Codex Secundair Onderwijs - COC
Codex Secundair Onderwijs - COC
Codex Secundair Onderwijs - COC
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
INHOUDSTABEL CODIFICATIE BETREFFENDE HET SECUNDAIR ONDERWIJS<br />
Deel I: Inleidende bepalingen<br />
Deel II: Begrippen<br />
Deel III: Gemeenschappelijke bepalingen betreffende het secundair onderwijs<br />
Titel 1: Bepalingen betreffende de scholen<br />
Hoofdstuk 1: Algemeen<br />
Hoofdstuk 2: Erkenningsvoorwaarden<br />
Hoofdstuk 3: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Voorwaarden<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiering van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Salariëring<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
Onderafdeling 3: Globale puntenenveloppe<br />
Onderafdeling 4: Puntenenveloppe Raad van het Gemeenschapsonderwijs<br />
Onderafdeling 5: Bedrijfsstages<br />
Afdeling 3: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Algemeen<br />
Onderafdeling 2: Time-out projecten<br />
Onderafdeling 3: Brussels ondersteuningscentrum secundair onderwijs<br />
Onderafdeling 4: Bijzondere maatregelen voor technisch of beroepsgerichte opleidingen
Hoofdstuk 4: Scholengemeenschappen<br />
Afdeling 1: Algemeen<br />
Afdeling 2: Vorming van een scholengemeenschap<br />
Afdeling 3: Bevoegdheden van een scholengemeenschap<br />
Afdeling 4: Diverse voordelen voor scholengemeenschappen<br />
Hoofdstuk 5: Organen<br />
Afdeling 1: Commissie van Advies voor het Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong><br />
Afdeling 2: Representatieve vakorganisaties<br />
Afdeling 3: Overlegorganen inzake fundamentele onderwijshervormingen<br />
Afdeling 4: Lokaal comité op het niveau van de scholengemeenschap<br />
Onderafdeling 1: Scholengemeenschap gesubsidieerd officieel onderwijs<br />
Onderafdeling 2: Netoverschrijdende scholengemeenschappen<br />
Onderafdeling 3: Inzagerecht lokaal comité<br />
Hoofdstuk 6: Levensbeschouwelijk onderricht<br />
Hoofdstuk 7: Sancties<br />
Titel 2: Bepalingen betreffende leerlingen<br />
Hoofdstuk 1: Vrije keuze<br />
Hoofdstuk 2: School –en centrumreglement<br />
Hoofdstuk 3: Toelatingsvoorwaarden en studiebekrachtiging<br />
Hoofdstuk 4: <strong>Onderwijs</strong> voor zieke jongeren<br />
Hoofdstuk 5: Controle op inschrijvingen
Deel IV: Specifieke bepalingen betreffende het voltijds gewoon secundair onderwijs<br />
Titel 1: Bepalingen betreffende scholen<br />
Hoofdstuk 1: Structuur en organisatie<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie op macro niveau<br />
Afdeling 2: Structuur en organisatie op schoolniveau<br />
Afdeling 3: Eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplannen<br />
Afdeling 4: Lessenrooster<br />
Afdeling 5: Experimenteel modulair onderwijs<br />
Hoofdstuk 2: Teldata<br />
Hoofdstuk 3: Programmatie<br />
Afdeling 1: Toepassingsgebied<br />
Afdeling 2: Programmatie van scholen die tot een scholengemeenschap behoren<br />
Afdeling 3: Programmatie van structuuronderdelen door scholen die tot een<br />
scholengemeenschap behoren<br />
Afdeling 4: Programmatie van scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren<br />
Afdeling 5: Programmatie van structuuronderdelen door scholen die niet tot een<br />
scholengemeenschap behoren<br />
Hoofdstuk 4: Rationalisatie en fusie<br />
Afdeling 1: Rationalisatienormen<br />
Afdeling 2: Fusie van scholen<br />
Hoofdstuk 5: Omvorming en overheveling<br />
Afdeling 1: Toepassingsgebied<br />
Afdeling 2: Omvorming
Afdeling 3: Overheveling<br />
Hoofdstuk 6: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Financiering en subsidiëring van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Directeur<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
Onderafdeling 3: Scholen met optie Rijn –en binnenvaart<br />
Onderafdeling 4: Topsportscholen<br />
Onderafdeling 5: Onthaalonderwijs<br />
Onderafdeling 6: Kunstsecundaire scholen<br />
Onderafdeling 7: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen, eerste graad<br />
Onderafdeling 8: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen, tweede en derde<br />
graad<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Leerlingen– en schoolkenmerken<br />
Onderafdeling 2: Vaststelling van het totale werkingsbudget en van de voorafnamen<br />
Onderafdeling 3: Verdeling van het krediet voor schoolkenmerken en leerlingenkenmerken<br />
Onderafdeling 4: Berekening van het werkingsbudget per school<br />
Onderafdeling 5: Evaluatie<br />
Titel 2: Bepalingen betreffende leerlingen<br />
Hoofdstuk 1: Regelmatige versus vrije leerling<br />
Hoofdstuk 2: Klassenraad en examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap
Deel V: Specifieke bepalingen betreffende het buitengewoon secundair onderwijs<br />
Titel 1: Inleidende bepaling<br />
Titel 2: Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de opleidingsvormen 1, 2, 3 en 4<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende scholen van de opleidingsvormen 1, 2, 3 en 4<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
Afdeling 2: Eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplan en handelingsplan<br />
Afdeling 3: Programmatie en rationalisatie<br />
Onderafdeling 1: Begrippen en inleidende bepalingen<br />
Onderafdeling 2: Fusie<br />
Onderafdeling 3: Rationalisatie<br />
Onderafdeling 4: Programmatie<br />
Hoofdstuk 2: Bepalingen betreffende leerlingen van de opleidingsvormen 1, 2, 3 en 4<br />
Afdeling 1: Toelatingsvoorwaarden<br />
Onderafdeling 1: Leeftijd<br />
Onderafdeling 2: Inschrijvingsverslag en attest<br />
Onderafdeling 3: Type 5<br />
Hoofdstuk 3: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Financiering en subsidiëring van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Directeur<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
Onderafdeling 3: Paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en orthopedagogisch personeel<br />
Onderafdeling 4: Plage uren
Onderafdeling 5: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Schoolkenmerken<br />
Onderafdeling 2: Vaststelling van het totale werkingsbudget en de voorafnamen<br />
Onderafdeling 3: Verdeling van het werkingsbudget voor schoolkenmerken<br />
Onderafdeling 4: Berekening van het werkingsbudget per school<br />
Onderafdeling 5: Berekening van de integratietoelage per school<br />
Onderafdeling 6: Evaluatie<br />
Titel 3: Specifieke bepalingen betreffende de opleidingsvormen 1, 2 en 3<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvormen 1, 2 en 3<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
Hoofdstuk 2: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvorm 3<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
Afdeling 2: Experimenteel modulair onderwijs<br />
Titel 4: Specifieke bepalingen betreffende de opleidingsvorm 4<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvorm 4, met uitzondering van de<br />
ziekenhuisscholen<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
Titel 5: Specifieke bepalingen betreffende het geïntegreerd onderwijs en de specifieke<br />
onderwijsleermiddelen<br />
Hoofdstuk 1: Het geïntegreerd onderwijs<br />
Hoofdstuk 2: De specifieke onderwijsleermiddelen
Deel VI. Uitwerkingdata<br />
Deel VII. Aanpassingen van de verwijzingen naar artikelen opgenomen in de codificatie.<br />
BIJLAGE BIJ DE CODIFICATIE BETREFFENDE HET SECUNDAIR ONDERWIJS<br />
Bijlage I: Indeling in onderwijszones<br />
ADDENDUM BIJ DE CODIFICATIE<br />
Addendum I: Niet opgenomen artikelen<br />
Addendum II: Concordantietabel : vroegere artikelen gerangschikt volgens de nieuwe artikelen<br />
Addendum III: Concordantietabel : nieuwe artikelen gerangschikt volgens de vroegere artikelen<br />
Addendum IV: Overzicht wettelijke en decretale bepalingen opgenomen in de codificatie betreffende<br />
het secundair onderwijs<br />
Addendum V: Bepalingen na codificatie op te heffen<br />
Addendum VI: Inhoudstabel codificatie betreffende het secundair onderwijs
Besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2010 houdende de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs<br />
DE VLAAMSE REGERING,<br />
Gelet op het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV, artikel X.35,<br />
zoals gewijzigd, dat bepaalt:<br />
“ Artikel X.35. De Vlaamse Regering kan de bepalingen van volgende decreten<br />
coördineren, met inachtneming van de wijzigingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend<br />
zijn aangebracht tot aan het tijdstip van de coördinatie:<br />
1° het koninklijk besluit van 20 augustus 1957 houdende coördinatie van de wetten op<br />
het lager onderwijs;<br />
2° de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving;<br />
3° de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs;<br />
4° de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger<br />
onderwijs;<br />
5° de wet van 19 juli 1971 betreffende de toekenning van studietoelagen;<br />
5bis° Koninklijk Besluit nr. 2 van 21 augustus 1978 tot vaststelling van het maximum<br />
aantal lestijden per week in het voltijds secundair onderwijs;<br />
5ter° KB nr. 65 van 20 juli1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor<br />
buitengewoon onderwijs.<br />
5quater° KB nr. 66 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van<br />
het administratief personeel en opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/1
inrichtingen voor buitengewoon onderwijs met uitzondering van de internaten of semiinternaten.<br />
5quinquies° KB nr. 67 van 20 juli 1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten<br />
van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel<br />
worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs.<br />
5sexies° KB nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de salarissen, de<br />
salaristoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de<br />
centra voor leerlingenbegeleiding;<br />
6° het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor<br />
het Gemeenschapsonderwijs;<br />
7° het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Vlaamse Autonome<br />
Hogescholen;<br />
8° het decreet van 5 juli 1989 betreffende het onderwijs;<br />
9° het decreet van 12 juli 1990 houdende de regeling van de basiseducatie voor<br />
laaggeschoolde volwassenen;<br />
10° het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II;<br />
11° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde<br />
personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;<br />
12° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige<br />
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor<br />
leerlingenbegeleiding;<br />
13° het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten van de Vlaamse<br />
Gemeenschap;<br />
14° het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het<br />
Universitair Centrum Antwerpen;<br />
15° het decreet van 17 juli 1991 betreffende de inspectie, Dienst voor<br />
<strong>Onderwijs</strong>ontwikkeling en pedagogische begeleidingsdiensten;<br />
16° het decreet van 9 april 1992 betreffende het onderwijs III;<br />
17° het decreet van 28 april 1993 betreffende het onderwijs IV;<br />
18° het decreet van 15 december 1993 betreffende het onderwijs V;<br />
19° het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse<br />
Gemeenschap;<br />
20° het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/2
21° het decreet van 16 april 1996 betreffende de lerarenopleiding en de nascholing;<br />
22° het decreet van 8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII;<br />
22bis° KB nr.439 van 11 augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie van<br />
het buitengewoon onderwijs;<br />
23° het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997;<br />
24° het decreet van 15 juli 1997 betreffende het onderwijs VIII;<br />
25° het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool;<br />
26° het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het<br />
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende<br />
het basisonderwijs;<br />
27° het decreet van 14 juli 1998 betreffende het onderwijs IX;<br />
28° het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding;<br />
29° het decreet van 2 maart 1999 tot regeling van een aantal aangelegenheden van het<br />
volwassenenonderwijs;<br />
30° het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs X;<br />
31° het decreet van 18 mei 1999 betreffende het onderwijs XI;<br />
32° het decreet van 8 juni 2000 houdende dringende maatregelen betreffende het<br />
lerarenambt;<br />
33° het decreet van 20 oktober 2000 betreffende het onderwijs XII Ensor;<br />
34° het decreet van 16 februari 2001 houdende regeling van de studietoelagen voor het<br />
hoger onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap;<br />
35° het decreet van 20 april 2001 houdende een aanpassing van de regelgeving<br />
betreffende het tertiair onderwijs;<br />
36° het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII Mozaïek;<br />
36bis° het decreet van 22 juni 2002 betreffende de gelijke onderwijskansen I;<br />
36ter° het decreet van 18 januari 2002 betreffende de eindtermen, de<br />
ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en<br />
buitengewoon secundair onderwijs;<br />
36quater° de decretale bepalingen uit het Besluit van de Vlaamse Regering van 6<br />
december 2002 betreffende de organisatie van opleidingsvorm 3 in het buitengewoon<br />
secundair onderwijs;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/3
37° het decreet van 14 februari 2003 betreffende het onderwijs XIV;<br />
38° het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV;<br />
39° het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs XVI;<br />
40° het decreet van 22 juni 2007 betreffende het onderwijs XVII;<br />
41° het decreet van 16 mei 2007 betreffende dringende maatregelen voor het onderwijs;<br />
42° het decreet van 4 juli 2008 betreffende het onderwijs XVIII;<br />
43° het decreet van 4 juli 2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de<br />
werkingsbudgetten betreft<br />
44° het decreet van 10 juli 2008 houdende enkele dringende bepalingen voor het<br />
deeltijds kunstonderwijs;<br />
45° het decreet van 8 mei 2009 betreffende het onderwijs XIX;<br />
46° het decreet van 9 juli 2010 betreffende het onderwijs XX.<br />
Te dien einde kan de Vlaamse Regering:<br />
1° de volgorde en de nummering van de te coördineren bepalingen veranderen en in<br />
het algemeen de teksten naar de vorm wijzigen;<br />
2° de verwijzingen die voorkomen in de te coördineren bepalingen, met de nieuwe<br />
nummering overeenbrengen;<br />
3° zonder afbreuk te doen aan de beginselen die in de te coördineren bepalingen vervat<br />
zijn, de redactie ervan wijzigen teneinde eenheid in de terminologie te brengen, de<br />
bepalingen onderling te doen overeenstemmen en ze in overeenstemming te brengen<br />
met de actuele stand van de regelgeving, inzonderheid door de afstemming met de<br />
bepalingen inzake begrippenkader;<br />
4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar<br />
de gecoördineerde bepalingen aanpassen.<br />
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 augustus 2009;<br />
Gelet op het advies nummer 47.188/1 van de Raad van State, gegeven op 10 december<br />
2009 met toepassing van artikel 84, §3, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van<br />
State, gecoördineerd op 12 januari 1973;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/4
Op voorstel van de Vlaamse minister van <strong>Onderwijs</strong>, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;<br />
Na beraadslaging,<br />
BESLUIT:<br />
Artikel 1. De wettelijke en decretale bepalingen betreffende het secundair onderwijs,<br />
met inachtneming van de wijzigingen die ze hebben ondergaan, worden gecoördineerd<br />
in een codificatie volgens de bij dit besluit gevoegde tekst.<br />
Art. 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering<br />
van dit besluit.<br />
Brussel,<br />
De minister-president van de Vlaamse Regering,<br />
Kris PEETERS<br />
De Vlaamse minister van <strong>Onderwijs</strong>, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel<br />
Pascal SMET<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/5
DEEL I. INLEIDENDE BEPALINGEN<br />
Art. 1. De codificatie van de wettelijke en decretale bepalingen betreffende het<br />
secundair onderwijs regelt gemeenschapsaangelegenheden.<br />
Art. 2. §1. De bepalingen van deel III van de codificatie zijn van toepassing op het door<br />
de Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd voltijds gewoon<br />
secundair onderwijs, het buitengewoon secundair onderwijs en het deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs.<br />
De artikelen 96 tot en met 99 en 116 tot en met 120 gelden niet voor het deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs.<br />
§2. De bepalingen van deel IV van de codificatie zijn van toepassing op het door de<br />
Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd voltijds gewoon<br />
secundair onderwijs.<br />
De artikelen 216 en 242 tot en met 251 gelden ook voor het deeltijds beroepssecundair<br />
onderwijs.<br />
§3. De bepalingen van deel V van de codificatie zijn van toepassing op het door de<br />
Vlaamse Gemeenschap erkend, gefinancierd of gesubsidieerd buitengewoon secundair<br />
onderwijs.<br />
§4. Deel VI bevat een overzicht van de uitwerkingsdatum van de artikelen van de<br />
codificatie en deel VII wijzigt de verwijzingen naar artikelen die opgenomen zijn in de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs.<br />
§5. De codificatie is niet van toepassing op de door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde en gesubsidieerde internaten en semi-internaten. 1<br />
1 -Artikel 1, eerste lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Gewijzigd met ingang van 1/9/1970 door de wet van 6/7/1970. In de codificatie is artikel 1, tweede lid, inzake<br />
muziekscholen niet opgenomen.<br />
-Artikel 47, 1°, 2,° 3°: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II.Gewijzigd met ingang van 1/9/2001 door<br />
het decreet van 31/7/2001, met ingang van 1/1/2002 en 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van<br />
1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005; met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009.<br />
-Artikel 64 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/2008 door het<br />
decreet van 10/7/2008.<br />
-Artikel 2bis; Artikel 3 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Artikel 2bis is ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door<br />
het decreet van 7/7/2006.<br />
In de codificatie zijn de artikelen grondig herwerkt in overeenstemming met de indeling van de codificatie, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/6
DEEL II : BEGRIPPEN<br />
Art. 3. Voor de toepassing van de bepalingen opgenomen in de codificatie betreffende<br />
het secundair onderwijs worden de volgende begrippen gebruikt:<br />
1° afstand: de kortst mogelijke afstand tussen de hoofdingang van de<br />
hoofdvestigingsplaats van de ene school tot de hoofdingang van de<br />
hoofdvestigingsplaats van de andere school gemeten langs de rijbaan, zoals<br />
omschreven in artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 1 december 1975 houdende<br />
het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder rekening te<br />
houden met wegomleggingen, verkeersvrije straten, éénrichtingsverkeer en<br />
autosnelwegen;<br />
2° algemeen vormende component: het deel van het opleidingsprofiel dat tot doel heeft<br />
een lerende persoonsvorming en een maatschappelijk-culturele vorming bij te<br />
brengen;<br />
3° basisoptie: een groep leervakken die in de eerste graad een bredere observatie en<br />
oriëntatie van de leerling mogelijk maakt;<br />
4° basisvorming: de vakken die aan elke leerling van een bepaald leerjaar zonder<br />
uitzondering dienen te worden onderwezen;<br />
5° beroepenveld: de combinatie van technische disciplines die onderwezen worden in<br />
het beroepsvoorbereidend leerjaar;<br />
6° beroepsgerichte component: het deel van het opleidingsprofiel dat tot doel heeft één<br />
of meer beroepsopleidingen te realiseren;<br />
7° beroepsopleiding: een samenhangend geheel van beroepsgerichte<br />
opleidingsactiviteiten;<br />
8° bestuurspersoneel: de selectie- en bevorderingsambten van de personeelscategorie<br />
van het bestuurs- en onderwijzend personeel die door de Vlaamse Regering zijn<br />
bepaald voor het secundair onderwijs;<br />
9° betrokken personen: de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of<br />
in feite de minderjarige leerling onder hun bewaring hebben of de meerderjarige<br />
leerling zelf;<br />
10° centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs:<br />
- hetzij een autonome entiteit die deeltijds beroepssecundair onderwijs organiseert<br />
en die door de Vlaamse Gemeenschap wordt erkend, gefinancierd of gesubsidieerd<br />
en daartoe aan de hand van een uniek nummer wordt geïdentificeerd;<br />
- hetzij een aan een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs verbonden<br />
entiteit die deeltijds beroepssecundair onderwijs organiseert en die door de Vlaamse<br />
Gemeenschap wordt erkend, gefinancierd of gesubsidieerd.<br />
11° cursist: een regelmatige leerling in het hoger beroepsonderwijs;<br />
12° deeltijds beroepssecundair onderwijs: het onderwijs dat minder weken per jaar of<br />
minder lesuren per week omvat dan bepaald is voor het voltijds secundair onderwijs;<br />
13° doorstroomcomponent: het deel van het opleidingsprofiel dat tot doel heeft een<br />
lerende voor te bereiden op de vereisten van vervolgonderwijs en/of -opleiding;<br />
14° extra lesuren: een eenheid waarin de omkadering voor het voeren van een gelijke<br />
onderwijskansenbeleid in het buitengewoon secundair onderwijs uitgedrukt wordt;<br />
15° hoofdvestigingsplaats: vestigingsplaats waar de administratieve zetel van de school<br />
wordt ondergebracht;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/7
16° inhaallessen: de lessen die facultatief kunnen georganiseerd worden met het oog op<br />
een bijkomende gedifferentieerde benadering van de leerling;<br />
17° Koninklijk Besluit nummer 66: het koninklijk besluit nummer 66 van 20 juli 1982 tot<br />
vaststelling van de wijze waarop de ambten van het administratief personeel en het<br />
opvoedend hulppersoneel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon<br />
onderwijs met uitzondering van de internaten of semi-internaten;<br />
18° lesuur: een prestatie van vijftig minuten;<br />
19° lokaal comité: het inzake arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden<br />
bevoegde lokaal overlegorgaan of onderhandelingsorgaan;<br />
20° modulair stelsel: een onderwijssysteem waarin leerlingen door de overheid<br />
vastgestelde modules verwerven;<br />
21° module: het kleinste deel van een opleiding dat aanleiding geeft tot een certificaat op<br />
basis van eindtermen vastgelegd door de Vlaamse overheid;<br />
22° omvorming: de opheffing in een school van een bestaand structuuronderdeel en de<br />
gelijktijdige vervanging door een ander, waarbij het onderwijsaanbod numeriek niet<br />
wijzigt;<br />
23° omzetting: de van overheidswege opgelegde wijziging van de benaming van een<br />
structuuronderdeel;<br />
24° ondersteunend personeel: de ambten van de personeelscategorie van het<br />
ondersteunend personeel die door de Vlaamse Regering zijn bepaald voor het<br />
secundair onderwijs;<br />
25° onderwijsnet:<br />
a) het gemeenschapsonderwijs;<br />
b) het gemeentelijk en het provinciaal onderwijs;<br />
c) het vrij onderwijs;<br />
26° onderwijsvormen: het algemeen secundair onderwijs, het beroepssecundair<br />
onderwijs, het kunstsecundair onderwijs en het technisch secundair onderwijs;<br />
27° onderwijzend personeel: de wervingsambten van de personeelscategorie van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel die door de Vlaamse Regering zijn bepaald<br />
voor het secundair onderwijs;<br />
28° opleiding: een geheel van onderwijs- en studieactiviteiten, erkend door de overheid<br />
en bestaande uit één of meer van volgende componenten: een algemeen vormende,<br />
een beroepsgerichte en een doorstroomgerichte component;<br />
29° opleidingsprofiel: een geheel van vaardigheden, kennis en attitudes, geformuleerd<br />
als eindtermen, die binnen een opleiding verworven moeten worden;<br />
30° opleidingsstructuur: het geheel van alle per studiegebied geordende opleidingen met<br />
bijhorende modules;<br />
31° optie: -een leervak of een groep leervakken die, met uitzondering van de eerste<br />
graad, het karakteristieke van de opleiding bepalen en die bestaat uit het<br />
fundamenteel gedeelte dat de studierichting bepaalt en eventueel het complementair<br />
gedeelte;<br />
-voor het hoger beroepsonderwijs wordt onder optie, de opleiding verpleegkunde<br />
verstaan;<br />
32° ouders: de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in recht of in feite de<br />
leerling onder hun bewaring hebben.<br />
In het geval de leerling meerderjarig is, wordt onder dit begrip de meerderjarige<br />
leerling verstaan;<br />
33° overheveling: de overbrenging van een deel van het onderwijsaanbod van de ene<br />
naar de andere school, al dan niet op grond van onderlinge uitwisseling;<br />
34° plage-uren: uren die zich situeren boven het minimum maar binnen het maximum<br />
aantal uren van de opdracht zoals bepaald in de onderwijsreglementering;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/8
35° programmatie: een numerieke toename van het onderwijsaanbod door middel van:<br />
a) hetzij de oprichting van een op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar niet<br />
bestaande school, met de bedoeling die school in aanmerking te laten komen voor<br />
financiering of subsidiëring;<br />
b) hetzij de oprichting van een op 1 oktober van de twee voorafgaande schooljaren<br />
niet georganiseerd structuuronderdeel (dat niet onder toepassing van c) valt), met<br />
de bedoeling dat structuuronderdeel in aanmerking te laten komen voor<br />
financiering of subsidiëring. Voor wat betreft een optie, georganiseerd als Se-n-Se,<br />
wordt evenwel 1 oktober en 1 maart van de twee voorafgaande schooljaren als<br />
datum vooropgesteld;<br />
c) hetzij de oprichting van een op 1 oktober van de zes voorafgaande schooljaren<br />
niet georganiseerd structuuronderdeel met in de benaming de component<br />
“topsport”, met de bedoeling dat structuuronderdeel in aanmerking te laten komen<br />
voor financiering of subsidiëring. Opdat de heroprichting van een<br />
structuuronderdeel, conform deze definitie, niet als een programmatie wordt<br />
beschouwd, moet de betrokken school ten minste één sportdiscipline organiseren<br />
die eerder ook al aan die school werd toegewezen;<br />
36° project algemene vakken: de integratie van twee of meer leervakken in het eerste<br />
leerjaar B, het beroepsvoorbereidend leerjaar en het beroepssecundair onderwijs;<br />
37° secundair onderwijs: het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs en<br />
het deeltijds beroepssecundair onderwijs;<br />
38° school: een autonome entiteit die voltijds gewoon of buitengewoon secundair<br />
onderwijs organiseert en die door de Vlaamse Gemeenschap wordt erkend,<br />
gefinancierd of gesubsidieerd en daartoe aan de hand van een uniek nummer wordt<br />
geïndentificeerd;<br />
39° scholengemeenschap: één school of een groep van scholen die binnen een<br />
geografische omschrijving gezamenlijk instaat voor de onderwijsvoorziening;<br />
40° schoolbestuur : één of meerdere inrichtende machten zoals bedoeld in artikel 24, §4<br />
van de gecoördineerde Grondwet, dit is de rechtspersoon of de natuurlijke persoon<br />
die verantwoordelijk is voor één of meerdere scholen;<br />
41° specifiek structuuronderdeel: een structuuronderdeel dat voorbereidt op zeer<br />
beperkte en sterk gespecialiseerde beroepen of beroepssectoren en/of dat om<br />
redenen van inhoudelijke validiteit slechts in beperkte mate aangeboden kan<br />
worden;<br />
42° structuuronderdeel: een onderverdeling in het onderwijsaanbod die gefinancierd of<br />
gesubsidieerd kan worden. Binnen de context van de overhevelingen wordt<br />
"structuuronderdeel" echter als een ruimer begrip gehanteerd vermits er ook een<br />
eerste graad, een studiegebied en een vestigingsplaats wordt onder verstaan;<br />
43° studiegebied: een groep van structuuronderdelen op basis van een inhoudelijke<br />
verwantschap en, in het technisch en beroepssecundair onderwijs, eveneens op<br />
basis van een behoefte aan eenzelfde onderwijsinfrastructuur en een uitweg naar<br />
eenzelfde beroepssector;<br />
44° trekkende bevolking: de binnenschippers, de kermis- en circusexploitanten en –<br />
artiesten en de woonwagenbewoners bedoeld in artikel 2, 3° van het decreet van 28<br />
april 1998 inzake het Vlaams beleid ten aanzien van etnisch-culturele minderheden;<br />
45° vacature: elke volledige of onvolledige betrekking die ofwel definitief vacant is ofwel<br />
tijdelijk vacant is voor een periode van ten minste tien werkdagen;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/9
46° vestigingsplaats: alle gebouwde en ongebouwde onroerende goederen die ingeplant<br />
zijn op eenzelfde kadastraal perceel of op aaneengesloten kadastrale percelen en<br />
die volledig of gedeeltelijk door personeelsleden van de betrokken school gebruikt<br />
worden voor onderwijsactiviteiten, met uitzondering van stages en buitenschoolse<br />
activiteiten.<br />
47° voltijds secundair onderwijs: het onderwijs dat aan regelmatige leerlingen wordt<br />
verstrekt gedurende veertig weken per jaar naar rata van ten minste achtentwintig<br />
wekelijkse lesuren en rekening houdend met het maximum aantal wekelijkse lesuren<br />
dat voor financiering of subsidiëring in aanmerking komt;<br />
48° 1 februari: hetzij 1 februari, hetzij de eerstvolgende lesdag indien 1 februari een vrije<br />
dag is, waarbij een facultatieve verlofdag of een pedagogische studiedag ook als<br />
een lesdag wordt beschouwd;<br />
49° 1 oktober: hetzij 1 oktober, hetzij de eerstvolgende lesdag indien 1 oktober een vrije<br />
dag is, waarbij een facultatieve verlofdag of een pedagogische studiedag ook als<br />
een lesdag wordt beschouwd. 2<br />
2 -Artikel 46, §2, eerste zin; §2, tweede lid en §3 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met<br />
ingang van 1/9/1996 door het decreet van 19/4/1995; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008.<br />
-Artikel 48: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1994 door het decreet<br />
van 21/12/1994; met ingang van 1/9/1996 door het decreet van 19/4/1995; met ingang van 1/1/1996 door het decreet<br />
van 15/7/1997; met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2008 door het decreet<br />
van 30/4/2009.<br />
-Artikel 2 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009; met ingang 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010.<br />
In de codificatie zijn de definities uit de drie voormelde artikelen samengebracht in alfabetische volgorde, behalve de<br />
definitie “regelmatige leerling” die is opgenomen in een afzonderlijk artikel 252, bij de definitie<br />
scholengemeenschap is de zin rond het gemeenschapsonderwijs niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter en<br />
in de definitie voltijds secundair onderwijs (47°) is de verwijzing naar KB nr.2 van 21/8/1978 geschrapt, het begrip<br />
centrum deeltijds beroepssecundair onderwijs is toegevoegd, het begrip “school” is aangepast en vervangt in de<br />
volledige codificatie gelijkaardige begrippen als instelling, onderwijsinstelling, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Het begrip “schoolbestuur” (40°) is toegevoegd in de lijst in overeenstemming met het decreet basisonderwijs en<br />
komt in alle betrokken artikelen van de codificatie in de plaats van het begrip “inrichtende macht”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/10
DEEL III. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET<br />
SECUNDAIR ONDERWIJS<br />
TITEL 1: BEPALINGEN BETREFFENDE DE SCHOLEN<br />
Hoofdstuk 1: Algemeen<br />
Art. 4. Het secundair onderwijs omvat:<br />
1° het voltijds secundair onderwijs;<br />
2° het deeltijds beroepssecundair onderwijs. 3<br />
Art. 5. In het gewoon, buitengewoon en het deeltijds beroepssecundair onderwijs<br />
bestaan er officiële en vrije scholen. Vrije scholen worden opgericht door een natuurlijk<br />
persoon of een privaatrechtelijk rechtspersoon. Officiële scholen worden opgericht door<br />
een publiekrechtelijk rechtspersoon. 4<br />
Art. 6. §1. Krachtens het bijzonder decreet betreffende het gemeenschapsonderwijs<br />
wordt gewoon, buitengewoon, deeltijds secundair onderwijs ingericht en wordt waar<br />
daaraan behoefte bestaat, de daartoe nodige scholen of centra en afdelingen van<br />
scholen of centra tot stand gebracht.<br />
§2. De Vlaamse Gemeenschap financiert en subsidieert, overeenkomstig de decretale<br />
bepalingen betreffende het secundair onderwijs, de scholen, afdelingen of<br />
structuuronderdelen of andere onderdelen van scholen, die aan de decretale normen<br />
beantwoorden en door provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten, andere<br />
publiekrechtelijke personen en private personen, zijn tot stand gebracht.<br />
Waar er reglementaire programmatie- of rationalisatienormen gelden kunnen geen<br />
scholen, afdelingen of structuuronderdelen of andere onderdelen van scholen in stand<br />
gehouden of opgericht worden indien zij niet beantwoorden aan de gestelde normen.<br />
Evenmin kunnen scholen en centra of afdelingen ervan nieuw of verder gefinancierd of<br />
gesubsidieerd worden indien zij niet beantwoorden aan de gestelde normen.<br />
§3. Voor de toepassing van reglementaire programmatie- of rationalisatienormen wordt<br />
met karakter van het onderwijs verstrekt door een school of centrum bedoeld, het<br />
behoren ervan tot één van de categorieën van officiële of vrije scholen, zoals deze in de<br />
artikelen 5 en 110 gedefinieerd werden. 5<br />
3 Artikel 46, §1 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1995 door het<br />
decreet van 9/12/2005; met ingang van 1/9/2008 door decreet van 10/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen<br />
aan.<br />
4 Artikel 2 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd met<br />
ingang van 30/8/1973 door de wet van 11/7/1973, met ingang van 1/9/1975 door de wet van 14/7/1975; met ingang<br />
van 1/9/2003 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
5 Artikel 3, §1, eerste, derde, vierde lid en §2 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Gewijzigd met ingang van 1/9/1970 door de wet van 6/7/1970; met ingang van 1/9/1981 door<br />
de wet van 18/9/1981; met ingang van 1/1/1986 door het Koninklijk Besluit nr. 411 van 25/4/1986, met ingang van<br />
1/1/1989 door het Koninklijk Besluit nr. 413 van 29/4/1986; met ingang van 1/9/1986 door het Koninklijk Besluit nr.<br />
438 van 11/8/1986; met ingang 1/9/1986 door het Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986; met ingang van<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/11
Art. 7. Een schoolbestuur mag informatie verstrekken over het eigen opvoedingsproject<br />
en het onderwijsaanbod, maar het mag geen oneerlijke concurrentie voeren. 6<br />
Art. 8. Er mag geen politieke propaganda worden gevoerd in een school. 7<br />
Art. 9. Een schoolbestuur kan handelsactiviteiten verrichten, voorzover deze geen<br />
daden van koophandel zijn en voorzover ze verenigbaar zijn met zijn onderwijsopdracht.<br />
8<br />
Art. 10. Een schoolbestuur dat sponsoring of mededelingen die rechtstreeks of<br />
onrechtstreeks ten doel hebben de verkoop van producten of diensten te bevorderen,<br />
toelaat, waakt erover dat:<br />
1° door het schoolbestuur verstrekte leermiddelen vrij blijven van bedoelde<br />
mededelingen;<br />
2° activiteiten vrij blijven van bedoelde mededelingen, behoudens indien deze<br />
mededelingen louter attenderen op het feit dat de activiteit of een gedeelte van de<br />
activiteit ingericht werd door middel van een gift, een schenking of een prestatie om niet<br />
of verricht onder reële prijs door een bij name genoemde natuurlijke persoon,<br />
rechtspersoon of feitelijke vereniging;<br />
3° sponsoring en bedoelde mededelingen kennelijk niet onverenigbaar zijn met de<br />
pedagogische en onderwijskundige taken en doelstellingen van de school;<br />
4° sponsoring en bedoelde mededelingen de objectiviteit, de geloofwaardigheid, de<br />
betrouwbaarheid en onafhankelijkheid van de school niet in het gedrang brengen. 9<br />
Art. 11. De overheveling van een school naar een ander schoolbestuur heeft ten<br />
aanzien van het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming uitwerking op 1<br />
september. 10<br />
Art. 12. De Vlaamse Regering bepaalt de verlofregeling en de aanwending van de<br />
schooltijd voor het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs en voor het<br />
deeltijds secundair onderwijs in de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of<br />
gesubsidieerde scholen en centra. 11<br />
1/9/1986 door het Koninklijk Besluit nr. 456 van 10/9/1986; met ingang van 1/9/1987 door de wet van 30/7/1987;<br />
met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van 25/10/1981 door het decreet van 9/4/1992;<br />
met ingang van 25/10/1981 en 1/9/1987 door de wet van 1/8/1988; met ingang van 25/8/1989 door het decreet van<br />
5/7/1989; met ingang van 25/10/1981, 1/9/1982 en 1/9/1984 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van<br />
1/9/1996 door het decreet van 16/4/1996; met ingang van 1/9/2000 door het decreet van 20/10/2000.<br />
In de codificatie is de zinsnede “worden jaarlijks bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit vastgelegd”<br />
geschrapt; de volgende begrippen zijn vervangen, nl. “inrichtingen, instellingen” door “scholen en centra”,<br />
“toelageregeling” door “financiering of subsidiëring”, “wet” door “de decretale bepalingen betreffende het secundair<br />
onderwijs ”, “Staat” door “krachtens het bijzonder decreet betreffende het gemeenschapsonderwijs”, “rationalisatie-<br />
en programmatieplan bedoeld in artikel 13” door “de reglementaire programmatie- of rationalisatienormen”,” nietconfessioneel<br />
of confessioneel” door “officiële of vrije scholen”. De §4 in het oorspronkelijke artikel is niet<br />
opgenomen omwille van het tijdelijk karakter en het tweede lid van §1 is opgenomen in artikel 39. De codificatie<br />
brengt geen inhoudelijke wijzigingen aan.<br />
6 Artikel V.9 : Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
7 Artikel V.10 : Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
8 Artikel V.11 : Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
9 Artikel V.12 : Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
10 Artikel 71 : Decreet van 15/7/1997 betreffende het onderwijs VIII. In de codificatie is de term “Vlaamse Ministerie<br />
van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming” ingeschreven, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
11 Artikel 7, §1 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van 1/9/1991 door het decreet van 23/10/1991;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/12
Hoofdstuk 2: Erkenningsvoorwaarden<br />
Art. 13. Erkenning is de toekenning van de bevoegdheid aan het schoolbestuur om aan<br />
regelmatige leerlingen de van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen.<br />
Financiering of subsidiëring impliceert een erkenning. 12<br />
Art. 14. §1. Een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs dat<br />
alleen voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15, §1, 1° tot en met 12°, 17°<br />
uitsluitend voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs, 20° en 21°, wordt niet<br />
gefinancierd of gesubsidieerd maar wel erkend.<br />
§2. Uitsluitend voor een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair<br />
onderwijs dat wordt opgericht in het kader van de oprichting van een school die niet het<br />
gevolg is van een herstructurering van bestaande scholen, dient het schoolbestuur,<br />
voorafgaand aan de oprichting, een aanvraag in bij het Agentschap voor<br />
<strong>Onderwijs</strong>diensten tot erkenning door de Vlaamse Regering. Het structuuronderdeel<br />
wordt aan een onderwijsinspectie onderworpen. De eventuele erkenning kan<br />
plaatsvinden vanaf het schooljaar van oprichting van het betrokken structuuronderdeel.<br />
§3. De in de erkenning opgenomen structuuronderdelen gewoon of buitengewoon<br />
secundair onderwijs worden per schooljaar met een dienstbrief van het Agentschap voor<br />
<strong>Onderwijs</strong>diensten bevestigd en meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. 13<br />
Hoofdstuk 3: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Voorwaarden<br />
Art. 15. §1. Een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs wordt<br />
gefinancierd of gesubsidieerd als aan alle onderstaande voorwaarden, die betrekking<br />
hebben hetzij op het structuuronderdeel in kwestie hetzij op de school die het<br />
organiseert, samen is voldaan:<br />
1° georganiseerd zijn onder de verantwoordelijkheid van een schoolbestuur;<br />
2° gevestigd zijn in gebouwen en lokalen die aan de voorwaarden op het gebied van<br />
hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid voldoen;<br />
3° de controle van de onderwijsinspectie mogelijk maken;<br />
4° beschikken over voldoende didactisch materiaal en over een aangepaste<br />
schooluitrusting;<br />
5° bepalingen naleven over de onderwijstaal en de taalkennis van het personeel;<br />
met ingang van 28/5/1993 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/9/2001 door het decreet van 13/7/2001.<br />
In de codificatie zijn de bepalingen inzake basisonderwijs, sociale promotie en deeltijds kunstonderwijs niet<br />
opgenomen, “georganiseerd” is vervangen door “gefinancierd”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
12 Artikel 24bis, §4 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
13 Artikel 24ter : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Ingevoegd<br />
met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; gewijzigd met ingang van 1/9/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007, met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 6/6/2008, met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
10/7/2008; met ingang van 1/1/2009 door het decreet van 10/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van<br />
8/5/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie is “Agodi” ingevoegd, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/13
6° een structuur aannemen zoals vastgesteld bij decreet. Onder structuur wordt<br />
begrepen de grote indelingen binnen een onderwijsniveau en de duur van die<br />
indelingen;<br />
7° de reglementering betreffende verlofregeling en aanwending van de schooltijd in<br />
acht nemen;<br />
8° -voor het voltijds secundair onderwijs : beantwoorden aan de decretale en<br />
reglementaire bepalingen inzake eindtermen, ontwikkelingsdoelen, specifieke<br />
eindtermen of met ingang van een datum te bepalen door de Vlaamse Regering de<br />
erkende onderwijskwalificaties, leerplannen en handelingsplannen;<br />
-voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs : beantwoorden aan de decretale en<br />
reglementaire bepalingen inzake eindtermen en leerplannen voor zover de uitreiking<br />
wordt beoogd van eindstudiebewijzen die identiek zijn aan die van het voltijds<br />
gewoon secundair onderwijs;<br />
9° een beleidscontract of een beleidsplan hebben met een centrum voor<br />
leerlingenbegeleiding;<br />
10° beschikken over personeel waarvan de gezondheidstoestand de gezondheid van de<br />
leerlingen niet in gevaar brengt;<br />
11° als school in het geheel van haar werking de internationaalrechtelijke en<br />
grondwettelijke beginselen op het gebied van de rechten van de mens en van het<br />
kind in het bijzonder eerbiedigen;<br />
12° voor wat het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd officieel onderwijs<br />
betreft :<br />
a) een open karakter hebben door open te staan voor alle leerlingen, ongeacht de<br />
ideologische, filosofische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de<br />
leerling;<br />
b) de leerplannen volgen van het Gemeenschapsonderwijs, het <strong>Onderwijs</strong>secretariaat<br />
van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap of het Provinciaal<br />
<strong>Onderwijs</strong> Vlaanderen, of eigen leerplannen volgen die ermee verenigbaar zijn<br />
vanaf een door de Vlaamse Regering te bepalen datum;<br />
c) een schoolwerkplan, schoolreglement en schoolboeken gebruiken in<br />
overeenstemming met het open karakter vermeld in punt a) ;<br />
d) begeleid worden door de begeleidingsdienst van het Gemeenschapsonderwijs, het<br />
<strong>Onderwijs</strong>secretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse<br />
Gemeenschap of het Provinciaal <strong>Onderwijs</strong> Vlaanderen vanaf een door de Vlaamse<br />
Regering te bepalen datum;<br />
13° voldoen aan de reglementaire programmatie- of rationalisatienormen;<br />
14° deelnemen aan en samenwerken binnen een lokaal overlegplatform, opgericht<br />
overeenkomstig artikel IV.2, §2, eerste lid, van het decreet van 28 juni 2002<br />
betreffende gelijke onderwijskansen-I. Onder samenwerken wordt verstaan de in<br />
artikel IV.4, eerste lid, 1°, van hetzelfde decreet vermelde gegevens leveren, en de<br />
in het kader van artikel IV.4, eerste lid, van hetzelfde decreet gemaakte afspraken<br />
naleven;<br />
Dit punt is niet van toepassing op secundaire afdelingen van scholen van het type 5<br />
en het zeepreventorium.<br />
15° wat het gemeenschapsonderwijs betreft : de bevoegdheden van de schoolraad<br />
respecteren;<br />
16° wat het gesubsidieerd onderwijs betreft: geen afbreuk doen aan de<br />
besluitvormingsprocedures, vermeld in artikelen 19 tot en met 22 van het decreet<br />
van 2 april 2004 betreffende participatie op school en de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad.<br />
Deze voorwaarde sluit tevens in dat de directeur met betrekking tot de hem door het<br />
schoolbestuur gedelegeerde bevoegdheden die voorwerp uitmaken van advies of<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/14
overleg, voldoende gemandateerd wordt om in de verhouding tot de schoolraad<br />
autonoom te kunnen optreden;<br />
17° uitsluitend voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs : een<br />
samenwerkingsakkoord hebben gesloten met ten minste één door de Vlaamse<br />
Gemeenschap erkend centrum voor deeltijdse vorming met het oog op de<br />
organisatie van persoonlijke ontwikkelingstrajecten voor jongeren, ingeschreven in<br />
het centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs of de bemiddeling en<br />
samenwerking als vermeld in artikel 18, §1, van het decreet van 10 juli 2008<br />
betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap, zijn<br />
aangegaan;<br />
18° uitsluitend voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs : deelnemen aan en<br />
samenwerken binnen een of meer regionale overlegplatformen als vermeld in artikel<br />
103 van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in<br />
de Vlaamse Gemeenschap;<br />
19° uitsluitend voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs: maximale inspanningen<br />
leveren om het voltijds engagement voor elke jongere te realiseren;<br />
20° een doeltreffend beleid voert om het rookverbod, bedoeld in het decreet van 6 juni<br />
2008 houdende het instellen van een rookverbod in onderwijsinstellingen en centra<br />
voor leerlingenbegeleiding, kenbaar te maken en te handhaven, controle uitoefent<br />
over de naleving van het verbod en overtreders sancties oplegt, conform het eigen<br />
sanctiebeleid zoals vermeld in het school-, centrum- of arbeidsreglement;<br />
21° beantwoorden aan de decretale en reglementaire bepalingen betreffende de<br />
organisatie van het onderwijs.<br />
§2. Uitsluitend voor een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair<br />
onderwijs dat wordt opgericht in het kader van de oprichting van een school die niet het<br />
gevolg is van een herstructurering van bestaande scholen, dient het schoolbestuur,<br />
voorafgaand aan de oprichting, een aanvraag in bij het Agentschap voor<br />
<strong>Onderwijs</strong>diensten, tot financiering of subsidiëring door de Vlaamse Regering. Het<br />
structuuronderdeel wordt aan een onderwijsinspectie onderworpen.<br />
De eventuele financiering of subsidiëring kan plaatsvinden vanaf het schooljaar van<br />
oprichting van het betrokken structuuronderdeel.<br />
§3. De in de financiering of subsidiëring opgenomen structuuronderdelen secundair<br />
onderwijs worden per schooljaar met een dienstbrief van het Agentschap voor<br />
<strong>Onderwijs</strong>diensten bevestigd en meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. 14<br />
14 Artikel 24bis, §1, §2 en §3 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 6/6/2008; met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; met ingang van<br />
een datum te bepalen door de Vlaamse Regering door het decreet van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 8/5/2009; met ingang 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie zijn in punt 1° de<br />
woorden “zoals bedoeld in artikel 24, §4, van de Grondwet, zijnde een natuurlijke persoon of een rechtspersoon”<br />
geschrapt omwille van de definitie in artikel 3; in punt 7° is de verwijzing naar artikel 7 geschrapt; de zinsnede<br />
“rationalisatie- en programmatieplan bedoeld in artikel 13” is vervangen door “de reglementaire programmatie- en<br />
rationalisatienormen”; “Agodi” is toegevoegd; het tweede deel van het tweede lid van §2 is niet opgenomen omwille<br />
van een recente regeling in het decreet van 8/5/2009 betreffende de kwaliteit, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/15
Afdeling 2: Financiering en subsidiering van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Salariëring<br />
Art. 16. De Vlaamse Gemeenschap verleent aan de gesubsidieerde scholen van het<br />
secundair onderwijs die aan de bij decreet en uitvoeringsbesluiten gestelde<br />
voorwaarden voldoen, salaristoelagen en betaalt, overeenkomstig artikel 65, §2, van het<br />
bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, de<br />
salarissen van de personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs die krachtens de<br />
geldende decretale en reglementaire bepalingen in dienst zijn genomen.<br />
De Vlaamse Gemeenschap betaalt aan de betrokken personeelsleden van het<br />
gemeenschapsonderwijs en van het gesubsidieerd onderwijs, rechtstreeks en<br />
maandelijks respectievelijk de salarissen en de salaristoelagen. 15<br />
Art. 17. §1. De Vlaamse Regering verleent salarissen en salaristoelagen voor de leden<br />
van het bestuurs- en onderwijzend personeel, de leden van de pedagogische<br />
begeleidingsdiensten, de leden van het opvoedend hulppersoneel, de leden van het<br />
ondersteunend personeel en de leden van het administratief personeel.<br />
§2. In het buitengewoon onderwijs worden ook salarissen of salaristoelagen toegekend<br />
aan het medisch, paramedisch, psychologisch en sociaal personeel, overeenkomstig de<br />
normen toepasselijk op de verschillende types van het gefinancierd of gesubsidieerd<br />
buitengewoon onderwijs.<br />
§3. Elke aanvraag om salaris of salaristoelage voor het personeel moet vergezeld zijn<br />
van een verklaring van het schoolbestuur waarvan de tekst, vastgelegd door de<br />
Vlaamse Regering, moet bevestigen dat voor de betrokken ambten, noch door een<br />
publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon, noch door enig ander orgaan toelagen<br />
worden verleend. 16<br />
Art. 18. §1. Een school ontvangt slechts financiering of subsidiering voor haar<br />
personeelsleden:<br />
15 -Artikel 26 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd met<br />
ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990. In de codificatie is het artikel volledig herwerkt door de Raad<br />
van State in het advies van 10/12/2009, de verwijzing naar artikel 38 geschrapt, de verwijzing naar artikel 27<br />
aangepast, het begrip “gemeenschapsonderwijs en gesubsidieerde personeelsleden” is toegevoegd, het begrip<br />
“wedde” is vervangen door “salaris”, “wetten” door “decreten”, “Staat” door “Vlaamse Gemeenschap”, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
-Artikel 36, §2: Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/1/1987 door het Koninklijk Besluit nr.413 van 29/4/1986; met ingang van 1/9/1986 door het<br />
Koninklijk Besluit nr.447 van 20/8/1986; met ingang van 1/1/1991 door het decreet van 31/7/1990. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
16 Artikel 27, §1, eerste, tweede lid en §2 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Gewijzigd met ingang van 1/9/1970 door de wet van 20/2/1970 en de wet van 6/7/1970; met<br />
ingang van 30/8/1973 door de wet van 11/7/1973; met ingang van 1/9/85 door de wet van 1/8/1985; met ingang van<br />
25/8/1989 door het decreet van 5/7/1989; met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van<br />
1/9/1999 door het decreet van 13/7/2001; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is de bevoegdheid van de Vlaamse Regering toegevoegd,<br />
het begrip “wedde” vervangen door “salaris”, “Ministerraad” door “Vlaamse Regering”, “door de Staat<br />
georganiseerd of niet door de Staat georganiseerd” door “gefinancierd of gesubsidieerd”, zijn de bepalingen rond<br />
internaten (§1) niet opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/16
1° die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese<br />
Vrijhandelsassociatie, behoudens door de Vlaamse Regering te verlenen vrijstelling;<br />
2° die de burgerlijke en politieke rechten genieten, behoudens een door de Vlaamse<br />
Regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1°;<br />
3° die in het bezit zijn van de vereiste, voldoende geachte of de andere door de<br />
Vlaamse Regering vastgelegde bekwaamheidsbewijzen;<br />
4° wier gezondheidstoestand geen gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de<br />
leerlingen;<br />
5° die aangeworven zijn mits eerbiediging van de reglementering inzake<br />
terbeschikkingstelling, reaffectatie en wedertewerkstelling.<br />
§2. Wanneer het arbeidsgerecht, bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest,<br />
een beslissing van een schoolbestuur van het gesubsidieerd vrij onderwijs houdende<br />
beëindiging of vermindering van de opdracht van een door het schoolbestuur<br />
vastbenoemd personeelslid, strijdig acht met het decreet rechtspositie personeelsleden<br />
gesubsidieerd onderwijs, bekomt dit personeelslid de salaristoelage voor het geheel of<br />
voor een deel van de opdracht die hem ontnomen werd, alsof hij in dienstactiviteit was<br />
gebleven, en verliest het schoolbestuur de salaristoelage voor het geheel of voor een<br />
deel van de betrekking, zolang het de betrekking aan een ander niet-rechthebbend<br />
personeelslid toewijst.<br />
Deze bepaling heeft ook uitwerking wanneer de kamer van beroep, zoals bedoeld in<br />
artikel 69 van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, het<br />
ontslag van een vastbenoemd personeelslid door het schoolbestuur als gevolg van een<br />
tuchtmaatregel vernietigt.<br />
Deze bepaling heeft ook uitwerking wanneer het college van beroep, zoals bedoeld in<br />
artikel 47septiesdecies van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd<br />
onderwijs, één van de evaluaties met eindconclusie 'onvoldoende' die tot het ontslag<br />
hebben geleid, zoals bedoeld in hoofdstuk Vter van hetzelfde decreet, van een<br />
vastbenoemd personeelslid heeft vernietigd.<br />
Het verlies van de salaristoelage voor een betrekking neemt een einde voor het<br />
schoolbestuur :<br />
1° ofwel op het ogenblik dat de onregelmatige handeling door het schoolbestuur is<br />
hersteld;<br />
2° ofwel indien hetzelfde of een ander schoolbestuur het benadeelde personeelslid, met<br />
zijn akkoord, overneemt;<br />
3° ofwel op het ogenblik dat het benadeelde personeelslid zonder geldige reden weigert<br />
een door hetzelfde schoolbestuur of een ander schoolbestuur aangeboden betrekking in<br />
hetzelfde ambt met dezelfde statutaire toestand te aanvaarden;<br />
4° ofwel op het ogenblik dat het benadeelde personeelslid zich, om redenen vreemd aan<br />
het geschil, in de voorwaarden voor definitieve ambtsneerlegging bevindt.<br />
De salaristoelage, die gedurende de periode tussen het onrechtmatig ontslag en de<br />
betekening aan de diensten van de Vlaamse Regering bevoegd voor het onderwijs van<br />
het vonnis of arrest, of van de uitspraak van de hierboven vermelde kamers van beroep<br />
of het hierboven vermelde college van beroep, aan het schoolbestuur werd toegekend,<br />
wordt van dit schoolbestuur teruggevorderd en wordt vervolgens toegekend aan het ten<br />
onrechte ontslagen personeelslid.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/17
Vanaf de hogervermelde betekening betalen de diensten van de Vlaamse Regering<br />
bevoegd voor onderwijs de salaristoelage rechtstreeks aan het ten onrechte ontslagen<br />
personeelslid tot op het ogenblik dat voldaan wordt aan één van de vier voorwaarden,<br />
hierboven vermeld. 17<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
Art. 19. §1. Een schoolbestuur kan, van de aan zijn scholen, krachtens de bestaande<br />
decretale en reglementaire bepalingen, toegekende lesuren, lestijden of uren-leraar,<br />
binnen hetzelfde niveau, maximaal drie procent voor het buitengewoon onderwijs en<br />
twee procent voor het gewoon onderwijs herverdelen onder haar scholen.<br />
Het schoolbestuur kan slechts uren-leraar herverdelen tussen scholen die behoren tot<br />
eenzelfde scholengemeenschap, mits:<br />
1° in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn<br />
gemaakt;<br />
2° onderhandeling in het lokaal comité; in afwijking van §3 kan deze herverdeling<br />
gepaard gaan met bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van<br />
betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel.<br />
§2. Voor wat betreft de scholen voor gewoon secundair onderwijs kan het schoolbestuur<br />
slechts uren-leraar herverdelen tussen scholen die niet behoren tot eenzelfde<br />
scholengemeenschap, mits :<br />
1° in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn<br />
gemaakt;<br />
2° onderhandeling in het lokaal comité; in afwijking op §3 kan deze herverdeling<br />
gepaard gaan met bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van<br />
betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel op voorwaarde dat het lokaal<br />
comité hiermee akkoord gaat;<br />
3° melding aan de betrokken scholengemeenschap waartoe de begunstigde school<br />
behoort.<br />
De drie procent voor het buitengewoon onderwijs en twee procent voor het gewoon<br />
onderwijs wordt berekend op basis van het totaal aantal organiseerbare of<br />
subsidieerbare lestijden, lesuren of uren-leraar dat gedurende het vorig schooljaar aan<br />
het schoolbestuur op basis van de geldende wettelijke of reglementaire normen werd<br />
toegekend.<br />
§3. Bij de in §1 en §2 bedoelde herverdeling, mag een schoolbestuur het aantal aan een<br />
school toegekende lesuren, lestijden of uren-leraar niet verminderen indien het in dat<br />
schooljaar in die school overeenkomstig de geldende reglementering nieuwe of<br />
17 Artikel 28 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd met<br />
ingang van 30/8/1973 door de wet van 11/7/1973; met ingang van 1/9/1989 door het decreet van 5/7/1989; met<br />
ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van 1/9/1991 door het decreet van 27/3/1991; met<br />
ingang van 1/9/2001 door het decreet van 13/7/2001; met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 13/7/2007. In de<br />
codificatie zijn in §1 de begrippen “ financiering en subsidiëring” opgenomen, is de verwijzing naar artikel 29<br />
vervangen door “vereiste, voldoende en andere bekwaamheidsbewijzen”, de verwijzing naar 12bis door “de<br />
reglementering inzake terbeschikkingstelling, reaffectatie en wedertewerkstelling”, het begrip “inrichting” is<br />
vervangen door “scholen en centra”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/18
ijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie<br />
van het onderwijzend personeel dient uit te spreken.<br />
§4. Met het oog op de controle door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten dienen de<br />
schoolbesturen een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat ze de bepalingen<br />
van §3 in acht nemen bij deze herverdeling. De niet-naleving van deze bepalingen heeft<br />
tot gevolg dat een terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen<br />
uitwerking heeft ten aanzien van de Vlaamse overheid.<br />
In de bijkomende lesuren, lestijden of uren-leraar die een school via deze herverdeling<br />
verkregen heeft, kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden. Het betrokken<br />
schoolbestuur dient een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat in de<br />
bedoelde uren-leraar geen personeelsleden vastbenoemd worden. De niet-naleving van<br />
deze bepalingen heeft tot gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen<br />
hebben ten aanzien van de Vlaamse overheid.<br />
§5. De herverdeling dient plaats te vinden tegen uiterlijk 1 november van het betrokken<br />
schooljaar. 18<br />
Art. 20. §1. Binnen hetzelfde net of binnen eenzelfde scholengemeenschap kunnen<br />
lestijden, lesuren of uren-leraar tot uiterlijk 1 november van het betrokken schooljaar<br />
voor wat het secundair onderwijs betreft, van een school aan een andere school worden<br />
overgedragen.<br />
a) De overdracht van uren-leraar naar een andere school van eenzelfde<br />
scholengemeenschap, mits :<br />
1° in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn<br />
gemaakt;<br />
2° onderhandeling in het lokaal comité;<br />
In afwijking van §2 kan deze overdracht gepaard gaan met bijkomende<br />
terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het<br />
onderwijzend personeel.<br />
b) De overdracht van wekelijkse uren-leraar naar een andere school van hetzelfde<br />
onderwijsnet doch niet behorend tot eenzelfde scholengemeenschap, mits :<br />
1° in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn<br />
gemaakt;<br />
2° onderhandeling in het lokaal comité; in afwijking van §2 kan deze overdracht gepaard<br />
gaan met bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de<br />
categorie van het onderwijzend personeel op voorwaarde dat het lokaal comité hiermee<br />
akkoord gaat;<br />
3° melding aan de betrokken scholengemeenschap waartoe de begunstigde school<br />
behoort.<br />
18 Artikel 3, §5 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Ingevoegd<br />
met ingang van 25/8/1989 door het decreet van 5/7/1989; gewijzigd met ingang van 1/9/1990 door het decreet van<br />
9/4/1992; met ingang van 1/9/1993 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/9/1993 door het decreet van<br />
15/12/1993; met ingang van 1/9/1994 door het decreet van 21/12/1994; met ingang van 1/9/1998 door het decreet<br />
van 14/7/1998; met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999; met ingang van 1/9/2005 door het decreet<br />
van 15/7/2005; met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met ingang van 1/9/2007 door het decreet<br />
van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie is een indeling in<br />
paragrafen toegevoegd, is eenvormig de term “uren-leraar”gebruikt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/19
§2. De in dit artikel bedoelde overdracht is slechts mogelijk indien het betrokken<br />
schoolbestuur van de school die lestijden, lesuren of uren-leraar overdraagt op eer<br />
verklaart dat het gedurende dat schooljaar in de betrokken school overeenkomstig de<br />
geldende reglementering geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens<br />
ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel dient uit te<br />
spreken.<br />
In de overgedragen lestijden, lesuren of uren-leraar kunnen geen personeelsleden<br />
vastbenoemd worden.<br />
Indien een schoolbestuur van een school het vastbenoemd personeel van deze school<br />
op datum van 30 juni van het voorafgaand schooljaar, behoudt, op 1 september bij wijze<br />
van reaffectatie of wedertewerkstelling of indien deze personeelsleden op 1 september<br />
gereaffecteerd of wedertewerkgesteld zijn in een andere school, is overdracht wel<br />
mogelijk.<br />
§3. Met het oog op de controle door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten dient het<br />
betrokken schoolbestuur een verklaring op eer af te leggen die er toe strekt dat het de<br />
bepalingen van dit artikel in acht neemt bij de overdracht. De niet-naleving van deze<br />
bepalingen heeft tot gevolg dat nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens<br />
ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel geen<br />
uitwerking hebben ten aanzien van de Vlaamse overheid of dat de vaste benoemingen<br />
geen uitwerking hebben ten aanzien van de Vlaamse overheid. 19<br />
Art. 21. §1. In het gemeenschapsonderwijs en in het gesubsidieerd onderwijs kan een<br />
school tijdens een bepaald schooljaar niet ingerichte uren-leraar overdragen naar het<br />
daaropvolgend schooljaar mits te voldoen aan alle volgende voorwaarden:<br />
1° het maximum aantal uren-leraar van een bepaald schooljaar dat wordt overgedragen<br />
naar het daaropvolgende schooljaar dient vastgelegd uiterlijk op 1 november van dat<br />
schooljaar;<br />
2° het maximum aantal uren-leraar van een bepaald schooljaar dat wordt overgedragen<br />
naar het daaropvolgende schooljaar kan nooit hoger liggen dan twee procent van het<br />
aantal aanwendbare uren-leraar van dat bepaald schooljaar;<br />
3° het in 1° en 2° bedoelde maximum aantal overgedragen uren-leraar, of een gedeelte<br />
ervan, mag, in afwijking van artikel 20, na 1 november van dat schooljaar zowel gebruikt<br />
worden in de eigen school als overgedragen worden naar een andere school binnen<br />
hetzelfde net of binnen eenzelfde scholengemeenschap.<br />
§2. De in dit artikel bepaalde overdracht van uren-leraar tijdens een bepaald schooljaar<br />
is slechts mogelijk indien het betrokken schoolbestuur van de school op eer verklaart dat<br />
het tijdens dat schooljaar in de betrokken school overeenkomstig de geldende<br />
reglementering geen nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens<br />
19 Artikel 3, §6 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Ingevoegd<br />
met ingang van 1/9/84 door het decreet van 5/7/1989; gewijzigd met ingang van 1/1/1993 en 1/9/1993 door het<br />
decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/9/1993 door het decreet van 15/12/1993; met ingang van 1/9/1984,<br />
1/9/1994 en 1/9/1993 door het decreet van 21/12/1994; met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 14/7/1998; met<br />
ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005; met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met<br />
ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie is de tekst herschikt en een indeling in<br />
paragrafen aangebracht, het tweede lid van het oorspronkelijk artikel 3,§6, b) inzake studiekeuze voor meisjes en<br />
voor migranten is niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, is eenvormig de term “uren-leraar”gebruikt, en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/20
ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel dient uit te<br />
spreken.<br />
§3. De niet-naleving van de bepalingen van §2 heeft tot gevolg dat een<br />
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten<br />
aanzien van de Vlaamse overheid.<br />
§4. In de overgedragen uren-leraar kunnen geen personeelsleden vastbenoemd<br />
worden.<br />
§5. Met het oog op de controle van §4 door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten,<br />
dienen de schoolbesturen van de betrokken scholen een verklaring op eer af te leggen<br />
die ertoe strekt dat in de bedoelde uren-leraar geen personeelsleden vastbenoemd<br />
worden.<br />
§6. De niet-naleving van de bepalingen van §4 en §5 heeft tot gevolg dat de vaste<br />
benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten aanzien van de overheid. 20<br />
Art. 22. De uren-leraar die worden berekend voor een erkende godsdienst, voor nietconfessionele<br />
zedenleer, voor cultuurbeschouwing respectievelijk voor eigen cultuur en<br />
religie, dienen voor de desbetreffende cursus te worden aangewend, hetzij als lesuren<br />
hetzij als uren die geen lesuren zijn doch ermee gelijkgesteld worden. Het principe van<br />
de aanwending voor de desbetreffende cursus geldt ook indien de uren-leraar het<br />
voorwerp uitmaken van herverdeling of overdracht. Uitsluitend indien de voor de<br />
betrokken cursus bevoegde onderwijsinspectie zich akkoord verklaart, kunnen de urenleraar<br />
voor aanwending naar een andere levensbeschouwelijke cursus worden<br />
overgeheveld. 21<br />
Onderafdeling 3: Globale puntenenveloppe<br />
Art. 23. §1. Deze onderafdeling is niet van toepassing op het ambt van bodekamerbewaarder.<br />
§2. De bepalingen van deze onderafdeling gelden voor de schooljaren 2009-2010 en<br />
2010-2011. 22<br />
Art. 24. In het secundair onderwijs wordt elk schooljaar aan een scholengemeenschap<br />
respectievelijk aan een school doch enkel indien deze niet tot een scholengemeenschap<br />
behoort, een globale puntenenveloppe toegekend. Bij toekenning aan een<br />
20 -§1: Artikel 59bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/1991 door<br />
het decreet van 28/4/1993; gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
-§2 tot en met §6: Artikel 59ter : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van<br />
1/1/1993 en 1/9/1993 door het decreet van 28/4/1993; gewijzigd met ingang van 1/9/1993 door het decreet van<br />
15/12/1993; met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007. In de codificatie is de nummering van de<br />
paragrafen aangepast en is de verwijzing naar artikel 59bis geschrapt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
21 Artikel 59quinquies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2007<br />
door het decreet van 22/6/2007. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
22 Artikel 93, §2, §3 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2003 door het decreet van<br />
14/2/2003; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/21
scholengemeenschap wordt de globale puntenenveloppe, na eventuele voorafname<br />
bedoeld in artikel 29, §1, door de scholengemeenschap verdeeld over de scholen die<br />
ertoe behoren.<br />
De globale puntenenveloppe strekt ertoe enerzijds om op het niveau van de school het<br />
kader bestuurspersoneel en ondersteunend personeel in te vullen en anderzijds om op<br />
het niveau van de school en van de scholengemeenschap een beleid inzake taak- en<br />
functiedifferentiatie gestalte te geven. 23<br />
Art. 25. §1. De globale puntenenveloppe toegekend aan een scholengemeenschap is<br />
samengesteld uit de onderdelen vermeld in §2 tot en met §12 hierna.<br />
§2. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elke<br />
school voor voltijds gewoon secundair onderwijs die ten minste 600 regelmatige<br />
leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum of, vanaf het daaropvolgende schooljaar, ten<br />
minste 550 regelmatige leerlingen. Desbetreffend aantal punten wordt vermenigvuldigd<br />
met 2, 3 dan wel 4 indien het minimum aantal leerlingen respectievelijk 1.200 en 1.150,<br />
1.800 en 1.750, of 2.400 en 2.350 bedraagt. Het aantal punten blijft gedurende twee<br />
opeenvolgende schooljaren toegekend indien het minimum aantal leerlingen niet wordt<br />
bereikt. De termijn van twee opeenvolgende schooljaren kan evenwel voor<br />
buitengewone gevallen door de Vlaamse Regering worden verlengd. Onder<br />
buitengewone gevallen worden scholen verstaan waar de problematiek van<br />
kansarmoede dermate disproportioneel aanwezig is, dat hun bestuurlijk vermogen<br />
slechts kan worden gevrijwaard mits handhaving van de betrokken personeelsmiddelen.<br />
§3. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elk<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat autonoom is en dat ten minste<br />
600 regelmatige leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum of, vanaf het<br />
daaropvolgende schooljaar, ten minste 550 regelmatige leerlingen. Desbetreffend aantal<br />
punten wordt vermenigvuldigd met 2, 3 dan wel 4 indien het minimum aantal leerlingen<br />
respectievelijk 1.200 en 1.150, 1.800 en 1.750, of 2.400 en 2.350 bedraagt.<br />
Het aantal punten blijft gedurende twee opeenvolgende schooljaren toegekend indien<br />
het minimum aantal leerlingen niet wordt bereikt. De termijn van twee opeenvolgende<br />
schooljaren kan evenwel voor buitengewone gevallen door de Vlaamse Regering<br />
worden verlengd. Onder buitengewone gevallen worden centra verstaan waar de<br />
problematiek van kansarmoede dermate disproportioneel aanwezig is, dat hun<br />
bestuurlijk vermogen slechts kan worden gevrijwaard mits handhaving van de betrokken<br />
personeelsmiddelen.<br />
§4. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elke<br />
school voor buitengewoon secundair onderwijs die ten minste 300 regelmatige<br />
leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum of, vanaf het daaropvolgende schooljaar, ten<br />
minste 275 regelmatige leerlingen. Dit aantal punten blijft gedurende twee<br />
opeenvolgende schooljaren toegekend indien het minimum aantal leerlingen niet wordt<br />
bereikt.<br />
23 Artikel 94 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/1998 en 1/9/2001 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/6/2006 door het decreet van<br />
7/7/2006; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/22
§5. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elke<br />
school voor voltijds gewoon secundair onderwijs met een eerste graad, met technisch<br />
secundair onderwijs, met beroepssecundair onderwijs of met HBO5 verpleegkunde,<br />
indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna<br />
indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde<br />
of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld in die school 7 maal de minimumprestaties bereikt die vereist zijn<br />
voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld. Vanaf het daaropvolgende schooljaar blijft dat aantal punten<br />
toegekend indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende<br />
lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als<br />
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in die school niet lager ligt dan 6 maal de<br />
minimumprestaties die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met<br />
het geven van praktische vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Het in het eerste lid bedoeld aantal punten wordt vermenigvuldigd met 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,<br />
9 respectievelijk 10 (en zo verder), indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar<br />
of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de<br />
Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse urenleraar<br />
ingericht als praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in die school 15, 19, 22,<br />
29, 31, 33, 36, 43 respectievelijk 50 (en zo verder per schijf van 7) maal de<br />
minimumprestaties bereikt die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast<br />
met het geven van praktische vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Vanaf het daaropvolgende schooljaar gebeurt de vermenigvuldiging van het in het<br />
eerste lid bedoeld aantal punten met 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 respectievelijk 10 (en zo<br />
verder), indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag<br />
erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als<br />
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in die school 14, 18, 21, 28, 30, 32, 35, 41<br />
respectievelijk 47 (en zo verder per schijf van 6) maal de minimumprestaties bereikt die<br />
vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische<br />
vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Het aantal punten blijft toegekend indien het minimum gedurende twee opeenvolgende<br />
schooljaren niet wordt bereikt.<br />
Voor de toepassing van deze bepalingen:<br />
1° worden de volgende praktische vakken of daaraan gelijkgesteld niet in aanmerking<br />
genomen: stage algemene verpleegkunde, stage medische wetenschappen, stage<br />
psychiatrische verpleegkunde, stage sociale wetenschappen, stage verzorging, stage<br />
ziekenhuisverpleegkunde;<br />
2° komen de ingerichte uren-leraar praktische vakken of daaraan gelijkgesteld van een<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat verbonden is aan een school met<br />
voltijds gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs, in aanmerking in de school<br />
voor voltijds gewoon secundair onderwijs waar ze worden ingericht. De uren-leraar,<br />
aangewend voor voordrachtgevers, worden voor een derde als praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld beschouwd;<br />
3° mogen de ingerichte uren-leraar praktische vakken of daaraan gelijkgesteld van een<br />
school die uitsluitend de eerste graad of de eerste en de tweede graad organiseert<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/23
gevoegd worden bij één school die tot dezelfde scholengemeenschap behoort en die<br />
geen eerste graad organiseert.<br />
§6. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elk<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat autonoom is, indien op 1 februari<br />
van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op<br />
een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde<br />
totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als praktische vakken of daaraan<br />
gelijkgesteld in dat centrum 7 maal de minimumprestaties bereikt die vereist zijn voor<br />
een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische vakken of daar<br />
aan gelijkgesteld. Vanaf het daaropvolgende schooljaar blijft dat aantal punten<br />
toegekend indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende<br />
lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als<br />
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in dat centrum niet lager ligt dan 6 maal de<br />
minimumprestaties die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met<br />
het geven van praktische vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Het in het eerste lid bedoeld aantal punten wordt vermenigvuldigd met 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,<br />
9 respectievelijk 10 (en zo verder), indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar<br />
of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de<br />
Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse urenleraar<br />
ingericht als praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in dat centrum 15, 19, 22,<br />
29, 31, 33, 36, 43 respectievelijk 50 (en zo verder per schijf van 7) maal de<br />
minimumprestaties bereikt die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast<br />
met het geven van praktische vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Vanaf het daaropvolgende schooljaar gebeurt de vermenigvuldiging van het in het<br />
eerste lid bedoeld aantal punten met 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 respectievelijk 10 (en zo<br />
verder), indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag<br />
erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als<br />
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in dat centrum 14, 18, 21, 28, 30, 32, 35, 41<br />
respectievelijk 47 (en zo verder per schijf van 6) maal de minimumprestaties bereikt die<br />
vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische<br />
vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Het aantal punten blijft toegekend indien het minimum gedurende twee opeenvolgende<br />
schooljaren niet wordt bereikt.<br />
Voor de toepassing van deze bepalingen worden de uren-leraar, aangewend voor<br />
voordrachtgevers, voor een derde als praktische vakken of daaraan gelijkgesteld<br />
beschouwd.<br />
§7. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elke<br />
school voor buitengewoon secundair onderwijs, indien op 1 februari van het<br />
voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije<br />
dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal<br />
aantal wekelijkse lesuren ingericht als beroepsgerichte vorming, praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld in die school ten minste 210 bedraagt. Dat aantal punten wordt<br />
vermenigvuldigd met 2, 4, 5, 6, 8, 9, 10 respectievelijk 12 (en zo telkens per 1 verder),<br />
indien het totaal aantal wekelijkse lesuren ingericht als beroepsgerichte vorming,<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/24
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in die school ten minste 420, 630, 840,<br />
1.050, 1.260, 1.470, 1.680, 1.890 (en zo verder per schijf van 210) bedraagt.<br />
§8. De door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde wekelijkse<br />
uren-leraar of lesuren, ingericht als beroepsgerichte vorming, praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld, bedoeld in §5, §6 en §7, die in een school of centrum<br />
ontoereikend zijn om het door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten, of een<br />
veelvoud daarvan, te genereren, kunnen op het niveau van de scholengemeenschap<br />
samengevoegd worden om alsnog tot desbetreffend aantal punten, of een veelvoud<br />
daarvan, te leiden.<br />
§9. Een aantal punten wordt toegekend dat als volgt wordt berekend:<br />
1° de som van het aantal regelmatige leerlingen van de tot de scholengemeenschap<br />
behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs op de gebruikelijke<br />
teldatum vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt.<br />
Deze coëfficiënt ligt alleszins hoger voor een school die in toepassing van de bepalingen<br />
inzake gelijke onderwijskansen recht heeft op extra uren-leraar, dan voor een school die<br />
dat niet heeft. Het resultaat van elke vermenigvuldiging wordt afgerond naar het<br />
dichtstbijliggende gehele getal; en<br />
2° de som van het aantal wekelijkse uren-leraar van de tot de scholengemeenschap<br />
behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs van het betreffende<br />
schooljaar, berekend in uitvoering van de bepalingen van artikel 209, vermenigvuldigd<br />
met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt. Deze coëfficiënt ligt alleszins<br />
hoger voor een school die in toepassing van de bepalingen inzake gelijke<br />
onderwijskansen recht heeft op extra uren-leraar dan voor een school die dat niet heeft.<br />
Het resultaat van elke vermenigvuldiging wordt afgerond naar het dichtstbijliggende<br />
gehele getal; en<br />
3° de som van het aantal regelmatige leerlingen van de tot de scholengemeenschap<br />
behorende scholen voor buitengewoon secundair onderwijs op de gebruikelijke<br />
teldatum, vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt die<br />
varieert naargelang van de omvang van de leerlingenpopulatie. Het resultaat van deze<br />
vermenigvuldiging wordt afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal. Tot en met<br />
het schooljaar 2010-2011 zal dit aantal punten steeds minstens overeenkomen met het<br />
aantal punten dat nodig is voor de instandhouding van de betrekkingen in de ambten<br />
van het ondersteunend personeel die de school voor buitengewoon secundair onderwijs<br />
op 30 juni van het voorafgaande schooljaar heeft georganiseerd mocht ze de normen<br />
van het koninklijk besluit nummer 66 nog steeds toepassen.<br />
§10. Een aantal punten wordt toegekend dat als volgt wordt berekend:<br />
1° de som van het aantal regelmatige leerlingen van de tot de scholengemeenschap<br />
behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs op de gebruikelijke<br />
teldatum vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt. De<br />
coëfficiënt is dezelfde voor alle scholen die onder toepassing van deze bepaling vallen.<br />
Het resultaat van de vermenigvuldiging wordt afgerond naar het dichtstbijliggende<br />
gehele getal; en<br />
2° de som van het aantal wekelijkse uren-leraar van de tot de scholengemeenschap<br />
behorende scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs van het betreffende<br />
schooljaar, berekend in uitvoering van de bepalingen van artikel 209, vermenigvuldigd<br />
met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt. De coëfficiënt is dezelfde<br />
voor alle scholen die onder toepassing van deze bepaling vallen. Het resultaat van elke<br />
vermenigvuldiging wordt afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal; en<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/25
3° de som van het aantal regelmatige leerlingen van de tot de scholengemeenschap<br />
behorende scholen voor buitengewoon secundair onderwijs op de gebruikelijke<br />
teldatum, vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt.<br />
De coëfficiënt is dezelfde voor alle scholen die onder toepassing van deze bepaling<br />
vallen. Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt afgerond naar het<br />
dichtstbijliggende gehele getal.<br />
§11. Een aantal punten wordt toegekend afhankelijk van het aantal regelmatige<br />
leerlingen van alle scholen van de scholengemeenschap, met inbegrip van de centra<br />
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs,op de gebruikelijke teldatum, meer bepaald:<br />
a) tussen 900 en 3999 leerlingen: 120 punten;<br />
b) tussen 4.000 en 6.499 leerlingen: 180 punten;<br />
c) tussen 6.500 en 7.999 leerlingen: 240 punten;<br />
d) tussen 8.000 en 9.499 leerlingen: 300 punten;<br />
e) tussen 9.000 en 10.999 leerlingen: 360 punten;<br />
f) vanaf 11.000 leerlingen: 420 punten.<br />
Het aantal van 120 punten blijft gedurende twee opeenvolgende schooljaren toegekend<br />
indien het minimum van 900 leerlingen niet meer wordt bereikt.<br />
§12. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elk<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat verbonden is aan een school met<br />
voltijds gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs.<br />
§13. Bij het bepalen van de diverse coëfficiënten, zoals vermeld in §9 en §10, houdt de<br />
Vlaamse Regering er rekening mee dat, op vergelijkbare basis, het eindresultaat van de<br />
berekening van de globale puntenenveloppe voordeliger is voor<br />
scholengemeenschappen dan voor scholen die niet tot een scholengemeenschap<br />
behoren.<br />
§14. De invoering van een globale puntenenveloppe per 1 september 2009 wordt niet<br />
geassocieerd met het programmatieprincipe, wat betekent dat de toepassing, in<br />
voorkomend geval, van de meer voordelige normen of het tijdelijk niet hanteren van<br />
normen zoals vermeld in §2 tot en met §6, ook voor het schooljaar 2009-2010<br />
gehandhaafd blijft. 24<br />
Art. 26. §1. De globale puntenenveloppe toegekend aan een school voor voltijds<br />
gewoon secundair onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoort is<br />
samengesteld uit de onderdelen vermeld in §2 tot en met §5 hierna.<br />
§2. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elke<br />
school voor voltijds gewoon secundair onderwijs die ten minste 600 regelmatige<br />
leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum of, vanaf het daaropvolgende schooljaar, ten<br />
minste 550 regelmatige leerlingen. Desbetreffend aantal punten wordt vermenigvuldigd<br />
24 Artikel 95 : Decreet van 14/07/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1998 en 1/9/2001 door het decreet van<br />
14/2/2003; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009 en door het decreet van 9/7/2010. In de<br />
codificatie is de verwijzing naar artikel 57 en naar het decreet van 28/6/2002 aangepast, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/26
met 2, 3 dan wel 4 indien het minimum aantal leerlingen respectievelijk 1.200 en 1.150,<br />
1.800 en 1.750, of 2.400 en 2.350 bedraagt.<br />
Het aantal punten blijft gedurende twee opeenvolgende schooljaren toegekend indien<br />
het minimum aantal leerlingen niet wordt bereikt. De termijn van twee opeenvolgende<br />
schooljaren kan evenwel voor buitengewone gevallen door de Vlaamse Regering<br />
worden verlengd. Onder buitengewone gevallen worden scholen verstaan waar de<br />
problematiek van kansarmoede dermate disproportioneel aanwezig is, dat hun<br />
bestuurlijk vermogen slechts kan worden gevrijwaard mits handhaving van de betrokken<br />
personeelsmiddelen.<br />
§3. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elke<br />
school voor voltijds gewoon secundair onderwijs met een eerste graad, met technisch<br />
secundair onderwijs, met beroepssecundair onderwijs of met HBO5 verpleegkunde,<br />
indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna<br />
indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde<br />
of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld in die school 7 maal de minimumprestaties bereikt die vereist zijn<br />
voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld. Vanaf het daaropvolgende schooljaar blijft dat aantal punten<br />
toegekend indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende<br />
lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als<br />
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in die school niet lager ligt dan 6 maal de<br />
minimumprestaties die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met<br />
het geven van praktische vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Het in het eerste lid bedoeld aantal punten wordt vermenigvuldigd met 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,<br />
9 respectievelijk 10 (en zo verder), indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar<br />
of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de<br />
Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse urenleraar<br />
ingericht als praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in die school 15, 19, 22,<br />
29, 31, 33, 36, 43 respectievelijk 50 (en zo verder per schijf van 7) maal de<br />
minimumprestaties bereikt die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast<br />
met het geven van praktische vakken of daaraan gelijkgesteld. Vanaf het<br />
daaropvolgende schooljaar gebeurt de vermenigvuldiging van het in het eerste lid<br />
bedoeld aantal punten met 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 respectievelijk 10 (en zo verder), indien<br />
op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna indien die<br />
datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of<br />
gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld in die school 14, 18, 21, 28, 30, 32, 35, 41 respectievelijk 47 (en<br />
zo verder per schijf van 6) maal de minimumprestaties bereikt die vereist zijn voor een<br />
voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische vakken of daaraan<br />
gelijkgesteld.<br />
Het aantal punten blijft toegekend indien het minimum gedurende twee opeenvolgende<br />
schooljaren niet wordt bereikt.<br />
Voor de toepassing van deze bepalingen:<br />
1° worden de volgende praktische vakken of daaraan gelijkgesteld niet in aanmerking<br />
genomen: stage algemene verpleegkunde, stage medische wetenschappen, stage<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/27
psychiatrische verpleegkunde, stage sociale wetenschappen, stage verzorging, stage<br />
ziekenhuisverpleegkunde;<br />
2° komen de ingerichte uren-leraar praktische vakken of daaraan gelijkgesteld van een<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat verbonden is aan een school met<br />
voltijds gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs, in aanmerking in de school<br />
voor voltijds gewoon secundair onderwijs waar ze worden ingericht. De uren-leraar,<br />
aangewend voor voordrachtgevers, worden voor een derde als praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld beschouwd.<br />
§4. Een aantal punten wordt toegekend dat als volgt wordt berekend:<br />
1° de som van het aantal regelmatige leerlingen van de school op de gebruikelijke<br />
teldatum, vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt.<br />
Deze coëfficiënt ligt alleszins hoger voor een school die in toepassing van de bepalingen<br />
inzake gelijke onderwijskansen recht heeft op extra uren-leraar dan voor een school die<br />
dat niet heeft. Het resultaat van elke vermenigvuldiging wordt afgerond naar het<br />
dichtstbijliggende gehele getal; en<br />
2° de som van het aantal wekelijkse uren-leraar van de school van het betreffende<br />
schooljaar, berekend in uitvoering van de bepalingen van artikel 209, vermenigvuldigd<br />
met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt. Deze coëfficiënt ligt alleszins<br />
hoger voor een school die in toepassing van de bepalingen inzake gelijke<br />
onderwijskansen recht heeft op extra uren-leraar dan voor een school die dat niet heeft.<br />
Het resultaat van elke vermenigvuldiging wordt afgerond naar het dichtstbijliggende<br />
gehele getal.<br />
§5. Een aantal punten wordt toegekend dat als volgt wordt berekend:<br />
1° de som van het aantal regelmatige leerlingen van de school op de gebruikelijke<br />
teldatum, vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt.<br />
De coëfficiënt is dezelfde voor alle scholen die onder toepassing van deze bepaling<br />
vallen. Het resultaat van de vermenigvuldiging wordt afgerond naar het<br />
dichtstbijliggende gehele getal; en<br />
2° de som van het aantal wekelijkse uren-leraar van de school van het betreffende<br />
schooljaar, berekend in uitvoering van de bepalingen van artikel 209, vermenigvuldigd<br />
met een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt. De coëfficiënt is dezelfde<br />
voor alle scholen die onder toepassing van deze bepaling vallen. Het resultaat van de<br />
vermenigvuldiging wordt afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal.<br />
§6. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elk<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat verbonden is aan een school met<br />
voltijds gewoon technisch of beroepssecundair onderwijs.<br />
§7. Bij het bepalen van de diverse coëfficiënten, zoals vermeld in §4 en §5, houdt de<br />
Vlaamse Regering er rekening mee dat, op vergelijkbare basis, het eindresultaat van de<br />
berekening van de globale puntenenveloppe voordeliger is voor<br />
scholengemeenschappen dan voor scholen die niet tot een scholengemeenschap<br />
behoren.<br />
§8. De invoering van een globale puntenenveloppe per 1 september 2009 wordt niet<br />
geassocieerd met het programmatieprincipe, wat betekent dat de toepassing, in<br />
voorkomend geval, van de meer voordelige normen of het tijdelijk niet hanteren van<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/28
normen zoals vermeld in §2 en §3, ook voor het schooljaar 2009-2010 gehandhaafd<br />
blijft. 25<br />
Art. 27. §1. De globale puntenenveloppe toegekend aan een school voor buitengewoon<br />
secundair onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoort is samengesteld uit<br />
de onderdelen vermeld in §2 tot en met §5 hierna.<br />
§2. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elke<br />
school voor buitengewoon secundair onderwijs die ten minste 300 regelmatige<br />
leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum of, vanaf het daaropvolgende schooljaar, ten<br />
minste 275 regelmatige leerlingen. Dit aantal punten blijft gedurende twee<br />
opeenvolgende schooljaren toegekend indien het minimum aantal leerlingen niet wordt<br />
bereikt.<br />
§3. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elke<br />
school voor buitengewoon secundair onderwijs, indien op 1 februari van het<br />
voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije<br />
dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal<br />
aantal wekelijkse lesuren ingericht als beroepsgerichte vorming, praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld in die school ten minste 210 bedraagt. Dat aantal punten wordt<br />
vermenigvuldigd met 2, 4, 5, 6, 8, 9, 10 respectievelijk 12 (en zo telkens per 1 verder),<br />
indien het totaal aantal wekelijkse lesuren ingericht als beroepsgerichte vorming,<br />
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in die school ten minste 420, 630, 840,<br />
1.050, 1.260, 1.470, 1.680, 1.890 (en zo verder per schijf van 210) bedraagt.<br />
§4. Een aantal punten wordt toegekend dat bestaat uit de som van het aantal<br />
regelmatige leerlingen van de school op de gebruikelijke teldatum, vermenigvuldigd met<br />
een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt die varieert naargelang van de<br />
omvang van de leerlingenpopulatie. Het resultaat van deze vermenigvuldiging wordt<br />
afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal. In afwijking hierop heeft een school<br />
voor buitengewoon secundair onderwijs van type 5 die beschouwd wordt als een<br />
ziekenhuisschool elk schooljaar recht op 82 punten.<br />
§5. Een aantal punten wordt toegekend dat bestaat uit de som van het aantal<br />
regelmatige leerlingen van de school op de gebruikelijke teldatum, vermenigvuldigd met<br />
een door de Vlaamse Regering te bepalen coëfficiënt. De coëfficiënt is dezelfde voor<br />
alle scholen die onder toepassing van deze bepaling vallen. Het resultaat van deze<br />
vermenigvuldiging wordt afgerond naar het dichtstbijliggende gehele getal.<br />
§6. Bij het bepalen van de diverse coëfficiënten, zoals vermeld in §4 en §5, houdt de<br />
Vlaamse Regering er rekening mee dat, op vergelijkbare basis, het eindresultaat van de<br />
berekening van de globale puntenenveloppe voordeliger is voor<br />
scholengemeenschappen dan voor scholen die niet tot een scholengemeenschap<br />
behoren.<br />
25 Artikel 96 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1998 en 1/9/2001 door het decreet van<br />
14/2/2003; met ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005; met ingang van 1/1/2005 door het decreet van<br />
24/12/2004; met ingang van 1/6/2006 door het decreet van 7/7/2006; met ingang van 1/9/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009 en door het decreet van 9/7/2010. In de<br />
codificatie is de verwijzing naar artikel 57 aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/29
§7. De invoering van een globale puntenenveloppe per 1 september 2009 wordt niet<br />
geassocieerd met het programmatieprincipe, wat betekent dat de toepassing, in<br />
voorkomend geval, van de meer voordelige normen of het tijdelijk niet hanteren van<br />
normen zoals vermeld in §2, ook voor het schooljaar 2009-2010 gehandhaafd blijft. 26<br />
Art. 28. §1. De globale puntenenveloppe toegekend aan een centrum voor deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs dat autonoom is en dat niet tot een scholengemeenschap<br />
behoort is samengesteld uit de onderdelen vermeld in §2 en §3 hierna.<br />
§2. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elk<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat autonoom is en dat ten minste<br />
600 regelmatige leerlingen telt op de gebruikelijke teldatum of, vanaf het<br />
daaropvolgende schooljaar, ten minste 550 regelmatige leerlingen. Desbetreffend aantal<br />
punten wordt vermenigvuldigd met 2, 3 dan wel 4 indien het minimum aantal leerlingen<br />
respectievelijk 1.200 en 1.150, 1.800 en 1.750, of 2.400 en 2.350 bedraagt.<br />
Het aantal punten blijft gedurende twee opeenvolgende schooljaren toegekend indien<br />
het minimum aantal leerlingen niet wordt bereikt. De termijn van twee opeenvolgende<br />
schooljaren kan evenwel voor buitengewone gevallen door de Vlaamse Regering<br />
worden verlengd. Onder buitengewone gevallen worden centra verstaan waar de<br />
problematiek van kansarmoede dermate disproportioneel aanwezig is, dat hun<br />
bestuurlijk vermogen slechts kan worden gevrijwaard mits handhaving van de betrokken<br />
personeelsmiddelen.<br />
§3. Een door de Vlaamse Regering te bepalen aantal punten wordt toegekend voor elk<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat autonoom is, indien op 1 februari<br />
van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op<br />
een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde<br />
totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als praktische vakken of daaraan<br />
gelijkgesteld in dat centrum 7 maal de minimumprestaties bereikt die vereist zijn voor<br />
een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische vakken of<br />
daaraan gelijkgesteld. Vanaf het daaropvolgende schooljaar blijft dat aantal punten<br />
toegekend indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende<br />
lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als<br />
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in dat centrum niet lager ligt dan 6 maal de<br />
minimumprestaties die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met<br />
het geven van praktische vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Het in het eerste lid bedoeld aantal punten wordt vermenigvuldigd met 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8,<br />
9 respectievelijk 10 (en zo verder), indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar<br />
of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt het door de<br />
Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse urenleraar<br />
ingericht als praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in dat centrum 15, 19, 22,<br />
26 Artikel 97 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/98 en 1/9/2001 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/6/2006 door het decreet van<br />
7/7/2006; met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 4/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van<br />
8/5/2009 en door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/30
29, 31, 33, 36, 43 respectievelijk 50 (en zo verder per schijf van 7) maal de<br />
minimumprestaties bereikt die vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast<br />
met het geven van praktische vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Vanaf het daaropvolgende schooljaar gebeurt de vermenigvuldiging van het in het<br />
eerste lid bedoeld aantal punten met 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 respectievelijk 10 (en zo<br />
verder), indien op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of de eerstvolgende lesdag<br />
erna indien die datum op een vrije dag valt het door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde of gesubsidieerde totaal aantal wekelijkse uren-leraar ingericht als<br />
praktische vakken of daaraan gelijkgesteld in dat centrum 14, 18, 21, 28, 30, 32, 35, 41<br />
respectievelijk 47 (en zo verder per schijf van 6) maal de minimumprestaties bereikt die<br />
vereist zijn voor een voltijdse betrekking van leraar, belast met het geven van praktische<br />
vakken of daaraan gelijkgesteld.<br />
Het aantal punten blijft toegekend indien het minimum gedurende twee opeenvolgende<br />
schooljaren niet wordt bereikt.<br />
Voor de toepassing van deze bepalingen worden de uren-leraar, aangewend voor<br />
voordrachtgevers, voor een derde als praktische vakken of daaraan gelijkgesteld<br />
beschouwd.<br />
§4. De invoering van een globale puntenenveloppe per 1 september 2009 wordt niet<br />
geassocieerd met het programmatieprincipe, wat betekent dat de toepassing, in<br />
voorkomend geval, van de meer voordelige normen of het tijdelijk niet hanteren van<br />
normen zoals vermeld in §2 en §3, ook voor het schooljaar 2009-2010 gehandhaafd<br />
blijft. 27<br />
Art. 29. §1. De scholengemeenschap verdeelt jaarlijks haar globale puntenenveloppe,<br />
bedoeld in artikel 25, over haar scholen op basis van criteria die worden onderhandeld<br />
in het bevoegde lokaal comité. Als in de scholengemeenschap geen akkoord wordt<br />
bereikt, verdeelt de scholengemeenschap de punten over haar scholen overeenkomstig<br />
de parameters die werden gebruikt voor de toekenning van de puntenenveloppe.<br />
Voordat de scholengemeenschap overgaat tot de verdeling van de punten, kan ze een<br />
aantal punten voorafnemen om haar beleid inzake taak- en functiedifferentiatie op<br />
niveau van de scholengemeenschap gestalte te geven. Deze voorafname bedraagt<br />
maximum 10% van de puntenenveloppe.<br />
Een overschrijding van de 10% voorafname is mogelijk:<br />
1° als de voorafname minder bedraagt dan het aantal punten bedoeld in artikel 25, §11.<br />
In dat geval kan de scholengemeenschap de 10% overschrijden tot het aantal punten<br />
overeenkomt met de punten die haar volgens artikel 25, §11, toekomen op basis van het<br />
aantal leerlingen van de scholengemeenschap;<br />
27 Artikel 98 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/1998 en 1/9/2001 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2005 door het decreet van<br />
15/7/2005; met ingang van 1/6/2006 door het decreet van 7/7/2006; met ingang van 1/9/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009 en door het decreet van 9/7/2010. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/31
2° als zowel over de besteding van de punten als over de gevolgen hiervan op de<br />
personeelsleden, binnen het bevoegde lokaal comité van de scholengemeenschap een<br />
akkoord wordt bereikt.<br />
De scholengemeenschap verschaft ten aanzien van het lokaal comité van de<br />
scholengemeenschap en ten aanzien van het personeel van de scholen die tot de<br />
scholengemeenschap behoren, volledige klaarheid over de betrekkingen die ze op basis<br />
van voorafname van de puntenenveloppe creëert op het niveau van de<br />
scholengemeenschap. Tevens toont de scholengemeenschap aan dat de aldus<br />
ingerichte betrekkingen haar beleid inzake taak- en functiedifferentiatie op het niveau<br />
van de scholengemeenschap daadwerkelijk gestalte geven.<br />
De verdeling van de puntenenveloppe mag niet tot gevolg hebben dat bijkomend<br />
personeelsleden wegens ontstentenis van betrekking ter beschikking moeten worden<br />
gesteld, tenzij ze onmiddellijk kunnen gereaffecteerd of wedertewerkgesteld worden in<br />
een vacante of niet-vacante organieke betrekking in de scholengemeenschap en dit<br />
voor de duur van het volledige schooljaar.<br />
§2. In afwijking van §1, eerste lid, kent de scholengemeenschap tot en met het<br />
schooljaar 2010-2011 aan elke school voor buitengewoon secundair onderwijs het<br />
aantal punten toe dat zij voor deze school ontvangt volgens de parameters vastgelegd in<br />
artikel 25, §9, 3°. 28<br />
Art. 30. §1. De school wendt de punten die ze in toepassing van artikel 29, §1, van de<br />
scholengemeenschap ontvangt als volgt aan:<br />
1° in eerste instantie moet ze de punten steeds aanwenden voor de instandhouding van<br />
betrekkingen van vastbenoemde personeelsleden in ambten:<br />
– van het bestuurspersoneel;<br />
– van het ondersteunend personeel;<br />
– van wervingambten van het onderwijzend of het ondersteunend personeel voor zover<br />
het gaat om taak- en functiedifferentiatie. In een school voor buitengewoon secundair<br />
onderwijs omvat dit daarenboven ook de instandhouding van betrekkingen in ambten<br />
van het paramedisch, medisch, sociaal, orthopedagogisch en psychologisch personeel<br />
die in het kader van taak- en functiedifferentiatie werden toegewezen;<br />
2° als de school na toepassing van 1° nog punten ter beschikking heeft, kan ze deze als<br />
volgt en naar keuze aanwenden:<br />
– voor de oprichting van betrekkingen in ambten bedoeld in §1, met uitzondering van het<br />
bevorderingsambt van directeur;<br />
– voor het klasvrij maken van een personeelslid;<br />
– voor taak- en functiedifferentiatie;<br />
– voor de toekenning van een hogere salarisschaal in een ambt van het ondersteunend<br />
personeel in toepassing van artikel 55 van het decreet rechtspositie personeelsleden<br />
gemeenschapsonderwijs of artikel 44 van het decreet rechtspositie personeelsleden<br />
gesubsidieerd onderwijs.<br />
28 Artikel 99 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1998 en 1/9/2001 door het decreet van<br />
142/2003; met ingang van 1/9/2003 door het decreet van 7/5/2004; met ingang van 1/9/2005 door het decreet van<br />
15/7/2005; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 95<br />
aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/32
De school moet bij de aanwending van haar punten daarenboven rekening houden met<br />
volgende principes:<br />
– ambten van het bestuurspersoneel en het ondersteunend personeel kunnen per<br />
halftijdse of voltijdse betrekking opgericht worden;<br />
– als een school punten aanwendt voor ambten in het ondersteunend personeel moeten<br />
de personeelsleden van deze categorie uit tenminste 50% opvoeders bestaan;<br />
– een betrekking in het ambt van technisch adviseur- coördinator kan slechts worden<br />
opgericht in een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs met een eerste graad,<br />
met technisch secundair onderwijs, met beroepssecundair onderwijs of met HBO5<br />
verpleegkunde, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat autonoom is<br />
en een school voor buitengewoon secundair onderwijs. In voormelde scholen kan ook<br />
slechts maximum één voltijdse betrekking in het ambt technisch adviseur-coördinator<br />
worden opgericht. De school verschaft ten aanzien van haar lokaal comité en ten<br />
aanzien van haar personeel volledige klaarheid over de betrekkingen die ze op basis<br />
van haar punten zal oprichten.<br />
§2. De scholengemeenschap kan de punten van de voorafname, bedoeld in artikel 29,<br />
§1, als volgt en naar keuze aanwenden:<br />
– voor de oprichting van betrekkingen in ambten van het bestuurspersoneel, het<br />
ondersteunend personeel, en in het kader van taak- en functiedifferentiatie in<br />
wervingsambten van het onderwijzend, het paramedisch, medisch, sociaal,<br />
orthopedagogisch en psychologisch personeel;<br />
– voor het school- of klasvrij maken van een personeelslid.<br />
Bij de aanwending van deze puntenenveloppe moet de scholengemeenschap rekening<br />
houden met volgende principes:<br />
1° ambten van het bestuurspersoneel en het ondersteunend personeel kunnen per<br />
halftijdse of voltijdse betrekking opgericht worden;<br />
2° het personeelslid dat wordt aangesteld in een betrekking opgericht met punten van de<br />
voorafname wordt steeds als tijdelijk personeelslid aangesteld in een school van de<br />
scholengemeenschap en werkt voor de totaliteit van de scholengemeenschap.<br />
De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs<br />
of het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, blijven verder van<br />
toepassing, met uitzondering van volgende bepalingen:<br />
– de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake ter<br />
beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de<br />
wedertewerkstelling. Het schoolbestuur van de school waaraan de betrekking wordt<br />
toegewezen, kan echter op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter<br />
beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Deze aanstelling wordt<br />
beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Deze reaffectatie of<br />
wedertewerkstelling gebeurt steeds met instemming van het terbeschikkinggestelde<br />
personeelslid;<br />
– het schoolbestuur van de school waaraan de betrekking wordt toegewezen, is niet<br />
verplicht om in deze betrekking een personeelslid aan te stellen dat het recht op een<br />
tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven, overeenkomstig artikel<br />
21bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of artikel<br />
23bis van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs;<br />
– de betrekking kan niet worden vacant verklaard.<br />
Het schoolbestuur kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of<br />
muteren in deze betrekking.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/33
§3. In het gemeenschapsonderwijs is de scholengroep verplicht om het personeelslid<br />
dat belast is met het mandaat van algemeen directeur school- of klasvrij te maken. De<br />
scholengroep heeft de keuze om hiervoor punten aan te wenden van de voorafname<br />
van de globale puntenenveloppe, bedoeld in artikel 29, §1, en/of punten van de<br />
enveloppe bedoeld in artikelen 125duodecies, §4, en 153sexies, §4, van het decreet<br />
Basisonderwijs van 25 februari 1997. Als een scholengroep ten minste één<br />
netoverschrijdende scholengemeenschap telt, wordt in de overeenkomst van deze<br />
scholengemeenschap vastgelegd op welke wijze aan voormelde verplichting wordt<br />
voldaan. De Vlaamse Regering bepaalt het aantal punten dat nodig is om het<br />
personeelslid dat belast is met het mandaat van algemeen directeur school- of klasvrij te<br />
maken.<br />
§4. De Vlaamse Regering bepaalt de ambten en de puntenwaarde die aan elk ambt<br />
wordt toegekend. De puntenwaarde van een ambt wordt bepaald op basis van een<br />
bekwaamheidsbewijs of een salarisschaal.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt eveneens het aantal punten dat nodig is om een<br />
personeelslid school- of klasvrij te maken. 29<br />
Art. 31. §1. De school die niet tot een scholengemeenschap behoort, wendt de punten<br />
bedoeld in artikelen 26 of 27 als volgt aan:<br />
1° in eerste instantie moet ze haar punten steeds aanwenden voor de instandhouding<br />
van betrekkingen van vastbenoemde personeelsleden:<br />
– van het bestuurspersoneel;<br />
– van het ondersteunend personeel;<br />
– van wervingsambten van het onderwijzend of het ondersteunend personeel voor zover<br />
het gaat om taak- en functiedifferentiatie. In een school voor buitengewoon secundair<br />
onderwijs omvat dit daarenboven ook de instandhouding van betrekkingen in ambten<br />
van het paramedisch, medisch, sociaal, orthopedagogisch en psychologisch personeel<br />
die in het kader van taak- en functiedifferentiatie werden toegewezen;<br />
2° als de school na toepassing van 1° nog punten ter beschikking heeft, kan ze deze als<br />
volgt en naar keuze aanwenden:<br />
– voor de oprichting van betrekkingen in ambten van het bestuurspersoneel, met<br />
uitzondering van het bevorderingsambt van directeur, en het ondersteunend personeel;<br />
– voor de oprichting van betrekkingen in wervingsambten van het onderwijzend en het<br />
ondersteunend personeel in het kader van taak- en functiedifferentiatie. In een school<br />
voor buitengewoon secundair onderwijs kunnen in het kader van taak- en<br />
functiedifferentiatie daarenboven ook betrekkingen in wervingsambten van het<br />
paramedisch, medisch, sociaal, orthopedagogisch en psychologisch personeel in stand<br />
worden gehouden of worden opgericht;<br />
– voor het klasvrij maken van een personeelslid;<br />
– voor de toekenning van een hogere salarisschaal in een ambt van het ondersteunend<br />
29 Artikel 99bis : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003;<br />
gewijzigd met ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005; met ingang van 1/6/2006 door het decreet van<br />
7/7/2006; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009 en door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie<br />
is de verwijzing naar artikel 99 aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/34
personeel in toepassing van artikel 55 van het decreet rechtspositie personeelsleden<br />
gemeenschapsonderwijs of artikel 44 van het decreet rechtspositie personeelsleden<br />
gesubsidieerd onderwijs.<br />
De school moet bij de aanwending van haar punten daarenboven rekening houden met<br />
volgende principes:<br />
– ambten van het bestuurspersoneel en het ondersteunend personeel kunnen per<br />
halftijdse of voltijdse betrekking opgericht worden;<br />
– als een school punten aanwendt voor ambten in het ondersteunend personeel moeten<br />
de personeelsleden van deze categorie uit tenminste 50% opvoeders bestaan;<br />
– een betrekking in het ambt van technisch adviseur-coördinator kan slechts worden<br />
opgericht in een school voor voltijds gewoon secundair onderwijs met een eerste graad,<br />
met technisch secundair onderwijs, met beroepssecundair onderwijs of met HBO5<br />
verpleegkunde, een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat autonoom is<br />
en een school voor buitengewoon secundair onderwijs. In voormelde scholen kan ook<br />
slechts maximum één voltijdse betrekking in het ambt technisch adviseur-coördinator<br />
worden opgericht.<br />
De school verschaft ten aanzien van haar lokaal comité en ten aanzien van haar<br />
personeel volledige klaarheid over de betrekkingen die ze op basis van haar punten zal<br />
oprichten.<br />
§2. Een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat autonoom is en niet tot<br />
een scholengemeenschap behoort, wendt de punten bedoeld in artikel 28 als volgt aan:<br />
1° in eerste instantie moet ze de punten aanwenden voor de instandhouding van<br />
betrekkingen van vastbenoemde personeelsleden in ambten van het bestuurspersoneel;<br />
2° als het centrum na de toepassing van 1° nog punten ter beschikking heeft, kan ze<br />
betrekkingen oprichten in ambten van het bestuurspersoneel, met uitzondering van het<br />
bevorderingsambt van directeur.<br />
Het centrum voor deeltijds beroepsonderwijs moet bij de aanwending van zijn punten<br />
daarenboven rekening houden met volgende principes:<br />
– ambten van het bestuurspersoneel kunnen per halftijdse of voltijdse betrekking<br />
opgericht worden;<br />
– er kan slechts maximum één voltijdse betrekking in het ambt technisch adviseurcoördinator<br />
worden opgericht.<br />
§3. De Vlaamse Regering bepaalt de ambten en de puntenwaarde die aan elk ambt<br />
wordt toegekend. De puntenwaarde van een ambt wordt bepaald op basis van een<br />
bekwaamheidsbewijs of een salarisschaal.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt het aantal punten dat nodig is om een personeelslid<br />
school- of klasvrij te maken. 30<br />
30 Artikel 99ter : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007;<br />
gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009 en door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie<br />
is de verwijzing naar artikel 96 en 97 aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/35
Onderafdeling 4: Puntenenveloppe Raad van het Gemeenschapsonderwijs<br />
Art. 32. §1. Aan de Raad van het Gemeenschapsonderwijs wordt, ter uitvoering van de<br />
rekenplichtigheid, elk schooljaar een forfaitaire enveloppe van 5.330 punten toegekend,<br />
bestemd voor verdeling over de scholengroepen.<br />
§2. De Raad van het Gemeenschapsonderwijs verdeelt de forfaitaire puntenenveloppe,<br />
bedoeld in §1, over de scholengroepen na onderhandeling in het daartoe bevoegde<br />
onderhandelingscomité.<br />
Met deze punten worden in de scholengroepen betrekkingen opgericht in het ambt van<br />
administratief medewerker.<br />
De scholengroep is niet verplicht om op deze betrekkingen de bepalingen inzake<br />
reaffectatie en wedertewerkstelling, opgenomen in artikel 36 van het Besluit van de<br />
Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van betrekkingen, de<br />
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de<br />
wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage, toe te<br />
passen.<br />
De scholengroep kan in deze betrekkingen een personeelslid vast benoemen. Op het<br />
ogenblik dat de scholengroep waaraan de punten zijn toegekend het personeelslid in<br />
dergelijke betrekking vast benoemt, blijven de punten toegekend aan deze<br />
scholengroep.<br />
De scholengroep deelt de vacantverklaring van voormelde betrekkingen mee aan de<br />
afgevaardigd-bestuurder. Deze toetst de stabiliteit van de vacant verklaarde<br />
betrekkingen aan de mogelijke evolutie van de verdelingscriteria. In toepassing van<br />
artikel 43, §1, 2°, van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het<br />
gemeenschapsonderwijs is de afgevaardigd-bestuurder belast met het<br />
goedkeuringstoezicht ter zake. 31<br />
Onderafdeling 5: Bedrijfsstages<br />
Art. 33. Voor de toepassing van de bepalingen van deze onderafdeling wordt verstaan<br />
onder:<br />
1° een samenwerkingsplatform: een scholengemeenschap, al dan niet uitgebreid met<br />
een of meer scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren dan wel een groep<br />
van scholengemeenschappen, al dan niet uitgebreid met een of meer scholen die niet<br />
tot een scholengemeenschap behoren;<br />
2° bedrijfsstage: het opdoen van werkervaring in een arbeidsmilieu buiten het onderwijs<br />
op basis van een stageovereenkomst tussen de stagegever, de school en het betrokken<br />
personeelslid en waarbij die stage ten minste vijf werkdagen omvat en niet door de<br />
stagegever wordt bezoldigd. 32<br />
31 Artikel 99quater : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007;<br />
gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is artikel 36 opgenomen omwille<br />
van de opheffing van artikel 36bis, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
32 Artikel 99duodecies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/36
Art. 34. §1. Aan scholen voor secundair onderwijs, verenigd in een<br />
samenwerkingsplatform, worden vanaf het schooljaar 2008-2009 vervangingseenheden<br />
en werkingsmiddelen toegekend die zijn voorbehouden voor het voorzien in<br />
vervangingen bij bedrijfsstages van personeelsleden waarvan het salaris of de<br />
salaristoelage ten laste valt van de Vlaamse Gemeenschap.<br />
De berekening en toekenning van de middelen gebeurt op het niveau van de school. Na<br />
samenvoeging van de middelen van de afzonderlijke scholen die tot het<br />
samenwerkingsplatform behoren, beslissen de schoolbesturen van die scholen<br />
gezamenlijk over de verdeling en de aanwending van de middelen in functie van lokale<br />
behoeften en prioriteiten.<br />
§2. Met betrekking tot de middelen bestemd voor de vervangingen bij bedrijfsstages is<br />
alleszins vereist dat de aanwending moet kaderen binnen het nascholingsplan van de<br />
scholen.<br />
§3. De Vlaamse Regering bepaalt:<br />
1° met inachtname van de beschikbare begrotingskredieten, de berekeningswijze van<br />
de middelen per school en het aandeel van die kredieten dat is voorbehouden voor<br />
werkingsmiddelen met een maximum van 5%;<br />
2° de ambten die in aanmerking komen voor vervangingen. 33<br />
Afdeling 3: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Algemeen<br />
Art. 35. In het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd voltijds<br />
secundair onderwijs en deeltijds beroepssecundair onderwijs kan geen direct of indirect<br />
inschrijvingsgeld worden gevraagd.<br />
Na overleg binnen de participatieraad of de schoolraad bepalen de schoolbesturen de<br />
lijst van bijdragen die aan de ouders of aan de meerderjarige leerlingen kunnen worden<br />
gevraagd, evenals de afwijkingen die op deze bijdrageregeling worden toegekend.<br />
Deze regeling wordt door middel van het school- of centrumreglement aan de ouders of<br />
aan de personen die de minderjarige leerling in rechte of in feite onder hun bewaring<br />
hebben, dan wel aan de meerderjarige leerling meegedeeld. 34<br />
Art. 36. De kosten van het onderwijs, verstrekt in scholen en centra of afdelingen voor<br />
onderwijs, tot stand gebracht door openbare of private personen, vallen ten laste van de<br />
schoolbesturen.<br />
8/5/2009. In de codificatie zijn de bepalingen rond vervangingen van korte afwezigheden niet opgenomen omwille<br />
van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
33 Artikel 99terdecies: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
8/5/2009, gewijzigd met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 18/12/2009. In de codificatie zijn de bepalingen<br />
rond vervangingen van korte afwezigheden (§1, 1°; §2, eerste lid) niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter,<br />
en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
34 Artikel V.13 : Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII. Gewijzigd met ingang van 1/9/2007 door het<br />
decreet van 22/6/2007. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/37
Aan de gefinancierde of gesubsidieerde scholen en die aan de bij de decreet en<br />
uitvoeringsbesluiten gestelde voorwaarden voldoen, verleent de Vlaamse Gemeenschap<br />
salarissen, salaristoelagen en werkingsbudget. 35<br />
Art. 37. Jaarlijks wordt een forfaitair werkingsbudget verleend om de kosten te dekken<br />
die verbonden zijn aan de werking en de uitrusting van de school, aan het kosteloos<br />
verstrekken van leerboeken en schoolbehoeften aan de leerplichtige leerlingen en aan<br />
de uitgaven voor de financiering van de investeringen. 36<br />
Art. 38. Wat de overeenkomsten betreft voor aanneming van werken, leveringen en<br />
diensten met betrekking tot uitgaven op de dotatie van het Gemeenschapsonderwijs en<br />
met betrekking tot uitgaven die geheel of gedeeltelijk ten laste van het werkingsbudget,<br />
de uitrustingstoelagen, de bouwtoelagen of de rentetoelagen worden gelegd, zijn de<br />
bestuursorganen van het Gemeenschapsonderwijs en de schoolbesturen ertoe<br />
gehouden de overeenkomsten af te sluiten volgens de procedure en onder de<br />
voorwaarden die voor de federale overheid gelden met dien verstande dat de<br />
bestuursorganen van het Gemeenschapsonderwijs en de schoolbesturen:<br />
- de bevoegdheden uitoefenen die in de federale reglementering aan een Minister zijn<br />
toegekend;<br />
- het in dezelfde reglementering bepaald advies niet hoeven in te winnen vooraleer een<br />
overeenkomst ingevolge offerteaanvragen of onderhands af te sluiten;<br />
- onderhandse overeenkomsten mogen sluiten voor de aankoop van didactisch<br />
materieel, welke ook de prijs hiervan is;<br />
- van de regels betreffende de keuze van een aannemer mogen afwijken bij openbare of<br />
beperkte aanbesteding, als de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs zich<br />
binnen de dertig dagen na de aanvraag hiertegen niet verzet. 37<br />
Art. 39. Aan het Gemeenschapsonderwijs wordt jaarlijks een globale dotatie<br />
toegekend, bestemd om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de werking en de<br />
35 Artikel 25 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd met<br />
ingang van 1/1/1987 door het Koninklijk Besluit nr. 413 van 29/4/1986. In de codificatie is de verwijzing naar artikel<br />
24 vervangen door “gefinancierd of gesubsidieerd “, het begrip “Staat” is vervangen door “Vlaamse Gemeenschap”,<br />
“inrichtingen” is vervangen door “scholen ”, “wedde” is vervangen door “salaris”, “toelagen” door “budget”, en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
36 Artikel 32, §1 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1970 door de wet van 6/7/1970 en de wet van 25/5/1971; met ingang van 30/8/1973 door de wet<br />
van 11/7/1973; met ingang van 11/4/1974 door de wet van 17/1/1974; met ingang van 1/9/1972 en 1/9/1975 door de<br />
wet van 8/7/1976; met ingang van 1/9/1976 door de wet van 22/12/1977; met ingang van 1/9/1977 door de wet van<br />
5/8/1978; met ingang van 1/9/1979 door de wet van 8/8/1980; met ingang van 1/9/1980 door de wet van 2/7/1981;<br />
met ingang van 1/9/1981 door het Koninklijk Besluit nr. 47 van 10/6/1982; met ingang van 1/9/1982 door het<br />
Koninklijk Besluit nr.154 van 30/12/1982; met ingang van 1/9/1983 door het Koninklijk Besluit nr. 233 van<br />
22/12/1983; met ingang van 1/1/1986 en 1/1/1987 door het Koninklijk Besluit nr. 413 van 29/4/1986; met ingang van<br />
1/9/1984 door de wet van 1/8/1985; met ingang van 1/9/1986 door het Koninklijk Besluit nr. 456 van 10/9/1986; met<br />
ingang van 1/1/1987 door het Koninklijk Besluit nr. 538 van 31/3/1987; met ingang van 1/9/1986, 1/1/1987 en<br />
1/9/1987 door de wet van 1/8/1988; met ingang van 1/9/1989 door het decreet van 20/12/1989; met ingang van<br />
1/9/1989 en 1/1/1991 door het decreet van 31/07/1990; met ingang van 1/9/1991 door het decreet van 9/4/1992; met<br />
ingang van 1/1/1999 door het decreet van 19/12/1998; met ingang van 1/1/1989 en 25/8/1989 door het decreet van<br />
5/7/1989; met ingang van 1/1/2002 door het decreet van 14/02/2003; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van<br />
8/5/2009. In de codificatie is het begrip “werkingstoelagen” vervangen door “werkingsbudget”, zijn de bepalingen in<br />
§1 en van §2 inzake internaten niet opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
37 Artikel 36bis : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Ingevoegd<br />
met ingang van 1/9/1973 door de wet van 11/7/1973; gewijzigd met ingang van 1/1/1987 door het Koninklijk Besluit<br />
nr. 413 van 29/4/1986; met ingang van 1/1/1991 door het decreet van 31/7/1990. In de codificatie is het begrip<br />
“Argo” vervangen door “Gemeenschapsonderwijs” en “Rijk” door ”federale”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/38
uitrusting van de school en aan het kosteloos verstrekken van leerboeken en<br />
schoolbehoeften aan de leerplichtige leerlingen. Deze dotatie bestaat uit een forfaitair<br />
bedrag per school en een forfaitair bedrag per leerling. Deze bedragen kunnen<br />
verschillen per niveau en vorm van onderwijs. 38<br />
Art. 40. De Raad van het Gemeenschapsonderwijs, de scholengroepen en de<br />
schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs kunnen voor de aanschaf van<br />
uitrustingsapparatuur leningsovereenkomsten en leasingsovereenkomsten aangaan bij<br />
de door de Vlaamse Regering daartoe erkende financiële instellingen. 39<br />
Art. 41. Het werkingsbudget wordt uitbetaald aan het schoolbestuur van elke school.<br />
Het kan worden aangewend ten behoeve van al de scholen behorende tot hetzelfde<br />
schoolbestuur. Bij deze aanwending dient het schoolbestuur rekening te houden met<br />
een gelijke behandeling van zijn scholen en van de leerlingen of studenten die tot deze<br />
scholen behoren.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt:<br />
1° de wijze waarop de school zijn aanvraag tot financiering of subsidiëring indient;<br />
2° de controlemaatregelen inzonderheid wat de aanwending van het werkingsbudget<br />
betreft. Deze controle mag evenwel geen betrekking hebben op de opportuniteit van de<br />
aanwending. 40<br />
Art. 42. In geval van overname van een school door een ander schoolbestuur, wordt<br />
het bedrag van het werkingsbudget waarop de overgenomen school recht had volgens<br />
de vigerende bepalingen ter zake, voor het eerste schooljaar van de overname, aan het<br />
nieuwe schoolbestuur toegekend. 41<br />
Art. 43. §1. De representatieve verenigingen van de schoolbesturen of schoolbesturen<br />
van de gesubsidieerde vrije scholen bepalen, voor de schoolbesturen of schoolbesturen<br />
die dit wensen, de boekhoudkundige verplichtingen inzake de vereenvoudigde<br />
boekhouding en de dubbele boekhouding zoals bepaald in artikel 17, §4, van de wet van<br />
27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale<br />
verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.<br />
Deze boekhoudkundige verplichtingen dienen in bijkomende orde er mee rekening te<br />
houden dat de saldi, zoals bepaald conform het Europees Rekening Stelsel, door de<br />
38 Artikel 3, §1, tweede lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Ingevoegd met ingang van 1/9/1986 door het Koninklijk Besluit nr.456 van 10/9/1986; gewijzigd met ingang van<br />
1/1/1989 door het Koninklijk Besluit nr. 413 van 29/4/1986; met ingang 1/1/1987 door de wet van 1/8/1988. In de<br />
codificatie is het begrip “staatsdiensten met afzonderlijk beheer in het Rijksonderwijs” vervangen door “het<br />
Gemeenschapsonderwijs”, zijn de bepalingen inzake internaten niet opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
39 Artikel 5 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. In de codificatie is de tekst in overeenstemming<br />
gebracht met de bepalingen van het bijzonder decreet van 14 juli 1998, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
40 Artikel 36, §1 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/1/1987 door het Koninklijk Besluit nr. 413 van 29/4/1986; met ingang van 1/9/1986 door het<br />
Koninklijk Besluit nr. 447 van 20/8/1986; met ingang van 1/1/1991 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van<br />
1/1/1991 door het decreet van 28/4/1993. In de codificatie is het begrip “wedde”vervangen door “salaris”,<br />
“werkingstoelage” door “werkingsbudget, is §3 van het oorspronkelijke artikel 36 niet opgenomen omwille van het<br />
tijdelijk karakter, zijn de bepalingen inzake internaten niet opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
41 Artikel 3, §8, 1°, achtste lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Ingevoegd met ingang van 1/9/1991 door het decreet van 9/4/1992. In de codificatie is het<br />
begrip “werkingstoelage” vervangen door “werkingsbudget”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/39
Vlaamse Gemeenschap kunnen worden afgeleid uit de afgelegde rekeningen, zodat de<br />
Vlaamse Gemeenschap kan voldoen aan de terzake geldende Europese verplichtingen.<br />
§2. De onder §1 bedoelde vereenvoudigde boekhouding omvat, rekening houdend met<br />
de aard en de omvang van de schoolbesturen, ten minste alle verrichtingen betreffende<br />
de mutaties in contant geld of op de rekeningen.<br />
§3. De onder §1 bedoelde regels voor de vereenvoudigde boekhouding omvatten<br />
minimaal:<br />
1° basisregels met betrekking tot het voeren van een vereenvoudigde boekhouding;<br />
2° de staat van de ontvangsten en de uitgaven;<br />
3° de jaarrekening;<br />
4° de inventaris.<br />
§4. De onder §1 bedoelde dubbele boekhouding omvat, rekening houdend met de aard<br />
en de omvang van de scholen, alle verrichtingen, bezittingen en schulden, rechten en<br />
verplichtingen van welke aard ook, betreffende de door de subsidiërende overheid<br />
verstrekte toelagen en de eigen middelen van elk schoolbestuur.<br />
§5. De onder §1 bedoelde regels voor de economische boekhouding omvatten<br />
minimaal:<br />
1° de vorm en de inhoud van de jaarrekening;<br />
2° de waarderingsregels;<br />
3° de structuur van de jaarrekening;<br />
4° het schema van de balans;<br />
5° het schema van de resultatenrekening;<br />
6° de inhoud van de toelichting;<br />
7° de inhoud van de rubrieken van de balans en van de resultatenrekening;<br />
8° het minimum algemeen rekeningenstelsel.<br />
§6. De in §1 bedoelde regels worden door elke representatieve vereniging van de<br />
schoolbesturen of schoolbesturen van de gesubsidieerde vrije scholen meegedeeld aan<br />
de Vlaamse Regering.<br />
§7. Voor de eerste maal vervullen de representatieve verenigingen van de<br />
schoolbesturen of schoolbesturen van de gesubsidieerde vrije scholen binnen 30 dagen<br />
na de inwerkingtreding van deze bepalingen, de in §6 bedoelde verplichtingen. 42<br />
Onderafdeling 2: Time-out projecten<br />
Art. 44. De Vlaamse Regering kan een subsidie verlenen aan organisaties die door<br />
middel van een Time-outprogramma opvang en begeleiding bieden aan leerlingen uit<br />
het voltijds onderwijs, onderwijs met een beperkt leerplan of uit de erkende vormingen,<br />
die wegens pedagogische, juridische, sociale of persoonlijke redenen tijdelijk uit het<br />
onderwijs worden genomen met de bedoeling hen opnieuw in het onderwijs op te<br />
nemen.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden waaronder deze subsidies kunnen<br />
worden toegekend, de wijze van selectie, de duur en de evaluatie van de projecten. 43<br />
42 Artikel X.5 : Decreet van 15/7/2005 betreffende het onderwijs XV. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/40
Onderafdeling 3: Brussels ondersteuningscentrum secundair onderwijs<br />
Art. 45. De vzw Brussels ondersteuningscentrum secundair onderwijs ontvangt de in<br />
deze onderafdeling bedoelde subsidiëring voor zover zij voldoet aan volgende<br />
voorwaarden:<br />
1° zij stelt zich tot doel een netoverschrijdende structuur uit te bouwen ter ondersteuning<br />
van de Nederlandstalige scholen voor secundair onderwijs in het Brussels<br />
Hoofdstedelijk Gewest;<br />
Deze structuur is in het bijzonder gericht op het ondersteunen van de taalvaardigheid<br />
van de leerlingen, en zal taaltoetsen afnemen bij leerlingen, begeleidingsinitiatieven<br />
ontwikkelen en uitvoeren voor het taalvaardigheidsonderricht;<br />
2° zij legt uiterlijk op de eerste dag van de zesde maand na afsluiting van het boekjaar<br />
de jaarrekening en het jaarverslag voor aan de Vlaamse Regering. 44<br />
Art. 46. §1. De Vlaamse Regering waarborgt tot en met 31 december 2010 een<br />
subsidiëring voor de loonkosten van de personeelsleden en de werkingsmiddelen<br />
binnen de door de Vlaamse Gemeenschap voorziene begrotingskredieten.<br />
§2. De Vlaamse Regering kan beslissen over de uitvoering van de subsidiëring bedoeld<br />
in §1 een samenwerkingsakkoord te sluiten met de Vlaamse Gemeenschapscommissie.<br />
45<br />
Onderafdeling 4: Bijzondere maatregelen voor technisch of beroepsgerichte<br />
opleidingen<br />
Art. 47. §1. De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van de beschikbare<br />
begrotingskredieten, aan scholen met technisch of beroepsgerichte opleidingen, extra<br />
middelen toekennen die bestemd zijn voor investeringen in didactische uitrusting. Onder<br />
investering in didactische uitrusting wordt verstaan: de aankoop van didactische<br />
uitrusting of de beveiliging van reeds aanwezige didactische uitrusting.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de lijst van structuuronderdelen die onder de<br />
investeringsoperatie vallen.<br />
§2. Per regelmatige leerling op de door de Vlaamse Regering te bepalen teldatum<br />
worden extra middelen toegekend.<br />
Om voor extra middelen in aanmerking te kunnen komen, moeten de betrokken scholen<br />
een investeringsplan opstellen. Het investeringsplan moet voldoen aan de door de<br />
Vlaamse Regering vastgelegde, minimale onderdelen.<br />
§3. De beoordeling van de ingediende investeringsplannen gebeurt door een commissie<br />
die paritair is samengesteld uit drie afgevaardigden van het Vlaams Ministerie van<br />
<strong>Onderwijs</strong> en Vorming en twee afgevaardigden van de onderwijsinspectie, enerzijds, en<br />
één afgevaardigde per onderwijsnet, voorgedragen door het Gemeenschapsonderwijs<br />
43 Artikel X.3 : Decreet van 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
44 Artikel X.6 : Decreet van 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
45 Artikel X.7 : Decreet van 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII. Gewijzigd met ingang van 1/9/2008 door het<br />
decreet van 21/11/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/41
en de betrokken representatieve verenigingen van schoolbesturen van het<br />
gesubsidieerd onderwijs, en één afgevaardigde van het Vlaams Agentschap voor<br />
Ondernemersvorming-Syntra Vlaanderen, anderzijds.<br />
De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op en kan experten toelaten tot de<br />
vergadering.<br />
De commissie garandeert dat een aanvankelijk als “onvoldoende” bevonden plan,<br />
bijgestuurd kan worden en éénmaal opnieuw mag worden ingediend binnen een door<br />
haar vooropgestelde termijn, die evenwel nooit minder kan zijn dan 10 werkdagen te<br />
rekenen vanaf de beslissing van de commissie.<br />
§4. De Vlaamse Regering kan verdere regels vastleggen inzake de toekenning, de<br />
uitbetaling en de controle op de aanwending van deze extra middelen. 46<br />
Art. 48. De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van de beschikbare<br />
begrotingskredieten, voorzien in bijkomende financiering voor scholen met technisch of<br />
beroepsgerichte opleidingen die leiden tot de invulling van knelpuntberoepen, ten einde<br />
de kost voor leerlingen in voormelde opleidingen te verminderen. Op basis van criteria<br />
die verband houden met de kostprijzen van de opleidingen, bepaalt de Vlaamse<br />
Regering de lijst van opleidingen die voor deze bijkomende financiering in aanmerking<br />
komen en modaliteiten van deze bijkomende financiering. 47<br />
Hoofdstuk 4: Scholengemeenschappen<br />
Afdeling 1: Algemeen<br />
Art. 49. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het gewoon en<br />
buitengewoon secundair onderwijs, met uitzondering van de bepalingen van de artikelen<br />
59, 62 en 64 die niet van toepassing zijn op het buitengewoon secundair onderwijs.<br />
Binnen de bepalingen van dit hoofdstuk wordt onder "school" verstaan : een school voor<br />
voltijds gewoon secundair onderwijs, met inbegrip van het centrum voor deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs dat eventueel aan deze school is gehecht, een autonoom<br />
centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs, of een school voor buitengewoon<br />
secundair onderwijs. 48<br />
46 Artikel 103: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/2003 door het decreet van 22/12/2006; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; met<br />
ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
47 Artikel 103bis: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
48 Artikel 62 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008; met<br />
ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/42
Afdeling 2: Vorming van een scholengemeenschap<br />
Art. 50. Een scholengemeenschap omvat één of meer scholen die al dan niet behoren<br />
tot hetzelfde schoolbestuur en/of hetzelfde onderwijsnet. 49<br />
Art. 51. Een scholengemeenschap komt vrijwillig tot stand, ongeacht of ze al dan niet<br />
een rechtspersoonlijkheid of een rechtsvorm aanneemt:<br />
1° hetzij bij beslissing: indien de scholengemeenschap wordt gevormd door één of meer<br />
scholen van hetzelfde schoolbestuur;<br />
2° hetzij bij schriftelijke overeenkomst: indien de scholengemeenschap wordt gevormd<br />
door scholen van verschillende schoolbesturen.<br />
Deze beslissing of overeenkomst treedt in werking op 1 september na de datum waarop<br />
de beslissing werd genomen respectievelijk de overeenkomst werd gesloten, wordt<br />
schriftelijk en zo spoedig mogelijk vóór de inwerkingtreding aan het Agentschap voor<br />
<strong>Onderwijs</strong>diensten meegedeeld en geldt voor een periode van zes schooljaren. Deze<br />
periode van zes schooljaren wordt telkens, tenzij er een andersluidende beslissing of<br />
overeenkomst is, van rechtswege voor eenzelfde periode verlengd.<br />
Tijdens voormelde periode van zes schooljaren kan de beslissing of overeenkomst<br />
inzake de vorming van een scholengemeenschap evenwel worden gewijzigd, in die zin<br />
dat een school alsnog tot de scholengemeenschap kan toetreden of uit de<br />
scholengemeenschap kan stappen. Uitstap uit de scholengemeenschap kan evenwel<br />
alleen indien de scholengemeenschap minder dan 900 regelmatige leerlingen telt op de<br />
gebruikelijke teldatum. Wijziging van een beslissing of overeenkomst treedt in werking<br />
op 1 september na de datum waarop deze wijziging is tot stand gekomen. 50<br />
Art. 52. §1. Scholengemeenschappen zijn samenwerkingsverbanden waarvan de<br />
werking geregeld wordt in hetzij de beslissing van het enig betrokken schoolbestuur,<br />
hetzij de overeenkomst tussen de verschillende betrokken schoolbesturen.<br />
Indien het gaat om samenwerkingsverbanden zonder beheersoverdracht, vallen de<br />
scholengemeenschappen onder de verantwoordelijkheid en het hiërarchisch toezicht<br />
van het betrokken schoolbestuur.<br />
Indien het gaat om samenwerkingsverbanden met beheersoverdracht, vallen de<br />
scholengemeenschappen onder de toezichtsvormen bepaald in het bijzonder decreet<br />
van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs of de organieke regelgeving<br />
op de lokale besturen, respectievelijk de toezichtsvormen georganiseerd door het<br />
betrokken schoolbestuur.<br />
§2. Beheersoverdracht is enkel mogelijk ten aanzien van de bevoegdheden bedoeld in<br />
artikel 57, 4°, 6°, 7°, 8° en 9°. 51<br />
49 Artikel 63 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
50 Artikel 64 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
51 Artikel 65 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003. In de<br />
codificatie is de verwijzing naar de vervangingspool (10° van het oorspronkelijk artikel 71) niet opgenomen omwille<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/43
Art. 53. Een scholengemeenschap is qua inplanting van de hoofdvestigingsplaats van<br />
elk van de betrokken scholen gelegen binnen maximaal vijf aangrenzende<br />
onderwijszones die zijn vastgelegd in de bijlage I gevoegd bij de codificatie betreffende<br />
het secundair onderwijs. 52<br />
Art. 54. Een scholengemeenschap organiseert een multisectoraal onderwijsaanbod,<br />
waaronder ten minste wordt verstaan:<br />
1° de eerste graad bestaande uit: een eerste leerjaar A en B, een tweede leerjaar en<br />
een beroepsvoorbereidend leerjaar;<br />
2° de tweede graad bestaande uit: een eerste en tweede leerjaar van het algemeen<br />
secundair onderwijs met drie opties, een eerste en tweede leerjaar van het technisch<br />
secundair onderwijs met twee studiegebieden en een eerste en tweede leerjaar van het<br />
beroepssecundair onderwijs met twee studiegebieden; de studiegebieden van het<br />
technisch en beroepssecundair onderwijs mogen dezelfde zijn;<br />
3° de derde graad bestaande uit: een eerste en tweede leerjaar van het algemeen<br />
secundair onderwijs met drie opties, een eerste en tweede leerjaar van het technisch<br />
secundair onderwijs met twee studiegebieden en een eerste en tweede leerjaar van het<br />
beroepssecundair onderwijs met twee studiegebieden; de studiegebieden van het<br />
technisch en beroepssecundair onderwijs mogen dezelfde zijn.<br />
Na gemotiveerde aanvraag van het betrokken schoolbestuur, kan de Vlaamse Regering<br />
volgens de hierna vermelde criteria afwijking verlenen van de bepalingen van het eerste<br />
lid:<br />
1° het niet-voldoen aan de voorwaarde van multisectoraliteit houdt in:<br />
a) hetzij het niet of te weinig organiseren van opties in het eerste en tweede leerjaar van<br />
de tweede respectievelijk de derde graad van het algemeen secundair onderwijs;<br />
b) hetzij het te weinig organiseren van studiegebieden in het eerste en tweede leerjaar<br />
van de tweede respectievelijk de derde graad van het technisch secundair onderwijs;<br />
c) hetzij het te weinig organiseren van studiegebieden in het eerste en tweede leerjaar<br />
van de tweede respectievelijk de derde graad van het beroepssecundair onderwijs; en<br />
2° de scholengemeenschap werkt op het vlak van leerlingenoriëntering samen met één<br />
of meer andere aangrenzende scholengemeenschappen die het in de eerstbedoelde<br />
scholengemeenschap in het kader van de multisectoraliteit ontbrekend<br />
onderwijsaanbod, wèl organiseren.<br />
Na gemotiveerde aanvraag van het betrokken schoolbestuur, kan de Vlaamse Regering<br />
volgens het hierna vermeld criterium afwijking verlenen van de bepalingen van het<br />
eerste lid:<br />
De scholengemeenschap bestaat uitsluitend uit scholen van het gesubsidieerd vrij<br />
onderwijs, met dien verstande dat elk van bedoelde scholen beantwoordt aan de<br />
voorwaarde de enige school van het gesubsidieerd vrij onderwijs te zijn in één der 44<br />
onderwijszones vastgelegd in de bijlage I gevoegd bij de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs, die een bepaalde erkende godsdienst organiseert of<br />
levensbeschouwing aanhangt. Bij de toepassing van de voorwaarde "enige school"<br />
van het tijdelijk karakter, de verwijzingen zijn verder aangepast aan de hernummering binnen artikel 57, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
52 Artikel 66 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/91999 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/44
worden de scholen die noch het vak godsdienst noch het vak niet-confessionele<br />
zedenleer maar wel het vak cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie organiseren,<br />
én enkel eigen leerplannen van het schoolbestuur hanteren die door de Vlaamse<br />
Regering zijn goedgekeurd, buiten beschouwing gelaten.<br />
Na gemotiveerde aanvraag van het betrokken schoolbestuur, kan de Vlaamse Regering<br />
volgens het hierna vermeld criterium afwijking verlenen van de bepalingen van het<br />
eerste lid:<br />
De scholengemeenschap bestaat uitsluitend uit scholen van het gesubsidieerd vrij<br />
onderwijs, met dien verstande dat elk van bedoelde scholen beantwoordt aan de<br />
voorwaarden noch het vak godsdienst noch het vak niet-confessionele zedenleer maar<br />
wel het vak cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie te organiseren, én uitsluitend<br />
eigen leerplannen van het schoolbestuur te hanteren die door de Vlaamse Regering zijn<br />
goedgekeurd. 53<br />
Art. 55. §1. Een scholengemeenschap behoort tot één van de volgende contingenten:<br />
1° gemeenschapsonderwijs: maximum 40 scholengemeenschappen, waarvan één in het<br />
tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;<br />
2° gesubsidieerd officieel onderwijs: maximum 15 scholengemeenschappen, waarvan<br />
één in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;<br />
3° gesubsidieerd confessioneel vrij onderwijs: maximum 80 scholengemeenschappen,<br />
waarvan één in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;<br />
4° gesubsidieerd niet-confessioneel vrij onderwijs: maximum 5<br />
scholengemeenschappen, waarvan één in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.<br />
§2. Een scholengemeenschap bestaande uit scholen die behoren tot verschillende<br />
groepen bedoeld in §1, wordt verrekend op het contingent van die groep waartoe de<br />
meeste scholen van de scholengemeenschap behoren.<br />
Is het aantal scholen uit de verschillende groepen evenwel gelijk, dan wordt door het<br />
Gemeenschapsonderwijs en/of de betrokken representatieve verenigingen van de<br />
schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs, naargelang van het geval, bepaald op<br />
welk contingent de scholengemeenschap wordt verrekend.<br />
§3. Het Gemeenschapsonderwijs of de betrokken representatieve vereniging van de<br />
schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs, naargelang van het geval, beslist<br />
welke voorgestelde scholengemeenschappen niet kunnen worden gevormd indien het<br />
vastgestelde contingent in de betrokken groep wordt overschreden. 54<br />
Art. 56. Een scholengemeenschap die op 1 oktober van twee opeenvolgende<br />
schooljaren niet langer voldoet aan de criteria genoemd in dit hoofdstuk, wordt met<br />
53 Artikel 67 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
54 Artikel 68 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet betreffende het basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/6/2002 door het decreet van<br />
14/2/2003. In de codificatie is de “Autonome Raad” vervangen door “Gemeenschapsonderwijs”, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/45
ingang van het derde schooljaar van rechtswege niet meer tegenstelbaar aan de<br />
overheid. 55<br />
Afdeling 3: Bevoegdheden van een scholengemeenschap<br />
Art. 57. Een scholengemeenschap:<br />
1° maakt afspraken over de ordening van een rationeel onderwijsaanbod, eventueel<br />
gespreid over de verschillende scholen die de scholengemeenschap vormen;<br />
2° maakt afspraken over een objectieve leerlingen-oriëntering en -begeleiding en werkt<br />
daartoe samen met één psycho-medisch-sociaal centrum of centrum voor<br />
leerlingenbegeleiding.<br />
Naast voormeld centrum kan de scholengemeenschap uiterlijk tot 31 augustus 2012 ook<br />
samenwerken met het centrum voor leerlingenbegeleiding van een school voor<br />
buitengewoon secundair onderwijs die tot de scholengemeenschap behoort.<br />
Aan de scholengemeenschap Steinerscholen <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>, die is opgericht op<br />
basis van een afwijking op de multisectoraliteitsverplichting verleend bij besluit van de<br />
Vlaamse Regering van 20 juli 2006, wordt toelating gegeven om uiterlijk tot 31 augustus<br />
2012 samen te werken met meer dan één centrum voor leerlingenbegeleiding.<br />
In het kader van de uitoefening van die bevoegdheid heeft elke scholengemeenschap<br />
waarin een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs is opgenomen, een<br />
overlegplicht ten aanzien van elk regionaal overlegplatform als vermeld in artikel 103<br />
van het decreet betreffende het stelsel van leren en werken, waarvan het<br />
werkingsgebied geheel of gedeeltelijk samenvalt met het werkingsgebied van de<br />
scholengemeenschap;<br />
3° maakt afspraken over het personeelsbeleid, meer bepaald over de criteria voor het<br />
aanwerven, functioneren en evalueren van personeelsleden;<br />
4° maakt afspraken/beslist over de verdeling van de extra uren-leraar over haar scholen.<br />
De verdelingscriteria worden onderhandeld in het lokaal comité. Bij ontstentenis van een<br />
akkoord binnen de scholengemeenschap over de verdelingscriteria, worden de extra<br />
uren-leraar recht evenredig verdeeld volgens het aandeel dat het pakket uren-leraar van<br />
elke afzonderlijke school uitmaakt binnen de totaliteit van de pakketten uren-leraar van<br />
de diverse scholen die tot de scholengemeenschap behoren;<br />
5° maakt afspraken/beslist over de verdeling over haar scholen van de puntenenveloppe<br />
bedoeld in artikel 23 tot en met 31. Met inachtname van de bepalingen van voormelde<br />
onderafdeling worden de verdelingscriteria onderhandeld in het bevoegde lokaal<br />
onderhandelingscomité van de scholengemeenschap. Bij ontstentenis van een akkoord<br />
binnen de scholengemeenschap over de verdelingscriteria, worden de punten verdeeld<br />
overeenkomstig de parameters volgens welke ze toegekend zijn;<br />
6° brengt advies uit inzake investeringen in schoolgebouwen en infrastructuur waarbij<br />
het schoolbestuur een beroep doet op de investeringsmiddelen van, naargelang van het<br />
geval, het Gemeenschapsonderwijs of het Agentschap voor Infrastructuur in het<br />
<strong>Onderwijs</strong>;<br />
7° kan een samenwerkingsakkoord sluiten met een of meer scholen voor buitengewoon<br />
secundair onderwijs die buiten de desbetreffende scholengemeenschap zijn gebleven;<br />
een school voor buitengewoon secundair onderwijs kan samenwerkingsakkoorden<br />
sluiten met verschillende scholengemeenschappen;<br />
55 Artikel 70 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet betreffende het basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/46
8° kan een samenwerkingsakkoord sluiten met één of meer scholen voor secundair<br />
onderwijs die niet tot een scholengemeenschap behoren en/of met één of meer scholen<br />
voor basisonderwijs, met één of meer scholen van deeltijds kunstonderwijs en/of één of<br />
meer centra voor volwassenenonderwijs;<br />
9° maakt afspraken/beslist over de aanwending van de punten voor ICT-coördinatie;<br />
10° maakt afspraken over de verdeling van de uren-leraar en lesuren die bestemd zijn<br />
voor mentorschap;<br />
11° kan afspraken maken over de engagementsverklaring vermeld in artikel 111. 56<br />
Art. 58. Schoolbesturen kunnen aan de scholengemeenschappen andere<br />
bevoegdheden toewijzen dan hier bepaald, tenzij dit bij decretale of reglementaire<br />
bepalingen wordt verboden.<br />
Voor wat betreft het gemeenschapsonderwijs gebeurt deze toewijzing op grond van<br />
artikel 4, §2, van het bijzonder decreet.<br />
Indien bij de scholengemeenschap verschillende schoolbesturen zijn betrokken, dan<br />
zullen die de extra bevoegdheden bij schriftelijke overeenkomst vastleggen. 57<br />
Afdeling 4: Diverse voordelen voor scholengemeenschappen<br />
Art. 59. Zoals bepaald in artikel 191 wordt de gewone rationalisatienorm per school met<br />
15 % verminderd voor een school die tot een scholengemeenschap behoort. 58<br />
Art. 60. §1. Tot 1 november van het betrokken schooljaar kunnen door het betrokken<br />
schoolbestuur tussen scholen die behoren tot eenzelfde scholengemeenschap, urenleraar<br />
worden overgedragen, mits:<br />
1° in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn<br />
gemaakt;<br />
2° onderhandeling in het lokaal comité.<br />
§2. Tot 1 november van het betrokken schooljaar kunnen door het betrokken<br />
schoolbestuur tussen scholen die niet behoren tot eenzelfde scholengemeenschap,<br />
uren-leraar worden overgedragen, mits:<br />
1° in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn<br />
gemaakt;<br />
2° onderhandeling in het lokaal comité. Indien er bijkomende terbeschikkingstellingen<br />
wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel<br />
worden uitgesproken, kan de overdracht evenwel enkel na akkoord in het lokaal comité;<br />
56 Artikel 71: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/6/2001 door het decreet van 14/2/2003; met<br />
ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005; met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 15/12/2006; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/1/2009 door het decreet van 10/7/2008; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 20/3/2009; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de<br />
codificatie is het oorspronkelijke punt 10° inzake de vervangingspool niet opgenomen omwille van het tijdelijk<br />
karakter, is de opsomming hernummerd, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
57 Artikel 72 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/6/2002 door het decreet van 14/2/2003. In de<br />
codificatie is de verwijzing naar artikel 71 geschrapt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
58 Artikel 73 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/47
3° melding aan de betrokken scholengemeenschap waartoe de begunstigde school<br />
behoort. 59<br />
Art. 61. §1. Tot 1 november van het betrokken schooljaar kunnen door het betrokken<br />
schoolbestuur uren-leraar worden herverdeeld tussen scholen die behoren tot eenzelfde<br />
scholengemeenschap, mits:<br />
1° in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn<br />
gemaakt;<br />
2° onderhandeling in het lokaal comité.<br />
§2. Tot 1 november van het betrokken schooljaar kunnen door het betrokken<br />
schoolbestuur uren-leraar worden herverdeeld tussen scholen die niet behoren tot<br />
eenzelfde scholengemeenschap, mits:<br />
1° in overeenstemming met de afspraken die binnen de scholengemeenschap zijn<br />
gemaakt;<br />
2° onderhandeling in het lokaal comité. Indien er bijkomende terbeschikkingstellingen<br />
wegens ontstentenis van betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel<br />
worden uitgesproken, dan kan de herverdeling evenwel enkel na akkoord in het lokaal<br />
comité;<br />
3° melding aan de betrokken scholengemeenschap waartoe de begunstigde school<br />
behoort. 60<br />
Art. 62. De gewone leerlingencoëfficiënten tot vaststelling van het aantal wekelijkse<br />
uren-leraar voor scholen die behoren tot een scholengemeenschap en gelegen zijn in<br />
het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad, worden verhoogd met:<br />
1° 0,10: voor de eerste graad;<br />
2° 0,20: voor de tweede, de derde en de vierde graad en het hoger beroepsonderwijs. 61<br />
Art. 63. §1. Zonder afbreuk te doen aan de principes dat een personeelslid wordt vast<br />
benoemd door het schoolbestuur en wordt geaffecteerd aan een school die behoort tot<br />
dat schoolbestuur, kunnen:<br />
1° de leden van het bestuurspersoneel van de scholen die de scholengemeenschap<br />
vormen, voor de vervulling van opdrachten voor de totaliteit van de<br />
scholengemeenschap worden ingezet;<br />
2° de leden van het ondersteunend personeel, het opvoedend hulppersoneel en het<br />
administratief personeel van de scholen die de scholengemeenschap vormen, voor de<br />
vervulling van opdrachten voor andere scholen van de scholengemeenschap of voor de<br />
totaliteit van de scholengemeenschap worden ingezet.<br />
59 Artikel 74 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; met<br />
ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 88 geschrapt, een<br />
nieuwe indeling in paragrafen is toegevoegd, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
60 Artikel 75 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 87 geschrapt, en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
61 Artikel 76 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. In de<br />
codificatie is de verwijzing naar artikel 89 geschrapt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/48
§2. In afwijking op §1, 2°, kunnen de administratieve medewerkers en de leden van het<br />
administratief personeel mits hun instemming worden ingezet in de scholen van<br />
dezelfde scholengroep of van hetzelfde schoolbestuur binnen de scholengemeenschap<br />
in het gesubsidieerd onderwijs.<br />
Het schoolbestuur of de scholengroep stelt een personeelsplan op en een reglement<br />
voor de invulling van dit plan, met dien verstande dat:<br />
- deze personeelsleden geaffecteerd worden aan de school waar de betrekking<br />
reglementair wordt ingericht;<br />
- de inzetbaarheid in een andere school slechts mogelijk is voor een halftijdse of een<br />
voltijdse opdracht;<br />
- de afstand over de openbare weg tussen de school van affectatie en de school waar<br />
het personeelslid wordt ingezet nooit meer dan 25 km mag bedragen;<br />
- er rekening wordt gehouden met de verworven statutaire toestand of contractuele<br />
relatie tussen de scholengroep of schoolbestuur en het personeelslid;<br />
- de inzetbaarheid mogelijk is ongeacht het onderwijsniveau.<br />
Dit personeelsplan en reglement worden onderhandeld in het lokaal comité. 62<br />
Art. 64. §1. Vastbenoemde directeurs en adjunct-directeurs van scholen van een<br />
scholengemeenschap, die door een herstructurering van scholen of van het<br />
onderwijsaanbod ter beschikking zijn gesteld of worden gesteld wegens ontstentenis<br />
van betrekking kunnen op persoonlijke titel worden tewerkgesteld in een niet-organieke<br />
personeelsformatie die aan de scholengemeenschap wordt toegevoegd, op voorwaarde<br />
dat deze personeelsleden volgens de reglementering inzake terbeschikkingstelling<br />
wegens ontstentenis van betrekking, reaffectatie en wedertewerkstelling, binnen de<br />
scholengemeenschap geen reaffectatie als directeur of adjunct-directeur of<br />
wedertewerkstelling als adjunct-directeur in een organiek ambt, kunnen bekomen.<br />
De aanstelling in de niet-organieke personeelsformatie schort alle reaffectatie- en<br />
wedertewerkstellingsverplichtingen buiten de scholengemeenschap op. De aanstelling<br />
wordt beschouwd als reaffectatie of wedertewerkstelling.<br />
§2. De personeelsformatie bedoeld in §1 wordt samengesteld op basis van één<br />
personeelslid per schijf van 1.500 regelmatige leerlingen (in het voltijds gewoon<br />
secundair onderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs) op 1 februari van het<br />
voorafgaand schooljaar in de scholengemeenschap, met een maximum van vier<br />
personeelsleden per scholengemeenschap.<br />
§3. De §1 en §2 zijn ook van toepassing op directeurs en adjunct-directeurs die op 30<br />
juni 1999 zijn wedertewerkgesteld in het ambt van directiesecretaris of onderdirecteur<br />
van de scholengemeenschap, op voorwaarde dat zij op 1 september 1999 personeelslid<br />
worden van een schoolbestuur binnen de scholengemeenschap. 63<br />
62 Artikel 77 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/2001 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005. In de<br />
codificatie is de indeling in paragrafen aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
63 Artikel 78 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/49
Art. 65. §1. Aan de scholengemeenschappen wordt 20.000 extra wekelijkse uren-leraar<br />
toegekend vanaf het schooljaar 2004-2005. Deze extra uren-leraar worden aangewend<br />
om:<br />
1° het aantal plage-uren, bedoeld in artikel 216 en 315 te reduceren, en/of<br />
2° de werkdruk te verminderen door aanrekening van klassenraad, klassendirectie,<br />
splitsing van klassen, lerarenondersteuning, stagebegeleiding en leerlingenbegeleiding<br />
op het pakket uren-leraar.<br />
§2. De verdeling van deze extra uren-leraar, die uitsluitend voor de scholen van de<br />
scholengemeenschap zijn bestemd, gebeurt trapsgewijs als volgt : het aantal uren-leraar<br />
dat elke scholengemeenschap ontvangt is recht evenredig met het aandeel van de som<br />
van de pakketten uren-leraar van de scholen die de scholengemeenschap vormen in de<br />
totaliteit van de pakketten uren-leraar van alle scholen die tot een scholengemeenschap<br />
zijn toegetreden. Onder uren-leraar worden de organieke uren-leraar voor het voltijds<br />
secundair onderwijs en voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs verstaan.<br />
De scholengemeenschap verdeelt de extra uren-leraar op de wijze zoals bepaald in<br />
artikel 57, 4°.<br />
§3. De scholengemeenschappen en de scholen informeren de bevoegde<br />
onderhandelingsorganen over de verdeling en aanwending van de extra wekelijkse<br />
uren-leraar. 64<br />
Art. 66. Indien in een scholengemeenschap door een herstructurering van de school of<br />
van het onderwijsaanbod bepaalde infrastructuur niet langer gebruikt wordt voor het<br />
secundair onderwijs, dan kan het schoolbestuur deze gebouwen gebruiken voor het<br />
eigen niet-secundair onderwijs ofwel overdragen naar of ter beschikking stellen van een<br />
ander schoolbestuur van hetzelfde onderwijsnet die onderwijs van een ander niveau<br />
organiseert, een centrum voor leerlingenbegeleiding, of een internaat.<br />
Als hierbij de eigendom of het zakelijk recht dat noodzakelijk was om in aanmerking te<br />
komen voor een subsidie van het Agentschap voor Infrastructuur in het <strong>Onderwijs</strong><br />
(Agion) overgaat naar het verkrijgende schoolbestuur of deze een zakelijk recht verwerft<br />
op het gebouw met een duur gelijk aan de resterende termijn van het zakelijk recht dat<br />
het vroeger schoolbestuur bezit, treedt deze laatste in de rechten en verplichtingen ten<br />
opzichte van Agion. In dit geval is artikel 19, §2, van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, niet van toepassing.<br />
Als de eigendom of het hiervoor vermelde zakelijk recht niet wordt overgedragen of<br />
gevestigd en het gebouw verder voor onderwijsdoeleinden wordt gebruikt, dan is artikel<br />
19, §2, van dezelfde wet, evenmin van toepassing. Het oorspronkelijke schoolbestuur<br />
blijft wel verantwoordelijk ten opzichte van Agion voor de naleving van de verplichtingen<br />
die werden aangegaan bij de toekenning van de subsidie.<br />
64 Artikel 80 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 15/12/2006; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008; met<br />
ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie zijn de tijdelijke bepalingen voorafgaand 2004<br />
niet opgenomen, is een indeling in paragrafen toegevoegd, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/50
Indien de infrastructuur waarvoor Agion subsidie heeft toegekend, afgebroken wordt,<br />
dan is artikel 19, §2, van dezelfde wet, evenmin van toepassing.<br />
Wordt de infrastructuur echter onttrokken aan één van de bestemmingen waarvoor een<br />
beroep kan worden gedaan op de tegemoetkoming van Agion zoals bepaald in artikel<br />
13, §1, van dezelfde wet, dan moet het schoolbestuur het gedeelte van de ontvangen<br />
subsidie, bedoeld in artikel 19, §2, van dezelfde wet, terugbetalen. Een terugbetaling<br />
wordt evenwel niet opgelegd indien bij verkoop de opbrengst ten bedrage van de terug<br />
te betalen subsidie binnen een periode van twee jaar en met behoud van bestemming<br />
opnieuw wordt geïnvesteerd in subsidiabele infrastructuur voor het onderwijs, voor een<br />
centrum voor leerlingenbegeleiding, of een internaat. 65<br />
Hoofdstuk 5: Organen<br />
Afdeling 1: Commissie van Advies voor het Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong><br />
Art. 67. §1. De Vlaamse Regering stelt de gebiedsomschrijvingen vast waarvoor een<br />
Commissie van Advies voor het Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong> (CABO) zetelt.<br />
Iedere commissie van advies wordt voorgezeten door een inspecteur van de<br />
onderwijsinspectie.<br />
De commissies bestaan uit vertegenwoordigers van de Gemeenschaps-, de officieel<br />
gesubsidieerde en de vrij gesubsidieerde scholen, behorende tot de pedagogische, de<br />
paramedische, de psychologische, de medische en de sociale disciplines en uit leden<br />
van de pedagogische begeleidingsdiensten.<br />
In elke commissie heeft ook een inspecteur van de onderwijsinspectie zitting die het<br />
buitengewoon onderwijs onder zijn bevoegdheid heeft.<br />
De aanwijzing van de leden zal erop gericht zijn het evenwicht tussen de<br />
vertegenwoordigde strekkingen te verzekeren.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de overige regelen betreffende de samenstelling en de<br />
werking van de commissies en het beroep dat tegen beslissingen van de commissies<br />
kan worden ingesteld.<br />
De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, benoemt de leden van de<br />
commissies.<br />
§2. In elke CABO wordt een subcommissie opgericht bestaande uit een<br />
vertegenwoordiging van de onderwijssector en een vertegenwoordiging van de<br />
welzijnssector.<br />
Deze subcommissie neemt de bevoegdheid van de commissie van advies over voor de<br />
leerlingen van de opleidingsvormen 1 en 2 van het buitengewoon secundair onderwijs<br />
inzake adviezen met betrekking tot het verder verlenen of toekennen van de voordelen<br />
65 Artikel 81 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007. In de<br />
codificatie is het “PMS” niet meer opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/51
van het buitengewoon secundair onderwijs aan personen met een handicap buiten de in<br />
de artikelen 291 en 293 bepaalde leeftijdsgrenzen.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling van deze subcommissies. 66<br />
Art. 68. §1. Een CABO heeft tot taak gemotiveerde adviezen uit te brengen in de<br />
gevallen haar opgedragen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.<br />
De Vlaamse Regering kan haar ook met andere opdrachten belasten.<br />
§2. In de hierna volgende gevallen heeft de CABO een recht van beslissing :<br />
1° de tijdelijke of permanente vrijstelling van de leerplicht voor een leerling;<br />
2° het beroep ingesteld tegen een advies of een beslissing uitgebracht door een<br />
persoon of een instantie in uitvoering van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs of een uitvoeringsbesluit.<br />
§3. De voorzitters van de Commissies van advies voor het buitengewoon onderwijs<br />
zenden jaarlijks een activiteitsverslag aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het<br />
onderwijs. 67<br />
Afdeling 2: Representatieve vakorganisaties<br />
Art. 69. §1. De vakorganisaties aangesloten bij een in de Sociaal-Economische Raad<br />
van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie, kunnen beschikken over<br />
personeelsleden uit het onderwijs met verlof wegens bijzondere opdracht in het belang<br />
van het onderwijs, ofwel een verlof wegens vakbondsopdracht overeenkomstig de<br />
geldende reglementaire bepalingen.<br />
In tegenstelling met de geldende reglementaire bepalingen zijn de representatieve<br />
vakorganisaties er evenwel niet toe gehouden, voor de in dit artikel bedoelde<br />
personeelsleden die genieten van een verlof, aan de overheid een som terug te storten<br />
die gelijk is aan het globaal bedrag van de salarissen, salaristoelagen, vergoedingen en<br />
toelagen die door de overheid aan deze personeelsleden werden uitgekeerd.<br />
Deze personeelsleden moeten door die vakorganisaties belast worden met de<br />
begeleiding van onderwijsvernieuwingen voor wat betreft de gevolgen ervan voor de<br />
personeelsleden en met de begeleiding en de ondersteuning van de lokale comités.<br />
§2. Het totaal aantal toegevoegde personeelsleden mag voor de verschillende in §1<br />
bedoelde vakorganisaties samen niet meer dan vijftien bedragen.<br />
§3. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van verdeling van de hier bedoelde<br />
personeelsleden over de betrokken organisaties en legt de aanvraagprocedure vast. 68<br />
66 Artikel 6 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1992<br />
door het decreet van 25/6/1992; met ingang van 1/9/1993 door het decreet van 28/4/1993. In de codificatie is<br />
“inspecteur-coördinator of een inspecteur van het basisonderwijs” vervangen door “een inspecteur van de<br />
onderwijsinspectie”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
67 Artikel 7; Artikel 11 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Gewijzigd met ingang<br />
van 1/9/1993 door de wet van 28/4/1993. In de codificatie is “Minister bevoegd voor Nationale Opvoeding”<br />
vervangen door “Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/52
Afdeling 3: Overlegorganen inzake fundamentele onderwijshervormingen<br />
Art. 70. De Vlaamse Regering informeert de afgevaardigden van de schoolbesturen en<br />
de representatieve vakorganisaties over elke geplande fundamentele<br />
onderwijshervorming.<br />
Vóór de Vlaamse Regering een eerste principiële beslissing ter zake neemt, wordt op<br />
vraag van ten minste één van de afgevaardigden van de schoolbesturen een apart<br />
overleg georganiseerd over die fundamentele onderwijshervorming tussen de Vlaamse<br />
minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde en de afgevaardigden van<br />
de schoolbesturen.<br />
Vóór de Vlaamse Regering een eerste principiële beslissing ter zake neemt, wordt op<br />
vraag van ten minste één van de representatieve vakorganisaties een apart overleg<br />
georganiseerd over die fundamentele onderwijshervorming tussen de Vlaamse minister,<br />
bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde en de representatieve<br />
vakorganisaties. 69<br />
Afdeling 4: Lokaal comité op het niveau van de scholengemeenschap<br />
Onderafdeling 1: Scholengemeenschap gesubsidieerd officieel onderwijs<br />
Art. 71. Deze onderafdeling is van toepassing op de scholengemeenschappen<br />
secundair onderwijs die uitsluitend bestaan uit scholen die behoren tot het<br />
gesubsidieerd officieel onderwijs. 70<br />
Art. 72. In elke scholengemeenschap wordt een lokaal comité opgericht op het niveau<br />
van de scholengemeenschap, verder OCSG genoemd.<br />
Het vorige lid is niet van toepassing op de scholengemeenschappen die uitsluitend<br />
bestaan uit scholen die behoren tot hetzelfde schoolbestuur. In dat geval worden de<br />
bevoegdheden van het OCSG zoals vastgelegd in deze afdeling uitgeoefend door het<br />
afzonderlijk bijzonder comité opgericht krachtens artikel 4, §1, 3° van de wet van 19<br />
december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden<br />
van haar personeel. 71<br />
Art. 73. §1. Elk OCSG is samengesteld uit afgevaardigden van enerzijds de<br />
schoolbesturen en anderzijds de representatieve vakorganisaties. Als representatieve<br />
68 -§1-§2: Artikel 156 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2005 door het decreet van<br />
15/7/2005. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
-§3 : Artikel 158 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. In de codificatie is de verwijzingen naar de artikelen 156 en 157<br />
geschrapt, het begrip “wedde” is vervangen door “salaris”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
69 Artikel 46bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
70 Artikel 81bis : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van 4/7/2008. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
71 Artikel 81ter : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van 4/7/2008. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/53
vakorganisaties worden beschouwd de vakorganisaties die zitting hebben in het Comité<br />
voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten – Afdeling 2 – Onderafdeling<br />
"Vlaamse Gemeenschap”.<br />
§2. De afvaardiging van de schoolbesturen bestaat uit minstens 1 lid van elk<br />
schoolbestuur zonder dat zijn totale afvaardiging groter mag zijn dan de totale<br />
afvaardiging van de representatieve vakorganisaties.<br />
De vertegenwoordigers van de schoolbesturen moeten bevoegd zijn om hun<br />
respectievelijk schoolbestuur te verbinden.<br />
§3. De afvaardiging van de representatieve vakorganisaties bestaat uit maximaal 1 lid<br />
per representatieve vakorganisatie per schoolbestuur en wordt vrij door hen<br />
samengesteld.<br />
§4. De effectieve leden van het OCSG kunnen zich laten vervangen op de wijze zoals<br />
bepaald in het werkingsreglement.<br />
De leden van de afvaardiging van de schoolbesturen kunnen zich alleen laten<br />
vervangen door een behoorlijk gemachtigde afgevaardigde. 72<br />
Art. 74. De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties genieten de<br />
rechten en plichten voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de<br />
betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en haar<br />
uitvoeringsbesluiten. 73<br />
Art. 75. §1. De afgevaardigden van de schoolbesturen bepalen wie onder hen het<br />
voorzitterschap van het OCSG waarneemt. De voorzitter waakt over de goede werking<br />
van het OCSG.<br />
§2. Het secretariaat van het OCSG wordt waargenomen door een secretaris die onder<br />
en door de vertegenwoordigers van het personeel wordt gekozen. Mits akkoord van alle<br />
leden van het OCSG kan het secretariaat ook worden waargenomen door een secretaris<br />
die geen deel uitmaakt van het OCSG. 74<br />
Art. 76. §1. Het OCSG is bevoegd om te onderhandelen over de aangelegenheden<br />
waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is voor zover deze aangelegenheden een<br />
repercussie kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden of de arbeidsvoorwaarden<br />
van het personeel van de onderliggende scholen en/of van de scholengemeenschap<br />
zelf.<br />
72 Artikel 81quater : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van 4/7/2008.<br />
De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
73 Artikel 81quinquies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
74 Artikel 81sexies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van 4/7/2008.<br />
De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/54
§2. De leden van het OCSG hebben een informatierecht met betrekking tot alle<br />
aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is.<br />
Ze hebben bovendien ten minste jaarlijks recht op inlichtingen in verband met de<br />
tewerkstelling. Deze inlichtingen hebben betrekking op:<br />
1° inlichtingen over de evolutie van het aantal leerlingen in de scholen van de<br />
scholengemeenschap en de weerslag ervan op tewerkstelling en infrastructuur in de<br />
scholen die tot de scholengemeenschap behoren;<br />
2° inlichtingen over de structuur van de scholen die tot de scholengemeenschap<br />
behoren, inclusief over de mogelijke structuurwijzigingen die een weerslag kunnen<br />
hebben op de arbeidsomstandigheden en/of tewerkstelling;<br />
3° inlichtingen over het personeelsverloop in de scholen van de scholengemeenschap.<br />
§3. De afgevaardigden van de schoolbesturen moeten aan de leden van het OCSG<br />
inlichtingen verstrekken over beslissingen die een belangrijke weerslag kunnen hebben<br />
op de personeelsleden van de scholen van de scholengemeenschap.<br />
§4. De leden van het OCSG ontvangen de informatie die nodig is om na te gaan of de<br />
onderwijswetgeving met betrekking tot schooloverschrijdende personeelsmateries<br />
correct wordt nageleefd.<br />
§5. De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties kunnen bij de<br />
afgevaardigden van de schoolbesturen stappen zetten in het gemeenschappelijk belang<br />
van het personeel werkzaam in de scholengemeenschap. 75<br />
Art. 77. De aangelegenheden waarover moet onderhandeld worden, worden op de<br />
agenda geplaatst door de voorzitter van het OCSG. Ook de andere leden van het OCSG<br />
kunnen punten op de agenda zetten. Met het oog op de onderhandelingen ontvangen<br />
de leden van het OCSG vooraf alle documenten die nodig en nuttig zijn om met<br />
voldoende kennis van zaken standpunten te kunnen innemen. 76<br />
Art. 78. Noch de afwezigheid van een of meer regelmatig opgeroepen leden van de<br />
afvaardiging van de schoolbesturen, noch die van een of meer regelmatig opgeroepen<br />
afgevaardigden van representatieve vakorganisaties, maakt de onderhandelingen<br />
ongeldig. 77<br />
Art. 79. §1. De conclusies van iedere onderhandeling worden vermeld in een protocol<br />
waarin worden opgetekend:<br />
1° ofwel het eenparig akkoord van al de afvaardigingen;<br />
2° ofwel het akkoord tussen de afvaardiging van de schoolbesturen en de afvaardiging<br />
van één of meer representatieve vakorganisaties, alsook het standpunt van de<br />
afvaardiging van een of meer representatieve vakorganisaties;<br />
75 Artikel 81septies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van 4/7/2008.<br />
De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
76 Artikel 81octies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van 4/7/2008.<br />
De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
77 Artikel 81novies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van 4/7/2008.<br />
De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/55
3° ofwel het respectieve standpunt van de afvaardiging van de schoolbesturen en dat<br />
van de afvaardigingen van de verschillende representatieve vakorganisaties.<br />
§2.Ingeval van eenparig akkoord of ingeval van akkoord tussen de afvaardiging van de<br />
schoolbesturen en de afvaardiging van één of meer representatieve vakorganisaties<br />
kunnen, noch op het niveau van een individuele schoolbesturen, noch op het niveau van<br />
de individuele scholen beslissingen genomen worden die afwijken van het protocol. 78<br />
Art. 80. Maatregelen die na onderhandeling worden genomen vermelden de datum van<br />
het protocol bedoeld in artikel 79. 79<br />
Art. 81. §1. Het OCSG neemt bij eenparigheid een werkingsreglement aan. Het bepaalt<br />
minimaal:<br />
1° de wijze waarop het OCSG wordt samengeroepen, de termijn van bijeenroeping en<br />
het aantal vergaderingen per schooljaar met een minimum van drie;<br />
2° de wijze waarop documenten zullen bezorgd worden;<br />
3° de wijze waarop leden van het OCSG een punt op de agenda van het OCSG kunnen<br />
zetten en de termijn waarbinnen dit moet gebeuren;<br />
4° de taken van de voorzitter;<br />
5° de taken van de secretaris;<br />
6° de termijnen voor het beëindigen van de onderhandeling;<br />
7° de wijze waarop de notulen en protocollen tot stand komen;<br />
8° de wijze waarop de agenda, bijgevoegde documentatie, notulen en protocollen zullen<br />
bewaard worden;<br />
9° de wijze waarop de effectieve leden zich kunnen laten vervangen en de wijze waarop<br />
en de gevallen waarin de afvaardigingen technici kunnen laten deelnemen aan de<br />
vergaderingen.<br />
10° de concretisering van de bevoegdheden zoals vermeld in artikel 76;<br />
11° de concretisering van de rechten en plichten bedoeld in artikel 74;<br />
12° de nominatieve lijst van de effectieve vertegenwoordigers van de schoolbesturen en<br />
de effectieve vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties alsook de<br />
vertegenwoordigers die hen kunnen vervangen.<br />
§2. Indien er binnen een termijn van drie maanden na de oprichting van het OCSG geen<br />
akkoord is over een werkingsreglement, is het model van werkingsreglement bij<br />
eenparigheid opgesteld door onderafdeling “Vlaamse Gemeenschap” van afdeling 2 van<br />
het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten van toepassing. 80<br />
Art. 82. De werkingskosten van het OCSG komen ten laste van de schoolbesturen. 81<br />
78 Artikel 81decies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet het basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
79 Artikel 81undecies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
80 Artikel 81duodecies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
81 Artikel 81terdecies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/56
Onderafdeling 2: Netoverschrijdende scholengemeenschappen<br />
Art. 83. Deze onderafdeling is van toepassing op de netoverschrijdende<br />
scholengemeenschappen die uitsluitend bestaan uit scholen die secundair onderwijs<br />
inrichten. 82<br />
Art. 84. In elke scholengemeenschap wordt een lokaal comité opgericht op het niveau<br />
van de scholengemeenschap, verder OCSG genoemd. 83<br />
Art. 85. §1. Elk OCSG is samengesteld uit afgevaardigden van enerzijds de<br />
schoolbesturen en anderzijds de representatieve vakorganisaties. Als representatieve<br />
vakorganisaties worden beschouwd de vakorganisaties die zitting hebben in<br />
Sectorcomité X – <strong>Onderwijs</strong> (Vlaamse Gemeenschap), het Comité voor de provinciale<br />
en plaatselijke overheidsdiensten – Afdeling 2 – Onderafdeling "Vlaamse<br />
Gemeenschap" en/of het Overkoepelend Onderhandelingscomité Gesubsidieerd Vrij<br />
<strong>Onderwijs</strong>.<br />
§2. De afvaardiging van de schoolbesturen bestaat uit minstens 1 lid van elk<br />
schoolbestuur zonder dat zijn totale afvaardiging groter mag zijn dan de totale<br />
afvaardiging van de representatieve vakorganisaties.<br />
De vertegenwoordigers van de schoolbesturen moeten bevoegd zijn om hun<br />
respectievelijk schoolbestuur te verbinden.<br />
§3. De afvaardiging van de representatieve vakorganisaties bestaat uit maximaal 1 lid<br />
per representatieve vakorganisatie per schoolbestuur en wordt vrij door hen<br />
samengesteld.<br />
In afwijking van het vorig lid mag voor de schoolbesturen van de scholengemeenschap<br />
die behoren tot het gesubsidieerd vrij onderwijs waar maar één representatieve<br />
vakorganisatie vertegenwoordigd is in het lokaal comité of de lokale comités, deze<br />
representatieve vakorganisatie maximaal drie vertegenwoordigers afvaardigen naar het<br />
OCSG. Zijn er twee representatieve vakorganisaties vertegenwoordigd in het lokaal<br />
comité of de lokale comités, dan mag de representatieve vakorganisatie met het grootst<br />
aantal vertegenwoordigers in het lokaal comité of de lokale comités maximaal twee<br />
vertegenwoordigers afvaardigden naar het OCSG. De andere representatieve<br />
vakorganisatie mag dan maximaal één vertegenwoordiger afvaardigen.<br />
§4. De effectieve leden van het OCSG kunnen zich laten vervangen op de wijze zoals<br />
bepaald in het werkingsreglement. De leden van de afvaardiging van de schoolbesturen<br />
kunnen zich alleen laten vervangen door een behoorlijk gemachtigde afgevaardigde. 84<br />
82 Artikel 81quaterdecies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
83 Artikel 81quinquies decies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
84 Artikel 81sexies decies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/57
Art. 86. De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties vanuit het<br />
gesubsidieerd officieel onderwijs of gemeenschapsonderwijs genieten de rechten en<br />
plichten voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen<br />
tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en haar uitvoeringsbesluiten.<br />
De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties vanuit het gesubsidieerd vrij<br />
onderwijs genieten de rechten en de plichten voorzien in het decreet van 5 april 1995 tot<br />
oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs. 85<br />
Art. 87. §1. De afgevaardigden van de schoolbesturen bepalen wie onder hen het<br />
voorzitterschap van het OCSG waarneemt. De voorzitter waakt over de goede werking<br />
van het OCSG.<br />
§2. Het secretariaat van het OCSG wordt waargenomen door een secretaris die onder<br />
en door de vertegenwoordigers van het personeel wordt gekozen. Mits akkoord van alle<br />
leden van het OCSG kan het secretariaat ook worden waargenomen door een secretaris<br />
die geen deel uitmaakt van het OCSG. 86<br />
Art. 88. §1. Het OCSG is bevoegd om te onderhandelen over de aangelegenheden<br />
waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is voor zover deze aangelegenheden een<br />
repercussie kunnen hebben op de arbeidsomstandigheden of de arbeidsvoorwaarden<br />
van het personeel van de onderliggende scholen en/of van de scholengemeenschap<br />
zelf.<br />
§2. De leden van het OCSG hebben een informatierecht met betrekking tot alle<br />
aangelegenheden waarvoor de scholengemeenschap bevoegd is.<br />
Ze hebben bovendien ten minste jaarlijks recht op inlichtingen in verband met de<br />
tewerkstelling. Deze inlichtingen hebben betrekking op:<br />
1° inlichtingen over de evolutie van het aantal leerlingen in de scholen van de<br />
scholengemeenschap en de weerslag ervan op tewerkstelling en infrastructuur in de<br />
scholen die tot de scholengemeenschap behoren;<br />
2° inlichtingen over de structuur van de scholen die tot de scholengemeenschap<br />
behoren, inclusief over de mogelijke structuurwijzigingen die een weerslag kunnen<br />
hebben op de arbeidsomstandigheden en/of tewerkstelling;<br />
3° inlichtingen over het personeelsverloop in de scholen van de scholengemeenschap.<br />
§3. De afgevaardigden van de schoolbesturen moeten aan de leden van het OCSG<br />
inlichtingen verstrekken over beslissingen die een belangrijke weerslag kunnen hebben<br />
op de personeelsleden van de scholen van de scholengemeenschap.<br />
§4. De leden van het OCSG ontvangen de informatie die nodig is om na te gaan of de<br />
onderwijswetgeving met betrekking tot schooloverschrijdende personeelsmateries<br />
correct wordt nageleefd.<br />
85 Artikel 81septies decies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
86 Artikel 81duodevicies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet van basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet<br />
van 4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/58
§5. De afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties kunnen bij de<br />
afgevaardigden van de schoolbesturen stappen zetten in het gemeenschappelijk belang<br />
van het personeel werkzaam in de scholengemeenschap. 87<br />
Art. 89. De aangelegenheden waarover moet onderhandeld worden, worden op de<br />
agenda geplaatst door de voorzitter van het OCSG. Ook de andere leden van het OCSG<br />
kunnen punten op de agenda zetten. Met het oog op de onderhandelingen ontvangen<br />
de leden van het OCSG vooraf alle documenten die nodig en nuttig zijn om met<br />
voldoende kennis van zaken standpunten te kunnen innemen. 88<br />
Art. 90. Noch de afwezigheid van een of meer regelmatig opgeroepen leden van de<br />
afvaardiging van de schoolbesturen, noch die van een of meer regelmatig opgeroepen<br />
afgevaardigden van representatieve vakorganisaties, maakt de onderhandelingen<br />
ongeldig. 89<br />
Art. 91. §1. De conclusies van iedere onderhandeling worden vermeld in een protocol<br />
waarin worden opgetekend:<br />
1° ofwel het eenparig akkoord van al de afvaardigingen;<br />
2° ofwel het akkoord tussen de afvaardiging van de schoolbesturen en de afvaardiging<br />
van één of meer representatieve vakorganisaties, alsook het standpunt van de<br />
afvaardiging van een of meer representatieve vakorganisaties;<br />
3° ofwel het respectieve standpunt van de afvaardiging van de schoolbesturen en dat<br />
van de afvaardigingen van de verschillende representatieve vakorganisaties.<br />
§2.Ingeval van eenparig akkoord of ingeval van akkoord tussen de afvaardiging van de<br />
schoolbesturen en de afvaardiging van één of meer representatieve vakorganisaties<br />
kunnen, noch op het niveau van een individuele schoolbesturen, noch op het niveau van<br />
de individuele scholen beslissingen genomen worden die afwijken van het protocol. 90<br />
Art. 92. Maatregelen die na onderhandeling worden genomen vermelden de datum van<br />
het protocol bedoeld in artikel 91. 91<br />
Art. 93. §1. Het OCSG neemt bij eenparigheid een werkingsreglement aan. Het bepaalt<br />
minimaal:<br />
1° de wijze waarop het OCSG wordt samengeroepen, de termijn van bijeenroeping en<br />
het aantal vergaderingen per schooljaar met een minimum van drie;<br />
87 Artikel 81undevicies: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
88 Artikel 81vicies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van 4/7/2008.<br />
De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
89 Artikel 81vicies semel : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
90 Artikel 81vicies bis : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
91 Artikel 81vicies ter : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/59
2° de wijze waarop documenten zullen bezorgd worden;<br />
3° de wijze waarop leden van het OCSG een punt op de agenda van het OCSG kunnen<br />
zetten en de termijn waarbinnen dit moet gebeuren;<br />
4° de taken van de voorzitter;<br />
5° de taken van de secretaris;<br />
6° de termijnen voor het beëindigen van de onderhandeling;<br />
7° de wijze waarop de notulen en protocollen tot stand komen;<br />
8° de wijze waarop de agenda, bijgevoegde documentatie, notulen en protocollen zullen<br />
bewaard worden;<br />
9° de wijze waarop de effectieve leden zich kunnen laten vervangen en de wijze waarop<br />
en de gevallen waarin de afvaardigingen technici kunnen laten deelnemen aan de<br />
vergaderingen.<br />
10° de concretisering van de bevoegdheden zoals vermeld in artikel 88;<br />
11° de concretisering van de rechten en plichten bedoeld in artikel 86;<br />
12° de nominatieve lijst van de effectieve vertegenwoordigers van de schoolbesturen en<br />
de effectieve vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties alsook de<br />
vertegenwoordigers die hen kunnen vervangen.<br />
§2. Indien er binnen een termijn van drie maanden na de oprichting van het OCSG geen<br />
akkoord is over een werkingsreglement, is het model van werkingsreglement bij<br />
eenparigheid opgesteld door Sectorcomité X, onderafdeling “Vlaamse Gemeenschap”<br />
van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en<br />
het Overkoepelend Onderhandelingscomité van toepassing. 92<br />
Art. 94. De werkingskosten van het OCSG komen ten laste van de schoolbesturen. 93<br />
Onderafdeling 3: Inzagerecht lokaal comité<br />
Art. 95. Het lokaal comité heeft inzagerecht in de administratieve dossiers van de<br />
scholengemeenschap met betrekking tot:<br />
1° de aanstellingen voor doorlopende duur;<br />
2° de vaste benoemingen;<br />
3° de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en<br />
wedertewerkstelling. 94<br />
Hoofdstuk 6: Levensbeschouwelijk onderricht<br />
Art. 96. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:<br />
1° het derde leerjaar van de derde graad van het algemeen en het kunstsecundair<br />
onderwijs, aangeduid als voorbereidend jaar op het hoger onderwijs;<br />
2° de Se-n-Se van het technisch en het kunstsecundair onderwijs;<br />
3° de vierde graad;<br />
4° het hoger beroepsonderwijs. 95<br />
92 Artikel 81vicies quater : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
93 Artikel 81vicies quinquies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/4/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
94 Artikel 159: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/60
Art. 97. In het officieel voltijds secundair onderwijs omvat het onderwijsaanbod<br />
wekelijks ten minste twee lesuren onderwijs in de erkende godsdiensten en in de op die<br />
godsdiensten berustende zedenleer en ten minste twee lesuren onderwijs in de nietconfessionele<br />
zedenleer. 96<br />
Art. 98. §1. Bij elke inschrijving van de leerling in het officieel voltijds secundair<br />
onderwijs bepalen de betrokken personen, bij ondertekende verklaring, of de leerling<br />
een cursus in één der erkende godsdiensten of een cursus niet-confessionele zedenleer<br />
volgt. Deze keuze kunnen zij bij het begin van elk schooljaar wijzigen.<br />
Betrokken personen die op basis van hun religieuze of morele overtuiging bezwaren<br />
hebben tegen het volgen van één van de aangeboden cursussen godsdienst of nietconfessionele<br />
zedenleer bekomen op aanvraag een vrijstelling.<br />
De Vlaamse Regering legt het model van de ondertekende verklaring en de procedure<br />
tot het bekomen van de vrijstelling vast en bepaalt op welke wijze de lesuren waarvoor<br />
men is vrijgesteld moeten ingevuld worden. De lesuren waarvoor men is vrijgesteld<br />
mogen niet worden ingevuld met activiteiten die betrekking hebben op andere<br />
onderdelen van het leerprogramma.<br />
§2. Is de leerling 12 jaar of ouder, dan gebeurt de keuze voor het onderricht in één der<br />
erkende godsdiensten of de niet-confessionele zedenleer, evenals de eventuele<br />
aanvraag tot vrijstelling in samenspraak met de leerling. 97<br />
Art. 99. Een openbaar bestuur kan de onderwijsbevoegdheid van een gesubsidieerde<br />
officiële school slechts overdragen aan een schoolbestuur uit het vrij onderwijs, indien<br />
het in de nodige garanties voorziet opdat de keuze wordt aangeboden tussen onderricht<br />
in één der erkende godsdiensten en de niet-confessionele zedenleer.<br />
De regelen, bepaald in het eerste lid, betreffen de overdracht van onderwijsbevoegdheid<br />
die ingang vinden vanaf 1 september 2002. 98<br />
Hoofdstuk 7: Sancties<br />
Art. 100. Waar er reglementaire programmatie- of rationalisatienormen gelden heeft elke<br />
nieuwe oprichting van school, vestigingsplaats, niveau, type, opleidingsvorm, cyclus,<br />
leerjaar, afdeling, basisoptie, beroepenveld, optie, studierichting, specialisatiejaar of<br />
vervolmakingsjaar, in strijd met de regels van de programmatie of rationalisatie tot<br />
95 Artikel 52sexies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
96 Artikel 52septies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2002 door<br />
het decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
97 Artikel 52octies : Decreet van 31/7/1990 betreffende onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2002 door het<br />
decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
98 Artikel 24quinquies : Wet van 29/5/1959 tot wijziging sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Ingevoegd met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het<br />
decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/61
gevolg, dat de financiering of subsidiëring voor het bedoelde onderdeel wordt<br />
ingetrokken.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de toepassing van de hiervoor voorziene<br />
sancties. 99<br />
Art. 101. §1. Met behoud van de erkenning, wordt de financiering of subsidiëring van<br />
een structuuronderdeel gewoon of buitengewoon secundair onderwijs dat niet meer<br />
voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 15, §1, door de Vlaamse Regering<br />
geheel of gedeeltelijk ingehouden.<br />
De inhouding kan alleen op voorstel van de onderwijsinspectie als het gaat om de<br />
voorwaarden, vermeld in artikel 15, §1, 2°, 4° en 5°.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de aanvullende bepalingen met betrekking tot die<br />
inhouding en regelt de beroepsprocedure.<br />
§2. De Vlaamse Regering kan de erkenning van een school, vestigingsplaats of een<br />
structuuronderdeel ervan opheffen met inachtname van artikel 36 tot 42 van het decreet<br />
van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs. 100<br />
Art. 102. De in strijd met bestaande wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen<br />
toegekende salarissen en daarmee gelijkgestelde vergoedingen aan personeelsleden<br />
van het gemeenschapsonderwijs, werkingsbudget en investeringsmiddelen kunnen<br />
worden teruggevorderd of in mindering gebracht op de aan het<br />
Gemeenschapsonderwijs of zijn scholen toegekende dotatie of werkingsbudget, tenzij<br />
de fout te wijten is aan de betalende overheid. 101<br />
Art. 103. Onverminderd de strafvervolging waartoe zij aanleiding zou geven, kan elke<br />
valse of onnauwkeurige verklaring, afgelegd met de bedoeling om de berekening van<br />
het bedrag van een salaristoelage of werkingsbudget te beïnvloeden, voor de betrokken<br />
school medebrengen dat de subsidiëring bij gemotiveerd besluit van de Vlaamse<br />
Regering wordt ingehouden gedurende een periode van niet meer dan zes maanden<br />
voor elke overtreding. De teruggave van de ten onrechte als subsidiëring gestorte<br />
bedragen wordt geëist tenzij de fout te wijten is aan de betalende overheid. 102<br />
99 Artikel 3, §9: Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Ingevoegd<br />
met ingang van 25/10/1981 door het decreet van 31/7/1990. In de codificatie is de zinsnede “rationalisatie –en<br />
programmatieplan overeenkomstig artikel 13” vervangen door “ de reglementaire programmatie- en<br />
rationalisatienormen”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
100 -Artikel 24quater : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 8/5/2009. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 24bis aangepast, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
-Artikel 6quater, derde lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Ingevoegd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is artikel 6quater, derde lid, niet<br />
meer afzonderlijk opgenomen omdat de bepaling is opgenomen in artikel 24quater, §2 (artikel 101 codificatie), en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
101 Artikel 192 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. In de codificatie is het begrip “wedden”<br />
vervangen door “salaris”, het begrip “werkingsmiddelen” door “werkingsbudget”, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
102 Artikel 35 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving. Gewijzigd met<br />
ingang van 1/9/1992 door het decreet van 25/6/1992. In de codificatie is het begrip “koninklijk besluit” vervangen<br />
door “Besluit van de Vlaamse Regering”, het begrip “werkingstoelage” door “werkingsbudget” en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/62
Art. 104. §1. Inzake toegekende salarissen, salaristoelagen, werkingsbudget,<br />
voorschotten daarop en vergoedingen of uitkeringen, die een toebehoren van de<br />
salarissen of salaristoelagen vormen of ermede gelijkstaan, zijn de door de Vlaamse<br />
Gemeenschap of haar rechtsvoorganger aan de schoolbesturen en de personeelsleden,<br />
ten onrechte uitbetaalde sommen voor goed vervallen aan hen die ze ontvangen, als de<br />
terugbetaling daarvan niet gevraagd werd binnen een termijn van één jaar te rekenen<br />
van de eerste januari volgend op de datum van betaling.<br />
De in het eerste lid vastgestelde termijn wordt tot 30 jaar verlengd, wanneer de<br />
onverschuldigde sommen werden verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse<br />
of welbewust onvolledige verklaringen.<br />
§2. Inzake toegekende salaris, salaristoelagen, voorschotten daarop en vergoedingen of<br />
uitkeringen die een toebehoren ervan vormen of ermede gelijkstaan, wordt geen<br />
terugbetaling gevorderd van de door de Vlaamse Gemeenschap aan de schoolbesturen<br />
en de personeelsleden ten onrechte uitbetaalde sommen, waarvan het totale bedrag 25<br />
euro niet overschrijdt, tenzij het ten onrechte uitbetaalde bedrag nog kan worden<br />
gerecupereerd op nog uit te keren salarissen of salaristoelagen of op nog voor dezelfde<br />
doeleinden uit te keren bedragen.<br />
Op de voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, kan de<br />
Vlaamse Regering het in het vorig lid vastgestelde bedrag verhogen. 103<br />
Art. 105. Indien een personeelslid van het gemeenschaps- of van het gesubsidieerd<br />
onderwijs in strijd met het personeelsstatuut of buiten de normen is benoemd, kan de<br />
Vlaamse Regering binnen een periode van één jaar, te rekenen vanaf de datum van<br />
ontvangst door de administratieve diensten van de Vlaamse Regering van de beslissing<br />
houdende deze benoeming, het salaris of de salaristoelage terugvorderen met<br />
betrekking tot de periode.<br />
In het Gemeenschapsonderwijs zijn de aldus wederrechtelijke benoemde<br />
personeelsleden van ambtswege ontslagnemend. In het gesubsidieerd onderwijs is<br />
deze benoeming niet tegenstelbaar aan de betalende overheid. Daarenboven wordt in<br />
het officieel gesubsidieerd onderwijs het onregelmatig vast benoemd personeelslid in<br />
zijnen hoofde geacht aangesteld te zijn in een ambt dat opgeheven werd vanaf het<br />
ogenblik dat het schoolbestuur door de bevoegde overheid in kennis wordt gesteld dat<br />
de benoeming niet voldoet aan de voorwaarden.<br />
Indien de benoeming wordt bekomen door bedrieglijke handelingen of door valse of<br />
welbewust onvolledige verklaringen, bedraagt de in het eerste lid vermelde termijn 30<br />
jaar. 104<br />
103 Artikel 198 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1991 door het<br />
decreet van 9/4/1992; met ingang van 1/9/1993 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/9/2001 door het<br />
Besluit Vlaamse Regering van 14/12/2001; met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 14/7/1998; met ingang van<br />
1/9/2001 door het decreet van 13/7/2001. In de codificatie is het begrip “wedden” vervangen door “salarissen”, “<br />
“werkingsmiddelen” door “werkingsbudget”, is §2 niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
104 Artikel 199 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/6/1991 door het<br />
decreet van 27/3/1991. In de codificatie is de laatste zin van het tweede lid oorspronkelijk artikel 199 niet<br />
opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen..<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/63
Art. 106. Het niet-naleven van de verplichting bedoeld in artikel 123 kan, voor<br />
elementen waar de directie niet afhankelijk is van derden, aanleiding geven tot sancties.<br />
De bedoelde sanctie kan een gedeeltelijke terugvordering van het werkingsbudget zijn.<br />
Bij een eerste overtreding kan die terugvordering maximum 5 % bedragen van de<br />
werkingsbudget van het voorgaand schooljaar. Bij een tweede of volgende overtreding<br />
kan de terugvordering maximum 10 % bedragen van het werkingsbudget van het<br />
voorgaand schooljaar.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de vaststelling van de overtredingen en<br />
voor de toepassing van de sancties. Het bedoelde besluit waarborgt het recht op<br />
verdediging. 105<br />
Art. 107. Het miskennen van het recht op tijdelijk of permanent onderwijs aan huis<br />
bedoeld in artikel 117 en 118, is een overtreding die, na aanmaning, aanleiding kan<br />
geven tot sancties door de Vlaamse Regering.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de vaststelling van de overtredingen en<br />
voor de toepassing van de sancties. Ze waarborgt de rechten van verdediging. 106<br />
Art. 108. §1. De overtreding van de regeling inzake verlofregeling en aanwending van de<br />
schooltijd, bedoeld in artikel 12, kan aanleiding geven tot sancties.<br />
De bedoelde sanctie kan voor het Gemeenschapsonderwijs en voor het gesubsidieerd<br />
onderwijs een gedeeltelijke terugvordering van het werkingsbudget zijn.<br />
§2. De Vlaamse Regering bepaalt de regels voor de toepassing van de sancties. 107<br />
Art. 109. Het niet-naleven van de bepalingen inzake vrijstelling van de keuze inzake<br />
levensbeschouwelijk onderricht, bedoeld in artikel 98, kan na aanmaning aanleiding<br />
geven tot sancties.<br />
De sanctie voor het in overtreding zijnde schoolbestuur kan een gedeeltelijke<br />
terugbetaling zijn van het werkingsbudget van de betrokken school. De terugvordering of<br />
inhouding kan echter niet meer bedragen dan 10 procent van het werkingsbudget en<br />
kan er niet toe leiden dat het aandeel in het werkingsbudget dat bestemd is voor<br />
personeelsaangelegenheden in absolute cijfers kleiner wordt dan wanneer de maatregel<br />
niet zou getroffen zijn.<br />
105 Artikel 71, §2 : Decreet van 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII. In de codificatie zijn de begrippen<br />
“werkingsbudgettoelagen of werkingsmiddelen” vervangen door de term “werkingsbudget”, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
106 Artikel 74quinquies2 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2007<br />
door het decreet van 22/6/2007. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
107 Artikel 7, §2, §3 : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Gewijzigd met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van 1/9/1991 door het decreet van<br />
23/10/1991; met ingang van 28/5/1993 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/9/2001 door het decreet<br />
van 13/7/2001. In de codificatie zijn de bepalingen inzake basisonderwijs, sociale promotie en deeltijds<br />
kunstonderwijs niet opgenomen, is de verwijzing naar artikel 32 geschrapt, is het begrip “werkingsbudget” gebruikt,<br />
is het begrip “ARGO” vervangen door het “Gemeenschapsonderwijs”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/64
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels voor de vaststelling van de overtreding<br />
en voor de toepassing van de sanctie en waarborgt de rechten van verdediging. 108<br />
TITEL 2: BEPALINGEN BETREFFENDE LEERLINGEN<br />
Hoofdstuk 1: Vrije keuze<br />
Art. 110. §1. Het recht van de ouders om de aard van de opvoeding voor hun kinderen<br />
te kiezen, sluit de mogelijkheid in, over een school naar hun keuze op een redelijke<br />
afstand te beschikken.<br />
§2. Onverminderd het recht van de Vlaamse Gemeenschap om scholen op te richten, is<br />
deze verplicht, ten einde de vrije keuze van de ouders te eerbiedigen :<br />
1° op verzoek van ouders die op redelijke afstand geen officiële school vinden die<br />
begeleid wordt door een officieel centrum voor leerlingenbegeleidng en waarvan de<br />
oudervereniging aangesloten is bij het ondersteuningscentrum van ouderverenigingen<br />
van het officieel onderwijs, hetzij in de kosten van het vervoer naar dergelijke officiële<br />
school of afdeling tussen te komen; hetzij dergelijke officiële school in de financierings-<br />
of subsidieregeling op te nemen;<br />
2° op verzoek van ouders die op een redelijke afstand geen vrije school vinden, een<br />
bestaande vrije school in de subsidieregeling op te nemen, hetzij het vervoer te<br />
verzekeren naar een dergelijke school of afdeling door middel van een dienst voor<br />
leerlingenvervoer. 109<br />
Hoofdstuk 2: School –en centrumreglement<br />
Art. 111. §1. Elk schoolbestuur maakt voor elk van zijn scholen een schoolreglement op<br />
waarin de rechten en plichten van elke leerling worden vastgelegd.<br />
Voor de toepassing van deze bepaling worden onder scholen niet de ziekenhuisscholen<br />
verstaan.<br />
Elk schoolbestuur maakt voor elk van zijn centra voor deeltijds beroepssecundair<br />
onderwijs een centrumreglement op waarin de rechten en plichten van elke leerling<br />
worden vastgelegd.<br />
§2. Het school- of centrumreglement bestaat ten minste uit het studie-, het orde- en het<br />
tuchtreglement.<br />
§3. Het school- of centrumreglement bevat een engagementsverklaring waarin<br />
wederzijdse afspraken worden opgenomen over oudercontact, regelmatige<br />
108 Artikel 52novies : Decreet van 31/7/1990 betreffende onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2002 door het<br />
decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is de<br />
verwijzing naar een artikel 52octies aangepast, de term “werkingsmiddelen” is vervangen door “werkingsbudget”,<br />
en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
109 Artikel 4, eerste, tweede lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Gewijzigd met ingang van 30/8/1973 door de wet van 11/7/1973; met ingang van 1/1/1987 door<br />
het Koninklijk Besluit nr. 468 van 9/10/1986; met ingang van 1/9/2003 door het decreet van 14/2/2003. In de<br />
codificatie wordt enkel het eerste en tweede lid opgenomen, de overige leden blijven in de oorspronkelijke wet<br />
behouden, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/65
aanwezigheid en spijbelbeleid, vormen van individuele leerlingenbegeleiding en het<br />
positieve engagement ten aanzien van de onderwijstaal.<br />
Met betrekking tot het positieve engagement van ouders ten aanzien van de<br />
onderwijstaal bevat het school- of centrumreglement de bepaling dat leerlingen<br />
aangemoedigd worden om Nederlands te leren. Andere bepalingen over het positieve<br />
engagement van ouders ten aanzien van de onderwijstaal kunnen enkel worden<br />
toegevoegd op voorwaarde dat daarover in het bevoegde lokaal overlegplatform een<br />
akkoord is bereikt. 110<br />
Art. 112. §1. Het school- of centrumreglement bevat de grote krachtlijnen van de<br />
organisatie van de studies, waaronder alleszins:<br />
1° het studieaanbod van de school of het centrum;<br />
2° de lesspreiding tezamen met de vakantie- en verlofregeling;<br />
3° het evaluatiestelsel met inbegrip van de remediëringsmaatregelen;<br />
4° in voorkomend geval:<br />
a) de bijdrageregeling en de afwijkingen hierop;<br />
b) de verhaalmogelijkheden tegen beslissingen van delibererende klassenraden of<br />
kwalificatiecommissies;<br />
c) de stageregeling;<br />
d) het onderwijs aan huis voor zieke jongeren;<br />
e) de afwijkende toelatingsvoorwaarden in het hoger beroepsonderwijs;<br />
5° de afspraken inzake het rookverbod, bedoeld in het decreet van 6 juni 2008<br />
houdende het instellen van een rookverbod in scholen en centra voor<br />
leerlingenbegeleiding, de controle op de naleving ervan en de sancties die kunnen<br />
opgelegd worden bij overtreding van het rookverbod.<br />
Voor de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs bevat het centrumreglement<br />
ook :<br />
1° de opzet en de procedure van de screening en trajectbegeleiding;<br />
2° de verplichting voor de betrokken personen om het principe van het voltijds<br />
engagement na te leven, wat enerzijds impliceert dat de leerling de gekozen opleiding of<br />
vorming daadwerkelijk en regelmatig volgt, behoudens in geval van gewettigde<br />
afwezigheid, en anderzijds dat de leerling bereid is zich onvoorwaardelijk te schikken<br />
naar alle mogelijke maatregelen die door het centrum worden opgenomen om de<br />
component werkplekleren ononderbroken een zinvolle invulling te geven.<br />
§2. Ordemaatregelen worden genomen als bepaalde handelingen van de leerling het<br />
normale onderwijs- of vormingsgebeuren hinderen. De ordemaatregelen kunnen worden<br />
genomen door alle personeelsleden die daartoe door het schoolbestuur zijn<br />
gemandateerd.<br />
§3. Tuchtmaatregelen worden genomen als de omstreden handelingen een gevaar<br />
vormen voor het onderwijs- of vormingsgebeuren.<br />
110 Artikel 74octies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door<br />
het decreet van 7/7/2006; gewijzigd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008; met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 20/3/2009 en door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen<br />
aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/66
Tuchtmaatregelen zijn onder meer: de tijdelijke uitsluiting en de definitieve uitsluiting.<br />
Onder uitsluiting moet worden verstaan: het ontnemen van het recht om het geheel van<br />
de vorming werkelijk en regelmatig te volgen in de school of het centrum.<br />
Tuchtmaatregelen kunnen worden genomen door het schoolbestuur of zijn<br />
afgevaardigde of door de directeur. Bij een definitieve uitsluiting moet voorafgaandelijk<br />
het advies van de begeleidende klassenraad of de begeleidende lesgevers worden<br />
ingewonnen.<br />
In voorkomend geval moet bij de beslissing tot definitieve uitsluiting worden bepaald of<br />
deze uitsluiting door de school ook betrekking heeft op het centrum voor deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs dat aan deze school is verbonden. Bij uitsluiting door een<br />
centrum geldt dezelfde redenering met betrekking tot de school waaraan dit centrum is<br />
verbonden. 111<br />
Art. 113. §1. Bij tuchtmaatregelen moeten de volgende regels worden gerespecteerd:<br />
1° de betrokken personen evenals de leerling, eventueel bijgestaan door een raadsman,<br />
worden voorafgaandelijk gehoord;<br />
2° elke genomen beslissing wordt schriftelijk gemotiveerd;<br />
3° elke beslissing wordt schriftelijk ter kennis gebracht aan de betrokken personen<br />
voordat de tuchtmaatregel van kracht wordt;<br />
4° er is geen mogelijkheid om tot collectieve uitsluitingen over te gaan;<br />
5° de tuchtstraf moet in overeenstemming zijn met de ernst van de feiten;<br />
6° de betrokken personen hebben inzage in het dossier van de leerling;<br />
7° het tuchtdossier en de tuchtmaatregel zijn niet overdraagbaar naar een andere school<br />
of een ander centrum.<br />
§2. Alleen tegen definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel kan in beroep worden gegaan.<br />
Het tuchtreglement bepaalt bij welk orgaan van de school of het centrum en volgens<br />
welke regels het beroep ingesteld moet worden. 112<br />
Art. 114. Een definitieve uitsluiting gaat in tijdens het schooljaar en uiterlijk op 31<br />
augustus van dat schooljaar. Als de uitsluiting echter ingaat voor 30 juni van het<br />
schooljaar, dan blijft de leerling ingeschreven tot op het ogenblik van inschrijving in een<br />
andere school of een ander centrum. In afwijking hiervan kan de school of het centrum<br />
een leerling die niet meer leerplichtig is en tijdens het schooljaar definitief wordt<br />
uitgesloten, ook uitschrijven vanaf de 30 ste lesdag volgend op de dag dat de definitieve<br />
uitsluiting ingaat. De leerling moet door de school of het centrum en door het<br />
begeleidende centrum voor leerlingenbegeleiding actief worden bijgestaan bij het<br />
zoeken naar een andere school of een ander centrum.<br />
Bij elke uitsluiting die ingaat voor 30 juni van het schooljaar kunnen de betrokken<br />
personen een gemotiveerde vraag stellen tot opvang door de school of het centrum. Als<br />
op die vraag wordt ingegaan, dan maakt de school of het centrum afspraken met de<br />
111 Artikel 74novies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door<br />
het decreet van 7/7/2006; gewijzigd met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009; met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
112 Artikel 74decies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door<br />
het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/67
etrokken personen en de leerling over de opvangvoorwaarden. Weigering van opvang<br />
moet door de school of het centrum schriftelijk worden gemotiveerd aan de betrokken<br />
personen. 113<br />
Hoofdstuk 3: Toelatingsvoorwaarden en studiebekrachtiging<br />
Art. 115. Voor het secundair onderwijs, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de<br />
Vlaamse Gemeenschap bepaalt de Vlaamse Regering, tenzij bij decreet bepaald:<br />
1° de toelatings- en overgangsvoorwaarden;<br />
2° de bekrachtiging van de studie;<br />
3° de studiebewijzen, alsmede de vorm en de vermeldingen erop.<br />
Aan de leerlingen, vermeld in artikel 252, §1, b), worden uitsluitend maar jaarlijks<br />
attesten van verworven bekwaamheden uitgereikt.<br />
Aan de vrije leerlingen, vermeld in artikel 252, §2, worden uitsluitend attesten van<br />
lesbijwoning als vrije leerling uitgereikt. 114<br />
Hoofdstuk 4: <strong>Onderwijs</strong> voor zieke jongeren<br />
Art. 116. Voor de toepassing van artikel 116 tot en met 120 wordt verstaan onder:<br />
1° secundair onderwijs: het secundair onderwijs met uitzondering van:<br />
a) in het voltijds secundair onderwijs, het derde leerjaar van het algemeen en het<br />
kunstsecundair onderwijs aangeduid als voorbereidend jaar op het hoger onderwijs, de<br />
Se-n-Se van het technisch en het kunstsecundair onderwijs, de vierde graad van het<br />
secundair onderwijs, het hoger beroepsonderwijs;<br />
b) het deeltijds beroepssecundair onderwijs;<br />
c) de alternerende beroepsopleiding in het buitengewoon secundair onderwijs;<br />
2° onderwijs aan huis voor zieke jongeren: onderwijs dat thuis of in een medische<br />
instelling verstrekt wordt aan zieke leerlingen of leerlingen met een handicap;<br />
3° toelatingsvoorwaarden: de toelatingsvoorwaarden bepaald in artikel 294, §1 en in<br />
artikel 10 van het koninklijk besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de<br />
types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings-<br />
en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs. 115<br />
113 Artikel 74undecies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door<br />
het decreet van 7/7/2006; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
114 -Artikel 84quater, 1° : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/10/1991<br />
door het decreet van 12/6/1991; gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is punt 2° van het oorspronkelijke artikel 84quater<br />
opgenomen in artikel 254, §2, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
-Artikel 48, 2°, laatste zin : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006<br />
door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
De toelatingsvoorwaarden zijn opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 19/7/2002 betreffende de<br />
organisatie van het voltijds secundair onderwijs.<br />
115 Artikel 74bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2005 door het<br />
decreet van 15/7/2005; gewijzigd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008; met ingang van 1/9/2009<br />
door het decreet van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie is de<br />
definitie “betrokken personen” opgenomen in artikel 3, de omschrijving CABO is opgenomen in artikel 67, en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/68
Art. 117. §1. Leerlingen voor wie het door ziekte of ongeval tijdelijk onmogelijk is om<br />
secundair onderwijs te volgen in hun school, hebben, onder de voorwaarden door de<br />
Vlaamse Regering bepaald, recht op tijdelijk onderwijs aan huis voor zieke jongeren.<br />
§2. Bij langdurige afwezigheid van een leerling is de directie van de school waar deze<br />
leerling is ingeschreven, verplicht op vraag van de betrokken personen, tijdelijk<br />
onderwijs aan huis voor zieke jongeren te organiseren. Die verplichting vervalt voor de<br />
periode dat de leerling in een preventorium of in een ziekenhuis verblijft waar onderwijs<br />
van type 5 gefinancierd of gesubsidieerd wordt of in een dienst neuropsychiatrie voor<br />
kinderen die van het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming een subsidieenveloppe<br />
ontvangen.<br />
§3. De Vlaamse Regering legt de voorwaarden vast om in aanmerking te komen voor<br />
tijdelijk onderwijs aan huis voor zieke jongeren, bepaalt hoe het onderwijs aan huis<br />
georganiseerd wordt en welke vorm van hulp de school krijgt om het onderwijs aan huis<br />
te organiseren.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt ook wat onder langdurige afwezigheid moet worden<br />
begrepen, met dien verstande dat een afwezigheid van minder dan 21 kalenderdagen<br />
geen langdurige afwezigheid is voor de toepassing van dit artikel, tenzij het gaat om een<br />
afwezigheid vanwege een chronische ziekte. 116<br />
Art. 118. §1. Leerlingen die voldoen aan de toelatingsvoorwaarden maar voor wie het<br />
omwille van een handicap permanent onmogelijk is secundair onderwijs te volgen op<br />
school, hebben na gunstig advies van de Commissie van Advies voor het Buitengewoon<br />
<strong>Onderwijs</strong>, recht op permanent onderwijs aan huis.<br />
§2. Rekening houdend met de vrije keuze van de betrokken personen, duidt de<br />
Commissie van Advies voor het Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong> de dichtstbijzijnde school voor<br />
buitengewoon secundair onderwijs aan om het permanent onderwijs aan huis te<br />
organiseren. Omwille van omstandigheden eigen aan de leerling en mits omstandige<br />
motivering kan een andere school voor buitengewoon secundair onderwijs worden<br />
aangeduid. 117<br />
Art. 119. De Vlaamse Regering bepaalt op welke wijze het permanent onderwijs aan<br />
huis georganiseerd wordt en welke vorm van hulp de school krijgt om het permanent<br />
onderwijs aan huis te organiseren. 118<br />
Art. 120. Een personeelslid dat wordt aangesteld in een betrekking, georganiseerd in<br />
het kader van het tijdelijk of permanent onderwijs aan huis, wordt steeds aangesteld als<br />
tijdelijk personeelslid.<br />
116 Artikel 74ter : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2005 door het<br />
decreet van 15/7/2005. In de codificatie is “Dienst met onderwijsbehoeften“ vervangen door “dienst neuropsychiatrie<br />
voor kinderen die van het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming een subsidie-enveloppe ontvangen”, en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
117 Artikel 74quater : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2005 door<br />
het decreet van 15/7/2005; gewijzigd met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
118 Artikel 74quinquies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2005<br />
door het decreet van 15/7/2005. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/69
De bepalingen van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs<br />
en het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs zijn van<br />
toepassing op deze personeelsleden, met uitzondering van de volgende bepalingen:<br />
1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake ter<br />
beschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de<br />
wedertewerkstelling. Het schoolbestuur van de school die de betrekking organiseert, kan<br />
evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld<br />
wegens ontstentenis van betrekking. Die aanstelling wordt beschouwd als een<br />
reaffectatie of een wedertewerkstelling. Voor deze reaffectatie of wedertewerkstelling is<br />
steeds de toestemming vereist van het terbeschikking gestelde personeelslid;<br />
2° de betrekking kan niet vacant worden verklaard. Het schoolbestuur kan in geen geval<br />
een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekking. 119<br />
Art. 121. Voor leerlingen die wegens ziekte of ongeval het geheel van de vorming van<br />
een bepaald leerjaar niet binnen een schooljaar kunnen volgen, kan de klassenraad een<br />
spreiding van het lessenprogramma van een leerjaar over twee schooljaren toestaan. 120<br />
Art. 122. Voor leerlingen die wegens ziekte of ongeval bepaalde vakken niet kunnen<br />
volgen, kan de klassenraad vrijstellingen toestaan op voorwaarde dat de leerlingen<br />
vervangende activiteiten volgen. 121<br />
Hoofdstuk 5: Controle op inschrijvingen<br />
Art. 123. §1. De Vlaamse Regering regelt de controle op de inschrijving van de nietleerplichtige<br />
regelmatige leerlingen en cursisten.<br />
§2. De directies van scholen met niet-leerplichtige regelmatige leerlingen en/of cursisten<br />
zijn verplicht hun medewerking te verlenen aan die controle. 122<br />
119 Artikel 74quinquies/1 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2005<br />
door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan<br />
120 Artikel 74sexies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2005 door<br />
het decreet van 15/7/2005. In de codificatie zijn de woorden “van het secundair onderwijs” geschrapt, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
121 Artikel 74septies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2005 door<br />
het decreet van 15/7/2005. In de codificatie zijn de woorden “van het secundair onderwijs” weggelaten, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
122 Artikel 71, §1, §2, eerste lid: Decreet van 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII. In de codificatie is het begrip<br />
“studenten” vervangen door “cursisten”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/70
DEEL IV : SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET VOLTIJDS<br />
GEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS<br />
TITEL 1 : BEPALINGEN BETREFFENDE DE SCHOLEN<br />
Hoofdstuk 1 : Structuur en organisatie<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie op macro niveau<br />
Art. 124. Vanaf het schooljaar 2009-2010 bestaat het voltijds secundair onderwijs uit:<br />
1° de eerste graad, opgebouwd uit:<br />
a) een eerste leerjaar A;<br />
b) een eerste leerjaar B, bestemd voor leerlingen die behoefte hebben aan een<br />
aangepast onderwijs;<br />
c) een tweede leerjaar van de eerste graad, waarin basisopties worden onderscheiden;<br />
d) een beroepsvoorbereidend leerjaar, waarin beroepenvelden worden onderscheiden;<br />
2° de tweede graad, opgebouwd uit:<br />
a) een eerste leerjaar, waarin onderwijsvormen en opties worden onderscheiden;<br />
b) een tweede leerjaar, waarin onderwijsvormen en opties worden onderscheiden;<br />
3° de derde graad, opgebouwd uit:<br />
a) een eerste leerjaar, waarin onderwijsvormen en opties worden onderscheiden;<br />
b) een tweede leerjaar, waarin onderwijsvormen en opties worden onderscheiden;<br />
c) uitsluitend in het algemeen en het kunstsecundair onderwijs: een derde leerjaar<br />
aangeduid als voorbereidend jaar op het hoger onderwijs, waarin opties worden<br />
onderscheiden;<br />
d) uitsluitend in het technisch en het kunstsecundair onderwijs: niet-leerjaar-gebonden<br />
opties aangeduid als secundair na secundair, afgekort Se-n-Se;<br />
e) uitsluitend in het beroepssecundair onderwijs:<br />
een derde leerjaar aangeduid als specialisatiejaar, waarin opties worden onderscheiden,<br />
en een derde leerjaar aangeduid als naamloos leerjaar;<br />
4° uitsluitend in het beroepssecundair onderwijs:<br />
de vierde graad, waarin de opties modevormgeving en plastische kunsten worden<br />
onderscheiden, opgebouwd uit:<br />
a) een eerste leerjaar;<br />
b) een tweede leerjaar.<br />
Uiterlijk met ingang van het schooljaar 2012-2013 zet het betrokken schoolbestuur de<br />
optie modevormgeving respectievelijk de optie plastische kunsten progressief, leerjaar<br />
na leerjaar te beginnen met het eerste, om, naar keuze:<br />
a) hetzij naar één optie van het derde leerjaar van de derde graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs, aangeduid als specialisatiejaar, en naar één optie van de<br />
derde graad van het technisch of kunstsecundair onderwijs, aangeduid als Se-n-Se, en<br />
bestaande uit twee semesters, binnen het geheel van opties zoals door de Vlaamse<br />
Regering bepaald,<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/71
) hetzij naar twee opties van het derde leerjaar van de derde graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs, aangeduid als specialisatiejaar, binnen het geheel van<br />
opties zoals door de Vlaamse Regering bepaald,<br />
zonder dat deze omzetting er mag toe leiden dat in de school een niet-bestaand<br />
studiegebied wordt opgericht.<br />
Vanaf het schooljaar 2009-2010 wordt de opleiding verpleegkunde aangeduid als hoger<br />
beroepsonderwijs, behorend tot het niveau hoger onderwijs. Ze kan evenwel uitsluitend<br />
worden ingericht door scholen voor voltijds secundair onderwijs. Alle wettelijke,<br />
decretale en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op het voltijds secundair<br />
onderwijs of op scholen voor voltijds secundair onderwijs, zijn, in voorkomend geval en<br />
tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, ook onverminderd van toepassing op de opleiding<br />
verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs. 123<br />
Art. 125. Teneinde overeenstemming te bereiken met de structuur, zoals vermeld in<br />
voorgaande artikel, wordt per 1 september 2009:<br />
1° de optie verpleegkunde van de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs van<br />
rechtswege omgezet naar een gelijknamige opleiding van het hoger beroepsonderwijs<br />
met een duurtijd van zes semesters;<br />
2° elke tot en met het schooljaar 2008-2009 bestaande optie van het derde leerjaar van<br />
de derde graad van het technisch of het kunstsecundair onderwijs aangeduid als<br />
specialisatiejaar, van rechtswege omgezet naar een gelijknamige optie aangeduid als<br />
Se-n-Se met een duurtijd van twee semesters en gerangschikt als specifiek. 124<br />
Art. 126. Het aanbod in het secundair onderwijs, met uitzondering van de eerste graad,<br />
wordt ingedeeld in studiegebieden.<br />
De studiegebieden zijn:<br />
1) algemeen secundair onderwijs;<br />
2) sport;<br />
3) auto;<br />
4) bouw;<br />
5) chemie;<br />
6) decoratieve technieken;<br />
7) fotografie;<br />
8) glastechnieken;<br />
9) grafische communicatie en media;<br />
10) handel;<br />
11) hout;<br />
12) juwelen;<br />
13) koeling en warmte;<br />
14) land- en tuinbouw;<br />
123 Artikel 49 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1996 door het<br />
decreet van 19/4/1995; met ingang van 1/1/1996 door het decreet van 15/7/1997; met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 30/4/2009; met ingang 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen<br />
aan.<br />
124 Artikel 50 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1994 door het<br />
decreet van 21/12/1994; met ingang van 1/9/1996 door het decreet van 19/4/1995; met ingang van 1/1/1996 door het<br />
decreet van 15/7/1997; met ingang van 1/9/2001 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2006 door het<br />
decreet van 7/7/2006; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/72
15) lichaamsverzorging;<br />
16) maatschappelijke veiligheid;<br />
17) maritieme opleidingen;<br />
18) mechanica-elektriciteit;<br />
19) mode;<br />
20) muziekinstrumentenbouw;<br />
21) optiek;<br />
22) orthopedische technieken;<br />
23) personenzorg;<br />
24) tandtechnieken;<br />
25) textiel;<br />
26) toerisme;<br />
27) voeding;<br />
28) ballet;<br />
29) beeldende kunsten;<br />
30) podiumkunsten.<br />
De Vlaamse Regering rangschikt elk structuuronderdeel in één van desbetreffende<br />
studiegebieden.<br />
Voor de toepassing van deze bepaling wordt met structuuronderdeel bedoeld: een optie<br />
van de tweede, derde of vierde graad en de opleiding verpleegkunde van het hoger<br />
beroepsonderwijs. 125<br />
Art. 127. De Vlaamse Regering wijst de structuuronderdelen aan die specifiek zijn; alle<br />
resterende structuuronderdelen worden als niet-specifiek beschouwd. In afwijking op<br />
deze bepaling zijn opties aangeduid als Se-n-Se steeds specifiek. Voor de toepassing<br />
van deze bepaling wordt met structuuronderdelen bedoeld: de basisopties, de<br />
beroepenvelden, de opties van de tweede, derde en vierde graad, en de opleiding<br />
verpleegkunde van het hoger beroepsonderwijs. 126<br />
Art. 128. De Vlaamse Regering kan beslissen om omzettingen van bestaande naar<br />
nieuwe benamingen van structuuronderdelen door te voeren.<br />
Voor de toepassing van deze bepaling wordt met structuuronderdelen bedoeld: de<br />
basisopties, de beroepenvelden en de opties van de tweede en derde graad. 127<br />
Art. 129. §1. De Vlaamse Regering kan, afhankelijk van maatschappelijke,<br />
onderwijskundige of technologische ontwikkelingen of afhankelijk van<br />
arbeidsmarktbehoeften, nieuwe structuuronderdelen vastleggen. Ze kan hiertoe zelf het<br />
initiatief nemen of onderbouwde voorstellen in overweging nemen die door<br />
125 Artikel 4 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet betreffende het basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2003 door het decreet van<br />
14/2/2003; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van<br />
8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
126 Artikel 5 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet betreffende het basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2003 door het decreet van<br />
14/2/2003; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
127 Artikel 6: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met<br />
ingang van 1/9/2002 door het decreet van 4/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/73
onderwijsverstrekkers of derden worden ingediend. Voor die voorstellen bepaalt de<br />
Vlaamse Regering de indienings- en adviseringsprocedure.<br />
Als een nieuw structuuronderdeel wordt vastgelegd, dan bepaalt de Vlaamse Regering:<br />
1° of dit structuuronderdeel al dan niet als specifiek moet worden beschouwd,<br />
behoudens voor de Se-n-Se die altijd als specifiek worden beschouwd;<br />
2° in welk studiegebied dit structuuronderdeel, voor zover het de tweede of de derde<br />
graad betreft, wordt gerangschikt;<br />
3° voor wat betreft de Se-n-Se: de duurtijd uitgedrukt in semesters.<br />
Voor uitzonderlijke gevallen kan de Vlaamse Regering bepalen dat tijdens het eerste<br />
schooljaar waarin een geprogrammeerd structuuronderdeel wordt georganiseerd de<br />
telling van regelmatige leerlingen of cursisten van dat structuuronderdeel, voor de<br />
toepassing van de omkaderingsnormen voor de diverse personeelscategorieën<br />
enerzijds en de bepaling van de werkingsmiddelen anderzijds, vastgesteld wordt op een<br />
bepaalde datum of data in de loop van het betrokken schooljaar. Onder uitzonderlijke<br />
gevallen worden programmaties van structuuronderdelen verstaan die:<br />
a) rechtstreeks en onmiddellijk tegemoetkomen aan dringende of onvoorziene lokale of<br />
regionale ontwikkelingen op socio-economisch, maatschappelijk of onderwijskundig<br />
vlak, waarbij de betrokken schoolbesturen tot een ingreep in het studieaanbod<br />
genoodzaakt zijn; en<br />
b) in de aanvangsperiode van effectieve organisatie de inzet van een groter aantal<br />
personele en materiële middelen vereisen dan in het gewone financierings- en<br />
subsidiëringssysteem is voorzien.<br />
§2. Voor de toepassing van §1 wordt met structuuronderdelen bedoeld: basisopties,<br />
beroepenvelden, opties van de tweede of derde graad. 128<br />
Art. 130. §1. Se-n-Se van de derde graad van het technisch en kunstsecundair<br />
onderwijs hebben een duurtijd van een semester, twee aansluitende semesters of drie<br />
aansluitende semesters. Se-n-Se kunnen voor de leerlingen starten hetzij op 1<br />
september hetzij op 1 februari.<br />
Se-n-Se zijn sterk beroepsgericht, leiden tot een erkende onderwijskwalificatie van<br />
kwalificatieniveau 4 die bestaat uit minstens één erkende beroepskwalificatie van<br />
kwalificatieniveau 4, en worden bekrachtigd met een certificaat. Ze bevatten een<br />
relevant aandeel werkplekleren, zijnde leeractiviteiten die gericht zijn op het verwerven<br />
van algemene en/of beroepsgerichte competenties, waarbij de arbeidssituatie de<br />
leeromgeving is. Onder eenzelfde benaming van een optie kan een Se-n-Se slechts aan<br />
één welbepaalde duurtijd worden gekoppeld.<br />
§2. Voor de organisatie van een Se-n-Se kan een school voor voltijds secundair<br />
onderwijs samenwerken met:<br />
1° één of meer andere scholen voor secundair onderwijs, centra voor<br />
volwassenenonderwijs of hogescholen;<br />
2° één of meer publieke verstrekkers van beroepsopleidingen voor volwassenen;<br />
3° één of meer sectoren van het beroep waartoe de Se-n-Se leidt;<br />
128 Artikel 7 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 16/5/2007; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/74
4° bedrijven of organisaties;<br />
5° een opleidingsinstelling van de politie of brandweer; deze samenwerking kan<br />
uitsluitend voor de optie Integrale veiligheid van het technisch secundair onderwijs.<br />
Binnen dat samenwerkingsverband is de eerstvermelde school voor voltijds secundair<br />
onderwijs altijd de coördinerende school. Uitsluitend de coördinerende school is<br />
bevoegd en verantwoordelijk voor inschrijving (steeds voor het geheel van de Se-n-Se)<br />
van leerlingen, programmatie, evaluatie, studiebekrachtiging en kwaliteitszorg, terwijl op<br />
het vlak van financiering of subsidiëring de vigerende decretale en regelgevende<br />
bepalingen enkel van toepassing zijn op de coördinerende school. Scholen of publieke<br />
verstrekkers van beroepsopleidingen voor volwassenen binnen een<br />
samenwerkingsverband, buiten de coördinerende school, kunnen slechts onderdelen<br />
van een Se-n-Se inrichten. De samenwerking wordt vastgelegd in een overeenkomst<br />
waarin ten minste de volgende elementen worden opgenomen:<br />
1° de samenwerkende scholen of organisaties;<br />
2° de coördinerende school;<br />
3° de invulling van de samenwerking;<br />
4° de looptijd van de samenwerking;<br />
5° in voorkomend geval, de afspraken over het inzetten van personeel. Het protocol van<br />
de onderhandelingen hierover in de lokale comités wordt als bijlage bij de<br />
samenwerkingsovereenkomst gevoegd;<br />
6° de afspraken over de evaluatie en de kwaliteitszorg in geval van de gezamenlijke<br />
organisatie van een Se-n-Se of andere onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten.<br />
De samenwerkingsovereenkomst ligt steeds in de school of de scholen in kwestie ter<br />
inzage met het oog op administratieve en externe kwaliteitscontrole.<br />
Een coördinerende school kan, na onderhandeling in het lokale comité, uren-leraar<br />
overdragen aan een centrum voor volwassenenonderwijs of een hogeschool waarmee<br />
wordt samengewerkt om een Se-n-Se te organiseren. In het geval van overdracht van<br />
uren-leraar naar een hogeschool worden de betrokken uren-leraar omgezet in een<br />
krediet en bepaalt de Vlaamse Regering de wijze van melding van die overdracht aan<br />
het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten en aan het Agentschap voor Hoger <strong>Onderwijs</strong>,<br />
Volwassenenonderwijs en Studietoelagen, de grootte van dat krediet per uur-leraar dat<br />
wordt omgezet, en de wijze van toekenning ervan.<br />
Een coördinerende school kan, na onderhandeling in het lokale comité, uren-leraar<br />
overdragen aan een opleidingsinstelling van de politie of de brandweer waarmee wordt<br />
samengewerkt om de optie Integrale veiligheid van het technisch secundair onderwijs,<br />
aangeduid als Se-n-Se, te organiseren. In voorkomend geval worden de betrokken urenleraar<br />
omgezet in een krediet waarvan de omvang per uur en de modaliteiten identiek<br />
zijn aan deze binnen het systeem van voordrachtgevers als vermeld in artikel 211, §3.<br />
§3. De evaluatie van de Se-n-Se wordt uiterlijk in 2013 opgestart. De Vlaamse Regering<br />
bepaalt de nadere modaliteiten van de evaluatie. De resultaten van de evaluatie worden<br />
aan het Vlaams Parlement meegedeeld. 129<br />
129 Artikel 52bis: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang 1/9/2002 door het<br />
decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/75
Art. 131. De Vlaamse Regering neemt de nodige maatregelen om alle opties aangeduid<br />
als Se-n-Se als vermeld in artikel 125, 2°, te toetsen aan erkende onderwijskwalificaties<br />
en te bepalen:<br />
1° of die optie als Se-n-Se blijft behouden, in een ander structuuronderdeel wordt<br />
ondergebracht dan wel wordt opgeheven;<br />
2° tenzij opgeheven, onder welke benaming en in welke onderwijsvorm en studiegebied<br />
die optie verder wordt ingericht;<br />
3° of de voor die optie vigerende leerplannen al dan niet hun goedkeuring behouden;<br />
4° indien Se-n-Se, met welke duurtijd die optie verder wordt ingericht.<br />
De beslissingen van de Vlaamse Regering zullen voor de schoolbesturen en scholen in<br />
werking treden per 1 september 2012, met inbegrip van, in voorkomend geval, de<br />
toepassing van nieuwe leerplannen die overeenkomstig de vigerende regelgeving ter<br />
zake door de Vlaamse Regering zijn goedgekeurd. 130<br />
Art. 132. Hoger beroepsonderwijs, bestaande uit de opleiding verpleegkunde, is<br />
beroepsgericht onderwijs, leidt tot een erkende onderwijskwalificatie van<br />
kwalificatieniveau 5 die bestaat uit minstens één erkende beroepskwalificatie van<br />
kwalificatieniveau 5, en wordt bekrachtigd met een diploma van gegradueerde. Het<br />
hoger beroepsonderwijs heeft een duurtijd van zes semesters. Bij modulaire organisatie<br />
kan het hoger beroepsonderwijs voor de cursisten starten hetzij op 1 september hetzij<br />
op 1 februari, bij niet-modulaire organisatie enkel op 1 september.<br />
Het hoger beroepsonderwijs wordt georganiseerd enerzijds overeenkomstig de<br />
codificatie van de bepalingen betreffende het secundair onderwijs en anderzijds<br />
overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 april 2009 betreffende het<br />
secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs.<br />
Met inachtname van de voorwaarde inzake studieomvang zoals bepaald in de richtlijn<br />
2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad, dient de school, buiten de<br />
wekelijkse lessentabel, aan de cursisten verpleegkunde gedurende de volledige duur<br />
van de opleiding en naar rata van ten minste 4 wekelijkse lestijden, opleidingsgebonden<br />
persoonlijke activiteiten op te leggen. De klassenraad beslist autonoom over de vorm en<br />
inhoud van deze activiteiten. De resultaten van de door de cursist uitgevoerde<br />
activiteiten worden in aanmerking genomen bij zijn of haar evaluatie door de<br />
klassenraad. 131<br />
Art. 133. De opties “elektronica militaire wapensystemen”, “militaire en sociale<br />
wetenschappen” en “militaire bewapeningstechnieken” van het eerste en het tweede<br />
leerjaar van de derde graad van het technisch secundair onderwijs zijn voorbehouden<br />
voor de instellingen van de Krijgsmacht. Op deze opties zijn de bepalingen van artikelen<br />
126, 127 en 128 niet van toepassing. 132<br />
130 Artikel 51 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1996 door het<br />
decreet van 19/4/1995; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen<br />
wijzigingen aan.<br />
131 Artikel 52ter: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang 1/9/2002 door het<br />
decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
132 Artikel 8 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2005 door het decreet van 9/12/2005; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/76
Afdeling 2: Structuur en organisatie op schoolniveau<br />
Art. 134. Het onderwijsaanbod van een school voor voltijds secundair onderwijs bestaat<br />
uit één van volgende mogelijkheden:<br />
1° de eerste graad;<br />
2° de eerste en de tweede graad;<br />
3° de tweede en de derde graad;<br />
4° de eerste, de tweede en de derde graad;<br />
5° de tweede, de derde en de vierde graad;<br />
6° de tweede en de derde graad en het hoger beroepsonderwijs, opleiding<br />
verpleegkunde;<br />
7° de eerste, de tweede, de derde en de vierde graad;<br />
8° de eerste, de tweede en de derde graad en het hoger beroepsonderwijs, opleiding<br />
verpleegkunde;<br />
9° het hoger beroepsonderwijs, opleiding verpleegkunde, doch enkel in scholen die<br />
tijdens het schooljaar 2008-2009 uitsluitend de opleiding verpleegkunde organiseerden.<br />
De mogelijkheden vermeld in 5° en 7° gelden slechts tot en met het schooljaar 2012-<br />
2013. 133<br />
Art. 135. §1. Naast het in artikel 134 gestelde, kan een school onthaalonderwijs<br />
organiseren. Onthaalonderwijs, dat niet in een graad of in het hoger beroepsonderwijs<br />
wordt gerangschikt en dat uit één onthaaljaar bestaat, is een specifiek en tijdelijk<br />
onderwijsaanbod dat anderstalige nieuwkomers in staat stelt om Nederlands te leren en<br />
nadien in te stromen in het Nederlandstalig onderwijs. Het is gericht op taalvaardigheid<br />
Nederlands en inburgering.<br />
De Vlaamse Regering bakent de doelgroep af, ten minste rekening houdend met de<br />
criteria “leeftijd”, “taalkennis Nederlands” en “duurtijd van de aanwezigheid op het<br />
Belgische grondgebied” van de anderstalige nieuwkomers.<br />
In aansluiting op eventuele decretale bepalingen ter zake, kan de Vlaamse Regering<br />
voorwaarden opleggen inzake samenstelling van het wekelijks lessenrooster voor<br />
onthaalonderwijs teneinde het bereiken van de doelstellingen voor onthaalonderwijs<br />
maximaal te waarborgen. De Vlaamse Regering kan ten slotte aanvullende<br />
organisatiebepalingen vastleggen.<br />
§2. Het schoolbestuur kan op grond van specifieke onderwijskundige of organisatorische<br />
argumenten beslissen om in afwijking van paragraaf 1 een tweede onthaaljaar te<br />
organiseren gedurende het schooljaar 2010-2011, onder de hierna vermelde<br />
modaliteiten:<br />
1° het tweede onthaaljaar is voorbehouden aan leerlingen die het eerste onthaaljaar<br />
hebben gevolgd;<br />
2° naast de lestijden besteed aan de vakken die behoren tot de basisvorming worden de<br />
overige lestijden van het wekelijkse lessenrooster, dat maximaal 34 lestijden omvat,<br />
door de klassenraad ingevuld in functie van de individuele leerling. In elk geval moeten<br />
133 Artikel 52: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/2008 door het<br />
decreet van 4/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2010 door het<br />
decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/77
aan het vak Nederlands voor nieuwkomers ten minste 8 wekelijkse lestijden worden<br />
besteed;<br />
3° de studiebekrachtiging vindt plaats naar analogie met de studiebekrachtiging in een<br />
leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs gekozen in functie van de<br />
individuele leerling;<br />
4° de specifieke financiering of subsidiëring, bedoeld in §1, geldt niet voor het tweede<br />
onthaaljaar;<br />
5° onverminderd punt 1° tot en met 4°, wordt voor de toepassing van alle overige<br />
wettelijke, decretale en reglementaire bepalingen het tweede onthaaljaar gelijkgesteld<br />
met het eerste onthaaljaar.<br />
De organisatie van het tweede onthaaljaar wordt gedurende het schooljaar 2010-2011<br />
geëvalueerd. 134<br />
Art. 136. Het schoolbestuur kan op grond van specifieke onderwijskundige of<br />
organisatorische argumenten en met het oog op het aanbieden van meer individuele<br />
leertrajecten, beslissen om voor een leerling of een leerlingengroep af te wijken van de<br />
voorwaarde, vermeld in artikel 252, §1, a), 2), onder de modaliteiten vermeld in 1°, 2° of<br />
3° hierna.<br />
1° Het individueel vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van de vorming<br />
van een bepaald structuuronderdeel, mits enerzijds de leerling al geslaagd is voor<br />
diezelfde onderdelen binnen het secundair onderwijs en anderzijds de<br />
toelatingsklassenraad een gunstige beslissing neemt na kennisname van het advies van<br />
de delibererende klassenraad van het voorafgaand schooljaar.<br />
In voorkomend geval:<br />
a) bestaat de toelatingsklassenraad, voor wat het onderwijzend personeel betreft en in<br />
afwijking op de vigerende regelgeving, uit alle leden van het structuuronderdeel<br />
waarvoor de leerling opteert;<br />
b) worden de vrijgekomen uren besteed aan een door de toelatingsklassenraad<br />
samengesteld individueel lesprogramma.<br />
2° Het individueel vrijstellen van het volgen van bepaalde onderdelen van de vorming<br />
van een optie, aangeduid als Se-n-Se, mits de toelatingsklassenraad een gunstige<br />
beslissing neemt op basis van elders verworven competenties of kwalificaties.<br />
3° Het spreiden van de vorming van een optie, aangeduid als Se-n-Se, over het dubbele<br />
van de gebruikelijke studieduur. In voorkomend geval wordt enerzijds bij het einde van<br />
de gebruikelijke studieduur slechts een attest van regelmatige lesbijwoning uitgereikt en<br />
anderzijds voor de toepassing van de omkaderingsnormen voor de diverse<br />
personeelscategorieën, de bepaling van de werkingsmiddelen en de toepassing van het<br />
programmatie- of rationalisatieplan, de regelmatige leerling niet meer in aanmerking<br />
genomen op de tellingsdata die vallen buiten de gebruikelijke studieduur. 135<br />
134 Artikel 52quater, §1, eerste, tweede, vierde lid; §2 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II.<br />
Ingevoegd met ingang 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet<br />
van 30/4/2009; met ingang 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
135 Artikel 52quinquies/1: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang 1/9/2010 door<br />
het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/78
Art. 137. Een school kan inhaallessen organiseren in de eerste en de tweede graad en<br />
het eerste leerjaar van de derde graad. 136<br />
Afdeling 3: Eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplannen<br />
Art. 138. Deze afdeling is van toepassing op het voltijds gewoon secundair onderwijs<br />
met uitzondering van het hoger beroepsonderwijs.<br />
De Vlaamse Regering kan de schoolbesturen die deelnemen aan een experiment<br />
inzake onderwijsorganisatie voor de duur van dit experiment en uitsluitend voor de bij<br />
het experiment betrokken structuuronderdelen uitsluiten van de bepalingen van deze<br />
afdeling inzake specifieke eindtermen. 137<br />
Art. 139. De eindtermen, de specifieke eindtermen en de ontwikkelingsdoelen voor het<br />
gewoon voltijds secundair onderwijs worden vastgelegd door het Vlaams Parlement bij<br />
wijze van bekrachtiging van een Besluit van de Vlaamse Regering, genomen op advies<br />
van de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad.<br />
Voor het onderwijs in een erkende godsdienst, een op godsdienst berustende<br />
zedenleer, de niet-confessionele zedenleer, de eigen cultuur en religie en de<br />
cultuurbeschouwing worden geen eindtermen of ontwikkelingsdoelen bepaald.<br />
De Vlaamse Regering legt het besluit ten laatste één maand na de goedkeuring ter<br />
bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement.<br />
De eindtermen, de specifieke eindtermen en de ontwikkelingsdoelen hebben uitwerking<br />
vanaf de datum die het decreet aangeeft.<br />
De eindtermen en specifieke eindtermen worden ontwikkeld gebruik makend van de<br />
descriptorelementen vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 april 2009 betreffende<br />
de kwalificatiestructuur. 138<br />
Art. 140. §1. De eindtermen zijn minimumdoelen die de overheid noodzakelijk en<br />
bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie in het gewoon secundair<br />
onderwijs. Met minimumdoelen wordt bedoeld : een minimum aan kennis, inzicht,<br />
vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.<br />
Eindtermen kunnen vakgebonden of vakoverschrijdend zijn.<br />
136 Artikel 52quinquies: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2009<br />
door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
137 Artikel 2, eerste lid : Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is in deel IV de tekst voor het voltijds gewoon secundair onderwijs<br />
opgenomen, de tekst voor het buitengewoon secundair onderwijs is opgenomen in deel V, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
138 Artikel 3: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 26/7/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is in deel IV de tekst voor het voltijds gewoon secundair onderwijs<br />
opgenomen, de tekst voor het buitengewoon secundair onderwijs is opgenomen in deel V, het tweede lid is<br />
opgenomen in het decreet van 10/7/2008, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/79
§2. Er worden, per graad en per onderwijsvorm met uitsluiting van het eerste leerjaar B<br />
en het beroepsvoorbereidend leerjaar, vakgebonden eindtermen vastgelegd voor de<br />
basisvorming, zoals bepaald in de codificatie betreffende het secundair onderwijs. Voor<br />
wat evenwel de derde graad beroepssecundair onderwijs betreft, worden die eindtermen<br />
afzonderlijk vastgelegd voor het eerste en tweede leerjaar enerzijds en het derde<br />
leerjaar anderzijds.<br />
Elke school heeft de maatschappelijke opdracht de vakgebonden eindtermen met<br />
betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden bij de leerlingen te bereiken. Het bereiken<br />
van de eindtermen zal worden afgewogen tegenover de schoolcontext en de kenmerken<br />
van de schoolpopulatie.<br />
De vakgebonden eindtermen met betrekking tot attitudes dienen door elke school bij de<br />
leerlingen te worden nagestreefd.<br />
§3. Vakoverschrijdende eindtermen zijn minimumdoelen die niet specifiek behoren tot<br />
een vakgebied, maar onder meer door middel van meerdere vakken of<br />
onderwijsprojecten worden nagestreefd. Elke school heeft de maatschappelijke opdracht<br />
de vakoverschrijdende eindtermen bij de leerlingen na te streven. De school toont aan<br />
dat ze met een eigen planning aan de vakoverschrijdende eindtermen werkt.<br />
De vakoverschrijdende eindtermen worden vastgelegd per graad of globaal voor het<br />
secundair onderwijs. Deze vakoverschrijdende eindtermen zijn uitsluitend van<br />
toepassing op structuuronderdelen waarvoor vakgebonden eindtermen gelden. Indien<br />
ze evenwel worden vastgelegd voor of toegepast in het eerste leerjaar B en het<br />
beroepsvoorbereidend leerjaar van de eerste graad, dan worden ze vakoverschrijdende<br />
ontwikkelingsdoelen genoemd. 139<br />
Art. 141. §1. Ontwikkelingsdoelen voor het gewoon voltijds secundair onderwijs zijn<br />
minimumdoelen op het vlak van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de<br />
overheid wenselijk acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie en die de school bij haar<br />
leerlingen moet nastreven.<br />
Ontwikkelingsdoelen kunnen vakgebonden of vakoverschrijdend zijn.<br />
§2. Er worden vakgebonden ontwikkelingsdoelen vastgelegd voor de basisvorming in<br />
het eerste leerjaar B, in het beroepsvoorbereidend leerjaar en in het onthaaljaar, zoals<br />
bepaald in de codificatie betreffende het secundair onderwijs.<br />
Vakoverschrijdende ontwikkelingsdoelen zijn minimumdoelen die niet behoren tot een<br />
specifiek vakgebied, maar onder meer door middel van meer vakken of<br />
onderwijsprojecten worden nagestreefd. 140<br />
139 Artikel 4: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2010 door<br />
het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is de verwijzing naar het decreet van 31/7/1990 aangepast, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
140 Artikel 5, §1, §2: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2010 door<br />
het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is in deel IV de tekst voor het voltijds gewoon secundair onderwijs<br />
opgenomen, de tekst voor het buitengewoon secundair onderwijs (§3) is opgenomen in deel V, is de verwijzing naar<br />
het decreet van 31/7/1970 aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/80
Art. 142. De specifieke eindtermen en de erkende beroepskwalificaties worden<br />
verworven door middel van het specifieke gedeelte van een opleiding. Het specifieke<br />
gedeelte van de opleiding wordt gedefinieerd als het gedeelte dat niet behoort tot de<br />
basisvorming of tot het complementaire gedeelte. 141<br />
Art. 143. Specifieke eindtermen zijn doelen met betrekking tot de vaardigheden, de<br />
specifieke kennis, inzichten en attitudes waarover een leerling van het voltijds secundair<br />
onderwijs beschikt om vervolgonderwijs aan te vatten.<br />
Specifieke eindtermen worden vastgelegd voor het tweede leerjaar van de derde graad<br />
van het ASO, KSO en TSO en worden ontwikkeld uit de kenmerkende onderdelen van<br />
een bepaald wetenschapsdomein. 142<br />
Art. 144. Erkende beroepskwalificaties waarover een leerling van het voltijds secundair<br />
onderwijs beschikt zijn afgeronde en ingeschaalde gehelen van competenties om als<br />
beginnend beroepsbeoefenaar een beroep uit te oefenen. De competenties van de<br />
beginnende beroepsbeoefenaar zijn vervat in de beroepskwalificaties die erkend zijn<br />
volgens de procedure bepaald in het decreet van 30 april 2009 betreffende de<br />
kwalificatiestructuur. 143<br />
Art. 145. Voor die specifieke gedeelten van opleidingen die gericht zijn op<br />
beroepsuitoefening waarvoor geen erkende beroepskwalificatie bestaat, bepaalt de<br />
Vlaamse Regering de competenties, tot zolang er geen erkende beroepskwalificaties<br />
zijn. De Vlaamse Regering bepaalt deze competenties op basis van door sectoren of<br />
door overheidsinstanties erkende referentiekaders en gebruik makend van de<br />
descriptorelementen.<br />
De tekst van het eerste lid wordt op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum<br />
vervangen door wat volgt:<br />
Voor die specifieke gedeelten van opleidingen, die gericht zijn op beroepsuitoefening,<br />
waarvoor geen erkende beroepskwalificaties bestaan en tot zolang er geen erkende<br />
beroepskwalificaties zijn, bepaalt de Vlaamse Regering de referentiekaders waarvan de<br />
competenties voor de opleidingen worden afgeleid. De competenties worden, zoals bij<br />
erkende beroepskwalificaties, vastgelegd gebruik makend van de descriptorelementen<br />
uit het kwalificatieraamwerk en waarborgen de toepassing van eventuele Europese,<br />
federale of Vlaamse regelgeving inzake beroepsuitoefening dit zolang er geen erkende<br />
beroepskwalificaties zijn.<br />
De VLOR en de SERV zullen om advies gevraagd worden bij het besluit dat de<br />
referentiekaders, het proces en de actoren om tot deze competenties te komen, zal<br />
vastleggen 144<br />
141 Artikel 6: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 26/7/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is de verwijzing naar het decreet van 31/7/1990 geschrapt, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
142 Artikel 7: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 26/7/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
143 Artikel 7bis: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Ingevoegd met ingang van 26/7/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
144 Artikel 7ter: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Ingevoegd met ingang van 26/7/2009 door<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/81
Art. 146. §1. Met de inachtneming van het door of krachtens het decreet bepaalde<br />
minimumlessenrooster en met inachtneming van de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen<br />
en de specifieke eindtermen, beschikt elk schoolbestuur voor elk van zijn scholen over<br />
de vrijheid de lessenroosters en de leerplannen vast te stellen en kiest het vrij zijn<br />
pedagogische methodes.<br />
De tekst van §1 wordt op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum vervangen<br />
door wat volgt:<br />
Met de inachtneming van het door of krachtens het decreet bepaalde<br />
minimumlessenrooster en met inachtneming van de ontwikkelingsdoelen en de erkende<br />
onderwijskwalificaties, beschikt elk schoolbestuur voor elk van zijn scholen over de<br />
vrijheid de lessenroosters en de leerplannen vast te stellen en kiest het vrij zijn<br />
pedagogische methodes.<br />
§2. De leerplannen bevatten desgewenst de doelen die het schoolbestuur uitdrukkelijk<br />
formuleert voor zijn leerlingen vanuit het eigen opvoedingsproject in het algemeen of de<br />
eigen visie op het vak in het bijzonder. Wat het gewoon voltijds secundair onderwijs<br />
betreft, worden in de leerplannen opgenomen, op herkenbare wijze :<br />
- vakgebonden eindtermen en ontwikkelingsdoelen, voorzover ze bepaald zijn,<br />
- de specifieke eindtermen, voorzover ze bepaald zijn.<br />
- op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum, de erkende beroepskwalificaties<br />
of de in de plaats daarvan vastgelegde competenties.<br />
Het leerplan moet voldoende ruimte laten voor de inbreng van scholen, leraren,<br />
lerarenteams of leerlingen.<br />
§3. Met het oog op het waarborgen van het studiepeil keurt de Vlaamse Regering de<br />
leerplannen goed, volgens de vooraf door haar bepaalde criteria. Deze verplichting geldt<br />
niet voor het onderricht in een erkende godsdienst, een op die godsdienst berustende<br />
zedenleer of in de niet-confessionele zedenleer, of de cultuurbeschouwing.<br />
§4. Met inachtneming van alle ontwikkelingsdoelen wordt in het onthaaljaar per leerling<br />
op basis van zijn onderwijsbehoeften een individueel leertraject uitgewerkt waarin het<br />
aspiratieniveau voor deze leerling doorheen het jaar wordt bijgesteld. Dit traject bevat<br />
onder meer de beginsituatie, de taaldoelen als leidraad en het advies van de<br />
klassenraad voor wat betreft de overstap naar vervolgonderwijs of arbeidsmarkt. 145<br />
Art. 147. §1. Wanneer een schoolbestuur oordeelt dat de eindtermen, de<br />
ontwikkelingsdoelen en/of de specifieke eindtermen onvoldoende ruimte laten voor zijn<br />
eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn,<br />
dient het bij de Vlaamse Regering een aanvraag tot afwijking in. Deze aanvraag is<br />
slechts ontvankelijk indien precies wordt aangegeven waarom ontwikkelingsdoelen,<br />
het decreet van 30/4/2009; gewijzigd met ingang van een datum te bepalen door de Vlaamse Regering door het<br />
decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
145 Artikel 8, §1, §3-§5: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van een datum te<br />
bepalen door de Vlaamse Regering door het decreet van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van<br />
8/5/2009. In de codificatie is in deel IV de tekst voor het voltijds gewoon secundair onderwijs opgenomen, de tekst<br />
voor het buitengewoon secundair onderwijs (§2) is opgenomen in deel V, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/82
eindtermen en/of specifieke eindtermen voor zijn eigen pedagogische en<br />
onderwijskundige opvattingen onvoldoende ruimte laten, en/of waarom ze ermee<br />
onverzoenbaar zijn; het schoolbestuur stelt in dezelfde aanvraag vervangende<br />
ontwikkelingsdoelen, eindtermen en/of specifieke eindtermen voor.<br />
§2. De Vlaamse Regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en beslist, in<br />
voorkomend geval, of de vervangende eindtermen, ontwikkelingsdoelen en/of specifieke<br />
eindtermen in hun geheel gelijkwaardig zijn met die welke conform de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs werden vastgelegd en toelaten gelijkwaardige<br />
studiebewijzen en diploma's af te leveren.<br />
De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:<br />
1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;<br />
2° de vereiste inhoud : het onderwijsaanbod in de ontwikkelingsdoelen voor het eerste<br />
leerjaar B en het beroepsvoorbereidend leerjaar, en het onthaaljaar en het<br />
onderwijsaanbod in de eindtermen en specifieke eindtermen voor het gewoon secundair<br />
onderwijs omvat minstens inhouden voor de overeenstemmende vakken en attitudes.<br />
Deze inhouden moeten enkel in hun geheel evenwaardig zijn met de inhouden waarvoor<br />
conform deze afdeling eindtermen, ontwikkelingsdoelen en/of specifieke eindtermen<br />
werden vastgelegd;<br />
3° de vervangende ontwikkelingsdoelen, eindtermen en specifieke eindtermen zijn<br />
geformuleerd in termen van wat van leerlingen verwacht kan worden;<br />
4° de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen slaan op kennis, inzichten,<br />
vaardigheden en attitudes;<br />
5° de vervangende specifieke eindtermen slaan op vaardigheden, specifieke kennis,<br />
inzichten en attitudes die de leerlingen moeten toelaten vervolgonderwijs aan te vatten;<br />
6° de vervangende eindtermen, ontwikkelingsdoelen en specifieke eindtermen zijn zo<br />
geformuleerd dat nagegaan kan worden in welke mate de leerlingen deze verwerven of<br />
de scholen deze nastreven bij de leerlingen;<br />
7° aangegeven wordt welke eindtermen vakgebonden, vakoverschrijdend of attitudinaal<br />
zijn.<br />
De Vlaamse Regering wint voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de<br />
gelijkwaardigheid, het gemotiveerd advies in van de onderwijsinspectie en van een<br />
commissie van deskundigen.<br />
Voor de samenstelling van deze laatste commissie stelt de Vlaamse Regering een lijst<br />
op van onafhankelijke deskundigen. Deze lijst geldt voor een periode van vier jaar.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels van deze procedure, met dien<br />
verstande dat de aanvrager gehoord wordt.<br />
§3. Het schoolbestuur dient uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan<br />
het schooljaar waarin de ontwikkelingsdoelen, eindtermen en specifieke eindtermen<br />
zullen gelden, een afwijkingsaanvraag in. De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 31<br />
december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag.<br />
De Vlaamse Regering legt een besluit betreffende een afwijkingsaanvraag in verband<br />
met ontwikkelingsdoelen, eindtermen of decretale specifieke eindtermen binnen een<br />
termijn van zes maanden ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Indien het<br />
Vlaams Parlement dit besluit niet bekrachtigt, houdt het op rechtskracht te hebben.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/83
§4. In afwijking op wat bepaald is in §3, kan het schoolbestuur een afwijkingsaanvraag<br />
indienen binnen een termijn van 1 maand na de publicatie van een<br />
bekrachtigingsdecreet, indien deze publicatie gebeurt na 1 september van het<br />
schooljaar voorafgaand aan de inwerkingtreding.<br />
In de gevallen, bedoeld in het vorige lid, is het schoolbestuur gebonden door de<br />
eindtermen, ontwikkelingsdoelen en specifieke eindtermen vanaf 1 september volgend<br />
op de publicatie van het decreet dat de gelijkwaardige eindtermen, ontwikkelingsdoelen<br />
en specifieke eindtermen erkent of op de beslissing van de Vlaamse Regering dat de<br />
afwijkingsaanvraag afwijst. 146<br />
Afdeling 4: Lessenrooster<br />
Art. 148. Het gefinancierd en gesubsidieerd secundair onderwijs wordt verstrekt<br />
gedurende een maximum aantal wekelijkse lestijden. 147<br />
Art. 149. Het gefinancierd en gesubsidieerd secundair onderwijs wordt verstrekt<br />
gedurende een maximum aantal wekelijkse lestijden dat op 32 is vastgesteld, met<br />
uitzondering van het onderwijs in:<br />
1° het tweede leerjaar van de eerste graad met tenminste 4 wekelijkse lestijden<br />
praktische vakken en het beroepsvoorbereidend leerjaar, waarvoor dit maximum 34<br />
bedraagt;<br />
2° de derde graad van het algemeen secundair onderwijs met tenminste 2 wekelijkse<br />
lestijden lichamelijke opvoeding en tenminste 1 wekelijkse lestijd artistieke opvoeding of<br />
esthetica, waarvoor dit maximum 33 bedraagt;<br />
3° het technisch, het kunst- en het beroepssecundair onderwijs en het hoger<br />
beroepsonderwijs, waarvoor dit maximum 36 bedraagt.<br />
De hiervoor vermelde maxima kunnen worden overschreden door inhaallessen, die<br />
worden georganiseerd in de eerste en in de tweede graad en in het eerste leerjaar van<br />
de derde graad. 148<br />
Art. 150. In afwijking van artikel 149:<br />
1° kan het onderwijs worden verstrekt gedurende twintig weken per jaar in die<br />
structuuronderdelen waarvoor dit decreet de duurtijd in semesters uitdrukt; voor de<br />
HBO5-opleiding verpleegkunde geldt deze bepaling enkel bij modulaire organisatie;<br />
2° wordt het minimum aantal wekelijkse lesuren voor de opleiding verpleegkunde van<br />
het hoger beroepsonderwijs vastgesteld op 36. 149<br />
146 Artikel 9: Decreet van 18/01/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 26/7/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is in deel IV de<br />
tekst voor het voltijds gewoon secundair onderwijs opgenomen, de tekst voor het buitengewoon secundair onderwijs<br />
is opgenomen in deel V, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
147 Artikel 1: Koninklijk Besluit nr. 2 van 21/8/1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in het<br />
voltijds secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1982 door het Koninklijk Besluit nr. 79 van 21/7/1982;<br />
met ingang van 1/9/1996 door het decreet van 19/4/1995. In de codificatie is de term “gefinancierd en gesubsidieerd<br />
“ ingevoegd, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
148 Artikel 2 : Koninklijk Besluit nr. 2 van 21/8/1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in<br />
het voltijds secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1996 door het decreet van 19/4/1995; met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/84
Art. 151. De toepassing van de bepalingen van deze afdeling mag niet tot gevolg<br />
hebben dat de school gedurende minder dan negen halve dagen per week zou open<br />
zijn. 150<br />
Art. 152. Onverminderd de bepalingen inzake minimum lessenrooster stelt de Vlaamse<br />
Regering de benamingen van de vakken vast en bepaalt ze de indeling in algemene<br />
vakken, kunstvakken, technische vakken en praktische vakken. 151<br />
Art. 153. §1. Zowel in het eerste leerjaar A als in het eerste leerjaar B worden ten minste<br />
zevenentwintig wekelijkse lesuren besteed aan de basisvorming.<br />
§2. Op voorwaarde dat hetzelfde studiepeil voor de basisvorming wordt gegarandeerd,<br />
kan de Vlaamse Regering aan scholen individuele afwijkingen verlenen van het in §1<br />
vermelde aantal wekelijkse lesuren. De afwijkingen dienen gebaseerd te zijn, op de aan<br />
de betrokken scholen, eigen programmatische, methodologische of pedagogische<br />
inzichten.<br />
§3. Voor het eerste leerjaar A bestaat de basisvorming, bedoeld in §1, uit de volgende<br />
vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- Frans;<br />
- wiskunde;<br />
- geschiedenis;<br />
- aardrijkskunde;<br />
- natuurwetenschappen of fysica en/of biologie en vervangen vanaf 1 september 2010<br />
door natuurwetenschappen;<br />
- artistieke opvoeding of plastische opvoeding en/of muzikale opvoeding;<br />
- lichamelijke opvoeding;<br />
- technologische opvoeding en vervangen vanaf 1 september 2010 door techniek;<br />
- eventueel Engels.<br />
Deze basisvorming dient georganiseerd te worden op grond van minstens een zelfde<br />
minimumleerplan dat door alle leerlingen van eenzelfde school dient gevolgd te worden.<br />
§4. Voor het eerste leerjaar B bestaat de basisvorming, bedoeld in §1, uit volgende<br />
vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- wiskunde;<br />
- maatschappelijke vorming of geschiedenis en aardrijkskunde;<br />
149 Artikel 46, §2, tweede zin: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/1996 door het decreet van 8/7/1996; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
150 Artikel 5 : Koninklijk Besluit nr. 2 van 21/8/1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week in<br />
het voltijds secundair onderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
151 Artikel 55bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/1989 door het<br />
decreet van 13/7/2001. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen 53-55 vervangen door de zinsnede<br />
“bepalingen inzake minimum lessenrooster”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/85
- natuurwetenschappen of fysica en/of biologie en vervangen vanaf 1 september 2010<br />
door natuurwetenschappen;<br />
- artistieke opvoeding of plastische opvoeding en/of muzikale opvoeding;<br />
- lichamelijke opvoeding;<br />
- technologische opvoeding en vervangen vanaf 1 september 2010 door techniek;<br />
- eventueel Frans en vervangen vanaf 1 september 2010 door Frans.<br />
Deze basisvorming dient georganiseerd te worden op grond van minstens een zelfde<br />
minimumleerplan dat door alle leerlingen van eenzelfde school, van het eerste leerjaar B<br />
dient gevolgd te worden.<br />
Twee of meer van deze vakken kunnen worden geïntegreerd onder "project algemene<br />
vakken". De integratie van het vak Frans onder project algemene vakken vergt vanaf 1<br />
september 2010 altijd het akkoord van het betrokken personeelslid belast met project<br />
algemene vakken in het eerste leerjaar B.<br />
§5. Voor de gesubsidieerde vrije scholen is het eerste vak van de §3 en §4:<br />
"- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing of eigen cultuur<br />
en religie;". 152<br />
Art. 154. §1. In het tweede leerjaar van de eerste graad worden ten minste vierentwintig<br />
wekelijkse lesuren besteed aan de basisvorming.<br />
§2. De basisvorming, bedoeld in §1, bestaat uit volgende vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- Frans;<br />
- Engels;<br />
- wiskunde;<br />
- geschiedenis;<br />
- aardrijkskunde;<br />
- natuurwetenschappen of fysica en/of biologie en/of wetenschappelijk werk en<br />
vervangen vanaf 1 september 2011 door natuurwetenschappen;<br />
- artistieke opvoeding of plastische opvoeding en/of muzikale opvoeding;<br />
- lichamelijke opvoeding;<br />
- technologische opvoeding en vervangen vanaf 1 september 2010 door techniek.<br />
Deze basisvorming dient voor ten minste veertien wekelijkse lesuren georganiseerd te<br />
worden op grond van minstens een zelfde minimumleerplan dat door alle leerlingen van<br />
eenzelfde school dient gevolgd te worden.<br />
§3. In het beroepsvoorbereidend leerjaar worden ten minste zestien wekelijkse lesuren<br />
besteed aan de basisvorming die bestaat uit volgende vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- wiskunde;<br />
- maatschappelijke vorming of geschiedenis en aardrijkskunde;<br />
152 Artikel 53 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1994 door het<br />
decreet van 21/12/1994; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen<br />
wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/86
- natuurwetenschappen of fysica en/of biologie en/of wetenschappelijk werk en<br />
vervangen vanaf 1 september 2011 door natuurwetenschappen;<br />
- artistieke opvoeding of plastische opvoeding en/of muzikale opvoeding;<br />
- lichamelijke opvoeding;<br />
- eventueel Frans en vervangen vanaf 1 september 2011 door Frans.<br />
Twee of meer van deze vakken kunnen worden geïntegreerd onder "project algemene<br />
vakken". De integratie van het vak Frans onder project algemene vakken vergt vanaf 1<br />
september 2011 altijd het akkoord van het betrokken personeelslid belast met project<br />
algemene vakken in het beroepsvoorbereidende leerjaar.<br />
§4. Op voorwaarde dat hetzelfde studiepeil voor de basisvorming wordt gegarandeerd<br />
kan de Vlaamse Regering aan scholen individuele afwijkingen verlenen van het in §1 en<br />
§3 vermelde aantal wekelijkse lesuren. De afwijkingen dienen gebaseerd te zijn op de<br />
aan de betrokken scholen eigen programmatische, methodologische of pedagogische<br />
inzichten.<br />
§5. Voor de gesubsidieerde vrije scholen is het eerste vak van de §2 en §3 als volgt:<br />
"- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing of eigen cultuur<br />
en religie;". 153<br />
Art. 155. §1. In het onthaaljaar bestaat de basisvorming uit volgende vakken:<br />
1° godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
2° Nederlands voor nieuwkomers.<br />
§2. Voor de gesubsidieerde vrije scholen is het eerste vak van §1 godsdienstleer of nietconfessionele<br />
zedenleer of cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie. 154<br />
Art. 156. §1. In het eerste en het tweede leerjaar van de tweede graad van het<br />
algemeen secundair onderwijs bestaat de basisvorming uit volgende vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- Frans;<br />
- Engels;<br />
- wiskunde;<br />
- geschiedenis;<br />
- aardrijkskunde;<br />
- natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie, al of niet "toegepast", al of<br />
niet in een geïntegreerde vorm;<br />
- lichamelijke opvoeding.<br />
§2. In het eerste en het tweede leerjaar van de tweede graad van het technisch en het<br />
kunstsecundair onderwijs bestaat de basisvorming uit volgende vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
153 Artikel 54 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/2010 en 1/9/2011<br />
door het decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
154 Artikel 54bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/87
- Frans of Engels en vervangen vanaf 1 september 2012 door Frans en Engels in het<br />
eerste leerjaar van de tweede graad en vanaf 1 september 2013 in het tweede leerjaar<br />
van de tweede graad;<br />
- wiskunde;<br />
- geschiedenis;<br />
- aardrijkskunde;<br />
- natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie, al of niet "toegepast", al of<br />
niet in een geïntegreerde vorm;<br />
- lichamelijke opvoeding.<br />
§3. In het eerste en het tweede leerjaar van de tweede graad van het beroepssecundair<br />
onderwijs bestaat de basisvorming uit volgende vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- wiskunde en/of toegepaste natuurwetenschappen en/of toegepaste fysica en/of<br />
toegepaste chemie en/of toegepaste biologie, al of niet in een geïntegreerde vorm;<br />
- maatschappelijke vorming of geschiedenis en/of aardrijkskunde;<br />
- lichamelijke opvoeding.<br />
- Frans of Engels vanaf 1 september 2010 in het eerste leerjaar van de tweede graad en<br />
vanaf 1 september 2011 in het tweede leerjaar van de tweede graad;<br />
Twee of meer van deze vakken kunnen worden geïntegreerd onder "project algemene<br />
vakken". De integratie van het vak Frans of het vak Engels onder project algemene<br />
vakken vergt vanaf 1 september 2010 altijd het akkoord van het betrokken personeelslid<br />
belast met project algemene vakken in het eerste en tweede leerjaar van de tweede<br />
graad van het beroepssecundair onderwijs.<br />
§4. Voor de gesubsidieerde vrije scholen is het eerste vak van §1 tot en met §3 :<br />
“- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing of eigen cultuur<br />
en religie;”. 155<br />
Art. 157. §1. In het eerste en het tweede leerjaar van de derde graad van het algemeen<br />
secundair onderwijs bestaat de basisvorming uit volgende vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- Frans;<br />
- Engels of Duits;<br />
- wiskunde;<br />
- geschiedenis;<br />
- aardrijkskunde;<br />
- natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie;<br />
- lichamelijke opvoeding.<br />
§2. In het eerste en het tweede leerjaar van de derde graad van het technisch en het<br />
kunstsecundair onderwijs bestaat de basisvorming uit volgende vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
155 Artikel 55, §1-§3, §8 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/2010,<br />
1/9/2011, 1/9/2012, 1/9/2013 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie zijn de bepalingen betreffende de<br />
tweede graad in een afzonderlijk artikel opgenomen, waardoor de §8 uit het oorspronkelijke artikel 55, hier<br />
hernomen wordt als §4, en zonder inhoudelijke wijzingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/88
- Nederlands;<br />
- Frans of Engels en vervangen vanaf 1 september 2014 door Frans en Engels in het<br />
eerste leerjaar van de derde graad en vanaf 1 september 2015 in het tweede leerjaar<br />
van de derde graad;<br />
- wiskunde;<br />
- geschiedenis;<br />
- aardrijkskunde;<br />
- lichamelijke opvoeding.<br />
§3. In het eerste en het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair<br />
onderwijs bestaat de basisvorming uit volgende vakken:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- maatschappelijke vorming of geschiedenis en/of aardrijkskunde;<br />
- lichamelijke opvoeding.<br />
- Frans of Engels vanaf 1 september 2012 in het eerste leerjaar van de derde graad en<br />
vanaf 1 september 2013 in het tweede leerjaar van de derde graad;<br />
Twee of meer van deze vakken kunnen worden geïntegreerd als "project algemene<br />
vakken". De integratie van het vak Frans of het vak Engels onder project algemene<br />
vakken vergt altijd het akkoord van het betrokken personeelslid belast met project<br />
algemene vakken vanaf 1 september 2012 in het eerste leerjaar en vanaf 1 september<br />
2013 in het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs.<br />
§4. In een derde leerjaar in de derde graad van het beroepssecundair onderwijs worden<br />
ten minste twaalf wekelijkse lesuren besteed aan de basisvorming, die bestaat uit<br />
algemene vakken, waaronder alleszins:<br />
- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer;<br />
- Nederlands;<br />
- maatschappelijke vorming of geschiedenis en aardrijkskunde;<br />
- lichamelijke opvoeding;<br />
- Frans of Engels vanaf 1 september 2014 in het derde leerjaar van de derde graad;<br />
Twee of meer van deze vakken kunnen worden geïntegreerd als "project algemene<br />
vakken".<br />
De integratie van het vak Frans of het vak Engels onder project algemene vakken vergt<br />
altijd het akkoord vanaf 1 september 2014 van het betrokken personeelslid belast met<br />
project algemene vakken in het derde leerjaar van de derde graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs.<br />
Indien dit leerjaar wordt ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar worden ten<br />
minste veertien wekelijkse lesuren besteed aan het onderricht in technische en/of<br />
praktische vakken.<br />
§5. Voor de gesubsidieerde vrije scholen is het eerste vak van §1 tot en met §4:<br />
“- godsdienstleer of niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing of eigen cultuur<br />
en religie;”. 156<br />
156 Artikel 55, §4-§8 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/2012,<br />
1/9/2013, 1/9/2014, 1/9/2015 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is de nummering van de paragrafen<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/89
Afdeling 5: Experimenteel modulair onderwijs<br />
Art. 158. Tot en met het schooljaar 2011-2012 voor wat het hoger beroepsonderwijs<br />
betreft en tot het tijdstip waarop de decreetgever globale hervormingsmaatregelen voor<br />
de overige structuuronderdelen van het voltijds gewoon secundair onderwijs in werking<br />
laat treden, kan als experiment in door de Vlaamse Gemeenschap erkende,<br />
gefinancierde of gesubsidieerde scholen voor voltijds gewoon secundair onderwijs,<br />
modulair onderwijs worden georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van deze<br />
afdeling. In voorkomend geval zijn decretale en reglementaire bepalingen die in strijd<br />
zijn met de bepalingen van deze afdeling, niet van toepassing.<br />
Het experiment heeft enkel betrekking op het beroepssecundair onderwijs en op het<br />
hoger beroepsonderwijs van het voltijds gewoon secundair onderwijs en kan enkel<br />
worden ingericht door scholen die gedurende het schooljaar 2007-2008 modulair<br />
onderwijs organiseerden overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 1<br />
maart 2002 betreffende het experimenteel secundair onderwijs volgens een modulair<br />
stelsel. Laatst vermelde voorwaarde geldt niet voor de opleiding verpleegkunde van het<br />
hoger beroepsonderwijs.<br />
Het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in<br />
het onderwijs is niet van toepassing op dit experiment. 157<br />
Art. 159. §1. Modulair onderwijs wordt georganiseerd per studiegebied zonder opdeling<br />
in graden of leerjaren. De betrokken studiegebieden zijn: auto, bouw, grafische<br />
communicatie en media, handel, hout, koeling en warmte, lichaamsverzorging,<br />
mechanica-elektriciteit, personenzorg, textiel, voeding. Elk studiegebied bundelt een<br />
reeks opleidingen. Eenzelfde opleiding kan in verschillende studiegebieden voorkomen.<br />
§2. Elke opleiding omvat algemene vorming, beroepsgerichte vorming en<br />
gedifferentieerde onderwijsactiviteiten. In afwijking op deze bepaling is in de opleiding<br />
verpleegkunde de algemene vorming facultatief.<br />
De algemene vorming, waaronder de basisvorming bedoeld in de artikelen 156, §3, en<br />
157, §3 en §4, wordt hetzij niet-modulair hetzij gedeeltelijk modulair georganiseerd.<br />
De beroepsgerichte vorming wordt modulair georganiseerd. In elke opleiding komen een<br />
of meer modules voor. Een module is het kleinste te certificeren deel van een opleiding,<br />
dat overeenstemt met een bepaalde inhoud. In modules komen geen afzonderlijke<br />
vakken voor. Eenzelfde module kan in verschillende opleidingen voorkomen.<br />
Gedifferentieerde onderwijsactiviteiten omvatten individuele begeleiding, ondersteuning<br />
of remediëring, afgestemd op de specifieke noden van de leerling.<br />
aangepast, in §4 is de verwijzing naar artikel 50 vervangen door de zinsnede “derde leerjaar van de derde graad van<br />
het beroepssecundair onderwijs”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
157 Artikel 74duodecies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008<br />
door het decreet van 4/7/2008; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/90
§3. De Vlaamse Regering legt de opleidingenstructuur vast. Onder opleidingenstructuur<br />
wordt verstaan:<br />
1° het geheel van de opleidingen per studiegebied;<br />
2° de modules per opleiding;<br />
3° de duurtijd per module uitgedrukt in uren per week en uitgedrukt in weken per<br />
schooljaar;<br />
4° de aanduiding dat de modules zich sequentieel of onafhankelijk tot elkaar verhouden;<br />
als de modules in een sequentieel verband staan, moeten zij in een eveneens<br />
vastgelegde volgorde worden gevolgd;<br />
5° het minimum of de minima inzake aantal uren per week voorbehouden voor<br />
gedifferentieerde onderwijsactiviteiten.<br />
Voor zover de opleidingenstructuur afwijkt van die, vastgesteld bij het Besluit van de<br />
Vlaamse Regering van 1 maart 2002 betreffende het experimenteel secundair onderwijs<br />
volgens een modulair stelsel, legt de Vlaamse Regering desbetreffende<br />
opleidingenstructuur ter advies aan de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad voor.<br />
§4. Programmatie respectievelijk opname in de erkennings-, financierings- of<br />
subsidiëringsregeling gebeurt per studiegebied.<br />
In een school kan een studiegebied niet gelijktijdig modulair en niet-modulair worden<br />
georganiseerd, tenzij tijdens het geleidelijke omzettingsproces van de ene naar de<br />
andere structuur.<br />
§5. Het modulair onderwijsaanbod van een school moet waarborgen dat te minste één<br />
van volgende studiebewijzen kan worden behaald: een studiegetuigschrift van het<br />
tweede leerjaar van de derde graad van het secundair onderwijs, een diploma van<br />
secundair onderwijs, een diploma van gegradueerde, doch uitsluitend in de HBO5opleiding<br />
verpleegkunde.<br />
§6. Een school kan de door de Vlaamse Regering vastgestelde duurtijd van een module<br />
van de opleiding verpleegkunde, uitgedrukt in weken per schooljaar als vermeld in §3,<br />
3°, verdubbelen om aan de specifieke opleidingsbehoeften van een bepaalde doelgroep<br />
tegemoet te komen. In afwijking van artikel 169, §2, worden in voorkomend geval de<br />
cursisten niet meer in aanmerking genomen op de tellingsdata die vallen buiten de<br />
gebruikelijke duurtijd. 158<br />
Art. 160. Voor de modulair georganiseerde leerinhouden van een opleiding worden<br />
competenties door de Vlaamse Regering bepaald.<br />
De Vlaamse Regering leidt de competenties af uit kwalificaties. Als die er niet zijn, leidt<br />
de Vlaamse Regering de competenties af uit een referentiekader in nauw overleg met<br />
de beroepssectoren.<br />
Voor zover de competenties afwijken van die, bepaald bij het Besluit van de Vlaamse<br />
Regering van 1 maart 2002 betreffende het experimenteel secundair onderwijs volgens<br />
158 Artikel 74terdecies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008<br />
door het decreet van 4/7/2008; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009 en door het<br />
decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/91
een modulair stelsel, legt de Vlaamse Regering desbetreffende competenties ter advies<br />
aan de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad voor.<br />
Competenties kunnen ook door middel van stages worden gerealiseerd. 159<br />
Art. 161. Een opleiding kan starten op elk ogenblik van het schooljaar en gespreid<br />
worden over een of meer schooljaren. Een module kan starten op elk ogenblik van het<br />
schooljaar en gespreid worden over een of meer schooljaren.<br />
In afwijking op deze bepaling kan de HBO5-opleiding verpleegkunde slechts starten<br />
hetzij op 1 september hetzij op 1 februari van een lopend schooljaar. 160<br />
Art. 162. §1. In het modulair onderwijs, met uitzondering van de HBO5-opleiding<br />
verpleegkunde, gelden als gezamenlijke toelatingsvoorwaarden voor regelmatige<br />
leerlingen:<br />
1° de reglementaire toelatingsvoorwaarden tot het eerste leerjaar van de tweede graad<br />
van het beroepssecundair onderwijs;<br />
2° de volgorde waarin modules dienen gevolgd zoals bepaald in de<br />
opleidingenstructuur;<br />
3° eventueel: de specifieke toelatingsvoorwaarden tot een module zoals vastgelegd door<br />
de toelatingsklassenraad, onverminderd het in 1° en 2° gestelde;<br />
4° eventueel: de vrijstelling van toelatingsvoorwaarden tot een module op grond van een<br />
geattesteerde beslissing van de toelatingsklassenraad, onverminderd het in 1° gestelde.<br />
Een leerling kan slechts één module tezelfdertijd volgen.<br />
§2. De overstap van een leerling van het modulair naar het niet-modulair onderwijs vindt<br />
plaats op basis van een beslissing van de toelatingsklassenraad, tenzij een leerling aan<br />
de reglementaire toelatingsvoorwaarden voldoet op basis van het bezit van een<br />
eindstudiebewijs. 161<br />
Art. 163. §1. In het modulair onderwijs, HBO5-opleiding verpleegkunde, gelden als<br />
gezamenlijke toelatingsvoorwaarden voor cursisten:<br />
1° het voldaan hebben aan de leerplicht;<br />
2° het bezit van een van de volgende studiebewijzen:<br />
a) een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair<br />
onderwijs;<br />
b) een diploma van secundair onderwijs;<br />
c) een certificaat van een opleiding van het secundair onderwijs voor sociale promotie<br />
van minimaal 900 lestijden;<br />
d) een certificaat van een opleiding van het secundair volwassenenonderwijs van<br />
minimaal 900 lestijden;<br />
e) een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie;<br />
159 Artikel 74quaterdecies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008<br />
door het decreet van 4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
160 Artikel 74quinquiesdecies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
161 Artikel 74sexiesdecies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008<br />
door het decreet van 4/7/2008; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/92
f) een certificaat van het hoger beroepsonderwijs;<br />
g) een diploma van het hoger beroepsonderwijs;<br />
h) een diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan;<br />
i) een diploma van bachelor of master;<br />
j) een studiebewijs dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een<br />
internationale overeenkomst wordt erkend als gelijkwaardig met een van de<br />
studiebewijzen, vermeld in a) tot en met i). Bij ontstentenis van een dergelijke erkenning<br />
kan de toelatingsklassenraad personen die in een land buiten de Europese Unie een<br />
studiebewijs hebben behaald dat toelating geeft tot het hoger onderwijs in dat land,<br />
toelaten tot de opleiding.<br />
§2. In afwijking van §1 worden in het schoolreglement van de betrokken school<br />
afwijkende toelatingsvoorwaarden tot de HBO5-opleiding verpleegkunde opgenomen.<br />
De afwijkende toelatingsvoorwaarden kunnen enkel rekening houden met de volgende<br />
elementen:<br />
1° humanitaire redenen;<br />
2° medische, psychische of sociale redenen;<br />
3° het algemene niveau van de cursist, getoetst met een toelatingsproef die wordt<br />
georganiseerd binnen de vijf lesdagen nadat de cursist met de opleiding is gestart. De<br />
organisatie van een toelatingsproef, op verzoek van de cursist, kan niet worden<br />
geweigerd. De proef wordt beoordeeld door de toelatingsklassenraad, die nagaat of de<br />
cursist over de kennis en vaardigheden beschikt die vereist zijn om de opleiding in<br />
kwestie aan te vangen. Van de beoordeling wordt een schriftelijk verslag gemaakt, dat<br />
wordt opgenomen in het dossier van de cursist.<br />
§3. Behoudens de toelatingsvoorwaarden als vermeld in §1 en §2, geldt voor toelating<br />
tot een sequentieel geordend onderdeel van de HBO5-opleiding verpleegkunde het<br />
voldoen aan een van de volgende voorwaarden:<br />
1° het bezit van het deelcertificaat van een sequentieel voorafgaand onderdeel;<br />
2° het bezit van een studiebewijs van een andere opleidings- of vormingsinstelling. De<br />
toelatingsklassenraad bepaalt welke studiebewijzen toegang geven tot sequentieel<br />
geordende onderdelen;<br />
3° het bezit van een titel van beroepsbekwaamheid als vermeld in het decreet van 30<br />
april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid en in het<br />
Besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet<br />
van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid. De<br />
Vlaamse Regering bepaalt welke titels van beroepsbekwaamheid toegang geven tot<br />
sequentieel geordende onderdelen;<br />
4° de toelatingsklassenraad oordeelt dat de cursist beschikt over een studiebewijs uit<br />
het onderwijs of uit een andere opleidings- of vormingsinstelling waaruit blijkt dat hij over<br />
voldoende kennis, vaardigheden en attitudes beschikt om het onderdeel aan te vangen;<br />
5° de toelatingsklassenraad oordeelt op basis van een toelatingsproef dat de cursist de<br />
nodige ervaring heeft verworven die hem toelaat het onderdeel te volgen.<br />
§4. Een cursist kan slechts één module tezelfdertijd volgen.<br />
§5. De overstap van een cursist van het modulair naar het niet-modulair onderwijs vindt<br />
plaats op basis van een beslissing van de toelatingsklassenraad, tenzij wordt voldaan<br />
aan de reglementaire toelatingsvoorwaarden op basis van het bezit van een<br />
eindstudiebewijs.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/93
§6. De bepalingen van §1 en §2 gelden eveneens bij niet-modulaire organisatie van de<br />
HBO5-opleiding verpleegkunde. 162<br />
Art. 164. §1. De delibererende klassenraad beslist of een regelmatige leerling hetzij<br />
geslaagd is zonder beperkingen hetzij niet geslaagd is. Deze beslissing wordt genomen:<br />
1° op het ogenblik dat de leerling een module heeft beëindigd. In voorkomend geval<br />
wordt, voor wat betreft het onderwijzend personeel, de klassenraad beperkt tot die leden<br />
die effectief aan de leerling in de desbetreffende module onderricht hebben verstrekt;<br />
2° op het ogenblik dat de leerling aan alle opleidingsvoorwaarden voldoet die toelaten<br />
een beslissing te nemen over de toekenning van een getuigschrift van de tweede graad<br />
van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de<br />
derde graad van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het derde leerjaar<br />
van de derde graad van het secundair onderwijs ingericht onder de vorm van een<br />
specialisatiejaar, een diploma van secundair onderwijs of een diploma van<br />
gegradueerde, doch uitsluitend in de HBO5-opleiding verpleegkunde.<br />
In het modulair onderwijs worden geen geïntegreerde proeven ingericht.<br />
§2. Tegen beslissingen van delibererende klassenraden die door de betrokken personen<br />
worden betwist, kan beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedure van<br />
toepassing in het niet-modulair onderwijs, met dien verstande dat het schoolbestuur van<br />
de betrokken school, rekening houdend met het principe van de redelijkheid, de<br />
termijnen bepaalt die inherent zijn aan deze procedure. 163<br />
Art. 165. De studiebekrachtiging, al dan niet op het einde van het schooljaar, wordt als<br />
volgt vastgesteld.<br />
1° Attest van verworven competenties: wordt uitgereikt aan een regelmatige leerling die<br />
een module van een opleiding niet met vrucht heeft gevolgd; het attest vermeldt die<br />
competenties die de jongere wel heeft bereikt.<br />
2° Deelcertificaat: wordt uitgereikt aan een regelmatige leerling die een module van een<br />
opleiding met vrucht heeft gevolgd.<br />
3° Certificaat: wordt uitgereikt aan een regelmatige leerling die een opleiding met vrucht<br />
heeft gevolgd.<br />
4° Getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs: wordt uitgereikt aan<br />
een regelmatige leerling die:<br />
a) ten minste twee schooljaren secundair onderwijs heeft gevolgd, en<br />
b) door de delibererende klassenraad als geslaagd voor de tweede graad wordt<br />
beschouwd, wat enerzijds het bereiken van de eindtermen van de tweede graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs en anderzijds het met vrucht gevolgd hebben van de<br />
beroepsgerichte vorming impliceert.<br />
5° Studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het secundair<br />
onderwijs: wordt uitgereikt aan de regelmatige leerling die:<br />
a) ten minste vier schooljaren secundair onderwijs heeft gevolgd, en<br />
162 Artikel 74sexiesdecies bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009.De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
163 Artikel 74septiesdecies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008<br />
door het decreet van 4/7/2008; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/94
) door de delibererende klassenraad als geslaagd voor het tweede leerjaar van de<br />
derde graad wordt beschouwd, wat enerzijds het bereiken van de eindtermen van de<br />
eerste twee leerjaren van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs en<br />
anderzijds het met vrucht gevolgd hebben van de beroepsgerichte vorming impliceert.<br />
6° Studiegetuigschrift van het derde leerjaar van de derde graad van het secundair<br />
onderwijs, ingericht onder de vorm van een specialisatiejaar: wordt, voor zover de<br />
leerling niet in aanmerking komt voor het diploma van secundair onderwijs, uitgereikt<br />
aan de regelmatige leerling die:<br />
a) ten minste vijf schooljaren secundair onderwijs heeft gevolgd, en<br />
b) door de delibererende klassenraad als geslaagd voor het derde leerjaar van de derde<br />
graad wordt beschouwd, wat enerzijds het bereiken van de eindtermen van het derde<br />
leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs en anderzijds het met<br />
vrucht gevolgd hebben van de beroepsgerichte vorming impliceert.<br />
7° Diploma van secundair onderwijs (derde graad): wordt uitgereikt aan de regelmatige<br />
leerling die:<br />
a) na het behalen van het getuigschrift van de tweede graad van het secundair<br />
onderwijs ten minste drie schooljaren secundair onderwijs heeft gevolgd, en<br />
b) door de delibererende klassenraad als geslaagd voor de derde graad wordt<br />
beschouwd, wat enerzijds het bereiken van de eindtermen van het derde leerjaar van de<br />
derde graad van het beroepssecundair onderwijs en anderzijds het met vrucht gevolgd<br />
hebben van de beroepsgerichte vorming impliceert.<br />
8° Diploma van secundair onderwijs (hoger beroepsonderwijs): wordt uitgereikt aan de<br />
cursist die:<br />
a) houder is van het getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs;<br />
en b) door de delibererende klassenraad als geslaagd voor het hoger beroepsonderwijs<br />
wordt beschouwd, wat het geslaagd zijn voor alle modules van de HBO5-opleiding<br />
verpleegkunde impliceert.<br />
9° Diploma van gegradueerde: wordt uitgereikt aan de cursist die geslaagd is voor alle<br />
modules van de opleiding verpleegkunde en derhalve houder is van de deelcertificaten<br />
van alle modules van die opleiding.<br />
Bij het diploma wordt een diplomasupplement uitgereikt. Dit is een document dat de<br />
inhoud van de studies van de cursist en de structuur van het onderwijs in het land waar<br />
de cursist gestudeerd heeft, verduidelijkt. De Vlaamse Regering bepaalt het model van<br />
het diplomasupplement en de nadere modaliteiten met betrekking tot de uitreiking ervan.<br />
10° Getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer: wordt uitgereikt aan de<br />
regelmatige leerling die:<br />
a) met uitzondering van de eerste graad, ten minste vier schooljaren secundair<br />
onderwijs heeft gevolgd, en<br />
b) voldaan heeft aan de voorwaarden opgenomen in de federale wet- en regelgeving<br />
inzake de basiskennis van het bedrijfsbeheer.<br />
Voor de toepassing van deze bepalingen wordt een module waarvoor de leerling bij<br />
beslissing van de toelatingsklassenraad is vrijgesteld, geacht met vrucht gevolgd te zijn.<br />
Diegene aan wie overeenkomstig de codificatie betreffende het secundair onderwijs het<br />
diploma van gegradueerde (in het Engels vertaald als associate degree) is verleend met<br />
of zonder nadere specificatie, is gerechtigd tot het voeren van de overeenkomstige titel<br />
van gegradueerde met of zonder nadere specificatie.<br />
De Vlaamse Regering stelt de modellen en de invulonderrichtingen van de hiervoor<br />
vermelde studiebewijzen vast.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/95
Ook bij niet-modulaire organisatie van de HBO5-opleiding verpleegkunde wordt aan de<br />
cursist die geslaagd is voor de opleiding een diploma van gegradueerde, met<br />
diplomasupplement, toegekend, en is betrokkene gerechtigd tot het voeren van de<br />
overeenkomstige titel. Indien betrokkene daarenboven houder is van het getuigschrift<br />
van de tweede graad van het secundair onderwijs, dan wordt bij het slagen voor de<br />
opleiding ook het diploma van secundair onderwijs toegekend. 164<br />
Art. 166. §1. In het modulair onderwijs geldt als coëfficiënt uren-leraar per leerling voor<br />
een bepaalde opleiding, de reglementair vastgestelde coëfficiënt voor de inhoudelijk<br />
overeenkomstige opleiding van het niet-modulair onderwijs.<br />
De Vlaamse Regering legt de inhoudelijk overeenkomstige opleidingen vast.<br />
§2. Modulair onderwijs wordt georganiseerd op basis van uren die geen lesuren zijn<br />
doch ermee gelijkgesteld worden, meer bepaald onder vorm van bijzondere<br />
pedagogische taken. De gelijkstelling vindt plaats met een opdracht in de tweede graad<br />
of in de derde graad van het voltijds gewoon beroepssecundair onderwijs of, doch<br />
uitsluitend voor wat betreft de HBO5-opleiding verpleegkunde, met een opdracht in het<br />
hoger beroepsonderwijs.<br />
De organisatie van modulair onderwijs mag er niet toe leiden dat de verhouding tussen<br />
praktische vakken en niet-praktische vakken kennelijk onredelijk verschilt van de<br />
verhouding tussen praktische vakken en niet-praktische vakken zoals die zich,<br />
onmiddellijk voorafgaand aan de organieke invoering van modulair onderwijs, in het<br />
betrokken studiegebied en de betrokken school voordoet.<br />
Met praktische vakken gelijkgestelde uren komen in aanmerking voor de vaststelling van<br />
betrekkingen in de ambten van technisch adviseur-coördinator en technisch adviseur. 165<br />
Art. 167. In zover het de vaststelling van het aantal regelmatige leerlingen met het oog<br />
op financiering, subsidiëring of normering betreft, worden voor de opleiding<br />
verpleegkunde twee teldata gehanteerd in het schooljaar voorafgaand aan het<br />
betrokken schooljaar: enerzijds 15 januari of de eerstvolgende lesdag erna indien<br />
voornoemde datum op een vrije dag valt en anderzijds 1 juni of de eerstvolgende lesdag<br />
erna indien voornoemde datum op een vrije dag valt. Op elke teldatum wordt een<br />
regelmatige leerling voor ½ leerling in aanmerking genomen. 166<br />
Art. 168. De onderwijsinspectie is belast met de evaluatie van het experiment. De<br />
scholen die aan het experiment deelnemen, zijn verplicht hun medewerking te verlenen<br />
aan de evaluatie. De evaluatie moet, inzonderheid wat de timing betreft, derwijze<br />
worden georganiseerd dat ze toelaat om beleidsconclusies te trekken met het oog op de<br />
164 Artikel 74duodevicies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008<br />
door het decreet van 4/7/2008; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
165 Artikel 74undevicies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008<br />
door het decreet van 4/7/2008; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. In codificatie is<br />
het tweede lid van §1 niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen..<br />
166 Artikel 74vicies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door<br />
het decreet van 4/7/2008; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/96
geplande hervormingsmaatregelen voor het secundair onderwijs waarvan sprake in<br />
artikel 158. 167<br />
Hoofdstuk 2 : Teldata<br />
Art. 169. §1. De datum voor de telling per school van het aantal leerlingen in het voltijds<br />
onderwijs wordt vastgesteld op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of op de<br />
eerstvolgende lesdag indien voormelde datum op een vrije dag valt, voor :<br />
- de vaststelling van de omkaderingsnormen van het bestuurs-, onderwijzend en<br />
ondersteunend personeel;<br />
- de norm vastgelegd in de sectoren en niveaus waarvoor reglementaire programmatie-<br />
of rationalisatienormen gelden;<br />
- het bepalen van het werkingsbudget en/of uitrustingskredieten en –toelagen.<br />
§2. In afwijking van §1 worden voor de telling per school voor voltijds secundair<br />
onderwijs van het aantal regelmatige leerlingen van de opties van de derde graad van<br />
het technisch en het kunstsecundair onderwijs aangeduid als secundair na secundair en<br />
van het aantal cursisten van het hoger beroepsonderwijs, twee data vastgesteld in het<br />
schooljaar voorafgaand aan het betrokken schooljaar :<br />
- namelijk 15 januari of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije dag<br />
valt,<br />
-en 1 juni of de eerstvolgende lesdag erna indien die datum op een vrije dag valt.<br />
Op elke datum wordt een regelmatige leerling of cursist voor een halve eenheid in<br />
aanmerking genomen. 168<br />
Art. 170. Voor de toepassing van de omkaderingsnormen voor de diverse<br />
personeelscategorieën, de bepaling van het werkingsbudget en de toepassing van de<br />
reglementaire bepalingen inzake programmatie of rationalisatie, wordt, voor wat betreft<br />
een optie aangeduid als Se-n-Se, het hoogste aantal regelmatige leerlingen dat wordt<br />
geteld op één van beide teldata zoals bepaald in artikel 169, geacht ook het aantal<br />
regelmatige leerlingen te zijn op de andere teldatum. Deze bepaling geldt evenwel niet<br />
indien op laatstgenoemde datum geen regelmatige leerlingen kunnen worden geteld<br />
omdat de school ervoor heeft gekozen in het lopende semester de betrokken optie niet<br />
in het studieaanbod te voorzien, waardoor er geen inschrijvingen konden worden<br />
gerealiseerd. 169<br />
167 Artikel 74vicies semel : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008<br />
door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie wordt eenvormig de term “onderwijsinspectie” gehanteerd, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
168 Artikel 3, §8, 1°, eerste en tweede lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Ingevoegd met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is het onderwijs voor sociale promotie niet opgenomen,<br />
zijn het zesde en zevende lid over de Belgische Scholen in Duitsland en het aanvullend secundair beroepsonderwijs<br />
niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, is de zinsnede “een rationalisatie- en programmatieplan volgens<br />
artikel 13” vervangen door “de reglementaire rationalisatie- en programmatienormen”, het “administratief en<br />
opvoedend hulppersoneel” is vervangen door “ ondersteunend personeel”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
169 Artikel 7bis : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet betreffende het basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2009 door het decreet<br />
van 30/4/2009. In de codificatie is de verwijzing naar een “programmatie- en rationalisatieplan” vervangen door de<br />
“reglementaire bepalingen inzake programmatie of rationalisatie”, “werkingsmiddelen” door “werkingsbudget”, en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/97
Art. 171. Voor de scholen die worden opgericht of voor het eerst in de financiering of<br />
subsidiering worden opgenomen of die in opbouw zijn, is de teldatum vastgesteld op 1<br />
oktober van het schooljaar van oprichting of opname in de financiering of subsidiëring of<br />
opbouw.<br />
Onder scholen in opbouw wordt verstaan scholen die tijdens opeenvolgende schooljaren<br />
hun onderwijsaanbod geleidelijk uitbreiden, leerjaar na leerjaar, te beginnen met het<br />
eerste leerjaar van de eerste graad. 170<br />
Art. 172. §1. De teldatum voor scholen die ingevolge de reglementaire<br />
rationalisatienormen verplicht zijn tot geleidelijke opheffing leerjaar na leerjaar, wordt<br />
vanaf het schooljaar waarin de geleidelijke opheffing een aanvang neemt, bepaald op 1<br />
oktober van het lopende schooljaar.<br />
§2. Een fusie of afsplitsing van scholen of een toetreding van een school tot of een<br />
uittreding van een school uit een scholengemeenschap op 1 september van een<br />
schooljaar, wordt geacht al op 1 februari van het voorafgaande schooljaar of op de<br />
eerstvolgende lesdag erna indien voormelde datum op een vrije dag valt, te hebben<br />
plaats gevonden voor wat de telling per school van het aantal leerlingen in het voltijds en<br />
deeltijds secundair onderwijs betreft. 171<br />
Art. 173. Voor cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer geldt een eigen<br />
regeling inzake teldatum.<br />
De datum voor de telling is vastgesteld op 1 oktober van het lopend schooljaar of op de<br />
eerstvolgende lesdag indien voormelde datum op een vrije dag valt, voor een cursus<br />
godsdienst of niet-confessionele zedenleer onderwezen in een bepaald leerjaar en<br />
volgens een bepaald leerplan, waarvoor op deze datum leerlingen zijn ingeschreven,<br />
doch waarvoor op 1 februari van het voorafgaand schooljaar of op de eerstvolgende<br />
lesdag indien voormelde datum op een vrije dag valt, geen leerlingen hebben gekozen.<br />
De cursussen godsdienst of niet-confessionele zedenleer die kunnen worden<br />
georganiseerd in een bepaald leerjaar en volgens bepaald leerplan op basis van de<br />
telling van 1 februari van het voorafgaand schooljaar of op de eerstvolgende lesdag<br />
indien voormelde datum op een vrije dag valt, maar waarvoor op 1 oktober van het<br />
lopend schooljaar of op de eerstvolgende lesdag indien voormelde datum op een vrije<br />
dag valt, geen leerlingen zijn ingeschreven, worden niet langer georganiseerd of<br />
gesubsidieerd.<br />
Voor een nog niet ingerichte cursus godsdienst of niet confessionele zedenleer,<br />
onderwezen in een bepaald leerjaar en volgens een bepaald leerplan in het officieel<br />
voltijds secundair onderwijs, die wordt opgericht na 1 oktober van het lopend schooljaar,<br />
170 Artikel 3, §8, 1°, derde en vierde lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Ingevoegd met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; gewijzigd met ingang van<br />
1/9/1990 door het decreet van 25/6/1992. In de codificatie is het begrip “toelageregeling” vervangen door “<br />
financiering en subsidiering”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
171 Artikel 3, §8, 1°, vijfde en negende lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Ingevoegd met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; gewijzigd met ingang van<br />
1/9/1990 door het decreet van 25/6/1992; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie<br />
wordt de zinsnede “rationalisatie- en programmatieplan bedoeld in artikel 13” vervangen door “reglementaire<br />
rationalisatienormen”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/98
wordt de datum voor telling vastgesteld op de eerste lesdag waarop deze cursus wordt<br />
ingericht.<br />
Een cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer, onderwezen in een bepaald<br />
leerjaar en volgend een bepaald leerplan in het officieel voltijds secundair onderwijs<br />
waarvoor vanaf een bepaalde datum, ná 1 oktober van het lopend schooljaar, geen<br />
leerlingen meer zijn ingeschreven, wordt vanaf die bepaalde datum niet langer<br />
gefinancierd of gesubsidieerd. 172<br />
Hoofdstuk 3 : Programmatie<br />
Afdeling 1 : Toepassingsgebied<br />
Art. 174. §1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het voltijds gewoon<br />
secundair onderwijs, met uitzondering van het hoger beroepsonderwijs.<br />
De bepalingen inzake programmatie worden buiten werking gesteld vanaf het schooljaar<br />
2010- 2011.<br />
In afwijking op deze bepaling kan in uitzonderlijke gevallen de Vlaamse Regering aan<br />
een schoolbestuur toelating geven tot programmatie van een school of<br />
structuuronderdeel:<br />
1° na schriftelijke aanvraag van dat schoolbestuur, ingediend bij het Agentschap voor<br />
<strong>Onderwijs</strong>diensten uiterlijk 30 november van het voorafgaand schooljaar en vergezeld<br />
van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité, en<br />
2° na advies van enerzijds de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad en anderzijds het Agentschap<br />
voor <strong>Onderwijs</strong>diensten en de onderwijsinspectie.<br />
§2. Voor de toepassing van de bepalingen inzake programmatie of rationalisatie wordt<br />
het onthaaljaar buiten beschouwing gelaten 173<br />
Afdeling 2: Programmatie van scholen die tot een scholengemeenschap behoren<br />
Art. 175. §1. Een school kan worden gefinancierd of gesubsidieerd indien 300 % van de<br />
toepasbare rationalisatienorm wordt bereikt.<br />
§2. In afwijking van §1 dient slechts 150 % van de toepasbare rationalisatienorm te<br />
worden bereikt voor:<br />
1° de enige school van het gemeenschapsonderwijs in één der 44 onderwijszones die<br />
zijn vastgelegd in de bijlage I;<br />
2° de enige school van het gesubsidieerd officieel onderwijs in één der bedoelde<br />
onderwijszones;<br />
172 Artikel 3, §8, 2°: Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Ingevoegd met ingang van 1/9/1992 door het decreet van 25/6/1992; gewijzigd met ingang van 1/9/1997 door het<br />
decreet van 15/7/1997. In de codificatie is de eerste zin toegevoegd, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
173 - §1: Artikel 9 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009;<br />
met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 18/12/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
-§2: Artikel 75: Decreet van 21/12/1994 betreffende het onderwijs VI. In codificatie is de verwijzing naar artikel 13<br />
van de wet van 29/5/1959 geschrapt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/99
3° de enige school van het gesubsidieerd vrij onderwijs in één der bedoelde<br />
onderwijszones die een bepaalde erkende godsdienst organiseert of<br />
levensbeschouwing aanhangt;<br />
4° een school van het gesubsidieerd vrij onderwijs:<br />
a) die noch het vak godsdienst noch het vak niet-confessionele zedenleer maar wel het<br />
vak cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie organiseert, en<br />
b) waarvoor het schoolbestuur uitsluitend eigen leerplannen hanteert die door de<br />
Vlaamse Regering zijn goedgekeurd.<br />
Bij de toepassing van 3° worden de scholen ressorterend onder 4° buiten beschouwing<br />
gelaten.<br />
Indien een schoolbestuur in één der bedoelde onderwijszones meer dan één school<br />
organiseert, dan kunnen desbetreffende scholen nooit onder toepassing van 4° vallen.<br />
§3. Scholen kunnen slechts door splitsing van bestaande scholen ontstaan indien alle bij<br />
de splitsing betrokken scholen na de splitsing 300 % bereiken van de toepasbare<br />
rationalisatienorm.<br />
Indien echter door splitsing van bestaande scholen nieuwe scholen ontstaan in het<br />
kader van een gelijktijdige herstructurering die niet resulteert in een groter aantal<br />
scholen, dan dienen alle bij deze splitsing betrokken scholen na de splitsing slechts 100<br />
% te bereiken van de toepasbare rationalisatienorm.<br />
§4. Onder toepasbare rationalisatienorm, vermeld in §1, §2 en §3, wordt verstaan:<br />
a) hetzij, afhankelijk van de door de school georganiseerde graden, de norm vermeld in<br />
artikel 191, 2° en 195: voor de scholen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest<br />
of in een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners per km²<br />
en voor de scholen waarvan meer dan 75 % van de regelmatige leerlingen in een<br />
internaat verblijven;<br />
b) hetzij, afhankelijk van de door de school georganiseerde graden, de norm vermeld in<br />
artikel 191,1° en 195: voor de scholen die niet onder toepassing van a) vallen.<br />
§5. De splitsing bedoeld in §3 neemt één van de volgende vormen aan:<br />
1° hetzij een afsplitsing van de eerste graad. Bij dergelijke afsplitsing mag de eerste<br />
graad, eventueel met dezelfde structuuronderdelen, in de oorspronkelijke school<br />
gehandhaafd blijven; voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende<br />
structuuronderdelen bedoeld: het eerste leerjaar A, het eerste leerjaar B, de basisopties<br />
en de beroepenvelden;<br />
2° hetzij een afsplitsing van één of meer studiegebieden;<br />
3° hetzij een combinatie van beide voorgaande vormen.<br />
§6. De programmatie van een school die ingevolge splitsing ontstaat kan slechts door<br />
de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd worden als ze in<br />
overeenstemming is met de afspraken, bedoeld in artikel 57, 1°. 174<br />
174 Artikel 25 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/2008 door het decreet 4/7/2008. In de codificatie is de nummering in paragrafen en verwijzingen met<br />
artikelen aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/100
Afdeling 3 : Programmatie van structuuronderdelen door scholen die tot een<br />
scholengemeenschap behoren<br />
Art. 176. De programmatie van een structuuronderdeel kan slechts door de Vlaamse<br />
Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd worden als ze in overeenstemming is met<br />
de afspraken, bedoeld in artikel 57, 1°. 175<br />
Art. 177. §1. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1<br />
oktober van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerde specifieke basisoptie<br />
worden gefinancierd of gesubsidieerd, op voorwaarde dat in dezelfde school of in een<br />
andere school van dezelfde scholengemeenschap in de tweede graad ten minste één<br />
aansluitend studiegebied op voormelde datum wordt georganiseerd.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt voor elke specifieke basisoptie het(de) aansluitend(e)<br />
studiegebied(en).<br />
§2. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1 oktober van<br />
het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd specifiek beroepenveld worden<br />
gefinancierd of gesubsidieerd, op voorwaarde dat in dezelfde school of in een andere<br />
school van dezelfde scholengemeenschap in de tweede graad ten minste één<br />
aansluitend studiegebied op voormelde datum wordt georganiseerd.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt voor elk specifiek beroepenveld het(de) aansluitend(e)<br />
studiegebied(en). 176<br />
Art. 178. §1. De programmatie van een :<br />
1° niet-georganiseerde specifieke optie in het eerste leerjaar van de tweede of derde<br />
graad;<br />
2° niet-georganiseerd specifiek derde leerjaar van de derde graad, georganiseerd als<br />
een specialisatiejaar;<br />
3° niet-georganiseerde specifieke optie, georganiseerd als Se-n-Se;<br />
4° niet-georganiseerd studiegebied;<br />
kan slechts mits een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering.<br />
Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het voorafgaande<br />
schooljaar een gemotiveerde aanvraag aan het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten.<br />
Deze datum is uiterlijk op 30 november voor wat betreft een optie, georganiseerd als<br />
Se-n-Se die van start gaat op 1 september daaropvolgend, respectievelijk uiterlijk op 30<br />
juni voor wat betreft een optie, georganiseerd als Se-n-Se die van start gaat op 1<br />
februari daaropvolgend.<br />
De Vlaamse Regering kan voor uitzonderlijke gevallen een datumoverschrijding<br />
toestaan.<br />
Voor zover een optie een zelfde benaming draagt in de tweede en de derde graad, heeft<br />
een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering betrekking op de twee graden samen.<br />
Tussen de opstart van beide graden kunnen dan maximaal twee schooljaren liggen.<br />
175 Artikel 26 : Decreet van 14/07/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
176 Artikel 27 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/101
§2. De Vlaamse Regering neemt die beslissing na advies van enerzijds de Vlaamse<br />
<strong>Onderwijs</strong>raad en anderzijds het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten en de<br />
onderwijsinspectie. De beslissing wordt genomen binnen de twee maanden na de in<br />
paragraaf 1 bedoelde uiterste indieningsdatum, schoolvakanties niet meegerekend.<br />
§3. Zowel bij het advies als bij de beslissing moeten ten minste de volgende context- en<br />
schoolgebonden criteria in acht worden genomen :<br />
1° het al dan niet voorkomen van het op te richten structuuronderdeel in de gemeente,<br />
scholengemeenschap of onderwijszone in kwestie;<br />
2° de lokale socio-economische context;<br />
3° het in de school respectievelijk de scholengemeenschap bestaande studieaanbod;<br />
4° de evolutie van de leerlingenpopulatie en de verwachte leerlingeninstroom;<br />
5° de eventuele samenwerking met het bedrijfsleven;<br />
6° de overeenstemming met een eventueel onderwijsconvenant. 177<br />
Art. 179. §1. De Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1 oktober<br />
van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd structuuronderdeel dat niet onder<br />
toepassing valt van artikel 177 en 178, financieren of subsidiëren.<br />
§2. Voor de toepassing van §1 wordt met structuuronderdeel bedoeld:<br />
1° een eerste leerjaar A of B;<br />
2° een basisoptie;<br />
3° een beroepenveld;<br />
4° een optie van de tweede of derde graad van een bepaalde onderwijsvorm;<br />
5° het derde leerjaar van de derde graad, georganiseerd als een voorbereidend jaar op<br />
het hoger onderwijs;<br />
6° het derde leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs,<br />
georganiseerd als een specialisatiejaar;<br />
7° het derde leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, niet<br />
georganiseerd als een specialisatiejaar. 178<br />
Afdeling 4 : Programmatie van scholen die niet tot een scholengemeenschap<br />
behoren<br />
Art. 180. §1. Een school kan worden gefinancierd of gesubsidieerd indien 300 % van de<br />
toepasbare rationalisatienorm wordt bereikt.<br />
§2. In afwijking van §1 dient slechts 150 % van de toepasbare rationalisatienorm te<br />
worden bereikt voor:<br />
1° de enige school van het gemeenschapsonderwijs in één der 44 onderwijszones die<br />
zijn vastgelegd in de bijlage I;<br />
177 Artikel 28 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009; met<br />
ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
178 Artikel 29 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 7/7/2010. In de<br />
codificatie is de verwijzing naar artikel 23 geschrapt omdat het een tijdelijk maatregel betreft, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/102
2° de enige school van het gesubsidieerd officieel onderwijs in één der bedoelde<br />
onderwijszones;<br />
3° de enige school van het gesubsidieerd vrij onderwijs in één der bedoelde<br />
onderwijszones die een bepaalde erkende godsdienst organiseert of<br />
levensbeschouwing aanhangt;<br />
4° een school van het gesubsidieerd vrij onderwijs:<br />
a) die noch het vak godsdienst noch het vak niet-confessionele zedenleer maar wel het<br />
vak cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie organiseert, en<br />
b) waarvoor het schoolbestuur uitsluitend eigen leerplannen hanteert die door de<br />
Vlaamse Regering zijn goedgekeurd.<br />
Bij de toepassing van 3° worden de scholen ressorterend onder 4° buiten beschouwing<br />
gelaten.<br />
Indien een schoolbestuur in één der bedoelde onderwijszones meer dan één school<br />
organiseert, dan kunnen desbetreffende scholen nooit onder toepassing van 4° vallen.<br />
§3. Scholen kunnen slechts door splitsing van bestaande scholen ontstaan indien alle bij<br />
de splitsing betrokken scholen na de splitsing 300 % bereiken van de toepasbare<br />
rationalisatienorm.<br />
Indien echter door splitsing van bestaande scholen nieuwe scholen ontstaan in het<br />
kader van een gelijktijdige herstructurering die niet resulteert in een groter aantal<br />
scholen, dan dienen alle bij deze splitsing betrokken scholen na de splitsing slechts 100<br />
% te bereiken van de toepasbare rationalisatienorm.<br />
§4. Onder toepasbare rationalisatienorm, vermeld in §1, §2 en §3, wordt verstaan:<br />
a) hetzij, afhankelijk van de door de school georganiseerde graden, de norm vermeld in<br />
artikel 191,2° en 195: voor de scholen gelegen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest<br />
of in een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners per km²<br />
en voor de scholen waarvan meer dan 75 % van de regelmatige leerlingen in een<br />
internaat verblijven;<br />
b) hetzij, afhankelijk van de door de school georganiseerde graden, de norm vermeld in<br />
artikel 191,1° en 195: voor de scholen die niet onder toepassing van a) vallen.<br />
§5. De splitsing, bedoeld in §3, neemt één van de volgende vormen aan:<br />
1° hetzij een afsplitsing van de eerste graad. Bij dergelijke afsplitsing mag de eerste<br />
graad, eventueel met dezelfde structuuronderdelen, in de oorspronkelijke school<br />
gehandhaafd blijven; voor de toepassing van deze bepaling worden de volgende<br />
structuuronderdelen bedoeld: het eerste leerjaar A, het eerste leerjaar B, de basisopties<br />
en de beroepenvelden;<br />
2° hetzij een afsplitsing van één of meer studiegebieden;<br />
3° hetzij een combinatie van beide voorgaande vormen.<br />
§6. Een autonome school bestaande uit de eerste graad of de eerste en de tweede<br />
graad, die al dan niet ingevolge splitsing ontstaat, moet de volgende<br />
structuuronderdelen organiseren: een eerste leerjaar A, een eerste leerjaar B, een<br />
tweede leerjaar van de eerste graad en een beroepsvoorbereidend leerjaar. 179<br />
179 Artikel 31 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/103
Afdeling 5: Programmatie van structuuronderdelen door scholen die niet tot een<br />
scholengemeenschap behoren<br />
Art. 181. §1. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1<br />
oktober van het voorafgaand schooljaar niet ingericht(e) eerste leerjaar A of B, nietspecifieke<br />
basisoptie of niet-specifiek beroepenveld worden gefinancierd of<br />
gesubsidieerd.<br />
§2. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1 oktober van<br />
het voorafgaand schooljaar niet georganiseerde specifieke basisoptie worden<br />
gefinancierd of gesubsidieerd, op voorwaarde dat in dezelfde school in de tweede graad<br />
ten minste één aansluitend studiegebied op voormelde datum wordt georganiseerd.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt voor elke specifieke basisoptie het(de) aansluitend(e)<br />
studiegebied(en).<br />
§3. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1 oktober van<br />
het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd specifiek beroepenveld worden<br />
gefinancierd of gesubsidieerd, op voorwaarde dat in dezelfde school in de tweede graad<br />
ten minste één aansluitend studiegebied op voormelde datum wordt georganiseerd.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt voor elk specifiek beroepenveld het(de) aansluitend(e)<br />
studiegebied(en). 180<br />
Art. 182. §1. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1<br />
oktober van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerde optie in het eerste leerjaar<br />
van de tweede of derde graad worden gefinancierd of gesubsidieerd, als aan alle<br />
volgende voorwaarden gelijktijdig is voldaan:<br />
1° de optie is niet-specifiek;<br />
2° in het betrokken studiegebied zijn op 1 februari van het voorafgaand schooljaar ten<br />
minste het volgend aantal regelmatige leerlingen ingeschreven:<br />
a) indien het studiegebied in de tweede en in de derde graad wordt georganiseerd:<br />
1. voor de studiegebieden algemeen secundair onderwijs, handel, personenzorg, ballet,<br />
beeldende kunsten en podiumkunsten: 150;<br />
2. voor alle andere studiegebieden: 100;<br />
b) indien het studiegebied enkel in de tweede of in de derde graad wordt georganiseerd:<br />
1. voor de studiegebieden algemeen secundair onderwijs, handel, personenzorg, ballet,<br />
beeldende kunsten en podiumkunsten: 75;<br />
2. voor alle andere studiegebieden: 50.<br />
Bij de toepassing van de gestelde minimale leerlingennorm worden enkel de leerlingen<br />
van het eerste en het tweede leerjaar van de tweede en de derde graad in aanmerking<br />
genomen.<br />
ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie is de nummering van de paragrafen aangepast,<br />
en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
180 Artikel 32 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/104
§2. In afwijking van §1, 2°, geldt voor de volgende scholen die het betrokken<br />
studiegebied in de betrokken graad of graden organiseren, geen minimale<br />
leerlingennorm:<br />
1° de enige school van het gemeenschapsonderwijs in de gemeente;<br />
2° de enige school van het gesubsidieerd officieel onderwijs in de gemeente;<br />
3° de enige school van het gesubsidieerd vrij onderwijs in de gemeente die een<br />
bepaalde erkende godsdienst organiseert of levensbeschouwing aanhangt;<br />
4° een school van het gesubsidieerd vrij onderwijs:<br />
a) die noch het vak godsdienst noch het vak niet-confessionele zedenleer maar wel het<br />
vak cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie organiseert; en<br />
b) waarvoor het schoolbestuur uitsluitend eigen leerplannen hanteert die door de<br />
Vlaamse Regering zijn goedgekeurd.<br />
Bij de toepassing van 3° worden de scholen ressorterend onder 4° buiten beschouwing<br />
gelaten.<br />
Indien een schoolbestuur in een gemeente meer dan één school organiseert, dan<br />
kunnen desbetreffende scholen nooit onder toepassing van 4° vallen. 181<br />
Art. 183. §1. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1<br />
oktober van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd derde leerjaar van de derde<br />
graad, georganiseerd als een specialisatiejaar, worden gefinancierd of gesubsidieerd,<br />
als aan alle volgende voorwaarden gelijktijdig is voldaan:<br />
1° het specialisatiejaar is niet-specifiek;<br />
2° op 1 oktober van het schooljaar van oprichting zijn ten minste het volgend aantal<br />
regelmatige leerlingen ingeschreven:<br />
a) voorzover er geen ander specialisatiejaar van hetzelfde studiegebied wordt<br />
georganiseerd:<br />
1. hetzij 12 leerlingen in het betrokken specialisatiejaar;<br />
2. hetzij 8 leerlingen in het betrokken specialisatiejaar: voor scholen, gelegen in het<br />
administratief arrondissement Brussel-hoofdstad, voor scholen, gelegen in een<br />
gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 125 inwoners per km², en voor<br />
de enige school in de provincie en het onderwijsnet die het betrokken specialisatiejaar<br />
organiseert;<br />
b) voorzover er één of meer andere specialisatiejaren van hetzelfde studiegebied<br />
worden georganiseerd:<br />
1. hetzij 20 leerlingen in alle specialisatiejaren samen;<br />
2. hetzij 15 leerlingen in alle specialisatiejaren samen: voor scholen, gelegen in het<br />
administratief arrondissement Brussel-hoofdstad, voor scholen gelegen in een<br />
gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 125 inwoners per km², en voor<br />
de enige school in de provincie en het onderwijsnet die het betrokken specialisatiejaar<br />
organiseert.<br />
§2. Voor de toepassing van §1 worden de derde leerjaren van de derde graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs, georganiseerd als specialisatiejaren kinderzorg en thuis-<br />
en bejaardenzorg, niet in aanmerking genomen. 182<br />
181 Artikel 33 : Decreet van 14/07/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is de nummering aangepast, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/105
Art. 184. Door de Vlaamse Gemeenschap kan het in de betrokken school op 1 oktober<br />
van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd derde leerjaar van de derde graad<br />
van het beroepssecundair onderwijs, georganiseerd als een specialisatiejaar kinderzorg<br />
en/of thuis- en bejaardenzorg, naar keuze van het schoolbestuur, worden gefinancierd<br />
of gesubsidieerd, als aan alle volgende voorwaarden gelijktijdig is voldaan:<br />
1° op 1 oktober van het voorafgaand schooljaar werd in de school de optie verzorging<br />
georganiseerd in het eerste en tweede leerjaar van de derde graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs;<br />
2° op 1 oktober van het schooljaar van oprichting zijn in het betrokken specialisatiejaar<br />
of wanneer ze beide worden georganiseerd, in de twee betrokken specialisatiejaren<br />
samen, ten minste het volgend aantal regelmatige leerlingen ingeschreven:<br />
a) hetzij 18 leerlingen;<br />
b) hetzij 12 leerlingen: uitsluitend voor het gemeenschapsonderwijs èn op voorwaarde<br />
dat in de provincie maximum twee scholen van dit onderwijsnet één specialisatiejaar of<br />
de beide specialisatiejaren organiseren;<br />
c) hetzij 8 leerlingen: voor scholen, gelegen in het administratief arrondissement<br />
Brussel-hoofdstad, en voor scholen, gelegen in een gemeente met een<br />
bevolkingsdichtheid van minder dan 125 inwoners per km². 183<br />
Art. 185. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1 oktober<br />
van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd derde leerjaar van de derde graad<br />
van het beroepssecundair onderwijs, niet georganiseerd als een specialisatiejaar,<br />
worden gefinancierd of gesubsidieerd op voorwaarde dat op 1 oktober van het<br />
schooljaar van oprichting ten minste het volgend aantal regelmatige leerlingen zijn<br />
ingeschreven:<br />
1° hetzij 12 leerlingen;<br />
2° hetzij 8 leerlingen : voor scholen, gelegen in het administratief arrondissement<br />
Brussel-hoofdstad, voor scholen, gelegen in een gemeente met een bevolkingsdichtheid<br />
van minder dan 125 inwoners per km², en voor de enige school in de provincie en het<br />
onderwijsnet die het betrokken jaar organiseert. 184<br />
Art. 186. §1. De programmatie van een :<br />
1° niet-georganiseerde specifieke optie in het eerste leerjaar van de tweede of derde<br />
graad;<br />
2° niet-georganiseerd specifiek derde leerjaar van de derde graad, georganiseerd als<br />
een specialisatie jaar;<br />
3° niet-georganiseerde specifieke optie, georganiseerd als Se-n-Se;<br />
4° niet-georganiseerd studiegebied;<br />
kan slechts mits een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering.<br />
Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 30 november van het voorafgaande<br />
schooljaar een gemotiveerde aanvraag aan het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten.<br />
Deze datum is uiterlijk op 30 november voor wat betreft een optie, georganiseerd als<br />
182 Artikel 34 : Decreet van 14/07/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. In<br />
de codificatie is de nummering in §1 aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen<br />
183 Artikel 35 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
184 Artikel 36 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/106
Se-n-Se die van start gaat op 1 september daaropvolgend, respectievelijk uiterlijk op 30<br />
juni voor wat betreft een optie, georganiseerd als Se-n-Se die van start gaat op 1<br />
februari daaropvolgend.<br />
De Vlaamse Regering kan voor uitzonderlijke gevallen een datumoverschrijding<br />
toestaan.<br />
Voor zover een optie een zelfde benaming draagt in de tweede en de derde graad, heeft<br />
een gunstige beslissing van de Vlaamse Regering betrekking op de twee graden samen.<br />
Tussen de opstart van beide graden kunnen dan maximaal twee schooljaren liggen.<br />
§2. De Vlaamse Regering neemt die beslissing na advies van enerzijds de Vlaamse<br />
<strong>Onderwijs</strong>raad en anderzijds het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten en de<br />
onderwijsinspectie. De beslissing wordt genomen binnen de twee maanden na de in<br />
paragraaf 1 bedoelde uiterste indieningsdatum, schoolvakanties niet meegerekend.<br />
§3. Zowel bij het advies als bij de beslissing moeten ten minste de volgende context- en<br />
schoolgebonden criteria in acht worden genomen :<br />
1° het al dan niet voorkomen van het op te richten structuuronderdeel in de gemeente of<br />
onderwijszone in kwestie;<br />
2° de lokale socio-economische context;<br />
3° het in de school bestaande studieaanbod;<br />
4° de evolutie van de leerlingenpopulatie en de verwachte leerlingeninstroom;<br />
5° de eventuele samenwerking met het bedrijfsleven;<br />
6° de overeenstemming met een eventueel onderwijsconvenant. 185<br />
Art. 187. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1 oktober<br />
van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd derde leerjaar van de derde graad,<br />
georganiseerd als een voorbereidend jaar op het hoger onderwijs, niet worden<br />
gefinancierd of gesubsidieerd. 186<br />
Art. 188. §1. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1<br />
oktober van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd structuuronderdeel dat<br />
specifiek is, niet worden gefinancierd of gesubsidieerd.<br />
Voor een optie van de tweede of derde graad heeft het "niet georganiseerd zijn"<br />
betrekking op het eerste leerjaar van de betrokken graad.<br />
§2. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1 oktober van<br />
het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd structuuronderdeel niet worden<br />
gefinancierd of gesubsidieerd indien de Vlaamse Regering daartoe beslist met het oog<br />
op de omzetting, bedoeld in artikel 128.<br />
185 Artikel 38 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet 7/7/2006; met ingang<br />
van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; met ingang<br />
van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009; met ingang<br />
van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
186 Artikel 40 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/107
Voor een optie van de tweede of derde graad heeft het "niet georganiseerd zijn"<br />
betrekking op het eerste leerjaar van de betrokken graad. 187<br />
Hoofdstuk 4 : Rationalisatie en fusie<br />
Afdeling 1: Rationalisatienormen<br />
Art. 189. Voor de toepassing van de rationalisatienorm worden niet in aanmerking<br />
genomen:<br />
1° de leerlingen van het onthaaljaar voor anderstalige nieuwkomers;<br />
2° de leerlingen van het derde leerjaar van de derde graad, ingericht als een<br />
voorbereidend jaar op het hoger onderwijs;<br />
3° de leerlingen van de Se-n-Se. 188<br />
Art. 190. §1.Voor elke school geldt een rationalisatienorm.<br />
§2. De rationalisatienorm wordt, op basis van de gradenstructuur van de school, als<br />
volgt vastgesteld:<br />
1° voor de scholen die niet ressorteren onder 2°:<br />
a) met enkel een eerste graad: 111;<br />
b) met een eerste + tweede graad: 200;<br />
c) met een tweede + derde graad: 150;<br />
d) met een eerste + tweede + derde graad: 261;<br />
2° voor de scholen gelegen in het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad of in<br />
een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners per km² en<br />
voor de scholen waarvan meer dan 75 % van de regelmatige leerlingen in een internaat<br />
verblijven:<br />
a) met enkel een eerste graad: 83;<br />
b) met een eerste + tweede graad: 150;<br />
c) met een tweede + derde graad: 113;<br />
d) met een eerste + tweede + derde graad: 196. 189<br />
Art. 191. In afwijking van artikel 190, §2, wordt de rationalisatienorm voor een school die<br />
tot een scholengemeenschap behoort met 15 % verminderd zoals hierna bepaald:<br />
1° voor de scholen die niet ressorteren onder 2°:<br />
a) met enkel een eerste graad: 94;<br />
b) met een eerste + tweede graad: 170;<br />
c) met een tweede + derde graad: 129;<br />
d) met een eerste + tweede + derde graad: 223;<br />
2° voor de scholen gelegen in het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad of in<br />
een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners per km² en<br />
voor de scholen waarvan meer dan 75 % van de regelmatige leerlingen in een internaat<br />
verblijven:<br />
187 Artikel 41 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. In de codificatie is de verwijzing naar het opgeheven artikel 5 vervangen<br />
door “specifiek”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
188 Artikel 47, tweede lid : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
189 Artikel 47, eerste lid; Artikel 48 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het<br />
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/108
a) met enkel een eerste graad: 71;<br />
b) met een eerste + tweede graad: 128;<br />
c) met een tweede + derde graad: 97;<br />
d) met een eerste + tweede + derde graad: 168. 190<br />
Art. 192. §1. In afwijking van artikel 190, §2, wordt de rationalisatienorm voor een school<br />
zonder een derde graad die gelegen is op een afstand van ten minste 4 km van een<br />
andere school van hetzelfde onderwijsnet en die, voor wat het gesubsidieerd vrij<br />
onderwijs betreft, ten minste eenzelfde erkende godsdienst organiseert of<br />
levensbeschouwing aanhangt, waarin dezelfde graad of graden georganiseerd worden,<br />
met 33 % verminderd zoals hierna bepaald:<br />
1° voor de scholen die niet ressorteren onder 2°:<br />
a) met enkel een eerste graad: 74;<br />
b) met een eerste + tweede graad: 133;<br />
2° voor de scholen gelegen in het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad of in<br />
een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners per km² en<br />
voor de scholen waarvan meer dan 75 % van de regelmatige leerlingen in een<br />
internaat verblijven:<br />
a) met enkel een eerste graad: 55;<br />
b) met een eerste + tweede graad: 99.<br />
§2. In afwijking van artikel 190, §2, wordt de rationalisatienorm voor een school met een<br />
derde graad die gelegen is op een afstand van ten minste 6 km van een andere school<br />
van hetzelfde onderwijsnet en die, voor wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft, ten<br />
minste eenzelfde erkende godsdienst organiseert of levensbeschouwing aanhangt,<br />
waarin dezelfde graad georganiseerd wordt, met 33 % verminderd zoals hierna bepaald:<br />
1° voor de scholen die niet ressorteren onder 2°:<br />
a) met een tweede + derde graad: 100;<br />
b) met een eerste + tweede + derde graad: 174;<br />
2° voor de scholen gelegen in het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad of in<br />
een gemeente met een bevolkingsdichtheid van minder dan 250 inwoners per km² en<br />
voor de scholen waarvan meer dan 75 % van de regelmatige leerlingen in een internaat<br />
verblijven:<br />
a) met een tweede + derde graad: 75;<br />
b) met een eerste + tweede + derde graad: 130.<br />
§3. Voor de vaststelling of een school binnen de in §1 of §2 vermelde afstand valt, wordt<br />
geen rekening gehouden met:<br />
1° een school die slechts unieke structuuronderdelen aanbiedt; voor de toepassing van<br />
deze bepaling wordt bedoeld met:<br />
a) uniek: per onderwijsnet slechts een keer georganiseerd per provincie dan wel in het<br />
administratief arrondissement Brussel-hoofdstad;<br />
b) structuuronderdeel:<br />
- een basisoptie;<br />
- een beroepenveld;<br />
- een optie van de tweede, derde of vierde graad van een bepaalde onderwijsvorm;<br />
190 Artikel 49 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/109
- het derde leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs, al dan niet<br />
georganiseerd als een specialisatiejaar;<br />
-een opleiding van het hoger beroepsonderwijs;<br />
2° een school van het gesubsidieerd vrij onderwijs:<br />
a) die noch het vak godsdienst noch het vak niet-confessionele zedenleer maar wel het<br />
vak cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie organiseert; en<br />
b) waarvoor het schoolbestuur uitsluitend eigen leerplannen hanteert die door de<br />
Vlaamse Regering zijn goedgekeurd; en<br />
c) die ressorteert onder een schoolbestuur dat in de betrokken gemeente slechts één<br />
school organiseert. 191<br />
Art. 193. §1. In afwijking van artikel 190, §2, wordt de rationalisatienorm voor een school<br />
zonder een derde graad die gelegen is op een afstand van ten minste 8 km van een<br />
andere school van hetzelfde onderwijsnet en die, voor wat het gesubsidieerd vrij<br />
onderwijs betreft, ten minste eenzelfde erkende godsdienst organiseert of<br />
levensbeschouwing aanhangt, waarin dezelfde graad of graden georganiseerd worden,<br />
met 66 % verminderd zoals hierna bepaald:<br />
1° met enkel een eerste graad: 37;<br />
2° met een eerste + tweede graad: 67.<br />
§2. In afwijking van artikel 190, §2, wordt de rationalisatienorm voor een school met een<br />
derde graad die gelegen is op een afstand van ten minste 12 km van een andere school<br />
van hetzelfde onderwijsnet en die, voor wat het gesubsidieerd vrij onderwijs betreft, ten<br />
minste eenzelfde erkende godsdienst organiseert of levensbeschouwing aanhangt,<br />
waarin dezelfde graad georganiseerd wordt, met 66 % verminderd zoals hierna bepaald:<br />
1° met een tweede + derde graad: 50;<br />
2° met een eerste + tweede + derde graad: 87.<br />
§3. Voor de vaststelling of een school binnen de in §1 of §2 vermelde afstand valt, wordt<br />
geen rekening gehouden met scholen, bedoeld in artikel 192, §3. 192<br />
Art. 194. §1. In afwijking van artikel 190, §2, wordt de rationalisatienorm voor een school<br />
die slechts unieke structuuronderdelen aanbiedt zoals bedoeld in artikel 192, §3, 1°, als<br />
volgt vastgesteld:<br />
1° met enkel een eerste graad: 37;<br />
2° met een eerste + tweede graad: 67;<br />
3° met een tweede + derde graad: 50;<br />
4° met een eerste + tweede + derde graad: 87.<br />
§2. In afwijking van artikel 190, §2, wordt de rationalisatienorm voor een school van het<br />
gesubsidieerd vrij onderwijs:<br />
a) die noch het vak godsdienst noch het vak niet-confessionele zedenleer maar wel het<br />
vak cultuurbeschouwing of eigen cultuur en religie organiseert; en<br />
b) waarvoor het schoolbestuur uitsluitend eigen leerplannen hanteert die door de<br />
Vlaamse Regering zijn goedgekeurd; en<br />
191 Artikel 50 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009; met<br />
ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
192 Artikel 51 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/110
c) die ressorteert onder een schoolbestuur dat in de betrokken gemeente slechts één<br />
school organiseert, als volgt vastgesteld:<br />
1° met enkel een eerste graad: 37;<br />
2° met een eerste + tweede graad: 67;<br />
3° met een tweede + derde graad: 50;<br />
4° met een eerste + tweede + derde graad: 87. 193<br />
Art. 195. §1. De rationalisatienorm voor een school die enkel de vierde graad of hoger<br />
beroepsonderwijs organiseert, wordt vastgesteld op 100.<br />
§2. De respectieve rationalisatienormen vermeld in artikel 190 tot en met 194 worden<br />
verhoogd met 100 indien de school naast andere graden eveneens een vierde graad of<br />
hoger beroepsonderwijs organiseert. 194<br />
Art. 196. §1. In afwijking van artikel 190, §2, wordt per graad de rationalisatienorm voor<br />
een school die uitsluitend zeevisserijonderwijs organiseert als volgt vastgesteld:<br />
1° eerste graad: 37;<br />
2° tweede graad: 30;<br />
3° derde graad: 20.<br />
§2. De rationalisatienormen vermeld in §1 zijn niet vereist indien de school de enige is<br />
die in het betrokken onderwijsnet zeevisserijonderwijs organiseert. 195<br />
Art. 197. In afwijking van artikel 190, §1, geldt geen rationalisatienorm voor een school<br />
die, behoudens een eventuele eerste graad, enkel het studiegebied ballet organiseert.<br />
196<br />
Art. 198. Elke school die de rationalisatienorm niet bereikt op 1 februari van het<br />
voorafgaand schooljaar, dient:<br />
1° hetzij over te gaan tot geleidelijke afbouw, leerjaar na leerjaar te beginnen met het<br />
eerste, van de af te bouwen graad of graden of tot geleidelijke afbouw van het hoger<br />
beroepsonderwijs, onverminderd het in artikel 134 gestelde;<br />
2° hetzij te fusioneren met een andere school voor voltijds gewoon secundair<br />
onderwijs. 197<br />
Art. 199. Op verzoek van het betrokken schoolbestuur kan de Vlaamse Regering, na<br />
advies van de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad, voor een school een afwijking toestaan op de<br />
rationalisatienorm. De Vlaamse Regering bepaalt de periode waarvoor de afwijking<br />
193 Artikel 52 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
194 Artikel 53 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 18/5/1999; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
195 Artikel 54 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
196 Artikel 54bis : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 18/5/1999. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
197 Artikel 55 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/111
geldt. Het schoolbestuur stuurt daartoe uiterlijk op 1 maart van het voorafgaande<br />
schooljaar een gemotiveerde aanvraag aan het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten. 198<br />
Afdeling 2 : Fusie van scholen<br />
Art. 200. Een fusie van scholen, al dan niet ingevolge het niet bereiken van de<br />
toepasbare rationalisatienorm door één of meer scholen:<br />
1° houdt het ontstaan in van een school die niet als nieuw wordt beschouwd en die alle<br />
voorheen bestaande vestigingsplaatsen mag omvatten waaronder één<br />
hoofdvestigingsplaats;<br />
2° wordt in een keer tot stand gebracht, wat impliceert dat er nog slechts één<br />
schoolbestuur en één directeur is;<br />
3° vindt plaats:<br />
a) hetzij door samenvoeging tot één school van twee of meer scholen die gelijktijdig<br />
worden afgeschaft;<br />
b) hetzij door samenvoeging van twee of meer scholen waarbij één blijft bestaan die de<br />
andere opslorpt;<br />
4° kan betrekking hebben op één of meer scholen die in geleidelijke afbouw zijn. 199<br />
Art. 201. §1. Na vrijwillige fusie van scholen wordt het extra aantal wekelijkse uren-leraar<br />
dat aan het schoolbestuur wordt toegekend na fusie, gekoppeld aan de volgende<br />
voorwaarden:<br />
1° de scholen dienen op 1 februari van het schooljaar voor de fusie de toepasbare<br />
rationalisatienorm te bereiken;<br />
2° de scholen die na de fusie overblijven, moeten onder hetzelfde schoolbestuur<br />
ressorteren;<br />
3° het aantal scholen dat na de fusie overblijft, moet kleiner zijn dan het oorspronkelijk<br />
aantal scholen en mag gedurende de eerste vier schooljaren na de fusie niet toenemen;<br />
4° in het onderwijsaanbod van de scholen die na de fusie overblijven, zijn – met<br />
uitzondering van de eerste graad – geen overlappingen van structuuronderdelen<br />
toegelaten.<br />
§2. Het extra aantal wekelijkse uren-leraar wordt vastgesteld als volgt:<br />
1° tussen de som van het respectievelijk aantal wekelijkse uren-leraar dat op basis van<br />
de regelmatige schoolbevolking van 1 februari van het schooljaar voorafgaand aan de<br />
fusie overeenkomstig de reglementering wordt toegekend zonder met de fusie rekening<br />
te houden en een analoge som wel rekening houdend met de fusie, wordt het verschil<br />
gemaakt;<br />
2° van het verschil, bedoeld in 1°, wordt aan het schoolbestuur toegekend:<br />
a) gedurende het eerste schooljaar vanaf de fusie: 100 %;<br />
b) gedurende het tweede schooljaar vanaf de fusie: 75 %;<br />
c) gedurende het derde schooljaar vanaf de fusie: 50 %;<br />
d) gedurende het vierde schooljaar vanaf de fusie: 25 %.<br />
198 Artikel 56bis : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2000 door het decreet van 20/10/2000.<br />
De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
199 Artikel 56 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet betreffende het basisonderwijs. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 24, §2, 8°<br />
geschrapt omdat de bepaling is opgeheven, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/112
§3. De bepalingen van dit artikel worden evenwel buiten werking gesteld vanaf het<br />
schooljaar 2010-2011, behoudens voor vrijwillige fusies die uiterlijk op 1 september<br />
2009 hebben plaatsgevonden. 200<br />
Art. 202. §1. Na vrijwillige fusie van scholen, gekoppeld aan de voorwaarden genoemd<br />
in artikel 201, §1, wordt aan het schoolbestuur gedurende twee schooljaren vanaf de<br />
fusie één fusiebegeleider bij één van de betrokken scholen toegekend.<br />
§2. De functie van fusiebegeleider heeft betrekking op één personeelslid naar keuze van<br />
het bestuurspersoneel dat door de fusie overeenkomstig de reglementering ter<br />
beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking; de aanstelling als<br />
fusiebegeleider wordt beschouwd als reaffectatie of wedertewerkstelling. De verplichting<br />
tot reaffectatie en wedertewerkstelling buiten de fusie-school of buiten de scholen die<br />
deelnemen aan de fusie wordt voor twee schooljaren opgeschort.<br />
Indien er door de fusie en op datum van de fusie een nieuwe betrekking in het ambt van<br />
adjunct-directeur geschapen wordt, dan mag dit niet toegewezen worden aan een nieuw<br />
personeelslid als er nog terbeschikkinggestelden zijn in het ambt van directeur of<br />
adjunct-directeur.<br />
§3. De bepalingen van dit artikel worden buiten werking gesteld vanaf het schooljaar<br />
2010-2011, behoudens voor vrijwillige fusies die uiterlijk op 1 september 2009 hebben<br />
plaatsgevonden. 201<br />
Hoofdstuk 5 : Omvorming en overheveling<br />
Afdeling 1 : Toepassingsgebied<br />
Art. 203. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het voltijds gewoon<br />
secundair onderwijs. De bepalingen van afdeling 2 zijn vanaf het schooljaar 1999-2000<br />
niet van toepassing op scholen die tot een scholengemeenschap behoren.<br />
De bepalingen inzake omvormingen en overhevelingen worden buiten werking gesteld<br />
vanaf het schooljaar 2010-2011.<br />
200 -§1, §2 : Artikel 58bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/1994<br />
door het decreet van 21/12/1994; gewijzigd met ingang van 1/9/1997 door het decreet van 15/7/1997; met ingang van<br />
1/9/1998 door het decreet van 14/7/1998; met ingang van 15/5/2002 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van<br />
1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 10/7/2008; met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is in §1 de verwijzing naar artikel 56 vervangen door de<br />
woorden “na fusie”, in punt 3° is de tweede zin geschrapt omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
-§3: Artikel 56, 3° : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/1994 dor het<br />
decreet van 21/12/1994; gewijzigd met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 18/12/2009. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
201 -§1, §2 : Artikel 61: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 58bis<br />
aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
-§3 : Artikel 58, tweede lid : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2010 door het decreet van<br />
18/12/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/113
In afwijking op deze bepaling kan in uitzonderlijke gevallen de Vlaamse Regering aan<br />
een schoolbestuur toelating geven tot overheveling of omvorming:<br />
1° na schriftelijke aanvraag van dat schoolbestuur, ingediend bij het Agentschap voor<br />
<strong>Onderwijs</strong>diensten uiterlijk 30 november van het voorafgaand schooljaar en vergezeld<br />
van het protocol van de onderhandeling ter zake in het bevoegd lokaal comité, en<br />
2° na advies van enerzijds de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad en anderzijds het Agentschap<br />
voor <strong>Onderwijs</strong>diensten en de onderwijsinspectie. 202<br />
Art. 204. Een omvorming of overheveling kan door de Vlaamse Gemeenschap slechts<br />
worden gefinancierd of gesubsidieerd als ze in overeenstemming is met de afspraken,<br />
bedoeld in artikel 57, 1°. 203<br />
Afdeling 2 : Omvorming<br />
Art. 205. §1. Door de Vlaamse Gemeenschap kan een in de betrokken school op 1<br />
oktober van het voorafgaand schooljaar niet georganiseerd structuuronderdeel worden<br />
gefinancierd of gesubsidieerd, als aan alle volgende voorwaarden gelijktijdig is voldaan:<br />
1° het structuuronderdeel ontstaat door omvorming van een op 1 oktober van het<br />
voorafgaand schooljaar in de school ingericht structuuronderdeel van dezelfde groep,<br />
bedoeld in §2;<br />
2° de omvorming naar een specifiek structuuronderdeel kan slechts plaatsvinden vanuit<br />
een ander specifiek structuuronderdeel van dezelfde groep, bedoeld in §2, en voorzover<br />
is voldaan, vanaf het schooljaar 1999-2000, aan artikel 181, §2 en §3, en artikel 186;<br />
3° de omvorming gebeurt steeds binnen eenzelfde studiegebied dat op 1 oktober van<br />
het voorafgaand schooljaar werd georganiseerd; in afwijking hiervan kan, voor de derde<br />
leerjaren van de derde graad en Se-n-Se, de omvorming plaatsvinden tussen<br />
verschillende studiegebieden die op 1 oktober van het voorafgaand schooljaar werden<br />
georganiseerd;<br />
4° de omvorming van een specifieke optie naar een niet- specifieke optie van de tweede<br />
of de derde graad en de omvorming van een specifiek naar een niet-specifiek derde<br />
leerjaar van de derde graad is slechts mogelijk indien op 1 oktober van het voorafgaand<br />
schooljaar in de school tenminste één niet-specifieke optie van het betrokken<br />
studiegebied in het eerste en/of tweede leerjaar van de betrokken graad werd ingericht;<br />
5° de omvorming mag er geen aanleiding toe geven dat afbreuk wordt gedaan vanaf het<br />
schooljaar 1999-2000 aan artikel 188;<br />
6° een omvorming naar een derde leerjaar van de derde graad, georganiseerd als een<br />
specialisatiejaar kinderzorg of thuis- en bejaardenzorg van het beroepssecundair<br />
onderwijs, is niet mogelijk;<br />
7° voor een optie van de tweede of derde graad vindt de omvorming geleidelijk, leerjaar<br />
na leerjaar, plaats, te beginnen met het eerste.<br />
§2. De respectieve groepen van structuuronderdelen zijn:<br />
1° de basisopties en beroepenvelden;<br />
2° de opties van de tweede graad;<br />
202 Artikel 42; Artikel 168, 4° : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2010 door het decreet van<br />
18/12/2009; met ingang van 1/9/2011 enkel voor de datum van 30 november, door het decreet van 9/7/2010. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
203 Artikel 43 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/114
3° de opties van de derde graad;<br />
4° de derde leerjaren van de derde graad, georganiseerd als een voorbereidend jaar op<br />
het hoger onderwijs, als een specialisatiejaar of - in het beroepssecundair onderwijs -<br />
niet als een specialisatiejaar;<br />
5° de Se-n-Se 204<br />
Afdeling 3 : Overheveling<br />
Art. 206. §1. Door de Vlaamse Gemeenschap kan in een school een structuuronderdeel<br />
gefinancierd of gesubsidieerd worden of blijven, als aan alle volgende voorwaarden<br />
gelijktijdig is voldaan:<br />
1° het structuuronderdeel ontstaat of wordt verder georganiseerd door overheveling van<br />
een op 1 oktober van het voorafgaand schooljaar georganiseerd structuuronderdeel in:<br />
a) hetzij een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen in dezelfde gemeente;<br />
b) hetzij een andere school van dezelfde scholengemeenschap;<br />
c) hetzij, maar wel uitsluitend voor de overheveling van het volledig onderwijsaanbod<br />
van een vestigingsplaats, een andere school van hetzelfde schoolbestuur gelegen in<br />
een aangrenzende gemeente.<br />
2° elke overheveling vindt in een keer plaats.<br />
§2. Voor de toepassing van §1 wordt met structuuronderdeel bedoeld:<br />
1° hetzij de volledige eerste graad van een school;<br />
2° hetzij een volledig studiegebied van een school;<br />
3° hetzij een derde leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs,<br />
niet georganiseerd als een specialisatiejaar; indien de overheveling betrekking heeft op<br />
alle georganiseerde studiegebieden van het beroepssecundair onderwijs, moet het<br />
derde leerjaar voorzover het georganiseerd wordt, mee worden overgeheveld;<br />
4° hetzij een bepaalde vestigingsplaats van een school met inbegrip van het volledig<br />
aldaar georganiseerd onderwijsaanbod; voorzover dit onderwijsaanbod ook wordt<br />
georganiseerd op één of meer andere vestigingsplaatsen van de betrokken school die<br />
buiten de overheveling vallen, mag bedoeld onderwijsaanbod gehandhaafd blijven<br />
voorzover deze vestigingsplaatsen in een andere gemeente zijn gelegen.<br />
§3. Voor de toepassing van de omkaderingsnormen van het personeel, de toepassing<br />
van de minimale schoolbevolkingsnormen en de vaststelling van het werkingsbudget,<br />
wordt de overheveling geacht reeds op 1 februari van het voorafgaand schooljaar te<br />
hebben plaatsgevonden.<br />
§4. Elke overheveling zal het voorwerp uitmaken van onderhandeling in het lokaal<br />
comité. 205<br />
204 Artikel 44 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009; met<br />
ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie zijn de bepalingen in het oorspronkelijke artikel<br />
44 over vorige schooljaren bij §1, 2°, a) en bij §1, 5°, a) niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
205 Artikel 45 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. In de codificatie is §4 van artikel 44 niet opgenomen omdat artikel 3, §3<br />
van de wet van 29/5/1959 reeds is opgeheven en dus een tijdelijke maatregel betreft, het begrip “werkingsbudget” is<br />
ingeschreven, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/115
Hoofdstuk 6: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Financiering en subsidiëring van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Directeur<br />
Art. 207. In het voltijds gewoon secundair onderwijs wordt een voltijdse betrekking van<br />
directeur toegekend aan een school met ten minste 83 regelmatige leerlingen op de<br />
voorziene teldatum.<br />
In afwijking hierop wordt aan een school die enkel de eerste graad of de eerste en de<br />
tweede graad organiseert en die in de financierings- of subsidiëringsregeling werd<br />
opgenomen vanaf 1 september 1989, een voltijdse betrekking van directeur toegekend<br />
indien de school ten minste 120 regelmatige leerlingen telt op de voorziene teldatum.<br />
Indien het minimum aantal leerlingen niet wordt bereikt, wordt de directeur belast met<br />
een onderwijsopdracht die gelijk is aan een halve onderwijsopdracht, verminderd met<br />
vier uren-leraar of met een halftijdse opdracht van beheerder van het internaat<br />
verbonden aan een school voor zeevisserijonderwijs. De uren-leraar vallen binnen het<br />
urenpakket. Hij behoudt echter het recht op de salarisschaal van directeur met een<br />
volledige opdracht of op de overeenstemmende salaristoelage. 206<br />
Art. 208. Van zodra de titularis van het ambt van directeur van een ingebouwde<br />
middenschool, bedoeld in het koninklijk besluit van 15 december 1982 tot vaststelling<br />
van de benaming en de structuur van de door de Staat georganiseerde instellingen voor<br />
secundair onderwijs, ontslag neemt, met pensioen gaat, een terbeschikkingstelling<br />
wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen neemt,<br />
muteert of overlijdt, wordt de betrokken school niet meer als een ingebouwde<br />
middenschool beschouwd. 207<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
Art. 209. §1. Het aantal wekelijkse uren-leraar dat aan elke school wordt toegekend, is<br />
opgebouwd uit:<br />
1° een aantal uren-leraar voor het onderwijzen van vakken, zonder rekening te houden<br />
met de vakken godsdienst, niet-confessionele zedenleer, cultuurbeschouwing en eigen<br />
cultuur en religie, alsook een aantal uren-leraar die geen lesuren zijn, bestemd voor<br />
andere prestaties dan voor het onderwijzen van vakken en aangeduid als<br />
"pedagogische ondersteuning", niet inbegrepen.<br />
Het aantal uren-leraar kan worden verhoogd voor de scholen gelegen in de gemeenten<br />
met een bevolkingsdichtheid van minder dan 125 inwoners/km², voor de<br />
Nederlandstalige scholen gelegen in het arrondissement Brussel - Hoofdstad, voor de<br />
scholen die toepassing maken van de bepalingen van artikel 192 tot en met 195 inzake<br />
206 Artikel 83 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
207 Artikel 104 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet basisonderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/116
ationalisatienormen en voor de op basis van objectieve criteria aangeduide categorieën<br />
leerlingen of scholen;<br />
2° een aantal uren-leraar, voorbehouden voor het onderwijzen van de vakken<br />
godsdienst, niet-confessionele zedenleer, cultuurbeschouwing en eigen cultuur en<br />
religie.<br />
Deze bepaling is niet van toepassing op :<br />
1° het derde leerjaar van de derde graad van het algemeen en het kunstsecundair<br />
onderwijs, aangeduid als voorbereidend jaar op het hoger onderwijs;<br />
2° de Se-n-Se van het technisch en het kunstsecundair onderwijs;<br />
3° de vierde graad;<br />
4° het hoger beroepsonderwijs.<br />
§2. De Vlaamse Regering bepaalt de berekeningswijze van het aantal wekelijkse urenleraar<br />
dat aan een school kan worden toegekend.<br />
De Vlaamse Regering kan op basis van de budgettaire mogelijkheden een<br />
aanwendingspercentage vastleggen van het aantal wekelijkse uren-leraar dat aan elke<br />
school toegekend wordt. 208<br />
Art. 210. Voor scholen die niet tot een scholengemeenschap zijn toegetreden, wordt het<br />
aantal wekelijkse uren-leraar, na toepassing van de reglementair voorziene<br />
berekeningswijze en aanwendingspercentage, verhoogd met 1%.<br />
Deze bijkomende uren-leraar worden door de betrokken scholen aangewend op de<br />
wijze zoals bepaald in artikel 65. 209<br />
Art. 211. §1. De aanwending van het aantal wekelijks aantal uren-leraar dat elke school<br />
verkrijgt, is vrij, onverminderd de beperkingen gesteld door of krachtens een decreet.<br />
Het wekelijks aantal uren-leraar kan eveneens worden aangewend binnen het centrum<br />
voor deeltijds beroepssecundair onderwijs dat verbonden is aan de school waaraan de<br />
uren-leraar worden toegekend.<br />
Onder aantal uren-leraar worden verstaan de uren verkregen in toepassing van artikel<br />
209, evenals de uren-leraar waarover een school kan beschikken na herverdeling van<br />
uren-leraar door zijn schoolbestuur, door overname van uren-leraar van het voorgaande<br />
schooljaar, door overname van uren-leraar van een andere school, ingevolge fusie of<br />
door toetreding tot een scholengemeenschap.<br />
208 -§1: Artikel 57, §1: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1996 door<br />
het decreet van 19/4/1995; met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 8/7/1996; met ingang van 1/9/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is in §1 de verwijzing naar artikel 56 geschrapt, de verwijzing naar<br />
scholen van de Belgische Strijdkrachten is niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, de verwijzing naar<br />
artikel 52sexies is vervangen door de tekst van het betrokken artikel, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
-§2 : Artikel 59 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1990 door het<br />
decreet van 21/12/1994; met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 8/7/1996; met ingang van 1/9/2008 door het<br />
decreet van 4/7/2008. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 58 geschrapt, de verwijzing naar artikel 56 en 57<br />
is vervangen door “aantal wekelijkse uren-leraar”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
209 Artikel 59quater : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2006 door<br />
het decreet van 7/7/2006. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen 59 vervangen door “berekeningswijze en<br />
aanwendingspercentage”, de verwijzing naar artikel 57 is vervangen door “aantal wekelijkse uren-leraar”, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/117
§2. De aanwending van het wekelijkse aantal uren-leraar vindt plaats onder vorm van<br />
hetzij lesuren hetzij uren die geen lesuren zijn.<br />
Onder uren die geen lesuren zijn, wordt verstaan:<br />
1° enerzijds opdrachten van het onderwijzend personeel die geen betrekking hebben op<br />
de realisatie van de wekelijkse lessenroosters, meer bepaald "interne pedagogische<br />
begeleiding", "bijzondere pedagogische taken", "nascholing", "inhaallessen",<br />
"klassenraad" en "klassendirectie". Het organiseren van interne pedagogische<br />
begeleiding kan uitsluitend in een school met beroepssecundair onderwijs;<br />
2° anderzijds opdrachten van het onderwijzend personeel die, zoals lesuren, wel<br />
betrekking hebben op de realisatie van de wekelijkse lessenroosters doch die niet<br />
binnen de context van vakken kunnen worden gevat, meer bepaald "seminaries".<br />
Seminaries kunnen uitsluitend worden georganiseerd buiten de basisvorming, het<br />
beroepenveld, de basisoptie en het fundamenteel gedeelte van de optie. Een opdracht<br />
seminaries moet steeds als een afzonderlijke betrekking worden aangeboden en vergt<br />
altijd het akkoord van het personeelslid dat er wordt mee belast.<br />
§3. Uitsluitend in door de Vlaamse Regering aangeduide structuuronderdelen kan<br />
bedoelde aanwending ook plaatsvinden onder vorm van aanwerving van<br />
voordrachtgevers. Het aantal lesuren van de wekelijkse lessentabel van het betrokken<br />
structuuronderdeel dat, omgerekend naar schooljaarbasis, aan voordrachtgevers kan<br />
worden besteed, bedraagt maximum 2. In voorkomend geval worden uren-leraar<br />
omgezet in een krediet. Een voordrachtgever is een persoon die geen deel uitmaakt van<br />
het schoolbestuur of van het personeel van de school en die, hetzij in eigen naam hetzij<br />
in dienst van een organisatie of onderneming en in het kader van de realisatie van het<br />
onderwijsprogramma, voor cursisten voordrachten geeft vanuit zijn of haar<br />
deskundigheid en ervaring in de arbeidsmarkt en de bedrijfswereld.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze van melding van de aanwerving van<br />
voordrachtgevers aan het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten, de grootte van het<br />
krediet per uur-leraar dat wordt omgezet en de wijze van toekenning ervan, met dien<br />
verstande dat desbetreffende regeling dezelfde is voor het voltijds secundair onderwijs<br />
en voor het deeltijds beroepssecundair onderwijs.<br />
In afwijking op het voorgaande, kunnen in de optie Integrale veiligheid van het technisch<br />
secundair onderwijs, aangeduid als Se-n-Se, en in de opties van het studiegebied ballet<br />
van het kunstsecundair onderwijs, maximum 6 lesuren van de wekelijkse lessentabel<br />
aan voordrachtgevers worden besteed. 210<br />
Art. 212. Het aantal wekelijkse uren-leraar dat aan elke school wordt toegekend en dat<br />
aangewend wordt voor het voltijds secundair onderwijs dat niet georganiseerd is volgens<br />
een modulair stelsel, kan slechts ten belope van 3 % gebruikt worden voor uren die<br />
geen lesuren zijn en georganiseerd worden als bijzondere pedagogische taken.<br />
210 Artikel 57, §3 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het<br />
decreet van 13/7/2001; met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2007 door het<br />
decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie is een indeling in<br />
paragrafen toegevoegd, is de verwijzing naar paragraaf 1 vervangen door een verwijzing naar een artikel, de<br />
verwijzing naar artikel 48 is geschrapt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/118
Dit maximum kan worden overschreden bij akkoord van het lokaal comité, bevoegd<br />
inzake arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden. 211<br />
Art. 213. Wanneer de onderwijsinspectie in een school een kennelijk onverantwoord<br />
gebruik van de vrije aanwending vaststelt ten nadele van volgende groepen:<br />
1° het eerste leerjaar B en het beroepsvoorbereidend leerjaar, en/of<br />
2° de tweede graad van het beroepssecundair onderwijs, en/of<br />
3° de derde graad van het beroepssecundair onderwijs,<br />
formuleert zij een omstandig en gemotiveerd advies ten behoeve van de Vlaamse<br />
Regering. De Vlaamse Regering kan de elementen van toetsing bepalen waarmee het<br />
advies dient rekening te houden.<br />
De Vlaamse Regering kan op basis van dit advies ten aanzien van de betrokken school<br />
een norm bepalen, boven dewelke de wekelijkse uren-leraar die aan elke school worden<br />
toegekend, gegenereerd door de in het eerste lid bedoelde groepen, niet kunnen<br />
worden aangewend voor andere groepen. Zij kan daarbij evenwel bepalen dat deze<br />
norm kan worden overschreden binnen hetzelfde studiegebied.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere procedurele regelen terzake, rekening<br />
houdend met de hoorplicht. 212<br />
Art. 214. Het aantal wekelijkse uren-leraar dat aan elke school wordt toegekend is<br />
bestemd voor de toewijzing van de opdrachten aan de titularissen van het onderwijzend<br />
personeel.<br />
Onder titularis wordt het personeelslid verstaan dat in een vacante betrekking vast<br />
benoemd, tijdelijk aangesteld of tot de proeftijd toegelaten is, met uitzondering van wie<br />
voor een tijd de tijdelijke titularis vervangt.<br />
Bovenstaande bepaling impliceert dat de prestaties, geleverd door tijdelijke vervangers<br />
van voornoemde titularissen, onafhankelijk van het voor de school beschikbare pakket<br />
uren-leraar gefinancierd of gesubsidieerd worden. 213<br />
Art. 215. Bij toewijzing aan titularissen van het onderwijzend personeel of aan hun<br />
tijdelijke vervangers van opdrachten die niet gebaseerd zijn op het aantal wekelijkse<br />
uren-leraar dat aan elke school wordt toegekend, op andere gefinancierde of<br />
gesubsidieerde uren-leraar of op uren, bedoeld in de bepalingen betreffende de plageuren,<br />
valt de bezoldiging ten laste van het schoolbestuur. 214<br />
211 Artikel 57, §3bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/1999 door<br />
het decreet van 13/7/2001. In de codificatie is de verwijzing naar paragraaf 3 geschrapt, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
212 Artikel 57, §3ter : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2002 door<br />
het decreet van 14/2/2003. In de codificatie is de verwijzing naar paragraaf 3 geschrapt en de verwijzingt naar een<br />
artikel 56 vervangen door “aantal wekelijkse uren-leraar die elke school wordt toegekend”, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
213 Artikel 57, §4 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/1990 door het<br />
decreet van 8/7/1996. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 13/7/2001. In de codificatie is de<br />
verwijzing naar paragraaf 3 geschrapt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
214 Artikel 57ter : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2001 door het<br />
decreet van 14/2/2003. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen 57 en 57bis vervangen door “het aantal<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/119
Art. 216. §1. Het aantal organiseerbare plage-uren wordt gereduceerd volgens het<br />
hierna bepaalde.<br />
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:<br />
a) aantal uren-leraar: de uren, verkregen in toepassing van de bepalingen inzake het<br />
aantal wekelijkse uren leraar dat aan elke school wordt toegekend, en, in voorkomend<br />
geval, in toepassing van de bepalingen inzake deeltijds beroepssecundair onderwijs,<br />
vermeerderd of verminderd met de uren-leraar ingevolge herverdeling van uren-leraar<br />
door het schoolbestuur van de school, door overname van uren-leraar van het<br />
voorgaande schooljaar, door overname van uren-leraar van een andere school,<br />
ingevolge fusie of door toetreding tot een scholengemeenschap;<br />
b) plage-uren: de uren boven het minimum maar binnen het maximum aantal uren,<br />
vereist voor het ambt met volledige prestaties van leraar of godsdienstleraar, ongeacht<br />
het feit of deze uren wel of niet worden geput uit de uren, bedoeld onder a).<br />
§2. Scholen die behoren tot een scholengemeenschap: vanaf het schooljaar 2004-2005:<br />
ten opzichte van de som van de aantallen uren-leraar van de individuele scholen mogen<br />
binnen de scholengemeenschap maximum 1,3 % plage-uren worden georganiseerd.<br />
§3. Scholen die niet behoren tot een scholengemeenschap: vanaf het schooljaar 2002-<br />
2003 mag het maximum % niet hoger liggen dan het % van het schooljaar 2001-2002.<br />
§4. De scholengemeenschappen en de scholen informeren de bevoegde<br />
onderhandelingsorganen over de verdeling en aanwending van de plage-uren.<br />
§5. Personeelsleden kunnen slechts met plage-uren worden belast als die plage-uren<br />
om organisatorische redenen noodzakelijk zijn en op een billijke en transparante wijze<br />
georganiseerd worden. Over de algemene regels die het schoolbestuur hierbij zal<br />
hanteren, wordt bij de voorbereiding van het schooljaar in elke school onderhandeld in<br />
de bevoegde organen. 215<br />
Onderafdeling 3: Scholen met optie Rijn –en binnenvaart<br />
Art. 217. Deze onderafdeling is van toepassing op een door de Vlaamse Gemeenschap<br />
gefinancierde of gesubsidieerde school die binnen het studiegebied Maritieme<br />
opleidingen de optie Rijn- en binnenvaart organiseert. 216<br />
wekelijkse uren-leraar dat aan elke school wordt toegekend “ respectievelijk door “bedoeld in de bepalingen<br />
betreffende de plage-uren”, en zonder inhoudelijke wijzigingen<br />
215 Artikel 57bis : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2001 door het<br />
decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005. In de codificatie is de<br />
verwijzing naar artikel 57 vervangen door “het aantal wekelijkse uren-leraar dat aan elke school wordt toegekend”,<br />
de verwijzing naar artikelen 71-74 is vervangen door “de bepalingen inzake deeltijds beroepssecundair onderwijs”,<br />
een indeling in paragrafen is toegevoegd, de punten a) tot en met c) van §1, tweede lid en het punt a) van §1, derde<br />
lid en verder de beschrijving van een scenario zijn niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
216 Artikel 99sexies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/1/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/120
Art. 218. Een school met de optie Rijn- en binnenvaart heeft jaarlijks recht op een<br />
forfaitaire puntenenveloppe van 605 punten.<br />
De Vlaamse Regering kan deze puntenenveloppe aanpassen in functie van de<br />
beschikbare begrotingskredieten. Zij houdt daarbij rekening met het aantal leerlingen dat<br />
is ingeschreven in de studierichting Rijn- en binnenvaart. 217<br />
Art. 219. De betrokken school wendt de puntenenveloppe, vermeld in deze<br />
onderafdeling, aan om betrekkingen op te richten in de personeelscategorie van het<br />
varend personeel en om 1 betrekking op te richten in een ambt van het ondersteunend<br />
personeel.<br />
De oprichting van betrekkingen in de personeelscategorie van het varend personeel is<br />
gebaseerd op een puntensysteem, waarbij aan elk ambt een aantal punten wordt<br />
gekoppeld. Dit aantal punten wordt bepaald op basis van de salarisschaal van het<br />
personeelslid dat de betrekking uitoefent.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de ambten en legt voor elk ambt de puntenwaarde vast<br />
volgens de salarisschaal. 218<br />
Art. 220. Het personeelslid dat in een betrekking in een ambt van het varend personeel<br />
wordt aangesteld, wordt steeds aangesteld als tijdelijk personeelslid. De bepalingen van<br />
het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs of het decreet<br />
rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs, zijn van toepassing, met<br />
uitzondering van volgende bepalingen :<br />
1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake<br />
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de<br />
wedertewerkstelling. Het schoolbestuur kan evenwel op vrijwillige basis een<br />
personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van<br />
betrekking. Die aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een<br />
wedertewerkstelling. Deze reaffectatie of wedertewerkstelling gebeurt steeds met<br />
instemming van het terbeschikkinggestelde personeelslid;<br />
2° de bepalingen van artikelen 21 en 21bis van het decreet rechtspositie<br />
personeelsleden gemeenschapsonderwijs of artikelen 23 en 23bis van het decreet<br />
rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs zijn niet van toepassing;<br />
3° de betrekking kan niet vacant worden verklaard. Het schoolbestuur kan in geen geval<br />
een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in deze betrekking.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regeling voor de administratieve en geldelijke<br />
rechtspositie van de personeelsleden die worden aangesteld in een betrekking in een<br />
ambt van het varend personeel. 219<br />
217 Artikel 99septies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/1/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen vervangen door de zinsnede “vermeld in deze<br />
onderafdeling”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
218 Artikel 99octies : Decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/1/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen vervangen door de zinsnede “vermeld in deze<br />
onderafdeling”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/121
Onderafdeling 4: Topsportscholen<br />
Art. 221. §1. Aan elke topsportschool met tweede en derde graad voltijds secundair<br />
onderwijs die onder toepassing valt van het tussen de Vlaamse Regering, de<br />
sportinstanties en de onderwijsverstrekkers gesloten topsportconvenant, wordt een<br />
betrekking van topsportschoolcoördinator toegekend.<br />
Deze bijkomende betrekking is niet opdeelbaar; ze kan slechts door één personeelslid,<br />
dat exclusief en voltijds met topsportschoolcoördinatie is belast, worden uitgeoefend. De<br />
betrekking wordt ingericht in één van de volgende ambten, naar keuze van het<br />
betrokken schoolbestuur : adjunct-directeur, technisch adviseur-coördinator, technisch<br />
adviseur, leraar.<br />
§2. In geval de betrekking wordt ingericht in het ambt van leraar, dan wordt de opdracht<br />
uitgeoefend onder vorm van uren die geen lesuren zijn, meer bepaald als bijzondere<br />
pedagogische taken.<br />
In voorkomend geval worden de desbetreffende uren niet verrekend bij toepassing van<br />
de bepaling dat maximum 3 % van het aantal uren-leraar van een school gebruikt kan<br />
worden voor bijzondere pedagogische taken, zoals vermeld in artikel 212. 220<br />
Onderafdeling 5: Onthaalonderwijs<br />
Art. 222. §1. Onthaalonderwijs kan slechts worden gefinancierd of gesubsidieerd indien<br />
per scholengemeenschap of ander samenwerkingsverband van scholen een minimum<br />
aantal anderstalige nieuwkomers worden geteld. Naast de basisfinanciering of -<br />
subsidiëring, inherent aan het voltijds secundair onderwijs, vindt een specifieke<br />
financiering of subsidiëring tijdens het lopende schooljaar plaats die fluctueert met<br />
bepaalde schommelingen van het aantal anderstalige nieuwkomers. Daarenboven vindt<br />
ook een specifieke financiering of subsidiëring plaats teneinde gewezen anderstalige<br />
nieuwkomers verder te ondersteunen, op te volgen en te begeleiden.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de omvang en de duur van die financiering of<br />
subsidiëring en de data voor telling van het aantal anderstalige nieuwkomers. 221<br />
Onderafdeling 6: Kunstsecundaire scholen<br />
Art. 223. De Vlaamse Regering kan aan scholen die voltijds gewoon kunstsecundair<br />
onderwijs organiseren en die betrokken zijn bij een convenant dat zij heeft afgesloten<br />
met de betrokken schoolbesturen en/of representatieve verenigingen ervan en met de<br />
partners uit een culturele sector, een bijkomende financiering of subsidiëring toekennen.<br />
219 Artikel 99novies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/1/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
220 Artikel 99decies : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2007 door het decreet van<br />
22/6/2007. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
221 Artikel 52quater, §1, derde lid : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang<br />
1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/122
Zij bepaalt de voorwaarden waaraan de leerlingen, die deze bijkomende financiering of<br />
subsidiëring genereren, moeten voldoen evenals de vorm waaronder deze middelen<br />
worden toegekend. 222<br />
Onderafdeling 7: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen,<br />
eerste graad<br />
Art. 224. De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de eerste graad<br />
van het gewoon secundair onderwijs en op het structuuronderdeel anderstalige<br />
nieuwkomers. 223<br />
Art. 225. §1. Voor de toepassing van deze onderafdeling gelden volgende indicatoren,<br />
verder genoemd "gelijkekansenindicatoren" :<br />
1° het gezin ontvangt één of meerdere schooltoelagen zoals bedoeld in artikel 5, 34°,<br />
van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse<br />
Gemeenschap;<br />
2° de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door<br />
een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in het decreet van<br />
7 maart 2008 inzake de bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten<br />
gefinancierd of gesubsidieerd door het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming;<br />
3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking;<br />
4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een<br />
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs;<br />
5° de taal die de leerling in het gezin spreekt, dit is de taal die de leerling spreekt met<br />
moeder, vader, broers of zussen, is niet het Nederlands. Die taal is niet het Nederlands<br />
indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de<br />
leerling niet meegerekend) met maximum één gezinslid het Nederlands spreekt. Broers<br />
en zussen worden als één gezinslid beschouwd.<br />
§2. Het beantwoorden aan de in §1, 4° en 5°, bedoelde gelijkekansenindicatoren wordt<br />
bewezen aan de hand van een verklaring op eer door de ouders.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het beantwoorden aan de in §1, 1°, 2°<br />
en 3°, bedoelde gelijkekansenindicator wordt vastgesteld en legt de procedure vast<br />
volgens dewelke de gegevens worden gemeld aan het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong><br />
en Vorming. Zij houdt daarbij rekening met de vigerende regelgeving inzake de<br />
bescherming van de persoonlijke levenssfeer.<br />
De documenten of verklaringen die aantonen dat leerlingen beantwoorden aan één of<br />
meer van de gelijkekansenindicatoren worden ten minste vijf jaar bewaard in de school.<br />
§3. De Vlaamse Regering kent aan elke gelijkekansenindicator een gewicht toe. Voor de<br />
eerste graad van het secundair onderwijs bepaalt zij tevens het maximum van de<br />
gecumuleerde gewichten, dat ten minste gelijk is aan het hoogste gewicht dat aan een<br />
gelijkekansenindicator wordt toegekend en ten hoogste gelijk is aan anderhalf maal dit<br />
hoogste gewicht. De hoogste gewichten worden toegekend aan de in §1, 2° en 3°,<br />
222 Artikel 157 : Decreet van 18/5/1999 betreffende het onderwijs XI. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
223 Artikel VI.1 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. In de codificatie zijn de<br />
bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen , en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/123
edoelde gelijkekansenindicatoren. De in §1, 5°, bedoelde gelijkekansenindicator wordt<br />
enkel gewogen in combinatie met andere gelijkekansenindicatoren. 224<br />
Art. 226. Scholen kunnen voor een periode van drie schooljaren extra uren-leraar<br />
krijgen, voorzover ze aan alle onderstaande voorwaarden voldoen :<br />
1° op 1 februari van het voorafgaand schooljaar ten minste 10 % regelmatige leerlingen<br />
tellen die beantwoorden aan één of meer van de in artikel 225, §1, 1°, 2°, 3° en 4°,<br />
bedoelde gelijkekansenindicatoren waarbij het aantal regelmatige leerlingen die enkel<br />
en alleen beantwoorden aan de in artikel 225, §1, 1° of 1° en 5°, bedoelde<br />
gelijkekansenindicatoren wordt vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering<br />
bepaalde coëfficiënt, die ten minste gelijk is aan 0,1 en ten hoogste gelijk is aan 1; en<br />
2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 227 batig gerangschikt zijn onder de in 1°<br />
bedoelde scholen en ten minste zes extra uren-leraar genereren.<br />
Wanneer een school op 1 januari van het voorgaande schooljaar vestigingsplaatsen<br />
heeft die niet in eenzelfde of aangrenzende gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-<br />
Hoofdstad gelegen zijn, worden de verschillende vestigingsplaatsen voor de toepassing<br />
van de bepalingen van het eerste lid en van artikel 227 als school beschouwd. 225<br />
Art. 227. §1. De toekenning van de middelen gebeurt driejaarlijks als volgt :<br />
1° de in artikel 226 bedoelde scholen worden gerangschikt volgens het percentage<br />
leerlingen die beantwoorden aan één of meer van de in artikel 225, §1, 1°, 2°, 3° en 4°,<br />
bedoelde gelijkekansenindicatoren, waarbij het aantal regelmatig leerlingen die enkel en<br />
alleen beantwoorden aan de in artikel 225, §1, 1° of 1° en 5°, bedoelde<br />
gelijkekansenindicatoren wordt vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering<br />
bepaalde coëfficiënt, die ten minste gelijk is aan 0,1 en ten hoogste gelijk is aan 1.<br />
Binnen eenzelfde percentage worden de scholen volgens het absoluut aantal van deze<br />
leerlingen gerangschikt;<br />
2° de leerlingen genereren op basis van het gewicht van de gelijkekansenindicatoren die<br />
op hen van toepassing zijn een aantal punten;<br />
3° het aantal punten van scholen met ten minste 80 % leerlingen die aan één of meer<br />
van de in artikel 225, §1, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde gelijkekansenindicatoren<br />
beantwoorden, wordt vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering vastgelegde<br />
coëfficiënt, die ten minste gelijk is aan 1 en ten hoogste gelijk is aan 1,5;<br />
4° het aantal punten van scholen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt<br />
vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering vastgelegde coëfficiënt, die ten<br />
minste gelijk is aan 1 en ten hoogste gelijk is aan 1,5.<br />
§2. De Vlaamse Regering bepaalt binnen de beschikbare begrotingskredieten hoeveel<br />
extra uren-leraar een punt vertegenwoordigt.<br />
224 Artikel VI.2 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is<br />
in §1, 2° verwezen naar de nieuwe regelgeving inzake bijzondere jeugdbijstand, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
225 Artikel VI.3 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2005 door het decreet van 7/7/2006, met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie<br />
zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen, de verwijzing naar artikelen is aangepast, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/124
De Vlaamse Regering bepaalt tevens de regelen inzake de toekenning of herverdeling,<br />
tijdens een lopende periode van drie schooljaren, van nieuwe of vrijkomende extra urenleraar.<br />
226<br />
Art. 228. §1. Een school die extra uren-leraar krijgt, werkt in het eerste trimester van het<br />
eerste schooljaar een gelijkekansenbeleid uit. Vanuit een analyse van haar beginsituatie<br />
geeft de school aan:<br />
1° welke concrete doelstelling zij op het vlak van leerlingen, van personeelsleden,<br />
respectievelijk van school wil bereiken. De Vlaamse Regering bepaalt doelstellingen die<br />
kunnen worden gekozen binnen volgende themata : a) de preventie en remediëring van<br />
ontwikkelings- en leerachterstanden, b) taalvaardigheidsonderwijs, c) intercultureel<br />
onderwijs, d) doorstroming en oriëntering, e) socio-emotionele ontwikkeling, f)<br />
leerlingen- en ouderparticipatie; en<br />
2° op welke manier zij deze doelstellingen wil bereiken; en<br />
3° op welke manier zij zichzelf in de loop van het tweede trimester van het tweede<br />
schooljaar evalueert. De Vlaamse Regering kan een model van zelfevaluatie<br />
vastleggen.<br />
§2. De extra uren-leraar kunnen enkel worden aangewend om de in §1 bedoelde<br />
doelstellingen te bereiken. 227<br />
Art. 229. De scholen betrekken in het ontwikkelen en realiseren van de in artikel 227, §1,<br />
bedoelde doelstellingen het centrum voor leerlingenbegeleiding waardoor zij worden<br />
begeleid. 228<br />
Art. 230. De scholen werken mee aan driejaarlijkse evaluaties aan de hand van<br />
steekproeven die het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming uitvoert. De<br />
evaluaties meten de doelmatigheid, op macroniveau, van het geïntegreerd<br />
ondersteuningsaanbod. 229<br />
Art. 231. §1. De onderwijsinspectie gaat telkens in de loop van het derde schooljaar na<br />
of, en in welke mate, de doelstellingen werden bereikt. Het bereiken van de<br />
doelstellingen wordt afgewogen tegenover de schoolcontext en de kenmerken van de<br />
schoolpopulatie.<br />
Bij positieve evaluatie kan de school voor een nieuwe periode van drie schooljaren extra<br />
uren-leraar krijgen indien opnieuw aan alle voorwaarden van artikel 226 voldaan is.<br />
Bij negatieve evaluatie verliest de school het recht op de in artikel 226 bedoelde extra<br />
uren-leraar voor de volgende periode van drie schooljaren tenzij de school een<br />
226 Artikel VI.4 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen,<br />
de verwijzing naar artikelen is aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
227 Artikel VI.5 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. In de codificatie zijn de<br />
bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
228 Artikel VI.6 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. In de codificatie is de verwijzing<br />
naar artikel VI.21 extra begeleiding geschrapt omwille van het tijdelijk karakter, de verwijzing naar een artikel is<br />
aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
229 Artikel VI.7 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. De codificatie brengt geen<br />
wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/125
engagement tot remediëring aangaat. In dat geval krijgen ze de helft van het aantal<br />
extra uren-leraar waarop ze in geval van positieve evaluatie recht zouden hebben.<br />
Een engagement tot remediëring moet aan volgende voorwaarden voldoen :<br />
1° de scholen verbinden er zich toe een stappenplan op te stellen dat voldoet aan de<br />
volgende criteria:<br />
a) het uitgangspunt van het stappenplan zijn de geformuleerde knelpunten in het<br />
evaluatieverslag van de onderwijsinspectie van de betrokken school;<br />
b) de geformuleerde doelstellingen tot remediëring in het stappenplan passen binnen de<br />
doelstellingen zoals geformuleerd in artikel 228, §1, 1°;<br />
c) de doelstellingen zijn outputgericht, concreet en operationeel geformuleerd. Ze<br />
moeten voldoende controleerbaar zijn;<br />
d) het stappenplan wordt vóór 1 mei van het schooljaar volgend op de negatieve<br />
evaluatie aan de onderwijsinspectie bezorgd;<br />
e) de doelstellingen dienen gerealiseerd te zijn vóór 1 juni van het schooljaar volgend op<br />
de negatieve evaluatie;<br />
2° de scholen verbinden er zich toe om een beroep te doen op externe begeleiding en<br />
ondersteuning bij het opstellen en de uitvoering van het stappenplan.<br />
De onderwijsinspectie gaat in de maand juni van het schooljaar volgend op de negatieve<br />
evaluatie opnieuw na of, en in welke mate, de doelstellingen werden bereikt. Het<br />
bereiken van de doelstellingen wordt afgewogen tegenover de schoolcontext en de<br />
kenmerken van de schoolpopulatie.<br />
Bij een positieve evaluatie zal de school vanaf het tweede schooljaar terug een beroep<br />
kunnen doen op het volledige aantal in artikel 226 bedoelde uren-leraar.<br />
Bij een negatieve evaluatie verliest de school het recht op de in artikel 226 bedoelde<br />
extra uren-leraar voor de volgende twee schooljaren.<br />
§2. De Vlaamse Regering legt de nadere criteria en procedurele bepalingen volgens<br />
dewelke de controle door de onderwijsinspectie geschiedt, vast. Zij voorziet in een<br />
beroepsmogelijkheid voor de school tegen een negatieve evaluatie. Het beroep wordt<br />
ingesteld bij een college van onderwijsinspecteurs. 230<br />
Onderafdeling 8: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen,<br />
tweede en derde graad<br />
Art. 232. De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de tweede en<br />
derde graad van het gewoon secundair onderwijs. 231<br />
Art. 233. §1. Voor de toepassing van deze onderafdeling gelden volgende indicatoren,<br />
verder genoemd "gelijkekansenindicatoren" :<br />
230 Artikel VI.8 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen,<br />
de verwijzing naar artikelen is aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
231 Artikel VI.10: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. De codificatie brengt geen<br />
wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/126
1° het gezin ontvangt één of meerdere schooltoelage(n) zoals bedoeld in artikel 5, 34°,<br />
van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse<br />
Gemeenschap;<br />
2° de leerling is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door<br />
een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in het decreet van<br />
7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten<br />
gefinancierd of gesubsidieerd door het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming;<br />
3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking;<br />
4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een<br />
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs;<br />
5° de taal die de leerling in het gezin spreekt, dit is de taal die de leerling spreekt met<br />
moeder, vader, broers of zussen, is niet het Nederlands. Die taal is niet het Nederlands<br />
indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de<br />
leerling niet meegerekend) met maximum één gezinslid het Nederlands spreekt. Broers<br />
en zussen worden als één gezinslid beschouwd.<br />
§2. Het beantwoorden aan de in §1, 4° en 5°, bedoelde gelijkekansenindicatoren wordt<br />
bewezen aan de hand van een verklaring op eer door de ouders.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het beantwoorden aan de in §1, 1°, 2°<br />
en 3°, bedoelde gelijkekansenindicator wordt vastgesteld en legt de procedure vast<br />
volgens dewelke de gegevens worden gemeld aan het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong><br />
en Vorming. Zij houdt daarbij rekening met de vigerende regelgeving inzake de<br />
bescherming van de persoonlijke levenssfeer.<br />
De documenten of verklaringen die aantonen dat leerlingen beantwoorden aan één of<br />
meer van de gelijkekansenindicatoren worden ten minste vijf jaar bewaard in de school.<br />
§3. De Vlaamse Regering kent aan elke gelijkekansenindicator een gewicht toe. Zij<br />
bepaalt tevens het maximum van de gecumuleerde gewichten, dat ten minste gelijk is<br />
aan het hoogste gewicht dat aan een gelijkekansenindicator wordt toegekend en ten<br />
hoogste gelijk is aan anderhalf maal dit hoogste gewicht. De hoogste gewichten worden<br />
toegekend aan de in §1, 2° en 3°, bedoelde gelijkekansenindicatoren.<br />
De in §1, 5°, bedoelde gelijkekansenindicator wordt enkel gewogen in combinatie met<br />
andere gelijkekansenindicatoren. 232<br />
Art. 234. Scholen kunnen voor een periode van drie schooljaren extra urenleraar/puntenwaarden<br />
krijgen, voor zover ze aan alle onderstaande voorwaarden<br />
voldoen :<br />
1° op 1 februari van het voorafgaand schooljaar ten minste 25 % regelmatige leerlingen<br />
tellen die beantwoorden aan één of meer van de in artikel 233, §1, 1°, 2°, 3° en 4°,<br />
bedoelde gelijkekansenindicatoren, waarbij het aantal regelmatige leerlingen die enkel<br />
en alleen beantwoorden aan de in artikel 233, §1, 1° of 1° en 5°, bedoelde<br />
gelijkekansenindicatoren wordt vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering<br />
bepaalde coëfficiënt, die ten minste gelijk is aan 0,1 en ten hoogste gelijk is aan 1; en<br />
232 Artikel VI.11: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie wordt in §1, 2°, verwezen naar de nieuwe regelgeving<br />
inzake bijzondere jeugdbijstand, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/127
2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 235 batig gerangschikt zijn onder de in 1°<br />
bedoelde scholen en ten minste zes extra uren-leraar genereren.<br />
De schoolbesturen bepalen of de extra ondersteuning uren-leraar en/of puntenwaarden<br />
betreft. 233<br />
Art. 235. §1. De toekenning van de extra uren leraar/puntenwaarden gebeurt voor de<br />
tweede en derde graad van het gewoon voltijds secundair onderwijs driejaarlijks als<br />
volgt :<br />
1° de in artikel 234 bedoelde scholen worden gerangschikt volgens het percentage<br />
leerlingen die beantwoorden aan één of meer van de in artikel 233, §1, 1°, 2°, 3° en 4°,<br />
bedoelde gelijkekansenindicatoren, waarbij het aantal regelmatige leerlingen die enkel<br />
en alleen beantwoorden aan de in artikel 233, §1, 1° of 1° en 5°, bedoelde<br />
gelijkekansenindicatoren wordt vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering<br />
bepaalde coëfficiënt, die ten minste gelijk is aan 0,1 en ten hoogste gelijk is aan 1.<br />
Binnen eenzelfde percentage worden de scholen volgens het absolute aantal van deze<br />
leerlingen gerangschikt;<br />
2° de leerlingen genereren op basis van het gewicht van de gelijkekansenindicatoren die<br />
op hen van toepassing zijn een aantal punten;<br />
3° het aantal punten van scholen met ten minste 80 % leerlingen die aan één of meer<br />
van de in artikel 233, §1, 1°, 2°, 3° en 4°, bedoelde gelijkekansenindicatoren<br />
beantwoorden, wordt vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering vastgelegde<br />
coëfficiënt, die ten minste gelijk is aan 1 en ten hoogste gelijk is aan 1,5;<br />
4° het aantal punten van scholen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wordt<br />
vermenigvuldigd met een door de Vlaamse Regering vastgelegde coëfficiënt, die ten<br />
minste gelijk is aan 1 en ten hoogste gelijk is aan 1,5.<br />
§2. De Vlaamse Regering bepaalt binnen de beschikbare begrotingskredieten hoeveel<br />
extra uren-leraar of puntenwaarden een punt vertegenwoordigt.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt tevens de regelen inzake de toekenning of herverdeling,<br />
tijdens een lopende periode van drie schooljaren, van nieuwe of vrijkomende extra urenleraar<br />
of puntenwaarden. 234<br />
Art. 236. De extra uren-leraar worden uitgeoefend in het ambt van leraar of van<br />
godsdienstleraar. Met de puntenwaarden worden halftijdse of voltijdse betrekkingen<br />
opgericht in het ambt van opvoeder. 235<br />
Art. 237. §1. Een school die extra uren-leraar of puntenwaarden krijgt, werkt in het<br />
eerste trimester van het eerste schooljaar een gelijkekansenbeleid uit. Vanuit een<br />
analyse van haar beginsituatie geeft de school aan :<br />
233 Artikel VI.12: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen aangepast, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
234 Artikel VI.13: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen aangepast, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
235 Artikel VI.14: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/128
1° welke concrete doelstelling zij op het vlak van leerlingen, van personeelsleden,<br />
respectievelijk van school wil bereiken. De Vlaamse Regering bepaalt doelstellingen die<br />
kunnen worden gekozen binnen volgende themata :<br />
a) de preventie en remediëring van studie- en gedragsproblemen,<br />
b) taalvaardigheidsonderwijs,<br />
c) intercultureel onderwijs,<br />
d) de oriëntering bij instroom en uitstroom,<br />
e) leerlingen- en ouderparticipatie; en<br />
2° op welke manier zij deze doelstellingen wil bereiken, en<br />
3° op welke manier zij zichzelf in de loop van het tweede trimester van het tweede<br />
schooljaar evalueert. De Vlaamse Regering kan een model van zelfevaluatie<br />
vastleggen.<br />
§2. De extra uren-leraar of puntenwaarden kunnen enkel worden aangewend om de in<br />
§1 bedoelde doelstellingen te bereiken. 236<br />
Art. 238. De scholen betrekken in het ontwikkelen en realiseren van de in artikel 237,<br />
§1, bedoelde doelstellingen het centrum voor leerlingenbegeleiding waardoor zij worden<br />
begeleid. 237<br />
Art. 239. De scholen werken mee aan driejaarlijkse evaluaties aan de hand van<br />
steekproeven die het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming uitvoert. De<br />
evaluaties meten de doelmatigheid, op macroniveau, van het geïntegreerd<br />
ondersteuningsaanbod. 238<br />
Art. 240. §1. De onderwijsinspectie gaat telkens in de loop van het derde schooljaar na<br />
of, en in welke mate, de doelstellingen werden bereikt. Het bereiken van de<br />
doelstellingen wordt afgewogen tegenover de schoolcontext en de kenmerken van de<br />
schoolpopulatie.<br />
Bij positieve evaluatie kan de school voor een nieuwe periode van drie schooljaren extra<br />
uren-leraar of puntenwaarden krijgen indien opnieuw aan alle voorwaarden van artikel<br />
234 voldaan is.<br />
Bij negatieve evaluatie verliest de school het recht op de in artikel 235 bedoelde extra<br />
uren-leraar of puntenwaarden voor de volgende periode van drie schooljaren tenzij de<br />
school een engagement tot remediëring aangaat. In dat geval krijgen ze de helft van het<br />
aantal extra uren-leraar of puntenwaarden waarop ze in geval van positieve evaluatie<br />
recht zouden hebben.<br />
Een engagement tot remediëring moet aan volgende voorwaarden voldoen:<br />
1° de scholen verbinden er zich toe een stappenplan op te stellen dat voldoet aan de<br />
volgende criteria:<br />
236 Artikel VI.15: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
237 Artikel VI.16: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. In de codificatie is de verwijzing<br />
naar artikel VI.21-Extra begeleiding, geschrapt omwille van het tijdelijk karakter, de verwijzing naar artikelen is<br />
aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
238 Artikel VI.17: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. De codificatie brengt geen<br />
wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/129
a) het uitgangspunt van het stappenplan zijn de geformuleerde knelpunten in het<br />
evaluatieverslag van de onderwijsinspectie van de betrokken school;<br />
b) de geformuleerde doelstellingen tot remediëring in het stappenplan passen binnen de<br />
doelstellingen zoals geformuleerd in artikel 237, §1, 1°;<br />
c) de doelstellingen zijn outputgericht, concreet en operationeel geformuleerd. Ze<br />
moeten voldoende controleerbaar zijn;<br />
d) het stappenplan moet vóór 1 mei van het schooljaar volgend op de negatieve<br />
evaluatie aan de onderwijsinspectie bezorgd worden;<br />
e) de doelstellingen dienen gerealiseerd te zijn vóór 1 juni van het schooljaar volgend op<br />
de negatieve evaluatie;<br />
2° de scholen verbinden er zich toe om een beroep te doen op externe begeleiding en<br />
ondersteuning bij het opstellen en de uitvoering van het stappenplan.<br />
De onderwijsinspectie gaat in de maand juni van het schooljaar volgend op de negatieve<br />
evaluatie opnieuw na of, en in welke mate, de doelstellingen werden bereikt. Het<br />
bereiken van de doelstellingen wordt afgewogen tegenover de schoolcontext en de<br />
kenmerken van de schoolpopulatie.<br />
Bij een positieve evaluatie zal de school vanaf het tweede schooljaar terug een beroep<br />
kunnen doen op het volledige aantal in artikel 235 bedoelde extra uren-leraar<br />
ofpuntenwaarden.<br />
Bij een negatieve evaluatie verliest de school het recht op de in artikel 235 bedoelde<br />
extra uren-leraar of puntenwaarden voor de volgende twee schooljaren.<br />
§2. De Vlaamse Regering legt de nadere criteria en procedurele bepalingen volgens<br />
dewelke de controle door de onderwijsinspectie geschiedt vast.<br />
Zij voorziet in een beroepsmogelijkheid voor de school tegen een negatieve evaluatie.<br />
Het beroep wordt ingesteld bij een college van onderwijsinspecteurs. 239<br />
Art. 241. De Vlaamse Regering voorziet voor het schooljaar 2008-2009, 2009-2010 en<br />
2010-2011 in overgangsmaatregelen.<br />
In functie van deze overgangsmaatregelen wordt het aantal extra uren-leraar of<br />
puntenwaarden gelijke onderwijskansen dat een school in het schooljaar 2007-2008<br />
kreeg vergeleken met het aantal uren-leraar verkregen in toepassing van artikelen 234<br />
en 235. Het verlies van een vastgelegd aantal uren-leraar wordt beperkt tot nul. 240<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Leerlingen– en schoolkenmerken<br />
Art. 242. §1.Voor de toepassing van deze afdeling gelden de volgende kenmerken:<br />
1° leerlingenkenmerken :<br />
239 Artikel VI.18: Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen aangepast, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
240 Artikel VI.19bis : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen aangepast, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/130
a) het opleidingsniveau van de moeder : de moeder is niet in het bezit van een diploma<br />
van het secundair onderwijs, of van een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van<br />
de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig<br />
studiebewijs, hierna leerlingenkenmerk 1 te noemen;<br />
b) het krijgen van een schooltoelage : er wordt een schooltoelage gegeven aan de<br />
leerling, als vermeld in het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van<br />
de Vlaamse Gemeenschap, hierna leerlingenkenmerk 2 te noemen. Voor de toepassing<br />
van dit artikel worden de leerlingen die in toepassing van voornoemd decreet enkel<br />
omwille van ongewettigde afwezigheid geen recht op een schooltoelage hadden,<br />
eveneens meegerekend;<br />
c) de taal die de leerling in het gezin spreekt en die verschilt van de onderwijstaal :<br />
daaronder wordt de taal verstaan die de leerling meestal spreekt met moeder, vader of<br />
broers en zussen, hierna leerlingenkenmerk 3 te noemen. De taal die de leerling in het<br />
gezin spreekt is niet de onderwijstaal, indien de leerling in het gezin met niemand of in<br />
een gezin met drie gezinsleden (de leerling niet meegerekend) met maximum één<br />
gezinslid de onderwijstaal spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid<br />
beschouwd;<br />
d) de leerling heeft zijn woonplaats in een buurt met een hoog percentage leerlingen met<br />
minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd, hierna leerlingenkenmerk<br />
4 te noemen. Onder schoolse vertraging wordt het aantal leerjaren vertraging verstaan<br />
die een leerling oploopt ten aanzien van het leerjaar waarin hij zich zou bevinden als hij<br />
normaal zou vorderen. Voor leerlingen woonachtig in het Vlaamse Gewest wordt onder<br />
« buurt » de statistische sector verstaan. De statistische sector is de territoriale<br />
basiseenheid zoals vastgelegd door de federale instantie die bevoegd is voor de<br />
coördinatie van de openbare statistiek. Voor leerlingen woonachtig in het Brussels<br />
Gewest wordt onder « buurt » de gemeente waar zij wonen verstaan;<br />
2° schoolkenmerken :<br />
a) het studiegebied en de onderwijsvorm in het gewoon onderwijs;<br />
b) het type in het buitengewoon onderwijs;<br />
c) de begeleiding door een school voor buitengewoon secundair onderwijs van een of<br />
meer leerlingen in het geïntegreerd secundair onderwijs, hierna SK_Gon te noemen;<br />
d) de organisatie van neutraal onderwijs, conform artikel 24, §1, tweede lid, van de<br />
gecoördineerde Grondwet, hierna voorafname 1 (V1) te noemen;<br />
e) het aanbod van de keuze tussen onderricht in een van de erkende godsdiensten en<br />
de niet-confessionele zedenleer, conform artikel 24, §1, vierde lid, van de<br />
gecoördineerde Grondwet, hierna voorafname 2 (V2) te noemen.<br />
§2. Leerlingenkenmerk 4 wordt als volgt vastgesteld :<br />
1° in een eerste fase wordt de schoolse vertraging van alle buurten berekend. De<br />
berekening van de schoolse vertraging is gebaseerd op alle leerlingen van het gewoon<br />
onderwijs die school hebben gelopen in een school, gefinancierd of gesubsidieerd door<br />
de Vlaamse Gemeenschap. Per buurt wordt het percentage vijftienjarige leerlingen<br />
berekend die de afgelopen zes tot tien jaar op vijftienjarige leeftijd twee of meer jaar<br />
schoolse vertraging hebben opgelopen. Buurten waarvan de berekening van de<br />
schoolse vertraging gebaseerd is op minder dan vijftig vijftienjarigen worden hierna<br />
dunbevolkte buurten genoemd;<br />
2° in een tweede fase wordt voor elke leerling vastgesteld wat het percentage schoolse<br />
vertraging is van de buurt. Leerlingen die behoren tot de trekkende bevolking en<br />
thuislozen worden geacht te wonen in een buurt met een hoog percentage leerlingen<br />
met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/131
Onder trekkende bevolking worden de binnenschippers, de kermis- en<br />
circusexploitanten en -artiesten en woonwagenbewoners verstaan, vermeld in artikel 2,<br />
3°, van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid ten aanzien van<br />
etnisch-culturele minderheden. Onder thuislozen worden de leerlingen verstaan die<br />
tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen zijn door een gezin of<br />
persoon, een voorziening of sociale dienst, vermeld in het decreet van 7 maart 2008<br />
inzake bijzondere jeugdbijstand en in de wet van 8 april 1965 betreffende de<br />
jeugdbescherming, met uitzondering van de internaten, gefinancierd of gesubsidieerd<br />
door het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming. Leerlingen die hun woonplaats<br />
hebben in dunbevolkte buurten worden niet geacht te wonen in een buurt met een hoog<br />
percentage leerlingen met minstens twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige<br />
leeftijd.<br />
Voor alle leerlingen uit het gewoon secundair onderwijs wordt het 75ste percentiel van<br />
de buurtscores bepaald. Leerlingen die hun woonplaats hebben in een buurt met een<br />
score hoger dan of gelijk aan het 75ste percentiel, beantwoorden aan de indicator<br />
“woonplaats hebben in een buurt met een hoog percentage leerlingen met minstens<br />
twee jaar schoolse vertraging op vijftienjarige leeftijd”.<br />
Leerlingenkenmerk 4 is enkel van toepassing voor leerlingen die in het Nederlandse<br />
taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wonen.<br />
§3. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop de leerlingenkenmerken worden<br />
vastgesteld en legt de procedure vast volgens dewelke de gegevens door het Vlaams<br />
Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming worden verzameld. Voor leerlingenkenmerk 4<br />
bepaalt de Vlaamse Regering de wijze waarop de buurten worden afgebakend. 241<br />
Onderafdeling 2: Vaststelling van het totale werkingsbudget en van de<br />
voorafnamen<br />
Art. 243. §1. Voor het begrotingsjaar 2009, dat de kredieten omvat voor het schooljaar<br />
2008-2009, is het startbedrag voor de werkingsmiddelen voor het gewoon voltijds<br />
secundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs 394.419.000 euro.<br />
§2. 1° Vanaf begrotingsjaar 2010 tot en met begrotingsjaar 2015 wordt het<br />
werkingsbudget voor het gewoon voltijds en deeltijds beroepssecundair onderwijs<br />
jaarlijks berekend op basis van de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van<br />
de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd<br />
zijn voor het gewoon voltijds en deeltijds secundair onderwijs, vermeerderd met 30 %<br />
van de loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en<br />
dienstpersoneel van het gewoon voltijds en deeltijds secundair gemeenschapsonderwijs<br />
van het vorige begrotingsjaar.<br />
2° Voor het begrotingsjaar 2016 wordt het werkingsbudget voor het gewoon voltijds en<br />
deeltijds secundair onderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene<br />
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als<br />
werkingsbudget bestemd zijn voor het gewoon voltijds en deeltijds secundair onderwijs,<br />
241 Artikel 5, §1, §2 en §3: Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. In de codificatie (§2, 2°) is verwezen<br />
naar de nieuw regelgeving inzake bijzondere jeugdbijstand, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/132
vermeerderd met 60 % van de loonkosten van de leden van het vastbenoemde<br />
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gewoon voltijds en deeltijds secundair<br />
gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar.<br />
3° Voor het begrotingsjaar 2017 wordt het werkingsbudget voor het gewoon voltijds en<br />
deeltijds secundair onderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene<br />
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als<br />
werkingsbudget bestemd zijn voor het gewoon voltijds en deeltijds secundair onderwijs,<br />
vermeerderd met de volledige loonkosten van de leden van het vastbenoemde<br />
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gewoon voltijds en deeltijds secundair<br />
gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar.<br />
4° Vanaf 2018 wordt het werkingsbudget voor het gewoon voltijds en deeltijds secundair<br />
onderwijs jaarlijks berekend op basis van de kredieten die in de algemene<br />
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als<br />
werkingsbudget bestemd zijn voor het gewoon voltijds en deeltijds secundair onderwijs.<br />
§3. Voor het begrotingsjaar 2009 wordt het bedrag van 394.419.000 euro<br />
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.<br />
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt het bedrag, verkregen na de toepassing van §2,<br />
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.<br />
De coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend :<br />
1° A1 = 0,6 + 0,4 (punten 1/punten 0), waarbij :<br />
a) punten 1 = het totale aantal punten voor schoolkenmerken, zoals berekend na de<br />
toepassing van artikel 245, voor de leerlingen van het gewoon secundair onderwijs op 1<br />
februari van het vorige schooljaar;<br />
b) punten 0 = het totale aantal punten voor schoolkenmerken, zoals berekend na de<br />
toepassing van artikel 245, voor de leerlingen van het gewoon secundair onderwijs op 1<br />
februari van het voorlaatste schooljaar;<br />
2° A2 = Cx-1/(Cx-2), waarbij :<br />
a) Cx-1 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;<br />
b) Cx-2 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.<br />
De A2-coëfficiënt wordt voor 100 % in rekening gebracht.<br />
3° in afwijking van 2° is de A2-coëfficiënt voor het begrotingsjaar 2010 gelijk aan 1.<br />
§ 4. Het bedrag verkregen door toepassing van §3 wordt voor de begrotingsjaren 2009,<br />
2012, 2013, 2014 en 2015 verhoogd met de loonkosten die jaarlijks vrijkomen door de<br />
toepassing van artikel 192, §2, en met 70 % van de loonkosten die vrijkomen door<br />
toepassing van het koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984 betreffende de leden<br />
van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de Rijksinrichtingen.<br />
Het bedrag, verkregen door de toepassing van §3, wordt voor het begrotingsjaar 2016<br />
verhoogd met 40 % van de loonkosten die vrijkomen door de toepassing van het<br />
koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984 betreffende de leden van het meesters-,<br />
vak- en dienstpersoneel van de Rijksinrichtingen. 242<br />
242 Artikel 6 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van<br />
het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. Gewijzigd met ingang van 1/1/2009 door het decreet<br />
van 19/12/2008; met ingang van 1/1/2010 door het decreet van 18/12/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen<br />
aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/133
Art. 244. §1. Van het werkingsbudget gewoon secundair onderwijs, verkregen na de<br />
toepassing van artikel 243, wordt een budget van 3 procent voorafgenomen voor<br />
scholen die voldoen aan schoolkenmerk V1. Die voorafname wordt berekend volgens de<br />
volgende formule :<br />
V1 = B * lln_Neu * 3 % / (lln_tot + lln_Neu * 3 % + lln_LB * 4,5 %), waarbij :<br />
1° B = werkingsbudget, verkregen na de toepassing van artikel 243;<br />
2° lln_Neu = leerlingen van het secundair Gemeenschapsonderwijs;<br />
3° lln_tot = het totale aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs;<br />
4° lln_LB = leerlingen van het officieel secundair onderwijs.<br />
§2. Van het werkingsbudget gewoon secundair onderwijs, verkregen na de toepassing<br />
van artikel 243, wordt een budget van 4,5 % voorafgenomen voor scholen die voldoen<br />
aan schoolkenmerk V2. Die voorafname wordt berekend volgens de volgende formule :<br />
V2 = B * lln_LB * 4,5 % / (lln_tot + lln_Neu * 3 % + lln_LB * 4,5 %).<br />
§3. Van het werkingsbudget gewoon secundair onderwijs, verkregen na de toepassing<br />
van artikel 243 en artikel 244, §1 en §2, wordt een percentage berekend dat in<br />
aanmerking komt voor verdeling op basis van leerlingenkenmerken. Dat budget wordt<br />
berekend volgens de volgende formule :<br />
(B - V1 - V2) * Pjaarx = B_lli, waarbij :<br />
1° Pjaarx = percentage voor het begrotingsjaar in kwestie. Dat percentage bedraagt<br />
10% voor de begrotingsjaren 2009, 2010 en 2011. Vanaf het begrotingsjaar 2012 stijgt<br />
dit percentage jaarlijks met 0,125% tot 11% in 2019. Vanaf begrotingsjaar 2020 is het dit<br />
percentage van 11% dat zal worden toegepast,<br />
2° B_lli = werkingbudget dat verdeeld zal worden op basis van leerlingenkenmerken.<br />
Het werkingsbudget voor de leerlingenkenmerken 1, 2 en 3 wordt als volgt bepaald :<br />
B_lli x 30 %,<br />
en voor leerlingenkenmerk 4 als volgt :<br />
B_lli x 10 %,<br />
respectievelijk : B_lliOpl, B_lliSt, B_lliTa, B_lliBu, met :<br />
a) B_lliOpl= werkingsbudget leerlingenkenmerk 1;<br />
b) B_lliSt= werkingsbudget leerlingenkenmerk 2;<br />
c) B_lliTa= werkingsbudget leerlingenkenmerk 3;<br />
d) B_lliBu= werkingsbudget leerlingenkenmerk 4.<br />
§4. Het werkingsbudget dat verdeeld wordt op basis van de schoolkenmerken, hierna<br />
B_SchK te noemen, wordt bepaald door de toepassing van de volgende formule :<br />
B_SchK= B-V1-V2-B_lli.<br />
In afwijking van het eerste lid wordt voor het begrotingsjaar 2010 het B_SchK bepaald<br />
door toepassing van volgende formule:<br />
B_SchK = GPP_SchK2009 x het totale aantal punten verkregen na toepassing van<br />
artikel 245, 1° en 2°, waarbij: GPP_SchK2009 de geldwaarde per punt is voor het<br />
begrotingsjaar 2009, zoals vastgesteld na de derde begrotingscontrole 2009. 243<br />
243 Artikel 7 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van<br />
het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. Gewijzigd met ingang van 1/1/2010 door het decreet<br />
van 18/12/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/134
Onderafdeling 3: Verdeling van het krediet voor schoolkenmerken en<br />
leerlingenkenmerken<br />
Art. 245. B_SchK, vermeld in artikel 244, §4, wordt als volgt verdeeld over de<br />
schoolkenmerken zoals bedoeld in artikel 242, §1, met uitzondering van schoolkenmerk<br />
V1, V2 en SK_Gon :<br />
1° voor de leerlingen van het secundair onderwijs worden de puntengewichten als volgt<br />
vastgesteld :<br />
Eerste graad<br />
Tweede en derde graad technisch en beroepssecundair onderwijs, de<br />
studiegebieden decoratieve technieken, fotografie, handel, mode,<br />
lichaamsverzorging, personenzorg, sport, toerisme en voeding<br />
Tweede en derde graad technisch en beroepssecundair onderwijs, de<br />
studiegebieden auto, bouw, chemie, glastechnieken, grafische communicatie<br />
en media, hout, juwelen, koeling en warmte, land- en tuinbouw, maritieme<br />
opleidingen, maatschappelijke veiligheid, mechanica-elektriciteit,<br />
muziekinstrumentenbouw, optiek, orthopedische technieken, tandtechnieken en<br />
textiel<br />
Tweede en derde graad algemeen secundair onderwijs (inclusief de asostudierichtingen<br />
die tot het studiegebied sport behoren)<br />
Tweede en derde graad kunstonderwijs, de studiegebieden ballet en<br />
podiumkunsten<br />
Tweede en derde graad kunstonderwijs, het studiegebied beeldende kunsten<br />
Hoger beroepsonderwijs en Vierde graad<br />
Deeltijds beroepssecundair onderwijs<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/135<br />
16<br />
punten<br />
18<br />
punten<br />
22<br />
punten<br />
16<br />
punten<br />
20<br />
punten<br />
18<br />
punten<br />
20<br />
punten<br />
10<br />
punten<br />
2° voor alle scholen wordt per categorie, vermeld in 1°, het aantal leerlingen, geteld op<br />
de teldatum, vermeld in artikel 169 tot en met 172, vermenigvuldigd met het<br />
overeenkomstige puntengewicht;<br />
3° het B_SchK wordt vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten. Het<br />
quotiënt van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna<br />
GPP_SchK te noemen. 244<br />
Art. 246. §1. Het budget V1, vermeld in artikel 244, §1, wordt als volgt verdeeld : V1<br />
wordt gedeeld door alle leerlingen van het gewoon secundair gemeenschapsonderwijs.<br />
Het quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk<br />
V1, hierna GW_V1 te noemen.<br />
244 Artikel 8 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van<br />
het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet<br />
van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.
§2. Het budget V2, vermeld in artikel 244, §2, wordt als volgt verdeeld : V2 wordt<br />
gedeeld door alle leerlingen van het officieel gewoon secundair onderwijs. Het quotiënt<br />
van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V2, hierna<br />
GW_V2 te noemen. 245<br />
Art. 247. §1. Het budget leerlingenkenmerken, vermeld in artikel 244, §3, wordt verdeeld<br />
in een bedrag per leerling geteld op de teldatum, vermeld in artikel 169 tot en met 172,<br />
per kenmerk volgens de volgende formules :<br />
1° B_ClliOpl= B_lliOpl/ClliOpl;<br />
2° B_ClliSt= B_lliSt/ClliSt;<br />
3° B_ClliTa= B_lliTa/ClliTa;<br />
4° B_ClliBu= B_lliBu/ ClliBu;<br />
met :<br />
a) B_ClliOpl= bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 1;<br />
b) B_ClliSt= bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 2;<br />
c) B_ClliTa= bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 3;<br />
d) B_ClliBu= bedrag per gecorrigeerd leerlingenaantal leerlingenkenmerk 4;<br />
e) ClliOpl= het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor<br />
leerlingenkenmerk 1;<br />
f) ClliSt= het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor<br />
leerlingenkenmerk 2;<br />
g) ClliTa= het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor<br />
leerlingenkenmerk 3;<br />
h) ClliBu= het gecorrigeerde aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor<br />
leerlingenkenmerk 4.<br />
§2. ClliOpl, ClliSt, ClliTa en ClliBu, vermeld in § 1, worden respectievelijk via de volgende<br />
formules berekend :<br />
1° berekening van ClliOpl : ClliOpl= ∑ alle scholen ClliOpl_school, waarbij :<br />
ClliOpl_school = MIN (Proc_school_iOpl;<br />
Gemid_tot_iOpl + (2 x Stdev_tot_iOpl)) x aantal leerlingen in de school, waarbij :<br />
a) ClliOpl_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk<br />
1;<br />
b) Proc_school_iOpl = het procentueel aantal leerlingen dat per school in aanmerking<br />
komt voor leerlingenkenmerk 1;<br />
c) Gemid_tot_iOpl = het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle<br />
scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1;<br />
d) Stdev_tot_iOpl = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele<br />
leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 1;<br />
e) MIN = de laagste waarde van de twee : het procentueel aantal leerlingen dat per<br />
school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 1 of het gemiddelde van het<br />
procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor<br />
leerlingenkenmerk 1 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op de<br />
totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 1;<br />
2° berekening van ClliSt : ClliSt= ∑ alle scholen ClliSt_school, waarbij :<br />
ClliSt_school = MIN (Proc_school_iSt; Gemid_tot_iSt + (2 x Stdev_tot_iSt)) x aantal<br />
leerlingen in de school, waarbij :<br />
245 Artikel 9 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van<br />
het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/136
a) ClliSt_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk<br />
2;<br />
b) Proc_school_iSt = het procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking<br />
komt voor leerlingenkenmerk 2;<br />
c) Gemid_tot_iSt = het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle<br />
scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2;<br />
d) Stdev_tot_iSt = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele<br />
leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 2;<br />
e) MIN= de laagste waarde van de twee : het procentueel aantal leerlingen dat per<br />
school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 2 of het gemiddelde van het<br />
procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor<br />
leerlingenkenmerk 2 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op de<br />
totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 2;<br />
3° berekening van ClliTa : ClliTa= ∑ alle scholenClliTa_school, waarbij :<br />
ClliTa_school= MIN (Proc_school_iTa; Gemid_tot_iTa + (2 x Stdev_tot_iTa)) x aantal<br />
leerlingen in de school, waarbij :<br />
a) ClliTa_school = het gecorrigeerde leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk<br />
3;<br />
b) Proc_school_iTa = het procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking<br />
komt voor leerlingenkenmerk 3;<br />
c) Gemid_tot_iTa = het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen per school dat<br />
voor alle scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3;<br />
d) Stdev_tot_iTa = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele<br />
leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 3;<br />
e) MIN = de laagste waarde van de twee : het procentueel aantal leerlingen dat per<br />
school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 3 of het gemiddelde van het<br />
procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor<br />
leerlingenkenmerk 3 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op de<br />
totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 3;<br />
4° berekening van ClliBu : ClliBu= ∑ alle scholenClliBu_school, waarbij :<br />
ClliBu= MIN (Proc_school_iBu; Gemid_tot_iBu + (2 x Stdev_tot_iBu)) x aantal leerlingen<br />
in de school, waarbij :<br />
a) ClliBu= het gecorrigeerde leerlingenaantal per school voor leerlingenkenmerk 4;<br />
b) Proc_school_iBu = het procentueel aantal leerlingen per school dat in aanmerking<br />
komt voor leerlingenkenmerk 4;<br />
c) Gemid_tot_iBu = het gemiddelde van het procentueel aantal leerlingen dat voor alle<br />
scholen samen in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 4;<br />
d) Stdev_tot_iBu = de standaarddeviatie berekend op de totale procentuele<br />
leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 4;<br />
e) MIN = de laagste waarde van de twee : het procentueel aantal leerlingen dat per<br />
school in aanmerking komt voor leerlingenkenmerk 4 of het gemiddelde van het<br />
procentueel aantal leerlingen dat voor alle scholen samen in aanmerking komt voor<br />
leerlingenkenmerk 4 vermeerderd met twee keer de standaarddeviatie berekend op de<br />
totale procentuele leerlingenpopulatie voor leerlingenkenmerk 4. 246<br />
246 Artikel 10 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/137
Onderafdeling 4: Berekening van het werkingsbudget per school<br />
Art. 248. Het werkingsbudget per school wordt voor een deel berekend op basis van<br />
schoolkenmerken en voor een deel op basis van leerlingenkenmerken. 247<br />
Art. 249. §1. Per school wordt het totale aantal punten berekend door het aantal<br />
leerlingen, geteld op de teldatum, vermeld in artikel 169 tot en met 172, te<br />
vermenigvuldigen met hun puntengewicht voor schoolkenmerken, met uitzondering van<br />
schoolkenmerk V1, V2 en SK_Gon.<br />
§2. Het werkingsbudget per school van het gewoon secundair onderwijs is de som van :<br />
1° het resultaat van de vermenigvuldiging van het totale aantal punten per school met de<br />
GPP_SchK, vermeld in artikel 245, 3°;<br />
2° het bedrag, verkregen door het resultaat van de volgende vermenigvuldigingen :<br />
a) B_ClliOpl x ClliOpl_school;<br />
b) B_ClliSt x ClliSt_school;<br />
c) B_ClliTa x ClliTa_school;<br />
d) B_ClliBu x ClliBu_school;<br />
3° GW_V1, vermeld in artikel 246, § 1, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen in de<br />
school;<br />
4° GW_V2, vermeld in artikel 246, § 2, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen in de<br />
school.<br />
§3. Het budget, verkregen na de toepassing van §2, wordt voor het<br />
gemeenschapsonderwijs jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen<br />
toegekend in overeenstemming met de bepalingen van artikel 36, 2°, van het bijzonder<br />
decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, waarbij :<br />
1° de som van het bedrag dat met toepassing van §2 verkregen is, voor het geheel van<br />
de scholen van het gewoon secundair gemeenschapsonderwijs tot en met 2015<br />
verminderd wordt met 30 percent van de loonkosten van de leden van het meesters-,<br />
vak- en dienstpersoneel van het gewoon secundair gemeenschapsonderwijs, in 2016<br />
met 60 percent en in 2017 met 100 percent van die loonkosten;<br />
2° de som van het bedrag dat met toepassing van §2 verkregen is, voor het geheel van<br />
de scholen van het gewoon secundair gemeenschapsonderwijs verhoogd wordt met de<br />
middelen, vastgelegd voor het optrekken van het vakantiegeld tot 92 % voor het<br />
contractuele meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gemeenschapsonderwijs,<br />
toegekend via de betreffende onderwijs-cao. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag<br />
851.000 euro. Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dit bedrag jaarlijks geïndexeerd door de<br />
toepassing van de A2-coëfficiënt, vermeld in artikel 243;<br />
3° de som van het bedrag dat met toepassing van §2 verkregen is, vermeerderd wordt<br />
met een transitiefonds dat in 2009 1.250.000 euro bedraagt en jaarlijks verminderd<br />
wordt met 125.000 euro.<br />
§4. Het werkingsbudget verkregen na toepassing van §2 wordt voor het gesubsidieerd<br />
onderwijs jaarlijks toegekend aan de schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs.<br />
Daarbij worden de middelen voor de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd<br />
247 Artikel 11 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/138
onderwijs verhoogd met de middelen tot harmonisering van de lonen tussen het<br />
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gesubsidieerd vrij onderwijs en dat<br />
personeel van het gemeenschapsonderwijs, toegekend via de respectieve onderwijscao's.<br />
Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag 4.768.000 euro. Vanaf begrotingsjaar<br />
2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door de toepassing van de A2-coëfficiënt,<br />
vermeld in artikel 243. Die cao-middelen worden verdeeld naar rata van het aantal<br />
punten per school van het vrij gesubsidieerd onderwijs, dat verkregen is na de<br />
toepassing van §1.<br />
§5. De werkingsbudgetten van de scholengroepen van het gemeenschapsonderwijs en<br />
van de scholen van het gesubsidieerd gewoon secundair onderwijs worden elk<br />
schooljaar in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som van de<br />
uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het betrokken<br />
schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt. 248<br />
Onderafdeling 5: Evaluatie<br />
Art. 250. De Vlaamse Regering ontwikkelt een methode die jaarlijks toelaat om een<br />
globaal zicht te krijgen op de besteding van de werkingsbudgetten in het secundair<br />
onderwijs. 249<br />
Art. 251. In 2012 wordt het nieuwe financieringssysteem door de Vlaamse Regering<br />
geëvalueerd. Deze evaluatie zal de doelmatige aanwending van de toegekende<br />
werkingsmiddelen beoordelen.<br />
Uitgangspunten van deze evaluatie zijn:<br />
- de gelijke behandeling van elk kind met dezelfde noden;<br />
- gelijke middelen voor elke school in eenzelfde situatie;<br />
- het voeren van een gelijkekansenbeleid;<br />
- transparantie, voorspelbaarheid en stabiliteit van het mechanisme;<br />
- evolutie van de schoolloopbanen, met bijzondere aandacht voor gelijke kansen en<br />
talentontwikkeling. 250<br />
TITEL 2 : BEPALINGEN BETREFFENDE LEERLINGEN<br />
Hoofdstuk 1 : Regelmatige versus vrije leerling<br />
Art. 252. §1. Met regelmatige leerling wordt bedoeld de leerling die:<br />
a) hetzij aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:<br />
1) beantwoorden aan de toelatingsvoorwaarden tot het leerjaar waarin de leerling is<br />
ingeschreven;<br />
248 Artikel 12 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. Gewijzigd met ingang van 1/9/2008 door het<br />
decreet van 21/11/2008; met ingang van 1/1/2009 door het decreet van 19/12/2008. De codificatie brengt geen<br />
wijzigingen aan.<br />
249 Artikel 5, §4 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
250 Artikel 21 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/139
2) het geheel van de vorming van dit leerjaar werkelijk en regelmatig volgen, behoudens<br />
in geval van gewettigde afwezigheid;<br />
b) hetzij aan alle onderstaande voorwaarden voldoet :<br />
1) voldoen aan de toelatingsvoorwaarden tot een eerste leerjaar van de eerste graad<br />
van het secundair onderwijs, zoals bepaald in Hoofdstuk III van het Besluit van de<br />
Vlaamse Regering van 19 juli 2002 betreffende de organisatie van het voltijds secundair<br />
onderwijs;<br />
2) het leerprogramma dat voor hem of haar individueel is bepaald door de klassenraad<br />
werkelijk en regelmatig volgen, behoudens in geval van gewettigde afwezigheid;<br />
3) onder het toepassingsgebied vallen van het Besluit van de Vlaamse Regering van 12<br />
december 2003 betreffende de integratie van leerlingen met een matige of ernstige<br />
verstandelijke handicap in het gewoon lager en secundair onderwijs.<br />
§2. Leerlingen die niet beantwoorden aan het onder a) of b) gestelde, worden<br />
beschouwd als vrije leerlingen. 251<br />
Art. 253. Een leerling blijft in de volgende gevallen beschouwd als regelmatige leerling in<br />
zijn oorspronkelijke school :<br />
- een leerling van het voltijds gewoon secundair onderwijs of het deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs die op de datum van de telling van het aantal leerlingen<br />
onderwijs volgen in een school van type 5;<br />
- een leerling van het voltijds gewoon secundair onderwijs, het deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs of het buitengewoon secundair onderwijs die op de datum<br />
van de telling van het aantal leerlingen onderwijs volgen in een school van type 5 of een<br />
dienst neuropsychiatrie voor kinderen die van het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en<br />
Vorming een subsidie-enveloppe ontvangt.<br />
Hij is daarenboven regelmatige leerling :<br />
- in de ziekenhuisschool, voor periodes van minimum vijf al dan niet opeenvolgende<br />
dagen waarin hij per dag gemiddeld ten minste één lestijd onderwijs krijgt;<br />
- in de preventoriumschool, wanneer hij voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van<br />
het Koninklijk Besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de<br />
organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en<br />
behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs. 252<br />
Hoofdstuk 2 : Klassenraad en examencommissie van de Vlaamse<br />
Gemeenschap<br />
Art. 254. §1. De schoolbesturen, in voorkomend geval op voordracht en na beslissing<br />
van de klassenraden of de gelijkgestelde organen, zijn bevoegd om aan de leerlingen de<br />
251 Artikel 48, 2°: Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijsdecreet II. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006<br />
door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
252 Artikel 3, §8, 5° : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Ingevoegd met ingang van 1/9/2001 door het decreet van 13/7/2001; gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het<br />
decreet van 14/2/2003.<br />
In de codificatie is de verwijzing naar artikel X.1, 2° van het decreet van 14/2/2003 vervangen door de zinsnede “een<br />
dienst neuropsychiatrie voor kinderen die van het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en Vorming een subsidieenveloppe<br />
ontvangt”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/140
van rechtswege geldende studiebewijzen toe te kennen voor zover het<br />
structuuronderdeel in kwestie voldoet aan de voorwaarden inzake erkenning.<br />
Voor het gewoon secundair onderwijs en de opleidingsvorm 4 van het buitengewoon<br />
secundair onderwijs fungeert de delibererende klassenraad als enig orgaan op het vlak<br />
van de beslissingen inzake het al dan niet geslaagd zijn. De delibererende klassenraad<br />
oordeelt of een regelmatige leerling in voldoende mate de doelstellingen die in het<br />
leerplan zijn opgenomen, heeft bereikt om al dan niet te kunnen overgaan naar een<br />
volgend leerjaar en/of een van rechtswege geldend studiebewijs behaalt dat een<br />
bepaald civiel effect impliceert.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling en de werking van deze delibererende<br />
klassenraad en de beroepsprocedure.<br />
§2. De Vlaamse Regering richt de examencommissies van de Vlaamse Gemeenschap<br />
op, die bevoegd zijn om, naast de erkende scholen, van rechtswege geldende<br />
studiebewijzen te verlenen. Zij regelt de inrichting ervan en stelt het programma en het<br />
inschrijvingsgeld van de examens vast. De examencommissies zijn derwijze<br />
samengesteld dat de leden die tot het officieel onderwijs behoren en de leden die tot het<br />
vrij onderwijs behoren er in gelijk aantal vertegenwoordigd zijn. 253<br />
Art. 255. Het schoolbestuur, op voordracht van de klassenraad, alsook de<br />
Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap zijn bevoegd voor de uitreiking van<br />
het diploma van het secundair onderwijs.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de samenstelling, de werking en de bevoegdheden van<br />
de klassenraad. 254<br />
Art. 256. §1. Het diploma van secundair onderwijs wordt uitgereikt aan de leerlingen van<br />
het secundair onderwijs:<br />
1° die hun studies volbracht hebben overeenkomstig de wettelijke, decretale en<br />
reglementaire bepalingen;<br />
2° die houder zijn van :<br />
a) een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, uitgereikt door<br />
een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school,<br />
of door de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap en die het eerste leerjaar<br />
van de derde graad van het algemeen, technisch of kunstsecundair onderwijs en het<br />
tweede leerjaar van de derde graad van het algemeen, technisch of kunstsecundair<br />
onderwijs met vrucht volbracht hebben;<br />
b) een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, uitgereikt door<br />
een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school,<br />
253 Artikel 6quater, eerste, tweede, zesde lid : Wet van 29/5/1959 tot wijziging sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving. Ingevoegd met ingang van 1/9/1991 door het decreet van 17/7/1991; gewijzigd met ingang van<br />
1/9/1996 door het decreet van 24/7/1996; met ingang van 1/9/1997 door het decreet van 15/7/1997; met ingang van<br />
1/9/2002 door het decreet van 18/1/2002; met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 28/6/2002; met ingang van<br />
1/9/2003 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie zijn de bepalingen inzake OSP en DKO niet opgenomen, is<br />
de verwijzing naar artikel 24ter vervangen door “de voorwaarden inzake financiering of subsidiering”, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
254 Artikel 84quinquies : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/10/1991<br />
door het decreet van 12/6/1991. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 84quater vervangen door “van de<br />
Vlaamse Gemeenschap”, is de overgangsregeling voor het lerarenkorps niet opgenomen omwille van het tijdelijk<br />
karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/141
of door de Examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap en die het eerste leerjaar<br />
van de derde graad van het algemeen, technisch, kunst- of beroepssecundair onderwijs<br />
en het tweede en het derde leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair<br />
onderwijs met vrucht volbracht hebben;<br />
c) een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, uitgereikt door<br />
een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school,<br />
of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap, en die het eerste en<br />
tweede leerjaar van de vierde graad van het secundair onderwijs met vrucht volbracht<br />
hebben;<br />
d) een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, uitgereikt door<br />
een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school,<br />
of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap, en die het tweede<br />
leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs en het eerste leerjaar<br />
van de vierde graad van het secundair onderwijs met vrucht volbracht hebben;<br />
e) een getuigschrift van de tweede graad van het secundair onderwijs, uitgereikt door<br />
een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde school,<br />
of door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap, en die het hoger<br />
beroepsonderwijs van het secundair onderwijs met vrucht volbracht hebben.<br />
§2. Voor de toepassing van dit artikel wordt met het diploma van secundair onderwijs<br />
gelijkgesteld:<br />
1° het getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs;<br />
2° het diploma van hoger secundair technisch onderwijs;<br />
3° het diploma van hoger secundair kunstonderwijs;<br />
4° de bekwaamheidsbewijzen, die vóór 1 september 1975 gelijkgesteld waren met die<br />
vermeld onder punt 1°, 2° of 3°;<br />
5° het getuigschrift van hoger secundair onderwijs.<br />
§3. Voor de toepassing van dit artikel wordt met het getuigschrift van de tweede graad<br />
van het secundair onderwijs gelijkgesteld:<br />
1° het getuigschrift van lager secundair onderwijs;<br />
2° het studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de tweede graad van het<br />
secundair onderwijs, uitgereikt in de schooljaren 1996-1997 tot en met 1998-1999. 255<br />
255 -§1: Artikel 84bis, §1 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/10/1991<br />
door het decreet van 12/6/1991; gewijzigd met ingang van 1/9/1996 door het decreet van 19/4/1995; met ingang van<br />
1/1/1996 door het decreet van 15/7/1997; met ingang van 1/9/2001 door het decreet van 20/10/2000, met ingang van<br />
1/6/2002 door het decreet van 19/7/2002; met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008 en door het decreet<br />
van 10/7/2008; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009 en door het decreet van 9/7/2010. In de<br />
codificatie is §2 niet opgenomen omwille van tijdelijke karakter, is er een nummering toegevoegd, is het begrip<br />
“georganiseerd” vervangen door “ gefinancierd”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
-§2 en §3 : Artikel 84ter : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/10/1991<br />
door het decreet van 12/6/1991; gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 20/10/2000. In de<br />
codificatie is in §2 de verwijzing naar artikel 84bis geschrapt en is de zinsnede “de inwerkingtreding van de wet van<br />
31 juli 1975” vervangen door de datum “1 september 1975”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/142
DEEL V : SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET<br />
BUITENGEWOON SECUNDAIR ONDERWIJS<br />
TITEL 1 : INLEIDENDE BEPALING<br />
Art. 257. De bepalingen inzake buitengewoon onderwijs zijn van toepassing op kinderen<br />
en adolescenten die op basis van een multidisciplinair onderzoek door instanties<br />
bepaald door de Vlaamse Regering, omwille van hun pedagogische noden en<br />
mogelijkheden aangewezen zijn op buitengewoon of geïntegreerd onderwijs. Zij worden<br />
hierna personen met een handicap genoemd. 256<br />
Art. 258. Het buitengewoon secundair onderwijs voorziet in het onderwijs en de<br />
opvoeding van de personen met een handicap:<br />
a) door hun lichamelijke en geestelijke geschiktheden te ontwikkelen en hun sociale<br />
aanpassing te bevorderen;<br />
b) door hen voor te bereiden:<br />
- op het gezinsleven;<br />
- op de uitoefening van een ambt of beroep dat verenigbaar is met hun handicap;<br />
- op bezigheden in een beschermd milieu. 257<br />
TITEL 2 : GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE<br />
OPLEIDINGSVORMEN 1, 2, 3 EN 4<br />
Hoofdstuk 1 : Bepalingen betreffende scholen van de opleidingsvormen<br />
1, 2, 3 en 4<br />
Afdeling 1 : Structuur en organisatie<br />
Art. 259. Het buitengewoon secundair onderwijs wordt onderscheiden in verschillende<br />
types en opleidingsvormen. Elk van die types en opleidingsvormen omvat het onderwijs<br />
dat aangepast is aan de algemene en aan de bijzondere opvoedings- en<br />
onderwijsbehoeften van personen met een handicap die tot eenzelfde groep behoren.<br />
Die behoeften worden bepaald overeenkomstig de aard en de ernst van de<br />
voornaamste handicap, die de groep gemeenschappelijk heeft.<br />
Voor hen die meervoudige handicaps hebben, worden het type en de opleidingsvorm<br />
van buitengewoon secundair onderwijs bepaald met inachtneming van de<br />
opvoedingsbehoeften waaraan bij voorrang voldaan moet worden in verband met hun<br />
leeftijd en vermogens.<br />
256 Artikel 1, §1 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Gewijzigd met ingang van<br />
1/10/1986 door de wet van 11/3/1986. In de codificatie is de aanvangszin aangepast, is de verwijzing naar artikel 5<br />
vervangen door “instanties bepaald door de Vlaamse Regering”, het woord “gehandicapten” is vervangen door<br />
“personen met een handicap”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
257 Artikel 1, §2 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Gewijzigd met ingang van<br />
1/10/1986 door de wet van 11/3/1986. In de codificatie is het woord “gehandicapten” vervangen door “personen met<br />
een handicap”, en zonder inhoudelijke wijzigingen<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/143
De Vlaamse Regering bepaalt de types en opleidingsvormen die in het buitengewoon<br />
secundair onderwijs erkend, gefinancierd of gesubsidieerd kunnen worden.<br />
In afwachting blijft het op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepaling<br />
geldende besluit van toepassing. 258<br />
Art. 260. §1. De Vlaamse Regering bepaalt de doelstellingen van de verschillende<br />
opleidingsvormen, de doelgroep van de verschillende types en welke types er in de<br />
verschillende opleidingsvormen kunnen worden georganiseerd.<br />
§2. In afwachting blijven de op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepaling<br />
geldende besluiten van toepassing. 259<br />
Afdeling 2 : Eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplan en handelingsplan<br />
Art. 261. Deze afdeling is van toepassing op het buitengewoon secundair onderwijs. 260<br />
Art. 262. De ontwikkelingsdoelen voor het buitengewoon secundair onderwijs worden<br />
vastgelegd door het Vlaams Parlement bij wijze van bekrachtiging van een besluit van<br />
de Vlaamse Regering, genomen op advies van de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad.<br />
Voor het onderwijs in een erkende godsdienst, een op godsdienst berustende<br />
zedenleer, de niet-confessionele zedenleer, de eigen cultuur en religie en de<br />
cultuurbeschouwing worden geen eindtermen of ontwikkelingsdoelen bepaald.<br />
De Vlaamse Regering legt het besluit ten laatste één maand na de goedkeuring ter<br />
bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement.<br />
De ontwikkelingsdoelen hebben uitwerking vanaf de datum die het decreet aangeeft.<br />
De eindtermen en specifieke eindtermen worden ontwikkeld gebruik makend van de<br />
descriptorelementen vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 april 2009 betreffende<br />
de kwalificatiestructuur. 261<br />
Art. 263. §1. Ontwikkelingsdoelen voor het voltijds buitengewoon secundair onderwijs<br />
zijn doelen op het vlak van kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes die de overheid<br />
wenselijk acht voor zoveel mogelijk leerlingen van de leerlingenpopulatie. In<br />
samenspraak met het centrum voor leerlingenbegeleiding en zo mogelijk in overleg met<br />
de ouders en eventueel andere betrokkenen, kiest de klassenraad de<br />
258 Artikel 3 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2006<br />
door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
259 Artikel 3bis, §1, §3 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang<br />
van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
260 Artikel 2 : Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen<br />
in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. In de codificatie is hier de tekst voor het buitengewoon<br />
secundair onderwijs opgenomen, de tekst voor het voltijds gewoon secundair onderwijs is opgenomen onder deel IV,<br />
en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
261 Artikel 3 : Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen<br />
in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 26/7/2009 door het decreet<br />
van 30/4/2009. In de codificatie is hier de tekst voor het buitengewoon secundair onderwijs opgenomen, de tekst<br />
voor het voltijds gewoon secundair onderwijs is opgenomen onder deel IV, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/144
ontwikkelingsdoelen die aan individuele leerlingen of groepen worden aangeboden en<br />
uitdrukkelijk nagestreefd.<br />
Ontwikkelingsdoelen worden bepaald per opleidingsvorm en/of type.<br />
§2. In de opleidingsvorm 4 van het buitengewoon secundair onderwijs gelden de<br />
eindtermen, de ontwikkelingsdoelen, de specifieke eindtermen en erkende<br />
beroepskwalificaties van het overeenstemmende niveau van het gewoon secundair<br />
onderwijs respectievelijk als eindtermen, ontwikkelingsdoelen, specifieke eindtermen en<br />
erkende beroepskwalificaties. Voor andere opleidingsvormen of types kan de<br />
klassenraad de eindtermen en/of ontwikkelingsdoelen en/of specifieke eindtermen en/of<br />
erkende beroepskwalificaties van het overeenstemmende niveau van het gewoon<br />
secundair onderwijs, van andere types van het buitengewoon secundair onderwijs, of<br />
van het gewoon of buitengewoon basisonderwijs overnemen als ontwikkelingsdoelen. In<br />
beide gevallen kan de klassenraad, rekening houdend met de kenmerken eigen aan de<br />
leerling, de gelijkwaardigheid beoordelen van prestaties in het betrokken type of de<br />
betrokken opleidingsvorm met de prestaties die door de eindtermen en/of<br />
ontwikkelingsdoelen en/of specifieke eindtermen en/of erkende beroepskwalificaties van<br />
het overeenstemmende niveau van het gewoon secundair onderwijs worden vereist. 262<br />
Art. 264. Erkende beroepskwalificaties waarover een leerling van het voltijds secundair<br />
onderwijs beschikt zijn afgeronde en ingeschaalde gehelen van competenties om als<br />
beginnend beroepsbeoefenaar een beroep uit te oefenen. De competenties van de<br />
beginnend beroepsbeoefenaar zijn vervat in de beroepskwalificaties die erkend zijn<br />
volgens de procedure bepaald in het decreet van 30 april 2009 betreffende de<br />
kwalificatiestructuur. 263<br />
Art. 265. Voor die specifieke gedeelten van opleidingen die gericht zijn op<br />
beroepsuitoefening waarvoor geen erkende beroepskwalificatie bestaat, bepaalt de<br />
Vlaamse Regering de competenties, tot zolang er geen erkende beroepskwalificaties<br />
zijn. De Vlaamse Regering bepaalt deze competenties op basis van door sectoren of<br />
door overheidsinstanties erkende referentiekaders en gebruik makend van de<br />
descriptorelementen.<br />
De tekst van het eerste lid wordt op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum<br />
vervangen door wat volgt:<br />
Voor die specifieke gedeelten van opleidingen, die gericht zijn op beroepsuitoefening,<br />
waarvoor geen erkende beroepskwalificaties bestaan en tot zolang er geen erkende<br />
beroepskwalificaties zijn, bepaalt de Vlaamse Regering de referentiekaders waarvan de<br />
competenties voor de opleidingen worden afgeleid. De competenties worden, zoals bij<br />
erkende beroepskwalificaties, vastgelegd gebruik makend van de descriptorelementen<br />
uit het kwalificatieraamwerk en waarborgen de toepassing van eventuele Europese,<br />
federale of Vlaamse regelgeving inzake beroepsuitoefening dit zolang er geen erkende<br />
beroepskwalificaties zijn.<br />
262 Artikel 5, §3 : Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 26/7/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
263 Artikel 7bis : Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Ingevoegd met ingang van 26/7/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/145
De VLOR en de SERV zullen om advies gevraagd worden bij het besluit dat de<br />
referentiekaders, het proces en de actoren om tot deze competenties te komen, zal<br />
vastleggen. 264<br />
Art. 266. §1. Met de inachtneming van het door of krachtens het decreet bepaalde<br />
minimumlessenrooster en met inachtneming van de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen<br />
en de specifieke eindtermen, beschikt elk schoolbestuur voor elk van zijn scholen over<br />
de vrijheid de lessenroosters en de leerplannen vast te stellen en kiest het vrij zijn<br />
pedagogische methodes.<br />
De tekst van §1 wordt op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum vervangen<br />
door wat volgt:<br />
Met de inachtneming van het door of krachtens het decreet bepaalde<br />
minimumlessenrooster en met inachtneming van de ontwikkelingsdoelen en de erkende<br />
onderwijskwalificaties, beschikt elk voor elk van zijn scholen over de vrijheid de<br />
lessenroosters en de leerplannen vast te stellen en kiest het vrij zijn pedagogische<br />
methodes.<br />
§2. Met inachtneming van de ontwikkelingsdoelen wordt in het buitengewoon onderwijs<br />
voor één of meer leerlingen samen op basis van zijn (hun) opvoedings- en<br />
onderwijsbehoeften, een handelingsplan opgemaakt. Dit plan bevat voor een bepaalde<br />
periode de pedagogisch-didactische planning voor bedoelde leerling(en) en legt onder<br />
meer de keuze aan ontwikkelingsdoelen vast, die de klassenraad in opdracht van het<br />
schoolbestuur voor hem (hen) wil nastreven.<br />
Het handelingsplan geeft in voorkomend geval weer hoe het multidisciplinair teamwerk<br />
wordt gepland en hoe de sociale, psychologische, orthopedagogische, medische en<br />
paramedische hulpverlening in het opvoedings- en onderwijsaanbod wordt geïntegreerd.<br />
In voorkomend geval kunnen bepaalde eindtermen, ontwikkelingsdoelen, of specifieke<br />
eindtermen van het gewoon secundair onderwijs, van andere types van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs of van het gewoon of buitengewoon basisonderwijs<br />
door een beslissing van de klassenraad in een handelingsplan worden opgenomen.<br />
De tekst van dit lid wordt op een door de Vlaamse Regering te bepalen datum<br />
vervangen door het hier volgende lid:<br />
In voorkomend geval kunnen bepaalde eindtermen, ontwikkelingsdoelen, specifieke<br />
eindtermen of erkende beroepskwalificaties van het gewoon secundair onderwijs, van<br />
andere types van het buitengewoon secundair onderwijs of van het gewoon of<br />
buitengewoon basisonderwijs door een beslissing van de klassenraad in een<br />
handelingsplan worden opgenomen.<br />
Het handelingsplan wordt opgemaakt door de klassenraad, in samenspraak met het<br />
centrum voor leerlingenbegeleiding en indien mogelijk met diegene die het ouderlijk<br />
gezag over de betrokken leerling uitoefent.<br />
264 Artikel 7ter : Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Ingevoegd met ingang van 26/7/2009 door<br />
het decreet van 30/4/2009; gewijzigd op een datum te bepalen door de Vlaamse Regering door het decreet van<br />
9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/146
§3. De leerplannen bevatten desgewenst de doelen die het schoolbestuur uitdrukkelijk<br />
formuleert voor zijn leerlingen vanuit het eigen opvoedingsproject in het algemeen of de<br />
eigen visie op het vak in het bijzonder.<br />
Het leerplan moet voldoende ruimte laten voor de inbreng van scholen, leraren,<br />
lerarenteams of leerlingen.<br />
§4. Met het oog op het waarborgen van het studiepeil keurt de Vlaamse Regering de<br />
leerplannen goed, volgens de vooraf door haar bepaalde criteria. Deze verplichting geldt<br />
niet voor het onderricht in een erkende godsdienst, een op die godsdienst berustende<br />
zedenleer of in de niet-confessionele zedenleer, of de cultuurbeschouwing. 265<br />
Art. 267. §1. Wanneer een schoolbestuur oordeelt dat de eindtermen, de<br />
ontwikkelingsdoelen en/of de specifieke eindtermen onvoldoende ruimte laten voor zijn<br />
eigen pedagogische en onderwijskundige opvattingen of ermee onverzoenbaar zijn,<br />
dient het bij de Vlaamse Regering een aanvraag tot afwijking in. Deze aanvraag is<br />
slechts ontvankelijk indien precies wordt aangegeven waarom ontwikkelingsdoelen,<br />
eindtermen en/of specifieke eindtermen voor haar eigen pedagogische en<br />
onderwijskundige opvattingen onvoldoende ruimte laten, en/of waarom ze ermee<br />
onverzoenbaar zijn; het schoolbestuur stelt in dezelfde aanvraag vervangende<br />
ontwikkelingsdoelen, eindtermen en/of specifieke eindtermen voor.<br />
§2. De Vlaamse Regering beoordeelt of de aanvraag ontvankelijk is en beslist, in<br />
voorkomend geval, of de vervangende eindtermen, ontwikkelingsdoelen en/of specifieke<br />
eindtermen in hun geheel gelijkwaardig zijn met die welke conform de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs werden vastgelegd en toelaten gelijkwaardige<br />
studiebewijzen en diploma's af te leveren.<br />
De gelijkwaardigheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria :<br />
1° het respect voor de fundamentele rechten en vrijheden;<br />
2° de vereiste inhoud : het onderwijsaanbod in de ontwikkelingsdoelen voor het<br />
buitengewoon secundair onderwijs, voor het eerste leerjaar B en het<br />
beroepsvoorbereidend leerjaar en het onthaaljaar, en het onderwijsaanbod in de<br />
eindtermen en specifieke eindtermen voor het gewoon secundair onderwijs omvat<br />
minstens inhouden voor de overeenstemmende vakken en attitudes.<br />
Deze inhouden moeten enkel in hun geheel evenwaardig zijn met de inhouden waarvoor<br />
conform deze afdeling eindtermen, ontwikkelingsdoelen en/of specifieke eindtermen<br />
werden vastgelegd;<br />
3° de vervangende ontwikkelingsdoelen, eindtermen en specifieke eindtermen zijn<br />
geformuleerd in termen van wat van leerlingen verwacht kan worden;<br />
4° de vervangende ontwikkelingsdoelen en eindtermen slaan op kennis, inzichten,<br />
vaardigheden en attitudes;<br />
5° de vervangende specifieke eindtermen slaan op, vaardigheden, specifieke kennis,<br />
inzichten en attitudes die de leerlingen moeten toelaten vervolgonderwijs aan te vatten;<br />
265 Artikel 8, §1-§4 : Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke<br />
eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd op een datum te bepalen door de<br />
Vlaamse Regering door het decreet van 30/4/2009. In de codificatie is hier de tekst voor het buitengewoon secundair<br />
onderwijs opgenomen, de tekst voor het voltijds gewoon secundair onderwijs is opgenomen onder deel IV, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/147
6° de vervangende eindtermen, ontwikkelingsdoelen, en specifieke eindtermen zijn zo<br />
geformuleerd dat, nagegaan kan worden in welke mate de leerlingen deze verwerven of<br />
de scholen deze nastreven bij de leerlingen;<br />
7° aangegeven wordt welke eindtermen vakgebonden, vakoverschrijdend of attitudinaal<br />
zijn.<br />
De Vlaamse Regering wint voor de beoordeling van de ontvankelijkheid en van de<br />
gelijkwaardigheid, het gemotiveerd advies in van de onderwijsinspectie en van een<br />
commissie van deskundigen.<br />
Voor de samenstelling van deze laatste commissie stelt de Vlaamse Regering een lijst<br />
op van onafhankelijke deskundigen. Deze lijst geldt voor een periode van vier jaar.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de verdere regels van deze procedure, met dien<br />
verstande dat de aanvrager gehoord wordt.<br />
§3. Het schoolbestuur dient uiterlijk op 1 september van het schooljaar voorafgaand aan<br />
het schooljaar waarin de ontwikkelingsdoelen, eindtermen en specifieke eindtermen<br />
zullen gelden, een afwijkingsaanvraag in. De Vlaamse Regering beslist uiterlijk op 31<br />
december van het voorafgaande schooljaar over de aanvraag.<br />
De Vlaamse Regering legt een besluit betreffende een afwijkingsaanvraag in verband<br />
met ontwikkelingsdoelen, eindtermen of decretale specifieke eindtermen binnen een<br />
termijn van zes maanden ter bekrachtiging voor aan het Vlaams Parlement. Indien het<br />
Vlaams Parlement dit besluit niet bekrachtigt, houdt het op rechtskracht te hebben.<br />
§4. In afwijking op wat bepaald is in §3, kan het schoolbestuur een afwijkingsaanvraag<br />
indienen binnen een termijn van 1 maand na de publicatie van een<br />
bekrachtigingsdecreet, indien deze publicatie gebeurt na 1 september van het<br />
schooljaar voorafgaand aan de inwerkingtreding.<br />
In de gevallen, bedoeld in het vorige lid, is het schoolbestuur gebonden door de<br />
eindtermen, ontwikkelingsdoelen en specifieke eindtermen vanaf 1 september volgend<br />
op de publicatie van het decreet dat de gelijkwaardige eindtermen, ontwikkelingsdoelen<br />
en specifieke eindtermen erkent of op de beslissing van de Vlaamse Regering dat de<br />
afwijkingsaanvraag afwijst. 266<br />
Afdeling 3: Programmatie en rationalisatie<br />
Onderafdeling 1: Begrippen en inleidende bepalingen<br />
Art. 268. §1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:<br />
1° Hoofdgebouw: de vestigingsplaats door het schoolbestuur gekozen als<br />
administratieve zetel voor de gehele school;<br />
2° Vestigingsplaats: gebouw of gebouwencomplex gevestigd op één adres waar al de<br />
lessen en de opvoedende activiteiten voor een leerjaar, een type of een opleidingsvorm<br />
worden georganiseerd;<br />
3° De structuur omvat in het buitengewoon secundair onderwijs: de leerjaren, de<br />
opleidingen in opleidingsvorm 3 en de vestigingsplaatsen;<br />
266 Artikel 9 : Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen<br />
in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet<br />
van 30/4/2009; met ingang van 1/9/2010 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is hier de tekst voor het<br />
buitengewoon secundair onderwijs opgenomen, de tekst voor het voltijds gewoon secundair onderwijs is opgenomen<br />
onder deel IV, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/148
4° Regelmatige leerling: de leerling die beantwoordt aan de toelatingsvoorwaarden en,<br />
waar het voorzien is, aan de overgangsvoorwaarden en die regelmatig de activiteiten<br />
volgt in functie van zijn opvoedingsbehoeften;<br />
5° Agglomeratie : de agglomeraties bepaald in de wet van 26 juli 1971 houdende de<br />
organisatie van agglomeraties en federaties van gemeenten;<br />
6° Bevolkingsdichtheid van een arrondissement: de bevolking per bestuurlijk<br />
arrondissement, zoals die berekend werd ten gevolge van de laatst uitgevoerde<br />
volkstelling en vastgesteld door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, gedeeld door<br />
de totale oppervlakte van het arrondissement, uitgedrukt in km².<br />
De bevolkingsdichtheid, in aanmerking te nemen voor een school die vestigingsplaatsen<br />
heeft in verschillende arrondissementen, wordt vastgesteld op basis van volgende<br />
berekening: de totale bevolking van deze arrondissementen worden gedeeld door de<br />
totale oppervlakte uitgedrukt in km².<br />
Voor een vestigingsplaats wordt steeds de bevolkingsdichtheid van het arrondissement<br />
waarin die vestigingsplaats werkelijk ligt, in aanmerking genomen.<br />
§2. De scholen van het buitengewoon onderwijs worden, naargelang van het<br />
schoolbestuur waarvan zij afhangen, voor de toepassing van dit besluit ingedeeld in de<br />
volgende groepen:<br />
- scholen van het gemeenschapsonderwijs;<br />
- gesubsidieerde officiële scholen;<br />
- gesubsidieerde vrije katholieke scholen;<br />
- gesubsidieerde vrije protestantse scholen;<br />
- gesubsidieerde vrije israëlitische scholen;<br />
- gesubsidieerde vrije islamitische scholen;<br />
- gesubsidieerde vrije orthodoxe scholen;<br />
- gesubsidieerde vrije anglicaanse scholen;<br />
- gesubsidieerde vrije niet-confessionele scholen.<br />
§3. In geval van overmacht wordt de tijdelijke overbrenging van een school of<br />
vestigingsplaats niet gelijkgesteld met een nieuwe oprichting.<br />
In geval van definitieve ontruiming mag het verlaten schoolgebouw niet meer geheel of<br />
gedeeltelijk in gebruik genomen blijven. 267<br />
Art. 269. Aan de rationalisatie of programmatie wordt per taalstelsel uitvoering gegeven.<br />
268<br />
Art. 270. Voor de toepassing van deze afdeling wordt bij de rekenkundige bewerkingen<br />
op de schoolbevolkingsminima het eindresultaat afgerond tot de hogere eenheid indien<br />
het eerste cijfer na de komma 5 of meer is. 269<br />
267 Artikel 2 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1992 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van<br />
1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002. In de codificatie zijn de bepalingen inzake het<br />
basisonderwijs niet opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
268 Artikel 3 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
269 Artikel 6 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/149
Art. 271. Zonder afbreuk te doen aan artikel 286 worden voor de toepassing van de<br />
bevolkingsminima de regelmatige leerlingen in aanmerking genomen, die op 1 oktober<br />
voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 291 tot en met 295 en het<br />
Koninklijk Besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de<br />
organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en<br />
behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs. 270<br />
Art. 272. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de scholen voor jongens, de<br />
scholen voor meisjes en de scholen met gemengd onderwijs. 271<br />
Art. 273. Voor de toepassing van deze afdeling is de afstand tussen het hoofdgebouw<br />
van de school en een vestigingsplaats de kortst mogelijke afstand gemeten langs de<br />
rijbaan zoals omschreven in artikel 2 van het Koninklijk Besluit van 1 december 1975<br />
houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder dat rekening<br />
wordt gehouden met wegomleggingen en eenrichtingsverkeer. 272<br />
Onderafdeling 2: Fusie<br />
Art. 274. §1. De fusie van scholen kan worden doorgevoerd onder volgende<br />
voorwaarden:<br />
1. De fusie geschiedt :<br />
- ofwel door samenvoeging tot één school van twee of meer scholen die gelijktijdig<br />
worden afgeschaft;<br />
- ofwel door de samenvoeging van twee of meer scholen waarbij één van de betrokken<br />
scholen blijft bestaan die de andere school of scholen opslorpt.<br />
2. De fusie wordt zowel uit oogpunt van de administratieve, als van pedagogische<br />
organisatie in éénmaal tot stand gebracht.<br />
Zij sluit in dat er nog slechts één schoolbestuur en één schooldirectie is.<br />
3. De fusie moet ingaan uiterlijk op 1 oktober van het lopende schooljaar.<br />
§2. De scholen gefinancierd of gesubsidieerd in functie van artikel 286 kunnen in de<br />
periode van programmatie geen beroep doen op de bepalingen van §1 van dit artikel.<br />
§ 3. De school ontstaan uit een fusie wordt niet beschouwd als een oprichting van een<br />
nieuwe school. 273<br />
Art. 275. §1. Een bestaande school of een school die ontstaat door fusie, kan<br />
verschillende vestigingsplaatsen hebben, of zich aldus organiseren, op voorwaarde dat<br />
ze één pedagogisch en administratief geheel vormt, gevestigd in eenzelfde geheel van<br />
270 Artikel 7 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2001 door het Besluit Vlaamse Regering van 27/4/2001. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
271 Artikel 8 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
272 Artikel 9 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
273 Artikel 4 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. In de codificatie is “opgericht” vervangen door “gefinancierd”, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/150
gebouwen of in ieder geval in eenzelfde gemeente of agglomeratie, en onder leiding van<br />
eenzelfde directie staat.<br />
Dit alles behoudens afwijking door de Vlaamse Regering toegestaan, in exceptionele<br />
gevallen.<br />
§2. De vestigingsplaatsen buiten het hoofdgebouw komen niet in aanmerking voor de<br />
berekeningen van de afstand naar de dichtstbijzijnde school. 274<br />
Onderafdeling 3: Rationalisatie<br />
Art. 276. Elke school voor buitengewoon secundair onderwijs moet op de datum bepaald<br />
in artikel 271 ten minste 15 leerlingen tellen. 275<br />
Art. 277. §1. Elke school voor buitengewoon secundair onderwijs moet op de datum<br />
bepaald in artikel 271 aan de bevolkingsminima voldoen bepaald in §5 van dit artikel.<br />
§2. In de scholen voor secundair onderwijs met meer dan één opleidingsvorm wordt het<br />
bevolkingsminimum bepaald door de som te maken van de bevolkingsminima, zoals<br />
bepaald in §5 van dit artikel, van de opleidingsvormen die in de school gefinancierd of<br />
gesubsidieerd zijn.<br />
§3. De rationalisatienormen, zoals bepaald in §5 van dit artikel, worden toegepast op de<br />
globale bevolking van al de vestigingsplaatsen. Het hoofdgebouw wordt daarbij in<br />
aanmerking genomen als vestigingsplaats.<br />
§4. Onverminderd de bepalingen van §3 van dit artikel, moet in elke vestigingsplaats<br />
gelegen op een afstand van 2 km en meer ten minste per opleidingsvorm de 2/3 bereikt<br />
worden van de norm bepaald in §5 van dit artikel.<br />
§5. De minima worden voor de verschillende opleidingsvormen afzonderlijk vastgesteld<br />
als volgt:<br />
Opleidingsvorm Bevolkingsminimum<br />
1 7<br />
2 12<br />
3 24<br />
4 12<br />
§6. In de opleidingsvorm 4 mag het aantal leerlingen van de types 6 en 7 met 2<br />
vermenigvuldigd worden om de norm te bereiken bepaald in §5 van dit artikel. 276<br />
274 Artikel 5 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/81986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. In de codificatie is het begrip “Koning” vervangen door “Vlaamse Regering”, is het tweede<br />
deel van §2 en §3 niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
275 Artikel 22 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/151
Art. 278. In afwijking van artikel 277 worden de minima verminderd met één vierde:<br />
- voor de scholen, gelegen in arrondissementen met een bevolkingsdichtheid van<br />
minder dan 75 inwoners/km²;<br />
- voor de scholen met het Nederlands als onderwijstaal, die gelegen zijn in het tweetalig<br />
gebied Brussel-Hoofdstad. 277<br />
Art. 279. §1. In afwijking van de artikelen 277 en 281, §1, kan, indien in het tweetalig<br />
gebied Brussel-Hoofdstad geen enkele school van een bepaalde groep met het<br />
Nederlands als onderwijstaal, de rationalisatienormen voorzien in deze afdeling bereikt,<br />
één school van deze groep in dit arrondissement de georganiseerde opleidingsvormen<br />
en haar volledige structuur behouden op voorwaarde dat ze ten minste 15 leerlingen telt,<br />
ongeacht de bevolking per opleidingsvorm.<br />
§2. Indien meerdere scholen hiervoor in aanmerking komen dan blijft de school met het<br />
grootste aantal regelmatige leerlingen op 1 oktober verder bestaan. 278<br />
Art. 280. §1. Elke school met verschillende opleidingsvormen, die het totaal van de<br />
normen bereikt met toepassing van de artikelen 277, §5, en 278, maar waarvan de<br />
bevolking van één of meer opleidingsvormen beneden de normen gesteld bij dezelfde<br />
artikelen ligt, mag deze opleidingsvormen behouden wanneer de bevolking van elke<br />
opleidingsvorm afzonderlijk niet minder bedraagt dan 2/3 van deze norm.<br />
§2. Elke school bestaande uit verschillende opleidingsvormen die het totaal van de<br />
normen bereikt met toepassing van de artikelen 277, §5, en 278, maar waarvan de<br />
bevolking van één of meer opleidingsvormen gedurende twee opeenvolgende<br />
schooljaren de norm gesteld in §1 van dit artikel niet bereikt, moet de in gebreke<br />
blijvende opleidingsvorm(en) met ingang van 1 oktober van dit tweede schooljaar<br />
afschaffen of de school moet vanaf dezelfde datum fusioneren.<br />
§3. Elke school bestaande uit verschillende opleidingsvormen, die gedurende twee<br />
opeenvolgende schooljaren niet het totaal van de norm bereikt met toepassing van de<br />
artikelen 277, §5, en 278, maar waarvan elke opleidingsvorm de norm bereikt gesteld in<br />
§1, van dit artikel, moet uiterlijk met ingang van 1 oktober van het tweede schooljaar de<br />
in gebreke blijvende opleidingsvorm(en) afschaffen, ofwel moet de school vanaf<br />
dezelfde datum fusioneren.<br />
§4. Onverminderd de bepalingen van artikel 276 moet elke school die slechts<br />
opleidingsvorm 3 inricht, en die gedurende twee opeenvolgende schooljaren de norm<br />
met toepassing van de artikelen 277, §5, en 278, niet bereikt maar waarvan de<br />
bevolking niet minder bedraagt dan 2/3 van de norm die daarop toepasselijk is, uiterlijk<br />
met ingang van 1 oktober van het tweede schooljaar afgeschaft worden ofwel moet de<br />
school vanaf dezelfde datum fusioneren.<br />
276 Artikel 23 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. In de codificatie is “georganiseerd en opgenomen in de toelageregeling” vervangen door<br />
“gefinancierd en gesubsidieerd”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
277 Artikel 24 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
278 Artikel 25, §2 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1992 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van<br />
1/9/2001 door het Besluit Vlaamse Regering van 27/4/2001. In de codificatie is §1 van het oorspronkelijk artikel 25<br />
niet opgenomen wegens het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/152
§5. In een school met verschillende opleidingsvormen, waar opleidingsvorm 3<br />
afgeschaft moet worden krachtens deze afdeling en waar binnen deze opleidingsvorm<br />
slechts één opleiding bestond, mag deze opleiding geleidelijk opgeheven worden,<br />
leerjaar na leerjaar, te beginnen met het laagste, op voorwaarde dat binnen een afstand<br />
van 20 km geen enkele school van dezelfde groep deze opleiding organiseert. 279<br />
Art. 281. §1. Onverminderd de bepalingen van artikel 276 dient de bevolking in de<br />
opleidingsvorm 3 van een school voor buitengewoon secundair onderwijs, om het<br />
hieronder bepaald aantal opleidingen te behouden, aan volgende minima te voldoen :<br />
Opleidingen Bevolkingsminima<br />
2 32<br />
3 48<br />
4 64<br />
en één bijkomende opleiding per reeks van 16 leerlingen.<br />
§2. Bij deze berekening worden de in aanmerking komende leerlingen van de types 6 en<br />
7 vermenigvuldigd met 2.<br />
§3. Voor de scholen bedoeld in artikel 278, die opleidingsvorm 3 organiseren, wordt de<br />
minimum schoolbevolking vereist voor 2 opleidingen bepaald op 24. 280<br />
Art. 282. In afwijking van artikel 276 moet de school die gedurende twee opeenvolgende<br />
schooljaren de norm met toepassing van artikel 281 niet bereikt, uiterlijk met ingang van<br />
1 oktober van dit tweede schooljaar, de niet meer te financieren of te subsidiëren<br />
opleiding geleidelijk opheffen, leerjaar na leerjaar, te beginnen met het laagste, ofwel<br />
moet de school fusioneren. 281<br />
Art. 283. Indien voor een bepaalde opleidingsvorm in een bepaalde provincie en per<br />
taalstelsel geen enkele school van een bepaalde groep de rationalisatienorm voorzien in<br />
deze afdeling bereikt, dan mag één school van deze groep in deze provincie en dit<br />
taalstelsel de opleidingsvorm behouden op voorwaarde dat de totale schoolbevolking<br />
van 15 leerlingen bereikt wordt. 282<br />
279 Artikel 26 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1993 door het Besluit Vlaamse Regering van 22/12/1993;<br />
met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002. In de codificatie is in §5 het begrip<br />
“afdeling” weggelaten omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
280 Artikel 27 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het besluit van 6/12/2002. In de codificatie is het<br />
begrip “afdeling” en §4 weggelaten omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
281 Artikel 28 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002. In<br />
de codificatie is het begrip “afdeling” weggelaten omwille van het tijdelijk karakter, het begrip “boventallig” is<br />
vervangen door “niet te financieren of te subsidiëren”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
282 Artikel 29 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1992 door het decreet van 28/4/1993. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/153
Art. 284. Indien op de datum bepaald in artikel 271 de rationalisatienormen voorzien in<br />
de artikelen 276 tot en met 279 niet bereikt worden, dan moet(en) ofwel de in gebreke<br />
blijvende opleidingsvorm(en) uiterlijk met ingang van 1 oktober van het lopende<br />
schooljaar afgeschaft worden ofwel moet de school vanaf dezelfde datum fusioneren. 283<br />
Art. 285. In een vestigingsplaats ontstaan door fusie met toepassing van artikel 275<br />
kunnen alleen de opleidingsvormen en opleidingen die er bestonden vóór de fusie<br />
verder georganiseerd blijven. 284<br />
Onderafdeling 4: Programmatie<br />
Art. 286. §1. Per 1 september kan een school worden opgenomen in de financiering of<br />
subsdiëring indien op de datum bepaald in artikel 271 aan de drie volgende<br />
voorwaarden wordt voldaan:<br />
1° ten minste 2 opleidingsvormen organiseren;<br />
2° voor elke opleidingsvorm afzonderlijk 150 % van de rationalisatienorm, bepaald in de<br />
artikelen 277, 278 en 281 van deze afdeling bereiken;<br />
3° ten minste : het eerste jaar 200 %, het tweede jaar 250 %, en het derde jaar 300 %,<br />
van het totaal van de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 277 en 278, voor elke<br />
gefinancierde of gesubsidieerde opleidingsvorm bereiken.<br />
§2. Worden deze minima niet bereikt, dan moet(en) hetzij de in gebreke blijvende<br />
opleidingsvorm(en) hetzij de school met ingang van 1 september daaropvolgend worden<br />
opgeheven.<br />
§3. Met ingang van het vierde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen van de<br />
rationalisatie van toepassing. 285<br />
Art. 287. §1. Elke school, die voldoet aan de rationalisatienormen bepaald bij de<br />
artikelen 276 tot en met 278 mag binnen een afstand van minder dan 2 km van het<br />
hoofdgebouw één of meer vestigingsplaatsen oprichten.<br />
§2. Elke school, die voldoet aan de rationalisatienormen bepaald bij de artikelen 276 tot<br />
en met 278 van deze afdeling mag op een afstand van 2 km en meer van het<br />
hoofdgebouw één of meer vestigingsplaatsen oprichten op voorwaarde dat de<br />
schoolbevolking in iedere vestigingsplaats ten minste de rationalisatienormen bereikt.<br />
§3. In de vestigingsplaatsen bedoeld bij de §1 en §2 kunnen uitsluitend reeds in de<br />
school gefinancierde of gesubsidieerde opleidingsvormen en opleidingen worden<br />
opgericht. 286<br />
283 Artikel 30 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
284 Artikel 31 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002. Het<br />
begrip “afdeling” is weggelaten, omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
285 Artikel 32 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 25/8/1989 door het decreet van 5/7/1989. In de codificatie is de<br />
zinsnede “en voldoet de school aan de voorwaarden bepaald in artikel 13 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging<br />
van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” geschrapt, is er een nummering toegevoegd, zijn de begrippen<br />
“georganiseerd en opgenomen in de toelageregeling” vervangen door “gefinancierd en gesubsidieerd”, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/154
Art. 288. §1. In afwijking van artikel 286 is de financiering of subsidiering van<br />
buitengewoon onderwijs van het type 5 in opleidingsvorm 4 op secundair niveau op 1<br />
september onderworpen aan de rationalisatienorm bepaald in de artikelen 277 en 278,<br />
op voorwaarde dat dit onderwijs van het type 5 gehecht is aan een ziekenhuis of aan<br />
een door de Vlaamse Gemeenschap opgerichte of erkende medische-sociale instelling<br />
en dat er een school voor buitengewoon basisonderwijs gefinancierd of gesubsidieerd is<br />
op de datum van inwerkingtreding.<br />
§2. 1° In afwijking van artikel 286 en van §1 van dit artikel, is de financiering of<br />
subsidiëring van het type 5 op secundair niveau in de opleidingsvorm 4 mogelijk voor<br />
een school voor buitengewoon basisonderwijs, op voorwaarde dat op 1 september :<br />
het eerste jaar 200 %, het tweede jaar 250 %, het derde jaar 300 %, van de<br />
rationalisatienorm bepaald in de artikelen 277 en 278 voor de opleidingsvorm 4 wordt<br />
bereikt;<br />
2° Indien deze opleidingsvorm de programmatienorm niet bereikt moet hij worden<br />
opgeheven op 1 september daaropvolgend;<br />
3° Met ingang van het vierde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen van de<br />
rationalisatie van toepassing;<br />
4° Deze opleidingsvorm 4 voor het type 5 kan niet worden gefinancierd of gesubsidieerd<br />
tijdens de periode van programmatie van de school voor buitengewoon basisonderwijs.<br />
§3. Met toepassing van §1 van dit artikel wordt de directeur van de basisschool belast<br />
met de administratieve directie van het buitengewoon onderwijs van het type 5 op<br />
secundair niveau en wordt er geen enkel selectieambt of bevorderingsambt gefiancierd<br />
of gesubsidieerd op het niveau van het secundair onderwijs. 287<br />
Art. 289. §1. Bij beslissing van het schoolbestuur kan een bestaande school die voldoet<br />
aan de rationalisatienorm per 1 september:<br />
1° een bestaande opleidingsvorm 1 of 2 die aan de rationalisatienorm voldoet<br />
omvormen tot een andere opleidingsvorm op voorwaarde dat de bestaande<br />
opleidingsvorm volledig en gelijktijdig wordt opgeheven en dat, op 1 oktober van het<br />
schooljaar waarin de omvorming wordt aangevat, in de ontstane opleidingsvorm de<br />
rationalisatienorm wordt bereikt;<br />
2° een bestaande opleidingsvorm 3 of 4 die aan de rationalisatienorm voldoet<br />
omvormen tot een andere opleidingsvorm, op voorwaarde dat de bestaande<br />
opleidingsvorm gelijktijdig, leerjaar na leerjaar, te beginnen met het laagste, wordt<br />
opgeheven en dat op 1 oktober van het schooljaar waarin de omvorming wordt<br />
aangevat, in de ontstane opleidingsvorm de rationalisatienorm wordt bereikt;<br />
3° een bestaande opleiding in opleidingsvorm 3 die beantwoordt aan de<br />
rationalisatienorm omvormen tot een andere opleiding, op voorwaarde dat de bestaande<br />
opleiding gelijktijdig, leerjaar na leerjaar, te beginnen met het laatste, wordt opgeheven<br />
286 Artikel 33 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002. In<br />
de codificatie is “georganiseerd en opgenomen in de toelageregeling” vervangen door “gefinancierd en<br />
gesubsidieerd”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
287 Artikel 34 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. In de codificatie zijn de begrippen “financiering en subsidiëring” ingevoegd, zijn de<br />
zinsnedes “het Rijk of” en “,opgericht of in de toelageregeling opgenomen met toepassing van artikel 18, §2, 1°, van<br />
deze afdeling” geschrapt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/155
en dat op 1 oktober van het schooljaar waarin de omvorming wordt aangevat, voldaan<br />
wordt aan de normen voorzien in artikel 281.<br />
Tijdens de periode van omvorming kunnen in de opleidingsvorm of de opleiding, die<br />
opgeheven wordt, geen nieuwe leerlingen ingeschreven worden, nochtans mogen de<br />
leerlingen die deze opleidingsvorm of deze opleiding in deze school volgen hun<br />
opleiding daarin beëindigen. De leerlingen van de opleidingsvorm of de opleiding, die<br />
opgeheven wordt, komen evenwel niet in aanmerking voor de berekening van de<br />
rationalisatienormen zoals bepaald in deze afdeling;<br />
4° deze omvormingen voorzien in de punten 1°, 2° en 3° van deze paragraaf moeten<br />
doorgevoerd worden in al de vestigingsplaatsen van de school waar deze<br />
opleidingsvorm of deze opleiding wordt georganiseerd;<br />
5° een opleidingsvorm 1, 2 of 3 oprichten op voorwaarde dat, op de datum bepaald in<br />
artikel 271:<br />
- het vorig schooljaar ten minste 150 % van het totaal van de rationalisatienormen<br />
bepaald in de artikelen 277 en 278 voor de georganiseerde opleidingsvormen werd<br />
bereikt;<br />
- 250 % van de rationalisatienorm bepaald in de artikelen 277 en 278 voor deze<br />
opleidingsvorm gedurende twee opeenvolgende schooljaren wordt bereikt.<br />
Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen inzake rationalisatie<br />
van toepassing;<br />
6° een opleidingsvorm 4 oprichten, op voorwaarde dat op de datum bepaald in artikel<br />
271:<br />
- het vorig schooljaar tenminste 150 % van het totaal van de rationalisatienormen<br />
bepaald in de artikelen 277 en 278 voor de georganiseerde opleidingsvormen werd<br />
bereikt;<br />
- 125 % van de rationalisatienorm bepaald in de artikelen 277, §5, en 278 voor deze<br />
opleidingsvorm gedurende twee opeenvolgende schooljaren wordt bereikt.<br />
Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen inzake rationalisatie<br />
van toepassing.<br />
§2. Per provincie en per groep en per taalstelsel kan in een bestaande school een<br />
opleidingsvorm gefinancierd of gesubsidieerd worden op voorwaarde dat op de datum<br />
die in artikel 271 wordt bepaald aan volgende voorwaarden wordt voldaan :<br />
- deze opleidingsvorm op 1 september 1986 in deze provincie en in deze groep niet<br />
gefinancierd of gesubsidieerd was;<br />
- het vorig schooljaar tenminste het totaal van de rationalisatienormen bepaald in de<br />
artikelen 277 en 278 voor de georganiseerde opleidingsvormen werd bereikt;<br />
- voor elk van de nieuw georganiseerde opleidingsvormen gedurende twee<br />
opeenvolgende schooljaren de rationalisatienormen bepaald in de artikelen 277 en 278<br />
bereiken.<br />
Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen inzake rationalisatie<br />
van toepassing.<br />
De bepalingen van §1, 1°, 2° en 3° van dit artikel zijn tijdens de periode van<br />
programmatie niet van toepassing voor de opleidingsvormen opgericht of in de<br />
toelageregeling opgenomen overeenkomstig deze paragraaf.<br />
§3. In een bestaande school die een opleidingsvorm 3 organiseert die aan de<br />
rationalisatienorm voldoet, kan :<br />
- een tweede opleiding worden opgericht wanneer de opleidingsvorm 60 leerlingen telt;<br />
- een derde opleiding indien hij 90 leerlingen telt;<br />
- een vierde opleiding wanneer hij 140 leerlingen telt.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/156
Vervolgens mag een bijkomende opleiding opgericht worden per bijkomende schijf van<br />
50 leerlingen.<br />
Elke nieuwe opleiding dient gedurende twee opeenvolgende schooljaren op de datum<br />
vermeld in artikel 271 te voldoen aan de overeenkomstige norm.<br />
Met ingang van het derde schooljaar zijn uitsluitend de bepalingen van de rationalisatie<br />
van toepassing.<br />
De bepalingen van §1, 3°, van dit artikel zijn niet van toepassing tijdens de periode van<br />
programmatie van de opleidingen gefinancierd of gesubsidieerd overeenkomstig deze<br />
paragraaf.<br />
§4. De bepalingen van §1, 5° en 6° van §2 en §3 van dit artikel worden afzonderlijk per<br />
school toegepast op het hoofdgebouw en iedere vestigingsplaats gelegen op 2 km en<br />
meer van het hoofdgebouw. 288<br />
Art. 290. In afwijking van de artikelen 286 en 289, §1, 5° en 6°, en §2 kan in een school<br />
of opleidingsvorm het type 7 niet opgericht worden in het schooljaar 2009-2010 en 2010-<br />
2011. In het schooljaar 2009-2010 en 2010-2011 wordt de oprichting van type 7<br />
beschouwd als een programmatie, voor de scholen en opleidingsvormen die op de<br />
teldatum van het schooljaar 2008-2009 geen leerlingen van dat type hadden. 289<br />
Hoofdstuk 2 : Bepalingen betreffende leerlingen van de<br />
opleidingsvormen 1, 2, 3 en 4<br />
Afdeling 1 : Toelatingsvoorwaarden<br />
Onderafdeling 1 : Leeftijd<br />
Art. 291. Voor de toelating tot het buitengewoon secundair onderwijs komen in<br />
aanmerking personen met een handicap vanaf 13 jaar tot 21 jaar. Uitzonderlijk kunnen<br />
ook leerlingen vanaf 12 jaar worden toegelaten, zoals bepaald in artikel 292, 1°, 2°. 290<br />
288 Artikel 35 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1992 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van<br />
1/9/2001 door het Besluit Vlaamse Regering van 27/4/2001; met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse<br />
Regering van 6/12/2002. In de codificatie zijn de zinsnedes “oprichten en opname in de toelageregeling” vervangen<br />
door “financiering of subsidiëring”, in §2 is de datum van 1/9/1986 opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
289 Artikel 35/1 : Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs. Ingevoegd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009; gewijzigd met ingang<br />
van 1/9/2009 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
290 Artikel 4, eerste lid : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Gewijzigd met ingang<br />
van 1/9/1991 door het decreet van 9/4/1992; met ingang van 1/9/1992 door het decreet van 25/6/1992; met ingang<br />
van 1/9/1992 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 14/7/1998; met ingang<br />
van 1/9/2001 door het decreet van 13/7/2001. In de codificatie zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet<br />
opgenomen omdat ze expliciet opgeheven zijn, waardoor de leeftijd van “2 ½ jaar” impliciet al is vervangen door<br />
“13 jaar”, het begrip “gehandicapten” is vervangen door “personen met een handicap”, de zin “Uitzonderlijk kunnen<br />
ook leerlingen vanaf 12 jaar worden toegelaten, zoals bepaald in artikel 292” is toegevoegd, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
De specifieke toelatingsvoorwaarden buitengewoon onderwijs zijn opgenomen in het koninklijk besluit van<br />
28/06/1978 houdende de omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en<br />
vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs en in het<br />
Bsluit van de Vlaamse regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon secundair onderwijs<br />
van opleidingsvorm 3.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/157
Art. 292. Kinderen en adolescenten kunnen als regelmatige leerling in een school voor<br />
buitengewoon secundair onderwijs worden toegelaten op basis van een<br />
inschrijvingsverslag dat opgesteld is zoals bepaald in artikel 294 :<br />
1° na de zomervakantie van het jaar waarin ze de leeftijd van dertien jaar bereiken;<br />
2° op gemotiveerd advies, gevoegd bij het inschrijvingsverslag, na de zomervakantie<br />
van het jaar waarin ze de leeftijd van twaalf jaar bereiken;<br />
3° als ze meer dan eenentwintig jaar zijn en recht hebben op een afwijking zoals<br />
bepaald in artikel 293. 291<br />
Art. 293. §1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn afgevaardigde,<br />
kan, op eensluidend advies van de Commissie van Advies voor het Buitengewoon<br />
<strong>Onderwijs</strong> :<br />
1° een jongere voor ten hoogste twee schooljaren na het schooljaar waarin hij de leeftijd<br />
van eenentwintig jaar heeft bereikt, voor het buitengewoon secundair onderwijs in<br />
aanmerking laten komen in functie van het behalen van een getuigschrift van<br />
opleidingsvorm 3 of het diploma van secundair onderwijs in opleidingsvorm 4 of het<br />
getuigschrift van alternerende beroepsopleiding;<br />
2° een leerling, aangewezen op opleidingsvorm 2, 3 en 4, die ingevolge ziekte of<br />
ongeval in de loop van het gewoon of het buitengewoon secundair onderwijs een<br />
handicap of een bijkomende handicap heeft opgelopen als gevolg waarvan zich een<br />
ernstige regressie heeft voorgedaan en waarvoor de termijn waarbinnen de studie zal<br />
beëindigd zijn duidelijk is aangegeven, verder van de voordelen van het buitengewoon<br />
secundair onderwijs laten genieten;<br />
3° een persoon met een handicap van meer dan eenentwintig jaar verder of voor het<br />
eerst van de voordelen van het buitengewoon secundair onderwijs laten genieten als<br />
deze persoon door een ongeval of ziekte hem overkomen in aanmerking kan komen<br />
voor een beroepsopleiding of training in compenserende vaardigheden in het<br />
buitengewoon secundair onderwijs;<br />
4° een persoon met een handicap van meer dan eenentwintig jaar toelaten de studies in<br />
het kader van het geïntegreerd onderwijs te beëindigen.<br />
§2. In afwijking van §1 en tot een datum te bepalen door de Vlaamse Regering, kunnen<br />
de personen met een handicap ouder dan 21 jaar, op gemotiveerd advies van de<br />
Commissie van Advies voor het Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong>, genieten van de hier<br />
bepaalde voordelen inzake buitengewoon secundair onderwijs. 292<br />
Onderafdeling 2 : Inschrijvingsverslag en attest<br />
Art. 294. §1. Voor de inschrijving van een leerling in een door de Vlaamse<br />
Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde school voor buitengewoon secundair<br />
onderwijs is een inschrijvingsverslag vereist, waaruit blijkt welk type en welke<br />
opleidingsvorm voor hem is aangewezen. Dit verslag bestaat uit een attest en een<br />
protocol ter verantwoording. Een leerling kan alleen buitengewoon secundair onderwijs<br />
291 Artikel 5, §3 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
292 Artikel 4, tweede, derde lid : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Gewijzigd met<br />
ingang van 1/9/1991 door het decreet van 9/4/1992; met ingang van 1/9/1992 door het decreet van 25/6/1992; met<br />
ingang van 1/9/1992 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/9/1998 door het decreet van 14/7/1998; met<br />
ingang van 1/9/2001 door het decreet van 13/7/2001. In de codificatie zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet<br />
opgenomen omdat ze reeds opgegeven zijn, een indeling in paragrafen en punten is toegevoegd, het woord<br />
“gehandicapte” is vervangen door “persoon met een handicap”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/158
volgen van de opleidingsvorm en van het type waarnaar hij in het inschrijvingsverslag<br />
georiënteerd wordt.<br />
Voor leerlingen die onderwijs van het type 5 volgen in een ziekenhuis is geen protocol<br />
vereist. Voor leerlingen die onderwijs van het type 5 volgen in een preventorium, is een<br />
protocol alleen vereist als de school er om vraagt.<br />
§2. De Vlaamse Regering, bepaalt door welke instantie(s) het inschrijvingsverslag wordt<br />
opgesteld en wat dit verslag moet inhouden. 293<br />
Onderafdeling 3 : Type 5<br />
Art. 295. Een leerling blijft in de volgende gevallen beschouwd als regelmatige leerling in<br />
zijn oorspronkelijke school :<br />
- een leerling van het voltijds gewoon secundair onderwijs of het deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs die op de datum van de telling van het aantal leerlingen<br />
onderwijs volgen in een school van type 5;<br />
- een leerling van het voltijds gewoon secundair onderwijs, het deeltijds<br />
beroepssecundair onderwijs of het buitengewoon secundair onderwijs die op de datum<br />
van de telling van het aantal leerlingen onderwijs volgen in een school van type 5 of een<br />
dienst neuropsychiatrie voor kinderen die van het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> en<br />
Vorming een subsidie-enveloppe ontvangt.<br />
Hij is daarenboven regelmatige leerling :<br />
- in de ziekenhuisschool, voor periodes van minimum vijf al dan niet opeenvolgende<br />
dagen waarin hij per dag gemiddeld ten minste één lestijd onderwijs krijgt;<br />
- in de preventoriumschool, wanneer hij voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van<br />
het Koninklijk Besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van de types en de<br />
organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en<br />
behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs. 294<br />
Hoofdstuk 3 : Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1 : Financiering en subsidiëring van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1 : Directeur<br />
Art. 296. In het buitengewoon secundair onderwijs wordt een voltijdse betrekking van<br />
directeur toegekend aan een school met ten minste 72 regelmatige leerlingen op de<br />
gebruikelijke teldatum.<br />
293 Artikel 5, §1, §2 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/2001 door het decreet van 13/7/2001; met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. In de codificatie<br />
zijn de bestaande zinnen herschikt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
294 Artikel 3, §8, 5° : Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.<br />
Ingevoegd met ingang van 1/9/2001 door het decreet van 13/7/2001; gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het<br />
decreet van 14/2/2003. In de codificatie is de verwijzing naar artikel X.1, 2° van het decreet van 14/2/2003<br />
vervangen door “een dienst neuropsychiatrie voor kinderen die van het Vlaams Ministerie van <strong>Onderwijs</strong> een<br />
subsidie-enveloppe ontvangt”, de bepalingen zijn hier hernomen voor het buitengewoon onderwijs, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/159
Indien het minimum aantal leerlingen niet wordt bereikt, wordt de directeur belast met<br />
een onderwijsopdracht pro rata van 2 lesuren per volledige reeks van 9 leerlingen die<br />
ontbreken. De lesuren vallen binnen het lesurenpakket. Hij behoudt echter het recht op<br />
de salarisschaal van directeur met een volledige opdracht of op het overeenstemmende<br />
salaris of salaristoelage.<br />
Voor de toepassing van deze bepalingen worden enerzijds de regelmatige leerlingen<br />
van de opleidingsvormen 1 en 2 vermenigvuldigd met 1,33 en anderzijds in scholen die<br />
minimaal 10 regelmatige leerlingen in het geïntegreerd onderwijs begeleiden, de<br />
leerlingen die op de eerste schooldag van oktober van het voorafgaande schooljaar in<br />
het kader van geïntegreerd onderwijs begeleid werden, in aanmerking genomen. 295<br />
Onderafdeling 2 : Onderwijzend personeel<br />
Art. 297. §1. Het volume van de gefinancierde en gesubsidieerde betrekkingen wordt<br />
voor elk schooljaar en per school bepaald volgens de in deze onderafdeling vermelde<br />
normen.<br />
§2. In aanmerking komende leerlingen zijn die welke als regelmatige leerlingen dienen<br />
beschouwd te worden overeenkomstig de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 28<br />
juni 1978, houdende omschrijving van de types en de organisatie van het buitengewoon<br />
onderwijs en vaststellende de toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus<br />
van het buitengewoon onderwijs. 296<br />
Art. 298. §1. Het volume van de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde en<br />
gesubsidieerde betrekkingen in de wervingsambten van het onderwijzend personeel van<br />
het buitengewoon secundair niveau wordt vastgesteld binnen de lesurenpakketten die<br />
aan iedere school voor buitengewoon secundair onderwijs wordt toegewezen.<br />
§2. Een lesurenpakket wordt berekend door het aantal in aanmerking komende<br />
leerlingen per type te vermenigvuldigen met het aantal wekelijks ingerichte lesuren en te<br />
delen door een richtgetal per type.<br />
§3. De lesurenpakketten worden samengesteld uit het totaal aantal periodes van 50<br />
minuten, waarover de school op niveau van het secundair onderwijs, beschikt om haar<br />
onderwijs te verstrekken. Onverminderd het bepaalde in artikel 296, artikel 306 en artikel<br />
307 worden deze lesurenpakketten elk jaar opnieuw bepaald per school en aangewend<br />
voor de effectieve prestaties van het onderwijzend personeel in die school. 297<br />
295 Artikel 84 : Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2005 door het decreet van 15/7/2005; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
296 Artikel 1 : Koninklijk Besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1986 door het Koninklijk Besluit nr. 463 van 25/9/1986; met ingang van 1/9/1987 door de wet<br />
van 1/8/1988; met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van 1/9/1991 door het decreet<br />
van 9/4/1992; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is de verwijzing naar artikel<br />
17 niet opgenomen omdat het artikel is opgeheven, §2 van het oorspronkelijke artikel 1 is niet opgenomen, de<br />
zinsnede “georganiseerd door Rijksinrichtingen” is vervangen door “gefinancierd”, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
297 Artikel 2, §1, §2, §3: Koninklijk Besluit nr.65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van<br />
het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1991 door het decreet van 9/4/1992; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/160
Art. 299. In uitvoering van artikel 297, §2 komen in aanmerking:<br />
1° in de types 1, 2, 3, 4, 6, 7 en 8, het aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 1<br />
februari van het voorafgaande schooljaar.<br />
In afwijking hiervan wordt 1 oktober van het lopende schooljaar de teldatum:<br />
- voor nieuwe scholen die worden opgenomen in de financiering of de subsidiëring;<br />
- voor bestaande scholen die bij een herstructurering betrokken zijn, hetzij door een<br />
fusie, hetzij door de opname in de financiering of de subsidiëring of de afschaffing of de<br />
omvorming van een opleidingsvorm.<br />
Bij de opname in de financiering of de subsidiëring is de teldatum 1 oktober van het<br />
lopende schooljaar en van de twee daaropvolgende schooljaren.<br />
In geval van fusie, afschaffing of omvorming is de teldatum 1 oktober van het lopende<br />
schooljaar.<br />
Deze teldatum geldt telkens voor de school in kwestie in haar geheel.<br />
2° in het type 5 het aantal bepaald door de gemiddelde aanwezigheid van de<br />
regelmatige leerlingen:<br />
a) gedurende de periode van 12 maanden die voorafgaat aan 1 februari van het jaar<br />
waarin het betrokken schooljaar een aanvang neemt, indien het type gedurende heel<br />
deze duur georganiseerd was;<br />
b) in andere gevallen, gedurende de eerste 30 dagen te rekenen vanaf de openstelling<br />
van het type. 298<br />
Art. 300. Een cursus in één van de erkende godsdiensten of in de niet-confessionele<br />
zedenleer die niet gefinancierd of gesubsidieerd kan worden op basis van de<br />
schoolbevolking van 1 februari van het voorafgaande schooljaar, mag toch onmiddellijk<br />
worden gefinancierd of gesubsidieerd als een leerling zich voor één van deze cursussen<br />
inschrijft.<br />
Een cursus in één van de erkende godsdiensten of in de niet-confessionele zedenleer<br />
die kan worden gefinancierd of gesubsidieerd op basis van de schoolbevolking van 1<br />
februari van het voorafgaande schooljaar, maar waarvoor geen leerlingen meer zijn<br />
ingeschreven, kan niet langer worden gefinancierd of gesubsidieerd. 299<br />
Art. 301. §1. Binnen elke opleidingsvorm wordt het lesurenpakket per type berekend.<br />
Het lesurenpakket per school is de som van de bekomen quotiënten per opleidingsvorm.<br />
Slechts de som wordt tot de hogere eenheid afgerond.<br />
de codificatie zijn de verwijzingen naar artikelen aangepast, de zinsnede “georganiseerd door Rijksinrichtingen” is<br />
vervangen door “gefinancierd”, bepalingen inzake basisonderwijs zijn niet opgenomen, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
298 Artikel 3, §1 : Koninklijk Besluit nr.65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van 1/9/1991 door het decreet van 9/4/1992;<br />
met ingang van 1/9/1982 door het decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/9/1993 door het Besluit Vlaamse<br />
Regering van 7/12/1994; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is de zinsnede<br />
“oprichting of opname in de toelageregeling” vervangen door “gefinancierd of gesubsidieerd”, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
299 Artikel 4 : Koninklijk Besluit nr.65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van 1/9/1993 door het Besluit Vlaamse<br />
Regering van 7/12/1994. In de codificatie is het woord “georganiseerd” vervangen door “gefinancierd”, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/161
§2. Indien het aantal ingerichte lesuren per week niet in alle leerjaren van<br />
opleidingsvorm 4 gelijk is, wordt het lesurenpakket eerst per leerjaar berekend en<br />
daarna samengeteld voor de opleidingsvorm. 300<br />
Art. 302. De richtgetallen worden per opleidingsvorm volgens het type als volgt<br />
vastgesteld:<br />
1° Opleidingsvorm 1:<br />
Type 2: richtgetal 6<br />
Type 3: richtgetal 6<br />
Type 4: richtgetal 6<br />
Type 6: richtgetal 5<br />
Type 7: richtgetal 5<br />
2° Opleidingsvorm 2:<br />
Type 2: richtgetal 7<br />
Type 3: richtgetal 7<br />
Type 4: richtgetal 6<br />
Type 6: richtgetal 5<br />
Type 7: richtgetal 5<br />
3° Opleidingsvorm 3:<br />
Type 1: richtgetal 7<br />
Type 3: richtgetal 7<br />
Type 4: richtgetal 6<br />
Type 6: richtgetal 5<br />
Type 7: richtgetal 5<br />
3° Opleidingsvorm 4:<br />
Type 3: richtgetal 4,75<br />
Type 4: richtgetal 4,25<br />
Type 5: richtgetal 5<br />
Type 6: richtgetal 3<br />
Type 7: richtgetal 4,75. 301<br />
Art. 303. Op het lesurenpakket dat wordt bekomen in toepassing van de in deze<br />
onderafdeling bepaalde normen, wordt voor de opleidingsvormen 1, 2 en 3 een<br />
aanwendingspercentage toegepast van 93,9 %. 302<br />
Art. 304. §1. In afwijking op de bepalingen vermeld in deze onderafdeling en met het oog<br />
op bijzondere omstandigheden kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs,<br />
met ingang van 1 september 1982 extra lesuren of uren toekennen aan de scholen.<br />
300 Artikel 22 : Koninklijk Besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. De codificatie<br />
brengt geen wijzigingen aan.<br />
301 Artikel 23 : Koninklijk Besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002. De codificatie brengt geen wijzigingen<br />
aan.<br />
302 Artikel 6 : Koninklijk Besluit nr.65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1991 door het decreet van 9/4/1992; met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering<br />
van 6/12/2002. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/162
§2. Met ingang van 1 september 1989 kan het aantal lesuren of uren globaal niet meer<br />
bedragen dan 0,5 % van het totaal aantal lesuren en uren dat het voorgaand schooljaar<br />
werd toegekend aan respectievelijk het gemeenschapsonderwijs, het officieel<br />
gesubsidieerd onderwijs en het vrij gesubsidieerd onderwijs. Voor de berekening van het<br />
aantal extra lesuren of -uren gebeurt de omrekening van de voltijdse ambten naar<br />
lesuren of uren op basis van de minimumprestaties eigen aan ieder ambt.<br />
§3. De Vlaamse Regering zal het salarisequivalent van vijf procent van het totaal van<br />
deze extra lesuren en/of uren met ingang van 1 januari 1998 prioritair aanwenden om de<br />
integratietoelage voor het geïntegreerd onderwijs aan te passen.<br />
§4. In het kader van het geïntegreerd onderwijs gericht op de begeleiding van leerlingen<br />
met een autismespectrumstoornis en in afwijking van de bepalingen van deze<br />
onderafdeling kan de Vlaamse Regering op vraag van het schoolbestuur in het<br />
buitengewoon onderwijs voor de schooljaren 2009-2010, 2010-2011 en 2011-2012,<br />
extra lesuren toekennen voor het onderwijzend personeel.<br />
Het aantal extra lesuren bedraagt voor het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd<br />
officieel onderwijs en het gesubsidieerd vrij onderwijs samen maximaal 748 extra<br />
lesuren. In geen geval kan het schoolbestuur personeelsleden affecteren, muteren en/of<br />
vast benoemen in de extra lesuren. 303<br />
Art. 305. §1. Een school voor buitengewoon secundair onderwijs kan het gedeelte van<br />
het lesurenpakket dat zij niet aanwendt, overdragen naar het daaropvolgende<br />
schooljaar, mits te voldoen aan alle volgende voorwaarden:<br />
1° de overdracht wordt beperkt tot twee procent van het aanwendbare lesurenpakket<br />
van dat bepaalde schooljaar;<br />
2° de niet-georganiseerde lesuren moeten uiterlijk 1 november van het lopende<br />
schooljaar worden vastgelegd met het oog op overdracht naar het daaropvolgende<br />
schooljaar;<br />
3° de overgedragen lesuren kunnen enkel in het daaropvolgende schooljaar worden<br />
aangewend;<br />
4° voor het lopende schooljaar bij het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten, geen<br />
aanvraag hebben ingediend met het oog op het bekomen van extra lesuren.<br />
De overdracht van lesuren naar een volgend schooljaar is bovendien slechts mogelijk<br />
indien het betrokken schoolbestuur van de school op eer verklaart dat zij tijdens dat<br />
schooljaar in de betrokken school overeenkomstig de geldende reglementering geen<br />
nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking<br />
moet uitspreken. Het niet naleven van deze bepaling heeft tot gevolg dat een<br />
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten<br />
aanzien van de overheid.<br />
In de naar een volgend schooljaar overgedragen lesuren kunnen geen personeelsleden<br />
vastbenoemd worden.<br />
303 Artikel 5, §1-§3, §7 : Koninklijk Besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van<br />
het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1986 door het Koninklijk Besluit nr. 463 van 25/9/1986; met ingang van 25/8/1989 door het<br />
decreet van 5/7/1989; met ingang van 1/9/1991door het decreet van 9/4/1992; met ingang van 1/9/1982 door het<br />
decreet van 28/4/1993; met ingang van 1/1/1998 door het decreet van 14/7/1998; met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 8/5/2009. In de codificatie is §5 en §6 niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, de nummering<br />
in paragrafen is aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/163
Met het oog op de controle door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten moet het<br />
betrokken schoolbestuur een verklaring op eer afleggen die ertoe strekt dat in bedoelde<br />
lesuren geen personeelsleden vastbenoemd worden. De niet-naleving ervan heeft tot<br />
gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten opzichte van de<br />
overheid.<br />
§2. Binnen hetzelfde net kunnen -met uitzondering van de scholen die voor het lopende<br />
schooljaar bij het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten, een aanvraag hebben ingediend<br />
met het oog op het bekomen van extra lesuren- tot uiterlijk 1 november lesuren van een<br />
school naar een andere school worden overgedragen.<br />
Deze overdracht is slechts mogelijk indien het betrokken schoolbestuur van de school<br />
die de lesuren overdraagt, op eer verklaart dat het gedurende dat schooljaar in de<br />
betrokken school overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of<br />
bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie<br />
van het onderwijzend personeel moet uitspreken.<br />
Met het oog op de controle door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten moet het<br />
betrokken schoolbestuur een verklaring op eer afleggen die ertoe strekt dat het deze<br />
bepalingen in acht neemt bij de overdracht. De niet-naleving van deze bepalingen heeft<br />
tot gevolg dat nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van<br />
betrekking in de categorie van het onderwijzend personeel geen uitwerking hebben ten<br />
aanzien van de Vlaamse overheid.<br />
In de overgedragen lesuren kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.<br />
Met het oog op de controle door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten moet het<br />
betrokken schoolbestuur een verklaring op eer afleggen die ertoe strekt dat in bedoelde<br />
lesuren geen personeelsleden vastbenoemd worden. De niet-naleving ervan heeft tot<br />
gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten aanzien van de<br />
Vlaamse overheid.<br />
Indien een schoolbestuur van een school haar vastbenoemd personeel van deze school<br />
op datum van 30 juni van het voorgaande schooljaar behoudt op 1 september bij wijze<br />
van reaffectatie of wedertewerkstelling of indien personeelsleden op 1 september<br />
gereaffecteerd of werdertewerkgesteld zijn in een andere school, is overdracht wel<br />
mogelijk. 304<br />
Art. 306. Maximum 3 % van het lesurenpakket en van het urenpakket, bedoeld in artikel<br />
311, kan worden aangewend voor uren die geen lesuren zijn en georganiseerd worden<br />
als bijzondere pedagogische taken. Dit maximum geldt niet voor het buitengewoon<br />
secundair beroepsonderwijs dat georganiseerd is volgens een modulair stelsel of in de<br />
vorm van een alternerende beroepsopleiding. Het maximum kan worden overschreden<br />
304 Artikel 2, §5, §6 : Koninklijk Besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002; met ingang van 1/9/2007 door het<br />
decreet van 22/6/2007; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is het begrip<br />
Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten ingevoegd, en is er een wijziging van de nummering in paragrafen, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/164
ij akkoord van het lokaal comité, bevoegd inzake arbeidsvoorwaarden en<br />
personeelsaangelegenheden. 305<br />
Art. 307. §1. De uren klassenraad en klassendirectie en de lesuren van de<br />
minderheidscursussen in de godsdienst of de zedenleer vallen buiten het lesurenpakket.<br />
§2. Bij het lesurenpakket kunnen de uren klassendirectie worden gevoegd voor het<br />
organiseren van uren die geen lesuren zijn.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor het organiseren van uren die geen<br />
lesuren zijn en de administratieve en geldelijke gevolgen voor de personeelsleden die<br />
hiermee belast worden.<br />
§3. Voor de personeelsleden die hun opdracht ten minste voor 60% van de lestijden<br />
presteren in het buitengewoon secundair onderwijs kan één lestijd worden besteed aan<br />
bijscholing en begeleiding. Dit uur wordt niet aangerekend op het lesurenpakket. 306<br />
Art. 308. Het aantal uren klassendirectie dat buiten het lesurenpakket kan worden<br />
toegekend, wordt bepaald door het totaal aantal regelmatig ingeschreven leerlingen op 1<br />
februari van het voorafgaande schooljaar te delen door 12.<br />
In afwijking hiervan is voor de gefinancierde of gesubsidieerde scholen, de teldatum 1<br />
oktober voor de eerste drie schooljaren.<br />
Als een bestaande school bij een herstructurering betrokken is, hetzij door een fusie,<br />
hetzij door de opname in de financiering of subsidiëring, de afschaffing of de<br />
omvorming van een opleidingsvorm is de teldatum 1 oktober van het lopende<br />
schooljaar.<br />
Deze teldatum geldt telkens voor de school in kwestie in haar geheel. 307<br />
Onderafdeling 3 : Paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en orthopedagogisch<br />
personeel<br />
Art. 309. §1. In de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs bevat:<br />
1° de categorie van het paramedisch personeel de ambten van verpleger,<br />
kinesitherapeut, logopedist, kinderverzorger en ergotherapeut;<br />
2° de categorie van het sociaal personeel het ambt van maatschappelijk werker;<br />
3° de categorie van het medisch personeel het ambt van arts;<br />
305 Artikel 21, §2, 3 de lid : Koninklijk Besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten<br />
van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs.<br />
Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 13/7/2001. In de codificatie is de verwijzing naar artikel 3<br />
aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
306 -§1, §2 : Artikel 21, §1 en §2, eerste en tweede lid: Koninklijk Besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de<br />
wijze waarop de ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor<br />
buitengewoon onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1997 door het decreet van 14/7/1998. De codificatie brengt<br />
geen wijzigingen aan. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
-§3 : Artikel 3, §2 : Koninklijk Besluit nr. 297 van 31/3/1984 betreffende de opdrachten, de salarissen,<br />
salaristoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de CLB. Gewijzigd met ingang van<br />
1/9/1984 door het decreet van 28/4/1993.<br />
307 Artikel 24 : Koninklijk besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor buitengewoon onderwijs. Gewijzigd<br />
met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 28/4/1993;<br />
met ingang van 1/9/1993 door het Besluit Vlaamse Regering van 7/12/1994. In de codificatie is de zinsnede<br />
“oprichting of de opname in de toelageregeling” vervangen door “de opname in de financiering of subsidiëring”, en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/165
4° de categorie van het psychologisch personeel het ambt van psycholoog;<br />
5° de categorie van het orthopedagogisch personeel het ambt van orthopedagoog.<br />
§2. Het volume van het aantal betrekkingen van het paramedisch, medisch, sociaal,<br />
psychologisch en orthopedagogisch personeel in het buitengewoon secundair onderwijs<br />
wordt bepaald volgens de in deze onderafdeling vermelde normen.<br />
§3. De leerlingen die in aanmerking komen zijn regelmatige leerlingen overeenkomstig<br />
de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 28 juni 1978 houdende de omschrijving van<br />
de types en de organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de<br />
toelatings- en behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon<br />
onderwijs en die als regelmatige leerlingen ingeschreven waren op 1 februari van het<br />
voorafgaande schooljaar.<br />
In afwijking hiervan is 1 oktober van het lopende schooljaar de teldatum:<br />
- voor nieuwe scholen die worden opgenomen in de financiering of subsidiëring;<br />
- voor bestaande scholen die bij een herstructurering betrokken zijn, hetzij door een<br />
fusie, hetzij door de opname in de financiering of subsidiëring of de afschaffing of de<br />
omvorming van een opleidingsvorm.<br />
Bij de opname in de financiering of subsidiëring, uitgezonderd de opname in de<br />
financiering of subsidiëring van een niveau, is de teldatum 1 oktober van het lopende<br />
schooljaar en van de twee daaropvolgende schooljaren.<br />
Bij de opname in de financiering of subsidiëring van een niveau of in geval van een<br />
fusie, afschaffing of omvorming is de teldatum 1 oktober van het lopende schooljaar.<br />
Deze teldatum geldt telkens voor de school in kwestie in haar geheel. 308<br />
Art. 310. In afwijking op artikel 309, §3, komen niet in aanmerking de leerlingen, die<br />
hetzij:<br />
a) als interne of semi-interne in een internaat of een semi-internaat ingeschreven zijn;<br />
b) huisonderwijs volgen;<br />
c) in een medische instelling of ziekenhuis verblijven en buitengewoon onderwijs van<br />
type 5 volgen;<br />
d) tijdens de schooluren revalidatie krijgen of therapeutische behandelingen ondergaan<br />
in één van de disciplines die binnen de personeelsformatie in het onderwijs<br />
voorkomen van personen van wie het ambt noch door onderwijs, noch door welzijn<br />
wordt gefinancierd of gesubsidieerd. 309<br />
308 Artikel 1 : Koninklijk Besluit nr. 67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon<br />
secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/86 door het Koninklijk Besluit nr. 463 van 25/9/1986; met<br />
ingang van 1/9/1987 door de wet van 1/8/1988; met ingang van 1/9/1990 door het decreet van 31/7/1990; met ingang<br />
van 1/9/1993 door het Besluit Vlaamse Regering van 7/12/1994; met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse<br />
Regering van 6/12/2002. In de codificatie is §3 niet opgenomen, de zinsnede “oprichting en opname in de<br />
toelageregeling” is vervangen door “opname in de financiering of subsidiëring”, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
309 Artikel 2 : Koninklijk Besluit nr. 67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon<br />
secundair onderwijs. In de codificatie is punt d) geactualiseerd naar terminologie, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/166
Art. 311. §1. Het volume van de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of<br />
gesubsidieerde betrekkingen van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en<br />
orthopedagogisch personeel in de scholen voor buitengewoon secundair onderwijs<br />
wordt vastgelegd door een urenpakket.<br />
§2. De uren volgens de richtgetallen worden bepaald door het aantal regelmatige<br />
leerlingen ingeschreven op 1 februari van het voorgaande schooljaar, met uitzondering<br />
van de leerlingen die vallen onder de toepassing van het Koninklijk Besluit nr. 184 van<br />
30 december 1982, per type te vermenigvuldigen met de volgende richtgetallen:<br />
- type 1: 0,5<br />
- type 2: 1,5<br />
- type 3: 1,3<br />
- type 4: 3,5<br />
- type 6: 1,5<br />
- type 7: 1,6. 310<br />
Art. 312. §1. In afwijking op de bepalingen van deze onderafdeling en met het oog op<br />
bijzondere omstandigheden kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, extra<br />
lesuren of uren toekennen aan de scholen.<br />
§2. Met ingang van 1 september 1989 kan het aantal lesuren of uren globaal niet meer<br />
bedragen dan 0,5 % van het totaal aantal lesuren en uren dat het voorgaand schooljaar<br />
werd toegekend aan respectievelijk het gemeenschapsonderwijs, het officieel<br />
gesubsidieerd onderwijs en het vrij gesubsidieerd onderwijs. Voor de berekening van het<br />
aantal extra lesuren of -uren gebeurt de omrekening van de voltijdse ambten naar<br />
lesuren of uren op basis van de minimumprestaties eigen aan ieder ambt.<br />
§3. De Vlaamse Regering zal het salarisequivalent van vijf procent van het totaal van<br />
deze extra lesuren en/of uren met ingang van 1 januari 1998 prioritair aanwenden om de<br />
integratietoelage voor het geïntegreerd onderwijs aan te passen.<br />
§4. In het kader van het geïntegreerd onderwijs gericht op de begeleiding van leerlingen<br />
met een autismespectrumstoornis en in afwijking van de bepalingen van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs, kan de Vlaamse Regering op vraag van het<br />
schoolbestuur in het buitengewoon onderwijs voor de schooljaren 2009-2010, 2010-<br />
2011 en 2011-2012, extra uren toekennen voor het paramedisch, medisch, sociaal,<br />
psychologisch en orthopedagogisch personeel.<br />
Het aantal extra uren bedraagt voor het Gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd<br />
officieel onderwijs en het gesubsidieerd vrij onderwijs samen maximaal 132 extra uren.<br />
In geen geval kan het schoolbestuur personeelsleden affecteren, muteren en/of vast<br />
benoemen in de extra uren. 311<br />
310 Artikel 3, §1, §2: Koninklijk Besluit nr. 67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon<br />
secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
311 Artikel 6, §1-§3, §6 : Koninklijk Besluit nr. 67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van<br />
het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het<br />
buitengewoon secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1986 door het Koninklijk Besluit nr. 463 van<br />
25/9/1986; met ingang van 25/8/1989 door het decreet van 5/7/1989; met ingang van 1/9/1982 door het decreet van<br />
28/4/1993; met ingang van 1/1/1998 door het decreet van 14/7/1998; met ingang van 1/9/2009 door het decreet van<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/167
Art. 313. §1. Een school voor buitengewoon secundair onderwijs kan het gedeelte van<br />
het urenpakket dat zij niet aanwendt overdragen naar het daaropvolgend schooljaar,<br />
mits te voldoen aan alle volgende voorwaarden:<br />
1° de overdracht wordt beperkt tot twee procent van het aanwendbare urenpakket van<br />
dat bepaalde schooljaar;<br />
2° de niet georganiseerde uren moeten uiterlijk 1 november van het lopende schooljaar<br />
worden vastgelegd met het oog op overdracht naar het daaropvolgende schooljaar;<br />
3° de overgedragen uren kunnen enkel in het daaropvolgend schooljaar worden<br />
aangewend;<br />
4° voor het lopende schooljaar bij het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten, geen<br />
aanvraag hebben ingediend met het oog op het bekomen van extra uren.<br />
De overdracht van uren naar een volgend schooljaar is bovendien slechts mogelijk<br />
indien het betrokken schoolbestuur van de school op eer verklaart dat het tijdens dat<br />
schooljaar in de betrokken school overeenkomstig de geldende reglementering geen<br />
nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking<br />
moet uitspreken. Het niet naleven van deze bepaling heeft tot gevolg dat een<br />
terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking geen uitwerking heeft ten<br />
aanzien van de overheid.<br />
In de naar een volgend schooljaar overgedragen uren kunnen geen personeelsleden<br />
vastbenoemd worden.<br />
Met het oog op de controle door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten moet het<br />
betrokken schoolbestuur een verklaring op eer afleggen die ertoe strekt dat in bedoelde<br />
uren geen personeelsleden vastbenoemd worden. Het niet naleven van deze<br />
bepalingen heeft tot gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben<br />
ten opzichte van de overheid.<br />
§2. Binnen hetzelfde net kunnen -met uitzondering van de scholen die voor het lopende<br />
schooljaar bij het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten een aanvraag tot het bekomen<br />
van extra uren hebben ingediend- tot uiterlijk 1 november uren van een school naar een<br />
andere school worden overgedragen.<br />
Deze overdracht is slechts mogelijk indien het betrokken schoolbestuur van de school<br />
die de uren overdraagt, op eer verklaart dat het gedurende dat schooljaar in de<br />
betrokken school overeenkomstig de geldende reglementering geen nieuwe of<br />
bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de categorie<br />
van het medisch, paramedisch, psychologisch, maatschappelijk of orthopedagogisch<br />
personeel moet uitspreken.<br />
Met het oog op de controle door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten moet het<br />
betrokken schoolbestuur een verklaring op eer afleggen die ertoe strekt dat zij deze<br />
bepalingen in acht neemt bij de overdracht. De niet-naleving ervan heeft tot gevolg dat<br />
nieuwe of bijkomende terbeschikkingstellingen wegens ontstentenis van betrekking in de<br />
categorie van het medisch, paramedisch, psychologisch, maatschappelijk of<br />
orthopedagogisch personeel geen uitwerking hebben ten aanzien van de overheid.<br />
8/5/2009. In de codificatie is in §1 de ingangsdatum weggelaten, zijn §4 en §5 niet opgenomen omwille van het<br />
tijdelijk karakter, is een hernummering in paragrafen ingevoegd, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/168
In de overgedragen uren kunnen geen personeelsleden vastbenoemd worden.<br />
Met het oog op de controle door het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten moet het<br />
betrokken schoolbestuur een verklaring op eer afleggen die ertoe strekt dat in bedoelde<br />
lesuren geen personeelsleden vastbenoemd worden. De niet-naleving ervan heeft tot<br />
gevolg dat de vaste benoemingen geen uitwerking kunnen hebben ten aanzien van de<br />
overheid.<br />
Indien een schoolbestuur van een school haar vastbenoemd personeel van deze school<br />
op datum van 30 juni van het voorgaande schooljaar behoudt op 1 september bij wijze<br />
van reaffectatie of wedertewerkstelling of indien personeelsleden op 1 september<br />
gereaffecteerd of werdertewerkgesteld zijn in een andere school, is overdracht wel<br />
mogelijk. 312<br />
Art. 314. Maximum 3 % van het urenpakket en van het lesurenpakket kan worden<br />
aangewend voor uren die geen lesuren zijn en georganiseerd worden als bijzondere<br />
pedagogische taken. Dit maximum geldt niet voor het buitengewoon secundair<br />
beroepsonderwijs dat georganiseerd is volgens een modulair stelsel of in de vorm van<br />
een alternerende beroepsopleiding. Het maximum kan worden overschreden bij akkoord<br />
van het lokaal comité, bevoegd inzake arbeidsvoorwaarden en<br />
personeelsaangelegenheden. 313<br />
Onderafdeling 4 : Plage uren<br />
Art. 315. Artikel 216, §5, is eveneens van toepassing in de scholen van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs. 314<br />
Onderafdeling 5: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen<br />
Art. 316. De bepalingen van deze onderafdeling zijn van toepassing op de scholen van<br />
het buitengewoon secundair onderwijs. 315<br />
Art. 317. §1. Voor de toepassing van deze onderafdeling gelden de volgende<br />
indicatoren, verder genoemd “gelijkekansenindicatoren”:<br />
312 Artikel 3, §4, §6 : Koninklijk Besluit nr. 67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon<br />
secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002; met<br />
ingang van 1/9/2007 door het decreet van 22/6/2007. In de codificatie is het Agentschap voor <strong>Onderwijs</strong>diensten<br />
ingevoegd, is er een aanpassing van de nummering in paragrafen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
313 Artikel 3, §3 : Koninklijk Besluit nr. 67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel worden bepaald in het buitengewoon<br />
secundair onderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/1999 door het decreet van 13/7/2001; met ingang van 1/9/2002<br />
door het Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002. In de codificatie is de verwijzing naar Koninklijk Besluit nr.65<br />
geschrapt, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
314 Artikel 57bis, §2 : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Ingevoegd met ingang van 1/9/2005 door<br />
het decreet van 15/7/2005. In de codificatie wordt hier de regelgeving plage-uren hernomen voor het buitengewoon<br />
onderwijs, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
315 Artikel VI.22 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen,<br />
en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/169
1° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een<br />
studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het<br />
beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs;<br />
2° de taal die de leerling in het gezin spreekt, dit is de taal die de leerling spreekt met<br />
moeder, vader, broers of zussen, is niet het Nederlands. Die taal is niet het Nederlands<br />
indien de leerling in het gezin met niemand of in een gezin met drie gezinsleden (de<br />
leerling niet meegerekend) met maximaal één gezinslid het Nederlands spreekt. Broers<br />
en zussen worden als één gezinslid beschouwd.<br />
§2. Het beantwoorden aan de in §1 vermelde gelijkekansenindicatoren wordt bewezen<br />
aan de hand van een verklaring op eer door de ouders. De Vlaamse Regering legt de<br />
procedure vast waarmee de gegevens worden gemeld aan het Vlaams Ministerie van<br />
<strong>Onderwijs</strong> en Vorming. Zij houdt daarbij rekening met de vigerende regelgeving inzake<br />
de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.<br />
De documenten of verklaringen die aantonen dat leerlingen aan een of meer van de<br />
gelijkekansindicatoren beantwoorden, worden ten minste vijf jaar bewaard op school.<br />
§3. De Vlaamse Regering kent aan elke gelijkekansenindicator een gewicht toe. Het<br />
hoogste gewicht wordt toegekend aan de in §1, 1°, bedoelde gelijkekansenindicator. De<br />
in §1, 2°, bedoelde gelijkekansenindicator wordt enkel gewogen in combinatie met de<br />
andere gelijkekansenindicator. 316<br />
Art. 318. §1. Scholen kunnen voor een periode van drie schooljaren extra lesuren krijgen<br />
voor zover ze aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:<br />
1° op 1 februari van het voorafgaande schooljaar ten minste 40% externe en semiinterne<br />
regelmatige leerlingen type 1 en type 3 tellen, die beantwoorden aan de in artikel<br />
317, §1, 1°, bedoelde gelijkekansenindicator;<br />
2° overeenkomstig de bepalingen van artikel 319 batig gerangschikt zijn onder de in<br />
punt 1°, bedoelde scholen en ten minste 6 extra lesuren genereren.<br />
§2. In afwijking van §1 krijgen scholen gedurende de schooljaren 2009-2010 en 2010-<br />
2011 slechts voor een periode van twee schooljaren extra lesuren.<br />
§3. De Vlaamse Regering voorziet voor de schooljaren 2009-2010 en 2010-2011 in een<br />
sociale overgangsmaatregel voor de scholen die in het schooljaar 2008-2009 lesuren<br />
voor het voeren van een onderwijsvoorrangsbeleid kregen. 317<br />
Art. 319. §1. De toekenning van de middelen gebeurt driejaarlijks als volgt:<br />
1° de in artikel 318 bedoelde scholen worden gerangschikt volgens het percentage<br />
leerlingen die beantwoorden aan de in artikel 317, §1, 1°, bedoelde<br />
gelijkekansenindicator. Binnen eenzelfde percentage worden de scholen volgens het<br />
absolute aantal van die leerlingen gerangschikt;<br />
2° de leerlingen genereren een aantal punten op basis van het gewicht van de<br />
gelijkekansenindicatoren die op hen van toepassing zijn.<br />
316 Artikel VI.23 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan<br />
317 Artikel VI.24 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen,<br />
is de verwijzing met artikelen aangepast en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/170
§2. De Vlaamse Regering bepaalt binnen de beschikbare begrotingskredieten hoeveel<br />
extra lesuren een punt vertegenwoordigt.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de personeelscategorieën en ambten waarin op basis<br />
van de extra lesuren betrekkingen kunnen worden ingericht.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt tevens de regelen inzake de toekenning of herverdeling,<br />
tijdens een lopende periode van drie schooljaren, van nieuwe of vrijkomende extra<br />
lesuren.<br />
§3. In de lesuren bekomen op basis van artikel 318, §2, kunnen geen personeelsleden<br />
vastbenoemd worden. 318<br />
Art. 320. §1. Een school die extra lesuren krijgt, werkt in het eerste trimester van het<br />
eerste schooljaar een gelijkekansenbeleid uit. Vanuit een analyse van haar beginsituatie<br />
geeft de school aan:<br />
1° welke concrete doelstellingen ze op het vlak van de leerlingen, van de<br />
personeelsleden en de school wil bereiken. De Vlaamse Regering bepaalt doelstellingen<br />
die kunnen worden gekozen binnen de volgende thema’s:<br />
a) een gericht aanbod rond taalvaardigheid;<br />
b) het aanbieden van onderwijsgerichte opvoedingsondersteuning aan ouders;<br />
c) het opnemen van de (laagdrempelige) sociale functie in een netwerk met partners uit<br />
andere sectoren;<br />
2° op welke manier zij die doelstellingen wil bereiken;<br />
3° op welke manier zij zichzelf in de loop van het tweede trimester van het tweede<br />
schooljaar evalueert.<br />
§2. De extra lesuren kunnen enkel worden aangewend om de in §1 bedoelde<br />
doelstellingen te bereiken. 319<br />
Art. 321. De scholen betrekken in het ontwikkelen en realiseren van de in artikel 320, §1,<br />
bedoelde doelstellingen het centrum voor leerlingenbegeleiding waardoor ze worden<br />
begeleid. 320<br />
Art. 322. §1. De onderwijsinspectie gaat telkens in de loop van het laatste schooljaar na<br />
of, en in welke mate, de doelstellingen werden bereikt. Het bereiken van de<br />
doelstellingen wordt afgewogen tegenover de schoolcontext en de kenmerken van de<br />
schoolpopulatie.<br />
Bij een positieve evaluatie kan de school voor een nieuwe periode van drie schooljaren<br />
extra lesuren krijgen indien opnieuw aan alle voorwaarden van artikel 318 voldaan is.<br />
Bij een negatieve evaluatie verliest de school elk recht op de in artikel 318 bedoelde<br />
extra lesuren voor de volgende periode van drie schooljaren, tenzij de school een<br />
318 Artikel VI.25 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 9/7/2010. In de<br />
codificatie, zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen, is de verwijzing met artikelen aangepast, en<br />
zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
319 Artikel VI.26 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen,<br />
en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
320 Artikel VI.27 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie is de verwijzing naar artikelen aangepast, en zonder<br />
inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/171
engagement tot remediëring aangaat. In dat geval krijgt ze de helft van het aantal extra<br />
lesuren waarop ze in geval van positieve evaluatie recht zou hebben.<br />
Een engagement tot remediëring moet aan de volgende voorwaarden voldoen:<br />
1° de scholen verbinden er zich toe een stappenplan op te stellen dat aan de volgende<br />
criteria voldoet:<br />
a) het uitgangspunt van het stappenplan zijn de geformuleerde knelpunten in het<br />
evaluatieverslag van de onderwijsinspectie van de betrokken school;<br />
b) de geformuleerde doelstellingen tot remediering in het stappenplan passen binnen de<br />
doelstellingen van artikel 320, §1, 1°;<br />
c) de doelstellingen zijn outputgericht, concreet en operationeel geformuleerd. Ze<br />
moeten voldoende controleerbaar zijn;<br />
d) het stappenplan wordt vóór 1 mei van het schooljaar dat op de negatieve evaluatie<br />
volgt, aan de onderwijsinspectie bezorgd;<br />
e) de doelstellingen moeten gerealiseerd zijn vóór 1 juni van het schooljaar volgend op<br />
de negatieve evaluatie;<br />
2° de scholen verbinden er zich toe om een beroep te doen op externe begeleiding en<br />
ondersteuning bij het opstellen en de uitvoering van het stappenplan.<br />
De onderwijsinspectie gaat in de maand juni van het schooljaar dat op de negatieve<br />
evaluatie volgt, opnieuw na of, en in welke mate, de doelstellingen werden bereikt. Het<br />
bereiken van de doelstellingen wordt afgewogen tegenover de schoolcontext en de<br />
kenmerken van de schoolpopulatie.<br />
Bij een positieve evaluatie kan de school vanaf het tweede schooljaar weer een beroep<br />
doen op het volledige aantal van de in artikel 318 bedoelde extra lesuren<br />
begeleidingseenheden. Bij een negatieve evaluatie verliest de school het recht op de in<br />
artikel 318 bedoelde extra lesuren voor de volgende twee schooljaren.<br />
§2. De Vlaamse Regering legt de nadere criteria en procedurele bepalingen, waarmee<br />
de onderwijsinspectie de controle uitvoert, vast.<br />
Ze voorziet voor de school in een beroepsmogelijkheid tegen een negatieve evaluatie.<br />
Het beroep wordt ingesteld bij een college van onderwijsinspecteurs. 321<br />
Afdeling 2 : Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1 : Schoolkenmerken<br />
Art. 323. Voor de toepassing van deze afdeling gelden volgende schoolkenmerken :<br />
a) het studiegebied en de onderwijsvorm in het gewoon onderwijs;<br />
b) het type in het buitengewoon onderwijs;<br />
c) de begeleiding door een school voor buitengewoon secundair onderwijs van een of<br />
meer leerlingen in het geïntegreerd secundair onderwijs, hierna SK_Gon te noemen;<br />
d) de organisatie van neutraal onderwijs, conform artikel 24, §1, tweede lid, van de<br />
gecoördineerde Grondwet, hierna voorafname 1 (V1) te noemen;<br />
e) het aanbod van de keuze tussen onderricht in een van de erkende godsdiensten en<br />
de niet-confessionele zedenleer, conform artikel 24, §1, vierde lid, van de<br />
gecoördineerde Grondwet, hierna voorafname 2 (V2) te noemen. 322<br />
321 Artikel VI.28 : Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen-I. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. In de codificatie zijn de bepalingen voor het basisonderwijs niet opgenomen,<br />
is de verwijzing naar artikelen aangepast, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/172
Onderafdeling 2 : Vaststelling van het totale werkingsbudget en de voorafnamen<br />
Art. 324. §1.Voor het begrotingsjaar 2009, dat de kredieten omvat voor het schooljaar<br />
2008-2009, is het startbedrag voor de werkingsmiddelen voor het buitengewoon<br />
secundair onderwijs 23.865.000 euro.<br />
§2. De berekening van het werkingsbudget vanaf begrotingsjaar 2010 gebeurt als volgt:<br />
1° vanaf begrotingsjaar 2010 tot en met begrotingsjaar 2015 wordt het werkingsbudget<br />
voor het buitengewoon secundair onderwijs jaarlijks berekend op basis van de kredieten<br />
die in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige<br />
begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd zijn voor het buitengewoon secundair<br />
onderwijs, vermeerderd met 30 % van de loonkosten van de leden van het<br />
vastbenoemde meesters-, vak- en dienstpersoneel van het buitengewoon secundair<br />
gemeenschapsonderwijs van het vorige begrotingsjaar;<br />
2° voor het begrotingsjaar 2016 wordt het werkingsbudget voor het buitengewoon<br />
secundair onderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene<br />
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als<br />
werkingsbudget bestemd zijn voor het buitengewoon secundair onderwijs, vermeerderd<br />
met 60 % van de loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en<br />
dienstpersoneel van het buitengewoon secundair gemeenschapsonderwijs van het<br />
vorige begrotingsjaar;<br />
3° voor het begrotingsjaar 2017 wordt het werkingsbudget voor het buitengewoon<br />
secundair onderwijs berekend op basis van de kredieten die in de algemene<br />
uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als<br />
werkingsbudget bestemd zijn voor het buitengewoon secundair onderwijs, vermeerderd<br />
met de volledige loonkosten van de leden van het vastbenoemde meesters-, vak- en<br />
dienstpersoneel van het buitengewoon secundair gemeenschapsonderwijs van het<br />
vorige begrotingsjaar;<br />
4° vanaf 2018 wordt het werkingsbudget voor het buitengewoon secundair onderwijs<br />
jaarlijks berekend op basis van de kredieten die in de algemene uitgavenbegroting van<br />
de Vlaamse Gemeenschap van het vorige begrotingsjaar als werkingsbudget bestemd<br />
zijn voor het buitengewoon secundair onderwijs.<br />
§3. Voor het begrotingsjaar 2009 wordt het bedrag van 23.865.000 euro<br />
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.<br />
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt het bedrag, verkregen na de toepassing van §2,<br />
vermenigvuldigd met de aanpassingscoëfficiënten A1 en A2.<br />
De coëfficiënten A1 en A2 worden als volgt berekend :<br />
1° A1 = 0,6 + 0,4 (punten 1/punten 0), waarbij :<br />
a) punten 1 = het totale aantal punten voor schoolkenmerken, zoals berekend na de<br />
toepassing van artikel 326, voor de leerlingen van het buitengewoon secundair<br />
onderwijs op 1 februari van het vorige schooljaar;<br />
b) punten 0 = het totale aantal punten voor schoolkenmerken, zoals berekend na de<br />
toepassing van artikel 326, voor de leerlingen van het buitengewoon secundair<br />
onderwijs op 1 februari van het voorlaatste schooljaar;<br />
2° A2 = Cx-1/(Cx-2), waarbij :<br />
322 Artikel 5, §1, 2° : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. In de codificatie is hier de bepaling<br />
schoolkenmerken voor het buitengewoon onderwijs hernomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/173
a) Cx-1 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-1;<br />
b) Cx-2 : de gezondheidsindex van de maand januari van het begrotingsjaar x-2.<br />
De A2-coëfficiënt wordt voor 100 % in rekening gebracht.<br />
3° in afwijking van 2° is de A2-coëfficiënt voor het begrotingsjaar 2010 gelijk aan 1.<br />
§4. Het bedrag verkregen door toepassing van §3 wordt voor de begrotingsjaren 2009,<br />
2012, 2013, 2014 en 2015 verhoogd met de loonkosten die jaarlijks vrijkomen door de<br />
toepassing van artikel 192, §2, en met 70 % van de loonkosten die vrijkomen door<br />
toepassing van het koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984 betreffende de leden<br />
van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de Rijksinrichtingen.<br />
Het bedrag, verkregen door de toepassing van §3, wordt voor het begrotingsjaar 2016<br />
verhoogd met 40 % van de loonkosten die vrijkomen door de toepassing van het<br />
koninklijk besluit nr. 296 van 31 maart 1984 betreffende de leden van het meesters-,<br />
vak- en dienstpersoneel van de Rijksinrichtingen. 323<br />
Art. 325. §1. Van het werkingsbudget buitengewoon secundair onderwijs, verkregen na<br />
de toepassing van artikel 324, wordt een budget van 3 percent voorafgenomen voor<br />
scholen die voldoen aan schoolkenmerk V1. Die voorafname wordt berekend volgens de<br />
volgende formule :<br />
V1 = B * lln_Neu * 3 % / (lln_tot+ lln_Neu * 3 %+ lln_LB * 4,5 %), waarbij :<br />
1° B = werkingsbudget, verkregen na de toepassing van artikel 324;<br />
2° lln_Neu = leerlingen van het buitengewoon secundair Gemeenschapsonderwijs;<br />
3° lln_tot = het totale aantal leerlingen in het buitengewoon secundair onderwijs;<br />
4° lln_LB = leerlingen van het officieel buitengewoon secundair onderwijs.<br />
§2. Van het werkingsbudget buitengewoon secundair onderwijs, verkregen na de<br />
toepassing van artikel 324, wordt een budget van 4,5 % voorafgenomen voor scholen<br />
die voldoen aan schoolkenmerk V2. Die voorafname wordt berekend volgens de<br />
volgende formule :<br />
V2 = B * lln_LB * 4,5 % / (lln_tot + lln_Neu * 3 % + lln_LB * 4,5 %).<br />
§3. Het werkingsbudget dat verdeeld wordt op basis van de schoolkenmerken, hierna<br />
B_SchK te noemen, wordt bepaald door de toepassing van de volgende formule :<br />
B_SchK= B-V1-V2.<br />
In afwijking van het eerste lid wordt voor het begrotingsjaar 2010 het B_SchK bepaald<br />
door toepassing van volgende formule:<br />
B_SchK = GPP_SchK2009 x het totale aantal punten verkregen na toepassing van<br />
artikel 326, 1° en 2°, waarbij: GPP_SchK2009 de geldwaarde per punt is voor het<br />
begrotingsjaar 2009, zoals vastgesteld na de derde begrotingscontrole 2009. 324<br />
323 Artikel 13 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. Gewijzigd met ingang van 1/1/2009 door het<br />
decreet van 19/12/2008; met ingang van 1/1/2010 door het decreet van 18/12/2009. De codificatie brengt geen<br />
wijzigingen aan.<br />
324 Artikel 14 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. Gewijzigd met ingang van 1/1/2010 door het<br />
decreet van 18/12/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/174
Onderafdeling 3 : Verdeling van het werkingsbudget voor schoolkenmerken<br />
Art. 326. B_SchK, vermeld in artikel 325, §3, wordt als volgt verdeeld over de<br />
schoolkenmerken, vermeld in artikel 323, met uitzondering van schoolkenmerk V1 en V2<br />
:<br />
1° voor de leerlingen van het buitengewoon secundair onderwijs en van het<br />
geïntegreerd secundair onderwijs wordt het puntengewicht als volgt vastgesteld :<br />
Buitengewoon secundair onderwijs niet type 4<br />
Buitengewoon secundair onderwijs wel type 4<br />
Geïntegreerd onderwijs – gedeeltelijke en permanente integratie<br />
Geïntegreerd onderwijs – volledige en permanente integratie voor leerlingen<br />
met een attest van het buitengewoon onderwijs type 1<br />
Geïntegreerd onderwijs – volledige en permanente integratie van leerlingen<br />
met een attest van het buitengewoon onderwijs type 3, 4, 6 of 7 met een<br />
bijkomende mentale handicap<br />
Geïntegreerd onderwijs – volledige en permanente integratie van normaal<br />
begaafde leerlingen met een attest van het buitengewoon onderwijs type 3<br />
Geïntegreerd onderwijs – volledige en permanente integratie van normaal<br />
begaafde leerlingen met een attest van het buitengewoon onderwijs type 4 of 7<br />
Geïntegreerd onderwijs – volledige en permanente integratie van normaal<br />
begaafde leerlingen met een attest van het buitengewoon onderwijs type 6<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/175<br />
34<br />
punten<br />
39<br />
punten<br />
2<br />
punten<br />
2<br />
punten<br />
2<br />
punten<br />
7<br />
punten<br />
9<br />
punten<br />
14<br />
punten<br />
2° voor alle scholen wordt per categorie, vermeld in 1°, het aantal leerlingen, geteld op<br />
de teldatum, vermeld in artikel 169 tot en met 172, vermenigvuldigd met het<br />
overeenkomstige puntengewicht;<br />
3° het B_SchK wordt vervolgens gedeeld door het totale aantal te verdelen punten. Het<br />
quotiënt van die deling is de geldwaarde per punt voor schoolkenmerken, hierna<br />
GPP_SchK te noemen. 325<br />
Art. 327. Het budget V1, vermeld in artikel 325, §1, wordt als volgt verdeeld : V1 wordt<br />
gedeeld door alle leerlingen van het buitengewoon secundair gemeenschapsonderwijs.<br />
Het quotiënt van die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk<br />
V1, hierna GW_V1 te noemen.<br />
Het budget V2, vermeld in artikel 325, §2, wordt als volgt verdeeld : V2 wordt gedeeld<br />
door alle leerlingen van het buitengewoon officieel secundair onderwijs. Het quotiënt van<br />
325 Artikel 15 : Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.
die deling resulteert in een geldwaarde per leerling voor schoolkenmerk V2, hierna<br />
GW_V2 te noemen. 326<br />
Onderafdeling 4 : Berekening van het werkingsbudget per school<br />
Art. 328. Het werkingsbudget per school wordt berekend op basis van schoolkenmerken.<br />
327<br />
Art. 329. §1. Per school wordt het totale aantal punten berekend door het aantal<br />
leerlingen, geteld op de teldatum, vermeld in artikel 169 tot en met 172, te<br />
vermenigvuldigen met hun puntengewicht voor schoolkenmerken, met uitzondering van<br />
schoolkenmerk V1, V2 en SchK_Gon.<br />
§2. Het werkingsbudget per school van het buitengewoon secundair onderwijs is de som<br />
van :<br />
1° het resultaat van de vermenigvuldiging van het totale aantal punten per school met de<br />
GPP_SchK, vermeld in artikel 326, 3°;<br />
2° GW_V1, vermeld in artikel 327, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen in de<br />
school;<br />
3° GW_V2, vermeld in artikel 327, vermenigvuldigd met het aantal leerlingen in de<br />
school.<br />
§3. Het budget, verkregen na de toepassing van §1 en §2, wordt voor het<br />
gemeenschapsonderwijs jaarlijks aan de raden van bestuur van de scholengroepen<br />
toegekend in overeenstemming met de bepalingen van artikel 36, 2°, van het bijzonder<br />
decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, waarbij :<br />
1° de som van het bedrag dat met toepassing van §2 verkregen is, voor het geheel van<br />
de scholen van het buitengewoon secundair gemeenschapsonderwijs tot en met 2015<br />
verminderd wordt met 30 percent van de loonkosten van de leden van het meesters-,<br />
vak- en dienstpersoneel van het gewoon secundair gemeenschapsonderwijs, in 2016<br />
met 60 percent en in 2017 met 100 percent van die loonkosten;<br />
2° de som van het bedrag dat met toepassing van §2 verkregen is, voor het geheel van<br />
de scholen van het buitengewoon secundair gemeenschapsonderwijs verhoogd wordt<br />
met de middelen, vastgelegd voor het optrekken van het vakantiegeld tot 92 % voor het<br />
contractuele meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gemeenschapsonderwijs,<br />
toegekend via de betreffende onderwijs-cao. Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag<br />
68.000 euro.<br />
Vanaf begrotingsjaar 2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door de toepassing<br />
van de A2-coëfficiënt, vermeld in artikel 324;<br />
3° de som van het bedrag dat met toepassing van §2 verkregen is, vermeerderd wordt<br />
met een transitiefonds dat in 2009 56.000 euro bedraagt en in 2010 19.000 euro.<br />
§4. Het werkingsbudget verkregen na de toepassing van §2, wordt voor het<br />
gesubsidieerd onderwijs jaarlijks toegekend aan de schoolbesturen van het<br />
gesubsidieerd onderwijs.<br />
326 Artikel 16: Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
327 Artikel 17: Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/176
Daarbij worden de middelen voor de schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd<br />
onderwijs verhoogd met de middelen tot harmonisering van de lonen tussen het<br />
meesters-, vak- en dienstpersoneel van het gesubsidieerd vrij onderwijs en dat<br />
personeel van het gemeenschapsonderwijs, toegekend via de respectieve onderwijscao's.<br />
Voor het begrotingsjaar 2009 is dat bedrag 267.000 euro. Vanaf begrotingsjaar<br />
2010 wordt dat bedrag jaarlijks geïndexeerd door de toepassing van de A2-coëfficiënt,<br />
vermeld in artikel 324. Die cao-middelen worden verdeeld naar rata van het aantal<br />
punten per school van het vrij gesubsidieerd onderwijs, dat verkregen is na de<br />
toepassing van §1.<br />
§5. De werkingsbudgetten van de scholengroepen van het gemeenschapsonderwijs en<br />
van de scholen van het gesubsidieerd buitengewoon secundair onderwijs worden elk<br />
schooljaar in minstens twee schijven uitbetaald waarbij vóór 1 februari de som van de<br />
uitbetaalde schijven minstens 50 % van de werkingsmiddelen van het betrokken<br />
schooljaar vertegenwoordigt en het saldo vóór 1 juli betaald wordt. 328<br />
Onderafdeling 5 : Berekening van de integratietoelage per school<br />
Art. 330. Per school wordt het totale aantal punten berekend door het aantal GONleerlingen<br />
die begeleid worden vanuit de school voor buitengewoon secundair onderwijs,<br />
te vermenigvuldigen met hun puntengewicht zoals bepaald in artikel 326.<br />
De integratietoelage per school van het buitengewoon secundair onderwijs is het<br />
resultaat van de vermenigvuldiging van het totale aantal punten per school zoals<br />
berekend in het eerste lid met de GPP_SchK, vermeld in artikel 326, 3°.<br />
De integratietoelage wordt jaarlijks uitbetaald in één schijf in juni. 329<br />
Onderafdeling 6: Evaluatie<br />
Art. 331. De Vlaamse Regering ontwikkelt een methode die jaarlijks toelaat om een<br />
globaal zicht te krijgen op de besteding van de werkingsbudgetten in het secundair<br />
onderwijs. 330<br />
Art. 332. In 2012 wordt het nieuwe financieringssysteem door de Vlaamse Regering<br />
geëvalueerd. Deze evaluatie zal de doelmatige aanwending van de toegekende<br />
werkingsmiddelen beoordelen. Uitgangspunten van deze evaluatie zijn:<br />
- de gelijke behandeling van elk kind met dezelfde noden;<br />
- gelijke middelen voor elke school in eenzelfde situatie;<br />
- het voeren van een gelijkekansenbeleid;<br />
- transparantie, voorspelbaarheid en stabiliteit van het mechanisme;<br />
- evolutie van de schoolloopbanen, met bijzondere aandacht voor gelijke kansen en<br />
talentontwikkeling. 331<br />
328 Artikel 18: Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. Gewijzigd met ingang van 1/9/2008 door het<br />
decreet van 21/11/2008; met ingang van 1/1/2009 door het decreet van 19/12/2008. De codificatie brengt geen<br />
wijzigingen aan.<br />
329 Artikel 19: Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
330 Artikel 5, §4: Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. In codificatie wordt hier §4 hernomen voor het<br />
buitengewoon onderwijs, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/177
TITEL 3 : SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE<br />
OPLEIDINGSVORMEN 1, 2 EN 3<br />
Hoofdstuk 1 : Bepalingen betreffende de scholen van de<br />
opleidingsvormen 1, 2 en 3<br />
Afdeling 1 : Structuur en organisatie<br />
Art. 333. §1. De Vlaamse Regering bepaalt de minimumduur van de opleidingsvormen,<br />
de inhouden die in de verschillende opleidingsvormen worden aangeboden, welke fases<br />
de opleidingsvormen kunnen omvatten, de minimumduur en inhoud van die fases en de<br />
samenstelling en bevoegdheden van de klassenraad of de kwalificatiecommissie.<br />
§2. In afwachting blijven de op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze bepaling<br />
geldende besluiten van toepassing. 332<br />
Art. 334. In het buitengewoon secundair onderwijs kunnen twee of meer vakken van de<br />
algemene en sociale vorming geïntegreerd worden gegeven.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt welke vakken hiervoor niet in aanmerking komen en de<br />
administratieve en financiële gevolgen voor de personeelsleden die belast worden met<br />
het geven van geïntegreerde vakken. 333<br />
Hoofdstuk 2 : Bepalingen betreffende de scholen van de<br />
opleidingsvorm 3<br />
Afdeling 1 : Structuur en organisatie<br />
Art. 335. De Vlaamse Regering deelt de opleidingsvorm 3 van het buitengewoon<br />
secundair beroepsonderwijs op in opleidingen die tevens worden ingericht in het voltijds<br />
beroeps- en technisch secundair onderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs en<br />
het secundair volwassenenonderwijs.<br />
Voor elk van deze opleidingen worden de competenties, de nodige algemene en sociale<br />
vaardigheden en de sleutelvaardigheden vastgelegd in opleidingsprofielen. 334<br />
Art. 336. In opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair beroepsonderwijs kan<br />
een facultatieve integratiefase van één schooljaar worden georganiseerd in de vorm van<br />
een alternerende beroepsopleiding voor de verdere vorming van :<br />
1° leerlingen die in opleidingsvorm 3 het (kwalificatie)getuigschrift hebben behaald;<br />
331 Artikel 21: Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging<br />
van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft. In de codificatie is hier het artikel 21 voor het<br />
buitengewoon onderwijs hernomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
332 Artikel 3bis, §2, §3 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang<br />
van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
333 Artikel 42: Decreet van 14/07/1998 betreffende het onderwijs IX. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
334 Artikel IV.14, eerste, tweede lid : Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII Mozaïek. In de<br />
codificatie is het 3de en 4de lid niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke<br />
wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/178
2° leerlingen die in opleidingsvorm 3 het getuigschrift van verworven competenties<br />
hebben behaald die daartoe door de klassenraad bekwaam worden geacht.<br />
3° leerlingen die in opleidingsvorm 3 het attest van verworven bekwaamheden hebben<br />
behaald die daartoe door de klassenraad bekwaam worden geacht. 335<br />
Art. 337. §1. Op weekbasis omvat de integratiefase ten minste 14 lesuren op school,<br />
bestaande uit algemene en sociale vorming en beroepsgerichte vorming, aangevuld met<br />
24 uren werkervaring in een regulier bedrijf.<br />
§2. Op jaarbasis omvat de integratiefase minimaal 1.200 lesuren, waarvan minimaal 450<br />
lesuren algemene en sociale vorming en beroepsgerichte vorming en minimaal 700 uren<br />
werkervaring in het werkervaringsbedrijf. 336<br />
Art. 338. De integratiefase wordt bekrachtigd met een getuigschrift van alternerende<br />
beroepsopleiding in een bepaalde bedrijfssector, en in voorkomend geval, een<br />
(kwalificatie)getuigschrift, een getuigschrift van verworven competenties of een attest<br />
van verworven bekwaamheden. 337<br />
Art. 339. De Vlaamse Regering bepaalt de nadere regelen inzake de organisatie van de<br />
alternerende beroepsopleiding alsook de vorm van het getuigschrift van alternerende<br />
beroepsopleiding. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop het lesurenpakket en<br />
het werkingsbudget en - in voorkomend geval - de middelen van het Europees Sociaal<br />
Fonds worden aangewend voor de organisatie van de alternerende beroepsopleiding. 338<br />
Art. 340. Er kan geen tweede alternerende beroepsopleiding worden georganiseerd. 339<br />
Afdeling 2 : Experimenteel modulair onderwijs<br />
Art. 341. Vanaf het schooljaar 2008-2009 en tot zolang bedoeld experiment in het<br />
voltijds gewoon secundair onderwijs loopt, kan als experiment in door de Vlaamse<br />
Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde scholen voor buitengewoon<br />
secundair onderwijs, modulair onderwijs worden georganiseerd overeenkomstig de<br />
bepalingen van deze afdeling. In voorkomend geval zijn wettelijke, decretale en<br />
reglementaire bepalingen die in strijd zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk, niet van<br />
toepassing.<br />
Het experiment heeft betrekking op opleidingsvorm 3, met uitzondering van de<br />
observatiefase, en kan enkel worden ingericht door scholen die gedurende het<br />
schooljaar 2007-2008 modulair onderwijs organiseren overeenkomstig het besluit van<br />
335 Artikel 5ter : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/1998 door het decreet van 13/7/2001; gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
336 Artikel 5quater : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/1998 door het decreet van 13/7/2001; gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
337 Artikel 5quinquies : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/1998 door het decreet van 13/7/2001; gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 8/5/2009; met<br />
ingang van 1/9/2009 door het decreet van 9/7/2010. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
338 Artikel 5sexies : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/1998 door het decreet van 13/7/2001. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
339 Artikel 5septies : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/1998 door het decreet van 13/7/2001; gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. In de<br />
codificatie is het 1ste lid niet opgenomen omwille van het tijdelijk karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/179
de Vlaamse Regering van 1 maart 2002 betreffende het experimenteel secundair<br />
onderwijs volgens een modulair stelsel.<br />
Het decreet van 9 december 2005 betreffende de organisatie van tijdelijke projecten in<br />
het onderwijs is niet van toepassing op dit experiment. 340<br />
Art. 342. §1. Modulair onderwijs wordt georganiseerd per studiegebied zonder opdeling<br />
in fasen of leerjaren. De betrokken studiegebieden zijn : auto, bouw, grafische<br />
communicatie en media, handel, hout, koeling en warmte, lichaamsverzorging,<br />
mechanica-elektriciteit, personenzorg, textiel, voeding. Elk studiegebied bundelt een<br />
reeks opleidingen. Eenzelfde opleiding kan in verschillende studiegebieden voorkomen.<br />
§2. Elke opleiding omvat algemene en sociale vorming en beroepsgerichte vorming.<br />
De algemene en sociale vorming wordt hetzij niet-modulair hetzij gedeeltelijk modulair<br />
georganiseerd.<br />
De beroepsgerichte vorming wordt modulair georganiseerd. In elke opleiding komen een<br />
of meer modules voor. Een module is het kleinste te certificeren deel van een opleiding,<br />
dat overeenstemt met een bepaalde inhoud. In modules komen geen afzonderlijke<br />
vakken voor. Eenzelfde module kan in verschillende opleidingen voorkomen.<br />
§3. De Vlaamse Regering legt de opleidingenstructuur vast. Onder opleidingenstructuur<br />
wordt verstaan :<br />
1° het geheel van de opleidingen per studiegebied;<br />
2° de modules per opleiding;<br />
3° de duurtijd per module uitgedrukt in uren per week;<br />
4° de aanduiding dat de modules zich sequentieel of onafhankelijk tot elkaar verhouden;<br />
als de modules in een sequentieel verband staan, moeten zij in een eveneens<br />
vastgelegde volgorde worden gevolgd.<br />
Voor zover de opleidingenstructuur afwijkt van die, vastgesteld bij het Besluit van de<br />
Vlaamse Regering van 1 maart 2002 betreffende het experimenteel secundair onderwijs<br />
volgens een modulair stelsel, legt de Vlaamse Regering desbetreffende<br />
opleidingenstructuur ter advies aan de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad voor.<br />
§4. Programmatie respectievelijk opname in de erkennings-, financierings- of<br />
subsidiëringsregeling gebeurt per studiegebied.<br />
In een school kan een studiegebied niet gelijktijdig modulair en niet-modulair worden<br />
georganiseerd, tenzij tijdens het geleidelijke omzettingsproces van de ene naar de<br />
andere structuur.<br />
§5. Het modulair onderwijsaanbod van een school moet waarborgen dat een certificaat<br />
of een getuigschrift van een opleiding kan worden behaald. 341<br />
Art. 343. Voor de modulair georganiseerde leerinhouden van een opleiding worden<br />
competenties door de Vlaamse Regering bepaald. Die leerinhouden zijn niet<br />
340 Artikel 20bis : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon<br />
secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
341 Artikel 20ter : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon<br />
secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van 4/7/2008. De<br />
codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/180
onderworpen aan de voorwaarde van door de Vlaamse Regering vastgestelde<br />
opleidingsprofielen.<br />
De Vlaamse Regering leidt de competenties af uit kwalificaties. Als die er niet zijn, leidt<br />
de Vlaamse Regering de competenties af uit een referentiekader in nauw overleg met<br />
de beroepssectoren.<br />
Voor zover de competenties afwijken van die bepaald bij het Besluit van de Vlaamse<br />
Regering van 1 maart 2002 betreffende het experimenteel secundair onderwijs volgens<br />
een modulair stelsel, legt de Vlaamse Regering desbetreffende competenties ter advies<br />
aan de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad voor.<br />
Competenties kunnen ook door middel van stages of werkervaring worden gerealiseerd.<br />
342<br />
Art. 344. Een opleiding kan starten op elk ogenblik van het schooljaar en gespreid<br />
worden over een of meer schooljaren. Een module kan starten op elk ogenblik van het<br />
schooljaar en gespreid worden over een of meer schooljaren. 343<br />
Art. 345. §1. In het modulair onderwijs gelden als gezamenlijke toelatingsvoorwaarden<br />
voor regelmatige leerlingen :<br />
1° de reglementaire toelatingsvoorwaarden tot de opleidingsfase van opleidingsvorm 3;<br />
2° de volgorde waarin modules dienen gevolgd zoals bepaald in de<br />
opleidingenstructuur;<br />
3° eventueel : de specifieke toelatingsvoorwaarden tot een module zoals vastgelegd<br />
door de klassenraad, onverminderd het in 1° en 2° gestelde;<br />
4° eventueel : de vrijstelling van toelatingsvoorwaarden tot een module op grond van<br />
een geattesteerde beslissing van de klassenraad, onverminderd het in 1° gestelde.<br />
Een leerling kan slechts één module tezelfdertijd volgen.<br />
§2. De overstap van een leerling van het modulair naar het niet-modulair onderwijs vindt<br />
plaats op basis van een beslissing van de klassenraad. 344<br />
Art. 346. De klassenraad beslist of een regelmatige leerling hetzij geslaagd is zonder<br />
beperkingen hetzij niet geslaagd is. Deze beslissing wordt genomen :<br />
1° op het ogenblik dat de leerling een module heeft beëindigd. In voorkomend geval<br />
wordt, voor wat betreft het onderwijzend personeel, de klassenraad beperkt tot die leden<br />
die effectief aan de leerling in de desbetreffende module onderricht hebben verstrekt;<br />
2° op het ogenblik dat de leerling aan alle opleidingsvoorwaarden voldoet die toelaten<br />
een beslissing te nemen over de toekenning van een attest van verworven<br />
competenties, een getuigschrift van verworven competenties, een getuigschrift van een<br />
opleiding of een getuigschrift van alternerende beroepsopleiding.<br />
In het modulair onderwijs worden geen kwalificatieproeven ingericht. 345<br />
342 Artikel 20quater : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
343 Artikel 20quinquies : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
344 Artikel 20sexies : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/181
Art. 347. De studiebekrachtiging, al dan niet op het einde van het schooljaar, wordt als<br />
volgt vastgesteld :<br />
1° attest van verworven competenties : wordt uitgereikt aan een regelmatige leerling die<br />
een module van een opleiding niet met vrucht heeft gevolgd; het attest vermeldt die<br />
competenties die de jongere wel heeft bereikt;<br />
2° deelcertificaat : wordt uitgereikt aan een regelmatige leerling die een module van een<br />
opleiding met vrucht heeft gevolgd;<br />
3° getuigschrift van verworven competenties : wordt uitgereikt aan een regelmatige<br />
leerling die een afgerond geheel binnen een opleiding met vrucht heeft gevolgd;<br />
4° certificaat : wordt uitgereikt aan een regelmatige leerling die een opleiding met vrucht<br />
heeft gevolgd;<br />
5° getuigschrift van een opleiding : wordt uitgereikt aan een regelmatige leerling die een<br />
opleiding van assistentniveau met vrucht heeft gevolgd;<br />
6° getuigschrift van alternerende beroepsopleiding : wordt uitgereikt aan een<br />
regelmatige leerling die de integratiefase met vrucht heeft gevolgd.<br />
Voor de toepassing van deze bepalingen wordt een module waarvoor de leerling bij<br />
beslissing van de klassenraad is vrijgesteld, geacht met vrucht gevolgd te zijn.<br />
De Vlaamse Regering stelt de modellen en de invulonderrichtingen van de hiervoor<br />
vermelde studiebewijzen vast. 346<br />
Art. 348. §1. In het modulair onderwijs gelden als richtgetallen de reglementair<br />
vastgestelde richtgetallen van de overeenkomstige types van opleidingsvorm 3.<br />
Het lesurenpakket dat op basis van het voorgaande wordt berekend, wordt voor wat<br />
betreft de schooljaren 2008-2009 en 2009-2010 als volgt netto verhoogd :<br />
a) per studiegebied dat tijdens het betrokken schooljaar volledig modulair wordt<br />
georganiseerd, worden 4 lesuren toegekend;<br />
b) per leerling in het experiment die op de gebruikelijke teldatum in aanmerking wordt<br />
genomen voor financiering of subsidiëring worden 0,10 lesuren toegekend.<br />
§2. Modulair onderwijs wordt georganiseerd op basis van uren die geen lesuren zijn<br />
doch ermee gelijkgesteld worden, meer bepaald onder vorm van bijzondere<br />
pedagogische taken.<br />
Met beroepsgerichte vorming gelijkgestelde uren komen in aanmerking voor de<br />
vaststelling van betrekkingen in de ambten van technisch adviseur-coördinator en<br />
technisch adviseur. 347<br />
Art. 349. De onderwijsinspectie is belast met de evaluatie van het experiment. De<br />
scholen die aan het experiment deelnemen, zijn verplicht hun medewerking te verlenen<br />
aan de evaluatie. De evaluatie moet, inzonderheid wat de timing betreft, derwijze<br />
345 Artikel 20septies : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
346 Artikel 20octies : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
347 Artikel 20novies : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/182
worden georganiseerd dat ze toelaat om beleidsconclusies te trekken met het oog op<br />
een vlotte, eventuele, organieke implementatie. 348<br />
TITEL 4 : SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE<br />
OPLEIDINGSVORM 4<br />
Hoofdstuk 1 : Bepalingen betreffende de scholen van de<br />
opleidingsvorm 4, met uitzondering van de ziekenhuisscholen<br />
Afdeling 1 : Structuur en organisatie<br />
Art. 350. De artikelen 124, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 131, 133, 134, 135, 136, 137,<br />
148, 149, 150, 151, 152, 153, 154, 155, 156, 157 en 170 zijn eveneens van toepassing<br />
in de scholen met opleidingsvorm 4. 349<br />
TITEL 5 : SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET<br />
GEÏNTEGREERD ONDERWIJS EN DE SPECIFIEKE<br />
ONDERWIJSLEERMIDDELEN<br />
Hoofdstuk 1 : Het geïntegreerd onderwijs<br />
Art. 351. §1. Geïntegreerd secundair onderwijs is een samenwerking tussen het<br />
gefinancierd of gesubsidieerd gewoon secundair en het gefinancierd of gesubsidieerd<br />
buitengewoon onderwijs. Het is bedoeld om leerlingen met een handicap of leer- en<br />
opvoedingsmoeilijkheden tijdelijk of permanent, gedeeltelijk of volledig de lessen of<br />
activiteiten te laten volgen in een school voor gewoon secundair onderwijs met hulp<br />
vanuit een school voor buitengewoon onderwijs die daartoe aanvullende lestijden of<br />
lesuren of aanvullende uren en een integratietoelage of -krediet krijgt.<br />
Geïntegreerd secundair onderwijs bestaat zowel op het niveau secundair onderwijs als<br />
op het niveau hoger onderwijs. Het geïntegreerd secundair onderwijs in de opleiding<br />
verpleegkunde behoort tot het niveau hoger onderwijs, het geïntegreerd secundair<br />
onderwijs in de overige structuuronderdelen van het secundair onderwijs behoort tot het<br />
niveau secundair onderwijs.<br />
§2. De integratie is permanent als de leerling ten minste vanaf de laatste schooldag van<br />
september van het lopende schooljaar tot het einde van dat schooljaar de lessen en<br />
activiteiten in het gewoon secundair onderwijs volgt. Als die periode korter is, is de<br />
integratie tijdelijk.<br />
348 Artikel 20decies : Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3. Ingevoegd met ingang van 1/9/2008 door het decreet van<br />
4/7/2008. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
349 -Artikel 47, 4° : Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II. Gewijzigd met ingang van 1/9/2001 door het<br />
decreet van 13/7/2001; met ingang van 1/9/2002 door het decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2009 door het<br />
decreet van 30/4/2009.<br />
-Artikel 3: Decreet van 14/7/1998 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs. Gewijzigd met ingang van 1/9/2009 door het decreet van 30/4/2009.<br />
De codificatie brengt geen wijzingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/183
§3. Als de geïntegreerde leerling alle lessen of activiteiten in het gewoon secundair<br />
onderwijs volgt, is de integratie volledig. Bij gedeeltelijke integratie volgt de leerling<br />
minstens twee halve dagen per week gewoon secundair onderwijs. 350<br />
Art. 352. Om toegelaten te worden tot het geïntegreerd secundair onderwijs is het<br />
volgende vereist :<br />
1° de leerling moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden die gelden voor het gewoon<br />
en buitengewoon secundair onderwijs;<br />
2° voor de betrokken leerling moet een integratieplan opgesteld worden.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de inhoud van het integratieplan en legt de samenstelling<br />
van het integratieteam, dat het integratieplan zal opstellen, vast;<br />
3° als het attest, vermeld in artikel 294, naar type 1 of 3 oriënteert, moet de leerling in<br />
het betreffende type ten minste negen maanden voltijds buitengewoon onderwijs<br />
gevolgd hebben onmiddellijk voorafgaand aan de integratie in het gewoon onderwijs. 351<br />
Art. 353. §1. Een nieuw integratieplan wordt opgesteld bij wijziging van de aard van de<br />
integratie, de aard en de ernst van de handicap of het onderwijsniveau, met inbegrip van<br />
het beroepenveld, de studierichting, de afdeling of de opties.<br />
§2. Bij wijziging van het integratieteam kan het bestaande integratieplan bevestigd<br />
worden. 352<br />
Art. 354. §1. Leerlingen die geïntegreerd secundair onderwijs volgen, zijn, afhankelijk<br />
van de aard van de integratie zoals bepaald in artikel 351, §2 en §3, regelmatige leerling<br />
in de school voor buitengewoon secundair onderwijs of in de school voor gewoon<br />
secundair onderwijs.<br />
§2. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop een regelmatige leerling in het<br />
geïntegreerd secundair onderwijs hetzij in de school voor gewoon secundair onderwijs,<br />
hetzij in de school voor buitengewoon secundair onderwijs, hetzij in beide in aanmerking<br />
komt als regelmatige leerling. 353<br />
Art. 355. §1. Leerlingen met een handicap die in het kader van het geïntegreerd<br />
onderwijs, gewoon secundair onderwijs volgen, maar door hun handicap bepaalde<br />
vakken niet kunnen volgen, kunnen daarvoor een vrijstelling krijgen als ze vervangende<br />
activiteiten volgen.<br />
§2. De klassenraad beslist over de vrijstelling en legt de vervangende activiteiten vast.<br />
354<br />
350 Artikel 5bis : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/10/1986 door de wet van 11/3/1986; gewijzigd met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006; met ingang<br />
van 1/9/2010 door het decreet van 9/7/2010. In de codificatie is §4 niet opgenomen omwille van het tijdelijk<br />
karakter, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
351 Artikel 5bis1 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
352 Artikel 5bis2, Artikel 5bis3 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met<br />
ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
353 Artikel 5bis4 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
354 Artikel 5bis5 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/184
Art. 356. De school voor buitengewoon onderwijs die een leerling geïntegreerd onderwijs<br />
begeleidt, krijgt daartoe aanvullende lestijden of lesuren of uren en een integratietoelage<br />
of -krediet.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor het verkrijgen van de aanvullende<br />
lestijden of lesuren of uren, alsook het aantal en de wijze van de berekening ervan.<br />
De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden voor het verkrijgen van de<br />
integratietoelage of -krediet, alsook de vaststelling ervan. 355<br />
Hoofdstuk 2 : De specifieke onderwijsleermiddelen<br />
Art. 357. §1. Aan leerlingen of cursisten met een handicap die gefinancierd of<br />
gesubsidieerd gewoon secundair onderwijs volgen kunnen speciale<br />
onderwijsleermiddelen ter beschikking worden gesteld.<br />
§2. De Vlaamse Regering bepaalt de procedure voor de aanvraag van de middelen en<br />
de criteria van de toepassing. 356<br />
355 Artikel 5bis6 : Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs. Ingevoegd met ingang van<br />
1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. De codificatie brengt geen wijzigingen aan.<br />
356 Artikel 67 : Decreet van 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII. Gewijzigd met ingang van 1/9/2002 door het<br />
decreet van 14/2/2003; met ingang van 1/9/2006 door het decreet van 7/7/2006. In de codificatie zijn de bepalingen<br />
voor het volwassenenonderwijs, hoger onderwijs niet opgenomen, en zonder inhoudelijke wijzigingen.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/185
DEEL VI. UITWERKINGSDATA<br />
Art. 358. De oorspronkelijke bepalingen van de artikelen opgenomen in de codificatie<br />
hebben uitwerking met ingang van de ernaast vermelde datum:<br />
1° artikel 2 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
2° artikel 3 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
3° artikel 4 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
4° artikel 5 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
5° artikel 6 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
6° artikel 7 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
7° artikel 8 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
8° artikel 9 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
9° artikel 10 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
10° artikel 11 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1997;<br />
11° artikel 12 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
12° artikel 13 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
13° artikel 14 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
14° artikel 15 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
15° artikel 16 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
16° artikel 17 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
17° artikel 18 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
18° artikel 19 heeft uitwerking met ingang van 25 augustus 1989;<br />
19° artikel 20 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1984;<br />
artikel 21, §1 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991,<br />
20°<br />
§2-§6 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1993 en<br />
1 september 1993;<br />
21° artikel 22 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007;<br />
22° artikel 23 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
23° artikel 24 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
24° artikel 25 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
25° artikel 26 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
26° artikel 27 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
27° artikel 28 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
28° artikel 29 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
29° artikel 30 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
30° artikel 31 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007;<br />
31° artikel 32 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007;<br />
32° artikel 33 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
33° artikel 34 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
artikel 35, eerste lid, heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
34° artikel 35, tweede lid, heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007;<br />
35° artikel 36 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
36° artikel 37 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
37° artikel 38 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1973;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/186
38° artikel 39 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
39° artikel 40 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991;<br />
40° artikel 41 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
41° artikel 42 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991;<br />
42° artikel 43 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
43° artikel 44 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
44° artikel 45 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007:<br />
45° artikel 46 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007;<br />
46° artikel 47 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
47° artikel 48 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2010;<br />
48° artikel 49 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
49° artikel 50 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
50° artikel 51 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
51° artikel 52 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
52° artikel 53 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
53° artikel 54 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
54° artikel 55 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
55° artikel 56 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
56° artikel 57 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
57° artikel 58 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
58° artikel 59 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
59° artikel 60 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
60° artikel 61 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
61° artikel 62 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
62° artikel 63 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
63° artikel 64 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
64° artikel 65 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
65° artikel 66 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
66° artikel 67 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1970;<br />
67° artikel 68 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1970;<br />
68° artikel 69 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
69° artikel 70 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
70° artikel 71 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
71° artikel 72 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
72° artikel 73 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
73° artikel 74 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
74° artikel 75 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
75° artikel 76 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
76° artikel 77 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
77° artikel 78 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
78° artikel 79 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
79° artikel 80 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
80° artikel 81 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
81° artikel 82 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
82° artikel 83 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/187
83° artikel 84 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
84° artikel 85 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
85° artikel 86 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
86° artikel 87 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
87° artikel 88 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
88° artikel 89 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
89° artikel 90 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
90° artikel 91 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
91° artikel 92 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
92° artikel 93 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
93° artikel 94 heeft uitwerking met ingang van 1 april 2008;<br />
94° artikel 95 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
95° artikel 96 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
96° artikel 97 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
97° artikel 98 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
98° artikel 99 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
99° artikel 100 heeft uitwerking met ingang van 25 oktober 1981;<br />
100° artikel 101 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
101° artikel 102 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;<br />
102° artikel 103 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
103° artikel 104 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;<br />
104° artikel 105 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990.<br />
105° artikel 106 heeft uitwerking met ingang van 5 september 1996;<br />
106° artikel 107 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007;<br />
107° artikel 108 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
108° artikel 109 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
109° artikel 110 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1958;<br />
110° artikel 111 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006<br />
111° artikel 112 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
112° artikel 113 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
113° artikel 114 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
114° artikel 115 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989 en 1 oktober 1991;<br />
115° artikel 116 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
116° artikel 117 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
behalve in §3 de woorden "tenzij het gaat om een afwezigheid vanwege een chronische ziekte<br />
die in werking treden op een door de VR te bepalen datum;<br />
117° artikel 118 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
118° artikel 119 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
119° artikel 120 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
120° artikel 121 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
121° artikel 122 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
122° artikel 123 heeft uitwerking met ingang van 5 september 1996;<br />
123° artikel 124 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
124° artikel 125 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
125° artikel 126 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/188
126° artikel 127 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
127° artikel 128 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
128° artikel 129 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
129° artikel 130 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
130° artikel 131 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
131° artikel 132 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
132° artikel 133 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
133° artikel 134 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
134° artikel 135 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
135° artikel 136 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2010;<br />
136° artikel 137 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
137° artikel 138 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
138° artikel 139 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
139° artikel 140 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
140° artikel 141 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
141° artikel 142 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
142° artikel 143 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
143° artikel 144 heeft uitwerking met ingang van 26 juli 2009;<br />
144° artikel 145 heeft uitwerking met ingang van 26 juli 2009;<br />
145° artikel 146 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
146° artikel 147 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
147° artikel 148 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1978;<br />
148° artikel 149 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1978;<br />
149° artikel 150 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1996;<br />
150° artikel 151 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1978;<br />
151° artikel 152 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
152° artikel 153 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
153° artikel 154 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
154° artikel 155 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
155° artikel 156 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
156° artikel 157 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
157° artikel 158 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
158° artikel 159 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
159° artikel 160 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
160° artikel 161 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
161° artikel 162 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
162° artikel 163 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
163° artikel 164 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
164° artikel 165 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
165° artikel 166 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
166° artikel 167 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
167° artikel 168 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
168° artikel 169 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;<br />
169° artikel 170 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
170° artikel 171 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/189
171° artikel 172 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;<br />
172° artikel 173 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1992;<br />
173° artikel 174, §1 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
artikel 174, §2 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994;<br />
174° artikel 175 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
175° artikel 176 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
176° artikel 177 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
177° artikel 178 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
178° artikel 179 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
179° artikel 180 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
180° artikel 181 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
181° artikel 182 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
182° artikel 183 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
183° artikel 184 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
184° artikel 185 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
185° artikel 186 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
186° artikel 187 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
187° artikel 188 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
188° artikel 189 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
189° artikel 190 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
190° artikel 191 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
191° artikel 192 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
192° artikel 193 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
193° artikel 194 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
194° artikel 195 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
195° artikel 196 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
196° artikel 197 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
197° artikel 198 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
198° artikel 199 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2000;<br />
199° artikel 200 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
200° artikel 201 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1994;<br />
201° artikel 202 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
202° artikel 203 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
203° artikel 204 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
204° artikel 205 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
205° artikel 206 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
206° artikel 207 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
207° artikel 208 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
208° artikel 209 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;<br />
209° artikel 210 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
210° artikel 211 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;<br />
211° artikel 212 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
212° artikel 213 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
213° artikel 214 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1990;<br />
214° artikel 215 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/190
215° artikel 216 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
216° artikel 217 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007;<br />
217° artikel 218 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007;<br />
218° artikel 219 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007;<br />
219° artikel 220 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007;<br />
220° artikel 221 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007;<br />
221° artikel 222 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
222° artikel 223 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999;<br />
223° artikel 224 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
224° artikel 225 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
225° artikel 226 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
226° artikel 227 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
227° artikel 228 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
228° artikel 229 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
229° artikel 230 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
230° artikel 231 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
231° artikel 232 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
232° artikel 233 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
233° artikel 234 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
234° artikel 235 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
235° artikel 236 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
236° artikel 237 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
237° artikel 238 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
238° artikel 239 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
239° artikel 240 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002;<br />
240° artikel 241 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
241° artikel 242 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
242° artikel 243 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
243° artikel 244 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
244° artikel 245 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
245° artikel 246 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
246° artikel 247 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
247° artikel 248 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
248° artikel 249 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
249° artikel 250 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
250° artikel 251 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
251° artikel 252 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989;<br />
252° artikel 253 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
253° artikel 254 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991;<br />
254° artikel 255 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991;<br />
255° artikel 256 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1991;<br />
256° artikel 257 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1970;<br />
257° artikel 258 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1970;<br />
258° artikel 259 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1970;<br />
259° artikel 260 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/191
260° artikel 261 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
261° artikel 262 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
262° artikel 263 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
263° artikel 264 heeft uitwerking met ingang van 26 juli 2009;<br />
264° artikel 265 heeft uitwerking met ingang van 26 juli 2009;<br />
265° artikel 266 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
266° artikel 267 heeft uitwerking met ingang van 18 februari 2002;<br />
267° artikel 268 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
268° artikel 269 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
269° artikel 270 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
270° artikel 271 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
271° artikel 272 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
272° artikel 273 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
273° artikel 274 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
274° artikel 275 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
275° artikel 276 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
276° artikel 277 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
277° artikel 278 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
278° artikel 289 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
279° artikel 280 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
280° artikel 281 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
281° artikel 282 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
282° artikel 283 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
283° artikel 284 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
284° artikel 285 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
285° artikel 286 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
286° artikel 287 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
287° artikel 288 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
288° artikel 289 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1986;<br />
289° artikel 290 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
290° artikel 291 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1970;<br />
291° artikel 292 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
292° artikel 293 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1970;<br />
293° artikel 294 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1970;<br />
294° artikel 295 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
295° artikel 296 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
296° artikel 297 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
297° artikel 298 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
298° artikel 299 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
299° artikel 300 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
300° artikel 301 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
301° artikel 302 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
302° artikel 303 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
303° artikel 304 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
304° artikel 305 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/192
305° artikel 306 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
306° artikel 307, §1, §2 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
artikel 307, §3 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1984;<br />
307° artikel 308 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
308° artikel 309 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
309° artikel 310 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
310° artikel 311 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
311° artikel 312 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
312° artikel 313 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
313° artikel 314 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1982;<br />
314° artikel 315 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005;<br />
315° artikel 316 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
316° artikel 317 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
317° artikel 318 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
318° artikel 319 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
319° artikel 320 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
320° artikel 321 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
321° artikel 322 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009;<br />
322° artikel 323 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
323° artikel 324 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
324° artikel 325 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
325° artikel 326 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
326° artikel 327 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
327° artikel 328 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
328° artikel 329 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
329° artikel 330 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
330° artikel 331 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
331° artikel 332 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2008;<br />
332° artikel 333 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
333° artikel 334 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1997;<br />
334° artikel 335 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001;<br />
335° artikel 336 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
336° artikel 337 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
337° artikel 338 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
338° artikel 339 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
339° artikel 340 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
340° artikel 341 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
341° artikel 342 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
342° artikel 343 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
343° artikel 344 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
344° artikel 345 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
345° artikel 346 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
346° artikel 347 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
347° artikel 348 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
348° artikel 349 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2008;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/193
349° artikel 350 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1998;<br />
350° artikel 351 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1986;<br />
351° artikel 352 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
352° artikel 353 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
353° artikel 354 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
354° artikel 355 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
355° artikel 356 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006;<br />
356° artikel 357 heeft uitwerking met ingang van 1 september 1995.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/194
DEEL VII. AANPASSINGEN VAN DE VERWIJZINGEN NAAR<br />
ARTIKELEN OPGENOMEN IN DE CODIFICATIE<br />
Art. 359. In de hierna vermelde wetten, decreten en besluiten worden de verwijzingen<br />
naar artikelen die opgenomen zijn in de codificatie betreffende het secundair onderwijs,<br />
aangepast door schrappingen door te voeren of een verwijzing op te nemen naar een<br />
artikel uit de codificatie:<br />
1) In artikel 16, §1, B, e) van het Koninklijk Besluit van 15/4/1958 houdende<br />
bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld<br />
personeel van het Ministerie van Openbaar <strong>Onderwijs</strong>, wordt de zinsnede “artikel 28, 1°<br />
tot en met 5°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede “artikel 28, 1° tot en met 5°, van de<br />
wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving<br />
en van artikel 18, 1° tot 5°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
2) In de titel van het Koninklijk Besluit van 15/12/1959 houdende toepassing van artikel<br />
32 van de wet van 29 mei 1959, wordt de zinsnede “artikel 32 van de wet van 29 mei<br />
1959” vervangen door de zinsnede “ artikel 37 van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”.<br />
3) In artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 27/7/1971 houdende organisatiemodaliteiten<br />
van de begeleiding der leerlingen die scholen of afdelingen voor buitengewoon<br />
onderwijs volgen, wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :<br />
“De begeleiding van leerlingen in het buitengewoon onderwijs omvat de hiernavolgende<br />
werkzaamheden :”.<br />
4) In artikel 3, 2° van het Koninklijk Besluit van 7/2/1974 betreffende de wijze waarop de<br />
reisonkosten van leerlingen uit het buitengewoon onderwijs ten laste genomen worden<br />
door de Staat, wordt de zinsnede “artikel 4 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van<br />
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede “artikel<br />
110 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
5) In het Koninklijk Besluit van 28/6/1978 houdende de omschrijving van de types en de<br />
organisatie van het buitengewoon onderwijs en vaststellende de toelatings- en<br />
behoudsvoorwaarden in de diverse niveaus van het buitengewoon onderwijs, worden de<br />
volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 1, §1, wordt de zinsnede “bedoeld bij de wet van 6 juli 1970 op het<br />
buitengewoon onderwijs” vervangen door de zinsnede “opgesomd in de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 7 wordt de zinsnede “artikel 5, §1, van de wet op het buitengewoon<br />
onderwijs” vervangen door de zinsnede “ artikel 294 van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 10, §1, wordt de zinsnede “artikel 4 van de wet op het buitengewoon<br />
onderwijs” vervangen door de zinsnede “artikel 293 van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/195
4° in artikel 10, §2, wordt de zinsnede “artikel 4 van de wet op het buitengewoon<br />
onderwijs” vervangen door de zinsnede “artikel 293 van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”.<br />
6) In de wet van 1/9/1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een<br />
vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector, worden de<br />
volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 2, §3, 4°, wordt de zinsnede “waarop de wet van 29 mei 1959 tot wijziging<br />
van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij de wet van 11 juli<br />
1973, van toepassing is” vervangen door de zinsnede “waarop de decreten rechtspositie<br />
van toepassing zijn”;<br />
2° in artikel 2, §3, 5°, wordt de zinsnede “ waarop de wet van 29 mei 1959 niet van<br />
toepassing is” vervangen door de zinsnede “waarop de decreten rechtspositie niet van<br />
toepassing zijn”.<br />
7) In de wet van 29/6/1983 betreffende de leerplicht worden de volgende wijzigingen<br />
aangebracht :<br />
1° in artikel 1, §5, wordt de zinsnede “verstrekt overeenkomstig de wet van 6 juli 1970<br />
op het buitengewoon onderwijs” vervangen door de zinsnede “georganiseerd<br />
overeenkomstig de bepalingen van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 5, §5, wordt de zinsnede “de wet van 6 juli 1970 op het buitengewoon<br />
onderwijs” vervangen door de zinsnede “de bepalingen van de codificatie betreffende<br />
het secundair onderwijs”.<br />
8) In het Koninklijk Besluit van 13/9/1983 betreffende het verlof voor opdrachten in het<br />
belang van het onderwijs en de terbeschikkingstelling wegens bijzondere opdracht van<br />
de personeelsleden van het Gesubsidieerd onderwijs, wordt in artikel 1 de zinsnede<br />
“overeenkomstig de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving,” geschrapt.<br />
9) In artikel 1, 1°, van het ministerieel besluit van 20/9/1983 tot vaststelling van het<br />
bijzonder bestek voor vervoer van de leerlingen die de door de Vlaamse Gemeenschap<br />
georganiseerde of gesubsidieerde scholen bezoeken, wordt de zinsnede “de inrichtende<br />
macht zoals omschreven in artikel 2 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van<br />
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de woorden “het<br />
schoolbestuur”.<br />
10) In het Koninklijk Besluit nr. 297 van 31/3/1984 betreffende de opdrachten, de<br />
wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs<br />
en de psycho-medisch-sociale centra, wordt in artikel 1, het punt 3° vervangen door wat<br />
volgt :<br />
“3° het personeel gesubsidieerd onderwijs zoals opgesomd in de decreten<br />
rechtspositie;”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/196
11) In artikel 3 en artikel 9 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 26/4/1990<br />
betreffende het verlof voor verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale<br />
redenen en de afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke<br />
aangelegenheid ten gunste van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor<br />
leerlingenbegeleiding, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° punt 3° wordt geschrapt;<br />
2° in 11° wordt de zinsnede “artikel 156 van het decreet van 14 juli 1998 houdende<br />
diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het<br />
decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 69 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
12) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 betreffende de<br />
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldiging in het buitengewoon<br />
onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 2, §3, 2°, wordt de zinsnede “art. 34 van het koninklijk besluit nr. 439 van 11<br />
augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie in het buitengewoon onderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 288 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
2° in artikel 2, §3, 3°, wordt de zinsnede “art. 34 van het koninklijk besluit nr. 439 van 11<br />
augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie van het buitengewoon<br />
onderwijs” vervangen door de zinsnede “artikel 288 van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 4, §3, wordt de zinsnede “artikel 75, §1, van het decreet van 5 juli 1989<br />
betreffende het onderwijs”, vervangen door de zinsnede “artikel 43, 2°, van het decreet<br />
van 16 april 1996 betreffende het mentorschap en de nascholing”.<br />
13) In artikel 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 tot wijziging van<br />
het koninklijk besluit van 21 augustus 1978 houdende organisatie van de semiinternaten<br />
in het buitengewoon onderwijs van de Staat en tot vaststelling van de<br />
personeelsnormen wordt de zinsnede “Artikel 12bis, §2 van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving treedt” vervangen door<br />
de zinsnede “ De reglementaire bepalingen inzake bekwaamheidsbewijzen treden“.<br />
14) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 31/7/1990 tot vastlegging van het<br />
pakket "uren-leraar" in het voltijds secundair onderwijs, worden de volgende wijzigingen<br />
aangebracht :<br />
1° in artikel 1 wordt de zinsnede “,overeenkomstig artikel 27 van de wet van 29 mei<br />
1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving,” geschrapt;<br />
2° in artikel 3 en artikel 9 wordt de zinsnede “, bedoeld in artikel 56, 1° van het decreet<br />
van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs – II” geschrapt;<br />
3° in artikel 4 worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/197
a) in §4 wordt de zinsnede “in het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse<br />
maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet<br />
van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “in de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) in §5 wordt de zinsnede “artikel 48 of 49 van hetzelfde decreet van 14 juli 1998,<br />
genoemd in §4, derde lid” vervangen door de zinsnede “artikel 190 of artikel 191 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
c) in §6 wordt de zinsnede “artikel 50 of 52bis, §1, van hetzelfde decreet van 14 juli<br />
1998, genoemd in §4, derde lid” vervangen door de zinsnede “artikel 192 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
d) in §7 wordt de zinsnede “artikel 51, 52, 52bis, § 2, 52bis, §3, of 54bis van hetzelfde<br />
decreet van 14 juli 1998, genoemd in § 4, derde lid” vervangen door de zinsnede “artikel<br />
193, artikel 194 en artikel 197 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
4° in artikel 6 wordt de zinsnede “in hetzelfde decreet van 14 juli 1998, genoemd in<br />
artikel 4, §4, derde lid” vervangen door de zinsnede “in de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
5° in artikel 15quater wordt de zinsnede “artikel 3, §6, van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 20 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
15) In artikel 200 van het decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II, wordt de<br />
zinsnede “artikel 12 bis, §3 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige<br />
bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede “de reglementaire<br />
bepalingen inzake terbeschikkingstelling, reaffectatie en wedertewerkstelling”.<br />
16) In artikel 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 26/9/1990 betreffende de<br />
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen en de bezoldigingsregeling van de<br />
leermeesters godsdienst en de godsdienstleraars, wordt de zinsnede “Artikel 12bis, §2<br />
van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving treedt” vervangen door de zinsnede “De reglementaire bepalingen<br />
inzake bekwaamheidsbewijzen treden”.<br />
17) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 9/1/1991 houdende de<br />
controlemaatregelen inzake de aanwending van de werkingstoelagen in het<br />
gesubsidieerd onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 1 wordt de zinsnede “artikel 32 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van<br />
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede “artikel<br />
37 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 2 wordt de zinsnede “de artikelen 32 en 36bis van dezelfde wet” vervangen<br />
door de zinsnede “het artikel 37 en artikel 38 van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/198
18) In het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde<br />
personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, worden de volgende wijzigingen<br />
aangebracht :<br />
1° in artikel 3, 3°, wordt de zinsnede “artikel 96, §4, van het decreet van 14 juli 1998<br />
houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, §4, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
2° in artikel 3, 7°, wordt de zinsnede “artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging<br />
van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede “de<br />
reglementaire bepalingen inzake levensbeschouwelijk onderricht”;<br />
3° in artikel 3, 28°, wordt de zinsnede “artikel 2, 28° van het decreet van 14 juli 1998<br />
houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 3, 36°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
4° in artikel 39 wordt de zinsnede “artikel 96, 4° van het decreet van 14 juli 1998<br />
houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, 4°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
5° in artikel 56/1, §1,1° wordt de zinsnede “artikel 45, §2, 4°, van het decreet van 14 juli<br />
1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 206, §2, 4°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
6° in artikel 100quinquies worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) in §1 en §2 wordt telkens de zinsnede “ titel XI - Ondersteunend personeel van het<br />
decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het<br />
basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “de bepalingen inzake de globale<br />
puntenenveloppe opgenomen in de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) in §3 wordt de zinsnede “artikel 95 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse<br />
maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet<br />
van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 30 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
c) in §4 wordt de zinsnede “artikel 97 van voormeld decreet van 14 juli 1998” vervangen<br />
door de zinsnede “de bepalingen inzake de globale puntenenveloppe opgenomen in de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/199
19) In het decreet van 27/3/1991 betreffende de rechtspositie van sommige<br />
personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor<br />
leerlingenbegeleiding, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 5, 9°, wordt de zinsnede “artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging<br />
van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede “de<br />
reglementaire bepalingen inzake levensbeschouwelijk onderricht”;<br />
2° in artikel 5, 20°, wordt de zinsnede “artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998<br />
houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 3, 36°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
3° in artikel 19 wordt de zinsnede “artikel 28, §1, 1°, 2° en 4°, van de wet van 29 mei<br />
1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 28, §1, 1°, 2° en 4°, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van<br />
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en artikel 18, §1, 1° , 2°, 4°, van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
4° in artikel 74bis/1, §1 wordt de zinsnede “artikel 45, §2, 4°, van het decreet van 14 juli<br />
1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 206, §2, 4°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
5° in artikel 84quinquies worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) in §1 en §2 wordt telkens de zinsnede “ titel XI - Ondersteunend personeel van het<br />
decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het<br />
basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “de bepalingen inzake de globale<br />
puntenenveloppe opgenomen in de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) in §3 wordt de zinsnede “artikel 95 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse<br />
maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet<br />
van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 30 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
c) in §4 wordt de zinsnede “artikel 97 van voormeld decreet van 14 juli 1998” vervangen<br />
door<br />
de zinsnede “de bepalingen inzake de globale puntenenveloppe opgenomen in de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
6° in artikel 84quaterdecies wordt de zinsnede “artikel 27, §1, van de wet van 29 mei<br />
1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 27, §1, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige<br />
bepalingen van de onderwijswetgeving en artikel 17, §1, van de codificatie betreffende<br />
het secundair onderwijs”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/200
20) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 24/7/1991 houdende bepaling van de<br />
begrippen gezondheidstoezicht en sociale voordelen bedoeld in artikel 33 van de wet<br />
van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving,<br />
worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in de titel wordt de zinsnede “bedoeld in artikel 33 van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” geschrapt;<br />
2° artikel 1 wordt vervangen door wat volgt :<br />
“Art.1. Voor de toepassing van de bepalingen inzake sociale voordelen wordt onder<br />
"gezondheidstoezicht" verstaan het preventief medisch schooltoezicht zoals bepaald in<br />
de regelgeving inzake centra voor leerlingenbegeleiding.”;<br />
3° in artikel 2 wordt de zinsnede “artikel 33, derde lid van dezelfde wet” vervangen door<br />
de zinsnede “de regelgeving betreffende het flankerend onderwijsbeleid op lokaal<br />
niveau”.<br />
21) In het decreet van 23/10/1991 betreffende de medezeggenschap in het<br />
gesubsidieerd onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 7 wordt de zin “De onderwijsinstellingen die worden erkend door de Raad<br />
van het pluralistisch onderwijs, bedoeld in artikel 2, vierde lid, b, van de wet van 29 mei<br />
1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, moeten<br />
evenmin een participatieraad oprichten.” geschrapt;<br />
2° in artikel 34bis wordt de zinsnede “titel VIII van het decreet van 14 juli 1998 houdende<br />
diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het<br />
decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs betreffende het<br />
basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”.<br />
22) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 7/1/1992 houdende vaststelling van de<br />
toepassingsregels van de sancties bepaald in artikel 3, §9, van de wet van 29 mei 1959<br />
tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, worden de volgende<br />
wijzingen aangebracht :<br />
1° in de titel wordt de zinsnede “bepaald in artikel 3, §9 van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de<br />
zinsnede “inzake programmatie of rationalisatie”;<br />
2° in artikel 2, §1, worden de volgende wijzigingen aangebracht:<br />
a) de zinsnede “bedoeld in artikel 3, §9 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van<br />
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede “ inzake<br />
reglementaire programmatie- en rationalisatienormen opgenomen in de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) de zinsnede “,vastgelegd in uitvoering van artikel 13, §1, a, van die wet” wordt<br />
geschrapt.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/201
23) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 29/4/1992 betreffende de verdeling van<br />
betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de<br />
reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of<br />
wachtgeldtoelage, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 2, §2, 11°, wordt de zinsnede “artikel 94 tot en met 99ter van het decreet van<br />
14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs<br />
en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 24 tot en met artikel 31 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 12bis, §1, de zinsnede “in het decreet van 14 juli1998 houdende diverse<br />
maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet<br />
van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “in de<br />
bepalingen van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
24) In artikel 79 van het decreet van 25/6/1992 houdende diverse bepalingen tot<br />
begeleiding van de begroting 1992 wordt de zinsnede “artikel 2, §1, en artikel 3, §1, van<br />
het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II” geschrapt.<br />
25) In artikel 10 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 22/7/1993 betreffende de<br />
tegemoetkoming van de werkgevers in de onderwijssector in de vervoerkosten van hun<br />
personeelsleden wordt de zinsnede “bedoeld in artikel 3, §2, van het decreet van 31 juli<br />
1990 betreffende het onderwijs-II,” geschrapt.<br />
26) In het decreet van 1/12/1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de<br />
levensbeschouwelijke vakken worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 2, 2°, wordt de zinsnede “artikel 8, tweede lid, van de wet van 29 mei 1959<br />
tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 96 en artikel 97 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 8, §1, 1°, wordt de zinsnede “artikel 8en 8bis van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de<br />
zinsnede<br />
“artikel 96 tot en met artikel 99 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
27) In artikel 6 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 15/12/1993 tot uitvoering<br />
van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van<br />
de levensbeschouwelijke vakken, wordt de zinsnede “ bedoeld in artikel 9, vierde en<br />
vijfde lid, en in artikel 10, §2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige<br />
bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede<br />
“levensbeschouwelijk onderricht”.<br />
28) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 21/12/1994 betreffende de<br />
bekwaamheidsbewijzen, de salarisschalen, het prestatiestelsel en de<br />
bezoldigingsregeling in het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 4<br />
worden de volgende wijzingen aangebracht :<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/202
1° in artikel 1 wordt de zinsnede “Artikel 12 bis, §2, van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving treedt” wordt vervangen<br />
door<br />
de zinsnede “De reglementaire bepalingen inzake bekwaamheidsbewijzen treden”;<br />
2° in artikel 2, 1°, wordt de zinsnede “artikel 34 van het koninklijk besluit nr. 439 van 11<br />
augustus 1986 houdende rationalisatie en programmatie in het buitengewoon onderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 288 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
3° in artikel 2, 2°, wordt de zinsnede “met toepassing van artikel 34 van het<br />
bovengenoemde koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986” vervangen door<br />
“artikel 288 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
29) In het decreet van 5/4/1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij<br />
onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 37bis wordt de zinsnede “titel VIII van het decreet van 14 juli 1998 houdende<br />
diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het<br />
decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de<br />
zinsnede “de reglementaire bepalingen inzake scholengemeenschappen van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 55, §2, wordt de zinsnede “artikel 32 van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving,” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 37 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
30) In het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wordt in artikel 125octies de<br />
zinsnede “het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot<br />
het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997<br />
betreffende het basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “de coördinatie betreffende<br />
het secundair onderwijs”.<br />
31) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 24/6/1997 over de bevoegdheid, de<br />
samenstelling en de werking van de commissies van advies voor het buitengewoon<br />
onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 1 wordt het punt 3° opgeheven;<br />
2° in artikel 3 wordt de zinsnede “artikel 7, §2, van de wet” vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 68, §2, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 5 worden de zinsnede “artikel 7, §1, van de wet” en “artikel 20 van de wet”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 68, §1, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
4° in artikel 5 wordt de zinsnede “zoals bepaald in artikel 20 van de wet” geschrapt;<br />
5° in artikel 6 wordt de zinsnede “artikel 4 van de wet” vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 293 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/203
6° in artikel 7 en artikel 12 wordt telkens de zinsnede “artikel 6, §2, van de wet”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 67, §2, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”.<br />
32) In artikel 31, §2, van het decreet van 15/7/1997 betreffende het onderwijs VIII, wordt<br />
de zinsnede “artikel 58bis, §1, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het<br />
onderwijs-II” vervangen door de zinsnede “artikel 201, §1, van de codificatie betreffende<br />
het secundair onderwijs”.<br />
33) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 23/7/1997 tot nadere bepaling van de<br />
afwijkingsprocedure voor de ontwikkelingsdoelen en eindtermen.<br />
1° in artikel 1 wordt het punt 1° geschrapt;<br />
2° in artikel 1, 3° wordt de zinsnede “artikelen 6ter van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 147 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 8 wordt de zinsnede “6ter, §3, van de wet” en “artikel 6ter, §4, van de wet”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 147, §3 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs” en respectievelijk de zinsnede “artikel 147, §4, van de codificatie betreffende<br />
het secundair onderwijs”.<br />
34) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 16/9/1997 betreffende de controle op<br />
de inschrijvingen van leerlingen in het secundair onderwijs, worden de volgende<br />
wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 14 wordt de volgende zinsnede “artikel 71, §2, derde lid van het decreet van<br />
8 juli 1996 betreffende het onderwijs VII “ vervangen door de zinsnede “artikel 106 van<br />
de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 14bis wordt de volgende zinsnede “in artikel 48, 2°, van het decreet van 31<br />
juli 1990 betreffende het onderwijs-II” vervangen door “artikel 252 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”.<br />
35) In artikel 9 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 16/12/1997 betreffende de<br />
onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de<br />
centra voor leerlingenbegeleiding, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in punt 3° wordt de zinsnede “verstrekt in het kader van de begeleiding en<br />
ondersteuning van de scholen en de centra voor leerlingenbegeleiding bij de<br />
implementatie van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen I,<br />
vermeld in artikel VI.21 van dit decreet” geschrapt;<br />
2° in punt 11 wordt de zinsnede “verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld<br />
in artikel 156 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met<br />
betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari<br />
1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “artikel 69 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/204
36) In het decreet van 1/12/1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding,<br />
worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 38, §4 wordt de zinsnede “artikel 71, 2° van het decreet van 14 juli 1998<br />
houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 57, 2°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
2° in artikel 39 wordt het punt 10° vervangen door wat volgt :<br />
“10° de afspraken omtrent het gelijkekansenbeleid bedoeld in het decreet<br />
basisonderwijs en in de codificatie betreffende het secundair onderwijs, voorzover het<br />
centrum en de school hiervoor bijkomende omkaderingsgewichten, respectievelijk extra<br />
ondersteuning bekomen;”;<br />
3° in artikel 71 worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) de zinsnede “artikel VI.3 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke<br />
onderwijskansen-I” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 139ter van het decreet<br />
basisonderwijs en artikel 226 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) de zinsnede “artikel VI.4 van hetzelfde decreet” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 139quater van het decreet basisonderwijs en artikel 227 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
c) de zinsnede “artikel VI.13 van het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke<br />
onderwijskansen-I” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 235 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
d) de zinsnede “artikel VI.14 van hetzelfde decreet” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 236 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
37) In artikel 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 2/2/1999 betreffende de<br />
werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs belast met<br />
het advies betreffende de opheffing van de erkenning van een onderwijsinstelling of een<br />
vestigingsplaats ervan, een onderwijsinstelling of een onderdeel ervan, wordt in punt 1°<br />
en 3° telkens de zinsnede “artikel 6quater van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van<br />
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de zinsnede “artikel<br />
36 tot en met artikel 42 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van<br />
onderwijs”.<br />
38) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 2/2/1999 betreffende de wijze waarop<br />
sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap<br />
worden uitgevoerd, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 1 wordt het punt 2° geschrapt;<br />
2° in artikel 3 wordt de zinsnede “de artikelen 6quater en 24 §2, van de schoolpactwet”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 15 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/205
3° in artikel 16, §4, wordt de zinsnede “artikel 6 van de schoolpactwet” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 146 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
39) In artikel 7 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 28/8/2000 houdende<br />
oprichting en samenstelling van de lokale comités voor de personeelsleden van het<br />
gemeenschapsonderwijs, wordt de zinsnede “artikel 81quinquiesdecies van het decreet<br />
van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het<br />
basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “artikel 84 van de codificatie betreffende<br />
het secundair onderwijs”.<br />
40) In artikel V.25 van het decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII Mozaïek<br />
worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) de zinsnede “artikel V.13” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 35 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) de zinsnede “artikel V.9, V.10, V.11 en V.12” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 7 tot en met artikel 10 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
41) In het decreet van 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, worden de<br />
volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel II.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) in punt 8° wordt de zinsnede”artikel 48, 2°, van het decreet van 31 juli 1990<br />
betreffende het onderwijs-II” vervangen door de zinsnede “artikel 252 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) in punt 13° wordt de zinsnede “artikel 50, §5, 7°, van het decreet van 31 juli 1990<br />
betreffende het onderwijs-II” vervangen door de zinsnede “artikel 135 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
c) in punt 16° wordt de zinsnede “afdeling 2 van titel XI van het decreet van 14 juli 1998<br />
houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “bepalingen inzake de globale puntenenveloppe van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
d) in punt 17° en 18° wordt telkens de zinsnede “artikel VI.2, §1” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 139bis, §1, van het decreet basisonderwijs en artikel 225, §1, van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
e) in punt 22° wordt de zinsnede “artikel 56 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende<br />
het onderwijs-II” vervangen door de zinsnede “artikel 209 en artikel 210 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel III.4, §3, wordt de zinsnede “in artikel VI.2, §2” vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 139bis, §2, van het decreet basisonderwijs en artikel 225, §2 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/206
3° in artikel III.7 wordt de zinsnede “artikel 48, 2°, van het decreet van 31 juli 1990<br />
betreffende het onderwijs-II” vervangen door de zinsnede “artikel 252 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
4° in artikel III.9 wordt de zinsnede “in artikel VI.2, §1, en artikel VI.11, §1” vervangen<br />
door de zinsnede “artikel 225, §1, en artikel 233, §1, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
4° in artikel VI.3bis wordt de zinsnede “artikel VI.2, §1, 1°” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 139bis, §1, 1°, van het decreet basisonderwijs”.<br />
42) In artikel 9 van het Besluit van 24/5/2002 van de Vlaamse Regering inzake de<br />
organisatie van onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds<br />
secundair onderwijs, wordt in het eerste lid, de tweede zin vervangen, door wat volgt:<br />
“Er wordt aan de regelmatige anderstalige nieuwkomers het puntengewicht 16<br />
toegekend.”.<br />
43) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 19/7/2002 betreffende de organisatie<br />
van het voltijds secundair onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 2 worden in punt 1° de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) de zinsnede “artikel 48, 6°, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het<br />
onderwijs-II” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 3, 3°, van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) de zinsnede “in artikel 48, 5°, van voornoemd decreet van 31 juli 1990” wordt<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 3, 5°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
c) de zinsnede “artikel 48, 7°, van voornoemd decreet van 31 juli 1990” wordt vervangen<br />
door de zinsnede “artikel 3, 31°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 29 wordt de zinsnede “het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs<br />
II” vervangen door de zinsnede “de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 35 wordt de zinsnede “artikel 52 van voornoemd decreet van 31 juli 1990”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 134 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
4° in artikel 53 wordt de zinsnede “het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs<br />
II” vervangen door de zinsnede “de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
5° in artikel 56, §2 wordt de zinsnede “artikel 48, 7°, van voornoemd decreet van 31 juli<br />
1990” vervangen door de zinsnede “artikel 3, 30°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
6° in artikel 58 wordt de zinsnede “artikel 52 van voornoemd decreet van 31 juli 1990”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 134 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/207
44) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 6/9/2002 betreffende het geïntegreerd<br />
ondersteuningsaanbod in het gewoon secundair onderwijs, worden de volgende<br />
wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 2 worden in 1°, punt a) de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) de zinsnede “artikel VI.2, §1, 1°, 2°, 3°, en 4° ” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 225, §1, 1°, 2°, 3°, en 4°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs<br />
”;<br />
b) de zinsnede “artikel VI.11, §1, 1°, 2°, 3°, en 4° ” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 233, §1, 1°, 2°, 3°, en 4°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs ”;<br />
c) de zinsnede “artikel VI.2, §1, 1°, of 1° en 5°” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 225, §1, 1°, of 1° en 5°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
d) de zinsnede “artikel VI.11, §1, 1°, of 1° en 5° ” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 233, §1, 1° of 1° en 5°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 2 wordt in punt 4° de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) de zinsnede “artikel VI.2, §1” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 225, §1, van<br />
de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) de zinsnede “artikel VI.11, §1” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 233, §1, van<br />
de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) de zinsnede “artikel VI.3, eerste lid, 1° “ wordt vervangen door de zinsnede “artikel<br />
226, eerste lid, 1°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
b) de zinsnede “artikel VI.2, §1, 2°, 3°, 4°, en 5°” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 225, §1, 2°, 3°,4°, en 5°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
4° in artikel 4ter wordt de zinsnede “artikel VI.3 van het decreet” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 226 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
5° in artikel 5 en artikel 6 wordt de zinsnede “artikel VI.2, §1, 1°, of 1° en 5° van het<br />
decreet” vervangen door de zinsnede “artikel 225, §1, 1°, of 1° en 5°, van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
6° in artikel 10 wordt de zinsnede “artikel VI.5, §1, 1° van het decreet” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 228, §1, 1°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
7° in artikel 16 wordt de zinsnede “artikel VI.8, §1, derde lid van het decreet” vervangen<br />
door de zinsnede “artikel 231, §1, derde lid, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/208
8° in artikel 19 worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
a) de zinsnede “artikel VI.12, eerste lid, 1°, van het decreet” wordt vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 234, eerste lid, 1°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
b) de zinsnede “artikel VI.12” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 234 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
c) de zinsnede “artikel VI.11, §1, 2°, 3°, 4° en 5°” wordt vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 233, §1, 2°, 3°, 4° en 5°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
9° in artikel 19quater wordt de zinsnede “artikel VI.12 van het decreet” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 234 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
10° in artikel 19quinquies wordt de zinsnede “artikel VI.11, §1, 1°, of 1° en 5°, van het<br />
decreet” vervangen door “artikel 233, §1, of 1° en 5°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
11° in artikel 20 wordt de zinsnede “artikel VI.11, §1, 1°, of 1° en 5°, van het decreet”<br />
vervangen door “artikel 233, §1, of 1° en 5°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
12° in artikel 25 wordt de zinsnede “artikel VI.15, §1, 1° van het decreet” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 237, §1, 1°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
13° in artikel 28 wordt de zinsnede “artikel VI.18, §1, derde lid van het decreet”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 240, §1, derde lid, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”.<br />
45) In artikel 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 27/9/2002 betreffende de<br />
Commissie Zorgvuldig bestuur, wordt in 1°, a) de zinsnede “ - artikel 2, 12° van het<br />
decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het<br />
basisonderwijs,” vervangen door de zinsnede “- artikel 3, 40°, van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs,”.<br />
46) In artikel 1, §2, 2°, van het Besluit van de Vlaamse Regering van 24/1/2003 tot<br />
vaststelling en indeling van de ambten in het buitengewoon onderwijs, wordt de<br />
zinsnede “artikel 34 van het koninklijk besluit nr. 439 van 11 augustus 1986 houdende<br />
rationalisatie en programmatie in het buitengewoon onderwijs” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 288 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
47) In het decreet van 14/2/2003 betreffende het onderwijs XIV, worden de volgende<br />
wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel X.15 wordt de zinsnede “artikel 6quater van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving uitreiken” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 254 tot en met 256 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/209
2° in het artikel X.53, §2, 3° wordt de zinsnede “artikel 64, 3° lid van het decreet van 14<br />
juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en<br />
tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” wordt<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 51, derde lid, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel X.55, 1° wordt de zinsnede “artikel 97 van het decreet op het secundair<br />
onderwijs” vervangen door de zinsnede “artikel 27 van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”.<br />
48) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 12/12/2003 betreffende de integratie<br />
van leerlingen met een matige of ernstige verstandelijke handicap in het gewoon lager<br />
en secundair onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 3 en artikel 7, 2°, wordt de zinsnede “artikel 5bis van de wet van 6 juli 1970<br />
betreffende het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs” vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 351 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 7, 4°, wordt de zinsnede “de artikelen 5bis1 en 5bis3 van de wet van 6 juli<br />
1970” vervangen door de zinsnede “artikel 352 en artikel 353, §2, van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 12 wordt de zinsnede “artikel 35 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging<br />
van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij het decreet van 25<br />
juni 1992, artikel 192 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 103 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”.<br />
49) In artikel 92 van het decreet van 2/4/2004 betreffende participatie op school en de<br />
Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad, wordt het laatste lid geschrapt.<br />
50) In het decreet van 30/4/2004 betreffende het verwerven van een titel van<br />
beroepsbekwaamheid wordt in artikel 2, het punt 10°, vervangen door wat volgt :<br />
“10° VLOR : de Vlaamse <strong>Onderwijs</strong>raad;”.<br />
51) In artikel 2 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 3/2/2006 houdende de<br />
controlemaatregelen inzake de aanwending van de werkingsmiddelen in het vrij<br />
gesubsidieerd onderwijs, wordt de zinsnede “artikel 32 van de wet van 29 mei 1959 tot<br />
wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 37 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
52) In artikel 1, 6° en artikel 3 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 31/3/2006<br />
betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone<br />
minderjarigen, wordt de zinsnede “in artikel VI.2 §1, respectievelijk VI.11, §1 van het<br />
decreet” vervangen door de zinsnede “artikel 225, §1, respectievelijk artikel 233, §1, van<br />
de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
53) In artikel 5, 11° van het decreet van 8/6/2007 betreffende de studiefinanciering van<br />
de Vlaamse Gemeenschap wordt de zinsnede “de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van<br />
sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals gewijzigd, en hoofdstuk I van<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/210
titel IV van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 13 tot en met artikel 15 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”.<br />
54) In artikel 1 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 6/7/2007 tot vaststelling<br />
van de indienings- en adviseringsprocedure voor voorstellen van nieuwe<br />
structuuronderdelen in het voltijds secundair onderwijs, wordt de zinsnede “artikel 7, §1,<br />
eerste lid, van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met<br />
betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari<br />
1997 betreffende het Basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “artikel 129, §1, van<br />
de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
55) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 13/7/2007 betreffende het onderwijs<br />
aan huis voor zieke kinderen en jongeren, worden de volgende wijzigingen aangebracht<br />
:<br />
1° in artikel 1, 2°, wordt de zinsnede “vermeld in artikel 74bis van het decreet van 31 juli<br />
1990 betreffende het onderwijs II” vervangen door de zinsnede “artikel 116 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 2, 5°, wordt de zinsnede “en de inrichtende macht van het secundair<br />
onderwijs, vermeld in artikel 2 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige<br />
bepalingen van de onderwijswetgeving, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003;”<br />
vervangen door de zinsnede “en het schoolbestuur, zoals vermeld in artikel 3, 40°, van<br />
de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 3, 1°, b, wordt de zinsnede “artikel 74ter, §3, tweede lid, van het decreet van<br />
31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, ingevoegd bij de artikelen III.15 en III.17 van<br />
het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV” vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 117, §3, tweede lid, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
4° in artikel 8 wordt de zinsnede “artikel 74quater van het decreet van 31 juli 1990<br />
betreffende het onderwijs II” vervangen door de zinsnede “artikel 118 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”.<br />
5° in artikel 11 wordt de zinsnede “artikel V.9 tot en met V.13 van het decreet van 13 juli<br />
2001 betreffende het onderwijs XIII voor het secundair onderwijs” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 7 tot en met artikel 10 en artikel 35 van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”.<br />
56) In artikel 29 van het decreet van 30/11/2007 betreffende het flankerend<br />
onderwijsbeleid op lokaal niveau wordt de zinsnede “bedoeld in artikel 33 van de wet<br />
van 29 mei 1959, tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving,”<br />
geschrapt.<br />
57) In artikel XI.6 van het decreet van 4/7/2008 betreffende het onderwijs XVIII wordt de<br />
zinsnede “artikel 85bis van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen<br />
met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25<br />
februari 1997 betreffende het basisonderwijs, ingevoegd bij het decreet van 7 juli 2006<br />
en gewijzigd bij het decreet betreffende het onderwijs XVIII” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 25 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/211
58) In het decreet van 10/7/2008 betreffende het stelsel van leren en werken, worden de<br />
volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 9 wordt de zinsnede “titel VIII van het decreet van 14 juli 1998 houdende<br />
diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het<br />
decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de<br />
zinsnede “de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 20 wordt de zinsnede “bij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse<br />
maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet<br />
van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “in de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 29 wordt de zinsnede “bij het decreet van 31 juli 1990 betreffende het<br />
onderwijs-II” vervangen door de zinsnede “in de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
4° in artikel 29, §3, en artikel 33, §2, wordt de zinsnede “het decreet van 18 januari 2002<br />
betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het<br />
voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs” vervangen door de zinsnede<br />
“artikel 147 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
5° in artikel 86, §1, wordt punt 2° vervangen door wat volgt :<br />
“2° het werkingsbudget als vermeld in de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs;”;<br />
6° in artikel 87 en artikel 88 wordt de zinsnede “in titel XI van het decreet van 14 juli<br />
1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “in de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
59) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 18/7/2008 houdende organisatie van<br />
het experimenteel voltijds gewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel,<br />
worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 1 wordt de zinsnede “artikel 74terdecies, §3, van het decreet van 31 juli<br />
1990 betreffende het onderwijs II” vervangen door de zinsnede “artikel 159, §3, van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 2 wordt de volgende zinsnede “artikel 74quaterdecies van het decreet van<br />
31 juli 1990 betreffende het onderwijs II” vervangen door de zinsnede “artikel 160 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 3 wordt de volgende zinsnede “artikel 74duodevicies van het decreet van 31<br />
juli 1990 betreffende het onderwijs II” vervangen door de zinsnede “artikel 165 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/212
4° in artikel 3/1 wordt de volgende zinsnede “artikel 74duodevicies van het decreet van<br />
31 juli 1990 betreffende het onderwijs II” vervangen door de zinsnede “artikel 165 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
5° in artikel 4 wordt de volgende zinsnede “artikel 74undevicies, §1, van het decreet van<br />
31 juli 1990 betreffende het onderwijs II” vervangen door de zinsnede “artikel 166, §1,<br />
van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
60) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 5/9/2008 houdende organisatie van het<br />
experimenteel buitengewoon secundair onderwijs volgens een modulair stelsel, worden<br />
de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 1 wordt de zinsnede “artikel 20ter, §3, van het Besluit van de Vlaamse<br />
Regering van 6 december 2002 betreffende de organisatie van het buitengewoon<br />
secundair onderwijs van opleidingsvorm 3” vervangen door de zinsnede “artikel 342 van<br />
de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 2 wordt de zinsnede “artikel 20quater van hetzelfde besluit” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 343 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 3 wordt de zinsnede “artikel 20octies van hetzelfde besluit” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 347 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
61) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 6/2/2009 houdende de<br />
werkingsbudgetten in het basisonderwijs en de werkingsbudgetten in het secundair<br />
onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 8 worden de zinsnedes “artikel 5, §3, van het decreet van 4 juli 2008<br />
betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het<br />
decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 en respectievelijk “in artikel 5 §1, 1°, b),<br />
van hetzelfde decreet” vervangen door de zinsnedes “artikel 242, §3, van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs” en respectievelijk “artikel 242, §1, 1°, b), van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 9 worden de zinsnedes “artikel 5, §3 van het decreet van 4 juli 2008<br />
betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het<br />
decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft” en<br />
respectievelijk “in artikel 5, §1, 1°, a), en c), van dit decreet” vervangen door de<br />
zinsnedes “artikel 242, §3, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs” en<br />
respectievelijk “artikel 242, §1, 1°, a) en c), van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
3° in artikel 10 worden de zinsnedes “artikel 5, §3, van het decreet van 4 juli 2008<br />
betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het<br />
decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft” en<br />
respectievelijk “in artikel 5, §1, 1°, d), van hetzelfde decreet” vervangen door de<br />
zinsnedes “artikel 242, §3, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs” en<br />
respectievelijk “artikel 242, §1, 1°, d), van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/213
4° in artikel 11 worden de zinsnedes “artikel 5, §3, van het decreet van 4 juli 2008<br />
betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot wijziging van het<br />
decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de werkingsbudgetten betreft” en<br />
respectievelijk “in artikel 5, §1, d) van hetzelfde decreet” vervangen door de zinsnedes<br />
“artikel 242, §3, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs” en<br />
respectievelijk “artikel 242, §1, 1°, d), van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
5° in artikel 14 wordt de zinsnede “,bedoeld in artikel 3, §2, van het decreet van 31 juli<br />
1990 betreffende het onderwijs II,” geschrapt.<br />
62) In het decreet van 30/4/2009 betreffende het secundair na het secundair en het<br />
hoger beroepsonderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 3 wordt de zinsnede “artikel 48, 2°, van het decreet van 31 juli 1990<br />
betreffende het onderwijs II” vervangen door de zinsnede “artikel 252 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 18 wordt de zinsnede “artikel 71, 1°, van het decreet van 14 juli 1998<br />
houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 57, 1°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”.<br />
63) In artikel 14 van het decreet van 30/4/2009 betreffende de kwalificatiestructuur,<br />
worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° de zinsnede “artikel 9 van het decreet van 18 januari 2002 betreffende de<br />
eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon<br />
en buitengewoon secundair onderwijs” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 147<br />
en artikel 267 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° de zinsnede “artikel 7ter van het decreet van 18 januari 2002 betreffende de<br />
eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon<br />
en buitengewoon secundair onderwijs” wordt vervangen door de zinsnede “artikel 145<br />
en artikel 265 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
64) In het decreet van 8/5/2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, worden de<br />
volgende wijzigingen aangebracht:<br />
1° in artikel 2, 18°, wordt de zinsnede “artikel 2, 28°, van het decreet van 14 juli 1998<br />
houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 3, 39°, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
2° in artikel 41, §5 wordt punt b) vervangen door wat volgt :<br />
“b) artikel 15, §1, 2°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs;”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/214
3° in artikel 41, §6 wordt de zinsnede “artikel 24bis, §1, 12°, van de wet van 29 mei 1959<br />
tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving” vervangen door de<br />
zinsnede “artikel 15, §1, 12°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
65) In artikel 17 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19/6/2009 houdende de<br />
voorwaarden tot toekenning van de subsidies en houdende de wijze van selectie, de<br />
duur en de evaluatie van kortdurende en langdurige time-outprogramma's, wordt de<br />
zinsnede “artikel X.3 van het decreet van 22 juni 2007 betreffende het <strong>Onderwijs</strong> XVII”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 44 van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”.<br />
66) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 4/9/2009 betreffende de globale<br />
puntenenveloppe in het secundair onderwijs, worden de volgende wijzigingen<br />
aangebracht :<br />
1° in artikel 2, 1°, wordt de zinsnede “de artikelen 94 tot en met 99ter van het decreet<br />
van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het<br />
basisonderwijs” vervangen door de zinsnede “het artikel 24 tot en met artikel 31 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 2, wordt het punt 2° geschrapt;<br />
3° in artikel 3 worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
-in punt 1° wordt de zinsnede “artikel 95, §2, van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §2, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
-in punt 2° wordt de zinsnede “artikel 95, §3, van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §3, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 3° wordt de zinsnede “artikel 95, §4, van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §4, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 4° wordt de zinsnede “artikel 95, §5, van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §5, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 5° wordt de zinsnede “in artikel 95, §6, van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §6, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 6° wordt de zinsnede “artikel 95, §7, van het decreet <strong>Secundair</strong><br />
<strong>Onderwijs</strong>”vervangen door de zinsnede “artikel 25, §7, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/215
- in punt 7° wordt de zinsnede “artikel 95, §9, 1° van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §9, 1°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
- in punt 8° wordt de zinsnede “artikel 95, §9, 2° van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §9, 2°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
- in punt 9° wordt de zinsnede “artikel 95, §9, 3° van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §9, 3°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
- in punt 10° wordt de zinsnede “artikel 95, §10, 1°, van het decreet <strong>Secundair</strong><br />
<strong>Onderwijs</strong>” vervangen door de zinsnede “artikel 25, §10, 1°, van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
- in punt 11° wordt de zinsnede “artikel 95, §10, 2°, van het decreet <strong>Secundair</strong><br />
<strong>Onderwijs</strong>” vervangen door de zinsnede “artikel 25, §10, 2°, van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
- in punt 12° wordt de zinsnede “artikel 95, §10, 3°, van het decreet <strong>Secundair</strong><br />
<strong>Onderwijs</strong>” vervangen door de zinsnede “artikel 25, §10, 3°, van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
- in punt 13° wordt de zinsnede “artikel 95, §12 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 25, §12, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
- in punt 14° wordt de zinsnede “artikel 96, §2 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, §2, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 15° wordt de zinsnede “artikel 96, §3 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, §3, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 16° wordt de zinsnede “artikel 96, §4, 1° van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, §4, 1°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
- in punt 17° wordt de zinsnede “artikel 96, §4, 2° van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, §4, 2°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
- in punt 18° wordt de zinsnede “artikel 96, §5, 1° van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, §5, 1°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
- in punt 19° wordt de zinsnede “artikel 96, §5, 2° van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, §5, 2°, van de codificatie betreffende het<br />
secundair onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/216
- in punt 20° wordt de zinsnede “artikel 96, §6, van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 26, §6, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 21° wordt de zinsnede “artikel 97, §2 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 27, §2, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 22° wordt de zinsnede “artikel 97, §3 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 27, §3, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 23° wordt de zinsnede “artikel 97, §4 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 27, §4, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 24° wordt de zinsnede “artikel 97, §5 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 27, §5, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 25° wordt de zinsnede “artikel 98, §2 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 28, §2, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
- in punt 26° wordt de zinsnede “artikel 98, §3 van het decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>”<br />
vervangen door de zinsnede “artikel 28, §3, van de codificatie betreffende het secundair<br />
onderwijs”;<br />
4° in artikel 4 en artikel 5 wordt telkens de zinsnede “artikel 99 tot en met 99ter van het<br />
decreet <strong>Secundair</strong> <strong>Onderwijs</strong>” vervangen door de zinsnede “artikel 29 tot en met artikel<br />
31 van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
67) In het Besluit van de Vlaamse Regering van 30/10/2009 betreffende het<br />
ondersteuningsaanbod voor gelijke onderwijskansen in het buitengewoon secundair<br />
onderwijs, worden de volgende wijzigingen aangebracht :<br />
1° in artikel 2 wordt de zinsnedes “artikel VI.23, §1, 1°, van het decreet” en<br />
respectievelijk “artikel VI.23, §1, van het decreet” vervangen door de zinsnedes “artikel<br />
317, §1, 1°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs” en respectievelijk<br />
“artikel 317, §1, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
2° in artikel 3 worden de zinsnedes “artikel VI.24, §1, 1°, van het decreet” en “datzelfde<br />
artikel VI.24”vervangen door de zinsnedes “artikel 318, §1, 1° van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs” en respectievelijk “artikel 318 van de codificatie<br />
betreffende het secundair onderwijs”;<br />
3° in artikel 4 wordt de zinsnede “artikel VI.23, §3” vervangen door de zinsnede “artikel<br />
317, §3, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/217
4° in artikel 6 wordt de zinsnedes “artikel VI.25, §1, van het decreet” en respectievelijk<br />
“artikel VI.24 van het decreet “ vervangen door de zinsnedes “artikel 319, §1, van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs” en respectievelijk “artikel 318 van de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
5° in artikel 8 wordt de zinsnede “artikel VI.24, §3” vervangen door de zinsnede “artikel<br />
318, §3, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
6° in artikel 9 wordt de zinsnede “artikel VI.24” vervangen door de zinsnede “artikel 318<br />
van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
7° in artikel 11 wordt de zinsnede “artikel VI.26, §1, 1°, van het decreet” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 320, §1, 1°, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”;<br />
8° in artikel 12 wordt de zinsnede “artikel VI.26, §1, van het decreet” vervangen door<br />
de zinsnede “artikel 320, §1, van de codificatie betreffende het secundair onderwijs”.<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/218
BIJLAGE BIJ DE CODIFICATIE BETREFFENDE HET SECUNDAIR<br />
ONDERWIJS<br />
BIJLAGE I. INDELING IN ONDERWIJSZONES<br />
Zonenummer / Gemeenten<br />
1. Antwerpen, Wommelgem, Zwijndrecht<br />
2. Aartselaar, Boom, Bornem, Hemiksem, Niel, Puurs, Rumst, Schelle, Sint-Amands,<br />
Willebroek<br />
3. Geel, Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Laakdal, Lille, Olen, Vorselaar, Westerlo<br />
4. Essen, Kalmthout, Kapellen, Stabroek, Wuustwezel ,<br />
5. Berlaar, Heist-op-den-Berg, Lier, Lint, Nijlen, Ranst<br />
6. Baarle-Hertog, Brasschaat, Brecht, Hoogstraten, Malle, Merksplas, Rijkevorsel,<br />
Schilde, Schoten, Wijnegem, Zandhoven, Zoersel<br />
7. Bonheiden, Boortmeerbeek, Duffel, Haacht, Kampenhout, Keerbergen, Mechelen,<br />
Putte, Rotselaar, Sint-Katelijne-Waver, Tremelo, Zemst<br />
8. Balen, Dessel, Meerhout, Mol<br />
9. Boechout, Borsbeek, Edegem, Hove, Kontich, Mortsel<br />
10. Arendonk, Beerse, Kasterlee, Oud-Turnhout, Ravels, Retie, Turnhout, Vosselaar<br />
11. Aarschot, Begijnendijk, Herselt, Holsbeek, Hulshout, Tielt-Winge<br />
12. Affligem, Asse, Dilbeek, Kapelle-op-den-Bos, Londerzeel, Meise, Merchtem, Opwijk,<br />
Ternat, Wemmel<br />
13. Alle gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad<br />
14. Bekkevoort, Diest, Halen, Scherpenheuvel-Zichem, Tessenderlo<br />
15. Beersel, Drogenbos, Gooik, Halle, Herne, Lennik, Linkebeek, Pepingen, Sint-<br />
Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw<br />
16. Bertem, Bierbeek, Herent, Leuven, Lubbeek, Oud-Heverlee<br />
17. Boutersem, Geetbets, Glabbeek, Hoegaarden, Kortenaken, Linter, Tienen,<br />
Zoutleeuw<br />
18. Grimbergen, Hoeilaart, Huldenberg, Kortenberg, Kraainem, Machelen, Overijse<br />
Steenokkerzeel, Tervuren, Vilvoorde, Wezembeek-Oppem, Zaventem<br />
19. Beringen, Ham, Hechtel-Eksel, Heusden-Zolder, Leopoldsburg, Lummen,<br />
20. As, Genk, Houthalen-Helchteren, Zutendaal<br />
21. Alken, Diepenbeek, Hasselt, Herk-de-Stad, Zonhoven<br />
22. Bocholt, Bree, Hamont-Achel, Lommel, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt, Opglabbeek,<br />
Overpelt, Peer<br />
23. Dilsen-Stokkem, Kinrooi, Maaseik, Maasmechelen,<br />
24. Gingelom, Heers, Landen, Nieuwerkerken, Sint-Truiden, Wellen<br />
25. Bilzen, Borgloon, Herstappe, Hoeselt, Kortessem, Lanaken, Riemst, Tongeren,<br />
Voeren<br />
26. Aalst, Erpe-Mere, Lede,<br />
27. Aalter, Deinze, Dentergem, Kruishoutem, Meulebeke, Nazareth, Nevele,<br />
Oostrozebeke,<br />
Pittem, Ruiselede, Tielt, Wingene, Zulte<br />
28. Buggenhout, Dendermonde, Hamme, Lebbeke,<br />
29. Assenede, Eeklo, Kaprijke, Knesselare, Maldegem, Sint-Laureins, Waarschoot,<br />
Zelzate, Zomergem<br />
30. De Pinte, Destelbergen, Evergem, Gent, Lochristi, Lovendegem, Melle, Merelbeke,<br />
Moerbeke-Waas, Sint-Martens-Latem, Wachtebeke<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/219
31. Bever, Galmaarden, Geraardsbergen, Lierde,<br />
32. Berlare, Laarne, Lokeren, Oosterzele, Waasmunster, Wetteren, Wichelen, Zele<br />
33. Denderleeuw, Haaltert, Liedekerke, Ninove, Roosdaal<br />
34. Gavere, Horebeke, Kluisbergen, Maarkedal, Oudenaarde, Ronse, Wortegem-<br />
Petegem<br />
Zingem, Zwalm<br />
35. Beveren, Kruibeke, Sint-Gillis-Waas, Sint-Niklaas, Stekene, Temse<br />
36. Brakel, Herzele, Sint-Lievens-Houtem, Zottegem<br />
37. Beernem, Blankenberge, Brugge, Damme, De Haan, Jabbeke, Knokke-Heist,<br />
Oostkamp, Zuienkerke<br />
38. Heuvelland, Ieper, Langemark-Poelkapelle, Mesen, Poperinge, Vleteren, Zonnebeke<br />
39 Deerlijk, Harelbeke, Kortrijk, Kuurne, Menen, Spiere-Helkijn, Wervik, Wevelgem,<br />
Zwevegem<br />
40. Bredene, Gistel, Middelkerke, Oostende, Oudenburg,<br />
41. Ardooie, Hooglede, Ingelmunster, Izegem, Ledegem, Lendelede, Moorslede,<br />
Roeselare, Staden<br />
42. Ichtegem, Koekelare, Kortemark, Lichtervelde, Torhout, Zedelgem,<br />
43. Alveringem, De Panne, Diksmuide, Houthulst, Koksijde, Lo-Reninge, Nieuwpoort,<br />
Veurne<br />
44. Anzegem, Avelgem, Waregem, Wielsbeke<br />
Codificatie betreffende het secundair onderwijs/220
ADDENDUM BIJ DE CODIFICATIE<br />
ADDENDUM I : OVERZICHT ARTIKELEN NIET OPGENOMEN IN DE<br />
CODIFICATIE<br />
Artikelen die aangelegenheden voor het secundair onderwijs regelen, maar die niet<br />
meer actueel zijn of een tijdelijk karakter hebben, worden niet opgenomen in de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs.<br />
1° Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving:<br />
artikel 1, tweede lid; artikel 3, §1, tweede lid, laatste zin; artikel 3, §4; artikel 3, §6, b)<br />
tweede lid; artikel 3, §7 en §7bis; artikel 3, §8, 1°, zesde en zevende lid; artikel 3, §8,<br />
3°en 4°; artikel 4, derde tot en met tiende lid; artikel 6; artikel 6bis; artikel 12; artikel<br />
13, artikel 13bis, artikel 16 tot en met 19; artikel 21 tot en met 22ter; artikel 24; artikel<br />
24bis, §2, tweede lid, tweede deel; artikel 27, §1, derde, vierde en vijfde lid; artikel<br />
29; artikel 31; artikel 32, §2 en §3; artikel 36, §3; artikel 46; artikel 52.<br />
2° Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs:<br />
artikel 2; artikel 4, eerste lid, eerste streepje; artikel 5bis, §4; artikel 5septies, eerste<br />
lid; artikel 12; artikel 13; artikel 20; artikel 27, artikel 28.<br />
3° KB nr.65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de scholen voor<br />
buitengewoon onderwijs: artikel 1, §2; artikel 5, §5 en §6; artikel 29.<br />
4° KB nr.67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de berekening van de ambten in het<br />
buitengewoon onderwijs : artikel 1, §3; artikel 6, §4 en §5; artikel 9.<br />
5° KB nr.439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon onderwijs: artikel 1; artikel 2, §1, 3°, a); artikel 5, §3; artikel 10 tot en<br />
met 17, artikel 27, §4; artikel 25, §1; artikel 36 tot en met artikel 39.<br />
6° Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II : artikel 3ter; artikel 3quater;<br />
artikel 3quinquies; artikel 4; artikel 17; artikel 56, 1° en 2°; artikel 57bis , §1, tweede<br />
lid met punt a, b, c en derde lid met punt a; artikel 58bis, §1, 3°, tweede zin; artikel<br />
84bis, §2; artikel 84quater, 2°; artikel 84quinquies met de zinsnede “of, tot en met 31<br />
augustus 1994, het lerarenkorps,”; artikel 84sexies; artikel 84septies; artikel<br />
74undevicies, §1, tweede lid; artikel 198, §2.<br />
7° Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het<br />
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs: artikel 24, artikel<br />
30; artikel 42, tweede lid; artikel 44, §1, 2°, punt a); artikel 44, §1, 5°, punt a); artikel<br />
45 §4; artikel 46; artikel 52bis; artikel 58, eerste en derde lid; artikel 60; artikel 69;<br />
artikel 82; artikel 85; artikel 86; artikel 93, §1; artikel 99undecies; artikel 99duodecies,<br />
2°; artikel 99terdecies, §1, 1° en §2, eerste lid; artikel 157.
8° Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII : artikel IV.14, derde en<br />
vierde lid.<br />
9° Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de<br />
specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs,<br />
artikel 2, tweede lid.<br />
10° Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen I: artikel VI.9;<br />
artikel VI.3bis; artikel VI.19; artikel VI.20; artikel VIII.1 tot en met VIII.6; artikel X.1;<br />
artikel X.1bis.<br />
11° Decreet betreffende de werkingsbudgetten in het secundair onderwijs en tot<br />
wijziging van het decreet basisonderwijs wat de werkingsbudgetten betreft : artikel 4.
ADDENDUM BIJ DE CODIFICATIE<br />
ADDENDUM II : CONCORDANTIETABEL<br />
VROEGERE ARTIKELEN GERANGSCHIKT VOLGENS DE NIEUWE ARTIKELEN<br />
Deel I: Inleidende bepalingen<br />
1° artikel 1, eerste lid: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 2;<br />
artikel 64: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II<br />
artikel 2bis, artikel 3: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs<br />
artikel 47, 1°, 2°, 3° : decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II<br />
Deel II: Begrippen<br />
2° artikel 46, §2, eerste zin; §2, tweede lid; §3: decreet betreffende het onderwijs II<br />
artikel 48, behalve 2° : decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II<br />
artikel 2 : decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 3;<br />
Deel III: Gemeenschappelijke bepalingen betreffende het secundair onderwijs<br />
Titel 1: Bepalingen betreffende scholen<br />
Hoofdstuk 1: Algemeen<br />
3° artikel 46, §1: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 4;<br />
4° artikel 2: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 5;<br />
5° artikel 3, §1, eerste, derde, vierde en §2:<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 6;<br />
6° artikel V.9: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 7;<br />
7° artikel V.10: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 8;<br />
8° artikel V.11: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 9;<br />
9° artikel V.12: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 10;<br />
10° artikel 71: decreet 15/7/1997 betreffende het onderwijs VIII artikel 11;<br />
11° artikel 7, §1: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 12;<br />
Hoofdstuk 2: Erkenningsvoorwaarden<br />
12° artikel 24bis, §4: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 13;<br />
13° artikel 24ter: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 14;<br />
Hoofdstuk 3: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Voorwaarden<br />
14° artikel 24bis, §1, §2, §3: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving<br />
artikel 15;<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiering van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Salariëring<br />
15° artikel 26: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 16;<br />
artikel 36, §2: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 16;<br />
16° artikel 27, §1, eerste, tweede lid; §2 :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 17;<br />
17° artikel 28: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 18;
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
18° artikel 3, §5: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 19;<br />
19° artikel 3, §6: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 20;<br />
20° artikel 59bis : decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 21, §1;<br />
artikel 59ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 21, §2-§6;<br />
21° artikel 59quinquies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 22;<br />
Onderafdeling 3: Globale puntenenveloppe<br />
22° artikel 93, §2, §3: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 23;<br />
23° artikel 94: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 24;<br />
24° artikel 95: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 25;<br />
25° artikel 96: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 26;<br />
26° artikel 97: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 27;<br />
27° artikel 98: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 28;<br />
28° artikel 99: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 29;<br />
29° artikel 99bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 30;<br />
30° artikel 99ter: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 31;<br />
Onderafdeling 4: Puntenenveloppe Raad van het Gemeenschapsonderwijs<br />
31° artikel 99quater: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 32;<br />
Onderafdeling 5: Bedrijfsstages<br />
32° artikel 99duodecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 33;<br />
33° artikel 99terdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 34;<br />
Afdeling 3: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Algemeen<br />
34° artikel V.13: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 35;<br />
35° artikel 25: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 36;<br />
36° artikel 32, §1: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 37;<br />
37° artikel 36bis: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 38;<br />
38° artikel 3, §1,tweede lid: wet 29/5/1959 artikel 39;<br />
39° artikel 5: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 40;<br />
40° artikel 36, §1: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 41;<br />
41° artikel 3, §8, 1°, achtste lid:<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 42;<br />
42° artikel X.5: decreet 15/7/2005 betreffende het onderwijs XV artikel 43;<br />
Onderafdeling 2: Time-out projecten<br />
43° artikel X.3: decreet 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII artikel 44;<br />
Onderafdeling 3: Brussels ondersteuningscentrum secundair onderwijs<br />
44° artikel X.6: decreet 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII artikel 45;<br />
45° artikel X.7: decreet 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII artikel 46;<br />
Onderafdeling 4: Bijzondere maatregelen voor technisch of beroepsgerichte opleidingen<br />
46° artikel 103: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 47;<br />
47° artikel 103bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 48;
Hoofdstuk 4: Scholengemeenschappen<br />
Afdeling 1: Algemeen<br />
48° artikel 62: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 49;<br />
Afdeling 2: Vorming van een scholengemeenschap<br />
49° artikel 63: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 50;<br />
50° artikel 64: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 51;<br />
51° artikel 65: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 52;<br />
52° artikel 66: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 53;<br />
53° artikel 67: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 54;<br />
54° artikel 68: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 55;<br />
55° artikel 70: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 56;<br />
Afdeling 3: Bevoegdheden van een scholengemeenschap<br />
56° artikel 71: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 57;<br />
57° artikel 72: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 58;<br />
Afdeling 4: Diverse voordelen voor scholengemeenschappen<br />
58° artikel 73: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 59;<br />
59° artikel 74: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 60;<br />
60° artikel 75: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 61;<br />
61° artikel 76: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 62;<br />
62° artikel 77: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 63;<br />
63° artikel 78: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 64;<br />
64° artikel 80: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 65;<br />
65° artikel 81: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 66;<br />
Hoofdstuk 5: Organen<br />
Afdeling 1: Commissie van Advies voor het Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong><br />
66° artikel 6 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 67;<br />
67° artikel 7 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 68, §1, §2;<br />
artikel 11 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 68, §3;<br />
Afdeling 2: Representatieve vakorganisaties<br />
68° artikel 156: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 69, §1, §2;<br />
artikel 158: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 69 §3;<br />
Afdeling 3: Overlegorganen inzake fundamentele onderwijshervormingen<br />
69° artikel 46bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 70;<br />
Afdeling 4: Lokaal comité op het niveau van de scholengemeenschap<br />
Onderafdeling 1: Scholengemeenschap gesubsidieerd officieel onderwijs<br />
70° artikel 81bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 71;<br />
71° artikel 81ter: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 72;<br />
72° artikel 81quater: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 73;<br />
73° artikel 81quinquies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 74;<br />
74° artikel 81sexies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 75;<br />
75° artikel 81septies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 76;<br />
76° artikel 81octies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 77;
77° artikel 81novies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 78;<br />
78° artikel 81decies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 79;<br />
79° artikel 81undecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 80;<br />
80° artikel 81duodecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 81;<br />
Onderafdeling 2: Netoverschrijdende scholengemeenschappen<br />
81° artikel 81terdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 82;<br />
82° artikel 81quaterdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 83;<br />
83° artikel 81quinquiesdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 84;<br />
84° artikel 81sexiesdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 85;<br />
85° artikel 81septiesdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 86;<br />
86° artikel 81duodevicies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 87;<br />
87° artikel 81undevicies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 88;<br />
88° artikel 81vicies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 89;<br />
89° artikel 81viciessemel: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 90;<br />
90° artikel 81vicies bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 91;<br />
91° artikel 81vicies ter: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 92;<br />
92° artikel 81viciesquater: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 93;<br />
93° artikel 81viciesquinquies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 94;<br />
Onderafdeling 3: Inzagerecht lokaal comité<br />
94° artikel 159: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 95;<br />
Hoofdstuk 6: Levensbeschouwelijk onderricht<br />
95° artikel 52sexies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 96;<br />
96° artikel 52septies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 97;<br />
97° artikel 52octies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 98;<br />
98° artikel 24quinquies: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 99;<br />
Hoofdstuk 7: Sancties<br />
99° artikel 3, §9: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 100;<br />
100° artikel 6quater, derde lid :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 101;<br />
artikel 24quater: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 101;<br />
101° artikel 192: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 102;<br />
102° artikel 35: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 103;<br />
103° artikel 198: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 104;<br />
104° artikel 199: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 105;<br />
105° artikel 71, §2 : decreet 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII artikel 106;<br />
106° artikel 74quinquies2: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 107;<br />
107° artikel 7, §2, §3: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 108;<br />
108° artikel 52novies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 109;<br />
Titel 2: Bepalingen betreffende leerlingen<br />
Hoofdstuk 1: Vrije keuze<br />
109° artikel 4, eerste lid :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 110;<br />
Hoofdstuk 2: School –en centrumreglement<br />
110° artikel 74octies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 111;
111° artikel 74novies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 112;<br />
112° artikel 74decies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 113;<br />
113° artikel 74undecies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 114;<br />
Hoofdstuk 3: Toelatingsvoorwaarden en studiebekrachtiging<br />
114° artikel 84quater, 1°: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 115;<br />
Artikel 48, 2°, decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II<br />
Hoofdstuk 4: <strong>Onderwijs</strong> voor zieke jongeren<br />
115° artikel 74bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 116;<br />
116° artikel 74ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 117;<br />
117° artikel 74quater: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 118;<br />
118° artikel 74quinquies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 119;<br />
119° artikel 74quinquies1: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 120;<br />
120° artikel 74sexies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 121;<br />
121° artikel 74septies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 122;<br />
Hoofdstuk 5: Controle op inschrijvingen<br />
122° artikel 71, §1, §2, eerste lid:<br />
decreet 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII artikel 123;<br />
Deel IV: Specifieke bepalingen betreffende het voltijds gewoon secundair<br />
onderwijs<br />
Titel 1: Bepalingen betreffende scholen<br />
Hoofdstuk 1: Structuur en organisatie<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie op macro niveau<br />
123° artikel 49: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 124;<br />
124° artikel 50: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 125;<br />
125° artikel 4: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 126;<br />
126° artikel 5: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 127;<br />
127° artikel 6: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 128;<br />
128° artikel 7: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 129;<br />
129° artikel 52bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 130;<br />
130° artikel 51: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 131;<br />
131° artikel 52ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 132;<br />
132° artikel 8: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 133;<br />
Afdeling 2: Structuur en organisatie op schoolniveau<br />
133° artikel 52: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 134;<br />
134° artikel 52quater, §1, eerste, tweede, vierde lid; §2 :<br />
decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 135;<br />
135° artikel 52quinquies/1: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 136;<br />
136° artikel 52quinquies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 137;<br />
Afdeling 3: Eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplannen<br />
137° artikel 2, eerste lid : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen<br />
artikel 138, 261;<br />
138° artikel 3 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 139, 262;<br />
139° artikel 4 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 140;
140° artikel 5, §1, §2 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 141;<br />
141° artikel 6 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 142;<br />
142° artikel 7 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 143;<br />
143° artikel 7bis : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 144, 264;<br />
144° artikel 7ter : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 145, 265;<br />
145° artikel 8 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 146, 266;<br />
146° artikel 9 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 147, 267;<br />
Afdeling 4: Lessenrooster<br />
147° artikel 1: KB nr.2 maximum aantal lestijden secundair onderwijs artikel 148;<br />
148° artikel 2: KB nr.2 maximum aantal lestijden secundair onderwijs artikel 149;<br />
149° artikel 46,§2, tweede zin: decreet betreffende het onderwijs II artikel 150;<br />
150° artikel 5: KB nr.2 maximum aantal lestijden secundair onderwijs artikel 151;<br />
151° artikel 55bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 152;<br />
152° artikel 53: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 153;<br />
153° artikel 54: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 154;<br />
154° artikel 54bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 155;<br />
155° artikel 55, §1-§3: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 156;<br />
156° artikel 55, §4-§8: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 157;<br />
Afdeling 5: Experimenteel modulair onderwijs<br />
157° artikel 74duodecies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 158;<br />
158° artikel 74terdecies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 159;<br />
159° artikel 74quaterdecies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 160;<br />
160° artikel 74quinquiesdecies:decreet betreffende het onderwijs II artikel 161;<br />
161° artikel 74sexiesdecies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 162;<br />
162° artikel 74sexiesdecies bis: decreet betreffende het onderwijs II artikel 163;<br />
163° artikel 74septiesdecies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 164;<br />
164° artikel 74duodevicies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 165;<br />
165° artikel 74undevicies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 166;<br />
166° artikel 74vicies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 167;<br />
167° artikel 74viciessemel: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 168;<br />
Hoofdstuk 2: Teldata<br />
168° artikel 3, §8,1°, eerste en tweede lid:<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 169;<br />
169° artikel 7bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 170;<br />
170° artikel 3,§8,1°, derde en vierde lid :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 171;<br />
171° artikel 3, §8,1°, vijfde en negende lid:<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 172;<br />
172° artikel 3, §8, 2° : wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 173;<br />
Hoofdstuk 3: Programmatie<br />
Afdeling 1: Toepassingsgebied<br />
173° artikel 9: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 174, §1;<br />
artikel 75: decreet 21/12/1994 betreffende het onderwijs VI artikel 174, §2;<br />
Afdeling 2: Programmatie van scholen die tot een scholengemeenschap behoren<br />
174° artikel 25: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 175;
Afdeling 3: Programmatie van structuuronderdelen door scholen die tot een<br />
scholengemeenschap behoren<br />
175° artikel 26: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 176;<br />
176° artikel 27: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 177;<br />
177° artikel 28: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 178;<br />
178° artikel 29: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 179;<br />
Afdeling 4: Programmatie van scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren<br />
179° artikel 31: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 180;<br />
Afdeling 5: Programmatie van structuuronderdelen door scholen die niet tot een<br />
scholengemeenschap behoren<br />
180° artikel 32: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 181;<br />
181° artikel 33: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 182;<br />
182° artikel 34: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 183;<br />
183° artikel 35: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 184;<br />
184° artikel 36: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 185;<br />
185° artikel 38: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 186;<br />
186° artikel 40: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 187;<br />
187° artikel 41: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 188;<br />
Hoofdstuk 4: Rationalisatie en fusie<br />
Afdeling 1: Rationalisatienormen<br />
188° artikel 47, tweede lid: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 189;<br />
189° artikel 47, eerste lid : decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 190, §1;<br />
artikel 48: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 190, §2;<br />
190° artikel 49: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 191;<br />
191° artikel 50: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 192;<br />
192° artikel 51: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 193;<br />
193° artikel 52: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 194;<br />
194° artikel 53: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 195;<br />
195° artikel 54: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 196;<br />
196° artikel 54bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 197;<br />
197° artikel 55: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 198;<br />
198° artikel 56bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 199;<br />
Afdeling 2: Fusie van scholen<br />
199° artikel 56 : decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 200;<br />
200° artikel 58bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 201, §1, §2;<br />
artikel 56,3°: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 201, §3;<br />
201° artikel 58, tweede lid : decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 202, §3;<br />
artikel 61: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 202, §1, §2;<br />
Hoofdstuk 5: Omvorming en overheveling<br />
Afdeling 1: Toepassingsgebied<br />
202° artikel 42: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 203;<br />
203° artikel 43: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 204;
Afdeling 2: Omvorming<br />
204° artikel 44: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 205;<br />
Afdeling 3: Overheveling<br />
205° artikel 45: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 206;<br />
Hoofdstuk 6: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Financiering en subsidiëring van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Directeur<br />
206° artikel 83: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 207;<br />
207° artikel 104: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 208;<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
208° artikel 57,§1: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 209, §1;<br />
artikel 59: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 209, §2;<br />
209° artikel 59quater: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 210;<br />
210° artikel 57,§3: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 211;<br />
211° artikel 57, §3bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 212;<br />
212° artikel 57, §3ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 213;<br />
213° artikel 57, §4: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 214;<br />
214° artikel 57ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 215;<br />
215° artikel 57bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 216;<br />
Onderafdeling 3: Scholen met optie Rijn –en binnenvaart<br />
216° artikel 99sexies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 217;<br />
217° artikel 99septies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 218;<br />
218° artikel 99octies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 219;<br />
219° artikel 99novies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 220;<br />
Onderafdeling 4: Topsportscholen<br />
220° artikel 99decies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 221;<br />
Onderafdeling 5: Onthaalonderwijs<br />
artikel 52quater, §1, derde lid:<br />
221° decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 222;<br />
Onderafdeling 6: Kunstsecundaire scholen<br />
222° artikel 157: decreet 18/5/1999 betreffende het onderwijs XI artikel 223;<br />
Onderafdeling 7: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen,<br />
eerste graad<br />
223° artikel VI.1: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 224;<br />
224° artikel VI.2: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 225;<br />
225° artikel VI.3: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 226;<br />
226° artikel VI.4: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 227;<br />
227° artikel VI.5: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 228;<br />
228° artikel VI.6: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 229;<br />
229° artikel VI.7: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 230;<br />
230° artikel VI.8: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 231;
Onderafdeling 8: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen,<br />
tweede en derde graad<br />
231° artikel VI.10: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 232;<br />
232° artikel VI.11: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 233;<br />
233° artikel VI.12: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 234;<br />
234° artikel VI.13: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 235;<br />
235° artikel VI.14: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 236;<br />
236° artikel VI.15: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 237;<br />
237° artikel VI.16: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 238;<br />
238° artikel VI.17: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 239;<br />
239° artikel VI.18: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 240;<br />
240° artikel VI.19bis: decreet betreffende gelijke onderwijskansen artikel 241;<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Leerlingen– en schoolkenmerken<br />
241° artikel 5, §1, §2, §3 :<br />
decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 242;<br />
Onderafdeling 2: Vaststelling van het totale werkingsbudget en van de voorafnamen<br />
242° artikel 6: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 243;<br />
243° artikel 7: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 244;<br />
Onderafdeling 3: Verdeling van het krediet voor schoolkenmerken en<br />
leerlingenkenmerken<br />
244° artikel 8: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 245;<br />
245° artikel 9: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 246;<br />
246° artikel 10: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 247;<br />
Onderafdeling 4: Berekening van het werkingsbudget per school<br />
247° artikel 11: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 248;<br />
248° artikel 12: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 249;<br />
Onderafdeling 5: Evaluatie<br />
249° artikel 5, §4: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 250, 331;<br />
250° artikel 21: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 251, 332;<br />
Titel 2: Bepalingen betreffende leerlingen<br />
Hoofdstuk 1: Regelmatige versus vrije leerling<br />
251° artikel 48, 2°: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 252;<br />
252° artikel 3, §8, 5°: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 253, 294;<br />
Hoofdstuk 2: Klassenraad en examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap<br />
253° artikel 6quater, eerste, tweede, zesde lid :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 254;<br />
254° artikel 84quinquies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 255;<br />
255° artikel 84bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 256, §1;<br />
artikel 84ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 256, §2, §3;<br />
Deel V: Specifieke bepalingen betreffende het buitengewoon secundair onderwijs
Titel 1: Inleidende bepaling<br />
256° artikel 1, §1 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 257;<br />
257° artikel 1, §2 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 258;<br />
Titel 2: Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de opleidingsvormen 1, 2, 3<br />
en 4<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende scholen van de OV 1, 2, 3 en 4<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
258° artikel 3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 259;<br />
259° artikel 3bis, §1, §3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 260;<br />
Afdeling 2: Eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplan en handelingsplan<br />
260° artikel 2, eerste lid : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen<br />
artikel 261,138;<br />
261° artikel 3 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 262,139;<br />
262° artikel 5, §3 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 263;<br />
263° artikel 7bis : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 264,144;<br />
264° artikel 7ter : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 265,145;<br />
265° artikel 8 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 266,146;<br />
266° artikel 9 : decreet 18/1/2002 eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 267,147;<br />
Afdeling 3: Programmatie en rationalisatie<br />
Onderafdeling 1: Begrippen en inleidende bepalingen<br />
267° artikel 2 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 268;<br />
268° artikel 3 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 269;<br />
269° artikel 6 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 270;<br />
270° artikel 7 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 271;<br />
271° artikel 8 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 272;<br />
272° artikel 9 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 273;<br />
Onderafdeling 2: Fusie<br />
273° artikel 4 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 274;<br />
274° artikel 5 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 275;<br />
Onderafdeling 3: Rationalisatie<br />
275° artikel 22 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 276;<br />
276° artikel 23 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 277;<br />
277° artikel 24 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 278;<br />
278° artikel 25 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 279;<br />
279° artikel 26 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 280;<br />
280° artikel 27 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 281;<br />
281° artikel 28 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 282;<br />
282° artikel 29 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 283;<br />
283° artikel 30 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 284;<br />
284° artikel 31 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 285;<br />
Onderafdeling 4: Programmatie<br />
285° artikel 32 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 286;<br />
286° artikel 33 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 287;<br />
287° artikel 34 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 288;
288° artikel 35 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 289;<br />
289° artikel 35/1 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 290;<br />
Hoofdstuk 2: Bepalingen betreffende leerlingen van de opleidingsvormen 1, 2, 3 en 4<br />
Afdeling 1: Toelatingsvoorwaarden<br />
Onderafdeling 1: Leeftijd<br />
290° artikel 4, eerste lid : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 291;<br />
291° artikel 5, §3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 292;<br />
292° artikel 4, tweede, derde lid : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 293;<br />
Onderafdeling 2: Inschrijvingsverslag en attest<br />
293° artikel 5, §1, §2 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 294;<br />
Onderafdeling 3: Type 5<br />
294° artikel 3, §8, 5°: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 295, 253;<br />
Hoofdstuk 3: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Financiering en subsidiëring van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Directeur<br />
295° artikel 84: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 296;<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
296° artikel 1: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 297;<br />
297° artikel 2, §1, §2, §3: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 298;<br />
298° artikel 3: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 299;<br />
299° artikel 4: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 300;<br />
300° artikel 22: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 301;<br />
301° artikel 23: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 302;<br />
302° artikel 6: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 303;<br />
303° artikel 5: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 304;<br />
304° artikel 2, §5, §6 : KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 305;<br />
305° artikel 21, §2, derde lid : KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 306;<br />
306° artikel 21, §1, §2, eerste, tweede lid:<br />
KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 307, §1, §2<br />
Artikel 3, §2 : KB nr. 297 opdrachten in het onderwijs artikel 307, §3<br />
307° artikel 24: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 308;<br />
Onderafdeling 3: Paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en orthopedagogisch<br />
personeel<br />
308° artikel 1: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 309;<br />
309° artikel 2: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 310;<br />
310° artikel 3, §1, §2: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 311;<br />
311° artikel 6: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 312;<br />
312° artikel 3, §4, §6: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 313;<br />
313° artikel 3, §3: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 314;<br />
Onderafdeling 4: Plage uren<br />
314° artikel 57bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 315, 216;<br />
Onderafdeling 5: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen
315° artikel VI.22: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 316;<br />
316° artikel VI.23: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 317;<br />
317° artikel VI.24: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 318;<br />
318° artikel VI.25: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 319;<br />
319° artikel VI.26: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 320;<br />
320° artikel VI.27: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 321;<br />
321° artikel VI.28: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 322;<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Schoolkenmerken<br />
322° artikel 5, §1, 2°: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 323;<br />
Onderafdeling 2: Vaststelling van het totale werkingsbudget en de voorafnamen<br />
323° artikel 13: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 324;<br />
324° artikel 14: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 325;<br />
Onderafdeling 3: Verdeling van het werkingsbudget voor schoolkenmerken<br />
325° artikel 15: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 326;<br />
326° artikel 16: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 327;<br />
Onderafdeling 4: Berekening van het werkingsbudget per school<br />
327° artikel 17: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 328;<br />
328° artikel 18: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 329;<br />
Onderafdeling 5: Berekening van de integratietoelage per school<br />
329° artikel 19: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 330;<br />
Onderafdeling 6: Evaluatie<br />
330° artikel 5, §4: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 331, 250;<br />
331° artikel 21: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 332, 251;<br />
Titel 3: Specifieke bepalingen betreffende de opleidingsvormen 1, 2 en 3<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvormen 1, 2 en 3<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
332° artikel 3bis, §2, §3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 333;<br />
333° artikel 42: decreet 14/7/1998 betreffende het onderwijs IX artikel 334;<br />
Hoofdstuk 2: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvorm 3<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
334° artikel IV.14, eerste, tweede lid :<br />
decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 335;<br />
335° artikel 5ter : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 336;<br />
336° artikel 5quater : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 337;<br />
337° artikel 5quinquies : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 338;<br />
338° artikel 5sexies : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 339;<br />
339° artikel 5septies: wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 340;<br />
Afdeling 2: Experimenteel modulair onderwijs<br />
340° artikel 20bis: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 341;
341° artikel 20ter : BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 342;<br />
342° artikel 20quater: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 343;<br />
343° artikel 20quinquies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 344;<br />
344° artikel 20sexies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 345;<br />
345° artikel 20septies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 346;<br />
346° artikel 20octies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 347;<br />
347° artikel 20novies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 348;<br />
348° artikel 20decies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 349;<br />
Titel 4: Specifieke bepalingen betreffende de opleidingsvorm 4<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvorm 4, met<br />
uitzondering van de ziekenhuisscholen<br />
349° artikel 47, 4°: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 350;<br />
Titel 5: Specifieke bepalingen betreffende het geïntegreerd onderwijs en de<br />
specifieke onderwijsleermiddelen<br />
Hoofdstuk 1: Het geïntegreerd onderwijs<br />
350° artikel 5bis : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 351;<br />
351° artikel 5bis1 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 352;<br />
352° artikel 5bis2 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 353;<br />
artikel 5bis3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 353;<br />
353° artikel 5bis4 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 354;<br />
354° artikel 5bis5 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 355;<br />
355° artikel 5bis6 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 356;<br />
Hoofdstuk 2: De specifieke onderwijsleermiddelen<br />
356° artikel 67: decreet van 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII artikel 357;<br />
357° Deel VI : Uitwerkingsdata artikel 358;<br />
358° Deel VII : Aanpassingen van de verwijzingen naar artikelen artikel 359.<br />
opgenomen in de codificatie<br />
359° Bijlage I : Indeling in onderwijszones
ADDENDUM BIJ DE CODIFICATIE<br />
ADDENDUM III : CONCORDANTIETABEL<br />
NIEUWE ARTIKELEN GERANGSCHIKT VOLGENS DE VROEGERE ARTIKELEN<br />
I. Wet van 29/5/59 tot wijziging van de onderwijswetgeving<br />
1° artikel 1, eerste lid: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 2;<br />
2° artikel 2: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 5;<br />
3° artikel 3, §1, eerste, derde, vierde lid en §2:<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 6;<br />
4° artikel 3, §1, tweede lid: wet tot wijziging onderwijswetgeving artikel 39;<br />
5° artikel 3, §5: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 19;<br />
6° artikel 3, §6: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 20;<br />
7° artikel 3, §8,1°, eerste en tweede lid:<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 169;<br />
8° artikel 3, §8, 1°, derde en vierde lid :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 171;<br />
9° artikel 3, §8, 1°, vijfde en negende lid:<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 172;<br />
10° artikel 3, §8, 1°, achtste lid:<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 42;<br />
11° artikel 3, §8, 2° : wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 173;<br />
12° artikel 3, §8, 5°: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 253,<br />
295;<br />
13° artikel 3, §9: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 100;<br />
14° artikel 4, eerste en tweede lid :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 110;<br />
15° artikel 6quater, eerste, tweede, zesde lid :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 254;
16° artikel 6quater, derde lid :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 101;<br />
17° artikel 7, §1: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 12;<br />
18° artikel 7, §2, §3: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 108;<br />
19° artikel 24bis, §1, §2, §3: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving<br />
artikel 15;<br />
20° artikel 24bis, §4: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 13;<br />
21° artikel 24ter: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 14;<br />
22° artikel 24quater: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 101;<br />
23° artikel 24quinquies: wet tot wijziging onderwijswetgeving artikel 99;<br />
24° artikel 25: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 36;<br />
25° artikel 26: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 16;<br />
26° artikel 27, §1, eerste, tweede lid; §2 :<br />
wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 17;<br />
27° artikel 28: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 18;<br />
28° artikel 32, §1: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 37;<br />
29° artikel 35: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 103;<br />
30° artikel 36, §1: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 41;<br />
31° artikel 36, §2: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 16;<br />
32° artikel 36bis: wet 29/5/1959 tot wijziging onderwijswetgeving artikel 38.<br />
II. Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs<br />
1° artikel 1, §1 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 257;<br />
2° artikel 1, §2 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 258;<br />
3° artikel 3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 259;<br />
4° artikel 3bis, §1, §3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 260;<br />
5° artikel 3bis, §2, §3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 333;<br />
6° artikel 4, eerste lid : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 291;<br />
7° artikel 4, tweede, derde lid : wet buitengewoon onderwijs artikel 293;<br />
8° artikel 5, §1, §2 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 294;<br />
9° artikel 5, §3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 292;<br />
10° artikel 5bis : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 351;<br />
11° artikel 5bis1 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 352;<br />
12° artikel 5bis2 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 353;<br />
artikel 5bis3 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 353;<br />
13° artikel 5bis4 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 354;<br />
14° artikel 5bis5 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 355;<br />
15° artikel 5bis6 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 356;<br />
16° artikel 5ter : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 336;<br />
17° artikel 5quater : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 337;<br />
18° artikel 5quinquies : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 338;<br />
19° artikel 5sexies : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 339;<br />
20° artikel 5septies: wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 340;<br />
21° artikel 6 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 67;<br />
22° artikel 7 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 68, §1,<br />
§2;<br />
artikel 11 : wet 6/7/1970 buitengewoon onderwijs artikel 68, §3.
III. KB nr. 2 van 21/8/1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per<br />
week in het voltijds secundair onderwijs<br />
1° artikel 1: KB nr.2 maximum aantal lestijden secundair onderwijs artikel 148;<br />
2° artikel 2: KB nr.2 maximum aantal lestijden secundair onderwijs artikel 149;<br />
3° artikel 5: KB nr.2 maximum aantal lestijden secundair onderwijs artikel 151.<br />
IV. KB nr.65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van<br />
het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen<br />
voor buitengewoon onderwijs<br />
1° artikel 1: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 297;<br />
2° artikel 2, §1, §2, §3: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 298;<br />
3° artikel 2, §5, §6 : KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 305;<br />
4° artikel 3, §1: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 299;<br />
5° artikel 4: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 300;<br />
6° artikel 5, §1-§4: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 304;<br />
7° artikel 6: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 303;<br />
8° artikel 21, §1, §2, eerste, tweede lid:<br />
KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 307;<br />
9° artikel 21, §2, derde lid :<br />
KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 306;<br />
10° artikel 22: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 301;<br />
11° artikel 23: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 302;<br />
12° artikel 24: KB nr.65 ambten buitengewoon onderwijs artikel 308.<br />
V. KB nr. 67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van<br />
het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch<br />
personeel worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs<br />
1° artikel 1: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 309;<br />
2° artikel 2: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 310;<br />
3° artikel 3, §1, §2: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 311;<br />
4° artikel 3, §3: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 314;<br />
5° artikel 3, §4, §6: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 313;<br />
6° artikel 6: KB nr.67 buitengewoon secundair onderwijs artikel 312.<br />
VI. KB nr. 297 van 31/3/1984 betreffende de opdrachten, de salarissen, de<br />
salaristoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en<br />
de CLB<br />
1° artikel 3, §2 : KB opdrachten in het onderwijs artikel 307, §3<br />
VII. KB nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs<br />
1° artikel 2 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 268;<br />
2° artikel 3 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 269;
3° artikel 4 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 274;<br />
4° artikel 5 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 275;<br />
5° artikel 6 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 270;<br />
6° artikel 7 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 271;<br />
7° artikel 8 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 272;<br />
8° artikel 9 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 273;<br />
9° artikel 22 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 276;<br />
10° artikel 23 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 277;<br />
11° artikel 24 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 278;<br />
12° artikel 25, §2 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 279;<br />
13° artikel 26 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 280;<br />
14° artikel 27 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 281;<br />
15° artikel 28 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 282;<br />
16° artikel 29 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 283;<br />
17° artikel 30 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 284;<br />
18° artikel 31 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 285;<br />
19° artikel 32 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 286;<br />
20° artikel 33 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 287;<br />
21° artikel 34 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 288;<br />
22° artikel 35 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 289;<br />
23° artikel 35/1 : KB nr 439 rationalisatie buitengewoon secundair artikel 290.<br />
VIII. Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II<br />
1° artikel 5: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 40;<br />
2° artikel 46, §1: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 4;<br />
3° artikel 46, §2, eerste zin; §2, tweede lid; §3:<br />
decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 3;<br />
4° artikel 46,§2, tweede zin: decreet betreffende het onderwijs II artikel 150;<br />
5° artikel 46bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 70;<br />
6° artikel 47, 1°, 2°, 3°: decreet betreffende het onderwijs II artikel 2;<br />
7° artikel 47, 4°: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 350;<br />
8° artikel 48, behalve 2°: decreet betreffende het onderwijs II artikel 3;<br />
9° artikel 48, 2°: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel<br />
115,252;<br />
10° artikel 49: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 124;<br />
11° artikel 50: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 125;<br />
12° artikel 51: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 131;<br />
13° artikel 52: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 134;<br />
14° artikel 52bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 130;<br />
15° artikel 52ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 132;<br />
16° artikel 52quater, §1, eerste, tweede, vierde lid; §2 :<br />
decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 135;<br />
17° artikel 52quater, §1, derde lid:<br />
decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 222;<br />
18° artikel 52quinquies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 137;<br />
19° artikel 52quinquies/1: decreet betreffende het onderwijs II artikel 136;
20° artikel 52sexies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 96;<br />
21° artikel 52septies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 97;<br />
22° artikel 52octies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 98;<br />
23° artikel 52novies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 109;<br />
24° artikel 53: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 153;<br />
25° artikel 54: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 154;<br />
26° artikel 54bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 155;<br />
27° artikel 55, §1-§3: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 156;<br />
28° artikel 55, §4-§8: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 157;<br />
29° artikel 55bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 152;<br />
30° artikel 56,3°: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 201,<br />
§3;<br />
31° artikel 57,§1: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 209,<br />
§1;<br />
32° artikel 57,§3: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 211;<br />
33° artikel 57, §3bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 212;<br />
34° artikel 57, §3ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 213;<br />
35° artikel 57, §4: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 214;<br />
36° artikel 57bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel<br />
216,315;<br />
37° artikel 57ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 215;<br />
38° artikel 58bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 201, §1,<br />
§2;<br />
39° artikel 59: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 209,<br />
§2;<br />
40° artikel 59bis : decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 21,<br />
§1;<br />
41° artikel 59ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 21, §2-<br />
§6;<br />
42° artikel 59quater: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 210;<br />
43° artikel 59quinquies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 22;<br />
44° artikel 64: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 2;<br />
45° artikel 74bis: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 116;<br />
46° artikel 74ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 117;<br />
47° artikel 74quater: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 118;<br />
48° artikel 74quinquies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 119;<br />
49° artikel 74quinquies1: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 120;<br />
50° artikel 74quinquies2: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 107;<br />
51° artikel 74sexies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 121;<br />
52° artikel 74septies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 122;<br />
53° artikel 74octies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 111;<br />
54° artikel 74novies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 112;<br />
55° artikel 74decies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 113;<br />
56° artikel 74undecies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 114;<br />
57° artikel 74duodecies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 158;<br />
58° artikel 74terdecies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 159;<br />
59° artikel 74quaterdecies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 160;<br />
60° artikel 74quinquiesdecies:decreet betreffende het onderwijs II artikel 161;<br />
61° artikel 74sexiesdecies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 162;<br />
62° artikel 74sexiesdecies bis: decreet betreffende het onderwijs II artikel 163;
63° artikel 74septiesdecies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 164;<br />
64° artikel 74duodevicies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 165;<br />
65° artikel 74undevicies: decreet betreffende het onderwijs II artikel 166;<br />
66° artikel 74vicies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 167;<br />
67° artikel 74viciessemel: decreet betreffende het onderwijs II artikel 168;<br />
68° artikel 84bis, §1: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 256,<br />
§1;<br />
artikel 84ter: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 256, §2,<br />
§3;<br />
69° artikel 84quater, 1°: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 115;<br />
70° artikel 84quinquies: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 255;<br />
71° artikel 192: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 102;<br />
72° artikel 198: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 104;<br />
73° artikel 199: decreet 31/7/1990 betreffende het onderwijs II artikel 105.<br />
IX. Decreet van 14/7/98 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het<br />
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs<br />
1° artikel 2: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 3;<br />
2° artikel 2bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 2;<br />
3° artikel 3: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 2; 350;<br />
4° artikel 4: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 126;<br />
5° artikel 5: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 127;<br />
6° artikel 6: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 128;<br />
7° artikel 7: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 129;<br />
8° artikel 7bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 170;<br />
9° artikel 8: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 133;<br />
10° artikel 9: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 174, §1;<br />
11° artikel 25: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 175;<br />
12° artikel 26: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 176;<br />
13° artikel 27: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 177;<br />
14° artikel 28: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 178;<br />
15° artikel 29: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 179;<br />
16° artikel 31: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 180;<br />
17° artikel 32: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 181;<br />
18° artikel 33: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 182;<br />
19° artikel 34: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 183;<br />
20° artikel 35: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 184;<br />
21° artikel 36: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 185;<br />
22° artikel 38: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 186;<br />
23° artikel 40: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 187;<br />
24° artikel 41: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 188;<br />
25° artikel 42: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 203;<br />
26° artikel 43: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 204;<br />
27° artikel 44: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 205;<br />
28° artikel 45: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 206;<br />
29° artikel 47, eerste lid : decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 190, §1;<br />
30° artikel 47, tweede lid: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 189;<br />
31° artikel 48: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 190, §2;
32° artikel 49: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 191;<br />
33° artikel 50: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 192;<br />
34° artikel 51: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 193;<br />
35° artikel 52: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 194;<br />
36° artikel 53: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 195;<br />
37° artikel 54: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 196;<br />
38° artikel 54bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 197;<br />
39° artikel 55: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 198;<br />
40° artikel 56 : decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 200;<br />
41° artikel 56bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 199;<br />
42° artikel 58, tweede lid : decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 202, §3;<br />
artikel 61: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 202, §1,<br />
§2;<br />
43° artikel 62: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 49;<br />
44° artikel 63: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 50;<br />
45° artikel 64: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 51;<br />
46° artikel 65: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 52;<br />
47° artikel 66: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 53;<br />
48° artikel 67: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 54;<br />
49° artikel 68: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 55;<br />
50° artikel 70: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 56;<br />
51° artikel 71: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 57;<br />
52° artikel 72: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 58;<br />
53° artikel 73: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 59;<br />
54° artikel 74: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 60;<br />
55° artikel 75: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 61;<br />
56° artikel 76: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 62;<br />
57° artikel 77: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 63;<br />
58° artikel 78: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 64;<br />
59° artikel 80: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 65;<br />
60° artikel 81: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 66;<br />
61° artikel 81bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 71;<br />
62° artikel 81ter: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 72;<br />
63° artikel 81quater: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 73;<br />
64° artikel 81quinquies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 74;<br />
65° artikel 81sexies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 75;<br />
66° artikel 81septies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 76;<br />
67° artikel 81octies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 77;<br />
68° artikel 81novies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 78;<br />
69° artikel 81decies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 79;<br />
70° artikel 81undecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 80;<br />
71° artikel 81duodecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 81;<br />
72° artikel 81terdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 82;<br />
73° artikel 81quaterdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 83;<br />
74° artikel 81quinquiesdecies: decreet secundair onderwijs artikel 84;<br />
75° artikel 81sexiesdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 85;<br />
76° artikel 81septiesdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 86;<br />
77° artikel 81duodevicies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 87;<br />
78° artikel 81undevicies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 88;<br />
79° artikel 81vicies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 89;
80° artikel 81viciessemel: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 90;<br />
81° artikel 81vicies bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 91;<br />
82° artikel 81vicies ter: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 92;<br />
83° artikel 81viciesquater: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 93;<br />
84° artikel 81viciesquinquies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 94;<br />
85° artikel 83: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 207;<br />
86° artikel 84: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 296;<br />
87° artikel 93, §2, §3: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 23;<br />
88° artikel 94: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 24;<br />
89° artikel 95: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 25;<br />
90° artikel 96: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 26;<br />
91° artikel 97: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 27;<br />
92° artikel 98: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 28;<br />
93° artikel 99: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 29;<br />
94° artikel 99bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 30;<br />
95° artikel 99ter: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 31;<br />
96° artikel 99quater: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 32;<br />
97° artikel 99sexies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 217;<br />
98° artikel 99septies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 218;<br />
99° artikel 99octies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 219;<br />
100° artikel 99novies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 220;<br />
101° artikel 99decies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 221;<br />
102° artikel 99duodecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 33;<br />
103° artikel 99terdecies: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 34;<br />
104° artikel 103: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 47;<br />
105° artikel 103bis: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 48;<br />
106° artikel 104: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 208;<br />
107° artikel 156: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 69, §1,<br />
§2;<br />
artikel 158: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 69, §3;<br />
108° artikel 159: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 95;<br />
109° artikel 168, 4°: decreet 14/7/1998 secundair onderwijs artikel 203.<br />
X. Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en<br />
de specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon onderwijs<br />
1° artikel 2, eerste lid : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 138,<br />
261;<br />
2° artikel 3 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 139,<br />
262;<br />
3° artikel 4 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 140;<br />
4° artikel 5, §1, §2 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 141;<br />
5° artikel 5, §3 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 263;<br />
6° artikel 6 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 142;<br />
7° artikel 7 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 143;<br />
8° artikel 7bis : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 144,<br />
264;<br />
9° artikel 7ter : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 145,<br />
265;<br />
10° artikel 8, §1, §3-§5 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 146;
11° artikel 8, §1, §2-§4 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 266;<br />
12° artikel 9 : decreet eindtermen en ontwikkelingsdoelen artikel 147,<br />
267.<br />
XI. Decreet van 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I<br />
1° artikel VI.1: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 224;<br />
2° artikel VI.2: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 225;<br />
3° artikel VI.3: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 226;<br />
4° artikel VI.4: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 227;<br />
5° artikel VI.5: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 228;<br />
6° artikel VI.6: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 229;<br />
7° artikel VI.7: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 230;<br />
8° artikel VI.8: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 231;<br />
9° artikel VI.10: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 232;<br />
10° artikel VI.11: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 233;<br />
11° artikel VI.12: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 234;<br />
12° artikel VI.13: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 235;<br />
13° artikel VI.14: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 236;<br />
14° artikel VI.15: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 237;<br />
15° artikel VI.16: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 238;<br />
16° artikel VI.17: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 239;<br />
17° artikel VI.18: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 240;<br />
18° artikel VI.19bis: decreet betreffende gelijke onderwijskansen artikel 241;<br />
19° artikel VI.22: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 316;<br />
20° artikel VI.23: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 317;<br />
21° artikel VI.24: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 318;<br />
22° artikel VI.25: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 319;<br />
23° artikel VI.26: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 320;<br />
24° artikel VI.27: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 321;<br />
25° artikel VI.28: decreet 28/6/2002 betreffende gelijke onderwijskansen artikel 322.<br />
XII. Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van<br />
opleidingsvorm 3 in het buitengewoon secundair onderwijs<br />
1° artikel 20bis: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 341;<br />
2° artikel 20ter : BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 342;<br />
3° artikel 20quater: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 343;<br />
4° artikel 20quinquies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 344;<br />
5° artikel 20sexies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 345;<br />
6° artikel 20septies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 346;<br />
7° artikel 20octies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 347;<br />
8° artikel 20novies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 348;<br />
9° artikel 20decies: BVR organisatie van opleidingsvorm OV3 artikel 349.<br />
XIII. Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs wat de<br />
werkingsbudgetten betreft<br />
1° artikel 5, §1, §2, §3 :
decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 242;<br />
2° artikel 5, §1, 2°: decreet betreffende de werkingsbudgetten artikel 323;<br />
3° artikel 5, §4: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 250,<br />
331;<br />
4° artikel 6: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 243;<br />
5° artikel 7: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 244;<br />
6° artikel 8: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 245;<br />
7° artikel 9: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 246;<br />
8° artikel 10: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 247;<br />
9° artikel 11: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 248;<br />
10° artikel 12: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 249;<br />
11° artikel 13: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 324;<br />
12° artikel 14: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 325;<br />
13° artikel 15: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 326;<br />
14° artikel 16: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 327;<br />
15° artikel 17: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 328;<br />
16° artikel 18: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 329;<br />
17° artikel 19: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 330;<br />
18° artikel 21: decreet 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten artikel 251,<br />
332.<br />
XIV. Andere<br />
1° artikel 75: decreet 21/12/1994 betreffende het onderwijs VI artikel 174,§2;<br />
2° artikel 67: decreet van 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII artikel 357;<br />
3° artikel 71, §1, §2, eerste lid:<br />
decreet 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII artikel 123;<br />
4° artikel 71, §2 : decreet 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII artikel 106;<br />
5° artikel 71: decreet 15/7/1997 betreffende het onderwijs VIII artikel 11;<br />
6° artikel 42: decreet 14/7/1998 betreffende het onderwijs IX artikel 334;<br />
7° artikel 157: decreet 18/5/1999 betreffende het onderwijs XI artikel 223;<br />
8° artikel IV.14, eerste, tweede lid :<br />
decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 335;<br />
9° artikel V.9: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 7;<br />
10° artikel V.10: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 8;<br />
11° artikel V.11: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 9;<br />
12° artikel V.12: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 10;<br />
13° artikel V.13: decreet 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII artikel 35;<br />
14° artikel X.5: decreet 15/7/2005 betreffende het onderwijs XV artikel 43;<br />
15° artikel X.3: decreet 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII artikel 44;<br />
16° artikel X.6: decreet 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII artikel 45;<br />
17° artikel X.7: decreet 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII artikel 46.<br />
ADDENDUM BIJ DE CODIFICATIE
ADDENDUM IV : OVERZICHT WETTELIJKE EN DECRETALE BEPALINGEN<br />
OPGENOMEN IN DE CODIFICATIE BETREFFENDE HET SECUNDAIR<br />
ONDERWIJS<br />
1° Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving.<br />
2° Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs.<br />
3° KB nr.2 van 21/8/1978 tot vaststelling van het maximum aantal lestijden per week<br />
in het voltijds secundair onderwijs.<br />
4° KB nr.65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de inrichtingen voor<br />
buitengewoon onderwijs.<br />
5° KB nr.67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de ambten van het<br />
paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch personeel<br />
worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs.<br />
6° KB nr. 297 van 31/3/1984 betreffende de opdrachten, de salarissen, de<br />
salaristoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de<br />
CLB, artikel 3, §2.<br />
7° KB nr.439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en programmatie van het<br />
buitengewoon secundair onderwijs.<br />
8° Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II.<br />
9° Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het<br />
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende<br />
het basisonderwijs.<br />
10° Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de<br />
specifieke eindtermen in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs.<br />
11° Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen I: artikel VI.1 tot<br />
en artikel VI.3, artikel VI.4 tot en met artikel VI.19bis, artikel VI.22 tot en met<br />
artikelVI.28.<br />
12° Besluit Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van<br />
opleidingsvorm 3 in het buitengewoon secundair onderwijs, artikel 20bis tot en met<br />
artikel 20decies.<br />
13° Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de<br />
werkingsbudgetten betreft: artikel 4 tot en met artikel 19 en artikel 21.
14° Artikelen uit diverse decreten betreffende het onderwijs :<br />
Decreet van 21/12/1994 betreffende het onderwijs VI : artikel 75.<br />
Decreet van 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII : artikel 67, 71.<br />
Decreet van 5/7/1997 betreffende het onderwijs VIII : artikel 71.<br />
Decreet van 14/7/1998 betreffende het onderwijs IX : artikel 42.<br />
Decreet van 18/5/1999 betreffende het onderwijs XI : artikel 157.<br />
Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII : artikel IV.14, artikel V.9 tot en<br />
met V.13.<br />
Decreet van 15/72005 betreffende het onderwijs XV: artikel X.5.<br />
Decreet van 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII : artikel X.3, X.6, X.7.
ADDENDUM BIJ DE CODIFICATIE<br />
ADDENDUM V : BEPALINGEN NA DE CODIFICATIE OP TE HEFFEN<br />
De bepalingen die niet opgenomen zijn in de codificatie (Addendum I) en de<br />
bepalingen die opgenomen zijn in de codificatie (Addendum III) zullen na codificatie<br />
worden opgeheven bij decreet.<br />
De volgende bepalingen en artikelen, zoals gewijzigd worden bij decreet opgeheven :<br />
1° Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving: artikel 1, tweede lid; artikel 2; artikel 3, §2 tot en met §4, §5,<br />
eerste lid, tweede zin, 1° en 2°, tweede lid, §6, punt b), tweede lid, punt c), §7, §8, 1°,<br />
eerste tot en met zevende lid, negende lid, 2° tot en met 5°; artikel 4, eerste en<br />
tweede lid; artikel 24bis; artikel 24ter; artikel 24quater; artikel 24quinquies; artikel 27,<br />
§2; artikel 29; artikel 31; artikel 32, §3; artikel 36, §3; artikel 46; artikel 52.<br />
2° Wet van 29/5/1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de<br />
onderwijswetgeving: op te heffen enkel voor wat betreft het secundair onderwijs:<br />
artikel 1, eerste lid; artikel 3, §1, §5, eerste lid, eerste zin, derde, vierde en vijfde lid,<br />
§6, a) en b) eerste en derde lid, §8, 1°, achtste lid, §9; artikel 6quater; artikel 7;<br />
artikel 25; artikel 26; artikel 27, §1, eerste en twee lid; artikel 28; artikel 32, §1; artikel<br />
35; artikel 36, §1 en §2; artikel 36bis.<br />
3° Wet van 22/6/1964 betreffende het statuut der personeelsleden van het<br />
Rijksonderwijs.<br />
4° Koninklijk besluit van 22/3/1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van<br />
het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het<br />
paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon,<br />
middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der<br />
internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de<br />
inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen.<br />
5° Wet van 6/7/1970 op het buitengewoon en geïntegreerd onderwijs, behalve artikel<br />
2, punt d) en punt e); artikel 20, eerste lid.<br />
6° Wet van 11/7/1973 houdende wijziging van de wet van 29 mei 1959 betreffende<br />
het bewaarschoolonderwijs, het lager, middelbaar, normaal-, technisch, kunst- en<br />
buitengewoon onderwijs.<br />
7° Koninklijk Besluit 5/5/1976 houdende uitvoering van artikel 27, §2, van de wet van<br />
29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.
8° Koninklijk Besluit nr.2 van 21/8/1978 tot vaststelling van het maximum aantal<br />
lestijden per week in het voltijds secundair onderwijs.<br />
9° Koninklijk Besluit nr. 65 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de<br />
ambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel worden bepaald in de<br />
instellingen voor buitengewoon onderwijs.<br />
10° Koninklijk Besluit nr. 67 van 20/7/1982 tot vaststelling van de wijze waarop de<br />
ambten van het paramedisch, medisch, sociaal, psychologisch en orthopedagogisch<br />
personeel worden bepaald in het buitengewoon secundair onderwijs.<br />
11° KB nr. 297 van 31/3/1984 betreffende de opdrachten, de salarissen, de<br />
salaristoelagen en de verloven voor verminderde prestaties in het onderwijs en de<br />
CLB, artikel 3, §2.<br />
12° Wet van 31/7/1984: artikel 83 tot en met artikel 85.<br />
13° Koninklijk Besluit nr. 439 van 11/8/1986 houdende rationalisatie en<br />
programmatie van het buitengewoon onderwijs.<br />
14° Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II : artikel 46 tot en met artikel<br />
60, artikel 64, artikel 74bis tot en met artikel 74viciessemel, artikel 84bis tot en met<br />
artikel 84septies.<br />
15° Decreet van 31/7/1990 betreffende het onderwijs II: op te heffen enkel voor wat<br />
betreft het secundair onderwijs: artikel 5; artikel 192; artikel 198, artikel 199.<br />
16° Besluit van de Vlaamse Regering van 30/1/1991 houdende uitvoering van het<br />
artikel 163, §4, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II<br />
aangaande de bevoegdheden van de commissaris van de Vlaamse Regering.<br />
17° Decreet van 28/4/1993 betreffende het onderwijs IV: artikel 69.<br />
18° Decreet van 21/12/1994 betreffende het onderwijs VI : artikel 75.<br />
19° Decreet van 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII :artikel 73.<br />
20° Decreet van 8/7/1996 betreffende het onderwijs VII : op te heffen enkel voor wat<br />
betreft het secundair onderwijs: artikel 67, artikel 71.<br />
21° Decreet van 15/7/1997 betreffende het onderwijs VIII : artikel 71.<br />
22° Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het<br />
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs.<br />
23° Decreet van 14/7/1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het<br />
secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs : enkel voor wat<br />
betreft het secundair onderwijs : artikel 156, artikel 158, artikel 159.<br />
24° Decreet van 14/7/1998 betreffende het onderwijs IX : artikel 42.
25° Decreet van 18/5/1999 betreffende het onderwijs XI : artikel 157.<br />
26° Besluit van de Vlaamse Regering van 1/12/2000 houdende vaststelling van de<br />
voorwaarden voor de financiering of subsidiëring van de ambten van het bestuurs-<br />
en ondersteunend personeel van de centra voor volwassenenonderwijs.<br />
27° Decreet van 13/7/2001 betreffende het onderwijs XIII : artikel IV.14, artikel V.9 tot<br />
en met artikel V.13.<br />
28° Decreet van 18/1/2002 betreffende de eindtermen, ontwikkelingsdoelen en de<br />
specifieke eindtermen in het secundair onderwijs.<br />
29° Decreet van 28/6/2002 betreffende de gelijke onderwijskansen I: artikel VI.1<br />
tot en met artikel VI.3, artikel VI.4 tot en met artikel VI.19, artikel VI.20, artikel VI.22<br />
tot en met VI.28; artikel X.1, artikel X.1bis.<br />
30° Besluit van de Vlaamse Regering van 6/12/2002 betreffende de organisatie van<br />
het buitengewoon secundair onderwijs van opleidingsvorm 3, artikel 20bis tot en met<br />
20decies.<br />
31° Decreet van 15/7/2005 betreffende het onderwijs XV : op te heffen enkel voor<br />
wat betreft het secundair onderwijs : artikel X.5.<br />
32° Decreet van 22/6/2007 betreffende het onderwijs XVII : artikel X.3, X.6, X.7.<br />
33° Decreet van 4/7/2008 betreffende het onderwijs XVIII : artikel XI.2.<br />
34° Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de<br />
werkingsbudgetten betreft: artikel 4 tot en met artikel 19.<br />
35° Decreet van 4/7/2008 betreffende de werkingsbudgetten in het secundair<br />
onderwijs en tot wijziging van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 wat de<br />
werkingsbudgetten betreft: op te heffen enkel voor wat betreft het secundair<br />
onderwijs : artikel 21.
ADDENDUM BIJ DE CODIFICATIE<br />
ADDENDUM VI : INHOUDSTABEL CODIFICATIE BETREFFENDE HET<br />
SECUNDAIR ONDERWIJS<br />
Deel I: Inleidende bepalingen<br />
Deel II: Begrippen<br />
Deel III: Gemeenschappelijke bepalingen betreffende het secundair onderwijs<br />
Titel 1: Bepalingen betreffende de scholen<br />
Hoofdstuk 1: Algemeen<br />
Hoofdstuk 2: Erkenningsvoorwaarden<br />
Hoofdstuk 3: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Voorwaarden<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiering van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Salariëring<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
Onderafdeling 3: Globale puntenenveloppe<br />
Onderafdeling 4: Puntenenveloppe Raad van het Gemeenschapsonderwijs<br />
Onderafdeling 5: Bedrijfsstages<br />
Afdeling 3: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Algemeen<br />
Onderafdeling 2: Time-out projecten<br />
Onderafdeling 3: Brussels ondersteuningscentrum secundair onderwijs<br />
Onderafdeling 4: Bijzondere maatregelen voor technisch of beroepsgerichte<br />
opleidingen<br />
Hoofdstuk 4: Scholengemeenschappen<br />
Afdeling 1: Algemeen<br />
Afdeling 2: Vorming van een scholengemeenschap<br />
Afdeling 3: Bevoegdheden van een scholengemeenschap<br />
Afdeling 4: Diverse voordelen voor scholengemeenschappen<br />
Hoofdstuk 5: Organen<br />
Afdeling 1: Commissie van Advies voor het Buitengewoon <strong>Onderwijs</strong><br />
Afdeling 2: Representatieve vakorganisaties<br />
Afdeling 3: Overlegorganen inzake fundamentele onderwijshervormingen<br />
Afdeling 4: Lokaal comité op het niveau van de scholengemeenschap<br />
Onderafdeling 1: Scholengemeenschap gesubsidieerd officieel onderwijs<br />
Onderafdeling 2: Netoverschrijdende scholengemeenschappen<br />
Onderafdeling 3: Inzagerecht lokaal comité<br />
Hoofdstuk 6: Levensbeschouwelijk onderricht
Hoofdstuk 7: Sancties<br />
Titel 2: Bepalingen betreffende leerlingen<br />
Hoofdstuk 1: Vrije keuze<br />
Hoofdstuk 2: School –en centrumreglement<br />
Hoofdstuk 3: Toelatingsvoorwaarden en studiebekrachtiging<br />
Hoofdstuk 4: <strong>Onderwijs</strong> voor zieke jongeren<br />
Hoofdstuk 5: Controle op inschrijvingen<br />
Deel IV: Specifieke bepalingen betreffende het voltijds gewoon secundair onderwijs<br />
Titel 1: Bepalingen betreffende scholen<br />
Hoofdstuk 1: Structuur en organisatie<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie op macro niveau<br />
Afdeling 2: Structuur en organisatie op schoolniveau<br />
Afdeling 3: Eindtermen, ontwikkelingsdoelen en leerplannen<br />
Afdeling 4: Lessenrooster<br />
Afdeling 5: Experimenteel modulair onderwijs<br />
Hoofdstuk 2: Teldata<br />
Hoofdstuk 3: Programmatie<br />
Afdeling 1: Toepassingsgebied<br />
Afdeling 2: Programmatie van scholen die tot een scholengemeenschap behoren<br />
Afdeling 3: Programmatie van structuuronderdelen door scholen die tot een<br />
scholengemeenschap behoren<br />
Afdeling 4: Programmatie van scholen die niet tot een scholengemeenschap behoren<br />
Afdeling 5: Programmatie van structuuronderdelen door scholen die niet tot een<br />
scholengemeenschap behoren<br />
Hoofdstuk 4: Rationalisatie en fusie<br />
Afdeling 1: Rationalisatienormen<br />
Afdeling 2: Fusie van scholen<br />
Hoofdstuk 5: Omvorming en overheveling<br />
Afdeling 1: Toepassingsgebied<br />
Afdeling 2: Omvorming<br />
Afdeling 3: Overheveling<br />
Hoofdstuk 6: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Financiering en subsidiëring van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Directeur<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
Onderafdeling 3: Scholen met optie Rijn –en binnenvaart<br />
Onderafdeling 4: Topsportscholen<br />
Onderafdeling 5: Onthaalonderwijs<br />
Onderafdeling 6: Kunstsecundaire scholen<br />
Onderafdeling 7: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen,<br />
eerste graad<br />
Onderafdeling 8: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen,<br />
tweede en derde graad<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Leerlingen– en schoolkenmerken<br />
Onderafdeling 2: Vaststelling van het totale werkingsbudget en van de voorafnamen
Onderafdeling 3: Verdeling van het krediet voor schoolkenmerken en<br />
leerlingenkenmerken<br />
Onderafdeling 4: Berekening van het werkingsbudget per school<br />
Onderafdeling 5: Evaluatie<br />
Titel 2: Bepalingen betreffende leerlingen<br />
Hoofdstuk 1: Regelmatige versus vrije leerling<br />
Hoofdstuk 2: Klassenraad en examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap<br />
Deel V: Specifieke bepalingen betreffende het buitengewoon secundair onderwijs<br />
Titel 1: Inleidende bepaling<br />
Titel 2: Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de opleidingsvormen 1, 2, 3 en<br />
4<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende scholen van de opleidingsvormen 1, 2, 3 en 4<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
Afdeling 2: Eindtermen, ontwikkelingsdoelen, leerplan en handelingsplan<br />
Afdeling 3: Programmatie en rationalisatie<br />
Onderafdeling 1: Begrippen en inleidende bepalingen<br />
Onderafdeling 2: Fusie<br />
Onderafdeling 3: Rationalisatie<br />
Onderafdeling 4: Programmatie<br />
Hoofdstuk 2: Bepalingen betreffende leerlingen van de opleidingsvormen 1, 2, 3 en 4<br />
Afdeling 1: Toelatingsvoorwaarden<br />
Onderafdeling 1: Leeftijd<br />
Onderafdeling 2: Inschrijvingsverslag en attest<br />
Onderafdeling 3: Type 5<br />
Hoofdstuk 3: Financiering en subsidiëring<br />
Afdeling 1: Financiering en subsidiëring van de personeelsleden<br />
Onderafdeling 1: Directeur<br />
Onderafdeling 2: Onderwijzend personeel<br />
Onderafdeling 3: Paramedisch, sociaal, medisch, psychologisch en<br />
orthopedagogisch personeel<br />
Onderafdeling 4: Plage uren<br />
Onderafdeling 5: Geïntegreerd ondersteuningsaanbod, gelijke onderwijskansen<br />
Afdeling 2: Financiering en subsidiëring van de werking<br />
Onderafdeling 1: Schoolkenmerken<br />
Onderafdeling 2: Vaststelling van het totale werkingsbudget en de voorafnamen<br />
Onderafdeling 3: Verdeling van het werkingsbudget voor schoolkenmerken<br />
Onderafdeling 4: Berekening van het werkingsbudget per school<br />
Onderafdeling 5: Berekening van de integratietoelage per school<br />
Onderafdeling 6: Evaluatie<br />
Titel 3: Specifieke bepalingen betreffende de opleidingsvormen 1, 2 en 3<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvormen 1, 2 en 3<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
Hoofdstuk 2: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvorm 3
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
Afdeling 2: Experimenteel modulair onderwijs<br />
Titel 4: Specifieke bepalingen betreffende de opleidingsvorm 4<br />
Hoofdstuk 1: Bepalingen betreffende de scholen van de opleidingsvorm 4, met<br />
uitzondering van de ziekenhuisscholen<br />
Afdeling 1: Structuur en organisatie<br />
Titel 5: Specifieke bepalingen betreffende het geïntegreerd onderwijs en de<br />
specifieke onderwijsleermiddelen<br />
Hoofdstuk 1: Het geïntegreerd onderwijs<br />
Hoofdstuk 2: De specifieke onderwijsleermiddelen<br />
Deel VI. Uitwerkingdata<br />
Deel VII. Aanpassingen van de verwijzingen naar artikelen opgenomen in de<br />
codificatie.<br />
BIJLAGE BIJ DE CODIFICATIE BETREFFENDE HET SECUNDAIR ONDERWIJS<br />
Bijlage I : Indeling in onderwijszones<br />
ADDENDUM BIJ DE CODIFICATIE<br />
Addendum I : Niet opgenomen artikelen<br />
Addendum II : Concordantietabel : vroegere artikelen gerangschikt volgens de<br />
nieuwe artikelen<br />
Addendum III : Concordantietabel : nieuwe artikelen gerangschikt volgens de<br />
vroegere artikelen<br />
Addendum IV : Overzicht wettelijke en decretale bepalingen opgenomen in de<br />
codificatie betreffende het secundair onderwijs<br />
Addendum V : Bepalingen na codificatie op te heffen<br />
Addendum VI : Inhoudstabel codificatie betreffende het secundair onderwijs