Ironie in prentenboeken - hjk
Ironie in prentenboeken - hjk
Ironie in prentenboeken - hjk
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Literaire competentie<br />
<strong>Ironie</strong> <strong>in</strong> <strong>prentenboeken</strong><br />
<strong>Ironie</strong> en kleuters … het lijkt op het eerste gezicht een<br />
vreemde comb<strong>in</strong>atie. Maar veel <strong>prentenboeken</strong> en tekenfilms<br />
die speciaal voor kleuters zijn, bevatten ironische humor.<br />
<strong>Ironie</strong> herkennen en begrijpen is daarom een belangrijke<br />
vaardigheid. Wie de ironie van een verhaal niet doorheeft, mist een<br />
groot deel van de betekenis (en vaak ook van de humor). Hoe gaan<br />
kleuters om met ironie en hoe kunnen wij hen helpen ironische humor <strong>in</strong><br />
verhalen te ontdekken?<br />
Tussen het vijfde en zesde levensjaar ontwikkelen k<strong>in</strong>deren<br />
het <strong>in</strong>zicht dat een spreker iets anders kan bedoelen<br />
dan hij zegt (Harris & Pexman, 2003). De kleuterleeftijd<br />
is dus een goed moment om via het voorlezen van<br />
<strong>prentenboeken</strong> vertrouwd te raken met ironische opmerk<strong>in</strong>gen.<br />
Rond het achtste of negende jaar kunnen de<br />
meeste k<strong>in</strong>deren verbale ironie niet enkel signaleren, maar<br />
ook begrijpen en mogelijk waarderen.<br />
<strong>Ironie</strong> bestaat uit drie vormen: verbale ironie, ironische<br />
gebeurtenis en situationele ironie. Het werk<strong>in</strong>gspr<strong>in</strong>cipe van<br />
deze vormen is eigenlijk steeds hetzelfde. Hieronder laten<br />
we de verschillende types ironische humor zien aan de<br />
hand van voorbeelden.<br />
‘Wat zijn jullie toch weer gezellig’<br />
Met het eerste type, verbale ironie, hebben k<strong>in</strong>deren ook <strong>in</strong><br />
het dagelijks leven vaak te maken. Denk bijvoorbeeld aan<br />
een leerkracht die tegen ruziemakende kleuters zegt: ‘Wat<br />
zijn jullie toch weer gezellig.’ Aan het gezicht van de leerkracht<br />
zien de k<strong>in</strong>deren dat de juf of meester wel ‘gezellig’<br />
zégt, maar juist het tegenovergestelde bedóélt. Iemand<br />
kan dus ‘a’ zeggen, maar ‘niet-a’ bedoelen. Dit contrast<br />
tussen uitvoer<strong>in</strong>g en bedoel<strong>in</strong>g is een belangrijk kenmerk<br />
van ironische opmerk<strong>in</strong>gen. De k<strong>in</strong>deren zijn gestopt met<br />
ruziemaken, ze hebben de bedoel<strong>in</strong>g van de leerkracht<br />
begrepen en de opmerk<strong>in</strong>g niet letterlijk geïnterpreteerd.<br />
Maar hun gezichten verraden dat ze de uitspraak van de<br />
leerkracht vreemd v<strong>in</strong>den.<br />
Bij verbale ironie zijn er vaak aanwijz<strong>in</strong>gen die de toehoorder<br />
erop wijzen dat er iets bijzonders aan de hand is met<br />
de uitspraak. Allereerst speelt de context een grote rol; die<br />
moet aanleid<strong>in</strong>g geven om de opmerk<strong>in</strong>g als ‘afwijkend’<br />
taalgebruik te ervaren. Daarnaast is de <strong>in</strong>tonatie van de<br />
spreker van belang. Een ironische opmerk<strong>in</strong>g beg<strong>in</strong>t<br />
4 HJK november 2011<br />
Coosje van der Pol<br />
meestal op normale toonhoogte. Richt<strong>in</strong>g het e<strong>in</strong>de van<br />
de uitspraak daalt de toon echter. Soms knipoogt de spreker<br />
of trekt een scheve mondhoek. Dit gebruik zien we ook<br />
vaak <strong>in</strong> <strong>prentenboeken</strong> en tekenfilms en we kennen het<br />
bovendien van emoticons, de ‘gezichtjes’ uit het e-mail- en<br />
sms-verkeer. Ook bevat een ironische opmerk<strong>in</strong>g vaak het<br />
woord ‘hoor’ of ‘toch’.<br />
Doordat <strong>prentenboeken</strong> tekst en beeld bevatten, kunnen zij<br />
benadrukken dat een personage soms bewust iets anders<br />
zegt (de tekst zegt ‘a’) dan hij bedoelt (de teken<strong>in</strong>g laat<br />
‘niet-a’ zien). Het lezen van <strong>prentenboeken</strong> helpt dus te<br />
ontdekken dat uitspraken meer dan één betekenis kunnen<br />
hebben. Mensen of verhaalpersonages doen ironische uitspraken<br />
om de aandacht op een opmerk<strong>in</strong>g te vestigen of<br />
om grappig of relativerend over te komen. Het is daarom<br />
van belang dat kleuters doorhebben dat het contrast tussen<br />
uitvoer<strong>in</strong>g en bedoel<strong>in</strong>g bewust is en geen vergiss<strong>in</strong>g.<br />
Verbale ironie kent ook nog andere vormen, zoals overdrijv<strong>in</strong>g<br />
(een omgegooid glas water ‘een ramp’ noemen) en<br />
verkle<strong>in</strong><strong>in</strong>g of understatement (‘leuk cadeautje’ zeggen als<br />
je een heel groot geschenk krijgt). Maar ook een overbeleefd<br />
verzoek als ‘Mag ik jullie misschien beleefd vragen een<br />
kle<strong>in</strong> beetje m<strong>in</strong>der lawaai te maken?’ (leerkracht tegen<br />
rumoerige kleuters) is ironisch.<br />
Veel <strong>prentenboeken</strong> bevatten dit soort ironische opmerk<strong>in</strong>gen.<br />
Bij al deze uitspraken is er sprake van een contrast tussen<br />
wat iemand zegt en wat die persoon eigenlijk bedoelt.<br />
Wie verhalen leest zonder bekend te zijn met het fenomeen<br />
ironie, kan een ironische uitspraak letterlijk nemen. De lezer<br />
begrijpt dan niet waarom een personage zegt wat het zegt.<br />
Hierdoor ontstaan er ‘losse e<strong>in</strong>djes’ bij het <strong>in</strong>terpreteren van<br />
de gebeurtenissen. Als voorlezer is het daarom goed om<br />
bedacht te zijn op ironische opmerk<strong>in</strong>gen van verhaalfiguren<br />
en te zorgen voor een ironische <strong>in</strong>tonatie en eventueel<br />
een knipoog. Ook kunnen k<strong>in</strong>deren (terloops) op eventuele
• Human Touch Photography<br />
aanwijz<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de teken<strong>in</strong>g gewezen worden, bijvoorbeeld:<br />
‘Hij zegt wel “Aardig hoor!” maar hij kijkt niet alsof hij<br />
het meent.’<br />
Een gevaarlijke veiligheidsmaatregel<br />
Het tweede type ironische humor noemen we ironische<br />
gebeurtenis. Die doet zich voor wanneer er d<strong>in</strong>gen gebeuren<br />
die eigenlijk helemaal niet de bedoel<strong>in</strong>g zijn, of die<br />
anders lopen dan een verhaalfiguur en/of de lezer<br />
had(den) verwacht.<br />
Een ironische<br />
gebeurtenis<br />
werkt, net als verbale<br />
ironie, dus ook<br />
volgens het contrastpr<strong>in</strong>cipe.<br />
Extra<br />
ironisch is het wanneer juist de maatregelen die iemand<br />
neemt om een ongewenste situatie te voorkomen, ervoor<br />
zorgen dat het probleem zich toch aandient. Dat is bijvoorbeeld<br />
het geval bij een ‘veiligheidsmaatregel’ die leidt tot<br />
een gevaarlijke situatie. In het verhaal Watje Wimpie (Willis<br />
& Ross, 2007) wikkelt een overbezorgde mama muis haar<br />
zoon Wimpie <strong>in</strong> een grote pluk watten. Volgens mama<br />
beschermen de watten haar zoon tegen gevaar. Maar de<br />
watten trekken juist gevaar aan. Een vogel en een vos denken<br />
dat Wimpie een lekker hapje is (een soort slagroomgebakje)<br />
en een jongetje ziet Wimpie aan voor een sneeuwbal<br />
en gooit hem weg. Overigens is het dubbel ironisch dat<br />
mama Wimpie <strong>in</strong> de watten stopt nadat oma muis had<br />
gezegd dat mama Wimpie ‘<strong>in</strong> de watten legt.’ Dat oma’s<br />
ironisch bedoelde figuurlijke uitspraak (die door mama letterlijk<br />
wordt opgevat) de aanleid<strong>in</strong>g is voor een reeks ironi-<br />
Het lezen van <strong>prentenboeken</strong> helpt te<br />
ontdekken dat uitspraken meer dan één<br />
betekenis kunnen hebben<br />
De kleuterleeftijd is een goed moment om via <strong>prentenboeken</strong><br />
vertrouwd te raken met ironische humor<br />
sche gebeurtenissen, blijkt voor kleuters – begrijpelijkerwijs –<br />
echter nog een brug te ver (Van der Pol, 2010).<br />
Bij het signaleren van een gebeurtenis als ironisch, spelen<br />
scripts een belangrijke rol. Een script is een mentale voorstell<strong>in</strong>g<br />
van een gebeurtenis of situatie. Jonge k<strong>in</strong>deren<br />
beschikken al over een groot aantal scripts, zoals het trakteren-op-school-script.<br />
Wanneer <strong>in</strong> een verhaal een ironische<br />
gebeurtenis voorkomt, kan het nuttig zijn eerst het<br />
relevante script even<br />
(terloops) bij de k<strong>in</strong>deren<br />
op te roepen.<br />
Problemen met het<br />
signaleren van ironische<br />
gebeurtenissen<br />
ontstaan vooral<br />
wanneer k<strong>in</strong>deren geen goed uitgebouwd script voor die<br />
gebeurtenis hebben. Zo beschikken ze niet over een <strong>in</strong>-dewatten-leggen-script,<br />
omdat, anders dan <strong>in</strong> het verhaal,<br />
deze figuurlijke uitdrukk<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de ‘echte wereld’ doorgaans<br />
niet letterlijk wordt genomen. Als gevolg hiervan hebben<br />
sommige k<strong>in</strong>deren niet door dat wat er met Wimpie<br />
gebeurt precies het tegenovergestelde is van wat mama<br />
bedoelde. Pas als iemand een ironische gebeurtenis kan<br />
zien als onbedoeld maar wel grappig, kan hij er de humor<br />
van <strong>in</strong>zien. Dit vermogen is bij de meeste k<strong>in</strong>deren vanaf<br />
ongeveer vijf jaar aanwezig (Ackerman, 1983).<br />
Het voorlezen van <strong>prentenboeken</strong> kan kleuters helpen bij<br />
het signaleren en <strong>in</strong>terpreteren van ironische gebeurtenissen.<br />
Verhalen gaan immers vaak over situaties waar<strong>in</strong> iets<br />
ongebruikelijks gebeurt, zoals een breuk met de gewone<br />
HJK november 2011<br />
5
gang van zaken of een vreemd probleem dat moet worden<br />
opgelost. De (aanvankelijk vergeefse) oploss<strong>in</strong>gspog<strong>in</strong>gen<br />
geven verhalen humor en spann<strong>in</strong>g. Vaak bevatten<br />
<strong>prentenboeken</strong> (impliciete) aanwijz<strong>in</strong>gen die de lezer op<br />
het spoor van een ironische <strong>in</strong>terpretatie zetten. Dit gebeurt<br />
onder meer door herhal<strong>in</strong>g; iets gaat niet een enkele keer<br />
(bijna) mis, maar verschillende keren waardoor een patroon<br />
ontstaat. Dit is bijvoorbeeld het geval <strong>in</strong> Over een kle<strong>in</strong>e mol<br />
die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft (Holzwarth &<br />
Erlbruch, 1989), waar<strong>in</strong> de mol tijdens zijn zoektocht naar de<br />
‘dader’ steeds opnieuw bijna poep op zijn kop krijgt. Daarnaast<br />
is er vaak sprake van overdrijv<strong>in</strong>g; iets gaat niet<br />
zomaar mis, maar heel erg mis. En ook de eventuele aangename<br />
gevolgen van een ironische gebeurtenis zijn vaak<br />
sterk overdreven.<br />
‘Hij weet nog niet dat …’<br />
Het derde type ironische humor is de situationele ironie.<br />
Deze vorm komt vaak voor <strong>in</strong> het theater en heet daarom<br />
ook wel dramatische ironie. Situationele ironie toont één<br />
of meer personages <strong>in</strong> een heel specifieke situatie: het<br />
publiek ziet een personage handelen op een manier die<br />
niet helemaal op zijn plaats is gezien de situatie waar<strong>in</strong> dat<br />
personage zich bev<strong>in</strong>dt, maar het personage zelf weet dat<br />
(nog) niet. In dit contrast tussen hoe het personage zich –<br />
gezien de situatie – eigenlijk zou moeten gedragen en hoe<br />
het zich feitelijk gedraagt, bev<strong>in</strong>dt zich de ironie. Vaak gaat<br />
situationele ironie gepaard met spann<strong>in</strong>g. Deze vorm van<br />
ironie is het duidelijkst wanneer de toestand zoals het personage<br />
die ziet compleet tegengesteld is aan de werkelijke<br />
situatie (er is dus opnieuw sprake van overdrijv<strong>in</strong>g).<br />
Een typisch geval van situationele ironie kennen we van de<br />
poppenkast. Het publiek ziet dat de politieagent achter<br />
Jan Klaassen staat, terwijl de ‘held’ zelf niets door heeft en<br />
zich ook als zodanig gedraagt. Vanuit zijn bevoordeelde<br />
positie weet het publiek dat de uitspraken of acties van het<br />
personage, gezien de omstandigheden, niet zo gelukkig<br />
zijn. De toeschouwers lachen om de misplaatste zelfzekerheid<br />
of ‘domheid’ van de verhaalfiguur. Tijdens het voorlezen<br />
van <strong>prentenboeken</strong> kan je dus letten op (sterk overdreven)<br />
zelfvoldaanheid of zelfoverschatt<strong>in</strong>g bij een<br />
personage. Een verhaalfiguur die heel erg zeker is van zijn<br />
zaak, verandert niet veel later immers vaak <strong>in</strong> een antiheld<br />
of wordt het ‘slachtoffer’ van de situatie.<br />
Situationele ironie is de eenvoudigste van de drie besproken<br />
soorten ironie. In <strong>prentenboeken</strong> is deze vorm van ironie<br />
bovendien heel aanschouwelijk <strong>in</strong> de teken<strong>in</strong>gen.<br />
Vanaf ongeveer vijf jaar kunnen k<strong>in</strong>deren uit de voeten<br />
met situationele ironie (Lucariello & M<strong>in</strong>dolovich, 1995).<br />
Rond deze leeftijd heeft het k<strong>in</strong>d voldoende besef van perspectief<br />
om, eventueel met hulp, het verschil te ontdekken<br />
tussen wat het zelf ziet of weet en wat de ‘held’ (niet) ziet<br />
of weet.<br />
Inzicht <strong>in</strong> ironie ontwikkelen<br />
Een experiment laat zien dat k<strong>in</strong>deren daadwerkelijk meer<br />
<strong>in</strong>zicht <strong>in</strong> ironie ontwikkelen wanneer leerkrachten daaraan<br />
tijdens het voorlezen van <strong>prentenboeken</strong> op impliciet<br />
didactische wijze aandacht besteden (Van der Pol, 2010).<br />
6 HJK november 2011<br />
Aan het experiment deden achttien kleutergroepen mee,<br />
gevormd tot negen paren. Elk paar bestond uit twee scholen<br />
die <strong>in</strong> een aantal belangrijke aspecten op elkaar leken<br />
(onder meer vergelijkbare schoolgrootte, stadsschool bij<br />
stadsschool, dorpsschool bij dorpsschool, vergelijkbare leerl<strong>in</strong>gpopulatie).<br />
Van elk paar werd één helft via een toevalsprocedure<br />
toegewezen aan de experimentele conditie.<br />
De andere helft kwam daardoor automatisch terecht <strong>in</strong> de<br />
controle conditie. De kleutergroepen uit de experimentele<br />
conditie volgden een speciaal programma (<strong>in</strong>terventie),<br />
waar<strong>in</strong> onder meer aandacht werd besteed aan ironie <strong>in</strong><br />
<strong>prentenboeken</strong>. Tijdens deze <strong>in</strong>terventie werden speciaal<br />
hiervoor geselecteerde <strong>prentenboeken</strong> (het onderzoekscorpus)<br />
door de eigen leerkrachten voorgelezen met<br />
behulp van leesaanwijz<strong>in</strong>gen. De leesaanwijz<strong>in</strong>gen richtten<br />
de aandacht van de k<strong>in</strong>deren op impliciet didactische<br />
wijze op ironische fenomenen <strong>in</strong> de <strong>prentenboeken</strong>. In de<br />
controlegroepen werd voorgelezen zoals gebruikelijk.<br />
Uit de achttien groepen zijn willekeurig honderd k<strong>in</strong>deren<br />
geselecteerd voor het maken van een <strong>in</strong>dividuele taak. Bij<br />
de selectie is reken<strong>in</strong>g gehouden met een gelijke verdel<strong>in</strong>g<br />
van jongste en oudste kleuters, jongens en meisjes en<br />
leerl<strong>in</strong>ggewicht. De <strong>in</strong>dividuele taak maakten de k<strong>in</strong>deren<br />
zowel voorafgaand aan het experiment als aan het e<strong>in</strong>de<br />
ervan. De k<strong>in</strong>deren uit de experimentele groep volgden<br />
tussentijds de <strong>in</strong>terventie, de k<strong>in</strong>deren uit de controlegroep<br />
niet. Schematisch weergegeven ziet dat er uit als volgt:<br />
Conditie Voormet<strong>in</strong>g Interventie Namet<strong>in</strong>g<br />
Experimentele<br />
groep (corpus met<br />
leesaanwijz<strong>in</strong>gen)<br />
Controlegroep<br />
(geen corpus,<br />
geen leesaanwijz<strong>in</strong>gen)<br />
✔ ✔ ✔<br />
✔ ✔<br />
Figuur 1: schematische weergave van het experiment<br />
Tijdens de taak werd het prentenboek Watje Wimpie aan<br />
elk k<strong>in</strong>d voorgelezen als elektronisch prentenboek. Daarna<br />
werd tijdens een gesprekje een aantal vragen aan de k<strong>in</strong>deren<br />
gesteld over de ironie <strong>in</strong> het verhaal, bijvoorbeeld<br />
over dat de watten die Wimpie moesten beschermen hem<br />
juist <strong>in</strong> gevaar brachten. Aan de antwoorden van de k<strong>in</strong>deren<br />
werden scores toegekend. Uit de analyses van de scores<br />
blijkt dat de k<strong>in</strong>deren die de <strong>in</strong>terventie hadden<br />
gevolgd, beter overweg konden met de ironie <strong>in</strong> Watje<br />
Wimpie dan de k<strong>in</strong>deren die de <strong>in</strong>terventie niet hadden<br />
gevolgd.<br />
De uitkomsten van het experiment bevestigen bovendien<br />
dat verbale ironie voor kleuters <strong>in</strong>derdaad het moeilijkste<br />
type ironie is. De k<strong>in</strong>deren signaleerden vaak wel dat er<br />
met een ironische opmerk<strong>in</strong>g iets ‘bijzonders’ aan de hand<br />
is, maar begrepen niet wát precies. Met ironische gebeurtenissen<br />
en situationele ironie konden de k<strong>in</strong>deren die<br />
deelnamen aan het experiment veel beter overweg. Over<br />
de <strong>in</strong> watten gehulde Wimpie zeiden ze bijvoorbeeld ‘dat
de beschermwatten toch niet zo’n goed idee waren’.<br />
Veel k<strong>in</strong>deren vonden het grappig dat er door mama’s<br />
veiligheidsmaatregel (de watten) ‘allerlei gevaarlijke d<strong>in</strong>gen<br />
zijn gebeurd’. De kleuters vonden het leuk <strong>in</strong> verhalen<br />
op zoek te gaan naar ironische contrasten. Op deze<br />
manier is ‘het is niet wat je verwacht’ (Stott, 1982: ontwikkeld<br />
om oudere k<strong>in</strong>deren ironie te helpen begrijpen) voor<br />
k<strong>in</strong>deren geen teleurstell<strong>in</strong>g, maar een bron van humor en<br />
verhaalplezier.<br />
Wanneer je tijdens het voorlezen op impliciete wijze aandacht<br />
besteedt aan ironie, kunnen kleuters ontdekken dat<br />
ironie <strong>in</strong> verhalen altijd een optie is. Door alert te zijn op<br />
aanwijz<strong>in</strong>gen uit het verhaal en adequate leesstrategieën<br />
toe te passen, kunnen jonge k<strong>in</strong>deren ironie <strong>in</strong> <strong>prentenboeken</strong><br />
leren signaleren. Oog hebben voor ironie en haar<br />
kunnen <strong>in</strong>terpreteren (en hopelijk ook waarderen) is niet<br />
Literatuur<br />
Voorbeelden uit <strong>prentenboeken</strong> met ironie, die aan de kleuters voorgelegd zijn. Boven: Dekselse<br />
Diederik, daaronder Meneer Das en Mevrouw Vos, ernaast Watje Wimpie<br />
Coosje van der Pol is universitair docent aan het departement Cultuurwetenschappen van Tilburg<br />
University. In 2010 promoveerde zij op het onderzoek Prentenboeken lezen als literatuur.<br />
Een structuralistische benader<strong>in</strong>g van het concept ‘literaire competentie’ voor kleuters<br />
alleen belangrijk voor de literaire competentie van kleuters.<br />
Ook <strong>in</strong> hun bredere socialisatie zullen ze er profijt van<br />
hebben.<br />
Voorbeelden van ironische <strong>prentenboeken</strong>:<br />
• Holzwarth, W. & Erlbruch, W. (1989). Over een kle<strong>in</strong>e<br />
mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft.<br />
Antwerpen/Rotterdam: C. de Vries-Brouwers.<br />
• Luciani, B. & Tharlet, E. (2007.) Meneer Das en<br />
Mevrouw Vos. De ontmoet<strong>in</strong>g. Brussel: Dargaux-Lombard<br />
/ Dargaus Benelux.<br />
• Ross, T., & Willis, J. (2007). Dekselse Diederik. Amsterdam:<br />
Sjaloom.<br />
• Willis, J., & Ross, T. (2007). Watje Wimpie. Antwerpen/<br />
Rotterdam: C. de Vries-Brouwers.<br />
• Ackerman, B.P. (1983). Form and Function <strong>in</strong> Children’s Understand<strong>in</strong>g of Ironic Utterances. Journal of Experimental Child<br />
Psychology, 35 (3), 487-508.<br />
• Harris, M. & Pexman, P. (2003). Children’s perceptions of the social functions of verbal irony. Discourse Processes 36 (3), 147-165.<br />
• Lucariello, J. & M<strong>in</strong>dolovich, C. (1995). The development of complex metarepresentational reason<strong>in</strong>g: The case of situational<br />
irony. Cognitive Development, 10 (4), 551-576.<br />
• Pol, C., van der (2010). Prentenboeken lezen als literatuur. Een structuralistische benader<strong>in</strong>g van het concept ‘literaire competentie’<br />
voor kleuters Amsterdam/Delft: Sticht<strong>in</strong>g Lezen/Eburon (Doctoraatsthesis).<br />
• Stott, J. C. (1982). It’s not what you expect’: Teach<strong>in</strong>g irony to third graders. Children’s Literature <strong>in</strong> Education, 13 (4), 153-163.<br />
HJK november 2011<br />
7