eranthis
winterappel  rabauk, rabouw, renet, reinet
winterbloeier - chimonanthus
winterfeest  kerst(mis), nieuwjaar, oudjaar, silvester, sinterklaas
winterfeest van de oude Germanen  joelfeest
wintergroen - pirola, pyrola
wintergroenachtigen – pyrolaceeën
wintergroente – prei, spruiten
winterhanden,-voeten – perniones
winterjas – jekker, ulster
winterkers - barbarakruid, jodenkers
winterkoning – troglodytida
winterkoninkje - wipstaart
winterkost  anijs, erwtensoep, kool, hutspot, snert, spek, stamppot, zuurkool
winterlakooi - stokviolier
winterlelie - kerstroos
winterling  dollekervel
wintermaand - december, februari, januari
winterpostelein - doorwas
winterpret - arren, schaatsen, skiën, sleeën
winterraapzaad - raveelzand
winterroos  chrysant
winters voertuig  slee, slede, ar, arrenslee, bobslee
wintersoep  snert
wintersport - arren, bobben, curling, schaatsen, skiën, sleeën, ijshocky
wintersportartikel  bob, ski, schaats, slee
winterdtof - ratine
winters voertuig - ar, slede, slee
wintertaling – krik
wintertuin - orangerie
winterverschijnsel  hagel, ijzel, koude, sneeuw, vorst,
winterversiering op de ruiten - ijsbloem
wip  balans, evenwicht, handomdraai, tuimelbank
wipbrug – basculebrug, ophaalbrug
wipmolen – spinbol
wippen – huppelen
wipper – hijstalie
wipperen – wankelen, wiebelen
wipperig  onvast, wankel
wipstaart  kwikstaart, winterkoninkje
wipstoel  schopstoel
wide-recorder - magnetofoon
wirwar - doolhof, kluwen, labyrint, netwerk, verstrengeling, verwarring
wis  beslist, gewis, ongetwijfeld, pertinent, precies, secuur, stellig, teen, twijg, vast, waarlijk, werkelijk, zeker,
Wisconsin, hoofdstad van - Madison
wisdoek – vaatdoek
wisent - bizon, oeros, veros
wis en waarachtig – absoluut, beslist, ongetwijfeld, pertinent, stellig, vast, zeker
wiskunde - mathematica, mathesis
wiskunde vak  algebra, goniometrie, logica, mathesis, meetkunde, planimetrie, rekenkunde, statistiek, stereo-metrie
wiskundig  mathematisch
wiskundig begrip  deellijn, logaritme, log, sinus, cosinus, tanges, lijn, hoek, punt, macht, wortel
wiskundig getal  pi
wiskundig lichaam - bol, kubus, ruit, parallelogram, trappezium
wiskundig symbool -
2 ch, im, in, re, sh, tg, th
3 arg, cos, csc, cot, ctg, cth det, div, exp, inf, lim, log, max, min,
rot, sec, sin, sup, tan, tgh
4 cosh, cotg, coth, cotn, curl, grad, sinh, tanh
5 cosec
6 arcsim, arccos, arctan
wiskundige  Boole, Brouwer, Descartes, Euclides, Euler, Frege, Gauss, Heyting, Leibnizj, Pascal, Peirce
wiskundige aan computer  programmeur
wiskundige aardrijkskunde - geometrie, kosmografie
wiskundige bij verzekering  actuaris
wiskundige grootheid  integraal
wiskundigelijn - kromme
wiskundige term - cotangens, macht, radix, wortel
wiskundige uit de oudheid  Euclides
wiskundige uitkomst - resultante
wiskundige vorm  term
wispelen – kwispelen, schudden
wispelturig  grillig, nukkig, ongedurig, ongestadig, uitgelaten, veranderlijk, versatiel, wuft
wispelturig mens – proteus
wisse - kilometer
wissel - appoint, cambion, change, exchange, overgang, ruil, sola, traite, valuta, verandering
wissel aanvaarden – accept
wisselaar – platenspeler
wisselbaar – veranderlijk
wisselbegrip - correlaat
wisselbeker  bokaal, cup
wisselborgtocht  aval
wisseldiertje - amoebe
wisselen - cambiëren, ruilen, veranderen, verruilen
wisselend – gevarieerd, onzeker
wisselen van geld  change
wisselgebed  litanie
wisselgebruik  uso
wisselgeld – pasmunt
wisselijk - zeker
wisseling – change, kentering, mutatie, onbestendigheid, overgang, ruiling, verandering, verloop, verruiling
wisseling van eb en vloed  tij, getij, kentering
wisseling van haarveren  rui
wisseling van huid  vervellen
wisselinner - loper
wisseljaren  climacterium, overgangsjaren
wisselklank (taalk.)  mutant
wisselloon - agio, provisie
wisselloop  estafette
wisselrekening - arbitrage
wisselruiter – bedrieger
wisselspeler - invaller
wisselstroommotor  alternator
wisseltrekker - trassant
wisselvallig  aleatoir, huiverig, onbestendig, onzeker, slomp, veranderlijk
wisselverlies  disagio
wisselvorm van haar  der, er
wisselwaarde  valuta
wisselwerking  correlatie, interactie
wisselwind - moesson
wisselwoord  anagram
wissen – afvegen, reinigen, schoonmaken, vegen, wrijven
wissewasje  bagatel, beuzeling, kleinigheid, nietigheid
wit – blan(co)k, bleek, klurloos, onbedrukt, vlekkeloos
wit bier - seef
wit bloedlichaampje  leukocyt
wit doen worden - bleken
wit hars  kamfer, sandarak
wit koorhemd - albe
wit laken – wade
wit los weefsel- linon
wit maken - witten
wit miskleed – albe
wit paard – schimmel
wit priesterkleed - albe
witachtig  bleek
witblad - abeel, populier
witbloedigheid - leukemie
witbol - holcus
witglanzend  blank
witgoud  platina
witharigheid - albinisme
witheer – Norbertijn
witheet zijn - gloeien
witijzer – pamor
witjas - laborant
witjes – bleek, bedeesd, flets, inbleek, pips
witkalk – gips, witsel
witkiel - kruier, pakjesdrager, sjouwer
witkoper - argentaan
witkopzeearend, Amerikaanse - eagle
witland - Albion
witling - albino
witlijn – interlinie
wit of flets – pips
witpluim – konijn
witrot - uilenveer
witsel  kalksel, witkalk
witstaart - tapuit
wit amber  spermaceet, walschot
wit met zwarte vlekjes - belton
wit tafellinnen - damast
Wit Rusland, hoofdstad van - Minsk
Wit Rusland, rivier in - Dnjepr, Duna
wit wegtrekken – verbleken
wit worden - bleken
witte amber - spermaceet
witte doek  (projectie)scherm
witte dovenetel  hondsnetel
witte ganzenvoet  modderkwaad
witte kaas - kwark
witte klaver  kemp
witte kleefpasta – gluton
witte kool  boeskool, buiskool, kropkool
witte man – blanda, blanke
witte marmeren knikker - alikas
witte mier  termiet, (Ind.) rajap
witte neerslag - sneuw
witte plek op paardenhoofd – bles, kol
witte plek op de kop van koeien - blaar
witte populier  abeel, esp, klaterabeel
witte potas - parelas
witte raaf  avis, rara
witte schuimende wijn - champagne
witte stok van een verkeersagent - baton
witte suiker  melis
witte uitslag op gemetselde muren  muurkanker
witte verfstof  loodwit
witte vlek op hoornvlies - albugo
witte walvis – beloega
witte wezel - hermelijn
witte wortel - pastinaak
witte Franse wijn  Bergerac, muscat
witteling  albino, pigmentloze
witten  stukadoren
witter  stukadoor
witvis – alver, blei, bliek, brasem, katvis, voorn
witijzer - pamor
Wodan  Odin
woede  boosheid, dolheid, drift, ergernis, furie, furor, gebelgdheid, (gram)schap, grimmigheid, kwaadheid, manie, nijd, rage, razernij, toorn, venijn, verbittering, verwoedheid, wrevel, wrok
woeden  razen, tekeergaan, tieren, toornen
woedend  boos, driftig, duivels, gebeten, dol, furieus, grimmig, hellig, hels, hoorndol, kwaad, nijdig, onstuimig, rabiaat, razend, toornig, verbolgen, wild, woest, ziedend
woedende aanval  amok
woedend of razend – ziedend
woedend zijn – koken
woede opwekken – irriteren
woeker - rebbes
woekeraar – aflegger, vrek, vampier, uitzuiger
woekerdier of woekerplant - parasiet
woekeren – afleggen, parasiteren, tieren
woekeren  tieren, parasiteren
woekering - woldgroei
woekerklank  svarabhaktivocaal
woekerplant  bremraap, maretak, orchidee, parasiet, ratelaar, vogellijn, warkruid
woelachtig – onrustig, woelig
woeleg  cultivator
woelen - bewegen, draaien, keren, kolken, roeren, schimen, spoken, tobben, wentelen, wroeten
woelen in aarde - delven
woelgeest  oproermaker
woelhout  knevel
woelig  beweeglijk, druk, onrustig, onstuimig, roerig, rumoerig, rusteloos, turbulent, wild, woelachtig
woelige knaap - wildebras
woeligheid  turbulentie
woeling - kolking, onlust, onrust, tuimeling, werzel
woelwater - wildebras
woelziek  onrustig, oproerig
woelzucht  oproerigheid
woensdag voor Pasen  schortelwoensdag, schorselwoensdag
woerd – erpel, waard
woerhaan  fazantenhaan
woerhen  fazantenhen
woest  barbaars, boos, braak, dol, furieus, gewelddadig, hels, kwaad, ledig, lomp, losbandig, nijdig, onbebouwd, onbesuisd, onbewoond, ongetemd, onherbergzaam, onontgonnen, onordelijk, onstuimig, ontembaar, ontoombaar, rauw, razend, roekeloos, ruw, ruig, tomeloos, toornig, verlaten, verwilderd, wild, woedend, wreed
woestaard – sater, wildeman, woesteling
woestaardig - barbaars
woest (muz.) – feroce
woest gebied - wildernis
woest geschreeuw  getier
woest land – onland
woest rijden – jakkeren, rossen
woestaardig  barbaars
woeste bende - chaos, horde, keet, ravage, troep
woeste boel  bende, horde, keet
woeste dansmuziek  boogie, galop, ragtime
woesteling - barbaar, beest, bezetene, bruut, energumeen, kanibaal, rabouw, razende, wildebras, wildeman
woesternij – wildernis
woeste streek – woesternij, wildernis, woestijn
woestijn - zandvlakte
woestijn (Arab.)  ham(m)ada
woestijn in Afrika  Sahara, Kalahari
woestijn in Azië  Gobi
woestijn in Chili  Atacama
woestijn in Egypte  Sinaï
woestijn in Israël  Negeb
woestijn in NoordAfrika  Sahara
woestijn in ZuidAfrika  Kalahari
woestijnbewoner  Berber, Toeareg
woestijndemon – Azazel
woestijndier – kameel
woestijnduivel - moloch
woestijngebied - bahada
woestijnrivier  wadi
woestijntype  hammade, serir
woestijnvos - fennek
woestijnwind  chamsin, harmattan, samoem, sirocco
wol die na het slachten verwijderd wordt - blootwol, huidwol, mamazetwol, plootwol
woldragend  gewold
wolf - canis, draaikolk, izegrim, korenzwam
wolf (zeew.)  draaikolk
wolf aan de tanden  cariës
wolafval - kammeling
woldistel - weverskaarde
wolfluweel  pluche, velours
wolfraamcarbid - widia
wolframiet - tungsteen
wolframium - wolfraam
wolfsbes - eenbes
wolfsboom - boksboom
wolfsboon - lupine
wolfsdood - monnikskap
wolfsdoorn - kruisbes
wolfshond - barzoi, kees
wolfskers  belladonna, doodkruid
wolfsklauw - lycopodium
wolfsklauwen - lycopodiaceeën
wolfsmelkachtigen - euphorbiaceeën
wolfspoot - lycopus
wolfsspin - tarantel
wolfsveest - bovist, stuifbal
wolfswortel - eenbes, winterakoniet
wolfvorm - (alto)cumulus, (alto)stratus, arcus, cirrostratus, cirrus, cumulonimbus, numbostratus, stratocumulus
wolk - nevelmassa
wolkam  kaarde
wolken dicht bij de grond  mist, nevel
wolkenformatie  Cirrus, Cumulus, donderkop, Stratus, Nimbus, stapelwolk, Cumulonimbus
wolkenkrabber - skycraper
wolkenloos - helder
wolkig - bewolkt, onklaar, troebel
wolkjes/In. .. opgaan  kringelen
wolkvorm - cirrus, culumus, donderkop, nimbus, stratus
wollen bol  pompoen, knot
wollen bolkwast - pompon
wollegras - eriophorum, flok
wollen keperstof – everlast
wollen kledingstuk - trui
wollen sportvest met hoge kraag - sweater
wollen stof  aba, baai, biset, b(o)rat, borda, borde, bukskin, carisel, cheviot, duffel, etamine, evalist, everlast(ing), laken, loden, serge, stamet, tweed
wollen stof, dunne - stamet
wollen tricot – jaeger
wollen weefsel - jaeger
wollen weefsel met noppen  ratiné
wollig - zacht
wollige bol op schoeisel – pompon
wollige viervoeter – schaap
wolmachine - spinnewiel
wolmuis – chinchilla
wol ontwarren - kaarden
wolpluisje  nop
wolplukker - lakenrouwer
wolreiniger - snar
wolsajet  brat
wolsoort - merinoswol
wolverlei - valkruid
wolvet  lanoline
wolvlokje  nop, pluis(je)
wombat - phascolomida
wond – blessure, kwetsuur, letsel, schram, snee, steek trauma, verwonding, wonde
wondarts – chirurg, heelmeester
wondbedekking  compres, kompres, verband
wonden – beledigen, blesserengrieven, kwetsen
wonder – buitengewoon, mirage, mirakel, vreemd, zonderling
wonderbaar – onbegrijpelijk, toverachtig, vreemd, wonderlijk
wonderbaarlijk  miraculeus, verbazend, vreemd, wonderlijk, zonderling
wonderbaarlijk feit  mirakel
wonderboom - doornappel
wonderdadig  miraculeus, verbazingwekkend, wonderbaar,wonderbaarlijk, wonderdoend
wonderdoende persoonlijkheid - kramat
wonderdoener  genezer, kramat, magiër, tovenaar
wonderdoenster - tovenares
wonderdokter  kwakzalver, medicijnman
wondergezwel  teratoom
wonderkruid, heidens - guldenroede, kruiskruid
wonderlamp - toverlamp
wonderlijk – apart, bizar, buitengewoon, dwaas, eigenaardig, fantastisch, gek, grotesk, merkwaardig, raar, verbazend, vreemd, wonderbaar, zonderling
wondermiddel - panacee
wonderolie  castorolie, ricinusolie
wonderspreuk  paradox
wonderteken  mirakel, prodigium
wonderwel – best, uitmuntend, uitstekend, voortreffelijk
wonderzout - glauberzout
wondheelkunde  chirurgie
wondheelkundige - chirurg, heelmeester
wondheler – chirurg, heelmeester
wondklaver – anthyllis
wondkorst - roof
wondkussentje  kompres
wondroos  belroos
wondtang  pincet
wondteken  litteken, stigma, stigmatum
wondvocht  bloed, etter, lymfe, pus
wondijzer - sonde
wonen  huizen, leven, nestelen, resideren, verblijven
wonend - gehuisvest
woning  bungalo, domicilie, landhuis, flat, haard, huis, hut, onderdak, onderkomen, pand, perceel, stulp, verblijf, villa, woonhuis
woning van aanzienlijk Javaan  balem
woning van een eskimo - iglo
woning van een non – klooster
woning van geestelijke  pastorie, pastorij
woningbekleder - stoffeerder
woningcomplex  blok, flat, stad, wijk
woningdeel  appartement
woningdief – krakern
woningen - huize
woninginrichting - binnenhuisarchitect
woonachtig  gedomicilieerd, gevestigd, wonende
woonboot – ark, woonschuit
woonde vroeger op het Muideslot - drost
woongeld – huur
woongelegenheid – camper, caravan, flat, huis, tent, woonark, woonboot, woonwagen
woonhuis – apartement, bungalo, villa, woning
woonkamer – huiskamer, woonvertrek
woonkosten – huur
woonlaag – etage, verdieping
woonlasten - huur
woonopbouw  urbanie
woonplaats  adres, domicilie, residentie, sedes, stee, verblijf, woonstee, zetel
woonplaats der engelen - hemel
woonplaats der goden - Olympus
woonplaats van Abraham  Hebron
woonplaats van een vorst  residentie
woonplaats van hoenders - ren
woonruimte  kamer(s), krot, huis, woning
woonschip  ark, aak
woont aan de Oostzee - Balt, Est, Fin, Let, Zweed
woonsilo – torenflat
woonstee – woonplaats
oonvertrek – huiskamer, woonkamer, zitkamer
woonvrijheid  privacy
woonwagen  caravan
woord  belofte, formule, logos, rede, term
woord dat een ontkenning inhoud - nee, negatie
woord dat ook van achteren naar voren gelezen kan worden  palindroom
woord gebruikt ter aanduiding van naam of persoon - naam
woord gemaakt van twee woorden - koppeling, samenstelling
woord met voor of achtervoegsel - afleiding
woord ter aanduiding  naam
woord voor ontkenning  negatie
woord waaronder iets is opgenomen – lemma
woord achteraf - narede
woordafleider - etymoloog
woordafleidkunde  etymologie
woordbetekenisleer  semantiek
woordblindheid  alexie
woordbuiging - declinatie, verbuiging
woordelijk  letterlijk, tekstueel, verbaal
woordeloos – stom, zwijgend
woorden – tekst, twist
woorden van lof – compliment
woordenaar - lexicograaf
woordenboek  dictionaire, encyclopedie, lexicon, naslagwerk, tolk
woordenboek der Nederlandse taal - w.n.t.
woordenboek van dialect  idioticon
woordenboek van regio - dialectwoordenboek
woordenboek, maker van een - woordenaar
woordenboekkunde  lexicografie
woordenboekschrijver  lexicograaf
woorden met een tegengestelde betekenis – antoniemen
woorden hebben – geaschil, kibbelen, ruzien, twisten,
woordenlijst - glossarium, vocabulaire
woordenpraal - bombast
woordenreeks  litanie, regel, tirade, verhaal, zin
woordenreeks in een krant - kolom
woordenrijk - spraakzaam, welsprekend
woordenrijkdom  vocabulaire, woordenschat, verbositeit
woordenrijk iemand - ratel
woordenschat, wetenschap van de - lexicografie
woordenstrijd  debat, geschil, discussie, gekijf, rede(twist)
woordentwist - logomachie
woordenvitter - purist
woordenvloed  tirade
woordenwisseling  altercatie, debat, discussie, gekrakeel, twistgesprek
woordgebruik - taal
woordgeslacht  genus
woordgetrouw - letterlijk
woordgrondig - etymologie
woordherhaling - epifoor, pleonasme, tautologie,
woordje van klein kind  da, dada, ta, tata
woordkeus  terminologie
woordinhoud - tekst
woordkunst  letterkunde, literatuur
woordleer  lexicologie
woordletterraadsel - logogrief
woordloos – sprakeloos, stom
woordomkering - anagram
woordovertolligheid  bombast, pleonasme, retoriek, tautologie
woordraadsel – cryptogram, logogrief
woordscheiding - spatie
woordschikking  syntaxis
woordsoort  adjectief, bijwoord, lidwoord, interjectie, naamwoord, nomen, (rang)telwoord, tussenwerpsel, verbun, voegwoord, voorzetsel, (voor)naamwoord, werkwoord
woordtoon - accent
woorduitgang  aard, ach, erd, er, es, held, ig, in, lijk, nis, schap, ste, te, telt, tig
woorduitlating – ellips
woord van eer – gelofte
woordverklaarder - lexicograaf
woordvoeging  syntaxis
woordvoerder  redenaar, spreker, tolk
woordvoerder voor corps diplomatiek  deken, doyen
woordvoeren  spreken, verklaren
woordvoorraad - woordenschat
woordvorser - etymoloog
woordzoeker – letter(puzzel)
worden - ontstaan
wording  geboorte, genese, genesis, ontstaan
wordingsgeschiedenis  ontogenese
wordingsleer - ontologie
wordt gebruikt bij boterbereiding - karn, karnton
wordt gebruikt bij broodbereiding - deeg, gist
wordt gebruikt bij kaasbereiding - leb
wordt gebruikt bij naaien  garen, naald, schaar, speld, vingerhoed
wordt gebruikt om te smeren  boter, olie, vet
worg - benauwdheid
worgen – smoren, stranguleren, stikken
worger - moordenaar
worging  strangulatie
worgpeer  kroppeer
worken - kwaken
worm  aaltje, aardworm, aarsmade, azijnaaltje, bloedzuiger, bolworm, haakworm, houtworm, leverbot, lintworm, maai, made, pier, priemstaartje, pringer, regenworm, spoelworm, trichine, witoog, wurm, zeepijl, zeeschede
wormbuis – kokerworm
wormentros - poer
wormkruid, heidens - guldenroede, Solidago
wormmiddel - anthelminthicum
wormnagel - paalspijker
wormsalamander – gymnophionum
wormstekig - pierig
wormtongig dier - kameleon
wormvormig aanhangsel  appendix
wormwiel - schroefrad
worp  gooi, nest, toom
worst  beuling, leverkaas, salami, saucijs
worstbroodje  saucijzenbroodje
worstelaar – kamper, strijder, vechter
worstelen  plukharen, bakkeleien, kampen, stoeien, strijden, vechten
worstelen vuistkamp bij de oude Grieken  pancratium
worsteling  gevecht, kamp, strijd
worstelmethode - judo
worstelpark  arena, ring, palestra
worstelschool – palestra
worstgerecht - hoofdkaas
worstkruid - marjolijn
worstsoort – bloedworst, cervelaat, kookworst, leverworst, metworst, rookworst, salami, snijworst, tongenworst
worstvergiftiging  botulisme
worstvlees  met
wortel  biet, kroot, pee, peen,
wortel (Lat.)  radix
wortel in hutspot - pastina(a)k
wortel der mandragora - alruin
wortel van standenkruid - salep
wortelboom  mangrove, rizofoor
wortelen – stoelen, vastzetten
wortelen met uien - hutspot
wortleter - radicivoor
wortelgetal  radix
wortelgroen  peenlof
wortelknol  knol, kroot, raap
wortelkruid - peen
wortelmutsje – calypta
wortel of raap - knol
wortelpotige - rhizopodum
wortelrat - rhizomenida
wortelstok – rizoom, stengel
wortelstronk – stobbe, stomp
wortelvormig  rhizomorf, rizoform
wortelwoord  grondwoord, stamwoord, woordstam
woud  bos, foreest, Loo, rimboe
woudaapje - woffer
woudbloem – valkruid, bosduif
woudbroeder  kluizenaar, monnik
woudduif - bosduif
woudduivel - mandril
woudezel  onager
woudkever  schallebijter
woudknaap - faun
woudkoe  tapir
woudkruid - hemelsleutel, valkruid
woudloper – jager, trapper
woudmens – pygmee
woudrund - tapir
wouw - milaan, milvus, ringvalk, zwaluwstaart
wraak – rabcune, revanche, straf, vendetta, vergelding, vete
wraakgevoel  ressentiment, wrok
wraakgodin  furie, erinyen, eumenide, eymeniden, furiën, Magen
wraakgoed – uitschot
wraaklust - wrok
wraak nemen - wreken
wraakneming  vindicatie
wraakzucht  rancune, vete, wrok
wraakzuchtig  vindicatief
wrak – bedorven, bouwvallig, gammel, krakkemikkig
wraken - afdrijven, afkeuren, verlijeren, verwerpen
wraking - miswijzing, recusatie, verwerping
wrakken – kreukels
wrakker – stranddief
wrakkig - gammel
wrang  bitter, kroppig, scherp, zerp, (zuur)achtig
wrang zuur - rins
wrat  papilloom, papilloma, uitwasverruca
wratmeloen  kanteloep, kantelope
wrede daad - beulswerk
wrede keizer  Nero, Caligula
wrede pijniging - marteling
wrede schrikaanjaging  schrikbewind, terreur, terrorisatie
wreed - barbaars, beestachtig, bloeddorstig, cru, gemeen, genadeloos, guur, hard, hardhandig, hardvochtig, harteloos, medogenloos, onbarmhartigongenadig, ongevoelig, onmenselijk, rauw, ruw, sadistisch, scherp, streng
wreed heerser  despoot, tiran, wreedaard
wreed heerser in Rome  Caligula, Commodus, Nero, Selanus
wreed mans – barbaar, sadist
wreed systeem  terreur
wreedaard – barbaar, beul, bruut, monster, onmens, sadist, tiran, woesteling
wreedaardig – gevoelloos, hardvochtig, tiranniek, wreed
wreedheid – atrociteit, sadisme, strengheid, terreur
wreken – revancheren, vergelden
wrekende gerechtigheid  Themis
wrekende godin – Nemesis
wreker – Goël, vergelder
wreking - wraak
wrensen  hinniken
wrevel  afkeuring , bitterheid, gegriefdheid, gramschap, grimmigheid, misnoegen, ontstemming, spijt
wrevelig – balorig, bits, bitter, boos, gegrief, gemelijk, grimmig, knorrig, korzelig, kregel, misnoegd, narrig, nurks, ontstemd
wriemelen  krielen, krioelen, mieren, peuteren, plukken
wrijfdokter  masseur
wrijfgoed - politoer
wrijfhout  glanshout, likhout, zwik
wrijfkuur - massage
wrijfpaal – schurk, schuurpaal, zondebok
wrijten – krakelen, tegenwerken, twisten
wrijter - twistzoeker, woelgeest
wrijven – aaien, boenen, frotteren, krauwen, masseren, poetsen, politoeren, schrobben, schuren, strijken, wissen
wrijven en poetsen - boenen
wrijven met zand, puinsteen of schuurpapier – schuren
wrijven of aaien - strelen
wrijving - frictie
wrikbaar  onvast
wrikken  wiggelen
wringen – draaien, duwen, knellen, mangelen, persen, uitknijpen, wurgen
wringbalans  torsiebalans
wringen  draaien, torsen, wurgen
wringer - mangel
wringing  torsie
wrochten  creëren, maken, scheppen, werken
wroegen  beschuldigen, kwellen, verwijten
wroeging - berouw, schuldbesef, spijt
wroeten  doorwoelen doorzoeken,, graven, morrelen, opruien, peuren, peuteren, snuffelen, staven, stoken, woelen
wroeten in aarde - delven
wrok – afgunst, afkeer, bitterheid, grief, gruwel, haat, nijd, pik, rancune, ruzie, vete, vijandschap, walg, wraaklust, wraakzucht, wrong
wrokkig – haatdragend, kroppig
wrong  bloemkrans, dot, kluwen, knoet, makaron, makron, toet, torsade, torsie, tres, tulband, vlecht
wrongel – kwark
wrong in het haar - haarknoet
wuft  dartelfrivool, gewaagd, grillig, lichtzinnig, luchtig, onbestendig, ondegelijk, oppervlakkig, veranderlijk, wispelturig, wups
wuit  luim, klus
wuiven - groeten, wenken, zwaaien
wulf - boog
wulfsel - gewelf
wulk  klinkhoren
wulp – regentuter, tuter, welp, wilp,
wulps  dartel, flink, frivool, hanig, hitsig, kras, levenslustig, loszinnig, ongebonden, paarzuchtig, speels, vinnig, voluptueus, weelderig, welig, wellustig, zinnelijk, zedeloos
wulps gedragen - dartelen
wups  wuft
wurgen  smoren, strangulerenvermoorden, worgen, wringen
wurger  klauwier
worgkoord - strop
wurm  peur
wurmen  mieren, morrelen, peuteren, ploeteren, sleutelen, sloven, tissen, urmen, zwoegen,

X

xantippe – feeks, haaibaai, helleveeg
xenatisch - vriendelijk
xeno - vreemd
xenofobie - vreemdelingenhaat
xenogamie  kruisbestuiving
xenon  Xe
xeranthium  strobloem
xeres – sherry
xero – droog
xerox - kopie
xyloglyptiek  houtplastiek
xylograaf  houtgraveur, houtsnijder
xulografisch boek - blokboek
xylose  houtsuiker
xystus  gewelf, zuilenhal

Y

yack – buffel, knoros
yam - bataat
yankee  Amerikaan
yard - yd
yell  kreet, leuze
yellster – gilling
yeti - sneeuwman
yoert – nomadentent, steppetent
yogabeoefenaar  yogi
yogahouding - asana, mudra
yogavoorschrift - (ni)yama
yochurt - melkspijs
yperiet - mosterdgas
ypsilon  y, igrec
y-stralen - becquerelstralen
ytterbium - Yb
yttrium - Y, Yt
yuca – cassave, adamsnaald

Z

zaad  kiem, nageslacht, oorsprong, semen, sperma
zaad van de maankop  maanzaad
zaad van de peulvrucht  boon, erwt
zaaddoos van een papaver – bol, pit, lob
zaad, eetbaar van een pijnboom - pingel
zaadecht - homozygoot
zaad en pootgoed - (Ind.) bibit
zaadgras - duist
zaadhuid  bolster, hulsel
zaadhuisje  bolster, hulsel
zaad in vis - hom
zaadje – korrel, pit
zaadkorrel  pit
zaadlob - cotyl, kiemblad, kwab
zaadlozing - ejaculatie, pollutie
zaadpit - korrel
zaadpluis  kapok
zaadrok - arillus
zaadteeltbedrijf - zaderij
zaaduitstorting - ejaculatie
zaad van de papaver - maanzaad
zaad van een peulvrucht - boon, erwt
zaadvast – homozygoot
zaagmolen - paltrok
zaagbek - mergus
zaagblad - serratula
zaagdak  sheddak
zaagmeel  zaagsel
zaagmolen  paltrok
zaagsel  zaagmeel
zaagvissen - pristis
zaaien - strooien, veroorzaken
zaailing  wildling
zaaipan  oesterpan
zaak  aangelegenheid, affaire, artikel, bedrijf, belang, besogne, case, casus, ding, gebeurtenis, geval, goed, handel(ing), kantoor, kwestie, materie, nering, onderneming, onderwerp, (Ind,) perkara, proces, rechtsgeding, (Lat) res, transactie, voorwerp, winkel
zaak  firma, winkel
zaak aan het strand  strandbedrijf
zaak die nog niet zeker is  vraag
zaak met groot assortiment  supermarkt, warenhuis
zaak of persoon der beschouwing - object.
zaak waar antiquiteiten worden verkocht  antiekwinkel, antiquariaat
zaakbeheerder  gerant, zaakvoerder, zetbaas
zaakbezorger - procureur
zaakgelastigde - afgezant, agent, factoor, gevolmachtigde, makelaar
zaakgeleider  gerant, zetbaas
zaakje – negotie, zwikje
zaakkennis - inzicht, vakbekwaanheid
zaakkundig  bedreven, bekend, expert
zaakleider - gerant, manager
zaak of concern - bedrijf
zaakregister  glossarium, klapper, repertorium
zaakvoerder  gerant, mandataris, procureur, zetbaas, zaakbeheerder
zaakvorming - specificatie
zaakwaarnemer – gerant, praktizijn, procureur, sollicitor
zaakwoordenboek - encyclopedie
zaal  salon, hal, lokaal, lokaliteit,
zaal van het laatste avondmaal – cenakel
zaalsport - binnensport
zaalwachter  suppoost
zabber – kwijl, speeksel
zabberen - kwijlen
zacht – bedaard, beurs, bezadichd, clement, fluwelig, gedempt, geduldig, gedwee, getemperd, gezapig, humaan, ingetogen, innig, kalm, kneedbaar, langzaam, liefelijk, lijs, lijzig, luw, mals, manis, menselijk, mild, mollig, mul, murw, nes, piano, pulverig, rustig, smeu, teer, teder, volgzaam, voos, vriendelijk, week, willoos, zachtaardig, zam, zwoel
zacht (Muz.) – dolce
zacht aankloppen - aantikken
zachtaardig - goedhartig, goedig, mak, zachtmoedig
zacht blinken – blanzen
zacht buisje – tube
zacht door veertjes – donzig
zacht en aardig – mild
zacht en buigzaam – soepel
zacht en lief – teder
zacht en rond – mollig, poezel(ig)
zacht en sappig – mals
zacht en slap – week
zacht en vettig – smeuig
zacht en week – mals, teer
zacht gebak – cake
zacht gekerm – gekreun, gesteun
zacht gesnor  gezoem, geruis
zacht gloeien - gloren
zacht hout onder de bast – spint
zacht koken – prutte(le)n
zacht kokertje  tube
zacht krabben - krauwen
zacht lapje – prikneusje
zacht lispelen - prevelen
zacht maken - meuken, murwen, ontharden, weken
zacht masseren - pidjetten, pidjitten
zacht metaal  koper, lood, tin
zacht metalen buisje  tube
zacht paars  mauve
zacht ruisen  murmelen, ruizelen, suizen, zwatelen
zacht spreken - fluisteren
zacht stralen – gloren
zacht van aard - nobel
zacht van inborst  goedaardig, goedig, nobel, vriendelijk
zacht van kleur – blas, flets, pastel
zacht waaien  labberen
zacht wasgerei – spons
zacht weer – luwte
zacht worden - smelten
zachte frisse wind – bries
zachte glinstering - glans
zachte hersenvlies  piamater
zachte klap – tik
zachte koele wind - bries
zachte leren lap  zeem
zachte medeklinker  lenis
zachte omkleding – schil
zachte snoep - spekje
zachte steensoort  kalksteen, krijt, mergel
zachte stof  fluweel, satijn
zachte veren  dons
zachte verhemelte  velum
zachte vezelplaat  board
zachte vrucht  aardbei, abrikoos, bes, framboos, kiwi, perzik, peer, pruim, tomaat
zachte wind  bries, koeltje, snuiver, zefir, zucht
zachtaardig – goedhartig, goedig, mild, weekhartig
zachtblouw – bleu
zachter worden - ontladen
zachtgroen - pistache
zachtharig - pubescent
zachtheid  liefelijkheid, tederheid, weekheid
zachtjes – bedaard, kalm, langzaam, rustig, stilletjes, zoetjes
zachtjes aan – bedaard, kalm, langzaam
zachtjes koken - sudderen
zachtjes leggen  vlijen
zachtmoedig  goedertieren, meegaand, mild, nobel, vriendelijk, zachtaardig
zadel - selle
zadel van paard afhalen  afzadelen
zadeldek  schabrak, sjabrak
zadelen  optuigen
zadelkleed - sjabrak
zadelmakerswerktuig - gaatels, gate
zadeltas – sacoche
zageman – zanikpot, zeur
zagen – doorsnijdenzaniken, zeuren
zager – zaniker
zagerij - gezanik
Zagreb  Agram
Zaïre, rivier in - Luvua
zak  baal, balg, beurs, buidel, buil, melis, pungel, tas,
zakbeurs  beurs, knip, portemonnaie, portemonnee
zakboekje  agenda, carnet, memorandum
zak, de- geven - ontslaan, wegsturen
zakdoek – neusdoek, neuslap, snotlap
zakdoekje  pochet(te)
zak, in de- steken - bedriegen
zakelijk  bondig, beknopt, essentieel, feitelijk, koel, meritoir, nuchter, objectief, pittig, reëel, terzake, wezenlijk
zakenlijke gedragslijn – beleid, overleg
zakelijke handeling – aanbieding, aankoop, bod, offerte, verkoop
zakenlijk herhalen - recapituleren
zakelijk leider  impresario, manager
zakelijk recht van gebruik  usus
zakelijk resultaat - winst
zakelijk verantwoord  rationeel
zakelijk voordeel - winst
zakelijk zekerheidsrecht - pignus
zaken  business, handel, transacties
zakencentrum – city
zaken doen - handelen
zakengeest  handelsgeest
zakenkrisis  krach
zakenleven - koophandl
zakenlijke mislukking - bankroet, faillisement, krach
zakenlijkheid - realisme, soberheid
zakenman – handelaar,koopman, ondernemer
zakenpand – bedrijfspand
zakenrelatie – zakenvriend
zakenwereld - bisiness
zakgeld  pree, soldij, spilpenning, traktement
zakje als bergplaats – tas
zakje voor geld – beurs
zakkalender - agenda
zakken – afgaan, bakken, dalen, druipen, kelderen, sjezen, stralen, vallen, verminderen, (weg)zinken
zakkendrager - sjouwer
zakken (voor examen)  afgaan, bakken, stralen
zakken in water - zinken
zakkengoed – gonje, jute, linnen
zakken onder de ogen - wallen
zakkenroller  beurzensnijder, pickpocket, pikker, zakkendief
zakkenvuller - profiteur
zakkieuwigen - prikken, rondbekken
zaklamp – zaklantaarn
zaklantaarn – handlamp, knijpkat, zaklamp
zakmes  knipmes, kortjan, lierenaar
zakmes van matrozen - kortjan
zakmuis - heteromyida
zakpijp - doedelzak, zeedruif
zakpijper - doedelzakspeler
zakpistooltje - terzerol
zakrat - goffer
zaksel  bezinksel, droes, droesem
zakuurwerk – horloge, remontoir
zakvormig - sacciform
zakvormige riviermond - liman
zakvormig sleepnet - haam, kuil, schrobnet
zalf  balsem, ceratum, crème, liniment, pasta, smeersel, unguentum
zalf van rode kwikoxide  schulpjeszalf
zalfachtig poetsmiddel - pommade
zalfbereidingsleer  myrologie
zalfmes - spatel
zalfnoot - béhennoot
zalfolie - balsem, chrisma, wiolie
zalfsoort - balsem
zalfspaan  spatel
zalig – aangenaam, beaat, bovenaards, gelukkig, goddelijk, heerlijk, heilig, hemels, kostelijk, lekker, overheerlijk, smakelijk, verrukkelijk, weldadig
zalige - beata, beatus
zalige maagd Maria  B.M.V. (beata Maria Virgo)
zaliger  overleden, wijlen, z.g.
zaliger gedachtenis  z.g., wijlen
zaligheid – genot, heerlijkheid, heil
zaligmakend  reddend, soterisch
Zaligmaker  Heiland, Soter, Redder, Verlosser
zaligmaking - verlossing
zaligverklaring  beatificatie
zalmachtige vis  aal, forel, houting, meun, nebbeling, paling, salmo, smelt, spiering
zalmhout - peroba
zalmkleurig - saumon
zalven – balsemen, insmeren, oliën, preken, sacrerentemen, wijden
zalvend  lijzig, stichtelijk, temerig
zalvende toespraak  preek, sermoen
zalvende toon  onctie
zalving  geteem, oliesel, onctie
Zambia, hoofdstad van - Loesaka
Zambia, rivier in – Zambesi
zamelen – bijeenbrengen, bijeengaren
zand  aarde, steenstof, strand
zandaal  smelt
zandachtig  mul, rul, zanderig, zandig
zandachtig gesteente  zandsteen, grauwak
zandbank – ondiepte, plaat, vlaak, wad
zandbank voor Amsterdam - Pampus
zandbank in de Noordzee - Breeveertien, Doggersbank
zandbanken/diepte tussen  mui
zandberg – duin, nol
zanddrijver - fuut
zanderig - mul
zanderige grond  gaast, geest
zanderige kampplaats - arena
zanderige oever – strand
zanderige plaats – woestijn, strand, woestijn
zanderige plaats langs zee - duinen
zander  snoekbaars
zandgebakje - hernhutter
zandgrond achter duinen  geest
zandhaver - elymus, helm
zandheuvel  duin, nol(le)
zandheuveltje in weide - nol
zandhoop - nol
zandig buitenstrand - oere
zand in de ogen strooien - misleiden
zandkever - cicindelida
zandkleurig - k(h)aki
zandkool - diplotaxis
zandkust  strand
zandloper - tijdglas, strandpluvier, uurglas
zandmannetje  klaasvaak
zandmuur - arenaria
zandoord  strand, woestijn
zandplaat in zee  gors, haak, hors, zandbank
zandreiger - fuut
zandriet - helm
zandroerkruid - strobloem
zandrug - baar
zandspiering  smelt
zandsteen - dolomiet, grauwak, kwartsiet, linoniet,molasse
zandsteen, Bentheimer - biksteen
zandsteen met grove korrels  conglomeraat
zandstorm (Arab.) - kamasin, khamasin
zandstorm in Soedan - halub
zandstreek in Friesland  Gaasterland
zandstreek in NoorBrabant  Kempen
zandstrook  strand
zandstrook langs de zee - strand
zandvaaggrond – regosol
zandvlakte – woestijn, strand
zandvliegkoorts - flebotomus
zandzee  woestijn
zandzuiger  elevator
zang  gedicht, gezang, hymne, lied, ode, strofe, vers
zangberg - Helikon, Parnassus
zang en danskoor  rei
zang voor allen  tutti
zang zonder begeleiding  a capella
zangbodem in plano  klankbodem
zangboek – lied(eren)boek
zangcantate - solodeama
zangdichtstuk - cantate
zangdrama - opera
zanger  bard, bas, bariton, cantor, crooner, korist, kunstenaar, minstreel, rapsode, chansonnier, skald, solist, tenor, troubadour, vocalist
zangeres  alt, koriste, kunstenares, mezzo, sopraan, soliste, soubrette
zangeres die alleen zingt - soliste
zangeres naar wie een gerecht is genoemd - Melba
zangerig (muz.) - cantabile, harmonieus
zangerige melodie  cantilene
zangers  koor
zangerskoor (kerk) – cantorij, doksaal, oksaal
zanger uit de Middeleeuwen - minstreel, troubadour
zanggalerij  jubee, doxaal, doksaal, oksaal
zanggedicht  cantate
zanggezelschap  koor, liedertafel
zanggod  Apollo
zanggodin  Muze
zanggroep  duo, koor, kwartet, kwintet, liedertafel, sextet, trio
zanggroep van 2 personen - duo
zanggroep van 3 personen - trio
zanggroep van 4 personen - kwartet
zanggroep van 5 personen - kwintet
zanggroep van 6 personen – sextethulde - serenade
zang
zangkoor  cantoria, cantorij, oksaal, rei
zangleraar - cantor
zangminnende - filomeel
zangnimf - muze
zangnoot  do, ut, re, mi, fa, sol, la, si
zangoefening  solfège, vocalise
zangoefening met dans - rei
zangorgaan  stem(banden)
zangpatrones  Caecilia
zangspel  musical, opera, operette
zangspel van minder allooi  vaudeville
zangstem  alt, bariton, bas, mezzo, sopraan, tenor
zangstuk  aria, canon, cantate, duet, gezang, kwartet, kwintet, lied, motet, opera, oratorium, septet, sextet, trio
zangstukje – chanson, liedje
zang van allen - tutti
zangvereniging – koor, rei
zangvereniging voor mannen  liedertafel
zangvereniging voor vrouwen - dameskoor
zangvogel –
2 ka
3 beo, sijs, mus,
4 gaai, gors, kauw, keep, kneu, kraai, mees, raaf, roek, vink
5 kalle, merel, sijsje, wever,
6 ekster, lijster, pieper, pimpel, putter, tapuit, zwaluw
7 kanarie, karkiet, meerkol, spreeuw
8 karekiet, klauwier, koolmees
9 leeuwerik, wielewaal, rijstvogel
10 boomklever, honingeter, kwikstaart, nachtegaal
11 roodborstje, tuinfluiter
14 winterkoninkje
zangvogel in Europa en Azië - notenkraker
zangvogel met kuif - hop
zangvogels – passeres
zangvogeltje – kanarie, sijs
zangvoordracht - rectical, recitatif
zang voor één stem - solo
zangwijze  deun, melodie, voois
zanik – dralen, dreinen, etteren, klagen, klier(en), mieren, seibelaar, talmen, teem, zemel(en), zemelaar, zeuren, (zeur)kous, zeurpiet, zwamneus
zaniken  dreinen, leuteren, mieren, temen, urmen, zagen, zemelen, zeuren
zaniker – seibelaar, zager, zemelaar, (zeur)kous, zeurpiet
zanikpot – klier, zeur
zanten  bijeen zamelen, lezen, verzamelen, zamelen
zanwolfsmelk - heksenmelk
zat – aangeschoten, beu, beschonken, bezopen, dronken, genoeg, laveloos, moe, verzadigd, vol, voldaan, voldoende
zate  boerderij, grondslag, hoeve, landgoed, rust, state, stee, werf
zaterdag voor Palmzondag  Palmavond
zaterdag voor Pinksteren  luilak
zatheid  dronkenschap, verzadiging
zatladder – dronkelap, zuipschuit
zatlap – dronkaard, zuiplap
zatlapperij  dronkemansboel, dronkenschap
zat of dronken – teut
zatterik – dronkaard
zat zijn – beu, bezopen, dronken
zat zijn van - balen
ze  zij
zeboe  bultrund
zebra - hippotigris
zebrahout  palmyrahout
zebramangoeste  ichneumon
zebrapad  oversteekplaats, voetgangerspad
zede  gebruik, gewoonte, manier, mode, mos, norm, traditie
zedekunde - ethica, ethiek
zedekundige - moralist
zedenleer  ethiek, moraal
zedeles - maraal, moralisatie
zedelijk  braaf, deugdzaam, eerbaar, ethisch, kuis, moreel, net, zindelijk
zedelijk bewustzijn  geweten
zedelijk gedrag  levenswandel
zedelijk overwicht – gezag, prestige
zedelijk verheffen  adelen
zedelijk verval  decadentie
zedelijke begrippen - ethiek
zedelijke fout – faal, gebrek, misslag, zonde
zedelijke gebondenheid - plicht
zedelijke grootheid  adel, adeldom
zedelijke waardering - moraal
zedelijkerwijze  moraliter
zedelijkheid  moraal, moraliteit
zedeloos – gemeen, goddeloos, liederlijk, losbandig, onbeschaafd, onfatsoenlijk, ongebonden, ontuchtig, schandelijk, slecht, verdorven, vies, wulps
zedeloze vrouw – del, slet
zeden  moraal, mores
zeden en gebruiken  moraal
zedenbederf  corruptie, verbastering, ontaarding
zedenkunde  ethica, zedenleer
zedenkwetsend - inmoreel
zedenleer  ethiek, moraal, regorisme, zedenkunde
zedenles - moraal
zedenmeester  moralist
zedenmeesteren – preken
zedenpreken - moraliseren
zedenspreuk - sententie
zedig  bescheiden, deugd, eerbaar, ingetogen, kuis, modest, nederig, preuts, rein, stemmig
zedig en eerbaar - kies
zedigheid  ingetogenheid, kuisheid, modestie
zee (Arab.)  bahr
zee (Duits)  meer
zee (Eng.)  sea
zee (Fr.)  mer
zee (Gr.)  thalatta, thalassa, talassa
zee (Zweeds)  hav
zee - oceaan, pontos, vaarwater, waterplas, watervlakte
zee betreffend.  maritien
zeeaap - draakvis
zeeadelaar  visarend
zeeajuin  zeelook
zeeanemonen  actiniën
zeearend - geelkop
zeearm  baai
zee-artillerist - konstabel
zeeartemesia - zeealsem
zeeaster  zulte
zeebaars  ombervis
zeebank  rif, zandbank
zeebanket  haring, tong, vis
zeebarbeel – mul
zeebeer – oorrob, pelsrob
zeeberebont - seal(skin)
zee betreffende - maritiem
zeebewoner  dolfijn, garnaal, haai, krab, kreeft, kwal, mossel, ork, rob, vis, walrus, walvis, zeepaardje, zeester
zee bij Arabië - Rode zee
zee bij Australië - Koraal, Tasman
zee bij China - gele zee, oostchinese, zuidchinese
zee bij Corsica - Gallische
zee bij Egypte - Rode zee
zee bij Griekenland - Egeïsche, Ionische
zee bij India - Arabischr
zee bij Indonesië - Arafura, Banda, Celebes, Floris, Helmaheira, Java, Molukken, Sawu, Seram, Timor
zee bij Italië - Ionische, Ligurische, Tyrrheense
zee bij Japan - Japanse
zee bij Joegoslavië - Adriatische
zee bij Midden Amerika - Caribische
zee bij Rusland - Azof, Barentz, IJs, Kaspische, Oost, Witte
zee bij Sardinië - Sardinische
zee bij Siberië - Bering, Ochotsk, Oostsiberische
zee bij Turkije - Marmora, Middellandse, Zwarte
zeebliek – schardijn
zeeboei - brulboei
zeeboezem  baai, golf, inham, sinus
zeeboot - zeeschip
zeebrasem - sparida
zeecadet - adelborst
zeediepte - mui
zeedier  garnaal, haai, krab, kreeft, kwal, mossel, rob, spons, vis, walrus, zeehond, zeeleeuw
zeeduiker  lom
zeeduikers - gaviformes
zeeduivel  hengelaar, hozebek, hozemond, wijdmuil,
zeedonderpad, zeeëngel
zeeëend - ordemia
zeeëenhoorn - narwal
zee-egel - echinoldea, echinus
zeeëikel - knapper
zee-ekster  scholekster
zee-engte - Belt, Bosporus, Sont, nauw, straat,
zee-engte tussen Denemarken en Zweden  Sont
zee-engte tussen Engeland en Frankrijk  Kanaal
zee-ever  zeezwijn
zeef  filter, kleins, reuter, teems, treuzel, wan, zift, zijgdoek
zeefbek  beider, deen, eend, flamingo,gand, gander, gent, goeie, rotgans, woerd, slobbe, smient, taling, witkop, zwaan
zeefdoek  stamijn
zeefdruk - semigrafie
zeefgedeelte - phloëem
zeeforel - schotje, schot(zalm)
zeeg – afvoersloot, filter, kalm, mak, tocht
zeegang  deining
zeegans - branta, rotgans
zeegast  matroos
zeegier - fregatvogel
zeegod  Aegir, Glaucus, Neptunus, Nereus, Njord, Poseidon, Proteus, Triton
zeegodin  Amfitrite, Ran, Thetis
zeegras  alg, alge, sargasso, wier, zostera
zeegrend - kust
zeegroen  aquamarijn, grijsgroen, seladon
zeegroene edelsteen  beril
zeegrondel - dikkopje
zeehaan - knorhaan, poon
zeehaan, vliegende - zeezwaluw
zeehond  kathaan, manenrob, phocida, rob, rots
zeehondenvel  sealskin
zeehoofd - havenhoofd, pier
zeehoorn  kinkhoorn, tritonshoorn
zee-inham in Scandinavië  fjord
zeejonker – jonkervis
zeekaag - mantelmeeuw
zeekant  kust
zeekaart, oude - portolaan, portulaan
zeekat - sepia, spookvis
zeeklaar - zeilree
zeekoe  doejoeng, dugong, lamantijn, manati, sirenia
zeekomkommer  tripang
zeekoningin  Ran
zeekraal - salicornia
zeekreeft  hommer, homvis, hummer
zeekust - strand
zeekust met eilandjes  scheren
zeekust met steile wand  klif, klip
zeekwal – acalepha
zeel - draagriem
zeelamprei - zeeprik
zeeleeuw - oorrob
zeelelie – haarster
zeelieden – watervolk
zeelui – scheepsvolk, watervolk
zeelt – leb, louw, muidhond, slij
zeemacht  marine, navy, vloot
zeeman  janmaat, licht(matroos), navigator, runner, hepeling, scvarensgezel
zeeman voor deel van de reis gemonsterd  runner
zeemansbuis  bolkvanger, jekker, piloot
zeemansjas - bonker
zeemanslied - shanty
zeemanspij  bolkvanger
zeemeermin  meermin, nereïde, nimf, sirene
zeemeeuw - mantelmeeuw
zeemerk - baak, boei
zeemeter - dieplood
zeemijl – knoop
zeemlap - drooglap
zeemuis - aphrodiye
zeen  pees, zenuw
zeenaald - syngnathina
zeenimf  meermin, nereïde, sirene
zeenimf (Grieks)  Galate(i)a
zeeoever - kust
zeeofficier in opleiding  adelborst
zeeoor - abalone
zeeoppervlak - zeespiegel
zeepaap  hoogkijker meermin, sterrenkijker, uranoscopus
zeepaard  walrus
zeepaardje  hippocampus
zee paddestoel - fungia, thizostoma
zeepaling - congeraal, meeraal, murene
zeepatrijs - tong
zeepbal  savonet
zeepfabriek  ziederij
zeepier - zeehoofd
zee pieterselie  zeevenkel
zee pijnboom  zeeden
zeepinksternakel  pijlstaart, stekelrog
zeepkruid - saponaria
zeepok – bafanus
zeepoplossing – sop
zeepost - mail
zeepostelein – honckenya
zeepsop - waswater
zeepsteen  saponiet, steatiet, talk
zeepstof - saponine
zeeputter - sneeuwgors
zeepwater  sop
zeeregister - journaal, logboek
zeerover - boekanier, kaper, piraat, vrijbuiter, zeeschuimer
zeer – buitensporig, danig, erg, heel, hevig, leed, molto, nijg, pijn, super, uitermate, verdriet, wee, (muz.)assai
zeer aandoenlijk  (muz.) lamentoso
zeer arm - straatarm
zeer arm mens – armoedzaaier, bedelaar, kerkrat, sloeber
zeer begaafd – geniaal, talentrijk
zeer begaafd mens  genie
zeer behoeftig  doodarm
zeer bejaard  stokoud
zeer bekend – befaamd, beroemd, berucht
zeer belangrijk persoon  v.i.p.
zeer belezen  erudiet, lettré
zeer bemiddeld – schatrijk
zeer bijdehand – gehaaid
zeer bleek – inwit
zeer boeiend – meeslepend
zeer boos – grimig, nijdig, toornig, woest
zeer brandbare stof – aceton, alcohol, atoon, benzine, buskruit, fosfor, gas, kerosine, kruit, spititus, teer, zwavel
zeer buigzaam – soepel
zeer dicht - innig
zeer dom  oerdom, oliedom, stom
zeer dom mens - domoor, onbenul, stommeling
zeer domme  domoor, eend, ezel, onbenul, stommeling, uil
zeer donker  pikkedonker, pikdonker, zwart
zeer drogr champagne - brut
zeer dun  iel, ijl, fijn, mager, waterig
zeer dun bladmetaal of plastiek - folie, foelie, latoen
zeer en kommer – leed, pijn
zeer erg – immens, intens
zeer ergerlijk – schandalig
zeer ernstig - erg
zeer fijn – ragfijn, piekfijn
zeer fijn plooien  plisseren
zeer fijne suiker  poedersuiker
zeer fraai – mooi, prachtig
zeer gaarne - overgraag
zeer geduldig  lankmoedig
zeer gedurfd  gewaagd, riskant, roekeloos
zeer gehaast (muz.)  prestissimo
zeer geliefd kind – troetelkind
zeer gelikkig - welzalig
zeer geschikt – geknipt
zeer gespannen – krampachtig
zeer gespierde sportman – atleet
zeer gesteld op - tuk
zeer goed  best, eminent, excellent, optimaal, prima, puik, uitmuntend, uitnemend, uitstekend, voortreffelijk
zeer goedkoop - spotgoedkoop
zeer goed redenaar  Brugmans, Cicero, Demosthenes
zeer groot  danig, enorm, geweldig, gigantisch, groots, kolossaal, mateloos, onmetelijk, reusachig
zeer groot aantal  legio, massa, overvloed, zee
zeer grote macht - supermacht
zeer grote menigte  massa, zee
zeer grote woning  herenhuis, kasteel, paleis, slot
zeer haastig – overhaast
zeer handig – kunstig
zeer harde houtsoort - pokhout
zeer harde wind  cycloon, orkaan, storm
zeer hard schot – loeier
zeer hard slaan - mokeren
zeer heet – bloedheet, gloeiend, puf, smoor
zeer helder rood – scharlaken
zeer hinderlijk - stuitend
zeer hongerig  uitgehongerd
zeer hoog  huizenhoog
zeer hoog gebergte  Andes, Himalaya
zeer hoge boom  eucalyptus, populier, sequoia
zeer ijverig – fervent, vurig
zeer ingenomen - tuk, verzot
zeer jong  groen, pril
zeer karig loon – hongerloon
zeer keurig - innet
zeer klein – gering, iel, micro, miniem, minimaal, minuscuul, nietig
zeer klein gewicht  gram, grein
zeer kleurrijk - kakelbont
zeer korte tijd  even, moment, oogwenk, seconde, tel
zeer koud  inkoud, ijskoud
zeer krachtig - intens, machtig, pancratisch
zeer krachtig mens – Hercules
zeer kwaad - woedend
zeer lage prijs – spotprijs
zeer lage stem – brombeer, bromstem
zeer lang – mijlenlang
zeer lelijk - afschuwelijk
zeer levendig  (con) brio
zeer licht gas  helium, waterstof
zeer luid  oorverdovend, fortissimo
zeer mager – broodmager
zeer matig - frugaal
zeer meegaand  dociel, faciel, meelevend
zeer mild  genereus, kwistig, milddadig
zeer mooi - beeldschoon, elegant, enig, prachtig, schitterend, sierlijk, wondermooi, wonderschoon
zeer mooi meisje  Galatea, schoonheid
zeer mooie woniong – paleis
zeer nadelig – ruineus
zeer nat zij - druipen
zeer nauwkeurig  minutieus
zeer nodig  noodzakelijk, vereist
zeer onbeleefd  bot, brutaal, lomp, onbeschoft
zeer ongunstig – sonister
zeer ontstuimig - woest
zeer oud  antiek, oer, stokoud
zeer oude spullen – antiek
zeer prijzig - peperduur
zeer rekbaar - vaag
zeer rijk  gefortuneerd, opulent, rentenier, schatrijk, vermogend
zeer rijk man  Croesus, miljonair, nabob, rentenier
zeer royaal - kwistig
zeer rustig  geluidloos, stil
zeer samenhangend – ingewikkeld, taai
zeer schappelijk – genadig
zeer scherp - vlijmscherp
zeer scherp mesje  vlijm, vliem
zeer schoon – beeldig, brandschoon
zeer snel - expres
zeer snel (muz.)  prestissimo
zeer snel lopen  hollen, racen, rennen, snellen, sprinten, vliegen
zeer snel rijden  racen
zeer spannend  adembenemend
zeer spoedig  alras, dra, rap, ras, snel, vlug
zeer sterk  herculisch, ijzersterk, krachtig, oersterk, onverwoestbaar
zeer sterk (muz.) – fortissimo
zeer sterke man - krachtmens
zeer sterke wind  cycloon, orkaan, storm
zeer stoutmoedig – driest, vermetel
zeer streng  draconisch, rigoureus
zeer talrijk – legio
zeer trots - apetrots
zeer uitgestrekt gebergte  Andes, Oeral
zeer vast – geheid, onwrikbaar
zeer vatbaar voor ontroering  emotioneel
zeer veel  boel, drom, hoop, legio, massa, menig
zeer veel gestorte tranen  tranenvloed
zeer veel mensen – drom
zeer verbolgen – razend, woedend
zeer verderfelijk  pestilent, verpestend
zeer vergenoegd  stralend
zeer verheugd - dolblij
zeer verheven  subliem
zeer verliefd – smoor
zeer vermaard - beroemd
zeer vermoeid  afgemat, doodop, op
zeer verwonderd  verbaasd, paf
zeer vloeibaar – dun
zeer vlug - pijlsnel
zeer vluchtige benzine  gasoline
zeer vochtig  doornat, kletsnat
zeer vochtige grong – dras
zeer vol – eivol
zeer voorzichtig – diplomatiek
zeer vriendelijk – charmant
zeer vruchtbaar – groeizaam, vertiel, welig, wulps
zeer warm  gloeiend, heet, kokend
zeer waterrijk land  beemd, moer, moeras, spreng, ven
zeer weinig  iets, mondjesmaat, nauwelijks, snars
zeer weinig voorkomend – zelden
zeer wit – hrijtwit, sneeuwwit
zeer woedend - laaiend
zeer zacht (muz.)  pianissimo.
zeer zeldzaam – uniek
zeer zout – bermzout, pekelig
zeer zwaar – lodig, loodzwaar
zeer zwaarlijvige vogel  dodaars, kalkoen
zeer zare arbeid – slavenwerk
zeer zware slag  dreun, mokerslag
zeer zwart - pikzwart
zee register  logboek, journaal
zeeraaf - aalscholver, waterraf
zeerecht, vorm van het - angarie
zeeregister - logboek, (scheeps)journal
zeerob  rob,walrus, zeebonk
zeerobbont  seal
zeeroof - kaap
zeeroofdieren -
3 rob
6 oorrob, walrus
7 bandrob, zeebeer, zeehond
8 baardrob, blaasrob, kegelrob, klapmuts, krabeter, manenrob,
pelsrob, stinkrob, zadelrob, zeeleeuw
9 ringelrob
10 monniksrob, zeeolifant
11 zeeluipaard
zeerots - klip
zeerover  boekanier, filibuster, kaper, piraat, vrijbuiter, zee(schuimer)
zeeschade  averij, molest
zeeschilder  Mesdag, Vroom, Velde, Porcellis, Ensor
zeeschildpad  karet, krat, kret
zeeschip  bark, brik, coaster, cutter, fregat, jonk, kotter, kruiser, schoener
zeeschuimer  boekanier, kaper, piraat, zeerover
zeeslak – alikruik, euchelus, wulk
zeesoldaat  marinier, matroos
zeester - asteroideum
zeestraat  Belt, Bosporus, Dardanellen, Sond, Sont, nauw, zee-engte
zeestraat naar Zwarte Zee  Bosporus, Dardanellen
zeestraat tussen Denemarken en Zweden  Sont
zeestroom - golfstroom
zeestrijdmacht  marine, mariniers, navy, vloot
zeestrook - strand
Zeeuws eiland  Beveland, Duiveland, Schouwen, Tholen, Walcheren
Zeeuws vissersvaartuig  hengst
Zeeuwse plaats  Bath, Breskens, Domburg, Goes, Hulst, Krabbendijke, Middelburg, Renesse, Rilland, Terneuzen,
Veere, Vlissingen
zeevaart betreffende  maritiem
zeevaartkunde  nautiek
zeevarken - bruinvis
zeevenkel - crithmum
zeevink  sneeuwgors
zeevis – bolk, bot, elft, fint, geep, grondel, haai, haring, heilbot, kabeljauw, knorhaan, om, makreel, meun, poon, puitaal, rog, schelvis, schol, sprot, tarbot, tong, tonijn, wijting, wimber, zeebaars
zeevis met stekels  pieterman
zeevlo  springer, strandvlo
zeevogel - albatros, alk, meeuw, stern, zeearend, zeemeeuw
zeevoogd  admiraal
zeevos - voshaai
zeevrachtbrief  cognossement
zeevrouw - meermin
zeewaarts  aflandig
zeeweegbree – reie
zeewering – dijk, duinen
zeewezen - marine
zeewezen betreffende  maritiem, nautisch
zeewier  alg(e), kelp, zeegras
zeewilg  kruipwilg
zeewilster  zilverpluvier
zeeziekte  naupathie
zeezone  plat
zeezoogdier – bruinvis, dolfijn, rob, rus, walrus, walvis, zeekalf, zeekoe, zeehond, zeeleeuw
zeezwaluw – starre, stern, halcyon, zeehaan
zeezwijn - stekelhaai, zuigervis
zege  overwinning, praal, triomf, victorie
zegefeest – triomf
zegekrans - lauwerkrans
zegel  kenmerk, lakmerk, merk, sigillum, stempel
zegelaarde - bolus, lemnia
zegelied  triomflied, overwinningslied
zegelkosten – leges, porto
zegekrans - lauwertak
zegekreet - Hosanna
zegelkunde - sfragistiek, sigillografie
zegellood  plombe
zegelring  signet
zegelsnijder - graveur
zegelstempel  signet
zegelstof  lak, was
zegelverzamelaar  filatelist
zegelverzamelarij  filatelie
zegen  benedictie, heil, voorspoed, wijding
zegen  reepnet,
zegenen  benedijen, loven, prijzen, wijden
zegening  wijding, benedictie
zegenrijk - gelukkig, voorspoedig
zegepalm – erepalm, trofee
zegepoort - triomfboog
zegepraal - overwinning, triomf
zegepralend –triomfant, triomferend, overwinnend
zegeschoten - triomfsalvo
zegeteken  erepalm, trofee, trophee
zegevieren – (over)winnen, triomferen
zegevierend  triomfantelijk, zegepralend
zegge - carex, carlina
zeggen - aanmerken, beduiden, betekenen, bevelen, beweren, gebieden, kletsen, kouten, mededelen, praten, spreken, vermelden, voordragen
zeggenschap – inspraak, stem
zeggen, verzen - declameren, reciteren, voordragen
zegging  dictie
zegsman – bron, informant, woordvoerder
zegswoord - bewoording, uitdrukking
zegswijze  adagium, gezegde, locutie,spreekwoord, spreuk
zegt men tegen een vorst - sire
zeil  aap, bazaan, fok, jager, kluiver, linoleum vlieger
zeil (klein)  fats
zeil aan de achtermast van een driemaster  bezaan
zeilblok - schootbos
zeil, boordsl van een – lijk
zeilboom - giek
zeilboot - BM
zeil, deel van een - hals
zeildoek - canvas, dekkleed, kraam, leerdoek
zeildoekse emmer - puts
zeil en roeiwedstrijd  regatta, varsity
zeilen – stevenen, varen, zweven
zeilen inkorten  geien
zeiljacht – pluiter, spanker
zeiljack – jopper, kiel
zeilkwal - bezaantje, velella
zeilmakersgereedschap - priem
zeil minderen – reven
zeilmop - zwabber
zeil, onder-gaan – inslapen
zeiloren – flaporen
zeilplank - surfplank
zeilscheepje - sharpie
zeilschip –
2 B.M.
3 jol, kof, kog, mot
4 bark, brik, buis, jonk, kits, lark, smak, valk
5 draak, jacht, sloep, kogge, tjalk, pinas
6 boeier, botter, fregat, gaffel, hengst, kotter, logger, pampus,
schouw, tornado
7 karveel, klipper, tjotter
8 hoogaars, kof(schip), schoener, schokker, volschip
9 brigantijn, gaffelaar, valkjacht, zeiljacht
10 driemaster
zeilschip voor kustvaart  coaster, logger
zeilsoort -
3 fok
5 bagijn, begijn, jager
6 bezaan, razeil
7 aapzeil, kluiver, skyzeil, snijzeil, stagfok
8 ramzeil, marszeil, spinaker, stagzeil
9 emmerzeil, grootzeil, latijnzeil, spinnaker
10 sprietzeil
zeilsteen - magneet
zeilterm -
3 aap, bak, fok, kim, nok, raf, rak, rif, val
4 blok, boeg, dirk, dreg, hals, kous, loef, roef, slok, stag, stok, stag, zeeg
5 averij, gijpen, reven, scheg, steng
6 bestek, boelijn, gaffel, kikker, killen, lenzen, loeven, marlen,
nokval, reggen, ruimen, schaar, schoot, wartel, wervel, zaling
7 aapzeil, botloef, brassen, buiskap, kluiver, laveren
8 bakboord, berghout, boeghout, helmstok, lagerwal, landvast,
loefboom, merlstok, oploeven, zwichten
9 achterlijk, boegseren, buiswater, gangboord, grootzeil,
kapseizen, mastkoker, nagelbank, nokkenval, paalsteek,
torentuig, zwabberen
10 boegspriet, korvijnagel, loefgierig, roerkoning,
zeiltouw  gei, hals, schoot,val
zeiltuig van een vlet - spriettuig
zeilvaartuig –
3 jol, kof
4 kits, lark
5 draak, jacht, tjalk
6 boeier, kotter, schouw
7 karveel, tjotter
8 schoener
9 korf(tjalk), zeiljacht
zeilvereniging- jachtclub
zeilwagen, uitvinder van de - Stevin
zeilwedstrijd – regatta
zeilwind - bries
zeis – grasmaaier, zicht
zeis wetten - haren
zeisscherper – strekel
zekel - sikkel
zeker  absoluut, behouden, beslist, echt, geborgen, grond, geheid, gerust, gewis, inderdaad, juist, ongetwijfeld, pertinent, positief, reeel, safe, secuur, stellig, solide, vast, veilig, voorwaar, waar(lijk), wezenlijk, wis
zeker bestaand  reëel
zeker bordspel met pionnen  halma, schaak
zeker gebed  litanie, paternoster, rozenkrans
zeker geluid maken - sissen
zeker en gewis – vast
zeker en veilig - safe
zeker iemand  ene
zeker kaartspel  bridge, poker, tarok, whist
zeker zijn - vaststaan
zekere  ene
zekere blauwe verfstof  kobalt, smalt
zekere bloeiwijze - aar
zekere capaciteit  arbeidsvermogen, energie
zekere fijne vrucht  aardbei, bes, perzik, framboos
zekere geldswaarde – bankbiljet, ct., euro, gld., muntbiljet, pst., st., rkd., valuta
zekere hoeveelheid – gros
zekere houtsoort – braziel
zekere kleur – rood
zekere krachtsport – judo
zekere landmaat - gars
zekere slingerplant  betel
zekere sluipwesp - spinnendoder
zekere specerij  foelie, karwij, kruidnagel, peper
zekere tijd – immer, ooit
zekere vochtmaat – stoop
zekere zeevis - elft
zekerheid  aplomb, beslistheid, borg, onderpand, securiteit, stelligheid, vastheid, vastigheid, veiligheid, waarborg, (waar)pand, wisheid
zekerheidstelling - borgstelling, cautie, onderpand
zekering - stop
zekerlijk  stellig, vast, wezenlijk zeker
zelateur  ijveraar
zelden – schaars, sporadisch, zeldzaam, soms
zelden thuis – uithuizig
zeldzaam – apart, curieus, schaars, uniek, vreemd, zelden, zonderling
zeldzaam dier - okapi
zeldzaam persoon  rara avis
zeldzaam verschijnsel  fenomeen
zeldzaamheid  curiositeit, rarigheid, rariteit, schaarste, unicum
zeldzame aarde  cerium (ce), erbium, holmium, lanthaan (la), illinium, terbium, thulium
zeldzame dingen – curiosa
zeldzame gelegenheid - uniek
zeldzame vlindersoort - apollo
zelf (Lat.)  ipse
zelf – persoonlijk
zelf bedacht - origineel
zelfbediening  self service
zelfbedieningszaak  supermarkt
zelfbedrog - illusie
zelfbegoocheling - illusie
zelfbeheersing  zelfcontrole
zelfbescherming  kuras, harnas, schild
zelfbeschrijvende thermometer - thermograaf
zelfbeschuldiging - spijt, wroeging
zelfbesmetting  auto-infectie
zelfbestaan - perseïteit
zelf besturend  autonoom
zelfbestuur  autonomie, onafhankelijkheid
zelfbevlekking - masturbatie, onanie
zelfbevrediging - onanie
zelfbevruchting - autogamie
zelfbewust  fier, parmantig, trots
zelfbinder – stropdas, zelfstrikker
zelfde levensgang  sleur
zelfde vader, andere moeder  agnaat
zelfdiscipline  zelftucht
zelfgekozen Friese aanvoerder – potestaat
zelfgenoegzaam - zelfvoldaan
zelfgenoegzaamheid  autarkie
zelfheid - egoïsme
zelfingenomen  ijdel, ingebeeld, opgeblazen, verwaand,
zelfingenomenheid  egotisme, eigendunk, eigenwaan
zelfingenomen persoon - egoist
zelfkant – braam, neg
zelfkant van de maatschappij - janhagel, plebs, schorriemorrie
zelfkant van weefsel  neg(ge)
zelfkastijder  flagellant, masochist
zelfkastijding  flagellatie
zelfkennis  autognosle
zlfklevend etiket - sticker
zelfklinker - vocaal
zelfkwelling  masochisme,
zelfpijniging - zelfkwelling
zelfmoord - harakiri (Jap.), suïcide
zelfmoord piloot - kamikaze
zelfobservatie  zelfwaarneming
zelfonderricht  autodidaktiek
zelfonderrichter  autodidact
zelfontleding  autolyse
zelfoplossing - autolyse
zelfoverschatting - eigendunk, hybris, overmoed
zelfpijniging  zelfkwelling
zelfregring - autarchie, autonomie
zelfrespect – eigenwaarde
zelfs – nog, ook
zelfs ook  bovendien
zelfschrijvende thermometer - thermograaf
zelfstandig  autonoom, mondig, onafhankelijk, soeverein
zelfstandig naamwoord  nomen, substantief, substantivum
zelfstandige - ondernemer
zelfstandigheid  autonomie, stof, substantie
zelfstrikker - zelfbinder
zelfstudent - autodidact
zelfverdediging - noodweer
zelfverdedigingssport - karate
zelfvergiftiging  autointoxicatie
zelfvergoding  egotisme
zelfverloochening - abnegatie
zelfverminking  autotomie
zelfvertrouwen – aplomb
zelfverzekerd - assertief
zelfverzekerde vaardigheid  bravoure
zelfverzekerdheid  aplomb, bravoure
zelfvoorziening - autarkie
zelfwaarneming  introspectie
zelfwerkend  automatisch
zelfwerkend toestel - automaat
zelfwerkzaamheid - automatism
zelfwording  abiogenesis
zelfzucht  baatzucht, egoïsme, eigenbaat,
zelfzuchtig  baatzuchtig, egoïstisch
zelfzuchtig mens  egoïst
zelfzuchtige  egoïst
zeloot  fanaticus, geestdrijver
zemel  zanik, zeur(piet), zwamneus
zemelaar - haarklovr, zanik, zeur(kous)
zemelachtig - vervelend
zemelen  temen, zalven, zaniken, zeuren
zemelig – vervelend
zemelknopen – zaniken, zeuren
zemelknoper – muggenzifter, zanik
zemelknoopster  muggenzifter, zanik, zeur
zemelmeel  kornel
zemen – aflappen, reinigen
zendbode - afgevaardigde
zendbrief  epistel, mandement, missive
zendbrief der Apostelen - epistel
zendeling – missionaris, zielenherder
zenden - sturen
zend en ontvangdraad  antenne
zender - radiostation
zending  legatie, missie, opdracht, taak
zending van geld  cheque, remise
zendingsterrein  missiegebied
zendstation - zender
zenegroen – ajuga
zengelen - tintelen
zengen  branden, roosteren, schroeien, verschroeien
zenig - pezig
zenit - top(punt)
Zeno, leerling van - stoïcijn
zenonisme  stoïcisme
zenuw  nerf, nervus, pees, zeen
zenuwachtig – angstig, gehaast, gejaagd, haastig, nerveus, neurotisch, onrustig
zenuwachtig bewegen van de vingers  frunniken, peuteren
zenuwachtige opwinding  agitatie
zenuwachtigheid  nervositeit
zenuwachtig maken - opgeven
zenuwarts – neuroloog, psychiater
zenuwcel  neuron
zenuw, deel van een - dendriet, neuriet
zenuwen stillen - kalmeren
zenuwgezwel - neutroom
zenuwknoop  ganglion
zenuwleer - neurologie
zenuwlijden - neuralgie
zenuwontsteking  neuritis
zenuwpijn  neuralgie
zenuwprikkeling  shock
zenuwsterkend middel  tonicum
zenuwstillend middel  broom, valeriaan
zenuwtrek  tic
zenuwuitloper - axon, neuriet
zenuwversterkend middel - tonicum
zenuwziek  neurotisch
zenuwziekte  hysterie, neuralgie, neurose
zenuwzwak - neurasthemisch
zenuwzwakte – neurasthenie
zeper – miskleun
zeperd – miskleun, misrekening, strop
zeppelin – luchtballon, luchtschip
zerk  grafsteen, steen, tombe, stele
zerkje - santje
zero - niets, nul,
zerp – rins, scherp, wrang, zuur
zerpzoet  rins, zuurzoet
zes maanden – halfjaar, semester
zesde naamval  ablatief, ablativus
zesde noot  la, a
zesde zondag voor Pasen  Sexagesima
zeshoek - hexagoon, hexagram
zeshoekig - hexaganaal
zes Januari  Driekoningen, Dertien avond
zeskoppig monster – Scylla
zespuntige ster  hexagram
zes stemmige compositie voor instrumenten of stemmen  sextet
zestiende eeuw – cinquecento
zestig seconden - minuut
zestigtallig  sexagesimaal
zestigtal planken - schok
zesvlak  hexaëder, kubus
zesvoetig vers  hexameter
zet  duw, loer, poets, por, stoot, streek
zet als antwoord  tegenzet
zetbaas - gérant, stroman
zetel  bank, club, fauteuil, gestoelte, leunstoel, residentie, sedes, stoel, troon, (Lat.) zadel, vestiging, zitplaats
zetel  adres, domicilie sedes, woonstee
zetel aan de bar – kruk
zetel met drievoeten - drievoet
zetel van de NATO  Brussel
zetel van de Russische regering - Kremlin
zetel van de Verenigde Naties  New Vork
zetel van de Sovjetregering  Kremlin
zetel van de vroegere Russische regering  Petersburg
zetel van het Europees Parlement - Straatsburg
zetel van het internationale Gerechtshof  'sGravenhage
zetel van het verstand - hersenen
zetel van zintuig  neus, oog, oor, tong
zetelen - tronen, zitten
zetfout - erratum
zetgietmachine die losse letters giet - monotype
zetgietmachine die regels giet – linotype
zethamer – drijver, haarhamer, sas
zethoutje - tenakel
zetkast  letterkast
zetlijn voor aal  aalreep
zetmeel - amylum
zetmeelgom - dextrine
zetmeelkorrels  sago
zetmeelstroop - glucosestroop
zetmeel uit de wortelknollen van de cassave  tapioca
zetpil - suppositorium
zetplant - loot
zetsel  bezinksel, drap, droesem, grondsop, sediment,
zetstee - stelling
zetten  bepalen, deponeren, kanten, plaatsen, pleuren, stellen, strekken, tappen, wagen
zetten het  plaatsing, zetting
zetten van arm of been – reponeren
zetter - typograaf
zetting van muziek - arrangement, transcriptie
zeug  keu, mot(te), trui, varken
zeulen – dragen, sjouwen, slepen
zeur  drein, druiloor, erwtenteller, femel, huilebalk, slijmjurk, teem, temer, zanik, zemel, zeurkous
zeurder – drammer, drens, temer, zemelaar
zeurderig – drammerig, hangerig, landerig, lijzig, temerig
zeurderig gepraat  geteem, gezanik
zeurderig kind – drens
zeurderij - temerij
zeuren  aanhouden, doorzagen, dreinen, drenzen, jengelen, klagen, meieren, temen, zagen, zaniken, zemelen
zeurend – lastig, temerig, vervelend
zeurig – chagrijnig, lastig, temerig, vervelend
zeurig huilen – dreinen, drenzen
zeurig kind – drein, drens
zeurig spreken - lijmen
zeurkous - drein, drens, emmer, leuteraar, nurk, teem, temer, teut, theeleut, zanik, zemel, zeurpiet
zeurpiet – huilebalk, zeurkous, (zanik)pot
zeven – filteren, wannen, ziften, zuiveren
zeven (Gr.)  hepta
zevenblad - aegopodium, tormentil
Zevenburgen – Ardeal, Transsylvanië
zeven dagen - week
zevende noot van de toonschaal  si
zevende toon van een octaaf  septime, septiem
Zevengebergte, deel van het - Drachenfels,Lohrberg, Oelberg
Zevengesternte - Plejaden
zevenhoek  heptagoon
zevenhoekig  septangulair, heptangulair
zevenjarig - septennaal
zevenmijlsjaarzen, met - gehaast, haastig
zevenoog  bloedzweer
zevenrijk  heptarchie
zevenslaper  relmuis
zevensnarige luit  heptachord
zevenstemmig stuk  septet
zevenster - trientalis
zevental - septeen
zeventallig orkestje  septet
zeventigste dag voor Pasen  Septuagesima
zevenvingerkruid - aterbezie
zevenvoetig vers – heptameter
zever – kwijl, speeksel, zanik, zeur
zeveren – kijlen, wauwelenzeuren, zaniken
zich aandienen – aanmelden, aandiening
zich aan iemand opdringend – opdringerig
zich aanmelden – aanbieden, aanbieding
zich aanpassen – schikken, voegen, wennen
zich aanschaffen – kopen
zich afvragen – betwijfelen, overwegen
zich begeven – treden
zich behoedzaam voortbewegen – sluipen
zich beijveren - streven
zich beklagen – doleren, peeuwen, jeremiëren, doleren, jammeren, mopperen, morren
zich bekleden – aandoen, aantrekken
zich bekwamen – doceren, leren,studeren
zich beraden – overdenken
zich bergen – vluchten
zich bevinden – liggen, staan, zijn
zich bezinnen – inkeren
zich blameren - afgaan
zich doen gelden - imponeren
zich een air geven – poseren
zich fris voelend – fit
zich gewennen - aarden
zich gezond voelend  vitaal, levenslustig, fit
zich haasten – jachten, reppen, spoeden
zich herinneren – heugen
zich herstellen – bekomen, beteren
zich hevig en snel uitende misnoegdheid – toorn
zich hoeden voor – vrezen
zich hoger bevinden – boven
zich in acht nemen - vrezen
zich in een kring voortbewegen - circuleren
zich in een kring voortbewegend - circulatie
zich inspannen – streven, werken
zich kleden – aandoen
zich krommen - buigen
zich met een bepaald voertuig voortbewegen - sleeën
zich met zuurstof verbinden – oxideren
zich neerleggen - berusten
zich noemen  heten
zich ontdoen van kleren  uitkleden, ontbloten
zich ontfermen – adopteren, helpen
zich onthouden – abstineren, spenen
zich onthouden van eten - vasten
zich onthoudend - abstinent
zich ontspannen – relaxen
zich ontzien – hindern
zich op een stoel bevinden – zitten
zich ophouden – verblijven
zich opmaken – opdirken, optutten
zich oprichten - rijzen
zich realiseren  beseffen
zich reinigen  baden, douchen, wassen
zich schadeloos stellen – verhalen
zich schamen – generen
zich scharen - groeperen
zich schikken – berusten
zich stilhouden - deinzen
zich toe-eigenen  pakken, stelen, (weg)nemen
zich uit de voeten maken – vluchten
zich uiten - spreken
zich uitlaten – uiten
zich uitstekend voelen - gezond
zich verbeelden – wanen
zich verbergen – schuilen, verstoppen
zich verdedigen - afweren
zich verfrissen  baden, drinken
zich vergissen – dwalen, feilen
zich verheffen  opstaan, rijzen, stijgen
zich verlustigen  genieten
zich verplaatsen – reizen
zich verstoppen – schuilen
zich vertonen – verschijnen
zich verweren – pareren
zich verwerven – aanschaffen, kopen
zich verwijdern – heengaan, inrukken, opkrassen, weggaan
zich verzamelen - bijeenkomen
zich verzetten tegen – protesteren, weerstaan, weren,
zich vestigende kolonist – settler
zich verzoenen - bijleggen
zich voeden – eten
zich wachten – hoeden
zich wassen – baden, badderen, douchen, schoonmaken
zich wegmaken – vluchten
zich wijden aan – dienen
zich wreken - terugslaan
zicht – kijk, mening, visie
zichtbaar  blijkbaar, duidelijk, klaar, openlijk, zienlijk, waarneembaar, visibel
zichtbaar brandend - vlammend
zichtbare aanduiding van iets - sein, teken
zichtbare dampmassa  stoom, wolk, mist
zichtbare voorstelling  afbeelding, beeld, icoon, foto
zichzelf in het middelpunt stellend - egocentrisch
zichzelf tegensprekend  inconsequent
zie  ecce, (Lat.) vide
zie aldaar  z.a.
zieden  koken
ziedend - heet, kokend, razend, vurig
ziedend zijn – kokend
ziek – aangetast, bedelegerig, draaierig, duizelig, flets, hangerig, krank, kwakkelend, lijdende, lusteloos, minnetjes, misselijk, ongesteld, ongans, ongezond, onpasselijk, onwel, uitgeput, wee
zieke  kranke, lijder, patiënt
ziekelijk – akelig, bleek, lusteloos, morbide, naar, ongans, ongezond, slap, teer, vervelend, zwak
ziekelijk bleek – pips
ziekelijk nerveus - overspannen
ziekelijk verzet - negativisme
ziekelijke aandoening – hoest,
ziekelijke angst voor duisternis - scotofobie, scotophobie
ziekelijke drang tot brandstichting - pyromanie
ziekelijke eigenliefde – narcisme
ziekelijke gewoonte - manie
ziekelijke hartstocht  manie
ziekelijke inbeelding - waan
ziekelijke liefde voor muziek – melomanie
ziekelijke reactie - allergie
ziekelijke slaapziekte - narcolapsie
ziekelijke vergroting van de schildklier  struma
ziekelijke verhoogde eetlust  boulimie
ziekelijke vleeswoekering  kanker, poliep
ziekelijke voorkeur  manie
ziekelijke wateropeenhoping  oedeem
ziekelijke weefselwoekering – kanker
ziekelijke zucht - manie
ziekelijkheid  morbiditeit
zieken – griepen, pesten, plagen, treiteren
ziekenauto - ambulance
ziekenbewaarder – verpleger
ziek en bleek – pips
ziekenbroeder - verpleger
ziekendrager – ambulancier
ziekenhuis  gasthuis, hospitaal, infirmerie, kliniek, lazaret
ziekenkas - fonds
ziekenvader in kloosters  infirmarius
ziekenverpleegster – nurse, zuster
ziekenverpleger  broeder
ziekenverzorger – broeder, verpleger
ziekenverzorgster - verpleegster, wijkverpleegster, zuster
ziekenwagen  ambulance
ziekenzaal (in klooster) – infirmerie
ziekig – beroerd, gammel
ziek mens - patiënt
ziekte 
3 bof, fijt, mok, pip, t.b.c.,
4 aamt, bort, gort, klem, lues, noma, pest, roos, snot, spat, spit,
wolf, worg
5 astma, blein, droes, euvel, favus, griep, hoest, jicht, kroep,
kwaal, lepra, lupus, polio, reuma, spruw, staar, tyfus
6 anemie, angina, astma, diaree, hernia, herpes, kanker, koorts,
kramp, oedeem, omagra, pokken, rabiës, struma, tering, yphus,
zwakte
7 belroos, cholera, diarree, endemie, gonagra, graveel, ischias,
malaria, mazelen, necrose, pleuris, podagra, scabieus, schurft,
tetanus
8 artritis, chiragra, diabetes, difterie, infectie, leukemie,
migraine, mildvuur, roodvonk, silicose, stoornis, trombose
9 carcinoom, enteritis, epilepsie gastritis, hemofilie, influenza,
kopziekte, krankheid, nefralgie, pneumonie, trachitis,
10 aandoening, difteritis, dysenterie, framboesia, gordelroos,
scheurbuik
12 hangerigheid
ziekte aan de plantenwortel  wortelziekte
ziekte aan poten van paarden - mok
ziekte bij bebrek aan vitamine-B1 - beriberi
ziekte bij jonge kinderen  dauwworm
ziekte bij paarden – droes, mok, spat
ziekte bij pluimvee – pest, pip, snot, syndroom
ziektebedrog  simulatie
ziektebeeld – syndroom
ziektegolf - epidemie
ziekteherkenningsleer – diagnostiek
ziekte in koren – vuur
ziekte in rogge - reup
ziektekiem  bacil, bacterie, germinatief, virus
ziektekiemen bij zich dragend  besmet
ziektekunde  pathologie, geneeskunde
ziektekundig  pathologisch
ziekteleer - nosologie
ziekten van de huid  dermatophatie
ziekteleer  pathologie
ziekteveinzing  simulatie
ziekteverschijnsel – koorts, uitslag, symptoom
ziekteverschijnselen voorwenden - simuleren
ziekteverwekkend  pathogeen
ziekteverwekker  bacil, bacterie, coc, virus
ziektevrij  gezond
ziektewaan  nosomanie
ziel  anima, geest, psyche
zielenherder  dominee, missionaris, pastoor, predikant, zendeling
zielenleed  hartzeer, smart, verdriet
zielenlijden - pijn
zielenpoot – stakkerd, stumper, tobber
zielenrust  ataraxie, gemoedsrust
zielenstrijd  gemoedsstrijd
zielestrijder - agenie
zielig – aandoenlijk, beklagenswaardig, erbarmelijk, jammerlijk, meelijwekkend, rampzalig, sneu, treurig
zielig mens – stakker, stumper
zielkunde  psychologie
zielkundige – psycholoog
zielloos – dood, levensloos
zielmis  baarmis, requim
zielroerend  aandoenlijk, pathetisch, treffend
zielsgenot - wellust
zielskracht - geestkracht
zielskwelling  wroeging
zielsverhuizing  metasomatose, metempsychose, transmigratie
zielsverrukking  extase, vervoering
zielsvervoering  extase
zielsverwant  sympathiek
zielsverwantschap  sympathie
zielsziekte  manie, neurose, psychose
zieltogen  sterven
zieltoging - doodsangst, doodsstrijd
zielverkoper - ronselaar
zielzorger  biechtvader, dominee, geestelijke, pastor, predikant
zielzorgelijk - pastoraal
zien – aanschouwen, bemerken, blikken, kijken, ontdekken, opmerken, signaleren, vinden, waarnemen
zien aankomen - voorspellen
zienderogen - waarneembaar
ziener  profeet, schouwer, waarzegger
zieneres - profetes
zienersgaven, schenker van – Apollo
zienlijk - zichtbaar
zienswijze  dunk, idee, kijk, mening, opinie, opvatting, overtuiging, visie
zier  beetje, grein, snars
ziertje – beetje, grijn, schijntje, snars, zweem
ziezo - klaar
zift  filter, wan, zeef, zijg
ziften  filteren, haarkloven, uitpluizen, vitten, zeven, zuiveren,
zifter - bediller, purist
zigeuner  bohémien, gitano, nomade, tzigane, zingaro, zwerver
zigeuner  (Eng.) gipsy
zigeunerin - gitana
zigeunerlied - zingaresca
zigeunertaal – Romani
zigzag varen - laveren
zij  ze, haar, hen, hun, meisje, vrouw
zijaanzicht  profiel
zijdal - dwarsdal
zijde  aspect, facet, flank, kant, ribbe, richting, spinsel, taf, vlak
zijde van schip  bakboord, loef, lij, stuurboord
zijdeaap - mantelaap
zijdeaapje - sagoïntje
zijdehoentje - waterval
zijdekapok - akon
zijdelings  collateraal, indirect, lateraal, opzij, schuins, terloops, terzijde, zijwaarts
zijdelings afwijken – slooien
zijdelings gelegen – lateraal
zijdelings kijken - lonken
zijdelingse afwijking - derivatie
zijdelingse blik - lonk
zijden brokaat - diaspe
zijden jaquardweefsel - brokaat
zijden kant - blonde
zijden stof -
3 taf
4 krip, lamé
5 atlas, rayon, tabijn, trens
6 chappe, faille, felbel, felpel, floret
7 filozel, foulard, organza tafzijde
8 chenille
9 messaline
10 florentine, floretzijde
zijden weefsel  charmeuse, cire, damast, taf, taft, taffetas
zijden weefsel, met was bestreken - ciré
zijdekapok – akon
zijde papier - vloei
zijderups – spinner
zijde van een berg – flank
zijdd van een munt – avers, kruis
zijde van een schip - bakboord, lij, loef, stuurboord
zijdestaart – pestvogel
zijflank - zijkant
zijg  filter, vergiet, wan, zift, zee, zeef
zijgdoek  klens
zijgen  filtreren, sijpelen, zakken, zinken
zijgeweer - degen, sabel
zijgtoestel – filter
zijkamer - kabinet
zijkanaal in veenderijen - wijk
zijkant  boord, flank, kant, rand, zoom, zij, zijde, zijvlak
zijkant van baksteen – strek
zijkant van een berg - flank
zijkant van een boek  snee, snede
zijkant van een muntstuk - legende
zij karretje van motorfiets  zijspan
zijl - sluis
zijlinie  branche
zijluik van een triptiek - buitenluik
zijn  bestaan, dasein, existentie, leven, wezen
zijn aandeel – bijdrage
zijn beloop hebben – strekken
zijn best doen – beijveren
zijn biezen pakken – vluchten
zijn deel geven – bedelen
zijn dorst stillen – laven, lessen
zijn eigen gang gaand  eigengereid
zijn gang gaan - begaan
zijn glans verliezen  tanen
zijn houding wijzigen – aanpassen
zijn mening uiten - oordelen
zijn mond voorbij pratend  loslippig
zijn schuld vereffenen  betalen
zijn snor drukken - vluchten
zijn stem geven  voteren
zijn tijd verdoen  lummelen
zijn woonplaats hebben  resideren, wonen
Zijne Doorluchtige Hoogheid  s.a.e.
Zijne Edelheid  z.ed.,z.e
Zijne Eerwaardigheid  s.
Zijne Eminentie  z.e., z.e.;f,.
Zijne Excellentie  z.ex., s.e.
Zijne Hoogheid  SA
Zijne keizerlijke Hoogheid  SAI.
Zijne koninklijke Hoogheid  Z.K.H.
zijns inziens  z.i.
zijp – afwatering, riool, sloot, wetering
zijpaden – dwarswegen
zijpen – druipen, druppelen
zijpilaar - parastaat
zijrivier van de Aare - Emme
zijrivier van de Adige - Agno, Noce, Alpone, Avisio
zijrivier van de Adour - Luy, Pau, Gave, Nive, Midour, Saison
zijrivier van de Aldan - Amga, Maja, Oetsjoer
zijrivier van de Aller - Leine
zijrivier van de Alzette - Mamer, Allert
zijrivier van de Amazone - Acre, Guainia, Huallaga, Ica, Icuna, Japura, Jary, Javari, Jurua, Madeira, Maranon, Napo, Negro, Paru, Purus, Putumayo, Putumayo-Ica, Rio, Tapajos, Tocantins, Trombetas, Ucauall, Vaupes, Xingo, Yapura
zijrivier van de Amoer - Amgoen, Argoen, Burea, Oessoeri, Onon, Seja, Sjilka, Soengari
zijrivier van de Aragon - Arga, Bisenzio, Chiana, Erro, Esca, Leoz, Onsella, Pescio, Sieve, Veral
zijrivier van de Arkansas - Cimarron, Neosho, Verdigris
zijrivier van de Arno - Elsa, Era, Greve, Pesa, Sieve
zijrivier van de Cauvery - Amaravati,Bhavani, Noyil
zijrivier van de Congo - Bomu, Kasai, Lindi, Lomani, Ltimbiri, Lualaba, Lulonga, Mongala, Sankuru, Ubango, Uele
zijrivier van de Demer - Herk
zijrivier van de Dieze - Dommel
zijrivier van de Dnjepr - Berezina, Boeg, Desna, Ingoel, Pripet, Samara, Sozh,Vorskla
zijrivier van de Don - Bystraja, Chopor, Donez, Donjets, Khoper, Llowla, Manytsj, Medwjediza, Mesjba, Sal, Sosna, Tichaja, Woronesj
zijrivier van de Donau  Alt, Altmühl, Alz, Aloeta, Arges, Brigach, Drau, Drava, Ems, Enns, Erlauf, Grau, Günz, Hron, Iller, Ilz, Inn, Ipel, Iskar, Isar, Jalonitsa, Jantra, Jioe, Kamp, Kapos, Krems, Lech, Leitha, Lom, March, Mindel, Morava, Naab, Naarn, Neutra, Nitra, Ogosta, Olt, Oltoe, Osam, Osma, Paar, Pielach, Proeth, Prut, Raab, Raba, Regen, Risz, Rott, Sau, Sava, Sereth, Siret, Teiss, Timis, Timok, Tisza, Traisen, Traun, Vah, Vils, Waag, Wertach, Wörnitz,Ybbs
zijrivier van de Douro  Esla, Tamega, Tormes
zijrivier van de Drau (Drave) - Bednja, Isel, Kerka, Mur, Mura, Pecsi-viz, Rynia, Vucica
zijrivier van de Drina - Tara
zijrivier van de Duero - Agueda, Alisk, Arlanzon, Cabras, Corgo, Esla, Huebra, Sabor, Tamega, Tormes, Tua
zijrivier van de Dwina - Joech, Pinega, Soekhona, Waga, Wytsjegda
zijrivier van de Dyle - Lasne
zijrivier van de Ebro - Aguas, Arga, Aragon, Bayas, Cidacos, Cinca, Gallego, Jalon, Guadalope, Huerva, Iregwa, Leza, Linares, Martin, Oka, Riguel, Segre, Tiron
zijrivier van de Eems - Hase, Leda
zijrivier van de Elbe  Adler, Aragon, Alster, Beroun, Cinca, Eger, Elde, Este, Elster, Guadalope, Havel, Iser, Jalon, Jeetze, Llmenau, Lücknitz, Luke, Milde, Moldau, Mulde, Neetze, Oste, Saale, Segre, Spree, Sude
zijrivier van de Eufraat - Chaboer
zijrivier van de Fulda - Eder, Haun, Lüder, Schlitz
zijrivier van de Ganges - Alaknanda, Bhagirati, Bhagmati, Brahmapoetra, Damodar, Dsjahnavi, Dsjamma, Gendak, Goemti, Gogra, Jumna, Kasji, Koes, Kosi, Ram-Ganga, Thalgoe, Tons, Yamuna
zijrivier van de Garonne  Agout, Arière, Aveyron, Baise, Dordogne, Dropt, Gers, Gimone, Hers, Isle, Lot, Pique, Salat, Save, Tarn, Verzère
zijrivier van de Geul - Gulp
zijrivier van de Gogra - Rapti
zijrivier van de Guadalquivir - Carbones, Genil, Guadaira, Guadajoz, Guadiana, Guadiato, Guadalimar, Guardameno, Heulva, Jandula, Salado
zijrivier van de Guadiana - Azuer, Gabalon, Giguela, ZancaraZujar
zijrivier van de Gelderse IJssel - Berkel, Slinge
zijrivier van de Gironde  Tarn
zijrivier van de Havel  Spree
zijrivier van de Ijssel – Berkel, Schipbeek,
zijrivier van de Indus - Dsjilam, Hunza, Gilgit, Kaboel, Pandsjaab, Rawi, Satledsj, Tsjinab
zijrivier van de Inn - Alz, Otz, Rott, Salzach, Wipp
zijrivier van de Irtysi - Isjim, Om, Tawda, Tobol
zijrivier van de Isar - Ammer, Amper, Loisach
zijrivier van de Isere - Arc
zijrivier van de Jang-Tze-Kiang - Han,Jaloeng, Kan, Kia, Min, Siang, Woe, Yoeën
zijrivier van de Jenisej - Abakan, Angara, Toegoenska
zijrivier van de Jordaan - Fara, Jabbok, Jaloed, Jarmoek Zerka
zijrivier van de Kama - Bjelaja,Kolwa, Tsjoesowaja, Wjatka
zijrivier van de Kongo - Alima, Aroewimi, Ikelemba, Kassai, Kwa, Likoeala, Loekoega, Loelonga, Monga, Mongala, Roebi, Sanga
zijrivier van de Kwango - Kwilu
zijrivier van de Lech - Wertach
zijrivier van de Lena - Aldan, Olekma, Kirenga, Wiljoej, Witim
zijrivier van de Loire  Allier, Arve, Arroux, Cher, Creuse, Indra, Loir, Maine, Mayenne, Sarthe, Thouet, Vienne
zijrivier van de Lualaba – Elila, Lowa, Luama, Lubidi, Lufira, Lukuga, Luvua, Ulindi
zijrivier van de Maas - Aisne, Amblève, Berwinne, Borcq, Chiers, Diese, Geiser, Geleen, Geul, Gilp, Hermeton, Hoyoux, Jeker, Lesse, Mehaigne, Molenbeek, Mouzon, Neer, Niers, Ourthe, Raam, Roer, Sambre, Semois, Swalm, Vair, Vesdre,Viroin, Worm, Zwalm
zijrivier van de Magdalena - Bogota, Cauca, Foenza, Sesar, Sogamoso
zijrivier van de Main - Nidda, Pignitz, Regnitz, Saale, Tauber, Wetter
zijrivier van de Maritsa - Arda, Ergene, Toendsja
zijrivier van de Mekhong - Jangpi, Semoen
zijrivier van de Mezen - Wasjka
zijrivier van de Mississippi  Arkansas, Illinois, Jazoo, Kaskaskir, Minnesota, Missouri, Ohio, Ouachita, Yazoo, Wisconsin
zijrivier van de Misouri - Cheyenne, Kansas
zijrivier van de Moezel  Elz, Kyll, Mause, Meurthe, Roer, Saar, Sauer
zijrivier van de Murray - Darling, Lachlan
zijrivier van de Neckar - Aich, Echatz, Elzenz, Enz, Fils, Murr, Jagst, Kocher, Lauter, Leinbach, Prim, Rems, Starzel, Sulm
zijrivier van de NederRijn  Grebbe
zijrivier van de Niger - Bani, Benue, Kadwa, Milo, Sokoto
zijrivier van de Nijl - Atbara, Malik, Sobat
zijrivier van de Ob - Bija, Irtysj, Katoen, Ket, Soswa, Tjoelym, Tom
zijrivier van de Oder - Bartsch, Barycz, Bober, Bobr, Malapane, Neisse, Oppe, Pilszke, Warta, Warte
zijrivier van de Ohio - Miami, Scioto, Wabash
zijrivier van de Oise - Aisne
zijrivier van de Orinoco - Apure, Caura, Coroni, Guaviare, Meta, Vichada
zijrivier van de Ourthe - Aisne
zijrivier van de Parana - Anambany, Bermajo, Iguassu, Monday, Paranahyba, Paranapanema, Paraguay, Pilcomayo, Tiete, Uruguay, Yvahy
zijrivier van de Petsjora - Oessa
zijrivier van de Po - Adda, Adige, Lambro, Maira, Mincio, Oglio, Oreo, Panaro, Parma, Secchia, Sesia, Stura, Taro, Ticino, Trebbia
zijrivier van de Reuss - Emme
zijrivier van de Rhône  Ain, Ardèche, Arve, Borgne, Dala, Drôme, Durance, Gard, Isère, Lonza, Massas, Saône, Tanaro, Ticino, Verdon, Visp
zijrivier van de Rio de la Plata – Bermejo, Parana, Pilcomayo, Salado
zijrivier van de Rio Parana - Iguaçu
zijrivier van de Roer - Worm
zijrivier van de Rupel - Dyle
zijrivier van de Rijn  Aar, Aare, Ahr, Alb, Albula, Birs, Domlesch, Emscher, Erft, Grebbe, Ill, Kinzig, Lahn, Lauter, Lippe, Main, Moezel, Mosel, Murg, Nahe, Neckar, Nette, Ruhr, Sieg, Thur, Töss, Waal, Wied, Wiese, Wupper, IJsel
zijrivier van de Saale - Bode, Elster, Fuhne, Ilm
zijrivier van de Saone – Dheune, Doubs, Ognon, Ouche, Seille, Tille
zijrivier van de Sauer - Alzette
zijrivier van de Save - Bosna, Drina, Koepa, Oena, Vrbas
zijrivier van de Schelde - Dender, Durme, Haine, Hene, Leie, Nete, Rupel, Scarpe
zijrivier van de Seine  Aube, Epte, Essone, Eure, Loing, Marne, Oise, Risle, Yonne
zijrivier van de Severn - Avon, Usk, Wye
zijrivier van de Somme - Anere, Avre
zijrivier van de Spey - Avon
zijrivier van de Taag (Tajo)  Alagon, Alberche, Algodor,
Almonte, Canha, Eljas, Gallo, Guadarrama, Guadula, Jamara, Sabor, Tajuna, Tietar, Zatas, Zezere
zijrivier van de Tarn - Agout, Aveyron
zijrivier van de Theems - Cherwell, Kennet, Wey
zijrivier van de Theiss - Bega, Bodrog, Körös, Maros, Sajo, Samos
zijrivier van de Tiber - Allin, Anio
zijrivier van de Tigris - Euphraat, Diala, Karoen, Zab
zijrivier van de Tjimanoek - Tjipeles
zijrivier van de Tjioedjoeng - Yjisiment
zijrivier van de Tocantins - Araguayo
zijrivier van de Unstrut - Helme
zijrivier van de Vecht - Dinkel, Regge
zijrivier van de Vesder - Helle
zijrivier van de Wabash - Mississineira, Salamonie, Tippecanoe, White
zijrivier van de Warte - Drage, Netze, Obra, Prosna
zijrivier van de Weichsel  Doenajec, Biala, Boeg, Brda, Bzoera, Czorna, Molinka, Narew, Pilica, Pilitsa, San, Sanie, Wisloka
zijrivier van de Wezer - Aller, Aue, Diemel, Eder, Emmer, Fulda, Geeste, Hamel, Hunte, Leine, Nethe, Oker, Werra, Werte, Wümme
zijrivier van de Wolga  Irgis, Kama, Kostroma, Mologa, Oensja, Oka, Samarra, Seliharowka, Soera, Twertsa, Wetloega,
zijrivier van de Yonne - Amançon
zijrivier van de IJssel - Berkel, Schipbeek
zijrivier van de Zaire - Kassai, Kwango, Kwiloe, Lulonga
zijrivier van de Zambesi - Koebango Kwinto, Kwango, Loangua, Lwena, Sjire, Tsjobe
zijspanrijder – bakkenist
zijspoor – tak
zijsprong - estrapade
zijstuk van een boerenwagen  ladder
zijstuk van vrouwenmuts – klap
zijuitgang – zijdeur
zijwaartse ombuiging - omleg
zijwaartse richting inslaan  afslaan, afdraaien
zijwang – trapboom
zijweg – dwaalweg
zijwit - kantwit
zilt  brak, pekel, zout
zilte plas  zee
zilver  (Lat.) argentum, Ag., vermeil
zilveraap - mico
zilver dat in het vuur verguld is - vermeil
zilverboordsel  tres
zilverdraad  cantille
zilveren geldstuk - dukaton
zilveren rijder  dukaton
zilvererts  zilverblende
zilverglans – argentiet
zilvergrijze zeevis - haring
zilverkleurig – wit
zilverleeuw – poema
zilverling - sjekel
zilvermeeuw – kaap, kobbe
zilvermot - suikergast
zilvermunt  gulden (piek, pop, knaak), rijksdaalder (riks, achterwiel)
zilvernitraat  helse steen
zilverpapier  foelie, staniol, stanniool
zilverpopulier  abeel
zilverreiger  aigrette
zilverschoon – blank, blik, helder
zilversmid – edelsmid
zilver en goudwerk, groot – grosserie
zilveruitje - sjalot
zilverwit edelmetaal  platina
zilverwit halfmetaal  antimonium
zilverwit kneedbaar metaal  natrium
zilverwit metaal  iridium
zilverwit metalloïde  antimonium, antimoon
zin  animo, begeerte, betekenis, devies, fut, geestdrift, invloed, lust, motto, nut, portee, puf, trek, verlangen, waarde,wil, ijver
zin zonder betekenis  cliché, frase, leuze
zindelijk – clean, helder, hygiënisch, net(jes), proper, rein, schoon, zedelijk, zuiver
zindelijkheid – netheid, reinheid
zinderen – sprankelen, trillen
zingen  kwelen, kwinkeleren
zingen van arend  krijsen, schreeuwen
zingen van bosduif  roekoeken
zingen van duif  kirren, koeren, korren, roekoeken
zingen van eend  kwaken, snateren
zingen van ekster  praten, snappen
zingen van fazant  kokkeren
zingen van gaal  snappen
zingen van gier  krijsen
zingen van gierzwaluw  gieren, kriepen, piepen, tieren
zingen van grasmus  zingen
zingen van haan  kraaien, kukelen
zingen van hazelhoen - klokken
zingen van hen  kakelen, tokken
zingen van kanarie  fluiten, rollen
zingen van kauw  krassen
zingen van kloek  klokken
zingen van kneu  kneuteren
zingen van koekoek  koekoeken, roepen
zingen van korhoen  balderen
zingen van kraai  krassen
zingen van kraan  klepperen, krijsen
zingen van kuiken  kriepen, piepen
zingen van kwakkel  kwakkelen, slaan
zingen van leeuwerik  gorgelen, tierelieren, tieren
zingen van lijster  lijsteren, slaan
zingen van mees  kwelen, razen, sjilpen, vijzevazen, zurkelen
zingen van meeuw  krassen
zingen van merel  fluiten, schuifelen, tatelen, tieren, tureluiten
zingen van mus  piepen, sjilpen, tjilpen
zingen van nachtegaal  kwinkeleren, neuriën, orgelen, rollen, slaan
zingen van nachtuil  blazen, roepen
zingen van ooievaar  klepperen
zingen van papegaai  klappen, krassen, praten
zingen van patrijs  kikken, klokken
zingen van pauw  schreeuwen
zingen van roodborstje  roepen, snikkikken
zingen van sperwer  krassen
zingen van spreeuw  fluiten, praten, ratelbekken
zingen van sijs  zingen
zingen van tortel  klagen, roekoeken
zingen van uil  krassen
zingen van valk  krijsen
zingen van vink  slaan, vinken, zingen
zingen van vogels - gieren, klokken, kirren, koeren, kraaien, kwinkeleren, orgelen, sjilpen, slaan, snappen, tjuiken, vinken
zingen van wijfjesvink  tjilpen, tjokken
zingen van winterkoninkje  piepen, pinken, snetsen
zingen van wouduil  krassen
zingen van wulp  fluiten
zingen van zwaluw  kwetteren, swatelen, tateren
zingen zonder tekst  solfège, solmisatie
zingend wiegen  suien, zuien
zingfluitje – flageolet
zin hebben in – lusten
zin in eten - trek
zink  zn.
zinkbak  caisson
zinkblende - zwavelzink, ZnS
zinkboter - chloorzink, zinkchloride
zinkcarbonaat - cadmia
zinken - dalen, kelderen, vergaan, Weg(zakken)
zinken vat  emmer
zinker - duiker
zinkerts  galmei
zinkiet - ZnO
zinkkuip - caisson
zinklood  dieplood, peillood
zinkoxyde - ZnO
zinkseruis - lithopoon
zinkspaat  galmei, kalamijn
zinkzuur zout - zinkaat
zinledig - loos, zinloos
zinledige uitdrukking  frase
zinloos – dwaas, gek, ijdel, nutteloos redeloos, zinledig,
zinloos gepraat  frase, gedaas, gekwek, gesnater, nonsens, onzin, prietpraat
zinloos versiersel - tierelantijn
zinnebeeld  aanduiding, embleem, symbool, teken, vlag
zinnebeeld van blankheid  lelie, wit
zinnebeeld van Christus  eenhoorn
zinnebeeld van domheid  ezel
zinnebeeld van dood  taxis
zinnebeeld van drogisten  gaper
zinnebeeld van eer  kroon
zinnebeeld van geestelijke macht - kromstaf
zinnebeeld van geluk  hoefijzer
zinnebeeld van het christelijk geloof - kruis
zinnebeeld van hoop  anker
zinnebeeld van huwelijk  ring
zinnebeeld van lafheid  haas
zinnebeeld van liefde  hart, roos
zinnebeeld van macht  arend
zinnebeeld van marine  anker
zinnebeeld van moed  leeuw
zinnebeeld van onbedorvenheid - roos
zinnebeeld van onschuld  lam, lelie,maagd, wit
zinnebeeld van onsterfelijkheid - amarant
zinnebeeld van overvloed  hoorn
zinnebeeld van overwinning  palm
zinnebeeld van reinheid  lelie
zinnebeeld van roem  (lauwer)krans
zinnebeeld van slimheid  vos
zinnebeeld van trouw  ceder, ring
zinnebeeld van verering  krans
zinnebeeld van verleiding  slang
zinnebeeld van vluchtigheid  rook
zinnebeeld van vrede  duif, (olijf)tak
zinnebeeld van waakzaamheid  Argus
zinnebeeld van wereldgezag  rijksappel
zinnebeeld van wijsheid  uil
zinnebeeld van zelfopofferende liefde  pelikaan
zinnebeeldig  allegorisch, emblematisch, figuurlijk, symbolisch
zinnebeeldig plaatje  emblema
zinnebeeldig verhaal  gelijkenis, parabel
zinnebeeldige voorstelling  allegorie, emblema
zinnelijk  erotisch, geil, sensueel, welig, wellustig, wulps
zinnelijk mens  sensualist, sybariet, wellusteling
zinnelijke liefde  erotiek, sensualiteit, weelderigheid, wulpsheid
zinnelijkheid  sensualiteit, weelderigheid,wulpsheid
zinneloos  dol, dwaas, gek, ontzind, onzinnig
zinnen - aanstaan
zinnen op - bedenken, overwegen, spinzen
zinnepop – emblema
zinnig - verstandig
zinrijk - geestig, pregnant, snedig, vernuftig
zinrijk gezegde  aforisme, gnome, spreuk
zinsbedrog - hallucinatie
zinsbegoocheling  hallucinatie, illusie, visioen
zinsbouw  constructie
zinsdeel - bepaalde, bepaling, bijwoord, gezegde, onderwerp, voorwerp
zinsnede - claus(ule), passage, passus
zinsnijding - caesuur
zinsontsporing  anakoloet
zinspelen – doelen, insinueren
zinspelen op - duiden
zinspeling  allusie, toespeling
zinspreuk  aforisme, devies, kernspreuk, leus, leuze, motto, sententie
zinsnede  passus
zinspreukig - aforistisch
zinsvervoering  extase
zinswending - formulering
zinswijding - cesuur
zintuig  gehoor, gezicht, oog, oor, reuk, smaak, tast
zintuig (orgaan). gehemelte, huid, neus, oog, oor, tong
zintuiglijk  sensorisch, sensitief
zirkonium - zr, zirkoon
zirkoniumoxyde - zirkoonaarde
zirkoniumvariëteit - alviet
zit aan de mast - ra
zit aan de vishaak - aas, weerhaak
zitbad  bad, bidet, lavet
zitbankje - schabel
zitgelegenheid in theater  loge
zit in beenderen - merg
zit om rijstkorrel – pel
zitje bij een cafe – terras
zitkamer - woonvertrek
zitkussen  poef
zitplaats  bank, canapé, club, crapaud, divan, fauteuil, kruk, leunstoel, ottomane, poef, schomme(lstoel), sofa, stoel, zadel, zetel, zit, zitting
zitplaats (Latijn) – sedes
zitplaats aan de bar - kruk
zitstok voor kippen  roest
zitten - stoelen, zetelen
zittenblijver  doubleur
zittend - sedentair
zitting  seance, sessie, vergadering
zitting voor ruiter – zadel
zitting voot twe personen - duo
zitvlak  achterste, derrière, kont
zo – aanstonds, aldus, als, alzo, dadelijk, dermate, dus, eender, ergo, indien, meteen, mits, sic, straks, wanneer, zoals
zoal - o.m.
zo aldus - maal
zo God het wil  Deo Volente, D.V.
zo God wil  D.V.
zo goed als  bekant, bijna, nagenoeg
zo goed als nieuw  z.g.a.n.
zo niet  anders
zo staat het er  sic
zo zij het  amen
zoals  evenals, gelijk, hoezeer, (lat.) ut
zoals aan ommezijde  u.r.
zoals beneden  u.i.
zoals blijkt uit  blijkens
zoals boven  u.s.
zoals de akten getuigen  t.a.
zoals de natuur ingeeft  naïef
zoals de volksmond een eerste etage pleegt te noemen - éénhoog
zoals het hoort  correct,net, netjes
zoals in de hel  hels
zoals in de hemel  hemels
zodanig  alzo, dergelijk, dermate, derwijze, dusdanig, zo, zozeer, zulks
zode  plag, pol
zoden steken - plaggen
zode van veenachtige heigrond - schadde
zodenijzersteen - ijzeroer
zodiak  dierenriem
zodoende – aldus, alzo, dies
zo een - dergelijk, zodanig, zulks
zoek – bijster, ervandoor, foetsie, kwijt, verdwaald, verdwenen, verloren, weg
zoekbrengen - verdoen
zoeken – kijken, neuzen, rommelen, snuffelen, speuren
zoekend nagaan – speuren
zoeker – speurder, taste
zoek geraakt - verloren
zoeklicht  schijnwerper
zoekmaken – kwijtraken, verliezen, wegmaken
zoek of weg - kwijt
zoek op het woord  a.v., I.v.
zoekt kennismaking met  z.k.m.
zoel  broeierig, lauw, loom, waterkom, zacht, zwoel
zoele zuidenwind - zefi(e)r
zoeloe – kaffer
zoel of halfwarm - lauw
Zoeloevorst, beroemd - Tsjaka
zoemen  bellen,gonzen, ruisen, trillen
zoemer – bel, buzzer
zoen  kus, pakkerd, verzoening
zoenen - kussen
zoet – aangenaam, aardig, braaf, deugdzaam, dolce, gedwee, gehoorzaam, lief(lijk), vleiend, volgzaam, vriendelijk, zacht
zoet  (muz.) dolce
zoet broodbeleg – hagelslag, muisjes
zoet en zuur tegelijk  zoetzuur
zoet product  honing, jam, kandij, noga, stroop, suiker
zoete appel - ribbeling
zoete drank  limonade, mede, mee, slemp, ranja
zoete etenswaar – suiker
zoetekauw - snoeper
zoetelaar – marketentster
zoete lekkernij  bonbon, chocolade, drop, fondant, hagelslag, honing, jam, kandij, lolly, marsepein, noga, nougat, pepermunt, stroop, toffee, snoep, ulevel, vanille
zoete Spaanse wijn  malaga
zoetelief - beminde, schat
zoetelijk - kinderachtig, slap, vriendelijk, wee
zoeten - polijsten, schaven
zoet en leuk - lief
zoete vloeistof  stroop
zoeterd - braverik
zoete Spaanse wijn – Malaga
zoete stof - suiker
zoete toespijs - entremet
zoete vloeistof - limonade(siroop), stroop, honing, jam, kandij, melis, noga, nougat, snoeperi,j stroop, suiker
zoete wijn - mistella
zoetigheid - aangenaamheid, bevalligheid, jam, kandij, liefelijkheid, melis, noga, suiker
zoetigheid op brood – stroop
zoetigheid van bijen - honing
zoetjes – bedaard, gestaag, langzaam, rustig, stilletjes, zachtjes
zoet maken - suikeren
zoetmakend middel – sacharine, suiker
zoetsappig  halfzacht, honing, jam, kandij, kwezelig, laf, melis, noga, stroop, suiker, temerig, zalvend, zouteloos
zoetsappig praten – femelen
zoetsappige zeurkous - femel
zoetsprakig - vleiend
zoetsteen - oliesteen
zoetstof – sacharine, sucrose
zoetvijlen - polijsten
zoetwaterbiologie  limnologie
zoetwaterdolfijn – boto
zoetwaterkalksteen - alm
zoetwatermossel  driehoeksmossel, eendenmossel, parelmossel, unionida, vijvermossel, schildersmossel, zwanenmossel
zoetwaterpoliep  hydra
zoetwatervis – aal, alver, baars, barbeel, beekforel, beensnoek, blei, biel, blankvoorn, bliek, brasem, forel, grondel, karper, kroeskarper, kwabaal, kwastensnoek, meerval, modderkruiper, moddersnoek, paraya, pos, rietvoorn, rivierdonderpad, riviergrondel, rivierprik, ruisvoorn, sneep, snoek, snoekbaars, steenkarper, stekelbaars, steur, vlindervis,voorn, winde, zalm, zeelt
zoetzure groente – atjar
zoetzuur - rins
zoeven  gonzen,razen, ruisen, suizen
zoéven  daarnet, juist, net, pas, straks, temee, zojuist, zonet, zopas, zostraks
zog - biest, kielwater, moedermelk, spoor
zogeheten – zogenaamd
zogen – voeden, zuigen
zogenaamd  beweerd, quasi, zgn.
zogenaamd Spaans riet – rotan
zogende vrouw – men, voedster
zogestemd - gemoed
zogklamp  roerklamp
zogklierontsteking - mastitis
zogoed – vrijwel
zo goed als – bekant, bijkans, bijna, nagenoeg,vrijwel
zoiets - dergelijk
Zoïlus - kritikaster, vitter
zojuist – krek, net pas, zoeven, zonet, zopas, zostraks
zolder –berging, bovenvloer, dakkamer, plankier, vliering
zolderen - plafonneren
zoldering  beun, plafond
zolderkamer - arkeneel
zolderkamertje  mansarde
zolderlicht – dakkapel, koekoek
zolderschuit – aak, bak, praam
zoldertje van losse planken boven een veestal – hilde, hilt
zomaar – klakkeloos, lukraak, pardoes
zomede – evenals
zomen – omgorden
zomer - bloeitijd
zomerbier - lager(bier)
zomerbloem - madeliefje
zomercypres - bezemvlas
zomerdistel - centauri
zomerdrank - kwast, ranja
zomerhuisje - prieel
zomerhuisje van herders in de Alpen - Sennhut
zomerjas  demi
zomermaand - augustus, juni, juli
zomerpeer - jut
zomerpeil  z. p.
zomerschoen  opank, sandaal
zomerse lekkernij – ijs
zomersport – zeilen, zwemmen
zomerstippen - sproeten
zomertaling - stareend
zomerverblijf  buiten(huis), camping, caravan, lusthuis, pension, tent, landhuis
zomervogel  fitis, tjiftjaf, tortel
zomerziekte - bort
zomerzonnestand – solstitium
zo meteen – aanstonds, straks, temee, terstond, weldra
zomin - evenmin
zomp - drasland, moeras
zompig – drassig, moerassig
zon als middelpunt – herliocentrisch
zo’n beetje - zowat
zon betreffende (de)  solair
zon, warmtestuwing door de – hyperthermie
zondaar – schuldige
zondag - rustdag
zondag in de vasten  laetare
zondag na de advent  Kerstmis
zondag na de vasten  Pasen
zondag na feestdag  octaaf
zondag voor palmzondag  passie-zondag
zonde  fout, helaas, jammer, kwaad, misslag, spijtig
zonden vergeven  absolveren
zonder – geen, sans, verstoken
zonder (Fr.) - sans
zonder (Lat.) – sine
zonder aandacht – nonchalant
zonder aarzelen – blindelings
zonder aarzeling – resoluut
zonder adem – ademloos
zonder aflaten – voortzurend
zonder af te slaan – rechtdoor, rechttoe, rechtuit
zonder afwijkingen – normaal, precies, regelmatig, wetmatig
zonder afwisseling  eentonig, effen, egaal, gelijk, glad, monomaan, monotoom
zonder animo  lusteloos
zonder arbeid - werkeloos
zonder bedenken – klakkeloos, pardoes, spontaan
zonder begeleiding  a capella
zonder belangstelling  apathisch, gelaten, onverschillig
zonder belasting - taksvrij
zonder benul – onbenullig
zonder beschadiging - gaaf
zonder betekenis  hol, leeg, voos, waardeloos, zinloos
zonder bevestiging  los, vrij
zonder beweging  onbeweeglijk, pal, roerloos, stil, stokstijf
zonder blikken of blozen  brutaal, impertinent, onbeschaamd
zonder blos - bleek
zonder bochten  recht
zonder doel – doelloos
zonder dralen - terstond
zonder een spoor van leven (geologie)  azoïsch
zonder eer  eerloos, roemloos
zonder eind – eindeloos, oneindig
zonder eindrijm – rijmloos
zonder enig geluid - muisstil
zonder enig teken van leven  levenloos
zonder enige norm  regelloos, normloos
zonder ervaring - onervaren
zonder fouten – best, correct, feilloos, prima, zuiver
zonder galm  dof, mat
zondergebid – tandarm, tandeloos
zonder gebreken – onberispelijk, volmaakt
zonder geest – eenvoudig, dof, geesteloos
zonder geld  arm,blut, onbemiddeld, plaatzak, rut
zonder geluld – rustig, stil, stom
zonder geslacht  geslachtloos
zonder gevaar – gerust, safe, veilig
zonder gevoel - gevoelloos
zonder gezelschap  alleen, eenzaam, enzelvig, solitair, stil, verlaten
zonder gist rijzend  zelfrijzend
zonder glans  dof, mat
zonder goede naam – eerloos
zonder grenzen – eindeloos, grenzeloos, onbeperkt
zonder grond  gratuit, ongefundeerd, ongegrond
zonder haar  kaal
zonder haast  kalm, rustig
zonder haperen  snel, vlot, vlug
zonder hartelijkheid - koel, koud
zonder heftigheid – dierbaar, gevoelig
zonder hinder - ongemoeid
zonder hoop op genezing  infaust
zonder hulp  alleen, verlaten
zonder humor - humorloos
zonder inhoud  hol, ledig, leeg, onbenullig, zinledig
zonder jaar  a.j., s. a.
zonder kennis – dom, stom, onnozel, talentloos
zonder klank - toonloos
zonder kleren  bloot, naakt, ongekleed, poedelnaakt
zonder kleur  blank, bleek, kleurloos
zonder korting - bruto
zonder kosten  gratis, kosteloos
zonder kracht  krachteloos, lam, nietig, slap, voos, zwak
zonder land - staatloos
zonder leed  blij, gelukkig, zalig
zonder letsel – gezond, ongedeerd
zonder leven - dood
zonder lichaamsgebreken - volmaakt, welgeschapen
zonder licht - donker, duister
zonder liefde – koud, liefdeloos
zonder mankern – steevast
zonder matiging - ongeremd
zonder mededogen  cru, hard, wreed
zonder medelijden - cru, hard, kil, koel, koud, onbarmhartig, wreed
zonder meer – beslistdirect, enkel, finaal,meteen, onvoorwaardelijk, stellig, voetstoots, zeker, zomaar
zonder moed - vormloos
zonder moed  laf
zonder moeite  gemakkelijk, makkelijk, moeiteloos, probleemloos, vlot
zonder moraal – amoreel
zonder naad - naadloos
zonder naam - anoniem, naamloos
zonder nadenken – automatisch, klakkeloos
zonder nadruk  toonloos
zonder noodzaak  nodeloos, vanzelf, zomaar
zonder omhaal – kostaf, kortweg
zonder omwegen – direct, rechtstreeks, regelrecht, ronduit, subiet
zonder onderbreking – constant, continu, gaand, doonon-stop, steeds
zonder ondertekening  anoniem
zonder ophouden  aldoor, alsmaar, continu, constant, eindeloos, steeds, voortdurend
zonder opsmuk  eenvoudig, gewoon, simpel
zonder ondervinding  onervaren
zonder overleg - tactloos
zonder pit  flauw, futloos, laf, slap, voos, waterig
zonder protest - lijdelijk
zonder regel – regelloos, wetteloos
zonder respect – brutaal, onbeschoft
zonder resultaat – ijdel, tevergeefs, vruchteloos
zonder roem – roemloos
zonder rust – rusteloos
zonder sap – droog, saploos
zonder schroom - vrijuit
zonder schouderbanden  strapless
zonder schuld  schuldeloos, onschuldig
zonder slaap – slapeloos
zonder smaak – smakeloos
zonder smart – smarteloos
zonder spoor - spoorloos
zonder te aarzelen  meteen, direct, kordaat, ogenblikkelijk
zonder tehuis – ontheemd
zonder testament gestorven - ab intestato, intestaat
zonder titelvermelding  S.t.
zonder toekomst – hopeloos
zonder toezicht – onbewaakt
zonder troebeling - sereen
zonder troef  s. a., sans atout
zonder tussenpozen – aaneen, aanhoudend, achtereen, onafgebroken
zonder tussenruimte  aaneen, compact
zonder uitstel – dadelijk, direct, meteen, onmiddelijk, onverwijld
zonder uitwerking  ineffectief
zonder uitzondering  algemeen, alle, allemaal, allen, alles, elk, elke, elkeen, ieder, iedere, iedereen
zonder vast verblijf – ambulant, nomadisch, rondtrekkend, zwervend
zonder veerkracht  lam, slap
zonder verdediging – weerloos
zonder veren – pluimloos
zonder verheffing – plat
zonder verschil - gelijk
zonder verstand  dom, ondoordacht, redeloos
zonder verzet  lijdelijk
zonder vlam branden – gloeien, smeulen
zonder vocht - droog
zonder voorbedachtheid – onwillens
zonder voorbehoud – gladweg, openhartig
zonder voorbereiding  onvoorbereid
zonder vooroordeel  objectief
zonder vorm  amorf, inform, ongevormd, vormloos
zonder vormgeving - stijlloos
zonder vrees – dapper, gerust, obversaagd, parmantig, zelfbewust, zelfverzekerd
zonder waarde - nietig
zonder weerstand  slap, zwak
zondr werk – baanloos, werk(e)loos
zonder werklust – lui
zonder wil – willoos
zonder wind – bladstil, windstil
zonder winst of verlies  gelijk, kiet, (quitte), remise
zonder woorden  (stil)zwijgend
zonder zedelijke overweging  onzedelijk
zondr zonden - heilig.
zonder zorg  slordig, nonchalant, zorgeloos
zonder zorg gemaakt - slordig
zonder zuurstof - anaëroob
zonderbaar  zonderling
zonderling  abnormaal, barok, bizar, eigenaardig, exentriek, gek, grillig, grotesk, individu, ongewoon, raar, snuiter, vreemd
zonderling gebaar – grimas,
zonderlingheid - rariteit
zonderling idee  gril
zonderling in stijl  barok, grillig, grotesk
zonderling mens  druif, kwant, kwibus, rare, snuiter
zonderlinge  kwant, rare
zonderlinge belevenis - avontuur, gebeurtenis, lotgeval
zonderlinge gebeurlenis  avontuur, belevenis, lotgeval
zondig  boos, feilbaar, goddeloos, kwaad, snood, verdorven
zondige daad  misdaad, onrecht
zondigen - misdoen
zondvloed - dilivium
zone  aardgordel, gebied, kring, luchtstreek, sector, streek, terrein, territorium
zonen, verdeling in - zoning
zon met hemellichamen – zonnestelsel
zonet – juist, pas, zoeven, zojuist, zopas
zonit - anders
zonnebad – solarium
zonnebaden – zonnen
zonnebank – bruinbank, zonnekanon
zonneblinde  jaloezie, luik, markies, persienne, store, zonnescherm
zonneblind voor ramen - luik
zonnebloem - heliant(hus), helioroop
zonnecirkel - zodiak
zonnedampkring - chromosfeer
zonnedauw - drosera
zonnedauwachtigen - droseraceeën
zonnedieren - heliozoa
zonnegas - helium
zonnegod Egyptische - Ra, Re, Osiris
zonnegod Grieks - Apollo, Helios,
zonnegod Perzisch - Mit(h)ra
zonnegordijn – jaloezie, kree, store
zonnekanon – solarium, zonnebank
zonnekant - teneriffewerk
zonne keer op 21 Juni en 22 dec.- solstitium
zonnekeerpunten  tronen
zonnekever - goudhaantje
zonnekijker  helioscoop
zonneklaar  duidelijk, evident, flagrant, glas(helder), vanzelfsprekend
zonneklaar in het oog springend - evident
zonnekring - zodiak
zonnekruidachtigen - cistaceeën
zonnekijker – helioscoop
zonneparaplu - parasol
zonnescherm  markies, jaloezie, pajoeng, parasol, persiene
zonnescherm van bamboelatjes - kree
zonneschijn - isolatie
zonnesteek - insolatio
zonnestelsel, deel van het - komeet, maan, meteoor, planeet, planetoïde, zon
zonnestilstand  solstitium, trope
zonnestofje – ion
zonnevlekje op de huid - sproeten
zonne vrees  heliofobie
zonneweg  ecliptica
zonnewende  solstitium
zonnewendebloem  heliotroop
zonnewijzer - gnomon(ica)
zonnig – opgewekt, plezierig, prettig, vrolijk
zo nodig - desnoods
zonsverduistering  eclips, zoneclips, zoneclips
zo nu en dan – soms, temet
zonwering – jaloezie, store
zoogdier –
2 ai, os
3 aap, aai, big, bok, das, dog, elk, hit, kat, keu, koe, lam, lar, los,
mol, ooi, ram, rat, ree, reu, rob, sik, var, vos, yak
4 anoa, apin, barg, beer, bles, bonk, brak, does, dril, egel, ever,
ezel, frèt, garm, gaur, geit, gems, gnoe, haas, hert, hond, kalf,
knol, lama, lori, lynx, maki, mink, mara, mops, muis, orka,
pink, poes, pony, ruin, rund, sapi, taks, teef, titi, welp, wolf,
yack, zeug, zwijn
5 badak, berin, bever, bisam, bizon, blaar, boxer, cavia, dingo,
eland, gazel, genet, giraf, grind, hamel, hinde, hyena, hoorn,
hyena, indri, kater, kemel, koala, konijn, leeuw, loeri, nerts,
okapi, oeros, otter, paard, panda, poema, rekel, skunk, stier,
tapir, tijger, vaars, wezel, ijsvos, zeboe, zebra
6 agoeti, barber, boskat, buffel, buldog, bultos, colli, coyote,
desman, dolfijn, ezelin, fennek, galago, gibbon, hengst, herder,
hunter, ijsbeer, jaguar, kalong, kameel, kidang, koedoe,
koesoe, leplam, marmot, makaak, marmot, marter, merrie,
narwal, ocelot, onager, ooraap, oorrob, panter, pekari, poedel,
potlam, potvis, reebok, rolaap, schaap, serval, setter, tarpan,
teckel, tenrek, uilaap, varken, veulen, vinvis, vosaap, walrus,
walvis,wapiti, wisent, wolaap, wombat, zeekoe, zeerob
7 aasbeer, arabier, banteng, batjing, banteng, baribal, baviaan,
beloega, bergrat, blesbok, bobtail, broncho, brulaap, bultrug, bunzing, butskop, caracal, damhert, dashond, faunaap, gazelle,
gemsbok, giraffe, gorilla, griffon, grizly, guanaco, hamster,
hermelijn, huiskat, jakhals, kambing, kantjil, karbouw,
kariboe, katbeer, katfret, klipdas, koekang, kuifaap, lamprei,
langoor, leeuwin, lemming, luiaard, mammoet, màndril,
meerkat, mensaap, moeflon, moesang, muntjak, mustang,
neusaap, olifant, opossum, pincher, pinegel, pointer, poolkat,
poolvos, reegeit, rendier, rietbok, roodvos, spaniel, stermol,
terrier, vaarkoe, vampier, veldrat, wasbeer, woelrat, zakmuis,
zandmol, zeebeer, zehond, zeekalf, zeerund
8 aardmuis, aardwolf, antilope, baardaap, babakoto, beermaki,
beverrat, bisamrat, bladneus, blauwvos, brandvos, brilbeer,
bruinvis, bultrund, cachelot, chowchow, civetkat, doejoeng,
dwergkat, edelhert, eekhoorn, everzwijn, faraorat, haaregel,
hakkenei, hazewind, hermelijn, hertzwijn, hondsaap,
keeshond, klauwaap, klipgeit, koeskoes, kroonaap, kruisvos,
labrador, lamantijn, landbeer, lierneus, luipaard, mangoest,
moehaas, muildier, muilezel, muskusos, neusbeer, nijlpaard,
poolbeer, poolhaas, rammelaar, schimmel, slankaap, spalling,
spiesbok, spitsrat, steenbok, stinkdas, stompaap, tijgerkat,
veldmuis, visotter, voedster, voskonijn, waakhond, waterbok,
waterrat, windhond, woelmuis, zadelrob, zandhaas, zeeleeuw
9 akkermuis, alpengeit, alpenhaas, angorakat, baardzwijn,
babiroesa, bamboerat, binturon, bloedhond, bobbejaan,
boomtijger, bosduivel, bosvarken, buideldas, buidelmol,
buidelrat, deerhund, dekhengst, dodekopje, duikerbok,
dwerghert, dwergmuis, franjeaap, gaffelbok, gladakker,
greyhound, grindewal, haaskonijn, hazelmuis, hokkeling,
honingdas, jachthond, javaanaap, kangoeroe, koffierat,
kraagbeer, lepelhond, marterkat, maskeraap, moerkonijn,
muilpaard, muskusrat, navelzwijn, neushoorn, pinkstier,
pinkvaars, rammelaar, rinoceros, sabeldier, schubdier,
snuitbeer, speurhond, spieshert, spitshond, springaap,
springbok, steenezel, steengeit, stekelrat, stinkmuis, telganger,
tijgerhond, trekpaard, vleermuis, waterhert, waterzwijn,
zijdeaapje, zilvervos, zwaardvis
10 aardvarken, angorageit, beermarter, bergschaap, bezoargeit,
boommarter, boomslaper, borstelrat, buidelbeer, buidelhaas,
buidelmuis, buidelwolf, bullebijter, chimpansee, chinchilla,
dromedaris, duivelsaap, dwergpaard, edelmarter, eskimohond,
foxterrier, gemsbuffel, gordeldier, gordelmuis, huismarter,
ijzervarken, klapperaap, klapperrat, langarmaap, lippenbeer,
mierenegel, miereneter, monniksrob, muskusdier,
muskuszwijn, nachtaapje, noordkaper, palmroller, slingeraap,
smousbaard, sneeuwhaas, spookaapje, springhaas, springmuis,
stekelmuis, strandwolf, tuinslaper, vingerdier, wapitehert,
wildebeest, zeeolifant
11 badwalvis, borstelegel, bosantilope, dwergbuffel, eenhoornvis,
hartenbeest, herdershond, kamponghond,kuifbaviaan,
lakenvelder, laponderaap, maanblaffer, manenschaap,
nevelpanter, pantserdier, prairiewolf, rattenbever, rivierpaard,
speenvarken, steenmarter, wrattenzwijn, zevenslaper,
zilveraapje
12 aardeekhoorn, aardmannetje, boomeekhoorn, bosspitsmuis,
breedneusaap, buidelmarter, franjestaart, girafgazelle,
hazewindhond, hoefijzerneus, kafferbuffel, kameelpardel,
kameelschaap, kangoeroerat, klipspringer, koningstijger,
lierantilope, schildvarken, sjabraktapir, snaveldolfijn,
sneeuwpanter, stekelvarken, witbaardgnoe, witsnuitbeer,
zwaardwalvis
13 appelschimmel, bergspitsmuis, dwergantilope, elandantilope,
grongeekhoorn, jachtluipaard, merinosschaap, rolstaartbeer,
veldspitsmuis, vliehendehond, waterantilope, withandgibbon,
witstaartgnoe
14 buffelantilope, buffeleekhoorn, dwergfluithaas, gaffelantilope,
halsbandpekari, moerasantilope, pluimstaartaap
15 doodshoofdaapje, dwergchimpansee, persianerschaap,
springkangoeroe
zoogdier (jong) - big, kalf, lam, veulen, welp
zoogdiersoort  aap, halfaap, carnivoor, vleeseter, vinvoetige, walvis, knaagdier, vleermuis, insecteneter, insectivoor, hoefdier, buideldier
zoogdier (vrouw) - berin, ezelin, geit, hinde, koe,merrie, teef, voedster, wolvin, zeug
zoogster  min, voedster
zooi – bende, boel, rommel, troep, chaos, keet, vracht, zootje
zool - loopvlak
zool van crêpe  spekzool
zoolganger – beer
zoöloog - dierkundige
zoölogische tuin - artis, blijdorp, diergaarde
zoom  boord, border, inleg, inslag, kant, plooi, buiten(rand), zijde
zoomband - hoornzoom
zoom/omgeslagen  rabat
zoomtouw – lijk
zoon - nakomeling
zoon (Arabisch)  ibn
zoon (Isr.)  ben
zoon (Schots)  mac
zoon van aartsvader Jakob – Aser, Benjamin, Dan, Gad, Levi, Jozef, Juda, Naftalie, Ruben, Simeon, Zebulon
zoon van Abraham  Ismaël, Izaak
zoon van Adam  Abel, Kain, Seth
zoon van Aeneas en Creüsa  Ascanius, Lulus
zoon van Agamemnon  Orestes
zoon van Agenor  Cadmus
zoon van Altreus - Menelaus, Agamennon, Plisthenes
zoon van Amphitrite - Triton
zoon van Amphiaraus en Eriphyle - Alcmaeon
zoon van Anchises en Aphrodite - Aeneas
zoon van Aphareus  Idas
zoon van Apollo en Calliope  Orpheus
zoon van Apollo en Creüsa  Ion
zoon van Ares en Aphrodite  Eros
zoon van Atreus  Agamemnon, Menelaus
zoon van Balder - Forsete
zoon van Boaz en Ruth  Obed
zoon van Bethuel - Laban
zoon van Cadmus  Polydorus
zoon van Chaos  Erebus
zoon van Cronus  Zeus
zoon van Darius en Atossa  Xerxes
zoon van David  Absalom, Salomo(n)
zoon van de czaar – czarewitsj
zoon van edelman - jonker
zoon van Ezau  Korah
zoon van Hector en Andromache - Astyanax
zoon van Heymijn van Ardennen - Ritsaert, Writsaert, Reinout, Adelaert
zoon van Helios  Faëton
zoon van Hermes en Aphrodite - Hermaphroditus
zoon van Hippolochus  Glaucus
zoon van Hyperion en Theia  Helius, Helios
zoon van Izaak  Jakob
zoon van Jakob  Ruben, Simeon, Levi, Juda, Isseschar, Zebulon, Dam, Naftalie, Gad, Aser, Jozef, Benjamin
zoon van Josia  Jojakim
zoon van Jozef  Manasse
zoon van Jupiter  Minos
zoon van Laërtes en Anticlea - Odysseus, Ulysses
zoon van Leda  Pollux, Castor
zoon van Mars en Venus  Amor
zoon van Nahor  Bethuël
zoon van Noach  Sem, Cham, Jafeth,
zoon van Oceanus en Tethys - Acheloüs, Inachus
zoon van Odin  Balder, Vidar, Hodur, Braga
zoon van Odysseus  Telemachus
zoon van Peleus  Achilles
zoon van Pelops en Hippodamia - Atreus, Thyestes
zoon van Picus  Faunus
zoon van Poseidon en Amphitrite - Triton
zoon van Poseidon en Libye  Agenor
zoon van Priamus  Hector, Paris, Helenus, Troilus, Cassandra, Polyxena
zoon van Rembrandt  Titus
zoon van Saturnus  Jupiter
zoon van Saul  Jonathan
zoon van Seth  Enos
zoon van Tantalus  Pelops
zoon van Telamon  Ajax
zoon van Terah  Abraham
zoon van Tereus en Philomela  Itys
zoon van Thesus  Hippolytus
zoon van Uranus  Cycloop
zoon van Venus  Amor
zoon van Zebedeus  Johannes, Jakobus
zoon van Zeus  Perseus, Ares, Arcas, Hercules, Hermes, Apollo, Dionysus, Dardanus, Tantalus, Artemis, Hephaestus, Amphion, Zethus, Perseus, Castor, Pollux, Athene
zoon van zonnegod  Phaëton
zooi  rotzooi, bende, keet, rommel, troep
zoötechniek – veeteelt
zootje – bende, chaos, daareven, jamboel, (rommel)tje, troep
zopas – net, temee, zojuist, zonet
zorg – aandacht, attentie, bekommernis, bemoeienis, druk, kommer, moeite, verdriet
zorgbarend – alarmerend
zorgdijk - inlaagdijk
zorg voor het dagelijks brood - broodzorg
zorgelijk  précair, tobberig, toegewijd, zorgvuldig, zorgwekkend
zorgelijke omstandigheid  nood
zorgeloos - achteloos, luchthartig, nalatig, onbekommerd, onbezorgd
zorgeloosheid – nalatigheid, nonchalance
zorgeloos wandelen  flaneren
zorgen – sores, toezien, waken
zorgen hebben – tobben
zorgen voor - verzorgen
zorggras - meelraai, witbol
zorgvuldig – aandachtig, accuraat, attent, ernstig, nauwkeurig, net, oplettend, precies, secuur, soigneus, stipt, voorzichtig, waakzaam, zorgzaam
zorgvuldig opstapelen – tassen, zetten
zorgwekkend  benard, kritiek, precair, verontrustend, zorgelijk
zorgzaam – zorgvuldig
zostraks – daarnet, zoeven, zojuist
zot  absurd, clown, dol, dom, dwaas, gek, idioot, inept, kwast, kwibus, lijperd, (mal)loot, nar, ongerijmd, pias, raar
zo te zien – blijkbaar, kennelijk
zotheid – aperij, dwaasheid, gekheid, ineptie, joke, malligheid, sottise, zotteklap, zotternij
zot of onnozel - idioot
zotskap – marot, narrenkap, narrenstok
zotskolf – marot, narrnstaf
zotte behandeling – aperij
zotte inval – fril, kuur
zotteklap  gedaas, larie, mallepraat, nonsens, wartaal
zotteklap uitslaan  dazen
zotternij  dwaasheid, gekheid, grol, malligheid, nonsens, sottise, zotte klap
zotte vertoning - farce
zout  brak, brem, hartig, pekel, zilt
zout uit salpeter  nitraat
zout van citroenzuur - citraat
zoet van joodwaterstof - jodide
zout van joodzuur - jodaat
zout van koolzuur - carbonaat
zout van onderchlorig zuur - hypochloriet
zout van onderfosforig zuur - hypofosfaat
zout van salpeterig zuur - nitriet
zout van salpeterzuur - nitraat
zout van tantaalzuur - tantalaat
zout van waterstofsulfide - sulfide
zout van zwavelig zuur - sulfiet, sulfraat
zout water  pekel
zoutwoestijn - Kavir
zout woestijnmeer  playa
zoutachtig  brak, brem, salinisch, zilt
zoutachtig veen - derrie
zoutbereiden - zieden
zouteloos  flauw, laf, weeps, zoetsappig
zouteloos gezegde  flauwiteit
zouteloze geestigheid  turlipinade
zouten  inmaken, pekelen
zouten  anhydriet, bischofiet, carnalliet, gips, haliet, kalizout, karniet, kieseriet, steenzout
zoutevis  labberdaan
zout en zoet water vermengd - brak
zoutgehalte  saliniteit
zoutgras - scheuchzeria, triclochin
zoutig – brak, hartig, zilt
zoutig vocht – pekel
zout maken – pekelen
zoutmeer - etang
zoutmeer aan de Franse zuidkust - Berre
zoutmeer in Amerika - Salt Lake
zoutmeer in OostAfrika  Asal
zoutmelde - schorrenkruid
zoutmeter  halometer, salinometer
zoutmeting – halometrie
zoutmijn - saline
zoutmoeras - ran
zoutmoeras in Armenië - sjot
zoutmijn  saline
zoutplant - halofyt
zoutschuim – glasgal
zoutsoort – sulfaat
zoutsteen – liksteen
zout strooien – pekelen
zout van fosforzuur - fosfaat
zoutvormer - halogeen
zoutvorming – salificatie
zout water – brijn, pekel
zoutwatervissen  ansjovis, dikkopje, egelvis, elft, geep, haring, harnasmannetje, kabeljauw, koffervis, koningsvis, loodsmannetje, makreel, meun, pelikaanaal, puitaal, pijlstaart, sardien, schelvis, schorpioenvis, snotolf, spiering, sprot, stekelrog, sterrenkijker, steur, tonijn, wiervis, wijting, zaagvis, zalm, zeedonderpad, zeeduivel, zeepaardje, zeepaling, zeewolf, zonnevis, zuigvis, zwaardvis
zoutziederij  saline
zoutzure ammoniak  salmiak
zoutzuur bevattend  muriatisch
zoveel als men verlangt  bekomst
zoveel land als een maaier op een dag kan maaien  mad
zoveel gij wilt (op recepten)  q.v. (quantum vis)
zoveel men belieft  q.l. (quantum libet) ,
zowaar  inderdaad, wezenlijk, waarachtig , waarlijk, warempel, zelfs
zowat  bijkans, bijna, omtrent, ongeveer, plusminus, vrijwel
zowel – als, bovendien, daaebij, eveneens, evenzeer, ook, tevens,
zowel dames- als herenkleding - rok, broek
zo wordt een koning aangespeoken - zire
zozeer  aldus, alzo, derwijze, zodanig
zo zij het  amen
zozo  lala, matigjes, minnetjes, nogal, redelijk, tamelijk
zucht – adem, begeerte, graagte, tocht, trek, verlangen, windje, zin
zuchten – hijgen, klagen, steunen, smachten
zuchten en steunen - dtenen
zuchtgezwel  oedeem
zuchtje – vleugje
zucht tot vernielen - vandalis me
zucht tot vernielen - vandalisme
Zuidafrika, parlementszetel in - Kaapstad
ZuidAfrikaan  Afrikaander, bantoe, Hottentot, kaffer, zoeloe
Zuid-Afrikaans bantoedorp  lokasie, kraal
Zuid-Afrikaans dorp - kraal, lokatie
Zuid-Afrikaans gerecht  biedie
Zuid-Afrikaans legerkamp  lager
Zuid-Afrikaans mengras - Grikwa, Grigus
Zuid-Afrikaans negergebied  Bantoestan
Zuid-Afrikaanse hoofdstad - Pretoria
Zuid-Afrikaanse mais - miele
Zuid-Afrikaanse munt - pond, rand
Zuid-Afrikaanse Nobelprijswinnaar - Luthuli
Zuid-Afrikaanse provincie  Natal, Transvaal
Zuid-Afrikaanse staat  Kaap, Natal, Transvaal, 0ranjevrijstaat
Zuid-Afrikaanse stad - Benoni, Durban, Welkom, Springs
Zuid-Afrikaanse verhuizing  trek
Zuid-Amerika, vroegere bewoner van - chimu
Zuid-Amerikaans gebergte -
5 Andes
6 Sajama
7 Lllanpu, Cayambé
8 Cotopaxi, Lllimani, Itatiia
9 Aconcagua, Huascaran, Tupungato
10 Chimborazo
Zuid-Amerikaans goudstuk - condor
Zuid-Amerikaans knaagdier - agoeti
Zuid-Amerikaans land  Peru, Chili, Argentinië
Zuid-Amerikaans meer  Titicaca
Zuid-Amerikaans oerwoud  selva
Zuid-Amerikaans schaap – paco
Zuid-Amerikaanse bergketen - Andes
Zuid-Amerikaanse boerderij - estancia
Zuid-Amerikaanse boomloze vlakte – pampa
Zuid-Amerikaanse cowboy - gaucho
Zuid-Amerikaanse dans – bossanova, mambo, rumba, samba, tango
Zuid-Amerikaanse drank - mate
Zuid-Amerikaanse graftoren - chulpa
Zuid-Amerikaanse grasvlakte  campo, llano, pampa, savanne
Zuid-Amerikaanse haven  Rio
Zuid-Amerikaanse hoogvlakte - puna
Zuid-Amerikaanse indianenstam - Doquis
Zuid-Amerikaanse jenever - aguardiente
Zuid-Amerikaanse koekoek - ani
Zuid-Amerikaanse lama - guanako
Zuid-Amerikaanse lasso  bola
Zuid-Amerikaanse loopvogel - nandoe
Zuid-Amerikaanse mantel  poncho
Zuid-Amerikaanse munt - peso
Zuid-Amerikaanse negerstam - Aloekoe, Bonni
Zuid-Amerikaanse panter - jaguar
Zuid-Amerikaanse papegaai  ara
Zuid-Amerikaanse pasmunt - centavo, peso
Zuid-Amerikaanse rivier - Amazone, Colorado, Orinoco, Panama, Salado
Zuid-Amerikaanse staat -
4 Peru
5 Chili
6 Guyana
7 Bolivia, Ecuador, Uruguay
8 Brazilië, Colombia, Paraguay, Suriname
9 Venezuela
10 Argentinië
Zuid-Amerikaanse struis  nandoe
Zuid-Amerikaanse thee  maté
Zuid-Amerikaanse vleermuis - vampier
Zuid-Amerikaanse vogel - anioema
Zuid-Amerikaanse vrijheidsstrijder - Bolivar
Zuid-Amerikaanse wesp - apoica
Zuid-Europese plant  anijs, mimosa
Zuidholland, deel van - Alblasserwaard, Delftland, Hoeree, Krimpenerwaard, Overflakkee, Putten, Rozenburg, Rijnland, SchielandVoorne, Westland, IJselmonde
Zuid-Hollands eiland - Goeree, Hoeksewaard, Overflakkee, Putten, Rozenburg, Tiengemeten, Voorne, IJsselmonde
Zuid-Hollandse gemeente  Vianen, Delft
Zuid-Hollandse getijstroom  Haringvliet
Zuid-Hollandse Vervoersmij  R.T.M.
zuidelijk  austraal, meridionaal,tropisch,
zuidelijk sterrenbeeld  Norma
zuidelijkste bewoner van ZuidAmerika  Patagoniër
zuidelijkste der Ionische eilanden - Zante
Zuideraspunt - Zuidpool
zuiderbreedte  z. b.
zuiderbuur Belg
zuiderkeerkring - Steenbokskeerkring
Zuiderkruis - Crux
Zuiderzeepolder - Flevoland
Zuidland – Australië
Zuid-Molukker - Ambonees
zuidoosten  z.o.
Zuidoosten of oostenwind (myth.) - Eurus
Zuidpool, behorende tot de - antarctisch
Zuidpoolgebied  Antarctica , Antarctis
Zuidpoolvogel  pinguïn
Zuidslavische munt  dinar
zuidvrucht – abrikoos, amandel, ananas, banaan, citroen, dadel, grapefruit, krent, olijf, rozijn, sinaas(appel), vijg
zuidwesten  z. w.
zuidwester - regenhoed
Zuidzeeëilanden, bewoners van de - Kanakan
zuidzuidoost  z. z. o.
zuidzuidwest  z. z. w.
zuigbuis  pipet
zuigdop  lurk, lut, speen, (ZuidNed.) lut
zuigeling  baby
zuigen  puren, lebberen, lurken, lutten, sabbelen
zuiger - plunjer
zuigfles, onderdeel van een - speen
zuiging  tocht, trek
zuiging van lucht - tocht
zuiginstallatie  pomp, stof(zuiger)
zuigmachine voor stof en verbruikte lucht  exhauster
zuigmechanisme  pomp, zuiger
zuignap - tul
zuigspeen –dot, tulletje, vip
zuigtoestel - elevator
zuigvis - remora
zuigwind  tocht, trek
zuigwormen - trematoda
zuil  ante, kolom, obelisk, pilaar, pilaster, pijler, standaard, stele
zuil beeld  kariatide, schraagbeeld
zuilengalerij - colonnade
zuilengang  galerij, peristyle, peristilum, peristylium, stoa
zuilengang in Griekse stad  Stoa
zuilengroef  cannelure
zuilenhal - porticus, portiek
zuilenloopgang  galerij
zuilenrij - colonnade
zuilenstoel - stylobaat
zuilentype  Corinthisch, Dorisch, Ionisch
zuilenzaal - stoa
zuilheilige  styliet
zuilversiering - volute
zuilvoet  sokkel, pedestal, piëdestal, postament
zuimen - dralen, talmen
zuinig – economisch, karig, pinnig, profijtig, schriel, spaarzaam, voordelig, weinig
zuinigheid  beleid, economie, krenterigheid, spaarzaamheid, parcimonie
zuinig sparen – potten
zuinig zijn - pinken
zuipen  drinken, pimpelen, slempen, slurpen, zwelgen
zuiper  drinkebroer, drinker, dronkaard, pooier, slampamper, zuiplap, zuipschuit
zuivelbereiding – karnen
zuivelhandelaar - kaasboer
zuivelproduct  boet, boter, hangop, kaas, karnemelk, kwark, melk, nagelkaas, ondermelk, room, roomkaas, slagroom, yoghurt
zuivelwerktuig  karn(ton)
zuiver – alleen, blank, braaf, correct, duidelijk, feilloos, gedegen, gelouterd, helder, klaar, kuis, louter, maag, delijk, naief, netto, onbesmet, onbevlekt, ongeschonden, onvermengd, oprecht, proper, puntgaafpuur, rein, schoon, sereen, zindelijk
zuiveraar – filter
zuiver en echt – puur
zuiver en ongeschonden – gaaf
zuiver en schoon - rein
zuiver (van winst)  limpido
zuiver gehalte  edel, louter
zuiver gevoel voor gedrag  takt
zuiver gevoel voor het schone - smaak
zuiver gevoel voor verhoudingen - tact
zuiver gewicht – netto
zuiverheid - juistheid
zuiver kwarts  kristal
zuiver loon  schoon
zuiver ronde lijn  cirkel
zuiver (van winst) – limpido
zuivere koolstof - grafiet
zuivere kweek  reincultuur
zuivere petroleum - kerosine
zuiveren – filteren, kuisen, louteren, purgeren, raffineren, reinigen, schonen, schoonaken, verbeteren, wannen, wassen, wieden, zeven, ziften
zuiveren van ruwe grondstoffen - raffineren
zuiveren van water - filtreren
zuiveren van onden - reinigen
zuivering  loutering, opruiming, ordening, purge(ring), reiniging, schoonmaak
zuivering door verdamping en condensatie - destillatie, distillatie
zuiveringsartikel  soda, vim, zeep
zuiveringsmaand - februari
zuiveringszout  natriumbicarbonaat
zulk – dergelijk, dusdanig, zodanig
zullen – mogen, moeten
zult  hoofdkaas, hoofdvlees
zulten - inleggen
zure appel – aagt, streping
zure bom - augurk
zure kers - amarel, griotte, morel
zure klaver - zurkel
zure vloeistof  azijn, edik, eek
zure vrucht - citroen
zure vrucht (Ind.) – blinding
zure zult - hoofdkaas
zurig  rins, rijns, wrang, zerp
zurig melkgerecht  hangop, yoghurt
zurige melk  karnemelk
zuring – rumex, surkel
zuringboom - berberisstruik
zuringklaver - zurkel
zuringzuur  oxaalzuur
zuringzuur zout – oxalaat
zus - meisje
zuster  diakones, non, soeur, verpleegster, zr
zuster en eega van Jupiter - Juno
zusterhuwelijk – sororaat
zuster - verpleegster
zusterling - neef, nicht
zuster van Aäron - Mirjam
zuster van Apollo  Artemis
zuster van Ares  Eris, Hebe
zuster van Caesar - Atia
zuster van Caspers  Lida
zuster van Dido - Anna
zuster van Elektra  Iphigineia, Orestes
zuster van Erebos  Nux
zuster van Kadmos - Europa
zuster van Mozes  Mirjam
zuster van Osiris - Isis
zuster van Pelops  Niobe
zuster van Phoebus - Hera
zuster van Phrixus  Helle
zuster van Zeus – Hera
zustersdochter – nicht
zusterszoon - neef
zuur – bedorven, bijtend, eggerig, nurs, scherp, stroef, stuurs, wrang, zerp
zuurachtig  rins, wrang
zuurachtige melkwijn  kefir
zuurbes  berberis, zuurdoorn
zuurdeeg  desem
zuurdoorn - berberis,zuurbes
zuurgraad - aciditeit, p.h.
zuurgraadmeter  acidimeter
zuurgras - cypergras, zegg
zuur melkproduct - hangop
zuurmeter - acidimeter, oxymeter
zuurpruim  kniesoor
zuurstof - o(xygenium)
zuurstofgebrek - anox(em)ie
zuurstofmodificatie  ozon
zuurstofverbinding  koolzuur, oxyde, water
zuurtje  snoepje, ulevel
zuurvergiftiging – acidose
zuur vleesgerecht – zult
zuur vocht – azijn, sdik
zuurwei - hui
zuurzoet  rins, zerpzoet
zuur zwavelig zuur - bisulfiet
zuur zwavelzuur zout - bisulfaat
zwaai - gier, slinger, wending, (zwenk)ing, zwier
zwaaien – groeten, schomelen, slingeren, wenken, wuiven, zwabberen, zwieren
zwaaiende slag - oorveeg
zwaaihaak - zwei
zwaaipunt - metacentrum
zwaalf - boerenzwaluw
zwaan  cygnus, deen, flamingo
zwaan, Agrippjnse - Vondel
zwaan, Mantuaanse - Vergilius
zwaanridder - Lohengrin
zwaan, Thebaanse - Pindarus
zwaan van Kamerijk - Fénelon
zwaan, wilde - deen, hoelzwaan
zwaaraarde - baryt(aarde)
zwaar  dik, ernstig, gewichtig, gezet, grof, log, lijvig, machtig, plomp, stoer
zwaar ademen – hijgen
zwaar bepakt - belast
zwaar beproefd man  Hiob. Job
zwaar beschadigen  ramponeren, teisteren, vernielen, verwoesten
zwaar beschonken - lazarus
zwaar bevleesd jong rund  dikbil
zwaar bier  lambiek
zwaar Brussels bier - faro, lambiek
zwaar dragen – torsen
zwaar deunen – daveren
zwaar en fors – groot
zwaar Engels bier - porter
zwaar en krachtig – stoer
zwaar en log – grof, lijvig, lomp
zwaar en vet – dik, lijvig, log
zwaar gebouwd  gezet, log, plomp, strak
zwaar gesnork – geronk
zwaar hout - balk
zwaar karwei  hijs, moeite, monnikenwerk, sjouw, toer
zwaar metaal  kwik, lood
zwaar papier – karton
zwaar persoon - dikzak
zwaar scheepstouw – tros, tui
zwaar studeren - blokken
zwaar stuk  blok
zwaar stuk hout  balk, paal
zwaar tillen – torsen
zwaar vallend – lastig
zwaar van bot - schonkig
zwaar verbindingsmiddel – bout
zwaar vergif - arsenicum, blauwzuur
zwaar vergrijp – misdaad
zwaar verkikkerd - smoor
zwaar verlies – slag
zwaar voorwerp  last, gewicht
zwaar werk - job, karwei, klus
zwaar werken – sappelen, tobben, zwoegen
zwaard  sabel
zwaardbloem - gladiool
zwaard met één snede  scramasax
zwaardlelie  gladiool, gladiolum
zwaar letsel aan het hoofd - hersenschudding, hoofdwond, schedelbasisfractuur, schedelbreuk
zwaardstatigen - xiphosura
zwaard van Roeland - Durandel, Durendel
zwaardvechter - gladiator, kamprechter
zwaardveger – wapensmid
zwaardwalvis – ark, orka
zwaardvis  orka, ork, xiphiida
zwaardwalvis - ork, orka
zwaarhoofdig - pessimisties
zwaarhoofdigheid - bekommerdheid, pessimisme
zwaarlijvig  corpulent,dik, gezet, log, plomp, vet
zwaarlijvigheid - corpulentie, repletie, vetzucht
zwaar metaal - kwik, lood
zwaarmoedig  bedrukt, melancholiek, mismoedig, mistroostig, neergeslagen, neerslachtig, somber, treurig, zwartgallig
zwaarmoedig mens  melancholicus
zwaarmoedige  hypochonder, melancholicus
zwaarmoedigheid  hypochondrie, melancholie, somberheid
zwaarspaat  bariet
zwaarste klok van een carillon - bourdon
zwaarte  gewicht, juk, kaliber, last
zwaarte ergens van – gewicht
zwaartekracht  gravitatie
zwaartekrachtmeter  gravitatiemeter
zwaartekrachtmeting  gravimetrie
zwaarte lijn - mediaan
zwaartemeter - barometer, baroscoop
zwaartepunt  accent, centroïde, hoofdzaak, kern
zwaarwichtig - slepend
zwaarwichtig (muz.)  pesante
zwabber  scheepsdweil, stokdweil, zeilmop
zwabber  scheepsjongen, zwabbergast, zwierbol
zwabberen – bengelen, reinigen, schoonmaken, zwaaien
zwachtel - bandage, ligament, verband, windsel
zwachtelen - verbinden
zwadder – laster, smet, spog
zwadderen – klutsen, zwieren
zwadderig – troebel, vuil
zwager - schoonbroer
zwagerhuwelijk - leviraat
zwager van Napoleon - Murat
zwak – armzalig, breekbaar, bro(o)s, delicaatfaible, flauw, futloos, krank, mat, min, overgevoelig, pips, slap(jes), teer, tenger, wankel, week, weerloos, ziekelijk
zwak afgedrukt - flauw
zwak aftreksel - tisane
zwak (muz.) – gracille
zwak begaafd – dom
zwak en wankel - gammel
zwak keelgeluid  kik .
zwak kind  bleekneus
zwakheid - breekbaarheid, broosheid, teerheid
zwak licht  glimp, gloeilicht, pitje
zwak mager mens – puit
zwak meisje – pimpel
zwak of flauw - vaagjes
zwak persoon  bleekneus, pimpel
zwak schijnsel - glimp
zwakheid – broosheid
zwakhoofdig – dom
zwakjes – flauw, minnetjes, slap(jes)
zwakkeling - slappeling
zwakke plaats in weefsel  ril
zwakke plek  achilleshiel
zwakke schijn – glimp
zwakke wind - bries
zwakker accent – bijaccent
zwakkere – underdog
zwakte - asthenie, atonie, onmacht
zwakte van geheugen – amnesie
zwak van gestel – teertjes
zwak van kleur - flets
zwakzinnig – achterlijk, debiel, dement, idioot, imbeciel, onnozel
zwakzinnige – debiel, idioot, imdiciel
zwakzinnig kind  mongooltje
zwakzinnigheid  achterlijk, dementie, idiotie, imbeciliteit, oligofrenie
zwalken  dobberen, dolen, dwalen, laveren, ronddolen, slenteren, zwerven
zwalp  golf, gulp
zwalpen - zwabberen
zwalpend  golvend
zwaluw – hirundinida, lentebode
zwaluwstaart  koninginnenpage, koningswouw, papenkop, rok, schei, wouw
zwaluwtong - reng
zwam  bacterie, champignon, elfenbankje, eumyceet, fungus, kamperfoelie, morille, paddestoel, phycomeet, schimmel, schyzomeceet, truffel
zwamdraad  hyfa, hypha
zwamdraden  hyfen
zwammen – bazelen, dazen, fungi, fungia, ijlen, kletsen, zwetsen
zwamnus – zanik, zemel, zwetser
zwam op naaldbomen - dennemoorder
zwamp  kreek
zwamvlok  mycelium
zwamwortel  mycorrhize
zwanebloem - butomus
zwanebloenachtige - butomaceeën
zwanenbrood  kalmoes
zwanenmaagden - Walküren
zwaneschacht - pen
zwang - gebruik, gewoonte, mode
zwanger  bevrucht, drachtig, pregnant, zwaar
zwangerschap – dracht(ig), graviditeit, verwachting
zwangerschapsonderbreking  abortus, miskraam, vruchtafdrijving
zwanken – waggelen, wankelen
zwans – knoeier, prutser
zware arbeid  labeur
zware arbeid, die tot geen uitkomst leidt  sisyfusarbeid
zware balk – stut
zware benzine - terpentine
zware bepakking  juk, last
zware bijl  aks, akst
zware bout - rang, rong
zware drinker - alcoholist, zuiplap, zuipschuit
zware droom - nachtmerrie
zware drug – cocaine, heroine, lsd, morfine, opium
zware golf  breker, roller
zware hamer  moker, sleg, vuist
zware harde houtsoort – mora
zware holle laadbom - spier
zware ijzeren bout of nagel  rong
zware jongen - boef, misdadiger, schavuit, schurk
zware jongens - penose
zware kabel - gijn, tros
zware klus – wij, karsjouw
zware laadboom – spier
zware last - juk
zware loopplank van schepen - rechter, badding
zware medische ingreep  operatie, transplantatie
zware misdaad - aanslag, moord, ontvoering
zware plank - deel, diel
zware regenbui - plensbui
zware sloep  barkas
zware smidshamer  moker, voorhamer, vuist
zware sterke kabel voor een takel – gijn
zware stok - knots
zware stoot met voet  stamp
ware storm  cycloon, orkaan, tempeest, tornado, tyfoon
zware taak - heksentoer
zware takel  kardeel
zware tegenvaller  débâcle, fiasco, klap, slag, strop, zeper
zware turf  baggelaar
zware voetboog - springaal
zware zijden stof - salemine
zware zijden stof met gouddraad  brokaat
zware zoete wijn  sec, sek
zwarigheid - bezwaar, moeilijkheid, obstakel, tegenwerping
zwart  git, (wapenk.) sabel
zwart aftreksel - roet
zwart afzetsel – roet
zwart behangen kamer - aula
zwart bergkristal - morion
zwart bewolkte lucht – onweerslucht
zwart dier – moor
zwart en vies – vuil
zwart glas - gitt
zwart granaat  melaniet
zwart kandijklontje - borstklontje
zwart koolpreparaat  norit
zwart koren - dolik, melampyrum
zwart mineraal hars - asfalt
zwart paard  moor
zwart en wit paard - moorkop
zwart poeder  niëllo
zwart zijden stof  krip, rouwfloers
zwartbloedigheid  melanemie
zwartbruine verf – sepia
zwartdag - vastendag
zwartdruk – negrografie
zwart ijzererts – magneet
zwart kijker - hypochonder
zwarte  moor, moriaan, neger, negroïde
zwarte aanslag - roet
zwarte agaatsteen – git
zwarte arbeider - beunhaas
zwarte beer - baribal
zwarte delfstof - git, kolen, steenkool
zwarte gierst - negerkoren
zwarte granaat - melaniet
zwarte herenjas – jacquet
zwarte kers – kriek
zwartkleverige stof - pek
zwarte koffie  espresso
zwarte kraal  git
zwarte kunst  magie, nigromantie, toverij
zwarte lijster – merel
zwarte man - neger
zwartemantel – pestvogel
zwarte mensaap - chimpansee
zwarte piet - schoppenboer
zwarte sluier - falie
zwarte steensoort – git, graniet
zwarte stof  asfalt, eboniet, pek, roet, teer
zwarte stof uit dennensap  pek
zwarte stroperige vloeistof  teer
zwarte turf  derink, baggelaar
zwarte verfstof - teer
zwarte vloeistof – inkt,
zwarte vogel – eksterrel, kraai, raaf, roek
zwarte vrouw – negerin
zwarte wortel – rammenas
zwarte zangvogel – merel
zwarte zijden stof - krip
zwartdruk  negrografie
zwartgallig - melancholiek, neerslachtig, pessimistisch, somber, zwaarmoedig
zwartgalligheid  melancholie, hypochondrie
zwartgerokt persoon  kelner; ober
zwarthemd  fascist
zwart kijker - pessimist
zwartje  moor, moriaan, silhouet
zwartkijker  pessimist
zwartkoren  dolik, weit, hengel, hondsdravik
zwartmaken – poltoden, bekladden
zwartmaken met teer - teren
zwartrok  geestelijke, kraai
zwartsel  kachelglans, niëllo, potlood, git, roet
zwartsel van rook - roet
Zwartvoet-Indianen - Kainah, Piegan, Siksika
zwartwitte vogel - ekster
zwartzucht  geelzucht
zwartzuur - mockturtle
zwatelen  lispelen, gonzen
zwavel  solfer, sulfer
zwavelarsenicum - operment
zwavelbron – solfatare, zwaveldampen
zwavelzuur en zwavelwaterstofgas uitstotende bron - solfatare
zwavelen  sulferen
zwavelig  sulfureus
zwavelkies  pyriet
zwavelkoper  cuprisulfide
zwavelkwik  cinnaber
zwavelmetaal – sulfide
zwavelstok - sulfer
zwavelzout  sulfaat, sulfiet, vitriool
zwavelzure kalimagnesia - patentkali
zwavelzuur  vitriool
zwavelzuurvergiftiging – sulfoxysme
zwee - winkelhaak
Zweeds automerk  Saab, Scana fabis,Volvo
Zweeds danslied  polska
Zweeds eiland  Öland, Gotland
Zweeds hervormer  Petri
Zweeds koningshuis - Bernadotte, GottorpHessen, Wasa
Zweedse ertshaven  Lulea
Zweedse haven - Ahus
Zweedse hervormer - Petri
Zweedse hoofdstad  Stockholm
Zweedse koning - Anund, Björn
Zweedse koperen munt  slantar
Zweedse munteenheid - kroon, slantar
Zweedse naam voor Helsinki  Helsingfors
Zweedse ontdekkingsreiziger - Hedin
Zweedse provincie -
6 Kalmar, Orebro
7 Gotland, Halland, Uppsala
8 Alvsborg, Blekinge, Götenborg, Jämtland, Maolöhus,
Värmland
9 Gävleborg, Jönköping, Krtonoberg, Skaraborg, Stockholm
10 Kopparberg, Norrbotten
11 Västmanland
12 Kristianstad, Ostergötland, Södermanland – Västerbotten
14 Västernorrland
Zweedse rivier - Angerman
Zweedse schrijver  Geyerstam, Hallström, Lagerlöf, Strindberg, Undset
Zweedse stad - Amal, Falua, Göteborg, Lulea, Lund, Stockholm, Umea, Uppsala
Zweedse sterrenkundige  Celsius
Zweedse universiteitsstad  Uppsala, Lund
Zweedse voornaam  Brigit, Inge, Ingmar
zweefpont ter verbinding van twee rivieroevers  transbordeur
zweefboom – latierboom
zweefboot – hovercraft
zweefmolen – draaimolen
zweefrek  trapeze
zweefvliegen - syrophidae
zweefvliegers – dermopera
zweefvliegtuig - glijder
zweel - regel, wiers
zweem  aanduiding, flinter, schijn(sel), snufje, spoor, vleugje, waas, zwiertje
zweep  chambrière, gesel, karwats, knoet, sambok,tuchtroede
zweepdiertje - bodo
zweepdiertjes - flagellaten
zweepdraad - flagel
zweephaar - flagel
zweep met riemen  knoet
zweepslag - striem
zweer  abces, ettergezwel, ontsteking, puist, ulcus
zweer of gezwel - abces
zweertje - afte, pok, puistjepukkel,
zweertje aan ooglid  strontje
zweet – huidvocht, transpiratie
zweet (jagerst)  bloed (van wild)
zweetbad  sudatorium
zweetblaasje - sudaminum
zweetdrijvend  hidrotisch
zweetdroppel  parel
zweetdrijvende middelen  hidrotica
zweetkamer  hidroterion
zweetklierontsteking - hidradenitis
zweetuitslag – sudamen
zwei – reehaak, winkelhaak, zwaaihaak
zwelg – slok, teug
zwelgen  brassen, drinken, gulpen, pooien, slempen, zuipen
zwelgend - epicurisch
zwelger - dronkaard, gulzigaard, vraat, zuiplap
zwelgpap - zwelder
zwelgpartij  bacchanaal, orgie, zlemppartij
zwellen – bollen, opzetten, puilen, uitdijen, uitzetten
zwelling  bobbel, buil, bult, erectie, gezwel, oedeem, puist, tumor, uitwas, uitzetting
zwelling van bepaalde lympheklieren - bubo
zwelling van de uier - aamt
zwembad  bassin
zwembassin voor kleuters – pierenbad
zwembroek – badbroek
zwembuis - zwemvest
zwemgordel  scafander, skafander
zwemkostuum – badpak, bikini, zwembroek, zwembroek, zwempak
zwemmen – baden, drijven, poelen
zwemmende organismen, alle – nekton
zwemmer – bader
zwemmuts - badmuys
zwempak  badcostuum, bikini
zwemslag  borstslag, crawl, schoolslag, rugslag, vlinderslag
zwemtas – badtas
zwemvest - zwembuis
zwemvlies - palmatuur
zwemvogel  aalscholver, albatros, alk, deen, dodo, eend, fuut, gans, gent, hobbe, koet, lom, meeuw, pelikaan, pinguin, rietgans, smeent, smient, taling, waterhoen, woerd, zwaan
smient, pinguïn, zeekoet, pelikaan, rietgans
zwemwiek  vin
zwendel – bedriegerij, bedrog, fraude, knoeiboel, misleiding, nep, oplichting
zwendelaar  bedrieger, fraudeur, misleider, nepper, oplichter
zwendelen - bedriegen, oplichten
zwengel – braakstok, draaikruk, handel, handvat, hefboom, pomparm, slinger,
zwenghout  braamhout, dwarshout, spoorstok, zwing
zwenk - draai, keer, wending, zwaai
zwenken  afslaan, draaien, evolueren, keren, wenden, zwaaien
zwenkende beweging - caracole
zwenkgras - festuca
zwenking – draai, virage, volte, wending, zwaai
zwenking naar rechts - rechtsomkeerd
zwenklaadschip - scooper
zwenkrad - vliegwiel
zweren  beloven, bevestigen, ontsteken, ulceren
zwerfcel  histiocyt, planocyt
zwerfhond - straathond
zwerfstam - nomaden
zwerfsteen – eraticum, kei
zwering  ulceratie, ulcus
zwerfsteen - erraticum, (kei)steen, vlint
zwerfstenen in leem  morene, keileem
zwerfster - landloopster
zwerk  firmament, hemel, hemelgewelf, uitspansel
zwerm – cluster, bende, drom, kolonie, massa, menigte, troep, vlucht
zwermen – bewegen, vertonen
zwermsporen - zoösporen
zwerven  banjeren, dalven, dolen, dwalen, landlopen, omdolen, ronddolen, ronddwalen, rondlopen, trekken, vagebonderen, verdolen, zwalken, zwieren
zwervend  dolend
zwervend volk  nomaden, zigeuners
zwervende heiden  Bohemer, zigeuner
zwervende zanger  bard
zwerver – dakloze, dolaard, doler, dwaler, (land)loper, nomade, ramblertramp, landloper, rambler, tramp, vagant, vagebond, vamp
zweten – transpireren, uitwasemen
zwets - kletspraat
zwetsen  bluffen, dazen, grootsprekenkletsen, leuteren, opsnijden, pochen, raaskallen, reutelen, snoeven, zwammen
zwetser - bluffer, grootspreker, opschepper, opsnijder, pocher, pochhans, praatjesmaker, snoever, veelprater, zwamneus
zwetserij – bluf, grootspraak, snoeverij
zweven – vliegen, zeilen
zwevend bewegen - dwarrelen
zwevend rek  trapeze
zweverig – duizelig, vaag
zwezerik - lisdodde, thymus
zwichten – bezijken, inhalen, onderdoen, reven, toegeven, wijken
zwiepen – doorbuigen, gooien
zwieper – slag, stoot, uithaal
zwier  draai, gala, grandezza, gratie, praal, pronk, statie, staatsie, opsmuk, tooi, verkwister, zwaai
zwierbol  doordraaier, lichtmis, losbol, pierewaaier, zwabber
zwieren – boemelen, dwalen, draaien, slingeren, zwaaien, zwerven, zwabberen, zwalpen, zwirrelen
zwierig  bevallig, elegant, kwiek, pompeus, sierlijk
zwierig geknoopte das – lavallière
zwierigheid – gratie, sierlijkheid
zwijgen – mutisme
zwijgend – stil, stom, woordeloos
zwijgend acteur  figurant, statist
zwijgend mokken – pruilen
zwijger - stille
zwijgt (muz.) – tacet
zwijgzaamheid – gesloten, stil
zwijgzaamheid  taciturniteit, geslotenheid
zwijm  flauwte
zwijme1  bedwelming, duizeling, roes
zwijn  beer, big, bof, ever, keu, schram, varken, zeug
zwijnachtig – liederlijk
zwijnen - boffen
zwijnenpan – bende, boel, troep, smeerboel.
zwijnensla  akkerkool
zwijnjak – schoelje
zwijntje – speenvarken
zwik – boel, verdraaing, verstuiking
zwikboor - avegaar
zwikhout – wrijfhout
zwikje – boeltje, zaakje
zwikken – breken, knakken, omslaan, verstuiken
zwikzwak – bonenstaak
zwil - eelt
zwin  geul, kreek, wad
zwinden – verdwijnen
zwing – korbeel, spoorstok, vleugel, zwengel, zwenghout
zwingel - braakstok
zwingelaar – vlasbreker
zwirrelen - warrelen
Zwitser  Helveet, Helvetiër
Zwitserland  Helvetia. Suisse (Fr.), Schweiz (D.). Helvetië
Zwitsers  Helvetisch
Zwitsers bergmassief - Birnina
Zwitsers bruinvee - schwyz
Zwitsers dorp - Airolo, Albula
Zwitsers hervormer  Zwingli
Zwitsers houten huisje  chalet
Zwitsers kanton -
3 Uri, Zug
4 Bern, Vaud
5 Bazel
6 Aargau, Glarus, Schwyz, Ticino, Valais, Zürich
7 Thurgau, Tessino
8 Fribourg,
9 Appenzell, Neuchatel, Solothurn
10 Graubünden
11 Unterwalden
12 Schaffhausen
Zwitsers parlement  Bundesversammlung
Zwitsers vacantieoord - Caux, Chur
Zwitsers wintersportoord  Adelboden, Arosa, Davos, Zermatt
Zwitserse berg  Eiger, Faulhorn, Jungfrau, Matterhom, Pilatus, Rigi, Schildhorn
Zwitserse berghut  sennhut
Zwitserse bergpas - Gotthard, Süsterpas
Zwitserse bondsstaat  kanton
Zwitserse herders - sennen
Zwitserse hoofdstad - Bern
Zwitserse kantonale hoofdstad -
3 BexZug
4 Bern, Chur, Sion
5 Aarau, Bazel, Stans
6 Genève, Glarus, Sarmen, Schwyz, Zürich
7 Altdorf, Fribourg, Herisau, Liestal
8 Lausanne
9 Appenzell, Neuchatel, Solothurn
11 Bellinzona, Frauwenfeld
12 Schaffhausen
Zwitserse munt  batz, franc, Rappe
Zwitserse reformator - Calvijn, Zwingli
Zwitserse rivier - Aar(e), Ahr, Areuse, Emme, Ina, Reuss, Rhône, Rijn, Sure
Zwitserse schilderes - Aloyse
Zwitserse stad - Bern, Bex, Biel, Genève, Leuk, Zürich
Zwitserse volksheld – Tell
Zwitserse zangkunst - jodelen
zwoegen  beulen, blokken, hijgen, pezen, ploegen, ploeteren, sappelen, sjouwen, sloven, tobben, urmen, werken, wroeten, wurmen
zwoeger – ploeteraar, sappelaar, sjouwer
zwoel – bedompt, beklemmend, benauwd, broeiend, broeierig, drukkend, erotisch, sensueel, wellustig, wulps, zoel
zwoerd – spekrand, varkensvel
Zwollenaar – blauwvinger, brijbek
zwijgen - stil zijn
zwijgt - tacet
zwijgzaam - stil
zwijm - flauwte
zwijmel(ing) - roes
zwijn - ever, varken
zwijnenhaar - borstelgras
zwijnenkost - draft
zwijnensla - akkerkool
zwijntjesjager - fietsendief
zymose  fermentatie, gisting








-PAGE 837-