Auteur(s)
Derudder Daniël
Bron

Brussel, Studiedienst van de Vlaamse Regering (SVR), SVR-Rapport 2009/5

Organisatie
Statistiek Vlaanderen
Jaar
2009
Aantal pagina's
103
Taal
NL
sociaal economisch profiel vlaamse rand rond Brussel
De voorbije jaren zijn er belangrijke inspanningen geleverd om de leefbaarheid in de Vlaamse Rand te versterken. Dat blijkt uit het eindverslag van de Task Force Vlaamse Rand. Toch blijven de uitdagingen groot, wat ook blijkt uit nieuwe statistieken van de Studiedienst van de Vlaamse Regering. Frank Vandenbroucke (Vlaams minister bevoegd voor de Vlaamse Rand) en Kris Peeters (Vlaams Minister-president) besluiten dat de Vlaamse Rand ook in een volgende regeerperiode bijzondere aandacht vraagt.

Samenvatting van het SVR-rapport 2009/5

DEEL I: Het socio-economisch profiel van de Vlaamse Rand

Het beleid van de Vlaamse regering heeft al geruime tijd speciale aandacht voor de Vlaamse Rand. Om dit beleid op een duurzame en doordachte manier uit te kunnen voeren, hebben beleidsmakers nood aan relevant cijfermateriaal. Om aan deze verzuchting tegemoet te komen, werden diverse gegevens over de Rand verzameld en geanalyseerd. Op basis van deze gegevens stelde de Studiedienst van de Vlaamse regering een nieuw rapport op waarin, naast de klassieke beleidsthema’s, ook het Vlaamse karakter van de Rand aan bod komt.


a) Demografie

  • -Het dichtbevolkte gebied van de Rand wordt nog steeds gekenmerkt door een iets grotere bevolkingsgroei dan in het Vlaamse Gewest. Dat komt vooral door het hoge aantal inwijkelingen. Het sterk positieve migratiesaldo vormt hiervoor een indicatie.
  • In de periode 2007-2060 zou de populatie in het arrondissement Halle-Vilvoorde, waartoe achttien van de negentien randgemeenten behoren, quasi even sterk toenemen (+28%) als in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (+29%). In het Vlaamse Gewest zou de toename 15% bedragen.
  • Er wonen in de Rand relatief meer -20-jarigen dan in het Vlaamse Gewest. De vergrijzing (aandeel 60-plussers) volgt het Vlaamse patroon. De hogere afhankelijkheidsratio (aantal -20-jarigen en +60-jarigen gedeeld door aantal 20- tot en met 59-jarigen) in de Rand wijst op een relatief groter aantal personen op niet-beroepsactieve leeftijd.

b) Welvaart

  • Het hoge inkomenspeil in de Rand gaat gepaard met een kleinere kans om met armoede geconfronteerd te worden. Voor verschillende (kans)armoede-indicatoren zoals het aandeel geboorten in kansarme gezinnen, leefloontrekkers, alleenstaande ouders, bejaarden met gewaarborgd inkomen en WIGW’s, worden gunstigere resultaten opgetekend dan in de rest van Vlaanderen.
  • Typerend voor de regio is het grote aandeel zeer hoge inkomens (>50.000 euro per aangifte). Het aantal lage inkomens (<10.000 euro per aangifte) ligt in verhouding ongeveer even hoog als in het Vlaamse Gewest.

c) Welzijn, gezondheid, cultuur en jeugd

  • Op vlak van Welzijn en Gezondheid is er in de Rand een kleiner aanbod dan in de rest van Vlaanderen. Enkel het aantal plaatsen in kinderopvangvoorzieningen en rusthuizen kan de vergelijking doorstaan met het Vlaamse Gewest.
  • Het aantal podiumvoorstellingen en tentoonstellingen in de lokale cultuurcentra is relatief beperkt in de randgemeenten. De nabijheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en andere grote steden is hier wellicht niet vreemd aan. Voor het aantal educatieve activiteiten scoort de Rand een stuk beter.

d) Ruimtegebruik en wonen

  • In de Vlaamse Rand is een groter deel van het grondgebied bebouwd dan in Vlaanderen. Zowel percelen met een residentiële als met een economische functie nemen een groter deel van de ruimte in beslag. Opvallend is het grote aandeel van de gronden met huizen en hoeven (19,5% tegenover 12,5% in het Vlaamse Gewest). In de periode 1985-2007 is de oppervlakte van kantoorgebouwen ongeveer vier keer zo snel toegenomen in de Rand als in het gehele Vlaamse Gewest. Ook de kadastrale oppervlakte voor gebouwen voor nutsvoorzieningen, sociale zorg en ziekenzorg is sterker toegenomen dan in het Vlaamse Gewest.
  • De onbebouwde oppervlakte is schaarser in de randgemeenten. Er is minder akkerland en grasland en er zijn minder woeste gronden. Sinds 1985 is de oppervlakte van deze types gronden ook sterker afgenomen in de Rand dan in Vlaanderen.
  • Wel blijft het beeld van de Groene Gordel van toepassing. In de Rand nemen bossen (Zoniënwoud), boomgaarden, tuinen en parken een relatief groot deel in van de totale oppervlakte.
  • Het woningbestand in de Vlaamse Rand is niet zo oud als in Vlaanderen. Er worden minder gebouwen van vóór 1946 geteld. Toch staan er in de Rand ook minder recente gebouwen van na 1981.
  • Wie zich een woonhuis of een villa wil aanschaffen in de Vlaamse Rand zal hiervoor een stuk dieper in de buidel moeten tasten dan elders in Vlaanderen. De woningprijzen liggen er immers 33 à 35% hoger. De bouwgrondprijzen (per m²) zijn 48% duurder. De bouwgrondprijzen zijn sinds 1991 sterker gestegen in de Rand dan in het Vlaamse Gewest. Appartementen zijn dan weer iets goedkoper dan in het Vlaamse Gewest.

e) Werk en economie

  • De werkgelegenheid ligt in de Rand een stuk boven het Vlaamse gemiddelde. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt het cijfer nog een pak hoger dan in de Rand.
  • De loontrekkende tewerkstelling in de randgemeenten situeert zich vooral in de tertiaire sector. De secundaire en quartaire sector zijn minder grote werkgevers. Bijna twee derde van de werknemers in de Rand werkt in de dienstensector. In Vlaanderen is dit minder dan vier op tien. Binnen de tertiaire sector zijn de deelsectoren luchtvaart, informatica, verhuur, vervoersondersteuning en groothandel in verhouding belangrijker in de Rand dan in het Vlaamse Gewest. Ook is het aantal arbeidsplaatsen in de kennisintensieve diensteneconomie relatief groot in de Rand.
  • De werkloosheidsgraad ligt in de Vlaamse Rand iets lager dan in het Vlaamse Gewest. Er zijn in verhouding minder jongeren, laaggeschoolden en langdurig werklozen bij de werkzoekenden. Wel zijn er meer hooggeschoolde werklozen en werkzoekenden van buiten de EU-15 dan in Vlaanderen.
  • Meer dan 70% van de industriële oppervlakte in Halle-Vilvoorde en meer dan 40% van de industriële oppervlakte in Vlaams-Brabant bevindt zich in de Vlaamse Rand.

f) Mobiliteit

  • De Vlaamse Rand wordt doorkruist door een dicht wegennet met een hoge bezettingsgraad, waarop veel voertuigkilometers worden afgelegd. Het concentrische wegpatroon rond en naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt hiervan de basis.
  • De inwoners van de randgemeenten bezitten relatief meer personenwagens. De aanwezigheid van enkele hoofdzetels van belangrijke autoleasing- en taxibedrijven in Machelen en Zaventem draagt hiertoe bij.
  • Sinds 1998 is het aantal treinreizigers dat op weekdagen in een randgemeente opstapt met 32% toegenomen. In Vlaanderen bedroeg de stijging in dezelfde periode 9%, in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 19%.
  • De Vlaamse Rand kan bestempeld worden als een verkeersveilige regio. Ondanks de drukte worden in de randgemeenten minder verkeersdoden en –ongelukken geregistreerd.
Uit de analyse blijkt ook dat de 6 faciliteitengemeenten en de 13 niet-faciliteitengemeenten van de Vlaamse Rand demografisch, economisch en ruimtelijk van elkaar verschillen. De faciliteitengemeenten zijn dichter bevolkt en dichter bebouwd. De gemiddelde inkomens liggen er hoger, net als het aandeel zelfstandigen binnen het totaal aantal werkenden.
 

DEEL II: Het Vlaamse en internationale karakter van de Rand

In het kader van de versterking van het Vlaamse karakter van de Rand is het taalkundig verschil tussen de faciliteitengemeenten en de overige gemeenten van particulier belang. Deze problematiek maakt het onderwerp uit van het tweede deel van dit SVR-rapport, waarin het Vlaamse en internationale karakter van de rand werd geanalyseerd aan de hand van een reeks zorgvuldig geselecteerde indicatoren.

a) Buitenlandse bevolking:

  • Het percentage buitenlanders ligt in de Vlaamse Rand dubbel zo hoog als in het Vlaamse Gewest. In de faciliteitengemeenten is de buitenlandse populatie in verhouding het grootst. De buitenlanders wonen vooral in het oostelijke en zuidoostelijke deel van de Rand. In andere gemeenten zoals Meise, Merchtem en Asse ligt het aandeel zelfs onder het Vlaamse gemiddelde.
  • Buitenlanders zijn vaker afkomstig uit Europese Unie, de Verenigde Staten en Canada, en minder vaak uit Marokko en Turkije. In de 13 niet-faciliteitengemeenten is het aandeel Marokkanen en Turken groter dan in de faciliteitengemeenten.
  • Gedurende de periode 1991-2005 groeide het aantal buitenlanders in de Rand sneller aan dan in Vlaanderen. Sinds 2005 is de groei in het Vlaamse Gewest meer uitgesproken dan in de randgemeenten.

b) Binnen- en buitenlandse migratiestromen:

  • Tussen 1997 en 2006 zijn er iets meer personen uit de randgemeenten vertrokken naar het buitenland dan dat er mensen vanuit het buitenland zich zijn komen vestigen in de Rand. Het resultaat is een licht negatief extern migratiesaldo. Bij de Belgen wordt een vertrekoverschot naar het buitenland waargenomen, terwijl bij niet-Belgen een internationaal vestigingsoverschot wordt waargenomen.
  • De nationaliteiten met de grootste vestigingsoverschotten zijn Marokkanen, Fransen, Polen, Congolezen en Nederlanders. Er verhuizen meer Britten, Amerikanen, Duitsers en Spanjaarden naar het buitenland dan er immigreren.
  • Het binnenlands migratiesaldo is sterk positief in de Rand. In verhouding tot het inwonersaantal was in de periode 1997-2006 het interne saldo meer dan vijf maal zo groot als gemiddeld in Vlaanderen. De impact van de internationale migratie is daardoor eerder beperkt.
  • Met uitzondering van Kraainem, Sint-Genesius-Rode en Wezembeek-Oppem werd in alle randgemeenten een vestigingsoverschot waargenomen als gevolg van binnenlandse verhuisbewegingen.
  • De binnenlandse verhuisbewegingen spelen zich grotendeels af tussen de 19 randgemeenten en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Sinds 1997 heeft de Rand meer dan 40.000 personen inwoners gewonnen ten koste van Brussel. Het vestigingsoverschot met Brussel is het grootst in Vilvoorde, Dilbeek en Sint-Pieters-Leeuw. Bovendien is het zo dat in alle 19 randgemeenten een positief saldo met Brussel wordt opgetekend.
  • De Vlaamse Rand is vooral in trek bij gezinnen van dertigers met jonge kinderen. Dit blijkt duidelijk uit de leeftijdsprofielen van de interne migratiesaldi.
  • De Rand verliest jaarlijks en in toenemende mate inwoners aan de rest van Vlaanderen en aan het Waalse Gewest. Sinds 1997 heeft de Rand 16.800 personen verloren aan Vlaanderen en 11.200 aan Wallonië.
  • Het vertrekoverschot met het Vlaamse Gewest is het grootst in Dilbeek, Sint-Pieters-Leeuw en Asse. Niet toevallig gaat het telkens om gemeenten die met een grote instroom kampen vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
  • De migratie naar het Waalse Gewest is voornamelijk geconcentreerd in de zuidelijke gordel van de Rand: Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Beersel en Overijse. Het is niet onwaarschijnlijk dat het hier vooral gaat om uitwijkingen van personen die een voorkeur hebben voor een Franstalige omgeving.


c) Nationaliteit, herkomst en taalsituatie van moeders en jonge kinderen:

  • In de Rand worden meer kinderen met buitenlandse nationaliteit geboren dan in Vlaanderen. In de faciliteitengemeenten is het verschil met het Vlaamse Gewest meer uitgesproken.
  • In 2007 was 1 op 3 moeders van pasgeboren kinderen van vreemde herkomst. In Vlaanderen was dit 1 op 5. Ten opzichte van 2005 is het aandeel moeders van vreemde herkomst sterker toegenomen in de Rand dan in de rest van Vlaanderen.
  • In de randgemeenten werd in 2007 in iets meer dan 40% van de gezinnen met jonge kinderen thuis Nederlands gesproken. In de faciliteitengemeenten loopt dit aandeel terug tot 14%. Het Vlaamse gemiddelde bedraagt 79%. Zowel in Vlaanderen als in de Rand is het cijfer gedaald tegenover twee jaar voordien. De daling in de Rand en in het bijzonder in de faciliteitengemeenten is echter meer uitgesproken van aard. De ontnederlandsing van de reproductieve bevolking in de Rand neemt dus nog steeds toe.
  • -n Merchtem, Meise, Asse, Beersel, Dilbeek en Grimbergen spreekt meer dan de helft van de moeders met jonge kinderen thuis Nederlands. In alle andere gemeenten vormen niet-Nederlandstalige moeders een meerderheid.
  • Met uitzondering van Kraainem tellen alle faciliteitengemeenten een Franstalige meerderheid van moeders met borelingen. In geen enkele van de overige 13 randgemeenten maken de Franstalige moeders meer dan 50% uit van het totaal.


d) Anderstalige leerlingen in het onderwijs:

  • Meer dan de helft van de leerlingen die ingeschreven zijn in een basisschool in de faciliteitengemeenten gaat naar een Nederlandstalige school.
  • In tien jaar tijd is het aantal ingeschreven leerlingen in het Nederlandstalige kleuter- en lager onderwijs in de faciliteitengemeenten toegenomen met meer dan 15%.
  • Meer dan 35% van de leerlingen uit het reguliere basisonderwijs in de Rand spreekt thuis geen Nederlands. In de faciliteitengemeenten loopt dit op aandeel op tot 7 op 10 leerlingen.
  • Buiten de faciliteitengemeenten worden de hoogste aandelen leerlingen met een niet-Nederlandstalige taalsituatie waargenomen in Sint-Pieters-Leeuw en in de economische groeipolen Vilvoorde, Machelen en Zaventem.

Bovenstaande vaststellingen tonen aan dat het Vlaamse karakter zowel in de faciliteitengemeenten als in de overige gemeenten van de Rand nog steeds onder druk staat. De omvang van de migratiebewegingen vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest blijft een zware hypotheek leggen op de beleidsinitiatieven ter bevordering van het Nederlandstalige karakter van de Rand.

Version française (pdf, 73 kb)
English version (pdf, 70 kb)
Deutsche Version (pdf, 73 kb)

 

Publicatie type
Cijfers
Categorie
Arbeid / Economie
Randgemeenten
Regio
Vlaamse Rand
Faciliteitengemeenten
Share this