Academia.eduAcademia.edu
Het archief, de bibliotheek en de kaartencollectie van de voormalige Nassause Domeinraad in een tijd van verandering 1795 - 1810 door dr. A.C.M. (Ton) Kappelhof Den Haag herziene versie 21 januari 2019 (revised edition 21 January 2019) Summary When the French revolutionary armies occupied the Republic of the United Provinces in 1795 they confiscated the properties of the Prince of Orange, who was erfstadhouder (hereditary stadhouder). According to the Treaty of The Hague of 1795 the French transferred these to the Batavian Republic, a satellite state of its major French sister. This article deals with the archive of the Council of Demesnes (Nassause Domeinraad), the collection of maps and the library. At first the archive was managed by a comittee consisting of citizens. Its task was taken over in 1798 by the new Agent of Finance Alexander Isaac Gogel who created a bureaucratic agency called the Bureau of National Demesnes. He ordered in August 1798 to destroy all ‘useless’ archives and committed the execution to two major officials. I presume that almost all financial documents regarding the demesnes of Breda, Oosterhout, Steenbergen and many others dating from before ca. 1635 must have been destroyed then. An old inventory dating from ca. 1620 says that the accounts of the extended demesnes of Breda from 1352 onwards were still in existence at that moment. An inventory made up in 1767 of all accounts being present at that moment and lying above the Court of Holland and Seland (Hof van Holland en Zeeland) also lists these old medieval accounts. After 1815 the destruction of old documents went on. The library of the prince of Orange and its Council of Demesnes formed the nucleus of the still existing Royal Library in The Hague. Management of the demesnes did not change fundamentally. Plans to sell parts of them were not realized untill 1810. Unfortunately the numerous maps were split from the archive by Mr. Hingman, who was an employee of the National Archive, in the nineteenth century. The maps are still in the National Archive. The splitting up is a source of methodical problems for the researcher because the link between documents and maps has disappeared and can not always be reconstructed. 1. Probleemstelling In februari 2018 publiceerde ik op internet een artikel over het archief en de kaartenverzameling van de Nassause Domeinraad. Alleen raadpleegbaar op de website www.academia.edu De Domeinraad beheerde het enorme vermogen van de prins van Oranje, voor zover dit gelegen was in de Nederlanden. De Domeinraad hechtte veel waarde aan zijn archief en getroostte zich daarom veel moeite om het veilig te bewaren en te ontsluiten. Buitenstaanders kregen er geen toegang toe. Op initiatief van griffier Ardesch werd het archief tussen 1767 en 1788 herordend en tussen 1781 en 1788 was er een aparte onder de griffier vallende archivaris. De herordening geschiedde vanuit een juridische optiek. De notie dat dit archief wel eens zou kunnen dienen als bron voor de geschiedschrijving bestond toen nog niet. Zeker zo veel zorg besteedde de Domeinraad aan de kaartenverzameling. Over de bibliotheek, die er wel was, is weinig bekend. In januari 1795 vluchtte de erfprins Willem V met zijn vrouw naar Engeland en werden zijn goederen geconfisqueerd, door de Bataafse Republiek voor zover zij in deze staat lagen en door de Franse Republiek voor zover zij op het grondgebied van die staat lagen dat wilde zeggen de bezittingen in de vroegere Oostenrijkse Nederlanden en Luxemburg. Het bezit in Staats-Vlaanderen werd eveneens door de Fransen in beslag genomen omdat dit Generaliteitsland in 1795 met het Haags Verdrag werd afgestaan aan de Franse Republiek. In de jaren daarna volgden verschillend georiënteerde regimes elkaar in een hoog tempo op. Tegelijkertijd nam de Franse invloed hand over hand toe. In maart 1796 kreeg de Bataafse Republiek een parlement, de Nationale Vergadering, gekozen met algemeen mannenkiesrecht. Pogingen om tot een grondwet te komen liepen vast in politieke verdeeldheid. De hamvraag was of de nieuwe staat federaal of centraal moest zijn. Een staatsgreep in januari 1798 bracht een radicaal bewind aan de macht. Nog geen half jaar later werd dit vervangen door een minder radicaal regime met Alexander Isaac Gogel als ‘agent’ van Financiën. In 1801 werd dit vervangen door een veel conservatiever bewind, in 1805 kwam er een eenhoofdige leiding, nog geen jaar later gevolgd door een koninkrijk met een broer van de Franse keizer als koning. Bijna vier jaar later werd het koninkrijk Holland in twee fazen ingelijfd bij het keizerrijk Frankrijk. In 1813 stortte dit ineen en in 1815 werd het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden gevormd. De groeiende Franse invloed leidde tot bureaucratisering en centralisering. Er kwamen formulieren en tabellen, archivering kreeg nog meer aandacht, procedures werden vastgelegd en de staat legde een databank aan van gegevens over het land en zijn bevolking Klep, Paul M.M., en Ida Stamhuis red., The Statistical Mind in a Pre-Statistical Era: The Netherlands 1750-1850 (Aksant Amsterdam, 2002) en Jeurgens, K.J.P.F.M. en P.M.M. Klep, Informatieprocessen van de Bataafs-Franse overheid 1795-1813 (Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Den Haag, 1995).. Gemeenten en provincies verloren na 1798 hun autonomie. Aan het hoofd van de provincie stond vanaf 1806 een landdrost bij gestaan door assessoren, een kopie van de Franse prefect en zijn onderprefecten. Vormen van een volksvertegenwoordiging bleven op papier bestaan, maar hun invloed was nihil. In korte tijd veranderde er politiek en bestuurlijk dus heel veel. Zie voor de politieke ontwikkeling met ook veel bijzonderheden over het ambtenarencorps: Boels, Binnenlandse Zaken. Revoluties en oorlogen zijn slecht voor archieven. Er gaat dan veel erfgoed verloren. De Bataafse Revolutie was in vergelijking met de Franse een zeer milde, maar ook hier leefde de gedachte dat veel van het oude overbodig was en weg kon, om plaats te maken voor iets nieuws dat beter was. In dit artikel wil ik nagaan welke gevolgen al deze veranderingen hadden voor het archief en de kaartenverzameling van de voormalige Domeinraad. Welke beleid voerden de regering, de ambtenaren en de rechtsopvolgers van de Domeinraad in de periode 1795-1810 ten aanzien van het archief en de kaartencollectie. Ik hanteerde dezelfde vragen als in de voorafgaande artikel, te weten: waar werd het archief bewaard? wie was er verantwoordelijk voor het beheer? wat werd er gearchiveerd? wat werd er geacquireerd? wie hadden er toegang tot het archief? hoe was het archief geordend en ontsloten? wanneer, door wie en op grond van welke criteria werd er vernietigd? Wie dit goed in kaart wil brengen, moet ook nagaan welke mensen het archief hebben beheerd, dat wil zeggen niet alleen de besturen maar ook de ambtenaren. In deze periode verambtelijkte het beheer van de domeinen. Het ambtelijke hoofd van het bureau en de inspecteur waren er dagelijks mee bezig en de politiek verantwoordelijke minister liet veel aan hen over. Voor elke periode werd daarom nagegaan hoe de ambtelijke organisatie was gestructureerd. Punt 7 had in het bijzonder mijn aandacht omdat Drossaers, die een inventaris maakte op het archief van de Domeinraad vóór 1581, beweert dat er in of kort na 1798 op grote schaal is vernietigd. Een inventaris uit de zeventiende eeuw geeft aan dat de middeleeuwse archieven van de belangrijkste domeinen toen nog bestonden. Het middeleeuwse gedeelte van het archief van de Nassause Domeinraad bestaat thans grotendeels uit oorkonden, de financiële administratie van vóór ca. 1600 is bijna helemaal vernietigd. Anders dan in de in noot 1 aangehaalde studie is de opzet van dit artikel niet thematisch, maar chronologisch. De reden is dat ik wilde nagaan of de opeenvolgende regimes anders met het archief omgingen. De na de omwenteling elkaar opeenvolgende commissies en bureaus hadden het archief hard nodig. Tot 1801 wilden velen alle ‘feodale’ rechten afschaffen. Het is dan wel zaak te weten welke rechten er zijn, en of ze als ‘feodaal’ beschouwd moeten worden. De meningen over dit begrip liepen al meteen sterk uiteen. Tenslotte werd alleen het leenstelsel afgeschaft en verdwenen enkele vanuit economisch oogpunt onbelangrijke en moeilijk te innen heerlijke rechten zoals het recht op de erfenissen van onwettige kinderen. Er was nóg een reden om het archief zorgvuldig te bewaren. De staatsfinanciën stonden er in 1795 al slecht voor en dat werd alleen maar erger. De tekorten op de begroting liepen ieder jaar op. Er kwamen vanaf 1798 belastingen op inkomen en vermogen en er werd op de kapitaalmarkt geleend. Het krediet van de staat nam echter af. In 1804 was de koers van Natione Schuldbrieven op de buers al tot onder de 40 gedaald. Een koers van 40 wil zeggen dat een obligatie van f 1000 nominaal werd verhandeld voor f 400. Er circuleerden geregeld plannen om domeinen te laten veilen of als onderpand te gebruiken voor een nieuwe lening. De Franse Republiek was in 1791 begonnen met het uitgeven van papiergeld met de domeinen, waaronder de geconfisqueerde kerkelijke goederen, als onderpand. Zo ver kwam het in Nederland niet, maar het idee leefde vanaf 1805 wel. Het artikel eindigt in 1810 toen het koninkrijk Holland werd geliquideerd. Wat er de jaren daarna gebeurde met de staatsdomeinen en hun archieven is een voorwerp van een ander onderzoek. 2. Oude inventarissen Een kort na 1620 door een onbekende gemaakte inventaris van het archief laat zien dat er toen nog veel documenten waren die nu niet meer voorhanden zijn. NA, NDR inv. nr. 823. De bijlage geeft een indruk. Vrijwel alle rekeningen van de domeinen in Breda vanaf 1352 waren er toen nog, zo ook de rekeningen van het domein Oosterhout vanaf 1431, de rekeningen van de drossaard en de schout van Breda vanaf 1410 met daarin de opbrengst van alle opgelegde boeten en schikkingen ter zake van zware misdrijven zoals moord en doodslag en de rekeningen van de heergewaden van het Bredase leenhof vanaf 1460, die betaald moesten worden bij het verhef van een leen. De rekeningen van de kastelein (slotvoogd) van het kasteel van Strijen bij Oosterhout waren vanaf 1428 aanwezig, die van de schout van Oosterhout vanaf 1430. Al deze stukken zijn er niet meer behoudens enkele fragmenten uit de veertiende eeuw die een tipje van de sluier oplichten. Cerutti, Rechtsbronnen, I, nrs. 228 (ca. 1357) en 231 (1359). Uit 1767 dateert een inventaris van een enorm bestand aan rekeningen dat zich toen bevond op de zolder boven de rolzaal van het Hof van Holland en Zeeland. NA, NDR, inv. nr. 827. De ca. 1620 vermelde rekeningen van Breda en Oosterhout zijn daarin terug te vinden. De series liepen meestal door tot het jaar 1720. De rekeningen van daarna werden waarschijnlijk bewaard in het archief van de Domeinraad zelf. Men had de oudere rekeningen niet meer zo vaak nodig, daarom heeft men ze op een andere plaats opgeborgen. Het archief van de Domeinraad werd in 1683 door griffier Ph. Th. Tollius geïnventariseerd. Deze dikke inventaris werd in 1789 door griffier Ferrand ‘gecollationeerd’, dat wilde zeggen hij controleerde of de stukken nog op zijn plaats lagen. Voor de bewaring van de stukken over het domein Breda waren 32 laden nodig. NA, NDR, inv. nr. 829. Deze inventaris bevat alleen losse stukken, geen financiële administratie. De oudste documenten zijn van ca. 1200. Dr. S.W.A. Drossaers, die op het Algemeen Rijksarchief werkte, heeft deze inventaris intensief gebruikt bij het maken van haar inventaris op het oudste deel van het archief die loopt tot 1581. Zij noteerde welke stukken toen nog aanwezig waren. In 1808 bood de commissaris van het bureau Nationale Domeinen A.J. Verbeek aan minister van Financiën Gogel een nieuwe door hem gemaakte inventaris aan. Hij had daar samen met een klerk vele uren in gestoken. Hij beweert dat er voor 1795 nooit een volledige inventaris heeft bestaan van het archief. Dit lijkt mij niet helemaal juist omdat de inventaris van de rekeningen boven het Hof van Holland uit 1767 en de inventaris van Tollius uit 1683 een min of meer compleet beeld geven van wat er toen was. De aanbiedingsbrief van Verbeek is opgenomen in bijlage II. NA, NDR, inv. nr. 843. De inventaris-Verbeek bestaat uit zes delen: Stukken die zich bevinden in het archief van Domeinen Stukken over domeinen die bij decreet van de koning van Holland van 16 april 1807 nr. 61a zijn overgedragen aan de Kroon met daarin de rentambten Breda, Oosterhout-Dongen en Eindhoven-Cranendonk. Stukken afkomstig van de Friese Stadhouderlijke Secretarie Een inventaris van kaarten van diverse rentambten Vijf inventarissen van 526 stukken of bundels die ‘van geen nut zijn voor de Domeinen en van meerder belang van ‘s Rijksarchief geoordeeld worden’ Lijst van enkele registers van de voormalige leenkamer van de grafelijkheid van Holland. NA, NDR, inv. nr. 843. De in bijlage II weergegeven brief spreekt overigens van drie delen, een kwestie van telling. In de eerste inventaris staan vermeld de schouts- en kasteleinsrekeningen van Oosterhout maar zonder tijdsaanduiding. NA, NDR, inv. nr. 843, lijst 1 nr. 135b. Hier zijn ook te vinden tot ca. 1400 teruggaande domeinrekeningen van Dasburg (in Luxemburg, thans in Duitsland) en Diest. NA, NDR, inv. nr. 843, lijst 1 nrs. 23-28. De tweede inventaris bevat een groot aantal rekeningen onder andere van Breda en Oosterhout. De rekeningen van de heergewaden van het leenhof van Breda worden hierin vermeld vanaf 1404, die van de domeinen vanaf 1587, die van de drossaard van Breda vanaf 1513 en die van de domeinen van Oosterhout vanaf 1469. NA, NDR, inv. nr. 843, lijst 1 nrs 21-29 en 41. Bij de inventarissen onder e, waar Domeinen graag van af wilde, is later met potlood bijgeschreven dat deze stukken door de Permanente Commissie van het Amortisatie Syndicaat op 17 maart, 2 juni en 19 september 1826 en op 26 augustus 1828 zijn overgedragen aan de administrateur van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Deze documenten dateren vooral uit de zeventiende en achttiende eeuw en gaan vaak over het Huis Oranje-Nassau. In de vierde lijst van stukken in 1828 opgezonden naar Onderwijs c.a. staan enkele stukken over het prinsdom Orange bijvoorbeeld: een paquet met zeer oude stukken als van de jaren 1240 enz. gesuperscribeerd sixième casse documens [sic] concernant les domaines et les droits seigneuriaux de la principauté d’Orange en Een paquet gesuperscribeerd Orange convention donation, alle zeer oud en op parkament geschreven waar aan verscheidene losse zegels hangen beginnende met den jare 1247 enz. Bij de oprichting van het Amortisatie Syndicaat in 1822 werd de dienst Domeinen onder het beheer van dit geheime ministerie van Financiën gesteld. Koch, Willem I, 401-409. Koch schrijft dat er sprake was van sjoemelen met de boekhouding, onrechtmatige leningen en ‘manipulaties met domeingoederen’. Het Syndicaat en de koning namen het niet zo nauw. Doel was ook het budgetrecht van de Staten-Generaal te ontwijken. Het Syndicaat was een zaak van de koning en werd bestuurd door de Permanente Commissie. In de vijf lijsten onder e. worden geen domeinrekeningen van Breda en Oosterhout vermeld. Bijna alle stukken in deze lijst gaan over de periode van de Republiek. Een in 1818 door Domeinen opgestelde inventaris van rekeningen in het archief van de Domeinraad stemt wat betreft de rentambten Breda, Oosterhout-Dongen en Steenbergen-Roosendaal overeen met de gegevens in de inventaris-Van Hoof. NA, Hoofdadministrateur der Domeinen inv. nr. 393. Er waren toen nog wel veel bijlagen - de zogenaamde liassen – bij de rekeningen aanwezig die er nu niet meer zijn. Bijlagen bij rekeningen ontbreken in de inventaris-Van Hoof trouwens vrijwel geheel. Dit alles duidt erop dat er na 1795 massaal is vernietigd. 3. Periode 1795- januari 1798 Het einde van de Domeinraad Op 18 januari 1795 vlucht de erfstadhouder Willem V naar Engeland nadat de militaire situatie hopeloos is geworden en de Fransen elk moment Den Haag kunnen bezetten. Hij neemt een belangrijk deel van de financiële administratie met zich mee. In een notariële akte van 15 januari ontslaat de prins onder dankzegging voor alle bewezen diensten alle raden, rekenmeesters, de auditeur en onderhorige ambtenaren. NA, NDR, inv. nr. 204, resolutie 27 februari 1797. De Domeinraad gaat echter gewoon door met zijn werk alsof er niets gebeurd was. Op 29 januari 1795 constateert de Raad dat er thans dagelijks zaken veranderen, dat de Fransen overal in Holland zijn en dat de vijandelijkheden zijn gestaakt. NA, NDR, inv. nr. 183, resolutie 29 januari 1795 Een groot aantal rentmeesters krijgt order om naar zijn standplaats terug te keren. Wanneer de Fransen om geld vragen, dan moeten zij daar ‘in aanmerking der teegenswoordige omstandigheden’ daaraan meewerken, de Raad kan niets anders dan daarin berusten. In Buren dringen onbekenden het kasteel binnen. Deuren worden geforceerd, kisten stukgeslagen en papieren door elkaar gehaald. De Franse legercommissaris heeft de rentmeester 1204 gulden, die hij in kas had, afgevorderd. NA, NDR, nr. 183, resolutie 16 februari 1795. Daarop volgen berichten uit andere domeinen dat functionarissen uit hun ambt zijn ontzet. De Raad antwoordt daar niets tegen te kunnen doen. Het register met resolutiën eindigt met een vergadering op 5 maart 1795. Beheerscommissies en decentralisatie Het nieuwe bewind, dat bestond uit ‘provisionele representanten’ dat wil zeggen niet gekozen vertegenwoordigers van het volk, confisqueerde de bezittingen van de gevluchte erfstadhouder en ging over tot decentralisatie van het beheer. Bij decreet van 25 maart 1795 benoemden de provisionele representanten van het volk van het gewest Holland vier heren tot administrateurs van de goederen van de gevluchte prins. Maar één van hen mr. J. Amman was lid van de oude Domeinraad, de drie anderen waren: mr. C.E. Schoorn, P.F. van Son en J.H. Noordbeek. Mr. Amman was voor zijn benoeming tot lid van de Domeinraad in 1792 stadhouder van de lenen van Polanen en Naaldwijk geweest, twee heerlijkheden in het Westland. Hij had dus enige ervaring. Op 17 april melden deze vier heren zich op het kantoor van de Domeinraad. Zij nemen het beheer over van de oude raad die uit zijn functie wordt ontheven en stellen meteen ambtenaren aan, namelijk: J.J. Schmolck tot commies van de griffie W.H. de Hertogh en W. van Leeuwen tot klerken J. de Milleville tot commies ter auditie van de rekeningen L.C.L. Kocker tot klerk J. Sloot tot kamerbewaarder A. van Beek tot comptoirbode en G. van der Linden tot contrarolleur en algemeen opzichter over de domeinen De nieuw benoemde ambtenaren treden dadelijk in functie en richten de administratie in op de voet van de oude raad. Mr. Amman en andere leden van de voormalige Domeinraad dragen papieren over aan de nieuwe administrateurs. Overgegaan wordt tot ontzegeling van de kasten. Ook de lessenaar van de griffier, de twee penantkastjes in de raadkamer en het kistje gevoerd met rode zijde dat diende ter bewaring van de dagelijks inkomende stukken, worden geopend. De administrateurs beheerden alleen de domeinen die lagen in het gewest Holland én het gehele archief van de Domeinraad. De andere gewesten stelden ieder voor zich eigen commissies aan die de domeinen in hun gewest gingen beheren. De in België en Luxemburg gelegen domeinen waren al door de Franse Republiek geconfisqueerd, die in de Generaliteitslanden door de rechtsopvolger van de in 1795 opgeheven Raad van State, het Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande. Hoof, Inventaris, 33. Op aandringen van Holland werd het beheer in 1796 weer gecentraliseerd, nadat door Holland uitgevoerde berekeningen hadden uitgewezen dat anders de rente op de uitstaande geconsolideerde schuld van Nassause Domeinen, die niet geassigneerd was op afzonderlijke domeinen maar op de thesaurie, niet kon worden uitbetaald. De dagen volgend op 17 april 1795 werden door de Hollandse administrateurs besteed aan een inspectie van alles wat er was. Zij rapporteerden daarover in een apart verbaal dat loopt over de periode 17-23 april. Afgeschreven in: NA. NDR, inv. nr. 198. Daarin bevindt zich ook een lijst van de banden over Breda, Oosterhout, Ter Brake, Roosendaal en Steenbergen die onder griffier Ardesch waren gevormd door stukken uit het archief te lichten en deze te ordenen volgens een legalistisch georiënteerd schema waarna alles was ingebonden. Zie over deze operatie het in noot 1 vermelde artikel. De lijst vermeldt ook een groot aantal cijnsboeken, enkele stads- en dorpsrekeningen en enkele tolrekeningen. De resolutiën van de Hollandse administrateurs beslaan vier delen over de periode april 1795 tot 8 november 1796. Daarvan heb ik alleen de periode tot 3 mei doorgenomen. Al spoedig keert de routine van het domeinbeheer terug. De Hollandse commissie verandert niets aan de wijze waarop de domeinen beheerd worden. Op 24 april schrijven zij aan de rentmeesters in Holland dat zij in functie blijven en door moeten gaan met het inzenden van financiële maandstaten en jaarlijks hun generaal rapport moeten inleveren. NA, NDR, inv. 198, resolutie 24 april 1795. Er komt wel een conceptinstructie voor de nieuw te benoemen thesaurier-generaal die door de Hollandse representanten wordt aangesteld, maar deze is zo veel mogelijk gemodelleerd naar de oude instructie. NA, NDR, inv. nr. 198, resolutie 28 april 1795. Een landelijke beheerscommissie De resolutiën van de daarop volgende landelijke commissie genaamd ‘administrateurs van de door de Fransen geabandonneerde goederen van de vorst van Nassau’ heb ik alle doorgenomen. Dit was een commissie van de vanaf 1 maart 1796 functionerende Nationale Vergadering. Zij beheerde alle domeinen in de Bataafse Republiek. De gewestelijke commissies droegen hun taken en de bijbehorende archivalia slechts langzaam over, met als hekkensluiter Zeeland dat aanvankelijk niet mee wilde werken. In november 1797 was de zaak nog niet in orde. NA, NDR, inv. nr. 207, resolutie 13 november 1797. De commissie werd per decreet van de Nationale Vergadering van 13 oktober 1796 benoemd en bestond uit: Egbert van Dompselaar Evert Temminck Johannes Hermanus Noordbeek Johannes Jacobus Loke Alexander Willem Swart NA, NDR, inv. nr. 203, resolutie 8 november 1796. Tussen deze beheerscommissie en de Nationale Vergadering stond een Commissie van Superintendenten. Het archief van deze commissie heb ik niet kunnen vinden maar uit de resolutiën van de beheerscommissie wordt voldoende duidelijk hoe dit in de praktijk werkte. De beheerscommissie vergaderde dagelijks van maandag tot en met vrijdag. De president wisselde regelmatig. De werkwijze was gelijk aan die van de Domeinraad. Zaken werden veelvuldig voor advies doorgezonden naar een rentmeester of een lid van de commissie die dan weer rapport uitbracht waarna er een besluit viel. Ambtelijke organisatie Na goedkeuring van de Nationale Vergadering werd op 4 maart 1797 een groot aantal nieuwe ambtenaren benoemd, namelijk (namen gevolgd door jaarsalarissen in guldens): commies ter secretarie Arnoldus van Beek 2000 eerste klerk Carel Quant 1300 tweede klerk Jan de Vries 1000 derde klerk Joannes Petrus van Echten 1000 vierde klerk Johannes Christiaan Korte 800 vijfde klerk Louis Hendrik Visee 600 zesde klerk Hermanus Wielheesen 500 klerk ter auditiekamer Dirk Uhrlep 1000 kamerbewaarder Jacob van der Heiden 800 comptoirbode J. Joosten 400 bode van de thesaurier Rummely 400 kasteleinesse Elizabeth Verbroek weduwe van Johannes Webbers 500 opzichter gebouwen in het hele land Jacob Victor Koningsberger 600 plus een reisgeld van 5 gulden per dag. De functie van commies ter auditiekamer werd vacant gehouden. De nu fungerende commies was J. de Milleville. De dag erop werd er voor de nieuw benoemden een uit 22 artikelen bestaande instructie vastgesteld NA, NDR, inv. nr. 204, resolutie 7 maart 1797 De klerken moeten aanwezig zijn van 10 uur ’s morgens tot half 5 ’s middags. Zij zijn tot geheimhouding verplicht en staan onder ede. De resolutiën en uitgaande brieven moeten de volgende dag klaar zijn. Zij moeten behoorlijke lijsten maken van de stukken ‘benevens van de plaatsen waar dezelve gelegen zijn op dat zij in staat zijn bij de eerste requisitie dezelve dadelijk te kunnen produceeren’, dat wilde zeggen dat zij op een of andere wijze moesten archiveren. De registers mogen niet meer dan vier weken achter liggen. Er gaat iedere week een rapport naar de Commissie van Superintendentie. De administratie van de griffie bestaat uit een journaal van inkomsten en uitgaven van de thesaurier, een nieuw aan te leggen ambtboek, notulen en korte notulen. Artikel 18 bepaalt: Niemant zal enige stukken met zich mee naar huis mogen neemen zonder permissie van den secretaris daar toe bekomen te hebben. en artikel 19 dat de klerken aan niemand toegang tot het archief en de kaartenverzameling mogen verlenen. Stukken mogen niet aan leden van de commissie worden meegegeven zonder voorkennis van de secretaris. Als er uitgeleend wordt aan commissieleden, dan met een ondertekend bewijs van ontvangst. Er werd vermoedelijk ook ’s avonds gewerkt. Elke klerk kreeg in 1798 de beschikking over één kaars. NA, NDR, inv. nr. 208, resolutie 5 januari 1798. Personeelszaken In november 1796 benoemde de Nationale Vergadering Albert Jan Verbeek uit Dordrecht tot secretaris. NA, NDR, inv. nr. 203, resolutie 23 november 1796. Deze man was ‘een man bij de geleerde waereld genoegzaam bekend door zyne schriften, een beproefd patriot […] die getoond heeft alles voor ’t vaderland veyl te hebben’. Hij was geboren in Arnhem in 1758 en werd leraar aan de Latijnse School van Dordrecht. Van 1798 tot 1801 was hij lid van de Eerste Kamer van het Vertegenwoordigend Lichaam van het Bataafse Volk. Hij overleed in Den Haag in 1829. Biografisch Portaal. De functie van deze Eerste Kamer komt min of meer overeen met de huidige Tweede Kamer. Na deze politieke benoeming volgde de aanstelling van een thesaurier in de persoon van Abel César Molière. NA, NDR, inv. nr. 203, resolutie 1 december 1796. Het biografisch portaal bevat over hem nauwelijks gegevens. De nieuwe financiële man had al eerder aan de Hollandse beheerscommissie voorgesteld om de Italiaanse dat wilde zeggen de koopmansboekhouding in te voeren, maar Holland had dit punt doorgeschoven naar de landelijke beheerscommissie. NA, NDR, inv. nr. 203, resolutie 14 december 1796. Over Molière vond ik in het Biografisch Portaal geen andere gegevens. De financiële administratie bleef echter ingericht volgens het kameralistische systeem. Zowel Verbeek als Molière zouden tot 1810 aanblijven. Molière was de opvolger van Rudolf van Olden, de laatste thesaurier en rentmeester-generaal onder het oude bewind. Hij komt niet voor in het Biografisch Portaal. Hij was in 1788 benoemd en werd door de erfstadhouder vlak vóór zijn vertrek op 15 januari 1795 ontslagen. NA, NDR, inv. nr. 203, resolutiën 21 en 29 december 1796. Op bevel van de prins overhandigde hij rekeningen, originele registers, documenten en stukken aan enkele door deze aangewezen personen. Na het vertrek van de prins verrichtte hij naar zijn zeggen nog wel enkele werkzaamheden en was bereid daarover rekening en verantwoording aan de commissie af te leggen. Deze eiste echter dat Van Olden dit zou doen voor zijn gehele beheer over de jaren dat nog geen rekening en verantwoording was afgelegd. De zaak bleef slepen. In het archief ontbreken de rekeningen over de boekjaren 1791- 30 juni 1795. Pas in 1802 werd duidelijk wat er in 1795 was gebeurd. NA, NDR, inv. nr. 215, resolutie 19 juli 1803. In verband met een rechtszaak tegen Van Olden kwam er een advies binnen van de landsadvocaat. Op 17 januari 1795 was al het kasgeld, zijnde een bedrag van 76.870 gulden 6 stuivers en 13 penningen en het hele archief in vijf gesloten kisten naar Scheveningen gebracht en daar over geladen in gereed liggende schepen om naar Engeland te worden vervoerd. De sleutels van de kisten waren toen overgedragen aan Van Olden die ze weer overhandigde aan prins Willem V. Vermoedelijk betrof het hier alleen het archief van de thesaurie. Het archief van de Domeinraad was véél omvangrijker. De Raden van Financiën besloten daarop de zaak tegen Van Olden stop te zetten omdat hij niet in staat was om rekening en verantwoording af te leggen. Ik heb nog niet gevonden of de naar Engeland overgebrachte stukken ooit weer naar Den Haag zijn teruggekeerd. Archief Op 11 november 1796 verzocht de beheerscommissie het gewest Holland om het archief en de bibliotheek aan haar over te dragen. NA, NDR, inv. nr. 203, resolutie 11 november 1796. Dit gebeurde een week later. De charters en papieren bleken in orde te zijn. NA, NDR, inv. nr. 203, resolutie 17 november 1796. De president hield toen een toespraak die in het resolutieboek is afgeschreven. NA, NDR, inv. nr. 203, resolutie 18 november 1796. Wij kunnen nu aan het werk, zo zei hij, maar dit soort werk was voor hem onbekend terrein voor zover de domeinen buiten Holland lagen. Hij rekende op tegenwerking van de nieuw gekozen lokale besturen en particulieren die zouden proberen de oorlogsschade op de domeinen te verhalen. Het beste leek hem ‘beginnen wij dus onze deliberatiën met yver en bedaardheid gepaard met eensgezindheid’. Een deel van het archief, vermoedelijk de stukken over de domeinen in Staats-Brabant, lagen nog bij het Comité te Lande. De commissie verzocht dit comité om overdracht van het archief, maar deze verschool zich achter een uiterst formalistische redenatie. Pas na een decreet van de Nationale Vergadering kwamen de stukken over. NA, NDR, inv. nr. 203, resoluties 9, 19 en 22 december 1796. De Bataafse revolutie uitte zich inmiddels in verzet tegen als ‘feodaal’ beschouwde instellingen. Vanuit Buren werd bericht dat de leenkamer van Buren buiten werking was gesteld, dat de rentmeester sinds de omwenteling geen herendiensten meer had laten doen, dat de molendwang en het jachtrecht niet meer werden nageleefd. NA, NDR, inv. nr. 203, resolutie 28 december 1796. In maart 1797 schreef de beheerscommissie aan de Commissie van Superintendentie zijn werk als onse uitgebreide en moeilijke werkzaamheeden, in zeer veele zaken en domeinen veel duijsterheden en verwarringen aantreffen veroorsaakt door het gemis van onontbeerlijke documenten en de gevolgen van den oorlog. NA, NDR, inv. nr. 204, resolutie 6 maart 1797. In 1797 bevond het archief van het graafschap Culemborg zich nog ter plaatse. De commissie wilde graag dat het in vier vertrekken ondergebrachte archief werd geïnventariseerd en daarna zou worden overgebracht naar Den Haag. NA, NDR, inv. nr. 204, resolutie 28 februari 1797, en nr. 205, resolutie20 april 1797. In 1797 wordt er geklaagd over de slechte toegankelijkheid van het archief. Commies Van Beek is veel tijd kwijt aan ‘het opzoeken van verscheide oude stukken uit de registers van den gewezen Domeinraad tot elucidatie der administrateurs’. Daarom wordt een deel van zijn werk overgedragen aan klerk J.C. Korte. NA, NDR, inv. 207, resolutie 20 oktober 1797. Veel zoekwerk is nodig om de pensioenverplichtingen vast te stellen. De laatste stadhouder had de gewoonte om personeel na betrekkelijk korte tijd in dienst te zijn geweest eervol te ontslaan met toekenning van een pensioen voor de rest van zijn of haar leven. Volgens een in januari 1798 opgestelde lijst moest er jaarlijks 23.962 gulden en 5 stuivers aan pensioenen worden uitgekeerd. NA, NDR, inv. nr. 208, resolutie 23 januari 1798. De uitstaande schulden van het Huis bedroegen in totaal f 2.040.247-7-5. Er werd nog gewerkt aan een lijst van vorderingen van het Huis op de gewesten en de Generaliteit. De arbeidsintensieve herordening van het archief in de periode Ardesch beperkte zich tot enkele Brabantse rentambten; de rest van het archief was in 1797 nog even slecht geordend als in 1767. Bibliotheek en kaartenverzameling De gewezen meester op het buitenjacht van de erfstadhouder levert in 1795 een lijst van boeken in die op het jacht werden bewaard. De lijst bevat onder andere een Bijbel in quarto, een atlas en tien delen uit de door Tirion uitgegeven Staat der Verenigde Nederlanden. De boeken worden toegevoegd aan de eigen bibliotheek. NA, NDR, inv. nr. 198, resolutie 29 april 1795. Een lijst van archiefstukken en boeken opgesteld door de administrateurs die aangesteld waren door de provisionele representanten van het volk van het gewest Holland van 4 november 1796 bevat ook een catalogus van de bibliotheek van de Domeinraad. Deze stond in de vergaderkamer en telde 42 titels. Het zijn vooral plakkaatboeken en gedrukte costumen. NA, NDR, inv. nr. 842. Dit tekent weer eens de juridische optiek die de oude Domeinraad hanteerde. In 1797 werd besloten de bibliotheek en de bladmuziek te laten veilen. De Haagse boekverkoper Van Cleef maakte een catalogus met daarin niet alleen boeken maar ook prenten en rariteiten. Hij maakte aparte catalogi van de bibliotheken van de erfprins, de latere koning Willem I, en zijn jongere broer prins Frederik. Hij raadde de commissie aan voorlopig niet tot verkoop over te gaan omdat door de oorlog de prijzen lager zouden uitvallen. Het was verstandig te wachten op betere tijden. Van Cleef meldde ook dat er zich in het paleis Noordeinde, dat was omgevormd tot ‘Nationaal Hotel’, nog enkele kisten bevonden met militaire plans, kaarten, familieportretten en schilderijen. NA, NDR, inv. nr. 204, resolutiën 23 januari, 10 en 20 februari 1797. 4. De periode 1798-1801 Een radicaal bewind Op 22 januari 1798 plegen radicale politici met medewerking van generaal Daendels, de opperbevelhebber van het Bataafse leger, een staatsgreep. Politici die voor een federale staatsvorm zijn worden zonder dat er een schot gelost wordt verwijderd. De Franse minister van Buitenlandse Zaken Talleyrand vond dat de staatsgreep was uitgevoerd met een orde, een wijsheid en een eenheid, die waarlijk bewondering afdwingen in een land waar de mannen over het algemeen weinig hartstocht hebben en weinig gewend zijn aan de grootse opvattingen van een revolutie. Veer, Daendels, 69. De beheerscommissie reageerde bliksemsnel op de staatsgreep van 22 januari 1798 met een brief aan de grondwetgevende vergadering. Deze is vleierig van toon: Daar gij het heilloos foederalisme tot wiens fnuiking meer dan menschelijke kragten schenen vereischt te worden, door uwen mannelijken moed gepaard met beleid en standvastigheid in eenen slag, als ’t waare hebt nedergeveld’ NA, NDR, inv. nr. 208, resolutie 29 januari 1798. Isaac Jan Alexander Gogel, agent en minister van Financiën Onder een Uitvoerend Bewind komen acht ‘agenten’ (ministers) te staan. Een van hen is Isaac Jan Alexander Gogel die agent van Financiën wordt. De beheerscommissie is voortaan aan hem verantwoording schuldig. Gogel is een echte patriot en progressief. Aanvankelijk was hij voor een inkomstenbelasting met een sterk progressief tarief. Later werd hij realistischer. Hij streefde naar een eenheidsstaat met een sterke centrale regering. Dat doel werd mede dankzij hem wel bereikt. In 2017 verscheen een interessante en zeer leesbare monografie over deze politicus geschreven door Postma onder meer oud secretaris-generaal van Financiën. Postma besteedt geen aandacht aan het door Gogel gecreëerde bureau Nationale Domeinen. De bijdrage van Domeinen aan de totale inkomsten van de staat waren overigens gering. Een jaar na zijn benoeming tot agent van Financiën legt Gogel al een plan op tafel voor een nieuw belastingstelsel dat de druk verschuift van indirecte naar directe belastingen. Om politieke redenen zou dit pas in 1805-1806 worden gerealiseerd. De voormalige Nassause Domeinen vallen ook onder Gogel. Op 21 juni schrijft hij de commissie van beheer dat de door haar beheerde goederen voortaan ‘Nationale Domeinen’ zijn. NA, NDR, inv. nr. 209, resolutie 21 juni 1798. Gogel voert een centrale postregistratie en een centrale archivering voor het hele agentschap in. Hij wenst een goed ambtenarenapparaat dat goed gesalarieerd is zodat ambtenaren niet op zoek gaan naar bijverdiensten. De in zijn ogen ideale ambtenaar is kundig en loyaal. Postma, Gogel, 93 en 129. Actuele en betrouwbare informatie over de begroting en geldstromen acht hij van kardinaal belang. Dat betekent dat het dynamische archief goed moet worden bijgehouden. Postma, Gogel, 151. Hij vestigt zijn agentschap aan het Binnenhof in de lokalen waar tot 1795 de Raad van State had gezeten. De ambtenaren werken in de Trèveszaal en omliggende vertrekken. Postma, Gogel, 96. Op 12 juli 1798 volgt een tweede staatsgreep geïnitieerd door Gogel en Spoors, die agent van Marine is, met medewerking van generaal Daendels die een minder radicaal bewind in het zadel helpt. Ook nu wordt er geen schot gelost. Veer, Daendels, 76-77 en Postma, Gogel, 112-115. Na de tweede staatsgreep wordt de beheerscommissie door het Uitvoerend Bewind eervol ontslagen. Zij moet de archieven overdragen aan degene die de agent van Financiën aanwijst. De thesaurier blijft in functie. Zijn werk mag niet tot stilstand komen, de domeinen leveren nog steeds veel geld op, ook al omdat de prijzen van granen en daarmee de landpachten en de tiendopbrengsten omhoog vliegen. NA, NDR, inv. nr. 209, resolutie 26 juli 1798. De derde coup in 1801 leidt ertoe dat Gogel wordt ontslagen als agent van Financiën. De wind is gedraaid, veel oude functionarissen zoals drossaarden en rentmeesters keren terug. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 3 oktober 1801. De rentmeesters Motman uit Breda en Spoor uit Eindhoven overigens niet. Een transactie tussen de Franse en de Bataafse Republiek In 1800 stond de Franse Republiek tegen betaling van 6 miljoen franks oftewel 2,82 miljoen gulden een groot complex van voornamelijk in Bataafs-Brabant gelegen domeinen af aan de Bataafse republiek. Het betrof de goederen van de markies van Bergen op Zoom, enkele andere adellijke geslachten en die van een groot aantal in België en het westen van Duitsland gevestigde geestelijke instellingen vooral kloosters en kapittels. Deze waren door de Fransen geconfisqueerd. Door deze transactie werd het domeinbezit van de Bataafse Republiek enorm vergroot. Vreemd genoeg bracht Gogel, die de onderhandelingen met de Fransen op gang had gebracht, het beheer over deze nieuwe domeinen niet onder bij zijn bureau Nationale Domeinen maar bij een onafhankelijk opererende maar wel onder zijn gezag staande Commissie van Breda. Het is niet duidelijk waarom Gogel dat heeft gedaan. Zweegers, Commissie van Breda, Inleiding. In 1800 droegen de Fransen ook het beheer van de in België en Luxemburg gelegen domeinen over aan Den Haag. In april liet Gogel de rentmeesters van deze domeinen aanschrijven dat zij voortaan onder het bureau Nationale Domeinen in Den Haag vielen. Het betrof de domeinen in Dasburg, Sankt Vith, Büttgenbach, Montfort, Diest, Sichem, Meerhout en Scherpenheuvel. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutie 21 april 1800. Al spoedig bleek dat de Fransen roofbouw hadden gepleegd. Er was veel verkocht en bossen waren gekapt. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutie 12 juni 1800 (voorbeeld Diest). Personeelszaken De staatsgrepen brengen in de hele Republiek een banencarrousel op gang. Ambtenaren die de nieuwe orde niet zijn toegedaan worden ontslagen, burgers die zich erop beroepen ware patriotten te zijn melden zich met velen als sollicitant naar functies die vacant zijn of misschien komen. In de praktijk blijkt de zuivering van het ambtenaren corps, ook bij de Nassause Domeinen, een lastige opgave. Zittende ambtenaren weten hoe ze het spel moeten spelen, zij weigeren hun archief over te dragen en halen trucjes uit de kast om aan te blijven. Bovendien blijkt al gauw dat de meeste rentmeesters hun ambt voor veel geld hebben gekocht. Hoe radicaal de nieuwe bewindhebbers ook zijn, zij willen geen streep halen door vóór 1795 aangegane overeenkomsten en dus moet er worden nagedacht over een regeling tot schadeloosstelling. Enkele weken na de eerste staatsgreep gaat de Commissie van Administratie over tot het ontslag van rentmeester W.L.J. Spoor die sinds 1790 het rentambt Eindhoven en Cranendonk onder zijn hoede heeft en dit combineert met een hele reeks functies in dit gebied. De baronie van Cranendonk omvatte behalve de stad Eindhoven de heerlijkheden Strijp, Stratum, Woensel, Gestel, Maarheeze, Soerendonk en Budel. Spoor deelt in Eindhoven en wijde omtrek de lakens uit en daar moet een einde aan komen. Volgens de commissie is hij ongeschikt voor zijn functie. Spoor verzet zich uit alle macht tegen dit ontslag, weigert het archief over te dragen en er ontwikkelt zich een slepende affaire. Naar aanleiding hiervan machtigt de Commissie van Superintendentie de Commissie van Administratie om alle ambtenaren te ontslaan die het teegenwoordige systhema van zaken niet te zijn toegedaan of door andere fouten of gebreeken in de waarneeming der bedieningen het zij onbekwaam zijn of zich onwaardig gedraagen hebben de zelve langer waar te nemen, alle dusdanige van hunne posten te ontzetten en hier van ten spoedigste aan deeze Commissie kennis geeven. NA, NDR, inv. nr. 208, resolutie 16 februari 1798 en 19 februari (secreet). Er moeten lijsten komen van alle ambtenaren met vermelding of zij de nieuwe orde zijn toegedaan. De rentmeesters moeten binnen acht dagen opgeven of zij deel hebben genomen aan de grondvergaderingen - een onderdeel van de in 1795 ingevoerde democratische verkiezingen – en of zij daar een politieke verklaring hebben afgelegd dat zij afkerig zijn van het oude stadhouderlijke bewind. Commies Verbeek moet uitzoeken welke rentmeesters hun ambt hebben gekocht en voor welke prijs. NA, NDR. inv. nr. 208, resolutie 1 maart 1798. In Breda ontstaat de zaak-Motman. Gerrit Willem Motman (1734-1823) is geboren in Mook, dat destijds in het hertogdom Kleef lag, en in 1755 in Leiden in de rechten gepromoveerd. In 1778 wordt hij benoemd tot rentmeester van het domein Breda. Hij was daarvoor drossaard van Roosendaal en Nispen. Door aankoop wordt hij vrijheer van Oisterwijk bij Gorcum en bezitter van het nog bestaande landgoed Landfort in Megchelen bij Ulft in Gelderland. Op 12 maart 1798 geeft de commissie order om hem te arresteren en zijn archief in beslag te nemen. Temminck en commies Van Beek reizen naar Breda om dit besluit uit te voeren. NA, NDR, inv. nr. 208, resolutie 12 maart 1798. Motman wordt wel gearresteerd, maar ontsnapt kort daarna uit zijn gevangenis. Zijn goederen worden in beslag genomen waaronder enkele kisten met archiefstukken over het domein. De zaak ontwikkelt zich tot een slepende affaire die in 1809 nog niet is afgewikkeld. NA, NDR, inv. nr. 208, resolutiën 20 maart, 6, 10 14, 17, 25 en 30 april 1798 en inv. nr.211, resolutie 8 februari 1799. Na de coup van 1801 draait de wind in een voor Motman gunstige richting. Op 13 juni 1801 wordt het arrestatiebevel ingetrokken. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 9 en 16 juni 1801.. Hij overlijdt tenslotte in 1823 na alle wisselingen van de wacht overleefd te hebben. Website Brabant Erfgoed onder ‘Motman’. De opvolger van Motman is Emmericus de Weert die rentmeester van het domein Steenbergen-Roosendaal is. De twee andere kandidaten zijn rentmeester van de domeinen in Leerdam en Liesveld. De commissie vindt, zo staat er in de resolutie, het rentambt Breda te belangrijk om het aan onkundigen toe te vertrouwen. Zij kiest dus uit drie zittende rentmeesters, homines novi zijn nu even niet gewenst. NA, NDR, inv. nr. 208, resolutie 29 maart 1798. Dat neemt niet weg dat er nieuwe rentmeesters worden benoemd die goede patriotten en kundig zijn. Dat gebeurt in de rentambten Geertruidenberg, Willemstad, Ysselstein, Soestdijk, ’t Loo en Westland. NA, NDR, inv. nr. 208, resolutie 6 april 1798. Op 2 juli 1799 neemt het Vertegenwoordigend Lichaam, het parlement van de Bataafse Republiek, een decreet aan. Alle ambtenaren, bedienden en gepensioneerden die zich op 31 juli 1798 niet hebben laten inschrijven in het stemregister zijn vervallen uit hun ambt of verliezen hun pensioen. NA, NDR, inv. nr. 211, resolutie 8 juli 1799. Dat geldt voor nationale, departementale en lokale ambtenaren en zelfs voor lieden die in dienst zijn van de beide failliet gegane compagnieën, de VOC en de WIC. Gogel besluit daarop de uitbetaling van pensioenen aan niet-ingeschreven ambtenaren stop te zetten. Op 16 januari 1800 gaat hij daadwerkelijk over tot het ontslag van een groot aantal ambtenaren van de domeinen. waaronder de rentmeesters van Breda, Vlissingen en Ameland. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutiën 16 en 24 januari 1800. Ambtelijke organisatie In oktober 1798 regelt Gogel de formatie van zijn bureau Nationale Domeinen. NA, NDR, inv. nr. 210, resolutie 11 oktober 1798. Deze ziet er dan als volgt uit. De bedragen tussen haakjes zijn de jaarsalarissen. chef de bureau W. Swart (4000) inspecteur-generaal E. Temminck (2500) commies W.H. de Hertogh (1600) commies C. Quant (1600) commies ter auditiekamer J. de Milleville (1600) klerk De Vries (1200) klerk Uhrlop (1000) klerk Van Echten (1000) klerk Koningsberger (1000) klerk Korte (900) klerk Visée (800) klerk Van der Jagt (800) kamerbewaarder J. van der Heijden (800) kasteleinse de weduwe Webbers (500) bode J. Joosten (400) bode ter thesaurie A. Rummely (400) Het bureau had dus een formatie van 16 personen (15 mannen en één vrouw) met salarissen die uiteenliepen van 4000 tot 400 gulden per jaar. Er was geen archivaris. In 1800 werd de formatie door het Uitvoerend Bewind opnieuw vastgesteld: NA, NDR inv. 212, resolutie 5 juli 1800. Het besluit van het Uitvoerend Bewind is van 1 juli. thesaurier Abel Caesar Molière met zijn klerken (5000) (de thesaurier betaalt uit eigen zak de salarissen van zijn klerken die dus ook aan hem ondergeschikt zijn) waarnemend-chef de bureau Alexander Willem Swart (3000) inspecteur Evert Temminck (3000) drie commiezen namelijk Johannes de Milleville, Carel Quant en Willem Hendrik de Hertogh (drie maal 1600) acht klerken namelijk: Jan de Vries (1200) Johannes Petrus van Echten (1000) Dirk Uhrlop (1000) Pieter Jacob Koningsberger (1000) Johan Christiaan Kort (900) Louis Henry Visée (800) Pieter van der Jagt Wzn. (800) kamerbewaarder, bode en boutefeu Jacob Joosten (400) A.W. Swart wordt kort daarna auditeur, een tot dan toe vacante functie. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 8 september 1801 In augustus 1801 werd een instructie vastgesteld voor de ambtenaren van het bureau. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 29 augustus 1801, Alle commiezen en klerken moesten stemgerechtigde burgers zijn en zij moesten een goede en leesbare hand van schrijven hebben. De kantoortijden waren van maandag tot en met zaterdag tussen negen uur ’s morgens en vijf uur ’s middags. Alleen weggaan met verlof van de chef de bureau. Zij hadden een geheimhoudingsplicht en mochten niemand toelaten in het archief en aan mensen van buiten geen afschriften geven van archiefstukken of hen stukken laten zien. De instructie week niet wezenlijk af van de instructies daterend van vóór 1795. Inspecteur Temminck De loopbaan van Evert Temminck ontwikkelt zich ondertussen. Op 1 augustus 1798 wordt gemeld dat hij benoemd is tot inspecteur-generaal van de domeinen. Alle rentmeesters moeten met hem samenwerken, zo luidt de order uit Den Haag. NA, NDR, inv. nr. 209, resolutie 1 augustus 1798. Hij moet van Gogel nagaan wie er allemaal in dienst is als opzichter, werkmeester of anderszins en wie van hen kan worden ontslagen. NA, NDR, inv. nr. 209, resolutie 1 augustus 1798. Hij moet alle stukken die zijn post aangaan zoals bestekken nazien en controleren of zij in orde zijn. NA, NDR, inv. nr. 209, resolutie 6 augustus 1798. In 1799 wordt hij erop uit gestuurd om de kantoren van Niervaart, Breda, De Zwaluwen, Zevenbergen, Prinsenland, Steenbergen-Roosendaal, Oosterhout en Willemstad te onderzoeken. Vier maanden later brengt hij daarover rapport uit. NA, NDR, inv. nr. 211, resolutie 16 september 1799 en nr. 212 In augustus 1800 gaat hij op bezoek bij de domeinen in België en Luxemburg met de bevoegdheid om daar zaken af te doen, maar hij moet wel rapporteren wat hij gedaan heeft. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutiën 2 en 18 augustus en 10 september 1800. Temminck reist veel. Zijn declaratie wegens reis- en verblijfskosten over de periode 26 april 1800 tot 14 januari 1801 bedraagt 6229 gulden 6 stuivers en 8 penningen. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 2 februari 1801. Voortzetting van de oude wijze van werken In de wijze van werken verandert na 1795 weinig, procedures die in 1795 en volgende jaren in onbruik waren geraakt, worden vanaf 1798 weer ingevoerd. Een daarvan zijn de generale rapporten die alle rentmeesters sinds 1777 jaarlijks moesten inleveren en die door de Domeinraad in zijn vergaderingen werden behandeld. Hoe de oude procedure wordt hersteld laat ons het generaal rapport van het rentambt Breda over het jaar 1798 zien. Op 28 maart 1799 bericht chef de bureau Swart over het generaal rapport uit Breda aan de minister. NA, NDR, inv. nr. 211, resolutie 28 maart 1799. De agent neemt het rapport en het commentaar van Swart over en zendt alles terug naar de rentmeester. Een kopie van het rapport gaat naar inspecteur Temminck om het bij zijn werk te gebruiken. Het jaar daarop neemt Gogel op 28 januari ‘met ongenoegen ontwaar’ dat veel rentmeesters hun rapport nog niet hebben ingeleverd. Zo ook de ‘onvervankelijke of gissingstaat’ over 1800 (een soort begroting) en andere periodieke rapporten over de financiële gang van zaken. Er gaat een order uit om ‘zonder verwijl’ hieraan gehoor te geven. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutie 28 januari 1800. Twee weken later zijn er al zes generale rapporten binnen. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutie 10 februari 1800. In 1801 kreeg rentmeester De Weerdt in Breda te horen dat hij zich aan de oude regel moest houden dat in elke missive maar één onderwerp mocht worden behandeld. Bij meer onderwerpen in één brief ontstonden ‘inconveniënten in het quotiseren en seponeeren der stukken’. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 25 juli 1801. Deze regel werd ook elders in de administratie gehanteerd bijvoorbeeld bij het ministerie van Koloniën in de negentiende eeuw. Ook dit wijst weer op het belang dat men, althans op papier, hechtte aan een goede archivering. Archief Gogels order tot vernietiging (1798) Daags na de eerste staatsgreep kregen de commies en de klerk van de auditiekamer opdracht om alle oranje linten aan de boeken en registers te verwijderen en te verbranden. NA, NDR, inv. nr. 208, resolutie 25 januari 1798. Het respect voor oude rechten bleef echter bestaan, zelfs als deze van doen hadden met het Huis Oranje-Nassau. In juni schreef de beheerscommissie aan de Commissie van Superintendentie dat men in het archief onderzoek had gedaan naar een oude rente van 2600 gulden per jaar waarop de vorst van Steinfurt aanspraak maakte. Gebleken was dat prins Maurits deze in zijn testament van 1625 had toegekend aan zijn zuster Emilia die getrouwd was geweest met Emmanuel van Portugal, een afstammeling van de Portugese koning. Vermoedelijk was de rente door vererving in handen gekomen van de vorst van [Burg]Steinfurt. Domeinen adviseerde de Commissie de rente weer uit te betalen en dat gebeurde ook. NA, NDR, inv. nr. 209, resolutie 27 juni 1798. Ditzhuyzen, Oranje-Nassau, 81-82. Wanneer de commissie in juli 1798 plaats maakt voor Gogel en zijn nieuwe bureau Nationale Domeinen dragen de leden van de commissie het archief over mét inventarissen genummerd A tot en met M. Daarna nemen de leden van de commissie van elkaar vriendelijk afscheid. NA, NDR, inv. nr. 209, resolutie 31 juli 1798. Deze inventaris is niet meer in het archief op het Nationaal Archief aanwezig. Wanneer de dag erna Gogel aantreedt als directeur van het nieuwe bureau Nationale Domeinen neemt hij het volgende besluit: Is by den agent geresolveerd den burger J. de Vries klerk bij het bureau van administatie over de door de Franschen aan deeze Republiek geabandonneerde en thans Nationaal verklaarde goederen van den vorst van Nassau bij deeze te authoriseeren en te gelasten om alle de oude chartres en papieren gehoorende tot voorzeide goederen behoorlijk te sorteeren en te leggen elk op het domein waaronder zij gehooren en die geenen welke door ouderdom onleesbaar of van geen aanbelang zijn te verscheuren doende van zijn verrichtingen rapport. NA, NDR, inv. nr. 210, resolutie 1 augustus 1798. Gogel machtigt dus klerk De Vries om oude stukken die niet meer van belang of onleesbaar zijn te verscheuren en daarover te rapporteren. Dit werk laat de agent over aan een lagere ambtenaar, niet aan de commies of de inspecteur. De commies is er voor het belangrijke werk en de inspecteur is voortdurend buitengaats. Aangezien ik in de resolutieboeken verder geen enkele aantekening vond over een rapportage met betrekking tot selectie en vernietiging van archiefstukken, moet er mondeling zijn gerapporteerd. Gogel wilde opruimen en had er geen moeite mee weg te gooien wat voor hem niet meer van belang was, dat wilde zeggen stukken waaraan geen rechten of vorderingen op anderen meer konden worden ontleend. Ik heb het sterke vermoeden dat de middeleeuwse archieven en veel andere stukken van vóór ca. 1700 in 1798 en de jaren daarna op grond van dit besluit van Gogel zijn vernietigd. Voor een lijst van wat er toen verloren moet zijn gegaan wordt verwezen naar de bijlage. Archief Onderzoek naar cijnzen Stukken waaraan wél rechten konden worden ontleend werden wel bewaard. Een goed voorbeeld zijn de cijnsboeken die vaak teruggaan tot de late middeleeuwen. Artikel 25 van de grondwet van 1798 luidde: Alle Tiend-, Chijns- of Tijns-, Nakoops-, Afstervings en Naastings-regten, van welken aard, mitsgaders alle andere Regten of Verpligtingen, hoe ook genoemd, uit het Leenstelsel of Leenregt afkomstig en die hunnen oorsprong niet hebben uit een wederzijds vrijwillig en wettig verdrag, worden, met alle de gevolgen van dien, als strijdig met der Burgeren gelijkheid en vrijheid, voor vervallen verklaard. De vraag was nu of de talloze cijnzen, die in bijna alle rentambten geheven werden, ‘feodaal’ waren of dat zij voortkwamen uit vrijwillig aangegane zakelijke overeenkomsten bijvoorbeeld een geldlening, een schulddelging of een uitgifte in erfpacht. Renten voortkomend uit zakelijke overeenkomsten waren niet ‘feodaal’ of ‘heerlijk’ en zouden dus blijven bestaan. Agent Gogel gaf al in augustus 1798 opdracht aan alle rentmeesters om door te gaan met het innen van de cijnzen. Het wachten was op het Vertegenwoordigend Lichaam dat binnen achttien maanden na afkondiging van de grondwet een regeling moest treffen voor de afkoop van rechten ‘welke als vruchten van wezenlijken eigendom kunnen beschouwd worden.’ NA, NDR, inv. nr. 210, resolutie 29 augustus 1798. Veel rentmeesters gingen daarna in hun archieven op onderzoek uit naar de oorsprong van de cijnzen zoals de rentmeester van Niervaart die een nota over dit onderwerp inzond. Gogel liet alle nota’s doorsturen naar de chef de bureau om daar uit en uit alle andere stukken, welke ter charterkamer van dat bureau voorhanden zijn, een memorie [te maken] waaruit blijkt dat dit wettig verkregen rechten zijn die dus niet kunnen worden afgeschaft zelfs niet met schadevergoeding. NA, NDR, inv. nr. 210, resolutie 14 september (twee resolutiën). Gogel was er dus op uit de cijnzen te handhaven. Hij achtte ze kennelijk te waardevol om er zomaar van af te zien. Toen de municipaliteit van Oosterhout de rentmeester verhinderde de cijnzen te innen, gaf Gogel opdracht actie tegen haar te ondernemen. NA, NDR, inv. nr. 210, resolutie 5 december 1798. De cijnzen bleven bestaan, al konden zij wel worden afgelost, wat in deze tijd en in de negentiende eeuw op grote schaal plaatsvond. Archief Afstoting en verwerving In september werd een groot aantal staten van oorlog uit de periode 1613-1777 overgedragen aan de agent van Oorlog. NA, NDR. inv. nr. 210, resolutiën 6 en 10 september 1798. Toen de weduwe van de rentmeester van Dieren weigerde de rekeningen van haar overleden man over te dragen omdat zij haar particulier eigendom zouden zijn, eiste Gogel dat ze naar Den Haag werden overgebracht, anders zou zij geen decharge krijgen. NA, NDR, inv. nr. 211, resolutiën 17 en 26 april 1799. In 1799 en 1800 werden archieven die behoorden aan het Huis Oranje-Nassau overgebracht van de zolder boven het hof van justitie van Holland en Zeeland naar het gebouw waar het Bureau Nationale Domeinen kantoor hield. NA, NDR, inv. nr. 211, resolutie 18 december 1799. In april 1800 was dit werk voltooid blijkens een onkostendeclaratie van maar liefst 338 gulden en 12 stuivers. De stukken waren schoongemaakt en gesorteerd en daarna vervoerd. Stukken die van doen hadden met de Duitse bezittingen en die zich ten huize van de burger F. van Maanen bevonden werden verzegeld. NA, NDR, inv. nr. 211, resolutie 27 december 1799 en inv. nr. 212, resolutie 9 april 1800. Niet duidelijk is waar deze stukken over gingen. In januari 1800 werd de verzegeling opgeheven. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutiën 9 januari en 8 mei 1800. Kaartenverzameling De grondwet van 1798 bepaalde dat er een geheel nieuwe kaart moest komen van de Republiek. Aanvankelijk wilde men deze samenstellen op basis van bestaande kaarten, later besloot men over het gehele land een driehoeksmeting te leggen die aansloot bij die van de Franse Republiek. Uitterhoeve, Kraijenhoff, 161-167 en NA, NDR, inv. nr. 210, resolutie 29 augustus 1798. Zie ook besluiten Eerste Kamer van 25 en het Uitvoerend Bewind van 26 augustus 1798. De leiding van het project werd opgedragen aan Cornelis Kraijenhoff, die toen luitenant-kolonel der Fortificatiën was, een tak van dienst die weer onder het agentschap van Oorlog viel. Deze officier wist waar goede kaarten te vinden waren en er kwam dus een verzoek binnen om overgave van kaarten. In juli 1798 droeg Domeinen een onbekend aantal kaarten en plans van militaire objecten, die zich ten op het paleis Noordeinde bevonden, over aan de agent van Oorlog. NA, NDR, inv. nr. 209, resolutie 27 juli 1798. Het Uitvoerend Bewind liet een oproep in de couranten plaatsen om kaarten in te leveren die van nut zouden kunnen zijn. De rentmeester van Niervaart droeg met toestemming van Gogel een fraaie kaart over met Niervaart, en een deel van Zevenbergen, Fijnaart, De Heiningen en Willemstad. NA, NDR, inv. nr. 210, resolutie 4 september 1798. Ook commissaris van Landbouw Jan Kops was op zoek naar getekende of gedrukte kaarten, want hij wilde maatregelen nemen om de landbouw te bevorderen. Gogel gaf daarop aan Swart opdracht om de bestaande inventaris aan te vullen en een kopie daarvan naar Jan Kops te zenden. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutie 1 mei 1800. In december 1800 vroeg de Eerste Kamer om kaarten van het Mastbos en het Liesbos bij Breda. Met het maken van de nieuwe landelijke kaart was men gevorderd tot de Baronie van Breda. Gogel ging akkoord met de tijdelijke overdracht van de gevraagde kaarten. NA, NDR, inv. nr. 212, resolutie 16 december 1800. Domeinen was ook geïnteresseerd in kaarten die zich op de regionale kantoren bevonden. In 1801 berichtte rentmeester Hetterschey uit Niervaart dat hij bezig was met een kartering van zijn ambtsgebied, Hij had daarvoor de jongeman Pieter van Diggelen als landmeter ingeschakeld. Bij het inmeten was gebleken dat een hoeve, waarvan de pachter beweerde dat hij 42 bunder en 375 vierkante roeden groot was, wel 77 bunder en 301 roeden groot bleek te zijn. Domeinen was zeer tevreden over dit blijk van ambtsijver. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 27 april 1801. Bij zijn bezoek aan het rentambt De Zwaluwen gaf Temminck order om de inventaris van de daar aanwezige kaarten aan te vullen en een kopie ervan te maken. NA, NDR, inv. nr. 214, resolutie 5 april 1802. Oprichting van de Nationale Bibliotheek De bibliotheek van de vroegere stadhouder werd op last van het Vertegenwoordigend Lichaam en het Uitvoerend Bewind in 1798 overgebracht naar het Nationaal Hotel (Noordeinde). Nadat alles in orde was gebracht, zouden leden van het Vertegenwoordigend Lichaam, het Uitvoerend Bewind, de agenten en hun secretarissen en de leden van de Nationale Rekenkamer vrije toegang tot de collectie hebben. Uitvoering van dit decreet werd toevertrouwd aan Johannes van Cleef boekverkoper in Den Haag. NA, NDR. inv. nr. 210, resolutie 19 november 1798. Hiermee werd de grondslag gelegd voor wat nu de Koninklijke Bibliotheek is. In 1800 werd ook een ‘algemene landsarchivaris’ benoemd wat het begin is van het Nationaal Archief. In 1803 diende Van Cleef zijn declaratie ad 421 gulden in voor het opmaken van een gedeeltelijke catalogus van de bibliotheek van de erfstadhouder. Hij meldde dat hij In 1795 gemachtigd was om alles te laten veilen, maar dit daarna was getraineerd waarna besloten was om de bibliotheek om te vormen tot een Nationale Bibliotheek. De directie werd opgedragen aan de commissie tot Inspectie der Zaal van het Vertegenwoordigend Lichaam. Hoofd van deze commissie was de heer J. Lublink de Jonge. NA, NDR, inv. nr. 216, resolutie 8 juni en 22 juni 1803. Joannes Lublink de Jonge leefde van 1736 tot 1816 en was letterkundige en vertaler. Zie over hem: Biografisch Portaal. 5. Periode 1801-1805 Een behoudender koers De staatgreep van 1801 betekende dat Gogel, die te radicaal was, het veld moest ruimen. Er kwam een nieuwe college van een thesaurier-generaal en raden van de Nationale Domeinen. Dit installeerde zich op 8 december 1801 en bestond uit S. Abbema, J.H. Appelius en J.A. de Vos van Steenwijk. Zij waren door het Staatsbewind op 3 december aangesteld. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 8 december 1801. Abel Cesar Molière bleef thesaurier. In de jaren daarna keerden veel oude ambtenaren weer terug op hun post, aan anderen werd een schadeloosstelling uitgekeerd omdat zij hun ambt van de oude Domeinraad hadden gekocht. In 1803 kwam er een algemene regeling. NA, NDR, inv. nr. 216, resolutie 17 januari 1803 met een besluit van het Uitvoerend Bewind van 10 januari 1803. Personeelszaken en bedrijfscultuur De formatie van het bureau werd in deze periode niet opnieuw vastgesteld. Een maatregel uit 1802 laat goed uitkomen dat de oude van vóór 1795 daterende werkwijze bleef bestaan. Alle rentmeesters moesten periodiek inzenden: een jaarlijks generaal rapport over hun rentambt; maandstaten die aangaven hoeveel de rentmeester in kas had; een schatting van de inkomsten voor het komende jaar; een lijst met een korte inhoud van de ontvangen resolutiën met vermelding van wat hij ermee gedaan had. NA, NDR, inv. nr. 214, resolutie 8 januari 1802. De procedure rond het generaal rapport is al eerder besproken. Al deze stukken moesten worden gearchiveerd. Er kwam een nieuwe instructie voor de commies van de auditiekamer. NA, NDR, inv. nr. 214, resolutie 21 juni 1802. Op deze afdeling werden de door de rentmeesters ingezonden jaarrekeningen gecontroleerd. De commies mocht niet rechtstreeks corresponderen met de rentmeesters en andere comptabelen. Bij hem ingekomen brieven van rentmeesters moest hij afgeven aan de chef de bureau. Zonder toestemming van de chef mocht hij geen inzage geven in stukken en hij mocht geen stukken uitlenen of kopieën ervan laten maken. In geval van brand op het Binnenhof of directe omgeving moest hij zich terstond melden op het bureau. NA, NDR, inv. nr. 214, resolutie 21 juni 1802. Temminck en de Nationale Kunstgalerij In de boedel van de gevluchte stadhouder trof het bureau Domeinen veel schilderijen aan. Een deel was in 1795 door de Fransen meegenomen naar Parijs. In 1799 besloot Gogel de achtergebleven schilderijen onder te brengen in een zaal van het Huis ten Bosch. NA. NDR. inv. nr. 211, resolutie 12 januari 1799. Dit is het begin van wat later het Rijksmuseum in Amsterdam zou worden. Op kosten van Domeinen werden in de jaren hierna schilderijen aangekocht. De kunstgalerij was tegen betaling toegankelijk voor bezoekers. In 1802 werd de directie over de verzameling opgedragen aan Evert Temminck gezien ‘de noodzakelijkheid dat een duurzame en prompte directie over het Kunst Kabinet in het Huis in het Bosch worde daargesteld’. NA. NDR, inv. nr. 214, resolutie 5 maart 1802. Temminck bleef daarnaast druk in de weer met het bezoeken van domeinkantoren waar hij talrijke orders gaf. De raden van Financiën en de andere ambtenaren van Domeinen bleven in Den Haag. De inhoud van Temmincks uitvoerige rapporten wordt wel weergegeven in de resolutieboeken. Archief In 1802 werden stukken over de West-Indische bezittingen (Suriname en Curacao) overgedragen aan de Raad der Amerikaanse Koloniën. Domeinen had de stukken niet nodig, trouwens ze verkeerden in wanorde. Uit de resolutie blijkt dat deze stukken deel uitmaakten van het archief van de Stadhouderlijke Secretarie. Dit werd toen kennelijk ook door Domeinen beheerd. Klerk De Vries was toen belast met het inventariseren van het archief van de Secretarie. NA. NDR, inv. nr. 215, resolutie 15 september en 1 oktober 1802. Het beleid ten aanzien van de zorg voor de archieven op de domeinkantoren bleef zo als het was. Een goed voorbeeld was het archief van de heerlijkheid Wernhout. Deze bij Zundert gelegen kleine ongeveer 1000 gulden per jaar opbrengende heerlijkheid was in 1699 aangekocht en onder een aparte rentmeester geplaatst. Nadat chef de Bureau Verbeek had uitgerekend dat de zuivere opbrengst maar 25 gulden per jaar bedroeg werd besloten de aparte rentmeester af te schaffen en zijn werk toe te vertrouwen aan de rentmeester van de erfgranen in Breda, een kantoor dat evenmin veel om het lijf had. Er werd niet besloten alle domeinen in en rond Breda onder één rentmeester te brengen, wat heel goed gekund had. Wel werd bepaald dat het archief van het rentambt Wernhout moest worden overgebracht naar het kantoor van de erfgranen en hierover aan het Staatsbewind (de regering) te schrijven of dit zijn goedkeuring kon wegdragen. De heren vonden het goed. NA, NDR, inv. nr. 221, resolutie 13 juni 1804 en inv. nr. 222, resolutiën 2 en 13 juli 1804. Dit tekent de behoudende koers die er onder het Staatsbewind werd gevaren. De resolutieboeken staan vol met dit soort kleine zaken, die met veel toewijding en zin (of zucht?) voor detail werden behandeld en na vele deliberatiën afgehandeld waarbij de finale beslissing was voorbehouden aan een collegiaal bestuur. Kaartenverzameling De kaartenverzameling ondervond geen ingrijpende veranderingen. Op voorstel van de rentmeester in Grave en inspecteur Temminck werd toestemming gegeven om landmeter De Haan een kaart te laten maken van de Peel ten zuiden van Grave. NA, NDR, inv. nr. 213, resolutie 27 juli 1801 en inv. nr. 214, resolutie 12 februari 1802. 6. Periode 1805-1810 Centralisatie Terugkeer van Gogel als minister In 1805 werd het meerhoofdige Staatsbewind op last van Napoleon vervangen door een éénhoofdig bewind. De keuze viel op Rutger Jan Schimmelpenninck de gezant van de Bataafse Republiek in Parijs. Op 30 april 1805 benoemde hij Gogel tot staatssecretaris van Financiën en Gogels vriend Elias Canneman tot secretaris van het departement van Financiën. NA, NDR, inv. nr. 225, resolutie 1 mei 1805. Zie over Elias Canneman (1777-1861) het Biografisch Portaal met een biografie door Mieke Van Leuwen-Canneman. Onder Gogel en Canneman vielen het Bureau van de Nationale Domeinen en de Commissie van Breda. Het nieuwe bewind leidde tot centralisatie van bevoegdheden in Den Haag en verdere verambtelijking. Zie bijvoorbeeld: NA, NDR, inv. nr. 225, resolutie 27 mei 1805. Het wordt aan alle ministers verboden om veranderingen door te voeren zonder voorkennis en machtiging van de raadspensionaris. Het ging om aanbestedingen en de vergeving van subsidies en banen met een vast inkomen. Vacatures moesten gemeld worden aan de raadspensionaris. Het besluit was ingegeven door minister Gogel. In een instructie voor de Raad van Financiën, die uit drie personen bestond en desgevraagd de minister van Financiën moest adviseren, is een artikel opgenomen over het archief: De notulen dezer vergaderingen van de raden als collegie beschouwd en de archieven bij dezelve behoorende worden bij die van het ministerie van Finantiën onder de responsabiliteit van den secretaris van staat bij dat departement gecustodieerd. NA, NDR, inv. nr. 225, resolutie 31 mei 1805. Op diezelfde dag wordt een instructie vastgesteld voor de secretaris van het departement van Financiën. NA, NDR, inv. nr. 225, resolutie 31 mei 1805. Hij assisteert de secretaris van staat en heeft ‘het toezicht en de directie over de bureaux aan het ministerie geattacheerd en de werkzaamheden aldaar verricht wordende’ (art. 4). Hij moet dagelijks vroegtijdig de stukken die ongeopend binnenkomen en aan het ministerie zijn geadresseerd, sorteren en bepalen voor welk bureau ze bestemd zijn. Hij boekt ze in in de agenda ‘met korte woorden’ en geeft deze over aan de secretaris van staat. Hij mag zonder toestemming van de secretaris van staat geen inzage geven in enige stukken en geen stukken onder zich mogen houden (art. 9). Hij zorgt ervoor dat alle betalingen in registers worden geboekt. Hij moet alle processen in de gaten houden en alle uitgaande stukken controleren. Alles wat er omgaat in het ministerie moet geheim blijven (art. 21). Hij mag geen handel drijven, ook niet indirect, in effecten (art. 24). Over het archief wordt niets bepaald. De positie van de secretaris is die van de latere secretaris-generaal van een departement. In principe is hij verantwoordelijk voor alles wat er op het departement omgaat. Twaalf dagen later volgt een instructie voor de staatssecretaris van Financiën. NA, NDR, inv. nr. 225, resolutie12 juni 1805. De artikelen 49 tot 60 gaan over Domeinen. De staatssecretaris heeft ‘de administratie en het oppertoezigt’ van alle domeinen, ook die van de provinciën en wat door andere vorsten aan de Republiek is afgestaan. Ook ‘de beheering der zeestranden en strandvonderijen’ valt onder Domeinen. Artikel 56 bepaalt dat hij de domeinen van de vorst van Nassau administreert en dat de Commissie van Breda zich houdt aan de instructie vastgesteld door het Uitvoerend Bewind van 7 juni 1800 nr. 57. Artikel 58 bepaalt nog eens uitdrukkelijk dat onder hem ook vallen de domeinen die tot nu toe werden geadministreerd door de departementale besturen van Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen, Brabant, Gelderland en Holland. Hij mag voorstellen doen tot verkoping van domeinen. Het 81 artikelen tellende stuk bevat geen bepalingen over het archiefbeheer van het departement of Domeinen. Onder koning Lodewijk Napoleon behouden Gogel en Canneman dezelfde functies. In mei 1809 neemt Gogel echter ontslag nadat hij gemerkt heeft dat de koning zijn eigen weg gaat en een financieel beleid voert dat hij niet verantwoord acht. Wit, ‘De Noordelijke Nederlanden’, 182. Op 19 mei roept hij alle hoge ambtenaren van zijn departement bijeen om hen mee te delen dat de koning hem op zijn herhaald en dringend verzoek ontslag heeft verleend. Tot waarnemend minister van Financiën is de meer plooibare Appelius benoemd. NA, NDR, inv. nr. 243, resolutie 19 mei 1809. Een week later ontbiedt Appelius de ‘commissaris der administratie’ van Domeinen bij zich op het ministerie om hem mee te delen dat de koning op 23 mei besloten heeft om de domeinen ‘onder een bijzonder opsigt en bestuur te brengen’ en tot directeur ervan aan te stellen de staatsraad Karl Friedrich Wilhelm von Bernuth. NA, NDR, inv. nr. 243, resolutie 26 mei 1809. Von Bernuth (1757-1832) was geboren in Kleef en bleef directeur van de Publieke Domeinen tot en met 31 december 1811. Daarna was hij nog even directeur van de directe belastingen in het departement van de Westereems (Groningen en omgeving). Biografisch Portaal. Domeinen viel met deze maatregelen niet meer onder het ministerie van Financiën en werd de speelbal van koning Lodewijk Napoleon en zijn machtige broer de Franse keizer. In het voorjaar van 1810 werden het gebied ten zuiden van de Waal en de Merwede afgestaan aan de keizer. De in Bataafs-Brabant en Zeeland gelegen domeinen werden daarmee keizerlijke domeinen. NA, NDR, inv. nr. 266, resolutie 24 oktober 1810. Ambtelijke organisatie Op 9 juni 1806 wordt de organisatie van het bureau Nationale Domeinen opnieuw vastgesteld. NA, NDR, inv. nr. 229, resolutie 9 juni 1806. De volgende (her)benoemingen vinden dan plaats (met jaarsalaris in guldens tussen haakjes): commissarissen der administratie Albert Jan Verbeek en Evert Temminck ieder op een salaris van 3500 thesaurier en ontvanger-generaal Abel Cesar Molière 5000 (dit salaris is bestemd voor hemzelf en zijn eigen bedienden) commies-notularis bij de commissaris Carel Daant 1800 commies bij de commissaris belast met de inspectie Victor Jacob Koningsbergen 1800 commies mede ter assistentie van de inspectie Hendrik Willem Jan Keyser 1800 commies op de auditiekamer J. van Waalwijk 1800 commies indexmaker Jan de Vries 1400 charterklerk J.C. Korte 1200 klerk-expediteur P. van der Jagt 1200 klerk-auditiekamer D. Uhrlep 12000 ordinaris klerken J.A. Deventer, A. van Geijt en G.W. de Hertogh ieder op 700 P.J.A.L. Sobels klerk 400 kamerbewaarder en kastelein J. Joosten 850 De formatie telde 16 plaatsen met twee commissarissen, een thesaurier en ontvanger-generaal, vijf commiezen, een klerk voor het archief, zes gewone klerken en een kamerbewaarder. Aan salarissen van dit ambtenarencorps was de staat jaarlijks 27.550 gulden kwijt. Er waren toen 21 rentambten in de Bataafse Republiek en nog zes in het latere België en Luxemburg plus Ameland en Oranjewoud in Friesland. Deze 21 rentmeesters verdienden jaarlijks in totaal 27.550 gulden en een of twee procent van de bruto ontvangsten van hun rentambt. De best betaalde rentambten waren Breda, Niervaart en De Zwaluwen. NA, NDR, inv. nr. 229, resolutie 18 april 1806. Daar komen dan nog bij de salarissen van lagere beambten zoals comptoirboden en uristen en de declaraties wegens reis- en verblijfskosten van inspecteur Temminck. Uristen: schrijvers die per uur werden betaald. De loonkosten van Domeinen bedroegen in 1806 dus tenminste 50.000 gulden. Nieuw zijn de functies van archivaris en een aparte commies voor het maken van de index, de toegang op het archief. Inspecteur Temminck werd in 1807 ook ingeschakeld bij de confiscatie van een aantal opgeheven geestelijke instellingen in de vier aan het keizerrijk toegevoegde departementen in Rijnland. Hij diende daarover een declaratie in van 4062 gulden 2 stuivers en 4 penningen. NA, NDR, inv. nr. 233, resolutie 27 april 1807. Pfeil geeft meer details over de organisatie van het bureau Domeinen. Er waren vier secties namelijk het secretariaat, de inspectie (de buitendienst), de thesaurier en de auditiekamer. Pfeil, Overheidsfinanciën, 493. Personeelszaken Thesaurier De Molière berichtte in 1808 dat hij wegens lichaamsgebreken en ouderdom zijn werk niet meer goed kon doen en vroeg om zijn commies G.P.H. Jahn als waarnemer te mogen laten optreden. Dit werd wel toegestaan, maar de minister bepaalde dat hij volledig verantwoordelijk bleef voor het financieel beheer. Tot dit verzoek heeft zeker meegespeeld dat bureau toen op het punt stond te verhuizen naar Amsterdam waar de keizer zijn intrek wilde nemen in het stadhuis op de Dam. NA, NDR, inv. nr. 238, resolutie 31 augustus 1808. Ook kamerbewaarder en kastelein J. Joosten hield het wel voor gezien. NA, NDR, inv. nr. 239, resolutie 26 oktober 1808. Geschuif met domeinen De nieuwe koning wenste voor zich zelf een deel van de nationale domeinen als een kroondomein. In maart 1807 verzocht de grootmeester van het Huis des Konings de heer Senegra al om toezending van kaarten en plattegronden van de domeinen ’t Loo, Soestdijk, Borculo, Honselersdijk en het Huis ten Bosch. De minister gaf toestemming om het materiaal dat nog aanwezig was over te dragen. NA, NDR, inv. nr. 232, resolutie 6 maart 1807. In augustus 1807 werden enkele Nassause domeinen en domeinen die vielen onder de Commissie van Breda gelegen in Gelderland, Brabant en Maasland (Zuid-Holland) overgedragen. Het betrof onder andere de Nassause rentambten Breda, Oosterhout, Grave, Steenbergen, Borculo, ’t Loo, Bredevoort en Lichtenvoorde. Uitdrukkeljk werd bepaald dat de bijbehorende archieven mee zouden gaan. NA, NDR, inv. nr. 234, resolutiën 14 augustus 1807 (twee stuks). 22 augustus en 24 augustus, 8 en 9 september 1807. Een jaar later werd deze maatregel echter weer ongedaan gemaakt. Dit hield verband met en vordering van de keizer op het koninkrijk Holland van 300.000 gulden. De domeinen in Utrecht en Gelderland bleven van de koning, maar die in Brabant keerden weer terug naar het bureau Nationale Domeinen c.q. de Commissie van Breda. De archieven, die nog niet waren overgedragen, bleven op hun plaats, behalve die van Gelderland en Utrecht; deze dienden wel te worden overgedragen. NA, NDR, inv. nr. 238, resolutie 11 augustus 1808. Het jaar daarop werd de zaak weer anders geregeld. De keizer had nu een vordering van jaarlijks 500.000 Franse franks op het koninkrijk. Deze zou worden voldaan door de overdracht van een groot aantal domeinen in Brabant, Utrecht, Gelderland en Maasland, zowel voormalige Nassause domeinen als domeinen die door de Commissie van Breda werden beheerd. De heer De la Barre, die door de keizer gemachtigd was om de transactie uit te voeren, wenste alleen landerijen, geen molens of gebouwen, te ontvangen. Ik vermoed dat dat te maken had met de sterk gestegen landprijzen. De overdracht ging met terugwerkende kracht in op 1 januari 1809. NA, NDR, inv. nr. 240, resolutie 15 januari 1809. Er werden tabellen opgemaakt met nauwkeurige gegevens over de opbrengst van de af te stane domeinen. Een curieuze bepaling is dat de minister van Financiën zou behouden de percelen gelegen aan de rivieren omdat die voor aanwas vatbaar zijn, verder veren omdat die tot het koninkrijk behoorden en landen die met turfmoer of potaarde bezet uit dien hoofde eene meerdere waarde in zich bevatteden dan bij de tabellen daar voor konden worden uitgetrokken, en eindelijk alle zulke bosschen en houtgewassen die op hun groei staande door den tijd eene meerdere revenu beloofde. NA, NDR, inv. nr. 240, resolutie 15 januari 1809. De wisselkoers was 1 Franse frank = 0,4725 Hollandse gulden Er werd driftig gerekend en de keizer moest het volle pond krijgen. Volgens artikel 7 van de akte van cessie werden kaarten en archieven evenals lopende contracten van huur en anderszins overgedragen aan de nieuwe eigenaar. Een nieuwe overeenkomst van 13 april 1809 betrof een ruil tussen de keizer en zijn broer. De koning kreeg de kort daarvoor de koning van Pruisen aan hem afgestane domeinen in Oost-Friesland in ruil voor in Holland gelegen domeinen. Er werden toen ook rentambten gesplitst omdat de keizer alleen de beste stukken wenste te ontvangen. NA, NDR, inv. nr. 266, resolutiën 8 en 12 oktober 1810. Toenemende geldnood en plannen tot verkoop van domeinen De in de vorige paragraaf behandelde transacties moeten worden gezien in het licht van de toenemende geldnood van het koninkrijk Holland. In mei 1808 kreeg de rentmeester in Oranjewoud opdracht een voorstel te doen aan de minister om dit domein te verkopen. NA, NDR, inv. nr. 237, resolutie 24 mei 1808. In augustus klaagde thesaurier Molière dat er bijna geen geld meer binnenkwam en dat hij leningen aangegaan in Antwerpen en Frankfurt moest aflossen. De minister besloot de vordering om te zetten in recepissen, schuldbekentenissen op papier waarvan het nog maar de vraag was of ze ooit zouden worden voldaan. De crediteuren moesten wachten op een op stapel staande geldlening van 30 miljoen gulden. NA, NDR, inv. nr. 238, resolutie 22 augustus 1808 en nr. 239, resolutie 3 oktober 1808 Rentmeesters kregen geheime orders om alle geld dat ze konden missen over te maken naar Den Haag. NA, NDR, inv. nr. 238, resolutie 28 september 1808. Op 31 maart 1809 brengt Gogel rapport uit aan de koning over de financiële situatie van Domeinen. Er is geen geld in kas om een vordering van een compagnie in Berlijn af te lossen en de rente erop te betalen. Hij stelt aan de koning voor om voor 600.000 gulden aan Nassause domeinen te verkopen. NA, NDR, inv. nr. 241, resolutie 31 maart 1809. Gogels opvolger luidt in juli opnieuw de noodklok bij de koning. Er is geen geld in kas en crediteuren waaronder de firma De Neufville in Frankfurt kunnen niet worden betaald. De koning heeft daarop niet geantwoord. Von Bernuth dringt aan op een beslissing om domeinen te gaan verkopen. NA, NDR, inv. nr. 251, resolutie 10 juli 1809. Op 11 augustus is er nog geen antwoord van de koning en heeft zich een nieuwe grote schuldeiser aangediend. NA, NDR, inv. nr. 252, resolutie 11 augustus 1809. Op 6 december 1809 vraagt de directeur aan een groot aantal rentmeesters om een opgave te doen van welke domeinen kunnen worden verkocht mét opgave van de vermoedelijke opbrengst. NA, NDR, inv. nr. 256, resolutie 6 december 1809. Op 20 december 1809 schrijft Von Bernuth aan de minister van Financiën dat hij van commissaris Verbeek heeft gehoord dat er in 1810 niet voldoende in kas zal zijn om de gewone uitgaven te bestrijden. De exploitatie van de domeinen is al enige tijd verliesgevend en Domeinen heeft grote voorschotten moeten doen aan de schatkist. NA, NDR, inv. nr. 256, resolutie 20 december 1809. Wanneer de minister meer informatie wil over de situatie antwoordt Von Bernuth hem met een rapport met een verwijzing naar een eerder rapport aan de koning van 26 september 1809. NA, NDR, inv. nr. 257, resolutie 5 januari 1810. In 1795 was het de bedoeling de goederen van de vorst van Nassau bijeen te houden en uit de opbrengsten daarvan eerst alle erop rustende schulden af te lossen. Daarom zijn deze goederen niet vermengd met de staatskas. De eerste jaren na 1795 stegen de opbrengsten aanzienlijk, maar daarna gingen deze achteruit. In september 1809 bedroegen de uitgaven van de thesaurie op jaarbasis fl. 710.649-14-12. Daarna zijn deze nog veel verder gestegen. De zuivere inkomsten van de overgebleven domeinen bedroegen niet meer dan fl. 245.472-0-11 ½ . Deze zijn daarna nog verder gedaald. Het tekort voor 1810 is nu berekend op fl. 465.177-14- ½ . De lening aan het College Maritime in Berlijn moet worden afgelost, wat neerkomt op fl. 506.000, zo ook de lening van fl. 100.000 van de heer Van Oosthuizen. In 1805 is het Huis ten Bosch om niet afgestaan aan de raadspensionaris. Daar kwamen nog betalingen bij wegens de domeinen die in 1807 aan de Kroon zijn overgedragen. Daarvan zijn de jaren 1807 en 1808 betaald, 1809 nog niet. Kortom, Domeinen is vanaf 1805 gebruikt als melkkoe, maar dat gaat niet langer. Archief en kaartenverzameling De al van vóór 1795 daterende regel dat rentmeesters de inventaris van hun ambtsarchief moesten aanvullen bleef gehandhaafd. Geregeld zonden rentmeesters lijsten in van stukken die het afgelopen jaar aan het archief waren toegevoegd. In 1807 is er nog steeds sprake van een geheimzinnige kist met papieren die zich ten huize van de thesaurier bevonden en waarop beslag was gelegd. NA, NDR, inv. nr. 232, resolutie 2 februari 1807. De afsplitsing van een kroondomein leidde tot verzoeken om overdracht van archieven en kaarten. De intendant van het koninklijke huis vroeg in november 1807 om overgave van alle stukken over de domeinen die aan de Kroon waren afgestaan. De intendant wenste ook een kopie van de resolutiën van de Domeinraad met de bijbehorende index en nog veel meer stukken. Gogel antwoordde dat de gevraagde stukken waaronder ook kaarten konden worden overgedragen, maar dat er van de resolutieboeken maar één exemplaar was. Dit was niet waar want van de resolutiën bestonden een netexemplaar en een minuut. Er zat volgens Gogel niets anders op dan de resoluties die betrekking hadden op het Kroondomein te laten overschrijven. NA, NDR, inv. nr. 235, resolutiën 20 en 23 november 1807. Aangezien de familie Bonaparte en zijn personeel al spoedig weer op andere gedachten kwamen, is dit tijdrovende gekopiëer waarschijnlijk niet doorgegaan. Een deel van de kaartenverzameling is in deze periode of later overgedragen aan het ministerie van Financiën zoals blijkt uit een in 1818 opgestelde inventaris. NA, Hoofdadministrateur der Domeinen inv. nr. 394. Verhuizingen leiden tot wanorde van het archief In 1809 wenste de intendant-generaal van de koning nog meer: graag opzending van alle kaarten, plattegronden en andere stukken over de kroondomeinen. Commissaris Verbeek kreeg een afzonderlijke ruimte toegewezen om alles uit te zoeken. Domeinen vroeg de intendant-generaal echter om clementie, omdat de meeste van deze documenten door eene tot twee malen toe bij overhaasting herhaalde verhuizing zich geheel in desordre in een pakhuis alhier bevinden, zal het tot het sorteren van dezelve eenige tijd gevorderd worden. NA, NDR, inv. nr. 236, resolutie 9 maart 1808. In oktober 1809 was de door de verhuizing veroorzaakte chaos nog steeds niet onder controle. Domeinen berichtte aan de minister van Financiën dat daardoor het opsporen van stukken die nodig waren in verband met de overdracht van domeinen aan de keizer onmogelijk was. Uitzoeken en sorteren was lastig aangezien het locaal waar op dezelven zich bevinden zoo klein is dat zij niet behoorlijk uit een gelegd of gesorteerd kunnen worden’. Of hier niets aan gedaan kan worden? NA, NDR, inv. nr. 254, resolutie 27 oktober 1809. De minister wist geen andere ruimte te vinden dan de grote achterkamer van het Trippenhuis in Amsterdam. Hij had de ambtenaren aan het werk gezet. NA, NDR, inv. nr. 256, resolutie 22 december 1809. Een week later wenste de minister te vernemen welke ambtenaren ontslagen konden worden nadat de overdracht van een groot complex aan domeinen aan de keizer had plaatsgehad. NA, NDR, inv. nr. 257, resolutie 5 januari 1810. Vernietiging van archieven In 1806 wordt terloops melding gemaakt van het vernietigen van archieven. Twee ambtenaren willen dan weten wat zij met de opbrengst van het oud papier moeten doen. Commissaris A.J. Verbeek is daar dan mee belast. NA, NDR, inv. nr. 230, resolutie 26 augustus 1806. Neiging tot dossiervorming De toenemende Franse invloed betekende dat de ambtenaren meer macht kregen. Zij hadden graag dossiers over de aan hen toevertrouwde onderwerpen en als ze die eenmaal gevormd hadden hielden ze die graag zo lang mogelijk onder zich. Het door koning Lodewijk Napoleon en koning Willem I in 1823 voorgeschreven archiefsysteem was echter gebaseerd op een centraal archief per ministerie of dienst. Graaf, Korte inleiding. De neiging van ambtenaren om dossiers te vormen komt in 1810 al even om de hoek kijken wanneer er een rapport binnenkomt uit Breda over het ontslag van ambtenaren die gemist konden worden. Deze brief werden in een apart ‘convolut’ opgeborgen. NA, NDR, inv. nr. 257, resolutie 5 januari 1810. De clandestiene dossiervorming zou in de negentiende eeuw ondanks alle voorschriften sterk groeien, onder andere bij de dienst der Domeinen. Graaff, Korte inleiding, 8-10. 7. Conclusies De Nassause Domeinen bleven na 1795 bij elkaar. Tot 1810 waren er wel plannen tot verkoop, met name met betrekking tot slecht renderend domeinen zoals Oranjewoud en ’t Loo, maar er werd nauwelijks iets vervreemd. Aanvankelijk werden de domeinen beheerd door een commissie die verantwoording schuldig was aan de regering. In 1798 werd deze collegiale bestuursvorm vervangen door een ambtelijk ingericht bureau Nationale Domeinen dat zich later ontwikkelde tot de dienst Domeinen van het ministerie van Financiën. Het bureau viel onder de agent, later de minister van Financiën. De eerste agent is de bekwame, daadkrachtige, flexibele en financieel goed onderlegde Gogel. Hij wilde exact en snel geïnformeerd worden over de ontwikkeling van de staatsfinanciën. Daarom voerde hij een centrale archivering en postbehandeling in. Daar hoorden een agenda en een index bij. In de negentiende eeuw zou het systeem van verbalen met agenda en index leidend worden voor de rijksadministratie. De neiging tot vorming van onderwerpsdossiers is echter al in 1810 merkbaar. Gogel geeft op 1 augustus 1798 order voor een grote opruiming van het archief. Hij laat dit over aan twee hoofdambtenaren. In de resolutieboeken is verder niets te vinden over hoe de ambtenaren selecteerden. We mogen aannemen dat er toen veel ouder archiefmateriaal is vernietigd, maar in 1808 waren er nog veel rekeningen uit de middeleeuwen aanwezig. Een inventaris uit 1818 van Domeinen toont aan dat een groot deel van de bijlagen bij de rekeningen van de rentambten er toen nog was. NA, Hoofdadministrateur der Domeinen, inv. nr. 393. Ik vermoed daarom dat men in 1798 is begonnen met opruimen, maar daarmee nog tot na 1818 is doorgegaan. Op selectie wijst ook dat in 1826 en 1828 het Amortisatie Syndicaat, dat de afdeling Domeinen toen onder zich had, stukken overdroeg aan de afdeling Onderwijs van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De reden was dat zij van geen nut meer waren voor Domeinen maar in de ogen van ambtenaren wellicht van pas zouden komen bij de langzaam op gang komende nationale geschiedschrijving. De ambtenaren van Financiën hechtten weinig waarde aan oude financiële stukken omdat zij voor hun doel, een goed beheer van de staatsdomeinen, onbruikbaar waren. De ambtenaren van Financiën konden vermoedelijk de middeleeuwse perkamenten rollen niet goed lezen, laat staan dat zij begrepen wat er mee bedoeld werd. Het formatiebesluit van 1806 bepaalt dat Domeinen een klerk-archivaris en een commies voor de index moet hebben. Ik kon echter geen instructie voor de archivaris vinden. De verhuizing van 1808 naar Amsterdam zorgde voor chaos in het archief. Alles moest daarna opnieuw geordend worden. Vorming van een kroondomein voor koning Lodewijk Napoleon in 1807 leidde tot het heen en weer schuiven van archieven en kaarten Er bleef ook veel hetzelfde. Politici en ambtenaren bleven het archief en de kaartenverzameling beschouwen als een instrument om beleid te voeren. Goed onderhoud was dus noodzaak en alles was geheim. De zorg voor een goed geordend archief strekte zich ook uit tot de archieven van de rentambten. Domeinen had geen bemoeienis meer met de lokale besturen en hun archieven. Deze taak van de oude Domeinraad ging in 1795-1798 over naar aanvankelijk democratisch gekozen bestuursorganen zoals gemeente- en departementale besturen. . Lijst van bronnen Archieven Nationaal Archief Nassause Domeinraad na 1581 en zijn rechtsopvolgers toegangsnummer 1.08.11 resolutiën van de Domeinraad 1 januari – 5 maart 1795 (inv. nr. 183) resolutiën van de administrateurs aangesteld door de provisionele representanten van het volk van Holland over de goederen van den Prins van Oranje in het gewest Holland, 1795-1798. (inv. nrs. 198-201) resolutiën van de agent van Financiën 1798-1801. (inv. nrs. 210-213) resolutiën van de thesaurier-generaal en raden van Financiën van de Bataafse Republiek betreffende de Nationale Domeinen afkomstig van de vorst van Nassau 1801-1805. (inv. nrs. 214-224) resolutiën van de secretaris van staat voor de Financiën van de Bataafse Republiek betreffende de Nationale Domeinen afkomstig van de vorst van Nassau 1805-1806. (inv. nrs. 225-229) besluiten van de minister van Financiën van de koning van Holland betreffende de Nationale Domeinen afkomstig van de vorst van Nassau 1806-1809. (inv. nrs. 230-243) besluiten van de directeur der Publieke Domeinen afkomstig van de vorst van Nassau 1809-1810. (inv. nrs. 250-268) besluiten van de directeur der Staatsdomeinen in Holland, 1811. (inv. nrs. 272-274) inventarissen van het archief van de Nassause Domeinraad, ca. 1620 – 1808 (diverse inv. nrs.) Comité tot de Algemene Zaken van het Bondgenootschap te Lande toegangsnummer 2.01.14.01 Resolutiën 1795-1796 (tot en met 29 februari 1796) Hoofdadministrateur der Domeinen 1813-1818 toegangsnummer 2.08.14.02 inventarissen van boeken en papieren zich bevindend op de charterkamer van de afdeling Domeinen van het ministerie van Financiën, 1818 (nr. 393) Literatuur Boels, Henk Binnenlandse Zaken. Ontstaan en ontwikkeling van een departement in de Bataafse Tijd 1795-1806. Een reconstructie ’s-Gravenhage, 1993. Cerutti, Middeleeuwse rechtsbronnen van stad en heerlijkheid Breda deel 1; Utrecht, 1956. Ditzhuyzen, R.E. van Oranje-Nassau. Een biografisch woordenboek Haarlem, 1992. Graaff, M.G.H.A. de Korte inleiding op de registratuur der rijksadministratie in de 19de eeuw Den Haag, 1971. Hoof, M.C.J.C. van, E.A.T.M. Schreuder en Slot, B.J. red., De archieven van de Nassause Domeinraad Algemeen Rijksarchief Den Haag, 1997. Kappelhof, A.C.M., Het archief en de kaartencollectie van de Nassause Domeinraad 1764-1795 Digital born, alleen gepubliceerd op de website www.academia.edu Koch, Jeroen Koning Willem I 1772-1843 Amsterdam, 2013. Pfeil, Tom ‘Tot redding van het vaderland’. Het primaat van de Nederlandse overheidsfinanciën in de Bataafs-Franse Tijd 1795-1810 NEHA Amsterdam, 1998. Postma, Jan Alexander Gogel (1765-1821). Grondlegger van de Nederlandse staat Verloren, Hilversum, 2017. Uitterhoeve, Wilfried Cornelis Kraijenhoff 1758-1840. Een loopbaan onder vijf regeringsvormen Nijmegen, 2009. Veer, Paul van ‘t, Daendels maarschalk van Holland Zeist-Antwerpen, 1963. Wit, C.H.E. de ‘De Noordelijke Nederlanden in de Bataafse en de Franse Tijd 1795-1813’, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden Weesp, 1983, p. 158-186. Zweegers, P.T.A. met medewerking van R.J. Wols Inventaris van het archief van de Commissie van Breda (1421) 1799-1811 (1828) ’s-Hertogenbosch, 1982. Websites Biografisch Portaal van het Huijgens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis Brabants Erfgoed Bijlage I De archiefinventaris van ca. 1620 NA NDR na 1581 inv. nr. 823 Inventaris van het archief van de Domeinraad uit de zeventiende eeuw. Voorin een index op plaatsnamen met verwijzing naar de nummers van de inventarissen en naar de kassen en loquetten’ waarin de stukken zijn geborgen. In totaal 45 deelinventarissen. Inv. nr. 1 gaat over Orange Inv. nr. 2 over Katzenellenbogen en Duitsland Inv. nr. 3 over Luxemburg Inv. nr. 10 omvat Breda. nr. 1 staten en generaal inkomen en jaarrekeningen van de Baronie. Met naam van de rentmeester, met hiaten. 1352, 1354 en 1358 Diederik Sterken 1394-1414 Willem van Oosterzeel 1415-1448 Dirk van Oosterzeel 1449-1465 Dirk van Oosterzeel 1467-1473 Goossen van Romen 1473-1490 Cornelis van Bruheze 1495-1512 Adriaan van Bruheze 1513-1530 Hendrik Montens 1531-1540 Dirk Zeezyn 1541-1550 Raphael van Bruheze 1551-1569 Steven van den Berge 1573-1574 Mark van Steelant 1579-1589 Jan Bacx 1533-1534 Adriaan Duyk 1582-1584 Johan Turcq geconfisqueerde goederen 1522-1526 Parthier Vierlinck minuten 1527-1528 Hendrik Montens minuten 1532-1534 Hans (?) Duyck 1563-1565 provisiën ‘tot den bouro’ (??) ende keucken 1477-1499 ‘van moerspayen’ enz. nr. 2 Rekeningen van renten, accijnzen op bier en granen, tienden, kapoenen, lastgeld van turf en anders, 1371 Idem granen 1530-1553 en 1584-1585 nr. 30 Allerlei leengoederen, moeren en heergewaden. Rekeningen leengoederen en heergewaden 1460-1545. Rekeningen van de lenen 1504-1564 nr. 41 Rekeningen van drossaarden en schouten van Breda over ontvangsten wegens boeten en breuken 1410-1571. De rekeningen van de drossaarden over 1404-1443 zijn op rollen geschreven, die over de jaren 1505-1571 in perkamenten boeken. nr. 68 Liassen met acquitten van de rentmeester van Breda 1509-1541. Twee liassen bij de rekeningen van de rentmeester-generaal Van Steelant over 1558 en 1559. nr. 91 Een simpel schrift zijnde een vidimus van een repartitie van de goederen tussen de heer van Polanen en de vier gebroeders Van der Lek 12 februari 1379. nr. 102 Een lias over de periode 1557-1567 met daarin een rapport van de drossaard van Breda en gezworenen van de Grote Polder en andere commissarissen tot het bezien van de schade aangericht door de grote storm van november 1559 in de polder noordwaarts annex de andere polders van Zevenbergen en andere rapporten en verbalen. eindigt met: nr. 118 Rekeningen van de heergewaden 1459-1608 Inv. nr. 11 bevat Oosterhout en de rest van de Baronie nr. 1 Rekeningen domeinen 1431-1581 Idem visserijen verdronken waard Zuid-Holland 1566-1575 Rekeningen domeinen Dongen 1505-1519 Rekeningen visserij rond Geertruidenberg 1431-1595 nr. 2 Cijnsboeken Oosterhout 1525, 1535 en 1571 nr. 7 Rekeningen van de kastelein van Oosterhout 1428-1459 nr. 16 Rekeningen van de schout van Oosterhout 1430-1576 nr. 34 Staat van de konijnen geleverd door die van Oosterhout in 1480. Daarop volgen stukken over Etten Zundert en Rijsbergen Gilze Princenhage Ginneken Terheijden Baarle De Made Prinsenland @@@@@@@@@@@@@ Inv. nr. 40 bevat stukken uit allerhande plaatsen Inv. nr. 41 stukken over processen Inv. nr. 42 gedrukte en geschreven boeken en enige gedrukte papieren totaal 15 titels Inv. nr. 43 stukken over de heerlijkheden Stein, Gennep, Merwede, Schoten en Noorden Inv. nr. 44 in- en uitstukken van de prins van Oranje als kapitein-generaal Inv. nr. 45 Stukken over diverse plaatsen afkomstig uit de griffie van Zijne Hoogheid op 25 juli 1654 en gebracht op de zolder van het Hof van Holland. Gaan over Lingen, Mörs. Bijlage II Brief van commissaris Verbeek aan de minister van Financiën over de nieuwe inventaris van het archief van de voormalige Nassause Domeinraad, 3 oktober 1808. ‘Hoog Edel gestrenge Heer! De Domeinraad van den vorst van Nassau heeft nimmer [sic] een volledigen inventaris gehad van de registers, chartres en papieren welke tot die domeinen behoorden en [die] nog bij het bureau dezer administratie voor zo verre dezelve door den gezegden vorst bij zijn vertrek niet zijn medegenomen, voorhanden zijn – echter overtuigd van de noodzakelijkheid om zodanigen inventaris te hebben is deze zaak door hen meer dan eens aan eene commissie uit hun midden opgedragen, ten einde te onderzoeken op welke geregelde wijze een werk van dien omslag het best zouden kunnen worden ten uitvoer gebragt. Verscheide rapporten zijn hierover uitgebragt en meer dan één plan opgegeven over de wijze waarop men dit werk zoude moeten aanvangen, maar het zelfs is telkens in advis gehouden, uitgesteld en vervolgens geheel agterwege gebleven. Als collegie van Thesaurier Generaal en Raaden van Finantiën overweegende dat het van een wezenlijk belang was te weten welke papieren aan dit bureau aanwezig waren en dat het bij alle verandering in de administratie groote nadelen zoude kunnen te weeg brengen in geval men ten aanzien van dezelven onkundig was heeft goedgevonden deze zaak aan den ondergetekenden op te dragen. Sedert dien tijd heb ik mij, zo veel de omstandigheden van de verhuizing enz. hebben toegelaten met adsistentie van de charterklerk Korte wiens iever en naarstigheid ik verpligt ben in deze alle lof toe te kennen onafgebroken met dit werk bezig gehouden, zo dat ik thans in staat ben aan uwe excellentie der vrugt van dezen arbeid aan te bieden zijnde een compleete inventaris van alle registers, boeken, papieren en rekeningen die zich bij dit bureau bevinden met een alphabetische index op dezelve zo dat men met een opslag van het oog niet alleen zien kan, welke stukken aanwezig zijn maar ook waar dezelve zich bevinden, daar ieder stuk de letter en het nummer draagt waarmede het op den inventaris getekend is. Thans liggen deze stukken nog hoog op elkander gestapeld, echter zijn alle die geene welke tot hetzelfde soort behoren zaamgebonden, zo dat zij wanneer de directie daarover aan de ondergetekende word overgelaten zonder in eenige disorder te geraken zeer gemakkelijk in een schip zullen kunnen vervoerd worden en wanneer dezelve op een geschikte charterkamer konden worden uiteengezet naar de order welke in dezen inventaris is in acht genomen en waartoe de kasten nog voorhanden zijn, zullen de benodigde stukken zelfs door de minstkundigen dadelijk kunnen worden opgezocht worden. De stukken rakende de domeinen die aan de Kroon zijn overgegaan en thans weder onder de administratie van uwe Eccellentie teruggebragt zijn, zijn in eenen separaten inventaris vervat, sub no 2 om daarvan des noods een afzonderlijk gebruik te maken. De stukken welke zich op de laatsten inventaris sub no 3 bevinden bevatten eene menigte paquetten tot de vaderlandsche historie betrekkelijk welke separaat onderzogt en alle op hunne nummers in daartoe geschikte kisten gepakt zij, waarin zij ook kunnen vervoerd worden. Ik hope dat den arbeid de goedkeuring van Uwe Excellentie zal wegdragen, heb ik de eer te zijn Hoog Edele Gestrenge Heer Uwer Excellentie Gehoorzame Dienaar was getekend Verbeek