‘De Standaard was een instrument van Vlaamse ontvoogding’

‘Ook De Standaard vond dat mensen bij het ene, ware geloof moesten blijven’, zegt Herman Van Goethem.© Katrijn Van Giel

Historicus Herman Van Goethem: ‘Van bij het begin wilde De Standaard het eerste klassedagblad zijn.’© Katrijn Van Giel

thumbnail: ‘Ook De Standaard vond dat mensen bij het ene, ware geloof moesten blijven’, zegt Herman Van Goethem.
thumbnail: Historicus Herman Van Goethem: ‘Van bij het begin wilde De Standaard het eerste klassedagblad zijn.’

Het leek een onmogelijk ideaal: de Vlaming uit zijn achterstelling halen door zijn erbarmelijk Nederlands te verheffen tot drager van cultuur en intellect. Een eerste klassedagblad moest de standaard van die cultuurstrijd worden. ‘Het Nederlands leek begin negentiende eeuw gedoemd te verdwijnen in Vlaanderen', zegt historicus Herman Van Goethem.

Van onze redacteur Lieven Sioen

‘Een orgaan om voor het Vlaamse katholieke publiek hun onderwerping aan de hogere geestelijkheid en hun platbroekerij voor het ministerie goed te praten.’

Dat schreef de antiklerikale, liberale hoofdredacteur August Monet van de Antwerpse Nieuwe Gazet toen hem in mei 1914 ter ore kwam dat een nieuwe, concurrerende krant was opgericht. De Standaard was een laatkomer in het Vlaamse perslandschap. De Gentenaar was al in 1879 opgericht, Het Laatste Nieuws in 1888, Het Volk en Gazet van Antwerpen in 1891. Zij dienden elk het belang van de eigen zuil. Monet ging er daarom van uit dat de nieuwkomer kritiekloos de katholieke zuil zou dienen.

Maar De Standaard wilde in de eerste plaats de Vlaamse taal dienen. Taalverheffing, zo geloofden immers de stichters, leidde tot machtsverwerving, vertelt historicus Herman Van Goethem. Van in het begin wilde De Standaard uitdrukkelijk een ‘eerste klasse-dagblad’ zijn, wat hem een nieuwe, unieke positie bezorgde tussen de vele zogenaamde ‘centenbladen’ die toen de Nederlands­talige pers in België vormden.

‘De komst van de rotatiepers eind negentiende eeuw had het mogelijk gemaakt om goedkope kranten te produceren’, vertelt Van Goethem. ‘Maar dat waren triviale, volkse producten die een beetje politiek brachten, veel misdaden en ongelukken, zelden cultuur, en die bovendien erg zuilgebonden waren. Hun taalgebruik was van een erbarmelijk niveau, wat eigenlijk in het algemeen gold voor het Nederlands in Vlaanderen. Vandaar dat de flaminganten op de eerste plaats gingen ijveren voor het gebruik van het Nederlands als cultuurtaal. Binnen de christen-democratie kwam zo een beweging van cultuurflaminganten op gang, waar de politici Frans Van Cauwelaert en Fons Van de Perre en de Antwerpse apotheker Arnold Hendrix deel van uitmaakten. Zij zouden in 1914 De Standaard oprichten.’

Waarom vonden ze het zo belangrijk een eigen krant te hebben?

‘Dat kwam vanuit het inzicht dat de taalkwestie een sociale kwestie is. Dat was een vrij recent besef. Toen in 1845 de mislukking van de aardappeloogst vooral in het arme Vlaanderen tot hongersnood leidde, werd die communautaire analyse nog niet gemaakt. De samenleving was statisch. Rijken waren rijk geboren en armen hoorden arm te blijven. Naastenliefde diende de ergste nood te lenigen. Niemand zag dat ook taal mensen uitsloot.’

‘Dat veranderde met de opkomst van het socialisme en het marxisme. Links kwam tot het inzicht dat armoede een sociaal probleem is, dat de overheid kan oplossen via wetgeving. De socialisten begonnen zetels te winnen bij de gemeenteraadsverkiezingen. De democratisering van het stemrecht zou dat proces versnellen. Met de hete adem van de socialisten in de nek zou de paus een deel van hun standpunten overnemen in Rerum novarum. De conservatieve katholiek Charles Woeste zou nog kort na WOI in het parlement uitroepen dat die sociale wetten de christelijke plicht van naastenliefde onmogelijk maken.’

‘In die context kwamen intellectuele flaminganten, die nochtans zeer Franstalig waren, tot het besef dat de sociale achterstand van de Vlaming maar kon worden opgelost door de elite te vernederlandsen. De andere optie, met name de volledige verfransing van Vlaanderen, was onder Napoleon geprobeerd, maar mislukt. De gewone Vlaming tweetalig maken, zoals de elite, was evenmin haalbaar, want er was geen schoolplicht.’

‘Enige resterende mogelijkheid was dus het vernederlandsen van de elite. Die elite kende wel Nederlands, maar gebruikte dat alleen in de omgang met meid en knecht.’

‘De cultuurflaminganten zagen het daarom als hun eerste opdracht om het Nederlands te verheffen. De boerentaal moest een drager van cultuur en intellect worden. Daartoe moest het secundair en universitair onderwijs vernederlandst worden. Die strijd zou zich kristalliseren rond de vervlaamsing van de universiteit van Gent. Dat was een geweldig motiverende en mobiliserende gedachte, waaruit ook De Standaard zou ontstaan: een katholieke krant, die de Vlaamse intellectuele elite mee zou vormen.’

Ondanks de slechte kwaliteit van het Nederlands.

‘Het Nederlands leek begin negentiende eeuw gedoemd te verdwijnen in Vlaanderen. De taal was in de loop van de zeventiende en de achttiende eeuw teloorgegaan door het isolement van de regio. Er bestond geen literatuur meer van enig niveau, alleen een mozaïek van dialecten waarbij een West-Vlaming en een Limburger elkaar niet verstonden.’

‘In Frankrijk was hetzelfde gebeurd. Op het moment van de Franse Revolutie spraken slechts 2 miljoen van de 12 miljoen Fransen Frans. De rest hanteerde een andere Romaanse taal. Maar onder invloed van de industrialisering en het nationalisme in de negentiende eeuw waren die ongeschreven talen ten dode gedoemd.’

‘Het Vlaams zou hetzelfde lot zijn beschoren als Leopold I in 1844 geen KB had getekend waarbij de officiële spelling van het Nederlands in België gelijkgesteld werd met die van Nederland.’

‘Er kwam dus een eenheidsspelling, maar het gesproken Nederlands bleef dialectisch. Bovendien had de annexatie bij Frankrijk in 1795 de Vlaamse elite fundamenteel verfranst.’

‘Aan de gewone bevolking was de verfransing echter voorbijgegaan. Of de overheid nu in het Latijn of het Frans communiceerde, zij ploegde voort.’

Het onafhankelijke België zette de verfransing verder.

‘Ja, maar met de nodige terughoudendheid. Zeker in katholieke hoek was er aarzeling om het Frans nog meer te promoten. Zij beschouwden de volkstaal als een barrière tegen de moderniteit en het antiklerikale verlichtingsdenken uit Frankrijk. Nederlands bleef de taal van de spreekstoel, de catechismus en de geloofsverspreiding.’

‘Ook de monarchie had aandacht voor het Nederlands, want het vormde een buffer tegen annexatie door Frankrijk, zeker in een tijd waarin Napoleon III expansionistische ambities koesterde. Tweetaligheid droeg bij tot de Belgische identiteit. De eerste flaminganten waren trouwens belgicisten.’

‘Dat alles zorgde ervoor dat ondanks alles het Nederlands bewaard bleef. Het grote probleem was echter dat het Nederlands niet onderwezen werd vanaf de humaniora, maar alleen in het lager onderwijs. En dan nog stuurde de Vlaamse elite haar kinderen naar Franstalig lager onderwijs.’

‘Bovendien was er geen schoolplicht. En zo bleef het Nederlands in Vlaanderen van erbarmelijk niveau. Het zou trouwens nog lang duren voor het Vlaams enig niveau bereikte, want wie een De Standaard uit de jaren dertig, of zelfs de jaren vijftig leest, schrikt van de stroeve en plechtstatige kwaliteit van de taal. Het gaat duidelijk om een taal die nog niet in evenwicht is.’

De Standaard wilde een Brusselse krant zijn, maar was de facto een Antwerpse creatie.

‘Antwerpen had al sinds de jaren 1880 Gent voorbijgestoken als de motor van de Vlaamse Beweging. Van zodra de Vlaamse Beweging naar eentaligheid streefde, zou Gent als liberale tweetalige stad niet meer volgen.’

‘In Antwerpen leefde al sinds het ancien régime een traditie van politieke radicaliteit, als gevolg van haar positie als havenstad. Doordat de lokale belangen zo zwaar wogen, ontstonden er makkelijk conflicten met de centrale overheid, al sinds de tijd van Albrecht en Isabella. De expansie van de haven in de negentiende eeuw versterkte nog die combinatie van zelfbewustzijn en calimerocomplex.’

‘Olie op het vuur was de Brusselse beslissing rond 1860 om van Antwerpen de kern te maken van de Belgische defensie. In het geval van een buitenlandse inval zou het Belgische leger zich verschansen binnen een te bouwen fortengordel rond de havenstad, en vandaar de strijd voortzetten.’

‘Heel het land vond dat een goed idee, behalve de Antwerpenaren. Uit hun collectief protest ontstond de Meetingpartij, die haar naam ontleende aan de opruiende massabijeenkomsten tegen Brussel en de rest van het land.’

‘België kende toen nog een meerderheidsstelsel met twee grote partijen, de katholieken en de liberalen. Antwerpen bracht een derde partij in het parlement, le banc anversois, bestaande uit een vijftal radicale, antimonarchistische en ongezouten volksvertegenwoordigers met één programmapunt: neen aan de forten.’

‘Die Meetingpartij was bovendien Vlaamsgezind, omdat ze volks was. Ze wilde de massa zonder stemrecht meeslepen. En dus moest ze Nederlands gebruiken.’

‘De Vlaamse Beweging schoot goed wortel in die Antwerpse politieke cultuur. Toen al liep de stad immers vooruit op een aantal evoluties die later in de rest van het land zouden volgen. De vernederlandsing, de eentaligheid, de eerste coalitie tussen katholieken en socialisten... Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat in dat Antwerps laboratorium De Standaard werd opgericht.’

De krant profileerde zich nochtans vanaf de stichtingsakte als een Brussels dagblad.

‘Daarmee bedoelden de oprichters dat De Standaard een nationale krant moest zijn. Antwerpen was het kloppend hart, België het lichaam.’

‘Vergeet niet dat die oprichters Belgicist tot in de kist waren. Hoewel de eerste barst in België er met het algemeen stemrecht in 1894 is gekomen, wat men zich toen niet realiseerde, waren ook de katholieken uitgesproken unitair. Voor die generatie flaminganten zou de Vlaamse strijd voltooid zijn met de taalwetten. Vanaf WOI zou zich een verwijdering voordoen tussen Van Cauwelaert en co. en een nog radicalere Vlaamse Beweging.’

Had De Standaard als vlag van die cultuurstrijd ook een socialistische of een ongebonden krant kunnen zijn?

‘De mobiliserende kracht van de katholieke zuil was in Vlaanderen oneindig veel groter dan die van de socialisten. Alleen Gent was belangrijk als groot socialistisch bastion. Daar waren de socialisten ook heel ontvankelijk voor het flamingantisme als sociale strijd, maar zij konden dat niet uitdragen tot in alle uithoeken van Vlaanderen.’

‘Bovendien steunde de partij dat flamingantisme niet. De proletariërs aller landen dienden zich te verenigen, niet te verdelen. En de partijtop zag dat de taalkwestie een splijtzwam zou worden. Daar sloot ze liever de ogen voor. Voor de gedisciplineerde, haast militaristisch gestructureerde socialistische partij stond de eenheid voorop.’

‘Belangrijk ook binnen de socialistische logica was dat het Frans al bij al de taal van de sociale opgang bleef. Op het moment dat de socialisten het algemeen stemrecht verwierven, zou de partijtop de taal die toegang gaf tot de macht, niet afvallen.’

‘Bij de katholieken daarentegen, infiltreerde de Vlaamse Beweging wel het segment van leidinggevenden. Van Cauwelaert of Alfons Van de Perre waren invloedrijke figuren binnen de Katholieke Partij.’

De kerkelijke hiërarchie, met kardinaal Mercier op kop, was nochtans fel gekant tegen de oprichting van een Vlaamse krant.

‘De Kerk heeft de Vlaamse Beweging in de negentiende eeuw gesteund waar het de gewone man betrof, maar wanneer mensen als Van Cauwelaert en consorten de humaniora en de universiteit wilden vervlaamsen, ging kardinaal Mercier in de tegenaanval. Een Vlaamse universiteit, ‘c’est pour les intellectuels de Lotenhulle en Zoetenaaie’, zei Mercier. En ergens had hij gelijk. Want er was een spanning tussen droom en werkelijkheid. Veel flaminganten zeiden wel dat ze hun kinderen in het Nederlands wilden opvoeden, maar ondertussen waren ze toch maar blij dat ze de generatie van hun kinderen nog naar een Franstalige school konden sturen.’

‘Die spanning tussen episcopaat en katholieke flaminganten was eigen aan de Katholieke Partij. Toen de studentenbeweging AKVS op bedevaart trok naar Rome, werd ze door de paus publiek gedesavoueerd. Voor die studenten was dat natuurlijk een geweldige stimulans om nog radicaler te worden. Maar over één zaak was iedereen het eens: de eenheid van de katholieke partij moest absoluut bewaard blijven. Ook De Standaard vond dat de mensen bij het ene, ware geloof moesten blijven.’

‘Dat belette echter niet dat toen al christendemocratische politici zich niet altijd veel aantrokken van wat de bisschoppen predikten. Ook radicale Vlaams-nationalisten gingen vaak wel naar de kerk, maar aanvaardden niet langer het politieke gezag van de Kerk. En al zeker niet in taalkwesties.’

De Standaard moest een krant voor staatkundige, maatschappelijke en economische belangen worden. Wat waren die economische belangen voor de Vlaamse Beweging?

‘De vernederlandsing van de economische hefbomen. Toen de steenkoollagen in de Kempen werden ontdekt, rond 1904, gingen mensen als Lodewijk De Raet ervoor pleiten om eindelijk in Vlaanderen een eigen industrie te ontwikkelen. Met Vlaams kapitaal en in Vlaanderen opgeleide ingenieurs. Een Vlaamse economie betekende immers ook Vlaamse macht en rijkdom, tegen de liberale Franstalige Waalse en Brusselse topindustriëlen in.’

De Standaard was een instrument van ontvoogding, omdat hij de Vlaamse cultuur wilde opbouwen en uitdragen, maar ook omdat hij een Vlaamse economische structuur wilde uitbouwen. En omdat hij groepen die in de samenleving weinig te zeggen hadden, toegang tot de beslissingsniveaus wilde geven.’

‘In de negentiende eeuw bleef de dorpspolitiek nog vaak in handen van dezelfde families die al honderden jaren de lakens uitdeelden, ongeacht de machthebbers in Brussel. Vandaar dat de beweging veel leden uit de lagere burgerij en middenklasse telde, die zich probeerden op te werken, maar op een plafond van oude machtsstructuren botsten. Zelfs mei ‘68 was nog een exponent van die ontvoogdingsstrijd. Maar ook de collaboratie in 1940-’44, die voor een groot stuk voortsproot uit de frustraties van een brede, verbitterde middenklasse, die de verwachting dat ze na de Eerste Wereldoorlog uit het verstikkende keurslijf van de gevestigde orde zou kunnen breken, niet bewaarheid had zien worden.’

Wat heeft de Eerste Wereldoorlog betekend voor die groep die De Standaard oprichtte? Was na 1918 de Vlaamse Beweging niet sterk verdeeld door de opkomst van de radicalere Frontbeweging?

‘Misschien overschatten we de verdeeldheid van de Vlaamse Beweging na 1918. De lokale Frontpartijtjes haalden weinig stemmen. Ze zouden veel invloed hebben op lange termijn, maar schudden de politieke orde niet meteen door elkaar. Voor de katholieke flaminganten was het na de oorlog niet zo moeilijk om de eenheid te bewaren. De barst binnen de Katholieke Partij zou pas belangrijk worden toen Van Cauwelaert zijn minimumprogramma had gerealiseerd, en een ander deel van de Vlaamse Beweging verder wilde gaan en ook de structuur van het land wilde hervormen.’

Kortom, toen in 1918 het eerste exemplaar van De Standaard van de persen rolde, waren de omstandigheden rijp voor een succes.

‘Absoluut.’

Dit interview komt uit de papieren editie van De Standaard.Naar aanleiding van 100 jaar De Standaard leest u dit artikel vandaag gratis.