24.12.2014 Views

Tekst - Vlaams Parlement

Tekst - Vlaams Parlement

Tekst - Vlaams Parlement

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Nr. 9<br />

VLAAMS PARLEMENT<br />

Zitting 2000-2001<br />

16 maart 2001<br />

BULLETIN VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN<br />

INHOUDSOPGAVE<br />

I. VRAGEN VAN DE VLAAMSE VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN ANTWOORDEN VAN DE<br />

MINISTERS (Reglement artikel 81, 1, 2, 3, 5 en 7)<br />

A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire termijn Blz.<br />

Patrick Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,<br />

Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1107<br />

Steve Stevaert, minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare<br />

Werken en Energie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1109<br />

Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1115<br />

Bert Anciaux, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1120<br />

Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1123<br />

Renaat Landuyt, <strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1135<br />

Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1142<br />

Johan Sauwens, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport . . . . . . 1172<br />

Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1188<br />

B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken van de reglementaire termijn<br />

Patrick Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,<br />

Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1205<br />

Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1238<br />

Renaat Landuyt, <strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1252


Nr. 9<br />

II. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS EN WAAROP NOG<br />

NIET WERD GEANTWOORD (Reglement artikel 81, 6)<br />

Patrick Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,<br />

Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1254<br />

Bert Anciaux, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking<br />

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1255<br />

III. VRAGEN WAARVAN DE REGLEMENTAIRE TERMIJN VERSTREKEN IS MET TEN MINSTE<br />

TIEN WERKDAGEN EN DIE OP VERZOEK VAN DE VRAAGSTELLERS WERDEN OMGEZET<br />

IN VRAGEN OM UITLEG (Reglement artikel 81, 4)<br />

Nihil<br />

REGISTER . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1257


-1107- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

I. VRAGEN VAN DE VLAAMSE<br />

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS EN<br />

ANTWOORDEN VAN DE MINISTERS<br />

(Reglement artikel 81, 1, 2, 3, 5 en 7)<br />

A. Vragen waarop werd geantwoord binnen de reglementaire<br />

termijn<br />

Daarom lijkt het me weinig opportuun om – al<br />

dan niet samen met andere constitutionele regio's<br />

– initiatieven te gaan ontplooien om Vlaanderen<br />

als regio een eigen TLD te bezorgen, aangezien dit<br />

geen resultaat zal opleveren.<br />

(De lijst van landcodes kan worden geraadpleegd<br />

op de volgende site : http://www.din.de/gremien/<br />

nas/nabd/iso3166ma/codlstp1/en listp1.html).<br />

PATRICK DEWAEL<br />

MINISTER-PRESIDENT<br />

VAN DE VLAAMSE REGERING,<br />

VLAAMS MINISTER VAN FINANCIEN,<br />

BEGROTING, BUITENLANDS BELEID<br />

EN EUROPESE AANGELEGENHEDEN<br />

Vraag nr. 26<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Domeinnaam.vl – Initiatieven (2)<br />

In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 15<br />

van 20 december 2000 aangaande de domeinnaam<br />

Vlaanderen verwijst de minister-president naar de<br />

weigering van DNS.be om het topleveldomein<br />

(TLD) ".vl" toe te kennen, omdat Vlaanderen niet<br />

is opgenomen in de lijst ISO-3166-1 met landencodes<br />

(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 7 van 2<br />

februari 2001, blz. 884 – red.).<br />

Worden er, mogelijk in samenspraak met andere<br />

constitutionele regio's, initiatieven genomen om er<br />

alsnog voor te zorgen dat onder meer Vlaanderen<br />

een eigen TLD verkrijgt <br />

Antwoord<br />

Zoals reeds eerder vermeld in mijn antwoord op<br />

de vorige vraag van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger,<br />

kan een topleveldomeinnaam enkel<br />

worden toegekend aan landen. Met andere woorden,<br />

als het om een landcode gaat die is opgenomen<br />

in de ISO-3166-1 lijst. Dit is een vaste regel<br />

voor Icann (Internet Corporation for Assigned<br />

Names and Numbers), waarvan niet wordt afgeweken.<br />

Icann is geheel onafhankelijk ten opzichte van regeringen,<br />

bedrijven, internationale organisaties, etcetera,<br />

en kan derhalve niet onder druk worden<br />

gezet.<br />

Vraag nr. 33<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Buitenlands beleid – Schotland<br />

Vorige maand bleek uit een artikel in de Financial<br />

Times dat de Schotse regering zich na het overlijden<br />

van eersteminister Ronald Dewar meer dan<br />

voorheen in het buitenland profileert. Schotse ministers<br />

zouden nu ook, zoals dat soms al het geval<br />

is met de <strong>Vlaams</strong>e ministers, deelnemen aan vergaderingen<br />

van de Europese Ministerraad.<br />

Minister McConnell heeft ook het voornemen om<br />

de banden met andere naties en regio's in de Europese<br />

Unie (EU) aan te halen. Hij vermeldt onder<br />

meer Catalonië, Beieren, Noordrijn-Westfalen, Galicië<br />

en Tsjechië.<br />

Vlaanderen ontbreekt in het lijstje. Dat verwondert<br />

enigszins. Er zijn heel wat gelijkenissen en gemeenschappelijke<br />

belangen tussen Schotland en<br />

Vlaanderen.<br />

1. Kan de minister-president meedelen of er sedert<br />

het overlijden van de Schotse eersteminister<br />

Dewar bijzondere contacten zijn geweest<br />

met de Schotse regering <br />

2. Is er sprake van geregeld overleg met de Schotse<br />

regering, of beperkt dit zich tot het Comité<br />

van de Regio's <br />

3. Zijn er naast de Belgische deelstaten en Schotland<br />

nog andere constitutionele regio's die op<br />

de Europese Ministerraad vertegenwoordigd<br />

zijn <br />

4. Is er buiten het Comité van de Regio's sprake<br />

van een geregeld overleg tussen die constitutionele<br />

regio's ter voorbereiding van Europese Ministerraden


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1108-<br />

Antwoord<br />

1. Op 11 oktober 1999 had ik een persoonlijke<br />

ontmoeting met de First Minister van Schotland<br />

op mijn kabinet. Precies een jaar later, op 11 oktober<br />

2000, is Donald Dewar overleden. Ik heb<br />

in naam van de regering toen een rouwtelegram<br />

gestuurd, gericht aan zijn familie en de Schotse<br />

regering.<br />

Ik heb sindsdien nog geen gelegenheid gehad<br />

om een gesprek te voeren met de nieuwe First<br />

Minister McLeish. Ik wil wel onderstrepen dat<br />

de heer McLeish bij ons geen onbekende is. Als<br />

regeringsverantwoordelijke voor de bouw van<br />

het nieuwe Schotse parlement in Holyrood (Edinburgh)<br />

bracht bij aan het hoofd van een omvangrijke<br />

delegatie een bezoek aan het <strong>Vlaams</strong><br />

<strong>Parlement</strong> en aan Vlaanderen tussen 15 en 18<br />

maart 1999.<br />

2. Tijdens het afgelopen jaar zijn er vanuit Vlaanderen<br />

op diverse niveaus contacten geweest met<br />

leden van de Schotse regering of administratie.<br />

Zo had ik ter gelegenheid van de viering van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e feestdag in Brugge een ontmoeting<br />

met Jack McConnel, huidig minister van Onderwijs,<br />

Europese Zaken en Externe Betrekkingen.<br />

Op dit ogenblik wordt door Export Vlaanderen<br />

een multisectorale zakenreis voorbereid, waarbij<br />

onder leiding van collega Sauwens tussen 22<br />

en 25 maart eerstkomende een bezoek zal worden<br />

gebracht aan Schotland. Export Vlaanderen<br />

beschikt in Edinburgh ook over een handelssecretaris.<br />

Ter gelegenheid van "het colloquium van de<br />

constitutionele regio's", dat plaatsvindt op 22<br />

februari eerstkomende, wordt nauw samengewerkt<br />

met een aantal belangrijke Europese regio's.<br />

Schotland is er één van. Het colloquium<br />

wordt voorbereid met de diensten van de Schotse<br />

regering, zowel in Edinburgh als in Brussel.<br />

In Edinburgh gebeurt dit met Barbara Doig,<br />

hoofd Buitenlands Beleid van de Schotse regering,<br />

en in Brussel zelf zijn er intensieve contacten<br />

met George Calder, de chief executive van<br />

het Schotse bureau dat de relaties met de Europese<br />

Unie verzorgt.<br />

Op 1 december jongstleden vond een ontmoeting<br />

plaats tussen vertegenwoordigers van mijn<br />

kabinet en de administratie Buitenlands Beleid<br />

met de heer Robert Gordon, hoofd van het secretariaat<br />

van de Schotse regering.<br />

Ook tussen de beide parlementen blijft samenwerking<br />

bestaan. Op de dag van het overlijden<br />

van de heer Dewar, op 11 oktober jongstleden,<br />

bezocht een delegatie Schotse ambtenaren<br />

zowel het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> als de <strong>Vlaams</strong>e administratie.<br />

3. Met het Verdrag van Maastricht (in werking<br />

sinds 1993) is in het Verdrag de mogelijkheid<br />

opgenomen dat de lidstaten zich door deelstaatministers<br />

in de Ministerraad laten vertegenwoordigen.<br />

Enkel België maakt vooralsnog ten volle gebruik<br />

van deze optie : van alle regionale overheden<br />

in de EU kunnen enkel de Belgische deelstaten<br />

als woordvoerder optreden tijdens Europese<br />

Ministerraden.<br />

Geen van de min of meer federaal gestructureerde<br />

EU-lidstaten (naast België, Duitsland,<br />

Oostenrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk)<br />

hebben tot op heden de nodige interne afspraken<br />

gemaakt om het Belgische voorbeeld te volgen.<br />

Zelfs de Duitse Länder, die terzake het verst gevorderd<br />

zijn, kunnen geen Europese Ministerraden<br />

voorzitten. De Duitse Länder kunnen hoogstens<br />

als waarnemer tot de werkzaamheden in<br />

het kader van de Raad van Ministers worden<br />

toegelaten. Het woordvoerderschap voor de<br />

Duitse delegatie wordt echter steeds uitgeoefend<br />

door een federaal minister. Indien het aangelegenheden<br />

betreft die tot de bevoegdheden<br />

van de Duitse Länder behoren (zo bijvoorbeeld<br />

zijn de Länder volstrekt bevoegd voor Cultuur),<br />

dient de Duitse woordvoerder evenwel het gezamenlijk<br />

standpunt van alle Duitse Länder terzake<br />

te vertolken.<br />

4. Behoudens het Comité van de Regio's bestaan<br />

er geen permanente formele structuren voor interregionaal<br />

overleg ter voorbereiding van Europese<br />

Ministerraden.<br />

Wel zijn er doorgaans, zowel op ambtelijk niveau<br />

als op ministerieel niveau, diverse bilaterale<br />

informele contacten. Ook worden er voor bepaalde<br />

onderwerpen soms formele bijeenkomsten<br />

georganiseerd. Zo kwam in het kader van<br />

de Intergouvernementele Conferentie 2000, op<br />

initiatief van Vlaanderen, op 20 september 2000<br />

een ministeriële conferentie bijeen in Brussel<br />

met politieke vertegenwoordigers van meer dan<br />

twintig regio's uit Duitsland, Oostenrijk, Spanje<br />

en België. Voor verdere informatie hieromtrent


-1109- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

verwijs ik graag naar mijn antwoord op schriftelijke<br />

vraag nr. 20 van 1 december 2000 van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger (Bulletin van<br />

Vragen en Antwoorden nr. 8 van 16 februari<br />

2001, blz. 988 – red.)<br />

Uit dit overzicht kan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

besluiten dat er inderdaad heel wat<br />

contacten zijn tussen Vlaanderen en Schotland.<br />

Het feit dat Vlaanderen niet werd vermeld in de<br />

opsomming van een aantal partners van Schotland<br />

kan moeilijk tot de conclusie leiden dat<br />

Schotland zijn contacten met Vlaanderen niet<br />

belangrijk acht, of ze niet verder zou willen ontwikkelen.<br />

In het kader van de initiatieven rond de constitutionele<br />

regio's zal ik zeker de komende maanden<br />

nog de gelegenheid hebben om met mijn<br />

nieuwe Schotse collega rond de tafel te zitten<br />

om onze samenwerking te versterken.<br />

STEVE STEVAERT<br />

MINISTER VICE-PRESIDENT<br />

VAN DE VLAAMSE REGERING,<br />

VLAAMS MINISTER VAN MOBILITEIT,<br />

OPENBARE WERKEN EN ENERGIE<br />

Vraag nr. 77<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Verwijlintresten – Overzicht<br />

Zie :<br />

Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />

Beleid en Europese Aangelegenheden<br />

Vraag nr. 24<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer Carl Decaluwe<br />

Blz. 1234<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden.<br />

Vraag nr. 78<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer ROLAND VAN GOETHEM<br />

Windturbines – Investerings- en energiekosten<br />

Uit diverse persberichten blijkt dat er plannen bestaan<br />

om Vlaanderen van een tamelijk indrukwekkend<br />

windmolenpark te voorzien, met een totaal<br />

van 1.630 stuks. Deze windmolens zouden een productiecapaciteit<br />

van 1.522.620 MWh (megawattuur)<br />

moeten halen.<br />

1. Worden bouw, onderhoud en uitbating van deze<br />

windmolens toevertrouwd aan de traditionele<br />

energieproducenten, of wordt er gedacht aan<br />

nieuwe intercommunales, bestaande intercommunales<br />

of een andere vorm van ad hoc maatschappijen<br />

<br />

2. Wat is de kostprijs van een windmolen van 600<br />

kW (kilowatt) en de kostprijs van een windmolen<br />

van 1.500 kW <br />

3. Wat is de respectieve afschrijvingstermijn voor<br />

die windmolens <br />

4. Wat is de reële levensduur van dergelijke windmolens<br />

<br />

5. Hoeveel bedraagt de reële kostprijs van de opgewekte<br />

kWh (kilowattuur), rekening houdende<br />

met alle kostprijsbepalende elementen <br />

6. Wat is het verschil tussen de kostprijs van de<br />

kWh opgewekt met windenergie en de kostprijs<br />

van de kWh opgewekt door een klassieke centrale<br />

en een kerncentrale <br />

7. Wordt de prijs van de kWh opgewekt met windenergie<br />

voor de kleine verbruiker lager, hoger,<br />

of blijft hij ongewijzigd <br />

Deze verschillen dienen natuurlijk rekening te<br />

houden met de toekomstige liberalisering van<br />

de energiemarkt.<br />

Antwoord<br />

1. Het elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000 wil een<br />

sterke impuls geven aan de productie van milieuvriendelijke<br />

"groene stroom" in Vlaanderen.<br />

Tegen 2004 moet 3 % van de elektriciteitsleveringen<br />

in Vlaanderen uit dergelijke groene


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1110-<br />

stroom bestaan. Deze verplichting wordt ingevoerd<br />

op het niveau van de elektriciteitsleveranciers,<br />

die zelf moeten zorgen dat er, op straffe<br />

van zware boetes, genoeg groene stroom aan<br />

de <strong>Vlaams</strong>e eindafnemers wordt bezorgd. De<br />

controlemechanismen die in het decreet werden<br />

ingebouwd, zijn zo opgevat dat het aan de<br />

markt zelf wordt overgelaten waar en met<br />

welke technologie welk type groene stroom zal<br />

worden opgewekt.<br />

De elektriciteitsleveranciers kunnen dus ofwel<br />

zelf investeren in de bouw, het onderhoud en de<br />

exploitatie van groenestroominstallaties, ofwel<br />

kunnen de groenestroomcertificaten komen van<br />

andere initiatiefnemers. Mits het verkrijgen van<br />

de benodigde bouw- en milieuvergunningen,<br />

kunnen zowel privé-personen, vennootschappen<br />

als coöperatieven windturbines plaatsen.<br />

2. Het samenvattend eindrapport van het Windplan<br />

Vlaanderen, dat werd uitgevoerd door de<br />

VUB en VZW ODE Vlaanderen, met steun van<br />

het <strong>Vlaams</strong> Gewest, vermeldt als totale investeringskosten<br />

de som van de kostprijzen van respectievelijk<br />

de turbine, de fundering, de oprichting<br />

en het transport en ten slotte de netaansluiting<br />

(geraamd op 10 % van machine- en funderingskosten).<br />

Deze investeringskosten werden<br />

omgerekend naar kostprijs per vierkante meter<br />

rotoroppervlak. Voor een windturbine met een<br />

vermogen van 600 kW bedraagt dit 16.500<br />

fr./m 2 , voor 1.500 kW 19.000 fr./m 2 . (VUB : Vrije<br />

Universiteit Brussel ; ODE : Organisatie voor<br />

Duurzame Energie – red.)<br />

Voor een turbine van 600 kW met een wieklengte<br />

van 24 meter komt men aldus tot totale<br />

investeringskosten van ± 30 miljoen frank . Voor<br />

een turbine van 1.500 kW met een wieklengte<br />

van 35 meter bedragen de totale investeringskosten<br />

± 70 miljoen frank.<br />

3. De simulatieberekeningen bij het Windplan<br />

Vlaanderen veronderstellen een afschrijvingstermijn<br />

van maximum vijftien jaar.<br />

4. Bij het ontwerpen van windturbines wordt gerekend<br />

met een levensduur van minstens twintig<br />

jaar. In werkelijkheid kan de levensduur langer<br />

zijn. Momenteel bestaan daar geen concrete gegevens<br />

over, omdat het hier een zeer jonge sector<br />

betreft.<br />

5. De belangrijkste factor voor de netto kostprijsberekening<br />

is de windsnelheid en dus de energieopbrengst<br />

op de locatie. De specifieke energiedichtheid<br />

(hoeveelheid energie die per vierkante<br />

meter rotoroppervlak kan worden gehaald<br />

op een bepaalde site) wordt daarbij als<br />

basis gebruikt.<br />

Daarnaast heeft men de investeringskosten<br />

(16.500 fr./m 2 tot 19.000 fr./m 2 rotoroppervlak),<br />

de onderhoudskosten (2 % per jaar van de initiële<br />

investering voor de eerste 10 jaar en stijgend<br />

met 10 % vanaf het elfde jaar) en diversen<br />

zoals opstelrechten en verzekeringen (500.000<br />

fr./jr voor een 600 kW en 1.000.000 fr./jr voor<br />

een 1.500 kW).<br />

Op basis van deze gegevens, een levensduur van<br />

twintig jaar van een turbine en een intrestvoet<br />

van 6 %, werd een kostprijs berekend voor de<br />

geleverde energie, en dit voor het volledige<br />

grondgebied. Hierbij werd geen rekening gehouden<br />

met eventuele investeringssubsidies<br />

(bron : samenvattend eindrapport van het<br />

Windplan Vlaanderen).<br />

Afhankelijk van de locatie varieert de kostprijs<br />

van 1,82 fr./kWh voor gebieden met een specifieke<br />

energiedichtheid van 1.200 kWh/m 2 /jr tot<br />

3,60 fr/kWh voor gebieden met een specifieke<br />

energiedichtheid van 600 kWh/m 2 /jr.<br />

6. Een vergelijking van de productiekosten<br />

(brandstoffen, investeringen, operaties, enz.)<br />

van elektriciteit uit vier verschillende technologieën<br />

levert volgende resultaten op, zonder rekening<br />

te houden met externe kosten.<br />

Technologie<br />

STEG 1,31<br />

Kernenergie Tussen 1,18 en 1,67 – afhankelijk<br />

van type en levensduur van de reactor<br />

Steenkool<br />

Tussen 1,37 en 1,67 – afhankelijk<br />

van de technologie<br />

Windenergie Variërend tussen 1,81 – 2,62 en<br />

3,14 – afhankelijk van de locatie,<br />

respectievelijk aan de kust, in de<br />

polders en in het binnenland<br />

Bron : Commissie Ampère, Rapport oktober 2000, Executive<br />

Summary<br />

(STEG : stoom- en gasturbine ; Commissie<br />

Ampère : Commissie voor de Analyse van de<br />

Middelen voor Productie van Elektriciteit en de<br />

Re-evaluatie van de Energievectoren – red.)


-1111- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

7. De <strong>Vlaams</strong>e regering verwacht dat de injectie<br />

van elektriciteit uit windenergie in het distributienet<br />

een neerwaartse druk op de vrijemarkttarieven<br />

van groene stroom zal uitoefenen. Het<br />

elektriciteitsdecreet bepaalt immers dat een<br />

verbruiker van groene stroom, ongeacht of dit<br />

nu een kleine of grote verbruiker is, onmiddellijk<br />

vrij zal zijn om zijn groenestroomleverancier<br />

te kiezen. Hij zal dus op zoek kunnen gaan<br />

naar de groenestroomleveranciers met de laagste<br />

tarieven.<br />

Naast het concurrentieaspect worden die lagere<br />

tarieven verder nog bewerkstelligd doordat de<br />

<strong>Vlaams</strong>e overheid specifieke financiële (en<br />

technische) voordelen toekent aan de groenestroomproducenten<br />

en/of -leveranciers die actief<br />

zijn in een vrije markt. De producenten zullen<br />

vooral een financieel voordeel halen uit het<br />

<strong>Vlaams</strong>e systeem van groenestroomcertificaten<br />

(cfr. supra). Daarnaast bepaalt het elektriciteitsdecreet<br />

bijvoorbeeld ook nog dat er geen kosten<br />

voor de distributie van groene stroom<br />

mogen worden aangerekend door de netbeheerders.<br />

Vraag nr. 79<br />

van 11 januari 2001<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

Reclame langs gewestwegen – Infrastructuur van<br />

openbaar nut<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 april<br />

2000 tot bepaling van de vergunningplichtige functiewijzigingen<br />

en van de werken, handelingen en<br />

wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige<br />

vergunning nodig is, bepaalt dat zonder voorafgaande<br />

stedenbouwkundige vergunning geen publiciteitsinrichtingen<br />

of uithangborden mogen worden<br />

geplaatst.<br />

Langs gewestwegen gelden er bovendien vrij strenge<br />

regels, zeker wat het plaatsen van reclamepanelen<br />

betreft. De regels worden blijkbaar niet altijd<br />

even consequent opgevolgd : in praktijk staan er<br />

heel wat reclamepanelen, vaak zelfs verlicht, langs<br />

een gewestweg in combinatie met een bushalte, een<br />

stratenplan, ... terwijl datzelfde reclamepaneel alleenstaand<br />

niet is toegelaten. De visuele vervuiling<br />

is hier toch net hetzelfde.<br />

1. Is al dan niet verlichte reclame langs gewestwegen<br />

toegelaten wanneer die gekoppeld is aan<br />

een infrastructuur van openbaar nut (bushokje,<br />

infobord, ...) Wat zijn de regels en wat is de<br />

procedure terzake <br />

2. Krijgt het gewest een vergoeding voor deze reclameborden<br />

<br />

Antwoord<br />

Door de administratie Wegen en Verkeer en vanuit<br />

de vigerende onderrichtingen worden nooit vergunningen<br />

afgeleverd voor het plaatsen van publiciteits-<br />

of aankondigingsborden op openbaar gewestdomein,<br />

uitgezonderd voor tijdelijke aanplakborden<br />

en andere visuele reclame of publiciteitsmiddelen<br />

naar aanleiding van occasionele en tijdelijke<br />

manifestaties van culturele, caritatieve, godsdienstige,<br />

sportieve of recreatieve aard. Voor deze<br />

laatste wordt voor een beperkte tijdsduur en voor<br />

maximaal twee borden per invalsweg door de administratie<br />

Wegen en Verkeer een vergunning afgeleverd,<br />

zoals bepaald in artikel 6 en 8 van het koninklijk<br />

besluit van 14 december 1959.<br />

Meer specifiek naar de constructieve elementen<br />

toe die behoren bij het wegmeubilair, worden wel<br />

vergunningen afgeleverd via het dubbel vergunningenstelsel<br />

(gemeente en wegbeheerder), zoals bepaald<br />

in de ministeriële circulaire van 31 juli 1966.<br />

Aangezien deze elementen echter worden geplaatst<br />

en onderhouden door openbare instanties<br />

(gemeente, De Lijn, enz.), wordt geen retributie<br />

(cijns) aangerekend voor de bezetting van het<br />

openbaar gewestdomein.<br />

In de vergunningen die door de administratie<br />

Wegen en Verkeer voor dergelijke elementen worden<br />

afgeleverd, zijn algemene en bijzondere voorwaarden<br />

bijgevoegd die voorschrijven dat aan deze<br />

elementen :<br />

– aankondigingen (niet publicitair of commercieel)<br />

altijd toegelaten zijn,<br />

– publiciteit enkel mag worden geplaatst indien<br />

dit toegelaten is in het koninklijk besluit van 14<br />

december 1959, dus buiten de beschermde landschappen<br />

en de beschermde toeristische en niettoeristische<br />

wegen en voorzover die publiciteit<br />

gericht is naar binnen (schuilhuisje) of tegengesteld<br />

aan het aankomende verkeer ;<br />

– verlichting kan worden toegestaan, maar dat ter<br />

bestrijding van de lichtvervuiling en uit veiligheidsoogpunt<br />

de luminantie wordt beperkt tot<br />

400 cd/m 2 (cd : candela = eenheid van lichtsterkte<br />

– red.).


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1112-<br />

Vraag nr. 80<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer BRUNO TOBBACK<br />

Telecominfrastructuur – Controle<br />

De (federale) wet van 21 maart 1991 laat aan iedere<br />

exploitant van publieke telecommunicatienetwerken<br />

toe om gebruik te maken van openbare en<br />

ten dele zelfs private grond voor de aanleg van zijn<br />

netwerk. Slechts in zeer beperkte mate kunnen de<br />

overheden hieraan beperkingen opleggen, bijvoorbeeld<br />

in de vorm van tijdelijke moratoria.<br />

Dit laat aan de verschillende "nieuwkomers" op de<br />

markt toe om gemakkelijk in deze markt te treden<br />

en betrekkelijk ongehinderd hun netwerk aan te<br />

leggen. Voor de plaatselijke overheden en inwoners<br />

heeft het wel een vervelend effect, namelijk<br />

een schijnbaar onophoudelijke opeenvolging van<br />

werken op het openbaar domein.<br />

Bovendien lijkt het zo te zijn dat overheden maar<br />

in zeer beperkte mate zicht hebben op wat er concreet<br />

in de ondergrond wordt aangelegd. Vooral<br />

het aantal leidingen en al dan niet lege wachtbuizen<br />

dat door iedere operator wordt aangelegd, is<br />

naar verluidt slechts de operator zelf bekend.<br />

Vermits deze leidingen in vele gevallen worden<br />

aangelegd langs wegen die in beheer zijn van het<br />

<strong>Vlaams</strong> Gewest, is deze overheid uiteraard een belangrijke<br />

betrokken partij.<br />

1. Is het <strong>Vlaams</strong> Gewest op de hoogte van de concrete<br />

omvang van de telecominfrastructuur die<br />

wordt aangelegd langs de wegen waarvan het de<br />

beheerder is (aantal leidingen in eigendom van<br />

de verschillende operatoren, aantal gebruikte<br />

en aantal lege "ducts", ... ) <br />

2. Wordt deze infrastructuur gedetailleerd in kaart<br />

gebracht door het gewest, al dan niet in combinatie<br />

met de gegevens van de gemeenten, bijvoorbeeld<br />

in het kader van GIS-Vlaanderen<br />

(Geografisch Informatiesysteem) <br />

3. Gebeurt op deze werken een effectieve controle<br />

door de diensten van het gewest <br />

Antwoord<br />

1. Het <strong>Vlaams</strong> Gewest, in casu de administratie<br />

Wegen en Verkeer, is op de hoogte van de omvang<br />

van de telecominfrastructuur die wordt<br />

aangelegd langs de wegen waarvan het de beheerder<br />

is. Alle telecomoperatoren dienen een<br />

vergunning aan de administratie Wegen en Verkeer<br />

aan te vragen alvorens zij leidingen kunnen<br />

leggen. De administratie hanteert een uniforme<br />

procedure inzake het leggen van leidingen.<br />

Inzake de hinder voor de omwonenden ben ik<br />

van mening dat een belangrijke vermindering<br />

van de hinder kan worden bereikt door een betere<br />

coördinatie van de werken uitgevoerd door<br />

de verschillende nutsmaatschappijen, telecomoperatoren<br />

en opdrachtgevende besturen.<br />

De coördinatie is een complex gegeven gelet op<br />

het groot aantal betrokken partijen, maar de<br />

ontwikkeling van een softwaretoepassing op<br />

basis van de mogelijkheden geboden door het<br />

Internet biedt zeker interessante perspectieven.<br />

Ik zal aan de nutsbedrijven vragen om een dergelijke<br />

toepassing in onderling overleg te ontwikkelen<br />

en te implementeren.<br />

Indien nodig zal het <strong>Vlaams</strong> Gewest de aflevering<br />

van vergunningen voor werken koppelen<br />

aan het ontwikkelen en implementeren van een<br />

dergelijke toepassing.<br />

2. Deze infrastructuur is niet in kaart gebracht in<br />

het kader van GIS-Vlaanderen. De opmaak<br />

van een zogenaamd "kadaster van de ondergrond"<br />

wordt wel overwogen door het Ondersteunend<br />

Centrum GIS-Vlaanderen (OC GIS<br />

Vlaanderen), maar stuit op een aantal praktische<br />

en juridische bezwaren. Een decretale regeling<br />

kan noodzakelijk zijn. Deze aangelegenheid<br />

behoort evenwel tot de bevoegdheid van<br />

minister Sauwens.<br />

De administratie Wegen en Verkeer beschikt<br />

wel over gedetailleerde plannen. Na het beëindigen<br />

van de werkzaamheden bezorgt de operator<br />

aan de administratie een plan met aanduiding<br />

van de werkelijk uitgevoerde werken.


-1113- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

3. Het is evident dat door de diensten van het<br />

<strong>Vlaams</strong> Gewest de afgeleverde vergunningen<br />

ook effectief worden gecontroleerd op het terrein.<br />

Vraag nr. 81<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Zuidoostelijke randweg Tielt – Planning<br />

In het investeringsprogramma 2001-2003, dat informatief<br />

werd rondgedeeld in de Commissie voor<br />

Openbare Werken, Mobiliteit en Energie, werd het<br />

project van de zuidoostelijke randweg van Tielt<br />

verschoven naar "na 2003". In het vorige investeringsprogramma<br />

stond dit project echter voor realisatie<br />

in 2003.<br />

De Tieltse mobiliteitsproblematiek met de talrijke<br />

schoolgaande jeugd is de minister vice-president<br />

ondertussen genoegzaam bekend. In het ontwerpmobiliteitsplan<br />

van Tielt werd de dringende noodzaak<br />

van de zuidoostelijke randweg aangetoond.<br />

1. Wat is de reden voor de verschuiving van de geplande<br />

middelen tot "na 2003" voor de realisatie<br />

van de zuidoostelijke randweg van Tielt <br />

2. In welke mate heeft de administratie Wegen en<br />

Verkeer reeds studies uitgewerkt naar bijvoorbeeld<br />

het tracé en profiel voor deze weg <br />

3. Wanneer en onder welke modaliteiten wordt er<br />

een definitieve beslissing genomen over het al<br />

dan niet uitvoeren van de zuidoostelijke randweg<br />

van Tielt <br />

Antwoord<br />

1. De zuidoostelijke randweg zoals die in de auditcommissie<br />

is goedgekeurd, komt niet volledig<br />

overeen met het tracé dat op het gewestplan is<br />

opgenomen.<br />

Daarom moet het gewestplan eerst worden gewijzigd,<br />

vooraleer tot de uitvoering kan worden<br />

overgegaan.<br />

2. Het project is convenantgebonden. De administratie<br />

Wegen en Verkeer heeft reeds contact<br />

opgenomen met de afdeling Ruimtelijke Planning,<br />

de stad Tielt en de NMBS (er dient een<br />

spoorwegbrug te worden gebouwd) en reeds het<br />

nodige voorbereidend werk geleverd, zodat de<br />

zogenaamde "startnota" voor het project kan<br />

worden opgemaakt.<br />

Op basis daarvan wordt het project dan verder<br />

ontwikkeld in de schoot van de zogenaamde<br />

"gemeentelijke begeleidingscommissie", zoals<br />

de convenantsprocedure het voorschrijft. Deze<br />

commissie kan eerlang worden geïnstalleerd.<br />

3. De zuidoostelijke randweg is opgenomen in het<br />

gewestplan Roeselare-Tielt (onlangs herzien)<br />

en zal worden opgenomen in het mobiliteitsplan<br />

voor Tielt (dit laatste werd reeds formeel beslist<br />

in de auditcommissie).<br />

De realisatie van dit project wordt bijgevolg<br />

niet meer in vraag gesteld.<br />

Vraag nr. 82<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer Jan Loones<br />

Blz. 1160<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

Vraag nr. 83<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Kanaal Roeselare-Ooigem – Uitdieping<br />

Tijdens de laatste gemeenteraadszitting in Ingelmunster<br />

werd, naar aanleiding van het advies over<br />

het ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen, gesteld<br />

dat er studies in de maak zijn om het kanaal<br />

Roeselare-Ooigem uit te diepen, om duwvaart tot<br />

10.000 ton mogelijk te maken.<br />

1. Welke concrete plannen bestaan er om het kanaal<br />

Roeselare-Ooigem uit te diepen naar een<br />

capaciteit van 10.000 ton <br />

2. Welke termijn wordt voor dit project vooropgesteld


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1114-<br />

3. Wat is de geraamde kostprijs <br />

Antwoord<br />

Er bestaan helemaal geen plannen om het kanaal<br />

Roeselare-Leie om te bouwen voor duwvaart tot<br />

10.000 ton.<br />

Wel dient de brug van Ingelmunster nog te worden<br />

aangepast om te voldoen aan het gabariet van<br />

1.350 ton waarvoor dit kanaal werd gebouwd. Deze<br />

brug heeft immers slechts een vrije hoogte van 4,80<br />

meter, terwijl alle andere bruggen tussen Ooigem<br />

en Roeselare op minstens 6,20 meter liggen.<br />

In de praktijk worden op het kanaal ook binnenschepen<br />

van 2.000 ton (11,40 m x 105 m x 2,50 m)<br />

toegelaten. Dit zijn de grootste die door de sluis<br />

van Ooigem kunnen varen.<br />

Vraag nr. 84<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer BRUNO TOBBACK<br />

Zenne – Waterkwaliteit<br />

De Zenne is één van de sterkst vervuilde waterlopen<br />

van Vlaanderen. De rivier voert belangrijke<br />

vrachten vervuilende stoffen af naar de Schelde. In<br />

de jaren tachtig werd gestart met de uitbouw van<br />

de zuiveringsinfrastructuur binnen het Zennebekken<br />

in het <strong>Vlaams</strong>e gewest. Langzaam komt de zuivering<br />

van de rivier op gang.<br />

Beoordeeld echter op basis van de PIO<br />

(Prati-index voor opgeloste zuurstof of zuurstofverzadiging)<br />

is de Zenne globaal genomen in 1999<br />

stroomopwaarts het Brusselse Hoofdstedelijke gewest<br />

"verontreinigd", en afwaarts ervan "zwaar<br />

verontreinigd". De biologische kwaliteit gaat van<br />

"slecht" naar "zeer slecht" ("Waterkwaliteit – Lozingen<br />

in het water 1999", blz. 128, <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<br />

2000).<br />

Grootse infrastructuurwerken zullen de waterkwaliteit<br />

na de eeuwwisseling drastisch verbeteren<br />

("De <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij – Activiteitenverslag<br />

1998", blz. 14, 1999).<br />

1. a) Welke zijn deze "grootse" infrastructuurwerken<br />

<br />

b) Welke van deze geplande infrastructuurwerken<br />

zijn reeds gestart of uitgevoerd <br />

2. a) Wat is de kwaliteitsverbetering of kwaliteitsverslechtering<br />

(fysico-chemische en biologische<br />

kwaliteit) van het water van de Zenne<br />

voor de jaren 1998 en 1999 <br />

b) Welke vooruitgang verwacht men de komende<br />

jaren en wanneer wordt een optimaal niveau<br />

van de waterkwaliteit verwacht <br />

c) Zijn er reeds plaatsen in de Zenne waar er<br />

vissen worden waargenomen en zo ja, waar <br />

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan mevrouw<br />

Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu<br />

en Landbouw.<br />

Antwoord<br />

Als minister van Openbare Werken ben ik bevoegd<br />

voor de Zenne tussen het Zennegat te Mechelen<br />

en de grens van het Brusselse gewest. De infrastructuurwerken<br />

die op dit gedeelte van de Zenne<br />

worden uitgevoerd, zijn waterkeringswerken in het<br />

kader van het Sigmaplan tegen overstromingen<br />

vanuit de Noordzee, en de overwelving Vilvoorde.<br />

De Zenne tussen het Brusselse gewest en het Waalse<br />

gewest en de infrastructuurwerken die de waterkwaliteit<br />

van de Zenne moeten verbeteren, vallen<br />

volledig onder de bevoegdheid van de minister van<br />

Leefmilieu.<br />

In verband met de gestelde vragen verwijs ik de<br />

<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger dan ook naar het<br />

antwoord van vermelde minister.<br />

(Antwoord Vera Dua : blz. 1162 – red.)<br />

Vraag nr. 87<br />

van 17 januari 2001<br />

van de heer MARINO KEULEN<br />

Bruggen Albertkanaal – Geplande werken (2)<br />

In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 53<br />

van 29 november 2000 over de geplande werken<br />

aan de bruggen over het Albertkanaal op het<br />

grondgebied van Limburg, deelt de minister<br />

vice-president het volgende mee :<br />

"Brug Kanne (gemeente Riemst)<br />

Aanbesteding gepland voor 2002<br />

Kostprijs voorlopig geraamd op 200 mln. fr.


-1115- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Brug Vroenhoven (gemeente Riemst)<br />

Aanbesteding gepland voor 2004<br />

Kostprijs voorlopig geraamd op 300 mln. fr.<br />

Brug Briegden (gemeente Lanaken)<br />

Aanbesteding gepland voor 2002<br />

Kostprijs voorlopig geraamd op 210 mln. fr.<br />

(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 8 van 16 februari<br />

2001, blz. 993 – red.)<br />

1. Gaat het om de bouw van nieuwe bruggen of<br />

om het renoveren van de bestaande constructies<br />

<br />

2. In het geval van nieuwbouw, worden de nieuwe<br />

bruggen dan gebouwd op de plaats van de bestaande<br />

<br />

3. Deze regering voert respect voor het subsidiariteitsprincipe<br />

hoog in het vaandel. Vanuit die optiek<br />

lijkt mij voorafgaandelijk overleg vanzelfsprekend.<br />

Is er reeds overleg geweest met de betrokken<br />

gemeentebesturen, of is dergelijk overleg in de<br />

nabije toekomst gepland <br />

Antwoord<br />

1. In de drie gevallen gaat het om een nieuwe<br />

brug.<br />

2. Locatie van de nieuwe bruggen<br />

Kanne : naast de huidige brug aan de stroomopwaartse<br />

kant (kant Luik).<br />

Vroenhoven : er wordt getracht de brug te bouwen<br />

op de plaats van de huidige brug, mits het<br />

bouwen van een tijdelijke brug.<br />

Briegden : de juiste locatie moet nog worden<br />

bepaald in overleg met de gemeente Lanaken<br />

en de afdeling Wegen en Verkeer Limburg.<br />

3. Overleg met gemeentebesturen<br />

Kanne : er is overleg met het gemeentebestuur<br />

van Riemst en de administratie Ruimtelijke Ordening,<br />

Huisvesting en Monumenten en Landschappen<br />

(Arohm). In het kader van dit overleg<br />

wordt een voorafgaande landschaps- en architectuurstudie<br />

uitgevoerd.<br />

Vroenhoven : de opheffing van de bescherming<br />

als monument van de brug en bijbehorende<br />

bunker werd aangevraagd bij Arohm. Hierna<br />

zal verder overleg met het gemeentebestuur<br />

van Riemst plaatsvinden.<br />

Briegden : het overleg met het gemeentebestuur<br />

van Lanaken is opgestart en wordt voortgezet.<br />

MIEKE VOGELS<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN WELZIJN, GEZONDHEID<br />

EN GELIJKE KANSEN<br />

Vraag nr. 41<br />

van 8 december 2000<br />

van mevrouw SONJA BECQ<br />

Kindeffectenraad – Adviezen<br />

Bij de bespreking van de begroting 2001 werd gerefereerd<br />

aan de werking van een "kindeffectenraad".<br />

1. Met betrekking tot welke decreten werden terzake<br />

reeds adviezen gevraagd en verleend <br />

2. Aan wie werden/worden deze adviezen meegedeeld<br />

en hoe werden/worden parlementsleden<br />

hiervan op de hoogte gebracht <br />

Antwoord<br />

De zogenaamde "kindereffectenraad", waarnaar<br />

werd verwezen bij de bespreking van de begroting<br />

2001, werd opgericht bij besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 14 juli 1998 (besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 14 juli 1998 tot oprichting van de deskundige<br />

commissie, bedoeld in artikel 4, tweede lid,<br />

van het decreet van 15 juli 1997, houdende instelling<br />

van het kindeffectrapport en de toetsing van<br />

het regeringsbeleid aan de naleving van de rechten<br />

van het kind, zoals gewijzigd bij besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 27 oktober 1998).<br />

Hiermee gaf de regering uitvoering aan artikel 4,<br />

tweede lid, van het decreet van 15 juli 1997, houdende<br />

instelling van het kindeffectrapport en de<br />

toetsing van het regeringsbeleid aan de naleving<br />

van de rechten van het kind, verder "het decreet"<br />

genoemd.<br />

Het eerste en tweede lid van artikel 4 van het decreet<br />

luiden als volgt :


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1116-<br />

"Elk ontwerp van decreet wordt op het ogenblik<br />

van indiening bij het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> vergezeld<br />

van een kindeffectrapport, voorzover de voorgenomen<br />

beslissing kennelijk het belang van het kind<br />

rechtstreeks raakt.<br />

De regering kan hiervan afwijken na advies van<br />

een door haar aan te wijzen terzake deskundige<br />

commissie."<br />

1. Er werd met betrekking tot het afwijken van de<br />

verplichting tot een kindeffectrapport (KER)<br />

nog nooit een advies gevraagd aan of verleend<br />

door de deskundige commissie. Dit betekent<br />

geenszins dat de KER-verplichting niet zou<br />

worden toegepast. Immers, de commissie dient<br />

maar te worden geraadpleegd indien men wenst<br />

af te wijken van de verplichting.<br />

Overeenkomstig het reeds vermelde besluit van<br />

14 juli 1998 is het de bevoegde minister die oordeelt<br />

of de voorgenomen beslissing kennelijk<br />

het belang van het kind rechtstreeks raakt. Indien<br />

dit het geval is, geldt er een verplichting tot<br />

kindeffectrapport en kan de bevoegde minister<br />

beslissen hiervan af te wijken. In dit geval wordt<br />

de commissie om advies gevraagd.<br />

Artikel 2, tweede en derde lid van het besluit<br />

van 14 juli 1998 luidt als volgt :<br />

"De commissie heeft de opdracht de bevoegde<br />

minister te adviseren als hij wenst af te wijken<br />

van de verplichting bedoeld in artikel 4, eerste<br />

lid.<br />

In het kader van deze opdracht vraagt de bevoegde<br />

minister het advies van de commissie<br />

voor elk ontwerp van decreet waarvan de bevoegde<br />

minister van oordeel is dat het ontwerp<br />

het rechtstreeks belang van het kind raakt en hij<br />

een afwijking van de verplichting, bedoeld in artikel<br />

4, eerste lid, van het decreet, aangewezen<br />

acht."<br />

De commissie heeft de mogelijkheid om op<br />

eigen initiatief samen te komen.<br />

Artikel 2, tweede lid van het huishoudelijk reglement<br />

van de commissie bepaalt :<br />

"Op vraag van de voorzitter, ondervoorzitter of<br />

twee vaste leden van de commissie kan de commissie<br />

samenkomen zonder dat er een vraag om<br />

advies voorligt."<br />

Tot op heden maakte de commissie van deze<br />

mogelijkheid eenmaal gebruik.<br />

Zoals door mij op 30 november 2000 werd aangekondigd<br />

in de Commissie voor Welzijn, Gezondheid<br />

en Gelijke Kansen bij de bespreking<br />

van het regeringsverslag kinderrechten 29 september<br />

2000, is een werkgroep "KER" van<br />

start gegaan. Bedoeling van de werkgroep is om<br />

het KER verder toepassing te laten vinden.<br />

Daartoe wensen we te putten uit de bestaande<br />

ervaring inzake effectrapportages (onderzoek<br />

jeugdeffectrapportage VUB, Jeugdparagraaf<br />

Antwerpen, toetsing kinderrechten VLOR, ervaring<br />

CBGS, LEER-lokaal emancipatie-effectrapport).<br />

(VUB : Vrije Universiteit Brussel ;<br />

VLOR : <strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad ; CBGS : Centrum<br />

voor Bevolkings- en Gezinsstudiën –<br />

red.).<br />

Zo geef ik uitvoering aan één van de beleidsconclusies<br />

van het regeringsverslag kinderrechten<br />

29 september 2000. Met name heeft de regering<br />

er zich toe verbonden te onderzoeken hoe<br />

het KER op een efficiënte en niet-bureaucratische<br />

manier in het wetgevend en besluitvormingsproces<br />

kan worden ingeschoven. De werkgroep<br />

werkt weliswaar los van de deskundige<br />

commissie, maar aan de leden van de commissie<br />

wordt de mogelijkheid geboden om aan de<br />

werkzaamheden van de werkgroep deel te<br />

nemen. Verder werd met de voorzitter van de<br />

commissie afgesproken dat de resultaten van de<br />

werkgroep zullen worden teruggekoppeld naar<br />

de commissie.<br />

2. Het decreet bepaalt dat het kindeffectrapport<br />

het betrokken ontwerp van decreet dient te vergezellen<br />

bij indiening bij het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>.<br />

Het advies van de commissie is daarentegen bestemd<br />

voor de regering, en in het bijzonder voor<br />

de bevoegde minister. Het lijkt me evenwel<br />

wenselijk dat, wanneer er wordt afgeweken van<br />

de KER-verplichting, het ontwerp van decreet<br />

bij indiening bij het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> wordt<br />

vergezeld door het advies van de commissie.<br />

Artikel 7 van het decreet bepaalt dat het jaarlijks<br />

verslag van de <strong>Vlaams</strong>e regering aan het<br />

<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> en de Kinderrechtencommissaris<br />

omtrent de implementatie van het VN-verdrag<br />

inzake de rechten van het kind een evaluatie<br />

bevat van het instrument van de effectrapportage<br />

en de verhouding van de kindeffectrapportage<br />

ten aanzien van de emancipatie-effectrapportage<br />

(VN : Verenigde Naties – red.).<br />

Deze gegevens komen voor in het verslag van<br />

29 september 2000.


-1117- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Vraag nr. 50<br />

van 15 december 2000<br />

van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />

Krant voor werkende ouders – Financiering en<br />

verspreiding<br />

Samen met HR-Magazine, Kind en Gezin, de Nationale<br />

Loterij, Libelle en Vacature gaf de minister<br />

een eenmalige informatiekrant voor werkende ouders<br />

uit in het kader van de campagne "Kwaliteit<br />

van werk, kwaliteit van leven".<br />

1. Wat is de begroting van deze krant <br />

2. Aan wie werd deze krant bezorgd Langs<br />

welke kanalen <br />

3. Wat was de (financiële) inbreng van de verschillende<br />

partners <br />

Antwoord<br />

1. In de begroting van de campagne "Kwaliteit<br />

van werk, kwaliteit van leven" werd een bedrag<br />

van 724.548 frank (inclusief 21 % BTW) ingeschreven<br />

voor 30.000 exemplaren van de "Krant<br />

voor werkende ouders".<br />

2. De "Krant voor werkende ouders" werd bezorgd<br />

aan :<br />

– ouders van jonge kinderen via een mailing<br />

door Kind en Gezin en aan alle <strong>Vlaams</strong>e onthaalmoeders<br />

en kinderdagverblijven. Zij<br />

konden bijkomende exemplaren aanvragen<br />

bij Gelijke Kansen in Vlaanderen ;<br />

– geïnteresseerden die de krant aanvroegen bij<br />

Gelijke Kansen in Vlaanderen. Redactionele<br />

aandacht in De Bond en in Libelle zorgde<br />

voor een ruimere bekendmaking van de<br />

krant.<br />

3. Gelijke Kansen in Vlaanderen heeft het grootste<br />

deel van de campagne gefinancierd.<br />

De verzending van de "Krant voor werkende<br />

ouders" aan de kinderdagverblijven en onthaalmoeders<br />

(in oktober) werd gefinancierd door<br />

Kind en Gezin. De kosten voor de verzending<br />

van de nieuwsbrief aan ondernemingen (in oktober<br />

2000 en februari 2001) worden gedragen<br />

door HR-Magazine. Vacature sponsorde de<br />

wedstrijd door de hoofdprijs aan te bieden, namelijk<br />

advertentieruimte voor de winnaar ter<br />

waarde van 500.000 frank.<br />

Zowel HR-Magazine als Vacature besteedden<br />

reeds (gratis) redactionele aandacht aan het<br />

thema. Ook De Bond plaatste dit thema in de<br />

kijker en organiseerde tegelijkertijd ook een informele<br />

bevraging van de leden ; de resultaten<br />

van die bevraging werden ter beschikking gesteld<br />

van de minister.<br />

Vraag nr. 54<br />

van 21 december 2000<br />

van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />

Vrijwilligerswerk – Zelfhulpgroepen<br />

In uitvoering van het decreet van 23 maart 1994<br />

betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in<br />

de welzijns- en gezondheidssector kunnen vrijwilligersorganisaties<br />

een beroep doen op een zekere<br />

subsidiëring.<br />

Blijkbaar komen de diverse zelfhulpgroepen niet<br />

in aanmerking om te worden erkend en gesubsidieerd<br />

als vrijwilligersorganisatie. Het hoeft geen<br />

betoog dat het vele en waardevolle werk dat daar<br />

wordt gepresteerd, voor een belangrijk deel op<br />

vrijwilligers draait.<br />

1. Waarom worden zelfhulpgroepen niet erkend<br />

als vrijwilligersorganisatie <br />

2. Op welk artikel van het decreet van 23 maart<br />

1994 baseert de administratie zich om deze erkenning<br />

en subsidiëring te weigeren <br />

Antwoord<br />

1. In de aanvangsperiode van de inwerkingtreding<br />

van de regelgeving betreffende het georganiseerd<br />

vrijwilligerswerk (1995 – 1996) bestond<br />

er inderdaad een zeker spanningsveld tussen<br />

enerzijds de visie van het toenmalig beleid, dat<br />

het decreet en het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

niet toepasselijk vond op de zelfhulpgroepen,<br />

en anderzijds de zelfhulpgroepen, die zich<br />

als echte vrijwilligersorganisaties beschouwen.<br />

De achterliggende motivering voor deze beleidsvisie<br />

was tweeërlei.<br />

– Men ging ervan uit dat zelfhulpgroepen organisaties<br />

zijn die meestal rond één thema of


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1118-<br />

problematiek werken en waarbij dienstverlening<br />

vaak beperkt blijft tot de eigen leden.<br />

– De overheid wenste zo min mogelijk tussen<br />

te komen in de organisatie van een zo specifiek<br />

werkveld als de zelfhulp, die dikwijls gegroeid<br />

is in specifieke lokale of supraregionale<br />

omstandigheden. Erkenning en subsidiëring<br />

zouden in deze beleidsvisie het risico<br />

inhouden de dynamiek en de creativiteit van<br />

zelfhulpgroepen te verstikken.<br />

Om dit werkveld de nodige ondersteuning te<br />

geven zonder aan haar specificiteit en autonomie<br />

te raken werd dan ook het Trefpunt Zelfhulp<br />

opgericht, dat als opdracht heeft de zelfhulp<br />

logistiek en technisch te ondersteunen.<br />

Het is dan ook mogelijk dat deze beleidsvisie<br />

het aantal erkenningsaanvragen van zelfhulpgroepen<br />

heeft afgeremd. Ik kan evenwel formeel<br />

bevestigen dat het criterium zelfhulpgroep<br />

niet als uitsluitingscriterium wordt gehanteerd<br />

bij de evaluatie van de erkenningsaanvragen. In<br />

dit verband kan ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

trouwens meedelen dat diverse zelfhulpgroepen<br />

effectief erkend zijn en worden gesubsidieerd<br />

als vrijwilligersorganisatie.<br />

2. In de toepasselijke regelgeving is geen enkele<br />

rechtsgrond voor de uitsluiting van zelfhulpgroepen<br />

voorhanden.<br />

Vraag nr. 59<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Verwijlintresten – Overzicht<br />

Zie :<br />

Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />

Beleid en Europese Aangelegenheden<br />

Vraag nr. 24<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer Carl Decaluwe<br />

Blz. 1234<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden.<br />

Vraag nr. 61<br />

van 5 januari 2001<br />

van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />

Filmkeuringscommissie – Werking<br />

Het samenwerkingsakkoord van 27 december 1990<br />

tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, de Franse Gemeenschap,<br />

de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke<br />

Gemeenschapscommissie van<br />

Brussel-Hoofdstad had de oprichting van een filmkeuringscommissie<br />

tot doel. De Filmkeuringscommissie<br />

heeft als opdracht machtiging te verlenen<br />

om een film te vertonen voor minderjarigen jonger<br />

dan 16 jaar.<br />

1. Wat is het budget dat voor 1999, 2000 en 2001<br />

vanuit Vlaanderen werd/wordt besteed aan de<br />

Filmkeuringscommissie <br />

2. Hoeveel keer kwam de Filmkeuringscommissie<br />

samen in het jaar 2000 <br />

3. Hoeveel films werden afgekeurd door de Filmkeuringscommissie<br />

Hoeveel kregen een machtiging<br />

<br />

Antwoord<br />

De werking van de Filmkeuringscommissie is gebaseerd<br />

op het samenwerkingsakkoord van 17 december<br />

1990 tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, de<br />

Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap<br />

en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie<br />

van Brussel-Hoofdstad.<br />

1. Er is geen specifiek budget uitgetrokken vanuit<br />

Vlaanderen dat jaarlijks aan de Filmkeuringscommissie<br />

wordt toegekend. Er zijn wel jaarlijkse<br />

opbrengsten van de Filmkeuringscommissie<br />

waarvoor momenteel nog geen bestemming is<br />

vastgesteld, omdat deze tussen de gemeenschappen<br />

moeten worden verdeeld en nadien<br />

toegewezen aan de rechthebbenden. Het gaat<br />

hier om de samengevoegde bedragen die na<br />

elke gedraaide film worden betaald, namelijk 1<br />

frank per meter film (een langspeelfilm meet ±<br />

3000 m).<br />

De verdeling kan slechts worden vastgesteld<br />

wanneer vooraf de gedragen kosten door de gemeenschappen<br />

in rekening worden gebracht.<br />

Het secretariaat van de Filmkeuringscommissie<br />

wordt waargenomen door een ambtenaar werkzaam<br />

bij de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.


-1119- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

2. In 1999 kwam de Filmkeuringscommissie 273<br />

maal samen. De cijfers voor het jaar 2000 worden<br />

eerstdaags bekendgemaakt.<br />

3. In 1999 werden 47 films afgekeurd en 280 films<br />

kregen een machtiging.<br />

De cijfers voor het jaar 2000 worden eerstdaags<br />

bekendgemaakt.<br />

Vraag nr. 62<br />

van 5 januari 2001<br />

van de heer LUDWIG CALUWE<br />

Visueel gehandicapten – Invoering euro<br />

Op 1 januari 2002 wordt de euro als betaalmiddel<br />

ingevoerd. Deze stap vergt heel wat aanpassingsvermogen<br />

van onze burgers en ondernemers, maar<br />

des te meer van blinden en slechtzienden.<br />

Opdat de invoering van de euro als betaalmiddel<br />

geen uitsluitingsfactor zou zijn voor visueel gehandicapten<br />

en opdat hun kansen op sociale integratie<br />

en de vrije uitoefening van hun burgerrechten gewaarborgd<br />

zouden blijven, dienen een aantal verenigingen<br />

over voldoende middelen te beschikken<br />

om intensieve voorlichtingscursussen te kunnen organiseren.<br />

1. Werden in de begroting 2001 middelen vrijgemaakt<br />

voor de medefinanciering van voorlichtingswerkzaamheden<br />

die bestemd zijn voor<br />

doelgroepen die een bijzondere aanpak<br />

vergen <br />

Werden visueel gehandicapten als specifieke<br />

doelgroep in aanmerking genomen <br />

2. Hebben de diensten van de minister hierover<br />

reeds contact gehad met de betrokken sector <br />

Zo ja, wat waren de conclusies van deze contacten<br />

<br />

Antwoord<br />

1. In antwoord op de vraag van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

of in de begroting 2001 financiële<br />

middelen zijn opgenomen voor initiatieven<br />

die bijzondere doelgroepen moeten voorbereiden<br />

op het invoeren van de euro als munteenheid,<br />

verwijs ik naar de bijzondere subsidies<br />

die tot op heden konden worden aangevraagd<br />

bij het <strong>Vlaams</strong> fonds voor de Sociale Integratie<br />

van Personen met een Handicap (<strong>Vlaams</strong><br />

Fonds).<br />

Specifiek voor de doelgroep personen met een<br />

visuele handicap kan ik melden dat het <strong>Vlaams</strong><br />

Fonds voor het begrotingsjaar 2000 een projectvoorstel<br />

honoreerde van de VZW Vigin (wat<br />

staat voor "Visueel Gehandicapten Integreren")<br />

in Waregem. Dit projectvoorstel heeft een<br />

tweeledig doel :<br />

– enerzijds visueel gehandicapten actief en<br />

zelfstandig leren bankieren ;<br />

– anderzijds een vormingspakket ontwikkelen<br />

om informatie- en vormingssessies te organiseren<br />

voor deze doelgroep met het oog op de<br />

nakende invoering van de euro als munteenheid.<br />

De VZW Vigin vroeg 300.000 frank aan het<br />

<strong>Vlaams</strong> Fonds ter ondersteuning van dit project.<br />

De raad van bestuur stemde in met het volledige<br />

bedrag en erkende het project voor een periode<br />

van één jaar (01.01.2000 tot 31.12.2000).<br />

De raad gaf hiermee een belangrijke incentive<br />

om de meerkosten voor het ontwikkelen van<br />

vormingsmateriaal specifiek voor blinden en<br />

slechtzienden te helpen dragen.<br />

In de begroting voor 2001 heb ik het budget<br />

niet-gereglementeerde subsidies gealloceerd<br />

rond thema's die gericht zijn op het beter management<br />

van vraag en aanbod in de residentiële<br />

opvang van personen met een handicap.<br />

2. In het kader van recent overleg met de confederatie<br />

van verenigingen voor blinden en mensen<br />

met een visuele handicap van 6 december 2000<br />

is dit thema niet aan bod gekomen.<br />

Vraag nr. 66<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer Jan Loones<br />

Blz. 1160


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1120-<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

BERT ANCIAUX<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN CULTUUR, JEUGD,<br />

BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN<br />

EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING<br />

Vraag nr. 17<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer FILIP DEWINTER<br />

"Nachten van de Ramadan" – Subsidiëring<br />

In de loop van december vinden in Berchem de zogenaamde<br />

"Nachten van de Ramadan" plaats.<br />

Hierrond werd een tweetalige campagne gevoerd,<br />

die onder meer werd gesteund door de <strong>Vlaams</strong>e<br />

overheid.<br />

Tijdens het vragenuurtje antwoordde de minister<br />

hierop : "Ik vind het echter niet aangewezen om<br />

een promotiecampagne die in het Nederlands en<br />

het Arabisch wordt gevoerd, te subsidiëren. Antwerpen<br />

is een Nederlandstalig gebied, en ik zie niet<br />

in waarom de communicatie met eventuele nieuwkomers<br />

in het Arabisch moet gebeuren. ( ... ) Waarom<br />

zouden we anders geen Franstalige campagnes<br />

in Antwerpen toelaten " (Beknopt Verslag nr. 13<br />

van 29 november 2000, blz. 10).<br />

De woordvoerder van de minister verklaarde in de<br />

pers echter zeer duidelijk dat de minister helemaal<br />

niet zinnens is om de subsidies aan de Nachten van<br />

de Ramadan in te trekken.<br />

1. Worden de subsidies alsnog teruggevorderd,<br />

zoals uit het antwoord van de minister tijdens<br />

het vragenuurtje bleek, of staat hij niet meer<br />

achter zijn antwoord op de vraag die hem toen<br />

werd gesteld <br />

2. Overweegt de minister maatregelen om in de<br />

toekomst nog andere meertalige projecten te<br />

subsidiëren <br />

De verantwoordelijke voor de buurtwerking van<br />

het cultureel centrum in Berchem verklaarde in de<br />

pers dat sommige Franstalige voorstellingen in de-<br />

Singel wel worden gesubsidieerd.<br />

3. Worden er Franstalige voorstellingen in deSingel<br />

gesubsidieerd <br />

4. Zo ja, wat is het totale bedrag van die subsidie <br />

5. Overweegt de minister de subsidies aan deze<br />

voorstellingen af te schaffen, zoals hij tijdens<br />

het vragenuurtje van 29 november verklaarde <br />

Antwoord<br />

De Nachten van de Ramadan in Berchem waren<br />

een initiatief van een landelijke vereniging voor<br />

migranten in samenwerking met het Cultureel<br />

Centrum van Berchem. Een landelijke migrantenvereniging<br />

kan geen subsidies aanvragen voor specifieke<br />

activiteiten, een cultureel centrum evenmin.<br />

Voor de Nachten van de Ramadam als geheel werden<br />

dus geen subsidies aangevraagd. Voor enkele<br />

specifieke onderdelen werden subsidies aangevraagd<br />

door lokale verenigingen van migranten<br />

(afdelingen van de landelijke federaties). De promotiecampagne<br />

werd gevoerd door het Cultureel<br />

Centrum als verantwoordelijke uitgever in samenwerking<br />

met de landelijke vereniging. Voor deze<br />

promotiecampagne werden geen subsidies aangevraagd,<br />

noch uitbetaald.<br />

Ik herhaal mijn standpunt dat het goed is om een<br />

promotiecampagne in het Nederlands en het Arabisch<br />

te weren. Het betrokken decreet vermeldt de<br />

verplichting het Nederlands als voertaal te hanteren.<br />

De promotie moet dus Nederlandstalig zijn.<br />

Let wel, ik bedoel de subsidiëring van de promotie,<br />

niet van de activiteit zelf. Net zoals er een tegemoetkoming<br />

kan zijn bij het inhuren van een lerse<br />

folkgroep die in de eigen taal zingt, kan er een tegemoetkoming<br />

zijn bij een Marokkaanse groep die<br />

in de eigen taal zingt.<br />

Ik zal in de toekomst dergelijke projecten blijven<br />

ondersteunen, weliswaar voorzover de promotie<br />

exclusief gebeurt in het Nederlands. Een omzendbrief<br />

hierover werd reeds aan de verenigingen van<br />

migranten verstuurd. Deze brief vindt de <strong>Vlaams</strong>e<br />

volksvertegenwoordiger als bijlage.<br />

Voor anderstalige voorstellingen in deSingel geldt<br />

hetzelfde. deSingel is een internationaal erkend<br />

cultuurhuis, dat onder andere als taak heeft om<br />

elke Vlaming te laten kennismaken met de belangrijkste<br />

en belangwekkendste culturele producties<br />

van eigen bodem en uit het buitenland. In dit kader<br />

programmeert deSingel voorstellingen en concerten<br />

in meerdere talen.


-1121- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

deSingel ontvangt een nominatim subsidie van 85,6<br />

miljoen frank. Daarnaast ontvangt het voor zijn internationale<br />

werking een bijkomende subsidie van<br />

21,5 miljoen frank. Het is onmogelijk om te bepalen<br />

hoeveel subsidies deSingel ontvangt voor<br />

Franstalige voorstellingen. Bovendien is dit in bovengeschetst<br />

kader niet relevant.<br />

Tot slot wil ik nogmaals bevestigen dat anderstalige<br />

activiteiten in het kader van de werking van een<br />

cultureel centrum, kunstencentrum, vereniging en<br />

dergelijke, ook in de toekomst gesubsidieerd kunnen<br />

worden. Als de promotie hiervoor gericht is op<br />

Vlamingen – en ik beschouw iedereen die in<br />

Vlaanderen woont als Vlaming – moet dat dan<br />

ook uitsluitend in het Nederlands gebeuren. Subsidieaanvragen<br />

voor promotie in andere talen dan<br />

het Nederlands zullen worden geweigerd, en subsidies<br />

voor activiteiten van verenigingen van migranten<br />

die een meertalige promotie voeren, zullen niet<br />

worden toegekend.<br />

(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het algemeen<br />

Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst<br />

Schriftelijke Vragen – red.)<br />

Vraag nr. 20<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

<strong>Vlaams</strong>e film – Leefbaarheid<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening<br />

en Media<br />

Vraag nr. 53<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer Jan Loones<br />

Blz. 1194<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister<br />

van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media.<br />

Vraag nr. 21<br />

van 11 januari 2001<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

Sociaal-culturele verenigingen – Concurrentie<br />

SIF-projecten<br />

De minister is bevoegd voor het beleid betreffende<br />

sociaal-culturele verenigingen. Gelukkig heeft<br />

Vlaanderen hiervan een breed gamma, zodat zowel<br />

jong als oud, man en vrouw, ... aan bod komen.<br />

Om heel wat problemen te voorkomen en aan te<br />

pakken, is een ondersteuning van de verenigingen<br />

essentieel : door de vrijwillige inzet blijft deze werking<br />

niet alleen dynamisch en betaalbaar (ook voor<br />

de overheid), maar daarenboven garandeert dit<br />

een soepel inspelen op maatschappelijke evoluties.<br />

De overheid – zowel gemeentelijk als bovenlokaal<br />

– moet dus vermijden deze vrijwilligersverenigingen<br />

te beconcurreren en moet ze integendeel<br />

ondersteunen, zeker in het Internationaal Jaar van<br />

de Vrijwilliger.<br />

Toch gebeurt het frequent dat de overheid deze organisaties<br />

fnuikt door concurrerende bijna gratis of<br />

gratis activiteiten op te zetten.<br />

Zo zijn er SIF-projecten (Sociaal Impulsfonds) die<br />

voor ouderen – en hier is geen sprake van kansarmen<br />

– gratis of erg goedkoop uitstappen doen, activiteiten<br />

organiseren in gemeentelijke gebouwen,<br />

... waardoor normale verenigingen voor ouderen<br />

geen deelnemers meer hebben voor activiteiten,<br />

uitstappen, lessenreeksen.<br />

1. Is de minister op de hoogte van deze<br />

problemen <br />

2. Zo ja, wat heeft hij hiertegen ondernomen of<br />

welke initiatieven worden in het vooruitzicht<br />

gesteld om een anti-emancipatieaanpak door de<br />

lokale overheid te vermijden <br />

3. Kunnen betrokken verenigingen, ouderen, andere<br />

personen een klacht indienen bij de minister<br />

wanneer dergelijke zaken gebeuren <br />

Antwoord<br />

1. De thematiek is mij totaal onbekend.<br />

2. De lokale overheid is autonoom bevoegd voor<br />

het eigen SIF-beleid. Ik zie niet hoe ik zou kunnen<br />

ingrijpen, want het Impulsfonds is daarenboven<br />

een materie waarvoor ik niet bevoegd<br />

ben.<br />

3. Verenigingen uit de culturele sfeer kunnen een<br />

klacht indienen bij de Vaste Nationale Cultuurpactcommissie<br />

en zich beroepen op het Cultuurpact.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1122-<br />

Daarin wordt gestipuleerd dat er geen onrechtmatige<br />

voordelen mogen worden toegekend aan<br />

één organisatie/vereniging, maar dat iedere organisatie<br />

gelijkberechtigd moet worden.<br />

Vraag nr. 22<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer Jan Loones<br />

Blz. 1160<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

Vraag nr. 24<br />

van 18 januari 2001<br />

van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />

Studie basisindicatoren jeugdbeleid – Voortzetting<br />

In het kader van het Programma Beleidsgericht<br />

Onderzoek werden recentelijk de resultaten meegedeeld<br />

van de studie "Basisindicatoren voor een<br />

coherent jeugdbeleid in Vlaanderen : een geïntegreerde<br />

wetenschappelijke aanpak". Deze indrukwekkende<br />

studie genoot heel wat weerklank in de<br />

pers.<br />

Wil men als overheid werkelijk informatie kunnen<br />

halen uit deze studie, dan is een vervolg noodzakelijk.<br />

De vaststellingen van dit onderzoek leggen eigenlijk<br />

een jaarlijn nul vast. Om te kunnen inschatten<br />

hoe onze maatschappij op het vlak van jongeren<br />

verandert, moet deze studie een vervolg krijgen<br />

met het oog op vergelijkingsmateriaal. Gelet<br />

op het feit dat deze studie een aanvang nam in<br />

1998 en dus een weergave is van de situatie in 1998,<br />

moet de politieke beslissing om een vervolg aan<br />

deze studie te geven vrij snel worden genomen.<br />

Een studie die vijfduizend jongeren bevraagt, is uiteraard<br />

niet goedkoop. Evenwel moet erop worden<br />

gewezen dat de grootste kosten bestaan in het opzetten<br />

van het onderzoeksproject (het selecteren<br />

van een representatief staal, het opstellen van vragen<br />

die een wetenschappelijke relevantie hebben,...).<br />

1. Is een regelmatige herhaling van deze studie<br />

volgens de minister wenselijk <br />

2. Werd over een voortzetting van deze studie<br />

reeds een beslissing genomen en zo ja, welke <br />

3. Wordt eraan gedacht om op het Programma Beleidsgericht<br />

Onderzoek in de toekomst nog<br />

middelen vrij te maken voor een vervolg op<br />

deze studie <br />

Antwoord<br />

Ik ben het met de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

eens dat voornoemde studie een interessant<br />

document is, dat veel interessante informatie bevat,<br />

over de leefwereld van de jeugd. In het <strong>Vlaams</strong><br />

jeugdwerkbeleidsplan, dat in december 2000 door<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering werd goedgekeurd, wordt<br />

onder meer gewezen op de nood aan meer en beter<br />

onderzoek over de jeugd.<br />

Hieraan zal meer dan in het verleden aandacht<br />

worden besteed (cfr. doelstelling 3 van het <strong>Vlaams</strong><br />

jeugdwerkbeleidsplan). In de loop van dit jaar<br />

dient hieraan verdere invulling te worden gegeven.<br />

Omdat ik dit wens te doen in overleg, en omdat ik<br />

bovendien rekening wens te houden met de besprekingen<br />

die momenteel worden gevoerd ter<br />

voorbereiding van het <strong>Vlaams</strong> jeugdbeleidsplan,<br />

wens ik heden geen engagement aan te gaan m.b.t.<br />

een eventuele herhaling van de studie "Basisindicatoren<br />

voor een coherent jeugdbeleid in Vlaanderen".<br />

Vraag nr. 30<br />

van 1 februari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Nederlands-<strong>Vlaams</strong> Huis – Stand van zaken<br />

In zijn nota inzake het internationaal cultuurbeleid<br />

van Vlaanderen deelt de minister mee dat er in<br />

Brussel een Europees Nederlands-<strong>Vlaams</strong> Huis<br />

komt, dat een gezamenlijk programma zal aanbieden<br />

en waarbij het accent onder meer zal liggen op<br />

de uitstraling van het Nederlands.


-1123- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

In hoeverre bestaan er terzake reeds concrete afspraken<br />

en wat is eventueel de vooropgestelde termijn<br />

waarbinnen dit project wordt verwezenlijkt <br />

Antwoord<br />

Met betrekking tot het tot stand brengen van een<br />

Europees Nederlands-<strong>Vlaams</strong> Huis zijn zijn we in<br />

de fase van de voorbereidende gesprekken met de<br />

Nederlandse bewindslieden.<br />

Ik breng het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> op de hoogte zodra<br />

er concrete initiatieven worden genomen.<br />

MARLEEN VANDERPOORTEN<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN ONDERWIJS EN VORMING<br />

Vraag nr. 38<br />

van 14 december 2000<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

Alternatieve geneeskunde – Opleidingen<br />

Alternatieve geneeskunde is een sector in ontwikkeling.<br />

Reeds vroeger werd op studiedagen over<br />

homeopathie, acupunctuur, chiropraxis en osteopathie<br />

onderzocht hoe deze beroepen kunnen worden<br />

ingeschreven in de wetgeving betreffende de<br />

uitoefening van de geneeskunde. Voor de toekomst<br />

van de gezondheidszorg zijn dit dus belangrijke<br />

evoluties.<br />

Vandaar dat deze thema's op een kwaliteitsvolle<br />

manier in de diverse opleidingen aan bod moeten<br />

komen.<br />

1. Bestaan er inmiddels opleidingen voor deze<br />

verschillende vormen van alternatieve geneeskunde<br />

in Vlaanderen in het reguliere onderwijs,<br />

het onderwijs voor sociale promotie of in andere<br />

onderwijsvormen <br />

Waar worden deze opleidingen gegeven <br />

2. Hoe worden deze opleidingen dan door de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap ondersteund (leerkrachten,<br />

werkingskosten, gebouwen, ... ) <br />

3. Leiden deze opleidingen tot een officiële erkenning<br />

door de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap <br />

4. Is er reeds een overleg geweest met de federaal<br />

verantwoordelijke minister betreffende de afstemming<br />

tussen onderwijs en toegang tot het<br />

beroep <br />

Antwoord<br />

1. In het hoger regulier onderwijs of in het hoger<br />

onderwijs voor sociale promotie zijn er geen erkende<br />

opleidingen voor de verschillende vormen<br />

van alternatieve geneeskunde.<br />

2. In het programma van de traditionele medische<br />

opleidingen wordt er wel aandacht besteed aan<br />

alternatieve genees- en behandelingswijzen,<br />

meestal als onderdeel van het "studium generale"<br />

of van cursussen als Medische Antropologie<br />

of Klinische Farmacologie.<br />

Hiermee wordt beoogd aan de studenten de informatie<br />

te verstrekken op grond waarvan ze<br />

zelf een persoonlijke en wetenschappelijk onderbouwde<br />

opinie kunnen vormen over kwesties<br />

met betrekking tot de alternatieve geneesen<br />

behandelingswijzen.<br />

3. Er is nog geen overleg geweest met de federaal<br />

bevoegde minister over een mogelijke afstemming<br />

van opleiding en niet-conventionele beroepspraktijken.<br />

De wet van 29 april 1999 betreffende de<br />

niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde,<br />

de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie,<br />

de verpleegkunde en de paramedische beroepen<br />

voorziet in de oprichting van een paritaire<br />

commissie die een advies moet formuleren<br />

betreffende de algemene voorwaarden die gelden<br />

voor de uitoefening van alle niet-conventionele<br />

praktijken.<br />

Die voorwaarden kunnen ook betrekking hebben<br />

op de vereisten inzake de opleiding en een<br />

getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene<br />

met succes de opleiding heeft afgerond.<br />

Die paritaire commissie is nog niet operationeel.<br />

Recentelijk zijn er wel preliminaire contacten<br />

geweest met het kabinet van minister van<br />

Volksgezondheid Aelvoet m.b.t. de opstarting<br />

ervan. Concreet overleg lijkt mij pas zinvol<br />

nadat die paritaire commissie een advies heeft<br />

gegeven.<br />

De helft van de leden van die paritaire commissie<br />

wordt voorgesteld door de faculteiten geneeskunde.<br />

Op die manier zullen dan ook uni-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1124-<br />

versiteiten kunnen participeren aan de formulering<br />

van de kwestieuze opleidingsvereisten.<br />

Vraag nr. 39<br />

van 14 december 2000<br />

van de heer PIETER HUYBRECHTS<br />

Thesisjaar – Sensibilisering<br />

Volgens de Universiteit Gent kiezen almaar meer<br />

studenten voor een zogenaamd thesisjaar. In bepaalde<br />

faculteiten bedraagt het aantal thesisjaarstudenten<br />

tussen de 20 % en de 33 %.<br />

Volgens een woordvoerder van de onderwijsraad<br />

van de Universiteit Gent is een thesisjaar bedoeld<br />

als uitzondering, en niet als regel. Volgens de onderwijsraad<br />

bestaat zelfs het gevaar dat bepaalde<br />

studenten nooit hun diploma behalen, vermits één<br />

op tien studenten tijdens het thesisjaar begint te<br />

werken en geen proefschrift meer aflevert.<br />

Heeft de minister reeds maatregelen genomen om<br />

bijvoorbeeld via een sensibiliseringscampagne studenten<br />

duidelijk te maken dat een thesisjaar enkel<br />

dient voor uitzonderlijke situaties <br />

Antwoord<br />

Uit de antwoorden die de universiteiten mij hebben<br />

gegeven als reactie op de vraag om uitleg van<br />

de collega van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

Dirk De Cock, blijkt dat alle universiteiten maatregelen<br />

nemen om het afwerken van de eindverhandeling<br />

vóór het einde van het laatste studiejaar te<br />

bevorderen. In veel gevallen begint de voorbereiding<br />

van de thesis al in het voorlaatste studiejaar.<br />

Er worden ook contractuele afspraken gemaakt<br />

tussen student en promotor over de opmaak en de<br />

voortgang van de eindverhandeling, en er is vaak al<br />

een tussentijdse evaluatie op het einde van het<br />

voorlaatste jaar.<br />

Ik heb er alle vertrouwen in dat de maatregelen<br />

van de universiteiten positieve effecten zullen hebben.<br />

Voor een meer uitgebreide reactie op deze problematiek<br />

verwijs ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

graag naar mijn antwoord op de vraag om<br />

uitleg van de heer Dirk De Cock (Commissie voor<br />

Onderwijs, Vorming en Wetenschapsbeleid, Handelingen<br />

Commissievergadering nr. 41 van 7 december<br />

2000, blz. 4-6).<br />

Vraag nr. 40<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer ANDRE MOREAU<br />

Drugspreventie – Basisonderwijs<br />

Het gebruik van drugs is naar mijn bescheiden mening<br />

een kwaad dat in alle sectoren van onze samenleving<br />

– op een gepaste wijze – moet worden<br />

bestreden, ook in het onderwijs.<br />

Algemeen kan worden gesteld dat het de dwingende<br />

plicht is van de beleidsvoerders om op alle niveaus<br />

van de maatschappij – ook op alle onderwijsniveaus<br />

– zonder uitstel een efficiënt voorkomingsbeleid<br />

te voeren en daarbij alle mogelijke actoren<br />

te betrekken.<br />

In de drugsbestrijding dient de samenwerking tussen<br />

de politiediensten, de gemeentelijke preventiediensten<br />

en de onderwijsverantwoordelijken meer<br />

en meer te worden aangemoedigd, geïntensifieerd<br />

en verfijnd (geprofessionaliseerd).<br />

1. Is het waar dat de ziektekiemen van het drugsverschijnsel<br />

ook al zijn opgerukt tot in de basisscholen<br />

Heeft de minister hierover reeds signalen<br />

opgevangen <br />

2. Zo ja, wat is in het basisonderwijs het (ervarings)kennisniveau<br />

over dit fenomeen <br />

Met welke personen of centra voor drugsbestrijding<br />

wordt er samengewerkt <br />

3. In hoeverre is het drugsvoorkomingsbeleid al<br />

dan niet gestructureerd in het onderwijs en in<br />

welke mate worden de onderwijsverantwoordelijken<br />

uit het basisonderwijs erbij betrokken <br />

Antwoord<br />

1. Hoewel de problematiek van drugs zich uiteraard<br />

sterker voordoet in het secundair onderwijs,<br />

blijkt uit recent onderzoek van de Vereniging<br />

voor Alcohol- en andere Drugproblemen<br />

(VAD) dat inderdaad ook kinderen uit het basisonderwijs<br />

er al mee in aanraking komen.<br />

Voor dit onderzoek (waarvan de resultaten bekendgemaakt<br />

zijn in september 2000) heeft de<br />

VAD in het schooljaar 1999-2000 een 82.000<br />

leerlingen tussen de 11 en 18 jaar bevraagd.<br />

Vooral legale drugs (alcohol, tabak en medicatie)<br />

blijken reeds op vroege leeftijd ingang te<br />

vinden. Zo blijkt van 12-jarigen één op tien al


-1125- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

sterke drank of zogenaamde "alcoholpops"<br />

(coctails van sterke drank en frisdrank) te drinken.<br />

Vanaf 12 jaar wordt ook geëxperimenteerd<br />

met het nemen van kalmerings-, slaap-, opwek-,<br />

en vermageringsmiddelen. Op hun dertiende<br />

heeft eenderde van de jongeren al een eerste sigaret<br />

gerookt.<br />

De volledige resultaten van het onderzoek zijn<br />

te verkrijgen bij de VAD, E. Tollenaerestraat 15,<br />

1020 Brussel, tel. 02/423.03.33 - fax 02/423.03.05.<br />

2. Via de eindtermen "wereldoriëntatie" (meer<br />

bepaald eindterm 1.14 binnen gezondheidseducatie)<br />

leren kinderen in de basisschool gezonde<br />

levensgewoonten in verband brengen met hun<br />

kennis over het functioneren van het eigen lichaam.<br />

Het behoort tot de bevoegdheid van elk<br />

schoolbestuur om de eindterm te verwerken in<br />

concrete leerplannen.<br />

Daarnaast wordt vanuit het departement Onderwijs<br />

ook geregeld aanvullende informatie<br />

rond de drugsproblematiek op school verspreid,<br />

bijvoorbeeld via de DynaMo2-catalogus van de<br />

Canon-cultuurcel en via het onderwijstijdschrift<br />

Klasse.<br />

In de DynaMo2-catalogus (die jaarlijks gratis<br />

aan alle scholen wordt bezorgd) zijn diverse organisaties<br />

opgenomen waarop scholen een beroep<br />

kunnen doen om rond dit thema te werken<br />

(bv. het Centrum voor Alcohol- en andere<br />

Drugproblemen, De Kiem, De Sleutel, Leefsleutels,<br />

het <strong>Vlaams</strong> Instituut voor Gezondheidspromotie,...).<br />

Elke leerkracht heeft rond<br />

drugs ook het eerstelijnsdossier van Klasse ontvangen.<br />

Uiteraard hebben ook de Centra voor Leerlingenbegeleiding<br />

een rol in deze problematiek te<br />

spelen.<br />

3. Voor de initiatieven vanuit mijn eigen departement<br />

verwijs ik naar punt 2.<br />

Het uittekenen van een drugsbeleid voor scholen<br />

behoort tot de bevoegdheid van mijn collega<br />

Mieke Vogels. Op basis van het genoemde rapport<br />

van de VAD heeft zij de krachtlijnen voor<br />

dergelijk beleid bepaald.<br />

Voor meer informatie hierover verwijs ik de<br />

<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger dan ook door<br />

naar mijn collega Vogels.<br />

Vraag nr. 41<br />

van 15 december 2000<br />

van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />

A2-verpleegkundigen – Brugopleiding A1<br />

Verschillende scholen voor verpleegkunde organiseren<br />

een brugcursus om de verpleegkundigen met<br />

een A2-diploma de mogelijkheid te geven een<br />

A1-diploma te verwerven.<br />

Verpleegkundigen met minder dan tien jaar ervaring<br />

kunnen door twee jaar voltijds onderwijs te<br />

volgen A1-verpleegkundige worden. Hierbij moeten<br />

zij ook bijkomende stages hebben voltooid van<br />

circa 400 uren. Verpleegkundigen met meer dan<br />

tien jaar ervaring kunnen door één jaar voltijds onderwijs<br />

te volgen A1-verpleegkundige worden.<br />

Hiertoe dienen zij ook 300 à 400 stage-uren te hebben<br />

voltooid. Verpleegkundigen met meer dan<br />

twintig jaar ervaring dienen 200 à 400 uren stage te<br />

doorlopen, willen zij een A1-diploma verwerven.<br />

1. Meent de minister niet dat deze overbruggingsjaren<br />

erg zwaar uitvallen voor de A2-verpleegkundigen<br />

– die in de meeste gevallen reeds<br />

fulltime werken – om een A1-diploma te kunnen<br />

verwerven <br />

2. Is het aantal vooropgestelde stage-uren ook niet<br />

erg hoog wanneer rekening wordt gehouden<br />

met de zware werklast waarmee de verpleegkundigen<br />

reeds worden geconfronteerd <br />

3. Moet in het kader van een betere harmonisatie<br />

tussen gezin en arbeid niet worden overwogen<br />

het aantal stage-uren te reduceren <br />

4. Is het opportuun aan de A2-verpleegkundigen<br />

met meer dan twintig jaar ervaring een stageperiode<br />

op te leggen van 200 à 400 uren <br />

5. Heeft de minister reeds overleg gepleegd met<br />

haar collega van Welzijn en Gezondheid met<br />

betrekking tot deze problematiek <br />

6. Wordt er overwogen om deze stage-uren af te<br />

schaffen of te reduceren voor A2-verpleegkundigen<br />

die een A1-diploma wensen te verwerven<br />

<br />

Wordt ten minste voor de A2-verpleegkundigen<br />

met meer dan twintig jaar ervaring het aantal<br />

stage-uren herzien


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1126-<br />

Antwoord<br />

Op 24 juni 2000 heb ik het convenant over de opleiding<br />

van verpleegkundigen ondertekend, samen<br />

met de federale minister bevoegd voor de volksgezondheid<br />

en de ministers van de andere gemeenschappen<br />

bevoegd voor het onderwijs.<br />

Doel van dit convenant is het engagement om een<br />

brugopleiding te organiseren voor de gebrevetteerde<br />

verpleegkundigen (gediplomeerd in het vroegere<br />

ASBO = aanvullend secundair beroepsonderwijs)<br />

en de gediplomeerde verpleegkundigen (gediplomeerd<br />

in de huidige vierde graad van het beroepssecundair<br />

onderwijs), om hen de mogelijkheid<br />

te bieden het diploma van gegradueerde verpleegkundige<br />

(hogescholenonderwijs van één cyclus)<br />

te behalen. De bedoeling daarvan was natuurlijk<br />

niet het aantal verpleegkundigen op te drijven,<br />

maar wel de mogelijkheid tot upgrading te bewerkstelligen<br />

voor de beoogde doelgroep.<br />

In de toekomst zullen de bijzondere beroepsbekwaamheden<br />

in de betrokken sector immers voorbehouden<br />

zijn voor de gegradueerde verpleegkundigen.<br />

Het kan ook een eerste stap zijn naar de leidinggevende<br />

functies en vormt zeker een onderdeel<br />

van de mogelijke functiedifferentiatie. Geheel<br />

in deze optiek steun ik mijn federale collega van<br />

Volksgezondheid wanneer zij heel duidelijk stelt<br />

dat het er niet op aankomt zoveel mogelijk gebrevetteerde<br />

of gediplomeerde verpleegkundigen<br />

voor deze brugopleiding te rekruteren. Veeleer<br />

wensen wij de kwaliteit van de nieuwe gegradueerden<br />

gewaarborgd te zien. Vandaar ook de eisen om<br />

de verkorting van het driejarig traject afhankelijk<br />

te maken van een recente nuttige beroepservaring.<br />

Op één na hebben alle hogescholen zich bereid<br />

verklaard om op zeer korte termijn en zonder<br />

enige tegemoetkoming deze brugopleiding te organiseren.<br />

Er was absoluut geen tijd om nog een<br />

groot overleg te starten om tot een mogelijke consensus<br />

te komen over de opvatting van de brugopleiding.<br />

De autonomie waarover de hogescholen<br />

decretaal beschikken, laat overigens geen overheidsingreep<br />

hierop toe. De relatie tussen de hogescholen<br />

en de overheid, als representant van de<br />

maatschappij, concretiseert zich in een post factum<br />

publieke verantwoording en in een stelsel van interne<br />

en externe kwaliteitszorg door de instellingen<br />

zelf, waarbij de overheid vooral in de rol van<br />

de meta-evaluator optreedt.<br />

Een en ander heeft wel tot gevolg dat de verschillende<br />

hogescholen, naar eigen inzicht en vermogen<br />

gestoeld op hun jarenlange ervaring, ook verschillend<br />

opgevatte brugopleidingen hebben opgebouwd.<br />

Wij hebben daarvoor gekozen om de afspraken<br />

van het convenant onmiddellijk na te<br />

komen. Wel heb ik ten aanzien van de hogescholen<br />

de nodige stappen ondernomen om tot een eenvormige<br />

interpretatie van de bepalingen inzake de erkenning<br />

van de nuttige ervaring te komen. Ook is<br />

de afspraak gemaakt dat wij na één jaar een eerste<br />

evaluatie zouden maken.<br />

Alle vragen die de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

stelt, hebben betrekking op het belangrijke opleidingsonderdeel<br />

"stage". Bij elke vraag zou ik nagenoeg<br />

dezelfde commentaar moeten geven. Ik<br />

verkies daarom een algemene benadering.<br />

Zoals ik reeds stelde, heeft minister Aelvoet heel<br />

sterk de nadruk gelegd op de kwaliteit van de opleiding.<br />

Uit haar onderzoek is in ieder geval gebleken<br />

dat het voor de vroegere opleiding van, en het<br />

actueel fungeren als gebrevetteerde of gediplomeerde<br />

verpleegkundige niet als een evidentie kan<br />

worden beschouwd dat het al dan niet volledig<br />

weglaten van het praktische deel van de opleiding<br />

voldoende garanties biedt om te komen tot het statuut<br />

van gegradueerde verpleegkundige. Ik respecteer<br />

dan ook het oordeel van de verantwoordelijken<br />

van de sector.<br />

De hogescholen kunnen uiteraard in elk individueel<br />

geval vaststellen in welke mate de opgedane ervaring<br />

verantwoordt de kandidaten van een groot<br />

deel van de stage vrij te stellen. De meeste hogescholen<br />

houden daar ook rekening mee.<br />

Tegen het einde van het lopende academiejaar zal<br />

ik met de hogescholen een evaluatieronde houden<br />

om vast te stellen welke resultaten de brugopleiding<br />

heeft opgebracht, en vooral of bijsturing nodig<br />

is. In het licht van de bekommernis die de <strong>Vlaams</strong>e<br />

volksvertegenwoordiger uitdrukt – en die ook de<br />

mijne is – wil ik daarbij extra aandacht geven aan<br />

de stageproblematiek. Ook zal ik de hogescholen<br />

uitnodigen na te kijken op welke wijze zij de<br />

grootst mogelijke faciliteiten aan hun wellicht toch<br />

sterk gemotiveerde brugkandidaten kunnen bieden.<br />

Vraag nr. 42<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer DIRK DE COCK<br />

Schoolcomputers – Tweedehands<br />

Het onderwijs heeft een grote nood aan pc's indien<br />

het jongeren wil klaarstomen en afleveren die de


-1127- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

kennismaatschappij van morgen mee vorm geven.<br />

De vraag naar middelen om computers en informaticatechnologie<br />

aan te schaffen is enorm, zeker als<br />

men weet dat de <strong>Vlaams</strong>e overheid tegen het einde<br />

van 2001 één pc per tien leerlingen wil.<br />

We weten dat in de bedrijven een groot potentieel<br />

aan pc's aanwezig is. Bij afdanking van deze pc's en<br />

na een kleine upgrading zijn deze perfect inzetbaar<br />

in het onderwijs. Deze pc's kunnen door bepaalde<br />

firma's aan het onderwijs tegen de helft van de<br />

prijs worden aangeboden, waardoor de norm voor<br />

het aantal pc's per aantal leerlingen sneller kan<br />

worden gehaald en de beschikbare budgetten kunnen<br />

worden herverdeeld.<br />

1. Heeft de minister weet van dergelijke<br />

projecten <br />

2. Worden dergelijke projecten ondersteund <br />

3. Wordt de 1/10-norm gehaald <br />

Antwoord<br />

1. Mijn administratie werkt sinds een vijftal jaar<br />

samen met tussenvoegbedrijven. Sinds 1998 is<br />

dat in het kader van het actieprogramma<br />

PC/KD.<br />

2. Hier kan ik mijn antwoord op vraag nr. 37 van<br />

de heer Pieter Huybrechts herhalen (Bulletin<br />

van Vragen en Antwoorden nr. 8 van 16 februari<br />

2001, blz. 1032 – red.). Via PC/KD stimuleert<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering het gebruik van computers<br />

en educatieve software op school.<br />

Verschillende bedrijven werken mee aan dit actieprogramma.<br />

Deze bedrijven ondertekenden<br />

een protocol tot samenwerking waarmee zij het<br />

engagement aangaan om speciaal aan scholen<br />

kortingen toe te staan. De deelnemende bedrijven<br />

worden bekendgemaakt op de PC/KD-website<br />

en opgenomen in de PC/KD-brochure,<br />

waarvan elke in aanmerking komende school<br />

een aantal exemplaren ontvangt. De ondernemingen<br />

mogen ook het PC/KD-logo gebruiken.<br />

Bij de participerende bedrijven zijn er minstens<br />

twee die tweedehands computers upgraden en<br />

aanbieden : Device Automation Belgium NV en<br />

Eco PC-Frazier Belgium NV.<br />

Ook in haar algemeen communicatie over computerinfrastructuur<br />

voor het onderwijs besteedt<br />

het departement Onderwijs geregeld aandacht<br />

aan refurbished computers. Zo wijdt de meest<br />

recente brochure van december 2000, ict. onderwijs@vlaanderen<br />

met tips voor de uitvoering en<br />

het gebruik van ICT in het onderwijs, meer dan<br />

een pagina aandacht aan tweedehands PC's.<br />

(ICT : informatie- en communicatietechnologie<br />

– red.)<br />

3. Bij het afronden van het in 1998 gestart PC/KDproject<br />

in 2002, zal de <strong>Vlaams</strong>e gemeenschap in<br />

totaal 2,65 miljard frank (65,69 miljoen euro) in<br />

de introductie van ICT in het onderwijs hebben<br />

geïnvesteerd. Dan zal de norm van één bijkomende<br />

pc per tien leerlingen in de beoogde<br />

doelgroep worden gehaald : de drie hoogste<br />

leerjaren van het lager onderwijs en het volledig<br />

secundair onderwijs.<br />

Hier past volgende opmerking : scholen kunnen<br />

niet alleen pc's aankopen met de PC/KD-subsidies.<br />

Tijdens het schooljaar 1998-1999 ging 67 %<br />

van het geld in de lagere scholen naar de aankoop<br />

van multimediacomputers. Daarnaast werden<br />

randapparatuur, educatieve en andere software,<br />

netwerken, modems, ISDN-kaarten, internetaansluitingen<br />

en nascholing gekocht/gehuurd.<br />

De norm "1 pc per 10 leerlingen" is dus<br />

symbolisch. (ISDN : Integrated Services Digital<br />

Network – red.)<br />

Vraag nr. 43<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer JOS DE MEYER<br />

Onderwijspersoneel – Wedde-afhouding bij staking<br />

Een personeelslid dat gedurende één dag een opdracht<br />

uitoefent van één uur (1/20) ontvangt hiervoor<br />

een bezoldiging van 1/20 van 1/360 van zijn<br />

jaarwedde. Dat is dus 5 % van zijn dagwedde (de<br />

jaarwedde gedeeld door 360).<br />

Wanneer datzelfde personeelslid gedurende één<br />

uur staakt, wordt volgens de omzendbrief van 10<br />

januari 1996 op zijn wedde een bedrag afgehouden<br />

dat gelijk is aan 12 % van 1/360 van zijn jaarwedde.<br />

Dat komt neer op een afhouding van 12 % van de<br />

dagwedde.<br />

1. Waarom is de afhouding op de wedde 2,4 maal<br />

zo groot als de wedde die voor deze opdracht<br />

wordt uitgekeerd <br />

2. Op welke wettelijke bepalingen steunt de omzendbrief<br />

van 10 januari 1996


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1128-<br />

Antwoord<br />

Inzake de reglementaire grondslag verwijs ik naar<br />

artikel 43 van het koninklijk besluit van 15 januari<br />

1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van<br />

het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling<br />

van het statuut van de leden van het bestuurs-<br />

en onderwijzend personeel, van het opvoedend<br />

hulppersoneel, van het paramedisch personeel<br />

der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon,<br />

middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs<br />

van de Staat, alsmede der internaten die<br />

van deze inrichtingen afhangen en van de leden<br />

van de inspectiedienst die belast is met het toezicht<br />

op deze inrichtingen.<br />

Dit artikel bepaalt dat, onverminderd de eventuele<br />

oplegging van een tuchtstraf of het nemen van een<br />

administratieve maatregel, het personeelslid dat<br />

zonder machtiging afwezig blijft, of dat zonder geldige<br />

reden de termijn van het verlof overschrijdt,<br />

zijn recht op wedde voor de duur van die afwezigheid<br />

verliest. Luidens artikel 29 van de wet van 29<br />

mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van<br />

de onderwijswetgeving, is de weddetoelage gelijk<br />

aan de met de verschillende vergoedingen verhoogde<br />

wedde waarop betrokkene recht zou hebben<br />

indien hij tot het personeel van het rijksonderwijs<br />

behoorde.<br />

De omzendbrief van 10 januari 1996 bevat de<br />

maatregelen die dienen te worden getroffen in<br />

geval van staking, evenals m.b.t. de wedde/weddetoelage<br />

van de personeelsleden die aan de staking<br />

deelnemen. De wijze waarop het af te houden bedrag<br />

wordt vastgesteld, werd reeds meegedeeld bij<br />

de omzendbrief van 31 maart 1981.<br />

Een personeelslid uit het onderwijs ontvangt een<br />

maandwedde (geen dagwedde) gelijk aan 1/12 x<br />

brutojaarwedde (naargelang weddeschaal, anciënniteit<br />

en indexverhogingscoëfficiënt) x opdrachtbreuk<br />

(O/B = wekelijkse prestaties / wekelijkse<br />

prestaties voor een FT-ambt. (FT : fulltime – red.)<br />

Indien de maandwedde niet geheel is verschuldigd,<br />

bijvoorbeeld bij staking, wordt ze verdeeld in dertigsten.<br />

In dat geval is de dagwedde voor elke verschuldigde<br />

dag gelijk aan 1/30 van de maandwedde<br />

en dus onafhankelijk van de op die dag(en) normaal<br />

te presteren uren.<br />

In geval van staking wordt de aldus bepaalde dagwedde<br />

verminderd met 100 % / 50 % / 12 % (*)<br />

naargelang de aangezegde stakingsduur. De afhouding<br />

wegens staking op een bepaalde dag kan dus<br />

nooit meer bedragen dan de voor die dag verschuldigde<br />

wedde. (*) De 12 %-inhouding op het dagloon<br />

vindt zijn oorsprong in het vroegere ambtenarenstatuut<br />

waarbij in geval van één uur staking<br />

1/1.976 van de jaarwedde werd ingehouden. De<br />

noemer 1.976 is het product van de vermenigvuldiging<br />

52 (weken) x 38 (uren). Vermits de wekelijkse<br />

prestaties van het onderwijspersoneel, uitgezonderd<br />

het AMVD-personeel, worden uitgedrukt in<br />

breuken waarvan de noemer kleiner is dan 38, is<br />

deze regeling in feite gunstiger voor het onderwijspersoneel.<br />

(AMVD : administratief, meesters-, vaken<br />

dienstpersoneel – red.)<br />

In het vermelde voorbeeld bedraagt de dagwedde<br />

1/360 x 1/20 x bruto jaarweddde, dit is niet 5 % van<br />

de dagwedde doch de volledige (= 100 %) dagwedde<br />

(en weliswaar slechts 5 % van de dagwedde die<br />

zou verschuldigd zijn ingeval het personeelslid zijn<br />

prestaties zou hebben geleverd in het kader van<br />

een FT (= 20/20) opdracht).<br />

Een afhouding wegens een 1 uur-aangezegde staking<br />

bedraagt dan ook slechts 12 % van de volledige<br />

dagwedde, met andere woorden niet 12/5 = 2,4 x<br />

doch slechts 12/100 = 0,12 x de dagwedde die voor<br />

deze opdracht werd uitgekeerd.<br />

Vraag nr. 44<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Verwijlintresten – Overzicht<br />

Zie :<br />

Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />

Beleid en Europese Aangelegenheden<br />

Vraag nr. 24<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer Carl Decaluwe<br />

Blz. 1234<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden.


-1129- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Vraag nr. 45<br />

van 5 januari 2001<br />

van de heer JOS DE MEYER<br />

Cumulatie onderwijs-privé – Bezoldigingsregeling<br />

Personen werkzaam in de privé-sector maken soms<br />

de overstap naar een onderwijsloopbaan. Wanneer<br />

deze overstap volledig en in één keer gebeurt, rijst<br />

er geen probleem. Er is dan immers geen sprake<br />

meer van een cumulatie, en de cumulatiewetgeving<br />

dient dan ook niet meer te worden toegepast.<br />

Er zijn echter ook personen die hun volledige betrekking<br />

in de privé-sector verminderen tot bijvoorbeeld<br />

een halftijdse betrekking en een vervangende<br />

(bv. halftijdse) betrekking opnemen in het<br />

onderwijs. Op dat ogenblik hebben zij dus één<br />

FT-betrekking (fulltime) : deels privé-sector, deels<br />

onderwijs. Het zou dan logisch zijn dat voor de bezoldiging<br />

van hun onderwijsopdracht onmiddellijk<br />

rekening wordt gehouden met de vermindering<br />

van hun opdracht in de privé-sector. Blijkbaar is dit<br />

niet het geval.<br />

Om voor een bepaald schooljaar uit te maken of<br />

een personeelslid dat een betrekking in het onderwijs<br />

cumuleert met een betrekking in de privé-sector,<br />

in hoofdambt moet worden bezoldigd of in bijbetrekking,<br />

wordt gekeken naar de inkomsten<br />

voortspruitend uit de privé-activiteit van het burgerlijk<br />

jaar voorafgaand aan het betrokken schooljaar,<br />

dus naar de inkomsten verbonden aan de<br />

FT-tewerkstelling in de privé-sector, en dit niettegenstaande<br />

deze tewerkstelling gedeeltelijk werd<br />

afgebouwd en deze inkomsten dus niet meer relevant<br />

zijn.<br />

1. Is de werkwijze zoals hierboven beschreven reglementair<br />

verankerd <br />

Zo ja, is het dan niet logischer dat men ook onmiddellijk<br />

rekening houdt met de inmiddels afgebouwde<br />

tewerkstelling in de privé-sector <br />

Zo neen, waarom wordt deze manier van bezoldiging<br />

dan zo toegepast <br />

2. Waarom wordt voor de bezoldiging van de personeelsleden<br />

die deels in het onderwijs werken<br />

en deels in de privé-sector, en dit zonder dat de<br />

FT-betrekking wordt overschreden, rekening<br />

gehouden met de inkomsten uit de privé-sector<br />

om uit te maken of de onderwijsopdracht in<br />

hoofdambt of in bijbetrekking moet worden bezoldigd<br />

<br />

Antwoord<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 december<br />

1993 tot regeling van de cumulatie van een andere<br />

bezigheid of een pensioen, met uitzondering<br />

van een overlevingspensioen, met een ambt in het<br />

onderwijs (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1994)<br />

is de reglementaire grondslag in deze materie. Het<br />

lijkt inderdaad logisch dat bij personeelsleden die<br />

naast hun opdracht in het onderwijs een opdracht<br />

uitoefenen in de privé-sector, onmiddellijk rekening<br />

zou worden gehouden met de inkomsten in de<br />

privé-sector. Om praktische redenen is dit evenwel<br />

niet haalbaar. Deze inkomsten zijn immers pas volledig<br />

bekend nadat de belastingaangifte door het<br />

Ministerie van Financiën is verwerkt. Aangezien<br />

dit meestal pas halverwege het jaar volgend op het<br />

verwerven van deze inkomsten gebeurt, werd om<br />

pragmatische redenen ervoor geopteerd om de inkomsten<br />

te beschouwen uit het burgerlijk jaar dat<br />

het schooljaar waarin deze inkomsten zijn verworven,<br />

voorafgaat.<br />

Het waarom van deze regelgeving is te vinden in<br />

de arbeidsherverdelende maatregelen die in de<br />

jaren tachtig werden genomen om de hoge werkloosheid<br />

te bestrijden. De regeling hoofdambt of<br />

bijbetrekking stamde toen nog uit 1958 (artikel 5<br />

van het KB van 15 april 1958 houdende de bezoldigingsregeling<br />

van het onderwijzend, wetenschappelijk<br />

en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie<br />

van Openbaar Onderwijs) en was nog zeer<br />

soepel, waardoor leerkrachten bijna onbeperkt een<br />

hoofdambt in het onderwijs konden cumuleren<br />

met een andere betrekking. Met de hoge werkloosheid<br />

van toen was dit niet langer verantwoord en<br />

werden deze regels in 1982 stroever gemaakt, met<br />

het oog op een bredere bezetting van deze arbeidsmarkt.<br />

Het debat of dit in de huidige tijdsgeest nog nodig<br />

is, zal opnieuw moeten worden gevoerd.<br />

Vraag nr. 46<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Franstalige faciliteitenscholen – Nationaliteiten (2)<br />

In haar antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 21<br />

van 20 november 2000 deelt de minister mij gegevens<br />

mee inzake het aantal kinderen van buitenlanders<br />

dat les volgt in het Franstalig faciliteitenonderwijs<br />

in Vlaanderen (Bulletin van Vragen en Antwoorden<br />

nr. 7 van 2 februari 2001, blz. 923 – red.).


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1130-<br />

De taalwetgeving bepaalt dat uitsluitend kinderen<br />

die het Frans als huistaal gebruiken tot de faciliteitenscholen<br />

mogen worden toegelaten.<br />

Kan de minister in dat verband voor de verschillende<br />

betrokken gemeenten meedelen hoeveel van<br />

de buitenlandse kinderen over de Franse nationaliteit<br />

beschikken <br />

Antwoord<br />

Hierna vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

een tabel met het aantal kinderen van Belgische<br />

nationaliteit, van Franse nationaliteit en van<br />

vreemde niet-Franse nationaliteit in het Franstalig<br />

onderwijs in de <strong>Vlaams</strong>e faciliteitengemeenten op<br />

basis van de teldag van 1 februari 2000.<br />

Gemeente Belgische Vreemde nationaliteit<br />

nationaliteit Frans Niet-Frans<br />

Drogenbos 171 0 19<br />

Kraainem 226 27 83<br />

Linkebeek 207 4 15<br />

Ronse 173 20 102<br />

Sint-Genesius-Rode 563 35 119<br />

Wemmel 471 5 32<br />

Wezembeek-Oppem 672 32 108<br />

Vraag nr. 47<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer JOHAN MALCORPS<br />

Klasse – Reclame voor wegwerpverpakkingen<br />

In het onderwijsblad Klasse wordt geregeld reclame<br />

gemaakt voor Tetra Pak en drankkartons. Deze<br />

wegwerpverpakkingen worden voorgesteld als de<br />

milieuvriendelijke oplossing en gepromoot bij ouders<br />

en leerkrachten.<br />

Daarmee wordt ingegaan tegen inspanningen die<br />

veel scholen willen leveren om herbruikbare<br />

drankverpakkingen te bevorderen. Dit onder meer<br />

met materiaal aangeleverd door de <strong>Vlaams</strong>e milieubeweging.<br />

1. Vindt de minister het normaal dat dit onderwijsblad<br />

wordt gebruikt om op dergelijke schaal<br />

campagne te voeren ten bate van de verpakkingsindustrie<br />

en tegen het beleid van haar collega<br />

bevoegd voor Leefmilieu <br />

Reacties van boze leerkrachten werden door de<br />

redactie afgescheept, omdat de inhoud van het<br />

blad en de reclame losstaan van mekaar.<br />

2. Is alle mogelijke reclame dan toegelaten en<br />

geldt er geen enkele beperking terzake <br />

3. Heeft de minister ten aanzien van de redactie<br />

reeds uiting gegeven van haar bezorgdheid, of<br />

acht zij een dergelijke tussenkomst niet aangewezen<br />

<br />

Antwoord<br />

1. De redactie won het advies in van de Openbare<br />

Afvalstoffenmaatschappij voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />

(OVAM) om te antwoorden op enkele<br />

boze lezersbrieven en om te overleggen of ze<br />

dergelijke reclame in de toekomst nog kan opnemen.<br />

Van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />

voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest kreeg ze volgend antwoord<br />

: "Ondanks reserves ten aanzien van de<br />

Tetra Pak-advertentie kan OVAM dergelijke<br />

advertentie niet verbieden, alhoewel de Openbare<br />

Afvalstoffenmaatschappij ze zeker nooit<br />

zal aanmoedigen. Immers, Tetra Pak is een<br />

privé-firma die, volgens de informatie die ons<br />

momenteel ter beschikking staat, tot nu toe<br />

steeds in orde was met de milieuvoorschriften<br />

zoals ze in het <strong>Vlaams</strong>e gewest van kracht zijn".<br />

2. Volgens het statuut van de redactie van Klasse<br />

berust de werving van publiciteit bij de redactie<br />

zelf, om maximale controle te kunnen houden<br />

over de opportuniteit ervan. In Klasse (voor<br />

leerkrachten) is een ruime waaier van reclame<br />

mogelijk. Geweerd worden ideologische en politieke<br />

vormen van publiciteit. Voor het overige<br />

is de redactie niet verantwoordelijk voor de inhoud<br />

van betaalde publiciteit. Dit wordt duidelijk<br />

gemaakt door de vermelding "advertentie".<br />

Zo neemt de redactie geen reclame op die tegenstrijdig<br />

is met het preventiebeleid in de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap. De redactie weigerde<br />

bijvoorbeeld mee te werken aan een campagne<br />

van de tabakslobby. In het geval Tetra Pak legde<br />

ze de zaak voor aan OVAM, die bij Tetra Pak<br />

geen inbreuken op de milieuvoorschriften kon<br />

vaststellen.<br />

3. Volgens het statuut voor de redactie van Klasse<br />

garandeert de minister van Onderwijs de redactionele<br />

en organisatorische autonomie van de<br />

redactie. Concreet betekent dit dat de redactie


-1131- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

– onder leiding van de hoofdredacteur – autonoom<br />

en in de geest van de algemene doelstellingen<br />

beslist over inhoud, planning en werking<br />

van Klasse, zonder inmenging van anderen.<br />

Klasse beoogt door doel- en publiekgerichte informatie<br />

de betrokkenheid te verhogen van de<br />

verschillende participanten in onderwijs – onderwijsverstrekkers,<br />

ouders, leerlingen en de<br />

brede maatschappij. Maar zoals in elk blad, zijn<br />

reclame en redactionele inhoud strikt gescheiden.<br />

In het andere geval zou dat immers ook betekenen<br />

dat een redactie garant staat voor de<br />

kwaliteit van elk geadverteerd product of elke<br />

geadverteerde dienst.<br />

Vraag nr. 48<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Leerlingentellingen – Illegalen<br />

Het Rekenhof heeft de diskettes met de resultaten<br />

van de leerlingentellingen door de Franse Gemeenschap<br />

vernietigd. Blijkbaar was dit omdat de<br />

diskettes gegevens bevatten over kinderen van illegalen<br />

die les volgen in Franstalige scholen.<br />

1. Heeft de minister de consequenties van die handelwijze<br />

al geëvalueerd <br />

2. Aangezien we ervan kunnen uitgaan dat de<br />

diensten van de minister op zijn minst de gegevens<br />

van de Franse Gemeenschap hebben bestudeerd,<br />

had ik graag vernomen hoeveel kinderen<br />

van illegalen er in de onderwijsinstellingen<br />

van de Franse Gemeenschap zijn ingeschreven.<br />

3. Werden die aantallen ook vermeld in de gegevens<br />

die werden verstrekt door de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

<br />

Over hoeveel kinderen gaat het hier <br />

Antwoord<br />

Op basis van een persbericht verschenen in de Financieel<br />

Economische Tijd van 20 december 2000<br />

heb ik vernomen dat het Rekenhof de cd-roms met<br />

de gegevens van de leerlingentelling van de Franse<br />

én van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap heeft vernietigd.<br />

<strong>Vlaams</strong> volksvertegenwoordiger Ludwig Caluwé<br />

heeft dit kunnen vaststellen bij een bezoek aan het<br />

Rekenhof om het dossier van de leerlingencijfers<br />

in te kijken.<br />

1. De beslissing de cd-roms te vernietigen, laat ik<br />

voor rekening van het Rekenhof.<br />

Zoals bepaald in de wet van 23 mei 2000 tot bepaling<br />

van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2<br />

van de Bijzondere Wet van 16 januari 1989 betreffende<br />

de financiering van de gemeenschappen<br />

en de gewesten, heeft het Rekenhof de nodige<br />

controles op de gegevens uitgevoerd en<br />

hierover gerapporteerd. Met de vernietiging van<br />

de bestanden zijn de basisgegevens evenwel niet<br />

meer beschikbaar.<br />

Het departement zelf beschikt nog over haar<br />

gegevensbestand.<br />

2 en 3. Het aantal kinderen van illegalen die in de<br />

onderwijsinstellingen van de gemeenschappen<br />

zijn ingeschreven, is op basis van de gegevens<br />

niet eenduidig af te leiden, omdat dit soort van<br />

informatie niet is opgevraagd. Kinderen van illegalen<br />

zullen zich bevinden in de groep leerlingen<br />

zonder rijksregisternummer.<br />

Wat onze eigen gegevens betreft, kunnen we<br />

vaststellen dat 3.738 leerlingen geen rijksregisternummer<br />

hebben. 2.053 van hen wonen in het<br />

buitenland (buurlanden) en beschikken om die<br />

reden niet over een nummer. 1.685 leerlingen<br />

zonder rijksregisternummer wonen wel in België.<br />

330 hebben de Belgische nationaliteit, 1.355<br />

een vreemde nationaliteit. Tot deze laatste<br />

groep zullen kinderen van illegalen behoren,<br />

doch er kan niet uit worden afgeleid dat het allemaal<br />

dergelijke leerlingen betreft.<br />

Uit de gegevens die ons door de Franse Gemeenschap<br />

ter beschikking werden gesteld,<br />

kunnen volgende vergelijkbare cijfergegevens<br />

worden afgeleid : 13.507 leerlingen zonder rijksregisternummer,<br />

waarvan 8.771 wonend in<br />

buurlanden en 4.736 in België. Van deze laatsten<br />

hebben 205 de Belgische nationaliteit en 4.531<br />

een vreemde nationaliteit.<br />

Vraag nr. 49<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JOS DE MEYER<br />

Vervangingspools – VDAB-opdracht


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1132-<br />

Het decreet houdende dringende maatregelen betreffende<br />

het lerarenambt bepaalt dat de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding<br />

(VDAB) wordt belast met de oprichting en de<br />

werking van de vervangingspool. Hierbij dient de<br />

VDAB bepaalde decretaal vastgelegde principes in<br />

acht te nemen. Het decreet bepaalt echter dat de<br />

nadere regels met betrekking tot de uitoefening<br />

van de aan de VDAB toegewezen opdracht, door<br />

een besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering worden bepaald.<br />

Heeft de regering reeds een dergelijk besluit genomen<br />

Zo neen, op welke basis oefent de VDAB<br />

dan haar opdracht uit <br />

Antwoord<br />

De VDAB heeft deze opdracht gekregen op basis<br />

van artikel 15 van het decreet van 8 juni 2000 houdende<br />

dringende maatregelen betreffende het lerarenambt.<br />

"De <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling en<br />

Beroepsopleiding wordt belast met de oprichting<br />

en de werking van de vervangingspool ten behoeve<br />

van de scholen en instellingen die er een beroep op<br />

doen en neemt daarbij de principes van de artikelen<br />

16 tot en met 18 en van artikel 30, § 2, in acht.<br />

De nadere regels met betrekking tot de uitoefening<br />

van de aan de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling<br />

en Beroepsopleiding toegewezen opdracht,<br />

worden bij besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering bepaald."<br />

Met andere woorden, in het decreet wordt het<br />

<strong>Vlaams</strong> Gewest gemachtigd om in het besluit van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering van 21 december 1988 houdende<br />

de organisatie van de arbeidsbemiddeling en<br />

de beroepsopleiding een uitdrukkelijke opdracht<br />

inzake de oprichting en de werking van de vervangingspool<br />

in te bouwen.<br />

De VDAB stelt dat hij volledig kan werken<br />

volgens :<br />

– enerzijds de principes en richtlijnen van het decreet<br />

van 8 juni 2000,<br />

– anderzijds het besluit van 21 december 1988 van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering houdende de organisatie<br />

van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding,<br />

en dat derhalve geen nadere regels in een besluit<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering moeten worden vastgelegd.<br />

Een meer gedetailleerde verantwoording vindt de<br />

<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger hieronder, waarbij<br />

voor elke activiteit van de VDAB de rechtsgrond<br />

wordt vermeld.


-1133- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Taken van de VDAB<br />

Rechtsgrond<br />

Het verzamelen van de kandidaturen<br />

Besluit van 21 december 1988 van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering houdende de organisatie van de<br />

De leerkrachten die kandideren voor de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding –<br />

vervangingspool stellen zich kandidaat bij de hoofdstuk I De arbeidsbemiddeling georganiseerd<br />

VDAB. Er wordt van hen een dossier van<br />

door de VDAB – afdeling 1 Algemene arbeidsbewerkzoekende<br />

opgemaakt.<br />

middeling<br />

Decreet van 8 juni 2000 houdende dringende<br />

maatregelen betreffende het lerarenambt – art. 16<br />

De criteria van inzetbaarheid werden, conform het<br />

decreet, in samenspraak met de begeleidingscommis-<br />

sie verder uitgewerkt. Deze werden gepubliceerd in<br />

het Staatsblad van 14.09.00 onder "Modaliteiten tot<br />

indiening van een bezwaarschrift tegen de niet-opname<br />

in de vervangingspool van het onderwijs".<br />

Het selecteren van de poolleden<br />

Door de VDAB werd een computerprogramma<br />

ontwikkeld dat op een 100 % objectieve manier de<br />

kandidaten aanwijst die poollid kunnen worden.<br />

Het toewijzen van een ankerschool<br />

Decreet van 8 juni 2000 houdende dringende<br />

maatregelen betreffende het lerarenambt – art. 18.<br />

De toewijzing van de ankerschool gebeurt door een Besluit van 21 december 1988 van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

computerprogramma aangevuld met een manuele regering houdende de organisatie van de<br />

toewijzing. arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding –<br />

Telkens wordt de keuze van de kandidaten, binnen hoofdstuk I De arbeidsbemiddeling georganiseerd<br />

de beperkingen opgelegd door de<br />

door de VDAB – afdeling 1 Algemene<br />

begeleidingscommissie (bv. iedere basisschool min. arbeidsbemiddeling<br />

één leerkracht), maximaal gerespecteerd.<br />

Opzetten van een databank van de poolleden Besluit van 21 december 1988 van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering houdende de organisatie van de<br />

De scholen die aan de pool deelnemen, kunnen de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding –<br />

leerkrachten via Internet opzoeken.<br />

hoofdstuk I De arbeidsbemiddeling georganiseerd<br />

Deze mogelijkheid bestaat nu reeds voor alle door de VDAB – afdeling 1 Algemene<br />

werkgevers.<br />

arbeidsbemiddeling<br />

Vraag nr. 50<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer Jan Loones<br />

Blz. 1160<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

Vraag nr. 51<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Franstalige leerlingen West-Vlaanderen – Onderzoek<br />

In het Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 14<br />

van 28 mei 1998 alludeerde toenmalig minister van<br />

Onderwijs Luc Van den Bossche, in antwoord op<br />

een schriftelijke vraag over Franstalige leerlingen<br />

in West-Vlaanderen, op wetenschappelijk onderzoek<br />

omtrent de keuze van ouders in het basisonderwijs<br />

dat op dat ogenblik liep (vraag nr. 162 van<br />

27 maart 1998 van de heer Marc Olivier).<br />

Werd dit onderzoek intussen al afgerond <br />

Beschikt de minister over meer gegevens m.b.t. de<br />

redenen waarom anderstaligen voor een <strong>Vlaams</strong>e<br />

onderwijsinstelling opteren


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1134-<br />

Antwoord<br />

Het wetenschappelijk onderzoek omtrent de<br />

schoolkeuze in het basis- en secundair onderwijs<br />

werd inderdaad afgerond. De redenen waarom anderstaligen<br />

voor een <strong>Vlaams</strong>e onderwijsinstelling<br />

kiezen, waren echter niet het voorwerp van deze<br />

studie.<br />

Ik beschik dan ook niet over gegevens m.b.t. de redenen<br />

waarom een aantal Franstalige leerlingen<br />

opteert voor West-<strong>Vlaams</strong>e scholen.<br />

Vraag nr. 52<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Gezondheidseducatie – Gratis-fruitacties<br />

De Britse regering vatte in de loop van de maand<br />

november 2000 een project aan in een aantal steden<br />

waarbij aan vier- tot zesjarige kinderen op<br />

school gratis fruit ter beschikking wordt gesteld.<br />

Uitgangspunt is dat gezonde kinderjaren de basis<br />

vormen voor een goede gezondheid in het latere<br />

leven.<br />

Voor heel wat gezinnen is de toegang tot vers fruit<br />

beperkt. Vandaar dit initiatief.<br />

Is de minister op de hoogte van het project <br />

Bestaan er in het <strong>Vlaams</strong> onderwijsveld ook dergelijke<br />

initiatieven <br />

Hoe staat de minister daartegenover <br />

Antwoord<br />

Het project waar de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

naar verwijst, is mij onbekend. Mijn administratie<br />

heeft ook geen zicht op eventuele initiatieven<br />

in die zin binnen het <strong>Vlaams</strong> onderwijsveld.<br />

Dit wil niet zeggen dat er momenteel geen projecten<br />

lopen of worden uitgewerkt rond gezonde voeding.<br />

Het is immers zo dat in de eindtermen "wereldoriëntatie"<br />

een onderdeel "gezondheidseducatie"<br />

is opgenomen. Hierbij is het de bedoeling dat<br />

kinderen inzicht krijgen in het functioneren van<br />

het eigen lichaam en de natuurlijke omgeving die<br />

hen omringt, waarbij de relatie kan worden gelegd<br />

met de eigen gezondheid en gezonde leefgewoonten.<br />

Vraag nr. 53<br />

van 18 januari 2001<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Omzetting Europese regelgeving – Stand van<br />

zaken<br />

Op voorstel van de minister van Buitenlandse<br />

Zaken en de bevoegde regeringscommissarissen<br />

nam de ministerraad kennis van het derde opvolgingsrapport<br />

m.b.t. de omzetting en toepassing van<br />

het Europees recht in België. Dit verslag bespreekt<br />

meer bepaald de uitvoering van het "Actieplan<br />

omzetting".<br />

Op 15 december 2000 waren er nog slechts 106<br />

openstaande dossiers voor de omzetting van Europees<br />

recht. Bij de start van het actieplan in december<br />

1999 ging het om 181 dossiers. Dit betekent dat<br />

het aantal openstaande dossiers met 41 % gedaald<br />

is. In dezelfde periode daalde het aantal termijnoverschrijdingen<br />

van 93 naar 48. Dit betekent een<br />

daling van 49 %. Het aantal betwistingen werd teruggebracht<br />

van 88 naar 58 (- 33 %).<br />

1. Welke richtlijnen betreffende materies onder de<br />

bevoegdheid van de minister dienen nog te worden<br />

omgezet Bij welke omzettingen werden<br />

de door Europa opgelegde termijnen overschreden<br />

<br />

2. Zijn er betwistingen in de departementen waarvoor<br />

de minister bevoegd is Zo ja, hoeveel en<br />

welke <br />

3. Welke maatregelen worden genomen teneinde<br />

betwistingen en/of laattijdige omzettingen tegen<br />

te gaan <br />

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />

Antwoord<br />

Na ruggespraak met de administratie Buitenlands<br />

Beleid (departement Coördinatie) werd beslist dat<br />

vandaaruit een gecoördineerd antwoord zal worden<br />

verstrekt. Daarin zal de omzetting van Europese<br />

regelgeving in de verschillende beleidsdomeinen<br />

waarover een identieke vraag werd gesteld,<br />

worden beantwoord in zijn globaliteit, aan de hand<br />

van het opvolgingssysteem dat deze administratie<br />

bijhoudt.<br />

Ter informatie kan ik wel meedelen dat de Europese<br />

regelgeving inzake onderwijs sedert geruime tijd


-1135- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

in overeenstemming is met de bestaande EU-regelgeving.<br />

(Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden – red.)<br />

RENAAT LANDUYT<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN WERKGELEGENHEID EN TOERISME<br />

Vraag nr. 12<br />

van 14 december 2000<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Campings – Flexibiliteit arbeidsvoorwaarden<br />

In de openluchtrecreatieve sector is zeker nog<br />

plaats voor bijkomende tewerkstelling (zie "state<br />

of the union" van de Federatie Toeristische Industrie<br />

– FTI op 18 mei 1999) (Campingfederatie<br />

CKVB – Jaarboek 2000).<br />

Voorwaarde is evenwel dat de arbeidsvoorwaarden<br />

worden versoepeld.<br />

De toeristische sector – en de kampeersector bij<br />

uitstek – is namelijk seizoensgebonden en dus in<br />

grote mate afhankelijk van allerlei factoren, waaronder<br />

de weersomstandigheden. Het personeel<br />

moet zich bijgevolg steeds aanpassen aan wisselende<br />

omstandigheden, zoals drukke periodes, dode<br />

periodes, weekendwerk, werkuren buiten de normale<br />

diensturen, enzovoort.<br />

De huidige wetgeving haakt echter niet altijd even<br />

vlot in op deze specifieke noden binnen de toeristische<br />

bedrijven. Daarom zien veel uitbaters af van<br />

permanente aanwervingen.<br />

De kampeersector is dan ook vragende partij voor<br />

meer flexibele arbeidsvoorwaarden voor personeel<br />

in de toeristische sector in het algemeen en in de<br />

openluchtrecreatieve sector in het bijzonder.<br />

1. Onderkent de minister de specifieke noden<br />

rond tewerkstelling in de toeristische sector,<br />

vooral in de kampeersector <br />

2. Werd de vraag van de Campingfederatie naar<br />

een regeling voor flexibele werkvoorwaarden<br />

reeds geëvalueerd Met welke conclusies <br />

3. Op welke manier wordt hieraan eventueel tegemoetgekomen<br />

<br />

Antwoord<br />

1. De specifieke noden rond tewerkstelling in de<br />

toeristische sector werden uitvoerig geschetst in<br />

de Beleidsnota Toerisme 1999-2004 en de Beleidsbrief<br />

Toerisme 2001 (resp. Stuk 156<br />

(1999-2000) – Nr. 1 en Stuk 453 (2000-2001) –<br />

red.).<br />

De toeristische sector – en de kampeersector<br />

maakt daarop geen uitzondering – is een belangrijke<br />

en groeiende arbeidsmarkt, met als belangrijkste<br />

kenmerken de veelheid van kleine<br />

ondernemingen, het grote aandeel werkgelegenheid<br />

voor laaggeschoolden, het seizoensgebonden<br />

karakter van de werkgelegenheid en de<br />

flexibele werkuren, met een groot aandeel atypische<br />

arbeidscontracten.<br />

2. In het onderzoek naar de mogelijkheden voor<br />

een regeling van de flexibele arbeidsvoorwaarden<br />

in de sector werden volgende lacunes vastgesteld.<br />

– De federale reglementering oefent een belangrijke<br />

invloed uit op de noden van de<br />

werkgelegenheid in de sector. Het toerismebeleid<br />

is in hoofdzaak een gemeenschapsmaterie.<br />

De verdeling van bevoegdheden tussen<br />

<strong>Vlaams</strong>e en federale overheid houdt het gevaar<br />

in dat onvoldoende op de specifieke<br />

noden van de sector en van de arbeidsmarkt<br />

van elk gewest wordt ingespeeld.<br />

Het bestaan van een sectorcommissie Toerisme<br />

in de schoot van de Sociaal-Economische<br />

Raad voor Vlaanderen (SERV) is prioritair,<br />

wil men een overleg- en programmaplatform<br />

hebben op <strong>Vlaams</strong> niveau dat een geïntegreerde<br />

aanpak kan garanderen en de nodige<br />

adviezen en signalen kan geven over het<br />

voorwaardenscheppend beleid. Goede afspraken<br />

met de sociale partners zijn essentieel,<br />

maar het platform ontbreekt totnogtoe.<br />

– Naast tewerkstelling behoren nog diverse<br />

andere materies die de toeristische sector<br />

aanbelangen, zoals verkeer, arbeidswetge-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1136-<br />

ving, sociale zekerheid, financiën en fiscaliteit,<br />

tot de federale besluitvormingsbevoegdheden.<br />

Aangezien daardoor ook heel wat<br />

elementen van het voorwaardenscheppend<br />

beleid van belang voor toerisme federale bevoegdheid<br />

zijn gebleven, doet zich de nood<br />

voor aan een gestructureerd overlegorgaan<br />

tussen de gemeenschappen en gewesten<br />

enerzijds en de federale staat anderzijds.<br />

Ik bepleit hier het instrument van het overleg<br />

via de instelling van een interministeriële<br />

conferentie voor toerisme. Om binnen dit<br />

overleg de sociaal-economische belangen<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e toeristische sector te behartigen<br />

en voor te bereiden, kunnen de adviezen<br />

van een sectorcommissie van de SERV<br />

van groot belang zijn.<br />

3. Om de hierboven aangegeven lacunes te verhelpen,<br />

heb ik reeds volgende stappen ondernomen.<br />

– De vraag tot oprichting van een sectorcommissie<br />

Toerisme binnen de SERV : aan de<br />

SERV heb ik via een argumentatienota de<br />

oprichting van een sectorcommissie Toerisme<br />

gevraagd. Als reactie hierop heeft het dagelijks<br />

bestuur van de SERV zich principieel<br />

positief uitgesproken over de oprichting<br />

ervan.<br />

Via een interne bevraging zal op korte termijn<br />

de afbakening van de sector worden gefinaliseerd,<br />

zodanig dat de nodige afspraken<br />

tot operationalisering kunnen worden gemaakt.<br />

– De interministeriële conferentie voor toerisme<br />

: de oprichting van zulk een conferentie<br />

die het overleg en de samenwerking moet<br />

bevorderen tussen de federale staat en de<br />

gewesten en gemeenschappen, dient te gebeuren<br />

door het Overlegcomité, conform de<br />

bepalingen van artikel 31 en 31bis van de gewone<br />

wet van 9 augustus 1980 tot hervorming<br />

der instellingen.<br />

In overleg met zijn collega-ministers van<br />

Toerisme zal elkeen aan zijn respectieve minister-president<br />

vragen om de oprichting van<br />

een interministeriële conferentie te agenderen<br />

op de vergadering van het Overlegcomité<br />

Federale Staat / Gewesten en Gemeenschappen.<br />

Vraag nr. 14<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Campings – Sectoronderzoek<br />

De openluchtrecreatieve sector beklaagt zich over<br />

het gebrek aan onderzoek van de sector (Campingfederatie<br />

CKVB – Jaarboek 2000). Het tekort aan<br />

financiële middelen bij de uitbaters en bij de beroepsorganisatie<br />

zou aan de basis daarvan liggen.<br />

Een diepgaand onderzoek naar de eisen van de<br />

markt is nochtans noodzakelijk, met het oog op de<br />

ontwikkeling van de sector in al zijn aspecten : de<br />

beeldvorming over de totale economische impact<br />

van de sector, de opleiding en vorming van bedrijfsleiders,<br />

het vergelijkend onderzoek van bedrijven<br />

in binnen- en buitenland, het vergelijkend<br />

onderzoek met andere bedrijfstakken, de kennis<br />

van markt en de consumentennoden, ...<br />

De sector is dan ook vragende partij voor financiële<br />

steun vanuit Toerisme Vlaanderen voor onderzoeksprojecten.<br />

Verder wil de sector worden betrokken bij onderhandelingen<br />

terzake.<br />

1. Is de minister op de hoogte van het gebrek aan<br />

onderzoek in de sector <br />

2. Wordt eraan gedacht om vanuit Toerisme<br />

Vlaanderen onderzoeksprojecten financieel te<br />

ondersteunen <br />

3. Wordt er terzake overleg met de sector in het<br />

vooruitzicht gesteld <br />

Antwoord<br />

1. Ik wens de stelling van de Campingfederatie<br />

CKVB die wordt aangebracht door de <strong>Vlaams</strong>e<br />

volksvertegenwoordiger te nuanceren.<br />

Toerisme Vlaanderen heeft bijvoorbeeld in de<br />

loop van het jaar 2000 een grootschalig marktonderzoek<br />

uitgevoerd bij de in Vlaanderen aanwezige<br />

vakantiegangers. Het onderzoek werd<br />

gestructureerd naar macroproduct en per<br />

marktland en logiesvorm. Ook kampeertoeristen<br />

werden in het onderzoek opgenomen. Vragen<br />

inzake marktkennis en consumentennoden<br />

zullen door dit onderzoek worden ingevuld.


-1137- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Toerisme Vlaanderen voltooide in maart 1998<br />

de "Inventaris omtrent ruimtelijke spreiding,<br />

stedenbouwkundige situatie en permanente bewoning"<br />

van terreinen voor openluchtrecreatieve<br />

verblijven in Vlaanderen. Deze basisstudie<br />

bezorgde de nodige gegevens om de soms moeilijke<br />

situatie van kampeerterreinen inzake ruimtelijke<br />

ordening en permanente bewoning, op te<br />

lossen.<br />

Binnen het onderzoek "Impact van het toerisme<br />

op de economie en de werkgelegenheid"<br />

(UFSIA, 1999) van het Programma Beleidsgericht<br />

Onderzoek, werd eveneens rekening gehouden<br />

met de bestedingen van de kampeerders.<br />

2. Het marktonderzoek van Toerisme Vlaanderen<br />

zit vervat in een cyclus waarin achtereenvolgens<br />

de vakantiemarkt, de MICE-markt en de individuele<br />

zakenmarkt aanbod komen. (MICE :<br />

Meetings, Incentives, Conferences and Events –<br />

red.)<br />

Campings worden steeds opgenomen bij het onderzoek<br />

naar de vakantiemarkt. Op deze wijze<br />

zal ten minste om de drie jaar de marktinformatie<br />

worden geactualiseerd.<br />

3. Inzake marktonderzoek worden individuele ondernemers<br />

betrokken.<br />

De resultaten van het marktonderzoek zullen<br />

op gepaste wijze worden meegedeeld aan de<br />

verschillende partners in het toeristisch landschap.<br />

Vraag nr. 15<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Campings – Bewegwijzering<br />

Naar verluidt, klagen de bezoekers van kampeerterreinen<br />

geregeld over de slechte bewegwijzering,<br />

waardoor ze onnodig lang moeten zoeken en verkeerd<br />

rijden met hun caravan (Campingfederatie<br />

CKVB – Jaarboek 2000).<br />

Een en ander is het gevolg van een zeer strikte<br />

maatregel die de plaatsing van slechts twee wegwijzers<br />

toelaat. Amper twee borden, op enkele kilometers<br />

van elkaar, is niet voldoende om een kampeerterrein<br />

gemakkelijk te vinden. Dit is niet meteen<br />

een goede start voor een gastvrij onthaal in<br />

Vlaanderen.<br />

Meer wegwijzers – waarvan alleszins één aan de<br />

invalswegen – zijn onontbeerlijk om de toeristen<br />

letterlijk wegwijs te maken naar de vaak afgelegen<br />

kampeerterreinen. Het spreekt vanzelf dat de bewegwijzering<br />

op een esthetisch verantwoorde manier<br />

én in samenspraak met de lokale besturen<br />

moet gebeuren.<br />

Het zou nog gemakkelijker zijn, mocht de sector in<br />

dit verband een beroep kunnen doen op één loket<br />

per provincie, of op een dienst bevoegd voor het<br />

hele <strong>Vlaams</strong>e grondgebied.<br />

1. Werd de karige bewegwijzering naar de kampeerterreinen<br />

reeds geëvalueerd Met welk resultaat<br />

<br />

2. Welke beleidsvisie wordt gehanteerd m.b.t. de<br />

toepassing van de regelgeving rond de bewegwijzering<br />

voor de kampeersector Is terzake<br />

enige soepelheid niet aangewezen <br />

3. Werd reeds gedacht aan het oprichten van één<br />

loket per provincie of zelfs voor het <strong>Vlaams</strong>e<br />

gewest, zoals voorgesteld door de sector <br />

Antwoord<br />

1. Er gebeurde recentelijk nog geen evaluatie van<br />

dit soort bewegwijzering. De reglementering<br />

terzake is bovendien een federale bevoegdheid<br />

en is geïncorporeerd in enerzijds het koninklijk<br />

besluit van 1 december 1975 houdende algemeen<br />

reglement op de politie van het wegverkeer<br />

en anderzijds het uitvoerend ministerieel<br />

besluit van 11 oktober 1976 over de plaatsingsvoorwaarden<br />

van de verkeerstekens.<br />

Recentelijk gaf de <strong>Vlaams</strong>e regering, op voorstel<br />

van minister Stevaert en mezelf, gunstig advies,<br />

in het kader van de betrokkenheid van de<br />

gewesten bij de verkeersreglementering, aan<br />

een voorstel van belangrijke wijziging van deze<br />

besluiten waarbij de toeristische bewegwijzering<br />

wordt verbeterd. Dit houdt echter geen verband<br />

met de bewegwijzering naar logiesinfrastructuur<br />

zoals hotels of campings.<br />

2. Ik onderken het probleem van een gebrekkige<br />

signalisatie naar kampeerterreinen en heb dit<br />

ook kenbaar gemaakt tijdens een werkbezoek<br />

met de sector, op de vergadering van 21 augustus<br />

2000 met de VZW Kempen Campings.<br />

Ten gevolge daarvan gaf ik de instructie aan<br />

Toerisme Vlaanderen om een opdracht te gunnen<br />

voor een grondige evaluatie van de toeristi-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1138-<br />

sche bewegwijzering in Vlaanderen. Op de begroting<br />

van 2001 werd een bedrag ingeschreven<br />

voor deze studie.<br />

Opzet van de studie is een evaluatie van de huidige<br />

toeristische bewegwijzering en een inventaris<br />

van de knelpunten terzake. De studie dient<br />

ter zelfdertijd ook concrete voorstellen uit te<br />

werken voor een optimalisering van de toeristische<br />

bewegwijzering, in de vorm van een voorstel<br />

van aanpassing van de reglementering van<br />

het koninklijk besluit en het ministerieel besluit.<br />

Bewegwijzering van campings vanaf autosnelwegen<br />

is zeker een van de punten die worden<br />

onderzocht.<br />

3. Wat de door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

vermelde loketfunctie betreft, wacht ik op<br />

de resultaten van de studie vooraleer verdere<br />

stappen te ondernemen.<br />

Vraag nr. 16<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Campings – Verblijfsstatistieken<br />

Eén van de elementen van het kwantitatief onderzoek<br />

in de openluchtrecreatieve sector is de verzameling<br />

van verblijfsstatistieken (Campingfederatie<br />

CKVB – Jaarboek 2000). Momenteel worden,<br />

naast de toeristische statistiekopbouw door het<br />

NIS (Nationaal Instituut voor de Statistiek), ook<br />

gegevens verzameld door allerlei regionale instanties.<br />

Om de ondernemer te ontlasten van de stijgende<br />

bureaucratische beslommeringen, pleit de sector<br />

ervoor alle statistische opnames te reduceren tot<br />

één model, dat rekening houdt met alle verblijfsvormen<br />

binnen de sector.<br />

Het verzamelen van kwantitatieve en kwalitatieve<br />

gegevens vraagt uiteraard de nodige verantwoordelijkheid<br />

van alle betrokken partijen en kan het<br />

best op vrijwillige basis gebeuren, en in het kader<br />

van een breder opgezette inzameling van gegevens.<br />

Daartegenover staat dat de ondernemer exclusieve<br />

toegang tot de verzamelde gegevens zou moeten<br />

krijgen, ofwel via een geïnformatiseerd bestand,<br />

ofwel via rapportering.<br />

1. Werd de vraag om statistische registraties te reduceren<br />

tot één model reeds geëvalueerd Met<br />

welk resultaat <br />

2. Wordt eraan gedacht om de ondernemer toegang<br />

te verlenen tot deze gegevens, hetzij via<br />

een geïnformatiseerd bestand, hetzij via rapportering<br />

<br />

Antwoord<br />

1. Het is inderdaad opportuun dat de logiesverstrekkers<br />

zo min mogelijk worden gestoord met<br />

administratieve taken. Anderzijds zal er steeds<br />

een vorm van bevraging nodig zijn, willen we<br />

een sector adequaat kunnen volgen.<br />

De wettelijke basis inzake het inwinnen van<br />

verblijfsstatistieken rust momenteel bij het Nationaal<br />

Instituut voor de Statistiek. Ook binnen<br />

het NIS is men zich ervan bewust dat de kwaliteit<br />

van het ingezamelde materiaal toeneemt indien<br />

de belasting voor de ondernemer afneemt.<br />

Met het oog op een aanpassing van de huidige<br />

regelgeving werd vorig jaar binnen de Hoge<br />

Raad voor de Statistiek een werkgroep Toerisme<br />

opgericht. Ook de campingsector is uitgenodigd<br />

om aan deze werkgroep deel te nemen. De<br />

werkgroep zal verbeteringen formuleren inzake<br />

het verzamelen, verwerken en terugkoppelen<br />

van verblijfsstatistieken.<br />

Op <strong>Vlaams</strong> niveau wordt eveneens nagedacht<br />

over het optimaliseren van toerismestatistieken.<br />

Binnen het Programma Beleidsgericht Onderzoek<br />

(PBO) werkt het RUCA samen met de<br />

<strong>Vlaams</strong>e hogescholen voor toerisme aan de ontwikkeling<br />

van een toeristisch informatiesysteem<br />

(RUCA : Rijksuniversitair Centrum Antwerpen<br />

– red.). Ook uit dit onderzoek zullen voorstellen<br />

komen die een kwaliteitsverbetering beogen<br />

inzake verblijfsstatistieken.<br />

Op de vraag van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

van 4 september jongstleden betreffende<br />

het Toeristisch-Recreatief Informatiecentrum<br />

(vraag nr. 104) heb ik geantwoord dat<br />

beide genoemde projecten worden opgevat als<br />

voorbereidende fases voor de oprichting van<br />

een toeristisch-recreatief informatieplatform<br />

(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 4 van 1<br />

december 2000, blz. 508 – red.). De voorbije<br />

maanden heb ik in dit dossier belangrijke stappen<br />

kunnen zetten, met als resultaat dat de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering op 1 december 2000 de op-


-1139- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

richting van het Steunpunt Toerisme en Recreatie<br />

heeft goedgekeurd.<br />

2. Het Steunpunt Toerisme en Recreatie zal vooral<br />

met betrekking tot de terugkoppeling van gegevens<br />

en analyses een meerwaarde betekenen<br />

voor de sector. In het PBO-onderzoeksproject<br />

wordt aan het aspect van de terugkoppeling van<br />

gegevens aan individuele ondernemers ruim<br />

aandacht besteed. Er zal worden gezocht naar<br />

een digitale uitwisseling van gegevens.<br />

Daarnaast verspreidt Toerisme Vlaanderen<br />

sinds vorig jaar "Toerisme in Cijfers". Deze publicatie<br />

schetst omstandig de korte- en langetermijntrends<br />

van het verblijfstoerisme in Vlaanderen<br />

en België. De talrijke tabellen verschaffen<br />

de lezer gedetailleerde informatie over de evoluties<br />

qua regio, macroproduct, marktland en logiesvorm.<br />

Dit is een nieuw product dat door de<br />

studiedienst van Toerisme Vlaanderen wordt samengesteld.<br />

De terugkoppeling van informatie aan individuele<br />

ondernemers wordt zowel binnen de Werkgroep<br />

van de Hoge Raad voor de Statistiek als<br />

binnen het PBO-onderzoeksproject overwogen.<br />

Vraag nr. 17<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer MARINO KEULEN<br />

Hengelhoef Houthalen-Helchteren – Subsidiëring<br />

Vrijdag jongstleden raakte bekend dat de Christelijke<br />

Mutualiteiten (CM) het vakantiepark Hengelhoef<br />

hebben verkocht aan de federale overheid,<br />

die er 750 asielzoekers wil in onderbrengen. De<br />

verkoop heeft betrekking op de vakantiehuisjes,<br />

het congrescentrum en de cafetaria in het recreatiedomein.<br />

De vroegere eigenaar van Hengelhoef, in casu de<br />

Limburgse CM, heeft voor de uitbouw en exploitatie<br />

van het vakantiepark blijkbaar premies/subsidies<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering ontvangen in het<br />

raam van sociaal toerisme.<br />

1. Wat zijn de uitgekeerde bedragen <br />

2. Zijn alle premie- en/of subsidievoorwaarden<br />

(bv. inzake termijnen) nageleefd op het ogenblik<br />

van de onverwachte verkoop aan de federale<br />

overheid <br />

Antwoord<br />

1. Voor het volledige domein van het vakantiehuis<br />

Hengelhoef werden voor 196.166.225 frank subsidies<br />

toegekend. Hierna een overzicht.<br />

Jaar Omschrijving Bedrag<br />

Subsidies toegekend door het Commissariaat-<br />

Generaal voor Toerisme<br />

1983 Moderniseren kampeerterrein 4.650.000<br />

1982 Domein Hengelhoef – modernisering<br />

7.117.000<br />

1981 Uitbouw van het domein 8.890.000<br />

1978 Moderniseren van het oorspronkelijk<br />

gebouw Hengelhoef<br />

I 12.000.000<br />

1976 Bouw nieuw vakantiehuis<br />

Hengelhoef II 82.150.000<br />

1964 Bouw van de vakantie-inrichting<br />

2.435.700<br />

1963 Bouw van de vakantie-inrichting<br />

15.960.300<br />

1962 Oprichten van de vakantie-inrichting<br />

15.000.000<br />

Totaal 148.203.000<br />

Subsidies toegekend door het <strong>Vlaams</strong> Commissariaat-Generaal<br />

voor Toerisme<br />

1991 Verbouwingswerken fase 1 3.000.000<br />

1992 Verbouwingswerken fase 1 20.000.000<br />

1993 Verbouwen hotelstudio's 24.963.225<br />

Totaal 47.963.225<br />

Voor het jaar 2000 werd een toelage van 9 miljoen<br />

frank in het vooruitzicht gesteld door Toerisme<br />

Vlaanderen. Deze werd in extremis ingehouden.<br />

2. De toelagen toegekend vóór 1980 werden belast<br />

met een instandhouding gedurende vijftien jaar.<br />

De toelagen die vanaf 1980 werden toegekend<br />

op basis van het koninklijk besluit van 24 de-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1140-<br />

cember 1980 werden belast met een instandhouding<br />

van dertig jaar.<br />

Toerisme Vlaanderen doet het nodige om de<br />

subsidies dienovereenkomstig terug te vorderen.<br />

Ik wens er ook de aandacht op te vestigen dat de<br />

federale regering via de Rijksdienst voor Jaarlijkse<br />

Vakantie leningen heeft toegekend aan het vakantiecentrum<br />

Hengelhoef. Het betreft leningen die<br />

tegen een rentetarief van 1 of 3 % werden toegekend.<br />

Vraag nr. 18<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Verwijlintresten – Overzicht<br />

Zie :<br />

Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />

Beleid en Europese Aangelegenheden<br />

Vraag nr. 24<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer Carl Decaluwe<br />

Blz. 1234<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden.<br />

Vraag nr. 19<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer JAN LOONES<br />

<strong>Vlaams</strong>e Kust – Benaming<br />

Imagovorming is een essentieel element bij de promotie<br />

van elk product. Dit geldt vooral voor een<br />

toeristisch product zoals Vlaanderen in het algemeen<br />

en de <strong>Vlaams</strong>e toeristische regio bij uitstek :<br />

de Kust.<br />

Sinds lange tijd bestaat er grote verwarring rond de<br />

"merknaam" van onze kust. Met name over de<br />

vraag of het nu de <strong>Vlaams</strong>e Kust, dan wel de Belgische<br />

Kust betreft.<br />

De minister verklaarde in zijn antwoord op mijn<br />

actuele vraag dienaangaande zich daarbij te willen<br />

laten leiden door de zuivere principes van de marketing<br />

: "toerisme mag niet het vehikel zijn van politieke<br />

propaganda" (Handelingen nr. 9 van 9 november<br />

1999, blz. 1-2 – red.).<br />

Intussen hebben de marketingspecialisten zich<br />

over het thema gebogen, met een advies<br />

aan Toerisme Vlaanderen over de "officiële<br />

benamingen van de macroproducten"<br />

(DOC.2000/28.06/DOC.070).<br />

Dit heeft, op toelichting van de administrateur-generaal<br />

van Toerisme Vlaanderen, geleid tot volgende<br />

beslissing :<br />

"De raad van bestuur hecht zijn goedkeuring aan<br />

de hierna vermelde benamingen :<br />

voor de Kust :<br />

– Nederlands : de <strong>Vlaams</strong>e Kust – op de Nederlandse<br />

markt : Vlaanderen aan Zee ;<br />

– Frans : le littoral – op de Franse markt : le littoral<br />

belge ;<br />

– Engels : the Belgian coast ;<br />

– Duits : die Flämische Küste ;<br />

voor Groen Vlaanderen :<br />

– wordt een wervende en geschikte benaming onderzocht<br />

;<br />

voor de kunststeden :<br />

– wordt een onderzoek verricht, alsook naar het<br />

gebruik van de benaming "Flanders Art Valley".<br />

1. Onderschrijft de minister de beslissing van de<br />

raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen omtrent<br />

de benamingen voor de Kust <br />

Wordt derhalve in de toekomst, bij gebruik in<br />

het Nederlands, consequent de term "de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Kust" aangewend <br />

2. Is voor de promotie in het Engels niet veeleer<br />

een verwijzing naar "Flanders" aangewezen, in<br />

connectie met "Flanders Fields" <br />

3. Werd er reeds een "wervende en geschikte benaming"<br />

gevonden voor Groen Vlaanderen


-1141- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

4. Heeft het onderzoek naar een geschikte benaming<br />

voor de kunststeden reeds tot enig resultaat<br />

geleid <br />

Antwoord<br />

1. Ik onderschrijf de beslissing van de raad van bestuur<br />

van Toerisme Vlaanderen omtrent de benamingen<br />

voor de Kust.<br />

In de toekomst, bij gebruik in het Nederlands<br />

op de binnenlandse markt, wordt consequent de<br />

term "de <strong>Vlaams</strong>e Kust" aangewend.<br />

In het geval van brochures die zowel in Vlaanderen<br />

als in Nederland worden verspreid, wordt<br />

op de cover melding gemaakt van "Vlaanderen<br />

aan Zee". De hoofdtitel van de betrokken brochure<br />

– zoals bijvoorbeeld "Vlaanderen Vakantieland"<br />

– domineert hier echter. In de brochure<br />

is tevens sprake van "de <strong>Vlaams</strong>e kust",<br />

en in alle communicatie op de binnenlandse<br />

markt wordt altijd "de <strong>Vlaams</strong>e Kust" als<br />

"merknaam" gehanteerd.<br />

2. Bij de promotie in het Engels wordt over "the<br />

Belgian coast" gesproken, maar er is altijd een<br />

verwijzing naar "Flanders", zowel op de cover<br />

van brochures als in alle communicatie.<br />

3. Er werd nog geen wervende en geschikte benaming<br />

gevonden voor Groen Vlaanderen.<br />

Dit macroproduct wordt nu aangeduid als<br />

"<strong>Vlaams</strong>e regio's". In de communicatie worden<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regio's uiteraard wervend vermarkt<br />

naargelang de markt en de doelgroep.<br />

4. De benaming "Flanders Art Valley" voor de<br />

kunststeden werd geregistreerd bij het<br />

Benelux-merkenbureau, maar onder de huidige<br />

omstandigheden niet ingevoerd.<br />

De <strong>Vlaams</strong>e kunststeden worden ook individueel<br />

als "merk" in de communicatie vermeld, gezien<br />

hun (autonome) aantrekkingskracht en bekendheid<br />

en volgens de markt.<br />

De titels van de covers voor de wervende brochures<br />

voor 2001 voor het macroproduct<br />

"kunststeden" luiden als volgt :<br />

– Nederlands : <strong>Vlaams</strong>e kunststeden – bourgondisch<br />

genieten in Antwerpen, Brugge,<br />

Brussel, Gent, Leuven, Mechelen ;<br />

– Frans : Villes d'art en Flandre – découverte<br />

d'Anvers, Bruges, Bruxelles, Gand, Louvain<br />

et Malines ; Duits : Flanderns Kunststädte –<br />

Antwerpen, Brügge, Brüssel, Gent, Löwen,<br />

Mecheln geniessen ;<br />

– Engels : Cities for all seasons – Antwerp,<br />

Bruges, Brussels, Ghent, Leuven, Mechelen<br />

– Flanders ;<br />

– Italiaans : Le cittá d'arte fiamminghe – Anversa,<br />

Brugge, Bruxelles, Gent, Lovanio, Mechelen<br />

– l'arte di vivere ;<br />

– Spaans : Flandes – un sueño romántico.<br />

Vraag nr. 20<br />

van 11 januari 2001<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

Reïntegratie na loopbaanonderbreking – Kinderopvang<br />

Naar aanleiding van een discussie in het parlement<br />

over de problemen die rijzen als gehuwde vrouwen<br />

met kinderen zich na loopbaanonderbreking opnieuw<br />

in de vroegere werkkring willen inschakelen,<br />

antwoordde de minister dat kinderopvang een probleem<br />

blijft en dat nieuwe experimenten en initiatieven<br />

aan de gang zijn (vraag om uitleg van de<br />

heer Dirk De Cock over loopbaanonderbreking<br />

voor gehuwde vrouwen met kinderen ; Handelingen<br />

C34 van 9 november 2000, blz. 5-6 – red.).<br />

Welke experimenten en initiatieven betreft het hier<br />

en wanneer worden ze geëvalueerd <br />

Antwoord<br />

In het Enkelvoudig Programmeringsdocument van<br />

het Europees Sociaal Fonds (ESF) – doelstelling<br />

3, wordt de problematiek van de gelijke kansen<br />

man-vrouw uitgebreid beschreven.<br />

In zwaartepunt 5 van ESF-doelstelling 3 (gekoppeld<br />

aan Vesoc-middelen inzake gelijke kansen<br />

man-vrouw) kunnen projecten worden ingediend<br />

die zich richten naar de man-vrouwproblematiek<br />

(Vesoc : <strong>Vlaams</strong> Economisch en Sociaal Overlegcomité<br />

– red.). Binnen dit zwaartepunt is het evenwel<br />

de bedoeling om door middel van wetenschappelijke<br />

studies, experimenten en proefprojecten bij<br />

te dragen tot de ontwikkeling van een efficiënt arbeidsmarktgericht<br />

gelijkekansenbeleid in Vlaanderen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1142-<br />

Concreet met betrekking tot kinderopvang kunnen<br />

binnen maatregel 4 van zwaartepunt 5 projecten<br />

worden opgestart die flexibele arbeidssystemen<br />

willen ontwikkelen vanuit een genderperspectief<br />

en de voorzieningen in de vraag naar kinderopvang<br />

willen verbeteren.<br />

Het betreft hier uiteraard projectmatige werkingen<br />

die via Europese middelen mee worden gehonoreerd.<br />

Het is echter duidelijk dat er structurele oplossingen<br />

inzake de beschikbaarheid van voldoende,<br />

betaalbare en voldoende flexibele kinderopvang<br />

moeten worden uitgewerkt. Kinderopvang is<br />

een essentieel instrument voor werkzoekenden om<br />

werk te vinden en te houden. De uitbouw en betaalbaarheid<br />

van de kinderopvang is een bevoegdheid<br />

van Kind en Gezin en de minister van Welzijn.<br />

Inzake de betaalbaarheid van de opvang dienen er<br />

vooral naar de eenoudergezinnen met een laag inkomen<br />

specifieke inspanningen te gebeuren. Op<br />

korte termijn heeft de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling<br />

en Beroepsopleiding reeds in juli<br />

2000 de uitbetaling van de opvangpremies die<br />

werkzoekenden ontvangen wanneer ze een beroepsopleiding<br />

volgen, versoepeld en versneld. Er<br />

dient echter dringend een structurele oplossing te<br />

worden uitgewerkt door een aanpassing van de reguliere<br />

ouderbijdragenstelsels in het voordeel van<br />

de gezinnen met lage inkomens, waaronder vele<br />

eenoudergezinnen.<br />

Bovendien dient er samen met de lokale werkwinkels<br />

een contingent aan flexibele opvangplaatsen<br />

voor werkzoekenden te worden uitgewerkt. Ik zal<br />

inzake deze punten dan ook verder overleg plegen<br />

met de minister bevoegd voor Welzijn.<br />

In 2000 is er met betrekking tot zwaartepunt 5 een<br />

beperkte oproep gelanceerd om projecten in te<br />

dienen. Binnen zwaartepunt 5, maatregel 4, is er<br />

momenteel nog maar één project van start gegaan,<br />

namelijk het project "Family and Business audit"<br />

dat door de Vakgroep Management, Faculteit Toegepaste<br />

Economische Wetenschappen, Ufsia-<br />

RUCA, Universiteit Antwerpen, is ingediend.<br />

(Ufsia : Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius Antwerpen<br />

; RUCA : Rijksuniversitair Centrum Antwerpen<br />

– red.)<br />

Het project past binnen de ontwikkeling van een<br />

geïntegreerd beleid inzake de combinatie van het<br />

gezins- en beroepsleven en de maatschappelijke<br />

gelijkheid van mannen en vrouwen. De "Family<br />

and Business audit" is gericht op de diagnose van<br />

de emancipatie- en gezinsgerichtheid van een<br />

(meer) emancipatorische en gezinsvriendelijke arbeidsorganisatie.<br />

De basisconditie is dat gezinnen<br />

en bedrijven inspanningen leveren en er op termijn<br />

beide een voordeel aan hebben. Via deze audit wil<br />

men er dus toe komen dat er voor gezinnen en bedrijven<br />

een win-winsituatie wordt gecreëerd, zodat<br />

beide actoren erop vooruitgaan. Flexibele kinderopvang<br />

vormt maar een klein onderdeel van deze<br />

audit, maar zal zeker aan bod komen.<br />

De promotor is met betrekking tot ESF-zwaartepunt<br />

5 en Vesoc pas in december 2000 van start gegaan.<br />

Het project loopt tot maart 2002 en een tussentijdse<br />

rapportage wordt maar verwacht begin<br />

september 2001. Er is dus nog geen evaluatie van<br />

het project geweest.<br />

Op 6 februari zal zwaartepunt 5 van ESF-doelstelling<br />

3 pas officieel worden gelanceerd (omdat in<br />

2000 slechts een zeer beperkte oproep is gedaan).<br />

Het ligt dan ook binnen de verwachtingen dat in<br />

het kader van zwaartepunt 5, maatregel 4, projecten<br />

worden opgestart die concrete experimenten of<br />

proefprojecten zullen ontwikkelen inzake flexibele<br />

kinderopvang.<br />

Vraag nr. 21<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer Jan Loones<br />

Blz. 1160<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

VERA DUA<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN LEEFMILIEU EN LANDBOUW<br />

Vraag nr. 42<br />

van 6 december 2000<br />

van de heer JOS STASSEN<br />

Barbierbeek Kruibeke – Stand van zaken


-1143- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Na de zware overstromingen van september '98<br />

werd beslist om de "zwarte punten" van de Barbierbeek<br />

in Sint-Niklaas, Kruibeke en Temse aan te<br />

pakken. Ondertussen zijn we meer dan twee jaar<br />

verder en is er op het terrein nog niets gebeurd.<br />

Blijkbaar wacht hier iedereen op iedereen.<br />

– Het provinciebestuur is bevoegd voor het grootste<br />

deel van het traject van de Barbierbeek.<br />

Volgens persberichten heeft het provinciebestuur<br />

pas in november 2000 beslist om een studie<br />

over de Barbierbeek te laten uitvoeren.<br />

Deze studie zal vijftien maanden in beslag<br />

nemen en moet leiden tot de opmaak van een<br />

knelpuntennota, daarna tot een visievorming en<br />

dan tot een uitvoeringsprogramma. De provincie<br />

wijt deze late beslissing over de Barbierbeek<br />

aan de discussie over het gecontroleerd overstromingsgebied<br />

Kruibeke Bazel -Rupelmonde<br />

(GOG KBR).<br />

– De administratie Waterwegen en Zeewezen<br />

(AWZ) is op dit moment enkel klaar met het<br />

traject van de ringdijken voor het GOG KBR.<br />

Wat de inrichting en de functie en plaats van de<br />

Barbierbeek in dit GOG betreft, werden er –<br />

voorzover ik weet – nog geen beslissingen genomen.<br />

– De Barbierbeek kruist vlak voor de polder de<br />

gewestweg Temse – Kruibeke – Zwijndrecht.<br />

Bij de jongste overstromingen werd het duidelijk<br />

dat de duiker onder de gewestweg het debiet<br />

van de Barbierbeek niet aankan. Hier moet<br />

de administratie Wegen en Verkeer (AWV)<br />

worden betrokken.<br />

Voorzover ik weet, werd hier nog niets structureel<br />

ondernomen.<br />

– Gezien het verzet van het Kruibeekse gemeentebestuur<br />

tegen het GOG, zal er op een samenwerking<br />

met het gemeentebestuur omtrent de<br />

problematiek van de Barbierbeek niet moeten<br />

worden gerekend.<br />

– De enige "betrokkene" die niet wacht, is de<br />

overvloedige neerslag. Sinds september '98 is de<br />

toestand al meermaals kritiek geweest en konden<br />

overstromingen slechts op het nippertje<br />

worden vermeden.<br />

Aangezien de minister bevoegd is voor de waterproblematiek<br />

voor de niet-bevaarbare waterlopen,<br />

wil ik volgende vragen stellen.<br />

1. Wat is de precieze stand van zaken van het<br />

"dossier Barbierbeek" <br />

2. Op welke manier coördineren de diensten van<br />

de minister dit dossier <br />

3. Op welke manier wordt de gemeente Kruibeke<br />

bij dit dossier betrokken <br />

4. Wat is de verklaring voor de nutteloze vertraging<br />

<br />

5. Op welke manier kan de minister dit dossier<br />

eventueel versnellen Volgens de huidige timing<br />

moeten we wachten tot 2003 vooraleer er<br />

iets gebeurt !<br />

N.B. Een vraag over deze problematiek werd ook<br />

gesteld aan de heer Steve Stevaert, minister<br />

vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare<br />

Werken en Energie.<br />

Antwoord<br />

1, 3 en 4. Ik ben enkel bevoegd voor de onbevaarbare<br />

waterlopen van eerste categorie en ik kan<br />

in het beheer van de andere categorieën (zoals<br />

de Barbierbeek) enkel in welbepaalde – wettelijk<br />

voorgeschreven – gevallen tussenkomen.<br />

Dit dossier is dus voornamelijk de bevoegdheid<br />

van enerzijds het provinciebestuur van Oost-<br />

Vlaanderen en anderzijds AWZ. Er is samenwerking<br />

en overleg tussen de provincie, die de<br />

Barbierbeek beheert, en de afdeling Zeeschelde,<br />

die verantwoordelijk wordt bij het uitmonden<br />

in de Schelde. Gelet op de directe betrokkenheid<br />

en bevoegdheid van de administratie<br />

AWZ in dit dossier, zullen de antwoorden worden<br />

gegeven door de heer Steve Stevaert, minister<br />

vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken<br />

en Energie, die over deze aangelegenheid<br />

een gelijkaardige vraag kreeg.<br />

2 en 5. Mijn diensten, in het bijzonder de afdeling<br />

Water van de administratie Milieu-, Natuur-,<br />

Land- en Waterbeheer (Aminal), kunnen dus<br />

geen coördinerende rol vervullen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1144-<br />

Mijn administratie Aminal participeert vanuit<br />

haar diverse bevoegdheden wel in het project,<br />

overeenkomstig de beslissing van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 17 december 1999, waarbij een gezamenlijke<br />

coördinatie werd opgelegd tussen de<br />

administraties van Openbare Werken en Leefmilieu.<br />

Op die manier worden ook de aspecten<br />

van natuurontwikkeling en van integraal waterbeheer<br />

opgevolgd.<br />

Concreet is er een ambtelijke werkgroep opgericht<br />

voor de problematiek van de Barbierbeek,<br />

die terugkoppelt naar een stuurgroep met bestuurlijke<br />

verantwoordelijken. Verder is er ook<br />

een algemene stuurgroep van het project GOG<br />

Kruibeke-Bazel-Rupelmonde.<br />

De administraties (en wetenschappelijke instellingen)<br />

die onder mijn bevoegdheid ressorteren,<br />

zijn als volgt vertegenwoordigd in deze structuren<br />

:<br />

– ambtelijke werkgroep in verband met de<br />

Barbierbeek : afdeling Natuur ;<br />

– stuurgroep in verband met de Barbierbeek :<br />

<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij, <strong>Vlaams</strong> Landmaatschappij.<br />

De afdeling Water heeft aan het provinciebestuur<br />

gevraagd om ook deel uit te maken van<br />

de werk- en stuurgroep rond de Barbierbeek ;<br />

– algemene stuurgroep van het project GOG<br />

Kruibeke-Bazel-Rupelmonde : afdeling Natuur,<br />

Instituut voor Natuurbehoud, administratie<br />

Land- en Tuinbouw.<br />

Voor de volgende vergadering van de algemene<br />

stuurgroep werden ook de <strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij<br />

en de afdeling Bos en Groen uitgenodigd.<br />

(Antwoord Steve Stevaert : Bulletin van Vragen en<br />

Antwoorden nr. 8 van 16 februari 2001, blz. 1000 –<br />

red.)<br />

Vraag nr. 45<br />

van 6 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Rioolwaterzuiveringsinstallaties – Kikkerplannen<br />

Aquafin stelt jaarlijks vast dat amfibieën (kikkers,<br />

padden en salamanders) aanspoelen op de rioolwaterzuiveringsinstallaties<br />

(RWZI) of pompinstallaties.<br />

Dit is een vreemde vaststelling en het wijst op<br />

knelpunten in de rioleringsstelsels.<br />

De verklaring voor dit fenomeen wordt gezocht in<br />

de grachten en poelen in landelijk gebied die aansluiten<br />

op de collectoren via rioolinlaten, en in het<br />

hemelwater in het rioolwater. Die vermenging leidt<br />

tot een vermindering van het zuiveringsrendement.<br />

In 1998 werd in het zuiveringsgebied rond Brugge<br />

van start gegaan met een onderzoek naar de relatie<br />

tussen het aantal kikkeraanspoelingen en het aantal<br />

rioolinlaten. De resultaten van dit onderzoek<br />

leidden tot een "kikkerplan", waarin oplossingen<br />

naar voren werden geschoven om de knelpunten in<br />

dit zuiveringsgebied aan te pakken.<br />

1. Kan de minister een overzicht geven van de gemeenten<br />

waar dergelijk onderzoek van start is<br />

gegaan <br />

2. In welke fase bevindt dit onderzoek zich en wat<br />

zijn de resultaten <br />

3. In welke mate moeten de gemeenten opdraaien<br />

voor deze aanpassingswerken <br />

Antwoord<br />

1. In het verleden werd onze waterzuiveringsinfrastructuur<br />

op een zodanige wijze ontworpen<br />

dat te veel zuiver water naar het zuiveringsstation<br />

wordt vervoerd.<br />

Door het concept van de gemengde stelsels<br />

worden zowel afvalwater als regenwater gravitair<br />

naar het laagste punt afgevoerd. Het gevolg<br />

is dat veel RWZI's sterk biologisch onderbelast<br />

zijn en dat bij piekdebieten (hevige regenval) de<br />

rioleringen het vele water niet meer kunnen<br />

verwerken en hierdoor de aanleiding zijn van<br />

overstromingen.<br />

De heroriëntering van het waterzuiveringsbeleid<br />

dat momenteel op stapel staat, heeft als<br />

doel dergelijke problemen in de toekomst te<br />

vermijden en een oplossing te geven aan de huidige<br />

situatie.<br />

Projectmatig worden door de NV Aquafin kikkerplannen<br />

voor een RWZI opgemaakt om de<br />

negatieve gevolgen van de verdunning van het<br />

afvalwater recht te zetten. Verder heeft de NV


-1145- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Aquafin in samenwerking met de <strong>Vlaams</strong>e MIlieumaatschappij<br />

(VMM) onderzoeksprocedures<br />

lopende om de oorzaken van de sterke verdunning<br />

en onderbelasting van bepaalde RW-<br />

ZI's na te gaan.<br />

De publiciteit die door de N.V. Aquafin aan de<br />

kikkerplannen werd gegeven had de bedoeling<br />

om de bevolking te informeren over het grote<br />

ecologische belang van de voorgestelde projecten<br />

en om het maatschappelijk draagvlak voor<br />

de noodzakelijke investeringen te vergroten.<br />

Dit duwtje in de rug voor de betrokken gemeentebesturen<br />

kan de uitvoering van de projecten<br />

bespoedigen. Daarnaast kunnen dergelijke<br />

sensibiliseringscampagnes ook de versnelde<br />

uitvoering ten goede komen van de actieprogramma's<br />

die voortvloeien uit de bovenvermelde<br />

"onderzoeksprocedures naar verdunning en<br />

onderbelasting". In de zuiveringsgebieden De<br />

Klinge en Brugge spoelen de meeste amfibieën<br />

aan. Beide kikkerplannen van de NV Aquafin<br />

zijn gekenmerkt door de aandacht voor het<br />

kleinste detail. Hierdoor hebben ze een grotere<br />

kans op slagen.<br />

De inhoud van een kikkerplan en een onderzoeksprocedure<br />

is vrijwel identiek, met die uitzondering<br />

dat in een onderzoeksprocedure ook<br />

aandacht wordt besteed aan de oorzaken van<br />

onderbelasting, en niet enkel aan de oorzaken<br />

van verdunning. Bij beide initiatieven wordt er<br />

gespeurd naar de aansluiting van "zuiver" water<br />

op het rioleringsstelsel en worden er besprekingen<br />

met de betrokken instanties gevoerd om dit<br />

te verhelpen. Via de aansluiting van grachten<br />

(één van de belangrijke oorzaken van de verdunning)<br />

worden in een aantal gevallen amfibieën<br />

aangevoerd naar de RWZI, vandaar de<br />

benaming "kikkerplan" van de NV Aquafin.<br />

Een dergelijke onderzoeksprocedure wordt opgestart<br />

indien bij de influentbemonsteringen in<br />

het kader van de oplevering van nieuwe of vernieuwde<br />

installaties of in het kader van de routinematige<br />

bemonsteringen, blijkt dat de<br />

BZV-concentratie (biologisch afbreekbare fractie)<br />

van het influent lager is dan 100 O2/l (O2 :<br />

zuurstof – red.). Voor de volgende RWZI's is<br />

reeds een dergelijke procedure uitgevoerd of is<br />

deze lopende :<br />

– RWZI Nevele-Landegem ; RWZI Maldegem ;<br />

RWZI Neerijse ; RWZI Erps-Kwerps ;<br />

– RWZI Galmaarden ; RWZI Peer ; RWZI<br />

Stekene ; RWZI Vleteren ; RWZI Aalbeke ;<br />

RWZI Houthalen-centrum ; RWZI Blaasveld<br />

; RWZI Lede ; RWZI Wimmertingen ;<br />

RWZI Wommelgem ; RWZI Lier ;<br />

– RWZI Achel ; RWZI Hoegaarden ; RWZI<br />

Houthalen-Oost ; RWZI Kermt ; RWZI Berlaar<br />

;<br />

– RWZI Helkijn ;<br />

– RWZI Overschelde ; RWZI Geraardsbergen ;<br />

RWZI Roesbrugge; RWZI Eksel ; RWZI<br />

Kortemark ;<br />

– RWZI Wetteren ; RWZI Zolder ; RWZI<br />

Kluisbergen ; RWZI Riksingen ; RWZI<br />

Neervelp ;<br />

– RWZI Sint-Maria-Lierde ; RWZI Eke.<br />

Het moge duidelijk zijn dat de verdunning en<br />

onderbelasting van RWZI's geen zeldzaam<br />

fenomeen is in Vlaanderen.<br />

De oorzaak hiervan is dat de bestaande rioleringsinfrastructuur<br />

(van vóór 1991) tot doel had<br />

zowel de vuilvracht als het regenwater, oppervlaktewater<br />

en grondwater zo snel mogelijk te<br />

evacueren (gemengde stelsels) en dat in veel gevallen<br />

grachten en beken zijn ingebuisd, waarna<br />

ze als "riool" zijn gaan fungeren, niettegenstaande<br />

zij nog een heel belangrijke afvoerfunctie<br />

voor hemel-, grond- en oppervlaktewater behouden<br />

hebben. Bij de inhaaloperatie gestart in<br />

1991 (oprichting Aquafin) werden de aldus ontstane<br />

gecentraliseerde lozingspunten opgenomen<br />

door de nieuwe collectoren en naar de (te<br />

bouwen) RWZI getransporteerd.<br />

Gezien de dwingende termijnen in de Europese<br />

richtlijn "stedelijk afvalwater" heeft men deze<br />

lozingspunten opgenomen. Anders zouden ook<br />

meer polluenten in het milieu terechtkomen.<br />

Gebreken aan de zuiveringsinfrastructuur worden<br />

via terreinbezoeken door de VMM en via<br />

studies geïnventariseerd. Deze vormen de basis<br />

voor overleg met de betrokken actoren en voor<br />

de definiëring van nieuwe projecten of acties.<br />

2. Wat de onderzoeksprocedures betreft, zou het<br />

te ver leiden om voor elk van de hierboven vermelde<br />

RWZI's een stand van zaken weer te<br />

geven. Indien gewenst, kan deze wel worden opgegeven.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1146-<br />

Algemeen kan wel worden gesteld dat een onderzoeksprocedure<br />

start met een rioolbemonsteringscampagne.<br />

Op basis van de resultaten<br />

van deze campagnes worden de meest verdunde<br />

strengen bepaald waarop het veldonderzoek<br />

zich zal concentreren. Uit dit veldonderzoek<br />

komen een aantal pijnpunten naar voor, waarna<br />

de te ondernemen acties en de actoren worden<br />

bepaald. Na de omschrijving van de projecten<br />

en de duiding van de verantwoordelijke actoren<br />

worden de onderzoeksprocedures opgeschort<br />

tot na de uitvoering van de projecten. Na de uitvoering<br />

van de projecten wordt er een evaluatievergadering<br />

gehouden waarbij wordt nagegaan<br />

of de uitgevoerde werken een voldoende<br />

oplossing bieden voor de problematiek.<br />

Het resultaat van een onderzoeksprocedure is<br />

een lijst van punten waar niet-verontreinigd<br />

water in de riolering terechtkomt (de zogenaamde<br />

parasitaire debieten) en een inventaris<br />

van de oorzaken van onderbelasting.<br />

In grote lijnen kunnen de vaststellingen als<br />

volgt worden onderverdeeld :<br />

oorzaken van biologische onderbelasting<br />

– aanwezigheid van septische putten in zuiveringszone<br />

A ;<br />

– ontoereikende aansluiting van de woningen<br />

op de bestaande riolering ;<br />

– bezinking en afbraak in het rioleringsstelsel ;<br />

– gebreken in het rioleringsstelsel (verstoppingen,<br />

obstructies, niet-verwijderde voorlopige<br />

afsluitmuurtjes) ;<br />

– verkeerde werking van overstorten ;<br />

bronnen van permanente hydraulische verdunning<br />

– aansluiting van waterlopen op de riolering ;<br />

– aansluiting van drainages op de riolering ;<br />

– aansluiting van industrieel verdund en/of gezuiverd<br />

afvalwater ;<br />

– verkeerd werkende overstorten ;<br />

bronnen van tijdelijke hydraulische verdunning<br />

– aansluiting van baangrachten ;<br />

– aansluiting van grote verharde oppervlakten ;<br />

– verkeerde werking van overstorten.<br />

Stand van zaken en specifieke vaststellingen kikkerplan<br />

Brugge<br />

Vastgesteld werd dat niet enkel op de RWZI<br />

van Brugge amfibieën toestromen, maar eveneens<br />

op het pompstation Rijselsestraat in Sint-<br />

Michiels. Daarom werd het ganse riolerings- en<br />

collectorstelsel van de deelgemeenten Loppem,<br />

Veldegem en Zedelgem van de gemeente Zedelgem<br />

geïnspecteerd op aangesloten grachten<br />

en andere knelpunten.<br />

Een rapport met een zeer gedetailleerde inventarisatie<br />

van knelpunten en mogelijke technische<br />

oplossingen werd bezorgd aan de gemeente<br />

Zedelgem. Het rapport werd toegelicht op 16<br />

maart 2000. In een opvolgingsvergadering van 4<br />

mei 2000 werden de knelpunten vertaald naar<br />

een dertigtal actiepunten, waarvoor meestal een<br />

concrete timing werd afgesproken.<br />

Het belangrijkste probleem bestaat uit de noodzaak<br />

tot onteigeningen bij de herwaardering<br />

van het deels gedempte grachtenstelsel. De inventarisatie<br />

resulteerde ook in de definiëring<br />

van zes actiepunten met betrekking tot de exploitatie<br />

door de NV Aquafin. Bovendien werd<br />

hierdoor de frequentie van de controles door<br />

haar mobiele onderhoudsploegen gewijzigd.<br />

In navolging van de studie in Zedelgem, werd<br />

inmiddels een soortgelijke inventarisatie in Sijsele<br />

en Damme afgerond. Deze studie dient<br />

echter nog te worden besproken met de gemeente<br />

Damme.<br />

Stand van zaken en specifieke vaststellingen kikkerplan<br />

De Klinge<br />

In het zuiveringsgebied De Klinge (gemeente<br />

Sint-Gillis-Waas) werden naast kleinere knelpunten<br />

een tiental problemen vastgesteld, waaronder<br />

drie belangrijke inlaten van grachten op<br />

de riolering. Bovendien kan 's winters een waterloop<br />

in de riolering stromen via overstorten.<br />

Een aantal inlaten kon onmiddellijk door de gemeente<br />

worden afgedicht, maar voor andere gevallen<br />

is de oplossing niet voor de hand liggend<br />

en zijn meer omvangrijke werken noodzakelijk.<br />

Na overleg tussen de NV Aquafin, de gemeente<br />

en het polderbestuur werden saneringsprojec-


-1147- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

ten gedefinieerd en afspraken gemaakt rond de<br />

timing en financieringsmogelijkheden ervan.<br />

Ook hier bestaat het grootste probleem in de<br />

heraanleg van gedempte delen van het grachtenstelsel.<br />

3. In grote lijnen wordt het principe gehuldigd dat<br />

de beheerder van de leiding waarop een parasitair<br />

debiet is vastgesteld, de kosten voor de aanpassing<br />

van de leiding op zich dient te nemen.<br />

In de praktijk betekent dit dat de gemeente, als<br />

beheerder van het gemeentelijk rioleringsstelsel,<br />

meestal wordt verzocht een aantal aanpassingswerken<br />

uit te voeren. De VMM definieert<br />

in dit geval, met prioriteit, een optimalisatieproject<br />

voor de betrokken gemeente op het subsidiëringsprogramma<br />

voor gemeentelijke riolering<br />

(subsidie tot 75 % van het rioleringsdeel).<br />

De gemeente wordt dan verzocht dit project te<br />

ondertekenen en uit te voeren.<br />

Anderzijds zijn er in een aantal gevallen ingrepen<br />

noodzakelijk aan het bovengemeentelijk<br />

stelsel (voornamelijk plaatsen van terugslagkleppen<br />

op bovengemeentelijke overstorten).<br />

Deze ingrepen worden door de NV Aquafin uitgevoerd.<br />

Grotere ingrepen, waaronder afkoppelen van<br />

waterlopen van categorie 2, zijn in een aantal<br />

gevallen opgenomen in het investeringsprogramma.<br />

Tot slot worden in enkele gevallen ook acties<br />

verwacht van derden. Het kan hier gaan over<br />

particulieren (bv. aansluiten overlopen van<br />

privé-vijvers) en andere overheden (AWV, provinciebesturen,<br />

AWZ, polderbesturen,...<br />

Vraag nr. 50<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer JOHAN DE ROO<br />

Waterzuivering – Samenwerking met Nederland<br />

Verscheidene <strong>Vlaams</strong>e steden en gemeenten grenzen<br />

aan Nederland. Met betrekking tot het aansluiten<br />

van riolering wordt er vaak gedacht aan grensoverschrijdende<br />

samenwerking met Nederland<br />

omdat het meer nabijgelegen is, er vaak geen onderdoorboringen<br />

nodig zijn en deze bijkomende<br />

capaciteit bespreekbaar is, wat inzake aanleg een<br />

grote besparing zou inhouden.<br />

Uit gesprekken met Nederlandse steden en gemeenten<br />

kwam de problematiek van de financiering<br />

ter tafel. Momenteel wordt in Nederland een<br />

systeem van heffingen gehanteerd waarbij particulieren<br />

als onderhoudskosten jaarlijks een bepaald<br />

bedrag betalen. In Vlaanderen bestaat er ook een<br />

systeem van heffingen die door VMM (<strong>Vlaams</strong>e<br />

Milieumaatschappij) worden geïnd.<br />

Werd de mogelijkheid reeds onderzocht om een regeling<br />

met Nederland uit te werken waarbij de zuivering<br />

van afvalwater voor <strong>Vlaams</strong>e woningen<br />

door hen wordt uitgevoerd en door ons wordt gefinancierd<br />

<br />

Antwoord<br />

Overeenkomstig de bestaande wetgeving terzake<br />

vestigt en int de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij de<br />

afvalwaterheffing bij elke natuurlijke of rechtspersoon<br />

die op het grondgebied van het <strong>Vlaams</strong>e gewest<br />

water heeft afgenomen van het waterdistributienet,<br />

over een eigen waterwinning beschikt, of<br />

water heeft geloosd, ongeacht de herkomst van het<br />

water en de plaats waar het afvalwater wordt gezuiverd.<br />

Hierop zijn geen uitzonderingen.<br />

Momenteel bestaan er een tweetal overeenkomsten<br />

tussen de NV Aquafin en de Nederlandse waterstaten<br />

in verband met de financiering van de<br />

zuivering van afvalwater afkomstig uit België.<br />

Het betreft volgende projecten :<br />

1. Het afvalwater van Kanne, een deelgemeente<br />

van Riemst, wordt in Maastricht gezuiverd en<br />

de zuivering wordt betaald door het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />

volgens de overeenkomst afgesloten met<br />

het Zuiveringschap Limburg.<br />

De financiering van de persleiding naar Maastricht<br />

gebeurde door het <strong>Vlaams</strong> Gewest en<br />

werd gedeeltelijk gesubsidieerd door Interreg<br />

(Europese Gemeenschap).<br />

2. Het afvalwater van woningen in Baarle-Hertog<br />

wordt afgevoerd naar Baarle-Nassau.De zuivering<br />

wordt betaald aan het Hoogheemraadschap<br />

West-Brabant door tussenkomst van de NV<br />

Aquafin, die optreedt als rechtsopvolger van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij.<br />

Vraag nr. 51<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer PATRICK LACHAERT<br />

Natuurreservaten – Erkenning en subsidiëring


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1148-<br />

In uitvoering van het decreet van 27 oktober 1997<br />

op het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, inzonderheid<br />

in uitvoering van de artikelen 36 en 44,<br />

werd op 29 juni 1999 het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering goedgekeurd houdende de vaststelling<br />

van de voorwaarden voor de erkenning van natuurrreservaten<br />

en van terreinbeherende natuurverenigingen<br />

en houdende de toekenning van subsidies.<br />

Hoofdstuk III, afdeling 2 van dit besluit regelt de<br />

subsidiëring van de huur, het beheer en het toezicht,<br />

de eerste inrichting, de monitoring, de uitzonderlijk<br />

éénmalige inrichtingen en de openstelling in<br />

erkende natuurreservaten voor private personen<br />

en privaatrechtelijke rechtspersonen.<br />

Hoofdstuk II, afdeling 2 van dit besluit voorziet in<br />

een subsidiëring van de aankoop van gebieden.<br />

1. Voor welke natuurdoeltypes en oppervlakten<br />

per reservaat werden tot op heden subsidies<br />

aangevraagd en uitgekeerd volgens de bepalingen<br />

van dit besluit <br />

2. Hoeveel natuurreservaten en voor welke oppervlakten<br />

werden reeds erkend volgens de bepalingen<br />

van dit besluit <br />

Waar zijn ze gelegen en wat is de perimeter die<br />

is afgebakend <br />

Antwoord<br />

1. Het beheer van de erkende natuurreservaten<br />

wordt, conform artikel 17 van het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 29 juni 1999, gesubsideerd<br />

op basis van de actuele aanwezige natuurtypes<br />

die passen binnen een vooropgesteld natuurstreefbeeld,<br />

en zeker niet op basis van de<br />

natuurdoeltypes.<br />

Deze actuele natuurtypes worden in vier verschillende<br />

subsidieklassen ingedeeld, namelijk :<br />

– een klasse A van 20.000 fr./ha/jaar,<br />

– een klasse B van 13.000 fr./ha/jaar,<br />

– een klasse C van 6.000 fr./ha/jaar,<br />

– een klasse D van 2.000 fr./ha/jaar.<br />

De natuurtypes die in deze subsidieklassen<br />

voorkomen, staan vermeld in het besluit. Natuurtypes<br />

die niet voorkomen in het besluit<br />

worden bijgevolg niet gesubsideerd. De beheerssubsidies<br />

zoals vermeld in dit besluit zullen<br />

een eerste maal worden uitbetaald in het<br />

voorjaar 2001 voor het beheer van het voorbije<br />

werkjaar 2000.<br />

Van de momenteel 5.151 ha erkend natuurreservaat<br />

– komt 3.911 ha in aanmerking om te worden gesubsideerd<br />

op basis van de actuele natuurtypes :<br />

361 ha in klasse A, 2.473 ha in klasse B, 637 ha<br />

in klasse C, 261 ha in klasse D ;<br />

– bezit 179 ha erkend natuurreservaat een actueel<br />

natuurtype dat niet wordt gesubsideerd ;<br />

– wordt de overblijvende 1.240 ha erkend natuurreservaat<br />

momenteel nog steeds forfaitair gesubsideerd,<br />

conform artikel 27, § 2 van het besluit,<br />

op basis van het vroegere besluit (koninklijk<br />

besluit van 3 februari 1981) tegen 6.000<br />

fr./ha/jaar.<br />

2. Na het van kracht worden van het besluit van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering van 29 juni 1999 werden 63<br />

dossiers voor de erkenning, de uitbreiding en de<br />

hernieuwing van de erkenning van private natuurreservaten<br />

afgehandeld.<br />

Hiervan werden 46 dossiers op basis van de<br />

oude procedure voor erkenning (cf. het KB van<br />

3 februari 1981 en artikel 27, § 3 van het besluit<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 29 juni 1999)<br />

goedgekeurd (4 in de provincie Antwerpen, 6 in<br />

Limburg, 3 in Oost-Vlaanderen, 12 in <strong>Vlaams</strong>-<br />

Brabant, en 3 in West-Vlaanderen) omdat ze<br />

reeds waren ingediend voor het van kracht worden<br />

van de nieuwe erkenningsprocedure. Deze<br />

dossiers bestonden onder andere uit de erkenning<br />

van 28 nieuwe natuurreservaten met een<br />

totale oppervlakte van 286 ha en een voorkoopperimeter<br />

van 1.464 ha, en 15 uitbreidingen van<br />

bestaande natuurreservaten met een oppervlakte<br />

van 152 ha.<br />

De overige 17 dossiers werden goedgekeurd<br />

volgens de nieuwe erkenningsprocedure van het<br />

besluit van 29 juni 1999. Van deze 17 dossiers<br />

werden 3 nieuwe natuurreservaten erkend (gelegen<br />

in de provincie Oost-Vlaanderen) met<br />

een oppervlakte van 10 ha en een voorkoopperimeter<br />

van 96 ha, en werden 12 reeds erkende<br />

natuurreservaten uitgebreid met een oppervlakte<br />

van 95 ha.<br />

Vraag nr. 52<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Individuele waterzuivering – Stand van zaken


-1149- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

In opvolging van mijn schriftelijke vraag nr. 198<br />

van 11 mei 2000 in verband met het beleid inzake<br />

waterzuivering zou ik de minister graag volgende<br />

vragen stellen (Bulletin van Vragen en Antwoorden<br />

nr. 16 van 30 juni 2000, blz. 160 – red.).<br />

1. Gemeenten die de optie 10 van het milieuconvenant<br />

2000-2001 hebben ondertekend, verbinden<br />

zich ertoe om op hun grondgebied een premiestelsel<br />

uit te werken voor de installatie van<br />

individuele waterzuivering. Deze optie van het<br />

gemeentelijk milieuconvenant 2000-2001 kon<br />

tot begin november worden onderschreven.<br />

Hoeveel en welke gemeenten hebben deze<br />

optie 10 uiteindelijk onderschreven <br />

2. Een studieopdracht werd uitbesteed om de<br />

haalbaarheid van de afkoppeling van regenwater<br />

bij privé-woningen na te gaan.<br />

Aan wie werd deze studieopdracht gegund,<br />

voor welk bedrag en wat is de stand van zaken<br />

in het onderzoek <br />

3. De minister kondigde ook een aantal proefprojecten<br />

aan voor dit najaar.<br />

Waar zijn deze proefprojecten gesitueerd en<br />

welke vormen van individuele waterzuiveringsinstallatie<br />

worden er getest <br />

Antwoord<br />

1. Op 31 december 2000 hebben 230 gemeenten<br />

de optie 10 van het gemeentelijk milieuconvenant<br />

2000-2001onderschreven. De lijst met de<br />

gemeenten die optie 10 ondertekenden, kan<br />

worden opgevraagd bij de administratie Milieu-,<br />

Natuur-, Land- en Waterbeheer.<br />

Door 79 van deze gemeenten werd een aanvraagdossier<br />

ingediend dat een gunstig advies<br />

kreeg. Op basis van de goedgekeurde aanvragen<br />

werd in totaal 12.809.334 frank gereserveerd<br />

voor optie 10 voor het jaar 2000.<br />

Indien dit totaalbedrag wordt verdeeld, betekent<br />

dit een kredietreservering van 10.868.197<br />

frank voor het deel A (regenwaterputten) en<br />

een kredietreservering van het resterende<br />

gedeelte, of 1.941.137 frank, voor het deel B<br />

(KWZI's) van optie 10. (KWZI : kleinschalige<br />

waterzuiveringsinstallatie – red.)<br />

2. De studieopdracht met betrekking tot de haalbaarheid<br />

van afkoppeling van hemelwater bij<br />

privé-woningen werd om budgettaire redenen<br />

pas begin januari 2001 door de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij<br />

gegund, en wel aan de Groep Planning,<br />

voor een bedrag van 1,7 miljoen frank.<br />

Momenteel bevindt het project zich dus in de<br />

opstartfase. Het heeft een looptijd van 150 kalenderdagen.<br />

3. Eind 2000 werd door de afdeling Water en de<br />

NV Aquafin in samenwerking met de stad Geel<br />

een proefproject opgestart met betrekking tot<br />

het afkoppelen van regenwater bij privé-woningen<br />

("Afkoppelen van regenwater uit de private<br />

riolering bij 160 woningen in de Borgeleien en<br />

Mosselgoren te Geel met specifieke aandacht<br />

voor infiltratie ter plaatse"). Het project wordt<br />

gefinancierd in het kader van de uitvoering van<br />

actie 72 van het <strong>Vlaams</strong> Milieubeleidsplan 1997-<br />

2001.<br />

De opening van offertes (openbare aanbesteding)<br />

had plaats op 31 oktober 2000. De laagste<br />

regelmatige bieding door Wegenbouw Sterckx<br />

uit Geel, voor een bedrag van 12.111.010 frank<br />

(incl. BTW), werd inmiddels goedgekeurd.<br />

Tijdens de eerste maanden van 2001 zullen een<br />

aantal informatievergaderingen plaatsvinden en<br />

zal een stuurgroep worden samengesteld voor<br />

de begeleiding van het project. De eigenlijke<br />

werken zullen vermoedelijk aanvangen rond<br />

mei-juni 2001.<br />

Het proefproject past in het onderzoek naar de<br />

scheiding tussen hemelwater en afvalwater op<br />

huisniveau, in combinatie met een project van<br />

kleinschalige zuivering. Voor het project Geel –<br />

Mosselgoren is daarom ook een kleinschalige<br />

waterzuivering opgenomen op het investeringsprogramma<br />

van het gewest. De gemeente plant<br />

de aanleg van riolering.<br />

Vraag nr. 53<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Kleinschalige waterzuivering – Kortrijk-Roeselare-<br />

Tielt<br />

Het arrondissement Tielt heeft een landelijk karakter,<br />

in tegenstelling tot de andere delen van het arrondissement<br />

Kortrijk-Roeselare. Uit vorige schriftelijke<br />

vragen en interpellaties is gebleken dat de<br />

zuiveringsgraad in het plattelandsgebied rond Tielt


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1150-<br />

veel lager scoort dan de zuiveringsgraad in de rest<br />

van het arrondissement.<br />

Aquafin gaat ervan uit dat in zeer landelijke gebieden<br />

grootschalige waterzuiveringsprojecten financieel<br />

niet realiseerbaar zijn en ook geen rendement<br />

zouden halen. Vandaar dat voor deze landelijke gebieden<br />

veeleer de kaart van de kleinschalige waterzuivering<br />

wordt getrokken.<br />

1. Welke kleinschalige waterzuiveringsprojecten<br />

werden voor de volgende jaren geprogrammeerd<br />

in het arrondissement Tielt <br />

2. Welke middelen werden hiervoor ingeschreven<br />

<br />

3. Werden door bepaalde gemeenten in dit arrondissement<br />

KWZI-subsidiedossiers (kleinschalige<br />

waterzuiveringsinstallatie) ingediend bij de<br />

VMM (<strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij) <br />

Antwoord<br />

Ik ben van plan de komende jaren een nieuwe impuls<br />

aan het waterzuiveringsbeleid in Vlaanderen<br />

te geven.<br />

Afgelopen jaren heeft het gros van de bovengemeentelijke<br />

investeringen, met andere woorden de<br />

Aquafin-projecten, zich vooral op het stedelijk gebied<br />

toegespitst. Dit was noodzakelijk, gezien de<br />

dwingende termijnen die Europa aan Vlaanderen<br />

oplegt met betrekking tot de naleving van de Europese<br />

richtlijn "zuivering stedelijk afvalwater". De<br />

komende jaren zal de aandacht vooral naar het<br />

buitengebied dienen uit te gaan. Wegens de verspreide<br />

bebouwing in het landelijke gebied is het<br />

vanuit technisch en financieel oogpunt dikwijls niet<br />

aangewezen om de afvalwaters via de grootschalige<br />

aanpak te collecteren en centraal in een RWZI<br />

te zuiveren (RWZI : rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />

– red.). Andere oplossingen zijn hier noodzakelijk.<br />

Daarom zal er in deze gebieden onder andere een<br />

sterke klemtoon komen te liggen op de scheiding<br />

van afval- en hemelwater. Het gescheiden opvangen<br />

en afvoeren van beide waterstromen moet er<br />

in de toekomst voor zorgen dat de zuiveringsinfrastructuur<br />

kleiner kan worden gedimensioneerd.<br />

Hierdoor zal het mogelijk worden om in deze gebieden<br />

waar de collecterings- en zuiveringskosten<br />

per inwoner volgens de klassieke aanpak te hoog<br />

oplopen, te kiezen voor decentrale oftewel kleinschalige<br />

waterzuivering.<br />

1. In het arrondissement Tielt werden door het<br />

<strong>Vlaams</strong> Gewest (Aquafin) naast de grootschalige<br />

RWZI's volgende kleinschalige installaties op het<br />

investeringsprogramma geprogrammeerd : de<br />

RWZI Oeselgem en de RWZI Dentergem.<br />

Door de <strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij werd door<br />

middel van een ruilverkavelingsproject in een<br />

KWZI van 420 IE voorzien in Markegem (Dentergem).<br />

2. De RWZI Oeselgem werd ingeschreven op het<br />

programma 2001 met een capaciteit van 1.200<br />

inwonersequivalenten (IE). Samen met de<br />

noodzakelijke verbindingsriolering werd hiervoor<br />

31,9 miljoen frank uitgetrokken.<br />

De RWZI Dentergem werd ingeschreven op<br />

het programma 2004-2006 met een capaciteit<br />

van 1.600 inwonersequivalenten.<br />

Samen met de noodzakelijke verbindingsriolering<br />

werd hiervoor 31,6 miljoen frank uitgetrokken.<br />

3. Er werd bij de VMM geen subsidiedossier met<br />

betrekking tot kleinschalige waterzuiveringsprojecten<br />

ingediend afkomstig van een gemeente<br />

in het arrondissement Tielt.<br />

Vraag nr. 54<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Kalmthoutse Heide – Werken<br />

Momenteel voert de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap werken<br />

uit op de Kalmthoutse Heide om de oorspronkelijke<br />

vegetatie te vrijwaren en om het landschap<br />

in zijn oorspronkelijke staat te herstellen. Deze<br />

werken gaan gepaard met het afplaggen van grote<br />

grasgebieden, het rooien van bossen, het uitbaggeren<br />

van vennen en het dempen van grachten.<br />

Het gevolg van al deze werkzaamheden is dat de<br />

zandwegen kapotgereden zijn, de wandelpaden<br />

herschapen in slijk en grote plassen, er her en der<br />

stapels afgeplagde grond en boomresten liggen en<br />

het water niet meer weg kan. De Kalmthoutse<br />

Heide is langzaam herschapen in een echte bouwwerf<br />

en deze toestand is onaanvaardbaar aan het<br />

worden.<br />

1. Wat is de juiste bedoeling van de werken Wat<br />

houden ze in Welke werken dienen voor dat<br />

doel in concreto te worden uitgevoerd Wanneer<br />

wordt bij benadering het vooropgestelde


-1151- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

resultaat (zoals het herkrijgen van de oorspronkelijke<br />

vegetatie) bereikt <br />

2. Wanneer zijn de werken afgerond Wanneer<br />

zijn alle werkmachines uit de Heide verdwenen<br />

Wanneer keert de rust opnieuw<br />

terug <br />

3. Wat is de kostprijs van deze werkzaamheden <br />

4. Waar worden de afgeplagde grond en de boomresten<br />

gestort Wordt er gezorgd voor de verwijdering<br />

van de afgeplagde grond en de boomresten<br />

die momenteel nog over heel de Heide<br />

verspreid liggen Zo ja, wanneer <br />

5. Talrijke wegen zijn stukgereden door de voertuigen<br />

die voornoemde werken dienen uit te<br />

voeren.<br />

Worden de wegen hersteld, de plassen gedempt<br />

en het slijk weggehaald Zo ja, wanneer <br />

6. In de verlenging van de Korte Heuvelstraat<br />

wonen nog een handvol mensen in de Kalmthoutse<br />

Heide zelf. De toegangsweg tot hun woningen<br />

bestaat uit een zandweg. Door het gebruik<br />

van die weg door voornoemde werkvoertuigen<br />

is die zandbaan herschapen in slijk en<br />

grote plassen. Het gevolg hiervan is dat die bewoners<br />

momenteel hun wagen in de verharde<br />

Korte Heuvelstraat moeten laten staan en 500<br />

meter te voet naar huis dienen te gaan.<br />

Wordt de onverharde verlenging van de Korte<br />

Heuvelstraat tot aan de huizen van deze bewoners<br />

verhard Zo neen, waarom niet <br />

7. Momenteel geldt er een verbod voor fietsers op<br />

het nieuwe blauwe pad tussen de rasters. Aangezien<br />

deze route vroeger wel degelijk openstond<br />

voor fietsers en ook nu nog aansluiting<br />

geeft op een fietsroute op Nederlands grondgebied,<br />

rijst de vraag of dit blauwe pad over een<br />

lengte van ongeveer 800 meter niet opnieuw<br />

kan worden opengesteld voor fietsers.<br />

Wordt dit in het vooruitzicht gesteld Zo neen,<br />

waarom niet <br />

8. Bovendien werden ook de mogelijkheden tot<br />

wandelen met de hond aan de leiband beperkt.<br />

Zo is dat niet langer toegelaten op de stukken<br />

waar schapen, runderen en paarden grazen.<br />

Het wandelen met hond aan de leiband veroorzaakt<br />

evenwel weinig overlast of nervositeit bij<br />

de grazers, zodat de vraag kan worden gesteld<br />

of het verbod niet kan worden opgeheven. Temeer<br />

omdat in vergelijking met één jaar geleden<br />

de mogelijkheden om te wandelen met<br />

hond al enorm zijn beperkt.<br />

Antwoord<br />

De werken in het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat De<br />

Kalmthoutse Heide die aanleiding gaven tot de<br />

vraag, werden uitgevoerd door het secretariaat-generaal<br />

van de Benelux Economische Unie als Interregproject<br />

"Grenspark De Zoom – Kalmthoutse<br />

Heide" met nummer B/95/TH3/01, en niet door<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.<br />

Het zijn uitvoeringsprojecten van het Beleidsplan<br />

Beheer en Inrichting Grenspark De Zoom –<br />

Kalmthoutse Heide 1999-2014. Het beleidsplan is<br />

zowel door de Nederlandse als de <strong>Vlaams</strong>e overheid<br />

goedgekeurd.<br />

De uitvoeringsprojecten zijn in hun concrete vorm<br />

overlegd en uitgewerkt binnen de beslissingsorganen<br />

van het Grenspark en de adviescommissie van<br />

het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat De Kalmthoutse<br />

Heide. Waar nodig werden bouwvergunningen en<br />

natuurvergunningen aangevraagd en verleend.<br />

1. De juiste bedoeling van de werken is de invulling<br />

van de bepalingen van de Europese Vogelen<br />

Habitatrichtlijn en van de Conventie van<br />

Ramsar, zijnde de internationale overeenkomsten<br />

waarvoor het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat is<br />

aangewezen.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 oktober<br />

1988 (Belgisch Staatsblad van 29.10.88)<br />

wijst 2.183 hectare van de Kalmthoutse Heide<br />

aan als integraal beschermd gebied overeenkomstig<br />

de richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud<br />

van de vogelstand, beter bekend als de<br />

Vogelrichtlijn.<br />

Bij beslissing van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14<br />

februari 1996 werd een oppervlakte van 2.061<br />

hectare van de Kalmthoutse Heide aangemeld<br />

bij de Europese Commissie in uitvoering van de<br />

Europese richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding<br />

van de natuurlijke habitats en de<br />

wilde flora en fauna, beter bekend als de Habitatrichtlijn.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1152-<br />

Via het koninklijk besluit van 27 september<br />

1984 (BS 31.10.84) werd 2.183 hectare van de<br />

Kalmthoutse Heide aangeduid als waterrijk gebied<br />

overeenkomstig de Ramsar-conventie van<br />

1975 voor het behoud van het ecologisch karakter.<br />

De werken houden het volgende in.<br />

a) Het herstel van de biotopen waarvoor het<br />

gebied is aangewezen overeenkomstig de<br />

Habitatrichtlijn : 64.1 x 31.223 – psammofiele<br />

heide met calluna- en genista-soorten ;<br />

64.1 x 35.2 – open grasland met corynephorus-<br />

en agrostis-soorten op landduinen ;<br />

22.11 x 22.31 – mineraalarme oligotrofe wateren<br />

van de Atlantische zandvlakten met<br />

amphibische vegetatie : lobelia, littorellia en<br />

isoëtes ; 22.12 x 22.31 & 22.32 – littorelliaof<br />

isoëtes-vegetatie of met eenjarige vegetatie<br />

op drooggevallen oevers (nanocyperetalia)<br />

; 33.11 – Noord-Atlantische vochtige<br />

heide met erica tetralix ; 31.2 – droge heide<br />

(alle subtypen) ; 54.6 – slenken in veengronden<br />

(rhynchosporion).<br />

b) De optimalisatie van de biotopen voor de<br />

vogelsoorten opgenomen in de bijlage 1 van<br />

de Vogelrichtlijn : wespendief, bruine kiekendief,<br />

nachtzwaluw, zwarte specht, boomleeuwerik,<br />

blauwborst.<br />

c) Het tegengaan van verdroging om het ecologische<br />

karakter van het "wetland" veilig te<br />

stellen.<br />

De deelprojecten "natuur" bestaan uit het plaggen<br />

van vergraste heide, heideherstel door het<br />

verwijderen van boomopslag en uitbreiding van<br />

het begrazingsbeheer, ingrepen die essentieel<br />

zijn om de beoogde biotopen duurzaam in stand<br />

te houden. Het deelproject "bos" hield een bestrijding<br />

van Amerikaanse vogelkers in. Met de<br />

deelprojecten "water" werden enkele stuwen<br />

geplaatst, grachten gedempt en vennen en poelen<br />

lokaal uitgeschoond en geherprofileerd, om<br />

de verdroging van het gebied tegen te gaan.<br />

De pioniersstadia kunnen zich herstellen onmiddellijk<br />

na de uitvoering van de werken, de<br />

volle ontwikkeling van de doelvegetaties kan<br />

over een periode van vijf tot vijftien jaar lopen,<br />

afhankelijk van het type en externe factoren.<br />

Voor het behoud van de gewenste broedvogelsoorten<br />

is de zonering van de recreatie eveneens<br />

een belangrijke factor.<br />

2. De werken zijn afgerond eind december 2000,<br />

met uitzondering van de afvoer van plagsel.<br />

Alle werkmachines zijn uit de Heide verdwenen<br />

sedert 15 december 2000. De rust is dus sedert<br />

15 december 2000 teruggekeerd.<br />

3. De werken voor de percelen "natuur", "bos" en<br />

"water" werden gegund voor een totaalbedrag<br />

van 704.172 euro.<br />

Aangezien de aanbesteding van toepassing is op<br />

heel het Grenspark en de werken voor een deel<br />

buiten het <strong>Vlaams</strong> reservaat plaatsvonden, is het<br />

niet mogelijk een aparte prijs op te geven voor<br />

de werken in het reservaat.<br />

4. Overeenkomstig het bestek staat de aannemer<br />

in voor de verwijdering van deze materialen.<br />

Ook wordt er gezorgd voor de verwijdering van<br />

de afgeplagde grond en de boomresten die momenteel<br />

nog over de hele heide verspreid liggen,<br />

dit wanneer de weersomstandigheden en<br />

de toestand van het terrein het toelaten.<br />

Vanwege de grote hoeveelheden neerslag is het<br />

niet mogelijk om nu af te voeren zonder schade<br />

aan te richten. Tijdens het broedseizoen (15.3<br />

tot 30.6) zijn werken in het terrein evenmin aangewezen,<br />

zodat de verdere afvoer van het plagsel<br />

vermoedelijk vanaf juli-augustus 2001 zal<br />

starten.<br />

5. Door de hoge waterstanden van de voorbije<br />

twee jaar liggen vele wegen er inderdaad nat en<br />

slijkerig bij. Deze toestand doet zich ook voor<br />

op dienstwegen en wandelwegen die niet werden<br />

gebruikt tijdens de werken.<br />

De schade aan wegen ten gevolge van de werken<br />

is redelijk beperkt. Overeenkomstig het bestek<br />

staat de aannemer in voor het herstel van<br />

tijdens de werken aangerichte schade wanneer<br />

de weersomstandigheden het toelaten. Vanwege<br />

de grote hoeveelheden neerslag is het niet mogelijk<br />

om nu het herstel uit te voeren zonder<br />

verdere schade aan te richten. Ook voor het reguliere<br />

onderhoud van de zandwegen moet<br />

worden gewacht op een voldoende droge periode.<br />

6. Er is geen verharding om volgende redenen.<br />

– De slechte berijdbaarheid momenteel is een<br />

gevolg van de grote neerslaghoeveelheden<br />

die in 2000 vielen.


-1153- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

– Niettegenstaande de aanwezigheid van een<br />

aantal plassen, is de weg nog steeds berijdbaar<br />

met een personenwagen.<br />

– Deze weg is nooit verhard geweest en er is<br />

geen wijziging van functie opgetreden.<br />

– De weg is gelegen in het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat,<br />

waar onverharde zandwegen een<br />

specifieke biotoop vormen.<br />

– De weg is gelegen in beschermd landschap<br />

waarvan onverharde wegen deel uitmaken.<br />

– Zodra de weersomstandigheden het toelaten,<br />

zal de weg worden hersteld overeenkomstig<br />

punt 5.<br />

7. De openstelling is niet opgenomen in het Beleidsplan<br />

Beheer- en Inrichting Grenspark De<br />

Zoom – Kalmthoutse Heide, om volgende redenen.<br />

– Eén van de centrale elementen in het Beleidsplan<br />

is de zonering van de recreatiedruk.<br />

In heel het Grenspark is recreatief medegebruik<br />

gericht op wandelen, met een rustgebied<br />

voor fauna en flora dat zich over Vlaanderen<br />

en Nederland uitstrekt, en een zone<br />

voor extensief recreatief medegebruik in de<br />

randzone. Het blauwe pad is één van de wandelpaden<br />

die het rustgebied doorkruisen. Er<br />

werd geopteerd voor een maximale openstelling<br />

van het reservaat voor de natuurgerichte<br />

wandelaar en een herlokalisatie van<br />

actieve recreatie.<br />

Het instellen van een fietsroute in dit rustgebied<br />

staat hier haaks op.<br />

– De aansluiting naar de fietsroute op Nederlands<br />

grondgebied is wordt gerealiseerd door<br />

de Grensparkroute voor fietsers, die buiten<br />

de centrale rustzone ligt, deels in het reservaat<br />

in de zone voor extensief recreatief medegebruik.<br />

– De voorgestelde route komt langs de Putse<br />

Moer, één van de kwetsbare vennen met<br />

broedvogels zoals dodaars en geoorde fuut,<br />

en loopt verder naar de Paalberg, waar<br />

nachtzwaluw, kleine bonte specht, boompieper,<br />

gekraagde roodstaart en boomleeuwerik<br />

broeden.<br />

Deze soorten zijn hetzij opgenomen in de<br />

Rode Lijst van broedvogels in Vlaanderen,<br />

hetzij in de Europese Vogelrichtlijn.<br />

– De voorgestelde route loopt over landduinen<br />

met bestaande en te ontwikkelen droge<br />

en natte heide en de overgangszone naar de<br />

vennen van de Putse Moer.<br />

Dit zijn de biotopen waarvoor het reservaat<br />

is aangewezen als Europees Habitatrichtlijngebied.<br />

– Naast de fietsers zijn er nog andere recreatieve<br />

sporters die aanspraak maken op een<br />

uitbreiding van de huidige voorzieningen : de<br />

ruitervereniging heeft eveneens een aanvraag<br />

ingediend om een doorsteek naar de<br />

Paalberg te verkrijgen. Wandelaars met honden<br />

en jeugdgroepen zullen ongetwijfeld volgen,<br />

als ze merken dat het principe van het<br />

centrale rustgebied voor het Grenspark niet<br />

langer wordt gehanteerd.<br />

We kunnen één element niet uit het geheel<br />

lichten zonder het bestaande evenwicht te<br />

verstoren.<br />

– Bijkomende recreatiemogelijkheden voor<br />

een verhoging van de recreatiedruk : een<br />

fietspad leidt tot een nieuwe recreatiestroom<br />

in en door het reservaat, in een zone waar<br />

dat niet gewenst is.<br />

Bovendien is het dan noodzakelijk de fietsers<br />

te scheiden van de wandelaars, wat de<br />

aanleg van een afzonderlijk fietspad vereist :<br />

vanaf de Putsesteenweg tot aan de grens van<br />

het begrazings- en rustgebied gaat het hier<br />

om ongeveer 1500 meter bijkomend aan te<br />

leggen fietspad.<br />

8. De aanwezigheid van honden heeft een sterk<br />

verstorend effect op de fauna en vooral op vogelsoorten<br />

zoals nachtzwaluw, roodborsttapuit,<br />

wulp, boomleeuwerik, boompieper, tapuit,... die<br />

op de grond broeden. Het optimaliseren van<br />

een natuurreservaat voor vogelsoorten van Europees<br />

belang (zie Vogelrichtlijn) gaat niet<br />

samen met het toelaten van honden. Vele zowel<br />

Belgische als buitenlandse natuurreservaten en<br />

nationale parken zijn overigens volledig verboden<br />

voor honden.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1154-<br />

Daarnaast blijkt in de praktijk dat steeds loslopende<br />

honden aanwezig zijn, terwijl ze aan de<br />

leiband moeten gehouden worden.<br />

Jaarlijks worden tientallen schapen gebeten,<br />

jaarlijks sterven er een wisselend aantal aan hun<br />

verwondingen of aan stress. De beelden die onlangs<br />

circuleerden van de slachtoffers van de<br />

"wolf'" van het Waasland zijn goed bekend bij<br />

onze medewerkers op de Kalmthoutse Heide.<br />

Vanwege deze traumatische ervaringen kan<br />

zelfs het voorkomen van honden aan de leiband<br />

voldoende zijn om de schaapskudde in paniek<br />

te doen slaan. Indien dergelijke problemen zich<br />

met de runderen of de paarden voordoen, zouden<br />

gevaarlijke situaties voor wandelaars kunnen<br />

ontstaan.<br />

Dit willen we als beheerder te allen prijze vermijden.<br />

Vraag nr. 55<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Verwijlintresten – Overzicht<br />

Zie :<br />

Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />

Beleid en Europese Aangelegenheden<br />

Vraag nr. 24<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer Carl Decaluwe<br />

Blz. 1234<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden.<br />

Vraag nr. 56<br />

van 5 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Natuurherstel IJzermonding – Stand van zaken<br />

Vanaf september 2000 loopt de tweede fase van het<br />

natuurherstel in het <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat De IJzermonding,<br />

bij de havengeul in Nieuwpoort.<br />

Nadat in een eerste fase de oude gebouwen werden<br />

afgebroken, worden in deze tweede fase de<br />

dokken en kaaien ontmanteld. Acht aanlegsteigers<br />

en 1,3 kilometer harde oeverbeschoeiingen worden<br />

afgebroken. 178.000 m3 zand van de opgehoogde<br />

terreinen wordt afgegraven.<br />

Door de ontmanteling van dokken en kaaien zal de<br />

oppervlakte van bij hoogtij door zout water overstroombare<br />

slikken en schorren vergroten met ongeveer<br />

16 hectare.<br />

Terecht wordt de volledige afbraak van deze oude<br />

marinebasis bestempeld als "het meest ambitieuze<br />

natuurherstelproject dat tot op heden in Vlaanderen<br />

werd uitgevoerd" (zie Nieuwsbrief afdeling<br />

Natuur – nummer 3 – herfstnummer 2000).<br />

1. Welke werken moeten, in het kader van het natuurherstel,<br />

nog worden uitgevoerd in het natuurreservaat<br />

De IJzermonding Binnen welke<br />

termijn Voor welke bedragen <br />

2. Hoever staat de ontwikkeling van het natuurbeheersplan<br />

voor De IJzermonding <br />

3. In welke mate wordt het natuurreservaat De IJzermonding<br />

opengesteld voor het publiek <br />

Antwoord<br />

1. Het voornaamste in de derde fase van het natuurherstelproject<br />

"IJzermonding" uit te voeren<br />

werk bestaat uit de afgraving van de opgehoogde<br />

terreinen tussen de reeds verwijderde slipway<br />

van de oude marinebasis en de kreek van<br />

Lombardsijde.<br />

De aanbesteding van dit werk moet nog plaatsvinden.<br />

Mijn administratie is dit aan het voorbereiden,<br />

maar ik wacht nog op de resultaten van<br />

deze aanbesteding om mij vast te pinnen op een<br />

concrete datum en ik zal pas na de gunning concrete<br />

bedragen kunnen bekendmaken.<br />

2. Het complex van strand, duin, slik en schor<br />

langs de oostelijke oever van de IJzermonding<br />

werd bij ministerieel besluit van 3 maart 1999<br />

aangeduid als <strong>Vlaams</strong> natuurreservaat.<br />

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 34<br />

van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende<br />

het natuurbehoud en het natuurlijk milieu,<br />

moet bijgevolg een beheersplan voor dit natuurreservaat<br />

worden opgemaakt en goedgekeurd.<br />

Het fysisch programma van het TWOL (Toege-


-1155- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

past Wetenschappelijk Onderzoek voor het<br />

Leefmilieu) voorziet een project van wetenschappelijke<br />

monitoring van de evolutie van het<br />

gebied na de ontmanteling van de oude marinebasis.<br />

De uitvoering van deze studie zal drie jaar in<br />

beslag nemen. Uit de conclusies en aanbevelingen<br />

van dat onderzoeksproject zal dan een beheersplan<br />

kunnen worden afgeleid.<br />

3. De werfzone van de oude marinebasis is op<br />

heden om veiligheidsredenen voor de duur van<br />

de werken ontoegankelijk voor het publiek.<br />

Na beëindiging van de grootschalige natuurherstelwerken<br />

zal een permanent toegankelijk<br />

wandelpad worden uitgestippeld. Op enkele<br />

plaatsen zullen vogelkijkhutten worden opgericht,<br />

van waaruit de op slik en schor pleisterende<br />

vogels zullen kunnen worden gadegeslagen.<br />

De meer kwetsbare terreingedeelten zullen<br />

enkel via geleide wandelingen toegankelijk zijn.<br />

Vraag nr. 57<br />

van 11 januari 2001<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

Wateroverlast Sluizen Tongeren – Maatregelen<br />

Het probleem van de wateroverlast voor de inwoners<br />

van Sluizen (Tongeren) sinds de heraanleg van<br />

de N618 Tongeren-Visé is bekend. Zowel de administratie<br />

Wegen en Verkeer (afdeling Limburg) als<br />

de ruilverkaveling richting Millen en de stad Tongeren<br />

zijn hier betrokken partij. De bewoners vragen<br />

resultaat en dus in de eerste plaats een concreet<br />

plan. Nu wordt de bal van de ene partij naar<br />

de andere teruggekaatst. En bij elke hevige regenbui<br />

blijven de bewoners zitten met de schrik en de<br />

wateroverlast.<br />

In de zomerperiode bracht de minister een bezoek<br />

aan Zuid-Limburg in het kader van de problematiek<br />

van de wateroverlast en engageerde zich om<br />

hiervoor financiële steun uit te trekken.<br />

1. Welke stappen zette zij – of de diensten onder<br />

haar bevoegdheid – reeds om het concrete probleem<br />

langs de N618 in dit steunprogramma op<br />

te nemen <br />

2. Werden reeds andere stappen gezet naar onder<br />

andere het ruilverkavelingscomité, de afdeling<br />

Wegen en Verkeer, de stad Tongeren, om hiervoor<br />

een planning op te maken <br />

Antwoord<br />

1. Het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> keurde op 22 december<br />

2000 het decreet houdende bepalingen tot begeleiding<br />

van de begroting 2001 goed. Dit decreet<br />

bevat de rechtsgrond voor een subsidieregeling<br />

van het <strong>Vlaams</strong> Gewest waarbij gemeenten<br />

worden aangemoedigd om kleinschalige erosiebestrijdingsmiddelen<br />

uit te voeren.<br />

Dit zijn brongerichte maatregelen met het oog<br />

op de beheersing van bodemerosie en de daarmee<br />

gepaard gaande modderoverlast. Het is<br />

hierbij de bedoeling het oppervlakkig afstromend<br />

water op de percelen zo snel mogelijk na<br />

het verlaten van de percelen af te remmen of op<br />

te vangen, zodat bodemerosie wordt voorkomen<br />

en de sedimentlast van het afstromende<br />

water wordt beperkt.<br />

De maatregelen zullen zowel het opmaken van<br />

een gemeentelijk erosiebestrijdingsplan, als het<br />

uitvoeren van erosiebestrijdingswerken kunnen<br />

omvatten. De gemeente zal zich hierbij niet<br />

moeten beperken tot het eigen openbaar of privaat<br />

domein. Mits hun akkoord, kunnen de werken<br />

ook worden uitgevoerd op gronden van publiek-<br />

en privaatrechtelijke rechtspersonen en<br />

natuurlijke personen.<br />

Momenteel wordt door de afdeling Land van de<br />

administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer<br />

het uitvoeringsbesluit voorbereid waarin<br />

de procedure voor het toekennen van de subsidie<br />

wordt uitgewerkt. Het ontwerpbesluit zal<br />

eerstdaags ter goedkeuring worden voorgelegd<br />

aan de <strong>Vlaams</strong>e regering. Het bepaalt dat er<br />

jaarlijks een investeringsprogramma wordt<br />

goedgekeurd.<br />

In 2001 zal er geen investeringsprogramma worden<br />

opgemaakt. Om in 2001 in aanmerking te<br />

komen voor een subsidie van het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />

zal de gemeente, op basis van het ontwerpdossier<br />

en een verantwoording van de voorgenomen<br />

werken, een subsidieaanvraag moeten<br />

indienen bij de afdeling Land.<br />

Op de begroting van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

voor 2001 werd een bedrag van 75 miljoen frank<br />

opgenomen voor de subsidiëring van de kleinschalige<br />

erosiebestrijdingsmaatregelen.<br />

2. Zoals ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

reeds in antwoord op haar vorige vraag van 10<br />

december 1999 meedeelde, werd de ruilverkaveling<br />

Mal beëindigd op 30 augustus 1983 (vraag


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1156-<br />

nr. 58 van 10 december 1999 ; Bulletin van Vragen<br />

en Antwoorden nr. 8 van 18 februari 2000,<br />

blz. 624 – red.).<br />

Alhoewel het ruilverkavelingscomité nog steeds<br />

bestaat, beperken de mogelijkheden voor het<br />

uitvoeren van werken zich, na het verlijden van<br />

de ruilverkavelingsakte, tot werken op het<br />

openbaar domein van de gemeente of de provincie.<br />

Werken op privaat domein kunnen enkel<br />

worden uitgevoerd na onteigening door de gemeente<br />

of de provincie, of mits akkoord van de<br />

betrokken eigenaars of gebruikers.<br />

Voor de uitvoering van werken kan het ruilverkavelingscomité<br />

een subsidie van het <strong>Vlaams</strong><br />

Gewest krijgen. Het resterende deel van de kosten<br />

komt ten laste van de gemeente of de provincie.<br />

Aangezien er, zoals ik reeds vermeldde, specifiek<br />

voor het uitvoeren van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen<br />

door de gemeenten<br />

eerstdaags een subsidieregeling zal worden<br />

goedgekeurd, vind ik het beter om eerst het resultaat<br />

van dit nieuw specifiek instrument af te<br />

wachten, vooraleer het probleem van de wateroverlast<br />

in Sluizen aan te pakken via het ruilverkavelingscomité<br />

Mal.<br />

Vraag nr. 58<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer BRUNO TOBBACK<br />

Zeekanaal Brussel-Schelde – Waterkwaliteit<br />

In 1999 heeft het Zeekanaal Brussel-Schelde globaal<br />

genomen een "matige" biologische waterkwaliteit<br />

en het zuurstofgehalte wijst op een "verontreinigde<br />

toestand" (Waterkwaliteit – Lozingen in<br />

het water 1999, blz. 129, <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<br />

2000). Het Zeekanaal is een van de drukst beviste<br />

waters in de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant.<br />

Mijn vragen betreffen onder meer de waterkwaliteit<br />

van het Zeekanaal Brussel-Schelde voor het<br />

gedeelte tussen Vilvoorde en Kapelle-op-den-Bos<br />

(eventueel tot Willebroek).<br />

1. Wat zijn de oorzaken van de "matige" biologische<br />

kwaliteit en van de "verontreinigde toestand"<br />

van het water op basis van het zuurstofgehalte<br />

en wat overwegen de diensten van de<br />

minister te doen om dat te verhelpen <br />

2. Kan de fysico-chemische en biologische kwaliteitsverbetering<br />

of kwaliteitsverslechtering van<br />

het water voor de jaren 1998 en 1999 worden<br />

meegedeeld voor het gedeelte tussen Vilvoorde,<br />

Humbeek, Nieuwenrode en Kapelle-op-den-<br />

Bos <br />

3. Wordt daar een verbetering van de waterkwaliteit<br />

verwacht voor de komende jaren <br />

4. Werden er de jongste jaren vissterftes waargenomen<br />

en zo ja, wat waren de oorzaken en hoe<br />

werden deze problemen toen opgelost <br />

5. Behalve de jaarlijkse uitzetting van aanzienlijke<br />

hoeveelheden pootvis, wordt in de eerste plaats<br />

gestreefd naar een visstand die zich in de mate<br />

van het mogelijke op een natuurlijke wijze in<br />

stand kan houden.<br />

Wordt overwogen om (nieuwe) paaiplaatsen te<br />

creëren tussen Vilvoorde en Kapelle-opden-Bos<br />

en zo ja, waar <br />

Antwoord<br />

1. De verontreiniging van het Zeekanaal Brussel-<br />

Schelde wordt veroorzaakt door verschillende<br />

factoren, waaronder :<br />

– overstorten van (zwaar) verontreinigd Zennewater<br />

op verschillende plaatsen, met name<br />

in Lembeek (capaciteit : 66 m 3 /s), Anderlecht<br />

(24 m 3 /s) en Molenbeek (15 m 3 /s) ;<br />

– ter hoogte van de Verbrande Brug in Grimbergen<br />

mondt de verontreinigde Maalbeek,<br />

een waterloop van tweede categorie, in het<br />

kanaal uit ; andere, minder belangrijke<br />

beken die in Humbeek in het kanaal uitmonden<br />

zijn de Lintbeek, de Driesbosbeek en de<br />

Sasbeek in Humbeek ;<br />

– eveneens ter hoogte van de Verbrande Brug<br />

is er een overstort (capaciteit : 23 m 3 /s) van<br />

de Tangebeek, waarvan het water van slechte<br />

kwaliteit is ;<br />

– in Ruisbroek wordt het verontreinigde water<br />

van de Zielbeek (voor naar schatting 30 à<br />

40 %) en de Vliet (voor 100 %) naar het kanaal<br />

overgepompt ; op deze twee beken<br />

lozen heel wat bedrijven, waaronder Prayon<br />

Rupel als belangrijke verontreiniger ; tevens<br />

is het slibbezinkingsbekken van de Vliet der-


-1157- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

mate verzadigd dat ook slib mee wordt opgepompt<br />

;<br />

– in Bornem kan door de NV Zeekanaal verontreinigd<br />

Scheldewater in het kanaal worden<br />

opgenomen ;<br />

– mogelijke lozingen van (bedrijfs)afvalwaters<br />

op het grondgebied van het Brusselse<br />

Hoofdstedelijke gewest ;<br />

– op het Brussels grondgebied zouden ook een<br />

aantal (ingebuisde) beken in het kanaal uitmonden,<br />

met name de Molenbeek, de Drootbeek,<br />

de Parucq, de Beysegembeek, de Driegotenbeek,<br />

de Broekbeek en de Neerpedebeek<br />

;<br />

– ten slotte is het de vraag welke invloed de<br />

drukke en overigens toenemende scheepvaart<br />

op de waterkwaliteit van het Zeekanaal<br />

heeft (een positieve invloed is de betere<br />

beluchting).<br />

2. De <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij (VMM) heeft<br />

geen meetgegevens over de waterkwaliteit van<br />

het Zeekanaal Brussel-Schelde tussen Vilvoorde<br />

en Kapelle-op-den-Bos. Een precies antwoord<br />

kan dus niet worden gegeven.<br />

Op basis van meetgegevens in Brussel/Vilvoorde<br />

en Willebroek is evenwel af te leiden dat de<br />

kwaliteit van het kanaal vrij stabiel is in de tijd<br />

en in de ruimte. Verondersteld wordt dat de biologische<br />

kwaliteit er eveneens "matig" is en de<br />

zuurstofhuishouding er wijst op een matig verontreinigde<br />

tot verontreinigde toestand.<br />

VMM zal onderzoeken of het opportuun is om<br />

tussen Willebroek en Vilvoorde een bijkomende<br />

meetplaats in het meetnet in te lassen.<br />

3. Een significante verbetering van de waterkwaliteit<br />

van het kanaal zal slechts kunnen optreden<br />

bij een verbetering van de waterkwaliteit van de<br />

Zenne. Ik kan hiervoor verwijzen naar mijn antwoord<br />

op de parlementaire vraag nr. 62 van 12<br />

januari 2001 van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

(zie blz. 1162 – red.).<br />

Op termijn zou ook de kwaliteit van de beken<br />

die in het kanaal uitmonden, moeten verbeteren,<br />

onder meer bij de opstart van de RWZI<br />

Grimbergen-Zemst. (RWZI : rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />

– red.)<br />

Daarnaast zal de verbetering van de kwaliteit<br />

van de Schelde – als resultante van de waterzuiveringsinspanningen<br />

in een groot deel van<br />

het <strong>Vlaams</strong>e gewest – ook voor het kanaal een<br />

positieve impact hebben in Bornem.<br />

4. Vissterfte wordt af en toe waargenomen, vooral<br />

bij warmer weer ; in dat verband dient aangestipt<br />

te worden dat de centrales van Electrabel<br />

in Schaarbeek en Vilvoorde en Prayon Rupel in<br />

Willebroek in het kanaal koelwater lozen, met<br />

een zekere opwarming tot gevolg.<br />

Een drietal jaar geleden was er een aanzienlijke<br />

vissterfte op het Zeekanaal tussen Humbeek en<br />

de sluis van Zemst. De NV Zeekanaal, de Civiele<br />

Bescherming en de Provinciale Visserijcommissie<br />

van <strong>Vlaams</strong>-Brabant kwamen ter plaatse.<br />

Er werd ongeveer 1.200 kilogram vis opgeschept<br />

en afgevoerd. De oorzaak is onbekend,<br />

het vermoeden bestaat dat er een lozing door<br />

een schip gebeurde.<br />

De vorige vissterfte (op de Darse, insteekdok<br />

Vilvoorde) gebeurde meer dan tien jaar geleden.<br />

5. De Provinciale Visserijcommissie van <strong>Vlaams</strong>-<br />

Brabant, het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer<br />

(IBW) en de afdeling Bos en Groen zijn<br />

vragende partij voor het aanleggen van paaiplaatsen<br />

langs het Zeekanaal.<br />

In 1993 reeds werden enkele potentiële paaiplaatsen<br />

voorgesteld aan de beheerder van het<br />

kanaal (zie IBW-verslag IBW.Adv.93.023).<br />

Enerzijds werd een paaiplaats in Zemst gelegen<br />

achter de aanlegplaats voor binnenschepen<br />

stroomopwaarts de sluis van Zemst op de linkeroever<br />

voorgesteld, en anderzijds een paaiplaats<br />

aan de gemeentegrens Zemst-Grimbergen<br />

langs de rechteroever van het kanaal.<br />

Tot op heden werden de projecten echter nog<br />

niet opgestart. De NV Zeekanaal als beheerder<br />

van dit kanaal zal hierover meer inlichtingen<br />

kunnen verschaffen.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1158-<br />

Vraag nr. 59<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer BRUNO TOBBACK<br />

Vaalbeek-Molenbeek Oud-Heverlee – Waterkwaliteit<br />

Een van de opmerkelijke vaststellingen in 1999 in<br />

verband met het Dijlebekken is dat de biologische<br />

kwaliteit van de Vaalbeek-Molenbeek in Oud-Heverlee<br />

"slecht" is stroomafwaarts de rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />

(RWZI) Vaalbeek (meetpunt<br />

486100) en "zeer slecht" enkele honderden meter<br />

verder stroomafwaarts (meetpunt 486000). Het<br />

zuurstofgehalte wijst op een "matige", respectievelijk<br />

"verontreinigde" toestand (Waterkwaliteit –<br />

Lozingen in het water 1999, blz. 126, <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<br />

2000).<br />

1. De RWZI Vaalbeek heeft een capaciteit van<br />

1.800 IE (inwonersequivalent), maar ondergaat<br />

een belasting van 2.489 IE.<br />

Hoe verklaren en verantwoorden de diensten<br />

van de minister deze "overbelasting" <br />

2. Lozingspunten van huishoudelijke afvalwaters<br />

en andere lozingspunten in deze ecologisch<br />

waardevolle vallei zullen worden opgeheven<br />

door de aanleg van een collector naar de RWZI<br />

Kessel-Lo.<br />

Voor wanneer is dit gepland <br />

Antwoord<br />

1. De RWZI Vaalbeek (Oud-Heverlee) heeft een<br />

ontwerpcapaciteit van 1.800 inwonersequivalent<br />

op basis van 54 gram biochemisch zuurstofverbruik<br />

(BZV) per IE. Het is juist dat op dit ogenblik,<br />

op basis van administratieve tellingen, het<br />

afvalwater van 2.489 inwoners is aangesloten op<br />

dit zuiveringsstation waarvan het effluent wordt<br />

geloosd in de Vaalbeek. Niet alleen het aantal<br />

aangesloten inwoners is echter van belang. Belangrijker<br />

is het antwoord op de vraag of het<br />

zuiveringsstation de toekomende vuilvrachten<br />

ook effectief naar behoren kan verwerken.<br />

De resultaten van de metingen door de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Milieumaatschappij uitgevoerd in 2000, tonen<br />

aan dat de hydraulische belasting van dit zuiveringsstation<br />

zeer sterk fluctueert uit het oogpunt<br />

van de tijd. Volgens de uitgevoerde metingen<br />

blijft de (hydraulische) belasting bij droogweeromstandigheden<br />

echter onder de ontwerpcapaciteiten.<br />

De influentconcentraties van de<br />

diverse parameters sluiten, eveneens bij droogweeromstandigheden,<br />

vrij goed aan bij de verwachte<br />

waarden.<br />

Ter illustratie, belasting op BZV-basis :<br />

1997 742 IE<br />

1998 1.828 IE<br />

1999 1.477 IE<br />

De gemiddelde belasting bij droog weer bedraagt<br />

± 1000 IE. Bij regenweer kan er soms<br />

door de first-flush en het aanslibben van de collector<br />

een grotere belasting toekomen, in geen<br />

geval is de RWZI echter overbelast.<br />

Hoewel voor deze RWZI geen normen voor<br />

nutriënten gelden (< 10.000 IE), werd de installatie<br />

aangepast (extra beluchter en aanpassing<br />

sturing), waardoor in verregaande mate toch<br />

stikstof wordt verwijderd (in 1999 met een rendement<br />

van 64 %, in 2000 wordt dit zelfs bijna<br />

70 %).<br />

De zuiveringsresultaten van de zuiveringsinstallatie<br />

zijn, wat de zuurstofbindende stoffen (ZS =<br />

zwevende stoffen, BZV = biochemisch zuurstofverbruik,<br />

CZV = chemisch zuurstofverbruik)<br />

betreft, goed te noemen, zoals blijkt uit onderstaande<br />

tabellen. Zelfs stikstof (N) en fosfor (P)<br />

worden dus vrij goed verwijderd, niettegenstaande<br />

deze installatie hiervoor niet geconcipieerd<br />

is.<br />

Tabel 1<br />

Toetsing van ZS BZV CZV<br />

concentraties<br />

Vergund (mg/l) 60 25 125<br />

Aantal metingen 16 16 10<br />

Aantal overschrijdingen<br />

0 0 0<br />

Max. overschrijdingen*<br />

2 2 2<br />

Voldaan aan Vlarem Ja Ja Ja<br />

* Maximum aantal overschrijdingen volgens<br />

Vlarem-bijlage 4.2.5.4, art. 3, § 1, 1°<br />

Typische gemiddelde effluentwaarden zijn<br />

(1999) :<br />

BZV : 4,4 mg/l<br />

CZV : 45,5 mg/l<br />

ZS : 13,4 mg/l<br />

Ntot : 16,9 mg/l<br />

Ptot : 4,1 mg/l


-1159- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Eerlang zullen eveneens alle gegevens voor 2000 beschikbaar zijn.<br />

Tabel 2<br />

Toetsing van de zuiverings- ZS BZV CZV N P<br />

rendementen<br />

Te behalen rendement<br />

Behaald rendement 96,68 % 96,99 % 91,92 % 73,03 % 51,29 %<br />

Voldaan aan Vlarem n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.<br />

(N.v.t. : niet van toepassing – red.)<br />

Wat de vervuiling van de Vaalbeek betreft, werd<br />

het volgende vastgesteld.<br />

Het eerste lozingspunt (meetpunt 486100) is<br />

vlak achter de RWZI gelegen. Op deze plaats<br />

komt ook een ongezuiverde lozing toe (10 IE)<br />

die hydraulisch niet meer aansluitbaar was. Hier<br />

meet men dus het effluent van de RWZI en de<br />

ongezuiverde lozing samen. De RWZI vormt eigenlijk<br />

het begin van de Vaalbeek, waardoor de<br />

impact door de overstort aan de RWZI bij<br />

zwaar regenweer ook veel groter is (men krijgt<br />

immers geen zelfreinigend effect zoals dit het<br />

geval is wanneer men loost in een bestaande<br />

beek).<br />

Geen enkele RWZI loost echter effluent van<br />

beekwaterkwaliteit. De RWZI Oud-Heverlee<br />

moet enkel voldoen aan de basisnormen, geen<br />

stikstof- en fosforverwijdering. Er wordt echter<br />

+/- 70 % van de stikstof afgebroken en +/- 50 %<br />

van de fosfor, we mogen dus concluderen dat de<br />

RWZI meer dan behoorlijk werkt.<br />

Het tweede lozingspunt (meetpunt 486000) enkele<br />

honderden meter verder stroomafwaarts,<br />

bevat de ongezuiverde lozing van enkele achtergelegen<br />

huizen.<br />

De nog aanwezige vervuiling heeft derhalve<br />

niets te maken met het al of niet goed werken<br />

van de RWZI. De RWZI blijkt zelfs heel goed<br />

te weken en is helemaal niet overbelast.<br />

2. Het bovengemeentelijk project "Collector Vaalbeek<br />

fase 1" (20573) waarnaar de <strong>Vlaams</strong>e<br />

volksvertegenwoordiger verwijst, zou aanvankelijk<br />

het afvalwater van het gemeentelijk project<br />

"wegen- en rioleringswerken Maurits Noëstraat<br />

tussen Waversebaan en Grezstraat" opnemen<br />

en afvoeren naar het RWZI Leuven (vroeger<br />

RWZI Kessel-Lo genoemd).<br />

De gemeente heeft echter, zonder gebruik te<br />

maken van gewestelijke subsidies, werken uitgevoerd<br />

in de Maurits Noëstraat waardoor de<br />

vuilvracht rechtstreeks zal kunnen worden opgenomen<br />

door het bovengemeentelijk project<br />

"Collector Dijle fase 2" (20166) dat gepland is<br />

voor het investeringsjaar 2001. Hierdoor haalt<br />

het project "Collector Vaalbeek fase I" nauwelijks<br />

nog rendement. Bij de opmaak van het bovengemeentelijk<br />

investeringsprogramma 2002-<br />

2006 werd dan ook beslist dit project stop te zetten.<br />

Het technisch plan van het project "Collector<br />

Dijle fase 2" werd intussen door de NV Aquafin<br />

ingediend bij het <strong>Vlaams</strong> Gewest en zal binnenkort<br />

worden besproken. De oplevering van dit<br />

project wordt op dit moment gepland voor oktober<br />

2003.<br />

Het opnemen van de resterende vuilvracht van<br />

de "Collector Vaalbeek fase 1" (55 IE) wordt<br />

beschouwd als een gemeentelijke opdracht, die<br />

mogelijk wel voor subsidie in aanmerking komt.<br />

Vanaf de RWZI Oud-Heverlee zijn er op de<br />

Vaalbeek nog enkele kleine lozingspunten aanwezig.<br />

Het grootste lozingspunt op de Vaalbeek<br />

(t.h.v. de eerste vijver) werd recentelijk opgenomen<br />

en via een gemeentelijk project mee aangesloten<br />

op de bestaande rioleringsinfrastructuur,<br />

die ter hoogte van de Ophemstraat eveneens in<br />

de Vaalbeek terechtkomt . Dit lozingspunt zal<br />

via het project 20.166 "Collector Dijle fase 2"<br />

mee worden aangesloten op de RWZI Leuven.<br />

De overige kleine lozingspuntjes werden ooit<br />

op het rollend IP vermeld om via de projecten<br />

"Collector Vaalbeek fase 1 en 2" mee te worden<br />

aangesloten op "Collector Dijle fase 2" (IP : investeringsprogramma<br />

– red.). Gezien het wegvallen<br />

van het grote lozingspunt en gezien de<br />

beperktheid van de resterende lozingspunten,<br />

wordt de opname van deze lozingspunten niet


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1160-<br />

meer als bovengemeentelijk beschouwd en werden<br />

deze projecten uit het rollend IP genomen.<br />

Het aansluiten of saneren van deze resterende<br />

lozingspunten valt dan ook onder de verantwoordelijkheid<br />

van de gemeente.<br />

De waterkwaliteit van de Vaalbeek zou zeer<br />

goed zijn in het stroomafwaarts gelegen natuurgebied,<br />

ware het niet dat er nog een belangrijk<br />

lozingspunt voorkomt waarop talrijke horecabedrijven<br />

zijn aangesloten. Dit lozingspunt werd<br />

door de gemeente verlegd van de laatste vijver<br />

naar achter deze vijver. 's Zomers zorgde dit lozingspunt<br />

immers voor stankhinder op een<br />

drukbezochte wandelplaats met een vijftal florerende<br />

restaurants. Voorheen zorgde de laatste<br />

vijver voor een goede bezinking en zelfzuivering<br />

van de geloosde vuilvracht. Stroomafwaarts<br />

ervan bevonden zich hier in 1988 nog zeer grote<br />

vispopulaties, behorende tot tien soorten (paling,<br />

blankvoorn, rietvoorn, zeelt, grondel, karper,<br />

kroeskarper, baars, bliek en Amerikaanse<br />

katvis).<br />

De verlegging van het lozingspunt was interessant<br />

voor de plaatselijke horeca, maar nefast<br />

voor de natuur en vooral voor het visbestand.<br />

De "echte" problemen van de Vaalbeek en het<br />

stroomafwaarts gelegen natuurgebied worden<br />

dus zeker niet veroorzaakt door de RWZI Oud-<br />

Heverlee.<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Natuurminnend Vlaanderen in het algemeen en<br />

Vogelbescherming Vlaanderen in het bijzonder<br />

blijven zich zorgen maken over het hoge aantal<br />

vensterslachtoffers : vogels die zich te pletter vliegen<br />

tegen de glazen wanden van hoge gebouwen<br />

en tegen ruiten ( Mens en Vogel – Informatieblad<br />

voor Studie en Bescherming van Vogels –<br />

okt.-nov.-dec. 2000 – nr. 4).<br />

In de natuur sterven vogels zelden van ouderdom.<br />

Daarvoor worden ze door te veel gevaren belaagd.<br />

Wanneer deze gevaren van natuurlijke aard zijn, is<br />

dit aanvaardbaar. Anders is het wanneer dodelijke<br />

ongevallen direct of indirect worden veroorzaakt<br />

door toedoen van de mens, zoals de oprichting van<br />

hoge gebouwen met ruiten, doorzichtig of spiegelend,<br />

met een groot oppervlak (wat niet betekent<br />

dat kleine vensters, zelfs verdeeld in kleine vakjes,<br />

ongevaarlijk zijn).<br />

De weerspiegeling van de hemel of de begroeiing<br />

in de weerspiegelende of getinte ruiten heeft een<br />

verwarrend effect op de vogels. Verder zijn planten<br />

die zich vlakbij een raam of een glazen deur bevinden<br />

erg aantrekkelijk voor vogels, die in de grootste<br />

verwarring tegen de ruit botsen als zij bij het<br />

aantrekkelijke groen proberen te komen. Alleen al<br />

door het feit dat een ruit doorzichtig is, blijft ze –<br />

als een onzichtbare hindernis voor de vogels – een<br />

gevaar.<br />

Aangezien er niets te veranderen is aan de vraag<br />

naar meer glas in nieuwe bouwwerken, zou toch<br />

minstens moeten worden geprobeerd de kans op<br />

botsingen zoveel mogelijk te beperken.<br />

In theorie is de enig mogelijke oplossing : de hindernis<br />

zichtbaar maken voor de vogels. De middelen<br />

daarvoor zijn echter niet altijd haalbaar of esthetisch<br />

verantwoord (vervangen van spiegelglas<br />

door doorzichtig of mat glas, plaatsen van een net,<br />

parelgordijn of bamboestokjes voor vensters of<br />

deuren, ... ). Een zeer doeltreffende methode om<br />

het aantal botsingen aanzienlijk te verminderen, is<br />

het aanbrengen op de ruiten van zelfklevers met<br />

het silhouet van vliegende roofvogels. De functie<br />

van de roofvogelsilhouetten is niet zozeer de vogels<br />

de schrik op het lijf te jagen, dan wel het zichtbaar<br />

maken van de ruiten. Men kan ze dus evenzeer<br />

versieren met aantrekkelijke afbeeldingen.<br />

Belangrijk is het om de plaatsen die een blijvend<br />

gevaar vormen, zoals grote glasoppervlakken, die<br />

een hindernis zijn op een "verplichte doorgang"<br />

van de trekvogels, zo goed mogelijk zichtbaar te<br />

maken.<br />

1. Welke maatregelen neemt de minister binnen<br />

zijn/haar bevoegdheden ter vermindering van<br />

het aantal "vensterslachtoffers" <br />

2. Zijn er aanbevelingen gedaan aan de diensten<br />

die onder zijn/haar bevoegdheid ressorteren om<br />

de nodige stickers aan te brengen op plaatsen<br />

die voor de vogels obstakels vormen waartegen<br />

ze zich te pletter kunnen vliegen <br />

3. Worden ook andere mogelijke acties overwogen<br />

met als doel het beschermen van vogels tegen<br />

het fenomeen "vensterslachtoffers" <br />

4. Worden er ook initiatieven genomen om de bevolking<br />

te sensibiliseren voor dit fenomeen


-1161- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />

Gecoördineerd antwoord<br />

1. Uit de inventarisatie uitgevoerd in het kader<br />

van deze vraag blijkt dat het aantal maatregelen<br />

ter vermindering van het aantal raamslachtoffers<br />

onder vogels beperkt is. Heel wat gebouwen<br />

bevinden zich dan ook in de geürbaniseerde<br />

delen van Brussel of de provinciehoofdplaatsen.<br />

Het voorkomen van trekvogels is hier niet<br />

onbestaande, zoals de foto's in het geciteerde<br />

tijdschrift getuigen, maar de concentraties zijn<br />

toch heel wat beperkter dan in het buitengebied,<br />

zodat het aantal slachtoffers vermoedelijk<br />

veeleer beperkt zal zijn.<br />

Diensten die gehuisvest zijn in gebouwen die in<br />

het open gebied staan, kennen het fenomeen<br />

van de raamslachtoffers wel en waar herhaaldelijk<br />

vensterbotsingen plaatsvinden, werden in<br />

de bekende situaties roofvogelsilhouetten aangebracht.<br />

Dit is onder meer het geval bij de<br />

<strong>Vlaams</strong>e bezoekers- en NME-centra die nabij<br />

reservaten zijn gelegen en waar de concentraties<br />

aan vogels en dus de kans op een botsing<br />

groter zijn (NME : natuur- en milieueducatie –<br />

red.). Binnen de bevoegdheid van de minister<br />

van Openbare Werken is één gebouw bekend<br />

waar vroeger vaak "vensterslachtoffers" gesignaleerd<br />

zijn : de Kallosluis. Geregeld vlogen vogels<br />

zich te pletter tegen de twee bedieningsdeuren<br />

van het gebouw. Er werden roofvogelprofielen<br />

op deze deuren aangebracht, met gunstig<br />

resultaat.<br />

Wat het afleveren van bouwvergunningen voor<br />

gebouwen van de <strong>Vlaams</strong>e overheid betreft,<br />

wordt momenteel geen rekening gehouden met<br />

dit aspect. De verleende bouwvergunning wordt<br />

weliswaar afhankelijk gesteld van bepaalde<br />

voorschriften, doch deze passen uiteraard voornamelijk<br />

in de lokale ruimtelijke context en de<br />

architecturale vormgeving. Initiatieven op dit<br />

vlak met als doel de bescherming van de vogels,<br />

kunnen moeilijk worden verwacht van de minister<br />

bevoegd voor Ruimtelijke Ordening.<br />

2. Geen enkele minister van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

maakt melding van richtlijnen voor het aanbrengen<br />

van stickers of roofvogelprofielen.<br />

3. Er worden momenteel geen specifieke acties<br />

ondernomen.<br />

4. Toerisme Vlaanderen zal in een van de volgende<br />

nummers van het informatieblad de toeristische<br />

bedrijven aansporen om aandacht te<br />

schenken aan deze problematiek.<br />

De <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij is zeker<br />

bereid mogelijke (haalbare) maatregelen in ontwerponderrichtingen<br />

voor bouw en renovatie<br />

op te nemen. Eerst moet dan wel uitsluitsel bestaan<br />

over welke types van beglazing te mijden<br />

zouden zijn. Via informatieve campagnes naar<br />

de socialehuisvestingsmaatschappijen en de sociale<br />

ontleners toe, kunnen eveneens suggesties<br />

worden bezorgd om tot concrete maatregelen<br />

over te gaan.<br />

Ook in de <strong>Vlaams</strong>e natuureducatieve centra is<br />

er aandacht voor de problematiek.<br />

Vraag nr. 61<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Militaire domeinen – Natuurbeheer<br />

Op 1 juni 1999 is een overeenkomst in werking getreden<br />

tussen de Belgische Staat (vertegenwoordigd<br />

door de minister van Landsverdediging) en<br />

het <strong>Vlaams</strong> Gewest (vertegenwoordigd door de<br />

<strong>Vlaams</strong>e minister van Leefmilieu). Deze overeenkomst<br />

handelt over het natuurbehoud en het bosbeheer<br />

op 21 militaire domeinen in Vlaanderen.<br />

De lijst van 21 militaire domeinen is gezamenlijk<br />

opgesteld door de afdelingen Natuur, Bos en<br />

Groen en de Divisie Infrastructuur van de Generale<br />

Staf van de Krijgsmacht.<br />

In deze overeenkomst wordt gesteld dat militair<br />

gebruik de hoofdbestemming van de domeinen<br />

blijft. Delen van deze militaire domeinen die (in de<br />

vorm van een concessie) als cultuurgrond in gebruik<br />

zijn bij beroepslandbouwers en als dusdanig<br />

ook zijn aangegeven bij de Mestbank, vallen buiten<br />

de overeenkomst. Indien op de domeinen werken<br />

nodig zijn voor militaire doelstellingen, worden alle<br />

noodzakelijke maatregelen genomen om schade te<br />

voorkomen, te beperken of te herstellen.<br />

1. Welke criteria werden gehanteerd om tot 21 militaire<br />

domeinen te komen <br />

2. Werd de betrokken overeenkomst reeds geëvalueerd<br />

Zo ja, wat waren de conclusies <br />

3. Wanneer wordt de lijst aangevuld Wat zijn de<br />

criteria voor de aanvulling op deze lijst


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1162-<br />

Antwoord<br />

1. De overeenkomst tussen het <strong>Vlaams</strong> Gewest en<br />

de Belgische Staat werd tijdens de vorige legislatuur,<br />

wat het <strong>Vlaams</strong> Gewest betreft, onderhandeld<br />

op niveau van het kabinet van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e minister bevoegd voor het natuurbehoud.<br />

Criteria of randvoorwaarden zijn hiervan niet<br />

bekend. Een aantal belangrijke gebieden waren<br />

reeds voordien, op basis van overeenkomsten,<br />

in beheer bij de afdeling Bos en Groen.<br />

Waarschijnlijk heeft de militaire overheid zelf<br />

een selectie gemaakt van terreinen met een aanzienlijke<br />

oppervlakte bos en andere natuur en<br />

die tegelijkertijd minder intensief militair worden<br />

gebruikt.<br />

Het is wel zo dat een ontwerp van lijst van domeinen,<br />

die als bijlage aan de overeenkomst is<br />

toegevoegd, vooraf voor advies is voorgelegd<br />

aan de afdeling Bos en Groen.<br />

2. Omdat het protocol dat werd afgesloten met het<br />

Ministerie van Landsverdediging zich nog in<br />

een beginfase bevindt, vond tot op heden nog<br />

geen officiële evaluatie plaats. Op 16 januari<br />

jongstleden ontvingen beide afdelingen een uitnodiging<br />

van de Generale Staf van de Krijgsmacht<br />

voor een evaluatievergadering over de<br />

beheersovereenkomst, die op 2 februari zal<br />

plaatsvinden.<br />

De beheerscommissies die voor de diverse militaire<br />

domeinen werden geïnstalleerd, komen op<br />

geregelde tijdstippen samen. Tijdens deze commissievergaderingen<br />

werden al diverse concrete<br />

maatregelen afgesproken en uitgevoerd. Hierbij<br />

kan melding worden gemaakt van uitvoering<br />

van dunningshameringen, organiseren van houtverkopen,<br />

uitvoering van maai- en vrijstellingswerken,<br />

bestrijding van Amerikaanse vogelkers<br />

en creatie van open plaatsen in het bos. Ook<br />

werden er duidelijke afbakeningen gemaakt van<br />

te beheren terreinen tussen de afdeling Natuur,<br />

afdeling Bos en Groen en de militaire overheid.<br />

Op basis van de informatie van de buitendiensten<br />

van beide afdelingen kan worden gesteld<br />

dat de overeenkomst op dit ogenblik als positief<br />

wordt beoordeeld.<br />

3. Een van de agendapunten zal handelen over de<br />

actualisering van bijlage 1 van de overeenkomst<br />

als gevolg van desaffectatie van militaire domeinen.<br />

Op dit ogenblik zijn, buiten wat reeds werd<br />

gemeld onder punt 1, geen bijzondere criteria<br />

van toepassing.<br />

Door geen van beide partners worden momenteel<br />

voorstellen tot uitbreiding van het protocol<br />

tot andere militaire domeinen gedaan. Het criterium<br />

blijft dat het beheer een meerwaarde<br />

voor de natuur en het bosbeheer moet geven.<br />

Vraag nr. 62<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer BRUNO TOBBACK<br />

Zenne – Waterkwaliteit<br />

Zie :<br />

Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken<br />

en Energie<br />

Vraag nr. 84<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer Bruno Tobback<br />

Blz. 1114<br />

Antwoord<br />

1. Om te voldoen aan de Europese Richtlijn Stedelijk<br />

Afvalwater (91/271/EEG) werd de voorbije<br />

jaren de noodzakelijke bovengemeentelijke<br />

zuiveringsinfrastructuur uitgetekend. Binnen<br />

het bekken van de Zenne werden door het<br />

<strong>Vlaams</strong> Gewest 115 projecten gedefinieerd en<br />

opgenomen op de diverse goedgekeurde investeringsprogramma's.<br />

Totnogtoe werden 94 van<br />

deze projecten door de <strong>Vlaams</strong>e regering aan de<br />

NV Aquafin ter uitvoering opgedragen ; 17<br />

projecten daarvan werden reeds uitgevoerd.<br />

Met het uitvoeren van deze goedgekeurde projecten<br />

gaat een investering gepaard van ruim 6,4<br />

miljard frank.<br />

Uit de onderstaande detaillijsten (stand van<br />

zaken 31 december 2000) kan worden afgeleid<br />

dat in de zuiveringsgebieden Grimbergen, Sint-<br />

Pieters-Leeuw en Beersel belangrijke inspanningen<br />

worden geleverd. Daarnaast worden ook<br />

niet onbelangrijke projecten gepland die dienen<br />

aan te sluiten op het afvalwaterzuiveringsnetwerk<br />

van respectievelijk Brussel-Noord en<br />

Brussel-Zuid.<br />

(N.v.d.r. bij volgende tabellen – KWZI : kleinschalige<br />

waterzuiveringsinstallatie ; RWZI : rioolwaterzuiveringsinstallatie<br />

; AWV : administratie Wegen en<br />

Verkeer ; PS : pompstation ; PL : persleiding ; OL :<br />

overloop)


-1163- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Volgende 17 projecten werden reeds uitgevoerd :<br />

Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs Voltooiing<br />

(mln. fr.)<br />

Zemst - Larebeek KWZI Zemst – sanering Larebeek 12,6 2000 1<br />

Beersel Collector Buizingen in vervanging van 63,6 1998 2<br />

RWZI Halle<br />

Beersel Collector Halle fase 2b 47,4 1999 2<br />

Beersel Dworp-Huizingen : collector Dworp – 32,4 2000 2<br />

1ste fase tot collector Huizingen<br />

Beersel Pompstation collector Buizingen 53,6 2000 2<br />

Beersel Collector Halle fase 2a (lot 1 : 31,8 1998 2<br />

pompstation en collector tot<br />

Nederhem)<br />

Beersel Verbindingsriolering 20,0 1998 2<br />

Bergensesteenweg<br />

Beersel Verbindingsriolerings Gemeenteplein 29,9 1999 2<br />

Beersel Verbindingsriolering Heerweg 13,3 1998 2<br />

Brussel – Zuid Verbindingsriolering Ruisbroek 4,1 1998 2<br />

Brussel – Zuid Collector Ruisbroek 45,7 1999 2<br />

Grimbergen Verlenging Tangebeek – collector 57,0 1996 2<br />

Grimbergen Maalbeek / 1e fase : Gillebeek – RWZI 41,0 1996 2<br />

Grimbergen Poddegemstraat 38,5 1997 2<br />

Grimbergen Collector Cargovil 23,1 1997 2<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Hof Ter Weerde 12,5 1999 2<br />

Mechelen-Noord Riolering wijk Leetsesteenweg 39,9 1993 2<br />

Totaal investeringsbedrag 566,6<br />

1 Voorlopig opgeleverd – 2 Opgeleverd aan het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />

Volgende 6 projecten zijn reeds in uitvoering :<br />

Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />

(meest actuele raming)<br />

Beersel Collector Dworp fase 2 123,7<br />

Grimbergen<br />

Verbindingscollector62,0<br />

Grimbergen Collector Maalbeek fase 2 86,8<br />

Grimbergen Collector Maalbeek fase 3 209,3<br />

Grimbergen Collector Zemst – Eppegem fase 1 (deel A) 53,3<br />

Zemst – Kesterbeek KWZI Zemst – sanering Kesterbeek 12,4<br />

Totaal investeringsbedrag (raming) 547,6


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1164-<br />

Volgende 71 projecten zijn reeds opgedragen aan de NV Aquafin maar zijn nog niet in uitvoering :<br />

Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />

(meest actuele raming)<br />

Beersel RWZI Lot – fase 1 348,8<br />

Beersel Collector Halle fase 2a (lot 2) 176,2<br />

Beersel Uitrusting 3 PS-collectoren fase 1 1,6<br />

Beersel Collector Halle fase 2b 1,6<br />

Beersel Verbindingsriolering Edingsesteenweg – Heerweg 5,2<br />

Beersel Collector Dworp fase 3 408,9<br />

Beersel Collector Kwadebeek 19,4<br />

Beersel Verbindingsriolering Kapittelbeek 18,1<br />

Beersel Verbindingsriolering Grootheideweg 39,9<br />

Beersel Verbindingsriolering Maasdalbeek 8,1<br />

Beersel Collector Huizingen 45,6<br />

Beersel Collector Beersel 12,2<br />

Beersel Verbindingsriolering Dr. Spitaelstraat – Berendries 16,2<br />

Brussel – Noord Collector Woluwe C 466,2<br />

Brussel – Noord Collector Woluwe A 5,7<br />

Brussel – Noord Collector Woluwe A1 58,0<br />

Brussel – Noord Collector Woluwe B 13,4<br />

Brussel – Noord Collector Woluwe B1 47,9<br />

Brussel – Noord Verbindingsriolering Harensesteenweg 12,5<br />

Brussel – Noord Verbindingsriolering Veldwaterloop 26,2<br />

Brussel – Noord Verbindingsriolering Groot-Bijgaarden 14,3<br />

Brussel – Noord Collector Kleine Beek fase 2 2,1<br />

Brussel – Noord Verbindingsriolering Nossegem 125,7<br />

Brussel – Noord Sanering Kleine Maalbeek in Sterrebeek-centrum 28,7<br />

Brussel – Noord Verbindingsriolering Elegembeek 21,1<br />

Brussel – Noord Verbindingsriolering Molenbeek 33,1<br />

Brussel – Zuid Collector Ruisbroek 2,7<br />

Grimbergen Zennecollector fase 1 140,1<br />

Grimbergen RWZI Grimbergen-Zemst 526,6<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Brusselsesteenweg 3 0,0<br />

Grimbergen Collector Amelvonnebeek fase 1 58,9<br />

Grimbergen Collector Zemst – Eppegem fase 1 (deel B – AWV) 2,1<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Panoramastraat 28,7<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Lambrechtslaan 4 0,0<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Hanssenpark 35,5<br />

Grimbergen Trawoolcollector 125,7<br />

Grimbergen Zennecollector fase 2 33,1<br />

Grimbergen Collector Amervonnebeek fase 2 47,4<br />

Grimbergen Collector Maalbeek fase 4 181,5<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Nieuwelaan 33,9<br />

Grimbergen Collector Maalbeek fase 5 32,6<br />

Grimbergen Collector Weerde 93,4<br />

Grimbergen Collector Gillebeek 70,7<br />

Grimbergen Collector Lobbeek 6,1<br />

Grimbergen Collector Zemst – Eppegem fase 2 – deel A 133,7<br />

Grimbergen Collector Zemst – Eppegem fase 2 – deel B 9,1<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Tervuursesteenweg – Rubenslaan 19,1<br />

Grimbergen Collector Eppegem-Zemst 13,7<br />

Humbeek RWZI Humbeek 35,7<br />

Humbeek PS + PL Molenstraat, afkoppelen Kleine Buisbeek 15,3


-1165- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />

(meest actuele raming)<br />

Mechelen-Noord Verbindingsriolering aansluiting Heffen 49,4<br />

Mechelen-Noord Optimalisatie overstorten Robbroekloop 5<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Zuunbeek fase 1 144,1<br />

Sint-Pieters-Leeuw RWZI Sint-Pieters-Leeuw (fase 1) 188,7<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Vlezenbeek fase 1 65,7<br />

Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Beersbrugstraat – Postweg 6 0,0<br />

Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Bergensesteenweg 12,0<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Vlezenbeek fase 2 48,1<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Zuunbeek fase 2 60,4<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Zuunbeek fase 3 56,1<br />

Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Bruneaustraat 40,3<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Slagvijverbeek fase 1 39,7<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Slagvijverbeek fase 2 28,1<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Neerpedebeek fase 1 81,3<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Neerpedebeek fase 2 142,3<br />

Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Pepingen 20,9<br />

Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Losse Baan 8,3<br />

Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Akkerstraat 2,1<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Diepenbroekbeek 5,7<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Slagvijverbeek fase 3 58,0<br />

Sint-Pieters-Leeuw Collector Neerpedebeek fase 3 13,4<br />

Totaal investeringsbedrag (raming) 4.666,9<br />

3 De kostprijs van dit project zit vervat in de kostprijs van het project "Collector Maalbeek fase 3", waarmee het samen wordt uitgevoerd<br />

4 De kostprijs van dit project zit vervat in de kostprijs van het project "Verbindingsriolering Panoramastraat", waarmee het samen<br />

wordt uitgevoerd<br />

5 Nog geen raming bekend<br />

6 De kostprijs van dit project zit vervat in de kostprijs van het project "Collector Vlezenbeek fase 1", waarmee het samen wordt uitgevoerd<br />

Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />

(meest actuele raming)<br />

Beersel Verbindingsriolering Borreweide 13,3<br />

Beersel Verbindingsriolering Fabriekstraat 20,0<br />

Beersel Verbindingsriolering J. Ameysstraat – Pijnbroekstraat 31,8<br />

Brussel – Zuid Verbindingsriolering Koekoekbeek 26,2<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Bruinborrebeekstraat 27,3<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Strombeek – Beverselaan 11,4<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Gildestraat 31,1<br />

Grimbergen Aansluiting Perk 7,1<br />

Grimbergen Afkoppeling Kaarlijbeek + OL Heerbeek 23,2<br />

Grimbergen Collector Schom 54,5<br />

Grimbergen PS Brusselsesteenweg – Hamme 6,5<br />

Grimbergen Verbindingsriolering Meiveld 9,1<br />

Halle Verbindingsriolering Lenniksesteenweg 5;8<br />

Humbeek Verbindingsriolering Meiskensbeek 23,3<br />

Humbeek Verbindingsriolering Zijpstraat, Warandestraat 31,2<br />

Humbeek-Sas KWZI Sas (Humbeek) of aansluiting op een naburige 18,3<br />

KWZI


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1166-<br />

Zuiveringsgebied Naam project Kostprijs mln. fr.<br />

(meest actuele raming)<br />

Humbeek-Sas Aanvoer vuilvracht KWZI Sas (Humbeek) 8,6<br />

Mechelen – Noord Collector + PS + PL E19 126,0<br />

Mechelen – Noord Collector + PS + PL Hombeek 36,9<br />

Sint-Pieters-Leeuw Verbindingsriolering Steenweg op Asse 36,1<br />

Zemst – Bosstraat KWZI Bosstraat 21,0<br />

Totaal investeringsbedrag (raming) 568,7<br />

Daarnaast zijn er ook nog de infrastructuurwerken<br />

die binnen en in opdracht van het Brussels Hoofdstedelijk<br />

Gewest zijn of zullen worden uitgevoerd,<br />

en dit voor bijna 19 miljard frank. Voor deze infrastructuurwerken<br />

komt het <strong>Vlaams</strong> Gewest tegemoet<br />

voor 11,68 % binnen het zuiveringsgebied<br />

Brussel-Zuid en 15,7 binnen het zuiveringsgebied<br />

Brussel-Noord.<br />

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voorziet (informatie<br />

toestand 1999) in volgende werken.<br />

In het zuiveringsgebied Brussel – Zuid :<br />

Benaming Actuele raming (mln. fr.) Voltooiing<br />

RWZI Bouw 7 3.500 1999<br />

RWZI terrein aankoop 67 1990<br />

Coll. Anderlecht sifon onder kanaal 100 1993<br />

Coll. Anderlecht verbinding Neerpedebeek 90 1999<br />

Coll. Anderlecht verbinding Broekbeek 170 2000<br />

Coll. Industrielaan 669 1990<br />

Coll. Vorst I (Paepsem) 131 1996<br />

Coll. Vorst II (Charroi) 150 1999<br />

Coll. Ceria 43 1991<br />

Effluentleiding 157 1989<br />

Coll. Sint-Gillis I 162 1995<br />

Coll. Sint-Gillis II 350 1999<br />

Coll. Ukkel doorsteek NMBS 30 1997<br />

Coll. Ukkel 450 1999<br />

Coll. Verrewinkelbeek Drogenbos fase 1 65 1996<br />

Coll. Verrewinkelbeek Drogenbos fase 2 40 1999<br />

Coll. Verrewinkelbeek Linkebeek-Ukkel 160 2000<br />

Totaal Brussel-Zuid 6.304<br />

7 Intussen is de RWZI Brussel-Zuid operationeel geworden op 01.08.2000


-1167- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

In het zuiveringsgebied Brussel-Noord :<br />

Benaming Actuele raming Voltooiing<br />

(mln. fr.)<br />

RWZI aankoop terreinen 413 1998<br />

RWZI consultants 60 2004<br />

RWZI bouw 8 8.000 2004<br />

Collector Sainctelette-Noord 8 4.000 2004<br />

Collector Drootbeek 150 1999<br />

Totaal Brussel-Noord 12.623<br />

8 De RWZI Brussel-Noord en de collector Sainctelette-Noord zijn samen aanbesteed op 17.11.99 en een voorstel van gunning zou in<br />

de eerste helft van 2001 worden goedgekeurd. De ramingen zullen in de praktijk sterk worden overschreden. De werken worden<br />

evenwel gegund volgens de BOOT-formule (build-own-operate-transfer) en vanaf de operationalisering in twintig jaarlijkse schijven<br />

worden afbetaald (prefinanciering, ontwerp, bouw, uitbating), zodat een juiste actuele kostprijs niet voorhanden is<br />

2 a) Beoordeeld op basis van het gemiddelde<br />

zuurstofgehalte (Prati-index voor zuurstofverzadiging<br />

of PIO) was de Zenne in 1999<br />

opwaarts het Brusselse Hoofdstedelijke gewest<br />

verontreinigd en afwaarts ervan zwaar<br />

verontreinigd. De biologische kwaliteit was<br />

slecht in Halle en zeer slecht in Anderlecht,<br />

Vilvoorde en Mechelen. In tegenstelling tot<br />

een wijdverspreide gedachte is de Zenne<br />

echter niet "biologisch dood". Er zijn nog<br />

steeds organismen die in zulk een verontreinigde<br />

waterloop kunnen leven, met name<br />

borstelwormen en larven van muggen en<br />

vliegen. In Halle werden ook bloedzuigers<br />

en waterpissebedden aangetroffen.<br />

Ten opzichte van het uitzonderlijk natte jaar<br />

1998 was er in 1999 een lichte verslechtering<br />

van de waterkwaliteit, en dit vooral opwaarts<br />

het Brusselse Hoofdstedelijke gewest. Ten<br />

opzichte van 1997 (droog jaar) is er dan weer<br />

een lichte verbetering van het gemiddeld<br />

zuurstofgehalte. In Halle is de biologische<br />

kwaliteit geëvolueerd van zeer slecht naar<br />

slecht. Dit licht herstel kan in verband staan<br />

met de aanleg van waterzuiveringsinfrastructuur<br />

(o.m. de RWZI van Nijvel) op het<br />

grondgebied van het Waalse gewest. Maar<br />

globaal kan worden gesteld dat de slechte tot<br />

zeer slechte waterkwaliteit van de Zenne<br />

nauwelijks evolueert en dat de kleine schommelingen<br />

veeleer toevallig zijn of te wijten<br />

aan de weersomstandigheden.<br />

b) De ingebruikname van de RWZI Brussel-<br />

Zuid in augustus 2000 betekent een keerpunt<br />

voor de waterkwaliteit van de Zenne en<br />

mag dan ook worden beschouwd als de eerste<br />

aanzet naar een betere kwaliteit. Naarmate<br />

meer en meer huishoudelijke afvalwaters<br />

worden gezuiverd, zal de waterkwaliteit<br />

gradueel verbeteren.<br />

Voor de sanering van de waterkwaliteit zal<br />

echter niet alleen aandacht moeten gaan<br />

naar de reductie van de huishoudelijke vuilvracht,<br />

maar ook naar belangrijke microverontreinigingen.<br />

Zo worden in de Zenne in<br />

Vilvoorde een hele reeks milieugevaarlijke<br />

stoffen aangetroffen, in soms zeer hoge concentraties<br />

:<br />

– de zware metalen lood, koper, zink ;<br />

– arseen ;<br />

– de monocyclische aromatische koolwaterstoffen<br />

(MAK) xyleen, tolueen en benzeen<br />

;<br />

– trimethylbenzeen, nitrobenzeen en gechloreerde<br />

benzenen ;<br />

– andere organische chloorverbindingen<br />

zoals trichlooretheen, dichloormethaan,<br />

hexachloorbutadieen, ... ;<br />

– organochloorpesticiden zoals dieldrin,<br />

endrin, telodrin, lindaan en endosulfaan ;<br />

– andere pesticiden zoals diuron en trifluralin<br />

;<br />

– een aantal polycyclische aromatische<br />

koolwaterstoffen (PAK) ;<br />

– polychloorbifenylen, beter bekend als<br />

PCB's.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1168-<br />

Heel wat van deze stoffen komen voor op de<br />

ontwerplijst van 32 prioritaire stoffen die de<br />

Europese Commissie opstelde m.b.t. de kaderrichtlijn<br />

water, zoals verschillende PAK's,<br />

benzeen, endosulfaan, diuron, dichloormethaan,<br />

hexachloorbutadieën, trifluralin en<br />

lood. Andere staan op de zwarte en grijze<br />

lijsten van de Europese richtlijn gevaarlijke<br />

stoffen (76/464). De concentraties waarin<br />

deze stoffen worden aangetroffen, liggen geregeld<br />

boven de <strong>Vlaams</strong>e normen en de Europese<br />

waterkwaliteitsdoelstellingen.<br />

Een aantal van deze stoffen zijn reeds geruime<br />

tijd verboden in België, met name de<br />

PCB's en de drins. Sommige zijn afkomstig<br />

van de industrie (MAK's, organochloorverbindingen),<br />

andere hebben een diffuse oorsprong<br />

(sommige metalen, pesticiden, PAK's<br />

afkomstig uit het verkeer en de gebouwenverwarming).<br />

In het kader van de Europese Richtlijn Lozing<br />

Gevaarlijke Stoffen heb ik een werkgroep<br />

opgestart, waarin naast verschillende<br />

kabinetsmedewerkers ook de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij,<br />

Aquafin en de afdeling<br />

Milieuvergunningen van de administratie<br />

Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer betrokken<br />

zijn, om de lozing van gevaarlijke<br />

stoffen afkomstig van P-bedrijven te beperken<br />

(P-bedrijf : grote lozer – red). Dit kan<br />

door deze bedrijven van de bestaande waterzuiveringsinfrastructuur<br />

af te koppelen en ze<br />

te stimuleren om zelf hun afvalwater te zuiveren.<br />

Vermelden we ten slotte dat de meeste van<br />

de bovenvermelde stoffen niet worden teruggevonden<br />

in de Zenne in Lembeek, op de<br />

grens met Wallonië. Opvallend is echter het<br />

voorkomen op deze meetplaatsen van een<br />

aantal pesticiden, vooral lindaan, en arseen.<br />

Wil men komen tot een optimaal niveau van<br />

de waterkwaliteit, dan zal het wellicht nodig<br />

zijn – éénmaal de waterkwaliteit voldoende<br />

verbeterd is – de waterbodem te saneren.<br />

De waterbodem van de Zenne is immers<br />

zwaar verontreinigd, met onder meer organochloorpesticiden,<br />

PCB's PAK's, lood,<br />

cadmium, koper, kwik en zink.<br />

Ten slotte zal, om een goede ecologische toestand<br />

mogelijk te maken, ook voldoende<br />

aandacht moeten gaan naar de zogenaamde<br />

structuurkenmerken. Rechttrekking, verharde<br />

oevers, overwelving, enzovoort, zijn hierbij<br />

negatieve elementen.<br />

c) In de Zenne zelf werden door het Instituut<br />

voor Bosbouw en Wildbeheer (IBW) geen<br />

visbestandsopnames uitgevoerd.<br />

Onderzoek op een van de grootste zijbeken,<br />

namelijk de Zuunbeek, in 1996 heeft aangetoond<br />

dat deze zijloop geen normale vispopulatie<br />

bevatte. Stroomafwaarts de monding<br />

van de Zuun lijkt de waterkwaliteit van de<br />

Zenne geen visleven mogelijk te maken.<br />

Stroomopwaarts (tot aan de grens met Wallonië)<br />

zijn er geen visstandgegevens beschikbaar.<br />

Momenteel herziet het IBW haar visbestandsmeetnet,<br />

één of meer meetpunten zullen<br />

zeker op de Zenne worden aangebracht,<br />

zodat in de nabije toekomst ook over de<br />

eventuele visstand van de Zenne informatie<br />

zal beschikbaar zijn.<br />

Vraag nr. 64<br />

van 18 januari 2001<br />

van de heer PETER GYSBRECHTS<br />

Tankstations – Tegemoetkoming bodemsanering<br />

De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft het ontwerp van samenwerkingsakkoord<br />

betreffende de uitvoering en<br />

financiering van de bodemsanering van tankstations<br />

goedgekeurd. Dit houdt onder andere in dat<br />

tankstations die minstens tot 31 december 1992<br />

werden uitgebaat, in aanmerking komen voor een<br />

tegemoetkoming van het saneringsfonds.<br />

Maar wat met de tankstations of gewezen tankstations<br />

die nog open waren tot 1990 waar men reeds<br />

vóór het samenwerkingsakkoord begonnen is met<br />

de bodemsaneringswerken en waar de werken dus<br />

nog bezig zijn, of de tankstations waarvan reeds<br />

vóór het akkoord een dossier is ingediend <br />

Kunnen zij alsnog een financiële tegemoetkoming<br />

genieten <br />

Antwoord<br />

In het ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen<br />

de federale staat, het <strong>Vlaams</strong> Gewest, het Waals<br />

Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende<br />

de uitvoering en financiering van de bodemsanering<br />

van tankstations wordt onder meer<br />

bepaald dat enkel die tankstations in aanmerking


-1169- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

komen welke als verkooppunt voor het publiek<br />

nog worden uitgebaat of tot en met 31 december<br />

1992 werden uitgebaat.<br />

Tankstations die werden uitgebaat tot 1990 komen<br />

derhalve niet in aanmerking voor mogelijke tegemoetkoming<br />

door het later op te richten fonds.<br />

Vraag nr. 65<br />

van 18 januari 2001<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

E17 Rekkem-Menen – Bodemverontreiniging<br />

Bij de aanleg van de E17, medio jaren zestig, werd<br />

38.000 m 3 chroomafval van de firma Kuhlman<br />

(Wattrelos) gebruikt om een gleuf langs de E17 op<br />

te vullen. Na metingen erkende de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />

voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />

(OVAM) de betrokken plaats als "black point".<br />

Medio 1996 werd de toenmalige minister van Leefmilieu<br />

Theo Kelchtermans om uitleg gevraagd inzake<br />

de vervuiling door zware metalen op de berm<br />

van de E17 in Rekkem-Menen. Toen werd gesteld<br />

dat overleg zou worden gepleegd met de administratie<br />

Openbare Werken om tot concrete oplossingen<br />

te komen voor de veiligheid en de uiteindelijke<br />

sanering van deze bodemvervuiling (Handelingen<br />

Plenaire Vergadering van 20 juni 1996, blz. 3084 e.v.<br />

– red.).<br />

Twee jaar geleden werd deze problematiek nog<br />

eens aangekaart bij de heer Eddy Baldewijns, toenmalig<br />

minister van Openbare Werken, om een<br />

overzicht te krijgen van de reeds genomen stappen<br />

voor een oplossing van dit dossier. Toen bleek dat<br />

reeds in november 1996 een oriënterend bodemonderzoek<br />

werd uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt<br />

op één zone een historische chroomverontreiniging.<br />

Voor een tweede zone is de verontreiniging<br />

twijfelachtig en bevindt ze zich wellicht onder de<br />

autosnelweg E17 (Handelingen Plenaire Vergadering<br />

van 14 januari 1998, blz. 32 e.v. – red.).<br />

De minister bevestigde toen tevens dat in overeenkomst<br />

met OVAM een beschrijvend bodemonderzoek<br />

werd aangevraagd. Dit onderzoek zou<br />

door OVAM op kosten van de administratie<br />

Wegen en Verkeer worden uitgevoerd. Een concrete<br />

datum voor de uitvoering van dit onderzoek kon<br />

de minister toen echter niet geven. Met het oog op<br />

de verdere afhandeling van het dossier door<br />

OVAM zou worden bepaald welke maatregelen al<br />

dan niet noodzakelijk waren.<br />

1. In welke mate zijn de resultaten van het bodemonderzoek<br />

reeds bekend, teneinde de omvang<br />

en ernst van de verontreiniging te bepalen <br />

2. Zijn er reeds preventiemaatregelen noodzakelijk<br />

In welke mate zal er overleg zijn (of is er<br />

reeds geweest) met de minister van Leefmilieu <br />

3. Wat is de geraamde kostprijs voor de sanering <br />

Welke timing wordt vooropgesteld Wie zal<br />

deze saneringskosten betalen <br />

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />

heer Steve Stevaert, minister vice-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Steve Stevaert, minister vice-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Mobiliteit, Openbare werken en Energie.<br />

Vraag nr. 66<br />

van 18 januari 2001<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

Moties en resoluties – Opvolging<br />

Goedgekeurde resoluties en moties zijn aanbevelingen<br />

van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> aan de regering.<br />

Zoals het Reglement van het parlement bepaalt,<br />

wordt verwacht dat elke minister de opvolging van<br />

haar/zijn resoluties en moties vermeldt naar aanleiding<br />

van de beleidsbrief. Dit is voor het beleid 2001<br />

niet altijd gebeurd.<br />

Uit de lectuur van het verslag van het Rekenhof<br />

over de uitvoering door de <strong>Vlaams</strong>e regering van<br />

de resoluties van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> (Stuk 39<br />

(1999-2000) blijkt dat het Rekenhof heeft nagegaan<br />

welk gevolg de <strong>Vlaams</strong>e regering heeft gegeven<br />

aan twaalf resoluties die door het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong><br />

werden goedgekeurd in de periode van<br />

1996 tot het einde van de vorige legislatuur in 1999.<br />

Het gaat hierbij uitsluitend om die resoluties welke<br />

rechtstreeks voortvloeien uit de contacten met het<br />

Rekenhof.<br />

De opvolging van de andere resoluties/moties<br />

wordt nergens systematisch bijeengebracht. In de<br />

beleidsbrieven van sommige ministers wordt wel<br />

verwezen naar resoluties/moties van deze legisla-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1170-<br />

tuur, soms zelfs van vorige legislatuur, en wordt de<br />

stand van zaken gegeven.<br />

Het is dus ondoorzichtig door welke resoluties/moties<br />

de regering zich gebonden voelt. Strikt juridisch<br />

gesproken, zijn de moties/resoluties van vorige<br />

legislatuur gericht tot de vorige ministers. Of ze<br />

verder al dan niet als beleidsuitgangspunt worden<br />

gebruikt, is nu niet duidelijk.<br />

1. Welke resoluties/moties betreffende de bevoegdheden<br />

van de minister goedgekeurd door<br />

het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> vóór juli 1999 blijven van<br />

kracht in zijn/haar huidig beleid <br />

2. Geldt dit voor de volledige tekst van de resolutie/motie<br />

of alleen voor bepaalde onderdelen <br />

3. Heeft de minister reeds een overzicht gegeven<br />

van de stand van zaken van alle resoluties/moties<br />

goedgekeurd tijdens deze legislatuur naar<br />

aanleiding van de begrotingsbesprekingen <br />

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden.<br />

Vraag nr. 67<br />

van 19 januari 2001<br />

van de heer JAN LAURYS<br />

Studieopdrachten – Overzicht<br />

Kan de minister meedelen welke studies sedert<br />

september 1999 door haar kabinet werden besteld,<br />

zowel inzake landbouw- als inzake milieubeleid <br />

Aan welke universiteiten werd gevraagd de respectieve<br />

studies uit te voeren <br />

Welke studies zijn inmiddels afgerond <br />

Antwoord<br />

In het verleden is de programmatie van het wetenschappelijk<br />

beleidsondersteunend onderzoek voor<br />

het domein Leefmilieu niet steeds op een planmatige<br />

wijze aangepakt, met ook een gebrek aan een<br />

langetermijnvisie. Bovendien was het gebruik van<br />

veel onderzoeksresultaten niet optimaal, onder<br />

meer door de moeilijke bereikbaarheid ervan.<br />

Deze en nog enkele knelpunten hebben mij ertoe<br />

aangezet om een strategisch project (Stroomlijning<br />

wetenschappelijk onderzoek Leefmilieu – SP5,<br />

O & O) te definiëren om een en ander te optimaliseren<br />

(O & O : onderzoek en ontwikkeling – red.).<br />

Specifiek voor de ontsluiting van de resultaten van<br />

uitgevoerde studies werd besloten tot de oprichting<br />

van een databank (databank GMO – Gewestelijk<br />

Milieuoverleg, module "onderzoek"), waarin gedetailleerde<br />

informatie zal opgenomen zijn over de financiële,<br />

inhoudelijke en structurele aspecten van<br />

al het geplande, lopende en afgeronde onderzoek<br />

(sinds 1994) dat betrekking heeft op het beleidsdomein<br />

Leefmilieu. Dit betekent dat op termijn alle<br />

gegenereerde informatie op een systematische<br />

wijze zal kunnen worden geraadpleegd door alle<br />

intern betrokkenen. Om het systeem blijvend te<br />

kunnen benutten, moet ook worden gewerkt aan<br />

een structuur voor decentrale invoer en beheer van<br />

gegevens.<br />

Eens de invoer van gegevens in deze databank voldoende<br />

ver gevorderd zal zijn, zal de gevraagde informatie<br />

kunnen worden meegedeeld. Momenteel<br />

is het voor 2001 geplande onderzoek en een deel<br />

van het in 2000 geplande onderzoek ingevoerd.<br />

Tegen medio 2001 zullen de gegevens van 1999 ingevoerd<br />

zijn, mits de administraties en de <strong>Vlaams</strong>e<br />

openbare instellingen hiervoor de nodige manuren<br />

kunnen vrijmaken. Heden kan ik dus geen volledig<br />

overzicht bezorgen ; het genereren van het gevraagde<br />

overzicht zou de planning van het strategisch<br />

project in de war sturen.<br />

Gezien de omvang van de opgevraagde informatie<br />

kan dit statistisch materiaal in het kader van een<br />

schriftelijke vraag niet ter beschikking worden gesteld.<br />

Vraag nr. 70<br />

van 19 januari 2001<br />

van de heer ANDRE VAN NIEUWKERKE<br />

Muskusrattenbestrijding – Methode<br />

Bijna een eeuw geleden deed de muskusrat haar<br />

intrede in ons land. Ingevoerd vanuit Noord-Amerika<br />

ten behoeve van de pelsindustrie en de jacht,<br />

veroverde ze Europa in een uiterst snel tempo en


-1171- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

veroorzaakte ze een ware schokgolf bij overheidsdiensten<br />

wegens haar graverij in oevers, dijken en<br />

waterkeringen.<br />

Reeds tientallen jaren wordt de muskusrat (Ondatra<br />

zibethica) onvermoeibaar en op grote schaal<br />

door de mens bestreden. Alle middelen om de expansie<br />

van dit zoogdier in te tomen, worden ingezet<br />

: klemmen, fuiken, giftig lokaas, vuurwapens,<br />

enzovoort. Natuurbeschermers stellen echter vast<br />

dat de gebruikte middelen niet selectief zijn: de<br />

klemmen met stukjes appel of wortel veroorzaken<br />

heel wat bijvangsten onder watervogels en andere<br />

zoogdieren. Het massaal uitleggen van giftig lokaas<br />

langs beken en rivieren houdt bovendien risico's in<br />

voor de gezondheid van mens, dier en milieu.<br />

Het lijkt dan ook aangewezen deze vangtuigen te<br />

verbieden. Er bestaat een veel diervriendelijker alternatief,<br />

namelijk een soort buisfuik die veel gerichter<br />

de doelsoort vangt en geen nevenvangsten<br />

(reigers, waterhoen, ... ) veroorzaakt. Ook de gezondheid<br />

van de mens wordt daardoor minder bedreigd.<br />

Mits bijvoorbeeld inachtneming van een korte<br />

overgangsperiode zouden polderbesturen, terreinbeheerders,<br />

enzovoort, kunnen worden verplicht<br />

tegen een bepaalde datum uit te kijken naar voor<br />

het milieubehoud beter geschikte alternatieven.<br />

Hoe wordt dit probleem aangepakt <br />

Antwoord<br />

Ik kan de <strong>Vlaams</strong>e Volksvertegenwoordiger bevestigen<br />

dat er veel inspanningen worden geleverd om<br />

de muskusratpopulatie voldoende laag te houden,<br />

zodat de kans op schade door graverij in oevers of<br />

door vraat aan landbouwgewassen wordt beperkt.<br />

De muskusrattenbestrijders die werken bij het<br />

<strong>Vlaams</strong> Gewest hebben strikte instructies voor<br />

deze bestrijdingsopdracht.<br />

Vuurwapens worden niet gebruikt. Het gebruik<br />

van giftig lokaas tegen muskusratten wordt maximaal<br />

vermeden en zal enkel tijdelijk en lokaal worden<br />

toegelaten op die plaatsen waar met technische<br />

vangmiddelen alleen, de populatie niet onder<br />

controle te krijgen is. Momenteel wordt er helemaal<br />

geen giftig lokaas tegen muskusratten uitgezet<br />

door de diensten die onder mijn bevoegdheid<br />

vallen. Klemmen met stukjes appel worden juist<br />

vanwege de attractiviteit van de appel voor watervogels<br />

niet meer geplaatst. Wortelen als lokmiddel<br />

voor ratten vertonen niet diezelfde aantrekkingskracht<br />

voor watervogels.<br />

Voorzover de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

met "een soort buisfuik die veel gerichter de doelsoort<br />

vangt en geen nevenvangsten veroorzaakt"<br />

wil verwijzen naar het gebruik van schijnduikers in<br />

de muskusrattenbestrijding, kan ik volgende verduidelijking<br />

geven.<br />

De bedoelde fuiken zijn cilindrische kunststofbuizen<br />

met passend afsluitdeksel, die met de vrije opening<br />

naar het water in de oevers van waterlopen<br />

worden ingegraven. De inzwemopening wordt met<br />

een kunststoftrechter of keel afgesloten.<br />

Het gebruik van schijnduikers in de muskusratbestrijding<br />

is zo oud als het muskusratprobleem zelf.<br />

Migrerende ratten onderzoeken in de habitat waar<br />

ze zich willen vestigen hun hele nieuwe omgeving.<br />

Schijnduikers zijn dan ook in principe even doeltreffend<br />

in het afvangen van migrerende ratten als<br />

andere vangmiddelen aan oude of verlaten pijpen<br />

of echte duikers.<br />

Om onduidelijke redenen blijkt het bestrijdingssucces<br />

met schijnduikers nochtans beperkt.<br />

In Limburg, waar reeds tal van deze schijnduikers<br />

zijn geplaatst, stelden we vast dat vaak rattennesten<br />

te vinden zijn in de directe omgeving van<br />

schijnduikers, soms zelfs ertegenaan, waar de grond<br />

losser tegen de schijnduiker aanligt. In de omgeving<br />

van schijnduikers levende ratten wennen misschien<br />

aan het risico en zijn met het systeem niet<br />

meer te vangen.<br />

Zowel in Vlaanderen als in Nederland is algemeen<br />

bekend dat uitsluitend gebruik van vast vangmateriaal,<br />

om het even van welk type, wel reductie geeft<br />

van de populatie ten opzichte van gebieden zonder<br />

bestrijding, maar niet tot een aanvaardbaar laag niveau.<br />

In 1997 werd door de administratie Milieu-,<br />

Natuur-, Land- en Waterbeheer, afdeling Water, in<br />

de provincie Limburg op het grondgebied van Hasselt<br />

in een blok van 1 km 2 waarin voorheen buisfuiken<br />

werden geplaatst, de restpopulatie aan muskusratten<br />

afgevangen. Na drie vangstdagen werden<br />

er in dit blok van 1 km 2 nog 237 muskusratten gevangen.<br />

De efficiëntie van het buisfuikensysteem<br />

komt door dergelijke vaststellingen zwaar op de<br />

helling te staan.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1172-<br />

Het systeem van buisfuiken werd nauwkeuriger<br />

bestudeerd aan het CLO in Merelbeke (CLO :<br />

Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek –<br />

red.). Bij een aantal ratten duurde het tot tien minuten<br />

na onderdompeling vooraleer men de verdrinkingsdood<br />

van het dier kon vaststellen. Dit<br />

staat in fel contrast met de recente "Agreement on<br />

International Humane Trapping Standards" (Europese<br />

Commissie – 19.6.97), die voor dodende<br />

vangmiddelen voorlopig nog een maximum van<br />

300 seconden aanvaardt, maar dit verder wil verlagen<br />

tot 180 seconden.<br />

JOHAN SAUWENS<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN BINNENLANDSE AANGELEGENHEDEN,<br />

AMBTENARENZAKEN EN SPORT<br />

Vraag nr. 60<br />

van 14 december 2000<br />

van de heer CHRIS VANDENBROEKE<br />

Sociale huurwoningen – Verkiezingsaffiches<br />

Tijdens de periode voorafgaand aan de verkiezingen<br />

van 8 oktober jongstleden hebben nogal wat<br />

mensen affiches voor politieke partijen en/of kandidaten<br />

aan hun raam opgehangen.<br />

Dit lijkt mij een uiting van zinvolle betrokkenheid<br />

bij het democratisch verkiezingsgegeven.<br />

Ik verneem echter dat een aantal bouwmaatschappijen<br />

erkend door de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />

hebben gevraagd om deze affiches te verwijderen.<br />

1. Hebben de bouwmaatschappijen als eigenaar<br />

van sociale woningen of appartementen daartoe<br />

het recht <br />

2. Werd een dergelijke bepaling opgenomen in<br />

een reglement of in het huurcontract Zo ja, is<br />

dit dan niet strijdig met het recht op vrije meningsuiting<br />

<br />

Antwoord<br />

De typehuurovereenkomst van toepassing binnen<br />

de sociale huursector, bevat geen enkele bepaling<br />

die de huurders van een sociale woning verbiedt<br />

om affiches voor politieke partijen en/of kandidaten<br />

aan hun raam op te hangen (besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 6 april 1995 tot vaststelling<br />

van de typehuurovereenkomst voor de woningen<br />

die toebehoren aan de door de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />

erkende sociale huisvestingsmaatschappijen<br />

of aan de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />

zelf).<br />

Op basis van de typehuurovereenkomst hebben de<br />

socialehuisvestingsmaatschappijen, als eigenaars<br />

van sociale woningen of appartementen, dan ook<br />

het recht niet om de huurders te verbieden affiches<br />

voor politieke partijen en/of kandidaten aan hun<br />

raam op te hangen.<br />

Of dergelijk verbod opgenomen is in de diverse reglementen<br />

van inwendige orde die de socialehuisvestingsmaatschappijen<br />

hanteren, is niet bekend.<br />

Tevens is het zo dat de daarin voorkomende bepalingen<br />

die strijdig zouden zijn met de beschikkingen<br />

van de huurovereenkomst, evenwel voor nietgeschreven<br />

worden gehouden.<br />

Dit verbod zou ook inderdaad manifest strijdig zijn<br />

met het recht op vrije meningsuiting. Artikel 19<br />

van de GGW waarborgt de vrijheid om op elk gebied<br />

zijn mening te uiten, behoudens bestraffing<br />

van de misdrijven die ter gelegenheid van het gebruikmaken<br />

van die vrijheid worden gepleegd.<br />

"De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening<br />

ervan, alsmede de vrijheid om op elk gebied<br />

zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens<br />

bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid<br />

van het gebruikmaken van die vrijheden worden<br />

gepleegd").<br />

Een gangbare definitie geven van het recht op meningsuiting<br />

is niet eenvoudig. Deze vrijheid kan<br />

worden omschreven als "het recht om aan zijn filosofische,<br />

godsdienstige, politieke, persoonlijke of<br />

ideologische overtuiging uiting te geven in woorden,<br />

geschriften of gedragingen". De meningsuiting<br />

kan bijgevolg op verschillende wijzen gebeuren,<br />

zowel door het woord, als door het geschrift, als<br />

door handelingen. Zodoende wordt niet alleen elke<br />

vrije uitoefening van de cultus, maar verder elke<br />

manifestatie op politiek, literair, artistiek, filosofisch<br />

en wetenschappelijk vlak beschermd (Vande<br />

Lanotte, J., Overzicht van het publiek recht, Brugge,<br />

Die Keure, 1997, blz. 339-340).<br />

De vrijheid van meningsuiting is evenwel geen onbeperkt<br />

recht. Artikel 19 GGW bepaalt immers<br />

uitdrukkelijk : "behoudens bestraffing van de misdrijven<br />

die ter gelegenheid van het gebruikmaken<br />

van die vrijheden worden gepleegd". Deze beperking<br />

is in casu evenwel niet aan de orde.


-1173- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Tot slot merk ik nog op dat de vrijheid van gedachte<br />

en de vrijheid van mening ook worden gewaarborgd<br />

door de artikelen 9, § 1 en 10, § 1 EVRM en<br />

de artikelen 18, § 1 en 19, § 1 BUPO.<br />

(GGW : Gecoördineerde Grondwet ; EVRM : Europees<br />

Verdrag tot Bescherming van de Rechten van<br />

de Mens ; BUPO : Internationaal Verdrag inzake<br />

Burgerrechten en Politieke Rechten – red.)<br />

Vraag nr. 61<br />

van 14 december 2000<br />

van de heer JULIEN LIBRECHT<br />

Exportsubsidiëring – Eenmanszaken<br />

In het kader van financiële steunverlening voor exportinitiatieven<br />

van vennootschappen kunnen ook<br />

KMO's worden gesubsidieerd voor prospectiereizen.<br />

De statuten vermelden die steun echter niet<br />

voor eenmanszaken.<br />

KMO's die nog in het stadium van eenmanszaak<br />

verkeren, vinden deze beperking ten zeerste unfair.<br />

Zij hebben immers de subsidies meer dan wie ook<br />

nodig, vooral als ze contacten willen zoeken met de<br />

internationale markt. Het is een feit dat heel wat<br />

van die <strong>Vlaams</strong>e eenmanshandelszaken qua kennis,<br />

nut, inzet en handelsgeest zeker niet moeten onderdoen<br />

voor grotere vestigingen. Daarenboven<br />

zijn de sociale verankering en de commerciële betekenis<br />

van de KMO's in Vlaanderen zeker een<br />

factor waaraan beleidsmatig de grootste zorg moet<br />

worden besteed.<br />

Op een van de vragen terzake antwoordde de minister<br />

reeds in 1999 dat hij "dit knelpunt bij de<br />

eerstvolgende evaluatie van het reglement zou<br />

laten bestuderen".<br />

Daarom neem ik de vrijheid dienaangaande nader<br />

te informeren.<br />

Is dit reglement reeds geëvalueerd <br />

Zo ja, wat is het resultaat <br />

Zo neen, wanneer wordt een oplossing gezocht<br />

voor deze duale maatregel <br />

Antwoord<br />

1. Op 17 juni 2000 heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering op<br />

mijn voorstel een voorontwerp van besluit<br />

goedgekeurd inzake de aanpassing van het subsidiereglement<br />

voor exportbevorderende activiteiten.<br />

Daarin wordt een oplossing geboden<br />

voor het door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

geschetste probleem.<br />

Zo zullen eenmanszaken in de toekomst ook in<br />

aanmerking kunnen komen voor subsidiëring.<br />

De vernieuwing van het subsidiereglement werd<br />

doorgevoerd na evaluatie.<br />

2. Het goedgekeurde voorontwerp van besluit<br />

werd verzonden aan de Europese Commissie.<br />

Het is pas na goedkeuring van het reglement<br />

door de Europese Commissie, die moet nagaan<br />

of de bepalingen ervan niet strijdig zijn met de<br />

Europese verdragen, dat het ontwerpbesluit<br />

voor advies kan worden voorgelegd aan de<br />

Raad van State.<br />

Na het advies van de Raad van State kan het<br />

ontwerpbesluit door de <strong>Vlaams</strong>e regering definitief<br />

worden goedgekeurd en in werking treden.<br />

Vraag nr. 62<br />

van 14 december 2000<br />

van de heer MARINO KEULEN<br />

Ambtenarenevaluatie – Resultaten<br />

Het rekruterings- en selectiebeleid vormt een belangrijke<br />

component in het personeelsbeleid van<br />

iedere overheid. De hoofddoelstelling ervan is het<br />

aantrekken en selecteren van bekwame mensen<br />

enerzijds, en het behouden van het noodzakelijk<br />

arbeidspotentieel binnen de organisatie anderzijds.<br />

De inzetbaarheid van het huidige personeel is bovendien<br />

des te belangrijker, gezien de voortdurend<br />

veranderende overheidsorganisatie, waar de takenpakketten<br />

continu wijzigingen ondergaan, afhankelijk<br />

van de behoeften die vanuit de maatschappelijke<br />

context worden vereist.<br />

Teneinde zich ervan te vergewissen dat de juiste<br />

persoon op de juiste plaats werkt, organiseert de<br />

overheid evaluatiecycli die enerzijds de evaluatoren<br />

dienen te ondersteunen bij het leidinggeven en<br />

anderzijds de administratie moeten helpen in haar<br />

veranderings- en verbeteringsprocessen. Zulk een<br />

evaluatiecyclus vormt evenzeer een belangrijk<br />

facet voor de medewerker, daar hij niet enkel is gericht<br />

op de verbetering van zijn zwakke punten,<br />

maar ook op de optimalisering van zijn sterke punten.<br />

Bovendien houdt dergelijke cyclus ook de mo-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1174-<br />

gelijkheid tot sanctioneren in bij een manifest disfunctioneren<br />

van een personeelslid.<br />

1. Wat zijn de resultaten van de laatste evaluatiecyclus<br />

<br />

2. Hoeveel negatieve beoordelingen werden er<br />

uitgesproken en welke maatregelen werden er<br />

ten aanzien van betrokken personeelsleden genomen<br />

<br />

3. Wat waren de redenen van voormelde negatieve<br />

beoordelingen <br />

4. Werden er personeelsleden bij een herhaalde<br />

negatieve beoordeling ontslagen uit de administratie<br />

<br />

Antwoord<br />

1. De evaluatie van de ambtenaren van het Ministerie<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap verloopt<br />

beschrijvend. Dit houdt in dat het evaluatieverslag<br />

geen samenvattende waardering of einduitspraak<br />

omvat, maar een beschrijving geeft van<br />

hoe de geëvalueerde heeft gepresteerd tijdens<br />

het evaluatiejaar.<br />

In afwijking hierop kunnen de evaluatoren de<br />

eindvermelding "onvoldoende" toekennen indien<br />

zij oordelen dat de ambtenaar tijdens het<br />

afgelopen evaluatiejaar globaal gezien slecht<br />

presteerde (artikel VIII 10, § 6 van het <strong>Vlaams</strong><br />

Personeelsstatuut).<br />

Deze evaluatie "onvoldoende" heeft onder<br />

meer tot gevolg dat de betrokken ambtenaar:<br />

1° geen schaalanciënniteit opbouwt in zijn functionele<br />

loopbaan (artikel VIII 77, § 2 VPS) ;<br />

2° zich niet kan inschrijven voor een vergelijkend<br />

examen voor verhoging in graad, voor<br />

een vergelijkende bekwaamheidsproef, of<br />

voor een vergelijkend examen voor overgang<br />

naar een ander niveau (artikel VIII 44,<br />

51 VPS) ;<br />

3° niet kan worden bevorderd (artikel VIII 44,<br />

§ 2 VPS), en<br />

4° geen toestemming kan krijgen om de eretitel<br />

van het door hem laatst waargenomen ambt<br />

te dragen (artikel XII 9 VPS).<br />

Het meest vérgaande gevolg is echter dat de<br />

ambtenaar wordt afgedankt wegens beroepsongeschiktheid<br />

indien hij twee opeenvolgende<br />

keren de evaluatie "onvoldoende" gekregen<br />

heeft (artikel XII 7, § 1VPS).<br />

Indien het college van afdelingshoofden oordeelt<br />

dat de geëvalueerde ondermaats heeft gepresteerd<br />

(slechter dan normaal gezien mag<br />

worden verwacht van de geëvalueerde, doch<br />

niet zo slecht dat hij de eindvermelding "onvoldoende"<br />

verdient), kan het een beslissing tot<br />

loopbaanvertraging nemen ten aanzien van de<br />

betrokken ambtenaar. Deze beslissing heeft tot<br />

gevolg dat de functionele loopbaan van de betrokken<br />

ambtenaar vertraagd wordt opgebouwd,<br />

in die zin dat enkel de helft van de werkelijke<br />

diensten gepresteerd vanaf 1 juli van het<br />

jaar volgend op het evaluatiejaar, in aanmerking<br />

worden genomen (artikelen VII 77, § 2 en VIII<br />

78 VPS).<br />

Indien het college van afdelingshoofden oordeelt<br />

dat de geëvalueerde uitstekend presteerde<br />

ten opzichte van de verwachtingen die in de<br />

planning werden geformuleerd, kan het de betrokken<br />

ambtenaar een functioneringstoelage<br />

toekennen (artikel XIII 57 quater VPS). Met ingang<br />

van 1 januari 2001 kan deze toelage tot<br />

maximum 15 % van het salaris bedragen.<br />

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven<br />

van de evaluaties van de ambtenaren van<br />

rang A2 en lager van het ministerie, m.b.t. het<br />

evaluatiejaar 1999 (beslissingen genomen in het<br />

jaar 2000).


-1175- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Departement Aantal Onvoldoende Vertraging Functioneringspersoneelsleden<br />

toelage<br />

AZF 426 1 2 53<br />

COO 151 0 0 8<br />

WIM 67 0 1 11<br />

OND 884 3 9 91<br />

WVC 1008 0 1 108<br />

EWBL 717 0 0 51<br />

LIN 4674 7 28 405<br />

Totaal 7927 11 41 727<br />

N.v.d.r.<br />

AZF : Algemene Zaken en Financiën<br />

COO : Coördinatie<br />

WIM : Wetenschap, Innovatie en Media<br />

OND : Onderwijs<br />

WVC : Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur<br />

EWBL : Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw<br />

LIN : Leefmilieu en Infrastructuur<br />

2. Zoals blijkt uit bovenstaande tabel, kregen in<br />

totaal 11 ambtenaren m.b.t. het evaluatiejaar<br />

1999 de evaluatie "onvoldoende" en werden<br />

door de colleges van afdelingshoofden 41 ambtenaren<br />

vertraagd in hun functionele loopbaan.<br />

De contractuele personeelsleden van het ministerie<br />

worden jaarlijks beoordeeld volgens dezelfde<br />

regeling als deze welke geldt voor de<br />

functioneringsevaluatie van de ambtenaren. De<br />

contractuele personeelsleden kunnen evenwel<br />

geen loopbaanvertraging krijgen, aangezien zij<br />

geen functionele loopbaan hebben. Daarenboven<br />

kunnen zij reeds na één negatieve beoordeling<br />

worden ontslagen. Vier contractuele personeelsleden<br />

kregen m.b.t. het evaluatiejaar 1999<br />

een negatieve beoordeling en werden afgedankt.<br />

3. De toekenning van de evaluatie "onvoldoende"<br />

aan ambtenaren of een "negatieve beoordeling"<br />

aan de contractuele personeelsleden, gebeurt<br />

door de evaluatoren en is gebaseerd op het<br />

slecht functioneren van deze personeelsleden<br />

tijdens het evaluatiejaar.<br />

4. Slechts één van de elf ambtenaren die m.b.t. het<br />

evaluatiejaar 1999 de evaluatie "onvoldoende"<br />

kregen, kreeg deze evaluatie een tweede opeenvolgende<br />

keer en werd dus afgedankt wegens<br />

beroepsongeschiktheid in uitvoering van artikel<br />

XII 7, §1 VPS.<br />

Zoals vermeld in het antwoord op vraag 2 werden,<br />

m.b.t. het evaluatiejaar 1999, vier contractuele<br />

personeelsleden afgedankt wegens een negatieve<br />

beoordeling.<br />

Vraag nr. 63<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer PIETER HUYBRECHTS<br />

Kanaalbrug Vroenhoven – Bestemming<br />

De afdeling Maas en Albertkanaal ijvert ervoor om<br />

de brug aan het Albertkanaal in Vroenhoven te<br />

laten afbreken. Ook de bunker langs de kanaalbrug<br />

zou moeten verdwijnen. De afbraak van brug<br />

en bunker moet het mogelijk maken om het resterende<br />

deel van het Albertkanaal te verbreden.<br />

Brug en bunker zijn echter in 1995 op de lijst van<br />

de beschermde monumenten geplaatst. Voor het<br />

gemeentebestuur van Riemst behoort de brug tot<br />

het industrieel patrimonium en het wil dan ook van<br />

geen afbraak weten.<br />

1. Heeft de minister reeds maatregelen genomen<br />

om tot afbraak van bunker en brug over te<br />

gaan, of worden beide als monument behouden <br />

2. Zijn er in de omgeving nog bruggen of andere<br />

bouwwerken – al of niet beschermd – die een<br />

eventuele verbreding van het resterende gedeelte<br />

van het Albertkanaal verhinderen <br />

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />

heer Steve Stevaert, minister vice-president


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1176-<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.<br />

Antwoord<br />

1. Er werden nog geen maatregelen genomen tot<br />

opheffing van de bescherming, laat staan afbraak<br />

van de brug en de bunker in Vroenhoven.<br />

2. Momenteel worden er besprekingen gevoerd<br />

over de afbraak en de vernieuwing van de brug<br />

van de N619 in het centrum van Kanne, alsmede<br />

over deze in Lanaken (Veldwezelt).<br />

In verband met de brug in Kanne werd een<br />

landschaps- en architectuurstudie uitgevoerd.<br />

Geen van beide bruggen zijn echter beschermde<br />

monumenten.<br />

(Antwoord Steve Stevaert : Bulletin van Vragen en<br />

Antwoorden nr. 8 van 16 februari 2001, blz. 1010 –<br />

red.)<br />

Vraag nr. 64<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer ERIK MATTHIJS<br />

Artikel 43 OCMW-wet – Uitvoeringsbesluiten<br />

Het <strong>Vlaams</strong> decreet van 17 december 1997 heeft in<br />

artikel 7 de tekst van artikel 43 van de organieke<br />

OCMW-wet van 8 juli 1976 gedeeltelijk vervangen<br />

door de volgende tekst (met inwerkingtreding niet<br />

voor 1 januari 2001) :<br />

"... Op deze regels wordt echter volgende uitzondering<br />

gemaakt : in de OCMW's waar het uitoefenen<br />

van het ambt van ontvanger geen volledige dagtaak<br />

vereist, wordt dit ambt aan een gewestelijk of<br />

een deeltijds ontvanger gegeven, onverminderd de<br />

toepassing van artikel 52, §2 van de nieuwe gemeentewet.<br />

De <strong>Vlaams</strong>e regering bepaalt de voorwaarden<br />

en de modaliteiten waaronder dit ambt<br />

aan deze ontvangers wordt gegeven …"<br />

Bij brief van 19 oktober 1999 (kenmerk<br />

14AB/DVW/350/15) sprak de minister van Welzijn<br />

over deze zaak de hoop uit een antwoord ten gronde<br />

te kunnen geven in november 1999. We zijn nu<br />

december 2000 ...<br />

Momenteel is er nog steeds geen uitvoering gegeven<br />

aan artikel 43 van de organieke OCMW-wet.<br />

De <strong>Vlaams</strong>e regering moet dus nog steeds de voorwaarden<br />

en modaliteiten bepalen vóór de aanwerving<br />

van deeltijdse OCMW-ontvangers.<br />

Normaliter was gepland dat dit uitvoeringsbesluit<br />

zou worden genomen vóór 1 januari 2001, datum<br />

waarop de NOB (nieuwe OCMW-boekhouding) in<br />

alle OCMW's zou moeten worden toegepast. Op<br />

31 maart 2000 heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering evenwel<br />

de datum van inwerkingtreding verschoven naar 1<br />

januari 2003.<br />

Niettemin zijn de meeste OCMW's ondertussen<br />

reeds ingeschakeld als proefproject voor de invoering<br />

van de NOB. De overige zullen dit zeker doen<br />

op 1 januari 2002, ingevolge de invoering van de<br />

euro en ook omdat de softwarehuizen hun oude<br />

boekhoudprogramma's daarna niet meer ondersteunen.<br />

Bepaalde OCMW-besturen zitten met ongeduld te<br />

wachten op het uitvoeringsbesluit van artikel 43<br />

van de organieke OCMW-wet.<br />

Ook zijn er in dit verband nog enige anomalieën in<br />

de huidige regelgeving (hoofdzakelijk in het KB<br />

van 20 juli 1993) :<br />

– het onderscheid tussen plaatselijke ontvangers<br />

volgens inwonersaantal is een aantasting van<br />

het grondrechtelijk gelijkheidsbeginsel ;<br />

– de discriminatie qua cumulatie van ambten tussen<br />

de wettelijke graden van secretaris en ontvanger,<br />

die gelijkwaardige ambten zijn, is onwettig<br />

en onlogisch ;<br />

– de diplomavereisten voor de aanwerving en bevordering<br />

van secretaris en ontvanger houden<br />

geen rekening met vroeger door de overheid<br />

uitgereikte getuigschriften en diploma's van niveau<br />

A ;<br />

– dat statutair benoemde ontvangers geen kandidaat<br />

kunnen zijn bij benoeming in een ander<br />

bestuur, is eveneens onlogisch ;<br />

– als men consequent wil zijn, moet tevens rekening<br />

worden gehouden met de resultaten van de<br />

dure volksraadpleging in verband met de hervorming<br />

van de administratie. Daarbij kwam<br />

overduidelijk tot uiting dat bekwaamheid en<br />

competentie van ambtenaren worden verkozen,<br />

boven diploma's.<br />

1. Wat is de stand van zaken m.b.t. uitvoeringsbesluiten<br />

voor artikel 43 van de organieke<br />

OCMW-wet


-1177- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

2. In welke mate wordt er rekening gehouden met<br />

bovenvermelde anomalieën in de huidige regelgeving<br />

<br />

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan mevrouw<br />

Mieke Vogels, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen.<br />

Antwoord<br />

Op het eerste deel van de vraag zal het antwoord<br />

worden verstrekt door de bevoegde <strong>Vlaams</strong>e minister<br />

van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen,<br />

aan wie dezelfde vraag werd gesteld.<br />

Artikel 43 van de organieke OCMW-wet van 8 juli<br />

1976 bepaalt onder meer dat in de openbare centra<br />

voor maatschappelijk welzijn waar het uitoefenen<br />

van het ambt van ontvanger geen volledige dagtaak<br />

vereist, dit ambt aan een gewestelijk of een<br />

deeltijds ontvanger wordt gegeven, onverminderd<br />

de toepassing van artikel 52, §2 van de Nieuwe Gemeentewet<br />

betreffende de mogelijkheid de ontvanger<br />

van een gemeente met minder dan 10.000 inwoners<br />

tegelijkertijd te benoemen tot ontvanger<br />

van het openbaar centrum voor maatschappelijk<br />

welzijn van dezelfde gemeente.<br />

Bij de vaststelling van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering houdende de voorwaarden en de modaliteiten<br />

waaronder dit deeltijds ambt aan deze ontvangers<br />

wordt gegeven, zal uiteraard rekening worden<br />

gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk<br />

bestuur en het grondwettelijk gewaarborgd<br />

gelijkheidsbeginsel.<br />

Dit gelijkheidsbeginsel waarborgt aan iedereen die<br />

zich in gelijke objectieve omstandigheden en voorwaarden<br />

bevindt, ook een gelijke behandeling.<br />

Concreet betekent dit dat, bij het begeven van een<br />

openbaar ambt, het toekennen van een voorrecht<br />

op basis van geboorte, rang, sociale stand, religieuze,<br />

filosofische of politieke overtuigingen verboden<br />

is.<br />

Het onderscheid dat vandaag wordt gemaakt tussen<br />

de plaatselijke ontvangers volgens het inwonersaantal,<br />

is ingegeven door het feit dat de<br />

functie-inhoud, los van de formele functiebenaming,<br />

erg verschillend is inzake verantwoordelijkheid,<br />

omvang van de taken, moeilijkheidsgraad,<br />

enz.. Ook het feit dat de regels inzake cumulatie<br />

verschillend zijn voor secretarissen en ontvangers<br />

kan niet zomaar worden afgedaan als onredelijk en<br />

niet ingegeven door objectief vaststelbare en gemotiveerde<br />

verschillen tussen deze functies.<br />

Diplomavereisten bij werving of bevordering houden<br />

rekening met de algemene principes binnen<br />

het openbaar ambt inzake deze toegangsvoorwaarden<br />

en kunnen ook worden afgewogen aan de specifieke<br />

vereisten voor het uitoefenen van de bedoelde<br />

functie. In dit verband wens ik echter vandaag<br />

niet vooruit te lopen op de precieze tijdsplanning<br />

en inhoud van het bovenvermelde aangekondigde<br />

uitvoeringsbesluit.<br />

Ten slotte wijs ik erop dat het een algemene regel<br />

is dat de benoeming tot een ambt bij het ene bestuur<br />

geen enkel recht opent met het oog op de<br />

eventuele benoeming bij om het even welk ander<br />

bestuur. De uitzonderingen op deze regel, bijvoorbeeld<br />

vrijstelling van deelname aan wervingsexamen<br />

of mogelijkheid tot overgang van het ene bestuur<br />

naar het andere, zijn bijzonder zeldzaam en<br />

kunnen alleen maar op basis van specifiek omschreven<br />

wettelijke mogelijkheden.<br />

De interpretatie van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

van sommige vermeende resultaten van<br />

een federale volksraadpleging en het verband dat<br />

hij meent te kunnen vaststellen met de bepaling<br />

van de algemene diplomavereisten voor de toegang<br />

tot de functie van ontvanger, lijken mij erg<br />

persoonlijk van aard en wellicht ingegeven door inlichtingen<br />

met betrekking tot problemen in verband<br />

met de rechtstoestand van een individueel<br />

geval.<br />

(Antwoord Mieke Vogels : blz. 1246 – red.)<br />

Vraag nr. 65<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Sportbeleid Kraainem – Maatregelen<br />

In De Lijsterbes, het gemeenschapsblad voor de faciliteitengemeente<br />

Kraainem, lees ik dat er daar<br />

ook op het sportieve vlak wat problemen rijzen.<br />

Zo wordt informatie van Bloso (Commissariaat-Generaal<br />

voor de Bevordering van de Lichamelijke<br />

Opvoeding, de Sport en de Openluchtrecreatie)<br />

geadresseerd aan de sportdienst. Die bestaat<br />

evenwel niet en de informatie stroomt derhalve<br />

niet door.<br />

Kraainem behoort overigens tot de sportregio<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabantse Ardennen. De gemeente kan<br />

daartoe toetreden als ze 1 frank per inwoner betaalt.<br />

In ruil daarvoor krijgt ze dan steun op sportief<br />

vlak. Maar de gemeente weigert dat, wellicht


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1178-<br />

om communautaire redenen. Uiteindelijk is de<br />

sportraad dan op eigen kosten toegetreden.<br />

In het <strong>Vlaams</strong>-Brabantbeleid van de regering<br />

wordt enige aandacht besteedt aan de sportbeoefening<br />

in de Rand. Sport vormt immers een geschikt<br />

middel om het <strong>Vlaams</strong> karakter van de regio te<br />

verdedigen en om de integratie van anderstaligen<br />

te vergemakkelijken.<br />

Is de minister op de hoogte van de hierboven beschreven<br />

situatie <br />

Werden er al maatregelen getroffen om ze te verhelpen<br />

<br />

Antwoord<br />

Zowel vanuit de provinciale sportdienst <strong>Vlaams</strong>-<br />

Brabant (via de regiowerking) als vanuit de Blosoinspectiedienst<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant worden inspanningen<br />

geleverd om de faciliteitengemeenten in de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Rand bij het <strong>Vlaams</strong>e sportbeleid te betrekken.<br />

De regiowerking in de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant<br />

werd eigenlijk pas opgestart in 1999. Bij de start<br />

zijn 55 van de 65 <strong>Vlaams</strong>-Brabantse gemeenten<br />

toegetreden. Onder de gemeenten die bij de start<br />

niet zijn toegetreden, zijn ook de zes faciliteitengemeenten<br />

uit de <strong>Vlaams</strong>e Rand.<br />

In de loop van het jaar 2000 is Kraainem toegetreden<br />

tot de regiowerking, maar dan wel via de sportraad<br />

en niet via het gemeentebestuur. Deze operatie<br />

is totstandgekomen in nauw overleg met de<br />

<strong>Vlaams</strong>e schepen uit deze gemeente, en dit systeem<br />

werkt tot ieders voldoening.<br />

Het is trouwens de bedoeling om de oprichting van<br />

Nederlandstalige sportraden in de faciliteitengemeenten<br />

vanuit de provincie <strong>Vlaams</strong>-Brabant en<br />

de regiowerking verder te stimuleren en de samenwerking<br />

via dat kanaal te intensifiëren. Zo werd<br />

ondertussen via de regiowerking en de regiomedewerkers<br />

van de provincie reeds het Contract Jeugdsport<br />

2000 gerealiseerd voor drie van de zes faciliteitengemeenten,<br />

namelijk Wemmel, Wezembeek-<br />

Oppem en Kraainem. Voor 2001 wordt door de<br />

provinciale sportdienst <strong>Vlaams</strong>-Brabant een inspanning<br />

gedaan om het Contract Jeugdsport 2001<br />

te realiseren in de zes faciliteitengemeenten.<br />

Vanuit de Bloso-inspectiedienst <strong>Vlaams</strong>-Brabant<br />

en Brussel worden informatieve mailings die naar<br />

alle <strong>Vlaams</strong>e gemeenten worden gestuurd, ook gestuurd<br />

naar het gemeentehuis van Kraainem. De<br />

mailings die naar de voorzitters van de sportraden<br />

worden gestuurd, worden voor Kraainem gestuurd<br />

naar de voorzitter van de Nederlandstalige sportraad.<br />

Het Bloso heeft betrokkene opgenomen als<br />

contactpersoon in het adressenbestand van de aan<br />

te schrijven <strong>Vlaams</strong>e gemeenten (of sportdiensten),<br />

teneinde zekerheid te hebben dat de informatie<br />

via hem zou doorstromen naar de <strong>Vlaams</strong>e<br />

inwoners van Kraainem. Betrokkene is trouwens<br />

lid van de regiowerkgroep waar alle sportpromotie-initiatieven<br />

van de provinciale sportdienst en<br />

het Bloso worden toegelicht en besproken.<br />

Daarenboven heb ik aan de VZW De Rand een<br />

subsidie van 5 miljoen toegekend om sportinitiatieven<br />

te stimuleren in de zes faciliteitengemeenten,<br />

en meer bepaald om informatie-uitwisseling en samenwerking<br />

tussen de lokale werkingen te stimuleren,<br />

voor rechtstreekse financiële input naar de lokale<br />

sportverenigingen toe en voor het openstellen<br />

van bijkomende infrastructuur voor sportinitiatieven<br />

in deze gemeenten.<br />

Vraag nr. 66<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Verwijlintresten – Overzicht<br />

Zie :<br />

Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />

Beleid en Europese Aangelegenheden<br />

Vraag nr. 24<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer Carl Decaluwe<br />

Blz. 1234<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden.<br />

Vraag nr. 67<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Export Vlaanderen – Zendingen<br />

Ook voor 2001 lijkt het actieplan van Export<br />

Vlaanderen vrij ambitieus wanneer men het perso-


-1179- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

neelsbestand bekijkt waarover de instelling beschikt.<br />

1. Kan de minister meedelen hoeveel zendingen,<br />

contactdagen en beurzen die waren opgenomen<br />

in het actieplan 2000, uiteindelijk niet doorgingen<br />

<br />

2. Wat waren eventueel de redenen voor het afgelasten<br />

van initiatieven <br />

3. Wat is het gemiddelde aantal bedrijven dat<br />

deelnam aan de zendingen <br />

Antwoord<br />

1. Tijdens het jaar 2000 werden 9 beurzen, 10 zendingen<br />

en 7 contactdagen geannuleerd die opgenomen<br />

waren in het actieplan 2000.<br />

Er werden evenwel 11 nieuwe initiatieven aan<br />

het actieplan toegevoegd in de loop van het jaar<br />

2000.<br />

2. De redenen voor de afgelasting van aangekondigde<br />

initiatieven waren ofwel :<br />

onvoldoende inschrijvingen om een representatieve<br />

delegatie samen te stellen ;<br />

gebrek aan belangstelling in het buitenland vanwege<br />

potentiële klanten of aankopers, en dus te<br />

weinig gegarandeerde business-to-business contacten<br />

voor de <strong>Vlaams</strong>e ondernemingen die zich<br />

inschreven ;<br />

uitstel om uiteenlopende redenen, zoals onzekere<br />

politieke toestand, lokale binnenlandse actualiteit,<br />

of op verzoek van binnenlandse of buitenlandse<br />

partners die bij de organisatie van<br />

dergelijke initiatieven betrokken zijn.<br />

3. Bij de afgelasting van een handelszending bij<br />

gebrek aan deelnemers bleven de ingeschreven<br />

ondernemingen echter niet in de kou staan.<br />

In een aantal gevallen konden ze gewoon afreizen<br />

en werden de individuele afsprakenschema's<br />

die voor hen werden voorbereid gewoon<br />

afgewerkt, onder begeleiding van en met de gebruikelijke<br />

assistentie van de plaatselijke<br />

<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordiger, maar<br />

zonder de formele omkadering die bij officiële<br />

handelszendingen gebruikelijk is.<br />

In andere gevallen wordt aan de bedrijven die<br />

zich inschreven voor een zending die later<br />

wordt geannuleerd, via de provinciale kantoren<br />

een individueel afsprakenprogramma aangeboden<br />

op een door hun gekozen tijdstip.<br />

4. Het gemiddelde aantal deelnemers aan zendingen<br />

in 2000 bedroeg 12.<br />

Vraag nr. 68<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Export Vlaanderen – Vacatures diensthoofd<br />

In de persmededelingen van de regering lees ik dat<br />

er een principiële goedkeuring werd gehecht aan<br />

een wijziging van het personeelsstatuut van Export<br />

Vlaanderen, waardoor drie uitdovende functies<br />

van diensthoofd worden gecreëerd.<br />

Evenwel werd de wijziging voor advies voorgelegd<br />

aan de Raad van State.<br />

1. Waarom werd voor de bekendmaking van de<br />

principiële goedkeuring niet gewacht op een<br />

gunstig advies van de Raad van State <br />

Wat gebeurt er indien de Raad van State een<br />

negatief advies verstrekt <br />

2. Wordt aan alle personeelsleden die in aanmerking<br />

kunnen komen voor die drie functies, de<br />

kans geboden om hun kandidatuur in te dienen <br />

Op welke basis gebeurt de selectie <br />

Antwoord<br />

1. In het kader van de actieve openbaarheid van<br />

bestuur, vastgelegd bij het decreet betreffende<br />

de openbaarheid van bestuur van 18 mei 1999<br />

en het Reglement betreffende de organisatie<br />

van de persvoorlichting van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

worden alle door haar genomen beslissingen<br />

steeds meteen bekendgemaakt. Deze handelwijze<br />

past in het beleid van maximale openheid<br />

en openbaarheid dat door de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

wordt gevoerd. Ook de beslissingen die<br />

een principiële goedkeuring inhouden, vallen<br />

hieronder en worden dus bekendgemaakt ; bovendien<br />

wordt aangegeven welke volgende<br />

stappen dienen te worden gezet voorafgaand<br />

aan de definitieve goedkeuring.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1180-<br />

De principieel goedgekeurde beslissingen worden,<br />

voorzover het gaat om ontwerpbesluiten in<br />

de zin van artikel 3, § 1 van de Gecoördineerde<br />

Wetten op de Raad van State, voor advies overgezonden<br />

aan de Raad van State. Zoals de<br />

<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger terecht opmerkt,<br />

bestaat de mogelijkheid dat de Raad van<br />

State opmerkingen ten aanzien van een voor<br />

advies voorgelegd ontwerpbesluit formuleert ;<br />

de behandelende overheid onderzoekt naderhand<br />

het geformuleerde advies en past in voorkomend<br />

geval het ontwerpbesluit aan in de zin<br />

van het advies van de Raad van State. In laatste<br />

instantie spreekt de <strong>Vlaams</strong>e regering zich definitief<br />

uit over het (opnieuw) voorgelegd ontwerpbesluit.<br />

Dit besluit wordt vervolgens een<br />

tweede maal bekendgemaakt, zowel via een<br />

persmededeling als officieel, in het Belgisch<br />

Staatsblad.<br />

2. Het ontwerp van besluit tot wijziging van het<br />

personeelsstatuut van Export Vlaanderen, principieel<br />

goedgekeurd door de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

op 8 december 2000, dat de aanleiding is tot de<br />

parlementaire vraag, betreft de herpositionering<br />

van de drie huidige dienstdoende diensthoofden<br />

in een staffunctie binnen elke afdeling door de<br />

toekenning van een bijzondere overgangssalarisschaal.<br />

De reden van deze herpositionering is gelegen<br />

in de aan de gang zijnde opmaak van een organisatiestructuur<br />

en een personeelsformatie volgens<br />

de noodwendigheden van de instelling,<br />

waarbij onder meer het aantal afdelingen wordt<br />

vastgelegd.<br />

Dit heeft tot gevolg dat, gelet op het onderwerp<br />

van besluit en bij wijze van eerste overgangsmaatregel,<br />

voor de drie (huidige) afdelingen<br />

(die sinds 1991 worden geleid door de dienstdoende<br />

afdelingshoofden) per afdeling in een<br />

uitdovende staffunctie wordt voorzien, die exclusief<br />

wordt ingevuld door dit dienstdoend afdelingshoofd.<br />

Aangezien deze functies uitdovend zijn (hetgeen<br />

impliceert dat deze functies verdwijnen<br />

zodra de betrokken titularissen deze niet meer<br />

uitoefenen, bijvoorbeeld ten gevolge van overgang<br />

naar een andere dienst, pensioen en dergelijke<br />

meer) is er m.b.t. deze specifieke functies<br />

géén selectieronde waaraan andere personeelsleden<br />

kunnen deelnemen door indiening van hun<br />

kandidatuur.<br />

Voor de invulling van de betrekkingen van afdelingshoofd,<br />

na definitieve goedkeuring van de<br />

organisatiestructuur en de personeelsformatie<br />

van Export Vlaanderen door de functioneel bevoegde<br />

minister, wordt er, conform het stambesluit<br />

(besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 30<br />

juni 2000 houdende de rechtspositie van het<br />

personeel van sommige openbare instellingen -<br />

Belgisch Staatsblad van 26 september 2000) en<br />

besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 september<br />

2000 houdende de organisatie van Export<br />

Vlaanderen en de instellingsspecifieke rechtspositie<br />

van het personeel (Belgisch Staatsblad<br />

van 14 november 2000), wel voorzien in een selectieronde<br />

waaraan alle in aanmerking komende<br />

kandidaten kunnen deelnemen.<br />

Vraag nr. 69<br />

van 5 januari 2001<br />

van de heer KOEN HELSEN<br />

Mindervalidensport – Subsidiëring<br />

Sportbeoefening is een belangrijk gegeven bij de<br />

integratie van personen met een handicap. Een<br />

aantal sporten zijn "paralympisch" en worden financieel<br />

ondersteund via de <strong>Vlaams</strong>e Liga voor<br />

Mindervalidensport.<br />

Voor de beoefening van andere sporten voor mindervaliden<br />

dient men lidgeld te betalen aan de<br />

Liga. Snooker is een van de sporten waarvoor geen<br />

extra middelen worden uitgetrokken, niettegenstaande<br />

een groot aantal mindervaliden deze voor<br />

hen fysiek zeer inspannende sport beoefenen.<br />

1. Hoeveel subsidies gaan er naar de "paralympische"<br />

sporten voor mindervaliden En welke<br />

sporten vallen hieronder <br />

2. Zijn er voorwaarden gekoppeld aan de besteding<br />

van deze subsidies Wordt van de bonden<br />

of verenigingen een beleidsplan met opdeling<br />

van personeels- en werkingskosten verwacht <br />

3. Kan een opdeling worden gegeven van de aangewende<br />

middelen <br />

Antwoord<br />

Op dit moment worden er drie sportfederaties<br />

voor gehandicaptensport gesubsideerd, met name<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport (VLG), de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Federatie voor Gehandicaptensport en<br />

Psylos.


-1181- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

In het kader van het decreet van 13 april 1999 en<br />

de bijbehorende uitvoeringsbesluiten van 17 maart<br />

2000 kunnen de erkende en gesubsidieerde sportfederaties<br />

een beroep doen op volgende subsidies :<br />

basissubsidies<br />

– werkingssubsidies<br />

– personeelssubsidies<br />

subsidies voor de facultatieve opdrachten<br />

– topsport (enkel VLG)<br />

– jeugdsport<br />

– sportkampen.<br />

Om in aanmerking te komen voor basissubsidies<br />

dienen de sportfederaties te voldoen aan een hele<br />

reeks erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden,<br />

waaronder het optellen van een beleidsplan, het<br />

aanwerven van gekwalificeerd personeel en het<br />

uitvoeren van een aantal basisopdrachten.<br />

Op basis van het nieuwe decreet kunnen voor 2000<br />

nog geen definitieve cijfers m.b.t. de basissubsidie<br />

worden gegeven, aangezien de afrekeningsdossiers<br />

pas tegen 1 april 2001 dienen te worden ingediend.<br />

Volgende basissubsidies werden op basis van het<br />

oude decreet in 1999 toegekend aan de drie sportfederaties<br />

:<br />

Werkingssubs. Pers. subs. Totaal<br />

<strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport 1.722.031 3.428.200 5.150.231<br />

<strong>Vlaams</strong>e Federatie voor Gehandicaptensport 800.048 2.752.329 3.552.377<br />

Psylos 680.063 2.588.254 3.268.317<br />

De werkingssubsidies worden in het nieuwe decreet<br />

van 13 april 1999 berekend enkel op basis van<br />

leden die sporttakken beoefenen die voorkomen<br />

op sporttakkenlijst.<br />

– Voor de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport betreft<br />

het volgende sporttakken : atletiek, badminton,<br />

basketbal, boccia, boogschieten, dansen,<br />

goalbal, hockey, paardrijden, powerlifting,<br />

rugby, schermen, schieten (olympisch), skiën,<br />

squash, tafeltennis, tennis, torbal, voetbal, wielrennen,<br />

zaalvoetbal, zeilen en zwemmen.<br />

De leden van de VLG die sporttakken beoefenen<br />

die niet voorkomen op de sporttakkenlijst<br />

(bv. bowling, handbike, petanque, schaken,<br />

schieten (niet-olympisch) en snooker), komen<br />

niet in aanmerking voor de berekening van de<br />

werkingssubsidies per lid.<br />

– Psylos biedt aan haar leden de volgende sporten<br />

van de sporttakkenlijst aan : aerobics, atletiek,<br />

badminton, baseball, basketbal, bergbeklimmen,<br />

dansen, fitness, gymnastiek, handbal, hockey,<br />

judo, kajak, korfbal, krachtbal, minivoetbal,<br />

oriëntatielopen, paardrijden, reddend zwemmen,<br />

roeien, rolschaatsen, speleologie, tafeltennis,<br />

tennis, triatlon-duatlon, voetbal, volleybal,<br />

wandelen, wielrennen, zaalvoetbal, zeilen en<br />

zwemmen, en de volgende sporten die niet op<br />

de sporttakkenlijst voorkomen : boogschieten,<br />

bowling, frisbee, hengelen, minigolf, petanque<br />

en volkssporten.<br />

– De<strong>Vlaams</strong>e Federatie voor Gehandicaptensport<br />

biedt aan haar leden de volgende sporten van<br />

de sporttakkenlijst aan : badminton, boccia, dansen,<br />

gymnastiek, kajak, minivoetbal, paardrijden,<br />

skiën, surfen, wandelen, wielrennen en<br />

zwemmen, en de volgende sporten die niet op<br />

de sporttakkenlijst voorkomen : handboogschieten,<br />

hengelen, petanque en volkssporten.<br />

In het kader van de facultatieve opdracht topsport<br />

kan het Commissariaat-Generaal voor de Bevordering<br />

van de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en<br />

de Openluchtrecreatie (Bloso) tegemoetkomen in<br />

de door de sportfederaties gedragen kosten voor :<br />

– voorbereiding en deelname internationale wedstrijden,<br />

– topsportscholen,<br />

– organiseren van internationale competities,<br />

– voorbereiding en deelname aan de Olympische<br />

Spelen, Paralympics, Stille Spelen en Universiades.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1182-<br />

Enkel de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport kan<br />

worden gesubsidieerd voor topsport, en dit in 2000<br />

voor :<br />

– voorbereiding en deelname internationale wedstrijden<br />

(niet enkel Paralympics) : 2.500.000<br />

frank.<br />

In het Olympisch jaar 2000 werden de kosten<br />

voor voorbereiding en deelname volledig gericht<br />

naar de Paralympics.<br />

Het betreft volgende sporttakken : atletiek, boccia,<br />

paardrijden, rolstoeltennis, schietsport, wielrennen,<br />

zwemmen ;<br />

– extra subsidie voorbereiding Paralympics :<br />

1.015.000 frank ;<br />

– deelname Paralympics : ± 2.850.000 frank.<br />

Er hebben in Sydney 21 topsporters van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport deelgenomen,<br />

en dit in atletiek, boccia, wielrennen, ruitersport,<br />

schieten, zwemmen, tafeltennis en tennis.<br />

Het exacte subsidiebedrag per sportfederatie<br />

moet nog worden bepaald na voorlegging en<br />

controle van de afrekeningsdossiers.<br />

Naast deze topsportsubsidie heeft het Bloso twee<br />

gehandicapte topsporters opgenomen in het Blosotewerkstellingsproject<br />

voor topsporters, waarbij die<br />

topsporters zich volledig kunnen voorbereiden op<br />

het behalen van topprestaties en daar een normale<br />

wedde voor krijgen.<br />

In het kader van de facultatieve opdracht jeugdsport<br />

heeft de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport<br />

voor 2001 een dossier ingediend dat voor subsidiëring<br />

in aanmerking komt.<br />

In het kader van de facultatieve opdracht sportkampen<br />

hebben de <strong>Vlaams</strong>e Liga Gehandicaptensport,<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Federatie voor Gehandicaptensport<br />

en Psylos voor 2001 een dossier ingediend<br />

dat voor subsidiëring in aanmerking komt.<br />

Vraag nr. 70<br />

van 5 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

BDBH – <strong>Vlaams</strong>e vertegenwoordiging<br />

Een bezoek aan de webstek van de Belgische<br />

Dienst voor de Buitenlandse Handel (BDBH)<br />

toont aan dat nog altijd amper rekening wordt gehouden<br />

met de regionalisering van de buitenlandse<br />

handel (www.bdbh.be – red.).<br />

Naast het aanbod inzake dienstverlening stel ik<br />

vast dat de raad van bestuur vijf vertegenwoordigers<br />

van de particuliere sector telt, naast drie Nederlandstaligen.<br />

De voorzitter en de erevoorzitter<br />

van de raad van bestuur zijn Franstaligen. De vertegenwoordigers<br />

van het <strong>Vlaams</strong> Gewest worden<br />

niet vermeld.<br />

Nochtans meen ik dat de minister reeds geruime<br />

tijd had aangekondigd dat hij de politiek van de<br />

lege stoel die tot dusver werd gevoerd, zou verlaten.<br />

1. Werden er vertegenwoordigers van het <strong>Vlaams</strong><br />

Gewest aangewezen en zo ja, wie <br />

2. Hebben die vertegenwoordigers, al dan niet in<br />

opdracht van de minister reeds geprotesteerd<br />

tegen de wanverhouding inzake de vertegenwoordiging<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e bedrijven bij de<br />

particuliere delegatie in de raad van bestuur van<br />

de BDBH <br />

3. Hoe komt het dat belangrijke aangelegenheden<br />

zoals de selectieve informatieverspreiding en<br />

het exporteursbestand nog altijd bij de BDBH<br />

berusten <br />

Antwoord<br />

1. Nadat in april 2000 een akkoord werd bereikt<br />

over de verdere defederalisering van bevoegdheden<br />

en middelen inzake exportpromotie (het<br />

zogenaamde Hermes-akkoord), heb ik inderdaad<br />

voorgesteld om de tot dan toe gevoerde<br />

legestoelpolitiek ten aanzien van de BDBH te<br />

verlaten.<br />

Om twee redenen.<br />

Enerzijds omdat het Hermes-akkoord voorziet<br />

in de afschaffing van de BDBH en de <strong>Vlaams</strong>e<br />

verzuchtingen met betrekking tot het functioneren<br />

van die instelling dus hun voorwerp zouden<br />

verliezen. Anderzijds om toe te laten dat de ontmanteling<br />

van de BDBH van binnenuit zou<br />

kunnen worden begeleid door vertegenwoordigers<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e overheid.<br />

2. Na overleg terzake binnen de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

en wegens het feit dat geen werk werd gemaakt<br />

van de uitvoering van het Hermes-akkoord,<br />

werd echter beslist om de voor Vlaanderen be-


-1183- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

schikbare bestuursmandaten in de BDBH pas<br />

te laten opnemen nadat het ontwerp tot wijziging<br />

van de Bijzondere Wet in het federale parlement<br />

was neergelegd.<br />

3. Tot dusver werden derhalve geen vertegenwoordigers<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e overheid aangewezen<br />

in de raad van bestuur van de BDBH aan<br />

wie een aantal opdrachten zou kunnen worden<br />

meegegeven.<br />

4. Vermits vandaag onduidelijkheid bestaat over<br />

de kansen op parlementaire goedkeuring van<br />

het zogenaamde Lambermont-bis-akkoord, bestaat<br />

opnieuw geen zekerheid over de afschaffing<br />

van de BDBH.<br />

Ingeval de BDBH toch zou blijven bestaan, zal<br />

de <strong>Vlaams</strong>e overheid haar positie ten aanzien<br />

van die instelling sowieso opnieuw moeten bepalen.<br />

Vraag nr. 71<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer FILIP DEWINTER<br />

Bijzonder vertegenwoordiger – Opdrachten<br />

Graag had ik van de minister vernomen welke handelsmissies<br />

de heer Louis Bril in opdracht van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering en als bijzonder vertegenwoordiger<br />

voor het <strong>Vlaams</strong> exportbeleid heeft ondernomen.<br />

Kan de minister vertellen welke reizen hij hiervoor<br />

heeft ondernomen en wat het budget hiervoor was <br />

N.B. Een gelijkaardige vraag werd gesteld aan de<br />

heer Patrick Dewael, minister-president van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden en aan de heer Dirk<br />

Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie,<br />

Ruimtelijke Ordening en Media.<br />

Antwoord<br />

1 Tot op heden heeft de heer Louis Bril op mijn<br />

verzoek het voorzitterschap waargenomen van<br />

één handelsmissie van Export Vlaanderen.<br />

Het ging om de multisectorale handelsmissie<br />

naar Zuid-Afrika en Mozambique van 21 tot 30<br />

mei 2000. Het zwaartepunt van de zending lag<br />

op Zuid-Afrika, als poort op Zuidelijk en Midden-Afrika,<br />

met verblijf in Johannesburg, Kaapstad<br />

en Durban. Aansluitend werd doorgereisd<br />

naar Maputo, Mozambique.<br />

2 De financiële weerslag van de deelname van de<br />

heer Louis Bril heeft zich beperkt tot de vergoeding<br />

van de verplaatsings- en logementskosten,<br />

opgeteld 238.266 frank. Deze kosten werden<br />

aangerekend op het zendingskrediet van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e minister bevoegd voor de buitenlandse<br />

handel.<br />

Voor de opmaak van het officieel zendingsverslag<br />

ten behoeve van de <strong>Vlaams</strong>e regering is<br />

ook de secretaris van de heer Bril meegereisd.<br />

De verplaatsings- en logementskosten van deze<br />

laatste werden ten laste genomen door Export<br />

Vlaanderen.<br />

Vraag nr. 72<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Export Vlaanderen – Wijziging personeelsstatuut<br />

Aan destijds van de BDBH (Belgische Dienst voor<br />

de Buitenlandse Handel) overgekomen personeelsleden<br />

van Export Vlaanderen wordt thans de<br />

keuze geboden tussen het behoud van hun oude<br />

statuut en het nieuwe statuut. Wie voor het eerste<br />

opteert, verzaakt aan verdere promoties.<br />

Op dit ogenblik loopt er bij de Raad van State nog<br />

een klacht die zeven jaar geleden werd ingediend<br />

tegen een aantal benoemingen tot adjunct-adviseur<br />

hoofd van dienst. Indien betrokkenen voor het<br />

oude statuut kiezen en de Raad van State daarna<br />

hun benoeming alsnog zou vernietigen, betekent<br />

dit dat ze terugvallen op hun oude graad van voor<br />

zeven jaar en dat ze in de onmogelijkheid verkeren<br />

om alsnog promotie te maken.<br />

1. Kan de minister dat bevestigen <br />

2. Is daarmee, in het licht van de wijziging van het<br />

personeelsstatuut en de creatie van drie uitdovende<br />

functies, het gelijkheidsbeginsel niet geschonden<br />

<br />

Antwoord<br />

1. Indien de Raad van State overgaat tot de vernietiging<br />

van een aantal benoemingen tot adjunct-adviseur<br />

hoofd van dienst bij Export<br />

Vlaanderen, worden betrokkenen inderdaad te-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1184-<br />

ruggezet in hun oude graad, zijnde de graad van<br />

vóór de aanvang van de bevorderingsprocedure.<br />

2. Deze vernietigingsprocedure bij de Raad van<br />

State staat volledig los van de keuze die de personeelsleden<br />

krachtens het instellingsspecifiek<br />

besluit van Export Vlaanderen van 22 september<br />

2000 (ISB/EV) dienden te maken.<br />

Krachtens de bepaling in het ISB/EV, artikel<br />

XV.9 en volgende dient een keuze te worden<br />

gemaakt tussen een statutaire functie, dan wel<br />

een contractuele uitdovende functie. Artikel<br />

XV.9, § 5 stelt dat de rechtspositie van de contractuele<br />

uitdovende wordt beheerst door dezelfde<br />

regels die gelden voor de ambtenaren.<br />

Dit met uitzondering in verband met deze gebieden<br />

:<br />

a) ziekteverlof ;<br />

b) krachtens artikel XV.9, § 3 verliezen de contractuelen<br />

in het uitdovende kader het recht<br />

op bevordering en kunnen zij geen aanspraak<br />

maken op hogere functies. Evenmin<br />

komen zij in aanmerking voor een aanstelling<br />

als opdrachthouder, of voor een mandaat<br />

als afdelingshoofd ;<br />

c) aan dwingende bepalingen van de wet van 3<br />

juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten<br />

mag de regelgeving geen afbreuk doen.<br />

3. Ik ben van oordeel dat de voorgestelde wijziging<br />

van het personeelsstatuut geen ongelijke<br />

behandeling van personeelsleden impliceert. Zij<br />

wil precies tegemoetkomen aan een erg specifieke<br />

situatie waarin betrokken personeelsleden<br />

zich bevinden.<br />

Ingeval daarover toch betwisting zou ontstaan,<br />

komt het de rechterlijke macht toe om hierover<br />

een vonnis te vellen.<br />

Vraag nr. 73<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer MARINO KEULEN<br />

Lokale mandatarissen – Presentiegeld gepensioneerden<br />

De opwaardering van de politieke mandaten op lokaal<br />

vlak vertaalt zich onder andere in een hogere<br />

vergoeding voor de mandatarissen. Als gevolg hiervan<br />

zouden die mandatarissen meer beschikbaar<br />

moeten zijn voor de politiek.<br />

Deze maatregel dreigt maar een gedeeltelijk effect<br />

te sorteren of bijna zonder voorwerp te worden<br />

voor gepensioneerde gemeente- en OCMW-raadsleden.<br />

Volgens hun statuut mogen zij immers jaarlijks<br />

maar tot 295.000 frank bruto bijverdienen.<br />

1. Worden er maatregelen genomen om deze anomalie<br />

te verhelpen <br />

2. Worden er met name maatregelen genomen om<br />

te voorkomen dat de betrokken mandatarissen<br />

problemen krijgen met hun pensioen Krijgen<br />

ze advies Wat houdt dat in <br />

Antwoord<br />

1. De pensioenwetgeving, die onder de bevoegdheid<br />

ressorteert van de federale minister van<br />

Sociale Zaken en Pensioenen, houdt inderdaad<br />

in dat gepensioneerden die het door de <strong>Vlaams</strong>e<br />

volksvertegenwoordiger vermelde bedrag aan<br />

toegelaten bijverdiensten overschrijden, hun<br />

pensioen hetzij verminderd, hetzij volledig geschorst<br />

zullen zien.<br />

Dit geldt ook wanneer deze bijverdiensten afkomstig<br />

zijn uit een politiek mandaat.<br />

Vanuit de gedachte dat moest worden verhinderd<br />

dat het opnemen van een gemeentelijk<br />

mandaat financieel zou worden gestraft, heeft<br />

de – eveneens federale – gemeentewetgever,<br />

met de wet van 4 mei 1999, een §1bis ingevoegd<br />

in artikel 12 van de Nieuwe Gemeentewet,<br />

waardoor aan de gemeenten de mogelijkheid<br />

wordt gegeven het presentiegeld van hun gepensioneerde<br />

raadsleden die erom zouden vragen,<br />

aan te vullen met een bedrag ter compensatie<br />

van het verlies aan pensioen dat ze lijden ten<br />

gevolge van de bovenvermelde cumulatieregels.<br />

Het presentiegeld aangevuld met het compenserend<br />

bedrag kan weliswaar niet hoger zijn dan<br />

een schepenwedde van een gemeente met<br />

50.000 inwoners.<br />

Deze regelgeving en het koninklijk besluit van<br />

29 maart 2000 houdende nadere regels aangaande<br />

de verhoging van het presentiegeld van gemeenteraadsleden<br />

en van de wedde van burgemeesters<br />

en schepenen (Belgisch Staatsblad 13<br />

april 2000) kregen reeds uitwerking sinds 1 augustus<br />

1999.<br />

Met het decreet van 18 mei 1999 heeft de decreetgever<br />

in artikel 38 van de OCMW-wet ten


-1185- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

behoeve van gepensioneerde OCMW-raadsleden<br />

trouwens eenzelfde regeling ingeschreven.<br />

2. Wanneer een gepensioneerde een beroepsactiviteit<br />

wenst uit te oefenen, dient hij, overeenkomstig<br />

de pensioenwetgeving, daarover een<br />

voorafgaande verklaring in te dienen bij de instelling<br />

die zijn pensioen uitbetaalt, en die ook<br />

alle verdere informatie kan verstrekken over de<br />

mogelijke financiële gevolgen van de uitgeoefende<br />

beroepsactiviteit voor het pensioen.<br />

Deze instelling zal trouwens aan de gepensioneerde<br />

mandataris die bij zijn gemeente een<br />

aanvulling van zijn presentiegeld zou willen vragen,<br />

overeenkomstig het zojuist vermeld koninklijk<br />

besluit, een attest moeten afleveren<br />

waarin de verminderde of geschrapte pensioenen<br />

worden vermeld. Dit attest zal naast het bedrag<br />

van de eventuele vermindering ook de verhoging<br />

van het presentiegeld moeten vermelden<br />

waarin moet worden voorzien opdat betrokkene<br />

geen inkomensverlies zou lijden.<br />

Vraag nr. 74<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer CHRIS VANDENBROEKE<br />

Export Vlaanderen – Vacatures<br />

Dat Export Vlaanderen als belangenbehartiger van<br />

de buitenlandse handel in volle uitbouw is, kan<br />

enkel worden toegejuicht. Gegeven de zeer hoge<br />

openheidscoëfficiënt van de <strong>Vlaams</strong>e economie, is<br />

het alvast aangewezen om deze troef verder ter<br />

harte te blijven nemen.<br />

In een recente doorlichting (1999) werd er dan ook<br />

op gewezen dat een personeelsaanpassing en -uitbreiding<br />

aangewezen is. Een geapprecieerde gedachtewisseling<br />

in het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> (november<br />

2000) met de algemeen directeur van Export<br />

Vlaanderen kan dit enkel bevestigen (Stuk 490<br />

(2000-2001) – Nr. 1 – red.). Niet anders zal het<br />

zijn wanneer de buitenlandsehandelspolitiek binnenkort<br />

zo goed als volledig wordt geregionaliseerd.<br />

Het brengt ons tot het formuleren van enkele concrete<br />

vragen.<br />

1. Eind 2000 waren er op een bestand van 51<br />

VLEV's (<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordigers)<br />

liefst acht posten (15,7 %) vacant, naast<br />

zeven voor handelssecretaris op een bestand<br />

van twintig (35 %).<br />

Zijn deze vacatures intussen reeds ingevuld <br />

2. Hoe is het te verklaren dat binnen een performante<br />

dienst als Export Vlaanderen een dergelijk<br />

hoog aantal vacatures wordt genoteerd <br />

3. Binnen welke (van de 86) kantoren is er sprake<br />

van een tijdelijke onderbezetting en waaraan<br />

met name is dit toe te schrijven <br />

4. Kunnen verdere preciseringen worden meegedeeld<br />

omtrent de "aanwezigheidsduur", en dit<br />

per kantoor van de VLEV's en handelssecretarissen<br />

<br />

5. Waarom en in welke mate is daarbij sprake van<br />

mutaties tussen de diverse kantoren, of gaat het<br />

veeleer om stopzettingen van carrières (waaruit<br />

volgt dat meteen een pak expertise verloren<br />

gaat) <br />

6. Welke specifieke criteria zijn bepalend bij het in<br />

dienst nemen van economische vertegenwoordigers<br />

en/of handelssecretarissen <br />

7. Verwacht wordt dat door de afschaffing van de<br />

BDBH (Belgische Dienst voor de Buitenlandse<br />

Handel) het personeelsbestand van Export<br />

Vlaanderen verder zal toenemen, dit overeenkomstig<br />

de uitbreiding van de verantwoordelijkheden.<br />

Kan de mogelijke uitbreiding van het personeelsbestand<br />

nu reeds nader worden omschreven<br />

<br />

Wat zullen hiervan de gevolgen zijn voor de verdere<br />

uitbouw van het buitenlandse netwerk <br />

Antwoord<br />

1. De selectieprocedure voor de invulling van de<br />

acht bedoelde vacatures is inmiddels afgerond.<br />

Een ontwerpbesluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

tot benoeming van acht nieuwe <strong>Vlaams</strong>e economische<br />

vertegenwoordigers staat op de agenda<br />

van de vergadering van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 16 februari eerstkomende.<br />

2. De recente vacatures kunnen worden verklaard<br />

door (a) de gestage uitbreiding van het buitenlandse<br />

netwerk, waarbij meerdere nieuwe<br />

standplaatsen werden gecreëerd, en (b) het vervallen<br />

van de vorige wervingsreserve voor<br />

<strong>Vlaams</strong>e economische vertegenwoordigers op


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1186-<br />

31 december 1998. Daardoor werden tussen januari<br />

1999 en juli 2000 geen nieuwe vertegenwoordigers<br />

meer aangeworven.<br />

Gedurende de voorbije twee jaar zijn ook enkele<br />

economische vertegenwoordigers gepensioneerd<br />

en zijn er ook enkele die de stap hebben<br />

gezet naar de privé-sector.<br />

Met de benoeming van twee <strong>Vlaams</strong>e economische<br />

vertegenwoordigers in China in juli 2000<br />

en de benoeming van acht bijkomende economische<br />

vertegenwoordigers, wordt deze lacune<br />

aangevuld.<br />

3. Van een tijdelijke onderbezetting is hoogstens<br />

sprake in een aantal posten die momenteel<br />

vacant zijn. Het gaat om Berlijn, Bordeaux, Vilnius,<br />

Tunis, Johannesburg, Hanoi en Chicago. De<br />

vacante post in Ljubljana is nieuw en nog op te<br />

starten en dus momenteel niet als onderbezet te<br />

beschouwen.<br />

Elk van de thans vacante posten is echter steeds<br />

bemand gebleven door het ondersteunend personeel,<br />

of werd waargenomen door een collega<br />

economisch vertegenwoordiger. Rekening houdende<br />

met de lokale kantooruren, zijn er steeds<br />

personeelsleden ter beschikking gebleven om<br />

ondernemingen wegwijs te maken en individuele<br />

vragen op te lossen.<br />

Als bijlage vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

een overzicht van de standplaatsen<br />

van de economische vertegenwoordigers en de<br />

aanvangsdatum van tewerkstelling op hun huidige<br />

post.<br />

4. De mutatiebeweging wordt gezien als een element<br />

ter voorkoming van verstarring en ter creatie<br />

van een blijvend dynamisme bij het personeelslid.<br />

Als algemene regel wordt gesteld dat een verblijfsduur<br />

op eenzelfde post tussen de vier en<br />

acht jaar ligt.<br />

Inzake de mutatie wordt rekening gehouden<br />

met de gespecialiseerde kennis die de betrokkene<br />

heeft verworven en de lasten veroorzaakt<br />

door de levensomstandigheden van de verblijfsstaat.<br />

Tevens worden onder andere volgende begrippen<br />

als objectieve criteria bij mutatie gebruikt<br />

: jaren op post, "hardship" inzake de<br />

standplaats, huidige en vorige standplaatsen,<br />

evaluaties, ervaring en interesse.<br />

Uitzonderlijk kan hiervan worden afgeweken<br />

om familiale of medische redenen.<br />

6. De jongste selectieprocedure voor <strong>Vlaams</strong>e economische<br />

vertegenwoordigers geschiedde via<br />

Jobpunt Vlaanderen, dat op zijn beurt een beroep<br />

deed op Deloitte & Touche voor screening<br />

van de kandidaten.<br />

De selectie verliep op grond van volgende vereiste<br />

kerncompetenties : analytisch inzicht, verantwoordelijkheidszin,<br />

zelfstandig werken,<br />

nemen van initiatief, resultaatgerichtheid, relatiebekwaam<br />

voor de uitbouw van een netwerk,<br />

communicatievaardig, onderhandelingsvaardigheden,<br />

organisatie- en planningsvaardigheden,<br />

representativiteit, mogelijkheid tot het verwerven<br />

van nieuwe kennis, kennis van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

economische context, kennis van de politieke<br />

instellingen, taalkennis.<br />

7. Ingeval het Lambermont-bis-akkoord al dan<br />

niet geamendeerd zou worden goedgekeurd in<br />

het federale parlement, wordt inderdaad een<br />

substantiële personeelsoverdracht van de<br />

BDBH naar de gewesten verwacht. De impact<br />

daarvan op het personeelsbestand van Export<br />

Vlaanderen kan vandaag nog niet in detail worden<br />

omschreven.<br />

Gelet op het feit dat de BDBH sinds een kleine<br />

tien jaar niet meer beschikt over een buitenlands<br />

netwerk, gaat het uitsluitend om personeel<br />

dat het afgelopen decennium in het binnenland<br />

is tewerkgesteld geweest.<br />

Van de mogelijke overheveling van dat personeel<br />

wordt daarom geen directe impact verwacht<br />

op de evolutie van het buitenlands netwerk<br />

van Export Vlaanderen.<br />

(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het Algemeen<br />

Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst<br />

Schriftelijke Vragen – red.)<br />

Vraag nr. 75<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer Jan Loones<br />

Blz. 1160


-1187- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

Vraag nr. 76<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Sociale woningen – Verhuring buiten sociaal stelsel<br />

In principe worden alle woningen van een socialehuisvestingsmaatschappij<br />

(SHM) (met uitzondering<br />

van de woningen gebouwd in het kader van de<br />

huurcompensatie en de alternatieve financiering)<br />

verhuurd overeenkomstig artikel 80ter van de<br />

Huisvestingscode en het uitvoeringsbesluit van 29<br />

september 1994 houdende de socialehuurreglementering.<br />

Overeenkomstig artikel 3, §1, 3° van het besluit van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 juni 1999 tot bepaling<br />

van de specifieke regelingen van het toezicht op de<br />

socialehuisvestingsmaatschappijen, kunnen de<br />

SHM's mits schriftelijke machtiging van de VHM<br />

(<strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij) aan een onroerend<br />

goed een andere bestemming geven dan<br />

sociale huisvesting.<br />

Bij de verhuringen buiten het sociaal huurstelsel<br />

kan men een onderscheid maken tussen een viertal<br />

categorieën : gemeenschappelijke wijkgebouwen,<br />

buurt- en wijkcomités, huisvesting van doelgroepen,<br />

sociale veiligheid en leefbaarheid.<br />

1. Kan de minister een overzicht geven van het<br />

aantal woningen dat buiten het sociaal huurstelsel<br />

wordt verhuurd, en dit opgesplitst per provincie<br />

<br />

2. Wat is de evaluatie hiervan Wat is de sociale<br />

return <br />

Antwoord<br />

1. De lijst van de woningen die worden verhuurd<br />

buiten het sociaal huurstelsel opgesplitst per<br />

provincie :<br />

Antwerpen 220<br />

Limburg 78<br />

Oost-Vlaanderen 114<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant 47<br />

West-Vlaanderen 130<br />

Totaal <strong>Vlaams</strong> Gewest 589<br />

2. Op 16 december 1997 bevestigde de raad van<br />

bestuur van de VHM het principe van verhuringen<br />

buiten het sociaal huurstelsel, dat reeds<br />

lange tijd van toepassing was, met dien verstande<br />

dat de procedure terzake meer werd gestructureerd<br />

en de projecten (lopende vanaf 1 januari<br />

1998) driejaarlijks worden geëvalueerd.<br />

Tot nu toe werden drie projecten geëvalueerd.<br />

De evaluatie was in de drie gevallen gunstig.<br />

De sociale return van de verhuring van een woning<br />

aan de VZW "Houthalense Moskee" bestaat<br />

erin dat een zekere sociale controle werd<br />

opgebouwd in het appartementsgebouw, waar<br />

vooral migranten van Turkse origine wonen.<br />

Een andere woning werd verhuurd aan een<br />

VZW met het oog op de huisvesting van ex-psychiatrische<br />

patiënten. Het hoeft geen betoog dat<br />

de integratie van die mensen in het gewone<br />

leef- en woonmilieu een voldoende sociale return<br />

inhoudt.<br />

Het derde project is de verhuring van een woning,<br />

die opgedeeld is in drie éénkamerappartementen,<br />

aan een OCMW. Die woning wordt gebruikt<br />

voor de crisisopvang, onder begeleiding,<br />

van jongeren als aanloop tot zelfstandig wonen.<br />

Ook in dit project mag men spreken van een<br />

voldoende sociale return.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1188-<br />

Vraag nr. 77<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Onbewoonbare woningen – Stand van zaken<br />

De <strong>Vlaams</strong>e steden en gemeenten schieten blijkbaar<br />

goed op met hun systematisch onderzoek naar<br />

de kwaliteit van de woningen.<br />

Er zouden reeds drieduizend onbewoonbare huizen<br />

zijn geregistreerd.<br />

1. Kan de minister een overzicht geven van het<br />

aantal woningen dat werd onderzocht, met het<br />

aandeel onbewoonbare woningen, en dit zo mogelijk<br />

opgesplitst per gemeente <br />

2. Welke maatregelen werden reeds genomen om<br />

deze onbewoonbare woningen opnieuw op de<br />

woningmarkt te brengen, via de instrumenten<br />

waarin de <strong>Vlaams</strong>e Wooncode voorziet <br />

3. Werd er reeds een positieve evolutie vastgesteld<br />

via deze instrumenten en wat waren de conclusies<br />

<br />

Antwoord<br />

1. Tot eind vorig jaar waren, over het volledige<br />

<strong>Vlaams</strong>e gewest, reeds een drieduizendtal woningen<br />

geregistreerd als ongeschikt of onbewoonbaar.<br />

Het betreft hier alle ooit geïnventariseerde<br />

woningen, met andere woorden een gecumuleerde<br />

weergave van de inventarislijst.<br />

Als een momentopname wordt genomen, met<br />

name het aantal geïnventariseerde woningen op<br />

datum van 22 november jongstleden, bedraagt<br />

het aantal ongeschikte of onbewoonbare woningen<br />

2.260. Als bijlage worden de gecumuleerde<br />

cijfers per provincie en per gemeente weergegeven.<br />

2. De reguliere maatregelen zoals opgenomen in<br />

het heffingsdecreet en de <strong>Vlaams</strong>e Wooncode<br />

hebben hun volle toepassing. Zo heeft de<br />

heffing een toenemende sanctionerende werking<br />

als de eigenaar het pand niet wenst te renoveren.<br />

De dwingende werking van de heffing<br />

resulteert voor de houder van het zakelijk recht,<br />

op termijn, noodgedwongen in renovatie of<br />

sloop.<br />

Ten aanzien van de bijzondere instrumenten opgenomen<br />

in de <strong>Vlaams</strong>e Wooncode bestaat er<br />

geen dwingende uitoefeningsplicht. Dit houdt in<br />

dat de gemeenten, naargelang hun appreciatierecht,<br />

het sociaal beheer of voorkooprecht kunnen<br />

uitoefenen.<br />

Om de uitoefening evenwel aan te moedigen,<br />

zijn afgelopen jaar omtrent deze instrumenten<br />

infosessies opgezet voor de gemeentelijke ambtenaren.<br />

Eveneens werd vanuit het beleid de<br />

projectsubsidiëring aangepast uit het oogpunt<br />

van de toepassing van de bijzondere instrumenten.<br />

Tevens wordt eraan gedacht om de juridische<br />

figuur van het sociaal beheer in een model<br />

om te zetten, zodat de praktische bruikbaarheid<br />

wordt verduidelijkt en de uitoefening wordt<br />

aangemoedigd.<br />

3. Afgelopen jaar werden de instrumenten geëvalueerd.<br />

De resultaten van de studie geven onmiskenbaar<br />

een positieve evolutie weer. Voornamelijk<br />

in de steden en grote gemeenten is duidelijk een<br />

mentaliteitswijziging merkbaar. De kennis van<br />

de instrumenten en de bereidwilligheid om ze<br />

toe te passen, nemen er gestadig toe.<br />

Ook uit de cijfers inzake projectsubsidiëring<br />

blijkt een positieve ontwikkeling en blijkt de<br />

toepassing van het recht van voorkoop daadwerkelijk<br />

toe te nemen.<br />

(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het Algemeen<br />

Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst<br />

Schriftelijke Vragen – red.)<br />

DIRK VAN MECHELEN<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN ECONOMIE, RUIMTELIJKE ORDENING<br />

EN MEDIA<br />

Vraag nr. 47<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer JAN LOONES<br />

<strong>Vlaams</strong>e film – VRT-participaties<br />

De <strong>Vlaams</strong>e film kan niet langer overleven zonder<br />

overheidssteun. Tot deze conclusie kwamen onderzoekers<br />

in een recente studie "Economische impact<br />

van de film in Vlaanderen" (Financieel-Economische<br />

Tijd van 28 oktober 2000).


-1189- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Op het vlak van inkomsten en recuperatie van de<br />

productiekosten is de <strong>Vlaams</strong>e film in eerste instantie<br />

aangewezen op de binnenlandse markt, wat<br />

een onhoudbare positie is.<br />

Ter illustratie : zonder subsidie zou de prachtige<br />

lowbudgetfilm "Manneken Pis" (kostprijs 29 miljoen<br />

frank) 250.000 bezoekers nodig hebben gehad<br />

(in plaats van de iets minder dan 60.000 die de film<br />

zijn gaan bekijken) om uit de kosten te raken.<br />

Zelfs de zogenaamde publieksfilms ("Max" en<br />

"Oesje"), die konden rekenen op een recordaantal<br />

bezoekers (meer dan 600.000), kwamen zonder de<br />

subsidie niet tot een nuloperatie.<br />

Een van de mogelijkheden om het failliet van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e film te voorkomen, is de dotatie voor de<br />

openbare omroep te verhogen met minstens 100<br />

miljoen frank. Op die manier krijgt de VRT de<br />

kans om de <strong>Vlaams</strong>e onafhankelijke audiovisuele<br />

productie te ondersteunen.<br />

1. Is de minister op de hoogte van de moeilijkheden<br />

die de <strong>Vlaams</strong>e film ondervindt om te overleven<br />

<br />

2. Is hier, volgens de minister, ook een ondersteunende<br />

taak weggelegd voor de openbare omroep<br />

<br />

3. Werd in het kader daarvan het voorstel tot verhoging<br />

van de dotatie voor de openbare omroep<br />

met minstens 100 miljoen frank reeds geëvalueerd<br />

Met welk resultaat <br />

Antwoord<br />

1. Naar aanleiding van de vraag om uitleg van de<br />

heer Dany Vandenbossche over het <strong>Vlaams</strong> Audiovisueel<br />

Fonds ben ik uitvoerig ingegaan op<br />

de studie "De economische impact van de film"<br />

(Handelingen Commissievergadering nr. 146<br />

van 3 mei 2000, blz. 1).<br />

Deze besluiten waren zeer duidelijk.<br />

– Zonder tegemoetkomingen van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

overheid in de filmproductie is elke filmproductie<br />

onmogelijk.<br />

– De return van de <strong>Vlaams</strong>e investeringen gaat<br />

integraal naar de federale overheid.<br />

– Het is een conditio sine qua non voor de oprichting<br />

van een <strong>Vlaams</strong> Audiovisueel Fonds<br />

dat er naast de investeringen van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Gemeenschap ook voldoende andere financieringsmogelijkheden<br />

zijn, onder andere<br />

een taxshelter, belangrijke inbreng van de<br />

omroepen.<br />

Op het vlak van inkomsten en recuperatie van<br />

de productiekosten zijn de <strong>Vlaams</strong>e audiovisuele<br />

producties inderdaad hoofdzakelijk aangewezen<br />

op de binnenlandse markt. Er zijn weliswaar<br />

uitzonderingen. Zo onder meer de door de<br />

<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger vermelde film<br />

"Manneken Pis", die een bijzondere internationale<br />

exploitatie kende. Zonder subsidies vanwege<br />

het Fonds Film in Vlaanderen kon deze schitterende<br />

film zelfs niet worden geproduceerd.<br />

2. De huidige beheersovereenkomst met de VRT<br />

bepaalt reeds dat "de VRT actief zal blijven<br />

participeren in de <strong>Vlaams</strong>e onafhankelijke audiovisuele<br />

productie (bv. speelfilms, tv-drama en<br />

documentaires) en zo zal blijven bijdragen tot<br />

de ontwikkeling van de sector".<br />

Wat de langspeelfilm betreft, participeerde de<br />

VRT in 2000 in de volgende films :<br />

Villa des Roses<br />

Blinker en het Bagbagjuweel<br />

Vallen<br />

De Verlossing<br />

Pauline en Paulette<br />

4 mln. fr.<br />

3 mln. fr.<br />

3 mln. fr.<br />

3 mln. fr.<br />

3 mln. fr.<br />

De tegemoetkoming bestaat telkenmale uit een<br />

cash-inbreng en uitzendrechten.<br />

3. Het initiatief waarbij voor de televisieproductie<br />

van onafhankelijke producenten, opgezet met<br />

en ondersteund door de omroepen VRT en<br />

VTM, een bedrag van 100 miljoen frank uit het<br />

Fonds Film in Vlaanderen ter beschikking werd<br />

gesteld volgens het principe "één frank voor<br />

één frank", zal worden geëvalueerd. Op die manier<br />

wordt 200 miljoen frank vrijgemaakt voor<br />

kwalitatief <strong>Vlaams</strong> drama. Dit systeem werd opgezet<br />

als financiële stimulans voor de omroepen<br />

om te investeren in kwaliteitsfictie, wat nu nauwelijks<br />

gebeurt wegens veel te duur.<br />

Naar de nieuwe beheersovereenkomst toe is<br />

het, wat de VRT betreft, de bedoeling dat :<br />

– de VRT mede aandacht besteedt aan de promotie<br />

van kwalitatieve langspeelfilms ;


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1190-<br />

– het project LolaBelgica wordt opgestart,<br />

waarin jaarlijks middellange tv-speelfilms<br />

van vijftig minuten, geregisseerd door jong<br />

talent, worden gecoproduceerd met het bevoegde<br />

Fonds.<br />

Teneinde zes dergelijke films per jaar te produceren,<br />

wordt een bedrag uit het Fonds<br />

Film in Vlaanderen ter beschikking gesteld.<br />

De VRT doet een inspanning voor de overige<br />

50 % per film. De VRT zal hierbij eveneens<br />

instaan voor de distributie ;<br />

– dertien documentaires per jaar worden ondersteund<br />

in een samenwerkingsverband<br />

met het bevoegde Fonds.<br />

De onderhandelingen betreffende de nieuwe<br />

beheersovereenkomst werden evenwel nog niet<br />

afgerond.<br />

Het kan niet worden ontkend dat de financiering<br />

van <strong>Vlaams</strong>e audiovisuele (co)producties<br />

moeilijk ligt. De facto is de tegemoetkoming<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e overheid via het Fonds Film in<br />

Vlaanderen de enige constante. Het principe<br />

van deze cofinanciering wordt niet in vraag gesteld,<br />

wel het percentage van de overheidstegemoetkoming.<br />

Voor de aanmoediging van de<br />

privé-financiering zijn fiscale stimuli noodzakelijk.<br />

Het instrument bij uitstek is hier een taxsheltersysteem,<br />

dat reeds in meerdere EU-lidstaten<br />

positieve resultaten heeft opgeleverd.<br />

In het kader van een fiscaal gunstig regime voor<br />

de audiovisuele producties heb ik reeds van bij<br />

mijn aantreden als <strong>Vlaams</strong> minister aangedrongen<br />

op de invoering van een taxshelter bij mijn<br />

federale collega, Didier Reynders. Begin dit jaar<br />

werd bevestigd dat minister Reynders het dossier<br />

opnieuw op gang heeft getrokken.<br />

Zoals eerder gemeld, zal dit noodzakelijk zijn<br />

om privé-inbreng in de filmproductie te stimuleren,<br />

wat essentieel is om aan de <strong>Vlaams</strong>e filmindustrie<br />

een toekomst te kunnen bieden. Binnenkort<br />

zou hierover een officieel overleg worden<br />

opgestart. In ieder geval werd gevraagd om de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap bij verdere stappen te<br />

betrekken. Ook de Franse Gemeenschap dringt<br />

aan op een spoedige aanpak van dit dossier.<br />

Vraag nr. 48<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

BVN-TV – Subsidiëring<br />

Recentelijk maakte de minister bekend dat, op<br />

vraag van de betrokken stichting, de modaliteiten<br />

van de subsidiëring aan de televisiezender "Het<br />

Beste van Vlaanderen en Nederland" (BVN) worden<br />

aangepast.<br />

Kan de minister toelichten in welke zin die aanpassing<br />

gebeurt <br />

Antwoord<br />

Op 17 december 1999 verleende de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

een subsidie van 35 miljoen frank aan BVN als<br />

tegemoetkoming in de programmatie- en uitzendkosten<br />

voor de periode tot december 2000.<br />

De uitbetaling zou gebeuren in twee schijven: 20<br />

miljoen frank na de ondertekening van het besluit<br />

en 15 miljoen frank op basis van onder meer een<br />

activiteitenverslag en op voorwaarde dat BVN in<br />

Noord-Amerika op 1 augustus 2000 minstens vierduizend<br />

abonnees telt.<br />

Uit een voorlopige evaluatie vanwege de administratie<br />

Buitenlands Beleid blijkt dat BVN de gestelde<br />

afspraken heeft nagekomen in verband met<br />

het geografische bereik van de zender, de <strong>Vlaams</strong>e<br />

programmatie, de beeldkwaliteit en de bestuurlijke<br />

deelname.<br />

Er blijven evenwel twee opmerkingen, namelijk :<br />

1. door de overname van een satellietmaatschappij<br />

in Noord-Amerika kan het juiste aantal abonnees<br />

in Noord-Amerika niet worden opgegeven;<br />

2. BVN wenst de door Vlaanderen verstrekte middelen<br />

in het raam van de tweede schijf aan te<br />

wenden voor de periode september 1999 – september<br />

2001.<br />

De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft in zijn vergadering van<br />

15 december 2000 en in afwachting van een definitieve<br />

evaluatie beslist de voorwaarde omtrent het<br />

aantal abonnees in Noord-Amerika te schrappen


-1191- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

en een aanvullend protocol bij de beheersovereenkomst<br />

met BVN af te sluiten, waarin wordt vermeld<br />

dat de tweede schijf van 15 miljoen frank zal<br />

worden uitbetaald in de mate dat de periode van 1<br />

januari 2001 tot en met 31 augustus 200l wordt verantwoord.<br />

Met ingang van het begrotingsjaar 2001 worden de<br />

kredieten voor de stichting BVN van de administratie<br />

Buitenlands Beleid overgeheveld naar het<br />

mediabudget.<br />

Vraag nr. 49<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Gewestplanwijziging Voerstreek – Uitvoering<br />

De pracht en de aantrekkelijkheid van de Voerstreek<br />

zijn mede het gevolg van de afwisseling van<br />

bossen en weiden, akkers en boomgaarden. Eerlang<br />

zou 169 hectare landbouwgrond worden omgezet<br />

in natuurgebied.<br />

Dit wordt in de streek blijkbaar aangevoeld als een<br />

bedreiging. Vooral in landbouwkringen, waar het<br />

Mestactieplan al drukt op de melkveebedrijven en<br />

andere boeren, wordt die ingreep beschouwd als<br />

een beperking.<br />

Hoeveel bezwaren werden er ingediend <br />

Waarop berust de bewering dat de communicatie<br />

omtrent de bewuste wijziging en het onderzoek<br />

daarrond bijzonder mank zouden zijn verlopen <br />

Is de wijziging definitief en zo ja, hoe worden de<br />

betrokkenen gecompenseerd <br />

Antwoord<br />

De vraag betreft een algemeen standpunt inzake<br />

uitvoering van gewestplanwijzigingen, meer bepaald<br />

de omzetting van agrarisch gebied naar natuurgebied,<br />

wat volgens de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

als een bedreiging wordt ervaren door<br />

de plaatselijke landbouw. In het algemeen kan ik<br />

erop wijzen dat de bestemmingswijzigingen zijn gebaseerd<br />

op een kwalitatieve ruimtelijk geïntegreerde<br />

gebiedsgerichte afweging, waarbij de kenmerken<br />

van het fysisch systeem, het huidige ruimtegebruik<br />

en de perspectieven voor de beroepslandbouw<br />

en de huidige en potentiële natuurwaarden<br />

ter versterking van de natuurlijke structuur werden<br />

getoetst.<br />

Het is niet zozeer de gewestplanwijziging dan wel<br />

de uitvoering van sectorale decreet- en regelgeving<br />

die rechtstreeks effecten op de landbouwbedrijfsvoering<br />

veroorzaakt. Door te verwijzen naar de gevolgen<br />

van het Mestactieplan (sectorwetgeving) op<br />

de melkveebedrijven bevestigt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

dat. Wat zijn vraag tot mogelijke<br />

compensaties voor de agrarische bedrijfsvoering<br />

betreft, dient hij zich te richten tot mijn collega's<br />

bevoegd voor Landbouw in de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

en op federaal niveau.<br />

Aan de lopende procedure tot gewestplanwijziging,<br />

die nog gebeurt volgens de procedure conform het<br />

decreet op de ruimtelijke ordening gecoördineerd<br />

op 26 oktober 1996, is niet automatisch een uitvoering<br />

van de aangegeven bestemming verbonden.<br />

Dit wordt anders wanneer de <strong>Vlaams</strong>e regering in<br />

de toekomst, conform het nieuwe decreet op de<br />

ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, zal overgaan<br />

tot het opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen<br />

voor (delen van) de agrarische structuur en/of<br />

(delen van) de natuurlijke structuur, in uitvoering<br />

van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Ter<br />

realisatie van de uitvoeringsplannen kunnen inderdaad<br />

specifieke instrumenten ter uitvoering door<br />

de sector (natuur, landbouw) worden ingezet. Voor<br />

een aantal van de gebieden zijn momenteel reeds,<br />

evenwel los van de gewestplanprocedure, sectorale<br />

maatregelen genomen, zoals de aankoop of het in<br />

beheer nemen door het <strong>Vlaams</strong> Gewest. Voor meer<br />

informatie dient de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

zich te richten tot mijn collega bevoegd voor<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

Met betrekking tot de bestemmingswijzigingen ter<br />

versterking van de natuurlijke structuur in het buitengebied<br />

kan ik stellen dat de voorstellen voor<br />

omvorming van landbouwgebied niet enkel passen<br />

in de realisatie van de ruimtebalans op <strong>Vlaams</strong> niveau,<br />

overeenkomstig de opties van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaanderen. De voorgestelde gebieden<br />

maken deel uit van grotere eenheden van<br />

structuurbepalende valleien en habitatrichtlijngebieden<br />

(EEG-richtlijn ter bescherming van ecotopen<br />

van bepaalde vogels en andere diersoorten)<br />

en/of bevatten biologisch waardevolle natuurelementen,<br />

waaronder verschillende soorten ecologisch<br />

waardevolle bostypes.<br />

De voorstellen tot bestemmingswijziging in het<br />

buitengebied moeten in hun geheel bijdragen tot<br />

de volgende doelstellingen voor het buitengebied :<br />

– het vrijwaren van de ruimte voor de landbouwfunctie<br />

om de structuur van het buitengebied te<br />

versterken ;


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1192-<br />

– het voorzien in goed gestructureerde gehelen<br />

voor de natuur-, bos en landbouwfunctie ;<br />

– het tegengaan van versnippering van de natuurlijke<br />

en de agrarische structuur ;<br />

– het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het<br />

milieubeleid op basis van het fysisch systeem (in<br />

de valleigebieden) ;<br />

– het bufferen van de natuurfunctie ten opzichte<br />

van de aangrenzende functie.<br />

Specifiek voor de regio Zuid-Limburg zijn de voorstellen<br />

m.b.t. de natuurlijke structuur gebaseerd op<br />

de volgende punten, zoals omschreven in het besluit<br />

van 28 april 2000 :<br />

– de noodzaak om de door de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

voorgestelde habitatgebieden een geëigende bestemming<br />

te geven, waardoor bepaalde instrumenten<br />

voor natuurbeheer kunnen worden ingezet<br />

om op terrein de natuurwaarden beter te<br />

(kunnen) beschermen ;<br />

– de noodzaak om op korte termijn de natuurwaarden<br />

in beekvalleien te versterken en te bufferen<br />

;<br />

– de noodzaak om op korte termijn bepaalde boscomplexen<br />

te versterken, zowel op het vlak van<br />

uitbreiding als op het vlak van een betere buffering<br />

;<br />

– de noodzaak om in de bosarme regio Zuidwest-<br />

Limburg mogelijkheden voor bosuitbreiding te<br />

creëren.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april<br />

2000 houdende de voorlopige vaststelling van de<br />

gewestplanwijziging van het gewestplan Sint-Truiden-Tongeren<br />

betreft uiteraard de voorlopige vaststelling.<br />

De communicatie omtrent dit wijzigingsvoorstel<br />

verloopt zoals omschreven in de wetgeving<br />

en is voor alle gewestplanwijzigingen dezelfde.<br />

Na de voorlopige vaststelling, met name het voorstel<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, wordt door de gouverneur<br />

van de betrokken provincie een openbaar<br />

onderzoek ingesteld via de gemeenten waar het<br />

plan ter inzage wordt gelegd. Mij zijn geen gevallen<br />

bekend over het eventueel mank lopen van de<br />

communicatie m.b.t. het openbaar onderzoek. Het<br />

besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering werd eveneens<br />

vertaald in het Frans en aldus mee gepubliceerd.<br />

Op het correct verlopen van de procedure wordt<br />

nauwlettend toegezien bij de verdere goedkeuring.<br />

Tijdens dit openbaar onderzoek kon iedereen bezwaar<br />

indienen bij de gouverneur. Deze bezwaren<br />

worden terdege onderzocht in de verdere procedure,<br />

onder andere door de Regionale Commissie<br />

voor Advies van de betrokken provincie (Streekcommissie).<br />

Daarnaast worden ook adviezen ingediend<br />

door de gemeenten en de bestendige deputatie.<br />

Naar aanleiding van het openbaar onderzoek dat<br />

werd gehouden van 18 september 2000 tot 16 november<br />

2000 werden 270 bezwaarschriften ingediend<br />

(laattijdige bezwaren inbegrepen), die evenwel<br />

momenteel nog niet bij mijn administratie in<br />

behandeling zijn.<br />

De Streekcommissie, die eveneens de ingebrachte<br />

adviezen en bezwaren behandelt, dient eerst advies<br />

uit te brengen.<br />

De vervaldag van deze gewestplanwijziging is bepaald<br />

op 15 mei 2001, dit wil zeggen dat de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering het wijzigingsplan vóór deze datum definitief<br />

moet vaststellen. Op gemotiveerd verzoek<br />

van de Streekcommissie en op vraag van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering kan deze termijn met maximaal<br />

tweemaal zestig dagen worden verlengd.<br />

Vraag nr. 50<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Verwijlintresten – Overzicht<br />

Zie :<br />

Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands<br />

Beleid en Europese Aangelegenheden<br />

Vraag nr. 24<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer Carl Decaluwe<br />

Blz. 1234<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Patrick Dewael, minister-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden.


-1193- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Vraag nr. 51<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Zuidelijk Eiland Bornem – Nivelleringswerken<br />

In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 18<br />

van 7 november 2000 inzake het landschapsontwerp<br />

Zuidelijk Eiland in Bornem deelt<br />

de minister mee dat de nivelleringswerken waarnaar<br />

ik verwees, gesitueerd zijn op een ander gedeelte<br />

van het Zuidelijk Eiland, dat een industriële<br />

bestemming heeft. De minister voegt eraan toe dat<br />

de afspraak dat, in afwachting van de opmaak van<br />

een landschapsontwerp, alle initiatieven van de NV<br />

Zeekanaal zouden worden geblokkeerd, geen betrekking<br />

heeft op de nivelleringswerken (Bulletin<br />

van Vragen en Antwoorden nr. 6 van 19 januari<br />

2001, blz. 847 – red.).<br />

Onlangs heeft de dienst Stedenbouw van het<br />

<strong>Vlaams</strong> Gewest de stopzetting bevolen van de nivelleringswerken.<br />

1. Kan de minister enige klaarheid scheppen in dit<br />

dossier <br />

2. Worden er initiatieven genomen om het gebied<br />

alsnog in te kleuren als natuurgebied Zo ja,<br />

welke en door wie <br />

Antwoord<br />

M.b.t. de mogelijkheid van nivelleringswerken op<br />

het Zuidelijk Eiland tussen de oude sluis en de kanaalarm<br />

in Bornem verwijs ik naar mijn antwoord<br />

op vermelde vraag nr. 18 van 7 november 2000.<br />

Het is een gebied waar nivelleringswerken kunnen<br />

worden uitgevoerd om de vooropgestelde industriële<br />

bestemming te realiseren.<br />

Op 2 augustus 1984 verkreeg de NV Zeekanaal<br />

een bouwvergunning om in de industriezones A, B,<br />

C en D reliëfwijzigingen door te voeren tussen de<br />

Rupel en de nieuwe toegang van de zeevaart naar<br />

de Schelde. Voor dezelfde verrichtingen werd ook<br />

een milieuvergunning uitgereikt voor een periode<br />

van vier jaar.<br />

Bij een controle ter plaatse op 8 en 12 december<br />

2000, naar aanleiding van een klacht, werd door de<br />

aanwezige ambtenaar verklaard dat de werkzaamheden<br />

op het betrokken perceel pas startten omstreeks<br />

1991/1992. Aangezien eerdere activiteiten<br />

niet werden aangetoond, moest op dat ogenblik<br />

worden geconcludeerd dat de vergunning van 1984<br />

vervallen was.<br />

Via nadien geleverde stukken werd afdoende bewezen<br />

dat er tijdig een substantieel begin werd gemaakt<br />

met de vergunde verrichtingen en reliëfwijzigingen,<br />

dat deze ook zijn voortgezet in de tijd en<br />

dat de vereiste vergunningen voorhanden waren,<br />

respectievelijk werden verlengd, zodat er geen<br />

reden meer was om de stopzetting nog verder te<br />

bevelen wat de zones A en B betreft.<br />

Wat de voorbereiding van een gewestelijk ruimtelijk<br />

uitvoeringsplan voor het gebied tussen de oude<br />

sluis en de Rupel betreft, heb ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

reeds meegedeeld in antwoord<br />

op zijn vraag nr. 3 van 5 oktober 2000 dat eerst een<br />

onderzoeksopdracht wordt uitgevoerd voor de opmaak<br />

van een landschapsontwerp voor het gebied.<br />

Pas daarna zal de opdracht tot opmaak van een gewestelijk<br />

ruimtelijk uitvoeringsplan kunnen worden<br />

gegeven (Bulletin van Vragen en Antwoorden<br />

nr. 6 van 19 januari 2001, blz. 836 – red.).<br />

Vraag nr. 52<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer FILIP DEWINTER<br />

Bijzonder vertegenwoordiger – Opdrachten<br />

Graag had ik van de minister vernomen welke opdrachten<br />

de heer Louis Bril als bijzonder vertegenwoordiger<br />

voor het <strong>Vlaams</strong> investeringsbeleid totnogtoe<br />

heeft gekregen, welke reizen hij hiervoor<br />

heeft ondernomen en wat het budget voor deze<br />

reizen was.<br />

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer<br />

Patrick Dewael, minister-president van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën,<br />

Begroting, Buitenlands Beleid en Europese<br />

Aangelegenheden. Een gelijkaardige vraag<br />

werd gesteld aan de heer Johan Sauwens,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden,<br />

Ambtenarenzaken en Sport.<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord op de twee identieke<br />

vragen zal worden verstrekt door de heer Patrick<br />

Dewael, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting,<br />

Buitenlands Beleid en Europese Aangelegenheden.<br />

(Antwoord Johan Sauwens : blz. 1183 – red.)


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1194-<br />

Vraag nr. 53<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

<strong>Vlaams</strong>e film – Leefbaarheid<br />

De <strong>Vlaams</strong>e film kan niet langer overleven zonder<br />

overheidssteun. Tot deze conclusie kwamen onderzoekers<br />

in een recente studie "Economische impact<br />

van de film in Vlaanderen" (Financieel-Economische<br />

Tijd van 28 oktober 2000).<br />

Op het vlak van inkomsten en recuperatie van de<br />

productiekosten is de <strong>Vlaams</strong>e film in eerste instantie<br />

aangewezen op de binnenlandse markt, wat<br />

een onhoudbare positie is.<br />

Ter illustratie : zonder subsidie zou de prachtige<br />

lowbudgetfilm "Manneken Pis" (kostprijs 29 miljoen<br />

frank) 250.000 bezoekers nodig hebben gehad<br />

(in plaats van de iets minder dan 60.000 die de film<br />

zijn gaan bekijken) om uit de kosten te raken.<br />

Zelfs de zogenaamde publieksfilms ("Max" en<br />

"Oesje"), die konden rekenen op een recordaantal<br />

bezoekers (meer dan 600.000), kwamen zonder<br />

subsidie niet aan het break-evenpunt.<br />

Naar verluidt zou de overheid geen slechte zaak<br />

doen bij de subsidiëring van films. Van de bijna 31<br />

miljoen frank per <strong>Vlaams</strong>e film die gaat naar de<br />

overheid, blijft er, na aftrek van de gemiddelde<br />

subsidie van 16 miljoen, nog een overschot van 15<br />

miljoen frank per film.<br />

1. Is de minister op de hoogte van de bovenvermelde<br />

studie inzake de leefbaarheid van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e film <br />

2. Op welke wijze houdt hij in zijn beleid rekening<br />

met de noden terzake <br />

Welke maatregelen worden daartoe genomen of<br />

op het getouw gezet <br />

3. Klopt het dat, na aftrek van de subsidie, de<br />

overheid nog 15 miljoen frank per film overhoudt<br />

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />

heer Bert Anciaux, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur,<br />

Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en<br />

Ontwikkelingssamenwerking.<br />

Gecoördineerd antwoord<br />

1. In de studie "Economische impact van de film"<br />

geven de onderzoekers op basis van de door<br />

hen gehanteerde studiemethodes en uitgangspunten<br />

een aantal theoretische modellen.<br />

De krachtlijnen van een geïntegreerde beleidsaanpak<br />

worden hierin als volgt samengevat :<br />

(1)het invoeren van een federale maatregel<br />

"willekeurige afschrijving" voor investeringen<br />

in filmproducties ;<br />

(2)het opleggen van een lastenboek aan de<br />

openbare omroep en het verhogen van de<br />

dotatie ;<br />

(3)het operationaliseren van het <strong>Vlaams</strong> Audiovisueel<br />

Fonds ;<br />

(4)het aanwerven van een filmmanager ;<br />

(5)het reorganiseren van de filmscholen op<br />

basis van een sterkte-zwakteonderzoek.<br />

2. (1) In het kader van een fiscaal gunstig regime<br />

voor de audiovisuele producties heb ik reeds<br />

van bij mijn aantreden als <strong>Vlaams</strong> minister<br />

aangedrongen op de invoering van een taxshelter<br />

bij mijn federale collega, Didier Reynders.<br />

Begin dit jaar werd bevestigd dat minister<br />

Reynders het dossier opnieuw op gang<br />

heeft getrokken.<br />

Zoals eerder gemeld, zal dit noodzakelijk<br />

zijn om privé-inbreng in de filmproductie te<br />

stimuleren, wat essentieel is om aan de<br />

<strong>Vlaams</strong>e filmindustrie een toekomst te kunnen<br />

bieden. Binnenkort wordt hiervoor een<br />

officieel overleg opgestart. In ieder geval<br />

werd gevraagd om de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

bij verdere stappen te betrekken.<br />

Ook de Franse Gemeenschap dringt aan op<br />

een bespoediging van dit dossier.<br />

(2)Omtrent <strong>Vlaams</strong>e film – openbare omroep<br />

verwijs ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

naar mijn antwoord op zijn vraag nr. 47<br />

van 21 december 2000 (blz. 1188 – red.).<br />

(3)Op 13 april 1999 keurde het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong><br />

een decreet goed houdende machtiging


-1195- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering om toe te treden<br />

tot en mee te werken aan de oprichting van<br />

de vereniging zonder winstoogmerk <strong>Vlaams</strong><br />

Audiovisueel Fonds.<br />

Ik kan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

meedelen dat dit decreet wordt uitgevoerd.<br />

De VZW die wordt opgericht, heeft tot doel<br />

binnen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap de onafhankelijke<br />

audiovisuele productie te stimuleren.<br />

De vereniging kan financiële tegemoetkomingen<br />

verstrekken aan natuurlijke personen<br />

en rechtspersonen, waarbij zij rekening<br />

houdt met kwaliteit, diversiteit, culturele uitstraling<br />

en bereik. Eén orgaan wordt verantwoordelijk<br />

voor zowel de kwalitatieve als de<br />

administratieve beoordeling en opvolging<br />

van het dossier. Aan het verzelfstandigd<br />

fonds kunnen ook een aantal bijkomende<br />

taken worden opgelegd die moeilijker door<br />

een administratie kunnen worden vervuld.<br />

(4)Dit Fonds zal worden geleid door een filmmanager<br />

(directeur), aangesteld door de<br />

raad van bestuur.<br />

Naast het zorgen voor een goede werking<br />

van het toekomstige fonds, zal de filmmanager<br />

een aantal bijkomende taken kunnen<br />

vervullen. Hij zal in het bijzonder een aantal<br />

specifieke problemen van de sector kunnen<br />

onderzoeken en voorstellen van oplossing<br />

formuleren. Hij staat in voor de coördinatie<br />

van de sector en is verantwoordelijk voor de<br />

communicatie binnen de sector en tussen de<br />

sector en de overheid. Hij krijgt de opdracht<br />

tot het uitwerken van een gedetailleerd<br />

meerjarenplan, met als doel het verzekeren<br />

van een betere werking en expansie van de<br />

audiovisuele sector.<br />

Eveneens ijvert hij voor een verbetering van<br />

het imago door een voortdurende aanwezigheidspolitiek<br />

in de media en door een weloverwogen<br />

marketing- en promotiebeleid.<br />

Deze verbetering van het imago is zowel op<br />

het brede publiek als op potentiële commerciële<br />

en artistieke partners gericht, zowel in<br />

binnen- als in buitenland. Hij stelt in dit verband<br />

een samenwerkingsakkoord op met<br />

Flanders Image.<br />

De filmmanager werkt een strategie uit met<br />

maatregelen die de sector economisch zullen<br />

stimuleren en begeleidt het beslissingsproces<br />

over de goedkeuring van de subsidieaanvragen.<br />

Hij speelt in op de mogelijkheden die de Europese<br />

Raad en de Raad van Europa aan de<br />

filmsector bieden en stelt in dit verband een<br />

samenwerkingsmodel op met het infopunt<br />

Mediadesk van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.<br />

(5)Wat een reorganisatie van filmscholen betreft,<br />

dit dient te worden besproken met de<br />

<strong>Vlaams</strong>e minister van Onderwijs.<br />

3. In de studie wordt het voorbeeld aangehaald<br />

van een gemiddelde, <strong>Vlaams</strong>e langspeelfilm met<br />

een productiebudget van 60 miljoen frank.<br />

De bruto terugvloei naar de federale overheid<br />

bedraagt gemiddeld bijna 31 miljoen frank.<br />

Wanneer hiervan de productiesubsidies met een<br />

omvang van 16 miljoen frank worden afgetrokken,<br />

resulteert dit in een netto terugvloei van<br />

een kleine 15 miljoen frank per film.<br />

Vraag nr. 54<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Verkiezingsuitzendingen – Politieke partijen<br />

Meer dan veertig uren zendtijd werden in de aanloop<br />

naar de gemeenteraadsverkiezingen van oktober<br />

2000 besteed aan verkiezingsprogramma's.<br />

In welke mate kwamen de verschillende politieke<br />

partijen in die programma's aan bod Kan de minister<br />

terzake een overzicht verstrekken <br />

Antwoord<br />

Vooraf weze duidelijk gesteld dat een gedetailleerd<br />

overzicht van alle verkiezingsuitzendingen, met<br />

tijdsduur, niet haalbaar is binnen de beschikbare<br />

tijd.<br />

Televisie<br />

De tv-nieuwsdienst heeft gekozen voor een sterk<br />

gedifferentieerde aanpak : talkshow, debatprogramma's,<br />

campagnejournaal, reportages/duiding,<br />

lange interviews, verkiezingsuitzending met uitslagen<br />

en reacties.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1196-<br />

Voor alle verkiezingsprogramma's was de deontologische<br />

code van kracht op basis van de criteria<br />

waarheidsgetrouwheid, onpartijdigheid en goede<br />

trouw.<br />

Concrete invulling :<br />

– alle partijen zijn aan bod gekomen, onpartijdigheid<br />

houdt echter niet in dat elke partij in elk<br />

programma zijn zeg heeft ;<br />

– de beleidspartijen kregen voldoende tijd om<br />

hun beleid te verdedigen ;<br />

– voor de grote debatten werden alle partijen uitgenodigd<br />

;<br />

– bij aparte interviews in de laatste week voor de<br />

verkiezingen is voor de volgorde rekening gehouden<br />

met de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen<br />

van 1994.<br />

Radio<br />

Ook bij de radio was voor alle verkiezingsprogramma's<br />

de deontologische code van kracht op basis<br />

van de criteria waarheidsgetrouwheid, onpartijdigheid<br />

en goede trouw.<br />

Concrete invulling :<br />

– alle partijen zijn aan bod gekomen, onpartijdigheid<br />

houdt echter niet in dat elke partij in elk<br />

programma zijn zeg heeft ;<br />

– de beleidspartijen kregen voldoende tijd om<br />

hun beleid te verdedigen ;<br />

– voor de grote debatten werden alle partijen uitgenodigd<br />

;<br />

– bij aparte interviews in de laatste week voor de<br />

verkiezingen is voor de volgorde rekening gehouden<br />

met de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen<br />

van 1994.<br />

(Radio Donna en Klara : geen eigen uitzendingen<br />

rond de verkiezingen)<br />

Radio 1 en radionieuwsdiensten<br />

Het is ondoenbaar om een gedetailleerd overzicht<br />

te geven van alle verkiezingsuitzendingen op de<br />

VRT-radio (zowel Radio 1, Radio 2, Klara, Studio<br />

Brussel als Radio Donna) naar aanleiding van de<br />

gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober 2000.<br />

De radionieuwsdienst heeft in de nieuwsuitzendingen<br />

verslag uitgebracht van de verkiezingscongressen<br />

van zes grote <strong>Vlaams</strong>e partijen, telkens gevolgd<br />

door een interview mat de partijvoorzitter in ofwel<br />

"Actueel" ofwel "Voor de dag".<br />

In "Actueel", "Voor de dag" en "De wandelgangen"<br />

werden telkens tien reportages uitgezonden<br />

over ofwel één gemeente, ofwel één of meerdere<br />

thema's per gemeente (mobiliteit, inspraak van de<br />

burger, veiligheid, ruimtelijke ordening, afvalbeleid,<br />

enz.). Daarbij zijn in "Voor de dag" alle partijen<br />

aan bod gekomen, ook de plaatselijke lijsten die<br />

niet in het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> vertegenwoordigd<br />

zijn. Er waren in "Voor de dag" ook uitzendingen<br />

van eigen journalisten over bevoegdheden van<br />

gemeenten en provincies. In "De wandelgangen"<br />

zijn alle partijen met beleidservaring aan bod gekomen<br />

: de grote partijen telkens twee keer, de kleinere<br />

één keer. De uitzendingen van "Actueel" zijn<br />

besloten met twee debatten tussen telkens drie<br />

partijen.<br />

Op Studio Brussel werden portretten uitgezonden<br />

van jonge kandidaten van de zes grote partijen.<br />

Radio 2<br />

Antwerpen<br />

In de aanloop naar de verkiezingen liep, zoals bij<br />

de andere regionale productiecentra, een reeks<br />

onder de noemer "Stemmenslag". Vier weken voor<br />

de verkiezingen werd in de middaguitzendingen<br />

telkens een bepaald thema belicht, gericht op een<br />

breed publiek. Daarbij is streng gewaakt over het<br />

politiek evenwicht. Alle partijen zijn aan het woord<br />

geweest in het programma.<br />

In het regionale nieuws zijn natuurlijk ook vaak de<br />

verschillende politieke partijen genoemd en aan<br />

het woord gelaten. Daar hangt het aantal keer af<br />

van het nieuwsfeit van die dag.<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant<br />

Week van 11 september : afscheid van de politiek.<br />

Elke dag een afscheidsnemend politicus (SP, CVP,<br />

VLD, VU).<br />

Week van 18 september : de "BV-politici". Dagelijks<br />

een bekende Vlaming (CVP, Agalev, onafhankelijke,<br />

VLD, SP).<br />

Week van 25 september : actuaweek. Maandag :<br />

plaatselijke lijst PAB Pepingen Anders Besturen.<br />

Dinsdag : drukker uit Kampenhout over verkiezingsdrukwerk<br />

vroeger en nu. Woensdag : Steenok-


-1197- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

kerzeel, een gemeente waar iedereen met iedereen<br />

ruzie heeft, overloperij in het kwadraat, repo met<br />

drie plaatselijke lijsten. Donderdag : vrederechter<br />

van Lennik over het gebrek aan burgerzin. Vrijdag :<br />

schoolkinderen uit Tielt- Wingene en hun kijk op<br />

de gemeentepolitiek.<br />

Week van 2 oktober : debatweek. Maandag : debat<br />

rond titanenstrijd in Leuven (SP, CVP en VLD).<br />

Dinsdag : debat politieke inzet Vilvoorde (met<br />

CVP, VLD en SP). Woensdag : debat rond positie<br />

Vlamingen in Brussel (met lib., CVP en SP). Donderdag<br />

: debat faciliteitengemeenten (met kartellijst<br />

Rode, kartellijst Wezembeek-Oppem en FDF).<br />

Vrijdag : debat met en over Euroburgers (met<br />

<strong>Vlaams</strong>e eenheidslijst, Ecolo-Agalev en SP). Zaterdag<br />

: provinciedebat met CVP, SP, AGALEV, VU,<br />

en VLD).<br />

Limburg<br />

Voorgaande reportages over de 44 Limburgse gemeenten<br />

: gesprekspartners waren de lokale perscorrespondenten,<br />

er zijn geen politici aan het<br />

woord geweest.<br />

Verkiezingsdebat in samenwerking met : Belang en<br />

TVL. Alle nationale partijen waren vertegenwoordigd<br />

(CVP, SP, VLD, Agalev, VU, Blok). Van dit<br />

debat zijn slechts flitsen uitgezonden, waarbij alle<br />

partijen op een evenwichtige manier aan het woord<br />

geweest zijn. (TVL : TV Limburg – red.)<br />

Verkiezingszondag en -maandag : alle partijen werden<br />

eveneens op een evenwichtige manier behandeld.<br />

West-Vlaanderen<br />

In de bulletins nieuws over de lijstvorming. Enkel<br />

die lijsten met de grote namen of waar er verschuivingen<br />

zijn, waar burgemeesters of schepenen niet<br />

meer opkomen of overgestapt zijn naar een andere<br />

partij of een nieuwe partij hebben opgericht.<br />

Vanaf maandag 11 september elke middag een bijdrage<br />

over de politieke situatie in een aantal gemeenten<br />

en dat tot 6 oktober. Concreet : steden en<br />

gemeenten waar problemen zijn geweest of verschuivingen<br />

te verwachten zijn.<br />

Alle belangrijke politieke partijen kwamen aan<br />

bod :<br />

11 september<br />

Brugge (VLD-SP-CVP en VU)<br />

12 september<br />

Waregem (CVP 2 kand - Eendracht 2 (1 SP, 1 VU)<br />

13 september<br />

Eenmanspartij Veurne Open en Bloot<br />

14 september<br />

Oostende (CVP-SP-VLD-Agalev-Vl. Blok-Demo-<br />

VU)<br />

15 september<br />

Wervik (Nieuw-Actief)<br />

18 september<br />

Ieper (CVP-SP-VLD-VIA)<br />

19 september<br />

De Haan (CVP-NU-Samen-SP-LB)<br />

20 september<br />

Een CVP-kandidate uit Bredene net 18<br />

21 september<br />

Koksijde (CVP-VLD-Stem-SP)<br />

22 september<br />

Kortrijk (CVP-SP-VLD-VU/ID-Agelev-Vl. Blok)<br />

25 september<br />

Poperinge (Pro-CVP-VLD)<br />

26 september<br />

Middelkerke (CVP-SP-VLD-STEM van het Volk)<br />

27 september<br />

Mee met plakploegen van SP in Oostende<br />

28 september<br />

Houthulst (CVP-SP-Roelens-De Brug)<br />

29 september<br />

Knokke (GB-VLD-Raak)<br />

2 oktober<br />

Blankenberge (VLD-Dwars-SP-CVP)<br />

3 oktober<br />

Avelgem (CVP-Nieuw-Agalev)<br />

4 oktober<br />

Provincieraadsverkiezingen<br />

5 oktober<br />

Izegem (SP-CVP-VLD-VU)<br />

6 oktober<br />

Diksmuide (CVP-Pro-DLC)


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1198-<br />

De dag van de verkiezingen<br />

10 reporters te velde : in Oostende, Brugge (en De<br />

Haan) Tielt, Wevelgem, Roeselare, Waregem, Kortrijk,<br />

Koksijde,Ieper en Kortemark<br />

Oost-Vlaanderen<br />

04.09.00 – arrondissement overzicht Gent/Eeklo<br />

(I) ; middag ; (2x5') alle partijen vermeld<br />

05.09.00 – arrondissement overzicht Gent/Eeklo<br />

(I) ; middag ; (2x5') alle partijen vermeld<br />

06.09.00 – Gent ; middag ; SP, CVP, Agalev, VU,<br />

VLD, Vl. Blok<br />

07.09.00 – Eeklo ; middag ; CVP, Agalev, SP, VLD<br />

08.09.00 – Sint-Laureins ; middag ; Agalev, CVP,<br />

VLD, Vl. Blok vermeld : waren niet bereikbaar<br />

11.09.00 – arrondissement overzicht Sint-Niklaas-<br />

Dendermonde ; middag ; (2x5') alle partijen vermeld<br />

12.09.00 – overzicht Waasland ; middag ; (2x5')<br />

alle partijen vermeld<br />

13.09.00 – overzicht Sint-Niklaas ; middag ; CVP,<br />

VLD, VU-ID, Agalev, Vl. Blok, SP<br />

14.09.00 – overzicht Dendermonde ; middag ;<br />

Inzet, Agalev, CVP Hamme, Agalev Lebbeke<br />

15.09.00 – overzicht Lokeren ; middag ; VLD, SP,<br />

CVP, Vl. Blok, Agalev<br />

18.09.00 – arrondissement overzicht Aalst ; middag<br />

; (2x5') alle partijen vermeld<br />

Themastuk "voorkeurstemmen" ; avond ; CVP,<br />

VLD, VU-ID, Agalev, Vl. Blok, SP<br />

19.09.00 – arrondissement overzicht Oudenaarde ;<br />

middag ; (2x5') alle partijen vermeld<br />

Themastuk "politici en hun loon" ; avond ; <strong>Vlaams</strong>e<br />

Steden en Gemeenten, SP, Samen Zingem en<br />

VLD Moerbeke<br />

20.09.00 – overzicht Oudenaarde ; middag ; Agalev,<br />

CVP, VLD, Samen, Vl. Blok<br />

Themastuk "politici en beroepsachtergrond" ;<br />

avond ; VLD, SP, kartel VLD, VU, Agalev, MVP<br />

Merelbeke<br />

21.09.00 – overzicht Aalst ; middag ; VLD, SP,<br />

CVP, Vl. Blok, VU-ID<br />

Themastuk "politiek en economie" ; avond ; CVP<br />

Buggenhout, Gemeentebelangen (SP, VU, VLD)<br />

22.09.00 – overzicht Ronse ; middag ; SP, CVP,<br />

VLD, LDR-EDB, Agalev en Vl. Blok<br />

Themastuk "politiek : zgn. stoppers" ; avond ; Idee,<br />

CVP, Volksbelangen<br />

25.09.00 – provincie : structuur ; middag ; 5' algemeen,<br />

alle partijen vermeld<br />

Themastuk "jonge politici" ; avond ; De Sutter VU<br />

Lochristi (51"), Daelman Anders Moerbeke, Bruno<br />

Schijns Vl. Blok Zottegem, vermelding Agalev<br />

over Tim Van Achte Sint-Laureins<br />

26.09.00 – provincie : terugblik ; middag ; terugblik<br />

over zes vorige jaren ; CVP, SP, VLD, Agalev,<br />

Vl. Blok, VU<br />

Themastuk "vrouw en politiek" ; avond ; Agalev,<br />

SP, CVP, VLD<br />

27.09.00 – provincie : visie op de toekomst ; middag<br />

; CVP, VLD, SP, Vl. Blok, Agalev, VU-ID (36)<br />

Themastuk "bekende Oost-Vlamingen in de politiek"<br />

; avond ; studiogesprek VLD, CVP<br />

28.09.00 – provincie : profiel Oost-<strong>Vlaams</strong>e provincieraadsleden<br />

; middag ; algemeen, zonder partijvermelding<br />

+ 21-jarige voor SP<br />

Themastuk "bekende Oost-Vlamingen in de politiek"<br />

; avond ; studiogesprek VLD, SP<br />

29.09.00 – provincie : de gouverneur ; middag ; algemeen,<br />

zonder partijvermelding<br />

Themastuk "verkiezingscampagnes" ; avond ; Kiesbord<br />

2000, VLD, CVP, Vrij Melle, SP, Vivant<br />

02.10.00 – EU-burgers voor het eerst stemrecht ;<br />

middag ; VLD, SP, Agalev<br />

03.10.00 – politici en familiebanden ; middag ; Banier-Ninove,<br />

VLD Lokeren, Merelbeekse Volksbelangen,<br />

CVP-Kaprijke, VLD-Oudenaarde


-1199- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

04.10.00 – kleinere partijen ; middag ; ZAP Zottegem,<br />

BAL Buggenhout, Dichter Gent, Wietie<br />

Ronse<br />

07.10.00 – gesprekjes met burgemeestersvrouwen ;<br />

avond<br />

08.10.00 – diverse, met alle partijen<br />

Studio Brussel<br />

Van maandag 2 oktober tot vrijdag 6 oktober<br />

Republica van 11 tot 13 uur. – 6 reportages ; SP,<br />

Agalev, VLD, CVP, Vl. Blok, VU-ID<br />

Maandag 9 oktober werd elke kandidaat uitgenodigd<br />

voor een nabespreking. Iedereen kwam opdagen<br />

behalve Vl. Blok en VLD.<br />

Vraag nr. 55<br />

van 9 januari 2001<br />

van de heer JOACHIM COENS<br />

Bouwdossiers – Behandelingsduur<br />

De regering heeft een regeling getroffen om de<br />

achterstand inzake bouwdossiers in te lopen. Deze<br />

regeling houdt in dat aan ambtenaren een forfaitaire<br />

vergoeding wordt uitbetaald per dossier dat zij<br />

tijdens het weekend afhandelen (buiten hun normale<br />

diensturen).<br />

1. Hoeveel dossiers per provincie werden reeds in<br />

deze weekendregeling afgehandeld, door hoeveel<br />

ambtenaren en in welke periode <br />

2. Hoelang bedraagt de gemiddelde doorstroomtijd<br />

van een dossier in de verschillende provincies<br />

in deze periode (inbegrepen de "weekenddossiers")<br />

<br />

3. Hoeveel dossiers werden in dezelfde periode in<br />

de normale diensturen afgehandeld bij de diensten<br />

waarvan de in de weekendregeling actief<br />

betrokken ambtenaren deel uitmaken <br />

4. Hoeveel dossiers werden in dezelfde diensten<br />

afgehandeld in dezelfde periode vorig jaar en<br />

het jaar daarvoor, en hoelang was de gemiddelde<br />

doorstroomtijd toen <br />

5. Hoeveel bedraagt de totale vergoeding die<br />

reeds verschuldigd is en hoeveel werd reeds uitbetaald<br />

<br />

Antwoord<br />

1. Toestand op 5 januari 2001 (de volgende evaluatie<br />

gebeurt op 5 februari e.k.)<br />

Provinciale Aantal Aantal Periode<br />

afdeling dossiers ambtenaren<br />

Antwerpen 572 13 15.9.00-5.1.01<br />

Oost-Vlaanderen 515 8 idem<br />

West-Vlaanderen 355 5 idem<br />

Limburg 69 4 idem<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant 6 6 idem<br />

Voor alle duidelijkheid dient erop te worden gewezen<br />

dat de dossierachterstand in de provincies<br />

Limburg en <strong>Vlaams</strong>-Brabant minimaal is<br />

(wat het gering aantal afgehandelde dossiers<br />

verklaart), doch dat door de betrokken personeelsleden<br />

hulp worden geboden aan de provincies<br />

Antwerpen en Oost-Vlaanderen.<br />

2. De gemiddelde doorlooptijd varieert uiteraard<br />

naargelang de duur van de periode die men beschouwt.<br />

Wanneer enkel de periode in aanmerking<br />

wordt genomen sinds de start van het project<br />

(van 15.09.00 tot 15.01.01) ziet de gemiddelde<br />

doorlooptijd van de afgehandelde dossiers<br />

er als volgt uit :<br />

Antwerpen 99<br />

Oost-Vlaanderen 90<br />

West-Vlaanderen 84<br />

Limburg 45<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant 32<br />

3. Dossiers afgehandeld tijdens de periode begrepen<br />

tussen september 2000 en januari 2001 in de<br />

normale diensturen<br />

Antwerpen 1.298<br />

Oost-Vlaanderen 1.916<br />

West-Vlaanderen 1.507<br />

Limburg 847<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant 982<br />

4. Dossiers afgehandeld tijdens de periode begrepen<br />

tussen september 1999 en januari 2000<br />

Provinciale Aantal dossiers Gemiddelde<br />

afdeling<br />

doorlooptijd<br />

Antwerpen 1.785 125<br />

Oost-Vlaanderen 1.839 82<br />

West-Vlaanderen 1.726 55<br />

Limburg 716 44<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant 997 28


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1200-<br />

Waar er in de provincie Antwerpen een opmerkelijk<br />

verschil tussen het aantal behandelde dossiers<br />

tijdens de twee referentieperiodes is vast te stellen,<br />

dient nochtans rekening te worden gehouden met<br />

volgende omstandigheden :<br />

a) de vrijwel permanente wijzigingen in het<br />

personeelseffectief, waarbij de recente versterkingen<br />

vanwege de nodige inwerktijd<br />

aanvankelijk contra-productief werken (behoefte<br />

aan opleiding door de ervaren dossierbehandelaars)<br />

;<br />

b) de grote achterstand in de provincie heeft<br />

niet alleen betrekking op de bouwaanvragen<br />

artikel 43, maar treft vrijwel alle dienstverleningenspaketten.<br />

Van het project werd gebruikgemaakt om tijdens<br />

de diensturen ietwat meer te focussen op<br />

andere probleemsectoren.<br />

Het gestructureerd bijhouden van statistisch cijfermateriaal<br />

op een geïnformatiseerde en uniforme<br />

wijze gebeurt thans in alle provinciale afdelingen,<br />

doch slechts vanaf september 1999.<br />

Enkel een manuele telling van reeds uitgeschreven<br />

en geklasseerde dossiers kan uitsluitsel<br />

geven over de dossiers afgehandeld voor deze<br />

datum.<br />

Gelet op de situatie die de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

kent, kan dit thans geen prioriteit<br />

uitmaken.<br />

5. De totale vergoeding die op basis van goedgekeurde<br />

schuldvorderingen dient te worden uitbetaald<br />

aan de dossiersvoorbereiders en dossierbehandelaars<br />

bedraagt momenteel :<br />

2.261.624 frank. Vooralsnog werd hiervan<br />

1.019.259 frank effectief uitbetaald.<br />

De rest van wat vooralsnog verschuldigd is, zal<br />

worden betaald in de loop van de maand februari<br />

eerstkomende.<br />

Vraag nr. 56<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer Jan Loones<br />

Blz. 1160<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

Vraag nr. 57<br />

van 12 januari 2001<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Bouwdossiers – Behandelingsduur<br />

De ambtenaren van Stedenbouw mogen "bijklussen"<br />

om de achterstand inzake bouwvergunningen<br />

weg te werken. Ze krijgen een vergoeding per dossier.<br />

1. Kan de minister een overzicht geven van de<br />

achterstand van het aantal bouwvergunningsdossiers,<br />

en dit opgesplitst per provincie met referentiejaren<br />

vanaf oktober 1999 <br />

2. Hoeveel ambtenaren hebben reeds met het bijklussen<br />

de achterstand verkleind Met hoeveel<br />

dossiers <br />

3. Wat is de geraamde kostprijs van dergelijke<br />

operatie tot op heden, en dit opgesplitst per<br />

provincie <br />

Antwoord<br />

1. Voor het definiëren van de achterstand is het<br />

vooreerst noodzakelijk om het begrip "achterstand"<br />

in het kader van de behandeling van<br />

bouwaanvragen "artikel 43" nader te duiden.<br />

Volgens de vigerende decretale bepalingen<br />

dient een bouwaanvraag afgehandeld te zijn<br />

binnen een termijn van 75 dagen, die ingaat op<br />

de datum van het ontvangstbewijs afgeleverd<br />

door de gemeente. Wanneer deze termijn niet<br />

wordt gerespecteerd, ligt dit niet steeds (of alleen)<br />

aan de adviesverlenende diensten van de<br />

provinciale afdelingen Ruimtelijke Ordening,<br />

Huisvesting en Monumenten en Landschappen<br />

(ROHM). In vele gevallen is de termijn immers<br />

reeds grotendeels verstreken wanneer het dossier<br />

op de ROHM-afdeling terechtkomt.<br />

Het is dan ook niet redelijk om, zodra een dossier<br />

langer dan 75 dagen bij de gemeente is ingediend,<br />

te gewagen over achterstand bij de<br />

provinciale ROHM-afdelingen. Aangezien de<br />

ontvangstbewijzen worden afgeleverd door de<br />

gemeenten, beschikken de ROHM-afdelingen


-1201- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

niet over statistische cijfergegevens m.b.t. alle<br />

nog niet afgehandelde aanvragen waarvan het<br />

ontvangsbewijs inmiddels sinds langer dan 75<br />

dagen werd afgeleverd.<br />

De in de tabel als bijlage opgenomen cijfers<br />

geven vanaf de maand oktober 1999 de evolutie<br />

van het aantal dossiers dat nog dient te worden<br />

afgehandeld. Hierbij wordt ook voor elke<br />

maand het aantal ontvangen en het aantal behandelde<br />

dossiers vermeld. Bij een eventuele<br />

verificatie van het resterend aantal moet er wel<br />

rekening worden gehouden met een aantal dossiers<br />

(weliswaar gering) dat werd teruggestuurd<br />

wegens onvolledigheid.<br />

Uit de tabel is duidelijk op te maken dat in de<br />

"problematische" provincies Antwerpen en<br />

Oost-Vlaanderen dankzij het nemen van diverse<br />

maatregelen de achterstand aanzienlijk aan<br />

het teruglopen is.<br />

Het soms tijdelijk opnieuw oplopen van de<br />

achterstand heeft hoofdzakelijk te maken met<br />

gelijktijdige ziekteperiodes van dossierbehandelaars.<br />

Tevens dient rekening te worden gehouden<br />

met het feit dat de in juli 2000 aangestelde<br />

planologische ambtenaren, die overwegend werden<br />

gerekruteerd uit vroegere dossierbehandelaars<br />

vergunningen, vanaf september 2000 intensief<br />

moesten werken aan de advisering inzake<br />

de vervalregeling van de BPA's (artikel 190<br />

DORO). (BPA : bijzonder plan van aanleg ;<br />

DORO : decreet op de ruimtelijke ordening –<br />

red.)<br />

Het is ook zo dat onder de resterende dossiers<br />

er heel wat zijn waarvan de termijn nog niet is<br />

verstreken en ook een aantal dat vooralsnog<br />

niet kan worden afgehandeld wegens het ontbreken<br />

van externe adviezen of het in uitvoering<br />

zijn van bepaalde planningsprocedures.<br />

Een aantal dossiers is dermate complex dat een<br />

snelle afhandeling overigens noch mogelijk,<br />

noch verantwoord is.<br />

Tot slot dient te worden beklemtoond dat ook<br />

het project op zich bijkomende arbeid genereert,<br />

al ware het maar dat systematisch moet<br />

worden opgezocht welke dossiers in het pakket<br />

thuishoren, kunnen worden behandeld, enzovoort.<br />

Een aantal dossiers diende overigens uit<br />

het pakket te worden gehaald, omdat eerst in<br />

artikel 158 van het decreet bedoelde regularisatieprocedure<br />

moet worden doorlopen, die op<br />

haar beurt voor bijkomende werklast zorgt.<br />

2. Voor deelname aan het project "wegwerken<br />

achterstand bouwaanvragen artikel 43" meldden<br />

zich 36 dossierbehandelaars en 6 dossiervoorbereiders.<br />

Zij stonden op datum van 5 januari<br />

2000 (volgende evaluatie gebeurt op 5 februari<br />

e.k.) reeds in voor het afhandelen van 1.517<br />

dossiers.<br />

3. In het project zijn de dossiers opgenomen die<br />

sinds minstens 70 dagen op de afdeling verblijven.<br />

Het globaal aantal bedroeg op 15 september<br />

2000 bij de start van het project 1.943. De<br />

totale kostprijs van het project wordt geschat op<br />

5.093.956 frank. Dit bedrag dient proportioneel<br />

te worden verdeeld over het aantal te behandelen<br />

dossiers in elke provincie, namelijk :<br />

Antwerpen 770 = 2.018.706 fr.<br />

Oost-Vlaanderen 549 = 1.439.311 fr.<br />

West-Vlaanderen 460 = 1.205.980 fr.<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant 34 = 89.138 fr.<br />

Limburg 130 = 340.821 fr.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1202-<br />

Antwerpen Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Vl. Brabant Limburg<br />

Periode Ontvang. Behand. Te behand. Ontvang. Behand. Te behand. Ontvang. Behand. Te behand. Ontvang. Behand. Te behand. Ontvang. Behand. Te behand.<br />

Okt. 1999 425 595 2212 651 839 2031 446 415 1304 385 365 391 345 281 502<br />

Nov. 1999 357 715 1854 618 554 2087 493 384 1399 343 353 355 348 214 603<br />

Dec. 1999 325 475 1701 524 446 2157 328 430 1290 425 279 490 240 221 586<br />

Jan. 2000 652 664 1677 797 825 2122 619 497 1398 366 463 358 479 478 583<br />

Feb. 2000 533 313 1897 805 921 1991 484 513 1367 405 417 332 365 371 506<br />

Mrt. 2000 556 568 1878 778 767 1998 554 685 1237 486 379 420 455 774 663<br />

Apr. 2000 601 473 1994 542 979 1553 490 341 1197 371 352 414 343 247 737<br />

Mei 2000 366 1036 1317 625 681 1480 525 449 1238 386 391 354 333 520 501<br />

Juni 2000 531 358 1479 419 537 1350 331 415 1140 308 308 329 282 299 454<br />

Juli 2000 329 307 1493 368 352 1348 202 399 935 252 259 273 213 302 343<br />

Aug. 2000 225 291 1411 438 353 1418 384 332 977 300 211 330 221 201 315<br />

Sept. 2000 159 293 1273 534 442 1500 533 370 1117 300 236 375 263 212 342<br />

Okt. 2000 482 399 1355 518 512 1380 162 312 962 374 285 434 230 271 269<br />

Nov. 2000 387 429 1303 417 514 1379 598 523 1016 280 276 406 217 192 271<br />

Dec. 2000 324 158 1465 403 448 1322 309 302 1007 250 185 453 199 172 285


-1203- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Vraag nr. 58<br />

van 12 januari 2001<br />

van mevrouw ISABEL VERTRIEST<br />

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Sociale<br />

huisvesting<br />

De problematiek van het tekort aan sociale<br />

(huur)woningen staat hoog op de politieke agenda.<br />

De regering doet een maximale inspanning om in<br />

de huidige periode een groot aantal, minimaal vijftienduizend,<br />

sociale woningen te realiseren. Het socialehuisvestingsbeleid<br />

is een bevoegdheid van minister<br />

Sauwens. Het algemene (ruimtelijke) kader<br />

van het wonen, ook de prognoses, is gesitueerd bij<br />

de minister van Ruimtelijke Ordening.<br />

De gemeentelijke woningbehoeftestudie vormt op<br />

gemeentelijk niveau het instrument bij uitstek om<br />

meer sturing te geven aan het lokaal woonbeleid.<br />

Ze wordt in twee gevallen opgesteld : in het kader<br />

van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, en<br />

ter motivatie van het aansnijden van een woonuitbreidingsgebied.<br />

De problematiek van voldoende sociale huurwoningen<br />

op de juiste locatie komt in de meeste woningbehoeftestudies<br />

maar mondjesmaat en vrijblijvend<br />

aan bod.<br />

De woningbehoeftestudie biedt een ideale gelegenheid<br />

om ook op gemeentelijk niveau een beter inzicht<br />

te krijgen in de lokale woonbehoeften m.b.t.<br />

het socialewoningenbestand. Bij de bepaling van<br />

de kwantitatieve woonbehoefte kan nader worden<br />

ingegaan op de kwantitatieve behoefte aan sociale<br />

woningen. Bij de kwalitatieve behoeftebepaling<br />

kan duidelijker dan nu worden aangegeven welke<br />

locaties in het bijzonder geschikt zijn voor sociale<br />

huurwoningen, doordat ze gunstig zijn gesitueerd<br />

ten opzichte van de kern of van bepaalde voorzieningen.<br />

In de beleidselementen kunnen uitspraken<br />

worden gedaan over het na te streven aantal bijkomende<br />

socialehuurwoningen, de locatie ervan en<br />

de gemeentelijke financiële en materiële inspanningen<br />

die hiervoor nodig zijn.<br />

1. Welk percentage woningen is al schriftelijk<br />

"toegewezen" aan gemeenten door middel van<br />

de goedgekeurde gemeentelijke woningbehoeftestudies<br />

In welke mate worden de streefcijfers<br />

van het RSV (Ruimtelijk Structuurplan<br />

Vlaanderen) gehaald of overschreden <br />

2. Welke aantallen bijkomende sociale woningen<br />

worden in deze studies genoemd <br />

3. Wordt er in de gemeentelijke woonbehoeftestudie<br />

wel voldoende aandacht besteed aan sociale<br />

huurwoningen Zo neen, op welke wijze denkt<br />

de minister de aandacht hiervoor te vergroten <br />

Antwoord<br />

1. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen<br />

worden geen behoefteberekeningen inzake sociale<br />

huisvesting opgenomen.<br />

Sociale huisvesting wordt, net als bijvoorbeeld<br />

huisvesting voor bejaarden, appartementsbouw,<br />

gezinswoningen, enzovoort, gezien als een deel<br />

van een globale behoefte aan woningen. Die<br />

globale behoefte is voor Vlaanderen geschat op<br />

400.000 bijkomende woningen over de periode<br />

1992-2007, de planperiode van het Ruimtelijk<br />

Structuurplan Vlaanderen.<br />

Volgens gegevens van de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />

zouden er in de periode 1991 tot<br />

2000 om en bij de 26.500 sociale woningen gebouwd<br />

zijn. Het gros daarvan, met name 70 %,<br />

betreft sociale huurwoningen.<br />

Het komt mijn collega minister Sauwens toe om<br />

aan te geven in welke mate dit cijfer tegemoetkomt<br />

aan de doelstellingen van het sociaal<br />

woonbeleid.<br />

Vanuit de ruimtelijke ordening is veeleer van<br />

belang waar de woningen terechtkomen, met<br />

name in de stedelijke gebieden of het buitengebied,<br />

dan wel het totale aantal woningen dat<br />

wordt gerealiseerd. Een bijkomend principe is<br />

dat steeds in een aanbod kan worden voorzien<br />

uit het oogpunt van de behoefte. Indien die behoefte<br />

vooral bestaat uit sociale huisvesting, dan<br />

lijkt het me ook logisch dat gemeenten binnen<br />

hun woningbehoeftestudie of hun gemeentelijk<br />

ruimtelijk structuurplan hiermee rekening houden.<br />

2. In die gemeentelijke woningbehoeftestudies of<br />

structuurplannen worden meestal schattingen<br />

gemaakt van het aandeel sociale huisvesting<br />

binnen de globale berekende behoefte aan woningen.<br />

Het inschatten van de behoefte aan sociale huisvesting<br />

op gemeentelijk niveau is echter niet<br />

eenvoudig. Een uitgebreide analyse van de sociaal-economische<br />

kenmerken van de inwoners<br />

(bv. aan de hand van inkomensverwachting)<br />

wordt bijna nooit gemaakt. Bovendien biedt


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1204-<br />

ook niet elkeen die in theorie in aanmerking<br />

komt voor een sociale woning wegens een te<br />

laag inkomen, zich ook daadwerkelijk op de socialewoningmarkt<br />

aan.<br />

In de gemeentelijke woningbehoeftestudies<br />

wordt daarom meestal vertrokken van globale<br />

studies voor Vlaanderen, waarbij een inschatting<br />

wordt gegeven van de nood aan sociale<br />

huisvesting. Gemeentelijke aandelen in de bestaande<br />

woningvoorraad worden dan wel eens<br />

vergeleken met een <strong>Vlaams</strong> gemiddelde. Afhankelijk<br />

van het aandeel worden dan voorstellen<br />

tot projecten opgenomen om het gemeentelijk<br />

aandeel op te trekken naar het <strong>Vlaams</strong> gemiddelde.<br />

Het aantal ingeschrevenen op de lijsten<br />

van de socialehuisvestingsmaatschappijen die<br />

actief zijn in de gemeente, geeft ook zicht op de<br />

behoefte. Meestal worden cijfers van 10 tot<br />

soms 20 % sociale huisvesting vooropgesteld in<br />

de studies.<br />

Tot slot speelt ook de rol van de huisvestingsmaatschappijen<br />

mee. Sommige maatschappijen<br />

geven blijk van een veel actiever beleid dan andere.<br />

Niet elke maatschappij richt zich op dezelfde<br />

doelgroep (huurwoningen, koopwoningen,<br />

kavels). Daarnaast zijn ook de inspanningen<br />

van de gemeenten en intercommunales<br />

doorslaggevend in het al dan niet realiseren van<br />

sociale huisvesting. Voor de eerder genoemde<br />

26.500 sociale woningen voor Vlaanderen is<br />

hiermee trouwens geen rekening gehouden.<br />

3. In vrijwel alle gemeentelijke woningbehoeftestudies<br />

die totnogtoe aan mijn administratie<br />

werden voorgelegd, komt het aspect sociale<br />

huisvesting aan bod. Tot een aantal jaar geleden<br />

werd de woningbehoeftestudie bijna uitsluitend<br />

voorgelegd om sociale projecten in het woninguitbreidingsgebied<br />

te verantwoorden.<br />

Aangezien de meeste gemeenten ondertussen<br />

reeds gestart zijn met een gemeentelijk ruimtelijk<br />

structuurplan, verschuift de aandacht meer<br />

naar globale benadering van de woonproblematiek<br />

in de gemeenten, maar blijft sociale<br />

huisvesting nog steeds een belangrijk aandachtspunt.<br />

Dit naast de aandacht die ook gaat<br />

naar andere doelgroepen. Bovendien is met de<br />

omzendbrief uit 1997 al aangegeven welke aspecten<br />

in een gemeentelijk woningbehoeftestudie<br />

aan bod moeten komen. De geplande projecten<br />

in de sociale sector zijn daar één van.<br />

Toch dien ik erop te wijzen dat binnen het domein<br />

van de ruimtelijke ordening niet alleen de<br />

aantallen of de aard van de huisvestingsprojecten<br />

van belang zijn, maar zeker ook de locatie.<br />

Vanuit ruimtelijk oogpunt gaat daarom vooral<br />

de aandacht naar inbreidingsgerichte en kernversterkende<br />

projecten.<br />

Het is niet de taak van de ruimtelijke ordening<br />

om aandelen vast te leggen die mogelijk het lokale<br />

woonoverleg kunnen hypothekeren. Vanuit<br />

het sociaal woonbeleid wordt het daarom ook<br />

niet wenselijk geacht bijvoorbeeld aandelen sociale<br />

huisvesting bindend vast te leggen in gemeentelijke<br />

ruimtelijke structuurplannen of gemeentelijke<br />

woningbehoeftestudies.<br />

Vraag nr. 60<br />

van 18 januari 2001<br />

van de heer JOS DE MEYER<br />

Doel – Werkgroep Strategisch Plan<br />

In mei vorig jaar nam de <strong>Vlaams</strong>e regering een<br />

aantal beslissingen betreffende de evolutie van de<br />

leefbaarheid van de woonkern Doel in de gefaseerde<br />

ontwikkeling van het havengebied in het Linkerscheldeoevergebied.<br />

Bij punt twee: "Strategische Planning en Gewestplanwijzigingen,<br />

ruimtelijke uitvoeringsplannen",<br />

heb ik volgende vragen.<br />

1. Kan de minister de huidige samenstelling van<br />

de werkgroep Strategisch Plan meedelen (zowel<br />

namen als functies) <br />

2. Naar verluidt is die werkgroep opgesplitst in<br />

twee groepen : één voor de linker- en één voor<br />

de rechteroever van de Schelde. Kan de minister<br />

de samenstelling van deze twee werkgroepen<br />

meedelen <br />

3. Kan hij de data van de vergaderingen van de<br />

plenaire werkgroep, alsmede de data van vergaderingen<br />

van de afzonderlijke werkgroepen<br />

meedelen <br />

Graag ontving ik ook de verslagen van die<br />

werkgroepen.<br />

4. In het laatste lid van 2B wordt gezegd : "De<br />

werkgroep kan door de minister vice-president,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken<br />

en Energie, aangevuld worden met deskundigen".


-1205- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Kan de minister de naam en de kwalificatie<br />

meedelen van de eventuele deskundigen die<br />

reeds zijn toegevoegd, zowel aan de plenaire<br />

werkgroep, als aan de twee afzonderlijke werkgroepen<br />

<br />

5. Naar verluidt werken deze twee werkgroepen<br />

afzonderlijk, naargelang het behandelde deelonderwerp.<br />

Zijn bij die deelgroepen andere personen betrokken<br />

dan degenen die reeds behoren tot de<br />

groepen vermeld in de vragen 1 tot 4 <br />

Wat zijn de vergaderdata van deze deelgroepen<br />

tot op heden <br />

Graag ontving ik ook de verslagen van die<br />

werkgroepen.<br />

6. Wat is het eindbesluit betreffende de ruimtelijke<br />

uitvoeringsplannen <br />

Welke instantie zal worden belast of is reeds belast<br />

met de totstandbrenging van "ruimtelijke<br />

uitvoeringsplannen" over het geheel of over onderdelen<br />

van het strategisch plan <br />

Indien reeds gedeeltelijke opdrachten zouden<br />

gegeven zijn, zou ik graag volledige informatie<br />

krijgen over de stand van zaken rond die opstelling.<br />

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />

heer Steve Stevaert, minister vice-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door de heer Steve Stevaert, minister vice-president<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Mobiliteit, Openbare Werken en Energie.<br />

B. Vragen waarop werd geantwoord na het verstrijken<br />

van de reglementaire termijn<br />

PATRICK DEWAEL<br />

MINISTER-PRESIDENT<br />

VAN DE VLAAMSE REGERING,<br />

VLAAMS MINISTER VAN FINANCIEN,<br />

BEGROTING, BUITENLANDS BELEID<br />

EN EUROPESE AANGELEGENHEDEN<br />

Vraag nr. 13<br />

van 14 november 2000<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

Regelgeving – Inwerkingtreding en publicatiedatum<br />

Zeer geregeld verschijnen ministeriële besluiten,<br />

omzendbrieven, zelfs decretale bepalingen ná het<br />

ingaan van de regelgeving.<br />

Zo verscheen bijvoorbeeld in het Belgisch Staatsblad<br />

van 16 september 2000 een ministerieel besluit<br />

over de planning van centra voor dagverzorging,<br />

dat ingaat op 1 januari 2000. Bij nader toezien<br />

werd het besluit zelfs pas ondertekend op 28 juli<br />

2000, zodat hier niet "het drukken van het Staatsblad"<br />

de oorzaak kan zijn.<br />

Vaak wordt inderdaad gesteld dat de oorzaak van<br />

de vertraging bij het Belgisch Staatsblad ligt. Nochtans<br />

is de datum van ondertekening vaak ook vroeger<br />

dan de datum van inwerkingtreding.<br />

Dit getuigt geenszins van een behoorlijk bestuur,<br />

wat toch één van de doelstellingen van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering is.<br />

1. Wat is de reden van de trage totstandkoming<br />

van bovenvermeld besluit Waarom moest dit<br />

met terugwerkende kracht ingaan <br />

2. Welke omzendbrieven, besluiten, decretale bepalingen<br />

werden door de minister uitgevaardigd<br />

met terugwerkende kracht ten opzichte van de<br />

publicatiedatum in het Staatsblad


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1206-<br />

Wat waren de respectieve redenen daarvoor <br />

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />

Gecoördineerd antwoord<br />

1. Het desbetreffende ministerieel besluit van 28<br />

juli 2000 houdende de vaststelling van de planning<br />

van de centra voor dagverzorging is het<br />

sluitstuk van een wetgeving die zijn oorsprong<br />

vindt in de federale wetgeving.<br />

Op 29 februari 2000 verscheen immers in het<br />

Belgisch Staatsblad het koninklijk besluit van<br />

24 juni 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit<br />

van 2 december 1982 houdende vaststelling<br />

van de normen voor de bijzondere erkenning<br />

van rust- en verzorgingstehuizen.<br />

Tegelijkertijd werd het koninklijk besluit van 9<br />

januari 2000 gepubliceerd tot wijziging van het<br />

koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging<br />

van het koninklijk besluit van 2 december 1982<br />

houdende vaststelling van de normen voor de<br />

bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen.<br />

Door dit laatste koninklijk besluit<br />

werd een bepaling met betrekking tot de inwerkingtreding<br />

aan het koninklijk besluit van 24<br />

juni 1999 toegevoegd. Hierdoor trad het koninklijk<br />

besluit van 24 juni 1999 in werking op 1<br />

januari 2000, behalve voor de artikelen 3 en 5,<br />

die op 1 oktober 2000 in werking traden.<br />

Ten slotte werd in hetzelfde Staatsblad het ministerieel<br />

besluit van 5 juli 1999 gepubliceerd,<br />

dat in uitvoering van voornoemd koninklijk besluit<br />

de programmatiecriteria voor rust- en verzorgingstehuizen<br />

en voor centra voor dagverzorging<br />

vaststelde.<br />

Ondertussen was de RIZIV-regelgeving reeds<br />

aangepast die de financiering van de dagverzorgingscentra<br />

mogelijk maakte met ingang van 1<br />

januari 2000 (KB van 13 juni 1999 tot wijziging<br />

van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering<br />

van de wet betreffende de verplichte<br />

verzekering voor geneeskundige verzorging en<br />

uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 –<br />

BS 20 juli 1999) en waren de benodigde budgetten<br />

op de RIZIV-begroting ingeschreven. (KB :<br />

koninklijk besluit ; BS : Belgisch Staatsblad ;<br />

Riziv : Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering<br />

– red.)<br />

Door deze federale wetgeving werd het, in uitvoering<br />

van aanhangsel nr. 2 van het protocol<br />

van 9 juni 1997 gesloten tussen de federale regering<br />

en de overheden bedoeld in artikel 128, 130<br />

en 135 van de Grondwet over te voeren ouderenzorgbeleid,<br />

mogelijk om aan centra voor<br />

dagverzorging met ingang van 1 januari 2000<br />

een bijzondere erkenning te leveren, teneinde in<br />

aanmerking te komen voor een financiering van<br />

de zorgkosten op basis van een dagforfait verleend<br />

door de federale ziekteverzekering. Aansluitend<br />

hierop werd onverwijld de procedure<br />

opgestart tot totstandkoming van een besluit<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot regeling van die<br />

bijzondere erkenning. Dit besluit werd goedgekeurd<br />

op 23 juni 2000 en werd op 18 juli 2000<br />

gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. In uitvoering<br />

van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 23 juni 2000 werd vervolgens bij ministerieel<br />

besluit van 28 juli 2000 de planning van de<br />

centra voor dagverzorging vastgesteld. Beide<br />

laatste besluiten hadden dan ook, naar analogie<br />

van de federale wetgeving waarop zij gebaseerd<br />

zijn, uitwerking met ingang van 1 januari 2000.<br />

Ik wens te benadrukken dat het steeds de betrachting<br />

was van de <strong>Vlaams</strong>e overheid om de<br />

dagverzorgingscentra niet een aanzienlijke subsidiëring<br />

door de federale overheid te ontnemen.<br />

Deze zal het immers mogelijk maken dat met<br />

ingang van 1 januari 2000 de zorgkosten voor de<br />

zorgbehoevende bejaarden die de dagzorgingscentra<br />

opvangen, aanzienlijk worden verlicht.<br />

2. Hierna kan de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

per minister een gedetailleerd overzicht vinden<br />

van de omzendbrieven, besluiten en decretale<br />

bepalingen die werden uitgevaardigd met<br />

terugwerkende kracht ten opzichte van de publicatiedatum<br />

in het Staatsblad, en de respectieve<br />

redenen daarvoor.


-1207- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid<br />

en Europese Aangelegenheden<br />

Overzicht decreten<br />

Datum Opschrift Publicatie- Datum<br />

datum BS inwerkingtred.<br />

17/12/1999 Decreet houdende tweede aanpassing van de algemene 15/2/2000 + 10 dagen<br />

uitgavenbegroting van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het<br />

begrotingsjaar 1999<br />

22/12/1999 Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de 30/12/1999 01/01/2000<br />

begroting 2000<br />

22/12/1999 Decreet houdende de middelenbegroting van de <strong>Vlaams</strong>e 31/12/1999 01/01/2000<br />

Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000<br />

22/12/1999 Decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de 15/06/2000 + 10 dagen<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000<br />

03/03/2000 Decreet houdende goedkeuring van de Euro-mediterrane 15/04/2000 + 10 dagen<br />

overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht<br />

tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds,<br />

en de staat Israël anderzijds, met de bijlagen I, II, III, IV, V, VI,<br />

VII, de protocollen 1 tot 5, en de slotakte, ondertekend te Brussel<br />

op 20 november 1995<br />

03/03/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst inzake 15/04/2000 + 10 dagen<br />

economisch partnerschap, politieke coördinatie en samenwerking<br />

tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten<br />

enerzijds, en de Verenigde Mexicaanse Staten anderzijds, slotakte<br />

en bijlage, ondertekend te Brussel op 8 december 1997.<br />

07/04/2000 Decreet tot wijziging van het decreet van 30 november 1988 tot 18/05/2000 + 10 dagen<br />

instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de<br />

openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die van<br />

het <strong>Vlaams</strong> Gewest afhangen<br />

07/04/2000 Decreet tot wijziging van het decreet van 30 november 1988 tot 18/05/2000 + 10 dagen<br />

instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de<br />

openbare instellingen en publiekrechtelijke verenigingen die van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap afhangen<br />

05/05/2000 Decreet houdende instemming met het samenwerkingsverdrag, 03/06/2000 + 10 dagen<br />

gesloten tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap en het <strong>Vlaams</strong> Gewest<br />

en de republiek Slovenië, ondertekend in Ljubljana op 3 september<br />

1998<br />

30/06/2000 Decreet houdende aanpassing van de middelenbegroting van de 31/08/2000 + 10 dagen<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000<br />

30/06/2000 Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing 17/08/2000 01/07/2000<br />

van de begroting 2000<br />

+ zie voetnoot<br />

30/06/2000 Decreet houdende aanpassing van de algemene uitgavenbegroting 17/11/2000 + 10 dagen<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1208-<br />

Datum Opschrift Publicatie- Datum<br />

datum BS inwerkingtred.<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />

Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van<br />

Hong Kong inzake de bevordering en bescherming van investeringen,<br />

ondertekend te Brussel op 7 oktober 1996<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met het verdrag inzake verstand- 11/08/2000 + 10 dagen<br />

houding en samenwerking tussen het Koninkrijk België, de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Gemeenschap van België, de Franse Gemeenschap van België, de<br />

Duitstalige Gemeenschap van België, het <strong>Vlaams</strong>e Gewest van België,<br />

het Waalse Gewest van België, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest<br />

van België en Oekraïne, ondertekend te Brussel op 23 april 1997.<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst gesloten tussen 11/08/2000 + 10 dagen<br />

de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Republiek van<br />

Zuid-Afrika inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van<br />

investeringen, ondertekend te Pretoria op 14 augustus 1998<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 17/08/2000 + 10 dagen<br />

Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van de<br />

republiek Slovenië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming<br />

van investeringen, ondertekend te Ljubljana op 1 februari 1999<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />

Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van<br />

Roemenië inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van<br />

investeringen, ondertekend te Brussel op 4 maart 1996.<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />

Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de regering van<br />

Oekraïne inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van<br />

investeringen, ondertekend te Kiev op 20 mei 1996<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />

Belgisch-Luxemburgse Economische Unie enerzijds en de regering<br />

van de republiek Kazachstan anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering<br />

en bescherming van investeringen, ondertekend te Almaty<br />

op 16 april 1998<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />

Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de republiek India<br />

inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen,<br />

ondertekend te New Delhi op 31 oktober 1997<br />

17/07/2000 Decreet houdende instemming met de overeenkomst tussen de 11/08/2000 + 10 dagen<br />

Belgisch-Luxemburgse Economische Unie enerzijds, en de regering<br />

van de republiek Oezbekistan anderzijds, inzake de wederzijdse<br />

bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te<br />

Tashkent op 17 april 1998<br />

Dit decreet treedt in werking op 1 juli 2000 met uitzondering van :<br />

– de artikelen 2 tot en met 7, 12, 13 en 14, 18 en 19, 23, 24, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2000 ;<br />

– de artikelen 20 tot en met 22, die uitwerking hebben met ingang van het aanslagjaar 1999 ;<br />

– artikel 25, dat uitwerking heeft met ingang van 31 maart 1998.


-1209- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Datum Opschrift Publicatie- Datum<br />

datum BS inwerkingtred.<br />

13/07/1999 BVR tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de 15/07/1999 13/07/1999<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering<br />

27/07/1999 BVR tot organisatie van de kabinetten van de <strong>Vlaams</strong>e ministers 16/09/1999 13/07/1999<br />

03/12/1999 BVR tot wijziging van het BVR van 15/07/1997 betreffende het 25/01/2000 25/01/2000<br />

toezicht door ambtenaren van het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Gemeenschap op de kwijting van het kijk- en luistergeld<br />

31/03/2000 BVR tot aanstelling van twee bijzondere commissarissen voor de 14/06/2000 31/03/2000<br />

reorganisatie van het <strong>Vlaams</strong>e overheidsapparaat<br />

08/09/2000 BVR betreffende de oprichting en de werking van de entiteit Interne 25/10/2000 08/09/2000<br />

Audit in het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

08/09/2000 BVR tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut van 24/11/1993 25/10/2000 08/09/2000<br />

wat de loopbanen bij de entiteit Interne Audit betreft en de bijbehorende<br />

bijlage<br />

08/09/2000 BVR tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 25/10/2000 08/09/2000<br />

13 juni 1996 houdende vaststelling van de personeelsformatie<br />

van het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap naar aanleiding<br />

van de oprichting van de entiteit Interne Audit<br />

20/10/2000 BVR waarbij de waarborg van het <strong>Vlaams</strong> Gewest gehecht wordt 25/11/2000 + 10 dagen<br />

aan de geconsolideerde schuld van de stad Antwerpen<br />

Overzicht ministeriële besluiten<br />

Datum Opschrift Publicatie- Datum<br />

datum BS inwerkingtred.<br />

21/10/1999 Ministerieel besluit tot aanwijzing van ambtenaren die belast zijn 11/11/1999 13/07/1999<br />

met de uitvoerbaarverklaring, met de inning en met de invordering<br />

van de heffing ter bestrijding van leegstand en verkrotting van gebouwen<br />

en/of woningen en met de beslissing over de beroepsschriften<br />

05/11/1999 Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 30/11/1999 05/11/1999<br />

13/12/1993 houdende delegatie van sommige bevoegdheden inzake<br />

financiën en begroting aan ambtenaren van het Ministerie van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

08/05/2000 Ministerieel besluit houdende vaststelling wat het <strong>Vlaams</strong> 26/05/2000 01/01/2000<br />

Gewest betreft en voor het aanslagjaar 2000 van de coëfficiënt zoals<br />

bedoeld in artikel 255, vierde lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen<br />

1992 en van de vermindering zoals bedoeld in artikel 257,<br />

par. 1, 2° van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992<br />

15/05/2000 Ministerieel besluit tot aanstelling van ambtenaren van het Ministerie 27/06/2000 27/06/2000<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap belast met de invordering van nietfiscale<br />

schuldvorderingen


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1210-<br />

Minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken<br />

en Energie<br />

Administratie Wegen en Verkeer (AWV)<br />

Nihil<br />

Administratie Ondersteunende Studies en Opdrachten<br />

(AOSO)<br />

Niet van toepassing<br />

Administratie Algemene Administratieve Diensten<br />

(AAD)<br />

Nihil<br />

Administratie Waterwegen en Zeewezen (AWZ)<br />

Het hieronder vermelde besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

trad retroactief in werking. De reden van de<br />

retroactieve inwerkingtreding wordt vermeld.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 19 november<br />

1999 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 24 juli 1996 tot vaststelling van de tarieven<br />

van het loodsgeld en andere vergoedingen<br />

en onkosten voor loodsverrichtingen in de Belgische<br />

loodsvaarwateren en op de Schelde beneden<br />

Antwerpen, in de Scheldemonden en op het kanaal<br />

Gent-Terneuzen<br />

BS – 12 juli 2000<br />

Datum inwerkingtreding : 1 januari 2000<br />

Reden retroactiviteit<br />

De <strong>Vlaams</strong>e regering heeft dit besluit op 19 november<br />

1999 goedgekeurd, maar door technische<br />

problemen kon het pas worden gepubliceerd in het<br />

Belgisch Staatsblad op 12 juli 2000. Bovendien betreft<br />

het hier de rechtzetting van een fout uit het<br />

verleden in de vaststelling van de loodsgeldtarieven,<br />

waardoor uiteindelijk de klanten, in casu de<br />

rederijen en scheepsagenten, konden profiteren<br />

van een loodsgeldverlaging vanaf 1 januari 2000.<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke<br />

Kansen<br />

Gezinszorg<br />

Wijzigende besluiten<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />

tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 16 juni 1998 tot regeling van de erkenning<br />

en de subsidiëring van de centra voor ontwikkelingsstoornissen<br />

(BS 26.10.2000), inwerkingtreding<br />

1 januari 2000.<br />

Er werd veel belang gehecht aan een (tijds)intensief<br />

overleg met de sector.<br />

Verder heeft dit besluit een budgettaire weerslag,<br />

hetgeen de doorlooptijd van de administratieve<br />

procedure in belangrijke mate verhoogt. De voorbereiding<br />

van deze regelgeving kon slechts starten<br />

na goedkeuring van de begroting.<br />

In het belang van de sector werd de inwerkingtreding<br />

bepaald op 1 januari 2000.<br />

Ouderenzorg<br />

Wijzigende besluiten<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 januari<br />

2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de<br />

rechtspleging voor erkenning en sluiting van serviceflatgebouwen,<br />

woningcomplexen met dienstverlening<br />

en rusthuizen (BS 08.03.2000), inwerkingtreding<br />

01.01.2000<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 januari<br />

2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de<br />

rechtspleging voor erkenning van serviceflatgebouwen,<br />

woningcomplexen met dienstverlening en<br />

rusthuizen wijzigt de behandeling van de verweerschriften<br />

bij negatieve procedures door de adviserende<br />

beroepscommissie. Dit besluit had uitwerking<br />

met ingang van 1 januari 2000 en werd gepubliceerd<br />

in het Belgisch Staatsblad van 8 maart<br />

2000.<br />

Aangezien er voor de neerlegging van de nota aan<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering geen verweerschriften ingediend<br />

waren, en teneinde de rechten van die uitbaters<br />

die tussen deze datum en de effectieve datum<br />

van goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering eventueel<br />

een verweerschrift zouden indienen niet te<br />

schaden, werd beslist deze aanpassing te laten ingaan<br />

op 1 januari 2000.<br />

Nieuwe besluiten<br />

Ministerieel besluit van 23 december 1999 houdende<br />

de vastlegging van bevolkingsprojectie zoals<br />

bedoeld in artikel 4 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 17 maart 1998 houdende vaststelling<br />

van het programma voor serviceflatgebouwen, wo-


-1211- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

ningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen<br />

(BS 15.02.2000), inwerkingtreding 01.01.2000<br />

Dit besluit trad in werking op 1 januari 2000. Het<br />

werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van<br />

15 februari 2000. Alhoewel dit besluit werd genomen<br />

voor de datum van inwerkingtreding ervan,<br />

werd dit pas twee maanden later gepubliceerd in<br />

het Staatsblad.<br />

Thuiszorg<br />

Wijzigende besluiten<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000 tot<br />

wijziging van bijlage I bij het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 18 december 1998 houdende de erkenning<br />

en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen<br />

in de thuiszorg (BS 18.07.2000),<br />

inwerkingtreding 01.01.1999<br />

Het gaat hier om de vertaling van de "structurele<br />

vermindering" (werkgeversbijdrage) naar de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regelgeving. Deze vertaling heeft uiteraard<br />

een budgettaire weerslag. Deze budgettaire<br />

impact was echter niet duidelijk en vroeg om grondig<br />

onderzoek. Het besluit werd tijdig goedgekeurd,<br />

zodat de voorzieningen bij de uitbetaling<br />

van het saldo 1999 in 2000 correct konden worden<br />

uitbetaald. In het belang van de voorzieningen<br />

werd de datum van inwerkingtreding bepaald op 1<br />

januari 1999.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 10 november<br />

2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 18 december 1998 houdende de erkenning<br />

en subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen<br />

in de thuiszorg, inwerkingtreding<br />

01.09.2000 (nog niet gepubliceerd maar gezien<br />

de datum van inwerkingtreding zal de publicatie<br />

laattijdig zijn)<br />

Het betreft hier de subsidiëring van de aankopen<br />

van personenalarmtoestellen door de lokale en de<br />

regionale dienstencentra. Alhoewel het besluit nog<br />

niet werd gepubliceerd, werd het integraal ter kennis<br />

gebracht aan alle betrokkenen.<br />

In de besluiten wordt een subsidie verleend aan de<br />

dienstencentra die dergelijke toestellen factureren<br />

in de periode september 1999 tot en met maart<br />

2001.<br />

De Inspectie van Financiën heeft eind 1999 terecht<br />

opgemerkt dat het gebruik van personenalarmtoestellen<br />

dermate is ingeburgerd dat de experimentele<br />

fase voorbij is en dat de aankopen dus niet meer<br />

in aanmerking komen voor een subsidiëring als<br />

vernieuwend of experimenteel project. Vermits er<br />

echter vanuit het werkveld een grote vraag is naar<br />

verdere subsidiëring, en vermits er op de begroting<br />

2000 nog middelen resten die daarvoor in aanmerking<br />

kunnen komen, werd een regeling uitgewerkt<br />

waarbij de centra worden beloond die inzake het<br />

uitlenen van personenalarmtoestellen hun inspanningen<br />

hebben voortgezet.<br />

Gezien de beschikbare middelen op de begroting<br />

2000 diende deze regeling nog in 2000 in te gaan.<br />

Nieuwe besluiten<br />

Ministerieel besluit van 8 maart 2000 tot vaststelling<br />

van de subsidieerbare urencontingenten 2000<br />

van de private diensten voor gezins- en bejaardenhulp<br />

(BS 25.03.2000) (inwerkingtreding 01.01.2000)<br />

Ministerieel besluit van 8 maart 2000 tot vaststelling<br />

van de subsidieerbare urencontingenten 2000<br />

van de openbare diensten voor gezins- en bejaardenhulp<br />

(BS 25.03.2000) (inwerkingtreding<br />

01.01.2000)<br />

Dit besluit heeft een budgettaire weerslag, hetgeen<br />

de doorlooptijd van de administratieve procedure<br />

in belangrijke mate verhoogt. De voorbereiding<br />

van deze regelgeving kon slechts starten na goedkeuring<br />

van de begroting.<br />

In het belang van de sector werd de inwerkingtreding<br />

bepaald op 1 januari 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 januari<br />

2000 tot regeling van de erkenningen en de subsidiëring<br />

van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden<br />

(BS 09.03.2000) (inwerkingtreding<br />

01.01.2000)<br />

Het gaat hier over een volledig nieuwe regelgeving.<br />

Er werd veel belang gehecht aan een (tijds)intensief<br />

overleg met de sector. Verder heeft dit besluit<br />

een budgettaire weerslag, hetgeen de doorlooptijd<br />

van de administratieve procedure in belangrijke<br />

mate verhoogt. De voorbereiding van deze regelgeving<br />

kon slechts starten na goedkeuring van de begroting.<br />

In het belang van de sector werd de inwerkingtreding<br />

bepaald op 1 januari 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 23 juni 2000<br />

tot vaststelling van de procedure voor de bijzondere<br />

erkenning van een centrum voor dagverzorging<br />

(BS 18.07.2000) (inwerkingtreding 01.01.2000)


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1212-<br />

Zie verantwoording ouderenzorg – interferentie<br />

met federale regelgeving.<br />

Ministerieel besluit van 28 juli 2000 houdende vaststelling<br />

van de planning van de centra voor dagverzorging<br />

(BS 06.09.2000) (inwerkingtreding<br />

01.01.2000)<br />

Zie verantwoording ouderenzorg – interferentie<br />

met federale regelgeving.<br />

Minderheden<br />

Nieuwe besluiten<br />

Ministerieel besluit van 21 april 2000 houdende de<br />

toekenningsvoorwaarden van een projectstudie in<br />

het kader van het <strong>Vlaams</strong>e minderhedenbeleid<br />

voor 2000 (BS 07.06.2000) (inwerkingtreding<br />

01.04.2000)<br />

Er werd zeer veel tijd besteed aan het zorgvuldig<br />

bepalen van de criteria voor projectsubsidie. De<br />

laattijdige publicatie in het Belgisch Staatsblad<br />

werd opgevangen door het aanschrijven van alle<br />

belanghebbenden. Alle voorzieningen en organisaties<br />

actief met de doelgroep werden aangeschreven<br />

(bv. de integratiesector, de zelforganisaties,...) alsook<br />

specifiek die organisaties welke werken met de<br />

beoogde doelgroepen (dit jaar voorzieningen in de<br />

thuiszorg en de CAW). (CAW : centrum voor algemeen<br />

welzijnswerk – red.)<br />

Deze mailing werd op 2 mei 2000 verzonden, zodat<br />

de organisaties nog twee maanden de tijd hadden<br />

om een project in te zenden. De uiterste inschrijvingsdatum<br />

was 30 juni 2000. Het ministerieel besluit<br />

en de formulieren werden daarenboven op 5<br />

mei op de website van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

geplaatst. Er kwamen in totaal 95 aanvragen binnen,<br />

hetgeen zeer veel is voor een beschikbaar<br />

budget van 17 miljoen.<br />

Kwaliteitszorg<br />

Wijzigende besluiten<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 21 januari<br />

2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 24 juli 1997 tot regeling van de erkenning<br />

en de subsidiëring van de centra voor integrale<br />

gezinszorg (BS 19.02.2000), inwerkingtreding<br />

01.01.2000<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 25 februari<br />

2000 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 16 juni 1998 tot regeling van erkenning<br />

en de subsidiëring van de centra voor ontwikkelingsstoornissen<br />

(BS 03.06.2000), inwerkingtreding<br />

01.01.2000<br />

Nieuwe besluiten<br />

Ministerieel besluit van 26 januari 2000 inzake<br />

de kwaliteitszorg in de verenigingen voor gezinseducatie<br />

(BS 09.03.2000) (inwerkingtreding<br />

01.01.2000)<br />

Ministerieel besluit van 22 januari 2000 inzake de<br />

kwaliteitszorg in de centra voor integrale gezinszorg<br />

(BS 22.03.2000) (inwerkingtreding 01.01.2000)<br />

Ministerieel besluit van 17 maart 2000 inzake de<br />

kwaliteitszorg in de opleidingscentra voor polyvalente<br />

verzorgenden (BS 20.05.2000) (inwerkingtreding<br />

01.01.2000)<br />

Ministerieel besluit van 15 mei 2000 inzake de<br />

kwaliteitszorg in de centra voor ontwikkelingsstoornissen<br />

(BS 23.06.2000) (inwerkingtreding<br />

01.01.2000)<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 24 maart 2000<br />

tot aanwijzing van sectoren waarvoor uitzonderlijk<br />

de termijn wordt verlengd voor de aanpassing van<br />

erkenningsvoorwaarden en procedureregels voor<br />

erkenning in het kader van het decreet van 29 april<br />

1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen<br />

(BS 19.05.2000) (inwerkingtreding<br />

01.01.2000)<br />

Het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg<br />

in de welzijnsvoorzieningen biedt een voorwaardenscheppend<br />

kader aan waarbinnen de welzijnsvoorzieningen<br />

de kwaliteit van de hun geboden<br />

hulp- en dienstverlening kunnen bepalen, beheersen,<br />

verbeteren en waarborgen.<br />

Gelet op de algemeenheid van dit kaderdecreet en<br />

op de diversiteit van de welzijnssectoren en hun respectieve<br />

sectorale regelgevingen, stelt het decreet<br />

dat per sector en in overleg met deze een sectorspecifieke<br />

invulling wordt gegeven aan de principes<br />

en algemene vereisten van dit decreet.<br />

Hiertoe dienden sectorale overleggroepen te worden<br />

opgestart, die drie opdrachten hadden, namelijk<br />

:<br />

1. het operationaliseren van de sectorale minimale<br />

kwaliteitseisen ;


-1213- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

2. het bepalen van de minimale elementen voor<br />

het opzetten van een kwaliteitssysteem, een<br />

kwaliteitsplanning en een kwaliteitshandboek ;<br />

3. het formuleren van voorstellen tot aanpassing<br />

van de sectorale regelgeving.<br />

Dit overleg werd zeer grondig gevoerd en vergde<br />

de nodige tijd.<br />

Slechts na het afronden van dit overleg kon worden<br />

gestart met de voorbereiding van een integratie<br />

van de voornoemde elementen in de respectieve<br />

sectorspecifieke regelgevingen en met de procedure<br />

tot goedkeuring van deze regelgeving.<br />

De sector gezinszorg was de eerste die deze integratie<br />

realiseerde.<br />

Hierbij dient te worden opgemerkt dat de voorzieningen<br />

vanaf de datum van inwerkingtreding drie<br />

jaar tijd krijgen om deze regelgeving te implementeren.<br />

Voor sommige sectoren was het wenselijk uitstel te<br />

verkrijgen gelet op de fundamentele wijzigingen<br />

van hun regelgeving. Dit kon slechts na wijziging<br />

van het decreet van 29 april 1997, hetgeen werd gerealiseerd<br />

door artikel 51 van het decreet van 22<br />

december 1999 houdende bepalingen tot begeleiding<br />

van de begroting 2000 (BS 30.12.1999).<br />

Zorgverzekering<br />

Nieuwe besluiten<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 juni 2000<br />

houdende organisatie en regeling van het beheer<br />

en de werking van het <strong>Vlaams</strong> Zorgfonds (BS<br />

26.10.2000) (inwerkingtreding 01.07.2000)<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />

betreffende de adviesraad bij het <strong>Vlaams</strong> Zorgfonds<br />

(BS 21.10.2000) (inwerkingtreding<br />

01.08.2000)<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />

betreffende de organisatie, het beheer, de werking<br />

en de erkenning van zorgkassen en betreffende de<br />

controle op de zorgkassen (BS 01.11.2000) (inwerkingtreding<br />

20.07.2000)<br />

Deze besluiten werden niet met terugwerkende<br />

kracht genomen. De publicatie in het Belgisch<br />

Staatsblad nam de nodige tijd in beslag.<br />

Inburgering<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />

houdende de nadere regels betreffende de subsidieverlening<br />

voor inburgeringstrajecten voor meerderjarige<br />

anderstalige nieuwkomers (BS<br />

28.10.2000) (inwerkingtreding 19.07.2000)<br />

Dit besluit werd niet met terugwerkende kracht genomen.<br />

De publicatie in het Belgisch Staatsblad<br />

nam de nodige tijd.<br />

Gelijke Kansen<br />

Tot nu toe werden er geen specifieke omzendbrieven<br />

over Gelijke Kansen uitgevaardigd.<br />

Verder werden de <strong>Vlaams</strong>e regelgevende bepalingen<br />

die door Gelijke Kansen in Vlaanderen worden<br />

beheerd en opgevolgd, niet met terugwerkende<br />

kracht uitgevaardigd ten opzichte van hun publicatiedatum.<br />

In casu gaat het om de quotadecreten<br />

van 15 juli 1997 en 18 mei 1999 betreffende de<br />

samenstelling van advies- en bestuursorganen en<br />

het door de minister geïnitieerde BVR van 22 februari<br />

2000 inzake de afwijkingsprocedure van artikel<br />

6 van het decreet van 15 juli 1997.<br />

Kind en Gezin<br />

Ministerieel besluit van 3 december 1999 tot wijziging<br />

van het ministerieel besluit van 26 november<br />

1997 betreffende de invoering van de boekhouding,<br />

de jaarrekening en het rekeningenstelsel voor<br />

de kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen,<br />

initiatieven voor buitenschoolse opvang en<br />

centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning<br />

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000. Publicatiedatum<br />

: 5 januari 2000. Reden : laattijdige<br />

publicatie in het Belgisch Staatsblad.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 december<br />

1999 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 24 juni 1997 houdende de voorwaarden<br />

inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven<br />

en diensten voor opvanggezinnen<br />

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000. Publicatiedatum<br />

: 19 februari 2000. Reden : laattijdige<br />

publicatie in het Belgisch Staatsblad.<br />

Ministerieel besluit van 26 april 2000 betreffende<br />

de berekeningswijze van de subsidiebedragen voor<br />

de personeelskosten in kinderdagverblijven en<br />

diensten voor opvanggezinnen


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1214-<br />

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000. Publicatiedatum<br />

: 3 juni 2000. Reden : dit ministerieel<br />

besluit voert het daarboven vermelde besluit van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 december 1999 uit. De<br />

redactie ervan en publicatie namen nog enige tijd<br />

in beslag. Vermits het de berekeningswijze voor het<br />

jaar 2000 bevat, diende het uitwerking te hebben<br />

vanaf 1 januari 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 18 december<br />

1998 tot bepaling van de voorwaarden en de procedureregels<br />

inzake erkenning en subsidiëring van<br />

de consulatiebureaus voor het jonge kind<br />

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999. Publicatiedatum<br />

: 19 maart 1999. Reden : laattijdige<br />

publicatie in het Belgisch Staatsblad.<br />

Sociale integratie van personen met een handicap<br />

Er zijn nauwelijks voorbeelden in deze sector van<br />

toestanden zoals door de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

beschreven.<br />

Inzake de vergoeding van doventolken werd deze<br />

honorering vanaf 1 januari 2000 opgetrokken bij<br />

besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000,<br />

verschenen in het Belgisch Staatsblad van 17 oktober<br />

2000.<br />

Het met terugwerkende kracht toekennen van een<br />

bijkomend voordeel kan moeilijk als schadelijk<br />

voor de betrokkenen worden beschouwd.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 december<br />

1999 dat vanaf 1 januari 2000 nieuwe erkenningsregels<br />

vastlegt voor de beschutte werkplaatsen,<br />

werd slechts op 25 juli 2000 in het Belgisch<br />

Staatsblad gepubliceerd.<br />

Zowel wat dit laatste geval betreft, als in het algemeen<br />

wat de gehandicaptensector betreft, wil ik er<br />

wel op wijzen dat de regelgeving terzake slechts na<br />

overleg met het werkveld totstandkomt, hetzij in<br />

de voorbereidende fase, hetzij via advisering door<br />

de raad van bestuur van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor<br />

Sociale Integratie van Personen met een Handicap,<br />

waarin alle actoren uit dit beleidsdomein vertegenwoordigd<br />

zijn, zodat de belanghebbenden niet<br />

moeten wachten op officiële publicatie om van de<br />

teneur van de reglementaire maatregelen op de<br />

hoogte te zijn.<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse<br />

Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking<br />

In mijn beleidsdomeinen zijn er nauwelijks anomalieën<br />

vast te stellen met betrekking tot de laattijdige<br />

publicatie in het Belgisch Staatsblad.<br />

Voor de sector van de volksontwikkeling moet<br />

melding worden gemaakt van de decretale bepalingen<br />

vervat in hoofdstuk VI van het decreet van 30<br />

juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van<br />

de aanpassing van de begroting 2000 (Belgisch<br />

Staatsblad 17 augustus 2000).<br />

De bepalingen werden in een eerste ontwerp in de<br />

loop van december 1999 geschreven. De tijd nodig<br />

om omtrent deze bepalingen de vereiste adviezen<br />

te verwerven evenals de geëigende technieken gehanteerd<br />

bij een begrotingscontrole kunnen waarschijnlijk<br />

het uiteindelijke tijdsverschil verklaren.<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming<br />

Algemeen<br />

Er wordt door het departement Onderwijs niet systematisch<br />

geregistreerd welke besluiten of decretale<br />

bepalingen eerder in werking treden dan de<br />

datum waarop zij in het Belgisch Staatsblad worden<br />

gepubliceerd. Als het gebeurt in dit beleidsdomein,<br />

dan zijn hiervoor verschillende verklaringen<br />

aan te geven, waarvan de vertraging door laattijdige<br />

publicatie in het Staatsblad er maar één is.<br />

Het afstemmen van de inwerkingtreding van regelgeving<br />

op de publicatiedatum in het Belgisch<br />

Staatsblad gebeurt wanneer mogelijk, maar dat is<br />

vaak niet het geval. Reglementaire bepalingen behoeven<br />

meestal een exacte inwerkingtredingsdatum,<br />

hetzij om conform de verwante regelgeving te<br />

zijn, hetzij om de rechtszekerheid en -continuïteit<br />

te waarborgen. Dit is in de regel niet verenigbaar<br />

met de publicatiemodaliteiten van het Belgisch<br />

Staatsblad. Wanneer nieuwe regelgeving bestaande<br />

knelpunten wil oplossen, is de facto retroactiviteit<br />

ten opzichte van het vaststellen van de regelgeving<br />

en dus ook ten opzichte van de publicatie in het<br />

Belgisch Staatsblad niet enkel onvermijdelijk,<br />

maar de regel.<br />

Een andere belangrijke verklaring vindt men<br />

onder meer in de lange ontstaansprocedure bij de<br />

ontwikkeling van nieuwe regelgeving.


-1215- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Er moet hierbij worden gewezen op alle formele<br />

stappen die moeten worden genomen bij de totstandkoming<br />

van (onderwijs)reglementering : het<br />

advies van de Inspectie van Financiën, het begrotingsakkoord<br />

van de minister van Begroting, de<br />

principiële goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering,<br />

het advies van de <strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad en van<br />

de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, de<br />

onderhandelingen met vakbonden en inrichtende<br />

machten, de opmaak van een kindeffectrapport,<br />

het advies van de Raad van State, het akkoord van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering over de aangebrachte wijzigingen<br />

ten gevolge van overleg en advisering en de<br />

definitieve goedkeuring vooraleer zij aan het<br />

<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> wordt voorgelegd.<br />

Naast deze formele stappen worden er – meestal<br />

bij ingrijpende wijzigingen – ook een aantal informele<br />

overleg- en consultatiemomenten gehouden<br />

teneinde het maatschappelijk draagvlak van de<br />

nieuwe regeling nog te vergroten.<br />

Indien de totstandkomingsprocedure dermate veel<br />

tijd in beslag neemt dat de inwerkingtredingsdaturn<br />

nadert vooraleer er tot publicatie kan worden<br />

overgegaan, is het binnen de onderwijssector gebruikelijk<br />

dat scholen via een omzendbrief de nieuwe<br />

regelgeving krijgen toegelicht vóór het schooljaar<br />

waarin zij moet worden toegepast.<br />

In een beperkt aantal gevallen treedt nieuwe regelgeving<br />

met terugwerkende kracht in werking.<br />

Meestal wordt dit doorgevoerd om een einde te<br />

maken aan interpretatieproblemen van bestaande<br />

reglementering, of om tegemoet te komen aan<br />

door het Rekenhof vastgestelde lacunes in de bestaande<br />

wetgeving. Het is een beginsel van behoorlijk<br />

bestuur dat retroactieve werking slechts in uitzonderlijke<br />

gevallen wordt toegepast en in ieder<br />

geval geen afbreuk mag doen aan eerder toegekende<br />

rechten van personen of instellingen.<br />

Deze principes worden proactief bewaakt doordat<br />

nieuwe regelgeving vooraf aan de Raad van State<br />

voor advies moet worden voorgelegd en doordat<br />

de toetsing van bestaande rechtsregels hetzij bij de<br />

Raad van State, hetzij bij het Arbitragehof kunnen<br />

leiden tot schorsing of vernietiging.<br />

Hierna volgt een overzicht van de regelgeving die<br />

tot hiertoe tijdens de huidige legislatuur werd uitgevaardigd<br />

en waarvan de publicatie in het Belgisch<br />

Staatsblad op een latere datum dan de inwerkingtreding<br />

heeft plaatsgevonden.<br />

Basisonderwijs<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 26 mei 2000<br />

tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 14 juli 1998 betreffende het tijdelijk project<br />

zorgverbreding in het gewoon basisonderwijs.<br />

Dit besluit trad in werking op 1 september 2000 en<br />

werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28<br />

november 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 augustus<br />

2000 inzake het tehuis van het Gemeenschapsonderwijs<br />

dat instaat voor de opname van jongeren in<br />

het kader van de hulp- en bijstandsregeling. Dit besluit<br />

trad in werking op 1 september 2000 en werd<br />

gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 oktober<br />

2000. Dit is de normale termijn die moet<br />

worden uitgetrokken voor publicatie in het Staatsblad.<br />

Ministerieel besluit van 8 september 2000 tot wijziging<br />

van liet ministerieel besluit van 5 maart 1998<br />

houdende samenstelling van de commissie van advies<br />

voor het buitengewoon onderwijs, opgericht<br />

door de <strong>Vlaams</strong>e regering. Dit ministerieel besluit<br />

heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999<br />

en werd op 21 november 2000 in het Staatsblad gepubliceerd.<br />

Ministerieel besluit van 24 oktober 2000 tot wijziging<br />

van het ministerieel besluit van 5 maart 1998<br />

houdende samenstelling van de commissies van advies<br />

voor het buitengewoon onderwijs, opgericht<br />

door de <strong>Vlaams</strong>e regering. Dit ministerieel besluit<br />

heeft uitwerking met ingang van 1 september 2000<br />

en werd gepubliceerd in het Staatsblad van 24 november<br />

2000.<br />

Secundair onderwijs<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 27 juli 1999<br />

houdende afwijking op de multisectoraliteit voor<br />

bepaalde scholengemeenschappen van het voltijds<br />

secundair onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />

1999, BS van 19 oktober 1999.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />

1999 betreffende de studiegebieden en structuuronderdelen<br />

in het secundair onderwijs : inwerkingtreding<br />

vanaf 1 september 1998, BS van 1 februari<br />

2000 ; reden : langdurige onderhandelingen met inrichtende<br />

machten en vakorganisaties met betrekking<br />

tot het gereduceerd studieaanbod tweede en<br />

derde graad secundair onderwijs, over de cataloge-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1216-<br />

ring in studiegebieden met ingang vanaf 1 september<br />

1998 was er geen discussie.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />

1999 tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 9 oktober 1991 houdende inrichting<br />

van de examencommissie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

voor het voltijds secundair onderwijs :<br />

inwerkingtreding vanaf 1 januari 1999, BS van 17<br />

december 1999 ; reden : teneinde de goede werking<br />

van de examencommissie niet in het gedrang te<br />

brengen, de pariteit tussen het aantal examinatoren<br />

van het officieel en het vrij onderwijs te bewaren<br />

én professionele plus gemotiveerde juryleden te<br />

kunnen behouden, diende de toestand van een<br />

aantal nog fungerende leden die reeds de leeftijdsgrens<br />

hadden bereikt, te worden geregulariseerd.<br />

Ministerieel besluit van 20 september 1999 tot vaststelling<br />

van het globale aantal extra uren-leraar<br />

toegekend aan de scholengemeenschappen secundair<br />

onderwijs voor het schooljaar 1999-2000 : inwerkingtreding<br />

vanaf 1 september 1999, BS van 25<br />

november 1999.<br />

Ministerieel besluit van 12 januari 2000 tot wijziging<br />

van het ministerieel besluit van 20 februari<br />

1998 houdende benoeming van de leden van de onderscheiden<br />

afdelingen van de examencommissie<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het voltijds secundair<br />

onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />

1999, BS van 15 februari 2000 ; reden : de<br />

aanwijzing van de juryleden dient vaak te worden<br />

gewijzigd bij de aanvang van of tijdens de zittijd<br />

gelet op onvoorziene ontslagnemingen of onbeschikbaarheid<br />

van de benoemde examinatoren.<br />

Ministerieel besluit van 21 januari 2000 houdende<br />

benoeming van de leden van de onderscheiden afdelingen<br />

van de examencommissie van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs<br />

: inwerkingtreding vanaf 1 januari 2000, BS 19<br />

februari 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 11 februari<br />

2000 houdende goedkeuring van programmatie<br />

van specifieke structuuronderdelen van de tweede<br />

en derde graad van een school voor voltijds secundair<br />

onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />

1999, BS van 12 april 2000 ; reden : het betreft<br />

de oprichting van een topsportopleiding aan het<br />

KA Leuven waarvoor de voormalige minister van<br />

Onderwijs een convenant (dat in de programmatie<br />

voorziet) met de school en de sportfederatie heeft<br />

gesloten (KA : Koninklijk Atheneum – red.). Na<br />

aanvankelijke weigering, werd pas in de loop van<br />

het schooljaar het begrotingsakkoord, en dan nog<br />

beperkt tot dat ene schooljaar, ontvangen.<br />

Ministerieel besluit van 20 juli 2000 tot wijziging<br />

van het ministerieel besluit van 21 januari 2000<br />

houdende benoeming van de leden van de onderscheiden<br />

afdelingen van de examencommissie van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het voltijds secundair<br />

onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 maart<br />

2000, BS van 17 augustus 2000, reden : de aanwijzing<br />

van de juryleden dient vaak te worden gewijzigd<br />

bij de aanvang van of tijdens de zittijd, gelet<br />

op onvoorziene ontslagnemingen of onbeschikbaarheid<br />

van de benoemde examinatoren.<br />

Ministerieel besluit van 26 juli 2000 tot wijziging<br />

van het ministerieel besluit van 24 november 1997<br />

houdende benoeming van de voorzitter, de plaatsvervangende<br />

voorzitters, de secretarissen en de adjunct-secretarissen<br />

van de examencommissie van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap voor het voltijds secundair<br />

onderwijs : inwerkingtreding vanaf 1 juli 2000,<br />

BS van 3 oktober 2000 ; reden : de procedure voor<br />

de vervanging van een ontslagnemende voorzitter<br />

en een ontslagnemende ondervoorzitter, waarbij<br />

respectievelijk op het federaal departement van<br />

Justitie en het <strong>Vlaams</strong> departement van Welzijn,<br />

Volksgezondheid en Cultuur een beroep moet worden<br />

gedaan, heeft meer tijd dan gepland in beslag<br />

genomen.<br />

Ministerieel besluit van 31 augustus 2000 tot vaststelling<br />

van de scholen met experimenteel secundair<br />

onderwijs volgens modulair stelsel : inwerkingtreding<br />

vanaf 1 september 2000, BS van 21 oktober<br />

2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 september<br />

2000 houdende afwijking op de rationalisatienorm<br />

voor het Koninklijk Technisch Atheneum<br />

Beringen : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />

2000, BS van 28 november 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14 september<br />

1999 betreffende de bijzondere terbeschikkingstelling<br />

wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand<br />

aan het rustpensioen voor sommige personeelsleden<br />

van het voltijds gewoon secundair onderwijs<br />

: inwerkingtreding vanaf 1 september 1998,<br />

BS van 28 december 1999 ; reden : de procedure<br />

voor het verkrijgen van het begrotingsakkoord en<br />

de desbetreffende onderhandelingen hebben extra<br />

tijd in beslag genomen.<br />

Niveau-overschrijdend : personeel<br />

1. BVR van 11 februari 2000 betreffende de volledige<br />

terbeschikkingstelling wegens persoonlijke<br />

aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen<br />

voor personeel van het onderwijs en de<br />

psycho-medisch-sociale centra. BS 11.04.2000.


-1217- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Uitwerking : verschillende data, namelijk 1 juli<br />

1991, 1 januari 1994, 1 september 1995, 1 januari<br />

1997 en 1 september 1999.<br />

2. BVR van 11 februari 2000 tot wijziging van het<br />

BVR van 20 april 1994 betreffende de deeltijdse<br />

terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden<br />

voorafgaand aan het rustpensioen<br />

voor personeelsleden van het onderwijs<br />

en van de psycho-medisch-sociale centra. BS<br />

12.04.2000. Uitwerking : 1 september 1999.<br />

Het in punt 1 vermelde besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

is de uitvoering van het akkoord van sectorale<br />

sociale programmatie voor de jaren 1997 en<br />

1998 voor de sector "onderwijs" van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Gemeenschap, de zogenaamde CAO IV. De datum<br />

van inwerkingtreding van deze punten was vastgesteld<br />

in de CAO (collectieve arbeidsovereenkomst<br />

– red).<br />

Het in punt 2 vermelde besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

is eveneens de uitvoering van een punt van<br />

voormeld akkoord, namelijk wat de inwerkingtreding<br />

vanaf 1 september 1999 betreft. Deze datum<br />

was eveneens vastgelegd in de CAO. Verder geeft<br />

dit besluit uitvoering aan een punt van het akkoord<br />

van sectorale sociale programmatie voor de jaren<br />

1995 en 1996 voor de sector onderwijs van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap, de zogenaamde CAO III,<br />

namelijk de inwerkingtreding vanaf 1 januari 1997.<br />

Met de andere data van uitwerking werden de bepalingen<br />

inzake deze materie in overeenstemming<br />

gebracht met andere bestaande reglementaire bepalingen.<br />

Ter inlichting kan worden meegedeeld dat de<br />

maatregelen die worden getroffen in een zogenaamde<br />

CAO steeds onverwijld na de ondertekening<br />

van het protocol terzake bij omzendbrief ter<br />

kennis worden gebracht van de personeelsleden.<br />

Wat meer specifiek de volledige terbeschikkingstelling<br />

wegens persoonlijke aangelegenheden<br />

voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden<br />

van het onderwijs en van de psycho-medischsociale<br />

centra betreft (BVR sub 1°), hierover werd<br />

in een omzendbrief van 5 juli 1999 uitgebreide toelichting<br />

gegeven.<br />

3. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 31 augustus<br />

1999 tot wijziging van het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 29 april 1992 betreffende<br />

de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis<br />

van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling<br />

en de toekenning van een wachtgeld of<br />

wachtgeldtoelage : inwerkingtreding vanaf 1 augustus<br />

1999, BS van 7 maart 2000 ; reden : vertraging<br />

bij Belgisch Staatblad.<br />

4. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 31 augustus<br />

1999 tot wijziging van het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 14 juni 1989 betreffende<br />

de bekwaamheidsbewijzen, de weddeschalen,<br />

het prestatiestelsel en de bezoldigingsregeling in<br />

het secundiar onderwijs : BS 23 maart 2000 ;<br />

reden : vertraging Belgisch Staatsblad, bij het<br />

besluit horen zo'n 1.500 bladzijden bijlagen.<br />

Hoger onderwijs<br />

Titel en datum Publ. BS Inwerk.<br />

1. BVR van 17.12.1999 houdende de vaststelling van de tweede 14.06.2000 01.10.1999<br />

salarisschaal<br />

2. BVR van 17.12.1999 tot wijziging van het besluit van 04.11.1997 07.06.2000 01.01.2000<br />

tot vaststelling van de ambtsgebieden van de commissaris-<br />

erratum<br />

coördinator en van de commissarissen van de <strong>Vlaams</strong>e regering 10.08.2000<br />

bij de hogescholen in de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

3. BVR van 21.01.2000 houdende samenstelling en werking van de 22.03.2000 01.09.2000<br />

adviescommissie projecten en instituten hoger kunstonderwijs<br />

art. 1 op<br />

01.01.2000<br />

4. BVR van 30.06.2000 tot wijziging van het BVR van 17.01.1996 15.08.2000 persoonsbetreffende<br />

de afwijking inzake tewerkstelling van sommige<br />

gebonden<br />

personeelsleden van het centraal fonds


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1218-<br />

Titel en datum Publ. BS Inwerk.<br />

5. BVR van 08.09.2000 betreffende de financiering van de 18.11.2000 01.01.2000<br />

Bijzondere Onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de & 01.10.2000<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

6. BVR van 08.09.2000 tot wijziging van het BVR van 17.12.1996 18.11.2000 01.10.2000<br />

houdende vaststelling van de voorwaarden van subsidieverlening<br />

aan het FWO-Vlaanderen en tot wijziging van de<br />

beheersovereenkomst 1997-2001 tussen de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

en het FWO-Vlaanderen<br />

7. BVR van 20.10.2000 tot wijziging van het BVR van 22.06.1999 28.11.2000 01.09.2000<br />

betreffende de minimale studieomvang van de voortgezette<br />

lerarenopleidingen in de hogescholen van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

Volwassenenonderwijs<br />

1. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />

1999 houdende de vaststelling van de procedure<br />

voor het verlenen van de vrijstellingen van<br />

het inschrijvingsgeld : uitwerking vanaf 1 september<br />

1999, gepubliceerd in het Staatsblad op<br />

28 december 1999.<br />

2. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />

1999 houdende de vaststelling van de voorlopige<br />

structuurschema's van het modulair onderwijs<br />

voor sociale promotie : uitwerking vanaf<br />

1 september 1999, gepubliceerd in het Staatsblad<br />

op 7 januari 2000.<br />

3. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />

1999 houdende de ordening van de bestaande<br />

afdelingen van het onderwijs voor sociale<br />

promotie in studiegebieden en categorieën : uitwerking<br />

vanaf 1 september 1999, gepubliceerd<br />

in het Staatsblad op 26 . januari 2000.<br />

4. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 september<br />

1999 houdende de vaststelling van de modellen<br />

van de studiebewijzen in het onderwijs,<br />

voor sociale promotie en de modaliteiten voor<br />

de uitreiking van deze studiebewijzen door de<br />

centra voor volwassenenonderwijs : uitwerking<br />

vanaf 1 september 1999, gepubliceerd in het<br />

Staatsblad op 3 februari 2000.<br />

5. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 maart<br />

2000 houdende de vaststelling van de opleidingen<br />

in het onderwijs voor sociale promotie<br />

waartoe ook voltijds leerplichtigen worden toegelaten<br />

: uitwerking tijdens schooljaar<br />

1999-2000, gepubliceerd in het Staatsblad op 4<br />

mei 2000.<br />

6. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 maart<br />

2000 houdende de vaststelling van de nadere regelen<br />

van de overdracht van studiegebieden tussen<br />

de centra voor volwassenenonderwijs : uitwerking<br />

vanaf 1 september 1999, gepubliceerd<br />

in het Staatsblad op 11 mei 2000.<br />

7. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 30 juni<br />

2000 tot regeling van een aantal aangelegenheden<br />

van het begeleid individueel studeren : uitwerking<br />

vanaf 1 mei 2000, gepubliceerd in het<br />

Staatsblad op 5 augustus 2000.<br />

8. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 30 juni<br />

2000 houdende de delegatie van sommige bevoegdheden<br />

inzake onderwijs aan de <strong>Vlaams</strong>e<br />

minister, bevoegd voor het onderwijs : uitwerking<br />

vanaf 1 september 2000, gepubliceerd in<br />

het Staatsblad op 5 augustus 2000.<br />

Het decreet volwassenenonderwijs was een stap in<br />

de goede richting naar de hervorming van het onderwijs<br />

voor sociale promotie. In uitvoering van dit<br />

decreet dienden echter dringend een aantal besluiten<br />

te worden genomen om het operationeel te<br />

maken.<br />

De procedures die dienen te worden doorlopen alvorens<br />

een besluit kan worden gestemd, werken<br />

echter vertragend. Bovendien dient te worden opgemerkt<br />

dat de meerderheid van bovenvermelde<br />

besluiten niet in werking kan treden in de loop van<br />

een schooljaar en dat het niet gemotiveerd zou<br />

kunnen worden om de inwerkingtreding met een<br />

schooljaar uit te stellen.


-1219- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Centra voor leerlingenbegeleiding<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 10 november<br />

1999 tot vaststelling van de nadere regels voor het<br />

bepalen van de werkgebieden voor de centra voor<br />

leerlingenbegeleiding en van de bemiddelingsprocedure<br />

: inwerkingtreding vanaf 22 oktober 1999,<br />

BS van 17 juni 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14 januari<br />

2000 tot vaststelling van de bewaamheidsbewijzen<br />

en de weddenschalen voor de ambten van opsteller<br />

en intercultureel medewerker in de psycho-medisch-sociale<br />

centra : inwerkingtreding vanaf 1 september<br />

1999, BS van 25 november 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 februari<br />

2000 betreffende de overdracht van personeel van<br />

de psycho-medisch-sociale centra of de centra voor<br />

medisch schooltoezicht naar de centra voor leerlingenbegeleiding<br />

: inwerkingtreding vanaf 1 januari<br />

2000, BS van 16 mei 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 11 februari<br />

2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling<br />

wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand<br />

aan het rustpensioen voor personeelsleden<br />

van het onderwijs en van de psycho-medisch-sociale<br />

centra : inwerkingtreding op 1 september 1999,<br />

BS van 11 april 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 maart 2000<br />

tot bepaling van sommige opdrachten van de centra<br />

voor leerlingenbegeleiding : inwerkingtreding<br />

vanaf 1 september 2000, BS van17 mei 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />

tot vaststelling van de procedure voor opname in<br />

de financiering of subsidiëringsregeling van de centra<br />

voor leerlingenbegeleiding : inwerkingtreding 1<br />

september 2000, BS van 23 september 2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli 2000<br />

betreffende de overdracht van de leerlingendossiers<br />

van de PMS- en MST-centra naar de centra<br />

voor leerlingenbegeleiding : inwerkingtreding<br />

vanaf 1 april en 1 september 2000, BS van 7 oktober<br />

2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 augustus<br />

2000 tot bepaling van sommige opdrachten van de<br />

centra voor leerlingenbegeleiding : inwerkingtreding<br />

vanaf 1 september 2000, BS van 28 oktober<br />

2000.<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 augustus<br />

2000 tot vaststelling van de operationele doelstellingen<br />

voor de begeleiding van jongeren met leerplichtproblemen<br />

in de centra voor leerlingenbegeleiding<br />

: inwerkingtreding vanaf 1 september 2000,<br />

BS van 4 november 2000.<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme<br />

In de beleidsdomeinen werkgelegenheid en toerisme<br />

zijn geen anomalieën vastgesteld die verband<br />

houden met een laattijdige publicatie in het Belgisch<br />

Staatsblad.<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Een onderzoek werd uitgevoerd naar de retroactiviteit<br />

van de inwerkingtreding van omzendbrieven,<br />

besluiten en decreten ten opzichte van hun publicatie<br />

in het BS.<br />

Hiertoe werden in het BS voor de periode 1 juli<br />

1997 – 31 oktober 2000 alle regelgevende akten<br />

opgezocht die in werking zijn getreden vóór hun<br />

publicatie in het BS en die door mij werden ondertekend<br />

of (mede) voorgedragen.<br />

Terzake werd door de juristen van de afdeling Europa<br />

en Milieu een lijst opgesteld (chronologisch naar<br />

datum van publicatie in het BS). Deze lijst vindt de<br />

<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger hieronder.<br />

Een antwoord op de vraag naar de respectieve redenen<br />

voor de retroactieve inwerkingtreding van al<br />

deze akten kan niet worden gegeven binnen het<br />

beschikbare tijdsbestek.<br />

Grosso modo kan volgend onderscheid worden gemaakt.<br />

Vele individuele besluiten (erkenningen, benoemingen,<br />

verlenen van afwijkingen, enz.) die niet van algemeen<br />

belang zijn voor de rechtssubjecten, mogen<br />

bij uittreksel of bij een gewone vermelding worden<br />

bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De retroactieve<br />

werking ervan ten opzichte van de publicatiedatum<br />

is daarbij niet van groot belang, aangezien<br />

deze besluiten niet van algemeen belang zijn.<br />

Belangrijker hierbij is wel de eventuele terugwerkende<br />

kracht van bijvoorbeeld een erkenning ten<br />

opzichte van de datum van goedkeuring van het<br />

besluit. Vastgesteld werd dat in de meeste gevallen<br />

de datum van inwerkingtreding (bv. "erkenning<br />

vanaf ...") ingaat na de datum of op dezelfde<br />

datum van goedkeuring van het besluit.<br />

Besluiten van algemeen belang die in werking treden<br />

na de datum van goedkeuring ervan maar vóór<br />

de datum van publicatie.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1220-<br />

Voorbeeld : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 17 december 1997 tot vaststelling van het<br />

<strong>Vlaams</strong> reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer<br />

heeft als datum van goedkeuring 22 december<br />

1999 en treedt in werking op 7 januari 2000. Evenwel<br />

werd het slechts gepubliceerd in het BS van 18<br />

mei 2000.<br />

In deze gevallen is de reden voor de retroactiviteit<br />

niet eenduidig. Wellicht kunnen hiervoor redenen<br />

als onjuist ingeschatte timing of communicatiestoornissen<br />

inzake ondertekening ervan of toezending<br />

naar het BS worden aangehaald.<br />

Besluiten van algemeen belang die in werking treden<br />

vóór de datum van publicatie maar bovendien<br />

ook vóór de datum van goedkeuring.<br />

Voorbeeld : uitvoeringsbesluiten van het Mestdecreet<br />

: datum goedkeuring 31 maart 2000, inwerkingtreding<br />

1 januari 2000, datum publicatie 20 en<br />

26 april 2000.<br />

In deze gevallen zal er meestal een gegronde reden<br />

bestaan voor de terugwerkende kracht ervan, bijvoorbeeld<br />

Europese verplichtingen.<br />

Overzicht<br />

MB 14.05.99. Ministeriële besluiten waarbij erkenningen<br />

als bodemsaneringsdeskundige van type 2<br />

worden verleend. Worden aldus erkend : de vennootschap<br />

Bosol Milieu-adviseurs NV te 3000 Leuven,<br />

de vennootschap AIB-Vinçotte International<br />

NV te 1160 Brussel, VITO te 2400 Mol, IGN-België<br />

NV, SGS Ecocare Consultants NV (BS<br />

01.07.99). De erkenningen gaan in vanaf 15.05.99.<br />

MB 13.04.99. OVAM, Vlarea. Wijziging in individuele<br />

afwijking op het stortverbod voor de stortplaats<br />

NV Stevan te Lendelede (BS 01.07.99). Inwerkingtreding<br />

01.07.98.<br />

MB 02.04.99. OVAM, Vlarea. Wijziging in individuele<br />

afwijking op het stortverbod voor de CVBA<br />

IVVVA Regio-3 (BS 01.07.99). Inwerkingtreding<br />

01.04.99.<br />

MB 30.06.98. OVAM, Vlarea. Verlenen van afwijking<br />

aan de intercommunale Hooge Maey (BS<br />

01.07.99). Inwerkingtreding 01.05.99.<br />

BVR 30.03.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden<br />

van de leden van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

(BS 15.07.99). Inwerkingtreding 01.11.98.<br />

BVR 13.07.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

bepaling van de bevoegdheden van de leden van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering (BS 15.07.99). Inwerkingtreding<br />

13.07.99.<br />

MB 07.06.99. MVG, departement Leefmilieu en Infrastructuur.<br />

Bijzondere onderzoekscommissie inzake<br />

luchtverontreiniging door gevaarlijke stoffen.<br />

Aanstelling voorzitter en drie externe deskundigen<br />

(BS 28.07.99). Inwerkingtreding 07.06.99.<br />

MB 11.06.99. OVAM. Erkenning van de vennootschap<br />

Trevi NV uit 8930 Menen als bodemsaneringsdeskundige<br />

type 2 (BS 03.08.99). Inwerkingtreding<br />

12.06.99.<br />

MB 22.06.99. OVAM. Afwijking verleend aan NV<br />

Depovan voor het storten van een aantal afvalstoffen<br />

op categorie 2-stortplaatsen gelegen te Rumbeke<br />

(Roeselare) (BS 06.08.99). Afwijking vanaf<br />

01.07.98.<br />

BVR 08.06.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

over de oprichting van een Forum Natuur en Landbouw<br />

(BS 10.08.99). Inwerkingtreding 08.06.99.<br />

MB 21.05.99. OVAM. Wijziging van individuele afwijking<br />

op het stortverbod in hoofde van de CVBA<br />

ILVA (BS 13.08.99). Inwerkingtreding 26.03.99.<br />

MB 02.06.99. OVAM. Erkenning als bodemsaneringsdeskundige<br />

van type 2 in hoofde van Montgomery<br />

Watson NV te 1190 Brussel (BS 13.08.99). Erkenning<br />

vanaf 03.06.99.<br />

MB 07.06.99. Benoeming van Kristel Gevaert als<br />

lid van de raad van bestuur van de VMW (BS<br />

13.08.99). Inwerkingtreding 11.06.99.<br />

BVR 13.07.99. Besluiten houdende verlening van<br />

ontslag van kabinetschefs en adjunct-kabinetschefs<br />

behorende tot de respectieve kabinetten. Voor<br />

Leefmilieu zijn vooral van belang de vier besluiten<br />

m.b.t. het "kabinet van de <strong>Vlaams</strong>e minister van<br />

Leefmilieu en Tewerkstelling" waarbij ontslag<br />

wordt verleend aan Eddy Peeters, kabinetschef,<br />

Frans Wambacq, adjunct-kabinetschef, Marleen<br />

Evenepoel, adjunct-kabinetschef, en Guido Debie,<br />

adjunct-kabinetschef (BS 18.08.99). Ontslag vanaf<br />

14.07.99.<br />

MB 03.05.99. Met ingang van 1 mei 1999 wordt de<br />

heer Jean-Pierre Heirman, directeur-generaal en<br />

leidend ambtenaar van Aminal, belast met het toe-


-1221- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

zicht over de inrichtingen van klasse 1 en met het<br />

hoog toezicht over de inrichtingen van klasse 2 en<br />

3 op de naleving van de bepalingen van het decreet<br />

betreffende de milieuvergunning en zijn uitvoeringsbesluiten<br />

(BS 25.08.99). Inwerkingtreding<br />

01.05.99.<br />

MB 13.07.98. Erkende natuurreservaten. Ministeriële<br />

besluiten waarbij het statuut van erkend natuurreservaat<br />

wordt verleend aan de volgende<br />

privé-natuurreservaten : Schor van Doel te Beveren,<br />

De Cramp te Hamme (Moerzeke-Kastel), De<br />

Linie te Lokeren, Blokkersdijk te Antwerpen-Linkeroever,<br />

Rotte Gaten te Kortenberg, Durmemeersen<br />

te Hamme en Waasmunster en Zele, Het Maldegemveld<br />

te Maldegem, De Peulisbossen te Putte,<br />

Bourgoyen-Grijtgracht te Gent (BS 25.08.99). Erkenning<br />

vanaf 13.07.98.<br />

MB 30.10.98. Erkende natuurreservaten. Ministeriële<br />

besluiten waarbij het statuut van erkend natuurreservaat<br />

wordt verleend aan de volgende<br />

privé-natuurreservaten of uitbreidingen van privénatuurreservaten<br />

: Silsombos te Kampenhout en<br />

Kortenberg, Winkelsbroek te Turnhout, Warmbeekvallei<br />

te Hamont-Achel en Neerpelt, De Hoefaert<br />

te Bilzen, Het Heidebos te Moerbeke en<br />

Wachtebeke, De Graaf te Arendonk en Retie,<br />

Blauwschuurbroek te Bierbeek, De Potpolder-Mechels<br />

Broek te Bonheiden en Mechelen. Erkenning<br />

vanaf 30.10.98.<br />

MB 13.07.98. Hernieuwing en uitbreiding erkende<br />

natuurreservaten. MB in hoofde van De Langdonken<br />

te Herselt (BS 25.08.99). Erkenning vanaf<br />

13.07.98.<br />

BVR 01.05.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het<br />

<strong>Vlaams</strong> reglement betreffende de milieuvergunning<br />

en van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale<br />

bepalingen inzake milieuhygiëne (BS 04.09.99). Inwerkingtreding<br />

01.05.99.<br />

MB 05.07.99. Financiering door de <strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij<br />

van het bouwen van infrastructuur<br />

voor mestopslag (BS 10.09.99). Inwerkingtreding<br />

01.07.99.<br />

BVR 27.07.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

organisatie van de kabinetten van de <strong>Vlaams</strong>e ministers<br />

(BS 16.09.99). Inwerkingtreding 13.07.99.<br />

MB 24.12.98. Departement LIN. Ministerieel besluit<br />

waarbij de erkenning wordt verlengd van het<br />

privé-natuurreservaat Orchis te Bornem (BS<br />

16.09.99). Inwerkingtreding 20.05.98.<br />

MB 24.12.98. Departement LIN. Ministerieel besluit<br />

waarbij de erkenning wordt verlengd en uitbreiding<br />

wordt verleend aan het volgende privénatuurreservaat<br />

: Gerhoeven-De Rammelaars te<br />

Balen en Ham (BS 16.09.99). Erkenning vanaf<br />

20.05.98.<br />

MB 24.12.98. Departement LIN. Ministeriële besluiten<br />

waarbij het statuut van erkend natuurreservaat<br />

wordt verleend aan de volgende privé-natuurreservaten<br />

: Ter Doest te Brugge, Hobokense Polder<br />

te Antwerpen, Planterijen-Kraaienbroek te<br />

Bornem (BS 16.09.99). Erkenning vanaf 24.12.98.<br />

MB 17.06.99. Departement LIN. Ministeriële besluiten<br />

waarbij het statuut van erkend natuurreservaat<br />

wordt verleend aan de volgende privé-natuurreservaten<br />

: Romboutswerve te Damme, Kreken<br />

van Lapscheure te Damme, Het Duivenbos te Herzele,<br />

Het Kordaalbos te Nokere, Netevallei-<br />

Schaapswees te Westerlo en Herselt (BS 16.09.99).<br />

Erkenning vanaf 17.06.99.<br />

MB 04.06.99. Ministerieel besluit betreffende het<br />

toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden<br />

ter uitvoering van de Verordening<br />

(EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992<br />

(BS 21.09.99). Inwerkingtreding vanaf 01.01.99.<br />

MB 04.06.99. Ministerieel besluit betreffende het<br />

sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering<br />

van de Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de<br />

Raad van 30 juni (BS 21.09.99). Inwerkingtreding<br />

vanaf 01.01.99.<br />

MB 05.07.99. OVAM. Ministeriële besluiten houdende<br />

erkenning als bodemsaneringsdeskundige<br />

van : Adviesbureau Inzake Grondwatertechnieken<br />

NV te Mechelen (type 2), Laboratorium ECCA<br />

NV Te Merelbeke (type 1), Saneco BVBA te Oostkamp<br />

(type 1) (BS 23.09.99). Erkenning vanaf<br />

06.07.99.<br />

MB 02.07.99. Ministeriële besluiten waarbij het statuut<br />

van erkend natuurreservaat wordt verleend<br />

aan de volgende privé-natuurreservaten of uitbreidingen<br />

van privé-natuurreservaten : Vallei van de<br />

Zeverenbeek te Deinze, De Puidebroeken te Middelkerke<br />

(Slijpe) De Hagelandse Vallei te Holsbeek,<br />

Molenbeekvallei te Herent en Kortenberg, 't<br />

Hasselterbroek te Bree en Kinrooi, Gemeentelijk<br />

natuurgebied Het Rood te Kapellen, Frans Segersreservaat<br />

te Turnhout, Cuestazoom, bronbosjes en


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1222-<br />

Sombeekse meersen te Waasmunster. Erkenning<br />

vanaf 02.07.99.<br />

MB 15.06.99. Ministerieel besluit waarbij het statuut<br />

van erkend natuurreservaat wordt verleend<br />

aan het privé-natuurreservaat De Fondatie van<br />

Boudelo te Sint-Niklaas (BS 23.09.99). Erkenning<br />

vanaf 15.06.99.<br />

MB 11.03.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen van Antwerp Waste Services NV uit<br />

2000 Antwerpen (BS 05.10.99). Erkenning vanaf<br />

01.04.99.<br />

MB 12.02.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen van Montaco NV uit 3580 Beringen<br />

(BS 05.10.99). Erkenning vanaf 15.02.99.<br />

MB 12.02.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen van : MCR BVBA uit 2627 Schelle,<br />

Serveco NV uit 6040 Jumet (BS 05.10.99). Erkenning<br />

vanaf 09.02.99.<br />

MB 12.02.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen van Accu Centrale BVBA uit 2170<br />

Merksem (BS 05.10.99). Erkenning vanaf 15.02.99.<br />

MB 30.03.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen van Milieu en Leven BVBA uit 2460<br />

Kasterlee (BS 05.10.99). Erkenning vanaf 01.02.99.<br />

MB 05.05.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen van Degussa Belgium NV uit 1050<br />

Brussel (BS 05.10.99). Erkenning vanaf 01.04.99.<br />

MB 07.05.99. OVAM. Erkenning als laboratorium<br />

voor het uitvoeren van analyses op afvalstoffen in<br />

hoofde van Indaver uit 2030 Antwerpen (BS<br />

05.10.99). Erkenning vanaf 01.09.98.<br />

MB 30.04.99. OVAM. Erkenning als laboratorium<br />

voor het uitvoeren van analyses op afvalstoffen én<br />

als laboratorium voor het uitvoeren van analyses<br />

op bodem en grondwater in hoofde van Analytico<br />

Milieu BV uit NL-3771 NB Barneveld (BS<br />

05.10.99). Erkenning vanaf 01.03.98.<br />

MB 03.08.99. OVAM. Wijziging van individuele afwijking<br />

op het stortverbod voor de CVBA ILVA<br />

(BS 05.10.99). Wijziging vanaf 01.07.99.<br />

MB 09.09.99. OVAM. Erkenning als bodemsaneringsdeskundige<br />

type 2 van A + D Milieu NV te<br />

3600 Genk (BS 21.10.99). Erkenning vanaf<br />

10.09.99.<br />

MB 02.11.99. Ministerieel besluit tot wijziging van<br />

het ministerieel besluit van 9 juli 1999, houdende<br />

delegatie van het bestuur en de vertegenwoordiging<br />

van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />

voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest (BS 11.11.99). Inwerkingtreding<br />

01.11.99.<br />

BVR 22.10.99. Benoeming van Aviel Verbruggen<br />

tot kabinetschef van de <strong>Vlaams</strong>e minister van Leefmilieu<br />

en Landbouw (BS 11.11.99). Inwerkingtreding<br />

16.08.99.<br />

BVR 07.09.99. Benoeming van Hendrik De Baere<br />

tot adjunct-kabinetschef van de <strong>Vlaams</strong>e minister<br />

van Leefmilieu en Landbouw (BS 11.11.99). Inwerkingtreding<br />

19.07.99.<br />

BVR 29.10.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

houdende organisatie van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />

voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest en de<br />

regeling van de rechtspositie van het personeel (BS<br />

10.12.99). Inwerkingtreding 01.07.99.<br />

MB 09.12.99. Erkenning van de laboratoria voor<br />

het uitvoeren van analyses in het kader van het decreet<br />

van 23 januari 1991 inzake de bescherming<br />

van het leefmilieu tegen de verontreiniging door<br />

meststoffen (BS 12.01.00). De erkenningen gaan in<br />

vanaf 15.09.99.<br />

MB 08.10.99. OVAM. Twee ministeriële besluiten<br />

houdende erkenning als bodemsaneringsdeskundige<br />

type 2 in hoofde van Smet Jet NV te 2360 Oud-<br />

Turnhout en Tauw NV te 1930 Zaventem (BS<br />

15.01.00). De erkenningen gaan in vanaf 09.10.99.<br />

MB 14.01.00. Stuurgroep <strong>Vlaams</strong>e Mestproblematiek.<br />

Benoeming van de voorzitter, de secretaris en<br />

de leden van de Stuurgroep <strong>Vlaams</strong>e Mestproblematiek<br />

bedoeld in artikel 31 van het decreet van 23<br />

januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu<br />

tegen de verontreiniging door meststoffen en<br />

houdende de vervanging van één ambtenaar in<br />

deze Stuurgroep (BS 28.01.00). Inwerkingtreding<br />

14.01.00.<br />

BVR 26.11.99. Aanwijzing van Philippe D'Hondt<br />

als afgevaardigde in de raad van bestuur van het<br />

Europees Milieuagentschap (BS 16.02.00). Aanwijzing<br />

vanaf 25.08.99.<br />

BVR 17.12.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 3 juni 1992 tot vaststelling van de bijzondere<br />

regelen inzake de erkenning en subsidiëring van de<br />

milieu- en natuurverenigingen (BS 18.02.00). Inwerkingtreding<br />

01.01.00.


-1223- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

7 ministeriële besluiten tot erkenning als laboratorium<br />

(...) (BS 04.03.00). De erkenningen gaan retroactief<br />

in.<br />

20 ministeriële besluiten tot erkenning als ophaler<br />

van afvalstoffen (...) (BS 04.03.00). De erkenningen<br />

gaan retroactief in.<br />

D 03.03.00. Decreet houdende wijziging van het<br />

decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming<br />

van het leefmilieu tegen de verontreiniging door<br />

meststoffen (BS 30.03.00). Inwerkingtreding :<br />

01.01.00.<br />

BVR. 03.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering ter<br />

uitvoering van de artikelen 11, § 1, 13° en § 7, 33 en<br />

33bis van het decreet van 23 januari 1991 inzake de<br />

bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging<br />

door meststoffen (BS 30.03.00). Inwerkingtreding<br />

: 01.01.00.<br />

BVR . 03.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

ter uitvoering van de artikelen 3, § 8, en 14, § 7, van<br />

het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming<br />

van het leefmilieu tegen de verontreiniging<br />

door meststoffen (BS 30.03.00). Inwerkingtreding :<br />

01.01.99.<br />

MB 14.01.00. Stuurgroep <strong>Vlaams</strong>e Mestproblematiek<br />

(bedoeld in artikel 31 van het decreet van 23<br />

januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu<br />

tegen de verontreiniging door meststoffen).<br />

Nieuwe samenstelling (BS 04.04.00). Inwerkingtreding<br />

: 14.01.00.<br />

BVR 31.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

uitvoering van artikel 14, § 5, van het decreet van<br />

23 januari 1991 inzake de bescherming van het<br />

leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen<br />

(BS 20.04.00). Inwerkingtreding : 01.01.2000.<br />

BVR 31.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

aanwijzing van de gebiedsgerichte verscherpingen<br />

zoals bedoeld in artikel 13bis, 15, 15bis, 15quater,<br />

15quinquies en 17 van het decreet van 23 januari<br />

1991 inzake de bescherming van het leefmilieu<br />

tegen de verontreiniging door meststoffen (BS<br />

26.04.00). Inwerkingtreding : 01.01.00.<br />

BVR 22.12.99. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 17 december 1997 tot vaststelling van het<br />

<strong>Vlaams</strong> reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer<br />

(BS 18.05.00). Inwerkingtreding : 07.01.00.<br />

BVR 24.03.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

overheveling van ambtenaren van de <strong>Vlaams</strong>e Milieumaatschappij<br />

naar de Openbare Afvalstoffenmaatschappij<br />

voor het <strong>Vlaams</strong> Gewest (BS<br />

18.05.00). Inwerkingtreding : 20.10.98. Noot : betreft<br />

een BVR op voorstel van de minister bevoegd<br />

voor Leefmilieu.<br />

BVR 28.04.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

erkenning van geval van overmacht inzake steun<br />

aan de bedrijfsbegeleiding van land- en tuinbouwbedrijven<br />

in financiële moeilijkheden (BS<br />

21.06.00). Inwerkingtreding : 01.06.99. Noot : betreft<br />

een BVR onder meer op voorstel van de minister<br />

bevoegd voor Landbouw.<br />

BVR 26.05.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

wijziging van artikel 20 van het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 24 november 1993 betreffende<br />

de ondersteuning van de zeevisserij en de aquicultuur<br />

(BS 06.07.00). Inwerkingtreding : 01.06.00.<br />

BS 07.07.00 : verscheidene ministeriële besluiten<br />

inzake erkenningen als ophaler van afvalstoffen,<br />

als laboratorium ; afwijkingen op stortverboden ; ...<br />

gaan retroactief in ten opzichte van publicatiedatum<br />

in het BS :<br />

MB 26.11.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van A & M Garwig & C°<br />

NV uit 8650 Houthulst<br />

MB 25.11.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Degussa-Huls Belgium<br />

NV uit 1050 Brussel<br />

MB 08.12.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Vulsteke & Verbeke NV<br />

uit 8970 Poperinge<br />

MB 15.12.99. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Metallo Chimique International<br />

NV uit 2340 Beerse<br />

MB 17.12.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Valorauto Belgium NV<br />

uit 8930 Wervik<br />

MB 02.02.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Edelchemie België<br />

BVBA uit 3650 Dilsen-Stokkem<br />

MB 22.02.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Deckers Milieubeheer<br />

BVBA uit 2910 Essen<br />

MB 23.02.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van De Neef Chemical Recycling<br />

NV uit 2220 Heist-op-den-Berg


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1224-<br />

MB 02.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Rurgers VFT NV uit<br />

9060 Zelzate<br />

MB 09.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Oud Papier Oostmalle<br />

NV uit 2390 Oostmalle<br />

MB 20.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Kayak Maritime Services<br />

BVBA uit 2000 Antwerpen<br />

MB 27.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van H. Van Nispen BV uit<br />

Sprundel, Nederland<br />

MB 21.03.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Hoyer België NV uit<br />

2030 Antwerpen<br />

MB 26.04.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Hydro Cleaning International<br />

NV<br />

MB 25.04.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Van Laecke-De Muynck<br />

en zonen uit 9960 Assenede<br />

MB 25.04.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Interleuven CV uit 3000<br />

Leuven<br />

MB 12.05.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Gielen Containerservice<br />

NV uit 3720 Kortessem<br />

MB 14.05.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van IJzerland BVBA uit<br />

2110 Wijnegem<br />

MB 12.05.00. OVAM. Erkenning als ophaler van<br />

afvalstoffen in hoofde van Dumon BVBA uit 8020<br />

Oostkamp<br />

MB 17.03.00. OVAM. Ministeriële besluiten houdende<br />

erkenning als laboratorium voor uitvoeren<br />

van analyses op afvalstoffen, in hoofde van : Meat<br />

Control NV uit 9520 Sint-Lievens-Houtem, Centrum<br />

voor Voedings- en Drankonderzoek (CVDO)<br />

BVBA uit 8900 Ieper, Biocontrol BVBA uit 2880<br />

Bornem<br />

MB 11.04.00. OVAM. Erkenning als laboratorium<br />

voor uitvoeren van analyses op afvalstoffen, in<br />

hoofde van Toegepaste Geologie en Hydrogeologie<br />

uit 9000 Gent<br />

MB 09.05.00. OVAM. Ministeriële besluiten houdende<br />

afwijkingen op stortverboden in hoofde van :<br />

NV De Kock, NV Depovan, Intercommunale<br />

Hooge Maey, CV Igean, CVBA ILVA, CV IMOG,<br />

CV IOK, CVBA Igemo, CVBA IVVA, NV Remo,<br />

NV Stevan<br />

MB 12.05.00. OVAM. Afwijking van stortverbod in<br />

hoofde van CVBA Igemo.<br />

BVR 14.04.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot<br />

wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 13 juli 1994 tot invoering van een afschotplan<br />

voor reewild en tot wijziging van het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 23 juni 1998 betreffende de<br />

jacht in het <strong>Vlaams</strong>e gewest voor de periode van 1<br />

juli 1998 tot 30 juni 2003 (BS 08.07.00). Inwerkingtreding<br />

: 01.07.00.<br />

MB 20.04.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />

van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />

"Dauteweyers" te Diepenbeek. De erkenningen<br />

gelden vanaf de datum van het besluit.<br />

MB 31.03.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />

van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />

"De Rilroheide" te Beersel. De erkenningen gelden<br />

vanaf de datum van het besluit.<br />

Ministerieel besluit houdende verlening van statuut<br />

van erkend natuurreservaat aan "Zoerselbos-<br />

Heiblok" te Zoersel. De erkenningen gelden vanaf<br />

de datum van het besluit.<br />

MB 31.03.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />

van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />

"Kreielerbos" te Bocholt. De erkenningen gelden<br />

vanaf de datum van het besluit.<br />

MB 31.03.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />

van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />

"Hondsbossen" te Sint-Katelijne-Waver. De erkenningen<br />

gelden vanaf de datum van het besluit.<br />

MB 25.04.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />

van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />

"Het Kluysbos" te Galmaarden. De erkenningen<br />

gelden vanaf de datum van het besluit.<br />

MB 08.05.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />

van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />

"De Zig" te Kinrooi. De erkenningen gelden vanaf<br />

de datum van het besluit.<br />

MB 25.04.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />

van statuut van erkend natuurreservaat aan


-1225- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

"Het Meldertbos" te Hoegaarden. De erkenningen<br />

gelden vanaf de datum van het besluit.<br />

MB 31.03.00. Ministerieel besluit houdende verlening<br />

van statuut van erkend natuurreservaat aan<br />

"De Lommelse Heidegebieden" te Lommel (BS<br />

11.07.00). De erkenningen gelden vanaf de datum<br />

van het besluit.<br />

BVR 26.05.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering ter<br />

uitvoering van sommige artikelen van het decreet<br />

van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het<br />

leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen<br />

(BS 15.07.00). Inwerkingtreding 1.1.2000.<br />

MB 26.05.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />

aan "Het Speelhof" te Stekene. De<br />

erkenningen gelden vanaf de datum van het besluit.<br />

MB 29.05.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />

aan "De Zwaanhoek" te Oudenburg.<br />

De erkenningen gelden vanaf de datum van het besluit.<br />

MB 29.05.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />

aan "Het Aardgat" te Tienen. De erkenningen<br />

gelden vanaf de datum van het besluit.<br />

MB 13.06.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />

aan "De Molse Nete" te Mol (BS<br />

19.07.00). De erkenningen gelden vanaf de datum<br />

van het besluit.<br />

BVR 17.07.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

houdende uitspraak over de op 31 maart 2000 door<br />

Unizo (Unie van Zelfstandige Ondernemers)<br />

(vroeger NCMV), Spastraat 8, 1000 Brussel ingediende<br />

aanvraag tot wijziging van sommige voorwaarden<br />

van titel II van het Vlarem voor bepaalde<br />

ingedeelde en niet-ingedeelde gasolieopslagplaatsen<br />

(BS 05.08.00). Inwerkingtreding : 01.08.00.<br />

D 30.06.00. Decreet houdende bepalingen tot begeleiding<br />

van de aanpassing van de begroting 2000<br />

(BS 17.08.00). Inwerkingtreding (van artikel 11) :<br />

01.07.00.<br />

BVR 08.06.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

houdende vaststelling van de lijst van de bodemsaneringen<br />

waarvan de uitvoering ambtshalve door<br />

de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het<br />

<strong>Vlaams</strong> Gewest in de loop van 2000 zal worden begonnen<br />

of voortgezet (BS 26.08.00). Inwerkingtreding<br />

: 01.01.00.<br />

MB 03.05.00. <strong>Vlaams</strong>e Hoge Raad voor Natuurbehoud.<br />

Benoeming van leden en hernieuwing der<br />

mandaten (BS 05.09.00). Inwerkingtreding :<br />

01.07.00.<br />

MB 03.07.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />

aan "d'Achtentwintig Roeden" te<br />

Dendermonde. De erkenningen gelden vanaf de<br />

datum van het besluit.<br />

MB 13.07.00. Verlening van statuut van erkend natuurreservaat<br />

aan "De Pilse" te Zedelgem (BS<br />

07.09.00). De erkenningen gelden vanaf de datum<br />

van het besluit.<br />

BVR 30.06.00. Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

houdende de regeling van de rechtspositie van het<br />

personeel van sommige <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen<br />

(BS 26.09.00). Verschillende bepalingen treden<br />

in werking met terugwerkende kracht. Noot :<br />

betreft een BVR onder meer op voorstel van de<br />

minister bevoegd voor Leefmilieu.<br />

MB 27.09.00. Departement LIN. Erkenning van laboratoria<br />

voor het uitvoeren van analyses in het<br />

kader van het decreet van 23 januari 1991 inzake<br />

de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging<br />

door meststoffen (BS 14.10.00). De erkenningen<br />

gaan in op 05.05.00.<br />

MB 15.09.00. Twee ministeriële besluiten houdende<br />

verlening van het statuut van erkend natuurreservaat<br />

aan het privaat natuurreservaat "De Keuzemeersen"<br />

te Gent-Drongen en het privaat natuurreservaat<br />

"De Scheldemeersen" te De Pinte en<br />

Merelbeke (BS 18.10.00). De erkenningen gaan in<br />

vanaf de datum van het besluit.<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden,<br />

Ambtenarenzaken en Sport<br />

Huisvesting<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14 januari<br />

2000 houdende goedkeuring van de gewijzigde statuten<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e Huisvestingsmaatschappij<br />

trad in werking op 14 januari 2000, doch werd pas<br />

gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 20 oktober<br />

2000 ten gevolge van een technische vergissing,<br />

die werd opgemerkt voor de publicatie in het Belgisch<br />

Staatsblad. Dit besluit geeft uitvoering aan<br />

artikel 30 van de <strong>Vlaams</strong>e Wooncode ; er was geen<br />

reden om de inwerkingtreding ervan uit te stellen.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 december<br />

2000 houdende de voorwaarden waaronder<br />

kredietvennootschappen voor sociaal woonkrediet


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1226-<br />

erkend kunnen worden door de <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />

De inwerkingtreding ervan is bepaald op 8 december<br />

2000, aangezien deze kredietvennootschappen<br />

vanwege een federale fiscale wetgeving absoluut<br />

een gewesterkenning behoeven vóór 31 december<br />

2000.<br />

Ambtenarenzaken<br />

Hierna volgt een overzicht van de voornaamste besluiten<br />

inzake Ambtenarenzaken die in de huidige<br />

legislatuur werden goedgekeurd en die terugwerkende<br />

kracht hebben ten opzichte van de datum<br />

van goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 december<br />

1999 tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut<br />

van 24 november 1993, wat het verlof voor<br />

opdracht betreft: in werking getreden op 13 juli<br />

1999; gepubliceerd in het BS van 15/01/2000.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 februari<br />

2000 tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut<br />

van 24 november 1993 inzake de uitvoering<br />

van het sectoraal akkoord 1997-1998: in werking<br />

getreden op 1 januari 1999; gepubliceerd in het BS<br />

van 25/05/2000.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 februari<br />

2000 tot wijziging van het personeelsstatuut van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e wetenschappelijke instellingen inzake de<br />

uitvoering van het sectoraal akkoord 1997-1998: in<br />

werking getreden op 1 januari 1999; gepubliceerd<br />

in het BS van 25/05/2000.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 14 april<br />

2000 tot wijziging van de personeelsstatuten van<br />

sommige <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen (het zogenaamde<br />

globobesluit): in werking getreden op 1 januari<br />

1995; gepubliceerd in het BS van 04/08/2000.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 4 februari<br />

2000 tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut<br />

van 24 november 1993 wat betreft de harmonisering<br />

van vergoedingen en toelagen en de incorporatie<br />

van sociale voordelen: in werking getreden<br />

op 1 september 1999 ; gepubliceerd in het BS van<br />

23/06/2000.<br />

Sinds het aantreden van de <strong>Vlaams</strong>e regering in<br />

augustus 1999 zijn geregeld besluiten van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering, omzendbrieven en decretale bepalingen<br />

inzake Ambtenarenzaken gepubliceerd in<br />

het Belgisch Staatsblad na het in werking treden<br />

van de regelgeving. De hierboven opgesomde betreffen<br />

de voornaamste. Dit mag echter niet zonder<br />

meer worden beschouwd als een bewijs van onbehoorlijk<br />

bestuur.<br />

Het principe van de inwerkingtreding tien dagen<br />

na publicatie in het Belgisch Staatsblad werd niet<br />

als algemene regel toegepast om diverse redenen.<br />

Besluiten van de <strong>Vlaams</strong>e regering, omzendbrieven<br />

en decretale bepalingen treden vaker in werking<br />

op datum van de goedkeuring door de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

(dus nog voor de publicatie in het Belgisch<br />

Staatsblad) en hebben in uitzonderlijke omstandigheden<br />

zelfs terugwerkende kracht. Toch is er steeds<br />

een gerechtvaardigde reden aan te halen voor deze<br />

terugwerkende kracht.<br />

Hierna bezorg ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

een overzicht van de voornaamste redenen<br />

voor terugwerkende kracht :<br />

– sommige maatregelen passen in een sectoraal<br />

akkoord waarvan de datum van inwerkingtreding<br />

werd overeengekomen met de vakbonden<br />

en zijn bijgevolg in het voordeel van het personeel<br />

;<br />

– een aantal besluiten hebben in de loop van de<br />

procedure een vertraging opgelopen, terwijl de<br />

datum van inwerkingtreding vroeger in de procedure<br />

met de vakbonden werd afgesproken<br />

(bijvoorbeeld de wachttijd bij de Raad van<br />

State, de regeringswissel,...) ;<br />

– bepaalde wijzigingen zijn een gevolg van wijzigingen<br />

in de federale regelgeving die de <strong>Vlaams</strong>e<br />

overheid dient te volgen en die in werking<br />

dienen te treden op de datum van de inwerkingtreding<br />

van die gewijzigde federale regeling<br />

(bijvoorbeeld de federale regeling van de overheidsopdrachten)<br />

;<br />

– wanneer bepaalde de facto toestanden dienen<br />

te worden geregulariseerd zal de datum van de<br />

inwerkingtreding samenvallen met het begin<br />

van de de facto toestand ;<br />

– bepaalde besluiten en bepalingen dienen uitwerking<br />

te hebben met ingang van de inwerkingtreding<br />

van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut,<br />

het statuut van de <strong>Vlaams</strong>e wetenschappelijke<br />

instellingen of het stambesluit dat van toepassing<br />

is op sommige <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen.<br />

Dit geldt ook voor bepaalde maatregelen<br />

die samenhangen met maatregelen die reeds<br />

vroeger in de reeds vermelde statuten werden<br />

ingeschreven. Ook technische aanpassingen en<br />

verduidelijkingen van bestaande regelgeving


-1227- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

gaan in vanaf de datum van het inschrijven van<br />

de oorspronkelijke regelgeving ;<br />

– nog andere besluiten krijgen terugwerkende<br />

kracht ingevolge opmerkingen van het Rekenhof,<br />

omdat het aangelegenheden betreft die verband<br />

houden met de invoering van nieuwe toelagen,<br />

vergoedingen en andere betalingswijzen<br />

en die bijgevolg beter in het begin van een kalenderjaar<br />

worden ingevoerd, of omdat het regelingen<br />

betreft die gelden voor overgehevelde<br />

personeelsleden en die in het kader van de verworven<br />

rechten met ingang van de overhevelingsdatum<br />

uitwerking hebben.<br />

Binnenlandse Aangelegenheden<br />

Er zijn geen omzendbrieven, besluiten of decretale<br />

bepalingen met terugwerkende kracht uitgevaardigd.<br />

Sport<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 1 oktober<br />

2000 houdende benoeming van de secretaris van de<br />

disciplinaire commissie en disciplinaire raad inzake<br />

medisch verantwoorde sportbeoefening. Dit besluit<br />

werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van<br />

27 oktober 2000 en trad in werking op 1 september<br />

2000.<br />

Het besluit betreft een louter interne administratieve<br />

aangelegenheid, waarbij om redenen van<br />

goed bestuur en betere benutting van de personeelsleden<br />

van de administratie Gezondheidszorg<br />

werd overgegaan tot subdelegatie op het meest<br />

functionele niveau.<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 maart<br />

2000 tot vaststelling van de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e sportfederaties<br />

en de daarmee samenhangende besluiten van<br />

17 maart 2000 tot het verkrijgen van de subsidie inzake<br />

topsport, sportkampen en jeugdsport. Deze<br />

besluiten werden genomen op basis van het decreet<br />

van 13 april 1999 houdende erkenning en<br />

subsidiëring van de sportfederaties. Zij werden gepubliceerd<br />

op 26 mei 2000 en traden in werking op<br />

1 januari 2000.<br />

De terugwerkende kracht was noodzakelijk om op<br />

geen enkel moment de continuïteit van de werking<br />

van de federatie in moeilijkheden te brengen.<br />

De uitvoeringsbesluiten bevatten voldoende overgangsbepalingen<br />

om de bestaande federaties toe te<br />

laten zich aan te passen aan de nieuwe erkenningsen<br />

subsidiëringsvoorwaarden.<br />

Stedenbeleid<br />

Inzake stedenbeleid zijn er geen decreten, besluiten<br />

of omzendbrieven waarop de parlementaire<br />

vraag van toepassing is.<br />

Buitenlandse Handel<br />

Het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 22 september<br />

2000 houdende de organisatie van Export<br />

Vlaanderen en de instellingsspecifieke regeling van<br />

de rechtspositie van het personeel (IS/BEV) bevat<br />

heel wat bepalingen die terugwerkende kracht<br />

hebben ten aanzien van de datum van inwerkingtreding<br />

van het besluit. De belangrijkste bepalingen<br />

betreffen de datum van oprichting van de niveaus<br />

en de datum van de functionele loopbaan<br />

voor de ambtenaren van de instelling (artikel XV<br />

14 van het IS/BEV) en de inschalingsdata voor de<br />

verschillende niveaus (artikel VIII 3 IS/BEV).<br />

De terugwerkende kracht is een gevolg van de<br />

langdurige besprekingen en onderhandelingen die<br />

werden gevoerd rond het instellingsspecifiek besluit<br />

van Export Vlaanderen. Bij het bepalen van<br />

de data werd ermee rekening gehouden ook in de<br />

de andere <strong>Vlaams</strong>e openbare instellingen de inschaling<br />

met terugwerkende kracht was vastgesteld.<br />

Omtrent data werd een akkoord afgesloten<br />

na onderhandeling in het bevoegde sectorcomité.<br />

Monumenten en Landschappen<br />

Noch inzake archeologie, noch inzake monumenten<br />

en landschappen zijn er omzendbrieven, besluiten<br />

of decreten waarop de parlementaire vraag van<br />

toepassing is.<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening<br />

en Media<br />

Ruimtelijke Ordening<br />

Het nieuwe decreet ruimtelijke ordening van 18<br />

mei 1999 trad in werking op 1 mei 2000. Voor dit<br />

decreet moesten een aantal prioritaire uitvoeringsbesluiten<br />

worden gemaakt.<br />

De volgende besluiten werden vóór 1 mei genomen,<br />

maar na die datum gepubliceerd. Ze traden<br />

wel op 1 mei in werking.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1228-<br />

Advies over provinciaal ruimtelijk structuurplan:<br />

het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april<br />

2000 tot aanwijzing van de gewestelijke administraties<br />

en instellingen die advies uitbrengen over een<br />

ontwerp van provinciaal ruimtelijk structuurplan<br />

(BS 13/5/2000)<br />

Vergunningplicht: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningplichtige<br />

functiewijzigingen en van de werken,<br />

handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige<br />

vergunning nodig is (BS 18/5/2000)<br />

Beslissingsformulieren stedenbouwkundige vergunning<br />

oud systeem: ministerieel besluit van 21<br />

april 2000 houdende bepaling van de vorm der beslissingen<br />

inzake aanvragen van een stedenbouwkundige<br />

vergunning volgens het decreet betreffende<br />

de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22<br />

oktober 1996 (BS 19/5/2000)<br />

Beslissingsformulieren verkavelingsvergunning<br />

oud systeem: het ministerieel besluit van 21 april<br />

2000 houdende bepaling van de vorm der beslissingen<br />

inzake verkavelingsaanvragen volgens het decreet<br />

betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd<br />

op 22 oktober 1996 (BS 19/5/2000)<br />

Grondfonds : besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van<br />

14 april 2000 betreffende het financiële en materiële<br />

beheer van de dienst met afzonderlijk beheer<br />

"Grondfonds" (BS 13/5/2000)<br />

Planologisch attest: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 28 april 2000 tot bepaling van de nadere<br />

regels voor de aanvraag en de afgifte van het<br />

planologisch attest (BS 18/5/2000)<br />

Administratieve geldboete: het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april 2000 betreffende de<br />

administratieve geldboete voor het overtreden van<br />

een bekrachtigd stakingsbevel (BS 13/5/2000)<br />

Ambtenaren die PV opmaken : het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 28 april 2000 houdende de<br />

aanwijzing van ambtenaren die bevoegd zijn om de<br />

misdrijven op het gebied van de ruimtelijke ordening<br />

en stedenbouw op te sporen en vast te stellen<br />

(BS 13/5/2000)<br />

De volgende besluiten werden na 1 mei genomen<br />

en gepubliceerd. Ze traden wel op 1 mei in werking.<br />

Ambtenaren : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 19 mei 2000 tot vaststelling van de voorwaarden<br />

waaraan personen moeten voldoen om als<br />

ambtenaar van ruimtelijke ordening te kunnen<br />

worden aangesteld, gewijzigd bij besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 7 juli 2000 (BS 28/7/2000)<br />

Ambtenaren: het ministerieel besluit van 13 juli<br />

2000 tot bepaling van de diploma's van een opleiding<br />

ruimtelijke ordening die voldoen om te kunnen<br />

worden aangesteld als ambtenaar van ruimtelijke<br />

ordening (BS 28/7/2000)<br />

Procoro en gecoro: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 19 mei 2000 tot vaststelling van nadere<br />

regels voor de samenstelling, de organisatie en de<br />

werkwijze van de provinciale en gemeentelijke<br />

commissies voor ruimtelijke ordening (BS<br />

3/6/2000)<br />

Vlacoro : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van<br />

19 mei 2000 tot vaststelling van nadere regels voor<br />

de organisatie en de werkwijze van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Commissie voor Ruimtelijke Ordening (BS<br />

3/6/2000)<br />

Vooroverleg structuurplannen: het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000 tot regeling van<br />

het vooroverleg over voorontwerpen van ruimtelijke<br />

structuurplannen (BS 20/5/2000)<br />

Ontwerpers : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 5 mei 2000 tot instelling van het register van<br />

ruimtelijke planners, tot bepaling van de voorwaarden<br />

voor opname van personen in dat register en<br />

tot vaststelling van nadere regels met betrekking<br />

tot de verantwoordelijkheid van ruimtelijke planners<br />

voor de opmaak van ruimtelijke structuurplannen<br />

en ruimtelijke uitvoeringsplannen, gewijzigd<br />

bij besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 7 juli<br />

2000 (BS 28/7/2000)<br />

Ontwerpers : het ministerieel besluit van 13 juli<br />

2000 tot bepaling van de diploma's van een opleiding<br />

ruimtelijke ordening die voldoen om te kunnen<br />

worden geregistreerd als ruimtelijk planner<br />

(BS 28/7/2000)<br />

Plannenregister : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 5 mei 2000 houdende bepaling van de nadere<br />

regels voor de opmaak en de actualisering van<br />

het plannenregister (BS 23/5/2000)<br />

Vergunningenregister : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering van 5 mei 2000 houdende de organisatie<br />

van het vergunningenregister (BS 20/5/2000)<br />

Algemeen belang : het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de werken,<br />

handelingen of wijzigingen van algemeen be-


-1229- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

lang en tot regeling van het vooroverleg met de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Bouwmeester (BS 19/5/2000)<br />

Openbaar onderzoek vergunningen: het besluit van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000 betreffende de<br />

openbare onderzoeken over aanvragen tot stedenbouwkundige<br />

vergunning en verkavelingsaanvragen<br />

(BS 20/5/2000)<br />

Adviesverlening vergunningen: het besluit van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000 betreffende de<br />

adviesverlening inzake aanvragen tot stedenbouwkundige<br />

vergunning en verkavelingaanvragen (BS<br />

20/5/2000)<br />

Vrijstelling gemachtigde ambtenaar oud systeem:<br />

het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 5 mei 2000<br />

tot bepaling van de werken en handelingen die<br />

vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van de<br />

gemachtigde ambtenaar (BS 19/5/2000)<br />

Meerwaarde: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 5 mei 2000 betreffende de berekening en de<br />

betaling van de meerwaarde (BS 20/5/2000)<br />

Transactiesom: het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 5 mei 2000 betreffende de transactiesom inzake<br />

ruimtelijke ordening (BS 20/5/2000)<br />

De reden waarom deze uitvoeringsbesluiten van<br />

het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie<br />

van de ruimtelijke ordening met terugwerkende<br />

kracht in werking traden, is vrij eenvoudig. Het decreet<br />

trad in werking op 1 mei 2000. De meeste uitvoeringsbesluiten<br />

dienden dus ook op 1 mei in<br />

werking te treden.<br />

Het decreet van 18 mei 1999 werd op heel wat punten<br />

bijgestuurd door de decreetswijziging van 26<br />

april 2000 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad<br />

van 29 april 2000).<br />

Een aantal besluiten ondervond niet onmiddellijk<br />

gevolgen van deze decreetswijziging. Het betreft<br />

hier vooral de besluiten die terug te vinden zijn in<br />

de lijst van tijdig genomen, doch te laat gepubliceerde<br />

besluiten. Deze besluiten waren meestal in<br />

ontwerpfase reeds enige tijd klaar, doch met hun<br />

definitieve afhandeling werd gewacht tot de bekrachtiging<br />

van de decreetswijziging.<br />

De inhoud van een aantal andere besluiten hing<br />

echter af van de vraag of en hoe de decretale bepalingen<br />

werden gewijzigd. De Raad van State heeft<br />

immers duidelijk gesteld deze besluiten slechts te<br />

kunnen adviseren na de afronding van de decreetswijziging.<br />

Dit gebeurde dan ook. Hierdoor werden<br />

deze besluiten genomen met terugwerkende<br />

kracht.<br />

Ik deel de mening van de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

dat deze praktijk zoveel mogelijk dient<br />

te worden vermeden. In het geval van deze uitvoeringsbesluiten<br />

was dit echter onvermijdbaar.<br />

Economie<br />

De beslissing van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 17 juli<br />

2000 tot wijziging van de expansierichtlijnen<br />

MGB3 en VL7, gepubliceerd in het BS van 19 augustus<br />

2000, is van toepassing op alle steunaanvragen<br />

die vanaf 17 juli 2000 worden ingediend en op<br />

alle steunaanvragen die voor die datum zijn ingediend<br />

maar waarover op 17 juli 2000 nog geen beslissing<br />

over de steunverlening was genomen.<br />

Het betreft hier een verplichte retroactiviteit. De<br />

wijzigingen van de expansierichtlijnen waren noodzakelijk<br />

om ze in overeenstemming te brengen met<br />

de Europese regelgeving, in het bijzonder de Europese<br />

richtsnoeren inzake regionale steun. De retroactieve<br />

werking was verantwoord en zelfs verplicht<br />

om te voldoen aan de supranationale verplichting<br />

om de wetgeving aan te passen met ingang van 1<br />

januari 2000. De wijzigingen doen niets anders dan<br />

teruggrijpen naar een supranationale norm die<br />

reeds bestond ten tijde van de inwerkingtreding<br />

van de respectieve richtlijnen MGB3 en VL7 (1 november<br />

1998), terwijl de Europese richtsnoeren dateren<br />

van 10 maart 1998.<br />

Het laattijdig afstemmen van de expansierichtlijnen<br />

op de Europese richtsnoeren is te wijten aan<br />

het niet aanmelden van de MGB3-70 richtlijn van 1<br />

november 1998 aan de Europese Commissie, en dit<br />

ondanks de aanmaningen van de Europese Commissie<br />

en de administratie om elke wijziging aan de<br />

regelgeving "regionale expansiesteun" aan te melden.<br />

Op 17 december 1999 besliste de Europese<br />

Commissie om de regelgeving MGB3-70 op te<br />

schorten met ingang van 1 januari 2000, zolang<br />

deze niet conform was aan de Europese richtsnoeren.<br />

Na een overleg met de Commissie op 26 mei<br />

2000 heeft de <strong>Vlaams</strong>e regering op 17 juli 2000 een<br />

aantal wijzigingen op de expansierichtlijnen en<br />

zachte steun goedgekeurd, teneinde deze in overeenstemming<br />

te brengen met de Europese regelgeving<br />

inzake overheidssteun aan ondernemingen.<br />

De wijzigingen dienden op bevel van de Europese<br />

Commissie onmiddellijk in werking te treden, en<br />

dit met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2000.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1230-<br />

Wetenschaps- en technologisch innovatiebeleid<br />

Titel<br />

<strong>Vlaams</strong> Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch<br />

Onderzoek in de Industrie (IWT) – Benoeming van de commissaris en de gemachtigde<br />

van financiën van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

Datum beslissing 22 oktober 1999<br />

Publicatie in 6 juni 2000<br />

Belgisch Staatsblad<br />

Inwerkingtreding 22 oktober 1999<br />

Titel<br />

<strong>Vlaams</strong> Instituut voor de Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch<br />

Onderzoek in de industrie (IWT) – medesubsidiëring van de onderzoeksprojecten<br />

van de collectieve en gelijkgestelde researchcentra<br />

Datum beslissing 3 december 1999<br />

Publicatie in 3 juni 2000<br />

Belgisch Staatsblad<br />

Inwerkingtreding Niet expliciet vermeld (portfolio 1999)<br />

Titel<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot vaststelling van de personeelsformatie en van<br />

het statuut van het personeel van het permanent secretariaat van de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Raad voor Wetenschapsbeleid en tot wijziging van het <strong>Vlaams</strong> Personeelsstatuut<br />

Datum beslissing 3 december 1999<br />

Publicatie in 15 februari 2000<br />

Belgisch Staatsblad<br />

Inwerkingtreding 3 december 1999<br />

Titel<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering tot wijziging van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 12 juni 1995 houdende organisatie van het <strong>Vlaams</strong> Instituut voor de<br />

Bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie<br />

(IWT) en de regeling van de rechtspositie van het personeel<br />

Datum beslissing 17 maart 2000<br />

Publicatie in 28 juli 2000<br />

Belgisch Staatsblad<br />

Inwerkingtreding<br />

1 januari 1995 (sommige artikelen treden op 1 januari 1996 in werking)


-1231- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Titel<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering houdende de inwerkingtreding van een artikel<br />

van het decreet van 18 mei 1999 betreffende het voeren van een beleid ter aanmoediging<br />

van de technologische innovatie<br />

Datum beslissing 28 april 2000<br />

Publicatie in 28 juli 2000<br />

Belgisch Staatsblad<br />

Inwerkingtreding 1 april 2000<br />

Titel<br />

Besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering houdende de overdracht van rechten en plichten<br />

van het FIOV naar het IWT<br />

Datum beslissing 17 juli 2000<br />

Publicatie in 25 oktober 2000<br />

Belgisch Staatsblad<br />

Inwerkingtreding 1 juli 2000<br />

(FIOV : Fonds ter Bevordering van het Industrieel Onderzoek in Vlaanderen – red)<br />

Uit bovenstaand overzicht blijkt dat de datum van<br />

de inwerkingtreding van de besluiten meestal samenvalt<br />

met de datum van beslissing. Reden hiervoor<br />

is uiteraard dat men de genomen beslissingen<br />

zo snel mogelijk wil uitgevoerd zien. De publicatie<br />

van de beslissing volgt in een latere fase. Aangezien<br />

de betrokken partijen steeds rechtstreeks worden<br />

geïnformeerd over de genomen beslissingen,<br />

heeft dit geen nadelige gevolgen voor de concrete<br />

uitvoering ervan.<br />

De datum van inwerkingtreding van het besluit van<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering in verband met de rechtspositie<br />

van het personeel van IWT dat in 2000 werd<br />

goedgekeurd met terugwerkende kracht tot 1 januari<br />

1995, vergt enige bijkomende uitleg. Dit besluit<br />

bevat een aantal regelingen om het IWT-personeelsstatuut<br />

van 1995 aan te passen aan de verschillende<br />

evoluties in het personeelsstatuut van<br />

het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap en de<br />

gelijktijdigheid ervan te realiseren. Dit betreft bijvoorbeeld<br />

de bijsturing van het Ploeg-evaluatie- en<br />

managementsysteem en de bijbehorende organisatie<br />

ervan (Ploeg : plannen, leiding geven en leiding<br />

krijgen, opvolgen en ondersteunen, evaluatie, gewaardeerd<br />

worden – red.). In het verloop van de<br />

procedure tot goedkeuring heeft de adviesverstrekking<br />

door de Raad van State bovendien ongeveer<br />

een volledig jaar in beslag genomen.<br />

Overigens stelde de retroactiviteit op zich geen direct<br />

juridisch probleem, vermits de toestand van<br />

het personeel in de instellingen intussen werd geregeld<br />

door de afspraken van CAO's en omzendbrieven<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />

Vraag nr. 21<br />

van 6 december 2000<br />

van de heer JOACHIM COENS<br />

Heffing leegstand – Vrijstelling bij overmacht<br />

Het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen<br />

ter bestrijding en voorkoming van leegstand en<br />

verwaarlozing van bedrijfsruimten vestigt een<br />

heffing op de leegstaande bedrijfsruimten die werden<br />

geregistreerd in de inventaris van leegstand en<br />

hiertoe tweemaal een registratieattest ontvingen.<br />

Het decreet van 22 december 1995 vestigt een gelijkaardige<br />

heffing op leegstaande en/of verkrotte<br />

gebouwen en woningen.<br />

In dit laatste decreet werd op 18 mei 1999 een<br />

nieuwe vrijstellingsgrond toegevoegd, met name in<br />

artikel 41, tweede lid. Hierin is bepaald dat belastingplichtigen<br />

die in een erkende ouderenvoorziening<br />

zijn opgenomen of die langdurig in een psychiatrische<br />

instelling verblijven, zijn vrijgesteld van<br />

belasting. Daarnaast is ook elke belastingplichtige


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1232-<br />

van de belasting vrijgesteld indien hij een situatie<br />

van overmacht kan bewijzen. Dit valt te beschouwen<br />

als een algemene vrijstellingsgrond.<br />

1. Is het feit dat het decreet van 22 december 1995<br />

m.b.t. leegstaande en verkrotte woningen in een<br />

algemene vrijstelling voorziet in geval van overmacht<br />

en dat het decreet van 19 april 1995<br />

m.b.t. leegstaande bedrijfsruimten dat niet doet,<br />

niet te beschouwen als een discriminatie en dus<br />

schending van het gelijkheidsbeginsel <br />

2. Zo neen, is het onderscheid in behandeling redelijk<br />

te verantwoorden Waarom voorziet het<br />

decreet van 19 april 1995 niet in een dergelijke<br />

vrijstelling <br />

3. Wordt een aanslepende gerechtelijke procedure,<br />

zoals bijvoorbeeld een vereffening, een verdeling<br />

van een nalatenschap of het gedwongen<br />

uit onverdeeldheid treden van mede-eigenaars,<br />

beschouwd als overmacht <br />

Antwoord<br />

1 en 2. Het is niet nodig dat het decreet van 19<br />

april 1995 zou voorzien in een algemene vrijstelling<br />

in geval van overmacht zoals het decreet<br />

van 22 december 1995 dat doet. Vrijstelling op<br />

basis van overmacht, zelfs zonder decretale bepaling,<br />

is mogelijk.<br />

Immers, in administratieve zaken – dus ook in<br />

het kader van het decreet op de leegstand bedrijfsruimten<br />

– kan men zich steeds op een algemeen<br />

rechtsbeginsel zoals dat van "overmacht"<br />

beroepen. Bij de beoordeling van het<br />

begrip "overmacht" volgt de administratie de<br />

leer van de "ontoerekenbare onmogelijkheid",<br />

waarbij in wezen wordt aangesloten bij het begrip<br />

overmacht of dwang in strafzaken en in het<br />

contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht.<br />

Volgens deze leer moeten twee<br />

voorwaarden voorhanden zijn opdat er sprake<br />

kan zijn van overmacht: het objectief bestanddeel<br />

(een onoverkomelijke gebeurtenis waarop<br />

de belastingplichtige geen vat heeft) en het subjectief<br />

bestanddeel (de belastingplichtige moet<br />

hebben gehandeld zoals een normaal voorzichtig<br />

en redelijk mens in dezelfde feitelijke omstandigheden<br />

geplaatst).<br />

Dienvolgens is er ook geen onderscheid in de<br />

behandeling van de belastingplichtigen die vallen<br />

onder de toepassing van het decreet van 22<br />

december 1995 en van deze die vallen onder<br />

toepassing van het decreet van 19 april 1995.<br />

3. Het is best mogelijk dat bijvoorbeeld een<br />

vereffening, een verdeling van nalatenschap of<br />

een gedwongen uitonverdeeldheidtreding van<br />

mede-eigenaars in een concreet dossier wordt<br />

beschouwd als overmacht indien beide elementen<br />

van overmacht bewezen zijn.<br />

Het is echter aan de belastingplichtige om het<br />

bewijs van overmacht te leveren, en aan de gemachtigde<br />

ambtenaar om in geval van afwijzing<br />

van het argument zijn beslissing te motiveren.<br />

In ieder geval is een beslissing van een gemachtigde<br />

ambtenaar waarbij ingeroepen overmacht<br />

als ongegrond wordt afgewezen, nog vatbaar<br />

voor een rechterlijk beroep.<br />

Vraag nr. 22<br />

van 6 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Onroerende voorheffing – Bezwaarschriften<br />

Sinds de overheveling van de inning van de onroerende<br />

voorheffing door de <strong>Vlaams</strong>e overheid naar<br />

het Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen<br />

en Limburg (Cipal) zijn er veel problemen opgedoken<br />

in verband met gegevens inzake gezinslast,<br />

categorie bescheiden woning. Eigenaars moeten<br />

kosten maken (bv. aangetekende brieven, ... )<br />

om de fouten van de administratie recht te zetten.<br />

1. Hoeveel bezwaren werden ingediend wegens<br />

fouten van de administratie Welke evolutie is<br />

er vast te stellen ten opzichte van de voorgaande<br />

jaren <br />

2. Hoe zal Cipal deze problemen rechtzetten <br />

3. Hoe kunnen de eigenaars hun geld recupereren <br />

Antwoord<br />

1. Het aantal bezwaren van belastingplichtigen in<br />

het kader van de onroerende voorheffing bedroeg<br />

102.518 voor het aanslagjaar 1999 en<br />

25.523 voor het aanslagjaar 2000, beide op<br />

datum van 04 januari 2001. 56.745 bezwaren<br />

tegen de aanslagen van 1999 waren terecht. De<br />

bezwaarindieners kregen een positief antwoord.<br />

Het is voorbarig nu reeds conclusies te trekken<br />

voor het aanslagjaar 2000. Of een bezwaar


-1233- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

tegen een aanslag voor 2000 terecht is, kan immers<br />

enkel worden vastgesteld nadat het administratief<br />

onderzoek is afgesloten.<br />

2. De fouten in de aanslagen zijn te wijten aan de<br />

kwaliteit van de aangeleverde gegevens door diverse<br />

overheidsadministraties.<br />

Er is gebleken dat de bestanden van het Kadaster<br />

niet volledig overeenstemmen met deze van<br />

het Rijksregister en vermits de "matching" van<br />

de gegevens op het niveau van het adres gebeurt,<br />

wordt enkel aan de adressen die volledig<br />

overeenstemmen een vermindering gekoppeld.<br />

Dit geldt voor de vermindering voor kinderen,<br />

gehandicapte persoon en bescheiden woning.<br />

De verantwoordelijkheid voor de slechte koppeling<br />

van bestanden kan noch bij de <strong>Vlaams</strong>e<br />

Gemeenschap, noch bij Cipal worden gelegd.<br />

Het gaat hier immers om een onvermijdbare<br />

fout als gevolg van de koppeling van meerdere<br />

niet-uniforme bestanden.<br />

De koppelingen van de gegevens zijn door<br />

Cipal in de loop van het jaar 2000 manueel bijgewerkt.<br />

Dit geeft tot gevolg gehad dat er merkelijk minder<br />

bezwaren zijn ingediend, namelijk 25.523 op<br />

datum 04 januari 2001. Het aantal bezwaarschriften<br />

voor het aanslagjaar 2000 vertegenwoordigt<br />

immers slechts eenvierde van het aantal<br />

bezwaarschriften met betrekking tot het<br />

vorig aanslagjaar.<br />

3. In de brief waarin de Belastingdienst voor<br />

Vlaanderen zijn beslissing meedeelt, wordt het<br />

ontheven bedrag vermeld.<br />

De terugbetaling van het eventueel te veel betaalde<br />

bedrag gebeurt voor het einde van de<br />

tweede maand die volgt op de brief waarin de<br />

ontheffing wordt meegedeeld.<br />

Vraag nr. 23<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer JOHAN DE ROO<br />

Adviesraden – Budget<br />

Uit het antwoord van de minister-president op<br />

mijn schriftelijke vraag nr. 1 van 5 oktober 2000<br />

met betrekking tot de adviesvragen over decreten<br />

aan de verschillende adviesorganen, blijkt dat<br />

vooral de MINA-raad (Milieu- en Natuurraad van<br />

Vlaanderen) en de SERV (Sociaal-Economische<br />

Raad van Vlaanderen) en in mindere mate de<br />

VLOR (<strong>Vlaams</strong>e Onderwijsraad) worden geconsulteerd<br />

(Bulletin van Vragen en Antwoorden nr. 6<br />

van 19 januari 2001, blz. 856 – red.).<br />

1. Voor welke bedragen, zowel inzake dotaties als<br />

inzake andere kosten, heeft de <strong>Vlaams</strong>e overheid<br />

in deze adviesorganen geinvesteerd <br />

2. Hoe zijn deze middelen door de adviesraden<br />

aangewend inzake huisvesting, loonkosten en<br />

werkingsmiddelen <br />

Antwoord<br />

Het antwoord dat ik verstrekte op vraag nr. 1 van 5<br />

oktober 2000 was van algemeen-juridisch-coördinerende<br />

aard.<br />

De vraag die nu voorligt, richt zich tot het beleidsdomein<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e ministers onder wie de genoemde<br />

adviesorganen ressorteren. Desalniettemin<br />

antwoord ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

betreffende de aspecten die aansluiten bij mijn<br />

bevoegdheid van Financiën en Begroting, door<br />

hem te verwijzen naar de uitgavenbegroting 2001<br />

(Stuk 15 (2000-2001) – Nr. 1 – Bijlagen) voor de<br />

vragen over de VLOR en de SERV enerzijds, en<br />

naar de specifieke uitgavenbegroting van de<br />

MINA-raad anderzijds.<br />

De begroting van de VLOR is terug te vinden op<br />

bladzijde 100, met een detail van alle ontvangsten<br />

en uitgaven die men begroot voor 2001. De <strong>Vlaams</strong>e<br />

inbreng bedraagt 100,6 miljoen frank.<br />

De begroting van de SERV is terug te vinden op<br />

bladzijde 123 van hetzelfde stuk; de <strong>Vlaams</strong>e inbreng<br />

bedraagt 260,1 miljoen frank.<br />

Wat de MINA-raad betreft, heeft het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong><br />

een dotatie gestemd van 36,4 miljoen frank<br />

op basisallocatie 41.02 van programma 61.1.<br />

Hiervan zal : 850.000 fr. gaan naar investeringen<br />

van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen,<br />

4.738.000 fr. naar de kosten van het gebouw,<br />

725.000 fr. naar huur/onderhoud van materiaal,<br />

900.000 fr. naar dagelijks verbruik, 1.660.000 fr.<br />

naar kosten van publicaties, 1.600.000 frank naar<br />

organisatiekosten, 513.000 fr. naar kantoormateriaal,<br />

23.509.343 fr. naar personeelskosten en sociale<br />

lasten, 768.000 fr. naar externe vertegenwoordiging,<br />

530.0000 fr. naar kosten in verband met raads- en


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1234-<br />

werkgroepactiviteiten, 730.000 fr. naar andere kosten.<br />

Voor meer specifieke informatie betreffende de<br />

aanwending van de middelen van VLOR en SERV<br />

verwijs ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

naar de bevoegde ministers terzake : voor de<br />

SERV naar de heer Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong><br />

minister van Economie, voor de VLOR naar mevrouw<br />

Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong> minister<br />

van Onderwijs en Vorming.<br />

Vraag nr. 24<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer CARL DECALUWE<br />

Verwijlintresten – Overzicht<br />

De minister-president heeft vorig jaar aangekondigd<br />

dat hij bijkomende acties zou ondernemen om<br />

de verwijlintresten te verminderen. De geplande<br />

acties moesten een inzicht geven in de totaliteit<br />

van schuldverplichtingen enerzijds en in de ordonnanceringskredieten<br />

die nodig zijn voor betaling<br />

anderzijds.<br />

In opvolging van mijn schriftelijke vraag nr. 20 van<br />

4 november 1999 (Bulletin van Vragen en Antwoorden<br />

nr. 6 van 21 januari 2000, blz. 459 – red.) had<br />

ik graag enkele vragen aan de minister gesteld.<br />

1. Kan de minister een overzicht geven van de verwijlintresten<br />

die in 1999 en in de loop 2000 werden<br />

uitbetaald bij de administraties en de diensten<br />

met afzonderlijk beheer (DAB) onder<br />

zijn/haar bevoegdheid <br />

2. Werden de aangekondigde acties reeds geïmplementeerd<br />

en welk effect hebben zij gesorteerd <br />

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />

Gecoördineerd antwoord<br />

In het financieel systeem worden de betalingen van<br />

de verwijlintresten geregistreerd onder speciaal<br />

daarvoor gereserveerde ordonnantienummers, met<br />

het oog op de rapportering en om duidelijk de aandacht<br />

te vestigen op het uitzonderlijke karakter<br />

van deze uitgaven. De rapportering over de betaalde<br />

verwijlintresten voor de diensten algemeen bestuur<br />

wordt dan ook uit dit financieel systeem gehaald.<br />

Bij de diensten met afzonderlijk beheer werden de<br />

gegevens opgevraagd.<br />

Hierna vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

de tabel van betaalde verwijlintresten :<br />

Departement 1999 2000<br />

COO - 383.495<br />

AZF 1.672 951.207<br />

OND - -<br />

WVC 16.484 1.792.847<br />

EWBL - -<br />

LIN 13.453.157 9.696.987<br />

DAB MINA 5.634.066 210.344<br />

DAB VIF 36.367.871 61.094.200<br />

Totaal 55.636.969 74.129.080<br />

N.v.d.r.<br />

COO : Coördinatie<br />

AZF : Algemene Zaken en Financiën<br />

OND : Onderwijs<br />

WVC : Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur<br />

EWBL : Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden<br />

en Landbouw<br />

LIN : Leefmilieu en Infrastructuur<br />

MINA : Milieu en Natuur<br />

VIF : <strong>Vlaams</strong> Infrastructuurfonds<br />

Ten gevolge van diverse maatregelen die werden<br />

genomen op het vlak van begroting en dossieropvolging<br />

werd het bedrag van de betaalde verwijlintresten<br />

steeds maar verminderd : 192,9 miljoen in<br />

1998 tegenover 55,6 miljoen in 1999. In 2000 was er<br />

een lichte stijging merkbaar tot 74,1 miljoen.<br />

Bij het departement WVC is deze stijging te wijten<br />

aan een veroordeling inzake een geschil met een<br />

aannemer dat reeds tien jaar aansleepte.<br />

De verhoging bij de DAB VIF is te wijten aan de<br />

betaling van oude dossiers (t.b.v. 23,4 miljoen) uit<br />

de periode 1992-1996 en 1998 van de administratie<br />

Waterwegen en Zeewezen.<br />

Vrijwel alle in 1999 en 2000 betaalde verwijlintresten<br />

komen op rekening van het departement Leefmilieu<br />

en Infrastructuur, inclusief de DAB's, MINA<br />

en VIF. Hierbij dient te worden opgemerkt dat<br />

door de aard van de activiteiten van dit departement<br />

het onmogelijk is om verwijlintresten volledig<br />

te vermijden. Dit is in hoofdzaak te wijten aan<br />

verrekeningen waarbij de prijsbepaling in overleg<br />

met de aannemer moet gebeuren en waarbij de<br />

vooropgestelde betalingstermijn meestal niet te


-1235- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

respecteren is, evenals de schadeclaims en rechterlijke<br />

uitspraken.<br />

Bij het ontstaan van verrekeningen waarover niet<br />

onmiddellijk tot een prijsakkoord kan worden gekomen<br />

met de aannemer is de opdracht gegeven<br />

om te werken met ramingsstaten waarbij het nietbetwiste<br />

gedeelte van de schuld onmiddellijk kan<br />

worden vastgelegd en betaald.<br />

De afhandeling van geschillendossiers is meestal<br />

afhankelijk van rechterlijke uitspraken, die onvoorspelbaar<br />

zijn, zodat de intresten die deze dossiers<br />

genereren vooraf ook niet te bepalen zijn.<br />

De nu nog gegenereerde verwijlintresten zijn vrijwel<br />

tot het minimum teruggebracht. Dit impliceert<br />

dat de reeds genomen acties hun vruchten hebben<br />

afgeworpen.<br />

Eind 2000 bleven er geen vervallen facturen onbetaald,<br />

wat wijst op een betere kredietinschatting en<br />

tijdige kredietherschikking. De probleemdossiers<br />

werden geïnventariseerd en de openstaande<br />

schuldverplichtingen worden opgevolgd.<br />

Binnen de administratie van LIN werden in 2000<br />

bestaande projecten voortgezet en nieuwe projecten<br />

opgestart in het kader van de integrale kwaliteitszorg<br />

(IKZ) en de European Foundation for<br />

Quality Management (EFQM) in verband met tijdige<br />

betalingen en het minimaliseren van de doorlooptijd<br />

van de af te handelen dossiers.<br />

Voor de spreiding van de aanbestedingen zijn een<br />

aantal acties ondernomen zoals de introductie van<br />

het project "beter investeren" en de opmaak van<br />

een aanbestedingskalender. De praktijk leert dat<br />

steeds meer administratieve voorwaarden werden<br />

opgelegd om dossiers te kunnen aanbesteden. De<br />

spreiding van de aanbestedingen is een project dat<br />

aldus niet op korte termijn te realiseren is. Door invoering<br />

van een langetermijnplanning en het starten<br />

met een aanbestedingskalender die loopt over<br />

twee begrotingsjaren, wordt verwacht dat op middellange<br />

termijn (2 à 3 jaar) een betere spreiding<br />

van de aanbestedingen zal worden verkregen.<br />

De invoering van de economische boekhouding<br />

werd vanwege een aantal administratieve moeilijkheden<br />

uitgesteld tot 1 oktober 2001.<br />

De invoering ervan, ondersteund door een flexibel<br />

en gedetailleerd registratiesysteem, zal een permanent<br />

inzicht geven in de totaliteit van de schuldverplichtingen<br />

enerzijds en in de voor betaling benodigde<br />

ordonnanceringskredieten anderzijds.<br />

Vraag nr. 25<br />

van 21 december 2000<br />

van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN<br />

Zuid-Afrikaprojecten – Taalgebruik<br />

Op de ministerraad van 8 december jongstleden<br />

werden subsidies aan diverse projecten in<br />

Zuid-Afrika toegekend. Zo werd onder meer 29,8<br />

miljoen frank bestemd voor een Literacy and Numeracy<br />

for all Project in de Vrijstraat, 31,5 miljoen<br />

voor de oprichting van 17 Community Based Rehabilitation<br />

Centers voor gehandicapten, enzovoort.<br />

Kan de minister-president preciseren wat de voertaal<br />

is bij al deze projecten <br />

Antwoord<br />

Tijdens de vergadering van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 8 december 2000 werden inderdaad een aantal<br />

subsidies voor de uitvoering van diverse projecten<br />

in Zuid-Afrika toegekend. Deze dossiers behoren<br />

echter tot de bevoegdheid van de <strong>Vlaams</strong>e minister<br />

voor Ontwikkelingssamenwerking, de heer Bert<br />

Anciaux, die deze ook op de agenda van de vergadering<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 8 december<br />

2000 plaatste.<br />

Bijgevolg stel ik voor dat, indien meer details gewenst<br />

zijn, contact wordt opgenomen met mijn collega<br />

bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.<br />

Uit overleg met de <strong>Vlaams</strong>e minister van Ontwikkelingssamenwerking<br />

blijkt in elk geval dat, gelet<br />

op het feit dat de Zuid-Afrikaanse overheid verantwoordelijk<br />

is voor de uitvoering van de projecten,<br />

de voertaal onder de Zuid-Afrikaanse wetgeving<br />

valt. Aangezien Zuid-Afrika elf officiële talen<br />

heeft, is de voertaal dan ook één of meerdere van<br />

deze officiële talen.<br />

Vraag nr. 32<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Vensterslachtoffers – Maatregelen<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

Vraag nr. 60<br />

van 11 januari 2001<br />

van de heer Jos Loones<br />

Blz. 1160


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1236-<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Vera Dua, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Leefmilieu en Landbouw.<br />

Vraag nr. 36<br />

van 25 januari 2001<br />

van mevrouw SONJA BECQ<br />

Elektronische informatie – Stand van zaken<br />

Notarissen moeten in het kader van hun werkzaamheden<br />

vaak een beroep doen op informatiediensten<br />

die vanuit de <strong>Vlaams</strong>e overheid worden<br />

georganiseerd. Ik denk hierbij onder meer aan<br />

OVAM (Openbare Afvalstoffemnaatschappij voor<br />

het <strong>Vlaams</strong> Gewest), gemeenten die informatie<br />

geven omtrent stedenbouwkundige attesten, milieuvergunningen<br />

en ruilverkavelingen en te informeren<br />

instanties in geval van voorkooprecht.<br />

Voor deze beroepsgroep – net als voor anderen –<br />

kan het nuttig zijn om enerzijds gebruik te kunnen<br />

maken van een (vertrouwelijke) gegevensbank en<br />

anderzijds rechtsgeldig gebruik te kunnen maken<br />

van e-mail.<br />

1. In hoeverre bestaat er een inventaris van gegevens<br />

waarop notarissen (of andere beroepen)<br />

een beroep moeten doen, met vermelding van<br />

de bevoegde instantie, met betrekking tot materies<br />

die door de <strong>Vlaams</strong>e overheid worden geregeld<br />

Graag kreeg ik hiervan een overzicht.<br />

2. In welke mate bestaat er overleg met de federale<br />

regering om een infodatabank op te zetten<br />

met onder meer gegevens over onroerend goed <br />

3. In welke mate bestaat er bereidheid om ook via<br />

e-mail rechtsgeldige documenten te laten afleveren<br />

<br />

4. Binnen welke termijn wordt één en ander gerealiseerd<br />

(operationeel) <br />

Antwoord<br />

1. Er is op dit ogenblik reeds heel wat informatie<br />

via elektronische weg raadpleegbaar en downloadbaar<br />

op de verschillende deelsites van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e overheid.<br />

Algemene bronnen :<br />

– De brochure "De <strong>Vlaams</strong>e overheid op het<br />

Internet" (ook raadpleegbaar via<br />

www.vlaanderen.be/wegwijs) en te bestellen<br />

via de <strong>Vlaams</strong>e Infolijn 0800/3.02.01 of via de<br />

website van de <strong>Vlaams</strong>e overheid :<br />

http://www.vlaanderen.be/ned/sites/publicaties/index.html<br />

– De publicatie "Gids van de <strong>Vlaams</strong>e overheid"<br />

: eveneens mogelijkheid tot elektronisch<br />

bestellen via vermelde url. De<br />

publicatie kan ook worden geraadpleegd op<br />

http://www.vlaanderen.be/ned/sites/adressen/index.html<br />

– De <strong>Vlaams</strong>e Infolijn kan ook wegwijs helpen :<br />

0800/3.02.01<br />

– <strong>Vlaams</strong>e Codex : www.vlaanderen.be/codex<br />

Tot welke instanties de notarissen zich moeten<br />

wenden om informatie omtrent een onroerend<br />

goed te krijgen, varieert naargelang de vraag.<br />

– Wie is eigenaar : registratiekantoor (federaal)<br />

– op te vragen per individueel dossier.<br />

– Kadastrale gegevens : Kadaster (federaal).<br />

– Bestemmingsplannen (gewestplannen, BPA's<br />

en verkavelingen) : publieke site van de<br />

VLM voor gewestplannen (<strong>Vlaams</strong>)<br />

http://www.vlm.be/ en bij de gemeente.<br />

– Is er een dagvaarding wegens een bouwovertreding<br />

: individueel op te vragen bij de hypotheekbewaarder<br />

(federaal).<br />

– Gegevens m.b.t. het bouwmisdrijf tijdens de<br />

strafrechtelijke procedure : individueel op te<br />

vragen bij het parket.<br />

– Gegevens m.b.t. bouwmisdrijf na een gerechtelijke<br />

einduitspraak : individueel bij hypotheekbewaarder<br />

(of bij administratie Ruimtelijke<br />

Ordening).<br />

– Gewestplannen zijn te raadplegen op<br />

http://www.gis-vlaanderen.be/<br />

– Ruilverkavelingen zijn te vinden op<br />

http://www.vlm.be/ruilverkaveling/<br />

– Loket recht van voorkoop te raadplegen op :<br />

http://www.vlm.be/rechtvanvoorkoop


-1237- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

– De afdeling Stedenbouwkundige Vergunningen<br />

van het Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap<br />

is elektronisch te bereiken op<br />

volgend e-mailadres : stedenbouw@lin.vlaanderen.be<br />

– De afdeling Ruimtelijke Planning van het<br />

Ministerie van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap is<br />

elektronisch te bereiken op volgend e-mailadres<br />

: ruimtelijke.planning@lin.vlaanderen.be<br />

– Er bestaat tevens een inventaris van leegstand,<br />

verwaarlozing en ongeschiktheid ;<br />

deze is echter niet publiekelijk raadpleegbaar<br />

: notarissen kunnen wel aan de inventarisbeheerder<br />

vragen of een bepaald goed al<br />

of niet op deze lijst staat.<br />

– Gepland : publiek vergunningenregister<br />

evenals plannenregister, met alle informatie<br />

m.b.t. vergunnings- en/of overtredingstoestand<br />

van een perceel, respectievelijk de algemene<br />

bestemmingen, verordeningen en<br />

voorschriften die van toepassing zijn op het<br />

grondgebied van de gemeente.<br />

(BPA : bijzonder plan van aanleg ; VLM :<br />

<strong>Vlaams</strong>e Landmaatschappij – red)<br />

2. Op 9 februari keurde de <strong>Vlaams</strong>e regering op<br />

voorstel van minister-president Patrick Dewael<br />

en de <strong>Vlaams</strong>e ministers Dirk Van Mechelen en<br />

Johan Sauwens de tekst goed – mits enkele<br />

aanpassingen – van een samenwerkingsakkoord<br />

tussen de federale staat en de gemeenschappen<br />

en de gewesten betreffende een gemeenschappelijk<br />

e-governmentplatform.<br />

Dit samenwerkingsakkoord beoogt een maximale<br />

toegankelijkheid en uitwisselbaarheid van<br />

de elektronische gegevens die door alle genoemde<br />

overheden worden aangeboden. Tevens<br />

voorziet dit platform in de introductie van een<br />

zoekmachine die de gebruiks- en klantvriendelijke<br />

ontsluiting van de gegevens en databanken<br />

moet bevorderen.<br />

Uiteraard zal de realisatie van dit gemeenschappelijk<br />

e-governmentplatform in de tijd gespreid<br />

zijn en met belangrijke investeringen gepaard<br />

gaan.<br />

De <strong>Vlaams</strong>e overheid zelf zal medio 2001 klaar<br />

zijn met haar eigen portaalsite, die onder meer<br />

zal linken naar de federale, regionale, provinciale,<br />

gemeentelijke en Europese overheden. Dit betekent<br />

een belangrijke stap voorwaarts in de geïntegreerde<br />

informatieverstrekking van de overheid,<br />

over de bestuurslagen heen. Ook hier zal<br />

een zoekmachine het vinden van informatie voor<br />

bedrijf en burger faciliteren via thematische trefwoorden.<br />

Deze portaalsite zal vervolgens aan het<br />

gemeenschappelijk platform worden gekoppeld.<br />

Interactiviteit met de klant zal worden bevorderd<br />

door het vermelden van e-mailadressen en het<br />

verstrekken van formulieren.<br />

Zoals hierboven vermeld, is er op dit ogenblik<br />

al veel informatie beschikbaar op de (deel)<br />

site(s) van de <strong>Vlaams</strong>e overheid. Alle informatie<br />

die op het net raadpleegbaar is, kan in principe<br />

ook worden afgeprint.<br />

3. Bereidheid om rechtsgeldige documenten elektronisch<br />

te verzenden bestaat, maar daarvoor<br />

wordt gewacht op het federale initiatief inzake<br />

de elektronische handtekening, de elektronische<br />

identiteitskaart, het uniek identificatienummer<br />

en de maatregelen die dienen te worden genomen<br />

op het vlak van beveiliging en authentificatie<br />

(PKI, Public Key Infrastructure).<br />

De Nationale Gemengde Commissie met betrekking<br />

tot de hinderpalen voor de informatiemaatschappij,<br />

opgericht door de federale regering<br />

(koninklijk besluit van 12 maart 2000, verschenen<br />

in het Belgisch Staatsblad van 17 maart<br />

2000), buigt zich over deze problematiek.<br />

4. Deze Nationale Gemengde Commissie bestudeert<br />

twee jaar de haalbaarheid van concrete<br />

oplossingen die in samenwerking met de privésector<br />

moeten worden uitgewerkt om de burgers<br />

en de bedrijven toe te laten op een doeltreffende<br />

wijze met de besturen te communiceren<br />

door gebruik te maken van de nieuwe informatie-<br />

en communicatietechnologie. Minister<br />

Van den Bossche kondigde aan dat de elektronische<br />

indentiteitskaart tegen eind 2002 zou<br />

worden geïnitieerd.<br />

Ook als de nodige juridische stappen zijn gezet,<br />

zal het nog de nodige tijd en investeringen vergen<br />

om uitvoering te geven aan de geplande<br />

ICT-doelstellingen. (ICT : informatie en communicatietechnologie<br />

– red)<br />

Inmiddels werkt de <strong>Vlaams</strong>e overheid verder<br />

aan de uitbouw van haar elektronische dienstverlening.<br />

Daartoe werd op 8 december door de <strong>Vlaams</strong>e<br />

regering een nota goedgekeurd waarin de prin-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1238-<br />

cipes van de uitbouw van geïntegreerde loketten<br />

worden uiteengezet. Duidelijk is dat e-<br />

government in fasen zal worden gerealiseerd,<br />

waarbij het geïntegreerde informatieloket eerst<br />

aan de beurt komt, en in een tweede fase het afhandelen<br />

van dossiers (transacties) zal worden<br />

mogelijk gemaakt.<br />

Maar deze alomvattende uitdaging moet in een<br />

meerjarenperspectief worden bekeken, gezien<br />

de koppeling met de implementatie van het<br />

beter bestuurlijk beleid (procesreëngineering).<br />

Antwoord<br />

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt<br />

door mevrouw Marleen Vanderpoorten, <strong>Vlaams</strong><br />

minister van Onderwijs en Vorming.<br />

MIEKE VOGELS<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN WELZIJN, GEZONDHEID<br />

EN GELIJKE KANSEN<br />

Vraag nr. 39<br />

van 1 februari 2001<br />

van de heer CHRIS VANDENBROEKE<br />

Beleidsgericht onderzoek – Projecten<br />

Een geëigend onderdeel binnen het luik Onderzoek<br />

en Ontwikkeling betreft het beleids- en praktijkgericht<br />

wetenschappelijk onderzoek zoals het<br />

door de verschillende ministers wordt voorgesteld<br />

en toegewezen aan universiteiten en/of hogescholen.<br />

Een overzicht van het onderwijskundig onderzoek,<br />

en dit sinds 1994, werd opgenomen onder Bijlage<br />

1-9 van de Beleidsbrief Onderwijs – Beleidsprioriteiten<br />

2000-2001 van 6 december 2000 (Stuk 15<br />

(2000-2001) – Nr. 6-H).<br />

Ik neem uiteraard aan dat dergelijke onderzoeksprojecten,<br />

net als tijdens de vorige legislatuur, niet<br />

enkel beperkt blijven tot onderwijskundige onderwerpen.<br />

Kan de minister een overzicht geven van de toegewezen<br />

beleids- en praktijkgerichte onderzoeksprojecten<br />

binnen zijn/haar bevoegdheidsdomeinen<br />

sinds de aanvang van de legislatuur (en indien mogelijk<br />

gegroepeerd voor 1999 en 2000) <br />

Voor het beoordelen van dit overzicht is het aangewezen<br />

dat, behalve de titel van de projecten, eveneens<br />

de naam van de promotor (en de instelling)<br />

wordt vermeld, alsook de looptijd van het project<br />

en de toegewezen middelen.<br />

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />

De vraag aan mevrouw Marleen Vanderpoorten<br />

betreft evenwel alleen de kredieten die<br />

werden toegekend aan de onderzoeksprojecten<br />

vermeld in voornoemde beleidsbrief.<br />

Vraag nr. 36<br />

van 6 december 2000<br />

van mevrouw INGRID VAN KESSEL<br />

<strong>Vlaams</strong> Fonds – Wachtlijstwerking<br />

Tijdens de besprekingen in de Commissie voor<br />

Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen van<br />

de begroting van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale<br />

Integratie van Personen met een Handicap is gebleken<br />

dat er in 2001 geen uitbreiding is gepland in<br />

de residentiële sector, maar enkel nog de erkenning<br />

van voorafgaande vergunningen. Het is de<br />

eerste keer in jaren dat de uitbouw van het aanbod<br />

wordt afgeremd.<br />

Zonder een ordentelijke programmatie op lange<br />

termijn vrees ik dat vele zorgdragers in de kou zullen<br />

blijven staan en dat de wachtlijsten nog langer<br />

worden.<br />

Een van de doelstellingen die door de minister<br />

werden aangekondigd, was de invoering van een<br />

geautomatiseerd systeem voor de wachtlijstwerking.<br />

Wat is de stand van zaken van deze automatisering<br />

en hoeveel mensen staan er momenteel op de<br />

wachtlijsten per provincie <br />

Antwoord<br />

In de begroting 2001 van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor<br />

Sociale Integratie van Personen met een Handicap<br />

is het bijkomend krediet van 715 miljoen ingeschreven<br />

om maximaal, en zo snel mogelijk, een effectieve<br />

oplossing te bieden aan personen met een<br />

handicap die bijstand nodig hebben. De uitbouw<br />

van het aanbod wordt dan ook niet afgeremd, integendeel,<br />

het toegekende bijkomend bedrag in 2001<br />

is hoger dan het gemiddelde budgettair groeiritme


-1239- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

voor bijkomende opnamecapaciteit in de periode<br />

1996 – 2000.<br />

Ik ben het eens met de stelling dat het onmogelijk<br />

is een degelijk gehandicaptenbeleid te voeren zonder<br />

een ordentelijke programmatie, die is gesteund<br />

op een grondige analyse van de aanwezige en te<br />

verwachten vraag naar zorg, bijstand en assistentie.<br />

Deze opdracht is complex en de onderzoekscel van<br />

het <strong>Vlaams</strong> Fonds, die sinds 2000 aan deze opdracht<br />

werkt, is op geheel braakliggend terrein aan<br />

het werk moeten gaan. De huidige programmatie<br />

binnen het <strong>Vlaams</strong> Fonds draagt immers alle kenmerken<br />

van een sterk verouderde benadering van<br />

de gehandicaptenzorg<br />

Ik som de belangrijkste op.<br />

– De programmatie heeft alleen betrekking op de<br />

voorzieningen die een aanvraag voor vergunning<br />

en erkenning indienen of hebben ingediend,<br />

en houdt geen rekening met vormen van<br />

bijstand die rechtstreeks aan het individu worden<br />

toegekend, zoals bijvoorbeeld de individuele<br />

materiële bijstand, maatregelen inzake tewerkstelling,<br />

persoonlijke assistentiebudget.<br />

Nochtans hebben deze bijstandvormen, en de<br />

groei ervan, een invloed op de vraag naar voorzieningen<br />

die wel in de programmatie zijn opgenomen.<br />

– De basis voor de programmatie heeft voor het<br />

grootste deel betrekking op residentiële en<br />

semi-residentiële voorzieningen die stammen<br />

uit de tijd van het Fonds 81, waarvoor de programmatie<br />

werd uitgedrukt in promille van de<br />

bevolking (3,4/1000 personen).<br />

– In 1994 bleek deze basis voor de programmatie<br />

ontoereikend. Sindsdien werd de capaciteit die<br />

op basis van het promille was vastgelegd drie<br />

keer verhoogd, maar nu in absolute getallen<br />

(+150, +150, +225).<br />

– De coördinatie en de leesbaarheid van het programmatiebesluit<br />

is als een historiek van de gehandicaptenzorg,<br />

waarbij elke periode met een<br />

eigen aanpak herkenbaar is. Er werd geen programmatie<br />

op langere termijn opgesteld, noch<br />

onderbouwd, zodat demografische evoluties<br />

niet werden verdisconteerd.<br />

– Ook is het programmatiebesluit onvoldoende<br />

op onderzoek naar en analyse van de precieze<br />

behoeften van de zorgvragers gebaseerd.<br />

– Precies programmeren per typevoorziening<br />

wordt sterk bemoeilijkt door de praktijk waarbij<br />

men personen met een zeer gelijkaardige<br />

zorgbehoefte kan aantreffen in verschillende<br />

soorten voorzieningen.<br />

– Programmeren van het geheel van voorzieningen<br />

voor specifieke doelgroepen is vrijwel onmogelijk,<br />

omdat het inzicht ontbreekt in de omvang<br />

van deze doelgroepen, laat staan in de precieze<br />

zorgbehoefte.<br />

– Sommige (recente) doelgroepen die nu op<br />

wachtlijsten staan, komen in de stoorniscategorieën<br />

in de voorzieningen volgens de oude erkenningen<br />

Fonds 81 niet voor.<br />

– Te verwachten verschuivingen, van bijvoorbeeld<br />

tehuis niet-werkenden naar beschermd wonen,<br />

bepalen mee het ritme van aangroei van bepaalde<br />

voorzieningen. Onderzoek en analyse van<br />

deze verschuivingen zijn niet beschikbaar.<br />

– Er is (nog) niet bekend welke de weerslag over<br />

meerdere jaren zal zijn op de noodzakelijke capaciteit<br />

van voorzieningen van het introduceren<br />

van het persoonlijk assistentiebudget.<br />

– In welke mate zal de bestaande capaciteit nog<br />

intenser worden benut door "deeltijdse" gebruikers<br />

en heroriëntering van de bijstand naar<br />

meer gezinsondersteunende, ambulante prestaties<br />

Een ordentelijke programmatie, onder andere in<br />

het licht van de begrotingsopmaak, zal moeten voldoen<br />

aan de volgende vereisten :<br />

– rekening houden met alle vormen van bijstand<br />

binnen het <strong>Vlaams</strong> Fonds, en niet enkel met de<br />

(semi)residentiële en ambulante opvang en begeleiding<br />

;<br />

– capaciteit van voorzieningen en bijstandsvormen<br />

éénduidig uitdrukken in absolute getallen ;<br />

– programmeren over meerdere jaren ;<br />

– programmatie opstellen en capaciteit uitdrukken<br />

in graden van ondersteuningsbehoeften, in<br />

zorgpakketten volgens gradaties van zorgintensiteit<br />

;<br />

– rekening houden met uitgebreide en actuele onderzoeksgegevens<br />

inzake doelgroep, behoeften,<br />

demografische evoluties, evoluties in de zorgvragen,<br />

evoluties in het zorgaanbod binnen het


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1240-<br />

<strong>Vlaams</strong> Fonds, dienstverlening aan gehandicapten<br />

buiten het <strong>Vlaams</strong> Fonds, ...<br />

Het reëel aantal wachtenden op zorg moet blijken<br />

uit betrouwbare, vergelijkbare en volledige gegevens<br />

die geen ruimte laten voor allerlei interpretatiemogelijkheden.<br />

Een belangrijke stap is de realisatie van een doeltreffende<br />

wachtlijstwerking. Het <strong>Vlaams</strong> Fonds<br />

werkt aan het voeden van het eigen beleidsrapporteringssysteem.<br />

Dit systeem laat toe om rapporten<br />

te genereren over gegevens die vanuit verschillende<br />

sectoren worden ingebracht. Zo wordt het bijvoorbeeld<br />

mogelijk om gegevens over de doelgroep<br />

en de verleende bijstand te koppelen aan gegevens<br />

over de effectieve tenlasteneming, teneinde<br />

vast te stellen wie van de bij het Fonds ingeschreven<br />

personen intussen al dan niet toegang kreeg<br />

tot een voorziening en wie daarvan nog geen gebruikmaakte.<br />

Het geautomatiseerd systeem dat vandaag wordt<br />

opgezet, is gebaseerd op een sluitend systeem van<br />

afspraken tussen het <strong>Vlaams</strong> Fonds en de provinciale<br />

diensten. Het laat toe om op uniforme wijze<br />

gegevens over wachtenden in de zorgsector te registreren.<br />

De concrete neerslag van deze afspraken<br />

vertaalt zich in een zogeheten CWL-codeboek met<br />

bijhorende handleiding (CWL : centrale wachtlijsten<br />

– red.). Dit codeboek dient als een leidraad<br />

voor diegenen die op het niveau van de wachtlijstwerkingen<br />

de gegevens invoeren in het daartoe<br />

aangepaste automatische bestand. Op dit ogenblik<br />

wisselen de administratie van het <strong>Vlaams</strong> Fonds en<br />

de wachtlijstwerkingen concrete gegevens uit en<br />

wordt de informaticatechnische overdracht van<br />

deze geregistreerde gegevens uitgewerkt.<br />

De wachtlijstwerkingen schakelden intussen over<br />

op het codeboek voor het registreren van nieuwe<br />

gegevens van wachtenden op zorg, en dit voor alle<br />

leeftijdsgroepen en alle types van handicap. Gegevens<br />

die nog volgens de oude, niet-uniforme wijze<br />

werden ingevoerd, zullen – in zoverre deze gegevens<br />

tenminste nog als relevant worden beoordeeld<br />

voor het voeren van een programmatorisch<br />

beleid – worden omgezet in de vorm die vereist is<br />

om in het nieuwe geglobaliseerde automatische bestand<br />

te worden opgenomen. De beleidsrapportering<br />

op basis van het CWL-codeboek zal, door toepassing<br />

van analyseschema's, mee de basis vormen<br />

tot het opstellen van een meerjarenprogrammatie,<br />

die ik in de eerste plaats aan de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

wil voorleggen.<br />

De beschikbare niet-geautomatiseerde gegevens<br />

(oktober 2000) geven voor het eerst sinds de start<br />

van de wachtlijstwerking een vrijwel volledig uniforme<br />

registratie. Het betreft evenwel de ruwe registratie,<br />

waarop analyseschema's uit het oogpunt<br />

van het vaststellen van programmatievoorstellen<br />

nog niet werden toegepast.<br />

3.101 vragen inzake opvang, behandeling of begeleiding<br />

van 2.737 personen werden opgetekend in<br />

de vijf provinciale wachtlijstdiensten. Merk dus op<br />

dat één persoon meerdere zorgvragen kan stellen.<br />

569 van de 3.101 zorgvragen werden beoordeeld<br />

met urgentiecode 1 ; 812 zorgvragen kregen de appreciatie<br />

urgentiecode 2. De urgentie geeft aan hoe<br />

dringend de gestelde zorgvraag is. De urgentiecode<br />

staat voor een tijdspanne waarbinnen de zorgvraag<br />

bij voorkeur een oplossing moet krijgen:<br />

– hoogst urgent (urgentiecode 1) : binnen één<br />

maand.<br />

– urgent (urgentiecode 2) : binnen zes maanden.<br />

Vraag nr. 37<br />

van 6 december 2000<br />

van mevrouw SONJA BECQ<br />

Vrijwilligerswerk – Campagne<br />

In de loop van of net vóór juli jongstleden werd in<br />

diverse kringen "De schoen" verspreid, een promotiefolder<br />

die naar verschillende mensen/groepen<br />

werd verstuurd.<br />

Naar verluidt, was het de bedoeling om via deze<br />

"schoenencampagne" (autonome) vrijwilligersorganisaties<br />

uit te nodigen een aanvraag in te dienen<br />

tot subsidiëring volgens het decreet op het vrijwilligerswerk<br />

in welzijns- en gezondheidsinstellingen<br />

(23 maart 1994).<br />

1. Wat was de concrete doelstelling van deze campagne<br />

<br />

2. Wie en hoeveel mensen/groepen werden aangeschreven<br />

<br />

3. Op welke wijze werd op de campagne gereageerd<br />

Is het aantal aanvragen met betrekking<br />

tot subsidies voor autonoom vrijwilligerswerk<br />

verhoogd en met hoeveel


-1241- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

4. Werden alle aanvragen ingewilligd Hoeveel<br />

organisaties werden geweigerd en waarom<br />

5. Welk budget werd aan deze promotiecampagne<br />

besteed <br />

Antwoord<br />

1. De aanmaak en verspreiding van de "schoenbrochure"<br />

passen in het Internationaal VN-Jaar<br />

van de Vrijwilliger (VN : Verenigde Naties –<br />

red).<br />

Het vrijwilligerswerk is dan ook, zoals de<br />

<strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger in mijn beleidsbrief<br />

heeft kunnen lezen, één van mijn beleidsprioriteiten<br />

als <strong>Vlaams</strong> minister bevoegd<br />

voor Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen<br />

(Beleidsbrief Welzijn, Gezondheid en Gelijke<br />

Kansen ; Stuk 451 (2000-2001) – Nr. 1, blz. 21 –<br />

red). De algemene doelstelling van deze campagne<br />

is enerzijds de burger te informeren over<br />

en te sensibiliseren voor het vrijwilligerswerk,<br />

en anderzijds een grotere valorisering en ondersteuning<br />

te bieden aan vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties.<br />

De meer specifieke doelstellingen kunnen als<br />

volgt worden omschreven.<br />

– Informatieverspreiding naar de vrijwilligers<br />

en vrijwilligersorganisaties toe over allerlei<br />

initiatieven die zullen worden opgestart in<br />

het kader van het Internationaal Jaar van de<br />

Vrijwilliger.<br />

– De vrijwilligersvacatures kenbaar maken aan<br />

burgers die interesse betonen om een bepaald<br />

maatschappelijk engagement als vrijwilliger<br />

op te nemen.<br />

– Ruimere bekendheid geven naar de vrijwilligersorganisaties<br />

toe aan de regelgeving inzake<br />

de erkenning en subsidiëring van het vrijwilligerswerk.<br />

De brochure (oplage van 3.000 exemplaren)<br />

werd verstuurd naar de gemeenten en<br />

OCMW's, de provinciale steunpunten vrijwilligerswerk<br />

en het Platform voor het Voluntariaat,<br />

voorzieningen en koepels van het maatschappelijk<br />

opbouwwerk en van de thuiszorg voor ouderen,<br />

de lokale integratiecentra en de integratiediensten,<br />

de landelijke verenigingen voor allochtonen,<br />

de armoedeverenigingen, de centra<br />

voor algemeen welzijnswerk, het Ouderen<br />

Overlegcomité, de SIF-coördinaten, Kind en<br />

Gezin. (SIF : Sociaal Impulsfonds – red.)<br />

De tekst van de brochure en van de antwoordkaart<br />

werd eveneens verspreid via de website<br />

van het <strong>Vlaams</strong> Fonds voor Sociale Integratie<br />

van Personen met een Handicap.<br />

Als bijlage vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

een analyse van de respons op de<br />

brochure.<br />

3. Via een ingesloten antwoordkaart konden de<br />

aangeschreven voorzieningen en organisaties bij<br />

de administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn<br />

onder meer een erkenningsdossier aanvragen.<br />

Er werden 197 informatiepakketten over de erkenningsaanvraag<br />

verspreid. Uiteindelijk werden<br />

er 54 erkenningsaanvragen ook effectief ingediend.<br />

In vergelijking met de voorbije twee<br />

jaar is het aantal erkenningsaanvragen voor<br />

2001 dan ook opmerkelijk gestegen ; terwijl met<br />

het oog op een erkenning voor 1999 en 2000 telkens<br />

11 erkenningsaanvragen werden ingediend,<br />

steeg dit aantal voor de erkenningen<br />

2001 tot 54. Voorlopig zijn 13 van deze aanvragen<br />

door de administratie positief geadviseerd<br />

en bij ministerieel besluit erkend.<br />

4. De overige 41 aanvragen werden door de administratie<br />

negatief geadviseerd. Deze negatieve<br />

adviezen steunen voornamelijk op de volgende<br />

drie overwegingen.<br />

– De erkenningsaanvraag werd ingediend voor<br />

vrijwilligerswerk dat is ingebouwd en ingebed<br />

in de reguliere werking van een organisatie<br />

die haar doelstellingen hoofdzakelijk<br />

met beroepskrachten realiseert. De regelgeving<br />

voorziet enkel in erkenning en subsidiëring<br />

van autonome vrijwilligersorganisaties.<br />

– De afgesloten verzekeringspolissen zijn niet<br />

conform aan de reglementair opgelegde verzekeringsvoorwaarden<br />

; meestal is er niet<br />

voldoende dekking voor burgerrechtelijke<br />

aansprakelijkheid en voor ongevallen waarvan<br />

de vrijwilligers slachtoffer worden tijdens<br />

de uitoefening van hun activiteiten.<br />

– De activiteiten van de aanvragende organisatie<br />

zijn gesitueerd op socio-cultureel vlak,<br />

en niet op het vlak van de welzijns- en gezondheidssector.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1242-<br />

Daar de beroepsprocedure pas eind januari<br />

2001 wordt afgerond, kan ik de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

dan ook nog geen definitieve<br />

cijfers meedelen over het effectief aantal toegekende<br />

erkenningen.<br />

5. De kosten van de brochure bedragen 204.760<br />

frank (BTW inclusief), waarvan 67.760 frank<br />

voor het ontwerp van de brochure en 137.000<br />

frank voor de drukkosten.<br />

(Bovenvermelde bijlage ligt ter inzage bij het Algemeen<br />

Secretariaat van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>, dienst<br />

Schriftelijke Vragen – red.)<br />

Vraag nr. 42<br />

van 8 december 2000<br />

van mevrouw SIMONNE JANSSENS-VANOPPEN<br />

Vaccins – Combivax en Infanrix<br />

Vanaf drie maanden worden pasgeborenen preventief<br />

ingeënt tegen bepaalde kinderziekten, zoals<br />

polio, kinkhoest, enzovoort. Deze vaccinaties worden<br />

doorgaans toegediend via Kind en Gezin, maar<br />

de ouders dienen de vaccins zelf te gaan afhalen bij<br />

de apotheek.<br />

Nu blijkt dat voor de vaccinatie in kwestie twee gelijkaardige<br />

producten op de markt zijn, namelijk<br />

Combivax en Infanrix. Uit financiële overwegingen<br />

wordt steeds het product Combivax voorgeschreven,<br />

omdat er voor het andere product geen vergoeding<br />

of subsidie is.<br />

Men stelt echter al enige tijd vast dat Combivax<br />

veel meer neveneffecten veroorzaakt dan Infanrix.<br />

Men beweert dat Combivax bij een niet te onderschatten<br />

aantal baby's (1 % à 2 %) stuipen zou<br />

veroorzaken, wat tot zware letsels of zelfs tot de<br />

dood kan leiden.<br />

Niettegenstaande men bij Kind en Gezin op de<br />

hoogte is van deze verschijnselen, blijft men het<br />

product voorschrijven, zonder de ouders te verwittigen<br />

over de mogelijke gevolgen.<br />

1. Is de minister op de hoogte van de kwaliteitsverschillen<br />

tussen de twee aangeboden vaccins <br />

Is het inderdaad zo dat het product Infanrix<br />

minder nevenverschijnselen veroorzaakt <br />

2. Op welke wijze wordt tegemoetgekomen aan de<br />

bezorgdheden van de ouders <br />

Wordt eraan gedacht om bij het gebruik van<br />

Combivax de ouders in te lichten over de mogelijke<br />

gevolgen <br />

3. Worden de tegemoetkomingen voor Infanrix<br />

eventueel opgetrokken met het oog op een vrije<br />

keuze voor de ouders <br />

Antwoord<br />

Sinds verscheidene jaren worden vaccins door de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap gratis ter beschikking gesteld<br />

van de vaccinatoren. Zowel artsen van Kind<br />

en Gezin en schoolartsen van de centra voor leerlingenbegeleiding,<br />

als individuele huisartsen en pediaters<br />

kunnen vaccins bestellen via de Gezondheidsinspectie<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap.<br />

Deze vaccins moeten dus niet worden voorgeschreven<br />

door de artsen van Kind en Gezin of andere<br />

artsen. De ouders dienen de gratis ter beschikking<br />

gestelde vaccins ook niet zelf te gaan afhalen bij de<br />

apotheker, ze worden immers bij de arts aan huis<br />

bezorgd.<br />

Uiteraard kan men ook geen beroep doen op dit<br />

gratis aanbod. In dit geval is er wel een voorschrift<br />

nodig en wordt het vaccin afgeleverd door de apotheker<br />

volgens de in het RIZIV geldende financieringsafspraken.<br />

(Riziv : Rijksdienst voor Ziekte- en<br />

Invaliditeitsverzekering – red)<br />

In de rand van deze vraagstelling wens ik toch te<br />

melden dat de inenting tegen haemophillus influenzae<br />

type B op deze procedure een uitzondering<br />

vormt. Dit vaccin is nog niet opgenomen in de gratis<br />

aangeboden vaccinatiekorf en is het enige vaccin<br />

uit het basisschema dat nog moet worden voorgeschreven.<br />

Momenteel wordt hierover overlegd in<br />

het kader van de Interministeriële Conferentie Gezondheid.<br />

De <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

had het evenwel niet over deze problematiek.<br />

Combivax is een gecombineerd vaccin tegen tetanus<br />

(klem), difterie (kroep) en "whole cell" vaccin<br />

tegen pertussis (kinkhoest). Infanrix is een gecombineerd<br />

vaccin tegen dezelfde ziektes, met dit verschil<br />

dat het een acellulaire component tegen kinkhoest<br />

bevat.<br />

Aangezien de discussie niet gaat om het ene merkproduct<br />

of het andere, zullen we het verder hebben<br />

over whole cell vaccins (DTPw) en acellulaire vaccins<br />

(DTPa) . Deze vaccins bestaan immers ook bij<br />

andere fabrikanten.


-1243- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

1. Beide vaccins zijn efficiënt voor vaccinatie<br />

tegen de vermelde ziektes. Inderdaad zijn de<br />

bijwerkingen van DTPw meer uitgesproken dan<br />

die van DTPa, zowel de algemene bijwerkingen<br />

(koorts, onwel zijn, irritatie, ) als de lokale bijwerkingen<br />

(roodheid, pijn, verharding op de injectieplaats,<br />

... ). Stuipen vormen een contra-indicatie<br />

en kunnen uitzonderlijk door het vaccin<br />

worden uitgelokt. Cijfers in West-Europese studies<br />

spreken over een incidentie 0,18 tot 0,26<br />

per duizend toegediende doses whole cell vaccin<br />

(en dus niet 1 à 2 %) . Deze liggen inderdaad<br />

ook beduidend lager voor de acellulaire<br />

vaccins.<br />

Aangezien de bijwerkingen zich vooral voordoen<br />

bij de vierde dosis in het tweede levensjaar,<br />

werd voor Vlaanderen in het jaar 1999<br />

reeds beslist om voor die vierde dosis het duurdere<br />

acellulaire vaccin gratis ter beschikking te<br />

stellen van de vaccinatoren.<br />

In de nieuwe vaccinatiekorf voor 2001 is bovendien<br />

overgegaan naar acellulaire vaccins voor<br />

alle doses. Dit betekent dus dat vanaf 2001 gekozen<br />

is voor de vaccins met de minste bijwerkingen.<br />

2. Het is normaal dat ouders bezorgd zijn om hun<br />

kinderen en om problemen van infectieziektes.<br />

Meestal is men terecht bezorgder om het doormaken<br />

van een ernstige infectie die eventueel<br />

levensbedreigend kan zijn, dan om de eventuele<br />

relatief lichte bijwerkingen en de zeldzame<br />

zwaardere bijwerkingen van vaccins. Ik meen<br />

dat de meeste vaccinatoren de ouders voldoende<br />

inlichten over de vaccins die worden toegediend.<br />

Aangezien vanaf 2001 gekozen is voor het acellulair<br />

vaccin, doet het probleem m.b.t. Combivax<br />

zich nu niet meer voor.<br />

3. Tot nu toe was er geen "tegemoetkoming" voor<br />

Infanrix. Infanrix werd gratis ter beschikking<br />

gesteld voor de vierde dosis van het DTP-vaccin,<br />

op dezelfde manier als Combivax voor de<br />

eerste drie doses ter beschikking was.<br />

Nu is de situatie veranderd en worden enkel<br />

nog combinatievaccins met acellulaire component<br />

tegen kinkhoest gebruikt, in combinatie<br />

met componenten tegen difterie, tetanus en<br />

geïnactiveerd poliovaccin (Tetravac).<br />

Dit betekent dat door deze beslissing ook het<br />

hier gestelde probleem is opgelost.<br />

Vraag nr. 44<br />

van 8 december 2000<br />

van mevrouw SONJA BECQ<br />

Vrijwilligerswerk – Erkenning en subsidiëring<br />

Het decreet op het vrijwilligerswerk in de welzijnsen<br />

gezondheidssector van 23 maart 1994 voorziet<br />

in de erkenning en subsidiëring van autonome vrijwilligersorganisaties.<br />

Voor 2000 was er een budget<br />

van 22,9 miljoen, voor 2001 van 24,5 miljoen.<br />

1. Kan de minister met betrekking tot de jaren<br />

1999 en 2000 volgende gegevens meedelen.<br />

Hoeveel organisaties dienden een aanvraag tot<br />

erkenning in en hoeveel organisaties werden effectief<br />

erkend <br />

Hoeveel organisaties dienden een subsidieaanvraag<br />

in en hoeveel werden effectief gesubsidieerd<br />

<br />

Om welke redenen worden erkenningen of subsidies<br />

geweigerd <br />

2. Kan de minister eveneens een overzicht geven<br />

van het geplande budget en de effectieve uitgaven<br />

voor de jaren 1999 en 2000 <br />

Indien het budget niet werd uitgeput, had dit<br />

dan te maken met het feit dat de organisaties<br />

niet het maximumbedrag aanvroegen en/of konden<br />

staven, of was dit omdat minder organisaties<br />

dan vooropgesteld een aanvraag indienden,<br />

of om andere redenen<br />

3. De minister beloofde reeds in 1999 naar aanleiding<br />

van een vraag om uitleg dat zij een vereenvoudiging<br />

van de regelgeving wilde realiseren.<br />

Is dit reeds gebeurd <br />

Antwoord<br />

1. In bijgaande tabel vindt de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger<br />

met betrekking tot de jaren 1999<br />

en 2000 een overzicht van het aantal ingediende<br />

erkenningsaanvragen en effectieve erkenningen,<br />

en het aantal ingediende subsidieaanvragen<br />

en effectief toegekende subsidies.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1244-<br />

Aantal Aantal Aantal Aantal effectief<br />

erkennings- effectieve subsidie- toegekende<br />

aanvragen erkenningen aanvragen subsidies<br />

1999 10 7 99 90<br />

2000 11 7 116 106<br />

Bepaalde erkennings- en subsidieaanvragen<br />

werden geweigerd wegens hun non-conformiteit<br />

met de reglementaire erkennings- of subsidievoorwaarden.<br />

2. Op de begroting 1999 werd een bedrag van 23,1<br />

miljoen frank ingeschreven voor de subsidiëring<br />

van vrijwilligersorganisaties ; van dit bedrag<br />

werd 23.008.852 frank effectief uitbetaald, het<br />

gemiddeld bedrag van de toegekende subsidies<br />

bedroeg 255.653 frank.<br />

Tot en met 1999 is het uitgetrokken budget altijd<br />

toereikend geweest. De verklaring daarvoor<br />

is tweeërlei : 1) niet alle erkende organisaties<br />

vragen jaarlijks een subsidie aan en 2) de gesubsidieerde<br />

organisaties konden niet voldoende<br />

kosten staven om het maximumbedrag van<br />

300.000 frank te verantwoorden. Dit blijkt<br />

onder meer uit het gemiddeld toegekende subsidiebedrag<br />

van 1999.<br />

In 2000 is het aantal subsidieaanvragen en het<br />

aantal effectief toegekende subsidies zodanig<br />

gestegen dat het uitgetrokken bedrag op de begroting<br />

(22,9 miljoen) ontoereikend was. Daarom<br />

werd dan ook de volgende verdeelsleutel<br />

uitgewerkt op basis van het aantal vrijwilligers<br />

per organisatie.<br />

Categorie Minder dan 20 Van 20 tot 100 Van 100 tot 500 Meer dan 500<br />

organisatie vrijwilligers vrijwilligers vrijwilligers vrijwilligers<br />

Bedrag 215.000 235.000 255.000 275.000<br />

De maximumbedragen werden zo bepaald dat<br />

de totale subsidie ongeveer zal overeenstemmen<br />

met de op de begroting ingeschreven 22,9<br />

miljoen frank.<br />

3. Wat mijn voornemen betreft om de regelgeving<br />

op het georganiseerd vrijwilligerswerk transparanter<br />

te maken en te vereenvoudigen, kan ik<br />

de <strong>Vlaams</strong>e volksvertegenwoordiger meedelen<br />

dat er momenteel voorbereidend overleg aan de<br />

gang is tussen mijn medewerkers en de administratie<br />

; dit overleg wordt in de zeer nabije toekomst<br />

uitgebreid naar de organisaties zelf en<br />

naar de Gezins- en Welzijnsraad.<br />

Het is dan ook mijn bedoeling tegen eind 2001,<br />

begin 2002 een nieuw ontwerp van decreet inzake<br />

het georganiseerd vrijwilligerswerk in te dienen<br />

bij het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong>.<br />

Vraag nr. 52<br />

van 15 december 2000<br />

van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />

Adoptiebeleid – VZW Gewenst Kind Zoekregister<br />

In april van dit jaar werd door Kind en Gezin de<br />

werking van de VZW Gewenst Kind Zoekregister<br />

als experimenteel project erkend en tevens ondersteund<br />

met een projectsubsidie. Deze VZW heeft<br />

de opdracht gekregen een zoekregister aan te leggen,<br />

teneinde binnenlandse geadopteerden in staat<br />

te stellen hun natuurlijke ouders terug te vinden.<br />

Zij beschikt dan ook over een aantal adoptiedossiers<br />

afkomstig van adoptieorganisaties.<br />

De VZW begint zich echter ook bezig te houden<br />

met interlandelijk geadopteerden en verklaart zelf<br />

in het buitenland actief te zijn, waar zij zich voorstelt<br />

als een door Kind en Gezin erkende dienst.


-1245- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

In de informatiebrochure van deze VZW, verspreid<br />

op een open contactdag op 2 december 2000 van<br />

de VAG (Vereniging voor Kind en Adoptiegezin),<br />

in aanwezigheid van Kind en Gezin, stelt zij echter<br />

letterlijk dat zij om gegevens te verkrijgen, gebruikmaakt<br />

van "ingewikkelde, niet altijd even legale<br />

constructies".<br />

Daarenboven blijken een aantal adoptiedossiers<br />

van adoptiebemiddelaars die niet meer bestaan, in<br />

het bezit te zijn van Kind en Gezin. Tijdens dezelfde<br />

contactdag verklaarde Kind en Gezin dat deze<br />

dossiers slechts kunnen worden geraadpleegd<br />

onder begeleiding van het project Zoekregister.<br />

Een dergelijke handelwijze lijkt mij in strijd met<br />

het inzagerecht en creëert een monopoliesituatie<br />

van één dienst.<br />

Tevens werd gesteld dat het de bedoeling is van<br />

Kind en Gezin om in de toekomst het rootsonderzoek<br />

onder te brengen bij de bemiddelingsorganisaties.<br />

Het lijkt mij echter dat men op die wijze bezwaarlijk<br />

van onafhankelijkheid en respect voor<br />

alle betrokken partijen zal kunnen spreken aangezien,<br />

zeker in het verleden, door de bemiddelingsdiensten<br />

een aantal tekortkomingen zijn begaan en<br />

zij dus geenszins onpartijdig kunnen worden genoemd<br />

wanneer het gaat om geadopteerden die<br />

hun natuurlijke ouders willen terugvinden.<br />

De minister heeft opdracht gegeven tot een evaluatie<br />

van het <strong>Vlaams</strong> adoptiebeleid, waarbij de adoptieouders,<br />

de kandidaat-adoptanten en de bemiddelingsbureaus<br />

worden betrokken. Er is echter<br />

nergens sprake van de geadopteerden.<br />

1. Is bij de erkenning van de VZW Gewenst Kind<br />

Zoekregister ook gesteld dat de VZW in het<br />

buitenland actief kon zijn Zo ja, volgens welke<br />

modaliteiten <br />

Volgens welke voorwaarden gebeurde de erkenning,<br />

en kunnen ook andere organisaties<br />

worden erkend onder dezelfde voorwaarden <br />

Waar vindt men de grond voor de erkenningsvoorwaarden,<br />

aangezien de nazorg niet is vervat<br />

in het decreet terzake <br />

2. Is het normaal dat een, via Kind en Gezin, door<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Gemeenschap zogenaamd erkende<br />

en gesubsidieerde VZW zelf verklaart gebruik<br />

te maken van niet altijd even legale constructies<br />

Om welke constructies gaat het <br />

Heeft de minister reeds maatregelen genomen<br />

om deze wijze van werken tegen te gaan en zo<br />

ja, welke <br />

3. Volgens welke modaliteiten kunnen geadopteerden<br />

hun dossier, dat in het bezit is van Kind<br />

en Gezin en tot hun privé-verleden behoort, inkijken<br />

<br />

Waarom verplicht Kind en Gezin hen tot begeleiding<br />

door één welbepaalde dienst Is deze<br />

begeleiding verplicht en zo ja, waarom <br />

Is het niet correcter de vraag naar begeleiding<br />

te laten afhangen van de wensen van de geadopteerden,<br />

in plaats van ze op te dringen <br />

4. Wat zijn de plannen van Kind en Gezin met betrekking<br />

tot de nazorg <br />

Wordt deze toevertrouwd aan adoptiebemiddelingsorganisaties<br />

en hoe ziet de minister in dat<br />

kader dan het probleem van de belangenvermenging<br />

<br />

5. Worden bij de evaluatie van het adoptiebeleid<br />

ook de geadopteerden betrokken en zo ja,<br />

welke organisaties, wanneer en op welke wijze <br />

Zo neen, waarom niet <br />

Antwoord<br />

1. Bij deze vraag verwijs ik allereerst naar de wijze<br />

waarop projecten bij Kind en Gezin een subsidiëring<br />

kunnen verkrijgen en hoe ze worden opgevolgd.<br />

De aanvrager dient een dossier in, dat wordt<br />

voorgelegd op de opvolgingsgroep voor projecten.<br />

Deze brengt een eerste advies uit. Na consultatie<br />

van het financieel management, wordt<br />

een ontwerpnota voor de raad van bestuur opgemaakt,<br />

die via het bestuurlijk directiecomité<br />

wordt overgezonden aan de raad van bestuur.<br />

Deze beslist of een project al dan niet wordt<br />

gesubsidieerd. Vervolgens wordt een overeenkomst<br />

opgemaakt en wordt het project opgevolgd<br />

door de projectcoördinator en de aangewezen<br />

projecteigenaar.<br />

Wat buitenlandse adopties betreft, is de VZW<br />

enkel actief op individuele vraag van geadopteerden<br />

of afstandsouders in de gevallen waarbij<br />

geen adoptiedienst betrokken is.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1246-<br />

De doelstelling van Gewenst Kind Zoekregister<br />

is de begeleiding van het proces dat al dan niet<br />

leidt tot een ontmoeting met de oorspronkelijke<br />

ouder(s), respectievelijk het kind dat werd afgestaan.<br />

Na een ontmoeting wordt de betrokkene<br />

verder begeleid en wordt nazorg aangeboden<br />

voor het verwerken van de ervaring.<br />

Gewenst Kind Zoekregister wil zelf geen rootsreizen<br />

organiseren. Wel is het nodig om ook de<br />

situatie ter plaatse in het buitenland te begrijpen<br />

teneinde een adequate begeleiding te kunnen<br />

bieden. De realiteit in de diverse herkomstlanden<br />

kan erg verschillend zijn en heeft een invloed<br />

op de mogelijkheden om al dan niet informatie<br />

te vinden of tot een ontmoeting te kunnen<br />

komen.<br />

De nazorg is in het <strong>Vlaams</strong> decreet opgenomen,<br />

met name in artikel 6 §1, 2° en §2, 6° en in artikel<br />

9 §3.<br />

2. Kind en Gezin heeft deze verklaring niet vernomen.<br />

De vertegenwoordiger van Kind en Gezin<br />

was enkel aanwezig bij het eigen agendapunt.<br />

Bij bespreking en evaluatie van het project zal<br />

Kind en Gezin dit element wel kritisch aanbrengen.<br />

Het is in deze context inderdaad niet wenselijk<br />

uit te gaan van "niet altijd even legale<br />

constructies".<br />

3. Op dit ogenblik wenst Kind en Gezin dat de<br />

vermelde dienst de begeleiding op zich neemt<br />

van de geadopteerde of de afstandsouder die de<br />

informatie vraagt, aangezien een adoptiedossier<br />

steeds informatie bevat over de drie betrokken<br />

partijen. Elke partij heeft slechts recht op de informatie<br />

die op haar betrekking heeft.<br />

Vaak beantwoordt de schriftelijke informatie<br />

niet volledig aan de behoeften of verwachtingen<br />

en is het nodig via gesprekken hierop verder in<br />

te gaan. Alle binnenlandse diensten doen dit<br />

voor hun eigen dossiers. Het is noodzakelijk<br />

voor alle dossiers in deze begeleiding te voorzien.<br />

Op dit ogenblik is Gewenst Kind de enige<br />

dienst die deze dienstverlening kan bieden voor<br />

de dossiers die niet door een adoptiedienst werden<br />

gerealiseerd.<br />

De begeleiding wordt niet opgedrongen, doch<br />

aangeboden. Indien een verzoeker dit wenst,<br />

kunnen de gesprekken ook geschieden door<br />

medewerkers van Kind en Gezin zelf. Uiteraard<br />

indien het dossiers betreft die bij Kind en Gezin<br />

worden bewaard.<br />

4. Nazorg is meer dan het beantwoorden van de<br />

zogenaamde rootsvragen. De adoptiediensten<br />

dienen ter beschikking te staan voor nazorg op<br />

vraag van alle bij de adoptie betrokken partijen.<br />

Ook wat de rootsvragen betreft, is het belangrijk<br />

dat dit in eerste instantie geschiedt via de<br />

adoptiediensten die verantwoordelijkheid hebben,<br />

ook naar de autoriteiten in het land van<br />

herkomst. Zij beschikken over de rechtstreekse<br />

contacten die nodig zijn om bijkomende informatie<br />

te krijgen.<br />

Indien er terzake in het verleden problemen<br />

zijn geweest, dient te worden onderzocht waaraan<br />

dit te wijten was. Ook het recht van een geadopteerde<br />

om inzage te krijgen in zijn afstammingsgegevens<br />

kan soms beperkt zijn door bijvoorbeeld<br />

de visie op adoptie in de herkomstlanden,<br />

het taboe ten aanzien van ongehuwde<br />

moeders, of de wettelijk geregelde anonieme<br />

bevalling, waardoor definitief elk spoor wordt<br />

uitgewist.<br />

In elk geval zullen zowel de specifieke problematiek<br />

van de rootsvragen, als de globale aanpak<br />

van de nazorg ten gronde worden herzien<br />

wanneer de procedures van het adoptieproces<br />

in Vlaanderen, naar aanleiding van de resultaten<br />

van de gebruikersbevraging en de doorlichting<br />

van de adoptiediensten, worden geheroriënteerd.<br />

5. Beide vermelde onderzoeken hadden een specifiek<br />

doel. Enerzijds de ervaring van (kandidaat)<br />

adoptieouders in kaart brengen. Anderzijds de<br />

werking van de adoptiediensten doorlichten.<br />

Deze invalshoeken brengen de geadopteerden<br />

zelf niet op de voorgrond.<br />

Ik vind het evenwel belangrijk in het adoptiedebat<br />

ook de stem van de geadopteerden een<br />

plaats te geven. In deze context zie ik binnenkort<br />

de VZW Adoptielijn.<br />

Vraag nr. 53<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer ERIK MATTHIJS<br />

Artikel 43 OCMW-wet – Uitvoeringsbesluiten<br />

Zie :<br />

<strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden,<br />

Ambtenarenzaken en Sport<br />

Vraag nr. 64<br />

van 15 december 2000<br />

van de heer Erik Matthijs<br />

Blz. 1176


-1247- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Antwoord<br />

Omtrent het eerste gedeelte van de vraag<br />

De uitvoering van artikel 43 van de organieke wet<br />

van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra<br />

voor maatschappelijk welzijn is geagendeerd op de<br />

eerstvolgende vergadering van de <strong>Vlaams</strong>e Commissie<br />

voor de OCMW-boekhouding, ingesteld bij<br />

artikel 90 van het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

van 17 december 1997 betreffende de boekhouding<br />

en de administratieve organisatie van de openbare<br />

centra voor maatschappelijk welzijn.<br />

Zodra deze commissie haar advies heeft verleend,<br />

zal een ontwerp van besluit voor beslissing worden<br />

voorgelegd aan de <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />

Omtrent het tweede gedeelte van de vraag<br />

– Het onderscheid dat vandaag wordt gemaakt<br />

tussen de plaatselijke ontvangers volgens het inwonersaantal,<br />

is ingegeven door het feit dat de<br />

functie-inhoud, los van de formele functiebenaming,<br />

erg verschillend is inzake verantwoordelijkheid,<br />

omvang van de taken, moeilijkheidsgraad,<br />

enzovoort ; dit onderscheid kan niet worden<br />

beschouwd als een aantasting van het<br />

grondwettelijk gelijkheidsbeginsel.<br />

– Het feit dat de regels inzake cumulatie van<br />

ambten verschillend zijn voor secretarissen en<br />

ontvangers, is ingegeven door objectief vaststelbare<br />

en gemotiveerde verschillen tussen deze<br />

functies.<br />

– Het komt mij niet toe uitspraken te doen over<br />

de resultaten van een federale volksraadpleging.<br />

Vraag nr. 55<br />

van 21 december 2000<br />

van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />

Adoptiediensten – Boekhoudkundige inspectie<br />

Volgens artikel 34 van het besluit van 20 oktober<br />

1998 van de <strong>Vlaams</strong>e regering inzake interlandelijke<br />

adoptie wordt het toezicht op de adoptiediensten<br />

uitgeoefend door Kind en Gezin. Het toezicht<br />

heeft betrekking op de financiële verrichtingen van<br />

de adoptiedienst.<br />

Vele adoptieouders klagen evenwel over de hoogte<br />

van de bedragen, alsook over de onduidelijkheid<br />

omtrent de bestemming van de bedragen die zij<br />

dienen te betalen.<br />

1. Hoe worden de adoptiediensten geïnspecteerd <br />

2. Wordt elke adoptiedienst minstens één keer per<br />

jaar geïnspecteerd <br />

3. Aan de hand van welke criteria wordt de boekhouding<br />

gecontroleerd <br />

4. Worden er steekproeven gedaan waarbij de<br />

kostenstaten die ouders ontvangen, worden vergeleken<br />

met de inkomsten die de adoptiediensten<br />

inschrijven en/of de betalingen die zij in het<br />

buitenland verrichten <br />

– Diplomavereisten bij werving of bevordering<br />

houden rekening met de algemene principes<br />

binnen het openbaar ambt inzake deze toegangsvoorwaarden,<br />

en kunnen ook worden afgewogen<br />

aan de specifieke vereisten voor het<br />

uitoefenen van de bedoelde functie.<br />

– Het is de algemene regel dat de benoeming tot<br />

een ambt bij het ene bestuur geen enkel recht<br />

opent met het oog op de eventuele benoeming<br />

bij om het even welk ander bestuur.<br />

De uitzonderingen op deze regel, bijvoorbeeld<br />

vrijstelling van deelname aan wervingsexamen<br />

of mogelijkheid tot overgang van het ene bestuur<br />

naar het andere, zijn bijzonder zeldzaam<br />

en kunnen alleen maar op basis van specifiek<br />

omschreven wettelijke mogelijkheden.<br />

Antwoord<br />

1 en 3. De jaarrekening (balans + resultatenrekening)<br />

van de adoptiediensten wordt opgevraagd<br />

en gecontroleerd aan de hand van de afrekening<br />

van de jaarsubsidie. Vervolgens worden onduidelijkheden<br />

en/of fouten ter plaatse verduidelijkt<br />

en rechtgezet aan de hand van de individuele<br />

documenten (facturen, loonstaten en afrekeningen).<br />

De opmerkingen en het besluit van de<br />

inspecteur worden aan Kind en Gezin meegedeeld.<br />

Er wordt gekeken hoe de middelen die de adoptiediensten<br />

ter beschikking hebben, worden<br />

aangewend. Er wordt ook nagegaan met welke<br />

personeelsformatie de adoptiediensten werken<br />

en welke verloning hiertegenover staat.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1248-<br />

2. In principe wordt elke adoptiedienst jaarlijks<br />

geïnspecteerd.<br />

4. De controle bestaat in principe uit twee hoofdstukken.<br />

Enerzijds wordt nagegaan of de door Kind en<br />

Gezin voorgeschreven richtlijnen worden gevolgd<br />

en of de subsidie correct wordt aangewend.<br />

Anderzijds worden steekproeven genomen op<br />

het bedrag dat door de ouders wordt betaald.<br />

Ook wordt nagegaan op welke manier en via<br />

welke verdeelsleutels de kosten worden verdeeld.<br />

Vraag nr. 56<br />

van 21 december 2000<br />

van mevrouw PATRICIA CEYSENS<br />

Kandidaat-adoptanten – Leeftijdsgrens<br />

In de adoptiewetgeving is er wel sprake van een<br />

minimumleeftijd waaronder men niet kan adopteren,<br />

maar niet van een maximumleeftijd.<br />

Evenwel is het de facto zo dat wie zich wendt tot<br />

Kind en Gezin voor een beginseltoestemming,<br />

wordt geconfronteerd met beperkingen inzake<br />

leeftijd.<br />

1. Is er binnen Kind en Gezin en/of de selectieteams<br />

officieel een maximumleeftijd vastgelegd<br />

waarboven kandidaat-adoptanten automatisch<br />

niet meer in aanmerking komen voor een beginseltoestemming<br />

<br />

2. Zo ja, wat is deze leeftijd <br />

Aan de hand van welke criteria werd die leeftijdsgrens<br />

vastgelegd <br />

Is deze leeftijdsgrens absoluut <br />

Kan er onder welbepaalde omstandigheden van<br />

worden afgeweken Zo ja, in welke omstandigheden<br />

<br />

3. Wat was totnogtoe de laagste leeftijd waarop<br />

kandidaat-adoptanten de beginseltoestemming<br />

kregen <br />

4. Wat was totnogtoe de hoogste leeftijd waarop<br />

kandidaat-adoptanten de beginseltoestemming<br />

kregen <br />

Antwoord<br />

1 en 2. Binnen de huidige procedure geldt geen<br />

maximumleeftijd.<br />

3. De jongste kandidaat-adoptant die een beginseltoestemming<br />

kreeg, was 26 jaar.<br />

4. De oudste kandidaat-adoptanten zijn geboren<br />

in respectievelijk 1937 (endofamiliale adoptie)<br />

en 1942 (hadden reeds meerdere adoptiekinderen).<br />

Vraag nr. 57<br />

van 21 december 2000<br />

van mevrouw SONJA BECQ<br />

Buitenschoolse kinderopvang – Personeelsstatuut<br />

De buitenschoolse kinderopvang werd niet opgenomen<br />

in het <strong>Vlaams</strong> Intersectoraal Akkoord voor<br />

de social-profit 2000-2005. Hierdoor komen de<br />

werknemers uit deze sector – als enigen in de<br />

<strong>Vlaams</strong>e social-profitsector – niet in aanmerking<br />

voor de loonharmonisatie, het verdwijnen van de<br />

nepstatuten, het invoeren van bijkomende functies,<br />

de extra verlofdagen voor 35plussers en de arbeidsduurvermindering<br />

voor 45-plussers.<br />

Nochtans blijft werken in de buitenschoolse opvang<br />

moeilijk. Er wordt vaak gewerkt in onderbroken<br />

en variabele uurroosters, deeltijds, enzovoort.<br />

En toch wordt er kwaliteitsvol gewerkt tegen een<br />

lage verloning.<br />

1. Is de minister op de hoogte van de moeilijke situatie<br />

van de werknemers in de initiatieven buitenschoolse<br />

kinderopvang (IBO) <br />

2. Worden er initiatieven in het vooruitzicht gesteld<br />

om de situatie te verbeteren <br />

3. Vanaf wanneer komen Weerwerkgesco's (gesubsidieerde<br />

contractuelen) in initiatieven buitenschoolse<br />

kinderopvang in aanmerking voor<br />

regularisatie


-1249- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Antwoord<br />

1. Het is mij bekend dat de werknemers in de initiatieven<br />

voor buitenschoolse opvang in moeilijke<br />

omstandigheden werken.<br />

Niet alleen is er het feit dat zij niet worden<br />

gevat door het <strong>Vlaams</strong> Intersectoraal Akkoord.<br />

Ook de moeilijke werktijden en de statutaire<br />

problematiek van de Weerwerkers spelen daarbij<br />

een grote rol. Het is trouwens globaal een<br />

sector wordt gekenmerkt door een tewerkstellingsproblematiek.<br />

Het feit dat zo goed als de<br />

hele IBO-sector draait op Weerwerkgesco's als<br />

begeleiders van de kinderen, maakt deze deelsector<br />

binnen het opvanglandschap kwetsbaar.<br />

Ik heb daar in mijn beleidsplan op gewezen. Ik<br />

heb ook een aantal oplossingen gesuggereerd.<br />

Eén ervan is het instellen van de verplichting<br />

om op termijn minstens de helft van de personeelsleden<br />

over een hoger diploma te doen beschikken.<br />

Deze aanpak maakt dat de Weerwerkers<br />

verdere doorgroeikansen krijgen en dat de<br />

sector in zijn totaliteit op een hoger niveau kan<br />

worden getild.<br />

Het nieuwe besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering zal<br />

terzake de concrete modaliteiten vastleggen.<br />

2. Naast deze maatregel zal het noodzakelijk zijn<br />

de situatie ten gronde te verbeteren door het<br />

doorvoeren van een regularisatieoperatie.<br />

Ik trad daarover reeds in overleg met mijn collega<br />

van Werkgelegenheid, minister Landuyt.<br />

3. Principieel is de minister van Werkgelegenheid<br />

het ermee eens werk te maken van een regularisatie<br />

van de Weerwerkgesco's. Dit standpunt is<br />

vanuit de <strong>Vlaams</strong>e regering in het kader van het<br />

Vesoc-overleg ook al formeel gemeld. (Vesoc :<br />

<strong>Vlaams</strong> Economisch en Sociaal Overlegcomité<br />

– red.)<br />

Een concrete timing daarvoor kon nog niet worden<br />

vastgelegd.<br />

Vraag nr. 58<br />

van 21 december 2000<br />

van mevrouw SONJA BECQ<br />

Arbeidstrajectbegeleiding – Evaluatie<br />

Bij besluit van 18 december 2000 werd het "experiment"<br />

arbeidstrajectbegeleiding (ATB) in een regulier<br />

kader gegoten. Bedoeling hiervan is de professionele<br />

integratie van personen met een handicap<br />

in het normale circuit.<br />

1. Werd inmiddels een evaluatie gemaakt inzake<br />

arbeidstrajectbegeleiding <br />

Hoeveel mensen doen een beroep op ATB <br />

Hoe is dit aantal in verhouding tot het aantal<br />

personen met een handicap dat werd erkend<br />

door het <strong>Vlaams</strong> Fonds om in een normaal circuit<br />

te werken, om in een beschutte werkplaats<br />

te werken en in verhouding tot het aantal werknemers<br />

in een beschutte werkplaats Kunnen<br />

deze gegevens worden uitgesplitst voor Brussel<br />

en voor de verschillende provincies en, wat<br />

<strong>Vlaams</strong>-Brabant betreft, voor het arrondissement<br />

Halle-Vilvoorde en het arrondissement<br />

Leuven <br />

2. In hoeverre gebeurt de toeleiding van personen<br />

met een handicap naar een reguliere werkplaats<br />

overeenkomstig CAO 26 (collectieve arbeidsovereenkomst)<br />

en de <strong>Vlaams</strong>e integratiepremie<br />

via ATB <br />

Graag ontving ik cijfers over het aantal werknemers<br />

tewerkgesteld in CAO 26 of via de <strong>Vlaams</strong>e<br />

inschakelingspremies (VIP) met gebruikmaking<br />

van ATB, en zonder een beroep te doen op<br />

ATB. Graag een uitsplitsing voor Brussel en per<br />

provincie, met voor <strong>Vlaams</strong>-Brabant een uitsplitsing<br />

naar het arrondissement Halle-Vilvoorde<br />

en het arrondissement Leuven.<br />

3. Op welke wijze gebeurt de samenwerking met<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Dienst voor Arbeidsbemiddeling en<br />

Beroepsopleiding (VDAB) en met eventuele<br />

andere diensten <br />

4. In welke mate kunnen werknemers van een beschutte<br />

werkplaats een beroep doen op ATB <br />

5. Wat is de gemiddelde duur van ATB <br />

Zijn er regionale verschillen Zo ja, graag<br />

de cijfers voor Brussel, voor de provincies en<br />

voor <strong>Vlaams</strong>-Brabant opgesplitst per arrondissement.<br />

6. Wanneer wordt een ATB als geslaagd beschouwd<br />

Hoelang loopt de ATB op de werkvloer<br />

en waaruit bestaat de begeleiding <br />

7. Doen de ATB-diensten ook aan begeleiding<br />

voor anderen dan personen met een handicap


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1250-<br />

Antwoord<br />

Na de experimentele werking werd de erkenning<br />

en subsidiëring van de ATB-diensten geregeld in<br />

het besluit van de <strong>Vlaams</strong>e regering van 18 december<br />

1998.<br />

1. Jaarlijks analyseert de Inspectiedienst van het<br />

<strong>Vlaams</strong> Fonds de besteding van de subsidies en<br />

de resultaten en de werking van de ATB-diensten.<br />

De cijfers hebben betrekking op het jaar<br />

1999, tenzij anders vermeld. In 1999 hebben<br />

2.135 werkzoekenden zich bij deze diensten<br />

aangemeld, waarvan per provincie :<br />

514 in Antwerpen,<br />

162 in Limburg,<br />

527 in Oost-Vlaanderen,<br />

336 in West-Vlaanderen,<br />

596 in Brussel en <strong>Vlaams</strong>-Brabant.<br />

Van het totaal aantal aanmeldingen in 1999<br />

(2.135) werden met 1.563 werkzoekenden effectief<br />

arbeidstrajecten gestart. In hetzelfde jaar<br />

werden ook nog de personen begeleid van wie<br />

het traject startte in voorgaande jaren : 1.119<br />

werkzoekenden die behoren tot de doelgroep<br />

van het Fonds en 399 die niet in het Fonds zijn<br />

ingeschreven.<br />

Arbeidstrajecten in 1999<br />

Provincies Doelgroep Doelgroep Doelgroep Doelgroep Doelgroep Doelgroep Algemeen<br />

VFSIPH VFSIPH VFSIPH Nt-VSFIPH Nt-VFSIPH Nt-VFSIPH totaal<br />

Voortzetting Start in 1999 Totaal Voortzetting Start in 1999 Totaal<br />

Antwerpen 344 234 578 128 130 258 836<br />

Limburg 145 138 283 76 82 158 441<br />

Oost- 190 190 380 90 228 318 698<br />

Vlaanderen<br />

<strong>Vlaams</strong>- 257 155 412 45 70 115 527<br />

Brabant<br />

West- 263 275 538 60 61 121 659<br />

Vlaanderen<br />

Totaal 1.199 992 2.191 399 571 970 3.161<br />

De personen met een handicap waarvoor de<br />

Provinciale Evaluatiecommissie (PEC) beslist<br />

heeft dat ze in aanmerking komen voor een job<br />

in het normaal economisch circuit (NEC), worden<br />

schriftelijk door het Fonds op de hoogte gebracht<br />

van de mogelijkheid om een beroep te<br />

doen op de ATB-dienst in hun provincie.<br />

Personen met een handicap die beschikken over<br />

een PEC-beslissing "beschut werk", kunnen<br />

vandaag een beroep doen op een ATB-dienst<br />

wanneer zij wensen door te groeien naar een<br />

job in het normale arbeidsmilieu. In de begroting<br />

2001 van het <strong>Vlaams</strong> Fonds zijn middelen<br />

ingeschreven om de ATB-begeleiding ook open<br />

te stellen voor personen die niet (meer) op de<br />

open arbeidsmarkt terechtkunnen. Een ontwerpbesluit<br />

ter verbreding van de opdracht van<br />

ATB is in voorbereiding.<br />

Personen met een handicap, begeleid door ATB,<br />

met een beslissing NEC (1998) : 1.484. Personen<br />

met een handicap, begeleid door ATB, met een<br />

beslissing BW (1998) : 1.529.<br />

Aantal werknemers in BW (1998) : 11.226<br />

Aantal werknemers in BW (1999) : 11.346<br />

(BW : beschutte werkplaats – red.)<br />

2. De mogelijkheden om met toepassing van<br />

CAO 26 en van de <strong>Vlaams</strong>e Inschakelingspremie<br />

de werkkansen te verhogen, worden door<br />

de ATB-diensten en hun partners individueel<br />

besproken met de betrokken persoon met een<br />

handicap en met de potentiële werkgevers.<br />

Precieze gegevens over het aantal ATB-cliënten<br />

dat effectief op deze regelingen een beroep<br />

doet, valt uit de rapportering over de ATB-diensten<br />

niet op te maken. Ik verzoek het <strong>Vlaams</strong><br />

Fonds om bij het ontwikkelen van een uniform<br />

cliëntvolgsysteem voor de ATB-diensten, de<br />

koppeling van de ATB-cliëntenbestanden met


-1251- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

het databeheer CAO 26 en VIP in het Fonds<br />

mogelijk te maken.<br />

Tewerkstelling met Tewerkstelling met Totaal op 31.12.99<br />

CAO 26 op 31.12.99 VIP op 31.12.99 (*)<br />

Antwerpen 730 80 810<br />

Limburg 479 14 493<br />

Oost-Vlaanderen 485 85 570<br />

West-Vlaanderen 649 113 762<br />

Brabant 430 35 465<br />

Totaal 2.773 327 3.100<br />

(*) pas van kracht vanaf 1 januari 1999<br />

3. Zoals bepaald in artikel 3, § 5 van het bovengenoemd<br />

besluit ATB, is de VDAB een van de bevoorrechte<br />

partners in het samenwerkingsverband.<br />

Voor elke persoon met een handicap<br />

wordt een maximale inspanning geleverd opdat<br />

hij kan deelnemen aan acties in het gewone opleidings-<br />

en arbeidscircuit.<br />

Op 30 mei 2000 hebben de <strong>Vlaams</strong>e minister<br />

van Werkgelegenheid en ikzelf een overeenkomst<br />

afgesloten om de tewerkstelling van personen<br />

met een handicap te bevorderen via de<br />

uitbouw van de lokale dienstverlening. Concreet<br />

betekent dit dat de ATB-diensten worden<br />

ingebed in het gedecentraliseerd arbeidsmarktbeleid<br />

en in de lokale werkwinkels. Zo worden<br />

de basisdienstverlening en de trajectbegeleiding<br />

gestroomlijnd naar één loket. Deze overeenkomst<br />

zal, samen met de eerder genoemde<br />

voorstellen tot aanpassing, in een voorstel van<br />

wijzigingsbesluit ATB worden vastgelegd.<br />

Een ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen<br />

het <strong>Vlaams</strong> Fonds en de VDAB, actueel ter<br />

bespreking in het beheerscomité van de VDAB,<br />

moet de afspraken inzake een gemeenschappelijk<br />

doelgroepmanagement voor de ruimere<br />

groep van de "arbeidsgehandicapten" concretiseren.<br />

Gelet op de omvang van deze groep is<br />

het aangewezen dat de partners op het terrein<br />

gemeenschappelijk strategieën ontwikkelen om<br />

deze werkzoekenden via trajectwerking te begeleiden<br />

naar een passende job.<br />

Andere (verplichte) partners in het ATB-samenwerkingsverband<br />

zijn de centra voor gespecialiseerde<br />

voorlichting bij beroepskeuze<br />

(CGVB) en de centra voor beroepsopleiding<br />

(CBO). De CGVB's zijn de belangrijkste actor<br />

in de eerste fase van het traject (intake, oriëntering,<br />

...) en de CBO's spelen uiteraard een cruciale<br />

rol in de opleiding, werkervaring en begeleiding<br />

bij en na de indiensttreding.<br />

4. De huidige regelgeving beoogt een tewerkstelling<br />

in het normaal economisch circuit. Derhalve<br />

kunnen werknemers van een beschutte werkplaats<br />

ook een beroep doen op een ATB-dienst<br />

met het oog op een doorstroming naar het<br />

NEC.<br />

De uitbreiding van de ATB-opdracht naar<br />

werknemers die worden georiënteerd naar beschutte<br />

werkplaatsen zal in de komende maanden<br />

worden geregeld.<br />

5. De duur van een arbeidstraject is afhankelijk<br />

van veel factoren die individueel verschillen.<br />

Het <strong>Vlaams</strong> Fonds gaat enkel na of de opleidingsfase<br />

wordt afgewerkt binnen de duur van<br />

twee jaar en binnen het opleidingskrediet van<br />

3.600 uren per cursist.<br />

De duur van het traject zal wel in kaart kunnen<br />

worden gebracht via het cliëntvolgsysteem<br />

(CVS) dat de VDAB hanteert en dat, via het samenwerkingsakkoord,<br />

ook zal worden gebruikt<br />

door de ATB-diensten.<br />

6. Een ATB-begeleiding wordt als geslaagd beschouwd<br />

als er een tewerkstelling wordt gerealiseerd<br />

in het normaal economisch circuit die<br />

minstens drie maanden duurt binnen het jaar na<br />

de datum van het afsluitend gesprek in fase V<br />

van het arbeidstraject (art. 7, 3°).<br />

De begeleiding gebeurt gedurende die drie<br />

maanden en bestaat erin dat de ATB -dienst, of


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1252-<br />

één van de partners, in de beginfase van de tewerkstelling<br />

de integratie op de werkvloer begeleidt,<br />

advies verleent inzake de aanpassing<br />

van de arbeidspost en de vorderingen, en eventuele<br />

knelpunten evalueert en remedieert in<br />

overleg met de werknemers en de werkgevers.<br />

In een latere fase kunnen zowel werkgever als<br />

werknemer een beroep doen op de ondersteuning<br />

of de bemiddeling van de ATB-dienst.<br />

7. De ATB-diensten kunnen eveneens personen<br />

begeleiden die behoren tot de door de <strong>Vlaams</strong>e<br />

of Brusselse regering bepaalde risicogroepen.<br />

Dit aantal begeleidingen mag 45 % van het totale<br />

aantal begeleidingen niet overstijgen (art.<br />

8).<br />

In 1999 werden 970 personen binnen deze groep<br />

door ATB begeleid.<br />

Vraag nr. 60<br />

van 21 december 2000<br />

van mevrouw SONJA BECQ<br />

Sociaal huis – Stand van zaken (2)<br />

Op 27 oktober 2000 stelde ik een schriftelijke<br />

vraag in verband met het onduidelijke concept "sociaal<br />

huis". De minister verwees – vermoedelijk in<br />

antwoord op mijn subvragen 1 en 2 ("wat voor<br />

haar de essentiële kenmerken zijn van het sociaal<br />

huis", "op welke wijze het sociaal huis wordt geoperationaliseerd"<br />

en "welke timing, werkwijze<br />

wordt gehanteerd en wie bij dit proces structureel<br />

wordt betrokken"), naar een nog te ontwikkelen<br />

concept.<br />

Er was echter geen duidelijk antwoord op de subvraag<br />

naar de verhouding tussen sociaal huis en gemeentelijke<br />

dienstverlening, en er was totaal geen<br />

antwoord op mijn subvragen 4 en 5 (Bulletin van<br />

Vragen en Antwoorden nr. 7 van 2 februari 2001,<br />

blz. 969 – red.).<br />

Vandaar dan ook opnieuw volgende vragen.<br />

1. Hoe verhoudt het sociaal huis zich tot de gemeentelijke<br />

dienstverlening <br />

2. Volgens welke criteria en op welke wijze worden<br />

experimentele sociale huizen toegewezen <br />

Kunnen OCMW's zich vrij kandidaat stellen <br />

Welke financiële of andere ondersteuning krijgen<br />

zij <br />

Zijn er reeds experimentele sociale huizen opgestart<br />

<br />

3. Is het de bedoeling dat diverse experimentele<br />

huizen verschillende wegen kunnen opgaan, of<br />

is het de bedoeling dat zij alle dezelfde werkwijze<br />

hanteren <br />

Antwoord<br />

1. In mijn vorig antwoord werd wel degelijk op<br />

deze vraag ingegaan :<br />

– "volgende partners spelen hier een cruciale<br />

rol: lokale besturen (OCMW en gemeente),<br />

..." ;<br />

– "uiteraard kan dit alles niet volledig losstaan<br />

van de initiatieven die de vereenvoudiging<br />

van de administratie voor de burger beogen.<br />

Hiervoor wordt nauw overleg gepleegd binnen<br />

de regering".<br />

2. Zoals ik reeds in mijn vorig antwoord stelde,<br />

loopt er tot eind 2001 een actieonderzoek met<br />

het oog op de concrete invulling van het concept<br />

"sociaal huis".<br />

De ondersteuning van experimenten zal binnen<br />

dit kader worden georganiseerd.<br />

RENAAT LANDUYT<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN WERKGELEGENHEID EN TOERISME<br />

Vraag nr. 11<br />

van 14 december 2000<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Campings – Groensubsidies<br />

Uit vele bevragingen blijkt dat toeristen op campings<br />

zeer gevoelig zijn voor groenaanleg op en<br />

rond de terreinen. Vooral het gebrek aan onderlinge<br />

afscherming van de percelen door groenaanplanting<br />

wordt door hen als een minpunt beschouwd<br />

(Campingfederatie CKVB – Jaarboek<br />

2000).<br />

Het zijn vooral de campings aan de Kust die met<br />

dit probleem worden geconfronteerd, en dit om<br />

verschillende redenen.


-1253- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Er is de kostprijs van de gronden, wat de uitbater<br />

dwingt tot een politiek van minimale plaatsen in<br />

oppervlakte, met als gevolg dat wordt gekozen<br />

voor het opstellen van de verblijven in rechte lijnen,<br />

met weinig ruimte voor groen. Bovendien is er<br />

de voor de beplanting destructieve invloed van de<br />

steeds aanwezige zeewind, alhoewel een aantal<br />

groensoorten toch goed gedijt in kuststreken. De<br />

voornaamste reden echter voor het ontbreken van<br />

groen is het onderhoud, dat arbeidsintensief en<br />

duur is.<br />

De sector wil de uitbaters motiveren voor groenaanleg<br />

door een stimulerende maatregel via het<br />

premiebesluit.<br />

Na een unaniem advies van de <strong>Vlaams</strong>e Raad voor<br />

het Toerisme (19 mei 1999) en van het Technisch<br />

Comité van de Openluchtrecreatieve Verblijven<br />

(26 mei 1999) om de lijst van werkzaamheden die<br />

voor een premie in aanmerking komen uit te breiden<br />

met twee rubrieken, enerzijds onroerende,<br />

sport- en spelinfrastructuur voor kinderen, en anderzijds<br />

groenaanplanting binnen het terrein, heeft<br />

de toenmalige <strong>Vlaams</strong>e overheid op 8 juni 1999 –<br />

in tegenstelling tot rubriek één – de groenaanplanting<br />

binnen het terrein niet in aanmerking genomen<br />

voor subsidiëring.<br />

Nochtans vormen deze aanplantingen een belangrijke<br />

rol in de kwaliteitsverbetering van de sector.<br />

Bovendien zouden veel groenaanplantingen niet<br />

alleen de aantrekkelijkheid van de campings verhogen,<br />

maar er ook voor zorgen dat ze minder opvallen<br />

in grote open ruimten.<br />

1. Werd het destijds unaniem advies van de<br />

<strong>Vlaams</strong>e Raad voor het Toerisme en het Technisch<br />

Comité de Openluchtrecreatieve Verblijven<br />

om "groenaanplantingen binnen het terrein"<br />

toe te voegen aan de lijst van door de<br />

<strong>Vlaams</strong>e overheid gesubsidieerde werkzaamheden,<br />

door de minister reeds geëvalueerd Met<br />

welke conclusies <br />

Hoe staat de minister tegenover de beslissing<br />

van de toenmalige <strong>Vlaams</strong>e overheid (8 juni<br />

1999) om dit advies niet te volgen <br />

2. Wordt er beleidsmatig van uitgegaan dat groenaanleg<br />

op kampeerterreinen nodig is in het<br />

kader van een algemene kwaliteitsverbetering<br />

van de sector <br />

3. Wordt in dat opzicht de toenmalige beslissing<br />

van de <strong>Vlaams</strong>e overheid dan ook herzien en de<br />

gevraagde subsidie alsnog toegekend <br />

Antwoord<br />

1. De motivering van de vorige <strong>Vlaams</strong>e regering<br />

om groenaanplantingen niet in deze lijst van<br />

subsidiabele werken op te nemen, is mij niet bekend,<br />

zodat het niet mogelijk is er een uitspraak<br />

over te doen.<br />

Voorts werd er nog niet overgegaan tot een globale<br />

evaluatie van de adviezen uitgebracht door<br />

de <strong>Vlaams</strong>e Raad voor het Toerisme en het<br />

Technisch Comité van de Openluchtrecreatieve<br />

Verblijven aan de vorige <strong>Vlaams</strong>e regering.<br />

2. Uit de reeds goedgekeurde premiedossiers<br />

blijkt dat wanneer groenaanplantingen worden<br />

gebruikt als afsluiting van een camping of kampeerverblijfpark,<br />

de aankoop en aanleg ervan<br />

reeds worden gesubsidieerd met toepassing van<br />

de rubriek "afsluitingen" van het kampeerpremiebesluit.<br />

Campings genieten dus reeds gedeeltelijk<br />

groensubsidies.<br />

Kamperen is een toeristische verblijfsactiviteit<br />

die in ideale omstandigheden het best in een<br />

rustige en groene omgeving plaatsvindt. Een degelijke<br />

groenaanleg zal dan ook de aantrekkelijkheid<br />

ervan verhogen en bijdragen tot een<br />

kwalitatief kampeertoerisme.<br />

Uit onderzoek is gebleken dat destijds, bij de<br />

opmaak en uitvaardiging van het kampeerpremiebesluit,<br />

prioriteit werd gegeven aan de subsidiëring<br />

van werken en materialen voor de verbetering<br />

van de brandveiligheid, de milieuzorg<br />

en de hygiëne op de terreinen voor openluchtrecreatieve<br />

verblijven.<br />

Tijdens de periode 1995-2000 werd afgerond<br />

135 miljoen frank aan subsidies vastgelegd voor<br />

215 goedgekeurde premieaanvragen. Dit komt<br />

overeen met een gemiddelde subsidie van ongeveer<br />

628.000 frank per aanvraag en een totale<br />

eigenlijke investering in het kampeertoerisme<br />

van ruim 450 miljoen frank.<br />

3. Het campingdecreet laat toe om, op advies van<br />

het Technisch Comité van de Openluchtrecreatieve<br />

Verblijven en de <strong>Vlaams</strong>e Raad voor het<br />

Toerisme, de modaliteiten van het kampeerpremiebesluit<br />

te evalueren en eventueel bij te sturen.<br />

Momenteel geef ik nog de voorkeur aan de toekenning<br />

van premies om de aanleg en de uit-


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1254-<br />

rusting van campings mogelijk te maken op<br />

grond van de bepalingen van het huidig kampeerdecreet<br />

en subsidiebesluit, met het oog op<br />

het afleveren van de broodnodige vergunningen,<br />

die al jaren op zich laten wachten.<br />

Daarna ben ik bereid om de gehele premieregeling<br />

in zijn totaliteit te bekijken en te evalueren<br />

met het oog op een eventuele bijsturing.<br />

In dat geval zal de mogelijke subsidiëring van<br />

de groenaanleg eveneens aan bod komen.<br />

Vraag nr. 13<br />

van 14 december 2000<br />

van de heer JAN LOONES<br />

Campings – Toeristisch kamperen<br />

Terwijl campings oorspronkelijk enkel toeristische<br />

doeleinden nastreefden, worden veel uitbaters vandaag<br />

de dag geconfronteerd met het fenomeen<br />

"campingwonen" (Terzake : praktijkblad over lokaal<br />

beleid en samenlevingsopbouw, Creatief met<br />

camping – februari 2000).<br />

Enerzijds vindt de campingsector dat de uitbating<br />

van vaste plaatsen op kampeerterreinen een noodzaak<br />

is en blijft ; anderzijds is de sector toch van<br />

oordeel dat de diverse overheden en toeristische<br />

diensten met recht pleiten voor meer zogenaamde<br />

"toeristische uitbatingen" (Campingfederatie<br />

CKVB – Jaarboek 2000).<br />

Maar uiteindelijk ligt de keuze tussen een uitbating<br />

met meer toeristische, dan wel meer vaste plaatsen<br />

bij de uitbater van het betrokken terrein. Het kan<br />

volgens de sector nooit de bedoeling zijn om een<br />

omschakeling naar meer toeristische kampeerplaatsen<br />

op te leggen.<br />

Ten slotte houdt de toeristische uitbating van een<br />

camping meer financiële risico's in dan de vaste,<br />

gelet op de afhankelijkheid van het weer. Een toeristische<br />

uitbating is ook meer arbeidsintensief.<br />

De federatie ziet wel mogelijkheden om dit soort<br />

uitbatingen te stimuleren via fiscale maatregelen,<br />

promotionele logistieke steun en premies, structurele<br />

ondersteuningsmaatregelen voor uitbaters die<br />

letterlijk en figuurlijk "ruimte" willen maken voor<br />

meer toeristische exploitatievormen.<br />

1. Werd het voorstel van de sector om via structurele<br />

ondersteuningsmaatregelen de toeristische<br />

exploitatievormen op de kampeerterreinen te<br />

stimuleren, reeds geëvalueerd Met welke conclusies<br />

<br />

2. Welke maatregelen worden eventueel in het<br />

vooruitzicht gesteld <br />

Antwoord<br />

Het toeristisch kamperen moet aanzienlijk worden<br />

bevorderd en het imago van de sector moet verbeteren.<br />

De recente inspanningen van mij en van de sector<br />

voor de toepassing van het decreet via het afleveren<br />

van de nodige vergunningen, zijn daartoe een<br />

zeer belangrijke stap.<br />

Uit recente gesprekken met de Campingfederatie<br />

blijkt dat mij in de eerstekomende weken een volledig<br />

uitgewerkt concept inzake mogelijke initiatieven<br />

zal worden overhandigd.<br />

Ik zal deze voorstellen in zijn totaliteit bekijken en<br />

evalueren.<br />

II. VRAGEN WAARVAN<br />

DE REGLEMENTARE TERMIJN<br />

VERSTREKEN IS EN WAAROP<br />

NOG NIET WERD GEANTWOORD*<br />

(Reglement artikel 81, 6)<br />

PATRICK DEWAEL<br />

MINISTER-PRESIDENT<br />

VAN DE VLAAMSE REGERING,<br />

VLAAMS MINISTER VAN FINANCIEN,<br />

BEGROTING, BUITENLANDS BELEID<br />

EN EUROPESE AANGELEGENHEDEN<br />

Vraag nr. 29<br />

van 11 januari 2001<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

Nationale Delcrederedienst – Vrouwen<br />

In haar vergadering van 20 oktober 2000 vaardigde<br />

de <strong>Vlaams</strong>e regering de heren Hugo Van Driessche<br />

en Rudy De Meyer af naar de raad van beheer van<br />

de Nationale Delcrederedienst. Als plaatsvervangers<br />

werden Daniël Geerts en Theodoor Vanden<br />

Berghe aangewezen. Het gaat dus uitsluitend om<br />

mannen.<br />

*datum van afsluiting : 15/3


-1255- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

Nochtans engageerde de <strong>Vlaams</strong>e regering zich<br />

extra-inspanningen te doen om tot een evenwichtiger<br />

samenstelling van raden van bestuur te komen.<br />

1. Deed de regering voor deze aanstellingen een<br />

beroep op de Pluspuntbank <br />

2. Hoe werd deze afvaardiging bekendgemaakt <br />

Welk profiel werd vooropgesteld <br />

Vraag nr. 35<br />

van 18 januari 2001<br />

van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN<br />

1. Welke resoluties/moties betreffende de bevoegdheden<br />

van de minister goedgekeurd door<br />

het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> vóór juli 1999 blijven van<br />

kracht in zijn/haar huidig beleid <br />

2. Geldt dit voor de volledige tekst van de resolutie/motie<br />

of alleen voor bepaalde onderdelen <br />

3. Heeft de minister reeds een overzicht gegeven<br />

van de stand van zaken van alle resoluties/moties<br />

goedgekeurd tijdens deze legislatuur naar<br />

aanleiding van de begrotingsbesprekingen <br />

N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.<br />

Moties en resoluties – Opvolging<br />

Goedgekeurde resoluties en moties zijn aanbevelingen<br />

van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> aan de regering.<br />

Zoals het Reglement van het parlement bepaalt,<br />

wordt verwacht dat elke minister de opvolging van<br />

haar/zijn resoluties en moties vermeldt naar aanleiding<br />

van de beleidsbrief. Dit is voor het beleid 2001<br />

niet altijd gebeurd.<br />

Uit de lectuur van het verslag van het Rekenhof<br />

over de uitvoering door de <strong>Vlaams</strong>e regering van<br />

de resoluties van het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> (Stuk 39<br />

(1999-2000)) blijkt dat het Rekenhof heeft nagegaan<br />

welk gevolg de <strong>Vlaams</strong>e regering heeft gegeven<br />

aan twaalf resoluties die door het <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong><br />

werden goedgekeurd in de periode van<br />

1996 tot het einde van de vorige legislatuur, in<br />

1999. Het gaat hierbij uitsluitend om die resoluties<br />

welke rechtstreeks voortvloeien uit de contacten<br />

met het Rekenhof.<br />

De opvolging van de andere resoluties/moties<br />

wordt nergens systematisch bijeengebracht. In de<br />

beleidsbrieven van sommige ministers wordt wel<br />

verwezen naar resoluties/moties van deze legislatuur,<br />

soms zelfs van vorige legislatuur, en wordt de<br />

stand van zaken gegeven.<br />

Het is dus ondoorzichtig door welke resoluties/moties<br />

de regering zich gebonden voelt. Strikt juridisch<br />

gesproken zijn de moties/resoluties van vorige<br />

legislatuur gericht tot de vorige ministers. Of ze<br />

nadien al dan niet als beleidsuitgangspunt worden<br />

gebruikt, is nu niet duidelijk.<br />

BERT ANCIAUX<br />

VLAAMS MINISTER<br />

VAN CULTUUR, JEUGD,<br />

BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN<br />

EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING<br />

Vraag nr. 27<br />

van 25 januari 2001<br />

van de heer JOS STASSEN<br />

Boelwerf Temse – Archief<br />

Volgens mijn informatie is bij het akkoord tussen<br />

de curatele van de Boelwerf in Temse en het consortium<br />

dat heel het terrein en de gebouwen van<br />

de Boelwerf overneemt, het (immense) archief van<br />

de Boelwerf in meerdere delen verspreid.<br />

1. Wat is de situatie van het archief van de Boelwerf<br />

<br />

2. Welke inspanningen heeft de minister reeds gedaan<br />

om dit Boelwerf-archief integraal te behouden<br />

<br />

3. Worden eventueel nieuwe inspanningen op dat<br />

vlak in het vooruitzicht gesteld <br />

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan de<br />

heer Dirk Van Mechelen, <strong>Vlaams</strong> minister van<br />

Economie, Ruimtelijke Ordening en Media.


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1256-<br />

III. VRAGEN WAARVAN<br />

DE REGLEMENTAIRE TERMIJN<br />

VERSTREKEN IS MET<br />

TEN MINSTE TIEN WERKDAGEN<br />

EN DIE OP VERZOEK<br />

VAN DE VRAAGSTELLERS WERDEN<br />

OMGEZET IN VRAGEN OM UITLEG<br />

(Reglement artikel 81, 4)<br />

Nihil


-1257- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

REGISTER<br />

Nr. Datum Vraagsteller Onderwerp Blz.<br />

P. DEWAEL, minister-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Financiën, Begroting, Buitenlands Beleid<br />

en Europese Aangelegenheden<br />

13 14.11.2000 R. Van Cleuvenbergen Regelgeving – Inwerkingtreding en publicatiedatum . . . . . . . . . . . . . . . . . 1205<br />

21 06.12.2000 J. Coens Heffing leegstand – Vrijstelling bij overmacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1231<br />

22 06.12.2000 C. Decaluwe Onroerende voorheffing – Bezwaarschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1232<br />

23 15.12.2000 J. De Roo Adviesraden – Budget . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1233<br />

24 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1234<br />

25 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Zuid-Afrikaprojecten – Taalgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1235<br />

26 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Domeinnaam.vl – Initiatieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1107<br />

29 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Nationale Delcrederedienst – Vrouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1254<br />

32 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1235<br />

33 12.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Buitenlands Beleid – Schotland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1107<br />

35 18.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Moties en resoluties – Opvolging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1255<br />

36 25.01.2001 S. Becq Elektronische informatie – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1236<br />

39 01.02.2001 C. Vandenbroeke Beleidsgericht onderzoek – Projecten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1238<br />

S. STEVAERT, minister vice-president van de <strong>Vlaams</strong>e regering, <strong>Vlaams</strong> minister van Mobiliteit, Openbare Werken en<br />

Energie<br />

77 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1109<br />

78 21.12.2000 R. Van Goethem Windturbines – Investerings- en energiekosten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1109<br />

79 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Reclame langs gewestwegen – Infrastructuur van openbaar nut . . . . . . . . 1111<br />

80 11.01.2001 B. Tobback Telecominfrastructuur – Controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1112<br />

81 11.01.2001 C. Decaluwe Zuidoostelijke randweg Tielt – Planning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1113<br />

82 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1113<br />

83 12.01.2001 C. Decaluwe Kanaal Roeselare-Ooigem – Uitdieping . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1113<br />

84 12.01.2001 B. Tobback Zenne – Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1114<br />

87 17.01.2001 M. Keulen Bruggen Albertkanaal – Geplande werken (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1114<br />

M. VOGELS, <strong>Vlaams</strong> minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen<br />

36 06.12.2000 I. Van Kessel <strong>Vlaams</strong> Fonds – Wachtlijstwerking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1238<br />

37 06.12.2000 S. Becq Vrijwilligerswerk – Campagne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1240<br />

41 08.12.2000 S. Becq Kindeffectenraad – Adviezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1115<br />

onbeantwoord<br />

gecoördineerd antwoord


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1258-<br />

42 08.12.2000 S. Janssens-Vanoppen Vaccins – Combivax en Infanrix . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1242<br />

44 08.12.2000 S. Becq Vrijwilligerswerk – Erkenning en subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1243<br />

50 15.12.2000 P. Ceysens Krant voor werkende ouders – Financiering en verspreiding . . . . . . . . . . 1117<br />

52 15.12.2000 P. Ceysens Adoptiebeleid – VZW Gewenst Kind Zoekregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1244<br />

53 15.12.2000 E. Matthijs Artikel 43 OCMW-wet – Uitvoeringsbesluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1246<br />

54 21.12.2000 P. Ceysens Vrijwilligerswerk – Zelfhulpgroepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1117<br />

55 21.12.2000 P. Ceysens Adoptiediensten – Boekhoudkundige inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1247<br />

56 21.12.2000 P. Ceysens Kandidaat-adoptanten – Leeftijdsgrens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1248<br />

57 21.12.2000 S. Becq Buitenschoolse kinderopvang – Personeelsstatuut . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1248<br />

58 21.12.2000 S. Becq Arbeidstrajectbegeleiding – Evaluatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1249<br />

59 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1118<br />

60 21.12.2000 S. Becq Sociaal huis – Stand van zaken (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1252<br />

61 05.01.2001 P. Ceysens Filmkeuringscommissie – Werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1118<br />

62 05.01.2001 L. Caluwe Visueel gehandicapten – Invoering euro . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1119<br />

66 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1119<br />

B. ANCIAUX, <strong>Vlaams</strong> minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking<br />

17 15.12.2000 F. Dewinter "Nachten van de Ramadan" – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1120<br />

20 09.01.2001 J. Loones <strong>Vlaams</strong>e Film – Leefbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1121<br />

21 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Sociaal-culturele verenigingen – Concurrentie SIF-projecten . . . . . . . . . . 1121<br />

22 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1122<br />

24 18.01.2001 P. Ceysens Studie basisindicatoren jeugdbeleid – Voortzetting . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1122<br />

27 25.01.2001 J. Stassen Boelwerf Temse – Archief . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1255<br />

30 01.02.2001 L. Van Nieuwenhuysen Nederlands-<strong>Vlaams</strong> Huis – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1122<br />

M. VANDERPOORTEN, <strong>Vlaams</strong> minister van Onderwijs en Vorming<br />

38 14.12.2000 R. Van Cleuvenbergen Alternatieve geneeskunde – Opleidingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1123<br />

39 14.12.2000 P. Huybrechts Thesisjaar – Sensibilisering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1124<br />

40 15.12.2000 A. Moreau Drugpreventie – Basisonderwijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1124<br />

41 15.12.2000 P.Ceysens A2-verpleegkundigen – Brugopleiding A1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1125<br />

42 21.12.2000 D. De Cock Schoolcomputers – Tweedehands . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1126<br />

43 21.12.2000 J. De Meyer Onderwijspersoneel – Wedde-afhouding bij staking . . . . . . . . . . . . . . . . . 1127<br />

44 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1128<br />

45 05.01.2001 J. De Meyer Cumulatie onderwijs-privé – Bezoldigingsregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1129<br />

46 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Franstalige faciliteitenscholen – Nationaliteiten (2) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1129<br />

47 09.01.2001 J. Malcorps Klasse – Reclame voor wegwerpverpakkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1130<br />

onbeantwoord<br />

gecoördineerd antwoord


-1259- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

48 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Leerlingentellingen – Illegalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1131<br />

49 11.01.2001 J. De Meyer Vervangingspools – VDAB-opdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1131<br />

50 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1133<br />

51 12.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Franstalige leerlingen West-Vlaanderen – Onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . 1133<br />

52 12.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Gezondheidseducatie – Gratis-fruitacties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1134<br />

53 18.01.2001 C. Decaluwe Omzetting Europese regelgeving – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . 1134<br />

R. LANDUYT, <strong>Vlaams</strong> minister van Werkgelegenheid en Toerisme<br />

11 14.12.2000 J. Loones Campings – Groensubsidies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1252<br />

12 14.12.2000 J. Loones Campings – Flexibiliteit arbeidsvoorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1135<br />

13 14.12.2000 J. Loones Campings – Toeristisch kamperen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1254<br />

14 21.12.2000 J. Loones Campings – Sectoronderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1136<br />

15 21.12.2000 J. Loones Campings – Bewegwijzering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1137<br />

16 21.12.2000 J. Loones Campings – Verblijfsstatistieken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1138<br />

17 21.12.2000 M. Keulen Hengelhoef Houthalen-Helchteren – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1139<br />

18 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1140<br />

19 21.12.2000 J. Loones <strong>Vlaams</strong>e Kust – Benaming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1140<br />

20 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Reïntegratie na loopbaanonderbreking – Kinderopvang . . . . . . . . . . . . . . 1141<br />

21 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1142<br />

V. DUA, <strong>Vlaams</strong> minister van Leefmilieu en Landbouw<br />

42 06.12.2000 J. Stassen Barbierbeek Kruibeke – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1142<br />

45 06.12.2000 C. Decaluwe Rioolwaterzuiveringsinstallaties – Kikkerplannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1144<br />

50 15.12.2000 J. De Roo Waterzuivering – Samenwerking met Nederland . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1147<br />

51 15.12.2000 P. Lachaert Natuurreservaten – Erkenning en subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1147<br />

52 21.12.2000 C. Decaluwe Individuele waterzuivering – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1148<br />

53 21.12.2000 C. Decaluwe Kleinschalige waterzuivering – Kortrijk-Roeselare-Tielt . . . . . . . . . . . . . . 1149<br />

54 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Kalmthoutse Heide – Werken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1150<br />

55 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1154<br />

56 05.01.2001 J. Loones Natuurherstel IJzermonding – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1154<br />

57 11.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Wateroverlast Sluizen (Tongeren) – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1155<br />

58 11.01.2001 B. Tobback Zeekanaal Brussel-Schelde – Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1156<br />

59 11.01.2001 B. Tobback Vaalbeek-Molenbeek Oud-Heverlee – Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . 1158<br />

60 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1160<br />

61 12.01.2001 C. Decaluwe Militaire domeinen – Natuurbeheer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1161<br />

62 12.01.2001 B. Tobback Zenne – Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1162<br />

onbeantwoord<br />

gecoördineerd antwoord


<strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001 -1260-<br />

64 18.01.2001 P. Gysbrechts Tankstations – Tegemoetkoming bodemsanering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1168<br />

65 18.01.2001 C. Decaluwe E17 Rekkem-Menen – Bodemverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1169<br />

66 18.01.2001 R. Van Cleuvenbergen Moties en resoluties – Opvolging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1169<br />

67 19.01.2001 J. Laurys Studieopdrachten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1170<br />

70 19.01.2001 A. Van Nieuwkerke Muskusrattenbestrijding – Methode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1170<br />

J. SAUWENS, <strong>Vlaams</strong> minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Sport<br />

60 14.12.2000 C. Vandenbroeke Sociale huurwoningen – Verkiezingsaffiches . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1172<br />

61 14.12.2000 J. Librecht Exportsubsidiëring – Eenmanszaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1173<br />

62 14.12.2000 M. Keulen Ambtenarenevaluatie – Resultaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1173<br />

63 15.12.2000 P. Huybrechts Kanaalbrug Vroenhoven – Bestemming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1175<br />

64 15.12.2000 E. Matthijs Artikel 43 OCMW-wet – Uitvoeringsbesluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1176<br />

65 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Sportbeleid Kraainem – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1177<br />

66 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1178<br />

67 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Export Vlaanderen – Zendingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1178<br />

68 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Export Vlaanderen – Vacatures diensthoofd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1179<br />

69 05.01.2001 K. Helsen Mindervalidensport – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1180<br />

70 05.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen BDBH – <strong>Vlaams</strong>e vertegenwoordiging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1182<br />

71 09.01.2001 F. Dewinter Bijzonder vertegenwoordiger – Opdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1183<br />

72 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Export Vlaanderen – Wijziging personeelsstatuut . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1183<br />

73 11.01.2001 M. Keulen Lokale mandatarissen – Presentiegeld gepensioneerden . . . . . . . . . . . . . . 1184<br />

74 11.01.2001 C. Vandenbroeke Export Vlaanderen – Vacatures . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1185<br />

75 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1186<br />

76 12.01.2001 C. Decaluwe Sociale woningen – Verhuring buiten sociaal stelsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1187<br />

77 12.01.2001 C. Decaluwe Onbewoonbare woningen – Stand van zaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1188<br />

D. VAN MECHELEN, <strong>Vlaams</strong> minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media<br />

47 21.12.2000 J. Loones <strong>Vlaams</strong>e film – VRT-participaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1188<br />

48 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen BVN-TV – Subsidiëring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1190<br />

49 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Gewestplanwijziging Voerstreek – Uitvoering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1191<br />

50 21.12.2000 C. Decaluwe Verwijlintresten – Overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1192<br />

51 21.12.2000 L. Van Nieuwenhuysen Zuidelijk Eiland Bornem – Nivelleringswerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1193<br />

52 09.01.2001 F. Dewinter Bijzonder vertegenwoordiger – Opdrachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1193<br />

53 09.01.2001 J. Loones <strong>Vlaams</strong>e film – Leefbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1194<br />

54 09.01.2001 L. Van Nieuwenhuysen Verkiezingsuitzendingen – Politieke partijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1195<br />

55 09.01.2001 J. Coens Bouwdossiers – Behandelingsduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1199<br />

onbeantwoord<br />

gecoördineerd antwoord


-1261- <strong>Vlaams</strong> <strong>Parlement</strong> – Vragen en Antwoorden – Nr. 9 – 16 maart 2001<br />

56 11.01.2001 J. Loones Vensterslachtoffers – Maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1200<br />

57 12.01.2001 C. Decaluwe Bouwdossiers – Behandelingsduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1200<br />

58 12.01.2001 I. Vertriest Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Sociale huisvesting . . . . . . . . . . . 1203<br />

60 18.01.2001 J. De Meyer Doel – Werkgroep Strategisch Plan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1204<br />

onbeantwoord<br />

gecoördineerd antwoord

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!