Direct naar artikelinhoud

Kosovo is heilig voor Albanezen én Serviërs

Kosovo is zowel de kracht als de zwakte van de Servische leider Slobodan Milosevic. De ook onder zijn eigen volk impopulaire president krijgt brede steun voor zijn onwrikbare houding....

Van onze buitenlandredacteurCorine de VriesAMSTERDAMStudenten, oppositie, de Servisch-Orthodoxe kerk, vrijwel allemaal vinden ze dat Kosovo onlosmakelijk aan Servië is verbonden. Waarom is die provincie, waar 90 procent van de bevolking bestaat uit Albanezen, zo belangrijk voor de Serviërs?Wie de wortels van het conflict in Kosovo wil begrijpen, moet beseffen dat het niet zozeer de geschiedkundige feiten zijn die de hevigheid van de emoties verklaren, maar het verwrongen beeld dat de Serviërs en de Albanezen van hun geschiedenis hebben.Beide partijen beschouwen Kosovo, de meest zuidelijke provincie van Servië, als heilige grond. Voor de Albanezen is Kosovo de plek waar zij hun nationale identiteit hebben ontdekt. De strijd tegen de Servische kolonialisten wordt van vader op zoon doorgegeven. Hun doel is onafhankelijkheid, of aansluiting bij een Groot-Albanië.De Serviërs zien Kosovo als de bakermat van de Servisch-Orthodoxe kerk, als belangrijk deel van het Servische rijk in de Middeleeuwen. Zij omschrijven de streek graag als het Servische Jeruzalem. Maar die vergelijking gaat mank. In tegenstelling tot de joden en de Palestijnen hebben de Serviërs nooit veel enthousiasme getoond om zich op de voor hen zo heilige grond te vestigen. Tijdens de oorlog in Bosnië en Kroatië hebben de autoriteiten nog geprobeerd Servische vluchtelingen in Kosovo te huisvesten, maar de meesten van hen voelden daar niets voor.Op het eerste gezicht lijken etnische en religieuze haat ten grondslag te liggen aan het conflict. De orthodoxe Serviërs en de islamitische Albanezen spreken namelijk een totaal verschillende taal. Dat is een groot verschil met de oorlog in Bosnië, waar de Moslims, Kroaten en Serviërs allemaal Slaven zijn en dezelfde taal spreken.Toch had tot honderd jaar geleden geen enkel gewapend conflict in Kosovo het karakter van een etnische strijd tussen Albanezen en Serviërs. Integendeel, de volkeren waren vaak ook bondgenoten, schrijft Noel Malcolm in zijn boek Kosovo, a short history. En ze hebben een lange traditie van samenwerken en gemengde huwelijken.Zelfs tijdens de roemruchte slag om het Merelveld in 1389 - waarbij de Servische koning Lazar werd verslagen door de Ottomaanse sultan Murat - hebben vermoedelijk Serviërs en Albanezen zowel zij aan zij als tegen elkaar gestreden. Pas in de negentiende eeuw kenden de Serviërs deze veldslag een prominente plek toe in hun nationale ideologie. Hierbij baseerden de geschiedschrijvers zich voornamelijk op epische heldendichten.Overigens is Kosovo door de eeuwen heen niet het toonbeeld geweest van tolerantie en rust. Er zijn vele veldslagen uitgevochten. En de Servisch-Orthodoxe boeren waren in de achttiende en begin negentiende eeuw een dankbare prooi voor de Albanese grootgrondbezitters. Maar deze exploitatie kwam niet voor uit etnische of religieuze motieven: ook islamitische Albanezen werden door hen uitgebuit.De kiem van de haat die nu in Kosovo zo voelbaar is, werd gezaaid aan het eind van de vorige eeuw. Toen verdreef de nieuwe Servische staat onder invloed van het groeiend nationalisme duizenden Albanezen en Moslims van het Servisch grondgebied, waartoe Kosovo toen nog niet behoorde.In 1912 verdreven de Serviërs de Ottomanen uit Kosovo. De Servische en Montenegrijnse soldaten beschouwden de annexatie als wraak voor de verloren slag op het Merelveld en als bevrijding van hun onderdrukte volksgenoten. Ze trokken plunderend en verkrachtend Kosovo binnen, en richtten een bloedbad aan onder de Albanezen.In de jaren die volgden werd de Albanese bevolking systematisch en wreed onderdrukt. Door in de Tweede Wereldoorlog met Hitler en Mussolini te collaboreren, kregen de Albanezen hun wraak en konden ze de Serviërs weer verdrijven. Dat ging er evenmin zachtzinnig aan toe.Na de oorlog werden die rollen omgedraaid. Pas in 1974 kregen de Albanezen van Tito wat meer vrijheid. Op die manier wilde Tito de Serviërs onder de duim houden. Kosovo werd een autonome republiek, met eigen grondwet, taal en parlement.Na de dood van Tito greep de opportunist Milosevic Kosovo aan om zich als nationalist te profileren. In 1989 ontnam hij de provincie haar autonome status. De Albanezen begonnen toen steeds meer te radicaliseren.Tijdens de oorlog in Bosnië, toen de internationale gemeenschap een andere kant opkeek, groeide onder de Kosovaren de populariteit van het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK). Vooral ook doordat Ibrahim Rugova, de pacifistische leider van Kosovo, niets bereikte met zijn pogingen via onderhandelingen de autonomie te herstellen. En sinds het uiteenvallen van Joegoslavië is de roep om onafhankelijkheid in Kosovo steeds luider gaan klinken.