Direct naar artikelinhoud

Tussen haard en aard: de KVLV

Ook de vrouwenvereniging KVLV (Katholiek Vormingswerk van Landelijke Vrouwen) heeft niet bepaald een saaie eeuw achter de rug. Nationaal voorzitster Carla Durlet: "Ik weet dat wij met dat bestofte verleden van die boerinnenbond blijven zitten, maar geloof me: er is veel veranderd. Wij hebben essentiële zaken kunnen doorvoeren en laten doordesemen op dat platteland. Het is een zogenaamd banaal verhaal, onze vrouwenstrijd, maar het heeft verdorie effect gehad."

De emancipatorische evolutie was in de jaren na de Tweede Wereldoorlog aanvankelijk nog op de boerin gericht maar later kwamen alle plattelandsvrouwen in het vizier.

Durlet: "We komen uiteraard voort uit die Boerenbond, we heetten niet voor niets Boerinnenbond. De mannen hadden een vereniging voor hun belangen, dus wij ook, was de redenering van de boerin toen. De vrouwen wilden er over een breed gamma praten, dat ging van hygiëne in de stallen tot de opvoeding van kinderen."

In die jaren vijftig en zestig werden echter ook emancipatorische stappen (op maat) doorgevoerd. "Al zal dat nu wat vreemd klinken, de zaken waar wij toen zoal voor ijverden. KVLV wou de boerin bijvoorbeeld moderne apparaten aanreiken waardoor zij van een enorme sleur werd bevrijd. Het begon bij de melkmachine, bepaald revolutionair in een landbouwgezin. De man zat op het land, de vrouw diende zich dicht bij huis en keuken dienstbaar te maken. In de stal naast het gebouw ook waar 's morgens en 's avonds urenlang koeien werden gemolken. Ook revolutionair was de diepvriezer die de vrouw moest bevrijden van het arbeidsintensieve werk van vlees pekelen na het slachten. Dat hebben wij nogal gepromoot toen. (lacht) We leerden vrouwen ook dat ze moesten opkomen voor comfort in de woning, voor de installatie van een badkamer. Echt, lees onze geschriften erop na en je zult zien welke strijd we voor zo'n kleine zaken moesten voeren. Intussen boden wij ook vorming aan. Wij hadden rondtrekkende schooltjes die van dorp tot dorp gingen, de voorlopers van de huishoudscholen. Wij hebben ook altijd heel sterk achter vrouwenonderwijs gestaan, omdat wij al vroeg begrepen dat kennis en mondigheid ook de vrouw op het platteland sterker maakte."

Tot 1971 bleef de naam Boerinnenbond bestaan, daarna werd het KVLV. "We hadden ons na de wereldoorlog ook niet alleen voor die boerinnen maar ook voor de vrouw op het platteland opengesteld. In het begin was dat 90 procent boerinnen, nu is het omgekeerd: één op de tien KVLV-leden is landbouwster. In 1971 bleek dat we die plattelandsvrouwen niet over een kam konden scheren. Ze zaten of aan de haard of werkten actief buitenshuis. Wij hadden die persoonlijke ontplooiing ook altijd gestimuleerd. In pamfletten las je dingen zoals: 'vrouw, volgens je eigen aard, neem je taken op, volgens je eigen kunnen en inspiraties, maar ontwikkel je.'

"We hebben nooit de mensen aan de haard gekluisterd of, omgekeerd, ze naar de arbeidsmarkt geduwd. Het belang lag hem wel in het feit dat de vrouw de keuze zelf en onafhankelijk kon maken en daar ijverden we voor. En we kwamen natuurlijk ook op voor het statuut en de rechten van 'medewerkende echtgenotes', zoals de boerin die op het bedrijf van de man werkte en dus ook diende beschermd te worden. Weet je dat dat statuut nog steeds niet rond is? Op het landelijke buiten waren wij de eersten die om kinderopvang begonnen te schreeuwen voor de buitenshuis werkende vrouwen. Er waren geen crèches en dus hebben we die formule van opvangezinnen zwaar gepromoot en subsidies geëist.

Terwijl KVLV zo'n 'revolutionair' elan zegt te hebben, blijft het vreemd dat het ledenblad tot twintig jaar geleden Bij de haard bleef heten. "Tevoren heette het blad De boerin, in de jaren vijftig werd het Bij de haard en door de emancipatie van de vrouw voelden wij al een tijdje dat die titel niet meer klopte. Dat het pas later veranderde, heeft met onze manier van werken te maken. Wij willen nooit te bruusk veranderingen doorvoeren. We wilden aantonen dat we werkende vrouwen moesten blijven aanspreken, maar het mocht er ook niet uitzien alsof we die haard helemaal aan de kant zetten. Uiteindelijk bleef elke vrouw belangrijk voor ons. Dat ledenblad tastte de rechten op de drie terreinen af: in de zorgfunctie, de zelfstandige functie en op het agrarische vlak, voor die boerin dus. Er waren voor ons geen scheidingslijnen tussen die terreinen. Voor ons moest de vrouw soepel kunnen in- en uitstappen, moest ze zich op een bepaald moment thuiswerkend kunnen noemen en als de kinderen opgroeiden weer buitenshuis werkend. Wij ijverden voor een dynamisch proces."

De basisgroepen reageerden gelaten op die emancipatorische stroomstoten, zo blijkt. "Veranderingen gaan nooit zonder slag of stoot, maar op een bepaald ogenblik moét iets. Gelukkig hebben wij een getrapte democratische structuur, waar elke verandering door moet. Het duurt dan misschien langer, maar het heeft ook meer effect. De achterban huppelt er niet achteraan, de basis is gemotiveerd voor de veranderingen en kan ze ook naar de omgeving vurig verdedigen. Enkel op dié manier kon het voor ons: emancipatie doorvoeren op een zogenaamd ongrijpbaar biotoop als het platteland." 'De zaken waar wij in de jaren vijftig en zestig voor ijverden, waren revolutionair. De diepvriezer bijvoorbeeld, die de vrouw moest bevrijden van het arbeidsintensieve werk van vlees pekelen na het slachten' (ML)