Tekst - Vlaams Parlement
Tekst - Vlaams Parlement
Tekst - Vlaams Parlement
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Nr. 9<br />
VLAAMS PARLEMENT<br />
Zitting 2000-2001<br />
16 maart 2001<br />
BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN<br />
INHOUDSOPGAVE<br />
I. VRAGEN VAN DE VLAAMSE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN ANTWOORDEN VAN DE<br />
MINISTERS (Reglement artikel 81, 1, 2, 3, 5 en 7)<br />
A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn Blz.<br />
Patrick Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,<br />
Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1107<br />
Steve Stevaert, minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare<br />
Werken en Energie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1109<br />
Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1115<br />
Bert Anciaux, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1120<br />
Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1123<br />
Renaat Landuyt, <strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1135<br />
Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1142<br />
Johan Sauwens, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport . . . . . . 1172<br />
Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1188<br />
B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken van de reglementaire termijn<br />
Patrick Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,<br />
Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1205<br />
Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1238<br />
Renaat Landuyt, <strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1252
Nr. 9<br />
II. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS EN WAAROP NOG<br />
NIET WERD GEANTWOORD (Reglement artikel 81, 6)<br />
Patrick Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,<br />
Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1254<br />
Bert Anciaux, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking<br />
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1255<br />
III. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS MET TEN MINSTE<br />
TIEN WERKDAGEN EN DIE OP VERZOEK VAN DE VRAAGSTELLERS WERDEN OMGEZET<br />
IN VRAGEN OM UITLEG (Reglement artikel 81, 4)<br />
Nihil<br />
REGISTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1257
-1107- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
I. VRAGEN VAN DE VLAAMSE<br />
VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN<br />
ANTWOORDEN VAN DE MINISTERS<br />
(Reglement artikel 81, 1, 2, 3, 5 en 7)<br />
A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire<br />
termijn<br />
Daarom lijkt het me weinig opportuun om – al<br />
dan niet samen met andere constitutionele regio's<br />
– initiatieven te gaan ontplooien om Vlaanderen<br />
als regio een eigen TLD te bezorgen, aangezien dit<br />
geen resultaat zal opleveren.<br />
(De lijst van landcodes kan worden geraadpleegd<br />
op de volgende site : http://www.din.de/gremien/<br />
nas/nabd/iso3166ma/codlstp1/en listp1.html).<br />
PATRICK DEWAEL<br />
MINISTER-PRESIDENT<br />
VAN DE VLAAMSE REGERING,<br />
VLAAMS MINISTER VAN FINANCIEN,<br />
BEGROTING, BUITENLANDS BELEID<br />
EN EUROPESE AANGELEGENHEDEN<br />
Vraag nr. 26<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Domeinnaam.vl – Initiatieven (2)<br />
In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 15<br />
van 20 december 2000 aangaande de domeinnaam<br />
Vlaanderen verwijst de minister-president naar de<br />
weigering van DNS.be om het topleveldomein<br />
(TLD) ".vl" toe te kennen, omdat Vlaanderen niet<br />
is opgenomen in de lijst ISO-3166-1 met landencodes<br />
(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 7 van 2<br />
februari 2001, blz. 884 – red.).<br />
Worden er, mogelijk in samenspraak met andere<br />
constitutionele regio's, initiatieven genomen om er<br />
alsnog voor te zorgen dat onder meer Vlaanderen<br />
een eigen TLD verkrijgt <br />
Antwoord<br />
Zoals reeds eerder vermeld in mijn antwoord op<br />
de vorige vraag van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger,<br />
kan een topleveldomeinnaam enkel<br />
worden toegekend aan landen. Met andere woorden,<br />
als het om een landcode gaat die is opgenomen<br />
in de ISO-3166-1 lijst. Dit is een vaste regel<br />
voor Icann (Internet Corporation for Assigned<br />
Names and Numbers), waarvan niet wordt afgeweken.<br />
Icann is geheel onafhankelijk ten opzichte van regeringen,<br />
bedrijven, internationale organisaties, etcetera,<br />
en kan derhalve niet onder druk worden<br />
gezet.<br />
Vraag nr. 33<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Buitenlands beleid – Schotland<br />
Vorige maand bleek uit een artikel in de Financial<br />
Times dat de Schotse regering zich na het overlijden<br />
van eersteminister Ronald Dewar meer dan<br />
voorheen in het buitenland profileert. Schotse ministers<br />
zouden nu ook, zoals dat soms al het geval<br />
is met de <strong>Vlaams</strong>e ministers, deelnemen aan vergaderingen<br />
van de Europese Ministerraad.<br />
Minister McConnell heeft ook het voornemen om<br />
de banden met andere naties en regio's in de Europese<br />
Unie (EU) aan te halen. Hij vermeldt onder<br />
meer Catalonië, Beieren, Noordrijn-Westfalen, Galicië<br />
en Tsjechië.<br />
Vlaanderen ontbreekt in het lijstje. Dat verwondert<br />
enigszins. Er zijn heel wat gelijkenissen en gemeenschappelijke<br />
belangen tussen Schotland en<br />
Vlaanderen.<br />
1. Kan de minister-president meedelen of er sedert<br />
het overlijden van de Schotse eersteminister<br />
Dewar bijzondere contacten zijn geweest<br />
met de Schotse regering <br />
2. Is er sprake van geregeld overleg met de Schotse<br />
regering, of beperkt dit zich tot het Comité<br />
van de Regio's <br />
3. Zijn er naast de Belgische deelstaten en Schotland<br />
nog andere constitutionele regio's die op<br />
de Europese Ministerraad vertegenwoordigd<br />
zijn <br />
4. Is er buiten het Comité van de Regio's sprake<br />
van een geregeld overleg tussen die constitutionele<br />
regio's ter voorbereiding van Europese Ministerraden
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1108-<br />
Antwoord<br />
1. Op 11 oktober 1999 had ik een persoonlijke<br />
ontmoeting met de First Minister van Schotland<br />
op mijn kabinet. Precies een jaar later, op 11 oktober<br />
2000, is Donald Dewar overleden. Ik heb<br />
in naam van de regering toen een rouwtelegram<br />
gestuurd, gericht aan zijn familie en de Schotse<br />
regering.<br />
Ik heb sindsdien nog geen gelegenheid gehad<br />
om een gesprek te voeren met de nieuwe First<br />
Minister McLeish. Ik wil wel onderstrepen dat<br />
de heer McLeish bij ons geen onbekende is. Als<br />
regeringsverantwoordelijke voor de bouw van<br />
het nieuwe Schotse parlement in Holyrood (Edinburgh)<br />
bracht bij aan het hoofd van een omvangrijke<br />
delegatie een bezoek aan het <strong>Vlaams</strong><br />
<strong>Parlement</strong> en aan Vlaanderen tussen 15 en 18<br />
maart 1999.<br />
2. Tijdens het afgelopen jaar zijn er vanuit Vlaanderen<br />
op diverse niveaus contacten geweest met<br />
leden van de Schotse regering of administratie.<br />
Zo had ik ter gelegenheid van de viering van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e feestdag in Brugge een ontmoeting<br />
met Jack McConnel, huidig minister van Onderwijs,<br />
Europese Zaken en Externe Betrekkingen.<br />
Op dit ogenblik wordt door Export Vlaanderen<br />
een multisectorale zakenreis voorbereid, waarbij<br />
onder leiding van collega Sauwens tussen 22<br />
en 25 maart eerstkomende een bezoek zal worden<br />
gebracht aan Schotland. Export Vlaanderen<br />
beschikt in Edinburgh ook over een handelssecretaris.<br />
Ter gelegenheid van "het colloquium van de<br />
constitutionele regio's", dat plaatsvindt op 22<br />
februari eerstkomende, wordt nauw samengewerkt<br />
met een aantal belangrijke Europese regio's.<br />
Schotland is er één van. Het colloquium<br />
wordt voorbereid met de diensten van de Schotse<br />
regering, zowel in Edinburgh als in Brussel.<br />
In Edinburgh gebeurt dit met Barbara Doig,<br />
hoofd Buitenlands Beleid van de Schotse regering,<br />
en in Brussel zelf zijn er intensieve contacten<br />
met George Calder, de chief executive van<br />
het Schotse bureau dat de relaties met de Europese<br />
Unie verzorgt.<br />
Op 1 december jongstleden vond een ontmoeting<br />
plaats tussen vertegenwoordigers van mijn<br />
kabinet en de administratie Buitenlands Beleid<br />
met de heer Robert Gordon, hoofd van het secretariaat<br />
van de Schotse regering.<br />
Ook tussen de beide parlementen blijft samenwerking<br />
bestaan. Op de dag van het overlijden<br />
van de heer Dewar, op 11 oktober jongstleden,<br />
bezocht een delegatie Schotse ambtenaren<br />
zowel het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> als de <strong>Vlaams</strong>e administratie.<br />
3. Met het Verdrag van Maastricht (in werking<br />
sinds 1993) is in het Verdrag de mogelijkheid<br />
opgenomen dat de lidstaten zich door deelstaatministers<br />
in de Ministerraad laten vertegenwoordigen.<br />
Enkel België maakt vooralsnog ten volle gebruik<br />
van deze optie : van alle regionale overheden<br />
in de EU kunnen enkel de Belgische deelstaten<br />
als woordvoerder optreden tijdens Europese<br />
Ministerraden.<br />
Geen van de min of meer federaal gestructureerde<br />
EU-lidstaten (naast België, Duitsland,<br />
Oostenrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk)<br />
hebben tot op heden de nodige interne afspraken<br />
gemaakt om het Belgische voorbeeld te volgen.<br />
Zelfs de Duitse Länder, die terzake het verst gevorderd<br />
zijn, kunnen geen Europese Ministerraden<br />
voorzitten. De Duitse Länder kunnen hoogstens<br />
als waarnemer tot de werkzaamheden in<br />
het kader van de Raad van Ministers worden<br />
toegelaten. Het woordvoerderschap voor de<br />
Duitse delegatie wordt echter steeds uitgeoefend<br />
door een federaal minister. Indien het aangelegenheden<br />
betreft die tot de bevoegdheden<br />
van de Duitse Länder behoren (zo bijvoorbeeld<br />
zijn de Länder volstrekt bevoegd voor Cultuur),<br />
dient de Duitse woordvoerder evenwel het gezamenlijk<br />
standpunt van alle Duitse Länder terzake<br />
te vertolken.<br />
4. Behoudens het Comité van de Regio's bestaan<br />
er geen permanente formele structuren voor interregionaal<br />
overleg ter voorbereiding van Europese<br />
Ministerraden.<br />
Wel zijn er doorgaans, zowel op ambtelijk niveau<br />
als op ministerieel niveau, diverse bilaterale<br />
informele contacten. Ook worden er voor bepaalde<br />
onderwerpen soms formele bijeenkomsten<br />
georganiseerd. Zo kwam in het kader van<br />
de Intergouvernementele Conferentie 2000, op<br />
initiatief van Vlaanderen, op 20 september 2000<br />
een ministeriële conferentie bijeen in Brussel<br />
met politieke vertegenwoordigers van meer dan<br />
twintig regio's uit Duitsland, Oostenrijk, Spanje<br />
en België. Voor verdere informatie hieromtrent
-1109- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
verwijs ik graag naar mijn antwoord op schriftelijke<br />
vraag nr. 20 van 1 december 2000 van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger (Bulletin van<br />
Vragen en Antwoorden nr. 8 van 16 februari<br />
2001, blz. 988 – red.)<br />
Uit dit overzicht kan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
besluiten dat er inderdaad heel wat<br />
contacten zijn tussen Vlaanderen en Schotland.<br />
Het feit dat Vlaanderen niet werd vermeld in de<br />
opsomming van een aantal partners van Schotland<br />
kan moeilijk tot de conclusie leiden dat<br />
Schotland zijn contacten met Vlaanderen niet<br />
belangrijk acht, of ze niet verder zou willen ontwikkelen.<br />
In het kader van de initiatieven rond de constitutionele<br />
regio's zal ik zeker de komende maanden<br />
nog de gelegenheid hebben om met mijn<br />
nieuwe Schotse collega rond de tafel te zitten<br />
om onze samenwerking te versterken.<br />
STEVE STEVAERT<br />
MINISTER VICE-PRESIDENT<br />
VAN DE VLAAMSE REGERING,<br />
VLAAMS MINISTER VAN MOBILITEIT,<br />
OPENBARE WERKEN EN ENERGIE<br />
Vraag nr. 77<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Verwijlintresten – Overzicht<br />
Zie :<br />
Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />
Beleid en Europese Aangelegenheden<br />
Vraag nr. 24<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer Carl Decaluwe<br />
Blz. 1234<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden.<br />
Vraag nr. 78<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer ROLAND VAN GOETHEM<br />
Windturbines – Investerings- en energiekosten<br />
Uit diverse persberichten blijkt dat er plannen bestaan<br />
om Vlaanderen van een tamelijk indrukwekkend<br />
windmolenpark te voorzien, met een totaal<br />
van 1.630 stuks. Deze windmolens zouden een productiecapaciteit<br />
van 1.522.620 MWh (megawattuur)<br />
moeten halen.<br />
1. Worden bouw, onderhoud en uitbating van deze<br />
windmolens toevertrouwd aan de traditionele<br />
energieproducenten, of wordt er gedacht aan<br />
nieuwe intercommunales, bestaande intercommunales<br />
of een andere vorm van ad hoc maatschappijen<br />
<br />
2. Wat is de kostprijs van een windmolen van 600<br />
kW (kilowatt) en de kostprijs van een windmolen<br />
van 1.500 kW <br />
3. Wat is de respectieve afschrijvingstermijn voor<br />
die windmolens <br />
4. Wat is de reële levensduur van dergelijke windmolens<br />
<br />
5. Hoeveel bedraagt de reële kostprijs van de opgewekte<br />
kWh (kilowattuur), rekening houdende<br />
met alle kostprijsbepalende elementen <br />
6. Wat is het verschil tussen de kostprijs van de<br />
kWh opgewekt met windenergie en de kostprijs<br />
van de kWh opgewekt door een klassieke centrale<br />
en een kerncentrale <br />
7. Wordt de prijs van de kWh opgewekt met windenergie<br />
voor de kleine verbruiker lager, hoger,<br />
of blijft hij ongewijzigd <br />
Deze verschillen dienen natuurlijk rekening te<br />
houden met de toekomstige liberalisering van<br />
de energiemarkt.<br />
Antwoord<br />
1. Het elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000 wil een<br />
sterke impuls geven aan de productie van milieuvriendelijke<br />
"groene stroom" in Vlaanderen.<br />
Tegen 2004 moet 3 % van de elektriciteitsleveringen<br />
in Vlaanderen uit dergelijke groene
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1110-<br />
stroom bestaan. Deze verplichting wordt ingevoerd<br />
op het niveau van de elektriciteitsleveranciers,<br />
die zelf moeten zorgen dat er, op straffe<br />
van zware boetes, genoeg groene stroom aan<br />
de <strong>Vlaams</strong>e eindafnemers wordt bezorgd. De<br />
controlemechanismen die in het decreet werden<br />
ingebouwd, zijn zo opgevat dat het aan de<br />
markt zelf wordt overgelaten waar en met<br />
welke technologie welk type groene stroom zal<br />
worden opgewekt.<br />
De elektriciteitsleveranciers kunnen dus ofwel<br />
zelf investeren in de bouw, het onderhoud en de<br />
exploitatie van groenestroominstallaties, ofwel<br />
kunnen de groenestroomcertificaten komen van<br />
andere initiatiefnemers. Mits het verkrijgen van<br />
de benodigde bouw- en milieuvergunningen,<br />
kunnen zowel privé-personen, vennootschappen<br />
als coöperatieven windturbines plaatsen.<br />
2. Het samenvattend eindrapport van het Windplan<br />
Vlaanderen, dat werd uitgevoerd door de<br />
VUB en VZW ODE Vlaanderen, met steun van<br />
het <strong>Vlaams</strong> Gewest, vermeldt als totale investeringskosten<br />
de som van de kostprijzen van respectievelijk<br />
de turbine, de fundering, de oprichting<br />
en het transport en ten slotte de netaansluiting<br />
(geraamd op 10 % van machine- en funderingskosten).<br />
Deze investeringskosten werden<br />
omgerekend naar kostprijs per vierkante meter<br />
rotoroppervlak. Voor een windturbine met een<br />
vermogen van 600 kW bedraagt dit 16.500<br />
fr./m 2 , voor 1.500 kW 19.000 fr./m 2 . (VUB : Vrije<br />
Universiteit Brussel ; ODE : Organisatie voor<br />
Duurzame Energie – red.)<br />
Voor een turbine van 600 kW met een wieklengte<br />
van 24 meter komt men aldus tot totale<br />
investeringskosten van ± 30 miljoen frank . Voor<br />
een turbine van 1.500 kW met een wieklengte<br />
van 35 meter bedragen de totale investeringskosten<br />
± 70 miljoen frank.<br />
3. De simulatieberekeningen bij het Windplan<br />
Vlaanderen veronderstellen een afschrijvingstermijn<br />
van maximum vijftien jaar.<br />
4. Bij het ontwerpen van windturbines wordt gerekend<br />
met een levensduur van minstens twintig<br />
jaar. In werkelijkheid kan de levensduur langer<br />
zijn. Momenteel bestaan daar geen concrete gegevens<br />
over, omdat het hier een zeer jonge sector<br />
betreft.<br />
5. De belangrijkste factor voor de netto kostprijsberekening<br />
is de windsnelheid en dus de energieopbrengst<br />
op de locatie. De specifieke energiedichtheid<br />
(hoeveelheid energie die per vierkante<br />
meter rotoroppervlak kan worden gehaald<br />
op een bepaalde site) wordt daarbij als<br />
basis gebruikt.<br />
Daarnaast heeft men de investeringskosten<br />
(16.500 fr./m 2 tot 19.000 fr./m 2 rotoroppervlak),<br />
de onderhoudskosten (2 % per jaar van de initiële<br />
investering voor de eerste 10 jaar en stijgend<br />
met 10 % vanaf het elfde jaar) en diversen<br />
zoals opstelrechten en verzekeringen (500.000<br />
fr./jr voor een 600 kW en 1.000.000 fr./jr voor<br />
een 1.500 kW).<br />
Op basis van deze gegevens, een levensduur van<br />
twintig jaar van een turbine en een intrestvoet<br />
van 6 %, werd een kostprijs berekend voor de<br />
geleverde energie, en dit voor het volledige<br />
grondgebied. Hierbij werd geen rekening gehouden<br />
met eventuele investeringssubsidies<br />
(bron : samenvattend eindrapport van het<br />
Windplan Vlaanderen).<br />
Afhankelijk van de locatie varieert de kostprijs<br />
van 1,82 fr./kWh voor gebieden met een specifieke<br />
energiedichtheid van 1.200 kWh/m 2 /jr tot<br />
3,60 fr/kWh voor gebieden met een specifieke<br />
energiedichtheid van 600 kWh/m 2 /jr.<br />
6. Een vergelijking van de productiekosten<br />
(brandstoffen, investeringen, operaties, enz.)<br />
van elektriciteit uit vier verschillende technologieën<br />
levert volgende resultaten op, zonder rekening<br />
te houden met externe kosten.<br />
Technologie<br />
STEG 1,31<br />
Kernenergie Tussen 1,18 en 1,67 – afhankelijk<br />
van type en levensduur van de reactor<br />
Steenkool<br />
Tussen 1,37 en 1,67 – afhankelijk<br />
van de technologie<br />
Windenergie Variërend tussen 1,81 – 2,62 en<br />
3,14 – afhankelijk van de locatie,<br />
respectievelijk aan de kust, in de<br />
polders en in het binnenland<br />
Bron : Commissie Ampère, Rapport oktober 2000, Executive<br />
Summary<br />
(STEG : stoom- en gasturbine ; Commissie<br />
Ampère : Commissie voor de Analyse van de<br />
Middelen voor Productie van Elektriciteit en de<br />
Re-evaluatie van de Energievectoren – red.)
-1111- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
7. De <strong>Vlaams</strong>e regering verwacht dat de injectie<br />
van elektriciteit uit windenergie in het distributienet<br />
een neerwaartse druk op de vrijemarkttarieven<br />
van groene stroom zal uitoefenen. Het<br />
elektriciteitsdecreet bepaalt immers dat een<br />
verbruiker van groene stroom, ongeacht of dit<br />
nu een kleine of grote verbruiker is, onmiddellijk<br />
vrij zal zijn om zijn groenestroomleverancier<br />
te kiezen. Hij zal dus op zoek kunnen gaan<br />
naar de groenestroomleveranciers met de laagste<br />
tarieven.<br />
Naast het concurrentieaspect worden die lagere<br />
tarieven verder nog bewerkstelligd doordat de<br />
<strong>Vlaams</strong>e overheid specifieke financiële (en<br />
technische) voordelen toekent aan de groenestroomproducenten<br />
en/of -leveranciers die actief<br />
zijn in een vrije markt. De producenten zullen<br />
vooral een financieel voordeel halen uit het<br />
<strong>Vlaams</strong>e systeem van groenestroomcertificaten<br />
(cfr. supra). Daarnaast bepaalt het elektriciteitsdecreet<br />
bijvoorbeeld ook nog dat er geen kosten<br />
voor de distributie van groene stroom<br />
mogen worden aangerekend door de netbeheerders.<br />
Vraag nr. 79<br />
van 11 januari 2001<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
Reclame langs gewestwegen – Infrastructuur van<br />
openbaar nut<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 april<br />
2000 tot bepaling van de vergunningplichtige functiewijzigingen<br />
en van de werken, handelingen en<br />
wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige<br />
vergunning nodig is, bepaalt dat zonder voorafgaande<br />
stedenbouwkundige vergunning geen publiciteitsinrichtingen<br />
of uithangborden mogen worden<br />
geplaatst.<br />
Langs gewestwegen gelden er bovendien vrij strenge<br />
regels, zeker wat het plaatsen van reclamepanelen<br />
betreft. De regels worden blijkbaar niet altijd<br />
even consequent opgevolgd : in praktijk staan er<br />
heel wat reclamepanelen, vaak zelfs verlicht, langs<br />
een gewestweg in combinatie met een bushalte, een<br />
stratenplan, ... terwijl datzelfde reclamepaneel alleenstaand<br />
niet is toegelaten. De visuele vervuiling<br />
is hier toch net hetzelfde.<br />
1. Is al dan niet verlichte reclame langs gewestwegen<br />
toegelaten wanneer die gekoppeld is aan<br />
een infrastructuur van openbaar nut (bushokje,<br />
infobord, ...) Wat zijn de regels en wat is de<br />
procedure terzake <br />
2. Krijgt het gewest een vergoeding voor deze reclameborden<br />
<br />
Antwoord<br />
Door de administratie Wegen en Verkeer en vanuit<br />
de vigerende onderrichtingen worden nooit vergunningen<br />
afgeleverd voor het plaatsen van publiciteits-<br />
of aankondigingsborden op openbaar gewestdomein,<br />
uitgezonderd voor tijdelijke aanplakborden<br />
en andere visuele reclame of publiciteitsmiddelen<br />
naar aanleiding van occasionele en tijdelijke<br />
manifestaties van culturele, caritatieve, godsdienstige,<br />
sportieve of recreatieve aard. Voor deze<br />
laatste wordt voor een beperkte tijdsduur en voor<br />
maximaal twee borden per invalsweg door de administratie<br />
Wegen en Verkeer een vergunning afgeleverd,<br />
zoals bepaald in artikel 6 en 8 van het koninklijk<br />
besluit van 14 december 1959.<br />
Meer specifiek naar de constructieve elementen<br />
toe die behoren bij het wegmeubilair, worden wel<br />
vergunningen afgeleverd via het dubbel vergunningenstelsel<br />
(gemeente en wegbeheerder), zoals bepaald<br />
in de ministeriële circulaire van 31 juli 1966.<br />
Aangezien deze elementen echter worden geplaatst<br />
en onderhouden door openbare instanties<br />
(gemeente, De Lijn, enz.), wordt geen retributie<br />
(cijns) aangerekend voor de bezetting van het<br />
openbaar gewestdomein.<br />
In de vergunningen die door de administratie<br />
Wegen en Verkeer voor dergelijke elementen worden<br />
afgeleverd, zijn algemene en bijzondere voorwaarden<br />
bijgevoegd die voorschrijven dat aan deze<br />
elementen :<br />
– aankondigingen (niet publicitair of commercieel)<br />
altijd toegelaten zijn,<br />
– publiciteit enkel mag worden geplaatst indien<br />
dit toegelaten is in het koninklijk besluit van 14<br />
december 1959, dus buiten de beschermde landschappen<br />
en de beschermde toeristische en niettoeristische<br />
wegen en voorzover die publiciteit<br />
gericht is naar binnen (schuilhuisje) of tegengesteld<br />
aan het aankomende verkeer ;<br />
– verlichting kan worden toegestaan, maar dat ter<br />
bestrijding van de lichtvervuiling en uit veiligheidsoogpunt<br />
de luminantie wordt beperkt tot<br />
400 cd/m 2 (cd : candela = eenheid van lichtsterkte<br />
– red.).
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1112-<br />
Vraag nr. 80<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer BRUNO TOBBACK<br />
Telecominfrastructuur – Controle<br />
De (federale) wet van 21 maart 1991 laat aan iedere<br />
exploitant van publieke telecommunicatienetwerken<br />
toe om gebruik te maken van openbare en<br />
ten dele zelfs private grond voor de aanleg van zijn<br />
netwerk. Slechts in zeer beperkte mate kunnen de<br />
overheden hieraan beperkingen opleggen, bijvoorbeeld<br />
in de vorm van tijdelijke moratoria.<br />
Dit laat aan de verschillende "nieuwkomers" op de<br />
markt toe om gemakkelijk in deze markt te treden<br />
en betrekkelijk ongehinderd hun netwerk aan te<br />
leggen. Voor de plaatselijke overheden en inwoners<br />
heeft het wel een vervelend effect, namelijk<br />
een schijnbaar onophoudelijke opeenvolging van<br />
werken op het openbaar domein.<br />
Bovendien lijkt het zo te zijn dat overheden maar<br />
in zeer beperkte mate zicht hebben op wat er concreet<br />
in de ondergrond wordt aangelegd. Vooral<br />
het aantal leidingen en al dan niet lege wachtbuizen<br />
dat door iedere operator wordt aangelegd, is<br />
naar verluidt slechts de operator zelf bekend.<br />
Vermits deze leidingen in vele gevallen worden<br />
aangelegd langs wegen die in beheer zijn van het<br />
<strong>Vlaams</strong> Gewest, is deze overheid uiteraard een belangrijke<br />
betrokken partij.<br />
1. Is het <strong>Vlaams</strong> Gewest op de hoogte van de concrete<br />
omvang van de telecominfrastructuur die<br />
wordt aangelegd langs de wegen waarvan het de<br />
beheerder is (aantal leidingen in eigendom van<br />
de verschillende operatoren, aantal gebruikte<br />
en aantal lege "ducts", ... ) <br />
2. Wordt deze infrastructuur gedetailleerd in kaart<br />
gebracht door het gewest, al dan niet in combinatie<br />
met de gegevens van de gemeenten, bijvoorbeeld<br />
in het kader van GIS-Vlaanderen<br />
(Geografisch Informatiesysteem) <br />
3. Gebeurt op deze werken een effectieve controle<br />
door de diensten van het gewest <br />
Antwoord<br />
1. Het <strong>Vlaams</strong> Gewest, in casu de administratie<br />
Wegen en Verkeer, is op de hoogte van de omvang<br />
van de telecominfrastructuur die wordt<br />
aangelegd langs de wegen waarvan het de beheerder<br />
is. Alle telecomoperatoren dienen een<br />
vergunning aan de administratie Wegen en Verkeer<br />
aan te vragen alvorens zij leidingen kunnen<br />
leggen. De administratie hanteert een uniforme<br />
procedure inzake het leggen van leidingen.<br />
Inzake de hinder voor de omwonenden ben ik<br />
van mening dat een belangrijke vermindering<br />
van de hinder kan worden bereikt door een betere<br />
coördinatie van de werken uitgevoerd door<br />
de verschillende nutsmaatschappijen, telecomoperatoren<br />
en opdrachtgevende besturen.<br />
De coördinatie is een complex gegeven gelet op<br />
het groot aantal betrokken partijen, maar de<br />
ontwikkeling van een softwaretoepassing op<br />
basis van de mogelijkheden geboden door het<br />
Internet biedt zeker interessante perspectieven.<br />
Ik zal aan de nutsbedrijven vragen om een dergelijke<br />
toepassing in onderling overleg te ontwikkelen<br />
en te implementeren.<br />
Indien nodig zal het <strong>Vlaams</strong> Gewest de aflevering<br />
van vergunningen voor werken koppelen<br />
aan het ontwikkelen en implementeren van een<br />
dergelijke toepassing.<br />
2. Deze infrastructuur is niet in kaart gebracht in<br />
het kader van GIS-Vlaanderen. De opmaak<br />
van een zogenaamd "kadaster van de ondergrond"<br />
wordt wel overwogen door het Ondersteunend<br />
Centrum GIS-Vlaanderen (OC GIS<br />
Vlaanderen), maar stuit op een aantal praktische<br />
en juridische bezwaren. Een decretale regeling<br />
kan noodzakelijk zijn. Deze aangelegenheid<br />
behoort evenwel tot de bevoegdheid van<br />
minister Sauwens.<br />
De administratie Wegen en Verkeer beschikt<br />
wel over gedetailleerde plannen. Na het beëindigen<br />
van de werkzaamheden bezorgt de operator<br />
aan de administratie een plan met aanduiding<br />
van de werkelijk uitgevoerde werken.
-1113- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
3. Het is evident dat door de diensten van het<br />
<strong>Vlaams</strong> Gewest de afgeleverde vergunningen<br />
ook effectief worden gecontroleerd op het terrein.<br />
Vraag nr. 81<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Zuidoostelijke randweg Tielt – Planning<br />
In het investeringsprogramma 2001-2003, dat informatief<br />
werd rondgedeeld in de Commissie voor<br />
Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, werd het<br />
project van de zuidoostelijke randweg van Tielt<br />
verschoven naar "na 2003". In het vorige investeringsprogramma<br />
stond dit project echter voor realisatie<br />
in 2003.<br />
De Tieltse mobiliteitsproblematiek met de talrijke<br />
schoolgaande jeugd is de minister vice-president<br />
ondertussen genoegzaam bekend. In het ontwerpmobiliteitsplan<br />
van Tielt werd de dringende noodzaak<br />
van de zuidoostelijke randweg aangetoond.<br />
1. Wat is de reden voor de verschuiving van de geplande<br />
middelen tot "na 2003" voor de realisatie<br />
van de zuidoostelijke randweg van Tielt <br />
2. In welke mate heeft de administratie Wegen en<br />
Verkeer reeds studies uitgewerkt naar bijvoorbeeld<br />
het tracé en profiel voor deze weg <br />
3. Wanneer en onder welke modaliteiten wordt er<br />
een definitieve beslissing genomen over het al<br />
dan niet uitvoeren van de zuidoostelijke randweg<br />
van Tielt <br />
Antwoord<br />
1. De zuidoostelijke randweg zoals die in de auditcommissie<br />
is goedgekeurd, komt niet volledig<br />
overeen met het tracé dat op het gewestplan is<br />
opgenomen.<br />
Daarom moet het gewestplan eerst worden gewijzigd,<br />
vooraleer tot de uitvoering kan worden<br />
overgegaan.<br />
2. Het project is convenantgebonden. De administratie<br />
Wegen en Verkeer heeft reeds contact<br />
opgenomen met de afdeling Ruimtelijke Planning,<br />
de stad Tielt en de NMBS (er dient een<br />
spoorwegbrug te worden gebouwd) en reeds het<br />
nodige voorbereidend werk geleverd, zodat de<br />
zogenaamde "startnota" voor het project kan<br />
worden opgemaakt.<br />
Op basis daarvan wordt het project dan verder<br />
ontwikkeld in de schoot van de zogenaamde<br />
"gemeentelijke begeleidingscommissie", zoals<br />
de convenantsprocedure het voorschrijft. Deze<br />
commissie kan eerlang worden geïnstalleerd.<br />
3. De zuidoostelijke randweg is opgenomen in het<br />
gewestplan Roeselare-Tielt (onlangs herzien)<br />
en zal worden opgenomen in het mobiliteitsplan<br />
voor Tielt (dit laatste werd reeds formeel beslist<br />
in de auditcommissie).<br />
De realisatie van dit project wordt bijgevolg<br />
niet meer in vraag gesteld.<br />
Vraag nr. 82<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer Jan Loones<br />
Blz. 1160<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
Vraag nr. 83<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Kanaal Roeselare-Ooigem – Uitdieping<br />
Tijdens de laatste gemeenteraadszitting in Ingelmunster<br />
werd, naar aanleiding van het advies over<br />
het ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen, gesteld<br />
dat er studies in de maak zijn om het kanaal<br />
Roeselare-Ooigem uit te diepen, om duwvaart tot<br />
10.000 ton mogelijk te maken.<br />
1. Welke concrete plannen bestaan er om het kanaal<br />
Roeselare-Ooigem uit te diepen naar een<br />
capaciteit van 10.000 ton <br />
2. Welke termijn wordt voor dit project vooropgesteld
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1114-<br />
3. Wat is de geraamde kostprijs <br />
Antwoord<br />
Er bestaan helemaal geen plannen om het kanaal<br />
Roeselare-Leie om te bouwen voor duwvaart tot<br />
10.000 ton.<br />
Wel dient de brug van Ingelmunster nog te worden<br />
aangepast om te voldoen aan het gabariet van<br />
1.350 ton waarvoor dit kanaal werd gebouwd. Deze<br />
brug heeft immers slechts een vrije hoogte van 4,80<br />
meter, terwijl alle andere bruggen tussen Ooigem<br />
en Roeselare op minstens 6,20 meter liggen.<br />
In de praktijk worden op het kanaal ook binnenschepen<br />
van 2.000 ton (11,40 m x 105 m x 2,50 m)<br />
toegelaten. Dit zijn de grootste die door de sluis<br />
van Ooigem kunnen varen.<br />
Vraag nr. 84<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer BRUNO TOBBACK<br />
Zenne – Waterkwaliteit<br />
De Zenne is één van de sterkst vervuilde waterlopen<br />
van Vlaanderen. De rivier voert belangrijke<br />
vrachten vervuilende stoffen af naar de Schelde. In<br />
de jaren tachtig werd gestart met de uitbouw van<br />
de zuiveringsinfrastructuur binnen het Zennebekken<br />
in het <strong>Vlaams</strong>e gewest. Langzaam komt de zuivering<br />
van de rivier op gang.<br />
Beoordeeld echter op basis van de PIO<br />
(Prati-index voor opgeloste zuurstof of zuurstofverzadiging)<br />
is de Zenne globaal genomen in 1999<br />
stroomopwaarts het Brusselse Hoofdstedelijke gewest<br />
"verontreinigd", en afwaarts ervan "zwaar<br />
verontreinigd". De biologische kwaliteit gaat van<br />
"slecht" naar "zeer slecht" ("Waterkwaliteit – Lozingen<br />
in het water 1999", blz. 128, <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<br />
2000).<br />
Grootse infrastructuurwerken zullen de waterkwaliteit<br />
na de eeuwwisseling drastisch verbeteren<br />
("De <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij – Activiteitenverslag<br />
1998", blz. 14, 1999).<br />
1. a) Welke zijn deze "grootse" infrastructuurwerken<br />
<br />
b) Welke van deze geplande infrastructuurwerken<br />
zijn reeds gestart of uitgevoerd <br />
2. a) Wat is de kwaliteitsverbetering of kwaliteitsverslechtering<br />
(fysico-chemische en biologische<br />
kwaliteit) van het water van de Zenne<br />
voor de jaren 1998 en 1999 <br />
b) Welke vooruitgang verwacht men de komende<br />
jaren en wanneer wordt een optimaal niveau<br />
van de waterkwaliteit verwacht <br />
c) Zijn er reeds plaatsen in de Zenne waar er<br />
vissen worden waargenomen en zo ja, waar <br />
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan mevrouw<br />
Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu<br />
en Landbouw.<br />
Antwoord<br />
Als minister van Openbare Werken ben ik bevoegd<br />
voor de Zenne tussen het Zennegat te Mechelen<br />
en de grens van het Brusselse gewest. De infrastructuurwerken<br />
die op dit gedeelte van de Zenne<br />
worden uitgevoerd, zijn waterkeringswerken in het<br />
kader van het Sigmaplan tegen overstromingen<br />
vanuit de Noordzee, en de overwelving Vilvoorde.<br />
De Zenne tussen het Brusselse gewest en het Waalse<br />
gewest en de infrastructuurwerken die de waterkwaliteit<br />
van de Zenne moeten verbeteren, vallen<br />
volledig onder de bevoegdheid van de minister van<br />
Leefmilieu.<br />
In verband met de gestelde vragen verwijs ik de<br />
<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger dan ook naar het<br />
antwoord van vermelde minister.<br />
(Antwoord Vera Dua : blz. 1162 – red.)<br />
Vraag nr. 87<br />
van 17 januari 2001<br />
van de heer MARINO KEULEN<br />
Bruggen Albertkanaal – Geplande werken (2)<br />
In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 53<br />
van 29 november 2000 over de geplande werken<br />
aan de bruggen over het Albertkanaal op het<br />
grondgebied van Limburg, deelt de minister<br />
vice-president het volgende mee :<br />
"Brug Kanne (gemeente Riemst)<br />
Aanbesteding gepland voor 2002<br />
Kostprijs voorlopig geraamd op 200 mln. fr.
-1115- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Brug Vroenhoven (gemeente Riemst)<br />
Aanbesteding gepland voor 2004<br />
Kostprijs voorlopig geraamd op 300 mln. fr.<br />
Brug Briegden (gemeente Lanaken)<br />
Aanbesteding gepland voor 2002<br />
Kostprijs voorlopig geraamd op 210 mln. fr.<br />
(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 8 van 16 februari<br />
2001, blz. 993 – red.)<br />
1. Gaat het om de bouw van nieuwe bruggen of<br />
om het renoveren van de bestaande constructies<br />
<br />
2. In het geval van nieuwbouw, worden de nieuwe<br />
bruggen dan gebouwd op de plaats van de bestaande<br />
<br />
3. Deze regering voert respect voor het subsidiariteitsprincipe<br />
hoog in het vaandel. Vanuit die optiek<br />
lijkt mij voorafgaandelijk overleg vanzelfsprekend.<br />
Is er reeds overleg geweest met de betrokken<br />
gemeentebesturen, of is dergelijk overleg in de<br />
nabije toekomst gepland <br />
Antwoord<br />
1. In de drie gevallen gaat het om een nieuwe<br />
brug.<br />
2. Locatie van de nieuwe bruggen<br />
Kanne : naast de huidige brug aan de stroomopwaartse<br />
kant (kant Luik).<br />
Vroenhoven : er wordt getracht de brug te bouwen<br />
op de plaats van de huidige brug, mits het<br />
bouwen van een tijdelijke brug.<br />
Briegden : de juiste locatie moet nog worden<br />
bepaald in overleg met de gemeente Lanaken<br />
en de afdeling Wegen en Verkeer Limburg.<br />
3. Overleg met gemeentebesturen<br />
Kanne : er is overleg met het gemeentebestuur<br />
van Riemst en de administratie Ruimtelijke Ordening,<br />
Huisvesting en Monumenten en Landschappen<br />
(Arohm). In het kader van dit overleg<br />
wordt een voorafgaande landschaps- en architectuurstudie<br />
uitgevoerd.<br />
Vroenhoven : de opheffing van de bescherming<br />
als monument van de brug en bijbehorende<br />
bunker werd aangevraagd bij Arohm. Hierna<br />
zal verder overleg met het gemeentebestuur<br />
van Riemst plaatsvinden.<br />
Briegden : het overleg met het gemeentebestuur<br />
van Lanaken is opgestart en wordt voortgezet.<br />
MIEKE VOGELS<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN WELZIJN, GEZONDHEID<br />
EN GELIJKE KANSEN<br />
Vraag nr. 41<br />
van 8 december 2000<br />
van mevrouw SONJA BECQ<br />
Kindeffectenraad – Adviezen<br />
Bij de bespreking van de begroting 2001 werd gerefereerd<br />
aan de werking van een "kindeffectenraad".<br />
1. Met betrekking tot welke decreten werden terzake<br />
reeds adviezen gevraagd en verleend <br />
2. Aan wie werden/worden deze adviezen meegedeeld<br />
en hoe werden/worden parlementsleden<br />
hiervan op de hoogte gebracht <br />
Antwoord<br />
De zogenaamde "kindereffectenraad", waarnaar<br />
werd verwezen bij de bespreking van de begroting<br />
2001, werd opgericht bij besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 14 juli 1998 (besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 14 juli 1998 tot oprichting van de deskundige<br />
commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid,<br />
van het decreet van 15 juli 1997, houdende instelling<br />
van het kindeffectrapport en de toetsing van<br />
het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten<br />
van het kind, zoals gewijzigd bij besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 27 oktober 1998).<br />
Hiermee gaf de regering uitvoering aan artikel 4,<br />
tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997, houdende<br />
instelling van het kindeffectrapport en de<br />
toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving<br />
van de rechten van het kind, verder "het decreet"<br />
genoemd.<br />
Het eerste en tweede lid van artikel 4 van het decreet<br />
luiden als volgt :
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1116-<br />
"Elk ontwerp van decreet wordt op het ogenblik<br />
van indiening bij het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> vergezeld<br />
van een kindeffectrapport, voorzover de voorgenomen<br />
beslissing kennelijk het belang van het kind<br />
rechtstreeks raakt.<br />
De regering kan hiervan afwijken na advies van<br />
een door haar aan te wijzen terzake deskundige<br />
commissie."<br />
1. Er werd met betrekking tot het afwijken van de<br />
verplichting tot een kindeffectrapport (KER)<br />
nog nooit een advies gevraagd aan of verleend<br />
door de deskundige commissie. Dit betekent<br />
geenszins dat de KER-verplichting niet zou<br />
worden toegepast. Immers, de commissie dient<br />
maar te worden geraadpleegd indien men wenst<br />
af te wijken van de verplichting.<br />
Overeenkomstig het reeds vermelde besluit van<br />
14 juli 1998 is het de bevoegde minister die oordeelt<br />
of de voorgenomen beslissing kennelijk<br />
het belang van het kind rechtstreeks raakt. Indien<br />
dit het geval is, geldt er een verplichting tot<br />
kindeffectrapport en kan de bevoegde minister<br />
beslissen hiervan af te wijken. In dit geval wordt<br />
de commissie om advies gevraagd.<br />
Artikel 2, tweede en derde lid van het besluit<br />
van 14 juli 1998 luidt als volgt :<br />
"De commissie heeft de opdracht de bevoegde<br />
minister te adviseren als hij wenst af te wijken<br />
van de verplichting bedoeld in artikel 4, eerste<br />
lid.<br />
In het kader van deze opdracht vraagt de bevoegde<br />
minister het advies van de commissie<br />
voor elk ontwerp van decreet waarvan de bevoegde<br />
minister van oordeel is dat het ontwerp<br />
het rechtstreeks belang van het kind raakt en hij<br />
een afwijking van de verplichting, bedoeld in artikel<br />
4, eerste lid, van het decreet, aangewezen<br />
acht."<br />
De commissie heeft de mogelijkheid om op<br />
eigen initiatief samen te komen.<br />
Artikel 2, tweede lid van het huishoudelijk reglement<br />
van de commissie bepaalt :<br />
"Op vraag van de voorzitter, ondervoorzitter of<br />
twee vaste leden van de commissie kan de commissie<br />
samenkomen zonder dat er een vraag om<br />
advies voorligt."<br />
Tot op heden maakte de commissie van deze<br />
mogelijkheid eenmaal gebruik.<br />
Zoals door mij op 30 november 2000 werd aangekondigd<br />
in de Commissie voor Welzijn, Gezondheid<br />
en Gelijke Kansen bij de bespreking<br />
van het regeringsverslag kinderrechten 29 september<br />
2000, is een werkgroep "KER" van<br />
start gegaan. Bedoeling van de werkgroep is om<br />
het KER verder toepassing te laten vinden.<br />
Daartoe wensen we te putten uit de bestaande<br />
ervaring inzake effectrapportages (onderzoek<br />
jeugdeffectrapportage VUB, Jeugdparagraaf<br />
Antwerpen, toetsing kinderrechten VLOR, ervaring<br />
CBGS, LEER-lokaal emancipatie-effectrapport).<br />
(VUB : Vrije Universiteit Brussel ;<br />
VLOR : <strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad ; CBGS : Centrum<br />
voor Bevolkings- en Gezinsstudiën –<br />
red.).<br />
Zo geef ik uitvoering aan één van de beleidsconclusies<br />
van het regeringsverslag kinderrechten<br />
29 september 2000. Met name heeft de regering<br />
er zich toe verbonden te onderzoeken hoe<br />
het KER op een efficiënte en niet-bureaucratische<br />
manier in het wetgevend en besluitvormingsproces<br />
kan worden ingeschoven. De werkgroep<br />
werkt weliswaar los van de deskundige<br />
commissie, maar aan de leden van de commissie<br />
wordt de mogelijkheid geboden om aan de<br />
werkzaamheden van de werkgroep deel te<br />
nemen. Verder werd met de voorzitter van de<br />
commissie afgesproken dat de resultaten van de<br />
werkgroep zullen worden teruggekoppeld naar<br />
de commissie.<br />
2. Het decreet bepaalt dat het kindeffectrapport<br />
het betrokken ontwerp van decreet dient te vergezellen<br />
bij indiening bij het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>.<br />
Het advies van de commissie is daarentegen bestemd<br />
voor de regering, en in het bijzonder voor<br />
de bevoegde minister. Het lijkt me evenwel<br />
wenselijk dat, wanneer er wordt afgeweken van<br />
de KER-verplichting, het ontwerp van decreet<br />
bij indiening bij het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> wordt<br />
vergezeld door het advies van de commissie.<br />
Artikel 7 van het decreet bepaalt dat het jaarlijks<br />
verslag van de <strong>Vlaams</strong>e regering aan het<br />
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> en de Kinderrechtencommissaris<br />
omtrent de implementatie van het VN-verdrag<br />
inzake de rechten van het kind een evaluatie<br />
bevat van het instrument van de effectrapportage<br />
en de verhouding van de kindeffectrapportage<br />
ten aanzien van de emancipatie-effectrapportage<br />
(VN : Verenigde Naties – red.).<br />
Deze gegevens komen voor in het verslag van<br />
29 september 2000.
-1117- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Vraag nr. 50<br />
van 15 december 2000<br />
van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />
Krant voor werkende ouders – Financiering en<br />
verspreiding<br />
Samen met HR-Magazine, Kind en Gezin, de Nationale<br />
Loterij, Libelle en Vacature gaf de minister<br />
een eenmalige informatiekrant voor werkende ouders<br />
uit in het kader van de campagne "Kwaliteit<br />
van werk, kwaliteit van leven".<br />
1. Wat is de begroting van deze krant <br />
2. Aan wie werd deze krant bezorgd Langs<br />
welke kanalen <br />
3. Wat was de (financiële) inbreng van de verschillende<br />
partners <br />
Antwoord<br />
1. In de begroting van de campagne "Kwaliteit<br />
van werk, kwaliteit van leven" werd een bedrag<br />
van 724.548 frank (inclusief 21 % BTW) ingeschreven<br />
voor 30.000 exemplaren van de "Krant<br />
voor werkende ouders".<br />
2. De "Krant voor werkende ouders" werd bezorgd<br />
aan :<br />
– ouders van jonge kinderen via een mailing<br />
door Kind en Gezin en aan alle <strong>Vlaams</strong>e onthaalmoeders<br />
en kinderdagverblijven. Zij<br />
konden bijkomende exemplaren aanvragen<br />
bij Gelijke Kansen in Vlaanderen ;<br />
– geïnteresseerden die de krant aanvroegen bij<br />
Gelijke Kansen in Vlaanderen. Redactionele<br />
aandacht in De Bond en in Libelle zorgde<br />
voor een ruimere bekendmaking van de<br />
krant.<br />
3. Gelijke Kansen in Vlaanderen heeft het grootste<br />
deel van de campagne gefinancierd.<br />
De verzending van de "Krant voor werkende<br />
ouders" aan de kinderdagverblijven en onthaalmoeders<br />
(in oktober) werd gefinancierd door<br />
Kind en Gezin. De kosten voor de verzending<br />
van de nieuwsbrief aan ondernemingen (in oktober<br />
2000 en februari 2001) worden gedragen<br />
door HR-Magazine. Vacature sponsorde de<br />
wedstrijd door de hoofdprijs aan te bieden, namelijk<br />
advertentieruimte voor de winnaar ter<br />
waarde van 500.000 frank.<br />
Zowel HR-Magazine als Vacature besteedden<br />
reeds (gratis) redactionele aandacht aan het<br />
thema. Ook De Bond plaatste dit thema in de<br />
kijker en organiseerde tegelijkertijd ook een informele<br />
bevraging van de leden ; de resultaten<br />
van die bevraging werden ter beschikking gesteld<br />
van de minister.<br />
Vraag nr. 54<br />
van 21 december 2000<br />
van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />
Vrijwilligerswerk – Zelfhulpgroepen<br />
In uitvoering van het decreet van 23 maart 1994<br />
betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in<br />
de welzijns- en gezondheidssector kunnen vrijwilligersorganisaties<br />
een beroep doen op een zekere<br />
subsidiëring.<br />
Blijkbaar komen de diverse zelfhulpgroepen niet<br />
in aanmerking om te worden erkend en gesubsidieerd<br />
als vrijwilligersorganisatie. Het hoeft geen<br />
betoog dat het vele en waardevolle werk dat daar<br />
wordt gepresteerd, voor een belangrijk deel op<br />
vrijwilligers draait.<br />
1. Waarom worden zelfhulpgroepen niet erkend<br />
als vrijwilligersorganisatie <br />
2. Op welk artikel van het decreet van 23 maart<br />
1994 baseert de administratie zich om deze erkenning<br />
en subsidiëring te weigeren <br />
Antwoord<br />
1. In de aanvangsperiode van de inwerkingtreding<br />
van de regelgeving betreffende het georganiseerd<br />
vrijwilligerswerk (1995 – 1996) bestond<br />
er inderdaad een zeker spanningsveld tussen<br />
enerzijds de visie van het toenmalig beleid, dat<br />
het decreet en het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
niet toepasselijk vond op de zelfhulpgroepen,<br />
en anderzijds de zelfhulpgroepen, die zich<br />
als echte vrijwilligersorganisaties beschouwen.<br />
De achterliggende motivering voor deze beleidsvisie<br />
was tweeërlei.<br />
– Men ging ervan uit dat zelfhulpgroepen organisaties<br />
zijn die meestal rond één thema of
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1118-<br />
problematiek werken en waarbij dienstverlening<br />
vaak beperkt blijft tot de eigen leden.<br />
– De overheid wenste zo min mogelijk tussen<br />
te komen in de organisatie van een zo specifiek<br />
werkveld als de zelfhulp, die dikwijls gegroeid<br />
is in specifieke lokale of supraregionale<br />
omstandigheden. Erkenning en subsidiëring<br />
zouden in deze beleidsvisie het risico<br />
inhouden de dynamiek en de creativiteit van<br />
zelfhulpgroepen te verstikken.<br />
Om dit werkveld de nodige ondersteuning te<br />
geven zonder aan haar specificiteit en autonomie<br />
te raken werd dan ook het Trefpunt Zelfhulp<br />
opgericht, dat als opdracht heeft de zelfhulp<br />
logistiek en technisch te ondersteunen.<br />
Het is dan ook mogelijk dat deze beleidsvisie<br />
het aantal erkenningsaanvragen van zelfhulpgroepen<br />
heeft afgeremd. Ik kan evenwel formeel<br />
bevestigen dat het criterium zelfhulpgroep<br />
niet als uitsluitingscriterium wordt gehanteerd<br />
bij de evaluatie van de erkenningsaanvragen. In<br />
dit verband kan ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
trouwens meedelen dat diverse zelfhulpgroepen<br />
effectief erkend zijn en worden gesubsidieerd<br />
als vrijwilligersorganisatie.<br />
2. In de toepasselijke regelgeving is geen enkele<br />
rechtsgrond voor de uitsluiting van zelfhulpgroepen<br />
voorhanden.<br />
Vraag nr. 59<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Verwijlintresten – Overzicht<br />
Zie :<br />
Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />
Beleid en Europese Aangelegenheden<br />
Vraag nr. 24<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer Carl Decaluwe<br />
Blz. 1234<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden.<br />
Vraag nr. 61<br />
van 5 januari 2001<br />
van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />
Filmkeuringscommissie – Werking<br />
Het samenwerkingsakkoord van 27 december 1990<br />
tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, de Franse Gemeenschap,<br />
de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke<br />
Gemeenschapscommissie van<br />
Brussel-Hoofdstad had de oprichting van een filmkeuringscommissie<br />
tot doel. De Filmkeuringscommissie<br />
heeft als opdracht machtiging te verlenen<br />
om een film te vertonen voor minderjarigen jonger<br />
dan 16 jaar.<br />
1. Wat is het budget dat voor 1999, 2000 en 2001<br />
vanuit Vlaanderen werd/wordt besteed aan de<br />
Filmkeuringscommissie <br />
2. Hoeveel keer kwam de Filmkeuringscommissie<br />
samen in het jaar 2000 <br />
3. Hoeveel films werden afgekeurd door de Filmkeuringscommissie<br />
Hoeveel kregen een machtiging<br />
<br />
Antwoord<br />
De werking van de Filmkeuringscommissie is gebaseerd<br />
op het samenwerkingsakkoord van 17 december<br />
1990 tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, de<br />
Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap<br />
en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie<br />
van Brussel-Hoofdstad.<br />
1. Er is geen specifiek budget uitgetrokken vanuit<br />
Vlaanderen dat jaarlijks aan de Filmkeuringscommissie<br />
wordt toegekend. Er zijn wel jaarlijkse<br />
opbrengsten van de Filmkeuringscommissie<br />
waarvoor momenteel nog geen bestemming is<br />
vastgesteld, omdat deze tussen de gemeenschappen<br />
moeten worden verdeeld en nadien<br />
toegewezen aan de rechthebbenden. Het gaat<br />
hier om de samengevoegde bedragen die na<br />
elke gedraaide film worden betaald, namelijk 1<br />
frank per meter film (een langspeelfilm meet ±<br />
3000 m).<br />
De verdeling kan slechts worden vastgesteld<br />
wanneer vooraf de gedragen kosten door de gemeenschappen<br />
in rekening worden gebracht.<br />
Het secretariaat van de Filmkeuringscommissie<br />
wordt waargenomen door een ambtenaar werkzaam<br />
bij de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.
-1119- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
2. In 1999 kwam de Filmkeuringscommissie 273<br />
maal samen. De cijfers voor het jaar 2000 worden<br />
eerstdaags bekendgemaakt.<br />
3. In 1999 werden 47 films afgekeurd en 280 films<br />
kregen een machtiging.<br />
De cijfers voor het jaar 2000 worden eerstdaags<br />
bekendgemaakt.<br />
Vraag nr. 62<br />
van 5 januari 2001<br />
van de heer LUDWIG CALUWE<br />
Visueel gehandicapten – Invoering euro<br />
Op 1 januari 2002 wordt de euro als betaalmiddel<br />
ingevoerd. Deze stap vergt heel wat aanpassingsvermogen<br />
van onze burgers en ondernemers, maar<br />
des te meer van blinden en slechtzienden.<br />
Opdat de invoering van de euro als betaalmiddel<br />
geen uitsluitingsfactor zou zijn voor visueel gehandicapten<br />
en opdat hun kansen op sociale integratie<br />
en de vrije uitoefening van hun burgerrechten gewaarborgd<br />
zouden blijven, dienen een aantal verenigingen<br />
over voldoende middelen te beschikken<br />
om intensieve voorlichtingscursussen te kunnen organiseren.<br />
1. Werden in de begroting 2001 middelen vrijgemaakt<br />
voor de medefinanciering van voorlichtingswerkzaamheden<br />
die bestemd zijn voor<br />
doelgroepen die een bijzondere aanpak<br />
vergen <br />
Werden visueel gehandicapten als specifieke<br />
doelgroep in aanmerking genomen <br />
2. Hebben de diensten van de minister hierover<br />
reeds contact gehad met de betrokken sector <br />
Zo ja, wat waren de conclusies van deze contacten<br />
<br />
Antwoord<br />
1. In antwoord op de vraag van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
of in de begroting 2001 financiële<br />
middelen zijn opgenomen voor initiatieven<br />
die bijzondere doelgroepen moeten voorbereiden<br />
op het invoeren van de euro als munteenheid,<br />
verwijs ik naar de bijzondere subsidies<br />
die tot op heden konden worden aangevraagd<br />
bij het <strong>Vlaams</strong> fonds voor de Sociale Integratie<br />
van Personen met een Handicap (<strong>Vlaams</strong><br />
Fonds).<br />
Specifiek voor de doelgroep personen met een<br />
visuele handicap kan ik melden dat het <strong>Vlaams</strong><br />
Fonds voor het begrotingsjaar 2000 een projectvoorstel<br />
honoreerde van de VZW Vigin (wat<br />
staat voor "Visueel Gehandicapten Integreren")<br />
in Waregem. Dit projectvoorstel heeft een<br />
tweeledig doel :<br />
– enerzijds visueel gehandicapten actief en<br />
zelfstandig leren bankieren ;<br />
– anderzijds een vormingspakket ontwikkelen<br />
om informatie- en vormingssessies te organiseren<br />
voor deze doelgroep met het oog op de<br />
nakende invoering van de euro als munteenheid.<br />
De VZW Vigin vroeg 300.000 frank aan het<br />
<strong>Vlaams</strong> Fonds ter ondersteuning van dit project.<br />
De raad van bestuur stemde in met het volledige<br />
bedrag en erkende het project voor een periode<br />
van één jaar (01.01.2000 tot 31.12.2000).<br />
De raad gaf hiermee een belangrijke incentive<br />
om de meerkosten voor het ontwikkelen van<br />
vormingsmateriaal specifiek voor blinden en<br />
slechtzienden te helpen dragen.<br />
In de begroting voor 2001 heb ik het budget<br />
niet-gereglementeerde subsidies gealloceerd<br />
rond thema's die gericht zijn op het beter management<br />
van vraag en aanbod in de residentiële<br />
opvang van personen met een handicap.<br />
2. In het kader van recent overleg met de confederatie<br />
van verenigingen voor blinden en mensen<br />
met een visuele handicap van 6 december 2000<br />
is dit thema niet aan bod gekomen.<br />
Vraag nr. 66<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer Jan Loones<br />
Blz. 1160
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1120-<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
BERT ANCIAUX<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN CULTUUR, JEUGD,<br />
BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN<br />
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING<br />
Vraag nr. 17<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer FILIP DEWINTER<br />
"Nachten van de Ramadan" – Subsidiëring<br />
In de loop van december vinden in Berchem de zogenaamde<br />
"Nachten van de Ramadan" plaats.<br />
Hierrond werd een tweetalige campagne gevoerd,<br />
die onder meer werd gesteund door de <strong>Vlaams</strong>e<br />
overheid.<br />
Tijdens het vragenuurtje antwoordde de minister<br />
hierop : "Ik vind het echter niet aangewezen om<br />
een promotiecampagne die in het Nederlands en<br />
het Arabisch wordt gevoerd, te subsidiëren. Antwerpen<br />
is een Nederlandstalig gebied, en ik zie niet<br />
in waarom de communicatie met eventuele nieuwkomers<br />
in het Arabisch moet gebeuren. ( ... ) Waarom<br />
zouden we anders geen Franstalige campagnes<br />
in Antwerpen toelaten " (Beknopt Verslag nr. 13<br />
van 29 november 2000, blz. 10).<br />
De woordvoerder van de minister verklaarde in de<br />
pers echter zeer duidelijk dat de minister helemaal<br />
niet zinnens is om de subsidies aan de Nachten van<br />
de Ramadan in te trekken.<br />
1. Worden de subsidies alsnog teruggevorderd,<br />
zoals uit het antwoord van de minister tijdens<br />
het vragenuurtje bleek, of staat hij niet meer<br />
achter zijn antwoord op de vraag die hem toen<br />
werd gesteld <br />
2. Overweegt de minister maatregelen om in de<br />
toekomst nog andere meertalige projecten te<br />
subsidiëren <br />
De verantwoordelijke voor de buurtwerking van<br />
het cultureel centrum in Berchem verklaarde in de<br />
pers dat sommige Franstalige voorstellingen in de-<br />
Singel wel worden gesubsidieerd.<br />
3. Worden er Franstalige voorstellingen in deSingel<br />
gesubsidieerd <br />
4. Zo ja, wat is het totale bedrag van die subsidie <br />
5. Overweegt de minister de subsidies aan deze<br />
voorstellingen af te schaffen, zoals hij tijdens<br />
het vragenuurtje van 29 november verklaarde <br />
Antwoord<br />
De Nachten van de Ramadan in Berchem waren<br />
een initiatief van een landelijke vereniging voor<br />
migranten in samenwerking met het Cultureel<br />
Centrum van Berchem. Een landelijke migrantenvereniging<br />
kan geen subsidies aanvragen voor specifieke<br />
activiteiten, een cultureel centrum evenmin.<br />
Voor de Nachten van de Ramadam als geheel werden<br />
dus geen subsidies aangevraagd. Voor enkele<br />
specifieke onderdelen werden subsidies aangevraagd<br />
door lokale verenigingen van migranten<br />
(afdelingen van de landelijke federaties). De promotiecampagne<br />
werd gevoerd door het Cultureel<br />
Centrum als verantwoordelijke uitgever in samenwerking<br />
met de landelijke vereniging. Voor deze<br />
promotiecampagne werden geen subsidies aangevraagd,<br />
noch uitbetaald.<br />
Ik herhaal mijn standpunt dat het goed is om een<br />
promotiecampagne in het Nederlands en het Arabisch<br />
te weren. Het betrokken decreet vermeldt de<br />
verplichting het Nederlands als voertaal te hanteren.<br />
De promotie moet dus Nederlandstalig zijn.<br />
Let wel, ik bedoel de subsidiëring van de promotie,<br />
niet van de activiteit zelf. Net zoals er een tegemoetkoming<br />
kan zijn bij het inhuren van een lerse<br />
folkgroep die in de eigen taal zingt, kan er een tegemoetkoming<br />
zijn bij een Marokkaanse groep die<br />
in de eigen taal zingt.<br />
Ik zal in de toekomst dergelijke projecten blijven<br />
ondersteunen, weliswaar voorzover de promotie<br />
exclusief gebeurt in het Nederlands. Een omzendbrief<br />
hierover werd reeds aan de verenigingen van<br />
migranten verstuurd. Deze brief vindt de <strong>Vlaams</strong>e<br />
volksvertegenwoordiger als bijlage.<br />
Voor anderstalige voorstellingen in deSingel geldt<br />
hetzelfde. deSingel is een internationaal erkend<br />
cultuurhuis, dat onder andere als taak heeft om<br />
elke Vlaming te laten kennismaken met de belangrijkste<br />
en belangwekkendste culturele producties<br />
van eigen bodem en uit het buitenland. In dit kader<br />
programmeert deSingel voorstellingen en concerten<br />
in meerdere talen.
-1121- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
deSingel ontvangt een nominatim subsidie van 85,6<br />
miljoen frank. Daarnaast ontvangt het voor zijn internationale<br />
werking een bijkomende subsidie van<br />
21,5 miljoen frank. Het is onmogelijk om te bepalen<br />
hoeveel subsidies deSingel ontvangt voor<br />
Franstalige voorstellingen. Bovendien is dit in bovengeschetst<br />
kader niet relevant.<br />
Tot slot wil ik nogmaals bevestigen dat anderstalige<br />
activiteiten in het kader van de werking van een<br />
cultureel centrum, kunstencentrum, vereniging en<br />
dergelijke, ook in de toekomst gesubsidieerd kunnen<br />
worden. Als de promotie hiervoor gericht is op<br />
Vlamingen – en ik beschouw iedereen die in<br />
Vlaanderen woont als Vlaming – moet dat dan<br />
ook uitsluitend in het Nederlands gebeuren. Subsidieaanvragen<br />
voor promotie in andere talen dan<br />
het Nederlands zullen worden geweigerd, en subsidies<br />
voor activiteiten van verenigingen van migranten<br />
die een meertalige promotie voeren, zullen niet<br />
worden toegekend.<br />
(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het algemeen<br />
Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst<br />
Schriftelijke Vragen – red.)<br />
Vraag nr. 20<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
<strong>Vlaams</strong>e film – Leefbaarheid<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening<br />
en Media<br />
Vraag nr. 53<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer Jan Loones<br />
Blz. 1194<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister<br />
van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media.<br />
Vraag nr. 21<br />
van 11 januari 2001<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
Sociaal-culturele verenigingen – Concurrentie<br />
SIF-projecten<br />
De minister is bevoegd voor het beleid betreffende<br />
sociaal-culturele verenigingen. Gelukkig heeft<br />
Vlaanderen hiervan een breed gamma, zodat zowel<br />
jong als oud, man en vrouw, ... aan bod komen.<br />
Om heel wat problemen te voorkomen en aan te<br />
pakken, is een ondersteuning van de verenigingen<br />
essentieel : door de vrijwillige inzet blijft deze werking<br />
niet alleen dynamisch en betaalbaar (ook voor<br />
de overheid), maar daarenboven garandeert dit<br />
een soepel inspelen op maatschappelijke evoluties.<br />
De overheid – zowel gemeentelijk als bovenlokaal<br />
– moet dus vermijden deze vrijwilligersverenigingen<br />
te beconcurreren en moet ze integendeel<br />
ondersteunen, zeker in het Internationaal Jaar van<br />
de Vrijwilliger.<br />
Toch gebeurt het frequent dat de overheid deze organisaties<br />
fnuikt door concurrerende bijna gratis of<br />
gratis activiteiten op te zetten.<br />
Zo zijn er SIF-projecten (Sociaal Impulsfonds) die<br />
voor ouderen – en hier is geen sprake van kansarmen<br />
– gratis of erg goedkoop uitstappen doen, activiteiten<br />
organiseren in gemeentelijke gebouwen,<br />
... waardoor normale verenigingen voor ouderen<br />
geen deelnemers meer hebben voor activiteiten,<br />
uitstappen, lessenreeksen.<br />
1. Is de minister op de hoogte van deze<br />
problemen <br />
2. Zo ja, wat heeft hij hiertegen ondernomen of<br />
welke initiatieven worden in het vooruitzicht<br />
gesteld om een anti-emancipatieaanpak door de<br />
lokale overheid te vermijden <br />
3. Kunnen betrokken verenigingen, ouderen, andere<br />
personen een klacht indienen bij de minister<br />
wanneer dergelijke zaken gebeuren <br />
Antwoord<br />
1. De thematiek is mij totaal onbekend.<br />
2. De lokale overheid is autonoom bevoegd voor<br />
het eigen SIF-beleid. Ik zie niet hoe ik zou kunnen<br />
ingrijpen, want het Impulsfonds is daarenboven<br />
een materie waarvoor ik niet bevoegd<br />
ben.<br />
3. Verenigingen uit de culturele sfeer kunnen een<br />
klacht indienen bij de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie<br />
en zich beroepen op het Cultuurpact.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1122-<br />
Daarin wordt gestipuleerd dat er geen onrechtmatige<br />
voordelen mogen worden toegekend aan<br />
één organisatie/vereniging, maar dat iedere organisatie<br />
gelijkberechtigd moet worden.<br />
Vraag nr. 22<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer Jan Loones<br />
Blz. 1160<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
Vraag nr. 24<br />
van 18 januari 2001<br />
van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />
Studie basisindicatoren jeugdbeleid – Voortzetting<br />
In het kader van het Programma Beleidsgericht<br />
Onderzoek werden recentelijk de resultaten meegedeeld<br />
van de studie "Basisindicatoren voor een<br />
coherent jeugdbeleid in Vlaanderen : een geïntegreerde<br />
wetenschappelijke aanpak". Deze indrukwekkende<br />
studie genoot heel wat weerklank in de<br />
pers.<br />
Wil men als overheid werkelijk informatie kunnen<br />
halen uit deze studie, dan is een vervolg noodzakelijk.<br />
De vaststellingen van dit onderzoek leggen eigenlijk<br />
een jaarlijn nul vast. Om te kunnen inschatten<br />
hoe onze maatschappij op het vlak van jongeren<br />
verandert, moet deze studie een vervolg krijgen<br />
met het oog op vergelijkingsmateriaal. Gelet<br />
op het feit dat deze studie een aanvang nam in<br />
1998 en dus een weergave is van de situatie in 1998,<br />
moet de politieke beslissing om een vervolg aan<br />
deze studie te geven vrij snel worden genomen.<br />
Een studie die vijfduizend jongeren bevraagt, is uiteraard<br />
niet goedkoop. Evenwel moet erop worden<br />
gewezen dat de grootste kosten bestaan in het opzetten<br />
van het onderzoeksproject (het selecteren<br />
van een representatief staal, het opstellen van vragen<br />
die een wetenschappelijke relevantie hebben,...).<br />
1. Is een regelmatige herhaling van deze studie<br />
volgens de minister wenselijk <br />
2. Werd over een voortzetting van deze studie<br />
reeds een beslissing genomen en zo ja, welke <br />
3. Wordt eraan gedacht om op het Programma Beleidsgericht<br />
Onderzoek in de toekomst nog<br />
middelen vrij te maken voor een vervolg op<br />
deze studie <br />
Antwoord<br />
Ik ben het met de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
eens dat voornoemde studie een interessant<br />
document is, dat veel interessante informatie bevat,<br />
over de leefwereld van de jeugd. In het <strong>Vlaams</strong><br />
jeugdwerkbeleidsplan, dat in december 2000 door<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering werd goedgekeurd, wordt<br />
onder meer gewezen op de nood aan meer en beter<br />
onderzoek over de jeugd.<br />
Hieraan zal meer dan in het verleden aandacht<br />
worden besteed (cfr. doelstelling 3 van het <strong>Vlaams</strong><br />
jeugdwerkbeleidsplan). In de loop van dit jaar<br />
dient hieraan verdere invulling te worden gegeven.<br />
Omdat ik dit wens te doen in overleg, en omdat ik<br />
bovendien rekening wens te houden met de besprekingen<br />
die momenteel worden gevoerd ter<br />
voorbereiding van het <strong>Vlaams</strong> jeugdbeleidsplan,<br />
wens ik heden geen engagement aan te gaan m.b.t.<br />
een eventuele herhaling van de studie "Basisindicatoren<br />
voor een coherent jeugdbeleid in Vlaanderen".<br />
Vraag nr. 30<br />
van 1 februari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Nederlands-<strong>Vlaams</strong> Huis – Stand van zaken<br />
In zijn nota inzake het internationaal cultuurbeleid<br />
van Vlaanderen deelt de minister mee dat er in<br />
Brussel een Europees Nederlands-<strong>Vlaams</strong> Huis<br />
komt, dat een gezamenlijk programma zal aanbieden<br />
en waarbij het accent onder meer zal liggen op<br />
de uitstraling van het Nederlands.
-1123- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
In hoeverre bestaan er terzake reeds concrete afspraken<br />
en wat is eventueel de vooropgestelde termijn<br />
waarbinnen dit project wordt verwezenlijkt <br />
Antwoord<br />
Met betrekking tot het tot stand brengen van een<br />
Europees Nederlands-<strong>Vlaams</strong> Huis zijn zijn we in<br />
de fase van de voorbereidende gesprekken met de<br />
Nederlandse bewindslieden.<br />
Ik breng het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> op de hoogte zodra<br />
er concrete initiatieven worden genomen.<br />
MARLEEN VANDERPOORTEN<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN ONDERWIJS EN VORMING<br />
Vraag nr. 38<br />
van 14 december 2000<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
Alternatieve geneeskunde – Opleidingen<br />
Alternatieve geneeskunde is een sector in ontwikkeling.<br />
Reeds vroeger werd op studiedagen over<br />
homeopathie, acupunctuur, chiropraxis en osteopathie<br />
onderzocht hoe deze beroepen kunnen worden<br />
ingeschreven in de wetgeving betreffende de<br />
uitoefening van de geneeskunde. Voor de toekomst<br />
van de gezondheidszorg zijn dit dus belangrijke<br />
evoluties.<br />
Vandaar dat deze thema's op een kwaliteitsvolle<br />
manier in de diverse opleidingen aan bod moeten<br />
komen.<br />
1. Bestaan er inmiddels opleidingen voor deze<br />
verschillende vormen van alternatieve geneeskunde<br />
in Vlaanderen in het reguliere onderwijs,<br />
het onderwijs voor sociale promotie of in andere<br />
onderwijsvormen <br />
Waar worden deze opleidingen gegeven <br />
2. Hoe worden deze opleidingen dan door de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap ondersteund (leerkrachten,<br />
werkingskosten, gebouwen, ... ) <br />
3. Leiden deze opleidingen tot een officiële erkenning<br />
door de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap <br />
4. Is er reeds een overleg geweest met de federaal<br />
verantwoordelijke minister betreffende de afstemming<br />
tussen onderwijs en toegang tot het<br />
beroep <br />
Antwoord<br />
1. In het hoger regulier onderwijs of in het hoger<br />
onderwijs voor sociale promotie zijn er geen erkende<br />
opleidingen voor de verschillende vormen<br />
van alternatieve geneeskunde.<br />
2. In het programma van de traditionele medische<br />
opleidingen wordt er wel aandacht besteed aan<br />
alternatieve genees- en behandelingswijzen,<br />
meestal als onderdeel van het "studium generale"<br />
of van cursussen als Medische Antropologie<br />
of Klinische Farmacologie.<br />
Hiermee wordt beoogd aan de studenten de informatie<br />
te verstrekken op grond waarvan ze<br />
zelf een persoonlijke en wetenschappelijk onderbouwde<br />
opinie kunnen vormen over kwesties<br />
met betrekking tot de alternatieve geneesen<br />
behandelingswijzen.<br />
3. Er is nog geen overleg geweest met de federaal<br />
bevoegde minister over een mogelijke afstemming<br />
van opleiding en niet-conventionele beroepspraktijken.<br />
De wet van 29 april 1999 betreffende de<br />
niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde,<br />
de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie,<br />
de verpleegkunde en de paramedische beroepen<br />
voorziet in de oprichting van een paritaire<br />
commissie die een advies moet formuleren<br />
betreffende de algemene voorwaarden die gelden<br />
voor de uitoefening van alle niet-conventionele<br />
praktijken.<br />
Die voorwaarden kunnen ook betrekking hebben<br />
op de vereisten inzake de opleiding en een<br />
getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene<br />
met succes de opleiding heeft afgerond.<br />
Die paritaire commissie is nog niet operationeel.<br />
Recentelijk zijn er wel preliminaire contacten<br />
geweest met het kabinet van minister van<br />
Volksgezondheid Aelvoet m.b.t. de opstarting<br />
ervan. Concreet overleg lijkt mij pas zinvol<br />
nadat die paritaire commissie een advies heeft<br />
gegeven.<br />
De helft van de leden van die paritaire commissie<br />
wordt voorgesteld door de faculteiten geneeskunde.<br />
Op die manier zullen dan ook uni-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1124-<br />
versiteiten kunnen participeren aan de formulering<br />
van de kwestieuze opleidingsvereisten.<br />
Vraag nr. 39<br />
van 14 december 2000<br />
van de heer PIETER HUYBRECHTS<br />
Thesisjaar – Sensibilisering<br />
Volgens de Universiteit Gent kiezen almaar meer<br />
studenten voor een zogenaamd thesisjaar. In bepaalde<br />
faculteiten bedraagt het aantal thesisjaarstudenten<br />
tussen de 20 % en de 33 %.<br />
Volgens een woordvoerder van de onderwijsraad<br />
van de Universiteit Gent is een thesisjaar bedoeld<br />
als uitzondering, en niet als regel. Volgens de onderwijsraad<br />
bestaat zelfs het gevaar dat bepaalde<br />
studenten nooit hun diploma behalen, vermits één<br />
op tien studenten tijdens het thesisjaar begint te<br />
werken en geen proefschrift meer aflevert.<br />
Heeft de minister reeds maatregelen genomen om<br />
bijvoorbeeld via een sensibiliseringscampagne studenten<br />
duidelijk te maken dat een thesisjaar enkel<br />
dient voor uitzonderlijke situaties <br />
Antwoord<br />
Uit de antwoorden die de universiteiten mij hebben<br />
gegeven als reactie op de vraag om uitleg van<br />
de collega van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
Dirk De Cock, blijkt dat alle universiteiten maatregelen<br />
nemen om het afwerken van de eindverhandeling<br />
vóór het einde van het laatste studiejaar te<br />
bevorderen. In veel gevallen begint de voorbereiding<br />
van de thesis al in het voorlaatste studiejaar.<br />
Er worden ook contractuele afspraken gemaakt<br />
tussen student en promotor over de opmaak en de<br />
voortgang van de eindverhandeling, en er is vaak al<br />
een tussentijdse evaluatie op het einde van het<br />
voorlaatste jaar.<br />
Ik heb er alle vertrouwen in dat de maatregelen<br />
van de universiteiten positieve effecten zullen hebben.<br />
Voor een meer uitgebreide reactie op deze problematiek<br />
verwijs ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
graag naar mijn antwoord op de vraag om<br />
uitleg van de heer Dirk De Cock (Commissie voor<br />
Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid, Handelingen<br />
Commissievergadering nr. 41 van 7 december<br />
2000, blz. 4-6).<br />
Vraag nr. 40<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer ANDRE MOREAU<br />
Drugspreventie – Basisonderwijs<br />
Het gebruik van drugs is naar mijn bescheiden mening<br />
een kwaad dat in alle sectoren van onze samenleving<br />
– op een gepaste wijze – moet worden<br />
bestreden, ook in het onderwijs.<br />
Algemeen kan worden gesteld dat het de dwingende<br />
plicht is van de beleidsvoerders om op alle niveaus<br />
van de maatschappij – ook op alle onderwijsniveaus<br />
– zonder uitstel een efficiënt voorkomingsbeleid<br />
te voeren en daarbij alle mogelijke actoren<br />
te betrekken.<br />
In de drugsbestrijding dient de samenwerking tussen<br />
de politiediensten, de gemeentelijke preventiediensten<br />
en de onderwijsverantwoordelijken meer<br />
en meer te worden aangemoedigd, geïntensifieerd<br />
en verfijnd (geprofessionaliseerd).<br />
1. Is het waar dat de ziektekiemen van het drugsverschijnsel<br />
ook al zijn opgerukt tot in de basisscholen<br />
Heeft de minister hierover reeds signalen<br />
opgevangen <br />
2. Zo ja, wat is in het basisonderwijs het (ervarings)kennisniveau<br />
over dit fenomeen <br />
Met welke personen of centra voor drugsbestrijding<br />
wordt er samengewerkt <br />
3. In hoeverre is het drugsvoorkomingsbeleid al<br />
dan niet gestructureerd in het onderwijs en in<br />
welke mate worden de onderwijsverantwoordelijken<br />
uit het basisonderwijs erbij betrokken <br />
Antwoord<br />
1. Hoewel de problematiek van drugs zich uiteraard<br />
sterker voordoet in het secundair onderwijs,<br />
blijkt uit recent onderzoek van de Vereniging<br />
voor Alcohol- en andere Drugproblemen<br />
(VAD) dat inderdaad ook kinderen uit het basisonderwijs<br />
er al mee in aanraking komen.<br />
Voor dit onderzoek (waarvan de resultaten bekendgemaakt<br />
zijn in september 2000) heeft de<br />
VAD in het schooljaar 1999-2000 een 82.000<br />
leerlingen tussen de 11 en 18 jaar bevraagd.<br />
Vooral legale drugs (alcohol, tabak en medicatie)<br />
blijken reeds op vroege leeftijd ingang te<br />
vinden. Zo blijkt van 12-jarigen één op tien al
-1125- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
sterke drank of zogenaamde "alcoholpops"<br />
(coctails van sterke drank en frisdrank) te drinken.<br />
Vanaf 12 jaar wordt ook geëxperimenteerd<br />
met het nemen van kalmerings-, slaap-, opwek-,<br />
en vermageringsmiddelen. Op hun dertiende<br />
heeft eenderde van de jongeren al een eerste sigaret<br />
gerookt.<br />
De volledige resultaten van het onderzoek zijn<br />
te verkrijgen bij de VAD, E. Tollenaerestraat 15,<br />
1020 Brussel, tel. 02/423.03.33 - fax 02/423.03.05.<br />
2. Via de eindtermen "wereldoriëntatie" (meer<br />
bepaald eindterm 1.14 binnen gezondheidseducatie)<br />
leren kinderen in de basisschool gezonde<br />
levensgewoonten in verband brengen met hun<br />
kennis over het functioneren van het eigen lichaam.<br />
Het behoort tot de bevoegdheid van elk<br />
schoolbestuur om de eindterm te verwerken in<br />
concrete leerplannen.<br />
Daarnaast wordt vanuit het departement Onderwijs<br />
ook geregeld aanvullende informatie<br />
rond de drugsproblematiek op school verspreid,<br />
bijvoorbeeld via de DynaMo2-catalogus van de<br />
Canon-cultuurcel en via het onderwijstijdschrift<br />
Klasse.<br />
In de DynaMo2-catalogus (die jaarlijks gratis<br />
aan alle scholen wordt bezorgd) zijn diverse organisaties<br />
opgenomen waarop scholen een beroep<br />
kunnen doen om rond dit thema te werken<br />
(bv. het Centrum voor Alcohol- en andere<br />
Drugproblemen, De Kiem, De Sleutel, Leefsleutels,<br />
het <strong>Vlaams</strong> Instituut voor Gezondheidspromotie,...).<br />
Elke leerkracht heeft rond<br />
drugs ook het eerstelijnsdossier van Klasse ontvangen.<br />
Uiteraard hebben ook de Centra voor Leerlingenbegeleiding<br />
een rol in deze problematiek te<br />
spelen.<br />
3. Voor de initiatieven vanuit mijn eigen departement<br />
verwijs ik naar punt 2.<br />
Het uittekenen van een drugsbeleid voor scholen<br />
behoort tot de bevoegdheid van mijn collega<br />
Mieke Vogels. Op basis van het genoemde rapport<br />
van de VAD heeft zij de krachtlijnen voor<br />
dergelijk beleid bepaald.<br />
Voor meer informatie hierover verwijs ik de<br />
<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger dan ook door<br />
naar mijn collega Vogels.<br />
Vraag nr. 41<br />
van 15 december 2000<br />
van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />
A2-verpleegkundigen – Brugopleiding A1<br />
Verschillende scholen voor verpleegkunde organiseren<br />
een brugcursus om de verpleegkundigen met<br />
een A2-diploma de mogelijkheid te geven een<br />
A1-diploma te verwerven.<br />
Verpleegkundigen met minder dan tien jaar ervaring<br />
kunnen door twee jaar voltijds onderwijs te<br />
volgen A1-verpleegkundige worden. Hierbij moeten<br />
zij ook bijkomende stages hebben voltooid van<br />
circa 400 uren. Verpleegkundigen met meer dan<br />
tien jaar ervaring kunnen door één jaar voltijds onderwijs<br />
te volgen A1-verpleegkundige worden.<br />
Hiertoe dienen zij ook 300 à 400 stage-uren te hebben<br />
voltooid. Verpleegkundigen met meer dan<br />
twintig jaar ervaring dienen 200 à 400 uren stage te<br />
doorlopen, willen zij een A1-diploma verwerven.<br />
1. Meent de minister niet dat deze overbruggingsjaren<br />
erg zwaar uitvallen voor de A2-verpleegkundigen<br />
– die in de meeste gevallen reeds<br />
fulltime werken – om een A1-diploma te kunnen<br />
verwerven <br />
2. Is het aantal vooropgestelde stage-uren ook niet<br />
erg hoog wanneer rekening wordt gehouden<br />
met de zware werklast waarmee de verpleegkundigen<br />
reeds worden geconfronteerd <br />
3. Moet in het kader van een betere harmonisatie<br />
tussen gezin en arbeid niet worden overwogen<br />
het aantal stage-uren te reduceren <br />
4. Is het opportuun aan de A2-verpleegkundigen<br />
met meer dan twintig jaar ervaring een stageperiode<br />
op te leggen van 200 à 400 uren <br />
5. Heeft de minister reeds overleg gepleegd met<br />
haar collega van Welzijn en Gezondheid met<br />
betrekking tot deze problematiek <br />
6. Wordt er overwogen om deze stage-uren af te<br />
schaffen of te reduceren voor A2-verpleegkundigen<br />
die een A1-diploma wensen te verwerven<br />
<br />
Wordt ten minste voor de A2-verpleegkundigen<br />
met meer dan twintig jaar ervaring het aantal<br />
stage-uren herzien
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1126-<br />
Antwoord<br />
Op 24 juni 2000 heb ik het convenant over de opleiding<br />
van verpleegkundigen ondertekend, samen<br />
met de federale minister bevoegd voor de volksgezondheid<br />
en de ministers van de andere gemeenschappen<br />
bevoegd voor het onderwijs.<br />
Doel van dit convenant is het engagement om een<br />
brugopleiding te organiseren voor de gebrevetteerde<br />
verpleegkundigen (gediplomeerd in het vroegere<br />
ASBO = aanvullend secundair beroepsonderwijs)<br />
en de gediplomeerde verpleegkundigen (gediplomeerd<br />
in de huidige vierde graad van het beroepssecundair<br />
onderwijs), om hen de mogelijkheid<br />
te bieden het diploma van gegradueerde verpleegkundige<br />
(hogescholenonderwijs van één cyclus)<br />
te behalen. De bedoeling daarvan was natuurlijk<br />
niet het aantal verpleegkundigen op te drijven,<br />
maar wel de mogelijkheid tot upgrading te bewerkstelligen<br />
voor de beoogde doelgroep.<br />
In de toekomst zullen de bijzondere beroepsbekwaamheden<br />
in de betrokken sector immers voorbehouden<br />
zijn voor de gegradueerde verpleegkundigen.<br />
Het kan ook een eerste stap zijn naar de leidinggevende<br />
functies en vormt zeker een onderdeel<br />
van de mogelijke functiedifferentiatie. Geheel<br />
in deze optiek steun ik mijn federale collega van<br />
Volksgezondheid wanneer zij heel duidelijk stelt<br />
dat het er niet op aankomt zoveel mogelijk gebrevetteerde<br />
of gediplomeerde verpleegkundigen<br />
voor deze brugopleiding te rekruteren. Veeleer<br />
wensen wij de kwaliteit van de nieuwe gegradueerden<br />
gewaarborgd te zien. Vandaar ook de eisen om<br />
de verkorting van het driejarig traject afhankelijk<br />
te maken van een recente nuttige beroepservaring.<br />
Op één na hebben alle hogescholen zich bereid<br />
verklaard om op zeer korte termijn en zonder<br />
enige tegemoetkoming deze brugopleiding te organiseren.<br />
Er was absoluut geen tijd om nog een<br />
groot overleg te starten om tot een mogelijke consensus<br />
te komen over de opvatting van de brugopleiding.<br />
De autonomie waarover de hogescholen<br />
decretaal beschikken, laat overigens geen overheidsingreep<br />
hierop toe. De relatie tussen de hogescholen<br />
en de overheid, als representant van de<br />
maatschappij, concretiseert zich in een post factum<br />
publieke verantwoording en in een stelsel van interne<br />
en externe kwaliteitszorg door de instellingen<br />
zelf, waarbij de overheid vooral in de rol van<br />
de meta-evaluator optreedt.<br />
Een en ander heeft wel tot gevolg dat de verschillende<br />
hogescholen, naar eigen inzicht en vermogen<br />
gestoeld op hun jarenlange ervaring, ook verschillend<br />
opgevatte brugopleidingen hebben opgebouwd.<br />
Wij hebben daarvoor gekozen om de afspraken<br />
van het convenant onmiddellijk na te<br />
komen. Wel heb ik ten aanzien van de hogescholen<br />
de nodige stappen ondernomen om tot een eenvormige<br />
interpretatie van de bepalingen inzake de erkenning<br />
van de nuttige ervaring te komen. Ook is<br />
de afspraak gemaakt dat wij na één jaar een eerste<br />
evaluatie zouden maken.<br />
Alle vragen die de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
stelt, hebben betrekking op het belangrijke opleidingsonderdeel<br />
"stage". Bij elke vraag zou ik nagenoeg<br />
dezelfde commentaar moeten geven. Ik<br />
verkies daarom een algemene benadering.<br />
Zoals ik reeds stelde, heeft minister Aelvoet heel<br />
sterk de nadruk gelegd op de kwaliteit van de opleiding.<br />
Uit haar onderzoek is in ieder geval gebleken<br />
dat het voor de vroegere opleiding van, en het<br />
actueel fungeren als gebrevetteerde of gediplomeerde<br />
verpleegkundige niet als een evidentie kan<br />
worden beschouwd dat het al dan niet volledig<br />
weglaten van het praktische deel van de opleiding<br />
voldoende garanties biedt om te komen tot het statuut<br />
van gegradueerde verpleegkundige. Ik respecteer<br />
dan ook het oordeel van de verantwoordelijken<br />
van de sector.<br />
De hogescholen kunnen uiteraard in elk individueel<br />
geval vaststellen in welke mate de opgedane ervaring<br />
verantwoordt de kandidaten van een groot<br />
deel van de stage vrij te stellen. De meeste hogescholen<br />
houden daar ook rekening mee.<br />
Tegen het einde van het lopende academiejaar zal<br />
ik met de hogescholen een evaluatieronde houden<br />
om vast te stellen welke resultaten de brugopleiding<br />
heeft opgebracht, en vooral of bijsturing nodig<br />
is. In het licht van de bekommernis die de <strong>Vlaams</strong>e<br />
volksvertegenwoordiger uitdrukt – en die ook de<br />
mijne is – wil ik daarbij extra aandacht geven aan<br />
de stageproblematiek. Ook zal ik de hogescholen<br />
uitnodigen na te kijken op welke wijze zij de<br />
grootst mogelijke faciliteiten aan hun wellicht toch<br />
sterk gemotiveerde brugkandidaten kunnen bieden.<br />
Vraag nr. 42<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer DIRK DE COCK<br />
Schoolcomputers – Tweedehands<br />
Het onderwijs heeft een grote nood aan pc's indien<br />
het jongeren wil klaarstomen en afleveren die de
-1127- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
kennismaatschappij van morgen mee vorm geven.<br />
De vraag naar middelen om computers en informaticatechnologie<br />
aan te schaffen is enorm, zeker als<br />
men weet dat de <strong>Vlaams</strong>e overheid tegen het einde<br />
van 2001 één pc per tien leerlingen wil.<br />
We weten dat in de bedrijven een groot potentieel<br />
aan pc's aanwezig is. Bij afdanking van deze pc's en<br />
na een kleine upgrading zijn deze perfect inzetbaar<br />
in het onderwijs. Deze pc's kunnen door bepaalde<br />
firma's aan het onderwijs tegen de helft van de<br />
prijs worden aangeboden, waardoor de norm voor<br />
het aantal pc's per aantal leerlingen sneller kan<br />
worden gehaald en de beschikbare budgetten kunnen<br />
worden herverdeeld.<br />
1. Heeft de minister weet van dergelijke<br />
projecten <br />
2. Worden dergelijke projecten ondersteund <br />
3. Wordt de 1/10-norm gehaald <br />
Antwoord<br />
1. Mijn administratie werkt sinds een vijftal jaar<br />
samen met tussenvoegbedrijven. Sinds 1998 is<br />
dat in het kader van het actieprogramma<br />
PC/KD.<br />
2. Hier kan ik mijn antwoord op vraag nr. 37 van<br />
de heer Pieter Huybrechts herhalen (Bulletin<br />
van Vragen en Antwoorden nr. 8 van 16 februari<br />
2001, blz. 1032 – red.). Via PC/KD stimuleert<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering het gebruik van computers<br />
en educatieve software op school.<br />
Verschillende bedrijven werken mee aan dit actieprogramma.<br />
Deze bedrijven ondertekenden<br />
een protocol tot samenwerking waarmee zij het<br />
engagement aangaan om speciaal aan scholen<br />
kortingen toe te staan. De deelnemende bedrijven<br />
worden bekendgemaakt op de PC/KD-website<br />
en opgenomen in de PC/KD-brochure,<br />
waarvan elke in aanmerking komende school<br />
een aantal exemplaren ontvangt. De ondernemingen<br />
mogen ook het PC/KD-logo gebruiken.<br />
Bij de participerende bedrijven zijn er minstens<br />
twee die tweedehands computers upgraden en<br />
aanbieden : Device Automation Belgium NV en<br />
Eco PC-Frazier Belgium NV.<br />
Ook in haar algemeen communicatie over computerinfrastructuur<br />
voor het onderwijs besteedt<br />
het departement Onderwijs geregeld aandacht<br />
aan refurbished computers. Zo wijdt de meest<br />
recente brochure van december 2000, ict. onderwijs@vlaanderen<br />
met tips voor de uitvoering en<br />
het gebruik van ICT in het onderwijs, meer dan<br />
een pagina aandacht aan tweedehands PC's.<br />
(ICT : informatie- en communicatietechnologie<br />
– red.)<br />
3. Bij het afronden van het in 1998 gestart PC/KDproject<br />
in 2002, zal de <strong>Vlaams</strong>e gemeenschap in<br />
totaal 2,65 miljard frank (65,69 miljoen euro) in<br />
de introductie van ICT in het onderwijs hebben<br />
geïnvesteerd. Dan zal de norm van één bijkomende<br />
pc per tien leerlingen in de beoogde<br />
doelgroep worden gehaald : de drie hoogste<br />
leerjaren van het lager onderwijs en het volledig<br />
secundair onderwijs.<br />
Hier past volgende opmerking : scholen kunnen<br />
niet alleen pc's aankopen met de PC/KD-subsidies.<br />
Tijdens het schooljaar 1998-1999 ging 67 %<br />
van het geld in de lagere scholen naar de aankoop<br />
van multimediacomputers. Daarnaast werden<br />
randapparatuur, educatieve en andere software,<br />
netwerken, modems, ISDN-kaarten, internetaansluitingen<br />
en nascholing gekocht/gehuurd.<br />
De norm "1 pc per 10 leerlingen" is dus<br />
symbolisch. (ISDN : Integrated Services Digital<br />
Network – red.)<br />
Vraag nr. 43<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer JOS DE MEYER<br />
Onderwijspersoneel – Wedde-afhouding bij staking<br />
Een personeelslid dat gedurende één dag een opdracht<br />
uitoefent van één uur (1/20) ontvangt hiervoor<br />
een bezoldiging van 1/20 van 1/360 van zijn<br />
jaarwedde. Dat is dus 5 % van zijn dagwedde (de<br />
jaarwedde gedeeld door 360).<br />
Wanneer datzelfde personeelslid gedurende één<br />
uur staakt, wordt volgens de omzendbrief van 10<br />
januari 1996 op zijn wedde een bedrag afgehouden<br />
dat gelijk is aan 12 % van 1/360 van zijn jaarwedde.<br />
Dat komt neer op een afhouding van 12 % van de<br />
dagwedde.<br />
1. Waarom is de afhouding op de wedde 2,4 maal<br />
zo groot als de wedde die voor deze opdracht<br />
wordt uitgekeerd <br />
2. Op welke wettelijke bepalingen steunt de omzendbrief<br />
van 10 januari 1996
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1128-<br />
Antwoord<br />
Inzake de reglementaire grondslag verwijs ik naar<br />
artikel 43 van het koninklijk besluit van 15 januari<br />
1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van<br />
het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling<br />
van het statuut van de leden van het bestuurs-<br />
en onderwijzend personeel, van het opvoedend<br />
hulppersoneel, van het paramedisch personeel<br />
der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon,<br />
middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs<br />
van de Staat, alsmede der internaten die<br />
van deze inrichtingen afhangen en van de leden<br />
van de inspectiedienst die belast is met het toezicht<br />
op deze inrichtingen.<br />
Dit artikel bepaalt dat, onverminderd de eventuele<br />
oplegging van een tuchtstraf of het nemen van een<br />
administratieve maatregel, het personeelslid dat<br />
zonder machtiging afwezig blijft, of dat zonder geldige<br />
reden de termijn van het verlof overschrijdt,<br />
zijn recht op wedde voor de duur van die afwezigheid<br />
verliest. Luidens artikel 29 van de wet van 29<br />
mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van<br />
de onderwijswetgeving, is de weddetoelage gelijk<br />
aan de met de verschillende vergoedingen verhoogde<br />
wedde waarop betrokkene recht zou hebben<br />
indien hij tot het personeel van het rijksonderwijs<br />
behoorde.<br />
De omzendbrief van 10 januari 1996 bevat de<br />
maatregelen die dienen te worden getroffen in<br />
geval van staking, evenals m.b.t. de wedde/weddetoelage<br />
van de personeelsleden die aan de staking<br />
deelnemen. De wijze waarop het af te houden bedrag<br />
wordt vastgesteld, werd reeds meegedeeld bij<br />
de omzendbrief van 31 maart 1981.<br />
Een personeelslid uit het onderwijs ontvangt een<br />
maandwedde (geen dagwedde) gelijk aan 1/12 x<br />
brutojaarwedde (naargelang weddeschaal, anciënniteit<br />
en indexverhogingscoëfficiënt) x opdrachtbreuk<br />
(O/B = wekelijkse prestaties / wekelijkse<br />
prestaties voor een FT-ambt. (FT : fulltime – red.)<br />
Indien de maandwedde niet geheel is verschuldigd,<br />
bijvoorbeeld bij staking, wordt ze verdeeld in dertigsten.<br />
In dat geval is de dagwedde voor elke verschuldigde<br />
dag gelijk aan 1/30 van de maandwedde<br />
en dus onafhankelijk van de op die dag(en) normaal<br />
te presteren uren.<br />
In geval van staking wordt de aldus bepaalde dagwedde<br />
verminderd met 100 % / 50 % / 12 % (*)<br />
naargelang de aangezegde stakingsduur. De afhouding<br />
wegens staking op een bepaalde dag kan dus<br />
nooit meer bedragen dan de voor die dag verschuldigde<br />
wedde. (*) De 12 %-inhouding op het dagloon<br />
vindt zijn oorsprong in het vroegere ambtenarenstatuut<br />
waarbij in geval van één uur staking<br />
1/1.976 van de jaarwedde werd ingehouden. De<br />
noemer 1.976 is het product van de vermenigvuldiging<br />
52 (weken) x 38 (uren). Vermits de wekelijkse<br />
prestaties van het onderwijspersoneel, uitgezonderd<br />
het AMVD-personeel, worden uitgedrukt in<br />
breuken waarvan de noemer kleiner is dan 38, is<br />
deze regeling in feite gunstiger voor het onderwijspersoneel.<br />
(AMVD : administratief, meesters-, vaken<br />
dienstpersoneel – red.)<br />
In het vermelde voorbeeld bedraagt de dagwedde<br />
1/360 x 1/20 x bruto jaarweddde, dit is niet 5 % van<br />
de dagwedde doch de volledige (= 100 %) dagwedde<br />
(en weliswaar slechts 5 % van de dagwedde die<br />
zou verschuldigd zijn ingeval het personeelslid zijn<br />
prestaties zou hebben geleverd in het kader van<br />
een FT (= 20/20) opdracht).<br />
Een afhouding wegens een 1 uur-aangezegde staking<br />
bedraagt dan ook slechts 12 % van de volledige<br />
dagwedde, met andere woorden niet 12/5 = 2,4 x<br />
doch slechts 12/100 = 0,12 x de dagwedde die voor<br />
deze opdracht werd uitgekeerd.<br />
Vraag nr. 44<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Verwijlintresten – Overzicht<br />
Zie :<br />
Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />
Beleid en Europese Aangelegenheden<br />
Vraag nr. 24<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer Carl Decaluwe<br />
Blz. 1234<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden.
-1129- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Vraag nr. 45<br />
van 5 januari 2001<br />
van de heer JOS DE MEYER<br />
Cumulatie onderwijs-privé – Bezoldigingsregeling<br />
Personen werkzaam in de privé-sector maken soms<br />
de overstap naar een onderwijsloopbaan. Wanneer<br />
deze overstap volledig en in één keer gebeurt, rijst<br />
er geen probleem. Er is dan immers geen sprake<br />
meer van een cumulatie, en de cumulatiewetgeving<br />
dient dan ook niet meer te worden toegepast.<br />
Er zijn echter ook personen die hun volledige betrekking<br />
in de privé-sector verminderen tot bijvoorbeeld<br />
een halftijdse betrekking en een vervangende<br />
(bv. halftijdse) betrekking opnemen in het<br />
onderwijs. Op dat ogenblik hebben zij dus één<br />
FT-betrekking (fulltime) : deels privé-sector, deels<br />
onderwijs. Het zou dan logisch zijn dat voor de bezoldiging<br />
van hun onderwijsopdracht onmiddellijk<br />
rekening wordt gehouden met de vermindering<br />
van hun opdracht in de privé-sector. Blijkbaar is dit<br />
niet het geval.<br />
Om voor een bepaald schooljaar uit te maken of<br />
een personeelslid dat een betrekking in het onderwijs<br />
cumuleert met een betrekking in de privé-sector,<br />
in hoofdambt moet worden bezoldigd of in bijbetrekking,<br />
wordt gekeken naar de inkomsten<br />
voortspruitend uit de privé-activiteit van het burgerlijk<br />
jaar voorafgaand aan het betrokken schooljaar,<br />
dus naar de inkomsten verbonden aan de<br />
FT-tewerkstelling in de privé-sector, en dit niettegenstaande<br />
deze tewerkstelling gedeeltelijk werd<br />
afgebouwd en deze inkomsten dus niet meer relevant<br />
zijn.<br />
1. Is de werkwijze zoals hierboven beschreven reglementair<br />
verankerd <br />
Zo ja, is het dan niet logischer dat men ook onmiddellijk<br />
rekening houdt met de inmiddels afgebouwde<br />
tewerkstelling in de privé-sector <br />
Zo neen, waarom wordt deze manier van bezoldiging<br />
dan zo toegepast <br />
2. Waarom wordt voor de bezoldiging van de personeelsleden<br />
die deels in het onderwijs werken<br />
en deels in de privé-sector, en dit zonder dat de<br />
FT-betrekking wordt overschreden, rekening<br />
gehouden met de inkomsten uit de privé-sector<br />
om uit te maken of de onderwijsopdracht in<br />
hoofdambt of in bijbetrekking moet worden bezoldigd<br />
<br />
Antwoord<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 december<br />
1993 tot regeling van de cumulatie van een andere<br />
bezigheid of een pensioen, met uitzondering<br />
van een overlevingspensioen, met een ambt in het<br />
onderwijs (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1994)<br />
is de reglementaire grondslag in deze materie. Het<br />
lijkt inderdaad logisch dat bij personeelsleden die<br />
naast hun opdracht in het onderwijs een opdracht<br />
uitoefenen in de privé-sector, onmiddellijk rekening<br />
zou worden gehouden met de inkomsten in de<br />
privé-sector. Om praktische redenen is dit evenwel<br />
niet haalbaar. Deze inkomsten zijn immers pas volledig<br />
bekend nadat de belastingaangifte door het<br />
Ministerie van Financiën is verwerkt. Aangezien<br />
dit meestal pas halverwege het jaar volgend op het<br />
verwerven van deze inkomsten gebeurt, werd om<br />
pragmatische redenen ervoor geopteerd om de inkomsten<br />
te beschouwen uit het burgerlijk jaar dat<br />
het schooljaar waarin deze inkomsten zijn verworven,<br />
voorafgaat.<br />
Het waarom van deze regelgeving is te vinden in<br />
de arbeidsherverdelende maatregelen die in de<br />
jaren tachtig werden genomen om de hoge werkloosheid<br />
te bestrijden. De regeling hoofdambt of<br />
bijbetrekking stamde toen nog uit 1958 (artikel 5<br />
van het KB van 15 april 1958 houdende de bezoldigingsregeling<br />
van het onderwijzend, wetenschappelijk<br />
en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie<br />
van Openbaar Onderwijs) en was nog zeer<br />
soepel, waardoor leerkrachten bijna onbeperkt een<br />
hoofdambt in het onderwijs konden cumuleren<br />
met een andere betrekking. Met de hoge werkloosheid<br />
van toen was dit niet langer verantwoord en<br />
werden deze regels in 1982 stroever gemaakt, met<br />
het oog op een bredere bezetting van deze arbeidsmarkt.<br />
Het debat of dit in de huidige tijdsgeest nog nodig<br />
is, zal opnieuw moeten worden gevoerd.<br />
Vraag nr. 46<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Franstalige faciliteitenscholen – Nationaliteiten (2)<br />
In haar antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 21<br />
van 20 november 2000 deelt de minister mij gegevens<br />
mee inzake het aantal kinderen van buitenlanders<br />
dat les volgt in het Franstalig faciliteitenonderwijs<br />
in Vlaanderen (Bulletin van Vragen en Antwoorden<br />
nr. 7 van 2 februari 2001, blz. 923 – red.).
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1130-<br />
De taalwetgeving bepaalt dat uitsluitend kinderen<br />
die het Frans als huistaal gebruiken tot de faciliteitenscholen<br />
mogen worden toegelaten.<br />
Kan de minister in dat verband voor de verschillende<br />
betrokken gemeenten meedelen hoeveel van<br />
de buitenlandse kinderen over de Franse nationaliteit<br />
beschikken <br />
Antwoord<br />
Hierna vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
een tabel met het aantal kinderen van Belgische<br />
nationaliteit, van Franse nationaliteit en van<br />
vreemde niet-Franse nationaliteit in het Franstalig<br />
onderwijs in de <strong>Vlaams</strong>e faciliteitengemeenten op<br />
basis van de teldag van 1 februari 2000.<br />
Gemeente Belgische Vreemde nationaliteit<br />
nationaliteit Frans Niet-Frans<br />
Drogenbos 171 0 19<br />
Kraainem 226 27 83<br />
Linkebeek 207 4 15<br />
Ronse 173 20 102<br />
Sint-Genesius-Rode 563 35 119<br />
Wemmel 471 5 32<br />
Wezembeek-Oppem 672 32 108<br />
Vraag nr. 47<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer JOHAN MALCORPS<br />
Klasse – Reclame voor wegwerpverpakkingen<br />
In het onderwijsblad Klasse wordt geregeld reclame<br />
gemaakt voor Tetra Pak en drankkartons. Deze<br />
wegwerpverpakkingen worden voorgesteld als de<br />
milieuvriendelijke oplossing en gepromoot bij ouders<br />
en leerkrachten.<br />
Daarmee wordt ingegaan tegen inspanningen die<br />
veel scholen willen leveren om herbruikbare<br />
drankverpakkingen te bevorderen. Dit onder meer<br />
met materiaal aangeleverd door de <strong>Vlaams</strong>e milieubeweging.<br />
1. Vindt de minister het normaal dat dit onderwijsblad<br />
wordt gebruikt om op dergelijke schaal<br />
campagne te voeren ten bate van de verpakkingsindustrie<br />
en tegen het beleid van haar collega<br />
bevoegd voor Leefmilieu <br />
Reacties van boze leerkrachten werden door de<br />
redactie afgescheept, omdat de inhoud van het<br />
blad en de reclame losstaan van mekaar.<br />
2. Is alle mogelijke reclame dan toegelaten en<br />
geldt er geen enkele beperking terzake <br />
3. Heeft de minister ten aanzien van de redactie<br />
reeds uiting gegeven van haar bezorgdheid, of<br />
acht zij een dergelijke tussenkomst niet aangewezen<br />
<br />
Antwoord<br />
1. De redactie won het advies in van de Openbare<br />
Afvalstoffenmaatschappij voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />
(OVAM) om te antwoorden op enkele<br />
boze lezersbrieven en om te overleggen of ze<br />
dergelijke reclame in de toekomst nog kan opnemen.<br />
Van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />
voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest kreeg ze volgend antwoord<br />
: "Ondanks reserves ten aanzien van de<br />
Tetra Pak-advertentie kan OVAM dergelijke<br />
advertentie niet verbieden, alhoewel de Openbare<br />
Afvalstoffenmaatschappij ze zeker nooit<br />
zal aanmoedigen. Immers, Tetra Pak is een<br />
privé-firma die, volgens de informatie die ons<br />
momenteel ter beschikking staat, tot nu toe<br />
steeds in orde was met de milieuvoorschriften<br />
zoals ze in het <strong>Vlaams</strong>e gewest van kracht zijn".<br />
2. Volgens het statuut van de redactie van Klasse<br />
berust de werving van publiciteit bij de redactie<br />
zelf, om maximale controle te kunnen houden<br />
over de opportuniteit ervan. In Klasse (voor<br />
leerkrachten) is een ruime waaier van reclame<br />
mogelijk. Geweerd worden ideologische en politieke<br />
vormen van publiciteit. Voor het overige<br />
is de redactie niet verantwoordelijk voor de inhoud<br />
van betaalde publiciteit. Dit wordt duidelijk<br />
gemaakt door de vermelding "advertentie".<br />
Zo neemt de redactie geen reclame op die tegenstrijdig<br />
is met het preventiebeleid in de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap. De redactie weigerde<br />
bijvoorbeeld mee te werken aan een campagne<br />
van de tabakslobby. In het geval Tetra Pak legde<br />
ze de zaak voor aan OVAM, die bij Tetra Pak<br />
geen inbreuken op de milieuvoorschriften kon<br />
vaststellen.<br />
3. Volgens het statuut voor de redactie van Klasse<br />
garandeert de minister van Onderwijs de redactionele<br />
en organisatorische autonomie van de<br />
redactie. Concreet betekent dit dat de redactie
-1131- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
– onder leiding van de hoofdredacteur – autonoom<br />
en in de geest van de algemene doelstellingen<br />
beslist over inhoud, planning en werking<br />
van Klasse, zonder inmenging van anderen.<br />
Klasse beoogt door doel- en publiekgerichte informatie<br />
de betrokkenheid te verhogen van de<br />
verschillende participanten in onderwijs – onderwijsverstrekkers,<br />
ouders, leerlingen en de<br />
brede maatschappij. Maar zoals in elk blad, zijn<br />
reclame en redactionele inhoud strikt gescheiden.<br />
In het andere geval zou dat immers ook betekenen<br />
dat een redactie garant staat voor de<br />
kwaliteit van elk geadverteerd product of elke<br />
geadverteerde dienst.<br />
Vraag nr. 48<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Leerlingentellingen – Illegalen<br />
Het Rekenhof heeft de diskettes met de resultaten<br />
van de leerlingentellingen door de Franse Gemeenschap<br />
vernietigd. Blijkbaar was dit omdat de<br />
diskettes gegevens bevatten over kinderen van illegalen<br />
die les volgen in Franstalige scholen.<br />
1. Heeft de minister de consequenties van die handelwijze<br />
al geëvalueerd <br />
2. Aangezien we ervan kunnen uitgaan dat de<br />
diensten van de minister op zijn minst de gegevens<br />
van de Franse Gemeenschap hebben bestudeerd,<br />
had ik graag vernomen hoeveel kinderen<br />
van illegalen er in de onderwijsinstellingen<br />
van de Franse Gemeenschap zijn ingeschreven.<br />
3. Werden die aantallen ook vermeld in de gegevens<br />
die werden verstrekt door de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
<br />
Over hoeveel kinderen gaat het hier <br />
Antwoord<br />
Op basis van een persbericht verschenen in de Financieel<br />
Economische Tijd van 20 december 2000<br />
heb ik vernomen dat het Rekenhof de cd-roms met<br />
de gegevens van de leerlingentelling van de Franse<br />
én van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap heeft vernietigd.<br />
<strong>Vlaams</strong> volksvertegenwoordiger Ludwig Caluwé<br />
heeft dit kunnen vaststellen bij een bezoek aan het<br />
Rekenhof om het dossier van de leerlingencijfers<br />
in te kijken.<br />
1. De beslissing de cd-roms te vernietigen, laat ik<br />
voor rekening van het Rekenhof.<br />
Zoals bepaald in de wet van 23 mei 2000 tot bepaling<br />
van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2<br />
van de Bijzondere Wet van 16 januari 1989 betreffende<br />
de financiering van de gemeenschappen<br />
en de gewesten, heeft het Rekenhof de nodige<br />
controles op de gegevens uitgevoerd en<br />
hierover gerapporteerd. Met de vernietiging van<br />
de bestanden zijn de basisgegevens evenwel niet<br />
meer beschikbaar.<br />
Het departement zelf beschikt nog over haar<br />
gegevensbestand.<br />
2 en 3. Het aantal kinderen van illegalen die in de<br />
onderwijsinstellingen van de gemeenschappen<br />
zijn ingeschreven, is op basis van de gegevens<br />
niet eenduidig af te leiden, omdat dit soort van<br />
informatie niet is opgevraagd. Kinderen van illegalen<br />
zullen zich bevinden in de groep leerlingen<br />
zonder rijksregisternummer.<br />
Wat onze eigen gegevens betreft, kunnen we<br />
vaststellen dat 3.738 leerlingen geen rijksregisternummer<br />
hebben. 2.053 van hen wonen in het<br />
buitenland (buurlanden) en beschikken om die<br />
reden niet over een nummer. 1.685 leerlingen<br />
zonder rijksregisternummer wonen wel in België.<br />
330 hebben de Belgische nationaliteit, 1.355<br />
een vreemde nationaliteit. Tot deze laatste<br />
groep zullen kinderen van illegalen behoren,<br />
doch er kan niet uit worden afgeleid dat het allemaal<br />
dergelijke leerlingen betreft.<br />
Uit de gegevens die ons door de Franse Gemeenschap<br />
ter beschikking werden gesteld,<br />
kunnen volgende vergelijkbare cijfergegevens<br />
worden afgeleid : 13.507 leerlingen zonder rijksregisternummer,<br />
waarvan 8.771 wonend in<br />
buurlanden en 4.736 in België. Van deze laatsten<br />
hebben 205 de Belgische nationaliteit en 4.531<br />
een vreemde nationaliteit.<br />
Vraag nr. 49<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JOS DE MEYER<br />
Vervangingspools – VDAB-opdracht
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1132-<br />
Het decreet houdende dringende maatregelen betreffende<br />
het lerarenambt bepaalt dat de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding<br />
(VDAB) wordt belast met de oprichting en de<br />
werking van de vervangingspool. Hierbij dient de<br />
VDAB bepaalde decretaal vastgelegde principes in<br />
acht te nemen. Het decreet bepaalt echter dat de<br />
nadere regels met betrekking tot de uitoefening<br />
van de aan de VDAB toegewezen opdracht, door<br />
een besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering worden bepaald.<br />
Heeft de regering reeds een dergelijk besluit genomen<br />
Zo neen, op welke basis oefent de VDAB<br />
dan haar opdracht uit <br />
Antwoord<br />
De VDAB heeft deze opdracht gekregen op basis<br />
van artikel 15 van het decreet van 8 juni 2000 houdende<br />
dringende maatregelen betreffende het lerarenambt.<br />
"De <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling en<br />
Beroepsopleiding wordt belast met de oprichting<br />
en de werking van de vervangingspool ten behoeve<br />
van de scholen en instellingen die er een beroep op<br />
doen en neemt daarbij de principes van de artikelen<br />
16 tot en met 18 en van artikel 30, § 2, in acht.<br />
De nadere regels met betrekking tot de uitoefening<br />
van de aan de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling<br />
en Beroepsopleiding toegewezen opdracht,<br />
worden bij besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering bepaald."<br />
Met andere woorden, in het decreet wordt het<br />
<strong>Vlaams</strong> Gewest gemachtigd om in het besluit van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering van 21 december 1988 houdende<br />
de organisatie van de arbeidsbemiddeling en<br />
de beroepsopleiding een uitdrukkelijke opdracht<br />
inzake de oprichting en de werking van de vervangingspool<br />
in te bouwen.<br />
De VDAB stelt dat hij volledig kan werken<br />
volgens :<br />
– enerzijds de principes en richtlijnen van het decreet<br />
van 8 juni 2000,<br />
– anderzijds het besluit van 21 december 1988 van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering houdende de organisatie<br />
van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding,<br />
en dat derhalve geen nadere regels in een besluit<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering moeten worden vastgelegd.<br />
Een meer gedetailleerde verantwoording vindt de<br />
<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger hieronder, waarbij<br />
voor elke activiteit van de VDAB de rechtsgrond<br />
wordt vermeld.
-1133- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Taken van de VDAB<br />
Rechtsgrond<br />
Het verzamelen van de kandidaturen<br />
Besluit van 21 december 1988 van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering houdende de organisatie van de<br />
De leerkrachten die kandideren voor de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding –<br />
vervangingspool stellen zich kandidaat bij de hoofdstuk I De arbeidsbemiddeling georganiseerd<br />
VDAB. Er wordt van hen een dossier van<br />
door de VDAB – afdeling 1 Algemene arbeidsbewerkzoekende<br />
opgemaakt.<br />
middeling<br />
Decreet van 8 juni 2000 houdende dringende<br />
maatregelen betreffende het lerarenambt – art. 16<br />
De criteria van inzetbaarheid werden, conform het<br />
decreet, in samenspraak met de begeleidingscommis-<br />
sie verder uitgewerkt. Deze werden gepubliceerd in<br />
het Staatsblad van 14.09.00 onder "Modaliteiten tot<br />
indiening van een bezwaarschrift tegen de niet-opname<br />
in de vervangingspool van het onderwijs".<br />
Het selecteren van de poolleden<br />
Door de VDAB werd een computerprogramma<br />
ontwikkeld dat op een 100 % objectieve manier de<br />
kandidaten aanwijst die poollid kunnen worden.<br />
Het toewijzen van een ankerschool<br />
Decreet van 8 juni 2000 houdende dringende<br />
maatregelen betreffende het lerarenambt – art. 18.<br />
De toewijzing van de ankerschool gebeurt door een Besluit van 21 december 1988 van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
computerprogramma aangevuld met een manuele regering houdende de organisatie van de<br />
toewijzing. arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding –<br />
Telkens wordt de keuze van de kandidaten, binnen hoofdstuk I De arbeidsbemiddeling georganiseerd<br />
de beperkingen opgelegd door de<br />
door de VDAB – afdeling 1 Algemene<br />
begeleidingscommissie (bv. iedere basisschool min. arbeidsbemiddeling<br />
één leerkracht), maximaal gerespecteerd.<br />
Opzetten van een databank van de poolleden Besluit van 21 december 1988 van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering houdende de organisatie van de<br />
De scholen die aan de pool deelnemen, kunnen de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding –<br />
leerkrachten via Internet opzoeken.<br />
hoofdstuk I De arbeidsbemiddeling georganiseerd<br />
Deze mogelijkheid bestaat nu reeds voor alle door de VDAB – afdeling 1 Algemene<br />
werkgevers.<br />
arbeidsbemiddeling<br />
Vraag nr. 50<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer Jan Loones<br />
Blz. 1160<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
Vraag nr. 51<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Franstalige leerlingen West-Vlaanderen – Onderzoek<br />
In het Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 14<br />
van 28 mei 1998 alludeerde toenmalig minister van<br />
Onderwijs Luc Van den Bossche, in antwoord op<br />
een schriftelijke vraag over Franstalige leerlingen<br />
in West-Vlaanderen, op wetenschappelijk onderzoek<br />
omtrent de keuze van ouders in het basisonderwijs<br />
dat op dat ogenblik liep (vraag nr. 162 van<br />
27 maart 1998 van de heer Marc Olivier).<br />
Werd dit onderzoek intussen al afgerond <br />
Beschikt de minister over meer gegevens m.b.t. de<br />
redenen waarom anderstaligen voor een <strong>Vlaams</strong>e<br />
onderwijsinstelling opteren
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1134-<br />
Antwoord<br />
Het wetenschappelijk onderzoek omtrent de<br />
schoolkeuze in het basis- en secundair onderwijs<br />
werd inderdaad afgerond. De redenen waarom anderstaligen<br />
voor een <strong>Vlaams</strong>e onderwijsinstelling<br />
kiezen, waren echter niet het voorwerp van deze<br />
studie.<br />
Ik beschik dan ook niet over gegevens m.b.t. de redenen<br />
waarom een aantal Franstalige leerlingen<br />
opteert voor West-<strong>Vlaams</strong>e scholen.<br />
Vraag nr. 52<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Gezondheidseducatie – Gratis-fruitacties<br />
De Britse regering vatte in de loop van de maand<br />
november 2000 een project aan in een aantal steden<br />
waarbij aan vier- tot zesjarige kinderen op<br />
school gratis fruit ter beschikking wordt gesteld.<br />
Uitgangspunt is dat gezonde kinderjaren de basis<br />
vormen voor een goede gezondheid in het latere<br />
leven.<br />
Voor heel wat gezinnen is de toegang tot vers fruit<br />
beperkt. Vandaar dit initiatief.<br />
Is de minister op de hoogte van het project <br />
Bestaan er in het <strong>Vlaams</strong> onderwijsveld ook dergelijke<br />
initiatieven <br />
Hoe staat de minister daartegenover <br />
Antwoord<br />
Het project waar de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
naar verwijst, is mij onbekend. Mijn administratie<br />
heeft ook geen zicht op eventuele initiatieven<br />
in die zin binnen het <strong>Vlaams</strong> onderwijsveld.<br />
Dit wil niet zeggen dat er momenteel geen projecten<br />
lopen of worden uitgewerkt rond gezonde voeding.<br />
Het is immers zo dat in de eindtermen "wereldoriëntatie"<br />
een onderdeel "gezondheidseducatie"<br />
is opgenomen. Hierbij is het de bedoeling dat<br />
kinderen inzicht krijgen in het functioneren van<br />
het eigen lichaam en de natuurlijke omgeving die<br />
hen omringt, waarbij de relatie kan worden gelegd<br />
met de eigen gezondheid en gezonde leefgewoonten.<br />
Vraag nr. 53<br />
van 18 januari 2001<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Omzetting Europese regelgeving – Stand van<br />
zaken<br />
Op voorstel van de minister van Buitenlandse<br />
Zaken en de bevoegde regeringscommissarissen<br />
nam de ministerraad kennis van het derde opvolgingsrapport<br />
m.b.t. de omzetting en toepassing van<br />
het Europees recht in België. Dit verslag bespreekt<br />
meer bepaald de uitvoering van het "Actieplan<br />
omzetting".<br />
Op 15 december 2000 waren er nog slechts 106<br />
openstaande dossiers voor de omzetting van Europees<br />
recht. Bij de start van het actieplan in december<br />
1999 ging het om 181 dossiers. Dit betekent dat<br />
het aantal openstaande dossiers met 41 % gedaald<br />
is. In dezelfde periode daalde het aantal termijnoverschrijdingen<br />
van 93 naar 48. Dit betekent een<br />
daling van 49 %. Het aantal betwistingen werd teruggebracht<br />
van 88 naar 58 (- 33 %).<br />
1. Welke richtlijnen betreffende materies onder de<br />
bevoegdheid van de minister dienen nog te worden<br />
omgezet Bij welke omzettingen werden<br />
de door Europa opgelegde termijnen overschreden<br />
<br />
2. Zijn er betwistingen in de departementen waarvoor<br />
de minister bevoegd is Zo ja, hoeveel en<br />
welke <br />
3. Welke maatregelen worden genomen teneinde<br />
betwistingen en/of laattijdige omzettingen tegen<br />
te gaan <br />
N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />
Antwoord<br />
Na ruggespraak met de administratie Buitenlands<br />
Beleid (departement Coördinatie) werd beslist dat<br />
vandaaruit een gecoördineerd antwoord zal worden<br />
verstrekt. Daarin zal de omzetting van Europese<br />
regelgeving in de verschillende beleidsdomeinen<br />
waarover een identieke vraag werd gesteld,<br />
worden beantwoord in zijn globaliteit, aan de hand<br />
van het opvolgingssysteem dat deze administratie<br />
bijhoudt.<br />
Ter informatie kan ik wel meedelen dat de Europese<br />
regelgeving inzake onderwijs sedert geruime tijd
-1135- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
in overeenstemming is met de bestaande EU-regelgeving.<br />
(Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden – red.)<br />
RENAAT LANDUYT<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN WERKGELEGENHEID EN TOERISME<br />
Vraag nr. 12<br />
van 14 december 2000<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Campings – Flexibiliteit arbeidsvoorwaarden<br />
In de openluchtrecreatieve sector is zeker nog<br />
plaats voor bijkomende tewerkstelling (zie "state<br />
of the union" van de Federatie Toeristische Industrie<br />
– FTI op 18 mei 1999) (Campingfederatie<br />
CKVB – Jaarboek 2000).<br />
Voorwaarde is evenwel dat de arbeidsvoorwaarden<br />
worden versoepeld.<br />
De toeristische sector – en de kampeersector bij<br />
uitstek – is namelijk seizoensgebonden en dus in<br />
grote mate afhankelijk van allerlei factoren, waaronder<br />
de weersomstandigheden. Het personeel<br />
moet zich bijgevolg steeds aanpassen aan wisselende<br />
omstandigheden, zoals drukke periodes, dode<br />
periodes, weekendwerk, werkuren buiten de normale<br />
diensturen, enzovoort.<br />
De huidige wetgeving haakt echter niet altijd even<br />
vlot in op deze specifieke noden binnen de toeristische<br />
bedrijven. Daarom zien veel uitbaters af van<br />
permanente aanwervingen.<br />
De kampeersector is dan ook vragende partij voor<br />
meer flexibele arbeidsvoorwaarden voor personeel<br />
in de toeristische sector in het algemeen en in de<br />
openluchtrecreatieve sector in het bijzonder.<br />
1. Onderkent de minister de specifieke noden<br />
rond tewerkstelling in de toeristische sector,<br />
vooral in de kampeersector <br />
2. Werd de vraag van de Campingfederatie naar<br />
een regeling voor flexibele werkvoorwaarden<br />
reeds geëvalueerd Met welke conclusies <br />
3. Op welke manier wordt hieraan eventueel tegemoetgekomen<br />
<br />
Antwoord<br />
1. De specifieke noden rond tewerkstelling in de<br />
toeristische sector werden uitvoerig geschetst in<br />
de Beleidsnota Toerisme 1999-2004 en de Beleidsbrief<br />
Toerisme 2001 (resp. Stuk 156<br />
(1999-2000) – Nr. 1 en Stuk 453 (2000-2001) –<br />
red.).<br />
De toeristische sector – en de kampeersector<br />
maakt daarop geen uitzondering – is een belangrijke<br />
en groeiende arbeidsmarkt, met als belangrijkste<br />
kenmerken de veelheid van kleine<br />
ondernemingen, het grote aandeel werkgelegenheid<br />
voor laaggeschoolden, het seizoensgebonden<br />
karakter van de werkgelegenheid en de<br />
flexibele werkuren, met een groot aandeel atypische<br />
arbeidscontracten.<br />
2. In het onderzoek naar de mogelijkheden voor<br />
een regeling van de flexibele arbeidsvoorwaarden<br />
in de sector werden volgende lacunes vastgesteld.<br />
– De federale reglementering oefent een belangrijke<br />
invloed uit op de noden van de<br />
werkgelegenheid in de sector. Het toerismebeleid<br />
is in hoofdzaak een gemeenschapsmaterie.<br />
De verdeling van bevoegdheden tussen<br />
<strong>Vlaams</strong>e en federale overheid houdt het gevaar<br />
in dat onvoldoende op de specifieke<br />
noden van de sector en van de arbeidsmarkt<br />
van elk gewest wordt ingespeeld.<br />
Het bestaan van een sectorcommissie Toerisme<br />
in de schoot van de Sociaal-Economische<br />
Raad voor Vlaanderen (SERV) is prioritair,<br />
wil men een overleg- en programmaplatform<br />
hebben op <strong>Vlaams</strong> niveau dat een geïntegreerde<br />
aanpak kan garanderen en de nodige<br />
adviezen en signalen kan geven over het<br />
voorwaardenscheppend beleid. Goede afspraken<br />
met de sociale partners zijn essentieel,<br />
maar het platform ontbreekt totnogtoe.<br />
– Naast tewerkstelling behoren nog diverse<br />
andere materies die de toeristische sector<br />
aanbelangen, zoals verkeer, arbeidswetge-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1136-<br />
ving, sociale zekerheid, financiën en fiscaliteit,<br />
tot de federale besluitvormingsbevoegdheden.<br />
Aangezien daardoor ook heel wat<br />
elementen van het voorwaardenscheppend<br />
beleid van belang voor toerisme federale bevoegdheid<br />
zijn gebleven, doet zich de nood<br />
voor aan een gestructureerd overlegorgaan<br />
tussen de gemeenschappen en gewesten<br />
enerzijds en de federale staat anderzijds.<br />
Ik bepleit hier het instrument van het overleg<br />
via de instelling van een interministeriële<br />
conferentie voor toerisme. Om binnen dit<br />
overleg de sociaal-economische belangen<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e toeristische sector te behartigen<br />
en voor te bereiden, kunnen de adviezen<br />
van een sectorcommissie van de SERV<br />
van groot belang zijn.<br />
3. Om de hierboven aangegeven lacunes te verhelpen,<br />
heb ik reeds volgende stappen ondernomen.<br />
– De vraag tot oprichting van een sectorcommissie<br />
Toerisme binnen de SERV : aan de<br />
SERV heb ik via een argumentatienota de<br />
oprichting van een sectorcommissie Toerisme<br />
gevraagd. Als reactie hierop heeft het dagelijks<br />
bestuur van de SERV zich principieel<br />
positief uitgesproken over de oprichting<br />
ervan.<br />
Via een interne bevraging zal op korte termijn<br />
de afbakening van de sector worden gefinaliseerd,<br />
zodanig dat de nodige afspraken<br />
tot operationalisering kunnen worden gemaakt.<br />
– De interministeriële conferentie voor toerisme<br />
: de oprichting van zulk een conferentie<br />
die het overleg en de samenwerking moet<br />
bevorderen tussen de federale staat en de<br />
gewesten en gemeenschappen, dient te gebeuren<br />
door het Overlegcomité, conform de<br />
bepalingen van artikel 31 en 31bis van de gewone<br />
wet van 9 augustus 1980 tot hervorming<br />
der instellingen.<br />
In overleg met zijn collega-ministers van<br />
Toerisme zal elkeen aan zijn respectieve minister-president<br />
vragen om de oprichting van<br />
een interministeriële conferentie te agenderen<br />
op de vergadering van het Overlegcomité<br />
Federale Staat / Gewesten en Gemeenschappen.<br />
Vraag nr. 14<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Campings – Sectoronderzoek<br />
De openluchtrecreatieve sector beklaagt zich over<br />
het gebrek aan onderzoek van de sector (Campingfederatie<br />
CKVB – Jaarboek 2000). Het tekort aan<br />
financiële middelen bij de uitbaters en bij de beroepsorganisatie<br />
zou aan de basis daarvan liggen.<br />
Een diepgaand onderzoek naar de eisen van de<br />
markt is nochtans noodzakelijk, met het oog op de<br />
ontwikkeling van de sector in al zijn aspecten : de<br />
beeldvorming over de totale economische impact<br />
van de sector, de opleiding en vorming van bedrijfsleiders,<br />
het vergelijkend onderzoek van bedrijven<br />
in binnen- en buitenland, het vergelijkend<br />
onderzoek met andere bedrijfstakken, de kennis<br />
van markt en de consumentennoden, ...<br />
De sector is dan ook vragende partij voor financiële<br />
steun vanuit Toerisme Vlaanderen voor onderzoeksprojecten.<br />
Verder wil de sector worden betrokken bij onderhandelingen<br />
terzake.<br />
1. Is de minister op de hoogte van het gebrek aan<br />
onderzoek in de sector <br />
2. Wordt eraan gedacht om vanuit Toerisme<br />
Vlaanderen onderzoeksprojecten financieel te<br />
ondersteunen <br />
3. Wordt er terzake overleg met de sector in het<br />
vooruitzicht gesteld <br />
Antwoord<br />
1. Ik wens de stelling van de Campingfederatie<br />
CKVB die wordt aangebracht door de <strong>Vlaams</strong>e<br />
volksvertegenwoordiger te nuanceren.<br />
Toerisme Vlaanderen heeft bijvoorbeeld in de<br />
loop van het jaar 2000 een grootschalig marktonderzoek<br />
uitgevoerd bij de in Vlaanderen aanwezige<br />
vakantiegangers. Het onderzoek werd<br />
gestructureerd naar macroproduct en per<br />
marktland en logiesvorm. Ook kampeertoeristen<br />
werden in het onderzoek opgenomen. Vragen<br />
inzake marktkennis en consumentennoden<br />
zullen door dit onderzoek worden ingevuld.
-1137- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Toerisme Vlaanderen voltooide in maart 1998<br />
de "Inventaris omtrent ruimtelijke spreiding,<br />
stedenbouwkundige situatie en permanente bewoning"<br />
van terreinen voor openluchtrecreatieve<br />
verblijven in Vlaanderen. Deze basisstudie<br />
bezorgde de nodige gegevens om de soms moeilijke<br />
situatie van kampeerterreinen inzake ruimtelijke<br />
ordening en permanente bewoning, op te<br />
lossen.<br />
Binnen het onderzoek "Impact van het toerisme<br />
op de economie en de werkgelegenheid"<br />
(UFSIA, 1999) van het Programma Beleidsgericht<br />
Onderzoek, werd eveneens rekening gehouden<br />
met de bestedingen van de kampeerders.<br />
2. Het marktonderzoek van Toerisme Vlaanderen<br />
zit vervat in een cyclus waarin achtereenvolgens<br />
de vakantiemarkt, de MICE-markt en de individuele<br />
zakenmarkt aanbod komen. (MICE :<br />
Meetings, Incentives, Conferences and Events –<br />
red.)<br />
Campings worden steeds opgenomen bij het onderzoek<br />
naar de vakantiemarkt. Op deze wijze<br />
zal ten minste om de drie jaar de marktinformatie<br />
worden geactualiseerd.<br />
3. Inzake marktonderzoek worden individuele ondernemers<br />
betrokken.<br />
De resultaten van het marktonderzoek zullen<br />
op gepaste wijze worden meegedeeld aan de<br />
verschillende partners in het toeristisch landschap.<br />
Vraag nr. 15<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Campings – Bewegwijzering<br />
Naar verluidt, klagen de bezoekers van kampeerterreinen<br />
geregeld over de slechte bewegwijzering,<br />
waardoor ze onnodig lang moeten zoeken en verkeerd<br />
rijden met hun caravan (Campingfederatie<br />
CKVB – Jaarboek 2000).<br />
Een en ander is het gevolg van een zeer strikte<br />
maatregel die de plaatsing van slechts twee wegwijzers<br />
toelaat. Amper twee borden, op enkele kilometers<br />
van elkaar, is niet voldoende om een kampeerterrein<br />
gemakkelijk te vinden. Dit is niet meteen<br />
een goede start voor een gastvrij onthaal in<br />
Vlaanderen.<br />
Meer wegwijzers – waarvan alleszins één aan de<br />
invalswegen – zijn onontbeerlijk om de toeristen<br />
letterlijk wegwijs te maken naar de vaak afgelegen<br />
kampeerterreinen. Het spreekt vanzelf dat de bewegwijzering<br />
op een esthetisch verantwoorde manier<br />
én in samenspraak met de lokale besturen<br />
moet gebeuren.<br />
Het zou nog gemakkelijker zijn, mocht de sector in<br />
dit verband een beroep kunnen doen op één loket<br />
per provincie, of op een dienst bevoegd voor het<br />
hele <strong>Vlaams</strong>e grondgebied.<br />
1. Werd de karige bewegwijzering naar de kampeerterreinen<br />
reeds geëvalueerd Met welk resultaat<br />
<br />
2. Welke beleidsvisie wordt gehanteerd m.b.t. de<br />
toepassing van de regelgeving rond de bewegwijzering<br />
voor de kampeersector Is terzake<br />
enige soepelheid niet aangewezen <br />
3. Werd reeds gedacht aan het oprichten van één<br />
loket per provincie of zelfs voor het <strong>Vlaams</strong>e<br />
gewest, zoals voorgesteld door de sector <br />
Antwoord<br />
1. Er gebeurde recentelijk nog geen evaluatie van<br />
dit soort bewegwijzering. De reglementering<br />
terzake is bovendien een federale bevoegdheid<br />
en is geïncorporeerd in enerzijds het koninklijk<br />
besluit van 1 december 1975 houdende algemeen<br />
reglement op de politie van het wegverkeer<br />
en anderzijds het uitvoerend ministerieel<br />
besluit van 11 oktober 1976 over de plaatsingsvoorwaarden<br />
van de verkeerstekens.<br />
Recentelijk gaf de <strong>Vlaams</strong>e regering, op voorstel<br />
van minister Stevaert en mezelf, gunstig advies,<br />
in het kader van de betrokkenheid van de<br />
gewesten bij de verkeersreglementering, aan<br />
een voorstel van belangrijke wijziging van deze<br />
besluiten waarbij de toeristische bewegwijzering<br />
wordt verbeterd. Dit houdt echter geen verband<br />
met de bewegwijzering naar logiesinfrastructuur<br />
zoals hotels of campings.<br />
2. Ik onderken het probleem van een gebrekkige<br />
signalisatie naar kampeerterreinen en heb dit<br />
ook kenbaar gemaakt tijdens een werkbezoek<br />
met de sector, op de vergadering van 21 augustus<br />
2000 met de VZW Kempen Campings.<br />
Ten gevolge daarvan gaf ik de instructie aan<br />
Toerisme Vlaanderen om een opdracht te gunnen<br />
voor een grondige evaluatie van de toeristi-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1138-<br />
sche bewegwijzering in Vlaanderen. Op de begroting<br />
van 2001 werd een bedrag ingeschreven<br />
voor deze studie.<br />
Opzet van de studie is een evaluatie van de huidige<br />
toeristische bewegwijzering en een inventaris<br />
van de knelpunten terzake. De studie dient<br />
ter zelfdertijd ook concrete voorstellen uit te<br />
werken voor een optimalisering van de toeristische<br />
bewegwijzering, in de vorm van een voorstel<br />
van aanpassing van de reglementering van<br />
het koninklijk besluit en het ministerieel besluit.<br />
Bewegwijzering van campings vanaf autosnelwegen<br />
is zeker een van de punten die worden<br />
onderzocht.<br />
3. Wat de door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
vermelde loketfunctie betreft, wacht ik op<br />
de resultaten van de studie vooraleer verdere<br />
stappen te ondernemen.<br />
Vraag nr. 16<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Campings – Verblijfsstatistieken<br />
Eén van de elementen van het kwantitatief onderzoek<br />
in de openluchtrecreatieve sector is de verzameling<br />
van verblijfsstatistieken (Campingfederatie<br />
CKVB – Jaarboek 2000). Momenteel worden,<br />
naast de toeristische statistiekopbouw door het<br />
NIS (Nationaal Instituut voor de Statistiek), ook<br />
gegevens verzameld door allerlei regionale instanties.<br />
Om de ondernemer te ontlasten van de stijgende<br />
bureaucratische beslommeringen, pleit de sector<br />
ervoor alle statistische opnames te reduceren tot<br />
één model, dat rekening houdt met alle verblijfsvormen<br />
binnen de sector.<br />
Het verzamelen van kwantitatieve en kwalitatieve<br />
gegevens vraagt uiteraard de nodige verantwoordelijkheid<br />
van alle betrokken partijen en kan het<br />
best op vrijwillige basis gebeuren, en in het kader<br />
van een breder opgezette inzameling van gegevens.<br />
Daartegenover staat dat de ondernemer exclusieve<br />
toegang tot de verzamelde gegevens zou moeten<br />
krijgen, ofwel via een geïnformatiseerd bestand,<br />
ofwel via rapportering.<br />
1. Werd de vraag om statistische registraties te reduceren<br />
tot één model reeds geëvalueerd Met<br />
welk resultaat <br />
2. Wordt eraan gedacht om de ondernemer toegang<br />
te verlenen tot deze gegevens, hetzij via<br />
een geïnformatiseerd bestand, hetzij via rapportering<br />
<br />
Antwoord<br />
1. Het is inderdaad opportuun dat de logiesverstrekkers<br />
zo min mogelijk worden gestoord met<br />
administratieve taken. Anderzijds zal er steeds<br />
een vorm van bevraging nodig zijn, willen we<br />
een sector adequaat kunnen volgen.<br />
De wettelijke basis inzake het inwinnen van<br />
verblijfsstatistieken rust momenteel bij het Nationaal<br />
Instituut voor de Statistiek. Ook binnen<br />
het NIS is men zich ervan bewust dat de kwaliteit<br />
van het ingezamelde materiaal toeneemt indien<br />
de belasting voor de ondernemer afneemt.<br />
Met het oog op een aanpassing van de huidige<br />
regelgeving werd vorig jaar binnen de Hoge<br />
Raad voor de Statistiek een werkgroep Toerisme<br />
opgericht. Ook de campingsector is uitgenodigd<br />
om aan deze werkgroep deel te nemen. De<br />
werkgroep zal verbeteringen formuleren inzake<br />
het verzamelen, verwerken en terugkoppelen<br />
van verblijfsstatistieken.<br />
Op <strong>Vlaams</strong> niveau wordt eveneens nagedacht<br />
over het optimaliseren van toerismestatistieken.<br />
Binnen het Programma Beleidsgericht Onderzoek<br />
(PBO) werkt het RUCA samen met de<br />
<strong>Vlaams</strong>e hogescholen voor toerisme aan de ontwikkeling<br />
van een toeristisch informatiesysteem<br />
(RUCA : Rijksuniversitair Centrum Antwerpen<br />
– red.). Ook uit dit onderzoek zullen voorstellen<br />
komen die een kwaliteitsverbetering beogen<br />
inzake verblijfsstatistieken.<br />
Op de vraag van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
van 4 september jongstleden betreffende<br />
het Toeristisch-Recreatief Informatiecentrum<br />
(vraag nr. 104) heb ik geantwoord dat<br />
beide genoemde projecten worden opgevat als<br />
voorbereidende fases voor de oprichting van<br />
een toeristisch-recreatief informatieplatform<br />
(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 4 van 1<br />
december 2000, blz. 508 – red.). De voorbije<br />
maanden heb ik in dit dossier belangrijke stappen<br />
kunnen zetten, met als resultaat dat de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering op 1 december 2000 de op-
-1139- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
richting van het Steunpunt Toerisme en Recreatie<br />
heeft goedgekeurd.<br />
2. Het Steunpunt Toerisme en Recreatie zal vooral<br />
met betrekking tot de terugkoppeling van gegevens<br />
en analyses een meerwaarde betekenen<br />
voor de sector. In het PBO-onderzoeksproject<br />
wordt aan het aspect van de terugkoppeling van<br />
gegevens aan individuele ondernemers ruim<br />
aandacht besteed. Er zal worden gezocht naar<br />
een digitale uitwisseling van gegevens.<br />
Daarnaast verspreidt Toerisme Vlaanderen<br />
sinds vorig jaar "Toerisme in Cijfers". Deze publicatie<br />
schetst omstandig de korte- en langetermijntrends<br />
van het verblijfstoerisme in Vlaanderen<br />
en België. De talrijke tabellen verschaffen<br />
de lezer gedetailleerde informatie over de evoluties<br />
qua regio, macroproduct, marktland en logiesvorm.<br />
Dit is een nieuw product dat door de<br />
studiedienst van Toerisme Vlaanderen wordt samengesteld.<br />
De terugkoppeling van informatie aan individuele<br />
ondernemers wordt zowel binnen de Werkgroep<br />
van de Hoge Raad voor de Statistiek als<br />
binnen het PBO-onderzoeksproject overwogen.<br />
Vraag nr. 17<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer MARINO KEULEN<br />
Hengelhoef Houthalen-Helchteren – Subsidiëring<br />
Vrijdag jongstleden raakte bekend dat de Christelijke<br />
Mutualiteiten (CM) het vakantiepark Hengelhoef<br />
hebben verkocht aan de federale overheid,<br />
die er 750 asielzoekers wil in onderbrengen. De<br />
verkoop heeft betrekking op de vakantiehuisjes,<br />
het congrescentrum en de cafetaria in het recreatiedomein.<br />
De vroegere eigenaar van Hengelhoef, in casu de<br />
Limburgse CM, heeft voor de uitbouw en exploitatie<br />
van het vakantiepark blijkbaar premies/subsidies<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering ontvangen in het<br />
raam van sociaal toerisme.<br />
1. Wat zijn de uitgekeerde bedragen <br />
2. Zijn alle premie- en/of subsidievoorwaarden<br />
(bv. inzake termijnen) nageleefd op het ogenblik<br />
van de onverwachte verkoop aan de federale<br />
overheid <br />
Antwoord<br />
1. Voor het volledige domein van het vakantiehuis<br />
Hengelhoef werden voor 196.166.225 frank subsidies<br />
toegekend. Hierna een overzicht.<br />
Jaar Omschrijving Bedrag<br />
Subsidies toegekend door het Commissariaat-<br />
Generaal voor Toerisme<br />
1983 Moderniseren kampeerterrein 4.650.000<br />
1982 Domein Hengelhoef – modernisering<br />
7.117.000<br />
1981 Uitbouw van het domein 8.890.000<br />
1978 Moderniseren van het oorspronkelijk<br />
gebouw Hengelhoef<br />
I 12.000.000<br />
1976 Bouw nieuw vakantiehuis<br />
Hengelhoef II 82.150.000<br />
1964 Bouw van de vakantie-inrichting<br />
2.435.700<br />
1963 Bouw van de vakantie-inrichting<br />
15.960.300<br />
1962 Oprichten van de vakantie-inrichting<br />
15.000.000<br />
Totaal 148.203.000<br />
Subsidies toegekend door het <strong>Vlaams</strong> Commissariaat-Generaal<br />
voor Toerisme<br />
1991 Verbouwingswerken fase 1 3.000.000<br />
1992 Verbouwingswerken fase 1 20.000.000<br />
1993 Verbouwen hotelstudio's 24.963.225<br />
Totaal 47.963.225<br />
Voor het jaar 2000 werd een toelage van 9 miljoen<br />
frank in het vooruitzicht gesteld door Toerisme<br />
Vlaanderen. Deze werd in extremis ingehouden.<br />
2. De toelagen toegekend vóór 1980 werden belast<br />
met een instandhouding gedurende vijftien jaar.<br />
De toelagen die vanaf 1980 werden toegekend<br />
op basis van het koninklijk besluit van 24 de-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1140-<br />
cember 1980 werden belast met een instandhouding<br />
van dertig jaar.<br />
Toerisme Vlaanderen doet het nodige om de<br />
subsidies dienovereenkomstig terug te vorderen.<br />
Ik wens er ook de aandacht op te vestigen dat de<br />
federale regering via de Rijksdienst voor Jaarlijkse<br />
Vakantie leningen heeft toegekend aan het vakantiecentrum<br />
Hengelhoef. Het betreft leningen die<br />
tegen een rentetarief van 1 of 3 % werden toegekend.<br />
Vraag nr. 18<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Verwijlintresten – Overzicht<br />
Zie :<br />
Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />
Beleid en Europese Aangelegenheden<br />
Vraag nr. 24<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer Carl Decaluwe<br />
Blz. 1234<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden.<br />
Vraag nr. 19<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer JAN LOONES<br />
<strong>Vlaams</strong>e Kust – Benaming<br />
Imagovorming is een essentieel element bij de promotie<br />
van elk product. Dit geldt vooral voor een<br />
toeristisch product zoals Vlaanderen in het algemeen<br />
en de <strong>Vlaams</strong>e toeristische regio bij uitstek :<br />
de Kust.<br />
Sinds lange tijd bestaat er grote verwarring rond de<br />
"merknaam" van onze kust. Met name over de<br />
vraag of het nu de <strong>Vlaams</strong>e Kust, dan wel de Belgische<br />
Kust betreft.<br />
De minister verklaarde in zijn antwoord op mijn<br />
actuele vraag dienaangaande zich daarbij te willen<br />
laten leiden door de zuivere principes van de marketing<br />
: "toerisme mag niet het vehikel zijn van politieke<br />
propaganda" (Handelingen nr. 9 van 9 november<br />
1999, blz. 1-2 – red.).<br />
Intussen hebben de marketingspecialisten zich<br />
over het thema gebogen, met een advies<br />
aan Toerisme Vlaanderen over de "officiële<br />
benamingen van de macroproducten"<br />
(DOC.2000/28.06/DOC.070).<br />
Dit heeft, op toelichting van de administrateur-generaal<br />
van Toerisme Vlaanderen, geleid tot volgende<br />
beslissing :<br />
"De raad van bestuur hecht zijn goedkeuring aan<br />
de hierna vermelde benamingen :<br />
voor de Kust :<br />
– Nederlands : de <strong>Vlaams</strong>e Kust – op de Nederlandse<br />
markt : Vlaanderen aan Zee ;<br />
– Frans : le littoral – op de Franse markt : le littoral<br />
belge ;<br />
– Engels : the Belgian coast ;<br />
– Duits : die Flämische Küste ;<br />
voor Groen Vlaanderen :<br />
– wordt een wervende en geschikte benaming onderzocht<br />
;<br />
voor de kunststeden :<br />
– wordt een onderzoek verricht, alsook naar het<br />
gebruik van de benaming "Flanders Art Valley".<br />
1. Onderschrijft de minister de beslissing van de<br />
raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen omtrent<br />
de benamingen voor de Kust <br />
Wordt derhalve in de toekomst, bij gebruik in<br />
het Nederlands, consequent de term "de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Kust" aangewend <br />
2. Is voor de promotie in het Engels niet veeleer<br />
een verwijzing naar "Flanders" aangewezen, in<br />
connectie met "Flanders Fields" <br />
3. Werd er reeds een "wervende en geschikte benaming"<br />
gevonden voor Groen Vlaanderen
-1141- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
4. Heeft het onderzoek naar een geschikte benaming<br />
voor de kunststeden reeds tot enig resultaat<br />
geleid <br />
Antwoord<br />
1. Ik onderschrijf de beslissing van de raad van bestuur<br />
van Toerisme Vlaanderen omtrent de benamingen<br />
voor de Kust.<br />
In de toekomst, bij gebruik in het Nederlands<br />
op de binnenlandse markt, wordt consequent de<br />
term "de <strong>Vlaams</strong>e Kust" aangewend.<br />
In het geval van brochures die zowel in Vlaanderen<br />
als in Nederland worden verspreid, wordt<br />
op de cover melding gemaakt van "Vlaanderen<br />
aan Zee". De hoofdtitel van de betrokken brochure<br />
– zoals bijvoorbeeld "Vlaanderen Vakantieland"<br />
– domineert hier echter. In de brochure<br />
is tevens sprake van "de <strong>Vlaams</strong>e kust",<br />
en in alle communicatie op de binnenlandse<br />
markt wordt altijd "de <strong>Vlaams</strong>e Kust" als<br />
"merknaam" gehanteerd.<br />
2. Bij de promotie in het Engels wordt over "the<br />
Belgian coast" gesproken, maar er is altijd een<br />
verwijzing naar "Flanders", zowel op de cover<br />
van brochures als in alle communicatie.<br />
3. Er werd nog geen wervende en geschikte benaming<br />
gevonden voor Groen Vlaanderen.<br />
Dit macroproduct wordt nu aangeduid als<br />
"<strong>Vlaams</strong>e regio's". In de communicatie worden<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regio's uiteraard wervend vermarkt<br />
naargelang de markt en de doelgroep.<br />
4. De benaming "Flanders Art Valley" voor de<br />
kunststeden werd geregistreerd bij het<br />
Benelux-merkenbureau, maar onder de huidige<br />
omstandigheden niet ingevoerd.<br />
De <strong>Vlaams</strong>e kunststeden worden ook individueel<br />
als "merk" in de communicatie vermeld, gezien<br />
hun (autonome) aantrekkingskracht en bekendheid<br />
en volgens de markt.<br />
De titels van de covers voor de wervende brochures<br />
voor 2001 voor het macroproduct<br />
"kunststeden" luiden als volgt :<br />
– Nederlands : <strong>Vlaams</strong>e kunststeden – bourgondisch<br />
genieten in Antwerpen, Brugge,<br />
Brussel, Gent, Leuven, Mechelen ;<br />
– Frans : Villes d'art en Flandre – découverte<br />
d'Anvers, Bruges, Bruxelles, Gand, Louvain<br />
et Malines ; Duits : Flanderns Kunststädte –<br />
Antwerpen, Brügge, Brüssel, Gent, Löwen,<br />
Mecheln geniessen ;<br />
– Engels : Cities for all seasons – Antwerp,<br />
Bruges, Brussels, Ghent, Leuven, Mechelen<br />
– Flanders ;<br />
– Italiaans : Le cittá d'arte fiamminghe – Anversa,<br />
Brugge, Bruxelles, Gent, Lovanio, Mechelen<br />
– l'arte di vivere ;<br />
– Spaans : Flandes – un sueño romántico.<br />
Vraag nr. 20<br />
van 11 januari 2001<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
Reïntegratie na loopbaanonderbreking – Kinderopvang<br />
Naar aanleiding van een discussie in het parlement<br />
over de problemen die rijzen als gehuwde vrouwen<br />
met kinderen zich na loopbaanonderbreking opnieuw<br />
in de vroegere werkkring willen inschakelen,<br />
antwoordde de minister dat kinderopvang een probleem<br />
blijft en dat nieuwe experimenten en initiatieven<br />
aan de gang zijn (vraag om uitleg van de<br />
heer Dirk De Cock over loopbaanonderbreking<br />
voor gehuwde vrouwen met kinderen ; Handelingen<br />
C34 van 9 november 2000, blz. 5-6 – red.).<br />
Welke experimenten en initiatieven betreft het hier<br />
en wanneer worden ze geëvalueerd <br />
Antwoord<br />
In het Enkelvoudig Programmeringsdocument van<br />
het Europees Sociaal Fonds (ESF) – doelstelling<br />
3, wordt de problematiek van de gelijke kansen<br />
man-vrouw uitgebreid beschreven.<br />
In zwaartepunt 5 van ESF-doelstelling 3 (gekoppeld<br />
aan Vesoc-middelen inzake gelijke kansen<br />
man-vrouw) kunnen projecten worden ingediend<br />
die zich richten naar de man-vrouwproblematiek<br />
(Vesoc : <strong>Vlaams</strong> Economisch en Sociaal Overlegcomité<br />
– red.). Binnen dit zwaartepunt is het evenwel<br />
de bedoeling om door middel van wetenschappelijke<br />
studies, experimenten en proefprojecten bij<br />
te dragen tot de ontwikkeling van een efficiënt arbeidsmarktgericht<br />
gelijkekansenbeleid in Vlaanderen.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1142-<br />
Concreet met betrekking tot kinderopvang kunnen<br />
binnen maatregel 4 van zwaartepunt 5 projecten<br />
worden opgestart die flexibele arbeidssystemen<br />
willen ontwikkelen vanuit een genderperspectief<br />
en de voorzieningen in de vraag naar kinderopvang<br />
willen verbeteren.<br />
Het betreft hier uiteraard projectmatige werkingen<br />
die via Europese middelen mee worden gehonoreerd.<br />
Het is echter duidelijk dat er structurele oplossingen<br />
inzake de beschikbaarheid van voldoende,<br />
betaalbare en voldoende flexibele kinderopvang<br />
moeten worden uitgewerkt. Kinderopvang is<br />
een essentieel instrument voor werkzoekenden om<br />
werk te vinden en te houden. De uitbouw en betaalbaarheid<br />
van de kinderopvang is een bevoegdheid<br />
van Kind en Gezin en de minister van Welzijn.<br />
Inzake de betaalbaarheid van de opvang dienen er<br />
vooral naar de eenoudergezinnen met een laag inkomen<br />
specifieke inspanningen te gebeuren. Op<br />
korte termijn heeft de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling<br />
en Beroepsopleiding reeds in juli<br />
2000 de uitbetaling van de opvangpremies die<br />
werkzoekenden ontvangen wanneer ze een beroepsopleiding<br />
volgen, versoepeld en versneld. Er<br />
dient echter dringend een structurele oplossing te<br />
worden uitgewerkt door een aanpassing van de reguliere<br />
ouderbijdragenstelsels in het voordeel van<br />
de gezinnen met lage inkomens, waaronder vele<br />
eenoudergezinnen.<br />
Bovendien dient er samen met de lokale werkwinkels<br />
een contingent aan flexibele opvangplaatsen<br />
voor werkzoekenden te worden uitgewerkt. Ik zal<br />
inzake deze punten dan ook verder overleg plegen<br />
met de minister bevoegd voor Welzijn.<br />
In 2000 is er met betrekking tot zwaartepunt 5 een<br />
beperkte oproep gelanceerd om projecten in te<br />
dienen. Binnen zwaartepunt 5, maatregel 4, is er<br />
momenteel nog maar één project van start gegaan,<br />
namelijk het project "Family and Business audit"<br />
dat door de Vakgroep Management, Faculteit Toegepaste<br />
Economische Wetenschappen, Ufsia-<br />
RUCA, Universiteit Antwerpen, is ingediend.<br />
(Ufsia : Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen<br />
; RUCA : Rijksuniversitair Centrum Antwerpen<br />
– red.)<br />
Het project past binnen de ontwikkeling van een<br />
geïntegreerd beleid inzake de combinatie van het<br />
gezins- en beroepsleven en de maatschappelijke<br />
gelijkheid van mannen en vrouwen. De "Family<br />
and Business audit" is gericht op de diagnose van<br />
de emancipatie- en gezinsgerichtheid van een<br />
(meer) emancipatorische en gezinsvriendelijke arbeidsorganisatie.<br />
De basisconditie is dat gezinnen<br />
en bedrijven inspanningen leveren en er op termijn<br />
beide een voordeel aan hebben. Via deze audit wil<br />
men er dus toe komen dat er voor gezinnen en bedrijven<br />
een win-winsituatie wordt gecreëerd, zodat<br />
beide actoren erop vooruitgaan. Flexibele kinderopvang<br />
vormt maar een klein onderdeel van deze<br />
audit, maar zal zeker aan bod komen.<br />
De promotor is met betrekking tot ESF-zwaartepunt<br />
5 en Vesoc pas in december 2000 van start gegaan.<br />
Het project loopt tot maart 2002 en een tussentijdse<br />
rapportage wordt maar verwacht begin<br />
september 2001. Er is dus nog geen evaluatie van<br />
het project geweest.<br />
Op 6 februari zal zwaartepunt 5 van ESF-doelstelling<br />
3 pas officieel worden gelanceerd (omdat in<br />
2000 slechts een zeer beperkte oproep is gedaan).<br />
Het ligt dan ook binnen de verwachtingen dat in<br />
het kader van zwaartepunt 5, maatregel 4, projecten<br />
worden opgestart die concrete experimenten of<br />
proefprojecten zullen ontwikkelen inzake flexibele<br />
kinderopvang.<br />
Vraag nr. 21<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer Jan Loones<br />
Blz. 1160<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
VERA DUA<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN LEEFMILIEU EN LANDBOUW<br />
Vraag nr. 42<br />
van 6 december 2000<br />
van de heer JOS STASSEN<br />
Barbierbeek Kruibeke – Stand van zaken
-1143- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Na de zware overstromingen van september '98<br />
werd beslist om de "zwarte punten" van de Barbierbeek<br />
in Sint-Niklaas, Kruibeke en Temse aan te<br />
pakken. Ondertussen zijn we meer dan twee jaar<br />
verder en is er op het terrein nog niets gebeurd.<br />
Blijkbaar wacht hier iedereen op iedereen.<br />
– Het provinciebestuur is bevoegd voor het grootste<br />
deel van het traject van de Barbierbeek.<br />
Volgens persberichten heeft het provinciebestuur<br />
pas in november 2000 beslist om een studie<br />
over de Barbierbeek te laten uitvoeren.<br />
Deze studie zal vijftien maanden in beslag<br />
nemen en moet leiden tot de opmaak van een<br />
knelpuntennota, daarna tot een visievorming en<br />
dan tot een uitvoeringsprogramma. De provincie<br />
wijt deze late beslissing over de Barbierbeek<br />
aan de discussie over het gecontroleerd overstromingsgebied<br />
Kruibeke Bazel -Rupelmonde<br />
(GOG KBR).<br />
– De administratie Waterwegen en Zeewezen<br />
(AWZ) is op dit moment enkel klaar met het<br />
traject van de ringdijken voor het GOG KBR.<br />
Wat de inrichting en de functie en plaats van de<br />
Barbierbeek in dit GOG betreft, werden er –<br />
voorzover ik weet – nog geen beslissingen genomen.<br />
– De Barbierbeek kruist vlak voor de polder de<br />
gewestweg Temse – Kruibeke – Zwijndrecht.<br />
Bij de jongste overstromingen werd het duidelijk<br />
dat de duiker onder de gewestweg het debiet<br />
van de Barbierbeek niet aankan. Hier moet<br />
de administratie Wegen en Verkeer (AWV)<br />
worden betrokken.<br />
Voorzover ik weet, werd hier nog niets structureel<br />
ondernomen.<br />
– Gezien het verzet van het Kruibeekse gemeentebestuur<br />
tegen het GOG, zal er op een samenwerking<br />
met het gemeentebestuur omtrent de<br />
problematiek van de Barbierbeek niet moeten<br />
worden gerekend.<br />
– De enige "betrokkene" die niet wacht, is de<br />
overvloedige neerslag. Sinds september '98 is de<br />
toestand al meermaals kritiek geweest en konden<br />
overstromingen slechts op het nippertje<br />
worden vermeden.<br />
Aangezien de minister bevoegd is voor de waterproblematiek<br />
voor de niet-bevaarbare waterlopen,<br />
wil ik volgende vragen stellen.<br />
1. Wat is de precieze stand van zaken van het<br />
"dossier Barbierbeek" <br />
2. Op welke manier coördineren de diensten van<br />
de minister dit dossier <br />
3. Op welke manier wordt de gemeente Kruibeke<br />
bij dit dossier betrokken <br />
4. Wat is de verklaring voor de nutteloze vertraging<br />
<br />
5. Op welke manier kan de minister dit dossier<br />
eventueel versnellen Volgens de huidige timing<br />
moeten we wachten tot 2003 vooraleer er<br />
iets gebeurt !<br />
N.B. Een vraag over deze problematiek werd ook<br />
gesteld aan de heer Steve Stevaert, minister<br />
vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare<br />
Werken en Energie.<br />
Antwoord<br />
1, 3 en 4. Ik ben enkel bevoegd voor de onbevaarbare<br />
waterlopen van eerste categorie en ik kan<br />
in het beheer van de andere categorieën (zoals<br />
de Barbierbeek) enkel in welbepaalde – wettelijk<br />
voorgeschreven – gevallen tussenkomen.<br />
Dit dossier is dus voornamelijk de bevoegdheid<br />
van enerzijds het provinciebestuur van Oost-<br />
Vlaanderen en anderzijds AWZ. Er is samenwerking<br />
en overleg tussen de provincie, die de<br />
Barbierbeek beheert, en de afdeling Zeeschelde,<br />
die verantwoordelijk wordt bij het uitmonden<br />
in de Schelde. Gelet op de directe betrokkenheid<br />
en bevoegdheid van de administratie<br />
AWZ in dit dossier, zullen de antwoorden worden<br />
gegeven door de heer Steve Stevaert, minister<br />
vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken<br />
en Energie, die over deze aangelegenheid<br />
een gelijkaardige vraag kreeg.<br />
2 en 5. Mijn diensten, in het bijzonder de afdeling<br />
Water van de administratie Milieu-, Natuur-,<br />
Land- en Waterbeheer (Aminal), kunnen dus<br />
geen coördinerende rol vervullen.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1144-<br />
Mijn administratie Aminal participeert vanuit<br />
haar diverse bevoegdheden wel in het project,<br />
overeenkomstig de beslissing van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 17 december 1999, waarbij een gezamenlijke<br />
coördinatie werd opgelegd tussen de<br />
administraties van Openbare Werken en Leefmilieu.<br />
Op die manier worden ook de aspecten<br />
van natuurontwikkeling en van integraal waterbeheer<br />
opgevolgd.<br />
Concreet is er een ambtelijke werkgroep opgericht<br />
voor de problematiek van de Barbierbeek,<br />
die terugkoppelt naar een stuurgroep met bestuurlijke<br />
verantwoordelijken. Verder is er ook<br />
een algemene stuurgroep van het project GOG<br />
Kruibeke-Bazel-Rupelmonde.<br />
De administraties (en wetenschappelijke instellingen)<br />
die onder mijn bevoegdheid ressorteren,<br />
zijn als volgt vertegenwoordigd in deze structuren<br />
:<br />
– ambtelijke werkgroep in verband met de<br />
Barbierbeek : afdeling Natuur ;<br />
– stuurgroep in verband met de Barbierbeek :<br />
<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij, <strong>Vlaams</strong> Landmaatschappij.<br />
De afdeling Water heeft aan het provinciebestuur<br />
gevraagd om ook deel uit te maken van<br />
de werk- en stuurgroep rond de Barbierbeek ;<br />
– algemene stuurgroep van het project GOG<br />
Kruibeke-Bazel-Rupelmonde : afdeling Natuur,<br />
Instituut voor Natuurbehoud, administratie<br />
Land- en Tuinbouw.<br />
Voor de volgende vergadering van de algemene<br />
stuurgroep werden ook de <strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij<br />
en de afdeling Bos en Groen uitgenodigd.<br />
(Antwoord Steve Stevaert : Bulletin van Vragen en<br />
Antwoorden nr. 8 van 16 februari 2001, blz. 1000 –<br />
red.)<br />
Vraag nr. 45<br />
van 6 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Rioolwaterzuiveringsinstallaties – Kikkerplannen<br />
Aquafin stelt jaarlijks vast dat amfibieën (kikkers,<br />
padden en salamanders) aanspoelen op de rioolwaterzuiveringsinstallaties<br />
(RWZI) of pompinstallaties.<br />
Dit is een vreemde vaststelling en het wijst op<br />
knelpunten in de rioleringsstelsels.<br />
De verklaring voor dit fenomeen wordt gezocht in<br />
de grachten en poelen in landelijk gebied die aansluiten<br />
op de collectoren via rioolinlaten, en in het<br />
hemelwater in het rioolwater. Die vermenging leidt<br />
tot een vermindering van het zuiveringsrendement.<br />
In 1998 werd in het zuiveringsgebied rond Brugge<br />
van start gegaan met een onderzoek naar de relatie<br />
tussen het aantal kikkeraanspoelingen en het aantal<br />
rioolinlaten. De resultaten van dit onderzoek<br />
leidden tot een "kikkerplan", waarin oplossingen<br />
naar voren werden geschoven om de knelpunten in<br />
dit zuiveringsgebied aan te pakken.<br />
1. Kan de minister een overzicht geven van de gemeenten<br />
waar dergelijk onderzoek van start is<br />
gegaan <br />
2. In welke fase bevindt dit onderzoek zich en wat<br />
zijn de resultaten <br />
3. In welke mate moeten de gemeenten opdraaien<br />
voor deze aanpassingswerken <br />
Antwoord<br />
1. In het verleden werd onze waterzuiveringsinfrastructuur<br />
op een zodanige wijze ontworpen<br />
dat te veel zuiver water naar het zuiveringsstation<br />
wordt vervoerd.<br />
Door het concept van de gemengde stelsels<br />
worden zowel afvalwater als regenwater gravitair<br />
naar het laagste punt afgevoerd. Het gevolg<br />
is dat veel RWZI's sterk biologisch onderbelast<br />
zijn en dat bij piekdebieten (hevige regenval) de<br />
rioleringen het vele water niet meer kunnen<br />
verwerken en hierdoor de aanleiding zijn van<br />
overstromingen.<br />
De heroriëntering van het waterzuiveringsbeleid<br />
dat momenteel op stapel staat, heeft als<br />
doel dergelijke problemen in de toekomst te<br />
vermijden en een oplossing te geven aan de huidige<br />
situatie.<br />
Projectmatig worden door de NV Aquafin kikkerplannen<br />
voor een RWZI opgemaakt om de<br />
negatieve gevolgen van de verdunning van het<br />
afvalwater recht te zetten. Verder heeft de NV
-1145- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Aquafin in samenwerking met de <strong>Vlaams</strong>e MIlieumaatschappij<br />
(VMM) onderzoeksprocedures<br />
lopende om de oorzaken van de sterke verdunning<br />
en onderbelasting van bepaalde RW-<br />
ZI's na te gaan.<br />
De publiciteit die door de N.V. Aquafin aan de<br />
kikkerplannen werd gegeven had de bedoeling<br />
om de bevolking te informeren over het grote<br />
ecologische belang van de voorgestelde projecten<br />
en om het maatschappelijk draagvlak voor<br />
de noodzakelijke investeringen te vergroten.<br />
Dit duwtje in de rug voor de betrokken gemeentebesturen<br />
kan de uitvoering van de projecten<br />
bespoedigen. Daarnaast kunnen dergelijke<br />
sensibiliseringscampagnes ook de versnelde<br />
uitvoering ten goede komen van de actieprogramma's<br />
die voortvloeien uit de bovenvermelde<br />
"onderzoeksprocedures naar verdunning en<br />
onderbelasting". In de zuiveringsgebieden De<br />
Klinge en Brugge spoelen de meeste amfibieën<br />
aan. Beide kikkerplannen van de NV Aquafin<br />
zijn gekenmerkt door de aandacht voor het<br />
kleinste detail. Hierdoor hebben ze een grotere<br />
kans op slagen.<br />
De inhoud van een kikkerplan en een onderzoeksprocedure<br />
is vrijwel identiek, met die uitzondering<br />
dat in een onderzoeksprocedure ook<br />
aandacht wordt besteed aan de oorzaken van<br />
onderbelasting, en niet enkel aan de oorzaken<br />
van verdunning. Bij beide initiatieven wordt er<br />
gespeurd naar de aansluiting van "zuiver" water<br />
op het rioleringsstelsel en worden er besprekingen<br />
met de betrokken instanties gevoerd om dit<br />
te verhelpen. Via de aansluiting van grachten<br />
(één van de belangrijke oorzaken van de verdunning)<br />
worden in een aantal gevallen amfibieën<br />
aangevoerd naar de RWZI, vandaar de<br />
benaming "kikkerplan" van de NV Aquafin.<br />
Een dergelijke onderzoeksprocedure wordt opgestart<br />
indien bij de influentbemonsteringen in<br />
het kader van de oplevering van nieuwe of vernieuwde<br />
installaties of in het kader van de routinematige<br />
bemonsteringen, blijkt dat de<br />
BZV-concentratie (biologisch afbreekbare fractie)<br />
van het influent lager is dan 100 O2/l (O2 :<br />
zuurstof – red.). Voor de volgende RWZI's is<br />
reeds een dergelijke procedure uitgevoerd of is<br />
deze lopende :<br />
– RWZI Nevele-Landegem ; RWZI Maldegem ;<br />
RWZI Neerijse ; RWZI Erps-Kwerps ;<br />
– RWZI Galmaarden ; RWZI Peer ; RWZI<br />
Stekene ; RWZI Vleteren ; RWZI Aalbeke ;<br />
RWZI Houthalen-centrum ; RWZI Blaasveld<br />
; RWZI Lede ; RWZI Wimmertingen ;<br />
RWZI Wommelgem ; RWZI Lier ;<br />
– RWZI Achel ; RWZI Hoegaarden ; RWZI<br />
Houthalen-Oost ; RWZI Kermt ; RWZI Berlaar<br />
;<br />
– RWZI Helkijn ;<br />
– RWZI Overschelde ; RWZI Geraardsbergen ;<br />
RWZI Roesbrugge; RWZI Eksel ; RWZI<br />
Kortemark ;<br />
– RWZI Wetteren ; RWZI Zolder ; RWZI<br />
Kluisbergen ; RWZI Riksingen ; RWZI<br />
Neervelp ;<br />
– RWZI Sint-Maria-Lierde ; RWZI Eke.<br />
Het moge duidelijk zijn dat de verdunning en<br />
onderbelasting van RWZI's geen zeldzaam<br />
fenomeen is in Vlaanderen.<br />
De oorzaak hiervan is dat de bestaande rioleringsinfrastructuur<br />
(van vóór 1991) tot doel had<br />
zowel de vuilvracht als het regenwater, oppervlaktewater<br />
en grondwater zo snel mogelijk te<br />
evacueren (gemengde stelsels) en dat in veel gevallen<br />
grachten en beken zijn ingebuisd, waarna<br />
ze als "riool" zijn gaan fungeren, niettegenstaande<br />
zij nog een heel belangrijke afvoerfunctie<br />
voor hemel-, grond- en oppervlaktewater behouden<br />
hebben. Bij de inhaaloperatie gestart in<br />
1991 (oprichting Aquafin) werden de aldus ontstane<br />
gecentraliseerde lozingspunten opgenomen<br />
door de nieuwe collectoren en naar de (te<br />
bouwen) RWZI getransporteerd.<br />
Gezien de dwingende termijnen in de Europese<br />
richtlijn "stedelijk afvalwater" heeft men deze<br />
lozingspunten opgenomen. Anders zouden ook<br />
meer polluenten in het milieu terechtkomen.<br />
Gebreken aan de zuiveringsinfrastructuur worden<br />
via terreinbezoeken door de VMM en via<br />
studies geïnventariseerd. Deze vormen de basis<br />
voor overleg met de betrokken actoren en voor<br />
de definiëring van nieuwe projecten of acties.<br />
2. Wat de onderzoeksprocedures betreft, zou het<br />
te ver leiden om voor elk van de hierboven vermelde<br />
RWZI's een stand van zaken weer te<br />
geven. Indien gewenst, kan deze wel worden opgegeven.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1146-<br />
Algemeen kan wel worden gesteld dat een onderzoeksprocedure<br />
start met een rioolbemonsteringscampagne.<br />
Op basis van de resultaten<br />
van deze campagnes worden de meest verdunde<br />
strengen bepaald waarop het veldonderzoek<br />
zich zal concentreren. Uit dit veldonderzoek<br />
komen een aantal pijnpunten naar voor, waarna<br />
de te ondernemen acties en de actoren worden<br />
bepaald. Na de omschrijving van de projecten<br />
en de duiding van de verantwoordelijke actoren<br />
worden de onderzoeksprocedures opgeschort<br />
tot na de uitvoering van de projecten. Na de uitvoering<br />
van de projecten wordt er een evaluatievergadering<br />
gehouden waarbij wordt nagegaan<br />
of de uitgevoerde werken een voldoende<br />
oplossing bieden voor de problematiek.<br />
Het resultaat van een onderzoeksprocedure is<br />
een lijst van punten waar niet-verontreinigd<br />
water in de riolering terechtkomt (de zogenaamde<br />
parasitaire debieten) en een inventaris<br />
van de oorzaken van onderbelasting.<br />
In grote lijnen kunnen de vaststellingen als<br />
volgt worden onderverdeeld :<br />
oorzaken van biologische onderbelasting<br />
– aanwezigheid van septische putten in zuiveringszone<br />
A ;<br />
– ontoereikende aansluiting van de woningen<br />
op de bestaande riolering ;<br />
– bezinking en afbraak in het rioleringsstelsel ;<br />
– gebreken in het rioleringsstelsel (verstoppingen,<br />
obstructies, niet-verwijderde voorlopige<br />
afsluitmuurtjes) ;<br />
– verkeerde werking van overstorten ;<br />
bronnen van permanente hydraulische verdunning<br />
– aansluiting van waterlopen op de riolering ;<br />
– aansluiting van drainages op de riolering ;<br />
– aansluiting van industrieel verdund en/of gezuiverd<br />
afvalwater ;<br />
– verkeerd werkende overstorten ;<br />
bronnen van tijdelijke hydraulische verdunning<br />
– aansluiting van baangrachten ;<br />
– aansluiting van grote verharde oppervlakten ;<br />
– verkeerde werking van overstorten.<br />
Stand van zaken en specifieke vaststellingen kikkerplan<br />
Brugge<br />
Vastgesteld werd dat niet enkel op de RWZI<br />
van Brugge amfibieën toestromen, maar eveneens<br />
op het pompstation Rijselsestraat in Sint-<br />
Michiels. Daarom werd het ganse riolerings- en<br />
collectorstelsel van de deelgemeenten Loppem,<br />
Veldegem en Zedelgem van de gemeente Zedelgem<br />
geïnspecteerd op aangesloten grachten<br />
en andere knelpunten.<br />
Een rapport met een zeer gedetailleerde inventarisatie<br />
van knelpunten en mogelijke technische<br />
oplossingen werd bezorgd aan de gemeente<br />
Zedelgem. Het rapport werd toegelicht op 16<br />
maart 2000. In een opvolgingsvergadering van 4<br />
mei 2000 werden de knelpunten vertaald naar<br />
een dertigtal actiepunten, waarvoor meestal een<br />
concrete timing werd afgesproken.<br />
Het belangrijkste probleem bestaat uit de noodzaak<br />
tot onteigeningen bij de herwaardering<br />
van het deels gedempte grachtenstelsel. De inventarisatie<br />
resulteerde ook in de definiëring<br />
van zes actiepunten met betrekking tot de exploitatie<br />
door de NV Aquafin. Bovendien werd<br />
hierdoor de frequentie van de controles door<br />
haar mobiele onderhoudsploegen gewijzigd.<br />
In navolging van de studie in Zedelgem, werd<br />
inmiddels een soortgelijke inventarisatie in Sijsele<br />
en Damme afgerond. Deze studie dient<br />
echter nog te worden besproken met de gemeente<br />
Damme.<br />
Stand van zaken en specifieke vaststellingen kikkerplan<br />
De Klinge<br />
In het zuiveringsgebied De Klinge (gemeente<br />
Sint-Gillis-Waas) werden naast kleinere knelpunten<br />
een tiental problemen vastgesteld, waaronder<br />
drie belangrijke inlaten van grachten op<br />
de riolering. Bovendien kan 's winters een waterloop<br />
in de riolering stromen via overstorten.<br />
Een aantal inlaten kon onmiddellijk door de gemeente<br />
worden afgedicht, maar voor andere gevallen<br />
is de oplossing niet voor de hand liggend<br />
en zijn meer omvangrijke werken noodzakelijk.<br />
Na overleg tussen de NV Aquafin, de gemeente<br />
en het polderbestuur werden saneringsprojec-
-1147- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
ten gedefinieerd en afspraken gemaakt rond de<br />
timing en financieringsmogelijkheden ervan.<br />
Ook hier bestaat het grootste probleem in de<br />
heraanleg van gedempte delen van het grachtenstelsel.<br />
3. In grote lijnen wordt het principe gehuldigd dat<br />
de beheerder van de leiding waarop een parasitair<br />
debiet is vastgesteld, de kosten voor de aanpassing<br />
van de leiding op zich dient te nemen.<br />
In de praktijk betekent dit dat de gemeente, als<br />
beheerder van het gemeentelijk rioleringsstelsel,<br />
meestal wordt verzocht een aantal aanpassingswerken<br />
uit te voeren. De VMM definieert<br />
in dit geval, met prioriteit, een optimalisatieproject<br />
voor de betrokken gemeente op het subsidiëringsprogramma<br />
voor gemeentelijke riolering<br />
(subsidie tot 75 % van het rioleringsdeel).<br />
De gemeente wordt dan verzocht dit project te<br />
ondertekenen en uit te voeren.<br />
Anderzijds zijn er in een aantal gevallen ingrepen<br />
noodzakelijk aan het bovengemeentelijk<br />
stelsel (voornamelijk plaatsen van terugslagkleppen<br />
op bovengemeentelijke overstorten).<br />
Deze ingrepen worden door de NV Aquafin uitgevoerd.<br />
Grotere ingrepen, waaronder afkoppelen van<br />
waterlopen van categorie 2, zijn in een aantal<br />
gevallen opgenomen in het investeringsprogramma.<br />
Tot slot worden in enkele gevallen ook acties<br />
verwacht van derden. Het kan hier gaan over<br />
particulieren (bv. aansluiten overlopen van<br />
privé-vijvers) en andere overheden (AWV, provinciebesturen,<br />
AWZ, polderbesturen,...<br />
Vraag nr. 50<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer JOHAN DE ROO<br />
Waterzuivering – Samenwerking met Nederland<br />
Verscheidene <strong>Vlaams</strong>e steden en gemeenten grenzen<br />
aan Nederland. Met betrekking tot het aansluiten<br />
van riolering wordt er vaak gedacht aan grensoverschrijdende<br />
samenwerking met Nederland<br />
omdat het meer nabijgelegen is, er vaak geen onderdoorboringen<br />
nodig zijn en deze bijkomende<br />
capaciteit bespreekbaar is, wat inzake aanleg een<br />
grote besparing zou inhouden.<br />
Uit gesprekken met Nederlandse steden en gemeenten<br />
kwam de problematiek van de financiering<br />
ter tafel. Momenteel wordt in Nederland een<br />
systeem van heffingen gehanteerd waarbij particulieren<br />
als onderhoudskosten jaarlijks een bepaald<br />
bedrag betalen. In Vlaanderen bestaat er ook een<br />
systeem van heffingen die door VMM (<strong>Vlaams</strong>e<br />
Milieumaatschappij) worden geïnd.<br />
Werd de mogelijkheid reeds onderzocht om een regeling<br />
met Nederland uit te werken waarbij de zuivering<br />
van afvalwater voor <strong>Vlaams</strong>e woningen<br />
door hen wordt uitgevoerd en door ons wordt gefinancierd<br />
<br />
Antwoord<br />
Overeenkomstig de bestaande wetgeving terzake<br />
vestigt en int de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij de<br />
afvalwaterheffing bij elke natuurlijke of rechtspersoon<br />
die op het grondgebied van het <strong>Vlaams</strong>e gewest<br />
water heeft afgenomen van het waterdistributienet,<br />
over een eigen waterwinning beschikt, of<br />
water heeft geloosd, ongeacht de herkomst van het<br />
water en de plaats waar het afvalwater wordt gezuiverd.<br />
Hierop zijn geen uitzonderingen.<br />
Momenteel bestaan er een tweetal overeenkomsten<br />
tussen de NV Aquafin en de Nederlandse waterstaten<br />
in verband met de financiering van de<br />
zuivering van afvalwater afkomstig uit België.<br />
Het betreft volgende projecten :<br />
1. Het afvalwater van Kanne, een deelgemeente<br />
van Riemst, wordt in Maastricht gezuiverd en<br />
de zuivering wordt betaald door het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />
volgens de overeenkomst afgesloten met<br />
het Zuiveringschap Limburg.<br />
De financiering van de persleiding naar Maastricht<br />
gebeurde door het <strong>Vlaams</strong> Gewest en<br />
werd gedeeltelijk gesubsidieerd door Interreg<br />
(Europese Gemeenschap).<br />
2. Het afvalwater van woningen in Baarle-Hertog<br />
wordt afgevoerd naar Baarle-Nassau.De zuivering<br />
wordt betaald aan het Hoogheemraadschap<br />
West-Brabant door tussenkomst van de NV<br />
Aquafin, die optreedt als rechtsopvolger van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij.<br />
Vraag nr. 51<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer PATRICK LACHAERT<br />
Natuurreservaten – Erkenning en subsidiëring
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1148-<br />
In uitvoering van het decreet van 27 oktober 1997<br />
op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, inzonderheid<br />
in uitvoering van de artikelen 36 en 44,<br />
werd op 29 juni 1999 het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering goedgekeurd houdende de vaststelling<br />
van de voorwaarden voor de erkenning van natuurrreservaten<br />
en van terreinbeherende natuurverenigingen<br />
en houdende de toekenning van subsidies.<br />
Hoofdstuk III, afdeling 2 van dit besluit regelt de<br />
subsidiëring van de huur, het beheer en het toezicht,<br />
de eerste inrichting, de monitoring, de uitzonderlijk<br />
éénmalige inrichtingen en de openstelling in<br />
erkende natuurreservaten voor private personen<br />
en privaatrechtelijke rechtspersonen.<br />
Hoofdstuk II, afdeling 2 van dit besluit voorziet in<br />
een subsidiëring van de aankoop van gebieden.<br />
1. Voor welke natuurdoeltypes en oppervlakten<br />
per reservaat werden tot op heden subsidies<br />
aangevraagd en uitgekeerd volgens de bepalingen<br />
van dit besluit <br />
2. Hoeveel natuurreservaten en voor welke oppervlakten<br />
werden reeds erkend volgens de bepalingen<br />
van dit besluit <br />
Waar zijn ze gelegen en wat is de perimeter die<br />
is afgebakend <br />
Antwoord<br />
1. Het beheer van de erkende natuurreservaten<br />
wordt, conform artikel 17 van het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 29 juni 1999, gesubsideerd<br />
op basis van de actuele aanwezige natuurtypes<br />
die passen binnen een vooropgesteld natuurstreefbeeld,<br />
en zeker niet op basis van de<br />
natuurdoeltypes.<br />
Deze actuele natuurtypes worden in vier verschillende<br />
subsidieklassen ingedeeld, namelijk :<br />
– een klasse A van 20.000 fr./ha/jaar,<br />
– een klasse B van 13.000 fr./ha/jaar,<br />
– een klasse C van 6.000 fr./ha/jaar,<br />
– een klasse D van 2.000 fr./ha/jaar.<br />
De natuurtypes die in deze subsidieklassen<br />
voorkomen, staan vermeld in het besluit. Natuurtypes<br />
die niet voorkomen in het besluit<br />
worden bijgevolg niet gesubsideerd. De beheerssubsidies<br />
zoals vermeld in dit besluit zullen<br />
een eerste maal worden uitbetaald in het<br />
voorjaar 2001 voor het beheer van het voorbije<br />
werkjaar 2000.<br />
Van de momenteel 5.151 ha erkend natuurreservaat<br />
– komt 3.911 ha in aanmerking om te worden gesubsideerd<br />
op basis van de actuele natuurtypes :<br />
361 ha in klasse A, 2.473 ha in klasse B, 637 ha<br />
in klasse C, 261 ha in klasse D ;<br />
– bezit 179 ha erkend natuurreservaat een actueel<br />
natuurtype dat niet wordt gesubsideerd ;<br />
– wordt de overblijvende 1.240 ha erkend natuurreservaat<br />
momenteel nog steeds forfaitair gesubsideerd,<br />
conform artikel 27, § 2 van het besluit,<br />
op basis van het vroegere besluit (koninklijk<br />
besluit van 3 februari 1981) tegen 6.000<br />
fr./ha/jaar.<br />
2. Na het van kracht worden van het besluit van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering van 29 juni 1999 werden 63<br />
dossiers voor de erkenning, de uitbreiding en de<br />
hernieuwing van de erkenning van private natuurreservaten<br />
afgehandeld.<br />
Hiervan werden 46 dossiers op basis van de<br />
oude procedure voor erkenning (cf. het KB van<br />
3 februari 1981 en artikel 27, § 3 van het besluit<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 29 juni 1999)<br />
goedgekeurd (4 in de provincie Antwerpen, 6 in<br />
Limburg, 3 in Oost-Vlaanderen, 12 in <strong>Vlaams</strong>-<br />
Brabant, en 3 in West-Vlaanderen) omdat ze<br />
reeds waren ingediend voor het van kracht worden<br />
van de nieuwe erkenningsprocedure. Deze<br />
dossiers bestonden onder andere uit de erkenning<br />
van 28 nieuwe natuurreservaten met een<br />
totale oppervlakte van 286 ha en een voorkoopperimeter<br />
van 1.464 ha, en 15 uitbreidingen van<br />
bestaande natuurreservaten met een oppervlakte<br />
van 152 ha.<br />
De overige 17 dossiers werden goedgekeurd<br />
volgens de nieuwe erkenningsprocedure van het<br />
besluit van 29 juni 1999. Van deze 17 dossiers<br />
werden 3 nieuwe natuurreservaten erkend (gelegen<br />
in de provincie Oost-Vlaanderen) met<br />
een oppervlakte van 10 ha en een voorkoopperimeter<br />
van 96 ha, en werden 12 reeds erkende<br />
natuurreservaten uitgebreid met een oppervlakte<br />
van 95 ha.<br />
Vraag nr. 52<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Individuele waterzuivering – Stand van zaken
-1149- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
In opvolging van mijn schriftelijke vraag nr. 198<br />
van 11 mei 2000 in verband met het beleid inzake<br />
waterzuivering zou ik de minister graag volgende<br />
vragen stellen (Bulletin van Vragen en Antwoorden<br />
nr. 16 van 30 juni 2000, blz. 160 – red.).<br />
1. Gemeenten die de optie 10 van het milieuconvenant<br />
2000-2001 hebben ondertekend, verbinden<br />
zich ertoe om op hun grondgebied een premiestelsel<br />
uit te werken voor de installatie van<br />
individuele waterzuivering. Deze optie van het<br />
gemeentelijk milieuconvenant 2000-2001 kon<br />
tot begin november worden onderschreven.<br />
Hoeveel en welke gemeenten hebben deze<br />
optie 10 uiteindelijk onderschreven <br />
2. Een studieopdracht werd uitbesteed om de<br />
haalbaarheid van de afkoppeling van regenwater<br />
bij privé-woningen na te gaan.<br />
Aan wie werd deze studieopdracht gegund,<br />
voor welk bedrag en wat is de stand van zaken<br />
in het onderzoek <br />
3. De minister kondigde ook een aantal proefprojecten<br />
aan voor dit najaar.<br />
Waar zijn deze proefprojecten gesitueerd en<br />
welke vormen van individuele waterzuiveringsinstallatie<br />
worden er getest <br />
Antwoord<br />
1. Op 31 december 2000 hebben 230 gemeenten<br />
de optie 10 van het gemeentelijk milieuconvenant<br />
2000-2001onderschreven. De lijst met de<br />
gemeenten die optie 10 ondertekenden, kan<br />
worden opgevraagd bij de administratie Milieu-,<br />
Natuur-, Land- en Waterbeheer.<br />
Door 79 van deze gemeenten werd een aanvraagdossier<br />
ingediend dat een gunstig advies<br />
kreeg. Op basis van de goedgekeurde aanvragen<br />
werd in totaal 12.809.334 frank gereserveerd<br />
voor optie 10 voor het jaar 2000.<br />
Indien dit totaalbedrag wordt verdeeld, betekent<br />
dit een kredietreservering van 10.868.197<br />
frank voor het deel A (regenwaterputten) en<br />
een kredietreservering van het resterende<br />
gedeelte, of 1.941.137 frank, voor het deel B<br />
(KWZI's) van optie 10. (KWZI : kleinschalige<br />
waterzuiveringsinstallatie – red.)<br />
2. De studieopdracht met betrekking tot de haalbaarheid<br />
van afkoppeling van hemelwater bij<br />
privé-woningen werd om budgettaire redenen<br />
pas begin januari 2001 door de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij<br />
gegund, en wel aan de Groep Planning,<br />
voor een bedrag van 1,7 miljoen frank.<br />
Momenteel bevindt het project zich dus in de<br />
opstartfase. Het heeft een looptijd van 150 kalenderdagen.<br />
3. Eind 2000 werd door de afdeling Water en de<br />
NV Aquafin in samenwerking met de stad Geel<br />
een proefproject opgestart met betrekking tot<br />
het afkoppelen van regenwater bij privé-woningen<br />
("Afkoppelen van regenwater uit de private<br />
riolering bij 160 woningen in de Borgeleien en<br />
Mosselgoren te Geel met specifieke aandacht<br />
voor infiltratie ter plaatse"). Het project wordt<br />
gefinancierd in het kader van de uitvoering van<br />
actie 72 van het <strong>Vlaams</strong> Milieubeleidsplan 1997-<br />
2001.<br />
De opening van offertes (openbare aanbesteding)<br />
had plaats op 31 oktober 2000. De laagste<br />
regelmatige bieding door Wegenbouw Sterckx<br />
uit Geel, voor een bedrag van 12.111.010 frank<br />
(incl. BTW), werd inmiddels goedgekeurd.<br />
Tijdens de eerste maanden van 2001 zullen een<br />
aantal informatievergaderingen plaatsvinden en<br />
zal een stuurgroep worden samengesteld voor<br />
de begeleiding van het project. De eigenlijke<br />
werken zullen vermoedelijk aanvangen rond<br />
mei-juni 2001.<br />
Het proefproject past in het onderzoek naar de<br />
scheiding tussen hemelwater en afvalwater op<br />
huisniveau, in combinatie met een project van<br />
kleinschalige zuivering. Voor het project Geel –<br />
Mosselgoren is daarom ook een kleinschalige<br />
waterzuivering opgenomen op het investeringsprogramma<br />
van het gewest. De gemeente plant<br />
de aanleg van riolering.<br />
Vraag nr. 53<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Kleinschalige waterzuivering – Kortrijk-Roeselare-<br />
Tielt<br />
Het arrondissement Tielt heeft een landelijk karakter,<br />
in tegenstelling tot de andere delen van het arrondissement<br />
Kortrijk-Roeselare. Uit vorige schriftelijke<br />
vragen en interpellaties is gebleken dat de<br />
zuiveringsgraad in het plattelandsgebied rond Tielt
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1150-<br />
veel lager scoort dan de zuiveringsgraad in de rest<br />
van het arrondissement.<br />
Aquafin gaat ervan uit dat in zeer landelijke gebieden<br />
grootschalige waterzuiveringsprojecten financieel<br />
niet realiseerbaar zijn en ook geen rendement<br />
zouden halen. Vandaar dat voor deze landelijke gebieden<br />
veeleer de kaart van de kleinschalige waterzuivering<br />
wordt getrokken.<br />
1. Welke kleinschalige waterzuiveringsprojecten<br />
werden voor de volgende jaren geprogrammeerd<br />
in het arrondissement Tielt <br />
2. Welke middelen werden hiervoor ingeschreven<br />
<br />
3. Werden door bepaalde gemeenten in dit arrondissement<br />
KWZI-subsidiedossiers (kleinschalige<br />
waterzuiveringsinstallatie) ingediend bij de<br />
VMM (<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij) <br />
Antwoord<br />
Ik ben van plan de komende jaren een nieuwe impuls<br />
aan het waterzuiveringsbeleid in Vlaanderen<br />
te geven.<br />
Afgelopen jaren heeft het gros van de bovengemeentelijke<br />
investeringen, met andere woorden de<br />
Aquafin-projecten, zich vooral op het stedelijk gebied<br />
toegespitst. Dit was noodzakelijk, gezien de<br />
dwingende termijnen die Europa aan Vlaanderen<br />
oplegt met betrekking tot de naleving van de Europese<br />
richtlijn "zuivering stedelijk afvalwater". De<br />
komende jaren zal de aandacht vooral naar het<br />
buitengebied dienen uit te gaan. Wegens de verspreide<br />
bebouwing in het landelijke gebied is het<br />
vanuit technisch en financieel oogpunt dikwijls niet<br />
aangewezen om de afvalwaters via de grootschalige<br />
aanpak te collecteren en centraal in een RWZI<br />
te zuiveren (RWZI : rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
– red.). Andere oplossingen zijn hier noodzakelijk.<br />
Daarom zal er in deze gebieden onder andere een<br />
sterke klemtoon komen te liggen op de scheiding<br />
van afval- en hemelwater. Het gescheiden opvangen<br />
en afvoeren van beide waterstromen moet er<br />
in de toekomst voor zorgen dat de zuiveringsinfrastructuur<br />
kleiner kan worden gedimensioneerd.<br />
Hierdoor zal het mogelijk worden om in deze gebieden<br />
waar de collecterings- en zuiveringskosten<br />
per inwoner volgens de klassieke aanpak te hoog<br />
oplopen, te kiezen voor decentrale oftewel kleinschalige<br />
waterzuivering.<br />
1. In het arrondissement Tielt werden door het<br />
<strong>Vlaams</strong> Gewest (Aquafin) naast de grootschalige<br />
RWZI's volgende kleinschalige installaties op het<br />
investeringsprogramma geprogrammeerd : de<br />
RWZI Oeselgem en de RWZI Dentergem.<br />
Door de <strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij werd door<br />
middel van een ruilverkavelingsproject in een<br />
KWZI van 420 IE voorzien in Markegem (Dentergem).<br />
2. De RWZI Oeselgem werd ingeschreven op het<br />
programma 2001 met een capaciteit van 1.200<br />
inwonersequivalenten (IE). Samen met de<br />
noodzakelijke verbindingsriolering werd hiervoor<br />
31,9 miljoen frank uitgetrokken.<br />
De RWZI Dentergem werd ingeschreven op<br />
het programma 2004-2006 met een capaciteit<br />
van 1.600 inwonersequivalenten.<br />
Samen met de noodzakelijke verbindingsriolering<br />
werd hiervoor 31,6 miljoen frank uitgetrokken.<br />
3. Er werd bij de VMM geen subsidiedossier met<br />
betrekking tot kleinschalige waterzuiveringsprojecten<br />
ingediend afkomstig van een gemeente<br />
in het arrondissement Tielt.<br />
Vraag nr. 54<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Kalmthoutse Heide – Werken<br />
Momenteel voert de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap werken<br />
uit op de Kalmthoutse Heide om de oorspronkelijke<br />
vegetatie te vrijwaren en om het landschap<br />
in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Deze<br />
werken gaan gepaard met het afplaggen van grote<br />
grasgebieden, het rooien van bossen, het uitbaggeren<br />
van vennen en het dempen van grachten.<br />
Het gevolg van al deze werkzaamheden is dat de<br />
zandwegen kapotgereden zijn, de wandelpaden<br />
herschapen in slijk en grote plassen, er her en der<br />
stapels afgeplagde grond en boomresten liggen en<br />
het water niet meer weg kan. De Kalmthoutse<br />
Heide is langzaam herschapen in een echte bouwwerf<br />
en deze toestand is onaanvaardbaar aan het<br />
worden.<br />
1. Wat is de juiste bedoeling van de werken Wat<br />
houden ze in Welke werken dienen voor dat<br />
doel in concreto te worden uitgevoerd Wanneer<br />
wordt bij benadering het vooropgestelde
-1151- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
resultaat (zoals het herkrijgen van de oorspronkelijke<br />
vegetatie) bereikt <br />
2. Wanneer zijn de werken afgerond Wanneer<br />
zijn alle werkmachines uit de Heide verdwenen<br />
Wanneer keert de rust opnieuw<br />
terug <br />
3. Wat is de kostprijs van deze werkzaamheden <br />
4. Waar worden de afgeplagde grond en de boomresten<br />
gestort Wordt er gezorgd voor de verwijdering<br />
van de afgeplagde grond en de boomresten<br />
die momenteel nog over heel de Heide<br />
verspreid liggen Zo ja, wanneer <br />
5. Talrijke wegen zijn stukgereden door de voertuigen<br />
die voornoemde werken dienen uit te<br />
voeren.<br />
Worden de wegen hersteld, de plassen gedempt<br />
en het slijk weggehaald Zo ja, wanneer <br />
6. In de verlenging van de Korte Heuvelstraat<br />
wonen nog een handvol mensen in de Kalmthoutse<br />
Heide zelf. De toegangsweg tot hun woningen<br />
bestaat uit een zandweg. Door het gebruik<br />
van die weg door voornoemde werkvoertuigen<br />
is die zandbaan herschapen in slijk en<br />
grote plassen. Het gevolg hiervan is dat die bewoners<br />
momenteel hun wagen in de verharde<br />
Korte Heuvelstraat moeten laten staan en 500<br />
meter te voet naar huis dienen te gaan.<br />
Wordt de onverharde verlenging van de Korte<br />
Heuvelstraat tot aan de huizen van deze bewoners<br />
verhard Zo neen, waarom niet <br />
7. Momenteel geldt er een verbod voor fietsers op<br />
het nieuwe blauwe pad tussen de rasters. Aangezien<br />
deze route vroeger wel degelijk openstond<br />
voor fietsers en ook nu nog aansluiting<br />
geeft op een fietsroute op Nederlands grondgebied,<br />
rijst de vraag of dit blauwe pad over een<br />
lengte van ongeveer 800 meter niet opnieuw<br />
kan worden opengesteld voor fietsers.<br />
Wordt dit in het vooruitzicht gesteld Zo neen,<br />
waarom niet <br />
8. Bovendien werden ook de mogelijkheden tot<br />
wandelen met de hond aan de leiband beperkt.<br />
Zo is dat niet langer toegelaten op de stukken<br />
waar schapen, runderen en paarden grazen.<br />
Het wandelen met hond aan de leiband veroorzaakt<br />
evenwel weinig overlast of nervositeit bij<br />
de grazers, zodat de vraag kan worden gesteld<br />
of het verbod niet kan worden opgeheven. Temeer<br />
omdat in vergelijking met één jaar geleden<br />
de mogelijkheden om te wandelen met<br />
hond al enorm zijn beperkt.<br />
Antwoord<br />
De werken in het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat De<br />
Kalmthoutse Heide die aanleiding gaven tot de<br />
vraag, werden uitgevoerd door het secretariaat-generaal<br />
van de Benelux Economische Unie als Interregproject<br />
"Grenspark De Zoom – Kalmthoutse<br />
Heide" met nummer B/95/TH3/01, en niet door<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.<br />
Het zijn uitvoeringsprojecten van het Beleidsplan<br />
Beheer en Inrichting Grenspark De Zoom –<br />
Kalmthoutse Heide 1999-2014. Het beleidsplan is<br />
zowel door de Nederlandse als de <strong>Vlaams</strong>e overheid<br />
goedgekeurd.<br />
De uitvoeringsprojecten zijn in hun concrete vorm<br />
overlegd en uitgewerkt binnen de beslissingsorganen<br />
van het Grenspark en de adviescommissie van<br />
het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat De Kalmthoutse<br />
Heide. Waar nodig werden bouwvergunningen en<br />
natuurvergunningen aangevraagd en verleend.<br />
1. De juiste bedoeling van de werken is de invulling<br />
van de bepalingen van de Europese Vogelen<br />
Habitatrichtlijn en van de Conventie van<br />
Ramsar, zijnde de internationale overeenkomsten<br />
waarvoor het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat is<br />
aangewezen.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 oktober<br />
1988 (Belgisch Staatsblad van 29.10.88)<br />
wijst 2.183 hectare van de Kalmthoutse Heide<br />
aan als integraal beschermd gebied overeenkomstig<br />
de richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud<br />
van de vogelstand, beter bekend als de<br />
Vogelrichtlijn.<br />
Bij beslissing van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14<br />
februari 1996 werd een oppervlakte van 2.061<br />
hectare van de Kalmthoutse Heide aangemeld<br />
bij de Europese Commissie in uitvoering van de<br />
Europese richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding<br />
van de natuurlijke habitats en de<br />
wilde flora en fauna, beter bekend als de Habitatrichtlijn.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1152-<br />
Via het koninklijk besluit van 27 september<br />
1984 (BS 31.10.84) werd 2.183 hectare van de<br />
Kalmthoutse Heide aangeduid als waterrijk gebied<br />
overeenkomstig de Ramsar-conventie van<br />
1975 voor het behoud van het ecologisch karakter.<br />
De werken houden het volgende in.<br />
a) Het herstel van de biotopen waarvoor het<br />
gebied is aangewezen overeenkomstig de<br />
Habitatrichtlijn : 64.1 x 31.223 – psammofiele<br />
heide met calluna- en genista-soorten ;<br />
64.1 x 35.2 – open grasland met corynephorus-<br />
en agrostis-soorten op landduinen ;<br />
22.11 x 22.31 – mineraalarme oligotrofe wateren<br />
van de Atlantische zandvlakten met<br />
amphibische vegetatie : lobelia, littorellia en<br />
isoëtes ; 22.12 x 22.31 & 22.32 – littorelliaof<br />
isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie<br />
op drooggevallen oevers (nanocyperetalia)<br />
; 33.11 – Noord-Atlantische vochtige<br />
heide met erica tetralix ; 31.2 – droge heide<br />
(alle subtypen) ; 54.6 – slenken in veengronden<br />
(rhynchosporion).<br />
b) De optimalisatie van de biotopen voor de<br />
vogelsoorten opgenomen in de bijlage 1 van<br />
de Vogelrichtlijn : wespendief, bruine kiekendief,<br />
nachtzwaluw, zwarte specht, boomleeuwerik,<br />
blauwborst.<br />
c) Het tegengaan van verdroging om het ecologische<br />
karakter van het "wetland" veilig te<br />
stellen.<br />
De deelprojecten "natuur" bestaan uit het plaggen<br />
van vergraste heide, heideherstel door het<br />
verwijderen van boomopslag en uitbreiding van<br />
het begrazingsbeheer, ingrepen die essentieel<br />
zijn om de beoogde biotopen duurzaam in stand<br />
te houden. Het deelproject "bos" hield een bestrijding<br />
van Amerikaanse vogelkers in. Met de<br />
deelprojecten "water" werden enkele stuwen<br />
geplaatst, grachten gedempt en vennen en poelen<br />
lokaal uitgeschoond en geherprofileerd, om<br />
de verdroging van het gebied tegen te gaan.<br />
De pioniersstadia kunnen zich herstellen onmiddellijk<br />
na de uitvoering van de werken, de<br />
volle ontwikkeling van de doelvegetaties kan<br />
over een periode van vijf tot vijftien jaar lopen,<br />
afhankelijk van het type en externe factoren.<br />
Voor het behoud van de gewenste broedvogelsoorten<br />
is de zonering van de recreatie eveneens<br />
een belangrijke factor.<br />
2. De werken zijn afgerond eind december 2000,<br />
met uitzondering van de afvoer van plagsel.<br />
Alle werkmachines zijn uit de Heide verdwenen<br />
sedert 15 december 2000. De rust is dus sedert<br />
15 december 2000 teruggekeerd.<br />
3. De werken voor de percelen "natuur", "bos" en<br />
"water" werden gegund voor een totaalbedrag<br />
van 704.172 euro.<br />
Aangezien de aanbesteding van toepassing is op<br />
heel het Grenspark en de werken voor een deel<br />
buiten het <strong>Vlaams</strong> reservaat plaatsvonden, is het<br />
niet mogelijk een aparte prijs op te geven voor<br />
de werken in het reservaat.<br />
4. Overeenkomstig het bestek staat de aannemer<br />
in voor de verwijdering van deze materialen.<br />
Ook wordt er gezorgd voor de verwijdering van<br />
de afgeplagde grond en de boomresten die momenteel<br />
nog over de hele heide verspreid liggen,<br />
dit wanneer de weersomstandigheden en<br />
de toestand van het terrein het toelaten.<br />
Vanwege de grote hoeveelheden neerslag is het<br />
niet mogelijk om nu af te voeren zonder schade<br />
aan te richten. Tijdens het broedseizoen (15.3<br />
tot 30.6) zijn werken in het terrein evenmin aangewezen,<br />
zodat de verdere afvoer van het plagsel<br />
vermoedelijk vanaf juli-augustus 2001 zal<br />
starten.<br />
5. Door de hoge waterstanden van de voorbije<br />
twee jaar liggen vele wegen er inderdaad nat en<br />
slijkerig bij. Deze toestand doet zich ook voor<br />
op dienstwegen en wandelwegen die niet werden<br />
gebruikt tijdens de werken.<br />
De schade aan wegen ten gevolge van de werken<br />
is redelijk beperkt. Overeenkomstig het bestek<br />
staat de aannemer in voor het herstel van<br />
tijdens de werken aangerichte schade wanneer<br />
de weersomstandigheden het toelaten. Vanwege<br />
de grote hoeveelheden neerslag is het niet mogelijk<br />
om nu het herstel uit te voeren zonder<br />
verdere schade aan te richten. Ook voor het reguliere<br />
onderhoud van de zandwegen moet<br />
worden gewacht op een voldoende droge periode.<br />
6. Er is geen verharding om volgende redenen.<br />
– De slechte berijdbaarheid momenteel is een<br />
gevolg van de grote neerslaghoeveelheden<br />
die in 2000 vielen.
-1153- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
– Niettegenstaande de aanwezigheid van een<br />
aantal plassen, is de weg nog steeds berijdbaar<br />
met een personenwagen.<br />
– Deze weg is nooit verhard geweest en er is<br />
geen wijziging van functie opgetreden.<br />
– De weg is gelegen in het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat,<br />
waar onverharde zandwegen een<br />
specifieke biotoop vormen.<br />
– De weg is gelegen in beschermd landschap<br />
waarvan onverharde wegen deel uitmaken.<br />
– Zodra de weersomstandigheden het toelaten,<br />
zal de weg worden hersteld overeenkomstig<br />
punt 5.<br />
7. De openstelling is niet opgenomen in het Beleidsplan<br />
Beheer- en Inrichting Grenspark De<br />
Zoom – Kalmthoutse Heide, om volgende redenen.<br />
– Eén van de centrale elementen in het Beleidsplan<br />
is de zonering van de recreatiedruk.<br />
In heel het Grenspark is recreatief medegebruik<br />
gericht op wandelen, met een rustgebied<br />
voor fauna en flora dat zich over Vlaanderen<br />
en Nederland uitstrekt, en een zone<br />
voor extensief recreatief medegebruik in de<br />
randzone. Het blauwe pad is één van de wandelpaden<br />
die het rustgebied doorkruisen. Er<br />
werd geopteerd voor een maximale openstelling<br />
van het reservaat voor de natuurgerichte<br />
wandelaar en een herlokalisatie van<br />
actieve recreatie.<br />
Het instellen van een fietsroute in dit rustgebied<br />
staat hier haaks op.<br />
– De aansluiting naar de fietsroute op Nederlands<br />
grondgebied is wordt gerealiseerd door<br />
de Grensparkroute voor fietsers, die buiten<br />
de centrale rustzone ligt, deels in het reservaat<br />
in de zone voor extensief recreatief medegebruik.<br />
– De voorgestelde route komt langs de Putse<br />
Moer, één van de kwetsbare vennen met<br />
broedvogels zoals dodaars en geoorde fuut,<br />
en loopt verder naar de Paalberg, waar<br />
nachtzwaluw, kleine bonte specht, boompieper,<br />
gekraagde roodstaart en boomleeuwerik<br />
broeden.<br />
Deze soorten zijn hetzij opgenomen in de<br />
Rode Lijst van broedvogels in Vlaanderen,<br />
hetzij in de Europese Vogelrichtlijn.<br />
– De voorgestelde route loopt over landduinen<br />
met bestaande en te ontwikkelen droge<br />
en natte heide en de overgangszone naar de<br />
vennen van de Putse Moer.<br />
Dit zijn de biotopen waarvoor het reservaat<br />
is aangewezen als Europees Habitatrichtlijngebied.<br />
– Naast de fietsers zijn er nog andere recreatieve<br />
sporters die aanspraak maken op een<br />
uitbreiding van de huidige voorzieningen : de<br />
ruitervereniging heeft eveneens een aanvraag<br />
ingediend om een doorsteek naar de<br />
Paalberg te verkrijgen. Wandelaars met honden<br />
en jeugdgroepen zullen ongetwijfeld volgen,<br />
als ze merken dat het principe van het<br />
centrale rustgebied voor het Grenspark niet<br />
langer wordt gehanteerd.<br />
We kunnen één element niet uit het geheel<br />
lichten zonder het bestaande evenwicht te<br />
verstoren.<br />
– Bijkomende recreatiemogelijkheden voor<br />
een verhoging van de recreatiedruk : een<br />
fietspad leidt tot een nieuwe recreatiestroom<br />
in en door het reservaat, in een zone waar<br />
dat niet gewenst is.<br />
Bovendien is het dan noodzakelijk de fietsers<br />
te scheiden van de wandelaars, wat de<br />
aanleg van een afzonderlijk fietspad vereist :<br />
vanaf de Putsesteenweg tot aan de grens van<br />
het begrazings- en rustgebied gaat het hier<br />
om ongeveer 1500 meter bijkomend aan te<br />
leggen fietspad.<br />
8. De aanwezigheid van honden heeft een sterk<br />
verstorend effect op de fauna en vooral op vogelsoorten<br />
zoals nachtzwaluw, roodborsttapuit,<br />
wulp, boomleeuwerik, boompieper, tapuit,... die<br />
op de grond broeden. Het optimaliseren van<br />
een natuurreservaat voor vogelsoorten van Europees<br />
belang (zie Vogelrichtlijn) gaat niet<br />
samen met het toelaten van honden. Vele zowel<br />
Belgische als buitenlandse natuurreservaten en<br />
nationale parken zijn overigens volledig verboden<br />
voor honden.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1154-<br />
Daarnaast blijkt in de praktijk dat steeds loslopende<br />
honden aanwezig zijn, terwijl ze aan de<br />
leiband moeten gehouden worden.<br />
Jaarlijks worden tientallen schapen gebeten,<br />
jaarlijks sterven er een wisselend aantal aan hun<br />
verwondingen of aan stress. De beelden die onlangs<br />
circuleerden van de slachtoffers van de<br />
"wolf'" van het Waasland zijn goed bekend bij<br />
onze medewerkers op de Kalmthoutse Heide.<br />
Vanwege deze traumatische ervaringen kan<br />
zelfs het voorkomen van honden aan de leiband<br />
voldoende zijn om de schaapskudde in paniek<br />
te doen slaan. Indien dergelijke problemen zich<br />
met de runderen of de paarden voordoen, zouden<br />
gevaarlijke situaties voor wandelaars kunnen<br />
ontstaan.<br />
Dit willen we als beheerder te allen prijze vermijden.<br />
Vraag nr. 55<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Verwijlintresten – Overzicht<br />
Zie :<br />
Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />
Beleid en Europese Aangelegenheden<br />
Vraag nr. 24<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer Carl Decaluwe<br />
Blz. 1234<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden.<br />
Vraag nr. 56<br />
van 5 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Natuurherstel IJzermonding – Stand van zaken<br />
Vanaf september 2000 loopt de tweede fase van het<br />
natuurherstel in het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat De IJzermonding,<br />
bij de havengeul in Nieuwpoort.<br />
Nadat in een eerste fase de oude gebouwen werden<br />
afgebroken, worden in deze tweede fase de<br />
dokken en kaaien ontmanteld. Acht aanlegsteigers<br />
en 1,3 kilometer harde oeverbeschoeiingen worden<br />
afgebroken. 178.000 m3 zand van de opgehoogde<br />
terreinen wordt afgegraven.<br />
Door de ontmanteling van dokken en kaaien zal de<br />
oppervlakte van bij hoogtij door zout water overstroombare<br />
slikken en schorren vergroten met ongeveer<br />
16 hectare.<br />
Terecht wordt de volledige afbraak van deze oude<br />
marinebasis bestempeld als "het meest ambitieuze<br />
natuurherstelproject dat tot op heden in Vlaanderen<br />
werd uitgevoerd" (zie Nieuwsbrief afdeling<br />
Natuur – nummer 3 – herfstnummer 2000).<br />
1. Welke werken moeten, in het kader van het natuurherstel,<br />
nog worden uitgevoerd in het natuurreservaat<br />
De IJzermonding Binnen welke<br />
termijn Voor welke bedragen <br />
2. Hoever staat de ontwikkeling van het natuurbeheersplan<br />
voor De IJzermonding <br />
3. In welke mate wordt het natuurreservaat De IJzermonding<br />
opengesteld voor het publiek <br />
Antwoord<br />
1. Het voornaamste in de derde fase van het natuurherstelproject<br />
"IJzermonding" uit te voeren<br />
werk bestaat uit de afgraving van de opgehoogde<br />
terreinen tussen de reeds verwijderde slipway<br />
van de oude marinebasis en de kreek van<br />
Lombardsijde.<br />
De aanbesteding van dit werk moet nog plaatsvinden.<br />
Mijn administratie is dit aan het voorbereiden,<br />
maar ik wacht nog op de resultaten van<br />
deze aanbesteding om mij vast te pinnen op een<br />
concrete datum en ik zal pas na de gunning concrete<br />
bedragen kunnen bekendmaken.<br />
2. Het complex van strand, duin, slik en schor<br />
langs de oostelijke oever van de IJzermonding<br />
werd bij ministerieel besluit van 3 maart 1999<br />
aangeduid als <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat.<br />
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 34<br />
van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende<br />
het natuurbehoud en het natuurlijk milieu,<br />
moet bijgevolg een beheersplan voor dit natuurreservaat<br />
worden opgemaakt en goedgekeurd.<br />
Het fysisch programma van het TWOL (Toege-
-1155- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
past Wetenschappelijk Onderzoek voor het<br />
Leefmilieu) voorziet een project van wetenschappelijke<br />
monitoring van de evolutie van het<br />
gebied na de ontmanteling van de oude marinebasis.<br />
De uitvoering van deze studie zal drie jaar in<br />
beslag nemen. Uit de conclusies en aanbevelingen<br />
van dat onderzoeksproject zal dan een beheersplan<br />
kunnen worden afgeleid.<br />
3. De werfzone van de oude marinebasis is op<br />
heden om veiligheidsredenen voor de duur van<br />
de werken ontoegankelijk voor het publiek.<br />
Na beëindiging van de grootschalige natuurherstelwerken<br />
zal een permanent toegankelijk<br />
wandelpad worden uitgestippeld. Op enkele<br />
plaatsen zullen vogelkijkhutten worden opgericht,<br />
van waaruit de op slik en schor pleisterende<br />
vogels zullen kunnen worden gadegeslagen.<br />
De meer kwetsbare terreingedeelten zullen<br />
enkel via geleide wandelingen toegankelijk zijn.<br />
Vraag nr. 57<br />
van 11 januari 2001<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
Wateroverlast Sluizen Tongeren – Maatregelen<br />
Het probleem van de wateroverlast voor de inwoners<br />
van Sluizen (Tongeren) sinds de heraanleg van<br />
de N618 Tongeren-Visé is bekend. Zowel de administratie<br />
Wegen en Verkeer (afdeling Limburg) als<br />
de ruilverkaveling richting Millen en de stad Tongeren<br />
zijn hier betrokken partij. De bewoners vragen<br />
resultaat en dus in de eerste plaats een concreet<br />
plan. Nu wordt de bal van de ene partij naar<br />
de andere teruggekaatst. En bij elke hevige regenbui<br />
blijven de bewoners zitten met de schrik en de<br />
wateroverlast.<br />
In de zomerperiode bracht de minister een bezoek<br />
aan Zuid-Limburg in het kader van de problematiek<br />
van de wateroverlast en engageerde zich om<br />
hiervoor financiële steun uit te trekken.<br />
1. Welke stappen zette zij – of de diensten onder<br />
haar bevoegdheid – reeds om het concrete probleem<br />
langs de N618 in dit steunprogramma op<br />
te nemen <br />
2. Werden reeds andere stappen gezet naar onder<br />
andere het ruilverkavelingscomité, de afdeling<br />
Wegen en Verkeer, de stad Tongeren, om hiervoor<br />
een planning op te maken <br />
Antwoord<br />
1. Het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> keurde op 22 december<br />
2000 het decreet houdende bepalingen tot begeleiding<br />
van de begroting 2001 goed. Dit decreet<br />
bevat de rechtsgrond voor een subsidieregeling<br />
van het <strong>Vlaams</strong> Gewest waarbij gemeenten<br />
worden aangemoedigd om kleinschalige erosiebestrijdingsmiddelen<br />
uit te voeren.<br />
Dit zijn brongerichte maatregelen met het oog<br />
op de beheersing van bodemerosie en de daarmee<br />
gepaard gaande modderoverlast. Het is<br />
hierbij de bedoeling het oppervlakkig afstromend<br />
water op de percelen zo snel mogelijk na<br />
het verlaten van de percelen af te remmen of op<br />
te vangen, zodat bodemerosie wordt voorkomen<br />
en de sedimentlast van het afstromende<br />
water wordt beperkt.<br />
De maatregelen zullen zowel het opmaken van<br />
een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, als het<br />
uitvoeren van erosiebestrijdingswerken kunnen<br />
omvatten. De gemeente zal zich hierbij niet<br />
moeten beperken tot het eigen openbaar of privaat<br />
domein. Mits hun akkoord, kunnen de werken<br />
ook worden uitgevoerd op gronden van publiek-<br />
en privaatrechtelijke rechtspersonen en<br />
natuurlijke personen.<br />
Momenteel wordt door de afdeling Land van de<br />
administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer<br />
het uitvoeringsbesluit voorbereid waarin<br />
de procedure voor het toekennen van de subsidie<br />
wordt uitgewerkt. Het ontwerpbesluit zal<br />
eerstdaags ter goedkeuring worden voorgelegd<br />
aan de <strong>Vlaams</strong>e regering. Het bepaalt dat er<br />
jaarlijks een investeringsprogramma wordt<br />
goedgekeurd.<br />
In 2001 zal er geen investeringsprogramma worden<br />
opgemaakt. Om in 2001 in aanmerking te<br />
komen voor een subsidie van het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />
zal de gemeente, op basis van het ontwerpdossier<br />
en een verantwoording van de voorgenomen<br />
werken, een subsidieaanvraag moeten<br />
indienen bij de afdeling Land.<br />
Op de begroting van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
voor 2001 werd een bedrag van 75 miljoen frank<br />
opgenomen voor de subsidiëring van de kleinschalige<br />
erosiebestrijdingsmaatregelen.<br />
2. Zoals ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
reeds in antwoord op haar vorige vraag van 10<br />
december 1999 meedeelde, werd de ruilverkaveling<br />
Mal beëindigd op 30 augustus 1983 (vraag
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1156-<br />
nr. 58 van 10 december 1999 ; Bulletin van Vragen<br />
en Antwoorden nr. 8 van 18 februari 2000,<br />
blz. 624 – red.).<br />
Alhoewel het ruilverkavelingscomité nog steeds<br />
bestaat, beperken de mogelijkheden voor het<br />
uitvoeren van werken zich, na het verlijden van<br />
de ruilverkavelingsakte, tot werken op het<br />
openbaar domein van de gemeente of de provincie.<br />
Werken op privaat domein kunnen enkel<br />
worden uitgevoerd na onteigening door de gemeente<br />
of de provincie, of mits akkoord van de<br />
betrokken eigenaars of gebruikers.<br />
Voor de uitvoering van werken kan het ruilverkavelingscomité<br />
een subsidie van het <strong>Vlaams</strong><br />
Gewest krijgen. Het resterende deel van de kosten<br />
komt ten laste van de gemeente of de provincie.<br />
Aangezien er, zoals ik reeds vermeldde, specifiek<br />
voor het uitvoeren van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen<br />
door de gemeenten<br />
eerstdaags een subsidieregeling zal worden<br />
goedgekeurd, vind ik het beter om eerst het resultaat<br />
van dit nieuw specifiek instrument af te<br />
wachten, vooraleer het probleem van de wateroverlast<br />
in Sluizen aan te pakken via het ruilverkavelingscomité<br />
Mal.<br />
Vraag nr. 58<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer BRUNO TOBBACK<br />
Zeekanaal Brussel-Schelde – Waterkwaliteit<br />
In 1999 heeft het Zeekanaal Brussel-Schelde globaal<br />
genomen een "matige" biologische waterkwaliteit<br />
en het zuurstofgehalte wijst op een "verontreinigde<br />
toestand" (Waterkwaliteit – Lozingen in<br />
het water 1999, blz. 129, <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<br />
2000). Het Zeekanaal is een van de drukst beviste<br />
waters in de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant.<br />
Mijn vragen betreffen onder meer de waterkwaliteit<br />
van het Zeekanaal Brussel-Schelde voor het<br />
gedeelte tussen Vilvoorde en Kapelle-op-den-Bos<br />
(eventueel tot Willebroek).<br />
1. Wat zijn de oorzaken van de "matige" biologische<br />
kwaliteit en van de "verontreinigde toestand"<br />
van het water op basis van het zuurstofgehalte<br />
en wat overwegen de diensten van de<br />
minister te doen om dat te verhelpen <br />
2. Kan de fysico-chemische en biologische kwaliteitsverbetering<br />
of kwaliteitsverslechtering van<br />
het water voor de jaren 1998 en 1999 worden<br />
meegedeeld voor het gedeelte tussen Vilvoorde,<br />
Humbeek, Nieuwenrode en Kapelle-op-den-<br />
Bos <br />
3. Wordt daar een verbetering van de waterkwaliteit<br />
verwacht voor de komende jaren <br />
4. Werden er de jongste jaren vissterftes waargenomen<br />
en zo ja, wat waren de oorzaken en hoe<br />
werden deze problemen toen opgelost <br />
5. Behalve de jaarlijkse uitzetting van aanzienlijke<br />
hoeveelheden pootvis, wordt in de eerste plaats<br />
gestreefd naar een visstand die zich in de mate<br />
van het mogelijke op een natuurlijke wijze in<br />
stand kan houden.<br />
Wordt overwogen om (nieuwe) paaiplaatsen te<br />
creëren tussen Vilvoorde en Kapelle-opden-Bos<br />
en zo ja, waar <br />
Antwoord<br />
1. De verontreiniging van het Zeekanaal Brussel-<br />
Schelde wordt veroorzaakt door verschillende<br />
factoren, waaronder :<br />
– overstorten van (zwaar) verontreinigd Zennewater<br />
op verschillende plaatsen, met name<br />
in Lembeek (capaciteit : 66 m 3 /s), Anderlecht<br />
(24 m 3 /s) en Molenbeek (15 m 3 /s) ;<br />
– ter hoogte van de Verbrande Brug in Grimbergen<br />
mondt de verontreinigde Maalbeek,<br />
een waterloop van tweede categorie, in het<br />
kanaal uit ; andere, minder belangrijke<br />
beken die in Humbeek in het kanaal uitmonden<br />
zijn de Lintbeek, de Driesbosbeek en de<br />
Sasbeek in Humbeek ;<br />
– eveneens ter hoogte van de Verbrande Brug<br />
is er een overstort (capaciteit : 23 m 3 /s) van<br />
de Tangebeek, waarvan het water van slechte<br />
kwaliteit is ;<br />
– in Ruisbroek wordt het verontreinigde water<br />
van de Zielbeek (voor naar schatting 30 à<br />
40 %) en de Vliet (voor 100 %) naar het kanaal<br />
overgepompt ; op deze twee beken<br />
lozen heel wat bedrijven, waaronder Prayon<br />
Rupel als belangrijke verontreiniger ; tevens<br />
is het slibbezinkingsbekken van de Vliet der-
-1157- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
mate verzadigd dat ook slib mee wordt opgepompt<br />
;<br />
– in Bornem kan door de NV Zeekanaal verontreinigd<br />
Scheldewater in het kanaal worden<br />
opgenomen ;<br />
– mogelijke lozingen van (bedrijfs)afvalwaters<br />
op het grondgebied van het Brusselse<br />
Hoofdstedelijke gewest ;<br />
– op het Brussels grondgebied zouden ook een<br />
aantal (ingebuisde) beken in het kanaal uitmonden,<br />
met name de Molenbeek, de Drootbeek,<br />
de Parucq, de Beysegembeek, de Driegotenbeek,<br />
de Broekbeek en de Neerpedebeek<br />
;<br />
– ten slotte is het de vraag welke invloed de<br />
drukke en overigens toenemende scheepvaart<br />
op de waterkwaliteit van het Zeekanaal<br />
heeft (een positieve invloed is de betere<br />
beluchting).<br />
2. De <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij (VMM) heeft<br />
geen meetgegevens over de waterkwaliteit van<br />
het Zeekanaal Brussel-Schelde tussen Vilvoorde<br />
en Kapelle-op-den-Bos. Een precies antwoord<br />
kan dus niet worden gegeven.<br />
Op basis van meetgegevens in Brussel/Vilvoorde<br />
en Willebroek is evenwel af te leiden dat de<br />
kwaliteit van het kanaal vrij stabiel is in de tijd<br />
en in de ruimte. Verondersteld wordt dat de biologische<br />
kwaliteit er eveneens "matig" is en de<br />
zuurstofhuishouding er wijst op een matig verontreinigde<br />
tot verontreinigde toestand.<br />
VMM zal onderzoeken of het opportuun is om<br />
tussen Willebroek en Vilvoorde een bijkomende<br />
meetplaats in het meetnet in te lassen.<br />
3. Een significante verbetering van de waterkwaliteit<br />
van het kanaal zal slechts kunnen optreden<br />
bij een verbetering van de waterkwaliteit van de<br />
Zenne. Ik kan hiervoor verwijzen naar mijn antwoord<br />
op de parlementaire vraag nr. 62 van 12<br />
januari 2001 van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
(zie blz. 1162 – red.).<br />
Op termijn zou ook de kwaliteit van de beken<br />
die in het kanaal uitmonden, moeten verbeteren,<br />
onder meer bij de opstart van de RWZI<br />
Grimbergen-Zemst. (RWZI : rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
– red.)<br />
Daarnaast zal de verbetering van de kwaliteit<br />
van de Schelde – als resultante van de waterzuiveringsinspanningen<br />
in een groot deel van<br />
het <strong>Vlaams</strong>e gewest – ook voor het kanaal een<br />
positieve impact hebben in Bornem.<br />
4. Vissterfte wordt af en toe waargenomen, vooral<br />
bij warmer weer ; in dat verband dient aangestipt<br />
te worden dat de centrales van Electrabel<br />
in Schaarbeek en Vilvoorde en Prayon Rupel in<br />
Willebroek in het kanaal koelwater lozen, met<br />
een zekere opwarming tot gevolg.<br />
Een drietal jaar geleden was er een aanzienlijke<br />
vissterfte op het Zeekanaal tussen Humbeek en<br />
de sluis van Zemst. De NV Zeekanaal, de Civiele<br />
Bescherming en de Provinciale Visserijcommissie<br />
van <strong>Vlaams</strong>-Brabant kwamen ter plaatse.<br />
Er werd ongeveer 1.200 kilogram vis opgeschept<br />
en afgevoerd. De oorzaak is onbekend,<br />
het vermoeden bestaat dat er een lozing door<br />
een schip gebeurde.<br />
De vorige vissterfte (op de Darse, insteekdok<br />
Vilvoorde) gebeurde meer dan tien jaar geleden.<br />
5. De Provinciale Visserijcommissie van <strong>Vlaams</strong>-<br />
Brabant, het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer<br />
(IBW) en de afdeling Bos en Groen zijn<br />
vragende partij voor het aanleggen van paaiplaatsen<br />
langs het Zeekanaal.<br />
In 1993 reeds werden enkele potentiële paaiplaatsen<br />
voorgesteld aan de beheerder van het<br />
kanaal (zie IBW-verslag IBW.Adv.93.023).<br />
Enerzijds werd een paaiplaats in Zemst gelegen<br />
achter de aanlegplaats voor binnenschepen<br />
stroomopwaarts de sluis van Zemst op de linkeroever<br />
voorgesteld, en anderzijds een paaiplaats<br />
aan de gemeentegrens Zemst-Grimbergen<br />
langs de rechteroever van het kanaal.<br />
Tot op heden werden de projecten echter nog<br />
niet opgestart. De NV Zeekanaal als beheerder<br />
van dit kanaal zal hierover meer inlichtingen<br />
kunnen verschaffen.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1158-<br />
Vraag nr. 59<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer BRUNO TOBBACK<br />
Vaalbeek-Molenbeek Oud-Heverlee – Waterkwaliteit<br />
Een van de opmerkelijke vaststellingen in 1999 in<br />
verband met het Dijlebekken is dat de biologische<br />
kwaliteit van de Vaalbeek-Molenbeek in Oud-Heverlee<br />
"slecht" is stroomafwaarts de rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
(RWZI) Vaalbeek (meetpunt<br />
486100) en "zeer slecht" enkele honderden meter<br />
verder stroomafwaarts (meetpunt 486000). Het<br />
zuurstofgehalte wijst op een "matige", respectievelijk<br />
"verontreinigde" toestand (Waterkwaliteit –<br />
Lozingen in het water 1999, blz. 126, <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<br />
2000).<br />
1. De RWZI Vaalbeek heeft een capaciteit van<br />
1.800 IE (inwonersequivalent), maar ondergaat<br />
een belasting van 2.489 IE.<br />
Hoe verklaren en verantwoorden de diensten<br />
van de minister deze "overbelasting" <br />
2. Lozingspunten van huishoudelijke afvalwaters<br />
en andere lozingspunten in deze ecologisch<br />
waardevolle vallei zullen worden opgeheven<br />
door de aanleg van een collector naar de RWZI<br />
Kessel-Lo.<br />
Voor wanneer is dit gepland <br />
Antwoord<br />
1. De RWZI Vaalbeek (Oud-Heverlee) heeft een<br />
ontwerpcapaciteit van 1.800 inwonersequivalent<br />
op basis van 54 gram biochemisch zuurstofverbruik<br />
(BZV) per IE. Het is juist dat op dit ogenblik,<br />
op basis van administratieve tellingen, het<br />
afvalwater van 2.489 inwoners is aangesloten op<br />
dit zuiveringsstation waarvan het effluent wordt<br />
geloosd in de Vaalbeek. Niet alleen het aantal<br />
aangesloten inwoners is echter van belang. Belangrijker<br />
is het antwoord op de vraag of het<br />
zuiveringsstation de toekomende vuilvrachten<br />
ook effectief naar behoren kan verwerken.<br />
De resultaten van de metingen door de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Milieumaatschappij uitgevoerd in 2000, tonen<br />
aan dat de hydraulische belasting van dit zuiveringsstation<br />
zeer sterk fluctueert uit het oogpunt<br />
van de tijd. Volgens de uitgevoerde metingen<br />
blijft de (hydraulische) belasting bij droogweeromstandigheden<br />
echter onder de ontwerpcapaciteiten.<br />
De influentconcentraties van de<br />
diverse parameters sluiten, eveneens bij droogweeromstandigheden,<br />
vrij goed aan bij de verwachte<br />
waarden.<br />
Ter illustratie, belasting op BZV-basis :<br />
1997 742 IE<br />
1998 1.828 IE<br />
1999 1.477 IE<br />
De gemiddelde belasting bij droog weer bedraagt<br />
± 1000 IE. Bij regenweer kan er soms<br />
door de first-flush en het aanslibben van de collector<br />
een grotere belasting toekomen, in geen<br />
geval is de RWZI echter overbelast.<br />
Hoewel voor deze RWZI geen normen voor<br />
nutriënten gelden (< 10.000 IE), werd de installatie<br />
aangepast (extra beluchter en aanpassing<br />
sturing), waardoor in verregaande mate toch<br />
stikstof wordt verwijderd (in 1999 met een rendement<br />
van 64 %, in 2000 wordt dit zelfs bijna<br />
70 %).<br />
De zuiveringsresultaten van de zuiveringsinstallatie<br />
zijn, wat de zuurstofbindende stoffen (ZS =<br />
zwevende stoffen, BZV = biochemisch zuurstofverbruik,<br />
CZV = chemisch zuurstofverbruik)<br />
betreft, goed te noemen, zoals blijkt uit onderstaande<br />
tabellen. Zelfs stikstof (N) en fosfor (P)<br />
worden dus vrij goed verwijderd, niettegenstaande<br />
deze installatie hiervoor niet geconcipieerd<br />
is.<br />
Tabel 1<br />
Toetsing van ZS BZV CZV<br />
concentraties<br />
Vergund (mg/l) 60 25 125<br />
Aantal metingen 16 16 10<br />
Aantal overschrijdingen<br />
0 0 0<br />
Max. overschrijdingen*<br />
2 2 2<br />
Voldaan aan Vlarem Ja Ja Ja<br />
* Maximum aantal overschrijdingen volgens<br />
Vlarem-bijlage 4.2.5.4, art. 3, § 1, 1°<br />
Typische gemiddelde effluentwaarden zijn<br />
(1999) :<br />
BZV : 4,4 mg/l<br />
CZV : 45,5 mg/l<br />
ZS : 13,4 mg/l<br />
Ntot : 16,9 mg/l<br />
Ptot : 4,1 mg/l
-1159- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Eerlang zullen eveneens alle gegevens voor 2000 beschikbaar zijn.<br />
Tabel 2<br />
Toetsing van de zuiverings- ZS BZV CZV N P<br />
rendementen<br />
Te behalen rendement<br />
Behaald rendement 96,68 % 96,99 % 91,92 % 73,03 % 51,29 %<br />
Voldaan aan Vlarem n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.<br />
(N.v.t. : niet van toepassing – red.)<br />
Wat de vervuiling van de Vaalbeek betreft, werd<br />
het volgende vastgesteld.<br />
Het eerste lozingspunt (meetpunt 486100) is<br />
vlak achter de RWZI gelegen. Op deze plaats<br />
komt ook een ongezuiverde lozing toe (10 IE)<br />
die hydraulisch niet meer aansluitbaar was. Hier<br />
meet men dus het effluent van de RWZI en de<br />
ongezuiverde lozing samen. De RWZI vormt eigenlijk<br />
het begin van de Vaalbeek, waardoor de<br />
impact door de overstort aan de RWZI bij<br />
zwaar regenweer ook veel groter is (men krijgt<br />
immers geen zelfreinigend effect zoals dit het<br />
geval is wanneer men loost in een bestaande<br />
beek).<br />
Geen enkele RWZI loost echter effluent van<br />
beekwaterkwaliteit. De RWZI Oud-Heverlee<br />
moet enkel voldoen aan de basisnormen, geen<br />
stikstof- en fosforverwijdering. Er wordt echter<br />
+/- 70 % van de stikstof afgebroken en +/- 50 %<br />
van de fosfor, we mogen dus concluderen dat de<br />
RWZI meer dan behoorlijk werkt.<br />
Het tweede lozingspunt (meetpunt 486000) enkele<br />
honderden meter verder stroomafwaarts,<br />
bevat de ongezuiverde lozing van enkele achtergelegen<br />
huizen.<br />
De nog aanwezige vervuiling heeft derhalve<br />
niets te maken met het al of niet goed werken<br />
van de RWZI. De RWZI blijkt zelfs heel goed<br />
te weken en is helemaal niet overbelast.<br />
2. Het bovengemeentelijk project "Collector Vaalbeek<br />
fase 1" (20573) waarnaar de <strong>Vlaams</strong>e<br />
volksvertegenwoordiger verwijst, zou aanvankelijk<br />
het afvalwater van het gemeentelijk project<br />
"wegen- en rioleringswerken Maurits Noëstraat<br />
tussen Waversebaan en Grezstraat" opnemen<br />
en afvoeren naar het RWZI Leuven (vroeger<br />
RWZI Kessel-Lo genoemd).<br />
De gemeente heeft echter, zonder gebruik te<br />
maken van gewestelijke subsidies, werken uitgevoerd<br />
in de Maurits Noëstraat waardoor de<br />
vuilvracht rechtstreeks zal kunnen worden opgenomen<br />
door het bovengemeentelijk project<br />
"Collector Dijle fase 2" (20166) dat gepland is<br />
voor het investeringsjaar 2001. Hierdoor haalt<br />
het project "Collector Vaalbeek fase I" nauwelijks<br />
nog rendement. Bij de opmaak van het bovengemeentelijk<br />
investeringsprogramma 2002-<br />
2006 werd dan ook beslist dit project stop te zetten.<br />
Het technisch plan van het project "Collector<br />
Dijle fase 2" werd intussen door de NV Aquafin<br />
ingediend bij het <strong>Vlaams</strong> Gewest en zal binnenkort<br />
worden besproken. De oplevering van dit<br />
project wordt op dit moment gepland voor oktober<br />
2003.<br />
Het opnemen van de resterende vuilvracht van<br />
de "Collector Vaalbeek fase 1" (55 IE) wordt<br />
beschouwd als een gemeentelijke opdracht, die<br />
mogelijk wel voor subsidie in aanmerking komt.<br />
Vanaf de RWZI Oud-Heverlee zijn er op de<br />
Vaalbeek nog enkele kleine lozingspunten aanwezig.<br />
Het grootste lozingspunt op de Vaalbeek<br />
(t.h.v. de eerste vijver) werd recentelijk opgenomen<br />
en via een gemeentelijk project mee aangesloten<br />
op de bestaande rioleringsinfrastructuur,<br />
die ter hoogte van de Ophemstraat eveneens in<br />
de Vaalbeek terechtkomt . Dit lozingspunt zal<br />
via het project 20.166 "Collector Dijle fase 2"<br />
mee worden aangesloten op de RWZI Leuven.<br />
De overige kleine lozingspuntjes werden ooit<br />
op het rollend IP vermeld om via de projecten<br />
"Collector Vaalbeek fase 1 en 2" mee te worden<br />
aangesloten op "Collector Dijle fase 2" (IP : investeringsprogramma<br />
– red.). Gezien het wegvallen<br />
van het grote lozingspunt en gezien de<br />
beperktheid van de resterende lozingspunten,<br />
wordt de opname van deze lozingspunten niet
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1160-<br />
meer als bovengemeentelijk beschouwd en werden<br />
deze projecten uit het rollend IP genomen.<br />
Het aansluiten of saneren van deze resterende<br />
lozingspunten valt dan ook onder de verantwoordelijkheid<br />
van de gemeente.<br />
De waterkwaliteit van de Vaalbeek zou zeer<br />
goed zijn in het stroomafwaarts gelegen natuurgebied,<br />
ware het niet dat er nog een belangrijk<br />
lozingspunt voorkomt waarop talrijke horecabedrijven<br />
zijn aangesloten. Dit lozingspunt werd<br />
door de gemeente verlegd van de laatste vijver<br />
naar achter deze vijver. 's Zomers zorgde dit lozingspunt<br />
immers voor stankhinder op een<br />
drukbezochte wandelplaats met een vijftal florerende<br />
restaurants. Voorheen zorgde de laatste<br />
vijver voor een goede bezinking en zelfzuivering<br />
van de geloosde vuilvracht. Stroomafwaarts<br />
ervan bevonden zich hier in 1988 nog zeer grote<br />
vispopulaties, behorende tot tien soorten (paling,<br />
blankvoorn, rietvoorn, zeelt, grondel, karper,<br />
kroeskarper, baars, bliek en Amerikaanse<br />
katvis).<br />
De verlegging van het lozingspunt was interessant<br />
voor de plaatselijke horeca, maar nefast<br />
voor de natuur en vooral voor het visbestand.<br />
De "echte" problemen van de Vaalbeek en het<br />
stroomafwaarts gelegen natuurgebied worden<br />
dus zeker niet veroorzaakt door de RWZI Oud-<br />
Heverlee.<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Natuurminnend Vlaanderen in het algemeen en<br />
Vogelbescherming Vlaanderen in het bijzonder<br />
blijven zich zorgen maken over het hoge aantal<br />
vensterslachtoffers : vogels die zich te pletter vliegen<br />
tegen de glazen wanden van hoge gebouwen<br />
en tegen ruiten ( Mens en Vogel – Informatieblad<br />
voor Studie en Bescherming van Vogels –<br />
okt.-nov.-dec. 2000 – nr. 4).<br />
In de natuur sterven vogels zelden van ouderdom.<br />
Daarvoor worden ze door te veel gevaren belaagd.<br />
Wanneer deze gevaren van natuurlijke aard zijn, is<br />
dit aanvaardbaar. Anders is het wanneer dodelijke<br />
ongevallen direct of indirect worden veroorzaakt<br />
door toedoen van de mens, zoals de oprichting van<br />
hoge gebouwen met ruiten, doorzichtig of spiegelend,<br />
met een groot oppervlak (wat niet betekent<br />
dat kleine vensters, zelfs verdeeld in kleine vakjes,<br />
ongevaarlijk zijn).<br />
De weerspiegeling van de hemel of de begroeiing<br />
in de weerspiegelende of getinte ruiten heeft een<br />
verwarrend effect op de vogels. Verder zijn planten<br />
die zich vlakbij een raam of een glazen deur bevinden<br />
erg aantrekkelijk voor vogels, die in de grootste<br />
verwarring tegen de ruit botsen als zij bij het<br />
aantrekkelijke groen proberen te komen. Alleen al<br />
door het feit dat een ruit doorzichtig is, blijft ze –<br />
als een onzichtbare hindernis voor de vogels – een<br />
gevaar.<br />
Aangezien er niets te veranderen is aan de vraag<br />
naar meer glas in nieuwe bouwwerken, zou toch<br />
minstens moeten worden geprobeerd de kans op<br />
botsingen zoveel mogelijk te beperken.<br />
In theorie is de enig mogelijke oplossing : de hindernis<br />
zichtbaar maken voor de vogels. De middelen<br />
daarvoor zijn echter niet altijd haalbaar of esthetisch<br />
verantwoord (vervangen van spiegelglas<br />
door doorzichtig of mat glas, plaatsen van een net,<br />
parelgordijn of bamboestokjes voor vensters of<br />
deuren, ... ). Een zeer doeltreffende methode om<br />
het aantal botsingen aanzienlijk te verminderen, is<br />
het aanbrengen op de ruiten van zelfklevers met<br />
het silhouet van vliegende roofvogels. De functie<br />
van de roofvogelsilhouetten is niet zozeer de vogels<br />
de schrik op het lijf te jagen, dan wel het zichtbaar<br />
maken van de ruiten. Men kan ze dus evenzeer<br />
versieren met aantrekkelijke afbeeldingen.<br />
Belangrijk is het om de plaatsen die een blijvend<br />
gevaar vormen, zoals grote glasoppervlakken, die<br />
een hindernis zijn op een "verplichte doorgang"<br />
van de trekvogels, zo goed mogelijk zichtbaar te<br />
maken.<br />
1. Welke maatregelen neemt de minister binnen<br />
zijn/haar bevoegdheden ter vermindering van<br />
het aantal "vensterslachtoffers" <br />
2. Zijn er aanbevelingen gedaan aan de diensten<br />
die onder zijn/haar bevoegdheid ressorteren om<br />
de nodige stickers aan te brengen op plaatsen<br />
die voor de vogels obstakels vormen waartegen<br />
ze zich te pletter kunnen vliegen <br />
3. Worden ook andere mogelijke acties overwogen<br />
met als doel het beschermen van vogels tegen<br />
het fenomeen "vensterslachtoffers" <br />
4. Worden er ook initiatieven genomen om de bevolking<br />
te sensibiliseren voor dit fenomeen
-1161- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />
Gecoördineerd antwoord<br />
1. Uit de inventarisatie uitgevoerd in het kader<br />
van deze vraag blijkt dat het aantal maatregelen<br />
ter vermindering van het aantal raamslachtoffers<br />
onder vogels beperkt is. Heel wat gebouwen<br />
bevinden zich dan ook in de geürbaniseerde<br />
delen van Brussel of de provinciehoofdplaatsen.<br />
Het voorkomen van trekvogels is hier niet<br />
onbestaande, zoals de foto's in het geciteerde<br />
tijdschrift getuigen, maar de concentraties zijn<br />
toch heel wat beperkter dan in het buitengebied,<br />
zodat het aantal slachtoffers vermoedelijk<br />
veeleer beperkt zal zijn.<br />
Diensten die gehuisvest zijn in gebouwen die in<br />
het open gebied staan, kennen het fenomeen<br />
van de raamslachtoffers wel en waar herhaaldelijk<br />
vensterbotsingen plaatsvinden, werden in<br />
de bekende situaties roofvogelsilhouetten aangebracht.<br />
Dit is onder meer het geval bij de<br />
<strong>Vlaams</strong>e bezoekers- en NME-centra die nabij<br />
reservaten zijn gelegen en waar de concentraties<br />
aan vogels en dus de kans op een botsing<br />
groter zijn (NME : natuur- en milieueducatie –<br />
red.). Binnen de bevoegdheid van de minister<br />
van Openbare Werken is één gebouw bekend<br />
waar vroeger vaak "vensterslachtoffers" gesignaleerd<br />
zijn : de Kallosluis. Geregeld vlogen vogels<br />
zich te pletter tegen de twee bedieningsdeuren<br />
van het gebouw. Er werden roofvogelprofielen<br />
op deze deuren aangebracht, met gunstig<br />
resultaat.<br />
Wat het afleveren van bouwvergunningen voor<br />
gebouwen van de <strong>Vlaams</strong>e overheid betreft,<br />
wordt momenteel geen rekening gehouden met<br />
dit aspect. De verleende bouwvergunning wordt<br />
weliswaar afhankelijk gesteld van bepaalde<br />
voorschriften, doch deze passen uiteraard voornamelijk<br />
in de lokale ruimtelijke context en de<br />
architecturale vormgeving. Initiatieven op dit<br />
vlak met als doel de bescherming van de vogels,<br />
kunnen moeilijk worden verwacht van de minister<br />
bevoegd voor Ruimtelijke Ordening.<br />
2. Geen enkele minister van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
maakt melding van richtlijnen voor het aanbrengen<br />
van stickers of roofvogelprofielen.<br />
3. Er worden momenteel geen specifieke acties<br />
ondernomen.<br />
4. Toerisme Vlaanderen zal in een van de volgende<br />
nummers van het informatieblad de toeristische<br />
bedrijven aansporen om aandacht te<br />
schenken aan deze problematiek.<br />
De <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij is zeker<br />
bereid mogelijke (haalbare) maatregelen in ontwerponderrichtingen<br />
voor bouw en renovatie<br />
op te nemen. Eerst moet dan wel uitsluitsel bestaan<br />
over welke types van beglazing te mijden<br />
zouden zijn. Via informatieve campagnes naar<br />
de socialehuisvestingsmaatschappijen en de sociale<br />
ontleners toe, kunnen eveneens suggesties<br />
worden bezorgd om tot concrete maatregelen<br />
over te gaan.<br />
Ook in de <strong>Vlaams</strong>e natuureducatieve centra is<br />
er aandacht voor de problematiek.<br />
Vraag nr. 61<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Militaire domeinen – Natuurbeheer<br />
Op 1 juni 1999 is een overeenkomst in werking getreden<br />
tussen de Belgische Staat (vertegenwoordigd<br />
door de minister van Landsverdediging) en<br />
het <strong>Vlaams</strong> Gewest (vertegenwoordigd door de<br />
<strong>Vlaams</strong>e minister van Leefmilieu). Deze overeenkomst<br />
handelt over het natuurbehoud en het bosbeheer<br />
op 21 militaire domeinen in Vlaanderen.<br />
De lijst van 21 militaire domeinen is gezamenlijk<br />
opgesteld door de afdelingen Natuur, Bos en<br />
Groen en de Divisie Infrastructuur van de Generale<br />
Staf van de Krijgsmacht.<br />
In deze overeenkomst wordt gesteld dat militair<br />
gebruik de hoofdbestemming van de domeinen<br />
blijft. Delen van deze militaire domeinen die (in de<br />
vorm van een concessie) als cultuurgrond in gebruik<br />
zijn bij beroepslandbouwers en als dusdanig<br />
ook zijn aangegeven bij de Mestbank, vallen buiten<br />
de overeenkomst. Indien op de domeinen werken<br />
nodig zijn voor militaire doelstellingen, worden alle<br />
noodzakelijke maatregelen genomen om schade te<br />
voorkomen, te beperken of te herstellen.<br />
1. Welke criteria werden gehanteerd om tot 21 militaire<br />
domeinen te komen <br />
2. Werd de betrokken overeenkomst reeds geëvalueerd<br />
Zo ja, wat waren de conclusies <br />
3. Wanneer wordt de lijst aangevuld Wat zijn de<br />
criteria voor de aanvulling op deze lijst
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1162-<br />
Antwoord<br />
1. De overeenkomst tussen het <strong>Vlaams</strong> Gewest en<br />
de Belgische Staat werd tijdens de vorige legislatuur,<br />
wat het <strong>Vlaams</strong> Gewest betreft, onderhandeld<br />
op niveau van het kabinet van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e minister bevoegd voor het natuurbehoud.<br />
Criteria of randvoorwaarden zijn hiervan niet<br />
bekend. Een aantal belangrijke gebieden waren<br />
reeds voordien, op basis van overeenkomsten,<br />
in beheer bij de afdeling Bos en Groen.<br />
Waarschijnlijk heeft de militaire overheid zelf<br />
een selectie gemaakt van terreinen met een aanzienlijke<br />
oppervlakte bos en andere natuur en<br />
die tegelijkertijd minder intensief militair worden<br />
gebruikt.<br />
Het is wel zo dat een ontwerp van lijst van domeinen,<br />
die als bijlage aan de overeenkomst is<br />
toegevoegd, vooraf voor advies is voorgelegd<br />
aan de afdeling Bos en Groen.<br />
2. Omdat het protocol dat werd afgesloten met het<br />
Ministerie van Landsverdediging zich nog in<br />
een beginfase bevindt, vond tot op heden nog<br />
geen officiële evaluatie plaats. Op 16 januari<br />
jongstleden ontvingen beide afdelingen een uitnodiging<br />
van de Generale Staf van de Krijgsmacht<br />
voor een evaluatievergadering over de<br />
beheersovereenkomst, die op 2 februari zal<br />
plaatsvinden.<br />
De beheerscommissies die voor de diverse militaire<br />
domeinen werden geïnstalleerd, komen op<br />
geregelde tijdstippen samen. Tijdens deze commissievergaderingen<br />
werden al diverse concrete<br />
maatregelen afgesproken en uitgevoerd. Hierbij<br />
kan melding worden gemaakt van uitvoering<br />
van dunningshameringen, organiseren van houtverkopen,<br />
uitvoering van maai- en vrijstellingswerken,<br />
bestrijding van Amerikaanse vogelkers<br />
en creatie van open plaatsen in het bos. Ook<br />
werden er duidelijke afbakeningen gemaakt van<br />
te beheren terreinen tussen de afdeling Natuur,<br />
afdeling Bos en Groen en de militaire overheid.<br />
Op basis van de informatie van de buitendiensten<br />
van beide afdelingen kan worden gesteld<br />
dat de overeenkomst op dit ogenblik als positief<br />
wordt beoordeeld.<br />
3. Een van de agendapunten zal handelen over de<br />
actualisering van bijlage 1 van de overeenkomst<br />
als gevolg van desaffectatie van militaire domeinen.<br />
Op dit ogenblik zijn, buiten wat reeds werd<br />
gemeld onder punt 1, geen bijzondere criteria<br />
van toepassing.<br />
Door geen van beide partners worden momenteel<br />
voorstellen tot uitbreiding van het protocol<br />
tot andere militaire domeinen gedaan. Het criterium<br />
blijft dat het beheer een meerwaarde<br />
voor de natuur en het bosbeheer moet geven.<br />
Vraag nr. 62<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer BRUNO TOBBACK<br />
Zenne – Waterkwaliteit<br />
Zie :<br />
Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken<br />
en Energie<br />
Vraag nr. 84<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer Bruno Tobback<br />
Blz. 1114<br />
Antwoord<br />
1. Om te voldoen aan de Europese Richtlijn Stedelijk<br />
Afvalwater (91/271/EEG) werd de voorbije<br />
jaren de noodzakelijke bovengemeentelijke<br />
zuiveringsinfrastructuur uitgetekend. Binnen<br />
het bekken van de Zenne werden door het<br />
<strong>Vlaams</strong> Gewest 115 projecten gedefinieerd en<br />
opgenomen op de diverse goedgekeurde investeringsprogramma's.<br />
Totnogtoe werden 94 van<br />
deze projecten door de <strong>Vlaams</strong>e regering aan de<br />
NV Aquafin ter uitvoering opgedragen ; 17<br />
projecten daarvan werden reeds uitgevoerd.<br />
Met het uitvoeren van deze goedgekeurde projecten<br />
gaat een investering gepaard van ruim 6,4<br />
miljard frank.<br />
Uit de onderstaande detaillijsten (stand van<br />
zaken 31 december 2000) kan worden afgeleid<br />
dat in de zuiveringsgebieden Grimbergen, Sint-<br />
Pieters-Leeuw en Beersel belangrijke inspanningen<br />
worden geleverd. Daarnaast worden ook<br />
niet onbelangrijke projecten gepland die dienen<br />
aan te sluiten op het afvalwaterzuiveringsnetwerk<br />
van respectievelijk Brussel-Noord en<br />
Brussel-Zuid.<br />
(N.v.d.r. bij volgende tabellen – KWZI : kleinschalige<br />
waterzuiveringsinstallatie ; RWZI : rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />
; AWV : administratie Wegen en<br />
Verkeer ; PS : pompstation ; PL : persleiding ; OL :<br />
overloop)
-1163- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Volgende 17 projecten werden reeds uitgevoerd :<br />
Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs Voltooiing<br />
(mln. fr.)<br />
Zemst - Larebeek KWZI Zemst – sanering Larebeek 12,6 2000 1<br />
Beersel Collector Buizingen in vervanging van 63,6 1998 2<br />
RWZI Halle<br />
Beersel Collector Halle fase 2b 47,4 1999 2<br />
Beersel Dworp-Huizingen : collector Dworp – 32,4 2000 2<br />
1ste fase tot collector Huizingen<br />
Beersel Pompstation collector Buizingen 53,6 2000 2<br />
Beersel Collector Halle fase 2a (lot 1 : 31,8 1998 2<br />
pompstation en collector tot<br />
Nederhem)<br />
Beersel Verbindingsriolering 20,0 1998 2<br />
Bergensesteenweg<br />
Beersel Verbindingsriolerings Gemeenteplein 29,9 1999 2<br />
Beersel Verbindingsriolering Heerweg 13,3 1998 2<br />
Brussel – Zuid Verbindingsriolering Ruisbroek 4,1 1998 2<br />
Brussel – Zuid Collector Ruisbroek 45,7 1999 2<br />
Grimbergen Verlenging Tangebeek – collector 57,0 1996 2<br />
Grimbergen Maalbeek / 1e fase : Gillebeek – RWZI 41,0 1996 2<br />
Grimbergen Poddegemstraat 38,5 1997 2<br />
Grimbergen Collector Cargovil 23,1 1997 2<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Hof Ter Weerde 12,5 1999 2<br />
Mechelen-Noord Riolering wijk Leetsesteenweg 39,9 1993 2<br />
Totaal investeringsbedrag 566,6<br />
1 Voorlopig opgeleverd – 2 Opgeleverd aan het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />
Volgende 6 projecten zijn reeds in uitvoering :<br />
Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />
(meest actuele raming)<br />
Beersel Collector Dworp fase 2 123,7<br />
Grimbergen<br />
Verbindingscollector62,0<br />
Grimbergen Collector Maalbeek fase 2 86,8<br />
Grimbergen Collector Maalbeek fase 3 209,3<br />
Grimbergen Collector Zemst – Eppegem fase 1 (deel A) 53,3<br />
Zemst – Kesterbeek KWZI Zemst – sanering Kesterbeek 12,4<br />
Totaal investeringsbedrag (raming) 547,6
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1164-<br />
Volgende 71 projecten zijn reeds opgedragen aan de NV Aquafin maar zijn nog niet in uitvoering :<br />
Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />
(meest actuele raming)<br />
Beersel RWZI Lot – fase 1 348,8<br />
Beersel Collector Halle fase 2a (lot 2) 176,2<br />
Beersel Uitrusting 3 PS-collectoren fase 1 1,6<br />
Beersel Collector Halle fase 2b 1,6<br />
Beersel Verbindingsriolering Edingsesteenweg – Heerweg 5,2<br />
Beersel Collector Dworp fase 3 408,9<br />
Beersel Collector Kwadebeek 19,4<br />
Beersel Verbindingsriolering Kapittelbeek 18,1<br />
Beersel Verbindingsriolering Grootheideweg 39,9<br />
Beersel Verbindingsriolering Maasdalbeek 8,1<br />
Beersel Collector Huizingen 45,6<br />
Beersel Collector Beersel 12,2<br />
Beersel Verbindingsriolering Dr. Spitaelstraat – Berendries 16,2<br />
Brussel – Noord Collector Woluwe C 466,2<br />
Brussel – Noord Collector Woluwe A 5,7<br />
Brussel – Noord Collector Woluwe A1 58,0<br />
Brussel – Noord Collector Woluwe B 13,4<br />
Brussel – Noord Collector Woluwe B1 47,9<br />
Brussel – Noord Verbindingsriolering Harensesteenweg 12,5<br />
Brussel – Noord Verbindingsriolering Veldwaterloop 26,2<br />
Brussel – Noord Verbindingsriolering Groot-Bijgaarden 14,3<br />
Brussel – Noord Collector Kleine Beek fase 2 2,1<br />
Brussel – Noord Verbindingsriolering Nossegem 125,7<br />
Brussel – Noord Sanering Kleine Maalbeek in Sterrebeek-centrum 28,7<br />
Brussel – Noord Verbindingsriolering Elegembeek 21,1<br />
Brussel – Noord Verbindingsriolering Molenbeek 33,1<br />
Brussel – Zuid Collector Ruisbroek 2,7<br />
Grimbergen Zennecollector fase 1 140,1<br />
Grimbergen RWZI Grimbergen-Zemst 526,6<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Brusselsesteenweg 3 0,0<br />
Grimbergen Collector Amelvonnebeek fase 1 58,9<br />
Grimbergen Collector Zemst – Eppegem fase 1 (deel B – AWV) 2,1<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Panoramastraat 28,7<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Lambrechtslaan 4 0,0<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Hanssenpark 35,5<br />
Grimbergen Trawoolcollector 125,7<br />
Grimbergen Zennecollector fase 2 33,1<br />
Grimbergen Collector Amervonnebeek fase 2 47,4<br />
Grimbergen Collector Maalbeek fase 4 181,5<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Nieuwelaan 33,9<br />
Grimbergen Collector Maalbeek fase 5 32,6<br />
Grimbergen Collector Weerde 93,4<br />
Grimbergen Collector Gillebeek 70,7<br />
Grimbergen Collector Lobbeek 6,1<br />
Grimbergen Collector Zemst – Eppegem fase 2 – deel A 133,7<br />
Grimbergen Collector Zemst – Eppegem fase 2 – deel B 9,1<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Tervuursesteenweg – Rubenslaan 19,1<br />
Grimbergen Collector Eppegem-Zemst 13,7<br />
Humbeek RWZI Humbeek 35,7<br />
Humbeek PS + PL Molenstraat, afkoppelen Kleine Buisbeek 15,3
-1165- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />
(meest actuele raming)<br />
Mechelen-Noord Verbindingsriolering aansluiting Heffen 49,4<br />
Mechelen-Noord Optimalisatie overstorten Robbroekloop 5<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Zuunbeek fase 1 144,1<br />
Sint-Pieters-Leeuw RWZI Sint-Pieters-Leeuw (fase 1) 188,7<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Vlezenbeek fase 1 65,7<br />
Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Beersbrugstraat – Postweg 6 0,0<br />
Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Bergensesteenweg 12,0<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Vlezenbeek fase 2 48,1<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Zuunbeek fase 2 60,4<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Zuunbeek fase 3 56,1<br />
Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Bruneaustraat 40,3<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Slagvijverbeek fase 1 39,7<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Slagvijverbeek fase 2 28,1<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Neerpedebeek fase 1 81,3<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Neerpedebeek fase 2 142,3<br />
Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Pepingen 20,9<br />
Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Losse Baan 8,3<br />
Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Akkerstraat 2,1<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Diepenbroekbeek 5,7<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Slagvijverbeek fase 3 58,0<br />
Sint-Pieters-Leeuw Collector Neerpedebeek fase 3 13,4<br />
Totaal investeringsbedrag (raming) 4.666,9<br />
3 De kostprijs van dit project zit vervat in de kostprijs van het project "Collector Maalbeek fase 3", waarmee het samen wordt uitgevoerd<br />
4 De kostprijs van dit project zit vervat in de kostprijs van het project "Verbindingsriolering Panoramastraat", waarmee het samen<br />
wordt uitgevoerd<br />
5 Nog geen raming bekend<br />
6 De kostprijs van dit project zit vervat in de kostprijs van het project "Collector Vlezenbeek fase 1", waarmee het samen wordt uitgevoerd<br />
Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />
(meest actuele raming)<br />
Beersel Verbindingsriolering Borreweide 13,3<br />
Beersel Verbindingsriolering Fabriekstraat 20,0<br />
Beersel Verbindingsriolering J. Ameysstraat – Pijnbroekstraat 31,8<br />
Brussel – Zuid Verbindingsriolering Koekoekbeek 26,2<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Bruinborrebeekstraat 27,3<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Strombeek – Beverselaan 11,4<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Gildestraat 31,1<br />
Grimbergen Aansluiting Perk 7,1<br />
Grimbergen Afkoppeling Kaarlijbeek + OL Heerbeek 23,2<br />
Grimbergen Collector Schom 54,5<br />
Grimbergen PS Brusselsesteenweg – Hamme 6,5<br />
Grimbergen Verbindingsriolering Meiveld 9,1<br />
Halle Verbindingsriolering Lenniksesteenweg 5;8<br />
Humbeek Verbindingsriolering Meiskensbeek 23,3<br />
Humbeek Verbindingsriolering Zijpstraat, Warandestraat 31,2<br />
Humbeek-Sas KWZI Sas (Humbeek) of aansluiting op een naburige 18,3<br />
KWZI
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1166-<br />
Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />
(meest actuele raming)<br />
Humbeek-Sas Aanvoer vuilvracht KWZI Sas (Humbeek) 8,6<br />
Mechelen – Noord Collector + PS + PL E19 126,0<br />
Mechelen – Noord Collector + PS + PL Hombeek 36,9<br />
Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Steenweg op Asse 36,1<br />
Zemst – Bosstraat KWZI Bosstraat 21,0<br />
Totaal investeringsbedrag (raming) 568,7<br />
Daarnaast zijn er ook nog de infrastructuurwerken<br />
die binnen en in opdracht van het Brussels Hoofdstedelijk<br />
Gewest zijn of zullen worden uitgevoerd,<br />
en dit voor bijna 19 miljard frank. Voor deze infrastructuurwerken<br />
komt het <strong>Vlaams</strong> Gewest tegemoet<br />
voor 11,68 % binnen het zuiveringsgebied<br />
Brussel-Zuid en 15,7 binnen het zuiveringsgebied<br />
Brussel-Noord.<br />
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorziet (informatie<br />
toestand 1999) in volgende werken.<br />
In het zuiveringsgebied Brussel – Zuid :<br />
Benaming Actuele raming (mln. fr.) Voltooiing<br />
RWZI Bouw 7 3.500 1999<br />
RWZI terrein aankoop 67 1990<br />
Coll. Anderlecht sifon onder kanaal 100 1993<br />
Coll. Anderlecht verbinding Neerpedebeek 90 1999<br />
Coll. Anderlecht verbinding Broekbeek 170 2000<br />
Coll. Industrielaan 669 1990<br />
Coll. Vorst I (Paepsem) 131 1996<br />
Coll. Vorst II (Charroi) 150 1999<br />
Coll. Ceria 43 1991<br />
Effluentleiding 157 1989<br />
Coll. Sint-Gillis I 162 1995<br />
Coll. Sint-Gillis II 350 1999<br />
Coll. Ukkel doorsteek NMBS 30 1997<br />
Coll. Ukkel 450 1999<br />
Coll. Verrewinkelbeek Drogenbos fase 1 65 1996<br />
Coll. Verrewinkelbeek Drogenbos fase 2 40 1999<br />
Coll. Verrewinkelbeek Linkebeek-Ukkel 160 2000<br />
Totaal Brussel-Zuid 6.304<br />
7 Intussen is de RWZI Brussel-Zuid operationeel geworden op 01.08.2000
-1167- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
In het zuiveringsgebied Brussel-Noord :<br />
Benaming Actuele raming Voltooiing<br />
(mln. fr.)<br />
RWZI aankoop terreinen 413 1998<br />
RWZI consultants 60 2004<br />
RWZI bouw 8 8.000 2004<br />
Collector Sainctelette-Noord 8 4.000 2004<br />
Collector Drootbeek 150 1999<br />
Totaal Brussel-Noord 12.623<br />
8 De RWZI Brussel-Noord en de collector Sainctelette-Noord zijn samen aanbesteed op 17.11.99 en een voorstel van gunning zou in<br />
de eerste helft van 2001 worden goedgekeurd. De ramingen zullen in de praktijk sterk worden overschreden. De werken worden<br />
evenwel gegund volgens de BOOT-formule (build-own-operate-transfer) en vanaf de operationalisering in twintig jaarlijkse schijven<br />
worden afbetaald (prefinanciering, ontwerp, bouw, uitbating), zodat een juiste actuele kostprijs niet voorhanden is<br />
2 a) Beoordeeld op basis van het gemiddelde<br />
zuurstofgehalte (Prati-index voor zuurstofverzadiging<br />
of PIO) was de Zenne in 1999<br />
opwaarts het Brusselse Hoofdstedelijke gewest<br />
verontreinigd en afwaarts ervan zwaar<br />
verontreinigd. De biologische kwaliteit was<br />
slecht in Halle en zeer slecht in Anderlecht,<br />
Vilvoorde en Mechelen. In tegenstelling tot<br />
een wijdverspreide gedachte is de Zenne<br />
echter niet "biologisch dood". Er zijn nog<br />
steeds organismen die in zulk een verontreinigde<br />
waterloop kunnen leven, met name<br />
borstelwormen en larven van muggen en<br />
vliegen. In Halle werden ook bloedzuigers<br />
en waterpissebedden aangetroffen.<br />
Ten opzichte van het uitzonderlijk natte jaar<br />
1998 was er in 1999 een lichte verslechtering<br />
van de waterkwaliteit, en dit vooral opwaarts<br />
het Brusselse Hoofdstedelijke gewest. Ten<br />
opzichte van 1997 (droog jaar) is er dan weer<br />
een lichte verbetering van het gemiddeld<br />
zuurstofgehalte. In Halle is de biologische<br />
kwaliteit geëvolueerd van zeer slecht naar<br />
slecht. Dit licht herstel kan in verband staan<br />
met de aanleg van waterzuiveringsinfrastructuur<br />
(o.m. de RWZI van Nijvel) op het<br />
grondgebied van het Waalse gewest. Maar<br />
globaal kan worden gesteld dat de slechte tot<br />
zeer slechte waterkwaliteit van de Zenne<br />
nauwelijks evolueert en dat de kleine schommelingen<br />
veeleer toevallig zijn of te wijten<br />
aan de weersomstandigheden.<br />
b) De ingebruikname van de RWZI Brussel-<br />
Zuid in augustus 2000 betekent een keerpunt<br />
voor de waterkwaliteit van de Zenne en<br />
mag dan ook worden beschouwd als de eerste<br />
aanzet naar een betere kwaliteit. Naarmate<br />
meer en meer huishoudelijke afvalwaters<br />
worden gezuiverd, zal de waterkwaliteit<br />
gradueel verbeteren.<br />
Voor de sanering van de waterkwaliteit zal<br />
echter niet alleen aandacht moeten gaan<br />
naar de reductie van de huishoudelijke vuilvracht,<br />
maar ook naar belangrijke microverontreinigingen.<br />
Zo worden in de Zenne in<br />
Vilvoorde een hele reeks milieugevaarlijke<br />
stoffen aangetroffen, in soms zeer hoge concentraties<br />
:<br />
– de zware metalen lood, koper, zink ;<br />
– arseen ;<br />
– de monocyclische aromatische koolwaterstoffen<br />
(MAK) xyleen, tolueen en benzeen<br />
;<br />
– trimethylbenzeen, nitrobenzeen en gechloreerde<br />
benzenen ;<br />
– andere organische chloorverbindingen<br />
zoals trichlooretheen, dichloormethaan,<br />
hexachloorbutadieen, ... ;<br />
– organochloorpesticiden zoals dieldrin,<br />
endrin, telodrin, lindaan en endosulfaan ;<br />
– andere pesticiden zoals diuron en trifluralin<br />
;<br />
– een aantal polycyclische aromatische<br />
koolwaterstoffen (PAK) ;<br />
– polychloorbifenylen, beter bekend als<br />
PCB's.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1168-<br />
Heel wat van deze stoffen komen voor op de<br />
ontwerplijst van 32 prioritaire stoffen die de<br />
Europese Commissie opstelde m.b.t. de kaderrichtlijn<br />
water, zoals verschillende PAK's,<br />
benzeen, endosulfaan, diuron, dichloormethaan,<br />
hexachloorbutadieën, trifluralin en<br />
lood. Andere staan op de zwarte en grijze<br />
lijsten van de Europese richtlijn gevaarlijke<br />
stoffen (76/464). De concentraties waarin<br />
deze stoffen worden aangetroffen, liggen geregeld<br />
boven de <strong>Vlaams</strong>e normen en de Europese<br />
waterkwaliteitsdoelstellingen.<br />
Een aantal van deze stoffen zijn reeds geruime<br />
tijd verboden in België, met name de<br />
PCB's en de drins. Sommige zijn afkomstig<br />
van de industrie (MAK's, organochloorverbindingen),<br />
andere hebben een diffuse oorsprong<br />
(sommige metalen, pesticiden, PAK's<br />
afkomstig uit het verkeer en de gebouwenverwarming).<br />
In het kader van de Europese Richtlijn Lozing<br />
Gevaarlijke Stoffen heb ik een werkgroep<br />
opgestart, waarin naast verschillende<br />
kabinetsmedewerkers ook de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<br />
Aquafin en de afdeling<br />
Milieuvergunningen van de administratie<br />
Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer betrokken<br />
zijn, om de lozing van gevaarlijke<br />
stoffen afkomstig van P-bedrijven te beperken<br />
(P-bedrijf : grote lozer – red). Dit kan<br />
door deze bedrijven van de bestaande waterzuiveringsinfrastructuur<br />
af te koppelen en ze<br />
te stimuleren om zelf hun afvalwater te zuiveren.<br />
Vermelden we ten slotte dat de meeste van<br />
de bovenvermelde stoffen niet worden teruggevonden<br />
in de Zenne in Lembeek, op de<br />
grens met Wallonië. Opvallend is echter het<br />
voorkomen op deze meetplaatsen van een<br />
aantal pesticiden, vooral lindaan, en arseen.<br />
Wil men komen tot een optimaal niveau van<br />
de waterkwaliteit, dan zal het wellicht nodig<br />
zijn – éénmaal de waterkwaliteit voldoende<br />
verbeterd is – de waterbodem te saneren.<br />
De waterbodem van de Zenne is immers<br />
zwaar verontreinigd, met onder meer organochloorpesticiden,<br />
PCB's PAK's, lood,<br />
cadmium, koper, kwik en zink.<br />
Ten slotte zal, om een goede ecologische toestand<br />
mogelijk te maken, ook voldoende<br />
aandacht moeten gaan naar de zogenaamde<br />
structuurkenmerken. Rechttrekking, verharde<br />
oevers, overwelving, enzovoort, zijn hierbij<br />
negatieve elementen.<br />
c) In de Zenne zelf werden door het Instituut<br />
voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW) geen<br />
visbestandsopnames uitgevoerd.<br />
Onderzoek op een van de grootste zijbeken,<br />
namelijk de Zuunbeek, in 1996 heeft aangetoond<br />
dat deze zijloop geen normale vispopulatie<br />
bevatte. Stroomafwaarts de monding<br />
van de Zuun lijkt de waterkwaliteit van de<br />
Zenne geen visleven mogelijk te maken.<br />
Stroomopwaarts (tot aan de grens met Wallonië)<br />
zijn er geen visstandgegevens beschikbaar.<br />
Momenteel herziet het IBW haar visbestandsmeetnet,<br />
één of meer meetpunten zullen<br />
zeker op de Zenne worden aangebracht,<br />
zodat in de nabije toekomst ook over de<br />
eventuele visstand van de Zenne informatie<br />
zal beschikbaar zijn.<br />
Vraag nr. 64<br />
van 18 januari 2001<br />
van de heer PETER GYSBRECHTS<br />
Tankstations – Tegemoetkoming bodemsanering<br />
De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft het ontwerp van samenwerkingsakkoord<br />
betreffende de uitvoering en<br />
financiering van de bodemsanering van tankstations<br />
goedgekeurd. Dit houdt onder andere in dat<br />
tankstations die minstens tot 31 december 1992<br />
werden uitgebaat, in aanmerking komen voor een<br />
tegemoetkoming van het saneringsfonds.<br />
Maar wat met de tankstations of gewezen tankstations<br />
die nog open waren tot 1990 waar men reeds<br />
vóór het samenwerkingsakkoord begonnen is met<br />
de bodemsaneringswerken en waar de werken dus<br />
nog bezig zijn, of de tankstations waarvan reeds<br />
vóór het akkoord een dossier is ingediend <br />
Kunnen zij alsnog een financiële tegemoetkoming<br />
genieten <br />
Antwoord<br />
In het ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen<br />
de federale staat, het <strong>Vlaams</strong> Gewest, het Waals<br />
Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende<br />
de uitvoering en financiering van de bodemsanering<br />
van tankstations wordt onder meer<br />
bepaald dat enkel die tankstations in aanmerking
-1169- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
komen welke als verkooppunt voor het publiek<br />
nog worden uitgebaat of tot en met 31 december<br />
1992 werden uitgebaat.<br />
Tankstations die werden uitgebaat tot 1990 komen<br />
derhalve niet in aanmerking voor mogelijke tegemoetkoming<br />
door het later op te richten fonds.<br />
Vraag nr. 65<br />
van 18 januari 2001<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
E17 Rekkem-Menen – Bodemverontreiniging<br />
Bij de aanleg van de E17, medio jaren zestig, werd<br />
38.000 m 3 chroomafval van de firma Kuhlman<br />
(Wattrelos) gebruikt om een gleuf langs de E17 op<br />
te vullen. Na metingen erkende de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />
voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />
(OVAM) de betrokken plaats als "black point".<br />
Medio 1996 werd de toenmalige minister van Leefmilieu<br />
Theo Kelchtermans om uitleg gevraagd inzake<br />
de vervuiling door zware metalen op de berm<br />
van de E17 in Rekkem-Menen. Toen werd gesteld<br />
dat overleg zou worden gepleegd met de administratie<br />
Openbare Werken om tot concrete oplossingen<br />
te komen voor de veiligheid en de uiteindelijke<br />
sanering van deze bodemvervuiling (Handelingen<br />
Plenaire Vergadering van 20 juni 1996, blz. 3084 e.v.<br />
– red.).<br />
Twee jaar geleden werd deze problematiek nog<br />
eens aangekaart bij de heer Eddy Baldewijns, toenmalig<br />
minister van Openbare Werken, om een<br />
overzicht te krijgen van de reeds genomen stappen<br />
voor een oplossing van dit dossier. Toen bleek dat<br />
reeds in november 1996 een oriënterend bodemonderzoek<br />
werd uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt<br />
op één zone een historische chroomverontreiniging.<br />
Voor een tweede zone is de verontreiniging<br />
twijfelachtig en bevindt ze zich wellicht onder de<br />
autosnelweg E17 (Handelingen Plenaire Vergadering<br />
van 14 januari 1998, blz. 32 e.v. – red.).<br />
De minister bevestigde toen tevens dat in overeenkomst<br />
met OVAM een beschrijvend bodemonderzoek<br />
werd aangevraagd. Dit onderzoek zou<br />
door OVAM op kosten van de administratie<br />
Wegen en Verkeer worden uitgevoerd. Een concrete<br />
datum voor de uitvoering van dit onderzoek kon<br />
de minister toen echter niet geven. Met het oog op<br />
de verdere afhandeling van het dossier door<br />
OVAM zou worden bepaald welke maatregelen al<br />
dan niet noodzakelijk waren.<br />
1. In welke mate zijn de resultaten van het bodemonderzoek<br />
reeds bekend, teneinde de omvang<br />
en ernst van de verontreiniging te bepalen <br />
2. Zijn er reeds preventiemaatregelen noodzakelijk<br />
In welke mate zal er overleg zijn (of is er<br />
reeds geweest) met de minister van Leefmilieu <br />
3. Wat is de geraamde kostprijs voor de sanering <br />
Welke timing wordt vooropgesteld Wie zal<br />
deze saneringskosten betalen <br />
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />
heer Steve Stevaert, minister vice-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Steve Stevaert, minister vice-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Mobiliteit, Openbare werken en Energie.<br />
Vraag nr. 66<br />
van 18 januari 2001<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
Moties en resoluties – Opvolging<br />
Goedgekeurde resoluties en moties zijn aanbevelingen<br />
van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> aan de regering.<br />
Zoals het Reglement van het parlement bepaalt,<br />
wordt verwacht dat elke minister de opvolging van<br />
haar/zijn resoluties en moties vermeldt naar aanleiding<br />
van de beleidsbrief. Dit is voor het beleid 2001<br />
niet altijd gebeurd.<br />
Uit de lectuur van het verslag van het Rekenhof<br />
over de uitvoering door de <strong>Vlaams</strong>e regering van<br />
de resoluties van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> (Stuk 39<br />
(1999-2000) blijkt dat het Rekenhof heeft nagegaan<br />
welk gevolg de <strong>Vlaams</strong>e regering heeft gegeven<br />
aan twaalf resoluties die door het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong><br />
werden goedgekeurd in de periode van<br />
1996 tot het einde van de vorige legislatuur in 1999.<br />
Het gaat hierbij uitsluitend om die resoluties welke<br />
rechtstreeks voortvloeien uit de contacten met het<br />
Rekenhof.<br />
De opvolging van de andere resoluties/moties<br />
wordt nergens systematisch bijeengebracht. In de<br />
beleidsbrieven van sommige ministers wordt wel<br />
verwezen naar resoluties/moties van deze legisla-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1170-<br />
tuur, soms zelfs van vorige legislatuur, en wordt de<br />
stand van zaken gegeven.<br />
Het is dus ondoorzichtig door welke resoluties/moties<br />
de regering zich gebonden voelt. Strikt juridisch<br />
gesproken, zijn de moties/resoluties van vorige<br />
legislatuur gericht tot de vorige ministers. Of ze<br />
verder al dan niet als beleidsuitgangspunt worden<br />
gebruikt, is nu niet duidelijk.<br />
1. Welke resoluties/moties betreffende de bevoegdheden<br />
van de minister goedgekeurd door<br />
het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> vóór juli 1999 blijven van<br />
kracht in zijn/haar huidig beleid <br />
2. Geldt dit voor de volledige tekst van de resolutie/motie<br />
of alleen voor bepaalde onderdelen <br />
3. Heeft de minister reeds een overzicht gegeven<br />
van de stand van zaken van alle resoluties/moties<br />
goedgekeurd tijdens deze legislatuur naar<br />
aanleiding van de begrotingsbesprekingen <br />
N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden.<br />
Vraag nr. 67<br />
van 19 januari 2001<br />
van de heer JAN LAURYS<br />
Studieopdrachten – Overzicht<br />
Kan de minister meedelen welke studies sedert<br />
september 1999 door haar kabinet werden besteld,<br />
zowel inzake landbouw- als inzake milieubeleid <br />
Aan welke universiteiten werd gevraagd de respectieve<br />
studies uit te voeren <br />
Welke studies zijn inmiddels afgerond <br />
Antwoord<br />
In het verleden is de programmatie van het wetenschappelijk<br />
beleidsondersteunend onderzoek voor<br />
het domein Leefmilieu niet steeds op een planmatige<br />
wijze aangepakt, met ook een gebrek aan een<br />
langetermijnvisie. Bovendien was het gebruik van<br />
veel onderzoeksresultaten niet optimaal, onder<br />
meer door de moeilijke bereikbaarheid ervan.<br />
Deze en nog enkele knelpunten hebben mij ertoe<br />
aangezet om een strategisch project (Stroomlijning<br />
wetenschappelijk onderzoek Leefmilieu – SP5,<br />
O & O) te definiëren om een en ander te optimaliseren<br />
(O & O : onderzoek en ontwikkeling – red.).<br />
Specifiek voor de ontsluiting van de resultaten van<br />
uitgevoerde studies werd besloten tot de oprichting<br />
van een databank (databank GMO – Gewestelijk<br />
Milieuoverleg, module "onderzoek"), waarin gedetailleerde<br />
informatie zal opgenomen zijn over de financiële,<br />
inhoudelijke en structurele aspecten van<br />
al het geplande, lopende en afgeronde onderzoek<br />
(sinds 1994) dat betrekking heeft op het beleidsdomein<br />
Leefmilieu. Dit betekent dat op termijn alle<br />
gegenereerde informatie op een systematische<br />
wijze zal kunnen worden geraadpleegd door alle<br />
intern betrokkenen. Om het systeem blijvend te<br />
kunnen benutten, moet ook worden gewerkt aan<br />
een structuur voor decentrale invoer en beheer van<br />
gegevens.<br />
Eens de invoer van gegevens in deze databank voldoende<br />
ver gevorderd zal zijn, zal de gevraagde informatie<br />
kunnen worden meegedeeld. Momenteel<br />
is het voor 2001 geplande onderzoek en een deel<br />
van het in 2000 geplande onderzoek ingevoerd.<br />
Tegen medio 2001 zullen de gegevens van 1999 ingevoerd<br />
zijn, mits de administraties en de <strong>Vlaams</strong>e<br />
openbare instellingen hiervoor de nodige manuren<br />
kunnen vrijmaken. Heden kan ik dus geen volledig<br />
overzicht bezorgen ; het genereren van het gevraagde<br />
overzicht zou de planning van het strategisch<br />
project in de war sturen.<br />
Gezien de omvang van de opgevraagde informatie<br />
kan dit statistisch materiaal in het kader van een<br />
schriftelijke vraag niet ter beschikking worden gesteld.<br />
Vraag nr. 70<br />
van 19 januari 2001<br />
van de heer ANDRE VAN NIEUWKERKE<br />
Muskusrattenbestrijding – Methode<br />
Bijna een eeuw geleden deed de muskusrat haar<br />
intrede in ons land. Ingevoerd vanuit Noord-Amerika<br />
ten behoeve van de pelsindustrie en de jacht,<br />
veroverde ze Europa in een uiterst snel tempo en
-1171- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
veroorzaakte ze een ware schokgolf bij overheidsdiensten<br />
wegens haar graverij in oevers, dijken en<br />
waterkeringen.<br />
Reeds tientallen jaren wordt de muskusrat (Ondatra<br />
zibethica) onvermoeibaar en op grote schaal<br />
door de mens bestreden. Alle middelen om de expansie<br />
van dit zoogdier in te tomen, worden ingezet<br />
: klemmen, fuiken, giftig lokaas, vuurwapens,<br />
enzovoort. Natuurbeschermers stellen echter vast<br />
dat de gebruikte middelen niet selectief zijn: de<br />
klemmen met stukjes appel of wortel veroorzaken<br />
heel wat bijvangsten onder watervogels en andere<br />
zoogdieren. Het massaal uitleggen van giftig lokaas<br />
langs beken en rivieren houdt bovendien risico's in<br />
voor de gezondheid van mens, dier en milieu.<br />
Het lijkt dan ook aangewezen deze vangtuigen te<br />
verbieden. Er bestaat een veel diervriendelijker alternatief,<br />
namelijk een soort buisfuik die veel gerichter<br />
de doelsoort vangt en geen nevenvangsten<br />
(reigers, waterhoen, ... ) veroorzaakt. Ook de gezondheid<br />
van de mens wordt daardoor minder bedreigd.<br />
Mits bijvoorbeeld inachtneming van een korte<br />
overgangsperiode zouden polderbesturen, terreinbeheerders,<br />
enzovoort, kunnen worden verplicht<br />
tegen een bepaalde datum uit te kijken naar voor<br />
het milieubehoud beter geschikte alternatieven.<br />
Hoe wordt dit probleem aangepakt <br />
Antwoord<br />
Ik kan de <strong>Vlaams</strong>e Volksvertegenwoordiger bevestigen<br />
dat er veel inspanningen worden geleverd om<br />
de muskusratpopulatie voldoende laag te houden,<br />
zodat de kans op schade door graverij in oevers of<br />
door vraat aan landbouwgewassen wordt beperkt.<br />
De muskusrattenbestrijders die werken bij het<br />
<strong>Vlaams</strong> Gewest hebben strikte instructies voor<br />
deze bestrijdingsopdracht.<br />
Vuurwapens worden niet gebruikt. Het gebruik<br />
van giftig lokaas tegen muskusratten wordt maximaal<br />
vermeden en zal enkel tijdelijk en lokaal worden<br />
toegelaten op die plaatsen waar met technische<br />
vangmiddelen alleen, de populatie niet onder<br />
controle te krijgen is. Momenteel wordt er helemaal<br />
geen giftig lokaas tegen muskusratten uitgezet<br />
door de diensten die onder mijn bevoegdheid<br />
vallen. Klemmen met stukjes appel worden juist<br />
vanwege de attractiviteit van de appel voor watervogels<br />
niet meer geplaatst. Wortelen als lokmiddel<br />
voor ratten vertonen niet diezelfde aantrekkingskracht<br />
voor watervogels.<br />
Voorzover de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
met "een soort buisfuik die veel gerichter de doelsoort<br />
vangt en geen nevenvangsten veroorzaakt"<br />
wil verwijzen naar het gebruik van schijnduikers in<br />
de muskusrattenbestrijding, kan ik volgende verduidelijking<br />
geven.<br />
De bedoelde fuiken zijn cilindrische kunststofbuizen<br />
met passend afsluitdeksel, die met de vrije opening<br />
naar het water in de oevers van waterlopen<br />
worden ingegraven. De inzwemopening wordt met<br />
een kunststoftrechter of keel afgesloten.<br />
Het gebruik van schijnduikers in de muskusratbestrijding<br />
is zo oud als het muskusratprobleem zelf.<br />
Migrerende ratten onderzoeken in de habitat waar<br />
ze zich willen vestigen hun hele nieuwe omgeving.<br />
Schijnduikers zijn dan ook in principe even doeltreffend<br />
in het afvangen van migrerende ratten als<br />
andere vangmiddelen aan oude of verlaten pijpen<br />
of echte duikers.<br />
Om onduidelijke redenen blijkt het bestrijdingssucces<br />
met schijnduikers nochtans beperkt.<br />
In Limburg, waar reeds tal van deze schijnduikers<br />
zijn geplaatst, stelden we vast dat vaak rattennesten<br />
te vinden zijn in de directe omgeving van<br />
schijnduikers, soms zelfs ertegenaan, waar de grond<br />
losser tegen de schijnduiker aanligt. In de omgeving<br />
van schijnduikers levende ratten wennen misschien<br />
aan het risico en zijn met het systeem niet<br />
meer te vangen.<br />
Zowel in Vlaanderen als in Nederland is algemeen<br />
bekend dat uitsluitend gebruik van vast vangmateriaal,<br />
om het even van welk type, wel reductie geeft<br />
van de populatie ten opzichte van gebieden zonder<br />
bestrijding, maar niet tot een aanvaardbaar laag niveau.<br />
In 1997 werd door de administratie Milieu-,<br />
Natuur-, Land- en Waterbeheer, afdeling Water, in<br />
de provincie Limburg op het grondgebied van Hasselt<br />
in een blok van 1 km 2 waarin voorheen buisfuiken<br />
werden geplaatst, de restpopulatie aan muskusratten<br />
afgevangen. Na drie vangstdagen werden<br />
er in dit blok van 1 km 2 nog 237 muskusratten gevangen.<br />
De efficiëntie van het buisfuikensysteem<br />
komt door dergelijke vaststellingen zwaar op de<br />
helling te staan.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1172-<br />
Het systeem van buisfuiken werd nauwkeuriger<br />
bestudeerd aan het CLO in Merelbeke (CLO :<br />
Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek –<br />
red.). Bij een aantal ratten duurde het tot tien minuten<br />
na onderdompeling vooraleer men de verdrinkingsdood<br />
van het dier kon vaststellen. Dit<br />
staat in fel contrast met de recente "Agreement on<br />
International Humane Trapping Standards" (Europese<br />
Commissie – 19.6.97), die voor dodende<br />
vangmiddelen voorlopig nog een maximum van<br />
300 seconden aanvaardt, maar dit verder wil verlagen<br />
tot 180 seconden.<br />
JOHAN SAUWENS<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN BINNENLANDSE AANGELEGENHEDEN,<br />
AMBTENARENZAKEN EN SPORT<br />
Vraag nr. 60<br />
van 14 december 2000<br />
van de heer CHRIS VANDENBROEKE<br />
Sociale huurwoningen – Verkiezingsaffiches<br />
Tijdens de periode voorafgaand aan de verkiezingen<br />
van 8 oktober jongstleden hebben nogal wat<br />
mensen affiches voor politieke partijen en/of kandidaten<br />
aan hun raam opgehangen.<br />
Dit lijkt mij een uiting van zinvolle betrokkenheid<br />
bij het democratisch verkiezingsgegeven.<br />
Ik verneem echter dat een aantal bouwmaatschappijen<br />
erkend door de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />
hebben gevraagd om deze affiches te verwijderen.<br />
1. Hebben de bouwmaatschappijen als eigenaar<br />
van sociale woningen of appartementen daartoe<br />
het recht <br />
2. Werd een dergelijke bepaling opgenomen in<br />
een reglement of in het huurcontract Zo ja, is<br />
dit dan niet strijdig met het recht op vrije meningsuiting<br />
<br />
Antwoord<br />
De typehuurovereenkomst van toepassing binnen<br />
de sociale huursector, bevat geen enkele bepaling<br />
die de huurders van een sociale woning verbiedt<br />
om affiches voor politieke partijen en/of kandidaten<br />
aan hun raam op te hangen (besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 6 april 1995 tot vaststelling<br />
van de typehuurovereenkomst voor de woningen<br />
die toebehoren aan de door de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />
erkende sociale huisvestingsmaatschappijen<br />
of aan de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />
zelf).<br />
Op basis van de typehuurovereenkomst hebben de<br />
socialehuisvestingsmaatschappijen, als eigenaars<br />
van sociale woningen of appartementen, dan ook<br />
het recht niet om de huurders te verbieden affiches<br />
voor politieke partijen en/of kandidaten aan hun<br />
raam op te hangen.<br />
Of dergelijk verbod opgenomen is in de diverse reglementen<br />
van inwendige orde die de socialehuisvestingsmaatschappijen<br />
hanteren, is niet bekend.<br />
Tevens is het zo dat de daarin voorkomende bepalingen<br />
die strijdig zouden zijn met de beschikkingen<br />
van de huurovereenkomst, evenwel voor nietgeschreven<br />
worden gehouden.<br />
Dit verbod zou ook inderdaad manifest strijdig zijn<br />
met het recht op vrije meningsuiting. Artikel 19<br />
van de GGW waarborgt de vrijheid om op elk gebied<br />
zijn mening te uiten, behoudens bestraffing<br />
van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken<br />
van die vrijheid worden gepleegd.<br />
"De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening<br />
ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied<br />
zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens<br />
bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid<br />
van het gebruikmaken van die vrijheden worden<br />
gepleegd").<br />
Een gangbare definitie geven van het recht op meningsuiting<br />
is niet eenvoudig. Deze vrijheid kan<br />
worden omschreven als "het recht om aan zijn filosofische,<br />
godsdienstige, politieke, persoonlijke of<br />
ideologische overtuiging uiting te geven in woorden,<br />
geschriften of gedragingen". De meningsuiting<br />
kan bijgevolg op verschillende wijzen gebeuren,<br />
zowel door het woord, als door het geschrift, als<br />
door handelingen. Zodoende wordt niet alleen elke<br />
vrije uitoefening van de cultus, maar verder elke<br />
manifestatie op politiek, literair, artistiek, filosofisch<br />
en wetenschappelijk vlak beschermd (Vande<br />
Lanotte, J., Overzicht van het publiek recht, Brugge,<br />
Die Keure, 1997, blz. 339-340).<br />
De vrijheid van meningsuiting is evenwel geen onbeperkt<br />
recht. Artikel 19 GGW bepaalt immers<br />
uitdrukkelijk : "behoudens bestraffing van de misdrijven<br />
die ter gelegenheid van het gebruikmaken<br />
van die vrijheden worden gepleegd". Deze beperking<br />
is in casu evenwel niet aan de orde.
-1173- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Tot slot merk ik nog op dat de vrijheid van gedachte<br />
en de vrijheid van mening ook worden gewaarborgd<br />
door de artikelen 9, § 1 en 10, § 1 EVRM en<br />
de artikelen 18, § 1 en 19, § 1 BUPO.<br />
(GGW : Gecoördineerde Grondwet ; EVRM : Europees<br />
Verdrag tot Bescherming van de Rechten van<br />
de Mens ; BUPO : Internationaal Verdrag inzake<br />
Burgerrechten en Politieke Rechten – red.)<br />
Vraag nr. 61<br />
van 14 december 2000<br />
van de heer JULIEN LIBRECHT<br />
Exportsubsidiëring – Eenmanszaken<br />
In het kader van financiële steunverlening voor exportinitiatieven<br />
van vennootschappen kunnen ook<br />
KMO's worden gesubsidieerd voor prospectiereizen.<br />
De statuten vermelden die steun echter niet<br />
voor eenmanszaken.<br />
KMO's die nog in het stadium van eenmanszaak<br />
verkeren, vinden deze beperking ten zeerste unfair.<br />
Zij hebben immers de subsidies meer dan wie ook<br />
nodig, vooral als ze contacten willen zoeken met de<br />
internationale markt. Het is een feit dat heel wat<br />
van die <strong>Vlaams</strong>e eenmanshandelszaken qua kennis,<br />
nut, inzet en handelsgeest zeker niet moeten onderdoen<br />
voor grotere vestigingen. Daarenboven<br />
zijn de sociale verankering en de commerciële betekenis<br />
van de KMO's in Vlaanderen zeker een<br />
factor waaraan beleidsmatig de grootste zorg moet<br />
worden besteed.<br />
Op een van de vragen terzake antwoordde de minister<br />
reeds in 1999 dat hij "dit knelpunt bij de<br />
eerstvolgende evaluatie van het reglement zou<br />
laten bestuderen".<br />
Daarom neem ik de vrijheid dienaangaande nader<br />
te informeren.<br />
Is dit reglement reeds geëvalueerd <br />
Zo ja, wat is het resultaat <br />
Zo neen, wanneer wordt een oplossing gezocht<br />
voor deze duale maatregel <br />
Antwoord<br />
1. Op 17 juni 2000 heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering op<br />
mijn voorstel een voorontwerp van besluit<br />
goedgekeurd inzake de aanpassing van het subsidiereglement<br />
voor exportbevorderende activiteiten.<br />
Daarin wordt een oplossing geboden<br />
voor het door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
geschetste probleem.<br />
Zo zullen eenmanszaken in de toekomst ook in<br />
aanmerking kunnen komen voor subsidiëring.<br />
De vernieuwing van het subsidiereglement werd<br />
doorgevoerd na evaluatie.<br />
2. Het goedgekeurde voorontwerp van besluit<br />
werd verzonden aan de Europese Commissie.<br />
Het is pas na goedkeuring van het reglement<br />
door de Europese Commissie, die moet nagaan<br />
of de bepalingen ervan niet strijdig zijn met de<br />
Europese verdragen, dat het ontwerpbesluit<br />
voor advies kan worden voorgelegd aan de<br />
Raad van State.<br />
Na het advies van de Raad van State kan het<br />
ontwerpbesluit door de <strong>Vlaams</strong>e regering definitief<br />
worden goedgekeurd en in werking treden.<br />
Vraag nr. 62<br />
van 14 december 2000<br />
van de heer MARINO KEULEN<br />
Ambtenarenevaluatie – Resultaten<br />
Het rekruterings- en selectiebeleid vormt een belangrijke<br />
component in het personeelsbeleid van<br />
iedere overheid. De hoofddoelstelling ervan is het<br />
aantrekken en selecteren van bekwame mensen<br />
enerzijds, en het behouden van het noodzakelijk<br />
arbeidspotentieel binnen de organisatie anderzijds.<br />
De inzetbaarheid van het huidige personeel is bovendien<br />
des te belangrijker, gezien de voortdurend<br />
veranderende overheidsorganisatie, waar de takenpakketten<br />
continu wijzigingen ondergaan, afhankelijk<br />
van de behoeften die vanuit de maatschappelijke<br />
context worden vereist.<br />
Teneinde zich ervan te vergewissen dat de juiste<br />
persoon op de juiste plaats werkt, organiseert de<br />
overheid evaluatiecycli die enerzijds de evaluatoren<br />
dienen te ondersteunen bij het leidinggeven en<br />
anderzijds de administratie moeten helpen in haar<br />
veranderings- en verbeteringsprocessen. Zulk een<br />
evaluatiecyclus vormt evenzeer een belangrijk<br />
facet voor de medewerker, daar hij niet enkel is gericht<br />
op de verbetering van zijn zwakke punten,<br />
maar ook op de optimalisering van zijn sterke punten.<br />
Bovendien houdt dergelijke cyclus ook de mo-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1174-<br />
gelijkheid tot sanctioneren in bij een manifest disfunctioneren<br />
van een personeelslid.<br />
1. Wat zijn de resultaten van de laatste evaluatiecyclus<br />
<br />
2. Hoeveel negatieve beoordelingen werden er<br />
uitgesproken en welke maatregelen werden er<br />
ten aanzien van betrokken personeelsleden genomen<br />
<br />
3. Wat waren de redenen van voormelde negatieve<br />
beoordelingen <br />
4. Werden er personeelsleden bij een herhaalde<br />
negatieve beoordeling ontslagen uit de administratie<br />
<br />
Antwoord<br />
1. De evaluatie van de ambtenaren van het Ministerie<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap verloopt<br />
beschrijvend. Dit houdt in dat het evaluatieverslag<br />
geen samenvattende waardering of einduitspraak<br />
omvat, maar een beschrijving geeft van<br />
hoe de geëvalueerde heeft gepresteerd tijdens<br />
het evaluatiejaar.<br />
In afwijking hierop kunnen de evaluatoren de<br />
eindvermelding "onvoldoende" toekennen indien<br />
zij oordelen dat de ambtenaar tijdens het<br />
afgelopen evaluatiejaar globaal gezien slecht<br />
presteerde (artikel VIII 10, § 6 van het <strong>Vlaams</strong><br />
Personeelsstatuut).<br />
Deze evaluatie "onvoldoende" heeft onder<br />
meer tot gevolg dat de betrokken ambtenaar:<br />
1° geen schaalanciënniteit opbouwt in zijn functionele<br />
loopbaan (artikel VIII 77, § 2 VPS) ;<br />
2° zich niet kan inschrijven voor een vergelijkend<br />
examen voor verhoging in graad, voor<br />
een vergelijkende bekwaamheidsproef, of<br />
voor een vergelijkend examen voor overgang<br />
naar een ander niveau (artikel VIII 44,<br />
51 VPS) ;<br />
3° niet kan worden bevorderd (artikel VIII 44,<br />
§ 2 VPS), en<br />
4° geen toestemming kan krijgen om de eretitel<br />
van het door hem laatst waargenomen ambt<br />
te dragen (artikel XII 9 VPS).<br />
Het meest vérgaande gevolg is echter dat de<br />
ambtenaar wordt afgedankt wegens beroepsongeschiktheid<br />
indien hij twee opeenvolgende<br />
keren de evaluatie "onvoldoende" gekregen<br />
heeft (artikel XII 7, § 1VPS).<br />
Indien het college van afdelingshoofden oordeelt<br />
dat de geëvalueerde ondermaats heeft gepresteerd<br />
(slechter dan normaal gezien mag<br />
worden verwacht van de geëvalueerde, doch<br />
niet zo slecht dat hij de eindvermelding "onvoldoende"<br />
verdient), kan het een beslissing tot<br />
loopbaanvertraging nemen ten aanzien van de<br />
betrokken ambtenaar. Deze beslissing heeft tot<br />
gevolg dat de functionele loopbaan van de betrokken<br />
ambtenaar vertraagd wordt opgebouwd,<br />
in die zin dat enkel de helft van de werkelijke<br />
diensten gepresteerd vanaf 1 juli van het<br />
jaar volgend op het evaluatiejaar, in aanmerking<br />
worden genomen (artikelen VII 77, § 2 en VIII<br />
78 VPS).<br />
Indien het college van afdelingshoofden oordeelt<br />
dat de geëvalueerde uitstekend presteerde<br />
ten opzichte van de verwachtingen die in de<br />
planning werden geformuleerd, kan het de betrokken<br />
ambtenaar een functioneringstoelage<br />
toekennen (artikel XIII 57 quater VPS). Met ingang<br />
van 1 januari 2001 kan deze toelage tot<br />
maximum 15 % van het salaris bedragen.<br />
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven<br />
van de evaluaties van de ambtenaren van<br />
rang A2 en lager van het ministerie, m.b.t. het<br />
evaluatiejaar 1999 (beslissingen genomen in het<br />
jaar 2000).
-1175- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Departement Aantal Onvoldoende Vertraging Functioneringspersoneelsleden<br />
toelage<br />
AZF 426 1 2 53<br />
COO 151 0 0 8<br />
WIM 67 0 1 11<br />
OND 884 3 9 91<br />
WVC 1008 0 1 108<br />
EWBL 717 0 0 51<br />
LIN 4674 7 28 405<br />
Totaal 7927 11 41 727<br />
N.v.d.r.<br />
AZF : Algemene Zaken en Financiën<br />
COO : Coördinatie<br />
WIM : Wetenschap, Innovatie en Media<br />
OND : Onderwijs<br />
WVC : Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur<br />
EWBL : Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw<br />
LIN : Leefmilieu en Infrastructuur<br />
2. Zoals blijkt uit bovenstaande tabel, kregen in<br />
totaal 11 ambtenaren m.b.t. het evaluatiejaar<br />
1999 de evaluatie "onvoldoende" en werden<br />
door de colleges van afdelingshoofden 41 ambtenaren<br />
vertraagd in hun functionele loopbaan.<br />
De contractuele personeelsleden van het ministerie<br />
worden jaarlijks beoordeeld volgens dezelfde<br />
regeling als deze welke geldt voor de<br />
functioneringsevaluatie van de ambtenaren. De<br />
contractuele personeelsleden kunnen evenwel<br />
geen loopbaanvertraging krijgen, aangezien zij<br />
geen functionele loopbaan hebben. Daarenboven<br />
kunnen zij reeds na één negatieve beoordeling<br />
worden ontslagen. Vier contractuele personeelsleden<br />
kregen m.b.t. het evaluatiejaar 1999<br />
een negatieve beoordeling en werden afgedankt.<br />
3. De toekenning van de evaluatie "onvoldoende"<br />
aan ambtenaren of een "negatieve beoordeling"<br />
aan de contractuele personeelsleden, gebeurt<br />
door de evaluatoren en is gebaseerd op het<br />
slecht functioneren van deze personeelsleden<br />
tijdens het evaluatiejaar.<br />
4. Slechts één van de elf ambtenaren die m.b.t. het<br />
evaluatiejaar 1999 de evaluatie "onvoldoende"<br />
kregen, kreeg deze evaluatie een tweede opeenvolgende<br />
keer en werd dus afgedankt wegens<br />
beroepsongeschiktheid in uitvoering van artikel<br />
XII 7, §1 VPS.<br />
Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 werden,<br />
m.b.t. het evaluatiejaar 1999, vier contractuele<br />
personeelsleden afgedankt wegens een negatieve<br />
beoordeling.<br />
Vraag nr. 63<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer PIETER HUYBRECHTS<br />
Kanaalbrug Vroenhoven – Bestemming<br />
De afdeling Maas en Albertkanaal ijvert ervoor om<br />
de brug aan het Albertkanaal in Vroenhoven te<br />
laten afbreken. Ook de bunker langs de kanaalbrug<br />
zou moeten verdwijnen. De afbraak van brug<br />
en bunker moet het mogelijk maken om het resterende<br />
deel van het Albertkanaal te verbreden.<br />
Brug en bunker zijn echter in 1995 op de lijst van<br />
de beschermde monumenten geplaatst. Voor het<br />
gemeentebestuur van Riemst behoort de brug tot<br />
het industrieel patrimonium en het wil dan ook van<br />
geen afbraak weten.<br />
1. Heeft de minister reeds maatregelen genomen<br />
om tot afbraak van bunker en brug over te<br />
gaan, of worden beide als monument behouden <br />
2. Zijn er in de omgeving nog bruggen of andere<br />
bouwwerken – al of niet beschermd – die een<br />
eventuele verbreding van het resterende gedeelte<br />
van het Albertkanaal verhinderen <br />
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />
heer Steve Stevaert, minister vice-president
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1176-<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.<br />
Antwoord<br />
1. Er werden nog geen maatregelen genomen tot<br />
opheffing van de bescherming, laat staan afbraak<br />
van de brug en de bunker in Vroenhoven.<br />
2. Momenteel worden er besprekingen gevoerd<br />
over de afbraak en de vernieuwing van de brug<br />
van de N619 in het centrum van Kanne, alsmede<br />
over deze in Lanaken (Veldwezelt).<br />
In verband met de brug in Kanne werd een<br />
landschaps- en architectuurstudie uitgevoerd.<br />
Geen van beide bruggen zijn echter beschermde<br />
monumenten.<br />
(Antwoord Steve Stevaert : Bulletin van Vragen en<br />
Antwoorden nr. 8 van 16 februari 2001, blz. 1010 –<br />
red.)<br />
Vraag nr. 64<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer ERIK MATTHIJS<br />
Artikel 43 OCMW-wet – Uitvoeringsbesluiten<br />
Het <strong>Vlaams</strong> decreet van 17 december 1997 heeft in<br />
artikel 7 de tekst van artikel 43 van de organieke<br />
OCMW-wet van 8 juli 1976 gedeeltelijk vervangen<br />
door de volgende tekst (met inwerkingtreding niet<br />
voor 1 januari 2001) :<br />
"... Op deze regels wordt echter volgende uitzondering<br />
gemaakt : in de OCMW's waar het uitoefenen<br />
van het ambt van ontvanger geen volledige dagtaak<br />
vereist, wordt dit ambt aan een gewestelijk of<br />
een deeltijds ontvanger gegeven, onverminderd de<br />
toepassing van artikel 52, §2 van de nieuwe gemeentewet.<br />
De <strong>Vlaams</strong>e regering bepaalt de voorwaarden<br />
en de modaliteiten waaronder dit ambt<br />
aan deze ontvangers wordt gegeven …"<br />
Bij brief van 19 oktober 1999 (kenmerk<br />
14AB/DVW/350/15) sprak de minister van Welzijn<br />
over deze zaak de hoop uit een antwoord ten gronde<br />
te kunnen geven in november 1999. We zijn nu<br />
december 2000 ...<br />
Momenteel is er nog steeds geen uitvoering gegeven<br />
aan artikel 43 van de organieke OCMW-wet.<br />
De <strong>Vlaams</strong>e regering moet dus nog steeds de voorwaarden<br />
en modaliteiten bepalen vóór de aanwerving<br />
van deeltijdse OCMW-ontvangers.<br />
Normaliter was gepland dat dit uitvoeringsbesluit<br />
zou worden genomen vóór 1 januari 2001, datum<br />
waarop de NOB (nieuwe OCMW-boekhouding) in<br />
alle OCMW's zou moeten worden toegepast. Op<br />
31 maart 2000 heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering evenwel<br />
de datum van inwerkingtreding verschoven naar 1<br />
januari 2003.<br />
Niettemin zijn de meeste OCMW's ondertussen<br />
reeds ingeschakeld als proefproject voor de invoering<br />
van de NOB. De overige zullen dit zeker doen<br />
op 1 januari 2002, ingevolge de invoering van de<br />
euro en ook omdat de softwarehuizen hun oude<br />
boekhoudprogramma's daarna niet meer ondersteunen.<br />
Bepaalde OCMW-besturen zitten met ongeduld te<br />
wachten op het uitvoeringsbesluit van artikel 43<br />
van de organieke OCMW-wet.<br />
Ook zijn er in dit verband nog enige anomalieën in<br />
de huidige regelgeving (hoofdzakelijk in het KB<br />
van 20 juli 1993) :<br />
– het onderscheid tussen plaatselijke ontvangers<br />
volgens inwonersaantal is een aantasting van<br />
het grondrechtelijk gelijkheidsbeginsel ;<br />
– de discriminatie qua cumulatie van ambten tussen<br />
de wettelijke graden van secretaris en ontvanger,<br />
die gelijkwaardige ambten zijn, is onwettig<br />
en onlogisch ;<br />
– de diplomavereisten voor de aanwerving en bevordering<br />
van secretaris en ontvanger houden<br />
geen rekening met vroeger door de overheid<br />
uitgereikte getuigschriften en diploma's van niveau<br />
A ;<br />
– dat statutair benoemde ontvangers geen kandidaat<br />
kunnen zijn bij benoeming in een ander<br />
bestuur, is eveneens onlogisch ;<br />
– als men consequent wil zijn, moet tevens rekening<br />
worden gehouden met de resultaten van de<br />
dure volksraadpleging in verband met de hervorming<br />
van de administratie. Daarbij kwam<br />
overduidelijk tot uiting dat bekwaamheid en<br />
competentie van ambtenaren worden verkozen,<br />
boven diploma's.<br />
1. Wat is de stand van zaken m.b.t. uitvoeringsbesluiten<br />
voor artikel 43 van de organieke<br />
OCMW-wet
-1177- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
2. In welke mate wordt er rekening gehouden met<br />
bovenvermelde anomalieën in de huidige regelgeving<br />
<br />
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan mevrouw<br />
Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen.<br />
Antwoord<br />
Op het eerste deel van de vraag zal het antwoord<br />
worden verstrekt door de bevoegde <strong>Vlaams</strong>e minister<br />
van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,<br />
aan wie dezelfde vraag werd gesteld.<br />
Artikel 43 van de organieke OCMW-wet van 8 juli<br />
1976 bepaalt onder meer dat in de openbare centra<br />
voor maatschappelijk welzijn waar het uitoefenen<br />
van het ambt van ontvanger geen volledige dagtaak<br />
vereist, dit ambt aan een gewestelijk of een<br />
deeltijds ontvanger wordt gegeven, onverminderd<br />
de toepassing van artikel 52, §2 van de Nieuwe Gemeentewet<br />
betreffende de mogelijkheid de ontvanger<br />
van een gemeente met minder dan 10.000 inwoners<br />
tegelijkertijd te benoemen tot ontvanger<br />
van het openbaar centrum voor maatschappelijk<br />
welzijn van dezelfde gemeente.<br />
Bij de vaststelling van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering houdende de voorwaarden en de modaliteiten<br />
waaronder dit deeltijds ambt aan deze ontvangers<br />
wordt gegeven, zal uiteraard rekening worden<br />
gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk<br />
bestuur en het grondwettelijk gewaarborgd<br />
gelijkheidsbeginsel.<br />
Dit gelijkheidsbeginsel waarborgt aan iedereen die<br />
zich in gelijke objectieve omstandigheden en voorwaarden<br />
bevindt, ook een gelijke behandeling.<br />
Concreet betekent dit dat, bij het begeven van een<br />
openbaar ambt, het toekennen van een voorrecht<br />
op basis van geboorte, rang, sociale stand, religieuze,<br />
filosofische of politieke overtuigingen verboden<br />
is.<br />
Het onderscheid dat vandaag wordt gemaakt tussen<br />
de plaatselijke ontvangers volgens het inwonersaantal,<br />
is ingegeven door het feit dat de<br />
functie-inhoud, los van de formele functiebenaming,<br />
erg verschillend is inzake verantwoordelijkheid,<br />
omvang van de taken, moeilijkheidsgraad,<br />
enz.. Ook het feit dat de regels inzake cumulatie<br />
verschillend zijn voor secretarissen en ontvangers<br />
kan niet zomaar worden afgedaan als onredelijk en<br />
niet ingegeven door objectief vaststelbare en gemotiveerde<br />
verschillen tussen deze functies.<br />
Diplomavereisten bij werving of bevordering houden<br />
rekening met de algemene principes binnen<br />
het openbaar ambt inzake deze toegangsvoorwaarden<br />
en kunnen ook worden afgewogen aan de specifieke<br />
vereisten voor het uitoefenen van de bedoelde<br />
functie. In dit verband wens ik echter vandaag<br />
niet vooruit te lopen op de precieze tijdsplanning<br />
en inhoud van het bovenvermelde aangekondigde<br />
uitvoeringsbesluit.<br />
Ten slotte wijs ik erop dat het een algemene regel<br />
is dat de benoeming tot een ambt bij het ene bestuur<br />
geen enkel recht opent met het oog op de<br />
eventuele benoeming bij om het even welk ander<br />
bestuur. De uitzonderingen op deze regel, bijvoorbeeld<br />
vrijstelling van deelname aan wervingsexamen<br />
of mogelijkheid tot overgang van het ene bestuur<br />
naar het andere, zijn bijzonder zeldzaam en<br />
kunnen alleen maar op basis van specifiek omschreven<br />
wettelijke mogelijkheden.<br />
De interpretatie van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
van sommige vermeende resultaten van<br />
een federale volksraadpleging en het verband dat<br />
hij meent te kunnen vaststellen met de bepaling<br />
van de algemene diplomavereisten voor de toegang<br />
tot de functie van ontvanger, lijken mij erg<br />
persoonlijk van aard en wellicht ingegeven door inlichtingen<br />
met betrekking tot problemen in verband<br />
met de rechtstoestand van een individueel<br />
geval.<br />
(Antwoord Mieke Vogels : blz. 1246 – red.)<br />
Vraag nr. 65<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Sportbeleid Kraainem – Maatregelen<br />
In De Lijsterbes, het gemeenschapsblad voor de faciliteitengemeente<br />
Kraainem, lees ik dat er daar<br />
ook op het sportieve vlak wat problemen rijzen.<br />
Zo wordt informatie van Bloso (Commissariaat-Generaal<br />
voor de Bevordering van de Lichamelijke<br />
Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie)<br />
geadresseerd aan de sportdienst. Die bestaat<br />
evenwel niet en de informatie stroomt derhalve<br />
niet door.<br />
Kraainem behoort overigens tot de sportregio<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabantse Ardennen. De gemeente kan<br />
daartoe toetreden als ze 1 frank per inwoner betaalt.<br />
In ruil daarvoor krijgt ze dan steun op sportief<br />
vlak. Maar de gemeente weigert dat, wellicht
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1178-<br />
om communautaire redenen. Uiteindelijk is de<br />
sportraad dan op eigen kosten toegetreden.<br />
In het <strong>Vlaams</strong>-Brabantbeleid van de regering<br />
wordt enige aandacht besteedt aan de sportbeoefening<br />
in de Rand. Sport vormt immers een geschikt<br />
middel om het <strong>Vlaams</strong> karakter van de regio te<br />
verdedigen en om de integratie van anderstaligen<br />
te vergemakkelijken.<br />
Is de minister op de hoogte van de hierboven beschreven<br />
situatie <br />
Werden er al maatregelen getroffen om ze te verhelpen<br />
<br />
Antwoord<br />
Zowel vanuit de provinciale sportdienst <strong>Vlaams</strong>-<br />
Brabant (via de regiowerking) als vanuit de Blosoinspectiedienst<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant worden inspanningen<br />
geleverd om de faciliteitengemeenten in de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Rand bij het <strong>Vlaams</strong>e sportbeleid te betrekken.<br />
De regiowerking in de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant<br />
werd eigenlijk pas opgestart in 1999. Bij de start<br />
zijn 55 van de 65 <strong>Vlaams</strong>-Brabantse gemeenten<br />
toegetreden. Onder de gemeenten die bij de start<br />
niet zijn toegetreden, zijn ook de zes faciliteitengemeenten<br />
uit de <strong>Vlaams</strong>e Rand.<br />
In de loop van het jaar 2000 is Kraainem toegetreden<br />
tot de regiowerking, maar dan wel via de sportraad<br />
en niet via het gemeentebestuur. Deze operatie<br />
is totstandgekomen in nauw overleg met de<br />
<strong>Vlaams</strong>e schepen uit deze gemeente, en dit systeem<br />
werkt tot ieders voldoening.<br />
Het is trouwens de bedoeling om de oprichting van<br />
Nederlandstalige sportraden in de faciliteitengemeenten<br />
vanuit de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant en<br />
de regiowerking verder te stimuleren en de samenwerking<br />
via dat kanaal te intensifiëren. Zo werd<br />
ondertussen via de regiowerking en de regiomedewerkers<br />
van de provincie reeds het Contract Jeugdsport<br />
2000 gerealiseerd voor drie van de zes faciliteitengemeenten,<br />
namelijk Wemmel, Wezembeek-<br />
Oppem en Kraainem. Voor 2001 wordt door de<br />
provinciale sportdienst <strong>Vlaams</strong>-Brabant een inspanning<br />
gedaan om het Contract Jeugdsport 2001<br />
te realiseren in de zes faciliteitengemeenten.<br />
Vanuit de Bloso-inspectiedienst <strong>Vlaams</strong>-Brabant<br />
en Brussel worden informatieve mailings die naar<br />
alle <strong>Vlaams</strong>e gemeenten worden gestuurd, ook gestuurd<br />
naar het gemeentehuis van Kraainem. De<br />
mailings die naar de voorzitters van de sportraden<br />
worden gestuurd, worden voor Kraainem gestuurd<br />
naar de voorzitter van de Nederlandstalige sportraad.<br />
Het Bloso heeft betrokkene opgenomen als<br />
contactpersoon in het adressenbestand van de aan<br />
te schrijven <strong>Vlaams</strong>e gemeenten (of sportdiensten),<br />
teneinde zekerheid te hebben dat de informatie<br />
via hem zou doorstromen naar de <strong>Vlaams</strong>e<br />
inwoners van Kraainem. Betrokkene is trouwens<br />
lid van de regiowerkgroep waar alle sportpromotie-initiatieven<br />
van de provinciale sportdienst en<br />
het Bloso worden toegelicht en besproken.<br />
Daarenboven heb ik aan de VZW De Rand een<br />
subsidie van 5 miljoen toegekend om sportinitiatieven<br />
te stimuleren in de zes faciliteitengemeenten,<br />
en meer bepaald om informatie-uitwisseling en samenwerking<br />
tussen de lokale werkingen te stimuleren,<br />
voor rechtstreekse financiële input naar de lokale<br />
sportverenigingen toe en voor het openstellen<br />
van bijkomende infrastructuur voor sportinitiatieven<br />
in deze gemeenten.<br />
Vraag nr. 66<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Verwijlintresten – Overzicht<br />
Zie :<br />
Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />
Beleid en Europese Aangelegenheden<br />
Vraag nr. 24<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer Carl Decaluwe<br />
Blz. 1234<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden.<br />
Vraag nr. 67<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Export Vlaanderen – Zendingen<br />
Ook voor 2001 lijkt het actieplan van Export<br />
Vlaanderen vrij ambitieus wanneer men het perso-
-1179- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
neelsbestand bekijkt waarover de instelling beschikt.<br />
1. Kan de minister meedelen hoeveel zendingen,<br />
contactdagen en beurzen die waren opgenomen<br />
in het actieplan 2000, uiteindelijk niet doorgingen<br />
<br />
2. Wat waren eventueel de redenen voor het afgelasten<br />
van initiatieven <br />
3. Wat is het gemiddelde aantal bedrijven dat<br />
deelnam aan de zendingen <br />
Antwoord<br />
1. Tijdens het jaar 2000 werden 9 beurzen, 10 zendingen<br />
en 7 contactdagen geannuleerd die opgenomen<br />
waren in het actieplan 2000.<br />
Er werden evenwel 11 nieuwe initiatieven aan<br />
het actieplan toegevoegd in de loop van het jaar<br />
2000.<br />
2. De redenen voor de afgelasting van aangekondigde<br />
initiatieven waren ofwel :<br />
onvoldoende inschrijvingen om een representatieve<br />
delegatie samen te stellen ;<br />
gebrek aan belangstelling in het buitenland vanwege<br />
potentiële klanten of aankopers, en dus te<br />
weinig gegarandeerde business-to-business contacten<br />
voor de <strong>Vlaams</strong>e ondernemingen die zich<br />
inschreven ;<br />
uitstel om uiteenlopende redenen, zoals onzekere<br />
politieke toestand, lokale binnenlandse actualiteit,<br />
of op verzoek van binnenlandse of buitenlandse<br />
partners die bij de organisatie van<br />
dergelijke initiatieven betrokken zijn.<br />
3. Bij de afgelasting van een handelszending bij<br />
gebrek aan deelnemers bleven de ingeschreven<br />
ondernemingen echter niet in de kou staan.<br />
In een aantal gevallen konden ze gewoon afreizen<br />
en werden de individuele afsprakenschema's<br />
die voor hen werden voorbereid gewoon<br />
afgewerkt, onder begeleiding van en met de gebruikelijke<br />
assistentie van de plaatselijke<br />
<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordiger, maar<br />
zonder de formele omkadering die bij officiële<br />
handelszendingen gebruikelijk is.<br />
In andere gevallen wordt aan de bedrijven die<br />
zich inschreven voor een zending die later<br />
wordt geannuleerd, via de provinciale kantoren<br />
een individueel afsprakenprogramma aangeboden<br />
op een door hun gekozen tijdstip.<br />
4. Het gemiddelde aantal deelnemers aan zendingen<br />
in 2000 bedroeg 12.<br />
Vraag nr. 68<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Export Vlaanderen – Vacatures diensthoofd<br />
In de persmededelingen van de regering lees ik dat<br />
er een principiële goedkeuring werd gehecht aan<br />
een wijziging van het personeelsstatuut van Export<br />
Vlaanderen, waardoor drie uitdovende functies<br />
van diensthoofd worden gecreëerd.<br />
Evenwel werd de wijziging voor advies voorgelegd<br />
aan de Raad van State.<br />
1. Waarom werd voor de bekendmaking van de<br />
principiële goedkeuring niet gewacht op een<br />
gunstig advies van de Raad van State <br />
Wat gebeurt er indien de Raad van State een<br />
negatief advies verstrekt <br />
2. Wordt aan alle personeelsleden die in aanmerking<br />
kunnen komen voor die drie functies, de<br />
kans geboden om hun kandidatuur in te dienen <br />
Op welke basis gebeurt de selectie <br />
Antwoord<br />
1. In het kader van de actieve openbaarheid van<br />
bestuur, vastgelegd bij het decreet betreffende<br />
de openbaarheid van bestuur van 18 mei 1999<br />
en het Reglement betreffende de organisatie<br />
van de persvoorlichting van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
worden alle door haar genomen beslissingen<br />
steeds meteen bekendgemaakt. Deze handelwijze<br />
past in het beleid van maximale openheid<br />
en openbaarheid dat door de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
wordt gevoerd. Ook de beslissingen die<br />
een principiële goedkeuring inhouden, vallen<br />
hieronder en worden dus bekendgemaakt ; bovendien<br />
wordt aangegeven welke volgende<br />
stappen dienen te worden gezet voorafgaand<br />
aan de definitieve goedkeuring.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1180-<br />
De principieel goedgekeurde beslissingen worden,<br />
voorzover het gaat om ontwerpbesluiten in<br />
de zin van artikel 3, § 1 van de Gecoördineerde<br />
Wetten op de Raad van State, voor advies overgezonden<br />
aan de Raad van State. Zoals de<br />
<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger terecht opmerkt,<br />
bestaat de mogelijkheid dat de Raad van<br />
State opmerkingen ten aanzien van een voor<br />
advies voorgelegd ontwerpbesluit formuleert ;<br />
de behandelende overheid onderzoekt naderhand<br />
het geformuleerde advies en past in voorkomend<br />
geval het ontwerpbesluit aan in de zin<br />
van het advies van de Raad van State. In laatste<br />
instantie spreekt de <strong>Vlaams</strong>e regering zich definitief<br />
uit over het (opnieuw) voorgelegd ontwerpbesluit.<br />
Dit besluit wordt vervolgens een<br />
tweede maal bekendgemaakt, zowel via een<br />
persmededeling als officieel, in het Belgisch<br />
Staatsblad.<br />
2. Het ontwerp van besluit tot wijziging van het<br />
personeelsstatuut van Export Vlaanderen, principieel<br />
goedgekeurd door de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
op 8 december 2000, dat de aanleiding is tot de<br />
parlementaire vraag, betreft de herpositionering<br />
van de drie huidige dienstdoende diensthoofden<br />
in een staffunctie binnen elke afdeling door de<br />
toekenning van een bijzondere overgangssalarisschaal.<br />
De reden van deze herpositionering is gelegen<br />
in de aan de gang zijnde opmaak van een organisatiestructuur<br />
en een personeelsformatie volgens<br />
de noodwendigheden van de instelling,<br />
waarbij onder meer het aantal afdelingen wordt<br />
vastgelegd.<br />
Dit heeft tot gevolg dat, gelet op het onderwerp<br />
van besluit en bij wijze van eerste overgangsmaatregel,<br />
voor de drie (huidige) afdelingen<br />
(die sinds 1991 worden geleid door de dienstdoende<br />
afdelingshoofden) per afdeling in een<br />
uitdovende staffunctie wordt voorzien, die exclusief<br />
wordt ingevuld door dit dienstdoend afdelingshoofd.<br />
Aangezien deze functies uitdovend zijn (hetgeen<br />
impliceert dat deze functies verdwijnen<br />
zodra de betrokken titularissen deze niet meer<br />
uitoefenen, bijvoorbeeld ten gevolge van overgang<br />
naar een andere dienst, pensioen en dergelijke<br />
meer) is er m.b.t. deze specifieke functies<br />
géén selectieronde waaraan andere personeelsleden<br />
kunnen deelnemen door indiening van hun<br />
kandidatuur.<br />
Voor de invulling van de betrekkingen van afdelingshoofd,<br />
na definitieve goedkeuring van de<br />
organisatiestructuur en de personeelsformatie<br />
van Export Vlaanderen door de functioneel bevoegde<br />
minister, wordt er, conform het stambesluit<br />
(besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 30<br />
juni 2000 houdende de rechtspositie van het<br />
personeel van sommige openbare instellingen -<br />
Belgisch Staatsblad van 26 september 2000) en<br />
besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 september<br />
2000 houdende de organisatie van Export<br />
Vlaanderen en de instellingsspecifieke rechtspositie<br />
van het personeel (Belgisch Staatsblad<br />
van 14 november 2000), wel voorzien in een selectieronde<br />
waaraan alle in aanmerking komende<br />
kandidaten kunnen deelnemen.<br />
Vraag nr. 69<br />
van 5 januari 2001<br />
van de heer KOEN HELSEN<br />
Mindervalidensport – Subsidiëring<br />
Sportbeoefening is een belangrijk gegeven bij de<br />
integratie van personen met een handicap. Een<br />
aantal sporten zijn "paralympisch" en worden financieel<br />
ondersteund via de <strong>Vlaams</strong>e Liga voor<br />
Mindervalidensport.<br />
Voor de beoefening van andere sporten voor mindervaliden<br />
dient men lidgeld te betalen aan de<br />
Liga. Snooker is een van de sporten waarvoor geen<br />
extra middelen worden uitgetrokken, niettegenstaande<br />
een groot aantal mindervaliden deze voor<br />
hen fysiek zeer inspannende sport beoefenen.<br />
1. Hoeveel subsidies gaan er naar de "paralympische"<br />
sporten voor mindervaliden En welke<br />
sporten vallen hieronder <br />
2. Zijn er voorwaarden gekoppeld aan de besteding<br />
van deze subsidies Wordt van de bonden<br />
of verenigingen een beleidsplan met opdeling<br />
van personeels- en werkingskosten verwacht <br />
3. Kan een opdeling worden gegeven van de aangewende<br />
middelen <br />
Antwoord<br />
Op dit moment worden er drie sportfederaties<br />
voor gehandicaptensport gesubsideerd, met name<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport (VLG), de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Federatie voor Gehandicaptensport en<br />
Psylos.
-1181- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
In het kader van het decreet van 13 april 1999 en<br />
de bijbehorende uitvoeringsbesluiten van 17 maart<br />
2000 kunnen de erkende en gesubsidieerde sportfederaties<br />
een beroep doen op volgende subsidies :<br />
basissubsidies<br />
– werkingssubsidies<br />
– personeelssubsidies<br />
subsidies voor de facultatieve opdrachten<br />
– topsport (enkel VLG)<br />
– jeugdsport<br />
– sportkampen.<br />
Om in aanmerking te komen voor basissubsidies<br />
dienen de sportfederaties te voldoen aan een hele<br />
reeks erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden,<br />
waaronder het optellen van een beleidsplan, het<br />
aanwerven van gekwalificeerd personeel en het<br />
uitvoeren van een aantal basisopdrachten.<br />
Op basis van het nieuwe decreet kunnen voor 2000<br />
nog geen definitieve cijfers m.b.t. de basissubsidie<br />
worden gegeven, aangezien de afrekeningsdossiers<br />
pas tegen 1 april 2001 dienen te worden ingediend.<br />
Volgende basissubsidies werden op basis van het<br />
oude decreet in 1999 toegekend aan de drie sportfederaties<br />
:<br />
Werkingssubs. Pers. subs. Totaal<br />
<strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport 1.722.031 3.428.200 5.150.231<br />
<strong>Vlaams</strong>e Federatie voor Gehandicaptensport 800.048 2.752.329 3.552.377<br />
Psylos 680.063 2.588.254 3.268.317<br />
De werkingssubsidies worden in het nieuwe decreet<br />
van 13 april 1999 berekend enkel op basis van<br />
leden die sporttakken beoefenen die voorkomen<br />
op sporttakkenlijst.<br />
– Voor de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport betreft<br />
het volgende sporttakken : atletiek, badminton,<br />
basketbal, boccia, boogschieten, dansen,<br />
goalbal, hockey, paardrijden, powerlifting,<br />
rugby, schermen, schieten (olympisch), skiën,<br />
squash, tafeltennis, tennis, torbal, voetbal, wielrennen,<br />
zaalvoetbal, zeilen en zwemmen.<br />
De leden van de VLG die sporttakken beoefenen<br />
die niet voorkomen op de sporttakkenlijst<br />
(bv. bowling, handbike, petanque, schaken,<br />
schieten (niet-olympisch) en snooker), komen<br />
niet in aanmerking voor de berekening van de<br />
werkingssubsidies per lid.<br />
– Psylos biedt aan haar leden de volgende sporten<br />
van de sporttakkenlijst aan : aerobics, atletiek,<br />
badminton, baseball, basketbal, bergbeklimmen,<br />
dansen, fitness, gymnastiek, handbal, hockey,<br />
judo, kajak, korfbal, krachtbal, minivoetbal,<br />
oriëntatielopen, paardrijden, reddend zwemmen,<br />
roeien, rolschaatsen, speleologie, tafeltennis,<br />
tennis, triatlon-duatlon, voetbal, volleybal,<br />
wandelen, wielrennen, zaalvoetbal, zeilen en<br />
zwemmen, en de volgende sporten die niet op<br />
de sporttakkenlijst voorkomen : boogschieten,<br />
bowling, frisbee, hengelen, minigolf, petanque<br />
en volkssporten.<br />
– De<strong>Vlaams</strong>e Federatie voor Gehandicaptensport<br />
biedt aan haar leden de volgende sporten van<br />
de sporttakkenlijst aan : badminton, boccia, dansen,<br />
gymnastiek, kajak, minivoetbal, paardrijden,<br />
skiën, surfen, wandelen, wielrennen en<br />
zwemmen, en de volgende sporten die niet op<br />
de sporttakkenlijst voorkomen : handboogschieten,<br />
hengelen, petanque en volkssporten.<br />
In het kader van de facultatieve opdracht topsport<br />
kan het Commissariaat-Generaal voor de Bevordering<br />
van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en<br />
de Openluchtrecreatie (Bloso) tegemoetkomen in<br />
de door de sportfederaties gedragen kosten voor :<br />
– voorbereiding en deelname internationale wedstrijden,<br />
– topsportscholen,<br />
– organiseren van internationale competities,<br />
– voorbereiding en deelname aan de Olympische<br />
Spelen, Paralympics, Stille Spelen en Universiades.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1182-<br />
Enkel de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport kan<br />
worden gesubsidieerd voor topsport, en dit in 2000<br />
voor :<br />
– voorbereiding en deelname internationale wedstrijden<br />
(niet enkel Paralympics) : 2.500.000<br />
frank.<br />
In het Olympisch jaar 2000 werden de kosten<br />
voor voorbereiding en deelname volledig gericht<br />
naar de Paralympics.<br />
Het betreft volgende sporttakken : atletiek, boccia,<br />
paardrijden, rolstoeltennis, schietsport, wielrennen,<br />
zwemmen ;<br />
– extra subsidie voorbereiding Paralympics :<br />
1.015.000 frank ;<br />
– deelname Paralympics : ± 2.850.000 frank.<br />
Er hebben in Sydney 21 topsporters van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport deelgenomen,<br />
en dit in atletiek, boccia, wielrennen, ruitersport,<br />
schieten, zwemmen, tafeltennis en tennis.<br />
Het exacte subsidiebedrag per sportfederatie<br />
moet nog worden bepaald na voorlegging en<br />
controle van de afrekeningsdossiers.<br />
Naast deze topsportsubsidie heeft het Bloso twee<br />
gehandicapte topsporters opgenomen in het Blosotewerkstellingsproject<br />
voor topsporters, waarbij die<br />
topsporters zich volledig kunnen voorbereiden op<br />
het behalen van topprestaties en daar een normale<br />
wedde voor krijgen.<br />
In het kader van de facultatieve opdracht jeugdsport<br />
heeft de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport<br />
voor 2001 een dossier ingediend dat voor subsidiëring<br />
in aanmerking komt.<br />
In het kader van de facultatieve opdracht sportkampen<br />
hebben de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport,<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Federatie voor Gehandicaptensport<br />
en Psylos voor 2001 een dossier ingediend<br />
dat voor subsidiëring in aanmerking komt.<br />
Vraag nr. 70<br />
van 5 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
BDBH – <strong>Vlaams</strong>e vertegenwoordiging<br />
Een bezoek aan de webstek van de Belgische<br />
Dienst voor de Buitenlandse Handel (BDBH)<br />
toont aan dat nog altijd amper rekening wordt gehouden<br />
met de regionalisering van de buitenlandse<br />
handel (www.bdbh.be – red.).<br />
Naast het aanbod inzake dienstverlening stel ik<br />
vast dat de raad van bestuur vijf vertegenwoordigers<br />
van de particuliere sector telt, naast drie Nederlandstaligen.<br />
De voorzitter en de erevoorzitter<br />
van de raad van bestuur zijn Franstaligen. De vertegenwoordigers<br />
van het <strong>Vlaams</strong> Gewest worden<br />
niet vermeld.<br />
Nochtans meen ik dat de minister reeds geruime<br />
tijd had aangekondigd dat hij de politiek van de<br />
lege stoel die tot dusver werd gevoerd, zou verlaten.<br />
1. Werden er vertegenwoordigers van het <strong>Vlaams</strong><br />
Gewest aangewezen en zo ja, wie <br />
2. Hebben die vertegenwoordigers, al dan niet in<br />
opdracht van de minister reeds geprotesteerd<br />
tegen de wanverhouding inzake de vertegenwoordiging<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e bedrijven bij de<br />
particuliere delegatie in de raad van bestuur van<br />
de BDBH <br />
3. Hoe komt het dat belangrijke aangelegenheden<br />
zoals de selectieve informatieverspreiding en<br />
het exporteursbestand nog altijd bij de BDBH<br />
berusten <br />
Antwoord<br />
1. Nadat in april 2000 een akkoord werd bereikt<br />
over de verdere defederalisering van bevoegdheden<br />
en middelen inzake exportpromotie (het<br />
zogenaamde Hermes-akkoord), heb ik inderdaad<br />
voorgesteld om de tot dan toe gevoerde<br />
legestoelpolitiek ten aanzien van de BDBH te<br />
verlaten.<br />
Om twee redenen.<br />
Enerzijds omdat het Hermes-akkoord voorziet<br />
in de afschaffing van de BDBH en de <strong>Vlaams</strong>e<br />
verzuchtingen met betrekking tot het functioneren<br />
van die instelling dus hun voorwerp zouden<br />
verliezen. Anderzijds om toe te laten dat de ontmanteling<br />
van de BDBH van binnenuit zou<br />
kunnen worden begeleid door vertegenwoordigers<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e overheid.<br />
2. Na overleg terzake binnen de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
en wegens het feit dat geen werk werd gemaakt<br />
van de uitvoering van het Hermes-akkoord,<br />
werd echter beslist om de voor Vlaanderen be-
-1183- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
schikbare bestuursmandaten in de BDBH pas<br />
te laten opnemen nadat het ontwerp tot wijziging<br />
van de Bijzondere Wet in het federale parlement<br />
was neergelegd.<br />
3. Tot dusver werden derhalve geen vertegenwoordigers<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e overheid aangewezen<br />
in de raad van bestuur van de BDBH aan<br />
wie een aantal opdrachten zou kunnen worden<br />
meegegeven.<br />
4. Vermits vandaag onduidelijkheid bestaat over<br />
de kansen op parlementaire goedkeuring van<br />
het zogenaamde Lambermont-bis-akkoord, bestaat<br />
opnieuw geen zekerheid over de afschaffing<br />
van de BDBH.<br />
Ingeval de BDBH toch zou blijven bestaan, zal<br />
de <strong>Vlaams</strong>e overheid haar positie ten aanzien<br />
van die instelling sowieso opnieuw moeten bepalen.<br />
Vraag nr. 71<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer FILIP DEWINTER<br />
Bijzonder vertegenwoordiger – Opdrachten<br />
Graag had ik van de minister vernomen welke handelsmissies<br />
de heer Louis Bril in opdracht van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering en als bijzonder vertegenwoordiger<br />
voor het <strong>Vlaams</strong> exportbeleid heeft ondernomen.<br />
Kan de minister vertellen welke reizen hij hiervoor<br />
heeft ondernomen en wat het budget hiervoor was <br />
N.B. Een gelijkaardige vraag werd gesteld aan de<br />
heer Patrick Dewael, minister-president van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden en aan de heer Dirk<br />
Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie,<br />
Ruimtelijke Ordening en Media.<br />
Antwoord<br />
1 Tot op heden heeft de heer Louis Bril op mijn<br />
verzoek het voorzitterschap waargenomen van<br />
één handelsmissie van Export Vlaanderen.<br />
Het ging om de multisectorale handelsmissie<br />
naar Zuid-Afrika en Mozambique van 21 tot 30<br />
mei 2000. Het zwaartepunt van de zending lag<br />
op Zuid-Afrika, als poort op Zuidelijk en Midden-Afrika,<br />
met verblijf in Johannesburg, Kaapstad<br />
en Durban. Aansluitend werd doorgereisd<br />
naar Maputo, Mozambique.<br />
2 De financiële weerslag van de deelname van de<br />
heer Louis Bril heeft zich beperkt tot de vergoeding<br />
van de verplaatsings- en logementskosten,<br />
opgeteld 238.266 frank. Deze kosten werden<br />
aangerekend op het zendingskrediet van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e minister bevoegd voor de buitenlandse<br />
handel.<br />
Voor de opmaak van het officieel zendingsverslag<br />
ten behoeve van de <strong>Vlaams</strong>e regering is<br />
ook de secretaris van de heer Bril meegereisd.<br />
De verplaatsings- en logementskosten van deze<br />
laatste werden ten laste genomen door Export<br />
Vlaanderen.<br />
Vraag nr. 72<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Export Vlaanderen – Wijziging personeelsstatuut<br />
Aan destijds van de BDBH (Belgische Dienst voor<br />
de Buitenlandse Handel) overgekomen personeelsleden<br />
van Export Vlaanderen wordt thans de<br />
keuze geboden tussen het behoud van hun oude<br />
statuut en het nieuwe statuut. Wie voor het eerste<br />
opteert, verzaakt aan verdere promoties.<br />
Op dit ogenblik loopt er bij de Raad van State nog<br />
een klacht die zeven jaar geleden werd ingediend<br />
tegen een aantal benoemingen tot adjunct-adviseur<br />
hoofd van dienst. Indien betrokkenen voor het<br />
oude statuut kiezen en de Raad van State daarna<br />
hun benoeming alsnog zou vernietigen, betekent<br />
dit dat ze terugvallen op hun oude graad van voor<br />
zeven jaar en dat ze in de onmogelijkheid verkeren<br />
om alsnog promotie te maken.<br />
1. Kan de minister dat bevestigen <br />
2. Is daarmee, in het licht van de wijziging van het<br />
personeelsstatuut en de creatie van drie uitdovende<br />
functies, het gelijkheidsbeginsel niet geschonden<br />
<br />
Antwoord<br />
1. Indien de Raad van State overgaat tot de vernietiging<br />
van een aantal benoemingen tot adjunct-adviseur<br />
hoofd van dienst bij Export<br />
Vlaanderen, worden betrokkenen inderdaad te-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1184-<br />
ruggezet in hun oude graad, zijnde de graad van<br />
vóór de aanvang van de bevorderingsprocedure.<br />
2. Deze vernietigingsprocedure bij de Raad van<br />
State staat volledig los van de keuze die de personeelsleden<br />
krachtens het instellingsspecifiek<br />
besluit van Export Vlaanderen van 22 september<br />
2000 (ISB/EV) dienden te maken.<br />
Krachtens de bepaling in het ISB/EV, artikel<br />
XV.9 en volgende dient een keuze te worden<br />
gemaakt tussen een statutaire functie, dan wel<br />
een contractuele uitdovende functie. Artikel<br />
XV.9, § 5 stelt dat de rechtspositie van de contractuele<br />
uitdovende wordt beheerst door dezelfde<br />
regels die gelden voor de ambtenaren.<br />
Dit met uitzondering in verband met deze gebieden<br />
:<br />
a) ziekteverlof ;<br />
b) krachtens artikel XV.9, § 3 verliezen de contractuelen<br />
in het uitdovende kader het recht<br />
op bevordering en kunnen zij geen aanspraak<br />
maken op hogere functies. Evenmin<br />
komen zij in aanmerking voor een aanstelling<br />
als opdrachthouder, of voor een mandaat<br />
als afdelingshoofd ;<br />
c) aan dwingende bepalingen van de wet van 3<br />
juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten<br />
mag de regelgeving geen afbreuk doen.<br />
3. Ik ben van oordeel dat de voorgestelde wijziging<br />
van het personeelsstatuut geen ongelijke<br />
behandeling van personeelsleden impliceert. Zij<br />
wil precies tegemoetkomen aan een erg specifieke<br />
situatie waarin betrokken personeelsleden<br />
zich bevinden.<br />
Ingeval daarover toch betwisting zou ontstaan,<br />
komt het de rechterlijke macht toe om hierover<br />
een vonnis te vellen.<br />
Vraag nr. 73<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer MARINO KEULEN<br />
Lokale mandatarissen – Presentiegeld gepensioneerden<br />
De opwaardering van de politieke mandaten op lokaal<br />
vlak vertaalt zich onder andere in een hogere<br />
vergoeding voor de mandatarissen. Als gevolg hiervan<br />
zouden die mandatarissen meer beschikbaar<br />
moeten zijn voor de politiek.<br />
Deze maatregel dreigt maar een gedeeltelijk effect<br />
te sorteren of bijna zonder voorwerp te worden<br />
voor gepensioneerde gemeente- en OCMW-raadsleden.<br />
Volgens hun statuut mogen zij immers jaarlijks<br />
maar tot 295.000 frank bruto bijverdienen.<br />
1. Worden er maatregelen genomen om deze anomalie<br />
te verhelpen <br />
2. Worden er met name maatregelen genomen om<br />
te voorkomen dat de betrokken mandatarissen<br />
problemen krijgen met hun pensioen Krijgen<br />
ze advies Wat houdt dat in <br />
Antwoord<br />
1. De pensioenwetgeving, die onder de bevoegdheid<br />
ressorteert van de federale minister van<br />
Sociale Zaken en Pensioenen, houdt inderdaad<br />
in dat gepensioneerden die het door de <strong>Vlaams</strong>e<br />
volksvertegenwoordiger vermelde bedrag aan<br />
toegelaten bijverdiensten overschrijden, hun<br />
pensioen hetzij verminderd, hetzij volledig geschorst<br />
zullen zien.<br />
Dit geldt ook wanneer deze bijverdiensten afkomstig<br />
zijn uit een politiek mandaat.<br />
Vanuit de gedachte dat moest worden verhinderd<br />
dat het opnemen van een gemeentelijk<br />
mandaat financieel zou worden gestraft, heeft<br />
de – eveneens federale – gemeentewetgever,<br />
met de wet van 4 mei 1999, een §1bis ingevoegd<br />
in artikel 12 van de Nieuwe Gemeentewet,<br />
waardoor aan de gemeenten de mogelijkheid<br />
wordt gegeven het presentiegeld van hun gepensioneerde<br />
raadsleden die erom zouden vragen,<br />
aan te vullen met een bedrag ter compensatie<br />
van het verlies aan pensioen dat ze lijden ten<br />
gevolge van de bovenvermelde cumulatieregels.<br />
Het presentiegeld aangevuld met het compenserend<br />
bedrag kan weliswaar niet hoger zijn dan<br />
een schepenwedde van een gemeente met<br />
50.000 inwoners.<br />
Deze regelgeving en het koninklijk besluit van<br />
29 maart 2000 houdende nadere regels aangaande<br />
de verhoging van het presentiegeld van gemeenteraadsleden<br />
en van de wedde van burgemeesters<br />
en schepenen (Belgisch Staatsblad 13<br />
april 2000) kregen reeds uitwerking sinds 1 augustus<br />
1999.<br />
Met het decreet van 18 mei 1999 heeft de decreetgever<br />
in artikel 38 van de OCMW-wet ten
-1185- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
behoeve van gepensioneerde OCMW-raadsleden<br />
trouwens eenzelfde regeling ingeschreven.<br />
2. Wanneer een gepensioneerde een beroepsactiviteit<br />
wenst uit te oefenen, dient hij, overeenkomstig<br />
de pensioenwetgeving, daarover een<br />
voorafgaande verklaring in te dienen bij de instelling<br />
die zijn pensioen uitbetaalt, en die ook<br />
alle verdere informatie kan verstrekken over de<br />
mogelijke financiële gevolgen van de uitgeoefende<br />
beroepsactiviteit voor het pensioen.<br />
Deze instelling zal trouwens aan de gepensioneerde<br />
mandataris die bij zijn gemeente een<br />
aanvulling van zijn presentiegeld zou willen vragen,<br />
overeenkomstig het zojuist vermeld koninklijk<br />
besluit, een attest moeten afleveren<br />
waarin de verminderde of geschrapte pensioenen<br />
worden vermeld. Dit attest zal naast het bedrag<br />
van de eventuele vermindering ook de verhoging<br />
van het presentiegeld moeten vermelden<br />
waarin moet worden voorzien opdat betrokkene<br />
geen inkomensverlies zou lijden.<br />
Vraag nr. 74<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer CHRIS VANDENBROEKE<br />
Export Vlaanderen – Vacatures<br />
Dat Export Vlaanderen als belangenbehartiger van<br />
de buitenlandse handel in volle uitbouw is, kan<br />
enkel worden toegejuicht. Gegeven de zeer hoge<br />
openheidscoëfficiënt van de <strong>Vlaams</strong>e economie, is<br />
het alvast aangewezen om deze troef verder ter<br />
harte te blijven nemen.<br />
In een recente doorlichting (1999) werd er dan ook<br />
op gewezen dat een personeelsaanpassing en -uitbreiding<br />
aangewezen is. Een geapprecieerde gedachtewisseling<br />
in het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> (november<br />
2000) met de algemeen directeur van Export<br />
Vlaanderen kan dit enkel bevestigen (Stuk 490<br />
(2000-2001) – Nr. 1 – red.). Niet anders zal het<br />
zijn wanneer de buitenlandsehandelspolitiek binnenkort<br />
zo goed als volledig wordt geregionaliseerd.<br />
Het brengt ons tot het formuleren van enkele concrete<br />
vragen.<br />
1. Eind 2000 waren er op een bestand van 51<br />
VLEV's (<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordigers)<br />
liefst acht posten (15,7 %) vacant, naast<br />
zeven voor handelssecretaris op een bestand<br />
van twintig (35 %).<br />
Zijn deze vacatures intussen reeds ingevuld <br />
2. Hoe is het te verklaren dat binnen een performante<br />
dienst als Export Vlaanderen een dergelijk<br />
hoog aantal vacatures wordt genoteerd <br />
3. Binnen welke (van de 86) kantoren is er sprake<br />
van een tijdelijke onderbezetting en waaraan<br />
met name is dit toe te schrijven <br />
4. Kunnen verdere preciseringen worden meegedeeld<br />
omtrent de "aanwezigheidsduur", en dit<br />
per kantoor van de VLEV's en handelssecretarissen<br />
<br />
5. Waarom en in welke mate is daarbij sprake van<br />
mutaties tussen de diverse kantoren, of gaat het<br />
veeleer om stopzettingen van carrières (waaruit<br />
volgt dat meteen een pak expertise verloren<br />
gaat) <br />
6. Welke specifieke criteria zijn bepalend bij het in<br />
dienst nemen van economische vertegenwoordigers<br />
en/of handelssecretarissen <br />
7. Verwacht wordt dat door de afschaffing van de<br />
BDBH (Belgische Dienst voor de Buitenlandse<br />
Handel) het personeelsbestand van Export<br />
Vlaanderen verder zal toenemen, dit overeenkomstig<br />
de uitbreiding van de verantwoordelijkheden.<br />
Kan de mogelijke uitbreiding van het personeelsbestand<br />
nu reeds nader worden omschreven<br />
<br />
Wat zullen hiervan de gevolgen zijn voor de verdere<br />
uitbouw van het buitenlandse netwerk <br />
Antwoord<br />
1. De selectieprocedure voor de invulling van de<br />
acht bedoelde vacatures is inmiddels afgerond.<br />
Een ontwerpbesluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
tot benoeming van acht nieuwe <strong>Vlaams</strong>e economische<br />
vertegenwoordigers staat op de agenda<br />
van de vergadering van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 16 februari eerstkomende.<br />
2. De recente vacatures kunnen worden verklaard<br />
door (a) de gestage uitbreiding van het buitenlandse<br />
netwerk, waarbij meerdere nieuwe<br />
standplaatsen werden gecreëerd, en (b) het vervallen<br />
van de vorige wervingsreserve voor<br />
<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordigers op
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1186-<br />
31 december 1998. Daardoor werden tussen januari<br />
1999 en juli 2000 geen nieuwe vertegenwoordigers<br />
meer aangeworven.<br />
Gedurende de voorbije twee jaar zijn ook enkele<br />
economische vertegenwoordigers gepensioneerd<br />
en zijn er ook enkele die de stap hebben<br />
gezet naar de privé-sector.<br />
Met de benoeming van twee <strong>Vlaams</strong>e economische<br />
vertegenwoordigers in China in juli 2000<br />
en de benoeming van acht bijkomende economische<br />
vertegenwoordigers, wordt deze lacune<br />
aangevuld.<br />
3. Van een tijdelijke onderbezetting is hoogstens<br />
sprake in een aantal posten die momenteel<br />
vacant zijn. Het gaat om Berlijn, Bordeaux, Vilnius,<br />
Tunis, Johannesburg, Hanoi en Chicago. De<br />
vacante post in Ljubljana is nieuw en nog op te<br />
starten en dus momenteel niet als onderbezet te<br />
beschouwen.<br />
Elk van de thans vacante posten is echter steeds<br />
bemand gebleven door het ondersteunend personeel,<br />
of werd waargenomen door een collega<br />
economisch vertegenwoordiger. Rekening houdende<br />
met de lokale kantooruren, zijn er steeds<br />
personeelsleden ter beschikking gebleven om<br />
ondernemingen wegwijs te maken en individuele<br />
vragen op te lossen.<br />
Als bijlage vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
een overzicht van de standplaatsen<br />
van de economische vertegenwoordigers en de<br />
aanvangsdatum van tewerkstelling op hun huidige<br />
post.<br />
4. De mutatiebeweging wordt gezien als een element<br />
ter voorkoming van verstarring en ter creatie<br />
van een blijvend dynamisme bij het personeelslid.<br />
Als algemene regel wordt gesteld dat een verblijfsduur<br />
op eenzelfde post tussen de vier en<br />
acht jaar ligt.<br />
Inzake de mutatie wordt rekening gehouden<br />
met de gespecialiseerde kennis die de betrokkene<br />
heeft verworven en de lasten veroorzaakt<br />
door de levensomstandigheden van de verblijfsstaat.<br />
Tevens worden onder andere volgende begrippen<br />
als objectieve criteria bij mutatie gebruikt<br />
: jaren op post, "hardship" inzake de<br />
standplaats, huidige en vorige standplaatsen,<br />
evaluaties, ervaring en interesse.<br />
Uitzonderlijk kan hiervan worden afgeweken<br />
om familiale of medische redenen.<br />
6. De jongste selectieprocedure voor <strong>Vlaams</strong>e economische<br />
vertegenwoordigers geschiedde via<br />
Jobpunt Vlaanderen, dat op zijn beurt een beroep<br />
deed op Deloitte & Touche voor screening<br />
van de kandidaten.<br />
De selectie verliep op grond van volgende vereiste<br />
kerncompetenties : analytisch inzicht, verantwoordelijkheidszin,<br />
zelfstandig werken,<br />
nemen van initiatief, resultaatgerichtheid, relatiebekwaam<br />
voor de uitbouw van een netwerk,<br />
communicatievaardig, onderhandelingsvaardigheden,<br />
organisatie- en planningsvaardigheden,<br />
representativiteit, mogelijkheid tot het verwerven<br />
van nieuwe kennis, kennis van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
economische context, kennis van de politieke<br />
instellingen, taalkennis.<br />
7. Ingeval het Lambermont-bis-akkoord al dan<br />
niet geamendeerd zou worden goedgekeurd in<br />
het federale parlement, wordt inderdaad een<br />
substantiële personeelsoverdracht van de<br />
BDBH naar de gewesten verwacht. De impact<br />
daarvan op het personeelsbestand van Export<br />
Vlaanderen kan vandaag nog niet in detail worden<br />
omschreven.<br />
Gelet op het feit dat de BDBH sinds een kleine<br />
tien jaar niet meer beschikt over een buitenlands<br />
netwerk, gaat het uitsluitend om personeel<br />
dat het afgelopen decennium in het binnenland<br />
is tewerkgesteld geweest.<br />
Van de mogelijke overheveling van dat personeel<br />
wordt daarom geen directe impact verwacht<br />
op de evolutie van het buitenlands netwerk<br />
van Export Vlaanderen.<br />
(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het Algemeen<br />
Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst<br />
Schriftelijke Vragen – red.)<br />
Vraag nr. 75<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer Jan Loones<br />
Blz. 1160
-1187- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
Vraag nr. 76<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Sociale woningen – Verhuring buiten sociaal stelsel<br />
In principe worden alle woningen van een socialehuisvestingsmaatschappij<br />
(SHM) (met uitzondering<br />
van de woningen gebouwd in het kader van de<br />
huurcompensatie en de alternatieve financiering)<br />
verhuurd overeenkomstig artikel 80ter van de<br />
Huisvestingscode en het uitvoeringsbesluit van 29<br />
september 1994 houdende de socialehuurreglementering.<br />
Overeenkomstig artikel 3, §1, 3° van het besluit van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 juni 1999 tot bepaling<br />
van de specifieke regelingen van het toezicht op de<br />
socialehuisvestingsmaatschappijen, kunnen de<br />
SHM's mits schriftelijke machtiging van de VHM<br />
(<strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij) aan een onroerend<br />
goed een andere bestemming geven dan<br />
sociale huisvesting.<br />
Bij de verhuringen buiten het sociaal huurstelsel<br />
kan men een onderscheid maken tussen een viertal<br />
categorieën : gemeenschappelijke wijkgebouwen,<br />
buurt- en wijkcomités, huisvesting van doelgroepen,<br />
sociale veiligheid en leefbaarheid.<br />
1. Kan de minister een overzicht geven van het<br />
aantal woningen dat buiten het sociaal huurstelsel<br />
wordt verhuurd, en dit opgesplitst per provincie<br />
<br />
2. Wat is de evaluatie hiervan Wat is de sociale<br />
return <br />
Antwoord<br />
1. De lijst van de woningen die worden verhuurd<br />
buiten het sociaal huurstelsel opgesplitst per<br />
provincie :<br />
Antwerpen 220<br />
Limburg 78<br />
Oost-Vlaanderen 114<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant 47<br />
West-Vlaanderen 130<br />
Totaal <strong>Vlaams</strong> Gewest 589<br />
2. Op 16 december 1997 bevestigde de raad van<br />
bestuur van de VHM het principe van verhuringen<br />
buiten het sociaal huurstelsel, dat reeds<br />
lange tijd van toepassing was, met dien verstande<br />
dat de procedure terzake meer werd gestructureerd<br />
en de projecten (lopende vanaf 1 januari<br />
1998) driejaarlijks worden geëvalueerd.<br />
Tot nu toe werden drie projecten geëvalueerd.<br />
De evaluatie was in de drie gevallen gunstig.<br />
De sociale return van de verhuring van een woning<br />
aan de VZW "Houthalense Moskee" bestaat<br />
erin dat een zekere sociale controle werd<br />
opgebouwd in het appartementsgebouw, waar<br />
vooral migranten van Turkse origine wonen.<br />
Een andere woning werd verhuurd aan een<br />
VZW met het oog op de huisvesting van ex-psychiatrische<br />
patiënten. Het hoeft geen betoog dat<br />
de integratie van die mensen in het gewone<br />
leef- en woonmilieu een voldoende sociale return<br />
inhoudt.<br />
Het derde project is de verhuring van een woning,<br />
die opgedeeld is in drie éénkamerappartementen,<br />
aan een OCMW. Die woning wordt gebruikt<br />
voor de crisisopvang, onder begeleiding,<br />
van jongeren als aanloop tot zelfstandig wonen.<br />
Ook in dit project mag men spreken van een<br />
voldoende sociale return.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1188-<br />
Vraag nr. 77<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Onbewoonbare woningen – Stand van zaken<br />
De <strong>Vlaams</strong>e steden en gemeenten schieten blijkbaar<br />
goed op met hun systematisch onderzoek naar<br />
de kwaliteit van de woningen.<br />
Er zouden reeds drieduizend onbewoonbare huizen<br />
zijn geregistreerd.<br />
1. Kan de minister een overzicht geven van het<br />
aantal woningen dat werd onderzocht, met het<br />
aandeel onbewoonbare woningen, en dit zo mogelijk<br />
opgesplitst per gemeente <br />
2. Welke maatregelen werden reeds genomen om<br />
deze onbewoonbare woningen opnieuw op de<br />
woningmarkt te brengen, via de instrumenten<br />
waarin de <strong>Vlaams</strong>e Wooncode voorziet <br />
3. Werd er reeds een positieve evolutie vastgesteld<br />
via deze instrumenten en wat waren de conclusies<br />
<br />
Antwoord<br />
1. Tot eind vorig jaar waren, over het volledige<br />
<strong>Vlaams</strong>e gewest, reeds een drieduizendtal woningen<br />
geregistreerd als ongeschikt of onbewoonbaar.<br />
Het betreft hier alle ooit geïnventariseerde<br />
woningen, met andere woorden een gecumuleerde<br />
weergave van de inventarislijst.<br />
Als een momentopname wordt genomen, met<br />
name het aantal geïnventariseerde woningen op<br />
datum van 22 november jongstleden, bedraagt<br />
het aantal ongeschikte of onbewoonbare woningen<br />
2.260. Als bijlage worden de gecumuleerde<br />
cijfers per provincie en per gemeente weergegeven.<br />
2. De reguliere maatregelen zoals opgenomen in<br />
het heffingsdecreet en de <strong>Vlaams</strong>e Wooncode<br />
hebben hun volle toepassing. Zo heeft de<br />
heffing een toenemende sanctionerende werking<br />
als de eigenaar het pand niet wenst te renoveren.<br />
De dwingende werking van de heffing<br />
resulteert voor de houder van het zakelijk recht,<br />
op termijn, noodgedwongen in renovatie of<br />
sloop.<br />
Ten aanzien van de bijzondere instrumenten opgenomen<br />
in de <strong>Vlaams</strong>e Wooncode bestaat er<br />
geen dwingende uitoefeningsplicht. Dit houdt in<br />
dat de gemeenten, naargelang hun appreciatierecht,<br />
het sociaal beheer of voorkooprecht kunnen<br />
uitoefenen.<br />
Om de uitoefening evenwel aan te moedigen,<br />
zijn afgelopen jaar omtrent deze instrumenten<br />
infosessies opgezet voor de gemeentelijke ambtenaren.<br />
Eveneens werd vanuit het beleid de<br />
projectsubsidiëring aangepast uit het oogpunt<br />
van de toepassing van de bijzondere instrumenten.<br />
Tevens wordt eraan gedacht om de juridische<br />
figuur van het sociaal beheer in een model<br />
om te zetten, zodat de praktische bruikbaarheid<br />
wordt verduidelijkt en de uitoefening wordt<br />
aangemoedigd.<br />
3. Afgelopen jaar werden de instrumenten geëvalueerd.<br />
De resultaten van de studie geven onmiskenbaar<br />
een positieve evolutie weer. Voornamelijk<br />
in de steden en grote gemeenten is duidelijk een<br />
mentaliteitswijziging merkbaar. De kennis van<br />
de instrumenten en de bereidwilligheid om ze<br />
toe te passen, nemen er gestadig toe.<br />
Ook uit de cijfers inzake projectsubsidiëring<br />
blijkt een positieve ontwikkeling en blijkt de<br />
toepassing van het recht van voorkoop daadwerkelijk<br />
toe te nemen.<br />
(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het Algemeen<br />
Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst<br />
Schriftelijke Vragen – red.)<br />
DIRK VAN MECHELEN<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN ECONOMIE, RUIMTELIJKE ORDENING<br />
EN MEDIA<br />
Vraag nr. 47<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer JAN LOONES<br />
<strong>Vlaams</strong>e film – VRT-participaties<br />
De <strong>Vlaams</strong>e film kan niet langer overleven zonder<br />
overheidssteun. Tot deze conclusie kwamen onderzoekers<br />
in een recente studie "Economische impact<br />
van de film in Vlaanderen" (Financieel-Economische<br />
Tijd van 28 oktober 2000).
-1189- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Op het vlak van inkomsten en recuperatie van de<br />
productiekosten is de <strong>Vlaams</strong>e film in eerste instantie<br />
aangewezen op de binnenlandse markt, wat<br />
een onhoudbare positie is.<br />
Ter illustratie : zonder subsidie zou de prachtige<br />
lowbudgetfilm "Manneken Pis" (kostprijs 29 miljoen<br />
frank) 250.000 bezoekers nodig hebben gehad<br />
(in plaats van de iets minder dan 60.000 die de film<br />
zijn gaan bekijken) om uit de kosten te raken.<br />
Zelfs de zogenaamde publieksfilms ("Max" en<br />
"Oesje"), die konden rekenen op een recordaantal<br />
bezoekers (meer dan 600.000), kwamen zonder de<br />
subsidie niet tot een nuloperatie.<br />
Een van de mogelijkheden om het failliet van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e film te voorkomen, is de dotatie voor de<br />
openbare omroep te verhogen met minstens 100<br />
miljoen frank. Op die manier krijgt de VRT de<br />
kans om de <strong>Vlaams</strong>e onafhankelijke audiovisuele<br />
productie te ondersteunen.<br />
1. Is de minister op de hoogte van de moeilijkheden<br />
die de <strong>Vlaams</strong>e film ondervindt om te overleven<br />
<br />
2. Is hier, volgens de minister, ook een ondersteunende<br />
taak weggelegd voor de openbare omroep<br />
<br />
3. Werd in het kader daarvan het voorstel tot verhoging<br />
van de dotatie voor de openbare omroep<br />
met minstens 100 miljoen frank reeds geëvalueerd<br />
Met welk resultaat <br />
Antwoord<br />
1. Naar aanleiding van de vraag om uitleg van de<br />
heer Dany Vandenbossche over het <strong>Vlaams</strong> Audiovisueel<br />
Fonds ben ik uitvoerig ingegaan op<br />
de studie "De economische impact van de film"<br />
(Handelingen Commissievergadering nr. 146<br />
van 3 mei 2000, blz. 1).<br />
Deze besluiten waren zeer duidelijk.<br />
– Zonder tegemoetkomingen van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
overheid in de filmproductie is elke filmproductie<br />
onmogelijk.<br />
– De return van de <strong>Vlaams</strong>e investeringen gaat<br />
integraal naar de federale overheid.<br />
– Het is een conditio sine qua non voor de oprichting<br />
van een <strong>Vlaams</strong> Audiovisueel Fonds<br />
dat er naast de investeringen van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Gemeenschap ook voldoende andere financieringsmogelijkheden<br />
zijn, onder andere<br />
een taxshelter, belangrijke inbreng van de<br />
omroepen.<br />
Op het vlak van inkomsten en recuperatie van<br />
de productiekosten zijn de <strong>Vlaams</strong>e audiovisuele<br />
producties inderdaad hoofdzakelijk aangewezen<br />
op de binnenlandse markt. Er zijn weliswaar<br />
uitzonderingen. Zo onder meer de door de<br />
<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger vermelde film<br />
"Manneken Pis", die een bijzondere internationale<br />
exploitatie kende. Zonder subsidies vanwege<br />
het Fonds Film in Vlaanderen kon deze schitterende<br />
film zelfs niet worden geproduceerd.<br />
2. De huidige beheersovereenkomst met de VRT<br />
bepaalt reeds dat "de VRT actief zal blijven<br />
participeren in de <strong>Vlaams</strong>e onafhankelijke audiovisuele<br />
productie (bv. speelfilms, tv-drama en<br />
documentaires) en zo zal blijven bijdragen tot<br />
de ontwikkeling van de sector".<br />
Wat de langspeelfilm betreft, participeerde de<br />
VRT in 2000 in de volgende films :<br />
Villa des Roses<br />
Blinker en het Bagbagjuweel<br />
Vallen<br />
De Verlossing<br />
Pauline en Paulette<br />
4 mln. fr.<br />
3 mln. fr.<br />
3 mln. fr.<br />
3 mln. fr.<br />
3 mln. fr.<br />
De tegemoetkoming bestaat telkenmale uit een<br />
cash-inbreng en uitzendrechten.<br />
3. Het initiatief waarbij voor de televisieproductie<br />
van onafhankelijke producenten, opgezet met<br />
en ondersteund door de omroepen VRT en<br />
VTM, een bedrag van 100 miljoen frank uit het<br />
Fonds Film in Vlaanderen ter beschikking werd<br />
gesteld volgens het principe "één frank voor<br />
één frank", zal worden geëvalueerd. Op die manier<br />
wordt 200 miljoen frank vrijgemaakt voor<br />
kwalitatief <strong>Vlaams</strong> drama. Dit systeem werd opgezet<br />
als financiële stimulans voor de omroepen<br />
om te investeren in kwaliteitsfictie, wat nu nauwelijks<br />
gebeurt wegens veel te duur.<br />
Naar de nieuwe beheersovereenkomst toe is<br />
het, wat de VRT betreft, de bedoeling dat :<br />
– de VRT mede aandacht besteedt aan de promotie<br />
van kwalitatieve langspeelfilms ;
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1190-<br />
– het project LolaBelgica wordt opgestart,<br />
waarin jaarlijks middellange tv-speelfilms<br />
van vijftig minuten, geregisseerd door jong<br />
talent, worden gecoproduceerd met het bevoegde<br />
Fonds.<br />
Teneinde zes dergelijke films per jaar te produceren,<br />
wordt een bedrag uit het Fonds<br />
Film in Vlaanderen ter beschikking gesteld.<br />
De VRT doet een inspanning voor de overige<br />
50 % per film. De VRT zal hierbij eveneens<br />
instaan voor de distributie ;<br />
– dertien documentaires per jaar worden ondersteund<br />
in een samenwerkingsverband<br />
met het bevoegde Fonds.<br />
De onderhandelingen betreffende de nieuwe<br />
beheersovereenkomst werden evenwel nog niet<br />
afgerond.<br />
Het kan niet worden ontkend dat de financiering<br />
van <strong>Vlaams</strong>e audiovisuele (co)producties<br />
moeilijk ligt. De facto is de tegemoetkoming<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e overheid via het Fonds Film in<br />
Vlaanderen de enige constante. Het principe<br />
van deze cofinanciering wordt niet in vraag gesteld,<br />
wel het percentage van de overheidstegemoetkoming.<br />
Voor de aanmoediging van de<br />
privé-financiering zijn fiscale stimuli noodzakelijk.<br />
Het instrument bij uitstek is hier een taxsheltersysteem,<br />
dat reeds in meerdere EU-lidstaten<br />
positieve resultaten heeft opgeleverd.<br />
In het kader van een fiscaal gunstig regime voor<br />
de audiovisuele producties heb ik reeds van bij<br />
mijn aantreden als <strong>Vlaams</strong> minister aangedrongen<br />
op de invoering van een taxshelter bij mijn<br />
federale collega, Didier Reynders. Begin dit jaar<br />
werd bevestigd dat minister Reynders het dossier<br />
opnieuw op gang heeft getrokken.<br />
Zoals eerder gemeld, zal dit noodzakelijk zijn<br />
om privé-inbreng in de filmproductie te stimuleren,<br />
wat essentieel is om aan de <strong>Vlaams</strong>e filmindustrie<br />
een toekomst te kunnen bieden. Binnenkort<br />
zou hierover een officieel overleg worden<br />
opgestart. In ieder geval werd gevraagd om de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap bij verdere stappen te<br />
betrekken. Ook de Franse Gemeenschap dringt<br />
aan op een spoedige aanpak van dit dossier.<br />
Vraag nr. 48<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
BVN-TV – Subsidiëring<br />
Recentelijk maakte de minister bekend dat, op<br />
vraag van de betrokken stichting, de modaliteiten<br />
van de subsidiëring aan de televisiezender "Het<br />
Beste van Vlaanderen en Nederland" (BVN) worden<br />
aangepast.<br />
Kan de minister toelichten in welke zin die aanpassing<br />
gebeurt <br />
Antwoord<br />
Op 17 december 1999 verleende de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
een subsidie van 35 miljoen frank aan BVN als<br />
tegemoetkoming in de programmatie- en uitzendkosten<br />
voor de periode tot december 2000.<br />
De uitbetaling zou gebeuren in twee schijven: 20<br />
miljoen frank na de ondertekening van het besluit<br />
en 15 miljoen frank op basis van onder meer een<br />
activiteitenverslag en op voorwaarde dat BVN in<br />
Noord-Amerika op 1 augustus 2000 minstens vierduizend<br />
abonnees telt.<br />
Uit een voorlopige evaluatie vanwege de administratie<br />
Buitenlands Beleid blijkt dat BVN de gestelde<br />
afspraken heeft nagekomen in verband met<br />
het geografische bereik van de zender, de <strong>Vlaams</strong>e<br />
programmatie, de beeldkwaliteit en de bestuurlijke<br />
deelname.<br />
Er blijven evenwel twee opmerkingen, namelijk :<br />
1. door de overname van een satellietmaatschappij<br />
in Noord-Amerika kan het juiste aantal abonnees<br />
in Noord-Amerika niet worden opgegeven;<br />
2. BVN wenst de door Vlaanderen verstrekte middelen<br />
in het raam van de tweede schijf aan te<br />
wenden voor de periode september 1999 – september<br />
2001.<br />
De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft in zijn vergadering van<br />
15 december 2000 en in afwachting van een definitieve<br />
evaluatie beslist de voorwaarde omtrent het<br />
aantal abonnees in Noord-Amerika te schrappen
-1191- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
en een aanvullend protocol bij de beheersovereenkomst<br />
met BVN af te sluiten, waarin wordt vermeld<br />
dat de tweede schijf van 15 miljoen frank zal<br />
worden uitbetaald in de mate dat de periode van 1<br />
januari 2001 tot en met 31 augustus 200l wordt verantwoord.<br />
Met ingang van het begrotingsjaar 2001 worden de<br />
kredieten voor de stichting BVN van de administratie<br />
Buitenlands Beleid overgeheveld naar het<br />
mediabudget.<br />
Vraag nr. 49<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Gewestplanwijziging Voerstreek – Uitvoering<br />
De pracht en de aantrekkelijkheid van de Voerstreek<br />
zijn mede het gevolg van de afwisseling van<br />
bossen en weiden, akkers en boomgaarden. Eerlang<br />
zou 169 hectare landbouwgrond worden omgezet<br />
in natuurgebied.<br />
Dit wordt in de streek blijkbaar aangevoeld als een<br />
bedreiging. Vooral in landbouwkringen, waar het<br />
Mestactieplan al drukt op de melkveebedrijven en<br />
andere boeren, wordt die ingreep beschouwd als<br />
een beperking.<br />
Hoeveel bezwaren werden er ingediend <br />
Waarop berust de bewering dat de communicatie<br />
omtrent de bewuste wijziging en het onderzoek<br />
daarrond bijzonder mank zouden zijn verlopen <br />
Is de wijziging definitief en zo ja, hoe worden de<br />
betrokkenen gecompenseerd <br />
Antwoord<br />
De vraag betreft een algemeen standpunt inzake<br />
uitvoering van gewestplanwijzigingen, meer bepaald<br />
de omzetting van agrarisch gebied naar natuurgebied,<br />
wat volgens de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
als een bedreiging wordt ervaren door<br />
de plaatselijke landbouw. In het algemeen kan ik<br />
erop wijzen dat de bestemmingswijzigingen zijn gebaseerd<br />
op een kwalitatieve ruimtelijk geïntegreerde<br />
gebiedsgerichte afweging, waarbij de kenmerken<br />
van het fysisch systeem, het huidige ruimtegebruik<br />
en de perspectieven voor de beroepslandbouw<br />
en de huidige en potentiële natuurwaarden<br />
ter versterking van de natuurlijke structuur werden<br />
getoetst.<br />
Het is niet zozeer de gewestplanwijziging dan wel<br />
de uitvoering van sectorale decreet- en regelgeving<br />
die rechtstreeks effecten op de landbouwbedrijfsvoering<br />
veroorzaakt. Door te verwijzen naar de gevolgen<br />
van het Mestactieplan (sectorwetgeving) op<br />
de melkveebedrijven bevestigt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
dat. Wat zijn vraag tot mogelijke<br />
compensaties voor de agrarische bedrijfsvoering<br />
betreft, dient hij zich te richten tot mijn collega's<br />
bevoegd voor Landbouw in de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
en op federaal niveau.<br />
Aan de lopende procedure tot gewestplanwijziging,<br />
die nog gebeurt volgens de procedure conform het<br />
decreet op de ruimtelijke ordening gecoördineerd<br />
op 26 oktober 1996, is niet automatisch een uitvoering<br />
van de aangegeven bestemming verbonden.<br />
Dit wordt anders wanneer de <strong>Vlaams</strong>e regering in<br />
de toekomst, conform het nieuwe decreet op de<br />
ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, zal overgaan<br />
tot het opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen<br />
voor (delen van) de agrarische structuur en/of<br />
(delen van) de natuurlijke structuur, in uitvoering<br />
van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ter<br />
realisatie van de uitvoeringsplannen kunnen inderdaad<br />
specifieke instrumenten ter uitvoering door<br />
de sector (natuur, landbouw) worden ingezet. Voor<br />
een aantal van de gebieden zijn momenteel reeds,<br />
evenwel los van de gewestplanprocedure, sectorale<br />
maatregelen genomen, zoals de aankoop of het in<br />
beheer nemen door het <strong>Vlaams</strong> Gewest. Voor meer<br />
informatie dient de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
zich te richten tot mijn collega bevoegd voor<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
Met betrekking tot de bestemmingswijzigingen ter<br />
versterking van de natuurlijke structuur in het buitengebied<br />
kan ik stellen dat de voorstellen voor<br />
omvorming van landbouwgebied niet enkel passen<br />
in de realisatie van de ruimtebalans op <strong>Vlaams</strong> niveau,<br />
overeenkomstig de opties van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen. De voorgestelde gebieden<br />
maken deel uit van grotere eenheden van<br />
structuurbepalende valleien en habitatrichtlijngebieden<br />
(EEG-richtlijn ter bescherming van ecotopen<br />
van bepaalde vogels en andere diersoorten)<br />
en/of bevatten biologisch waardevolle natuurelementen,<br />
waaronder verschillende soorten ecologisch<br />
waardevolle bostypes.<br />
De voorstellen tot bestemmingswijziging in het<br />
buitengebied moeten in hun geheel bijdragen tot<br />
de volgende doelstellingen voor het buitengebied :<br />
– het vrijwaren van de ruimte voor de landbouwfunctie<br />
om de structuur van het buitengebied te<br />
versterken ;
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1192-<br />
– het voorzien in goed gestructureerde gehelen<br />
voor de natuur-, bos en landbouwfunctie ;<br />
– het tegengaan van versnippering van de natuurlijke<br />
en de agrarische structuur ;<br />
– het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het<br />
milieubeleid op basis van het fysisch systeem (in<br />
de valleigebieden) ;<br />
– het bufferen van de natuurfunctie ten opzichte<br />
van de aangrenzende functie.<br />
Specifiek voor de regio Zuid-Limburg zijn de voorstellen<br />
m.b.t. de natuurlijke structuur gebaseerd op<br />
de volgende punten, zoals omschreven in het besluit<br />
van 28 april 2000 :<br />
– de noodzaak om de door de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
voorgestelde habitatgebieden een geëigende bestemming<br />
te geven, waardoor bepaalde instrumenten<br />
voor natuurbeheer kunnen worden ingezet<br />
om op terrein de natuurwaarden beter te<br />
(kunnen) beschermen ;<br />
– de noodzaak om op korte termijn de natuurwaarden<br />
in beekvalleien te versterken en te bufferen<br />
;<br />
– de noodzaak om op korte termijn bepaalde boscomplexen<br />
te versterken, zowel op het vlak van<br />
uitbreiding als op het vlak van een betere buffering<br />
;<br />
– de noodzaak om in de bosarme regio Zuidwest-<br />
Limburg mogelijkheden voor bosuitbreiding te<br />
creëren.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april<br />
2000 houdende de voorlopige vaststelling van de<br />
gewestplanwijziging van het gewestplan Sint-Truiden-Tongeren<br />
betreft uiteraard de voorlopige vaststelling.<br />
De communicatie omtrent dit wijzigingsvoorstel<br />
verloopt zoals omschreven in de wetgeving<br />
en is voor alle gewestplanwijzigingen dezelfde.<br />
Na de voorlopige vaststelling, met name het voorstel<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, wordt door de gouverneur<br />
van de betrokken provincie een openbaar<br />
onderzoek ingesteld via de gemeenten waar het<br />
plan ter inzage wordt gelegd. Mij zijn geen gevallen<br />
bekend over het eventueel mank lopen van de<br />
communicatie m.b.t. het openbaar onderzoek. Het<br />
besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering werd eveneens<br />
vertaald in het Frans en aldus mee gepubliceerd.<br />
Op het correct verlopen van de procedure wordt<br />
nauwlettend toegezien bij de verdere goedkeuring.<br />
Tijdens dit openbaar onderzoek kon iedereen bezwaar<br />
indienen bij de gouverneur. Deze bezwaren<br />
worden terdege onderzocht in de verdere procedure,<br />
onder andere door de Regionale Commissie<br />
voor Advies van de betrokken provincie (Streekcommissie).<br />
Daarnaast worden ook adviezen ingediend<br />
door de gemeenten en de bestendige deputatie.<br />
Naar aanleiding van het openbaar onderzoek dat<br />
werd gehouden van 18 september 2000 tot 16 november<br />
2000 werden 270 bezwaarschriften ingediend<br />
(laattijdige bezwaren inbegrepen), die evenwel<br />
momenteel nog niet bij mijn administratie in<br />
behandeling zijn.<br />
De Streekcommissie, die eveneens de ingebrachte<br />
adviezen en bezwaren behandelt, dient eerst advies<br />
uit te brengen.<br />
De vervaldag van deze gewestplanwijziging is bepaald<br />
op 15 mei 2001, dit wil zeggen dat de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering het wijzigingsplan vóór deze datum definitief<br />
moet vaststellen. Op gemotiveerd verzoek<br />
van de Streekcommissie en op vraag van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering kan deze termijn met maximaal<br />
tweemaal zestig dagen worden verlengd.<br />
Vraag nr. 50<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Verwijlintresten – Overzicht<br />
Zie :<br />
Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />
Beleid en Europese Aangelegenheden<br />
Vraag nr. 24<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer Carl Decaluwe<br />
Blz. 1234<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden.
-1193- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Vraag nr. 51<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Zuidelijk Eiland Bornem – Nivelleringswerken<br />
In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 18<br />
van 7 november 2000 inzake het landschapsontwerp<br />
Zuidelijk Eiland in Bornem deelt<br />
de minister mee dat de nivelleringswerken waarnaar<br />
ik verwees, gesitueerd zijn op een ander gedeelte<br />
van het Zuidelijk Eiland, dat een industriële<br />
bestemming heeft. De minister voegt eraan toe dat<br />
de afspraak dat, in afwachting van de opmaak van<br />
een landschapsontwerp, alle initiatieven van de NV<br />
Zeekanaal zouden worden geblokkeerd, geen betrekking<br />
heeft op de nivelleringswerken (Bulletin<br />
van Vragen en Antwoorden nr. 6 van 19 januari<br />
2001, blz. 847 – red.).<br />
Onlangs heeft de dienst Stedenbouw van het<br />
<strong>Vlaams</strong> Gewest de stopzetting bevolen van de nivelleringswerken.<br />
1. Kan de minister enige klaarheid scheppen in dit<br />
dossier <br />
2. Worden er initiatieven genomen om het gebied<br />
alsnog in te kleuren als natuurgebied Zo ja,<br />
welke en door wie <br />
Antwoord<br />
M.b.t. de mogelijkheid van nivelleringswerken op<br />
het Zuidelijk Eiland tussen de oude sluis en de kanaalarm<br />
in Bornem verwijs ik naar mijn antwoord<br />
op vermelde vraag nr. 18 van 7 november 2000.<br />
Het is een gebied waar nivelleringswerken kunnen<br />
worden uitgevoerd om de vooropgestelde industriële<br />
bestemming te realiseren.<br />
Op 2 augustus 1984 verkreeg de NV Zeekanaal<br />
een bouwvergunning om in de industriezones A, B,<br />
C en D reliëfwijzigingen door te voeren tussen de<br />
Rupel en de nieuwe toegang van de zeevaart naar<br />
de Schelde. Voor dezelfde verrichtingen werd ook<br />
een milieuvergunning uitgereikt voor een periode<br />
van vier jaar.<br />
Bij een controle ter plaatse op 8 en 12 december<br />
2000, naar aanleiding van een klacht, werd door de<br />
aanwezige ambtenaar verklaard dat de werkzaamheden<br />
op het betrokken perceel pas startten omstreeks<br />
1991/1992. Aangezien eerdere activiteiten<br />
niet werden aangetoond, moest op dat ogenblik<br />
worden geconcludeerd dat de vergunning van 1984<br />
vervallen was.<br />
Via nadien geleverde stukken werd afdoende bewezen<br />
dat er tijdig een substantieel begin werd gemaakt<br />
met de vergunde verrichtingen en reliëfwijzigingen,<br />
dat deze ook zijn voortgezet in de tijd en<br />
dat de vereiste vergunningen voorhanden waren,<br />
respectievelijk werden verlengd, zodat er geen<br />
reden meer was om de stopzetting nog verder te<br />
bevelen wat de zones A en B betreft.<br />
Wat de voorbereiding van een gewestelijk ruimtelijk<br />
uitvoeringsplan voor het gebied tussen de oude<br />
sluis en de Rupel betreft, heb ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
reeds meegedeeld in antwoord<br />
op zijn vraag nr. 3 van 5 oktober 2000 dat eerst een<br />
onderzoeksopdracht wordt uitgevoerd voor de opmaak<br />
van een landschapsontwerp voor het gebied.<br />
Pas daarna zal de opdracht tot opmaak van een gewestelijk<br />
ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen worden<br />
gegeven (Bulletin van Vragen en Antwoorden<br />
nr. 6 van 19 januari 2001, blz. 836 – red.).<br />
Vraag nr. 52<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer FILIP DEWINTER<br />
Bijzonder vertegenwoordiger – Opdrachten<br />
Graag had ik van de minister vernomen welke opdrachten<br />
de heer Louis Bril als bijzonder vertegenwoordiger<br />
voor het <strong>Vlaams</strong> investeringsbeleid totnogtoe<br />
heeft gekregen, welke reizen hij hiervoor<br />
heeft ondernomen en wat het budget voor deze<br />
reizen was.<br />
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer<br />
Patrick Dewael, minister-president van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />
Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />
Aangelegenheden. Een gelijkaardige vraag<br />
werd gesteld aan de heer Johan Sauwens,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden,<br />
Ambtenarenzaken en Sport.<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord op de twee identieke<br />
vragen zal worden verstrekt door de heer Patrick<br />
Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,<br />
Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden.<br />
(Antwoord Johan Sauwens : blz. 1183 – red.)
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1194-<br />
Vraag nr. 53<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
<strong>Vlaams</strong>e film – Leefbaarheid<br />
De <strong>Vlaams</strong>e film kan niet langer overleven zonder<br />
overheidssteun. Tot deze conclusie kwamen onderzoekers<br />
in een recente studie "Economische impact<br />
van de film in Vlaanderen" (Financieel-Economische<br />
Tijd van 28 oktober 2000).<br />
Op het vlak van inkomsten en recuperatie van de<br />
productiekosten is de <strong>Vlaams</strong>e film in eerste instantie<br />
aangewezen op de binnenlandse markt, wat<br />
een onhoudbare positie is.<br />
Ter illustratie : zonder subsidie zou de prachtige<br />
lowbudgetfilm "Manneken Pis" (kostprijs 29 miljoen<br />
frank) 250.000 bezoekers nodig hebben gehad<br />
(in plaats van de iets minder dan 60.000 die de film<br />
zijn gaan bekijken) om uit de kosten te raken.<br />
Zelfs de zogenaamde publieksfilms ("Max" en<br />
"Oesje"), die konden rekenen op een recordaantal<br />
bezoekers (meer dan 600.000), kwamen zonder<br />
subsidie niet aan het break-evenpunt.<br />
Naar verluidt zou de overheid geen slechte zaak<br />
doen bij de subsidiëring van films. Van de bijna 31<br />
miljoen frank per <strong>Vlaams</strong>e film die gaat naar de<br />
overheid, blijft er, na aftrek van de gemiddelde<br />
subsidie van 16 miljoen, nog een overschot van 15<br />
miljoen frank per film.<br />
1. Is de minister op de hoogte van de bovenvermelde<br />
studie inzake de leefbaarheid van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e film <br />
2. Op welke wijze houdt hij in zijn beleid rekening<br />
met de noden terzake <br />
Welke maatregelen worden daartoe genomen of<br />
op het getouw gezet <br />
3. Klopt het dat, na aftrek van de subsidie, de<br />
overheid nog 15 miljoen frank per film overhoudt<br />
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />
heer Bert Anciaux, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur,<br />
Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en<br />
Ontwikkelingssamenwerking.<br />
Gecoördineerd antwoord<br />
1. In de studie "Economische impact van de film"<br />
geven de onderzoekers op basis van de door<br />
hen gehanteerde studiemethodes en uitgangspunten<br />
een aantal theoretische modellen.<br />
De krachtlijnen van een geïntegreerde beleidsaanpak<br />
worden hierin als volgt samengevat :<br />
(1)het invoeren van een federale maatregel<br />
"willekeurige afschrijving" voor investeringen<br />
in filmproducties ;<br />
(2)het opleggen van een lastenboek aan de<br />
openbare omroep en het verhogen van de<br />
dotatie ;<br />
(3)het operationaliseren van het <strong>Vlaams</strong> Audiovisueel<br />
Fonds ;<br />
(4)het aanwerven van een filmmanager ;<br />
(5)het reorganiseren van de filmscholen op<br />
basis van een sterkte-zwakteonderzoek.<br />
2. (1) In het kader van een fiscaal gunstig regime<br />
voor de audiovisuele producties heb ik reeds<br />
van bij mijn aantreden als <strong>Vlaams</strong> minister<br />
aangedrongen op de invoering van een taxshelter<br />
bij mijn federale collega, Didier Reynders.<br />
Begin dit jaar werd bevestigd dat minister<br />
Reynders het dossier opnieuw op gang<br />
heeft getrokken.<br />
Zoals eerder gemeld, zal dit noodzakelijk<br />
zijn om privé-inbreng in de filmproductie te<br />
stimuleren, wat essentieel is om aan de<br />
<strong>Vlaams</strong>e filmindustrie een toekomst te kunnen<br />
bieden. Binnenkort wordt hiervoor een<br />
officieel overleg opgestart. In ieder geval<br />
werd gevraagd om de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
bij verdere stappen te betrekken.<br />
Ook de Franse Gemeenschap dringt aan op<br />
een bespoediging van dit dossier.<br />
(2)Omtrent <strong>Vlaams</strong>e film – openbare omroep<br />
verwijs ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
naar mijn antwoord op zijn vraag nr. 47<br />
van 21 december 2000 (blz. 1188 – red.).<br />
(3)Op 13 april 1999 keurde het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong><br />
een decreet goed houdende machtiging
-1195- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering om toe te treden<br />
tot en mee te werken aan de oprichting van<br />
de vereniging zonder winstoogmerk <strong>Vlaams</strong><br />
Audiovisueel Fonds.<br />
Ik kan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
meedelen dat dit decreet wordt uitgevoerd.<br />
De VZW die wordt opgericht, heeft tot doel<br />
binnen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap de onafhankelijke<br />
audiovisuele productie te stimuleren.<br />
De vereniging kan financiële tegemoetkomingen<br />
verstrekken aan natuurlijke personen<br />
en rechtspersonen, waarbij zij rekening<br />
houdt met kwaliteit, diversiteit, culturele uitstraling<br />
en bereik. Eén orgaan wordt verantwoordelijk<br />
voor zowel de kwalitatieve als de<br />
administratieve beoordeling en opvolging<br />
van het dossier. Aan het verzelfstandigd<br />
fonds kunnen ook een aantal bijkomende<br />
taken worden opgelegd die moeilijker door<br />
een administratie kunnen worden vervuld.<br />
(4)Dit Fonds zal worden geleid door een filmmanager<br />
(directeur), aangesteld door de<br />
raad van bestuur.<br />
Naast het zorgen voor een goede werking<br />
van het toekomstige fonds, zal de filmmanager<br />
een aantal bijkomende taken kunnen<br />
vervullen. Hij zal in het bijzonder een aantal<br />
specifieke problemen van de sector kunnen<br />
onderzoeken en voorstellen van oplossing<br />
formuleren. Hij staat in voor de coördinatie<br />
van de sector en is verantwoordelijk voor de<br />
communicatie binnen de sector en tussen de<br />
sector en de overheid. Hij krijgt de opdracht<br />
tot het uitwerken van een gedetailleerd<br />
meerjarenplan, met als doel het verzekeren<br />
van een betere werking en expansie van de<br />
audiovisuele sector.<br />
Eveneens ijvert hij voor een verbetering van<br />
het imago door een voortdurende aanwezigheidspolitiek<br />
in de media en door een weloverwogen<br />
marketing- en promotiebeleid.<br />
Deze verbetering van het imago is zowel op<br />
het brede publiek als op potentiële commerciële<br />
en artistieke partners gericht, zowel in<br />
binnen- als in buitenland. Hij stelt in dit verband<br />
een samenwerkingsakkoord op met<br />
Flanders Image.<br />
De filmmanager werkt een strategie uit met<br />
maatregelen die de sector economisch zullen<br />
stimuleren en begeleidt het beslissingsproces<br />
over de goedkeuring van de subsidieaanvragen.<br />
Hij speelt in op de mogelijkheden die de Europese<br />
Raad en de Raad van Europa aan de<br />
filmsector bieden en stelt in dit verband een<br />
samenwerkingsmodel op met het infopunt<br />
Mediadesk van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.<br />
(5)Wat een reorganisatie van filmscholen betreft,<br />
dit dient te worden besproken met de<br />
<strong>Vlaams</strong>e minister van Onderwijs.<br />
3. In de studie wordt het voorbeeld aangehaald<br />
van een gemiddelde, <strong>Vlaams</strong>e langspeelfilm met<br />
een productiebudget van 60 miljoen frank.<br />
De bruto terugvloei naar de federale overheid<br />
bedraagt gemiddeld bijna 31 miljoen frank.<br />
Wanneer hiervan de productiesubsidies met een<br />
omvang van 16 miljoen frank worden afgetrokken,<br />
resulteert dit in een netto terugvloei van<br />
een kleine 15 miljoen frank per film.<br />
Vraag nr. 54<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Verkiezingsuitzendingen – Politieke partijen<br />
Meer dan veertig uren zendtijd werden in de aanloop<br />
naar de gemeenteraadsverkiezingen van oktober<br />
2000 besteed aan verkiezingsprogramma's.<br />
In welke mate kwamen de verschillende politieke<br />
partijen in die programma's aan bod Kan de minister<br />
terzake een overzicht verstrekken <br />
Antwoord<br />
Vooraf weze duidelijk gesteld dat een gedetailleerd<br />
overzicht van alle verkiezingsuitzendingen, met<br />
tijdsduur, niet haalbaar is binnen de beschikbare<br />
tijd.<br />
Televisie<br />
De tv-nieuwsdienst heeft gekozen voor een sterk<br />
gedifferentieerde aanpak : talkshow, debatprogramma's,<br />
campagnejournaal, reportages/duiding,<br />
lange interviews, verkiezingsuitzending met uitslagen<br />
en reacties.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1196-<br />
Voor alle verkiezingsprogramma's was de deontologische<br />
code van kracht op basis van de criteria<br />
waarheidsgetrouwheid, onpartijdigheid en goede<br />
trouw.<br />
Concrete invulling :<br />
– alle partijen zijn aan bod gekomen, onpartijdigheid<br />
houdt echter niet in dat elke partij in elk<br />
programma zijn zeg heeft ;<br />
– de beleidspartijen kregen voldoende tijd om<br />
hun beleid te verdedigen ;<br />
– voor de grote debatten werden alle partijen uitgenodigd<br />
;<br />
– bij aparte interviews in de laatste week voor de<br />
verkiezingen is voor de volgorde rekening gehouden<br />
met de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen<br />
van 1994.<br />
Radio<br />
Ook bij de radio was voor alle verkiezingsprogramma's<br />
de deontologische code van kracht op basis<br />
van de criteria waarheidsgetrouwheid, onpartijdigheid<br />
en goede trouw.<br />
Concrete invulling :<br />
– alle partijen zijn aan bod gekomen, onpartijdigheid<br />
houdt echter niet in dat elke partij in elk<br />
programma zijn zeg heeft ;<br />
– de beleidspartijen kregen voldoende tijd om<br />
hun beleid te verdedigen ;<br />
– voor de grote debatten werden alle partijen uitgenodigd<br />
;<br />
– bij aparte interviews in de laatste week voor de<br />
verkiezingen is voor de volgorde rekening gehouden<br />
met de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen<br />
van 1994.<br />
(Radio Donna en Klara : geen eigen uitzendingen<br />
rond de verkiezingen)<br />
Radio 1 en radionieuwsdiensten<br />
Het is ondoenbaar om een gedetailleerd overzicht<br />
te geven van alle verkiezingsuitzendingen op de<br />
VRT-radio (zowel Radio 1, Radio 2, Klara, Studio<br />
Brussel als Radio Donna) naar aanleiding van de<br />
gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000.<br />
De radionieuwsdienst heeft in de nieuwsuitzendingen<br />
verslag uitgebracht van de verkiezingscongressen<br />
van zes grote <strong>Vlaams</strong>e partijen, telkens gevolgd<br />
door een interview mat de partijvoorzitter in ofwel<br />
"Actueel" ofwel "Voor de dag".<br />
In "Actueel", "Voor de dag" en "De wandelgangen"<br />
werden telkens tien reportages uitgezonden<br />
over ofwel één gemeente, ofwel één of meerdere<br />
thema's per gemeente (mobiliteit, inspraak van de<br />
burger, veiligheid, ruimtelijke ordening, afvalbeleid,<br />
enz.). Daarbij zijn in "Voor de dag" alle partijen<br />
aan bod gekomen, ook de plaatselijke lijsten die<br />
niet in het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> vertegenwoordigd<br />
zijn. Er waren in "Voor de dag" ook uitzendingen<br />
van eigen journalisten over bevoegdheden van<br />
gemeenten en provincies. In "De wandelgangen"<br />
zijn alle partijen met beleidservaring aan bod gekomen<br />
: de grote partijen telkens twee keer, de kleinere<br />
één keer. De uitzendingen van "Actueel" zijn<br />
besloten met twee debatten tussen telkens drie<br />
partijen.<br />
Op Studio Brussel werden portretten uitgezonden<br />
van jonge kandidaten van de zes grote partijen.<br />
Radio 2<br />
Antwerpen<br />
In de aanloop naar de verkiezingen liep, zoals bij<br />
de andere regionale productiecentra, een reeks<br />
onder de noemer "Stemmenslag". Vier weken voor<br />
de verkiezingen werd in de middaguitzendingen<br />
telkens een bepaald thema belicht, gericht op een<br />
breed publiek. Daarbij is streng gewaakt over het<br />
politiek evenwicht. Alle partijen zijn aan het woord<br />
geweest in het programma.<br />
In het regionale nieuws zijn natuurlijk ook vaak de<br />
verschillende politieke partijen genoemd en aan<br />
het woord gelaten. Daar hangt het aantal keer af<br />
van het nieuwsfeit van die dag.<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant<br />
Week van 11 september : afscheid van de politiek.<br />
Elke dag een afscheidsnemend politicus (SP, CVP,<br />
VLD, VU).<br />
Week van 18 september : de "BV-politici". Dagelijks<br />
een bekende Vlaming (CVP, Agalev, onafhankelijke,<br />
VLD, SP).<br />
Week van 25 september : actuaweek. Maandag :<br />
plaatselijke lijst PAB Pepingen Anders Besturen.<br />
Dinsdag : drukker uit Kampenhout over verkiezingsdrukwerk<br />
vroeger en nu. Woensdag : Steenok-
-1197- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
kerzeel, een gemeente waar iedereen met iedereen<br />
ruzie heeft, overloperij in het kwadraat, repo met<br />
drie plaatselijke lijsten. Donderdag : vrederechter<br />
van Lennik over het gebrek aan burgerzin. Vrijdag :<br />
schoolkinderen uit Tielt- Wingene en hun kijk op<br />
de gemeentepolitiek.<br />
Week van 2 oktober : debatweek. Maandag : debat<br />
rond titanenstrijd in Leuven (SP, CVP en VLD).<br />
Dinsdag : debat politieke inzet Vilvoorde (met<br />
CVP, VLD en SP). Woensdag : debat rond positie<br />
Vlamingen in Brussel (met lib., CVP en SP). Donderdag<br />
: debat faciliteitengemeenten (met kartellijst<br />
Rode, kartellijst Wezembeek-Oppem en FDF).<br />
Vrijdag : debat met en over Euroburgers (met<br />
<strong>Vlaams</strong>e eenheidslijst, Ecolo-Agalev en SP). Zaterdag<br />
: provinciedebat met CVP, SP, AGALEV, VU,<br />
en VLD).<br />
Limburg<br />
Voorgaande reportages over de 44 Limburgse gemeenten<br />
: gesprekspartners waren de lokale perscorrespondenten,<br />
er zijn geen politici aan het<br />
woord geweest.<br />
Verkiezingsdebat in samenwerking met : Belang en<br />
TVL. Alle nationale partijen waren vertegenwoordigd<br />
(CVP, SP, VLD, Agalev, VU, Blok). Van dit<br />
debat zijn slechts flitsen uitgezonden, waarbij alle<br />
partijen op een evenwichtige manier aan het woord<br />
geweest zijn. (TVL : TV Limburg – red.)<br />
Verkiezingszondag en -maandag : alle partijen werden<br />
eveneens op een evenwichtige manier behandeld.<br />
West-Vlaanderen<br />
In de bulletins nieuws over de lijstvorming. Enkel<br />
die lijsten met de grote namen of waar er verschuivingen<br />
zijn, waar burgemeesters of schepenen niet<br />
meer opkomen of overgestapt zijn naar een andere<br />
partij of een nieuwe partij hebben opgericht.<br />
Vanaf maandag 11 september elke middag een bijdrage<br />
over de politieke situatie in een aantal gemeenten<br />
en dat tot 6 oktober. Concreet : steden en<br />
gemeenten waar problemen zijn geweest of verschuivingen<br />
te verwachten zijn.<br />
Alle belangrijke politieke partijen kwamen aan<br />
bod :<br />
11 september<br />
Brugge (VLD-SP-CVP en VU)<br />
12 september<br />
Waregem (CVP 2 kand - Eendracht 2 (1 SP, 1 VU)<br />
13 september<br />
Eenmanspartij Veurne Open en Bloot<br />
14 september<br />
Oostende (CVP-SP-VLD-Agalev-Vl. Blok-Demo-<br />
VU)<br />
15 september<br />
Wervik (Nieuw-Actief)<br />
18 september<br />
Ieper (CVP-SP-VLD-VIA)<br />
19 september<br />
De Haan (CVP-NU-Samen-SP-LB)<br />
20 september<br />
Een CVP-kandidate uit Bredene net 18<br />
21 september<br />
Koksijde (CVP-VLD-Stem-SP)<br />
22 september<br />
Kortrijk (CVP-SP-VLD-VU/ID-Agelev-Vl. Blok)<br />
25 september<br />
Poperinge (Pro-CVP-VLD)<br />
26 september<br />
Middelkerke (CVP-SP-VLD-STEM van het Volk)<br />
27 september<br />
Mee met plakploegen van SP in Oostende<br />
28 september<br />
Houthulst (CVP-SP-Roelens-De Brug)<br />
29 september<br />
Knokke (GB-VLD-Raak)<br />
2 oktober<br />
Blankenberge (VLD-Dwars-SP-CVP)<br />
3 oktober<br />
Avelgem (CVP-Nieuw-Agalev)<br />
4 oktober<br />
Provincieraadsverkiezingen<br />
5 oktober<br />
Izegem (SP-CVP-VLD-VU)<br />
6 oktober<br />
Diksmuide (CVP-Pro-DLC)
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1198-<br />
De dag van de verkiezingen<br />
10 reporters te velde : in Oostende, Brugge (en De<br />
Haan) Tielt, Wevelgem, Roeselare, Waregem, Kortrijk,<br />
Koksijde,Ieper en Kortemark<br />
Oost-Vlaanderen<br />
04.09.00 – arrondissement overzicht Gent/Eeklo<br />
(I) ; middag ; (2x5') alle partijen vermeld<br />
05.09.00 – arrondissement overzicht Gent/Eeklo<br />
(I) ; middag ; (2x5') alle partijen vermeld<br />
06.09.00 – Gent ; middag ; SP, CVP, Agalev, VU,<br />
VLD, Vl. Blok<br />
07.09.00 – Eeklo ; middag ; CVP, Agalev, SP, VLD<br />
08.09.00 – Sint-Laureins ; middag ; Agalev, CVP,<br />
VLD, Vl. Blok vermeld : waren niet bereikbaar<br />
11.09.00 – arrondissement overzicht Sint-Niklaas-<br />
Dendermonde ; middag ; (2x5') alle partijen vermeld<br />
12.09.00 – overzicht Waasland ; middag ; (2x5')<br />
alle partijen vermeld<br />
13.09.00 – overzicht Sint-Niklaas ; middag ; CVP,<br />
VLD, VU-ID, Agalev, Vl. Blok, SP<br />
14.09.00 – overzicht Dendermonde ; middag ;<br />
Inzet, Agalev, CVP Hamme, Agalev Lebbeke<br />
15.09.00 – overzicht Lokeren ; middag ; VLD, SP,<br />
CVP, Vl. Blok, Agalev<br />
18.09.00 – arrondissement overzicht Aalst ; middag<br />
; (2x5') alle partijen vermeld<br />
Themastuk "voorkeurstemmen" ; avond ; CVP,<br />
VLD, VU-ID, Agalev, Vl. Blok, SP<br />
19.09.00 – arrondissement overzicht Oudenaarde ;<br />
middag ; (2x5') alle partijen vermeld<br />
Themastuk "politici en hun loon" ; avond ; <strong>Vlaams</strong>e<br />
Steden en Gemeenten, SP, Samen Zingem en<br />
VLD Moerbeke<br />
20.09.00 – overzicht Oudenaarde ; middag ; Agalev,<br />
CVP, VLD, Samen, Vl. Blok<br />
Themastuk "politici en beroepsachtergrond" ;<br />
avond ; VLD, SP, kartel VLD, VU, Agalev, MVP<br />
Merelbeke<br />
21.09.00 – overzicht Aalst ; middag ; VLD, SP,<br />
CVP, Vl. Blok, VU-ID<br />
Themastuk "politiek en economie" ; avond ; CVP<br />
Buggenhout, Gemeentebelangen (SP, VU, VLD)<br />
22.09.00 – overzicht Ronse ; middag ; SP, CVP,<br />
VLD, LDR-EDB, Agalev en Vl. Blok<br />
Themastuk "politiek : zgn. stoppers" ; avond ; Idee,<br />
CVP, Volksbelangen<br />
25.09.00 – provincie : structuur ; middag ; 5' algemeen,<br />
alle partijen vermeld<br />
Themastuk "jonge politici" ; avond ; De Sutter VU<br />
Lochristi (51"), Daelman Anders Moerbeke, Bruno<br />
Schijns Vl. Blok Zottegem, vermelding Agalev<br />
over Tim Van Achte Sint-Laureins<br />
26.09.00 – provincie : terugblik ; middag ; terugblik<br />
over zes vorige jaren ; CVP, SP, VLD, Agalev,<br />
Vl. Blok, VU<br />
Themastuk "vrouw en politiek" ; avond ; Agalev,<br />
SP, CVP, VLD<br />
27.09.00 – provincie : visie op de toekomst ; middag<br />
; CVP, VLD, SP, Vl. Blok, Agalev, VU-ID (36)<br />
Themastuk "bekende Oost-Vlamingen in de politiek"<br />
; avond ; studiogesprek VLD, CVP<br />
28.09.00 – provincie : profiel Oost-<strong>Vlaams</strong>e provincieraadsleden<br />
; middag ; algemeen, zonder partijvermelding<br />
+ 21-jarige voor SP<br />
Themastuk "bekende Oost-Vlamingen in de politiek"<br />
; avond ; studiogesprek VLD, SP<br />
29.09.00 – provincie : de gouverneur ; middag ; algemeen,<br />
zonder partijvermelding<br />
Themastuk "verkiezingscampagnes" ; avond ; Kiesbord<br />
2000, VLD, CVP, Vrij Melle, SP, Vivant<br />
02.10.00 – EU-burgers voor het eerst stemrecht ;<br />
middag ; VLD, SP, Agalev<br />
03.10.00 – politici en familiebanden ; middag ; Banier-Ninove,<br />
VLD Lokeren, Merelbeekse Volksbelangen,<br />
CVP-Kaprijke, VLD-Oudenaarde
-1199- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
04.10.00 – kleinere partijen ; middag ; ZAP Zottegem,<br />
BAL Buggenhout, Dichter Gent, Wietie<br />
Ronse<br />
07.10.00 – gesprekjes met burgemeestersvrouwen ;<br />
avond<br />
08.10.00 – diverse, met alle partijen<br />
Studio Brussel<br />
Van maandag 2 oktober tot vrijdag 6 oktober<br />
Republica van 11 tot 13 uur. – 6 reportages ; SP,<br />
Agalev, VLD, CVP, Vl. Blok, VU-ID<br />
Maandag 9 oktober werd elke kandidaat uitgenodigd<br />
voor een nabespreking. Iedereen kwam opdagen<br />
behalve Vl. Blok en VLD.<br />
Vraag nr. 55<br />
van 9 januari 2001<br />
van de heer JOACHIM COENS<br />
Bouwdossiers – Behandelingsduur<br />
De regering heeft een regeling getroffen om de<br />
achterstand inzake bouwdossiers in te lopen. Deze<br />
regeling houdt in dat aan ambtenaren een forfaitaire<br />
vergoeding wordt uitbetaald per dossier dat zij<br />
tijdens het weekend afhandelen (buiten hun normale<br />
diensturen).<br />
1. Hoeveel dossiers per provincie werden reeds in<br />
deze weekendregeling afgehandeld, door hoeveel<br />
ambtenaren en in welke periode <br />
2. Hoelang bedraagt de gemiddelde doorstroomtijd<br />
van een dossier in de verschillende provincies<br />
in deze periode (inbegrepen de "weekenddossiers")<br />
<br />
3. Hoeveel dossiers werden in dezelfde periode in<br />
de normale diensturen afgehandeld bij de diensten<br />
waarvan de in de weekendregeling actief<br />
betrokken ambtenaren deel uitmaken <br />
4. Hoeveel dossiers werden in dezelfde diensten<br />
afgehandeld in dezelfde periode vorig jaar en<br />
het jaar daarvoor, en hoelang was de gemiddelde<br />
doorstroomtijd toen <br />
5. Hoeveel bedraagt de totale vergoeding die<br />
reeds verschuldigd is en hoeveel werd reeds uitbetaald<br />
<br />
Antwoord<br />
1. Toestand op 5 januari 2001 (de volgende evaluatie<br />
gebeurt op 5 februari e.k.)<br />
Provinciale Aantal Aantal Periode<br />
afdeling dossiers ambtenaren<br />
Antwerpen 572 13 15.9.00-5.1.01<br />
Oost-Vlaanderen 515 8 idem<br />
West-Vlaanderen 355 5 idem<br />
Limburg 69 4 idem<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant 6 6 idem<br />
Voor alle duidelijkheid dient erop te worden gewezen<br />
dat de dossierachterstand in de provincies<br />
Limburg en <strong>Vlaams</strong>-Brabant minimaal is<br />
(wat het gering aantal afgehandelde dossiers<br />
verklaart), doch dat door de betrokken personeelsleden<br />
hulp worden geboden aan de provincies<br />
Antwerpen en Oost-Vlaanderen.<br />
2. De gemiddelde doorlooptijd varieert uiteraard<br />
naargelang de duur van de periode die men beschouwt.<br />
Wanneer enkel de periode in aanmerking<br />
wordt genomen sinds de start van het project<br />
(van 15.09.00 tot 15.01.01) ziet de gemiddelde<br />
doorlooptijd van de afgehandelde dossiers<br />
er als volgt uit :<br />
Antwerpen 99<br />
Oost-Vlaanderen 90<br />
West-Vlaanderen 84<br />
Limburg 45<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant 32<br />
3. Dossiers afgehandeld tijdens de periode begrepen<br />
tussen september 2000 en januari 2001 in de<br />
normale diensturen<br />
Antwerpen 1.298<br />
Oost-Vlaanderen 1.916<br />
West-Vlaanderen 1.507<br />
Limburg 847<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant 982<br />
4. Dossiers afgehandeld tijdens de periode begrepen<br />
tussen september 1999 en januari 2000<br />
Provinciale Aantal dossiers Gemiddelde<br />
afdeling<br />
doorlooptijd<br />
Antwerpen 1.785 125<br />
Oost-Vlaanderen 1.839 82<br />
West-Vlaanderen 1.726 55<br />
Limburg 716 44<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant 997 28
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1200-<br />
Waar er in de provincie Antwerpen een opmerkelijk<br />
verschil tussen het aantal behandelde dossiers<br />
tijdens de twee referentieperiodes is vast te stellen,<br />
dient nochtans rekening te worden gehouden met<br />
volgende omstandigheden :<br />
a) de vrijwel permanente wijzigingen in het<br />
personeelseffectief, waarbij de recente versterkingen<br />
vanwege de nodige inwerktijd<br />
aanvankelijk contra-productief werken (behoefte<br />
aan opleiding door de ervaren dossierbehandelaars)<br />
;<br />
b) de grote achterstand in de provincie heeft<br />
niet alleen betrekking op de bouwaanvragen<br />
artikel 43, maar treft vrijwel alle dienstverleningenspaketten.<br />
Van het project werd gebruikgemaakt om tijdens<br />
de diensturen ietwat meer te focussen op<br />
andere probleemsectoren.<br />
Het gestructureerd bijhouden van statistisch cijfermateriaal<br />
op een geïnformatiseerde en uniforme<br />
wijze gebeurt thans in alle provinciale afdelingen,<br />
doch slechts vanaf september 1999.<br />
Enkel een manuele telling van reeds uitgeschreven<br />
en geklasseerde dossiers kan uitsluitsel<br />
geven over de dossiers afgehandeld voor deze<br />
datum.<br />
Gelet op de situatie die de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
kent, kan dit thans geen prioriteit<br />
uitmaken.<br />
5. De totale vergoeding die op basis van goedgekeurde<br />
schuldvorderingen dient te worden uitbetaald<br />
aan de dossiersvoorbereiders en dossierbehandelaars<br />
bedraagt momenteel :<br />
2.261.624 frank. Vooralsnog werd hiervan<br />
1.019.259 frank effectief uitbetaald.<br />
De rest van wat vooralsnog verschuldigd is, zal<br />
worden betaald in de loop van de maand februari<br />
eerstkomende.<br />
Vraag nr. 56<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer Jan Loones<br />
Blz. 1160<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
Vraag nr. 57<br />
van 12 januari 2001<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Bouwdossiers – Behandelingsduur<br />
De ambtenaren van Stedenbouw mogen "bijklussen"<br />
om de achterstand inzake bouwvergunningen<br />
weg te werken. Ze krijgen een vergoeding per dossier.<br />
1. Kan de minister een overzicht geven van de<br />
achterstand van het aantal bouwvergunningsdossiers,<br />
en dit opgesplitst per provincie met referentiejaren<br />
vanaf oktober 1999 <br />
2. Hoeveel ambtenaren hebben reeds met het bijklussen<br />
de achterstand verkleind Met hoeveel<br />
dossiers <br />
3. Wat is de geraamde kostprijs van dergelijke<br />
operatie tot op heden, en dit opgesplitst per<br />
provincie <br />
Antwoord<br />
1. Voor het definiëren van de achterstand is het<br />
vooreerst noodzakelijk om het begrip "achterstand"<br />
in het kader van de behandeling van<br />
bouwaanvragen "artikel 43" nader te duiden.<br />
Volgens de vigerende decretale bepalingen<br />
dient een bouwaanvraag afgehandeld te zijn<br />
binnen een termijn van 75 dagen, die ingaat op<br />
de datum van het ontvangstbewijs afgeleverd<br />
door de gemeente. Wanneer deze termijn niet<br />
wordt gerespecteerd, ligt dit niet steeds (of alleen)<br />
aan de adviesverlenende diensten van de<br />
provinciale afdelingen Ruimtelijke Ordening,<br />
Huisvesting en Monumenten en Landschappen<br />
(ROHM). In vele gevallen is de termijn immers<br />
reeds grotendeels verstreken wanneer het dossier<br />
op de ROHM-afdeling terechtkomt.<br />
Het is dan ook niet redelijk om, zodra een dossier<br />
langer dan 75 dagen bij de gemeente is ingediend,<br />
te gewagen over achterstand bij de<br />
provinciale ROHM-afdelingen. Aangezien de<br />
ontvangstbewijzen worden afgeleverd door de<br />
gemeenten, beschikken de ROHM-afdelingen
-1201- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
niet over statistische cijfergegevens m.b.t. alle<br />
nog niet afgehandelde aanvragen waarvan het<br />
ontvangsbewijs inmiddels sinds langer dan 75<br />
dagen werd afgeleverd.<br />
De in de tabel als bijlage opgenomen cijfers<br />
geven vanaf de maand oktober 1999 de evolutie<br />
van het aantal dossiers dat nog dient te worden<br />
afgehandeld. Hierbij wordt ook voor elke<br />
maand het aantal ontvangen en het aantal behandelde<br />
dossiers vermeld. Bij een eventuele<br />
verificatie van het resterend aantal moet er wel<br />
rekening worden gehouden met een aantal dossiers<br />
(weliswaar gering) dat werd teruggestuurd<br />
wegens onvolledigheid.<br />
Uit de tabel is duidelijk op te maken dat in de<br />
"problematische" provincies Antwerpen en<br />
Oost-Vlaanderen dankzij het nemen van diverse<br />
maatregelen de achterstand aanzienlijk aan<br />
het teruglopen is.<br />
Het soms tijdelijk opnieuw oplopen van de<br />
achterstand heeft hoofdzakelijk te maken met<br />
gelijktijdige ziekteperiodes van dossierbehandelaars.<br />
Tevens dient rekening te worden gehouden<br />
met het feit dat de in juli 2000 aangestelde<br />
planologische ambtenaren, die overwegend werden<br />
gerekruteerd uit vroegere dossierbehandelaars<br />
vergunningen, vanaf september 2000 intensief<br />
moesten werken aan de advisering inzake<br />
de vervalregeling van de BPA's (artikel 190<br />
DORO). (BPA : bijzonder plan van aanleg ;<br />
DORO : decreet op de ruimtelijke ordening –<br />
red.)<br />
Het is ook zo dat onder de resterende dossiers<br />
er heel wat zijn waarvan de termijn nog niet is<br />
verstreken en ook een aantal dat vooralsnog<br />
niet kan worden afgehandeld wegens het ontbreken<br />
van externe adviezen of het in uitvoering<br />
zijn van bepaalde planningsprocedures.<br />
Een aantal dossiers is dermate complex dat een<br />
snelle afhandeling overigens noch mogelijk,<br />
noch verantwoord is.<br />
Tot slot dient te worden beklemtoond dat ook<br />
het project op zich bijkomende arbeid genereert,<br />
al ware het maar dat systematisch moet<br />
worden opgezocht welke dossiers in het pakket<br />
thuishoren, kunnen worden behandeld, enzovoort.<br />
Een aantal dossiers diende overigens uit<br />
het pakket te worden gehaald, omdat eerst in<br />
artikel 158 van het decreet bedoelde regularisatieprocedure<br />
moet worden doorlopen, die op<br />
haar beurt voor bijkomende werklast zorgt.<br />
2. Voor deelname aan het project "wegwerken<br />
achterstand bouwaanvragen artikel 43" meldden<br />
zich 36 dossierbehandelaars en 6 dossiervoorbereiders.<br />
Zij stonden op datum van 5 januari<br />
2000 (volgende evaluatie gebeurt op 5 februari<br />
e.k.) reeds in voor het afhandelen van 1.517<br />
dossiers.<br />
3. In het project zijn de dossiers opgenomen die<br />
sinds minstens 70 dagen op de afdeling verblijven.<br />
Het globaal aantal bedroeg op 15 september<br />
2000 bij de start van het project 1.943. De<br />
totale kostprijs van het project wordt geschat op<br />
5.093.956 frank. Dit bedrag dient proportioneel<br />
te worden verdeeld over het aantal te behandelen<br />
dossiers in elke provincie, namelijk :<br />
Antwerpen 770 = 2.018.706 fr.<br />
Oost-Vlaanderen 549 = 1.439.311 fr.<br />
West-Vlaanderen 460 = 1.205.980 fr.<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant 34 = 89.138 fr.<br />
Limburg 130 = 340.821 fr.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1202-<br />
Antwerpen Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Vl. Brabant Limburg<br />
Periode Ontvang. Behand. Te behand. Ontvang. Behand. Te behand. Ontvang. Behand. Te behand. Ontvang. Behand. Te behand. Ontvang. Behand. Te behand.<br />
Okt. 1999 425 595 2212 651 839 2031 446 415 1304 385 365 391 345 281 502<br />
Nov. 1999 357 715 1854 618 554 2087 493 384 1399 343 353 355 348 214 603<br />
Dec. 1999 325 475 1701 524 446 2157 328 430 1290 425 279 490 240 221 586<br />
Jan. 2000 652 664 1677 797 825 2122 619 497 1398 366 463 358 479 478 583<br />
Feb. 2000 533 313 1897 805 921 1991 484 513 1367 405 417 332 365 371 506<br />
Mrt. 2000 556 568 1878 778 767 1998 554 685 1237 486 379 420 455 774 663<br />
Apr. 2000 601 473 1994 542 979 1553 490 341 1197 371 352 414 343 247 737<br />
Mei 2000 366 1036 1317 625 681 1480 525 449 1238 386 391 354 333 520 501<br />
Juni 2000 531 358 1479 419 537 1350 331 415 1140 308 308 329 282 299 454<br />
Juli 2000 329 307 1493 368 352 1348 202 399 935 252 259 273 213 302 343<br />
Aug. 2000 225 291 1411 438 353 1418 384 332 977 300 211 330 221 201 315<br />
Sept. 2000 159 293 1273 534 442 1500 533 370 1117 300 236 375 263 212 342<br />
Okt. 2000 482 399 1355 518 512 1380 162 312 962 374 285 434 230 271 269<br />
Nov. 2000 387 429 1303 417 514 1379 598 523 1016 280 276 406 217 192 271<br />
Dec. 2000 324 158 1465 403 448 1322 309 302 1007 250 185 453 199 172 285
-1203- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Vraag nr. 58<br />
van 12 januari 2001<br />
van mevrouw ISABEL VERTRIEST<br />
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Sociale<br />
huisvesting<br />
De problematiek van het tekort aan sociale<br />
(huur)woningen staat hoog op de politieke agenda.<br />
De regering doet een maximale inspanning om in<br />
de huidige periode een groot aantal, minimaal vijftienduizend,<br />
sociale woningen te realiseren. Het socialehuisvestingsbeleid<br />
is een bevoegdheid van minister<br />
Sauwens. Het algemene (ruimtelijke) kader<br />
van het wonen, ook de prognoses, is gesitueerd bij<br />
de minister van Ruimtelijke Ordening.<br />
De gemeentelijke woningbehoeftestudie vormt op<br />
gemeentelijk niveau het instrument bij uitstek om<br />
meer sturing te geven aan het lokaal woonbeleid.<br />
Ze wordt in twee gevallen opgesteld : in het kader<br />
van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, en<br />
ter motivatie van het aansnijden van een woonuitbreidingsgebied.<br />
De problematiek van voldoende sociale huurwoningen<br />
op de juiste locatie komt in de meeste woningbehoeftestudies<br />
maar mondjesmaat en vrijblijvend<br />
aan bod.<br />
De woningbehoeftestudie biedt een ideale gelegenheid<br />
om ook op gemeentelijk niveau een beter inzicht<br />
te krijgen in de lokale woonbehoeften m.b.t.<br />
het socialewoningenbestand. Bij de bepaling van<br />
de kwantitatieve woonbehoefte kan nader worden<br />
ingegaan op de kwantitatieve behoefte aan sociale<br />
woningen. Bij de kwalitatieve behoeftebepaling<br />
kan duidelijker dan nu worden aangegeven welke<br />
locaties in het bijzonder geschikt zijn voor sociale<br />
huurwoningen, doordat ze gunstig zijn gesitueerd<br />
ten opzichte van de kern of van bepaalde voorzieningen.<br />
In de beleidselementen kunnen uitspraken<br />
worden gedaan over het na te streven aantal bijkomende<br />
socialehuurwoningen, de locatie ervan en<br />
de gemeentelijke financiële en materiële inspanningen<br />
die hiervoor nodig zijn.<br />
1. Welk percentage woningen is al schriftelijk<br />
"toegewezen" aan gemeenten door middel van<br />
de goedgekeurde gemeentelijke woningbehoeftestudies<br />
In welke mate worden de streefcijfers<br />
van het RSV (Ruimtelijk Structuurplan<br />
Vlaanderen) gehaald of overschreden <br />
2. Welke aantallen bijkomende sociale woningen<br />
worden in deze studies genoemd <br />
3. Wordt er in de gemeentelijke woonbehoeftestudie<br />
wel voldoende aandacht besteed aan sociale<br />
huurwoningen Zo neen, op welke wijze denkt<br />
de minister de aandacht hiervoor te vergroten <br />
Antwoord<br />
1. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen<br />
worden geen behoefteberekeningen inzake sociale<br />
huisvesting opgenomen.<br />
Sociale huisvesting wordt, net als bijvoorbeeld<br />
huisvesting voor bejaarden, appartementsbouw,<br />
gezinswoningen, enzovoort, gezien als een deel<br />
van een globale behoefte aan woningen. Die<br />
globale behoefte is voor Vlaanderen geschat op<br />
400.000 bijkomende woningen over de periode<br />
1992-2007, de planperiode van het Ruimtelijk<br />
Structuurplan Vlaanderen.<br />
Volgens gegevens van de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />
zouden er in de periode 1991 tot<br />
2000 om en bij de 26.500 sociale woningen gebouwd<br />
zijn. Het gros daarvan, met name 70 %,<br />
betreft sociale huurwoningen.<br />
Het komt mijn collega minister Sauwens toe om<br />
aan te geven in welke mate dit cijfer tegemoetkomt<br />
aan de doelstellingen van het sociaal<br />
woonbeleid.<br />
Vanuit de ruimtelijke ordening is veeleer van<br />
belang waar de woningen terechtkomen, met<br />
name in de stedelijke gebieden of het buitengebied,<br />
dan wel het totale aantal woningen dat<br />
wordt gerealiseerd. Een bijkomend principe is<br />
dat steeds in een aanbod kan worden voorzien<br />
uit het oogpunt van de behoefte. Indien die behoefte<br />
vooral bestaat uit sociale huisvesting, dan<br />
lijkt het me ook logisch dat gemeenten binnen<br />
hun woningbehoeftestudie of hun gemeentelijk<br />
ruimtelijk structuurplan hiermee rekening houden.<br />
2. In die gemeentelijke woningbehoeftestudies of<br />
structuurplannen worden meestal schattingen<br />
gemaakt van het aandeel sociale huisvesting<br />
binnen de globale berekende behoefte aan woningen.<br />
Het inschatten van de behoefte aan sociale huisvesting<br />
op gemeentelijk niveau is echter niet<br />
eenvoudig. Een uitgebreide analyse van de sociaal-economische<br />
kenmerken van de inwoners<br />
(bv. aan de hand van inkomensverwachting)<br />
wordt bijna nooit gemaakt. Bovendien biedt
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1204-<br />
ook niet elkeen die in theorie in aanmerking<br />
komt voor een sociale woning wegens een te<br />
laag inkomen, zich ook daadwerkelijk op de socialewoningmarkt<br />
aan.<br />
In de gemeentelijke woningbehoeftestudies<br />
wordt daarom meestal vertrokken van globale<br />
studies voor Vlaanderen, waarbij een inschatting<br />
wordt gegeven van de nood aan sociale<br />
huisvesting. Gemeentelijke aandelen in de bestaande<br />
woningvoorraad worden dan wel eens<br />
vergeleken met een <strong>Vlaams</strong> gemiddelde. Afhankelijk<br />
van het aandeel worden dan voorstellen<br />
tot projecten opgenomen om het gemeentelijk<br />
aandeel op te trekken naar het <strong>Vlaams</strong> gemiddelde.<br />
Het aantal ingeschrevenen op de lijsten<br />
van de socialehuisvestingsmaatschappijen die<br />
actief zijn in de gemeente, geeft ook zicht op de<br />
behoefte. Meestal worden cijfers van 10 tot<br />
soms 20 % sociale huisvesting vooropgesteld in<br />
de studies.<br />
Tot slot speelt ook de rol van de huisvestingsmaatschappijen<br />
mee. Sommige maatschappijen<br />
geven blijk van een veel actiever beleid dan andere.<br />
Niet elke maatschappij richt zich op dezelfde<br />
doelgroep (huurwoningen, koopwoningen,<br />
kavels). Daarnaast zijn ook de inspanningen<br />
van de gemeenten en intercommunales<br />
doorslaggevend in het al dan niet realiseren van<br />
sociale huisvesting. Voor de eerder genoemde<br />
26.500 sociale woningen voor Vlaanderen is<br />
hiermee trouwens geen rekening gehouden.<br />
3. In vrijwel alle gemeentelijke woningbehoeftestudies<br />
die totnogtoe aan mijn administratie<br />
werden voorgelegd, komt het aspect sociale<br />
huisvesting aan bod. Tot een aantal jaar geleden<br />
werd de woningbehoeftestudie bijna uitsluitend<br />
voorgelegd om sociale projecten in het woninguitbreidingsgebied<br />
te verantwoorden.<br />
Aangezien de meeste gemeenten ondertussen<br />
reeds gestart zijn met een gemeentelijk ruimtelijk<br />
structuurplan, verschuift de aandacht meer<br />
naar globale benadering van de woonproblematiek<br />
in de gemeenten, maar blijft sociale<br />
huisvesting nog steeds een belangrijk aandachtspunt.<br />
Dit naast de aandacht die ook gaat<br />
naar andere doelgroepen. Bovendien is met de<br />
omzendbrief uit 1997 al aangegeven welke aspecten<br />
in een gemeentelijk woningbehoeftestudie<br />
aan bod moeten komen. De geplande projecten<br />
in de sociale sector zijn daar één van.<br />
Toch dien ik erop te wijzen dat binnen het domein<br />
van de ruimtelijke ordening niet alleen de<br />
aantallen of de aard van de huisvestingsprojecten<br />
van belang zijn, maar zeker ook de locatie.<br />
Vanuit ruimtelijk oogpunt gaat daarom vooral<br />
de aandacht naar inbreidingsgerichte en kernversterkende<br />
projecten.<br />
Het is niet de taak van de ruimtelijke ordening<br />
om aandelen vast te leggen die mogelijk het lokale<br />
woonoverleg kunnen hypothekeren. Vanuit<br />
het sociaal woonbeleid wordt het daarom ook<br />
niet wenselijk geacht bijvoorbeeld aandelen sociale<br />
huisvesting bindend vast te leggen in gemeentelijke<br />
ruimtelijke structuurplannen of gemeentelijke<br />
woningbehoeftestudies.<br />
Vraag nr. 60<br />
van 18 januari 2001<br />
van de heer JOS DE MEYER<br />
Doel – Werkgroep Strategisch Plan<br />
In mei vorig jaar nam de <strong>Vlaams</strong>e regering een<br />
aantal beslissingen betreffende de evolutie van de<br />
leefbaarheid van de woonkern Doel in de gefaseerde<br />
ontwikkeling van het havengebied in het Linkerscheldeoevergebied.<br />
Bij punt twee: "Strategische Planning en Gewestplanwijzigingen,<br />
ruimtelijke uitvoeringsplannen",<br />
heb ik volgende vragen.<br />
1. Kan de minister de huidige samenstelling van<br />
de werkgroep Strategisch Plan meedelen (zowel<br />
namen als functies) <br />
2. Naar verluidt is die werkgroep opgesplitst in<br />
twee groepen : één voor de linker- en één voor<br />
de rechteroever van de Schelde. Kan de minister<br />
de samenstelling van deze twee werkgroepen<br />
meedelen <br />
3. Kan hij de data van de vergaderingen van de<br />
plenaire werkgroep, alsmede de data van vergaderingen<br />
van de afzonderlijke werkgroepen<br />
meedelen <br />
Graag ontving ik ook de verslagen van die<br />
werkgroepen.<br />
4. In het laatste lid van 2B wordt gezegd : "De<br />
werkgroep kan door de minister vice-president,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken<br />
en Energie, aangevuld worden met deskundigen".
-1205- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Kan de minister de naam en de kwalificatie<br />
meedelen van de eventuele deskundigen die<br />
reeds zijn toegevoegd, zowel aan de plenaire<br />
werkgroep, als aan de twee afzonderlijke werkgroepen<br />
<br />
5. Naar verluidt werken deze twee werkgroepen<br />
afzonderlijk, naargelang het behandelde deelonderwerp.<br />
Zijn bij die deelgroepen andere personen betrokken<br />
dan degenen die reeds behoren tot de<br />
groepen vermeld in de vragen 1 tot 4 <br />
Wat zijn de vergaderdata van deze deelgroepen<br />
tot op heden <br />
Graag ontving ik ook de verslagen van die<br />
werkgroepen.<br />
6. Wat is het eindbesluit betreffende de ruimtelijke<br />
uitvoeringsplannen <br />
Welke instantie zal worden belast of is reeds belast<br />
met de totstandbrenging van "ruimtelijke<br />
uitvoeringsplannen" over het geheel of over onderdelen<br />
van het strategisch plan <br />
Indien reeds gedeeltelijke opdrachten zouden<br />
gegeven zijn, zou ik graag volledige informatie<br />
krijgen over de stand van zaken rond die opstelling.<br />
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />
heer Steve Stevaert, minister vice-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door de heer Steve Stevaert, minister vice-president<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.<br />
B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken<br />
van de reglementaire termijn<br />
PATRICK DEWAEL<br />
MINISTER-PRESIDENT<br />
VAN DE VLAAMSE REGERING,<br />
VLAAMS MINISTER VAN FINANCIEN,<br />
BEGROTING, BUITENLANDS BELEID<br />
EN EUROPESE AANGELEGENHEDEN<br />
Vraag nr. 13<br />
van 14 november 2000<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
Regelgeving – Inwerkingtreding en publicatiedatum<br />
Zeer geregeld verschijnen ministeriële besluiten,<br />
omzendbrieven, zelfs decretale bepalingen ná het<br />
ingaan van de regelgeving.<br />
Zo verscheen bijvoorbeeld in het Belgisch Staatsblad<br />
van 16 september 2000 een ministerieel besluit<br />
over de planning van centra voor dagverzorging,<br />
dat ingaat op 1 januari 2000. Bij nader toezien<br />
werd het besluit zelfs pas ondertekend op 28 juli<br />
2000, zodat hier niet "het drukken van het Staatsblad"<br />
de oorzaak kan zijn.<br />
Vaak wordt inderdaad gesteld dat de oorzaak van<br />
de vertraging bij het Belgisch Staatsblad ligt. Nochtans<br />
is de datum van ondertekening vaak ook vroeger<br />
dan de datum van inwerkingtreding.<br />
Dit getuigt geenszins van een behoorlijk bestuur,<br />
wat toch één van de doelstellingen van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering is.<br />
1. Wat is de reden van de trage totstandkoming<br />
van bovenvermeld besluit Waarom moest dit<br />
met terugwerkende kracht ingaan <br />
2. Welke omzendbrieven, besluiten, decretale bepalingen<br />
werden door de minister uitgevaardigd<br />
met terugwerkende kracht ten opzichte van de<br />
publicatiedatum in het Staatsblad
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1206-<br />
Wat waren de respectieve redenen daarvoor <br />
N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />
Gecoördineerd antwoord<br />
1. Het desbetreffende ministerieel besluit van 28<br />
juli 2000 houdende de vaststelling van de planning<br />
van de centra voor dagverzorging is het<br />
sluitstuk van een wetgeving die zijn oorsprong<br />
vindt in de federale wetgeving.<br />
Op 29 februari 2000 verscheen immers in het<br />
Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit van<br />
24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit<br />
van 2 december 1982 houdende vaststelling<br />
van de normen voor de bijzondere erkenning<br />
van rust- en verzorgingstehuizen.<br />
Tegelijkertijd werd het koninklijk besluit van 9<br />
januari 2000 gepubliceerd tot wijziging van het<br />
koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging<br />
van het koninklijk besluit van 2 december 1982<br />
houdende vaststelling van de normen voor de<br />
bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen.<br />
Door dit laatste koninklijk besluit<br />
werd een bepaling met betrekking tot de inwerkingtreding<br />
aan het koninklijk besluit van 24<br />
juni 1999 toegevoegd. Hierdoor trad het koninklijk<br />
besluit van 24 juni 1999 in werking op 1<br />
januari 2000, behalve voor de artikelen 3 en 5,<br />
die op 1 oktober 2000 in werking traden.<br />
Ten slotte werd in hetzelfde Staatsblad het ministerieel<br />
besluit van 5 juli 1999 gepubliceerd,<br />
dat in uitvoering van voornoemd koninklijk besluit<br />
de programmatiecriteria voor rust- en verzorgingstehuizen<br />
en voor centra voor dagverzorging<br />
vaststelde.<br />
Ondertussen was de RIZIV-regelgeving reeds<br />
aangepast die de financiering van de dagverzorgingscentra<br />
mogelijk maakte met ingang van 1<br />
januari 2000 (KB van 13 juni 1999 tot wijziging<br />
van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering<br />
van de wet betreffende de verplichte<br />
verzekering voor geneeskundige verzorging en<br />
uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 –<br />
BS 20 juli 1999) en waren de benodigde budgetten<br />
op de RIZIV-begroting ingeschreven. (KB :<br />
koninklijk besluit ; BS : Belgisch Staatsblad ;<br />
Riziv : Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering<br />
– red.)<br />
Door deze federale wetgeving werd het, in uitvoering<br />
van aanhangsel nr. 2 van het protocol<br />
van 9 juni 1997 gesloten tussen de federale regering<br />
en de overheden bedoeld in artikel 128, 130<br />
en 135 van de Grondwet over te voeren ouderenzorgbeleid,<br />
mogelijk om aan centra voor<br />
dagverzorging met ingang van 1 januari 2000<br />
een bijzondere erkenning te leveren, teneinde in<br />
aanmerking te komen voor een financiering van<br />
de zorgkosten op basis van een dagforfait verleend<br />
door de federale ziekteverzekering. Aansluitend<br />
hierop werd onverwijld de procedure<br />
opgestart tot totstandkoming van een besluit<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot regeling van die<br />
bijzondere erkenning. Dit besluit werd goedgekeurd<br />
op 23 juni 2000 en werd op 18 juli 2000<br />
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. In uitvoering<br />
van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 23 juni 2000 werd vervolgens bij ministerieel<br />
besluit van 28 juli 2000 de planning van de<br />
centra voor dagverzorging vastgesteld. Beide<br />
laatste besluiten hadden dan ook, naar analogie<br />
van de federale wetgeving waarop zij gebaseerd<br />
zijn, uitwerking met ingang van 1 januari 2000.<br />
Ik wens te benadrukken dat het steeds de betrachting<br />
was van de <strong>Vlaams</strong>e overheid om de<br />
dagverzorgingscentra niet een aanzienlijke subsidiëring<br />
door de federale overheid te ontnemen.<br />
Deze zal het immers mogelijk maken dat met<br />
ingang van 1 januari 2000 de zorgkosten voor de<br />
zorgbehoevende bejaarden die de dagzorgingscentra<br />
opvangen, aanzienlijk worden verlicht.<br />
2. Hierna kan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
per minister een gedetailleerd overzicht vinden<br />
van de omzendbrieven, besluiten en decretale<br />
bepalingen die werden uitgevaardigd met<br />
terugwerkende kracht ten opzichte van de publicatiedatum<br />
in het Staatsblad, en de respectieve<br />
redenen daarvoor.
-1207- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid<br />
en Europese Aangelegenheden<br />
Overzicht decreten<br />
Datum Opschrift Publicatie- Datum<br />
datum BS inwerkingtred.<br />
17/12/1999 Decreet houdende tweede aanpassing van de algemene 15/2/2000 + 10 dagen<br />
uitgavenbegroting van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het<br />
begrotingsjaar 1999<br />
22/12/1999 Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de 30/12/1999 01/01/2000<br />
begroting 2000<br />
22/12/1999 Decreet houdende de middelenbegroting van de <strong>Vlaams</strong>e 31/12/1999 01/01/2000<br />
Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000<br />
22/12/1999 Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de 15/06/2000 + 10 dagen<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000<br />
03/03/2000 Decreet houdende goedkeuring van de Euro-mediterrane 15/04/2000 + 10 dagen<br />
overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht<br />
tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds,<br />
en de staat Israël anderzijds, met de bijlagen I, II, III, IV, V, VI,<br />
VII, de protocollen 1 tot 5, en de slotakte, ondertekend te Brussel<br />
op 20 november 1995<br />
03/03/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst inzake 15/04/2000 + 10 dagen<br />
economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking<br />
tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten<br />
enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten anderzijds, slotakte<br />
en bijlage, ondertekend te Brussel op 8 december 1997.<br />
07/04/2000 Decreet tot wijziging van het decreet van 30 november 1988 tot 18/05/2000 + 10 dagen<br />
instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de<br />
openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die van<br />
het <strong>Vlaams</strong> Gewest afhangen<br />
07/04/2000 Decreet tot wijziging van het decreet van 30 november 1988 tot 18/05/2000 + 10 dagen<br />
instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de<br />
openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap afhangen<br />
05/05/2000 Decreet houdende instemming met het samenwerkingsverdrag, 03/06/2000 + 10 dagen<br />
gesloten tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap en het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />
en de republiek Slovenië, ondertekend in Ljubljana op 3 september<br />
1998<br />
30/06/2000 Decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de 31/08/2000 + 10 dagen<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000<br />
30/06/2000 Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing 17/08/2000 01/07/2000<br />
van de begroting 2000<br />
+ zie voetnoot<br />
30/06/2000 Decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 17/11/2000 + 10 dagen<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1208-<br />
Datum Opschrift Publicatie- Datum<br />
datum BS inwerkingtred.<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van<br />
Hong Kong inzake de bevordering en bescherming van investeringen,<br />
ondertekend te Brussel op 7 oktober 1996<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met het verdrag inzake verstand- 11/08/2000 + 10 dagen<br />
houding en samenwerking tussen het Koninkrijk België, de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Gemeenschap van België, de Franse Gemeenschap van België, de<br />
Duitstalige Gemeenschap van België, het <strong>Vlaams</strong>e Gewest van België,<br />
het Waalse Gewest van België, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest<br />
van België en Oekraïne, ondertekend te Brussel op 23 april 1997.<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst gesloten tussen 11/08/2000 + 10 dagen<br />
de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek van<br />
Zuid-Afrika inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van<br />
investeringen, ondertekend te Pretoria op 14 augustus 1998<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 17/08/2000 + 10 dagen<br />
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van de<br />
republiek Slovenië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming<br />
van investeringen, ondertekend te Ljubljana op 1 februari 1999<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van<br />
Roemenië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van<br />
investeringen, ondertekend te Brussel op 4 maart 1996.<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van<br />
Oekraïne inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van<br />
investeringen, ondertekend te Kiev op 20 mei 1996<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie enerzijds en de regering<br />
van de republiek Kazachstan anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering<br />
en bescherming van investeringen, ondertekend te Almaty<br />
op 16 april 1998<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de republiek India<br />
inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen,<br />
ondertekend te New Delhi op 31 oktober 1997<br />
17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />
Belgisch-Luxemburgse Economische Unie enerzijds, en de regering<br />
van de republiek Oezbekistan anderzijds, inzake de wederzijdse<br />
bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te<br />
Tashkent op 17 april 1998<br />
Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2000 met uitzondering van :<br />
– de artikelen 2 tot en met 7, 12, 13 en 14, 18 en 19, 23, 24, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2000 ;<br />
– de artikelen 20 tot en met 22, die uitwerking hebben met ingang van het aanslagjaar 1999 ;<br />
– artikel 25, dat uitwerking heeft met ingang van 31 maart 1998.
-1209- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Datum Opschrift Publicatie- Datum<br />
datum BS inwerkingtred.<br />
13/07/1999 BVR tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de 15/07/1999 13/07/1999<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering<br />
27/07/1999 BVR tot organisatie van de kabinetten van de <strong>Vlaams</strong>e ministers 16/09/1999 13/07/1999<br />
03/12/1999 BVR tot wijziging van het BVR van 15/07/1997 betreffende het 25/01/2000 25/01/2000<br />
toezicht door ambtenaren van het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Gemeenschap op de kwijting van het kijk- en luistergeld<br />
31/03/2000 BVR tot aanstelling van twee bijzondere commissarissen voor de 14/06/2000 31/03/2000<br />
reorganisatie van het <strong>Vlaams</strong>e overheidsapparaat<br />
08/09/2000 BVR betreffende de oprichting en de werking van de entiteit Interne 25/10/2000 08/09/2000<br />
Audit in het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
08/09/2000 BVR tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut van 24/11/1993 25/10/2000 08/09/2000<br />
wat de loopbanen bij de entiteit Interne Audit betreft en de bijbehorende<br />
bijlage<br />
08/09/2000 BVR tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 25/10/2000 08/09/2000<br />
13 juni 1996 houdende vaststelling van de personeelsformatie<br />
van het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap naar aanleiding<br />
van de oprichting van de entiteit Interne Audit<br />
20/10/2000 BVR waarbij de waarborg van het <strong>Vlaams</strong> Gewest gehecht wordt 25/11/2000 + 10 dagen<br />
aan de geconsolideerde schuld van de stad Antwerpen<br />
Overzicht ministeriële besluiten<br />
Datum Opschrift Publicatie- Datum<br />
datum BS inwerkingtred.<br />
21/10/1999 Ministerieel besluit tot aanwijzing van ambtenaren die belast zijn 11/11/1999 13/07/1999<br />
met de uitvoerbaarverklaring, met de inning en met de invordering<br />
van de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen<br />
en/of woningen en met de beslissing over de beroepsschriften<br />
05/11/1999 Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 30/11/1999 05/11/1999<br />
13/12/1993 houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake<br />
financiën en begroting aan ambtenaren van het Ministerie van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
08/05/2000 Ministerieel besluit houdende vaststelling wat het <strong>Vlaams</strong> 26/05/2000 01/01/2000<br />
Gewest betreft en voor het aanslagjaar 2000 van de coëfficiënt zoals<br />
bedoeld in artikel 255, vierde lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen<br />
1992 en van de vermindering zoals bedoeld in artikel 257,<br />
par. 1, 2° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992<br />
15/05/2000 Ministerieel besluit tot aanstelling van ambtenaren van het Ministerie 27/06/2000 27/06/2000<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap belast met de invordering van nietfiscale<br />
schuldvorderingen
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1210-<br />
Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken<br />
en Energie<br />
Administratie Wegen en Verkeer (AWV)<br />
Nihil<br />
Administratie Ondersteunende Studies en Opdrachten<br />
(AOSO)<br />
Niet van toepassing<br />
Administratie Algemene Administratieve Diensten<br />
(AAD)<br />
Nihil<br />
Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ)<br />
Het hieronder vermelde besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
trad retroactief in werking. De reden van de<br />
retroactieve inwerkingtreding wordt vermeld.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 19 november<br />
1999 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 24 juli 1996 tot vaststelling van de tarieven<br />
van het loodsgeld en andere vergoedingen<br />
en onkosten voor loodsverrichtingen in de Belgische<br />
loodsvaarwateren en op de Schelde beneden<br />
Antwerpen, in de Scheldemonden en op het kanaal<br />
Gent-Terneuzen<br />
BS – 12 juli 2000<br />
Datum inwerkingtreding : 1 januari 2000<br />
Reden retroactiviteit<br />
De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft dit besluit op 19 november<br />
1999 goedgekeurd, maar door technische<br />
problemen kon het pas worden gepubliceerd in het<br />
Belgisch Staatsblad op 12 juli 2000. Bovendien betreft<br />
het hier de rechtzetting van een fout uit het<br />
verleden in de vaststelling van de loodsgeldtarieven,<br />
waardoor uiteindelijk de klanten, in casu de<br />
rederijen en scheepsagenten, konden profiteren<br />
van een loodsgeldverlaging vanaf 1 januari 2000.<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke<br />
Kansen<br />
Gezinszorg<br />
Wijzigende besluiten<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />
tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 16 juni 1998 tot regeling van de erkenning<br />
en de subsidiëring van de centra voor ontwikkelingsstoornissen<br />
(BS 26.10.2000), inwerkingtreding<br />
1 januari 2000.<br />
Er werd veel belang gehecht aan een (tijds)intensief<br />
overleg met de sector.<br />
Verder heeft dit besluit een budgettaire weerslag,<br />
hetgeen de doorlooptijd van de administratieve<br />
procedure in belangrijke mate verhoogt. De voorbereiding<br />
van deze regelgeving kon slechts starten<br />
na goedkeuring van de begroting.<br />
In het belang van de sector werd de inwerkingtreding<br />
bepaald op 1 januari 2000.<br />
Ouderenzorg<br />
Wijzigende besluiten<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 januari<br />
2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de<br />
rechtspleging voor erkenning en sluiting van serviceflatgebouwen,<br />
woningcomplexen met dienstverlening<br />
en rusthuizen (BS 08.03.2000), inwerkingtreding<br />
01.01.2000<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 januari<br />
2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de<br />
rechtspleging voor erkenning van serviceflatgebouwen,<br />
woningcomplexen met dienstverlening en<br />
rusthuizen wijzigt de behandeling van de verweerschriften<br />
bij negatieve procedures door de adviserende<br />
beroepscommissie. Dit besluit had uitwerking<br />
met ingang van 1 januari 2000 en werd gepubliceerd<br />
in het Belgisch Staatsblad van 8 maart<br />
2000.<br />
Aangezien er voor de neerlegging van de nota aan<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering geen verweerschriften ingediend<br />
waren, en teneinde de rechten van die uitbaters<br />
die tussen deze datum en de effectieve datum<br />
van goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering eventueel<br />
een verweerschrift zouden indienen niet te<br />
schaden, werd beslist deze aanpassing te laten ingaan<br />
op 1 januari 2000.<br />
Nieuwe besluiten<br />
Ministerieel besluit van 23 december 1999 houdende<br />
de vastlegging van bevolkingsprojectie zoals<br />
bedoeld in artikel 4 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 17 maart 1998 houdende vaststelling<br />
van het programma voor serviceflatgebouwen, wo-
-1211- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
ningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen<br />
(BS 15.02.2000), inwerkingtreding 01.01.2000<br />
Dit besluit trad in werking op 1 januari 2000. Het<br />
werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van<br />
15 februari 2000. Alhoewel dit besluit werd genomen<br />
voor de datum van inwerkingtreding ervan,<br />
werd dit pas twee maanden later gepubliceerd in<br />
het Staatsblad.<br />
Thuiszorg<br />
Wijzigende besluiten<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000 tot<br />
wijziging van bijlage I bij het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 18 december 1998 houdende de erkenning<br />
en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen<br />
in de thuiszorg (BS 18.07.2000),<br />
inwerkingtreding 01.01.1999<br />
Het gaat hier om de vertaling van de "structurele<br />
vermindering" (werkgeversbijdrage) naar de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regelgeving. Deze vertaling heeft uiteraard<br />
een budgettaire weerslag. Deze budgettaire<br />
impact was echter niet duidelijk en vroeg om grondig<br />
onderzoek. Het besluit werd tijdig goedgekeurd,<br />
zodat de voorzieningen bij de uitbetaling<br />
van het saldo 1999 in 2000 correct konden worden<br />
uitbetaald. In het belang van de voorzieningen<br />
werd de datum van inwerkingtreding bepaald op 1<br />
januari 1999.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 10 november<br />
2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 18 december 1998 houdende de erkenning<br />
en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen<br />
in de thuiszorg, inwerkingtreding<br />
01.09.2000 (nog niet gepubliceerd maar gezien<br />
de datum van inwerkingtreding zal de publicatie<br />
laattijdig zijn)<br />
Het betreft hier de subsidiëring van de aankopen<br />
van personenalarmtoestellen door de lokale en de<br />
regionale dienstencentra. Alhoewel het besluit nog<br />
niet werd gepubliceerd, werd het integraal ter kennis<br />
gebracht aan alle betrokkenen.<br />
In de besluiten wordt een subsidie verleend aan de<br />
dienstencentra die dergelijke toestellen factureren<br />
in de periode september 1999 tot en met maart<br />
2001.<br />
De Inspectie van Financiën heeft eind 1999 terecht<br />
opgemerkt dat het gebruik van personenalarmtoestellen<br />
dermate is ingeburgerd dat de experimentele<br />
fase voorbij is en dat de aankopen dus niet meer<br />
in aanmerking komen voor een subsidiëring als<br />
vernieuwend of experimenteel project. Vermits er<br />
echter vanuit het werkveld een grote vraag is naar<br />
verdere subsidiëring, en vermits er op de begroting<br />
2000 nog middelen resten die daarvoor in aanmerking<br />
kunnen komen, werd een regeling uitgewerkt<br />
waarbij de centra worden beloond die inzake het<br />
uitlenen van personenalarmtoestellen hun inspanningen<br />
hebben voortgezet.<br />
Gezien de beschikbare middelen op de begroting<br />
2000 diende deze regeling nog in 2000 in te gaan.<br />
Nieuwe besluiten<br />
Ministerieel besluit van 8 maart 2000 tot vaststelling<br />
van de subsidieerbare urencontingenten 2000<br />
van de private diensten voor gezins- en bejaardenhulp<br />
(BS 25.03.2000) (inwerkingtreding 01.01.2000)<br />
Ministerieel besluit van 8 maart 2000 tot vaststelling<br />
van de subsidieerbare urencontingenten 2000<br />
van de openbare diensten voor gezins- en bejaardenhulp<br />
(BS 25.03.2000) (inwerkingtreding<br />
01.01.2000)<br />
Dit besluit heeft een budgettaire weerslag, hetgeen<br />
de doorlooptijd van de administratieve procedure<br />
in belangrijke mate verhoogt. De voorbereiding<br />
van deze regelgeving kon slechts starten na goedkeuring<br />
van de begroting.<br />
In het belang van de sector werd de inwerkingtreding<br />
bepaald op 1 januari 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 januari<br />
2000 tot regeling van de erkenningen en de subsidiëring<br />
van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden<br />
(BS 09.03.2000) (inwerkingtreding<br />
01.01.2000)<br />
Het gaat hier over een volledig nieuwe regelgeving.<br />
Er werd veel belang gehecht aan een (tijds)intensief<br />
overleg met de sector. Verder heeft dit besluit<br />
een budgettaire weerslag, hetgeen de doorlooptijd<br />
van de administratieve procedure in belangrijke<br />
mate verhoogt. De voorbereiding van deze regelgeving<br />
kon slechts starten na goedkeuring van de begroting.<br />
In het belang van de sector werd de inwerkingtreding<br />
bepaald op 1 januari 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 23 juni 2000<br />
tot vaststelling van de procedure voor de bijzondere<br />
erkenning van een centrum voor dagverzorging<br />
(BS 18.07.2000) (inwerkingtreding 01.01.2000)
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1212-<br />
Zie verantwoording ouderenzorg – interferentie<br />
met federale regelgeving.<br />
Ministerieel besluit van 28 juli 2000 houdende vaststelling<br />
van de planning van de centra voor dagverzorging<br />
(BS 06.09.2000) (inwerkingtreding<br />
01.01.2000)<br />
Zie verantwoording ouderenzorg – interferentie<br />
met federale regelgeving.<br />
Minderheden<br />
Nieuwe besluiten<br />
Ministerieel besluit van 21 april 2000 houdende de<br />
toekenningsvoorwaarden van een projectstudie in<br />
het kader van het <strong>Vlaams</strong>e minderhedenbeleid<br />
voor 2000 (BS 07.06.2000) (inwerkingtreding<br />
01.04.2000)<br />
Er werd zeer veel tijd besteed aan het zorgvuldig<br />
bepalen van de criteria voor projectsubsidie. De<br />
laattijdige publicatie in het Belgisch Staatsblad<br />
werd opgevangen door het aanschrijven van alle<br />
belanghebbenden. Alle voorzieningen en organisaties<br />
actief met de doelgroep werden aangeschreven<br />
(bv. de integratiesector, de zelforganisaties,...) alsook<br />
specifiek die organisaties welke werken met de<br />
beoogde doelgroepen (dit jaar voorzieningen in de<br />
thuiszorg en de CAW). (CAW : centrum voor algemeen<br />
welzijnswerk – red.)<br />
Deze mailing werd op 2 mei 2000 verzonden, zodat<br />
de organisaties nog twee maanden de tijd hadden<br />
om een project in te zenden. De uiterste inschrijvingsdatum<br />
was 30 juni 2000. Het ministerieel besluit<br />
en de formulieren werden daarenboven op 5<br />
mei op de website van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
geplaatst. Er kwamen in totaal 95 aanvragen binnen,<br />
hetgeen zeer veel is voor een beschikbaar<br />
budget van 17 miljoen.<br />
Kwaliteitszorg<br />
Wijzigende besluiten<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 21 januari<br />
2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning<br />
en de subsidiëring van de centra voor integrale<br />
gezinszorg (BS 19.02.2000), inwerkingtreding<br />
01.01.2000<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 25 februari<br />
2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 16 juni 1998 tot regeling van erkenning<br />
en de subsidiëring van de centra voor ontwikkelingsstoornissen<br />
(BS 03.06.2000), inwerkingtreding<br />
01.01.2000<br />
Nieuwe besluiten<br />
Ministerieel besluit van 26 januari 2000 inzake<br />
de kwaliteitszorg in de verenigingen voor gezinseducatie<br />
(BS 09.03.2000) (inwerkingtreding<br />
01.01.2000)<br />
Ministerieel besluit van 22 januari 2000 inzake de<br />
kwaliteitszorg in de centra voor integrale gezinszorg<br />
(BS 22.03.2000) (inwerkingtreding 01.01.2000)<br />
Ministerieel besluit van 17 maart 2000 inzake de<br />
kwaliteitszorg in de opleidingscentra voor polyvalente<br />
verzorgenden (BS 20.05.2000) (inwerkingtreding<br />
01.01.2000)<br />
Ministerieel besluit van 15 mei 2000 inzake de<br />
kwaliteitszorg in de centra voor ontwikkelingsstoornissen<br />
(BS 23.06.2000) (inwerkingtreding<br />
01.01.2000)<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 24 maart 2000<br />
tot aanwijzing van sectoren waarvoor uitzonderlijk<br />
de termijn wordt verlengd voor de aanpassing van<br />
erkenningsvoorwaarden en procedureregels voor<br />
erkenning in het kader van het decreet van 29 april<br />
1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen<br />
(BS 19.05.2000) (inwerkingtreding<br />
01.01.2000)<br />
Het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg<br />
in de welzijnsvoorzieningen biedt een voorwaardenscheppend<br />
kader aan waarbinnen de welzijnsvoorzieningen<br />
de kwaliteit van de hun geboden<br />
hulp- en dienstverlening kunnen bepalen, beheersen,<br />
verbeteren en waarborgen.<br />
Gelet op de algemeenheid van dit kaderdecreet en<br />
op de diversiteit van de welzijnssectoren en hun respectieve<br />
sectorale regelgevingen, stelt het decreet<br />
dat per sector en in overleg met deze een sectorspecifieke<br />
invulling wordt gegeven aan de principes<br />
en algemene vereisten van dit decreet.<br />
Hiertoe dienden sectorale overleggroepen te worden<br />
opgestart, die drie opdrachten hadden, namelijk<br />
:<br />
1. het operationaliseren van de sectorale minimale<br />
kwaliteitseisen ;
-1213- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
2. het bepalen van de minimale elementen voor<br />
het opzetten van een kwaliteitssysteem, een<br />
kwaliteitsplanning en een kwaliteitshandboek ;<br />
3. het formuleren van voorstellen tot aanpassing<br />
van de sectorale regelgeving.<br />
Dit overleg werd zeer grondig gevoerd en vergde<br />
de nodige tijd.<br />
Slechts na het afronden van dit overleg kon worden<br />
gestart met de voorbereiding van een integratie<br />
van de voornoemde elementen in de respectieve<br />
sectorspecifieke regelgevingen en met de procedure<br />
tot goedkeuring van deze regelgeving.<br />
De sector gezinszorg was de eerste die deze integratie<br />
realiseerde.<br />
Hierbij dient te worden opgemerkt dat de voorzieningen<br />
vanaf de datum van inwerkingtreding drie<br />
jaar tijd krijgen om deze regelgeving te implementeren.<br />
Voor sommige sectoren was het wenselijk uitstel te<br />
verkrijgen gelet op de fundamentele wijzigingen<br />
van hun regelgeving. Dit kon slechts na wijziging<br />
van het decreet van 29 april 1997, hetgeen werd gerealiseerd<br />
door artikel 51 van het decreet van 22<br />
december 1999 houdende bepalingen tot begeleiding<br />
van de begroting 2000 (BS 30.12.1999).<br />
Zorgverzekering<br />
Nieuwe besluiten<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 juni 2000<br />
houdende organisatie en regeling van het beheer<br />
en de werking van het <strong>Vlaams</strong> Zorgfonds (BS<br />
26.10.2000) (inwerkingtreding 01.07.2000)<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />
betreffende de adviesraad bij het <strong>Vlaams</strong> Zorgfonds<br />
(BS 21.10.2000) (inwerkingtreding<br />
01.08.2000)<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />
betreffende de organisatie, het beheer, de werking<br />
en de erkenning van zorgkassen en betreffende de<br />
controle op de zorgkassen (BS 01.11.2000) (inwerkingtreding<br />
20.07.2000)<br />
Deze besluiten werden niet met terugwerkende<br />
kracht genomen. De publicatie in het Belgisch<br />
Staatsblad nam de nodige tijd in beslag.<br />
Inburgering<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />
houdende de nadere regels betreffende de subsidieverlening<br />
voor inburgeringstrajecten voor meerderjarige<br />
anderstalige nieuwkomers (BS<br />
28.10.2000) (inwerkingtreding 19.07.2000)<br />
Dit besluit werd niet met terugwerkende kracht genomen.<br />
De publicatie in het Belgisch Staatsblad<br />
nam de nodige tijd.<br />
Gelijke Kansen<br />
Tot nu toe werden er geen specifieke omzendbrieven<br />
over Gelijke Kansen uitgevaardigd.<br />
Verder werden de <strong>Vlaams</strong>e regelgevende bepalingen<br />
die door Gelijke Kansen in Vlaanderen worden<br />
beheerd en opgevolgd, niet met terugwerkende<br />
kracht uitgevaardigd ten opzichte van hun publicatiedatum.<br />
In casu gaat het om de quotadecreten<br />
van 15 juli 1997 en 18 mei 1999 betreffende de<br />
samenstelling van advies- en bestuursorganen en<br />
het door de minister geïnitieerde BVR van 22 februari<br />
2000 inzake de afwijkingsprocedure van artikel<br />
6 van het decreet van 15 juli 1997.<br />
Kind en Gezin<br />
Ministerieel besluit van 3 december 1999 tot wijziging<br />
van het ministerieel besluit van 26 november<br />
1997 betreffende de invoering van de boekhouding,<br />
de jaarrekening en het rekeningenstelsel voor<br />
de kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen,<br />
initiatieven voor buitenschoolse opvang en<br />
centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning<br />
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000. Publicatiedatum<br />
: 5 januari 2000. Reden : laattijdige<br />
publicatie in het Belgisch Staatsblad.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 december<br />
1999 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 24 juni 1997 houdende de voorwaarden<br />
inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven<br />
en diensten voor opvanggezinnen<br />
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000. Publicatiedatum<br />
: 19 februari 2000. Reden : laattijdige<br />
publicatie in het Belgisch Staatsblad.<br />
Ministerieel besluit van 26 april 2000 betreffende<br />
de berekeningswijze van de subsidiebedragen voor<br />
de personeelskosten in kinderdagverblijven en<br />
diensten voor opvanggezinnen
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1214-<br />
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000. Publicatiedatum<br />
: 3 juni 2000. Reden : dit ministerieel<br />
besluit voert het daarboven vermelde besluit van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 december 1999 uit. De<br />
redactie ervan en publicatie namen nog enige tijd<br />
in beslag. Vermits het de berekeningswijze voor het<br />
jaar 2000 bevat, diende het uitwerking te hebben<br />
vanaf 1 januari 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 18 december<br />
1998 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels<br />
inzake erkenning en subsidiëring van<br />
de consulatiebureaus voor het jonge kind<br />
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999. Publicatiedatum<br />
: 19 maart 1999. Reden : laattijdige<br />
publicatie in het Belgisch Staatsblad.<br />
Sociale integratie van personen met een handicap<br />
Er zijn nauwelijks voorbeelden in deze sector van<br />
toestanden zoals door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
beschreven.<br />
Inzake de vergoeding van doventolken werd deze<br />
honorering vanaf 1 januari 2000 opgetrokken bij<br />
besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000,<br />
verschenen in het Belgisch Staatsblad van 17 oktober<br />
2000.<br />
Het met terugwerkende kracht toekennen van een<br />
bijkomend voordeel kan moeilijk als schadelijk<br />
voor de betrokkenen worden beschouwd.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 december<br />
1999 dat vanaf 1 januari 2000 nieuwe erkenningsregels<br />
vastlegt voor de beschutte werkplaatsen,<br />
werd slechts op 25 juli 2000 in het Belgisch<br />
Staatsblad gepubliceerd.<br />
Zowel wat dit laatste geval betreft, als in het algemeen<br />
wat de gehandicaptensector betreft, wil ik er<br />
wel op wijzen dat de regelgeving terzake slechts na<br />
overleg met het werkveld totstandkomt, hetzij in<br />
de voorbereidende fase, hetzij via advisering door<br />
de raad van bestuur van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor<br />
Sociale Integratie van Personen met een Handicap,<br />
waarin alle actoren uit dit beleidsdomein vertegenwoordigd<br />
zijn, zodat de belanghebbenden niet<br />
moeten wachten op officiële publicatie om van de<br />
teneur van de reglementaire maatregelen op de<br />
hoogte te zijn.<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse<br />
Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking<br />
In mijn beleidsdomeinen zijn er nauwelijks anomalieën<br />
vast te stellen met betrekking tot de laattijdige<br />
publicatie in het Belgisch Staatsblad.<br />
Voor de sector van de volksontwikkeling moet<br />
melding worden gemaakt van de decretale bepalingen<br />
vervat in hoofdstuk VI van het decreet van 30<br />
juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van<br />
de aanpassing van de begroting 2000 (Belgisch<br />
Staatsblad 17 augustus 2000).<br />
De bepalingen werden in een eerste ontwerp in de<br />
loop van december 1999 geschreven. De tijd nodig<br />
om omtrent deze bepalingen de vereiste adviezen<br />
te verwerven evenals de geëigende technieken gehanteerd<br />
bij een begrotingscontrole kunnen waarschijnlijk<br />
het uiteindelijke tijdsverschil verklaren.<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming<br />
Algemeen<br />
Er wordt door het departement Onderwijs niet systematisch<br />
geregistreerd welke besluiten of decretale<br />
bepalingen eerder in werking treden dan de<br />
datum waarop zij in het Belgisch Staatsblad worden<br />
gepubliceerd. Als het gebeurt in dit beleidsdomein,<br />
dan zijn hiervoor verschillende verklaringen<br />
aan te geven, waarvan de vertraging door laattijdige<br />
publicatie in het Staatsblad er maar één is.<br />
Het afstemmen van de inwerkingtreding van regelgeving<br />
op de publicatiedatum in het Belgisch<br />
Staatsblad gebeurt wanneer mogelijk, maar dat is<br />
vaak niet het geval. Reglementaire bepalingen behoeven<br />
meestal een exacte inwerkingtredingsdatum,<br />
hetzij om conform de verwante regelgeving te<br />
zijn, hetzij om de rechtszekerheid en -continuïteit<br />
te waarborgen. Dit is in de regel niet verenigbaar<br />
met de publicatiemodaliteiten van het Belgisch<br />
Staatsblad. Wanneer nieuwe regelgeving bestaande<br />
knelpunten wil oplossen, is de facto retroactiviteit<br />
ten opzichte van het vaststellen van de regelgeving<br />
en dus ook ten opzichte van de publicatie in het<br />
Belgisch Staatsblad niet enkel onvermijdelijk,<br />
maar de regel.<br />
Een andere belangrijke verklaring vindt men<br />
onder meer in de lange ontstaansprocedure bij de<br />
ontwikkeling van nieuwe regelgeving.
-1215- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Er moet hierbij worden gewezen op alle formele<br />
stappen die moeten worden genomen bij de totstandkoming<br />
van (onderwijs)reglementering : het<br />
advies van de Inspectie van Financiën, het begrotingsakkoord<br />
van de minister van Begroting, de<br />
principiële goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />
het advies van de <strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad en van<br />
de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, de<br />
onderhandelingen met vakbonden en inrichtende<br />
machten, de opmaak van een kindeffectrapport,<br />
het advies van de Raad van State, het akkoord van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering over de aangebrachte wijzigingen<br />
ten gevolge van overleg en advisering en de<br />
definitieve goedkeuring vooraleer zij aan het<br />
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> wordt voorgelegd.<br />
Naast deze formele stappen worden er – meestal<br />
bij ingrijpende wijzigingen – ook een aantal informele<br />
overleg- en consultatiemomenten gehouden<br />
teneinde het maatschappelijk draagvlak van de<br />
nieuwe regeling nog te vergroten.<br />
Indien de totstandkomingsprocedure dermate veel<br />
tijd in beslag neemt dat de inwerkingtredingsdaturn<br />
nadert vooraleer er tot publicatie kan worden<br />
overgegaan, is het binnen de onderwijssector gebruikelijk<br />
dat scholen via een omzendbrief de nieuwe<br />
regelgeving krijgen toegelicht vóór het schooljaar<br />
waarin zij moet worden toegepast.<br />
In een beperkt aantal gevallen treedt nieuwe regelgeving<br />
met terugwerkende kracht in werking.<br />
Meestal wordt dit doorgevoerd om een einde te<br />
maken aan interpretatieproblemen van bestaande<br />
reglementering, of om tegemoet te komen aan<br />
door het Rekenhof vastgestelde lacunes in de bestaande<br />
wetgeving. Het is een beginsel van behoorlijk<br />
bestuur dat retroactieve werking slechts in uitzonderlijke<br />
gevallen wordt toegepast en in ieder<br />
geval geen afbreuk mag doen aan eerder toegekende<br />
rechten van personen of instellingen.<br />
Deze principes worden proactief bewaakt doordat<br />
nieuwe regelgeving vooraf aan de Raad van State<br />
voor advies moet worden voorgelegd en doordat<br />
de toetsing van bestaande rechtsregels hetzij bij de<br />
Raad van State, hetzij bij het Arbitragehof kunnen<br />
leiden tot schorsing of vernietiging.<br />
Hierna volgt een overzicht van de regelgeving die<br />
tot hiertoe tijdens de huidige legislatuur werd uitgevaardigd<br />
en waarvan de publicatie in het Belgisch<br />
Staatsblad op een latere datum dan de inwerkingtreding<br />
heeft plaatsgevonden.<br />
Basisonderwijs<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 26 mei 2000<br />
tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 14 juli 1998 betreffende het tijdelijk project<br />
zorgverbreding in het gewoon basisonderwijs.<br />
Dit besluit trad in werking op 1 september 2000 en<br />
werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28<br />
november 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 augustus<br />
2000 inzake het tehuis van het Gemeenschapsonderwijs<br />
dat instaat voor de opname van jongeren in<br />
het kader van de hulp- en bijstandsregeling. Dit besluit<br />
trad in werking op 1 september 2000 en werd<br />
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 oktober<br />
2000. Dit is de normale termijn die moet<br />
worden uitgetrokken voor publicatie in het Staatsblad.<br />
Ministerieel besluit van 8 september 2000 tot wijziging<br />
van liet ministerieel besluit van 5 maart 1998<br />
houdende samenstelling van de commissie van advies<br />
voor het buitengewoon onderwijs, opgericht<br />
door de <strong>Vlaams</strong>e regering. Dit ministerieel besluit<br />
heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999<br />
en werd op 21 november 2000 in het Staatsblad gepubliceerd.<br />
Ministerieel besluit van 24 oktober 2000 tot wijziging<br />
van het ministerieel besluit van 5 maart 1998<br />
houdende samenstelling van de commissies van advies<br />
voor het buitengewoon onderwijs, opgericht<br />
door de <strong>Vlaams</strong>e regering. Dit ministerieel besluit<br />
heeft uitwerking met ingang van 1 september 2000<br />
en werd gepubliceerd in het Staatsblad van 24 november<br />
2000.<br />
Secundair onderwijs<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 27 juli 1999<br />
houdende afwijking op de multisectoraliteit voor<br />
bepaalde scholengemeenschappen van het voltijds<br />
secundair onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />
1999, BS van 19 oktober 1999.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />
1999 betreffende de studiegebieden en structuuronderdelen<br />
in het secundair onderwijs : inwerkingtreding<br />
vanaf 1 september 1998, BS van 1 februari<br />
2000 ; reden : langdurige onderhandelingen met inrichtende<br />
machten en vakorganisaties met betrekking<br />
tot het gereduceerd studieaanbod tweede en<br />
derde graad secundair onderwijs, over de cataloge-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1216-<br />
ring in studiegebieden met ingang vanaf 1 september<br />
1998 was er geen discussie.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />
1999 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 9 oktober 1991 houdende inrichting<br />
van de examencommissie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
voor het voltijds secundair onderwijs :<br />
inwerkingtreding vanaf 1 januari 1999, BS van 17<br />
december 1999 ; reden : teneinde de goede werking<br />
van de examencommissie niet in het gedrang te<br />
brengen, de pariteit tussen het aantal examinatoren<br />
van het officieel en het vrij onderwijs te bewaren<br />
én professionele plus gemotiveerde juryleden te<br />
kunnen behouden, diende de toestand van een<br />
aantal nog fungerende leden die reeds de leeftijdsgrens<br />
hadden bereikt, te worden geregulariseerd.<br />
Ministerieel besluit van 20 september 1999 tot vaststelling<br />
van het globale aantal extra uren-leraar<br />
toegekend aan de scholengemeenschappen secundair<br />
onderwijs voor het schooljaar 1999-2000 : inwerkingtreding<br />
vanaf 1 september 1999, BS van 25<br />
november 1999.<br />
Ministerieel besluit van 12 januari 2000 tot wijziging<br />
van het ministerieel besluit van 20 februari<br />
1998 houdende benoeming van de leden van de onderscheiden<br />
afdelingen van de examencommissie<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het voltijds secundair<br />
onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />
1999, BS van 15 februari 2000 ; reden : de<br />
aanwijzing van de juryleden dient vaak te worden<br />
gewijzigd bij de aanvang van of tijdens de zittijd<br />
gelet op onvoorziene ontslagnemingen of onbeschikbaarheid<br />
van de benoemde examinatoren.<br />
Ministerieel besluit van 21 januari 2000 houdende<br />
benoeming van de leden van de onderscheiden afdelingen<br />
van de examencommissie van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs<br />
: inwerkingtreding vanaf 1 januari 2000, BS 19<br />
februari 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 11 februari<br />
2000 houdende goedkeuring van programmatie<br />
van specifieke structuuronderdelen van de tweede<br />
en derde graad van een school voor voltijds secundair<br />
onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />
1999, BS van 12 april 2000 ; reden : het betreft<br />
de oprichting van een topsportopleiding aan het<br />
KA Leuven waarvoor de voormalige minister van<br />
Onderwijs een convenant (dat in de programmatie<br />
voorziet) met de school en de sportfederatie heeft<br />
gesloten (KA : Koninklijk Atheneum – red.). Na<br />
aanvankelijke weigering, werd pas in de loop van<br />
het schooljaar het begrotingsakkoord, en dan nog<br />
beperkt tot dat ene schooljaar, ontvangen.<br />
Ministerieel besluit van 20 juli 2000 tot wijziging<br />
van het ministerieel besluit van 21 januari 2000<br />
houdende benoeming van de leden van de onderscheiden<br />
afdelingen van de examencommissie van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het voltijds secundair<br />
onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 maart<br />
2000, BS van 17 augustus 2000, reden : de aanwijzing<br />
van de juryleden dient vaak te worden gewijzigd<br />
bij de aanvang van of tijdens de zittijd, gelet<br />
op onvoorziene ontslagnemingen of onbeschikbaarheid<br />
van de benoemde examinatoren.<br />
Ministerieel besluit van 26 juli 2000 tot wijziging<br />
van het ministerieel besluit van 24 november 1997<br />
houdende benoeming van de voorzitter, de plaatsvervangende<br />
voorzitters, de secretarissen en de adjunct-secretarissen<br />
van de examencommissie van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het voltijds secundair<br />
onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 juli 2000,<br />
BS van 3 oktober 2000 ; reden : de procedure voor<br />
de vervanging van een ontslagnemende voorzitter<br />
en een ontslagnemende ondervoorzitter, waarbij<br />
respectievelijk op het federaal departement van<br />
Justitie en het <strong>Vlaams</strong> departement van Welzijn,<br />
Volksgezondheid en Cultuur een beroep moet worden<br />
gedaan, heeft meer tijd dan gepland in beslag<br />
genomen.<br />
Ministerieel besluit van 31 augustus 2000 tot vaststelling<br />
van de scholen met experimenteel secundair<br />
onderwijs volgens modulair stelsel : inwerkingtreding<br />
vanaf 1 september 2000, BS van 21 oktober<br />
2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 september<br />
2000 houdende afwijking op de rationalisatienorm<br />
voor het Koninklijk Technisch Atheneum<br />
Beringen : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />
2000, BS van 28 november 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14 september<br />
1999 betreffende de bijzondere terbeschikkingstelling<br />
wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand<br />
aan het rustpensioen voor sommige personeelsleden<br />
van het voltijds gewoon secundair onderwijs<br />
: inwerkingtreding vanaf 1 september 1998,<br />
BS van 28 december 1999 ; reden : de procedure<br />
voor het verkrijgen van het begrotingsakkoord en<br />
de desbetreffende onderhandelingen hebben extra<br />
tijd in beslag genomen.<br />
Niveau-overschrijdend : personeel<br />
1. BVR van 11 februari 2000 betreffende de volledige<br />
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke<br />
aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen<br />
voor personeel van het onderwijs en de<br />
psycho-medisch-sociale centra. BS 11.04.2000.
-1217- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Uitwerking : verschillende data, namelijk 1 juli<br />
1991, 1 januari 1994, 1 september 1995, 1 januari<br />
1997 en 1 september 1999.<br />
2. BVR van 11 februari 2000 tot wijziging van het<br />
BVR van 20 april 1994 betreffende de deeltijdse<br />
terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden<br />
voorafgaand aan het rustpensioen<br />
voor personeelsleden van het onderwijs<br />
en van de psycho-medisch-sociale centra. BS<br />
12.04.2000. Uitwerking : 1 september 1999.<br />
Het in punt 1 vermelde besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
is de uitvoering van het akkoord van sectorale<br />
sociale programmatie voor de jaren 1997 en<br />
1998 voor de sector "onderwijs" van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Gemeenschap, de zogenaamde CAO IV. De datum<br />
van inwerkingtreding van deze punten was vastgesteld<br />
in de CAO (collectieve arbeidsovereenkomst<br />
– red).<br />
Het in punt 2 vermelde besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
is eveneens de uitvoering van een punt van<br />
voormeld akkoord, namelijk wat de inwerkingtreding<br />
vanaf 1 september 1999 betreft. Deze datum<br />
was eveneens vastgelegd in de CAO. Verder geeft<br />
dit besluit uitvoering aan een punt van het akkoord<br />
van sectorale sociale programmatie voor de jaren<br />
1995 en 1996 voor de sector onderwijs van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, de zogenaamde CAO III,<br />
namelijk de inwerkingtreding vanaf 1 januari 1997.<br />
Met de andere data van uitwerking werden de bepalingen<br />
inzake deze materie in overeenstemming<br />
gebracht met andere bestaande reglementaire bepalingen.<br />
Ter inlichting kan worden meegedeeld dat de<br />
maatregelen die worden getroffen in een zogenaamde<br />
CAO steeds onverwijld na de ondertekening<br />
van het protocol terzake bij omzendbrief ter<br />
kennis worden gebracht van de personeelsleden.<br />
Wat meer specifiek de volledige terbeschikkingstelling<br />
wegens persoonlijke aangelegenheden<br />
voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden<br />
van het onderwijs en van de psycho-medischsociale<br />
centra betreft (BVR sub 1°), hierover werd<br />
in een omzendbrief van 5 juli 1999 uitgebreide toelichting<br />
gegeven.<br />
3. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 31 augustus<br />
1999 tot wijziging van het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 29 april 1992 betreffende<br />
de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis<br />
van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling<br />
en de toekenning van een wachtgeld of<br />
wachtgeldtoelage : inwerkingtreding vanaf 1 augustus<br />
1999, BS van 7 maart 2000 ; reden : vertraging<br />
bij Belgisch Staatblad.<br />
4. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 31 augustus<br />
1999 tot wijziging van het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 14 juni 1989 betreffende<br />
de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen,<br />
het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in<br />
het secundiar onderwijs : BS 23 maart 2000 ;<br />
reden : vertraging Belgisch Staatsblad, bij het<br />
besluit horen zo'n 1.500 bladzijden bijlagen.<br />
Hoger onderwijs<br />
Titel en datum Publ. BS Inwerk.<br />
1. BVR van 17.12.1999 houdende de vaststelling van de tweede 14.06.2000 01.10.1999<br />
salarisschaal<br />
2. BVR van 17.12.1999 tot wijziging van het besluit van 04.11.1997 07.06.2000 01.01.2000<br />
tot vaststelling van de ambtsgebieden van de commissaris-<br />
erratum<br />
coördinator en van de commissarissen van de <strong>Vlaams</strong>e regering 10.08.2000<br />
bij de hogescholen in de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
3. BVR van 21.01.2000 houdende samenstelling en werking van de 22.03.2000 01.09.2000<br />
adviescommissie projecten en instituten hoger kunstonderwijs<br />
art. 1 op<br />
01.01.2000<br />
4. BVR van 30.06.2000 tot wijziging van het BVR van 17.01.1996 15.08.2000 persoonsbetreffende<br />
de afwijking inzake tewerkstelling van sommige<br />
gebonden<br />
personeelsleden van het centraal fonds
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1218-<br />
Titel en datum Publ. BS Inwerk.<br />
5. BVR van 08.09.2000 betreffende de financiering van de 18.11.2000 01.01.2000<br />
Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de & 01.10.2000<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
6. BVR van 08.09.2000 tot wijziging van het BVR van 17.12.1996 18.11.2000 01.10.2000<br />
houdende vaststelling van de voorwaarden van subsidieverlening<br />
aan het FWO-Vlaanderen en tot wijziging van de<br />
beheersovereenkomst 1997-2001 tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
en het FWO-Vlaanderen<br />
7. BVR van 20.10.2000 tot wijziging van het BVR van 22.06.1999 28.11.2000 01.09.2000<br />
betreffende de minimale studieomvang van de voortgezette<br />
lerarenopleidingen in de hogescholen van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
Volwassenenonderwijs<br />
1. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />
1999 houdende de vaststelling van de procedure<br />
voor het verlenen van de vrijstellingen van<br />
het inschrijvingsgeld : uitwerking vanaf 1 september<br />
1999, gepubliceerd in het Staatsblad op<br />
28 december 1999.<br />
2. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />
1999 houdende de vaststelling van de voorlopige<br />
structuurschema's van het modulair onderwijs<br />
voor sociale promotie : uitwerking vanaf<br />
1 september 1999, gepubliceerd in het Staatsblad<br />
op 7 januari 2000.<br />
3. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />
1999 houdende de ordening van de bestaande<br />
afdelingen van het onderwijs voor sociale<br />
promotie in studiegebieden en categorieën : uitwerking<br />
vanaf 1 september 1999, gepubliceerd<br />
in het Staatsblad op 26 . januari 2000.<br />
4. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />
1999 houdende de vaststelling van de modellen<br />
van de studiebewijzen in het onderwijs,<br />
voor sociale promotie en de modaliteiten voor<br />
de uitreiking van deze studiebewijzen door de<br />
centra voor volwassenenonderwijs : uitwerking<br />
vanaf 1 september 1999, gepubliceerd in het<br />
Staatsblad op 3 februari 2000.<br />
5. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 maart<br />
2000 houdende de vaststelling van de opleidingen<br />
in het onderwijs voor sociale promotie<br />
waartoe ook voltijds leerplichtigen worden toegelaten<br />
: uitwerking tijdens schooljaar<br />
1999-2000, gepubliceerd in het Staatsblad op 4<br />
mei 2000.<br />
6. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 maart<br />
2000 houdende de vaststelling van de nadere regelen<br />
van de overdracht van studiegebieden tussen<br />
de centra voor volwassenenonderwijs : uitwerking<br />
vanaf 1 september 1999, gepubliceerd<br />
in het Staatsblad op 11 mei 2000.<br />
7. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 30 juni<br />
2000 tot regeling van een aantal aangelegenheden<br />
van het begeleid individueel studeren : uitwerking<br />
vanaf 1 mei 2000, gepubliceerd in het<br />
Staatsblad op 5 augustus 2000.<br />
8. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 30 juni<br />
2000 houdende de delegatie van sommige bevoegdheden<br />
inzake onderwijs aan de <strong>Vlaams</strong>e<br />
minister, bevoegd voor het onderwijs : uitwerking<br />
vanaf 1 september 2000, gepubliceerd in<br />
het Staatsblad op 5 augustus 2000.<br />
Het decreet volwassenenonderwijs was een stap in<br />
de goede richting naar de hervorming van het onderwijs<br />
voor sociale promotie. In uitvoering van dit<br />
decreet dienden echter dringend een aantal besluiten<br />
te worden genomen om het operationeel te<br />
maken.<br />
De procedures die dienen te worden doorlopen alvorens<br />
een besluit kan worden gestemd, werken<br />
echter vertragend. Bovendien dient te worden opgemerkt<br />
dat de meerderheid van bovenvermelde<br />
besluiten niet in werking kan treden in de loop van<br />
een schooljaar en dat het niet gemotiveerd zou<br />
kunnen worden om de inwerkingtreding met een<br />
schooljaar uit te stellen.
-1219- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Centra voor leerlingenbegeleiding<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 10 november<br />
1999 tot vaststelling van de nadere regels voor het<br />
bepalen van de werkgebieden voor de centra voor<br />
leerlingenbegeleiding en van de bemiddelingsprocedure<br />
: inwerkingtreding vanaf 22 oktober 1999,<br />
BS van 17 juni 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14 januari<br />
2000 tot vaststelling van de bewaamheidsbewijzen<br />
en de weddenschalen voor de ambten van opsteller<br />
en intercultureel medewerker in de psycho-medisch-sociale<br />
centra : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />
1999, BS van 25 november 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 februari<br />
2000 betreffende de overdracht van personeel van<br />
de psycho-medisch-sociale centra of de centra voor<br />
medisch schooltoezicht naar de centra voor leerlingenbegeleiding<br />
: inwerkingtreding vanaf 1 januari<br />
2000, BS van 16 mei 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 11 februari<br />
2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling<br />
wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand<br />
aan het rustpensioen voor personeelsleden<br />
van het onderwijs en van de psycho-medisch-sociale<br />
centra : inwerkingtreding op 1 september 1999,<br />
BS van 11 april 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 maart 2000<br />
tot bepaling van sommige opdrachten van de centra<br />
voor leerlingenbegeleiding : inwerkingtreding<br />
vanaf 1 september 2000, BS van17 mei 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />
tot vaststelling van de procedure voor opname in<br />
de financiering of subsidiëringsregeling van de centra<br />
voor leerlingenbegeleiding : inwerkingtreding 1<br />
september 2000, BS van 23 september 2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />
betreffende de overdracht van de leerlingendossiers<br />
van de PMS- en MST-centra naar de centra<br />
voor leerlingenbegeleiding : inwerkingtreding<br />
vanaf 1 april en 1 september 2000, BS van 7 oktober<br />
2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 augustus<br />
2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de<br />
centra voor leerlingenbegeleiding : inwerkingtreding<br />
vanaf 1 september 2000, BS van 28 oktober<br />
2000.<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 augustus<br />
2000 tot vaststelling van de operationele doelstellingen<br />
voor de begeleiding van jongeren met leerplichtproblemen<br />
in de centra voor leerlingenbegeleiding<br />
: inwerkingtreding vanaf 1 september 2000,<br />
BS van 4 november 2000.<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme<br />
In de beleidsdomeinen werkgelegenheid en toerisme<br />
zijn geen anomalieën vastgesteld die verband<br />
houden met een laattijdige publicatie in het Belgisch<br />
Staatsblad.<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Een onderzoek werd uitgevoerd naar de retroactiviteit<br />
van de inwerkingtreding van omzendbrieven,<br />
besluiten en decreten ten opzichte van hun publicatie<br />
in het BS.<br />
Hiertoe werden in het BS voor de periode 1 juli<br />
1997 – 31 oktober 2000 alle regelgevende akten<br />
opgezocht die in werking zijn getreden vóór hun<br />
publicatie in het BS en die door mij werden ondertekend<br />
of (mede) voorgedragen.<br />
Terzake werd door de juristen van de afdeling Europa<br />
en Milieu een lijst opgesteld (chronologisch naar<br />
datum van publicatie in het BS). Deze lijst vindt de<br />
<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger hieronder.<br />
Een antwoord op de vraag naar de respectieve redenen<br />
voor de retroactieve inwerkingtreding van al<br />
deze akten kan niet worden gegeven binnen het<br />
beschikbare tijdsbestek.<br />
Grosso modo kan volgend onderscheid worden gemaakt.<br />
Vele individuele besluiten (erkenningen, benoemingen,<br />
verlenen van afwijkingen, enz.) die niet van algemeen<br />
belang zijn voor de rechtssubjecten, mogen<br />
bij uittreksel of bij een gewone vermelding worden<br />
bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De retroactieve<br />
werking ervan ten opzichte van de publicatiedatum<br />
is daarbij niet van groot belang, aangezien<br />
deze besluiten niet van algemeen belang zijn.<br />
Belangrijker hierbij is wel de eventuele terugwerkende<br />
kracht van bijvoorbeeld een erkenning ten<br />
opzichte van de datum van goedkeuring van het<br />
besluit. Vastgesteld werd dat in de meeste gevallen<br />
de datum van inwerkingtreding (bv. "erkenning<br />
vanaf ...") ingaat na de datum of op dezelfde<br />
datum van goedkeuring van het besluit.<br />
Besluiten van algemeen belang die in werking treden<br />
na de datum van goedkeuring ervan maar vóór<br />
de datum van publicatie.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1220-<br />
Voorbeeld : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 17 december 1997 tot vaststelling van het<br />
<strong>Vlaams</strong> reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer<br />
heeft als datum van goedkeuring 22 december<br />
1999 en treedt in werking op 7 januari 2000. Evenwel<br />
werd het slechts gepubliceerd in het BS van 18<br />
mei 2000.<br />
In deze gevallen is de reden voor de retroactiviteit<br />
niet eenduidig. Wellicht kunnen hiervoor redenen<br />
als onjuist ingeschatte timing of communicatiestoornissen<br />
inzake ondertekening ervan of toezending<br />
naar het BS worden aangehaald.<br />
Besluiten van algemeen belang die in werking treden<br />
vóór de datum van publicatie maar bovendien<br />
ook vóór de datum van goedkeuring.<br />
Voorbeeld : uitvoeringsbesluiten van het Mestdecreet<br />
: datum goedkeuring 31 maart 2000, inwerkingtreding<br />
1 januari 2000, datum publicatie 20 en<br />
26 april 2000.<br />
In deze gevallen zal er meestal een gegronde reden<br />
bestaan voor de terugwerkende kracht ervan, bijvoorbeeld<br />
Europese verplichtingen.<br />
Overzicht<br />
MB 14.05.99. Ministeriële besluiten waarbij erkenningen<br />
als bodemsaneringsdeskundige van type 2<br />
worden verleend. Worden aldus erkend : de vennootschap<br />
Bosol Milieu-adviseurs NV te 3000 Leuven,<br />
de vennootschap AIB-Vinçotte International<br />
NV te 1160 Brussel, VITO te 2400 Mol, IGN-België<br />
NV, SGS Ecocare Consultants NV (BS<br />
01.07.99). De erkenningen gaan in vanaf 15.05.99.<br />
MB 13.04.99. OVAM, Vlarea. Wijziging in individuele<br />
afwijking op het stortverbod voor de stortplaats<br />
NV Stevan te Lendelede (BS 01.07.99). Inwerkingtreding<br />
01.07.98.<br />
MB 02.04.99. OVAM, Vlarea. Wijziging in individuele<br />
afwijking op het stortverbod voor de CVBA<br />
IVVVA Regio-3 (BS 01.07.99). Inwerkingtreding<br />
01.04.99.<br />
MB 30.06.98. OVAM, Vlarea. Verlenen van afwijking<br />
aan de intercommunale Hooge Maey (BS<br />
01.07.99). Inwerkingtreding 01.05.99.<br />
BVR 30.03.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden<br />
van de leden van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
(BS 15.07.99). Inwerkingtreding 01.11.98.<br />
BVR 13.07.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
bepaling van de bevoegdheden van de leden van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering (BS 15.07.99). Inwerkingtreding<br />
13.07.99.<br />
MB 07.06.99. MVG, departement Leefmilieu en Infrastructuur.<br />
Bijzondere onderzoekscommissie inzake<br />
luchtverontreiniging door gevaarlijke stoffen.<br />
Aanstelling voorzitter en drie externe deskundigen<br />
(BS 28.07.99). Inwerkingtreding 07.06.99.<br />
MB 11.06.99. OVAM. Erkenning van de vennootschap<br />
Trevi NV uit 8930 Menen als bodemsaneringsdeskundige<br />
type 2 (BS 03.08.99). Inwerkingtreding<br />
12.06.99.<br />
MB 22.06.99. OVAM. Afwijking verleend aan NV<br />
Depovan voor het storten van een aantal afvalstoffen<br />
op categorie 2-stortplaatsen gelegen te Rumbeke<br />
(Roeselare) (BS 06.08.99). Afwijking vanaf<br />
01.07.98.<br />
BVR 08.06.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
over de oprichting van een Forum Natuur en Landbouw<br />
(BS 10.08.99). Inwerkingtreding 08.06.99.<br />
MB 21.05.99. OVAM. Wijziging van individuele afwijking<br />
op het stortverbod in hoofde van de CVBA<br />
ILVA (BS 13.08.99). Inwerkingtreding 26.03.99.<br />
MB 02.06.99. OVAM. Erkenning als bodemsaneringsdeskundige<br />
van type 2 in hoofde van Montgomery<br />
Watson NV te 1190 Brussel (BS 13.08.99). Erkenning<br />
vanaf 03.06.99.<br />
MB 07.06.99. Benoeming van Kristel Gevaert als<br />
lid van de raad van bestuur van de VMW (BS<br />
13.08.99). Inwerkingtreding 11.06.99.<br />
BVR 13.07.99. Besluiten houdende verlening van<br />
ontslag van kabinetschefs en adjunct-kabinetschefs<br />
behorende tot de respectieve kabinetten. Voor<br />
Leefmilieu zijn vooral van belang de vier besluiten<br />
m.b.t. het "kabinet van de <strong>Vlaams</strong>e minister van<br />
Leefmilieu en Tewerkstelling" waarbij ontslag<br />
wordt verleend aan Eddy Peeters, kabinetschef,<br />
Frans Wambacq, adjunct-kabinetschef, Marleen<br />
Evenepoel, adjunct-kabinetschef, en Guido Debie,<br />
adjunct-kabinetschef (BS 18.08.99). Ontslag vanaf<br />
14.07.99.<br />
MB 03.05.99. Met ingang van 1 mei 1999 wordt de<br />
heer Jean-Pierre Heirman, directeur-generaal en<br />
leidend ambtenaar van Aminal, belast met het toe-
-1221- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
zicht over de inrichtingen van klasse 1 en met het<br />
hoog toezicht over de inrichtingen van klasse 2 en<br />
3 op de naleving van de bepalingen van het decreet<br />
betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten<br />
(BS 25.08.99). Inwerkingtreding<br />
01.05.99.<br />
MB 13.07.98. Erkende natuurreservaten. Ministeriële<br />
besluiten waarbij het statuut van erkend natuurreservaat<br />
wordt verleend aan de volgende<br />
privé-natuurreservaten : Schor van Doel te Beveren,<br />
De Cramp te Hamme (Moerzeke-Kastel), De<br />
Linie te Lokeren, Blokkersdijk te Antwerpen-Linkeroever,<br />
Rotte Gaten te Kortenberg, Durmemeersen<br />
te Hamme en Waasmunster en Zele, Het Maldegemveld<br />
te Maldegem, De Peulisbossen te Putte,<br />
Bourgoyen-Grijtgracht te Gent (BS 25.08.99). Erkenning<br />
vanaf 13.07.98.<br />
MB 30.10.98. Erkende natuurreservaten. Ministeriële<br />
besluiten waarbij het statuut van erkend natuurreservaat<br />
wordt verleend aan de volgende<br />
privé-natuurreservaten of uitbreidingen van privénatuurreservaten<br />
: Silsombos te Kampenhout en<br />
Kortenberg, Winkelsbroek te Turnhout, Warmbeekvallei<br />
te Hamont-Achel en Neerpelt, De Hoefaert<br />
te Bilzen, Het Heidebos te Moerbeke en<br />
Wachtebeke, De Graaf te Arendonk en Retie,<br />
Blauwschuurbroek te Bierbeek, De Potpolder-Mechels<br />
Broek te Bonheiden en Mechelen. Erkenning<br />
vanaf 30.10.98.<br />
MB 13.07.98. Hernieuwing en uitbreiding erkende<br />
natuurreservaten. MB in hoofde van De Langdonken<br />
te Herselt (BS 25.08.99). Erkenning vanaf<br />
13.07.98.<br />
BVR 01.05.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het<br />
<strong>Vlaams</strong> reglement betreffende de milieuvergunning<br />
en van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale<br />
bepalingen inzake milieuhygiëne (BS 04.09.99). Inwerkingtreding<br />
01.05.99.<br />
MB 05.07.99. Financiering door de <strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij<br />
van het bouwen van infrastructuur<br />
voor mestopslag (BS 10.09.99). Inwerkingtreding<br />
01.07.99.<br />
BVR 27.07.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
organisatie van de kabinetten van de <strong>Vlaams</strong>e ministers<br />
(BS 16.09.99). Inwerkingtreding 13.07.99.<br />
MB 24.12.98. Departement LIN. Ministerieel besluit<br />
waarbij de erkenning wordt verlengd van het<br />
privé-natuurreservaat Orchis te Bornem (BS<br />
16.09.99). Inwerkingtreding 20.05.98.<br />
MB 24.12.98. Departement LIN. Ministerieel besluit<br />
waarbij de erkenning wordt verlengd en uitbreiding<br />
wordt verleend aan het volgende privénatuurreservaat<br />
: Gerhoeven-De Rammelaars te<br />
Balen en Ham (BS 16.09.99). Erkenning vanaf<br />
20.05.98.<br />
MB 24.12.98. Departement LIN. Ministeriële besluiten<br />
waarbij het statuut van erkend natuurreservaat<br />
wordt verleend aan de volgende privé-natuurreservaten<br />
: Ter Doest te Brugge, Hobokense Polder<br />
te Antwerpen, Planterijen-Kraaienbroek te<br />
Bornem (BS 16.09.99). Erkenning vanaf 24.12.98.<br />
MB 17.06.99. Departement LIN. Ministeriële besluiten<br />
waarbij het statuut van erkend natuurreservaat<br />
wordt verleend aan de volgende privé-natuurreservaten<br />
: Romboutswerve te Damme, Kreken<br />
van Lapscheure te Damme, Het Duivenbos te Herzele,<br />
Het Kordaalbos te Nokere, Netevallei-<br />
Schaapswees te Westerlo en Herselt (BS 16.09.99).<br />
Erkenning vanaf 17.06.99.<br />
MB 04.06.99. Ministerieel besluit betreffende het<br />
toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden<br />
ter uitvoering van de Verordening<br />
(EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992<br />
(BS 21.09.99). Inwerkingtreding vanaf 01.01.99.<br />
MB 04.06.99. Ministerieel besluit betreffende het<br />
sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering<br />
van de Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de<br />
Raad van 30 juni (BS 21.09.99). Inwerkingtreding<br />
vanaf 01.01.99.<br />
MB 05.07.99. OVAM. Ministeriële besluiten houdende<br />
erkenning als bodemsaneringsdeskundige<br />
van : Adviesbureau Inzake Grondwatertechnieken<br />
NV te Mechelen (type 2), Laboratorium ECCA<br />
NV Te Merelbeke (type 1), Saneco BVBA te Oostkamp<br />
(type 1) (BS 23.09.99). Erkenning vanaf<br />
06.07.99.<br />
MB 02.07.99. Ministeriële besluiten waarbij het statuut<br />
van erkend natuurreservaat wordt verleend<br />
aan de volgende privé-natuurreservaten of uitbreidingen<br />
van privé-natuurreservaten : Vallei van de<br />
Zeverenbeek te Deinze, De Puidebroeken te Middelkerke<br />
(Slijpe) De Hagelandse Vallei te Holsbeek,<br />
Molenbeekvallei te Herent en Kortenberg, 't<br />
Hasselterbroek te Bree en Kinrooi, Gemeentelijk<br />
natuurgebied Het Rood te Kapellen, Frans Segersreservaat<br />
te Turnhout, Cuestazoom, bronbosjes en
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1222-<br />
Sombeekse meersen te Waasmunster. Erkenning<br />
vanaf 02.07.99.<br />
MB 15.06.99. Ministerieel besluit waarbij het statuut<br />
van erkend natuurreservaat wordt verleend<br />
aan het privé-natuurreservaat De Fondatie van<br />
Boudelo te Sint-Niklaas (BS 23.09.99). Erkenning<br />
vanaf 15.06.99.<br />
MB 11.03.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen van Antwerp Waste Services NV uit<br />
2000 Antwerpen (BS 05.10.99). Erkenning vanaf<br />
01.04.99.<br />
MB 12.02.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen van Montaco NV uit 3580 Beringen<br />
(BS 05.10.99). Erkenning vanaf 15.02.99.<br />
MB 12.02.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen van : MCR BVBA uit 2627 Schelle,<br />
Serveco NV uit 6040 Jumet (BS 05.10.99). Erkenning<br />
vanaf 09.02.99.<br />
MB 12.02.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen van Accu Centrale BVBA uit 2170<br />
Merksem (BS 05.10.99). Erkenning vanaf 15.02.99.<br />
MB 30.03.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen van Milieu en Leven BVBA uit 2460<br />
Kasterlee (BS 05.10.99). Erkenning vanaf 01.02.99.<br />
MB 05.05.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen van Degussa Belgium NV uit 1050<br />
Brussel (BS 05.10.99). Erkenning vanaf 01.04.99.<br />
MB 07.05.99. OVAM. Erkenning als laboratorium<br />
voor het uitvoeren van analyses op afvalstoffen in<br />
hoofde van Indaver uit 2030 Antwerpen (BS<br />
05.10.99). Erkenning vanaf 01.09.98.<br />
MB 30.04.99. OVAM. Erkenning als laboratorium<br />
voor het uitvoeren van analyses op afvalstoffen én<br />
als laboratorium voor het uitvoeren van analyses<br />
op bodem en grondwater in hoofde van Analytico<br />
Milieu BV uit NL-3771 NB Barneveld (BS<br />
05.10.99). Erkenning vanaf 01.03.98.<br />
MB 03.08.99. OVAM. Wijziging van individuele afwijking<br />
op het stortverbod voor de CVBA ILVA<br />
(BS 05.10.99). Wijziging vanaf 01.07.99.<br />
MB 09.09.99. OVAM. Erkenning als bodemsaneringsdeskundige<br />
type 2 van A + D Milieu NV te<br />
3600 Genk (BS 21.10.99). Erkenning vanaf<br />
10.09.99.<br />
MB 02.11.99. Ministerieel besluit tot wijziging van<br />
het ministerieel besluit van 9 juli 1999, houdende<br />
delegatie van het bestuur en de vertegenwoordiging<br />
van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />
voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest (BS 11.11.99). Inwerkingtreding<br />
01.11.99.<br />
BVR 22.10.99. Benoeming van Aviel Verbruggen<br />
tot kabinetschef van de <strong>Vlaams</strong>e minister van Leefmilieu<br />
en Landbouw (BS 11.11.99). Inwerkingtreding<br />
16.08.99.<br />
BVR 07.09.99. Benoeming van Hendrik De Baere<br />
tot adjunct-kabinetschef van de <strong>Vlaams</strong>e minister<br />
van Leefmilieu en Landbouw (BS 11.11.99). Inwerkingtreding<br />
19.07.99.<br />
BVR 29.10.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
houdende organisatie van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />
voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest en de<br />
regeling van de rechtspositie van het personeel (BS<br />
10.12.99). Inwerkingtreding 01.07.99.<br />
MB 09.12.99. Erkenning van de laboratoria voor<br />
het uitvoeren van analyses in het kader van het decreet<br />
van 23 januari 1991 inzake de bescherming<br />
van het leefmilieu tegen de verontreiniging door<br />
meststoffen (BS 12.01.00). De erkenningen gaan in<br />
vanaf 15.09.99.<br />
MB 08.10.99. OVAM. Twee ministeriële besluiten<br />
houdende erkenning als bodemsaneringsdeskundige<br />
type 2 in hoofde van Smet Jet NV te 2360 Oud-<br />
Turnhout en Tauw NV te 1930 Zaventem (BS<br />
15.01.00). De erkenningen gaan in vanaf 09.10.99.<br />
MB 14.01.00. Stuurgroep <strong>Vlaams</strong>e Mestproblematiek.<br />
Benoeming van de voorzitter, de secretaris en<br />
de leden van de Stuurgroep <strong>Vlaams</strong>e Mestproblematiek<br />
bedoeld in artikel 31 van het decreet van 23<br />
januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu<br />
tegen de verontreiniging door meststoffen en<br />
houdende de vervanging van één ambtenaar in<br />
deze Stuurgroep (BS 28.01.00). Inwerkingtreding<br />
14.01.00.<br />
BVR 26.11.99. Aanwijzing van Philippe D'Hondt<br />
als afgevaardigde in de raad van bestuur van het<br />
Europees Milieuagentschap (BS 16.02.00). Aanwijzing<br />
vanaf 25.08.99.<br />
BVR 17.12.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 3 juni 1992 tot vaststelling van de bijzondere<br />
regelen inzake de erkenning en subsidiëring van de<br />
milieu- en natuurverenigingen (BS 18.02.00). Inwerkingtreding<br />
01.01.00.
-1223- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
7 ministeriële besluiten tot erkenning als laboratorium<br />
(...) (BS 04.03.00). De erkenningen gaan retroactief<br />
in.<br />
20 ministeriële besluiten tot erkenning als ophaler<br />
van afvalstoffen (...) (BS 04.03.00). De erkenningen<br />
gaan retroactief in.<br />
D 03.03.00. Decreet houdende wijziging van het<br />
decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming<br />
van het leefmilieu tegen de verontreiniging door<br />
meststoffen (BS 30.03.00). Inwerkingtreding :<br />
01.01.00.<br />
BVR. 03.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering ter<br />
uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en<br />
33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de<br />
bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging<br />
door meststoffen (BS 30.03.00). Inwerkingtreding<br />
: 01.01.00.<br />
BVR . 03.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
ter uitvoering van de artikelen 3, § 8, en 14, § 7, van<br />
het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming<br />
van het leefmilieu tegen de verontreiniging<br />
door meststoffen (BS 30.03.00). Inwerkingtreding :<br />
01.01.99.<br />
MB 14.01.00. Stuurgroep <strong>Vlaams</strong>e Mestproblematiek<br />
(bedoeld in artikel 31 van het decreet van 23<br />
januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu<br />
tegen de verontreiniging door meststoffen).<br />
Nieuwe samenstelling (BS 04.04.00). Inwerkingtreding<br />
: 14.01.00.<br />
BVR 31.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
uitvoering van artikel 14, § 5, van het decreet van<br />
23 januari 1991 inzake de bescherming van het<br />
leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen<br />
(BS 20.04.00). Inwerkingtreding : 01.01.2000.<br />
BVR 31.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
aanwijzing van de gebiedsgerichte verscherpingen<br />
zoals bedoeld in artikel 13bis, 15, 15bis, 15quater,<br />
15quinquies en 17 van het decreet van 23 januari<br />
1991 inzake de bescherming van het leefmilieu<br />
tegen de verontreiniging door meststoffen (BS<br />
26.04.00). Inwerkingtreding : 01.01.00.<br />
BVR 22.12.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 17 december 1997 tot vaststelling van het<br />
<strong>Vlaams</strong> reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer<br />
(BS 18.05.00). Inwerkingtreding : 07.01.00.<br />
BVR 24.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
overheveling van ambtenaren van de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij<br />
naar de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />
voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest (BS<br />
18.05.00). Inwerkingtreding : 20.10.98. Noot : betreft<br />
een BVR op voorstel van de minister bevoegd<br />
voor Leefmilieu.<br />
BVR 28.04.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
erkenning van geval van overmacht inzake steun<br />
aan de bedrijfsbegeleiding van land- en tuinbouwbedrijven<br />
in financiële moeilijkheden (BS<br />
21.06.00). Inwerkingtreding : 01.06.99. Noot : betreft<br />
een BVR onder meer op voorstel van de minister<br />
bevoegd voor Landbouw.<br />
BVR 26.05.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
wijziging van artikel 20 van het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 24 november 1993 betreffende<br />
de ondersteuning van de zeevisserij en de aquicultuur<br />
(BS 06.07.00). Inwerkingtreding : 01.06.00.<br />
BS 07.07.00 : verscheidene ministeriële besluiten<br />
inzake erkenningen als ophaler van afvalstoffen,<br />
als laboratorium ; afwijkingen op stortverboden ; ...<br />
gaan retroactief in ten opzichte van publicatiedatum<br />
in het BS :<br />
MB 26.11.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van A & M Garwig & C°<br />
NV uit 8650 Houthulst<br />
MB 25.11.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Degussa-Huls Belgium<br />
NV uit 1050 Brussel<br />
MB 08.12.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Vulsteke & Verbeke NV<br />
uit 8970 Poperinge<br />
MB 15.12.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Metallo Chimique International<br />
NV uit 2340 Beerse<br />
MB 17.12.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Valorauto Belgium NV<br />
uit 8930 Wervik<br />
MB 02.02.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Edelchemie België<br />
BVBA uit 3650 Dilsen-Stokkem<br />
MB 22.02.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Deckers Milieubeheer<br />
BVBA uit 2910 Essen<br />
MB 23.02.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van De Neef Chemical Recycling<br />
NV uit 2220 Heist-op-den-Berg
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1224-<br />
MB 02.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Rurgers VFT NV uit<br />
9060 Zelzate<br />
MB 09.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Oud Papier Oostmalle<br />
NV uit 2390 Oostmalle<br />
MB 20.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Kayak Maritime Services<br />
BVBA uit 2000 Antwerpen<br />
MB 27.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van H. Van Nispen BV uit<br />
Sprundel, Nederland<br />
MB 21.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Hoyer België NV uit<br />
2030 Antwerpen<br />
MB 26.04.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Hydro Cleaning International<br />
NV<br />
MB 25.04.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Van Laecke-De Muynck<br />
en zonen uit 9960 Assenede<br />
MB 25.04.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Interleuven CV uit 3000<br />
Leuven<br />
MB 12.05.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Gielen Containerservice<br />
NV uit 3720 Kortessem<br />
MB 14.05.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van IJzerland BVBA uit<br />
2110 Wijnegem<br />
MB 12.05.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />
afvalstoffen in hoofde van Dumon BVBA uit 8020<br />
Oostkamp<br />
MB 17.03.00. OVAM. Ministeriële besluiten houdende<br />
erkenning als laboratorium voor uitvoeren<br />
van analyses op afvalstoffen, in hoofde van : Meat<br />
Control NV uit 9520 Sint-Lievens-Houtem, Centrum<br />
voor Voedings- en Drankonderzoek (CVDO)<br />
BVBA uit 8900 Ieper, Biocontrol BVBA uit 2880<br />
Bornem<br />
MB 11.04.00. OVAM. Erkenning als laboratorium<br />
voor uitvoeren van analyses op afvalstoffen, in<br />
hoofde van Toegepaste Geologie en Hydrogeologie<br />
uit 9000 Gent<br />
MB 09.05.00. OVAM. Ministeriële besluiten houdende<br />
afwijkingen op stortverboden in hoofde van :<br />
NV De Kock, NV Depovan, Intercommunale<br />
Hooge Maey, CV Igean, CVBA ILVA, CV IMOG,<br />
CV IOK, CVBA Igemo, CVBA IVVA, NV Remo,<br />
NV Stevan<br />
MB 12.05.00. OVAM. Afwijking van stortverbod in<br />
hoofde van CVBA Igemo.<br />
BVR 14.04.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />
wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 13 juli 1994 tot invoering van een afschotplan<br />
voor reewild en tot wijziging van het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 23 juni 1998 betreffende de<br />
jacht in het <strong>Vlaams</strong>e gewest voor de periode van 1<br />
juli 1998 tot 30 juni 2003 (BS 08.07.00). Inwerkingtreding<br />
: 01.07.00.<br />
MB 20.04.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />
van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />
"Dauteweyers" te Diepenbeek. De erkenningen<br />
gelden vanaf de datum van het besluit.<br />
MB 31.03.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />
van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />
"De Rilroheide" te Beersel. De erkenningen gelden<br />
vanaf de datum van het besluit.<br />
Ministerieel besluit houdende verlening van statuut<br />
van erkend natuurreservaat aan "Zoerselbos-<br />
Heiblok" te Zoersel. De erkenningen gelden vanaf<br />
de datum van het besluit.<br />
MB 31.03.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />
van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />
"Kreielerbos" te Bocholt. De erkenningen gelden<br />
vanaf de datum van het besluit.<br />
MB 31.03.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />
van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />
"Hondsbossen" te Sint-Katelijne-Waver. De erkenningen<br />
gelden vanaf de datum van het besluit.<br />
MB 25.04.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />
van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />
"Het Kluysbos" te Galmaarden. De erkenningen<br />
gelden vanaf de datum van het besluit.<br />
MB 08.05.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />
van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />
"De Zig" te Kinrooi. De erkenningen gelden vanaf<br />
de datum van het besluit.<br />
MB 25.04.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />
van statuut van erkend natuurreservaat aan
-1225- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
"Het Meldertbos" te Hoegaarden. De erkenningen<br />
gelden vanaf de datum van het besluit.<br />
MB 31.03.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />
van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />
"De Lommelse Heidegebieden" te Lommel (BS<br />
11.07.00). De erkenningen gelden vanaf de datum<br />
van het besluit.<br />
BVR 26.05.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering ter<br />
uitvoering van sommige artikelen van het decreet<br />
van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het<br />
leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen<br />
(BS 15.07.00). Inwerkingtreding 1.1.2000.<br />
MB 26.05.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />
aan "Het Speelhof" te Stekene. De<br />
erkenningen gelden vanaf de datum van het besluit.<br />
MB 29.05.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />
aan "De Zwaanhoek" te Oudenburg.<br />
De erkenningen gelden vanaf de datum van het besluit.<br />
MB 29.05.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />
aan "Het Aardgat" te Tienen. De erkenningen<br />
gelden vanaf de datum van het besluit.<br />
MB 13.06.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />
aan "De Molse Nete" te Mol (BS<br />
19.07.00). De erkenningen gelden vanaf de datum<br />
van het besluit.<br />
BVR 17.07.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
houdende uitspraak over de op 31 maart 2000 door<br />
Unizo (Unie van Zelfstandige Ondernemers)<br />
(vroeger NCMV), Spastraat 8, 1000 Brussel ingediende<br />
aanvraag tot wijziging van sommige voorwaarden<br />
van titel II van het Vlarem voor bepaalde<br />
ingedeelde en niet-ingedeelde gasolieopslagplaatsen<br />
(BS 05.08.00). Inwerkingtreding : 01.08.00.<br />
D 30.06.00. Decreet houdende bepalingen tot begeleiding<br />
van de aanpassing van de begroting 2000<br />
(BS 17.08.00). Inwerkingtreding (van artikel 11) :<br />
01.07.00.<br />
BVR 08.06.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
houdende vaststelling van de lijst van de bodemsaneringen<br />
waarvan de uitvoering ambtshalve door<br />
de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het<br />
<strong>Vlaams</strong> Gewest in de loop van 2000 zal worden begonnen<br />
of voortgezet (BS 26.08.00). Inwerkingtreding<br />
: 01.01.00.<br />
MB 03.05.00. <strong>Vlaams</strong>e Hoge Raad voor Natuurbehoud.<br />
Benoeming van leden en hernieuwing der<br />
mandaten (BS 05.09.00). Inwerkingtreding :<br />
01.07.00.<br />
MB 03.07.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />
aan "d'Achtentwintig Roeden" te<br />
Dendermonde. De erkenningen gelden vanaf de<br />
datum van het besluit.<br />
MB 13.07.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />
aan "De Pilse" te Zedelgem (BS<br />
07.09.00). De erkenningen gelden vanaf de datum<br />
van het besluit.<br />
BVR 30.06.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
houdende de regeling van de rechtspositie van het<br />
personeel van sommige <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen<br />
(BS 26.09.00). Verschillende bepalingen treden<br />
in werking met terugwerkende kracht. Noot :<br />
betreft een BVR onder meer op voorstel van de<br />
minister bevoegd voor Leefmilieu.<br />
MB 27.09.00. Departement LIN. Erkenning van laboratoria<br />
voor het uitvoeren van analyses in het<br />
kader van het decreet van 23 januari 1991 inzake<br />
de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging<br />
door meststoffen (BS 14.10.00). De erkenningen<br />
gaan in op 05.05.00.<br />
MB 15.09.00. Twee ministeriële besluiten houdende<br />
verlening van het statuut van erkend natuurreservaat<br />
aan het privaat natuurreservaat "De Keuzemeersen"<br />
te Gent-Drongen en het privaat natuurreservaat<br />
"De Scheldemeersen" te De Pinte en<br />
Merelbeke (BS 18.10.00). De erkenningen gaan in<br />
vanaf de datum van het besluit.<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden,<br />
Ambtenarenzaken en Sport<br />
Huisvesting<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14 januari<br />
2000 houdende goedkeuring van de gewijzigde statuten<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />
trad in werking op 14 januari 2000, doch werd pas<br />
gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 20 oktober<br />
2000 ten gevolge van een technische vergissing,<br />
die werd opgemerkt voor de publicatie in het Belgisch<br />
Staatsblad. Dit besluit geeft uitvoering aan<br />
artikel 30 van de <strong>Vlaams</strong>e Wooncode ; er was geen<br />
reden om de inwerkingtreding ervan uit te stellen.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 december<br />
2000 houdende de voorwaarden waaronder<br />
kredietvennootschappen voor sociaal woonkrediet
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1226-<br />
erkend kunnen worden door de <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />
De inwerkingtreding ervan is bepaald op 8 december<br />
2000, aangezien deze kredietvennootschappen<br />
vanwege een federale fiscale wetgeving absoluut<br />
een gewesterkenning behoeven vóór 31 december<br />
2000.<br />
Ambtenarenzaken<br />
Hierna volgt een overzicht van de voornaamste besluiten<br />
inzake Ambtenarenzaken die in de huidige<br />
legislatuur werden goedgekeurd en die terugwerkende<br />
kracht hebben ten opzichte van de datum<br />
van goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 december<br />
1999 tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut<br />
van 24 november 1993, wat het verlof voor<br />
opdracht betreft: in werking getreden op 13 juli<br />
1999; gepubliceerd in het BS van 15/01/2000.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 februari<br />
2000 tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut<br />
van 24 november 1993 inzake de uitvoering<br />
van het sectoraal akkoord 1997-1998: in werking<br />
getreden op 1 januari 1999; gepubliceerd in het BS<br />
van 25/05/2000.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 februari<br />
2000 tot wijziging van het personeelsstatuut van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e wetenschappelijke instellingen inzake de<br />
uitvoering van het sectoraal akkoord 1997-1998: in<br />
werking getreden op 1 januari 1999; gepubliceerd<br />
in het BS van 25/05/2000.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14 april<br />
2000 tot wijziging van de personeelsstatuten van<br />
sommige <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen (het zogenaamde<br />
globobesluit): in werking getreden op 1 januari<br />
1995; gepubliceerd in het BS van 04/08/2000.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 februari<br />
2000 tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut<br />
van 24 november 1993 wat betreft de harmonisering<br />
van vergoedingen en toelagen en de incorporatie<br />
van sociale voordelen: in werking getreden<br />
op 1 september 1999 ; gepubliceerd in het BS van<br />
23/06/2000.<br />
Sinds het aantreden van de <strong>Vlaams</strong>e regering in<br />
augustus 1999 zijn geregeld besluiten van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering, omzendbrieven en decretale bepalingen<br />
inzake Ambtenarenzaken gepubliceerd in<br />
het Belgisch Staatsblad na het in werking treden<br />
van de regelgeving. De hierboven opgesomde betreffen<br />
de voornaamste. Dit mag echter niet zonder<br />
meer worden beschouwd als een bewijs van onbehoorlijk<br />
bestuur.<br />
Het principe van de inwerkingtreding tien dagen<br />
na publicatie in het Belgisch Staatsblad werd niet<br />
als algemene regel toegepast om diverse redenen.<br />
Besluiten van de <strong>Vlaams</strong>e regering, omzendbrieven<br />
en decretale bepalingen treden vaker in werking<br />
op datum van de goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
(dus nog voor de publicatie in het Belgisch<br />
Staatsblad) en hebben in uitzonderlijke omstandigheden<br />
zelfs terugwerkende kracht. Toch is er steeds<br />
een gerechtvaardigde reden aan te halen voor deze<br />
terugwerkende kracht.<br />
Hierna bezorg ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
een overzicht van de voornaamste redenen<br />
voor terugwerkende kracht :<br />
– sommige maatregelen passen in een sectoraal<br />
akkoord waarvan de datum van inwerkingtreding<br />
werd overeengekomen met de vakbonden<br />
en zijn bijgevolg in het voordeel van het personeel<br />
;<br />
– een aantal besluiten hebben in de loop van de<br />
procedure een vertraging opgelopen, terwijl de<br />
datum van inwerkingtreding vroeger in de procedure<br />
met de vakbonden werd afgesproken<br />
(bijvoorbeeld de wachttijd bij de Raad van<br />
State, de regeringswissel,...) ;<br />
– bepaalde wijzigingen zijn een gevolg van wijzigingen<br />
in de federale regelgeving die de <strong>Vlaams</strong>e<br />
overheid dient te volgen en die in werking<br />
dienen te treden op de datum van de inwerkingtreding<br />
van die gewijzigde federale regeling<br />
(bijvoorbeeld de federale regeling van de overheidsopdrachten)<br />
;<br />
– wanneer bepaalde de facto toestanden dienen<br />
te worden geregulariseerd zal de datum van de<br />
inwerkingtreding samenvallen met het begin<br />
van de de facto toestand ;<br />
– bepaalde besluiten en bepalingen dienen uitwerking<br />
te hebben met ingang van de inwerkingtreding<br />
van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut,<br />
het statuut van de <strong>Vlaams</strong>e wetenschappelijke<br />
instellingen of het stambesluit dat van toepassing<br />
is op sommige <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen.<br />
Dit geldt ook voor bepaalde maatregelen<br />
die samenhangen met maatregelen die reeds<br />
vroeger in de reeds vermelde statuten werden<br />
ingeschreven. Ook technische aanpassingen en<br />
verduidelijkingen van bestaande regelgeving
-1227- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
gaan in vanaf de datum van het inschrijven van<br />
de oorspronkelijke regelgeving ;<br />
– nog andere besluiten krijgen terugwerkende<br />
kracht ingevolge opmerkingen van het Rekenhof,<br />
omdat het aangelegenheden betreft die verband<br />
houden met de invoering van nieuwe toelagen,<br />
vergoedingen en andere betalingswijzen<br />
en die bijgevolg beter in het begin van een kalenderjaar<br />
worden ingevoerd, of omdat het regelingen<br />
betreft die gelden voor overgehevelde<br />
personeelsleden en die in het kader van de verworven<br />
rechten met ingang van de overhevelingsdatum<br />
uitwerking hebben.<br />
Binnenlandse Aangelegenheden<br />
Er zijn geen omzendbrieven, besluiten of decretale<br />
bepalingen met terugwerkende kracht uitgevaardigd.<br />
Sport<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 1 oktober<br />
2000 houdende benoeming van de secretaris van de<br />
disciplinaire commissie en disciplinaire raad inzake<br />
medisch verantwoorde sportbeoefening. Dit besluit<br />
werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van<br />
27 oktober 2000 en trad in werking op 1 september<br />
2000.<br />
Het besluit betreft een louter interne administratieve<br />
aangelegenheid, waarbij om redenen van<br />
goed bestuur en betere benutting van de personeelsleden<br />
van de administratie Gezondheidszorg<br />
werd overgegaan tot subdelegatie op het meest<br />
functionele niveau.<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 maart<br />
2000 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e sportfederaties<br />
en de daarmee samenhangende besluiten van<br />
17 maart 2000 tot het verkrijgen van de subsidie inzake<br />
topsport, sportkampen en jeugdsport. Deze<br />
besluiten werden genomen op basis van het decreet<br />
van 13 april 1999 houdende erkenning en<br />
subsidiëring van de sportfederaties. Zij werden gepubliceerd<br />
op 26 mei 2000 en traden in werking op<br />
1 januari 2000.<br />
De terugwerkende kracht was noodzakelijk om op<br />
geen enkel moment de continuïteit van de werking<br />
van de federatie in moeilijkheden te brengen.<br />
De uitvoeringsbesluiten bevatten voldoende overgangsbepalingen<br />
om de bestaande federaties toe te<br />
laten zich aan te passen aan de nieuwe erkenningsen<br />
subsidiëringsvoorwaarden.<br />
Stedenbeleid<br />
Inzake stedenbeleid zijn er geen decreten, besluiten<br />
of omzendbrieven waarop de parlementaire<br />
vraag van toepassing is.<br />
Buitenlandse Handel<br />
Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 september<br />
2000 houdende de organisatie van Export<br />
Vlaanderen en de instellingsspecifieke regeling van<br />
de rechtspositie van het personeel (IS/BEV) bevat<br />
heel wat bepalingen die terugwerkende kracht<br />
hebben ten aanzien van de datum van inwerkingtreding<br />
van het besluit. De belangrijkste bepalingen<br />
betreffen de datum van oprichting van de niveaus<br />
en de datum van de functionele loopbaan<br />
voor de ambtenaren van de instelling (artikel XV<br />
14 van het IS/BEV) en de inschalingsdata voor de<br />
verschillende niveaus (artikel VIII 3 IS/BEV).<br />
De terugwerkende kracht is een gevolg van de<br />
langdurige besprekingen en onderhandelingen die<br />
werden gevoerd rond het instellingsspecifiek besluit<br />
van Export Vlaanderen. Bij het bepalen van<br />
de data werd ermee rekening gehouden ook in de<br />
de andere <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen de inschaling<br />
met terugwerkende kracht was vastgesteld.<br />
Omtrent data werd een akkoord afgesloten<br />
na onderhandeling in het bevoegde sectorcomité.<br />
Monumenten en Landschappen<br />
Noch inzake archeologie, noch inzake monumenten<br />
en landschappen zijn er omzendbrieven, besluiten<br />
of decreten waarop de parlementaire vraag van<br />
toepassing is.<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening<br />
en Media<br />
Ruimtelijke Ordening<br />
Het nieuwe decreet ruimtelijke ordening van 18<br />
mei 1999 trad in werking op 1 mei 2000. Voor dit<br />
decreet moesten een aantal prioritaire uitvoeringsbesluiten<br />
worden gemaakt.<br />
De volgende besluiten werden vóór 1 mei genomen,<br />
maar na die datum gepubliceerd. Ze traden<br />
wel op 1 mei in werking.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1228-<br />
Advies over provinciaal ruimtelijk structuurplan:<br />
het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april<br />
2000 tot aanwijzing van de gewestelijke administraties<br />
en instellingen die advies uitbrengen over een<br />
ontwerp van provinciaal ruimtelijk structuurplan<br />
(BS 13/5/2000)<br />
Vergunningplicht: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningplichtige<br />
functiewijzigingen en van de werken,<br />
handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige<br />
vergunning nodig is (BS 18/5/2000)<br />
Beslissingsformulieren stedenbouwkundige vergunning<br />
oud systeem: ministerieel besluit van 21<br />
april 2000 houdende bepaling van de vorm der beslissingen<br />
inzake aanvragen van een stedenbouwkundige<br />
vergunning volgens het decreet betreffende<br />
de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22<br />
oktober 1996 (BS 19/5/2000)<br />
Beslissingsformulieren verkavelingsvergunning<br />
oud systeem: het ministerieel besluit van 21 april<br />
2000 houdende bepaling van de vorm der beslissingen<br />
inzake verkavelingsaanvragen volgens het decreet<br />
betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd<br />
op 22 oktober 1996 (BS 19/5/2000)<br />
Grondfonds : besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van<br />
14 april 2000 betreffende het financiële en materiële<br />
beheer van de dienst met afzonderlijk beheer<br />
"Grondfonds" (BS 13/5/2000)<br />
Planologisch attest: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 28 april 2000 tot bepaling van de nadere<br />
regels voor de aanvraag en de afgifte van het<br />
planologisch attest (BS 18/5/2000)<br />
Administratieve geldboete: het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april 2000 betreffende de<br />
administratieve geldboete voor het overtreden van<br />
een bekrachtigd stakingsbevel (BS 13/5/2000)<br />
Ambtenaren die PV opmaken : het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april 2000 houdende de<br />
aanwijzing van ambtenaren die bevoegd zijn om de<br />
misdrijven op het gebied van de ruimtelijke ordening<br />
en stedenbouw op te sporen en vast te stellen<br />
(BS 13/5/2000)<br />
De volgende besluiten werden na 1 mei genomen<br />
en gepubliceerd. Ze traden wel op 1 mei in werking.<br />
Ambtenaren : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden<br />
waaraan personen moeten voldoen om als<br />
ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen<br />
worden aangesteld, gewijzigd bij besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 7 juli 2000 (BS 28/7/2000)<br />
Ambtenaren: het ministerieel besluit van 13 juli<br />
2000 tot bepaling van de diploma's van een opleiding<br />
ruimtelijke ordening die voldoen om te kunnen<br />
worden aangesteld als ambtenaar van ruimtelijke<br />
ordening (BS 28/7/2000)<br />
Procoro en gecoro: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 19 mei 2000 tot vaststelling van nadere<br />
regels voor de samenstelling, de organisatie en de<br />
werkwijze van de provinciale en gemeentelijke<br />
commissies voor ruimtelijke ordening (BS<br />
3/6/2000)<br />
Vlacoro : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van<br />
19 mei 2000 tot vaststelling van nadere regels voor<br />
de organisatie en de werkwijze van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Commissie voor Ruimtelijke Ordening (BS<br />
3/6/2000)<br />
Vooroverleg structuurplannen: het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000 tot regeling van<br />
het vooroverleg over voorontwerpen van ruimtelijke<br />
structuurplannen (BS 20/5/2000)<br />
Ontwerpers : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 5 mei 2000 tot instelling van het register van<br />
ruimtelijke planners, tot bepaling van de voorwaarden<br />
voor opname van personen in dat register en<br />
tot vaststelling van nadere regels met betrekking<br />
tot de verantwoordelijkheid van ruimtelijke planners<br />
voor de opmaak van ruimtelijke structuurplannen<br />
en ruimtelijke uitvoeringsplannen, gewijzigd<br />
bij besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 juli<br />
2000 (BS 28/7/2000)<br />
Ontwerpers : het ministerieel besluit van 13 juli<br />
2000 tot bepaling van de diploma's van een opleiding<br />
ruimtelijke ordening die voldoen om te kunnen<br />
worden geregistreerd als ruimtelijk planner<br />
(BS 28/7/2000)<br />
Plannenregister : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 5 mei 2000 houdende bepaling van de nadere<br />
regels voor de opmaak en de actualisering van<br />
het plannenregister (BS 23/5/2000)<br />
Vergunningenregister : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering van 5 mei 2000 houdende de organisatie<br />
van het vergunningenregister (BS 20/5/2000)<br />
Algemeen belang : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de werken,<br />
handelingen of wijzigingen van algemeen be-
-1229- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
lang en tot regeling van het vooroverleg met de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Bouwmeester (BS 19/5/2000)<br />
Openbaar onderzoek vergunningen: het besluit van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000 betreffende de<br />
openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige<br />
vergunning en verkavelingsaanvragen<br />
(BS 20/5/2000)<br />
Adviesverlening vergunningen: het besluit van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000 betreffende de<br />
adviesverlening inzake aanvragen tot stedenbouwkundige<br />
vergunning en verkavelingaanvragen (BS<br />
20/5/2000)<br />
Vrijstelling gemachtigde ambtenaar oud systeem:<br />
het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000<br />
tot bepaling van de werken en handelingen die<br />
vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van de<br />
gemachtigde ambtenaar (BS 19/5/2000)<br />
Meerwaarde: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 5 mei 2000 betreffende de berekening en de<br />
betaling van de meerwaarde (BS 20/5/2000)<br />
Transactiesom: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 5 mei 2000 betreffende de transactiesom inzake<br />
ruimtelijke ordening (BS 20/5/2000)<br />
De reden waarom deze uitvoeringsbesluiten van<br />
het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie<br />
van de ruimtelijke ordening met terugwerkende<br />
kracht in werking traden, is vrij eenvoudig. Het decreet<br />
trad in werking op 1 mei 2000. De meeste uitvoeringsbesluiten<br />
dienden dus ook op 1 mei in<br />
werking te treden.<br />
Het decreet van 18 mei 1999 werd op heel wat punten<br />
bijgestuurd door de decreetswijziging van 26<br />
april 2000 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad<br />
van 29 april 2000).<br />
Een aantal besluiten ondervond niet onmiddellijk<br />
gevolgen van deze decreetswijziging. Het betreft<br />
hier vooral de besluiten die terug te vinden zijn in<br />
de lijst van tijdig genomen, doch te laat gepubliceerde<br />
besluiten. Deze besluiten waren meestal in<br />
ontwerpfase reeds enige tijd klaar, doch met hun<br />
definitieve afhandeling werd gewacht tot de bekrachtiging<br />
van de decreetswijziging.<br />
De inhoud van een aantal andere besluiten hing<br />
echter af van de vraag of en hoe de decretale bepalingen<br />
werden gewijzigd. De Raad van State heeft<br />
immers duidelijk gesteld deze besluiten slechts te<br />
kunnen adviseren na de afronding van de decreetswijziging.<br />
Dit gebeurde dan ook. Hierdoor werden<br />
deze besluiten genomen met terugwerkende<br />
kracht.<br />
Ik deel de mening van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
dat deze praktijk zoveel mogelijk dient<br />
te worden vermeden. In het geval van deze uitvoeringsbesluiten<br />
was dit echter onvermijdbaar.<br />
Economie<br />
De beslissing van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli<br />
2000 tot wijziging van de expansierichtlijnen<br />
MGB3 en VL7, gepubliceerd in het BS van 19 augustus<br />
2000, is van toepassing op alle steunaanvragen<br />
die vanaf 17 juli 2000 worden ingediend en op<br />
alle steunaanvragen die voor die datum zijn ingediend<br />
maar waarover op 17 juli 2000 nog geen beslissing<br />
over de steunverlening was genomen.<br />
Het betreft hier een verplichte retroactiviteit. De<br />
wijzigingen van de expansierichtlijnen waren noodzakelijk<br />
om ze in overeenstemming te brengen met<br />
de Europese regelgeving, in het bijzonder de Europese<br />
richtsnoeren inzake regionale steun. De retroactieve<br />
werking was verantwoord en zelfs verplicht<br />
om te voldoen aan de supranationale verplichting<br />
om de wetgeving aan te passen met ingang van 1<br />
januari 2000. De wijzigingen doen niets anders dan<br />
teruggrijpen naar een supranationale norm die<br />
reeds bestond ten tijde van de inwerkingtreding<br />
van de respectieve richtlijnen MGB3 en VL7 (1 november<br />
1998), terwijl de Europese richtsnoeren dateren<br />
van 10 maart 1998.<br />
Het laattijdig afstemmen van de expansierichtlijnen<br />
op de Europese richtsnoeren is te wijten aan<br />
het niet aanmelden van de MGB3-70 richtlijn van 1<br />
november 1998 aan de Europese Commissie, en dit<br />
ondanks de aanmaningen van de Europese Commissie<br />
en de administratie om elke wijziging aan de<br />
regelgeving "regionale expansiesteun" aan te melden.<br />
Op 17 december 1999 besliste de Europese<br />
Commissie om de regelgeving MGB3-70 op te<br />
schorten met ingang van 1 januari 2000, zolang<br />
deze niet conform was aan de Europese richtsnoeren.<br />
Na een overleg met de Commissie op 26 mei<br />
2000 heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering op 17 juli 2000 een<br />
aantal wijzigingen op de expansierichtlijnen en<br />
zachte steun goedgekeurd, teneinde deze in overeenstemming<br />
te brengen met de Europese regelgeving<br />
inzake overheidssteun aan ondernemingen.<br />
De wijzigingen dienden op bevel van de Europese<br />
Commissie onmiddellijk in werking te treden, en<br />
dit met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2000.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1230-<br />
Wetenschaps- en technologisch innovatiebeleid<br />
Titel<br />
<strong>Vlaams</strong> Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch<br />
Onderzoek in de Industrie (IWT) – Benoeming van de commissaris en de gemachtigde<br />
van financiën van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
Datum beslissing 22 oktober 1999<br />
Publicatie in 6 juni 2000<br />
Belgisch Staatsblad<br />
Inwerkingtreding 22 oktober 1999<br />
Titel<br />
<strong>Vlaams</strong> Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch<br />
Onderzoek in de industrie (IWT) – medesubsidiëring van de onderzoeksprojecten<br />
van de collectieve en gelijkgestelde researchcentra<br />
Datum beslissing 3 december 1999<br />
Publicatie in 3 juni 2000<br />
Belgisch Staatsblad<br />
Inwerkingtreding Niet expliciet vermeld (portfolio 1999)<br />
Titel<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot vaststelling van de personeelsformatie en van<br />
het statuut van het personeel van het permanent secretariaat van de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Raad voor Wetenschapsbeleid en tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut<br />
Datum beslissing 3 december 1999<br />
Publicatie in 15 februari 2000<br />
Belgisch Staatsblad<br />
Inwerkingtreding 3 december 1999<br />
Titel<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 12 juni 1995 houdende organisatie van het <strong>Vlaams</strong> Instituut voor de<br />
Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie<br />
(IWT) en de regeling van de rechtspositie van het personeel<br />
Datum beslissing 17 maart 2000<br />
Publicatie in 28 juli 2000<br />
Belgisch Staatsblad<br />
Inwerkingtreding<br />
1 januari 1995 (sommige artikelen treden op 1 januari 1996 in werking)
-1231- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Titel<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering houdende de inwerkingtreding van een artikel<br />
van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het voeren van een beleid ter aanmoediging<br />
van de technologische innovatie<br />
Datum beslissing 28 april 2000<br />
Publicatie in 28 juli 2000<br />
Belgisch Staatsblad<br />
Inwerkingtreding 1 april 2000<br />
Titel<br />
Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering houdende de overdracht van rechten en plichten<br />
van het FIOV naar het IWT<br />
Datum beslissing 17 juli 2000<br />
Publicatie in 25 oktober 2000<br />
Belgisch Staatsblad<br />
Inwerkingtreding 1 juli 2000<br />
(FIOV : Fonds ter Bevordering van het Industrieel Onderzoek in Vlaanderen – red)<br />
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de datum van<br />
de inwerkingtreding van de besluiten meestal samenvalt<br />
met de datum van beslissing. Reden hiervoor<br />
is uiteraard dat men de genomen beslissingen<br />
zo snel mogelijk wil uitgevoerd zien. De publicatie<br />
van de beslissing volgt in een latere fase. Aangezien<br />
de betrokken partijen steeds rechtstreeks worden<br />
geïnformeerd over de genomen beslissingen,<br />
heeft dit geen nadelige gevolgen voor de concrete<br />
uitvoering ervan.<br />
De datum van inwerkingtreding van het besluit van<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering in verband met de rechtspositie<br />
van het personeel van IWT dat in 2000 werd<br />
goedgekeurd met terugwerkende kracht tot 1 januari<br />
1995, vergt enige bijkomende uitleg. Dit besluit<br />
bevat een aantal regelingen om het IWT-personeelsstatuut<br />
van 1995 aan te passen aan de verschillende<br />
evoluties in het personeelsstatuut van<br />
het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap en de<br />
gelijktijdigheid ervan te realiseren. Dit betreft bijvoorbeeld<br />
de bijsturing van het Ploeg-evaluatie- en<br />
managementsysteem en de bijbehorende organisatie<br />
ervan (Ploeg : plannen, leiding geven en leiding<br />
krijgen, opvolgen en ondersteunen, evaluatie, gewaardeerd<br />
worden – red.). In het verloop van de<br />
procedure tot goedkeuring heeft de adviesverstrekking<br />
door de Raad van State bovendien ongeveer<br />
een volledig jaar in beslag genomen.<br />
Overigens stelde de retroactiviteit op zich geen direct<br />
juridisch probleem, vermits de toestand van<br />
het personeel in de instellingen intussen werd geregeld<br />
door de afspraken van CAO's en omzendbrieven<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />
Vraag nr. 21<br />
van 6 december 2000<br />
van de heer JOACHIM COENS<br />
Heffing leegstand – Vrijstelling bij overmacht<br />
Het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen<br />
ter bestrijding en voorkoming van leegstand en<br />
verwaarlozing van bedrijfsruimten vestigt een<br />
heffing op de leegstaande bedrijfsruimten die werden<br />
geregistreerd in de inventaris van leegstand en<br />
hiertoe tweemaal een registratieattest ontvingen.<br />
Het decreet van 22 december 1995 vestigt een gelijkaardige<br />
heffing op leegstaande en/of verkrotte<br />
gebouwen en woningen.<br />
In dit laatste decreet werd op 18 mei 1999 een<br />
nieuwe vrijstellingsgrond toegevoegd, met name in<br />
artikel 41, tweede lid. Hierin is bepaald dat belastingplichtigen<br />
die in een erkende ouderenvoorziening<br />
zijn opgenomen of die langdurig in een psychiatrische<br />
instelling verblijven, zijn vrijgesteld van<br />
belasting. Daarnaast is ook elke belastingplichtige
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1232-<br />
van de belasting vrijgesteld indien hij een situatie<br />
van overmacht kan bewijzen. Dit valt te beschouwen<br />
als een algemene vrijstellingsgrond.<br />
1. Is het feit dat het decreet van 22 december 1995<br />
m.b.t. leegstaande en verkrotte woningen in een<br />
algemene vrijstelling voorziet in geval van overmacht<br />
en dat het decreet van 19 april 1995<br />
m.b.t. leegstaande bedrijfsruimten dat niet doet,<br />
niet te beschouwen als een discriminatie en dus<br />
schending van het gelijkheidsbeginsel <br />
2. Zo neen, is het onderscheid in behandeling redelijk<br />
te verantwoorden Waarom voorziet het<br />
decreet van 19 april 1995 niet in een dergelijke<br />
vrijstelling <br />
3. Wordt een aanslepende gerechtelijke procedure,<br />
zoals bijvoorbeeld een vereffening, een verdeling<br />
van een nalatenschap of het gedwongen<br />
uit onverdeeldheid treden van mede-eigenaars,<br />
beschouwd als overmacht <br />
Antwoord<br />
1 en 2. Het is niet nodig dat het decreet van 19<br />
april 1995 zou voorzien in een algemene vrijstelling<br />
in geval van overmacht zoals het decreet<br />
van 22 december 1995 dat doet. Vrijstelling op<br />
basis van overmacht, zelfs zonder decretale bepaling,<br />
is mogelijk.<br />
Immers, in administratieve zaken – dus ook in<br />
het kader van het decreet op de leegstand bedrijfsruimten<br />
– kan men zich steeds op een algemeen<br />
rechtsbeginsel zoals dat van "overmacht"<br />
beroepen. Bij de beoordeling van het<br />
begrip "overmacht" volgt de administratie de<br />
leer van de "ontoerekenbare onmogelijkheid",<br />
waarbij in wezen wordt aangesloten bij het begrip<br />
overmacht of dwang in strafzaken en in het<br />
contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht.<br />
Volgens deze leer moeten twee<br />
voorwaarden voorhanden zijn opdat er sprake<br />
kan zijn van overmacht: het objectief bestanddeel<br />
(een onoverkomelijke gebeurtenis waarop<br />
de belastingplichtige geen vat heeft) en het subjectief<br />
bestanddeel (de belastingplichtige moet<br />
hebben gehandeld zoals een normaal voorzichtig<br />
en redelijk mens in dezelfde feitelijke omstandigheden<br />
geplaatst).<br />
Dienvolgens is er ook geen onderscheid in de<br />
behandeling van de belastingplichtigen die vallen<br />
onder de toepassing van het decreet van 22<br />
december 1995 en van deze die vallen onder<br />
toepassing van het decreet van 19 april 1995.<br />
3. Het is best mogelijk dat bijvoorbeeld een<br />
vereffening, een verdeling van nalatenschap of<br />
een gedwongen uitonverdeeldheidtreding van<br />
mede-eigenaars in een concreet dossier wordt<br />
beschouwd als overmacht indien beide elementen<br />
van overmacht bewezen zijn.<br />
Het is echter aan de belastingplichtige om het<br />
bewijs van overmacht te leveren, en aan de gemachtigde<br />
ambtenaar om in geval van afwijzing<br />
van het argument zijn beslissing te motiveren.<br />
In ieder geval is een beslissing van een gemachtigde<br />
ambtenaar waarbij ingeroepen overmacht<br />
als ongegrond wordt afgewezen, nog vatbaar<br />
voor een rechterlijk beroep.<br />
Vraag nr. 22<br />
van 6 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Onroerende voorheffing – Bezwaarschriften<br />
Sinds de overheveling van de inning van de onroerende<br />
voorheffing door de <strong>Vlaams</strong>e overheid naar<br />
het Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen<br />
en Limburg (Cipal) zijn er veel problemen opgedoken<br />
in verband met gegevens inzake gezinslast,<br />
categorie bescheiden woning. Eigenaars moeten<br />
kosten maken (bv. aangetekende brieven, ... )<br />
om de fouten van de administratie recht te zetten.<br />
1. Hoeveel bezwaren werden ingediend wegens<br />
fouten van de administratie Welke evolutie is<br />
er vast te stellen ten opzichte van de voorgaande<br />
jaren <br />
2. Hoe zal Cipal deze problemen rechtzetten <br />
3. Hoe kunnen de eigenaars hun geld recupereren <br />
Antwoord<br />
1. Het aantal bezwaren van belastingplichtigen in<br />
het kader van de onroerende voorheffing bedroeg<br />
102.518 voor het aanslagjaar 1999 en<br />
25.523 voor het aanslagjaar 2000, beide op<br />
datum van 04 januari 2001. 56.745 bezwaren<br />
tegen de aanslagen van 1999 waren terecht. De<br />
bezwaarindieners kregen een positief antwoord.<br />
Het is voorbarig nu reeds conclusies te trekken<br />
voor het aanslagjaar 2000. Of een bezwaar
-1233- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
tegen een aanslag voor 2000 terecht is, kan immers<br />
enkel worden vastgesteld nadat het administratief<br />
onderzoek is afgesloten.<br />
2. De fouten in de aanslagen zijn te wijten aan de<br />
kwaliteit van de aangeleverde gegevens door diverse<br />
overheidsadministraties.<br />
Er is gebleken dat de bestanden van het Kadaster<br />
niet volledig overeenstemmen met deze van<br />
het Rijksregister en vermits de "matching" van<br />
de gegevens op het niveau van het adres gebeurt,<br />
wordt enkel aan de adressen die volledig<br />
overeenstemmen een vermindering gekoppeld.<br />
Dit geldt voor de vermindering voor kinderen,<br />
gehandicapte persoon en bescheiden woning.<br />
De verantwoordelijkheid voor de slechte koppeling<br />
van bestanden kan noch bij de <strong>Vlaams</strong>e<br />
Gemeenschap, noch bij Cipal worden gelegd.<br />
Het gaat hier immers om een onvermijdbare<br />
fout als gevolg van de koppeling van meerdere<br />
niet-uniforme bestanden.<br />
De koppelingen van de gegevens zijn door<br />
Cipal in de loop van het jaar 2000 manueel bijgewerkt.<br />
Dit geeft tot gevolg gehad dat er merkelijk minder<br />
bezwaren zijn ingediend, namelijk 25.523 op<br />
datum 04 januari 2001. Het aantal bezwaarschriften<br />
voor het aanslagjaar 2000 vertegenwoordigt<br />
immers slechts eenvierde van het aantal<br />
bezwaarschriften met betrekking tot het<br />
vorig aanslagjaar.<br />
3. In de brief waarin de Belastingdienst voor<br />
Vlaanderen zijn beslissing meedeelt, wordt het<br />
ontheven bedrag vermeld.<br />
De terugbetaling van het eventueel te veel betaalde<br />
bedrag gebeurt voor het einde van de<br />
tweede maand die volgt op de brief waarin de<br />
ontheffing wordt meegedeeld.<br />
Vraag nr. 23<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer JOHAN DE ROO<br />
Adviesraden – Budget<br />
Uit het antwoord van de minister-president op<br />
mijn schriftelijke vraag nr. 1 van 5 oktober 2000<br />
met betrekking tot de adviesvragen over decreten<br />
aan de verschillende adviesorganen, blijkt dat<br />
vooral de MINA-raad (Milieu- en Natuurraad van<br />
Vlaanderen) en de SERV (Sociaal-Economische<br />
Raad van Vlaanderen) en in mindere mate de<br />
VLOR (<strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad) worden geconsulteerd<br />
(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 6<br />
van 19 januari 2001, blz. 856 – red.).<br />
1. Voor welke bedragen, zowel inzake dotaties als<br />
inzake andere kosten, heeft de <strong>Vlaams</strong>e overheid<br />
in deze adviesorganen geinvesteerd <br />
2. Hoe zijn deze middelen door de adviesraden<br />
aangewend inzake huisvesting, loonkosten en<br />
werkingsmiddelen <br />
Antwoord<br />
Het antwoord dat ik verstrekte op vraag nr. 1 van 5<br />
oktober 2000 was van algemeen-juridisch-coördinerende<br />
aard.<br />
De vraag die nu voorligt, richt zich tot het beleidsdomein<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e ministers onder wie de genoemde<br />
adviesorganen ressorteren. Desalniettemin<br />
antwoord ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
betreffende de aspecten die aansluiten bij mijn<br />
bevoegdheid van Financiën en Begroting, door<br />
hem te verwijzen naar de uitgavenbegroting 2001<br />
(Stuk 15 (2000-2001) – Nr. 1 – Bijlagen) voor de<br />
vragen over de VLOR en de SERV enerzijds, en<br />
naar de specifieke uitgavenbegroting van de<br />
MINA-raad anderzijds.<br />
De begroting van de VLOR is terug te vinden op<br />
bladzijde 100, met een detail van alle ontvangsten<br />
en uitgaven die men begroot voor 2001. De <strong>Vlaams</strong>e<br />
inbreng bedraagt 100,6 miljoen frank.<br />
De begroting van de SERV is terug te vinden op<br />
bladzijde 123 van hetzelfde stuk; de <strong>Vlaams</strong>e inbreng<br />
bedraagt 260,1 miljoen frank.<br />
Wat de MINA-raad betreft, heeft het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong><br />
een dotatie gestemd van 36,4 miljoen frank<br />
op basisallocatie 41.02 van programma 61.1.<br />
Hiervan zal : 850.000 fr. gaan naar investeringen<br />
van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen,<br />
4.738.000 fr. naar de kosten van het gebouw,<br />
725.000 fr. naar huur/onderhoud van materiaal,<br />
900.000 fr. naar dagelijks verbruik, 1.660.000 fr.<br />
naar kosten van publicaties, 1.600.000 frank naar<br />
organisatiekosten, 513.000 fr. naar kantoormateriaal,<br />
23.509.343 fr. naar personeelskosten en sociale<br />
lasten, 768.000 fr. naar externe vertegenwoordiging,<br />
530.0000 fr. naar kosten in verband met raads- en
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1234-<br />
werkgroepactiviteiten, 730.000 fr. naar andere kosten.<br />
Voor meer specifieke informatie betreffende de<br />
aanwending van de middelen van VLOR en SERV<br />
verwijs ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
naar de bevoegde ministers terzake : voor de<br />
SERV naar de heer Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong><br />
minister van Economie, voor de VLOR naar mevrouw<br />
Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> minister<br />
van Onderwijs en Vorming.<br />
Vraag nr. 24<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer CARL DECALUWE<br />
Verwijlintresten – Overzicht<br />
De minister-president heeft vorig jaar aangekondigd<br />
dat hij bijkomende acties zou ondernemen om<br />
de verwijlintresten te verminderen. De geplande<br />
acties moesten een inzicht geven in de totaliteit<br />
van schuldverplichtingen enerzijds en in de ordonnanceringskredieten<br />
die nodig zijn voor betaling<br />
anderzijds.<br />
In opvolging van mijn schriftelijke vraag nr. 20 van<br />
4 november 1999 (Bulletin van Vragen en Antwoorden<br />
nr. 6 van 21 januari 2000, blz. 459 – red.) had<br />
ik graag enkele vragen aan de minister gesteld.<br />
1. Kan de minister een overzicht geven van de verwijlintresten<br />
die in 1999 en in de loop 2000 werden<br />
uitbetaald bij de administraties en de diensten<br />
met afzonderlijk beheer (DAB) onder<br />
zijn/haar bevoegdheid <br />
2. Werden de aangekondigde acties reeds geïmplementeerd<br />
en welk effect hebben zij gesorteerd <br />
N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />
Gecoördineerd antwoord<br />
In het financieel systeem worden de betalingen van<br />
de verwijlintresten geregistreerd onder speciaal<br />
daarvoor gereserveerde ordonnantienummers, met<br />
het oog op de rapportering en om duidelijk de aandacht<br />
te vestigen op het uitzonderlijke karakter<br />
van deze uitgaven. De rapportering over de betaalde<br />
verwijlintresten voor de diensten algemeen bestuur<br />
wordt dan ook uit dit financieel systeem gehaald.<br />
Bij de diensten met afzonderlijk beheer werden de<br />
gegevens opgevraagd.<br />
Hierna vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
de tabel van betaalde verwijlintresten :<br />
Departement 1999 2000<br />
COO - 383.495<br />
AZF 1.672 951.207<br />
OND - -<br />
WVC 16.484 1.792.847<br />
EWBL - -<br />
LIN 13.453.157 9.696.987<br />
DAB MINA 5.634.066 210.344<br />
DAB VIF 36.367.871 61.094.200<br />
Totaal 55.636.969 74.129.080<br />
N.v.d.r.<br />
COO : Coördinatie<br />
AZF : Algemene Zaken en Financiën<br />
OND : Onderwijs<br />
WVC : Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur<br />
EWBL : Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden<br />
en Landbouw<br />
LIN : Leefmilieu en Infrastructuur<br />
MINA : Milieu en Natuur<br />
VIF : <strong>Vlaams</strong> Infrastructuurfonds<br />
Ten gevolge van diverse maatregelen die werden<br />
genomen op het vlak van begroting en dossieropvolging<br />
werd het bedrag van de betaalde verwijlintresten<br />
steeds maar verminderd : 192,9 miljoen in<br />
1998 tegenover 55,6 miljoen in 1999. In 2000 was er<br />
een lichte stijging merkbaar tot 74,1 miljoen.<br />
Bij het departement WVC is deze stijging te wijten<br />
aan een veroordeling inzake een geschil met een<br />
aannemer dat reeds tien jaar aansleepte.<br />
De verhoging bij de DAB VIF is te wijten aan de<br />
betaling van oude dossiers (t.b.v. 23,4 miljoen) uit<br />
de periode 1992-1996 en 1998 van de administratie<br />
Waterwegen en Zeewezen.<br />
Vrijwel alle in 1999 en 2000 betaalde verwijlintresten<br />
komen op rekening van het departement Leefmilieu<br />
en Infrastructuur, inclusief de DAB's, MINA<br />
en VIF. Hierbij dient te worden opgemerkt dat<br />
door de aard van de activiteiten van dit departement<br />
het onmogelijk is om verwijlintresten volledig<br />
te vermijden. Dit is in hoofdzaak te wijten aan<br />
verrekeningen waarbij de prijsbepaling in overleg<br />
met de aannemer moet gebeuren en waarbij de<br />
vooropgestelde betalingstermijn meestal niet te
-1235- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
respecteren is, evenals de schadeclaims en rechterlijke<br />
uitspraken.<br />
Bij het ontstaan van verrekeningen waarover niet<br />
onmiddellijk tot een prijsakkoord kan worden gekomen<br />
met de aannemer is de opdracht gegeven<br />
om te werken met ramingsstaten waarbij het nietbetwiste<br />
gedeelte van de schuld onmiddellijk kan<br />
worden vastgelegd en betaald.<br />
De afhandeling van geschillendossiers is meestal<br />
afhankelijk van rechterlijke uitspraken, die onvoorspelbaar<br />
zijn, zodat de intresten die deze dossiers<br />
genereren vooraf ook niet te bepalen zijn.<br />
De nu nog gegenereerde verwijlintresten zijn vrijwel<br />
tot het minimum teruggebracht. Dit impliceert<br />
dat de reeds genomen acties hun vruchten hebben<br />
afgeworpen.<br />
Eind 2000 bleven er geen vervallen facturen onbetaald,<br />
wat wijst op een betere kredietinschatting en<br />
tijdige kredietherschikking. De probleemdossiers<br />
werden geïnventariseerd en de openstaande<br />
schuldverplichtingen worden opgevolgd.<br />
Binnen de administratie van LIN werden in 2000<br />
bestaande projecten voortgezet en nieuwe projecten<br />
opgestart in het kader van de integrale kwaliteitszorg<br />
(IKZ) en de European Foundation for<br />
Quality Management (EFQM) in verband met tijdige<br />
betalingen en het minimaliseren van de doorlooptijd<br />
van de af te handelen dossiers.<br />
Voor de spreiding van de aanbestedingen zijn een<br />
aantal acties ondernomen zoals de introductie van<br />
het project "beter investeren" en de opmaak van<br />
een aanbestedingskalender. De praktijk leert dat<br />
steeds meer administratieve voorwaarden werden<br />
opgelegd om dossiers te kunnen aanbesteden. De<br />
spreiding van de aanbestedingen is een project dat<br />
aldus niet op korte termijn te realiseren is. Door invoering<br />
van een langetermijnplanning en het starten<br />
met een aanbestedingskalender die loopt over<br />
twee begrotingsjaren, wordt verwacht dat op middellange<br />
termijn (2 à 3 jaar) een betere spreiding<br />
van de aanbestedingen zal worden verkregen.<br />
De invoering van de economische boekhouding<br />
werd vanwege een aantal administratieve moeilijkheden<br />
uitgesteld tot 1 oktober 2001.<br />
De invoering ervan, ondersteund door een flexibel<br />
en gedetailleerd registratiesysteem, zal een permanent<br />
inzicht geven in de totaliteit van de schuldverplichtingen<br />
enerzijds en in de voor betaling benodigde<br />
ordonnanceringskredieten anderzijds.<br />
Vraag nr. 25<br />
van 21 december 2000<br />
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />
Zuid-Afrikaprojecten – Taalgebruik<br />
Op de ministerraad van 8 december jongstleden<br />
werden subsidies aan diverse projecten in<br />
Zuid-Afrika toegekend. Zo werd onder meer 29,8<br />
miljoen frank bestemd voor een Literacy and Numeracy<br />
for all Project in de Vrijstraat, 31,5 miljoen<br />
voor de oprichting van 17 Community Based Rehabilitation<br />
Centers voor gehandicapten, enzovoort.<br />
Kan de minister-president preciseren wat de voertaal<br />
is bij al deze projecten <br />
Antwoord<br />
Tijdens de vergadering van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 8 december 2000 werden inderdaad een aantal<br />
subsidies voor de uitvoering van diverse projecten<br />
in Zuid-Afrika toegekend. Deze dossiers behoren<br />
echter tot de bevoegdheid van de <strong>Vlaams</strong>e minister<br />
voor Ontwikkelingssamenwerking, de heer Bert<br />
Anciaux, die deze ook op de agenda van de vergadering<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 december<br />
2000 plaatste.<br />
Bijgevolg stel ik voor dat, indien meer details gewenst<br />
zijn, contact wordt opgenomen met mijn collega<br />
bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.<br />
Uit overleg met de <strong>Vlaams</strong>e minister van Ontwikkelingssamenwerking<br />
blijkt in elk geval dat, gelet<br />
op het feit dat de Zuid-Afrikaanse overheid verantwoordelijk<br />
is voor de uitvoering van de projecten,<br />
de voertaal onder de Zuid-Afrikaanse wetgeving<br />
valt. Aangezien Zuid-Afrika elf officiële talen<br />
heeft, is de voertaal dan ook één of meerdere van<br />
deze officiële talen.<br />
Vraag nr. 32<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
Vraag nr. 60<br />
van 11 januari 2001<br />
van de heer Jos Loones<br />
Blz. 1160
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1236-<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Leefmilieu en Landbouw.<br />
Vraag nr. 36<br />
van 25 januari 2001<br />
van mevrouw SONJA BECQ<br />
Elektronische informatie – Stand van zaken<br />
Notarissen moeten in het kader van hun werkzaamheden<br />
vaak een beroep doen op informatiediensten<br />
die vanuit de <strong>Vlaams</strong>e overheid worden<br />
georganiseerd. Ik denk hierbij onder meer aan<br />
OVAM (Openbare Afvalstoffemnaatschappij voor<br />
het <strong>Vlaams</strong> Gewest), gemeenten die informatie<br />
geven omtrent stedenbouwkundige attesten, milieuvergunningen<br />
en ruilverkavelingen en te informeren<br />
instanties in geval van voorkooprecht.<br />
Voor deze beroepsgroep – net als voor anderen –<br />
kan het nuttig zijn om enerzijds gebruik te kunnen<br />
maken van een (vertrouwelijke) gegevensbank en<br />
anderzijds rechtsgeldig gebruik te kunnen maken<br />
van e-mail.<br />
1. In hoeverre bestaat er een inventaris van gegevens<br />
waarop notarissen (of andere beroepen)<br />
een beroep moeten doen, met vermelding van<br />
de bevoegde instantie, met betrekking tot materies<br />
die door de <strong>Vlaams</strong>e overheid worden geregeld<br />
Graag kreeg ik hiervan een overzicht.<br />
2. In welke mate bestaat er overleg met de federale<br />
regering om een infodatabank op te zetten<br />
met onder meer gegevens over onroerend goed <br />
3. In welke mate bestaat er bereidheid om ook via<br />
e-mail rechtsgeldige documenten te laten afleveren<br />
<br />
4. Binnen welke termijn wordt één en ander gerealiseerd<br />
(operationeel) <br />
Antwoord<br />
1. Er is op dit ogenblik reeds heel wat informatie<br />
via elektronische weg raadpleegbaar en downloadbaar<br />
op de verschillende deelsites van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e overheid.<br />
Algemene bronnen :<br />
– De brochure "De <strong>Vlaams</strong>e overheid op het<br />
Internet" (ook raadpleegbaar via<br />
www.vlaanderen.be/wegwijs) en te bestellen<br />
via de <strong>Vlaams</strong>e Infolijn 0800/3.02.01 of via de<br />
website van de <strong>Vlaams</strong>e overheid :<br />
http://www.vlaanderen.be/ned/sites/publicaties/index.html<br />
– De publicatie "Gids van de <strong>Vlaams</strong>e overheid"<br />
: eveneens mogelijkheid tot elektronisch<br />
bestellen via vermelde url. De<br />
publicatie kan ook worden geraadpleegd op<br />
http://www.vlaanderen.be/ned/sites/adressen/index.html<br />
– De <strong>Vlaams</strong>e Infolijn kan ook wegwijs helpen :<br />
0800/3.02.01<br />
– <strong>Vlaams</strong>e Codex : www.vlaanderen.be/codex<br />
Tot welke instanties de notarissen zich moeten<br />
wenden om informatie omtrent een onroerend<br />
goed te krijgen, varieert naargelang de vraag.<br />
– Wie is eigenaar : registratiekantoor (federaal)<br />
– op te vragen per individueel dossier.<br />
– Kadastrale gegevens : Kadaster (federaal).<br />
– Bestemmingsplannen (gewestplannen, BPA's<br />
en verkavelingen) : publieke site van de<br />
VLM voor gewestplannen (<strong>Vlaams</strong>)<br />
http://www.vlm.be/ en bij de gemeente.<br />
– Is er een dagvaarding wegens een bouwovertreding<br />
: individueel op te vragen bij de hypotheekbewaarder<br />
(federaal).<br />
– Gegevens m.b.t. het bouwmisdrijf tijdens de<br />
strafrechtelijke procedure : individueel op te<br />
vragen bij het parket.<br />
– Gegevens m.b.t. bouwmisdrijf na een gerechtelijke<br />
einduitspraak : individueel bij hypotheekbewaarder<br />
(of bij administratie Ruimtelijke<br />
Ordening).<br />
– Gewestplannen zijn te raadplegen op<br />
http://www.gis-vlaanderen.be/<br />
– Ruilverkavelingen zijn te vinden op<br />
http://www.vlm.be/ruilverkaveling/<br />
– Loket recht van voorkoop te raadplegen op :<br />
http://www.vlm.be/rechtvanvoorkoop
-1237- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
– De afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen<br />
van het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />
is elektronisch te bereiken op<br />
volgend e-mailadres : stedenbouw@lin.vlaanderen.be<br />
– De afdeling Ruimtelijke Planning van het<br />
Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap is<br />
elektronisch te bereiken op volgend e-mailadres<br />
: ruimtelijke.planning@lin.vlaanderen.be<br />
– Er bestaat tevens een inventaris van leegstand,<br />
verwaarlozing en ongeschiktheid ;<br />
deze is echter niet publiekelijk raadpleegbaar<br />
: notarissen kunnen wel aan de inventarisbeheerder<br />
vragen of een bepaald goed al<br />
of niet op deze lijst staat.<br />
– Gepland : publiek vergunningenregister<br />
evenals plannenregister, met alle informatie<br />
m.b.t. vergunnings- en/of overtredingstoestand<br />
van een perceel, respectievelijk de algemene<br />
bestemmingen, verordeningen en<br />
voorschriften die van toepassing zijn op het<br />
grondgebied van de gemeente.<br />
(BPA : bijzonder plan van aanleg ; VLM :<br />
<strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij – red)<br />
2. Op 9 februari keurde de <strong>Vlaams</strong>e regering op<br />
voorstel van minister-president Patrick Dewael<br />
en de <strong>Vlaams</strong>e ministers Dirk Van Mechelen en<br />
Johan Sauwens de tekst goed – mits enkele<br />
aanpassingen – van een samenwerkingsakkoord<br />
tussen de federale staat en de gemeenschappen<br />
en de gewesten betreffende een gemeenschappelijk<br />
e-governmentplatform.<br />
Dit samenwerkingsakkoord beoogt een maximale<br />
toegankelijkheid en uitwisselbaarheid van<br />
de elektronische gegevens die door alle genoemde<br />
overheden worden aangeboden. Tevens<br />
voorziet dit platform in de introductie van een<br />
zoekmachine die de gebruiks- en klantvriendelijke<br />
ontsluiting van de gegevens en databanken<br />
moet bevorderen.<br />
Uiteraard zal de realisatie van dit gemeenschappelijk<br />
e-governmentplatform in de tijd gespreid<br />
zijn en met belangrijke investeringen gepaard<br />
gaan.<br />
De <strong>Vlaams</strong>e overheid zelf zal medio 2001 klaar<br />
zijn met haar eigen portaalsite, die onder meer<br />
zal linken naar de federale, regionale, provinciale,<br />
gemeentelijke en Europese overheden. Dit betekent<br />
een belangrijke stap voorwaarts in de geïntegreerde<br />
informatieverstrekking van de overheid,<br />
over de bestuurslagen heen. Ook hier zal<br />
een zoekmachine het vinden van informatie voor<br />
bedrijf en burger faciliteren via thematische trefwoorden.<br />
Deze portaalsite zal vervolgens aan het<br />
gemeenschappelijk platform worden gekoppeld.<br />
Interactiviteit met de klant zal worden bevorderd<br />
door het vermelden van e-mailadressen en het<br />
verstrekken van formulieren.<br />
Zoals hierboven vermeld, is er op dit ogenblik<br />
al veel informatie beschikbaar op de (deel)<br />
site(s) van de <strong>Vlaams</strong>e overheid. Alle informatie<br />
die op het net raadpleegbaar is, kan in principe<br />
ook worden afgeprint.<br />
3. Bereidheid om rechtsgeldige documenten elektronisch<br />
te verzenden bestaat, maar daarvoor<br />
wordt gewacht op het federale initiatief inzake<br />
de elektronische handtekening, de elektronische<br />
identiteitskaart, het uniek identificatienummer<br />
en de maatregelen die dienen te worden genomen<br />
op het vlak van beveiliging en authentificatie<br />
(PKI, Public Key Infrastructure).<br />
De Nationale Gemengde Commissie met betrekking<br />
tot de hinderpalen voor de informatiemaatschappij,<br />
opgericht door de federale regering<br />
(koninklijk besluit van 12 maart 2000, verschenen<br />
in het Belgisch Staatsblad van 17 maart<br />
2000), buigt zich over deze problematiek.<br />
4. Deze Nationale Gemengde Commissie bestudeert<br />
twee jaar de haalbaarheid van concrete<br />
oplossingen die in samenwerking met de privésector<br />
moeten worden uitgewerkt om de burgers<br />
en de bedrijven toe te laten op een doeltreffende<br />
wijze met de besturen te communiceren<br />
door gebruik te maken van de nieuwe informatie-<br />
en communicatietechnologie. Minister<br />
Van den Bossche kondigde aan dat de elektronische<br />
indentiteitskaart tegen eind 2002 zou<br />
worden geïnitieerd.<br />
Ook als de nodige juridische stappen zijn gezet,<br />
zal het nog de nodige tijd en investeringen vergen<br />
om uitvoering te geven aan de geplande<br />
ICT-doelstellingen. (ICT : informatie en communicatietechnologie<br />
– red)<br />
Inmiddels werkt de <strong>Vlaams</strong>e overheid verder<br />
aan de uitbouw van haar elektronische dienstverlening.<br />
Daartoe werd op 8 december door de <strong>Vlaams</strong>e<br />
regering een nota goedgekeurd waarin de prin-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1238-<br />
cipes van de uitbouw van geïntegreerde loketten<br />
worden uiteengezet. Duidelijk is dat e-<br />
government in fasen zal worden gerealiseerd,<br />
waarbij het geïntegreerde informatieloket eerst<br />
aan de beurt komt, en in een tweede fase het afhandelen<br />
van dossiers (transacties) zal worden<br />
mogelijk gemaakt.<br />
Maar deze alomvattende uitdaging moet in een<br />
meerjarenperspectief worden bekeken, gezien<br />
de koppeling met de implementatie van het<br />
beter bestuurlijk beleid (procesreëngineering).<br />
Antwoord<br />
Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />
door mevrouw Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong><br />
minister van Onderwijs en Vorming.<br />
MIEKE VOGELS<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN WELZIJN, GEZONDHEID<br />
EN GELIJKE KANSEN<br />
Vraag nr. 39<br />
van 1 februari 2001<br />
van de heer CHRIS VANDENBROEKE<br />
Beleidsgericht onderzoek – Projecten<br />
Een geëigend onderdeel binnen het luik Onderzoek<br />
en Ontwikkeling betreft het beleids- en praktijkgericht<br />
wetenschappelijk onderzoek zoals het<br />
door de verschillende ministers wordt voorgesteld<br />
en toegewezen aan universiteiten en/of hogescholen.<br />
Een overzicht van het onderwijskundig onderzoek,<br />
en dit sinds 1994, werd opgenomen onder Bijlage<br />
1-9 van de Beleidsbrief Onderwijs – Beleidsprioriteiten<br />
2000-2001 van 6 december 2000 (Stuk 15<br />
(2000-2001) – Nr. 6-H).<br />
Ik neem uiteraard aan dat dergelijke onderzoeksprojecten,<br />
net als tijdens de vorige legislatuur, niet<br />
enkel beperkt blijven tot onderwijskundige onderwerpen.<br />
Kan de minister een overzicht geven van de toegewezen<br />
beleids- en praktijkgerichte onderzoeksprojecten<br />
binnen zijn/haar bevoegdheidsdomeinen<br />
sinds de aanvang van de legislatuur (en indien mogelijk<br />
gegroepeerd voor 1999 en 2000) <br />
Voor het beoordelen van dit overzicht is het aangewezen<br />
dat, behalve de titel van de projecten, eveneens<br />
de naam van de promotor (en de instelling)<br />
wordt vermeld, alsook de looptijd van het project<br />
en de toegewezen middelen.<br />
N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />
De vraag aan mevrouw Marleen Vanderpoorten<br />
betreft evenwel alleen de kredieten die<br />
werden toegekend aan de onderzoeksprojecten<br />
vermeld in voornoemde beleidsbrief.<br />
Vraag nr. 36<br />
van 6 december 2000<br />
van mevrouw INGRID VAN KESSEL<br />
<strong>Vlaams</strong> Fonds – Wachtlijstwerking<br />
Tijdens de besprekingen in de Commissie voor<br />
Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen van<br />
de begroting van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale<br />
Integratie van Personen met een Handicap is gebleken<br />
dat er in 2001 geen uitbreiding is gepland in<br />
de residentiële sector, maar enkel nog de erkenning<br />
van voorafgaande vergunningen. Het is de<br />
eerste keer in jaren dat de uitbouw van het aanbod<br />
wordt afgeremd.<br />
Zonder een ordentelijke programmatie op lange<br />
termijn vrees ik dat vele zorgdragers in de kou zullen<br />
blijven staan en dat de wachtlijsten nog langer<br />
worden.<br />
Een van de doelstellingen die door de minister<br />
werden aangekondigd, was de invoering van een<br />
geautomatiseerd systeem voor de wachtlijstwerking.<br />
Wat is de stand van zaken van deze automatisering<br />
en hoeveel mensen staan er momenteel op de<br />
wachtlijsten per provincie <br />
Antwoord<br />
In de begroting 2001 van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor<br />
Sociale Integratie van Personen met een Handicap<br />
is het bijkomend krediet van 715 miljoen ingeschreven<br />
om maximaal, en zo snel mogelijk, een effectieve<br />
oplossing te bieden aan personen met een<br />
handicap die bijstand nodig hebben. De uitbouw<br />
van het aanbod wordt dan ook niet afgeremd, integendeel,<br />
het toegekende bijkomend bedrag in 2001<br />
is hoger dan het gemiddelde budgettair groeiritme
-1239- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
voor bijkomende opnamecapaciteit in de periode<br />
1996 – 2000.<br />
Ik ben het eens met de stelling dat het onmogelijk<br />
is een degelijk gehandicaptenbeleid te voeren zonder<br />
een ordentelijke programmatie, die is gesteund<br />
op een grondige analyse van de aanwezige en te<br />
verwachten vraag naar zorg, bijstand en assistentie.<br />
Deze opdracht is complex en de onderzoekscel van<br />
het <strong>Vlaams</strong> Fonds, die sinds 2000 aan deze opdracht<br />
werkt, is op geheel braakliggend terrein aan<br />
het werk moeten gaan. De huidige programmatie<br />
binnen het <strong>Vlaams</strong> Fonds draagt immers alle kenmerken<br />
van een sterk verouderde benadering van<br />
de gehandicaptenzorg<br />
Ik som de belangrijkste op.<br />
– De programmatie heeft alleen betrekking op de<br />
voorzieningen die een aanvraag voor vergunning<br />
en erkenning indienen of hebben ingediend,<br />
en houdt geen rekening met vormen van<br />
bijstand die rechtstreeks aan het individu worden<br />
toegekend, zoals bijvoorbeeld de individuele<br />
materiële bijstand, maatregelen inzake tewerkstelling,<br />
persoonlijke assistentiebudget.<br />
Nochtans hebben deze bijstandvormen, en de<br />
groei ervan, een invloed op de vraag naar voorzieningen<br />
die wel in de programmatie zijn opgenomen.<br />
– De basis voor de programmatie heeft voor het<br />
grootste deel betrekking op residentiële en<br />
semi-residentiële voorzieningen die stammen<br />
uit de tijd van het Fonds 81, waarvoor de programmatie<br />
werd uitgedrukt in promille van de<br />
bevolking (3,4/1000 personen).<br />
– In 1994 bleek deze basis voor de programmatie<br />
ontoereikend. Sindsdien werd de capaciteit die<br />
op basis van het promille was vastgelegd drie<br />
keer verhoogd, maar nu in absolute getallen<br />
(+150, +150, +225).<br />
– De coördinatie en de leesbaarheid van het programmatiebesluit<br />
is als een historiek van de gehandicaptenzorg,<br />
waarbij elke periode met een<br />
eigen aanpak herkenbaar is. Er werd geen programmatie<br />
op langere termijn opgesteld, noch<br />
onderbouwd, zodat demografische evoluties<br />
niet werden verdisconteerd.<br />
– Ook is het programmatiebesluit onvoldoende<br />
op onderzoek naar en analyse van de precieze<br />
behoeften van de zorgvragers gebaseerd.<br />
– Precies programmeren per typevoorziening<br />
wordt sterk bemoeilijkt door de praktijk waarbij<br />
men personen met een zeer gelijkaardige<br />
zorgbehoefte kan aantreffen in verschillende<br />
soorten voorzieningen.<br />
– Programmeren van het geheel van voorzieningen<br />
voor specifieke doelgroepen is vrijwel onmogelijk,<br />
omdat het inzicht ontbreekt in de omvang<br />
van deze doelgroepen, laat staan in de precieze<br />
zorgbehoefte.<br />
– Sommige (recente) doelgroepen die nu op<br />
wachtlijsten staan, komen in de stoorniscategorieën<br />
in de voorzieningen volgens de oude erkenningen<br />
Fonds 81 niet voor.<br />
– Te verwachten verschuivingen, van bijvoorbeeld<br />
tehuis niet-werkenden naar beschermd wonen,<br />
bepalen mee het ritme van aangroei van bepaalde<br />
voorzieningen. Onderzoek en analyse van<br />
deze verschuivingen zijn niet beschikbaar.<br />
– Er is (nog) niet bekend welke de weerslag over<br />
meerdere jaren zal zijn op de noodzakelijke capaciteit<br />
van voorzieningen van het introduceren<br />
van het persoonlijk assistentiebudget.<br />
– In welke mate zal de bestaande capaciteit nog<br />
intenser worden benut door "deeltijdse" gebruikers<br />
en heroriëntering van de bijstand naar<br />
meer gezinsondersteunende, ambulante prestaties<br />
Een ordentelijke programmatie, onder andere in<br />
het licht van de begrotingsopmaak, zal moeten voldoen<br />
aan de volgende vereisten :<br />
– rekening houden met alle vormen van bijstand<br />
binnen het <strong>Vlaams</strong> Fonds, en niet enkel met de<br />
(semi)residentiële en ambulante opvang en begeleiding<br />
;<br />
– capaciteit van voorzieningen en bijstandsvormen<br />
éénduidig uitdrukken in absolute getallen ;<br />
– programmeren over meerdere jaren ;<br />
– programmatie opstellen en capaciteit uitdrukken<br />
in graden van ondersteuningsbehoeften, in<br />
zorgpakketten volgens gradaties van zorgintensiteit<br />
;<br />
– rekening houden met uitgebreide en actuele onderzoeksgegevens<br />
inzake doelgroep, behoeften,<br />
demografische evoluties, evoluties in de zorgvragen,<br />
evoluties in het zorgaanbod binnen het
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1240-<br />
<strong>Vlaams</strong> Fonds, dienstverlening aan gehandicapten<br />
buiten het <strong>Vlaams</strong> Fonds, ...<br />
Het reëel aantal wachtenden op zorg moet blijken<br />
uit betrouwbare, vergelijkbare en volledige gegevens<br />
die geen ruimte laten voor allerlei interpretatiemogelijkheden.<br />
Een belangrijke stap is de realisatie van een doeltreffende<br />
wachtlijstwerking. Het <strong>Vlaams</strong> Fonds<br />
werkt aan het voeden van het eigen beleidsrapporteringssysteem.<br />
Dit systeem laat toe om rapporten<br />
te genereren over gegevens die vanuit verschillende<br />
sectoren worden ingebracht. Zo wordt het bijvoorbeeld<br />
mogelijk om gegevens over de doelgroep<br />
en de verleende bijstand te koppelen aan gegevens<br />
over de effectieve tenlasteneming, teneinde<br />
vast te stellen wie van de bij het Fonds ingeschreven<br />
personen intussen al dan niet toegang kreeg<br />
tot een voorziening en wie daarvan nog geen gebruikmaakte.<br />
Het geautomatiseerd systeem dat vandaag wordt<br />
opgezet, is gebaseerd op een sluitend systeem van<br />
afspraken tussen het <strong>Vlaams</strong> Fonds en de provinciale<br />
diensten. Het laat toe om op uniforme wijze<br />
gegevens over wachtenden in de zorgsector te registreren.<br />
De concrete neerslag van deze afspraken<br />
vertaalt zich in een zogeheten CWL-codeboek met<br />
bijhorende handleiding (CWL : centrale wachtlijsten<br />
– red.). Dit codeboek dient als een leidraad<br />
voor diegenen die op het niveau van de wachtlijstwerkingen<br />
de gegevens invoeren in het daartoe<br />
aangepaste automatische bestand. Op dit ogenblik<br />
wisselen de administratie van het <strong>Vlaams</strong> Fonds en<br />
de wachtlijstwerkingen concrete gegevens uit en<br />
wordt de informaticatechnische overdracht van<br />
deze geregistreerde gegevens uitgewerkt.<br />
De wachtlijstwerkingen schakelden intussen over<br />
op het codeboek voor het registreren van nieuwe<br />
gegevens van wachtenden op zorg, en dit voor alle<br />
leeftijdsgroepen en alle types van handicap. Gegevens<br />
die nog volgens de oude, niet-uniforme wijze<br />
werden ingevoerd, zullen – in zoverre deze gegevens<br />
tenminste nog als relevant worden beoordeeld<br />
voor het voeren van een programmatorisch<br />
beleid – worden omgezet in de vorm die vereist is<br />
om in het nieuwe geglobaliseerde automatische bestand<br />
te worden opgenomen. De beleidsrapportering<br />
op basis van het CWL-codeboek zal, door toepassing<br />
van analyseschema's, mee de basis vormen<br />
tot het opstellen van een meerjarenprogrammatie,<br />
die ik in de eerste plaats aan de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
wil voorleggen.<br />
De beschikbare niet-geautomatiseerde gegevens<br />
(oktober 2000) geven voor het eerst sinds de start<br />
van de wachtlijstwerking een vrijwel volledig uniforme<br />
registratie. Het betreft evenwel de ruwe registratie,<br />
waarop analyseschema's uit het oogpunt<br />
van het vaststellen van programmatievoorstellen<br />
nog niet werden toegepast.<br />
3.101 vragen inzake opvang, behandeling of begeleiding<br />
van 2.737 personen werden opgetekend in<br />
de vijf provinciale wachtlijstdiensten. Merk dus op<br />
dat één persoon meerdere zorgvragen kan stellen.<br />
569 van de 3.101 zorgvragen werden beoordeeld<br />
met urgentiecode 1 ; 812 zorgvragen kregen de appreciatie<br />
urgentiecode 2. De urgentie geeft aan hoe<br />
dringend de gestelde zorgvraag is. De urgentiecode<br />
staat voor een tijdspanne waarbinnen de zorgvraag<br />
bij voorkeur een oplossing moet krijgen:<br />
– hoogst urgent (urgentiecode 1) : binnen één<br />
maand.<br />
– urgent (urgentiecode 2) : binnen zes maanden.<br />
Vraag nr. 37<br />
van 6 december 2000<br />
van mevrouw SONJA BECQ<br />
Vrijwilligerswerk – Campagne<br />
In de loop van of net vóór juli jongstleden werd in<br />
diverse kringen "De schoen" verspreid, een promotiefolder<br />
die naar verschillende mensen/groepen<br />
werd verstuurd.<br />
Naar verluidt, was het de bedoeling om via deze<br />
"schoenencampagne" (autonome) vrijwilligersorganisaties<br />
uit te nodigen een aanvraag in te dienen<br />
tot subsidiëring volgens het decreet op het vrijwilligerswerk<br />
in welzijns- en gezondheidsinstellingen<br />
(23 maart 1994).<br />
1. Wat was de concrete doelstelling van deze campagne<br />
<br />
2. Wie en hoeveel mensen/groepen werden aangeschreven<br />
<br />
3. Op welke wijze werd op de campagne gereageerd<br />
Is het aantal aanvragen met betrekking<br />
tot subsidies voor autonoom vrijwilligerswerk<br />
verhoogd en met hoeveel
-1241- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
4. Werden alle aanvragen ingewilligd Hoeveel<br />
organisaties werden geweigerd en waarom<br />
5. Welk budget werd aan deze promotiecampagne<br />
besteed <br />
Antwoord<br />
1. De aanmaak en verspreiding van de "schoenbrochure"<br />
passen in het Internationaal VN-Jaar<br />
van de Vrijwilliger (VN : Verenigde Naties –<br />
red).<br />
Het vrijwilligerswerk is dan ook, zoals de<br />
<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger in mijn beleidsbrief<br />
heeft kunnen lezen, één van mijn beleidsprioriteiten<br />
als <strong>Vlaams</strong> minister bevoegd<br />
voor Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen<br />
(Beleidsbrief Welzijn, Gezondheid en Gelijke<br />
Kansen ; Stuk 451 (2000-2001) – Nr. 1, blz. 21 –<br />
red). De algemene doelstelling van deze campagne<br />
is enerzijds de burger te informeren over<br />
en te sensibiliseren voor het vrijwilligerswerk,<br />
en anderzijds een grotere valorisering en ondersteuning<br />
te bieden aan vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties.<br />
De meer specifieke doelstellingen kunnen als<br />
volgt worden omschreven.<br />
– Informatieverspreiding naar de vrijwilligers<br />
en vrijwilligersorganisaties toe over allerlei<br />
initiatieven die zullen worden opgestart in<br />
het kader van het Internationaal Jaar van de<br />
Vrijwilliger.<br />
– De vrijwilligersvacatures kenbaar maken aan<br />
burgers die interesse betonen om een bepaald<br />
maatschappelijk engagement als vrijwilliger<br />
op te nemen.<br />
– Ruimere bekendheid geven naar de vrijwilligersorganisaties<br />
toe aan de regelgeving inzake<br />
de erkenning en subsidiëring van het vrijwilligerswerk.<br />
De brochure (oplage van 3.000 exemplaren)<br />
werd verstuurd naar de gemeenten en<br />
OCMW's, de provinciale steunpunten vrijwilligerswerk<br />
en het Platform voor het Voluntariaat,<br />
voorzieningen en koepels van het maatschappelijk<br />
opbouwwerk en van de thuiszorg voor ouderen,<br />
de lokale integratiecentra en de integratiediensten,<br />
de landelijke verenigingen voor allochtonen,<br />
de armoedeverenigingen, de centra<br />
voor algemeen welzijnswerk, het Ouderen<br />
Overlegcomité, de SIF-coördinaten, Kind en<br />
Gezin. (SIF : Sociaal Impulsfonds – red.)<br />
De tekst van de brochure en van de antwoordkaart<br />
werd eveneens verspreid via de website<br />
van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratie<br />
van Personen met een Handicap.<br />
Als bijlage vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
een analyse van de respons op de<br />
brochure.<br />
3. Via een ingesloten antwoordkaart konden de<br />
aangeschreven voorzieningen en organisaties bij<br />
de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn<br />
onder meer een erkenningsdossier aanvragen.<br />
Er werden 197 informatiepakketten over de erkenningsaanvraag<br />
verspreid. Uiteindelijk werden<br />
er 54 erkenningsaanvragen ook effectief ingediend.<br />
In vergelijking met de voorbije twee<br />
jaar is het aantal erkenningsaanvragen voor<br />
2001 dan ook opmerkelijk gestegen ; terwijl met<br />
het oog op een erkenning voor 1999 en 2000 telkens<br />
11 erkenningsaanvragen werden ingediend,<br />
steeg dit aantal voor de erkenningen<br />
2001 tot 54. Voorlopig zijn 13 van deze aanvragen<br />
door de administratie positief geadviseerd<br />
en bij ministerieel besluit erkend.<br />
4. De overige 41 aanvragen werden door de administratie<br />
negatief geadviseerd. Deze negatieve<br />
adviezen steunen voornamelijk op de volgende<br />
drie overwegingen.<br />
– De erkenningsaanvraag werd ingediend voor<br />
vrijwilligerswerk dat is ingebouwd en ingebed<br />
in de reguliere werking van een organisatie<br />
die haar doelstellingen hoofdzakelijk<br />
met beroepskrachten realiseert. De regelgeving<br />
voorziet enkel in erkenning en subsidiëring<br />
van autonome vrijwilligersorganisaties.<br />
– De afgesloten verzekeringspolissen zijn niet<br />
conform aan de reglementair opgelegde verzekeringsvoorwaarden<br />
; meestal is er niet<br />
voldoende dekking voor burgerrechtelijke<br />
aansprakelijkheid en voor ongevallen waarvan<br />
de vrijwilligers slachtoffer worden tijdens<br />
de uitoefening van hun activiteiten.<br />
– De activiteiten van de aanvragende organisatie<br />
zijn gesitueerd op socio-cultureel vlak,<br />
en niet op het vlak van de welzijns- en gezondheidssector.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1242-<br />
Daar de beroepsprocedure pas eind januari<br />
2001 wordt afgerond, kan ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
dan ook nog geen definitieve<br />
cijfers meedelen over het effectief aantal toegekende<br />
erkenningen.<br />
5. De kosten van de brochure bedragen 204.760<br />
frank (BTW inclusief), waarvan 67.760 frank<br />
voor het ontwerp van de brochure en 137.000<br />
frank voor de drukkosten.<br />
(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het Algemeen<br />
Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst<br />
Schriftelijke Vragen – red.)<br />
Vraag nr. 42<br />
van 8 december 2000<br />
van mevrouw SIMONNE JANSSENS-VANOPPEN<br />
Vaccins – Combivax en Infanrix<br />
Vanaf drie maanden worden pasgeborenen preventief<br />
ingeënt tegen bepaalde kinderziekten, zoals<br />
polio, kinkhoest, enzovoort. Deze vaccinaties worden<br />
doorgaans toegediend via Kind en Gezin, maar<br />
de ouders dienen de vaccins zelf te gaan afhalen bij<br />
de apotheek.<br />
Nu blijkt dat voor de vaccinatie in kwestie twee gelijkaardige<br />
producten op de markt zijn, namelijk<br />
Combivax en Infanrix. Uit financiële overwegingen<br />
wordt steeds het product Combivax voorgeschreven,<br />
omdat er voor het andere product geen vergoeding<br />
of subsidie is.<br />
Men stelt echter al enige tijd vast dat Combivax<br />
veel meer neveneffecten veroorzaakt dan Infanrix.<br />
Men beweert dat Combivax bij een niet te onderschatten<br />
aantal baby's (1 % à 2 %) stuipen zou<br />
veroorzaken, wat tot zware letsels of zelfs tot de<br />
dood kan leiden.<br />
Niettegenstaande men bij Kind en Gezin op de<br />
hoogte is van deze verschijnselen, blijft men het<br />
product voorschrijven, zonder de ouders te verwittigen<br />
over de mogelijke gevolgen.<br />
1. Is de minister op de hoogte van de kwaliteitsverschillen<br />
tussen de twee aangeboden vaccins <br />
Is het inderdaad zo dat het product Infanrix<br />
minder nevenverschijnselen veroorzaakt <br />
2. Op welke wijze wordt tegemoetgekomen aan de<br />
bezorgdheden van de ouders <br />
Wordt eraan gedacht om bij het gebruik van<br />
Combivax de ouders in te lichten over de mogelijke<br />
gevolgen <br />
3. Worden de tegemoetkomingen voor Infanrix<br />
eventueel opgetrokken met het oog op een vrije<br />
keuze voor de ouders <br />
Antwoord<br />
Sinds verscheidene jaren worden vaccins door de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap gratis ter beschikking gesteld<br />
van de vaccinatoren. Zowel artsen van Kind<br />
en Gezin en schoolartsen van de centra voor leerlingenbegeleiding,<br />
als individuele huisartsen en pediaters<br />
kunnen vaccins bestellen via de Gezondheidsinspectie<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.<br />
Deze vaccins moeten dus niet worden voorgeschreven<br />
door de artsen van Kind en Gezin of andere<br />
artsen. De ouders dienen de gratis ter beschikking<br />
gestelde vaccins ook niet zelf te gaan afhalen bij de<br />
apotheker, ze worden immers bij de arts aan huis<br />
bezorgd.<br />
Uiteraard kan men ook geen beroep doen op dit<br />
gratis aanbod. In dit geval is er wel een voorschrift<br />
nodig en wordt het vaccin afgeleverd door de apotheker<br />
volgens de in het RIZIV geldende financieringsafspraken.<br />
(Riziv : Rijksdienst voor Ziekte- en<br />
Invaliditeitsverzekering – red)<br />
In de rand van deze vraagstelling wens ik toch te<br />
melden dat de inenting tegen haemophillus influenzae<br />
type B op deze procedure een uitzondering<br />
vormt. Dit vaccin is nog niet opgenomen in de gratis<br />
aangeboden vaccinatiekorf en is het enige vaccin<br />
uit het basisschema dat nog moet worden voorgeschreven.<br />
Momenteel wordt hierover overlegd in<br />
het kader van de Interministeriële Conferentie Gezondheid.<br />
De <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
had het evenwel niet over deze problematiek.<br />
Combivax is een gecombineerd vaccin tegen tetanus<br />
(klem), difterie (kroep) en "whole cell" vaccin<br />
tegen pertussis (kinkhoest). Infanrix is een gecombineerd<br />
vaccin tegen dezelfde ziektes, met dit verschil<br />
dat het een acellulaire component tegen kinkhoest<br />
bevat.<br />
Aangezien de discussie niet gaat om het ene merkproduct<br />
of het andere, zullen we het verder hebben<br />
over whole cell vaccins (DTPw) en acellulaire vaccins<br />
(DTPa) . Deze vaccins bestaan immers ook bij<br />
andere fabrikanten.
-1243- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
1. Beide vaccins zijn efficiënt voor vaccinatie<br />
tegen de vermelde ziektes. Inderdaad zijn de<br />
bijwerkingen van DTPw meer uitgesproken dan<br />
die van DTPa, zowel de algemene bijwerkingen<br />
(koorts, onwel zijn, irritatie, ) als de lokale bijwerkingen<br />
(roodheid, pijn, verharding op de injectieplaats,<br />
... ). Stuipen vormen een contra-indicatie<br />
en kunnen uitzonderlijk door het vaccin<br />
worden uitgelokt. Cijfers in West-Europese studies<br />
spreken over een incidentie 0,18 tot 0,26<br />
per duizend toegediende doses whole cell vaccin<br />
(en dus niet 1 à 2 %) . Deze liggen inderdaad<br />
ook beduidend lager voor de acellulaire<br />
vaccins.<br />
Aangezien de bijwerkingen zich vooral voordoen<br />
bij de vierde dosis in het tweede levensjaar,<br />
werd voor Vlaanderen in het jaar 1999<br />
reeds beslist om voor die vierde dosis het duurdere<br />
acellulaire vaccin gratis ter beschikking te<br />
stellen van de vaccinatoren.<br />
In de nieuwe vaccinatiekorf voor 2001 is bovendien<br />
overgegaan naar acellulaire vaccins voor<br />
alle doses. Dit betekent dus dat vanaf 2001 gekozen<br />
is voor de vaccins met de minste bijwerkingen.<br />
2. Het is normaal dat ouders bezorgd zijn om hun<br />
kinderen en om problemen van infectieziektes.<br />
Meestal is men terecht bezorgder om het doormaken<br />
van een ernstige infectie die eventueel<br />
levensbedreigend kan zijn, dan om de eventuele<br />
relatief lichte bijwerkingen en de zeldzame<br />
zwaardere bijwerkingen van vaccins. Ik meen<br />
dat de meeste vaccinatoren de ouders voldoende<br />
inlichten over de vaccins die worden toegediend.<br />
Aangezien vanaf 2001 gekozen is voor het acellulair<br />
vaccin, doet het probleem m.b.t. Combivax<br />
zich nu niet meer voor.<br />
3. Tot nu toe was er geen "tegemoetkoming" voor<br />
Infanrix. Infanrix werd gratis ter beschikking<br />
gesteld voor de vierde dosis van het DTP-vaccin,<br />
op dezelfde manier als Combivax voor de<br />
eerste drie doses ter beschikking was.<br />
Nu is de situatie veranderd en worden enkel<br />
nog combinatievaccins met acellulaire component<br />
tegen kinkhoest gebruikt, in combinatie<br />
met componenten tegen difterie, tetanus en<br />
geïnactiveerd poliovaccin (Tetravac).<br />
Dit betekent dat door deze beslissing ook het<br />
hier gestelde probleem is opgelost.<br />
Vraag nr. 44<br />
van 8 december 2000<br />
van mevrouw SONJA BECQ<br />
Vrijwilligerswerk – Erkenning en subsidiëring<br />
Het decreet op het vrijwilligerswerk in de welzijnsen<br />
gezondheidssector van 23 maart 1994 voorziet<br />
in de erkenning en subsidiëring van autonome vrijwilligersorganisaties.<br />
Voor 2000 was er een budget<br />
van 22,9 miljoen, voor 2001 van 24,5 miljoen.<br />
1. Kan de minister met betrekking tot de jaren<br />
1999 en 2000 volgende gegevens meedelen.<br />
Hoeveel organisaties dienden een aanvraag tot<br />
erkenning in en hoeveel organisaties werden effectief<br />
erkend <br />
Hoeveel organisaties dienden een subsidieaanvraag<br />
in en hoeveel werden effectief gesubsidieerd<br />
<br />
Om welke redenen worden erkenningen of subsidies<br />
geweigerd <br />
2. Kan de minister eveneens een overzicht geven<br />
van het geplande budget en de effectieve uitgaven<br />
voor de jaren 1999 en 2000 <br />
Indien het budget niet werd uitgeput, had dit<br />
dan te maken met het feit dat de organisaties<br />
niet het maximumbedrag aanvroegen en/of konden<br />
staven, of was dit omdat minder organisaties<br />
dan vooropgesteld een aanvraag indienden,<br />
of om andere redenen<br />
3. De minister beloofde reeds in 1999 naar aanleiding<br />
van een vraag om uitleg dat zij een vereenvoudiging<br />
van de regelgeving wilde realiseren.<br />
Is dit reeds gebeurd <br />
Antwoord<br />
1. In bijgaande tabel vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />
met betrekking tot de jaren 1999<br />
en 2000 een overzicht van het aantal ingediende<br />
erkenningsaanvragen en effectieve erkenningen,<br />
en het aantal ingediende subsidieaanvragen<br />
en effectief toegekende subsidies.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1244-<br />
Aantal Aantal Aantal Aantal effectief<br />
erkennings- effectieve subsidie- toegekende<br />
aanvragen erkenningen aanvragen subsidies<br />
1999 10 7 99 90<br />
2000 11 7 116 106<br />
Bepaalde erkennings- en subsidieaanvragen<br />
werden geweigerd wegens hun non-conformiteit<br />
met de reglementaire erkennings- of subsidievoorwaarden.<br />
2. Op de begroting 1999 werd een bedrag van 23,1<br />
miljoen frank ingeschreven voor de subsidiëring<br />
van vrijwilligersorganisaties ; van dit bedrag<br />
werd 23.008.852 frank effectief uitbetaald, het<br />
gemiddeld bedrag van de toegekende subsidies<br />
bedroeg 255.653 frank.<br />
Tot en met 1999 is het uitgetrokken budget altijd<br />
toereikend geweest. De verklaring daarvoor<br />
is tweeërlei : 1) niet alle erkende organisaties<br />
vragen jaarlijks een subsidie aan en 2) de gesubsidieerde<br />
organisaties konden niet voldoende<br />
kosten staven om het maximumbedrag van<br />
300.000 frank te verantwoorden. Dit blijkt<br />
onder meer uit het gemiddeld toegekende subsidiebedrag<br />
van 1999.<br />
In 2000 is het aantal subsidieaanvragen en het<br />
aantal effectief toegekende subsidies zodanig<br />
gestegen dat het uitgetrokken bedrag op de begroting<br />
(22,9 miljoen) ontoereikend was. Daarom<br />
werd dan ook de volgende verdeelsleutel<br />
uitgewerkt op basis van het aantal vrijwilligers<br />
per organisatie.<br />
Categorie Minder dan 20 Van 20 tot 100 Van 100 tot 500 Meer dan 500<br />
organisatie vrijwilligers vrijwilligers vrijwilligers vrijwilligers<br />
Bedrag 215.000 235.000 255.000 275.000<br />
De maximumbedragen werden zo bepaald dat<br />
de totale subsidie ongeveer zal overeenstemmen<br />
met de op de begroting ingeschreven 22,9<br />
miljoen frank.<br />
3. Wat mijn voornemen betreft om de regelgeving<br />
op het georganiseerd vrijwilligerswerk transparanter<br />
te maken en te vereenvoudigen, kan ik<br />
de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger meedelen<br />
dat er momenteel voorbereidend overleg aan de<br />
gang is tussen mijn medewerkers en de administratie<br />
; dit overleg wordt in de zeer nabije toekomst<br />
uitgebreid naar de organisaties zelf en<br />
naar de Gezins- en Welzijnsraad.<br />
Het is dan ook mijn bedoeling tegen eind 2001,<br />
begin 2002 een nieuw ontwerp van decreet inzake<br />
het georganiseerd vrijwilligerswerk in te dienen<br />
bij het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>.<br />
Vraag nr. 52<br />
van 15 december 2000<br />
van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />
Adoptiebeleid – VZW Gewenst Kind Zoekregister<br />
In april van dit jaar werd door Kind en Gezin de<br />
werking van de VZW Gewenst Kind Zoekregister<br />
als experimenteel project erkend en tevens ondersteund<br />
met een projectsubsidie. Deze VZW heeft<br />
de opdracht gekregen een zoekregister aan te leggen,<br />
teneinde binnenlandse geadopteerden in staat<br />
te stellen hun natuurlijke ouders terug te vinden.<br />
Zij beschikt dan ook over een aantal adoptiedossiers<br />
afkomstig van adoptieorganisaties.<br />
De VZW begint zich echter ook bezig te houden<br />
met interlandelijk geadopteerden en verklaart zelf<br />
in het buitenland actief te zijn, waar zij zich voorstelt<br />
als een door Kind en Gezin erkende dienst.
-1245- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
In de informatiebrochure van deze VZW, verspreid<br />
op een open contactdag op 2 december 2000 van<br />
de VAG (Vereniging voor Kind en Adoptiegezin),<br />
in aanwezigheid van Kind en Gezin, stelt zij echter<br />
letterlijk dat zij om gegevens te verkrijgen, gebruikmaakt<br />
van "ingewikkelde, niet altijd even legale<br />
constructies".<br />
Daarenboven blijken een aantal adoptiedossiers<br />
van adoptiebemiddelaars die niet meer bestaan, in<br />
het bezit te zijn van Kind en Gezin. Tijdens dezelfde<br />
contactdag verklaarde Kind en Gezin dat deze<br />
dossiers slechts kunnen worden geraadpleegd<br />
onder begeleiding van het project Zoekregister.<br />
Een dergelijke handelwijze lijkt mij in strijd met<br />
het inzagerecht en creëert een monopoliesituatie<br />
van één dienst.<br />
Tevens werd gesteld dat het de bedoeling is van<br />
Kind en Gezin om in de toekomst het rootsonderzoek<br />
onder te brengen bij de bemiddelingsorganisaties.<br />
Het lijkt mij echter dat men op die wijze bezwaarlijk<br />
van onafhankelijkheid en respect voor<br />
alle betrokken partijen zal kunnen spreken aangezien,<br />
zeker in het verleden, door de bemiddelingsdiensten<br />
een aantal tekortkomingen zijn begaan en<br />
zij dus geenszins onpartijdig kunnen worden genoemd<br />
wanneer het gaat om geadopteerden die<br />
hun natuurlijke ouders willen terugvinden.<br />
De minister heeft opdracht gegeven tot een evaluatie<br />
van het <strong>Vlaams</strong> adoptiebeleid, waarbij de adoptieouders,<br />
de kandidaat-adoptanten en de bemiddelingsbureaus<br />
worden betrokken. Er is echter<br />
nergens sprake van de geadopteerden.<br />
1. Is bij de erkenning van de VZW Gewenst Kind<br />
Zoekregister ook gesteld dat de VZW in het<br />
buitenland actief kon zijn Zo ja, volgens welke<br />
modaliteiten <br />
Volgens welke voorwaarden gebeurde de erkenning,<br />
en kunnen ook andere organisaties<br />
worden erkend onder dezelfde voorwaarden <br />
Waar vindt men de grond voor de erkenningsvoorwaarden,<br />
aangezien de nazorg niet is vervat<br />
in het decreet terzake <br />
2. Is het normaal dat een, via Kind en Gezin, door<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap zogenaamd erkende<br />
en gesubsidieerde VZW zelf verklaart gebruik<br />
te maken van niet altijd even legale constructies<br />
Om welke constructies gaat het <br />
Heeft de minister reeds maatregelen genomen<br />
om deze wijze van werken tegen te gaan en zo<br />
ja, welke <br />
3. Volgens welke modaliteiten kunnen geadopteerden<br />
hun dossier, dat in het bezit is van Kind<br />
en Gezin en tot hun privé-verleden behoort, inkijken<br />
<br />
Waarom verplicht Kind en Gezin hen tot begeleiding<br />
door één welbepaalde dienst Is deze<br />
begeleiding verplicht en zo ja, waarom <br />
Is het niet correcter de vraag naar begeleiding<br />
te laten afhangen van de wensen van de geadopteerden,<br />
in plaats van ze op te dringen <br />
4. Wat zijn de plannen van Kind en Gezin met betrekking<br />
tot de nazorg <br />
Wordt deze toevertrouwd aan adoptiebemiddelingsorganisaties<br />
en hoe ziet de minister in dat<br />
kader dan het probleem van de belangenvermenging<br />
<br />
5. Worden bij de evaluatie van het adoptiebeleid<br />
ook de geadopteerden betrokken en zo ja,<br />
welke organisaties, wanneer en op welke wijze <br />
Zo neen, waarom niet <br />
Antwoord<br />
1. Bij deze vraag verwijs ik allereerst naar de wijze<br />
waarop projecten bij Kind en Gezin een subsidiëring<br />
kunnen verkrijgen en hoe ze worden opgevolgd.<br />
De aanvrager dient een dossier in, dat wordt<br />
voorgelegd op de opvolgingsgroep voor projecten.<br />
Deze brengt een eerste advies uit. Na consultatie<br />
van het financieel management, wordt<br />
een ontwerpnota voor de raad van bestuur opgemaakt,<br />
die via het bestuurlijk directiecomité<br />
wordt overgezonden aan de raad van bestuur.<br />
Deze beslist of een project al dan niet wordt<br />
gesubsidieerd. Vervolgens wordt een overeenkomst<br />
opgemaakt en wordt het project opgevolgd<br />
door de projectcoördinator en de aangewezen<br />
projecteigenaar.<br />
Wat buitenlandse adopties betreft, is de VZW<br />
enkel actief op individuele vraag van geadopteerden<br />
of afstandsouders in de gevallen waarbij<br />
geen adoptiedienst betrokken is.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1246-<br />
De doelstelling van Gewenst Kind Zoekregister<br />
is de begeleiding van het proces dat al dan niet<br />
leidt tot een ontmoeting met de oorspronkelijke<br />
ouder(s), respectievelijk het kind dat werd afgestaan.<br />
Na een ontmoeting wordt de betrokkene<br />
verder begeleid en wordt nazorg aangeboden<br />
voor het verwerken van de ervaring.<br />
Gewenst Kind Zoekregister wil zelf geen rootsreizen<br />
organiseren. Wel is het nodig om ook de<br />
situatie ter plaatse in het buitenland te begrijpen<br />
teneinde een adequate begeleiding te kunnen<br />
bieden. De realiteit in de diverse herkomstlanden<br />
kan erg verschillend zijn en heeft een invloed<br />
op de mogelijkheden om al dan niet informatie<br />
te vinden of tot een ontmoeting te kunnen<br />
komen.<br />
De nazorg is in het <strong>Vlaams</strong> decreet opgenomen,<br />
met name in artikel 6 §1, 2° en §2, 6° en in artikel<br />
9 §3.<br />
2. Kind en Gezin heeft deze verklaring niet vernomen.<br />
De vertegenwoordiger van Kind en Gezin<br />
was enkel aanwezig bij het eigen agendapunt.<br />
Bij bespreking en evaluatie van het project zal<br />
Kind en Gezin dit element wel kritisch aanbrengen.<br />
Het is in deze context inderdaad niet wenselijk<br />
uit te gaan van "niet altijd even legale<br />
constructies".<br />
3. Op dit ogenblik wenst Kind en Gezin dat de<br />
vermelde dienst de begeleiding op zich neemt<br />
van de geadopteerde of de afstandsouder die de<br />
informatie vraagt, aangezien een adoptiedossier<br />
steeds informatie bevat over de drie betrokken<br />
partijen. Elke partij heeft slechts recht op de informatie<br />
die op haar betrekking heeft.<br />
Vaak beantwoordt de schriftelijke informatie<br />
niet volledig aan de behoeften of verwachtingen<br />
en is het nodig via gesprekken hierop verder in<br />
te gaan. Alle binnenlandse diensten doen dit<br />
voor hun eigen dossiers. Het is noodzakelijk<br />
voor alle dossiers in deze begeleiding te voorzien.<br />
Op dit ogenblik is Gewenst Kind de enige<br />
dienst die deze dienstverlening kan bieden voor<br />
de dossiers die niet door een adoptiedienst werden<br />
gerealiseerd.<br />
De begeleiding wordt niet opgedrongen, doch<br />
aangeboden. Indien een verzoeker dit wenst,<br />
kunnen de gesprekken ook geschieden door<br />
medewerkers van Kind en Gezin zelf. Uiteraard<br />
indien het dossiers betreft die bij Kind en Gezin<br />
worden bewaard.<br />
4. Nazorg is meer dan het beantwoorden van de<br />
zogenaamde rootsvragen. De adoptiediensten<br />
dienen ter beschikking te staan voor nazorg op<br />
vraag van alle bij de adoptie betrokken partijen.<br />
Ook wat de rootsvragen betreft, is het belangrijk<br />
dat dit in eerste instantie geschiedt via de<br />
adoptiediensten die verantwoordelijkheid hebben,<br />
ook naar de autoriteiten in het land van<br />
herkomst. Zij beschikken over de rechtstreekse<br />
contacten die nodig zijn om bijkomende informatie<br />
te krijgen.<br />
Indien er terzake in het verleden problemen<br />
zijn geweest, dient te worden onderzocht waaraan<br />
dit te wijten was. Ook het recht van een geadopteerde<br />
om inzage te krijgen in zijn afstammingsgegevens<br />
kan soms beperkt zijn door bijvoorbeeld<br />
de visie op adoptie in de herkomstlanden,<br />
het taboe ten aanzien van ongehuwde<br />
moeders, of de wettelijk geregelde anonieme<br />
bevalling, waardoor definitief elk spoor wordt<br />
uitgewist.<br />
In elk geval zullen zowel de specifieke problematiek<br />
van de rootsvragen, als de globale aanpak<br />
van de nazorg ten gronde worden herzien<br />
wanneer de procedures van het adoptieproces<br />
in Vlaanderen, naar aanleiding van de resultaten<br />
van de gebruikersbevraging en de doorlichting<br />
van de adoptiediensten, worden geheroriënteerd.<br />
5. Beide vermelde onderzoeken hadden een specifiek<br />
doel. Enerzijds de ervaring van (kandidaat)<br />
adoptieouders in kaart brengen. Anderzijds de<br />
werking van de adoptiediensten doorlichten.<br />
Deze invalshoeken brengen de geadopteerden<br />
zelf niet op de voorgrond.<br />
Ik vind het evenwel belangrijk in het adoptiedebat<br />
ook de stem van de geadopteerden een<br />
plaats te geven. In deze context zie ik binnenkort<br />
de VZW Adoptielijn.<br />
Vraag nr. 53<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer ERIK MATTHIJS<br />
Artikel 43 OCMW-wet – Uitvoeringsbesluiten<br />
Zie :<br />
<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden,<br />
Ambtenarenzaken en Sport<br />
Vraag nr. 64<br />
van 15 december 2000<br />
van de heer Erik Matthijs<br />
Blz. 1176
-1247- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Antwoord<br />
Omtrent het eerste gedeelte van de vraag<br />
De uitvoering van artikel 43 van de organieke wet<br />
van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra<br />
voor maatschappelijk welzijn is geagendeerd op de<br />
eerstvolgende vergadering van de <strong>Vlaams</strong>e Commissie<br />
voor de OCMW-boekhouding, ingesteld bij<br />
artikel 90 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
van 17 december 1997 betreffende de boekhouding<br />
en de administratieve organisatie van de openbare<br />
centra voor maatschappelijk welzijn.<br />
Zodra deze commissie haar advies heeft verleend,<br />
zal een ontwerp van besluit voor beslissing worden<br />
voorgelegd aan de <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />
Omtrent het tweede gedeelte van de vraag<br />
– Het onderscheid dat vandaag wordt gemaakt<br />
tussen de plaatselijke ontvangers volgens het inwonersaantal,<br />
is ingegeven door het feit dat de<br />
functie-inhoud, los van de formele functiebenaming,<br />
erg verschillend is inzake verantwoordelijkheid,<br />
omvang van de taken, moeilijkheidsgraad,<br />
enzovoort ; dit onderscheid kan niet worden<br />
beschouwd als een aantasting van het<br />
grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.<br />
– Het feit dat de regels inzake cumulatie van<br />
ambten verschillend zijn voor secretarissen en<br />
ontvangers, is ingegeven door objectief vaststelbare<br />
en gemotiveerde verschillen tussen deze<br />
functies.<br />
– Het komt mij niet toe uitspraken te doen over<br />
de resultaten van een federale volksraadpleging.<br />
Vraag nr. 55<br />
van 21 december 2000<br />
van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />
Adoptiediensten – Boekhoudkundige inspectie<br />
Volgens artikel 34 van het besluit van 20 oktober<br />
1998 van de <strong>Vlaams</strong>e regering inzake interlandelijke<br />
adoptie wordt het toezicht op de adoptiediensten<br />
uitgeoefend door Kind en Gezin. Het toezicht<br />
heeft betrekking op de financiële verrichtingen van<br />
de adoptiedienst.<br />
Vele adoptieouders klagen evenwel over de hoogte<br />
van de bedragen, alsook over de onduidelijkheid<br />
omtrent de bestemming van de bedragen die zij<br />
dienen te betalen.<br />
1. Hoe worden de adoptiediensten geïnspecteerd <br />
2. Wordt elke adoptiedienst minstens één keer per<br />
jaar geïnspecteerd <br />
3. Aan de hand van welke criteria wordt de boekhouding<br />
gecontroleerd <br />
4. Worden er steekproeven gedaan waarbij de<br />
kostenstaten die ouders ontvangen, worden vergeleken<br />
met de inkomsten die de adoptiediensten<br />
inschrijven en/of de betalingen die zij in het<br />
buitenland verrichten <br />
– Diplomavereisten bij werving of bevordering<br />
houden rekening met de algemene principes<br />
binnen het openbaar ambt inzake deze toegangsvoorwaarden,<br />
en kunnen ook worden afgewogen<br />
aan de specifieke vereisten voor het<br />
uitoefenen van de bedoelde functie.<br />
– Het is de algemene regel dat de benoeming tot<br />
een ambt bij het ene bestuur geen enkel recht<br />
opent met het oog op de eventuele benoeming<br />
bij om het even welk ander bestuur.<br />
De uitzonderingen op deze regel, bijvoorbeeld<br />
vrijstelling van deelname aan wervingsexamen<br />
of mogelijkheid tot overgang van het ene bestuur<br />
naar het andere, zijn bijzonder zeldzaam<br />
en kunnen alleen maar op basis van specifiek<br />
omschreven wettelijke mogelijkheden.<br />
Antwoord<br />
1 en 3. De jaarrekening (balans + resultatenrekening)<br />
van de adoptiediensten wordt opgevraagd<br />
en gecontroleerd aan de hand van de afrekening<br />
van de jaarsubsidie. Vervolgens worden onduidelijkheden<br />
en/of fouten ter plaatse verduidelijkt<br />
en rechtgezet aan de hand van de individuele<br />
documenten (facturen, loonstaten en afrekeningen).<br />
De opmerkingen en het besluit van de<br />
inspecteur worden aan Kind en Gezin meegedeeld.<br />
Er wordt gekeken hoe de middelen die de adoptiediensten<br />
ter beschikking hebben, worden<br />
aangewend. Er wordt ook nagegaan met welke<br />
personeelsformatie de adoptiediensten werken<br />
en welke verloning hiertegenover staat.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1248-<br />
2. In principe wordt elke adoptiedienst jaarlijks<br />
geïnspecteerd.<br />
4. De controle bestaat in principe uit twee hoofdstukken.<br />
Enerzijds wordt nagegaan of de door Kind en<br />
Gezin voorgeschreven richtlijnen worden gevolgd<br />
en of de subsidie correct wordt aangewend.<br />
Anderzijds worden steekproeven genomen op<br />
het bedrag dat door de ouders wordt betaald.<br />
Ook wordt nagegaan op welke manier en via<br />
welke verdeelsleutels de kosten worden verdeeld.<br />
Vraag nr. 56<br />
van 21 december 2000<br />
van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />
Kandidaat-adoptanten – Leeftijdsgrens<br />
In de adoptiewetgeving is er wel sprake van een<br />
minimumleeftijd waaronder men niet kan adopteren,<br />
maar niet van een maximumleeftijd.<br />
Evenwel is het de facto zo dat wie zich wendt tot<br />
Kind en Gezin voor een beginseltoestemming,<br />
wordt geconfronteerd met beperkingen inzake<br />
leeftijd.<br />
1. Is er binnen Kind en Gezin en/of de selectieteams<br />
officieel een maximumleeftijd vastgelegd<br />
waarboven kandidaat-adoptanten automatisch<br />
niet meer in aanmerking komen voor een beginseltoestemming<br />
<br />
2. Zo ja, wat is deze leeftijd <br />
Aan de hand van welke criteria werd die leeftijdsgrens<br />
vastgelegd <br />
Is deze leeftijdsgrens absoluut <br />
Kan er onder welbepaalde omstandigheden van<br />
worden afgeweken Zo ja, in welke omstandigheden<br />
<br />
3. Wat was totnogtoe de laagste leeftijd waarop<br />
kandidaat-adoptanten de beginseltoestemming<br />
kregen <br />
4. Wat was totnogtoe de hoogste leeftijd waarop<br />
kandidaat-adoptanten de beginseltoestemming<br />
kregen <br />
Antwoord<br />
1 en 2. Binnen de huidige procedure geldt geen<br />
maximumleeftijd.<br />
3. De jongste kandidaat-adoptant die een beginseltoestemming<br />
kreeg, was 26 jaar.<br />
4. De oudste kandidaat-adoptanten zijn geboren<br />
in respectievelijk 1937 (endofamiliale adoptie)<br />
en 1942 (hadden reeds meerdere adoptiekinderen).<br />
Vraag nr. 57<br />
van 21 december 2000<br />
van mevrouw SONJA BECQ<br />
Buitenschoolse kinderopvang – Personeelsstatuut<br />
De buitenschoolse kinderopvang werd niet opgenomen<br />
in het <strong>Vlaams</strong> Intersectoraal Akkoord voor<br />
de social-profit 2000-2005. Hierdoor komen de<br />
werknemers uit deze sector – als enigen in de<br />
<strong>Vlaams</strong>e social-profitsector – niet in aanmerking<br />
voor de loonharmonisatie, het verdwijnen van de<br />
nepstatuten, het invoeren van bijkomende functies,<br />
de extra verlofdagen voor 35plussers en de arbeidsduurvermindering<br />
voor 45-plussers.<br />
Nochtans blijft werken in de buitenschoolse opvang<br />
moeilijk. Er wordt vaak gewerkt in onderbroken<br />
en variabele uurroosters, deeltijds, enzovoort.<br />
En toch wordt er kwaliteitsvol gewerkt tegen een<br />
lage verloning.<br />
1. Is de minister op de hoogte van de moeilijke situatie<br />
van de werknemers in de initiatieven buitenschoolse<br />
kinderopvang (IBO) <br />
2. Worden er initiatieven in het vooruitzicht gesteld<br />
om de situatie te verbeteren <br />
3. Vanaf wanneer komen Weerwerkgesco's (gesubsidieerde<br />
contractuelen) in initiatieven buitenschoolse<br />
kinderopvang in aanmerking voor<br />
regularisatie
-1249- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Antwoord<br />
1. Het is mij bekend dat de werknemers in de initiatieven<br />
voor buitenschoolse opvang in moeilijke<br />
omstandigheden werken.<br />
Niet alleen is er het feit dat zij niet worden<br />
gevat door het <strong>Vlaams</strong> Intersectoraal Akkoord.<br />
Ook de moeilijke werktijden en de statutaire<br />
problematiek van de Weerwerkers spelen daarbij<br />
een grote rol. Het is trouwens globaal een<br />
sector wordt gekenmerkt door een tewerkstellingsproblematiek.<br />
Het feit dat zo goed als de<br />
hele IBO-sector draait op Weerwerkgesco's als<br />
begeleiders van de kinderen, maakt deze deelsector<br />
binnen het opvanglandschap kwetsbaar.<br />
Ik heb daar in mijn beleidsplan op gewezen. Ik<br />
heb ook een aantal oplossingen gesuggereerd.<br />
Eén ervan is het instellen van de verplichting<br />
om op termijn minstens de helft van de personeelsleden<br />
over een hoger diploma te doen beschikken.<br />
Deze aanpak maakt dat de Weerwerkers<br />
verdere doorgroeikansen krijgen en dat de<br />
sector in zijn totaliteit op een hoger niveau kan<br />
worden getild.<br />
Het nieuwe besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering zal<br />
terzake de concrete modaliteiten vastleggen.<br />
2. Naast deze maatregel zal het noodzakelijk zijn<br />
de situatie ten gronde te verbeteren door het<br />
doorvoeren van een regularisatieoperatie.<br />
Ik trad daarover reeds in overleg met mijn collega<br />
van Werkgelegenheid, minister Landuyt.<br />
3. Principieel is de minister van Werkgelegenheid<br />
het ermee eens werk te maken van een regularisatie<br />
van de Weerwerkgesco's. Dit standpunt is<br />
vanuit de <strong>Vlaams</strong>e regering in het kader van het<br />
Vesoc-overleg ook al formeel gemeld. (Vesoc :<br />
<strong>Vlaams</strong> Economisch en Sociaal Overlegcomité<br />
– red.)<br />
Een concrete timing daarvoor kon nog niet worden<br />
vastgelegd.<br />
Vraag nr. 58<br />
van 21 december 2000<br />
van mevrouw SONJA BECQ<br />
Arbeidstrajectbegeleiding – Evaluatie<br />
Bij besluit van 18 december 2000 werd het "experiment"<br />
arbeidstrajectbegeleiding (ATB) in een regulier<br />
kader gegoten. Bedoeling hiervan is de professionele<br />
integratie van personen met een handicap<br />
in het normale circuit.<br />
1. Werd inmiddels een evaluatie gemaakt inzake<br />
arbeidstrajectbegeleiding <br />
Hoeveel mensen doen een beroep op ATB <br />
Hoe is dit aantal in verhouding tot het aantal<br />
personen met een handicap dat werd erkend<br />
door het <strong>Vlaams</strong> Fonds om in een normaal circuit<br />
te werken, om in een beschutte werkplaats<br />
te werken en in verhouding tot het aantal werknemers<br />
in een beschutte werkplaats Kunnen<br />
deze gegevens worden uitgesplitst voor Brussel<br />
en voor de verschillende provincies en, wat<br />
<strong>Vlaams</strong>-Brabant betreft, voor het arrondissement<br />
Halle-Vilvoorde en het arrondissement<br />
Leuven <br />
2. In hoeverre gebeurt de toeleiding van personen<br />
met een handicap naar een reguliere werkplaats<br />
overeenkomstig CAO 26 (collectieve arbeidsovereenkomst)<br />
en de <strong>Vlaams</strong>e integratiepremie<br />
via ATB <br />
Graag ontving ik cijfers over het aantal werknemers<br />
tewerkgesteld in CAO 26 of via de <strong>Vlaams</strong>e<br />
inschakelingspremies (VIP) met gebruikmaking<br />
van ATB, en zonder een beroep te doen op<br />
ATB. Graag een uitsplitsing voor Brussel en per<br />
provincie, met voor <strong>Vlaams</strong>-Brabant een uitsplitsing<br />
naar het arrondissement Halle-Vilvoorde<br />
en het arrondissement Leuven.<br />
3. Op welke wijze gebeurt de samenwerking met<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling en<br />
Beroepsopleiding (VDAB) en met eventuele<br />
andere diensten <br />
4. In welke mate kunnen werknemers van een beschutte<br />
werkplaats een beroep doen op ATB <br />
5. Wat is de gemiddelde duur van ATB <br />
Zijn er regionale verschillen Zo ja, graag<br />
de cijfers voor Brussel, voor de provincies en<br />
voor <strong>Vlaams</strong>-Brabant opgesplitst per arrondissement.<br />
6. Wanneer wordt een ATB als geslaagd beschouwd<br />
Hoelang loopt de ATB op de werkvloer<br />
en waaruit bestaat de begeleiding <br />
7. Doen de ATB-diensten ook aan begeleiding<br />
voor anderen dan personen met een handicap
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1250-<br />
Antwoord<br />
Na de experimentele werking werd de erkenning<br />
en subsidiëring van de ATB-diensten geregeld in<br />
het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 18 december<br />
1998.<br />
1. Jaarlijks analyseert de Inspectiedienst van het<br />
<strong>Vlaams</strong> Fonds de besteding van de subsidies en<br />
de resultaten en de werking van de ATB-diensten.<br />
De cijfers hebben betrekking op het jaar<br />
1999, tenzij anders vermeld. In 1999 hebben<br />
2.135 werkzoekenden zich bij deze diensten<br />
aangemeld, waarvan per provincie :<br />
514 in Antwerpen,<br />
162 in Limburg,<br />
527 in Oost-Vlaanderen,<br />
336 in West-Vlaanderen,<br />
596 in Brussel en <strong>Vlaams</strong>-Brabant.<br />
Van het totaal aantal aanmeldingen in 1999<br />
(2.135) werden met 1.563 werkzoekenden effectief<br />
arbeidstrajecten gestart. In hetzelfde jaar<br />
werden ook nog de personen begeleid van wie<br />
het traject startte in voorgaande jaren : 1.119<br />
werkzoekenden die behoren tot de doelgroep<br />
van het Fonds en 399 die niet in het Fonds zijn<br />
ingeschreven.<br />
Arbeidstrajecten in 1999<br />
Provincies Doelgroep Doelgroep Doelgroep Doelgroep Doelgroep Doelgroep Algemeen<br />
VFSIPH VFSIPH VFSIPH Nt-VSFIPH Nt-VFSIPH Nt-VFSIPH totaal<br />
Voortzetting Start in 1999 Totaal Voortzetting Start in 1999 Totaal<br />
Antwerpen 344 234 578 128 130 258 836<br />
Limburg 145 138 283 76 82 158 441<br />
Oost- 190 190 380 90 228 318 698<br />
Vlaanderen<br />
<strong>Vlaams</strong>- 257 155 412 45 70 115 527<br />
Brabant<br />
West- 263 275 538 60 61 121 659<br />
Vlaanderen<br />
Totaal 1.199 992 2.191 399 571 970 3.161<br />
De personen met een handicap waarvoor de<br />
Provinciale Evaluatiecommissie (PEC) beslist<br />
heeft dat ze in aanmerking komen voor een job<br />
in het normaal economisch circuit (NEC), worden<br />
schriftelijk door het Fonds op de hoogte gebracht<br />
van de mogelijkheid om een beroep te<br />
doen op de ATB-dienst in hun provincie.<br />
Personen met een handicap die beschikken over<br />
een PEC-beslissing "beschut werk", kunnen<br />
vandaag een beroep doen op een ATB-dienst<br />
wanneer zij wensen door te groeien naar een<br />
job in het normale arbeidsmilieu. In de begroting<br />
2001 van het <strong>Vlaams</strong> Fonds zijn middelen<br />
ingeschreven om de ATB-begeleiding ook open<br />
te stellen voor personen die niet (meer) op de<br />
open arbeidsmarkt terechtkunnen. Een ontwerpbesluit<br />
ter verbreding van de opdracht van<br />
ATB is in voorbereiding.<br />
Personen met een handicap, begeleid door ATB,<br />
met een beslissing NEC (1998) : 1.484. Personen<br />
met een handicap, begeleid door ATB, met een<br />
beslissing BW (1998) : 1.529.<br />
Aantal werknemers in BW (1998) : 11.226<br />
Aantal werknemers in BW (1999) : 11.346<br />
(BW : beschutte werkplaats – red.)<br />
2. De mogelijkheden om met toepassing van<br />
CAO 26 en van de <strong>Vlaams</strong>e Inschakelingspremie<br />
de werkkansen te verhogen, worden door<br />
de ATB-diensten en hun partners individueel<br />
besproken met de betrokken persoon met een<br />
handicap en met de potentiële werkgevers.<br />
Precieze gegevens over het aantal ATB-cliënten<br />
dat effectief op deze regelingen een beroep<br />
doet, valt uit de rapportering over de ATB-diensten<br />
niet op te maken. Ik verzoek het <strong>Vlaams</strong><br />
Fonds om bij het ontwikkelen van een uniform<br />
cliëntvolgsysteem voor de ATB-diensten, de<br />
koppeling van de ATB-cliëntenbestanden met
-1251- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
het databeheer CAO 26 en VIP in het Fonds<br />
mogelijk te maken.<br />
Tewerkstelling met Tewerkstelling met Totaal op 31.12.99<br />
CAO 26 op 31.12.99 VIP op 31.12.99 (*)<br />
Antwerpen 730 80 810<br />
Limburg 479 14 493<br />
Oost-Vlaanderen 485 85 570<br />
West-Vlaanderen 649 113 762<br />
Brabant 430 35 465<br />
Totaal 2.773 327 3.100<br />
(*) pas van kracht vanaf 1 januari 1999<br />
3. Zoals bepaald in artikel 3, § 5 van het bovengenoemd<br />
besluit ATB, is de VDAB een van de bevoorrechte<br />
partners in het samenwerkingsverband.<br />
Voor elke persoon met een handicap<br />
wordt een maximale inspanning geleverd opdat<br />
hij kan deelnemen aan acties in het gewone opleidings-<br />
en arbeidscircuit.<br />
Op 30 mei 2000 hebben de <strong>Vlaams</strong>e minister<br />
van Werkgelegenheid en ikzelf een overeenkomst<br />
afgesloten om de tewerkstelling van personen<br />
met een handicap te bevorderen via de<br />
uitbouw van de lokale dienstverlening. Concreet<br />
betekent dit dat de ATB-diensten worden<br />
ingebed in het gedecentraliseerd arbeidsmarktbeleid<br />
en in de lokale werkwinkels. Zo worden<br />
de basisdienstverlening en de trajectbegeleiding<br />
gestroomlijnd naar één loket. Deze overeenkomst<br />
zal, samen met de eerder genoemde<br />
voorstellen tot aanpassing, in een voorstel van<br />
wijzigingsbesluit ATB worden vastgelegd.<br />
Een ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen<br />
het <strong>Vlaams</strong> Fonds en de VDAB, actueel ter<br />
bespreking in het beheerscomité van de VDAB,<br />
moet de afspraken inzake een gemeenschappelijk<br />
doelgroepmanagement voor de ruimere<br />
groep van de "arbeidsgehandicapten" concretiseren.<br />
Gelet op de omvang van deze groep is<br />
het aangewezen dat de partners op het terrein<br />
gemeenschappelijk strategieën ontwikkelen om<br />
deze werkzoekenden via trajectwerking te begeleiden<br />
naar een passende job.<br />
Andere (verplichte) partners in het ATB-samenwerkingsverband<br />
zijn de centra voor gespecialiseerde<br />
voorlichting bij beroepskeuze<br />
(CGVB) en de centra voor beroepsopleiding<br />
(CBO). De CGVB's zijn de belangrijkste actor<br />
in de eerste fase van het traject (intake, oriëntering,<br />
...) en de CBO's spelen uiteraard een cruciale<br />
rol in de opleiding, werkervaring en begeleiding<br />
bij en na de indiensttreding.<br />
4. De huidige regelgeving beoogt een tewerkstelling<br />
in het normaal economisch circuit. Derhalve<br />
kunnen werknemers van een beschutte werkplaats<br />
ook een beroep doen op een ATB-dienst<br />
met het oog op een doorstroming naar het<br />
NEC.<br />
De uitbreiding van de ATB-opdracht naar<br />
werknemers die worden georiënteerd naar beschutte<br />
werkplaatsen zal in de komende maanden<br />
worden geregeld.<br />
5. De duur van een arbeidstraject is afhankelijk<br />
van veel factoren die individueel verschillen.<br />
Het <strong>Vlaams</strong> Fonds gaat enkel na of de opleidingsfase<br />
wordt afgewerkt binnen de duur van<br />
twee jaar en binnen het opleidingskrediet van<br />
3.600 uren per cursist.<br />
De duur van het traject zal wel in kaart kunnen<br />
worden gebracht via het cliëntvolgsysteem<br />
(CVS) dat de VDAB hanteert en dat, via het samenwerkingsakkoord,<br />
ook zal worden gebruikt<br />
door de ATB-diensten.<br />
6. Een ATB-begeleiding wordt als geslaagd beschouwd<br />
als er een tewerkstelling wordt gerealiseerd<br />
in het normaal economisch circuit die<br />
minstens drie maanden duurt binnen het jaar na<br />
de datum van het afsluitend gesprek in fase V<br />
van het arbeidstraject (art. 7, 3°).<br />
De begeleiding gebeurt gedurende die drie<br />
maanden en bestaat erin dat de ATB -dienst, of
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1252-<br />
één van de partners, in de beginfase van de tewerkstelling<br />
de integratie op de werkvloer begeleidt,<br />
advies verleent inzake de aanpassing<br />
van de arbeidspost en de vorderingen, en eventuele<br />
knelpunten evalueert en remedieert in<br />
overleg met de werknemers en de werkgevers.<br />
In een latere fase kunnen zowel werkgever als<br />
werknemer een beroep doen op de ondersteuning<br />
of de bemiddeling van de ATB-dienst.<br />
7. De ATB-diensten kunnen eveneens personen<br />
begeleiden die behoren tot de door de <strong>Vlaams</strong>e<br />
of Brusselse regering bepaalde risicogroepen.<br />
Dit aantal begeleidingen mag 45 % van het totale<br />
aantal begeleidingen niet overstijgen (art.<br />
8).<br />
In 1999 werden 970 personen binnen deze groep<br />
door ATB begeleid.<br />
Vraag nr. 60<br />
van 21 december 2000<br />
van mevrouw SONJA BECQ<br />
Sociaal huis – Stand van zaken (2)<br />
Op 27 oktober 2000 stelde ik een schriftelijke<br />
vraag in verband met het onduidelijke concept "sociaal<br />
huis". De minister verwees – vermoedelijk in<br />
antwoord op mijn subvragen 1 en 2 ("wat voor<br />
haar de essentiële kenmerken zijn van het sociaal<br />
huis", "op welke wijze het sociaal huis wordt geoperationaliseerd"<br />
en "welke timing, werkwijze<br />
wordt gehanteerd en wie bij dit proces structureel<br />
wordt betrokken"), naar een nog te ontwikkelen<br />
concept.<br />
Er was echter geen duidelijk antwoord op de subvraag<br />
naar de verhouding tussen sociaal huis en gemeentelijke<br />
dienstverlening, en er was totaal geen<br />
antwoord op mijn subvragen 4 en 5 (Bulletin van<br />
Vragen en Antwoorden nr. 7 van 2 februari 2001,<br />
blz. 969 – red.).<br />
Vandaar dan ook opnieuw volgende vragen.<br />
1. Hoe verhoudt het sociaal huis zich tot de gemeentelijke<br />
dienstverlening <br />
2. Volgens welke criteria en op welke wijze worden<br />
experimentele sociale huizen toegewezen <br />
Kunnen OCMW's zich vrij kandidaat stellen <br />
Welke financiële of andere ondersteuning krijgen<br />
zij <br />
Zijn er reeds experimentele sociale huizen opgestart<br />
<br />
3. Is het de bedoeling dat diverse experimentele<br />
huizen verschillende wegen kunnen opgaan, of<br />
is het de bedoeling dat zij alle dezelfde werkwijze<br />
hanteren <br />
Antwoord<br />
1. In mijn vorig antwoord werd wel degelijk op<br />
deze vraag ingegaan :<br />
– "volgende partners spelen hier een cruciale<br />
rol: lokale besturen (OCMW en gemeente),<br />
..." ;<br />
– "uiteraard kan dit alles niet volledig losstaan<br />
van de initiatieven die de vereenvoudiging<br />
van de administratie voor de burger beogen.<br />
Hiervoor wordt nauw overleg gepleegd binnen<br />
de regering".<br />
2. Zoals ik reeds in mijn vorig antwoord stelde,<br />
loopt er tot eind 2001 een actieonderzoek met<br />
het oog op de concrete invulling van het concept<br />
"sociaal huis".<br />
De ondersteuning van experimenten zal binnen<br />
dit kader worden georganiseerd.<br />
RENAAT LANDUYT<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN WERKGELEGENHEID EN TOERISME<br />
Vraag nr. 11<br />
van 14 december 2000<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Campings – Groensubsidies<br />
Uit vele bevragingen blijkt dat toeristen op campings<br />
zeer gevoelig zijn voor groenaanleg op en<br />
rond de terreinen. Vooral het gebrek aan onderlinge<br />
afscherming van de percelen door groenaanplanting<br />
wordt door hen als een minpunt beschouwd<br />
(Campingfederatie CKVB – Jaarboek<br />
2000).<br />
Het zijn vooral de campings aan de Kust die met<br />
dit probleem worden geconfronteerd, en dit om<br />
verschillende redenen.
-1253- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Er is de kostprijs van de gronden, wat de uitbater<br />
dwingt tot een politiek van minimale plaatsen in<br />
oppervlakte, met als gevolg dat wordt gekozen<br />
voor het opstellen van de verblijven in rechte lijnen,<br />
met weinig ruimte voor groen. Bovendien is er<br />
de voor de beplanting destructieve invloed van de<br />
steeds aanwezige zeewind, alhoewel een aantal<br />
groensoorten toch goed gedijt in kuststreken. De<br />
voornaamste reden echter voor het ontbreken van<br />
groen is het onderhoud, dat arbeidsintensief en<br />
duur is.<br />
De sector wil de uitbaters motiveren voor groenaanleg<br />
door een stimulerende maatregel via het<br />
premiebesluit.<br />
Na een unaniem advies van de <strong>Vlaams</strong>e Raad voor<br />
het Toerisme (19 mei 1999) en van het Technisch<br />
Comité van de Openluchtrecreatieve Verblijven<br />
(26 mei 1999) om de lijst van werkzaamheden die<br />
voor een premie in aanmerking komen uit te breiden<br />
met twee rubrieken, enerzijds onroerende,<br />
sport- en spelinfrastructuur voor kinderen, en anderzijds<br />
groenaanplanting binnen het terrein, heeft<br />
de toenmalige <strong>Vlaams</strong>e overheid op 8 juni 1999 –<br />
in tegenstelling tot rubriek één – de groenaanplanting<br />
binnen het terrein niet in aanmerking genomen<br />
voor subsidiëring.<br />
Nochtans vormen deze aanplantingen een belangrijke<br />
rol in de kwaliteitsverbetering van de sector.<br />
Bovendien zouden veel groenaanplantingen niet<br />
alleen de aantrekkelijkheid van de campings verhogen,<br />
maar er ook voor zorgen dat ze minder opvallen<br />
in grote open ruimten.<br />
1. Werd het destijds unaniem advies van de<br />
<strong>Vlaams</strong>e Raad voor het Toerisme en het Technisch<br />
Comité de Openluchtrecreatieve Verblijven<br />
om "groenaanplantingen binnen het terrein"<br />
toe te voegen aan de lijst van door de<br />
<strong>Vlaams</strong>e overheid gesubsidieerde werkzaamheden,<br />
door de minister reeds geëvalueerd Met<br />
welke conclusies <br />
Hoe staat de minister tegenover de beslissing<br />
van de toenmalige <strong>Vlaams</strong>e overheid (8 juni<br />
1999) om dit advies niet te volgen <br />
2. Wordt er beleidsmatig van uitgegaan dat groenaanleg<br />
op kampeerterreinen nodig is in het<br />
kader van een algemene kwaliteitsverbetering<br />
van de sector <br />
3. Wordt in dat opzicht de toenmalige beslissing<br />
van de <strong>Vlaams</strong>e overheid dan ook herzien en de<br />
gevraagde subsidie alsnog toegekend <br />
Antwoord<br />
1. De motivering van de vorige <strong>Vlaams</strong>e regering<br />
om groenaanplantingen niet in deze lijst van<br />
subsidiabele werken op te nemen, is mij niet bekend,<br />
zodat het niet mogelijk is er een uitspraak<br />
over te doen.<br />
Voorts werd er nog niet overgegaan tot een globale<br />
evaluatie van de adviezen uitgebracht door<br />
de <strong>Vlaams</strong>e Raad voor het Toerisme en het<br />
Technisch Comité van de Openluchtrecreatieve<br />
Verblijven aan de vorige <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />
2. Uit de reeds goedgekeurde premiedossiers<br />
blijkt dat wanneer groenaanplantingen worden<br />
gebruikt als afsluiting van een camping of kampeerverblijfpark,<br />
de aankoop en aanleg ervan<br />
reeds worden gesubsidieerd met toepassing van<br />
de rubriek "afsluitingen" van het kampeerpremiebesluit.<br />
Campings genieten dus reeds gedeeltelijk<br />
groensubsidies.<br />
Kamperen is een toeristische verblijfsactiviteit<br />
die in ideale omstandigheden het best in een<br />
rustige en groene omgeving plaatsvindt. Een degelijke<br />
groenaanleg zal dan ook de aantrekkelijkheid<br />
ervan verhogen en bijdragen tot een<br />
kwalitatief kampeertoerisme.<br />
Uit onderzoek is gebleken dat destijds, bij de<br />
opmaak en uitvaardiging van het kampeerpremiebesluit,<br />
prioriteit werd gegeven aan de subsidiëring<br />
van werken en materialen voor de verbetering<br />
van de brandveiligheid, de milieuzorg<br />
en de hygiëne op de terreinen voor openluchtrecreatieve<br />
verblijven.<br />
Tijdens de periode 1995-2000 werd afgerond<br />
135 miljoen frank aan subsidies vastgelegd voor<br />
215 goedgekeurde premieaanvragen. Dit komt<br />
overeen met een gemiddelde subsidie van ongeveer<br />
628.000 frank per aanvraag en een totale<br />
eigenlijke investering in het kampeertoerisme<br />
van ruim 450 miljoen frank.<br />
3. Het campingdecreet laat toe om, op advies van<br />
het Technisch Comité van de Openluchtrecreatieve<br />
Verblijven en de <strong>Vlaams</strong>e Raad voor het<br />
Toerisme, de modaliteiten van het kampeerpremiebesluit<br />
te evalueren en eventueel bij te sturen.<br />
Momenteel geef ik nog de voorkeur aan de toekenning<br />
van premies om de aanleg en de uit-
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1254-<br />
rusting van campings mogelijk te maken op<br />
grond van de bepalingen van het huidig kampeerdecreet<br />
en subsidiebesluit, met het oog op<br />
het afleveren van de broodnodige vergunningen,<br />
die al jaren op zich laten wachten.<br />
Daarna ben ik bereid om de gehele premieregeling<br />
in zijn totaliteit te bekijken en te evalueren<br />
met het oog op een eventuele bijsturing.<br />
In dat geval zal de mogelijke subsidiëring van<br />
de groenaanleg eveneens aan bod komen.<br />
Vraag nr. 13<br />
van 14 december 2000<br />
van de heer JAN LOONES<br />
Campings – Toeristisch kamperen<br />
Terwijl campings oorspronkelijk enkel toeristische<br />
doeleinden nastreefden, worden veel uitbaters vandaag<br />
de dag geconfronteerd met het fenomeen<br />
"campingwonen" (Terzake : praktijkblad over lokaal<br />
beleid en samenlevingsopbouw, Creatief met<br />
camping – februari 2000).<br />
Enerzijds vindt de campingsector dat de uitbating<br />
van vaste plaatsen op kampeerterreinen een noodzaak<br />
is en blijft ; anderzijds is de sector toch van<br />
oordeel dat de diverse overheden en toeristische<br />
diensten met recht pleiten voor meer zogenaamde<br />
"toeristische uitbatingen" (Campingfederatie<br />
CKVB – Jaarboek 2000).<br />
Maar uiteindelijk ligt de keuze tussen een uitbating<br />
met meer toeristische, dan wel meer vaste plaatsen<br />
bij de uitbater van het betrokken terrein. Het kan<br />
volgens de sector nooit de bedoeling zijn om een<br />
omschakeling naar meer toeristische kampeerplaatsen<br />
op te leggen.<br />
Ten slotte houdt de toeristische uitbating van een<br />
camping meer financiële risico's in dan de vaste,<br />
gelet op de afhankelijkheid van het weer. Een toeristische<br />
uitbating is ook meer arbeidsintensief.<br />
De federatie ziet wel mogelijkheden om dit soort<br />
uitbatingen te stimuleren via fiscale maatregelen,<br />
promotionele logistieke steun en premies, structurele<br />
ondersteuningsmaatregelen voor uitbaters die<br />
letterlijk en figuurlijk "ruimte" willen maken voor<br />
meer toeristische exploitatievormen.<br />
1. Werd het voorstel van de sector om via structurele<br />
ondersteuningsmaatregelen de toeristische<br />
exploitatievormen op de kampeerterreinen te<br />
stimuleren, reeds geëvalueerd Met welke conclusies<br />
<br />
2. Welke maatregelen worden eventueel in het<br />
vooruitzicht gesteld <br />
Antwoord<br />
Het toeristisch kamperen moet aanzienlijk worden<br />
bevorderd en het imago van de sector moet verbeteren.<br />
De recente inspanningen van mij en van de sector<br />
voor de toepassing van het decreet via het afleveren<br />
van de nodige vergunningen, zijn daartoe een<br />
zeer belangrijke stap.<br />
Uit recente gesprekken met de Campingfederatie<br />
blijkt dat mij in de eerstekomende weken een volledig<br />
uitgewerkt concept inzake mogelijke initiatieven<br />
zal worden overhandigd.<br />
Ik zal deze voorstellen in zijn totaliteit bekijken en<br />
evalueren.<br />
II. VRAGEN WAARVAN<br />
DE REGLEMENTARE TERMIJN<br />
VERSTREKEN IS EN WAAROP<br />
NOG NIET WERD GEANTWOORD*<br />
(Reglement artikel 81, 6)<br />
PATRICK DEWAEL<br />
MINISTER-PRESIDENT<br />
VAN DE VLAAMSE REGERING,<br />
VLAAMS MINISTER VAN FINANCIEN,<br />
BEGROTING, BUITENLANDS BELEID<br />
EN EUROPESE AANGELEGENHEDEN<br />
Vraag nr. 29<br />
van 11 januari 2001<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
Nationale Delcrederedienst – Vrouwen<br />
In haar vergadering van 20 oktober 2000 vaardigde<br />
de <strong>Vlaams</strong>e regering de heren Hugo Van Driessche<br />
en Rudy De Meyer af naar de raad van beheer van<br />
de Nationale Delcrederedienst. Als plaatsvervangers<br />
werden Daniël Geerts en Theodoor Vanden<br />
Berghe aangewezen. Het gaat dus uitsluitend om<br />
mannen.<br />
*datum van afsluiting : 15/3
-1255- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
Nochtans engageerde de <strong>Vlaams</strong>e regering zich<br />
extra-inspanningen te doen om tot een evenwichtiger<br />
samenstelling van raden van bestuur te komen.<br />
1. Deed de regering voor deze aanstellingen een<br />
beroep op de Pluspuntbank <br />
2. Hoe werd deze afvaardiging bekendgemaakt <br />
Welk profiel werd vooropgesteld <br />
Vraag nr. 35<br />
van 18 januari 2001<br />
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />
1. Welke resoluties/moties betreffende de bevoegdheden<br />
van de minister goedgekeurd door<br />
het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> vóór juli 1999 blijven van<br />
kracht in zijn/haar huidig beleid <br />
2. Geldt dit voor de volledige tekst van de resolutie/motie<br />
of alleen voor bepaalde onderdelen <br />
3. Heeft de minister reeds een overzicht gegeven<br />
van de stand van zaken van alle resoluties/moties<br />
goedgekeurd tijdens deze legislatuur naar<br />
aanleiding van de begrotingsbesprekingen <br />
N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />
Moties en resoluties – Opvolging<br />
Goedgekeurde resoluties en moties zijn aanbevelingen<br />
van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> aan de regering.<br />
Zoals het Reglement van het parlement bepaalt,<br />
wordt verwacht dat elke minister de opvolging van<br />
haar/zijn resoluties en moties vermeldt naar aanleiding<br />
van de beleidsbrief. Dit is voor het beleid 2001<br />
niet altijd gebeurd.<br />
Uit de lectuur van het verslag van het Rekenhof<br />
over de uitvoering door de <strong>Vlaams</strong>e regering van<br />
de resoluties van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> (Stuk 39<br />
(1999-2000)) blijkt dat het Rekenhof heeft nagegaan<br />
welk gevolg de <strong>Vlaams</strong>e regering heeft gegeven<br />
aan twaalf resoluties die door het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong><br />
werden goedgekeurd in de periode van<br />
1996 tot het einde van de vorige legislatuur, in<br />
1999. Het gaat hierbij uitsluitend om die resoluties<br />
welke rechtstreeks voortvloeien uit de contacten<br />
met het Rekenhof.<br />
De opvolging van de andere resoluties/moties<br />
wordt nergens systematisch bijeengebracht. In de<br />
beleidsbrieven van sommige ministers wordt wel<br />
verwezen naar resoluties/moties van deze legislatuur,<br />
soms zelfs van vorige legislatuur, en wordt de<br />
stand van zaken gegeven.<br />
Het is dus ondoorzichtig door welke resoluties/moties<br />
de regering zich gebonden voelt. Strikt juridisch<br />
gesproken zijn de moties/resoluties van vorige<br />
legislatuur gericht tot de vorige ministers. Of ze<br />
nadien al dan niet als beleidsuitgangspunt worden<br />
gebruikt, is nu niet duidelijk.<br />
BERT ANCIAUX<br />
VLAAMS MINISTER<br />
VAN CULTUUR, JEUGD,<br />
BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN<br />
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING<br />
Vraag nr. 27<br />
van 25 januari 2001<br />
van de heer JOS STASSEN<br />
Boelwerf Temse – Archief<br />
Volgens mijn informatie is bij het akkoord tussen<br />
de curatele van de Boelwerf in Temse en het consortium<br />
dat heel het terrein en de gebouwen van<br />
de Boelwerf overneemt, het (immense) archief van<br />
de Boelwerf in meerdere delen verspreid.<br />
1. Wat is de situatie van het archief van de Boelwerf<br />
<br />
2. Welke inspanningen heeft de minister reeds gedaan<br />
om dit Boelwerf-archief integraal te behouden<br />
<br />
3. Worden eventueel nieuwe inspanningen op dat<br />
vlak in het vooruitzicht gesteld <br />
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />
heer Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />
Economie, Ruimtelijke Ordening en Media.
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1256-<br />
III. VRAGEN WAARVAN<br />
DE REGLEMENTAIRE TERMIJN<br />
VERSTREKEN IS MET<br />
TEN MINSTE TIEN WERKDAGEN<br />
EN DIE OP VERZOEK<br />
VAN DE VRAAGSTELLERS WERDEN<br />
OMGEZET IN VRAGEN OM UITLEG<br />
(Reglement artikel 81, 4)<br />
Nihil
-1257- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
REGISTER<br />
Nr. Datum Vraagsteller Onderwerp Blz.<br />
P. DEWAEL, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid<br />
en Europese Aangelegenheden<br />
13 14.11.2000 R. Van Cleuvenbergen Regelgeving – Inwerkingtreding en publicatiedatum . . . . . . . . . . . . . . . . . 1205<br />
21 06.12.2000 J. Coens Heffing leegstand – Vrijstelling bij overmacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1231<br />
22 06.12.2000 C. Decaluwe Onroerende voorheffing – Bezwaarschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1232<br />
23 15.12.2000 J. De Roo Adviesraden – Budget . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1233<br />
24 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1234<br />
25 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Zuid-Afrikaprojecten – Taalgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1235<br />
26 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Domeinnaam.vl – Initiatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1107<br />
29 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Nationale Delcrederedienst – Vrouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1254<br />
32 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1235<br />
33 12.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Buitenlands Beleid – Schotland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1107<br />
35 18.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Moties en resoluties – Opvolging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1255<br />
36 25.01.2001 S. Becq Elektronische informatie – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1236<br />
39 01.02.2001 C. Vandenbroeke Beleidsgericht onderzoek – Projecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1238<br />
S. STEVAERT, minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken en<br />
Energie<br />
77 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1109<br />
78 21.12.2000 R. Van Goethem Windturbines – Investerings- en energiekosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1109<br />
79 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Reclame langs gewestwegen – Infrastructuur van openbaar nut . . . . . . . . 1111<br />
80 11.01.2001 B. Tobback Telecominfrastructuur – Controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1112<br />
81 11.01.2001 C. Decaluwe Zuidoostelijke randweg Tielt – Planning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1113<br />
82 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1113<br />
83 12.01.2001 C. Decaluwe Kanaal Roeselare-Ooigem – Uitdieping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1113<br />
84 12.01.2001 B. Tobback Zenne – Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1114<br />
87 17.01.2001 M. Keulen Bruggen Albertkanaal – Geplande werken (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1114<br />
M. VOGELS, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen<br />
36 06.12.2000 I. Van Kessel <strong>Vlaams</strong> Fonds – Wachtlijstwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1238<br />
37 06.12.2000 S. Becq Vrijwilligerswerk – Campagne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1240<br />
41 08.12.2000 S. Becq Kindeffectenraad – Adviezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1115<br />
onbeantwoord<br />
gecoördineerd antwoord
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1258-<br />
42 08.12.2000 S. Janssens-Vanoppen Vaccins – Combivax en Infanrix . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1242<br />
44 08.12.2000 S. Becq Vrijwilligerswerk – Erkenning en subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1243<br />
50 15.12.2000 P. Ceysens Krant voor werkende ouders – Financiering en verspreiding . . . . . . . . . . 1117<br />
52 15.12.2000 P. Ceysens Adoptiebeleid – VZW Gewenst Kind Zoekregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1244<br />
53 15.12.2000 E. Matthijs Artikel 43 OCMW-wet – Uitvoeringsbesluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1246<br />
54 21.12.2000 P. Ceysens Vrijwilligerswerk – Zelfhulpgroepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1117<br />
55 21.12.2000 P. Ceysens Adoptiediensten – Boekhoudkundige inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1247<br />
56 21.12.2000 P. Ceysens Kandidaat-adoptanten – Leeftijdsgrens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1248<br />
57 21.12.2000 S. Becq Buitenschoolse kinderopvang – Personeelsstatuut . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1248<br />
58 21.12.2000 S. Becq Arbeidstrajectbegeleiding – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1249<br />
59 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1118<br />
60 21.12.2000 S. Becq Sociaal huis – Stand van zaken (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1252<br />
61 05.01.2001 P. Ceysens Filmkeuringscommissie – Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1118<br />
62 05.01.2001 L. Caluwe Visueel gehandicapten – Invoering euro . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1119<br />
66 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1119<br />
B. ANCIAUX, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking<br />
17 15.12.2000 F. Dewinter "Nachten van de Ramadan" – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1120<br />
20 09.01.2001 J. Loones <strong>Vlaams</strong>e Film – Leefbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1121<br />
21 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Sociaal-culturele verenigingen – Concurrentie SIF-projecten . . . . . . . . . . 1121<br />
22 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1122<br />
24 18.01.2001 P. Ceysens Studie basisindicatoren jeugdbeleid – Voortzetting . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1122<br />
27 25.01.2001 J. Stassen Boelwerf Temse – Archief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1255<br />
30 01.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Nederlands-<strong>Vlaams</strong> Huis – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1122<br />
M. VANDERPOORTEN, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming<br />
38 14.12.2000 R. Van Cleuvenbergen Alternatieve geneeskunde – Opleidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1123<br />
39 14.12.2000 P. Huybrechts Thesisjaar – Sensibilisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1124<br />
40 15.12.2000 A. Moreau Drugpreventie – Basisonderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1124<br />
41 15.12.2000 P.Ceysens A2-verpleegkundigen – Brugopleiding A1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1125<br />
42 21.12.2000 D. De Cock Schoolcomputers – Tweedehands . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1126<br />
43 21.12.2000 J. De Meyer Onderwijspersoneel – Wedde-afhouding bij staking . . . . . . . . . . . . . . . . . 1127<br />
44 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1128<br />
45 05.01.2001 J. De Meyer Cumulatie onderwijs-privé – Bezoldigingsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1129<br />
46 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Franstalige faciliteitenscholen – Nationaliteiten (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1129<br />
47 09.01.2001 J. Malcorps Klasse – Reclame voor wegwerpverpakkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1130<br />
onbeantwoord<br />
gecoördineerd antwoord
-1259- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
48 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Leerlingentellingen – Illegalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1131<br />
49 11.01.2001 J. De Meyer Vervangingspools – VDAB-opdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1131<br />
50 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1133<br />
51 12.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Franstalige leerlingen West-Vlaanderen – Onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . 1133<br />
52 12.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Gezondheidseducatie – Gratis-fruitacties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1134<br />
53 18.01.2001 C. Decaluwe Omzetting Europese regelgeving – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . 1134<br />
R. LANDUYT, <strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme<br />
11 14.12.2000 J. Loones Campings – Groensubsidies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1252<br />
12 14.12.2000 J. Loones Campings – Flexibiliteit arbeidsvoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1135<br />
13 14.12.2000 J. Loones Campings – Toeristisch kamperen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1254<br />
14 21.12.2000 J. Loones Campings – Sectoronderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1136<br />
15 21.12.2000 J. Loones Campings – Bewegwijzering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1137<br />
16 21.12.2000 J. Loones Campings – Verblijfsstatistieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1138<br />
17 21.12.2000 M. Keulen Hengelhoef Houthalen-Helchteren – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1139<br />
18 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1140<br />
19 21.12.2000 J. Loones <strong>Vlaams</strong>e Kust – Benaming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1140<br />
20 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Reïntegratie na loopbaanonderbreking – Kinderopvang . . . . . . . . . . . . . . 1141<br />
21 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1142<br />
V. DUA, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />
42 06.12.2000 J. Stassen Barbierbeek Kruibeke – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1142<br />
45 06.12.2000 C. Decaluwe Rioolwaterzuiveringsinstallaties – Kikkerplannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1144<br />
50 15.12.2000 J. De Roo Waterzuivering – Samenwerking met Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1147<br />
51 15.12.2000 P. Lachaert Natuurreservaten – Erkenning en subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1147<br />
52 21.12.2000 C. Decaluwe Individuele waterzuivering – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1148<br />
53 21.12.2000 C. Decaluwe Kleinschalige waterzuivering – Kortrijk-Roeselare-Tielt . . . . . . . . . . . . . . 1149<br />
54 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Kalmthoutse Heide – Werken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1150<br />
55 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1154<br />
56 05.01.2001 J. Loones Natuurherstel IJzermonding – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1154<br />
57 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Wateroverlast Sluizen (Tongeren) – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1155<br />
58 11.01.2001 B. Tobback Zeekanaal Brussel-Schelde – Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1156<br />
59 11.01.2001 B. Tobback Vaalbeek-Molenbeek Oud-Heverlee – Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . 1158<br />
60 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1160<br />
61 12.01.2001 C. Decaluwe Militaire domeinen – Natuurbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1161<br />
62 12.01.2001 B. Tobback Zenne – Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1162<br />
onbeantwoord<br />
gecoördineerd antwoord
<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1260-<br />
64 18.01.2001 P. Gysbrechts Tankstations – Tegemoetkoming bodemsanering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1168<br />
65 18.01.2001 C. Decaluwe E17 Rekkem-Menen – Bodemverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1169<br />
66 18.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Moties en resoluties – Opvolging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1169<br />
67 19.01.2001 J. Laurys Studieopdrachten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1170<br />
70 19.01.2001 A. Van Nieuwkerke Muskusrattenbestrijding – Methode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1170<br />
J. SAUWENS, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport<br />
60 14.12.2000 C. Vandenbroeke Sociale huurwoningen – Verkiezingsaffiches . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1172<br />
61 14.12.2000 J. Librecht Exportsubsidiëring – Eenmanszaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1173<br />
62 14.12.2000 M. Keulen Ambtenarenevaluatie – Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1173<br />
63 15.12.2000 P. Huybrechts Kanaalbrug Vroenhoven – Bestemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1175<br />
64 15.12.2000 E. Matthijs Artikel 43 OCMW-wet – Uitvoeringsbesluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1176<br />
65 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Sportbeleid Kraainem – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1177<br />
66 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1178<br />
67 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Export Vlaanderen – Zendingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1178<br />
68 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Export Vlaanderen – Vacatures diensthoofd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1179<br />
69 05.01.2001 K. Helsen Mindervalidensport – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1180<br />
70 05.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen BDBH – <strong>Vlaams</strong>e vertegenwoordiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1182<br />
71 09.01.2001 F. Dewinter Bijzonder vertegenwoordiger – Opdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1183<br />
72 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Export Vlaanderen – Wijziging personeelsstatuut . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1183<br />
73 11.01.2001 M. Keulen Lokale mandatarissen – Presentiegeld gepensioneerden . . . . . . . . . . . . . . 1184<br />
74 11.01.2001 C. Vandenbroeke Export Vlaanderen – Vacatures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1185<br />
75 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1186<br />
76 12.01.2001 C. Decaluwe Sociale woningen – Verhuring buiten sociaal stelsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1187<br />
77 12.01.2001 C. Decaluwe Onbewoonbare woningen – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1188<br />
D. VAN MECHELEN, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media<br />
47 21.12.2000 J. Loones <strong>Vlaams</strong>e film – VRT-participaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1188<br />
48 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen BVN-TV – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1190<br />
49 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Gewestplanwijziging Voerstreek – Uitvoering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1191<br />
50 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1192<br />
51 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Zuidelijk Eiland Bornem – Nivelleringswerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1193<br />
52 09.01.2001 F. Dewinter Bijzonder vertegenwoordiger – Opdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1193<br />
53 09.01.2001 J. Loones <strong>Vlaams</strong>e film – Leefbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1194<br />
54 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Verkiezingsuitzendingen – Politieke partijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1195<br />
55 09.01.2001 J. Coens Bouwdossiers – Behandelingsduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1199<br />
onbeantwoord<br />
gecoördineerd antwoord
-1261- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />
56 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1200<br />
57 12.01.2001 C. Decaluwe Bouwdossiers – Behandelingsduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1200<br />
58 12.01.2001 I. Vertriest Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Sociale huisvesting . . . . . . . . . . . 1203<br />
60 18.01.2001 J. De Meyer Doel – Werkgroep Strategisch Plan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1204<br />
onbeantwoord<br />
gecoördineerd antwoord