Terug naar zoekresultaten

2.19.150 Inventaris van de archieven van de Federatie Vormingscentra, 1951-1985, Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra, 1985-1992, Katholieke Federatie voor Volksontwikkelingswerk, 1962-1970, over de jaren 1948-1993

Voer een zoekterm in
VorigeVolgende

Archief

Titel

2.19.150
Inventaris van de archieven van de Federatie Vormingscentra, 1951-1985, Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra, 1985-1992, Katholieke Federatie voor Volksontwikkelingswerk, 1962-1970, over de jaren 1948-1993

Auteur

M. Baertl, J.A.A. Bervoets

Versie

11-06-2019

Copyright

Nationaal Archief, Den Haag
2004 cc0

Beschrijving van het archief

Naam archiefblok

Federatie Vormingscentra, 1951-1985; Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra, 1985-1992; Katholieke Federatie voor Volksontwikkelingswerk, 1962-1970
Fed. Vormingscentra

Periodisering

oudste stuk - jongste stuk: 1951-1993

Archiefbloknummer

I27

Omvang

; 879 inventarisnummer(s) 27,50 meter

Taal van het archiefmateriaal

Het merendeel der stukken is in het Nederlands.

Soort archiefmateriaal

Normale getypte, gestencilde en soms geschreven documenten, geen bijzondere handschriften.

Archiefdienst

Nationaal Archief

Locatie

Den Haag

Archiefvormers

Federatie van Vormingscentra Katholieke Federatie van Centra voor Volksontwikkelingswerk Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra, , 1950-1985, , 1962-1970, , 1985-1992

Samenvatting van de inhoud van het archief

Het archief bevat de gegevens, die voortkomen uit het gezamenlijk overleg tussen vormingscentra op het gebied van het vormingswerk, en wel in verenigingsverband. Doel van dit verband is deskundigheidsbevordering en behartiging van het gezamenlijk belang tegenover de subsidieverstrekkende regering. Vormingswerk onderscheidt zich van volkshogescholen doordat het in internaatsverband geschiedt, waarbij cursisten in centra op retraite gaan. Na 1985 is hieraan ook het volkshogeschoolwerk toegevoegd.

Archiefvorming

Geschiedenis van de archiefvormer
Ontstaan van het vormingswerk
De Federatie van Vormingscentra werd per 1 juni 1951 opgericht. Het initiatief hiertoe werd in 1949 genomen door de Hervormde Stichting "Kerk en Wereld" met een eigen secretariaat in Driebergen. Naast deze federatie waren ook andere koepels op het gebied van vormingswerk actief, namelijk de Federatie van Volkshogescholen op Katholieke Grondslag (opgericht in 1949) en de Arbeidsgemeenschap de Woodbrookers te Barchem en Bentveld, die reeds voor de oorlog actief was. De katholieke en Nederlands Hervormde koepels hadden oorspronkelijk "een apostolische achtergrond" of een "levensbeschouwelijke grondslag" gemeen, en opereerden vaak in samenwerking met de kerken. De Woodbrookers baseren formeel hun traditie op het bezinningswerk van de Engelse Quakers in internaatsverband, hun naam is ontleend aan het 'Woodbroke college' aldaar. De Nederlandse arbeidsgemeenschap is echter geïnspireerd door het religieus socialisme van Willem Banning en de oudere Henriëtte Roland Holst ( Het religieus socialisme is een reactie op de vulgair-marxistische gedachte dat uit een sociale revolutie een spontane proletarische moraal zou ontstaan. De aanhangers willen door vorming een mentaliteitsverandering bewerkstelligen, waarbij intellectuelen tot socialisten worden omgevormd en arbeiders in de samenleving worden betrokken. Naast reformistische stromingen bestaan hieronder ook radicale en revolutionaire opvattingen, die sterk antimilitaristisch zijn. Grote inspirator werd voor de oorlog de Indische verzetsstrijder Mahatma Gandhi met zijn ethiek van geweldloze weerbaarheid. Zo organiseerde de anarchist, atheïst en antimilitarist Jo de Haas tijdens de bezetting onder de leus 'Geest contra geweld' vormingsbijeenkomsten, totdat hij vlak voor de bevrijding door de bezetter werd gefusilleerd. ) . De vormingswerkgedachte kreeg tijdens de Tweede Wereldoorlog een grote uitstraling doordat Woodbrooker Banning als gijzelaar in St. Michielsgestel het interneringskamp omvormde tot een volkshogeschool voor de gegijzelde elite. Binnen de vormingscentra - ook in Gestel - werden dan ook retraites, gebeds- of bezinningsdagen gehouden; zo hield de federatie lange tijd open cursusdagen ter viering van Kerstmis of Pasen. Niettemin werd de federatie, juist als gevolg van zijn samenwerking met andere koepels, geen onderdeel van de Nederlandse Hervormde Kerk. Internationaal had zij dan ook vooral contacten in oecumenisch verband.
De vormingscentra en het subsidiebeleid
In 1949 kreeg de federatie een eerste subsidie van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, afdeling Vorming buiten schoolverband. ( Voor de zorg van volksontwikkeling is het ministerie belast met onderwijs tot 1965 verantwoordelijk geweest. In dat jaar verhuisde het Directoraat-Generaal voor de Volksontwikkeling van het toenmalige ministerie van Onderwijs en Wetenschappen naar het toenmalige ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk: volksontwikkeling werd daarin gezien als cultureel werk. In 1989 sloot het daarop volgende ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur radicaal de subsidiekraan voor alle welzijnsorganisaties, terwijl het ministerie belast met onderwijs zich weer oriënteerde op de volwasseneneducatie. Voor basiseducatie van niet-leerplichtige jongeren heeft deze minister nu weer middelen beschikbaar. ) In 1950 wordt de subsidie aan vormingscentra en volkshogescholen voor het eerst geregeld in de Rijksregeling subsidiëring volksontwikkelingswerk in internaatsverband, waarbij volgens art. 21 de kwaliteit van het te subsidiëren werk dient te worden getoetst door een Commissie van Deskundigen, die onder verschillende benamingen diverse opvolgers heeft gekend. Hiermee begint een verhouding met het rijk, die van grotere invloed zal blijken te zijn op de doelstellingen van de organisatie dan de oorspronkelijke levensbeschouwing. Subsidie verstrekt het rijk slechts voor bijdragen aan het maatschappelijke en culturele leven, bijvoorbeeld voor vorming van jeugdigen na de leerplichtige leeftijd. Als gevolg van deze sturing maakt retraite en geestelijke bezinning noodgedwongen plaats voor maatschappelijke bewustmaking en aanpassing van inhoud en 'structuur' aan de eisen van de subsidiegever. Deze subsidie groeit uit tot 60 à 65% van de kosten van een vormingscentrum, wat aanzienlijk meer is dan de bijdragen die soms worden geleverd van particuliere (kerkelijke) zijde.
In 1960 krijgen vier instellingen op het gebied van het 'volksontwikkelingswerk in internaatsverband' - de drie koepels en de Vereniging tot stichting van Volkshogescholen - van het ministerie de opdracht om hun visie op het vormings- en ontwikkelingswerk in een studie vast te leggen, zodat ook de subsidiecriteria konden worden genormeerd. Zo werden de vormingscentra steeds meer gestuurd in de richting van volwasseneneducatie. Doelstellingen als 'opvoeding tot democatisch denken en handelen' maar ook practische kennisoverdracht in vaardigheden voor een veranderende samenleving of bijzonder beroepsgroep leiden tot een meer educatief gericht cursusaanbod. De studie van 1960 is de eerste van een reeks onderzoeksrapporten en nota's die zowel de interne planning en organisatie als de maatschappelijke oriëntatie van het vormingswerk beïnvloeden en ter discussie stellen.
Naar meer samenwerking en fusies
De gemeenschappelijke belangen van de vormingscentra onder de drie koepels leidde tot nauwere samenwerking. Zo had de redactie van het federatieorgaan Nu en dan vertegenwoordigers van de katholieke federatie en de Woodbrookers zitting. Het katholieke vormingscentrum Kapellerput te Heeze sloot zich in 1969 bij de Federatie aan. Op 11 september 1970 fuseert de federatie met de Katholieke Federatie van Centra voor Volksontwikkelingswerk, die reeds in 1967 haar secretariaat had gevestigd in het 'Kerk en Wereld' vormingscentrum De Horst in Driebergen. Deze federatie is ontstaan uit een scheuring binnen de Federatie voor Volkshogescholen op Katholieke Grondslag, waarbij een deel van de aangesloten instellingen zich in 1962 reeds hadden gefuseerd met de Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen, die vanaf dat jaar de naam Vereniging voor het Volkshogeschoolwerk droeg.
In 1984 treft het bezuinigingsbeleid van het eerste kabinet-Lubbers ook het vormingswerk, dat naar middelen voor efficiënter werk moet omzien. Dit leidt tot een fusie tussen de federatie met de Woodbrookers en de Vereniging voor Volkshogeschoolwerk en de vorming van een Vereniging voor Volkshogescholen en Vormingscentra.
De volkshogescholen
De volkshogescholen waren oorspronkelijk bedoeld als een reformistisch initiatief binnen de sociale beweging, om 'de invoering van de arbeidersbeweging in het nationale leven' en de sociale tegenstellingen door bezinning op te heffen. Na de oorlog viel hun streven samen met de Nederlandse Volksbeweging en de doorbraakstromingen, waardoor zij zich onderscheidden van de andere uit de verzuiling geboren koepels. ( De Woodbrookers hadden zowel vormingscentra als een volkshogeschool en vormden hierdoor een eigen koepel. ) Deze tegenstellingen waren tijdgebonden, maar fel genoeg. Zo leidden in 1962 nog tot de boven genoemde scheuring binnen de Federatie van Volkshogescholen op Katholieke Grondslag; dat was een van de naweeën van externe en interne discussies over de eigen etniciteit van het katholicisme ( Eigen cultuur is de titel van de rede waarmee prof. Jos Schrijnen in 1923 de katholieke universiteit van Nijmegen opende. Bij de opening van de katholieke volkshogeschool Geerlingshof wees prof. Peters op de eigen etniciteit van de Limburgers als katholieken. "Wie de volkshogeschool bouwt op de tijdelijke waarde der volksgemeenschap als een laatste fundament, bouwt op het zand van een mythe." Een halve eeuw volkshogeschoolwerk, p. 21. Anderzijds werden in die tijd traditionele studentenverenigingen van confessionele universiteiten (Roland en LANX) niet toegelaten tot de Algemene Senatenvergadering van de studentencorpora, omdat confessionele universiteiten naar hun aard nimmer de nationale verdraagzaamheid zouden vertegenwoordigen. ) of de nationale eendracht van Nederland, waarover het laatste woord nog niet gesproken was. Over het algemeen was er in de beginfase van het denken over educatie een verschil in opvatting tussen de vormingscentra en de volkshogescholen. In de loop van de decennia is dit onderscheid vervaagd en zijn de doelstellingen en werkmethoden gelijkwaardig. Het was dus begrijpelijk dat toen in de jaren '80 werd bezuinigd op het vormingswerk in internaatsverband, men besloot tot een fusie tussen de beide soorten instellingen, waarvan het onderscheid nauwelijks te bespeuren was. Ook de vormingscentra van de apart opererende Woodbrookers werden bij deze fusie betrokken.
Verdere inkrimping
Vanaf 1985 trokken de vormingscentra van de Woodbrookers en de Federatie en de volkshogescholen dus gezamenlijk in één vereniging op. Een nieuwe, nog radicalere bezuinigingsronde treft het vormingswerk als in 1989 de nota Herstructurering Landelijke Organisaties (HLO) een einde maakt aan het voortbestaan van een grote reeks koepels op het gebied van maatschappelijk werk. Tot dan toe genoten die als beleidsorganen op het gebied van maatschappelijk werk voor nagenoeg 100% subsidie; vanaf dat jaar werd hun werk vervangen door een ambtelijk bureau. Voor het vormingswerk betekende dit eveneens het einde van de subsidieafhankelijkheid en het begin van oriëntatie op de markt. Ingrijpende reorganisaties vonden plaats totdat ingevolge een statutenwijziging van 3 juni 1992 de vereniging werd opgeheven en vervangen werd door een onderneming: de VTA-groep (VTA = Vorming, Training, Advies).
De VTA-groep wordt thans weer gesubsidieerd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor de training van vrijwilligers. Zij is een samenwerkingsverband van zes organisaties van inmiddels gefuseerde vormingscentra.
Overzichtsschema van de in dit hoofdstuk behandelde organisaties voor volksontwikkeling ("koepels"):
Embedded Image
Werkzaamheden van de organen
Het vormingswerk van de vormingscentra
Vormingswerk geschiedt zowel binnen als buiten internaatsverband. Het is het belangrijkste onderdeel van het maatschappelijk-cultureel werk. Uitgangspunt is het beginsel van de éducation permanente, d.w.z. het feit dat de mens als gevolg van de voortschrijdende technische en maatschappelijke ontwikkeling nooit raakt uitgeleerd. Doel is bewuste ontwikkeling van individueel bewustzijn en (verwerving c.q. ontplooiing van) individuele vaardigheden, met als resultaat "een beter verstaan van zichzelf en zijn situatie, tot een kritische waardering daarvan en tot een bewuste en gerichte hantering van de mogelijkheden in zijn samenlevingssituatie." ( NCVO, Functies en toekomst van het vormings- en ontwikkelingswerk met volwassenen in de Nederlandse samenleving, aangehaald in: Federatie van Vormingscentra, De betekenis van de federatie, structuur en beleid. Driebergen, 1973. ) De gecursiveerde begrippen kunnen binnen de vormingssituatie 'kwalitatief' worden ingevuld, en dat is dan ook in de loop van de geschiedenis op verschillende manieren gebeurd: van de harmonie van - samengaande - levensbeschouwelijke visies of een nationale cultuur tot het conflictmodel in emancipatiestrijd, en allerlei varianten daartussenin. Een en ander verschilde per centrum of school en stond ook voortdurend ter discussie.
Men maakt onderscheid tussen vormingswerk binnen en buiten internaatsverband. Buiten internaatsverband geschiedt het op de werkplek of in de woonomgeving. De vormingscentra en volkshogescholen van de federatie werken in internaatsverband, 'een specialisatie in methodische zin', omdat binnen een tijdelijk geïsoleerde omgeving het vormingsproces kan worden geïntensiveerd. Bij de volkshogescholen en de Woodbrookers speelt bovendien de gedachte mee dat het internaatsverband op het platteland heilzaam werkt voor bezinning, los van het jachtige stedelijke leven.
Cursussen
De vormingscentra en volkshogescholen kennen open cursussen en gesloten cursussen. De eerste soort is bestemd voor individuen, die zich op basis van persoonlijke inschrijving kunnen laten vormen, de tweede soort geschiedt periodiek in opdracht door specifieke organisaties op het gebied van onderwijs of uit het bedrijfsleven voor specifieke groepen. In dat verband kan worden gedacht aan basiseducatie voor niet meer leerplichtigen, bedrijfsopleiding e.d. De democratiseringsbeweging van de jaren '60 en '70 hebben ertoe geleid dat het accent van de vorming zich ook richtte op de zwakkeren van de samenleving als doelgroep. Men kan hierbij denken aan de ontwikkelingen van de medezeggenschap (training van ondernemingsraden), assertiviteitstrainingen, oriëntatie op etnische minderheden, ondersteuning van vrouwen in het bedrijfsleven.
De 'koepels'
De Federatie is een koepel van vormingscentra, terwijl de Vereniging van Vormingscentra en Volkshogescholen een koepel is van vormingscentra en volkshogescholen. In het vervolg van dit hoofdstuk zullen de in deze inventaris genoemde archiefvormers dan ook worden aangeduid als "de koepel," omdat de werkwijze niet wezenlijk afwijkt van de koepels waarvan de archieven hier niet aanwezig zijn. De vormingscentra functioneren als leden van de koepel. Zij zijn weliswaar autonoom, maar zij erkennen dat de federatie "beleid" voert en passen dit beleid - vastgelegd in beleidsrapporten of rapporten op onderwerp - hun werkzaamheden in. Het beleid wordt bepaald door het bestuur en de staf, die daarin worden gecontroleerd door de ledenvergadering. Het bestuur beschikt over een staf, die als dagelijks werk de beleidsvoorbereiding tot taak heeft. Deze staf coördineert werkgroepen, waarin verschillende medewerkers van vormingscentra deelnemen, waarin allerlei onderwerpen worden voorbereid, die uiteindelijk het beleid uitmaken. Door participatie in de werkgroepen en overleg met de staf wordt het beleid ook in zijn voorbereidingsfase mede bepaald door de vormingscentra.
De coördinatie van het vormingswerk
Omdat de vormingscentra naast hun inkomsten van opdrachtgevers mede afhankelijk zijn van subsidie, moeten zij aan bepaalde kwantitatieve criteria voldoen: zij moeten cursussen produceren. Deze criteria worden vastgesteld aan de hand van planningsschema's, die door de koepel worden aangestuurd. Zij worden hierbij ondersteund door het Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling. Omdat de koepel de onderhandelingen leidt voor de rijkssubsidies, is het ook de koepel die uiteindelijk de werkomstandigheden en de kwaliteitsnormen van (het verblijf in de) vormingscentra harmoniseert. Vaak worden deze harmonisaties teruggekoppeld naar door de subsidiërende minister ingestelde formele of informele overlegplatforms.
Ook biedt de koepel bijdragen aan bij de inhoud van het vormingswerk, bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering. De staf organiseert zelfs cursussen voor vormingswerkers en ander personeel in centra of beveelt cursussen door derden aan. Soms neemt de koepel het initiatief tot een project, omdat daar een landelijke behoefte naar is of omdat er een specifiek belang voor een bepaalde doelgroep mee wordt gediend. Niet zelden geschiedt dat in opdracht van een stichting of vereniging met een educatief doel of belang dan wel een vakorganisatie die een specifieke training zoekt. Voor de opzet en sturing van het project is een werkgroep verantwoordelijk, die door de staf wordt gecoördineerd. Het product van het project kan een vooronderzoek zijn op grond waarvan "beleid" wordt geformuleerd, maar ook cursusmateriaal dat in een cursus kan worden geïntegreerd. Niet zelden wordt het project afgerond met een koepelbrede evaluatie van de cursussen. In de jaren '80 neemt ook de koepel initiatieven tot projecten waarvoor zij probeert een "marketingsbeleid" uit te stippelen. Zij laat zich daarbij adviseren door externe marketingdeskundigen.
Veranderingen
De hier beschreven werkprocessen golden in ieder geval voor de duur van het bestaan van de Federatie en de Vereniging. In 1992, het vormingsjaar van de VTA-groep, begeleidde de Vereniging en de groep een groot aantal fusieprocessen tussen de vormingscentra, waardoor een beperktere groep gespecialiseerde centra onder de groep kwamen te staan. Inmiddels heeft de VTA-groep zijn doelgroepen beperkt tot het vrijwilligerswerk. Dit onderscheidt zich van volwasseneneducatie in andere specialisaties die - soms in een combinatie van cursussen op de werkplek en tijdelijk verblijf in speciaal daarvoor afgehuurde congrescentra - door gespecialiseerde ondernemingen of particuliere vormingswerkers worden uitgeoefend. Ook beperkte de coördinerende taak van de VTA-groep zich steeds meer tot contacten met de subsidieverstrekkende ministeries, het geen zijn gevolgen had voor het apparaat, dat nu slechts uit een bestuur zonder staf bestaat.
Geschiedenis van het archiefbeheer
De archieven van de Federatie van Vormingscentra en de Vereniging werden tot aan de overbrenging naar het Algemeen Rijksarchief in 1999 overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief. Aan deze overbrenging ging een voorselectie vooraf van een groot aantal bescheiden uit de hoofdstukken financiën, personeel en accommodatie, die door de VTA-groep werd uitgevoerd. Het was de bedoeling dat het archief onmiddellijk na overdracht zou worden geïnventariseerd. Dit werk werd pas in 2004 afgerond, waarna in december 2004 door middel van de wederzijdse ondertekening van een akte van schenking de overdracht van het archief formeel werd geregeld.
De verwerving van het archief
Schenking (van een niet overheidsarchief)
De verwerving van het archief
Het archief is door schenking verworven.

Inhoud en structuur van het archief

Inhoud
Het archief is geordend volgens een dossierstelsel, van 1951 tot 1975 alfabetisch op onderwerp, daarna volgens een cijfercode in tien hoofdstukken, die elke vijf jaar werd bijgesteld. In de meeste hoofdstukken is de nummering van de code over de periode waarin het archief is gevormd, gelijk gebleven. De code is geen standaard-decimaalcode in de stijl van de VNG, ACCO of een andere overheidsadministratie, maar een eigen vinding met eigen rubrieken. Het registratuurplan werd slechts gedeeltelijk beïnvloed door de fusie van de federatie met de Vereniging voor Hogeschoolwerk en de Woodbrookers en de oprichting van de vereniging.
De code was een afspiegeling van de visie van de koepel en het onderling overleg van de vormingscentra op het vormingswerk. Veel nadruk werd gelegd op de interne beleidsplanning en -formulering van de koepels, die echter op gespannen voet stond met de visie van de subsidiegever. Zo ontstonden er dus hoofdstukken als Organisatie, Intern beleid en Extern beleid. Over het algemeen bleef de code, voorzover het de beleidsplanning en de administratie betrof, gelijk van structuur.
Na de fusie tussen de Federatie van Vormingscentra en de Vereniging voor Hogeschoolwerk in 1985 werd de code in bepaalde hoofdstukken ingrijpend gewijzigd, vooral activiteiten en externe relaties. Het samengaan van het vormingswerk met het volkshogeschoolwerk gaf daartoe aanleiding. Ook vond er in januari 1989 een wijziging van de code plaats, omdat er een koersverandering in de activiteiten plaats vond. Deze wijziging heeft ertoe geleid dat verschillende doelgroepgerichte onderwerpen uiteindelijk onder drie verschillende codes werden geborgen.
Het archief werd afgesloten per 1 januari 1993, zodat het archief de stukken van het eerste halfjaar van de werkzaamheden van de VTA-groep bevat. Daarna werd de code in alle hoofdstukken ingrijpend herzien en aan de nieuwe organisatiestructuur aangepast.
Selectie en vernietiging
Tijdens de beschrijving zijn brievenboeken en stukken betreffende individuele personeelsaangelegenheden aangetroffen, die uit het archief zijn verwijderd. In totaal is één strekkende meter vernietigd of 3,5% van het bestand.
Aanvullingen
De archieven van de Federatie van Vormingscentra en de Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra zijn volledig overgebracht, zodat geen aanvullingen worden verwacht.
Verantwoording van de bewerking
De archieven van de Federatie en de Vereniging werden geordend en beschreven met inachtneming van de dossierordening zoals die door de Federatie en de Vereniging is aangebracht. Hierbij werd de dossiercode toegepast op het gehele bestand over de periode 1975-1992 zonder aanbrenging van cesuren. In hoofdstukken waar de cesuren hebben geleid tot ingrijpende verandering van de code is nadere periodisering aangebracht.
In de archiefbeschrijving is geen onderscheid gemaakt tussen bestanden van de federatie vóór en na de fusering met de Katholieke Federatie, de Vereniging en de VTA-groep in het tweede halfjaar van 1992. Omdat tijdens overgangsfasen tal van lopende zaken met betrekking tot herstructurering werden afgrond, zijn ook de dossiers niet uitgesplitst. Waar in de beschrijving vaak sprake is van de Federatie én de Vereniging én de VTA-groep, zal in veel gevallen in de beschrijving melding worden gemaakt van 'de koepel'. Verder is de spelling van de dossieromschrijvingen, die soms afwijkt van de geldende spellingsvoorschriften, gehandhaafd.
Naast de gecodeerde bestanden is niet gecodeerd materiaal aangetroffen. Ten dele zijn dat archieven van interne commissies en overleggroepen, ten dele publicaties, die oorspronkelijk als bibliotheekmateriaal waren beschouwd, maar achteraf aan het archief zijn toegevoegd. Voorzover hier sprake is van gelijkluidende onderwerpen of zaken, die ook in de code zijn verwerkt, is dit door kruisverwijzing in de beschrijvingen aangegeven, ook waar de onderzoeker genoodzaakt is om op meerdere plaatsen in het archief naar hetzelfde onderwerp te zoeken. Hiermee worden ook inconsequenties ondervangen die door de gewijzigde administratieve indelingen kunnen zijn ontstaan.
Aan deze inventaris is een lijst van gangbare afkortingen toegevoegd van termen die in de beschrijvingen en bijgevolg ook in de correspondentie zijn gehanteerd.

Aanwijzingen voor de gebruiker

Openbaarheidsbeperkingen
Volledig openbaar.
Beperkingen aan het gebruik
Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht.
Materiële beperkingen
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte materiële staat.
Aanvraaginstructie
Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen:
  1. Creëer een account of log in.
  2. Selecteer in de archiefinventaris een archiefstuk.
  3. Klik op ‘Reserveer’ en kies een tijdstip van inzage.
Citeerinstructie
Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling.
VOLLEDIG:
Nationaal Archief, Den Haag, Federatie Vormingscentra, 1951-1985; Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra, 1985-1992; Katholieke Federatie voor Volksontwikkelingswerk, 1962-1970, nummer toegang 2.19.150, inventarisnummer ...
VERKORT:
NL-HaNA, Fed. Vormingscentra, 2.19.150, inv.nr. ...

Verwant materiaal

Beschikbaarheid van kopieën
Inventarisnummers van dit archief zijn niet in kopievorm beschikbaar
Afgescheiden archiefmateriaal
Archieven van locale vormingscentra en volkshogescholen in regionaal-historische centra en gemeentearchieven.
De archieven van
  • de Vereniging tot stichting van volkshogescholen (1946-1962)
  • de Vereniging voor Volkshogeschoolwerk (1962-1985)
bevinden zich in het Rijksarchief in Friesland.
Het archief van de VTA-groep (1993-heden) bevindt zich in het kantoor van de VTA-groep te Driebergen.
Het archief van de Vereniging Woodbrookers in Holland (Barchembeweging) bevindt zich in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam.
Verwante archieven
2.19.092.01 - Archief van het Nederlands Cultureel Contact, 1946-1975
2.19.092.02 - Archief van de Landelijke Raad voor Cultureel Werk, 1974-1988
2.19.108 - Archief van de Stichting Kerk en Wereld van de Nederlandse Hervormde Kerk
2.19.079.27 - Archief van de Centrale Raad voor het Vormingswerk / Hervormde Vrouwendienst van de Nederlandse Hervormde Kerk
2.19.119 - Archief van de Commissie, later Sectie Vormingswerk, van de Raad voor de Herderlijke Zorg van de Nederlandse Hervormde Kerk, in: Archief van de Raad voor Kerk en Gezin / Raad voor de Herderlijke Zorg
Publicaties
Literatuur J.A. van Bennekom, Kroniek van een kwart eeuw samenwerking, federatie van vormingscentra . Driebergen, [1975] Federatie van Vormingscentra, De betekenis van de federatie , Driebergen, 1973. A.E.M. Jonker, De draden van de WEB, een institutioneel onderzoek naar het handelen van de rijksoverheid op het beleidsterrein beroepsonderwijs en volwasseneneducatie in de periode 1945-1995/1996. 's-Gravenhage, 1998 (PIVOT-rapport 48) W. Leendertse, Inventaris van het archief van de Vereniging Woodbrookers in Holland (Barchembeweging) 1908-1992, Amsterdam, 2000 (IISG-uitgave). K. Roessing e.a. (red), Een halve eeuw volkshogeschoolwerk , een bundel opstellen over het volkshogeschoolwerk in de jaren 1931-1981. Amersfoort, 1981.

Lijst van afkortingen
Afkorting
Verklaring
ABO
Algemeen beroepsonderwijs
ABS
Arbeid, bedrijf en samenleving
ADIC
Aktueel Documentatie- en Informatiecentrum
AROB
Administratieve rechtspraak overheidsbesluiten
AVK
Algemene Volkshogeschool Kursus
BKW`
Beroepsorganisatie Kultureel Werk
BNV
Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten
BTW.
Belasting toegevoegde waarde, omzetbelasting
BUMA
Bureau Uitvoering Muziekauteursrecht
CAO
Collectieve Arbeidsovereenkomst
CBA
Centraal Bureau Arbeidsvoorzieningen
CDA
Christen-democratisch Appèl
CRM.
Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
CWOG
Centraal Wervings- en Opleidingsinstituut voor het Gevangeniswezen
DBV
Deskundigheidsbevordering
DC
Dienstcommissie (= ondernemingsraad van ambtenaren)
DIC
Documentatie- en Informatiecentrale
EAEE
Evangelische Arbeitsgemeinschaft für Erwachsenenbildung
EBAE
European Bureau of Adult Education
ERE
Eucumenical Research Exchange
FEDUCO
Federatie Educatieve Omroep
FEECA
Federation Européenne pour l'Education Catholique des Adultes
FNV
Federatie van Nederlandse Vakverenigingen
GBIO
Gemeenschappelijke Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden
GOS
Gestructureerd Overleg Sociaal Cultureel Werk
HAVO
Hoger Algemeen Vormend Onderwijs
HEAO
Hoger Economisch en Administratief Onderwijs
HLO
Nota Herstructurering Landelijke Organisaties
HPS
Henri Polak Stichting (van het NVV)
HTO
Hoger technisch onderwijs
HTS
Hogere Technische School (voorganger van: : technische hogeschool)
ICAE
International Council for Adult Education
ILBO
Instituut voor Lager Beroepsonderwijs
ISBN
International Standard Book Number
KVP
Katholieke Volkspartij
LBO
Lager Beroeps Onderwijs
LEO
Landelijk Educatief Overleg
LHNO
Lager Handel- en Nijverheidsonderwijs
LOMO
Leer omgaan met organisatieproblemen
LOVI
Landelijke Organisatie Vormingswerk in Internaatsverband
LSBO
Landelijke Stichting Opleiding Bejaardenwerk
MC
Medezeggenschapscommissie (= ondernemingsraad met mindere bevoegdheden in ambtelijk verband)
NAKS
Na Arbeid Komt Sport (Paramaribo)
NBLC
Nederlandse Bibliotheek- en Lectuurcentrale
NCC
Nederlands Cultureel Contact.
NCDB
Nederlands Centrum voor Democratische Burgerschapsvorming
NCRV
Nederlandse Christelijke Radio Vereniging
NCVO
Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling
NIROV
Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting
NIZW
Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn
NOGC
(Stichting) Nationaal Overleg Gewestelijke Cultuur
NRMW
Nationale Raad voor Maatschappelijk Welzijn
NVV
Nederlands Verbond van Vakverenigingen
OR
Ondernemingsraad
ORO
Overleg Reorganisatiewerk Organisaties voor het Intramurale Vormingswerk
O en W
Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen
PBI
Project Beleidsontwikkeling Internaatswerk
PGVK
Stichting tot Steun van de Protestantse Geestelijke Verzorging bij de Krijgsmacht
PIZ
Pensioen in zicht
POGI
Provinciaal Overleg van Gelderse Internaten voor Vormingswerk
POLI
Provinciaal Overleg Limburgse Internaten
PONI
Provinciaal Overleg Noord-Brabantse Internaten
POZHI
Provinciaal Overleg Zuid-Hollandse Internaten
PvdA
Partij van de Arbeid
PR
Public relations
PWV
Platform Welzijnsvoorziening
RBA
Regionaal Bureau Arbeidsvoorzieninge
RCW
Raad voor Cultureel Werk
RVE
Raad voor Volwasseneneducatie
RVU
Radiovolksuniversiteit
SAM
Stuurgroep Audio-Visuele Media
SBI
Slotemaker de Bruïne-instituut
SER
Sociaal-economische Raad
STIMO
Samenwerkende Trainings- en Vormings-Instituten voor Medezeggenschap bij de Overheid
STIOG
Stichting Ongewenste Intimiteiten in de Gezondheidszorg
TEG
Tewerkgestelde erkende gewetensbezwaarde
TOV
Ten overstaan van vreemdelingen
TVA.
Training, vorming en advies.(-Groep), rechtsopvolger van de Vereniging van Volkshogescholen en Vormingscentra.
VC
Vormingscentrum, -centra
VCVO
Vlaams Centrum voor Volksontwikkeling
VE
Volwasseneneducatie.
VNFI
(Stichting)Verenigd Nederlands Filminstituut
VO
Volksontwikkeling
V en O
Vorming(s-) en Ontwikkeling(swerk).
VHS
Volkshogeschool
VOS
Vereniging van Ondernemingen in de Gepremieerde en Gesubsidieerde Sector
VRIA
Vrouwen in arbeidssituaties
VTS
Vrijwilligers in de terminale thuiszorg
VWI
Vormingswerk in internaatsverband
VWO
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs
WAO
Wet Arbeidsongeschiktheid
WVO
Werkgeversorganisatie Vormings- en Ontwikkelingswerk

Archiefbestanddelen